Professional Documents
Culture Documents
De Grote Ideeën (Automatisch Opgeslagen)
De Grote Ideeën (Automatisch Opgeslagen)
FI1V19008
Blackburn: Introduction
Empirical question: a question with a matter of experience Het kan worden geregeld door
middel van afgesproken procedures, met kijken en zien, metingen doen of regels toepassen
die aan de ervaring zijn getoetst en werken (blz. 3).
Onze ideeën en concepten zijn te vergelijken met de bril waarmee we naar de wereld kijken.
In de filosofie is de lens zelf het onderwerp van de studie. Succes zal niet een kwestie zijn
van hoeveel je aan het einde weet, maar van wat je kunt doen als het moeilijk wordt:
wanneer de zeeën van ruzie opkomen en verwarring uitbreekt. Succes betekent dat je de
implicaties van ideeën serieus moet nemen (blz. 5).
High ground: stelt de vraag in vraag: een typische filosofische strategie, omdat het gaat om
één niveau van reflectie. Wat bedoelen we als we vragen wat het punt is?
Reflection bakt geen brood. Het is gewoon dat we onszelf willen begrijpen. We willen dit voor
onszelf. Er is geen oog voor praktische toepassingen.
Dit is een heel zuiver antwoord. Het probleem ermee is niet dat het verkeerd is. Alleen zal
het waarschijnlijk alleen mensen aanspreken die al half overtuigd zijn - mensen die de
oorspronkelijke vraag niet op een zeer agressieve toon hebben gesteld.
Low ground: Het laagdrempelige antwoord polijst dit punt alleen maar een beetje, niet in
verband met mooie schone onderwerpen zoals economie of natuurkunde, maar in de kelder
waar het menselijk leven wat minder beleefd is.
Samenvatting:
1 Wijsheid
Alle mensen streven van nature naar kennis dit blijkt onder meer uit het feit dat we houden
van zintuigelijke waarnemingen (we verkiezen het zien boven haast alle andere dingen
doordat het ons het meest doet onderkennen en het laat veel verschillen zien).
Van nature zijn dieren uitgerust met waarneming. Wanneer bij sommige door
waarneming geheugen ontstaat zijn ze beter in staat tot leren en verstandiger dan degene
die dingen niet kunnen onthouden. Wanneer dieren niet kunnen horen, zijn ze verstandig
maar niet in staat om te leren. Dieren die wel tot leren in staat zijn, zijn dieren die geheugen
en gehoor hebben.
Mensen worden onderscheiden van dieren doordat ze rede hebben. Bij mensen
ontstaat uit geheugen ervaring. Rede komt bij mensen tot staat door middel van ervaring.
Polus: ‘ervaring brengt kundigheid (rede) voort, onervarenheid toeval’. Dus rede ontstaat
wanneer uit een aantal inzichten die tot de ervaring behoren, één algemeen oordeel ontstaat
tot alle gelijke gevallen (bijvoorbeeld een medicijn dat bij meerdere mensen aanslaat of
wanneer meerdere mensen koorst hebben bij ziekte = een zaak van kundigheid/rede).
Met het oog op handelen lijkt ervaring niet te verschillen van rede/kundigheid men
met ervaring slagen eerder dan mensen (met verklaring) zonder ervaring.
Toch vinden we dat inzicht en begrip meer aan kundigheid/rede dan aan ervaring
toebehoren. We vinden mensen met kundigheid/rede verstandiger dan mensen met ervaring
(in de veronderstelling dat wijsheid een mens toebehoort naarmate hij inzicht heeft).
Deskundigen kennen die oorzaak. Mensen met ervaring kennen wel het ‘dat’ maar niet het
‘omdat’. Deskundigen kennen het ‘omdat’ en de oorzaak. We beschouwen kundigheid/rede
meer als kennis dan ervaring: mensen met rede/kundigheid kunnen onderwijzen.
We houden geen enkele van de zintuigelijke waarnemingen voor wijsheid. Ze geven
van niets het waarom aan (waarom is vuur warm? Ze geven alleen aan dat het warm is).
Men bewondert degene die het eerst uitvindt (gaat verder dan onze gemeenschappelijke
waarnemingen) omdat hij verstandig is en boven de rest uitsteekt.
Het verschil tussen kundigheid/rede, kennis en aanverwante begrippen is uitgelegd in
Ethica. We zetten dit uiteen omdat iedereen van oordeel is dat wat wijsheid wordt genoemd
betrekking heeft op de eerste verklarende oorzaken en de beginselen.
Dat wijsheid kennis is omtrent bepaalde beginselen en oorzaken is hiermee duidelijk.
2 Oorzaken en beginselen
Als dit dan kennis is die we zoeken, moeten we onderzoeken wat de oorzaken en beginselen
zijn waarover de kennis handelt die als wijsheid wordt beschouwd. Wat is een wijs of
verstandig mens?
1) Een wijs mens is iemand die alles weet zonder kennis te hebben van elk ding
afzonderlijk.
2) Een wijs mens is iemand die in staat is dingen te kennen die moeilijk zijn (waarnemen
kan iedereen, dit is dus makkelijk en geen teken van wijsheid)
3) Een wijs mens is iemand die de oorzaken van disciplines kent en deze kennis kan
onderwijzen (iemand die wijzer is, moet gehoorzaamd worden).
Opvatting (1) is wellicht wat men de moeilijkste vindt: het is namelijk het verst verwijdert van
de zintuigelijke waarnemingen. De meeste exacte vormen van kennis zijn die het meest
betrekking hebben op de eerste beginselen: zo is rekenkunde exacter dan meetkunde. De
kennis die de oorzaken beschouwd is ook beter geschikt om te onderwijzen: degene die
onderwijzen zijn die de oorzaken aangeven.
De term ‘wijsheid’ slaat op deze zelfde kennis. Deze kennis moet een beschouwing
zijn van de eerste beginselen en oorzaken; ook het goede is immers één van de oorzaken.
Dit is niet een vorm van productieve kennis (blijkt ook uit begin van de filosofie). Men
ging voor het eerst filosoferen omdat ze zich verwonderden (rondom bevreemde dingen).
Wie zich verwondert en vragen stelt is van mening dat hij onwetend is. Ze streefden naar
kennis om het weten, niet om er gebruik van te maken. Pas toen alles makkelijk en
aangenaam was in het leven, is men begonnen om naar dit inzicht te zoeken.
Volgens Simonides hebben mensen niet het recht om deze kennis te bezitten
(mensen zijn volgens hem in meerdere opzichten slaafs): ‘een god mag dit voorrecht
bezitten’.
Iedereen is het over eens dat god tot de oorzaken behoort en een soort beginsel is;
en dit soort kennis zal god als enige of bij uitstek bezitten. De andere vormen van kennis zijn
dus allemaal noodzakelijker dan deze, maar niet een is beter.
Het verwerven van deze kennis moet voor ons in zekere zin uitkomen op het
tegendeel van wat we in het begin onderzochten.
Elk vak, elke vaardigheid, houdt de besturing in van een speciaal gebied. Wanneer dat
gebied van dezelfde aard is als dat vak zelf, dan kan het niet anders of dat vak richt zijn
onderzoek op zichzelf. Als het er echter van verschild, dan kan het zichzelf niet bestuderen.
De belangrijkste taak van de filosoof is om indrukken te toetsen en kritisch te beoordelen en
met geen enkele ongetoetste indruk genoegen te nemen (muntgeld voorbeeld).
Eudaimonia
Meditationes
Metafysica het gaat voorbij de fysica = (wiki) Metafysica is de filosofische discipline die
volgens Aristoteles na (in het Grieks: meta) de fysica, de studie van de natuur, komt.
De metafysica onderzoekt de eerste oorzaken van de dingen. Daarbij moet men oorzaak
echter niet opvatten in de gangbare zin van causaliteit.
Epistemologie (episteme = kennis/wetenschap) = (wiki)
Kennistheorie of epistemologie (Oudgrieks: ἐπιστήμη, epistēmē: kennis en λόγος, logos:
leer), ook wel kentheorie, kennisleer, kenleer of criteriologie[1] genaamd, is de tak van
de filosofie die de aard, oorsprong, voorwaarden voor en reikwijdte van kennis en het weten
onderzoekt. Het vakgebied is vooral vooraanstaand binnen de analytische filosofie, die
verbanden legt met inzichten vanuit de logica. Ook bij verscheidene continentale
filosofen komt het probleem van de menselijke kennis aan de orde, voornamelijk in
de fenomenologie, maar dan vaak gekaderd in een groter geheel.
De wetenschapsfilosofie onderzoekt de houdbaarheid en de ontwikkeling van
wetenschappelijke theorieën, en vormt een deelgebied van de epistemologie. De centrale
vragen binnen de epistemologie zijn:
"Wat is kennis?"
"Wat kan ik weten?"
"Hoe wordt kennis vergaard?"
Daarnaast onderzoekt de kennisleer aan kennis
verwante concepten als overtuiging, rechtvaardiging, waarheid en waarneming. Vaak wordt
er gezocht naar een criterium, hetzij in de mens zelf, hetzij ergens in de buitenwereld, om als
fundament van zekere, betrouwbare kennis te kunnen dienen. De epistemologie houdt zich
ook bezig met het Gettier-probleem ofwel het probleem van 'schijnbare kennis', en met
het filosofisch scepticisme, de filosofische stroming die meent dat de wereld onkenbaar is.
Hoorcollege 2
1 Knowledge – Blackburn
3 Motivations, questions
De zintuigen bedriegen ons soms. Dus voor zover we weten, bedriegen ze ons altijd. –
Descartes.
But that is a bad argument – a fallacy. Compare:
Kranten maken weleens fouten. Dus voor zover we weten, maken ze altijd fouten.
Het begin van de zin lijkt waar, maar de conclusie lijkt hoogst onwaarschijnlijk.
Sommige bankbiljetten zijn vervalsingen. Dus voor zover we weten, zijn het allemaal
vervalsingen.
Hier is de conclusie dus onmogelijk.
Een redenering is geldig als er geen manier is - dus geen mogelijke manier - dat de
premissen, of uitgangspunten, waar zouden kunnen zijn zonder dat de conclusie waar is. Het
is correct als het geldig is en het heeft ware premissen, in welk geval de conclusie ook waar
is. Het zojuist genoemde argument is duidelijk ongeldig, aangezien het niet beter is dan
andere voorbeelden die ons van waarheid naar onwaarheid leiden.
Geen wonder dat een kracht die zo onstandvastig en bedrieglijk is, ons tot fouten zou leiden
als we kritiekloos gevolgd worden (zoals het moet zijn) in al zijn variaties. Het is deze kracht
die
• laat ons redeneren vanuit oorzaken en gevolgen
• en dat overtuigt ons van het voortbestaan van externe objecten wanneer ze afwezig zijn in
de zintuigen.
Maar hoewel deze twee handelingen in de menselijke geest even natuurlijk en noodzakelijk
zijn, zijn ze in sommige omstandigheden rechtstreeks in strijd met elkaar (paragraaf 4); dus
we kunnen niet degelijk en regelmatig redeneren vanuit oorzaken en gevolgen terwijl we
tegelijkertijd geloven in het voortbestaan van materie.