Professional Documents
Culture Documents
Blz. 147 171 Buigen Traagheidsmomenten Groenendijk 1
Blz. 147 171 Buigen Traagheidsmomenten Groenendijk 1
Blz. 147 171 Buigen Traagheidsmomenten Groenendijk 1
nl
Buigen
Alleen een koppel kan zuiver buigen veroorzaken, het is een zuiver moment zonder resulterende
externe krachten.
Als er op de beide uiteinden van de in fig.1 getekende staaf even grote en tegengestelde koppels
werken, dan ontstaat er een elastische doorbuiging, zoals te zien in fig.2.
Figuur 1
Figuur 2
Buigend moment
Het moment van de koppels is 𝑀𝑏 . Omdat dit moment buiging veroorzaakt, wordt 𝑀𝑏
"buigend moment" genoemd.
Neutrale laag
Bij nadere beschouwing van fig.2 zien we dat het bovenste staafgedeelte langer is geworden,
oftewel is uitgerekt. Het onderste staafgedeelte is daarentegen korter geworden oftewel is
samengedrukt.
Het vlak dat door het zwaartepunt van de staafdoorsnede gaat, is wel gebogen maar niet van
lengte veranderd.
Dit vlak is neutraal gebleven en wordt dan ook de neutrale laag of neutrale lijn genoemd, afhankelijk
van de belastingswijze.
Verlenging en respectievelijk verkorting van het staafmateriaal nemen evenredig toe met de afstand
van de betreffende materiaal laag tot de neutrale lijn, zie fig. 2.
1 1
Op een afstand 𝑒 van de neutrale laag zijn verlenging en indrukking beide 𝛥𝑙 en op een afstand 𝑒
2 2
zijn deze waarden beide gelijk aan 𝛥𝑙 .
In formule vorm:
𝐹 𝑙 𝑙
𝛥𝑙 = · 𝑜𝑓 𝛥𝑙 = 𝜎 ·
𝐴 𝐸 𝐸
Figuur 2
1
Stellen we de trekspanning op een afstand 𝑒 van de neutrale laag 𝜎𝑡 = 𝜎𝑏 en de drukspanning
1
𝜎𝑑 = 𝜎𝑏 zie fig.3a, dan zullen deze spanningen op een afstand 𝑒 van de neutrale laag dus
2
1 1
respectievelijk 𝜎𝑡 𝑒𝑛 𝜎𝑑 zijn.
2 2
M.a.w. de optredende materiaalspanningen zijn evenredig met de afstand tot de neutrale lijn.
Bij een niet symmetrische profieldoorsnede kan het zijn dat de afstanden tot de uiterste vezel ongelijk
zijn.
Dit evenredige spanningsverloop is aangegeven in fig. 3a.
Uiterste vezelafstand
Inwendige materiaalweerstanden
𝐹1 = 𝑑𝐴1 · 𝜎1 trekkrachtje
Op vlakje 𝑑𝐴2 :
𝐹2 = 𝑑𝐴2 · 𝜎2 trekkrachtje
Op vlakje 𝑑𝐴3 :
Figuur 3
𝐹3 = 𝑑𝐴3 · 𝜎3 drukkrachtje
De doorsnede in fig. 3b kan in een oneindig aantal vlakjes 𝑑𝐴 worden verdeeld. Het verloop
van de trek en drukkrachtjes 𝐹 op deze vlakjes 𝑑𝐴 is aangegeven in fig. 3c.
2
De som van de momentjes van al deze krachtjes t.o.v. de neutrale laag moet gelijk zijn aan het
moment 𝑀𝑏 van het koppel.
𝑀𝑏 = 𝐹1 · 𝑦1 + 𝐹2 · 𝑦2 + 𝐹3 · 𝑦3 + 𝐹4 · 𝑦4 + 𝑒𝑛𝑧.
𝜎𝑏 : 𝑒 = 𝜎1 : 𝑦1 ⇒
𝜎𝑏 wordt de optredende buigspanning genoemd, het is een
combinatie van trek en drukspanning. De optredende
𝜎𝑏 · 𝑦1 = 𝜎1 · 𝑒 ⇒
buigspanning is zodoende de grootste spanning in de doorsnede
𝜎𝑏 · 𝑦1 van de staaf
𝜎1 =
𝑒
𝜎𝑏 · 𝑦2
𝜎2 =
𝑒
𝜎𝑏 · 𝑦3
𝜎3 =
𝑒
𝜎𝑏 · 𝑦4
𝜎4 = 𝑒𝑛𝑧.
𝑒
𝜎𝑏 · 𝑦1
𝐹1 = 𝑑𝐴1 ·
𝑒
𝜎𝑏 · 𝑦2 Figuur 3
𝐹2 = 𝑑𝐴2 ·
𝑒
𝜎𝑏 · 𝑦3
𝐹3 = 𝑑𝐴3 ·
𝑒
𝜎𝑏 · 𝑦4
𝐹4 = 𝑑𝐴4 · 𝑒𝑛𝑧.
𝑒
3
Hieruit volgt dat:
𝜎𝑏 · 𝑦1 𝜎𝑏 · 𝑦2 𝜎𝑏 · 𝑦3 𝜎𝑏 · 𝑦4
𝑀𝑏 = 𝑑𝐴1 · · 𝑦1 + 𝑑𝐴2 · · 𝑦2 + 𝑑𝐴3 · · 𝑦3 + 𝑑𝐴4 · · 𝑦4 + 𝑒𝑛𝑧. ⇒
𝑒 𝑒 𝑒 𝑒
𝜎𝑏
𝑀𝑏 = (𝑑𝐴1 · 𝑦12 + 𝑑𝐴2 · 𝑦22 + 𝑑𝐴3 · 𝑦32 + 𝑑𝐴4 · 𝑦42 + 𝑒𝑛𝑧. )
𝑒
De som van (𝑑𝐴1 · 𝑦12 + 𝑑𝐴2 · 𝑦22 + 𝑑𝐴3 · 𝑦32 + 𝑑𝐴4 · 𝑦42 + 𝑒𝑛𝑧. ) kan verkort geschreven worden als:
𝜎𝑏 𝐼
𝑀𝑏 = · 𝐼 𝑜𝑓 𝑎𝑛𝑑𝑒𝑟𝑠 𝑔𝑒𝑠𝑐ℎ𝑟𝑒𝑣𝑒𝑛 𝑀𝑏 = · 𝜎𝑏
𝑒 𝑒
𝐼
De waarde wordt het weerstandsmoment tegen buigen van de staafdoorsnede genoemd.
𝑒
In formule vorm:
𝐼
𝑊𝑏 =
𝑒
Of in woorden:
Het weerstandsmoment tegen buigen van een doorsnede is gelijk aan het lineair traagheidsmoment
van deze doorsnede, gedeeld door de uiterste vezelafstand.
Buigingsformule
𝑀𝑏 = 𝑊𝑏 · 𝜎𝑏
4
Voorbeeld.
Gevr.: 𝑀𝑏 .
Opl.: 𝑀𝑏 = 𝑊𝑏 · 𝜎𝑏 ⇒
Opgaven
Gevr: a. 𝑊𝑏 .
b. Welk HE kan hiervoor worden gebruikt (t.o.v. de y-y as).
Gevr: 𝜎𝑏 .
Gevr: 𝜎𝑏 .
5
https://afokkerwerktuigbouw.nl
Lineaire traagheidsmomenten
Voor het lineair traagheidsmoment van de doorsnede in het hoofdstuk buigen, fig.3b vonden we
t.o.v. de neutrale laag dat:
𝐼 = ∑𝑑𝐴 · 𝑦 2
Het lineair traagheidsmoment van een doorsnede t.o.v. de neutrale laag wordt het eigen
traagheidsmoment van die doorsnede genoemd.
𝐼 = ∑𝑑𝐴 · 𝑦 ’2
of
𝑦1’ = 𝑎 + 𝑦1
𝑦2’ = 𝑎 + 𝑦2
𝑦3’ = 𝑎 − 𝑦3 𝑒𝑛𝑧. ⇒
Zie uitwerking (𝑎 + 𝑦1 )2
einde van dit hoofdstuk
𝐼𝑥 = 𝑑𝐴1 · (𝑎 + 𝑦1 )2 + 𝑑𝐴2 · (𝑎 + 𝑦2 )2 + 𝑑𝐴3 · (𝑎 − 𝑦3 )2 + 𝑒𝑛𝑧. ⇒
𝐼𝑥 = 𝑑𝐴1 · (𝑎2 + 2𝑎 · 𝑦1 + 𝑦12 ) + 𝑑𝐴2 · (𝑎2 + 2𝑎 · 𝑦2 + 𝑦22 ) + 𝑑𝐴3 · (𝑎2 − 2𝑎 · 𝑦3 + 𝑦32 ) + 𝑒𝑛𝑧. ⇒
De sommatie geeft:
𝐼𝑥 = ∑𝑑𝐴 · 𝑎2 + ∑2 · 𝑑𝐴 · 𝑎 · 𝑦 + ∑𝑑𝐴 · 𝑦 2
𝑑𝐴1 · 𝑎2 + 𝑑𝐴2 · 𝑎2 + 𝑑𝐴3 · 𝑎2 + 𝑒𝑛𝑧 𝑜𝑓 𝑎2 (𝑑𝐴1 + 𝑑𝐴2 + 𝑑𝐴3 + 𝑑𝐴4 + 𝑑𝐴5 + 𝑒𝑛𝑧)
6
𝐼𝑥 = ∑𝑑𝐴 · 𝑎2 + ∑2 · 𝑑𝐴 · 𝑎 · 𝑦 + ∑𝑑𝐴 · 𝑦 2
∑2 · 𝑑𝐴 · 𝑎 · 𝑦 𝑏𝑒𝑡𝑒𝑘𝑒𝑛𝑑 𝑒𝑖𝑔𝑒𝑛𝑙𝑖𝑗𝑘:
Zoals bekend wordt verondersteld, gaat de neutrale laag door het zwaartepunt van de
doorsnede.
M.a.w. de oppervlakte boven de neutrale laag is gelijk aan de oppervlakte beneden de neutrale laag.
De wiskundige som van de producten:
(𝑑𝐴1 · 𝑦1 + 𝑑𝐴2 · 𝑦2 − 𝑑𝐴3 · 𝑦3 + 𝑒𝑛𝑧) is dan ook nul. Toelichting: door het dubbele product wisselt
telkens het teken waardoor de termen boven
Hieruit blijkt dat: en onder de neutrale laag tegen elkaar
wegvallen.
∑2 · 𝑑𝐴 · 𝑎 · 𝑦 = 2𝑎 · 0 = 0
𝐼𝑥 = ∑𝑑𝐴 · 𝑎2 + ∑2 · 𝑑𝐴 · 𝑎 · 𝑦 + ∑𝑑𝐴 · 𝑦 2
𝑑𝐴1 · 𝑦12 + 𝑑𝐴2 · 𝑦22 + 𝑑𝐴3 · 𝑦32 + 𝑑𝐴4 · 𝑦42 + 𝑑𝐴5 · 𝑦52 + 𝑒𝑛𝑧
Uit het voorgaande blijkt dat deze waarde gelijk aan het eigen lineair traagheidsmoment van de
doorsnede, en kunnen dan ook schrijven:
∑𝑑𝐴 · 𝑦 2 = 𝐼
𝐼𝑥 = 𝐼 + 𝑎2 · 𝐴
7
Verduidelijking van de rekenmethode (𝑎 + 𝑦1 )2 , zie voorgaande.
2
1
(𝑎 + 𝑦1 ) · (𝑎 + 𝑦1 ) 1=𝑎·𝑎
3 4 2 = 𝑎 · 𝑦1
3 = 𝑦1 · 𝑎
4 = 𝑦1 · 𝑦1
(𝑎 + 𝑦1 )2 𝑢𝑖𝑡𝑤𝑒𝑟𝑘𝑒𝑛 A. Fokker bc
𝑎 + 𝑦1
𝑎 + 𝑦1
𝑎 · 𝑦1 + 𝑦12
𝑎2 + 𝑎 · 𝑦1
𝑎2 + 2𝑎 · 𝑦1 + 𝑦12
8
Polaire traagheidsmomenten
Bij een lineair traagheidsmoment gaan we uit van een traagheidsmoment t.o.v. een lijn, zoals in
het vorige hoofdstuk is beschreven. Zie fig. 5.
Figuur 5 Figuur 6
Bij een polair traagheidsmoment gaan we uit van een traagheidsmoment t.o.v. een punt,
zie fig. 6.
𝐼𝑝 = 𝑑𝐴1 · 𝑟12 + 𝑑𝐴2 · 𝑟22 + 𝑑𝐴3 · 𝑟32 + 𝑑𝐴4 · 𝑟42 + 𝑒𝑛𝑧 𝑜𝑓 𝐼𝑝 = ∑𝑑𝐴 · 𝑟 2 .
𝐼𝑦 = ∑𝑑𝐴 · 𝑥 2 .
𝐼𝑥 = ∑𝑑𝐴 · 𝑦 2 .
Het polair traagheidsmoment van een doorsnede t.o.v. een punt, is gelijk aan de som van
twee lineaire traagheidsmomenten van deze door- snede t.o.v. lijnen die door dat punt gaan
en loodrecht op elkaar staan.
9
Lineair traagheids en weerstands-
moment van een rechthoek
Uit het voorgaande, Polaire traagheidsmomenten is te zien dat het eigen lineair
traagheidsmoment van de recht hoek is:
Nb. Dit is ten opzichte van de
lijn door het zwaartepunt.
𝐼 = ∑𝑑𝐴 · 𝑦 2
of uitgewerkt
𝑑𝐴1 = 𝑏 · 𝑐1
𝑑𝐴2 = 𝑏 · 𝑐2
𝑑𝐴3 = 𝑏 · 𝑐3 𝑒𝑛𝑧. ⇒
Verder is:
𝑏 · 𝑐2 · 𝑦2 = 𝑖2
𝑏 · 𝑐3 · 𝑦3 = 𝑖3 𝑒𝑛𝑧.
𝐼 = 𝑖1 · 𝑦1 + 𝑖2 · 𝑦2 + 𝑖3 · 𝑦3 + 𝑒𝑛𝑧.
Of:
𝐼 = ∑𝑖 · 𝑦
Het eigen lineair traagheidsmoment van een rechthoek is dus gelijk aan de som van alle
producten van de prisma-inhoudjes en de zwaartepunt afstanden hiervan tot de neutrale
laag.
1 1 1 2 1
𝐼 = 2 ( · ℎ · · · ℎ · 𝑏 · · · ℎ), Zie fig. 7.
2 2 2 3 2
1
𝐼= · 𝑏 · ℎ3
12
10
Het eigen lineair traagheidsmoment van een rechthoek is dus:
1
𝐼= · 𝑏 · ℎ3
12
Uit het voorgaande is te zien dat het weerstandsmoment tegen buigen gelijk aan:
𝐼
𝑊𝑏 = Reminder: Traagheidsmoment
𝑒 gedeeld door afstand vd uiterste
vezel tot de neutrale laag
1
𝑒= ℎ Met de wetenschap dat het
2 hierbij de vezelafstand is…
1
· 𝑏 · ℎ3
𝑊𝑏 = 12 ⇒
1
ℎ
2
1
𝑊𝑏 = · 𝑏 · ℎ2
6
11
Voorbeeld
1 1
𝐼𝑥 = · 𝑏 · ℎ3 − · 𝑏 · ℎ3 ⇒
12 12 1 1
1 1
𝐼𝑥 = · 120𝑚𝑚 · (200𝑚𝑚)3 − · 60 · (160𝑚𝑚)3 ⇒
12 12
𝐼𝑥
𝑊𝑥 = ⇒
1
ℎ
2
12
Opgaven
Figuur 10
Gevr.: De weerstandsmomenten van de rechthoekige doorsneden.
13
Lineaire traagheidsmomenten van een driehoek.
Een diagonaal in een rechthoek verdeelt deze in twee gelijke driehoeken, zie fig. 11.
Voor een rechthoek vonden we dat:
1
𝐼= · 𝑏 · ℎ3
12
Figuur 41
1 1
𝐼𝑥 = · · 𝑏 · ℎ3 ⇒
2 12
1
𝐼𝑥 = · 𝑏 · ℎ3
24
𝐼𝑥 is echter niet het eigen traagheidsmoment van de driehoek t.o.v. het zwaartepunt,
zie fig. 12 In het voorgaande vonden we dat:
𝐼𝑥 = 𝐼 + 𝑎2 · 𝐴.
2
1 1 1
· 𝑏 · ℎ3 = 𝐼 + ( · ℎ) · 𝑏 · · ℎ ⇒
24 6 2
1 1
𝐼= · 𝑏 · ℎ3 − · 𝑏 · ℎ3 ⇒
24 72
Figuur 15
3 1
𝐼= · 𝑏 · ℎ3 − · 𝑏 · ℎ3 ⇒
72 72
2 1
𝐼= · 𝑏 · ℎ3 = · 𝑏 · ℎ3
72 36
Voor het eigen lineair traagheidsmoment van een driehoek is gevonden dat:
1
𝐼= · 𝑏 · ℎ3
36
14
Het lineair traagheidsmoment van een driehoek t.o.v. de basislijn 𝑏 − 𝑏, zie fig. 13 is gelijk aan:
𝐼𝑏 = 𝐼 + 𝑎2 · 𝐴 ⇒
2
1 1 1
𝐼𝑏 = · 𝑏 · ℎ3 + ( · ℎ) · 𝑏 · · ℎ ⇒
36 3 2
2
1 1 1
𝐼𝑏 = · 𝑏 · ℎ3 + ( · ℎ) · 𝑏 · · ℎ ⇒
36 3 2
1 1
𝐼𝑏 = · 𝑏 · ℎ3 + · 𝑏 · ℎ3 ⇒
36 18
1 2
𝐼𝑏 = · 𝑏 · ℎ3 + · 𝑏 · ℎ3 ⇒ Figuur 16
36 36
3 1
𝐼𝑏 = · 𝑏 · ℎ3 = · 𝑏 · ℎ3
36 12
1
𝐼𝑏 = · 𝑏 · ℎ3
12
Het lineair traagheidsmoment van een driehoek, zie fig. 14 t.o.v. de lijn 𝑡 − 𝑡 door de top,
evenwijdig aan de basis is gelijk aan:
𝐼𝑡 = 𝐼 + 𝑎2 · 𝐴 ⇒
2
1 1 1
𝐼𝑡 = · 𝑏 · ℎ3 + ( · ℎ) · 𝑏 · · ℎ ⇒
36 3 2
2
1 2 1
𝐼𝑡 = · 𝑏 · ℎ3 + ( · ℎ) · 𝑏 · · ℎ ⇒
36 3 2
1 4
𝐼𝑡 = · 𝑏 · ℎ3 + · 𝑏 · ℎ3 ⇒
36 18
1 8
𝐼𝑡 = · 𝑏 · ℎ3 + · 𝑏 · ℎ3 ⇒
36 36
Figuur 17
9 1
𝐼𝑡 = · 𝑏 · ℎ3 = · 𝑏 · ℎ3
36 4
1
𝐼𝑡 = · 𝑏 · ℎ3
4
15
Het polair en lineair traagheidsmoment van een
ronde doorsnede
Bij de bepaling van het polair traagheidsmoment van een ronde doorsnede t.o.v. het
middelpunt 𝑃, wordt de doorsnede verdeeld in oneindig kleine sectoren, zie fig. 15. omdat de
boogjes 𝑏 in werkelijkheid oneindig klein zijn, wordt er, omdat we aan nemen dat 𝑏 recht is
een oneindig kleine, dus toelaatbare fout gemaakt.
Figuur 15
𝐼𝑝1 = 𝐼𝑥 + 𝐼𝑦 = 𝐼𝑏 + 𝐼𝑐
3
1 𝑑 1
𝐼𝑏 = 2 · · · ( · 𝑏1 ) ⇒
12 2 2 Figuur 16
1
𝐼𝑏 = · 𝑑 · 𝑑13
96
De lengte van 𝑏, in fig. 16 is oneindig klein, en 𝑏 3 is nog kleiner en mogen we bij benadering
gelijk stellen aan nul.
Hieruit volgt:
1
𝐼𝑏 = · 𝑑 · 0 ⇒ 𝐼𝑏 = 0
96
3
1 1
𝐼𝑐 = 𝐼𝑡 = · 𝑏1 · ( · 𝑑) ⇒
4 2
1
𝐼𝑐 = 𝐼𝑡 = · 𝑏 · 𝑑3 Figuur 15
32 1
Het polair traagheidsmoment van de cirkelsector van fig. 15 is t.o.v. 𝑃 gelijk aan:
1
𝐼𝑝1 = 0 + · 𝑏 · 𝑑3 ⇒
32 1
1
𝐼𝑝1 = · 𝑏 · 𝑑3
32 1
16
Het polair traagheidsmoment van de totale doorsnede t.o.v. punt 𝑃, zie fig. 15 is dus gelijk aan de
som van de polaire traagheidsmomenten van alle oneindig kleine cirkelsectoren.
1 1 1
𝐼𝑝 = · 𝑏1 · 𝑑 3 + · 𝑏2 · 𝑑 3 + · 𝑏 · 𝑑 3 + 𝑒𝑛𝑧. ⇒
32 32 32 3
1
𝐼𝑝 = · 𝑏 · 𝑑 3 (𝑏1 + 𝑏2 + 𝑏3 + 𝑏4 + 𝑏5 + 𝑒𝑛𝑧. )
32 1
De som van: (𝑏1 + 𝑏2 + 𝑏3 + 𝑏4 + 𝑏5 + 𝑒𝑛𝑧. ) is gelijk aan de omtrek van de cirkel, en gelijk aan:
𝜋 · 𝑑.
Het polair traagheidsmoment van een ronde doorsnede t.o.v. het middelpunt is dus gelijk aan:
1
𝐼𝑝 = · 𝑑3 · 𝜋 · 𝑑 ⇒
32
𝜋
𝐼𝑝 = · 𝑑4 ⇒
32
Het polair traagheidsmoment van een ronde doorsnede t.o.v. het middelpunt 𝑃 is gelijk aan:
𝐼𝑝
𝐼= ⇒
2
𝜋
· 𝑑4
𝐼= 32 ⇒
2
𝜋
𝐼= · 𝑑4
64
Het lineair eigen traagheidsmoment van een ronde doorsnede is dus gelijk aan de helft van het eigen
polair traagheidsmoment van deze doorsnede.
17
Het weerstandsmoment buigen van een ronde doorsnede is gelijk aan:
𝐼
𝑊𝑏 = ⇒
𝑒
𝜋
· 𝑑4
𝑊𝑏 = 64 ⇒
1
𝑑
2
𝜋
𝑊𝑏 = · 𝑑3
32
Als we voor 𝜋 een afgerond getal van 3,2 nemen, vinden we:
3,2 3
𝑊𝑏 = · 𝑑 = 0,1 · 𝑑 3
32
Tabel 1
Raadpleeg tabellenboeken
en of internet voor meer
informatie
18
Voorbeeld 1
1
𝐼= · 𝑏 · ℎ3 ⇒
12
1
𝐼= · 60𝑚𝑚 · (80𝑚𝑚)3 ⇒
12
1
𝑊𝑏 = · 𝑏 · ℎ2 ⇒
6
1
𝑊𝑏 = · 60𝑚𝑚 · (80𝑚𝑚)2 ⇒
6
𝑊𝑏 = 64 · 103 𝑚𝑚3
Het maximaal buigend moment treedt op ter plaatse van de inklemming, zie
fig. 17 en gelijk aan:
𝑀𝑏 = 𝐹 · 𝑙 ⇒
𝑀𝑏 = 20 · 103 𝑁 · 300𝑚𝑚 ⇒
In de constructie van fig. 17 treedt naast buigen ook nog afschuiven op. De
kracht van 20𝑘𝑁 die op het rechterstaafeinde werkt, moet worden opgenomen
door de inklemming. Vanaf het rechterstaafeinde moet deze belasting via de
staaf op de inklemming worden overgebracht. Hieruit volgt dat in iedere
staafdoorsnede een afschuivende kracht van 20𝑘𝑁 werkt.
19
Uit het voorgaande is bekend dat:
𝑀𝑏 = 𝑊𝑏 · 𝜎𝑏 ⇒
𝜎𝑏 = 94𝑁/𝑚𝑚2
𝐹
𝜏𝑑 = ⇒
𝐴
20 · 103 𝑁
𝜏𝑑 = ⇒
60𝑚𝑚 · 80𝑚𝑚
𝜏𝑑 = 4,16𝑁/𝑚𝑚2 = 4,2𝑁/𝑚𝑚2
Bij vrijwel alle praktische buigingsgevallen treedt naast buiging ook afschuiving
op. In vele gevallen is de hierdoor optredende schuifspanning zo laag, dat
verwaarlozing ervan meestal toelaatbaar is.
Door het eigen gewicht van de balk treedt eveneens een extra belasting op.
Ook de invloed hiervan wordt meestal verwaarloosd.
20
Voorbeeld 2
Opl: 𝑀𝑏 = 𝐹 · 𝑙 ⇒
𝑀𝑏 = 30 · 103 𝑁 · 250𝑚𝑚 ⇒
Figuur 18
𝑀𝑏 = 7500 · 103 𝑁𝑚𝑚
𝑀𝑏 = 𝑊𝑏 · 𝜎𝑏 ⇒
𝑀𝑏
𝑊𝑏 = ⇒
𝜎𝑏
𝜋 3
𝑊𝑏 = 𝑑 ⇒
32
𝜋 3
93,75 · 103 𝑚𝑚3 = 𝑑 ⇒
32
𝑑 = 98,5𝑚𝑚
21
Voorbeeld 3
1 1
𝐼𝑥 = 𝑏ℎ3 − 𝑏ℎ3 · 2 ⇒
12 12
1 1
𝐼𝑥 = · 80𝑚𝑚 · (100𝑚𝑚)3 − · 30𝑚𝑚 · (60𝑚𝑚)3 · 2 ⇒
12 12
𝐼
𝑊𝑏 = ⇒
𝑒
22
c. De maximaal toelaatbare belasting 𝐹 als 𝜎𝑏 = 100𝑁/𝑚𝑚 2 .
𝑀𝑏 = 𝑊𝑏 · 𝜎𝑏 ⇒
𝑀𝑏 = 𝐹 · 𝑙 ⇒
𝐹 = 27935𝑁 = 27,9𝑘𝑁
Voorbeeld 4
Geg. Een doorsnede van een T profiel, zoals afgebeeld in fig. 20.
𝐴𝑡𝑜𝑡. = 3800𝑚𝑚 2
23
Laten we deze oppervlakten als denkbeeldige krachten werken in de verschillende
zwaartepunten, dan vinden we door toepassing van de momentenstelling t.o.v.
van de lijn 𝑎 − 𝑎 dat:
𝑒2 = 73,94𝑚𝑚 = 74𝑚𝑚
𝑒1 = 110𝑚𝑚 − 74𝑚𝑚 = 36𝑚𝑚
𝐼𝑥 = 𝐼1 + 𝑎2 · 𝐴1 + 𝐼2 + 𝑎2 · 𝐴2 ⇒
1 1
𝐼𝑥 = 𝑏ℎ3 + 𝑎2 · 𝐴1 + 𝑏ℎ3 + 𝑎2 · 𝐴2 ⇒
12 12
1
𝐼𝑥 = · 100𝑚𝑚 · (20𝑚𝑚)3 + (26𝑚𝑚)2 · 2000𝑚𝑚2 +
12
1
· 20𝑚𝑚 · (90𝑚𝑚)3 + (29)2 · 1800𝑚𝑚2 ⇒
12
24
c. de weerstandsmomenten t.o.v. 𝑥 − 𝑥.
𝐼
𝑊𝑏𝑥1 = ⇒
𝑒1
𝐼
𝑊𝑏𝑥2 = ⇒
𝑒2
𝐼𝑦 = 𝐼𝑦1 + 𝐼𝑦2 ⇒
De beide zwaartepunten liggen op de
1 1 𝑦−𝑦
𝐼𝑦 = 𝑏ℎ3 + 𝑏ℎ3 ⇒
12 12
1 1
𝐼𝑦 = · 20𝑚𝑚 · (100𝑚𝑚)3 + · 90 · (20)3 ⇒
12 12
𝐼𝑦
𝑊𝑏𝑦 = ⇒
𝑒
25
Voorbeeld 5
𝑀𝑏 = 𝐹 · 𝑙 ⇒
𝑀𝑏 = 10 · 103 𝑁 · 1000𝑚𝑚 ⇒
𝑀𝑏 = 𝑊𝑏𝑥1 · 𝜎𝑏1 ⇒
𝑀𝑏
𝜎𝑏1 = ⇒
𝑊𝑏𝑥1
𝜎𝑏1 = 86,8𝑁/𝑚𝑚2
𝑀𝑏 = 𝑊𝑏𝑥2 · 𝜎𝑏2 ⇒
𝑀𝑏
𝜎𝑏2 = ⇒
𝑊𝑏𝑥2
26
Opgaven
Gevr: a. De zwaartepuntafstand 𝑒1 .
b. Het traagheidsmoment t.o.v. lijn y-y (x-x).
c. Het weerstandsmoment t.o.v. lijn y-y (x-x).
Figuur 22
d. Het traagheidsmoment t.o.v. lijn z-z (y-y)
Figuur 23
3. Geg: Een balk met een doorsnede als onderstaand fig. 24 wordt t.o.v. lijn y-y (x-x)
Belast met een buigend moment van 2000 · 103 𝑁𝑚𝑚.
Figuur 24
27
4. Geg: Een balk INP 200 volgens Euronorm 24-62 (voor maten zie profieltabel)
Is ingeklemd in een muur.
2 m vanaf deze inklemming werkt een kracht 𝐹.
Gevr: Hoe groot mag deze kracht hoogstens zijn als 𝜎𝑏 = 100𝑁/𝑚𝑚2 .
Figuur 25
Gevr: a. De zwaartepuntsafstand 𝑒1 .
b. Het traagheidsmoment t.o.v. lijn y-y (x-x).
c. Het weerstandsmoment t.o.v. lijn y-y (x-x).
d. Het traagheidsmoment t.o.v. lijn z-z (y-y).
e. Het weerstandsmoment t.o.v. lijn z-z (y-y).
f. T.o.v. welke as is deze balk het sterkst?
g. Als 𝜎𝑏 = 80𝑁/𝑚𝑚2 , welk buigend moment mag dan t.o.v. deze as worden toegepast?
Figuur 26
28
7. Geg: Zoals bekend wordt het weerstandsmoment tegen buigen van een doorsnede
gevonden door het lineair traagheidsmoment van deze doorsnede te delen door de
uiterste vezelafstand.
De uiterste vezelafstand is dus zeer belangrijk.
Het weerstandsmoment tegen buigen t.o.v. lijn y-y (x-x) wordt voor in onderstaand
fig. 27 gevonden door de som der traagheidsmomenten van de doorsnede 1, 2, en 3
t.o.v. lijn y-y (x-x) te delen door de uiterste vezelafstand 𝑒1 .
Figuur 27
29
8. Geg: Een balk heeft een doorsnede volgens onderstaand fig. 28
Figuur 28
Gevr: Bereken het traagheidsmoment en het weerstandsmoment tegen buigen t.o.v. lijn
y-y (x-x).
Als, uit een oogpunt van gewichtsvermindering, in het lijf van deze balk een gat wordt
aangebracht, ziet de doorsnede er ter plaatse uit als het rechter deel van onderstaand
fig. 29
Figuur 29
30