1B Proefwerk geschiedenis

VMBO stof
Vergeet niet je naam en klas op je antwoordvel te noteren!!!

1) Hieronder zie je een tekst met lege stukken waarin een cijfer staat. Neem op je
antwoordvel de cijfers over en noteer het juiste woord er achter.

Eén keer per jaar overstroomde de ..(1).. Deze Egyptische rivier nam vanuit het zuiden ..(2)..
slib mee. Als het water was gezakt was de droog gevallen grond zeer ..(3).. Mensen konden
hier dan goed ..(4).. op verbouwen. Om het gehele jaar voldoende water te hebben legden de
mensen kanalen en dijken aan, dit noemen we ..(5).. landbouw.
Om alle kanalen en dijken goed te onderhouden was een ..(6).. nodig. Aan het begin waren er
twee rijken, namelijk ..(7).. en ..(8).. Vanaf ..(9).. voor Christus regeerde er één bestuurder
over heel Egypte, namelijk de ..(10)..

2) Schrijf de betekenis op van de volgende begrippen.

a. Egyptische Rijk d. Sociale laag
b. Ambtenaar e. Stad
c. Priester f. Oorlog

3) Aan het hoofd van het bestuur van Egypte stond een farao. De bekendste daarvan is
Toetanchamon.
a. Wat was het symbool van de farao’s?
b. Noem twee beroepen die de farao hielpen met zijn bestuur.
c. In Egypte moesten de mensen al belasting betalen. Waarvoor zouden deze belastingen
worden gebruikt?
d. Werd de belastingen in geld betaald? Leg uit.

4) Als een farao stief werd hij vaak gemummificeerd.

a. Waarom werd niet iedereen gemummificeerd?
b. Een mummie kreeg vaak veel eten mee zijn graf in en soms zelfs gemummificeerde dieren.
Waarom werd een farao gemummificeerd en waarom zou hij dit allemaal meegekregen
hebben?
c. Wanneer mocht je het dodenrijk binnen volgens de Egyptenaren?

5) Hierboven zie je een piramide met zes lagen.

a. Neem de piramide over op je antwoordenpapier en schrijf op elke laag welke
bevolkingsgroep er thuis hoort.
b. Waarom is de onderlaag, dus de onderkant van de piramide, breder dan de bovenkant van
de piramide als je kijkt naar de bevolkingsgroepen die er thuis horen?
c. Leg uit waarom schrijvers zo belangrijk waren in Egypte.
Havo/vwo stof

1) Naast landbouw gingen de mensen ook handel drijven. Door de handel ontstonden
steden.
a. Waarom gingen sommige mensen zich specialiseren?
b. Verklaar waarom er door de handel steden ontstonden.
c. Wat is nijverheid?
d. Wat is het verschil tussen een machine en een apparaat?

2) Hierboven staat een heilig dier, namelijk een mestkever, afgebeeld.

a. Noem een ander woord voor dit dier.
b. Wat voor soort dieren zouden allemaal heilig zijn geweest in Egypte?
c. Hoe werd Egypte een grote staat?
Gebruik: "vost", "irrigatielandbouw", "staat", "samenwerking", "soldaten" en "opper-
nederEgypte".

3) De mensen in Egypte geloofde in meerdere goden.

a. Noem de naam van de god van de zon.
b. De god van de zon werd gezien als de belangrijkste god. Noem twee redenen waarom deze
god zo belangrijk werd gevonden.
c. Hoe noemen we een godsdienst met meerdere goden? En een godsdienst met één god?
d. Wat betekend een natuurgodsdienst?

4) De farao's probeerden hun macht steeds verder uit te breiden.

a. Hoe breiden de farao's hun macht steeds verder uit?
b. In de geschiedenis van Egypte zijn vier belangrijke bloeiperiodes geweest. Welke waren
dat?