SPAANS Grammatica Alfab

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 10

Onderwerp Bijzonderheden

DATIEF meewerkend voorwerp, ondervindend voorwerp of belanghebbend voorwerp


ACCUSATIEF lijdend voorwerp
Aanwijzende vnw Alleen een accent als deze op zichzelf staat en fout begrepen kan worden
Bij neutrale aanwijzende vnw NOOIT een accent
Plaatsbep. M F M mv V mw neutraal
Dichterbij Este Esta Estos estas esto
Dichtbij Ese Esa Eses Esas Eso
Verder weg Aquel Aquella Aquellos aquellas aquello

Beroep aangeven ¿A qué te dedicas? ¿A qué se dedica? ¿Qué haces? ¿Qué hace? ¿De/En qué trabajas?
¿ De/En qué trabaja? Trabajan de ingenieras
Beroepen Geen vrouwelijke of mannelijke vorm: periodista taxista telefonista representante
ingenieras polícias
Betrekkelijk vnw Quien/quienes (ev/mv) hebben altijd betrekking op personen, nooit op voorwerpen.
Er staat nooit een lidwoord voor. Soms wel een komma.
Los señores con quienes tuve contacto, eran numerosos. Hay quien dice tonterías todo el
día. Quien no ha visto a Sevilla, no ha visto maravilla
El cual/la cual/los cuales/las cuales worden gebruikt voor zowel personen als dingen/zaken.
Worden bijv. gebruikt ipv ‘que’of ‘quien’ om duidelijkheid te verschaffen wanneer er
meerdere antecedenten mogelijk zijn (zgn verklarende zinnen).
Este armario, detrás del cual nos encontramos, es de madera antigua.
Esta es la señorita, con la cual (ook que / la que) Gustavo quiere ir al baile.
Lo que lo cual >‘lo que’ slaat meestal terug op hele zin/kan worden vervangen door ‘lo cual’
Fuimos a pie, por lo cual perdimos una hora. Loque no me gusta es tener que esperar.
Cuyo/cuya/cuyos/cuyas (wiens, wier, waarvan de/het )
worden gebruikt voor zowel personen als dingen/zaken-wordt voorafgegaan door komma
Is een bijv.nw en komt dus in geslacht en getal overeen met het zelfst.nw dat erop volgt.
Wordt itt tot NL niet in vragende vorm gebruikt, in Spaans dan ‘de que’ of ‘de quien’.
Estos libros, cuyos temas se conocen, se venden en la librería
No me acuerdo del nombre de esta chica, cuyo hermano es boliviano.
Bezittelijk vnw Onbeklemtoonde bezittelijk vnw staan voor zelfstandig nw en richten zich daarnaar qua
uitgang. Beklemtoonde bezittelijk vnw worden achteraan gezet en verandert wat geslacht
en getal betreft.

Bijvoeglijke nw
De meeste bijv.nw hebben net zoals zelfst.nw een vrouwelijkeuitgang op ‘a’ en een mannelijke
uitgang op ‘o’. Ze veranderen in geslacht en getal al naar gelang de zelfst. nw waar ze bj horen.
Bijvoeglijke nw eindigend op een E, I , EN of een medeklinker zijn meestal onveranderlijk en
krijgen in het meervoud een ‘s’ respectievelijk ‘es ‘.
La señora rubia el señor rubio el autor la autora inteligente el chico/la chica joven
los señores rubios las señoras rubias las autoras inteligentes los chicos/las chicas jovenes
Bijvoeglijke nw eindigend op -DOR -TOR of -SOR :
in mannelijke vorm onveranderd, in vrouwelijke vorm +A en in meervod +es of +as

-achter het zelfstandig naamwoord:


Plaatsbepaling igv een eigenschap of hoedanigheid die onderscheidend dan wel specificerend werkt
-voor het zelfstandig naamwoord:
-igv een eigenschap die bij het zelfstandig nw hoort / die in subjectieve of figuurlijke
zin gebruikt wordt
-tevens bijvoeglijk gebruikte voornaamwoorden en telwoorden
hay poca gente / tengo otros libros / esta pura verdad

Afh. Van gebruik met ‘ser’ of ‘estar’verandert soms de betekenis.

Bijv.nw
met ser en estar

Een aantal kent een verkorte vorm als zij vóór een mannelijk zelfst.nw. ev staan, evenals de
Verkorte vorm rangtelwoorden primero en tercero.
Bueno un buen vino malo mal rabajo una mala idea el primer ministro el tercer cantante
GRANDE wordt zowel Voor M als F zelfst nw tot GRAN verkort en interpretatie kan veranderen:
Un pais grande = een groot land un gran país = een geweldig land

Itt het Nederlands: ook als het bijv.nw. bij een werkwoord staat vervoegt deze zich qua
Bij werkwoord geslacht en getal naar het zelfst.nw.> la casa es bonita

Kleuren zijn ook veranderlijk behalve de kleuren


Kleuren rosa, naranja en violeta > deze hebben ook geen meervoudsvorm > los jerseys naranja

Bijwoorden Spaanse bijwoorden (adverbios) geven ons informatie over hoe, wanneer en waar de
beschreven handeling in een zin plaats vindt. Ze kunnen de betekenis van een zin wijzigen
naargelang het bijwoord een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig
naamwoord is.

** Spaanse bijwoorden die afgeleid zijn van het zelfstandig naamwoord worden gevormd
door het achtervoegsel /-mente aan de vrouwelijke enkelvoudige vorm van het bijvoeglijk
naamwoord toe te voegen.

 Vrouwelijke vorm  van het adjectief  Bijwoord


 Adjectief
 lento (langzaam)  lenta (-o veranderd in -a)  lentamente
 rápido (snel)  rápida (-o veranderd in -a)  rápidamente
 feliz (blij)  feliz (geen verandering nodig)  felizmente
 increíble (ongelooflijk)  increíble (geen verandering nodig)  increíblemente
 profesional (geen verandering
 profesional  (professioneel)  Profesionalmente
nodig)
 ** Er zijn ook Spaanse bijwoorden die niet eindigen op /-mente en daarom moeten deze uit
het hoofd geleerd worden. 
ahora ↔ nu – Duerme ahora ↔ Hij slaapt nu
allí ↔ daar – Iré allí ↔ Ik zal daar heengaan
ayer ↔ gisteren  – Me visitó ayer ↔ Zij/hij bezocht mij gisteren
bastante ↔ liever/nogal/voldoende – Canta bastante mal ↔ Zij/hij zingt nogal slecht.
bien ↔ goed – ¿Comes bien? ↔ Eet je goed?
demasiado ↔ te, overmatig – Hij rijdt te langzaam ↔ Conduce demasiado lento.
hoy ↔ vandaag –Vandaag eten we hamburgers ↔ Comemos hamburguesas
hoy.
mal ↔ slecht – De auto loopt slecht ↔ El coche corre mal.
mañana ↔ morgen – Morgen gaan we op reis↔ Vamos de viaje mañana.
muy ↔ heel – Het smaakt heel goed ↔ Sabe muy bien.
nunca ↔ nooit – We gaan nooit ↔ No vamos nunca.
poco ↔ een beetje, niet helemaal – Hij praat een beetje – Habla poco.
siempre ↔ altijd – Estoy siempre ocupado ↔ Ik ben steeds bezig
tan ↔ zo – Zij is zo knap ↔ Es tan guapa.
Bijwoorden
van ontkenning no Niet,geen,nee Nada Niets Ningún Geen
Tampoco ook niet Nadie Niemand Ninguno (m) Geen
Ni …. ni Noch Ni siquiera Niet eens zelfs niet Ninguna (f) Geen
Nunca, jamás Nooit Todavía no Nog niet Ya no Niet meer
Als bijwoord van ontkenning
- vóóraan in de zin staan, dan zijn ze beklemtoond of vormen het onderwerp.
Verder blijft de zin onveranderd. Tampoco sabes lo que hacemos / Nada es si importante
- midden in de zin staan, dan zijn ze onbeklemtoond of het lijdende voorwerp.
Dit vereist een dubbele ontkenning, voorafgegaan door “no”Als nada nadie nunca tampoco
ninguno na het vervoegde WW staan > dubbele ontkenning : Nunca he
viajado / no he viajado nunca/ ¿Tienes tiempo? No, no tengo. No, no quiero nada

Bijwoorden Deze categorie bevat Spaanse bijwoorden zoals “muy” (heel), “más” (meer),
van graad desmasiado (te veel) en “poco” (beetje). Over het algemeen komen deze bijwoorden vóór
het werkwoord dat ze wijzigen > Es bastante guapo.

Bijwoorden Bijwoorden van wijze zijn de meest voorkomende bijwoorden in het Spaans. Ze helpen ons
van wijze te begrijpen hoe, of op welke manier, iets is gedaan. In het Spaans volgen de bijwoorden
het werkwoord dat ze wijzigen.
Se besan cariñosamente. Ze kussen elkaar liefdevol.
Conduce mal. Zij rijdt slecht

Bijwoorden De bijwoorden bekend als standpunt-bijwoorden kunnen een hele zin beïnvloeden.
als ‘standpunt’ Meestal komen ze aan het begin van een zin, maar niet altijd.
Tal vez / igual > misschien / wellicht
Personalmente, prefiero ir al cine. Persoonlijk, ga ik liever naar de film.
Quizás quiera ir a cenar. Misschien wil hij/zij uit eten gaan
Evidentemente te quiere. Zij houdt duidelijk van je.
Bijwoorden
van tijd Bijwoorden van tijd vertellen WANNEER iets doorgaat. Vaak, maar niet altijd, komt dit
bijwoord na het werkwoord dat het wijzigt.
todavía nog (altijd) también ook ..?? siempre altijd Ya reeds
Mañana iremos a la playa. Morgen gaan we naar het strand.
Te llamo más tarde. Ik zal je later bellen.

Bijwoorden Bijwoorden van plaats geven ons informatie over WAAR een handeling plaatsvindt. Deze
van plaats bijwoorden kunnen verwarrend zijn, omdat veel bijwoorden van plaats ook gebruikt kunnen
worden als voorzetsels of voornaamwoorden.
Aquí hier A la izquierda (de) Links van
no de aquí Niet van hier A la derecha (de) Rechts van
ahí daar delante (de) Voor plaatsbepaling
allí Daarginds (veraf) Antes (de) + infinitivo Voor tijdsbepaling
Cerca (de) vlakbij Enfrente (de) tegenover
Al lado (de) naast Detrás de Achter plaatsbepaling
Lejos (de) ver después (de) + infinitivo Achter tijdsbepaling
Entre Tussen En in
Dentro binnenin Arriba boven
Abajo beneden Antes de en después de kunnen zowel met zelfst
nw als met WW voorkomen
** Er zijn Spaanse werkwoorden die vertaald worden in Nederlandse bijwoorden:
Spaanse
Volver a + indifinido = her- of opnieuw
werkwoorden
–        Vuelvo a llarmarle mañana – Ik bel u morgen opnieuw op
–        Vuelve a leer la carta – Lees de brief nog eens
Acabar de = juist / net
–        acaba de llegar – Hij is juist aangekomen
Acabar por = tenslotte / uiteindelijk
–        Ha acabado por confesar – Uiteindelijk heeft hij bekend
Gustar = graag
–        A mí me gusta viajar – Ik reis graag
Soler = gewoonlijk
–        De niño solía beber leche – Als kind dronk ik graag melk
Tardar en = lang wachten – in negatieve zinnen = gauw
–        Hoy tarda mucho en venir – Vandaag laat hij lang op zich wachten
–        No tardará en venir – Hij zal wel gauw komen

Conocer of saber SABER om "weten" uit te drukken in de volgende situaties:


-om kennis, of het ontbreken daarvan, van informatie over iets uit te drukken
No sé donde está. Sabe la verdad. Sé que no quieres ir.
-om kennis, of het ontbreken daarvan, over hoe iets te doen of een vaardigheid uit
te
voeren (saber + infinitief)
Sabe encontrar buenos precios. No sabe conducir bien. Sé cocinar como un chef.
-om uit te drukken dat men iets grondig weet, of juist niet weet
Sabe todas las reglas de ser y estar. Sé todo el alfabeto en español.
CONOCER om "weten" uit te drukken in de volgende situaties:
-om bekendheid met een persoon, plek of object uit te drukken
Conozco muy bien este barrio. ¿Conoces a mi hermana? Nos conocemos desde siempre.
Dubbele medekl. Alleen de medeklinkers die in het woord CAROLINA staan kunnen dubbel voorkomen
Estar, ser en hay Samengevat: ser = zijn + een eigenschap (langdurig of voor altijd),
estar = zijn + een toestand (tijdelijk, op een bepaald moment).
Als spreker doelt op bepaald object (steedsn met bepaald lidwoord)
hay = er is/er zijn en wordt gebruikt wanneer het onderwerp onbepaald is.
Het gebruik van ser (zijn)
1 Als er een zelfstandig naamwoord volgt: Soy profesora
2 Om een bezit of een bestemming aan te geven: (ser de, ser para)
Las gafas son de mi marido El café es para mi mujer
3 Als zijn betekent: afkomstig zijn uit/van : Soy de Holanda
4 Bij "onpersoonlijke" uitdrukkingen: Es útil hablar español
5 Bij tijdsaanduidingen: Es la una Son las dos y cuarto
Het gebruik van estar (zijn)
1 wanneer zijn betekent: zich bevinden. Het onderwerp (wie of wat) dat zich ergens bevindt
moet bepaald zijn, met andere woorden: het moet een naam zijn, voorafgegaan worden
door een lidwoord (el, la, los, las), door een bezittelijk voornaamwoord (mi, tu, su, etc.) of
door een aanwijzend voornaamwoord (este, esta, estos, estas, etc.) :
Juan está en el banco Los señores están en el bar Esta chica está en la piscina
2 Om te vragen/zeggen hoe iemand het maakt: ¿Cómo está usted? Estoy muy bien
Het gebruik van hay (er is/zijn) > wanneer het onderwerp onbepaald is:
Hay un hombre en el banco ¿Qué libro hay en la mesa? No hay nadie
Georgrafisch

noord
zuid
oost
west

Getallen Mil is onveranderlijk > doscien mil casas


1.000 1.000.000 Un millón is veranderlijk > dos millones
1.000.000.000 Millón + zelfstandig nw > dos millones de habitantes
Miljard = Mil millones
Haber/hay Hebben Haber = hulpwerkwoord voor de VTT (Pretérito perfecto), kan niet zelfstandig gebruikt
worden.
Hay is een onpersoonlijke vorm van haber
Ir Ir a + plaats = gaan naar ir a la ciudad LET OP ir a pie
Ir en + vervoermiddel = met de …… gaan autobús, carro, etc.
Ir a + WW = gaan ……. Ir a comprar / ir a jugar
Kloktijden A + la/las + kloktijd eventueel + en punto / más o menos)
A eso/sobre + la/las + kloktijd
Lo Een onzijdig lidwoord dat voor bijv.nw kan staan. Meestal gaat het om abstracte begrippen.
‘radio’ significa lo mismo en holandés
Meewerkend vnw In de derde naamval wordt bij personen voor het zelfstandig naamwoord een “ a” gezet,
3e naamval eventueel met het lidwoord > veo la casa / veo a Maria
datief
Moeten tener que (moeten, behoeven) =moeten met dwang, is tevens de meest neutrale vertaling
tener que iets moet verplicht, een verplichting van buitenaf of opgelegd:
hay que of Nuestro hijo tiene que estar en casa a la una Tienes que pagar 1000 euros
deber hay que (het is nodig dat, men moet)
iets is nodig of moet en in zeer algemene zin (onpersoonlijk) wordt gebruikt (men/je moet /
er moet ge……): Hay que tener cuidado al cruzar Hay que tener paciencia
deber (dienen, moeten, verschuldigd zijn)
iets moet in verschuldigde zin of een zedelijke verplichting is:
Debemos calcular bien nuestros gastos Debo decirle que ... ¿Te debo algo?
Paracer WW + bijv.nw = er uit zien pareces cansado
Voornw (3e nv/datief) + WW + bijwoord = vinden / denken dat
EV me/te/se/nos/os/se parece MV me/te/se/nos/os/se parecen me parece bien > heel
goed
Poder of saber saber = weten, kunnen (met de hersens, mentaal)
poder = kunnen (met het lichaam, fysiek)
tu sabes y puedes andar al pueblo = je weet de weg en kunt naar het dorp lopen.
Nu zijn er momenten waarop het verschil zo gering is dat je beide door elkaar kunt gebruiken.

¿sabes tocar el piano?/¿puedes tocar el piano? = weet je hoe je piano moet spelen / kun je piano
spelen.
Por la of De la De la mañana/tarde e.d. > Bijvoeglijke bepalingen bij de kloktijd
Son las siete de la tarde
Por la mañana/tarde e.d. > bijwoorden van tijd die tot het werkwoord behoren
Como por la mañana con Maria
Por que ……? Porque + hulpwerkwoord > porque quiero vivir en España
Para + infinitief > para nadar en Totana
Por + zelfstandig nw > por mi perro

Por qué, aan elkaar verwante betekenissen hebben, maar niet onderling uitwisselbaar
porque, 1.Por qué wordt gebruikt in vragen, en betekent “waarom”:
por que & ¿Por qué celebramos el 16 de septiembre? (Waarom vieren we 16 september?)
porqué wordt soms ook gebruikt in een verklaring wat indirect een vraag inhoudt.
In dat geval wordt het normaal gesproken ook vertaald met “waarom”:
Dime por qué las noches son tan largas. (Vertel me waarom de nachten zo lang zijn).
2 Porque betekent over het algemeen “omdat”:
Es simple porque se basa en el concepto de igualdad. (Het is eenvoudig omdat het is
gebaseerd op het concept van gelijkheid).
Perdónalos, porque no saben lo que hacen. (Vergeef het hen omdat ze niet weten wat ze
aan het doen zijn).
Voy al restaurante porque tengo hambre. (Ik ga naar het restaurant omdat ik honger
heb).
¿Por qué sales? —Porque estoy aburrida. (Waarom ga je weg? Omdat ik me verveel).
3. Por que gebruik je indien que als een betrekkelijk voornaamwoord het voorzetsel por
volgt. Als dat ingewikkeld klinkt, denk dan aan de por que in de betekenis als “de reden
waarom”. Hoewel het vaak vertaald wordt als “daarom” of “waarom”:
Esa es la razón por que he querido salir. (Daarom wilde ik vertrekken. Letterlijk: dat is de
reden waarom ik wilde vertrekken).
El motivo por que llegó tarde fue el paro de buses. (Hij kwam laat omdat de bussen niet
reden. Letterlijk: de reden dat hij laat arriveerde was omdat de bussen niet reden).
Por que wordt ook gebruikt indien een werkwoord wordt gevolgd door por. Bijvoorbeeld
“zich zorgen maken om” is “preocuparse por”. Een voorbeeld: se preocupa por que las
soluciones sean incompatibles. (Ze maakt zich zorgen dat de oplossingen onverenigbaar
zullen zijn).
4 porqué. Dit is een (mannelijk) zelfstandig naamwoord met als betekenis “reden”.
No comprendo el porqué de la violencia doméstica. (Ik begrijp niet wat de reden is van
huiselijk geweld).
Están acostumbrados a tomar decisiones, no a explicar los porqués. (Ze zijn gewend
beslissingen te nemen, niet om de redenen uit te leggen).
Qualifiers Nade de Helemaal niet(s)
(muy) bien (erg) goed
Bastante bien Best goed / genoeg
Un poco Een beetje / weinig
Regular Regelmatig
(muy) mal (erg) slecht
Que Zinnen zonder onderwerp waar in NL vaak het/men/er wordt gebruikt
als onderwerp in Bij een verbod > ‘se’ + 3e persoon ev/mv van het WW
onpersoonlijke zinnen Aqui no se puede fumar / En españo. Se utilizan muchos verbos irregulares
Bij een wederkerend WW > ‘se quedar’ > una of uno : uno no se queda en esta casa
Als antedecent nader wordt beschreven> el que/la que /los que/las que ook icm voorzetsels
Es la ciudad a la que vamos a ir mañana / Todos los que desen venir, están invitados
Qué Cuál Cuáles Qué is onveranderlijk / Cuál kent meervoudsvorm
¿Qué? Vraagt naar een definitie of karakteristieke eigenschap (abstracte zaken:
situaties/acties)
¿Cuál? Vraagt naar een keuze uit een aantal dingen of zaken (concrete zaken)
Het verschil tussen qué, cuál en cuáles is altijd inhoudelijk maar er bestaan 2 mogelijkheden
om inhoudelijke vraag uit te drukken:
Qué + zelfst.nw + WW
Cuál/ Cuáles + WW Cuál/ Cuáles + de + voornw/zelfst.nw + WW
Cuál es el helado que más te gusta??
Qué helado es al que más te gusta? Que haces? Que tabaco quieres?
Vervangen van personen > A cuál de tus amigos quieres más?
UITZONDERINGEN:
Cuál kan niet direct vóór een zelfstandig naamwoord komen. Zou dit gebeuren, wordt hij
vervangen door qué:* ¿Qué palabra es? (Welk woord is het?)
In uitroepzinnen verschijnt er een qué dat vertaald moet worden met ‘wat een’ (met en zonder
bijvoeglijk naamwoord):¿Cuál? of ¿Qué? ? ¡Qué chica tan bonita! (Wat een mooie meid!)
Samenvoeging : De + el = de; a + el = a;
Señor/Señora Over iemand spreken > met lidwoord Iemand aanspreken > zonder lidwoord
Spellingregels Tbv uitspraak wordt schrijfwijze soms aangepast, vooral bij werkwoordvervoegingen.
- c := qu als een e of i volgt buscar busqué busquen rico riquísimo
- z := c als een e of i volgt empezar empecé empiece una vez varias
veces
- g := gu als een e of i volgt entregar entregué
- g := j als een a, o of u volgt coger cojo coja
- gu := g als een a, o of u volgt seguir sigo siga
- i := y tussen 2 hoorbare klinkers construir construyo
Todo + lidwoord + aanwijzend of bezittelijk voornaamwoord
Heel / alle / elke / iedere al
Todo el dia Todas los días Todos mis coches
Toda la noche Todas las noches Todas estas casas
Uitspraak s + r > s niet uitspreken (los reyes > lorejes / más rico > marico)
la + a > worden verbonden ( la amiga > lamiga)
Tweeklank = combinatie van 2 klinkers waarvan tenminste één i of u is.
Als op i of u een accent staat > géén tweeklank
Combinatie van zwakke (i en u) en sterkte (a, e of o) > tweeklank
Combinatie van 2 zwakke klinkers > tweeklank
Combinatie van 2 sterke klinkers > géén tweeklank
Vergelijkende trap Sujeto + ser + mas/menos + adjetivo + que + objeto
Bij vergelijking met telwoorden/getallen/hoeveelheden wordt ivp que het woord de gebruikt
> Este médico gana mucho más de 10.000 euro el mes.
Trap van gelijkheid Evenveel als / even/zo als > “tan …. como“
In geval van bijwoord ‘mucho’ > “tanto … como”
Is voor zelfst.nw veranderlijk > “maria tiene tantas amigas como Isabel”
Voornaamwoord In het Nederlands > bij het gebruik van twee voornaamwoorden éérst het voornaamwoord
Persoonlijk vnw van het lijdend voorwerp (accusatief) te staan en daarna het voornaamwoord van het
meewerkend voorwerp (datief). In het spaans is dit andersom en komt altijd éérst het
voornaamwoord van meewerkend voorwerp te staan en dan het voornaamwoord van het
lijdend voorwerp.

Bij de derde persoon ev en mv zou het eigenlijk “se” bij


wederkerende voornaamwoorden (zich) moeten zijn, maar
“le” bij persoonlijke voornaamwoorden haar, hem u (ev) of
“les” bij hun, u (mv).
Me lo compro / te lo compro / se lo compro / nos lo compro / s lo compro / se lo
compro
MAAR “Se lo compro” kan dus betekenen: Ik koop het voor hem/haar/u of in
meervoud hen/u
Als we daar duidelijkheid over willen verschaffen, moeten we de persoon achteraf nog een
keer herhalen: “Se lo compro, para mi mujer”

Persoonlijk voornaamwoord staat in het algemeen vóór het vervoegde WW


MAAR bij gerundium en infinitief kan deze vastgemaakt worden aan het einde van het WW :
Te estoy pregundando > estoy preguntándote Se lo vamos a decir > vamos a decírselo
Él melo quiere dar > él quiere dármelo
Voorzetels Het gebruik van por en para Beide woorden kunnen vertaald worden met “voor” maar er
Para of Por zijn belangrijke verschillen tussen de twee voorzetsels waardoor de ene keer 'por' en de
andere keer 'para' gebruikt moet worden. De samenvatting, in grote lijnen: 'por' geeft de
oorzaak aan/ 'para' het doel. Met 'por' ga je door- of langsheen en met 'para' ga er naartoe.
Het gebruik van por
1 Om een reden/middelen/oorzaak aan te geven: Lo hago por mi madre ¿Por qué lo hiciste?
2 Om een bepaalde tijdsduur/-aanduidingen aan te geven: Estudié el francés por dos meses
3 Om een plaatsaanduiding (door of via) of beschrijving van beweging aan te duiden:
Nos vemos mañana por la tarde. Hay mucha gente por aquí ¿Este tren pasa por
Madrid?
Anduve por las calles del Gerona. Salieron por la puerta.
4 Om per ... en percentages aan te geven: Me pagan 20 euros por hora
Ciento por ciento (Honder procent) Viajamos por avión
5 Wanneer men iets ruilt: Quiero cambiar estos euros por dólares Quiero cambiarlo por otro
6 In vaste uitdrukkingen: Por favor Por supuesto Por si acaso Por Díos
Het gebruik van para
1 Het aangeven van doel van een handeling of een bestemming/richting en om een
persoonlijke mening te verkondigen
¿Para qué necesitas el cuchillo? Este libro es bueno para leer
Este regalo es para mi padre Salimos para Holanda la semana que viene
2 Het aangeven v/e tijdslimiet of deadline: Nesito el artículo para el viernes Para siempre
3 Werken voor: Mi tía trabaja para la universidad
Verschillen tussen por en para zit soms ook in de letterlijke vertaling:
Vamos para el norte We gaan naar het noorden
Vamos por el norte We gaan door/via het noorden
¿Por qué? Waarom? ¿Para qué? Waarvoor?
Voorzetsel a = aan, naar, in, op   hacia = naar, tegen, jegens   
Preposiciónes ante = voor, ten overstaan van   hasta = tot  
bajo = onder   mediante = door middel van  
con = met, bij   para= voor, ten behoeve van, naar, om te  
contra = tegen   por = door, wegens, voor, per
de = van, uit   según = volgens  
desde = vanaf, sinds   sin = zonder  
durante = tijdens, gedurende   sobre = op, over  
en = in, op, te   tras = achter
entre = tussen, onder  
Voorzetsel "De” Naast in de betekenis ‘van’ wordt het ook gebruikt om bij een zelfstandig nw uit te leggen van
welk materiaal iets is gemaakt, tot welk soort çategorie het behoort, of welk doel iets vervult.
Voorbeelden: una caja de madera / una novela de televisión
- Bij duur en leeftijd: es un curso de un año
- Bij getallen, hoeveelheden en delen van een geheel of groep:
Compramos un kilo de naranjas. No conozco a ninguno de estos señores.
- Bij het werkwoord “ser”
Maria es secretaria de profesión. Sois italianas de nacionalidad
- Bij vergelijkingen van getallen en hoeveelheden zoals bijv. “más de”, “menos de”
Es más de lo que espero. Tengo menos de 40 años.
- Aansluitend bij bepaald WW of bijv.nw :
Es dificil de comprender. El caso es imposible de solucionar.
- Na enkele werkwoorden van beweging:
Salgo de la empresa a las 6 de la tarde. Vienes de casa? No, vengo de la oficina.
Voorzetsel "en” - Aanduiding van plaats: vivo en Madrid. Hay platos en la mesa (op de tafel).
- Aanduiding van tijd: en dos dias voy de vacaciones. En 2015 vamos a ir a la universidad.
- Taal: te hablo en inglés
- Bij aangeven v/d kleur van hetgeen met het zelfst.nw wordt uitgedrukt:
¿Tiene este vestido en blanco?
- Bij berekeningen&verdelingen:
cortamos el pan en partes iguales. Cambio estos euros en dólares
- Bij het aangeven van een beweging en/of een vervoermiddel:
Vamos en coche. Ella entra en la tienda.
- Bij enkele uitdrukkingen: En general / en secreto / en completo silencio
Vragend vnw Cómo hoe Dónde waar
Qué wat A dónde waarheen
Quién (es) wie Por qué waarom
Cuándo? Wanneer Para qué waarvoor
Cúal (es) welke Cuánto/Cuánta (es) hoeveel

Zelfstandig nw

Singular o plural

You might also like