Computertechniek 19

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 55

Computertechniek 19.

Het internet

19. Het internet

19.1 Ontstaan van het internet

Het jaar 1957 was een bijzonder jaar in de wereldgeschiedenis aangezien


toen de eerste satelliet, de Spoetnik, door de Sovjetunie in de ruimte werd
gelanceerd. De Sovjetunie en de Verenigde Staten stonden al jarenlang
tegenover elkaar in de ruimtewedloop en deze gebeurtenis was voor het
Ministerie van Defensie van de Verenigde Staten daarom ook een goede
reden om het Advanced Research Projects Agency (ARPA) op te richten
in 1958. Het idee van dit initiatief was om een aantal topwetenschappers
bij elkaar te brengen die aan onderzoeksprojecten werkten.

Het ARPA was in de eerste plaats op wetenschap gericht en het hoefde


dus niet onmiddellijk een militair product af te leveren. Het lukte een groep
wetenschappers van de ARPA om in 18 maanden een Amerikaanse
satelliet te produceren als antwoord op de Spoetnik. Hierna kreeg ARPA
de opdracht om onderzoek te doen op het gebied van Wide Area
Networks. Aan het hoofd van dit project kwam Dr. John Licklider te staan.
Bij zijn aanstelling concludeerde die dat de computertechnologie van dat
moment nog niet voldoende geavanceerd was om een verbinding tussen verschillende
systeemnetwerken tot stand te brengen. Licklider stelde daarom dat het nodig was om onderzoek te
doen naar geavanceerde computertechnologie. In 1962 publiceerde hij een stuk over het “galactic
networking” concept dat ging over gedistribueerde sociale interacties. Dit was een van de eerste visies
op WAN‟s.

Rond die tijd was er nog een andere reden waarom er onderzoek naar WAN‟s werd gedaan. De angst
voor een nucleaire aanval vanuit de Sovjetunie was namelijk zeer groot en het Ministerie van Defensie
maakte zich veel zorgen over communicatie. Als er namelijk een aanval zou komen, zouden de
centrale communicatiecentra kwetsbaar zijn. Er werd eerst gedacht om een aantal bomvrije
communicatiecentra te bouwen maar dit bleek praktisch moeilijk realiseerbaar. De RAND corporation
bedacht dat het het beste zou zijn om een nationaal of zelfs internationaal netwerk te maken, en dit
communicatienetwerk te spreiden over het gehele land. Als er dan een aantal
hoofdcommunicatiecentra getroffen zouden worden dan kon de communicatie gewoon doorgaan via
een ander deel van het netwerk.

Een van de grootste kwesties die er speelden rond grote netwerken


was de stroom van informatie door de netwerken en hoe data van het
ene systeem naar het andere systeem verstuurd wordt. Er werd
gedacht aan communicatie via directe verbindingen tussen twee
computers via het telefoonnet. Dit had echter zijn nadelen. In 1961
had Leonard Kleinrock van het MIT (Massachusetts Institute of
Technology) al een alternatief voorgesteld namelijk het “packet-
switching”-principe. Deze techniek gaat ervan uit dat het te verdelen
stuk data in stukjes, of wel packets, wordt verdeeld. Deze packets
worden dan over het net verstuurd en bij elk knooppunt wordt
gekeken waar het pakketje eigenlijk naartoe moet. De theorie
hierachter is dat elk knooppunt gelijk is, en ongeacht de bron van het
pakket wordt het als een „hete aardappel‟ bij elk knooppunt
doorverzonden tot het zijn eindbestemming heeft bereikt. De route die
het pakketje heeft genomen doet er niet toe. Dit idee zou goed
passen bij een militair communicatienetwerk, dat niet onmiddellijk uit
mag vallen als een paar communicatiecentra vernietigd worden.

Maar de wereld was niet overtuigd dat deze packet-switching technology de beste manier was. Paul
Baran van RAND was echter wel van mening dat voor de ontwikkeling van een defensief netwerk, dit
packet-switching system het beste zou zijn. In 1965 werden er proeven gedaan met Wide Area
Networks, namelijk door een aantal TX-2 computers in Massachusetts met computers in Californië te
verbinden. Dit was het eerste Wide Area Network in de geschiedenis. Dit werd gerealiseerd door de

www.marcgoris.be 19-1
19. Het internet Computertechniek

computers met een gewone telefoonlijn en gewone circuitschakelaars te


verbinden. Alles bleek goed te werken behalve de circuitschakelaars,
waarmee eigenlijk al de noodzakelijkheid bewezen werd van het packet-
switching systeem.

In 1966 was de technologie zover en was


er zoveel ervaring met Wide Area
Networks opgedaan, dat er een eerste
plan voor ARPANET werd gepubliceerd
door Lawrence G. Roberts van het
Masschusetts Institute of Technology. In
dit plan werd de structuur van het net
uitgewerkt en werden de specificaties van
het nieuwe netwerk gegeven. Een van de
hoofdcomponenten in het nieuwe netwerk
waren pakketschakelingen ofwel Interface Message Processors
(IMP's). Deze moesten speciaal gebouwd worden en in 1967 kreeg het
Lawrence G. Roberts bedrijf Bolt Beranek & Newman (BB&N) de opdracht om ze ook
daadwerkelijk te gaan bouwen. Verschillende andere instellingen
kregen de opdracht om andere netwerkcomponenten te maken of standaarden te ontwikkelen.

In 1969 werd door het Ministerie van Defensie van de Verenigde Staten ARPANET opgezet.
ARPANET bestond oorspronkelijk uit 4 knooppunten. De eerste IMP werd door BB&N bij een systeem
van de Universiteit van Californië - Los Angeles geïnstalleerd. Het tweede knooppunt werd
geïnstalleerd in Stanford Research Institute, het derde in de Universiteit van Californië - Santa
Barbara en het vierde bij de Universiteit van Utah. Ze waren verbonden door een 50 kbps lijn, en
deze vier knooppunten bij elkaar vormden het gehele ARPANET aan het eind van 1969. Daarmee
was ARPANET de voorloper van het Internet zoals we dat we nu kennen. ARPANET kon gebruikt
worden om andere systemen op het netwerk te benaderen, en zo kon computertijd gespreid worden
over de vier universiteiten, wat natuurlijk goed was, want computertijd was duur in die tijd.

19-2 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

Het aantal aangesloten computers zal de jaren die hierop volgen sterk in aantal toenemen. In 1971
zijn 15 hosts aangesloten op dit netwerk, een jaar later zijn er dat al 72. Er werd ondertussen verder
gewerkt aan netwerksoftware en aan goede host-to-host software. Door de Network Working Group
wordt onder leiding van Steve Crocker in 1970 het eerste host-to-host protocol afgemaakt, namelijk
het Network Control Protocol (NCP). Na het implementeren van dit protocol wordt het voor de
gebruikers veel toegankelijker om applicaties te ontwikkelen voor het netwerk. Al snel worden er e-
mailprogramma‟s geschreven en de rol van het ARPANET verschuift snel. Waar het aanvankelijk
gebruikt wordt om computertijd te delen over het net wordt het later vooral gebruikt om informatie,
elektronische boodschappen en wetenschappelijk nieuwtjes uit te wisselen tussen de verschillende
universiteiten. Zelfs nu is e-mailen een van de belangrijkste toepassingen van het Internet.

Op andere instellingen in de wereld worden vergelijkbare netwerken


opgezet, zoals het Franse ARPANET-CYCLADES. Op de universiteit van
Hawaii werd een andere mijlpaal bereikt met ALOHAnet, opgericht door
Norm Abramson. Dit netwerk was verbonden door een radio-packet netwerk
en zou later, in 1972, worden verbonden met ARPANET. De proef met
ARPANET was een zodanig succes dat er meer onderzoeksprojecten naar
pakketcommunicatie van de grond kwamen. Zo werd later SATNET
ontwikkeld voor satellietgestuurde communicatie.

Omdat de structuur van ARPANET gedecentraliseerd was, was het


makkelijk uit te breiden en door de jaren 1970 heen groeide het aantal hosts
dat aangesloten was steeds sterk. Een ander voordeel van ARPANET was
dat er, in tegenstelling tot standaardnetwerken, allerlei verschillende
machines op aangesloten kon worden, zolang ze maar met de packet-switch signalen om kunnen
gaan, ongeacht het merk of hoe ze zijn opgebouwd.

De ontwikkelingen gingen aan het begin van de jaren 1970 steeds sneller.
De eerste internationale verbinding tussen de universiteit van Londen en
het originele ARPANET werd opgezet. Verder werden de eerste ideeën
over ethernet ontwikkeld. Over ethernet werd als eerst gesproken door Bob
Metcalfe in zijn doctoraat aan Harvard University. Het werd uitgetest op een
Alto computer van Xerox Parc. Het netwerk dat daardoor ontwikkeld werd
kreeg de naam Alto Aloha System. Ethernet zou later een dominante
netwerktechnologie worden.

Er werd ingezien dat het NCP-protocol niet goed genoeg meer was voor
ARPANET. Het nadeel van NCP is namelijk dat het niet goed met het
verlies van pakketjes overweg kan. Een ander nadeel van NCP is dat het
maar maximaal 256 hosts kan herkennen en ondersteunen. Omdat in die
tijd al werd ingezien dat het in de toekomst mogelijk zou moeten zijn om
netwerken aan elkaar te verbinden, lag het voor de hand dat 256 hosts veel te weinig zou zijn. Onder
leiding van ARPA werd daarom besloten om een nieuw protocol te ontwikkelen : het TCP/IP-protocol.

In 1974 werd het eerste ontwerp hiervan uitgeschreven door Vint Cerf en Robert Kahn. In het begin
werd er vooral op grote computers mee geëxperimenteerd en door velen werd gedacht dat het
TCP/IP-protocol veel te groot zou zijn om ooit op kleine
computers en pc‟s te draaien. David Clark en een
onderzoeksteam op MIT experimenteerden hier echter mee op
“kleine computers” en kregen het voor elkaar om TCP/IP eerst te
implementeren op de Xerox Alto en later op de PC. Deze
systemen konden door het gebruik van TCP/IP communiceren
met alle andere systemen waarop TCP/IP werkte, dus ook met
de grote mainframe-computers waar TCP/IP eerst op draaide.
Die hardware-onafhankelijkheid heeft voor een groot deel
bijgedragen aan de snelle groei van het Internet.

www.marcgoris.be 19-3
19. Het internet Computertechniek

In 1977 worden de grote netwerken van dat moment, namelijk ARPANET, SATNET en Packet radio
aan elkaar gekoppeld door een gateway. Dit wordt vooral mogelijk gemaakt door de dan beschikbare
Internet protocollen. Mede door deze ontwikkeling kreeg de verdere ontwikkeling van TCP/IP een
vaart. TCP/IP was tot dan toe gezien als één protocol, maar wordt op dat moment in tweeën verdeeld,
dus in TCP en IP. Deze twee protocollen werken bij het huidige Internet vrijwel altijd samen, dus wordt
er vaak over TCP/IP gesproken als je het eigenlijk over de eigenschappen van een van de twee
protocollen hebt.

De ontwikkelingen rond die tijd volgen zich wederom snel op. Zo wordt er in 1979 door Tom Truscott,
Jim Ellis en Steve Bellovin met behulp van de UUCP (Unix-to-Unix copy) technologie het USENET
opgezet. Dit netwerk wordt gebruikt om nieuwsgroepen op te zetten en ermee te werken. Ook
veranderde ARPANET toen van vorm. Het was de ARPA namelijk opgevallen dat het merendeel van
het verkeer over ARPANET uit e-mail bestond en het oorspronkelijke doel van ARPANET hiermee dus
voorbij werd geschoten. ARPANET werd opgesplitst in ARPANET en MILNET, waartussen trouwens,
met behulp van TCP/IP, nog wel communicatie zou blijven bestaan.

In het jaar 1982 wordt door ARPA het Transmission Control Protcol (TCP) en het Internet Protocol (IP)
als officieel protocolset voor ARPANET erkend. Een jaar later zou het worden geïmplementeerd op
het gehele ARPANET. Met het vaststellen van TCP/IP als standaard-protocol komt ook een van de
eerste definities van “Internet” naar voren : het Internet als een stel verbonden netwerken, in het
bijzonder als deze netwerken het TCP/IP protocol gebruiken.

TCP/IP heeft tot gevolg dat er makkelijker nieuwe netwerken opgericht en aan het ARPANET
verbonden kunnen worden. Om een aantal voorbeelden te noemen:

 CSNET, het Computer Science Network, opgericht om onderzoekers te helpen


die geen verbinding met ARPANET hebben. Dit netwerk wordt later bekend
onder de naam Computer and Science Network.

 BITNET, het “Because It’s Time” Network, eerst opgericht aan de


universiteit van New York en daarna verbonden met Yale en andere
universiteiten. Dit netwerk voorziet vooral in e-mail.

 EUnet, een netwerk dat oorspronkelijk tussen


Nederland, Denemarken, zweden en het Verenigd
koninkrijk bestond. Vooral gemaakt om e-mail
services en USENET services in deze landen aan
te bieden.

 JNET, het “Japanese Computer Network”.

 NSFNET, het National Science Foundation Network. De National


Science Foundation beheerde een aantal supercomputercentra die het
mogelijk maken om het aantal verbindingen tot het net enorm uit te
breiden. Dit NSFNET zou jaren lang een grote rol spelen.

19-4 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

Met de komst van de hierboven genoemde netwerken en standaards kan je eigenlijk pas echt over het
Internet spreken, zoals wij dat in de huidige vorm kennen. ARPANET is dan namelijk niet meer het
hoofdnetwerk maar gewoon een van de vele netwerken van het Internet. Dit Internet was zo
toegankelijk dat het snel groeide. Vroeger was ARPANET het belangrijkste netwerk maar door de
komst van het NSFNET die een grotere capaciteit tot uitbreiding had, werd die rol overgenomen van
ARPANET.

Er werden een aantal belangrijke Internet-commisies opgericht zoals het IETF (Internet Engineering
Task Force), het IRTF (Internet Research Task Force) en het IAB (Internet Activities Board). Samen
maken deze groepen deel uit van ISOC (Internet Society), die zich als doel heeft te waken over de
toekomst van het Internet. Een belangrijke taak dat deze commissies in het begin van hun oprichting
hebben uitgevoerd is het publiceren van documenten die de technologische kant, zoals protocollen
van het Internet beschreven. Deze werden eerst experiment notes genoemd en werden later tot een
serie van documenten omgevormd, die allemaal RFC (request for comment) + een uniek nummer als
naam hadden. Deze RFC‟s werden in het begin door ARPA al gebruikt om de ontwikkeling van het
packet-switching bij te houden en later dus om andere documentatie over het Internet in op te slaan.
Op deze manier zijn de RFC‟s geworden tot de archieven van het Internet. Later zou het INIC (Internet
Network Information Center) worden opgericht die de informatie over de structuur en het functioneren
van het Internet zou bijhouden.

Door de explosieve groei van het Internet nam het aantal toepassingen ook
exponentieel toe. Zo werd aan het eind van de jaren 1980 het IRC (Internet
Relay Chat) ontwikkeld door Jarkko Oikarinen. Het NNP (Network News
Protocol) werd ontwikkeld en de eerste echt schadelijke worm werd ontdekt die
6 000 van de 60 000 actieve hosts op dat moment infecteerde. Met de explosieve
groei van het Internet kwam nog een ander heel ander aspect naar voren. Tot
dan toe waren de meeste netwerkfaciliteiten en ontwikkelingen door de overheid
gefinancierd, maar ineens werd het toen ook interessant voor bedrijven om te
investeren in het Internet. Natuurlijk had het bedrijfsleven al wel de
mogelijkheden ingezien van het Internet, maar toen het Internet zo sterk groeide
stapten bedrijven er zelf ook in, door bijvoorbeeld zelf netwerken en routers op te
zetten en die met het Internet te verbinden. Dit had weer tot gevolg dat er meer
mogelijkheden voor het Internet vrij kwamen en dat het dus weer sneller kon groeien.

Een ontwikkeling die veel impact heeft gehad op het Internet is de


ontwikkeling van het World Wide Web door Tim Berners-Lee van CERN.
Het World Wide Web is een verzameling documenten die refereren naar
elkaar en die via een webbrowser gedownload en gelezen kunnen
worden. Dit komt er op neer dat documenten verwijzingen naar andere
documenten in hun tekst kunnen hebben. Een tekst die dit soort
verwijzingen in zich heeft en ondersteunt wordt hypertekst genoemd.
Deze verwijzingen kunnen worden aangeroepen door simpel op de
verwijzende tekst te klikken en de tekst waar het naar wijst zal direct in
de browser worden geladen. Het protocol die dit ondersteunt en mogelijk
maakt is HTTP (Hypertext Transfer Protocol). Met dit protocol is het
mogelijk webpagina‟s te creëren en deze pagina‟s te zien op je eigen
computer. Je zou kunnen zeggen dat dit een van de meest belangrijke ontwikkelingen van het Internet
in de jaren negentig is geweest. Door het creëren van webpagina‟s is het Internet immers toegankelijk
geworden voor een veel groter publiek. In de jaren tachtig waren het toch vooral de computer-
specialisten, universiteiten en militairen die het Internet gebruikten.

Niet veel later na de invoering van dit wereldwijde web (WWW) kwamen de eerste pagina‟s al op met
onderwerpen die niet gerelateerd aan computertechnologie waren. Het aantal mensen dat daarna
toegang tot Internet krijgt zal enorm stijgen. Daardoor wordt het internet ook voor de commercie
interessant. Tegenwoordig zijn er zoveel (hyperlinked) pagina‟s dat wetenschappers er op de een of
andere manier orde in zouden willen proberen te scheppen - wat trouwens niet echt wil lukken. Ook
vanuit dit oogpunt kan je zeggen dat het idee van hypertext heel (of zelfs té) succesvol is geweest.

www.marcgoris.be 19-5
19. Het internet Computertechniek

Uiteindelijk ontstond dus uit het originele plan van het Ministerie van Defensie van de Verenigde
Staten om een robuust netwerk voor militaire doeleinden te creëren, een netwerk dat vooral gebruikt
wordt door het bedrijfsleven en door miljoenen browsende mensen. Door particulieren zal negen van
de tien keer het Internet slechts gebruikt worden om te browsen, te e-mailen of voor Internet
messaging.

Dit werkt over het algemeen goed, maar er waren problemen met het Internet op andere vlakken. Een
daarvan was het IP-adres probleem. Elk apparaat krijgt een apart nummer als het online gaat, het IP-
adres. Dit nummer wordt onder andere gebruikt bij het versturen van data-pakketjes. Bij het
ontwerpen van dit nummersysteem had men waarschijnlijk totaal niet verwacht dat het Internet zo snel
zou groeien en zo groot zou worden, want een aantal jaren geleden kwam men er al achter dat het
aantal IP-adressen snel opgebruikt zou zijn. Voor dit probleem werd het IPv6 ontwikkeld. Die
standaard is compatibel met de oude IP-standaard, maar heeft als voordeel dat het een veel groter
aantal adressen kan representeren. De hoeveelheid adressen die het IPv6 moet kunnen
representeren is zeker genoeg voor de komende decennia.

http://www.zakon.org/robert/internet/timeline
http://www.w3.org/People/Berners-Lee

Internet2

Door deze explosieve groei van het aantal aansluitingen en het gebruik van
steeds meer bandbreedte opeisende (multimedia)toepassingen en ondanks
de aanpassing van de capaciteit van backbones, werd de capaciteit van het
Internet voor geavanceerde wetenschappelijke toepassingen ontoereikend.
Daarom werd in 1997 door een honderdtal Amerikaanse universiteiten beslist
om “Internet2” te ontwikkelen met een alternatief type backbone, de vBNS:
very high speed backbone network services. Daarbij wordt gebruik gemaakt
van ATM-schakelingen en geavanceerde glasvezeltechnologie (SONET of
Synchronous Optical Network), waardoor snelheden van vele Gbps mogelijk
zijn.

Uiteraard zijn er nog verbindingen tussen het klassieke Internet en Internet2, omdat de
wetenschappers ook toegang moeten hebben tot de bestaande internetgemeenschap.

http://www.internet2.edu

19-6 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

De wakers over het internet

Het internet lijkt een bandeloze, anarchistische vrijstaat zonder wetten en regels, maar eigenlijk klopt
dat niet. Er bestaan wel degelijk regels over de manier waarop hosts kunnen aansluiten, computers
geïdentificeerd worden en informatie wordt doorgegeven. Die regels worden uitgewerkt door een
aantal openbare en private organisaties. Dit zijn de vijf belangrijkste.

ISOC (Internet Society)

Doelstellingen : De belangrijkste doelstelling van de ISOC is


toezien op het onderhoud en de verdere ontwikkeling van het
internet en alle daarmee samenhangende applicaties. Concreet
betekent het dat de ISOC waakt over de administratie, de uitbouw
van de internetarchitectuur, het onderzoek naar nieuwe en betere
technologieën en het standaardiseren van het wereldwijde web.
Geschiedenis : ISOC werd aankondigd in juni 1991 tijdens een internationale internet-conferentie in
Kopenhagen. In 1992 zag de organisatie officieel het levenslicht.
Samenstelling : ISOC bestaat uit ongeveer 150 organisaties en overheidsinstellingen, en verenigt
6 000 individuele leden in meer dan 100 landen. De organisatie wordt geleid door een Board of
Trustees van maximaal twintig personen, die verkozen worden door de leden van ISOC. Hun mandaat
is drie jaar geldig.

IETF (Internet Engineering Task Force)

Doelstellingen : De IETF zoekt naar oplossingen voor technische


problemen, ontwikkelt nieuwe en betere standaarden en biedt een
discussieforum aan.
Geschiedenis : De eerste IETF-vergadering had plaats in januari
1986 in San Diego. Er waren 15 geïnteresseerden aanwezig. Vanaf
februari 1987 werden de werkgroepen geïntroduceerd en sinds
1992 is de IETF een onderdeel van ISOC.
Samenstelling : IETF is een vrij toegankelijke internationale organisatie van netwerk-specialisten,
verkopers en wetenschappers. De organisatie is onderverdeeld in werkgroepen, die elk een bepaald
aspect van het internet onder hun hoede nemen. Die werkgroepen zijn op hun beurt ingedeeld in
regio‟s, met aan het hoofd een regiodirecteur die alles superviseert en zetelt in de Internet
Engineering Steering Group (IESG). Het merendeel van de communicatie gebeurt via mailing lists.

W3C (World Wide Web Consortium)

Doelstellingen : Het W3C wil vooral de groei van het web


bevorderen. Concreet komt het erop neer dat W3C probeert om
technologieën te ontwikkelen die gebruikt kunnen worden door
zoveel mogelijk mensen uit verschillende leefwerelden, culturen en sociale klassen. Daarnaast
besteedt W3C veel aandacht aan de legale, commerciële en sociale aspecten van het web en het
ontwikkelen van protocols voor internetcommunicatie.
Geschiedenis : W3C werd in 1994 opgericht door Tim Berners-Lee, de uitvinder van het wereldwijde
web, in samenwerking met CERN (Conseil Européen pour la Recherche Nucleaire) en met behulp van
de Europese Commissie.

www.marcgoris.be 19-7
19. Het internet Computertechniek

Samenstelling : W3C is strikt neutraal en telt momenteel een adviesraad, ruim 510 leden en 60
voltijdse medewerkers over de hele wereld. De medewerkers – ook wel het Team genoemd – zitten
vooral in de drie gast-instituten : het Massachusetts Institute of Technology (MIT) in de Verenigde
Staten, het Institut National de Recherche en Informatique en Automatique (INRIA) in Frankrijk en de
universiteit van Keio in Japan. Het lidmaatschap van W3C staat open voor al wie het jaarlijkse lidgeld
van 5 000 tot 50 000 dollar wil ophoesten. Op dit moment vind je op de ledenlijst daarom ook vooral
bedrijven uit de internetsector. Beslissingen worden bij voorkeur in concensus, dus met eenparigheid
van stemmen genomen.

ICANN (Internet Corporation for Assigned Names and Numbers)

Doelstellingen : ICANN is de organisatie – een vzw om precies te zijn – die


verantwoordelijk is voor de toewijzing van IP-adressen, domeinnamen en
internetstandaarden. Concreet bepaalt ICANN bijvoorbeeld welk land welke
domeinextensie kan gebruiken, welke toplevel domains (vb. .org, .info, .edu, …)
er nog kunnen bijkomen en welke technologieën als standaard gebruikt worden.
ICANN zorgt er dus voor dat de meest technische kant van het internet op
rolletjes loopt.
Geschiedenis : ICANN werd opgericht in oktober 1998 en is de opvolger van de IANA (Internet
Assigned Numbers Authority).
Samenstelling : De bestuursraad van ICANN neemt de beslissingen en bestaan uit 19 leden : 18
directeurs en de voorzitter. Negen directeurs worden rechtstreeks verkozen, de negen andere komen
uit de drie hulporganisaties van ICANN. Daarbij staat één regel voorop : elke continent moet minstens
één vertegenwoordiger hebben.

IAB (Internet Architecture Board)

Doelstellingen : De IAB is een organisatie die technisch


advies geeft aan de ISOC en zich vooral bezighoudt met
de architectuur van het internet.
Geschiedenis : De oorspronkelijke naam van de IAB was Internet Activities Board, en werd onder die
naam in 1983 opgericht.
Samenstelling : De IAB bestaat uit dertien leden. Elk jaar verkiest een comité van personen uit de
Internet Engineering Task Force (IETF) zes nieuwe leden die twee jaar aanblijven. Het dertiende lid is
de voorzitter van de IETF, die ook in de IAB zetelt.

http://www.isoc.org
http://www.ietf.org
http://www.w3c.org
http://www.icann.org
http://www.iab.org

19-8 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

19.2 De werking van internet

19.2.1 IP-routering

Onder routering verstaan we het systeem dat


ervoor zorg draagt dat IP-pakketten hun weg
vinden over het Internet. Een computersysteem
dat met meer netwerkinterfaces op het Internet
aangesloten is, kan de functie van router
uitvoeren. Meestal zijn routers echter aparte
“kastjes”, vergelijkbaar met switches, die over
de nodige eigen intelligentie beschikken om IP-
pakketten te routeren. Routers zijn dus
gesofisticeerder dan switches of bridges.
Routers openen datapakketten, zetten de
inhoud om in een ander type pakket, en
versturen dan dat nieuwe pakket naar een
volgende router. Dat principe wordt packet-
switching genoemd : in elk tussenstation (hop)
wordt op basis van het netwerkadres van de
bestemming beslist wat het volgende
tussenstation is waar het pakket naartoe moet
(next hop). Dat betekent dat een router niet
noodzakelijk de exacte plaats van een
bestemming moet kennen. De router weet enkel welk de volgende hop is, stuurt het pakket daar
naartoe, en trekt er zich verder niets meer van aan. Hieruit volgt ook dat niet alle pakketten bij een
verbinding eenzelfde route op het Internet zullen volgen. Daardoor is de aankomst van de pakketjes
bij de ontvanger in dezelfde volgorde als bij de verzending, nooit gegarandeerd.

Het systeem kan via een voorgeschreven reeks regels de IP-pakketten al dan niet doorgeven ; we
spreken dan van static routing. Ook is het mogelijk dat het systeem van andere routers leert hoe
pakketten doorgestuurd moeten worden. In de router wordt intern dan een zogenoemde routing table
opgebouwd waarin te vinden is via welke netwerk-interface pakketten doorgestuurd moeten worden.
Wanneer een bepaalde bestemming niet in die tabel voorkomt, worden de pakketten doorgestuurd
naar een andere, zgn. default-router. De nieuwe bestemming kan daarna in de routing table van de
router worden opgenomen. Dat noemen we dan dynamic routing.

Om te kunnen bekijken via welke hops een pakket zijn bestemming bereikt, kan je het MS-DOS-
commando tracert gebruiken, gevolgd door de domeinnaam of het IP-adres van de bestemmeling. Op
het scherm verschijnen nu achtereenvolgens de verschillende hops waarlangs het pakketje passeert
tot aan de bestemmeling (zie ook vorig hoofdstuk).

Een probleem zou kunnen zijn dat door configuratiefouten pakketten blijven circuleren tussen routers.
Daarom krijgt elk IP-pakket een zgn. time to live mee, een teller die bij elke router waar hij passeert
met één waarde verlaagd wordt. Krijgt de teller uiteindelijk de waarde 0, dan wordt het pakket niet
meer verder doorgegeven, en wordt er een foutbericht naar de afzender verstuurd.

Vermits adressering specifiek is voor een bepaald netwerk-protocol, zal een router slechts pakketten
kunnen verwerken voor de protocols die hij zelf “kent”. In de praktijk zijn de meeste routers “multi-
protocol-routers”, en kunnen ze dus overweg met de meeste of zelfs alle gangbare netwerkprotocols.

Vermits routers over een eigen intelligentie beschikken – een eigen processor, eigen geheugen, een
beperkte opslagcapaciteit voor de routingtabel, meestal uitgevoerd in de vorm van een flashgeheugen
– dienen zij te beschikken over een eigen besturingssysteem. Hiervoor gebruikt elke fabrikant zowat
zijn eigen besturingssysteem. Zo maakt de marktleider op het gebied van routers, Cisco Systems,
gebruik van het besturingssysteem IOS (Internetwork Operating System).

www.marcgoris.be 19-9
19. Het internet Computertechniek

Om concreet te maken hoe IP-routering precies werkt, volgen we het voorbeeld van een e-mail die
verzonden wordt :

 Het mailbericht wordt opgesplitst in stukjes van een vastgelegde grootte, en elke eenheid
gegegevens wordt ingekapseld in een pakketje. Dat pakketje wordt voorzien van een header,
waarin onder andere het IP-adres van de bestemmeling voorkomt.

 Op het niveau van de verbindingslaag (zie : OSI-model – Hoofdstuk 15) wordt het pakketje
ingekapseld in een frame, dat in vrijwel alle gevallen een ethernetframe zal zijn. Elk frame krijgt
een header mee, waarin de bestemmeling niet meer geïdentificeerd wordt aan de hand van het
IP-adres, maar wel aan de hand van het MAC-adres. Een computer in een netwerk kent enkel
de MAC-adressen van de machines in hetzelfde netwerk. Behoort de bestemmeling tot
hetzelfde netwerk dan zal het MAC-adres van die computer worden opgenomen, en wordt het
frame rechtstreeks naar die computer gestuurd. Behoort de bestemmeling niet tot hetzelfde
netwerk, dan wordt in de header van het frame het MAC-adres opgenomen van de default
gateway van het netwerk : de machine die in verbinding staat met andere netwerken. Dat zal
dus altijd een router zijn, die er dan voor zorgt dat op basis van het IP-adres van de
bestemmeling, het frame een juiste route volgt om het juiste netwerk te bereiken.

 Wanneer het frame de default gateway van het netwerk van de bestemmeling heeft bereikt,
gaat de router het MAC-adres van de computer van de bestemmeling opnemen in het frame,
en wordt het frame naar die computer verstuurd. Hier wordt het frame dan verder ontleed en
ontdaan van alle overbodig geworden routeringsinformatie, en worden de gegevens leesbaar
gemaakt voor de applicatie waarvoor ze bestemd is.

Om het verband te leggen tussen het IP-adres – dat dus van bij het begin gekend is in het pakketje –
en het MAC-adres, wordt het ARP-protocol (Address Resolution Protocol) gebruikt. ARP gebruikt een
broadcastpakket dat naar alle hosts die met het ethernet-netwerk verbonden zijn, gestuurd wordt. Het
pakket bevat het IP-adres van de computer waarmee de verzender wenst te communiceren. De
meeste hosts zullen het pakket negeren. Enkel de bestemmeling herkent in het gevraagde IP-adres
zijn eigen adres, en zal het pakket beantwoorden. De router zal hierdoor weten via welke weg de
pakketjes moeten worden doorgestuurd, en zal die route bewaren in zijn eigen routing table, zodat bij
een volgende communicatie onmiddellijk die route kan worden gebruikt.

Er zijn verschillende manieren om een frame bij de juiste bestemmeling te krijgen :

 Unicast : er is een rechtstreekse verbinding tussen één knooppunt op het netwerk een een
ander knooppunt op het netwerk. We spreken dan van een één op één verbinding, zoals een
brief, die je naar één welbepaalde persoon stuurt.

 Broadcast : het frame wordt verstuurd naar alle andere knooppunten op het netwerk,
waaronder zich dus ook de bestemmeling bevindt. Alle andere knooppunten behalve de
bestemmeling zullen het frame negeren. Vergelijk het met een reclamefolder die in alle
brievenbussen wordt gepost, maar enkel wordt gelezen door wie werkelijk geïnteresseerd is.

 Multicast : het frame wordt verstuurd naar een deel van de knooppunten in het gehele
netwerk, waartussen de bestemmeling kan worden vermoed. Vergelijk het met het posten
van een reclamefolder in slechts één straat van een wijk, omdat je weet dat daar de meeste
geïnteresseerden wonen.

19-10 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

NAT (Network Address Translation)


Een computer kan pas communiceren met het internet als hij over een IP-adres beschikt dat ook op
het internet geregistreerd is, een publiek IP-adres dus. Heel wat internet-providers geven je slechts
één publiek IP-adres. In bepaalde gevallen kun je bij je provider extra publieke adressen aanvragen
en die aan de computers in je netwerk toekennen, maar daar moet je meestal voor betalen.
Bovendien maakt het de computers in het netwerk kwetsbaar, aangezien ze door dat publiek IP-adres
ook op het internet bestaan.

Bij Network Address Translation (NAT) is dat niet het geval : de computers in het netwerk krijgen dan
een IP-adres uit een privé-bereik. Dergelijke adressen bestaan niet op het internet, de computers in je
netwerk zijn dus niet rechtstreeks bereikbaar vanaf het internet en kunnen niet zelfstandig informatie
opvragen. Om de computers toch toegang tot het internet te geven wordt NAT gebruikt als een soort
schakelaar, waarbij Network Address Port Translation (NAPT) de poortnummers manipuleert om het
internetverkeer op het netwerk in de juiste banen to leiden.

Om dit toe te lichten is een korte uitleg over poortnummers nodig. Zoals je weet dragen pakketjes op
het internet informatie over de bron en bestemming. Van de bron (de computer die verzendt) is het IP-
adres bekend en ook het poortnummer waarop die het antwoord verwacht. Ook van de bestemming,
bijvoorbeeld een webserver, draagt het pakketje het IP-adres en poortnummer. De IP-adressen van
bron en bestemming zijn publieke IP-adressen. Voor de bron is dat het IP-adres van je
internetverbinding, voor de bestemming dat van bijvoorbeeld een webserver (HTTP) als je een pagina
op het internet opvraagt. In het laatste geval zijn IP-adres en poortnummer een vaste waarde,
standaard gaat je browser ervan uit dat een web server poortnummer 80 gebruikt.

Omdat het IP-adres gedurende de internetsessie niet kan veranderen, is de bronpoort de enige factor
die kan worden aangepast, de poort dus waarop de webserver uiteindelijk de informatie zal moeten
afleveren. De bron kan die bronpoort willekeurig kiezen en daar maakt NAT/NAPT dankbaar gebruik
van. Stel dat een computer in het netwerk een pagina op het internet opvraagt, bijvoorbeeld de
computer met adres 192.168.0.2. Via de zogenaamde standaardgateway komt het verzoek bij de
internetrouter terecht. De NAT-router onthoudt het privé IP-adres van die computer (in dit geval
192.168.0.2) en de poort waarop de computer het antwoord wil (bijvoorbeeld 10 000) in een tabel. De
router stuurt vervolgens een nieuwe aanvraag naar de web server met een willekeurig gekozen
bronpoort, bijvoorbeeld 20 000, en onthoudt dat poortnummer eveneens in de tabel.

Het pakketje heeft als bron het publieke IP-adres van je intemetverbinding met poortnummer 20 000,
de bestemming blijft natuurlijk onveranderd: het IP-adres van de server met het bijbehorende
poortnummer (in dit geval 80). De webserver ontvangt het verzoek voor de pagina en stuurt zijn
antwoord terug naar de router op zijn publieke IP-adres met poortnummer 20 000. Aan de hand van
dat poortnummer zoekt de NAT-router in de tabel voor welke dient hij het pakket had verstuurd. Hij
ziet dat het een verzoek is van de computer met IP-adres 192.168.0.2 en dat de computer het
antwoord verwacht op poortnummer 10 000, waar de NAT-router het dan ook netjes aflevert.

De tabel waarin de NAT-router zijn administratie bijhoudt is de NAT running table. De regels (rules) in
de tabel zijn statische regels, ze worden aangemaakt op het moment dat een dienst iets opvraagt en
opnieuw verwijderd als die een tijdje niet meer actief is op die verbinding. Het geniale van die
constructie is natuurlijk dat de NAT-router veel meer dan één dienst kan bedienen. Je hele netwerk
kan op die manier informatie op het internet opvragen, elke computer met zijn eigen privé IP-adres.
Als een groot aantal verbindingen openstaat kan de NAT running table evenwel vollopen. Dat risico
wordt nog groter naarmate meer gebruikers de internettoegang delen. In de praktijk komt dit niet snel
voor, want de geheugenruimte en de processorcapaciteit zijn doorgaans meer dan toereikend.

www.marcgoris.be 19-11
19. Het internet Computertechniek

19.2.2 DNS-adressering

Alle communicatie tussen computersystemen is in


principe gebaseerd op IP-adressen. Deze adressen
bestaan uit vier cijfers, en dat is voor mensen moeilijk te
onthouden. Mensen denken namelijk semantisch, d.w.z.
met taal. Daarom is er een systeem voor leesbare,
semantische computeradressen opgezet om computers
op het internet te bereiken. Dat systeem wordt DNS
(Domain Name System) genoemd, en werkt op basis van
een wereldwijd gedistribueerde database waarin de
koppelingen tussen de IP-adressen en de semantische
adressen wordt bewaard. Die semantische adressen
worden dan URL genoemd (Uniform Resource Locator).
Een voorbeeld :

http://www.marcgoris.be/informatica/index.html
1 2 3 4 5 6

1. URL‟s worden doorgaans voorafgegaan door


het protocol waarmee het kan worden
opgehaald, gevolgd door een dubbele punt en
twee slashes. In veel gevallen wordt het protocol weggelaten. In dat geval wordt automatisch
het protocol gekozen in functie van de software die gebruikt wordt (bijvoorbeeld : bij een
browser wordt automatisch het HTTP-protocol genomen, bij FTP-clients automatisch het
FTP-protocol, enz.).

2. De meeste URL‟s beginnen met de letters www (wat staat voor “world wide web”), maar dit
hoeft niet altijd het geval te zijn. Sommige domeinen werden immers onderverdeeld in
subdomeinen, die dan voor de eigenlijke domeinnaam worden geschreven. Een voorbeeld:
http://toledo.khk.be. Wanneer een domein niet werd onderverdeeld in subdomeinen, kan je
de letters www gewoon weglaten. Als je in de adresregel van een browser “marcgoris.be”
intypt, of je geeft “www.marcgoris.be” in, maakt dit geen enkel verschil.

3. Dit is de eigenlijke domeinnaam, die de huurder van de domeinnaam zelf kan kiezen, binnen
de beperkingen die gelden binnen het top-domein. Bedrijven en organisaties nemen
uiteraard hun bedrijfs- of merknaam als domein.

4. Dit deel van een URL wordt het Top Level Domain (TLD) ofwel de domein-extensie
genoemd. Ze kan verwijzen naar een land (een country-code Top Tevel Domain of ccTLD ;
zo verwijst .be naar België, .nl naar Nederland, enz.) of ze kan een speciale betekenis
hebben (een zogenaamde generic Top Level Domain of gTLD). Daarvan waren er tot in
2000 slechts zeven, maar ondertussen al veertien. Zo verwijst de domein-extensie .com
naar een commerciële website, .mil naar een Amerikaanse militaire website, .org naar een
(meestal Amerikaanse) niet-commerciële organisatie, .edu naar een (meestal Amerikaanse)
website van onderwijsinstellingen, enz. Andere gTLD‟s zijn .net, .gov en .int.

5. Een map binnen een URL. De beheerder van een domein kan voor zijn of haar website(s)
zelf een mapstructuur aanbrengen, die je kan vergelijken met de mapstructuur binnen
Windows. De beheerder kan daarbij kiezen om zoveel mappen naast en onder elkaar aan te
maken, als hij zelf wil.

6. Een bestand in een website. Indien de bestandsextensie eindigt met .htm of .html gaat het
om een informatiepagina, eindigt ze met .gif of .jpg, dan gaat het om afbeeldingen. Er
bestaan veel verschillende bestandstypes die rechtstreeks in een browser kunnen geopend
worden (.pdf, .wav, .txt, .doc, .xls, …).
In een URL kunnen bestanden met de naam index of default worden weggelaten. Dat zijn
namelijk de standaardbestanden die in de browser worden geopend, als je een website wil
bekijken. Als je in de browser http://www.marcgoris.be/informatica intypt, geeft dat dus
hetzelfde resultaat als de volledige URL http://www.marcgoris.be/informatica/index.html.

19-12 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

Het aanvragen van een domeinnaam is


gebonden aan bepaalde regels, die de
aanmeldingsautoriteit van elk toplevel-
domain zelf kan bepalen. Voor België
gebeurt de toewijzing van domeinnamen
via DNS.be. Je kan je echter als bedrijf of
persoon niet rechtstreeks wenden tot
DNS.be, maar dient een domein aan te
vragen via geregistreerde agenten. Een
lijst met agenten staat op hun website,
waar je trouwens ook kan nagaan of de
domeinnaam die jij wenst, nog
beschikbaar is.

Naarmate het commerciële belang van het


internet toenam, werden ook
domeinnamen een gegeerd goed. Dat was
koren op de molen van zgn.
domeinkapers. Dat zijn gelukszoekers, die
honderden, soms duizenden
domeinnamen registreren, in de hoop dat
commerciële organisaties ze voor veel
geld van heb willen overkopen.
Domeinnamen kunnen immers maar één
keer toegekend worden, het kost bijna
niets, en het is een fluitje van een cent. Zo
registreerde een slimme Hollander het domein voetbal.nl, en verkocht dat later door voor zo‟n half
miljoen euro.
Domeinkapers opereren wel in een schemerzone : vaak hebben ze geen recht op de domeinnamen
die ze registreren, en kunnen ze door de rechter worden verplicht om hun domeinnaam vrij te geven
aan een bedrijf dat er meer aanspraak op kan maken, op straffe van zware boetes.
Verwant aan domeinkaping, is het zogenaamde typosquatting. Daarbij gaat het om het registreren van
een domeinnaam die heel erg lijkt op de domeinnaam van een bekend merk of bedrijf die veel
bezoekers genereert, maar toch net een lettertje verschilt (vb. www.colruit.be in plaats van
www.colruyt.be). Telkens wanneer een gebruiker een typfout maakt, komt hij op de site van de
typosquatter terecht, waar uiteraard advertenties op staan, die per view geld opbrengen.

Bij het omzetten van IP-adressen naar URL‟s, wordt eigenlijk enkel verwezen naar de webserver
waarop het eigenlijke domein zich bevindt. Dat wil zeggen dat een IP-adres nooit naar een pagina op
een website verwijst. Om de help-pagina van de zoekmachine Google te bereiken via het IP-adres,
moet je dus het hele pad naar die pagina ingeven : http://66.102.9.104/intl/nl/help.html.

Het DNS-systeem maakt gebruik van zogenoemde name-servers die ieder voor een gedeelte van het
grote Internet kennis hebben van IP-adressen en -namen. Op verzoek geven deze name-servers
informatie aan andere op het internet aangesloten systemen. Het stukje netwerk waar een name-
server kennis van heeft, noemt men het domein van deze server. De name-server is alleen baas over
het eigen domein. Informatie van andere name-servers kan eventueel voor een tijdje in een cache-
geheugen bewaard blijven, waardoor een tweede vraag naar eenzelfde bestemming sneller kan
beantwoord worden.

http://www.iana.org/domains/root/db/
http://www.dns.be

www.marcgoris.be 19-13
19. Het internet Computertechniek

19.2.3 Root servers

Het hele systeem van DNS-adressering, is gebaseerd op een strikte hiërarchie. En waar een
hiërarchie is, zijn er ook “bazen”. Op het internet spreken we van “root servers”, en zo zijn er maar
dertien in de hele wereld :

Nummer Organisatie stad


A NSI Herndon, Verenigde Staten
B USC-ISI Marina del Rey, Verenigde Staten
C PSInet Herndon, Verenigde Staten
D University of Maryland College Park, Verenigde Staten
E NASA Mt View, Verenigde Staten
F Internet Software C. Palo Alto, Verenigde Staten
G DISA Vienna, Verenigde Staten
H ARL Aberdeen, Verenigde Staten
I NORDUnet Stockholm, Zweden
J NSI (TBD) Herndon, Verenigde Staten
K RIPE London, Verenigd Koninkrijk
L ICANN Marina del Rey, Verenigde Staten
M WIDE Tokyo, Japan

Root servers houden lijsten bij van de name-servers van alle beschikbare domeinextensies. Als je dus
de website www.marcgoris.be wilt bezoeken, zal een routeserver je doorverbinden met de Belgische
name-server (of een backup-server als de reguliere server onbeschikbaar of overbelast is). Die
nameserver beschikt over een databank waarin alle geregistreerde domeinnamen gelinkt zijn aan het
IP-adres van een server. De Belgische nameserver zal dus op zoek gaan naar het IP-adres voor het
domein www.marcgoris.be en je daar naar doorverbinden.

Dat er slechts dertien root servers zijn, maakt het hele systeem wel kwetsbaar. Immers : indien men
erin zou slagen om die dertien servers te doen crashen, ligt het hele internet stil. Dat lijkt vrij
onwaarschijnlijk, maar op maandag 21 oktober 2002 werden alle 13 root servers gelijktijdig
aangevallen met een DOS-aanval (Denial of Service) – een van de meest bekende voorbeelden van
zogenaamd “cyberterrorisme”. Bij zo‟n aanval gaan een groot aantal computers tegelijkertijd een
massaal aantal aanvragen doen bij de root servers, waardoor deze vastlopen en uitgeschakeld
worden. De aanvallers slaagden niet in hun opzet om de wereld eventjes “internetvrij” te maken : 7
servers vielen uit, 2 raakten ontregeld en 4 bleven naar behoren werken. Eindgebruikers merkten
nauwelijks wat van de aanval, waarvan de oorsprong nog steeds onbekend is. Woordvoerders van het

19-14 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

ICANN stelden, dat zelfs al was de aanval gelukt, de onderbreking wellicht niet langer dan enkele
minuten zou geduurd hebben. Maar op die datum werd de kwetsbaarheid van het DNS-systeem toch
pijnlijk duidelijk gemaakt.

Het valt op dat de Verenigde Staten een erg


groot overwicht hebben in het hele DNS-
systeem. Tien van de dertien root servers
bevinden zich immers op Amerikaanse
bodem. De reden daarvan is dat het internet
gegroeid is uit het volledig Amerikaanse
ARPANET, en dat bij de allereerste
ontwikkelingen van het internet geen enkel
Europees of Aziatisch bedrijf het risico durfde
nemen om erin te investeren. In de Verenigde
Staten zagen zowel bedrijven als de overheid
al in een zeer vroeg stadium de
mogelijkheden van een wereldwijd netwerk
in, en durfden dus wel sterk investeren in de
uitbouw ervan. Zelfs in de twee Europese
root servers hebben Amerikanen
medezeggenschap. Enkel de Japanse root
server valt buiten de Amerikaanse controle.

Die sterke Amerikaanse verankering heeft


ervoor gezorgd dat de Amerikaanse geheime
diensten zo makkelijk het internetverkeer
kunnen onderscheppen en controleren.
Hoewel het Amerikaanse hooggerechtshof
dergelijk spionageactiviteiten in strijd heeft
genoemd met de Amerikaanse grondwet, en
bijgevolg verboden, gaan ze wellicht in het
grootste geheim nog altijd door.
Zo ziet de Londense RIPE root server eruit

http://www.root-servers.org

www.marcgoris.be 19-15
19. Het internet Computertechniek

19.3 Internettoegang

Wil je een toegang tot het internet, dan bestaan daar verschillende mogelijkheden voor. In elk geval
zal je eerst klant moeten worden bij een ISP (Internet Service Provider). Die bezorgt je een
toegangsnaam en een wachtwoord, waarmee je een verbinding kan maken met de proxy-server van
de ISP. Die vormt dan de tussenschakel tussen jouw computer en het internet.

Klant worden bij een ISP is doorgaans niet gratis. Er bestaan verschillende mogelijkheden om een
verbinding te maken, via verschillende technologieën en met een verschillend kostenplaatje. Welke
soort verbinding de beste is, is uiteraard afhankelijk van de behoeften van de klant. Iemand die slechts
sporadisch van internetdiensten wil gebruik maken, kan volstaan met een goedkoop inbel-
abonnement. Verstokte surfers en chatters kiezen allicht het best voor een open breedbandverbin-
ding.

 Inbelabonnementen
Hoewel breedband sterk in opmars is, zijn er nog steeds veel internetgebruikers die kiezen voor
een gewone inbelverbinding. Zij maken contact met hun ISP via een gewone telefoonlijn of een
ISDN-lijn. De prijzen van dergelijke abonnementen zijn zeer laag, van volledig gratis tot enkele
euro per maand. De gratis abonnementen zijn wellicht zeer interessant voor wie slechts zeer
weinig tijd doorbrengt op het internet. De kosten van de verbinding per tijdseenheid zijn dan wel
hoger dan bij betaalde abonnementen.
Telefoonoperatoren rekenen internetverbindingen doorgaans niet aan hetzelfde tarief aan als
gewone telefoongesprekken, maar hanteren voor het inbellen op internet vaak speciale tarieven.

 ADSL-toegang
Dit is een breedbandverbinding met een ISP over een gewone telefoonlijn, die uitgerust is met
een ADSL-splitter. In België bieden een twintigtal providers een ADSL-toegang aan. Doorgaans
betaal je dan een vast bedrag per maand, maar zijn er wel beperkingen in het toegelaten
dataverkeer. Overschrijd je die beperkingen, dan betaal je extra voor wat je meer gebruikt. Er
bestaan ook all-in ADSL-abonnementen zonder beperkingen, maar die zijn uiteraard duurder.
Sinds 2004 bestaan er ook een gratis ADSL-abonnementsformules, waarbij je per tijdseenheid
moet betalen, net als bij inbelabonnementen. Dat is een interessante formule voor wie niet vaak
gebruik maakt van het internet, maar wel een snelle verbinding wil.

 Kabeltoegang
In België is het mogelijk om een verbinding te maken met het internet via de distributiekabel
voor radio en televisie. Het enige bedrijf dat dergelijke verbindingen aanbiedt is Telenet. Dat
bedrijf biedt drie verschillende abonnementsformules, waarbij de goedkoopste formule uiteraard
de meeste beperkingen kent. Prijzen variëren tussen 30 en 60 euro.

 Leased line toegang


Bedrijven kunnen via gespecialiseerde ISP‟s een open internetverbinding bekomen. De
bandbreedte en mogelijkheden zijn in dat geval aangepast aan de behoeften van het bedrijf. Het
spreekt voor zich dat dit de duurste internettoegangen zijn, maar ze bieden wel de mogelijkheid
om een heel bedrijfsnetwerk op het internet aan te sluiten.
Zeer grote bedrijven hebben een eigen toegangsserver tot het internet, en zijn op die manier
rechtstreeks met het internet verbonden. Dit veronderstelt echter gespecialiseerd personeel en
gespecialiseerde servers met specifieke software in het bedrijf zelf.

Bij een internettoegang worden doorgaans nog een aantal extra diensten meegeleverd door de ISP :
een of meer aparte mailboxen met een maximale capaciteitslimiet, enkele e-mail aliassen (dat zijn
aparte e-mailadressen, waarvan de berichten wel op dezelfde mailbox terecht komen), een bepaalde
webruimte voor het plaatsen van een persoonlijke website, antivirus- en spamcontrole, … enz.

http://www.telonline.be/internet/overzichtinternet.html

19-16 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

19.4 Diensten op het internet

19.4.1 Wereldwijde Web

Het Wereldwijde Web (World Wide Web of


WWW) is de meest bekende dienst op het
Internet. Via het Wereldwijde Web is het
mogelijk om van zgn. web servers of
informatieservers in hypertekst opgemaakte
informatiepagina‟s raadplegen. Typisch voor
hypertekst-pagina‟s, is dat ze hyperlinks
bevatten. Dat zijn teksten of afbeeldingen
die je, door er gewoon op te klikken,
doorsturen naar andere informatiepagina‟s
en deze automatisch in je browser openen.
Het op deze wijze navigeren van de ene
informatiepagina naar de andere, wordt
surfen genoemd. Het WWW is typisch een
server/client-dienst, waarbij de server de
pagina‟s aanbiedt en de client de pagina‟s
opvraagt en weergeeft.

Het wereldwijde web is gebaseerd op het


HTTP-protocol (Hypertext Transfer
Protocol), een protocol dat werkt bovenop
het TCP/IP-protocol. Elke web server
beschikt over een zogenaamde HTTP-
deamon, een programma dat HTTP-
aanvragen van de browser van een internet-
surfer ontvangt, verwerkt en beantwoordt. Van het HTTP-protocol bestaan verschillende “versies”.
Ondertussen wordt wereldwijd gewerkt met de versie HTTP 1.1. Voor het versturen van beveiligde
informatie werden speciale protocols ontworpen (zie verder bij e-commerce).

De standaardpoort voor communicatie met het HTTP-protocol is poort 80.

Push en Pull

Voor gebruikers die frequent dezelfde soort informatie opzoeken, kan het nuttig en tijdbesparend zijn
om deze informatie automatisch en op regelmatige tijdstippen naar de desktop van de PC te
downloaden. De informatie kan dan vervolgens off line worden gelezen, bijvoorbeeld in de vorm van
een screensaver, of als desktop-achtergrond.

De gebruiker moet daarvoor natuurlijk eerst een interesseprofiel opmaken. Daarna wordt zijn
persoonlijk informatiepakket (bijvoorbeeld een gepersonaliseerde elektronische krant) automatisch
opgestuurd. De gebruiker moet de informatie niet telkens zelf uit het Internet “trekken” (pull) maar krijgt
ze automatisch “toegeschoven” (push – ook webcasting genoemd, naar analogie van broadcasting).

Pushtechnologie is reeds geïntegreerd in browsers, zoals de Active Channels van Internet Explorer
4.0 en Netscape‟s Netcaster. In 1997 – het jaar waarin de pushtechnologie werd gelanceerd – waren
de verwachtingen erg hoog gespannen, vooral vanuit de uitgeverssector die in push interessante
reclamemogelijkheden zag. Push zou van het Internet een echt massamedium maken, zo luidden de
eerste voorspellingen. Maar het grote succes bleef uit en na de eerste hype schakelden heel wat
internetgebruikers terug over naar het klassieke pullsysteem. Toch zal pushtechnologie wellicht een
functie binnen het Internet blijven vervullen, ook al zal deze wat bescheidener zijn dan eerst werd
voorspeld. Vooral voor het versturen van zeer actuele dagelijkse berichtgeving, zoals beursinformatie
en weerberichten, bieden pushkanalen heel wat comfort.

HTML heeft intussen ook al een variant voor de productie en weergave van 3-D omgevingen, namelijk
VRML (Virtual Reality Markup Language of ook Virtual Reality Modeling Language). Er kan bovendien
voor gezorgd worden dat deze 3-D omgevingen/voorwerpen bewegen en reageren op acties van de

www.marcgoris.be 19-17
19. Het internet Computertechniek

gebruiker. Om VRML-toepassingen te kunnen bekijken is een VRML viewer nodig, die als plug-in voor
browsers beschikbaar zijn. Op deze manier kan men virtuele rondleidingen maken in musea en
bedrijven, de een vlucht met een spaceshuttle simuleren, in de huid kruipen van een virtueel
personage in een computerspel, enz. De aanmaak van een professionele internet/VR-toepassing
vereist krachtige werkstations en server, maar één van de grootste problemen is ongetwijfeld de
beperkte bandbreedte van de internetverbindingen die het geduld van de VR-gebruiker nog danig op
de proef stellen.

Web 2.0

Vanaf 2006 is Web 2.0 een gekend begrip geworden in de internetwereld. Daarbij gaat het om een
geheel aan ontwikkelingen, die het surfen over het internet meer “menselijk” en sociaal moet maken.
Met Web 2.0 moet het zoeken naar de juiste informatie op maat veel makkelijker en intuïtiever worden
en zorgen de gebruikers zelf voor de inhoud van de aangeboden informatie, op zo‟n manier dat die
informatie toch betrouwbaar blijft. Daar waar de Brittanica encyclopedie nog volgepend werd door
vakspecialisten, kreeg Wikipedia vorm dankzij de medewerking van honderdduizenden gebruikers. De
informatie op Wikipedia, hoewel niet geschreven door officeel erkende specialisten, blijkt toch zo goed
als even betrouwbaar te zijn als eender welke andere “echte” encyclopedie. Dat komt omdat internet-
gebruikers elkaar voortdurend corrigeren.

Web 2.0 onderscheidt zich verder van het klassieke web, door dat je voor een heleboel zaken geen
toepassingen meer lokaal op je computer nodig hebt, maar ze in je browser online kan uitvoeren : een
elektronische agenda beheren, foto‟s beheren en bewerken, … met het klassieke web moest je dat
allemaal nog lokaal doen, en daarna de nodige bestanden met een FTP programma uploaden, met
Web 2.0 doe je dat gewoon online. Terwijl je met het klassieke web nog uren lokaal zat te klooien aan
je persoonlijke website, pas je je blog in Web 2.0 nu online in enkele minuten aan.

Een van de basistechnologieën om al dat online-geweld mogelijk te maken, is Ajax (Asynchronouos


Javascript And XML). Met deze technologie wordt het voor webontwerpers mogelijk om binnen een
webpagina enkel die informatie door te sturen die relevant is, zonder dat bij elk stukje nieuwe
informatie de hele pagina moet worden vernieuwd. Daardoor worden web-toepassingen mogelijk
zonder dat lokaal op je computer nog software moet geïnstalleerd worden. De eerste webdienst die
gebruik maakte van Ajax was Google Maps. Daarbij kan je online plattegronden en satellietbeelden
van eender welke plaats in de wereld bekijken, in- en uitzoomen, enz. De snelheid waarmee dat alles
werkt wordt enkel beperkt door de snelheid van je internetverbinding, en ligt dus erg hoog. En dat
alles zonder ook maar iets van software op je computer te installeren.

Een tweede belangrijke bouwsteen van Web 2.0 is RSS (Real Simple Syndication), een technologie
die het mogelijk maakt om je automatisch op de hoogte te houden van wijzigingen op weblogs of
andere informatiediensten. Hierbij is het de bedoeling dat je de informatie die jij belangrijk vindt op
maat kan volgen, zonder hinder te hebben van de veelheid aan andere informatie op het internet. Dat
bespaart de internetgebruiker niet alleen veel irritatie, maar ook veel zoektijd. Om van die nieuwe
manier van informatievergaring op het internet te kunnen doen, heb je wel een RSS-lezer nodig – dat
is een programma dat voor jou de relevante informatie filtert en overzichtelijk presenteert. Op het
internet zijn tal van freeware RSS-lezers te vinden.

http://www.ajax.org

19-18 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

Web 3.0

Ook : het semantische web

Het huidige internet is onmiskenbaar nog voor heel wat verbetering vatbaar. Een van de voornaamste
problemen is dat het moeilijk blijft om de juiste informatie te vinden op het internet. Stel dat je de prijs
van de goedkoopste wasmachine zoekt die aan 1400 toeren/min draait, en die je in een winkel in een
straal van 40 km rond je woonplaats kunt kopen. Dat is een behoorlijk complexe zoekopdracht, die
wellicht leidt tot het urenlang bladeren doorheen tientallen websites en invulformuliertjes. Alle
informatie die je verzamelt, moet je zelf nog analyseren en interpreteren om het gewenste resultaat te
verkrijgen. En nog ben je dan niet zeker dat je wel écht het goedkoopste toestel gevonden hebt…

Wanneer Web 3.0 ooit het levenslicht ziet, moet dat tot het verleden behoren. De ontwikkelaars stellen
het nieuwe web voor als een zoekrobot die zeer gericht een heleboel internetdatabases kan
doorzoeken, zelfstandig de gevonden informatie analyseert en interpreteert, en het resultaat van de
zoekopdracht op een duidelijke manier aan de gebruiker presenteert. De gebruiker kan die
zoekopdracht in een heldere, menselijke taal ingeven (bijvoorbeeld : “Geef mij de goedkoopste
wasmachine die 1400 toeren/min draaien en die ik in een straal van 40 km rond Turnhout kan
kopen.”). De computer moet dan mee kunnen denken als een mens.

Dat klinkt allemaal wel mooi, maar de ontwikkelaars hebben nog belangrijke hindernissen te nemen,
waarvan de drie belangrijkste zijn :

 Technische moeilijkheden
Informatiedatabanken op het internet (zoals de prijslijsten van internetwinkels) zijn niet
volgens gestandaardiseerde normen opgebouwd. Daardoor is het moeilijk om een computer
volledig zelfstandig verschillende databanken te laten doorzoeken en er correcte informatie uit
te filteren. Een computer kan namelijk moeilijk interpreteren welke soort informatie er in elk
veld in de databank staat, en dat is een voorwaarde om informatie zinvol in een databank op
te zoeken. In elk geval : computers die dit kunnen veronderstellen een veel grotere mate van
kunstmatige intelligentie dan ze nu hebben.

 Semantische moeilijkheden
Om zoekopdrachten in een vlotte taal te kunnen ingeven, moeten computers die taal correct
kunnen interpreteren, en dat blijft vooralsnog aartsmoeilijk. Bovendien is een taal niet statisch,
maar wel dynamisch: mensen spelen graag met taal, waardoor het bijzonder moeilijk maakt
voor computers om menselijke taal correct te interpreteren.

 Ethische bezwaren
Wanneer Web 3.0 ooit effectief geïmplementeerd wordt, worden mensen nog meer afhankelijk
van computers voor informatiegaring. Programmeurs kunnen software zo manipuleren, dat
bepaalde zoekresultaten prominenter worden getoond dan andere. Wanneer machines voor in
onze plaats keuzes gaan maken, maakt ons dat wel erg afhankelijk van de technologie, en
staat dat een kritische evaluatie van de gevonden informatie in de weg.

Ondanks die moeilijkheden blijven de ontwikkelaars geloven in de mogelijkheden van Web 3.0. Zowel
privébedrijven (Google, Amazon, IBM, …) als (Amerikaanse) overheidsinstellingen en -diensten (zoals
het Cyc-project van de NSA en de CIA) werken gestaag aan de uitbouw van Web 3.0.

www.marcgoris.be 19-19
19. Het internet Computertechniek

19.4.2 E-mail

Elektronische post (e-mail of electronic


mail) bestaat uit een tekstbestand die
naar een andere gebruiker die verbonden
is met het Internet gestuurd kan worden.
Die persoon is dan te bereiken via een
zogenaamd e-mail adres. De vorm van
zo‟n e-mail adres is de gebruikersnaam
van die persoon op een
computersysteem, gevolgd door het @-
teken en daarna de naam van het
systeem of het netwerk waarop die
gebruiker te vinden is. Was e-mail in
eerste instantie beperkt tot teksten in
ASCII-formaat, met de komst van de
MIME-standaard (Multipurpose Internet
Mail Extensions) is het mogelijk geworden
allerlei vormen van binaire gegevens
(beeld, geluid, enz.) alsook opgemaakte
tekst (vet, cursief, onderlijnd, kleuren, …)
en speciale tekens te verzenden.

Hoewel e-mail bedoeld is als communicatiemiddel tussen individuen, wordt het medium vaak – en tot
grote ergernis van de meeste internetgebruikers – aangewend door meestal dubieuze bedrijven om
ongevraagd reclameboodschappen te versturen.
Je mailadres hebben ze dan via spyware op
jouw computer, via posts op nieuwsgroepen of
via vermelding ervan op publieke websites
gevonden. Dit soort ongevraagde, commerciële
e-mail wordt UBE (Unsollicited Bulk E-mail)
genoemd, maar staat algemeen beter bekend
als spam. Gelukkig bestaat er op het internet
voldoende gratis software om spam uit je
mailbox te weren.

Bedrijven maken vaak gebruik van mailing lists


om via het internet automatisch commerciële
mails te sturen. Er bestaan speciale webdiensten
(zoals Coollist of eGroups) en programma‟s
(zoals Aureate Group Mail) om zelf mailing lists
op te zetten. Sommige van deze programma‟s
zijn echte mail-managementtools die heel wat
extra functies voor (direct) marketing-
toepassingen bevatten :

 Een autoresponder is een soort e-mail antwoordapparaat, waarbij bijvoorbeeld klanten van
een bedrijf automatisch een antwoord krijgen toegestuurd op (gestandaardiseerde) vragen,
zoals extra informatie over het bedrijf of de producten.

 Mail merge programma's gaan nog een stapje verder. Ze laten toe om op basis van bepaalde
selectiecriteria gepersonaliseerde e-mails te versturen. Ideaal dus voor een direct mail actie.
De selectie van boodschappen op basis van de eigenschappen van de ontvanger, gebeurt
vanuit een database.

19-20 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

Als gebruiker zelf, wordt eveneens van jou verwacht dat je je aan een aantal elementaire regels houdt.
Zo is het niet alleen niet netjes om te spammen, maar wordt het ook als onwelvoeglijk beschouwd om
racistische of beledigende taal te uiten. Je wordt geacht altijd je identiteit als afzender mee te delen,
en aan elk e-mail bericht een onderwerp te geven. Het geheel van beleefheidsregels die gelden voor
internetgebruikers, wordt netiquette genoemd.

E-mail versturen en ontvangen doe je


met een zogenaamde e-mail client. De
bekendste e-mail clients zijn Microsoft
Outlook, Outlook Express en Eudora. Er
bestaan echter ook internetdiensten die
je toelaten om e-mail te ontvangen en
te versturen via een WWW-pagina –
vandaar dat men dit webgebaseerde e-
mail of kortweg webmail noemt. Het
bekendste voorbeeld daarvan is
Hotmail. Webgebaseerde e-mail heeft
als voornaamste voordelen dat een
gebruiker e-mails kan opmaken,
versturen of lezen vanop eender welke
computer met een internettoegang, terwijl gebruikers met een e-mail client gebonden zijn aan een of
enkele welbepaalde computers. Bovendien is webmail doorgaans gratis. Het nadeel is dan weer dat
voor het opmaken en lezen van e-mail er permanent een open internetverbinding moet zijn, terwijl je
met een e-mail client enkel een verbinding moet maken voor het ontvangen en verzenden van e-mail.
Het opmaken en lezen van berichten kan je dan offline. Nog een nadeel van webmail, is dat je er vaak
heel wat reclame bij moet nemen.

E-mail-berichten kunnen makkelijk onderschept worden – inlichtingendiensten onderscheppen en


scannen trouwens op grote schaal het e-mail-verkeer op het internet, de laatste jaren vooral als
wapen tegen terrorisme, maar hoe langer hoe meer ook om economische redenen. Om op een veilige
manier e-mail te versturen, kan je e-mail berichten encrypteren. Meer over encryptie heb je geleerd in
hoofdstuk 10.2.2.

Voor het versturen van e-mail wordt gebruik gemaakt van het SMTP-protocol (Simple Mail Transfer
Protocol), of tegenwoordig ook ESTMP (Extended Simple Mail Transfer Protocol), waarmee
multimedia-bestanden rechtstreeks als mailbericht kunnen worden verstuurd. SMTP werkt standaard
op poort 25. Een zeer weinig gebruikt alternatief protocol voor het versturen van e-mail is X.400.

Voor het ontvangen van e-mail wordt gebruik gemaakt van een ander protocol : POP3 (Post Office
Protocol versie 3). Dit protocol zorgt ervoor dat e-mail berichten op een mailserver bewaard blijven tot
de gebruiker ze ophaalt (het “Store & Retrieve”-principe). Van zodra dat gebeurd is, worden de
opgehaalde berichten automatisch van de mailserver verwijderd, hoewel gebruikers via de instellingen
van hun e-mailclient zelf kunnen bepalen of bepaalde berichten nog op de server bewaard moeten
blijven. Doorgaans werkt POP3 op poort 110.

Een alternatief protocol voor het ontvangen van E-mail is IMAP (Internet Message Access Protocol),
maar het wordt veel minder aangewend dan POP3. De laatste versie van IMAP is versie 4, en het is
een veel gesofisticeerder protocol dan POP3. Met IMAP kan je als gebruiker zelf mappen aanmaken
en manipuleren op de mailserver, en is het mogelijk om eerst de berichtinformatie (afzender en
onderwerp) van alle berichten te bekijken, en dan te beslissen welke berichten je al dan niet wil
downloaden. Aangezien met IMAP de berichten op de mailserver bewaard blijven, kan je eenzelfde
account veel makkelijker vanop verschillende computers beheren. IMAP verenigt dus de voordelen
van een klassieke e-mail client en van webgebaseerde e-mail diensten. IMAP werkt standaard op
poort 143.

Het verschil tussen POP3 en IMAP is dat POP3 berichten enkel bijhoudt tot ze opgehaald zijn, terwijl
IMAP meer weg heeft van een file server, die je met behulp van een e-mail client kan beheren.

www.marcgoris.be 19-21
19. Het internet Computertechniek

19.4.3 Nieuwsgroepen (Usenet)

Usenet is een hele verzameling berichten die allemaal op onderwerp en deelonderwerp gerangschikt
zijn in specifieke nieuwsgroepen. De naam van zo‟n nieuwsgroep maakt snel duidelijk waarover de
berichten die erin staan zullen gaan. Zo is de nieuwsgroep be.sports.tennis een Belgische
nieuwsgroep die gaat over sport, en meer bepaald over tennis. Overigens hebben veel Belgische
nieuwsgroepen een Engelse naam omdat de voertaal zowel Nederlands als Frans kan zijn, en men de
kerk liever in het midden houdt.

Een gebruiker kan met de daarvoor geschikte software (een zgn. news agent of nieuwslezer – maar
vaak beschikken e-mail clients standaard over een ingebouwde nieuwslezer) de berichten lezen of
berichten posten. De hoeveelheid beschikbare onderwerpen is erg groot. Internetgebruikers kunnen
zelf berichten in nieuwsgroepen posten, die door andere gebruikers op het Internet wereldwijd kunnen
gelezen worden. Het niveau van de informatie en de discussies varieert heel sterk. Er bestaan een
aantal spelregels om te voorkomen dat deze vorm van communiceren ontaardt in ordinaire
scheldpartijen. Sommige nieuwsgroepen worden gecontroleerd door een zogenaamde moderator.
Deze persoon moet dan zijn toestemming verlenen alvorens een bericht gepost wordt en kan
eventueel op grond van de inhoud of van het taalgebruik een bericht weigeren.

Nieuwsgroepen krijg je niet zomaar te zien. Ze worden aangeboden op nieuwsservers. De meeste


providers bieden je in hun internetabonnement een gratis toegang tot hun nieuwsserver, maar het
aanbod van die nieuwsservers is nogal beperkt. Het is echter mogelijk om je te abonneren op
betalende nieuwsservers, waarvan het aanbod veel uitgebreider is, en de geposte berichten langer
bewaard blijven (dit wordt retentie genoemd, en een langere retentie veronderstelt een grotere
opslagcapaciteit). Waar gratis nieuwsservers enkele duizenden nieuwsgroepen aanbieden met een
retentie van enkele uren of dagen, bieden betalende nieuwsservers vaak vele tienduizenden
nieuwsgroepen met een retentie van meerdere weken tot zelfs maanden aan.

Op een nieuwsgroep ontstaan vaak lange discussies. De antwoorden op berichten kunnen immers
ook weer door iedereen ter wereld gelezen worden, en iedereen die dat wil kan er weer op reageren.
Op die manier ontstaan hele discussies op basis van één oorspronkelijk bericht. Het geheel van het
oorspronkelijke bericht en alle antwoorden en reacties op dat bericht, wordt een thread genoemd.

Hoewel usenet oorspronkelijk bedoeld was als “digitaal prikbord”, is het tegenwoordig ook mogelijk om
bestanden uit te wisselen. Nieuwsgroepen waarin het mogelijk is bestanden uit te wisselen, herken je
aan de toevoeging “binaries” in de nieuwsgroepnaam (bijvoorbeeld alt.binaries.folk). Niet zelden
worden via deze weg illegale kopieën van muziek- of filmbestanden aangeboden. Op gratis
nieuwsservers zullen binaries met illegaal materiaal geweerd worden, maar op betalende
nieuwsservers ligt het allemaal voor het grijpen. Bovendien stellen veel betalende nieuwsservers hun
klanten in de mogelijkheid om meerdere simultane verbindingen met de server op te zetten, zodat
meervoudige downloads kunnen versneld worden – op voorwaarde dat je news agent dat ook
ondersteunt. Onbeperkt downloaden is vaak niet mogelijk, aangezien nieuwsservers meestal een
downloadlimiet opleggen. Hoe ruim die limiet is, is uiteraard afhankelijk van het abonnement. Pay-by-
download nieuwsservers hebben geen download-limiet, maar rekenen je kosten per download-
eenheid aan.

Hoewel er tienduizenden nieuwsgroepen bestaan, is het mogelijk om zelf een nieuwe nieuwsgroep te
starten over een onderwerp, waarover je geen nieuwsgroep gevonden hebt. Elke nieuwsgroep-
structuur kent een bepaalde procedure om een nieuwe nieuwsgroep op te zetten, maar ze lijken
allemaal erg op elkaar :

1. Je stuurt een RFD (Request for Discussion) naar een speciale nieuwsgroep in de structuur
die daarvoor bestaat (voor België is dat be.newsgroups). Er volgt een discussie over de
voorgestelde nieuwsgroep waaraan iedereen mag deelnemen. De uitkomst van die
discussie is een omschrijving van het onderwerp (een zgn. charter) en een naam voor de
nieuwe nieuwsgroep.

2. Wanneer er geen bezwaren zijn tegen de nieuwe nieuwsgroep, volgt een CFV (Call for
Votes), waarbij gestemd wordt over de voorgestelde nieuwsgroep. Iedereen kan daarbij
deelnemen aan de stemming. Als die achter de rug is, wordt de uitslag bekend gemaakt.

19-22 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

3. Als de stemming voldoende voorstanders heeft opgeleverd, wordt de uitslag naar de BE-
authority gestuurd, die dan de nieuwe nieuwsgroep kan aanmaken.

De voorloper van de nieuwsgroepen waren de zogenaamde Bulletin Board Systems (BBS) : een
server waarop zich eveneens nieuwsberichten bevonden als een soort elektronisch prikbordsysteem.
Het grote nadeel van BBS was dat je op de BBS-server zelf moest inbellen. Stond die server
bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, dan was dat een wel erg dure verbinding. Bovendien waren de
mogelijkheden van het BBS erg beperkt. Met de komst van nieuwsgroepen op het Internet, en de
steeds groter wordende stroom aan informatie op het wereldwijde web, verloren de BBS-systemen al
snel aan invloed, om stilaan helemaal te verdwijnen.

Hoe langer hoe meer raken op hun beurt ook de nieuwsgroepen in onbruik. Dat heeft ongetwijfeld te
maken met het feit dat hoe langer hoe meer informatie zo op het WWW te vinden is – waardoor velen
zich niet meer tot nieuwsgroepen hoeven te richten om een antwoord te vinden op een specifieke
vraag. Bovendien verschijnen op het internet hoe langer hoe meer forums, waar je precies hetzelfde
kan doen, maar dan op een veel gebruiksvriendelijker manier. Ook voor het downloaden van
bestanden worden P2P-diensten steeds vaker gebruikt. Toch blijft usenet een voldoende groot aantal
aanhangers tellen om haar bestaan te verzekeren, al was het maar omdat via nieuwsgroepen illegaal
film- of muziekmateriaal gedownload kan worden.

19.4.4 IRC

Via het internet is het ook mogelijk om


met elkaar in realtime te
communiceren. IRC (Internet Relay
Chat) is de bekendste vorm van
onmiddellijke communicatie tussen
internetgebruikers. Deze dienst wordt
doorgaans ook gewoon “chat” of
“chatten” genoemd, en is vooral bij
jongeren erg populair. Zij bedienen
zich vaak van een eigen jargon,
smileys en afkortingen, die voor
buitenstaanders vaak onbegrijpbaar
zijn.

Om te chatten kan gebruik gemaakt


worden van speciale websites waarop
chatboxen werden geplaatst. Hierbij
kan de gebruiker onmiddellijk aan de
slag, maar de mogelijkheden blijven
beperkt. Er bestaat ook speciale
software om met elkaar te chatten.
Bekende voorbeelden zijn Windows Live (vroeger : MSN messenger) en ICQ. Chatters maken gebruik
van een schuilnaam (een nickname of kortweg nick) in de communicatie naar elkaar. Als je je
chatpartner kent, is er natuurlijk geen probleem, maar achter een nickname kan eender wie
schuilgaan. Wanneer je een chatsessie start met iemand die je niet kent, vragen chatters daarom
elkaars ASL (Age / Sex / Location), maar heel vaak zijn chatters daarbij niet eerlijk over de informatie
die ze over zichzelf prijsgeven (zie 10.5).
Precies omdat IRC zo populair is bij kinderen en jongeren, gebeurt het wel eens dat pedofielen
gebruik maken van dit medium op hun zoektocht naar slachtoffers. Hoewel dat slechts zeer
sporadisch gebeurt, heeft chatten bij vele ouders een zeer negatief imago gekregen. Het blijft echter
voor elke chatter aangeraden om zeer voorzichtig te zijn met de informatie die je van jezelf prijsgeeft,
en het blijft voor jonge chatters oppassen wanneer een onbekende chatpartner voorstelt om elkaar in
real life te ontmoeten.

www.marcgoris.be 19-23
19. Het internet Computertechniek

19.4.5 FTP

Met FTP (File Transfer


Protocol) kan je bestanden
versturen van en naar een
ander systeem op het Internet.
Dat kunnen eender welke soort
bestanden zijn, zolang de FTP-
server ze maar aanvaardt. FTP
kan anoniem ofwel onder een
speciale gebruikersnaam
gebruikt worden. In het tweede
geval moet de FTP-gebruiker
een inlognaam met een
paswoord hebben op de FTP-
server. Bij anonieme FTP hoeft
dat niet, maar heeft dan
meestal ook slechts beperkte
toegang tot het systeem.

FTP wordt nog het meest


gebruikt om bestanden
(meestal programma‟s) van
speciale bestandsservers op
het internet te downloaden. Dit
gebeurt doorgaans anoniem.
Webmasters gebruiker FTP
eveneens om de bestanden
van hun website te uploaden
naar hun web-server op het internet, en moeten daarvoor uiteraard inloggen. Bovendien kunnen ze
via FTP ook de bestanden op hun website verplaatsen of verwijderen, mappen aanmaken en
verwijderen, enz. Het programma dat men hiervoor gebruikt, wordt een FTP-client genoemd. Bekende
FTP-clients zijn Winsock FTP, CuteFTP, FTP Voyager, … Gewoonlijk bewaart zo‟n FTP-client steeds
een overzicht van alle activiteiten in een FTP-logbestand. Tegenwoordig beschikken FTP-clients over
extra functies, zoals de controle van elk te downloaden bestand door een virusscanner, het
automatisch laten verbreken van de verbinding na de download, het automatisch herstellen van een
verbroken verbinding, enz. Dat soort geavanceerde FTP-clients wordt download managers genoemd.

De poorten waarmee FTP standaard communiceert zijn poorten 20 en 21. Hierbij wordt poort 20
gebruikt voor het effectieve gegevensverkeer, terwijl poort 21 gebruikt wordt voor het beheer van de
verbinding.

19-24 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

19.4.6 Filesharing

Met de opkomst van breedband-internet bij het


einde van de jaren 1990, werd het uitwisselen van
bestanden via het internet erg populair. Vooral
voor het uitwisselen van multimediabestanden
(muziek en films) is filesharing erg in trek. Dat had
ook te maken met nieuwe bestandscompressie-
formaten, die erin slaagden om grote
multimediabestanden samen te drukken tot slechts
enkele procenten van de omvang van het
origineel, met een gering maar zeer aanvaardbaar
kwaliteitsverlies. Bekendste voorbeeld daarvan is
mp3.

Wanneer in 1999 de 18-jarige student Shawn


Fanning het uitwisselingsprogramma Napster
ontwikkelde, raakte dit platform dan ook op enkele
maanden tijd razend populair. Het spreekt voor
zich dat muziekuitgeverijen die evolutie met lede
ogen aanzagen, aangezien het programma het
bijzonder makkelijk maakte om muziek op illegale wijze te kopiëren en wereldwijd te verspreiden.
Napster maakte gebruik van een centrale server die een lijst bijhield van alle gebruikers en alle
bestanden die zij aanboden – en daar zat bijna uitsluitend illegaal materiaal bij. Op die basis werd
Napster in 2001 door de rechter gedwongen de activiteiten te staken.

De opvolgers van Napster zitten slimmer in elkaar. Zij maken geen gebruik van een client-server-
architectuur, maar de gebruikers maken rechtstreeks een verbinding met elkaar. Daarom spreekt men
van point-to-point software – kortweg P2P-software, of ook “torrents” genoemd. Die hebben geen
centrale server die kan worden platgelegd, en daardoor zijn ze met een rechterlijk bevel ook moeilijk
te sluiten. De bekendste voorbeelden van P2P-bestandsuitwisselingsoftware zijn Gnutella, Kazaa,
eDonkey, Emule, Limewire FrostWire en Bittorrent.

Maar het is natuurlijk niet omdat de architectuur van de software het moeilijk maakt om dit soort van
filesharing gerechtelijk aan banden te leggen, dat je zomaar alles mag downloaden wat je wil. Hoewel
de wet hierover vrij vaag is, wordt het algemeen aangenomen dat je niet strafbaar bent als je een
muziekstuk downloadt om het een keertje te beluisteren, en daarna onmiddellijk weer verwijdert. Wil je
het nummer graag hebben, dan kan je het in de platenwinkel aanschaffen, of je downloadt het tegen
betaling (en dus legaal) van het internet. Bedenk dat muzikanten en filmmakers enkel kunnen
investeren in nieuw materiaal, als ze voor hun werk ook betaald worden. Indien iedereen steeds maar
illegaal downloadt, leidt dat dus onvermijdelijk tot culturele verschraling. Het adagium dat een popster
het niet in zijn geldbeugel voelt als jij dat ene liedje eens één keer illegaal downloadt gaat natuurlijk
niet op als duizenden muziekliefhebbers hetzelfde denken.

Filesharing is niet geheel zonder gevaar. Vaak worden via filesharing-platforms virussen verspreid.
Een degelijke virusscanner is dus een absolute must voor wie zich met filesharing bezighoudt. Een
ander gevaar is dat gebruikers per ongeluk een verkeerde map openstellen voor de internetwereld, en
op die manier persoonlijke bestanden per ongeluk verspreiden.

19.4.7 Remote login (VPN)

Hiermee wordt bedoeld dat het via het Internet mogelijk is om in te loggen op een ander systeem op
het Internet, en de besturing van dat systeem vanop afstand eventueel over te nemen. Het
belangrijkste protocol voor remote login is Telnet. Hiervoor was tot voor kort speciale software
noodzakelijk, maar in Windows XP bevindt zich een module die het mogelijk maakt om je computer
vanop afstand te besturen (“Verbinding met een extern bureaublad”). De computer die je overneemt
speelt daarbij de rol van server (hij biedt immers een dienst aan, namelijk zijn besturing laten
overnemen), de computer waarmee je de andere overneemt krijgt de rol van client toebedeeld. Indien
de Windows-versie wat ouder is, en deze mogelijkheid niet ondersteunt, kan je gebruik maken van
eenvoudige hulpprogramma‟s als RealVNC of UltraVNC. Beide programma‟s zijn gratis te gebruiken.

www.marcgoris.be 19-25
19. Het internet Computertechniek

Een zeer handig en gratis online alternatief is logmein.com (zie practicum).

Een veiliger manier om op een andere computer of op een netwerk in te loggen van op afstand, is het
gebruik maken van VPN (Virtual Private Network). Hierbij wordt de toegang tot de andere computer
gelegd door middel van een beveiligde internetverbinding – een principe dat tunneling wordt
genoemd. Alle dataverkeer én alle adresinformatie wordt immers geëncrypteerd om het potentiële
hackers moeilijker te maken VPN te gebruiken om in een computer in te breken.
Om de beveiliging van VPN optimaal te houden, wordt gebruik gemaakt van zogenaamde tunneling
protocols (zoals L2TP – Layer Two Tunneling Protocol – of PPTP – Point-to-Point Tunneling Protocol).
Het beeld van een tunnel geeft goed weer wat de bedoeling is van VPN : je creëert een private
“tunnel” in het geheel van internetverkeer, waarlangs je met de computer of het netwerk op afstand
communiceert.

VPN maakt het mogelijk dat werknemers niet noodzakelijk in het bedrijf aanwezig moeten zijn om hun
werk te doen, maar dat ook van thuis uit kunnen (telewerken). Bovendien stelt het netwerkbeheerders
in staat om bepaalde problemen op het netwerk, die zich zouden voordoen wanneer ze niet op het
bedrijf aanwezig zijn, van thuis uit op te lossen.

Verbinding maken met een extern bureaublad (Windows XP)

Opmerking : het maken van een verbinding met een extern bureaublad is enkel mogelijk
indien de systeembeheerder van het netwerk waar de over te nemen computer deel van
uitmaakt, die mogelijkheid op het niveau van de netwerkserver of een firewall niet heeft
geblokkeerd. Omwille van veiligheidsredenen worden op vele netwerken dit soort
verbindingen niet toegestaan. Belangrijk is dat poort 1723 wordt opengezet.

1. Het instellen van de computer die je wil overnemen

  Start
 Instellingen
 Configuratiescherm
 Prestaties en onderhoud
 Systeem.
Klik op het tabblad 'Verbindingen van
buitenaf'

 Vink bij 'Extern bureaublad' hier het


vakje 'Externe gebruikers mogen
verbinding met deze PC maken' aan en
klik op 'OK' om het te bevestigen.

 Laat de computer nu gewoon aanstaan.


Indien je zeker wil zijn dat niemand de
computer ondertussen gebruikt of
uitschakelt, hang je er best een
berichtje aan, en schakel je het scherm
uit.

19-26 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

 Om een verbinding te kunnen maken


met de computer, moet je eerst nog het
IP-adres achterhalen.
 Start
 Mijn netwerklocaties
 Netwerkverbindingen weergeven
 Tabblad “Ondersteuning”
Noteer dat IP-adres en neem het mee
naar de computer waarmee je de
overname gaat doen.

2. Het instellen van de computer waarmee je de andere computer gaat overnemen

Om een andere computer te kunnen overnemen, moeten we een VPN-verbinding tot stand
brengen.

  Start
 Mijn netwerklocaties
 Netwerkverbindingen weergeven
 Een nieuwe verbinding maken.

 Klik op „Volgende'

 Kies voor „Verbinding met het


netwerk op mijn werk maken‟ en
klik op „Volgende‟

www.marcgoris.be 19-27
19. Het internet Computertechniek

 Kies voor „VPN-verbinding‟ en klik


op „Volgende‟

 Op het scherm geef je de


verbinding die je maakt een naam.
Omdat de programmeurs van
Windows XP ervan uitgaat dat je
deze mogelijkheid vooral gebruikt
om in te loggen op de computer op
je werk, word je gevraagd om een
bedrijfsnaam in te geven. Trek je
daar niet te veel van aan, en geef
gewoon een naam naar keuze in,
die je aan deze verbinding wil
geven. Klik vervolgens op
„Volgende‟

 Als je over een open breedband-


verbinding beschikt, kies je voor
„Niet automatisch een
aanvangsverbinding kiezen‟. Heb je
nog een gewone inbelverbinding,
kies dan onder „Automatisch deze
aanvangsverbinding kiezen‟ de
verbinding waarmee je normaal het
Internet opgaat. Klik daarna op
„Volgende‟.

 Nu moet je het IP-adres van de


host-computer (de computer die je
wil overnemen) invoeren. Geef het
IP-adres dat je had genoteerd in,
en klik op „Volgende‟.

19-28 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

 De VPN-verbinding is nu bijna
klaar. Als je dat wil kan je een
snelkoppeling maken op je
bureaublad. Klik vervolgens op
„Voltooien‟.

Nu er een VPN-verbinding gemaakt is, kunnen we een verbinding met het extern
bureaublad tot stand brengen :

  Start
 Alle programma's
 Bureau-accessoires
 Communicatie
 Verbinding met extern bureaublad

 In het venster dat nu verschijnt vul


je het IP-adres van de computer in
die je wil overnemen. Klik dan op
'Verbinding maken'.

 Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op van een account op de computer die je


wil overnemen. Dat mag eender welke account zijn, maar bedenk wel dat je maar de
rechten zult krijgen die de gekozen account op de computer heeft.
Hierna verdwijnt je bureaublad enkele seconden en dat van de computer die je wil
overnemen verschijnt. Een balk bovenin het scherm geeft aan dat je op een andere
computer via het extern bureaublad werkt. Door op het kruisje in balk te klikken wordt
de verbinding verbroken en keer je terug naar het bureaublad van de lokale computer.

Een VPN-verbinding tussen twee computers tot stand brengen

Door een VPN-verbinding tussen twee computers uit een verschillend netwerk tot stand te
brengen, creëer je dezelfde mogelijkheden als in een gewoon netwerk, zoals bestanden en
printers delen.
Een VPN-netwerk volgt dezelfde structuur als een klassiek netwerk. Er moet dus één
server zijn, waarop je dan zoveel clients kan instellen als je wil. Voor dit practicum maken
we een VPN-netwerkje bestaande uit één server en één client.

www.marcgoris.be 19-29
19. Het internet Computertechniek

1. De server instellen

  Start
 Mijn netwerklocaties
 Netwerkverbindingen weergeven
 Een nieuwe verbinding maken.

 Klik op „Volgende'

 Kies de optie “Een geavanceerde


verbinding instellen” en klik op
„Volgende‟

 Kies de optie “Binnenkomende


verbindingen accepteren” en klik op
„Volgende‟

 Kies de optie „Virtuele particuliere


verbindingen toestaan‟ en klik op
„Volgende‟

19-30 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

 Kies de gebruiker(s) die een


verbinding met je computer mogen
maken. Enkel de gebruikers die op
de server gekend zijn, worden
weergegeven. Als je van buitenaf
een verbinding wil maken met de
server, zal je de gebruikersnaam
en het wachtwoord van één van de
gebruikers moeten gebruiken, die
je hier hebt aangevinkt.
Klik daarna op „Volgende‟

 Selecteer “Internet protocol


(TCP/IP) en klik vervolgens op de
knop „Eigenschappen‟

 We gaan nu zelf een adresbereik


ingeven van computers die toegang tot
de server mogen krijgen. We kiezen
daar best IP-adressen die niet in
conflict komen met het eigen IP-adres
(10.x.x.x is meestal wel een goede
keuze). In dit voorbeeld kunnen slechts
twee computers toegang tot de server
krijgen. Als je meer computers toegang
wil geven, verhoog je gewoon het
laatste cijfer van het tweede IP-adres.
Sluit het venster door op „OK‟ te
klikken.

 Klik op “Voltooien” om de wizard te


sluiten.

www.marcgoris.be 19-31
19. Het internet Computertechniek

 Om een verbinding te kunnen maken met de


server, moet je eerst nog het echte IP-adres
achterhalen.
 Start
 Mijn netwerklocaties
 Netwerkverbindingen weergeven
 Tabblad “Ondersteuning”
Noteer dat IP-adres en neem het mee naar de
computer waarmee je de overname gaat doen.

2. Het instellen van de client

  Start
 Mijn netwerklocaties
 Netwerkverbindingen weergeven
 Een nieuwe verbinding maken.

 Klik op „Volgende'
Volg nu de wizard op dezelfde
manier als voor een verbinding met
het extern bureaublad. Let op dat je
bij het IP-adres het échte IP-adres
van de server invult (en dus niet
10.x.x.x).

 Eén probleem dat nu kan opduiken, is dat je plots geen verbinding meer kan maken
met het internet. Dat komt omdat de server van het VPN als internet-gateway werd
ingesteld, terwijl je natuurlijk via de server van het eigen netwerk een
internetverbinding moet maken. Dat los je zo op :
 Start
 Configuratiescherm
 Netwerkverbindingen
 Selecteer met de rechtermuisknop de VPN-verbinding die je net gemaakt hebt.
 Kies „Eigenschappen‟
 Selecteer „Internet Protocol (TCP/IP)‟
 Klik op „Eigenschappen‟
 Klik op „Geavanceerd‟
 Vink „Standaardgateway in het externe netwerk gebruiken‟ uit
 Sluit alle vensters met „OK‟

Door nu te dubbelklikken op de VPN-verbinding in het dialoogvensters


“Netwerkverbindingen” kan je nu een verbinding maken met de VPN-server. Je moet dan
wel eerst de gebruikersnaam en het wachtwoord van een goedgekeurde gebruiker op de
server ingeven. Indien je regelmatig gebruik maakt van de VPN-verbinding, kan je een
snelkoppeling naar de VPN-verbinding op het bureaublad maken.

19-32 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

Verbinding maken met behulp van logmein.com

Er bestaat op het internet een handige online-tool die het mogelijk maakt om op afstand
een ander computersysteem over te nemen. Het grote voordeel is dat het een platform-
onafhankelijke oplossing is. Dat wil zeggen dat de besturingsystemen van de host-
computer en de computer waarop je werkt helemaal niet hetzelfde hoeft te zijn.

Om gebruik te maken van de diensten van logmein.com dien je eerst een account aan te
maken. We gaan er in dit practicum van uit dat je nog geen logmein-account hebt.

 Zet je aan de host-computer (= de computer die je van op afstand wil besturen) surf
naar www.logmein.com.

 Klik op de link “Download LogMeIn Free”. Geef een geldig e-mail adres op, en kies een
wachtwoord. Daarna kan je de logmein-software downloaden en installeren op de host-
computer.
Tijdens dit proces moet je een apart wachtwoord opgeven om toegang tot je computer
te krijgen. Het spreekt voor zich dat je dit wachtwoord best goed onthoudt. Ook moet je
een naam opgeven voor de host-computer.

 Wanneer je vanop een andere computer toegang wilt tot je hostcomputer, surf je
opnieuw naar www.logmein.com. Dit keer heb je al een account aangemaakt. Je kan je
aanloggen door in de rechterbovenhoek van het browserscherm het opgegeven e-mail
adres en je wachtwoord in te geven.
Vooraleer je gebruik kan maken van de diensten moet je ook op de computer waarop
je werkt, de logmein-software worden geïnstalleerd.
Vervolgens verschijnt er een venster met daarin een lijstje met de computers die in je
account zijn opgenomen. Dat zijn er minstens twee : de computer waaraan je op dat
moment werkt, en de hostcomputer.

www.marcgoris.be 19-33
19. Het internet Computertechniek

 Om een verbinding te maken met je hostcomputer, klik je die gewoon aan in het lijstje.
Uiteraard moet de hostcomputer op dat moment wel aanstaan.

 Om toegang te krijgen tot je hostcomputer, moet je nog wel het wachtwoord ingeven
dat je voor die computer had ingesteld :

 Vanaf nu kan je je hostcomputer besturen alsof je er zelf voor zit.

Het spreekt voor zich dat om vlot te werken met logmein.com een breedbandverbinding
een vereiste is.

19-34 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

19.4.8 E-commerce

Toen het internet populair werd bij veel computergebruikers,


zagen bedrijven hier al snel een nieuw kanaal in om potentiële
klanten te bereiken. Ze begonnen tegen betaling diensten en
producten aan te bieden via het internet, en niet alleen in
Amerika. Ook bij ons sprongen de grootwarenhuizen op de kar.
Zo kan je tegenwoordig online winkelen bij Colruyt (Collect & Go),
Delhaize (Caddyhome) en Carrefour (Hypercarrefour). De
populairste producten op het internet zijn echter boeken en CD‟s.
De pionier op dat vlak is het Amerikaanse Amazon, dat miljoenen
titels aanbiedt. In België zijn Azur en Proxis de koplopers in de
online verkoop van boeken en CD‟s.

Het internet bleek niet alleen interessant voor de rechtstreekse verkoop tussen een koper en een
verkoper, zoals je in een winkel zou kunnen doen, maar er worden ook online veilingen
georganiseerd. Daarbij kan je op veiling-websites spullen te koop aanbieden, waarop andere
internetgebruikers dan een bod kunnen doen. Die krijgen dan het hoogst uitgebrachte bod te zien, en
hebben de mogelijkheid om hoger te bieden. Van het ogenblik dat de verkoper een bod krijgt dat hij of
zij interessant genoeg lijkt, of bij het verstrijken van een vooraf bepaalde tijd, kan de verkoop gesloten
worden.

De bekendste veilingsite die volgens dit systeem werkt is


eBay, opgericht in 1995 door de Frans-Iraanse programmeur
Pierre Omidyar. Bij het begin van het millennium had eBay al
12 miljoen geregistreerde gebruikers, begin 2006 waren er dat
al 150 miljoen. De veilingsite brengt kopers en verkopers
samen, maar bemoeit zich verder niet met de transacties zelf.
De basis voor die transacties – en wereldwijd zijn er dat
duizenden per seconde – is het vertrouwen tussen kopers en verkopers die elkaar helemaal niet
kennen. Om dat vertrouwen te stimuleren maakt eBay gebruik van een systeem waarbij koper en
verkoper elkaar na het beëindigen van de transactie feedback kunnen geven. De totale feedbackscore
(uitgedrukt in %) en alle commentaren van een eBay-gebruiker is voor iedereen zichtbaar. Gebruikers
met een feedback-score van meer dan 95% kan je rustig vertrouwen. Aanbiedingen bekijken en
bieden op artikels is volledig gratis. Verkopers betalen een kleine commissie aan eBay om van het
systeem gebruik te kunnen maken. Voor weinig geld bereik je zo een internationaal koperspubliek.

Via het internet kan je niet alleen je geld verdienen of uitgeven, je kan het ook via het internet
beheren. Zowat alle grote banken geven hun klanten de mogelijkheid om via het internet te bankieren.
Het grote voordeel is uiteraard dat je niet hoeft te verplaatsen naar je bank om je rekeninguittreksels
op te vragen of om een overschrijving uit te voeren. Bovendien ben je via het internet niet gebonden
aan de openingstijden van de bank, en hoef je nooit aan een loket aan te schuiven. Tenslotte hebben
ook de beurzen het internet ontdekt. Zowel professionele beleggers als particulieren maken gebruik
van het internet om aandelen en effecten te kopen en te verkopen. Dat kan via zogenaamde
beleggingswebsites, die meestal afhangen van grote banken en bekende beleggingsinstituten.

Belangrijke voorwaarde voor het succes van e-commerce, is de beveiliging van het betalingsverkeer
over het internet. Hiervoor wordt steeds gebruik gemaakt van encryptie om de gegevens te verzenden
via een speciaal daarvoor ontworpen protocol. De bekendste protocols zijn S-HTTP (Secure HTTP),
SET (Secure Electronic Transaction – een internationale standaard die ontwikkeld werd door VISA en
EuroCard/MasterCard) en SSL (Secure Socket Layer). Wanneer je verbinding via die laatste methode
beveiligd wordt, zie je dat in de adresregel van je browser, als de URL begint met HTTPS in plaats
van gewoon HTTP. In de statusbalk van je browser verschijnt dan een icoontje in de vorm van een
hangslot of een sleuteltje.

Waar veel geld omgaat, zijn vaak ook oplichters actief. Door het anonieme karakter van het internet,
zijn veilingwebsites zoals eBay, Kapaza, 2dehands, Marktplaats en Speurders (Nederland)
geliefkoosde doelwitten voor oplichters. Berucht zijn de Afrikaanse oplichters, die zich voordoen als
geïnteresseerde kopers, en voor uw artikel bereid zijn tot het dubbele van uw vraagprijs te geven,
zogezegd omdat ze het artikel nergens anders kunnen vinden, en zij precies dàt artikel cadeau willen
doen aan hun neefje in Nigeria.

www.marcgoris.be 19-35
19. Het internet Computertechniek

Dear seller
my name is Mr.tony plese i need this items for my son i what to present it to her for her
birthday and i need it orgently and i want u to make it fast becuse her birthday next week and
i want u to help me and after that i want to make a dell with u there some complen her in
nigeria they sed they need some item like 50pic of laptop i don't no how u can get them for
me they need the sample like 2pic to sell and i want u to add it with my son making 3pic of
laptop i want u to send them befor next week so i will make the parment with the remany
one pls do that for me i want to make a dell with u ok i don't want them to take the contract
from me pls ok no fordeup
thinks Mr.Tony
Typische “scam” mail van een Nigeriaanse oplichter.

Gelukkig zijn dat soort e-mailtjes erg makkelijk te herkennen : ze zijn opgesteld in een schabouwelijk
Engels met een heleboel taalfouten, en de verkoop is superdringend. Ook bedienen dergelijke
oplichters zich van vertaalsoftware, om verkopers ook in hun eigen taal te verleiden. Dat
vertaalsoftware nog niet optimaal werkt, kan je onmiddellijk merken : het geproduceerde taaltje lijkt
slechts van ver op het Nederlands :

ello gaat de verkoper, am zeer rente in het kopen van uw punt zonder uitstel, zo naar me terug
met de huidige voorwaarde van het punt.

Ondanks het feit dat de oplichting er zo dik bovenop ligt, blijken er toch nog altijd mensen in te
trappen.

Tips voor internet-verkopers om oplichting te voorkomen :


 Ga nooit in op een onrealistisch bod ; een bod dat te goed is om waar te zijn, is dat ook.
 Wees zeer wantrouwig wanneer je spullen naar Nigeria moeten.
 Zoek informatie over de koper op het internet ; bekijk gebruikerswaarderingen en feedbackscores
op de veilingsite waar de verkoop plaatsvindt.
 Wees in de advertentie zo eerlijk mogelijk over het artikel, en maak duidelijk welke betaalwijze je
prefereert.
 Accepteer geen betalingen via dubieuze kanalen als Western Union, Bidpay of MoneyGram.

Tips voor kopers om oplichting te voorkomen :


 Ga niet in op advertenties waar voor een artikel een onrealistisch lage prijs wordt gevraagd.
 Zoek informatie over de verkoper op het internet ; bekijk gebruikerswaarderingen en
feedbackscores op de veilingsite waar de verkoop plaatsvindt.
 Maak alleen gebruik van bekende veilingsites zoals eBay, Marktplaats of Kapaza.

Ben je toch opgelicht, dan is het belangrijk dat je toch aangifte doet bij de politie in je woonplaats,
anders is er geen sprake van een strafbaar feit. Hoe meer mensen aangifte doen, hoe meer aandacht
de politie aan internetfraude zal besteden. Je kan ook online aangifte doen bij de Internet Crime
Complaint Center van het Amerikaanse FBI. Die behandelt geen individuele transacties waarbij
kleinere bedragen gemoeid zijn, maar spoort wel bendes van fraudeurs op.

http://www.benl.ebay.be
http://www.ic3.gov

19-36 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

19.4.9 Internettelefonie

Internettelefonie (ook IP-telephony, webtelephony of Voice Over IP/VOIP genoemd) is een van de
meest recente webontwikkelingen. Zij zien in de toepassing een enorm marktpotentieel en kunnen
met de toepassing zelfs in concurrentie treden met de traditionele telefoonoperatoren. IP-telefonie
betekent dat het Internet wordt gebruikt om te telefoneren. Het is daarbij noodzakelijk om een
koppeling te maken tussen het lijngeschakelde telefoonnet en het pakketgeschakelde Internet. Deze
omschakeling gebeurt door een gateway bij de zogenaamde ITSP (Internet Telephony Service
Provider), het bedrijf dat IP-telefonie aanbiedt. De ITSP zorgt ook voor de omzetting van het analoge
telefoonsignaal naar een digitaal internetsignaal en omgekeerd.

Van IP-telephony bestaan verschillende varianten :

 Van PC-naar-PC : gebruikers kunnen via hun PC's (uiteraard uitgerust met geluidskaart,
microfoon en speciale software, zoals NetMeeting en InternetPhone) en het Internet met
elkaar bellen. Beide gebruikers moeten daarvoor op hetzelfde moment inbellen op een
bepaalde ILS (Internet Locator Server). Dat maakt het systeem niet echt gebruiksvriendelijk.
Bekendste dienst die deze vorm van IP-telefonie aanbiedt, is Skype.

 Van telefoon naar PC en vice versa : de gebruiker belt met een klassiek toestel in op de
server van de ITSP waar het signaal wordt gedigitaliseerd om het vervolgens via het Internet
te verzenden naar de PC van de bestemmeling. Omgekeerd kan via een PC een verbinding
worden gemaakt met de gateway van de ITSP, die het signaal analoog maakt en via het
telefoonnet verstuurt naar het telefoontoestel van de ontvanger.

 Van telefoon naar telefoon : dit werkt voor de gebruiker identiek als klassieke telefonie. Er
wordt een dubbele gateway gebruikt. De gebruiker belt met een klassiek telefoontoestel naar
de server van de ITSP die het signaal digitaliseert en via het Internet verstuurt naar een server
die het dichtst bij de bestemmeling staat. Daar worden de digitale data terug omgezet in een
analoog signaal dat naar het telefoontoestel van de bestemmeling wordt gestuurd.

Vooral voor bedrijven kan internettelefonie kostenbesparend zijn. Een multinational met een eigen
WAN kan bijvoorbeeld alle telefoon- en faxverkeer van een lokale vestiging via het LAN laten
verlopen. Alle werknemers bellen/faxen via de PC. Vanuit het LAN kan een gateway worden gelegd
naar de WAN (voor bedrijfsinterne communicatie tussen de vestigingen) en naar het openbare
telefoonnet (voor communicatie met de buitenwereld).

Tot voor kort was de kwaliteit van telefonie via het Internet nog niet optimaal en niet van hetzelfde
niveau als klassieke telefonie. Dat kwam door de manier waarop het signaal werd verwerkt en
verzonden. Tegenwoordig wordt de kwaliteit van internetgesprekken steeds beter, en evenaart het de
kwaliteit van een gewoon gesprek. Je hebt daarvoor een telefoon met USB-aansluiting nodig, een
breedband-internetverbinding (kabel of ADSL) en de software die VOIP mogelijk maakt, zoals het
overbekende programma Skype. Groot nadeel is dat er nog steeds af en toe vertragingen optreden,
die erg hinderlijk kunnen zijn in een gesprek. De fysieke afstand tussen de correspondenten is daarbij
geen bepalende factor. De vertragingen treden immers op door de omzetting van geluidssignalen naar
datapakketjes en omgekeerd, en dat heeft natuurlijk niks met afstand te maken. Een ander nadeel is
dat voor internettelefonie voorlopig nog steeds een krachtige computer noodzakelijk is, een hindernis
die in de toekomst overwonnen wordt met ATA (Analogue Terminal Adapter), een klein kastje tussen
de telefoon (dat mag dan een klassiek toestel zijn) en de internetverbinding. Mogelijk verschijnen later
telefoontoestellen met een ingebouwde ATA en een draadloze netwerkverbinding.

Op dezelfde manier bestaat ook de mogelijkheid om via het Internet te faxen. Faxen via het Internet
(ook IDD - Internet Document Delivery genoemd) is - vooral internationaal - zeer voordelig omdat het
lokaal telefoontarief van toepassing is. Er bestaan verschillende diensten op het Internet die de
mogelijkheid aanbieden. De systemen zijn verschillend: fax-to-fax, fax-to-e-mail (waarbij een fax bij de
ontvanger als de bijlage bij een e-mail terecht komt) en e-mail-to-fax (waarbij een e-mail bericht
toekomt op het faxtoestel van de ontvanger).

www.marcgoris.be 19-37
19. Het internet Computertechniek

Stilaan komt IP-telefonie ook los van het internet. Tegenwoordig bestaan er telefooncentrales die het
mogelijk maken om alle telefoonverkeer via het bedrijfsnetwerk te laten verlopen. De telefooncentrale
zelf is via een of meer klassieke telefoonlijnen, of via glasvezel, verbonden met een
telefoonaanbieder, zoals dat met elke abonnee het geval is. Maar binnen het bedrijf gebeurt alle
telefonie via het bedrijfsnetwerk. Dat heeft ontegensprekelijk het voordeel dat er geen aparte
telefoonbekabeling doorheen het hele bedrijfsgebouw moet worden gelegd, aangezien er toch altijd
een bedrijfsnetwerk ligt in alle kantoren, en dat is vooral interessant voor nieuwe gebouwen die nog
van bekabeling moeten voorzien worden.

19.4.10 Podcasting

Met Podcasting worden grote geluidsbestanden in mp3-formaat – meestal hele radiouitzendingen – op


het internet gepubliceerd. Niet alleen stelt je dat in staat om je favoriete radioprogramma op een door
jou gekozen tijdstip te beluisteren, het programma is ook wereldwijd beschikbaar. Er bestaan drie
soorten “audio via internet” :
 webcast of 'live' streaming: een uitzending wordt beluisterd op het moment dat deze wordt
uitgezonden.
 on demand streaming: een audiouitzending kan worden beluisterd wanneer men wil, maar de
audiobestanden worden niet naar de eigen pc gekopieerd. Men kan deze uitzendingen dus niet op
de harde schijf bewaren en bewerken.
 download: de luisteraar downloadt een bestand en beluistert dat wanneer hij wil, zo vaak hij wil,
zonder dat hij online hoeft te zijn.

Bij live en on-demand streaming heeft de aanbieder meer inzicht in het werkelijke gebruik van de
content. Bij veelvuldig consumeren is downloaden efficiënter. Maar als een uitzending (zoals een
podcast) vaak maar één keer wordt beluisterd is streaming efficiënter omdat er geen onnodige
opslagruimte bij de luisteraar wordt gebruikt. Als maar een klein deel van een uitzending wordt
beluisterd is streaming veel efficiënter, omdat er alleen voor het beluisterde gedeelte dataverkeer
wordt gegenereerd. Streaming vereist wel dat een permanente verbinding (bij voorkeur breedband)
aanwezig is, wat bij draagbare mp3-spelers doorgaans niet het geval is. Streaming is momenteel dus
voornamelijk interessant voor desktop/laptopgebruik, en downloads voor mobiele muziekspelers.

Podcasting valt duidelijk in de downloadcategorie. De gebruiker stemt op een kanaal af, in dit geval
geen frequentie maar een RSS-feed, en de audio wordt vanzelf in de muziekspeler afgeleverd.
Publieke en commerciële radiostations zenden hoofdzakelijk on demand en live streams uit omwille
van auteurs- en eigendomsrechten.

Tegenwoordig bieden zowat alle grote radiostations hun uitzendingen als podcast op hun website aan.
Ze knippen daarbij het auteursrechtelijk beschermde materiaal uit uitgezonden radioprogramma's,
waardoor ze enkel materiaal on line kunnen zetten waar ze zelf auteursrechtelijk iets over te zeggen
hebben. Niets houdt gewone internetgebruikers echter tegen om eigen geluidsbestanden ook als
podcast te publiceren op het internet.

De term podcasting is een samentrekking van iPod, de draagbare MP3-speler van Apple, en
'broadcasting' (Engels voor uitzenden), en werd bedacht door Ben Hammersley, die hem in 2004 voor
het eerst gebruikte in de krant The Guardian. Het succes van podcasting is te danken aan
verschillende factoren :
 doorbraak van breedband bij thuisgebruikers
 beschikbaarheid van kleine en goedkope mp3-spelers met een opslagcapaciteit van meerdere GB
 sterke integratie van een draagbare mp3-speler en een beheerprogramma voor audiobestanden
(iPod/iTunes was de pionier)
 de doorbraak van Web 2 en RSS op het internet
 de visie dat veel mensen via een dergelijke kanaal geluidsbestanden zouden willen publiceren

Podcasting is een een mum van tijd razend populair geworden. Het valt te voorspellen dat over enkele
jaren ook een soortgelijke distributie van televisie- en videobeelden via het internet de nieuwe trend
zal worden. De bekendste podcasting-website is YouTube (www.youtube.com).

19-38 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

19.5 Browsers

Een browser is een programma dat nodig is om websites te kunnen bekijken en om te surfen van de
ene naar de andere site. Het woord “browser” komt overigens van het Engelse “to browse”, wat
bladeren betekent. Browsers gebruiken informatiepagina's opgemaakt in de HTML-code om tekst,
graphics, geluid en video op je scherm te tonen. Gezien de snelle evolutie van HTML en de
ontwikkeling van nieuwe technologieën (DHTML, Java, Active X, enz.), is het belangrijk dat je steeds
een recente versie gebruikt om fouten bij het bekijken van een pagina te voorkomen.

Een aantal jaren geleden, toen Internet snel aan het groeien was (dat doet het overigens nog steeds),
begon de grote browseroorlog. Het grootste deel van de mensen gebruikte op dat moment Netscape
(in 1997 was dat 70 %). Netscape had veel bijgedragen aan de opbouw van het web en was populair.
Voor het gebruik van Netscape moest je op dat moment wel betalen. Door het succes van Netscape
met het web was Microsoft bang dat ze haar dominante positie op de internetmarkt zou kwijt raken en
dus begon ook Microsoft aan de ontwikkeling van een browser, Microsoft Internet Explorer (MSIE).
MSIE leek opvallend veel op Netscape, maar Microsoft gaf MSIE gratis weg. Met de introductie van
Windows98 werd het helemaal heibel. Microsoft had MSIE helemaal in het besturingssysteem
Windows verwerkt en leverde de browser vanaf dan gratis mee met het hele systeem. Microsoft wilde
Windows zelfs alleen aan computerfabrikanten als IBM en Compaq leveren als ze ook MSIE op hun
PC's installeerden. En toen ging het snel voor Netscape. Netscape werd ook gratis, onder druk van de
marktaandelen in browsers. Netscape en Explorer gingen elkaar bestrijden in het steeds sneller
opvolgen van nieuwe elementen als geluid, film, animatie e.d. in hun browsers.

Een grote groep mensen bleef Netscape trouw, al was het maar om ze te belonen voor de bijdrage
aan het wereldwijde web die ze geleverd hadden. Daarnaast was het “politiek correct” en cool om
Netscape te gebruiken. Netscape was een van de weinige bedrijven waar niet alles om het grote geld
draaide, wat wel het geval was bij Microsoft.

Totdat Netscape werd overgenomen door AOL (America OnLine) ging het nog redelijk met de strijd
om wie de meeste gebruikers had. Het ging bijna gelijk op tussen Explorer en Netscape. Maar sinds
de AOL aan de touwtjes trekt, gaat het mis bij Netscape. Er komen nauwelijks nog nieuwe versies uit,
versie 5 werd al helemaal overgeslagen en de concurrentie bij Explorer zat ook niet stil; Explorer werd
een stabielere en uitgebreidere browser. De introductie van Netscape 6 werd een flop, en ook versie 7
werd in stilte gelanceerd. In januari 2000 surfte nog minder dan 20 % van de internetgebruikers met
Netscape, tegenwoordig nog minder dan één procent (bron : http://www.thecounter.com/stats).
Microsoft heeft Netscape definitief verslagen in de browseroorlog.

Microsoft Internet Explorer (MSIE)

Sinds Windows 98 is MSIE 4.0 en het besturingssysteem


gekoppeld. Het gebruik van Internet is daarmee volledig in Windows
geïntegreerd. Tegenwoordig geldt MSIE (ondertussen versie 7) als
de standaard voor webbrowsen, die alle moderne snufjes zoals
scripting, aan boord heeft en de meest recente standaarden zoals
DHMTL en XML volledig ondersteunt. Bij de browser worden een
aantal hulpprogramma‟s meegeleverd, zoals een e-mail client
(Outlook Express), tools voor conferencing (NetMeeting), chatten
(MSN Messenger), webdesign (Frontpage Express) enz. Voor
multimediatoepassingen kunnen plug-ins als Windows Media Player
en Macromedia Shockwave Flash worden geïnstalleerd.
Het uiterlijk van de browser is helemaal aan de wensen van de gebruiker aanpasbaar. Bovendien
wordt het surfen voor de gebruiker makkelijker gemaakt door bijvoorbeeld het automatisch aanvullen
van webformulieren, het automatisch aanvullen van reeds bezochte URL‟s in de adresbalk, enz.
Zoekopdrachten kunnen rechtstreeks in de adresbalk worden ingegeven. Veiligheids- en privacy-
niveaus (bijvoorbeeld het al dan niet accepteren van cookies) kunnen op de wensen van de gebruiker
worden ingesteld.

www.marcgoris.be 19-39
19. Het internet Computertechniek

Met Active Desktop kan het bureaublad nu ook als browser fungeren. Active Desktop bestaat uit een
transparante pictogramlaag waarop alle bestaande snelkoppelingen van het bureaublad worden
weergegeven en een onderliggende HTML-laag waarop alle op HTML gebaseerde onderdelen
worden weergegeven, inclusief ActiveX-besturingselementen en -scripts. Elke folder bevat de "Verder"
en "Terug" pijlen zodat je desktop helemaal op de Internet Explorer lijkt. De Active Desktop maakt het
ook mogelijk om 'Web content' (zoals bijvoorbeeld een weerkaart) op het bureaublad te plaatsen.
Daarvoor moet men dan wel een permanente verbinding met het Internet hebben.
MSIE is in de meeste gangbare talen verkrijgbaar, en kan volledig gratis worden gedownload van de
Microsoft Website (totaal iets meer dan 25 MB) : www.microsoft.be/ie.

Netscape Communicator

Netscape Communicator lijkt qua mogelijkheden sterk op MSIE, maar heeft


vooral op commercieel gebied het pleit met Microsoft verloren. Ook
Communicator kan met de meest moderne standaarden overweg, en kent een
aantal eigen, downloadbare lettertypes. In de Nescape Suite zitten een aantal
specifieke hulpprogramma‟s om e-mail te lezen (Nescape Messenger), om
nieuwsgroepen te lezen (Netscape Newsgroup), om te chatten (AOL Instant
Messenger), websites te bouwen (Netscape Composer), enz. Voor
multimediabestanden heeft Netscape een eigen Media Player in huis. Een
speciaal hulpprogramma (NetWatch) zorgt voor content filtering (om bijvoorbeeld pagina‟s met
expliciete pornofoto‟s of grove taal te weren). Een lijst met verwijzingen naar favoriete websites wordt
niet “Favorieten”, maar wel “Bookmarks” genoemd.
Net als MSIE is Netscape gratis te downloaden (www.netscape.com) in de meest gangbare talen.

Mozilla / Firefox

Mozilla was een open-source browser die in functionaliteit niets moest


onderdoen voor de Internet Explorer, en beschikbaar was voor verschillende
platformen (Windows, Linux, …). Mozilla omvatte een geïntegreerde e-mail
client, zodat het eigenlijk niet meer nodig was daarvoor een afzonderlijk
programma te gebruiken. Met behulp van skins kon je het uitzicht van Mozilla
aanpassen aan je wensen.
Sinds 2004 heet de Mozilla-browser Firefox, en die alternatieve browser is aan
een heuse opmars begonnen. Hoe langer hoe meer internetgebruikers kiezen
voor die kleine maar krachtige browser, al dan niet uit frustratie tegen de hegemonie van Microsoft.
Uitgebreide documentatie vind je op http://www.mozbrowser.nl/node/view/388.

Opera

Opera is een browser die erg goed scoort op het gebied van snelheid, die
duidelijk beter is dan deze van de Internet Explorer. Dit maakt deze browser
een goede keuze voor wie surft met een klassieke telefoon- of ISDN
verbinding. Aangenaam is het surfen met tabbladen. Opera heeft ook allerlei
ingebouwde opties zoals een email-client, een anti-popup manager en auto-invullen. De versie die
gratis gedownload kan worden heeft een reclamevenster dat verdwijnt als men het programma
registreert. Opera is beschikbaar voor zowel Windows als Linux.

Konqueror

Konqueror is de Linux-browser die meegeleverd wordt met KDE. Het is een snelle,
stabiele browser en heeft veel extra functies en tools, bijvoorbeeld voor vertalen,
valideren etc. Helaas zit de browser vol met bugs. Deze bugs raken maar niet
opgelost. De Linux-community lijkt vooral geinteresseerd in het steeds maar meer
toevoegen van nieuwe functies, en niet in het oplossen van bestaande problemen.
Konqueror is verworden tot de “Internet Explorer” van Linux.

19-40 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

Safari en iCab

Zelfs Apple gebruikte in haar besturingssysteem MacOS X MSIE als


standaardbrowser, maar bracht in januari 2003 een eigen browser uit,
onder de naam Safari. Ook bestaat er voor de Mac een Duitse browser
onder de naam iCab. Die laatste heeft alvast één groot voordeel: iCab
draait gewoon nog op een Mac van 10 jaar oud (naar verluidt zelfs op
een oude Apple II). Daarnaast vreet iCab niet zoveel harde schijfruimte en werkgeheugen
als MSIE en Netscape. Een unieke eigenschap is het zgn. "error report": iCab helpt
webontwikkelaars hun fouten op te sporen.

http://www.microsoft.be/ie
http://www.netscape.com
http://www.mozbrowser.nl
http://www.opera.com
http://www.konqueror.org
http://www.apple.com/nl/safari
http://www.icab.de

Browsers naar je hand zetten

1. Microsoft Internet Explorer

Open via het menu “Extra” de Internet-opties.

MSIE werkt met een interface die bestaat uit verschillende


“tabbladen”, waarbij in elk tabblad bepaalde instellingen kunnen
worden aangepast. Soms is het een beetje zoeken naar het
juiste tabblad voor een bepaalde instelling.

Algemeen :

 Instellen van de
startpagina

 Tijdelijke bestanden en
zgn. cookies handmatig
verwijderen, of een aantal
instellingen van de tijdelijke
map aanpassen.

 De lijst van bezochte URL‟s


(= de “geschiedenis”)
wissen.

 De layout van de
weergegeven pagina‟s
wijzigen.

www.marcgoris.be 19-41
19. Het internet Computertechniek

Beveiliging

 Het beveiligingsniveau voor


het veilig surfen op het
internet instellen. Het is niet
aangeraden om hiervoor
enkel op MSIE te steunen,
maar installeer zeker een
goede firewall, een anti-
virus programma en een
programma dat spyware
van je computer houdt.

Privacy

 Hier stel je het niveau in


waarin je privacy wordt
beschermd. Daarbij gaat
het vooral om welke
cookies al dan niet
aanvaard worden.

19-42 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

Inhoud

 Internet-restrictie : content
filtering

 Aanleggen, bewerken en
beheren van een lijst van
certificaten voor beveiligde
verbindingen en doorsturen
van geëncrypteerde
informatie.

 Het in- en uitschakelen van


het automatisch aanvullen
van informatie in
webformulieren (op basis
van wat je vroeger al ooit
hebt ingevuld).

 Het bewaren van een


persoonlijk profiel in de
adresboek van Outlook
Express.

Verbindingen

 Knop “Instellingen” :
openen van een wizard
voor het aanmaken van een
nieuwe netwerk- of
internetverbinding.

 Knop “Toevoegen” : het


toevoegen van een
inbelverbinding voor het
internet.

 Knop “LAN-instellingen” :
het handmatig instellen van
een proxyserver op een
lokaal netwerk, waarmee je
dan verbinding maakt met
het internet.

www.marcgoris.be 19-43
19. Het internet Computertechniek

Programma’s

 Selecteren van de
hulpprogramma‟s voor
specifieke taken.

 Standaard start- en
zoekpagina‟s van MSIE
opnieuw instellen.

 Bij het opstarten van de


browser altijd controleren of
MSIE wel de standaard-
browser is.

Geavanceerd

 Hier vind je een hele reeks


van gespecialiseerde
instellingen over de manier
waarop pagina‟s moten
worden afgedrukt, met
betrekking tot beveiliging,
het gebruik van extra
functies en multimedia, enz.

 Met een speciale knop


kunnen de instellingen weer
gewijzigd worden naar de
standaardinstellingen van
MSIE.

19-44 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

2. Netscape Communicator

Open via het menu “Edit” (Bewerken) de “Preferences”


(Voorkeuren).

Communicator werkt met een interface die bestaat uit


verschillende pagina‟s die kunnen doorbladerd worden met
een menu aan de linkerkant. Ook hier is het soms een beetje
zoeken naar de juiste pagina voor een bepaalde instelling.

Alle instellingen voor de browser zelf (Communicator) bevinden


zich in de sectie “Navigator”, met uitzondering van de
beveiligingsopties, die in een aparte sectie staan.

www.marcgoris.be 19-45
19. Het internet Computertechniek

19.6 Zoekmachines

Zoekmachines (search engines) zijn speciale websites, die alleen bedoeld zijn om gebruikers snel te
laten zoeken tussen de miljoenen informatiepagina‟s op het Internet. Doordat de gebruiker de
woorden intoetst waarop gezocht moet worden, haalt de zoekmachine de internetadressen van
websites op die aan dit zoekcriterium voldoen. Marktonderzoek heeft uitgewezen dat maar liefst 80%
van de surfers op een website terecht komt via een zoekactie in een of meer zoekmachines.

Zoekmachines maken gebruik


van crawlers (ook web spiders
genoemd) – speciale software
die voortdurend het internet van
link naar link afspeurt en
belangrijke informatie van de
gevonden webpagina‟s, zoals
URL, titel, inhoud, taal,
keywords, enz. bewaart in een
database. De gegevens worden
daarbij “gecodeerd” op zo‟n
manier dat ze zo weinig mogelijk
plaats innemen in de database.
Woorden of combinaties van
woorden die je bij een
zoekopdracht intypt worden
vergeleken met de informatie in
de database van de
zoekmachine. De zoekfunctie
probeert die documenten te
vinden waarin je zoekwoorden
voorkomen. De documenten die
worden gevonden, worden
volgens een bepaald algoritme in
volgorde van belangrijkheid
gepresenteerd. De link naar het
meest relevante document staat
bovenaan de lijst, gevolgd door
de minder relevante documenten.

Wanneer een zoekmachine een lijst van documenten heeft gevonden die voldoen aan uw
zoekwoorden, dan worden die in uw browser gepresenteerd op volgorde van relevantie. Het algoritme,
een set van procedures en beïnvloedende factoren die deze verdeling maakt, verschilt van de ene
zoekmachine tot de andere. In sommige gevallen vertellen de zoekmachines op hun website hoe dat
gebeurt, maar meestal is dit een goedbewaard geheim.

Het ligt voor de hand dat factoren als gedegen inhoud, meta-tags en het aantal malen dat een
zoekwoord in het document voorkomt een rol spelen. Maar ook externe factoren spelen steeds vaker
een belangrijke rol : site-populariteit binnen de zoekmachine (het aantal doorklikken), de hits van een
bepaalde site en tegenwoordig ook de geldbedragen die bedrijven ervoor veil hebben om hun website
hoog in de lijst van een zoekmachine te laten verschijnen. Links van andere websites naar je website
wordt door veel zoekmachines als een zeer belangrijk gegeven gezien. Wanneer een andere website
naar jouw website verwijst, is deze website dus interessanter dan een website zonder links. Dat is een
objectieve manier van ranking. Er zijn zogenaamde linkfarms die links creëren. Deze websites
bestaan alleen uit links en genereren dus vrij veel populariteit. Bovendien zal een website waar veel
naar gelinkt wordt, makkelijker door de crawler gevonden worden, omdat die het Internet doorzoekt
van link naar link. Meer links naar jouw website betekent dus meer kans dat de crawler jouw website
vlugger vindt en indexeert.

19-46 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

De term "zoekmachine" wordt vaak in het algemeen gebruikt om zowel echte (true) zoekmachines,
directories en hybride zoekmachines aan te duiden.

 Echte zoekmachines (zoekrobots)


Echte zoekmachines zoals Google, bouwen hun listing van
websites automatisch en zelfstandig. Ze speuren (crawlen)
het web af naar geschikte sites en paginas. Bezoekers
kunnen via de zoekmachine zien wat de crawlers hebben
gevonden. Indien webpaginas veranderen, dan zullen
deze crawlers de veranderingen vinden en opnemen in
hun database. Zo blijft de site-informatie in de
zoekmachine up to date. Een consequentie is echter dat
bij wijzingen op de website, de manier waarop de site was
opgenomen kan veranderen. Paginatitels, inhoud van het
"Body" deel, "Keywords" en andere elementen spelen
hierbij een rol.
Dergelijke types van zoekmachines worden zoekrobots
genoemd.

 Directories
Een directory is qua inhoud afhankelijk van handmatige acties. Het sturen van een korte
beschrijving van uw site naar de directory zorgt ervoor dat medewerkers van het portal uw site
bekijken en eventueel indelen in een bepaalde categorie. Het is echter ook mogelijk dat
websites niet worden toegelaten. Bij het zoeken wordt door de zoekmachine alleen gekeken
naar deze korte beschrijving, ongeacht de inhoud van de site. Veranderingen van webpaginas
hebben dus geen invloed op de listing binnen de directory. Acties om een listing binnen een
echte zoekmachine te verbeteren hebben dus geen effect bij een directory. De enige
uitzondering is dat een goede website, met goede inhoud en informatie meer kans maakt om
een goede positie binnen de directorie te krijgen dan een matige of zelfs slecht geschreven
website. De laatste worden waarschijnlijk sowieso geweigerd.

 Hybride zoekmachines
Sommige echte zoekmachines beschikken ook over een directory. Bekendste in die categorie
is Yahoo. Te worden opgenomen in de directory van een hybride zoekmachine is vaak een
kwestie van geluk en natuurlijk de kwaliteit van uw website. Het is mogelijk dat deze
zoekmachines een mogelijkheid bieden tot het aanmelden van uw website, maar ook hier
bestaat geen garantie voor opname.

Een speciaal type van zoekmachine is de meta-zoekmachine. Dat is een programma dat de
zoekopdracht door verschillende zoekmachines tegelijk laat uitvoeren. Aangezien de meta-
zoekmachine tegelijkertijd meerdere zoekmachines aanspreekt, is de kans dat er websites over een
bepaald onderwerp gevonden wordt groter. De zoekmogelijkheden bij een metazoekmachine zijn
evenwel beperkter omdat de meta-zoekmachine moet rekening houden met de verschillen in syntaxis
(schrijfwijze van de zoekopdracht) tussen de diverse zoekmachines. De bekendste Meta-zoekmachine
is MetaCrawler.

Het voornaamste probleem waar zoekmachines nog mee worstelen, is dat enkel de informatie op
gewone webpagina‟s en eenvoudige documenten, zoals PDF-bestanden, worden geïndexeerd.
Geschat wordt echter dat meer dan 80 % van de totale informatie op het internet verborgen zit in
databanken, en die informatie wordt maar zichtbaar met een zoekfunctie op de website zelf waar zo‟n
databank gehost wordt. Het geheel van die informatie wordt gemeenzaam het deep web genoemd, en
zoekmachines die erin slagen ook die database-informatie te indexeren, noemt men dan deep web
zoekmachines. Verschillende bedrijven, waaronder Google, experimenteren al met nieuwe
technologieën, maar voorlopig blijft het nog een tijdje wachten op de eerste algemene deep web
zoekmachine.

www.marcgoris.be 19-47
19. Het internet Computertechniek

Verder vind je op het internet nog tal van


gespecialiseerde zoekmachines, die zich op
een welbepaald onderwerp richten. Wil je
meer informatie vinden over een bepaalde
auteur, dan zou je gebruik kunnen maken
van een zoekmachine die gespecialiseerd is
in literatuur. Een lijst met gespecialiseerde
zoekmachines is te vinden op
www.beaucoup.com.

Wanneer je zoekt naar iets willekeurigs op je


favoriete zoekmachine, krijg je enkele
seconden later al een lijst van pagina‟s
gepresenteerd die gerelateerd zijn aan de
zoekterm. Hiervoor moet de machine soms
miljoenen pagina‟s doorlopen. Bovenaan de
lijst die je gepresenteerd wordt, staan de
meest relevante pagina‟s, en naarmate je de
lijst afdaalt wordt de relevantie minder. De
meeste mensen bekijken trouwens enkel de
eerste listings. Het is daarom belangrijk om
als aanbieder van een website bij de eerste
20 listings te eindigen.

Zoekmachines kunnen bij een groot aantal hits op een zoekopdracht, de vraag niet stellen om wat
meer duidelijkheid te krijgen over wat u nu werkelijk zoekt. Ze kunnen ook niet vertrouwen op
ervaringen in het verleden, om zodoende de oplossingen naar waarschijnlijkheid voor te schotelen
aan de vrager. Er zijn wel ontwikkelingen op dit gebied, waarbij populaire keuzes stilaan meer prioriteit
krijgen en dus bovenaan de listing verschijnen indien de volgende bezoeker het woord "reizen" voor
de zoveelste maal intikt, maar er is nog steeds een lange weg te gaan.

Hoe gaan zoekmachines hier dan mee om? Hoe bepalen ze de relevantie van een onderwerp?
Hiervoor volgen zoekmachines een aantal regels. Een van de hoofdregels heeft betrekking op de
keywords die in de zogenaamde "meta-tags" van de desbetreffende pagina worden gespecifieerd. Het
gaat daarbij om de locatie van deze keywords en de frequentie waarin deze op die pagina voorkomen.
Deze methode van bepalen van relevantie wordt de location/frequency method genoemd.

<html xmlns="http://www.w3.org/1999/xhtml"><!-- InstanceBegin


template="/Templates/basis.dwt.asp" codeOutsideHTMLIsLocked="false" -->
<head>
<meta http-equiv="Content-Type" content="text/html; charset=iso-8859-1" />
<meta name="Keywords" content="katholieke hogeschool kempen, KHK, KH kempen, hoger
onderwijs, onderwijs, kempen, Geel, Turnhout, Vorselaar, Lier, hobu, voortgezette
opleiding" />
<meta name="Description" content="De Katholieke Hogeschool Kempen telt 10
departementen, samen goed voor om en bij de 6 000 studenten." />
<link rel="icon" href="/favicon.ico" type="image/x-icon" />
<link rel="shortcut icon" href="/favicon.ico" type="image/x-icon" />
<!-- InstanceBeginEditable name="head" --><!-- InstanceEndEditable -->
<script language="JavaScript" src="javascript/mainScript.js"
type="text/javascript"></script>
<!-- InstanceBeginEditable name="doctitle" -->
<title>Welkom aan de KHKempen</title>
<!-- InstanceEndEditable -->
</head>
De Meta-tags uit de website van www.khk.be

19-48 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

Er schuilt natuurlijk een gevaar in het gebruik van meta-tags als informatiebron voor zoekmachines.
Sommige webontwerpers steken doelbewust zeer populaire zoekwoorden in hun meta-tags, die
weliswaar niets met de inhoud van hun website te maken hebben, maar die mogelijk wel veel
bezoekers opleveren. Dat kan bijvoorbeeld interessant zijn voor websites die reclameboodschappen
bevat waarvoor de adverteerders per effectieve “hit” betalen. Om dat soort bedrog tegen te gaan,
zullen intelligente zoekmachines de gevonden woorden in de meta-tags vergelijken met de woorden in
de body van de pagina. Enkel die woorden in de meta-tags worden dan weerhouden indien ze ook
voorkomen in de rest van de pagina.

Pagina‟s die de keywords in hun titel hebben zijn blijkbaar meer relevant dan de andere pagina‟s.
Zoekmachines kijken ook of de keywords zijn opgenomen in de top van de pagina, zoals in de koppen
boven de eerste paar alinea's tekst. Zoekmachines vermoeden dat een keyword relevant is wanneer
het in de openingsteksten van webpagina‟s wordt genoemd.

Frequentie is een andere hoofdfactor bij het bepalen van de relevantie van een keyword. Een
zoekmachine bepaalt hoe vaak de genoemde keywords in relatie tot andere woorden in de tekst
voorkomen. De woorden met een hoge frequentie zijn blijkbaar meer relevant dan deze die minder
vaak worden gebruikt.

Indien je dus een website over "degelijke auto's uit Zweden" wilt aanbieden aan een echte
zoekmachine, zorg er dan voor
1) dat de titel van je pagina "Degelijke Auto's uit Zweden" is,
2) dat de keywords in je metatags deze woorden ook vermelden en
3) dat je begintekst op uw openingspagina deze slagzin nog een aantal malen herhaalt.

De meeste mensen gebruiken bijvoorbeeld het zoekwoord "auto‟s" naar websites die handelen over
degelijke Zweedse auto‟s. Het resultaat is een ongelimiteerde lijst van websites van automerken,
autoconstructeurs, invoerders, verkopers, autofanaten en autoclubs, enzovoort. Wees daarom
specifieker bij het zoeken. Typ je " Degelijke Auto's uit Zweden" in op uw zoekmachine, dan zul je
verbaasd staan over het resultaat. Waarschijnlijk vind je de website van jouw keuze bij de eerste tien
uit de lijst!

De bekende grote
zoekmachines staan
het toe om naar
varianten van een
woord te zoeken,
waarbij je alleen het
begin van een woord
opgeeft gevolgd door
een asterisk "*" teken.
Typ je bijvoorbeeld
"opt*" in dan zal de
zoekmachine zoeken
naar woorden die met
opt beginnen zoals
optimist, optimaal,
optisch etc..

Meestal beschikken
zoekmachines over een
geavanceerd
zoekscherm, waarin je
de mogelijkheid krijgt
om op zeer specifieke elementen naar documenten te zoeken, zoals het zoeken binnen een bepaald
domein, naar documenten in een welbepaalde taal of naar een welbepaalde plaats in een document
waar de zoektermen voorkomen. Het spreekt voor zich dat je in dergelijke zoekschermen meer kans
hebt dat de zoekresultaten relevanter zullen zijn.

www.marcgoris.be 19-49
19. Het internet Computertechniek

Tenslotte beschikken de grote zoekmachines als Altavista en Google over speciale zoekschermen
voor het zoeken naar andere bestanden dan gewone informatiepagina‟s. Zo zijn er speciale
formulieren voor het zoeken naar afbeeldingen en foto‟s, voor het zoeken naar geluidsbestanden en
naar filmpjes.

Het gebruik van zoekmachines is uiteraard gratis voor de internetgebruiker, maar de websites van
bekende zoekmachines genereren zoveel bezoekers, dat ze zeer interessant zijn voor
webadverteerders. Hoewel het opzetten en onderhouden van een zoekmachine een dure
aangelegenheid is, zijn de meeste zoekmachines toch rendabel, omdat ze veel reclame-inkomsten
genereren.

Tips voor efficiënt zoeken op het internet

 Gebruik geen algemene, vaak voorkomende zoekwoorden, maar zeer concrete,


eerder zeldzame woorden of combinaties.

 Gebruik aanhalingstekens om een zoekstring te maken van enkele woorden die in


die volgorde achter elkaar moeten staan.

 Gebruik booleaanse bewerkingen om de zoekopdracht te verfijnen.

 Maak gebruik van het geavanceerde zoekscherm van een zoekmachine.

 Maak voor het zoeken naar informatie die moeilijk te vinden is, eventueel gebruik
van een meta-zoekmachine.

Het valt te verwachten dat zoekmachines met de jaren nog een stuk gebruiksvriendelijker worden dan
nu. Hiervoor wordt geëxperimenteerd met verschillende nieuwe technologieën :

 Concept-based zoeken : hierbij worden niet alleen de gevonden woorden bijgehouden in de


database, en een aantal statistische gegevens ervan, maar ook de betekenis. De
zoekmachine zou die dan kunnen “leren” door het surfgedrag te analyseren van het gedrag
van de bezoekers. Wanneer vaak een bepaalde website wordt geopend bij het zoeken naar
steeds eenzelfde woord, dan kan de betekenis van de zoekopdracht afgeleid worden van die
pagina.

 Natural-language zoeken : hierbij is het mogelijk om je zoekopdracht in het gewoon


Nederlands of Engels in te geven. Je hoeft je dan niet meer te beperken tot de zoekwoorden
“Informaticabeheer” en “Malle” zelf, maar je zou kunnen invullen : “Waar kan ik
informaticabeheer studeren in de buurt van Malle?” Voorloper op dit gebied is Ask Jeeves,
waar je op die manier eenvoudige zoekopdrachten (wel enkel in het Engels) kan ingeven.

http://www.google.be
http://www.altavista.com
http://www.yahoo.com
http://www.metacrawler.com
http://www.beaucoup.com
http://www.ask.com

19-50 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

Efficiënt informatie zoeken op het internet

Voor dit practicum maken we gebruik van de zoekmachine Google, aangezien dit de meest
bekende én de meest gebruikte zoekmachine is tegenwoordig. De werkwijze op andere
zoekmachines is vaak gelijklopend.

 Surf naar www.google.be.

 De meest efficiënte mogelijkheden heb je in het “geavanceerde” zoekscherm. Klik


daarom op de link “Geavanceerd zoeken”.

Zoeken naar web-


pagina‟s die deze
woorden in exact
deze volgorde Zoeken naar web-
bevatten. pagina‟s die minstens
één van de woorden
Zoeken naar web- bevatten. Zoeken naar web-
pagina‟s die deze pagina‟s die deze
woorden bevatten. woorden niet
bevatten

Enkel pagina‟s weer- De zoekopdracht


geven in de gekozen Enkel bestanden uitvoeren
taal. van een bepaald Plaats waar de
bestandstype tonen zoekwoorden in
de pagina moeten Enkel resultaten
voorkomen. uit een bepaald
domein weergeven

www.marcgoris.be 19-51
19. Het internet Computertechniek

Zoeken naar afbeeldingen via Google

Wanneer je op zoek bent naar een afbeelding (foto of tekening), kan je ook bij Google
terecht :

 Surf naar www.google.be.

 Klik op de link
“Afbeeldingen”.

 Ook hier kan je weer kiezen


voor geavanceerd zoeken.

 Geef je zoek-
opdracht in. De
resultaten
worden in een
overzicht
getoond.

19-52 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

Zoek-oefeningen

 Zoek de songtekst van “Twee meisjes” van Raymond Van Het Groenewoud.

 Zoek een duidelijke afbeelding van de Poolse vlag.

 Zoek een filmbespreking van de film “The Juror”, waarin Demi Moore de hoofdrol
speelt.

 Zoek een goeie foto van de Agia Sofia in Istanboel.

 Zoek een goeie Nederlandstalige beschrijving van de term “proxy server”.

www.marcgoris.be 19-53
19. Het internet Computertechniek

19-54 www.marcgoris.be
Computertechniek 19. Het internet

Praktische wenken bij de cursus

1. Doel van de cursus en doelpubliek

Dit is het negentiende hoofdstuk van een uitgebreide cursus computertechniek, bruikbaar binnen de
de
3 graad TSO Informaticabeheer, sommige informatica-opleidingen in het hoger onderwijs of in het
volwassenenonderwijs.

Ik heb voor het publiceren de ganse cursus dubbel nagekeken, maar het blijft natuurlijk mogelijk dat er
hier en daar nog kleine foutjes instaan. Gelieve mij daarvoor dan te verontschuldigen. U mag ze mij
altijd signaleren, dan kan ik ze verbeteren.

2. Gebruiksrecht

Deze cursus kon u gratis downloaden van het internet. Mijn idee is: ik heb er zelf redelijk wat tijd
ingestoken, en voor mij mogen die inspanningen gerust ook elders lonen. Ik hoef hiervoor geen
vergoeding (mocht u mij toch met een attentie willen bedenken, dan hou ik u niet tegen, en mailt u me
maar voor de modaliteiten). Wel wil ik u vriendelijk verzoeken om, als u de cursus daadwerkelijk gaat
gebruiken, mij een mailtje te sturen om mij te laten weten aan welk publiek en in welk kader u mijn
cursus gebruikt. Zo kan ik mijn statistieken up-to-date houden. Bovendien mag u mij gerust uw
bemerkingen of kritieken op deze cursus doormailen. Ik sta altijd open voor positief geformuleerde
suggesties, en kan op die manier ook de kwaliteit van deze cursus verbeteren.

U bent vrij om gratis van mijn cursus gebruik te maken, maar dat betekent niet dat ik daarmee afstand
doe van mijn auteursrecht. Het vermenigvuldigen van de cursus kan, op voorwaarde dat het enkel om
educatieve redenen - en zeker niet met commerciële bedoelingen - gebeurt, en onder deze
voorwaarden:

 dat u de cursus, of een deel daarvan, ongewijzigd gebruikt


 dat u de bron vermeld laat (die staat zowiezo onderaan elke bladzijde)
 dat u mij via e-mail laat weten voor wie en in welk kader u de cursus gebruikt (zie
hierboven)

De cursus werd zo opgesteld dat ze best recto-verso wordt afgedrukt.

Mocht u deze cursus op een andere manier dan via het internet onder ogen krijgen, weet dan dat de
volledige cursus in PDF-formaat te downloaden is via de website www.marcgoris.be.

Marc Goris
marc@sitebuilder.be
www.marcgoris.be

25 juli 2009

www.marcgoris.be 19-55

You might also like