Professional Documents
Culture Documents
Immunologie Samenvatting
Immunologie Samenvatting
1.1 INLEIDING
1.1.1 algemeen
- terminologie
o antigeen = datgeen waartegen het immuunsysteem reageert
o Immunogeen = kan in vivo worden opgewekt
o Immuniteit = status van bescherming
o …
- belang van het immuunsysteem
o verschillende soorten strategieën voor verschillende soorten organismen
o 1 verdediging tegen infecties
in verschillende fases (invasie, vermenigvuldiging, verspreiding in lichaam, ziekteverwekking)
tegen: virussen, bacteriën, fungi (gisten en schimmels), protozoaire parasieten, multicellulaire
parasieten (vb.: helminthen)
reservoir (oorsprong/drager) vector host reservoir ….
Binnendringen van pathogenen
Respiratoire mucosa influenza
GI mucosa salmonella
Wond C.tetani
Insectenbeet plasmodium
Intacte huid hoekwarm
IV druggebruik hepB, HIV
Seksueel contact hebB, HIV
o 2 Immuunantwoord als ‘probleem’ (transplantatie, gentherapie,…)
o 3 Immuunsysteem tegen tumoren (enkel bij bepaalde types cellen)
o 4 Immuunpathologie (falen van immuunsysteem: allergie,…)
1
Aangeboren Adaptieve
ALGEMEEN
Reactietijd altijd paraat, werkt de eerste uren schiet pas later in actie (dagen)
= eerste verdediging (passen zich aan)
Evolutie ± vanaf het begin Pas vanaf kaakbeenvissen, steeds meer
diversiteit
EIGENSCHAPPEN
Specificiteit Voor bepaalde structuren die gerelateerd Voor ( non µbiële ) antigenen
zijn met µorganismen of microben
Diversiteit Gelimiteerd: kiemlijn gecodeerd Zeer breed
Receptoren w geproduceerd door
somatische recombinatie of gen-
segmenten
Geheugen - Ja ( reageert efficiënter)
Eigen structuren niet aanvallen Ja Ja
COMPONENTEN
Cellulaire & chemische barrières Huid, mucosaal epitheel Lymfocyten in epitheel
anti-µbiële chemicaliën AL w gesecreteerd thv epitheelopp.
Bloedproteïnes Complement, andere AL (w geproduceerd door Bcellen)
Cellen Epitheel barrière B cellen AL
Fagocyten ( = neutrofielen, macrofaag) T cellen effector Tcel
dendrietische cellen (slechte cellen
opnemen maar slechts gedeeltelijk Ϯ)
complement
NK cellen (natural killer cellen kunnen
andere cellen Ϯ(opname! ))
2
- Actief vs passief
Actief Passief
Geheugen JA NEE (= tijdelijk)
Natuurlijk AL zelf aanmaken , volgende keer resistent tegen re-infectie AL via borstvoeding, placenta,…
Artificieel AL via vaccin < : AL via injectie
Niet pathogene µcrobe (Ϯ of verzwakt)
Deel organismen
DNA die codeert voor een deel van organisme
- De immuunrespons
o Specificiteit herkenning
o Diversiteit Respons op een breed spectrum van organismen
o Geheugen Snelle & verbeterde respons tegen herhaalde ‘aanval’ van hetzelfde organisme
o Klonale expansie ↗ # antigeen specifieke lymfocyten voor snellere verdediging tegen microben
o Specialisatie Ontwikkelt responsen die optimaal zijn tegen verschillende soorten microben
o Contracties en homeostase zorgt voor een respons op nieuwe aangetroffen antigenen
o Nonreactiviteit tot het lichaam zelf zorgt er voor dat het de reactie het lichaam zelf niet schaadt
- Klonale selectie
o Lymfocytklonen met verschillende receptoren
ontstaan in generatieve lymfoïde organen
Tcr = T cel receptor & Bcr = B cel receptor
( dendritische en basofiele cellen géén specifieke receptor)
o Klonen van rijpe lymfocyten specifiek voor verschillende
antigenen komt in het lymfoïde weefsel binnen
o Antigenspecifieke immuunrespons
- Specificiteit en geheugen
o Primaire anti-X respons traag en kleine respons NAïEVE B cel
o Secundaire anti- X respons snel en intens LICHAAM ONTHOUDT ! MEMORY B cel
o Primaire anti – y respons traag en kleine respons (idem primaire x) NAïEVE B cel
o Plasma cellen = goed gedifferentieerde B cellen
die AL secreteren
3
1.2 CELLEN VAN HET IMMUUNSYSTEEM
Rode bloedcel
Bloedplaatjes (! Bloedstolling)
macrofagen
< uitlopers
Vangen van Ag
- [groeifactoren]
o Erythropoëtine = EPO
o IL = interleukines = stoffen die de communicatie tss leukines mediëren
o CFS = colony stimulating factors = groeien in kolonies (groepjes)
- Cytokines
o = kleine eiwitten die de communicatie bevorderen
o Vb.: IL,…
- ! ook granulocyten en bloedplaatjes zijn betrokken in de verdedigings- en ontstekingsrespons !
- ! verschillende leukocyten voor verschillende aandoeningen
o Vb.: bacteriële meningitis neutrofielen en monocyten
o Vb.: virale meningitis T-lymfocyten en monocyten
o …
4
1.2.2 monocyten/ macrofagen
- Monocyt wordt macrofaag en kan:
o Geactiveerd w tot macrofaag
o Gedifferentieerd tot
Microglia
Kupffercellen (lever)
Alveolaire macrofagen
Osteoclasten ! Evenwicht in botten
1.2.4 Lymfocyten
- Verschillende klassen
5
- Clusters of differentiation = CD
o Is een bepaalde cellulaire oppervlakte-receptor die het celtype en stadium van differentiatie aangeeft
worden herkend door specifieke antilichamen
o Ontstaan:
AL opgewekt in proefdieren na immunisatie met humane lymfocyten
° van heel specifieke AL
AL worden verzonden naar wetenschappers Testen
o Vooral gebruikt bij lymfocyten
CD4+ helper T lymfocyt markers: CD3+ CD4+ CD8-
+ + -
CD8 cytotoxische T lymfocyt markers: CD3 CD4 CD8+
Regulator T cells markers: CD3+ CD4+ CD25+
-
B lymfocyten markers: CD19 CD21 = Fc receptors
NK cells markers: CD16
OPMERKING
er bestaan ook NK T-cellen!
TCR = Tcel-receptor
o < α en β ketens αβ T cel
o < γ en δ ketens γδ T cel (komt iets minder voor)
- Antigeenherkenning door lymfocyten
o Antigenen
= structuren die herkend worden door antigeenreceptoren op lymfocyten
o B-cel
Herkent vaak intacte antigenen
o T-cel
Herkent antigen fragmenten aan oppervlakte van een andere cel (Ag presenterende cel!!)
6
1.2.5 Bloedcellenaantallen en morfologie
- Witte bloedcellen 103
o Neutrofielen 55 %
o Eosinofielen 3%
o Basofielen 0,5 % idee hebben van de cijfers (kunnen vergelijken)
o Lymfocyten 35%
o Monocyten 6,5 %
- Rode bloedcellen 106
- Bloedplaatjes 103
1.3.1 algemeen
- generatieve of centrale perifere lymfatische organen
- lymfocytencirculatie
o migratie van naïeve en effector T cellen
- cutane mucosale immuunsysteem ( respiratoir en GI)
- lymfatische organen + weefsels = LYMFATISCH SYSTEEM
o discrete omkapselde organen
o accumulaties van diffuus lymfatisch weefsel
o lymfevaten
7
o Verschillende lymfeknopen verspreidt over heel het lichaam
femorale lymfeklieren
inguinale lymfeklieren
diepe lymfeklieren (langs aortan,…)
axillaire lymfeklieren (oksels)
cervicale lymfeklieren
pericranaile lymfeklieren
tracheale lymfeklieren (trachea en bronchiën)
- Lymfeknopen
o Structuur
< efferente en afferente lymfevat
Arterie
Lymfocyten treden hier uit bloedbaan
< B-cel zone in follikels
B-cel specifieke chemokine trekken Bcellen aan
< T-cel zone eerder binnen
T-cel en dendritische cel specifieke chemokine
Trekken T en den. cellen aan
- Milt
o Structuur
Abdominaal orgaan 100-200 g
< rode pulp bevat veel bloed (in sinussen) en veel macrofagen
< witte pulp sterk georganiseerde regio met veel lymfocyten
Periarteriolar lymfoid sheats = PALS
< marginale zone bevat veel dendritische en B cellen (IgM productie en APC)
Hier gereguleerde migratie van lymfo’s
8
o Functies
Verwijderen van oude RBC uit circulatie + Fe recyclage
‘vangen’ en presenteren van circulerende Ag (micro-organismen en celdebris)
Brug tussen ADAPTIEF en AANGEBOREN immuunsysteem
Functioneren niet appart activeren elkaar op een of andere manier
o Pathologie
Splenomegalie = milt te groot
Sequestratie RBC, WBC en plasma
Pancytopenie (BC#↘) reflectoir hyperplasie beenmerg (extra aanmaken)
Oorzaken
o Infectieus , vasculair, neoplastisch, metabool
(stapelingsziektes= opslag in macrofaag)
hyposplenie = milt te klein
Hoger risico op ernstige bacteriële infecties met sepsis
oorzaken
o chirurgisch verwijderen (auto-ongeval) , coeliakie (glutensensitief)
- lymfocytenrecirculatie
o migratie van naïve en effector T cellen op zoek nr antigenen
o 1 à 2 % van de lymfocyt pool circuleert elk uur
o ↗kans op contact met hun Ag in lymfeknoop
o Bij Ag herkenning in lymfeknoop blijven dan 24h in lymfeknoop (rest circuleert wel verder)
o PROCES in lymfeknoop
Naïve cel komt dendritsche cel met Ag tegen IN LYMFEKNOOP w actief (effector) profileren
(expanderen) knoop verlaten
9
- Cutane immuunsysteem
o Epidermis < cellen verdediging tegen infectie
< epidermale Langerhans cel = dendritische cellen in de huid
< intraepidermale lymfocyt = iets andere eigenschappen
normale lymfocyt
- MALT
o Algemeen
Aggregaten van ingekapseld en niet ingekapseld lymfatisch
weefsel vnl in lamine propria en submucosale regio’s
Mucosae bevatten dendritische cellen voor opname,
processing en transport van Ag naar drainerende lymfeknopen
MALT-lymfocyten recirculeren vnl binnen hun mucosaal systeem
o Waar?
GI tractus => GALT
Peyersplaten (< B en T cel-zone en Mcellen)
Lymfatische nodules in appendix
Respiratoire tractus => BALT
Amandelen (<Mcellen)
Genito-urinaire tractus
o Organisatie
- Afname immuunrespons
- Immunologisch geheugen
10
2 AANGEBOREN AFWEER
2.1 OVERZICHT
- Kenmerken van het ‘aangeboren’ immuunantwoord
o In alle multicellulaire organismen aanwezig
o Scala van mechanismen gericht tegen micro-organismen en/of schade
o De eerste lijn van verdediging tegen pathogenen
Afhankelijke van de aard van microbe
Vaak niet voldoende eliminatie door adaptief immuunantwoord
o Versterkt niet na herhaalde blootstelling ! GEEN GEHEUGEN!
11
- Toll-like receptoren + fucntie
o # verschillende TLR’s
o Op endosomaal en plasmamembraan
o Proces
1) bacterie/ virus bindt op receptor
2) Toll-IL-1 receptor (TIR) signalisatie domein wordt geactiveerd
3) adapterproteïnes w aangemaakt (trekken adaptermoleculen aan
4A) NF-χB (= transcriptiefactor) expressie ↗ cytokines, adhesie molecules en costimulators
*costimulator zorgt er voor dat de naïeve cel een effector cel wordt (kan niet enkel dr dendritsche cel)
4B) IRF’s (= transcriptiefactor = interferon regulatory factor) productie v type 1 interferon (IFNαβ)
5A) acute inflamatie OF stimulatie van adaptieve immuniteit
5B) aintviraal stadium
fagocyten
Monocyten/macrofagen neutrofielen
µprganismen opnemen + doden
migreren nr de plaats van infectie
ingestie en intracellulair doden van microbe
13
* ACTIVATIE & FUNCTIES VD MF
Complement + µorganisme
KLASSIEKE ACTIVATIE activeren SAMEN de
receptor
= kleine EW
= grote groep van cytokines
functie cellen aantrekken naar bepaalde
plaatsen dmv bepaalde receptoren
(G proteïne gekoppelde receptoren)
HOMING FACTOREN
= littekenweefsel
kan niet goed functioneel zijn
14
BALANS tussen stimulatie van inhiberende en stimulerende receptoren bepaalt of de NKcel tot
doden van doelwitcel overgaat.
MHC molecules aanwezig Inhibitor receptor geactiveerd NK cel w niet geactiveerd
geen celdood
MHC molecules afwezig (virus doet dit om zich te beschermen aangezien de MHC molecules
een Ag kunnen presenteren) Inhibitor receptor w niet geactiveerd NK cel w
geactiveerd celdood van de geïnfecteerde cel
Ook voor tumoren (< geen MHC molecules)
! complementair met CD8+ Tcel doormiddel vd MHC molecules worden de Ag aan hun
gepresenteerd.
o Mestcellen (4)
Zie later
2.4.2 Pentraxinen
- = pentamere plasma-eiwitten
o C-reactief proteïne CRP = merker EW die infectie aantoont (vooral bij bact. infectie)
[]↗ tot 1000 x na een infectie (normaal dus een hele lage [])
Synthese in de lever w gestimuleerd door IL-1 en IL-6
Herkent fosforylcholine
Actuefaserespons (zie later)
2.4.3 Collectinen
- = EW met een collageenachtig en een lectine-domein kunnen suikerresidues binden
o Mannose-bindend lectine (MBL)
o Surfactant Aen D (SP-A en SP-D) in alveolen
15
2.4.4 Ficolinen
- = EW met een collageen-achtig en fibrinogeen-domein
2.4.5 Complementsysteem
- = brug tussen adaptief en aangeboren
- Kan op verschillende manieren w geactiveerd leidt tot lysis + versnelde fagocytose v µorganismen
o Altijd hetzelfde resultaat
- < EW C1-C9 en factor B
o C3 is inactief en circuleert splitst in C3b en C3a
o C3b kan covalent binden met µorg + C5 w gesplitst in C5b en C5a
o Functies:
C5b zorgt vr omvorming v e groot complex dat porie vormt op µorg. LYSE
De kleine fragmenten C3a en C5a zorgen voor INFLAMATIE
C3b blijft op de µbe zitten waardoor MF hem beter HERKENNEN
- ! risico er mag geen porie gevormd worden op lichaamseigen cellen veel regulatie
- Activatie
o ① aan de opp. Vh µorg. Komt een klein beetje C3b
o ② µorg. Is al herkend door anti-lichamen activeerd C1 zorgt vr splitsing van C3
o ③ mannose bindend lectine bindt aan mannose op µorg. ook activatie + splitsing C3
Klein fragment
Groot fragment
16
2.5 FUNCTIES VAN DE AANGEBOREN IMMUUNRESPONS
- Bij infectie met extracellulaire bacteriën en fungi
o Acute inflammatoire respons opwekken
Vroege lokale reactie met aantrekken van de
neutrofielen en monocyten naar de infectieplaats
o Complement activeren
! soms weefselschade !
17
- Stimulatie van de adaptieve immuunrespons
o Stimulatie door de aangeboren afweer
o 1e signaal
Ag receptor
Zorgt voor innitiatie van aangeboren immuunsysteem
o 2e signaal
Nodig als bewijs dat het geen onschuldig Ag is
Zorgt voor initiatie adaptief immuun antwoord
Dendritische cellen kunnen cytokines produceren of
co stimuleren tot het expressie brengen
Complement bindt ook op receptor
o Sommige µorganismen ontsnappen aan de aangeboren afweer (zie tabel)
18
- Migratie van leukocyten naar plaats van infectie
o Leukocyten kunnen binden op deze liganden ze rollen over de vaatwand (dmv chemokinen gemaakt dr MF)
o De integrine op leulocyten ondergaan een wijziging meer affiniteit vr endotheel en ze kunnen dr de
vaatwand gaan
- Ontstekking = inflammatie
o Opruimwerkzaamheden
Microben activeren oa mestcellen, fagocyten en dendritische cellen
Secretie van chemische mediatoren
Histamine
Prostaglandines
Platelet activering factor (PAF)
Cytokinen oa TNFα, IL-1 en IL-6
DOEL
Activeren & rekruteren van circulerende cellen en factoren om infectie/schade te bestrijden
VERLOOP
Vaak geruisloos en zonder klinische tekenen
19
o Definitie en kenmerken van de ontsteking
In principe goedaardige gastheerreactie op beschadigende prikkel, kan zelf ook weefselschade
veroorzaken
Een ontstekingsreactie is reactie van gevasculeerd weefsel op een beschadigende prikkel
Klinische kenmerken
Calor (warm)
Rubor ( rood)
Tumor (zwellen)
Dolor (pijn)
Functio laesa (functie verlies)
o Initiatie en duur
Een ontstekingsreactie kan door veel verschillende reagentia en op verschillende manieren geïnitieerd
worden
Dr µorganismen of hun producten
Dr andere beschadigende prikkels
o Immunologische reacties (allergie, auto-immuunziekte,…)
o Trauma met necrose
‘vreemde’ lichamen zoals splinsters, hechtmateriaal bij operaties,…
o Fysische schade: vb.: verbranding, bevriezing, bestraling,…
Een ontstekingsreactie kan van accuut of chronisch van aard zijn
OUTCOME zeer verschillend kan van volledige genezing tot chronische ontsteking
20
Pus = etterig :
ontstekingsexsudaat rijk aan
dode neutrofielen & resten
van necrotische weefselcellen
+ plasma EW
o Chemische mediatoren
Onsteking w nauwkeurig gereguleerd door een scala aan ontstekingsmediatoren
Vaak aanwezig als precursoren in het plasma
Sommige opgeslagen in granula vd cel en gescreteerd na stimulatie
Vb.: histamine uit mestcellen en serotonine uit mestcellen & bloedplaatjes
o 3 plasma-enzymsystemen zijn verantwoordelijk vr de gecoördineerde productie
van veel verschilllende ontstekingsmediatoren
evenwicht tss een heel # factoren
! ook stollingssysteem isolatie van schadelijke prikkels !
# EW in plasma
Kleine peptiden
veroorzaken PIJN
21
Vele ontstekingsmediatoren w geproduceerd in de lever en in de circulatie uitgescheiden
Er bestaan ook gasvormige onstekingsmediatoren zoals NO dat intracellulair reageert met
superoxideanionen (ONOO-)
Andere de novo aangemaakt (zelf gesynthetiseerd) prostaglandines en cytokinen
Vanuit arachidonzuur worden lipide ontstekingsmediatoren gevormd waaronder
prostaglandines en leukoproteïnen
GM: kunnen op verschillende niveau’s inwerken
= cortisones
=sterkt anti-inflammatoir hoog
in de keten zeer effectief
(maar veel bijwerkingen)
o De actuefasereactie
Systematische effecten van ontsteking w vnl veroorzaakt door IL-1, IL-6 en TNF-α
Bij voldoende hoge [] van IL-1 & TNF-α via bloedbaan ook nr de hersens !!
Het blijft niet altijd lokaal
Er treden veranderingen op in de [] v/e # serum-EW= acutefase-EW genoemd
C-reactief proteïne CRP
o [] stijgt heel hard (goede parameter in bloed)
o Bevordert de fagocytose dr fosforylcholine op bacteriën, schimmels,.. te binden
Fibrinogeen
o [] stijgt 1,5 tot 5 maal
o Aggregatie en verhoogde sedemenatie van RBC
Complementeiwitten
o C3 en mannosebindend lectine
22
2.7 SYSTEMISCHE INFLAMMATOIRE RESPONS
- Oorzaak
o Infectieus of niet infectieus (trauma)
- Kenmerken minstens 2!
o T >38 of < 36 °C
o Hartslag > 90 min
o Ademhaling >2O/minuut
o WBC telling > 12 000 /mm³ of < 4 000 /mm³ of >10% onrijpe vomen
o
- Sepsis
o = infectie gerelateerd syndroom met 2 of meer tekens van systemische inflammatie
Ernstige septis = sepsis met 1 of meer tekens van orgaanfalen
Septische shock = sepsis met orgaanfalen en refractaire hypotensie ↗↗ risico op Ϯ
o ≠ septicemie = aanwezigheid van µorganismen of hun toxines in bloed
- Klinisch
o Lokaliseren en elimineren van infectie
o Cardiovasculaire ondersteuning
o Respiratoire ondersteuning
Volume expansie
vasopressoren
o Metabole ondersteuning
Insuline
! oudere mensen of immuun-gecompromiteerde patiënten hierdoor zijn eerste tekenen van sepsis
verwarring (andere symptomen w ‘onzichtbaar’ dr de GM’en
23
3 AANGEBOREN AFWEER IN DE STIMULATIE VAN ADAPTIEVE IMMUUNRESPONSEN
- Waarom zo complex?
o Immuunsysteem moet Ag vinden (weinig precursoren)
o Δ soorten microben vragen Δ aanpak
Vb.: virus vs wormen Δstadia van virusreplicatie …
- Professionele APC’s
o = antigeen presenterende cellen
o Professionele = sterke stimulus geven + Thelper cel activeren
o Costimulatoren zorgen voor 2e signaal = extra trigger (vooral voor naïeve cellen)
24
- Dendritische cellen
o < vele subpopulaties (langerhanscel in epitheel, in lymfeknoop)
o Agpresentatie Tcel met MF immunologische synaps tussen de 2 cellen
Conventionele DC Plasmacytoid DC
Locatie Weefsels Weefsels + bloed
Cytokines TNF en interleukines Type 1 interferonen
(interferon = typisch virale infecties)
Functie Inductie v Tcel antwoord tegen Ag Antivirale aangeboren
immuunsysteem en inductie van
Tcel antwoord tegen virussen
- Genetische organisatie
o Locus in alle mammalia
o Co dominant haploïde overdracht kans ¼ dat broers/zusen identiek HLA hebben
o 2 stets sterk polymorfe genen MHC-I en MHC-II
KLASSE LOCUS WEEFSELDISTRIBUTIE
MHC-I HLA-A, HLA-B en HLA-C Alle kernhoudende cellen
CD8+ CTLs kunnen elke virus-geïnfecteerde cel Ϯ trombocyten
MHC-II HLA-DR, DQ en DP Blymfocyten DC
interactie tussen CD4+helper Tcel en DC, MR en MF langerhanscellen
Bcellen Monocyten geactiv. Tcellen
MHC-III andere belangrijke immunologische molecules
(ligt tussen MHC-I en MHC-II)
25
- Structuur v MHC-klasse I en MHC- klasse II moleculen
o Klasse MHC-I
α3 bindt op CD8 (cytotoxische cellen)
Peptide < 8-11 AZ
Slechts 1 transmembraan peptideketen
o Klasse MHC-II
β2 bindt op CD4 (Thelper cellen)
peptide < 10-30 AZ
2 transmembraanpeptideketen
Breed
spectrum
Slechts 1
gebonden!
26
3.4 VERWERKING(PROCESSING) VAN EIWITANTIGENEN
- Voor presentatie via MHC-klasse II-molecules VERSCHILLEN EN GELIJKENISSEN TSS PATHWAYS KENNEN!
1) bacterieelViraal/gemuteerd EW in het
cytosol
2) w dmv een proteasome verschillend
peptides in het cytosol
3) gaat in het ER dmv actief transport
4) vormt dan een complex in het ER
(peptide past er net in)
5) wordt via een vesikel nr het membraan
gebracht waar het tot expressie komt
met een CD8+ CTL
27
BELANGRIJKE VERGELIJKENDE TABEL
- Kruispresentatie
o Procedure
De virus geïnfecteerde cel wordt volledig opgenomen in
een dendritische cel (als geheel) (= extracellulair = MHC II)
In de dendritische cel MHC I CD8+ T cel
T cel als antwoord
- OVERZICHT
28
- Immunodeficiëntie
o Niet elk peptide is immunostimulerend, sommige zijn belangrijker IMMUNODOMINANT
o Afhankelijk van de structuur van het AZ
Geladen
Benzeenring
…
o co dominantie : meerdere MHC’s (minder selectief)
29
4 ANTIGEENHERKENNING IN ADAPTIEVE AFWEER
- structuren AL Fab
o 2 zware ketens (= identiek)
α,δ,ε,γ en μ elke isotype een andere
Fc
gelijkaardige functie bij dezelfde isotypes (effectorfuncties)
IgM en IgE 4 C Ig domeinen
IgA, IgD en IgG 3 C Ig domeinen (korter)
o 2 lichte ketens (= identiek)
Κ,λ (geen functioneel verschil!)
Geen invloed op de effectorfuncties
Belangrijk voor de specifieke Ag herkenning
Carboxyterminale deel = ook Ig domein
30
-Zorgt vr flexibiliteit
zodat er 2 Ag
tegelijkertijd kunnen
w gebonden
(slechts in bep.
Isotypes)
-Bepaalt ook de
vorm!
- Ag-AL binding
o Affiniteit
= bindingssterkte tussen 1 enkele bindingsplaats van het AM en een monovalent Ag
Kd= dissociatie constante [Ag] om de helft vd bindingsplaatsen in een AL oplossing te bezetten
hoe kleiner hoe beter (10-7 -10-10 M)
Stijgt na herhaald contact = AFFINITEITSMATURATIE
o Aviditeit
Natuurlijke Ag < verschillende epitopen én binden met meerdere AL
Multimere Ag < bepaalde epitopen # keer
Kan ook ontstaan wnr meerdere kopijen v bepaald Ag aan het celopp. Voorkomen
AL kan meerdere identieke epitopen van multivalente antigenen binden (IgG 2x , IgM 10x)
Affiniteit blijft identiek MAAR algehele sterkte vd binding w beïvloed door die interacties = AVIDITEIT
o ° van immuuncomplexen ontstekingsreacties immuuncomplexziektes
- Functie van AL
o Effectorfunctie
W getriggerd door binding met Ag
o Functionele gevolgen
Afhankelijk van structuur en lokalisatie
32
o ΑβTR genen
Organisatie vd kiemlijn lijkt op die vh mulit-gen vd immunoglobines
Recombinatie van TRgensegmenten tijdens de rijping van Tcellen functioneel V domein
Genherschikking = essentieel gelijkaardig in B en Tcel
In thymus
- γδRcel receptor
o alternatieve TCR
o bevat γ en δ polypeptide ketens
o slechts kleine subpopulatie van de Tcellen
o GEEN MHC restrictie
Niet klassieke MHC achtige moleculen
OF Herkennen EW die niet meer gepresenteerd
w via MHC in de APC
o Kunnen waarschijnlijk de Irespons initiëren VOOR αβ Tcellen
- TcelR-CD3 complex
o centrum vd antigeenbindingsplaats w gevormd door CDR3
o CDR1 en CDR2 minder variantie
o GEEN somatische hypermutatie
o TCR binden NIET-covalent met een # polypetide ketens
Associatie is vereist vr
de expressie van TCR-complex op het celmembraan
signaaltransductie na antigeen herkenning
o synthese, assamblage en expressie aan het celopp. vh TCR complex tijdens Tcel maturatie
nog voor α- ofβketens tot expressie komen vormen γ, δ en ε ketens van CD3 een basisstructuur
associeert met αβ-heterodimeer in ER
modificeert met golgicomplex complete TRC-complexen w nr het celopp getransporteerd
33
- Algemeen proces
o stamcellen= zeer vroege voorlopers van lymfocyten = pro-lymfocyten
o Ondergaan enorme profliferatie oiv IL-7 (= groeifactor) pro B/Tcellen
IL-7 w geproduceerd door stromale cellen vh BM en thymus
voor AgR tot expressie komen!
o Eens AgR tot exressie nemen zij functie over om cellen te laten proliferen (zo enkel klonen met intacte
receptoren)
AgR w geproduceerd uit verschillende segmenten die uit kiemlijn DNA gescheiden zijn
o Onrijpe B/Tcel express een complete AgR
o Antigen herkenning bepaalt de selectie ( zowel expressie als specificiteit)
Sterk? apoptose (=negatieve selectie) kan een probleem geven vr auto-immuunziekte
Zwak? rijpe B/Tcel =positieve selectie)
34
- AL repertoire = totale gamma aan AL-specificiteiten
o ≈ activiteit v alle Bcel klonen die Ig synthetiseren + secreteren
- Alle Bcellen ° in BM vanuit stamcellen(=PREBCEL) die nog gene Ig produceren (+ foetale lever)
o Productie van ctyplamatische µ keten
o Sommige µketens gaan associëren met ‘surrogaat’ lichte ketens (bevatten geen Vregio’s)
o Complex µzwaar en surrogaat lichte ketens komen tot expressie op de celmembraan
o Stimulatie tot proliferatie en verdere maturatie Bcellen
o Productie lichte ketens IgM molecule kan w geassambleerd
o Komt op het celmembraan tot expressie = AgR (na associatie met EW Igα en Igβ SIGNAALTRANSDUCTIE
= ONRIJPE B CELLEN
Specificiteit veranderd niet meer als de de Bcel de volledige H of L keten tot expressie brengt!
Contact met Ag kan leiden tot celdood of tolerantie
o RIJPE BCELLEN
µ en δ zware ketens w in associatie gebracht met κ of λ lichte ketens en komen tot expressie
° membraan IgM en IgD (hebben dezelfde V regio en dus dezelfde Ag-specificiteit!!!)
Kan nu antwoorden op en Ag stimilatie
GEEN stimulatie sterven
Stimulatie GEACTIVEERDE B-CEL
- Genexpressie
o Bcel kloon = specifiek voor 1 enkele Ag
slechts 1 set van Ig H en L keten V regio’s tot expressie (erven er 2)
Slechts 1 allel komt tot expressie 1 Ag specificiteit
= allelische exclusie
o Bcel kloon produceert ofwel κ of λ lichte keten
Géén lichte keten switch binnen 1 Bcel Kloon (wel bij zware keten)
= lichte keten isotype exclusie
Chromosoom 14
TCR α keten
35
Ig H chain locus
o D diversity segmenten (gescheiden dr intronen)
o J (joining) segmenten (gescheiden dr intronen)
Chromosoom 2
Ig κ keten locus
GEEN D segmentatie!
36
4.2.4 Mechanismen van diversiteit in het AgR repertoire
- Enorm grote variatie
o Recombinatie (fine tuning)
Unieke combinatie tussen V, D en J gensegmenten (# zijn gigantisch (106 vr Ig, 3.106 TCR)
Junctional diversity (koppelingsvariabiliteit)
Combinatie van H en L ketens
Somatische hypermutatie introduceert puntmutaties
Affiniteitsmaturatie binnen humorale respons!
Enige manier waarop de specificiteit kan veranderen eens de ketens gevormd zijn!
37
5 CMI- ACTIVATIE VAN TCELLEN DOOR CEL-GEASSOCIEERDE ANTIGENEN
38
5.2 ANTIGEENHERKENNING EN CO-STIMULATIE
- verschillende ligand-receptor paren zijn betrokken in T-cel activatie
Om I-antwoord te
kunnen stoppen
CD28 bindt niet
meer met B7
Bevorderen van
cel-cel interactie Co-receptorpaar= sterk
bijkomend signaal om
Tcel te activeren
ITAM
Immunoreceptor tyrosine
gebaseerde activatie motief
39
o Costimulatie + of – beïnvloeden
+ CD28 –B7 of CD40 – CD40
- CTLA4-B7
o TOEPASSINGEN
Bij auto-immuunziektes een te sterkte activatie
CTLA-4 heeft een grote affiniteit vr B7 w ook veel in GM gebruikt
Aan de CTLA-4 hangt er constant een stuk Ig aan(CTLA-4 Ig)
Tumoren w onderdrukt dr IS maar dr CTLA-4 ipv CD28 te laten binden met B7 w tumoren niet
onderdrukt!
- Tcel antwoorden op Ag en co-stimulatie
o Secretie van cytokinen en expressie van hun receptoren
o Klonale expansie en differentiatie van naïeve Tcellen in effectorcellen
o Effectorfuncties van CD4+-helper Tcellen in cel gemedieerde en humorale immuniteit
o ° en functies van TH-substes van CD4+Tcellen
o ° van geheugen Tcellen
o Dalen van immuunrespons
o Polyklonale Tcelactivatie
o HIV patiënten heeft bijna geen CD4 meer minder weerstand tegen infecties
o Als er MHCI of MHCII is w CD4 en CD8 geactiveerd
40
5.3 BIOCHEMISCHE PATHWAYS VAN TCEL ACTIVATIE
- expressie v hele set aan EW met functie in Tcelantwoord
- belang van tijdaspecten bij interpretaite van I-antwoorden
o elk EW komt op een bepaald tijdstip tot expressie
o vb.: CTLA-4 komt pas tot expressie wnr infectie onder controle is
- immunologische synsaps
o Ag herkenning dr Tcellen vroege signalering
o Tyrosine fosforilatie van het TCR complex
o Recrutering van adaptor proteines op de plaats van
TcelAg herkenning
o Activatie van verschillende biochemische intermediairen
o Activatie van verschillende transcriptiefactoren die transcriptie van genen stimuleert
NFAT NF-κB AP-1
o Tcel activatie ° van cytokines
41
o Rol van IL2 en IL2R in T-celproliferatie
IL2 productie al na 1à2 uren
Antwoord op IL2 mogelijk dankzij IL2R ↗↗
Proces
Tcel activatie dr Ag + costimulator
Secretie van IL2
Expressie van IL2Rα keten &
vorming v high-affinity IL2Rαβγ complex
IL2 induceerde Tcel proliferatie
o In aangeboren afweer
Vnl geproduceerd dr MF
o In aangepaste afweer
Vnl geproduceerd dr Tcellen
o Humorale
CD4+ Tcellen die gedifferentieerd zijn in effectorcellen express CD40L + secretie van cytokines
CD40L bindt met CD40 van op de Bcel+ cytokines binden met de receptoren v op die cellen
Combinatie van beide signalen B cel secreteert AL die Ag kan neutraliseren & elimineren
- Ontstaan en functies van TH1, TH2 en TH17 subsets van CD4+ Tcellen
o Ontstaan en functies van TH1-subsets van CD4+-Tcellen
Opsonisatie en complementbinding dr IgG AL (µoben bekleden met AL)
o Ontstaan en functies van TH2-subsets van CD4+-Tcellen
Overdreven IgE overdreven basinofielen bronchiale hyperactiviteit (ASTMA)
o Ontstaan en functies van TH17-subsets van CD4+-Tcellen
Epitheelcellen stimuleren vr de aanmaak van anti-microbiele peptides
42
Subset Cytkines Immuunreactie Tegen Rol in ziektes Extra info
TH1 IFNγ MF activatie Intracellulaire Auto-immuunziekte Bij te veel actie of te lang na
Ig productie dr Bcel microbes Weefselschade dr infectie
chronische ziektes Hft invloed op Δ cellen
TH2 IL-4 Mestcellen Worm inf. Allergische reacties Bij onschuldige allergeen
IL-5 Eosinofiel activatie Proteine Ag tegenkomen toch een reactie
IL-13 Ig prodcutie dr Bcel
Alternatieve MF activ.
TH17 IL-17A Neutrofiel & Extracellulaire Auto-immune en Voornamelijk oorzaak voor
IL-17F Monocyt inflamatie bacteria inflammatoire ziektes AI-ziektes
IL-22 Fungi 17 want produceert veel IL-
17
43
- polyklonale T-celactivatoren
o binden TCR van veel of alle Tcel klonen ongeacht peptide MHC specificiteit
AL specifiek vr TCR of CD3 (CD3 is op alle Tcellen aanwezig)
Polymere koolhydraat bindende EW
Vb.: fytohemagglutinine A (= PHA) = lectine (kan binden met suikerresidue op Tcel
Bepaalde microbiële EW = superantigenen
o Experimentele moleculen om Tcel activatie te bestuderen
o In vitro gebruik in klinische context
Testen van Tcel functie
Om metafase-DNA te bekomen vr chromosoom analyse
o In vivo belang
Microbiële Ag excessieve cytokine vrijstelling van Tcellen
44
6 EFFECTORMECHANISME VAN TCEL CMI – FUNCTIES VAN TCELLEN IN VERDEDIGING
45
6.3 EFFECTORFUNCTIES VAN CD4+ HELPER TCEL
- experiment
o met intracellulaire Listeria Monocytogenes
o muis infecteren met Listeria nr mild en daar vermenigvuldigen
muis A
behandelen met niet- immune Tcellen # Listeria cellen ↗
o serum is niet immuun!
muis B
behandelen met immune Tcellen # Listeria cellen ↘
(komen van muis die L heeft overwonnen)
o < immuun serum
Muis C
Behandelen met niet-immuun serum # Listeria cellen ↗
Muis D
Behandelen met immuun serum # Listeria cellen ↗
In vitro
Immuun Tcel + Listeria kiemen geen dode kiemen
o Activeren in vivo de MF, in vitro kan dit niet geen effector functie!
Rustende MF heel klein # dode kiemen
Geactiveerde MF ong. 100 % vd kiemen gedood
46
6.4 EFFECTORFUNCTIES VAN CD8+ CYTOTOXISCHE TCEL
- mechanisme van doden van geïnfecteerde cellen door CD8+ cytolytische cellen
o CTLs hekennen MHC I geassocieerde peptides van geïnfecteerde cellen
o Vormen sterken bindingen
o Adhesie molecules zoals integrines stabileseren de binding
o CTL activatie: het vrijlaten van granules (perforine en granzymes)
Dr de perforines kunnen de granzymes gemakkelijker in de cel
o Apoptose van de cel (georganiseerde!)
47
7 HUMORALE IMMUUNRESPONSEN- ACTIVATIE VAN BCELLEN & PRODUCTIE VAN AL
Proteïne Ag THcel
Geen proteïne Ag
48
- Rol van complement EW C3d en andere signalen vh aangeboren IS in Bcel activatie
o BCR is niet sterk genoeg w versterkt dmv CR2 en TLR’s
o Aangeboren en adapatief werken nauw samen
aangeboren werkt stimulerend op adaptief
o CR2 (complement receptor 2)
Dmv complement activatie C3d op microbe
Herkenning door Bcel met Ag + c3d bindt met CR2
Associatie met andere ketens
Extra triggering vr Bcel proliferatie en differentiatie
o TLR’s
TLR herkent PAMP
Extra triggering voor proliferatie en differentiatie v Bcel
7.3 FUNCTIE VAN THCELLEN IN DE HUMORALE IMMUUNRESPONS T.O.V. EW-AG (TCEL AFHANKELIJKE AG)
- Presentatie v Ag dr Bcellen aan THcellen
o Bcel herkent levend EW Ag
o Receptor gemedieerde endocytose van Ag
o Ag processing en presentatie MHC II
o Tcel herkenning van Ag < specificiteit vr dat peptide
49
- Mechanismen van helper Tcel gemedieerde activatie v Bcellen
o THCel herkent peptide Ag gepresenteerd dr Bcel en costimulatoren ( B7,..)
o THCellen w geactiveerd vr expressie van CD40L + secretie van cytokines
o Binden beiden op receptoren die op Bcel bevinden
o Activatie van Bcel
50
Signaal : CD40L en cytokines
Recombinatie Sµ met Sγ + deletie van tussenliggende C genen
o Transscriptie van γ mRNA
o Translatie van γ proteine
o IgG
Recombinatie Sµ met Sε + deletie van tussenligende C genen
o Transscriptie van ε mRNA
o Translatie van ε proteine
o IgE
- Affiniteitsmaturatie in ALresponsen
o In variabele regio vooral puntmutaties affiniteit vr Ag ↗↗
o Maturatie ° Na een # proliferaties ° puntmutaties EVOLUTIE
( hogere mutaties bij Ig andere EW )
o Selectie van hoge affiniteit Bcellen in de kiemcentra
Bcellen w geactiveerd dr Ag en THcel
Sommige migreren nr follikels v germinale center
ondergaan dr snelle proliferatie + vele mutaties
° Bcellen met allemaal een verschillende affiniteit vr Ag
FDC (folliculaire DC) tonen een Ag herkennen?
Presentatie van Ag aan THcel
Bcel overleeft, andere ondergaan apoptose
Competitief voordeel
o Moet een grote affiniteit hebben + herkennen
51
8 EFFECTORMECHANISMEN VAN HUMORALE IMMUNITEIT – DE
ELIMINATIE VAN EXTRACELLULAIRE MICRO-ORGANISMEN EN TOXINEN
- Neonatale Fc receptor FcRn draagt bij tot het lange halfleven van IgG
o IgG bindt met FcRn complex komt in het recycling endosoom IgG w vrijgelaten v FcRn dr Ecel. pH
o IgG van de moeder kan doorheen de placenta nr het kind
52
8.4 IGE EN EOSINOFIEL OF MESTCEL GEMEDIEERDE REACTIES
- IgE AL bindt met worm
- Eosinofielen worden gerecruteerd en geactiveerd dmv FcεRI
- Degranulatie op de cel + vrijkomen van cytotoxische mediatoren Ϯ worm (wormen zijn te groot vr fagocytose!)
o TH2 cel zorgt vr productie van IL-5 meer kans op doden van worm
C1 w geactiveerd
53
- Receptoren vr C3 fragmenten = complement receptoren
o Type 1: functie
Fagocytose
verwijdering van immuuncomplexen
promoot dissociatie van C3 convertase door de cofactor te zijn vr de klieving van C3b en C4b
o Type 2: functie
Coreceptor vr Bcel activatie
Vangen van Ag in germinale centra
Receptor vr EBV
o Type 3 = integrine
o Type 4 = integrine
- Regulatie vh complementsysteem
o # stops ingebouwd zodat onze eigen cellen niet w aangevallen
o Vorming van een C3bBb complex (alternatieve pathway C3 convertase CR1 kan factor Bb er afhalen en
complexeert zelf met C3b doet zich voor als cofactor vr factor I gemedieerde proteolytische splitsing van
C3b °iC3B (is geïnhibeert)
o Belangrijke componenten
Er zijn zowel plasma proteïnes (factor I) als membraanproteïnes (CR1) (groot #)
CR1 = type 1 complement receptor
Zorgt voor de distributie van C3 convertase distributie
Cofactor voor factor-1-gemedieerde splitsing van C3b en C4b
Factor I
Proteolytische klieving van C3b en C4b
- Complement deficiënties
o Klassieke pathwaycomponenten
Ag en AL complex zorgen vr activatie kan neerslaan bij ontbreken van molecules die er normaal
mee zouden moeten reageren
o Alternatieve pathwaycomponenten
Is een heel belangrijke pathway, als de klassieke namelijk niet werkt, is deze nog voldoende
Bij geen C3 groot probleem zeer vatbaar voor infecties = C3-deficiëntie
o Terminale complement componenten
Speciefiek vr bepaalde stammen bacterieën die je niet gaat kunnen doden
o Regulatoire EW
Lichaamseigencellen aanvallen
54
o Complement receptoren
Niet meer kunnen fagocyteren,…
8.9 VACCINATIES
- zie cursus vaccins
55
9 IMMUNOLOGISCHE TOLERANTIE EN AUTO-IMMUNITEIT -
ZELF-NIET-ZELF DISCRIMINATIE BINNEN HET IS EN HET FALEN ER VAN
56
- Perifere Tcel tolerantie
o Er zijn Δ mechanismen
Normale Tcel antwoord
DC + Tcel: TCR + B7(costimulatie) + vreemd peptide effector en geheugen Tcellen
Anergie
DC + Tcel: TCR+vreemd peptide (gn co stimulatie) geen activatie (signaal te zwak)
Signaal w geblokkeerd of inhibitor receptor v naieve Tcel (CTLA4)
Onderdrukking
DC+ Tcel + regulerende Tcel geen activatie
Deletie
DC + Tcel: TCR + vreemd peptide (gn co stimulatie) apoptose
- Apoptosemechanisme in Tcellen ≠necrose hierbij ontsnappen soms wel stoffen uit de cel ( apoptose)
o Normaal
APC + Tcel ° IL-2 anti-apoptotische EW inducers van apoptose worden afgezonderd in
mitochondria Tcel proliferatie en differentiatie
57
9.3 BCEL TOLERANTIE
- Centrale tolerantie in onrijpe Bcellen
o Hoge aviditeit eigen Ag herkenning
Receptor verandering Expressie van nieuw Ig V regio niet-eigen reactieve Bcel
Andere apoptose!
o Lage aviditeit eigen Ag herkenning
Gereduceerde receptor expressie anergetische Bcel (niet functioneel)
9.4 AUTO-IMMUNITEIT
- Principes en pathogenese
o A-I is er altijd alleen meestal zonder schade
o 2 soorten oorzaken
Genetisch
Falen van eigen-tolerantie eigen-reactieve lymfocyten kunnen weefselschade
veroorzaken
Omgevingsfactoren
Infectie of andere inflammatoire stimuli promoten de influx van lymfocyten nr het
weefsel activatie van APC Activatie van eigen-reactieve lymfocyten weefselschade
= A-I ziekte
- Genetische factoren in auto-immuniteit zonder associatie met allelen van de MHC locus
o Genen die coderen vr EW die belangrijk zijn voor het IS
C2, C4, CD25,…
58
10 IMMUUNANTWOORDEN TEGEN TUMOREN EN TRANSPLANTEN (NIET-INFECTIEUS!)
- immunodeficiëntie en tumorvirussen
o huidkanker (papillomavirus) meest voorkomende na orgaantransplantatie (immunosuppresiva’s)
o tumoren van het IS (lymfoom) dr EBV bij andere vormen van immunodeficiëntie (malaria, AI-ziekte, …)
59
- Ontsnappen van tumoren aan immuunreacties
o Falen van Ag productie
o Mutatie in MHCgen of genen die nodig zijn voor Ag presentatie
o Secretie van I-suppresieve EW of expressie van inhiberende oppervlakte EW
o Sinsitisatie en afstoting
direct
indirect
61
o ABO bloedgroep Ag
- Stamcel-beenmergransplantatie
o Vroeger was BM de enige bron vr hematopoëtische stamcellen
Nadeel: procedure vraagt narcose vd donor
o Nu: perifere stamcellen als bron
62
11 PATHOGOLIEËN VEROORZAAKT DOOR IMMUUNANTWOORDEN
Enkel IgE
Niet zo plots
Moeilijk in te delen
63
o effectormechanismen van AL-gemedieerde aandoeningen
Nu tegen lichaamseigen
structuren ipv µben
Hogere immuunsecretie
Blokeren van Ach receptor
Activatie van receptor door AL Myastenia gravis
64
Iets trager (# uren) laattijdige
inductie van inflammatie
bronchoconstrictie
0 - GM werken op verschillende mediatoren
1 - plaats vd symptomen is afk. waarvoor de persoon gevoelig is
- Esosinofiel w vaak aangetrokken door # molecules die vrijkomen
in bijvenstaande reactie ° schade
65
12 AANGEBOREN EN VERWORVEN IMMUNODEFICIËNTIES
66
12.3 VERWORVEN IMMUNODEFICIENTIES
- overzicht
Oorzaak Mechanisme
HIV uitputting van CD4+ helper Tcellen
Irridatie en chemotherapie behandeling tegen Gedaald BM-precursoren vr alle leukocyten
kanker
Immunosuppressiva tegen orgaanafstoting en Uitputting of functionele daling van de lymfocyten
inflammatoire aandoeningen
Kanker waarbij BM bij betrokken is Verkleinde plaats van leucocyten ontwikkeling
(metastase, leukemie)
Slechte Proteïne-calorie voeding Metabolische deregularisatie inhibeert lymfocyten maturatie en functie
Verwijdering van milt Verminderde fagocytose van microben
- Diagnostiek
o HIV infectie w gediagnosticeerd via opsporing van anti-HIV AL in het bloed
o Seroconversie CAVE lagfase in het begin niet te zien!
o Conformatietesten in referentielabo’s (als men zegt dat iemand positief is)
o AIDS= CD4+ Tcellen < 200/µL (normaal 500-1500) OF AIDS-gerelateerde infectieuze aandoening of kanker
(majeure tekenen typisch voor aids)
- Epidemiologie
o Afrika hoge # Europa 0,5%
o 35,3 miljoen dragers/lijders 1,6 miljoen Ϯ/jaar (Belgie 122/1milj inwoners)
- België en de strijd tegen aids
o Wetenschappelijk onderzoek
Instituut van Tropische Geneeskunde
Rega instituut
Pharma industrie (Tibotec, Jansen)
o Beleid
Prof. Dr. Peter Piot UNAIDS tot VN instelling
o Concentratie op 2 populaties
Homo’s
Mensen die HIV hebben dr heteroseksuele relatie afkomstig van subsaharisch Afrika
o Men moet aandringen op veilige seks + vooral mannen die nieuw gediagnosticeerd
68
- Therapie bij HIV
o Inhibitie van penetratie in GH-cel (van het HIV-partikel)
o Inhibitie van de transcriptie van het virale genoom
o Inhibitie van post-translationele stappen (na HIV EW gemaakt zijn)
o COMBINATIETHERAPIE ESSENTIEEL
HAART = highly active antiretoviral therapy
Er is nog steeds niet 1 middel dat werkt
o Mensen hebben steun nodig van psycholoog, vrienden, familie, arts, apotheker
- Preventie !!!
o Nog steeds gene HIV vaccin (moeilijk om te maken!)
o Condoom
o SOA!
69
13 AANVULLINGEN AL: WAAROM ZO BELANGRIJK
- Fragmentatie van AL
o Afhankelijk van nood bepaalde fragmenten gebruiken
- Klassen van AL
o Biologische eigenschappen van verschillende humane Ig klassen
Monomeer
Dimeer
pentameer
o Subklassen van IgG:belangrijke Δ (%, T½, complement binding, placentale passage, binding monocyten)
IgG1 70% 23 d + ++ +++
IgG2 20% 23 d + ± +
IgG3 7% 7d +++ ++ +++
IgG4 3% 23 d ++ ±
o Serologie
Bepalen van AL voor diagnose
Infectieuze viraal vb.: anti-Hep C
Infectieuze niet virale vb.: chlamidia
- Ag-AL interacties
o Bindingen: hydrogeen, ion, hydrofobe en Van der Waals
Elke binding is zwak, maar samen zijn ze sterk
o Flexibiliteit van AL-moleculen
Breed gespreid celoppervlakte determinanten
Dichte celoppervlakte determinanten
Structuren van de scharnierzone kunnen veranderen!
70
o Begrippen ivm interactie AL-Ag
Affiniteit vs aviditeit: interactiesterkte tss 1 bindingsplaats AL Ag gehele bindingsterkte tss AL & Ag
Hoe meer valentie, hoe sterker de totale interactie
Kruisactiviteit: AL reageert met Ag waarmee het in het begin niet voor bedoeld is
Valentie: # interactieplaatsen
Enkel AL tegen coke = PLOYKLONAAL ( bevat Δ AL want afkomstig van Δ Bcel klonen)
o Door coke affiniteit kolom : AL voor coke kunnen op Δplaatsen met coke binden
o Alles loop er door: albumine, IgG niet voor coken,…
o Elutiebuffer erdoor: anti-coke AL komen er
71
Is heel klein om veel
bloed te kunnen
trekken
*
Verdelen/sorteren
Slechts dochtercellen
van 1 moedercel /PB’
(wel gericht tegen
hetzelfde Ag)
* zie p.32!
72
- Adjuvantia w mee ingespoten samen met vaccin
o Bestanddelen die de immuunrespons ↑
Ag presentatie
↑ costimulatie
↑ granulomavorming (opstapeling van een # IS-cellen vaccin blijft langer ter plaatsen)
Niet-specifieke ↑ van proliferatie
o Vb.: meest gebruikte alluminium
Stimulatie van inflamasoom, cytokines,…
Vervangen dr veiligere adjuvansen MF59, MPL+ALU, ASO3
- Immunologische methodes
o Zonder merkers
Agglutinaties
Precipitaties
Mengen in Δ verhoudingen oplosbaarheid Δ!
o Bij neerslag correcte verhouding
= equivalence zone
+: weinig materiaal nodig
– niet heel gevoelig
o Gemerkte bepalingen
ELISA
Immuunrespons tegen bepaalde infecties
Titer wordt bepaald dmv het # verdunningen
INDIRECTE ELISA
o Rechtevenredig [onbekende]/kleur
SANDWICH ELISA
o Rechtevenredig [onbekende]/kleur
COMPETITIEVE ELISA
o Omgekeerdevenredig [onbekende]/kleur (hoe meer Ag in stap 1 kan binden met Ag,
hoe minder kleur
o Overmaat terugtitreren
73
western blotting
EW mengsel w via electroforese gescheiden
Electroforetische transfer naar membraan
‘blokkeren’ van vrije bindingsplaatsen
Incubatie met primair AL bindt rechtstreeks met onbekend Ag
Wasstappen
Incubatie met gemerkt secundair AL
Detectie
signaal
Immunohistochemie = immunofluorescentie
A) -: je moet aan het primair AL covalent binden met de merker (= moeillijk)
B) anti-isotype AL= zijn specifiek tegen Fc deel van mens-AL voor Anti-muisAg (w
aangemaakt in ander dier)
C) proteïne A < een hoge affiniteit vr FC-stuk hierop w fluorescentie molecule gebonden
74