Professional Documents
Culture Documents
FLIR B-Tseries-manual NL
FLIR B-Tseries-manual NL
FLIR B-Tseries-manual NL
FLIR B series
FLIR T series
Copyright
© 2010, FLIR Systems. Alle rechten wereldwijd voorbehouden. Geen enkel deel van de software, inclusief de broncode, mag worden gepro-
duceerd, verzonden, overgezet of vertaald in enige taal of computertaal, in welke vorm dan ook of op welke manier dan ook (elektronisch,
magnetisch, optisch, handmatig of anderszins), zonder de voorafgaande toestemming van FLIR Systems.
Deze documentatie mag niet, geheel noch gedeeltelijk, worden gekopieerd, gefotokopieerd, gereproduceerd, vertaald of verzonden naar
enig elektronisch medium of enige door machines leesbare vorm zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van FLIR Systems.
Namen en merken die voorkomen op de producten in deze publicatie zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van FLIR Systems
en/of zijn dochterondernemingen. Alle andere handelsmerken, handelsnamen of bedrijfsnamen waarnaar in deze publicatie wordt verwezen
worden uitsluitend gebruikt ter identificatie en zijn het eigendom van de respectieve eigenaars.
Kwaliteitsbewaking
Het systeem voor kwaliteitsbeheer waarbinnen deze producten zijn ontwikkeld en geproduceerd is gecertificeerd volgens de ISO 9001-norm.
FLIR Systems volgt een beleid van voortdurende ontwikkeling; daarom behouden wij ons het recht voor om zonder voorafgaande kennisgeving
wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in elk van de producten die in deze handleiding zijn beschreven.
Patenten
Een of meerdere van de volgende patenten of modelrechten zijn van toepassing op de in deze handleiding omschreven producten en/of
kenmerken:
0002258-2; 000279476-0001; 000439161; 000499579-0001; 000653423; 000726344; 000859020; 000889290; 001106306-0001; 0101577-5;
0102150-0; 0200629-4; 0300911-5; 0302837-0; 1144833; 1182246; 1182620; 1188086; 1263438; 1285345; 1287138; 1299699; 1325808;
1336775; 1365299; 1678485; 1732314; 200530018812.0; 200830143636.7; 2106017; 235308; 3006596; 3006597; 466540; 483782; 484155;
518836; 60004227.8; 60122153.2; 602004011681.5-08; 6707044; 68657; 7034300; 7110035; 7154093; 7157705; 7237946; 7312822; 7332716;
7336823; 7544944; 75530; D540838; D549758; D579475; D584755; D599,392; DI6702302-9; DI6703574-4; DM/057692; DM/061609;
ZL00809178.1; ZL01823221.3; ZL01823226.4; ZL02331553.9; ZL02331554.7; ZL200530120994.2; ZL200630130114.4; ZL200730151141.4;
ZL200730339504.7; ZL200830128581.2;
EULA Terms
■ You have acquired a device (“INFRARED CAMERA”) that includes software licensed by FLIR Systems AB from Microsoft Licensing, GP
or its affiliates (“MS”). Those installed software products of MS origin, as well as associated media, printed materials, and “online” or
electronic documentation (“SOFTWARE”) are protected by international intellectual property laws and treaties. The SOFTWARE is licensed,
not sold. All rights reserved.
■ IF YOU DO NOT AGREE TO THIS END USER LICENSE AGREEMENT (“EULA”), DO NOT USE THE DEVICE OR COPY THE SOFTWARE.
INSTEAD, PROMPTLY CONTACT FLIR Systems AB FOR INSTRUCTIONS ON RETURN OF THE UNUSED DEVICE(S) FOR A REFUND.
ANY USE OF THE SOFTWARE, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO USE ON THE DEVICE, WILL CONSTITUTE YOUR AGREEMENT
TO THIS EULA (OR RATIFICATION OF ANY PREVIOUS CONSENT).
■ GRANT OF SOFTWARE LICENSE. This EULA grants you the following license:
■ NO WARRANTIES FOR THE SOFTWARE. THE SOFTWARE is provided “AS IS” and with all faults. THE ENTIRE RISK AS TO SATIS-
FACTORY QUALITY, PERFORMANCE, ACCURACY, AND EFFORT (INCLUDING LACK OF NEGLIGENCE) IS WITH YOU. ALSO,
THERE IS NO WARRANTY AGAINST INTERFERENCE WITH YOUR ENJOYMENT OF THE SOFTWARE OR AGAINST INFRINGEMENT.
IF YOU HAVE RECEIVED ANY WARRANTIES REGARDING THE DEVICE OR THE SOFTWARE, THOSE WARRANTIES DO NOT
ORIGINATE FROM, AND ARE NOT BINDING ON, MS.
■ No Liability for Certain Damages. EXCEPT AS PROHIBITED BY LAW, MS SHALL HAVE NO LIABILITY FOR ANY INDIRECT,
SPECIAL, CONSEQUENTIAL OR INCIDENTAL DAMAGES ARISING FROM OR IN CONNECTION WITH THE USE OR PERFOR-
MANCE OF THE SOFTWARE. THIS LIMITATION SHALL APPLY EVEN IF ANY REMEDY FAILS OF ITS ESSENTIAL PURPOSE.
IN NO EVENT SHALL MS BE LIABLE FOR ANY AMOUNT IN EXCESS OF U.S. TWO HUNDRED FIFTY DOLLARS (U.S.$250.00).
■ Limitations on Reverse Engineering, Decompilation, and Disassembly. You may not reverse engineer, decompile, or disassemble
the SOFTWARE, except and only to the extent that such activity is expressly permitted by applicable law notwithstanding this limitation.
■ SOFTWARE TRANSFER ALLOWED BUT WITH RESTRICTIONS. You may permanently transfer rights under this EULA only as part
of a permanent sale or transfer of the Device, and only if the recipient agrees to this EULA. If the SOFTWARE is an upgrade, any
transfer must also include all prior versions of the SOFTWARE.
■ EXPORT RESTRICTIONS. You acknowledge that SOFTWARE is subject to U.S. export jurisdiction. You agree to comply with all
applicable international and national laws that apply to the SOFTWARE, including the U.S. Export Administration Regulations, as well
as end-user, end-use and destination restrictions issued by U.S. and other governments. For additional information see
http://www.microsoft.com/exporting/.
3 Klantenservice ................................................................................................................................ 4
6 Snelstartgids ................................................................................................................................... 7
7 Onderdelenlijsten ........................................................................................................................... 8
7.1 Inhoud van de transportkoffer .............................................................................................. 8
7.2 Accessoirelijst ....................................................................................................................... 9
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 vii
15.1 De batterij opladen ............................................................................................................... 47
15.1.1 Gebruikmaken van de gecombineerde netvoedingseenheid en batterijlader om
de batterij op te laden als deze zich in de camera bevindt ................................. 48
15.1.2 Gebruikmaken van de gecombineerde netvoedingseenheid en batterijlader om
de batterij op te laden als deze zich buiten de camera bevindt .......................... 49
15.1.3 Gebruik van de zelfstandige batterijlader om de batterij op te laden .................. 50
15.2 De batterij plaatsen ............................................................................................................... 51
15.3 De batterij verwijderen .......................................................................................................... 53
15.4 De camera inschakelen ........................................................................................................ 55
15.5 De camera uitschakelen ....................................................................................................... 55
15.6 Naar de stand-bymodus gaan ............................................................................................. 55
15.7 De stand-bymodus verlaten ................................................................................................. 55
15.8 De hoek van de lens aanpassen .......................................................................................... 56
15.9 Een extra infraroodlens monteren ........................................................................................ 57
15.10 Een extra infraroodlens verwijderen ..................................................................................... 59
15.11 De zonnebeschermkap bevestigen ..................................................................................... 61
15.12 De laserwijzer gebruiken ...................................................................................................... 63
viii Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
20.6 Een beeldmarkering toevoegen ........................................................................................... 108
xii Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
1 Waarschuwingen & Voorzichtig
WAARSCHUWING ■ Deze apparatuur genereert en gebruikt radiofrequentie-energie en kan deze uit-
stralen. Als deze apparatuur niet is geïnstalleerd en niet wordt gebruikt overeen-
komstig de instructies, kan er schadelijke interferentie van radio-ontvangst ont-
staan. De apparatuur is getest en valt binnen de grenzen voor een Klasse A-
computerapparaat volgens subparagraaf J van paragraaf 15 van de FCC Rules,
die zijn opgesteld om een redelijke bescherming te bieden tegen dergelijke inter-
ferentie wanneer dit apparaat wordt gebruikt in een bedrijfsomgeving. Gebruik
van deze apparatuur in een woonomgeving zal waarschijnlijk interferentie veroor-
zaken. In dit geval moet de gebruiker op eigen kosten de noodzakelijke maatre-
gelen treffen om deze interferentie op te heffen.
■ (Geldt alleen voor camera's met laserwijzer:) Kijk niet rechtstreeks in de laserstraal.
De laserstraal kan oogirritaties veroorzaken.
■ Geldt alleen voor camera's met batterij:
■ Haal de batterij niet uit elkaar en breng er geen wijzigingen in aan. De batterij
bevat beveiligingsvoorzieningen en als deze beschadigd worden, kan de bat-
terij oververhit raken, ontploffen of ontbranden.
■ Wanneer de batterij lekt en u batterijvloeistof in uw ogen krijgt, moet u niet in
uw ogen wrijven. Spoel de ogen goed uit met water en schakel onmiddellijk
medische hulp in. De batterijvloeistof kan oogletsel veroorzaken als u dit niet
doet.
■ Laat de batterij niet verder opladen wanneer deze niet binnen de opgegeven
oplaadtijd is opgeladen. Als u de batterij blijft opladen, kan deze oververhit
raken, ontploffen of ontbranden.
■ Gebruik alleen geschikte apparatuur om de batterij te ontladen. Als u niet de
juiste apparatuur gebruikt, kan dit ten koste gaan van de prestaties of de le-
vensduur van de batterij. Als u niet de juiste apparatuur gebruikt, kan er een
foutieve stroomrichting in de batterij optreden. Hierdoor kan de batterij overver-
hit raken, of ontploffen en personen verwonden.
■ Zorg ervoor dat u alle geldende veiligheidsinformatie (MSDS, Material Safety Data
Sheets) en waarschuwingen hebt gelezen voordat u een vloeistof gebruikt: de
vloeistoffen kunnen gevaarlijk zijn.
■ Verbind de positieve pool niet via een metalen object (bijvoorbeeld een draad)
met de negatieve pool van de batterij.
■ Stel de batterij niet bloot aan water of zout water en laat de batterij niet nat
worden.
■ Maak geen gaten in de batterij. Sla nooit met een hamer op de batterij. Ga
nooit op de batterij staan en stel haar nooit bloot aan hevige stoten of schokken.
■ Leg de batterijen niet in of dichtbij open vuur of in direct zonlicht. Wanneer de
batterij heet wordt, wordt de ingebouwde veiligheidsvoorziening geactiveerd
die voorkomt dat de batterij verder wordt opgeladen. Wanneer de batterij heet
wordt, kan de veiligheidsvoorziening beschadigd raken wat tot verdere verhit-
ting, schade of ontbranden van de batterij kan leiden.
■ Leg de batterij niet in een vuur of verhoog de temperatuur van de batterij niet
met warmte.
■ Leg de batterij niet op of bij open vuur, kachels of ander locaties waar hoge
temperaturen worden gegenereerd.
■ Soldeer niet rechtstreeks op de batterij.
■ Stop onmiddellijk met het gebruik van de batterij wanneer de batterij tijdens
het gebruik, het opladen of de opslag raar ruikt, heet aanvoelt, van kleur of van
vorm verandert of in een ongebruikelijke staat is. Neem contact op met de le-
verancier wanneer u een of meer van deze problemen constateert.
■ Gebruik alleen een opgegeven batterijlader om de batterij op te laden.
■ Het temperatuurbereik waarbinnen u de batterij kunt opladen, loopt van ±0
°C tot +45 °C, tenzij in de gebruikersdocumentatie iets anders wordt aangege-
ven. Wanneer u de batterij oplaadt bij temperaturen die buiten dit bereik vallen,
kan de batterij heet worden of openbarsten. Ook kunnen hierdoor de prestaties
van de batterij verminderen of kan de levensduur worden verkort.
■ Het temperatuurbereik waarbinnen u de batterij kunt ontladen, loopt van −15
°C tot +50 °C, tenzij in de gebruikersdocumentatie iets anders wordt aangege-
ven. Het gebruik van de batterij bij temperaturen die buiten dit temperatuurbe-
reik vallen, kan de prestaties van de batterij verminderen of de verwachte le-
vensduur verkorten.
■ Wanneer de batterij op is, moet u de contactpunten met plakband of iets der-
gelijks isoleren voordat u de batterij wegdoet.
■ Verwijder eventueel water of vocht van de batterij voordat u deze plaatst.
■ Breng geen oplosmiddelen of gelijksoortige vloeistoffen aan op de camera, kabels
of andere onderdelen. Hierdoor kan schade ontstaan.
■ Wees voorzichtig bij het reinigen van de infraroodlens. De lens heeft een kwetsbare
antireflectiecoating.
■ Pas niet te veel kracht toe tijdens het reinigen van de infraroodlens. Hierdoor kan
de antireflectiecoating beschadigd raken.
■ In oventoepassingen en andere toepassingen met hoge temperaturen moet u
een hitteschild op de camera monteren. Bij gebruik van de camera in ovens en
andere toepassingen met hoge temperaturen zonder een hitteschild kan de ca-
mera beschadigd raken.
elektronisch afval
Net als de meeste andere elektronische producten moet deze apparatuur worden
afgedankt op een milieuvriendelijke wijze en conform de geldende regelgeving voor
elektronisch afval.
Neem voor nadere informatie contact op met uw FLIR Systems-vertegenwoordiger.
Een vraag stellen Alleen geregistreerde gebruikers kunnen vragen stellen aan het klantenserviceteam.
De online-registratie kost u slechts een paar minuten. Als u alleen in de kennisdata-
bank wilt zoeken naar bestaande vragen en antwoorden, hoeft u zich niet te registre-
ren.
Wanneer u een vraag wilt stellen, zorg er dan voor dat u de volgende informatie bij
de hand hebt:
■ Het cameramodel
■ Het serienummer van de camera
■ Het communicatieprotocol, of de methode, tussen de camera en uw pc (bijvoor-
beeld HDMI, Ethernet, USB™, of FireWire™)
■ Besturingssysteem van uw pc
■ Microsoft® Office-versie
■ Volledige naam, publicatienummer en nummer van de herziene versie van deze
handleiding
OPM. FLIR Systems behoudt zich te allen tijde het recht voor om zonder voorafgaande
kennisgeving bepaalde modellen, software, onderdelen of accessoires en andere
artikelen uit de handel te nemen of specificaties en/of functies te wijzigen.
OPM. ■ FLIR Systems behoudt zich te allen tijde het recht voor om zonder voorafgaande
kennisgeving bepaalde modellen, onderdelen of accessoires en andere artikelen
uit de handel te nemen of specificaties te wijzigen.
■ De aanwezigheid van enkele artikelen is afhankelijk van het cameramodel.
7.2 Accessoirelijst
Algemeen In dit gedeelte vindt u een lijst met accessoires die u voor uw camera kunt kopen.
OPM. FLIR Systems behoudt zich te allen tijde het recht voor om zonder voorafgaande
kennisgeving bepaalde modellen, onderdelen of accessoires en andere artikelen uit
de handel te nemen of specificaties te wijzigen.
10758803;a1 10758703;a1
1 LCD-aanraakscherm
3 Zoom-knop
■ De zoom-knop heeft de volgende functies bij bewegende beelden:
■ Druk op deze knop om naar de zoomstand te gaan.
■ Gebruik de joystick om op een beeld in of uit te zoomen.
■ Druk nogmaals op de zoom-knop om op zoomfactor 1× te resetten.
■ Druk op de A/M-knop, de joystick of de Voorbeeld/Opslaan-knop om
de zoomfactor te bevestigen en verlaat de zoomstand.
■ De zoom-knop heeft de volgende functies bij stilstaande beelden:
■ Zoomen:
■ Druk op deze knop om naar de zoomstand te gaan.
■ Gebruik de joystick om op een beeld in of uit te zoomen.
■ Druk nogmaals op de zoom-knop om op zoomfactor 1× te reset-
ten.
■ Druk op de A/M-knop, de joystick of de Voorbeeld/Opslaan-knop
om de zoomfactor te bevestigen en verlaat de zoomstand.
■ Panoramisch filmen:
■ Druk op deze knop om naar de zoomstand te gaan.
■ Druk op de joystick om naar de panoramastand te gaan.
■ Gebruik de joystick om over een beeld te panorameren.
■ Druk op de joystick om de panoramapositie te bevestigen en de
panoramastand te verlaten.
4 Styluspen
Opmerking: druk de styluspen stevig in de houder wanneer u deze niet
gebruikt.
5 Camera-knop
De camera-knop beschikt over de volgende functies:
■ Bij bewegende beelden: schakel tussen de infraroodcamera en de digi-
tale camera (IR > DC).
■ Bij bewegende fusiebeelden: schakel tussen fusie- en infraroodbeelden.
Door te schakelen tussen fusie- en infraroodbeelden kunt u nauwkeurig
de focus stellen op de infraroodafbeelding (IR > DC > fusie).
U kunt het gedrag van deze knop onder Setup instellen.
6 Joystick
De joystick beschikt over de volgende functies:
■ In de handmatige modus voor bewegende infraroodbeelden en in de
modus voor stilstaande infraroodbeelden:
■ Beweeg de joystick omhoog/omlaag om het niveau aan te passen.
■ Beweeg de joystick naar links/rechts om het bereik aan te passen.
■ In menu's, dialoogvensters en in het beeldarchief:
■ Beweeg de joystick omhoog/omlaag of naar links/rechts om te navi-
geren.
■ Druk op de joystick om de keuzes te bevestigen.
7 A/M-knop
De A/M-knop beschikt over de volgende functies:
■ Druk op deze knop om te schakelen tussen de automatische en hand-
matige aanpassingsmodi.
■ Druk op de A/M-knop en houd deze meer dan één seconde ingedrukt
om een niet-uniforme correctie uit te voeren.
■ In de modus voor stilstaande infraroodbeelden: Schakelt gebruikersfocus
tussen de documentatiewerkbalk en de temperatuurschaal.
■ In de modus voor stilstaande infraroodbeelden en in de terughaalmodus:
houd de knop langer dan één seconde ingedrukt voor het corrigeren
van één beeld.
8 Meet-knop
De Meet-knop beschikt over de volgende functies:
■ In de modus voor bewegende infraroodbeelden: Druk op deze knop om
het meetmenu weer te geven/te verbergen.
■ In de modus voor stilstaande infraroodbeelden: Druk op deze knop om
de meetwerkbalk weer te geven/te verbergen.
9 Info-knop
De functie van de Info-knop is de verschillende informatieniveaus op het
scherm weer te geven.
10 Setup-knop
De functie van de knop Setup is het instelmenu weergeven/verbergen. U
kunt in de instelmodus de instellingen voor de afbeelding, camera en regi-
onale instellingen wijzigen.
11 Archief-knop
De Archief-knop beschikt over de volgende functies:
■ Druk op deze knop om het beeldarchief te openen.
■ Druk op deze knop om het beeldarchief te sluiten.
12 Modus-knop
De functie van de Modus-knop is de moduskiezer weer te geven/te verber-
gen.
13 Aan/Uit-knop.
De Aan/Uit-knop beschikt over de volgende functies:
■ Druk op de Aan/Uit-knop om de camera aan te zetten.
■ Om de camera uit te schakelen, houdt u de Aan/Uit-knop langer dan 2
seconden ingedrukt.
■ Om de camera in de stand-bymodus te zetten, houdt u de Aan/Uit-knop
ongeveer 0,2 seconde ingedrukt.
■ Om de stand-bymodus te verlaten, houdt u de Aan/Uit-knop ongeveer
0,2 seconde ingedrukt.
De Aan/Uit-knop is ook een indicator van de voeding wanneer de camera
is ingeschakeld.
14 Riempje
9.2 Vooraanzicht
Figuur 10759003;a1
1 Laserwijzer-knop
De laserwijzer-knop beschikt over de volgende functies:
■ Druk op de laserwijzer-knop om de laserwijzer in te schakelen.
■ Laat de laserwijzer-knop los om de laserwijzer uit te schakelen.
2 Knop Voorbeeld/Opslaan
De knop Voorbeeld/Opslaan heeft de volgende functies:
■ Druk op de knop Voorbeeld/Opslaan om een voorbeeld van een afbeel-
ding weer te geven. U kunt nu de afbeelding van commentaar voorzien
met een digitale foto, tekstcommentaar, spraakcommentaar, beeldmar-
keringen enz.
■ Houd de knop Voorbeeld/Opslaan langer dan een seconde ingedrukt
om een infraroodafbeelding op te slaan in de infraroodcameramodus
(zonder voorbeeldweergave).
■ Houd de knop Voorbeeld/Opslaan langer dan een seconde ingedrukt
om een digitale foto op te slaan in de digitale cameramodus (zonder
voorbeeldweergave).
3 Focus-knop
De Focus-knop beschikt over de volgende functies:
■ Beweeg de Focus-knop naar links voor focus veraf.
■ Beweeg de Focus-knop naar links voor focus dichtbij.
■ Druk kort op de Focus-knop voor autofocus.
Opmerking: het is belangrijk dat u de camera onbeweeglijk vasthoudt tij-
dens autofocus.
6 Videolamp
7 Digitale cameralens
9 Laserwijzer
10 Infraroodlens
9.3 Onderaangezicht
Figuur 10759103;a1
Figuur 10715703;a3
9.5 Laserwijzer
Algemeen De camera heeft een laserwijzer. Als de laserwijzer is ingeschakeld, ziet u ca. 40 mm
boven het doel een laserstip.
Figuur Deze afbeelding laat het verschil in positie zien tussen de laserwijzer en het optische
midden van de infraroodlens:
10759203;a1
OPM. ■ Het symbool van laserwaarschuwingen verschijnt op het scherm wanneer de la-
serwijzer is ingeschakeld.
■ De laserwijzer is wellicht niet op alle markten beschikbaar.
Figuur 10765803;a3
1 Cameramodus
Dit is de meest gebruikte bedieningsmodus van de camera.
U selecteert deze modus om een infraroodafbeelding op te slaan op de
SD-geheugenkaart.
Als u de knop Voorbeeld/Opslaan indrukt, wordt de documentatiewerkbalk
weergegeven.
2 Videomodus
Als u deze modus selecteert, kunt u videofragmenten met de camera opne-
men. Met een druk op de Voorbeeld/Opslaan-knop kunt u de opname
starten en stoppen.
Zie voor meer informatie hierover gedeelte 10.2.5 – Werkbalk video-opname
op pagina 36 en gedeelte 18 – Videofragmenten opnemen op pagina 87.
3 Gelijktijdige snapshotmodus
Als u deze modus selecteert en de knop Voorbeeld/Opslaan langer dan
een seconde ingedrukt houdt, slaat de camera tegelijkertijd automatisch
een digitale foto en de infraroodafbeelding op.
Let op: de gelijktijdige snapshotmodus werkt alleen wanneer u een infra-
roodafbeelding neemt. Als u een digitale foto neemt, wordt er geen infra-
roodafbeelding opgeslagen.
4 Programmeermodus
Indien u deze modus selecteert, kunt u periodiek afbeeldingen opslaan op
een bepaald interval.
5 Panoramamodus
Indien u deze modus selecteert, kunt u grotere afbeeldingen creëren door
normale afbeeldingen samen te voegen.
10.1.2 Hoofdwerkgebied
Figuur 10760703;a1
2 Meetmenu.
Druk op de Meet-knop om dit menu te openen en te sluiten.
4 Spotmeter
5 Temperatuurschaal
6 Meetgebied
10.1.3 Schetswerkgebied
OPM. ■ Het schetswerkgebied wordt zichtbaar wanneer u een schets toevoegt aan een
infraroodafbeelding. Dit doet u vanaf de documentatiewerkbalk.
■ Gebruik de joystick of de styluspen om door dit gebied te navigeren.
■ Gebruik de styluspen om de schets te tekenen.
Figuur 10762203;a1
1 Doek
Teken met de styluspen de schets in dit gebied.
2 OK-knop
U selecteert deze knop om de schets te bevestigen en de schetsmodus te
verlaten.
3 Wissen-knop
U selecteert deze knop om het gehele doek te wissen.
4 Pen-knop
U selecteert deze knop om de pen in te schakelen.
5 Uitwisser-knop
U selecteert deze knop om de uitwisser in te schakelen.
6 Kleurpalet
U selecteert deze kleurstaal om tussen kleuren te kiezen.
ZIE OOK Zie gedeelte 20.5 – Een schets toevoegen op pagina 107 voor informatie over het
toevoegen van een schets aan een infraroodafbeelding.
1 OK-knop
U selecteert deze knop om het tekstcommentaar te bevestigen en op te
slaan.
5 Tekstcommentaarlabel
6 Tekstcommentaarwaarde
8 Toetsenbord-knop
U selecteert deze knop om naar het toetsenbord te gaan en tekst in te
voeren met de styluspen.
9 Wissen-knop
U selecteert deze knop om alle invoergegevens van de geselecteerde tab
te wissen.
ZIE OOK Zie gedeelte 20.3 – Een tekstcommentaar toevoegen op pagina 103 voor informatie
over het toevoegen van een tekstcommentaar aan een infraroodafbeelding.
1 OK-knop
U selecteert deze knop om het tekstcommentaar te bevestigen en op te
slaan.
5 Toetsenbord
6 Wissen-knop
U selecteert deze knop om alle invoergegevens van de geselecteerde tab
te wissen.
ZIE OOK Zie gedeelte 20.4 – Het toevoegen van een afbeeldingbeschrijving op pagina 106
voor informatie over het toevoegen van een beeldbeschrijving aan een infraroodaf-
beelding.
10.2 Werkbalken
10.2.1 Meetwerkbalk
Figuur 10760803;a3
2 Werkbalkknop isoterm
U selecteert deze werkbalkknop om verschillende types isotermen in te
stellen. De opdracht voor isoterm kleurt alle pixels met een temperatuur
boven, onder of tussen een of meer vooraf ingesteld temperatuurniveaus.
3 Werkbalkknop spotmeter
U selecteert deze werkbalkknop om een spotmeter te creëren.
4 Werkbalkknop gebied
U selecteert deze werkbalkknop om een meetgebied te creëren.
5 Werkbalkknop verschilberekening
U selecteert deze werkbalkknop om een verschilberekening in te stellen.
6 Werkbalkknop objectparameters
U selecteert deze werkbalkknop om objectparameters te wijzigen. Het is
belangrijk om de juiste objectparameters in te stellen als er nauwkeurige
meetresultaten zijn vereist.
7 Werkbalkknop OK
U kunt deze knop gebruiken als u vanaf de documentatiewerkbalk in deze
werkbalk komt. Wanneer u deze werkbalkknop selecteert nadat u de ge-
wenste parameter hebt gewijzigd, keert u terug naar de documentatiewerk-
balk.
Deze taakbalkknop wordt uitsluitend weergegeven als u vanuit de documen-
tatiewerkbalk naar deze taakwerkbalk gaat.
10.2.2 Documentatiewerkbalk
Figuur 10760903;a2
3 Werkbalkknop meten
U selecteert dit hulpmiddel om naar de meetwerkbalk te gaan, waar u
meerdere parameters kunt wijzigen voordat u de afbeelding opslaat.
8 Werkbalkknop Opslaan
U selecteert deze werkbalkknop om een infraroodafbeelding op te slaan,
nadat u een van de vijf hierboven genoemde commentaren hebt toege-
voegd. Als u een afbeelding uit het beeldarchief hebt geopend, geeft deze
werkbalkknop Sluiten aan in plaats van Opslaan.
Figuur 10762303;a2
2 Werkbalkknop markeringen
U selecteert deze werkbalkknop om een markering te creëren. Tik de
werkbalkknop aan met de styluspen en teken vervolgens een lijn op de af-
beelding.
3 Werkbalkknop OK
U selecteert deze werkbalkknop om een markering te bevestigen die u hebt
toegevoegd aan een afbeelding, alvorens deze werkmodus te verlaten.
Figuur 10763803;a2
6 Werkbalkknop OK
U selecteert deze werkbalkknop om een eerder opgenomen spraakcom-
mentaar te bevestigen en op te slaan.
Figuur T630231;a2
4 Werkbalkknop OK
U selecteert deze werkbalkknop om de video-opname die u hebt gemaakt
te bevestigen en op te slaan.
ZIE OOK Zie voor meer informatie hierover gedeelte 10.1.1 – Bedieningsmodusgebied op
pagina 22 en gedeelte 18 – Videofragmenten opnemen op pagina 87.
Figuur T630370;a1
1 Werkbalkknop instellingen
U selecteert deze werkbalkknop om de camera voor periodiek opslaan in
te stellen.
ZIE OOK Zie gedeelte 16.4 – Een afbeelding periodiek opslaan op pagina 67 voor meer infor-
matie.
Figuur T630371;a1
3 Werkbalkknop sluiten
ZIE OOK Zie gedeelte 16.11 – Werken met mappen op pagina 77 voor meer informatie.
3 Druk op de Setup-knop.
6 Druk op de joystick.
Raadpleeg nu de documentatie voor uw Bluetooth®-apparaat.
Tijdens de koppelingsprocedure moet u wellicht het dialoogvenster vernieu-
wen door op Vernieuwen te klikken.
Figuur T638370;a1
Technische support@extech.com
ondersteuning
Deze ondersteuning is uitsluitend voor Extech®-meters. Voor technische ondersteu-
voor
ning voor infraroodcamera's gaat u naar http://flir.custhelp.com.
Extech®-meters
OPM. ■ Bij deze procedure wordt ervan uitgegaan dat u de Bluetooth®-apparaten hebt
gekoppeld. Kijk voor instructies hiervoor in gedeelte 13 – Koppelen van Blue-
tooth®-apparaten op pagina 43
■ Kijk voor meer informatie over producten van Extech Instruments op
http://www.extech.com/instruments/
6 Klik op Sluiten.
7 Klik op Opslaan.
3 Als een punt van belang wordt gelokaliseerd, slaat u de vochtwaarde in het
geheugen van de vochtmeter op en identificeert u het meetpunt met een
handafdruk of een andere thermische markering.
4 Haal de waarde uit het geheugen van de meter terug. De vochtmeter stuurt
deze waarde nu continu naar de infraroodcamera.
Algemeen U moet de batterij opladen wanneer er een waarschuwing op het scherm verschijnt
die aangeeft dat de batterij bijna leeg is.
Volg een van de volgende procedures om de batterij op te laden:
■ Gebruik de gecombineerde netvoedingseenheid en batterijlader om de batterij
op te laden als deze zich in de camera bevindt.
■ Gebruik de gecombineerde netvoedingseenheid en batterijlader om de batterij
op te laden als deze zich buiten de camera bevindt.
■ Gebruik de zelfstandige batterijlader om de batterij op te laden
ZIE Lees de volgende gedeelten voor informatie over het opladen van de batterij:
■ Gedeelte 15.1.1 – Gebruikmaken van de gecombineerde netvoedingseenheid en
batterijlader om de batterij op te laden als deze zich in de camera bevindt op pa-
gina 48
■ Gedeelte 15.1.2 – Gebruikmaken van de gecombineerde netvoedingseenheid en
batterijlader om de batterij op te laden als deze zich buiten de camera bevindt op
pagina 49
■ Gedeelte 15.1.3 – Gebruik van de zelfstandige batterijlader om de batterij op te
laden op pagina 50
Procedure Volg deze procedure om de batterij, als deze in de camera is geplaatst, met de net-
voedingseenheid op te laden:
4 Trek de stekker van de netvoedingskabel los als het groene lampje van de
indicator van de batterijtoestand continu brandt.
ZIE OOK Raadpleeg voor meer informatie over de indicator van de batterijtoestand gedeelte
9.4 – Indicator batterijtoestand op pagina 19.
Procedure Volg deze procedure om de batterij, als deze niet in de camera is geplaatst, met de
netvoedingseenheid op te laden:
4 Trek de stekker van de netvoedingskabel los als het groene lampje van de
indicator van de batterijtoestand continu brandt.
ZIE OOK Raadpleeg voor meer informatie over de indicator van de batterijtoestand gedeelte
9.4 – Indicator batterijtoestand op pagina 19.
4 Trek de stekker van de netvoedingskabel los als het groene lampje van de
indicator van de batterijtoestand continu brandt.
ZIE OOK Raadpleeg voor meer informatie over de indicator van de batterijtoestand gedeelte
9.4 – Indicator batterijtoestand op pagina 19.
Figuur 10760203;a1
6 Draai de lenskap 30° met de wijzers van de klok mee (kijkend naar de
voorkant van de lens).
10764503;a1
2 Draai de lens 30° tegen de wijzers van de klok in (kijkend naar de voorkant
van de lens).
10764703;a1
6 Draai de lenskap 30° met de wijzers van de klok mee (kijkend naar de
voorkant van de lens).
10765103;a1
2 Druk het voorste deel van de zonnebeschermkap op zijn plaats. Zorg ervoor
dat de twee lipjes in de overeenkomende gleuven passen.
10765303;a1
Procedure Om een voorbeeld van een afbeelding weer te geven, drukt u op de knop Voor-
beeld/Opslaan.
ZIE OOK ■ Zie gedeelte 10.2.2 – Documentatiewerkbalk op pagina 32 voor informatie over
de documentatiewerkbalk.
■ Zie gedeelte 20 – Afbeeldingen van commentaar voorzien op pagina 100 voor
meer informatie over het toevoegen van commentaar.
3 Selecteer Indeling.
5 Klik op Start.
Afbeeldingscapaci- In deze tabel vindt u informatie over het geschatte aantal beelden dat op de SD-ge-
teit heugenkaarten kan worden opgeslagen:
1 GB 2000 1000
Procedure Druk op de knop Voorbeeld/Opslaan en houd deze langer dan een seconde ingedrukt
om een afbeelding op te slaan zonder een voorbeeld weer te geven.
1 Druk op de Modus-knop.
3 Druk op de joystick.
4
Beweeg de joystick naar de werkbalkknop en druk vervolgens op de
joystick. Hierna wordt het instelmenu geopend.
5 Stel met de joystick de gewenste parameters in.
6
Beweeg de joystick naar de werkbalkknop en druk op de joystick om
het periodiek opslaan te starten. Het periodieke opslaan gaat nu van start
en de volgende werkbalk wordt weergegeven:
T630366;a1
7
Beweeg de joystick naar de werkbalkknop en druk op de joystick om
de opname te stoppen.
2 Als u een andere afbeelding wilt openen, kunt u een van de onderstaande
handelingen verrichten:
■ 1 Beweeg de joystick omhoog. Zo geeft u de afbeeldingen weer als
thumbnails.
2 Selecteer de afbeelding die u wilt openen met de joystick.
3 Druk op de Selecteer-knop om deze afbeelding te openen.
■ Beweeg de joystick naar links/rechts. Hiermee geeft u de vorige/volgende
afbeelding in de volledige afbeeldingsmodus weer.
OPM. ■ Zodra u deze modus opent, worden alle afbeeldingen van het scherm verwijderd.
■ Wanneer u deze modus opent, worden alle meethulpmiddelen uitgeschakeld.
Wanneer u de modus verlaat, worden deze weer ingeschakeld.
■ In de miniatuurweergave worden de met deze functie gecreëerde afbeeldingen
1 Druk op de Modus-knop.
Voorbeeld 2 Deze afbeelding toont twee infraroodafbeeldingen van een isolator in een hoogspan-
ningskabel.
In de linkerafbeelding zjn de koude lucht en de voedingskabelstructuur vastgelegd
bij een minimumtemperatuur van –26.0°C. In de rechterafbeelding zijn de maximum-
en minimumtemperatuurniveaus gewijzigd in de temperatuurniveaus in de buurt van
de isolator. Dit maakt het analyseren van de temperatuurvariaties in de isolator een-
voudiger.
10742503;a3
Het niveau van de Ga als volgt te werk om het niveau van de temperatuurschaal te wijzigen:
temperatuurschaal
wijzigen 1 Zorg ervoor dat de camera een bewegend infraroodbeeld weergeeft. Hier-
voor selecteert u de Cameramodus met de Modus-knop en de joystick.
Het schaalbereik Ga als volgt te werk om het bereik van de temperatuurschaal te wijzigen:
van de
temperatuur 1 Zorg ervoor dat de camera een bewegend infraroodbeeld weergeeft.
wijzigen
2 Controleer of de camera in de handmatige aanpassingsmodus staat. Deze
modus wordt aangegeven met de letter M in de rechterbovenhoek van het
scherm. Zo niet, drukt u één keer op de A/M-knop.
1 Druk op de Archief-knop.
1 Druk op de Archief-knop.
1 Druk op de Setup-knop.
3 Selecteer Werkmap.
4 Druk op de joystick.
5
Beweeg de joystick naar de rechterkant om de werkbalkknop te se-
lecteren en druk vervolgens op de joystick om een nieuwe map te creëren.
U hebt nu een nieuwe map gecreëerd.
6 Druk op de Modus-knop om het dialoogvenster te verlaten.
OPM. Bij het gebruik van een Eye-Fi®-geheugenkaart wordt er automatisch een DCIM-map
aangemaakt en gevuld en kunt u de infraroodafbeeldingen en visuele foto's uploaden
naar Flickr, Facebook, Picasa, MobileMe, YouTube, FTP enz.
Kijk voor meer informatie op http://www.eye.fi
1 Druk op de Setup-knop.
3 Selecteer Werkmap.
4 Druk op de joystick.
6
Beweeg de joystick naar de rechterkant om de werkbalkknop te se-
lecteren en druk op de joystick. De map is nu verwijderd.
7 Druk op de Modus-knop om het dialoogvenster te verlaten.
OPM. Bij het gebruik van een Eye-Fi®-geheugenkaart wordt er automatisch een DCIM-map
aangemaakt en gevuld en kunt u de infraroodafbeeldingen en visuele foto's uploaden
naar Flickr, Facebook, Picasa, MobileMe, YouTube, FTP enz.
Kijk voor meer informatie op http://www.eye.fi
1 Druk op de Setup-knop.
3 Selecteer Werkmap.
4 Druk op de joystick.
5 (Voor deze stap wordt aangenomen dat u meer dan één werkmap hebt.)
Indien u een andere map als werkmap wilt instellen, selecteert u met de
joystick deze map en drukt u op de joystick. De nieuwe map is nu ingesteld
als werkmap.
OPM. Bij het gebruik van een Eye-Fi®-geheugenkaart wordt er automatisch een DCIM-map
aangemaakt en gevuld en kunt u de infraroodafbeeldingen en visuele foto's uploaden
naar Flickr, Facebook, Picasa, MobileMe, YouTube, FTP enz.
Kijk voor meer informatie op http://www.eye.fi
2 Druk op de Archief-knop.
2 Druk op de Archief-knop.
Fusietypes Afhankelijk van het cameramodel zijn er vier verschillende fusietypes beschikbaar.
Dit zijn:
■ Boven: alle gebieden in de digitale foto met een temperatuur boven een vastge-
steld temperatuurniveau worden weergegeven in infrarood.
■ Onder: alle gebieden in de digitale foto met een temperatuur onder een vastgesteld
temperatuurniveau worden weergegeven in infrarood.
■ Interval: alle gebieden in de digitale foto met een temperatuur tussen twee vast-
gestelde temperatuurniveaus worden weergegeven in infrarood.
■ Beeld-in-beeld: een frame van een infraroodafbeelding wordt weergegeven bo-
venop de digitale foto.
Boven
Onder
Interval
Beeld-in-beeld
3 Druk op de joystick.
6 Druk op de Setup-knop.
8 Voor het deactiveren van Fusion, herhaalt u stap 4 (zie hierboven) en selec-
teert u Uit.
Algemeen Voordat u fusie kunt activeren, moet u een fusietype instellen. Zie de vorige pagina
voor informatie hierover.
Fusie activeren Voor het activeren van fusie, drukt u op de Camera-knop totdat het woord Fusion
op het scherm wordt weergegeven.
1 Druk op de Modus-knop.
OPM. ■ U kunt in deze modus alleen de meest recent opgenomen videofragmenten bekij-
ken. Om andere videofragmenten te bekijken, gaat u naar de archiefmodus.
■ U kunt de videofragmenten bijvoorbeeld afspelen in Windows® Media Player.
Hiervoor moet u echter wel de 3ivx D4 Decoder kopen, downloaden en installeren.
Dit is een MPEG-4-toolkit die ondersteuning biedt voor MPEG-4 Video, MPEG-4
Audio en het MP4-bestandsformaat. U kunt de 3ivx D4 Decoder downloaden op
http://www.3ivx.com/.
■ U kunt ook andere videospelers gebruiken, zoals ffdshow op http://sourcefor-
ge.net/projects/ffdshow.
■ Codecs zijn eventueel ook verkrijgbaar op http://www.free-codecs.com/.
■ FLIR Systems accepteert geen enkele verantwoordelijkheid voor de werking van
videospelers en codecs van derden.
Procedure Volg deze procedure om een spotmeter in te stellen of een gebied te gebruiken:
1 Druk op de Meetknop.
OPM. Het gebied in het midden van de spotmeter moet door het doelobject worden bedekt
om een juiste temperatuur weer te geven.
Voor nauwkeurige metingen dient u ook de objectparameters in te stellen. Zie gedeelte
19.9 – Het wijzigen van objectparameters op pagina 98.
ZIE OOK U kunt ook meethulpmiddelen instellen met de geavanceerde modus voor complexere
setups. Zie gedeelte 19.2 – Meethulpmiddelen instellen (geavanceerde modus) op
pagina 89 voor meer informatie.
1 Druk op de Meetknop.
ZIE OOK ■ Zie gedeelte 19.4 – Isotermen instellen op pagina 91 voor meer informatie over
isotermen.
■ Zie gedeelte 10.2.1 – Meetwerkbalk op pagina 30 voor meer informatie over de
meetwerkbalk.
1 Druk op de Meetknop.
Een isoterm voor Volg deze procedure om een isotermkleur in te stellen die wordt weergegeven wan-
hoge temperaturen neer een temperatuur stijgt tot boven de vooraf ingestelde waarde:
instellen
1 Druk op de Meetknop.
Een isoterm voor Volg deze procedure om een isotermkleur in te stellen die wordt weergegeven wan-
lage temperaturen neer een temperatuur zakt tot onder de vooraf ingestelde waarde:
instellen
1 Druk op de Meetknop.
Een vochtigheids- Volg deze procedure om een isotermkleur in te stellen die wordt weergegeven wan-
isoterm instellen neer de camera een gebied opmerkt waar wellicht een risico op vochtigheid in een
structuur is:
1 Druk op de Meetknop.
Een isolatie-iso- Volg deze procedure om een isotermkleur in te stellen die wordt weergegeven wan-
term instellen neer de camera iets opmerkt wat een isolatiedefect in een muur kan zijn.
1 Druk op de Meetknop.
OPM. De persoon van wie u de gezichtstemperatuur screent, dient zijn bril te verwijderen.
5 Stel het Alarmverschil in met de joystick. Deze waarde is het verschil tussen
de referentietemperatuur (later beschreven) en de temperatuur waarbij de
camera het alarm laat afgaan. Een gemiddelde waarde is 2 °C.
3
Selecteer de werkbalkknop . Hiermee geeft u een menu weer met alle
huidige actieve meethulpmiddelen.
4 Selecteer het meethulpmiddel in het menu dat u wilt verwijderen. Hierna
verschijnt een submenu.
3
Selecteer de werkbalkknop . Hiermee geeft u een menu weer met alle
huidige actieve isotermen.
4 Selecteer in het submenu Uit en druk op de joystick.
1 Druk op de Meetknop.
3
Selecteer de werkbalkknop . Hiermee geeft u een menu weer met alle
huidige actieve meethulpmiddelen.
4 Selecteer het meethulpmiddel in het menu dat u wilt verplaatsen. Hierna
verschijnt een submenu.
1 Druk op de Meetknop.
3
Selecteer de werkbalkknop . Hiermee geeft u een menu weer met alle
huidige actieve meethulpmiddelen.
4 Selecteer het gebied in het menu. Hierna verschijnt een submenu.
Aanbevolen Indien u twijfels hebt over de waarden, worden de volgende waarden aanbevolen:
waarden
Atmosferische temperatuur +20°C
Emissiegraad 0.95
Objectafstand 1,0 m
1 Druk op de Meetknop.
3 Druk op de joystick.
5 Druk op de joystick.
ZIE OOK Zie gedeelte 31 – Thermografische meettechnieken op pagina 214 voor meer infor-
matie over parameters en hoe u de emissiegraad en gereflecteerde gevoelstempera-
tuur juist instelt.
100 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
20 – Afbeeldingen van commentaar voorzien
2
Selecteer op de documentatiewerkbalk de werkbalkknop en druk op
de joystick.
3 Verricht een van de volgende handelingen:
■ Druk op de Voorbeeld/Opslaan-knop om de digitale foto te nemen.
■ Druk op de joystick om terug te gaan naar de infraroodmodus.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 101
20 – Afbeeldingen van commentaar voorzien
2
Selecteer op de documentatiewerkbalk de werkbalkknop voor
spraakcommentaar met de joystick.
3 Druk op de joystick. Hierna wordt de spraakcommentaarwerkbalk weerge-
geven.
102 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
20 – Afbeeldingen van commentaar voorzien
Definitie van label Het concept van tekstcommentaar is gebaseerd op twee belangrijke definities – label
en waarde en waarde. De volgende voorbeelden verklaren het verschil tussen de twee definities.
Company Company A
Company B
Company C
Building Workshop 1
Workshop 2
Workshop 3
Section Room 1
Room 2
Room 3
Equipment Tool 1
Tool 1
Tool 3
Recommendation Aanbeveling 1
Aanbeveling 2
Aanbeveling 3
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 103
20 – Afbeeldingen van commentaar voorzien
Geldig Het geldige bestandsformaat voor een tekstcommentaar is *.tcf. Een *.tcf-bestand
bestandsformaat is een tekstbestand met een van de volgende twee coderingen:
■ ANSI-codering (ondersteund door FLIR Reporter)
■ UTF-8-codering (niet ondersteund door FLIR Reporter). Deze codering moet voor
alle schrijfsystemen worden gebruikt behalve voor de ISO 8859-1 (Latin-1) code-
ring, zoals Japans of Cyrillisch.
Voor het creëren van een *.tcf-bestand schrijft u uw tekst met een teksteditor (bijv.
Notepad op de computer) en slaat u het bestand op met ANSI- of UTF-8-codering.
Het bestand moet het suffix *.tcf hebben: voeg de bestandsnaam indien nodig toe
of bewerk deze. U kunt ook de tekstcommentaareditor in FLIR Reporter gebruiken
voor het creëren van tekstcommentaar.
Maximaal aantal Het maximale aantal tekens in een *.tcf-bestand is 512 tekens per label en waarde.
karakters
Voorbeeld markup- Dit is een voorbeeldopmaakstructuur van een *.tcf-bestand. De woorden tussen
structuur haakjes zijn labels en de woorden zonder haakjes zijn waarden.
<Company>
Company A
Company B
Company C
<Building>
Workshop 1
Workshop 2
Workshop 3
<Section>
Room 1
Room 2
Room 3
<Equipment>
Tool 1
Tool 2
Tool 3
<Recommendation>
Recommendation 1
Recommendation 2
Recommendation 3
104 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
20 – Afbeeldingen van commentaar voorzien
2
Beweeg de joystick naar links om de werkbalkknop voor tekstcommen-
taar te selecteren.
3 Druk op de joystick om het werkgebied van tekstcommentaar en beeldbe-
schrijving weer te geven. Indien de SD-geheugenkaart een geldig *.tcf-be-
stand bevat, worden de tekstcommentaarlabels in een lijst weergegeven.
Zie gedeelte 10.1.4 – Werkgebied tekstcommentaar en beeldbeschrijving
op pagina 27 voor informatie over het werkgebied.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 105
20 – Afbeeldingen van commentaar voorzien
2
Beweeg de joystick naar links om de werkbalkknop voor tekstcommen-
taar te selecteren.
3 Druk op de joystick om het werkgebied van tekstcommentaar en beeldbe-
schrijving weer te geven.
Zie gedeelte 10.1.4 – Werkgebied tekstcommentaar en beeldbeschrijving
op pagina 27 voor informatie over het werkgebied.
106 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
20 – Afbeeldingen van commentaar voorzien
2
Selecteer op de documentatiewerkbalk de werkbalkknop met de sty-
luspen. Hierna verschijnt het schetswerkgebied.
Zie gedeelte 10.1.3 – Schetswerkgebied op pagina 25 voor informatie over
het werkgebied.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 107
20 – Afbeeldingen van commentaar voorzien
2
Selecteer op de documentatiewerkbalk de werkbalkknop met de sty-
luspen.
3
Selecteer op de beeldmarkeringswerkbalk de werkbalkknop met de
styluspen.
Zie gedeelte 10.2.3 – Werkbalk beeldmarkering op pagina 34 voor informa-
tie over de beeldmarkeringswerkbalk.
108 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
21 Instellingen wijzigen
21.1 Beeldinstellingen wijzigen
Algemeen Op deze tab kunt u de volgende beeldinstellingen wijzigen:
■ Kleurpallet, d,w,z, welke kleuren de infraroodafbeelding krijgt. Een ander palet
maakt het wellicht eenvoudiger een afbeelding te analyseren.
■ Temperatuurbereik van het object, d.w.z. het temperatuurbereik voor het meten
van objecten. U dient het temperatuurbereik te wijzigen naar gelang de te verwach-
ten temperatuur van het object dat u inspecteert.
Procedure Vold deze procedure om een of meer van de bovengenoemde instellingen te wijzigen:
1 Druk op de Setup-knop.
4 Druk op de joystick.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 109
21 – Instellingen wijzigen
Procedure Vold deze procedure om een of meer van de bovengenoemde instellingen te wijzigen:
1 Druk op de Setup-knop.
4 Druk op de joystick.
110 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
21 – Instellingen wijzigen
Procedure Vold deze procedure om een of meer van de bovengenoemde instellingen te wijzigen:
1 Druk op de Setup-knop.
4 Druk op de joystick.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 111
22 De camera reinigen
22.1 Camerahuis, kabels en andere onderdelen
Vloeistoffen Gebruik een van de volgende vloeistoffen:
■ Warm water
■ Een mild reinigingsmiddel
112 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
22 – De camera reinigen
22.2 Infraroodlens
Vloeistoffen Gebruik een van de volgende vloeistoffen:
■ 96% isopropyl-alcohol.
■ Een commerciële lensreinigingsvloeistof met meer dan 30% isoprpoyl-alcohol.
Apparatuur Watje
WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u alle geldende veiligheidsinformatie (MSDS, Material Safety Data
Sheets) en waarschuwingen hebt gelezen voordat u een vloeistof gebruikt: de
vloeistoffen kunnen gevaarlijk zijn.
VOORZICHTIG ■ Wees voorzichtig bij het reinigen van de infraroodlens. De lens heeft een kwetsbare
antireflectiecoating.
■ Pas niet te veel kracht toe tijdens het reinigen van de infraroodlens. Hierdoor kan
de antireflectiecoating beschadigd raken.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 113
23 Technische gegevens
Raadpleeg voor technische gegevens de gegevensbladen op de bij de camera gele-
verde CD-ROM met gebruikersdocumentatie.
114 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
24 Pinconfiguraties
Pinconfiguratie 10763203;a1
Pin Configuratie
1 +5 V (uit)
2 USB –
3 USB +
4 N/A
5 Aarde
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 115
24 – Pinconfiguraties
Pinconfiguratie 10763503;a1
voor connector
van headset met
microfoon
Pin Configuratie
1 Mic terug
2 Hoofdtelefoon +
3 Mic in
4 Hoofdtelefoon –
116 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
24 – Pinconfiguraties
Pinconfiguratrie 10763503;a1
voor videoconnec-
tor
Pin Configuratie
1 Audio rechts
2 Aarde
3 Video uit
4 Audio links
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 117
24 – Pinconfiguraties
Pinconfiguratie 10763303;a1
voor
USB-A-connector
Pin Configuratie
1 +5 V (in)
2 USB –
3 USB +
4 Aarde
118 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
24 – Pinconfiguraties
Pinconfiguratie 10763403;a1
voor netsnoeraan-
sluiting
Pin Configuratie
1 +12 V
2 GND
3 GND
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 119
25 Afmetingen
25.1 Camera
25.1.1 Camera-afmetingen
Figuur 10760403;a2
120 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
25 – Afmetingen
Figuur 10760503;a1
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 121
25 – Afmetingen
Figuur 10760603;a1
122 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
25 – Afmetingen
Figuur 10762703;a1
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 123
25 – Afmetingen
Figuur 10762603;a1
124 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
25 – Afmetingen
25.2 Batterij
Figuur 10602103;a2
OPM. Gebruik een schone, droge doek om water of vocht op de batterij te verwijderen,
voordat u deze installeert.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 125
25 – Afmetingen
OPM. Gebruik een schone, droge doek om water of vocht op de batterij te verwijderen,
voordat u deze installeert.
126 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
25 – Afmetingen
OPM. Gebruik een schone, droge doek om water of vocht op de batterij te verwijderen,
voordat u deze installeert.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 127
25 – Afmetingen
128 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
25 – Afmetingen
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 129
26 Toepassingsvoorbeelden
26.1 Vocht- en waterschade
Algemeen Vocht- en waterschade in een huis zijn vaak te detecteren met behulp van een infra-
roodcamera. Dit komt doordat het beschadigde gebied enerzijds andere warmtege-
leidende eigenschappen heeft dan het omringende materiaal en anderzijds een an-
dere thermische capaciteit voor de opslag van warmte.
OPM. Er zijn veel factoren die een rol spelen bij de manier waarop vocht- of waterschade
in een infraroodafbeelding wordt weergegeven.
De opwarming en afkoeling van deze delen vindt bijvoorbeeld met verschillende
snelheden plaats, afhankelijk van het materiaal en de tijd van de dag. Daarom is het
van belang om ook andere methodes te gebruiken om te controleren op vocht- of
waterschade.
130 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
26 – Toepassingsvoorbeelden
OPM. De constructie van contactdozen kan van fabrikant tot fabrikant aanzienlijk verschillen.
Hierdoor kunnen verschillende defecten in een contactdoos er op een infraroodaf-
beelding hetzelfde uitzien.
Lokale temperatuurstijgingen kunnen ook worden veroorzaakt door slecht contact
tussen draad en contactdoos of door verschillende belastingen.
Figuur Op de afbeelding ziet u een aansluiting van een kabel op een contactdoos waarbij
een slecht contact in de aansluiting heeft geleid tot een lokale temperatuurstijging.
10739603;a1
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 131
26 – Toepassingsvoorbeelden
OPM. De constructie van contactdozen kan van fabrikant tot fabrikant aanzienlijk verschillen.
Hierdoor kunnen verschillende defecten in een contactdoos er op een infraroodaf-
beelding hetzelfde uitzien.
Lokale temperatuurstijgingen kunnen ook worden veroorzaakt door slecht contact
tussen draad en contactdoos of door verschillende belastingen.
Figuur De afbeelding laat een reeks zekeringen zien waarbij één zekering een verhoogde
temperatuur heeft op de contactvlakken tegen de zekeringhouder. Vanwege het
blanke metaal van de zekeringhouder is de temperatuurstijging daar niet zichtbaar,
maar wel op het keramische materiaal van de zekering.
10739703;a1
132 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
26 – Toepassingsvoorbeelden
26.4 Isolatiefouten
Algemeen Isolatiefouten kunnen ertoe leiden dat isolatie in de loop van de tijd volume kwijtraakt
en daardoor de holle ruimte in een buitenmuur niet meer volledig vult.
Met een infraroodcamera kunt u deze isolatiefouten zien, doordat ze andere warmte-
geleidende eigenschappen hebben dan delen met correct aangebrachte isolatie
en/of het gebied laten zien waar er lucht binnendringt in het geraamte van het gebouw.
OPM. Bij inspectie van een gebouw moet het temperatuurverschil tussen de binnen- en de
buitenkant minimaal 10 °C zijn. Stijlen, waterleidingen, betonnen pilaren e.d. kunnen
er op een infraroodafbeelding hetzelfde uitzien als isolatiefouten. Van nature zijn ook
kleine verschillen mogelijk.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 133
26 – Toepassingsvoorbeelden
26.5 Tocht
Algemeen Tocht komt voor onder plinten, rond deur- en raamkozijnen en boven plafondlijsten.
Dit type tocht is vaak te zien met een infraroodcamera doordat een koelere lucht-
stroom het omringende oppervlak afkoelt.
OPM. Als u op zoek gaat naar tocht in een huis, moet de druk in het huis onder de atmos-
ferische druk liggen. Sluit alle deuren, ramen en ventilatiekanalen en laat de afzuigkap
een tijdje lopen voordat u de infraroodafbeeldingen maakt.
Een infraroodafbeelding van tocht laat vaak een typisch stromingspatroon zien. In
de onderstaande afbeelding is dit stromingspatroon duidelijk zichtbaar.
Onthoud ook dat tocht verborgen kan blijven door de warmte van vloerverwarming.
Figuur De afbeelding laat een plafondluik zien waar een onjuiste installatie tot een sterke
tochtstroom heeft geleid.
10739903;a1
134 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 Inleiding in het thermografisch
onderzoeken van gebouwen
27.1 Belangrijke opmerking
Uw specifieke cameraconfiguratie hoeft niet noodzakelijkerwijs alle camerafuncties
en specificaties te ondersteunen die in dit gedeelte worden beschreven.
Figuur 27.1 LINKS: Infraroodafbeelding zonder thermische afregeling, RECHTS: Een thermisch afgeregelde
infraroodafbeelding na wijziging van niveau en bereik.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 135
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
136 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
de inspectie onder een lagere negatieve druk uit te voeren. Sluit hiervoor alle ramen,
deuren en ventilatiekanalen en en laat de afzuigkap van de keuken een tijdje werken
om een negatieve druk van 5-10 Pa te realiseren (geldt alleen voor woonhuizen).
■ Aanbevolen wordt een temperatuurverschil tussen binnen en buiten aan te houden
van 10–15 °C. Het is mogelijk om inspecties uit te voeren bij een lager temperatuur-
verschil, maar de analyse van de infraroodafbeeldingen wordt dan wat lastiger.
■ Vermijd direct zonlicht op een deel van een constructie, bijv. een gevel, dat van
binnenuit moet worden geïnspecteerd. Het zonlicht zal de gevel verwarmen,
waardoor temperatuurverschillen aan de binnenkant worden vereffend en fouten
in de constructie worden gemaskeerd. Vooral de lente vormt met lage nachttempe-
raturen (±0 °C) en hoge dagtemperaturen (+14 °C) een risico.
27.2.2 Over vochtdetectie
Vocht in een constructie kan van diverse bronnen afkomstig zijn, bijv.:
■ Externe lekken, zoals overstromingen, lekkende brandkranen enz.
■ Interne lekken, zoals waterleiding, riool enz.
■ Condensatie, oftewel vocht uit de lucht dat als vloeibaar water neerslaat door
condensatie op koude oppervlakken.
■ Bouwvocht, dat wil zeggen vocht dat in het bouwmateriaal aanwezig is vóór het
bouwen van de constructie.
■ Water dat achterblijft na het blussen van een brand.
Als non-destructieve detectiemethode heeft het gebruik van een infraroodcamera ten
opzichte van andere methoden een aantal voordelen en een paar nadelen:
Voordeel Nadeel
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 137
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Hoewel enige basiskennis over de constructie van licht hellende bedrijfsdaken handig
is bij het uitvoeren van een thermografische dakinspectie is specialistische kennis
niet noodzakelijk. Voor licht hellende bedrijfsdaken zijn er een heleboel verschillende
ontwerpprincipes, zowel qua materiaal als qua ontwerp, en van de persoon die de
infraroodinspectie uitvoert kan niet worden verwacht dat hij ze allemaal kent. Indien
er aanvullende informatie nodig is over een bepaald dak, kan de architect of de aan-
nemer van het gebouw normaal gesproken de betreffende informatie verstrekken.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van veel voorkomende oorzaken van
dakproblemen (uit SPIE Thermosense Proceedings Vol. 371 (1982), p.177).
Oorzaak %
Materialen 8,0
138 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
10553703;a2
Dakmembraan onvoldoende afgedicht rond dak-
luik.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 139
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Constructietekening Toelichting
10553803;a2
Afvoerkanalen te hoog geplaatst met een te lage
helling. Na regen blijft er wat water in het afvoerka-
naal achter, wat rond het kanaal tot plaatselijke
lekkage kan leiden.
10553903;a2
Onvoldoende afdichting tussen dakmembraan en
dakafvoer leidt tot plaatselijke lekkage rond de
dakafvoer.
140 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
10554103;a1
Dakbedekkingsdelen en isolatie met waterschade,
waargenomen met een infraroodscan vanaf de
onderkant van de dakbedekking op een dak met
T-platen van constructiebeton.
De getroffen gebieden zijn kouder dan de omlig-
gende gezonde gebieden door het effect van ge-
leiding en/of thermische capaciteit.
10554203;a1
Inspectie overdag van dakbedekking bij licht hel-
lend bedrijfsdak.
De getroffen gebieden zijn kouder dan de omlig-
gende droge gebieden door het effect van gelei-
ding en/of thermische capaciteit.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 141
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
10554403;a2
Stromende regen valt in een hoek tegen het raam.
De meeste regen loopt bij de rand van het raam
weg langs het voeglood, maar een deel ervan
dringt het metselwerk binnen op de plaats waar
het pleisterwerk en de onderkant van het voeglood
bij elkaar komen.
142 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Constructietekening Toelichting
10554503;a2
Regen valt in een hoek tegen de gevel en dringt
via barsten het pleisterwerk binnen. Het water loopt
vervolgens langs de binnenkant van het pleister-
werk en zorgt voor vorsterosie.
10554603;a2
Regen spat tegen de gevel en dringt door middel
van absorptie het pleister- en metselwerk binnen,
wat uiteindelijk tot vorsterosie leidt.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 143
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
10554803;a1
Vochtmigratie in stapelmuur door capillaire werking
en in afwerkingsdelen aan de binnenkant door
onvoldoende vrije ruimte en hellingsgraad van vinyl
gevelbeplating op een appartementencomplex.
144 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Balkons zijn weliswaar kleiner dan andere constructies, maar vereisen dezelfde
zorgvuldigheid op het gebied van ontwerp, materiaalkeuze en uitvoering. Omdat
balkons meestal slechts aan één kant ondersteund worden, kan vocht dat voor cor-
rosie zorgt van stutten en gewapend beton problemen geven en tot gevaarlijke situaties
leiden.
27.2.5.2 Constructies met toelichting
Dit gedeelte bevat enkele typische voorbeelden van vochtproblemen bij gebruiksdaken
en balkons.
Constructietekening Toelichting
10555203;a2
Onjuiste afdichting tussen bestrating/membraan
en dakafvoer leidt tot lekkage bij regen.
10555103;a2
Geen voeglood bij verbinding tussen dak en muur,
waardoor regen in het beton en de isolatie kan
dringen.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 145
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Constructietekening Toelichting
10555003;a2
Er is water in het beton gedrongen door het onjuis-
te formaat van de druppelplaat, waardoor het beton
breekt en corrosie van de wapening optreedt.
GEVAAR VOOR DE VEILIGHEID!
10554903;a2
Er is water in het pleisterwerk en het onderliggende
metselwerk gedrongen bij het punt waar de leuning
aan de muur is bevestigd.
GEVAAR VOOR DE VEILIGHEID!
146 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
10555403;a1
Het ontbreken van een composiet afwateringsvlak
of -medium in de dakpleinconstructie van een on-
dergrondse parkeergarage heeft geleid tot stil-
staand water tussen het dak van constructiebeton
en het bovenliggende loopvlak.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 147
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
10555603;a1
Het water uit een lekkende leiding bleek verder te
zijn gemigreerd dan oorspronkelijk door de aanne-
mer voorzien tijdens het toepassen van hersteltech-
nieken in de vorm van het wegsnijden van vloerbe-
dekking en het installeren van ontvochtigers.
148 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Infraroodafbeelding Toelichting
10555703;a1
De infraroodafbeelding van dit flatgebouw van 3
verdiepingen met vinyl gevelbeplating laat duidelijk
het traject zien van een ernstige lekkage uit een
wasmachine op de derde verdieping, volledig
verborgen in de muur.
10555803;a1
Waterlekkage door onjuiste afdichtingen tussen
vloersifon en tegels.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 149
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
27.2.7 Luchtinfiltratie
27.2.7.1 Algemene informatie
Door de winddruk op een gebouw, temperatuurverschillen tussen de binnenkant en
de buitenkant van het gebouw en door het feit dat de meeste gebouwen gebruik
maken van apparaten om gebruikte lucht uit het gebouw af te zuigen, ligt een nega-
tieve druk van 2–5 Pa in de lijn der verwachting. Als deze negatieve druk ertoe leidt
dat er koude lucht de constructie binnendringt door fouten in de isolatie en/of afdich-
ting van het gebouw, treedt de zogenaamde luchtinfiltratie op. Luchtinfiltratie is te
verwachten bij voegen en naden in de constructie.
Doordat luchtinfiltratie een stroom van koude lucht naar bijv. een kamer creëert, kan
het binnenmilieu er aanzienlijk door worden verslechterd. Kleine luchtstromen van
0,15 m/s (0,49 ft/s) worden meestal opgemerkt door bewoners, hoewel het lastig kan
zijn om deze luchtstromen te detecteren met reguliere meetinstrumenten.
Op een infraroodafbeelding is luchtinfiltratie te herkennen aan het typische straalpa-
troon vanuit het uitgangspunt in de constructie— bijv. van achter een plint. Bovendien
hebben luchtinfiltratiegebieden vaak een lagere waargenomen temperatuur dan ge-
bieden met alleen een isolatiefout. Dit wordt veroorzaakt door de verkillingsfactor van
de luchtstroom.
27.2.7.2 Constructies met toelichting
Dit gedeelte bevat enkele typische voorbeelden van constructies waar luchtinfiltratie
kan optreden.
Constructietekening Toelichting
10552503;a2
Isolatiefouten bij de onderste dakrand van een
bakstenen huis door de onjuist aangebrachte iso-
latiedekens van glaswol.
De luchtinfiltratie dringt van achter de kroonlijst de
kamer binnen.
150 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Constructietekening Toelichting
10552303;a2
Isolatiefouten in een tussenvloer door onjuist aan-
gebrachte isolatiedekens van glaswol.
De luchtinfiltratie dringt van achter de kroonlijst de
kamer binnen.
10552603;a2
Luchtinfiltratie in een betonnen vloer boven de
kruipruimte door barsten in de baksteengevel.
De luchtinfiltratie dringt achter de plint de kamer
binnen.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 151
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
10552803;a1
Luchtinfiltratie van achter een plint. Let op het typi-
sche straalpatroon.
Het witte gebied links is een radiator.
10552903;a1
Luchtinfiltratie van achter een plint. Let op het typi-
sche straalpatroon.
152 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
27.2.8 Isolatiefouten
27.2.8.1 Algemene informatie
Isolatiefouten hoeven niet altijd tot luchtinfiltratie te leiden. Als isolatiedekens van
glaswol onjuist zijn aangebracht, zullen zich in de constructie luchtzakken vormen.
Aangezien deze luchtzakken een ander thermisch geleidingsvermogen hebben dan
gebieden waar de isolatiedekens correct zijn aangebracht, kunnen de luchtzakken
worden gedetecteerd met een thermografische inspectie van het gebouw.
Als vuistregel geldt dat gebieden met isolatiefouten normaal gesproken hogere tem-
peraturen hebben dan gebieden met alleen luchtinfiltratie.
Let bij het thermografisch inspecteren van gebouwen met het oog op isolatiefouten
op de volgende delen van een constructie, die er op de infraroodafbeelding uit kunnen
zien als isolatiefouten:
■ Houten dwarsbalken, stijlen, sparren, balken
■ Stalen steunbalken en stalen balken
■ Waterleidingen in muren, plafonds, vloeren
■ Elektrische installaties in muren, plafonds, vloeren —zoals kabelgoten, buizen enz.
■ Betonnen vakken in vakwerkmuren
■ Ventilatiekanalen en luchtkanalen
27.2.8.2 Constructies met toelichting
Dit gedeelte bevat enkele typische voorbeelden van onderdelen van constructies met
isolatiefouten:
Constructietekening Toelichting
10553203;a2
Isolatiefouten (en luchtinfiltratie) door onjuist aan-
gebrachte isolatiedekens rondom een elektrische
netvoeding.
Isolatiefouten van dit type zijn op een infraroodaf-
beelding zichtbaar als donkere gebieden.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 153
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Constructietekening Toelichting
10553103;a2
Isolatiefouten door onjuist aangebrachte isolatie-
dekens rondom een zolderbalk. Er dringt koude
lucht binnen in de constructie, waardoor de binnen-
kant van het plafond wordt afgekoeld.
Isolatiefouten van dit type zijn op een infraroodaf-
beelding zichtbaar als donkere gebieden.
10553003;a2
Isolatiefouten door onjuist aangebrachte isolatie-
dekens zorgen voor een luchtzak aan de buiten-
kant van een schuin plafond.
Isolatiefouten van dit type zijn op een infraroodaf-
beelding zichtbaar als donkere gebieden.
154 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
10553403;a1
Onjuist aangebrachte glaswoldekens in een ver-
laagd plafond.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 155
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Infraroodafbeelding Toelichting
10553503;a1
Isolatiefouten in een tussenvloerconstructie. De
fout kan zijn veroorzaakt door ontbrekende isola-
tiedekens of onjuist aangebrachte isolatiedekens
(luchtzakken).
156 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 157
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
158 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
■ Voor de ontwikkelaar en de beheerder van het pand is het van essentieel belang
dat gebouwen zijn gecontroleerd met het oog op warmte-efficiency, onderhoud
(schade door vocht of vochtinfiltratie) en comfort voor de bewoners (bijv. gekoelde
oppervlakken en luchtbewegingen in bewoonde zones).
■ Voor de gebruiker gaat het erom dat het eindproduct voldoet aan de beloofde eisen
op het gebied van de thermische isolatie en de luchtdichtheid van het gebouw.
Het kopen van een huis brengt voor individuele personen aanzienlijke financiële
verplichtingen met zich mee. De koper wil daarom weten of eventuele defecten in
de constructie niet zullen leiden tot ernstige financiële gevolgen of hygiëneproble-
men.
De effecten van het testen en controleren van de isolatie en luchtdichtheid van een
gebouw zijn deels psychologisch en deels financieel.
De psychologische beleving van een binnenklimaat is bijzonder subjectief en is afhan-
kelijk van de warmtebalans van het betreffende menselijke lichaam en de manier
waarop individuele personen temperatuur beleven. De beleving van klimaat is afhan-
kelijk van zowel de temperatuur van de binnenlucht als die van de omringende opper-
vlakken. Ook de bewegingssnelheid en het vochtgehalte van binnenlucht zijn van
enig belang. In psychologische zin zorgt tocht voor een gevoel van plaatselijke afkoe-
ling van het lichaamsoppervlak, veroorzaakt door
■ buitensporige luchtbewegingen in de bewoonde zone bij normale luchttemperatuur;
■ normale luchtbewegingen in de bewoonde zone maar bij een te lage kamertempe-
ratuur;
■ aanzienlijke uitwisseling van stralingswarmte met een koud oppervlak.
Het is moeilijk om de kwantitatieve effecten van het testen en controleren van de
thermische isolatie van een gebouw in te schatten.
Uit onderzoek is gebleken dat defecten in de thermische isolatie en luchtdichtheid
van gebouwen warmteverliezen veroorzaken die zo'n 20–30 % hoger liggen dan
verwacht. Dit bleek ook uit metingen van het energieverbruik voor en na herstelmaat-
regelen in relatief grote complexen met kleine huizen en huizenblokken. De genoemde
cijfers zijn waarschijnlijk niet representatief voor gebouwen in het algemeen, omdat
de onderzoeksgegevens niet significant moeten worden geacht voor het volledige
woningbestand. Een voorzichtige schatting vertelt ons echter dat het effectief testen
en controleren van de thermische isolatie en luchtdichtheid van een gebouw kan leiden
tot een reductie van het energieverbruik met zo'n 10 %.
Onderzoek heeft ook aangetoond dat een toenemend energieverbruik in verband
met defecten vaak wordt veroorzaakt door bewoners die de binnentemperatuur één
of meer graden hoger instellen dan normaal om te compenseren voor de effecten
van hinderlijke thermische straling bij afgekoelde oppervlakken of een gevoel van
storende luchtbewegingen in een kamer.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 159
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
160 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 161
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
waarbij:
ρ Luchtdichtheid in kg/m3
v Windsnelheid in m/s
p Statische druk in Pa
en waarbij:
de dynamische druk aangeeft en p de statische druk. De som van deze drukken levert
de totale druk op.
De windbelasting tegen een oppervlak maakt van de dynamische druk een statische
druk tegen het oppervlak. De grootte van deze statische druk wordt onder andere
bepaald door de vorm van het oppervlak en de hoek ervan ten opzichte van de
windrichting.
Het deel van de dynamische druk dat een statische druk op het oppervlak wordt
(pstat), wordt bepaald door wat we een spanningsconcentratiefactor noemen:
162 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Als ρ gelijk is aan 1,23 kg/m3 (dichtheid van lucht bij +15 °C), levert dat de volgende
lokale drukken op in de windstroom:
10551803;a1
Figuur 27.3 Verdeling van resulterende drukken op de omsluitende oppervlakken van een gebouw,
afhankelijk van windeffecten, ventilatie en verschil in binnen-/buitentemperatuur. 1: Windrichting;
Tu: Thermodynamische luchttemperatuur buiten in K; Ti: Thermodynamische luchttemperatuur binnen
in K.
Als de dynamische druk in zijn geheel statische druk wordt, dan geldt C = 1. Voor-
beelden van verdelingen van spanningsconcentratiefactoren voor een gebouw met
diverse windrichtingen worden gegeven in de afbeelding op pagina 164.
De wind veroorzaakt dus een interne negatieve druk aan de naar de wind gekeerde
zijde en een interne positieve druk aan de lijzijde. De luchtdruk binnen is afhankelijk
van de windomstandigheden, lekken in het gebouw en de verdeling daarvan in ver-
houding tot de windrichting. Als de lekken in het gebouw gelijkmatig verdeeld zijn,
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 163
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
kan de interne druk variëren met ±0.2 pstat. Als de meeste lekken zich aan de naar
de wind gekeerde zijde bevinden, neemt de interne druk wat toe. In het tegenoverge-
stelde geval geldt: als de meeste lekken aan lijzijde zitten, daalt de interne druk.
10551903;a1
Figuur 27.4 Verdelingen van spanningsconcentratiefactor (C) voor diverse windsnelheden (v) ten opzichte
van een gebouw.
164 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
g 9,81 m/s2
ρu Luchtdichtheid in kg/m3
Als ρu = 1,29 kg/m3 (dichtheid van lucht bij een temperatuur van 273 K en ≈100
kPa), geeft dit:
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 165
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
10552003;a1
Figuur 27.5 Verdeling van drukken in een gebouw met twee openingen waarbij de externe temperatuur
lager is dan de interne temperatuur. 1: Neutrale zone; 2: Positieve druk; 3: Negatieve druk; h: Afstand tot
de neutrale zone in meters.
De positie van de neutrale zone kan variëren en is afhankelijk van eventuele lekken
in het gebouw. Als de lekken verticaal gezien gelijkmatig zijn verdeeld, zal deze zone
zich ongeveer halverwege de hoogte van het gebouw bevinden. Als het merendeel
van de lekken in het onderste deel van het gebouw zit, schuift de neutrale zone om-
laag. Als het merendeel van de lekken in het bovenste deel zit, schuift de zone om-
hoog. Een schoorsteenopening boven het dak heeft een aanzienlijk effect op de po-
sitie van de neutrale zone. Het resultaat kan zijn dat er in het gehele gebouw een
negatieve druk heerst. Deze situatie treedt vooral op in kleine gebouwen.
Bij grotere gebouwen, zoals grote bedrijfsgebouwen, met lekken bij deuren en
eventuele ramen in het onderste deel van het gebouw, bevindt de neutrale zone zich
ongeveer op een derde van de hoogte van het gebouw.
166 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 167
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
eigenschappen’ voor de muur volgens het ontwerp kunnen worden omgezet naar
een verwachte verdeling van de oppervlaktetemperatuur voor het onderzochte opper-
vlak als de meetomstandigheden op het tijdstip van de meting bekend zijn.
In de praktijk maken de volgende zaken deel uit van de methode:
Laboratorium- of veldtests worden gebruikt om een verwachte temperatuurverdeling
te maken in de vorm van typische of vergelijkende infraroodafbeeldingen voor veel-
gebruikte muurconstructies, met inbegrip van zowel constructies zonder defecten
als constructies met ingebouwde defecten.
Voorbeelden van typische infraroodafbeeldingen ziet u in gedeelte 27.2 – Typisch
veldonderzoek op pagina 135.
Indien tijdens veldmetingen gemaakte infraroodafbeeldingen van constructiedelen
bedoeld zijn voor gebruik als vergelijkingsafbeeldingen, moeten de opzet en de
bouwwijze van de constructie alsmede de meetomstandigheden bij het maken van
de infraroodafbeelding tot in detail bekend zijn en gedocumenteerd.
Om tijdens de thermografie iets te kunnen zeggen over de oorzaken van afwijkingen
van de verwachte resultaten, moeten de fysische, metrologische en bouwkundige
voorwaarden bekend zijn.
De interpretatie van tijdens veldmetingen gemaakte infraroodafbeeldingen kan als
volgt kort worden beschreven:
Een vergelijkingsafbeelding (infrarood) voor een constructie zonder defecten wordt
geselecteerd op basis van de te onderzoeken muurconstructie en de omstandigheden
tijdens het verrichten van de veldmeting. Vervolgens wordt een infraroodafbeelding
van het te onderzoeken bouwelement vergeleken met de geselecteerde infraroodaf-
beelding. Alle afwijkingen die niet kunnen worden verklaard op basis van de constructie
of de meetomstandigheden worden genoteerd als vermoedelijk isolatiedefect. De
aard en omvang van het defect worden normaal gesproken bepaald door vergelijking
met infraroodafbeeldingen van diverse defecten.
Als er geen geschikte infraroodafbeelding voor vergelijking beschikbaar is, kunnen
de evaluatie en beoordeling op ervaringsfeiten worden gebaseerd. Hiervoor moet
tijdens de analyse nauwkeuriger worden geredeneerd.
Let bij het beoordelen van een infraroodafbeelding op het volgende:
■ Uniforme helderheid op infraroodafbeeldingen van oppervlakken zonder thermische
bruggen
■ Regelmatigheid en aanwezigheid van afgekoelde oppervlakken, bijv. bij houtwerk
en hoeken
■ Contouren en typerende vormen in het afgekoelde oppervlak
168 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 169
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
A B A B A B A B
Figuur 27.7 A:Temperatuur in graden Fahrenheit; B: Maximale hoeveelheid water, uitgedrukt in gr/ft3 (op
zeeniveau)
A B A B A B A B
Voorbeeld:
De relatieve vochtigheid van een bepaald volume lucht bij een temperatuur van +30 °C
is 40 % RH. Hoeveelheid water in 1 m3 lucht bij 30 °C = 30,44 × Rel. vochtigheid =
30,44 × 0,40 = 12,18 g.
27.3.7.2 Definitie van dauwpunt
Het dauwpunt is de temperatuur waarbij het vocht in een bepaalde volume lucht zal
condenseren tot vloeibaar water.
Voorbeeld:
De relatieve vochtigheid van een bepaald volume lucht bij een temperatuur van +30 °C
is 40 % RH. Hoeveelheid water in 1 m3 lucht bij 30 °C = 30,44 × Rel. vochtigheid =
30,44 × 0,40 = 12,18 g. Zoek in de bovenstaande tabel de temperatuur op waarbij
de hoeveelheid water in de lucht het dichtst bij 12,18 g ligt. Dat is +14,0 °C, wat bij
benadering het dauwpunt is.
170 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 171
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
172 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 173
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
tot wel –50℃ (–58℉). Dit is met het blote oog waarneembaar doordat er vaak dauw
en rijp verschijnt op de buitenkant van gebouwen, terwijl de luchttemperatuur niet
onder het dauwpunt komt.
■ Onthoud wel dat het concept van de U-waarden gebaseerd is op ‘omgevingstem-
peraturen’ aan beide zijden van de constructie. Dit wordt nog wel eens vergeten
door onervaren analisten.
■ De twee temperaturen die vast gerelateerd zijn aan de warmteoverdracht door
bouwconstructies (en eventuele vaste materialen) heen, zijn de oppervlaktetempe-
raturen aan beide zijden.
■ Door uit te gaan van oppervlaktetemperaturen wordt het onderzoek dus beter
herhaalbaar.
■ De gebruikte oppervlaktetemperaturen zijn de gemiddelde oppervlaktetemperaturen
van hetzelfde materiaal in een gebied in de buurt van de afwijking aan de binnen-
en buitenkant van de constructie. In combinatie met de temperatuur van de afwijking
kan op basis van deze temperaturen een drempelwaarde worden vastgesteld aan
de hand van de kritische oppervlaktetemperatuurfactor.
■ Deze argumenten ontslaan de thermograaf niet van zijn verplichting om alert te
zijn op reflecties van achtergrondobjecten met ongebruikelijke temperaturen langs
de constructieoppervlakken van het gebouw.
■ Ook moet de thermograaf gebruik maken van een vergelijking tussen externe op-
pervlakken in verschillende richtingen, om te bepalen of de externe oppervlakken
gevolgen ondervinden van restwarmte door zonnewinst.
■ Voer geen externe onderzoeken uit op oppervlakken waar de Tsi – Tso van die zijde
meer dan 10% hoger ligt dan de Tsi – Tso aan de noordzijde of de zijde die het
meest op het noorden staat.
■ Voor defecten die ertoe leiden dat niet wordt voldaan aan de 0,75-voorwaarde van
IP17/01 bedragen de kritische oppervlaktefactoren 0,78 voor het binnenoppervlak
en 0,93 voor het buitenoppervlak.
In de onderstaande tabel ziet u de interne en externe oppervlaktetemperaturen bij
een afwijking die zou leiden tot afkeuring conform IP17/01. Ook wordt de hiervoor
benodigde verslechtering aangegeven van de thermische isolatie.
Voorbeeld voor lichtgewicht bekledingsconstructie met Goed gebied Defect gebied
een isolatiedefect
Buitentemperatuur in ℃ 0 0
174 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 175
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
176 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 177
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
178 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 179
27 – Inleiding in het thermografisch onderzoeken van gebouwen
27.4 Disclaimer
27.4.1 Verklaring betreffende het auteursrecht
Sommige gedeeltes/en of afbeeldingen in dit hoofdstuk vallen onder het auteursrecht
van de volgende organisaties en bedrijven:
■ FORMAS—The Swedish Research Council for Environment, Agricultural Sciences
and Spatial Planning, Stockholm, Sweden
■ ITC—Infrared Training Center, Boston, MA, United States
■ Stockton Infrared Thermographic Services, Inc., Randleman, NC, United States
■ Professional Investigative Engineers, Westminster, CO, United States
■ United Kingdom Thermography Association (UKTA)
27.4.2 Opleiding en certificering
Voor het uitvoeren van thermografische inspecties zijn een gedegen opleiding
en ervaring vereist. Het is mogelijk dat ook certificering door een nationale of
regionale standaardisatie-organisatie vereist is. Dit gedeelte wordt uitsluitend
ter beschikking gesteld als een inleiding tot het thermografisch onderzoeken
van gebouwen. De gebruiker wordt met klem geadviseerd om de relevante op-
leidingen te volgen.
Kijk voor meer informatie over infraroodopleidingen op de volgende website:
http://www.infraredtraining.com
27.4.3 Nationale of regionale bouwverordeningen
De in dit hoofdstuk besproken bouwwerken kunnen qua constructie van land tot land
verschillen. Raadpleeg voor meer informatie over constructiedetails en procedurele
normen altijd de nationale of regionale bouwverordeningen.
180 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
28 Inleiding in de thermografische
inspecties van elektrische
installaties
28.1 Belangrijke opmerking
Uw specifieke cameraconfiguratie hoeft niet noodzakelijkerwijs alle camerafuncties
en specificaties te ondersteunen die in dit gedeelte worden beschreven.
De regelgeving op het gebied van elektriciteit verschilt van land tot land. Het is daarom
mogelijk dat de in dit gedeelte beschreven elektrische procedures niet de standaard-
procedure zijn in uw specifieke land. Ook is in sommige landen een officiële erkenning
nodig voor het uitvoeren van elektrische inspecties. Raadpleeg altijd de nationale of
regionale regelgeving op het gebied van elektriciteit.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 181
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
per land en per klimaatzone. De meetperioden kunnen ook gekozen worden op basis
van het te inspecteren type centrale, of het waterkrachtcentrales, kerncentrales, ko-
lengestookte of oliegestookte centrales zijn.
In de industrie worden de inspecties—ten minste in noordelijke landen met een dui-
delijk verschil tussen de seizoenen—uitgevoerd in het voor- of najaar of voor lange
periodes van bedrijfsstilstand. Reparaties worden dan uitgevoerd als de installatie
toch stilligt. Dit lijkt echter steeds minder vaak voor te komen. Daardoor worden nu
centrales geïnspecteerd met verschillende belastigen en onder verschillende bedrijfs-
condities.
28.2.2 Algemene apparatuurgegevens
De te inspecteren apparatuur heeft een bepaald temperatuurgedrag waarmee de
thermograaf bekend dient te zijn voordat de inspectie plaatsvindt. Bij elektrische ap-
paratuur is het natuurkundige principe bekend dat storingen verschillende tempera-
tuurpatronen vertonen door een toegenomen weerstand of een toegenomen stroom.
Het is echter goed om rekening te houden met het feit dat in een aantal gevallen,
bijvoorbeeld bij solenoïden, ‘oververhitting’ een natuurlijk verschijnsel is en geen
probleem in wording is. In andere gevallen, bijvoorbeeld bij de aansluitingen in elek-
trische motoren, kan het zijn dat de oververhitting wordt veroorzaakt doordat een
goed functionerend onderdeel de hele belasting te verduren krijgt en daardoor
oververhit raakt.
Een vergelijkbaar voorbeeld vindt u in gedeelte 28.5.7 – Oververhitting in een onderdeel
als gevolg van een defect van een ander op pagina 199.
Defecte onderdelen van elektrische apparatuur kunnen derhalve zowel oververhit als
koeler zijn dan de normale ‘gezonde’ componenten. Verzamel voor de inspectie zoveel
mogelijk informatie over de apparatuur als mogelijk is zodat duidelijk is wat verwacht
kan worden.
De algemene regel is echter dat een zogenoemde hotspot veroorzaakt wordt door
een waarschijnlijk defect. De temperatuur en de belasting van die specifieke compo-
nent tijdens de inspectie vormt een indicatie van de ernst van het defect en hoe ernstig
het defect onder andere omstandigheden kan worden.
Voor een correcte beoordeling in elk specifiek geval is gedetailleerde informatie vereist
over het thermische gedrag van de componenten. D.w.z. dat we de maximaal toege-
stane temperatuur van de gebruikte materialen moeten kennen evenals de rol die de
component in het systeem heeft.
Kabelisolatie, bijvoorbeeld, verliest zijn isolerende eigenschappen boven een bepaalde
temperatuur waardoor het brandrisico hoger wordt.
182 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
Als het defect duidelijk is geïdentificeerd en de IR-thermograaf zich ervan heeft over-
tuigd dat het geen reflectie of van nature voorkomende hotspot is, wordt gestart met
het verzamelen van gegevens waarna het defect correct gerapporteerd kan worden.
De emissiegraad, de identificatie van de component en de feitelijke werkomstandig-
heden, samen met de gemeten temperatuur, zullen in het rapport worden gebruikt.
Voor een eenvoudige identificatie van het component wordt vaak een foto van het
defect gemaakt.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 183
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
184 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
matie die een infraroodinspectie oplevert, kan gebruikt worden om het reparatieren-
dement te verbeteren en om andere doelstellingen te behalen met een calculeerbaar
risico.
Door de temperatuur te bewaken van een bekend defect dat niet onmiddellijk gere-
pareerd kan worden, bijvoorbeeld omdat er geen reserveonderdelen beschikbaar
zijn, kunnen de kosten voor een inspectie soms duizendvoudig en soms zelfs de
kosten voor de IR-camera worden terugverdiend. De beslissing om bekende defecten
niet te repareren om zodoende te besparen op reparatiekosten en onnodige stilstand
te voorkomen, is een ander voorbeeld van het nuttig gebruiken van informatie van
een IR-inspectie.
Het meest voorkomende resultaat van het identificeren en classificeren van gedetec-
teerde fouten is een aanbeveling om onmiddellijk of zodra dat praktisch uitvoerbaar
is tot reparatie over te gaan. Het is belangrijk dat de reparatieploeg zich bewust is
van de natuurkundige principes waarmee defecten worden geïdentificeerd. Als door
het defect een hoge temperatuur optreedt en het een kritisch defect is, is het gebrui-
kelijk dat het reparatiepersoneel een zeer gecorrodeerde component verwacht aan
te treffen. Een reparatieploeg moet echter ook niet verrast zijn dat een verbinding die
eigenlijk in goede staat verkeert maar losgeraakt is, dezelfde hoge temperaturen laat
zien als een gecorrodeerde verbinding. Deze verkeerde interpretaties zijn vrij algemeen
en kunnen de betrouwbaarheid van de infraroodinspectie in twijfel trekken.
28.2.7 Controle
Een gerepareerde component dient na de reparatie zo snel mogelijk gecontroleerd
te worden. Het is niet efficiënt om te wachten tot de volgende geplande IR-inspectie
om de nieuwe inspectie te combineren met een controle van de gerepareerde defec-
ten. De statistieken over het effect van de reparatie laten zien dat bij éénderde van
de gerepareerde defecten nog altijd oververhitting geconstateerd kan worden. Dat
betekent dat deze defecten een potentieel storingsrisico vormen.
Wachten tot de volgende geplande IR-inspectie vormt een onnodig risico voor de
centrale.
Niet alleen wordt het rendement van de onderhoudscyclus (gemeten als kleiner risico
voor de centrale) verbeterd, ook levert de onmiddellijke controle van het reparatiewerk
andere voordelen op voor de prestaties van de reparatieploeg zelf.
Als een defect na reparatie nog altijd oververhittingsverschijnselen vertoont, zal door
het vaststellen van de oorzaak van de oververhitting de reparatieprocedure verbeterd
kunnen worden, kunnen de beste onderdelenleveranciers worden gekozen en kunnen
tekortkomingen in het ontwerp van de elektrische installatie worden vastgesteld. De
ploeg ziet snel het resultaat van het werk en kan snel leren van het succes of van de
fouten van de reparatie.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 185
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
Een andere reden om de reparatieploeg met een IR-instrument uit te rusten is dat
veel defecten die tijdens de IR-inspectie worden geconstateerd minder ernstig zijn.
In plaats van ze te repararen, wat veel onderhouds- en productietijd kost, kan worden
besloten om deze defecten onder controle te houden. Daarom dient het onderhouds-
personeel te beschikken over eigen IR-apparatuur.
Het is gebruikelijk om op het rapportageformulier het type fout te vermelden dat tijdens
de reparatie is vastgesteld evenals de genomen maatregelen. Deze notities vormen
een belangrijke ervaringsbron die gebruikt kan worden om voorraden te verminderen,
de beste leveranciers te kiezen of nieuw onderhoudspersoneel te scholen.
186 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
Figuur 28.3 Een infraroodafbeelding van een zekeringenkast waarbij de maximumtemperatuur wordt
getoond
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 187
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
Probeer verschillende invalshoeken uit en verzeker u ervan dat het hete gebied volledig
in beeld komt en het heetste punt niet achter iets verborgen blijft. In deze afbeelding
bedraagt het heetste punt dat de camera kan ‘zien’ +83 °C, terwijl de bedrijfstempe-
ratuur van de kabels onder de kast +60 °C bedraagt. De echte hotspot echter bevindt
zich hoogstwaarschijnlijk uit het zicht in de kast, zie het geel omcirkelde gebied. Dit
defect wordt gemeld als een verschiltemperatuur van +23,0 °C, maar het echte pro-
bleem is waarschijnlijk aanmerkelijk heter.
Een andere reden voor het onderschatten van de temperatuur van een object is slecht
scherpstellen. Het is zeer belangrijk dat de gevonden hotspot zich in de focus bevindt.
Zie het onderstaande voorbeeld.
10717403;a2
Figuur 28.5 LINKS: Een hotspot in de focus; RECHTS: Een hotspot buiten de focus
188 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 189
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
10713303;a4
Figuur 28.7 Een profiel (lijn) in een infraroodafbeelding en een grafiek met de stijgende temperatuur
190 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
10713403;a4
De twee fasen links worden als normaal beschouwd, terwijl de fase rechts een duide-
lijke verschiltemperatuur vertoont. In feite bedraagt de bedrijfstemperatuur van de
fase links +68 °C, wat een vrij aanzienlijke temperatuur is, terwijl de defecte fase
rechts een temperatuur laat zien van +86 °C. Dit betekent een verschiltemperatuur
van +18 °C, d.w.z. dat dit defect snel verholpen dient te worden.
Om praktische redenen wordt de (normale, verwachte) bedrijfstemperatuur van een
component als de temperatuur van de componenten in ten minste twee van drie fases
beschouwd, vooropgesteld dat u ervan uit gaat dat ze normaal functioneren. De
‘normaalste’ situatie is natuurlijk dat alle drie fasen dezelfde of bijna dezelfde tempe-
ratuur hebben. De bedrijfstemperatuur van buitencomponenten in onderstations of
hoogspanningskabels licht normaal gesproken 1 °C of 2 °C boven de luchttemperatuur
(1,8 °F of 3,6 °F). In onderstations binnen variëren de bedrijfstemperaturen veel sterker.
Dit feit is duidelijk zichtbaar in de onderste afbeelding. Hier is de linkerfase de fase
met een verschiltemperatuur. De bedrijfstemperatuur van de twee ‘koude’ fasen be-
draagt +66 °C. De defecte fase heeft een temperatuur van +127 °C, een situatie die
direct herstelt moet worden.
10713503;a5
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 191
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
192 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
28.4 Rapporteren
Tegenwoordig worden thermografische inspecties van elektrische installaties waar-
schijnlijk zonder uitzondering gedocumenteerd en gerapporteerd met behulp van
een rapportageprogramma. Deze programma's, die per fabrikant verschillen, worden
gewoonlijk direct aan de camera aangepast en maken het rapporteren daardoor snel
en eenvoudig.
Het programma waarmee het onderstaande rapport is gemaakt, heet FLIR Reporter.
Het is aangepast aan verschillende typen infraroodcamera's van FLIR Systems.
Een professioneel rapport is vaak in twee delen verdeeld:
■ Voorpagina's met feiten over de inspectie, zoals:
■ Wie de klant is, bijvoorbeeld de naam van het bedrijf en de contactpersoon
■ Locatie van de inspectie: locatieadres, plaats, enzovoort
■ Datum van de inspectie
■ Datum van het rapport
■ Naam van de thermograaf
■ Handtekening van de thermograaf
■ Samenvatting of inhoudsopgave
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 193
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
10713603;a3
194 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 195
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
10713803;a3
Wervelstromen kunnen in een stroompad een hotspot veroorzaken. Bij zeer hoge
stromen en dichtbij andere metalen zijn in een aantal gevallen ernstige branden ont-
staan. Dit type verwarming treedt op bij magnetisch materiaal rondom het stroompad,
zoals metalen bodemplaten voor doorvoerisolatoren. In de bovenstaande afbeelding
ziet u stabilisatiegewichten waar een hoge stroom doorheen stroomt. Deze metalen
gewichten zijn gemaakt van een licht magnetisch materiaal en geleiden niet elke
stroom, maar staan blootgesteld aan wisselende magnetische velden waardoor de
gewichten uiteindelijk zullen opwarmen. De oververhitting in de afbeelding bedraagt
minder dan +5 °C (+9 °F). Dit hoeft echter niet altijd het geval te zijn.
28.5.4 Belastingsvariaties
3-fasesystemen zijn de norm in elektrische installaties. Als u oververhitte plaatsen
zoekt, kunt u eenvoudig de drie fasen rechtstreeks met elkaar vergelijken, bijvoorbeeld
kabels, onderbrekers, isolatoren. Een gelijke belasting per fase zou tot een uniform
temperatuurpatroon voor alle drie fasen moeten leiden. U kunt een defect verwachten
als de temperatuur van één fase aanzienlijk afwijkt van de overige twee. Zorg er
echter altijd voor dat de belasting gelijkmatig is verdeeld. Werp daarvoor eerst een
blik op vaste ampèremeters of gebruik een clip-on-ampèremeter (tot 600 A).
196 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
10714003;a3
De linkerafbeelding toont drie kabels naast elkaar. Ze liggen zo ver van elkaar dat ze
als thermisch geïsoleerd van elkaar beschouwd kunnen worden. De middelste is
kouder dan de anderen. Tenzij twee fasen defect en oververhit zijn, is dit een typisch
voorbeeld van een zeer asymmetrische belasting. De temperatuur verspreidt zich
langs de kabels, wat eerder op een belastingsafhankelijke temperatuur wijst dan op
een defecte verbinding.
De rechterafbeelding laat twee bundels met zeer verschillende belastingen zien. In
feite draagt de bundel aan de rechterkant praktisch geen belasting. De kabels die
een aanzienlijke belasting dragen, zijn ongeveer 5 °C (9 °F) heter dan de kabels die
geen belasting dragen. In deze voorbeelden is er geen defect dat gerapporteerd
moet worden.
28.5.5 Variabele koelomstandigheden
10714103;a3
Als, bijvoorbeeld, een aantal kabels worden gebundeld, kan het gebeuren dat als
gevolg daarvan de kabels in het midden slecht worden gekoeld en zeer hoge tempe-
raturen bereiken. Zie de onderstaande afbeelding.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 197
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
Figuur 28.16 LINKS: Een infraroodafbeelding die een slecht contact door een loszittende bout toont;
RECHTS: Een loszittende buitenverbinding, blootgesteld aan het koelende effect van de wind.
198 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
28.5.7 Oververhitting in een onderdeel als gevolg van een defect van een
ander
Soms vertoont een component oververhitting hoewel die component in orde is. De
reden is dat twee geleiders de belasting delen. Een van de geleiders heeft een ver-
hoogde weerstand, maar de ander is OK. De defecte component voert nu een lagere
belasting, terwijl de component die niet defect is een hogere belasting te verduren
krijgt die te hoog is en de verhoogde temperatuur veroorzaakt. Zie de afbeelding.
10714303;a3
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 199
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
1 2 1
2 4 1.36
3 6 1.64
4 8 1.86
5 10 2.06
6 12 2.23
7 14 2.40
8 16 2,54
200 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
Figuur 28.19 De gemeten temperaturen van een blackbody van +85 °C (+185 °F) bij groter wordende
afstanden.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 201
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
De gemeten gemiddelde temperaturen zijn, van links naar rechts gezien, +85,3 °C
(+185,5 °F),+85,3 °C (+185,5 °F), +84,8 °C (+184,6 °F), +84,8 °C (+184,6 °F), +84,8
°C (+184,6 °F) en +84,3 °C (+183,7 °F) van een blackbody van +85 °C (+185 °F).
De thermogrammen zijn gemaakt met een 12°-lens. De afstanden bedragen 1, 2, 3,
4, 5 en 10 meter (3, 7, 10, 13, 16 en 33 ft.). De correctie voor de afstand is zeer
nauwkeurig ingesteld en werkt omdat het object groot genoeg is voor een correcte
meting.
28.6.4 Objectgrootte
De tweede serie afbeeldingen hieronder toont hetzelfde maar met de normale 24°-
lens. Hier bedragen de gemeten gemiddelde temperaturen van de blackbody bij +85
°C (+185 °F): +84,2 °C (+183,6 °F), +83,7 °C (+182,7 °F), +83,3 °C (+181,9 °F),
+83,3 °C (+181,9 °F), +83,4 °C (+181,1 °F) en +78,4 °C (+173,1 °F).
De laatste waarde (+78,4 °C (+173,1 °F)) is de maximumtemperatuur omdat het on-
mogelijk was om een cirkel in het nu zeer kleine blackbodybeeld te plaatsen. Duidelijk
is dat het onmogelijk is om correcte waarden te meten als het object te klein is. De
afstand was correct ingesteld op 10 meter (33 ft.).
10714603;a3
Figuur 28.20 De gemeten temperaturen van een blackbody van +85 °C (+185 °F) bij groter wordende
afstanden (24°-lens).
De oorzaak van dit effect is dat er een minimale objectgrootte is waarbij de tempera-
tuurmetingen correct zijn. De gebruiker wordt bij alle FLIR Systems-camera's geïnfor-
meerd over deze minimale objectgrootte. De onderstaande afbeelding laat zien wat
u ziet in de zoeker van cameramodel 695. De puntmeter heeft in het midden een
opening, wat in het detailaanzicht rechts duidelijker wordt. Het object moet groter
zijn dan die opening om te voorkomen dat straling van de naastgelegen componenten,
202 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
die veel kouder zijn, in de meting worden opgenomen en de gemeten waarden aan-
zienlijk verlagen. In het bovenstaande geval met een puntvormig object dat veel heter
is dan zijn omgeving, zal de gemeten temperatuurwaarde te laag zijn.
10714703;a3
Figuur 28.21 Afbeelding van een zoeker van een ThermaCAM 695
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 203
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
204 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
28 – Inleiding in de thermografische inspecties van elektrische installaties
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 205
29 Over FLIR Systems
FLIR Systems werd in 1978 opgericht om een pioniersrol te gaan vervullen in de
ontwikkeling van geavanceerde infrarood-beeldvormingssystemen en is wereldmarkt-
leider op het gebied van ontwerp, fabricage en marketing van thermische beeldvor-
mingssystemen voor uiteenlopende toepassingen in de sectoren handel, industrie
en overheid. Tegenwoordig draagt FLIR Systems de geschiedenis in zich van vijf
grote bedrijven die sinds 1958 uitzonderlijke prestaties hebben geleverd op het gebied
van infraroodtechnologie; het Zweedse AGEMA Infrared Systems (voorheen AGA
Infrared Systems), de drie Amerikaanse bedrijven Indigo Systems, FSI en Inframetrics
en het Franse bedrijf Cedip. In november 2007 werd Extech Instruments overgenomen
door FLIR Systems.
10722703;a2
Figuur 29.1 LINKS: Thermovision® Model 661 uit 1969. De camera woog ongeveer 25 kg, de oscilloscoop
20 kg en het statief 15 kg. De gebruiker had ook een 220 VAC generatorset en een 10-litervat met vloeibare
stikstof nodig. Links van de oscilloscoop ziet u het Polaroid-hulpstuk (6 kg). RECHTS: FLIR i7 uit 2009.
Gewicht: 0,34 kg, inclusief batterij.
Het bedrijf heeft wereldwijd meer dan 100.000 infraroodcamera's verkocht voor toe-
passingen zoals preventief onderhoud, R & D, non-destructive tests, procescontrole
en automatisering, machinevisie en vele andere.
FLIR Systems beschikt over drie productiefabrieken in de Verenigde Staten (Portland,
OR, Boston, MA, Santa Barbara, CA) en een in Zweden (Stockholm). Sinds 2007 staat
er tevens een productiefabriek in Tallinn, Estland. Directe verkoopkantoren in België,
Brazilië, China, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, Hongkong, Italië, Japan, Korea,
Zweden en de VS ondersteunen, in combinatie met een wereldwijd netwerk van ver-
tegenwoordigers en distributeurs, onze internationale klantenkring.
206 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
29 – Over FLIR Systems
FLIR Systems is een pionier op het gebied van innovatie binnen de infraroodcame-
raindustrie. Wij lopen vooruit op de marktvraag door constant onze bestaande camera's
te verbeteren en nieuwe te ontwikkelen. Het bedrijf heeft mijlpalen gerealiseerd op
het gebied van productontwerp en -ontwikkeling, zoals de introductie van de eerste
draagbare camera op batterijvoeding voor industriële inspecties en de eerste onge-
koelde infraroodcamera, om maar eens twee innovaties te noemen.
FLIR Systems produceert alle essentiële mechanische en elektronische onderdelen
van de camerasystemen zelf. Van detectorontwerp en productie tot lenzen en sys-
teemelektronica en eindtesten en kalibratie. Alle productiestappen worden onder
toezicht van en door onze eigen technici uitgevoerd. De verregaande expertise van
deze infraroodspecialisten maakt dat alle essentiële onderdelen die in uw infrarood-
camera zijn gemonteerd nauwkeurig en betrouwbaar werken.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 207
29 – Over FLIR Systems
Figuur 29.2 LINKS: Ontwikkeling van systeemelektronica; RECHTS: Testen van een FPA-detector
10401403;a1
Figuur 29.3 LINKS: Draaibank met diamanten beitel; RECHTS: Polijsten van lenzen
208 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
29 – Over FLIR Systems
10401503;a1
Figuur 29.4 LINKS: Testen van infraroodcamera's in de klimaatkamer; RECHTS: Robot voor testen en
kalibreren van de camera
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 209
30 Verklarende woordenlijst
Term of uitdrukking Uitleg
absorptie (absorptiefactor) De hoeveelheid straling die door een object wordt opgenomen
ten opzichte van de ontvangen straling. Een getal tussen 0 en
1.
automatisch aanpassen Een functie die ervoor zorgt dat de camera een interne beeld-
correctie uitvoert.
continu aanpassen Een functie die het beeld aanpast. De functie is ononderbroken
actief en stelt voortdurend de helderheid en het contrast bij in
overeenstemming met de inhoud van de afbeelding.
dubbele isoterm Een isoterm met twee kleurbanden in plaats van één.
emissiegraad (stralingsfactor) De hoeveelheid straling die van een object komt, vergeleken
met die van een blackbody. Een getal tussen 0 en 1.
210 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
30 – Verklarende woordenlijst
geleiding Het proces dat ervoor zorgt dat warmte zich in een materiaal
verspreidt.
geschatte atmosferische transmissie Een transmissiewaarde die wordt geleverd door een gebruiker
en die een berekende waarde vervangt.
graybody Een object dat voor elke golflengte een vaste fractie van de
hoeveelheid energie van een blackbody uitstraalt.
handmatig aanpassen Een manier om het beeld aan te passen door handmatig bepaal-
de parameters te wijzigen.
IR infrarood
isoterm Een functie die de delen van een afbeelding markeert die boven,
onder of tussen een of meer temperatuurintervallen vallen.
isotermische holte Een flesvormige radiator met een uniforme temperatuur, gezien
door de flessenhals.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 211
30 – Verklarende woordenlijst
pixel Staat voor picture element (beeldelement). Eén punt in een af-
beelding.
spectrale (stralings-) emittantie Hoeveelheid energie die per eenheid tijd, gebied en golflengte
(W/m2/μm) van een object wordt uitgestraald.
212 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
30 – Verklarende woordenlijst
transparante isoterm Een isoterm die een lineaire spreiding van kleuren laat zien, in
plaats van de gemarkeerde gedeelten van het beeld af te dek-
ken.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 213
31 Thermografische
meettechnieken
31.1 Inleiding
Een infraroodcamera meet de uitgezonden infraroodstraling van een object en beeldt
deze af. Aangezien straling afhankelijk is van de oppervlaktetemperatuur van een
object kan de camera de temperatuur van het object berekenen en weergeven.
De straling die wordt gemeten door de camera is echter niet alleen afhankelijk van
de temperatuur van het object, maar ook van de emissiegraad. Straling is ook afkom-
stig van de omgeving en wordt gereflecteerd in het object. De straling van het object
en de gereflecteerde straling worden bovendien beïnvloed door de absorptie van de
atmosfeer.
Om de temperatuur nauwkeurig te kunnen meten, moeten dus de effecten van een
aantal verschillende stralingsbronnen worden gecompenseerd. Dit doet de camera
automatisch on line. De volgende objectparameters moeten echter voor de camera
worden opgegeven:
■ De emissiegraad van het object
■ De gereflecteerde gevoelstemperatuur
■ De afstand tussen het object en de camera
■ De relatieve luchtvochtigheid
■ Temperatuur van de atmosfeer
31.2 Emissiegraad
De belangrijkste objectparameter die correct moet worden ingesteld is de emissie-
graad; dit is, kort gezegd, de maat voor de hoeveelheid straling die wordt uitgestraald
door het object, vergeleken met de straling die afkomstig is van een perfect zwartli-
chaam met dezelfde temperatuur.
Normaal gesproken vertonen materialen en oppervlaktebehandelingen van objecten
een emissiegraad variërend van ongeveer 0,1 tot 0,95. Een glanzend gepolijst (spie-
gelend) oppervlak heeft een emissiegraad van minder dan 0,1, terwijl een geoxideerd
of geverfd oppervlak een hogere emissiegraad heeft. Verf op oliebasis, ongeacht de
kleur in het zichtbare spectrum, heeft een emissiegraad van meer dan 0,9 in het infra-
rood. De menselijke huid heeft een emissiegraad tussen 0,97 en 0,98.
214 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
31 – Thermografische meettechnieken
Niet-geoxideerde metalen vormen een uitzonderlijk geval, met hun volledige ondoor-
zichtigheid en hun hoge reflectie, die niet erg varieert met de golflengte. Daardoor
hebben metalen een lage emissiegraad – neemt alleen toe wanneer de temperatuur
stijgt. Voor andere materialen dan metalen is de emissiegraad meestal vrij hoog, en
neemt deze af met het dalen van de temperatuur.
31.2.1 De emissiegraad van een proef bepalen
31.2.1.1 Stap 1: Het bepalen van de gereflecteerde gevoelstemperatuur
Gebruik een van de volgende methoden om de gereflecteerde gevoelstemperatuur
te bepalen:
31.2.1.1.1 Methode 1: Directe methode
1 Zoek naar mogelijke reflectiebronnen, in aanmerking genomen dat de hoek van inval = reflec-
tiehoek (a = b).
10588903;a1
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 215
31 – Thermografische meettechnieken
2 Als de reflectiebron een puntbron is, past u de bron aan door deze te blokkeren met een stuk
karton.
10589103;a2
Opmerking: het gebruik van een thermokoppel voor het meten van gereflecteerde
gevoelstemperatuur wordt om twee belangrijke redenen afgeraden:
■ Een thermokoppel meet geen stralingsintensiteit
216 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
31 – Thermografische meettechnieken
■ Een thermokoppel vereist een zeer goed thermisch contact met het oppervlak,
meestal door de sensor te lijmen en af te dekken met een thermische isolator.
31.2.1.1.2 Methode 2: Reflectormethode
1 Maak een prop van een groot stuk aluminiumfolie.
2 Strijk de aluminiumfolie weer glad en zet deze vast op een stuk karton van dezelfde grootte.
3 Plaats dit karton voor het object dat u wilt gaan meten. Zorg ervoor dat de kant met het alumi-
niumfolie naar de camera wijst.
3 Plaats een stuk elektrische tape met een bekende hoge emissiegraad op de proef.
4 Verhit de proef tot minimaal 20 K boven kamertemperatuur. Het verhitten dient redelijk gelijk-
matig plaats te vinden.
6 Stel Niveau en Bereik af voor een afbeelding met optimale helderheid en contrast.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 217
31 – Thermografische meettechnieken
8 Meet de temperatuur van de tape met behulp van een van de volgende meetfuncties:
■ Isoterm (helpt u bij het bepalen van zowel de temperatuur als de gelijkmatigheid waarmee
u de proef hebt verhit)
■ Punt (eenvoudiger)
■ Rechthoek Gem. (geschikt voor oppervlakken met een variërende emissiegraad).
9 Noteer de temperatuur.
11 Wijzig de instelling van de emissiegraad totdat u dezelfde temperatuur afleest als bij uw vorige
meting.
12 Noteer de emissiegraad.
Opmerking:
■ Vermijd gedwongen convectie
■ Probeer een thermisch stabiele omgeving te vinden die geen puntreflecties oplevert
■ Gebruik tape van hoge kwaliteit, waarvan u weet dat deze niet transparant is en
waarvan u zeker weet dat deze een hoge emissiegraad heeft
■ Bij deze methode wordt ervan uitgegaan dat de temperatuur van uw tape en die
van het proefoppervlak gelijk zijn. Als dat niet het geval is, zal uw meting van de
emissiegraad onjuist zijn.
31.4 Afstand
De afstand is de afstand tussen het object en de voorste lens van de camera. Deze
parameter wordt gebruikt om de volgende twee feiten te compenseren:
■ Dat straling van het object door de atmosfeer tussen het object en de camera wordt
geabsorbeerd.
■ De straling van de atmosfeer zelf door de camera wordt gedetecteerd.
218 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
31 – Thermografische meettechnieken
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 219
32 Geschiedenis van
infraroodtechnologie
Voor het jaar 1800 werd het bestaan van het infrarooddeel van het elektromagnetische
spectrum niet eens vermoed. De oorspronkelijke betekenis van het infraroodspectrum,
of gewoon ‘het infrarood’ zoals het vaak wordt genoemd, als een vorm van warmte-
straling ligt nu misschien minder voor de hand dan toen het in 1800 door Herschel
werd ontdekt.
10398703;a1
De ontdekking werd toevallig gedaan toen werd gezocht naar een nieuw optisch
materiaal. Sir William Herschel (astronoom aan het hof van koning George III van
Engeland, en al beroemd om zijn ontdekking van de planeet Uranus) zocht naar een
optisch filtermateriaal waarmee de helderheid van het beeld van de zon in telescopen
tijdens zonneobservaties kon worden beperkt. Bij het testen van verschillende mon-
sters van gekleurd glas die vergelijkbare helderheidsreducties gaven, raakte hij geïn-
trigeerd door zijn ontdekking dat door sommige monsters maar heel weinig zonne-
warmte heen kwam, terwijl er door andere zoveel warmte binnenkwam dat hij schade
aan zijn ogen riskeerde na slechts een paar seconden observeren.
Herschel was er al snel van overtuigd dat hij een systematisch experiment moest
opzetten, met als doel dat ene materiaal te vinden dat zowel de gewenste afname
van helderheid zou geven als de maximale afname van warmte. Hij begon het expe-
riment door het prisma-experiment van Newton te herhalen, maar daarbij keek hij
meer naar het verwarmingseffect dan naar de visuele verdeling van intensiteit in het
spectrum. Eerst maakte hij de bel van een gevoelige kwikthermometer zwart met inkt.
Dit gebruikte hij als een stralingsdetector toen hij verderging met het testen van het
verwarmingseffect van de verschillende kleuren van het spectrum: dit spectrum werd
220 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
32 – Geschiedenis van infraroodtechnologie
op de bovenkant van een tafel gevormd doordat hij zonlicht door een glazen prisma
liet vallen. Andere thermometers, die buiten de stralen van de zon werden geplaatst,
fungeerden als controlethermometers.
Terwijl de zwartgemaakte thermometer langzaam langs de kleuren van het spectrum
werd verplaatst, gaven de temperatuuraflezingen een gestage toename te zien van
het violet-eind naar het rode eind. Dit was niet geheel onverwacht, aangezien de Ita-
liaanse onderzoeker Landriani in een vergelijkbaar experiment in 1777 vrijwel hetzelfde
effect had geconstateerd. Het was echter Herschel die als eerste inzag dat er een
punt moest zijn waar het verwarmingseffect een maximum bereikt, en dat dit punt
niet kon worden bepaald bij metingen die alleen op het zichtbare gedeelte van het
spectrum werden uitgevoerd.
10398903;a1
Door de thermometer naar het zwarte gebied voorbij het rode eind van het spectrum
te verplaatsen, kon Herschel bevestigen dat de warmte bleef toenemen. Het maxi-
mumpunt, toen hij dat vond, lag ver voorbij het rode eind, in wat we tegenwoordig
de 'infraroodgolflengten' noemen.
Toen Herschel zijn ontdekking bekendmaakte, noemde hij dit nieuwe gedeelte van
het elektromagnetische spectrum het ‘thermometrische spectrum’. De straling zelf
noemde hij soms de ‘donkere warmte’, of gewoon 'de onzichtbare stralen'. Ironisch
genoeg, en in tegenstelling tot de algemene opvatting, was het niet Herschell die de
term 'infrarood' introduceerde. Het woord verscheen pas ongeveer 75 jaar later in
gedrukte teksten en het is nog steeds onduidelijk van wie dit woord afkomstig was.
Dat Herschell glas gebruikte in het prisma van zijn oorspronkelijke experiment leidde
in het begin tot enige controverses met zijn tijdgenoten over het werkelijke bestaan
van de infraroodgolflengten. Verschillende onderzoekers gebruikten, in een poging
om zijn werk te bevestigen, verschillende soorten glas door elkaar, met verschillende
transparanties in het infrarood. Door zijn latere experimenten was Herschel zich bewust
van de beperkte transparantie van glas voor de nieuw ontdekte thermische straling,
en hij moest wel concluderen dat de optiek voor het infrarood waarschijnlijk gedoemd
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 221
32 – Geschiedenis van infraroodtechnologie
was uitsluitend te worden gebruikt voor reflecterende elementen (dat wil zeggen
platte en gebogen spiegels). Gelukkig bleek dit tot slechts 1830 het geval te zijn, toen
een Italiaanse onderzoeker,Melloni, zijn grote ontdekking deed dat in de natuur
voorkomend rotszout (NaCl) (dat in voldoende grote natuurlijke kristallen voorhanden
was om er lenzen en prisma's van te maken) bijzonder transparant is voor het infrarood.
Het gevolg was dat rotszout het belangrijkste optische infraroodmateriaal werd en
dat de volgende honderd jaar ook bleef, tot men in de jaren 1930 de kunst van het
kweken van synthetische kristallen leerde beheersen.
10399103;a1
De positie van thermometers, als stralingsdetectors, bleef onbetwist tot in 1829, het
jaar waarin Nobili de thermokoppel uitvond. (De eigen thermometer van Herschel
kon slechts worden afgelezen tot een nauwkeurigheid van 0,2 °C (0,036 °F), en latere
modellen konden worden afgelezen tot een nauwkeurigheid van 0,05 °C (0,09 °F)).
En toen kwam er een doorbraak: Melloni sloot een aantal thermokoppels in een serie
op elkaar aan en vormde daarmee de eerste thermobatterij. Dit nieuwe apparaat was
minimaal 40 keer gevoeliger dan de beste thermometer van die tijd voor het detecteren
van warmtestraling en kon de warmte detecteren van een persoon op drie meter af-
stand.
Het eerste zogenaamde warmtebeeld werd mogelijk in 1840, en was het resultaat
van werkzaamheden door Sir John Herschel, zoon van de ontdekker van het infrarood
en zelf ook een beroemd astronoom. Op basis van de differentiële verdamping van
een dunne oliefilm die werd blootgesteld aan een warmtepatroon dat erop werd ge-
richt, kon het thermische beeld worden gezien door gereflecteerd licht waarbij de in-
terferentie-effecten van de oliefilm het beeld zichtbaar maakten voor het blote oog.
Sir John slaagde er ook in een primitieve record van het thermische beeld op papier
te maken, wat hij een 'thermogram' noemde.
222 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
32 – Geschiedenis van infraroodtechnologie
10399003;a2
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 223
32 – Geschiedenis van infraroodtechnologie
224 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
33 Theorie van de thermografie
33.1 Inleiding
De onderwerpen van infraroodstraling en de bijbehorende techniek van thermografie
zijn nog steeds nieuw voor velen die een infraroodcamera gaan gebruiken. In dit ge-
deelte wordt de theorie beschreven die ten grondslag ligt aan thermografie.
Figuur 33.1 Het elektromagnetische spectrum. 1: Röntgen; 2: UV; 3: Zichtbaar; 4: IR; 5: Microgolven; 6:
Radiogolven
Thermografie maakt gebruik van de IR-spectraalband. Aan het eind van de korte
golflengte ligt de grens bij de limiet van visuele waarneming, in het dieprood. Aan het
eind van de lange golflengte komt de grens samen met de microgolf-radiogolflengten,
in het millimeterbereik.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 225
33 – Theorie van de thermografie
226 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
33 – Theorie van de thermografie
Max Planck (1858–1947) kon de spectrale verspreiding van straling van een blackbody
aan de hand van de volgende formule beschrijven:
waarbij:
Wλb Emittantie spectrale radiant van blackbody bij golflengte λ.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 227
33 – Theorie van de thermografie
λ Golflengte (μm).
Figuur 33.4 Emittantie van spectrale radiant van blackbody volgens de wet van Planck, uitgezet voor
verschillende absolute temperaturen. 1: Emittantie spectrale radiant (W/cm2 × 103(μm)); 2: Golflengte
(μm)
228 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
33 – Theorie van de thermografie
Dit is de formule van Wien (naar Wilhelm Wien, 1864–1928), die de algemene obser-
vatie dat kleuren veranderen van rood in oranje of geel naarmate de temperatuur van
een thermische radiator toeneemt mathematisch uitdrukt. De golflengte van de kleur
is dezelfde als de golflengte die is berekend voor λmax. Een goede benadering van
de waarde van λmax voor een bepaalde zwartlichaamtemperatuur wordt verkregen
door de vuistregel 3 000/T μm toe te passen. Dat betekent dat een zeer hete ster zoals
Sirius (11.000 K), die een blauwachtig wit licht uitstraalt, straling uitstraalt waarbij de
piek van de emittantie van de spectrale radiant optreedt binnen het onzichtbare ultra-
violetspectrum, bij golflengte 0,27 μm.
10399403;a1
De zon (ongeveer 6.000 K) straalt geel licht uit, waarbij de piek optreedt op ongeveer
0,5 μm in het midden van het zichtbare lichtspectrum.
Bij kamertemperatuur (300 K) ligt de piek van de emittantie van de radiant op 9,7 μm,
in het ver-infrarood, terwijl bij de temperatuur van vloeibare stikstof (77 K) het maximum
van de bijna onbetekenende hoeveelheid radiantemittantie optreedt bij 38 μm, in de
extreem-infraroodgolflengten.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 229
33 – Theorie van de thermografie
10327203;a4
Figuur 33.6 De curven van Planck uitgezet op semi-logschalen van 100 K tot 1000 K. De stippellijn
vertegenwoordigt de puntenverzameling van de maximale radiantemittantie bij elke temperatuur zoals
beschreven door de verschuivingswet van Wien. 1: Emittantie spectrale radiant (W/cm2 (μm)); 2: Golflengte
(μm).
Dit is de wet van Stefan-Boltzmann (naar Josef Stefan, 1835–1893, en Ludwig Boltz-
mann, 1844–1906), die beweert dat het totale uitstralende vermogen van een black-
body evenredig is met de vierde macht van zijn absolute temperatuur. Grafisch verte-
genwoordigt Wb het gebied onder de curve van Planck voor een bepaalde tempera-
tuur. Er kan worden getoond dat de radiantemittantie in het interval λ = 0 tot en met
λmax slechts 25% van het totaal is, wat ongeveer de hoeveelheid straling van de zon
binnen het zichtbare lichtspectrum vertegenwoordigt.’
230 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
33 – Theorie van de thermografie
10399303;a1
Als we de energie die wordt uitgestraald door een menselijk lichaam berekenen met
de wet van Stefan-Boltzmann, bij een temperatuur van 300 K en een extern opper-
vlaktegebied van ongeveer 2 m2, krijgen we 1 kW. Dit energieverlies is niet vol te
houden zonder de compenserende absorptie van straling van omringende oppervlak-
ten, bij kamertemperaturen die niet te zeer afwijken van de temperatuur van het li-
chaam: of natuurlijk, de toevoeging van kleren.
33.3.4 Zenders die geen blackbody zijn
Tot dusver zijn alleen blackbody radiatoren en blackbody-straling besproken. Echte
objecten voldoen echter vrijwel nooit aan deze wetten over een groot golflengtegebied:
hoewel zij het gedrag van een blackbody in bepaalde spectrale intervallen kunnen
benaderen. Bijvoorbeeld een bepaald type witte verf kan volkomen wit lijken in het
zichtbare lichtspectrum, maar wordt duidelijk grijs op ongeveer 2 μm en is voorbij de
3 μm bijna zwart.
Er zijn drie mogelijke processen die voorkomen dat een echt object optreedt als een
blackbody: een fractie van de invallende straling α kan worden geabsorbeerd, een
fractie ρ kan worden gereflecteerd en een fractie τ kan worden doorgelaten. Aangezien
al deze factoren min of meer afhankelijk zijn van de golflengte, wordt het subscript λ
gebruikt om de spectrale afhankelijkheid van hun definities te suggereren. Dus:
■ De spectrale absorptie αλ= de verhouding van de spectrale radiantenergie geab-
sorbeerd door een object ten opzichte van de energie die erop valt.
■ De spectrale reflectiecoëfficiënt ρλ = de verhouding van de spectrale radiantenergie
gereflecteerd door een object ten opzichte van de energie die erop valt.
■ De spectrale transmissie τλ = de verhouding van de spectrale radiantenergie ver-
zonden door een object ten opzichte van de energie die erop valt.
De som van deze drie factoren moet altijd één zijn bij elke golflengte, dus we hebben
de relatie:
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 231
33 – Theorie van de thermografie
Voor ondoorzichtige materialen geldt dat τλ = 0 en wordt de relatie als volgt vereen-
voudigd:
Voor glanzend gepolijste materialen benadert ελ nul, zodat we voor een perfect reflec-
terend materiaal (dat wil zeggen een perfecte spiegel) hebben:
Deze formule stelt dat het totale uitstralende vermogen van een graybody gelijk is
aan dat van een blackbody bij dezelfde temperatuur die gereduceerd is, evenredig
aan de waarde van ε van de graybody.
232 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
33 – Theorie van de thermografie
10401203;a2
Figuur 33.8 Spectrale radiantemittantie van drie soorten radiatoren. 1: Spectrale radiantemittantie; 2:
Golflengte; 3: Blackbody; 4: Selectieve radiator; 5: Graybody.
10327303;a4
Figuur 33.9 Spectrale emissiegraad van drie soorten radiatoren. 1: Spectrale emissiegraad; 2: Golflengte;
3: Blackbody; 4: Graybody; 5: Selectieve radiator.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 233
33 – Theorie van de thermografie
De teruggereflecteerde straling wordt weer deels geabsorbeerd, maar een deel ervan
komt bij de andere oppervlakte: hier ontsnapt de meeste straling, maar een deel
wordt weer gereflecteerd. Hoewel de progressieve reflecties steeds zwakker worden,
moeten zij alle bij elkaar worden opgeteld om de totale emittantie van de plaat te
bepalen. Wanneer de resulterende geometrische serie wordt opgeteld, wordt de ef-
fectieve emissiegraad van een semi-transparante plaat als volgt verkregen:
Wanneer de plaat ondoorzichtig wordt, wordt deze formule gereduceerd tot de enkel-
voudige formule:
Deze laatste relatie is bijzonder handig, omdat het vaak makkelijker is om reflectie te
meten dan om rechtstreeks de emissiegraad te meten.
234 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
34 De meetformule
Zoals gezegd vangt de camera bij het bekijken van een object niet alleen straling op
van het object zelf. Hij vangt ook straling op van de omgeving die via het oppervlak
van het object wordt gereflecteerd. Beide stralingsbestanddelen worden in zekere
mate verzwakt door de atmosfeer in het meetpad. Daar komt nog een derde stralings-
bron bij, namelijk de atmosfeer zelf.
Deze beschrijving van de meetsituatie (zie ook de onderstaande figuur) geeft tot
dusverre een redelijk getrouwe beschrijving van de daadwerkelijke omstandigheden.
Maar er is bijvoorbeeld geen rekening gehouden met het zonlicht dat zich door de
atmosfeer verspreidt of verdwaalde straling van krachtige stralingsbronnen buiten
het gezichtsveld. Dergelijke verstoringen zijn moeilijk te kwantificeren. Gelukkig zijn
ze in de meeste gevallen echter verwaarloosbaar klein. Als ze niet verwaarloosbaar
zijn, blijkt het storingsrisico waarschijnlijk duidelijk uit de meetconfiguratie, in ieder
geval voor een geoefend gebruiker. Hij is er vervolgens voor verantwoordelijk dat de
meetsituatie wordt aangepast om de storing te vermijden, bijv. door de kijkrichting
te wijzigen, krachtige stralingsbronnen af te schermen enz.
Uitgaande van de bovenstaande beschrijving kunnen we de onderstaande afbeelding
gebruiken om een formule te herleiden voor de berekening van de objecttemperatuur
op basis van de gekalibreerde camera-output.
10400503;a1
Figuur 34.1 Een schematische weergave van de algemene thermografische meetsituatie.1: Omgeving;
2: Object; 3: Atmosfeer; 4: Camera
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 235
34 – De meetformule
of, vereenvoudigd:
236 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
34 – De meetformule
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 237
34 – De meetformule
238 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
34 – De meetformule
10400603;a2
Figuur 34.3 Relatieve grootheden van stralingsbronnen onder diverse meetomstandigheden (SW-camera).
1: Objecttemperatuur; 2: Emittantie; Obj: Objectstraling; Refl: Gereflecteerde straling; Atm: atmosferische
straling. Vaste parameters: τ = 0,88; Trefl = 20°C; Tatm = 20°C.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 239
34 – De meetformule
10400703;a2
Figuur 34.4 Relatieve grootheden van stralingsbronnen onder diverse meetomstandigheden (LW-camera).
1: Objecttemperatuur; 2: Emittantie; Obj: Objectstraling; Refl: Gereflecteerde straling; Atm: atmosferische
straling. Vaste parameters: τ = 0,88; Trefl = 20°C; Tatm = 20°C.
240 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
35 Tabellen voor emissiegraad
In dit gedeelte wordt een compilatie gegeven van emissiegraadgegevens uit de lite-
ratuur over infrarood en uit de metingen van FLIR Systems.
35.1 Referenties
1 Mikaél A. Bramson: Infrared Radiation, A Handbook for Applications, Plenum press,
N.Y.
2 William L. Wolfe, George J. Zissis: The Infrared Handbook, Office of Naval Research,
Department of Navy, Washington, D.C.
9 Öhman, Claes: Emittansmätningar med AGEMA E-Box. Teknisk rapport, AGEMA 1999.
(Emittance measurements using AGEMA E-Box. Technical report, AGEMA 1999.)
10 Matteï, S., Tang-Kwor, E: Emissivity measurements for Nextel Velvet coating 811-21
between –36°C AND 82°C.
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 241
35 – Tabellen voor emissiegraad
35.3 Tabellen
Figuur 35.1 T: Totaal spectrum; KG: 2–5 µm; LG: 8–14 µm, DLG: 6,5–20 µm; 1: Materiaal; 2: Specificatie;
3: Temperatuur in °C; 4: Spectrum; 5: Emissiegraad: 6: Referentie
1 2 3 4 5 6
242 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Aluminiumbrons 20 T 0.60 1
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 243
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Beton 20 T 0.92 2
244 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Eboniet T 0.89 1
Emaille 20 T 0.9 1
Gips 20 T 0.8–0.9 1
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 245
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Hout 17 KG 0.98 5
246 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 247
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Kalk T 0.3–0.4 1
248 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 249
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Magnesium 22 T 0.07 4
Magnesiumpoe- T 0.86 1
der
250 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Mortel 17 KG 0.87 5
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 251
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
252 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Platina 17 T 0.016 4
Platina 22 T 0.03 4
Pleister 17 KG 0.86 5
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 253
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Teer T 0.79–0.84 1
254 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 255
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Zand T 0.60 1
Zand 20 T 0.90 2
256 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
35 – Tabellen voor emissiegraad
1 2 3 4 5 6
Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010 257
A note on the technical production of this publication
This publication was produced using XML—the eXtensible Markup Language. For more information about XML, please visit
http://www.w3.org/XML/
A note on the typeface used in this publication
This publication was typeset using Swiss 721, which is Bitstream’s pan-European version of the Helvetica™ typeface. Helvetica™ was designed
by Max Miedinger (1910–1980).
List of effective files
20235121.xml a15
20235221.xml a8
20235321.xml a10
20236721.xml a17
20237121.xml b6
20238521.xml a8
20238721.xml a4
20250421.xml a9
20254903.xml a62
20257021.xml a14
20257121.xml a6
20257321.xml a12
20273221.xml a11
20275221.xml a12
20279821.xml a5
20281021.xml a3
20283721.xml a6
20283821.xml a3
20283921.xml a3
20284021.xml a6
20284121.xml a6
20284221.xml a4
20284321.xml a4
20284421.xml a6
20284521.xml a4
20284721.xml a6
20284821.xml a3
20284921.xml a8
20285021.xml a2
20285121.xml a4
20285221.xml a2
20287321.xml a3
20288621.xml a1
20288721.xml a2
20292421.xml a1
20294921.xml a2
20295021.xml a2
20295321.xml a1
R110.rcp a6
config.xml a5
258 Publ. No. 1558806 Rev. a460 – DUTCH (NL) – July 1, 2010
Corporate Headquarters
FLIR Systems, Inc.
27700 SW Parkway Avenue
Wilsonville, OR 97070
USA
Telephone: +1-800-727-3547
Website: http://www.flir.com