Professional Documents
Culture Documents
P030. Bouw en Inrichting Van Bedrijfsruimten
P030. Bouw en Inrichting Van Bedrijfsruimten
P030. Bouw en Inrichting Van Bedrijfsruimten
1983
BEKNOPTE SAMENVATTING
Dit publikatieblad vermeldt de voornaamste, aan de Veiligheidswet
1934 c.q. de Arbeidsomstandighedenwet en de hierop gebaseerde
veiligheidsbesluiten ontleende gegevens die met betrekking tot de
bouw, verbouw of uitbreiding van fabrieken of werkplaatsen en het
inrichten daarvan van belang zijn voor bouwkundigen, architecten,
alsmede voor eigenaars van bedrijven. Voorlopig gelden nog bijzonde-
re eisen ten aanzien van steenhouwerijen (Steenhouwerswet); hiervoor
raadplege men steeds de Arbeidsinspectie.
Wordt met dee bepalingen bij de bouw geen of onvoldoende rekening
gehouden, dan zullen in een later stadium veelal kostbare voorzie-
ningen moeten worden getroffen om alsnog aan de wettelijke voor-
schriften te voldoen.
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding
3. Verlichting en uitzicht
3.1 Algemeen
3.2 Daglicht en uitzicht
3.3 Kunstlicht
3.4 Noodverlichting
5. Uitgangen en vluchtwegen
5.1 Algemeen
5.2 Soorten (nood)uitgangen en vluchtwegen
5.3 Vluchtwegen vanaf verdieping
5.4 Afmetingen en uitvoeringen
5.5 Nadere eisen
6. Luchtverversing
6.1 Algemeen
6.2 Natuurlijke luchtverversing
6.3 Kunstmatige luchtverversing
6.4 Circulatiesysteem
6.5 Capaciteit van ventilatoren
6.6 Schadelijke en hinderlijke stoffen
BOUW EN INRICHTING VAN BEDRIJFSRUIMTEN P30
1983
6.7 Verwarmingsapparaten
7. Klimaat
7.1 Temperatuurindex
7.2 Klimaatgrenzen
7.3 Andersoortige werkruimten
8. Geluid
8.1 Geluidsbeheersing
8.2 Geluidsniveaus op de arbeidsplaats
9. Eet- en rustgelegenheden
9.1 Schaftlokaal (kantine)
9.2 Schaftgelegenheid
9.3 Rustgelegenheid
INLEIDING
Dit publikatieblad vermeldt de voornaamste, aan de Veiligheidswet
1934 c.q. de Arbeidsomstandighedenwet en de hierop gebaseerde
veiligheidsbesluiten ontleende gegevens die met betrekking tot de
bouw, verbouw of uitbreiding van fabrieken of werkplaatsen en het
inrichten daarvan van belang zijn voor bouwkundigen en architecten,
alsmede voor eigenaars van bedrijven. Voorlopig gelden nog bijzonde-
re eisen ten aanzien van steenhouwerijen (Steenhouwerswet); hiervoor
raadplege men steeds de Arbeidsinspectie.
Wordt met deze bepalingen bij de bouw geen of onvoldoende rekening
gehouden, dan zullen in een later stadium veelal kostbare voorzie-
ningen moeten worden getroffen om alsnog aan de wettelijke voor-
schriften te voldoen.
In de wettelijke bepalingen zijn echter slechts de minimumeisen
neergelegd die aan bedrijfsruimten worden gesteld. Voor het verkrij-
gen van optimale arbeidsomstandigheden, waarbij de mens zich kan
welbevinden, zal het in vele gevallen gewenst zijn boven de genoemde
minima uit te gaan. Het verdient steeds aanbeveling (zowel bij
nieuwbouw als bij verbouwing) tijdig, dat wil zeggen in het ontwerp-
stadium, contact op te nemen met het districtsbureau van de Arbeids-
inspectie.
Het verlenen van een bouwvergunning door de gemeente houdt namelijk
niet in dat ook is voldaan aan de eisen die ingevolge de Veilig-
heidswet worden gesteld.
Bovendien moet men bedenken dat bij de bouw van bedrijven ook andere
instanties zoals Brandweer, Bouw- en Woningtoezicht (onder meer
Hinderwet) en Keuringsdienst van Waren ieder hun eigen eisen stel-
len.
Het verdient aanbeveling zich eveneens op de hoogte te stellen van
deze eisen en de kosten die het aanpassen van het bedrijfspand zal
vergen, voordat men tot koop of huur van een bestaand pand overgaat,
opdat men later niet voor onaangename verrassingen komt te staan. In
enkele gemeenten is het gewoonte dat in dergelijke gevallen het
bedrijfspand gezamenlijk door ambtenaren van deze diensten wordt
beoordeeld.
BOUW EN INRICHTING VAN BEDRIJFSRUIMTEN P30
1983
Tabel 1
Schadelijke werklokalen: minimale hoogte en minimale vrije lucht-
ruimte per persoon
Voorbeeld
In een confectieatelier wil men 18 personen laten werken. Het lokaal
heeft een vloeroppervlak van 70 m2 met een hoogte van 2,40 m.
Beantwoordt dit lokaal, gezien het aantal personen dat men hierin
wil laten werken, aan de wettelijke voorschriften?
De totale vrije luchtruimte is 168 m3;
dit is voldoende voor 168 : 7 = 24 personen.
Boven 1,80 m ligt 70 x 0,60 = 42 m3 vrije luchtruimte hetgeen vol-
doende is voor 42 : 2,8 = 15 personen.
In genoemd werklokaal zullen dus slechts 15 personen werkzaam mogen
zijn. Het zal echter in vele gevallen wenselijk blijken de minimum-
normen van vrije luchtruimte en hoogte belangrijk te overschrijden.
3. VERLICHTING EN UITZICHT
3.1 Algemeen
3.2.1 Werklokalen
Opmerking
Het begrip redelijkheid dient te worden getoetst aan het oordeel van
het districtshoofd van de Arbeidsinspectie. Indien werklokalen van
elkaar zijn gescheiden door wanden die ten minste voor de helft
bestaan uit glas of ander doorzichtig materiaal, kunnen deze lokalen
voor de toepassing van de daglicht- en uitzichtbepalingen worden
beschouwd als één ruimte.
Deze bepalingen zijn niet van toepassing, indien de aard van het
werk zich tegen toetreding van daglicht verzet of indien in het
werklokaal overdag door niemand gedurende meer dan twee uren arbeid
pleegt te worden verricht.
Tabel 2.
Gezamenlijke oppervlakte van de lichtopeningen in procenten van de
vloeroppervlakte van het werklokaal, afhankelijk van de gezamenlijke
breedte van de uitzichtopeningen in procenten van de omtrek van het
werklokaal
3.2.3 Zonwering
3.2.4 Uitzonderingen
3.3 Kunstlicht
3.3.3 Verlichtingsinstallatie
3.4 Noodverlichting
4.2 Brandwering
4.3 Verwarming
5. UITGANGEN EN VLUCHTWEGEN
5.1 Algemeen
5.2.1 Deuren
5.2.2 Ramen
6. LUCHTVERVERSING
6.1. Algemeen
6.4 Circulatiesystemen
6.7 Verwarmingsapparaten
7. KLIMAAT
7.1 Temperatuurindex
42 tl - 8 tln
L = ---------------
34 + tl - tln
Droge luchttemperatuur
Natte luchttemperatuur
Opmerking
Om de juiste vochtigheid te meten verdient het aanbeveling regelma-
tig de aanwijzing van de hygrometer te controleren. Deze moet -
omwikkeld met een natte doek - na enige tijd een relatieve vochtig-
heid aanwijzen tussen 95 en 98 %.
Stralingstemperatuur
ts = 2 tg - tl
7.2 Klimaatgrenzen
Opmerking
Aangenomen kan worden dat bij arbeid in bedrijfsruimten het klimaat
draaglijk wordt gevonden, indien de waarde van de temperatuurindex
tussen 16 en 23 ligt. Afhankelijk van kleding en lichamelijke
inspanning kunnen deze waarden hoger of lager zijn.
BOUW EN INRICHTING VAN BEDRIJFSRUIMTEN P30
1983
Als draaglijk wordt hierbij beschouwd, een klimaat dat door het
overgrote deel van de mensen (namelijk 80%) in de gegeven
situatie wordt aanvaard. In grafiek 1 is het als draaglijk te
beschouwen klimaat weer gegeven (zie het gestippelde gebied).
Een relatieve vochtigheid die ligt tussen 30 en 70% geeft over
het algemeen geen aan leiding tot klachten, zodat deze waarden
respectievelijk als onder en bovenbegrenzing voor een draaglijk
klimaat zijn gekozen.
8. GELUID
8.1 Geluidsbeheersing
8.1.1 Overleg
8.1.4.1 Algemeen
8.1.4.2 Luchtgeluid
8.1.4.3 Contactgeluid
8.1.5.1 Geluidsisolatie
Opmerking
In bepaalde gevallen zal ook de nodige aan dacht moeten worden
besteed aan van buiten komend lawaai (bijvoorbeeld van het verkeer).
8.1.5.3 Nagalmtijd
Tabel 3
Richtwaarden voor nagalmtijden in bedrijfsruimten
Opmerking
In verband met de kans op het ontstaan van gehoorschade bij hoge ge-
luidsniveaus moet ernaar worden gestreefd dat een waarde van 80
dB(A) niet wordt overschreden. Bij de huidige stand van de techniek
is het in een groot aantal gevallen niet mogelijk een geluidsniveau
van maximaal 80 dB(A) op de arbeidsplaats te realiseren. In die
gevallen moet alle inspanning erop zijn gericht een zo laag mogelijk
niveau te bereiken en zullen zonodig aanvullende maatregelen moeten
worden getroffen.
BOUW EN INRICHTING VAN BEDRIJFSRUIMTEN P30
1983
Tabel 4
Richtwaarden voor geluidsniveaus in werkomgevingen
Werkomgeving Geluidsniveau
(in dB(A)): maxima
Conferentiekamers 35
Kleine kantoorlokalen 40
Grote kantoorlokalen 45
Kantoortuinen 50
Laboratoria 45
Tekenkamers, tekenzalen 45
Kantines 50
Computerruimten 60
Meet- en regelkamers in de procesindustrie,
elektrische centrales, enzovoort. 60
Werkplaatsen voor licht onderhoud 70
Andere werkplaatsen, fabriekshallen en der-
gelijke 80
9. EET- EN RUSTGELEGENHEDEN
9.1 Schaftlokaal (kantine)
Een schaftlokaal mag niet tevens een bergplaats zijn (ook niet
voor kleren) en mag evenmin deel uitmaken van een werklokaal.
BOUW EN INRICHTING VAN BEDRIJFSRUIMTEN P30
1983
9.2 Schaftgelegenheid
Daar waar het gestelde in 9.1 niet van toepassing is, moet voor
de mensen die een rusttijd van een half uur of langer hebben en
niet naar huis gaan, een behoorlijke schaftgelegenheid beschik-
baar zijn. Onder een behoorlijke schaftgelegenheid wordt ver-
staan een doelmatige en in de winter goed verwarmde lokaliteit,
die geen deel mag uitmaken van een schadelijk werklokaal. Het
verdient aanbeveling voor een goede ventilatie te zorgen. In
die schaftgelegenheid moeten ten minste een tafel en behoorlij-
ke stoelen aanwezig zijn.
9.3 Rustgelegenheid
10.2 Kledingberging
10.3 Kleedkamers
Een kleedkamer mag geen deel uitmaken van een werklokaal of van
een schaftlokaal. Het spreekt vanzelf dat een kleedkamer
doelmatig moet zijn verwarmd. Er moet steeds voor een goede
ventilatie worden gezorgd. Natte en vuile bedrijfskleding mag
in geen geval in kasten worden opgeborgen, maar moet aan open
rekken wordt gehangen. Aan welke kledingberging de voorkeur
moet worden gegeven - de zogenaamde open kledingberging met
kastjes voor waardevolle voorwerpen of kledingkasten - hangt
onder meer af van de aard van het bedrijf.
10.4 Wasgelegenheden
PUBLICATIES
Op het gebied van de bouw en inrichting van bedrijfsruimten zijn de
volgende publikatiebladen van belang.
P139 Verfverwerking