Professional Documents
Culture Documents
Werkbundel LLN
Werkbundel LLN
door de tijd
Zet je maar klaar in de
teletijdmachine en ga mee door onze
tijdsband.
Naam: …………………………………………….
De Tijdsband
Opdracht
Schrijf elke periode op – noteer hier de begin- en eindtijd bij.
Schrijf ook enkele belangrijke weetjes na het verwerken erbij.
De prehistorie
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Situering in de tijd
De prehistorie is een lange periode die ongeveer 7 miljoen jaar geleden begint met de verschijning van onze
eerste voorouders. Het eindigt met de uitvinding van het schrift, zo’n 3000 jaar v.C.. We lijken hier wel al een
eeuwigheid rond te lopen, maar toch zijn wij nog zeer jonge bewoners van de aarde…
Onze voorouders
Onze verste voorouders waren veel kleiner en hariger dan wij. Ze zeiden niet veel
meer dan ‘oe-oe’ en ‘aa-a’. Hun lievelingstoetje waren bananen en ze hielden ervan
om in bomen te slingeren. Ja, je raadt het al, wij stammen af van de apen.
Wil je graag de fragmenten thuis nog eens bekijken (bijvoorbeeld als hulp bij het leren voor
een test), kan je deze terug vinden via onderstaande links:
Deel 1: https://www.youtube.com/watch?v=Zba5IJzZDXU
Deel 2: https://www.youtube.com/watch?v=Np07W7gtdko
Deel 3: https://www.youtube.com/watch?v=9PHiJBkptjg
Algemeen
A. Wat heeft iedereen op deze aarde gemeenschappelijk? ………………………………………………
B. Welke naam geeft men daaraan + wat is de betekenis?
…………………………………………………………………………………………………………………………………….
C. Op wie lijken wij mensen het meest? ………………………………………………………………………….
a. Bijvoorbeeld:
i. …………………………………………………………………………………………………………….
ii. …………………………………………………………………………………………………………….
b. We zijn verre familie, maar er zijn ook veel verschillen:
i. …………………………………………………………………………………………………………….
ii. …………………………………………………………………………………………………………….
iii. …………………………………………………………………………………………………………….
iv. …………………………………………………………………………………………………………….
Liepen rechtop
C. Homo Sapiens Neanderthaler + Homo Sapiens Sapiens leefden duizenden jaren naast
elkaar, in hetzelfde gebied.
a. Gevolg: ……………………………………………………………………………………………………………
D. Homo Neanderthaler sterft uit: (wanneer) …………………………………………………………………
Homo Sapiens Sapiens
A. Probeer de identiteitskaart aan te vullen:
Identiteitskaart
Naam: Homo Sapiens Sapiens
Betekenis:
Kleef hier een foto van …………………………………………………………………………
jezelf …………………………………………………………………………
Leefde wanneer:
…………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………
Omcirkel wat het meest juiste is: Leefde waar:
Mens - Mensaap …………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………….……………………………
……………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………..
De leden van de groep wisten precies welke voedingsmiddelen in welke tijd van
het jaar op welke plek te vinden waren. Deze kennis werd van generatie op
generatie overgedragen.
Werktuigen
Homo habilis betekent letterlijk handige mens. Hij was de eerste die werktuigen
begon te gebruiken. Die overgang kwam er niet plots, maar gebeurde heel
geleidelijk. Het gebruiken van werktuigen is een teken van intelligentie. Het
beseffen dat een steen zal helpen om dingen te breken is al een hele
vooruitgang. Deze nuchtere denkwijze onderscheidt ons van dieren.
De mens gebruikte het vuur lang voor hij het zelf kon maken. De ontdekking om
zelf vuur te maken gebeurde waarschijnlijk toevallig, tijdens het maken van
werktuigen. De Homo erectus was de eerste die zelf vuur kon maken.
Welke twee manieren gebruikten ze in de prehistorie om vuur te maken?
http://www.schooltv.nl/video/vuur-maken-zonder-aansteker-of-lucifers/
1.
2.
Woonplaats
De prehistorische mensen worden soms
grotbewoners genoemd omdat men denkt dat ze
allemaal in grotten leefden. Dit is slechts
gedeeltelijk waar. Sommige vroege mensen
leefden inderdaad in grotten, maar vele anderen
leefden in allerlei zelfgemaakte schuilhutten. Al
heel vroeg wisten onze voorouders hoe ze
eenvoudige hutten en tenten moesten maken met
behulp van vele verschillende materialen, zoals ,
, , ,
en _.
Kunst en cultuur
Langzaamaan begonnen ze ook hun leven cultureel vorm te geven. Wat zie je
op de foto?
In het midden van de oude steentijd begonnen mensen speciale graven te maken
voor de doden. Het begraven wordt gezien als een grote stap voorwaarts voor
de mens omdat het een aanwijzing is voor het feit dat ze geloofden in een ziel of
in een leven na de dood. Dit zijn complexe denkbeelden die wijzen op de steeds
intelligenter wordende mens. Dit soort graven noemt men hunebedden.
Landbouwers
De jager-verzamelaars evolueerden naar boeren. In het filmpje wordt getoond
hoe die eerste boeren leefden.
Kies uit: vaste woonplaats - stevigere huizen - geen vaste woonplaats – voedsel
zoeken – hutten/tenten die je snel kunt afbreken – eigen voedsel kweken
http://www.schooltv.nl/video/jagers-en-verzamelaars-mensen-in-de-
steentijd/#q=mensen%20in%20de%20steentijd
http://www.schooltv.nl/video/de-eerste-boeren-mensen-in-de-steentijd/
Jager-verzamelaar Boer
Woonplaats
Woning
Voeding
De oudheid
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Egypte
Egypte was vroeger een heel belangrijk land. 5000 jaar geleden konden zij al huizen bouwen. Ze hadden al
een schrift om te lezen en te schrijven, hadden steden en maakten mooie dingen.
DE NIJL
Door Egypte stroomt een hele lange rivier. Die rivier heet "De Nijl". En 1 keer per jaar, in augustus,
stroomde deze rivier over. Al het land eromheen kwam onder water te staan. Daar bleef het zo'n 6 weken
liggen. Wanneer de Nijl overstroomde, dan kwam er ook modder mee over het land. Deze modder kwam
van de bodem van de rivier en was heel vruchtbaar! De modder bleef achter op het land, deze modder
noemen we slib! En door het slib konden de planten zeer goed groeien.
Helaas stroomde de Nijl maar één keer paar over. En het was dus heel belangrijk om deze modder goed
op te vangen. De oude Egyptenaren hadden daar een systeem voor : irrigatie.
Soms is de rivier 1 km breed, maar het kan ook 20 km zijn. Je ziet dat de belangrijkste steden vlakbij de
Nijl ontstaan. Je ziet ook dat er 2 koninkrijken bestonden (Neder-Egypte en Opper-Egypte). Rond 3100
v. Chr. werden deze 2 rijken samengevoegd tot 1 groot rijk. Het grote Egypte werd geregeerd door een
koning (Farao). Als een farao stierf, werd iemand anders in zijn familie koning. De farao's worden ook wel
verdeeld in families. Dat noemen we dynastieën.
GODSDIENST
De Egyptenaren geloofden niet in 1 god, maar in meerdere goden. Iedere god had zijn eigen taak. De
Egyptenaren maakten tempels voor de goden en dachten dat de goden daar leefden. Ze brachten
regelmatig offers naar de tempels.
SCHRIFT
De oude Egyptenaren hadden een beeldschrift. Ieder tekeningetje was een woord Dus als je een vogel
tekende, bedoelde je ook vogel. We noemen het schrift van de Egyptenaren "hiëroglyfen". Dat betekent :
"heilige inkrassingen" Je leest het van boven naar beneden. De Egyptenaren noemden het "de taal van de
goden”. Tot 1800 begreep niemand iets van het hiëroglyfenschrift. Maar toen ontdekte een kapitein uit
het leger van Napoleon een steen. Op die steen stonden 3 talen, het Grieks, het Demotisch en het
Egyptisch. Omdat deze steen werd gevonden bij het plaatsje Rosette, werd hij de "steen van Rosette"
genoemd. De Fransman Champollion wist in 1822 het Egyptische schrift te ontcijferen.
PIRAMIDES
De piramiden zijn een van de oudste bouwwerken op onze planeet. Ze zijn
allemaal gemaakt zonder machines. In de piramide werd een farao begraven.
De historici denken dat er wel 100.000 mensen tegelijk aan het werk waren om
de piramide te bouwen.
De meest bekende piramiden zijn die van Gizeh vlak bij de Egyptische
hoofdstad Caïro. Het complex wordt beheerst door de drie grote piramiden,
de piramide van Cheops en drie naast die van Mycerinus, daarnaast zijn er nog
enkele kleinere piramiden.
Egypte
Opdracht 1: duid deze titel aan op jouw tijdsbalk
Opdracht 2: DE NIJL
- Kleur het water blauw.
- Kleur het vruchtbare gedeelte van Egypte groen.
- Kleur de woestijn geel.
Opdracht 3: DE GODEN
- Zoek op het internet 6 goden.
2)
3)
4)
5)
6)
Opdracht 4: PIRAMIDEN
- Wie werd er begraven in een piramide?
………………………………………………………………………
Opdracht 5: SCHRIFT
- Hoe heet het schrift van de oude Egyptenaren ? …………………………………………………………………………
- Tot zo'n 200 jaar geleden konden we het Egyptische schrift niet lezen.
- Wie heeft het Egyptische schrift ontcijferd ? ………………………………………………………………
- Wat is 'de steen van Rosette'?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………
- kijk op het blad met het hiëroglyfenschrift en teken jouw eigen naam!
Romeinen
Wegen, geld, sieraden, lezen en schrijven, stenen huizen en een leger. Deze dingen hebben wij allemaal
geleerd van de Romeinen. Dit volkje kwam uit Italië, met als hoofdstad Rome. Het Romeinse Rijk zou in de
geschiedenis het grootste rijk worden in Europa. Het begon met de stad Rome (met een paar honderd
inwoners) en eindigde met 60 miljoen inwoners!
JULIUS CAESAR
Julius Caesar werd geboren in 100 v. Chr. Eerst was hij advocaat, later
werd hij staatsman, veldheer en schrijver. Hij veroverde met zijn leger in
50 v. Christus Gallië. Dat land heet nu Frankrijk. Ook andere gebieden wist
hij te veroveren. Hij keerde terug naar Rome en wilde alleen de baas zijn.
Hij vond zichzelf een keizer en probeerde alleen te regeren. Julius Caesar
voerde ook een nieuwe kalender in. Het jaar kreeg nu 365 dagen en om de
vier jaar kwam er een schrikkeljaar. Als je alleen wilt regeren, dan ben je
een dictator. Je dicteert (vertelt aan) anderen wat ze moeten doen. Van
zijn achternaam (Caesar) komt het woordje "keizer". Julius Caesar
probeerde de macht van de senaat kleiner te maken. Daardoor kreeg hij
veel vijanden. Op een dag in 44 v. Chr. werd hij dan ook vermoord in de senaat door een van zijn vijanden.
MUNTEN
Behalve het alfabet brachten de Romeinen nog iets nieuws in de veroverde
gebieden in Europa: munten. Voor de Romeinse tijd waren er geen munten. Om iets
te kunnen kopen, moest je iets anders ruilen. Een kledingstuk kon men dus op de
markt ruilen tegen een mes. Maar de Romeinen hadden geld nodig om hun enorme
legers te betalen. Alle munten hadden aan 1 kant de afbeelding van de keizer.
WEGEN
Toen de Romeinen kwamen veranderde er veel bij ons. Eén van de eerste veranderingen waren de
heerwegen. Heer betekent leger. Vanuit Rome hebben de Romeinen wegen aangelegd. Die liepen naar alle
landen van het Romeinse Rijk. Over deze wegen konden Romeinse soldaten snel overal komen met hun
wagens. Ook gewone reizigers en handelaren maakten gebruik van deze wegen. Gewone reizigers moesten
onderweg wel oppassen voor struikrovers. Daarom reisden ze het liefst in kleine groepen of met een
groep soldaten. De heerwegen waren heel breed en belegd met platte stenen of met grind. Langs de
wegen stonden mijlpalen. Daarop kon je zien hoe ver het nog was naar de volgende stad.
ETEN
Bij de maaltijd lagen de Romeinen op hun zij op aanligbedden. Bij het eten gebruikten ze wijn. Meestal
deden ze water in de wijn. Het eten werd opgediend in eetkommetjes en schalen. Vorken gebruikten ze
niet. Ze aten met hun vingers. Die veegden ze later af aan het tafellaken of aan het haar van de slaven.
LEGER
De Romeinen hadden een groot leger. Het leger was opgebouwd uit groepen. De
grootste groep was een legioen van 6000 soldaten. De Romeinen hadden ook een
leger van hulptroepen. Dat bestond uit soldaten die niet Romeins waren. Een
soldaat die in dienst ging van de hulptroepen, moest 25 jaar dienen. Daarna kreeg
hij dezelfde rechten als een Romein. Vijandelijke stammen probeerden
regelmatig het Romeinse Rijk aan te vallen. Daarom bouwden de Romeinen langs
de grenzen legerkampen. Zo'n kamp noemen we een castellum. Hier woonden de
soldaten. Zij hielden daar de grens goed in de gaten.
COLOSSEUM Keizer
Vespasianus gaf in 72 na Christus de opdracht om te bouwen
hij deed dit omdat hij vermaak zocht voor het Romeinse volk. Het duurde
ongeveer 10 jaar tot het klaar was!Bij de opening werden 5000 dieren
afgeslacht. Het was dus een echt feest!! Het Colosseum is heel groot: het is
188 meter lang en 156 meter breed. Het is ongeveer 50 meter hoog. Er kunnen
50.000 mensen komen kijken in het Colosseum!!! Op de
eerste verdieping zaten de hoge edelen uit de Romeinse burgerij. Vervolgens zaten op de tweede
verdieping de vrije burgers, kooplieden, handelaren. De derde verdieping was voorzien voor de gewone
burgers. De vierde verdieping was bestemd voor de vrouwen, zodat zij niet zoveel bloed zouden zien.
Volgen de Romeinse mannen was dit niet goed voor hen. In het Colosseum werden verschillende
activiteiten georganiseerd: gladiatorengevechten, dierengevechten, bokswedstrijden,
boogschietwedstrijden, wagenrenwedstrijden, ...
Gladiatoren waren meestal slaven of misdadigers. Zij werden op vechtscholen opgeleid om te vechten. Het
was steeds een gevecht op leven en dood.
Romeinen
Opdracht 2 : ERFGOED
Noteer minstens 4 dingen die we vandaag nog gebruiken dankzij de Romeinen!
………………………………………………… …………………………………………………
………………………………………………… …………………………………………………
Opdracht 3 : BOUWERS
AQUADUCT FORUM
* een kanaal voor …………………………………………………… * soort …………………………………………………
waar mensen samenkwamen
* meestal onder de grond, soms lukte dat niet
………………………………………………………………………………
Opdracht 5 : KLEDIJ
“ De Romeinse kledij was vrij eenvoudig. Thuis droegen de mannen een tuniek, maar als ze uitgingen,
drapeerden ze zich met een toga, een wollen doek van meer dan 5 meter lang die in plooien langs het
lichaam neerviel. Het uiteinde van de toga werd op de linkerarm gedragen, zodat de rechterarm vrij
bleef.
De vrouwen kleedden zich in een wijde, tot op de voeten hangende stola. Daarboven droegen ze een
soort kapmantel.
Opdracht 6 : LEGER
Waar of niet waar ?
Opdracht 7 : LETTERROOSTER
Zoek deze woorden die verborgen zitten in het letterrooster.
Z E L E G I O E N X
C O L O S S E U M T
A T Z F O R U M A E
E S U M E R M A N J
S T Y B B S N M E R
A D I I C E R V W A
R T T O S J E M O R
Grieken
Rond 800 voor Chr bestond Griekenland uit allerlei staatjes. Die staatjes werden stadstaten genoemd.
Die stadstaten hadden allemaal dezelfde taal en godsdienst, maar ze hadden eigen wetten, geld en goden.
BOUWEN
De Oude Grieken waren goede bouwers. Ze wisten veel van architectuur (bouwkunst) af. Hun zuilen (lange
pilaren) zijn heel bekend. Bovenaan is er een plat gedeelte dat het kapiteel genoemd wordt.
Zo kenden ze drie bouwstijlen. De Dorische bouwstijl, met een plat kapiteel. De Ionische bouwstijlen,
waarbij het kapiteel versierd wordt met een krul. En de Korintische bouwstijl, de kapitelen waren
uitgehouwen in de vorm van acanthusbladeren.
BESTUREN
Het woord "democratie" komt van het Grieks. "Demos = volk", "cratie = beslist". Democratie is dus een
bestuursvorm waarbij (de meerderheid) van het volk beslist. Alleen waren dat in de Griekse tijd alleen
maar mannen. Gemiddeld werd er om de 9 dagen een algemene vergadering gehouden, waarbij zo'n 5.000
of 6.000 mannen aanwezig waren.
ATHENE EN SPARTA
Dit waren twee heel belangrijke stadstaten. De eerste bood vrijheid binnen de democratie, de tweede
gaf zijn onderdanen militaire dril. Athene telt naar verhouding veel meer Griekse burgers (in de 5 e eeuw
1/10 deel) en de bevolking in Sparta telt vooral veel slaven. In Athene hadden de buitenlanders
(metoiken) geen rechten, maar ze mochten wel voor hun mening uitkomen, net zoals slaven en arme
mensen. In Sparta ging het er veel anders aan toe...
Sparta leek wel een legerkamp. Rond 900 v. Christus leefde een man die Lycurgus heette. Hij wilde dat
Sparta, zijn stadstaat, de grootste en sterkste stadstaat van de wereld zou zijn. Om erachter te komen
hoe je het sterkst kon worden, reisde Lycurgus de belangrjkste landen in de wereld rond. Hij ontdekte,
dat mensen die aan ontspanning en plezier dachten en lui waren, geen sterk en machtig land zouden
krijgen. Het volk dat het hardst werkte en zijn plicht deed, kwam het verst. Toen hij terug kwam in
Sparta, maakte Lycurgus een heleboel wetten, die ervoor moesten zorgen, dat Sparta het sterkst zou
worden. Die regels worden de "code van wetten" genoemd.
VERMAAK
Theater was voor de Grieken net zo belangrijk als voor ons de t.v. Men ging graag kijken naar een
theatervoorstelling. In het begin was het theater bedoeld voor de Griekse god Dionysus, de god van de
wijn. Later werden de toneelstukken een belangrijk onderdeel van het lentefeest ter ere van deze god. Er
werden vaak beroemde mythen en legenden nagespeeld.
SPORT
De Grieken hielden veel van sport, vooral van sporten die men
buiten kon doen. Zoals hardlopen, springen, boksen en
discuswerpen. Er werden vaak wedstrijden gehouden, meestal ter ere
van een god of godin. Eens in de vier jaar werd er een groot
toernooi gehouden. Dan mochten alle Grieken aan mee doen.
(Behalve slaven, buitenlanders, vrouwen, kinderen of Grieken die een
misdaad begaan hadden.) Het toernooi werd in de Griekse stad
Olympia gehouden. Het werden de Olympische Spelen genoemd.
Tijdens die spelen had iedereen vrij. De Olympische Spelen
werden ter ere van Zeus gehouden. Als er oorlog was, werd de
oorlog gewoon even stilgelegd om de Olympische Spelen te houden. Daarna vocht men weer vrolijk door !
De Spelen duurden 5 dagen. Als je vals speelde of niet sportief was, mocht je niet meer meedoen. Als je
won, werd je een held in je dorp of stad waar je woonde. Je kreeg geen geldprijs, maar een krans van
laurierbladen. Vaak werden er dan gedichten over je gemaakt of maakten beeldhouwers een standbeeld
van je. De eerste Olympische Spelen werden gehouden in 776 v.Chr.
GODEN
De Grieken kenden vele goden. De Grieken waren dus polytheïstisch. (poly = meerdere , theos = god)
Godsdienst was erg belangrijk voor de Grieken. Belangrijke beslissingen over bijvoorbeeld een oorlog
werden pas genomen als een god advies was gevraagd. Veel natuurlijke gebeurtenissen, zoals
overstromingen, onweer en bliksem en ziekten begrepen de Grieken niet. Daarom dachten de Grieken dat
het de daden van de goden waren. Als Zeus, de oppergod, boos was, liet hij het onweren en bliksemen.
Apollo was verantwoordelijk voor de pest (ziekten waaraan je kon doodgaan). Dat betekende dat de
Grieken probeerden om de goden te vriend te houden. Er werden cadeautjes (offers) gegeven aan alle
goden. Soms werden dieren als offer gebruikt.
Iemand die Griekse verhalen (in dichtvorm) opschreef, was Homerus. Hij leefde in de 8 ste of de 9-de
eeuw v.Christus. Zijn 2 beroemdste gedichtenbundels zijn de Ilias en de Odyssee, maar deze gaan vooral
over een oorlog heel lang geleden voor de Griekse tijd, namelijk de Trojaanse oorlog. Homerus heeft ook
een aantal gedichten geschreven over verschillende goden.
Opdracht 2: BOUWEN
- Teken in elk kadertje de juiste zuil en schrijf er één passende eigenschap bij.
2 stadstaten
…………………………………………………… ……………………………………………………
Opdracht 4: BESTUREN
- Wat weet je van stadstaten?
dezelfde …………………………………………………en…………………………………………………
………………………………………………… …………………………………………
Opdracht 5: SPORT
- Wat weet je van de Olympische spelen ?
OLYMPISCHE SPELEN
WAAR : ………………………………………………… WANNEER : …………………………………………………
HOE LANG DUURDEN DE SPELEN : …………………………………………………
WIE NAM DEEL : …………………………………………………………………………………………………………………………………………
PRIJS : …………………………………………………
Opdracht 6: GODEN
- Waarom brachten de Grieken offers aan de goden?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
2.
3.
4.
5.
Opdracht 7: AKROPLIS VAN ATHENE
- Wat betekent het woord ‘akropolis’? ……………………………………………………………………………………………………
PARTHENON
PLAATS : ………………………………………………… WANNEER : ………………………………………………
LENGTE : ………………………………………………… HOOGTE : …………………………………………………
BREEDTE : ………………………………………………… TER ERE VAN : …………………………………………
De middeleeuwen
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
De geestelijken
Verschillende soorten geestelijken
De geestelijken waren van de hoogste stand. Zij hielden erediensten en woonden in kloosters. Ze moesten
geen belastingen betalen en moesten niet meevechten in de oorlog. Er waren hoge geestelijken, zoals de
kardinalen en bisschoppen. Zij kozen meestal de kant van de adel (= de kasteelheren en de ridders). Er waren
ook lage geestelijken, dat waren de monniken, priesters en nonnen. Zij kozen eerder de kant van het gewone
volk (= de boeren en ambachtslieden).
a) …………………………………………………….
b) ……………………………………………………
c) ………………………………………………………
a) ……………………………………………………………………………………………………………………….
b) ……………………………………………………………………………………………………………………….
c) ………………………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………………
Weetje?! Vandaag de dag kan je in de winkel nog steeds producten kopen die door kloosterlingen
gemaakt zijn. Misschien ken je wel enkele voorbeelden?
………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Een dag uit het leven van een monnik:
Zou jij graag een jonge monnik of kloosterzuster zijn? Waarom wel of waarom niet?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Welk werk in de abdij zou jij het liefst doen?
…………………………………………………………………………………………………
Tijdens de donkere winter van 1301 werd ik, Alberic, zwaar ziek. Mijn ouders
zagen maar één oplossing. Ze brachten me naar de abdij waar zowel priesters als
dokters waren. Het was ver na middernacht toen we aan de poort van de abdij
aanklopten. ‘Laat ons erin’, schreeuwden mijn ouders.
Broeder Gregory werd gewekt. Dat moest toch, want straks moest hij de
nachtgebeden voorlezen. Zes keer per dag moesten de monniken de lof van God
zingen. Ik werd kreunend op een tafel gelegd. Ook mijn moeder kwam binnen.
Dit werd afgekeurd door de monniken. Een vrouw binnen hun muren … Een
vreemde vrouw met gouden kettingen…Ze leek net een heks.
De broeders verzorgden mij en tegen de morgen zat ik bleek maar lachend een
kom soep te drinken. ‘Wil je ook iets eten?’, vroeg de broeder kok. ‘Een flinke lap
spek zou er wel in gaan.’, antwoordde ik. De kok trok een zuur gezicht. Ik wist
natuurlijk niet dat paters geen vlees aten. Na het eten liep ik de hele abdij door.
In het scriptorium zaten paters geduldig dikke boeken te schrijven en ze te
versieren met prachtige miniaturen in rood, blauw en goud.
Het leek wel toverij. Dat kon ik helemaal niet en voor de middag stond mijn
gezicht onder de rode en gouden inktstrepen. Maar de monniken zeiden wel dat
ik talent had. Ik spendeerde de volgende maanden dan ook vooral aan het
schrijven van verhalen en het maken van schitterende miniaturen.
Natuurlijk schreef ik niet enkel verhalen in de abdij. Ik moest ook les volgen. Elke
dag moest ik mijn les opzeggen. Wanneer ik een fout maakte, dan sloeg de leraar
me met zijn roede.
Na lange tijd besloot ik om een monnik te worden, maar een gemakkelijk leven
zou het zeker en vast niet worden.
1) Zoek de moeilijke woorden op in het woordenboek en schrijf de verklaring ernaast.
Tip: Surf naar www.vandale.be en typ de woorden in. Dat gaat heel wat sneller!
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Een miniatuur:
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Een roede:
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Ten aanval!
We zagen reeds dat men in de middeleeuwen kastelen ging bouwen om zich goed te kunnen verdedigen
tegen vijanden. Ondanks de stevigheid van de kastelen werd er toch vaak geprobeerd om hier binnen te
dringen.
Ga naar http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20031127_riddersenkastelen02
1) Hoe begon een aanval meestal?
…………………………………………………………………….…………………………………………………
……………………………………………………………………………..………………………………………………
……………………………………………………………………………..………………………………………………
.………………………………………………………………………………………………………………………..….………………………………………
………………………………………………………………………………..…
………………………………………………………………………………………………………………………..…
Delen van het kasteel
Kies uit volgende woorden: ophaalbrug - stenen muren – sloot - binnenhof - schietgat – uitkijktoren - kapel.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
In de ……………………………………………………………………………………………………………………………………….
De stedelingen
Het verhaal van Lucas
Ik ben Lucas, ik woon samen met mijn vader en mijn zus Lien in de stad. Daar
hebben we een bakkerij. Papa staat heel vroeg op en werkt soms tot ’s nachts om
ervoor te zorgen dat wij eten en drinken hebben. We wonen in een heel klein huis,
met een toilet dat bestaat uit een gat, dat uitkomt op een gracht.
De stank is verschrikkelijk. We wonen in een zeer smal straatje, dat stikt van de
ratten. Zij eten allerlei restjes op en verspreiden vele ziekten: zoals ook de ziekte
waaraan mijn moeder is gestorven.
Ondanks dit, heb ik ook nog de pech dat mijn vader wil dat ik hem opvolg. Daar heb
ik echt geen zin in. Elke dag van ‘s morgens tot ’s avonds onder het meel zitten, bah,
dat is niets voor mij. Ik zou veel liever een ridder worden. Maar dat gaat nu eenmaal
niet, ik moet en zal mijn vader opvolgen.
Ik ben nu een leerling bij mijn vader, als ik het goed genoeg doe word ik gezel. Dan
volgt de gildeproef, dit is een heel belangrijke proef, want als ik deze doorsta word ik
meester in het vak.
Mijn zusje daarentegen, wil heel graag in de bakkerij staan maar zij is gedoemd om
voor het huis te zorgen. Zij moet zorgen voor onze was, het eten, en zien dat het huis
wat proper is.
Och ja, al bij al heeft het ook zo zijn voordelen. Het leuke eraan is dat je niet alleen
bent. Papa werkt samen met andere bakkers, ze noemen hen de bakkersgilde. Later
zal ik hier ook deel van uitmaken.
Ga naar: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050614_middeleeuwen03
Vul in, kies uit: gilde (3x) – houtbewerkers – trots – vrije – meester – houden – meesterstuk (2x) - werkplaats
– één soort product - zilversmeden
…………………………….
een soort vakbond waar je ook kon leren. Als je bij een ………………………….. was, had je betere
kansen en kreeg je veel meer respect. De ambachtslieden ontdekten in de middeleeuwen allerlei nieuwe
technieken, gereedschappen en machines.
Om binnen een ………………………………….. carrière te maken, moest je heel goed werk leveren.
Om te leren hoe dat moest, zat je als beginneling in de leer bij een………………………………………,
……………………………………………….. oprichten.
Op straat in de middeleeuwen
Ga naar http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050614_middeleeuwen05
1) Wat deden de mensen met hun afval?
……………………………………………………………………………………………………
2) Waarom waren de mensen zo bang ’s nachts in de middeleeuwen?
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Waar gingen de mensen naar het toilet destijds? ………………………………………..
Neem het boek ‘Leven in de 14de eeuw’. Lees pagina 36 t.e.m. 38.
Maak dan de volgende oefeningen!
1. In de steden is het helemaal niet hygiënisch. Overal loopt ongedierte en er breekt ook een zeer
besmettelijke ziekte uit. Hoe noemde men deze ziekte?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
2. Wat probeerde men te doen tegen deze ziekte?
b) ………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
Leg uit:
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Tip!!!
De boeren en lijfeigenen
Eerste stand:
De geestelijken
Tweede stand:
De adel
Derde stand:
De gewone mensen
- ambachtslieden
- boeren (=horigen)
- lijfeigenen
De gewone bevolking bestond uit ‘vrije mensen’ (vaak stedelingen), ‘horigen’ (de boeren) en ‘lijfeigenen’.
De stedelingen waren vaak ambachtslieden. Hier leerde je (of zal je nog wat meer over leren) in hoek 3. Zij
oefenden een beroep uit en behoorden niet tot het bezit van de kasteelheer. Ze verdienden goed hun geld en
hadden geen moeite om hun familie te voeden.
De horigen waren de boeren. Het woord ‘horig’ komt van ‘horen’, dat wil zeggen dat iemand toebehoorde aan
een ander, die dus alles over hem te zeggen had. De horigen of boeren bewerkten een stuk land van de
kasteelheer of ridder. Zij moesten het grootste deel van hun oogst afstaan aan hun heer. Hierdoor hadden ze
niet veel meer over voor zichzelf en hadden ze vaak honger. In ruil voor het afstaan van de oogst, kregen ze
bescherming van de kasteelheer. Bij een aanval of tijdens oorlogstijd mochten ze bescherming zoeken op de
binnenplaats van zijn burcht.
Lijfeigenen hadden het nog een stuk slechter. Zij waren persoonlijk bezit van de kasteelheer en waren dus zijn
slaven.
Neem het boek ‘Leven in de 14de eeuw’. Lees p.16, 17, 18 en 19. Je kan de opdracht ook verdelen. Los daarna
de vragen op!
1) Hoe ziet een gewoon 14de eeuws huis eruit? Kleur de woorden die passen!
dak van
hout stro
haard
steen
een tot lemen
drie muren
kamers
glazen
2) Waar of niet waar? Verbeter indien nodig! ramen
Er is nog een verschil: het middeleeuwse boek is niet van papier gemaakt!
Vandaag maakt papier deel uit van onze dagelijkse leefwereld, we vinden het
overal rondom ons. In de middeleeuwen was dit helemaal niet het geval! In het
Westen kende men het papier nog niet en dus schreven de mensen op
dierenhuiden, 'perkament' genoemd. Pas op het einde van de middeleeuwen, in
de 15de eeuw, werden enkele boeken van papier gemaakt.
I TEKST EN BEELD
In een middeleeuws boek vind je niet alleen geschreven tekst maar ook heel
vaak afbeel- dingen (net als in je eigen boeken). Sommige boeken waren zo
goed geïllustreerd dat het wel stripverhalen leken! De persoon die alle tekst
schreef, is de 'kopiist'. Hij kopieerde of schreef een tekst. Een andere
persoon, ie goed kon teke- nen en schilderen, maakte de schilderwerkjes. Men
noemde deze schilder- werkjes 'miniaturen', want vaak waren ze heel klein,
net als kleine schilderijtjes.
Bekijk ze goed!
• WELKE ZIJN DE MEEST GEBRUIKTE KLEUREN IN DIT SCHILDERIJ? .....................................................
...........................................................................................................................................................
• WELKE FIGUREN EN VOORWERPEN HERKEN JE? ...............................................................................
...........................................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................
• ZIJN ER OOK DIEREN? .......................................................................................................................
• WAAR BEVINDEN AL DEZE PERSONEN ZICH? ...................................................................................
...........................................................................................................................................................
• WAT DOEN ZE? .................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................
• IS HET DAG OF IS HET NACHT? .........................................................................................................
• WAT ZIE JE IN DE VERTE? .................................................................................................................
• WAT GEBEURT ER? WAT VERTELT DIT SCHILDERIJ VOLGENS JOU?................................................
...........................................................................................................................................................
De eigenaar van een handschrift was fier dat hij zo'n schat bezat. Net
zoals jij je naam in je boeken schrijft om te bewijzen dat ze van jou zijn,
lieten de eigenaars van handschriften, die vaak rijke heren waren, hun
handtekening in het boek aanbrengen. Het was wel een beetje een
speciale handtekening: het was meer een soort tekening, een
'wapenschild', met verschillende symbolen die een persoon, een
familie, personen met hetzelfde beroep of ook wel een stad of een
land vertegenwoordigen.
Je ziet hier enkele wapen- schilden uit een handschrift van de Bibliotheek. Vaak
hebben ze de vorm van een schild, vandaar ook zijn naam: 'schild'.
De omslag beschermt het boek, maar helpt het ook mooier maken. Tijdens de
middeleeuwen waren omslagen gemaakt van perkament, leder, fluweel of hout. Er
zijn ook heel mooie boekbanden in edel metaal, versierd met edelstenen en met
goud! De omslag van een boek is soms heel rijkelijk geïllustreerd en versierd!
Kies tussen je boeken een boek dat je graag hebt gelezen en ontwerp zelf een nieuwe omslag.
De nieuwe tijden
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
kinderarbeid
Tot in de 18de eeuw werden kinderen net als volwassenen aan het werk gezet. Kinderen worden als kleine
volwassenen beschouwd.
Eerst werken ze alleen op de boerderij, de winkel of de werkplaats van hun ouders. Dat moet allemaal met
de hand of met gereedschap want machines zijn er nog niet.
Daarnaast doen ze samen met hun ouders het huishouden. Ook dat moet met de hand of met gereedschap,
want er zijn nog geen apparaten die je daarvoor kunt gebruiken, zoals een afwasmachine. In werkplaatsen
worden meubels, kleding en andere dingen gemaakt die je iedere dag nodig hebt. Dit heet huisindustrie.
In de 19e eeuw vindt eerst in Engeland, daarna ook in België de Industriële Revolutie plaats. De huisindustrie
verdwijnt, omdat goederen die uit werkplaatsen komen, steeds meer in fabrieken worden gemaakt. Omdat
daar naast gereedschap ook machines worden gebruikt, kan dat goedkoper en in grotere aantallen dan in
werkplaatsen. Daardoor raken sommige mensen hun werk en inkomsten kwijt. Ze vinden werk in fabrieken
en mijnen. Maar de lonen zijn laag en daarmee kunnen arbeiders niet alles kopen wat voor hun vrouw en
kinderen nodig is, zoals eten, kleding en brandstoffen. Veel arbeiders leven zelfs in grote armoede.
Om meer geld te verdienen, sturen arbeiders kinderen die thuis gemist kunnen worden naar de fabriek.
Andere kinderen blijven thuis om het huishouden te doen. Fabrikanten nemen
kinderen in dienst omdat ze aan hen minder loon hoeven te betalen dan aan
volwassenen. Er zijn geen wetten die dat verbieden. Daardoor werken er steeds
meer kinderen in fabrieken en mijnen. Vooral in touwslagerijen en
spinnerijen werken kinderen.
Sommige werkende kinderen zijn nog geen tien jaar oud, Net als
volwassen werken ze bijna iedere dag en maken ze dagen van soms wel 15 uur.
Ze hebben weinig vrije tijd. Ook kunnen ze hun school niet afmaken of
helemáál niet naar school gaan. Daardoor kunnen ze alleen slecht
betaalde banen vinden.
Het werken in een fabriek is vaak ongezond, bijvoorbeeld omdat ze de hele dag door zware inspanningen
moeten doen of in een stoffige ruimte zitten (en dat is slecht voor de longen).
Vooral na 1850 willen steeds meer mensen en ook de vakbond kinderarbeid afschaffen. Artsen zeggen dat
kinderarbeid ongezond is. Onderwijzers vinden dat ze naar school moeten gaan en ook moeten kunnen
spelen. Zelfs enkele fabrikanten keren zich tegen kinderarbeid want kinderen die werken, worden later als
volwassenen minder gezond, en kunnen dus minder hard kunnen werken dan kinderen die vroeger niet
hoefden te werken. Ze vragen de regering om er iets tegen te doen. Anderen vinden dat kinderarbeid níet
afgeschaft hoeft of mag worden. Geestelijken zeggen dat mensen niet in mogen gaan tegen wat God
geschapen heeft. Wie in armoede geboren is, moet zich daarbij neerleggen. Ook is men van mening dat
ouders die hun kinderen naar de fabriek sturen, te lui zijn om zelf te werken.
kinderarbeid
DAGINDELING
Vul hier je eigen dagindeling van een gewone schooldag aan!
5.00u-7.00u 15.30u-18.00u
7.00u-8.00u 18.00u-19.00u
8.00u-9.00u 19.00u-20.00u
9.00u-12.00u 20.00u-21.00u
12.00u-13.00u 21.00u-22.00u
13.00u-15.30u 22.00u-5.00u
Maak hier zelf een dagindeling van een kind uit de 19 de eeuw. Hou er rekening mee dat ze gemiddeld 12 à
15 uur per dag werkten!
5.00u-7.00u 15.30u-18.00u
7.00u-8.00u 18.00u-19.00u
8.00u-9.00u 19.00u-20.00u
9.00u-12.00u 20.00u-21.00u
12.00u-13.00u 21.00u-22.00u
13.00u-15.30u 22.00u-5.00u
KINDERARBEID ???
Schrijf naast elke uitspraak of het hier gaat over kinderarbeid of niet!
* Je krijgt van de juf voor vier vakken een huistaak deze avond. wel / geen
* Elke zaterdag doe je boodschappen voor je oma. wel / geen
* Thuis moet je elke avond de afwas doen. wel / geen
http://www.miat.gent.be/kinderarbeid1900/kinderarbeid2.swf
uitvindingen
DROMERS EN DENKERS
Heel veel mensen houden zich bezig met het bedenken van nieuwe dingen, gewoon omdat ze daarvoor betaald
worden. Ze werken bijvoorbeeld voor Philips en werken aan betere telefoons of een
televisiescherm dat je om kunt rollen.
Sommige mensen worden geboren als uitvinder. Ze zijn creatief. Er zijn creatieve mensen die mooie
gedichten kunnen maken, anderen kunnen weer heel mooi schilderen of zingen. Uitvinders zijn heel goed in
het verzinnen van oplossingen voor problemen en in het verzinnen van nieuwe dingen.
THOMAS EDISON (1847-1931)
Eén van de bekendste uitvinders was Thomas Edison.Edison zei: "Om te kunnen uitvinden heb je
een goed voorstellingsvermogen nodig en een stapel troep.”
Edison was extreem creatief en een van Amerika's bekendste uitvinders. Edison deed vaak dingen zonder
er eerst over na te denken. Hierdoor kwam hij geregeld in de problemen. Op zijn schoolrapporten stond
dat hij een warhoofd was, omdat hij heel vaak zat te dromen.
Toen Edison van school werd gestuurd, besloot zijn moeder hem zelf te scholen. Ze vond dat de fantasie
van Thomas niet door regels moest worden beperkt. Op zijn
dertiende ging Edison bij de spoorwegen werken. Zijn eerste ontslag volgde al
gauw toen door een chemisch experiment een trein in de fik vloog. Vanaf dat
moment volgde een "loopbaan" van de meest uiteenlopende baantjes, waar hij
telkens weer, door eigen toedoen, op straat werd gezet. De gloeilamp en de
fonograaf (1877) zijn twee van zijn bekendste uitvindingen.
UITVINDINGEN
Verbind deze uitvindingen met hun juiste uitvinder!
4. Op 17 december 1903 vloog voor het eerst door de lucht een O O gebroeders
vliegtuig, gedurende 12 seconden lang en over een afstand van 37 meter. Wright
DE TWEEDE WERELDOORLOG
Op het einde van de jaren twintig werden vele fabrieken gesloten, er heerste een grote
werkloosheid en vele gezinnen leden honger. In 1933 kwam in het arme Duitsland Adolf Hitler aan de
macht. Hitler was Führer van de nazipartij. Met behulp van zijn geheime politie (de Gestapo) werd Hitler
al snel een dictator. Onder zijn bewind kwam Duitsland er weer bovenop, wegen werden aangelegd, een
leger kwam op de been, de werkloosheid verdween.
De andere landen vertrouwden Hitler niet, enkel Benito Mussolini uit Italië werd een bondgenoot,
later ook Japan, Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Slovakije. Op 10 mei 1940 viel Hitler Nederland, België
en Luxemburg binnen, Wereldoorlog II was begonnen! Het was nu geen loopgravenoorlog meer maar een
bewegingsoorlog: hard en onverwacht toeslaan met bombardementen en tanks.
Door een tekort aan voedsel werd een streng voedselrantsoen opgelegd. Sommigen deden aan
sluikhandel tegen woekerprijzen. Een klein deel van ons volk werkte samen met de vijand. Dat noemt men
collaboratie. Arbeiders werden verplicht te werken in de oorlogsindustrie. Vele Belgen weigerden elke
medewerking met de vijand. Ze traden toe tot het verzet. Ze deden alles om de vijand zoveel mogelijk te
hinderen. Het verzet deed veel goede dingen. Maar wanneer ze gepakt werden door de Duitsers werden
ze opgesloten in een concentratiekamp (zoals in ons land Fort te Breendonk). De Joden die volgens
Hitler slecht waren en de oorzaak van alle ongeluk in de wereld, werden overal opgepakt en naar
concentratiekampen gebracht. Meestal moesten ze daar in gruwelijke omstandigheden wachten tot ze
vermoord werden in de gaskamers.Ze werden ook gemarteld en gebruikt als proefkonijnen bij medische
experimenten. Duitsland gaf zich pas over op 8 mei 1945.Japan staakte pas later de strijd nadat de VS
een atoombom had laten vallen op Nagasaki. Ondertussen had Hitler vlak voor de overgave van Duitsland
zelfmoord gepleegd.
wereldoorlogen
Duid deze titel aan op jouw tijdsbalk
EERSTE WERELDOORLOG
Wat was de aanleiding tot deze wereldoorlog ? ______________________________
TWEEDE WERELDOORLOG
Vul de ontbrekende medeklinkers aan
1. de partij van Hitler ……A……I……A…… …… IJ
2. afzonderingskamp voor gevangenen ……O……C E……T……A……I E……A……P
3. synoniem voor alleenheerser ……I……TA……O……
4. samenwerken met de vijand …… O L……A……O…… A ……IE
voedselschaarste _________________________________________
sluikhandel tegen ____________________________
samenwerking met de vijand dat heet __________________________________
arbeiders werden verplicht te werken in
oorlogsindustrie/ruimtevaartindustrie
jodenvervolging opgesloten in _______________________________
vermoord in de _________________
België ONAFHANKELIJK
In 1815, na meer dan twee eeuwen gescheiden te zijn, komen Noord (Nederland) en Zuid (België) weer
samen. Het heet vanaf dan het Koninkrijk der Nederlanden, aan het hoofd staat koning Willem I. Maar de
twee bevolkingsgroepen zagen die samenwerking helemaal niet zitten!
Willem I heeft veel goede dingen gedaan. Zoals de Antwerpse haven uitbreiden. Willem I bekommerde
zich ook over het onderwijs. Omdat meer dan de helft van de bevolking niet kon lezen of schrijven,
maakte de koning het lager onderwijs verplicht. Hij stichtte 1500 nieuwe scholen waar de leerlingen
gratis onderwijs kregen. Te Lier werd een normaalschool opgericht om onderwijzers op te leiden. In Gent
en Luik werden universiteiten opgericht.
Nederland was rijk geworden door kolonies, voor al die mensen moesten producten gemaakt worden. Veel
van die producten werden uit onze streken gehaald, steenkool uit Wallonië, katoen uit Gent, suiker uit
Tienen,… Het Zuiden (België) dat eerder arm was geworden door de vele oorlogen, profiteerde hiervan
natuurlijk!
Maar sommige van deze maatregelen zorgde voor wrevel bij de Belgen. Willem I bleef baas in het
onderwijs, hij was protestants daardoor moesten alle katholieke scholen hun deuren sluiten. Er was
zogenaamde “persvrijheid” maar iedereen die slechte dingen over hem schreef werd een vijand. Dat
stuitte de liberalen tegen de borst. De meeste Belgen spraken toen nog vooral Frans en een soort dialect,
dus niet het Nederlands van de Hollanders waardoor er maar weinig Belgen een belangrijke functie
kregen.. Vooral de kooplieden en fabrikanten hadden een mooi leventje maar de boeren en arbeiders
hadden nauwelijks geld of bezittingen. Er was ook veel werkloosheid en door belastingen op graan werd
het brood duur. Waardoor de boeren kwaad waren.
Op 25 augustus 1830 tijdens de opvoering van de opera “De Stomme van Portici”, raakten de vaderlandse
gevoelens van de Brusselse burgers zo opgezweept dat er een revolutie tegen de Hollanders uitbrak. De
burgerij sloot zich aan bij de arbeiders en er werd zwaar gevochten in Brussel.
In 1831 waren de Hollanders verdreven. Op een Nationaal Congres werd er besloten dat België een
onafhankelijke staat zou worden. Er werd gezorgd voor grote vrijheden : persoonlijke vrijheid, vrijheid
van mening, vrijheid van onderwijs, godsdienstvrijheid, persvrijheid, taalvrijheid.
België werd een erfelijk koninkrijk, de koning zou opgevolgd worden door zijn zoon! Vroeger had de
koning alle macht, maar dat werd in België veranderd! De wetgevende macht werd toevertrouwd aan het
Parlement : Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat. Zij werden verkozen door het
cijnskiesstelsel. Dat betekende dat alleen wie een bepaalde som aan belasting betaalde, stemrecht had of
verkozen kon worden. De uitvoerende macht was in handen van de koning. De rechterlijke macht werd
beoefent door rechters benoemd door de koning. Door deze drie machten was er geen alleenheerschappij
door één vorst meer mogelijk!
Het vinden van een geschikte koning ging niet zo vlot. Uiteindelijk werd gekozen voor
een prins van Duitse afkomst : Leopold van Saksen-Coburg-Gotha, die in 1832 huwde
met prinses Louise-Marie dochter van de Franse koning.
Op 21 juli 1831 werd Leopold plechtig onthaald in Brussel waar hij de eed van trouw aan
de grondwet zweerde. Sindsdien is 21 juli onze nationale feestdag!
België ONAFHANKELIJK
Duid deze titel aan op jouw tijdsbalk
BELGEN-HOLLANDERS
Voor de Belgen waren de Hollanders weer vreemde bezetters. Vul het schema verder aan. Wat
past voor België kleur je groen.
Godsdienst protestants
Taal Nederlands
Economie arm land door oorlogen
ONDERWIJS
Hoe trachtte Willem I het analfabetisme in ons land tegen te gaan?Schrap wat FOUT is.
ONTEVREDENHEID
Sommige maatregelen zorgden voor ontevredenheid bij de Belgen!
Vul deze woorden aan in het schema.
de liberalen / de Vlamingen en walen / de boeren / de arbeiders / de katholieken
BELGIË ONAFHANKELIJK
Vul het schema verder aan!
Vanaf morgen gaat er een nieuw reglement van kracht. Jullie worden vanaf dan verwacht met het
nieuwe schooluniform. Voor de jongens zal het bestaan uit een lange grijze broek, wit hemd en een
grijze kostuumjas. Voor de meisjes bestaat het kostuum uit een grijze rok, een wit hemd en een grijze
kostuumjas. Niet al maten zullen in overvloed voorzien zijn dus zorg dat je op tijd bent. Ten tweede
worden tijdens de lessen de verwarming in de lokalen afgezet. Een koele ruimte scherpt namelijk de
geest. Het is dan ook ten strengste verboden handschoenen, een sjaal of een jas aan te trekken. Ten
derde wordt jullie maaltijd voorzien door de school. Het zijn overschotten van de vorige dag. Wie toch
wenst zijn eigen boterhammen mee te nemen, wordt verplicht om deze af te geven op het
secretariaat. Ten slotte willen wij dat de leerlingen muisstil zijn. Zij zullen alleen spreken wanneer hen
iets gevraagd wordt. Tijdens de speeltijd wordt er alleen maar gefluisterd want er moet aan de rust
van de leerkrachten worden gedacht. Zij moeten natuurlijk op zo’n goed mogelijke manier hun taak
kunnen volbrengen.
Het personeel
De leerkrachten mogen in tegenstelling tot de leerlingen wel eten meebrengen, maar wordt voor hen
ook een ruime keuze aan warme dranken en eten voorzien. Tijdens de speeltijd moeten de
leerkrachten ervoor zorgen dat ze warm gekleed zijn zodat hun job niet kan lijden onder de koude.
Vinden ze het toch nog te koud buiten, dan kunnen ze zich nog altijd opwarmen in de lerarenkamer.
Daar staat de verwarming aan. Ook zal er een ontspanningsruimte voorzien worden voor de
leerkrachten zodat ze niet overspannen geraken.
Bestuur
« Vrijheid, gelijkheid en broederschap” was de leuze van de Franse revolutie in 1789.
In vele landen kwamen nieuwe grondwetten. Daarin stond dat het volk voortaan mee het land
moest besturen. De mensen kozen daarvoor zelf vrij hun eigen vertegenwoordigers: de
volksvertegenwoordiging. Zo’n bestuur noem je een democratie.
In de 19de eeuw verloren zo de meeste vorsten hun macht. Aan hun alleenheerschappij was een
einde gekomen.
Ook ons land werd een ……………………………………………. Eerst hadden onze gewesten nog tot Frankrijk
en tot Nederland behoord. Maar door de Belgische opstand van 1830 werd België onafhankelijk. Op
21 juli, onze …………………………………………………………………………, van het jaar 1831 legde Leopold I de
eed af als eerste koning van België.
Technische revolutie
James Watt, een Engelsman, vond de ………………………………………………………… uit. Vanaf het einde van
de 18de eeuw konden daarmee vlot allerlei machines worden aangedreven. De fabrieken
ontstonden.
Maar aangezien veel machines het werk van de mensen overnamen, ontstond er natuurlijk
werkloosheid. Wie toch werk vond, moest tevreden zijn met een laag loon. Er waren immers
arbeiders genoeg.
Om de kostprijs van de producten laag te houden begonnen de fabrieken met massaproductie. Dat
deed men vooral door bandwerk en door het werken in ploegverband.
België was één van de eerste Europese landen waar talrijke fabrieken werden gebouwd. Vooral
steenkool en metaal uit Luik en Henegouwen en textiel uit Vlaanderen.
Het aantal landbouwers verminderde. Vele arbeiders trokken naar de steden om in er in de industrie
te werken.
Welke uitvindingen werden er gedaan tijdens de Nieuwste Tijd?
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
Opdracht!
Je gaat per 4 op zoek naar informatie over 1 uitvinding die tijdens de Nieuwste Tijd werd gedaan.
Je mag de informatie zoeken in boeken, op het internet, …
Houd het kort en bondig!
Je vult de fiche in en je komt deze uitvinding voorstellen aan de rest van de klas.
1. Over welke uitvinding gaat het?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
De afgelopen 200 jaar veranderde de wereld waarschijnlijk sneller dan op enig ander moment in de
menselijke geschiedenis. In 1800 telde de wereld ongeveer 930 miljoen inwoners, van wie de
meesten op het platteland woonden en werkten. Tegenwoordig zijn er zo’n
……………………………………….. mensen op de wereld, van wie de overgrote meerderheid in steeds voller
wordende steden woont en werkt.
Nieuwe industriële technieken, massacommunicatie en uitvindingen zoals het vliegtuig en de
computer hebben de levens van vrijwel iedereen drastisch veranderd. Tegelijkertijd konden weinigen
ontsnappen aan de gevolgen van de oorlogen en conflicten die in de afgelopen eeuw verspreid over
de wereld hebben gewoed.
Schrijf 5 dingen op die veranderd zijn in de afgelopen 200 jaar waar jij gebruik van maakt:
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Zoals je ziet leven wij in een
……………………………………………………………………………………………………………………. Onze maatschappij is
gericht op goed leven en we zijn dan ook materialistisch ingesteld.
……………………………………………………………………………….
De wereldbevolking en de economie zijn de afgelopen 50 jaar enorm gegroeid. Daardoor raken de
natuurlijke hulpbronnen op aarde, zoals olie, gas en water, sneller op. Milieubeschermers,
hulpverleners en economen onderzoeken nu hoe economische ontwikkeling deze hulpbronnen voor
toekomstige generaties in stand kan houden in plaats van ze uit te putten.
………………………………………………………………………………….
Mensen kunnen een schadelijke invloed op het wereldklimaat hebben. Uitlaatgassen van auto’s,
vliegtuigen en industrieën hebben bijgedragen aan de temperatuursstijging op aarde. Hierdoor
kunnen ijskappen en gletsjers gaan smelten, waardoor de zeespiegel stijgt en veel laaggelegen delen
van de wereld onder water komen te staan. ‘Hernieuwbare’ energiebronnen, zoals windenergie,
worden steeds meer gebruikt omdat ze geen broeikasgassen produceren die de aarde verder
opwarmen.
Opdracht!
Ga op zoek naar informatie over een van de volgende onderwerpen en vul de fiche in. Dit doe je per
2! Je maakt een mini-spreekbeurt waarin je de belangrijkste informatie verzamelt en voorstelt aan
de klas.
Energietekort
Verkleining van de afvalberg
Multiculturaliteit
Transport: auto’s, treinen, vliegtuigen, …
Technologie: gsm, computer, robots, …
Ruimtereizen
2. Wat is het juist? Waarvoor wordt het gebruikt? Wat betekent het?
Gezondheid en
hygiëne
Kleding
Opvoeding van
kinderen
Onderwijs
Huishouden
Huis
Stad
Communicatie
Werk
Vrije tijd
Vervoer
Conclusie