Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 16

Hoofdstuk 3 | De tijd van monniken en ridders [vwo]

3.1 DE OPKOMST VAN DE ISLAM

BASISKENNIS EN VAARDIGHEDEN

1
Bijvoorbeeld:
a - (1) verhalen en figuren in Bijbel en Koran, (2) één almachtige God is die zich heeft
geopenbaard in een heilig boek
- Aanhangers verspreidden hun godsdienst.
- Het christendom werd in de eerste eeuwen bestreden, de islam was vanaf het begin een
godsdienst van heersers.
b - In 622 trok Mohammed van Mekka naar Medina.
- Hij was geestelijk leider en wereldlijk machthebber.

2
Bijvoorbeeld:
- Welke ontwikkeling vond plaats in de afbeeldingen van Mohammed?
- Waardoor gingen moslimkunstenaars Mohammeds gezicht niet meer afbeelden?

3
Bijvoorbeeld:
a - Kaliefen breidden de islamitische staat met veroveringen uit tot een groot Arabisch rijk.
- de meerderheid van soennieten tegenover den minderheid van sjiieten
b (1) Het Perzische en Byzantijnse rijk waren verzwakt. (2) De Arabieren waren militair sterk
en snel. (3) De Arabieren streden voor hun godsdienst en voor buit. (4) Een deel van de
overwonnen volken hielp bij de veroveringen.

4
Bijvoorbeeld:
c - Volgens Gibbon was de Frankische overwinning bij Poitiers goed geweest, omdat hij een
islamitische overheersing van Europa afkeurde.
- Volgens Levering was de Frankische overwinning bij Poitiers niet goed geweest voor
Europa, omdat daardoor het economische, wetenschappelijke en culturele niveau van
Europeanen meer dan drie eeuwen is achtergebleven.
b - Het past bij Gibbon want Franken zijn afgebeeld als sterke helden die het volk (met name
een vrouw met kind) beschermen tegen woeste Arabieren.
- Toen Frankrijk in 1830 Algerije veroverde, groeide de Franse interesse voor de eerdere
Franse overwinning op Arabieren.

5
Bijvoorbeeld:
a Het Arabische rijk viel uiteen in kleinere staten onder vorsten die vaak wel de
opperheerschappij van de kalief van Bagdad erkenden, maar die had weinig te vertellen.
b - (1) Er was een welvarende landbouwstedelijke samenleving met schitterende steden. (2)
Er was een bloeiende Arabische beschaving met het Arabische schrift, het Arabisch als
hoofdtaal en de islam als staatsgodsdienst. (3) Met plaatselijke bouwkundige tradities
ontstond een nieuwe architectuur. (4) Meestal tolereerden de Arabieren het christendom en
het jodendom. (5) Ze namen veel elementen van de Perzische en Grieks-Romeinse cultuur over.

1
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

6
Bijvoorbeeld:
a De man rechts maakt van kruiden uit de boom een geneesmiddel en de min in het midden
geeft dit aan een vorst (links).
b De afbeelding komt uit een Arabische vertaling van een Grieks boek uit de 1e eeuw over
geneeskunde. Het is een voorbeeld van de vele wetenschappelijke werken van de Grieken,
Perzen en Indiërs die Arabieren in het Arabisch lieten vertalen.

7
Bijvoorbeeld:
- Argument voor: Hij wordt geograaf en historicus genoemd en de tekst komt uit een 'boek
over landen', wat wetenschappelijk klinkt. In het handboek staat ook dat de Abbasiden in
Bagdad de wetenschap bevorderden, o.a. in het Huis der Wijsheid.
- Argument ertegen: Het klinkt wel erg mooi.

8
Bijvoorbeeld:
a - De islam werd verspreid in gebieden die waren veroverd door islamitische heersers
(zoals de kaliefen).
- Er waren ook veroveraars van islamitische gebieden die de islam overnamen (zoals de
Mongolen).
- De islam werd ook verspreid door handelaren (zoals in Oost-Azië).
b - hindoeïsme en boeddhisme
- Ottomanen (Turken)

9
a Iberisch schiereiland (Portugal, Spanje) Zuidoost-Europa en India
b Het is de grens tussen Pakistan waar de islam overheersend is gebleven en India, waar
dat niet meer zo is.

10
Bijvoorbeeld:
Deze 17e eeuwse moskee op Ternate in de Molukken is een bewijs van de verspreiding van
de islam tot in Oost-Indonesië.

11
Bijvoorbeeld:
Arabieren namen de koepel van de Romeinen (en Byzantijnen) over in de Rotskoepel in
Jeruzalem. In de 17e eeuw werd de koepel overgenomen door moslims in India (puntige
koepel van Taj Mahal) en in Indonesië (rieten punt van moskee van Ternate).

12
Bijvoorbeeld:
- Eeuwenlang bekeerde de overgrote meerderheid van de niet-moslims zich vrijwillig tot de
islam (1) omdat het zo uitkwam of voordelen bood, (2) omdat mensen verwachtten dat de
islam zijn belofte op een hiernamaals waarmaakte, (3) om het voorbeeld te volgen van
plaatselijke leiders en (4) door de islamitische heiligen en wijzen die leken op christelijke
heiligen.
- Omstreeks 1300 vond een snelle bekering naar de islam plaats door religieuze en etnische
onverdraagzaamheid en vervolging.

EINDOPDRACHTEN

13
2, 6, 4, 3, 1, 5, 7, 8
2
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

14
Bijvoorbeeld:
a - gebeurtenis: Bij de Slag bij Poitiers werd de verspreiding van de islam in Frankrijk
tegengehouden.
- ontwikkeling: De verspreiding van de islam was een motief van Arabieren om landen te
veroveren.
- verschijnsel: Bij de verspreiding van de islam hoorde de bouw van moskeeën waarin de
koepel als bouwvorm van de Romeinen (Byzantijnen) werd overgenomen.
- handeling van een persoon: Door de moord op Ali ontstonden binnen de groeiende islam
twee elkaar vijandige groepen: soennieten en sjiieten.
- gedachtegang van een persoon: Moslimsoldaten geloofden bij de verspreiding van de islam
dat ze naar de hemel gingen als ze sneuvelden.
b Ik begrijp nu beter hoe landen islamitisch zijn geworden en in welke gebieden dit nog
steeds belangrijk is.

HERHALING

15
A, C

16
a B, C
b C, D

17
Bijvoorbeeld:
Bij de opkomst van de islam werden gebieden veroverd, zoals deze Byzantijnse stad in
Anatolië, waarna moslims hier gingen heersen en de islam er werd uitgebreid.

18
A, B, C

19
B, C, D

VERDIEPING

20
Bijvoorbeeld:
Abd al-Raham III is als Omajjade de legitieme kalief en leider van alle moslims
('Commandant van de Gelovigen').

21
Bijvoorbeeld:
a - Argument voor: De tekst is niet lang na de gebeurtenis geschreven, dus kan gebaseerd
zijn op ooggetuigen.
- Argument tegen: De schrijver was een christen in Moors Spanje en hij was erg positief over
de Karel en Franken, waarbij ik me afvraag hoe hij wist wat in afwezigheid van de Arabieren
was gebeurd.
b Ja belangrijk, want volgens de schrijver is door de Frankische overwinning voorkomen dat
Arabieren Italië veroverd hebben.

3
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

22
Bijvoorbeeld:
a Arabieren hadden witte en zwarte slaven die ze, waarschijnlijk na een verovering of
plundertocht, meenamen, net als vee.
b Westerse historici weten er niet van of hebben een slecht geweten over de westerse
slavenhandel. Arabische historici zwegen erover door de goedkeuring van slavernij in de
Koran.

4
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

3.2 HOFSTELSEL EN HORIGHEID

BASISKENNIS EN VAARDIGHEDEN

1
Bijvoorbeeld:
a (1) De bevolking kromp. (2) Er was minder bescherming en meer onveiligheid. (3) Geld
werd schaars. (4) Handel en nijverheid namen af.
b Er kwamen luxegoederen uit het Middellandse Zeegebied, er was regionale handel en er
ontstond handel met het Oostzeegebied.

2
Bijvoorbeeld:
a een tijd van chaos en verval
b Uit recente opgravingen was gebleken dat Nederlanders in de 5e, 6e en 7e eeuw gezond
en weldoorvoed waren en een vreedzaam leven leidden.
c Omstreeks 830 werd met schepen handel gedreven in Dorestad.

3
Bijvoorbeeld:
a - Het verschijnsel van halfvrije boeren die wel rechten hadden maar hun land zonder
toestemming van hun heer niet mochten verlaten.
- (1) Door de daling van de agrarische productie verbood de Romeinse overheid boeren hun
land te verlaten. (2) Daarnaast zochten boeren vanwege de toenemende onveiligheid
bescherming bij grootgrondbezitters.
b Leden van overwonnen volken werden tot slaaf gemaakt en in Zuid-Europa verkocht aan
kopers uit het Byzantijnse of Arabische rijk.

4
Bijvoorbeeld:
a Monniken zagen en behandelden horigen (in de 11e eeuw) als hun bezit, dus als slaven.
b In West-Europa waren (in de 11e eeuw) slaven die werden afgebeuld.

5
Bijvoorbeeld:
a - De heer gebruikte het deel met het herenhuis (de hof) en akkers, weiden, woeste
gronden, moestuin, visvijver, wijngaard, opslagschuren, molen, weverij en andere gebouwen.
- Het andere deel bestond uit boerderijen met grond, in gebruik van horigen, en bossen en
woeste gronden.
b (1) een deel van hun opbrengst afstaan aan de heer, (2) hun graan tegen betaling laten
malen in de molen van de heer en (3) herendiensten

6
Bijvoorbeeld:
a Hij verleende bescherming en veiligheid aan zijn boeren.
b Zij moesten belasting betalen aan de heer.
c Horigen konden enig bezit hebben en dit nalaten aan hun erfgenamen, in tegenstelling tot
lijfeigenen (slaven) van wie het lichaam bezit was van de heer.

7
Bijvoorbeeld:
De werkende boeren zijn mogelijk horigen die werken op het domein van de heer die in het
kasteel woonde.

5
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

EINDOPDRACHTEN

8
a 2, 1, 3

9
Bijvoorbeeld:
a - gebeurtenis: De Romeinse overheid verbood boeren hun land te verlaten waardoor ze
horigen werden.
- ontwikkeling: De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane
cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur betekende dat er nog beperkt handel
werd gedreven.
- verschijnsel: Boeren zochten bescherming bij grootgrondbezitters waardoor ze horigen
werden: boeren die gebonden waren aan het land van hun heer.
- handeling van een persoon: Een boer vraagt een heer om bescherming in ruil voor zijn
horigheid.
- gedachtegang van persoon: Een boer die horige wordt van een heer ziet de bescherming
van de heer als zijn voordeel.
b Ik begrijp hierdoor beter wat de onvrijheid van vroeger en de vrijheid van nu betekenen.

HERHALING

10
A, B

11
B, C, D

12
A, C

13
Bijvoorbeeld:
In het hofstelsel waren horigen verplicht een deel van hun landbouwproducten af te staan
aan hun heer.

VERDIEPING

14
Bijvoorbeeld:
Bron 15 want daarin werken boeren zelfstandig op hun eigen boerderij, terwijl ze in bron 16
onder toezicht van iemand werken.

15
Bijvoorbeeld:
Het ontstaan van horigheid is mogelijk bevorderd doordat de slavernij in christelijke gebieden
werd teruggedrongen omdat geestelijken tegen christelijke slaven waren.

16
Bijvoorbeeld:
Gunstig want er staat:
- dat de horigen ('personeel') goed behandeld moesten worden en niet in armoede
gedompeld mochten worden,
6
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

- dat ambtenaren het personeel niet voor eigen profijt mochten gebruiken en van hen geen
grote giften eisen en
- dat horigen met rechtspraak op het rechte pad moesten worden gehouden.

17
Bijvoorbeeld:
Ja, een gunstige invloed want er staat:
- dat ze de agrarische productie wilden verbeteren,
- dat ze bepaalden waar landbouwoverschotten en nijverheidsproducten op markten werden
verhandel en
- dat er economische groei was met uitbreiding van de internationale handel,
productieverbetering en bevolkingsgroei.

18
Bijvoorbeeld:
a Niet gunstig wat blijkt uit: 'Een discutabele erfenis van de regering van Karel de Grote
waren de grote aristocratische landhuizen die gebouwd werden over de ruggen van armere
vrije boeren.'
b Deze ontwikkeling (naar een meer hiërarchische samenleving, op lokaal niveau
georganiseerd) vond sterker ten zuiden van de grote rivieren plaats dan in de dunbevolkte
noordelijke en westelijke delen van Nederland.

19
Bijvoorbeeld:
De landbouwstedelijke samenleving bleef bestaan.

7
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

3.3 HET FEODALE STELSEL

BASISKENNIS EN VAARDIGHEDEN

1
Bijvoorbeeld:
a het grootste deel van België en Frankrijk
b Geef aan uit welk gebied het Frankische (Merovingische) rijk bestond toen Clovis stierf
(511).
Ze namen de taal, gewoonten en het Romeinse bestuurssysteem (met hertog en graven) en
het recht.
c het Germaanse gewoonterecht, dat Clovis liet opschrijven: de Salische wet.

2
Bijvoorbeeld:
a van Noord-Duitsland tot Zuid-Italië en van Noord-Spanje tot Kroatië
b - Karel nam de titel imperator Augustus aan, omdat hij zich als Romeins keizer zag.
- Karels rijk was in het noorden veel groter en in het zuiden veel kleiner dan het vroegere
Romeinse rijk.

3
Bijvoorbeeld:
a - De splitsing van het Frankische rijk in een Oost- en West-Frankisch rijk en een
middenrijk.
- de Ottonen
b het middenrijk en OostFrankische rijk: van Noord-Nederland tot Zuid-Italië en van Noord-
Duitsland tot Kroatië
c Heilige Roomse Rijk

4
Bijvoorbeeld:
De wet gold niet in Nederland, waar Willem III werd opgevolgd door koningin Wilhelmina. De
wet gold wel in Luxemburg waar Willem groothertog was en waar een vrouw hem niet mocht
opvolgen.

5
Bijvoorbeeld:
- Door betere lansen en zwaarden en stijgbeugels, waarmee ze vaster te paard zaten.
- Hij beloonden de edelen met grond en buit en een eed van wederzijdse trouw.
- De koning gaf een gebied of een ambt in leen aan een vazal (leenman) en beloofde hem
te beschermen. In ruil zwoer de vazal dat hij zijn leenheer zijn leven lang trouw zou dienen
door bijvoorbeeld recht te spreken en militairen op te roepen.
- Ze werden vazallen van de koning, in plaats van dienaren van de staat (overheid), zoals
vroeger.
b - Vazallen gingen hun leen zien als erfelijk bezit en gingen zelf ook land en ambten in leen
uitgeven.
- De koningen kregen minder te vertellen, vooral in het West-Frankische rijk.

6
Bijvoorbeeld:
- 3.12: In het feodale stelsel waren koningen afhankelijk van lagere heren, die met hen
meevochten en ridderlegers leverden.
- 3.13: Karel de Grote regeerde zijn rijk met het feodale stelsel. In zijn rijk waren feodale
verhoudingen.

8
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

7
Bijvoorbeeld:
a op stenen afbeeldingen, decoraties van voorwerpen, doekspelden en graven
b De ruiter op afbeelding 3.12 heeft geen stijgbeugel, die in bron 21 wel. De bron is van meer
dan een eeuw later dan de afbeelding. In die tijd raakten stijgbeugels in gebruik.

EINDOPDRACHTEN

8
1, 3, 2, 4

9
Bijvoorbeeld:
a - gebeurtenis: In 800 liet Karel zich in Rome door de paus tot keizer kronen, maar was in
zijn bestuur afhankelijk van zijn vazallen en had niet zo veel macht als Romeinse keizers.
- ontwikkeling: door de feodale verhoudingen ontstonden bestuurlijke eenheden die de
grondslag vormden van latere staten.
- verschijnsel: De keizerskroningen waren om prestigieuze reden belangrijk in de feodale
verhoudingen.
- handeling van een persoon: De paus kroonde Otto tot keizer in 962, wat belangrijk was oor
het prestige van de paus, net als bij andere keizerskroningen.
- gedachtegang van persoon: Karel zag zichzelf als Romeins keizer, maar hij bestuurde zijn
rijk door middel van vazallen.
b Ik begrijp nu beter dat de feodale verhoudingen in de tijd van monniken en ridders van
invloed zijn geweest op hedendaagse bestuurlijke indelingen.

HERHALING

10
B. D

11
B, C

12
A, C, D

13
Bijvoorbeeld:
De leenmannen knielen voor de leenheer, die voor zijn troon staat, en zweren hem trouw. Dit
geeft een goed beeld van de feodale verhoudingen.

VERDIEPING

14
Bijvoorbeeld:
Vazallen zwoeren hun leenheer persoonlijk trouw, in tegenstelling met hertogen en graven
die vroeger dienaren van de staat (overheid) waren geweest.

15
Bijvoorbeeld:
a gruwelijke plundering van de akkers, oorlogen en de verwoesting van de staat,
onophoudelijk angst in een ongelukkige wereld
b Door felle twisten, de driedeling van het rijk, niemand beoogt het algemeen welzijn,
iedereen let op zijn persoonlijk belang.
9
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

16
Bijvoorbeeld:
a Tegen de snelle invallen van Vikingen, Hongaren en Arabieren vanaf de 9e eeuw konden
vorsten weinig doen. Regionale graven verdedigden het land en maakten zich daardoor los
van het koninklijk gezag.
b Door de driedeling en conflicten tussen heersers werd het gebied kwetsbaarder. Daardoor
werden strooptochten door Vikingen, Hongaren en Arabieren makkelijker en daardoor
vonden deze vaker plaats.

17
Bijvoorbeeld:
a de op een troon zittende Otto met een scepter, de voor hem knielende koning die zijn
zwaard overhandigt en de applaudisserende mensen
b samenwerken tegen invallen van Vikingen en Arabieren
c De kalief vond het onverstandig dat Otto zijn edelen vertrouwde. Uit bron 29 valt op te
maken dat Otto de andere Duitse hertogen inderdaad niet vertrouwde en zijn invloed op hen
vergrootte.

10
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

2.4 CHRISTENDOM IN EUROPA

BASISKENNIS EN VAARDIGHEDEN

1
De Byzantijnse keizers vonden dat zij de leiding moesten hebben over de staat én de kerk
(cesaropapie). De pausen vonden dat zij de kerk moesten leiden en de keizers de staat
(tweezwaardenleer).
2
Bijvoorbeeld:
- Ze werden niet benoemd door een bisschop.
- Zij zonderden zich af van de wereld of trokken rond om mensen te bekeren.

3
Bijvoorbeeld:
De afbeelding past er beperkt bij want de keizer wordt op gelijke hoogte geflankeerd door
militairen, ambtenaren en geestelijken. De keizer ziet er met kroon en aureool wel iets
belangrijker uit.

4
Bijvoorbeeld:
a Door de bekering van Clovis en zijn soldaten werd het Frankenrijk het eerste christelijk rijk
in West-Europa.
b Ze kwamen uit Engeland. Willibrord ging naar Nederland (en Luxemburg). Bonifatius ging
naar Duitsland (en Friesland).
c Zodra de Frankische greep verslapte, staken Friezen kerken in brand en verjoegen de
geestelijken. Vaak slaagde de kerstening pas nadat christelijke vorsten de heidense volken
op brute wijze hadden onderworpen.

5 a de bekering van Scandinavische vorsten


b Ze reisden van Constantinopel naar Servië, ontwikkelden het cyrillische schrift voor het
Slavisch en vertaalden de Bijbel in het Slavisch.

6
Bijvoorbeeld:
a In het oosterse christendom was de kerk een instrument van de overheid. In het westerse
christendom raakten kerk en staat gescheiden en was de kerk niet ondergeschikt aan de
overheid.
b Burgers in westerse landen zien de staat zien als een instrument dat hen moet dienen. Ze
accepteren de plichten ten opzichte van de staat. In Oost-Europese landen zien burgers zich
meer als onderdanen van de staat.

7
Bijvoorbeeld:
Ja, want Willibrord kwam in 690 uit Engeland en de Engelse kerk is uit omstreeks 700.

8
Bijvoorbeeld:
a - Verboden werden godenverering, waarzeggerij en toekomstvoorspelling.
- Getolereerd werd het geloof in dwergen, reuzen, elfen en geesten.
b - de viering van Christus’ geboorte op 25 december (de geboortedag van de zon) en de
invoering van zondag als rustdag
- christelijke symbolisch letters én heidense diermotieven in een zonnerad (schijf van
Limons)
- de viering van Pasen op de dag van het Germaanse lentefeest
11
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

- Heidense goden leefden voort in christelijke heiligen.


- Relikwieën vervingen amuletten.
- het Germaanse woord ‘god’

9
Bijvoorbeeld:
- 3.17: Benedictus behoorde bij de monniken die in kloosters leefden maar er waren ook
monniken die in Europa rondreisden om het christendom te verspreiden.
- 3.18: Door de bekering en doop van Clovis werd het Frankische rijk het eerste christelijke
rijk in
West-Europa.

EINDOPDRACHTEN

10
3, 5, 1, 4, 2

11
Bijvoorbeeld:
a - gebeurtenis: Willibrord liet een stenen kerk bouwen in Utrecht als uitvalsbasis voor de
verspreiding van het christendom.
- ontwikkeling: Vanaf 450 hadden reizende katholieke monniken het christendom al verspreid
in Ierland.
- verschijnsel: Bij de verspreiding van het christendom nam de kerk heidense elementen
over.
- handeling van een persoon: Nadat Karel tienduizenden Saksen had laten vermoorden of
als slaaf verkopen, werden onder de overgebleven Saksen het christendom verspreid.
- gedachtegang van persoon: Om mensen te overtuigen van het christelijk geloof, besloten
missionarissen om aan te sluiten bij heidense gebruiken en geloven.
b Ik begrijp nu beter dat onderdelen van 'christelijke' feestdagen eigenlijk helemaal niet
christelijk zijn.

HERHALING

12
A, B

13
B, C, D

14
A, D

15
Bijvoorbeeld:
Op de afbeelding is Liudger bezig het christendom te verspreiden.

12
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

VERDIEPING

16
Bijvoorbeeld:
De kronen met het kruis erop hebben ermee te maken dat deze Germaanse
Longobardenkoning christen was.

17
Bijvoorbeeld:
a de techniek van afbeelden, de Latijnse inscriptie met de christelijke jaartelling (DN), de
christelijke kruisen, de Victoria's, het handgebaar van een spreker.
b De positie van de paus werd versterkt door (1) de overgang van Agilulf en zijn rijk (een
groot deel van Italië) tot het katholieke geloof en zijn steun aan de kerk en (2) het voorkomen
dat Italië weer ging behoren bij het Oost-Romeinse (Byzantijnse) rijk. Hierdoor kon de paus
zich afzetten tegen de Byzantijnse keizer en zich richtten West-Europa.

18
Bijvoorbeeld:
- Wel representatief vind ik de zorgvuldige manier waarop het landschap en de mensen met
hun kleding zijn afgebeeld.
- Niet representatief vind de rust en vredigheid van de bijeenkomst, alsof de Groningers het
wel best vonden wat door Liudger en zijn mensen werd vertoond. Er is niets wat wijst op
verbazing, bezwaar of protest. Ook de soldaten zien er braaf uit. Ze stralen niet de dwang uit
waarvan ik denk dat die er ook was.

19
Bijvoorbeeld:
Bonifatius is niet door op geld en goud beluste Friese rovers 'vermoord' maar is door Friezen
gedood omdat hij zijn geloof voor de derde keer op een agressieve manier opdrong. Zij
hadden het recht toe op basis van de Wet van de Friezen.

20
Bijvoorbeeld:
- Het is gebruikelijk dat in een heiligenverhaal (hagiografie) geschiedkundige realiteit en fictie
door elkaar lopen.
- Het doel van de schrijvers van vitae van Bonifatius was het geloof te verbreiden en te
versterken.
- De status van martelaar werd hem toegeschreven, om hem voor te dragen worden voor
een heiligverklaring.
- In bron 39 heeft Bonifatius het zelf over de martelaarskroon.
- Als je wordt aangevallen heb je geen tijd om zoveel te zeggen als in bron 39.

21
Bijvoorbeeld:
Een schrijver hoorde of verzon het verhaal over een christelijk boek, dat Bonifatius
omhooggehouden zou hebben. Hij nam dit boek uit de tijd van Bonifatius, en maakte er de
inkepingen in met een zwaard.

22
Bijvoorbeeld:
Uit onderzoek is gebleken dat er reden is om aan te nemen dat Bonifatius geen boek
omhooggehouden heeft, zoals verteld wordt. Om die reden heeft de gemeenteraad van
Dokkum op (datum) besloten het beeld te voorzien van deze tekst.

13
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

EXAMENTRAINING OVER DE TIJD VAN MONNIKEN EN RIDDERS

1
Bijvoorbeeld:
Bij de ondergang van het Romeinse rijk nam de onveiligheid toe door de Germaanse
invallen. Daardoor verdween een groot deel van de handel en nijverheid en daardoor gingen
plattelandsgemeenschappen zelf produceren wat ze nodig hadden.

2
Bijvoorbeeld:
De bron past bij de horigheid want de schrijver vraagt bescherming (waarschijnlijk aan een
heer) en biedt in ruil daarvoor gehoorzaamheid.

3
Bijvoorbeeld:
Deze afbeelding past goed bij de Arabische cultuur want studenten leren de werking van het
sterrenkundig instrument. Kenmerkend voor de Arabische cultuur was de wetenschap:
ontwikkelen van kennis door onderzoek en het overdragen daarvan.

4
Bijvoorbeeld:
- Bron 51 vind ik het meest betrouwbaar want in bron 50 wordt Karel te mooi voorgesteld,
wat logisch is omdat de schrijver een hoveling van Karel was. Het is niet aannemelijk dat
Karel van tevoren niet wist van de kroning en dat hij er 'afkeer' van had (bron 50). Het is wel
aannemelijk dat hij nederig was bij de kroning en ook de verklaring wat betreft de
Byzantijnen en het besluit daarover zijn logisch (bron 51).

5
Bijvoorbeeld:
De bron past bij het hofstelsel want de tekst gaat over grond van de kerk dat door de koning
tegen betaling wordt geleend 'om ons leger te hulp te komen', waarschijnlijk voor de
productie van voedsel.

6
Bijvoorbeeld:
In 757 zwoer de vazal trouw aan de koning die zijn leenheer was. Een eeuw later zwoeren
vazallen hun koning nog wel trouw, maar ze waren hem niet meer zo gehoorzaam. Dit kwam
door de versnippering van het rijk (na deling in 843 na de dood van Lodewijk, Karels zoon),
de verzwakte koninklijke macht en de grotere onveiligheid (door de onderlinge strijd en door
de invallen van Vikingen, Hongaren en Arabieren) waardoor vazallen belangrijker werden in
hun eigen gebied.

7
- Een uitspraak: De verspreiding van het christendom in Europa was een geleidelijk proces
waarbij de kerk en de politieke elite vaak samenwerkten en waarbij zowel sprake kon zijn
van verspreiding van boven af (de elite eerst) en als mentale verspreiding (syncretisme).
- In bron 51 is de samenwerking te zien van de politieke elite (Karel en ridders) en
geestelijken.
- In bron 52 is te zien dat de Frankische koning Clovis als eerste christen werd, waarna
soldaten de rest van de Franken hem volgden.
- Bron 53 gaat een voorbeeld van syncretisme: Palmzondag en het Paasfeest (het feest van
Jezus’ opstanding) werd gevierd op de dag van het Germaanse lentefeest.

8
Bijvoorbeeld:
14
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

- De bron is typerend voor Zuid- en Oost-Azië, waar de islam door handelaren plaatsvond. In
de gebieden van Portugal tot India gebeurde het door veroveringen.
- De bron is typerend voor de houding van moslims die het geloof in veel goden verboden,
maar andere monotheïstische godsdiensten, zoals christendom en jodendom, stonden ze
toe.

9
Bijvoorbeeld:
De berichten over Mohammed kun je opvatten als verhalen waarvan onduidelijk is of ze echt
gebeurd zijn omdat:
- ze zijn overgeleverd en niet met ander historisch bewijsmateriaal worden ondersteund en
- ze zijn doorverteld door moslims die vanwege de verspreiding van de islam in de 7e en 8e
eeuw goede redenen hadden om Mohammed erg positief voor te stellen.

10
Bijvoorbeeld:
Nee, onbetrouwbaar want de koning wordt veel te mooi en vroom voorgesteld en er staat dat
apostelen hem hebben geholpen.

15
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019
Geschiedeniswerkplaats Tweede Fase vwo | antwoorden opdrachtenboek

EXAMENTRAINING OVER MEERDERE TIJDVAKKEN

10
Bijvoorbeeld:
- Het grafdeksel uit omstreeks 500 past bij (1) de ontwikkeling van het christendom in de
oudheid (tijd van Grieken en Romeinen) en (2) de verspreiding van het christendom in
geheel Europa in de vroege middeleeuwen (tijd van monniken en ridders).
- De verspreiding van het christendom kan gezien worden als één ontwikkeling die begon in
de oudheid en die doorging in de middeleeuwen, zoals bijvoorbeeld blijkt het grafdeksel uit
omstreeks 500 en de kerstening van Clovis omstreeks 496. Door de indeling in perioden en
tijdvakken lijken het twee verschillende ontwikkelingen en dat is een minder goede
voorstelling van wat is gebeurd.

11
Bijvoorbeeld:
- Het christendom ontstond in het Romeinse rijk en werd in de eerste eeuwen door enkele
keizers bestreden voordat het in de 4e eeuw de Romeinse staatsgodsdienst werd.
- De islam ontstond onder leiding van Mohammed die geestelijk en wereldlijk leider van de
islamitische staat in Medina was. Zijn opvolgers breidden deze staat uit tot het grote
Arabische rijk en verspreidden zo de islam.

12
Bijvoorbeeld:
- Argumenten voor: (1) Karels grondgebied kwam ten westen van de Rijn en in en om Noord-
Italië overeen met het Romeinse gebied. (2) Door de keizertitel kon Karel zich zien als
opvolger van Romeinse keizers. (Het Frankische rijk was een christelijk rijk, net als het
Romeinse rijk vanaf de 3e eeuw.)
- Argumenten tegen: (1) Het West-Romeinse rijk lag rond de Middellandse Zee en was daar
in de eerste plaats op gericht, wat niet gold voor het Frankische rijk. (2) Het Romeinse rijk
werd heel anders georganiseerd dan het Frankische rijk met het feodale systeem

13
Bijvoorbeeld:
- De kroning was in de tijd van monniken en ridders.
- Door de keizerstitel zag Karel zich als een Romeins keizer.
- Het schilderij is gemaakt in de tijd van steden en staten.

16
© Noordhoff Uitgevers bv, 2019

You might also like