Heilige Schrift: Nieuwe-Wereldvertaling

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 1668

Nieuwe-Wereldvertaling

van de

Heilige Schrift
IT
A
LI
¨

¨
E

ROME O N I E
ED
AC Filippi
M
GRIEKEN-
LAND
ATHENE Efeze
¨ Korinthe
SICILIE
PATMOS

RHODOS
MALTA
Middel
l a n d s KRETA
( G ro t e eZ
Zee) ee

LIB ¨
IE

N
0 mijl 500

0 km 500
Zwarte Zee

ARA
RA
TG
¨ EB
ER
KLEIN-AZI E
GT
E
Hof van
Antiochie¨ AS Eden?
¨ SY
(in Pisidie)
RI ¨ M
Tarsus Haran E

ED
´
Antiochie¨ NINEVE
¨

IE
¨
(in Syrie)
¨
Tig

CYPRUS
SYRI E Eu
r

f ra
is

Sidon Damaskus
at
Tyrus
Cesarea
BABYLON Susan
BELOOFDE JERUZALEM
EA
LAND
MOAB C HALD
Kades Ur
MEMPHIS ED OM

Berg Sinaı¨
¨
EGYPTE ARABI E
Ni

Ro
jl

de
Ze

bi12-O
e
Nieuwe-Wereldvertaling
van de

Heilige Schrift

Vertaald uit de herziene Engelse uitgave 1984,


van de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift
— Herziene uitgave 1995, in de nieuwe spelling —

„DIT HEEFT DE SOEVEREINE HEER JEHOVAH [ 565


, JHWH ] GEZEGD:
’. . . ZIET, IK SCHEP NIEUWE HEMELEN EN EEN NIEUWE AARDE; EN
DE VROEGERE DINGEN ZULLEN NIET IN DE GEEST WORDEN
TERUGGEROEPEN , NO CH ZULLEN ZE IN HET HART
OPKOMEN.’ ” — Jesaja 65:13, 17; zie ook 2 Petrus 3:13.
© 1969, 1986, 1990, 1992, 2004
WATCHTOWERBIBLEANDTRACTSOCIETY
OFPENNSYLVANIA
Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift
UITGEVERS
WATCHTOWER BIBLE AND TRACT SOCIETY
OF NEW YORK, INC.
Brooklyn, New York, U.S.A.
Complete Bijbel in het Afrikaans, Albanees, Arabisch, Armeens,
Bemba, Bulgaars, Cebuano, Chichewa, Chinees (traditioneel), Chinees
(vereenvoudigd), Deens, Duits, Efik, Engels (ook in braille), Fins, Frans,
Georgisch, Grieks, Hongaars, Ibo, Iloko, Indonesisch, Italiaans, Japans,
Joruba, Kinyarwanda, Kirgizisch, Kirundi, Koreaans, Kroatisch,
Lingala, Macedonisch, Malagasi, Maltees, Nederlands, Noors, Ossetisch,
Pedi, Pools, Portugees (ook in braille), Roemeens, Russisch, Samoaans,
Servisch, Servisch (Latijns), Sesotho, Shona, Singalees, Sloveens,
Slowaaks, Spaans (ook in braille), Sranantongo, Swahili, Tagalog,
Tsjechisch, Tsonga, Tswana, Turks, Twi (Akuapem), Twi (Ashanti),
Xhosa, Zoeloe en Zweeds
(Gedeeltelijk ook in Amerikaanse Gebarentaal [op dvd], Amharisch,
Azerbeidzjaans, Azerbeidzjaans [cyrillisch], Birmaans [Myanmar],
Braziliaanse Gebarentaal [op dvd], Chitonga, Chitumbuka,
Colombiaanse Gebarentaal [op dvd], Congo, Creools [Haïti], Estisch,
Ewe, Fiji, Guaraní, Gun, Hebreeuws, Hiligaynon, Hindi, Hirimotu,
Italiaans braille, Italiaanse Gebarentaal [op dvd], Kanarees, Kaounde,
Kazachs, Khmer [Cambodjaans], Kiluba, Kiribatisch, Koreaanse
Gebarentaal [op dvd], Lets, Litouws, Lozi, Luganda, Luvale, Malayalam,
Maya, Mexicaanse Gebarentaal [op dvd], Nepali, Oekraïens, Oezbeeks,
Otetela, Pangasinan, Papiaments [Curaçao], Punjabi, Russische
Gebarentaal [op dvd], Sango, Siswati, Solomoneilandenpidgin,
Tamil, Tataars, Thais, Tigrinya, Tokpisin, Tongaans, Tshiluba,
Tuvaluaans, Venda, Vietnamees en Waray-Waray)

Totale oplage van alle uitgaven van de Nieuwe-Wereldvertaling:


201.324.734 exemplaren
Druk 2006
Deze publicatie is niet voor de verkoop bestemd
maar wordt verschaft als onderdeel van het wereldwijde
Bijbelse onderwijzingswerk van Jehovah’s Getuigen.
New World Translation of the Holy Scriptures
Dutch (bi12-O)
Made in Japan
Gedrukt in Japan
VOORWOORD
D E BIJBEL is een voor alle mensen op aarde geschreven openbaring die van
¨
de Soevereine Heer Jehovah afkomstig is. Dit door hem geınspireerde boek
vindt overal ter wereld weerklank omdat daarin het goede nieuws staat over Gods
koninkrijk, dat vrede en rechtvaardigheid zal bewerkstelligen. De aarde zal een
paradijs voor alle mensen worden. In de bijbel wordt uiteengezet dat God voor de
gevallen mensenwereld liefdevol in bevrijding van de dood heeft voorzien door
middel van het loskoopoffer van zijn Zoon, Jezus Christus. — Johannes 3:16.
De bijbel is oorspronkelijk geschreven in het Hebreeuws, het Aramees (een aan
het Hebreeuws verwante taal) en het Grieks. Omdat tegenwoordig betrekkelijk
weinig mensen deze talen begrijpen, is de noodzaak gerezen de Heilige Schrift
over te zetten in thans gesproken talen om haar levengevende boodschap voor
iedereen toegankelijk te maken.
Deze Nederlandse vertaling van de bijbel is gebaseerd op de in 1984 versche-
nen Engelse uitgave van de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift. Ze
bevat de 39 boeken van de Hebreeuws-Aramese Geschriften en de 27 boeken van
de christelijke Griekse Geschriften. De New World Bible Translation Committee
besloot deze twee gedeelten van de Heilige Schrift aan te duiden met een naam
die gebaseerd is op de talen waarin ze oorspronkelijk werden geschreven in
plaats van de gebruikelijke termen „Oude Testament” en „Nieuwe Testament” te
´ ´
bezigen. De bijbel is namelijk in werkelijkheid een boekwerk en geen enkel deel
ervan is uit de tijd of „oud”. De erin opgetekende boodschap is vanaf het eerste
boek in het Hebreeuwse gedeelte tot het laatste boek in het Griekse gedeelte con-
sequent. Om de lezer bij zijn studie van de hele bijbel te helpen, bevat deze uit-
gave meer dan 125.000 verwijsteksten (kruisverwijzingen). Ook is er een uitge-
breid appendix en een index van bijbelwoorden in opgenomen.
Aangezien in de bijbel de heilige wil van de Soevereine Heer van het universum
wordt uiteengezet, zouden we hem zeer onteren, ja, het zou een belediging voor
zijn majesteit en autoriteit zijn, als zijn unieke goddelijke naam, die in de He-
breeuwse tekst bijna 7000 maal duidelijk voorkomt, werd weggelaten of verdoe-
zeld. Het voornaamste kenmerk van deze vertaling is dan ook dat de goddelijke
naam weer op zijn rechtmatige plaats in de bijbeltekst is gezet. In de Hebreeuw-
se Geschriften is dit 6973 maal en in de christelijke Griekse Geschriften 237 maal
gebeurd, waarbij de algemeen aanvaarde Nederlandse vorm „Jehovah” is gebruikt.
Zie voor een studie van dit onderwerp het Appendix van deze uitgave.
De vertalers van dit werk, die de Goddelijke Auteur van de Heilige Geschrif-
ten liefhebben, voelen zich er vooral tegenover hem verantwoordelijk voor zijn
gedachten en verklaringen zo nauwkeurig mogelijk over te brengen. Ze voelen
zich ook verantwoordelijk tegenover de serieuze lezers die voor hun eeuwige red-
¨
ding aangewezen zijn op een vertaling van het geınspireerde Woord van de Aller-
hoogste God. Het is onze oprechte hoop dat de lezer met behulp van deze verta-
ling de weg zal vinden tot eindeloos leven in de door de Almachtige tot stand
gebrachte nieuwe wereld van rechtvaardigheid. — Jesaja 65:17; 2 Petrus 3:13.

— De uitgevers
De eerste Nederlandse uitgave verscheen in 1963 en bevatte slechts de 27 boe-
ken van de christelijke Griekse Geschriften. Een complete uitgave in het Neder-
lands met een herziening van de Griekse Geschriften werd in 1969 gepubliceerd.
Deze werd in 1986 herzien. Vervolgens verscheen in 1990 de herziene editie ge-
baseerd op de hierboven genoemde Engelse uitgave van 1984, waarna in 1992 een
herziene uitgave volgde. De nu gereedgekomen uitgave 2006 bevat de tekst van
de in 2004 uitgegeven editie met studieverwijzingen.
NAMEN EN VOLGORDE VAN DE BOEKEN
der Hebreeuws-Aramese Geschriften
BOEK AFKORTING BLZ. BOEK AFKORTING BLZ.
Genesis ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ge 7 Spreuken ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Sp 836
Exodus ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ex 76 Prediker ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Pr 871
Leviticus ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Le 135 Hooglied ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Hgl 882
Numeri ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Nu 179 Jesaja ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Jes 887
Deuteronomium ˝ ˝ ˝ De 237 Jeremia ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Jer 962
Jozua ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Joz 289 Klaagliederen ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Klg 1043
¨
Rechters Ezechiel ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ez 1053
¨
(Richteren) ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Re 323 Daniel ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Da 1126
Ruth ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ru 358 Hosea ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ho 1148
¨ ¨ ¨
1 Samuel ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 1Sa 363 Joel ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Joe 1159
¨
2 Samuel ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 2Sa 409 Amos ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Am 1163
1 Koningen ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 1Kon 447 Obadja ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ob 1172
2 Koningen ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 2Kon 492 Jona ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Jon 1173
1 Kronieken ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 1Kr 535 Micha ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Mi 1176
2 Kronieken ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 2Kr 574 Nahum ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Na 1182
Ezra ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ezr 622 Habakuk ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Hab 1185
Nehemia ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ne 636 Zefanja ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ze 1188
¨
Esther ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Es 655 Haggaı ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Hag 1192
Job ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Job 666 Zacharia ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Za 1194
Psalmen ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ps 712 Maleachi ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Mal 1207

der christelijke Griekse Geschriften


BOEK AFKORTING BLZ. BOEK AFKORTING BLZ.
¨ ¨
Mattheus ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Mt 1211 1 Timotheus ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 1Ti 1478
Markus ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Mr 1252 ¨
2 Timotheus ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 2Ti 1484
Lukas ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Lu 1279 Titus ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Tit 1487
Johannes ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Jo 1324 Filemon ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Flm 1490
Handelingen ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Han 1357 ¨
Hebreeen ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Heb 1491
Romeinen ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ro 1401
¨ Jakobus ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Jak 1505
1 Korinthiers ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 1Kor 1420
¨ 1 Petrus ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 1Pe 1510
2 Korinthiers ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 2Kor 1438
2 Petrus ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 2Pe 1515
Galaten ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ga 1450
¨
Efeziers ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ef 1457 1 Johannes ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 1Jo 1518
Filippenzen ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Fil 1463 2 Johannes ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 2Jo 1523
Kolossenzen ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Kol 1468 3 Johannes ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ 3Jo 1524
1 Thessalonicenzen 1Th 1472 Judas ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Ju 1525
2 Thessalonicenzen 2Th 1476 Openbaring ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ ˝ Opb 1526
6
GENESIS
In [het] begina schiep b Godc HFDST. 1 en bomen die vrucht opleverden,
1 de hemel en de aarde.d
2 De aarde nu bleek vormloos
a Heb 1:10
b Ps 148:5
waarvan het zaad erin is naar
haar soort.a Toen zag God dat
Jes 45:18
en woest te zijn en er lag duister- Opb 4:11 [het] goed [was]. 13 En het
c Ex 6:3
nis op het oppervlak van [de] Ex 33:20 werd avond en het werd morgen:
waterdiepte; e en Gods werkza- De 6:4 een derde dag.
Mr 10:18
me kracht bewoog zich heen en Jo 4:24 14 Verder zei God: „Dat er [he-
Ro 1:20
weer f over de oppervlakte van de 1Kor 8:4
mel] lichten komen aan het uit-
wateren.g 1Ti 1:11 spansel van de hemel om schei-
1Ti 2:5
3 Nu zeih God: „Er kome licht.” Heb 9:24 ding te maken tussen de dag en
Toen kwam er licht.i 4 Daarna
1Jo 4:16
Opb 4:8
de nacht; b en ze moeten dienen
zag God dat het licht goed was, d Job 38:4 tot tekenen en voor [het vaststel-
en God bracht een scheiding te-
Ps 102:25
Jes 42:5
len van] tijdperken en dagen en
weeg tussen het licht en de duis- Opb 10:6 jaren.c 15 En ze moeten dienen
ternis.j 5 En God noemde het
e Job 38:30
Sp 8:27
tot [hemel] lichten aan het uit-
licht voortaan Dag,k maar de f Ps 33:6 spansel van de hemel om op de
Jes 40:26 aarde te schijnen.”d En het werd
duisternis noemde hij Nacht.l En g Ps 104:6
zo. 16 En God ging ertoe over
het werd avond en het werd mor- h Ps 33:9
i Jes 45:7 de twee grote [hemel] lichten te
gen: een eerste dag. j Job 26:10 maken, het grootste [hemel] licht
6 Verder zei God: „Er kome 2Kor 4:6
om te heersen over de dag en het
k Ge 8:22
een uitspanselm tussen de wate- l Jer 33:20 kleinste [hemel] licht om te heer-
ren en er kome scheiding tus- m Ge 1:20
sen over de nacht, en ook de ster-
n Ps 33:7
sen de wateren en de wateren.”n 2Pe 3:5 ren.e 17 Aldus plaatste God ze
7 Toen ging God ertoe over het o Ge 7:11
aan het uitspansel van de he-
Sp 8:28
uitspansel te maken en scheiding p Ge 27:28 mel om op de aarde te schijnen,f
te maken tussen de wateren die De 4:17
18 en om overdag en ’s nachts te
1Kon 8:35
onder het uitspansel zouden zijn q Job 38:11 heersen en om scheiding te ma-
en de wateren die boven het uit- Ps 104:8
ken tussen het licht en de duis-
Ps 136:6
spanselo zouden zijn. En het werd r Ps 24:1 ternis.g Toen zag God dat [het]
zo. 8 En God noemde het uit- Ps 95:5
goed [was].h 19 En het werd
s Job 38:8
spansel voortaan Hemel.p En het Sp 8:29 avond en het werd morgen: een
werd avond en het werd morgen: t De 32:4 vierde dag.
1Ti 4:4
een tweede dag. u Ge 1:29 20 Verder zei God: „Dat de wa-
Ps 72:16
9 Verder zei God: „Dat de wa- teren een gewemel van levende
´ ´ Mt 13:32
teren onder de hemel in e en v Lu 6:44 zieleni voortbrengen en dat vlie-
plaats verzameld worden en het w Hag 2:19
Jak 3:12
gende schepselen over de aar-
droge land te voorschijn kome.”q x Le 19:19 de vliegen langs het vlak van
En het werd zo. 10 En God Ps 104:14 het uitspansel van de hemel.”j
noemde het droge land voort- 21 En God ging ertoe over de
aan Aarde,r maar de verzameling 2e kolom grote zeemonsters k te scheppen
¨ en elke levende ziel die zich be-
der wateren noemde hij Zeeen.s a Ga 6:7

Voorts zag God dat [het] goed b De 4:19


Ps 148:3
weegt,l waarvan de wateren gin-
[was].t 11 Verder zei God: „De c Ge 8:22 gen wemelen naar hun soort, en
aarde late gras uitspruiten, zaad- 1Kr 23:31
Ps 104:19
elk gevleugeld vliegend schepsel
dragende plantengroei,u vrucht- d Jer 33:25 naar zijn soort.m Toen zag God
bomen die vrucht opleveren naar Ez 32:8 dat [het] goed [was]. 22 Daar-
e Ps 8:3
hun soort,v waarvan het zaad Ps 136:8 op zegende God ze en zei: „Weest
erin is,w op de aarde.” En het
Jer 31:35 vruchtbaar en wordt tot vele
f Jes 13:10
werd zo. 12 En de aarde ging g Ps 74:16
Jes 45:7 j Ge 2:19; Ge 9:10; De 4:17; Job 12:7; k Job 7:12;
gras voortbrengen, plantengroei h Ps 104:31 Ps 148:7; l Le 11:46; m Ge 7:14; Le 11:14; De
die zaad droeg naar zijn soortx i Le 11:10 14:13; 1Kor 15:39.

7
GENESIS 1:23–2:11 Mens geschapen; een levende ziel. Eden 8
en vult de wateren in de zee- HFDST. 1 31 Daarna zag God alles wat
bekkens,a en laat de vliegende a Ne 9:6 hij gemaakt had en zie! [het was]
Ps 104:25
schepselen tot vele worden op de b Pr 3:20 zeer goed.a En het werd avond en
aarde.” 23 En het werd avond c De 28:11
Opb 10:6
het werd morgen: een zesde dag.
en het werd morgen: een vijfde d Ge 6:7
Zo kwamen de hemel en de
dag.
24 Verder zei God: „Laat de
e Ps 104:11
Mr 1:13
f Ge 7:14
2 aarde en hun gehele leger tot
voltooiing.b 2 En tegen de ze-
Ps 148:10
aarde b levende zielen voortbren- g Ge 11:7 vende dag kwam God tot de vol-
gen naar hun soort: huisdierenc Sp 8:30
Jo 1:3 tooiing van zijn werk dat hij ge-
en zich bewegendd gedierte en Kol 1:16 maakt had, en hij ging ertoe over
h Ge 9:6
wild gedierte e der aarde naar 1Kor 11:7 op de zevende dag te rusten van
hun soort.” En het werd zo. Kol 3:10 al zijn werk dat hij gemaakt had.c
i Ge 5:1
25 En God ging ertoe over het Han 17:29 3 Voorts zegende God de zeven-
wild gedierte der aarde te maken Jak 3:9
de dag en hij heiligde die, omdat
j Ge 9:2
naar zijn soort en de huisdieren k Ps 139:14 hij daarop is blijven rusten van
naar hun soort en al het zich be- l Mr 10:6
al zijn werk, dat God geschapen
1Kor 11:9
wegende gedierte van de aard- m Ps 107:38 heeft om [het] te maken.d
bodem naar zijn soort.f Toen zag n Ge 9:1
Le 26:9 4 Dit is [de] geschiedenis van
God dat [het] goed [was]. o Ge 2:15 de hemel en de aarde ten tijde
p Ps 8:6
26 Verder zei God: „Laten wijg Jes 11:9 dat ze werden geschapen, op de
de mens maken naar ons beeld,h Jak 3:7 dag waarop Jehovah God aarde
q Job 36:31
overeenkomstig onze gelijkenis,i Ps 145:16 en hemel maakte.e
en laten zij de vissen der zee en r Ge 9:3
5 Nu was er nog geen enkele
Ps 104:14
de vliegende schepselen van de Han 14:17 struik van het veld op de aarde te
hemel en de huisdieren en de ge- s Ps 136:25
Ps 147:9 vinden en er ontsproot nog geen
hele aarde en al het zich bewe- Mt 6:26 plantengroei van het veld, want
gende gedierte dat zich op de Jehovah God had het niet laten
aarde beweegt, in onderworpen- 2e kolom regenenf op de aarde en er was
heid hebben.”j 27 En God ging a De 32:4 geen mens om de aardbodem te
ertoe over de mens te schep- Ps 104:24 bebouwen. 6 Maar een nevelg
1Ti 4:4
pen naar zijn beeld, naar Gods steeg gewoonlijk op uit de aarde

beeld schiep hij hem; k als man en drenkte de gehele oppervlak-
HFDST. 2
en als vrouw schiep hij hen. l te van de aardbodem.h
28 Voorts zegende m God hen en b Ne 9:6
Ps 146:6 7 En Jehovah God ging ertoe
God zei tot hen: „Weest vrucht- Jes 42:5 over de mens te vormen uit stof i
Za 12:1
baar n en wordt tot velen en vult Han 4:24 van de aardbodemj en in zijn
de aarde en onderwerpto haar, en c Ex 31:17
neusgaten de levensademk te
Heb 4:4
hebt de vissen der zee en de vlie- d Ex 20:11 blazen, en de mens werd een le-
gende schepselen van de hemel e Jes 45:18
vende ziel.l 8 Voorts plantte Je-
f Mt 5:45
en elk levend schepsel dat zich g Job 36:27 hovah God een tuin in Eden, _ m

op de aarde beweegt, in onder- h Ps 135:7


tegen het oosten, en daar plaat-
i Ge 3:19
worpenheid.”p Ps 103:14 ste hij de mens die hij gevormd
Pr 3:20
29 Verder zei God: „Ziet, ik 1Kor 15:47
had.n 9 Zo liet Jehovah God uit
heb U alle zaaddragende planten- j Job 33:6 de aardbodem allerlei geboomte
Jes 64:8
groei die op de oppervlakte van k Ge 7:22 ontspruiten, begeerlijk voor het
de gehele aarde is, en elke boom Job 27:3 gezicht en goed tot voedsel, en
Job 33:4
waar zaaddragende boomvrucht Jes 42:5 ook de boom des levens o in het
aan zit, gegeven.q U diene het tot Han 17:25
l Ez 18:4
midden van de tuin en de boom
voedsel.r 30 En aan al het wild 1Kor 15:45 der kennis van goed en kwaad.p
1Pe 3:20
gedierte der aarde en aan elk m Ge 2:15 10 Nu was er een rivier die van
vliegend schepsel van de hemel Ge 3:23 Eden
_ uitging om de tuin van wa-
Jes 51:3
en aan alles wat zich op de aarde Ez 28:13 ter te voorzien, en vandaar split-
beweegt, waarin leven als een n Ge 1:26
Ps 139:14
ste ze zich voorts en werd als
ziel is, heb ik alle groene planten- Ro 9:20 het ware tot vier hoofd[takken].
groei tot voedsel gegeven.”s En o Ge 3:24
p Ge 2:17
11 De naam van de eerste is
het werd zo. Ge 3:22 P _ison; deze omstroomt het ge-
9 Vrouw geschapen. Eerste leugen. Begin van zonde GENESIS 2:12–3:8
hele land Hav _ila,a waar goud is. HFDST. 2 Deze zal Mannin worden ge-
12 En het goud van dat land is a Ge 25:18
1Sa 15:7
noemd,
goed.b Daar is ook het bdellium- b Ge 13:2 Omdat deze uit de man
c Nu 11:7
hars c en de onyxsteen.d 13 En d Ex 25:7
werd genomen.”a
de naam van de tweede rivier is 1Kr 29:2 24 Daarom zal een man zijn va-
Job 28:16
G _ihon; deze omstroomt het gehele e Da 10:4 der en zijn moeder verlatenb en
land Kusch. 14 En de naam van f Ge 10:11 hij moet zich hechten ´ aan zijn
e deze Mi 5:6 ´
de derde rivier is Hiddekel;_ g Ge 15:18 vrouw en zij moeten een vlees
¨ f De 11:24
loopt ten oosten van Assyri _ e. En h Ge 3:24 worden.c 25 En zij bleven bei-
g
de vierde rivier is de E_ ufraat.
_ Ez 28:13 den naakt,d de mens en zijn
i Ge 1:28
15 Jehovah God nam nu de Ge 2:8 vrouw, en toch schaamdene zij
mens en plaatste hem in de tuin Ps 115:16
j Ge 2:9
zich niet.
h om die te bebouwen en
van Eden
_ Ge 3:2 f
De slang nu bleek het om-
er zorg voor te dragen.i 16 En
Jehovah God legde de mens ook
Le 25:19
k Ge 3:19
Ps 146:4
Pr 9:5
3 g
zichtigste te zijn van al het
wild gedierte van het veld dat Je-
het volgende gebod op: „Van elke Ez 18:4
hovah God gemaakt had.h Ze zei
Ro 5:12
boom van de tuin moogt gij tot 1Kor 15:22 dan tot de vrouw: i „Is het werke-
verzadiging eten.j 17 Maar wat l Sp 31:11
lijk zo dat God heeft gezegd dat
1Kor 11:9
de boom der kennis van goed en 1Ti 2:13 GIJ niet van elke boom van de
kwaad betreft, gij moogt daar- m Ge 9:10
n Ge 1:26 tuin moogt eten?”j 2 Hierop zei
van niet eten, want op de dag Ge 9:2
de vrouw tot de slang: „Van de
Ps 8:6
dat gij daarvan eet, zult gij beslist o 1Sa 26:12 vrucht der bomen van de tuin
sterven.”k p Sp 18:22
mogen wij eten.k 3 Maar wat
Sp 19:14
18 Verder zei Jehovah God: Mr 10:9 [het eten] van de vrucht van de
1Ti 2:13
„Het is niet goed dat de mens al- q Ge 29:14 boom die in het midden van de
leen blijft. Ik zal een hulp voor Re 9:2
tuinl staat betreft, God heeft ge-
2Sa 5:1
hem maken, als zijn tegenhan- 2Sa 19:12 zegd: ’GIJ moogt daarvan niet
ger.”l 19 Nu vormde Jehovah eten, neen, GIJ moogt ze niet aan-
God uit de aardbodem al het wild 2e kolom raken, opdat GIJ niet sterft.’ ”m
gedierte van het veld en elk vlie- a 1Kor 11:8 4 Hierop zei de slang tot de
gend schepsel van de hemel, en b Ge 24:58
vrouw: „GIJ zult volstrekt niet
Ps 45:10
vervolgens bracht hij ze tot de Mr 10:7 sterven.n 5 Want God weet dat
mens om te zien hoe hij elk daar- c Sp 5:18
Mal 2:16 nog op de dag dat GIJ ervan eet,
van zou noemen; en zoals de mens Mt 19:5 UW ogen stellig geopend zullen
Ro 7:2
die dan noemde, elke levende 1Kor 6:16 worden en GIJ stellig als God zult
ziel,m dat was zijn naam.n 20 De 1Kor 7:10
Ef 5:31 zijn, KENNEND goed en kwaad.”o
mens gaf dus namen aan alle Heb 13:4
6 Dientengevolge zag de vrouw
d Ge 3:7
huisdieren en aan de vliegende e Ps 31:17 dat de boom goed was tot voed-
schepselen van de hemel en aan sel en dat hij iets was waarnaar
al het wild gedierte van het veld, HFDST. 3 het verlangen der ogen uitging, ja,
doch voor de mens werd geen f 2Kor 11:3 de boom was begeerlijk om naar
hulp gevonden als zijn tegenhan- Opb 12:9 te kijken.p Zij nam dan van zijn
Opb 20:2
ger. 21 Daarom deed Jehovah g Mt 10:16 vrucht en ging ervan eten. Daarna
God een diepe slaap o op de mens h Ge 1:24
gaf zij er ook van aan haar man,
i Ge 2:22
vallen, en terwijl hij sliep, nam hij Nu 22:28 toen deze bij haar was, en hij ging
een van zijn ribben en sloot toen j Ge 2:17
ervan eten.q 7 Toen werden de
k Ge 2:16
het vlees over die plaats toe. l Ge 2:9 ogen van hen beiden geopend en
22 Daarna bouwde Jehovah God m Ex 19:12
n Ge 5:5 zij gingen beseffen dat zij naaktr
de rib die hij uit de mens had ge- Jo 8:44 waren. Zij naaiden daarom vijgen-
1Jo 3:8
nomen tot een vrouw en bracht Opb 21:8 bladeren aan elkaar en maakten
haar tot de mens.p o Ge 3:22
zich lendebedekkingen.s
Jes 46:5
23 Toen zei de mens: Fil 2:6 8 Later hoorden zij de stem
p Jak 1:14
„Dit is eindelijk been van mijn 1Jo 2:16 van Jehovah God, die omstreeks
gebeente q Ro 5:12
2Kor 11:3
En vlees van mijn vlees.q 1Ti 2:14 r Job 1:21; s Ge 3:21.
¨
GENESIS 3:9–4:4 Zaad voorzegd. Uit Eden verdreven. Kaın. Offers 10
het winderige gedeelte van de HFDST. 3 leven.a 18 En doorns en dis-
dag in de tuin wandelde,a waarop a De 4:33
De 23:14
tels zal hij u voortbrengen,b en
de mens en zijn vrouw zich voor Han 7:31 gij moet de plantengroei van het
het aangezicht van Jehovah God b Da 10:7
Am 9:3
veld eten. 19 In het zweet van
tussen de bomen van de tuin gin- Heb 4:13 uw aangezicht zult gij brood eten,
1Jo 4:18
gen verbergen.b 9 En Jehovah c Mi 6:9
totdat gij tot de aardbodem terug-
God bleef de mens toeroepen en d Ex 3:6 keert, want daaruit werdt gij ge-
tot hem zeggen: „Waar zijt gij?”c e Ge 2:25
f Ge 2:17
nomen.c Want stof zijt gij en tot
10 Ten slotte zei hij: „Uw stem g 1Sa 15:24 stof zult gij terugkeren.”d
Jak 1:14
hoorde ik in de tuin, maar ik h 2Kor 11:3 20 Hierna gaf Adam_ zijn vrouw
e omdat zij de moe-
was bevreesd omdat ik naakt 1Ti 2:14 de naam Eva,
_
i Ge 3:1
was en daarom verborg ik mij.”d j Jes 65:25 der moest worden van een ieder
11 Daarop zei hij: „Wie heeft Mi 7:17 die leeft.f 21 En Jehovah God
k Jes 35:4
u verteld dat gij naakte waart? Jes 43:11 ging ertoe over voor Adam _ en
Hebt gij soms van de boom ge- Heb 10:31 voor zijn vrouw lange kleren van
l Ge 22:17
geten waarvan ik u geboden heb Jak 4:4 vel te maken en hen te kleden.g
niet te eten?”f 12 Vervolgens Ju 9
Opb 12:7
22 Verder zei Jehovah God: „Zie,
zei de mens: „De vrouw die gij Opb 12:17 de mens is als een van ons gewor-
hebt gegeven om bij mij te zijn, m Ez 28:14
Opb 12:9
den wat het kennen van goed en
zij heeft mij [van de vrucht] van n Jes 54:5 kwaad betreft,h en nu, opdat hij
Ga 4:26
de boom gegeven en dus heb Opb 12:1
niet zijn hand uitsteekt en wer-
ik gegeten.”g 13 Daarop zei Je- o Mt 23:33 kelijk ook [van de vrucht] van
Jo 8:44
hovah God tot de vrouw: „Wat 1Jo 3:10
de boom des levens i neemt en eet
hebt gij nu gedaan?” Waarop de p Ge 22:18 en leeft tot onbepaalde tijd —”
Ge 49:10
vrouw antwoordde: „De slang Ga 3:16 23 Daarop zette Jehovah God
j om de
— die heeft mij bedrogen en dus Ga 3:29 hem uit de tuin van Eden_
q Jo 18:37
heb ik gegeten.”h r Opb 20:2 aardbodem te bebouwen, waaruit
14 Nu zei Jehovah God tot de
s Opb 20:10 hij genomen was.k 24 En aldus
t Heb 2:14
dreef hij de mens uit en plaat-
slang: i „Omdat gij dit hebt ge- u Mi 5:1
Mt 27:50 ste aan de oostzijde van de tuin
daan, zijt gij de vervloekte on- v Han 3:15 l de cherubs m en het
van Eden
_
der alle huisdieren en onder al Fil 2:8
w 1Kr 4:9 vlammende lemmer van een zich
het wild gedierte van het veld. x Ge 35:16
voortdurend wentelend zwaard,
Op uw buik zult gij gaan en stof y 1Kor 7:28
z Ge 2:17 om de weg naar de boom des le-
zult gij eten al de dagen van Pr 12:13
vens te bewaken.
uw leven.j 15 En ikk zal vijand- a Ge 4:12
Ge 5:29
schap l stellen tussen um en de
vrouwn en tussen uw zaado en

2e kolom
4 Adam
_ nu had gemeenschap
met Eva,
_ zijn vrouw, en zij
n
werd zwanger. Mettertijd baar-
haar zaad.p Hijq zal ur in de kop ¨
vermorzelens en gijt zult hemu in a Ps 127:2
Hag 1:6
de zij Ka_ ıno en zei: „Ik heb met
de hiel vermorzelen.”v b Heb 6:8 de hulp van Jehovah een man
16 Tot de vrouw zei hij: „Ik zal
c Ge 2:7 voortgebracht.”p 2 Later baar-
d Job 34:15
de smart van uw zwangerschap w Pr 3:20 de zij wederom, [namelijk] zijn
q
zeer ¨ doen toenemen; met barens-
e Ge 2:19
Ge 4:1
broer Abel.
_
En Abel r
weeen zult gij kinderen voort- f Han 17:26
g Ge 3:7
_ ¨ werd schaapherder,s
brengen,x en uw sterke begeerte Opb 3:18
maar Ka_ ın werd landbouwer.
zal naar uw man uitgaan, en hij h Ge 3:5 3 Nu geschiedde het na verloop¨
Fil 2:6
zal over u heersen.”y i Ge 2:9
van enige tijd dat K a_ ın wat
17 En tot Adam zei hij: „Om- j Ge 2:8 vruchten van de aardbodemt als
_ k Ge 2:5
een offergave aan Jehovahu ging
dat gij naar de stem van uw Ge 3:19
l Ge 2:8 brengen. 4 Doch wat Abel _ be-
vrouw hebt geluisterd en van de Ge 4:16
treft, ook hij bracht enkele eer-
boom zijt gaan eten waaromtrent m Ps 80:1
v
Jes 37:16 stelingen van zijn kleinvee, ja,
ik u geboden had: z ’Gij moogt Ez 10:4
hun vette stukken.w Terwijl Je-
daarvan niet eten’, is de aard- hovah nu goedgunstig op Abel en
_
bodem om uwentwil vervloekt.a HFDST. 4
Met smart zult gij de opbrengst n Ge 1:28 p Ge 3:16; q Mt 23:35; r Ge 46:34; s Ge 3:23; t Ne
ervan eten al de dagen van uw o Ju 11 10:35; u Le 2:14; v Ex 13:12; w Le 3:9.
¨
11 Abel vermoord. Kaıns nageslacht GENESIS 4:5-25
zijn offergave neerzag,a 5 zag HFDST. 4 werd dat iemand die hem vond,
hij in het geheel niet goedgun- a Heb 11:4 hem zou [dood]slaan.a 16 Daar-
¨ ¨
stig op Ka_ ın en op diens offergave b Am 5:22 op ging Ka_ ın weg van het aan-
¨
neer.b Toen ontstak Ka_ ın in gro- c Sp 14:30
gezicht van Jehovahb en vestigde
te toornc en zijn gelaat betrok. Sp 15:18 zich in het land der Vluchteling-
¨ Sp 27:4
6 Hierop zei Jehovah tot Ka_ ın: schap, ten oosten van Eden. _
„Waarom zijt gij in toorn ont- d Lu 14:11 ¨
1Pe 5:6 17 Naderhand had K a_ ın ge-
stoken en waarom is uw gelaat meenschap met zijn vrouwc en zij
e Sp 11:6
betrokken? 7 Indien gij u tot Jak 1:14 werd zwanger en baarde Henoch. _
goeddoen keert, zal er dan geen f Pr 8:13
Daarna ging hij een stad bouwen
verheffing zijn? d Maar indien gij Ez 18:27 en noemde de naam van de stad
u niet tot goeddoen keert, ligt g Mt 23:35 naar de naam van zijn zoon He- _
de zonde aan de ingang op de 1Jo 3:12
Ju 11
noch.d 18 Later werd aan He- _
loer, en haar sterke begeerte gaat noch Irad _ geboren. En Irad _ werd
h Ps 10:13 ¨
naar u uit; e en zult gij, van uw de vader van Mehuja _ el, en Meh u-
_
Sp 28:13 ¨
zijde, ze overmeesteren?”f jael werd de vader van Methu- _
¨ i Ps 50:20 ¨ ¨
8 Daarna zei K a_ ın tot zijn Sp 17:17 sael, en Methusa _ el werd de vader
broer Abel:
_ [„Laten wij het veld j Ge 18:20
van Lamech. _
ingaan.”] Het geschiedde dan 2Kon 9:26
Jes 26:21
19 En Lamech _ nam zich voorts
toen zij op het veld waren, dat Heb 12:24 twee vrouwen. De naam van de
¨
Ka_ ın voorts zijn broer Abel _ aan- k Ezr 7:26 eerste was Ada _ en de naam van
viel en hem doodde.g 9 Nader- de tweede was Z _illa. 20 Metter-
¨ l Ge 9:5
hand zei Jehovah tot Ka_ ın: „Waar tijd baarde Ada _ Jabal. _ Hij bleek
h en hij zei:
is uw broer Abel?”,
_ m Ge 3:17
Le 26:20
de stamvader te zijn van hen die
„Ik weet het niet. Ben ik mijns De 28:18 in tenten wonen e en vee hebben.f

broeders hoeder?”i 10 Hierop n De 28:65 21 En de naam van zijn broer


zei hij: „Wat hebt gij gedaan? Sp 28:17
Ho 9:17
was Jubal. _ Hij bleek de stamvader
Luister! Het bloed van uw broer te zijn van allen die de harp g en
o Job 34:29
roept luid tot mij van de aard- Jes 59:2 de schalmeih hanteren. 22 Wat
bodem.j 11 En nu zijt gij ver- Mi 3:4 Z _illa betreft, ook zij baarde, en
¨
vloekt [en] verbannen van de p Ps 36:11 wel Tubal-K _ a_ ın, de smeder van
aardbodem,k die zijn mond heeft q Ro 12:19
allerlei gereedschap van koper en
geopend om het bloed van uw ijzer.i En de zuster ¨ van Tubal- _
r Ge 4:24 ¨
broer uit uw handl te ontvangen. De 32:35 Ka_ ın was Na_ ama. 23 Dienten-
12 Wanneer gij de aardbodem be- Heb 10:30 gevolge stelde Lamech _ deze woor-
bouwt, zal hij u zijn kracht niet den op voor zijn vrouwen Ada _ en
teruggeven.m Een zwerveling en 2e kolom Z _illa:
een vluchteling zult gij worden a Ez 9:6 „Hoort mijn stem, gij vrouwen
op de aarde.”n 13 Hierop zei van Lamech; _
¨ b Ps 34:16
Ka_ ın tot Jehovah: „Mijn straf Leent het oor aan wat ik
c Ge 5:4
voor [mijn] dwaling is te groot zeg:
d 2Sa 18:18
om te dragen. 14 Zie, gij ver- Ps 49:11
Een man heb ik gedood om
drijft mij heden feitelijk van de het verwonden van mij,
e Ge 25:27
oppervlakte van de aardbodem, Heb 11:9 Ja, een jonge man om een
en ik zal voor uw aangezicht slag mij toegebracht.
f Ge 13:7 ¨
verborgen zijn; o en ik moet een De 3:19 24 Indien Ka_ ın zevenvoudig ge-
zwerveling p en vluchteling wor- g Ps 33:2 wroken dient te worden,j
den op de aarde, en het is wel 1Kor 14:7 Dan Lamech _ zevenenzeven-
zeker dat een ieder die mij vindt, h Job 21:12 tigvoudig.”
Ps 150:4
mij zal doden.”q 15 Hierop zei 25 Voorts had Adam _ wederom
Jehovah tot hem: „Om die reden i De 27:5
gemeenschap met zijn vrouw,
¨ 2Sa 12:31
moet een ieder die Ka_ ın doodt, Jes 2:4 waarop zij een zoon baarde en
zevenvoudig wraak ondergaan.”r j Ge 4:15 hem de naam Sethk gaf, want, zo
¨
Jehovah dan stelde voor Ka_ ın Le 19:18 zei zij: „God heeft een ander zaad
een teken in, opdat verhinderd k Ge 5:3 gesteld in de plaats van Abel, _
GENESIS 4:26–5:29 Adams zonen en dochters. Henoch weggenomen 12
¨ HFDST. 4
omdat Ka_ ın hem heeft gedood.”a nen en dochters. 14 Zo bedroe-
26 En ook aan Seth werd een a Ge 4:8 gen al de dagen van Kenan _
Mt 23:35
zoon geboren, en hij gaf hem ver- Heb 11:4 negenhonderd tien jaar en hij
b In die
volgens de naam Enos.
_ stierf.
b Ge 5:6
tijd werd er een begin mee ge- Lu 3:38 15 En Mahalalel _ leefde voorts
maakt de naam van Jehovah aan c Ex 20:7
vijfenzestig jaar. Toen werd hij
te roepen.c 2Kon 19:16 de vader van Jered. _ a 16 En na-
Dit is het boek van Adams ge- dat Mahalalel
_ de vader van Je- _
5
op God Adam
_
_
schiedenis. Op de dag waar-
schiep, maakte
HFDST. 5
d Ge 1:26
red was geworden, leefde hij nog
achthonderd dertig jaar. Intus-
hij hem naar de gelijkenis van 1Kor 11:7 sen werd hij de vader van zonen
Jak 3:9
God.d 2 Als man en als vrouw en dochters. 17 Zo bedroegen
schiep hij hen.e Daarna zegende e Ge 1:27 al de dagen van Mahalalel _ acht-
Mr 10:6
hij hen en gaf hun de naam Mens f honderd vijfennegentig jaar en
op de dag waarop zij geschapen f Ge 7:21
Pr 3:21
hij stierf.
werden.g Han 17:30 18 En Jered _ ¨ leefde voorts hon-
1Kor 15:39
3 En Adam _ leefde voorts hon- derd twee enzestig jaar. Toen
werd hij de vader van Henoch. b
derd dertig jaar. Toen werd hij g Ge 1:27 _
Ge 2:23
de vader van een zoon naar zijn De 4:32 19 En nadat Jered _ de vader van
gelijkenis, naar zijn beeld, en hij Jes 45:12 Henoch
_ was geworden, leefde hij
Mt 19:4
gaf hem de naam Seth.h 4 En nog achthonderd jaar. Intussen
de dagen van Adam _ nadat hij de h Ge 4:25 werd hij de vader van zonen en
1Kr 1:1
vader van Seth was geworden, dochters. 20 Zo bedroegen al
werden achthonderd jaar. Intus- i Ge 6:1 de dagen van ¨ Jered _ negenhon-
sen werd hij de vader van zonen j Ge 2:17 derd tweeenzestig jaar en hij
en dochters.i 5 Zo bedroegen al Ge 3:19
Ps 146:4
stierf.
de dagen van Adam _ die hij leefde, Sp 21:16 21 En Henoch _ leefde voorts
Pr 6:6
negenhonderd dertig jaar en hij Pr 9:5 vijfenzestig jaar. Toen werd hij de
c
stierf.j Ez 18:4 vader van Methusalah. _ 22 En
Ro 6:23
6 En Seth leefde voorts hon- 1Kor 15:22 nadat Henoch
_ de vader van Me-
derd vijf jaar. Toen werd hij de va- k Ge 4:26
thusalah
_ was geworden, wandel-
der van Enos. _ k 7 En nadat Seth Lu 3:38 de hij nog driehonderd jaar met
de vader van Enos _ was geworden, l 1Kr 1:2
de [ware] God. Intussen werd hij
leefde hij nog achthonderd ze- de vader van zonen en dochters.
ven jaar. Intussen werd hij de m Lu 3:37 23 Zo bedroegen al de dagen van
vader van zonen en dochters. Henoch
_ driehonderd vijfenzestig
8 Zo bedroegen al de dagen van 2e kolom jaar. 24 En Henoch _ bleef met
Seth negenhonderd twaalf jaar a 1Kr 1:2 de [ware] Godd wandelen.e Toen
en hij stierf. Lu 3:37 was hij niet meer, want God nam
9 En Enos
_ leefde voorts negen- b 1Kr 1:3 hem weg.f
Ju 14
tig jaar. Toen werd hij de vader 25 En Methusalah _ leefde voorts
van Kenan.
_ l 10 En nadat Enos _ c 1Kr 1:3 honderd zevenentachtig jaar.
Lu 3:37
de vader van Kenan _ was gewor- Toen werd hij de vader van La- _
den, leefde hij nog achthonderd d Ge 6:9 mech.g 26 En nadat Methusalah _
De 13:4
vijftien jaar. Intussen werd hij Ju 14 de vader van Lamech _ was gewor-
de vader van zonen en dochters. Ju 15 den, leefde ¨ hij nog zevenhon-
11 Zo bedroegen al de dagen van e De 8:6 derd tweeentachtig jaar. Intussen
Enos
_ negenhonderd vijf jaar en Re 2:22
Ps 15:2
werd hij de vader van zonen en
hij stierf. Sp 2:7 dochters. 27 Zo bedroegen al de
Mi 6:8
12 En Kenan _ leefde voorts ze- Kol 1:10
dagen van Methusalah _ negenhon-
ventig jaar. Toen werd hij de 1Th 2:12 derd negenenzestig jaar en hij
3Jo 4
vader van Mahalalel. _ m 13 En stierf.
nadat Kenan _ de vader van Ma- f De 34:6
Jo 3:13
28 En L amech _ ¨ leefde voorts
halalel
_ was geworden, leefde hij Heb 11:5 honderd tweeentachtig jaar. Toen
nog achthonderd veertig jaar. In- g 1Kr 1:3
werd hij de vader van een zoon.
tussen werd hij de vader van zo- Lu 3:36 29 En hij gaf hem vervolgens de
13 Nefilim. Mensheid slecht. Noachs ark GENESIS 5:30–6:18
naam Noach
_ a
en zei: „Deze zal HFDST. 5 van de aardbodem wegvagen,
ons troost schenken voor ons a Ge 7:1 van mens tot huisdier, tot het
Ez 14:14
werk en voor de smart van onze Mt 24:37 zich bewegende gedierte en tot
handen ten gevolge van de aard- Heb 11:7
1Pe 3:20
het vliegende schepsel van de he-
bodem, die door Jehovah ver- 2Pe 2:5 mel toe,a want waarlijk, ik heb
vloekt is.”b 30 En nadat L a- _ b Ge 3:17
er spijt van dat ik hen heb ge-
c Ge 10:21
mech de vader van Noach _ was Ge 11:10 maakt.”b 8 Maar Noach _ vond
geworden, leefde hij nog vijfhon- Lu 3:36
gunst in de ogen van Jehovah.
d Ge 6:10
derd vijfennegentig jaar. Intus- Ge 10:6 9 Dit is de geschiedenis van
sen werd hij de vader van zonen e Ge 10:2
Noach.
_
Ge 10:21
en dochters. 31 Zo bedroegen
Noach
_ was een rechtvaardig
al de dagen van Lamech
_ zeven-
man.c Hij betoonde zich onberispe-
honderd zevenenzeventig jaar HFDST. 6
lijk onder zijn tijdgenoten. Noach _
en hij stierf. f Ge 1:28
g Job 1:6 wandelde met de [ware] God.d
32 En Noach
_ werd vijfhonderd Job 38:7 10 Mettertijd werd Noach de va-
_
jaar oud. Daarna werd Noach_ de 2Pe 2:4
Ju 6 der van drie zonen: Sem, Cham
vader van Sem,c Chamd en Ja- _ e
e
h Job 31:1 en Jafeth.
_ 11 En de aarde werd
feth. Jak 1:14
i Ro 9:22 verdorven voor de ogen van de
Nu geschiedde het toen de
6
1Pe 3:20 f
j Ge 7:4
[ware] God en de aarde werd met
mensen talrijk begonnen te k Ps 78:39 geweldpleging g vervuld. 12 God
worden op de oppervlakte van Jo 3:6 zag de aarde dus en zie! ze was ver-
de aardbodem en er dochters l Ro 9:22
1Pe 3:20 dorven,h want alle vlees had zijn
aan hen werden geboren,f 2 dat 2Pe 3:9 weg op de aarde verdorven.i
de zonen van de [ware] Godg de m Ge 8:21
Jak 3:15 13 Daarna zei God tot Noach: _
dochters der mensen gingen ga- n Pr 7:29 „Het einde van alle vlees is voor
deslaanh [en bemerkten] dat zij Jer 17:9
Mt 15:19 mijn aangezicht gekomen, j om-
mooi waren; en zij gingen zich o Ex 32:14
dat door hun toedoen de aarde
vrouwen nemen, namelijk allen 1Sa 15:11
vol van geweldpleging is; en zie,
p Ps 78:40
die zij verkozen. 3 Daarna zei Ps 95:10
ik verderf hen met de aarde.k
Jehovah: „Voorwaar, mijn geesti q Ge 1:27
Ge 5:1 14 Maak voor u een ark van hout
zal niet voor onbepaalde tijd ten De 4:32
van een harsachtige boom.l Gij
aanzien van de mens werkzaam
zijn,j omdat hij toch vlees k is. Bij- zult afdelingen in de ark maken,
gevolg zullen zijn dagen honderd
2e kolom en gij moet haar van binnen en
twintig jaar bedragen.”l
a Ge 7:3 van buiten met teer m bedekken.
b Ho 4:3
15 En zo zult gij haar maken:
4 De Nefilim
_ bleken in die da- c Ge 7:1
gen op de aarde te zijn, en ook Ez 14:14 driehonderd eln de lengte van de
Heb 11:7
nog daarna, toen de zonen van de d Ps 37:37
ark, vijftig el haar breedte en
[ware] God betrekkingen met de Lu 1:6 dertig el haar hoogte. 16 Gij
2Pe 2:5
dochters der mensen bleven heb- e Ge 5:32
zult een tsohar [dak of venster]
ben en dezen hun zonen baar- f Heb 4:13 maken voor de ark, en gij zult
den; dit waren de sterke mannen
g Ps 11:5 haar voltooien tot een el naar
h Opb 11:18
die er oudtijds waren, de mannen i Mt 24:38
boven, en de ingang van de ark
van vermaardheid. 2Pe 2:5 zult gij in haar zijkant aanbren-
j Ez 7:2
5 Dientengevolge zag Jehovah Am 8:2
gen; o gij zult haar maken met een
dat de slechtheid van de mens 1Pe 4:7 beneden[verdieping], een tweede
k Ge 7:4
overvloedig was op de aarde en l Heb 11:7
[verdieping] en een derde [ver-
dat elke neiging m van de gedach- m Ge 14:10 dieping].
Ex 2:3
ten van zijn hart te allen tijde n Ge 7:20
17 En wat mij betreft, zie, ik
alleen maar slecht was.n 6 En De 3:11 breng de geweldige watervloedp
o Ge 7:16
Jehovah gevoelde spijto dat hij p Ge 1:7
over de aarde om alle vlees waar-
mensen op de aarde gemaakt Ge 7:6 in de levenskrachtq werkzaam is,
Mt 24:39
had, en het krenkte hem in zijn 2Pe 2:5
van onder de hemel te verder-
hart.p 7 Daarom zei Jehovah: q Ge 7:15 ven. Alles wat op de aarde is,
Pr 3:19
„Ik zal de mensen, die ik heb r Ge 7:21
zal de laatste adem uitblazen.r
geschapen,q van de oppervlakte Ps 104:29 18 En ik wil mijn verbond met u
GENESIS 6:19–7:18 Ark voltooid, binnengegaan; vloed begint 14
oprichten; en gij moet in de ark HFDST. 6 vrouwen van zijn zonen met
gaan, gij en uw zonen en uw a Ge 7:13 hem, de ark in.a 8 Van al het
Jes 26:20
vrouw en de vrouwen van uw zo- rein gedierte en van al het ge-
nen met u.a 19 En van elk le- b Ge 8:17
1Kor 15:39
dierte dat niet rein is en van
vend schepsel van alle soort van de vliegende schepselen en alles
c 1Pe 3:20
vlees b zult gij er twee van elk wat zich op de aardbodem be-
in de ark brengen om ze met d Ge 1:25 weegt,b 9 kwamen er telkens
Ge 7:14
u in het leven te houden.c Man- twee tot Noach _ in de ark, man-
netje en wijfje zullen het zijn. e Ge 7:15 netje en wijfje, juist zoals God
20 Van de vliegende schepselen f Ge 1:30 Noach
_ geboden had. 10 En ze-
naar hun soort en van de huisdie- Jes 11:7 ven dagen later geschiedde het
ren naar hun soort,d van al het g Ge 1:29 dan ook dat de wateren van de
zich bewegende gedierte van de h Ex 40:16
geweldige vloed over de aarde
aardbodem naar zijn soort, zullen Heb 11:7 kwamen.
1Jo 5:3
er twee van elk daar bij u naar 11 In het zeshonderdste jaar

binnen gaan om ze in het leven van Noachs
_ leven, in de tweede
HFDST. 7
te houden.e 21 En wat u aan- maand, op de zeventiende dag
gaat, neem u allerlei voedsel dat i Sp 11:21
2Pe 2:5
van de maand, op deze dag wer-
gegeten wordt; f en gij moet het den alle bronnen van de grote
j Ps 91:14
bij u opzamelen, en het moet u Ps 101:6
waterdiepte opengebroken en
en hun tot voedsel dienen.”g Mal 3:18 werden de sluizen van de hemel
Heb 10:38
22 Toen deed Noach
_ naar alles 1Pe 3:12 geopend.c 12 En de stortregen
wat God hem geboden had. Juist 2Pe 2:9 op de aarde hield veertig dagen
zo deed hij.h k Le 11:3 en veertig nachtend aan. 13 Op
De 14:4 diezelfde dag ging Noach _ naar
Daarna zei Jehovah tot Noach:
7 „Ga in de ark, gij ´ en
i
´
_
uw ge-
hele huisgezin, want gıj zijt, naar
l Ge 8:19

m Ge 7:23
binnen, en Sem en Cham en Ja-
feth, Noachs
_ zonen,e en de vrouw
_

van Noach_ en de drie vrouwen


ik heb gezien, rechtvaardig voor n Ge 7:12
van zijn zonen met hem, de ark
mijn aangezicht te midden van dit o Ge 2:5 in; f 14 zij en al het wild ge-
geslacht.j 2 Van al het rein ge- Job 37:6
dierte naar zijn soort,g en alle
dierte moet gij er telkens zeven p Ge 2:19 huisdieren naar hun soort, en
Ge 6:7
tot u nemen, het mannetje en Ge 6:17 al het zich bewegende gedierte
zijn wijfje; k en van al het gedierte dat zich op de aarde beweegt,
q Ge 8:13
dat niet rein is, slechts twee, het naar zijn soort,h en elk vliegend

mannetje en zijn wijfje; 3 ook schepsel naar zijn soort,i elke
van de vliegende schepselen van 2e kolom
vogel, elk gevleugeld schepsel.j
de hemel telkens zeven, mannetje a Lu 17:27
Heb 11:7 15 En ze bleven tot Noach _ in
en wijfje,l om nageslacht in het le- de ark komen, twee aan twee,
b Ge 6:20
ven te houden op de oppervlakte van alle soort van vlees waarin
van de gehele aarde.m 4 Want c Ge 1:7 de levenskracht werkzaam was.k
Ge 8:2
over nog slechts zeven dagen laat 16 En die naar binnen gingen,
ik het veertig dagen en veertig d 1Kon 19:8
mannetje en wijfje van alle soort
nachtenn regeneno op de aarde; e Ge 9:18 van vlees, begaven zich naar bin-
en ik wil al het bestaande dat ik 1Kr 1:4
nen, juist zoals God hem gebo-
gemaakt heb, van de oppervlakte f Ge 6:18 den had. Daarna sloot Jehovah
1Pe 3:20
van de aardbodem wegvagen.”p 2Pe 2:5 de deur achter hem.l
5 Toen deed Noach _ naar alles wat 17 En de geweldige vloed hield
g Ge 1:24
Jehovah hem geboden had. veertig dagen aan op de aarde,
h Ge 6:7
6 En Noach_ was zeshonderd en de wateren bleven toenemen
jaar oud toen de geweldige wa- i Le 11:14 en gingen de ark dragen, en
tervloed over de aarde ´ ´ kwam.q j Ge 9:10 ze dreef hoog boven de aarde.
7 Noach
_ dan ging voor [het los- 18 En de wateren kregen de
k Ge 6:17
breken van] de wateren van de Ps 146:4 overhand en bleven zeer toene-
geweldige vloed naar binnen, en Pr 3:19
men op de aarde, maar de ark
zijn zonen en zijn vrouw en de l Jes 26:20 bleef op de oppervlakte van de
15 Wateren bedekken bergen. Duif uitgezonden GENESIS 7:19–8:17
waterena gaan. 19 En de wate- HFDST. 7 6 Het geschiedde dan na ver-
ren hadden zozeer de overhand a Ps 69:15 loop van veertig dagen, dat
op de aarde dat alle hoge ber- b Job 12:15 Noach
_ ertoe overging het ven-
2Pe 3:6
gen die er onder de ganse hemel ster a van de ark dat hij gemaakt
waren, bedekt werden.b 20 Tot c Ps 104:6 had, te openen. 7 Daarna zond
vijftien el erboven hadden de wa- d Ge 6:17 hij een raaf b uit, en deze bleef
teren de overhand en de bergen e Lu 17:27 buiten vliegen, gaande en terug-
werden bedekt.c f Ge 6:17
kerend, totdat de wateren van de
21 Alle vlees dan dat zich op Ge 7:15 aarde waren opgedroogd.
Job 27:3
de aarde bewoog, blies de laat- Pr 3:19 8 Later zond hij een duif c van
ste adem uit,d van de vliegen- Jes 42:5 zich weg om te zien of de wate-
de schepselen en van de huisdie- g Ge 6:7 ren al afgenomen waren van de
ren en van het wild gedierte en h Sp 2:21 oppervlakte van de aardbodem.
van al het gewemel dat op de aar- Mt 24:37
1Pe 3:20
9 En de duif vond geen rustplaats
de wemelde, benevens alle men- 2Pe 2:9 voor haar voetzool en keerde
2Pe 3:6
sen.e 22 Alles waarin de adem daarom tot hem terug in de ark,
van de levenskracht werkzaam want de wateren waren nog op de
was in zijn neusgaten, namelijk HFDST. 8 oppervlakte van heel de aarde.d
alles wat op de droge grond was, i Ge 19:29 Daarop stak hij zijn hand uit en
Ex 2:24
stierf.f 23 Zo vaagde hij al het 1Sa 1:19 pakte ze beet en haalde ze bij
bestaande dat op de oppervlakte Ps 94:14 zich in de ark. 10 Toen wachtte
van de aardbodem was weg, van j Ge 6:20 hij nog eens zeven dagen, en op-
Heb 11:7
mens tot viervoetig gedierte, tot nieuw zond hij de duif uit de
het zich bewegende gedierte en k Ps 33:7 ark. 11 Naderhand kwam de
tot het vliegende schepsel van de l Ge 7:11 duif omstreeks de avondtijd bij
Sp 8:28
hemel toe, en ze werden van de hem en zie! er was een vers ge-
aarde weggevaagd; g en alleen m 2Kon 7:2
plukt olijfblade in haar snavel,
Noach
_ en zij die met hem in de n Job 38:11 en aldus kwam Noach _ te we-
Jer 5:22
ark waren, bleven over.h 24 En ten dat de wateren afgenomen
de wateren behielden honderd o Ge 7:18 f
waren van de aarde. 12 Voorts
vijftig dagen de overhand op de p 2Kon 19:37 wachtte hij nog eens zeven da-
aarde. q Ge 7:20 gen. Toen zond hij de duif uit,
Daarna dachti God aan Noach
_ maar ze kwam niet meer bij hem
8 en aan al het wild gedierte
en alle huisdieren die met hem in
2e kolom
a Ge 6:16
terug.g
13 In het zeshonderd eerste
de ark waren,j en God deed een b Ge 6:20
jaar h nu, in de eerste maand, op
wind over de aarde gaan, en de Le 11:15 de eerste dag van de maand,
1Kon 17:4
wateren gingen zakken.k 2 En Job 38:41
geschiedde het dat de wateren
de bronnen van de waterdiepte l c Ps 55:6
van de aarde waren weggevloeid;
en de sluizenm van de hemel wer- daarop verwijderde Noach _ de be-
d Ge 7:19
den toegesloten, en aldus werd dekking van de ark en keek,
de stortregen uit de hemel te- e Ne 8:15 en zie, de oppervlakte van de
gengehouden. 3 Toen liepen de f Ge 7:20 aardbodem was drooggevallen.i
Ge 8:3
wateren terug van de aarde, ge- 14 En in de tweede maand, op
leidelijk teruglopend; en na ver- g Jer 48:28 de zevenentwintigste dag van de
loop van honderd vijftig dagen h Ge 7:11 maand, was de aarde helemaal
ontbraken de wateren.n 4 En i Ge 1:9 droog geworden.j
in de zevende maand, op de ze- j Ex 14:21 15 Nu sprak God tot Noach_ en
ventiende dag van de maand, k Ge 7:7
zei: 16 „Ga uit de ark, gij en uw
kwam de arko op de bergen van 1Pe 3:20 vrouw en uw zonen en de vrouwen
2Pe 2:5
Ararat
_ p te rusten. 5 En de wa- van uw zonen met u.k 17 Breng
teren bleven geleidelijk zakken l Ge 7:15
1Kor 15:39
elk levend schepsel dat bij u is
tot de tiende maand. In de tien- van alle soort van vlees,l van de
m Ge 1:20
de maand, op de eerste van de Ge 2:19 vliegende schepselenm en van de
maand, verschenen de toppen Ge 6:20 viervoetige dierenn en van al het
van de bergen.q n Ge 1:25 zich bewegende gedierte dat zich
GENESIS 8:18–9:16 Ark verlaten. Bloed heilig. Regenboogverbond 16
op de aarde beweegt,a met u naar HFDST. 8 hand van de mens, van de hand
buiten, daar ze moeten wemelen a Ge 1:24 van een ieder die zijn broeder
Ge 9:2
op de aarde en vruchtbaar moeten b Ge 1:22 is, zal ik de ziel van de mens te-
zijn en tot vele moeten worden op Ps 144:13 rugeisen.a 6 Al wie het bloed
c Ge 6:10
de aarde.”b d Ge 7:14 van een mens vergiet, diens
18 Daarop ging Noach _ naar Ps 36:6 eigen bloed zal door de mens
e Ge 12:7
buiten, en ook zijn zonenc en zijn Ge 22:9 vergoten worden, b want naar
vrouw en de vrouwen van zijn Ge 26:25 Gods beeld heeft hij de mens
f Ge 7:2
zonen met hem. 19 Elk levend Le 20:25 gemaakt. 7 En wat U aangaat,
schepsel, al het zich bewegende De 14:4 weest vruchtbaar en wordt tot
g De 14:11
gedierte en elk vliegend schep- h Le 1:10 velen, doet de aarde van U weme-
sel, alles wat zich op de aarde be- Le 1:14 len en wordt tot velen daarop.”c
Le 17:11
weegt, naar hun families gingen De 27:6 8 Verder zei God tot Noach _ en
i Le 26:31
ze uit de ark.d 20 Voorts bouw- Ez 20:41
tot zijn zonen met hem: 9 „En
de Noach
_ een altaar e voor Jeho- Ef 5:2 ik voor mij, zie, ik richt mijn
Heb 13:16
vah en nam enkele van alle reine j Ge 6:6
verbondd met ulieden op en met
dierenf en van alle reine vliegen- k Ge 3:17 UW nageslacht na U,e 10 en met
Ge 5:29
de schepseleng en bracht brand- l De 31:21
elke levende ziel die bij U is, van
offers op het altaar.h 21 Toen 1Kr 28:9 het gevogelte, van de viervoetige
m Ge 6:5
rook Jehovah een rustig stem- Pr 7:20
dieren en van alle levende schep-
mende geur,i en daarom zei Jeho- Mt 15:19 selen der aarde met U, van al wat
n Ge 6:17
vah in zijn hart: j „Nooit meer zal Jes 54:9
uit de ark gegaan is tot elk le-
ik wegens de mens kwaad over o Ge 1:14 vend schepsel van de aarde toe.f
Pr 1:4
de aardbodem afroepen,k want de Jer 33:20
11 Ja, ik richt waarlijk mijn ver-
neiging l van ’s mensen hart is
bond met U op: Nooit meer zal
slecht van zijn jeugd af; m en nooit alle vlees door wateren van een
HFDST. 9
meer zal ik al wat leeft een slag geweldige vloed worden afgesne-
p Ge 1:28
toedienen, juist zoals ik heb ge- Ge 8:17 den, en nooit meer zal er een ge-
daan.n 22 Want al de dagen dat q Ge 1:26 weldige vloed komen om de aar-
Jak 3:7
de aarde blijft, zullen zaaiing en r 1Ti 4:3
de te verderven.”g
oogst, en koude en hitte, en zo- s Ge 1:29 12 En God voegde eraan toe:
t Ge 1:30
mer en winter, en dag en nacht, Le 17:11 „Dit is het tekenh van het ver-
nimmer ophouden.”o Le 17:14 bond dat ik geef tussen mij en U
u Le 17:10
en elke levende ziel die bij U is,
Vervolgens zegende God
9
v Le 3:17
Le 7:26 voor de geslachten tot onbepaal-
Noach
_ en zijn zonen en zei Le 17:13
De 12:16 de tijd. 13 Voorwaar, mijn re-
tot hen: „Weest vruchtbaar en De 12:23 genboog i plaats ik in de wolk, en
wordt tot velen en vult de aarde.p Han 15:20
Han 15:29 die moet dienen tot een teken
2 En een vrees voor U en een ver- Han 21:25 van het verbond tussen mij en de
schrikking voor U zal blijven op aarde. 14 En het moet geschie-
elk levend schepsel van de aarde
2e kolom den dat wanneer ik een wolk
en op elk vliegend schepsel van
a Ge 4:10 over de aarde breng, de regen-
de hemel, op alles wat zich op Ex 21:12 boog ook stellig in de wolk zal
de aardbodem beweegt, en op Nu 35:31
Opb 19:2 verschijnen. 15 En ik zal stel-
alle vissen van de zee. In UW b Ex 20:13
lig aan mijn verbond denken,j dat
hand zijn ze nu gegeven.q 3 Al Nu 35:12
Nu 35:30 tussen mij en U en elke leven-
het zich bewegende gedierte dat De 19:6
de ziel van alle vlees k bestaat; en
leeft, mag U tot voedsel dienen.r 2Sa 4:11
Mt 24:30 nooit meer zullen de wateren tot
Zoals in het geval van de groe- Opb 21:8
een geweldige vloed worden om
c Ge 1:28
ne plantengroei, geef ik dit al- Ge 10:32 alle vlees te verderven.l 16 En
les werkelijk aan U.s 4 Alleen d Ge 9:15
de regenboog moet in de wolk
Jes 54:9
vlees met zijn ziel t — zijn e Ge 6:18 komen,m en ik zal hem stellig
bloedu — moogt GIJ niet eten.v Ge 9:18
zien om te denken aan het ver-
f Ge 8:1
5 En bovendien zal ik UW bloed Ge 8:17 bond tot onbepaalde tijdn tussen
van UW zielen terugeisen. Van g Ge 8:21
h Ex 3:12
de hand van elk levend schepsel i Ez 1:28 j Le 26:42; Jes 54:9; k 1Kor 15:39; l Ge 8:21;
zal ik het terugeisen; en van de Opb 4:3 m Job 38:36; n Ps 105:8; Ps 111:5.
¨
17 Kanaan vervloekt. Nimrod in opstand GENESIS 9:17–10:14
God en elke levende ziel onder HFDST. 9 En dit is de geschiedenis
alle vlees dat op de aarde is.”a
17 En God zei wederom tot
a De 7:9
Heb 6:18
b Ge 9:13
10
Cham en Jafeth.
van Noachs
_
_ zonen: a Sem,
c Ge 5:32
Noach:
_ „Dit is het teken van het Ge 7:7 Nu werden hun zonen geboren
verbond dat ik heb opgericht tus- Ge 10:1 na de geweldige vloed.b 2 De
d Ge 10:6
sen mij en alle vlees dat op de e 1Kr 1:4 zonen van Jafeth _ waren Gomer _ c

aarde is.”b 1Pe 3:20 en Magog _ d en Madaie en Javanf


_ _
f Ge 2:15
18 En Noachs _ zonen,c die uit 2Ti 2:6 en Tubal _ g
en Mesech _ h
en T _iras.i
de ark kwamen, waren Sem en g De 20:6
3 En de zonen van Gomer _ wa-
h Ge 19:35
Cham en Jafeth.
_ Later ¨ was Cham Sp 23:35 ren Askenaz _ j en R
_ifathk en To-
de vader van Kana _ an.d 19 Deze i 1Kr 1:8
j Le 18:7
garma.
_ l

drie waren Noachs _ zonen, en uit Ez 22:10 4 En de zonen van Javan _ wa-
dezen heeft de gehele bevolking k Sp 12:13
Sp 17:9 ren El _isam en Tarsis, _ n
K _ittimo en
van de aarde zich verspreid.e Ef 5:3 Dodanim.
_ p
l Ge 37:34
20 Nu begon Noach _ als land- Ex 22:27 5 Uit dezen heeft de bevolking
manf en ging een wijngaard plan- m Ex 20:12 ¨
Le 19:32 van de eilanden der natien zich
g
ten. 21 Voorts dronk hij van de Jes 58:7 in hun landen verspreid, elk naar
wijn en raakte bedwelmd,h waar- n Le 18:3
De 7:1 zijn taal, naar hun families, vol-
op hij zich midden in zijn tent ¨
i
De 27:16
Ro 1:27
gens hun natien.
ontblootte. 22 Later ¨ zag Cham, o Joz 17:13 6 En de zonen van Cham wa-
de vader van Kana _ an, de naakt- p Ex 18:10 ¨
ren Kuschq en Mizra_ ımr en Puts
heid van zijn vader j en ging het De 8:10
¨
1Kon 1:48 en Kana _ an.t
aan zijn twee broers buiten ver- 1Kr 29:20
Lu 1:68 7 En de zonen van Kusch wa-
tellen.k 23 Sem en Jafeth _ namen q Joz 9:23 u en Hav
ren Seba _ila en Sabta en
toen een mantell en legden die Re 1:28 ¨ _ v _
1Kon 9:21 Raema _ en Sabtecha. _
over hun beider schouders en lie- r 1Kr 1:5 ¨
pen achterwaarts naar binnen. Al- s Ge 7:6 En de zonen van Raema _ wa-
w
dus bedekten zij de naaktheid
t Heb 11:7 ren Scheba _ en Dedan. _
van hun vader, terwijl hun ge- 8 En Kusch werd de vader
x Hij maakte er
zicht afgewend was, en zij zagen 2e kolom van N _imrod.
de naaktheid van hun vader niet.m een begin mee een geweldige
24 Ten slotte ontwaakte Noach HFDST. 10 te worden op de aarde. 9 Hij
_
uit zijn wijn[roes] en hij kwam a 1Kr 1:4 deed zich kennen als een gewel-
te weten wat zijn jongste zoon
Lu 3:36
b Ge 9:19
dig jager gekant tegen Jehovah.
hem had aangedaan. 25 Hierop c Ez 38:6 Daarom zegt men wel: „Zoals
zei hij:
Ga 1:2
d Ez 38:2
N _imrod, een geweldig jager ge-
¨ e 2Kon 17:6 kant tegen Jehovah.”y 10 En
„Vervloekt zij Kana _ an.n Jes 13:17
Hij worde de minste slaaf van f Za 9:13
het begin van zijn koninkrijk
z a
zijn broeders.”o g Jes 66:19 werd Babel _ en Erech _ en Ak- _
Ez 27:13
26 En hij voegde eraan toe: h Ps 120:5 kad en Kalne, _ in het land S _i-
Ez 32:26 near.b 11 Van dat land trok
„Gezegend zij Jehovah,p Sems i 1Kr 1:5 ¨c
j Jer 51:27 hij naar Assyri _ e en´ ondernam
God, ¨ k 1Kr 1:6 de bouw van N _ineved en Reho- _
En Kana _ an worde hem tot l Ez 27:14
Ez 38:6 both-Ir en Kalah _ ´ 12 en Resen _
slaaf.q
27 Moge God overvloedig ruimte
m Ez 27:7 tussen N _ineve en Kalah; _ dit is
n 1Kon 10:22
schenken aan Jafeth, Jon 1:3 de grote stad.
_ o Jes 23:1 ¨
En moge hij verblijven in de p 1Kr 1:7
13 En Mizra_ ıme werd de va-
der van Ludim f
tenten van Sem.r q 1Kr 1:8 _ en Anamim _ en
¨ r Ge 50:11
Lehabim
_ en Naftuhim _ g 14 en
Kana
_ an worde ook hem tot s Jer 46:9
h en Kasluhimi (uit
slaaf.” Na 3:9 Pathrusim
_ _
t Nu 34:2
28 En Noach leefde na de ge- wie de Filistijnenj zijn voortge-
_ u Ps 72:10
k
weldige vloed nog driehonderd v Ez 27:22 komen) en Kaftorim. _
w 1Kr 1:9
vijftig jaar.s 29 Zo bedroegen x 1Kr 1:10
y Ps 35:4 b Da 1:2; c Mi 5:6; d Jon 3:3; Mt 12:41; e 1Kr 1:8;
al de dagen van Noach _ negenhon- z Ge 11:9 f Jer 46:9; g 1Kr 1:11; h Ez 29:14; i 1Kr 1:12; j Joz
derd vijftig jaar en hij stierf.t a Ezr 4:9 13:3; Jer 47:4; k De 2:23.
GENESIS 10:15–11:11 Toren van Babel; spraakverwarring 18
¨ HFDST. 10
¨
15 En Kana _ an werd de vader natien,
¨ en uit dezen hebben de
van S _idon,a zijn eerstgeborene, a Joz 13:6 natien zich na de geweldige vloed
Mr 7:24
en Hethb 16 en de Jebusietc b Ge 25:10 over de aarde verspreid.a
Ge 27:46
en de Amorietd en de Girgasiet De gehele aarde nu had
17 en de Heviete en de Arkiet
en de Siniet 18 en de Arva-
c Re 1:21
d Ge 15:16
De 3:8
e Joz 11:3
11
´ ´
´ ´
nog steeds e en taal en
een woordenschat. 2 Voorts ge-
dietf en de Zemariet en de Ha- f Ez 27:11
schiedde het dat zij, toen zij oost-
g 1Kon 8:65
mathiet; g en later werden ¨ de Za 9:2 waarts trokken, ten slotte een
families van de Kanaaniet ver- h Ge 20:1
valleivlakte ontdekten in het
i Joz 15:47
strooid. ¨ 19 De grens dan van Han 8:26 land S _inear,b en daar gingen zij
de Kanaaniet strekte zich uit j Ge 13:10
Ge 19:24 wonen. 3 Toen zeiden zij tot
h
van S _idon tot aan Gerar, _ nabij 2Pe 2:6 elkaar: „Komaan! Laten wij bak-
i tot aan Sodom en Gomor- Ju 7
Gaza,
_ _ ¨ _ k De 29:23 stenen maken en ze door ver-
raj en Adma _ k en Zeboım,l
_ nabij l Ge 14:8 hitting bakken.” Zo diende bak-
m Ge 11:17
Lasa.
_ 20 Dit waren de zonen n Ezr 4:9 steen hun tot [bouw]steen, maar
van Cham naar hun families, Han 2:9 asfalt diende hun tot mortel.c
o Ez 27:23
naar hun talen, in ¨ hun landen, p Ge 11:10 4 Nu zeiden zij: „Komaan! Laten
volgens hun natien. q 1Kr 1:17 wij een stad voor ons bouwen en
r Ge 11:12
21 En ook aan Sem, de voor- Lu 3:35 ook een toren waarvan de top tot
vader van alle zonen van Heber, _ m s Ge 11:16
t Ge 11:9
in de hemel reikt,d en laten wij
de broer van Jafeth, _ de oudste, u 1Kr 1:19 ons een beroemde naam maken,e
werd nakroost geboren. 22 De v 1Kr 1:20
w 1Kr 1:21
opdat wij niet over de gehele op-
zonen van Sem waren Elam _ n
en x 1Kr 1:22 pervlakte der aarde worden ver-
Assur
_ o
en Arp achsad _ p
en Lud y 1Kon 9:28
1Kon 10:11
strooid.”f
en Aram. _ 1Kr 29:4 5 Toen daalde Jehovah neer
z Ge 2:11
23 En de zonen van Aram _ wa- Ge 25:18 om de stad en de toren die de
ren Uz en Hul en Gether _ en a 1Kr 1:23 mensenzonen hadden gebouwd,
b Ge 10:5
Mas. q te zien.g 6 Daarna ´ ´ zei Jehovah:
„Zie! Zij zijn een volk en er is
24 En Arpachsad _ werd de va- ´ ´
der van Selah, _ r en Selah werd de
_
2e kolom een taal voor hen allen,h en dit
vader van Heber. _ a Ge 9:7 beginnen zij te doen. Wel, nu zal
Ge 9:19
25 En aan Heber _ werden Han 17:26 niets van wat zij wellicht van
twee zonen geboren. De naam plan zijn te doen, onbereikbaar
van de een was Peleg, _ s omdat HFDST. 11 voor hen zijn.i 7 Kom dan! La-
in zijn dagen de aarde verdeeld b Ge 10:10
ten wijj afdalen en daar hun taal
werd; t en de naam van zijn Da 1:2 verwarren,k opdat zij niet naar
c Ex 1:14
broer was Joktan. _ u Ex 2:3
elkaars taal luisteren.”l 8 Bij-
26 En Joktan _ werd de vader d Am 9:2 gevolg verstrooide Jehovah hen
e Ps 49:11
van Almodad en Selef en Ha- vandaar over de gehele opper-
_ _ Da 4:30

zarmaveth en Jerah v 27 en
Jo 5:44 vlakte der aarde,m en geleide-
_ _ f Ge 9:1
lijk staakten zij de bouw van
Hadoram _ en Uzal _ en D¨ _iklaw Lu 1:51
g Ge 18:21 de stad.n 9 Daarom werd haar
28 en Obal _ en Ab _imael en Ps 11:4 o
Heb 4:13 naam Babel _ genoemd, omdat Je-
Scheba _ x 29 en Ofir _ y en Ha-
h Ge 11:1 hovah daar de taal van de ge-
v _ilaz en Jobab; _ a al dezen wa- i Pr 7:29
1Kor 1:19 hele aarde had verward, en van-
ren de zonen van Joktan. _ j Ge 1:26 daar had Jehovah hen over de
Sp 8:30
30 Hun woonplaats dan strekte k Job 5:12 gehele oppervlakte der aarde
zich uit van Mesa _ tot aan Sefar, _ Ps 33:10
verstrooid.p
Ps 55:9
het bergland van het Oosten. l Ge 10:5 10 Dit is de geschiedenis van
31 Dit waren de zonen van m De 32:8
Lu 1:51 Sem.q
Sem naar hun families, naar hun n Job 12:14 Sem was honderd jaar oud toen
Ps 127:1
talen, in hun landen, naar hun hij twee jaar na de geweldige
¨ o Jer 50:1
natien.b 1Pe 5:13
vloed de vader van Arpachsad _ r
p Ps 68:30
32 Dit waren de families van Lu 1:51 werd. 11 En nadat Sem de
de zonen van Noach _ naar hun q Ge 6:10
1Kr 1:4
familieafstamming, volgens hun Lu 3:36 r Ge 10:22; 1Kr 1:17.
19 Sems nageslacht. Abram uit Ur, krijgt belofte GENESIS 11:12–12:4
vader van Arpachsad _ was gewor- HFDST. 11 sen werd hij de vader van zonen
den, leefde hij nog vijfhonderd a Ge 10:21 en dochters.
jaar. Intussen werd hij de vader b Ge 10:24 26 En Terah _ leefde voorts ze-
1Kr 1:18
van zonen en dochters.a Lu 3:35 ventig jaar, waarna hij de vader
a N b
12 En Arpachsad _ leefde vijfen- c Ge 10:21 van Abram,
_ ahor
_ en Haran _
1Kr 1:18
dertig jaar. Toen werd hij de va- werd.
b d Ge 10:25
der van Selah. _ 13 En nadat 1Kr 1:19 27 En dit is de geschiedenis
Arpachsad
_ de vader van Selah _ e 1Kr 1:25 van Terah.
_
was geworden, leefde hij nog Lu 3:35
Terah
_ werd de vader van Abram, _
vierhonderd drie jaar. Intussen f Lu 3:35
Nahor
_ en Haran;
_ en Haran_ werd
werd hij de vader van zonen en g 1Kr 1:26
de vader van Lot. c 28 Later
dochters. h Ge 11:32
stierf Haran, _ terwijl hij zich in ge-
Lu 3:34
14 En Selah _ leefde dertig jaar. zelschap van zijn vader Terah _ be-

Toen werd hij de vader van He- _ vond, in zijn geboorteland, in Ur d
2e kolom ¨
ber.c 15 En nadat Selah _ de va- der Chaldeeen.e 29 En Abram _
a Ge 12:7
der van Heber _ was geworden, Ge 15:6
en Nahor _ namen zich voorts
leefde hij nog vierhonderd drie Ge 17:5 vrouwen. De naam van Abrams _
Ge 18:19
jaar. Intussen werd hij de vader Jo 8:39 vrouw was Sarai, _ f
terwijl de naam
van zonen en dochters. Ro 4:11 van Nahors _ vrouw M _ilkag was,
Ga 3:16
16 En Heber _ leefde voorts vier- Heb 11:17 [zij was] de dochter van Haran, _
Jak 2:23
endertig jaar. Toen werd hij de de vader van M _ilka en de vader
b Joz 24:2
vader van Peleg. _ d 17 En nadat van J _iska. 30 Maar Sarai _ bleef
c Ge 12:4
Heber
_ de vader van Peleg _ was Ge 19:1
onvruchtbaar; h zij had geen kind.
geworden, leefde hij nog vier- 2Pe 2:7 31 Daarna nam Terah _ zijn zoon
honderd dertig jaar. Intussen d Ge 15:7 Abram
_ en Lot, de zoon van Ha- _
Ne 9:7
werd hij de vader van zonen en ran, zijn kleinzoon,i en Sarai, _ j
e 2Kon 24:2
dochters. Han 7:4 zijn schoondochter, de vrouw
18 En Peleg _ leefde voorts der- f Ge 12:11 van zijn zoon Abram, _ en zij trok-
tig jaar. Toen werd hij de vader Ge 17:15
Ge 20:12
ken met hem uit Ur der Chaldee- ¨
van Rehu. _ e
19 En nadat Peleg _ 1Pe 3:6 en om naar het land Kana _ ank te
de vader van Rehu _ was gewor- g Ge 22:20 gaan. Na verloop van tijd kwa-
Ge 24:15 l en gingen daar
den, leefde hij nog tweehonderd men zij te Haran _
h Ge 16:2
negen jaar. Intussen werd hij de Ge 18:11 wonen. 32 En de dagen van Te- _
vader van zonen en dochters. Ro 4:19 rah werden tweehonderd vijf
Heb 11:11
20 En Rehu _ leefde voorts twee- jaar. Toen stierf Terah _ in Haran. _
i Ge 11:27
endertig jaar. Toen werd hij de Nu zei Jehovah tot Abram:
_
vader van Serug.
Rehu
_ de vader van Serug
_ f
21 En nadat
_ was
j Ge 12:5
Ge 16:1
k Ge 9:26
12 „Trek weg uit uw land en
van uw bloedverwanten vandaan
Ge 10:19
geworden, leefde hij nog twee- Ge 12:7 en uit het huis van uw vader,
honderd zeven jaar. Intussen Nu 34:2
Han 13:19 naar het land dat ik u zal tonen; m
werd hij de vader van zonen en l Ge 12:4 2 en ik zal u tot een grote natie
dochters. Ge 27:43 maken en u zegenen en ik wil
Han 7:2
22 En Serug _ leefde voorts der- uw naam groot maken; en be-

tig jaar. Toen werd hij de vader wijs een zegen te zijn.n 3 En ik
van Nahor.
_ g 23 En nadat Serug _ HFDST. 12 zal stellig zegenen wie u zegenen,
de vader van Nahor _ was gewor- m Joz 24:3 en wie kwaad over u afsmeekt,
Han 7:4
den, leefde hij nog tweehonderd n Ge 13:16
zal ik vervloeken,o en alle fa-
jaar. Intussen werd hij de vader Ge 15:5 milies van de aardbodem zullen
Ge 17:5
van zonen en dochters. Ge 22:17
zich stellig door bemiddeling van
24 En Nahor _ leefde voorts ne- Heb 6:14 u zegenen.”p
genentwintig jaar. Toen werd hij o Ge 27:29 4 Daarop ging Abram,
_ juist
h Ex 23:22
de vader van Terah. _ 25 En na- Nu 24:9 zoals Jehovah tot hem gespro-
dat Nahor _ de vader van Terah _ p Za 8:23 ken had, en Lot ging met hem
was geworden, leefde hij nog Lu 1:73
Han 3:25
mee. En Abram
_ was vijfenzeven-
honderd negentien jaar. Intus- Ga 3:8 tig jaar oud toen hij uit Haran _
¨
GENESIS 12:5–13:8 Abram in Kanaan, Egypte 20
wegtrok.a 5 Zo nam Abram _ zijn HFDST. 12 schoon was. 15 Mettertijd za-
vrouw Sarai b en Lot, de zoon
_ a Heb 11:8 gen ook de vorsten van Farao
c
van zijn broer, en alle have die b Ge 11:29 haar en zij gingen haar roemen
zij vergaard haddend en de zie- c Ge 11:31 bij Farao, zodat de vrouw naar
len die zij in Haran _ verworven d Ge 13:6 het huis van Farao werd gehaald.
Pr 5:19
hadden, en zij begaven zich ¨ op 16 En hij behandelde Abram _
e Ge 26:3
weg om naar het land Kana _ ane goed ter wille van haar, en hij
f Han 7:16
te gaan. Ten slotte kwam in het bezit van scha-
¨ kwamen zij g Ge 35:4
in het land Kana _ an aan. 6 En De 11:30 pen en runderen en ezels en
Abram
_ trok vervolgens het land h Ge 3:15 dienstknechten en dienstmaag-
door tot de plek S _ichem,f in de Ge 21:12 den en ezelinnen en kamelen.a
Ge 28:14
nabijheid ´ van de grote bomen Ro 9:7 17 Toen sloeg Jehovah Farao en
van Mor _ ¨ e; g en in die tijd was Ga 3:16 zijn huis met grote plagenb
de Kanaaniet in het land. 7 Nu i Ge 13:15
Ge 15:7
wegens Sarai,
_ Abrams
_ vrouw.c
verscheen Jehovah aan Abram _ Ge 17:8 18 Daarop riep Farao Abram
_ en
De 34:4
en zei: „Aan uw zaadh zal ik dit zei: „Wat hebt gij mij nu aange-
j Ge 28:19
land geven.”i Toen bouwde hij Ge 31:13
daan? Waarom hebt gij mij niet
daar een altaar voor Jehovah, die k Ge 13:3
verteld dat zij uw vrouw was? d
hem verschenen was. 8 Later Joz 7:2 19 Waarom hebt gij gezegd: ’Zij
trok hij vandaar naar het berg- l Ge 8:20 is mijn zuster’,e zodat ik op het
Ge 35:3
land ten oosten van Bethel _ j en punt stond haar mij tot vrouw
m Ge 26:25
sloeg zijn tent op tussen Bethel _ Sp 18:10 te nemen? En nu, hier hebt gij
in het westen en Ai k in het oos- Ro 10:13 uw vrouw. Neem haar en ga!”
ten. Vervolgens bouwde hij daar n Ge 20:1 20 En Farao vaardigde aan man-
Ge 24:62
een altaar voor Jehovahl en ging nen bevelen betreffende hem uit,
o Ge 47:4
de naam van Jehovah aanroe- De 23:7 waarop zij hem en zijn vrouw en
pen.m 9 Daarna brak Abram _ op Ps 105:13
Han 7:6
al wat hij had, uitgeleide deden.f
en trok vervolgens van kampe- Hierna trok Abram
_ uit
ment tot kampement naar de Ne-
geb.n
_
p Ge 26:1
q Ge 26:7
r Ge 12:19
13 Eg ypte
_ op, hij en zijn
vrouw en al wat hij had, en Lot
10 Nu ontstond er hongers- s Ge 20:12 met hem, naar de Negeb._ g 2 En
nood in het land en Abram _ zak- Abram
_ was rijkelijk voorzien van
te af naar Egypte _ om daar als 2e kolom kudden en zilver en goud.h 3 En
vreemdeling te vertoeven,o want van kampement tot kampement
a Ge 20:14
de hongersnood was zwaar in het Ge 24:35 trekkend, ging hij uit de Negeb _
land.p 11 Zodra hij nu op het b 1Sa 5:11 weg en naar Bethel,
_ naar de plaats
punt stond Eg ypte _ binnen te c Ge 11:29 waar zijn tent eerst had gestaan,
trekken, geschiedde het dat hij Ge 17:15
Ge 23:19
tussen Bethel
_ en Ai,i 4 naar de
tot zijn vrouw Sarai _ zei: „Zie d Ro 7:3
plaats van het altaar dat hij daar
toch! Ik weet heel goed dat gij e Ge 20:2
oorspronkelijk had gemaakt; j en
een vrouw zijt schoon van ui- Ge 20:12 Abram
_ ging daar de naam van
terlijk.q 12 Daarom zal het on- f Ps 105:14 Jehovah aanroepen.k
getwijfeld gebeuren dat de Egyp- 5 Nu bezat Lot, die met Abram
_
tenaren u zullen zien en zullen HFDST. 13 meetrok, ook schapen en run-
zeggen: ’Dit is zijn vrouw.’ En g Ge 12:9 deren en tenten. 6 Daarom liet
zij zullen mij stellig doden, maar Ge 20:1 het land niet toe dat zij allen bij
u zullen zij in het leven houden. h Ge 24:35 elkaar woonden, want hun have
De 8:18
13 Zeg alstublieft dat gij mijn was talrijk geworden en zij kon-
i Ge 12:8
zuster zijt,r opdat het mij ter wil- Joz 7:2 den niet allen bij elkaar wonen.l
le van u goed moge gaan, en dank j Ge 12:7 7 En er ontstond ruzie tussen
zij u zal mijn ziel stellig in le- k Ge 21:33 de hoeders van Abrams
_ vee en de
ven blijven.”s Jes 12:4
hoeders van Lots vee;¨ en in die
Ro 10:13
14 Het gebeurde dan zodra l Ge 36:7
tijd woonden de Kanaaniet en de
Abram
_ Egypte_ binnentrok, dat m Ge 10:19
Fereziet in het land.m 8 Derhal-
de Egyptenaren de vrouw za- Ge 15:18 ve zei Abram
_ tot Lot: n „Laat er
gen [en bemerkten] dat zij zeer n Ge 11:27 alstublieft niet voortdurend ruzie
21 Abram, Lot gaan uiteen. Koningen in oorlog GENESIS 13:9–14:12
zijn tussen mij en u en tussen HFDST. 13 de koning van Elam, _ a
en T _ideal,
mijn veehoeders en uw veehoe- a Ps 133:1 de koning van Gojim, _ b 2 dat de-
Sp 15:18
ders, want wij mannen zijn broe- Ro 12:10 zen oorlog voerden tegen Bera, _
ders.a 9 Staat niet het hele land b Sp 17:14 de koning van Sodom, _ c en tegen
Ro 12:18
tot uw beschikking? Scheid u als- Heb 12:14 B _irsa, de koning van Gomorra, _ d
tublieft van mij af. Indien gij naar c Ge 19:28 S _ineab, de koning van Adma, _ e
links gaat, dan wil ik naar rechts d Ge 2:9
en Semeber, de koning van Ze-
gaan; maar indien gij naar rechts Jes 51:3 ¨ f _ _
Ez 36:35 boım, en de koning van Bela _ (dat
gaat, dan wil ik naar links gaan.”b e Ge 19:22
wil zeggen Zoar). _ g
3 Deze allen
10 Lot dan sloeg zijn ogen op en f Ge 19:29
rukten als bondgenoten op naar h
g Ge 18:20
zag het gehele Jordaandistrict,c Ge 19:5 de Laagvlakte van S _iddim,i dat
dat de gehele streek rijk aan wa- Ro 1:27
2Pe 2:6 is de Zoutzee.j
ter was, voordat Jehovah Sodom _ Ju 7
en Gomorra _ verdierf, als de tuin h De 34:1
4 Twaalf jaar hadden zij Kedor-
van Jehovah,d als het land Egyp- i Ge 12:7 laomer _ gediend, maar het dertien-
_
te, tot aan Zoar _ e toe. 11 Toen
Ge 15:18 de jaar rebelleerden zij. 5 En in
Ge 24:7
koos Lot het gehele Jordaandis- Ex 33:1 het veertiende jaar kwam Kedor-
trict voor zich, en Lot verplaat- j Ge 12:2 laomer, _ en ook de koningen die
Ge 15:5
ste zijn kamp naar het oosten. Zo Ex 1:7 met hem waren, en zij brachten
De 26:5 ¨
scheidden zij zich van elkaar af. nederlagen toe aan de Refaıeten
Heb 11:12 ¨
12 ¨ Abram
_ woonde in het land Ka- _ k De 34:4 in Asteroth-Karn _ a_ ım,k en aan
naan, maar Lot woonde te midden Joz 12:7 de Zuzieten in Ham, en aan de
l Ge 18:1 ´ ¨
van de steden van het District.f Ge 23:19 Emietenl in Schav _ e-Kirjatha_ ım,
Ten slotte sloeg hij zijn tenten Ge 25:9 6 en aan de Horietenm in hun ge-
m Ge 23:2 ¨
nabij Sodom _ op. 13 En de man- n Ge 12:7
bergte Se_ ır,n tot aan El-Paran, _ o

nen van Sodom _ waren slecht en dat aan [de rand van] de wildernis

waren grove zondaars tegen Jeho- ligt. 7 Toen keerden zij om en
vah. g HFDST. 14
kwamen te En-M _ispat, dat is Ka- _
14 En Jehovah zei tot Abram, _ o Ge 10:10
des,p en versloegen het gehele
p Ge 14:17
nadat Lot zich van hem had af- veld van de Amalekieten q en ook
gescheiden: „Sla alstublieft uw
de Amorietenr die in Hazezon- _
ogen op en kijk van de plaats 2e kolom
Tamar
_ s
woonden.
waar gij zijt naar het noorden a Ge 10:22
8 Toen trok de koning van So- _
en naar het zuiden en naar het b Ge 14:9
c Ge 10:19 dom uit, en ook de koning van
oosten en naar het westen,h Ge 13:12
Gomorra _ en de koning van Adma _
15 want het gehele land waar- 2Pe 2:6 ¨
naar gij kijkt, zal ik aan u en aan d Ge 13:10 en de koning van Zebo _ ım en de
uw zaad geven, tot onbepaalde
Ge 18:20
Ju 7
koning van Bela _ (dat wil zeggen
tijd.i 16 En ik wil uw zaad ma- e Ho 11:8 Zoar), _ en zij schaarden zich te-
ken als de stofdeeltjes van de f De 29:23 gen hen in slagorde in de Laag-
aarde, zodat indien een mens
g De 34:3
vlakte van S _iddim,t 9 tegen
h Re 20:11
in staat zou zijn de stofdeeltjes i Ge 14:10
Kedorlaomer, _ de koning van
van de aarde te tellen, uw zaad j De 3:17 Elam,
_ en T _ideal, de koning van
ook geteld zou kunnen worden.j k De 1:4 Gojim, _ en Amrafel, _ de koning
l De 2:10
17 Sta op, trek het land door van S _inear, en Arioch, _ de koning
m De 2:12 u
in zijn lengte en in zijn breed- n Ge 36:8 van Ellasar; _ vier koningen te-
te, want aan u zal ik het geven.”k o Ge 21:21 gen de vijf. 10 De Laagvlakte
18 Abram
_ bleef dus in tenten wo- p Nu 20:1 van S _iddimv nu was vol asfalt-
nen. Naderhand ging hij wonen q Ge 36:12
1Sa 15:2
putten; w en toen de koningen van
te midden ´ van de grote bomen r Ge 10:16 Sodom _ en Gomorra _ x de vlucht

van Mamr _ e,l die in Hebron


_ m zijn;
s 2Kr 20:2 namen, vielen zij voorts daar-
en daar bouwde hij vervolgens t Ge 14:3
in, en de overigen vluchtten
u Ge 14:1
een altaar voor Jehovah.n naar het bergland.y 11 Daarop
v Ge 14:3
Nu gebeurde het in de da- namen de overwinnaars alle have
14
w Ge 11:3
Ex 2:3
gen van Amrafel,
_ de ko- x De 29:23
van Sodom _ en Gomorra _ en al hun
_ o
ning van S _inear, Arioch, de ko- y Ge 19:30 voedsel en gingen heen.z 12 Zij
ning van Ellasar, Kedorlaomer,p namen ook Lot, de zoon van
_ _ z Ge 14:16
GENESIS 14:13–15:9 Abram redt Lot. Melchizedeks zegen 22
Abrams
_ broer, en zijn have mee HFDST. 14 hef mijn hand op [in een eed] a
en vervolgden hun weg. Hij woon- a Ge 19:1 tot Jehovah, de Allerhoogste God,
a 2Pe 2:7
de toen in Sodom.
_ b Ge 40:15 Voortbrenger van hemel en aarde,
13 Daarna kwam een man die Ex 3:18 23 dat ik nog geen draad of san-
c Ge 10:16
ontkomen was [het] aan Abram, _ daalriem, neen, niets van wat ook
¨ Ge 13:18
maar het uwe is zal nemen, b
op-
de Hebree er,b meedelen. Hij d Ge 14:24 ´
Nu 32:9
hield toen verblijf te midden´ van dat gij niet kunt zeggen: ’Ik heb
e Ge 11:27
de grote bomen van Mamr _ e, de f 1Kon 20:27 Abram
_ rijk gemaakt.’ 24 Niets
Amoriet,c de broer van Eskol _ g Ge 17:12 voor mij! c Alleen wat de jonge
en de broer van Aner; _ d
en zij h Re 18:29 mannen reeds hebben gegeten, en
i Ge 32:7
waren bondgenoten van Abram. _ Re 7:16
het aandeel van de mannen die
14 Aldus kreeg Abram _ te horen j 1Sa 30:19 met mij zijn´ gegaan, Aner,
_ Eskol
_
dat zijn broeder gevangengeno- k Ex 15:13 en Mamr
_ ed — laat hen hun aan-
l 2Sa 18:18 e
men was.e Daarop monsterde hij m Ps 110:4
deel nemen.”
zijn geoefende mannen,f drie- Heb 6:20
Na deze dingen kwam het
honderd achttien slaven, gebo-
ren in zijn huis,g en zette de
Heb 7:3
Heb 7:10
n Heb 7:1
15 woord van Jehovah in een
f
visioen tot Abram
_ en luidde:
achtervolging in tot Danh toe. o Re 19:19
„Vrees niet,g Abram.
_ Ik ben een
p Ps 83:18
15 En ’s nachts ging hij ertoe Heb 5:10 schild voor u.h Uw beloning zal
over zijn strijdkrachten, hij en q Ga 3:14
zeer groot zijn.”i 2 Hierop zei
zijn slaven, tegen hen te verde- r Ps 115:15
Opb 10:6 Abram:
_ „Soevereine Heer Jeho-
len,i en aldus versloeg hij hen en s 1Kr 29:10 vah, wat zult gij mij geven, aan-
bleef hen achtervolgen tot Hoba _ t De 28:7
gezien ik kinderloos heenga en
toe, dat ten noorden van Damas- _ u Ge 28:22
Heb 7:4 degene die mijn huis zal bezitten,
kus ligt. 16 Voorts bracht hij ¨
v Ge 46:15 een man van Damaskus _ is, Elie-
_
alle have terug,j en hij bracht ook Jer 39:18
zer?”j 3 En Abram _ voegde er-
zijn broeder Lot en diens have en
aan toe: „Zie! Gij hebt mij geen
ook de vrouwen en het volk te- 2e kolom zaad gegeven,k en zie! een zoonl
rug.k a De 32:40 van mijn huisgezin volgt mij als
17 Toen ging de koning van b Es 9:15
erfgenaam op.” 4 Maar zie! het
c Han 20:33
Sodom
_ uit, hem tegemoet, nadat d Ge 14:13 woord van Jehovah tot hem luid-
hij was teruggekeerd van het e Sp 3:27 de als volgt: „Deze zal u niet als
verslaan van Kedorlaomer _ en de 1Ti 5:18
erfgenaam opvolgen, maar een
koningen die met hem waren, ´
die uit uw eigen inwendige delen
naar de Laagvlakte van Schav _ e, HFDST. 15 zal voortkomen, zal u als erfge-
dat is de Laagvlakte van de ko- f Ex 6:3 naam opvolgen.”m
ning.l 18 En Melchizedek, _ m
de Nu 12:6
5 Nu bracht hij hem naar bui-
n g Ps 27:1
koning van Salem, _ bracht brood Jes 41:10 ten en zei: „Zie alstublieft om-
o
en wijn, en hij was priester van Ro 8:31
Heb 13:6 hoog naar de hemel en tel de
de Allerhoogste God.p 19 Toen h De 33:29 sterren, indien gij ze mogelijker-
zegende hij hem en zei: Sp 30:5
wijs kunt tellen.”n Verder zei hij
i Ge 17:6
„Gezegend zij Abram _ van de Heb 11:6 tot hem: „Zo zal uw zaad wor-
Allerhoogste God,q j Ge 24:2
den.”o 6 En hij stelde geloof in
k Ge 12:7
Voortbrenger van hemel en Han 7:5 Jehovah; p voorts rekende hij het
aarde; r l Ex 2:10 hem als rechtvaardigheid toe.q
20 En gezegend zij de Allerhoog- m Ge 21:12
7 Toen zei hij ook nog tot hem:
n Jer 33:22
ste God,s „Ik ben Jehovah, die u uit Ur der
Die uw onderdrukkers in
o Ge 22:17 ¨
De 1:10 Chaldeeen heb geleid om u dit
Heb 11:12
uw hand heeft geleverd!”t land in bezit te geven.”r 8 Hier-
p Ro 4:18
Daarop gaf Abram _ hem een tien- Heb 11:8 op zei hij: „Soevereine Heer Je-
Jak 2:23
de van alles.u q Ro 4:13
hovah, waaraan zal ik weten
21 Daarna zei de koning van So- _ Ro 4:22 dat ik het in bezit zal nemen?”s
Ga 3:6
dom tot Abram:
_ „Geef mij de zie- r Ge 11:31
9 Vervolgens zei hij tot hem:
len,v maar neem de have voor u.” Ne 9:7 „Haal mij een driejarige vaars en
Ps 105:11
22 Hierop zei Abram _ tot de ko- s Re 6:17
een driejarige geit en een drieja-
ning van S odom: _ „Waarlijk, ik Lu 1:18 rige ram en een tortelduif en een
23 Verbond met Abram. Hagar veracht Sarai GENESIS 15:10–16:12
jonge duif.” a 10 Hij nam die HFDST. 15 sloten kinderen te baren.a Heb als-
dus alle tot zich en sneed ze in a Le 1:14 tublieft betrekkingen met mijn
¨
tweeen en legde elk deel ervan zo b Le 1:17 dienstmaagd. Misschien dat ik
c Le 11:13
dat het bij het andere paste, maar van haar kinderen krijg.”b Abram _
d 1Sa 26:12
de vogels sneed hij niet in stuk- dan luisterde naar de stem van Sa- _
e De 10:19
ken.b 11 Toen streken de roof- Heb 11:13 rai.c 3 Toen nam Sarai, _ Abrams
_
vogels op de kadavers neer,c maar f Ge 21:9 vrouw, Hagar,_ haar Egyptische
Ex 1:14
Abram
_ bleef ze wegjagen. Ex 3:7
dienstmaagd, nadat Abram _ ¨ tien
12 Een poosje later stond de Han 7:6 jaar in het land Kana _ an had ge-
zon op het punt onder te gaan, en g Ex 7:4
Nu 33:4
woond, en gaf haar aan haar man
een diepe slaap viel op Abram,
_ d
h Ex 3:22
Abram
_ tot vrouw.d 4 Bijgevolg
en zie! een schrikwekkend grote Ps 105:37 had hij betrekkingen met Hagar, _
duisternis viel op hem. 13 Toen i Ge 25:8 en zij werd zwanger. Toen zij ge-
zei hij tot Abram:
_ „Gij kunt voor- j Joz 14:1
Han 7:7
waar werd dat zij zwanger was,
zeker weten dat uw zaad een k 1Kon 21:26
werd haar meesteres voortaan
inwonende vreemdeling zal wor- 2Kon 21:11 verachtelijk in haar ogen.e
1Th 2:16
den in een land dat niet het 5 Hierop zei Sarai _ tot Abram:
_
l 1Kr 21:26
hunne is,e en zij zullen hen moe- Jer 34:18 „Het mij aangedane geweld zij op
ten dienen, en dezen zullen hen m Ge 17:19 u. Ikzelf heb mijn dienstmaagd
Ge 22:17
stellig kwellen, vierhonderd jaar Ga 3:17 aan uw boezem overgegeven, en
lang.f 14 Maar de natie die zij n Ex 3:8 zij werd gewaar dat zij zwan-
zullen dienen, oordeel ik,g en o 1Kon 4:21 ger was, en ik werd verachtelijk
daarna zullen zij met veel have p 1Sa 15:6 in haar ogen. Moge Jehovah oor-
uitgaan.h 15 Wat u betreft, gij q Joz 1:4 delen tussen mij en u.”f 6 Der-
zult in vrede tot uw voorvaders r Ex 3:17
halve zei Abram_ tot Sarai: _ g „Zie!
gaan; gij zult in een gezegen- s Joz 17:15
Uw dienstmaagd is tot uw be-
de ouderdomi worden begraven. t De 7:1
schikking. Doe met haar wat
16 Maar in het vierde geslacht
goed is in uw ogen.”h Toen ging
zullen zij hier terugkeren,j om- HFDST. 16 Sarai
_ haar vernederen, zodat zij
dat de dwaling van de Amorie- u Ge 15:3 van haar wegliep.i
ten nog niet tot voltooiing is v Ge 12:16
7 Later trof Jehovah’s engelj
Ga 4:25
gekomen.”k haar aan bij een waterbron in de

17 De zon ging nu onder en er wildernis, bij de bron aan de weg
2e kolom
kwam een dikke duisternis, en zie! naar Sur.k 8 Nu zei hij: „Hagar, _
een rokende oven en een vuur- a Ge 20:17
dienstmaagd van Sarai, _ waar zijt
b Ge 30:3
fakkel, welke tussen die stukken gij eigenlijk vandaan gekomen en
c Ge 21:12
doorging.l 18 Op die dag sloot Ef 5:21 waar gaat gij naar toe?” Hier-
Jehovah met Abram _ een verbondm d Ge 30:9 op zei zij: „Wel, ik ben bezig weg
en zei: „Aan uw zaad wil ik dit e 1Sa 1:6 te lopen van Sarai, _ mijn meeste-
n
land geven, van de rivier van f Ex 5:21
1Sa 24:12
res.” 9 En Jehovah’s engel zei
Egypte
_ tot de grote rivier, de ri- Ps 43:1 verder tot haar: „Keer terug naar
o
vier de E_ ufraat:
_ 19 de Kenie- g Sp 15:1 uw meesteres en verneder u on-
tenp en de Kenizzieten en de Kad- Sp 15:18
der haar hand.”l 10 Toen zei
h Sp 29:19
monieten 20 en de Hethietenq Jehovah’s engel tot haar: „Ik
¨ i Sp 15:12
en de Ferezietenr en de Refaıeten¨ s Pr 10:4 zal uw zaad zeer vermenigvuldi-
21 en de Amorieten en de Kanaa- 1Pe 2:20
gen,m zodat het wegens het grote
nieten en de Girgasieten en de Je- j Ge 22:11
aantal niet geteld zal worden.”n
k Ge 25:18
busieten.”t Ex 15:22 11 Voorts zei Jehovah’s engel
Sarai
_ nu, Abrams
_ vrouw, ook nog tot haar: „Zie, gij zijt
16
l Pr 10:4
Ef 6:5
had hem geen kinderen Tit 2:9 zwanger, en gij zult stellig een
u
gebaard; maar zij had een Egyp- m Ge 17:20 zoon baren en moet hem de
¨
tische dienstmaagd, en haar n Ge 25:13 naam Isma
_ elo geven; want Jeho-
1Kr 1:29
naam was Hagar.
_ v
2 Daarom Ef 6:8 vah heeft omtrent uw ellende ge-
zei Sarai
_ tot Abram:
_ „Zie toch! o Ge 17:18 hoord.p 12 Wat hem aangaat,
Jehovah heeft mij ervan uitge- p Ps 22:24 hij zal een zebra van een mens
GENESIS 16:13–17:19 Abram wordt Abraham genoemd. Besnijdenis 24
worden. Zijn hand zal tegen HFDST. 16 paalde tijd; en ik zal mij stellig
iedereen zijn, en de hand van a Ge 37:28 aan hen als God doen kennen.”a
iedereen zal tegen hem zijn; a b Ge 21:20
9 En God zei verder tot Abra- _
c 2Kr 16:9
en voor het aangezicht van al zijn Sp 5:21 ham: „Wat u aangaat, gij dient
broeders zal hij verblijf houden.”b Sp 15:3 mijn verbond te houden, gij en
Heb 4:13
13 Toen noemde zij de naam d Ge 24:62
uw zaad na u, overeenkomstig
van Jehovah, die tot haar sprak: e Ge 21:9
hun geslachten.b 10 Dit is mijn
„Gij zijt een God die ziet”,c want Ga 4:24 verbond dat gijlieden zult hou-
zij zei: „Heb ik hier werkelijk den, tussen mij en ulieden, ja, uw
hem aanschouwd die mij ziet?” HFDST. 17 zaad na u: c Al wat mannelijk on-
¨
14 Daarom ¨ werd de put Be_ er- f Ge 12:7 der U is, moet besneden worden.d
Lachai-R
_ o_ ı d genoemd. Zie, hij is g Opb 16:7 11 En GIJ moet besneden wor-
tussen Kades _ en Bered.
_ 15 Na- h Ps 15:2 den in het vlees van UW voor-
Ps 18:23
derhand baarde Hagar _ Abram
_ huid, en het moet dienen tot een
i Ps 105:8
een zoon en Abram _ gaf zijn zoon, Ga 3:17 teken van het verbond tussen mij
die H¨agar
_ gebaard had, de naam j Ge 22:17 en U.e 12 En al wat mannelijk
Isma
_ el.e 16 En Abram _ was zes- De 1:10
Heb 11:12
onder U is, acht dagen oud, moet
entachtig jaar oud toen Hagar _ Is-
_ besneden worden,f naar uw ge-
¨ k Re 13:20
mael aan Abram _ baarde. Mt 17:6 slachten, een ieder die in het huis
Toen Abram
_ nu negenen-
l Ps 105:9
geboren is en een ieder die voor
17 negentig jaar oud was, ver-
scheen Jehovah aan Abram
_ en zei
m Ge 13:16
Ro 4:17
n 2Kon 1:18
geld is gekocht van enige buiten-
lander, die niet van uw zaad is.
tot hem: f „Ik ben God de Almach- o Mi 7:20 13 Iedere man die in uw huis ge-
tige.g Wandel voor mijn aange-
Lu 1:72
boren is en iedere man die met
p Re 2:1
zicht en betoon u onberispelijk.h Ps 105:10
uw geld is gekocht, moet zonder
2 En ik wil mijn verbond ge- q Ex 19:5 mankeren besneden worden; g en
ven tussen mij en u,i opdat ik Mr 12:26 mijn verbond in UW vlees moet
r Ex 6:4
u zeer, zeer moge vermenigvul- Heb 11:9
dienen als een verbond tot on-
digen.”j bepaalde tijd.h 14 En een onbe-

3 Hierop viel Abram
_ op zijn sneden manspersoon, bij wie het
2e kolom
aangezicht,k en God sprak verder vlees van zijn voorhuid niet be-
a De 14:2
met hem en zei: 4 „Wat mij be- Ps 105:11 sneden zal worden, ja, die ziel
treft, zie! mijn verbond is met b Ex 19:5 moet van zijn volk worden afge-
u,l en gij zult stellig¨ een vader
De 11:13 sneden.i Hij heeft mijn verbond
c Ge 21:4
van een menigte natien worden.m Lu 2:21 verbroken.”
5 En uw naam zal niet meer d Ge 34:15 15 Voorts zei God tot Abra- _
Joz 5:2
Abram
_ worden genoemd, en uw Ro 2:29
ham: „Wat uw vrouw Sarai _ be-
naam moet Abraham
_ worden, e Han 7:8 treft, gij moet haar naam niet Sa- _
want tot een Ro 4:11 rai noemen, want Sara _ is haar
¨ vader van een me- f Ge 21:4 naam.j 16 En ik wil haar zege-
nigte nati en wil ik u maken. Lu 2:21
6 En ik wil u zeer, zeer vrucht- Fil 3:5 nen en u ook een zoon uit haar
¨ geven; k en ik wil haar zegenen en
baar maken en wil u tot natien g Ex 12:44
Han 16:3 ¨
doen worden, en koningen zullen h Re 2:1
zij zal stellig tot natien worden; l
uit u voortkomen.n Ps 111:5 koningen van volken zullen uit
7 En ik wil mijn verbond ge- i Ex 4:24 haar voortkomen.”m 17 Hierop
Nu 15:31
stand doen tussen mij en uo en Jo 7:23 viel Abraham
_ op zijn aangezicht
uw zaad na u overeenkomstig j Ge 11:29 en lachte en zei in zijn hart: n „Zal
hun geslachten, als een verbond k Ge 18:10 aan een honderd jaar oude man
Ro 9:9
tot onbepaalde tijd,p om mij aan u een kind geboren worden, en zal
l Ge 35:11
en aan uw zaad na u als God te Sara,
_ ja, zal een negentig jaar
m 2Kr 28:26
doen kennen.q 8 En ik wil aan n Ge 18:12
oude vrouw baren?”o
u en aan uw zaad na u het land Ge 21:6 18 Daarna zei Abraham
_ ¨ tot de
Lu 2:19
van uw inwonende vreemdeling- [ware] God: „O, dat Isma
_ el toch
o Ro 4:19
schap ¨ geven,r ja, het gehele land Heb 11:11 voor uw aangezicht mocht le-
Kana
_ an, als een bezit tot onbe- p Ge 16:11 ven!”p 19 Waarop God zei: „Uw
25 Zoon beloofd. Engelen gastvrij ontvangen GENESIS 17:20–18:14
vrouw Sara _ baart u inderdaad HFDST. 17 vah, indien ik nu gunst in uw
een zoon, ¨ en gij moet hem de a Mt 1:2 ogen heb gevonden, ga dan als-
a Ro 9:7
naam Isa_ ak geven. En ik wil Ga 4:28 tublieft uw knecht niet voorbij.a
mijn verbond met hem oprich- b Ge 26:24 4 Laat er alstublieft een beetje
Ps 105:9
ten als een verbond tot onbepaal- Lu 1:33 water worden gehaald, en GIJ
de tijd voor zijn zaad ¨ na hem.b Ga 4:28 moet UW voeten laten wassen.b
20 Maar wat Isma _ el betreft, ik c Ge 16:10
Ge 21:13
Vlijt U dan neer onder de boom.c
heb u gehoord. Zie! Ik wil hem Ge 25:13 5 En laat ik een stuk brood ha-
zegenen en wil hem vruchtbaar d Ge 21:18 len, en verkwikt UW hart.d Daar-
1Kr 1:29
maken en wil hem zeer, zeer ver- e Ge 26:3
na kunt GIJ verder gaan, want
menigvuldigen.c Hij zal stellig Ex 2:24 daarom zijt GIJ hier bij UW knecht
Heb 11:9
twaalf oversten voortbrengen, langsgekomen.” Hierop zeiden
f Ge 18:14
en ik wil hem tot een grote na- Ge 21:1 zij: „Goed. Gij moogt doen juist
tie doen worden.d 21 Maar ¨ mijn g De 5:4 zoals gij gesproken hebt.”
verbond zal ik met Isa _ ak oprich- h Ge 17:13 6 Abraham
_ dan haastte zich
Joz 5:2
ten,e die Sara _ u volgend jaar op Ro 2:29 naar de tent, naar Sara, _ en zei:
deze bestemde tijd zal baren.”f i Han 7:8 „Haast u! Neem drie sea-maten
Ro 4:11
22 Toen hield God op met hem meelbloem, kneed het deeg en
j Ge 16:16
te spreken en voer op van Abra- _ k Ps 119:60
maak ronde koeken.”e 7 Daar-
ham.g 23 Daarop ¨ nam Abraham_ l Ex 12:44 op liep Abraham
_ snel naar de
zijn zoon Isma_ el en alle mannen
kudde en nam toen een malse en
die in zijn huis geboren waren goede jonge stier en gaf die aan
HFDST. 18
en een ieder die met zijn geld de bediende, en hij haastte zich
m Ge 16:7
was gekocht, al wat mannelijk Re 13:21 vervolgens om hem te bereiden.f
was onder de huisgenoten van Han 7:2 8 Verder nam hij boter en melk
Abraham,
_ en voorts besneed hij n Ge 13:18
Ge 14:13 en de jonge stier die hij bereid
nog op diezelfde dag het vlees o Ge 31:40 had en zette het hun voor.g Toen
van hun voorhuid, juist zoals Mt 20:12
bleef hij zelf bij hen onder de
God met hem gesproken had.h p Ge 19:1
Ge 22:4 boom staan, terwijl zij aten.h
24 En Abraham
_ was negenen- q Ge 23:7 9 Nu zeiden zij tot hem: „Waar
negentig jaar oud toen hij het Ru 2:10
is Sara,
_ uw vrouw?”i Waarop hij
vlees van zijn voorhuid liet be- zei: „Hier in de tent!”j 10 Hij
snijden. i 25 En zijn zoon Is-
¨ _ 2e kolom dan vervolgde: „Volgend jaar
mael was dertien jaar oud toen a Han 16:15 om deze tijd zal ik beslist bij
hij het vlees van zijn voorhuid b Ge 24:32 u terugkomen, en zie! Sara, _ uw
liet besnijden.j 26 Op diezelf- 1Sa 25:41
Jo 13:5 vrouw, zal een zoon hebben.”k
de dag werd Abraham_ besneden, Sara
_ nu luisterde aan de ingang
¨ c Jo 6:10
en ook zijn zoon Isma _ el.k 27 En d Ps 104:15 van de tent, en deze was achter de
alle mannen van zijn huisgezin, e Ge 19:3
man. 11 En Abraham _ en Sara _
Ex 12:39
een ieder die in het huis geboren waren oud, daar zij vergevor-
f Lu 15:23
was en een ieder die van een bui- g De 32:14 derd in jaren waren. l Bij Sara
_
tenlander voor geld was gekocht, 2Sa 17:29
had de menstruatie opgehouden.m
werd met hem besneden.l h Lu 12:37
12 Daarom lachte Sara _ toen in
Ro 12:13
Later verscheen Jehovahm Heb 13:2 zichzelf n en zei: „Zal ik, nadat
18 aan hem te midden ´ van de
grote bomen van Mamr _ e,n ter-
i Ge 17:15
j Ge 24:67
Ge 31:33
ik verwelkt ben, werkelijk liefdes-
genot hebben, terwijl bovendien
wijl hij omstreeks de hitte van de k Ge 21:2 mijn heer oud is?”o 13 Toen zei
Mt 3:9
dag o aan de ingang van de tent Ro 9:9 Jehovah tot Abraham:
_ „Waarom
zat. 2 Toen hij zijn ogen op- l Ge 17:17 toch heeft Sara _ gelachen en ge-
sloeg,p keek hij en zie, er stonden m Le 15:19 zegd: ’Zal ik wis en waarachtig
Ro 4:19
drie mannen op enige afstand baren, ofschoon ik oud ben ge-
n Ge 17:17
van hem. Zodra hij hen in het o Lu 11:27
worden?’p 14 Is voor Jehovah
oog kreeg, snelde hij hun van Heb 11:11 soms iets te buitengewoon? q Op
1Pe 3:6
de ingang der tent tegemoet en de bestemde tijd zal ik bij u te-
p Jes 40:29
boog zich vervolgens ter aarde q Mt 19:26
rugkomen, volgend jaar om deze
neer.q 3 Daarop zei hij: „Jeho- Lu 1:37 tijd, en Sara_ zal een zoon hebben.”
GENESIS 18:15–19:1 Sara lacht. Sodom veroordeeld; Abraham pleit 26
15 Maar Sara _ ging het ontken- HFDST. 18 loze! a Het is van u niet denk-
nen en zei: „Ik heb niet gelachen!” a Ps 44:21 baar.b Zal de Rechter van de
Heb 4:13
Want zij was bevreesd. Hierop ´ b Ge 13:12 gehele aarde geen recht doen?”c
zei hij: „Neen! maar gij hebt wel c 2Sa 19:31 26 Toen zei Jehovah: „Indien ik
Han 20:38
gelachen.”a Ro 15:24 in Sodom
_ vijftig rechtvaardigen
16 Later stonden de mannen d Ps 25:14 in het midden van de stad zal
Am 3:7
vandaar op en keken neer in de e Ge 12:3
vinden, wil ik de hele plaats we-
richting van Sodom, _ b en
Abra-
_ Za 8:23 gens hen vergiffenis schenken.”d
Ga 3:14
ham liep met hen mee om hun f 2Sa 22:25
27 Maar Abraham
_ antwoordde
uitgeleide te doen. 17 En Je-c Ps 15:2 vervolgens en zei: „Alstublieft,
Sp 2:9
hovah zei: „Houd ik voor Abra- _ Sp 21:3
zie, ik heb het op mij genomen
ham verborgen wat ik doe? d g De 4:9 tot Jehovah te spreken, ofschoon
18 Welnu, Abraham_ zal beslist h Sp 21:13
2Pe 2:8
ik stof en as ben.e 28 Veronder-
een grote en machtige natie wor- i Ge 9:25 stel dat er aan de vijftig recht-
¨ Ge 13:13 vaardigen vijf zouden ontbreken.
den, en alle natien der aarde Jes 3:9
moeten zich door bemiddeling Ju 7 Zult gij om die vijf de hele stad
van hem zegenen.e 19 Want ik j Ge 11:5 verderven?” Hierop zei hij: „Ik
Ex 3:7
ben bekend [en vertrouwd] met Joz 22:22 zal ze niet verderven indien ik er
hem geworden opdat hij zijn zo- Ps 14:2 vijfenveertig vind.”f
k Ge 31:11
nen en zijn huisgezin na hem Ge 32:30 29 Maar nog eens sprak hij
Re 6:11
moge gebieden, zodat zij stel- l Ps 106:23
verder tot hem en zei: „Veron-
lig Jehovah’s weg zullen houden m Ge 20:4 derstel dat er veertig worden ge-
om rechtvaardigheid en recht te Nu 16:22
Job 34:19
vonden.” Hierop zei hij: „Ik zal
doen; f opdat Jehovah stellig over Jer 15:1 het niet doen wegens de veertig.”
Mt 13:49
Abraham
_ moge brengen wat hij Ro 3:5
30 Maar hij vervolgde: „Moge Je-
omtrent hem gesproken heeft.”g n Jer 5:1 hovah alstublieft niet in toorn
20 Dientengevolge zei Jeho- ontbranden,g maar laat mij ver-
vah: „Het klaaggeschrei over So- _ 2e kolom
der spreken: h Veronderstel dat er
dom en Gomorra, _ h ja, het is luid,
a Ps 37:10
dertig worden gevonden.” Hij zei
en hun zonde, ja, ze is zeer zwaar.i Sp 29:16 weer: „Ik zal het niet doen indien
Mal 3:18
21 Ik ben vastbesloten af te da- b De 32:4
ik er dertig vind.” 31 Maar hij
len om te zien of zij geheel en c Job 34:12 ging nog verder: „Alstublieft, zie,
al handelen naar het luide ge- Ps 50:6 ik heb het op mij genomen tot
Ps 94:2
roep dat erover tot mij is doorge- Jes 33:22 Jehovah te spreken: i Veronder-
drongen, en zo niet, dan kan ik
Za 7:9 stel dat er twintig worden ge-
d Jer 5:1
het te weten komen.”j Ez 22:30 vonden.” Vervolgens zei hij: „Ik
22 Daarop wendden de man-
e Ge 3:19 zal ze niet verderven wegens de
Job 30:19
nen zich vandaar en begaven Ps 113:7 twintig.”j 32 Ten slotte zei hij:
zich op weg naar Sodom; _ maar
1Kor 15:47 „Moge Jehovah alstublieft niet
f Nu 14:18
wat Jehovahk betreft, hij stond Ps 78:38 in toorn ontbranden,k maar laat
nog voor Abraham.
_ l 23 Toen
Jes 65:8 mij nog deze ene keer spreken: l
g Ex 34:6
trad Abraham
_ nader en zei: „Zult Ezr 5:12 Veronderstel dat er tien worden
gij werkelijk de rechtvaardige
Ps 86:15
Heb 12:29
gevonden.” Waarop hij zei: „Ik
met de goddeloze wegvagen? m h Heb 4:16 zal ze niet verderven wegens de
24 Veronderstel dat er vijftig i Job 40:4 tien.”m 33 Toen ging Jehovah
¨
n
Mt 7:7
rechtvaardigen in het midden Lu 11:8 zijns weegs, nadat hij geeindigd
van de stad zijn. Zult gij hen dan j Ps 9:12 had tot Abraham
_ te spreken, en
Han 27:24
wegvagen en de plaats geen ver- k Re 6:39
Abraham
_ keerde naar zijn plaats
giffenis schenken ter wille van Heb 3:15 terug.
l Ex 4:10
de vijftig rechtvaardigen die er- Nu kwamen de twee enge-
in zijn? n 25 Het is van u niet
denkbaar dat gij op deze wijze
Ps 86:6
m Jes 1:9
Ez 14:16
n Ge 18:22
19 len tegen de avond te So-_
dom aan, en Lot zat in de poort
o Toen Lot hen in
handelt, om de rechtvaardige van Sodom.
_
met de goddeloze ter dood te HFDST. 19 het oog kreeg, stond hij op om
brengen, zodat het de rechtvaar- o Ru 4:1
hen tegemoet te gaan en boog
dige moet vergaan als de godde- Es 2:19 zich neer met zijn aangezicht ter
27 Engelen bij Lot; dringen aan op zijn vlucht GENESIS 19:2-19
aarde.a 2 Voorts zei hij: „Alstu- HFDST. 19 in, en zij sloten de deur. 11 De
blieft nu, mijne heren, neemt als- a Ge 18:2 mannen die bij de ingang van
1Sa 24:8
tublieft UW intrek in het huis van b Ge 18:4 het huis waren, sloegen zij ech-
UW knecht en blijft overnachten Job 31:32 ter met blindheid,a van de klein-
Jo 13:12
en laat UW voeten wassen.b Dan c Re 19:9 ste tot de grootste,b zodat zij zich
moet GIJ vroeg opstaan en UW 1Sa 29:10 afmatten bij hun pogingen de in-
d Re 19:15
reis vervolgen.”c Hierop zeiden e Re 19:20
gang te vinden.c
zij: „Neen, maar op het openba- Lu 24:29 12 Toen zeiden de mannen tot
re plein zullen wij overnachten.”d Han 16:15
Lot: „Hebt gij hier nog iemand
f Ge 18:8
3 Hij drong echter zeer bij hen 2Kon 6:23 anders? Schoonzoon en uw zonen
aan,e zodat zij bij hem hun intrek g Re 6:19
en uw dochters en al de uwen in
1Sa 28:24
namen en in zijn huis kwamen. h Re 19:22 de stad, breng hen uit de plaats! d
Toen rechtte hij een feestmaal i Sp 4:16
13 Want wij verderven deze plaats,
Ef 4:19
voor hen aan,f en hij bakte on- j Le 18:22 omdat het geschreeuw tegen hen
gezuurde koekeng en zij gingen Le 20:13
luid is geworden voor Jehovah,e
Ro 1:27
eten. 1Kor 6:9 zodat Jehovah ons heeft gezon-
4 Voordat zij zich konden neer- Ju 7
den om de stad te verderven.”f
k Ro 1:24
leggen, omsingelden de mannen 2Pe 2:12 14 Derhalve ging Lot naar bui-
van de stad, de mannen van So- _ Ju 10
ten en sprak toen tot zijn schoon-
l Ge 24:16
dom, het huis,h van knaap ´tot ´ m Re 19:24 zoons, die zijn dochters zouden
grijsaard, het hele volk in een n Ro 1:26 nemen, en hij bleef zeggen: „Staat
samenscholing.i 5 En zij riepen 2Pe 2:9
op! Gaat uit deze plaats, want Je-
o De 10:19
onophoudelijk tot Lot en zeiden Re 19:23 hovah verderft de stad!”g Maar
tot hem: „Waar zijn de mannen Jes 58:7
in de ogen van zijn schoonzoons
p Ex 22:21
die vanavond bij u gekomen zijn? q Han 7:27 scheen hij als iemand te zijn die
Breng hen naar buiten bij ons, 1Pe 4:4
schertste.h
opdat wij gemeenschap met hen r Ps 118:13
s Sp 14:16 15 Toen de dageraad echter op-
kunnen hebben.”j
klom, drongen de engelen bij Lot
6 Ten slotte ging Lot naar bui-
2e kolom aan en zeiden: „Sta op! Neem
ten naar hen toe, tot aan de in-
uw vrouw en uw twee dochters,
gang, maar hij sloot de deur a 2Kon 6:18
Han 13:11 die zich hier bevinden,i opdat
achter zich. 7 Toen zei hij: b Jer 8:10
gij niet in de dwaling van de stad
„Alstublieft, mijn broeders, han- c Pr 10:15
Mt 15:14 wordt weggevaagd!”j 16 Toen
delt niet slecht.k 8 Alstublieft, d Nu 16:26 hij bleef talmen,k grepen de
ziet, ik heb twee dochters, die 1Sa 15:6
nog nooit gemeenschap met een Jer 51:6 mannen, omdat Jehovah mede-
man hebben gehad.l Laat mij
e Ge 13:13
Ge 18:20
dogen met hem had,l zijn hand
hen alstublieft naar buiten tot Jes 3:9 en de hand van zijn vrouw en
U brengen. Doet vervolgens met
f 1Kr 21:15
Ps 11:6
de hand van zijn twee dochters
hen wat goed is in UW ogen.m Mt 13:41 vast, waarop zij hem naar bui-
Doet deze mannen alleen niets,n
g Nu 16:45
Opb 18:4
ten brachten en buiten de stad
want juist daarom zijn zij onder h 2Kr 36:16 stelden.m 17 Zodra zij hen nu
de schaduw van mijn dak geko-
Lu 17:28 tot aan de buitenwijken hadden
i Lu 17:31
men.”o 9 Hierop zeiden zij: „Ga j Nu 16:26
uitgeleid, geschiedde het dat hij
weg daar!” En zij voegden eraan k Ro 12:11 vervolgens zei: „Ontkom ter wille
toe: „Deze eenzame is hier als
l Ex 33:19
¨
Joe 2:18
van uw ziel! n Kijk niet achter
vreemdeling p komen vertoeven m Joz 6:23 uo en sta in het gehele District
en toch zou hij in werkelijkheid 2Pe 2:9 niet stil! p Ontkom naar het berg-
n 1Sa 19:11
voor rechter willen spelen.q Nu o Lu 9:62
land, opdat gij niet wordt weg-
zullen wij u nog erger doen dan Fil 3:13 gevaagd!”q
p Ge 13:10
hun.” Toen drongen zij hevig op Jer 45:5 18 Toen zei Lot tot hen:
tegen de man,r tegen Lot, en Jer 51:50 „Dat niet, alstublieft, Jehovah!
q Mt 24:16
kwamen dichterbij om de deur Heb 2:3 19 Zie toch, uw knecht heeft
open te breken.s 10 De mannen r Ge 18:3 gunst gevonden in uw ogenr zo-
Re 6:17
dan staken hun hand uit en trok- s Ex 15:13
dat gij uw liefderijke goedheid
ken Lot naar zich toe, het huis Mi 7:18 groot maakt,s die gij jegens mij
GENESIS 19:20–20:3 Sodom verwoest. Moab, Ben-Ammi geboren 28
hebt betracht om mijn ziel in het HFDST. 19 omdat hij bevreesd werd in Zoar _ a
leven te houden,a maar ik — ik a Ps 41:2 te wonen. Hij dan ging in een
Ps 143:11
ben niet in staat naar het berg- grot wonen, hij en zijn twee
b Ps 6:4
land te ontkomen, uit vrees dat Mt 8:25
dochters. 31 Nu zei de eerst-
rampspoed dicht bij mij blijft en geborene tot de jongste vrouw:
c 2Kon 3:18
ik stellig sterf.b 20 Zie toch, „Onze vader is oud, en er is geen
deze stad is dichtbij om erheen d Ps 68:20 man in het land om betrek-
Ps 119:175
te vluchten en ze is maar klein.c kingen met ons te hebben naar
e Ps 34:15
Mag ik alstublieft daarheen ont- de wijze van de gehele aarde.b
komen — is ze niet klein? — en f Ge 19:30 32 Kom, laten wij onze vader
mijn ziel zal in leven blijven.”d g Hab 2:3 wijn te drinken gevenc en bij hem
21 Derhalve zei hij tot hem: 2Pe 3:9
Opb 7:3
gaan liggen en via onze vader na-
„Zie, ook hierin betoon ik u geslacht in stand houden.”d
h Ge 14:2
werkelijk consideratie,e door de 33 Zo bleven zij hun vader die
stad waarvan gij gesproken hebt, i Ge 19:27 nacht wijn te drinken geven; e
niet ondersteboven te keren.f j De 29:23 toen ging de eerstgeborene naar
22 Haast u! Ontkom daarheen, Ps 11:6
Jes 1:9
binnen en ging bij haar vader lig-
want ik kan niets doen, voordat Am 4:11 gen, maar hij wist niet wanneer
Lu 17:29
gij daar aangekomen zijt!”g Daar- 2Pe 2:6 zij ging liggen en wanneer zij op-
om noemde hij de naam van de stond. 34 Nu geschiedde het de
h k Ge 13:10
stad Zoar.
_ Ps 107:34 volgende dag, dat de eerstgebo-
23 De zon was over het land Jer 49:18
Ze 2:9
rene tot de jongste zei: „Zie, ik
opgegaan toen Lot te Zoar_ aan- heb vannacht bij mijn vader ge-
l Lu 17:32
kwam.i 24 Toen liet Jehovah Heb 10:38 legen. Laten wij hem ook deze
zwavel en vuur van Jehovah, uit nacht wijn te drinken geven.
m Ge 18:22
de hemel, op Sodom _ en op Go- Gaat gij dan naar binnen, ga bij
n Ju 7
morra
_ regenen.j 25 Aldus ging hem liggen en laten wij via onze
hij ertoe over deze steden onder- o 2Pe 2:7 vader nageslacht in stand hou-
steboven te keren, ja, het gehele p Ge 19:17 den.” 35 Zo gaven zij hun va-
District en alle inwoners der ste-
der ook die nacht herhaaldelijk
den en de planten van de aard- 2e kolom
wijn te drinken; toen stond de
bodem.k 26 En zijn vrouw ging jongste op en ging bij hem lig-
a Ge 19:22
van achter hem omkijken, en zij gen, maar hij wist niet wanneer
werd een zoutpilaar.l b Ge 38:8 zij ging liggen en wanneer zij
27 Nu begaf Abraham_ zich c Ge 9:21 opstond. 36 En de beide doch-
Hab 2:15
vroeg in de morgen naar de plaats ters van Lot werden zwanger
waar hij voor Jehovah had ge- d Le 18:6 van hun vader.f 37 Mettertijd
staan.m 28 Vervolgens keek hij e 1Th 5:7 werd de eerstgeborene moeder
neer in de richting van Sodom
_ en f Le 18:7
van een zoon en zij gaf hem de
g
Gomorra
_ en in de richting van Ez 22:10 naam Moab.
_ Hij is de vader van
het gehele land van het District, g De 2:9 Moab,
_ tot op deze dag.h 38 Wat
en hij zag en zie, er steeg een de jongste betreft, ook zij baarde
h Ru 2:6
dikke rook op van het land, als 1Kr 18:2 een zoon en gaf hem toen de
de dikke rook van een kalkoven! n i De 2:19
naam Ben-Ammi.
_ Hij is de vader
van de zonen van Ammon, i
29 Het geschiedde nu dat toen Re 11:4 _ tot op
Ne 13:1
God de steden van het District Ze 2:9 deze dag.
verdierf, God Abraham
_ indach- Nu brak Abraham
_ vandaar j

tig was, doordat hij stappen deed


om Lot uit het midden van de

HFDST. 20
j Ge 13:18
20
Negeb
_
op naar het land van de
en ging tussen Kades
_ k

omkering weg te zenden toen en Sur l wonen en vertoefde als


k Nu 13:26
hij de steden te midden waarvan vreemdeling te Gerar.
_ m 2 En
Lot had gewoond, ondersteboven l Ge 25:18
Abraham
_ zei herhaaldelijk be-
keerde.o m Ge 10:19 treffende zijn vrouw Sara:
_ „Zij is
30 Later trok Lot op uit Zoar _ n Ge 12:13 mijn zuster.”n Hierop zond Abi-
en ging in het bergland wonen, Ge 20:12 melech,
_ de koning van Gerar,_
en zijn twee dochters met hem,p o Ge 12:15 [iemand] en nam Sara._ o 3 Na-
¨
29 Sara’s reinheid in gevaar. Isaak geboren GENESIS 20:4–21:6
derhand kwam God ’s nachts in HFDST. 20 niet de dochter van mijn moeder;
een droom tot Abimelech_ en zei a Ge 12:17 en zij werd mijn vrouw.a 13 Het
Ps 105:14
tot hem: „Zie, gij zijt zo goed als geschiedde nu toen God mij ver
b De 22:22
dood wegens de vrouw die gij van het huis van mijn vader liet
c Le 18:19
hebt genomen,a daar zij een an- omdolen,b dat ik tot haar zei: ’Dit
d Ge 18:25
dere eigenaar toebehoort als zijn is uw liefderijke goedheidc die
e 1Kr 29:17
vrouw.”b 4 Abimelech _ was ech- Ps 26:6 gij jegens mij moogt betrachten:
ter niet tot haar genaderd.c Der- f 1Sa 16:7 Zeg op elke plaats waar wij zul-
halve zei hij: „Jehovah, zult gij Sp 21:2 len komen van mij: „Hij is mijn
Jer 17:10
een natie die werkelijk rechtvaar- broer.” ’ ”d
g Ge 39:9
dig is, doden? d 5 Heeft hij niet 14 Hierna nam Abimelech _ scha-
h Sp 6:29
tot mij gezegd: ’Zij is mijn zus- 1Kor 7:1 pen en runderen en dienstknech-
ter’? en zij — heeft ook zij niet i Ex 7:1 ten en dienstmaagden en gaf die
gezegd: ’Hij is mijn broer’? In de Ps 105:15 aan Abraham
_ en gaf hem zijn
oprechtheid van mijn hart en met j De 9:20 vrouw Sara _ terug.e 15 Voorts
onschuld van mijn handen heb Job 42:8
Jak 5:16 zei Abimelech: _ „Zie, mijn land
ik dit gedaan.”e 6 Daarop zei de 1Pe 3:12
staat tot uw beschikking. Woon
[ware] God tot hem in de droom: k Ez 3:19 waar het goed is in uw ogen.”f
„Ook ik heb geweten dat gij dit in l Le 20:10 16 En tot Sara _ zei hij: „Zie, ik
de oprechtheid van uw hart hebt Heb 13:4
geef uw broer g werkelijk duizend
gedaan,f en ik weerhield u er ook m Sp 28:10
zilveren geldstukken. Zie, het is
van tegen mij te zondigen.g Daar- n Ge 12:18
voor u een bedekking h der ogen
Ge 26:10
om heb ik niet toegelaten dat gij met betrekking tot allen die bij u
o Job 1:1
haar zoudt aanraken.h 7 Maar Sp 8:13 zijn, en voor iedereen, en gij zijt
geef nu de vrouw van de man te- p Ge 12:12 van smaad gezuiverd.” 17 Toen
rug, want hij is een profeet,i en hij Ge 26:7
zond Abraham
_ smeekbeden op
zal smeekbeden voor u opzenden.j
tot de [ware] God,i waarop God
Blijf dus leven. Maar indien gij 2e kolom
Abimelech
_ en zijn vrouw en zijn
haar niet teruggeeft, weet dan a Ge 11:29
slavinnen genas, en zij gingen
dat gij beslist zult sterven, gij en b Ge 12:1 kinderen baren. 18 Want Jeho-
al de uwen.”k Han 7:3
vah had elke moederschoot van
c Ge 47:29
8 Abimelech
_ dan stond ’s mor- Ru 3:10 het huis van Abimelech _ vast toe-
gens vroeg op en riep vervolgens 2Sa 9:7
gesloten wegens Sara, _ Abrahams
_
Kol 3:12
al zijn dienaren en sprak al deze vrouw. j
d Ge 12:13
dingen ten aanhoren van hen. Ef 5:22
En Jehovah richtte zijn
En de mannen werden zeer be-
vreesd. 9 Toen riep Abimelech _
e Ge 12:16
f Ge 47:6
21 aandacht op S ara,
_ juist
zoals hij had gezegd, en Jeho-
Abraham
_ en zei tot hem: „Wat g Ge 12:13
hebt gij ons aangedaan, en wat Ge 20:2 vah deed nu aan Sara _ juist zoals
voor zonde heb ik tegen u be- h Sp 12:16
hij had gesproken.k 2 En Sara _
l
werd zwanger en baarde Abra-
gaan, dat gij over mij en mijn i Sp 15:8
_
koninkrijk een grote zonde l hebt Jak 5:16 ham vervolgens een zoon op zijn
gebracht? Daden die niet gedaan j Ge 12:17 oude dag, op de bestemde tijd
hadden mogen worden, hebt gij waarvan God tot hem gesproken
in verband met mij gedaan.”m HFDST. 21 had.m 3 Bijgevolg gaf Abraham_
10 Verder zei Abimelech _ tot k Ge 18:10 zijn zoon die hem geboren was,
Abraham:
_ „Wat hebt gij ermee l Heb 11:11
die Sara
_ ¨ hem gebaard had, de
beoogd, dat gij deze zaak hebt m Ge 17:21
naam Isa _ ak.n 4 Voorts besneed
¨
gedaan?”n 11 Hierop zei Abra- _ Ge 18:14 Abraham
_ zijn zoon Isa
_ ak toen
2Kon 4:17
ham: „Nu, omdat ik bij mijzelf Ro 9:9 deze acht dagen oud was, juist
zei: ’Ongetwijfeld is er geen vrees n Ge 17:19 zoals God hem geboden had.o
voor God in deze plaats,o en zij Joz 24:3 5 En Abraham
_ was honderd jaar ¨
Ro 9:7
zullen mij stellig doden wegens oud toen hem zijn zoon Isa _ ak
o Ge 17:12
mijn vrouw.’p 12 En bovendien, Le 12:3 geboren werd. 6 Toen zei Sara: _
zij is waarlijk mijn zuster, de Lu 2:21
Jo 7:22
„God heeft mij een lachen be-
dochter van mijn vader, alleen Han 7:8 reid: iedereen die het hoort, zal
¨ ¨
GENESIS 21:7-29 Isaak gespeend. Hagar, Ismael weggezonden 30
om mij lachen.”a 7 En zij voeg- HFDST. 21 riep Hagar _ uit de hemel toe en
de eraan toe: „Wie zou tot Abra- _ a Ge 18:12 zei tot haar: a „Wat is er met u,
ham [de woorden] hebben geuit: b 1Sa 1:22 Hagar?
_ Wees niet bevreesd, want
’Sara_ zal stellig kinderen zogen’, c Ge 16:4 God heeft geluisterd naar de
aangezien ik op zijn oude dag een d Ge 15:13 stem van de jongen, daar waar
zoon heb gebaard?” Han 7:6
Ga 4:29
hij is. 18 Sta op, neem de jon-
8 Nu groeide het kind op en e Ge 15:4
gen op en houd hem vast met uw
werd ten slotte gespeend; b en Jo 8:35 hand, want ik zal hem tot een
Ga 4:30
Abraham
_ rechtte vervolgens een grote natie maken.”b 19 Toen
groot feestmaal aan op de dag f Ge 17:18 opende God haar ogen, zodat zij
¨
waarop Isa _ ak gespeend werd. g Ge 17:19 een waterput in het oog kreeg; c
Ro 9:7
9 En Sara _ merkte voortdurend Heb 11:18 en zij ging de leren zak met wa-
op dat de zoon van Hagar, _ de h Ga 4:22 ter vullen en gaf de jongen te
Egyptische,c die zij Abraham _ i Ge 16:10 drinken. 20 En God was voort-
gebaard had, de spot dreef.d Ge 17:20 durend met de jongen,d en hij
Ge 25:12
10 Daarom ging zij tot Abraham _ groeide op en bleef in de wil-
j Ps 119:60
zeggen: „Verjaag deze slavin en dernis wonen; en hij werd een
k Ge 25:6
haar zoon, want de zoon van boogschutter.e 21 En hij ging
l Ge 22:19 in de wildernis van Paran f wo-
deze slavin zal geen erfgenaam _
¨
zijn met mijn zoon, met Isa _ ak!”e m Ex 15:22 nen, en zijn moeder nam voorts
Ex 17:3
11 Maar dit bleek iets zeer on- Ps 63:1 een vrouw voor hem uit het land
aangenaams te zijn voor Abra- _ n Mt 15:30 Egypte. _
ham met betrekking tot zijn o Es 8:6 22 Nu geschiedde het in die
f
zoon. 12 Toen zei God tot Jes 49:15 tijd dat Abimelech, _ alsook zijn
Abraham:
_ „Laat niets van wat p Za 12:10 legeroverste P _ichol, tot Abraham _
Lu 7:13
Sara
_ tot u blijft zeggen, u onaan- zei: „God is met u in alles wat
q Ge 16:11
genaam zijn omtrent de jongen Ps 22:24 gij doet.g 23 Zweer mij nu daar-
en omtrent uw slavin. Luister Ps 68:5 om hier bij Godh dat gij niet on-
Ps 146:9
naar haar stem, want ¨ door be- trouw zult blijken te zijn aan mij

middeling van Isa _ ak zal dat zijn en aan mijn nageslacht en aan
wat uw zaad genoemd zal wor- 2e kolom
mijn nakomelingschap; i dat gij,
den.g 13 En wat de zoon van de a Ge 16:7 naar de loyale liefde waarmee ik u
slavinh betreft, ik zal ook hem tot b 1Kr 1:29 behandeld heb,j ook zo zult han-
een natie maken, omdat hij uw c 2Kon 6:17 delen jegens mij en ten opzichte
nakomeling is.”i d Ge 16:16 van het land waarin gij tot nu toe
Ge 21:5
14 Abraham
_ dan stond vroeg als vreemdeling hebt vertoefd.”k
e Ge 27:3
in de morgen op en nam brood 24 Abraham _ dan zei: „Ik zal zwe-
en een leren waterzak en gaf dat f Nu 10:12 ren.”l
j
aan Hagar, _ het op haar schouder g Ge 20:17 25 Toen Abraham _ Abimelech
_
Ge 26:28
zettend, en het kind,k en zond Ro 8:31 ernstig onderhield over de wa-
haar toen weg. En zij ging heen 1Kor 14:25
terput die de knechten van Abi-
en doolde rond in de wilder- h De 6:13
melech _ met geweld in beslag
l
nis van Berseba. _ 15 Ten slotte i Joz 2:12 hadden genomen,m 26 zei Abi-
1Sa 20:42
raakte het water in de leren zak Jer 4:2 melech
_ voorts: „Ik weet niet wie
m en zij wierp n het kind onder
op deze zaak heeft gedaan, noch
een van de struiken. 16 Toen
j Ge 24:14 ´´
k Ge 20:15 hebt gıj het mij verteld, en zelf
ging zij verder en zette zich al- Ge 26:3 heb ik er ook niet van gehoord
leen neer, op een afstand van on- l Ge 14:22 dan vandaag.”n 27 Daarop nam
Heb 6:16
geveer een boogschot daarvan- Abraham
_ schapen en runderen
daan, want zij zei: „Laat mij het m Ge 26:15
Ge 26:20 en gaf ze aan Abimelech, _ o
waar-
niet aanzien dat het kind sterft.”o Ex 2:17 na zij beiden een verbond sloten.p
Zij ging dus op een afstand zit- n 2Kor 7:11 28 Toen Abraham _ zeven ooilam-
ten en verhief toen haar stem en o Ge 33:11 meren van het kleinvee apart
weende.p Sp 17:8
zette, 29 zei Abimelech _ vervol-
17 Daarop hoorde God de stem p Ge 26:28
1Sa 18:3
gens tot Abraham: _ „Wat hebben
van de jongen,q en Gods engel Ga 3:15 deze zeven ooilammeren hier te
31 Abraham sluit verbond; geloof beproefd GENESIS 21:30–22:17
HFDST. 21
¨
betekenen, die gij apart hebt ge- verder.a 7 Toen zei Isa _ ak tot
zet?” 30 Waarop hij zei: „Gij a Ge 31:52 zijn vader Abraham:
_ „Mijn va-
b Ge 26:33
dient de zeven ooilammeren uit c Ge 26:28 der!”b Waarop hij zei: „Hier ben
mijn hand aan te nemen, opdat d Ge 10:14 ik, mijn zoon!”c Hij dan vervolgde:
Ge 26:1
het mij tot een getuigenis a moge Ex 13:17 „Hier zijn het vuur en het hout,
dienen dat ik deze put heb gegra- e Ge 12:8
Ge 26:25
maar waar is het schaap voor
ven.” 31 Daarom noemde hij f Ps 90:2 het brandoffer?”d 8 Hierop zei
die plaats Berseba, _ b
omdat zij Jes 40:28
Jer 10:10
Abraham:
_ „God zal zelf voorzien
daar beiden een eed hadden ge- 1Ti 1:17 in het schaap voor het brand-
g Heb 11:9 e
zworen. 32 Zij sloten dus een offer, mijn zoon.” En beiden lie-
pen samen voort.
verbondc te Berseba,
_ waarna Abi-
melech
_ met zijn legeroverste P _i- HFDST. 22 9 Ten slotte bereikten zij de
chol opstond en zij naar het land h Job 1:12 plaats die de [ware] God hem had
Heb 4:15
der Filistijnend terugkeerden. Heb 5:8 aangewezen, en Abraham _ bouw-
33 Daarna plantte hij een tama- 1Pe 1:7
i Jes 6:8
de daar een altaar f en schikte ¨ het
riskboom te Berseba _ en riep daar j Sp 4:3 hout en bond zijn zoon Isa _ ak aan
Sp 8:30
de naam van Jehovah aan,e de Jo 3:16
handen en voeten en legde hem
voor onbepaalde tijd blijvende Jo 10:17 op het altaar, boven op het hout.g
k Ge 17:19
God.f 34 En Abraham
_ vertoef- Joz 24:3 10 Toen stak Abraham _ zijn hand
de nog vele dagen als vreemde- Ro 9:7 uit en nam het slachtmes om
l 2Kr 3:1 h
ling in het land der Filistijnen.g m De 12:14 zijn zoon te doden. 11 Maar
n Ge 26:5 daar riep Jehovah’s engel hem
Na deze dingen nu ge-
22 schiedde het dat de [ware]
God Abraham
_ op de proef stel-
Ps 119:60
o Ge 12:16
p Ps 95:6
Mt 4:10
uit de hemel toe en zei: i „Abra-
ham, Abraham!”,
_ waarop hij ant-
_

q Jo 19:17 woordde: „Hier ben ik!” 12 Ver-


de.h Bijgevolg zei hij tot hem: volgens zei hij: „Steek uw hand
„Abraham!”,
_ waarop hij zei: „Hier
niet uit tegen de jongen en doe
ben ik!”i 2 Vervolgens zei hij: 2e kolom
hem volstrekt niets,j want nu
„Neem alstublieft uw zoon, uw a Jes 53:7
weet ik werkelijk dat gij godvre-
1Pe 2:23
enige¨ zoon, die gij zo liefhebt,j b Mt 26:39 zend zijt, doordat gij mij uw zoon,
_ ak,k en maak een tocht naar
Isa Ro 8:15
c Jes 58:9 uw enige, niet hebt onthouden.”k
het land Mor _ial en offer hem daar Jo 8:29
13 Hierop sloeg Abraham _ zijn
d Ex 12:5
als brandoffer op een van de ber- ogen op en keek,
gen die ik u zal aanwijzen.”m
Ro 8:36
e Jo 1:29 ´ ´ en daar op eni-
Ef 5:2
ge afstand voor [hem] was een
3 Abraham
_ stond dus ’s mor- Heb 10:5 ram, die met zijn hoorns in het
gens vroeg op en zadelde zijn 1Pe 1:19
f Ge 12:7 struikgewas verward zat. Abra- _
ezel en nam twee van ¨ zijn bedien- Ex 20:25 ham dan ging erheen en nam de
Heb 13:10
den en zijn zoon Isa _ ak met zich g Mt 27:2 ram en offerde hem ten brand-
mee; n en hij kloofde het hout Jo 10:18 offer in plaats van zijn zoon.l
Han 8:32
voor het brandoffer. Toen stond Fil 2:8 14 Toen gaf Abraham
_ die plaats
hij op en ondernam de tocht naar h Mt 10:37
de naam Jehovah-J
_ _ireh. Daarom
Ro 8:32
de plaats die de [ware] God hem Heb 2:18 is het heden nog gebruikelijk te
had aangewezen. 4 Pas op de Heb 11:17
Jak 2:21 zeggen: „Op de berg van Jehovah
derde dag sloeg Abraham_ zijn i Ps 34:7 zal erin worden voorzien.”m
Ps 91:11
ogen op en toen zag hij uit de Mt 17:5 15 En Jehovah’s engel riep
verte de plaats. 5 Abraham _ zei j Ps 34:20 Abraham
_ vervolgens voor de
Jo 19:36
nu tot zijn bedienden: o „Blijft GIJ k Ge 26:5 tweede maal uit de hemel toe
hier met de ezel, maar ik en de Heb 11:19
16 en zei: „’Waarlijk, ik zweer bij
Jak 2:21
jongen willen verder gaan naar 1Jo 4:10 mijzelf,’ is de uitspraak van Je-
daarginds en aanbiddenp en tot U 1Jo 5:3
l Le 16:3 hovah,n ’dat wegens het feit dat
terugkeren.” m Ge 22:2 gij deze zaak hebt gedaan en gij
2Kr 3:1
6 Daarna nam Abraham _ het Jes 25:6 [mij] uw zoon, uw enige,o niet
hout van het brandoffer ¨ en legde n Ps 105:9 hebt onthouden, 17 ik u voor-
Jes 45:23
het op zijn zoon Isa _ akq en nam Heb 6:13 zeker zal zegenen en uw zaad
het vuur en het slachtmes in zijn o Jo 3:16
Ro 8:32
voorzeker zal vermenigvuldigen
handen, en beiden gingen samen Heb 11:17 als de sterren aan de hemel en
GENESIS 22:18–23:17 Zaad beloofd. Sara sterft. Machpela 32
als de zandkorrels die aan de HFDST. 22 stede onthouden, om te beletten
zeeoever zijn; a en uw zaad zal de a Ge 13:16 dat gij uw dode begraaft.”a
Ge 15:5
poort van zijn vijanden in be- Han 3:25 7 Daarna stond Abraham _ op
zit nemen.b 18 En door bemid- Ga 3:29
Heb 6:14 en boog zich neer voor de ingebo-
deling c
¨ van uw zaad zullen alle renen, voor de zonen van Heth,c
b
b 2Sa 11:23
natien der aarde zich stellig ze- Ps 2:8 8 en sprak met hen en zei: „In-
genen, ten gevolge van het feit Da 2:44
Heb 2:14
dien UW ziel erin toestemt dat
dat gij naar mijn stem hebt ge- Opb 11:15 ik mijn dode buiten mijn gezicht
luisterd.’ ”d c Ge 3:15 begraaf, luistert dan naar mij en
Ro 9:7
19 Hierna keerde Abraham _ Ga 3:16
dringt voor mij aan bij Efron, _
naar zijn bedienden terug, en zij d Za 8:23
de zoon van Zohar, _ d 9 dat hij
stonden op en gingen gezamen- Ga 3:8 mij de grot van Machpela _ e geeft,
e en
lijk op weg naar Berseba; _ e Ge 21:31 die hem toebehoort, welke aan
Abraham
_ bleef te Berseba _ wo- f Ge 11:29 het uiteinde van zijn veld ligt.
nen. g Ge 11:26
Laat hem die voor het volle be-
20 Het geschiedde nu na deze drag in zilver aan mij geven tot
h Job 32:2
dingen dat Abraham _ het be- een grafstede in eigendom in UW
i Ge 25:20
richt door kreeg: „Zie, ook M _ilkaf midden.”f
g j Ge 24:15
heeft zonen aan uw broer Nahor _ Ro 9:10 10 Efron
_ nu zat te midden van
gebaard: 21 Uz, zijn eerstge- k 2Sa 10:6
de zonen van Heth. Derhalve
borene, en ¨ diens broer Buz,h antwoordde Efron, _ de Hethiet,g

en Kemu _ el, de vader van Aram, _ Abraham
_ ten aanhoren van de
HFDST. 23
22 en Chesed _ en Hazo
_ ¨ en P _ildas zonen van Heth in het bijzijn van
i
en J _idlaf ¨ en Bethu_ el.” 23 En l Ge 17:17
allen die de poort van zijn stad
Bethu_ el werd de vader van Re- m Joz 14:15 ingingen, en zei: h 11 „Neen,
bekka. j
_ Deze acht baarde M _ilka n Ge 35:27 mijn heer! Luister naar mij. Het
Nu 13:22
aan Nahor, _ de broer van Abra- _ veld geef ik u beslist, en de grot
ham. 24 Dan was er nog ¨ zijn o Ge 12:5
Ps 105:11 die daarin is, ja, die geef ik u.
bijvrouw, wier naam Reuma _ was. Waarlijk, voor de ogen van de zo-
p Ge 10:15
Mettertijd baarde ook zij: T ¨ ebah _ Ge 23:20 nen van mijn volk geef ik u die.i
en Gaham_ en Tahas
_ en Ma_ acha.k q Ge 17:8 Begraaf uw dode.” 12 Daarop
Heb 11:9
En de levenstijd van Sara _ boog Abraham_ zich neer voor
23 bedroeg ten slotte hon-
derd zevenentwintig jaar. Dit wa-
r Ge 49:30
Han 7:5
de ingeborenen 13 en sprak tot
Efron
_ ten aanhoren van de in-
s Ge 43:20
ren de jaren van Sara’s _ leven.l geborenen en zei: „Alleen indien
t Ge 21:22
2 S ara
_ dan stierf in K _irjath- gij — neen, luister naar mij! Ik
Arba,
_ m
dat wil zeggen Hebron,
_ n
in u Jes 53:9 wil u het bedrag in zilver voor
¨ Jo 19:41
het veld geven. Neem het van
het land Kana_ an,o en Abraham
_
ging naar binnen om over Sara _ te mij aan,j opdat ik mijn dode daar
2e kolom
weeklagen en haar te bewenen. moge begraven.”
a Joz 24:32
3 Toen stond Abraham
_ van voor 14 Toen antwoordde Efron _
zijn dode op en sprak vervolgens b 1Pe 2:17
Abraham,
_ door tot hem te zeg-
tot de zonen van Hethp en zei: c 1Kr 1:13 gen: 15 „Mijn heer, luister naar
4 „Een inwonende vreemdeling d Ge 25:9 mij. Een stuk land ter waarde
en bijwoner ben ik onder U .q e Ge 49:30 van vierhonderd zilveren sik-
Geeft mij een grafstede in eigen- f Ge 23:15 kelen, wat betekent dat tussen
dom onder U, opdat ik mijn dode g Ge 50:13
mij en u? Begraaf dus uw dode.”k
buiten mijn gezicht moge be- h Ge 34:20
16 Bijgevolg luisterde Abraham _
graven.”r 5 Hierop antwoord- De 16:18 naar Efron,
_ en Abraham
_ woog
Ru 4:1
den de zonen van Heth Abra- _ Efron
_ het bedrag in zilver af
ham, door tot hem te zeggen: i De 19:15
Ru 4:4
waarvan hij ten aanhoren van
6 „Hoor ons, mijn heer. Een s de zonen van Heth gesproken
j Ge 14:23
overste van God zijt gij in ons Ro 13:8 had, vierhonderd zilveren sikke-
midden.t Begraaf uw dode zelfs k 2Sa 2:5 len, gangbaar bij de kooplieden.l
in de keur van onze grafsteden.u l Ezr 8:25
17 Zo werd het veld van Efron, _
Niemand van ons zal u zijn graf- Han 7:16 dat in Machpela _ was, hetwelk
¨
33 Knecht zoekt vrouw voor Isaak. Rebekka GENESIS 23:18–24:16
´ HFDST. 23
tegenover Mamr _ e ligt, het veld voor mijn zoon nemen.a 8 Maar
en de grot die daarin was en alle a Ge 25:9 mocht de vrouw niet met u mee
Ge 49:30
bomen die op het veld stonden,a b Ru 4:11 wensen te gaan, dan zult gij vrij
welke zich binnen al zijn gren- Jer 32:44 zijn geworden van deze eed aan
c Job 29:7
zen rondom bevonden, overge- Jer 32:12 mij.b Alleen moogt gij mijn zoon
dragen b 18 aan Abraham _ als d Ge 25:10 niet daarheen terugbrengen.”
Ge 50:13
zijn gekochte eigendom, voor de e Ge 49:31
9 Daarop legde de knecht zijn
ogen van de zonen van Heth on- Han 7:5 hand onder de dij van zijn mees-
der allen die de poort van zijn ter Abraham
_ en zwoer hem be-
stad ingingen.c 19 En daarna HFDST. 24 treffende deze zaak.c
begroef Abraham
_ zijn vrouw f Ge 13:2 10 De knecht nam derhalve
Sara
_ in de grot van het veld´ van Ga 3:9 tien kamelen van de kamelen van
Machpela _ tegenover Mamr _ e, dat g Ge 15:2
Ge 41:40 zijn meester en maakte aanstal-
wil zeggen
¨ Hebron,
_ in het land 1Kor 4:2 ten om te gaan, met allerlei goe-
Kana_ an.d 20 Zo werd het veld h Ge 47:29
de dingen van zijn meester in
i Ge 21:23
en de grot die daarin was, over- j Ge 28:1 zijn hand.d Toen stond hij op en
gedragen aan Abraham_ tot een De 7:3 begaf¨ zich op weg naar Mesopo-
1Kor 7:39
grafstede in eigendom uit de 2Kor 6:14 tami
_ e, naar de stad van Nahor.
_
handen van de zonen van Heth.e k Ge 22:20 11 Ten slotte liet hij de kame-
l Ge 11:28
Abraham
_ nu was oud, ver- len buiten de stad neerknielen
24 gevorderd in jaren; en Je-
hovah had Abraham
_ in alles geze-
Ge 15:7
m Heb 11:15
n Ge 12:1
Heb 11:8
bij een waterput, tegen de avond-
tijd,e tegen de tijd dat de vrou-
gend.f 2 Derhalve zei Abraham
_ o Mi 7:20 wen die water putten gewoonlijk
tot zijn knecht, de oudste van zijn Lu 1:73
Heb 6:13
naar buiten kwamen.f 12 Ver-
huis, die alles wat hij had bestuur- p Ge 26:4 volgens zei hij: „Jehovah, de
g
de: g „Leg uw hand alstublieft on- Han 7:5
Heb 11:18
God van mijn meester Abraham,
_
der mijn dij,h 3 daar ik u moet q Ge 13:15 laat het alstublieft heden voor
laten zweren bij Jehovah,i de God Ex 32:13
De 34:4
mijn aangezicht geschieden en
van de hemel en de God van de r Ex 23:20 betracht liefderijke goedheidh
jegens mijn meester Abraham. i
aarde, dat gij voor mijn zoon geen Ps 34:7
Heb 1:14
_
vrouw zult¨ nemen uit de dochters 13 Zie, ik sta nu bij een water-

der Kanaanieten, te midden van bron, en de dochters van de man-
2e kolom
wie ik woon,j 4 maar gij zult nen der stad komen naar bui-
naar mijn land en naar mijn bloed- a Ge 12:5
Han 7:4
ten om water te putten.j 14 Het
verwantenk gaan, en gij zult moet geschieden dat de jonge
¨ stel- b Joz 2:17
lig voor mijn zoon, voor Isa
_ ak, een c Ge 24:2 vrouw tot wie ik zal zeggen:
Ge 47:29
vrouw nemen.” d Ge 24:35 ’Laat uw waterkruik alstublieft
5 De knecht zei echter tot Ge 43:11 neer, opdat ik moge drinken’, en
e Sp 12:10
hem: „Als de vrouw nu eens niet f Ex 2:16
die werkelijk zal zeggen: ’Drink,
met mij mee wenst te gaan naar 1Sa 9:11 en ik zal´ ´ ook uw kamelen dren-
Jo 4:7
dit land? Moet ik dan uw zoon g Ge 32:9
ken’, d ıe moet¨ gij voor uw
beslist terugbrengen naar het 1Kon 18:36 knecht, voor Isa_ ak, bestemmen; k
Mt 22:32
land waaruit gij zijt weggetrok- h 1Sa 20:8
en laat mij hieraan weten dat gij
ken?”l 6 Hierop zei Abraham
_ Za 7:9 loyale liefde jegens mijn meester
tot hem: „Wees op uw hoede dat i Ne 1:11 hebt betracht.”l
Ps 37:5
gij mijn zoon niet daarheen te- Fil 4:6 15 Nu dan, het geschiedde dat
rugbrengt.m 7 Jehovah, de God j Ge 29:10 nog voordat hij was uitgespro-
k Sp 19:14
van de hemel, die mij uit het huis l Re 6:17 ken,m zie, daar kwam Rebekka _
van mijn vader en uit het land Re 18:5 naar buiten,
¨ die geboren was aan
m Ps 34:15
van mijn bloedverwanten heeft Ps 65:2
Bethu_ el,n de zoon van M _ilka,o
de vrouw van Nahor, p Abrahams
genomen,n en die tot mij gespro- Jes 58:9 _ _
Jes 65:24
ken en mij gezworen heeft,o door 1Jo 5:14 broer, en haar waterkruik was
op haar schouder. q 16 De jon-
te zeggen: ’Aan uw zaadp zal ik n Ge 22:23
o Ge 11:29
dit land geven’,q hij zal zijn en- ge vrouw nu was zeer aantrek-
p Ge 11:26
gel voor u uit zenden,r en gij q Ge 21:14 kelijk van uiterlijk,r een maagd,
zult stellig vandaar een vrouw r Ge 26:7 en [nog] geen man had seksuele
GENESIS 24:17-39 Rebekka: dient Jehovah, vlijtig, goede familie 34
gemeenschap met haar gehad; a HFDST. 24 haar moeder over deze dingen
en zij daalde vervolgens af naar a De 22:20 vertellen. 29 Rebekka _ nu had
2Kor 11:2
de bron en ging haar waterkruik een broer en zijn naam was La- _
a L aban dan snelde heen
vullen en kwam toen naar boven. b Jo 4:7 ban. _
17 Terstond snelde de knecht c Mt 10:42
naar de man die buiten bij de
haar tegemoet en zei: „Geef mij Mt 25:35 bron was. 30 Het geschiedde
alstublieft een slokje water uit d Ro 12:13
nu dat zodra hij de neusring en
uw kruik.”b 18 Hierop zei zij: 1Pe 4:9 de armbandenb aan de handen
„Drink, mijn heer.” Toen liet zij e Sp 31:17
van zijn zuster zag en zodra hij
vlug haar kruik neer op haar Sp 31:31 de woorden van zijn zuster Re-
hand en gaf hem te drinken.c f Ps 107:43
bekka
_ hoorde, die zei: „Zo heeft
19 Nadat zij hem genoeg had la- de man tot mij gesproken”, hij
ten drinken, zei zij: „Ook voor g Ez 16:12 naar de man toe ging, en zie,
uw kamelen zal ik water putten, h Jer 2:32 daar stond hij bij de kamelen
totdat ze genoeg gedronken heb- Ez 16:11 aan de bron. 31 Terstond zei
ben.”d 20 Zij goot dus vlug haar i Ge 19:2 hij: „Kom, gij gezegende van Je-
kruik leeg in de drinkbak en liep Re 19:21 hovah.c Waarom blijft ´ gij hier
telkens weer naar de put om wa- j Ge 22:23 buiten staan, terwijl ık het huis
ter te putten,e en zij bleef voor al in gereedheid heb gebracht en
k Ge 11:29
zijn kamelen putten. 21 Al die plaats heb gemaakt voor de ka-
tijd staarde de man haar vol ver- l Ge 18:4 melen?” 32 Daarop kwam de
Ge 19:3
bazing aan, terwijl hij het stil- Ge 43:24 man in het huis, en hij spande
zwijgen bewaarde om te weten of vervolgens de kamelen uit en
m 1Kr 29:20
Jehovah zijn tocht succesvol had Ne 8:6 gaf stro en voer aan de kame-
gemaakt of niet.f
Ps 95:6 len en water om zijn voeten en
de voeten van de mannen die bij
22 Dientengevolge geschiedde n Ge 9:26
Ps 72:18 hem waren te wassen.d 33 Toen
het toen de kamelen genoeg ge- Lu 1:68
werd hem iets te eten voorgezet,
dronken hadden, dat de man een o Ps 100:5 maar hij zei: „Ik zal niet eten
gouden neusring g nam van een Mi 7:20
voordat ik over mijn zaken ge-
halve sikkel in gewicht en twee sproken heb.” Derhalve zei hij:
armbandenh voor haar handen, 2e kolom „Spreek!”e
waarvan het gewicht tien gouden a Ge 25:20 34 Toen vervolgde hij: „Ik ben
sikkelen was, 23 en vervolgens Ge 29:10
Abrahams
_ knecht.f 35 En Je-
zei: „Wiens dochter zijt gij? Ver- b Jes 3:21 hovah heeft mijn meester zeer
tel het mij alstublieft. Is er in Jer 2:32
gezegend, doordat hij hem steeds
Ez 16:11
het huis van uw vader ook plaats groter maakt en hem schapen en
voor ons om te overnachten?”i c Ge 26:29
runderen en zilver en goud en
Ru 3:10
24 Hierop zei zij tot hem:¨ „Ik Ps 115:15 dienstknechten en dienstmaag-
ben de dochter van Bethu_ el,j de den en kamelen en ezels geeft.g
d Re 19:21
zoon van M _ilka, die zij aan Nahor
_ Lu 7:44 36 Voorts heeft Sara,_ de vrouw
heeft gebaard.”k 25 En zij zei 1Ti 5:10
van mijn meester, mijn mees-
verder tot hem: „Er is bij ons zo- e Ro 12:11 ter een zoon gebaard nadat zij
wel stro als veel voer, ook plaats Ef 6:5
oud geworden was; h en hij zal
om te overnachten.”l 26 Toen f Ge 15:2 hem alles geven wat hij heeft.i
boog de man zich en wierp zich 37 Mijn meester dan heeft mij
g Ge 13:2
neer voor Jehovahm 27 en zei: Ps 107:38 doen zweren, door te zeggen:
„Gezegend zij Jehovah,n de God ’Gij moogt voor mijn zoon geen
h Ge 21:1
van mijn meester Abraham,
_ die Ro 4:19 vrouw nemen uit de dochters
zijn liefderijke goedheid en zijn Heb 11:11 ¨
der Kanaanieten, in wier land ik
trouw jegens mijn meester niet i Ge 25:5 woon.j 38 Neen, maar gij zult
achterwege heeft gelaten. Op naar het huis van mijn vader
j Ge 24:3
mijn weg heeft Jehovah mij naar Ge 28:1 en naar mijn familie k gaan, en
het huis van de broeders van Ezr 9:2
1Kor 7:39 gij moet een vrouw voor mijn
mijn meester geleid.”o zoon nemen.’l 39 Doch ik zei
k Ge 22:20
28 En de jonge vrouw snelde tot mijn meester: ’Als de vrouw
heen en ging het huisgezin van l Ge 24:4 nu eens niet met mij mee zal
35 Onderhandelingen over Rebekka’s huwelijk GENESIS 24:40-59
gaan?’a 40 Toen zei hij tot mij: HFDST. 24 vah en zegende Jehovah, de God
’Jehovah, voor wiens aangezicht a die
a Ge 24:5 van mijn meester Abraham,
_
ik heb gewandeld,b zal zijn en- b Ge 48:15 mij op de ware weg had geleidb
1Kon 2:3
gel met u zendenc en zal u stel- Ps 119:3 om de dochter van de broeder
lig succes doen hebben op uw Jes 38:3 van mijn meester voor zijn zoon
Han 9:31
weg; d en gij moet een vrouw voor te nemen. 49 En nu, indien GIJ
c Ex 23:20
mijn zoon nemen uit mijn familie Heb 1:14 werkelijk liefderijke goedheid en
en uit het huis van mijn vader.e d Ge 39:3 trouw jegens mijn meester be-
41 Dan pas zult gij ontslagen zijn Ne 1:11 tracht,c laat het mij weten; maar
Ps 118:25
van de met een eed bekrachtigde zo niet, laat het mij weten, opdat
e Ge 11:25
verplichting jegens mij, wanneer ik mij naar rechts of naar links
f Ge 24:9
gij bij mijn familie zijt gekomen, Joz 2:17 kan wenden.”d
en indien zij haar niet aan u zul- 50 Toen antwoordden L aban _
g Ps 37:5 ¨
len geven, dan zult gij stellig vrij h Ge 24:16
en Bethu_ el en zeiden: „Van Je-
worden van de met een eed be- i Ge 24:14
hovah is deze zaak uitgegaan.e
krachtigde verplichting jegens Sp 18:22 Wij kunnen kwaad noch goed tot
mij.’f Sp 19:14
u spreken.f 51 Zie, Rebekka _ is
j 1Sa 1:13
42 Toen ik dan vandaag bij de Ne 2:4
voor uw aangezicht. Neem haar
bron kwam, zei ik: ’Jehovah, de k Ps 65:2
en ga heen, en laat haar de zoon
God van mijn meester Abraham,
_ Jes 58:9 van uw meester tot vrouw wor-
Jes 65:24
indien gij mij werkelijk succes Da 9:21
den, juist zoals Jehovah gespro-
doet hebben op de weg waarop l Ge 24:15
ken heeft.”g 52 Nu geschiedde
ik ga,g 43 zie, ik sta nu bij een m Ge 24:17
het dat toen Abrahams
_ knecht
waterbron. Het moet geschieden hun woorden had gehoord, hij
n Ge 24:18
dat het meisje h dat naar buiten zich terstond ter aarde neerwierp
o Ge 24:23
komt om water te putten, tot wie voor Jehovah.h 53 Vervolgens
p Ge 24:22
ik werkelijk zal zeggen: „Laat Ez 16:11
haalde de knecht zilveren voor-
mij alstublieft een beetje water werpen en gouden voorwerpen

uit uw kruik drinken”, 44 en en klederen te voorschijn en gaf
2e kolom
die inderdaad tot mij zal zeggen: ze aan Rebekka;
_ en hij gaf uitge-
a Ge 24:27
„Drink zelf, en ik zal ook voor Lu 1:68
lezen dingen aan haar broer en
uw kamelen water putten”, zij b Jes 30:21
aan haar moeder.i 54 Daarna
de vrouw is die Jehovah voor de Jes 48:17 aten en dronken zij, hij en de
zoon van mijn meester bestemd c Ge 32:10 mannen die bij hem waren, en
Ge 47:29
heeft.’i Joz 2:14
zij overnachtten daar en stonden
45 Nog voordat ik in mijn hartj d Ge 24:8
’s morgens op.
was uitgesproken,k zie, daar e Ps 118:23
Toen zei hij: „Zendt mij heen
kwam Rebekka _ naar buiten, met Mr 12:11 naar mijn meester.”j 55 Hierop
haar kruik op haar schouder; en f Ge 31:24 zeiden haar broer en haar moe-
Jes 46:10
zij daalde vervolgens af naar de Han 5:39
der: „Laat de jonge vrouw ten
bron en ging water putten.l Toen g Sp 18:22
minste tien dagen bij ons blijven.
zei ik tot haar: ’Geef mij alstu- Sp 19:14 Daarna kan zij gaan.” 56 Maar
blieft te drinken.’m 46 Zij dan h 1Kr 29:20 hij zei tot hen: „Houdt mij niet
liet vlug haar kruik van zich neer 2Kr 20:18
op, aangezien Jehovah mijn weg
en zei: ’Drink,n en ik zal ook uw i Ge 34:12 succesvol heeft doen zijn.k Zendt
kamelen drenken.’ Toen dronk j Ge 30:25 mij heen, opdat ik naar mijn
Ge 31:27
ik, en zij drenkte ook de kame- meester kan gaan.”l 57 Zij dan
k Ge 39:3
len. 47 Daarna vroeg ik haar Ps 1:3 zeiden: „Laten wij de jonge
en zei: ’Wiens dochter zijt gij?’,o Jes 48:15 vrouw roepen en navraag doen
waarop¨ zij zei: ’De dochter van l Ps 123:2 uit haar mond.”m 58 Toen rie-
Kol 3:22
Bethu_ el, de zoon van Nahor,
_ die 1Pe 2:18 pen zij Rebekka _ en zeiden tot
M _ilka hem gebaard heeft.’ Bijge- m Jo 9:21 haar: „Wilt gij met deze man
volg deed ik de neusring in haar n Ge 2:24
meegaan?” Waarop zij zei: „Ik
neusgat en de armbanden aan Ps 45:10 ben bereid te gaan.”n
haar handen.p 48 Toen boog ik o Ge 28:5 59 Daarop zonden zij hun zus-
o en haar voedster p
mij en wierp mij neer voor Jeho- p Ge 35:8 ter Rebekka
_
¨
GENESIS 24:60–25:18 Isaak trouwt. Abraham hertrouwt, sterft 36
en Abrahams
_ knecht en zijn man- HFDST. 24 5 Later gaf Abraham _¨ alles wat
nen heen. 60 Zij nu zegenden a Ge 22:17 hij had aan Isa _ ak,a 6 maar aan
2Sa 12:29
Rebekka _ en zeiden tot haar: „O b Ps 45:14 de zonen van de bijvrouwen die
gij, onze zuster, moogt gij duizen- c Ge 31:17 Abraham
_ had, gaf Abraham _ ge-
Ge 31:34
den maal tienduizend worden, d Ge 16:14
schenken.b Toen zond hij hen
en uw zaad neme bezit van de Ge 25:11 nog tijdens zijn leven weg van
e Ge 12:9 ¨
poort van hen die het haten.”a Ge 20:1
zijn zoon Isa _ ak,c naar het oosten,
61 Daarna stonden Rebekka _ en Nu 13:22 naar het land van het Oosten.d
Re 1:9
haar dienaressenb op en zij reden 2Sa 24:7 7 En dit zijn de dagen van de
vervolgens op de kamelenc weg Ob 19 jaren van Abrahams _ leven die
f Ps 77:12
en volgden de man; en de knecht Ps 143:5 hij geleefd heeft, honderd vijf-
nam Rebekka _ en begaf zich op g 1Kor 11:6 enzeventig jaar. 8 Toen blies
h Ge 18:6
weg. Abraham
_ de laatste adem uit en
¨ Heb 11:9
62 Isa _ ak nu was ¨ gekomen van ¨
i Mt 19:5 stierf in een gezegende ouder-
j Ge 26:8
de weg die naar Be_ er-Lachai-R _ o_ ı d Ef 5:25
dom, oud en voldaan, en hij werd
gaat, want hij woonde in het ¨ land k Ge 23:2 tot zijn volk ¨ vergaderd.¨
e 9 Zijn
e Ge 23:19
van de Negeb. _ 63 En Isa_ ak liep zonen Isa _ ak en Isma _ el dan be-
tegen het vallen van de avond groeven hem in de grot van
buiten rond om te mediterenf in HFDST. 25 Machpela, _ in het veld van Efron, _
het veld. Toen hij zijn ogen op- de zoon van Zohar, _ ´ de Hethiet, dat
l Ro 7:2
sloeg en keek, zie, daar kwa- m Ge 37:28
Ex 2:15
tegenover Mamr _ e ligt,f 10 het
men kamelen aan! 64 Toen Re- Nu 22:4 veld dat Abraham _ van de zonen
Nu 31:2
bekka
_ ¨ haar ogen opsloeg, kreeg Re 6:2 van Heth had gekocht. Daar werd
zij Isa_ ak in het oog en met een n 1Kr 1:32 Abraham
_ begraven, en ook zijn
Job 2:11
snelle beweging liet zij zich van o 1Kon 10:1 vrouw Sara. _ g
11 Het geschied-
de kameel afglijden. 65 Toen p Jer 25:23 de dan na Abrahams _ dood, dat
¨
zei zij tot de knecht: „Wie is die Ez 27:20
God zijn zoon Isa _ ak bleef zege-
q Jes 60:6 ¨
man daar, die ons in het veld te- r 1Kr 1:33 nen,¨ h en Isaak woonde dicht bij
_
gemoet komt?”, en de knecht zei: ¨
Be_ er-Lachai-R _ o_ ı.i
„Dat is mijn meester.” Daarop 2e kolom 12 En dit is de geschiedenis
nam zij een hoofddoek en bedek- ¨
a Ge 24:36
van Isma _ el,j de zoon van Abra- _
te zich.g 66 En de knecht ging Sp 13:22 ham, die Hagar, _ de Egyptische,
alle dingen ¨ die hij had gedaan, Heb 1:2
de dienstmaagd van Sara, _ Abra-
_
b 2Kr 21:3
aan Isa _ ak verhalen.
¨ 67 Daarna c Ge 21:14 ham gebaard heeft.k
bracht Isa _ ak haar in de tent van Jo 8:35
13 Dit nu zijn de
zijn moeder Sara. _ h
Aldus nam hij Ga 4:30
¨ namen van
i
d Re 6:3 de zonen van Isma _ el, volgens hun
Rebekka _ en zij werd zijn vrouw; e Ge 35:29
namen,
en hij kreeg haar lief,j en Isa _ ak
¨ Sp 9:11 ¨ naar hun familieafkomst:l
f Ge 23:9 Isma
_ els eerstgeborene ¨ Nebajoth_
vond troost na het verlies van Ge 49:30
en Kedar _ m en Adbeel en M
_ _ibsamn
zijn moeder.k g Ge 23:19
14 en M _isma en Duma en Massa,
h Ge 17:19 _ _
Ge 26:13 o en Tema,p Jetur, Nafis
Voorts nam Abraham
_ we- 15 Hadad _ _ _ _
25 derom een vrouw, en haar
naam was Ketura.
_ 2 Mettertijdl
i Ge 16:14
j Ge 16:10
k Ga 4:24
en Kedma.
van Isma
_
_ el,
¨
q

en
16 Dit zijn de zonen
dit zijn hun na-
l Ge 36:3
baarde zij hem Z _imran en Joksan _ Jes 60:7 men volgens hun nederzettingen
en Medan _ en M _idianm en J _isbak en m Ps 120:5 en volgens hun ommuurde kam-
n Jer 49:28
Suah.
_ Ez 27:21 pementen: r twaalf oversten naar
3 En Joksan _ werd de vader n 1Kr 1:29 hun clans.s 17 En dit zijn de ja-
¨
van Scheba _ o en Dedan.
_ p o 1Kr 1:30
p Job 2:11
ren van Isma _ els leven, honderd
En de zonen van Dedan _ wer- Job 6:19 zevenendertig jaar. Toen blies
den¨ Assurim
_ en L etusim
_ en q 1Kr 1:31 hij de laatste adem uit en stierf
r 1Kr 6:54
Le_ ummim. Ne 8:16 en werd tot zijn volk vergaderd.t
4 En de zonen van M _idian wa- s Ge 17:20 18 En zij gingen verblijf houden
Ps 117:1
ren Efa _ q en Efer
_ ¨ en Hanoch _ en van Hav _ilau nabij Sur,v dat tegen-
Ab _ida en Elda_ a.r
t Ge 25:8
¨
u Ge 2:11 over Egypte _ ligt, tot Assyri _ e toe.
1Sa 15:7
Deze allen waren de zonen van v Ge 16:7 Tegenover al zijn broeders vestig-
Ketura._ w Ge 16:12 de hij zich.w
37 Eerstgeboorterecht verkocht. Belofte GENESIS 25:19–26:7
19 En ¨ dit is de geschiedenis HFDST. 25 het veld kwam en hij moe was.
van Isa _ ak, de zoon van Abra- _ a Ge 22:2 30 Esau
_ dan zei tot Jakob:
_ „Laat
Mt 1:2
ham.a b Ge 22:23 mij alstublieft vlug wat opslok-
Abraham werd de ken van dat rode — dat rode
¨ vader van
c De 26:5
_ ¨ d De 4:29
Isa
_ ak. 20 En Isa _ ak was veer- e 1Sa 1:5
daar, want ik ben moe!” Daar-
tig jaar oud geworden toen hij f 2Sa 21:14 om werd hem de naam Edom _
2Kr 33:13
zich Rebekka, _ de¨ dochter van Be- Lu 1:13 gegeven.a 31 Hierop zei Jakob:_
¨ „Verkoop mij dan eerst uw eerst-
thu_ el,b de Syrier c van Paddan- _ g Ro 9:10
h 1Sa 1:10 b
Aram, geboorterecht!” 32 En Esau _
_ ¨ de zuster van Laban, _ de i Ps 139:15
vervolgde: „Zie, ik ga toch ster-
Syrier, tot vrouw nam. 21 En Pr 11:5
j Ge 36:31
vooral voor zijn vrouw bleef ven, en wat baat mij dan een
¨ Nu 20:14
eerstgeboorterecht?” 33 En Ja-
_ ak Jehovah smeken,d omdat zij
Isa k Ge 27:29 _
De 2:4
onvruchtbaar was; e Jehovah dan l 2Sa 8:14
kob voegde eraan toe: „Zweer
c
mij eerst!” Toen zwoer hij hem
liet zich [deze zaak] afsmeken Mal 1:2
Ro 9:12
ten behoeve van hem,f en zijn m Ge 38:27
en verkocht zijn eerstgeboorte-
recht aan Jakob. d 34 En Jakob
vrouw Rebekka _ werd zwanger. n Ge 27:11 _ _
2Kon 1:8
22 En de zonen in haar gingen Za 13:4
gaf Esau
_ brood en het linze-
met elkaar strijden, g zodat zij o Ge 27:32 gerecht, en hij ging eten en drin-
Ge 36:9
zei: „Indien het aldus gesteld Mal 1:3
ken.e Daarna stond hij op en
is, waarom ben ik dan eigenlijk p Ho 12:3 ging heen. Zo verachtte Esau
_ het
q Ge 27:36
nog in leven?” Daarop ging zij Je- Han 7:14
eerstgeboorterecht.f
hovah raadplegen.h 23 Toen zei r Ge 27:3
Nu ontstond er hongers-
Jehovah tot haar: „Twee natien
zijn in uw buik,i en twee natio-
¨ s Ps 37:37
t Heb 11:9
u Ge 27:6
26 nood in het land, afgezien
van de eerste hongersnood die
Ge 27:46
nale groepen zullen zich uit uw zich in de dagen van Abraham_
inwendige delen scheiden; j en ¨
had voorgedaan, g zodat Isa _ ak
de ene nationale groep zal ster- 2e kolom
zich naar Abimelech
_ begaf, de ko-
ker zijn dan de andere nationale a Ge 36:1
ning der Filistijnen, naar Ge- _
De 2:4
groep,k en de oudste zal de jong- Mal 1:4 rar.h 2 Toen verscheen Jeho-
ste dienen.”l b Ge 43:33
De 21:17 vah aan hem en zei: i „Daal niet
24 Geleidelijk verstreken haar 1Kr 5:1 af naar Egypte.
_ Verblijf in het
c Ge 14:22
dagen ten volle dat zij moest ba- Heb 6:16 land dat ik u aanwijs.j 3 Ver-
ren, en zie! er was een tweeling d Heb 12:16 toef als vreemdeling in dit land,k
e 1Kor 15:32
in haar buik.m 25 Toen kwam f Job 21:15
en ik zal met u blijven en u zege-
de eerste te voorschijn, rood over Job 34:9 nen, want aan u en aan uw zaad
zijn gehele lichaam, als een ha- zal ik al deze l

¨ landen geven, en
ren ambtskleed; n daarom gaven HFDST. 26 ik wil de beedigde verklaring die
o
zij hem de naam Esau. _ 26 En g Ge 12:10 ik aan uw vader Abraham
_ heb
daarna kwam zijn broer te voor- h Ge 26:26 gezworen,m gestand doen: 4 ’En
schijn en zijn hand hield de hiel i Ex 6:3
Nu 12:6
ik wil uw zaad vermenigvuldi-
van Esau _ vast; p daarom gaf hij ¨ 1Jo 4:12 gen als de sterren aan de hemel
q j Ex 32:13
hem de naam Jakob. _ En Isa _ ak k Ge 20:1
en ik wil aan uw zaad al deze lan-
was zestig jaar oud toen zij hen Heb 11:9 den geven; n en door bemiddeling
l Ge 12:7 ¨
baarde. Ge 15:18
van uw zaad zullen alle natien
27 En de jongens werden gro- Ro 15:8 der aarde zich stellig zegenen’,o
Ga 4:28
ter, en Esau _ werd een man die m Ge 22:16 5 ten gevolge van het feit dat
verstand van jagen had,r een Ps 105:9 Abraham
_ naar mijn stem heeft
Mi 7:20
man van het veld, maar Jakob _ Heb 6:13 geluisterd en zijn plichten jegens
een onberispelijk man,s die in n Ge 15:5 mij, mijn geboden, mijn inzet-
¨ De 34:4
tenten woonde.t 28 En Isa _ ak Heb 11:12 tingen en mijn wetten steeds in ¨
had Esau _ lief, omdat dit wild- o Ge 12:3 acht heeft genomen.”p 6 Isa _ ak
Ge 22:18
braad in zijn mond betekende, Han 3:25 bleef derhalve te Gerar_ wonen.q
Ga 3:8
terwijl Reb ekka’s _ liefde daar- p Ge 17:23
7 Welnu, de mannen van de
entegen naar Jakob _ uitging.u Heb 11:8 plaats informeerden aanhoudend
Jak 2:21
29 Eens was Jakob _ een gerecht q Ge 26:17
naar zijn vrouw, en hij zei dan:
aan het koken, toen Esau _ van r Ge 12:13 „Zij is mijn zuster.”r Want hij
GENESIS 26:8-28 Rebekka bijna onteerd. Ruzie over waterputten 38
was bevreesd te zeggen: „Mijn HFDST. 26 het stroomdal van Gerar a
_ ¨en ging
vrouw”, uit vrees dat, om zijn a Ge 24:16 daar wonen. 18 En Isa _ ak ging
woorden aan te halen, „de man- b Ge 24:67
Sp 5:18
de waterputten weer opgraven
nen van de plaats mij zouden do- Pr 9:9 die men in de dagen van zijn va-
den wegens Rebekka”, _ want zij c Ge 20:11 der Abraham
_ had gegraven maar
was aantrekkelijk van uiterlijk.a d Ge 12:18 die de Filistijnen na Abrahams _
8 Het geschiedde dan toen zijn e Ge 20:9
Ge 39:9
dood waren gaan dichtstoppen; b
dagen daar voortduurden, dat Sp 6:29 en hij gaf ze weer hun namen
Abimelech,
_ de koning der Fi- Heb 13:4
naar de namen waarmee zijn va-
f Ge 8:22
listijnen, uit het venster¨ keek Jes 55:10 der ze had genoemd.c
¨
en toen zag, en zie, Isa _ ak was 2Kor 9:10 19 En de knechten van Isa _ ak
zich aan het vermaken met zijn g 1Kor 3:6
groeven verder in het stroomdal
b h Ge 24:1
vrouw Reb ekka. _ 9¨ Terstond Job 42:12 en zo vonden zij daar een put
riep Abimelech_ Isa
_ ak en zei: Ps 3:8 met vers water. 20 En de her-
Ps 67:6
„Zie, zij is niemand anders dan ders van Gerar _ zochten ruzie met
Sp 10:22 ¨
uw vrouw! Hoe komt het dan Heb 6:7 de herders van Isa _ akd en zeiden:
dat gij hebt gezegd: ’Zij is¨ mijn i Ge 24:35
„Het water is van ons!” Daarom
zuster’?” Hierop zei Isa _ ak tot j Ge 12:16
Job 1:3
gaf hij de put de naam Esek, _ om-
hem: „Ik heb het gezegd uit vrees k Ge 37:11 dat zij met hem hadden getwist.
dat ik om haar zou sterven.”c 1Sa 18:9 21 En zij gingen een andere put
Sp 27:4
10 Maar Abimelech _ vervolgde: Ro 1:29 graven, en ook daarover zochten
„Wat hebt gij ons toch aange- Tit 3:3 zij ruzie. Daarom gaf hij die de
d Nog even en een van het
daan? l Ge 21:30
naam S _itna. 22 Later trok hij
m Sp 25:26
volk zou stellig bij uw vrouw heb- vandaar weg en groef een andere
n Ex 1:9
ben gelegen, en gij zoudt schuld Ps 105:24 put,e maar daarover maakten zij
over ons hebben gebracht!” e
geen ruzie. Daarom gaf hij die de
11 Toen gebood Abimelech _ het 2e kolom
naam Rehoboth _ en zei: „Want nu
gehele volk en zei: „Een ieder heeft Jehovah ons volop ruimte
a Ge 10:19
die deze man en zijn vrouw aan- Ge 20:1 gegeven f en ons vruchtbaar ge-

raakt, zal beslist ter dood worden b Ge 21:25 maakt op de aarde.”g


gebracht!” c Ge 21:31 23 Toen trok hij vandaar op
¨
12 Naderhand ging Isa _ ak in d Ge 13:7 naar Berseba. _ h
24 Voorts ver-
dat land zaaien,f en hij kreeg e Ge 13:9
Sp 17:14
scheen Jehovah hem in die nacht
in dat´ ´ jaar wel honderd maten Ro 12:18 en zei: „Ik ben de God van uw
voor een,g daar Jehovah hem ze- f Le 26:9 vader Abraham.
_ i Wees niet be-
Ps 18:19
gende.h 13 Dientengevolge werd Ps 118:5 vreesd,j want ik ben met u, en
de man groot en werd gaande- g Ge 17:6 ik wil u zegenen en uw zaad
weg steeds groter, totdat hij ten Ge 28:3
Ez 36:11
vermenigvuldigen vanwege mijn
slotte zeer groot was.i 14 En hij h Ge 21:31 knecht Abraham.”
_ k
25 Bijge-
kwam in het bezit van kudden i Ge 17:1 volg bouwde hij daar een altaar
schapen en kudden runderen en Ge 28:13 en riep de naam van Jehovah
Ex 3:6
een grote stoet van knechten,j zo- Mt 22:32 aanl en sloeg daar zijn ¨ tent op,m
dat de Filistijnen afgunstig k op Han 7:32 en de knechten van Isa _ ak gingen
j Ge 15:1
hem werden. De 31:8
daar een put delven.
15 Wat al de putten betreft die Ps 27:1 26 Naderhand kwam Abime- _
Heb 13:6
de knechten van zijn vader in de k Ge 17:19
lech tot hem uit Gerar, _ met zijn
dagen van zijn vader Abraham _ Ps 105:9 vertrouweling Ahuzzath _ en zijn
Ga 3:29
hadden gegraven,l die werden legeroverste
¨ P _ichol.n 27 Nu zei
l Ge 12:8
door de Filistijnen dichtgestopt Ro 10:13 Isa
_ ak tot hen: „Waarom zijt GIJ
en zij vulden ze gewoonlijk met m Ge 4:20 naar mij toe gekomen, daar GIJ
droge aarde.m 16 Ten ¨ slotte zei Heb 11:9
het zijt die mij hebt gehaat en
n Ge 21:32
Abimelech
_ tot Isa _ ak: „Trek uit mij daarom uit UW omgeving hebt
o Re 11:7
onze omgeving weg, want gij weggezonden?”o 28 Daarop zei-
p Ge 21:22
zijt veel sterker geworden dan ¨ Ge 39:5 den zij: „Wij hebben onmisken-
wij.”n 17 Derhalve trok Isa _ ak Joz 3:7
Za 8:23
baar gezien dat Jehovah bewe-
vandaar weg en legerde zich in 1Kor 14:25 zen heeft met u te zijn.p Daarom
¨
39 Esau’s vrouwen. Isaak wil Esau zegenen GENESIS 26:29–27:17
zeiden wij: ’Laat er alstublieft HFDST. 26 5 Rebekka _¨ luisterde echter ter-
een met een eed bekrachtigde a Ge 21:31 wijl Isa _ ak tot zijn zoon Esau _
verplichting tot stand komen b Ge 21:27 sprak. Esau _ dan ging het veld in
Ge 31:44
tussen ons,a tussen ons en u, om op wild te jagen en het bin-
c Sp 16:7
en laten wij een verbond met nen te brengen.a 6 En Rebek- _
d Ge 12:2
u sluiten,b 29 dat gij ons geen Ge 22:17 ka zei tot haar zoon Jakob: _ b
„Zie,
kwaad zult doen, net zoals wij Ps 115:15 zojuist heb ik uw vader tot uw
Jes 61:9
u niet hebben aangeraakt en net Mt 25:34 broer Esau _ horen spreken, en hij
zoals wij u enkel goed hebben e Ge 19:3 zei: 7 ’Breng mij wat wild en
gedaan doordat wij u in vrede 2Kon 6:23 bereid mij een smakelijk gerecht
hebben weggezonden.c Gij nu zijt f Ge 14:22 en, ´ ah, laat mij eten, opdat ik
Ge 21:23 ´
de gezegende van Jehovah.’ ”d 1Sa 20:17 u voor mijn dood voor het aan-
30 Toen rechtte hij een feest- g Ro 12:18 gezicht van Jehovah moge ze-
maal voor hen aan en zij aten en Heb 12:14
1Pe 3:11
genen.’c 8 Nu dan, mijn zoon,
dronken.e 31 De volgende mor- luister naar mijn stem in hetgeen
h Ge 26:18
gen dan stonden zij vroeg ¨ op en ik u gebied.d 9 Ga alstublieft
i Re 20:1
legden jegens elkaar beedigde naar de kudde en haal mij van-
j Ge 36:2
verklaringen
¨ af.f Daarna zond De 7:3 daar twee geitenbokjes, goede,
Isa
_ ak hen weg en zij gingen in k Ge 27:46 opdat ik er een smakelijk ge-
vrede g bij hem vandaan. Ge 28:8
recht van kan maken voor uw
32 Nu geschiedde het op die ¨
vader, zoals hij het graag heeft.
dag dat de knechten van Isa _ ak HFDST. 27 10 Dan moet gij het naar uw va-
hem bericht kwamen brengen der brengen en
betreffende de put die zij had-
l Ge 48:10
Pr 12:3 ´ ´ hij moet het eten,
opdat hij u voor zijn dood moge
den gegravenh en tot hem zei- m Ge 25:28
zegenen.”
den: „Wij hebben water gevon- n Jes 46:4
11 Toen zei Jakob _ tot zijn moe-
den!” 33 Daarom gaf hij er de o Ge 48:21
der Rebekka: _ „Maar mijn broer
Sp 27:1
naam Seba _ aan. Vandaar dat de Pr 9:12 Esau
_ is een behaard man en ik
naam van de stad tot op deze dag Jak 4:14
ben een man [met een] gladde
Berseba_ i is. p Ge 25:27
[huid].e 12 Als mijn vader mij
34 En Esau_ werd veertig jaar q Ge 48:9
Ge 49:28 nu eens betast? f Dan zal ik in zijn
oud. Toen nam hij Judith _ tot Heb 11:20 ogen stellig worden als iemand
vrouw, de¨ dochter van de He- die de spot [met hem] drijft,g
thiet Beeri,_ en eveneens Bas-_ 2e kolom en ik zal stellig vervloeking over
math, de dochter van de Hethiet a Ge 27:30 mij brengen en geen zegen.” h
j
Elon.
_ 35 En zij waren een bron b Ge 25:28 13 Hierop zei zijn moeder tot
van¨ bitterheid des geestes voor hem: „De voor u ´ bedoelde ver-
Isa
_ ak en Rebekka._ k c Ge 27:31 ´
Ge 49:1 vloeking zij op mıj, mijn zoon.i
De 33:1
Nu ¨ geschiedde het toen Luister slechts naar mijn stem en
27 Isa
_ ak oud was en zijn ogen
te dof waren om te kunnen zien,l
d Ge 27:13
Ge 27:43
Sp 1:8
ga, haal [ze] mij.”j 14 Bijgevolg
ging hij en haalde [ze] en bracht
Ef 6:1
dat hij Esau,
_ zijn oudste zoon, [ze] naar zijn moeder, en zijn
e Ge 25:25
riep en tot hem zei: m „Mijn zoon!”, Ge 27:23 moeder bereidde een smakelijk
waarop hij tot hem zei: „Hier ben f Ge 27:21 gerecht, zoals zijn vader het
ik!” 2 Vervolgens zei hij: „Zie g Joz 9:6 graag had. 15 Daarna nam Re-
toch, ik ben oud geworden.n Ik h De 11:26 bekka
_ kleren van haar oudste
k de begeerlijkste die
weet de dag van mijn dood niet.o De 23:5 zoon Esau, _
De 30:1
3 Neem ditmaal daarom alstu- zij bij zich in huis had,l en trok
i Ge 43:9 m
blieft uw gerei, uw pijlkoker en ze haar jongste zoon Jakob _ aan.
j Ge 27:8
uw boog, en ga naar buiten, het Sp 6:20 16 En de vellen van de geiten-
veld in, en jaag op een stuk wild k Ge 25:23 bokjes trok zij over zijn handen
voor mij.p 4 Bereid mij dan een l 1Sa 28:8 en over het onbehaarde deel van
smakelijk gerecht, zoals ik het m Ge 25:26 zijn hals.n 17 Toen stelde zij
graag heb, en breng het mij en, n Ge 25:25
haar zoon Jakob _ het smakelijke
ah, laat mij eten, opdat mijn ziel u Ge 27:11 gerecht en het brood dat zij be-
moge zegenen voordat ik sterf.”q o Ge 27:9 reid had, ter hand.o
GENESIS 27:18-37 Jakob ontvangt de eerstgeboortezegen 40
18 Hij dan ging naar binnen tot HFDST. 27 dienen en mogen nationale groe-
zijn vader en zei: „Mijn vader!”, a Ge 25:33 pen zich voor u neerbuigen.a
Ro 9:12
waarop hij zei: „Hier ben ik! Wie Word meester over uw broeders,
zijt gij, mijn zoon?” 19 Vervol- b Ge 27:4 en mogen de zonen van uw moe-
Heb 11:20
gens zei Jakob _ tot zijn vader: der zich voor u neerbuigen.b Ver-
„Ik ben Esau,
_ uw eerstgeborene.a c Ge 27:11 vloekt zij een ieder van hen die u
Ik heb gedaan juist zoals gij vervloeken, en gezegend zij een
d Ge 27:16
tot mij gesproken hebt. Richt ieder van hen die u zegenen.”c
u alstublieft op. Ga zitten en e De 21:17 30¨ Nu ¨ geschiedde het zodra
Ro 9:11
eet wat van mijn wildbraad, op- Heb 11:20 Isa
_ ak geeindigd had Jakob _ te ze-
dat uw ziel mij moge¨ zegenen.”b genen, ja, het geschiedde inder-
20 Daarop zei Isa _ ak tot zijn f Ge 25:33
daad toen Jakob _ nog maar nau-
zoon: „Hoe komt het dat gij het zo g De 33:28 welijks van voor het aangezicht
vlug hebt gevonden, mijn zoon?” ¨
Sp 10:6 van zijn vader Isa _ ak was wegge-
Toen zei hij: „Omdat Jehovah, uw h Ge 48:10 gaan, dat zijn broer Esau _ terug-
God, het mij tegemoet ¨ liet ko- kwam van zijn jacht.d 31 En
men.” 21 Nu zei Isa _ ak tot Ja- _ i Ge 25:27
ook hij ging een smakelijk ge-
Ge 27:15
kob: „Kom alstublieft dichterbij, Hgl 4:11 recht bereiden. Toen bracht hij
opdat ik u kan betasten, mijn het naar zijn vader en zei tot
j De 11:11
zoon, om te weten of gij werke- Jes 45:8 zijn vader: „Laat mijn vader op-
lijk mijn zoon Esau _ zijt of niet.”c Ho 14:5 staan en wat van het wildbraad
22 Jakob
_ dan
¨ kwam dicht bij zijn k Ge 45:18 van zijn zoon eten, opdat uw ziel
vader Isa
_ ak, en hij ging hem be- Nu 13:27 mij moge zegenen.”e¨ 32 Daar-
tasten, waarna hij zei: „De stem l Ge 27:37
op zei zijn vader Isa _ ak tot hem:
is de stem van Jakob, _ maar de De 7:13 „Wie zijt gij?”, waarop hij zei: „Ik
2Kon 18:32
handen zijn de handen van ben uw zoon, uw eerstgebore-
d
Ps 104:15 ¨
Esau.”
_ 23 En hij herkende
ne, Esau.”
_ f 33 En Isa _ ak ging in
hem niet, want zijn handen ble- zeer sterke mate beven met een
2e kolom
ken behaard te zijn als de handen grote beving, en zei toen: „Wie
a 2Sa 8:1
van zijn broer Esau. _ Derhalve Da 2:44 was het dan die op wild heeft ge-
zegende hij hem.e jaagd en het mij kwam brengen,
b Ge 25:23
24 Daarna zei hij: „Zijt gij wer- Ge 49:8 zodat ik van alles heb gegeten
kelijk mijn zoon Esau?”, _ waarop voordat gij kondt binnenkomen
c Ge 12:3
hij zei: „Dat ben ik.”f 25 Toen Ge 28:3
en ik hem heb gezegend? Ge-
zei hij: „Breng het bij mij, op- Ge 31:42 zegend zal hij ook worden!”g
Nu 24:9
dat ik wat van het wildbraad van Ez 25:12 34 Toen Esau
_ de woorden van
mijn zoon kan eten, zodat mijn zijn vader hoorde, brak hij in
d Ge 27:3
ziel u moge zegenen.”g Daarop een buitengewoon luid en bit-
bracht hij het bij hem en hij ging e Heb 7:7 ter geschreeuw los en zei tot zijn
eten, en hij bracht hem wijn en vader: h „Zegen mij, ja, ook mij,
f Ge 25:25
hij ging drinken. ¨ 26 Toen zei Ge 25:31 mijn vader!”i 35 Maar hij ver-
zijn vader Isa _ ak tot hem: „Kom Heb 12:16 volgde: „Uw broer is met bedrog
alstublieft dichterbij en kus mij, g Ro 9:13
gekomen, opdat hij de voor u be-
mijn zoon.”h 27 Hij kwam dus doelde zegen mocht ontvangen.”j
dichterbij en kuste hem, en hij h Lu 13:28 36 Hierop zei hij: „Wordt daarom
kon de geur van zijn kleren rui- i Heb 12:17
zijn naam niet Jakob _ genoemd,
ken.i Toen zegende hij hem en dat hij mij nu al tweemaal moest
zei: j De 21:17 verdringen? k Mijn eerstgeboorte-
Mal 1:2
„Zie, de geur van mijn zoon is Ga 3:9 recht heeft hij reeds genomen,l
als de geur van het veld, dat Je- en zie, ditmaal heeft hij mijn
k Ge 25:26
hovah gezegend heeft. 28 En Ge 32:28 zegen genomen!”m Toen voegde
moge de [ware] God u de dauw Ho 12:3 hij eraan toe: „Hebt gij geen
van de hemelj geven en de vrucht- l Ge 25:34 zegen voor mij overgehouden?”
bare bodem der aarde k en een Mt 5:33 37 Maar als antwoord¨ aan Esau
_
Heb 6:16
overvloed van koren en nieu- vervolgde Isa _ ak: „Zie, ik heb
we wijn.l 29 Mogen volken u m Ge 27:28 hem tot meester over u aange-
41 Jakob naar Paddan-Aram GENESIS 27:38–28:11
steld,a en al zijn broeders heb ik HFDST. 27 neemt uit de dochters van Heth
hem tot knechten gegeven,b en a Ge 25:23 zoals dezen uit de dochters van
Ge 27:29
koren en nieuwe wijn heb ik hem Ro 9:12 het land, wat heb ik dan nog aan
geschonken voor zijn levenson- b Ge 49:8 mijn leven?”a
derhoud,c en wat kan ik dan nog c De 33:28 ¨
¨
Dientengevolge riep Isa _ ak
doen voor u, mijn zoon?”
38 Toen zei Esau _ tot´ ´ zijn va-
Joe 2:19
d Heb 12:17
e Jes 65:14
28 Jakob
_
gebood hem en zei tot hem: „Gij
en zegende hem en
der: „Hebt gij slechts een zegen, f Joz 24:4
moogt geen vrouw uit de doch-
mijn vader? Zegen mij, ja, ook
Heb 11:20 ¨
g Ge 32:6 ters van Kana _ an nemen.b 2 Sta
mij, mijn vader!”d Daarop verhief Nu 20:18 op, ga naar Paddan- _ Aram, naar
Esau
_ zijn stem en barstte in tra- h Ge 25:23 ¨_
¨ 2Sa 8:14 het huis van Bethu_ el, de vader
nen uit.e 39 Zijn vader Isa _ ak i 2Kon 8:20 van uw moeder, en neem u van-
dan gaf hem ten antwoord: 2Kr 28:17
daar een vrouw uit de dochters
j Ge 4:5
„Zie, ver van de vruchtbare bo- Ge 37:11 van Laban, _ de broer van uw moe-
dem der aarde zal uw woonplaats Am 1:11 der.c 3 En God de Almachtige
1Jo 2:11
worden gevonden, en ver van k Ps 140:2
zal u zegenen en u vruchtbaar
de dauw van de hemel boven.f Mr 7:21 maken en u vermenigvuldigen,
40 En van uw zwaard zult gij l Ge 35:29 en gij zult stellig tot een ver-
leven,g en uw broer zult gij die- m Ge 4:8
1Jo 3:15 zameling van volken worden.d
nen.h Maar het zal stellig ge- n Ge 37:18 4 En hij zal u de zegen van Abra- _
schieden dat gij, wanneer gij rus- Ps 64:6 ham geven,e aan u en aan uw
Sp 6:17
teloos wordt, zijn juk inderdaad o Sp 1:8 zaad met u, opdat gij het land f

van uw hals zult verbreken.”i Kol 3:20 van uw inwonende vreemdeling-


p Ge 28:5
41 Esau
_ koesterde echter een schap,g dat God aan Abraham _
q Ps 37:8
vijandige gezindheid tegenover r Ex 4:19
heeft gegeven,h in bezit moogt
Jakob
_ wegens de zegen waarmee Mt 5:22 nemen.”
¨
zijn vader hem had gezegend,j s Ge 26:35 5 Zo zond Isa _ ak Jakob _ heen,
Ge 28:8
en Esau _ bleef in zijn hart zeg- en hij ging op weg naar Paddan- _

gen: k „De dagen van de rouwtijd Aram,
_ naar L aban,
_ de zoon van
2e kolom ¨ ¨
over mijn vader komen naderbij.l Bethu_ el, de Syrier,i de broer van
Daarna zal ik mijn broer Jakob _ a Ge 24:3 Rebekka,
_ j de moeder van J
akob
_
doden.”m 42 Toen aan Rebekka _ en Esau.
_ k

de woorden van haar oudste zoon ¨


HFDST. 28 6 Toen Esau _ zag dat Isa _ ak Ja- _
Esau
_ werden meegedeeld, liet zij b Ge 24:37 kob had gezegend en hem had
terstond haar jongste zoon Jakob _ Ex 34:15
1Kon 11:1
weggezonden naar Paddan- _ Aram_
roepen en zei tot hem: „Zie! Uw 1Kor 7:39 om zich vandaar een vrouw te
2Kor 6:14
broer Esau _ troost zich met be- nemen, en dat hij hem, toen hij
c Ge 29:16
trekking tot u — om u te doden.n d Ge 17:5 hem zegende, dit gebod oplegde:
43 Nu dan, mijn zoon, luister Ge 46:15 „Neem geen vrouw uit de doch-
1Kr 2:1 ¨
naar mijn stem en sta op,o loop Ro 4:17 ters van Kana _ an”,l 7 en dat Ja- _
weg naar mijn broer Laban _ in e Ge 12:2 kob zijn vader en zijn moeder
Haran. p 44 En gij moet enige
_ f Ge 15:5 gehoorzaamde en op weg was
Ro 9:7
dagen bij hem wonen, totdat de Ga 3:29 naar P addan- _ Aram,
_ m 8 toen
woede van uw broer bedaart,q g Ge 12:7 zag Esau _¨ dat de dochters van
Ge 15:13
45 totdat de toorn van uw broer Kana
_ an niet welgevallig waren
Ge 17:8 ¨
zich van u afkeert en hij verge- h Heb 11:9 in de ogen van zijn vader Isa _ ak.n
ten is wat gij hem hebt aange- i Ge 25:20 9 Derhalve ging Esau _ naar Isma- _
daan.r En ik zal u stellig vandaar j Ge 24:29 el en nam¨ Mahalath, _ de dochter
laten
´ ´ halen. Waarom zou ik op k Ge 25:28
van Isma _ el, de zoon van Abra- _
l Ge 28:1
een dag ook van U beiden beroofd 2Kor 6:14 ham, de zuster van Nebajoth, _ tot
worden?” m Ge 27:43 vrouw, bij zijn andere vrouwen.o
Ex 20:12
46 Daarna zei ¨ Rebekka
_ voort- Le 19:3 10 En Jakob _ vervolgde zijn weg
durend tot Isa _ ak: „Ik heb een af- n Ge 24:3 vanuit Berseba _ en trok verder
Ge 27:46
schuw gekregen van mijn leven naar Haran. _ p 11 Na verloop van
o Ge 36:2
wegens de dochters van Heth.s p Ge 11:31
tijd kwam hij op een plaats en
Indien Jakob _ ooit een vrouw Ge 27:43 maakte aanstalten om daar te
GENESIS 28:12–29:10 Jakobs droom te Bethel. Gelofte bekrachtigd 42
overnachten, omdat de zon was HFDST. 28 te eten en kleren om te dragen,a
ondergegaan. Hij nam dus een a Ge 28:19 21 en ik stellig in vrede naar het
b Nu 12:6
van de stenen van de plaats en Job 33:15
huis van mijn vader zal terug-
legde die neer als steun voor zijn c Mt 28:2 keren, dan zal Jehovah bewe-
Jo 1:51
hoofd en ging op die plaats a lig- Heb 1:14
zen hebben mijn God te zijn.b
gen. 12 Toen droomde b hij, en d Da 7:9 22 En deze steen die ik als zuil
zie! er stond een ladder op de aar- e Ge 26:24 heb opgericht, zal een huis van
Mr 12:26
de en de top ervan reikte tot aan Han 7:32 God worden,c en van alles wat gij
de hemel; en zie! Gods engelen f Ge 12:7 mij zult geven, zal ik u zonder
Ge 28:4
klommen daarlangs op en daal- Ps 105:11 mankeren het tiende deel ge-
den daarlangs af.c 13 En zie! Han 7:5 ven.”d
g Ge 13:16
Jehovah stond bovenaan, en hij Daarna zette Jakob
_ zijn
zei vervolgens: d
„Ik ben Jehovah, de God van
1Kon 4:20
h Ge 13:14
i Ge 18:18
Ge 22:18
29 voeten in beweging en reis-
de verder naar het land der oos-
uw vader ¨ Abraham
_ en de God j Ge 35:6 terlingen.e 2 Nu keek hij, en
van Isa_ ak.e Het land waarop gij Ge 46:4
zie, daar was een put in het veld,
k Ge 31:3
ligt, aan u zal ik het geven en Nu 23:19 en zie, drie kudden schapen la-
aan uw zaad.f 14 En uw zaad Joz 23:14
gen daarbij, want uit die put was
Heb 6:18
zal stellig als de stofdeeltjes van l Ex 3:6 men gewoon de kuddenf te dren-
de aarde worden,g en gij zult u Re 13:22
ken; en er lag een grote steen op
Mt 17:6
stellig uitbreiden naar het wes- m Ps 47:2 de opening van de put.g 3 Wan-
ten en naar het oosten en naar Ps 66:5 neer alle kudden daar bijeen-
Ps 68:35
het noorden en naar het zui- n Ge 35:1 gedreven waren, rolde men de
den,h en door bemiddeling van Ps 27:4 steen van de opening van de put
u en door bemiddeling van uw o Ge 31:13
af en drenkte de kleinveekud-
p Re 4:5
zaad zullen alle families van de Ho 12:4 den, waarna men de steen weer
aardbodem zich stellig zegenen.i q Ge 35:6 op zijn plaats op de opening van
Joz 16:2
15 En zie, ik ben met u en ik wil Re 1:23 de put bracht.
u behoeden, overal waar gij gaat, r Pr 5:4 4 Jakob
_ dan zei tot hen: „Mijn
en ik wil u naar deze grond te- broeders, van welke plaats zijt
rugbrengen,j want ik zal u niet 2e kolom GIJ?”, waarop zij zeiden: „Wij zijn
verlaten totdat ik metterdaad a Mt 6:30 uit Haran.”
_ h 5 Toen zei hij tot
heb gedaan wat ik tot u gespro- b Ex 15:2 hen: „Kent GIJ Laban, _ i de klein-
ken heb.”k De 26:17
zoon van Nahor?”,
_ j
waarop zij zei-
c Ge 35:1
16 Toen ontwaakte Jakob _ uit d Ge 14:20 den: „Wij kennen hem.” 6 Hier-
zijn slaap en zei: „Waarlijk, Jeho- Le 27:30 op zei hij tot hen: „Gaat het goed
Mal 3:8
vah is op deze plaats en ik voor met hem?”k Zij zeiden weer: „Het

mij wist het niet.” 17 En hij gaat goed. En daar komt zijn
werd bevreesd en voegde eraan HFDST. 29
dochter Rachel
_ l aan met de scha-

toe: l „Hoe vrees inboezemend is e Re 6:3 pen!”m 7 En hij zei verder: „Zie,


1Kon 4:30
deze plaats! m Dit is niets anders Job 1:3 het is nog volop dag. Het is niet
dan het huis van Godn en dit is de f Ge 30:40 de tijd om de kudden bijeen te
Hgl 4:1
poort van de hemel.” 18 Jakob _ g Ge 24:11 drijven. Drenkt de schapen en
dan stond ’s morgens vroeg op Ex 2:15 gaat ze dan weiden.”n 8 Hierop
Jo 4:6
en nam de steen die daar als zijn h Ge 27:43
zeiden zij: „Wij mogen dat niet
hoofdsteun lag en richtte hem Han 7:2 doen voordat alle kudden bijeen-
op als een zuil en goot er olie i Ge 24:29 gedreven zijn en men werkelijk
j Ge 24:24
bovenop.o 19 Voorts gaf hij die Ge 31:53 de steen van de opening van de
plaats de naam Bethel; p maar in
_ k Ge 43:27 put afrolt. Dan moeten wij de
1Sa 17:22
feite was de naam van de stad l Ge 31:4
schapen drenken.”
q
vroeger Luz. Ge 46:19 9 Terwijl hij nog met hen
Ru 4:11
20 Toen deed Jakob
_ een gelof- m Ex 2:16
sprak, kwam Rachel _ o
met de
te r en zei: „Indien God met mij n Ps 23:2 schapen die haar vader toebe-
zal blijven en mij stellig zal be- Hgl 1:7 hoorden, want zij was een herde-
o Ge 30:1
hoeden op deze weg die ik ga, en Ge 35:19 rin.p 10 Nu geschiedde het dat
mij stellig brood zal geven om p Ex 2:16 toen Jakob _ Rachel,
_ de dochter
43 Jakob heeft Rachel lief; huwt eerst Lea GENESIS 29:11-34
van L aban, _ de broer van zijn HFDST. 29 hebben.”a 22 Daarop vergader-
moeder, en de schapen van La- _ a Ex 2:17 de L aban _ alle mannen van de
b Ge 33:4
ban, de broer van zijn moeder, Ge 45:15
plaats en rechtte een feestmaal
b
zag, Jakob _ onmiddellijk toetrad Lu 15:20 aan. 23 Maar het bleek dat hij
Ro 16:16
en de steen van de opening van c Ge 43:30
er gedurende de avond toe over-
de put afrolde en de schapen van Ge 45:2 ging zijn dochter Lea _ te nemen
Laban,
_ de broer van zijn moeder, d Ge 13:8 en haar tot hem te brengen, opdat
Ge 14:14
drenkte.a 11 Toen kuste b Jakob _ e Ge 24:28
hij betrekkingen met haar zou
Rachel
_ en verhief zijn stem en f Ge 24:29 hebben. 24 Bovendien gaf La- _
barstte in tranen uit.c 12 Daar- g Han 20:37 ban zijn dienstmaagd Z _ilpa c
op vertelde Jakob _ aan Rachel_ h Re 9:2 aan haar, ja, aan zijn dochter
2Sa 5:1
dat hij de broeder d van haar va- i Ge 27:43
L ea,
_ tot dienstmaagd. 25 Het
der was en dat hij de zoon van Ge 28:5 gevolg was dus ’s morgens dat,
Rebekka
_ was. En zij snelde weg j De 25:4
1Ti 5:18
zie, het was Lea! _ Dientengevol-
en ging het aan haar vader ver- k Ge 30:28 ge zei hij tot Laban: _ „Wat hebt
tellen.e Ge 31:7 gij mij nu aangedaan? Heb ik niet
l Ge 30:19
13 Nu geschiedde het dat zo- Ge 46:15
om Rachel _ bij u gediend? Waar-
dra Laban _ het bericht over Ja- _ Ru 4:11 om hebt gij mij dan bedrogen?”d
kob, de zoon van zijn zuster,
m Ge 30:25
Ge 35:16
26 Hierop zei Laban: _ „Het is in
hoorde, hij hem tegemoet snelde.f n Ge 12:11 onze plaats niet gebruikelijk om
Toen omhelsde hij hem en kuste
Ge 24:16 zo´ te ´ doen, om de jongste vrouw
Es 2:7
hem en bracht hem in zijn huis.g o Ge 31:41
voor de eerstgeborene te geven.
En hij ging Laban _ al deze din- Ge 34:12 27 Vier e de week van deze vrouw
gen verhalen. 14 Daarna zei
p Ps 12:2 helemaal uit. Daarna zal u stellig
q Ge 30:26
Laban tot hem: „Gij zijt inder- ook deze andere vrouw worden
_ Ho 12:12
r Hgl 8:6 gegeven voor de dienst waarmee
daad mijn been en mijn vlees.”h
gij nog zeven jaar bij mij kunt
Hij dan woonde een volle maand
dienen.”f 28 Jakob _ dan deed zo
bij hem. 2e kolom
en vierde de week van deze
15 Daarna zei Laban _ tot Jakob: _ a Ru 4:13
vrouw helemaal uit, waarna hij
Sp 5:18
„Zijt gij mijn broeder,i en moet 1Kor 7:3 hem zijn dochter Rachel _ tot
gij mij om niet dienen? Zeg j b Re 14:10
Mt 22:2 vrouw gaf. 29 Bovendien gaf
mij: Wat moet uw loon zijn?”k Opb 19:9 Laban
_ zijn dienstmaagd B _ilhag
16 Laban_ nu had twee dochters. c Ge 16:1
aan zijn dochter Rachel _ als haar
Ge 30:9
De naam van de oudste was Lea _ l Ge 46:18 dienstmaagd.
en de naam van de jongste Ra- _ d Ge 31:7
30 Toen had hij ook met Ra- _
chel. 17 De ogen van Lea _ ech- Ge 31:42
Le 19:11 chel betrekkingen en bracht ook
ter hadden geen glans, terwijl Mt 5:37
meer liefde tot uitdrukking voor
m daarentegen schoon van 2Kor 4:2
Rachel
_ e De 24:5 Rachel _ dan voor Lea, _ h en hij ging
gestalte en schoon van gelaat Ps 19:5 nog eens zeven jaar bij hem die-
was geworden.n 18 En Jakob _ f Ge 31:41
nen.i 31 Toen Jehovah nu zag
was verliefd op Rachel. _ Daarom g Ge 30:3
Ge 35:22 dat Lea _ gehaat werd, opende hij
zei hij: „Ik ben bereid u zeven h De 21:15 voorts haar schoot,j maar Ra- _
jaar te dienen voor Rachel, _ uw i Ho 12:12
chel was onvruchtbaar.k 32 En
jongste dochter.”o 19 Hierop j Ge 46:15
Ru 4:11 L ea _ werd zwanger en baarde
zei Laban:_ „Het is beter dat ik k Ge 30:22 een zoon en gaf hem toen de
haar aan u geef dan dat ik haar l Ge 35:22 naam Ruben, _ l want zij zei: „Het
Ge 37:22
aan een andere man geef.p Blijf Ge 49:3 is omdat Jehovah mijn ellende
bij mij wonen.” 20 Vervolgens Ex 6:14 heeft aangezien,m want nu zal
1Kr 5:1
diende Jakob _ zeven jaar om Ra- _ Opb 7:5 mijn man van mij gaan houden.”
chel,q maar wegens zijn liefde m Ge 30:20 33 En zij werd wederom zwanger
1Sa 1:6
voor haar bleken ze in zijn ogen Lu 1:25 en baarde een zoon en zei toen:
als slechts enkele dagen te zijn.r n Ge 30:6 „Het is omdat Jehovah heeft ge-
Ps 34:15
21 Toen zei Jakob _ tot Laban: _ luisterd,n want ik werd gehaat en
o Ge 34:25
„Geef [mij] mijn vrouw, want Ge 42:24 daarom heeft hij mij ook deze ge-
mijn dagen zijn verstreken, en Ge 49:5
1Kr 4:24
geven.” Derhalve gaf zij hem de
laat mij betrekkingen met haar Opb 7:7 naam S _imeon.o 34 En zij werd
GENESIS 29:35–30:23 Jakobs bijvrouwen. Rachel kinderloos 44
nog eens zwanger en baarde een HFDST. 29 de Z _ilpa, Lea’s _ dienstmaagd, Ja- _
zoon en zei toen: „Ditmaal nu a Ge 34:25
Ge 49:5
kob een tweede zoon. 13 Toen
zal mijn man zich bij mij voe- Ex 6:16 zei Lea: _ „Met mijn geluk! Want de
Nu 3:12
gen, omdat ik hem drie zonen heb 1Kr 6:1 dochters zullen mij stellig geluk-
gebaard.” Daarom werd hem de Opb 7:7 kig prijzen.”a Daarom gaf zij hem
b Ge 35:23
_ a gegeven. 35 En zij
naam Levi Ge 37:26 de naam Aser._ b
Ge 38:15
werd nogmaals zwanger en baar- Ge 44:18 14 Nu ging Ruben _ c
in de dagen
de een zoon en zei toen: „Dit- Ge 49:8 van de tarweoogstd uit wandelen
1Kr 2:3
maal zal ik Jehovah prijzen.” Zij Opb 5:5 en hij vond toen alruinen in het
gaf hem daarom de naam Juda. b Opb 7:5
_ veld. Hij dan bracht ze naar zijn
Daarna hield zij op met baren.
moeder Lea. _ Toen zei Rachel _ tot
HFDST. 30
Toen Rachel _ nu zag dat zij L ea:
_ „Geef mij alstublieft wat
30 Jakob
_
gebaard, werd Rachel
geen [kinderen] had
_ jaloers op
c Ge 16:5
1Sa 1:6
Sp 14:30
van de alruinene van uw zoon.”
15 Hierop zei zij tot haar: „Is
Tit 3:3
haar zuster en zei vervolgens tot d Nu 11:15 het soms een kleinigheid dat gij
Jakob:
_ c „Geef mij kinderen of 1Sa 1:10
Jer 20:18
mijn man hebt genomen,f dat gij
anders zal ik een dode vrouw e Ef 4:26 nu ook nog de alruinen van mijn
Kol 3:19
zijn.” d 2 Hierop ontbrandde Ja- _ f 1Sa 1:5 zoon neemt?” Rachel _ dan zei:
kobs toorn tegen Rachel _ en hij Ps 127:3 „Daarom zal hij vannacht bij u
Ho 9:11
zei: e „Neem ik soms de plaats g Ge 29:29 liggen, in ruil voor de alruinen
van God in, die u de vrucht h Ge 16:2
Ge 50:23
van uw zoon.”
van de buik heeft onthouden?”f Ru 4:17 16 Toen Jakob _ ’s avonds van
i Ge 22:24
3 Zij dan zei: „Hier is mijn sla- Ge 25:6 het veld kwam,g ging Lea _ hem te-
vin B _ilha.g Heb betrekkingen met Ge 35:22
gemoet en zei vervolgens: „Met
¨ j Ge 16:15
haar, opdat zij op mijn knieen k Re 11:27 mij zult gij betrekkingen heb-
Ps 26:1
kan baren en opdat ik, ja ik, kin- Ps 75:7 ben, want ik heb u rechtstreeks
deren van haar kan krijgen.”h l Ge 35:25
Ge 46:23
gehuurd met de alruinen van
4 Daarop gaf zij hem haar dienst- Ge 49:16 mijn zoon.” Bijgevolg lag hij die
m Ge 35:25
maagd B _ilha tot vrouw, en Ja- _ Ge 46:24
nacht bij haar.h 17 En God ver-
kob had betrekkingen met haar.i Ge 49:21 hoorde Lea _ en zij werd zwanger
De 33:23
5 En B _ilha werd zwanger en Opb 7:6 en baarde Jakob _ mettertijd een
baarde Jakob _ mettertijd een zoon.j n Ge 35:26
o Ge 49:19
vijfde zoon.i 18 Toen zei L ea: _
6 Toen zei Rachel: _ „God is als Nu 32:33 „God heeft mij het loon van een
Opb 7:5
mijn rechter opgetreden k en huurling gegeven, omdat ik mijn

heeft ook naar mijn stem ge- dienstmaagd aan mijn man heb
luisterd, zodat hij mij een zoon 2e kolom gegeven.” Daarom gaf zij hem
heeft gegeven.” Daarom gaf zij j
a Hgl 6:9
Lu 1:48
de naam Issaschar.
_ 19 En Lea _
hem de naam Dan.l 7 En B _ilha, b Ge 35:26 werd nogmaals zwanger en baar-
Ge 46:17
Rachels
_ dienstmaagd, werd nog- Ge 49:20 de Jakob
_ mettertijd een zesde
maals zwanger en baarde Ja- _ De 33:24
Opb 7:6
zoon.k 20 Toen zei L ea: _ „God
kob mettertijd een tweede zoon. c Ge 29:32 heeft mij, ja mij, begiftigd met
d Ex 34:22
8 Toen zei Rachel: _ „Met moeiza- Jo 4:35
een goed geschenk. Eindelijk zal
me worstelingen heb ik met mijn e Hgl 7:13 mijn man mij dulden,l omdat ik
f Ge 29:30
zuster geworsteld. Ook ben ik als g Lu 2:8 hem zes zonen heb gebaard.”m
overwinnares te voorschijn ge- h 1Kor 7:3 Daarom gaf zij hem de naam Ze- _
i Ps 65:2
komen!” Daarom gaf zij hem de Lu 1:13 bulon.n 21 En daarna baarde
naam Naftali. m
_ j Ge 35:23
Ge 46:13
zij een dochter en gaf haar toen
9 Toen L ea _ nu zag dat zij Ge 49:14 de naam D _ina.o
De 33:18
had opgehouden te baren, nam 1Kr 12:32 22 Ten slotte gedacht God Ra- _
zij vervolgens haar dienstmaagd Opb 7:7
k Ru 4:11
chel, en God verhoorde haar
Z _ilpa en gaf haar aan Jakob _ tot l Ge 29:32 doordat hij haar schoot open-
Ps 127:3
vrouw. n 10 Mettertijd baarde m Ge 35:23 de.p 23 En zij werd zwanger
Z _ilpa, Lea’s _ dienstmaagd, Jakob _ Ge 46:15 en baarde een zoon. Toen zei zij:
n Ge 46:14
een zoon. 11 Toen zei Lea: _ „Met Ge 49:13 „God heeft mijn smaad wegge-
goed fortuin!” Daarom gaf zij hem De 33:18
Opb 7:8
de naam Gad.o 12 Daarna baar- o Ge 34:1 p Ge 29:31; 1Sa 1:6; Ps 113:9.
45 Jozef geboren. Jakobs loon; zijn voorspoed GENESIS 30:24-42
nomen!”a 24 Daarom gaf zij hem HFDST. 30 34 Hierop zei Laban: _ „Welnu,
de naam Jozef b en zei: „Jehovah
_ a Jes 54:1 dat is voortreffelijk! Het geschie-
Lu 1:25
voegt mij nog een andere zoon a
de naar uw woord.” 35 Toen
erbij.” b Ge 35:24 zonderde hij op die dag de ge-
Ge 45:4
25 Het geschiedde dan toen Ra- _ De 33:13 streepte en bonte bokken en alle
chel Jozef_ had gebaard, dat Jakob_ Han 7:9 gespikkelde en bonte geiten af,
Opb 7:8
onmiddellijk tot Laban_ zei: „Zend alles waaraan maar iets wits was
mij heen, opdat ik naar mijn plaats c Ge 28:15 en alles wat donkerbruin was on-
Ge 31:13
en naar mijn land kan gaan. c der de jonge rammen, maar hij
26 Geef [mij] mijn vrouwen en d Ge 31:41 gaf ze in handen van zijn zonen.
mijn kinderen, voor wie ik bij u Ho 12:12 36 Daarna stelde hij een afstand
heb gediend, opdat ik kan gaan; van drie dagreizen tussen zich-
e Ge 12:3
want gijzelf weet heel goed welke Ge 39:3 zelf en Jakob, _ en Jakob _ weidde
dienst ik voor u heb verricht.”d de overgebleven kleinveekudden
f Ge 31:7
27 Toen zei Laban_ tot hem: „In- Le 19:13 van Laban.
_
dien ik nu gunst in uw ogen heb 37 Toen nam Jakob _ voor zijn
g Ge 31:38
gevonden — ik heb de voortekens Ef 6:8
gebruik nog vochtige stokken
b en van de
zodanig opgevat dat Jehovah mij van de storaxboom
om u zegent.”e 28 En hij voeg- h Ps 107:38 amandelboomc en van de plataan-
de eraan toe: „Bepaal wat uw loon boom,d en schilde daaraan wit
i Ge 32:10
bij mij zal zijn en ik zal het ge- 1Ti 5:8 geschilde plekken door het wit
ven.”f 29 Hij dan zei tot hem: dat aan de stokkene was, bloot te
„Gijzelf weet heel goed hoe ik u j Ps 118:8
Heb 13:5
leggen. 38 Ten slotte legde hij
heb gediend en hoe het met uw de´ ´ stokken die hij had geschild,
g
kudde ´ ´ bij mij is gegaan;
30 dat k Ge 46:34 voor het kleinvee, in de goten,
Ge 47:3
gij voor mijn komst eigenlijk maar in de waterdrinkbakken,f waar
weinig hadt, en het heeft zich ver- l 1Sa 25:7 de kleinveekudden altijd kwamen
volgens uitgebreid tot een menig- Ho 12:12 drinken, opdat ze, ´ wanneer ´ ze
te, doordat Jehovah u heeft geze- m Ge 31:7
kwamen drinken, voor [de stok-
gend sinds ik binnentrad.h Nu dan, De 24:15 ken] bronstig zouden worden.
1Kon 5:6
wanneer zal ik ook eens iets voor Job 7:2 39 Dientengevolge werden de
mijn eigen huis kunnen doen?”i Jer 22:13
kleinveekudden telkens bronstig
1Ti 5:18 ´ ´
31 Toen zei hij: „Wat zal ik u voor de stokken, en de kleinvee-
geven?” Vervolgens zei Jakob: _ n Mal 3:5 kudden wierpen dan gestreepte,
„Gij zult mij helemaal niets ge- gespikkelde en bonte [jongen].g
o Ex 22:1
ven! j Indien gij deze zaak voor 40 En Jakob _ zonderde de jonge

mij zult doen, zal ik uw kleinvee rammen af en vervolgens keer-
2e kolom
opnieuw weiden.k Ik zal het blij- de hij de koppen van de kleinvee-
ven hoeden.l 32 Ik wil vandaag a Ge 31:8 kudden naar het gestreepte en al
uw hele kleinveestapel langs- b Ho 4:13
het donkerbruine onder de klein-
gaan. Zondert gij daarvan elk veekudden van Laban. _ Toen zet-
schaap dat gespikkeld en bont is c Nu 17:8 te hij zijn eigen kudden apart en
Pr 12:5
af en elk donkerbruin schaap on- zette ze niet bij de kleinveekud-
der de jonge rammen en wat bont d Ez 31:8 den van Laban. _ 41 En het ge-
en gespikkeld is onder de geiten. schiedde altijd dat telkens als de
Daarna moeten zulke mijn loonm e Nu 21:18
Za 11:7
sterke h kleinveekudden bronstig
zijn. 33 En mijn juiste handel- werden, Jakob _ de stokken in de
´ ´
wijze moet voor mij getuigen op f Ge 24:20 goteni legde, voor de ogen van
welke toekomstige dag gij ook de kleinveekudden, opdat ze bij
g Ge 31:10
moogt komen om mijn loonn te de stokken bronstig zouden wor-
bezien; alles wat niet gespikkeld h Job 39:4 den. 42 Maar wanneer de klein-
en bont is onder de geiten en veekudden zwakte vertoonden,
donkerbruin onder de jonge ram- i Ex 2:16 legde hij ze daar niet. Zo kreeg
men, is gestolen goed indien het j Ge 31:9
Laban
_ altijd de zwakke [dieren],
bij mij is.”o Ge 32:5 maar Jakob _ de sterke.j
¨
GENESIS 30:43–31:24 Jakob trekt op Gods aanwijzing naar Kanaan 46
43 En de man bleef zich steeds HFDST. 30 op en zie hoe alle bokken die het
meer uitbreiden en hij kreeg a Ge 32:5 kleinvee bespringen gestreept,
Ge 36:7
grote kleinveekudden en dienst- gespikkeld en gevlekt zijn, want

maagden en dienstknechten en ik heb alles gezien wat Laban _ u
kamelen en ezels.a HFDST. 31
aandoet.a 13 Ik ben de [ware]
God van Bethel, b
Na verloop van tijd kreeg
b Ge 30:33 _ waar gij een
31 hij de woorden van de zo-
nen van Laban _ te horen, die zei-
Pr 4:4
c Ge 30:27
1Sa 18:9
zuil hebt gezalfdc en waar gij mij
een gelofte hebt gedaan.d Sta nu
den: „Jakob
_ heeft alles genomen d Ge 28:15 op, ga weg uit dit land en keer
Ge 32:9
wat onze vader toebehoorde; en Ge 35:27
terug naar uw geboorteland.’ ”e
uit hetgeen onze vader toebe- e Jes 41:10 14 Hierop antwoordden Rachel _
hoorde, heeft hij al deze rijkdom Ro 8:31 en Lea _ en zeiden tot hem: „Is er
Heb 13:5
opgehoopt.”b 2 Wanneer Jakob _ soms nog een deel van de erfenis
f Ge 30:27
maar ook naar Labans _ gezicht voor ons in het huis van onze
g Ge 48:15
keek, zie, het was niet meer je- vader? f 15 Worden wij in feite
h Ge 30:29
gens hem zoals vroeger.c 3 Ten Ef 6:8 door hem niet als buitenlanders
slotte zei Jehovah tot Jakob: _
Kol 3:23 beschouwd, aangezien hij ons
„Keer terug naar het land van i Ps 37:28 heeft verkocht, zodat hij zelfs
Pr 8:12
uw vaderen en naar uw bloed- Jes 54:17 van het geld dat voor ons is ge-
verwanten,d en ik zal met u blij-
1Pe 3:13 geven, voortdurend blijft eten? g
ven.”e 4 Toen liet Jakob _ Rachel
_
j Ge 30:32 16 Want alle rijkdom die God
en L ea
_ naar het veld bij zijn k Sp 13:22 onze vader heeft ontnomen, is
kleinvee roepen, 5 en hij zei l Nu 12:6 van ons en van onze kinderen.h
tot hen: m Ge 30:39 Nu dan, doe alles wat God u ge-
„Ik zie aan het gezicht van UW
n Jes 6:8 zegd heeft.”i
vader dat hij jegens mij niet 17 Toen stond Jakob _ op en til-
meer zo is als vroeger; f maar de 2e kolom de zijn kinderen en zijn vrouwen
God van mijn vader heeft bewe- a Ge 29:25 op de kamelen; j 18 en vervol-
Ge 31:39
zen met mij te zijn.g 6 En GIJ De 24:15
gens dreef hij zijn gehele kudde
weet stellig zelf dat ik UW vader b Ge 12:8
voort en alle have die hij ver-
met al mijn kracht heb gediend.h Ge 35:15 gaard had,k de door hem ver-
7 En UW vader heeft met mij ge- c Ge 28:18 worven kudde die hij in Paddan- _
Ge 35:14
speeld en hij heeft mijn loon tien- Aram
_ vergaard had, ¨ ten einde
d Ge 28:22
maal veranderd, maar God heeft De 23:21 naar zijn vader ¨ Isa
_ ak, naar het
niet toegelaten dat hij mij be- Pr 5:4 land Kana_ an, te gaan.l
nadeelde.i 8 Als hij op een ge- e Ge 37:1 19 Laban
_ nu was zijn schapen
geven moment zei: ’De gespik- f Nu 27:4 gaan scheren. Onderwijl stal Ra- _
kelde zullen uw loon worden’, dan g Ge 31:41
Ho 12:12
chel de terafimm die haar vader
wierp al het kleinvee gespikkel- toebehoorden. ¨ 20 Jakob _ leidde
h Ge 31:1
de; maar zei hij daarentegen: ’De Laban,
_ de Syrier, dus om de tuin,
i Ge 31:3
gestreepte zullen uw loon wor- Ge 32:9 want hij had hem niet verteld dat
den’, dan wierp al het kleinvee Ps 45:10 hij wilde weglopen. 21 Hij dan
gestreepte.j 9 Zo bleef God de j Ge 33:13 liep weg en stond op en trok de
kudde van UW vader wegnemen k Ge 30:43 Riviern over, hij met alles wat hij
en aan mij geven.k 10 Ten laat- l Ge 35:27 had. Daarna richtte hij zijn aan-
ste gebeurde het in de bronst- m Ge 31:14 gezicht naar het bergland van
Ge 31:30
tijd van het kleinvee, dat ik mijn Ge 35:2 G _ilead.o 22 Later, op de derde
ogen opsloeg en in een droom- Joz 24:2
Ez 21:21
dag, werd aan L aban _ meege-
gezichtl zag, en zie, de bokken Za 10:2 deeld dat Jakob _ weggelopen was.
die het kleinvee besprongen, wa- n Ge 15:18 23 Daarop nam hij zijn broe-
ren gestreept, gespikkeld en ge- o Nu 32:1 ders met zich mee en zette hem
vlekt.m 11 Toen zei de engel p Ps 10:2 over een afstand van zeven dag-
van de [ware] God tot mij in de q Ge 20:3 reizen achternap en haalde hem
droom: ’Jakob!’,
_ waarop ik zei: Mt 27:19
in het bergland van G _ilead in.
’Hier ben ik.’n 12 En hij ver- r Ge 25:20
De 26:5
24 Toen kwam God ’s nachts ¨ in
volgde: ’Sla alstublieft uw ogen Ho 12:12 een droomq tot Laban, _ de Syrier,r
47 Laban twist met Jakob GENESIS 31:25-42
en zei tot hem: „Wacht u ervoor, HFDST. 31 wenzadel van de kameel gelegd,
dat gij met Jakob _ ook maar goed a Ge 24:50 en zij bleef erop zitten. Laban _
Nu 24:13
of kwaad gaat spreken.”a Ps 105:15 dan ging de hele tent doortasten,
25 Laban_ dan naderde Jakob, _ b Ge 2:24
maar hij vond ze niet. 35 Toen
daar Jakob
_ zijn tent op de berg c Ps 98:5
zei zij tot haar vader: „Laat er
had opgeslagen en L aban _ zijn geen toorn in de ogen van mijn
d Ex 15:20
broeders in het bergland van G _i- Job 21:12 heera opflikkeren dat ik niet in
lead had gelegerd. 26 Toen zei Ps 149:3 staat ben voor u op te staan, want
Laban
_ tot Jakob:_ „Wat hebt gij e Ge 31:55 wat voor vrouwen gewoon is, is
gedaan, dat gij uw toevlucht er- f Ps 52:1 over mij.”b Hij zocht dus zorgvul-
toe genomen hebt mij om de tuin Jo 19:10 dig verder, maar vond de tera-
te leiden en mijn dochters weg g Ge 31:7 fimc niet.
Ge 31:24
te drijven als gevangenen die Han 5:39 36 En Jakob
_ werd toornig d en
door het zwaard zijn veroverd? b h Ge 31:19
ging ruzie maken met Laban,
_ en
27 Waarom moest gij in het ge- Ge 35:2 Jakob
_ gaf Laban
_ verder ten ant-
Re 18:24
heim weglopen en mij om de tuin Jes 37:12 woord: „Wat is mijn opstandig-
leiden en hebt [het] mij niet mee- Han 19:26 heid,e wat mijn zonde, dat gij
1Kor 10:14
gedeeld, opdat ik u met vreug- mij zo heftig hebt achtervolgd? f
i Ge 31:43
debetoon en met liederen,c met 37 Nu gij al mijn huisraad hebt
tamboerijn en met harp d uitgelei- j Ge 44:9 doortast, wat hebt gij gevonden
de had kunnen doen? 28 En gij k Ge 30:33 van al het huisraad van uw huis? g
hebt mij geen kans gegeven om l Ge 31:19 Leg het hier neer voor mijn broe-
mijn kinderen en mijn dochters m Ge 46:18
ders en uw broeders,h en laat
te kussen.e Nu hebt gij dwaas ge- Ge 46:25 hen tussen ons beiden beslis-
handeld. 29 Het is in de macht sen.i 38 Het is nu twintig jaar
van mijn hand ulieden kwaad 2e kolom dat ik bij u geweest ben. Uw
te doen,f maar de God van UW a Ge 18:12
ooien en uw geiten hebben geen
vader heeft vannacht tot mij ge- Le 19:3 misdracht gehad,j en de ram-
Ef 6:2
sproken en gezegd: ’Wacht u er- men van uw kleinveestapel heb
voor, met Jakob _ ook maar goed b Le 15:19
Ez 22:10
ik nooit gegeten. 39 Een ver-
of kwaad te spreken.’g 30 Gij scheurd dier heb ik niet bij u ge-
c Ge 31:19
zijt nu in feite wel heengegaan, 2Kon 23:24 bracht.k Ik droeg altijd ´ zelf het
´
omdat gij zo intens vurig naar Za 10:2 verlies ervan. Of er nu een over-
het huis van uw vader hebt ver- d Ge 30:2 dag werd gestolen of ’s nachts
Sp 19:11
langd, maar waarom hebt gij mijn Ef 4:26 werd gestolen, gij zijt het altijd
godenh gestolen?” e 1Sa 24:11
van mijn hand komen eisen. l
31 Toen gaf Jakob _ Laban_ ten Ps 59:3 40 Ik heb wel meegemaakt dat
antwoord: „Omdat ik bevreesd f Klg 4:19 overdag de hitte mij verteerde en
was.i Want ik zei bij mijzelf: ’Gij g Ex 22:8
’s nachts de koude, en meermalen
mocht mij uw dochters eens ont- week de slaap van mijn ogen.m
h Ge 13:8
rukken.’ 32 Wie het ook is bij 41 Ik ben nu twintig jaar in uw
i 1Sa 12:3
wie gij uw goden moogt vinden, 1Ti 5:19
huis geweest. Veertien jaar heb
laat hem niet leven.j Onderzoek j Ge 30:27
ik u gediend om uw twee doch-
zelf in tegenwoordigheid van Job 21:10 ters en zes jaar om uw kleinvee,
onze broeders wat er bij mij is en k Ex 22:13 en gij hebt mijn loon wel tien-
neem [dat] voor u.”k Jakob _ wist 1Sa 17:34 maal veranderd.n 42 Indien de
echter niet dat Rachel _ ze gesto- l Sp 29:7 God van mijn vader,o de God
Klg 3:36
len had.l 33 Laban _ ging dus de van Abraham
_ ¨ en de Geduchte
tent van Jakob_ en de tent van m Ge 47:9
Kol 3:23
van Isa_ ak,p niet werkelijk aan
Lea_ en de tent van de twee sla- mijn zijde was geweest, zoudt gij
n Ge 31:7
vinnenm binnen, maar vond ze mij nu met lege handen hebben
niet. Ten slotte kwam hij uit o Ge 28:13
Ge 31:29
weggezonden. Mijn ellende en de
Lea’s
_ tent en ging toen Rachels _ moeizame arbeid van mijn han-
p Ge 31:53
tent binnen. 34 Rachel _ nu had Jes 8:13 den heeft God gezien, en daarom
de terafim genomen en ze ver- q Ge 31:24
heeft hij u vannacht terechtge-
volgens in de mand van het vrou- Ps 31:7 wezen.”q
GENESIS 31:43–32:10 Verbond te Gal-Ed. Engelen bij Jakob 48
43 Toen gaf Laban _ Jakob
_ ten HFDST. 31 55 Maar Laban
_ stond ’s morgens
antwoord: „De dochters zijn mijn a Ge 26:28 vroeg op en kuste a zijn kinderen
Ga 3:15
dochters en de kinderen mijn en zijn dochters en zegende hen.b
b Ge 21:30
kinderen en het kleinvee is mijn Joz 22:27 Toen ging Laban
_ op weg om naar
kleinvee, en alles wat gij ziet, is 3Jo 12
zijn eigen plaats c terug te keren.
c Ge 28:18
van mij en van mijn dochters.
En wat Jakob
_ betreft, hij
Wat kan ik dan heden tegen hen
of tegen hun kinderen die zij
d Joz 4:7
Joz 4:20
Joz 24:26
32 ging zijns weegs, en de en-
gelen van God ontmoetten hem
gebaard hebben, doen? 44 Nu e Ge 31:23
nu.d 2 Onmiddellijk zei Jakob, _
dan, kom, laten wij een verbond f 2Kr 16:9
Sp 5:21 met dat hij hen zag: „Dit is het
sluiten,a ik en gij, en het moet Sp 15:3
kamp van God!”e Daarom gaf¨ hij
tot een getuige dienen tussen g Mal 2:15
die plaats de naam Mahana_ ım.f
mij en u.”b 45 Dientengevolge Kol 3:19

nam Jakob _ een steen en richtte h Re 11:10 3 Toen zond Jakob_ bodeng voor
1Sa 12:5
die op als een zuil.c 46 Toen zei Mal 2:14
zich uit naar zijn ¨ h broer Esau,
_
Jakob
_ tot zijn broeders: „Raapt i Ge 31:45 naar het land Se_ ır, het veld van
Edom, i 4 en hij gebood hun en
stenen bijeen!” Waarop zij ste- j Joz 4:6 _
nen namen en een hoop maak- k Ge 17:7 zei: „Dit zult GIJ tot mijn heer,j
ten.d Daarna aten zij daar op de
Lu 20:37 tot Esau,
_ zeggen: ’Dit heeft uw
[steen]hoop. 47 Voorts noem-
l Joz 24:2 knecht Jakob
_ gezegd: „Bij Laban _
de Laban _ hem Jegar-Sahad
_ utha,
_
m Ge 31:42
heb ik als vreemdeling vertoefd
n Ge 18:5
maar Jakob _ noemde hem Gal-Ed. Ps 104:15
en ik ben daar lange tijd, tot nu
48 En L aban_ zei vervolgens: toe, gebleven.k 5 En ik ben in

„Deze hoop is heden een getuige het bezit gekomen van stieren en
2e kolom
tussen mij en u.” Daarom gaf hij ezels, schapen, en dienstknech-
a Ge 31:28
hem de naam Gal-Ed,e 49 en ten en dienstmaagden,l en ik zou
b Ge 24:60
De Wachttoren, want hij zei: het mijn heer graag laten weten,
c Ge 27:43
„Moge Jehovah de wacht houden Ge 28:2 opdat ik gunst in uw ogen moge
tussen mij en u, wanneer wij on-
vinden.” ’ ”m
zichtbaar voor elkaar gelegerd HFDST. 32 6 Na verloop van tijd keerden
zijn.f 50 Indien gij mijn doch- d Ps 34:7
de boden tot Jakob
_ terug en zei-
ters gaat kwelleng en indien gij e Lu 2:13
den: „Wij zijn bij uw broer Esau _
behalve mijn dochters andere f 2Sa 17:24
gekomen, en hij komt u ook reeds
vrouwen gaat nemen, er is geen Hgl 6:13 tegemoet, met vierhonderd man
mens bij ons. Zie! God is getui- g Lu 9:52 bij zich.”n 7 En Jakob _ werd zeer
Lu 14:32
ge tussen mij en u.”h 51 En La- _ h Ge 27:39
bevreesd en kreeg het benauwd.o
ban zei verder tot Jakob: _ „Zie, Ge 36:8 Daarom verdeelde hij het volk
De 2:5
deze hoop, en zie, de zuil die ik Joz 24:4
dat bij hem was en de kleinvee-
heb opgericht tussen mij en u. i Ge 25:30
kudden en de runderen en de ka-
52 Deze hoop is getuige, en de Re 5:4 melen in twee kampen,p 8 en
zuil is iets wat getuigenis aflegt,i j Ge 23:6 hij zei: „Indien Esau _ op het ene
Ro 12:10
dat ik deze hoop stellig niet zal kamp afkomt en het aanvalt, dan
k Ge 31:41
voorbijtrekken tegen u en dat gij l Ge 30:43
zal er stellig een kamp overblij-
deze hoop en deze zuil niet zult Ge 33:11 ven om ontkoming te vinden.”q
voorbijtrekken tegen mij, ten m Ge 33:8 9 Daarna zei Jakob: _ „O God
Ge 47:25
kwade.j 53 Moge de god van van mijn vader Abraham_ ¨ en God
k en de god van Nahor l n Ge 33:1
Abraham
_ _ van mijn vader Isa r
_ ak, o Jehovah,
o Ge 27:41
tussen ons oordelen, de god van Ge 32:11 gij die tot mij zegt: ’Keer terug
hun vader.” Jakob _ zwoer echter p Sp 2:11 naar uw land en naar uw bloed-
bij ¨de Geduchte van zijn vader Pr 9:18
verwanten en ik zal u stellig wel-
q Ge 33:1
_ ak.m
Isa doen’,s 10 ik ben al de liefde-
r Ex 3:6
54 Daarna offerde Jakob _ een 1Pe 5:7 rijke goedheden en al de trouw
slachtoffer op de berg en nodig- s Ge 31:3 die gij jegens uw knecht hebt
de zijn broeders uit om broodn Ge 31:13 betracht,t niet waardig, want
te eten. Bijgevolg aten zij brood t Ge 28:15
Ps 100:5
slechts met mijn staf trok ik over
en overnachtten op de berg. Mi 7:20 deze Jorda_ an,
_ en nu ben ik tot
49 Jakob zendt Esau geschenk; worstelt met engel GENESIS 32:11-32
twee kampen geworden.a 11 Ik HFDST. 32 21 Het geschenk ging dus voor
bid u, bevrijd mijb uit de hand a Ge 28:10 hem uit naar de overkant, maar
Ge 30:43
van mijn broer, uit Esau’s
_ hand, Ge 32:7 zelf bracht hij die nacht in het
Ps 113:7
want ik ben bevreesd voor hem, kamp door.a
dat hij misschien komt en mij b Ps 34:4
Ps 107:19 22 Later gedurende die nacht
stellig, met moeder en kinderen, 2Pe 2:9 stond hij op en nam zijn twee
aanvalt.c 12 En gij, gij hebt ge- c Ge 27:41 vrouwenb en zijn twee dienst-
zegd: ’Ik zal u ongetwijfeld wel- Ps 112:8
Sp 18:19 maagdenc en zijn elf jonge zonend
doen en uw zaad stellig maken en trok de doorwaadbare plaats
d Ge 28:14
als de zandkorrels der zee, die Ge 46:3 van de Jabbok
_ e
over. 23 Hij nam
wegens het grote aantal niet ge- Ex 1:7
Ex 32:13 hen dus en bracht hen over het
teld kunnen worden.’ ”d Han 7:17
stroomdal,f en hij bracht wat hij
13 En hij bleef daar die nacht e Ge 33:10 had naar de overkant.
Sp 18:16
nog over. Toen nam hij van wat Ro 12:20 24 Ten slotte bleef Jakob _ al-
in zijn hand was gekomen, een f Ge 30:43 leen achter. Nu ging er een man
geschenk voor zijn broer Esau: e
_ met hem worstelen totdat de da-
g Ge 33:8
14 tweehonderd geiten en twin- Mt 10:16 geraad opklom.g 25 Toen hij nu
tig bokken, tweehonderd ooien h Ge 32:13 zag dat hij niet over hem had
en twintig rammen, 15 dertig 1Sa 25:27
gezegevierd,h raakte hij voorts
zogende kamelen en hun jongen, i Ge 33:8
de gewrichtsholte van zijn dij-
Lu 14:32
veertig koeien en tien stieren,
j Sp 13:17
been aan; en de gewrichtshol-
twintig ezelinnen en tien volwas-
te van Jakobs_ dijbeen werd ont-
sen ezels.f k Sp 25:13
zet bij zijn worsteling met hem.i
16 Daarna gaf hij de ene kud- l Ge 43:11
26 Daarna zei hij: „Laat mij gaan,
1Sa 25:18
de na de andere afzonderlijk aan Sp 17:8
want de dageraad is opgeklom-
zijn knechten over en zei herhaal- m Ps 133:1 men.” Hierop zei hij: „Ik zal u niet
delijk tot zijn knechten: „Trekt Sp 6:3
laten gaan, tenzij gij mij eerst ze-
voor mij uit naar de overkant,
gent.”j 27 Derhalve zei hij tot
en GIJ dient een ruimte open te la- 2e kolom
hem: „Hoe is uw naam?”, waar-
ten tussen kudde en kudde.”g a Ge 32:13
op hij zei: „Jakob.”
_ 28 Toen zei
17 Verder gebood hij de eerste b Ge 29:30
hij: „Uw naam zal niet langer
en zei: „Ingeval mijn broer Esau _ Ru 4:11
Jakob
_ ¨ worden genoemd, maar
u ontmoet en u als volgt vraagt: c Ge 30:3
Ge 30:9 Isra
_ el,k want gij hebt met God
’Wie behoort gij toe, en waar
gaat gij heen en aan wie behoren d Ge 30:26 en met mensen gestreden,l zo-
´ ´ dat gij ten laatste hebt gezege-
die daar voor u toe?’, 18 dan e De 3:16

moet gij zeggen: ’Aan uw knecht,


Re 11:13 vierd.” 29 Op zijn beurt infor-
aan Jakob.
_ Een geschenk is het,h f Joz 12:2 meerde Jakob _ en zei: „Zeg mij
gezonden aan mijn heer,i aan g Ho 12:3 alstublieft uw naam.” Hij zei ech-
Esau,
_ en zie! hijzelf komt ook h Ho 12:4 ter: „Waarom informeert gij naar
achter ons aan.’ ” 19 Vervolgens i Ge 32:32
mijn naam?”m Toen zegende hij
hem daar. 30 Daarom gaf Ja-
¨ _
2Kor 12:7
gebood hij ook de tweede, ook
de derde, ook allen die de kud- j 1Kr 4:10 kob de plaats de naam Pn _iel,n
Ps 115:12
den volgden, en zei: „Overeenkom- Ho 12:4 want, om zijn woorden aan te
stig dit woord dient GIJ tot Esau
_ k Ge 35:10
halen: „Ik heb God gezien van
te spreken wanneer GIJ hem te- 2Kon 17:34 aangezicht tot aangezicht, en
Ps 22:23
genkomt.j 20 En GIJ moet ook Ps 78:71 toch werd mijn ziel bevrijd.”o
zeggen: ’Zie, uw knecht Jakob _ l Ho 12:3 31 En de zon wierp haar eerste
¨
komt achter ons aan.’ ”k Want hij m Re 13:18
stralen op hem zodra hij Pnu_ el
zei bij zichzelf: „Wellicht kan ik n Re 8:8
voorbij was, maar hij ging mank
hem gunstig stemmen door het 1Kon 12:25 aan zijn dijbeen.p 32 Daarom
¨
geschenk dat voor mij uit gaat,l o Ge 16:7 zijn de zonen van Isra _ el tot op
Ge 16:13
en daarna zal ik zijn aangezicht Re 6:22
de huidige dag niet gewoon de
zien. Misschien zal hij [mij] een Jo 1:18 pees van de dijzenuw te eten,
vriendelijke ontvangst bereiden.”m p Ge 32:25 die op de gewrichtsholte van het
GENESIS 33:1–34:2 Jakob ontmoet Esau; vertrekt naar Sichem 50
dijbeen ligt, omdat hij bij de pees HFDST. 32 mijn zegen,a omdat God mij heeft
van de dijzenuwa de gewrichts- a Job 10:11 begunstigd en omdat ik alles
holte van Jakobs
_ dijbeen had heb.”b En hij bleef bij hem aan-
aangeraakt. HFDST. 33 dringen, zodat hij het aannam.c
Na verloop van tijd sloeg b Ge 14:14 12 Naderhand zei hij: „Laten
33 Jakob
_ zijn ogen op en
keek, en zie, daar kwam Esau _ aan
Ge 32:6
c Ge 32:22
d Ge 30:7
wij opbreken en gaan, en laat
mij voor u uit gaan.” 13 Maar
en met hem vierhonderd man.b Ge 30:12 hij zei tot hem: „Mijn heer weet
Dientengevolge verdeelde hij de e Ge 30:19 wel dat de kinderen teer zijn en
kinderen onder L ea _ en onder f Ge 30:22 dat ik zogende schapen en run-
Rachel
_ en onder de twee dienst-
g Sp 6:3 deren onder ´ mijn ´ hoede heb,d en
Lu 14:11
c
maagden, 2 en hij plaatste de h Ge 27:44
zou men ze een dag te vlug drij-
dienstmaagden en hun kinderen i Pr 3:5 ven, dan zal de hele kleinveekud-
voorop d en Lea _ en haar kinde- j Ge 32:22 de stellig doodgaan.e 14 Laat
ren daarachter e en Rachel _ en Jo-
_
Ps 127:3 mijn heer alstublieft voor zijn
k Ge 33:2
zef achteraan.f 3 En zelf trok knecht uit trekken, maar laat
l Ge 32:16
hij voor hen uit en boog zich m Ge 32:5
mijzelf de tocht op mijn gemak
vervolgens zevenmaal ter aarde Ge 33:15 vervolgen naar het tempo van
neer, totdat hij zijn broer gena-
Sp 18:16 het vee f dat voor mij uit [gaat]
n Ge 36:7
derd was.g en naar het tempo van de kin-
o Ge 47:29 g
deren, ¨ totdat ik bij mijn heer te
4 Toen snelde Esau
_ hem te- p Ge 32:11
Ge 32:20 Se_ ır h zal komen.” 15 Toen zei
gemoeth en omhelsde hemi en Job 33:26
Esau:
_ „Laat mij alstublieft enke-
viel hem om de hals en kuste len van het volk dat bij mij is, tot
hem, en zij barstten in tranen uit. 2e kolom uw beschikking stellen.” Hierop
5 Daarna sloeg hij zijn ogen op
a Ge 32:13 zei hij: „Waarom dat? Laat mij
en zag de vrouwen en de kinde- Sp 18:16
gunst vinden in de ogen van mijn
ren en zei: „Wie hebt gij daar bij b Ge 30:43
Heb 13:5 heer.”i 16 Zo begaf Esau _ zich
u?”, waarop hij zei: „De kinderen
c Han 16:15 op ¨ die dag op de terugweg naar
met wie God uw knecht begun- d Ge 31:17 Se_ ır.
stigd heeft.”j 6 Daarop traden Jes 40:11
de dienstmaagden naar voren, zij e Sp 12:10
17 En Jakob _ brak op naar Suk-_
en hun kinderen, en bogen zich f Sp 12:10 koth,j en hij ging een huis voor
neer; 7 en ook Lea _ trad naar g Jes 40:11 zichzelf bouwen, en voor zijn
voren, en haar kinderen, en zij
Ro 15:1 kudde maakte hij hutten.k Daar-
h Ge 27:39
bogen zich neer, en daarna trad Ge 32:3
om gaf hij de plaats de naam
Jozef
_ naar voren, en Rachel, _ en i Ge 34:11 Sukkoth.
_
Ru 2:13
zij bogen zich neer.k 18 Na verloop van tijd kwam
j Joz 13:27
8 Nu zei hij: „Wat bedoelt gij 1Kon 7:46 Jakob
_ bij zijn [terug]komst uit
Paddan- Aram l gezond en wel bij
met dat hele kamp van reizigers
Ps 60:6 _ _
k Heb 11:9 m
dat ik ontmoet heb?”l Hierop zei de stad ¨ nS _ichem, die in het land
l Ge 25:20
hij: „Om gunst te vinden in de Ge 28:6 Kana _ an ligt; ´ ´ en hij sloeg zijn
ogen van mijn heer.”m 9 Toen m Ge 37:14 kamp op voor de stad. 19 Toen
zei Esau:
_ „Ik heb heel veel, mijn
Joz 24:1 verwierf hij een stuk van het
n Ge 10:19
broer.n Laat wat van u is, het Ge 12:6 veld waar hij zijn tent had op-
uwe blijven.” 10 Jakob _ zei ech- o Joz 24:32 geslagen van de hand van de zo-
ter: „Neen, alstublieft. Indien ik
Han 7:16 nen van Hemor, _ de vader van
p Ge 35:1
nu gunst in uw ogen heb gevon- Ge 35:7 S _ichem, voor honderd geldstuk-
o
den,o dan moet gij mijn geschenk
ken. 20 Vervolgens richtte hij
uit mijn hand aannemen, want daar een altaar op en noemde ¨ het
HFDST. 34
in overeenstemming met het doel God, de God van Isra _ el.p
q Ge 30:21
ervan heb ik uw aangezicht ge- Nu ging D _ina, de dochter
34
Ge 46:15
r Ge 26:35 q
zien als zag ik Gods aangezicht, Ge 27:46
van Lea,
_ die zij aan Jakob
_
doordat gij mij met welgevallen s 1Kon 11:2 gebaard had, gewoonlijk uit om
hebt ontvangen.p 11 Aanvaard 1Kor 15:33 de dochters van het landr te be-
2Kor 6:14
alstublieft het geschenk, dat u t De 7:1
zoeken.s 2 En S _ichem, de zoon
werd gebracht als een blijk van 1Kr 1:15 van Hemor,
_ de Heviet,t een over-
51 Dina onteerd. Jakobs zonen arglistig GENESIS 34:3-24
ste van het land, zag haar toen, HFDST. 34 chem en zijn vader Hemor,_ en zij
waarop hij haar nam en bij haar a Ge 6:2 spraken zo omdat hij hun zuster
Ge 34:26
ging liggen en haar verkrachtte.a De 22:29 D _ina verontreinigd had. a
14 En
3 En zijn ziel ging aan D _ina, de 2Sa 13:14
1Kor 6:18
zij zeiden voorts tot hen: „Wij
dochter van Jakob, _ kleven, en hij kunnen zo iets onmogelijk doen,
b Ge 33:19
werd verliefd op de jonge vrouw onze zuster aan een man geven
en bleef overredend tot de jonge c Ge 21:21
Re 14:2
die een voorhuid heeft,b want dat
vrouw spreken. 4 Ten slotte is een smaad voor ons. 15 Al-
b d Ge 37:13
zei S _ichem tot zijn vader Hemor: _ leen op deze voorwaarde kunnen
„Neem mij deze jongedame tot e Ps 39:1
Pr 3:7
wij U ter wille zijn, dat GIJ wordt
vrouw.”c zoals wij, doordat al wat manne-
f De 7:3
5 En Jakob _ hoorde dat hij zijn Ne 13:25 lijk onder U is, besneden wordt.c
dochter D _ina verontreinigd had. g Ps 37:8
16 Dan zullen wij U stellig onze
En zijn zonen waren toen met Jak 1:20 dochters geven, en UW dochters
zijn kudde in het veld; d en Jakob _ h De 22:21 zullen wij voor ons nemen, en wij ´ ´
bewaarde het stilzwijgen totdat 2Sa 13:22 zullen stellig bij U wonen en een
zij zouden thuiskomen.e 6 La- i Heb 13:4 volk worden.d 17 Maar indien
ter ging Hemor, _ S _ichems vader, j De 21:11 GIJ niet naar ons luistert en U
naar Jakob_ toe om met hem te k Ex 22:16
niet laat besnijden, dan zullen
f
spreken. 7 En de zonen van wij stellig onze dochter nemen
l Ex 34:12
Jakob
_ kwamen uit het veld, zo- Joz 23:12
en gaan.”
dra zij het hoorden; de mannen Ezr 9:14 18 En hun woorden schenen
dan voelden zich gekrenkt en m Ge 24:3 goed in de ogen van Hemor _ en
De 7:3
werden zeer toornig,g omdat hij 1Kon 11:2 in de ogen van S _ichem, Hemors_
een schandelijke dwaasheid te- 1Kor 7:39 e
zoon, 19 en de jonge man draal-
¨
gen Isra_ el had begaan door bij n Ge 42:34 de niet aan de voorwaarde te vol-
Jakobs
_ dochter te gaan liggen,h Lu 19:15
doen,f want hij had werkelijk be-
terwijl men zo iets niet behoort o Ge 24:53 hagen in Jakobs
_ dochter en hij
1Sa 18:25
te doen.i Ho 3:2 was de aanzienlijkste g van het ge-
8 Vervolgens sprak Hemor _ met hele huis van zijn vader.h
hen en zei: „Wat mijn zoon S _i- 2e kolom 20 Hemor
_ en zijn zoon S _ichem
chem betreft, zijn ziel is aan a Sp 6:18
gingen dus naar de poort van
UW dochter gehecht.j Geeft haar Sp 16:29 hun stad en spraken vervolgens
Sp 26:26
alstublieft aan hem tot vrouw,k Mr 7:22 tot de mannen van hun stadi en
9 en gaat echtverbintenissen zeiden: 21 „Deze mannen zijn
b Ge 17:12
met ons aan.l UW dochters dient Ro 4:11 ons vredelievend gezind.j Laat
GIJ aan ons te geven, en onze c Ge 17:10 hen daarom in het land wonen
dochters dient GIJ voor U te ne- Ex 12:48 en er zaken in doen, aangezien
men.m 10 En bij ons moogt GIJ d Sp 4:24 het land vrij uitgestrekt is voor
wonen, en het land zal tot UW e Ge 33:19 hun aangezicht.k Hun dochters
beschikking staan. Woont er en Ge 34:2 kunnen wij voor ons tot vrou-
doet er zaken in en vestigt U f Ge 34:15 wen nemen en onze eigen doch-
erin.”n 11 Toen zei S _ichem tot g Mi 7:4 ters kunnen wij aan hen geven.l
haar vader en tot haar broers: 22 Slechts op deze voorwaarde
h 1Sa 22:14
„Laat mij gunst vinden in UW zullen de mannen ons ter wille
ogen, en wat GIJ mij ook zeg- i Ge 23:10
zijn om bij ons te wonen, om
Ru 4:1 ´ ´
gen zult, ik zal het geven. Za 8:16 een volk te worden, dat al wat
12 Maakt de bruidsprijs en gift j Sp 14:15 mannelijk onder ons is, besneden
die mij worden opgelegd zeer k Ge 13:9
wordt, zoals zijzelf besneden
hoog,o en ik ben bereid te ge- zijn.m 23 Hun bezittingen en
l Ge 34:9
ven overeenkomstig datgene wat De 7:3 hun vermogen en al hun vee,
GIJ mij zeggen moogt; geeft mij Ezr 9:1 zullen die dan niet van ons zijn? n
slechts de jonge vrouw tot echt- m Ge 17:11 Laten wij hun slechts ter wille
genote.” n Sp 23:4 zijn, opdat zij bij ons wonen.”o
13 Toen gaven Jakobs _ zonen 1Ti 6:9 24 Toen luisterden allen die door
een bedrieglijk antwoord aan S _i- o Ps 35:20 de poort van zijn stad uitgingen,
¨
GENESIS 34:25–35:13 Jakobs naam veranderd in Israel 52
naar Hemor _ en naar zijn zoon S _i- HFDST. 34 reinigt U en verwisselt UW man-
chem, en al wat mannelijk was, a Joz 5:8 tels,a 3 en laten wij opstaan en
werd besneden, allen die door de b Ge 49:5 naar Bethel _ optrekken. En daar
poort van zijn stad uitgingen. c Ge 46:15 zal ik een altaar maken voor de
d Ge 49:6
25 Het geschiedde echter op de Ge 49:7
[ware] God, die mij geantwoord
derde dag, toen zij pijn te ver- Ps 140:2 heeft op de dag van mijn be-
Mi 2:1
duren kregen,a dat de twee zo- nauwdheid,b doordat hij bewezen
e 2Sa 2:26
nen van Jakob, _ S _imeon en Levi, _ b heeft met mij te zijn op de weg
f Ge 34:2
broers van D _ina,c ertoe overgin- g Ge 34:2
die ik gegaan ben.”c 4 Zij ga-
gen ieder hun zwaard te nemen h Nu 31:11
ven Jakob _ dus alle buitenlandse
en voorts, zonder dat iemand ook i De 2:35
godend die in hun handen waren
maar iets vermoedde, naar de De 20:14 en de oorringen die in hun oren
Joz 8:2
stad gingen en al wat manne- waren, en Jakob _ verborg e ze on-
j Ge 49:5
lijk was doodden.d 26 En He- _ der de grote boom die dicht bij
k Ex 5:21
mor en zijn zoon S _ichem dood- Sp 11:17 S _ichem stond.
den zij met de scherpte van het l De 7:1 5 Daarna braken zij op, en de
zwaard.e Toen haalden zij D _ina m 2Sa 13:32 schrik voor God kwam over de
uit S _ichems huis en gingen heen.f steden die rondom hen waren,f
27 De andere zonen van Jakob _ HFDST. 35 zodat zij de zonen van Jakob _
overvielen de dodelijk gewonde n Ge 28:19 niet achtervolgden. 6 Ten slot-
mannen en plunderden toen de Ge 31:13 te kwam Jakob _ ¨ te Luz, g dat in
stad, omdat zij hun zuster ver- o Ge 27:43 het land Kana _ an ligt, dat wil zeg-
ontreinigd hadden.g 28 Hun p Ge 31:19 gen Bethel, _ hij en al het volk dat
De 5:7
schapen en hun runderen en hun Joz 23:7 bij hem was. 7 Voorts bouwde
ezels en wat in de stad en wat 1Kor 10:14
hij daar een altaar en noemde
op het veld was, namen zij mee.h de plaats El-Bethel, _ omdat de
29 En al hun middelen voor le- 2e kolom [ware] God zich daar aan hem
vensonderhoud en al hun kleine a Ex 19:10 had geopenbaard toen hij voor
kinderen en hun vrouwen voer- b Ge 28:13 zijn broer wegliep.h 8 Later
den zij gevankelijk weg, zodat zij Ps 46:1
stierf Debora, _ i de voedster van
alles plunderden wat in de hui- c Ge 28:20
Ge 31:42 Rebekka,
_ waarna zij werd begra-
zen was.i Sp 3:6 ven aan de voet van Bethel _ onder
Jes 43:2
30 Hierop zei Jakob _ tot S _imeon een statige boom. Daarom gaf hij
j „GIJ hebt de ban- d Joz 24:23
en tot Levi: _ 1Jo 5:21 die de naam Allon-B _ achut.
_
vloek over mij gebracht, door mij e De 7:25 9 God verscheen nu opnieuw
tot een stank te maken voor de f Ex 1:12 aan Jakob, _ bij zijn komst uit
bewoners ¨ van het land,k bij de Ex 23:27
De 11:25 Paddan-
_ Aram,
_ j en zegende hem.k
Kanaanieten en de Ferezieten; ik Joz 2:9
10 Vervolgens zei God tot hem:
Ps 14:5
echter ben gering in aantal,l en „Uw naam is Jakob. _ l Uw naam
g Ge 28:19
zij zullen zich stellig tegen mij dient niet langer Jakob
vergaderen en mij aanvallen en h Ge 28:22 _ ¨ te wor-
i Ge 24:59 den genoemd, maar Isra _ el zal uw
ik moet verdelgd worden, ik en naam worden.”
mijn huis.” 31 Waarop zij zei-
j Ge 25:20
¨ Toen gaf hij hem
k Ho 12:4 de naam Isra _ el.m 11 En God zei
den: „Behoort iemand onze zus- verder tot hem: „Ik ben God de
l Ge 25:26
ter dan als een prostituee te be- Ge 27:36
Almachtige.n Wees vruchtbaar en
handelen?”m m Ge 32:28 ¨
1Kon 18:31 word tot velen. Natien ¨ en een ver-
Daarna zei God tot Jakob:
_ zameling van natien zullen uit
35 „Sta op, trek op naar Beth-
n
el en woon daar, en maak daar
_
n Ge 17:1
Ex 6:3
2Kor 6:18
Opb 15:3
u ontstaan, en koningen zullen
uit uw lendenen voortkomen. o
een altaar voor de [ware] God, 12 Wat het land betreft
o Ge 17:5
¨ dat ik
die u verschenen is toen gij weg- Ge 48:4
Mr 15:32
aan Abraham
_ en aan Isa _ ak heb ge-
o
liept voor uw broer Esau.”
_ Jo 12:13 geven, ik zal het geven aan u, en
2 Toen zei Jakob
_ tot zijn huis- p Ga 3:16 aan uw zaadp na u zal ik het land
gezin en tot allen die bij hem wa- q Ge 15:18
De 34:4
geven.”q 13 Daarna steeg God
ren: „Verwijdert de buitenlandse r Re 13:20
van boven hem op, op de plaats
goden die in UW midden zijn,p en Lu 24:31 waar hij met hem gesproken had.r
53 Rachels dood; Jakob en Esau gaan uiteen GENESIS 35:14–36:12
HFDST. 35
¨
14 Dientengevolge zette Jakob _ Isa
_ ak als vreemdeling hadden
een zuil op de plaats waar hij a
a Ge 31:52 vertoefd.
¨ 28 En de dagen van
a Re 9:6
met hem gesproken had, een Isa
_ ak werden honderd tachtig
b Ge 28:18 ¨
stenen zuil, en hij stortte er een c Ge 28:19 jaar. b 29 Daarna blies Isa
_ ak de
drankoffer op uit en goot er olie d Ge 48:7 laatste adem uit en stierf en werd
Mi 5:2
overheen.b 15 En Jakob _ bleef Mt 2:6 tot zijn volk vergaderd, oud en
de naam van de plaats waar God e Ge 3:16 verzadigd van dagen,c en zijn zo-
f Ge 30:24
met hem had gesproken, Bethel _ 1Sa 4:20 nen Esau _ en Jakob
_ begroeven
noemen.c g Ge 2:7 hem.d
16 Toen braken zij van Beth- _ h Ps 146:4
En dit is de geschiedenis
el op. En terwijl er nog een flin-
ke uitgestrektheid land was om
Pr 9:5
i Ge 46:21
Ge 49:27
De 33:12
36
Edom.
_
van Esau,
_ dat wil zeggen
e
d
tot Efrath_ te komen, ging Rachel _ j Ge 48:7
baren, en zij had het zwaar bij de 2 Esau
_ nam zijn vrouwen ¨ uit
k 1Sa 10:2
e
bevalling. 17 Nu was het ech- l Mi 4:8 de dochters van Kana _ an: f Ada, _ g
h
ter zo dat terwijl zij het moei- m Ge 14:13 de dochter van de Hethiet Elon, _
2Sa 7:6 i de dochter van
lijk had bij de bevalling, de vroed- n Ge 49:4
en Oholibama, _
vrouw tot haar zei: „Wees niet Le 18:8 Ana,
_ de kleindochter van de He-
1Kr 5:1 j Is-
bevreesd, want gij zult ook deze 1Kor 5:1
viet¨ Z _ibeon, 3 en Basmath, _ _
zoon hebben.”f 18 En het ge- o Ge 49:3 maels dochter, de zuster van Ne-
bajoth. k
volg was dat terwijl haar zielg
p Ge 31:18 _
q Ge 23:2
uitging (want zij stierf),h zij hem 4 Voorts baarde Ada _ aan Esau _
El _ifaz, en Basmath _ baarde Re- _
de naam Ben-Oni _ gaf; maar zijn ¨
vader noemde hem Benjamin. _ i 2e kolom huel, ¨
19 Zo stierf Rachel _ en zij werd be- a Ge 15:13 5 en Oholibama _ baarde Je_ us
Ex 6:4 ¨ l
graven op de weg naar Efrath, _ dat Ex 23:9 en Jaelam _ en Korach. _
Han 7:6
wil zeggen Bethlehem. _ j
20 Der- Heb 11:9
Dit zijn de zonen van¨ Esau, _ die
halve plaatste Jakob _ een zuil op b Ge 25:20 hem in het land Kana _ an werden
haar graf. Dit is de zuil van Ra- _
Ge 25:26 geboren. 6 Daarna nam Esau _
c Ge 25:8
chels graf tot op de huidige dag.k 1Kr 29:28 zijn vrouwen en zijn zonen en
¨ d Ge 49:31 zijn dochters en alle zielen van
21 Daarna brak Isra _ el op en
sloeg zijn tent op even voorbij zijn huis en zijn kudde en al zijn
de toren van Eder. _ l 22 ¨ Nu ge- HFDST. 36 andere dieren en zijn gehele ver-
m dat hij in het land Ka-
schiedde het terwijl Isra _ el in dat e Ge 25:30 mogen, ¨ _
land verblijf hield,m dat Ruben _ De 23:7 naan vergaard had, en ging naar
Ez 25:12
eens bij B _ilha, de bijvrouw van Ro 9:13 een land uit de nabijheid van
¨ f De 7:3 zijn broer Jakob, _ n 7 want hun
zijn vader, ging liggen, en Isra _ el De 9:5
kreeg het te horen.n Re 3:5 have was te groot geworden om
De zonen van Jakob _ dan wer- g Ge 36:10 bij elkaar te wonen en het land
h Ge 26:34
den twaalf [in getal]. 23 De zo- van hun inwonende vreemdeling-
i Ge 36:18
nen bij Lea _ waren Jakobs _ eerst- j Ge 36:17 schap kon hen ten gevolge van
geborene Ruben _ o en S
_imeon en k Ge 25:13 hun kudden niet onderhouden.o
Ge 28:9
L evi _ en Juda _ en Issaschar
_ en l 1Kr 1:35
8 Daarom ¨ ging Esau _ in het berg-
Zebulon.
_ 24 De zonen bij Ra- _ m Ge 33:9 land Se_ ır p wonen. Esau _ is Edom.
_ q

chel waren Jozef _ en Benjamin. _ Ob 6


9 En dit is de geschiedenis van
n Ge 27:39
25 En de zonen bij B _ilha, Ra- _ Ge 32:3 Esau,
_ de vader ¨ van Edom, _ in het
chels dienstmaagd, waren Dan o Ge 13:6 bergland Se_ ır.r
Ge 28:4
en Naftali. _ 26 En de zonen bij p Ge 14:6 10 Dit zijn de namen van de
Z _ilpa, Lea’s _ dienstmaagd, waren De 2:5 zonen van Esau: _ El _ifaz, de zoon
q Ge 25:30 ¨
Gad en Aser. _ Dit zijn Jakobs _ zo- r De 2:12
van Ada, _ Esau’s
_ vrouw; Rehu _ el,
nen, die hem in Paddan- _ Aram
_ Ob 8 de zoon van Basmath, _ Esau’s
_
werden geboren. s 1Kr 1:35 vrouw.s
t Ge 36:34
27 Ten slotte¨ kwam Jakob _ ´ bij Ez 25:13 11 En de zonen van El _ifaz
t Omar, Z efo
zijn vader Isa _ ak, te Mamr _ e,p te Ob 9 werden ¨ Teman, _ _ _
q u Ge 36:42 u
K _irjath-Arba, _ dat wil zeggen 1Kr 1:36 en Ga_ etam en Kenaz. _ 12 En
v werd de bijvrouw van
Hebron, _ waar Abraham _ en ook v 1Kr 1:39 T _imna
GENESIS 36:13-39 Esau’s nageslacht 54
El _ifaz, Esau’s _ zoon. Na verloop HFDST. 36 24 En dit zijn de zonen van
van tijd baarde zij aan El _ifaz a Ex 17:8 Z _ibeon: Ajja _ en Ana. _ Dit is de
a Nu 13:29
Amalek.
_ Dit zijn de zonen van Nu 24:20 Ana
_ die de hete bronnen in de
Ada,
_ Esau’s
_ vrouw. De 25:19
1Sa 15:8
wildernis gevonden heeft, toen
13 ¨ Dit zijn de zonen van Re- _ 1Sa 30:1 hij de ezels voor zijn vader Z _i-
huel: Nahath _ en Zera, _ Samma
_ b 1Kr 1:37
beona hoedde.
en M _izza.b Dit werden de zonen 25 En dit zijn de kinderen van
van Basmath, c Esau’s vrouw.
_ _ c Ge 26:34
Ana:
_ D _ison en Oholibama, _ de
14 En dit werden de zonen d 1Kr 1:35 dochter van Ana. _
van Oholibama, _ de dochter van 26 En dit zijn de zonen van
Ana,
_ de kleindochter van Z _i- e Ex 15:15
D _ison: Hemdan _ en Esban _ en
beon, ¨ Esau’s
_ ¨ vrouw, doordat zij f 1Kr 1:53 J _ithran en Cheran. _ b
Je_ us en Jaelam _ en Korach _ aan Job 4:1
Jer 49:20 27 Dit zijn de zonen van Ezer: _
Esau
_ baarde.d ¨
B _ilhan en Za_ avan en Akan. _
15 Dit zijn de stamhoofdene g 1Kr 1:36
28 Dit zijn de zonen van D _i-
van de zonen van Esau: _ De zo- h Nu 20:23 san: Uz en Aran. _ c
nen van El _ifaz, Esau’s _ eerstgebo- Re 11:18
1Kon 9:26 29 Dit zijn de stamhoofden van
rene: Stamhoofd Teman, f stam-
_ de Horiet: Stamhoofd L otan, _
hoofd Omar, _ stamhoofd Z efo, _ i Ge 25:30
stamhoofd Sobal, stamhoofd Z _i-
Ge 32:3 _
stamhoofd Kenaz, _ 16 stam- ¨ Mal 1:3
beon, stamhoofd Ana, _ 30 stam-
hoofd Korach, _ stamhoofd Ga_ e-
j Ge 14:6 hoofd D _ison, stamhoofd Ezer, _
tam, stamhoofd Amalek. _ Dit zijn De 2:12
stamhoofd D _isan.d Dit zijn de
de stamhoofden van El _ifazg in De 2:22

het land Edom. Dit zijn de zonen stamhoofden van de Horiet naar
_ k 1Kr 1:40
bij Ada. hun stamhoofden in het land
_ ¨
l 1Kr 1:38 Se_ ır.
17¨ Dit zijn de zonen van Re- _
hu el, Esau’s _ zoon: Stamhoofd m 1Kr 1:39
31 Dit nu zijn de koningen die
Nahath,
_ stamhoofd Zera, _ stam- in het land Edom _ hebben gere-

hoofd Samma, _ stamhoofd M _izza. geerde voordat er enige koning
2e kolom ¨
Dit¨ zijn de stamhoofden van Re- _ over de zonen van Isra _ el regeer-
a Ge 36:2
huel in het land Edom. _ h
Dit zijn de.f 32 En Bela, _ de zoon van
de zonen bij Basmath, _ Esau’s
_ b 1Kr 1:41 Beor, _ ging ertoe over in Edom _
vrouw. c 1Kr 1:42
te regeren,g en de naam van
18 Ten slotte zijn dit de zonen zijn stad was Dinhaba. _ 33 Toen
van Oholibama, _ ¨ Esau’s
_ vrouw:
d 1Kr 1:38 Bela _ stierf, ging Jobab, _ de zoon
¨ van Zera, _ uit Bozra, _ h
in zijn plaats
Stamhoofd Je_ us, stamhoofd Jae- _ e Nu 20:14
lam, stamhoofd Korach. _ Dit zijn regeren.i 34 Toen Jobab _ stierf,
f De 17:14
de stamhoofden van Oholib a- _ De 17:15 ging H usam _ uit het land van
1Sa 10:19 de Temanieten in zijn plaats re- j
ma, de dochter van Ana, _ Esau’s
_
vrouw. g 1Kr 1:43 geren.k 35 Toen Husam _ stierf,
19 Dit zijn de zonen van Esau, _ ging Hadad, _ de zoon van Bedad, _
h Jes 34:6
en dit zijn hun stamhoofden. Hij Jer 49:13 die de Midianietenl in het veld
m
is Edom. _ i van Moab _ versloeg, in zijn plaats
¨ i 1Kr 1:44
regeren, en de naam van zijn
20 Dit zijn de zonen van Se_ ır, n
de Horiet, de bewoners van het j Job 2:11 stad was Avith. _ 36 Toen Hadad _
land: j Lotan _ en Sobal _ en Z _ibeon k 1Kr 1:45
stierf, ging Samla _ uit Masreka _
en Ana _ k 21 en D _ison en Ezer _ in zijn plaats regeren.o 37 Toen
en D _isan. Dit zijn de stamhoof- l l Ge 25:2
Ex 2:15
Samla _ stierf, ging Saul uit Reho- _
den van de Horiet, de zonen van Nu 31:2 both aan de Rivier in zijn plaats
¨ p
regeren. ¨ 38 Toen Saul stierf,
Se_ ır, in het land Edom. _ m Ru 1:1
22 En de zonen van L otan _ ging Ba_ al-Hanan, _ de zoon van
werden Hori _ en Hemam; _ en Lo- _ n 1Kr 1:46 Achbor,
_ in ¨zijn plaats regeren.q
tans zuster was T _imna. m
o 1Kr 1:47 39 Toen Ba_ al-Hanan, _ de zoon van
23 En dit zijn de zonen van Achbor,
_ stierf, ging Hadar _ in zijn
p 1Kr 1:48
Sobal: _ Alvan _ en Manahath _ en plaats regeren; en de naam van
¨
Ebal,
_ Sefo _ en Onam._ q 1Kr 1:49 zijn stad was Pa_ u, en de naam
55 Jakob begunstigt Jozef. Jozefs dromen GENESIS 36:40–37:17
¨ HFDST. 36
van zijn vrouw was Mehetabe _ el, ziet, UW schoven kwamen erom-
de dochter van Matred,_ de doch- a 1Kr 1:50 heen staan en bogen zich ver-
ter van Mezahab._ a
b 1Kr 1:51 volgens voor mijn schoof neer.”a
40 Dit dan zijn de namen van 8 Toen zeiden zijn broers tot
c 1Kr 1:52
de stamhoofden van Esau _ naar hem: „Zult gij wis en zeker ko-
hun families, naar hun plaatsen, d 1Kr 1:53 ning over ons worden? b of: Zult
volgens hun namen: Stamhoofd e 1Kr 1:54 gij wis en zeker over ons heer-
T _imna, stamhoofd Alva, _ stam- sen?”c Zij dan vonden opnieuw
f De 2:5
hoofd Jetheth,
_ b
41 stamhoofd reden om hem te haten wegens
Oholibama,
_ stamhoofd Ela, _ stam- g Ge 25:30
Ge 36:8
zijn dromen en wegens zijn woor-
hoofd P _inon,c 42 stamhoofd den.

Kenaz,
_ stamhoofd T eman,
_ stam- 9 Daarna had hij nog een an-
HFDST. 37
hoofd ¨M _ibzar,d 43 stamhoofd dere droom, en hij verhaalde die
h Ge 23:4
Magdi _ el, stamhoofd Iram. _ Dit Ge 28:4
aan zijn broers en zei: „Ziet, ik
zijn de stamhoofden van Edom _ e Heb 11:9 heb weer een droom gehad, en
naar hun woonplaatsen in het i Ge 17:8 ziet, de zon en de maan en elf
land van hun bezitting.f Dit is sterren bogen zich voor mij
j Ge 30:25
Esau,
_ de vader van Edom._ g
Ge 46:19 neer.”d 10 Toen verhaalde hij
het zowel aan zijn vader als aan
En Jakob
_ bleef wonen in
37 het land van de inwonende
vreemdelingschap van zijn va-
k Ge 47:3

l Ge 35:25
zijn broers, waarop zijn vader
hem bestrafte en tot hem zei: e
¨ m Ge 35:26 „Wat betekent deze droom die
der,h in het land Kana _ an.i gij hebt gedroomd? Zullen ik en
2 Dit is de geschiedenis van Ja- _ n Le 5:1
1Sa 2:24 ook uw moeder en uw broers ons
kob. Jo 7:7 wis en zeker voor u ter aarde ko-
j zeventien jaar oud
Toen Jozef
_ o 1Kr 2:1 men neerbuigen?” 11 En zijn
was, hoedde hij eens met zijn broers werden jaloers op hem,f
p Ge 37:32
broers de schapen onder het klein- maar zijn vader bewaarde het
vee,k en omdat hij nog maar een q Sp 14:30
gezegde.g
Sp 27:4
knaap was, was hij met de zo- 12 Zijn broers gingen nu heen
nen van B _ilhal en de zonen van r Ga 5:20
om het kleinvee van hun va-
Tit 3:3
Z _ilpa,m de vrouwen van zijn va- der dicht bij S _ichemh te weiden.
der. Jozef
_ dan bracht een slecht s Ge 37:19 ¨
13 Een poos daarna zei Isra
_ el tot
n
bericht over ¨ hen aan hun vader. t Nu 12:6 Jozef:
_ „Zijn uw broers niet dicht
3 En Isra _ el had Jozef_ meer lief bij S _ichem [het kleinvee] aan het
dan al zijn andere zonen,o om- 2e kolom hoeden? Kom, en laat mij u naar
dat hij de zoon van zijn ouder- a Ge 42:6 hen toe zenden.” Waarop hij tot
dom was; en hij liet een lang, ge- Ge 42:9 hem zei: „Hier ben ik!”i 14 Hij
streept hemdachtig kleed voor b Ge 45:8 dan zei tot hem: „Ga alstublieft.
hem maken.p 4 Toen zijn broers Zie of uw broers gezond en wel
c Ge 49:26
nu zagen dat hun vader hem meer zijn en of het kleinvee gezond en
liefhad dan al zijn broers, gin- d Ge 44:14 wel is, en breng mij dan verslag
Ge 45:9
gen zij hem haten,q en zij konden uit.”j Zo zond hij hem weg uit
niet op vreedzame wijze tot hem e Sp 17:10
de laagvlakte van Hebron,
_ k en hij
Pr 7:5
spreken.r trok voort in de richting van S _i-
5 Later had Jozef _ een droom f Sp 14:30
Han 7:9
chem. 15 Later trof hem een
en vertelde die aan zijn broers,s Jak 3:14 man aan en zie, hij doolde rond
en zij vonden nog meer reden g Da 7:28 in een veld. De man dan infor-
om hem te haten. 6 En hij zei Lu 2:19 meerde bij hem en zei: „Wat zoekt
voorts tot hen: „Luistert als- h Ge 33:18 gij?” 16 Hierop zei hij: „Mijn
tublieft naar deze droom die ik broers zoek ik. Vertel mij alstu-
i 1Sa 3:4
heb gedroomd.t 7 Welnu, ziet, Jes 6:8 blieft: Waar hoeden zij het klein-
wij waren aan het schoven bin- j 1Sa 17:17
vee?” 17 En de man vervolg-
den midden op het veld, toen Sp 15:30 de: „Zij zijn van hier opgebroken,
ziet, mijn schoof zich oprichtte k Ge 23:19
want ik heb hen horen zeggen:
en ook overeind bleef staan, en Ge 35:27 ’Laten wij naar Dothan_ gaan.’ ”
GENESIS 37:18–38:2 Jozef door zijn broers als slaaf verkocht 56
Jozef
_ ging zijn broers dus verder HFDST. 37 sche kooplieden,a voorbij. Derhal-
achterna en vond hen te Dothan. _ a Ps 37:14 ve trokken en hieven zij Jozef _
Ps 94:21
18 Welnu, zij kregen hem van Sp 6:17 op uit de waterputb en verkoch-
verre reeds in het oog, en voor- Mt 15:19 ten Jozef
_ toen voor twintig
¨ zilver-
dat hij dicht bij hen kon komen, b Ge 37:5
stukken aan de Ismaelieten.c Ten
c Ps 64:5
gingen zij arglistig tegen hem sa- Sp 1:11
slotte brachten dezen Jozef _ naar
menspannen om hem ter dood te Sp 27:4 Egypte.
_
brengen.a 19 Zij zeiden derhal- d Ge 31:39 29 Later keerde Ruben _ naar de
Ex 22:13
ve tot elkaar: „Ziet! Daar komt e Ps 97:10
waterput terug en zie, Jozef _ was
die dromer b aan. 20 Nu dan, Da 3:17 niet in de waterput. Dientenge-
komt en laten wij hem doden en f Ge 9:5 volge scheurde hij zijn kleren.d
Ex 20:13
hem in een van de waterputten Le 24:17
30 Toen hij bij zijn andere broers
gooien; c en wij moeten zeggen 1Jo 3:15 terugkeerde, riep hij uit: „Het
dat een kwaadaardig wild beest g Ge 4:10 kind is weg! En ik — waar moet
Ge 42:22
hem heeft verslonden.d Laten Sp 6:17 ik toch heen?”e
wij dan eens zien wat er van h Ge 42:21 31 Zij namen echter Jozefs _ lan-
Ps 37:8
zijn dromen terecht zal komen.” Jer 22:3
ge kleed en slachtten een geiten-
21 Toen Ruben _ dit hoorde, tracht- i Ge 37:3 bok en doopten het lange kleed
te hij hem uit hun hand te be- j Ps 69:8 herhaalde malen in het bloed.f
vrijden. e Daarom zei hij: „La-
k Am 6:6 32 Daarna lieten zij het lange ge-
ten wij zijn ziel niet doodslaan.”f l Ge 25:12 streepte kleed naar hun vader
22 Vervolgens zei Ruben _ tot hen: m Ge 43:11 brengen en zeiden: „Dit hebben
„Vergiet geen bloed.g Gooit hem Ex 25:6 wij gevonden. Onderzoekg alstu-
n Ge 4:10
in deze waterput, die in de wil- Ex 21:14
blieft of dit het lange kleed van
dernis is, en slaat niet geweld- o Ex 21:16
uw zoon is of niet.”h 33 Vervol-
dadig de hand aan hem.”h Zijn Ne 5:8 gens onderzocht hij het en riep
Han 7:9
bedoeling was hem uit hun hand uit: „Het is het lange kleed van
p Jer 22:3
te bevrijden, om hem naar zijn mijn zoon! Een kwaadaardig wild
q Sp 12:15
vader terug te brengen. beest moet hem verslonden heb-

23 Het geschiedde dan dat zo- ben! i Jozef
_ is vast en zeker in
2e kolom stukken gescheurd!”j 34 Toen
dra Jozef
_ bij zijn broers kwam, zij
Jozef
_ zijn lange kleed gingen uit- a Ge 25:2 scheurde Jakob _ zijn mantels
trekken, ja, het lange gestreepte b Jer 38:13 en deed een zak om zijn heupen
kleed dat hij aan had,i 24 waar-
c Ge 40:15
Ge 45:4
en droeg vele dagen rouw over
na zij hem namen en hem in de De 24:7 zijn zoon.k 35 En al zijn zonen
Ps 105:17
waterput gooiden.j De put was en al zijn dochters maakten zich
d Ge 44:13
toen leeg; er stond geen water in. Han 14:14
voortdurend op om hem te troos-
25 Daarna zetten zij zich neer e Ge 49:3 ten,l maar steeds weigerde hij
om brood te eten.k Toen zij hun f Sp 28:17 zich te laten troosten en zei: m
ogen opsloegen en keken, zie, g Ge 38:25 „Want rouwend zal ik naar mijn
¨ Nu 35:24 zoon in Sjeo_ ol _ afdalen!” En zijn
daar kwam een karavaan Ismae-
lietenl aan uit G _ilead, en hun ka-
h Ge 37:3
1Ti 5:24
vader bleef om hem wenen.
melen droegen ladanum en bal- i Ge 44:28 36 De Midianieten evenwel
sem en harsrijke schors,m op weg j Ex 22:13 verkochten hem naar Egypte, _
om dit naar Egypte te brengen.
2Kon 2:24 aan Potifar,
_ een hofbeambte van
_ k 2Sa 1:11 Farao,n de overste van de lijf-
26 Hierop zei Juda_ tot zijn broers: Job 1:20
„Wat voor voordeel zou het heb- l 1Th 5:14
wacht.o
ben als wij onze broer zouden Nu geschiedde het in die
38
m Ps 77:2
Mt 2:18
doden en zijn bloed werkelijk zou- tussentijd dat Juda
_ van
n Ge 39:1
den bedekken? n 27 Komt,¨ en la- zijn broers wegtrok naar lagere
o Ge 40:3
ten wij hem aan de Ismaelieten streken, waar hij [zijn tent] op-

verkopeno en onze hand niet aan sloeg nabij een man, een Adul-
hem slaan.p Hij is per slot onze HFDST. 38 lamiet,p en zijn naam was H _ira.
broer, ons vlees.” Zij dan luis- p Joz 12:15 2 Voorts zag Juda
_ daar een¨ doch-
1Sa 22:1
terden naar hun broer.q 28 Nu q Ge 24:3
ter van een zekere Kanaaniet,q
kwamen er mannen, Midianiti- Ge 28:1 en zijn naam was Sua. _ Hij dan
57 Juda’s zonen; Tamars list om kinderen te krijgen GENESIS 38:3-23
nam haar en had betrekkingen HFDST. 38 weduwschap en bedekte zich met
met haar. 3 En zij werd zwan- a Nu 26:19 een sjaal en sluierde zich en ging
¨
ger. Later baarde zij een zoon en b Joz 19:29 aan de ingang van Ena_ ım zitten,
hij gaf hem de naam Er.a 4 We- Re 1:31 dat aan de weg naar T _imna ligt.
derom werd zij zwanger. Na ver- c Mt 1:3
Want zij zag dat Selah_ opgegroeid
loop van tijd baarde zij een was en toch was zij hem niet tot
zoon en gaf hem de naam Onan. _ d De 21:20
Ga 5:19
vrouw gegeven.a
5 Vervolgens baarde zij nog- 1Pe 3:12 15 Toen Juda_ haar in het oog
maals een zoon en gaf hem toen kreeg, hield hij haar dadelijk
e 2Sa 6:7
de naam Selah. _ Nu bevond hij Han 12:23 voor een hoer,b omdat zij haar ge-
b
zich in Achzib_ toen zij hem zicht bedekt had.c 16 Hij wend-
f De 25:5
baarde. De 25:6 de zich daarom tot haar aan de
6 Mettertijd nam Juda _ een Ru 1:11
Mt 22:24 kant van de weg en zei: „Laat
vrouw voor Er, zijn eerstgebore- mij alstublieft betrekkingen met
c
ne, en haar naam was Tamar. _ g Ru 4:6
u hebben.”d Want hij wist niet dat
7 Maar Er, Juda’s _ eerstgeborene, h De 25:9 zij zijn schoondochter e was. Zij
bleek slecht te zijn in de ogen van zei echter: „Wat zult gij mij ge-
i Jes 65:12
Jehovah; d daarom bracht Jeho- ven opdat gij betrekkingen met
vah hem ter dood.e 8 Met het j 1Kr 2:3 mij moogt hebben?”f 17 Hierop
oog daarop zei Juda _ tot Onan:
_ Ps 55:23
zei hij: „Ikzelf zal een geitenbokje
„Heb betrekkingen met de vrouw k Ru 1:13 uit de kudde sturen.” Maar zij zei:
van uw broer en sluit een zwa- Mt 22:24
„Zult gij een onderpand geven,
gerhuwelijk met haar en ver- l Nu 26:19 totdat gij het stuurt?”g 18 En
wek nageslacht voor uw broer.”f hij vervolgde: „Wat is het onder-
9 Maar Onan _ wist dat het na- m Le 22:13
pand dat ik u geven zal?”, waar-
geslacht niet voor hem zou wor- n Ge 38:2 op zij zei: „Uw zegelring h en uw
den; g en het geschiedde dat als
o Nu 20:29 snoer en uw staf, die gij in uw
hij inderdaad betrekkingen had De 34:8 hand hebt.” Toen gaf hij ze haar
met de vrouw van zijn broer,
en had betrekkingen met haar,
hij zijn zaad op de aarde ver- p Ge 38:1
zodat zij zwanger werd van hem.
spilde, om geen nageslacht aan q Joz 15:10
zijn broer te geven.h 10 Wat hij Re 14:1
19 Daarna stond zij op en ging
deed nu, was slecht in de ogen heen en ontdeed zich van haar
r 1Sa 25:4
van Jehovah; i daarom bracht hij sjaal en hulde zich in de kleren
van haar weduwschap.i
ook hem ter dood.j 11 Derhalve
2e kolom 20 Juda
_ zond nu het geiten-
zei Juda
_ tot zijn schoondochter
Tamar:
_ „Woon als weduwe in het a De 25:5
Ru 1:11
bokje door bemiddeling van zijn
huis van uw vader totdat mijn Mt 22:24 metgezel, de Adullamiet,j om het
zoon Selah
_ opgegroeid is.”k Want onderpand uit de hand van de
b Jer 3:2
hij zei bij zichzelf: „Wellicht sterft vrouw terug te krijgen, maar
ook hij, net als zijn broers.”l Bij- c Sp 7:10 deze vond haar nergens. 21 En
gevolg ging Tamar _ heen en bleef d 1Kor 6:18
hij ging bij de mannen van haar
in het huis van haar eigen vader Heb 13:4 plaats informeren en zei: „Waar
wonen.m is die tempelprostituee, [die] in
e Ge 38:11 ¨
12 Zo werden de dagen vele Ena_ ım aan de weg [zat]?” Maar
en de dochter van Sua, _ Juda’s
_
f De 23:18
Ez 16:33
zij bleven zeggen: „Er is nog
vrouw,n stierf; en Juda _ hield de Lu 15:30 nooit een tempelprostituee k in
rouwtijd.o Daarna ging hij op naar g Sp 20:16
deze plaats geweest.” 22 Ten
de scheerders van zijn schapen, slotte keerde hij naar Juda _ terug
hij en zijn metgezel H _ira, de Adul- h Ge 41:42 en zei: „Ik heb haar nergens ge-
1Kon 21:8
lamiet,p naar T _imna.q 13 Toen Es 8:8 vonden, en bovendien zeiden de
werd er aan Tamar _ meegedeeld: Da 6:17
mannen van de plaats: ’Er is nog
„Zie, uw schoonvader trekt op i 2Sa 14:2 nooit een tempelprostituee in
naar T _imna om zijn schapen te deze plaats geweest.’ ” 23 Juda _
j Ge 38:1
scheren.”r 14 Daarop ontdeed dan zei: „Laat zij ze voor zichzelf
zij zich van de kleren van haar k De 23:17 nemen, opdat wij niet tot [een
GENESIS 38:24–39:12 Jozef weerstaat Potifars vrouw 58
voorwerp van] verachting wor- HFDST. 38 bleek met Jozef
_ te zijn, zodat hij
den.a In ieder geval heb ik dit a Sp 6:33 een succesvol man werda en
Sp 12:14
bokje gestuurd, maar gij — gij Sp 18:3 over het huis van zijn meester,
hebt haar nergens gevonden.” Ro 6:21
2Kor 4:2
de Egyptenaar, kwam te staan.
24 Ongeveer drie maanden la- Ef 5:12 3 Zijn meester dan zag dat Jeho-
ter echter gebeurde het dat er b Ge 34:31 vah met hem was en dat Jehovah
Nu 5:12
aan Juda_ werd meegedeeld: „Uw c Ge 19:36
alles wat hij deed, in zijn hand
schoondochter Tamar _ heeft de 2Sa 11:5 liet gelukken.
hoer gespeeld,b en zie, zij is d Le 21:9
De 24:16
4 En Jozef
_ bleef gunst in zijn
c
ook zwanger van haar hoererij.” e Ge 38:16 ogen vinden en bediende hem
Daarop zei Juda: _ „Brengt haar Sp 18:17 voortdurend, zodat hij hem over
1Kor 4:5
naar buiten en laat zij verbrand f Ge 31:32
zijn huis aanstelde,b en alles wat
d
worden.” 25 Terwijl zij naar Ge 37:32 hij had, gaf hij in zijn hand. 5 En
Le 19:15
buiten werd gebracht, liet zijzelf het gevolg was dat vanaf de tijd
g Ge 38:18
aan haar schoonvader zeggen: h Ro 2:1
dat hij hem aangesteld had over
„Van de man aan wie deze [din- i 1Sa 24:17 zijn huis en over alles wat hij had,
gen] toebehoren, ben ik zwan- Job 33:27 Jehovah het huis van de Egypte-
Sp 11:6
ger.”e En zij voegde eraan toe: j Ge 38:11
naar dank zij Jozef
_ bleef zegenen,
„Onderzoekf alstublieft aan wie De 25:5 en Jehovah’s zegen kwam te rus-
Ru 3:12
deze [dingen] toebehoren, de ze- ten op alles wat hij had, in het
k Job 34:32
gelring en het snoer en de staf.”g l Ge 46:12 huis en op het veld.c 6 Ten slot-
26 Toen onderzocht Juda _ ze en Ru 4:12 te liet hij alles wat hij had, in Jo-_
1Kr 2:4
zei: h „Zij is rechtvaardiger dan Lu 3:33 zefs hand; d en hij wist volstrekt
i
ik, omdat ik haar niet aan mijn m 1Kr 9:6 niet wat er bij hem was, uitge-
zoon S elah
_ heb gegeven.” j En Mt 1:3
zonderd het brood dat hij at.
daarna had hij geen gemeenschap Bovendien werd Jozef _ schoon
meer met haar.k HFDST. 39 van gestalte en schoon van uiter-
27 Toen het nu de tijd was dat n Ps 105:17 lijk.
Han 7:9
zij moest baren, bleek dat er, zie, 7 Na deze dingen nu gebeurde
o Ge 37:36
een tweeling in haar buik was. p Ge 17:20 het dat de vrouw van zijn mees-
28 Voorts gebeurde´ ´ het toen zij Ge 37:25 ter haar ogen naar Jozef _ ging op-
baarde, dat een zijn hand uit- slaane en zei: „Kom bij mij lig-
stak, en de vroedvrouw nam ter- 2e kolom gen.”f 8 Maar steeds weigerde
stond een scharlaken [draadje] a Ps 1:3 hijg en zei dan tot de vrouw van
en bond het om zijn hand en zei: Ro 8:31 zijn meester: „Zie, mijn meester
Heb 13:6
„Deze is het eerst te voorschijn b Sp 14:35 weet niet wat er bij mij in het
gekomen.” 29 Ten slotte bleek Lu 12:44 huis is, en alles wat hij bezit,
1Kor 4:2
dat zodra hij zijn hand terugtrok, heeft hij in mijn hand gegeven.h
c Ge 30:27
zie, daar kwam zijn broer te voor- De 28:3 9 Niemand in dit huis is groter
schijn, zodat zij uitriep: „Wat be- 2Sa 6:11
dan ik, en volstrekt niets heeft
d Lu 16:10
doelt gij daarmee, dat gij voor Lu 19:17 hij mij onthouden behalve u, om-
uzelf een doorbraak hebt veroor- e Mt 5:28 dat gij zijn vrouw zijt.i Hoe zou
zaakt?” Daarom gaf men hem 2Pe 2:14
ik dan deze grote slechtheid kun-
l f Le 20:10
de naam Perez._ 30 En daarna Sp 2:16 nen begaan en in werkelijkheid
kwam zijn broer, die het scharla- 1Kor 6:9
zondigen tegen God?”j
ken [draadje] om zijn hand had, g Sp 1:10
Sp 5:20 10 Het gevolg dan was dat ter-
te voorschijn, en hem gaf men Sp 22:6
wijl zij dag aan dag tot Jozef _
m
toen de naam Zera. _ h Lu 16:12
sprak, hij nooit naar haar luis-
1Kor 4:2
Wat Jozef
_ betreft, hij werd terde om naast haar te komen
39 naar Egypte
Potifar,
_ o
_ gebracht,n en
een hofbeambte van Fa-
i Sp 6:29
Mr 10:8
j Ge 2:24
Ge 20:6
liggen, om bij haar te blijven.k
11 Maar op zekere dag gebeurde
rao, de overste van de lijfwacht, Ps 51:4
Ga 5:19
het dat hij, zoals op andere da-
een Egyptenaar, kocht hem ten ¨ Heb 13:4 gen, het huis binnenging om zijn
slotte uit de hand van de Ismae- k Sp 5:3 zaken te behartigen en er nie-
Sp 22:14
lietenp die hem daarheen had- l Job 24:15
mand van de mannen van het
den gebracht. 2 Maar Jehovah Jer 23:24 huis daar in huis was.l 12 Toen
59 Jozef in de gevangenis; legt dromen uit GENESIS 39:13–40:11
greep zij hem bij zijn kleed vasta HFDST. 39 bleek hij degene te zijn die het
en zei: „Kom bij mij liggen!” b a Pr 7:26 liet doen.a 23 De overste van
Jak 1:14
Maar hij liet zijn kleed in haar het gevangenhuis keek naar ab-
hand en nam de vlucht en ging b 2Sa 13:11 soluut niets om van wat in zijn
naar buiten.c 13 Het geschied- c Sp 6:32
hand was, omdat Jehovah met
de dan dat zodra zij zag dat hij 1Kor 6:18 [Jozef]
_ was, en wat hij deed, liet
2Ti 2:22
zijn kleed in haar hand had ge- Jehovah gelukken.b
laten om naar buiten te kunnen d Ps 35:20
Na deze dingen nu gebeur-
vluchten, 14 zij tot de mannen
van haar huis ging roepen en tot
Sp 6:19
Sp 12:17 40 de het dat de schenker
van de koning van Egypte en
c

hen zei: „Ziet! Hij heeft ons


e Ps 37:12 _
¨ een de bakker zondigden tegen hun
man gebracht, een Hebreeer, om f Ex 20:16
heer, de koning van Eg ypte. d
ons tot een voorwerp van bespot- Sp 12:22 _
Sp 19:5 2 En Farao werd verontwaardigd
ting te maken. Hij is tot mij ge- op zijn twee beambten,e op de
g De 19:15
komen om bij mij te liggen, maar Sp 6:34 overste der schenkers en op de
ik ben luidkeels gaan roepen.d Sp 29:12
overste der bakkers.f 3 Daarom
15 En het gevolg was dat zodra h Ps 105:18 zette hij hen in hechtenis in het
hij hoorde dat ik mijn stem ver- 1Pe 2:20
huis van de overste van de lijf-
1Pe 3:14
hief en ging roepen, hij voorts wacht,g in het gevangenhuis,h de
zijn kleed naast mij liet en de i Ge 40:3
plaats waar Jozef
_ een gevangene
Ps 105:19
vlucht nam en naar buiten ging.” Sp 16:7 was. 4 Toen stelde de overste
16 Daarna liet zij zijn kleed naast Da 1:9
Han 7:9 van de lijfwacht Jozef
_ bij hen aan
zich liggen totdat zijn meester om hen te bedienen; i en zij ble-

naar zijn huis kwam.e ven enige dagen in hechtenis.
2e kolom
17 Toen sprak zij tot hem naar 5 Voorts hadden zij beiden een
a Ge 39:6
deze woorden en zei: „De He- droom,j ieder zijn eigen droom
breeuwse knecht die gij ons hebt b Ge 49:22 in dezelfde nacht,k ieder zijn
Ps 1:3
gebracht, is tot mij gekomen om Han 7:10 droom met zijn eigen uitlegging,l
mij tot een voorwerp van bespot- de schenker en de bakker, die
ting te maken. 18 Maar ten de koning van Eg ypte _ toebe-
HFDST. 40
slotte gebeurde het dat zodra ik hoorden, die gevangenen in het
c Ge 40:11
mijn stem verhief en ging roe- Ge 41:9 gevangenhuis waren. m 6 Toen
pen, hij voorts zijn kleed naast Jozef
_ ’s morgens bij hen kwam
d Han 7:10
mij liet en naar buiten vlucht- en hen zag, ziedaar, zij zagen er
te.”f 19 Het gevolg was dat zo- e Ge 41:10 neerslachtig uit.n 7 Nu infor-
Sp 16:14
dra zijn meester de woorden van Sp 19:12 meerde hij bij de beambten van
zijn vrouw hoorde, die zij tot Farao, die met hem in het huis
f Ge 40:20
hem sprak, toen zij zei: „Zo en van zijn meester in hechtenis
zo heeft uw knecht mij gedaan”, g Ge 37:36 zaten, en zei: „Waarom staat
zijn toorn ontbrandde.g 20 Der- h Ge 39:20
UW gezicht vandaag somber?”o
halve nam Jozefs
_ meester hem Ps 105:18 8 Hierop zeiden zij tot hem: „Wij
en leverde hem over aan het ge- i Ge 39:22
hebben een droom gedroomd, en
vangenhuis, de plaats waar de er is geen uitlegger bij ons.” Jo- _
gevangenen van de koning in ar- j Job 33:15
zef dan zei tot hen: „Zijn uitleg-
rest werden gehouden, en hij k Ge 41:11 gingen niet [een zaak] van God? p
bleef daar in het gevangenhuis.h Verhaalt het mij alstublieft.”
l Ge 41:12
21 Jehovah was echter voort- 9 De overste der schenkers
durend met Jozef_ en bleef liefde- m Ge 41:10 verhaalde Jozef
_ toen zijn droom
rijke goedheid aan hem bewijzen en zei tot hem: „In mijn droom,
n Sp 15:13 ´ ´
en geven dat hij gunst vond in de Da 1:10 zie, daar stond een wijnstok voor
ogen van de overste van het ge- o Lu 24:17
mij. 10 En aan de wijnstok wa-
vangenhuis.i 22 Daarom gaf de ren drie ranken, en hij was ken-
p Ge 41:16
overste van het gevangenhuis Ps 25:14
nelijk aan het uitbotten.q Zijn
alle gevangenen die in het gevan- Da 2:28 bloesems kwamen te voorschijn.
Da 2:45
genhuis waren, in Jozefs
_ hand; Zijn trossen brachten hun drui-
en in alles wat zij daar deden, q Nu 13:23 ven tot rijpheid. 11 En Farao’s
GENESIS 40:12–41:10 Farao’s verjaardag 60
beker was in mijn hand, en toen HFDST. 40 post van schenker,a en hij gaf de
nam ik de druiven en perste ze a Sp 3:10 beker in het vervolg weer in Fa-
b Ge 40:21
uit in Farao’s beker.a Daarna gaf c Ge 41:12
rao’s hand. 22 Maar de overste
ik de beker in Farao’s hand.”b Da 2:30 der bakkers hing hij op,b juist
12 Toen zei Jozef _ tot hem: „Dit is d Ge 40:21
Ge 41:13
zoals Jozef
_ hun had uitgelegd.c
de uitlegging ervan: c De drie ran- Jer 52:31 23 De overste der schenkers
ken zijn drie dagen. 13 Binnen e Ne 2:1 dacht echter niet aan Jozef
_ en
f 1Sa 25:31
drie dagen zal Farao uw hoofd Lu 23:42 bleef hem vergeten.d
omhoogheffen, en hij zal u stel- g 2Sa 9:1
Nu geschiedde het na ver-
lig weer in uw ambt plaatsen; d
en gij zult stellig Farao’s beker in
h Ge 14:13
Ge 37:28
Ge 41:12
41 loop van twee volle jaren
e
dat Farao droomde, en zie,
Ex 21:16
zijn hand geven, naar het vroe- Han 7:9 hij stond aan de rivier de Nijl.
gere gebruik, toen gij als zijn i Ge 39:8
2 En zie, uit de rivier de Nijl ste-
schenker optradt.e 14 Niette- Ps 105:19

min moet gij aan mij denken


Ps 119:86 gen zeven koeien op, schoon van
Da 6:22
zodra het u goed gaatf en, als- Jo 15:25 uiterlijk en vet van vlees, en ze
tublieft, liefderijke goedheid je-
Heb 12:11
1Pe 3:17
gingen in het gras van de Nijl
gens mij betrachten en van mij j Ge 49:20 grazen.f 3 En zie, na deze ste-
gewag maken bij Farao,g en gij
1Kr 12:40 gen er zeven andere koeien uit
k Ge 15:11
moet mij uit dit huis zien te krij- l Ge 41:12
de rivier de Nijl op, lelijk van
gen. 15 Want eigenlijk ben ik m Ge 41:13 uiterlijk en mager van vlees,g en
De 21:22
ontvoerd uit het land der He- Joz 8:29
ze gingen naast de koeien aan de
¨ Joz 10:26 oever van de rivier de Nijl staan.
breeen; h en ook hier heb ik vol- n 1Sa 17:44
strekt niets gedaan waarvoor 2Sa 21:10
4 Toen aten de koeien die le-
men mij in het gevangenishol Jer 16:4 lijk van uiterlijk en mager van
Ez 39:4
moest zetten.”i Opb 19:17 vlees waren, de zeven koeien die
o Pr 7:1 schoon van uiterlijk en vet waren
16 Toen de overste der bak- Mr 6:21
kers zag dat hij iets goeds had p Sp 16:14
op.h Daarna ontwaakte Farao.i
uitgelegd, zei hij op zijn beurt tot
5 Hij sliep echter weer in en
Jozef:
_ „Ook ik had een droom, en droomde voor de tweede maal.
2e kolom
zie, er waren drie manden met En zie, zeven
´ ´ korenaren schoten
a Ne 2:1
wit brood op mijn hoofd, 17 en b Ge 41:13
op uit een halm, vet en goed.j
in de bovenste mand waren al- Es 7:10 6 En zie, na deze ontsproten er
c Ge 40:8
lerlei eetwaren voor Farao,j het Da 2:30
zeven dunne en door de oos-
product van een bakker, en het d Ge 40:14 tenwind verzengde k korenaren.l
gevogeltek was ze aan het op-
Job 19:14
7 Voorts slokten de dunne ko-
renaren de zeven vette en volle
eten uit de mand boven op mijn
hoofd.” 18 Toen antwoordde HFDST. 41 korenaren op.m Daarna ontwaak-
Jozef
_ en zei: „Dit is de uitlegging e Ge 20:3 te Farao, en zie, het was een
Ge 40:5
ervan: l De drie manden zijn drie Job 33:15 droom.
dagen. 19 Binnen drie dagen Da 2:1 8 ’s Morgens dan geschiedde
f Ge 1:30
zal Farao uw hoofd van u om- Ge 41:18 het dat zijn geest in beroering
hoogheffen, en hij zal u stellig g Ge 41:19 geraakte.n Daarom liet hij alle
h Ge 41:20
aan een paal hangen; m het gevo- magie-beoefenende priesters van
i Ge 41:21 o
gelte zal stellig uw vlees van u 1Kon 3:15 Egypte
_ en alle wijzenp [van het
afeten.”n j Ge 41:22 land] roepen, en vervolgens ver-
k 2Kon 19:26
20 Nu bleek het op de derde Ez 17:10
haalde Farao hun zijn dromen.q
dag Farao’s verjaardag o te zijn, Ho 13:15 Maar er was niemand die ze voor
l Ge 41:23
en hij rechtte toen een feest- m Ge 41:24
Farao kon uitleggen.
maal aan voor al zijn dienaren n Da 2:1 9 Toen sprak de overste der
en hief het hoofd van de overste o Ex 7:11 schenkers met Farao r en zei:
p Jes 19:11
der schenkers en het hoofd van Da 2:2
„Van mijn zonden maak ik he-
de overste der bakkers te mid- 1Kor 3:20 den gewag.s 10 Farao was ver-
q Da 4:7
den van zijn dienaren omhoog.p r Ge 40:21
ontwaardigd op zijn dienaren.t
21 Bijgevolg plaatste hij de over- s Sp 28:13 Daarom zette hij mij in hechte-
ste der schenkers weer op zijn t Ge 40:2 nis in het huis van de overste der
61 Jozef verklaart Farao’s dromen GENESIS 41:11-34
lijfwacht,a zowel mij als de over- HFDST. 41 22 Daarna zag ik in mijn droom
ste der bakkers. 11 Daarna a Ge 37:36 en zie, zeven
´ ´ korenaren schoten
Ge 40:3
hadden wij beiden in dezelfde op uit een halm, vol en goed.a
nacht een droom, zowel ik als b Ge 40:5 23 En zie, na deze ontsproten
hij. Ieder van ons droomde zijn c Ge 39:17 er zeven verschrompelde, dunne,
droom met zijn eigen uitleg- door de oostenwind verzengde b
d Ge 39:1
ging.b 12 En er was daar bij ons korenaren. 24 Toen slokten de
¨
een jonge man, een Hebreeer,c e Ge 40:8 dunne korenaren de zeven goe-
een knecht van de overste der f Ge 40:21 de korenaren op.c Ik legde dit dus
lijfwacht.d Toen wij hem onze voor aan de magie-beoefenende
g Ge 40:22
dromen verhaalden,e legde hij priesters,d maar er was niemand
ze ons vervolgens uit. Aan ieder h 1Sa 2:8 die mij [de uitlegging] kon ver-
Ps 105:20
gaf hij uitleg naar zijn droom. tellen.”e
13 En het bleek dat het precies i Ge 40:15
Da 2:25
25 Toen zei Jozef
_ tot Farao:
zo gebeurde als hij het ons had „De droom van Farao is slechts
j Jer 9:26 ´ ´
uitgelegd. Mij plaatste hij weer een [droom]. Wat de [ware] God
in mijn ambt,f maar hem hing hij k Jer 52:33 doet, heeft hij Farao meegedeeld.f
op.”g l Ps 25:14
26 De zeven goede koeien zijn
14 Hierop liet Farao Jozef
_ roe- Da 5:12 zeven jaren. Evenzo zijn de ze-
Han 7:10
pen,h opdat zij hem vlug uit het ven goede korenaren´ ´ zeven ja-
gevangenishol zouden halen. Hij i m Ge 40:8 ren. Het is slechts een droom.
Da 2:23
dan schoor zichj en verwisselde Da 2:28 27 En de zeven magere en slechte
zijn mantels k en ging naar Farao. koeien die na deze opkwamen,
n Ge 41:2
15 Toen zei Farao tot Jozef:_ „Ik zijn zeven jaren; en de zeven
heb een droom gedroomd, maar o Ge 41:3 lege korenaren, verzengd door
er is niemand die hem kan uitleg- p Ge 41:4 de oostenwind,g zullen zeven ja-
gen. Nu heb ikzelf over u horen ren van hongersnoodh blijken te
q Le 26:26
zeggen dat gij een droom maar Jes 9:20 zijn. 28 Dit is het wat ik tot Fa-
hoeft te horen om hem te kun- rao heb gesproken: Wat de [ware]
nen uitleggen.”l 16 Hierop ant- 2e kolom
God doet, heeft hij Farao doen
woordde Jozef_ Farao en zei: „Ik a Ge 41:5
zien.i
hoef niet in aanmerking geno- 29 Zie, er komen zeven ja-
b Ge 41:6
men te worden! God zal Farao Ps 129:6
ren van grote overvloed in heel
welzijn aankondigen.”m Egypteland. 30 Maar na deze
c Ge 41:7
17 En Farao sprak verder tot zullen er stellig zeven jaren van
Jozef:
_ „Zie, in mijn droom stond d Ge 41:8 hongersnood aanbreken, en al
Ex 7:11
ik aan de oever van de rivier de Da 2:2 de overvloed in het land Egypte_
Nijl. 18 En zie, uit de rivier de zal stellig vergeten worden en
e Da 2:27
Nijl stegen zeven koeien op, vet Da 4:7 de hongersnood zal het land
van vlees en schoon van gedaan- eenvoudig verteren.j 31 En de
f Ps 98:2
te, en ze gingen in het gras van de Jes 41:22 overvloed die eens in het land
Nijl grazen.n 19 En zie, na deze Da 2:28
Am 3:7
was, zal niet te merken zijn van-
stegen er zeven andere koeien wege die daaropvolgende hon-
g Ex 14:21
op, schraal en zeer slecht van gersnood, want die zal stellig
gedaante en mager van vlees.o h Ge 12:10 zeer zwaar zijn. 32 En dat de
2Kon 8:1
Zo slecht als deze heb ik ze in droom tot tweemaal toe aan Fa-
heel Egypteland nog niet ge- i Da 2:28 rao herhaald werd, betekent dat
zien. 20 Voorts aten de magere j Jes 24:4
de zaak volkomen vaststaat bij
en slechte koeien de eerste zeven Mt 24:7 de [ware] God,k en de [ware] God
Han 7:11
vette koeien op.p 21 Deze kwa- Han 11:28 spoedt zich om die ten uitvoer te
men dus in hun buik terecht, brengen.l
k De 19:15
en toch kon men niet merken Job 33:14 33 Laat Farao nu daarom uit-
Mt 18:16
dat ze in hun buik waren ter- zien naar een beleidvol en wijs
echtgekomen, daar hun uiterlijk l 2Th 3:1 man en hem over het land Egyp- _
even slecht was als in het begin.q m De 1:13
te stellen.m 34 Laat Farao in-
Daarop ontwaakte ik. 1Kor 4:2 grijpen en opzieners over het
GENESIS 41:35-55 Jozef door Farao verhoogd; slaat koren op 62
land aanstellen,a en hij moet ge- HFDST. 41 trok Jozef_ uit over het land Egyp- _
durende de zeven jaren van over- a 1Kon 11:28 te.a 46 En Jozef _ was dertig jaar
b Ge 41:47 b
vloed een vijfde van het land Ge 47:26
oud toen hij voor Farao, de ko-
Egypte
_ heffen.b 35 En laten zij c Ge 41:48 ning van Egypte, _ stond.
alle levensmiddelen van deze ko- Sp 8:21
Han 7:12 Hierop ging Jozef _ van voor
mende goede jaren bijeenbren- d Ge 47:13 Farao heen en doorreisde het
gen, en laten zij koren opslaan e Ge 45:11 gehele land Egypte. _ 47 En ge-
Ge 47:19
onder Farao’s hand als levens- durende de zeven jaren van over-
f Da 1:20
middelen in de steden,c en zij g Nu 27:18 vloed bracht het land aan-
moeten het beveiligen. 36 En Job 32:8 houdend bij handen vol voort.c
Jes 61:1
de levensmiddelen moeten het Da 4:8 48 En hij bleef alle levensmidde-
land tot voorraad dienen gedu- h Ps 32:8 len van de zeven jaren die over
Sp 14:35
rende de zeven jaren van hongers- 1Kor 1:27 het land Egypte _ kwamen, bijeen-
nood die zich in het land Egyp- _ i Sp 2:6 brengen en sloeg de levensmid-
te zullen voordoen,d opdat het land 1Kor 2:6
delen dan in de steden op.d De
j Ge 39:6
niet door de hongersnood wordt Ps 105:21 voedselproducten van het veld
afgesneden.”e Han 7:10 dat rondom een stad gelegen
k Ge 49:10
37 Welnu, de zaak bleek goed l Es 10:3
was, sloeg hij in het midden er-
te zijn in de ogen van Farao en Da 6:3 van op.e 49 En Jozef _ bleef ko-
van al zijn dienaren.f 38 Der- m Da 5:7 ren ophopen in zeer grote hoe-
n Es 8:10
halve zei Farao tot zijn dienaren: Da 6:17
veelheid,f als het zand der zee,
„Kan er een andere man gevon- o Es 8:2 totdat men ten slotte ophield het
den worden als deze, in wie de Ps 75:7
Da 5:29
te tellen, omdat het niet te tellen
geest van God is?”g 39 Daarna p 1Kon 1:38 was.g
zei Farao tot Jozef: _ „Aangezien Es 6:11 50 En voordat het jaar van de
q Ge 44:18
God u dit alles heeft doen we- Ge 45:8 hongersnood aanbrak, werden
ten,h is er niemand zo beleidvol Han 7:10 Jozef
_ twee zonen geboren,h die
r Ge 46:20
en wijs als gij.i 40 Gij zult per- Asnath,
_ de dochter van Potifera, _
s Jer 43:13
soonlijk over mijn huis staan,j en Ez 30:17 de priester van On, hem baarde.
heel mijn volk zal u onvoorwaar- 51 Aan de eerstgeborene dan gaf
delijk gehoorzamen.k Alleen met 2e kolom
Jozef
_ de naam Manasse, _ i
want,
betrekking tot de troon zal ik om zijn woorden aan te halen:
a Ps 105:21
groter zijn dan gij.”l 41 En Fa- b Nu 4:3 „God heeft mij al mijn moeite en
rao zei verder tot Jozef: _ „Zie, ik 2Sa 5:4 het gehele huis van mijn vader
Lu 3:23
stel u waarlijk over het gehele c Ge 26:12
doen vergeten.”j 52 En aan¨ de
m
land Egypte.”
_ 42 Daarop trok Ps 65:9 tweede gaf hij de naam Efra _ ım,k
Farao zijn zegelring n van zijn d Ex 1:11 want, om zijn woorden aan te ha-
e 1Kon 9:19
eigen hand en deed hem aan Jo- _ 2Kr 32:28 len: „God heeft mij vruchtbaar
zefs hand en hulde hem in kle- f Ps 107:37 gemaakt in het land van mijn el-
deren van fijn linnen en hing g De 28:11 lende.”l
Mal 3:10
hem een gouden halsketting om h Ge 48:5 53 En de zeven jaren van de
de hals.o 43 Bovendien liet hij i Ge 50:23 overvloed die in het land Egypte _
hem rijden in de tweede ere- Nu 1:35
Opb 7:6
geheerst had, liepen geleidelijk
wagen die hij had,p zodat zij j Ps 30:11 ten einde,m 54 en vervolgens
voor hem uit zouden roepen: Jes 65:16 begonnen de zeven jaren van
Opb 21:4
„Avrekh!”, hem aldus over het k Ge 48:17 de hongersnood te komen, juist
gehele land Egypte
_ stellend. Nu 1:33 zoals Jozef _ gezegd had.n En de
De 33:17
44 Voorts zei Farao tot Jozef: _ Joz 14:4 hongersnood werd in alle landen
„Ik ben Farao, maar zonder uw l Ps 105:18 voelbaar, maar in het gehele land
Ps 107:41
machtiging mag niemand zijn Am 6:6 Egypte_ werd brood gevonden.o
hand of zijn voet opheffen in het Han 7:10 55 Ten slotte werd het gehele
q m Ge 41:26
gehele land Egypte.”
_ 45 Daar- land Egypte _ door de hongers-
n Ge 41:30
na gaf Farao
¨ Jozef
_ de naam Zaf- _ Han 7:11 nood aangetast, waarop het volk
nath Paaneach_ en gaf hem As- _ o Ge 45:11 luid tot Farao om brood riep.p
Ge 47:17
nath,r de dochter van Potifera, _ de p Ge 47:13
Toen zei Farao tot alle Egypte-
priester van On,s tot vrouw. Toen Klg 5:10 naren: „Gaat naar Jozef. _ Al wat
63 Jozefs broers naar Egypte GENESIS 41:56–42:21
hij U zegt, dient GIJ te doen.”a HFDST. 41 met betrekking tot hen had ge-
56 En de hongersnood heerste a Ps 105:21 droomd,a en hij zei verder tot
Ps 146:7
over de gehele oppervlakte der hen: „GIJ zijt verspieders! GIJ
b Ge 43:1
aarde.b Toen opende Jozef
_ alle Lu 4:25 zijt gekomen om te zien waar
korenmagazijnen die zich in c Ge 41:48 het land open en bloot ligt!”b
hun midden bevonden en ver- Ge 47:16 10 Toen zeiden zij tot hem:
Sp 11:26
kocht aan de Egyptenaren,c daar „Neen, mijn heer,c maar uw
d Ge 47:4
de hongersnood het land Egyp- _ Ps 33:19 knechtend zijn gekomen om le-
te stevig in zijn greep kreeg. vensmiddelen te kopen. 11 Wij ´ ´
57 Bovendien kwamen mensen HFDST. 42
zijn allen zonen van slechts een
van heel de aarde naar Egypte
_ e Ge 41:48
man. Wij zijn oprechte mensen.
om bij Jozef
_ te kopen, want de Uw knechten treden niet als ver-
f Han 7:12
hongersnood had de gehele aarde spieders op.”e 12 Maar hij zei
g 1Kr 2:1
stevig in zijn greep.d tot hen: „Niet waar! Want GIJ
h Ge 35:18
Ge 42:38
zijt gekomen om te zien waar
Ten slotte zag Jakob
_ dan
42 dat er in Eg ypte
e
was. Toen zei Jakob
_
_ graan
tot zijn zo-
Ge 44:20
i Ge 43:14
het land open en bloot ligt.” f
13 Hierop zeiden zij: „Uw knech-
g
j Ge 41:57 ten zijn twaalf broers. ´ ´ Wij zijn
nen: „Waarom blijft GIJ elkaar Han 7:11
de zonen van slechts een manh in
aankijken?” 2 En hij voegde k Ge 41:44 ¨
Ge 45:8
het land Kana_ an; en zie, de jong-
eraan toe: „Ziet, ik heb gehoord Ps 105:21 ste is heden bij onze vader,i ter-
dat er in Egypte _ graan is.f Daalt Han 7:10
wijl de andere er niet meer is.”j
daarheen af en koopt vandaar [ko- l Ge 47:14
14 Jozef zei echter tot hen:
_
ren] voor ons, opdat wij in leven m Ge 37:7
„Het is zoals ik tot U gesproken
Ge 37:9
blijven en niet sterven.” 3 Bij- heb, toen ik zei: ’GIJ zijt verspie-
n Ge 42:23
gevolg daalden tien broers g van Ps 81:5 ders!’ 15 Hierdoor zult GIJ ge-
Jozef
_ af om koren uit Egypte _ te o Ge 37:1 toetst worden. Zo waar Farao
kopen. 4 Maar Jakob _ zond Ben- _ Han 7:12
leeft, GIJ zult van hier niet weg-
jamin,h Jozefs _ broer, niet met gaan, tenzij UW jongste broer
zijn andere broers mee, want hij 2e kolom hierheen komt.k 16 Stuurt een
zei: „Anders overkomt hem mis- a Ge 37:7 van U om UW broer te halen, ter-
schien een dodelijk ongeluk.”i Ge 37:9
wijl GIJ geboeid blijft, opdat UW
¨ Nu 12:6
5 Isra
_ els zonen dan kwamen b Ge 47:13 woorden getoetst mogen worden
tegelijk met de anderen die kwa- c Ro 13:7 als [zijnde] de waarheid in UW ge-
men kopen, want de hongers- ¨ d Ge 37:8
val.l En zo niet, zo waar Farao
nood heerste in het land Kana _ an.j leeft, dan zijt GIJ verspieders.”
e Ge 42:31
6 En Jozef _ was de machtheb- 17 Daarop stelde hij hen drie da-
f Ge 41:30
ber over het land.k Hij was de- gen lang te zamen in verzekerde
g 1Kr 2:1
gene die aan al het volk van de bewaring.
h Ex 1:1
aarde verkocht.l Dientengevolge 18 Daarna zei Jozef _ op de der-
i Ge 35:18
kwamen Jozefs _ broers en bo- Ge 42:38 de dag tot hen: „Doet dit en blijft
gen zich diep voor hem met hun Ge 43:7 m
in leven. Ik vrees de [ware]
aangezicht ter aarde.m 7 Toen j Ge 37:27 God. 19 Indien GIJ oprecht zijt,
Ge 37:35
nu Jozef _ zijn broers zag, her- Ge 44:20 laat dan een van UW broers ge-
kende hij hen dadelijk, maar hij Ge 45:26 boeid blijven in het huis waar
Han 7:9
maakte zich onherkenbaar voor GIJ in verzekerde bewaring zijt,n
k Ge 42:34
hen.n Daarom sprak hij hun met Ge 43:29 maar de overigen van U: gaat,
hardheid toe en zei tot hen: l Ps 7:9 neemt graan voor de hongers-
„Waar zijt GIJ vandaan gekomen?”, m Ge 20:11 nood in UW huizen.o 20 Dan
waarop ¨ zij zeiden: „Uit het land
Le 25:43 zult GIJ UW jongste broer bij mij
Ne 5:15
Kana_ an, om levensmiddelen te Sp 8:13 brengen, opdat UW woorden be-
kopen.”o 2Kor 7:1
trouwbaar bevonden mogen wor-
8 Aldus herkende Jozef
_ zijn n Ge 42:24 den; en GIJ zult niet sterven.”p
´´
broers, maar zıj herkenden hem o Ge 43:2
Ge 45:23
Toen deden zij zo.
niet. 9 Onmiddellijk herinner- p Ge 43:5
21 Nu zeiden zij tot elkaar:
de Jozef_ zich de dromen die hij Ge 44:23 „Ongetwijfeld zijn wij schuldig
GENESIS 42:22–43:4 Simeon vastgehouden. Verslag aan Jakob 64
met betrekking tot onze broer,a HFDST. 42 den bij ¨ onze vader in het land
want wij zagen zijn zielsbe- a Ge 37:18 Kana_ an.’a 33 Maar de man die
Ge 37:28
nauwdheid, toen hij ons om me- Ge 50:17 de heer van het land is, zei tot
dedogen smeekte, maar wij heb- Han 7:9
b Nu 32:23
ons: b ’Hieraan zal ik weten dat
ben niet geluisterd. Daarom is Sp 21:13 GIJ oprecht zijt: c Laat een van
Mt 7:2
deze benauwdheid over ons ge- UW broers bij mij blijven.d Neemt
1Ti 5:24
komen.”b 22 Toen antwoordde c Ge 37:21 GIJ vervolgens iets mee voor de
Ro 2:15
Ruben
_ hun en zei: „Heb ik U d Ge 9:5
hongersnood in UW huizen en
niet gezegd: ’Bezondigt U niet Ps 9:12 gaat heen.e 34 En brengt UW
Opb 6:10
aan het kind’, maar GIJ hebt niet e Ge 43:30
jongste broer bij mij, opdat ik
geluisterd? c En ziet, nu wordt f Ge 42:19 weet dat GIJ geen verspieders zijt,
¨ Ge 49:5
zijn bloed stellig teruggeeist.”d g Ge 43:23
maar dat GIJ oprecht zijt. UW
23 Zij nu wisten niet dat Jozef _ Job 36:8 broer zal ik U teruggeven, en GIJ
h Ge 44:1
luisterde, want er was een tolk i Ge 45:21
moogt zaken doen in het land.’ ”f
tussen hen. 24 Dientengevolge 1Pe 3:9 35 Het geschiedde dan toen zij
j Ge 43:21
wendde hij zich van hen af en Sp 12:10 hun zakken ledigden, dat zie,
weende toen.e Daarop keerde hij Jer 9:2 ieders buidel met geld in zijn zak
Jer 41:17
tot hen terug en sprak tot hen k Ge 43:21 was. Zowel zij als hun vader za-
en nam S _imeonf van hen weg l Le 26:36 gen nu hun buidels met geld, en
Lu 19:21
en boeide hem voor hun ogen.g m Jes 45:7 zij werden bevreesd. 36 Toen
25 Daarna gaf Jozef _ bevel en Am 3:6
Heb 10:30
riep hun vader Jakob_ uit tot hen:
men vulde toen hun zakken met n Ge 42:7 „Mij hebt GIJ van kinderen be-
koren. Ook moesten zij het geld o Joz 2:1
Re 1:23
roofd! g Jozef
_ is er niet meer en
van de mannen in ieders zak te- 2Sa 10:3 S _imeon is er niet meer,h en Ben- _
rugleggenh en hun mondvoor- p Ge 42:11
Sp 11:6
jamin zult GIJ nog wegnemen!
raad voor de reis geven.i Bijge- Sp 14:2 Op mij is dit allemaal neergeko-
q Ge 42:13
volg werd hun zo gedaan. r Han 7:8
men!” 37 Maar Ruben _ zei tot
26 Zij dan laadden hun graan s Ge 37:28 zijn vader: „Mijn eigen twee zo-
Ge 37:35
op hun ezels en gingen vandaar nen moogt gij ter dood bren-
´ ´ gen indien ik hem niet bij u te-
op weg. 27 Toen een zijn zak
opendeed om in het nachtver- 2e kolom rugbreng.i ´ Geef hem onder mijn
blijf zijn ezel voer te geven,j zag a Ge 35:18 hoede, en ık zal hem u terugge-
Ge 42:4
hij prompt zijn geld, en zie, het b Ge 45:9
ven.”j 38 Hij zei echter: „Mijn
was in de opening van zijn zak.k c Sp 14:9 zoon zal niet met ulieden afda-
d Ge 42:19
28 Daarop zei hij tot zijn broers: e Ge 42:2
len, want zijn broer is dood en
„Mijn geld is teruggegeven, en Klg 4:9 hij is alleen overgebleven.k In-
nu, ziet, het is in mijn zak!” Toen f Ge 34:10
Ge 42:20
dien hem een dodelijk ongeluk
ontzonk hun de moed, zodat zij Jak 4:13 overkomt op de weg die GIJ zoudt
g Ge 43:14
zich bevend tot elkaar wenddenl h Ge 37:28
gaan, dan zoudt GIJ stellig mijn
en zeiden: „Wat heeft God ons nu Ge 37:35 grijze haren met droefheid in
Ge 42:24
aangedaan?”m i Ge 37:22
_ l doen neerdalen.”
Sjeo_ ol
Ge 46:9
29 Ten slotte kwamen zij bij En de hongersnood was
hun¨ vader Jakob,
_ in het land Ka-
naan, en vertelden hem wat hun
_
j Ge 43:9
Ge 44:32
k Ge 37:33
Ge 44:20
43 zwaar in het land. m
2 Nu
geschiedde het dat zodra zij het
allemaal overkomen was, en zei- l Ge 37:35 graan dat zij uit Egypte
_ hadden
Nu 16:30
den: 30 „De man die de heer 1Kon 2:6 meegebracht,n helemaal hadden
van het land is, heeft ons met Ps 49:14 opgegeten, hun vader voorts tot
Ps 89:48
hardheid toegesproken,n daar Pr 9:10 hen zei: „Gaat terug, koopt ons
hij ons hield voor mensen die Ho 13:14
Han 2:27
wat voedsel.”o 3 Toen zei Juda
_
het land kwamen verspieden.o Opb 20:13 tot hem: p „De man heeft ons uit-
31 Maar wij zeiden tot hem: drukkelijk betuigd en gezegd:
’Wij zijn oprechte mensen.p Wij HFDST. 43 ’GIJ moogt mijn aangezicht niet
treden niet als verspieders op. m Ge 41:30 weer zien, tenzij UW broer bij U
32 Wij zijn twaalf broers,´ q de zo- Han 7:11 is.’q 4 Indien gij onze broer met
n Ge 42:2
nen van onze vader.r Een is er Han 7:12
niet meer,s en de jongste is he- o De 2:6 p Ge 29:35; q Ge 42:15.
65 Jakob treurt. Zonen weer naar Egypte GENESIS 43:5-23
ons zendt,a zijn wij bereid af te HFDST. 43 opdat hij U stellig UW andere
dalen en voedsel voor u te ko- a Ge 42:20 broer en Benjamin
_ vrijlaat. Maar
Ge 42:36
pen. 5 Maar indien gij hem niet ik, ingeval ik van kinderen be-
b Ge 42:15
zendt, zullen wij niet afdalen, Ge 44:26 roofd moet worden, dan zal ik
want waarlijk, de man heeft ons c Ge 32:28 stellig van hen beroofd zijn!”a
gezegd: ’GIJ moogt mijn aange- d Ge 43:27 15 Bijgevolg namen de man-
zicht niet weer zien, tenzij UW ¨ e Ge 42:13 nen dit geschenk, en zij namen
broer bij U is.’ ”b 6 En Isra _ el f Ge 42:16 dubbel geld in hun hand, bene-
riep uit: c „Waarom moest GIJ mij g Ge 37:26 vens Benjamin.
_ Toen stonden zij
kwaad berokkenen door de man Ge 42:38 op en daalden af naar Egypte _
te vertellen dat GIJ nog een broer h Ge 42:2 en kwamen voor Jozef _ te staan.b
Klg 4:9
hadt?” 7 Hierop zeiden zij: „De 16 Toen Jozef
_ Benjamin
_ bij hen
i Han 7:14
man informeerde rechtstreeks zag, zei hij terstond tot de man
j Ge 44:32
naar ons en onze bloedverwan- Jo 15:13 die over zijn huis ging: „Breng de
ten, en zei: ’Leeft UW vader k Ex 21:23 mannen naar het huis en slacht
nog? d Hebt GIJ nog een broer?’, 1Kon 20:39 dieren en tref voorbereidingen,c
Ro 5:7
en wij hebben het hem toen over- want de mannen dienen vanmid-
l 1Kr 5:2
eenkomstig deze feiten verteld.e dag bij mij te eten.” 17 Onmid-
m 2Kon 7:4
Hoe konden wij nu weten dat Han 21:14 dellijk deed de man juist zoals Jo- _
hij zou zeggen: ’Brengt UW broer n Ge 32:20 zef gezegd had.d De man bracht
mee’?”f Sp 18:16 de mannen dus naar Jozefs_ huis.
8 Ten slotte
¨ zei Juda
_ tot zijn va- o Ex 25:6 18 Maar de mannen werden be-
Es 2:12
der Isra
_ el: „Zend de jongen met Jer 8:22 vreesd, omdat zij naar Jozefs
_ huis
g opdat wij kunnen op-
mij mee, Jer 46:11
Ez 27:17
waren gebracht,e en zij zeiden
staan en gaan en opdat wij in le- nu: „Het is vanwege het geld dat
p 1Sa 14:25
ven mogen blijven en niet ster- Sp 25:16 in het begin met ons terugging
ven,h zowel wij als gij ´ en onze Mt 3:4 in onze zakken, dat wij hierheen
kleine kinderen.i 9 Ik zal borg q Ge 37:25 worden gebracht, opdat zij ons
voor hem staan.j Van mijn hand r Nu 17:8 kunnen overrompelen en aan-
moogt gij de straf voor hem eisen.k s Ge 42:25 vallen en ons tot slaven kunnen
Ge 42:35
Indien ´ ´ ik hem niet bij u breng nemen met onze ezels!”f
t Ro 13:8
en voor u stel, dan zal ik voor 2Kor 8:21 19 Derhalve traden zij op de
altijd tegen u gezondigd heb- Heb 13:18
man die over Jozefs
_ huis ging
ben. 10 Maar hadden wij niet u Ne 1:11
Lu 1:50
toe en spraken tot hem aan de
zo getalmd, dan zouden wij nu al 2Kor 5:10 ingang van het huis, 20 en zij
tweemaal heen en terug zijn ge- zeiden: „Neem ons niet kwalijk,
weest.”l 2e kolom mijn heer! Wij zijn inderdaad
¨ Derhalve zei hun vader Is-
11 _ a Ge 27:45
in het begin hierheen gekomen
rael tot hen: „Indien het zo ge- Ge 42:36 om voedsel te kopen.g 21 Maar
steld is,m doet dan dit: Neemt de b Ge 37:7 nu gebeurde het dat toen wij
voortreffelijkste producten van c Ge 18:7 in het nachtverblijf h kwamen en
Sp 9:2
het land in UW zakken en brengt vervolgens onze zakken open-
d Ge 41:40
ze de man als geschenk: n wat deden, zie, daar was ieders geld
e Ge 20:11
balsem,o en wat honing,p lada- Ge 42:21
in de opening van zijn zak, ons
num en harsrijke schors,q pista- f Ge 42:25
geld naar het volle gewicht. Wij
ches en amandelen.r 12 Neemt Ge 42:35 zouden het daarom graag met
ook dubbel geld in UW hand; en g Ge 42:3 onze eigen handen teruggeven.i
het geld dat in de opening van h Ge 42:27 22 En wij hebben meer geld in
Lu 2:7
UW zakken werd teruggegeven, onze handen meegenomen om
i De 22:2
zult GIJ in UW hand terugbren- Han 20:33
voedsel te kopen. Wij weten stel-
gen.s Misschien was het een ver- Ro 13:8 lig niet wie ons geld in onze zak-
Heb 13:5
gissing.t 13 En neemt UW broer 1Pe 2:12 ken gelegd heeft.”j 23 Toen zei
en staat op, gaat terug naar de j Ge 43:12 hij: „Het is wel in orde met U.
man. 14 En God de Almachti- k Re 6:23
Weest niet bevreesd.k UW God en
ge geve dat GIJ medelijden vindt l Pr 5:19
de God van UW vader heeft U een
voor het aangezicht van de man,u Han 17:25 schat in UW zakken gegeven.l UW
GENESIS 43:24–44:10 Jozefs broers onthaald. Benjamin begunstigd 66
geld is eerst bij mij gekomen.” HFDST. 43 ven elkaar verbaasd aankijken.
Daarna bracht hij S _imeon bij a Ge 42:24 34 En hij liet hun al maar por-
hen.a b Ge 18:4 ties van voor zijn aangezicht
24 Vervolgens bracht de man Ge 19:2
1Sa 25:41
brengen, maar Benjamins
_ portie
de mannen in Jozefs_ huis en gaf Jo 13:12 maakte hij wel vijfmaal zo groot
water opdat hun voeten gewas- c Ge 24:32
als de porties van alle anderen.a
sen konden worden,b en hij gaf Re 19:21 Zo bleven zij feestmaal houden
voer voor hun ezels.c 25 Daar- d Ge 43:11 en volop met hem drinken.b
Sp 18:16
op maakten zij het geschenkd ge- Later gebood hij de man
reed voor Jozefs
_ komst op de
middag, want zij hadden gehoord
e Ge 43:16
Ex 2:20
Job 42:11
44 c
die over zijn huis ging en
zei: „Vul de zakken van de man-
dat zij daar brood zouden eten.e f Ge 37:7 nen met voedsel, zoveel zij kun-
26 Toen Jozef
_ nu het huis binnen- Ge 42:6 nen dragen, en leg het geld van
kwam, brachten zij voorts het g Ex 18:7 ieder in de opening van zijn zak.d
geschenk dat in hun hand was, 1Sa 17:22
2 Maar mijn beker, de zilveren
tot hem in het huis en wierpen h Ge 43:7 beker, moet gij in de opening van
zich voor hem ter aarde neer.f de zak van de jongste leggen, met
i Ge 37:9
27 Hierna informeerde hij of zij 2Sa 1:2 het geld voor zijn graan.” Hij dan
het goed maakten en zei: g „Maakt 2Kr 24:17
deed naar het woord van Jozef,_
UW vader, de bejaarde man over j Ge 35:24 dat hij gesproken had.e
wie GIJ gesproken hebt, het goed? k Ge 42:13 3 De morgen was aangelicht
Leeft hij nog?”h 28 Waarop zij toen de mannen werden heenge-
l Nu 6:25
zeiden: „Uw knecht, onze vader, zonden,f zowel zij als hun ezels.
maakt het goed. Hij leeft nog.” m 1Kon 3:26
Fil 1:8 4 Zij gingen de stad uit. Zij wa-
Toen bogen zij zich en wierpen Kol 3:12 ren nog niet ver gekomen, toen
zich neer.i n Ge 42:24 Jozef
_ tot de man die over zijn
29 Toen hij zijn ogen opsloeg o Ge 45:1
huis ging, zei: „Sta op! Jaag de
en zijn broer Benjamin_ zag, de mannen na, en gij moet hen in-
p Ge 43:25
zoon van zijn moeder,j zei hij halen en tot hen zeggen: ’Waar-
verder: „Is dit UW jongste broer, q Ge 46:34 om hebt GIJ kwaad voor goed
Ex 8:26
over wie GIJ tot mij gesproken vergolden? g 5 Is dit niet het
hebt?”k En hij voegde eraan toe: r Ge 49:3
voorwerp waaruit mijn meester
De 21:17
„Moge God u zijn gunst betonen,l drinkt en waarvan hij zich met

mijn zoon.” 30 Jozef _ was nu ge- grote bedrevenheid bedient om
2e kolom
haast, want zijn innerlijke ge- voortekens te lezen? h Het is een
voelens werden opgewekt jegens a Ge 45:22
Mt 20:15
slechte daad die GIJ hebt bedre-
zijn broer,m zodat hij [een plaats] ven.’ ”
b Re 14:10
zocht om te wenen, en hij ging Job 1:4 6 Ten slotte haalde hij hen in
een binnenkamer in en barstte en sprak deze woorden tot hen.
daar in tranen uit.n 31 Daarna 7 Maar zij zeiden tot hem: „Waar-
HFDST. 44
waste hij zijn gezicht en kwam om spreekt mijn heer met zul-
c Ge 43:16
naar buiten en bedwong zich ke woorden? Het is ondenkbaar
en zei: o „Dient de maaltijd op.”p d Ge 42:25
dat uw knechten zo iets zouden
32 Toen diende men voor hem e Ge 41:40 doen. 8 Zie, het geld dat wij
afzonderlijk op en voor hen af- f Ge 19:2 in de opening van onze zak-
zonderlijk en voor de Egypte- Re 19:5 ken vonden, hebben wij u uit
naren die met hem aten afzon- ¨
g Ps 109:5 het land Kana_ an teruggebracht.i
derlijk; want de Egyptenaren Sp 17:13 Hoe zouden wij dan zilver of
konden geen maaltijd
¨ gebruiken h Ge 44:15 goud uit het huis van uw mees-
met de Hebreeen, omdat dit iets Le 19:26
ter kunnen stelen? j 9 Laat de-
verfoeilijks is voor de Egyptena- i Ge 43:12 gene van uw slaven bij wie hij ge-
ren.q vonden moge worden, sterven en
´ ´ j Le 19:11 ´
33 En zij zaten voor hem, de Sp 29:24 laat ook ons slaven worden van
1Pe 3:16
eerstgeborene naar zijn eerstge- mijn meester.”k 10 Hij dan zei:
boorterechtr en de jongste naar k Han 25:11
„Laat het nu precies zo zijn, naar
zijn jeugd; en de mannen ble- l Sp 6:2 UW woorden.l Degene bij wie hij
67 Beker in Benjamins zak. Juda pleit voor hem GENESIS 44:11-32
gevonden moge worden, zal dus HFDST. 44 moeder is,a en zijn vader heeft
´ ´
mijn slaaf worden,a maar GI J a Ex 22:3 hem werkelijk lief.’ 21 Gij hebt
Mt 18:25
zult onschuldig zijn gebleken.” toen tot uw slaven gezegd:
11 Daarop zette ieder van hen b Ge 44:2 ’Brengt hem naar mij toe, op-
vlug zijn zak op de grond neer c Ge 37:29 dat ik mijn oog op hem kan rich-
en ieder opende zijn eigen zak. Joz 7:6
Han 14:14
ten.’b 22 Maar wij zeiden tot
12 Vervolgens stelde hij een zorg- mijn meester: ’De jongen kan
vuldig onderzoek in. Hij begon bij d Ge 43:8
Ge 44:32
zijn vader niet verlaten. Zou hij
de oudste en eindigde bij de jong- zijn vader wel verlaten, dan zou
ste. Ten slotte werd de beker in e Ge 37:7
Ge 50:18
deze stellig sterven.’c 23 Daar-
Benjamins
_ zak gevonden.b op hebt gij tot uw slaven gezegd:
13 Toen scheurden zij hun
f Ge 44:5 ’Indien UW jongste broer niet met
mantels c en ieder tilde zijn la- g Mt 7:20 U meekomt, moogt GIJ mijn aan-
ding weer op zijn ezel en zij keer- gezicht niet meer zien.’d
h Ge 37:28
den terug naar de stad. 14 Zo Ge 42:21 24 Het geschiedde dan dat wij
Sp 28:17
kwamen Juda _ d
en zijn broers in Han 2:37
naar uw slaaf, mijn vader, op-
Jozefs
_ huis, en hij was daar nog; trokken en hem vervolgens de
i Ge 50:18
en zij vielen voorts voor hem ter woorden van mijn meester mee-
aarde.e 15 Jozef_ zei nu tot hen: j Ge 42:18 deelden. 25 Later zei onze va-
„Wat is dat voor een daad die k Ge 44:9
der: ’Gaat terug, koopt ons wat
GIJ bedreven hebt? Wist GIJ niet
voedsel.’e 26 Maar wij zeiden:
dat een man als ik bedreven is
l Ge 26:29 ’Wij kunnen niet afdalen. Indien
in het lezen van voortekens?”f m Ge 18:30 onze jongste broer bij ons is, zul-
16 Hierop riep Juda uit: „Wat len wij stellig afdalen, want wij
_ n Sp 14:29
kunnen wij tot mijn meester zeg- Sp 19:11 kunnen het aangezicht van de
Sp 29:8 man niet zien wanneer onze
gen? Wat kunnen wij spreken?
o Ge 41:44 jongste broer niet bij ons is.’f
En hoe kunnen wij bewijzen dat Ge 45:8 27 Toen zei uw slaaf, mijn vader,
wij rechtvaardig zijn? g De [ware]
p Ge 42:13 tot ons: ’GIJ weet zelf heel goed
God heeft de dwaling van uw Ge 43:7 dat mijn vrouw mij slechts twee
slaven ontdekt.h Zie, wij zijn sla- zonen heeft gebaard.g 28 Later
ven van mijn meester,i zowel wij 2e kolom ging de ene uit mijn gezelschap
als degene in wiens hand de be- weg, en ik riep uit: „Ach, hij
a Ge 35:18
ker werd gevonden!” 17 Hij zei Ge 37:33
is vast en zeker in stukken ge-
echter: „Het is voor mij ondenk- b Ge 42:15 scheurd!”,h en ik heb hem tot nu
baar dat te doen! j De man in Ge 43:29
toe niet gezien. 29 Indien GIJ
wiens hand de beker werd gevon- c Ge 42:38 ook deze van mijn aangezicht
den, die zal mijn slaaf worden.k zoudt wegnemen en hem een do-
d Ge 42:20
Wat de overigen van U betreft, Ge 43:3 delijk ongeluk zou overkomen,
trekt in vrede naar UW vader zoudt GIJ stellig mijn grijze haren
e Ge 43:2
op.”l met rampspoed in Sjeo_ ol _ i doen
18 Nu trad Juda
_ op hem toe en f Ge 43:5
neerdalen.’
zei: „Ik bid u, mijn meester, laat g Ge 29:18 30 En nu, zodra ik bij uw slaaf,
uw slaaf alstublieft een woord Ge 30:23
mijn vader, zou komen zonder
Ge 35:18
ten aanhoren van mijn mees- Ge 46:19 dat de jongen bij ons is, terwijl
ter spreken,m en laat uw toornn h Ge 37:33 diens ziel zo nauw verbonden is
niet tegen uw slaaf ontbranden, aan de ziel van deze,j 31 dan
want gij zijt gelijk aan Farao.o i Ge 37:35
Ge 42:38 staat het stellig te geschieden
19 Mijn meester vroeg zijn sla- Ps 16:10 dat zodra hij ziet dat de jon-
Ps 88:3
ven en zei: ’Hebt GIJ een vader of Pr 9:10 gen er niet is, hij zonder meer
een broer?’ 20 Wij zeiden dus Ho 13:14 zal sterven, en uw slaven zul-
Mt 11:23
tot mijn meester: ’Ja, wij hebben Han 2:31 len werkelijk de grijze haren van
een bejaarde vader en een kind Opb 20:13
uw slaaf, onze vader, met droef-
van zijn ouderdom, de jongste.p j 1Sa 18:1 heid in Sjeo_ ol
_ doen neerdalen.
2Sa 18:33
Maar zijn broer is dood, zodat hij 32 Want uw slaaf is borg gewor-
de enig overgeblevene van zijn k voor de jongen zolang hij
k Ro 16:4 den
GENESIS 44:33–45:19 Jozef maakt zich bekend; laat Jakob komen 68
weg is van zijn vader, door te zeg- HFDST. 44 Farao en tot heer over zijn ge-
gen: ’Indien ik hem niet bij u te- a Ge 43:9 hele huis en tot heerser over het
1Kon 20:39
rugbreng, dan zal ik voor altijd gehele land Egypte. _
tegen mijn vader gezondigd heb- b Ro 9:3
9 Trekt vlug op naar mijn va-
ben.’a 33 Nu dan, laat alstu- c Es 8:6 der, en GIJ moet tot hem zeggen:
blieft uw slaaf, in plaats van de ’Dit heeft uw zoon Jozef _ gezegd:
jongen, als slaaf van mijn mees- HFDST. 45 „God heeft mij tot heer over heel
ter achterblijven, opdat de jon- Egypte aangesteld. a
Kom naar mij
d Ge 43:30 _
gen met zijn broers kan optrek- toe. Draal niet. 10 En gij moet
ken.b 34 Want hoe kan ik naar e Han 7:13
wonen in het land Gosen, _ b
en gij
mijn vader optrekken als de jon- f Ru 1:9 moet dicht bij mij blijven, gij en
gen niet bij mij is, uit vrees dat uw zonen en de zonen van uw
g Mr 6:50
ik dan de rampspoed zou aanzien zonen en uw schapen en uw run-
die mijn vader zal treffen?”c h Ge 37:28
deren en al wat gij hebt. 11 En
Han 7:9
Nu kon Jozef
_ zich niet lan- ik zal u daar stellig van voed-
45 ger bedwingen voor allen
die bij hem stonden.d Daarom
i 2Kor 2:7

j Ge 47:25
sel voorzien, want er komen nog
vijf jaren van hongersnood; c op-
Ge 50:20
riep hij uit: „LAAT iedereen van 1Sa 2:6 dat gij met uw huis en al wat
mij weggaan!” En er stond nie- Ps 33:19
Ps 105:17 gij hebt, niet tot armoede ver-
mand anders bij hem toen Jo- _ valt.” ’ 12 En ziet, UW ogen en
k Ge 41:30
zef zich aan zijn broers bekend Ge 47:18 de ogen van mijn broer Benjamin _
maakte. e
zien dat het mijn mond is die tot
l 1Kor 9:10
2 Daarop verhief hij zijn stem U spreekt. d 13 GIJ moet mijn
met geween,f zodat de Egypte- m Ge 46:26 vader dus vertellen over al mijn
naren het te horen kregen en n Ro 8:28 heerlijkheid in Egypte _ en over
Farao’s huis het te horen kreeg. alles wat GIJ hebt gezien; en GIJ
o Re 17:10
3 Ten slotte zei Jozef _ tot zijn Job 29:16 moet U haasten en mijn vader
broers: „Ik ben Jozef.
_ Leeft mijn Ps 105:21
hierheen brengen.”
vader nog?” Maar zijn broers wa-
14 Toen viel hij zijn broer Ben- _
ren volstrekt niet in staat hem te 2e kolom jamin om de hals en weende, en
antwoorden, want zij waren ont- Benjamin weende aan zijn hals.e
a Ge 45:26 _
steld wegens hem.g 4 Daarom Han 7:10
15 Voorts kuste hij al zijn broers
1Jo 4:14
zei Jozef
_ tot zijn broers: „Komt
en weende aan [hun hals],f en
alstublieft dichter bij mij.” Toen b Ge 46:34
Ge 47:1 daarna spraken zijn broers met
kwamen zij dichter bij hem. Ex 8:22
Ex 9:26 hem.
Vervolgens zei hij: „Ik ben Jo- _
zef, UW broer, die GIJ naar Egypte 16 En het nieuws werd in het
_ c Ge 47:12
Sp 3:27 huis van Farao gehoord, doordat
hebt verkocht. h
5 Maar voelt U Han 7:14
nu niet diepbedroefdi en weest men zei: „Jozefs _ broers zijn geko-
niet toornig op UZELF dat GIJ mij d Ge 42:23 men!” En het bleek goed te zijn
hierheen hebt verkocht; want tot e Ge 33:4
in de ogen van Farao en van zijn
levensbehoud heeft God mij voor Ge 46:29 dienaren.g 17 Bijgevolg zei Fa-
U uit gezonden.j 6 Want het is f Ex 4:27 rao tot Jozef: _ „Zeg tot uw broers:
nu het tweede jaar van de hon-
1Sa 20:41 ’Doet dit: Belaadt UW lastdieren
Lu 15:20
gersnood op aarde,k en er ko- en trekt ¨ heen, gaat naar het land
men nog vijf jaren waarin er
g 2Sa 3:36
Es 1:21
Kana _ an,h 18 en neemt UW va-
geen ploegtijd of oogst zal zijn.l der en UW huisgezinnen en komt
h Ge 42:25
7 Dientengevolge heeft God mij Ge 43:18
naar mij toe, opdat ik U het goede
voor U uit gezonden om een over- van het land Egypte _ moge ge-
i Ge 27:28
blijfselm voor ulieden op de aar- Ge 47:6 ven; en eet het vette ´ deel van
i
de te stellen en U door een grote het land. 19 En u wordt bevo-
j Ge 41:40 j
ontkoming in het leven te hou- len: „Doet het volgende: Neemt
´ ´
den. 8 Nu dan, niet GIJ hebt k Ge 45:27 U wagens k uit het land Egypte _
Ge 46:5
mij hierheen gezonden,n maar de Nu 7:3 voor UW kleinen en UW vrouwen,
1Sa 6:14
[ware] God zelf, opdat hij mij kon en GIJ moet UW vader op een [er-
aanstellen tot een vader o voor l Ge 47:9 van] tillen en hierheen komen.l
69 Jozef stelt broers gerust. God troost Jakob GENESIS 45:20–46:15
20 En laat UW oog geen leed ge- HFDST. 45 4 Ikzelf zal met u naar Egypte _
voelen wegens UW uitrusting,a a Ge 46:6 afdalen en ikzelf zal u ook beslist
b Jes 1:19
want het goede van het gehele c Ge 21:14 weer opvoeren; a en Jozef _ zal zijn
land Egypte _ is voor U.” ’ ”b Ge 42:25
d 2Kon 5:5
hand op uw ogen leggen.”b
21 ¨ Toen deden de zonen van e Ge 43:34 5 Daarna ging Jakob _ uit Ber-
f Ge 42:21
Isra
_ el aldus, en Jozef _ gaf hun Ps 133:1
seba_ ¨ op weg, en de zonen van
volgens Farao’s bevel wagens g Ps 105:21 Isra
_ el bleven hun vader Jakob _
h Ge 42:38
en gaf hun mondvoorraadc voor Ge 44:28 en hun kleinen en hun vrouwen
onderweg. 22 Aan ieder van Lu 24:11 vervoeren op de wagens die Fa-
i Jes 57:15
hen gaf hij, stuk voor stuk, wis- 1Kor 16:18 rao had gestuurd om hem te ver-
selmantels,d maar aan Benja- _ 2Kor 7:13
j Ge 46:30
voeren.c 6 Ook hun kudden en
min gaf hij driehonderd zilver- Lu 2:29 hun¨ have, die zij in het land Ka- _
stukken en vijf wisselmantels.e naan vergaard hadden,d namen
23 En aan zijn vader zond hij het HFDST. 46 zij mee. Ten slotte kwamen zij in
volgende: tien ezels, die goede k Ge 21:31
Egypte, _ Jakob_ en zijn gehele na-
dingen van Egypte droegen, en l Ge 31:42 geslacht met hem. 7 Hij bracht
_ Ex 3:6
tien ezelinnen, die koren en Lu 20:37 zijn zonen en de zonen van zijn
brood en proviand voor zijn vader m Nu 12:6 zonen met zich, zijn dochters en
Job 33:15
voor onderweg droegen. 24 Zo n 1Sa 3:4 de dochters van zijn zonen, ja,
zond hij zijn broers weg, waarop
o Ge 5:22 zijn gehele nageslacht, met zich
1Kon 18:21 e
zij heengingen. Hij zei echter tot 1Kor 8:6 naar Egypte. _
p Ge 28:13
hen: „Wordt onderweg niet ver- Mt 22:32
8¨ Dit nu zijn de namen van Is- _
bitterd op elkaar.”f q Ge 12:2 raels zonen die in Egypte _ kwa-
Ex 1:7 f
25 Zij trokken nu op uit Egyp- De 26:5 men: Jakob _ en zijn zonen: Ja- _
_ Ps 105:12 kobs eerstgeborene was Ruben. _ g
te en kwamen ¨ ten slotte in het Han 7:17
land Kana an, bij hun vader Ja- 9 En de zonen van Ruben _ wa-
_ _
ren Hanoch _ en Pallu _ en Hezron _
kob. 26 Toen berichtten zij hem ´´ 2e kolom h
en Karmi. _
en zeiden: „Jozef _ leeft nog, en hıj a Ge 15:16
10 En de zonen ¨ van S _imeoni
is heerser over het gehele land Ge 28:15
g Maar zijn hart werd Ge 47:29 waren Jemu _ el en Jamin _ en Ohad _
Egypte!”
_ Ge 50:13 j en Zohar en Saul,k
Ex 3:8 en Jachin _ _ ¨
ongevoelig, want hij geloofde hen Ps 105:37 de zoon van een Kanaanitische
niet.h 27 Toen zij vervolgens al b Ge 50:1
vrouw.
c Ge 45:19
Jozefs
_ woorden tot hem spraken, d Ge 31:18 11 En de zonen van Levi _ l wa-
die hij tot hen gesproken had, en Ge 36:7
ren Gerson, _ m Kehathn en Me-
_
e Nu 20:15
hij voorts de wagens zag die Jo- _ Ps 105:23
_ o
rari.
zef had gestuurd om hem te ver- Jes 52:4
Han 7:15 12 En de zonen van Juda _ p wa-
voeren, leefde de geest van hun f Ex 1:1
ren Er q en Onan _ r en Selahs en
_
g Ge 35:23
vader Jakob _ ¨ weer op.i 28 Toen Ge 49:3 Perez _ t
en Zera. _ u Er en Onan _
riep Isra _ el uit: „Het is genoeg! 1Kr 5:1
stierven echter in het land Ka- _
Mijn zoon Jozef _ leeft nog! Ah,
h Ex 6:14 ¨
Nu 26:5 naan.v
laat mij gaan en hem zien voordat i Ge 29:33
j Nu 26:12 De zonen van Perez _ dan wa-
ik sterf!”j k Ex 6:15 ren Hezron _ w en Hamul.x
_
¨ 1Kr 4:24
13 En de zonen van Issaschar _ y
Bijgevolg brak Isra _ el met
46
te Berseba,
al de zijnen op en kwam
_ k waar hij vervolgens
l Ge 29:34
1Kr 6:16
m Ex 6:16
Nu 3:23
waren Tola
S _imron.b
_ z
en P uva _ a
en Job en
n Ex 6:18
14 En de zonen van Zebulon c
slachtoffers aan de God van zijn Nu 3:27
_
¨ l waren
vader Isa _ ak offerde. ¨ 2 Toen 1Kr 9:32
o Nu 3:33 ¨ d Sered _ en Elon _ en Jah- _
sprak God tot Isra _ el in nacht- 1Kr 6:63
leel.
visioenen en zei: „Jakob, m
_ Jakob!”,
_ p Ge 29:35
Ge 49:10
15 Dit zijn de zonen van Lea, _ e
waarop hij zei: „Hier ben ik!”n Opb 5:5 die zij Jakob _ in Paddan-_ Aram
_ ge-
3 Voorts zei hij: „Ik ben de
q Ge 38:3
r Ge 38:4
baard heeft, benevens zijn doch-
[ware] God,o de God van uw va- s Ge 38:5 ter D _ina.f Alle zielen van zijn
t Ru 4:12
der.p Wees niet bevreesd naar Lu 3:33
w Nu 26:21; x 1Kr 2:5; y Ge 49:14; Joz 19:17;
Egypte_ af te dalen, want ik zal u u Ge 38:30
v Ge 38:7 z Nu 26:23; a 1Kr 7:1; b Nu 26:24; c Ge 30:20;
daar tot een grote natie maken.q Ge 38:10 Ge 49:13; d Nu 26:26; e Ge 35:23; f Ge 30:21.
GENESIS 46:16–47:4 Jakob komt naar Egypte; ziet Jozef 70
zonen HFDST. 46
¨ en van zijn dochters waren uit naar Jozef _ om voor hem uit in-
drieendertig [in getal]. a Ge 30:11 lichtingen naar Gosen _ te zen-
Ge 49:19
16 En de zonen van Gada wa- b Nu 26:15 den. Daarna kwamen zij in het
a
ren Z _ifjon en Haggi, _ Suni _ en Ez- _ c Ge 30:13 land Gosen.
_ 29 Toen liet Jozef _
Ge 49:20
bon, Eri _ en Arodi _ en Areli. _ b De 33:24
zijn wagen gereedmaken ¨ en trok
17 En de zonen van Aser _ c wa- d Nu 26:44 op om zijn vader Isra _ el in Gosen
_
ren J _imna en J _isva en J _isvi en e Nu 26:45 te ontmoeten.b Toen hij voor hem
f Ge 29:24
Ber _ia,d en dan was er Serah, _ hun Ge 35:26 verscheen, viel hij hem dadelijk
zuster. g Ge 29:18 om de hals en barstte aan zijn
Ge 35:24
En de zonen van Ber _ia waren hals in tranen uit, telkens en
¨ h Ge 30:24
telkens weer.c 30 Ten slotte zei
Heber
_ en Malki _ el.e Ge 49:22
¨
18 Dit zijn de zonen van Z _ilpa,f
i Ge 35:18
Ge 49:27
Isra
_ el tot Jozef: _ „Ditmaal ben ik
die Laban _ aan zijn dochter Lea _ j Ge 41:51 bereid te sterven,d nu ik uw aan-
had gegeven. Mettertijd baarde
Ge 48:14 gezicht heb gezien, daar gij nog
k Ge 41:52
zij dezen aan Jakob: _ zestien zie- l Ge 41:50
leeft.”
len. m Nu 26:38 31 Toen zei Jozef _ tot zijn broers
19 De zonen van Rachel, _ g Ja-
_
n 1Kr 7:6 en tot het huisgezin van zijn va-
o 1Kr 8:3
kobs vrouw, waren Jozef h
en Ben- der: „Laat mij optrekken en het
_ _ p Nu 26:40
jamin. i q Nu 26:39 aan Farao berichten en tot hem
r 1Kr 7:12 zeggen: e ’Mijn broers en het huis-
20 En aan Jozef _ werden in s Ge 30:6
j en gezin van mijn ¨ vader, die in het
het land ¨ k Egypte _ Manasse _ Ge 49:16
l t Nu 26:42 land Kana _ an waren, zijn hier bij
Efra
_ ım geboren, die Asnath, _ de f
u Ge 30:8 mij gekomen. 32 En de man-
dochter van Potifera, _ de pries- Ge 49:21
v Nu 26:48 nen zijn herders,g want zij zijn
ter van On, hem baarde. veefokkers geworden; h en hun
w Nu 26:49
21 En de zonen van Benjamin _ x Ge 29:29 schapen en hun runderen en al-
waren Bela _ m en B¨ echer _ n en As-
_ Ge 35:25
les wat van hen is, hebben zij
y Ge 35:11
bel, Gera _ o en Naaman, _ p Ehi en
_ z Ex 1:5 meegebracht.’i 33 En wat moet
Ros, Muppim q r
_ en Huppim _ en De 10:22
geschieden is, dat wanneer Farao
Han 7:14
Ard. a Ge 43:8 U zal roepen en werkelijk zal zeg-
22 Dit zijn de zonen van Ra- _ Ge 44:18
gen: ’Wat is UW beroep?’ 34 GIJ
chel, die aan Jakob _ werden gebo- moet zeggen: ’Uw knechten zijn
ren. In het geheel veertien zielen. 2e kolom van onze jeugd af tot nu toe al-
23 En de zonen van Dan: s Hu- _ a Ge 45:10 tijd veefokkers geweest, zowel
sim.t Ge 47:1
wij als onze voorvaders’,j opdat
u b Ge 41:43
24 En de zonen ¨ van Naftali _ c Ge 33:4 GIJ in het land Gosen _ moogt wo-
waren Jahze _ el en Guni _ v en Jezer _ Ge 45:14 nen,k want elke schaapherder is
d Ge 45:28
en S _illem.w Lu 2:29 voor Egypte _ iets verfoeilijks.”l
25 Dit zijn de zonen van B _il- e Ge 41:40
Bijgevolg ging Jozef het
ha,x die Laban
Rachel
_
_
had gegeven. Mettertijd
aan zijn dochter f Ge 45:19
Ge 47:1
Han 7:13
47 m
_
aan Farao berichten en
zei: „Mijn vader en mijn broers
g Ge 31:18
baarde zij dezen aan Jakob; _ in Ge 47:3 zijn met hun schapen en hun
het geheel zeven zielen. h Ge 31:38
runderen en alles wat van hen is,
26 Alle zielen die met Jakob _ i Ge 46:6 ¨
j Ge 30:35 uit het land Kana
_ an gekomen, en
naar Eg ypte _ kwamen, waren Ge 34:5 zie, zij zijn in het land Gosen.”
_ n
degenen die uit zijn opperdij k Ge 45:18
Ge 47:27 2 En van het gehele aantal van
waren voortgekomen,y afgezien l Ge 43:32 zijn broers nam hij vijf mannen
van de vrouwen van Jakobs _ zo- om hen aan Farao voor te stel-
nen. In het geheel zesenzestig HFDST. 47 len.o
zielen. 27 En Jozefs _ zonen, die 3 Toen zei Farao tot zijn broers:
m Ge 46:31
hem in Egypte _ geboren werden, n Ge 45:10 „Wat is UW beroep?”p Zij dan zei-
waren twee zielen. Alle zielen Ex 8:22
den tot Farao: „Uw knechten
o Han 7:13
van het huis van Jakob _ die naar p Ge 46:33 zijn schaapherders,q zowel wij
Egypte _ kwamen, waren zeventig q Ge 31:18 als onze voorvaders.”r 4 Daar-
z
[in getal]. r Ge 12:16 na zeiden zij tot Farao: „Wij zijn
Ge 26:14
28 En hij zond Juda _ a voor zich Ge 46:34 gekomen om als vreemdelingen
¨
71 Israel krijgt Gosen. Jakob ontmoet Farao GENESIS 47:5-22
HFDST. 47
¨
in het land te vertoeven,a omdat en in het land Kana _ an werd ge-
er geen weide is voor het klein- a Ge 15:13 vonden, voor het graan dat men
De 26:5
vee dat uw knechten hebben,b Ps 105:23 kocht; a en Jozef_ bleef het geld
Jes 52:4
want de hongersnood
¨ is zwaar in Han 7:6
in Farao’s huis brengen. 15 Na
het land Kana_ an.c Nu dan, laat ¨ verloop van tijd was het geld uit
b Joe 1:18
uw knechten alstublieft in het het¨ land Egypte
_ en het land Ka- _
land Gosen
_ wonen.”d 5 Daarop c Han 7:11 naan verbruikt, en alle Egypte-
zei Farao tot Jozef:_ „Uw vader d Ge 45:10 naren kwamen toen naar Jozef _
en uw broers zijn hier bij u geko- e Ge 42:34
toe en zeiden: „Geef ons brood! b
men. 6 Het land Egypte _ staat En waarom zouden wij in uw bij-
f Ge 13:10
tot uw beschikking.e Laat uw va- Ge 45:18 zijn sterven omdat er geen geld
der en uw broers in het allerbeste meer is?”c 16 Waarop Jozef _ zei:
g Ge 46:34
deel van het land wonen.f Laat „Geeft UW vee en ik zal U brood
hen in het land Gosen _ wonen,g en h Sp 22:29 geven in ruil voor UW vee, indien
indien gij weet dat er onder hen i 1Kr 27:31 er geen geld meer is.” 17 Toen
moedige mannen zijn,h moet gij j Ex 12:32
brachten zij hun vee tot Jozef; _ en
hen aanstellen tot veeopzichters 1Sa 13:10 Jozef
_ bleef hun brood geven in
2Kon 10:15
over wat het mijne is.”i ruil voor hun paarden en de le-
7 Toen bracht Jozef _ zijn vader k 1Kr 29:15
Ps 39:12
vende have van kleinvee en de
Jakob
_ binnen en stelde hem aan Heb 11:9 levende have van rundvee en de
Farao voor, waarop Jakob _ Farao l Job 14:1 ezels,d en hij bleef hen dat jaar
zegende.j 8 Farao zei nu tot Ja- _ Jak 4:14 van brood voorzien in ruil voor al
kob: „Hoeveel zijn de dagen van m Ge 25:7 hun vee.
Ge 35:28
uw levensjaren?” 9 Jakob _ dan Ex 6:4 18 Geleidelijk liep dat jaar ten
zei tot Farao: „De dagen van einde, en toen kwamen zij in het
n 2Sa 19:39
de jaren van mijn inwonende 1Kon 8:66 volgende jaar naar hem toe en
vreemdelingschap zijn honderd o Ge 45:10
zeiden tot hem: „Wij zullen het
dertig jaren.k Weinig en ramp- Ex 1:11 voor mijn heer niet verbergen,
Ex 12:37
spoedig zijn de dagen van mijn Nu 33:3 maar het geld is op en de vee-
levensjaren gebleken,l en ze heb- stapel der huisdieren is aan mijn
p Sp 11:25
ben niet de dagen van de levens- 1Ti 5:8 heer gekomen.e Er blijft niets
jaren van mijn vaderen bereikt, q Ge 50:8
meer over voor mijn heer dan ons
in de dagen van hun inwonende lichaam en ons land.f 19 Waar-
r Ge 41:31
vreemdelingschap.”m 10 Daar- om zouden wij voor uw ogen ster-
na zegende Jakob_ Farao en ging s Ge 41:30 ven,g zowel wij als ons land? Koop
van voor Farao heen.n ons en ons land voor brood,h en
11 Zo zorgde Jozef _ ervoor dat 2e kolom wij zullen stellig met ons land sla-
zijn vader en zijn broers kon- a Ge 41:56 ven van Farao worden; en geef
den wonen, en hij gaf hun een Ge 44:25 ons zaad, opdat wij leven en niet
bezitting in het land Egypte, _ in b Ex 16:3 sterven en ons land niet woest
het allerbeste deel van het land, c Pr 7:12
komt te liggen.”i 20 Zo kocht
in het land Rameses, _ o juist zoals Klg 1:11 Jozef
_ al het land van de Egypte-
Farao geboden had. 12 En Jo- _ d 1Kon 10:28 naren voor Farao,j want elk van
zef bleef zijn vader en zijn broers e Ne 5:3
de Egyptenaren verkocht zijn
en het gehele huisgezin van zijn veld, omdat de hongersnood hen
f Ne 5:2
vader van brood voorzien,p naar Mr 8:37
stevig in zijn greep had gekre-
het getal van de kleinen.q gen; en het land werd van Farao.
g Job 2:4
13 Nu was er in het gehele 21 Wat het volk aangaat, hij
h Klg 4:9
land geen brood, want de hon- verplaatste hen naar steden, van
gersnood was zeer zwaar; r en het i Heb 2:15 het ene einde van het gebied
¨
land Egypte_ en het land Kana _ an j Sp 11:26 van Egypte
_ tot het andere einde
raakten uitgeput ten gevolge daarvan.k 22 Alleen het land
k Ge 41:48
van de hongersnood.s 14 En Jo- _ Ps 33:19 van de priesters kocht hij niet,l
zef ging voort al het geld op te Ps 107:36 want de rantsoenen voor de
zamelen dat in het land Egypte _ l Ge 41:45 priesters [kwamen] van Farao en
GENESIS 47:23–48:11 Hongersnood houdt aan. Jozefs bestuur 72
zij aten hun rantsoenen, die Fa- HFDST. 47 Nu geschiedde het na deze
rao hun gaf.a Daarom verkoch-
ten zij hun land niet.b 23 Toen
a Ne 13:13
Mt 10:10
1Kor 9:13
48 dingen dat men tot Jozef
zei: „Zie, uw vader wordt zwak.”
_

zei Jozef
_ tot het volk: „Ziet, ik b Ezr 7:24 Daarop nam hij zijn twee zonen,
c Ge 45:6 ¨
heb heden U en UW land voor Fa- Ps 41:1 Manasse _ en Efra _ ım,a met zich
rao gekocht. Hier hebt GIJ zaad, 2Kor 9:10
mee. 2 Toen werd aan Jakob _
d Ps 85:12
en GIJ moet het land ermee be- Ps 107:37 gemeld en gezegd: „Zie, uw zoon
zaaien.c 24 Wanneer het [zijn] ¨
e Ge 41:34
1Sa 8:15
Jozef
_ is tot u gekomen.” Isra _ el
opbrengst heeft geleverd,d dan Ro 13:7 dan verzamelde zijn krachten en
moet GIJ een vijfde aan Farao f Sp 12:11
1Ti 5:18
ging overeind zitten op zijn rust-
geven,e maar vier delen zullen g Ge 45:5 bed. 3 En Jakob _ zei nu tot Jo- _
van U worden, tot zaad voor het Sp 11:26
Han 7:11 zef:
veld en tot voedsel voor U en h Ge 47:19 „God de Almachtige is mij te
voor wie in UW huizen zijn, en Sp 14:21 ¨
i Ge 47:22 Luzb in het land Kana _ an versche-
opdat UW kleinen kunnen eten.”f j Ge 47:4 nen om mij te zegenen.c 4 Ver-
25 Dientengevolge zeiden zij: k Ex 1:7
volgens zei hij tot mij: ’Zie, ik
De 10:22
„Gij hebt ons in het leven gehou- Ps 105:24 maak u vruchtbaar,d en ik zal u
den.g Laat ons gunst vinden in de Han 7:17
stellig tot velen maken en u tot
l Ge 47:9
ogen van mijn heer, en wij wil- m Ge 49:33 een verzameling van volken doen
len slaven van Farao worden.”h Heb 11:21
n Ge 24:9 worden,e en ik zal dit land stellig
26 Toen maakte Jozef _ het tot o Ge 24:49 aan uw zaad na u geven als een
een verordening tot op de hui- p Ge 46:4
Ge 50:13 bezit tot onbepaalde tijd.’f 5 En
dige dag met betrekking tot het Han 7:16 nu, uw twee zonen die u in het
grondbezit van Egypte, _ dat aan q Ge 49:33
r Ge 25:9 land Egypte _ geboren zijn voordat
Farao een vijfde zou behoren. Al-
leen het land van de priesters
Ge 49:29 ik hier bij u in Egypte _¨ kwam, die
s Ge 50:5
als afzonderlijke groep werd niet t 1Kon 1:47 zijn van mij.g Efra _ ım en Manasse _
van Farao.i
Heb 11:21 zullen van mij worden als Ruben _
¨ en S _imeon.h 6 Maar uw kroost
27 En Isra
_ el bleef in het land
j 2e kolom waarvan gij stellig na hen va-
Egypte
_ wonen, in het land Gosen; _
der zult worden, zal van u wor-
en zij vestigden zich daarin en
waren vruchtbaar en werden tot HFDST. 48 den. Te zamen met de naam van
zeer velen.k 28 En Jakob leefde a Ge 41:50 hun broers zullen zij genoemd
_
in het land Egypte nog zeventien
Joz 14:4
worden in hun erfdeel.i 7 En
_ b Ge 28:19
wat mij aangaat, toen ik uit Pad- _
jaar, zodat Jakobs
_ dagen, de jaren c Ge 28:13

van zijn leven, honderd zevenen-


Ho 12:4
d Ge 28:14
danj kwam, is Rachel _ aan mijn
k
zijde gestorven in het land Ka-
veertig jaar bedroegen.l Ge 32:12
¨ _
29 Geleidelijk naderden de da-
e Ge 28:3
Ge 35:11
naan, onderweg, terwijl er nog
¨ Han 7:17 een flinke uitgestrektheid land
gen dat Isra_ el moest sterven.m f Ge 28:13 l te komen, zo-
Hij riep derhalve zijn zoon Jozef was om tot Efrath _
_ De 32:8
en zei tot hem: „Indien ik nu Am 9:15 dat ik haar daar op de weg naar
Han 7:5
gunst in uw ogen heb gevonden, g Joz 14:4 Efrath,
_ dat wil zeggen Bethle- _
leg dan uw hand alstublieft on-
1Kr 5:1 hem,m begraven heb.”
h Ge 35:23 ¨
der mijn dij,n en gij moet lief- i Joz 13:29 8 Toen zag Isra _ el Jozefs
_ zo-
derijke goedheid en trouw je- Joz 16:5
Ps 77:15
nen en zei: „Wie zijn dit?”n 9 Jo- _
gens mij betrachten.o (Begraaf j Ge 33:18 zef dan zei tot zijn vader: „Dit
Ho 12:12
mij alstublieft niet in Egypte. _
p)
k Ge 35:19
zijn mijn zonen, die God mij op
30 En ik moet bij mijn vaderen l Ru 4:11 deze plaats gegeven heeft.”o Hier-
liggen,q en gij moet mij uit Egyp- _
Mi 5:2
m 1Sa 17:12
op zei hij: „Breng hen alstublieft
te vervoeren en mij in hun graf Mt 2:6 bij mij, opdat ik hen moge ze-
¨
begraven.”r Bijgevolg zei hij: „Ik- n Ge 27:18
o Ge 41:50
genen.”p 10 De ogen van Isra _ el
zelf zal doen naar uw woord.” p Ge 27:4 nu waren dof van ouderdom.q
31 Toen zei hij: „Zweer mij.” Hij Ge 28:1
De 33:1
Hij kon niet zien. Bijgevolg
dan s bracht hij hen dicht bij hem, en
¨ zwoer hem. Daarop boog Is- _ Heb 11:21
q Ge 27:1
rael zich neer over het hoofdein- toen kuste hij hen en omhelsde
t
Pr 12:3 ¨
de van het rustbed. r Ge 27:26 hen.r 11 Vervolgens zei Isra _ el
73 Patriarch Jakob zegent Jozefs twee zonen GENESIS 48:12–49:6
tot Jozef: _ „Ik had nooit gedacht HFDST. 48 niet weg dat zijn jongere broer
dat ik uw aangezicht nog zou a Ge 37:35 groter zal worden dan hij,a en
Ge 42:36
zien, a maar zie, God heeft mij
Ge 46:30 zijn nageslacht zal het volle
¨
ook uw nageslacht laten zien.” b Ge 18:2
Ge 33:3
equivalent van natien worden.”b
12 Daarna nam Jozef hen van 20 En hij ging voort hen op die
¨ _ c Ge 41:52
tussen zijn knieen weg, en hij d Ge 41:51 dag te zegenenc en zei:
Ps 89:13 ¨
boog zich neer met zijn aange- Han 2:34 „Moge Isra
_ el door bemidde-
Ef 1:20
zicht ter aarde.b e Ex 15:6 ling van u herhaaldelijk
13 Jozef nam nu hen beiden, Ps 110:1 een zegen uitspreken en
¨ _ 1Pe 3:22
Efra
_ ım met ¨zijn rechterhand Opb 1:17 zeggen: ¨
links van Isra _ el,c en Manasse _ met f Ge 25:23
g Mr 10:16
’God make u als Efra _ ım en als
zijn linkerhand rechts van Is- _ h Ge 41:51 Manasse.’
_ ”d
¨ d Ge 46:20 ¨ ´ ´
rael, en bracht hen dicht bij Aldus bleef hij Efra _ ım voor Ma-
¨ i 1Kr 5:2
hem. 14 Maar Isra _ el stak zijn j Ge 17:1 nasse
_ plaatsen.e
Ge 24:40 ¨
rechterhand uit en legde die op 21 Daarna zei Isra _ el tot Jozef:
_
¨ k Ge 28:13
Efra
_ ıms hoofd,e ofschoon deze de Ps 23:1 „Zie, ik ben stervende,f maar God
1Pe 2:25
jongste was,f en zijn linkerhand l Ge 28:15 zal stellig met ulieden blijven en
op Manasses _ hoofd.g Hij legde Ge 31:11
Ex 15:13
U naar het land van UW voor-
zijn handen opzettelijk zo, want Job 19:25 vaders terugbrengen.g 22 Wat
Ps 34:7
Manasse _ was de eerstgeborene.h m Ge 32:26
mij´ ´ aangaat, voorwaar, ik geef
15 En hij ging ertoe over Jozef _ te n Ge 32:28 u een stuk [land] meer dan aan
Jes 44:5
zegenen en zei: i o Ex 1:7 uw broeders,h een bergrug, die ik
„De [ware] God, voor wiens Nu 26:34 door mijn zwaard en door mijn
Nu 26:37
aangezicht mijn vaderen p Ro 9:16 boog uit de hand der Amorieten
¨ heb genomen.”
Abraham
_ en Isa_ ak gewan- q 1Sa 16:7
r Ge 41:51
deld hebben,j De 21:17 Later riep Jakob
_ zijn zonen
De [ware] God, die mij mijn
leven lang tot op deze dag
s Ge 17:20


49 en zei: „Vergadert , opdat
ik moge vertellen wat in het
U
U
U
heeft geweid,k 2e kolom
laatst der dagen zal geschieden.
16 De engel die mij tot nu toe uit a Nu 2:19
2 Komt bijeen en luistert, GIJ zo-
Nu 2:21
alle rampspoed heeft ver- b Ge 25:23 nen ¨ van Jakob,
_ ja, luistert naar
lost,l zegene de jongens.m Nu 1:33
Isra
_ el, UW vader.i
Nu 1:35
En moge mijn naam over De 33:17 3 Ruben,
_ gij zijt mijn eerstge-
Jer 31:9
hen uitgeroepen worden c Heb 11:21 borene,j mijn kracht en het be-
en de naam van mijn vade- d De 10:22 gin van mijn voortplantingsver-
¨
ren, Abraham
_ _ ak,n
en Isa e De 33:17
De 34:2 mogen,k de uitnemendheid van
En mogen zij toenemen tot Joz 17:17
waardigheid en de uitnemend-
f Ge 50:24
een menigte in het mid- g Ge 15:14 heid van sterkte. 4 Munt met
den der aarde.”o Ge 26:3
[uw] roekeloze losbandigheid als
De 31:8
17 Toen Jozef _ zag dat zijn va- h De 21:17 wateren niet uit,l want gij hebt
¨
der zijn rechterhand op Efra _ ıms Joz 17:14
Ez 47:13 het bed van uw vader beklom-
hoofd liet rusten, mishaagde men.m Destijds hebt gij mijn le-

hem dit,p en hij trachtte de hand gerstede ontwijd.n Hij heeft die
HFDST. 49
van zijn vader te grijpen om die beklommen!
¨ i Ge 49:28
van Efra _ ıms hoofd naar Ma- j Ge 29:32 5 S _imeon en Levi
_ zijn broers.o
n asses
_ hoofd te verplaatsen.q Ex 6:14
Werktuigen van geweld zijn hun
1Kr 5:1
18 Derhalve zei Jozef _ tot zijn va- k De 21:17 slachtwapens.p 6 Kom niet in
der: „Zo niet, mijn vader, want Ps 78:51
hun intieme groep,q o mijn ziel.
l De 33:6
dit is de eerstgeborene. r Leg m Ge 35:22 Word niet met hun vergadering
uw rechterhand op zijn hoofd.” n Le 18:8
verenigd,r o mijn geestesgesteld-
De 27:20
19 Maar zijn vader bleef weige- 1Kor 5:1 heid, want in hun toorn hebben
ren en zei: „Ik weet het, mijn o Ge 29:33
Ge 29:34 zij mannen gedood,s en in hun
zoon, ik weet het. Ook hij zal tot Ge 35:23 willekeur hebben zij stieren
p Ge 34:25
een volk worden en ook hij zal q Ps 64:2
groot worden.s Maar dat neemt r Ps 26:5 s Ge 34:7; Ro 12:19.
¨
GENESIS 49:7-28 Jakobs profetieen over 9 van zijn 12 zonen 74
de pezen doorgesneden. 7 Ver- HFDST. 49 op redding van u wachten, o Je-
vloekt zij hun toorn,a want die is a Sp 22:24
Ef 4:31
hovah.a
wreed,b en hun verbolgenheid, b Sp 11:17 19 Wat Gad betreft, een ro-
want die handelt hardvochtig.c c Ge 34:25
d Joz 19:1 versbende zal een overval op hem
Laat mij hen verdelen in Jakob _ Joz 21:41 plegen, maar hij zal een over-
e Ge 29:35
en laat mij hen verstrooien in Is- _ val plegen op de uiterste achter-
¨ f Ge 43:9
rael.d Ge 46:28 hoede.b
1Kr 5:2
8 Wat u betreft, Juda, e uw
_ g Joz 10:24 20 Uit Aser
_ zal zijn brood vet
Re 1:2
broeders zullen u prijzen.f Uw 2Sa 22:41 zijn,c en hij zal koninklijke lek-
hand zal op de nek van uw vijan- h Nu 10:14 kernijen geven.d
De 33:7
den zijn.g De zonen van uw vader 2Sa 5:3 21 Naftali
_ e
is een ranke hinde.
zullen zich voor u neerwerpen.h i Ho 5:14
Opb 5:5 Hij geeft bevallige woorden.f
9 Een leeuwenwelp is Juda. i Van
_ j Nu 24:9
22 Spruit van een vruchtdra-
de prooi, mijn zoon, zult gij stel- k Nu 24:17
gende boom,g Jozef is de spruit
2Sa 2:4 _
lig opkomen. Hij kromde zich, hij 2Sa 7:16
van een vruchtdragende boom
l Jes 9:6
strekte zich uit als een leeuw h
Ez 21:27 aan de bron, die zijn takken over
en, als een leeuw, wie durft Lu 1:32
Heb 7:14 een muur voortstuwt.i 23 De
hem wekken? j 10 De scepter m De 18:18
boogschutters bleven hem echter
zal van Juda
_ niet wijken,k noch Ps 2:8
Jes 11:10 bestoken en schoten op hem en
de gebiedersstaf van tussen zijn Mt 2:6
Jo 10:16 bleven een vijandige gezindheid
voeten, totdat S _ilo komt; l en aan Opb 7:9
jegens hem koesteren.j 24 En
hem zal de gehoorzaamheid der n Jes 63:2
o De 33:19 toch bleef zijn boog op een vaste
volken behoren.m 11 Zijn vol- Jes 9:1
plaats rusten,k en de kracht van
wassen ezel aan een wijnstok p Mt 4:13
q Joz 19:10 zijn handen was soepel.l Uit de
bindend en de afstammeling van r De 33:18
Joz 19:17 handen van de Machtige van Ja- _
zijn eigen ezelin aan een uitgele-
zen wijnstok, zal hij zijn kleding
1Kr 7:5
kob,m vandaar is de Herder, de
s Re 13:2 ¨ n
stellig in wijn wassen en zijn
Re 13:24 Steen van Isra _ el. 25 Hij is af-
Re 15:20
kleed in druivenbloed.n 12 Don- t De 33:22 komstig van de God van uw va-
kerrood zijn zijn ogen van wijn,
Re 14:19 der, en hij zal u helpen; p en hij is
o
Re 15:15
en wit zijn tanden van melk. met de Almachtige,q en hij zal u

zegenen met de zegeningen van
13 Zebulon
_ zal aan de oever 2e kolom
de hemel boven,r met de zegenin-
der zee verblijven,o en hij zal zijn a Ps 14:7
gen van de waterdiepte die bene-
aan de oever waar de schepen b De 33:20
Joz 13:8 den ligt,s met de zegeningen van
voor anker liggen; p en zijn af- c De 32:14
Ps 81:16 de borsten en de moederschoot.t
gelegen zijde zal naar S _idon ge- d De 33:24 26 De zegeningen van uw vader
keerd zijn.q Joz 19:24
r is een ezel met
1Kon 4:7 zullen inderdaad superieur zijn
14 Issaschar
_ 1Kon 4:16
aan de zegeningen van de eeuwi-
e De 33:23
een sterk beendergestel, die Joz 19:32 ge bergen,u aan het versiersel van
tussen de twee zadeltassen ligt. Mt 4:15
f Mt 4:13 de voor onbepaalde tijd blijvende
15 En hij zal zien dat de rust- Jo 7:46
heuvels.v Ze zullen op het hoofd
plaats goed is en dat het land g Ex 1:5
h De 33:13 van Jozef
_ blijven, ja, op de schedel
aangenaam is; en hij zal zijn Joz 16:1
van degene die van zijn broeders
schouder buigen om lasten te i De 33:17
j Ge 37:8 is afgezonderd.w
dragen en hij zal aan slaafse Ge 40:15
dwangarbeid onderworpen wor- k Ge 50:20 27 Benjamin
_ zal blijven ver-
l Nu 13:8
den. Joz 1:6
scheuren als een wolf.x ’s Mor-
Joz 8:18 gens zal hij het vermeesterde
16 Dan zal zijn volk richten ¨ Re 6:14
Re 11:32 dier eten en ’s avonds zal hij buit
als een der stammen van Isra _ el.s m Ps 80:1 verdelen.”y
17 Dan blijke een slang aan de n Ge 45:7
kant van de weg te zijn, een Ge 50:20 28 Deze allen zijn de twaalf
Jes 28:16 ¨
hoornslang aan de kant van het Mt 21:42 stammen van Isra _ el, en dit is het
1Pe 2:4
pad, die het paard in de hielen o Jo 17:3
p Fil 4:19 s De 33:13; Jes 11:9; t Jes 59:21; u Joz 17:14;
bijt, zodat zijn berijder achter- q Heb 10:12 v Jes 54:10; w De 33:16; Han 7:9; x De 33:12; Re
overvalt.t 18 Ik zal inderdaad r Mal 3:10 20:16; 1Sa 9:16; y Es 2:5; Es 8:7.
75 Jakob in grot van Machpela begraven GENESIS 49:29–50:15
wat hun vader tot hen sprak toen HFDST. 49 Nu dan, laat mij alstublieft op-
hij hen zegende. Hij zegende een a Heb 11:21 trekken en mijn vader begraven,
ieder van hen overeenkomstig b Ge 35:29 waarna ik bereid ben terug te
zijn eigen zegen.a Ge 49:33 keren.’ ” 6 Bijgevolg zei Farao:
29 Daarna gebood hij hun en c Ge 23:17 „Trek op en begraaf uw vader,
zei tot hen: „Ik word tot mijn d Ge 23:20 zoals hij u heeft doen zweren.”a
volk vergaderd.b Begraaft mij bij e Ge 23:19
7 Jozef
_ trok dus op om zijn va-
mijn vaderen in de grot die in Ge 25:10 der te begraven, en met hem
het veld van Efron _ de Hethiet f Ge 35:29 trokken op al Farao’s dienaren,
is,c 30 in de grot die in het de oudere mannenb van zijn
g Ge 23:18
veld van Machp ela
_ is, dat tegen- huis en alle oudere mannen van
´ ¨ h Ge 25:8 het land Egypte, 8 en het hele
over Mamr _ e in het land Kana _ an Ps 116:15 _
ligt, het veld dat Abraham _ van Mt 22:32 huisgezin van Jozef _ en zijn broers
Han 7:15
Efron
_ de Hethiet gekocht heeft en het huisgezin van zijn va-
c
der. Alleen hun kleine kinderen
tot een grafstede in eigendom.d
31 Daar heeft men Abraham _ en HFDST. 50 en hun schapen en hun runde-
zijn vrouw Sara _ ¨ begraven.e Daar i Ge 46:4 ren lieten zij in het land Go- _
heeft men Isa _ ak en zijn vrouw j Pr 7:2
sen achter. 9 Ook trokken met
d
Rebekka
_ begraven,f en daar heb Jo 11:35 hem op zowel wagens als ruiters,
Han 8:2
ik L ea_ begraven. 32 Het ge- en het kamp werd zeer talrijk.
kochte veld en de grot die daar- k Ge 50:26 10 Toen kwamen zij aan de dors-
in is, waren van de zonen van l Nu 20:29 vloer e van Atad, _ die in de Jor-
Heth.”g m Ge 18:3
daanstreekf is, en daar hielden
¨ zij een zeer grote en zware wee-
33 Zo beeindigde Jakob _ het ge- n Ge 47:31
ven van bevelen aan zijn zonen. Mt 5:33 klacht, en hij liet de rouwplech-
Toen trok hij zijn voeten terug
Heb 6:16 tigheden voor zijn vader zeven
op het rustbed en blies de laat- o Ge 48:21 dagen duren.g 11 De bewoners ¨
ste adem uit en werd tot zijn volk
1Kor 15:22
van het land, de Kanaanieten,
vergaderd.h p Ge 23:17 dan zagen de rouwplechtigheden
Ge 49:30
op de dorsvloer van Atad, _ en zij
Toen viel Jozef
_ op het aan-
50 gezicht van zijn vader i en
barstte over hem heen [gebo-
q Ge 46:4
Ge 47:29
Jo 19:38
riepen uit: „Dit is een zware rouw
voor de Egyptenaren!” Daarom
gaf men daaraan de naam Abel-
¨ _
gen] in tranen uit en kuste hem.j 2e kolom
Mizra_ ım, dat in de Jordaanstreek
2 Daarna gebood Jozef _ zijn die- ligt. h
a Ge 47:31
naren, de geneesheren, zijn va- 12 Voorts deden zijn zonen
der te balsemen.k De geneeshe-
¨
b Ps 105:22
Han 4:8 voor hem precies zoals hij hun
ren dan balsemden Isra
_ el, 3 en geboden had.i 13 Derhalve ver-
c Ge 32:5
zij namen volle veertig dagen voerden zijn
voor hem, want zoveel dagen
Ge 46:27
¨ zonen hem naar het
d Ge 41:43
land Kana _ an en begroeven hem
neemt men gewoonlijk voor de Ge 46:29 in de grot van het veld van Mach-
balseming, en de Egyptenaren Han 8:28
pela,
_ het veld dat Abraham _ tot
bleven zeventig dagen tranen om e Mt 3:12 een grafstede in eigendom had
hem storten.l f De 1:1 gekocht van Efron _ de Hethiet,
´
4 Ten slotte waren de dagen g 1Sa 31:13
tegenover M amr _ e.j 14 Later,
dat men hem beweende voorbij, Mr 5:38 nadat hij zijn vader begraven
en Jozef
_ sprak tot Farao’s huis h Ge 10:19 had, keerde Jozef _ naar Egypte _
en zei: „Indien ik nu gunst ge- terug, hij en zijn broers en allen
i Ge 47:29
vonden heb in UW ogen,m spreekt Ge 49:29 die met hem opgetrokken waren
dan alstublieft ten aanhoren van Ef 6:1 om zijn vader te begraven.
Farao en zegt: 5 ’Mijn vader j Ge 23:17 15 Toen nu de broers van Jozef _
Ge 25:9
heeft mij doen zweren,n door te Ge 35:27 zagen dat hun vader dood was,
zeggen: „Zie! Ik ben stervende.o Ge 49:30 zeiden zij: „Misschien koestert
In mijn grafstede,
¨ die ik mij in k Ge 27:41 Jozef
_ wel een vijandige gezind-
het land Kana
_ an gedolven heb,p Le 19:17
Sp 19:11
heid jegens ons,k en hij zal
daar dient gij mij te begraven.”q Sp 28:1 ons vast en zeker al het kwaad
GENESIS 50:16—EXODUS 1:11 Jozef sterft. Nieuwe Farao 76
vergelden dat wij hem hebben HFDST. 50 kleine kinderen van voedsel blij-
aangedaan.”a 16 Daarom gaven a Ge 37:28
Ge 42:21
ven voorzien.”a Zo troostte hij hen
zij Jozef
_ met de volgende woor- Ps 105:17 en sprak hen geruststellend toe.
Sp 24:29
den een bevel te kennen: „Uw 22 En Jozef
_ bleef in Egypte _
´ ´ Lu 17:3
vader heeft voor zijn dood dit Ro 12:17 wonen, hij en het huis van zijn
1Kor 13:5
bevel gegeven: 17 ’Dit dient GIJ b Mt 6:12 vader; en Jozef _ leefde honderd
tot Jozef
_ te zeggen: „Ik smeek Mt 18:35
tien jaar. 23 En Jozef _ kreeg
Lu 17:3 ¨
u, vergeef b alstublieft de opstan- Ef 4:32 Efra
_ ıms zonen te zien tot het
c Ge 37:28
digheid van uw broers en hun 1Sa 24:17 derde geslacht,b ook de zonen
zonde, doordat zij u kwaad heb- Sp 28:13 van Machir,
_ c
Manasses_ zoon. Zij
Ro 13:10 ¨
ben aangedaan.” ’c Nu dan, ver- d 2Kor 7:10 werden op Jozefs _ knieen gebo-
geef alstublieft de opstandigheid e Ge 37:7 ren. d 24 Ten slotte zei Jozef _ tot
Ef 6:7
van de dienaren van de God van f De 32:35 zijn broers: „Ik ben stervende;
uw vader.”d En Jozef _ barstte in Ro 12:19
g Ge 37:18
maar God zal zonder mankeren
tranen uit toen zij tot hem spra- Ge 45:5 zijn aandacht op U richten,e en
Ps 105:17
ken. 18 Daarna kwamen ook Ps 119:71 hij zal U stellig uit dit land op-
zijn broers, en zij vielen voor voeren naar het ¨ land dat hij aan
Ro 8:28

hem neer en zeiden: „Zie, wij zijn Abraham,


_ Isa
_ ak en Jakob _ onder
u tot slaven!”e 19 Toen zei Jo- _ 2e kolom ede beloofd heeft.”f 25 Derhal-
¨
zef tot hen: „Weest niet bevreesd, a Ge 47:12 ve liet Jozef
_ de zonen van Isra
_ el
1Pe 3:9
want neem ik soms de plaats van b 1Kr 7:20
zweren, terwijl hij zei: „God zal
God in? f 20 Wat U betreft, GIJ c Joz 17:1 zonder mankeren zijn aandacht
1Kr 7:14
hebt kwaad tegen mij in de zin d Ge 30:3 op U richten. Bijgevolg moet GIJ
gehad. God heeft in de zin ge- e Ex 4:31 mijn gebeente van hier opvoe-
f Ge 12:7
had het ten goede [te keren], met Ge 17:8 ren.”g 26 Daarna stierf Jozef _ op
het doel te handelen zoals op deze Ge 26:3 de leeftijd van honderd tien jaar;
Ge 28:13
dag, om veel mensen in het leven g Ex 13:19 en zij lieten hem balsemen,h en
te houden.g 21 Nu dan, weest Joz 24:32
Heb 11:22
hij werd in Egypte _ in een dood-
niet bevreesd. Ikzelf zal U en UW h Ge 50:2 kist gelegd.

ccc dccc
EXODUS
Dit¨ nu zijn de namen van Is- HFDST. 1 8 Na verloop van tijd stond er
1 raels zonen die met Jakob
_
naar Egypte kwamen; zij kwa-
_
a
b
Ge 46:8
Ex 6:14
een nieuwe koning op over Egyp-
te, die van Jozef
_
niet [meer] af
_ c Ex 6:15 _
men er ieder met zijn huisgezin: a d Ex 2:1 wist.a 9 Hij dan zei tot zijn volk:
bS Ex 6:16
2 Ruben,
_ _imeon,c Levi
_ d en Juda, _ e
e 1Kr 2:3 „Ziet! Het volk van de zonen van
3 Issaschar,
_ f Zebulong en Benja-
_ _ Heb 7:14 ¨
f Ge 46:13 Isra
_ el is talrijker en machtiger
min,h 4 Dani en Naftali, _ j Gadk
g Ge 46:14 dan wij.b 10 Komaan! Laten wij
en Aser. l 5 Alle zielen dan die
_ h Ge 46:21
schrander met hen handelen, c
i Ge 46:23
uit Jakobs
_ opperdij zijn voortgeko- j 1Kr 7:13 opdat zij zich niet vermenigvul-
men,m bedroegen zeventig zielen, k Ge 46:16
maar Jozef was reeds in Egypte. n l 1Kr 7:30 digen en het erop moet uitlopen
_ _
6 Ten slotte stierf Jozef, _ o en ook
m Ge 46:26 dat, ingeval ons oorlog treft, zij
n De 10:22
al zijn broers en dat gehele ge- Han 7:14 dan stellig ook toegevoegd zullen
¨ o Ge 50:26
worden aan degenen die ons ha-
slacht. 7 En de zonen van Isra _ el p Ge 46:3
werden vruchtbaar en het ging De 26:5 ten en tegen ons zullen strijden
Han 7:17
van hen wemelen; en zij bleven en uit het land zullen optrekken.”

zich vermenigvuldigen en in zeer 11 Men zette daarom oversten
2e kolom
buitengewone mate machtiger van dwangarbeid over hen om
a Han 7:18
worden, zodat het land vol van b Nu 22:3
hen werd.p Ps 105:24 c Ps 105:25; Sp 21:30; Han 7:19; 1Kor 3:19.
77 Mozes geboren, verborgen, geadopteerd EXODUS 1:12–2:9
hen bij het dragen van hun las- HFDST. 1 het volk bleef talrijker en zeer
ten te onderdrukken; a en zij gin- a Ge 15:13 machtig worden. 21 Omdat nu
Ex 3:7
gen voor Farao steden bouwen Nu 20:15 de vroedvrouwen de [ware] God
als opslagplaatsen,
¨ namelijk P _i- De 26:6
Han 7:34
hadden gevreesd, geschiedde
thom en Raamses. _ b
12 Maar het dat hij hun later gezinnen
b Ge 47:11
hoe meer men hen onderdrukte, schonk.a 22 Ten slotte gebood
c Ps 105:24
des te meer vermenigvuldigden Ps 105:38
Farao zijn gehele volk en zei:
zij zich en des te meer breidden „Iedere pasgeboren zoon dient
d Ex 2:23
zij zich uit, zodat men een ziek- Sp 14:31 GIJ in de rivier de Nijl te werpen,
makende angst gevoelde ten ge- Han 7:6 maar iedere dochter dient GIJ in
¨
volge van de zonen van Isra _ el.c e Na 3:14 het leven te houden.”b
13 Dientengevolge dwongen de f Ex 5:7
Ondertussen ging een zekere
Egyptenaren
¨ de zonen van Is-
rael onder tirannie slavendienst
_ Ps 81:6

g Ex 20:2
Le 25:43
2 man uit het huis van Levi
_
toe over een dochter van Levi
_
er-
te
d
te verrichten. 14 En zij bleven Le 26:13
nemen.c 2 En de vrouw werd
Sp 29:2
hun het leven bitter maken met Jes 14:6 zwanger en baarde vervolgens
harde slavenarbeid in leemmor- h Ge 35:17 een zoon. Toen zij zag hoe
tele en bakstenen en met elke Ge 38:28 mooi hij was, hield zij hem drie
vorm van slavenarbeid op het Ez 16:4
maanmaandend lang verborgen.e
veld,f ja, elke vorm van slaven- i Ne 5:15
3 Toen zij hem niet langer kon
Sp 8:13
arbeid van hen waarvoor zij verbergen,f nam zij vervolgens
j Da 3:16
hen onder tirannie als slaven ge- Da 6:13 voor hem een arkje van papy-
bruikten.g Mt 10:28
rus en bestreek het met asfalt
Han 5:29
15 Later zei de koning van en pekg en legde het kind daar-
k Ge 9:6
Egypte
_ tot de Hebreeuwse vroed- in en zette het tussen het rieth
l Pr 8:4
vrouwenh — de naam van de ene aan de oever van de rivier de Nijl.
was S _ifra en de naam van de m Ps 41:2
4 Voorts stelde zijn zuster zich
Sp 11:18
andere Pua _ — 16 ja, hij ging Sp 19:17 op enige afstand [verdekt] op om
zo ver dat hij zei: „Wanneer GIJ Pr 8:12
Jes 3:10 te weten te komen wat er met
de Hebreeuwse vrouwen bij het Lu 1:50 hem gedaan zou worden.i
Heb 6:10
baren helpt en hen werkelijk op 5 Na een poosje daalde Farao’s
de kraamstoel ziet: indien het
dochter af om in de rivier de Nijl
een zoon is, dan moet GIJ hem 2e kolom
te baden, en haar dienaressen
ter dood brengen; maar indien a Ps 107:41 wandelden langs de kant van de
Ps 127:3
het een dochter is, dan moet rivier de Nijl. En haar oog viel op
zij leven.” 17 De vroedvrouwen b Ps 105:25
Mt 2:16 het arkje midden tussen het riet.
echter vreesden de [ware] God,i Han 7:19 Onmiddellijk zond zij haar slavin
en zij deden niet zoals de koning om het te halen.j 6 Toen zij het
van Egypte
_ tot hen gesproken HFDST. 2 openmaakte, kreeg zij het kind
had,j maar zij hielden de man- c Ex 6:20 te zien, en zie, het jongetje ween-
nelijke kinderen altijd in het le- Nu 26:59 de. Zij dan had mededogen met
ven.k 18 Na verloop van tijd d Han 7:20 hem,k ofschoon zij zei: „Dit is
Heb 11:23
riep de koning van Egypte _ de een van de kinderen van de He-
vroedvrouwen en zei tot hen: e 2Kon 11:2 ¨
breeen.” 7 Nu zei zijn zuster
„Waarom hebt GIJ deze zaak f Han 7:19 tot Farao’s dochter: „Zal ik heen-
gedaan, dat GIJ de mannelijke g Ge 6:14 gaan en speciaal voor u een voed-
kinderen in het leven hebt ge- Ge 14:10
ster uit de Hebreeuwse vrouwen
houden?”l 19 Waarop de vroed- h Job 8:11 roepen, opdat zij het kind voor u
vrouwen tot Farao zeiden: „Om- i Ex 15:20 kan zogen?” 8 Farao’s dochter
1Kr 6:3
dat de Hebreeuwse vrouwen niet Mi 6:4 dan zei tot haar: „Ga!” Terstond
zijn als de Egyptische vrouwen. j Han 7:21
ging het meisje de moeder l van
Want zij zijn levenskrachtig, zij het kind roepen. 9 Farao’s
k 1Kon 8:50
hebben reeds gebaard voordat de Ps 106:46 dochter zei toen tot haar: „Neem
vroedvrouw bij hen kan komen.” 1Pe 3:8
dit kind mee en zoog het voor
20 Daarom zorgde God dat het l Ex 6:20 mij, en ikzelf zal u uw loon ge-
de vroedvrouwen goed ging; m en m 1Ti 5:18 ven.”m Bijgevolg nam de vrouw
EXODUS 2:10–3:4 Mozes vlucht. Brandend doornbos 78
het kind en zoogde het. 10 En HFDST. 2 de herders bevrijd, en bovendien
het kind groeide op. Toen bracht a Heb 11:24 heeft hij werkelijk water voor
zij het naar Farao’s dochter, b Han 7:21 ons geput om het kleinvee te
c Ex 1:11
zodat hij haar tot zoon werd; a Ex 3:7 drenken.” 20 Toen zei hij tot
voorts gaf zij hem de naam Mo- _ Han 7:23 zijn dochters: „Maar waar is hij?
zes en zei: „Want ik heb hem uit d Ex 5:14 Waarom hebt GIJ de man achter-
e Han 7:24
het water getrokken.”b Heb 11:24
gelaten? Roept hem, opdat hij
11 Nu geschiedde het in die da- f Ge 13:8 brood kan eten.” a 21 Daarna
gen, terwijl Mozes_ sterk werd, Han 7:26 toonde Mozes _ zich bereid bij de
g Nu 16:13
dat hij uitging naar zijn broeders Han 7:27
man te wonen, en hij gaf zijn
om eens te kunnen kijken naar h Han 7:28 dochter Zipp ora _ b aan Mozes. _
de lasten die zij droegen; c en hij i Sp 19:12 22 Later baarde zij een zoon en
hij gaf hem de naam Gersom, c
kreeg in het oog hoe een zekere j Ex 4:19 _
¨ k Sp 22:3 want, zei hij: „Een inwonende
Egyptenaar een zekere Hebreeer Heb 11:27
uit zijn broeders sloeg.d 12 Hij l Ge 25:2
vreemdeling ben ik geworden in
wendde zich daarom naar alle Ex 3:1 een vreemd land.”d
kanten en zag dat er niemand m Ex 18:12 23 Nu geschiedde het geduren-
n Ge 24:20
in zicht was. Toen sloeg hij de de die vele dagen, dat de koning
o Ge 29:10 e
Egyptenaar neer en verborg hem p Ex 4:18
van Egypte_ ten slotte stierf, ¨
in het zand.e Ex 18:1 maar de zonen van Isra _ el ble-
Nu 10:29
13 De volgende dag ging hij er ven zuchten wegens de slaver-
q Han 7:22
echter op uit en zie, daar waren nij en een klaaggeschrei aan-
heffen,f en hun hulpgeschreeuw
twee Hebreeuwse mannen met
elkaar aan het vechten. Daarom 2e kolom steeg voortdurend omhoog tot de
zei hij tot degene die ongelijk a Ge 19:3 [ware] God wegens de slavernij.g
Ge 24:31
had: „Waarom zoudt gij uw met- Job 31:32 24 Te zijner tijd hoorde h God
gezel slaan?”f 14 Hierop zei hij: Ro 12:13
Heb 13:2
hun gekermi en God gedacht¨ zijn
„Wie heeft u tot vorst en rech- b Ex 18:2
verbond met Abraham,
_ Isa
_ ak en
j
ter over ons aangesteld? g Zijt Nu 12:1 Jakob.
_ 25 Daarom¨ zag God de
gij soms van plan mij te doden, c Ex 18:3 zonen van Isra _ el aan en God nam
1Kr 23:15
zoals gij de Egyptenaar hebt ge- d Han 7:29
[er] notitie [van].
dood?”h Nu werd Mozes_ bevreesd En Mozes
_ werd een herder
3
e Ex 4:19
Ex 7:7
en hij zei: „Voorwaar, de zaak is Han 7:30 van het kleinvee van Jethro,
_ k
bekend geworden!”i f Ex 6:5 de priester van M _idian, wiens
Nu 20:16
15 Nadien kreeg Farao deze De 26:7 schoonzoon hij was.l Terwijl hij
zaak te horen, en hij poogde Mo- _ Ps 12:5 het kleinvee naar de westkant
zes te doden; j maar Mozes _ liep g Ex 3:7 van de wildernis dreef, kwam
1Kon 8:51
k
weg van Farao opdat hij in het Ne 9:9 hij ten slotte bij de berg van
land M _idianl zou kunnen wonen; Ps 107:19
de [ware] God,m bij de Horeb._ n
h Re 2:18
en hij ging bij een put zitten. Ne 9:27 2 Toen verscheen hem Jehovah’s
16 De priester m van M _idian nu 1Pe 5:7 engel in een vuurvlam midden
had zeven dochters, en als ge- i Han 7:34
in een doornbos.o Terwijl hij bleef
j Ge 15:14
woonlijk kwamen zij water put- 2Kon 13:23 kijken, zie, daar stond het doorn-
ten en vulden de goten om het Ps 105:8 bos door het vuur in brand en
kleinvee van hun vader te toch werd het doornbos niet
drenken.n 17 En als gewoonlijk HFDST. 3 verteerd. 3 Hierop zei Mozes: _
kwamen de herders en verjoe- k Ex 2:16 „Laat ik eens van de weg af-
gen hen. Nu stond Mozes _ op en Ex 18:1 wijken om dat grote verschijnsel
l Re 1:16
sprong de vrouwen bij en drenk- Re 4:11
in ogenschouw te nemen, waar-
te hun kleinvee.o 18 Toen ¨ zij m Ex 24:13 om toch het doornbos niet ver-
dan bij hun vader Rehu _ elp thuis- n Ex 17:6 brandt.”p 4 Toen Jehovah zag
kwamen, riep hij uit: „Hoe komt 1Kon 19:8
Mal 4:4
dat hij van de weg afweek om het
het dat GIJ vandaag zo vlug zijt o De 33:16 in ogenschouw te nemen, riep
thuisgekomen?” 19 Hierop zei- Han 7:30 God hem terstond midden uit
den zij: „Een zekere Egypte- p Ge 18:14
Da 3:27
het doornbos toe en zei: „Mozes!_
naar q heeft ons uit de hand van Han 7:31 Mozes!”,
_ waarop hij zei: „Hier ben
79 Jehovah verklaart zijn naam; instrueert Mozes EXODUS 3:5-19
ik.”a 5 Toen zei hij: „Kom hier HFDST. 3 en zij werkelijk tot mij zeggen:
niet dichterbij. Doe uw sandalen a 1Sa 3:4 ’Hoe is zijn naam?’a Wat zal ik
b Joz 5:15
van uw voeten, want de plaats Han 7:33 hun dan zeggen?” 14 Hierop zei
waar gij staat, is heilige grond.”b c Ge 26:24 God tot Mozes:
_ „IK ZAL BEWIJZEN
Ge 32:9
6 Voorts zei hij: „Ik ben de God Mt 22:32 TE ZIJN WAT IK ZAL BEWIJZEN TE
van uw vader, de God Han 7:32 ZIJN.”b En hij voegde eraan toe:
¨ van Abra- _ d Ex 1:11
„Dit ¨ dient gij tot de zonen van
ham, de God van Isa _ ak en de God Ex 6:5
van Jakob.”
_ c Toen verborg M
ozes
_ Ps 106:44
Jes 63:9
Isra
_ el te zeggen: ’IK ZAL BEWIJ-
zijn aangezicht, want hij was be- Han 7:34 ZEN TE ZIJN heeft mij tot U gezon-
vreesd naar de [ware] God te kij- e Ex 12:51 den.’ ”c 15 Toen zei God nog-
f Nu 13:27
ken. 7 En Jehovah voegde er- De 27:3 maals tot Mozes: _
g Ge 10:16
aan toe: „Ontegenzeglijk heb ik Ex 33:2
„Dit ¨ dient gij tot de zonen van
de ellende van mijn volk, dat De 7:1 Isra
_ el te zeggen: ’Jehovah, de
Joz 3:10
in Egypte_ is, gezien, en ik heb Ne 9:8 God van UW voorvaders, de God ¨
van Abraham, d de God van Isaake
hun luide geroep ten gevolge h Ex 1:11 _ _
i 1Sa 12:6 f
van degenen die hen tot wer- Ps 105:26
en de God van Jakob, _ heeft mij
ken aandrijven, gehoord; want Jes 63:11 tot U gezonden.’ Dit is mijn naam
Han 7:34
ik weet terdege wat voor smar- j Ex 6:12
tot onbepaalde tijd,g en dit is
ten zij lijden.d 8 En ik ga ertoe 2Sa 7:18 de gedachtenis aan mij van ge-
Jer 1:6
over neer te dalen om hen uit k De 31:23 slacht tot geslacht.h 16 Ga, en
de hand van de Egyptenaren te Joz 1:5 gij moet ¨ de oudere mannen van
Jes 41:10
bevrijdene en hen uit dat land Ro 8:31 Isra
_ el vergaderen, en gij moet
op te voeren naar een goed en uit- Fil 4:13 tot hen zeggen: ’Jehovah, de God
l Re 6:17
gestrekt land, naar een land m Ex 19:2 van UW voorvaders, is mij ver-
schenen, i
vloeiende van melk en honing, f De 4:11
¨ de God van Abraham,
_
¨ Isa
_ ak en Jakob, _ en heeft gezegd:
naar de plaats van de Kanaanie-
ten en de Hethieten en de Amo- 2e kolom „Voorwaar, ik zal zonder manke-
rieten en de Ferezieten en de He- a Ex 15:3 ren aandacht aan U schenkenj en
vieten en de Jebusieten.g 9 En 1Sa 17:45 aan wat U in Egypte _ wordt aan-
Ps 96:8
nu, zie! het luide gedaan. 17 En daarom zeg ik:
¨ geroep van de
Ps 135:13

zonen van Isra _ el is tot mij door-


Ho 12:5
Mt 21:9
Ik zal U uit de door de Egypte-
gedrongen, en ook heb ik de Jo 17:26 naren [teweeggebrachte] ellende k
Ro 10:13
onderdrukking gezien waarmee b Le 11:45
opvoeren ¨ naar het land van de
de Egyptenaren hen onderdruk- Job 23:13 Kanaanieten en de Hethieten en
Jes 14:27
ken.h 10 Nu dan, kom en laat Da 4:35
de Amorietenl en de Ferezieten
mij u naar Farao zenden, en leidt Jo 12:28 en de Hevieten en de Jebusie-
c Ex 6:3
gij ¨ mijn volk, de zonen van Is- _ Ex 6:7
ten,m naar een land vloeiende
rael, uit Egypte.” i Ro 9:17 van melk en honing.” ’n
_ d Ge 17:7
11 Mozes _ zei echter tot de Mt 22:32 18 En zij zullen stellig naar uw
[ware] God: „Wie ben ik, dat ik
e Ge 26:24 stem luisteren,o en gij moet gaan,
f Ge 28:13
naar Farao zou gaan en dat ik g Ps 135:13 gij ¨ en de oudere mannen van Is- _
¨ h Ps 30:4 rael, naar de koning van Egypte, _
de zonen van Isra _ el uit Egypte _ Ps 102:12
moet leiden?” j 12 Hierop zei Ho 12:5 en gijlieden moet tot hem zeg-
hij: „Omdat ik zal bewijzen met
i Ge 17:1 gen: ’Jehovah,
¨ de God van de He-
Ge 48:15
u te zijn,k en dit is voor u het te- j Ge 50:24
breeen,p is met ons in contact
Ex 13:19 q
getreden, en nu zouden wij, als-
ken dat ik het ben die u gezon- Ps 80:14
den heb: l Nadat gij het volk uit Lu 1:68 tublieft, drie dagreizen ver de
Egypte hebt geleid, zult gijlieden
k Ge 15:13 wildernis in willen gaan, en wij
_ Le 26:13
willen slachtoffers brengen aan
de [ware] God dienen op deze Ne 9:9

berg.” m
Han 7:34 Jehovah, onze God.’r 19 En ik,
l Ge 15:16
m Ex 23:23 ja ik, weet heel goed dat de ko-
13 Niettemin zei Mozes _ tot de ning van Eg ypte U geen toe-
[ware] God: „Veronderstel dat ik
n Nu 13:27
De 8:7
_
¨ o Ex 4:31
stemming zal geven om te gaan
nu tot de zonen van Isra _ el ben Ex 20:19 behalve door een sterke hand.s
gekomen en dat ik werkelijk tot p Ge 14:13
Ge 40:15
hen zeg: ’De God van UW voor- Ex 10:3 r Ex 7:16; Ex 8:27; Ex 10:26; s Ex 5:2; Ex 7:4;
vaders heeft mij tot U gezonden’, q Ex 5:3 Ex 14:8; Ro 9:17.
EXODUS 3:20–4:16 Mozes voelt zich niet geschikt 80
20 En ik zal mijn hand moeten HFDST. 3 zijn kleed trok, zie, daar was ze
uitstrekkena en Egypte
_ moeten a Ps 118:15 weer als de rest van zijn vlees
slaan met al mijn wonderdaden b Ex 7:3 geworden! a 8 „En het moet ge-
Ex 12:33
die ik in het midden ervan zal De 6:22 schieden dat”, om zijn woorden
doen; en daarna zal hij U heen- Ps 135:9 aan te halen, „indien zij u niet
Han 7:36
zenden.b 21 En ik zal dit volk zullen geloven en niet naar de
stellig gunst geven in de ogen c Ex 11:2
Ex 12:35 stem van het eerste teken zul-
van de Egyptenaren; en het len luisteren, dan zullen zij stel-
d Ge 15:14
moet geschieden dat GIJ, wan- Ex 12:36 lig de stem van het laatste te-
neer GIJ gaat, niet met lege han- Ps 105:37
ken geloven.b 9 Nochtans moet
den zult gaan.c 22 En iedere het geschieden dat indien zij
vrouw moet van haar buurvrouw HFDST. 4 zelfs deze twee tekenen niet zul-
en van de vrouw die als vreem- e Ex 2:14 len geloven en niet naar uw stem
deling in haar huis vertoeft, zil- Han 7:25
zullen luisteren,c gij dan wat wa-
veren voorwerpen en gouden f Ex 8:5
ter uit de rivier de Nijl zult moe-
Ex 17:5
voorwerpen en mantels vragen, Nu 20:11 ten nemen en dat op het droge
en GIJ moet ze UW zonen en UW g Ex 7:9 land zult moeten uitgieten; en
dochters aandoen; en GIJ moet de het water dat gij uit de rivier de
h 1Sa 2:27
Egyptenaren uitschudden.”d Han 7:32 Nijl zult nemen, zal stellig, ja, het
Mozes gaf echter ten ant-
4 _
woord: „Maar veronderstel
eens dat zij mij niet geloven en
i Han 7:2
Ro 4:3

j Ge 28:13
zal inderdaad tot bloed worden
op het droge land.”d
Mr 12:26 10 Mozes
_ zei nu tot Jehovah:
niet naar mijn stem luisteren,e „Neem mij niet kwalijk, Jehovah,
k Ge 28:21
omdat zij zullen zeggen: ’Jehovah Lu 20:37 maar ik ben geen vlotte spreker,
is u niet verschenen.’ ” 2 Toen l Ex 3:16 noch sinds gisteren, noch sinds
zei Jehovah tot hem: „Wat hebt Ex 4:31
daarvoor, noch sinds gij tot uw
Jer 31:3
gij daar in uw hand?”, waarop knecht gesproken hebt, want ik
hij zei: „Een staf.”f 3 Vervol- m Nu 12:10
2Kon 5:27 ben traag van mond en traag
gens zei hij: „Werp hem op de van tong.”e 11 Hierop zei Jeho-

grond.” Hij dan wierp hem op de
2e kolom vah tot hem: „Wie heeft voor de
grond, en hij werd een slang; g en
mens een mond bestemd, of wie
Mozes_ ging ervoor op de vlucht. a 2Kon 5:14
Mt 8:3 bestemt de stomme of de dove
4 Jehovah zei nu tot Mozes: _
b Jo 10:38 of de scherpziende of de blin-
„Steek uw hand uit en grijp ze Han 7:36
bij de staart.” Hij dan stak zijn de? Ben ik het niet, Jehovah? f
hand uit en greep ze vast, en ze
c 2Th 3:2 12 Ga nu dus, en ikzelf zal be-
werd een staf in zijn handpalm. d Ex 4:30 wijzen met uw mond te zijn en
5 „Opdat”, om zijn woorden aan e Ex 6:12 ik zal u stellig leren wat gij dient
Nu 12:3
te halen, „zij mogen geloven dat Jer 1:6
te zeggen.” g 13 Maar hij zei:
Jehovah, de God van hun voor- Han 7:22 „Neem mij niet kwalijk, Jeho-
2Kor 11:6
vaders,h de God i vah, maar zend alstublieft door
¨ van Abraham,
_ f Ps 94:9
de hand van degene die gij zult
de God van Isa _ akj en de God van Jes 6:10
Jakob,
_ k u is verschenen.”l Lu 1:20 zenden.” 14 Toen ontbrandde
Han 13:11
6 Toen zei Jehovah nogmaals Jehovah’s toorn tegen¨ Mozes
_ en
g Ps 51:15
tot hem: „Steek uw hand alstu- Ps 143:10
hij zei: „Is niet Aaron,
_ de leviet,
Jes 50:4 h
uw broer? Voorwaar, ik weet dat
blieft in de borstplooi van uw Mr 13:11
kleed.” Hij dan stak zijn hand in Lu 12:12 hij goed spreken kan. En boven-
de borstplooi van zijn kleed. Toen h Nu 26:59
dien, zie, hij komt u al tegemoet.
hij ze eruit trok, zie, daar was Ja, wanneer hij u ziet, zal hij zich
i Ge 33:4
zijn hand door melaatsheid aan- Ex 4:27 stellig in zijn hart verheugen.i
getast, als sneeuw! m 7 Daarna Han 7:30 15 En gij moet tot hem spreken
zei hij: „Breng uw hand terug j Ex 4:28 en de woorden in zijn mond leg-
Ex 7:1
in de borstplooi van uw kleed.” gen; j en ikzelf zal bewijzen met
k Jer 1:9
Hij dan bracht zijn hand terug uw mond en zijn mond te zijn,k
in de borstplooi van zijn kleed. l Jes 54:13
1Kor 1:5
en ik wil ulieden leren wat GIJ
Toen hij ze uit de borstplooi van 2Kor 3:5 dient te doen.l 16 En hij moet
¨
81 Mozes ontmoet Aaron; voor Farao EXODUS 4:17–5:5
voor u tot het volk spreken; en HFDST. 4 „Een bloedbruidegom”, wegens
het moet geschieden dat hij u tot a Ex 7:2 de besnijdenis.
een mond zal dienen,a en gij zult
b Ex 7:1 ¨
Ps 82:6 27 Toen zei Jehovah tot Aaron: _
hem tot God dienen.b 17 En Jo 10:34
c Ex 7:19
„Ga Mozes
_ in de wildernis tege-
deze staf zult gij in uw hand ne- d Ex 2:18 moet.” a Daarop ging hij en ont-

men, om er de tekenen mee te Ex 18:1


Nu 10:29 moette hem bij de berg van
verrichten.”c e Ge 30:25 de [ware] Godb en kuste hem.
Han 7:30 ¨
18 Bijgevolg ging Mozes _ heen f 1Sa 1:17 28 Voorts deelde Mozes _ Aaron _
en keerde naar zijn schoonvader g Ex 2:15 alle woorden van Jehovah mee,
h Ex 17:9
Jethro
_ terug en zei tot hem: d „Ik Nu 20:8 die hem gezonden had, c en alle

zou, alstublieft, willen gaan en te- i Ex 7:9 tekenen die hij hem geboden
j Ex 7:3
rugkeren naar mijn broeders, die Ex 10:1 had te doen.d¨ 29 Daarna gingen
in Egypte
_ zijn, om te zien of zij Ex 11:10
De 2:30
Mozes
_ en Aaron
_ heen en verga-
nog leven.”e Jethro _ dan zei tot 1Sa 6:6 derden alle oudere mannen van
Mozes: „Ga in vrede.”f 19 Daar- Da 5:20 ¨
_ Ro 9:18 de zonen¨ van Isra
_ el.e 30 Toen
na zei Jehovah tot Mozes _ in M _i- k Ex 7:22 sprak Aaron
_ alle woorden die
Ex 8:15
dian: „Ga, keer terug naar Egyp- _ l De 7:6 Jehovah tot Mozes _ gesproken
te, want alle mannen die uw ziel De 14:2 had,f en hij verrichtte de teke-
Jer 31:9
zochten, zijn dood.”g Ho 11:1 neng voor de ogen van het volk.
20 Toen nam Mozes_ zijn vrouw Ro 9:4
m Ex 12:29
31 Hierop geloofde het volk. h
en zijn zonen en liet hen op een Ps 105:36 Toen zij hoorden dat Jehovah zijn
Ps 135:8 ¨
ezel rijden, en vervolgens keerde n Ge 42:27 aandacht op de zonen van Isra _ el
hij naar het land Egypte _ terug. Jer 9:2 had gerichti en dat hij hun ellen-
o Nu 22:22
Bovendien nam Mozes _ de staf 1Kr 21:16 de j had gezien, bogen zij zich en
van de [ware] God in zijn hand.h p Ge 17:14 wierpen zich neer.k
q Ex 2:21
21 En Jehovah zei verder tot Ex 18:2
En¨ daarna gingen Mozes
_ en
Mozes:_ „Zorg er nadat gij heen-
gegaan en naar Egypte _ terugge-
r Joz 5:2


5 Aaron
_ naar binnen en zeiden
l
toen tot Farao: „Dit heeft Jeho-
keerd zijt voor, dat gijlieden wer- 2e kolom ¨
kelijk alle wonderen die ik in uw vah, de God van Isra_ el, gezegd:
a Ex 4:14
hand heb gesteld, voor Farao ver- b Ex 3:1
’Zend mijn volk heen, opdat zij
richt.i Wat mij aangaat, ik zal
Ex 20:18 mij in de wildernis een feest vie-
Ex 24:16
zijn hart verstokt laten worden; j 1Kon 19:8 ren.’ ”m 2 Maar Farao zei: „Wie
en hij zal het volk niet heenzen-
c Ex 4:15 is Jehovah,n zodat ik zijn ¨ stem
Ex 7:1
den.k 22 En gij moet tot Farao d Ex 4:8 zou gehoorzamen en Isra _ el zou
zeggen: ’Dit
e Ex 3:16 heenzenden? o Ik ken Jehovah
¨ heeft Jehovah ge- Ex 24:1
in het geheel niet, ¨ p en daarbij
zegd: „Isra
_ el is mijn zoon, mijn f Ex 3:16

eerstgeborene.l 23 En ik zeg u:
g Ex 4:3
Ex 4:6
komt nog dat ik Isra _ el niet zal
Zend mijn zoon heen, opdat hij Ex 4:9 heenzenden.”q 3 Zij vervolgden ¨
h Ex 3:18
mij moge dienen. Mocht gij ech- Ex 4:8
echter: „De God van de Hebreeen
ter weigeren hem heen te zen- i Ge 50:25 is met ons in contact getreden.r
Ex 13:19
den, zie, ik dood uw zoon, uw j Ex 1:14 Wij zouden, alstublieft, drie dag-
eerstgeborene.” ’ ”m Ex 3:7 reizen ver de wildernis in wil-
De 26:6
24 Nu geschiedde het onder- k Ge 43:28 len gaan en slachtoffers brengen
weg, in het nachtverblijf,n dat
2Kr 7:3
Ne 8:6
aan Jehovah, onze God; s anders
Jehovah hem voorts tegemoet kan het zijn dat hij ons met

trado en naar een manier bleef pestilentie of met het zwaard
HFDST. 5
zoeken om hem ter dood te bren- slaat.”t 4 Hierop zei de koning
l Ex 7:1
gen.p 25 Ten slotte nam Zip- Ex 7:10
van Egypte
_ ¨ tot hen: „Waarom,
pora_ q een vuursteen en sneed
Ps 119:46 Mozes
_ en Aaron,
_ houdt GIJ het
m Ex 10:9
de voorhuid van haar zoon afr n Ex 7:5 volk van zijn werk af? u Gaat UW
en liet die zijn voeten aanra-
Ex 9:16 lasten dragen!” v 5 En Farao
1Sa 25:10
ken en zei: „Het is omdat gij een o 2Kon 18:35 ging voort: „Ziet! Het volk van
Job 21:15
bloedbruidegom voor mij zijt.” Ro 1:21
q Ex 3:19; Ex 7:3; r Ex 3:18; Ro 3:29; s Ge 46:1;
26 Dientengevolge liet hij hem p 1Sa 2:12
Jo 16:3 Ex 8:27; t De 28:21; 2Kon 17:25; u Jer 38:4; Han
met rust. Het was toen dat zij zei: 2Th 1:8 16:20; v Ex 1:11; Ex 2:11.
EXODUS 5:6–6:1 Bakstenen maken. Bevrijding beloofd 82
het land is nu talrijk,a en GIJ HFDST. 5 15 Dientengevolge traden de ¨
maakt werkelijk dat zij ermee op- a Ex 1:9 beambtena van de zonen van Isra_ el
houden hun lasten te dragen.”b b Ex 6:6 naar binnen en gingen luid tot Fa-
6 Onmiddellijk, nog diezelfde c Ex 3:7 rao roepen, en zij zeiden: „Waar-
dag, gebood Farao degenen die d Ge 11:3 om behandelt gij uw knechten
het volk tot werken aandre- Ex 1:14
Na 3:14
zo? 16 Stro wordt uw knech-
ven en hun beambten,c en zei: ten niet gegeven en toch zegt
e Ex 5:17
7 „GIJ moogt geen stro verzame- men ons: ’Maakt bakstenen!’, en
f Ex 10:25
len om het aan het volk te geven zie, uw knechten worden gesla-
g 2Kon 18:20
om bakstenend te maken, zoals Jer 43:2
gen, terwijl de schuld bij uw ei-
voorheen. Laten zij er zelf op uit- h Ex 1:11
gen volk ligt.”b 17 Maar hij zei:
gaan en stro voor zichzelf ver- Ex 3:7 „GIJ zijt aan het verslappen, GIJ
zamelen. 8 Bovendien zult GIJ i 1Kon 12:10 zijt aan het verslappen! c Daarom
hun de vereiste hoeveelheid bak- Pr 7:7 zegt GIJ: ’Wij willen gaan, wij wil-
stenen die zij voorheen maakten, j Ex 3:9 len slachtoffers brengen aan Je-
blijven opleggen. GIJ moogt er k De 26:7 hovah.’d 18 En nu, gaat, dient!
Pr 4:1
niets afdoen voor hen, want zij Ofschoon U geen stro gegeven zal
l De 29:10
zijn aan het verslappen.e Daarom worden, dient GIJ toch de vastge-
roepen zij luid en zeggen: ’Wij
m Ex 2:11
Han 7:24
stelde hoeveelheid bakstenen te
willen gaan, wij willen slacht- n Na 3:14
leveren.”e
offers brengen aan onze God!’f 19 Toen zagen de beambten
o Ge 15:13 ¨
9 Laat de dienst zwaar drukken van de zonen van Isra_ el dat het

op de mannen en laten zij daar- er slecht met hen voor stond, om-
2e kolom
mee bezig zijn, en laten zij geen dat er werd gezegd: f „GIJ moogt
aandacht schenken aan leugen- a Nu 11:16
UW bakstenen, ieders dagelijk-
Jo 18:12
achtige woorden.”g b Ps 37:12
se hoeveelheid, volstrekt niet
10 Degenen die het volk tot verminderen.”g 20 Daarna ¨
ont-
c Ex 5:8 h die
werken aandrevenh en hun be- moetten zij Mozes
_ en Aaron,_
d Ex 3:18
ambten gingen derhalve heen en Ex 5:3
op hen stonden te wachten toen
zeiden tot het volk: „Dit heeft Ex 10:25 zij van Farao vandaan kwamen.
Farao gezegd: ’Ik geef U geen e Ex 1:14 21 Terstond zeiden zij tot hen:
stro meer. 11 Gaat er zelf op f Ex 5:7 „Moge Jehovah op U zien en oor-
uit, haalt stro voor UZELF, waar g Ex 5:8 delen,i want GIJ hebt ons tot
GIJ het ook moogt vinden, want h Ex 7:1
een weerzinwekkende reuk ge-
er zal niets, maar dan ook i Re 11:27
maaktj voor Farao en voor zijn
niets, van UW dienst worden af- 1Sa 2:10 dienaren, zodat GIJ hun een
Jes 33:22
gedaan.’ ”i 12 Dientengevolge zwaard in handen hebt gegeven
verstrooide zich het volk over
j Ge 34:30
1Sa 13:4
om ons te doden.”k 22 Toen
het gehele land Egypte om stop- 1Kr 19:6 wendde Mozes_ zich tot Jehovahl
_ en zei: „Jehovah, waarom hebt
pels te verzamelen voor stro. k Ex 6:9
Ex 17:3
13 En die hen tot werken aan- gij dit volk kwaad berokkend? m
dreven, bleven bij hen aandrin-
l Ex 17:4
Jer 12:1
Waarom hebt gij mij eigenlijk
genj en zeiden: „Maakt UW werk gezonden? n 23 Want van het
m Nu 11:11
af, een ieder zijn werk, dag aan 1Sa 30:6 ogenblik af dat ik bij Farao geko-
dag, net als toen er stro voorhan- n Ex 3:12 men ben om in uw naam te spre-
den was.”k 14 Later werden de o Ex 5:1
ken,o heeft hij dit volk kwaad ge-
beambtenl van de zonen van Is- _ p Ex 5:9
daan,p en gij hebt uw volk in het
¨ geheel niet bevrijd.”q
rael, die door Farao’s taakop- q Ex 3:8
leggers over hen waren gezet, Jehovah dan zei tot Mozes:
_
geslagen,m terwijl dezen zeiden:
„Waarom hebt GIJ UW voorge-

HFDST. 6 6 „Nu zult gij zien wat ik Farao
r
zal aandoen, want vanwege een
r Ex 12:29
schreven taak niet afgemaakt Ex 14:13 sterke hand zal hij hen heenzen-
Ps 12:5
door bakstenenn te maken als den en vanwege een sterke hand
voorheen, zowel gisteren als van- s Ex 9:3
Ex 11:1
zal hij hen uit zijn land verdrij-
daag?”o Ex 12:31 ven.”s
83 Hoofden van de stammen EXODUS 6:2-23
2 En God sprak verder tot Mo- _ HFDST. 6 hovah hield aan tot Mozes _ en
¨
zes en zei tot hem: „Ik ben Je- a Jes 43:11 Aaron _ te spreken en via hen het
a b b Ge 18:1
hovah.¨ 3 En aan Abraham,_ c Ge 26:2 bevel uit te vaardigen aan de zo-
¨
_ akc en Jakob
Isa _ d ben ik altijd d
e
Ge 28:13
Ge 17:1
nen van Isra _ el en aan Farao, de
verschenen als God de Almach- Ge 35:11 koning van Egypte, _ ¨ ten einde
tige,e maar wat mijn naam Jeho- f Ex 10:2
Ps 83:18
de zonen van Isra _ el uit het land
vahf betreft, daarmee heb ik mij Lu 11:2 Egypte _ te leiden. a
Jo 12:28
niet aan hen bekendgemaakt.g Han 15:14 14 Dit zijn de hoofden van het
4 En ook heb ik mijn verbond Opb 15:3
huis van hun vaderen: De zo-
met hen opgericht om hun het
g Ge 12:8 ¨
¨ Ge 27:27 nen van Ruben, _ Isra
_ els eerstge-
land Kana _ an te geven, het land Ge 28:16
2Sa 7:23 borene, b waren Hanoch en P
_ al-
_
van hun inwonende vreemdeling- Ps 9:16 lu, Hezron _ en Karmi. _ c Dit zijn de
Jes 52:6
schap, waarin zij als vreemdelin- Jer 16:21 families van Ruben. _ d
gen hebben vertoefd.h 5 En ik, Jer 32:20
15 En de ¨ zonen van S _imeon
h Ge 15:18
ja ik, heb het¨ gekerm van de zo- Ge 28:4 waren Jemu _ el en Jamin _ en Ohad _
nen van Isra _ el gehoord,i die door i Ex 2:24
en Jachin _ en Z ohar _ en Saul,
j Ge 17:7
de Egyptenaren als slaven wor- ¨
k De 4:20 de zoon van een Kanaanitische
den behandeld, en ik denk aan l Ex 7:5
De 26:8 vrouw.e Dit zijn de families van
mijn verbond.j 1Kr 17:21
S _imeon.f
Han 13:17
6 Zeg¨ daarom tot de zonen van m De 7:6 16 En dit zijn de namen van de
Isra
_ el: ’Ik ben Jehovah, en ik zal 2Sa 7:24
zonen van L evi, g naar hun fa-
Ps 33:12 _
U stellig van onder de lasten der n Ex 29:45
milieafstamming: h Gerson _ en Ke- _
Egyptenaren uitleiden en U van De 20:4
hath en Merari. i
En de levens-
o Ex 1:14 _
hun slavernij bevrijden,k en ik Ex 7:5
Ex 9:16 jaren van Levi _ waren honderd
zal U inderdaad opeisen met een Ro 9:17 zevenendertig jaar.
uitgestrekte arm en met zware p Heb 6:13
17 De zonen van Gerson wa-
strafgerichten.l 7 En ik zal U q Ge 15:18
¨ _
Ge 26:3
ren L _ibni en S _imeı,j naar hun
stellig mij tot volk nemen,m en ik Ge 35:12
Ex 32:13 families.k
zal inderdaad bewijzen U tot God r Ex 20:2
18 En de zonen van Kehath _
te zijn; n en GIJ zult stellig weten Jes 42:8
s Ex 5:21 waren Amram _ ¨ en J _izhar en He- _
dat ik Jehovah, UW God, ben, die U t Ex 1:8 l
u Ex 3:10 bron en Uzzi _ el. En de levens-
van onder de lasten van Egypte _ Ex 5:1 jaren van Kehath _ waren honderd
uitleid.o 8 En ik zal U stellig v Ex 5:21 ¨
brengen naar het land waarom- Ex 6:9 drieendertig jaar.
w Ex 5:2
trent ik mijn hand in een eedp x Ex 4:10
19 En de zonen van Merari _
heb opgeheven om het aan Abra- _
Jer 1:6 waren Mahli _ en Musi. _ m
¨ Han 7:22
Dit waren de families van de le-
ham, Isa _ ak en Jakob _ te geven; en
ik zal het U inderdaad tot een be- vieten, naar hun familieafstam-
2e kolom
zitting geven.q Ik ben Jehovah.’ ”r ming.n
a Ex 7:4
9 Naderhand sprak Mozes al- 20 Amram _ nu nam Jochebed, _
¨_
Ex 9:13
dus tot de zonen van Isra _ el, maar b Ge 49:3 de zuster van zijn vader, tot
c Ge 46:9 o Later baarde zij hem
uit ontmoediging en wegens de d Nu 26:7 vrouw.¨ p En de levens-
harde slavernij luisterden zij niet Joz 13:15
e 1Kr 4:24
Aaron _ en Mozes. _
naar Mozes. _ s f Nu 26:14 jaren van Amram _ waren honderd
10 Toen sprak Jehovah tot Mo- _
Joz 21:9
g Ge 29:34
zevenendertig jaar.
zes en zei: 11 „Ga naar binnen, 1Kr 6:1 21 En de zonen van J _izhar wa-
h Nu 26:57 q en Nefeg en Z
spreek tot Farao, de koning van i Ge 46:11 ren Korach _ _ _ichri.
j 1Kr 23:7 ¨
Egypte,
_ ¨
t dat hij de zonen van 22 En de zonen van Uzzi _ el wa-
k Nu 3:18 ¨
Isra
_ el uit zijn land dient heen te l Nu 3:19 ren M _isael en Elsafan _ en S _ithri.r
1Kr 23:12 ¨
zenden.”u 12 Maar Mozes _ sprak m Nu 3:20 23 Aaron _ nu nam Eliseba, _ de
voor het aangezicht van Jehovah ¨
1Kr 23:21 dochter van Amminadab, _ de zus-
n Joz 21:40
en zei: „Zie! De zonen van Isra _ el 1Kr 6:19 ter van Nahesson, _ s
tot vrouw.
hebben niet naar mij geluisterd; v o Ex 2:1
Nu 26:59
Later baarde zij hem Nadab _ en
en hoe zal Farao ooit naar mij p 1Kr 23:13 Ab _ihu, Eleazar _ en Ithamar. _ t

luisteren,w daar ik onbesneden q Nu 16:1


Nu 16:32
van lippen ben?”x 13 Doch Je- Nu 26:10 r Le 10:4; Nu 3:30; s Ru 4:20; Mt 1:4; t Nu 3:2.
EXODUS 6:24–7:17 Jehovah sterkt Mozes. Wonder. Farao verstokt 84
24 En de zonen van Korach _ HFDST. 6 Egypte uitstrek, a
en ik zal de zo-
_ ¨
waren Assir _ en Elkana _ en Abia- _ a Nu 26:11
1Kr 6:37
nen van Isra _ el inderdaad uit hun
a
saf. Dit waren de families van b Nu 26:58 midden wegleiden.” b
6 Toen de-
b 1Kr 9:19 ¨
de Korachieten. c Nu 3:32
den Mozes _ en Aaron _ zoals Je-
25 En Eleazar,_ de zoon van d Nu 25:7 hovah hun geboden had.c Juist
¨ Nu 31:6
Aaron,
_ c
nam zich ¨ een van de Joz 22:31 zo deden zij.d 7 En Mozes ¨_ was
dochters van Puti _ el tot vrouw. Re 20:28 tachtig jaar oud en Aaron _ was
e Ex 6:19 ¨
Later baarde zij hem P _inehas.d f Joz 24:5 drieentachtig jaar oud toen zij
1Sa 12:6 e
Dit zijn de hoofden van de va- g Ex 7:4 tot Farao spraken.
deren der levieten, naar hun fa- Ex 12:41
Han 7:35
8¨ Jehovah zei nu tot Mozes _ en
milies.e h Ex 33:1 Aaron:
_ 9 „Ingeval Farao tot U
¨ Ps 77:20
26 Het zijn deze Aaron _ en Mo- _ Mi 6:4 spreekt en zegt: ’Brengt voor U
zes tot wie Jehovah f teweeg’,f dan moet gij
¨ zei: „Leidt een wonder
i Ex 6:1
j Ex 6:2 ¨
de zonen van Isra _ el uit het land k Ex 4:10 tot Aaron _ zeggen: ’Neem uw stafg
Eg ypte, _ volgens hun legers.” g Ex 6:12 en werp hem voor Farao neer.’
27 Zij waren degenen die tot Fa- Hij zal een grote¨ slang worden.”h
rao, de koning van Egypte, _ ¨spra-
HFDST. 7 10 Mozes _ en Aaron _ gingen dus
ken om de zonen van Isra _ el uit l Ex 4:16 bij Farao binnen en deden precies
h Ps 82:6
Egypte _ te leiden.
¨ Het zijn deze m Ex 4:15 zoals Jehovah geboden had. Bij-
Mozes en Aaron. ¨
_ _ Ex 4:30 gevolg wierp Aaron _ zijn staf voor
n Ex 4:12
28 Nu geschiedde het op de dag o Ex 4:15 Farao en zijn dienaren neer en hij
waarop Jehovah tot Mozes _ sprak p Ex 6:11
q Ex 4:21
werd een grote slang. 11 Maar
i
in het land Egypte, _ 29 dat Je- Ex 8:15 Farao riep ook de wijzen en de
Ex 9:12
hovah voortging tot Mozes _ te Ro 9:18 tovenaars; i toen deden ook de
spreken en zei: „Ik ben Jehovah.j r Ex 3:20 magie-beoefenende priesters van
Ex 11:9
Spreek tot Farao, de koning van Ps 105:27 Egypte_ met hun magische kun-
Han 7:36
Egypte,_ al wat ik tot u spreek.” s Ex 9:35 sten hetzelfde.j 12 Zo wierp ie-
30 Toen zei Mozes _ voor het aan- t Ex 12:51 der van hen zijn staf neer en ze
gezicht van Jehovah: „Zie! Ik ben u Ex 5:1 ¨
v Ex 6:11 werden grote slangen; Aarons _
onbesneden van lippen, dus hoe w Ex 6:6 staf echter verslond hun staven.
Ex 12:12
zal Farao ooit naar mij luiste- 13 Nochtans werd Farao’s hart
ren?”k
verstokt,k en hij luisterde niet
2e kolom
Dientengevolge zei Jehovah naar hen, juist zoals Jehovah ge-
7
God
tot Mozes:
_ „Zie, ik heb u tot
voor Farao gemaakt, l en
a Ex 3:19
Ex 8:19
Ex 8:22
sproken had.
14 Toen zei Jehovah tot Mo- _
¨ Ex 14:4
Aaron,
_ uw eigen broer, zal uw Ps 83:18 zes: „Farao’s hart is onvermurw-
b Ex 3:20
profeet worden.m 2 Gij — gij c Ex 4:28 baar.l Hij heeft geweigerd het
zult spreken al wat ik¨ u gebieden d Ge 6:22
Ex 12:28
volk heen te zenden.m 15 Ga in
zal; n en uw broer Aaron_ zal bij e De 34:7 de morgen naar Farao. Zie! Hij
o en hij Han 7:23
Farao het woord voeren, ¨ f Jes 7:11 begeeft zich naar het water! n
moet de zonen van Isra_ el uit zijn Mt 12:39 En gij moet aan de rand van de
Jo 6:30
land heenzenden.p 3 Wat mij g Ex 4:2 rivier de Nijl gaan staan om hem
betreft, ik zal Farao’s hart ver- Ex 9:23
te ontmoeten,o en de staf die
h Ex 4:3
stokt laten worden,q en ik zal i Ge 41:8 in een slang werd veranderd,
mijn tekenen en mijn wonderen Jes 19:11
Jer 27:9 dient gij in uw hand te nemen.p
in het land Egypte_ stellig ver- Da 2:2 16 En gij moet tot hem zeggen:
2Ti 3:8
menigvuldigen.r 4 En Farao Opb 21:8 ’Jehovah, de God van de He-
zal niet naar ulieden luisteren; s j Ex 7:22 ¨
Ex 8:18 breeen, heeft mij tot u gezondenq
en ik zal mijn hand op Egypte _ Ex 9:11 en gezegd: „Zend mijn volk heen,
t Han 8:9
moeten leggen en mijn legers, ¨ 2Th 2:9 opdat zij mij in de wildernis die-
mijn volk,u de zonen van Isra _ el,v k Ex 4:21
nen”,r maar zie, gij hebt tot nu
w Ex 7:3
met zware strafgerichten uit Ex 8:15 toe niet gehoorzaamd. 17 Dit
het land Egypte
_ moeten leiden. Ro 9:18
heeft Jehovah gezegd: s „Hieraan
l Ex 10:1
5 En de Egyptenaren zullen stel- 1Sa 6:6
lig weten dat ik Jehovah ben, m Ex 10:20
n Ex 2:5 o Ex 9:13; p Ex 4:3; q Ex 3:18; Ex 9:1; Ro 3:29;
wanneer ik mijn hand tegen Ex 8:20 r Ex 5:1; s 1Kon 20:28.
85 Plaag 1: water wordt bloed; 2: kikvorsen EXODUS 7:18–8:11
zult gij weten dat ik Jehovah HFDST. 7 Toen zei Jehovah tot Mozes: _
ben.a Zie, ik sla met de staf die in
mijn hand is, op het water dat
a Ex 7:5
Ex 8:22
Ez 25:17
8 „Ga bij Farao binnen, en gij
moet tot hem zeggen: ’Dit heeft
in de rivier de Nijl is,b en het b Ex 4:9 Jehovah gezegd: „Zend mijn
zal stellig in bloed veranderen.c c Ps 78:44 volk heen, opdat zij mij dienen.a
18 En de vissen die in de rivier d Ps 105:29 2 En indien gij blijft weigeren
de Nijl zijn, zullen sterven,d en e Jes 50:2 hen heen te zenden, zie, ik plaag
de rivier de Nijl zal werkelijk f Ex 7:24 uw gehele gebied met kikvor-
stinken,e en de Egyptenaren zul- g Ex 9:22 sen.b 3 En de rivier de Nijl zal
Ex 10:12
len eenvoudig geen lust hebben Ex 14:21
gewoonweg wemelen van kik-
om water uit de rivier de Nijl te h Ex 8:5 vorsen, en ze zullen [er] stellig
drinken.” ’ ”f i Ex 7:6 [uit] opstijgen en in uw huis ko-
19 Nadien zei Jehovah tot Mo-_ Ex 12:28 men en in uw binnenste slaap-
¨
zes: „Zeg tot Aaron: _ ’Neem uw j Ex 4:28 kamer en op uw rustbed en in
staf en strek uw hand g uit over k Ex 17:5 de huizen van uw dienaren en op
de wateren van Egypte, _ over hun l Ps 78:44 uw volk en in uw bakovens en
rivieren, over hun Nijlkanalen m Ps 105:29 in uw baktroggen.c 4 En tegen
en over hun rietpoelenh en over al n Ex 7:18
Ex 7:24
u en tegen uw volk en tegen al
hun verzamelplaatsen van water, o Ex 7:11
uw dienaren zullen de kikvorsen
opdat ze bloed worden.’ En er Ex 8:7 opkomen.” ’ ”d
Da 1:20
zal stellig bloed zijn in het ge- 5 Later zei
Han 8:9
¨ Jehovah tot Mozes: _
hele land Egypte_ en in de houten 2Kor 11:14 „Zeg tot Aaron:
_ ’Strek uw hand
2Ti 3:8
vaten en in de stenen vaten.” p Ex 4:21
met uw staf e uit over de rivie-
20¨ Onmiddellijk deden Mozes _ en Ex 8:15 ren, de Nijlkanalen en de rietpoe-
Aaron
_ het,i juist zoals Jehovah Ro 9:18
len en laat de kikvorsen opkomen
j q Ex 3:19
geboden had, en hij hief de staf over het land Eg
r Ex 9:21 ¨ ypte.’
_ ” 6 Daar-
op en sloeg het water dat in de Sp 29:1
op strekte Aaron _ zijn hand uit
rivier de Nijl was voor de ogen Jer 5:3 over de wateren van Egypte _ en
van Farao en zijn dienaren,k en al s Ex 7:18 toen kwamen de kikvorsen op
het water dat in de rivier de Nijl en bedekten het land Egypte. _
was, werd in bloed veranderd.l 2e kolom 7 De magie-beoefenende pries-
21 En de vissen die in de rivier ters deden door hun geheime
de Nijl waren, stierven,m en de HFDST. 8 kunsten echter hetzelfde en lie-
rivier de Nijl ging stinken; en de a Ex 3:12
ten de kikvorsen opkomen over
Egyptenaren konden geen water Ex 5:1 het land Egypte._
f 8 Mettertijd
¨
uit de rivier de Nijl drinken; n en b Ex 12:12 riep Farao Mozes _ en Aaron_ en
Joz 24:5
het bloed kwam in het gehele Ps 78:45 zei: „Smeekt Jehovahg dat hij de
land Egypte.
_ c Ex 12:34 kikvorsen van mij en mijn volk
22 Niettemin gingen de magie- Ps 105:30 verwijdert, daar ik het volk wil
beoefenende priesters van Egyp- _
d Da 4:37 heenzenden opdat zij slachtoffers
te met hun geheime kunsten het- e Ex 4:20
Ex 17:9
kunnen brengen aan Jehovah.”h
zelfde doen, o zodat Farao’s hart
f Ex 7:11
9 Toen zei Mozes _ tot Farao: „Aan
verstokt bleef,p en hij luisterde Ex 7:22 u is de eer boven mij om te zeggen
Ex 8:18
niet naar hen, juist zoals Jehovah 2Ti 3:8 wanneer ik smekingen zal opzen-
gesproken had.q 23 Farao keer- g Ge 20:7 den voor u en uw dienaren en uw
de zich derhalve om en ging zijn Ex 10:17 volk, ten einde de kikvorsen van
Nu 21:7
huis binnen, en hij richtte zijn 1Kon 13:6 u en uw huizen af te snijden. Al-
hart hier al evenmin op om er Han 8:24
leen in de rivier de Nijl zullen ze
h Ex 8:15
acht op te slaan.r 24 En alle Ex 8:29
overblijven.” 10 Hierop zei hij:
Egyptenaren gingen rondom de Ex 10:8 „Morgen.” Hij dan zei: „Het zal ge-
Ex 12:31
rivier de Nijl naar drinkwater beuren naar uw woord, opdat gij
i Ex 9:14
graven, want van het water van Ex 15:11 moogt weten dat er niemand an-
de rivier de Nijl konden zij niets 2Sa 7:22 ders is gelijk Jehovah, onze God,i
Ps 83:18
drinken.s 25 En er verliepen Ps 86:8 11 doordat de kikvorsen stellig
zeven volle dagen nadat Jehovah Jes 46:9
Jer 10:6
van u en uw huizen en uw die-
de rivier de Nijl had geslagen. Ro 9:17 naren en uw volk zullen wijken.
EXODUS 8:12-30 Plaag 3: muggen; 4: steekvliegen 86
Alleen in de rivier de Nijl zullen HFDST. 8 ook de grond waarop zij staan.
ze overblijven.”a a Ex 8:3 22 En op die dag zal ik het land
12 Bijgevolg gingen Mozes _ en b Ex 8:30 Gosen,
_ waar mijn volk zich be-
¨ Ex 9:33
vindt, stellig apart onderschei-
Aaron
_ van Farao heen, en Mo- _ Jak 5:16
b
zes riep luid tot Jehovah wegens c De 34:10 den, dat daar geen steekvliegen
de kikvorsen die Hij over Farao d Ex 7:21 voorkomen; a opdat gij moogt we-
had gebracht. 13 Toen deed Je- e Ex 4:21 ten dat ik Jehovah ben in het
hovah naar Mozes’ _ woord,c waar-
Ex 7:3
Sp 21:29
midden van het land.b 23 En ik
op de kikvorsen uit de huizen, Ro 9:18 zal werkelijk een scheiding ma-
de voorhoven en de velden weg- f Jes 26:10 ken tussen mijn volk en uw volk.c
Jer 34:11
stierven. 14 Voorts stapelde Morgen zal dit teken geschie-
g Ex 17:9
men ze op in hopen, en het land den.” ’ ”
h Ps 105:31
ging stinken.d 15 Zodra Farao 24 Voorts deed Jehovah het;
i Ex 7:11
nu zag dat er verlichting was in- Ex 9:11 en dichte zwermen steekvliegen
getreden, maakte hij zijn hart Da 1:20
2Ti 3:8
drongen nu het huis van Farao
onvermurwbaar; e en hij luisterde j Ge 41:8
en de huizen van zijn diena-
niet naar hen, juist zoals Jehovah Da 2:10 ren en het gehele land Egypte _
gesproken had.f k Ex 31:18 binnen.d Het land werd verwoest
Mt 12:28
16 Jehovah ten gevolge van de steekvlie-
¨ zei nu tot Mozes: _ Lu 11:20

„Zeg tot Aaron: ’Strek uw staf g gen.e 25 Ten ¨ slotte riep Farao
_ l Ex 12:12

uit en sla het stof van de aarde, m Ex 14:8


Mozes_ en Aaron
_ en zei: „Gaat,
De 2:30 brengt slachtoffers aan UW God
en het moet tot muggen wor- Joz 11:20
in het land.”f 26 Maar Mozes _
den in het gehele land Egypte.’ _ ¨ ” 1Sa 6:6
zei: „Het is niet geoorloofd dat te
17 Toen deden zij het. Aaron _ n Ex 7:15
doen, want wij zouden Jehovah,
strekte dus zijn hand met zijn o Ex 8:1
onze God, iets ten slachtoffer
staf uit en sloeg het stof van de p Ps 78:45
Ps 105:31 brengen wat de Egyptenaren
aarde, en de muggen kwamen op
verfoeien.g Veronderstel dat wij
mens en dier. Al het stof der aar- voor de ogen der Egyptenaren
2e kolom
de werd tot muggen in het gehele iets ten slachtoffer zouden bren-
h a Ex 9:4
land Egypte.
_ 18 En de magie- Ex 10:23 gen wat zij verfoeien, zouden zij
beoefenende priesters tracht- Ex 11:7
ons dan niet stenigen? 27 Wij
Ex 12:13
ten door hun geheime kunsten zullen drie dagreizen ver de wil-
b Ex 7:5
hetzelfde te doen,i om muggen Ex 8:10 dernis ingaan en wij zullen be-
1Sa 17:46
te voorschijn te brengen, maar 1Kon 20:28 slist slachtoffers brengen aan Je-
zij konden het niet.j En de mug- 2Kon 19:19
hovah, onze God, juist zoals hij
Ez 34:30
gen kwamen op mens en dier. ons heeft gezegd.”h
c Mal 3:18
19 Derhalve zeiden de magie- 28 Farao zei nu: „Ik — ik zal
d Ex 8:3
beoefenende priesters tot Farao: U heenzenden,i en GIJ zult inder-
e Ps 78:45
„Het is de vinger k van God!”l Maar Ps 105:31 daad in de wildernis slachtoffers
Farao’s hart bleef verstokt,m en f Ex 5:2 brengen aan Jehovah, UW God.j
hij luisterde niet naar hen, juist Ex 7:2
Gaat alleen niet al te ver weg.
zoals Jehovah gesproken had. g Ge 43:32
Ge 46:34 Zendt ten behoeve van mij sme-
20 Toen zei Jehovah tot Mozes: _ Ex 10:26
kingen op.”k 29 Toen zei Mo- _
„Sta vroeg in de morgen op en h Ge 8:20
zes: „Zie, ik ga van u weg, en ik
n Ex 3:12
stel u voor Farao. Zie! Hij be- Ex 3:18 zal inderdaad smekingen tot Je-
geeft zich naar het water! En gij Ex 5:3
hovah opzenden, en morgen zul-
i Ex 9:28
moet tot hem zeggen: ’Dit heeft len de steekvliegen stellig wij-
j Ex 7:16
Jehovah gezegd: „Zend mijn volk ken van Farao, zijn dienaren
k Ex 8:8
heen, opdat zij mij mogen die- Ex 9:28 en zijn volk. Laat Farao alleen
nen.o 21 Maar indien gij mijn 1Sa 12:19 niet weer lichtvaardig hande-
Han 8:24
volk niet heenzendt, zie, ik zend len door het volk niet heen te
l Ex 8:8
over u en uw dienaren en uw volk Ex 8:15 zenden om slachtoffers aan Jeho-
en in uw huizen steekvliegen; p en Ps 78:36
Ga 6:7
vah te brengen.” l 30 Daarna
de huizen van Egypte _ zullen een- m Ex 9:33
ging Mozes _ van Farao heen en
voudig vol steekvliegen zijn, en Jak 5:16 zond smekingen tot Jehovah op.m
87 5, 6: pest, zweren. Farao zal Gods kracht zien EXODUS 8:31–9:20
31 Jehovah dan deed naar Mozes’
_ HFDST. 8 Farao staan, en Mozes
_ gooide het
woord,a en de steekvliegen we- a Ps 65:2 op naar de hemel en het werd
b 1Kon 13:6
ken van Farao, ´ zijn dienaren en tot zweren met blaren,a die op
´ c Ex 4:21
zijn volk.b Niet een bleef er over. Sp 28:14 mens en dier uitbraken. 11 En
Han 28:27
32 Maar Farao maakte zijn hart Ro 2:5 de magie-beoefenende priesters
ook ditmaal onvermurwbaar en Ro 9:18 konden ten gevolge van de zwe-
zond het volk niet heen.c ren niet voor Mozes
_ blijven staan,
HFDST. 9 want de zweren waren over
Dientengevolge zei Jehovah
9 tot Mozes: _
nen, en gij moet tot hem spre-
„Ga bij Farao bin-
d Ex 5:1
Ex 8:1
e Ex 4:23
de magie-beoefenende priesters
en over alle Egyptenaren geko-
Ex 8:2 men.b 12 Maar Jehovah liet Fa-
ken: d ’Dit heeft¨ Jehovah, de God Ps 68:21
rao’s hart verstokt worden, en
van de Hebreeen, gezegd: „Zend Sp 6:15
f Ex 7:4 hij luisterde niet naar hen, juist
mijn volk heen, opdat zij mij Ex 8:19
1Sa 5:7 zoals Jehovah tot Mozes_ gespro-
mogen dienen. 2 Maar indien Ps 39:10 ken had.c
gij blijft weigeren hen heen te Han 13:11

zenden en hen nog langer vast- g Ps 78:48 13 Toen zei Jehovah tot Mozes:
_
h Ex 9:15
„Sta vroeg in de morgen op en
houdt,e 3 zie! Jehovah’s handf Ps 78:50

komt over uw vee g dat in het


Ez 14:21 stel u voor Farao,d en gij moet
Am 4:10
tot hem zeggen: ’Dit heeft Je- ¨
veld is. Over de paarden, de ezels, i Ex 8:22
Ex 10:23 hovah, de God van de Hebreeen,
de kamelen, het rund- en het Ex 11:7
Ex 12:13 gezegd: „Zend mijn volk heen,
kleinvee zal een zeer zware pes- Jes 65:13 opdat zij mij mogen dienen.e
tilentie h komen. 4 En Jehovah Mal 3:18
j Ex 8:23 14 Want ditmaal zend ik al mijn
zal stellig onderscheid maken
¨ Ps 76:12 slagen tegen uw hart en over
tussen het vee van Isra _ el en het k Ps 78:48
l Ex 4:21 uw dienaren en uw volk, opdat
vee van Egypte, _ en niets¨ van 1Sa 6:6
gij moogt weten dat er niemand
al wat de zonen van Isra _ el toe- Job 9:4
Sp 29:1 is als ik op de gehele aarde.f
behoort, zal sterven.” ’ ”i 5 Bo- Da 5:20
15 Want reeds nu had ik mijn
Ro 9:18
vendien stelde Jehovah een be- m Ge 11:3 hand kunnen uitsteken om u en
stemde tijd vast, door te zeggen: Ge 19:28
uw volk met pestilentie te slaan
n Le 13:18
„Morgen zal Jehovah deze zaak De 28:35 en opdat gij van de aarde ver-
in het land doen.”j Job 2:7
delgd zoudt worden.g 16 Maar
6 De volgende dag deed Jeho-
hiertoe juist heb ik u laten be-
vah deze zaak dan ook, en aller- 2e kolom
staan,h om u mijn kracht te to-
lei vee van Egypte _ stierf toen; k a De 28:27 nen en ten einde mijn naam over
van ¨ het vee van de zonen van b Ex 7:11
Ex 8:18 de gehele aarde te laten bekend-
Isra
_ el stierf echter geen enkel 2Ti 3:8
maken.i 17 Gedraagt gij u nog
c Ex 4:21
[stuk]. 7 Toen zond Farao er Ex 8:32 steeds hoogmoedig tegen mijn
[iemand] heen, en zie! van het Ex 14:17
volk, door hen niet heen te zen-
¨ Joz 11:20
vee´ ´ van Isra_ el was er zelfs niet 2Kr 36:13 den? j 18 Zie, morgen om deze
een gestorven. Niettemin bleef Ps 75:5
tijd laat ik een zeer zware ha-
d Ex 7:15
Farao’s hart onvermurwbaar,l en e Ex 7:16 gel neerregenen, zoals in Egypte
_
hij zond het volk niet heen. f Ex 8:10
De 33:26 nog nooit is voorgekomen van
8 Daarna zei Jehovah tot Mo- _ 2Sa 7:22 de dag af dat het werd gegrond-
¨ Ps 71:19
zes en Aaron: _ „Neemt UW beide Ps 83:18 vest tot nu toe.k 19 Nu dan,
handen vol roet uit een kalk- Jes 45:5 laat al uw vee en alles wat gij op
Jes 46:9
oven,m en Mozes _ moet het voor Jer 10:7 het veld hebt, in veiligheid bren-
de ogen van Farao naar de he- g Ex 3:20
Ex 9:3
gen. Ieder mens en dier namelijk
mel opgooien. 9 En het moet h Ex 14:17 dat op het veld aangetroffen zal
Sp 16:4
tot fijn stof worden over het ge- i Joz 2:10
worden en niet in huis gebracht
hele land Egypte, _ en het moet op 1Kr 16:24 is, daar zal de hagell op moeten
Jes 63:12
mens en dier in het gehele land Mal 1:11 neerkomen en zij zullen moeten
Egypte _ tot zweren worden die met Ro 9:17 sterven.” ’ ”
j Job 9:4
blaren uitbreken.”n Jes 37:23 20 Wie van Farao’s dienaren
10 Zij namen dus het roet van k Ps 78:47
Ps 105:32
het woord van Jehovah vrees-
een kalkoven en gingen voor l Joz 10:11 de, liet zijn eigen knechten en
EXODUS 9:21–10:5 Plaag 7: hagel. Farao onvermurwbaar 88
zijn vee in de huizen vluchten,a HFDST. 9 ren neergeslagen, want de gerst
21 maar wie zijn hart niet op Je- a Sp 22:3 was in de aar en het vlas had
Jon 3:5
hovah’s woord richtte om er acht b Ex 7:23 bloemknoppen.a 32 Maar de tar-
op te slaan, liet zijn knechten en c Ex 7:19 we en de speltb waren niet neer-
Ex 8:5
zijn vee op het veld.b geslagen, want die kwamen later
d Ex 10:5
22 Jehovah zei nu tot Mozes: _ Job 38:22 in de tijd. 33 Mozes_ ging nu van
Ps 78:47
„Strek uw handc uit naar de he- Ps 105:32
Farao heen, de stad uit, en breidde
mel, opdat er hageld over het gehe- e Ps 148:8 zijn handen uit tot Jehovah, waar-
Jes 30:30
le land Egypte
_ kome, op mens en op de donderslagen en de hagel
f Ex 9:18
dier en alle plantengroei van het g Ps 105:33 ophielden, en er stroomde geen
veld in het land Egypte.”
_ 23 Mo- _ h Ex 8:22 regen [meer] neer op de aarde.c
Ex 9:4
zes strekte zijn staf dus uit naar 34 Toen Farao nu zag dat de re-
i 1Sa 26:21
de hemel; en Jehovah gaf donder- Ps 12:2 gen en de hagel en de dondersla-
slagen en hagel,e en vuur schoot Mt 27:4
gen hadden opgehouden, ging hij
j Ps 129:4
daarbij naar de aarde, en Jehovah Ps 145:17 opnieuw zondigen en maakte zijn
liet aanhoudend hagel neerrege- Da 9:14
Ro 2:5
hart onvermurwbaar,d zowel hij
nen op het land Egypte. _ 24 Zo k Ex 8:8 als zijn dienaren. 35 En Farao’s
viel er hagel, terwijl er vuur door Ex 10:17
hart bleef verstokt, en hij zond de
de hagel heen flikkerde. [De ha-
Han 8:24 ¨
l 1Kon 8:22 zonen van Isra
_ el niet heen, juist
gel] was zeer zwaar, zodat iets der- Ezr 9:5 zoals Jehovah door bemiddeling
Ps 143:6
gelijks in het gehele land Egypte _ m De 10:14 van Mozes
_ gesproken had.e
nog niet was voorgekomen sinds Ps 24:1
Toen zei Jehovah tot Mo-_
het een natie was geworden. f
25 Voorts sloeg de hagel het ge-
Ps 50:12
1Kor 10:26
n Sp 16:6
Jes 26:10
10 zes: „Ga bij Farao binnen,
want ik — ik heb zijn hart en
hele land Egypte.
_ De hagel sloeg Lu 16:31
alles neer wat op het veld was, het hart van zijn dienaren on-
vermurwbaar laten worden,f ten
van mens tot dier, en alle soor- 2e kolom
ten van plantengroei van het veld; einde deze tekenen van mij vlak
en alle soorten van bomen van het
a Ru 1:22 voor hem te stellen,g 2 en op-
b Jes 28:25
veld werden erdoor verbrijzeld.g Ez 4:9 dat gij ten aanhoren van uw zoon
26 Alleen in het land Gosen,_ waar c Ex 10:18 en uw kleinzoon kunt bekend-
¨ Jak 5:17
maken hoe streng ik tegen Egypte
de zonen van Isra _ el waren, viel d Ex 4:21 _
geen hagel.h Ex 8:15 ben opgetreden, en mijn teke-
De 2:30
27 Ten slotte liet Farao Mozes _ Joz 11:20 nen [kunt bekendmaken] die ik
¨ Ro 9:18 onder hen heb gevestigd; h en GIJ
en Aaron
_ roepen en zei tot hen: e Ex 7:4
„Deze keer heb ik gezondigd.i Ex 8:15
zult stellig weten dat ik Jehovah
Jehovah is rechtvaardig,j en ik
ben.”i
¨
en mijn volk hebben ongelijk. HFDST. 10
3 Mozes
_ en Aaron
_ gingen dus
28 Smeekt Jehovah dat er nu ge- f Ex 4:21
bij Farao binnen en zeiden tot
noeg van Gods donderslagen en Ex 9:34 hem: „Dit heeft Jehovah, de God
Ps 7:11 ¨
hagel geweest mogen zijn.k Dan g Ex 7:4
van de Hebreeen, gezegd: ’Hoe
ben ik bereid U heen te zenden, Ex 9:16 lang nog moet gij weigeren u
1Sa 4:8
en GIJ zult niet langer blijven.” Ps 78:12 aan mij te onderwerpen? j Zend
29 Mozes _ dan zei tot hem: „Zo- Ps 135:9 mijn volk heen, opdat zij mij mo-
Ro 9:17
dra ik de stad uit ben, zal ik mijn h Ex 13:8 gen dienen. 4 Want indien gij
handen tot Jehovah uitbreiden.l De 4:9 blijft weigeren mijn volk heen
De 6:21
De donderslagen zullen ophou- Ps 44:1 te zenden, zie, morgen breng ik
Ps 78:5
den en er zal geen hagel meer ¨
Joe 1:3
sprinkhanen binnen uw gren-
vallen, opdat gij moogt weten dat i Ex 6:3 zen.k 5 En ze zullen werkelijk
de aarde aan Jehovah behoort.m j Ex 9:17 de zichtbare oppervlakte van de
Ex 16:28
30 Wat u en uw dienaren betreft, Sp 18:12 aarde bedekken en men zal de
ik weet reeds dat GIJ zelfs dan Jes 2:11 aarde niet kunnen zien; en ze
Jer 13:18
nog geen vrees zult tonen voor k Ps 78:46 zullen de rest van wat ontkomen
Jehovah God.”n Ps 105:34 is, wat ulieden door de hagel is
Sp 30:27
¨
31 Het vlas en de gerst nu wa- Joe 1:4 overgelaten, eenvoudig opeten,
89 Plaag 8: sprinkhanen; 9: duisternis EXODUS 10:6-24
en ze zullen stellig elke boom HFDST. 10 dan kwamen op over het gehele
van U die aan het veld ontspruit, a Ex 9:32 land Egypte _ en streken neer op
Ps 105:35
eten.a 6 En uw huizen en de ¨
Joe 2:3 het gehele gebied van Egypte. _
a

huizen van al uw dienaren en de b Ex 9:24


Ze´ vormden
´ een zeer zware last.b
huizen van heel Egypte _ zullen er ¨
Joe 2:9 Voor deze waren er op die ma-
zo vol van zijn als uw vaderen en c Ex 11:8
nier nog nooit dergelijke sprink-
de vaderen van uw vaderen niet Heb 11:27 hanen verschenen, en zo zul-
hebben gezien van de dag af dat d Sp 29:6
len er ook na deze nooit meer
zij op de aardbodem bestaan tot verschijnen. 15 Ten slotte be-
e Ps 107:34
deze dag toe.’ ”b Daarop keerde dekten ze de zichtbare opper-
hij zich om en ging van Farao f Ex 12:31 vlakte van het gehele land,c
heen.c g De 31:12
en het land werd verduisterd; d
7 Daarna zeiden Farao’s die- Ps 148:12 voorts aten ze alle plantengroei
naren tot hem: „Hoe lang zal h Ge 46:6
van het land op en alle boom-
deze man een strik voor ons blij- Ge 50:8 vruchten die de hagel had over-
Ex 10:26
ken te zijn? d Zend de mannen gelaten; e en in het gehele land
heen, opdat zij Jehovah, hun God, i Ex 3:18 Egypte_ bleef geen groen meer
Ex 5:1
mogen dienen. Weet gij nog niet aan de bomen of aan de planten-
dat Egypte
_ te gronde gericht is?”e j Ex 12:31 groei van het veld.f
¨
8 Mozes
_ en Aaron
_ werden der- k 2Kr 32:15 16 Farao dan ¨ riep inderhaast
halve bij Farao teruggebracht, en l Ex 10:28
Mozes
_ en Aaron _ en zei: „Ik heb
hij zei tot hen: „Gaat, dient Jeho- gezondigd tegen Jehovah, UW
vah, UW God.f Wie zijn het eigen- m Ex 7:19 God, en tegen U.g 17 Nu dan,
lijk die gaan?” 9 Toen zei Mo- _ n De 28:38
¨
vergeef h alstublieft deze keer
zes: „Met onze jonge mensen en Joe 2:3
nog mijn zonde en smeekti Je-
onze oude mensen zullen wij o Ge 41:6 hovah, UW God, dat hij tenmin-
Ex 14:21
gaan. Met onze zonen en onze Ps 78:26
ste deze dodelijke plaag van mij
dochters,g met onze schapen en Jon 4:8 afwendt.” 18 Hij ging dus van
onze runderen zullen wij gaan,h Farao heen en zond smekingen
want wij hebben een feest voor 2e kolom op tot Jehovah.j 19 Toen liet
Jehovah.”i 10 Hierop zei hij tot a Ps 78:46 Jehovah de wind tot een zeer
hen: „Moge het zo blijken te zijn, Ps 105:34 krachtige westenwind omslaan,
dat Jehovah met U is als ik U b Ex 10:5 en deze voerde de sprinkhanen
en UW kleinen zal heenzenden! j ¨ weg en dreef ze de Rode Zee
c Joe 1:6
Ziet, GIJ voert integendeel iets in. Er bleef geen enkele sprink-
¨
kwaads in UW schild.k 11 Niets d Joe 2:10 haan over in het gehele gebied
ervan! Gaat GIJ alstublieft die fy- e Ps 105:35 van Eg ypte. _ 20 Jehovah liet
siek sterke mannen zijt, en dient ¨ Farao’s hart echter verstokt wor-
f Joe 1:7
Jehovah, want dat tracht GIJ im- ¨
Joe 2:3 den,k¨ en hij zond de zonen van
mers gedaan te krijgen.” Daarop Isra
_ el niet heen.
g Ex 9:27
werden zij van voor Farao weg- 1Sa 26:21 21 Toen zei Jehovah tot Mo- _
gejaagd.l zes: „Strek uw hand uit naar de
h Ps 76:12
12 Jehovah zei nu tot Mozes: _ hemel,l opdat er duisternis over
i Ex 9:28
„Strekm uw hand uit over het 1Kon 13:6
het land Egypte _ kome en men de
land Egypte,
_ dat de sprinkhanen Han 8:24 duisternis tasten kan.” 22 On-
opkomen over het land Egypte _ j Ex 8:30 middellijk strekte Mozes _ zijn
en alle plantengroei van het hand uit naar de hemel, waarop
k Ex 7:3
land, alles wat de hagel heeft Ex 11:10 er een stikdonkere duisternis in
overgelaten, opeten.”n 13 Ter- Jo 12:40 het gehele land Egypte _ ontstond,
Ro 9:18
stond strekte Mozes _ zijn staf uit drie dagen lang.m 23 Men kon
over het land Egypte,
_ en Jehovah l Ex 8:5 elkaar niet zien, en drie dagen
liet die hele dag en de hele nacht m Ps 105:28 lang stond niemand van hen van
o over het land
een oostenwind Am 5:8 zijn eigen plaats op; ¨ maar voor
waaien. Het werd morgen, en n Ex 8:22 alle zonen van Isra _ el bleek er
de oostenwind voerde de sprink- Ex 9:6
Ex 9:26
licht in hun woningen te zijn.n
hanen mee. 14 De sprinkhanen Mal 3:18 24 Daarna riep Farao Mozes _ en
¨
EXODUS 10:25–12:5 Israelieten vragen geschenken. Pascha 90
zei: „Gaat, dient Jehovah.a Al- HFDST. 10 handmolen is, en al het eerstge-
leen UW schapen en UW runde- a Ex 8:28
Ex 9:28
borene van het vee.a 6 En er
ren zullen worden achtergehou- b Ge 34:23 zal stellig een groot geschrei op-
Ex 10:10
den. Ook UW kleinen mogen met c Ex 3:18
gaan in het gehele land Egypte, _
U gaan.”b 25 Maar Mozes_ zei: Ex 5:3 zoals er nog nooit is opgegaan en
Ex 8:27
„Gijzelf zult ons ook slachtoffers d Ex 12:32 zoals nooit meer teweeggebracht
en brandoffers ter hand stellen, e Mal 1:11 zal worden.b 7 Maar tegen¨ nie-
f Sp 3:9
daar wij ze aan Jehovah, onze g Ex 4:21 mand van de zonen van Isra _ el zal
God, moeten opdragen.c 26 En Ex 14:4
Ro 9:18 een hond zijn tong spitsen, tegen
ook ons vee zal met ons mee- h Ex 10:11 c
mens noch dier; opdat gijlie-
i 2Kr 16:10
gaan.d Geen hoef zal mogen ach- j Heb 11:27 den moogt weten dat Jehovah
terblijven, want daaruit zullen onderscheid kan maken tussen

wij er enkele nemen om Jehovah, de Egyptenaren en de zonen van
onze God, te aanbidden,e en wij
HFDST. 11 ¨
k Ex 12:31
Isra
_ el.’d 8 En al deze dienaren
weten zelf niet wat wij Jehovah De 4:34 van u zullen stellig naar mij toe
in aanbidding zullen opdragen l Ex 3:20
komen en zich voor mij neerwer-
Ex 12:32
voordat wij daar zijn aangeko- m Ex 3:22 pene en zeggen: ’Ga, gij en al het
men.”f 27 Hierop liet Jehovah Ex 12:35
Ps 105:37 volk dat u op de voet volgt.’ En
Farao’s hart verstokt worden, en Sp 13:22
daarna zal ik uittrekken.” Daar-
n Ex 3:21
hij wilde hen niet heenzenden.g Ex 12:36 op ging hij in laaiende toorn van
28 Farao dan zei tot hem: „Ga o 2Sa 7:9
Farao weg.
Es 9:4
weg van mij! h Pas op! Tracht niet Han 7:22
mijn aangezicht nog eens te zien, p Ex 12:29 9 Toen zei Jehovah tot Mozes: _
want op de dag dat gij mijn aan-
Am 4:10
q Ex 4:23
„Farao zal niet naar ulieden luis-
f
teren, opdat mijn wonderen in
i Ex 13:15
gezicht ziet, zult gij sterven.”
´ Ps 78:51
29 Hierop zei Mozes:
_ „Zo hebt Ps 105:36 het land Egypte
_ talrijk
¨ worden.”g
gij gesproken. Ik zal niet meer
Ps 136:10
Heb 11:28
10 En Mozes_ en Aaron_ verricht-
trachten uw aangezicht te zien.”j ten al deze wonderen voor Fa-
h
rao; maar Jehovah liet Farao’s
Voorts zei Jehovah tot Mo- 2e kolom

11 ´ ´
zes: „Nog een plaag zal ik
over Farao en Eg ypte bren-
_
a Ex 12:12
Ps 135:8
hart telkens verstokt worden, zo-
dat hij de zonen van Isra _
¨
el niet
_ b Ex 12:30 uit zijn land heenzond.i
gen. Daarna zal hij U van hier c Joz 10:21
d Ex 8:22
Jehovah zei nu tot Mozes
_
heenzenden.k Wanneer hij U ge-
heel en al heenzendt, zal ´ hij ´ U
Ex 9:4
Ex 10:23
Ex 12:13
12 ¨
en Aaron
_ in het land Egyp-
te: 2 „Deze maand zal voor
_
U
letterlijk van hier wegdrıjven.l Ps 91:7
Mal 3:18
2 Spreek nu ten aanhoren van e Ex 12:33
het begin der maanden zijn. Ze
het volk, dat zij — iedere f Ex 3:19 zal voor U de eerste der maanden
Ex 7:4
man van zijn metgezel en iedere Ro 9:18 van het jaar zijn.j 3 Spreekt tot ¨
vrouw van haar metgezellin — g Ex 7:3
Jer 32:20
de gehele vergadering van Isra
_ el
zilveren voorwerpen en gouden h Ps 135:9 en zegt: ’Op de tiende dag van
i Ex 4:21
voorwerpen dienen te vragen.”m Ex 9:16 deze maand dienen zij zich ieder
3 Bijgevolg gaf Jehovah het volk Ex 10:20
1Sa 6:6
een lamk te nemen voor het
gunst in de ogen van de Egypte- Jes 26:10 voorvaderlijke huis, een lam per
naren.n Ook de man Mozes _ was huis. 4 Blijkt het huisgezin ech-
zeer groot in het land Egypte, _ in HFDST. 12 ter te klein te zijn voor het
de ogen van Farao’s dienaren en j Ex 13:4 lam, dan moeten hij en zijn naas-
in de ogen van het volk. o Ex 23:15
Ex 34:18
te buurman het in zijn huis ne-
4 En Mozes_ vervolgde: „Dit Nu 28:16 men, naar het getal der zie-
De 16:1
heeft Jehovah gezegd: ’Omstreeks Es 3:7 len; GIJ dient met betrekking tot
middernacht ga ik uit door het k Ge 22:8
Jo 1:29
het lam ieder te rekenen naar
midden van Egypte, p 5 en iedere
_ 1Kor 5:7 gelang van wat hij eet. 5 Het
Opb 5:6
eerstgeborene q in het land Egypte _ Opb 7:10 lam dient werkelijk gaaf l voor
moet sterven, van de eerstgebo- l Le 22:19 U te zijn, een mannetje, een jaar
De 17:1
rene van Farao, die op zijn troon Mal 1:14 oud.m GIJ moogt [het] uit de jonge
is gezeten, tot de eerstgeborene Heb 7:26
Heb 9:14
van de dienstmaagd die bij de 1Pe 1:19 m Le 1:3; Le 23:12.
91 Verdere Pascha-instructies; ongezuurde broden EXODUS 12:6-23
rammen of uit de geiten kiezen. HFDST. 12 dag tot de zevende toe,a die ziel
¨
6 En het moet bij U in bewa- a Nu 28:16 moet van Isra
_ el worden afgesne-
Ez 45:21 b
ring blijven tot de veertiende dag b Ex 12:18
den. 16 En op de eerste dag
van deze maand,a en de gehele ge- Ex 16:12 dient er voor U een heilige samen-
Le 23:5
meente der vergadering van Is- _ komst plaats te hebben, en op de
¨ Nu 9:3
ra el moet het tussen de twee De 16:6 zevende dag een heilige samen-
avonden slachten.b 7 En zij moe- c 1Kor 5:7 komst.c Generlei werk dient daar-
Ef 1:7
ten wat van het bloed nemen Heb 11:28 op te worden gedaan.d Slechts
en daarmee de twee deurposten 1Pe 1:2 wat iedere ziel nodig heeft om te
bespatten en het bovengedeelte d De 16:7
Mt 26:17
eten, alleen dat mag voor U wor-
van de deuropening behorend e Ex 13:3
den gedaan.e
tot de huizen waarin zij het zul- Ex 34:25 17 En GIJ moet het feest der on-
De 16:3
len eten.c 1Kor 5:8 gezuurde broden houden,f want
8 En in diezelfde nacht moe- f Ex 1:14 op deze zelfde dag moet ik UW
Nu 9:11
ten zij het vlees eten.d Zij dienen legers uit het land Egypte_ leiden.
g Le 7:15
het te eten geroosterd in vuur, Le 22:30
En GIJ moet deze dag houden in
en met ongezuurde brodene te za- De 16:4 al UW geslachten als een inzet-
men met bittere kruiden.f 9 Eet h Lu 12:35 ting tot onbepaalde tijd. 18 In
Ef 6:14
niets ervan rauw of gekookt, ge- 1Pe 1:13 de eerste maand, op de veertiende
kookt in water, maar geroosterd i Ef 6:15 dag van de maand, ’s avonds, dient
j Nu 28:16 GIJ ongezuurde broden te eten tot
in vuur, zijn kop te zamen met De 16:6
zijn schenkels en zijn inwendi- de eenentwintigste dag van de
k Ex 11:4
ge delen. 10 En GIJ moogt niets Am 5:17
maand, ’s avonds.g 19 Zeven da-
ervan overlaten tot de morgen, l Ex 11:5 gen dient er geen zuurdeeg in
Ex 12:29 UW huizen te worden gevonden,
maar wat ervan overblijft tot de m Nu 33:4 want een ieder die iets gezuurds
morgen, dient GIJ met vuur te ver- Jes 19:1
Jer 43:13 proeft, hetzij hij een inwonende
branden.g 11 En aldus dient GIJ Ze 2:11
vreemdeling of een in het land
het te eten: met UW heupen om- n 1Kor 8:6
geborene is,h die ziel moet ¨ van
gord,h sandaleni aan UW voeten o Mt 20:28
Ro 5:9 de vergadering van Isra
_ el worden
en UW staf in UW hand; en GIJ i
Heb 11:28 afgesneden. 20 Niets gezuurds
moet het in haast eten. Het is het 1Jo 1:7
dient GIJ te eten. In al UW wonin-
Pascha van Jehovah.j 12 En ik
gen dient GIJ ongezuurde broden
moet in die nacht het land Egypte
_ 2e kolom te eten.’ ”
doortrekkenk en iedere eerstge- a Ex 23:15
21 Prompt riep Mozes _ ¨ alle ou-
borene in het land Egypte
_ slaan, Le 23:6
dere mannen van Isra _ elj en zei
van mens tot dier; l en aan alle b Nu 9:13
c Le 23:4 tot hen: „Gaat heen en neemt
goden van Egypte _ zal ik straf- U kleinvee, naar UW families, en
d Le 23:8
gerichten voltrekken.m Ik ben Je- slacht het paschaoffer.k 22 En
e Mt 12:1
hovah.n 13 En het bloed moet GIJ moet een bosje hysop l nemen
f Le 23:6
U tot teken dienen op de huizen Lu 22:1 en dat in het bloed in een bekken
waar GIJ zijt; en ik moet het bloed 1Kor 5:8
dopen en wat van het bloed dat
zien en U voorbijgaan,o en de plaag g Le 23:5
Le 23:6 in het bekken is, aan het boven-
zal niet ten verderve over U komen Ez 45:21
gedeelte van de deuropening en
wanneer ik het land Egypte _ sla. h Ex 12:49
aan de twee deurposten strijken;
Nu 9:14
14 En deze dag moet U dienen De 16:3 en niemand van U dient tot de
1Kor 5:7
ter gedachtenis, en GIJ moet hem morgen de ingang van zijn huis
i Nu 9:13
vieren als een feest voor Jehovah uit te gaan. 23 Wanneer Jeho-
j Ex 3:16
in al UW geslachten. Als een in- Ex 19:7 vah dan werkelijk doortrekt om
zetting tot onbepaalde tijd dient Nu 11:16
de Egyptenaren met de plaag
GIJ hem te vieren. 15 Zeven da- k Nu 9:2
te treffen en hij inderdaad het
Joz 5:10
gen dient GIJ ongezuurde broden 2Kon 23:21 bloed aan het bovengedeelte van
2Kr 35:6
te eten. Ja, op de eerste dag dient Ezr 6:20 de deuropening en aan de twee
GIJ het zuurdeeg uit UW huizen te Lu 22:7 deurposten ziet, zal Jehovah stel-
verwijderen, want een ieder die l Le 14:6
Ps 51:7
lig de ingang voorbijgaan, en hij
iets gezuurds eet, van de eerste Heb 9:19 zal niet toelaten dat het verderf
EXODUS 12:24-43 Plaag 10: eerstgeborenen gedood. Uittocht 92
UW huizen binnenkomt om U met HFDST. 12 zijn allen zo goed als dood!” a
de plaag te treffen.a a Jes 37:36 34 Dientengevolge nam het volk
Ez 9:6
24 En GIJ moet dit gebruik in Heb 11:28 zijn meeldeeg op voordat het ge-
acht nemen als een voorschriftb b Le 23:4
De 16:3
zuurd was, terwijl zij hun bak-
voor u en uw zonen tot onbe- c Ef 2:15 troggen in hun mantels gewik-
paalde tijd.c 25 En het moet ge- Kol 2:14
Heb 8:13
keld op hun schouder droegen. ¨
schieden dat wanneer GIJ komt d Joz 5:10 35 En de zonen van Isra _ el de-
in het land dat Jehovah U zal Ps 105:45 den naar het woord van Mozes _
e Ex 13:8
geven, juist zoals hij gesproken De 6:7 doordat zij van de Egyptenaren
heeft, GIJ dan deze dienst moet Joz 4:6
Ps 78:6
zilveren voorwerpen en gouden
onderhouden.d 26 En het moet Ps 145:4 voorwerpen en mantels gingen
Ef 6:4
geschieden dat wanneer UW zo- f Ex 34:25
vragen.b 36 En Jehovah gaf het
nen tot U zeggen: ’Wat betekent De 16:2 volk gunst in de ogen van de
1Kor 5:7
deze dienst voor U?’e 27 GIJ dan g Ex 4:31
Egyptenaren,c zodat dezen hun
moet zeggen: ’Het is het slacht- Ne 8:6 het gevraagde gaven; d en zij
offer van het Pascha voor Jeho- h Heb 11:28 schudden de Egyptenaren uit.e
vah,f die de huizen van de zonen i Ge 15:14 ¨
¨ Nu 33:4 37 De zonen van Isra _ el dan
van Isra
_ el in Egypte
_ voorbijging Ps 78:51
Ps 105:36
vertrokken uit Rameses _ f
naar
toen hij de Egyptenaren met de Ps 136:10 Sukkoth,
_ g ten getale van zes-

plaag trof, maar onze huizen heeft Heb 11:28


honderdduizend fysiek sterke
j Ex 11:5
hij bevrijd.’ ” Nu 3:13 mannen te voet, ongerekend de
Ps 135:8
Toen boog het volk diep en k Ex 11:6
kleinen.h 38 En een groot ge-
wierp zich neer.g 28 Nadien ¨ l Ex 10:29 mengd gezelschap i trok ook met
gingen de zonen van Isra_ el heen m Ex 3:20 hen op, evenals schapen en run-
Ex 6:1
en deden¨ juist zoals Jehovah Mo- _ Ex 10:9 deren, een zeer talrijke veestapel.
zes en Aaron
_ geboden had.h Juist Ps 105:38
39 Voorts bakten zij van het meel-
n Ex 10:26
zo deden zij. o Ex 12:11 deeg dat zij uit Egypte _ hadden
29 Het gebeurde nu dat Jehovah
meegenomen, ronde koeken, on-
te middernacht iedere eerstge- 2e kolom
gezuurde koeken, want het was
borene in het land Egypte _ sloeg,i niet gezuurd, omdat zij uit Egyp- _
a Ge 20:3
van de eerstgeborene van Farao, Ex 10:7 te waren verdreven en niet had-
die op zijn troon was gezeten, Nu 17:12
den kunnen talmen, en ook had-
b Ge 15:14
tot de eerstgeborene van de ge- Ex 3:21 den zij geen mondvoorraad voor
vangene die in het gevangenis- Ex 11:2
Ps 105:37
zich bereid.j
hol was, en al het eerstgeborene 40 En [de tijd van] het ¨ verblijf
c Ex 11:3
van het vee.j 30 Toen stond Fa- Sp 16:7
van de zonen van Isra _ el, die in
d De 15:15
rao ’s nachts op, hij en al zijn e Ex 3:22 Egypte_
k
hadden gewoond,l was
dienaren en alle [andere] Egyp- f Ge 47:11 vierhonderd dertig jaar.m 41 Nu
Ex 1:11
tenaren; en er ging nu een groot g Nu 33:5 geschiedde het aan het einde van
geschrei onder de Egyptenaren h Ge 12:2 de vierhonderd dertig jaar, ja, het
op,k want er was geen huis waar Ge 15:5
Ge 46:3 geschiedde op dezelfde dag, dat alle
geen dode was. 31 Terstond ¨ riep Ex 1:7 legers van Jehovah uit het land
Ex 38:26
hijl ’s nachts Mozes
_ en Aaron _ en Egypte gingen.n 42 Het is een
Nu 2:32 _
zei: „Staat op, gaat weg uit het Nu 11:21
nacht ter inachtneming met be-
i Nu 11:4
midden van mijn volk, zowel GIJ ¨ Za 8:23 trekking tot Jehovah, omdat hij
als de [andere] zonen van Isra _ el, j Ex 6:1 hen uit het land Egypte heeft ge-
Ex 11:1 _
en gaat, dient Jehovah, juist zoals Ex 12:31 leid. Met betrekking tot Jehovah
GIJ gesproken hebt.m 32 Neemt k Ge 46:3 moet deze nacht in acht genomen
zowel UW schapen als UW runde- Ge 47:27 ¨
Han 13:17 worden door alle zonen van Isra _ el
ren mee, juist zoals GIJ gesproken l Ge 12:4 in al hun geslachten.o
hebt,n en gaat. En ook moet GIJ Ge 21:5
Ge 25:26 43 Vervolgens zei Jehovah tot
mij zegenen.” Ge 47:9 ¨
m Ge 15:13
Mozes
_ en Aaron:
_ „Dit is de in-
33 Voorts drongen de Egypte- Han 7:6 zetting van het Pascha: p Geen
naren sterk bij het volk aan, om Ga 3:17
n Ex 7:4
hen vlug o uit het land heen te o Ex 12:14 p Le 23:5; Nu 9:14; De 16:2; Joz 5:10; Mr 14:1;
zenden, „want”, zo zeiden zij, „wij De 16:1 1Kor 5:7.
93 Mannelijke eerstgeborenen behoren God toe EXODUS 12:44–13:14
HFDST. 12
¨
buitenlander mag ervan eten.a het land van de Kanaanieten en
44 Maar wanneer er een manne- a Le 22:10
Ef 2:12
de Hethieten en de Amorieten en
lijke slaaf is die voor geld is ge- b Ge 17:12 de Hevieten en de Jebusieten,a
Ge 17:23
kocht, moet gij hem besnijden.b c Nu 9:12
dat hij uw voorvaders onder ede
Eerst dan mag hij ervan mee- Ps 34:20 beloofd heeft u te geven,b een
Jo 19:33
eten. 45 Een bijwoner en een Jo 19:36 land vloeiende van melk en ho-
loonarbeider mogen ´ ´ er niet van d Nu 9:14 ning,c dan moet gij in deze maand
e Ge 17:12
eten. 46 In een huis dient het f Le 24:22 deze dienst volbrengen. 6 Ze-
gegeten te worden. Gij moogt Nu 15:16
Ga 3:28
ven dagen dient gij ongezuurde
niets van het vlees uit het huis Kol 3:11 broden te eten,d en op de zeven-
g Ex 7:6
naar een plaats buiten brengen. Ex 39:32 de dag is er een feest voor Jeho-
En GIJ moogt geen been daaraan De 12:32 vah.e 7 Ongezuurde broden die-
h Ex 6:26
breken.c 47 De ¨ gehele verga- Ex 13:18 nen er gedurende de zeven dagen
dering van Isra _ el dient het te te worden gegeten; f en niets ge-
vieren.d 48 En ingeval er een HFDST. 13 zuurds dient bij u te worden ge-
inwonende vreemdeling bij u ver- i Le 27:26 zien,g en binnen al uw grenzen
toeft en hij het Pascha voor Je- Nu 3:13 dient er geen zuurdeeg bij u te
Nu 18:15
hovah werkelijk wil vieren, la- De 15:19 worden gezien.h 8 En op die dag
ten dan al de zijnen die van het Lu 2:23
moet gij uw zoon dit vertellen:
j Ex 12:42
mannelijk geslacht zijn, besne- De 16:3 ’Het is om wat Jehovah voor mij
den worden.e Eerst dan mag hij k Ex 6:1
De 4:34 heeft gedaan toen ik uit Egypte
_
naderen om het te vieren; en hij Ne 9:10 trok.’i 9 En het moet u dienen
l Ex 12:20
moet als een in het land gebo- 1Kor 5:7 tot een teken op uw hand en tot
rene worden. Maar geen onbesne- ´
m Ex 23:15 een gedachtenis tussen uw ogen,j
Ex 34:18
dene mag ervan eten. 49 Een De 16:1 opdat Jehovah’s wet in uw mond
wet dient er te bestaan voor de mag blijken te zijn; k want met een
ingeborene en voor de inwonen- 2e kolom sterke hand heeft Jehovah u uit
de vreemdeling die in UW midden a Ex 3:8 Egypte
_ geleid.l 10 En gij moet
vertoeft.”f Ex 34:11 deze inzetting van jaar tot jaar
¨ 1Kon 9:20
50 Alle zonen van Isra _ el dan b Ge 15:18 op de daarvoor bestemde tijd on-
deden juist zoals Jehovah Mozes _ Ex 6:8
derhouden.m
¨ Han 7:5
en Aaron_ geboden had. Juist zo c Ex 3:17 11 En het moet geschieden dat
g De 6:3
deden zij. 51 Nu geschiedde De 8:8 wanneer Jehovah u in het land
het op diezelfde dag, ¨
¨ dat Jehovah
d Ex 12:15
Ex 34:18
van de Kanaanieten brengt,n juist
de zonen van Isra _ el met hun le- 1Kor 5:8 zoals hij u en uw voorvaders heeft
gers h uit het land Egypte _ leidde. e Ex 10:9
Le 23:8 gezworen,o en wanneer hij het
Voorts sprak Jehovah tot Lu 22:1 u werkelijk geeft, 12 gij dan
13 Mozes
_ en zei: 2 „Heilig
mij iedere mannelijke eerstge-
f Ex 23:15
g De 16:3
h Ex 12:19
een ieder die de moederschoot
opent, aan Jehovah moet wij-
i Ex 12:27
borene die elke moederschoot j Ex 12:14 den,p alsook elke eersteling, het
¨ De 6:8
jong van het vee,q die de uwe zal
opent onder de zonen van Isra _ el, De 11:18
onder de mensen en de dieren. k Sp 23:16 worden. De mannetjes behoren
l Ex 6:1
Die is van mij.”i Ex 7:4 Jehovah toe.r 13 En elke eer-
3 En Mozes _ zei verder tot het m Ex 12:24
Ex 23:15
steling van de ezel dient gij los
volk: „Laat er een gedenken zijn Le 23:6 te kopen met een schaap, en in-
De 16:3
van deze dag, waarop GIJ uit n Ne 9:24
dien gij hem niet zult loskopen,
Egypte
_ gegaan zijt,j uit het sla- o Ge 15:18 dan moet gij hem de nek breken.s
Ps 105:42
venhuis, want door de sterkte p Nu 3:13 En iedere eerstgeborene van de
van [zijn] hand heeft Jehovah q Le 27:26 mens onder uw zonen dient gij
r Ex 22:29
U van hier uitgeleid.k Derhalve Ex 34:19 los te kopen.t
Nu 8:17
mag er niets gezuurds worden De 15:19 14 En het moet geschieden dat
gegeten.l 4 Heden gaat GIJ uit, Lu 2:23 ingeval uw zoon later bij u zou in-
s Ex 34:20
in de maand Abib. _ m
5 En het t Nu 18:15 formeren,u door te zeggen: ’Wat
moet geschieden dat wanneer Je- u Ex 12:26
De 6:20
betekent dit?’, gij dan tot hem
hovah u gebracht zal hebben in Ps 145:4 moet zeggen: ’Door de sterkte
¨
EXODUS 13:15–14:10 Israel naar Rode Zee; door Farao achtervolgd 94
van [zijn] hand heeft Jehovah ons HFDST. 13 Jehovah sprak nu tot Mo- _
uit Egypte
_ geleid,a uit het slaven-
huis.b 15 Het gebeurde name-
a
b
De 26:8
De 7:8
14 zes en zei: 2 „Spreek tot
de zonen van Isra _
¨
el, dat zij die-
c Ex 5:2
lijk dat Farao zich er verstokt d Ps 78:51 nen om te keren ´ ´ en zich dienen
Ps 135:8
tegen bleef verzetten ons heen e Ex 11:5
te legeren vo or Pi-H achiroth, _
te zenden,c en toen heeft Jehovah Ex 12:29 tussen M _igdol en ¨ de zee, in het
a
iedere eerstgeborene in het land f Ex 13:2
Ex 13:12
gezicht van Ba_ al-Sefon. _ Daarte-
Egypte_ gedood,d van de eerstge- De 21:17 genover dient GIJ U te legeren bij
g Ex 6:6
borene van de mens tot de eerst- de zee. 3 Dan zal Farao stellig
h De 6:8 ¨
geborene van het vee.e Daarom De 11:18 aangaande de zonen van Isra _ el
breng ik Jehovah alle mannelijke i Ex 6:1 zeggen: ’Zij dolen in verwarring
Ju 5
dieren die de moederschoot ope- j Ex 14:11 rond in het land. De wildernis
nenf ten slachtoffer, en iedere Ex 16:3
Nu 14:3
heeft hen ingesloten.’b 4 Ik dan
eerstgeborene van mijn zonen Ne 9:17 zal Farao’s hart inderdaad ver-
Han 7:39
koop ik los.’g 16 En het moet k Ex 14:2
stokt laten worden,c en hij zal
dienen tot een teken op uw hand Nu 33:5 hen stellig najagen en ik zal door
en tot een voorhoofdsband tus-
l Ex 12:51 bemiddeling van Farao en al zijn
m Ps 135:4
sen uw ogen,h want door de sterk- Lu 1:68 strijdkrachten heerlijkheid voor
te van [zijn] hand heeft Jehovah
Lu 7:16 mijzelf verkrijgen; d en de Egyp-
n Ge 50:25
ons uit Egypte geleid.”i Joz 24:32 tenaren zullen stellig weten dat
_ Heb 11:22
ik Jehovah ben.”e Bijgevolg de-
17 Het geschiedde nu toen Fa- o Nu 33:6
p Ex 14:19 den zij precies zo.
rao het volk heenzond, dat God
hen niet langs de weg van het
Nu 9:15
De 1:33
5 Later werd aan de koning
land der Filistijnen leidde enkel
Ne 9:12 van Egypte _ bericht dat het volk
Ps 99:7
was weggelopen. Onmiddellijk
omdat die dichtbij was, want God q Ex 14:24
Nu 14:14 veranderde het hart van zowel
zei: „Het volk mocht eens spijt Ps 78:14
Farao als zijn dienaren ten aan-
krijgen wanneer zij oorlog zien, r Ps 105:39
1Kor 10:1 zien van het volk,f zodat zij zei-
en stellig naar Egypte _ terugke-
den: „Wat hebben wij nu gedaan,
ren.”j 18 Daarom liet God het ¨
2e kolom dat wij Isra _ el hebben heenge-
volk een omweg maken langs de
zonden, zodat zij niet langer sla-
weg van de wildernis der Rode vendienst voor ons verrichten?”g
HFDST. 14
Zee.k In slagorde geschaard trok- 6 Hij ging er daarom toe over
¨ a Ex 13:18
ken de zonen van Isra _ el echter Nu 33:7 zijn strijdwagens in gereedheid
l
op uit het land Egypte. _ 19 En b Ps 71:11
te brengen, en hij nam zijn volk
c Ex 4:21
Mozes
_ nam het gebeente van Jo- _ Ex 7:13 met zich mee.h 7 Voorts nam hij
zef mee, want deze had de zo- Ro 9:18
zeshonderd uitgelezen wagens i
¨ d Ex 9:16
nen van Isra _ el plechtig laten zwe- en alle andere wagens van Egyp-
Ex 15:11
_
ren, door te zeggen: „God zal Ex 18:11
te en krijgslieden op elk daar-
Joz 2:10
zonder mankeren zijn aandacht Ne 9:11 van. 8 Zo liet Jehovah het hart
Jes 2:11
op U richten,m en GIJ moet mijn van Farao, de koning van Egyp-
Ro 9:17 _
gebeente van hier met U opvoe- e Ex 7:5 te, verstokt worden,j waarop deze
ren.”n 20 Vervolgens vertrok- Ex 8:22 ¨
Ps 83:18 de zonen van Isra _ el najoeg, ter-
ken zij uit Sukkoth _ en legerden Ez 26:6 ¨
f Ex 12:33
wijl de zonen van Isra _ el met opge-
zich te Etham,
_ aan de rand van de Ps 105:25 heven hand uittrokken.k 9 De
o
wildernis. g Re 6:8
Egyptenaren dan joegen hen na,
1Sa 2:27
21 En Jehovah ging voor hen 1Sa 6:6 en al de wagenpaarden van Fa-
uit, overdag in een wolkkolom, h Ex 14:23
rao en zijn ruiters l en zijn strijd-
i Joz 17:16
om hen op de weg te leiden,p en Re 4:3 krachten haalden hen in terwijl
’s nachts in een vuurzuil, ten einde j Ex 7:3
De 2:30
zij gelegerd waren bij de zee, bij
hun licht te geven om overdag en Joz 11:20 Pi-H¨ achiroth,
_ in het gezicht van
Ps 10:2 m
’s nachts te trekken.q 22 Over- Sp 16:18
Ba_ al-Sefon.
_
dag week de wolkkolom niet van k Nu 33:3 10 Toen nu Farao dicht gena-
´ ´ l Ex 15:19
haar plaats voor het volk, en de derd was, sloegen de zonen van
m Ex 15:9 ¨
vuurzuil niet in de nacht.r Joz 24:6 Isra
_ el hun ogen op en zie, de
¨
95 Rode Zee in tweeen gespleten; doortocht EXODUS 14:11-28
Egyptenaren rukten achter hen HFDST. 14 20 Zo kwam ze tussen het kamp
¨
aan; en de zonen van Isra _ el wer- a Joz 24:7 van de Egyptenaren en het kamp
Ne 9:9 ¨
den zeer bevreesd en gingen luid Ps 34:17 van Isra
_ el in.a Aan de ene kant
Ps 107:6
tot Jehovah roepen.a 11 Voorts b Ex 16:3
bleek ze een met duisternis ge-
zeiden zij tot Mozes: _ „Is het om- Ex 17:3 paard gaande wolk te zijn. Aan
Nu 14:2
dat er in Egypte _ helemaal geen Ps 106:7 de andere kant bleef ze de nacht
grafsteden zijn, dat gij ons hier- c Ex 5:21 verlichten.b En gedurende de ge-
Ex 6:9
heen hebt gebracht om in de wil- Heb 3:16 hele nacht naderde de ene groep
dernis te sterven? b Wat hebt gij Heb 10:38 de andere groep niet.
d Nu 14:9
ons nu aangedaan door ons uit De 20:3 21 Nu strekte Mozes_ zijn hand
Egypte
_ te leiden? 12 Is dit niet 2Kr 20:15
Ps 27:1
uit over de zee,c waarop Jehovah
het woord dat wij in Egypte _ tot u Ps 46:1 de zee door een sterke oosten-
Jes 41:10
hebben gesproken, toen wij zei- e 2Kr 20:17 wind, die de hele nacht waaide,
den: ’Laat ons met rust, opdat wij Sp 29:25 deed teruggaan en het zeebek-
f Ex 14:30
de Egyptenaren dienen’? Want Ex 15:5 ken in droge grond veranderde,d
wij kunnen beter de Egyptena- ¨
Ps 136:15
Sp 16:4
en de wateren werden in tweeen
ren dienen dan in de wildernis Ne 9:11 gespleten.e 22 Ten slotte trok-
sterven.”c 13 Toen zei Mozes ¨
_ g De 1:30
De 20:4
ken de zonen van Isra _ el midden
tot het volk: „Weest niet be- 2Kr 20:29 door de zee over droog land,f ter-
vreesd.d Staat vast en ziet de red- h Joz 7:10
wijl de wateren aan hun rechter-
i Ex 4:20
ding van Jehovah, die hij van- Ex 17:9 en aan hun linkerzijde voor hen
daag voor U zal bewerken.e Want j Ps 78:13
als een muur waren.g 23 Toen
k Ne 9:11
de Egyptenaren die GIJ vandaag l Ex 4:21 zetten de Egyptenaren de achter-
inderdaad nog ziet, zult GIJ niet Ex 7:13
volging in en trokken alle paar-
Ro 9:18
meer zien, neen, nooit meer.f m Ex 9:16 den van Farao, zijn strijdwagens
14 Jehovah zal zelf voor U strij- Joz 24:6
Ro 9:17
en zijn ruiters erin, achter hen
den,g en GIJ, GIJ zult stil zijn.” n Ex 14:4 aan,h midden in de zee. 24 Nu
o Ge 48:16
15 Jehovah zei nu tot Mozes: _ Ex 32:34
gebeurde het in de morgenwake,
„Waarom blijft gij luid tot mij roe- Nu 20:16 dat Jehovah vanuit de vuurzuil
h Ju 9
pen? Spreek tot de zonen van en de wolkkolomi ging uitkijken
¨ p Ex 13:21
Isra
_ el dat zij dienen op te bre- Ps 34:7 op het kamp van de Egyptena-
Jes 52:12
ken. 16 En gij, hef uw staf i op ren, en vervolgens bracht hij het

en strek uw hand uit over ¨ de zee kamp van de Egyptenaren in ver-
2e kolom
en splijt haar in tweeen,j opdat warring.j 25 En hij bleef wielen
¨
de zonen van Isra _ el midden door a Joz 24:7 van hun wagens afnemen, zodat
b Ps 105:39
de zee over droog land kunnen c Ex 14:16 zij ze met moeite konden bestu-
gaan. k ren; k en de Egyptenaren zeiden
17 Wat mij betreft, zie, Han 7:36
d Joz 2:10
ik laat het hart van de Egypte- Ps 66:6 toen:¨ „Laten wij elk contact met
naren verstokt worden,l opdat zij Ps 106:9
Ps 114:3
Isra
_ el ontvluchten, want Jehovah
er achter hen aan intrekken en op- Jes 51:10 strijdt stellig voor hen tegen de
e Ne 9:11
dat ik door bemiddeling van Farao Ps 78:13
Egyptenaren.”l
en al zijn strijdkrachten, door zijn Ps 136:13 26 Ten slotte zei Jehovah tot
Jes 63:12
strijdwagens en zijn ruiters, heer- f Ex 15:19 Mozes:
_ „Strek uw hand uit over
lijkheid voor mijzelf verkrijg. m Nu 33:8 de zee,m opdat de wateren te-
Jes 63:13
18 En de Egyptenaren zullen stel- 1Kor 10:1 rugkeren over de Egyptenaren,
lig weten dat ik Jehovah ben wan- Heb 11:29
hun strijdwagens en hun ruiters.”
g Ex 15:8
neer ik door Farao, zijn strijdwa- h Ex 14:17 27 Terstond strekte Mozes _ zijn
gens en zijn ruiters heerlijkheid Ps 10:2
hand uit over de zee en tegen het
i Ex 13:21
voor mijzelf verkrijg.”n j Ex 23:27 aanbreken van de morgen keer-
1Sa 5:11
19 Toen vertrok de engelo van Ps 18:14
de de zee geleidelijk tot haar
de [ware] God die voor het kamp k Ps 76:6 normale stand terug. Al die tijd
¨ l Ex 14:4
van Isra _ el uit trok en ging naar De 3:22
vluchtten de Egyptenaren om
hun achterhoede, en de wolkko- 1Sa 4:8 haar te ontwijken, maar Jehovah
m Ex 7:19
lom vertrok van hun voorhoe- Ex 8:5
schudde de Egyptenaren af in
de en ging achter hen staan.p n Ex 15:1 het midden van de zee.n 28 En
EXODUS 14:29–15:14 Mozes’ overwinningslied 96
de wateren bleven terugkeren.a HFDST. 14 Uw rechterhand, o Jehovah,
Ten slotte bedekten ze de strijd- a Ex 15:10 kan een vijand verplette-
De 11:4
wagens en de ruiters die tot al Ne 9:11 ren.a
Farao’s strijdkrachten behoorden Ps 78:53
Heb 11:29
7 En in de volheid van uw supe-
en die achter hen aan de ´ ´ zee wa- b Ge 15:14 rioriteit kunt gij neerwer-
Ex 14:23
ren ingetrokken.b Niet een onder Joz 24:7 pen wie tegen u opstaan; b
hen was er overgebleven.c c Ex 14:13 Gij zendt uw brandende
¨ Ps 106:11
29 Wat de zonen van Isra _ el be- Ps 136:15 toorn uit, als stoppels wor-
treft, zij liepen over droog land in d Ps 66:6
Ps 77:19
den zij erdoor verteerd.c
het midden van de zeebedding,d e Ex 14:22 8 En door de adem van uw
en de wateren waren hun tot een Ex 15:8
f De 4:20
neusgatend werden wate-
muur, aan hun rechter- en aan Ps 106:8 ren opgehoopt;
e
hun linkerzijde. ¨ 30 Zo redde g Ps 58:10
Ps 59:10
Ze bleven staan als een dam
Jehovah Isra_ el op die dag uit de ¨ Ps 91:8 van stromen;
Sp 16:4
hand der Egyptenaren,f en Isra _ el h Ex 4:31 De woelige wateren stolden
kreeg de Egyptenaren te zien — ¨
Ex 19:9 in het hart van de zee.
Ps 106:12
dood op de zeeoever.g 31 Isra _ el 9 De vijand zei: ’Ik zal achter-
kreeg eveneens de grote hand te
volgen! e Ik zal inhalen! f
zien die Jehovah tegen de Egyp- HFDST. 15
Ik zal buit verdelen! g Mijn
tenaren had aangewend; en het i Re 5:1
ziel zal zich aan hen ver-
2Sa 22:1
volk kreeg vrees voor Jehovah Opb 15:3 zadigen!
en stelde geloof in Jehovah en in j Ex 9:16
Ik zal mijn zwaard trekken!
Ex 18:11
Mozes,
_ zijn knecht.h Ps 106:12 Mijn hand zal hen verdrij-
k Ex 15:21
In die tijd gingen M¨ ozes
_ en ven!’h
15 de zonen van Isra
_ el ertoe
over voor Jehovah dit lied te zin-
Ps 136:15
l Ex 17:16
Ps 18:1
Jes 12:2
10 Gij hebt geblazen met uw
adem,i de zee heeft hen
Fil 4:13
gen en het volgende te zeggen: i
m Opb 7:10
bedekt; j
„Laat mij zingen voor Jeho- n 2Sa 22:47 Zij zonken als lood in majes-
Ps 99:5
vah, want hoog is hij ver- Jes 25:1
tueuze wateren.k
heven geworden.j o Ex 3:15 11 Wie onder de goden is als gij,
p Ps 83:18
Het paard en zijn berijder Ps 148:13 o Jehovah? l
heeft hij in de zee ge- q Ne 4:20 Wie is als gij, die u machtig
Ps 24:8
stort.k r Ex 6:3 betoont in heiligheid? m
2 Mijn sterkte en [mijn] macht Jes 42:8
s Ex 14:27
Die gevreesd moet wordenn
is Jah,l want hij dient mij Joz 24:6 met lofliederen,o die won-
t Ex 14:7
tot redding.m u Joz 24:7
deren doet.p
Dit is mijn God, en ik zal v Ne 9:11 12 Gij hebt uw rechterhand uit-
hem prijzen; n mijn vaders w Ps 17:7
Ps 60:5
gestrekt,q waarop de aar-
God,o en ik zal hem ver- Ps 89:13 de hen heeft verzwolgen.r
Ps 118:15
heffen.p 1Pe 5:6 13 In uw liefderijke goedheid
3 Jehovah is een manlijk per-
hebt gij het volk geleid dat
soon van oorlog.q Jehovah 2e kolom
gij hebt teruggehaald; s
is zijn naam.r In uw sterkte zult gij hen
a Heb 10:31
4 Farao’s wagens en zijn strijd- b Ps 148:13 stellig naar uw heilige
krachten heeft hij in de Jes 5:16 verblijfplaats geleiden.t
Jes 37:23
zee geworpen,s c De 4:24 14 Volken moeten horen,u ze zul-
En de keur van zijn krijgs- Ps 59:13
Heb 12:29
len in beroering worden
lieden is verzonken in de d 2Sa 22:16 gebracht;¨ v
Rode Zee.t Ps 18:15
e Ex 14:8
Barensweeenw moeten de be-
5 De woelige wateren bedekten f Ex 14:9 woners van Filistea _ aan-
hen ten slotte; u zij zon- g Ez 38:12
h Ex 14:5 grijpen.
ken in de diepten als een Jes 36:20
steen.v i Ge 8:1
Ex 14:21 l De 3:24; 2Sa 7:22; 1Kor 8:5; m Le 19:2; Jes 6:3;
6 Uw rechterhand, o Jehovah, j Ex 14:28 1Pe 1:16; n Lu 12:5; Heb 12:28; o Heb 2:12; p Ex
De 11:4 11:9; q Ex 15:6; r Ps 78:53; Heb 11:29; s Ps 106:10;
toont zich krachtig in ver- k Ex 15:5 t Ps 78:54; u Nu 14:14; Joz 2:10; v Ps 99:1;
mogen.w Ne 9:11 w Ps 48:6.
97 Mirjams tegenzang. Bitter water EXODUS 15:15–16:3
15 Dan zullen de stamhoofden HFDST. 15 gen zij naar de wildernis van
van Edom
_ werkelijk ont- a Nu 22:3 Sur,a en drie dagen lang trokken
b Joz 2:11
steld zijn; Joz 5:1
zij in de wildernis voort, maar
Wat de despoten van Moab _ c De 11:25 zij vonden geen water.b 23 Na
Joz 2:9
betreft, beving zal hen d Ex 19:5
verloop van tijd kwamen zij te
c maar zij konden het wa-
aangrijpen.a De 32:9 Mara,
_
¨ 2Sa 7:23 ter van Mara niet drinken, omdat
Alle bewoners van Kana _ an e Jes 43:1
_
zullen werkelijk versaagd f Nu 20:17
het bitter was. Daarom gaf hij
zijn.b Nu 21:22 er de naam Mara _ d aan. 24 En
De 2:27
16 Schrik en angst zal hen over- g De 4:21
het volk ging tegen Mozes_ mur-
vallen.c Ps 44:2 murerene en zei: „Wat moeten
Ps 78:54
Wegens de grootheid van uw Ps 80:8 wij nu drinken?” 25 Toen riep
arm zullen zij onbeweeg- h 1Kon 8:27 hij luid tot Jehovah.f Jehovah dan
lijk zijn als een steen,
i Ex 25:8 leidde hem naar een boom; en
j Ps 10:16
Totdat uw volkd voorbijtrekt, Ps 146:10 hij wierp die in het water en het
o Jehovah,
Da 4:3 water werd zoet.g
k Ex 14:23
Totdat het volk dat gij hebt Sp 21:31 Daar stelde Hij voor hen een
voortgebracht,e voorbij- l Joz 24:6 voorschrift en een procedure voor
trekt.f
m Ex 14:28
Heb 11:29
de rechtspraak vast, en daar stel-
17 Gij zult hen brengen en plan- n Ex 14:22 de hij hen op de proef.h 26 En hij
ten op de berg van uw erf-
o Nu 26:59 zei vervolgens: „Indien gij strikt
p Ps 81:2
deel,g q Re 11:34
naar de stem van Jehovah, uw
1Sa 18:6 God, zult luisteren en zult doen
Een vaste plaats die gij ge- 2Sa 6:5 wat recht is in zijn ogen en wer-
reedgemaakt hebt om er Ps 150:4
Jer 31:4 kelijk het oor zult lenen aan
zelf te wonen,h o Jehovah, r 1Sa 18:7 zijn geboden en al zijn voorschrif-
Een heiligdom,i o Jehovah, s Re 5:3
ten zult onderhouden,i zal ik u
dat uw handen hebben ge- t Ex 14:17
Ex 18:11 geen enkele van de kwalen op-
grond. u Ex 14:27 leggen die ik de Egyptenaren heb
18 Jehovah zal als koning rege- opgelegd; j want ik ben Jehovah,
ren tot onbepaalde tijd, 2e kolom die u genees.”k
ja, voor eeuwig.j 27 Daarna kwamen zij te Elim,
a Ge 16:7 _
19 Toen Farao’s paardenk met Ge 25:18
waar twaalf waterbronnen en ze-
zijn strijdwagens en zijn b Ex 17:1
ventig palmbomen waren. Der-l
c Nu 33:8
ruiters de zee ingingen,l d Ru 1:20 halve sloegen zij daar aan het
Liet Jehovah voorts de wa- e Ex 16:2 water hun legerplaats op.
Ex 17:3
teren van de zee over hen Nu 11:1
Later vertrokken zij van
terugkeren,m
Terwijl de zonen van Isra _
¨
el
1Kor 10:10
Ju 16
f Ex 17:4
16 Elim,
_ m
en de gehele verga-
dering van de zonen van Isra
_
¨
el
over droog land midden Ps 50:15

door de zee liepen.”n g 2Kon 2:21 kwam ten slotte in de wildernis


n die tussen Elim en de
h Ex 16:4 van Sin,
¨ _
20 Nu nam M _irjam, de profe- De 8:2
¨ 1Pe 1:7 S _inaı ligt, op de vijftiende dag
tes, Aarons
_ zuster,o een tamboe- i Le 26:3 van de tweede maand na hun uit-
rijn in haar hand,p en alle vrou- De 28:1
tocht uit het land Egypte.
wen gingen toen achter haar 1Jo 5:3 _
j Ex 9:10 2 En de gehele vergadering ¨
aan met tamboerijnen en in rei- De 7:15
k Ex 23:25 van de zonen van Isra _ el ging
dansen.q 21 En M _irjam bleef de Ps 103:3 in ¨ de wildernis tegen Mozes _ en
mannen ten antwoord zingen: r l Nu 33:9
Aaron murmureren. o 3 En de
_ ¨
„Zingt voor Jehovah,s want zonen van Isra_ el bleven tot hen
hoog is hij verheven ge- HFDST. 16 zeggen: „Waren wij maar door
worden.t Jehovah’s hand in het land Egyp-
m Nu 33:10 _
Het paard en zijn berijder n Nu 33:11 te gestorven, p toen wij bij de
heeft hij in de zee ge- o Ex 15:24
Ps 106:25
q
vleespotten zaten, toen wij brood
stort.”u 1Kor 10:10 aten tot verzadiging toe, want
¨ p Nu 14:2
22 Later liet Mozes _ Isra
_ el van Jon 4:8 GIJ hebt ons naar deze wildernis
de Rode Zee vertrekken en gin- q Nu 11:4 gebracht om deze hele gemeente
EXODUS 16:4-22 Kwartels. Instructies voor manna 98
door hongersnood ter dood te HFDST. 16 verzadigd worden; a en GIJ zult
brengen.”a a Ex 17:3 stellig weten dat ik Jehovah, UW
Nu 16:13
4 Toen zei Jehovah tot Mozes: _ De 8:3 God, ben.’ ”b
Klg 4:9
„Zie, ik laat voor U brood uit de 13 Bijgevolg gebeurde het dat
b
hemel neerregenen; en het volk b Ps 78:24
Ps 105:40
’s avonds de kwartels c kwamen
moet naar buiten gaan en ieder Jo 6:31 opzetten en de legerplaats be-
1Kor 10:3
moet van dag tot dag zijn hoe- dekten, en ’s morgens had zich
veelheid bijeenrapen,c opdat ik c Ne 11:23
Sp 30:8
een dauwlaag rondom de leger-
hen op de proef kan stellen of Mt 6:11 plaats gevormd.d 14 Na verloop
zij al dan niet in mijn wet zullen d De 8:2 van tijd verdampte de dauwlaag,
wandelen.d 5 En het moet ge- Jak 1:3
1Pe 1:7
en zie, daar lag over de opper-
schieden op de zesde dag,e dat vlakte van de wildernis iets fijns
e Ex 35:2
zij moeten bereiden wat zij zul- en schilferachtigs,e fijn als rijp f
f Ex 16:22
len binnenbrengen, en het moet op de aarde. ¨ 15 Toen nu de zo-
het dubbele blijken te zijn van g Ex 6:7
Nu 16:28
nen van Isra
_ el het zagen, zeiden
wat zij dag aan dag steeds bijeen- Ps 77:20 zij vervolgens tot elkaar: „Wat is
Jes 63:11
rapen.”f dat?” Want zij wisten niet wat
¨ h Ex 24:10
6 Mozes
_ en Aaron
_ zeiden der- het was. Derhalve zei Mozes _ tot
¨ Le 9:6
halve tot alle zonen van Isra _ el: Nu 16:42 hen: „Het is het brood dat Jeho-
Jo 11:40
„Vanavond zult GIJ stellig we- vah U tot voedsel gegeven heeft.g
i Nu 21:7
ten dat het Jehovah is die U uit 1Sa 8:7
16 Dit is het woord dat Jeho-
het land Egypte _ heeft geleid.g Jes 32:6 vah geboden heeft: ’Raapt ervan
Lu 10:16
7 En morgenochtend zult GIJ in- bijeen, ieder naar gelang van
j Ex 16:2
derdaad Jehovah’s heerlijkheid Nu 11:1
wat hij eet. GIJ dient een gomer-
zien,h want hij heeft UW murmu- k Ex 13:21
maath voor iedere persoon te ne-
reringen tegen Jehovah gehoord. Nu 16:19 men, naar het getal der zielen
1Kon 8:11
En wat zijn wij, dat GIJ tegen ons Mt 17:5
dat een ieder van U in zijn tent ¨
zoudt murmureren?” 8 En Mo- _ l Nu 14:27
heeft.’ ” 17 De zonen van Isra _ el
zes vervolgde: „Het zal zijn wan- Ju 16 dan deden dat; en zij gingen het
neer Jehovah U in de avond vlees bijeenrapen, sommigen verzamel-
te eten geeft en in de morgen 2e kolom den veel en sommigen verzamel-
brood tot verzadiging toe, om- a Ps 105:40
den weinig. 18 Gingen zij het
dat Jehovah UW murmureringen b Ex 4:5
nu met de gomer meten, dan had
waarmee GIJ tegen hem murmu- Ex 6:7 hij die veel had verzameld niet te
Ez 34:31
reert, heeft gehoord. En wat zijn veel, en hij die weinig had verza-
wij? UW murmureringen zijn niet c Nu 11:31
Ps 78:27
meld, had niet te kort.i Zij raap-
tegen ons, maar tegen Jehovah.”i ten het bijeen, een ieder naar ge-
¨ d Nu 11:9
lang van wat hij at.
9 Voorts zei Mozes _ tot Aaron:
_
e Nu 11:7
„Zeg tot de gehele vergadering De 8:3 19 Toen zei Mozes _ tot hen:
¨
van de zonen van Isra _ el: ’Na- Ne 9:15
Ps 78:24
„Niemand mag er iets van tot de
j
dert voor Jehovah, want hij heeft morgen overlaten.” 20 Maar
f Ps 147:16
UW murmureringen gehoord.’ ”j zij luisterden niet naar Mozes. _
g Nu 21:5
10¨ Toen gebeurde het dat zodra De 8:16
Wanneer sommigen er dan van
Aaron
_ tot de gehele vergadering
¨
Joz 5:12 overlieten tot de morgen, kwa-
Jo 6:31
van de zonen van Isra _ el gespro- Jo 6:58 men er wormen uit en stonk het; k
ken had, zij hun blik naar de 1Kor 10:3 derhalve werd Mozes _ veront-
Heb 9:4
wildernis keerden, en zie! Jeho- waardigd op hen.l 21 Zo raap-
h Ex 16:36
vah’s heerlijkheid verscheen in ten zij het elke morgenm bijeen,
i 2Kor 8:15
de wolk.k ieder naar gelang van wat hij
11 En Jehovah sprak verder j Ex 12:10
Mt 6:34
at. Als de zon heet werd, smolt
tot Mozes_ en zei: 12 „Ik heb het.
k Mt 6:19
de murmureringen ¨ van de zo- 22 Nu gebeurde het op de zes-
l Ex 32:19
nen van Isra _ el gehoord.l Spreek Nu 16:15 de dag dat zij tweemaal zoveel
tot hen en zeg: ’Tussen de twee n twee go-
Ef 4:26 brood bijeenraapten,
´ ´
avonden zult GIJ vlees eten en m Mt 6:11 mer-maten voor een persoon. Alle
in de morgen zult GIJ met brood n Ex 16:5 oversten dan van de vergadering
99 Sabbatswet. Geklaag wegens water in Horeb EXODUS 16:23–17:7
kwamen het Mozes _ berichten. HFDST. 16 in en zet die voor het aangezicht
23 Daarop zei hij tot hen: „Het a Ex 20:8 van Jehovah als iets wat in al UW
Ex 31:15
is wat Jehovah gesproken heeft. Ex 35:2 geslachten bewaard dient te wor-
Morgen zal er een sabbatviering Le 23:3
den.”a 34 Juist zoals Jehovah
Mr 2:27 ¨
van een heilige sabbat voor Je- b Nu 11:8 Mozes
_ geboden had, zette Aaron _
´ ´
hovah zijn.a Wat GIJ kunt bak- c Ex 16:33 het toen voor de Getuigenis b neer
ken, bakt dat, en wat GIJ kunt ko- d Ne 9:14 als iets wat bewaard moest wor-
e Ex 20:9 ¨
ken, kookt dat,b en al wat te Ex 31:13
den. 35 En de zonen van Isra _ el
veel is, spaart dat voor U op als De 5:15 aten het manna veertig jaar,c tot-
Jer 17:22
iets wat tot de morgen bewaard Mt 12:12 dat zij in een bewoond land kwa-
dient te worden.” 24 Zij spaar- Lu 13:15 men.d Het manna aten zij totdat
f Nu 14:11
den het dus op tot de morgen, zij aan de grens van het land Ka- _
juist zoals Mozes geboden had;
2Kon 17:14 ¨
_ Ps 78:10 naane kwamen. 36 Een gomer
Ps 81:13
en het stonk niet en ook kwamen Ps 106:13 nu is een tiende van een efa-maat.
c
er geen maden in. 25 Toen zei Lu 16:31
De gehele vergadering¨ van
Mozes:
_ „Eet het vandaag, want
vandaag is een sabbatd voor Jeho-
g Ex 31:13
Jes 58:13
Ez 20:12
17 de zonen van Isra_ el ver-
trok nu uit de wildernis van Sin, f
vah. Vandaag zult GIJ het niet op h Lu 23:56

het veld vinden. 26 Zes dagen i Le 23:3 etappe na etappe afleggend over-
De 5:14
zult GIJ het bijeenrapen, maar op j Ex 16:15
eenkomstig het bevel van Jeho-
de zevende dag is het sabbat.e Nu 11:7 vah,g en legerde zich vervolgens
te Rafidim. h Maar er was geen
Daarop zal het zich niet vormen.”
k Ps 105:5
Ps 111:4
_
27 Nu gebeurde het echter op de l Ps 78:20
drinkwater voor het volk.
zevende dag dat sommigen van
2 Toen maakte het volk ruzie
het volk toch naar buiten gingen 2e kolom
met Mozes
_ en zei: i „Geef ons wa-
om [het] bijeen te rapen, maar ter, opdat wij kunnen drinken.”
a Heb 9:4
zij vonden niets. b Ex 27:21
Maar Mozes_ zei tot hen: „Waarom
28 Dientengevolge zei Jehovah Ex 30:6 maakt GIJ ruzie met mij? Waar-
Ex 40:20
tot Mozes: _ „Hoe lang nog moet 1Kon 8:9 om blijft GIJ Jehovah op de proef
gijlieden weigeren mijn geboden c De 8:2 stellen?”j 3 En het volk dorst-
Ne 9:21
en mijn wetten te onderhouden? f Ps 78:24 te daar voortdurend naar water,
29 Let wel, dat Jehovah U de sab- Jo 6:49 en het volk bleef tegen Mozes _
d Joz 5:12
bat heeft gegeven.g Daarom geeft Ne 9:15
murmureren en zeggen: „Waar-
hij U op de zesde dag brood voor e Nu 33:48 om hebt gij ons uit Egypte _ doen
twee dagen. Iedereen blijve op
De 1:8
De 34:1
optrekken, om ons en onze zo-
zijn eigen plaats.h Laat niemand nen en ons vee door dorst ter

op de zevende dag zijn verblijf- dood te brengen?”k 4 Ten slot-
HFDST. 17
plaats verlaten.” 30 Toen hield te riep Mozes _ luid tot Jehovah
f Nu 33:12
het volk op de zevende dag de en zei: „Wat zal ik met dit volk
g Nu 33:2
sabbat.i h Nu 33:14
doen? Nog even en zij zullen mij
¨ stenigen!”l
31 Het huis van Isra _ el gaf het i Ex 5:21
Nu 14:2
voortaan de naam „manna”. En Nu 20:3
5 Toen zei Jehovah tot Mozes: _
het was wit als korianderzaad, en j Nu 14:22 „Treed voor het volk uitm en
de smaak ervan was als die van Ps 78:18
Ps 95:9
neem enigen ¨ van de oudere man-
platte honingkoeken.j 32 Toen Ps 106:14 nen van Isra_ el met u, alsmede uw
Lu 4:12
zei Mozes:
_ „Dit is het woord dat 1Kor 10:9 staf, waarmee gij de rivier de Nijl
Jehovah geboden heeft: ’Vult Heb 3:9 hebt geslagen.n Neem die in uw
k Ex 16:2
er een gomer-maat mee als iets hand en gij moet verder lopen.
l 1Sa 30:6
wat in al UW geslachten bewaard Jo 10:31 6 Zie! Ik´ ´ sta daar op de rots in
dient te worden,k opdat zij het m Ez 2:6 Horeb
_ voor u. En gij moet op de
brood kunnen zien dat ik U in de n Ex 7:20 rots slaan, en er moet water uit
o Nu 20:8
wildernis te eten heb gegeven, De 8:15 komen, en het volk moet het
toen ik U uit het land Egypte _ leid- Ne 9:15 drinken.”o Vervolgens deed Mo- _
Ps 78:15
de.’ ”l ¨ 33 Derhalve zei Mozes _ Ps 105:41 zes dit voor de ogen van ¨ de oude-
tot Aaron:_ „Neem een kruik en Ps 114:8
Jes 48:21
re mannen van Isra _ el. 7 Daar-
doe daar een volle gomer manna 1Kor 10:4 om gaf hij die plaats de naam
EXODUS 17:8–18:12 Amalek valt aan. Jethro bij Mozes 100
a b HFDST. 17
¨
Massa _ en Meriba,
_ wegens het ¨ vah Isra _ el uit Egypte _ had geleid.a
geruzie van de zonen van Isra _ el a De 9:22 2 Daarom nam Jethro, _ Mozes’ _
De 33:8
en omdat zij Jehovah op de proef b Ps 81:7 schoonvader, Zipp ora, _ Mozes’_
hadden gesteld,c door te zeggen: c De 6:16 vrouw, nadat zij was weggezon-
Ps 95:8
„Is Jehovah in ons midden of Heb 3:8 den, 3 en haar twee zonen,b
niet?”d d Ex 34:9 van wie de een de naam Gersom _ c
e De 31:17
8 Nu kwamen de Amalekieten ¨ Han 7:39 droeg, „omdat”, zo zei hij, „ik een
en streden tegen Isra _ el te Rafi- _ e Ge 36:12 inwonende vreemdeling ben ge-
f
dim. 9 Toen zei Mozes tot Jo-
_ _ f De 25:17 worden in een vreemd land”;
1Sa 15:2
zua: g „Kies ons mannen uit en g Nu 11:28 4 en de naam van de ander was
trek uit,h strijd tegen de Amale- ¨ d „omdat”, om zijn woor-
De 32:44
Han 7:45
Eliezer,
_
kieten. Morgen stel ik mij op h Nu 31:3 den aan te halen, „de God van
de top van de heuvel, met de i Ex 4:2 mijn vader mijn helper is, daar
staf van de [ware] God in mijn j Joz 11:15 hij mij van Farao’s zwaard heeft
hand.”i 10 Daarop deed Jozua _ k Ex 24:14
bevrijd”.e
l Ps 56:9
juist zoals Mozes _ hem had ge- 5 Jethro dan, Mozes’ schoonva-
m Joz 11:12 _ _
zegd,j ten einde tegen de Ama- n Ex 34:27 der, en zijn zonen en zijn vrouw
lekieten
¨ te strijden; en Mozes, _ o Nu 24:20
De 25:19 kwamen tot Mozes _ in de wilder-
Aaron_ en Hur k beklommen de 1Kr 4:43 nis waar hij gelegerd was, bij de
top van de heuvel. p Jes 66:1
Han 7:49 berg van de [ware] God.f 6 Toen
11 En het geschiedde dat zo- q Ps 94:12 stuurde hij bericht aan Mozes: _
dra M ¨ ozes
_ zijn hand ophief, de Jes 12:2 g ben
Jes 26:4 „Ik, uw schoonvader, Jethro, _
Israelieten superieur bleken te
l
Opb 19:1 tot u gekomen, en ook uw vrouw
zijn; maar zodra hij zijn hand r 1Sa 15:20
liet zakken, bleken de Amalekie- Es 3:1 en haar twee zonen met haar.”
ten superieur te zijn. 12 Toen
Es 7:10
Es 9:24
7 Daarop ging Mozes _ zijn schoon-
de handen van Mozes _ zwaar wa- vader tegemoet en wierp zich

ren, namen zij vervolgens een neer en kuste hem; h voorts vroe-
HFDST. 18
steen en legden die onder hem, gen zij naar elkaars welstand.
¨ s Ex 2:21
Daarna gingen zij de tent binnen.
en hij ging erop zitten; en Aaron _ Ex 3:1
en Hur ondersteunden zijn han-
8 Mozes _ verhaalde zijn schoon-
den, de een aan deze zijde en de vader nu alles wat Jehovah van-
2e kolom ¨
ander aan gene zijde, zodat zijn a Joz 2:10
wege Isra _ el met Farao en Egypte _
handen onbeweeglijk bleven tot- Joz 9:9 had gedaan,i en alle moeilijkheden
dat de zon onderging. 13 Der- b Han 7:29 die zij onderweg hadden onder-
c Ex 2:22
halve overwon Jozua _ Amalek
_ en d 1Kr 23:15
vonden,j en toch was Jehovah
zijn volk met de scherpte van e Ex 2:15 hen aan het bevrijden.k 9 Toen
het zwaard. m 2Kor 1:10 was Jethro _ verheugd over al het
f Ex 19:2 ¨
14 Jehovah zei nu tot Mozes: _ 1Kon 19:8 goede dat Jehovah voor Isra _ el
„Schrijf dit ter gedachtenis in g Ex 4:18 had gedaan, doordat hij hen uit
Nu 10:29
het boekn en leg het in de oren h Ge 33:3
de hand van Egypte _ had bevrijd.l
van Jozua: _ ’Ik zal de herinne- 2Sa 14:33 10 Dientengevolge zei Jethro: _
Ro 12:10
ring aan Amalek _ volledig uit- i Ex 7:3
„Gezegend zij Jehovah, die U uit
wissen van onder de hemel.’ ”o Ex 14:28 de hand van Egypte _ en uit de hand
De 4:34
15 Voorts bouwde Mozes _ een al- Ne 9:10 van Farao heeft bevrijd, en die
taar en gaf het de naam Jehovah- _ j Ex 15:22 het volk van onder de hand van
Ex 16:3
N _issi, 16 en zei: „Omdat er een Nu 20:14 Egypte
_ heeft bevrijd.m 11 Nu
hand tegen de troon van Jahq p
k Ps 81:7 weet ik inderdaad dat Jehovah
is, zal Jehovah van geslacht tot Ps 102:2
Da 3:29 groter is dan alle [andere] go-
geslacht oorlog met Amalek _ heb- l De 33:29 den,n wegens deze zaak waar-
ben.”r Ro 15:10
in zij overmoedig tegen hen ge-
m Ge 14:20
Nu kreeg Jethro,
_ de pries- handeld hebben.” 12 Toen nam
18
Lu 1:68

ter van M _idian, Mozes’


_ n Ex 15:11
2Kr 2:5
Jethro,
_ Mozes’ _ schoonvader, een
s
schoonvader, te horen wat God Ps 95:3 brandoffer en slachtoffers voor
Ps 97:9 ¨
allemaal voor Mozes
_ en voor zijn God; o en Aaron _ en alle oudere
¨ Da 2:47 ¨
volk Isra
_ el had gedaan, hoe Jeho- o Mal 1:11 mannen van Isra _ el kwamen om
101 Jethro adviseert rechters aan te stellen EXODUS 18:13–19:5
met Mozes’
_ schoonvader brood te HFDST. 18 bij elke geschikte gelegenheid
eten voor het aangezicht van de a Ge 31:54 rechtspreken over het volk; en
b Mt 23:2
[ware] God. a
c Ex 20:19 het moet geschieden dat zij elke
13 Nu gebeurde het de volgen- Nu 12:8 grote zaak voor u zullen bren-
Nu 27:5
de dag dat Mozes_ zich als ge- d Ex 24:14 gen,a maar elke kleine zaak zul-
woonlijk neerzette om als rech- De 17:8 len zij zelf als rechters behan-
1Kor 6:1
ter voor het volk op te treden,b e De 4:5 delen. Maak het zo lichter voor
en van de morgen De 5:1 uzelf, en zij moeten de last met
´ ´ tot de avond De 6:1
u dragen. b
23 Indien gij deze
bleef het volk voor Mozes_ staan. f Nu 11:11
´
14 Mozes’
_ schoonvader dan zag g Nu 11:14
De 1:9
zaak zo doet, en God [het] u ge-
wat hij allemaal voor het volk Han 6:2 boden heeft, dan zult gij het stel-
deed. Daarom zei hij: „Wat is dit h Ex 18:24
Sp 9:9
lig kunnen volhouden en zal bo-
voor zaak die gij voor het volk i Joz 1:17 vendien al dit volk in vrede naar
doet? Waarom zit gij al maar al- j Ex 20:19
De 5:5
zijn eigen plaats gaan.”c
leen en blijft het gehele volk zich k Nu 27:5 24 Mozes _ luisterde onmiddel-
´ ´ l De 7:11
lijk naar de stem van zijn schoon-
van de morgen tot de avond voor Ne 9:14
u stellen?” 15 Toen zei Mozes _ Mr 10:3 vader en deed alles wat hij had
m 1Sa 12:23
tot zijn schoonvader: „Omdat het Ps 32:8
gezegd.d 25 En Mozes _ ¨ ging er-
volk naar mij toe blijft komen Jes 30:21 toe over uit heel Isra
_ el bekwame
Jer 42:3
om God te raadplegen.c 16 In- Mi 4:2 mannen te kiezen en hun posi-
geval er zich onder hen een zaak n Nu 11:17 ties als hoofden over het volk te
De 1:13
voordoet,d moet die bij mij komen Han 6:3 geven,e als oversten van duizend,
en ik moet rechtspreken tussen 1Ti 3:2
Tit 1:9
oversten van honderd, oversten
de ene partij en de andere, en o 2Kr 6:31 van vijftig en oversten van tien.
ik moet de beslissingen van de 2Kr 19:7
Job 2:3
26 En zij spraken bij elke geschik-
[ware] God en zijn wetten be- Sp 8:13 te gelegenheid recht over het
p Ez 18:8
kendmaken.”e Da 6:5
volk. Een moeilijke zaak brach-
ten zij telkens voor Mozes, f maar
17 Hierop zei Mozes’
_ schoonva- 1Th 2:10 _
1Ti 3:7
der tot hem: „Het is niet goed Tit 1:7 elke kleine zaak behandelden zij
zoals gij doet. 18 Gij zult be- q Ex 23:8 dan zelf als rechters. 27 Daarna
Han 20:33
slist uitgeput raken, zowel gij als 1Ti 3:3 deed Mozes_ zijn schoonvader uit-
dit volk dat met u is, want deze
1Pe 5:2 geleide,g en deze ging heen naar
r Nu 10:4
zaak is een te grote last voor u.f s De 1:15 zijn land.
Han 14:23
Gij kunt het niet alleen doen.g In de derde maand ¨ nadat
19 Luister nu naar mijn stem.h
Ik zal u raad geven, en God zal
Tit 1:5

19 de zonen van Isra


_ el uit het
land Egypte waren getrokken, h
´´ 2e kolom _
met u blijken te zijn.i Treed gıj op dezelfde dag, kwamen zij in de
a Le 24:11 ¨
als vertegenwoordiger van het Nu 15:33 wildernis van S _inaı.i 2 Zij dan
De 1:17
volk op bij de [ware] God,j en braken op uit Rafidim _ j en kwa-
´´ b Nu 11:17 ¨
gıj moet de zaken voor de [ware] c Sp 11:14 men in de wildernis van S _inaı en
God brengen.k 20 En gij moet d Sp 12:15
e Han 6:5
legerden
¨ zich in de wildernis; k en

hen ter waarschuwing inlichten f Han 15:2 Isra


_ el legerde zich daar voorts te-
omtrent de voorschriften en de g Nu 10:29 genover de berg.l
wetten,l en gij moet hun de weg 3 En Mozes _ klom op tot de
bekendmaken die zij dienen te HFDST. 19 [ware] God, en toen riep Jehovah
bewandelen en het werk dat zij h Es 8:9 tot hem van de berg m en zei: „Dit
dienen te doen.m 21 Maar gij- i Le 7:38 dient gij tot het huis van Jakob _
j Ex 17:1
zelf dient uit heel het volk be- k Nu 33:15 te zeggen en aan de zonen van Is- _
¨
kwame mannenn te kiezen, die l Ex 3:12 rael mee te delen: 4 ’GIJ hebt
m Ne 9:13
God vrezen,o betrouwbare man- Han 7:38 zelf gezien wat ik de Egyptena-
nen,p die onrechtvaardige winst n De 4:34 ren gedaan heb,n om U op arends-
o De 32:11
haten; q en gij moet die over hen Jes 63:9 vleugels te kunnen dragen en tot
aanstellen als oversten over dui- p Ps 119:4 mij te brengen.o 5 Nu dan, in-
Sp 19:16
zend,r oversten over honderd, 1Jo 5:3 dien GIJ mijn stem strikt zult ge-
oversten over vijftig en oversten q 1Kon 8:21
Ps 25:10
hoorzamenp en mijn verbond in-
over tien.s 22 En zij moeten Ga 4:24 derdaad zult onderhouden,q dan
¨
EXODUS 19:6-25 Koninkrijk van priesters. Bij de Sinaı 102
zult GIJ stellig uit alle [andere] HFDST. 19 het volk: „Maakt U gedurende de
volken mijn speciale bezit wor- a 1Kon 8:53 drie dagen gereed.a GIJ mannen,
Ps 135:4
den,a want de gehele aarde ´ ´
be- b De 10:14
nadert niet tot een vrouw.”b
hoort mij toe.b 6 En GIJ zult mij 1Kor 10:26 16 Nu geschiedde het op de der-
een koninkrijk van priesters en c Le 11:44 de dag, toen het morgen werd, dat
De 7:6
een heilige natie worden.’c Dit Jes 61:6 er voorts donderslagen en blik-
zijn de woorden die gij tot de zo- 1Pe 2:9
semstralen kwamen,c en [er was]
¨ Opb 5:10
nen van Isra_ el dient te zeggen.” d Ex 3:16 een zware wolkd op de berg en een
7 Mozes
_ kwam derhalve en e Ex 24:3 zeer sterk hoorngeschal,e zodat
riep de oudere mannend van het f Ex 24:7 al het volk dat in de legerplaats
De 26:17
volk en legde hun al deze woor- Joz 24:24
was, ging beven.f 17 Mozes _ leid-
den voor die Jehovah hem gebo- g Nu 12:8 de nu het volk de legerplaats uit,
den had.e 8 Daarna antwoord- h De 4:11 de [ware] God tegemoet, en zij
de het gehele volk eenstemmig 1Kon 8:12
Ps 97:2
stelden zich vervolgens aan de
en zei: „Alles wat Jehovah ge- Heb 12:18 voet van de berg op.g 18 En de
¨
sproken heeft, zijn wij bereid te i De 4:12 berg S _inaı stond geheel in rook,h
De 4:36
doen.”f Mozes _ bracht de woorden Han 7:38 wegens het feit dat Jehovah in
van het volk onmiddellijk aan Je- j Lu 10:16 vuur daarop neerdaalde; i en de
hovah over. g 9 Hierop zei Jeho- k Nu 8:21 rook ervan bleef opstijgen als de
vah tot Mozes: _ „Zie! Ik kom tot u l Ex 34:5 rook van een kalkoven,j en de ge-
De 33:2
in een donkere wolk,h opdat het Ps 18:9 hele berg beefde zeer.k 19 Toen
volk kan horen wanneer ik met u m Le 10:2 het hoorngeschal al sterker en
spreek,i en zij ook tot onbepaalde 2Sa 6:7
sterker werd, ging Mozes
_ spreken,
n Heb 12:20
tijd geloof in u mogen stellen.”j waarop de [ware] God hem ant-
o Ex 20:18
Toen berichtte Mozes _ de woorden Joz 6:4 woordde met een stem. l

van het volk aan Jehovah. p Ex 19:10 20 Jehovah daalde dus neer op
Joz 7:13 ¨
10 Vervolgens zei Jehovah tot 1Sa 16:5 de berg S _inaı, op de top van de
Mozes:
_ „Ga naar het volk, en gij berg. Toen riep Jehovah Mozes _
moet hen vandaag en morgen 2e kolom
naar de top van de berg, en Mozes _
heiligen, en zij moeten hun man- klom vervolgens naar boven.m
a Am 4:12
tels wassen.k 11 En tegen de b 1Sa 21:4
21 Jehovah zei nu tot Mozes:
_ „Ga
derde dag moeten zij gereed blij- 1Kor 7:5 naar beneden, waarschuw het
ken te zijn, want op de derde dag c Ps 77:18 volk dat zij niet trachten door
zal Jehovah voor de ogen van d De 4:11
1Kon 8:12
te breken tot Jehovah om eens
het gehele volk op de berg S _i- Ps 97:2 te kijken en velen van hen zou-
¨
naı neerdalen.l 12 En gij moet e Heb 12:19 den moeten vallen.n 22 En la-
rondom een grens trekken voor f Heb 12:21 ten ook de priesters, die gere-
het volk en zeggen: ’Wacht U g De 4:10 geld tot Jehovah naderen, zich
De 5:5
ervoor de berg te beklimmen, en h De 4:11
heiligen,o opdat Jehovah niet te-
raakt zijn rand niet aan. Ieder De 5:22 gen hen losbarst.”p 23 Hierop
Ps 68:8
die de berg aanraakt, zal be- Ps 104:32 zei Mozes
_ tot Jehovah: „Het volk
¨
slist ter dood worden gebracht.m i Ex 24:17 kan de berg S _inaı niet beklim-
13 Geen hand dient hem aan te 2Kr 7:3
men, want gijzelf hebt ons reeds
j Ge 19:28
raken, want hij zal beslist geste- Ps 144:5 gewaarschuwd, door te zeggen:
nigd of [met pijlen] doorschoten k 1Kon 19:11 ’Trek een grens om de berg en
worden. Hetzij dier, hetzij mens, Ps 68:8 heilig hem.’ ”q 24 Jehovah zei
hij zal niet leven.’n Wanneer op l Ne 9:13
Ps 81:7
echter tot hem: „Ga, daal af, en
de ramshoorn wordt geblazen,o m Ex 24:12 gij¨ moet naar boven komen, gij en
mogen zijzelf op de berg toetre- n 1Sa 6:19 Aaron
_ met u; maar laten de pries-
den.” o Ex 28:41 ters en het volk niet doorbre-
14 Toen daalde Mozes _ van de p Le 10:2 ken om tot Jehovah op te klim-
1Kr 13:10
berg af naar het volk, en hij ging Han 5:5 men, opdat hij niet tegen hen
ertoe over het volk te heiligen; q Ex 19:12 losbarst.”r 25 Bijgevolg daalde
en zij gingen hun mantels was- r Nu 16:35 Mozes_ af naar het volk en zei
sen.p 15 Bijgevolg zei hij tot s Han 20:27 het hun.s
103 De Tien Geboden EXODUS 20:1-24
Voorts sprak God al deze HFDST. 20 blijken te zijn op de grond die
20 woorden en zei: a
2 „Ik ben Jehovah, uw God,b
a De 5:22
Han 7:38
Jehovah, uw God, u geeft.a
13 Gij moogt niet moorden.b
b Ps 81:10
Ho 13:4
die u uit het land Egypte
_ heb ge- Ro 3:29 14 Gij moogt geen overspel
leid, uit het slavenhuis.c 3 Gij c Ex 13:3 plegen.c
d De 5:7
moogt geen andere godend tegen 2Kon 17:35 15 Gij moogt niet stelen.d
mijn persoon in hebben. Jer 25:6
16 Gij moogt als getuige geen
e Le 26:1
4 Gij moogt u geen gesneden De 4:16 valse verklaring tegen uw naaste
De 5:8
beeld maken, noch enige gedaan- Jes 40:25
afleggen.e
te gelijkend op iets wat in de Han 17:29 17 Gij moogt het huis van uw
1Kor 8:4
hemel boven of wat op de aarde Opb 9:20 naaste niet begeren. Gij moogt
beneden of wat in de wateren on- f Ge 35:2 de vrouw van uw naaste niet be-
Ex 23:24
der de aarde is.e 5 Gij moogt u 1Kor 10:20 geren,f noch zijn slaaf, noch zijn
voor die niet buigen, noch u er- 1Jo 5:21
g Ex 34:14
slavin, noch zijn stier, noch zijn
toe laten bewegen ze te dienen,f Nu 25:11 ezel, noch iets wat uw naaste toe-
want ik, Jehovah, uw God, ben Mt 4:10
Lu 10:27
behoort.”g
een God die exclusieve toewij- h De 5:9 18 Het gehele volk nu zag de
2Sa 21:6
ding eist,g die straf voor de dwa- 1Kon 21:29 donderslagen en de bliksemflit-
ling van vaders brengt over zo- Mt 23:35 sen en het hoorngeschal en de
i De 4:37
nen, over het derde geslacht en De 5:10 rokende berg. Op het zien ervan
over het vierde geslacht, wanneer Pr 12:13 sidderde het volk en bleef op een
Ro 11:28
het hen betreft die mij haten,h j Le 19:12 afstand staan.h 19 Toen zeiden
6 maar die liefderijke goedheid Sp 30:9
Ez 36:21
zij tot Mozes:
_ „Spreekt gij met
betracht jegens het duizendste k Le 24:16 ons, en laten wij luisteren; maar
geslacht wanneer het hen betreft De 5:11
Joz 9:20
laat God niet met ons spreken,
die mij liefhebben en mijn gebo- l Ex 16:23 opdat wij niet sterven.”i 20 Mo- _
den onderhouden.i
Ex 31:13
De 5:12
zes dan zei tot het volk: „Weest
7 Gij moogt de naam van Jeho- m Ex 23:12 niet bevreesd, want om U op de
vah, uw God, niet op onwaardi-
De 5:13
Lu 13:14
proef te stellen, is de [ware] God
ge wijze opnemen,j want Jehovah n Ex 34:21 gekomen,j en opdat de vrees voor
zal niet ongestraft laten wie zijn
o Ex 16:29
De 5:14
hem voor UW aangezicht moge
naam op onwaardige wijze op- Ne 13:16 blijven, dat GIJ niet zondigt.”k
Jo 7:23
21 En het volk bleef op een af-
neemt.k p Han 4:24
Han 14:15 stand staan, maar Mozes_ trad na-
8 Ter gedenking van de sab- Opb 10:6
der tot het donkere wolkgevaar-
Opb 14:7
batdag, om die heilig te houden,l q Ge 2:2 te, waar de [ware] God was.l
9 dient gij zes dagen dienst te Heb 4:4
22 En Jehovah zei verder tot
r De 5:12
verrichten en moet gij [daarop] Mozes: m „Dit dient gij tot de zo-
s Ex 21:15 _ ¨
al uw werk doen.m 10 Maar de Sp 1:8
nen van Isra _ el te zeggen: ’GIJ
Jer 35:18
zevende dag is een sabbat voor hebt zelf gezien dat ik uit de

Jehovah, uw God.n Gij moogt ge- hemel met U gesproken heb.n
nerlei werk doen, gij, noch uw 2e kolom
23 GIJ moogt naast mij geen go-
zoon, noch uw dochter, [noch] a Le 19:3
De 5:16 den van zilver maken, en GIJ
uw slaaf, noch uw slavin, noch Mt 15:4 moogt U geen goden van goud
Ef 6:2
uw huisdier, noch uw inwonende b Ge 9:6 maken.o 24 Een altaar van aar-
vreemdeling die binnen uw poor- De 5:17 de p dient gij voor mij te maken,
Jak 2:11
ten is.o 11 Want in zes dagen 1Jo 3:15 en gij moet daarop uw brand-
heeft Jehovah de hemel en de Opb 21:8
offers en uw gemeenschapsof-
c Ge 39:9
aarde, de zee en alles wat daar- De 5:18 fers, uw kleinvee en uw rund-
in is, gemaakt,p en vervolgens Sp 6:32
Mt 5:27
vee offeren.q Op elke plaats waar
rustte hij op de zevende dag.q Mt 5:28
Ro 13:9
Daarom zegende Jehovah de sab- 1Kor 6:18 e Le 19:16; De 5:20; De 19:16; Ps 15:3; f Mt 5:28;
batdag en heiligde hij hem ver- Heb 13:4 g Joz 7:21; Mi 2:2; Lu 12:15; Ro 7:7; h Ex 19:16;
Heb 12:18; i De 18:16; Han 7:38; Ga 3:19; j Ge
d Le 19:11
volgens.r De 5:19 22:1; De 8:2; k Joz 24:14; Job 28:28; Sp 1:7; Jes
8:13; l De 5:5; Ps 97:2; m Ex 33:1; Nu 12:8; n De
12 Eer uw vader en uw moe- Mr 10:19
1Kor 6:10 4:36; Ne 9:13; o Ex 32:4; Da 5:4; Han 17:29;
der,s opdat uw dagen lang mogen Ef 4:28 p 2Kon 5:17; q Le 6:9; Job 1:5.
EXODUS 20:25–21:21 Beslissingen inzake slavernij, mishandeling 104
ik mijn naam zal doen gedenken, HFDST. 20 recht te behandelen.a 10 Indien
zal ik tot u komen en u stellig ze- a De 12:5 hij zich nog een andere vrouw
2Kr 6:6
genen.a 25 En indien gij een al- neemt, dienen haar voedsel, haar
taar van stenen voor mij maakt, b De 27:5
Joz 8:31
kleding b en wat haar in het hu-
moogt gij die niet als gehouwen welijk toekomtc niet verminderd

stenen bouwen. Ingeval gij toch te worden. 11 Indien hij haar
HFDST. 21
uw beitel erover zwaait, dan zult deze drie dingen niet zal geven,
c Ex 24:3
gij het ontwijden.b 26 En gij De 4:14 dan moet zij om niet, zonder geld,
moogt niet langs treden naar Opb 15:4 weggaan.
mijn altaar opklimmen, opdat uw d Le 25:39 12 Wie een man zo slaat dat
schaamdelen daarop niet ont- 2Kon 4:1
hij werkelijk sterft, dient zonder
Mt 18:25
bloot worden.’ mankeren ter dood gebracht te
e De 15:12
En dit zijn de rechterlij- worden.d 13 Maar ligt iemand
21 ke beslissingen die gij hun
dient voor te houden: c
Jer 34:14

f Le 25:44
Le 25:46
niet op de loer en de [ware] God
laat het door zijn hand geschie-
2 Ingeval gij een Hebreeuwse g De 15:12 den,e dan moet ik voor u een
slaaf koopt,d zal hij zes jaar een h De 15:16
plaats bepalen waarheen hij kan
slaaf zijn, maar in het zevende zal vluchten.f 14 En ingeval een
i De 15:17
hij zonder vergoeding als vrijge- man zo verhit wordt jegens zijn
latene weggaan.e 3 Indien hij j Ne 5:5 naaste dat hij hem met sluwheid
alleen binnenkomt, zal hij ook al- k Ge 16:5 doodt,g dient gij hem zelfs van
leen weggaan. Is hij de eigenaar Ga 4:22 mijn altaar weg te halen, opdat
van een vrouw, dan moet zijn hij sterft.h 15 En wie zijn vader
vrouw met hem weggaan. 4 In- 2e kolom en zijn moeder slaat, dient zon-
dien zijn meester hem een vrouw a Nu 30:16 der mankeren ter dood gebracht
geeft en zij hem werkelijk zo- b Ef 5:29
te worden.i
nen of dochters baart, zullen de 1Ti 5:8 16 En wie een mens ontvoertj
vrouw en haar kinderen van haar c De 25:5 en hem werkelijk verkooptk of in
meester worden,f en hij zal alleen 1Kor 7:3
wiens hand hij is aangetroffen,
weggaan.g 5 Maar zo de slaaf d Ge 9:6 dient zonder mankeren ter dood
nadrukkelijk zegt: ’Ik heb mijn Nu 35:30
Mt 5:21 gebracht te worden.l
meester, mijn vrouw en mijn zo- 17 En wie kwaad afsmeekt
e Nu 35:22
nen werkelijk lief; ik wil niet als De 19:4 over zijn vader en zijn moeder,
vrijgelatene weggaan’,h 6 dan Pr 9:11
dient zonder mankeren ter dood
moet zijn meester hem tot de f Nu 35:11
gebracht te worden.m
[ware] God doen naderen en hem De 4:42

tot aan de deur of de deurpost


De 19:3 18 En ingeval mannen ruzie
Joz 20:7
brengen; en zijn meester moet krijgen en de een zijn naaste
zijn oor met een priem doorboren,
g Nu 15:30
De 19:11
werkelijk met een steen of een
en hij moet tot onbepaalde tijd 2Sa 3:27 hak slaat en hij niet sterft maar
1Jo 3:15
zijn slaaf zijn.i het bed moet houden, 19 dan
7 En ingeval een man zijn
h 1Kon 1:50 moet, indien hij opstaat en wer-
1Kon 2:29
dochter als slavin verkoopt,j zal 2Kon 11:15 kelijk buitenshuis rondloopt op
zij niet weggaan zoals de manne- i Ex 20:12
iets wat hij als steun heeft, de-
lijke slaven weggaan. 8 Indien 1Ti 1:9 gene die hem heeft geslagen, vrij
zij in de ogen van haar mees- j Ge 40:15 van straf zijn; hij zal alleen diens
ter niet welgevallig is, zodat hij
1Ti 1:10 verzuimde werktijd vergoeden,
haar niet tot bijvrouwk bestemt k Ge 37:28 totdat hij hem volledig heeft la-
maar haar laat loskopen, zal hij l De 24:7 ten genezen.
niet het recht hebben haar aan m Le 20:9
20 En ingeval een man zijn
een buitenlands volk te verko- Sp 20:20 slaaf of zijn slavin met een stok
Sp 30:11
pen, aangezien hij verraderlijk Sp 30:17
slaatn en hij of zij werkelijk onder
jegens haar handelt. 9 En in- Mt 15:4 zijn hand sterft, dient deze zon-
dien hij haar voor zijn zoon be- n Sp 10:13 der mankeren gewroken te wor-
stemt, dient hij haar overeenkom- o Ge 9:5
den.o 21 Maar indien hij nog
stig het aan dochters toekomende Le 24:17 een dag of twee dagen in leven
105 Oog voor oog. Schadevergoeding bij diefstal EXODUS 21:22–22:4
blijft, dient hij niet gewroken te HFDST. 21 overeenkomstig deze rechterlijke
worden, want hij is zijn geld. a Ps 139:16 beslissing met hem gehandeld
Jer 1:5
22 En ingeval mannen met el- te worden.a 32 Indien het een
kaar vechten en zij werkelijk b Ex 18:26
slaaf of een slavin was die door
een zwangere vrouw letsel toe- De 16:18 de stier werd gestoten, zal hij
De 17:8
brengen en haar kinderena inder- De 22:18 de prijs van dertig sikkelenb aan
daad te voorschijn komen maar 2Kr 19:10 zijn of haar meester geven, en de
er geen noodlottig ongeval ge- stier zal gestenigd worden.
c Ge 9:6
schiedt, dient er zonder manke- Le 24:17 33 En ingeval een man een put
ren schadevergoeding van hem Nu 35:31 openmaakt, of ingeval een man
¨ Opb 21:8
te worden geeist, naar hetgeen een put delft en die niet afdekt,
de eigenaar van de vrouw hem d Le 24:20
en er werkelijk een stier of een
mocht opleggen; en hij moet die Re 1:7 ezel in valt,c 34 dient de eige-
Mt 5:38
door tussenkomst van de rech- naar van de put vergoeding te
ters b geven. 23 Maar geschiedt e 1Sa 15:33
geven.d De prijs dient hij aan de
er een noodlottig ongeval, dan Mt 7:2 eigenaar ervan terug te geven,
moet gij geven ziel voor ziel,c en het dode dier zal zijn eigen-
24 oog voor oog, tand voor tand, f Ef 6:9 dom worden. 35 En ingeval de
Kol 4:1
hand voor hand, voet voor voet,d stier van een man de stier van
25 brandplek voor brandplek, g Ge 9:5
een ander letsel toebrengt en die
wond voor wond, slag voor slag.e Nu 35:33 werkelijk sterft, dan moeten zij
26 En ingeval een man het oog de levende stier verkopen en de
van zijn slaaf of het oog van zijn h De 17:8 prijs die ervoor wordt betaald,
slavin treft en hij het werkelijk verdelen; en ook het dode dier
vernielt, dient hij hem als ver- 2e kolom dienen zij te verdelen.e 36 Of
goeding voor zijn oog als vrijgela- a De 1:17 indien het bekend was dat een
tene heen te zenden.f 27 En in- stier reeds vroeger de gewoonte
dien het de tand van zijn slaaf of b Za 11:12 had stotig te zijn maar zijn eige-
Mt 27:9
de tand van zijn slavin is die hij naar hem niet onder bewaking
uitslaat, dient hij hem als vergoe- placht te houden,f dient hij zon-
c Mt 12:11
ding voor zijn tand als vrijgelate- 1Kor 10:24 der mankeren stier met stier te
ne heen te zenden. vergoeden,g en het dode [dier]
d Ex 22:6 zal zijn eigendom worden.
28 En ingeval een stier een Ex 22:14
man of een vrouw stoot en hij Ingeval een man een stier
22
De 22:8

of zij werkelijk sterft, dient de of een schaap steelt en hij


e Le 25:17
stier zonder mankeren gestenigd Mt 7:12
die werkelijk slacht of verkoopt,
te worden,g maar zijn vlees dient dient hij vijf stuks rundvee te
niet gegeten te worden; en de f Sp 22:3 vergoeden voor de stier en vier
eigenaar van de stier is vrij van stuks kleinvee voor het schaap.h
straf. 29 Maar indien een stier g Le 24:21 2 (Indien een dief i bij het in-
reeds vroeger de gewoonte had breken wordt betraptj en hij wer-
stotig te zijn en zijn eigenaar ge- HFDST. 22 kelijk wordt geslagen en sterft,
waarschuwd was maar hij hem h 2Sa 12:6
is er geen bloedschuld wegens
niet onder bewaking placht te Lu 19:8 hem.k 3 Indien de zon reeds op
houden, en hij werkelijk een man hem heeft geschenen, is er bloed-
of een vrouw heeft gedood, dient i Ex 20:15
Ro 13:9
schuld wegens hem.)
de stier gestenigd te worden en 1Kor 6:10 Hij dient zonder mankeren ver-
Ef 4:28
ook zijn eigenaar dient ter dood 1Pe 4:15 goeding te geven. Heeft hij niets,
gebracht te worden. 30 Wordt dan moet hij verkocht worden om
hem een losprijs opgelegd, dan j Jer 2:26 het door hem gestolene [te ver-
Mt 6:20
moet hij de loskoopprijs voor Mt 24:43 goeden].l 4 Indien het gestolene
zijn ziel geven naar alles wat onmiskenbaar nog levend in zijn
hem mocht worden opgelegd.h k Nu 35:27 hand wordt aangetroffen, hetzij
31 Of hij nu een zoon stootte stier of ezel of schaap, dient hij
of een dochter stootte, er dient l Mt 18:25 het dubbele te vergoeden.
EXODUS 22:5-24 Andere verliezen. Verleiding. Toverij. Bestialiteit 106
5 Indien een man een veld of HFDST. 22 dien het inderdaad door een wild
een wijngaard laat afweiden en a Heb 2:2 dier is verscheurd,a dient hij het
hij werkelijk zijn lastdieren uit- b 2Sa 14:30 als bewijs te brengen.b Voor iets
zendt en veroorzaakt dat een an- c Mt 25:14 wat door een wild dier is ver-
der veld wordt verteerd, dient d Ex 22:4
scheurd, behoeft hij geen vergoe-
hij het beste van zijn eigen veld ding te geven.
e De 16:18
of het beste van zijn eigen wijn- De 19:17 14 Maar ingeval iemand iets
gaard als vergoeding te geven.a Ps 82:1
van zijn naaste vraagtc en het
6 Ingeval een vuur uitslaat en f Ex 23:21 werkelijk verminkt raakt of sterft
het werkelijk doorns aantast, en g Ex 18:22 terwijl de eigenaar ervan er niet
schoven of het staande koren of De 16:18
De 25:1
bij is, dient hij zonder mankeren
een veld worden verteerd,b dient 1Sa 2:25 vergoeding te geven.d 15 In-
2Kr 19:10
degene die het vuur heeft aan- dien de eigenaar ervan erbij is,
gestoken, zonder mankeren [het h Ex 22:4
behoeft hij geen vergoeding te
verbrande] te vergoeden. i Heb 6:16 geven. Indien het gehuurd is,
7 Ingeval een man zijn naaste j Le 6:3 moet het in de huurprijs inbegre-
geld of voorwerpen in bewa- Sp 30:9
pen zijn.
ring geeft,c en het wordt uit het k Ge 31:39
16 Ingeval nu een man een
huis van die man gestolen, dient maagd verleidt die niet verloofd
de dief, indien hij wordt gevon- 2e kolom is, en hij werkelijk bij haar ligt,e
den, het dubbele te vergoeden.d a Ez 4:14 dient hij haar zonder mankeren
8 Wordt de dief niet gevonden, b Ge 37:33 voor de koopprijs tot vrouw te
dan moet men de eigenaar van Am 3:12 nemen.f 17 Indien haar vader
het huis tot de [ware] God doen c Ps 37:21 vastbesloten weigert haar aan
naderene om te zien of hij niet Sp 22:7
hem te geven, dient hij zoveel
zijn hand op de goederen van zijn d Ex 21:34
geld te betalen als de koopsom
Le 24:18
naaste heeft gelegd. 9 Bij elke voor maagden bedraagt.g
zaak van overtreding,f betreffen- e Ge 34:2
De 22:28 18 Een tovenares moogt gij niet
de een stier, een ezel, een schaap, in leven laten.h
f Ge 34:12
een kledingstuk, wat maar ook
19 Iedereen die bij een dier ligt,
verloren is waarvan hij mocht g De 22:29
dient beslist ter dood gebracht te
zeggen: ’Dat is het!’, dient de h Le 19:26
Le 20:6 worden.i
zaak van hen beiden voor de De 18:10
[ware] God te komen.g Degene 1Sa 28:3 20 Wie aan andere goden slacht-
die door God schuldig verklaard
Ga 5:20
Opb 22:15
offers brengt dan aan Jehovah al-
zal worden, dient aan zijn naaste leen, dient aan de vernietiging te
i Le 18:23
het dubbele te vergoeden.h Le 20:15 worden prijsgegeven.j
De 27:21
10 Ingeval een man een ezel 21 En gij moogt een inwo-
of stier of schaap of wat voor j Nu 25:3 nende vreemdeling niet slecht
1Kon 18:40
huisdier ook, aan de hoede van 2Kon 10:25 behandelen, noch hem verdruk-
1Kor 10:20
zijn naaste toevertrouwt, en het ken,k want gijlieden werdt inwo-
[beest] werkelijk sterft of ver- k Le 19:33 nende vreemdelingen in het land
Le 25:35 l
minkt raakt, of wordt wegge- Za 7:10 Egypte.
_
voerd terwijl niemand het ziet, l De 10:19 22 Geen enkele weduwe of va-
11 dient er een eedi bij Jehovah Han 7:6 derloze jongen moogt gijlieden
tussen hen beiden plaats te heb- m De 27:19 kwellen.m 23 Kwelt gij hem
Ps 94:6
ben dat hij zijn hand niet op de Jes 1:17 toch, dan zal ik, indien hij op
goederen van zijn naaste heeft Ez 22:7
Jak 1:27
enige wijze luid tot mij roept,
gelegd; j en de eigenaar ervan zijn luide geroep zeker horen; n
n Job 34:28
moet die aannemen, en de an- Ps 10:18 24 en mijn toorn zal inderdaad
der behoeft geen vergoeding te Lu 18:7
Jak 5:4
ontbranden,o en ik zal U stellig
geven. 12 Maar indien ze in- doden met het zwaard, en UW
o Ps 69:24
derdaad van hem gestolen zijn, Heb 10:31 vrouwen moeten weduwen wor-
dient hij aan de eigenaar ervan p De 32:35
den en UW zonen vaderloze jon-
vergoeding te geven.k 13 In- Ps 109:9 gens.p
107 Omkoperij. Drie jaarlijkse feesten EXODUS 22:25–23:15
25 Indien gij geld leent aan HFDST. 22 die u haat, onder zijn vracht
mijn volk, aan de ellendige in uw a Le 25:35 ziet liggen, dan moet gij u er-
b Le 25:36
nabijheid,a moogt gij niet als een De 23:19 van weerhouden hem aan zijn lot
woekeraar worden jegens hem. Ne 5:7 over te laten. Samen met hem
Lu 6:35
GIJ moogt hem geen rente opleg- c De 24:6 dient gij [het dier] zonder man-
gen.b Job 24:9
Am 2:8
keren los te maken.a
26 Indien gij soms het kleed d De 10:18 6 Gij dient de rechterlijke be-
De 24:13
van uw naaste tot pand neemt,c Job 24:10
slissing van de arme onder u in
dient gij het hem bij het onder- e Ps 34:6 zijn geschil niet te verdraaien.b
Ef 2:7
gaan van de zon terug te geven. f Le 24:14 7 Gij dient u ver te houden van
27 Want het is zijn enige bedek- Jo 10:36 een leugenwoord.c En dood de
Ju 15
king.d Het is zijn mantel voor zijn g Pr 10:20 onschuldige en de rechtvaardige
huid. Waarin zal hij zich neer- Han 23:5
2Pe 2:10
niet, want ik zal de goddeloze
leggen? En het zal vast en zeker Ju 8 niet rechtvaardig verklaren.d
h Sp 3:9
geschieden dat hij luid tot mij zal 2Kor 9:7
8 Gij dient geen steekpennin-
roepen, en ik zal stellig horen, i Ex 13:2 gen aan te nemen, want steek-
j De 15:19
want ik ben goedgunstig.e k Le 22:27
penningen verblinden scherp-
28 Gij moogt God geen kwaad l Le 19:2 zienden en kunnen de woorden
Nu 15:40
toewensen,f noch een overste on- 1Pe 1:15
van rechtvaardigen verdraaien.e
der uw volk vervloeken.g m Le 22:8 9 En gij moogt een inwonen-
Ez 4:14
29 Uw volle opbrengst en de Han 10:14 de vreemdeling niet verdruk-
overvloed van uw perskuip moogt
n 1Kon 14:11 ken,f daar GIJZELF de ziel van
Jer 15:3
gij niet aarzelend geven. h De de inwonende vreemdeling hebt

eerstgeborene van uw zonen dient gekend, want GIJ werdt inwonen-
HFDST. 23 de vreemdelingen in het land
gij mij te geven.i 30 Aldus dient g
gij met uw stier en uw schaap te
o Le 19:16 Egypte.
_
Sp 6:19
doen: j Zeven dagen zal het [jong] Sp 10:18 10 En gedurende zes jaar dient
Jo 8:44
bij zijn moeder blijven.k Op de p De 19:18
gij uw land te bezaaien en gij
achtste dag dient gij het mij te Sp 19:5 moet de opbrengst ervan inzame-
Mt 26:59
geven. Han 6:11
len.h 11 Maar het zevende jaar
Opb 12:10 dient gij het onbebouwd te laten
31 En GIJ dient U heilige man- q Sp 1:10
en gij moet het braak laten lig-
Sp 1:11
nen voor mij te betonen; l en 1Kor 15:33 gen,i en de armen van uw volk
vlees op het veld dat iets is wat 1Pe 4:4
moeten ervan eten; en wat zij
r Job 31:34
door een wild dier verscheurd is, Lu 23:23 overlaten, dient het wild gedier-
moogt GIJ niet eten.m GIJ dient Han 25:9
te van het veld te eten.j Aldus
Ro 1:32
het voor de honden te werpen.n s Le 19:15 dient gij te doen met uw wijn-
Jak 3:17
Gij moogt geen onwaar be- gaard en uw olijfbosje.
23 o
richt verbreiden. Verleen
de goddeloze geen medewerking
t Sp 25:21
1Th 5:15


12 Zes dagen dient gij uw werk
te doen; k maar op de zevende dag
door een getuige te worden die 2e kolom dient gij u ervan te onthouden,
geweld beraamt.p 2 Gij moogt a De 22:4 opdat uw stier en uw ezel rust
Lu 6:27
de grote massa niet volgen met Ro 12:21
kunnen hebben en de zoon van uw
kwade oogmerken; q en gij moogt b De 16:19 slavin en de inwonende vreemde-
2Kr 19:7
in een geschil niet een zodanig Am 5:12
ling zich kunnen verkwikken.l
getuigenis afleggen dat gij af- c Le 19:11 13 En GIJ dient U te hoeden
Lu 3:14
wijkt met de grote massa om het Ef 4:25 met betrekking tot alles wat ik
recht te buigen.r 3 Wat de ge- d Sp 17:15 U heb gezegd; m en GIJ moogt de
Na 1:3
ringe betreft, gij moogt in een ge- Ro 1:18 naam van andere goden niet ver-
schil hem aangaande geen blijk
Ro 2:6
e 1Sa 8:3
melden. Die dient niet uit uw
geven van begunstiging.s 1Sa 12:3 mond te worden gehoord.n
Sp 17:23
4 Ingeval gij de stier van uw Pr 7:7 14 Driemaal in het jaar dient gij
vijand of zijn ezel verdwaald aan- f Ez 22:7 mij een feest te vieren.o 15 Gij
g Le 19:34
treft, dient gij die zonder manke- De 10:19
h Le 25:3
ren naar hem terug te brengen.t i Le 25:4
k Ex 20:9; Lu 13:14; l De 5:14; m De 4:9; 1Ti 4:16;
Heb 12:15; n De 12:3; Joz 23:7; Ho 2:17; o De
5 Ingeval gij de ezel van iemand j Ps 147:9 16:16.
EXODUS 23:16–24:1 Door engel geleid. Als natie afgezonderd 108
zult het feest der ongezuurde bro- HFDST. 23 hun werken,a maar gij zult ze
den houden.a Zeven dagen zult a Le 23:6 zonder mankeren omverhalen en
Lu 22:7
gij ongezuurde brodenb eten, juist b 1Kor 5:8 gij zult zonder mankeren hun
zoals ik u geboden heb, op de be- c Ex 12:18 heilige zuilen aan stukken bre-
d De 16:17
stemde tijd in de maand Abib, _ c
e Jak 1:18
ken.b 25 En GIJ moet Jehovah,
want daarin zijt gij uit Egypte _ Opb 14:4 UW God, dienen,c en hij zal stel-
getrokken. En men mag niet met f Le 23:10
Nu 28:26
lig uw brood en uw water zege-
lege handen voor mij verschij- De 16:9 nen; d en ik zal inderdaad de kwa-
Han 2:1
nen.d 16 Verder het oogstfeest g De 16:13
len uit uw midden verwijderen.e
van de eerste rijpe vruchtene van Ne 8:14 26 Het zal in uw land niet voor-
Jo 7:2
uw arbeid, van wat gij op het veld Jo 7:37
komen dat een vrouw een mis-
zaait; f en het feest der inzameling h De 12:5 kraam heeft of onvruchtbaar is.f
bij de afloop van het jaar, wanneer
i Ex 12:10
Le 7:15
Ik zal het getal van uw dagen vol
gij uw arbeid van het veld inza- j Ex 34:26 maken.g
Nu 18:12
melt.g 17 Bij drie gelegenheden Ne 10:35
27 En ik zal de schrik voor
in het jaar zal al wat mannelijk 1Kor 15:20 mij voor u uit zenden,h en ik
k De 14:21
onder u is, voor het aangezicht Sp 12:10
zal stellig alle volken waaronder
van de [ware] Heer, Jehovah, ver- l Ex 14:19 gij komt, in verwarring brengen,
schijnen.h
m Nu 20:16 en ik zal u inderdaad de nek van
n Nu 14:35
18 Gij moogt het bloed van mijn Joz 24:19 al uw vijanden geven.i 28 En
slachtoffer niet samen met iets
Heb 12:25 ik wil het gevoel van verslagen-
o Ex 19:5
gezuurds offeren. En het vet van De 30:8 heid voor u uit zenden,j en¨ dit
p Ge 12:3 zal de Hevieten, de Kanaanie-
mijn feest dient niet de nacht De 30:7
ten en de Hethieten eenvoudig
over te blijven tot de morgen.i q Ex 34:11
Joz 5:13 van voor uw aangezicht verdrij- ´ ´
19 Het beste van de eerste rijpe Joz 24:8
ven.k 29 Ik zal hen niet in een
vruchten van uw bodem dient gij
jaar van voor uw aangezicht ver-
naar het huis van Jehovah, uw 2e kolom drijven, opdat het land geen ver-
God, te brengen.j a Ex 20:5 laten woestenij wordt en de wilde
Le 18:3
Gij moogt een bokje niet in de De 12:30 dieren van het veld zich werke-
melk van zijn moeder koken.k 2Kr 33:2 lijk tegen u vermenigvuldigen.l
b Ex 20:3
20 Zie, ik zend een engell voor Nu 33:52 30 Langzamerhand zal ik hen
u uit om u onderweg te behoeden 2Kr 34:3 van voor uw aangezicht verdrij-
c De 6:13
en u naar de plaats te brengen De 10:12 ven, totdat gij vruchtbaar wordt
die ik heb bereid.m 21 Neem u Joz 22:5
Mt 4:10
en het land werkelijk in bezit
wegens hem in acht en gehoor- d De 7:13 neemt.m
Mal 3:10
zaam zijn stem. Gedraag u niet e De 7:15
31 En ik wil uw grens bepalen
weerspannig tegen hem, want hij Ps 103:3 van de Rode Zee tot aan de zee
zal UW overtreding niet verge- f De 7:14
De 28:4
van de Filistijnen en van de wil-
ven; n omdat mijn naam in hem g Ex 20:12 dernis tot aan de Rivier; n want
is. 22 Maar indien gij zijn stem Ps 92:14 ik zal de bewoners van het land
h De 2:25
strikt gehoorzaamt en werkelijk Joz 2:9 in UW hand geven, en gij zult hen
alles doet wat ik zal spreken,o i De 7:23 stellig van voor uw aangezicht
j De 7:20
dan zal ik stellig vijandig tegen- Joz 2:11 verdrijven.o 32 Gij dient geen
over uw vijanden zijn en benau- k Joz 24:11 verbond met hen of hun goden
l De 7:22
wen die u benauwen.p 23 Want m De 9:4
te sluiten.p 33 Zij dienen niet
mijn engel zal voor u uit gaan Ps 80:8 in uw land te wonen, opdat zij u
en u inderdaad brengen naar de n Ge 15:18
De 1:7
niet tegen mij doen zondigen. In-
Amorieten en de Hethieten¨ en Joz 1:4 geval gij hun goden dient, zou
1Kon 4:21
de Ferezieten en de Kanaanie- o Re 1:4
het u tot een strik worden.”q
ten, de Hevieten en de Jebusie- Re 11:21
En tot Mozes
_ zei hij: „Klim
ten, en ik zal hen stellig verdel-
gen.q 24 Gij moogt u voor hun
p Ex 34:12
Nu 25:2
De 7:2
24
¨
Aaron,
_
op tot Jehovah, gij en
Nadab
_ en Ab _ihu en ze- r
2Kor 6:14
goden niet buigen, noch u er- q Joz 23:13 ventig s van de oudere mannen
toe laten bewegen ze te dienen, Re 1:28
Re 2:3
en gij moogt niets maken gelijk Ps 106:36 HFDST. 24 r Le 10:1; 1Kr 6:3; s Nu 11:16.
109 Verbond gesloten. Bijdrage voor tabernakel EXODUS 24:2–25:9
¨ HFDST. 24
van Isra_ el, en GIJ moet U van ver- blijf daar, aangezien ik u de ste-
re neerbuigen. 2 En Mozes _ al- a Ex 20:21
Nu 12:8
nen tafelen wil geven en de wet
leen moet tot Jehovah naderen; b Ex 21:1 en het gebod, die ik moet schrij-
maar zij dienen niet te naderen, De 4:1
Heb 8:6
ven om hen te onderwijzen.” a
en het volk dient niet met hem op c De 5:27 13 Derhalve stonden Mozes _ en
Joz 24:22
te klimmen.”a d Ex 34:27
zijn dienaar Jozua
_ op en Mozes _
3 Toen kwam Mozes _ en ver- De 31:9 besteeg de berg van de [ware]
e Joz 4:8
haalde het volk alle woorden f Le 3:1 God.b 14 Maar tot de oudere
van Jehovah en alle rechterlij- Le 7:11 mannen had hij gezegd: „Wacht
g Heb 9:18
ke beslissingen,b en het gehele h Le 17:11 op deze plaats op ons totdat¨ wij
volk antwoordde eenstemmig en i Ex 34:27 tot U terugkeren.c En ziet! Aaron _
j De 31:11
zei: „Alle woorden die Jehovah Han 13:15 en Hur d zijn bij U. Al wie een
heeft gesproken, zijn wij bereid k Ex 19:8 rechtszaak heeft, wende zich
l Heb 9:19
te doen.”c 4 Bijgevolg schreef Heb 12:24 tot hen.”e 15 Zo besteeg Mozes _
Mozes _ alle woorden van Jehovah m Ga 3:19
Ga 3:24
de berg, terwijl de wolk de berg
op.d Vervolgens stond hij vroeg Kol 2:17 bedekte.f
in de morgen op en bouwde aan Heb 9:20
Heb 10:1 16 Jehovah’s heerlijkheid g ver-
de voet van de berg een altaar ¨
n Ex 24:11
Jes 6:1
bleef nu op de berg S _inaı h en de
en twaalf zuilen overeenkomstig ¨ Jo 1:18 wolk bedekte hem voorts zes da-
de twaalf stammen van Isra _ el.e o Ez 1:26
gen lang. Ten slotte riep hij op
Opb 4:3
5 Daarna zond hij jonge ¨ mannen p Ex 24:1 de zevende dag tot Mozes _ uit
van de zonen Isra _ els heen en zij q Nu 12:6
het midden van de wolk.i 17 En
r Ge 31:54
brachten brandoffers en offerden Ex 18:12 voor¨ de ogen van de zonen van
stieren als slachtoffers, als ge- 1Kor 10:18
Isra
_ el was de aanblik van Jeho-
meenschapsoffers f voor Jehovah.
vah’s heerlijkheid als een verte-
6 Toen nam Mozes _ de helft van 2e kolom
rend vuur j op de top van de berg.
het bloed en deed het in schalen,g a De 5:22 18 Toen begaf Mozes _ zich mid-
en de helft van het bloed spren- Mt 5:19
b Ex 24:2 den in de wolk en klom verder de
kelde hij op het altaar.h 7 Ten Nu 11:28 k
berg op. En Mozes _ bleef veertig
slotte nam hij het boek van het c Ex 32:1
d Ex 17:10 dagen en veertig nachtenl op de
verbondi en las het voor ten aan- e Ex 18:26
berg.
horen van het volk.j Toen zeiden f Ex 19:9
g Ex 16:10
Vervolgens sprak Jeho-
zij: „Alles wat Jehovah heeft ge-
sproken, zijn wij bereid te doen
en wij willen gehoorzaam zijn.”k
Le 9:23
Nu 16:42
Ez 1:28
h Ex 19:11
25 vah tot Mozes
_ m
en zei:
2 „Spreek tot de zonen van Is-
_
¨
8 Derhalve nam Mozes _ het bloed i Mt 17:5
j Ex 3:2
rael, opdat zij voor mij een bij-
en sprenkelde het op het volkl en De 4:24 drage inzamelen: Van iedereen
Ez 1:27
zei: „Dit is het bloed van het ver- Heb 12:29 wiens hart hem ertoe aandrijft,
bondm dat Jehovah met U heeft k Ex 19:20 dient gijlieden de bijdrage voor
l Ex 34:28
gesloten betreffende al deze De 9:9 mij in te zamelen.n 3 En dit is
woorden.” 1Kon 19:8
Mt 4:2
de bijdrage die GIJ van hen dient
9¨ Toen klommen Mozes _ en in te zamelen: goudo en zilver p

Aaron,
_ Nadab
_ en Ab _ihu en zeven- en koper q 4 en blauw draad en
HFDST. 25
tig¨ van de oudere mannen van Is- _ roodpurpergeverfde wol en kar-
m Han 7:53
rael naar boven, 10 en ten slot- mozijnen stof en fijn linnen en
¨ Ga 3:19
te zagen zij de God van Isra _ el.n n Ex 35:5 geitenhaar r 5 en roodgeverf-
1Kr 29:9
En onder zijn voeten was iets als 2Kor 9:7 de ramsvellen en robbenvellen
een werk van saffieren vloerte- o Ex 38:24 en acaciahout; s 6 olie voor het
p Ex 38:25
gels en als de hemel zelf wat zui- q Ex 38:3 licht,t balsemolie u voor de zalf-
verheid betreft.o 11 En hij stak Ex 38:29 olie v en voor welriekend reuk-
r Ex 35:6
zijn hand niet uit tegen de aan- ¨ s Ex 36:20 werk; w 7 en onyxstenen en zet-
zienlijken van de zonen Isra _ els,p t Ex 27:20 stenen voor de efodx en voor het
u Ex 35:8
maar zij kregen een visioen van v Ex 30:23 borststuk.y 8 En zij moeten
de [ware] Godq en aten en dron- w Ex 30:34 voor mij een heiligdom maken,
x Ex 28:6
ken.r y Ex 28:15 daar ik in hun midden moet ver-
12 Jehovah zei nu tot Mozes: _ z Ex 29:45
1Kon 6:13
blijven.z 9 Overeenkomstig al-
„Klim op tot mij op de berg en Heb 9:11 les wat ik u toon als het model
EXODUS 25:10-33 Ark. Tafel voor toonbrood. Gerei 110
van de tabernakel en het model HFDST. 25 twee cherubs die op de ark der
van al zijn toebehoren, zo dient a 1Kr 28:12 getuigenis zijn, met u spreken,a
Han 7:44
GIJ het te maken.a Heb 8:5 ja, [over] alles ¨wat ik u voor de
Heb 9:9
10 En zij moeten een Ark van zonen van Isra
_ el gebieden zal.b
acaciahout maken,b twee en een b Ex 37:1 23 En gij moet een tafelc van
halve el lang en anderhalve el c Ex 37:2 acaciahout maken, twee el lang
breed en anderhalve el hoog. Heb 9:4
en een el breed en anderhalve el
11 En gij moet haar met zui- d Ex 30:3 hoog. 24 En gij moet die met
ver goud bekleden.c Van binnen e Ex 37:5 zuiver goud bekleden, en gij moet
en van buiten dient gij haar te er een gouden rand omheen ma-
f Ex 30:5
bekleden, en gij moet er rond- 1Kr 15:15 ken.d 25 En gij moet er een lijst
om een gouden rand op maken.d g 1Kon 8:8 van een handbreedte omheen
12 En gij moet er vier gouden maken, en gij moet een gouden
h Ex 16:34
ringen voor gieten en die bo- Ex 31:18 rand rondom haar lijst maken.e
ven haar vier poten bevestigen, Ex 40:20 26 En gij moet er vier gouden
Nu 17:10
twee ringen namelijk aan haar De 31:26 ringen voor maken en de ringen
ene kant en twee ringen aan haar 1Kon 8:9
aan de vier hoeken zetten die
Heb 9:4
andere kant.e 13 En gij moet voor de vier poten zijn.f 27 De
draagbomen van acaciahout ma- i Ex 37:6
ringen dienen dicht bij de lijst te
ken en ze met goud bekleden.f j 1Sa 4:4
zitten als houders voor de draag-
Heb 9:5
14 En gij moet de draagbomen bomen, om de tafel te dragen.g
door de ringen aan weerskanten k Ge 3:24
28 En gij moet de draagbomen
van de Ark steken, om daarmee l 1Kon 8:7 van acaciahout maken en ze met
de Ark te dragen. 15 De draag- 1Kr 28:18
goud bekleden, en daarmee moet
bomen dienen in de ringen van m Ex 40:20
de tafel worden gedragen.h
1Kr 28:11
de Ark te blijven. Ze dienen er Heb 9:5 29 En gij moet haar schotels
niet uit verwijderd te worden.g
en haar bekers en haar kannen
16 En in de Ark moet gij de ge-
tuigenis leggen, die ik u zal ge-
2e kolom en haar schalen maken, waarmee
ven.h a Ex 30:6 [plengoffers] uitgegoten zullen
Le 16:2
worden. Van zuiver goud dient
17 En gij moet een deksel ma- Nu 7:89
Re 20:27 gij ze te maken.i 30 En gij moet
ken van zuiver goud, twee en Ps 80:1
op de tafel steeds het toonbrood
een halve el lang en anderhalve b 2Sa 6:2 voor mijn aangezicht leggen.j
el breed.i 18 En gij moet twee 2Kon 19:15

cherubs van goud maken. Van Jes 37:16 31 En gij moet een lampen-
gedreven werk dient gij ze te ma- c Ex 40:22 standaard van zuiver goud ma-
ken, aan de beide uiteinden van
Le 24:6
Nu 3:31
ken. Van gedreven werk dient de
´ ´ Heb 9:2 lampenstandaard te worden ge-
het deksel.j 19 En maak een
cherub aan het ene uiteinde en d Ex 37:11 maakt.k Zijn voetstuk, zijn ar-
´ ´ men, zijn kelken, zijn knoppen
een cherub aan het andere uit- e Ex 37:12
einde. k Op het deksel dient GIJ de en zijn bloesems dienen uit hem
f Ex 37:13
cherubs te maken, aan de beide voort te komen. 32 En zes ar-
uiteinden ervan. 20 En de che- g Ex 37:14 men komen uit zijn zijden, drie
rubs moeten hun twee vleugels h Ex 37:15 armen van de lampenstandaard
naar boven uitgespreid houden, uit zijn ene zijde en drie armen
i Ex 37:16
met hun vleugels het deksel be- Nu 4:7 van de lampenstandaard uit zijn
1Kon 7:50
schuttend, terwijl hun gezichten andere zijde.l 33 Drie kelken in
naar elkaar toe gekeerd zijn.l De j Le 24:5 de vorm van amandelbloesems
1Sa 21:6
gezichten van de cherubs dienen 1Kr 9:32 zitten aan het ene stel armen,
naar het deksel gekeerd te zijn. 2Kr 13:11
Mt 12:4
met afwisselend knoppen en bloe-
21 En gij moet het dekselm bo- sems, en drie kelken in de vorm
k Ex 37:17
ven op de Ark leggen, en in de Ex 40:24
van amandelbloesems aan het
Ark zult gij de getuigenis leggen, 1Kon 7:49 andere stel armen, met afwis-
Heb 9:2
die ik u zal geven. 22 En ik wil selend knoppen en bloesems.m
mij daar aan u vertonen en van l Ex 37:18 Zo is het met de zes armen die
boven het deksel, van tussen de m Ex 37:19 uit de lampenstandaard komen.
111 Tien tentkleden. Paneellijsten EXODUS 25:34–26:17
34 En aan de lampenstandaard HFDST. 25 dat de lussen tegenover elkaar
zitten vier kelken in de vorm a Ex 37:20 zitten.a 6 En gij moet vijftig
van amandelbloesems, met afwis- gouden haken maken en de tent-
selend zijn knoppen en zijn bloe- b Ex 37:21 kleden door middel van de haken
sems.a 35 En de knop onder aan
´ ´ elkaar voegen, en het moet
twee armen komt uit hem voort een tabernakel worden.b
c Nu 8:4
en de knop onder de twee andere 7 En gij moet kleden van gei-
armen komt uit hem voort en de tenhaar c maken voor de tent over
knop onder nog twee armen komt d Ex 30:8 de tabernakel. Gij zult elf tent-
Le 24:3
uit hem voort, voor de zes armen Nu 8:2 kleden maken. 8 De lengte van
die uit de lampenstandaard ko- 2Kr 13:11
elk tentkleed is dertig el,d en de
men.b 36 Hun knoppen en hun breedte van
armen dienen uit hem ´ ´ elk tentkleed is vier
´ ´ voort te e Ex 37:23 el. Er is een maat voor de elf
komen. Het geheel is een stuk ge- Nu 4:9
tentkleden. 9 En gij moet vijf
dreven werk, van zuiver goud.c tentkleden afzonderlijk samen-
37 En gij moet er zeven lam- f Ex 39:42 voegen en zes tentkleden afzon-
Nu 8:4
pen voor maken; en de lampen Han 7:44 derlijk,e en gij moet het zesde
moeten worden ontstoken, en ze Heb 8:5 tentkleed aan de voorkant van
moeten
´ ´ schijnen op de ruimte er- de tent dubbelvouwen. 10 En
voor.d 38 En zijn snuiters en HFDST. 26 gij moet vijftig lussen maken aan
zijn vuurpotten zijn van zuiver g Heb 8:5 de rand van het ene tentkleed,
goud.e 39 Van een talent zui- Heb 9:11 de buitenste in de reeks, en vijf-
ver goud dient hij hem te maken tig lussen aan de rand van het
met al dit erbij behorende gerei. h Ex 36:8 tentkleed bij de andere plaats
40 En zie toe dat gij ze maakt van samenvoeging. 11 En gij
naar hun model, dat u op de berg moet vijftig koperenf haken ma-
i Ge 3:24
werd getoond.f Ps 99:1 ken en de haken in de lussen
En de tabernakel dient gij steken en de´ tent samenvoegen,
26 te maken van tien tent-
g
kleden, van getwijnd fijn linnen
j Nu 4:25
1Kr 17:1
´
en ze moet een geheel worden.g
12 En wat van de kleden van
en blauw draad en roodpurperge- de tent overblijft, is een over-
verfde wol en karmozijnen stof.h k Ex 36:10
hangend gedeelte. De helft van
Met cherubs,i borduurderswerk, het tentkleed dat overblijft, dient
zult gij ze maken. 2 De lengte aan de achterkant van de taber-
l Ex 36:11
van elk tentkleed is achtentwin- nakel over te hangen. 13 En de
el aan de ene kant en de el aan
tig el en de breedte van ´ elk
´ tent-
kleed is vier el. Er is een maat 2e kolom de andere kant die in de lengte
j
voor alle tentkleden. 3 Vijf a Ex 36:12 van de kleden van de tent over-
tentkleden dienen een reeks te blijft, zal dienen als een overhan-
vormen, doordat het ene aan het b Ex 36:13
gend gedeelte aan de zijden van
andere gevoegd wordt, en [nog Ex 39:33 de tabernakel, om hem aan deze
Heb 9:9
eens] vijf tentkleden een reeks, en aan gene zijde te bedekken.
doordat het ene aan het andere 14 En gij moet een dekkleed
gevoegd wordt.k 4 En gij moet c Ex 35:26 voor de tent maken van rood-
lussen van blauw draad maken geverfde ramsvellen en een dek-
aan de rand van het ene tent- d De 3:11 kleed van robbenvellen daarover-
kleed aan het einde van de reeks; heen.
en gij dient hetzelfde te doen aan e Ex 36:16
15 En gij moet de paneellijs-
de rand van het buitenste tent- tenh voor de tabernakel maken
kleed bij de andere plaats van van acaciahout, rechtopstaand.
samenvoeging.l 5 Gij zult vijf- f De 8:9
Job 28:2
16 Tien el is de lengte van een
tig lussen maken aan het ene paneellijst, en anderhalve el is
tentkleed, en vijftig lussen zult de breedte van elke paneellijst.
g Ex 36:13
gij maken aan het uiteinde van 17 Elke paneellijst heeft twee
het tentkleed dat bij de andere tappen, die met elkaar verbon-
plaats van samenvoeging is, zo- h Nu 4:31 den zijn. Zo zult gij met alle
EXODUS 26:18–27:2 Het interieur van de tabernakel 112
paneellijsten van de tabernakel HFDST. 26 van de paneellijsten, loopt door
doen. 18 En gij moet de paneel- a Nu 3:36 van het ene einde tot het andere.
lijsten voor de tabernakel ma- 29 En gij zult de paneellijsten
ken, twintig paneellijsten voor b Ex 36:25 met goud bekleden,a en hun rin-
de kant die naar de Negeb,
_ naar gen zult gij van goud maken als
het zuiden, gekeerd is. c Ex 36:26 houders voor de stangen; en gij
19 En onder de twintig paneel- moet de stangen met goud bekle-
lijsten zult gij veertig zilveren d Ex 36:20 den. 30 En gij moet de taber-
Ex 36:27
voetstukken met inzinking a ma- nakel oprichten overeenkomstig
ken; twee voetstukken met in- het plan dat u daarvan op de berg
e Ex 36:28
zinking onder de ene paneellijst is getoond.b
met haar twee tappen en twee 31 En gij moet een gordijnc ma-
f Ex 36:31
voetstukken met inzinking on- ken van blauw draad en roodpur-
der de andere paneellijst met pergeverfde wol en karmozijnen
haar twee tappen. 20 En voor g Ex 36:32 stof en getwijnd fijn linnen. Hij
de andere zijde van de taberna- zal het maken met cherubs,d bor-
kel, de noordkant, twintig pa- 2e kolom duurderswerk. 32 En gij moet
neellijsten,b 21 en hun veertig a Ex 12:35 het aanbrengen aan vier met goud
Ex 36:34
zilveren voetstukken met inzin- beklede zuilen van acacia[hout].
king, twee voetstukken met in- Hun pinnen zijn van goud. Ze
zinking onder de ene paneellijst b Ex 19:3
Ex 25:9
staan op vier zilveren voetstuk-
en twee voetstukken met inzin- Ex 27:8 ken met inzinking. 33 En gij
Han 7:44
king onder de andere paneel- Heb 8:5 moet het gordijn onder de haken
lijst.c 22 En voor de achterge- aanbrengen en de ark der getuige-
deelten van de tabernakel, naar c Ex 36:35
nis e daarheen, binnen het gordijn,
het westen, zult gij zes paneellijs- Ex 40:21 brengen; en het gordijn moet voor
Le 16:2
ten maken.d 23 En gij zult twee Lu 23:45 U een scheiding maken tussen
paneellijsten maken als hoek- Heb 6:19 het Heilige f en het Allerheiligste.g
Heb 9:3
stijlen van de tabernakele aan zijn Heb 10:20 34 En gij moet het deksel op de
beide achtergedeelten. 24 En ze ark der getuigenis in het Aller-
dienen volkomen gelijk te zijn d Ge 3:24 heiligste leggen.
aan de onderkant, en te zamen 35 En gij moet de tafel bui-
dienen ze volkomen gelijk te zijn e 1Kon 8:6 ten het gordijn zetten, en de lam-
tot aan de bovenkant van elk bij Heb 9:4 penstandaardh tegenover de tafel
de eerste ring. Zo dient het voor aan de kant van de tabernakel
die beide te zijn. Ze zullen dienen f Ex 40:22
Ex 40:26
die naar het zuiden gekeerd is; en
tot twee hoekstijlen. 25 En er Heb 9:2 de tafel zult gij aan de noordzijde
moeten acht paneellijsten zijn zetten. 36 En gij moet een af-
en hun zilveren voetstukken met g Ex 40:21 scherming i voor de ingang van
inzinking, zestien voetstukken, Le 16:2
1Kon 8:6
de tent maken van blauw draad
twee voetstukken met inzinking Heb 9:3 en roodpurpergeverfde wol en
Heb 9:12
onder de ene paneellijst en twee Heb 9:24 karmozijnen stof en getwijnd fijn
voetstukken met inzinking on- linnen, veelkleurig weverswerk.
der de andere paneellijst. h Le 24:3
37 En gij moet voor de afscher-
26 En gij moet stangen maken 1Kon 7:49 ming vijf zuilen van acacia[hout]
van acaciahout,f vijf voor de pa- maken en ze met goud bekleden.
neellijsten van de ene zijde van i Ex 36:37 Hun pinnen zijn van goud. En gij
de tabernakel, 27 en vijf stan- moet er vijf koperen voetstuk-
gen voor de paneellijsten van de HFDST. 27 ken met inzinking voor gieten.
andere zijde van de tabernakel En gij moet het altaar van
27
j Ex 38:1
Ex 40:29
en vijf stangen voor de paneel- 2Kr 4:1 acaciahout maken, vijf el
lijsten van de zijde van de taber- Heb 13:10
lang en vijf el breed. Het altaar j

nakel voor de twee achtergedeel- dient vierkant te zijn, en drie el


ten, naar het westen.g 28 En de k Le 4:25
1Kon 2:28
hoog. 2 En gij moet de hoor-
middelste stang, in het midden Ps 118:27 nenk ervan op de vier hoeken
113 Offeraltaar. Voorhof. Poort EXODUS 27:3–28:2
maken. Zijn hoornen zullen er- HFDST. 27 richting van de opgang [der zon],
uit voortkomen, en gij moet het a Ex 38:2 is vijftig el.a 14 ¨ En er zijn vijf-
Nu 16:38
met koper bekleden.a 3 En gij 1Kon 8:64 tien el draperieen aan de ene
moet er bakken bij maken om b Ex 38:3 kant, terwijl hun zuilen drie en
zijn vettige as weg te ruimen, Le 16:12
1Kon 7:45
hun voetstukken met inzinking
en schoppen en schalen en vor- c Ex 35:16
drie [in getal] zijn.b 15 En voor
ken en vuurpotten; en gij zult al de andere kant zijn er vijftien
d Ex 38:4 ¨
het daarbij behorende gerei van e Ex 38:6 el draperieen, terwijl hun zuilen
koper maken.b 4 En gij moet er Nu 4:14 drie en hun voetstukken met in-
een traliewerk voor maken, een f Ex 38:7 zinking drie [in getal] zijn.c
Nu 4:15
netwerkc van koper; en gij moet g Ex 25:40 16 En voor de poort van het
aan het net vier koperen rin- 1Kr 28:12 voorhof is er een afscherming van
gen maken aan de vier uiteinden Han 7:44
Heb 8:5 twintig el lang, van blauw draad
ervan. 5 En gij moet het on- h Ex 40:8 en roodpurpergeverfde wol en
der de lijst van het altaar plaat- 1Kon 6:36
karmozijnen stof en getwijnd fijn
1Kon 8:64
sen, eronder, binnenin, en het net Ps 84:10 linnen, veelkleurig weverswerk,d
moet tot halverwege het altaar Ps 92:13
terwijl de zuilen daarvoor vier en
Ps 100:4
reiken.d 6 En gij moet draag- i Ex 38:9 hun voetstukken met inzinking
bomen maken voor het altaar, j Ex 38:10 vier [in getal] zijn.e 17 Alle zui-
draagbomen van acaciahout, en k Ex 38:11 len van het voorhof rondom heb-
gij moet ze met koper bekleden.e l Ex 38:12 ben zilveren bevestigingen, en
7 En zijn draagbomen moeten in hun pinnen zijn van zilver, maar

de ringen worden gestoken, en hun voetstukken met inzinking
2e kolom
de draagbomen moeten zich aan van koper.f 18 De lengte van
a Ex 38:13
de beide zijden van het altaar be- het voorhof is honderd elg en de
b Ex 38:14
vinden wanneer men het draagt.f Ex 39:40 breedte vijftig el en de hoogte
8 Als een holle kist van planken c Ex 38:15 vijf el, van getwijnd fijn linnen,
zult gij het maken. Zoals hij ´ u d Ex 35:25 en hun voetstukken met inzinking
op de berg getoond heeft, zo zal Ex 38:18
zijn van koper. 19 En al het ge-
g
men het maken. e Ex 38:19
rei van de tabernakel bij al zijn
f Ex 38:17
9 En gij moet het voorhof h van dienst en al zijn tentpinnen en alle
g Ex 27:9
de tabernakel maken. Voor de pinnen van het voorhof zijn van
h Ex 38:20
kant die naar de Negeb, _ naar Nu 3:36 koper.h
het zuiden, gekeerd¨ is, heeft het i Ex 39:37 20 Wat u aangaat, gij dient de
voorhof draperieen van getwijnd Le 24:2 ¨
zonen van Isra
_ el te gebieden dat
fijn linnen; i de lengte van deze j Ex 26:33
Ex 40:3 zij u zuivere, gestoten olijfolie
ene zijde is honderd el. 10 En Heb 6:19
brengen voor het licht, om de lam-
Heb 9:2
de twintig zuilen daarvoor en Heb 9:3 pen voortdurend te laten schij-
hun twintig voetstukken met Heb 10:20
nen.i 21 In de tent der samen-
inzinking zijn van koper. De pin- k Ex 30:8
komst, buiten het gordijnj dat
nen van de zuilen en hun ver- Le 24:3
¨ bij
2Kr 13:11 de Getuigenis is, zullen Aaron _
bindingsstukken zijn van zilver.j l Ex 28:43
en zijn zonen het in orde bren-
11 Zo is het ook voor de noord- ¨
Ex 40:15
gen, van de avond tot de mor-
zijde in de lengte: de draperieen m Le 21:21
Nu 16:40 gen, voor het aangezicht van Je-
zijn voor een lengte van honderd Nu 18:23
2Kr 26:18 hovah.k Het is een inzetting tot
el, en de twintig zuilen daarvoor

onbepaalde tijd voor hun geslach-
en hun twintig voetstukken met
ten,l te onderhouden
¨ door de zo-
inzinking zijn van koper; de pin- HFDST. 28
nen van Isra
_ el.m
nen van de zuilen en hun ver- n Le 8:2
bindingsstukken zijn van zilver.k Heb 5:1 En wat u
¨ aangaat, doe uw
12 Wat de breedte van het voor-
hof betreft, aan de westzijde zijn
o Ex 4:14
Ps 99:6
Heb 5:4
28 broer Aaron
_ tot u naderen
en zijn zonen met hem uit het
¨ ¨
de draperieen vijftig el, terwijl p Ex 6:23 midden der zonen van Isra
_ el, op-
Le 10:1
hun zuilen tien en hun voetstuk- Nu 26:61 dat hij mij¨ als priester kan die-
ken met inzinking tien [in getal] q Ex 38:21 nen: n Aaron,
_ o Nadab en Ab
_ _ihu,p
zijn.l 13 En de breedte van het Le 10:16
1Kr 6:3
Eleazar
_ ¨ en Ithamar,
_ q de zonen

voorhof aan de oostzijde, in de 1Kr 24:2 van Aaron.


_ 2 En gij moet voor
EXODUS 28:3-25 Priesterklederen, efod. Borststuk 114
¨ HFDST. 28
¨ ¨
uw broer Aaron _ heilige klederen van Isra
_ el; a en Aaron
_ moet op
maken, tot heerlijkheid en luis- a Ex 29:5 zijn beide schouderstukken hun
a Le 8:7
ter. 3 En gijzelf dient te spre- namen voor het aangezicht van
b Ef 1:17
ken tot alle wijzen met een hart Jehovah dragen, tot een gedach-
c Ex 31:6
dat ik met de geest van wijs- Ex 36:1 tenis. 13 En gij moet zettingen
b
heid
¨ vervuld heb, en zij moeten Sp 2:6
van goud maken, 14 en twee
Aarons
_ klederen maken om hem d Ex 39:8 kettinkjes van zuiver goud.b Als
Ex 39:15
te heiligen, opdat hij mij als Le 8:8 koorden zult gij ze maken, als
priester kan dienen.c e Ex 39:2 touwwerk; en gij moet de op touw
4 En dit zijn de klederen die zij f Ex 39:22 gelijkende kettinkjes aan de zet-
zullen maken: een borststukd en g Ex 39:28 tingen vasthechten.c
een efode en een schouderman- Ex 39:30
Le 8:9 15 En gij moet het borststuk
telf en een lang gewaad met een der rechtspraakd maken, als bor-
h Ex 39:29
ruitvormig motief, een tulbandg Le 8:7 duurderswerk. Op de wijze waar-
en een sjerp; h en zij moeten de Jes 11:5
op de efod vervaardigd is, zult
heilige klederen
¨ maken voor uw i Ex 39:3
gij het maken. Van goud, blauw
broer Aaron _ en zijn zonen, opdat j Ex 39:4
draad en roodpurpergeverfde wol
hij mij als priester kan dienen. k Ex 29:5
en karmozijnen stof en getwijnd
5 En zijzelf zullen het goud en l Ge 2:12
fijn linnen zult gij het maken.e
Ex 35:9
het blauwe draad en de roodpur- 16 Het dient vierkant te zijn
m Ex 39:14
pergeverfde wol en de karmozij- wanneer het dubbelgevouwen is,
n Ex 39:6
nen stof en het fijne linnen ne- 2Kr 2:7 een span van de hand lang en een
men. o Ge 43:33 span van de hand breed.f 17 En
6 En zij moeten de efod maken Ex 1:1
gij moet het vullen met een steen-
van goud, blauw draad en rood- p Ex 35:27
vulling, vier rijen stenen.g Een rij
purpergeverfde wol, karmozijnen q Ex 39:13
van robijn,h topaas i en smaragd,j
stof en getwijnd fijn linnen, bor-
de eerste rij. 18 En de tweede
duurderswerk.i 7 En hij dient 2e kolom
rij: turkoois,k saffier l en jaspis.m
twee schouderstukken te heb- a Ex 39:7 19 En de derde rij: lesjem-steen,
ben, die aan de twee uiteinden er- b Ex 39:15 agaatn en amethist.o 20 En de
van samengevoegd kunnen wor- c Ex 39:18 vierde rij: chrysolietp en onyxq en
den, en hij moet samengevoegd d Ex 28:30 jade. Met gouden kassen dienen
worden.j 8 En de gordel,k die Le 8:8
erop is om hem strak aan te bin- Nu 27:21 ze in hun zettingen gevat te zijn.r
den, dient op dezelfde wijze ver- e Ex 39:8 21 En de stenen dienen naar de
¨
vaardigd te worden, van dezelf- f Ex 39:9 namen van de zonen van Isra _ el
de materialen, van goud, blauw g Ex 39:10 te zijn, de twaalf naar hun na-
draad en roodpurpergeverfde wol h Ez 27:16 men.s Van zegelgraveerwerk die-
en karmozijnen stof en getwijnd i Opb 21:20 nen ze voorzien te zijn, elk naar
fijn linnen. j Ex 39:10
zijn naam, voor de twaalf stam-
9 En gij moet twee onyxste-
Opb 21:19 men.t
nenl nemen en daarin de
k Ex 39:11 22 En aan het borststuk moet
¨ namen l Ex 24:10 gij gevlochten kettinkjes maken,
van de zonen van Isra _ elm grave- Ez 1:26
ren,n 10 zes van hun namen op als touwwerk, van zuiver goud.u
m Opb 4:3
de ene steen en de namen van de Opb 21:11 23 En gij moet aan het borststuk
zes overigen op de andere steen, n Ex 39:12 twee gouden ringen maken,v en
naar de volgorde van hun geboor- o Opb 21:20 gij moet de twee ringen aan de
te.o 11 Met steensnijderswerk, p Hgl 5:14 beide uiteinden van het borst-
met zegelgraveerkunst, dient gij q 1Kr 29:2 stuk zetten. 24 En gij moet de
de namen van de zonen van Isra- _ r Ex 39:13 twee gouden koorden door de
el in de twee stenen te graveren.p s 1Kon 18:31
twee ringen aan de uiteinden van
Gevat in gouden zettingen zult t Ex 1:1
het borststuk steken.w 25 En
gij ze maken.q 12 En gij moet u Ex 39:15
gij zult de beide einden van de
de twee stenen op de schouder- v Ex 39:16
twee koorden door de twee zet-
stukken van de efod zetten als w Ex 39:17
tingen halen, en gij moet deze
gedachtenisstenen voor de zonen Le 8:8 op de schouderstukken van de
115 Urim, Tummim, schoudermantel, tulband EXODUS 28:26-43
efod zetten, aan de voorkant er- HFDST. 28 aan de zoom van ¨ de schouder-
van.a 26 En gij moet twee gou- a Ex 39:18 mantel.a 35 En Aaron _ moet hem
den ringen maken en die zet- b Ex 39:19 aan hebben om dienst te ver-
ten aan de beide uiteinden van richten, en het van hem afkom-
c Ex 28:8
het borststuk, op zijn binnen- Ex 39:20 stige geluid moet gehoord wor-
rand, die naar de efod toe ge- Le 8:7
den wanneer hij het heiligdom
keerd is.b 27 En gij moet twee d Ex 39:21 binnentreedt voor het aange-
gouden ringen maken en ze op e Le 8:8
zicht van Jehovah en wanneer hij
de twee schouderstukken van de Nu 27:21 naar buiten komt, opdat hij niet
De 33:8
efod zetten, onderaan, aan de 1Sa 28:6 sterft.b
voorkant ervan, vlak bij de plaats Ezr 2:63
36 En gij moet een blinkende
waar hij samengevoegd is, boven f Jes 58:2 plaat van zuiver goud maken en
de gordel van de efod.c 28 En Jo 8:16
daarin met zegelgraveerkunst
Heb 4:15
men zal het borststuk met zijn Heb 5:1 graveren: ’Heiligheid behoort Je-
ringen aan de ringen van de efod g Ex 39:22 hovah toe.’c 37 En gij moet ze
vastbinden met een blauw snoer, Le 8:7
met een blauw snoer vastmaken,
opdat het boven de gordel van de h Ex 39:23 en ze moet op de tulband ko-
efod blijft hangen en het borst- men.d Aan de voorkant van de tul-
i Ex 39:25
stuk niet op de efod kan ver- band dient ze¨ te komen. 38 En
schuiven.d
ze moet op Aarons voorhoofd ko-
¨
29 En Aaron moet de ¨ _
_ ¨ namen
2e kolom
men, en Aaron _ moet de verant-
van de zonen van Isra _ el op het a Ex 39:26
woordelijkheid dragen voor de
borststuk der rechtspraak op zijn b Le 16:2 dwaling die begaan is tegen de
hart dragen wanneer hij het Hei- Nu 18:7
heilige voorwerpen, e die de zonen
lige binnentreedt, tot een voort- ¨
c Ex 39:30 van Isra
_ el zullen heiligen, dat wil
durende gedachtenis voor het Le 8:9
zeggen al hun heilige gaven; en ze
1Kr 16:29
aangezicht van Jehovah. 30 En Ps 93:5
moet voortdurend op zijn voor-
gij moet de Urime en de Tummim Za 14:20
Heb 7:26 hoofd blijven, om goedkeuring
in het borststuk der rechtspraak
¨ 1Pe 1:16
voor hen te verwervenf voor het
leggen, en ze moeten op Aarons _ d Ex 29:6 aangezicht van Jehovah.
hart blijken te zijn wanneer hij Ex 39:31
voor het aangezicht van Jeho- 39 En gij moet het lange ge-
¨ e Le 10:17
waad van fijn linnen weven met
vah treedt; en Aaron
_ moet voort- Le 22:9

durend de rechtspraak f van de Nu 18:1 een ruitvormig motief en een tul-


Jes 53:11
¨ band van fijn linnen maken,g en
zonen van Isra _ el op zijn hart 2Kor 5:21

dragen voor het aangezicht van


Heb 9:28
1Pe 2:24
gij zult een sjerp maken,h veel-
Jehovah. kleurig weverswerk.
f Le 23:11 ¨
31 En gij moet de schouder- Ro 8:34 40 En voor Aarons_ zonen zult
mantel van de efod geheel van
Heb 7:25 gij lange gewaden maken,i en
blauw draad maken.g 32 En bo- g Ex 28:4 gij moet sjerpen voor hen ma-
Opb 19:8
venaan in het midden ervan ken, en gij zult hoofddeksels voor
moet een opening zijn. Zijn ope- h Ex 39:29 hen maken,j tot heerlijkheid en
ning dient rondom een rand te luister.k 41 En daarmee moet
i Ex 39:27 ¨
hebben, het product van een we- Le 8:13 gij uw broer Aaron _ en zijn zo-
1Sa 2:18
ver. De opening ervoor ¨ dient te nen met hem bekleden, en gij
l
zijn als die van een malienkolder, j Ex 39:28
Le 8:13
moet hen zalven en hun hand
opdat hij niet kan inscheuren.h met macht vullenm en hen heili-
33 En aan zijn zoom moet gij k Ex 28:2
gen, en zij moeten mij als pries-
granaatappels maken van blauw l Ex 29:7 ters dienen. 42 En maak linnen
Ex 30:30
draad en roodpurpergeverfde Le 10:7
broeken voor hen, om het naakte
wol en karmozijnen stof, rond- Han 10:38 vlees te bedekken.n Van de heu-
2Kor 1:21
om aan zijn zoom, en daartus- 1Jo 2:27 pen tot aan de dijen ¨ dienen ze te
sen rondom gouden belletjes; i reiken. 43 En Aaron _ en zijn zo-
m Ex 29:9
34 een gouden belletje en een Le 8:33 nen moeten die aan hebben wan-
Nu 3:3
granaatappel, een gouden belle- neer zij de tent der samenkomst
tje en een granaatappel, rondom n Le 6:10 binnengaan of wanneer zij tot
EXODUS 29:1-21 Installatieoffers voor de priesters 116
het altaar naderen om in de hei- HFDST. 28 zicht van Jehovah, bij de ingang
lige plaats dienst te verrichten, a Ex 27:21 van de tent der samenkomst,
opdat zij geen dwaling op zich la- slachten.a 12 En gij moet wat
den en stellig sterven. Het is een HFDST. 29 van het bloed van de stier ne-
inzetting tot onbepaalde tijd voor b Le 8:2 menb en dat met uw vinger op
hem en zijn nageslacht na hem.a Le 9:2
2Kr 13:9
de hoornen van het altaar doen,c
en al het overige bloed zult gij
Dit nu is de zaak die gij ten
29
c De 15:21
De 17:1 aan de voet van het altaar uit-
opzichte van hen dient te d Le 6:20 storten.d 13 En gij moet al het
doen om hen te heiligen, opdat Le 7:12
vet nemene dat de ingewanden
zij mij als priesters dienen: Neem e Le 8:26
f Ex 26:36 bedekt,f en het aanhangsel aan
een jonge stier en twee rammen,b Ex 40:28 de lever g en de beide nieren en
gave [dieren],c 2 en ongezuurd Le 8:3
het vet dat daarop zit, en gij moet
brood en ongezuurde ringvormi- g Le 8:6
Heb 7:26 dat op het altaar in rook doen
ge koeken, met olie bevochtigd, Heb 10:22
opgaan.h 14 Maar het vlees van
en ongezuurde wafels, met olie h Ex 28:4
de stier en zijn huid en zijn drek
Le 8:7
bestreken.d Van tarwebloem zult Le 16:4 zult gij buiten de legerplaats met
gij ze maken. 3 En gij moet ze i Ex 28:8
vuur verbranden.i Het is een
op een mand leggen en ze in de j Ex 28:36
zondeoffer.
Ex 39:30
mand aanbieden,e en ook de stier Le 8:9 15 Dan zult¨ gij de ene ram ne-
en de twee rammen. k Ex 30:25
¨ men,j en Aaron_ en zijn zonen
4 En gij zult Aaron _ en zijn zo- l Le 8:12
moeten hun handen op de kop
Ps 133:2
nen doen toetreden tot de ingang f Jes 61:1 van de ram leggen.k 16 En gij
van de tent der samenkomst, en Han 10:38
moet de ram slachten en zijn
m Ex 28:40
gij moet hen met water wassen.g Le 8:13 bloed nemen en dit rondom op
5 Dan moet ¨ gij de klederen ne- n Ex 28:1 het altaar sprenkelen.l 17 En
menh en Aaron
_ bekleden met het Ex 28:43
Ex 40:15 gij zult de ram in zijn stukken
lange gewaad en de schouder- o Ex 28:41 versnijden, en gij moet zijn in-
mantel van de efod en met de Ex 32:29
gewanden en zijn schenkels was-
Fil 4:13
efod en het borststuk, en gij moet p Le 8:14 senm en zijn stukken tegen el-
het hem met de gordel van de kaar aan leggen en zo tot aan zijn

efod stevig ombinden.i 6 En gij kop. 18 En gij moet de gehele
2e kolom
moet de tulband op zijn hoofd ram op het altaar in rook doen
a Le 1:3
zetten en het heilige teken van Le 1:5 opgaan. Het is een brandoffer n
opdracht aan de tulband bevesti- b Le 8:15 voor Jehovah, een rustig stem-
gen.j 7 En gij moet de zalfolie k c Ex 27:2 mende geur.o Het is een vuur-
nemen en die op zijn hoofd gieten d Le 4:7
offer voor Jehovah.
en hem zalven.l e Le 3:17
19 Vervolgens moet¨ gij de an-
Le 4:8
8 Vervolgens zult gij zijn zonen Ps 69:9 dere ram nemen, en Aaron_ en zijn
doen toetreden en gij moet hen f Le 1:9
zonen moeten hun handen op de
Le 9:14
met de lange gewaden bekleden.m g Le 8:16 kop van de ram leggen. p 20 En
9 En gij moet hen omgorden ¨ met Le 9:19 gij moet de ram slachten en wat
de sjerpen, zowel Aaron _ als zijn h Le 17:6
van zijn bloed nemen en dat
zonen, en gij moet hun het hoofd- i Le 16:27 ¨ doen
op de rechteroorlel van Aaron_ en
j Le 8:18
deksel om [het hoofd] winden; en op de rechteroorlel van zijn zo-
k Le 1:4
het priesterschap moet hun toe- l Le 8:19 nen en op de duim van hun rech-
behoren als een inzetting tot on- Heb 9:22 terhand en de grote teen van
n Zo moet gij de
bepaalde tijd. ¨
m Le 1:13 hun rechtervoet,q en gij moet het
Le 8:21
hand van Aaron _ en de hand van n Ge 22:2
bloed rondom op het altaar spren-
zijn zonen met macht vullen.o Le 9:24 kelen. 21 En gij moet wat van
10 Nu moet´ gij ´ de stier nader-
o Ge 8:21 het bloed nemen dat op het al-
Ef 5:2
bij brengen voor ¨ de tent der sa- Fil 4:18 taar is en wat van de zalfolie, r
¨
menkomst, en Aaron _ en zijn zo- p Le 8:22 en gij moet dat spatten op Aaron _
nen moeten hun handen op de q Le 8:24 en zijn klederen en op zijn zo-
kop van de stier leggen.p 11 En r Ex 30:25
Ps 133:2
nen en de klederen van zijn zo-
gij moet de stier voor het aange- Jes 61:1 nen met hem, opdat hij en zijn
117 Zeven dagen voor installatieceremonie EXODUS 29:22-40
klederen en zijn zonen en de kle- HFDST. 29 30 Zeven dagena zal degene uit
deren van zijn zonen met hem a Le 8:30 zijn zonen die hem als priester
b Le 3:9
inderdaad heilig mogen zijn.a Le 7:3
opvolgt en die de tent der samen-
22 En gij moet van de ram het Le 9:19 komst binnentreedt om in de hei-
vet nemen en de vetstaartb en c Le 7:32
Le 9:21
lige plaats dienst te verrichten,
het vet dat de ingewanden be- Nu 18:18 ze dragen.
dekt, en het aanhangsel van de d Le 8:22 31 En gij zult de ram der in-
e Le 8:26
lever en de beide nieren en het 1Kor 5:8
stallatie nemen, en gij moet zijn
vet dat daarop zit, en de rechter- f Le 8:27 vlees op een
¨ heilige plaats koken.b
poot,c want het is een ram der g Le 7:30 32 En Aaron_ en zijn zonen moe-
installatie; d 23 ook een rond h Le 8:28 ten het vlees van de ram en het
Ef 5:2
brood en een ringvormige geolie- i Le 10:13
brood dat in de mand is, etenc
de broodkoek en een wafel uit 1Sa 2:28 bij de ingang van de tent der
de mand met ongezuurde broden j Le 8:29 samenkomst. 33 En zij moeten
Ps 99:6
die voor het aangezicht van Je- k Le 10:15
de dingen eten waarmee verzoe-
hovah is.e 24 En gij moet dit ¨ al- l Ex 29:22 ning gedaan is om hun hand met
les op de handpalmen van Aaron _ Le 7:37 macht te vullen, ten einde hen
m Le 7:34
en op de handpalmen van zijn zo- Le 10:14
te heiligen.d Maar een vreemde
f
nen leggen, en gij moet het heen Nu 15:19 mag er niet van eten, omdat ze
Nu 18:24
en weer bewegen als een beweeg- De 18:3 iets heiligs zijn.e 34 En zo er
offer voor het aangezicht van Je- n Le 7:11 iets van het vlees van het instal-
hovah.g 25 En gij moet het uit o Ex 28:4 latieoffer en van het brood tot
hun handen nemen en het op het p Nu 20:26 de morgen zou overblijven, dan
q Ex 30:30
altaar op het brandoffer in rook Ex 40:15
moet gij het overgeblevene met
doen opgaan tot een rustig stem- Le 8:12 vuur verbranden.f Het mag niet
2Kor 1:21
mende geur voor het aangezicht r Ex 28:41
gegeten worden, want het is iets
van Jehovah.h Het is een vuur- Le 8:33 heiligs.
2Kor 3:5
offer voor Jehovah.i 35 En gij moet aldus ten op-
¨
26 En gij moet de borst nemen zichte van Aaron
_ en zijn zonen
van de ¨ ram der installatie,j die 2e kolom doen, overeenkomstig alles wat
voor Aaron_ is, en die heen en a Le 8:35 ik u geboden heb.g Gij zult zeven
Le 9:1
weer bewegen als een beweeg- b Le 8:31
dagen nemen om hun hand met
offer voor het aangezicht van Je- c 1Kor 9:13 macht te vullen.h 36 En dage-
hovah, en ze moet uw deel wor- 1Kor 9:14 lijks zult gij de stier van het zon-
d Le 10:13
den. 27 En gij moet de borstk deoffer ter verzoening offeren,i
e Le 22:10
van het beweegoffer en de poot Nu 3:10 en gij moet het altaar ontzon-
van het heilige deel, die bewo- Mt 12:4 digen doordat gij er verzoening
f Ex 12:10
gen werd en die bijgedragen werd Le 8:32
over doet, en gij moet het zalvenj
van de ram¨ der installatie,l van g Le 8:4 om het te heiligen. 37 Gij zult
wat voor Aaron _ en van wat voor h Le 8:33 zeven dagen nemen om verzoe-
zijn zonen was, heiligen. ¨ 28 En i Le 4:20 ning over het altaar te doen, en
het moet van Aaron _ en van zijn j Ex 30:28
Le 8:11
gij moet het heiligenk opdat het
zonen worden krachtens een Nu 7:1 inderdaad een allerheiligst altaar
tot onbepaalde tijd durend voor- k Ex 40:10 mag worden.l Een ieder die het
l Ex 30:29
schrift, te onderhouden¨ door de Mt 23:19
altaar aanraakt, zal heilig zijn.m
zonen van Isra _ el, omdat het een m Ex 30:29 38 En dit is het wat gij op het
m
heilig deel is; en het zal een hei- n 1Kr 16:40 altaar zult offeren: jonge ram-
2Kr 2:4
lig deel worden,
¨ door de zonen 2Kr 13:11 men, elk een jaar oud, gedurig
van Isra
_ el af te staan. Van hun Da 9:27 twee per dag.n 39 En gij zult
Heb 7:27
gemeenschapsoffers n is het hun Heb 10:11 de ene jonge ram ’s morgens of-
heilige deel voor Jehovah. o 2Kon 16:15 feren,o en gij zult de andere jon-
Han 26:7
29 En¨ de heilige kledereno die p Da 9:21
ge ram tussen de twee avonden
van Aaron
_ zijn, zullen dienen q Ex 16:36 offeren.p 40 En een tiende deel
voor zijn zonenp na hem, om hen Nu 28:5 van een efa-maat meelbloem,q be-
daarin te zalvenq en om daarin r Ge 35:14
Le 23:13
vochtigd met een vierde hin ge-
hun hand met macht te vullen.r Fil 2:17 stoten olie, en een drankoffer r
EXODUS 29:41–30:15 Bestendig offer. Reukaltaar. Telling 118
HFDST. 29
´ ´
van een vierde hin wijn zullen er het zetten voor het gordijn dat
nog bij komen voor de eerste jon- a 1Kon 18:29 vlak bij de ark der getuigenis is,a
Ps 141:2 ´ ´
ge ram. 41 En gij zult de twee- b Nu 28:6 voor het deksel dat boven de Ge-
de jonge ram tussen de twee c Ex 25:22 tuigenis is, waar ik mij aan u zal
avonden offeren. Met een zelf- Le 1:1
vertonen.b
de graanoffer a als ’s morgens en
Nu 17:4 ¨
d Ex 40:34 7 En Aaron _ moet daarop welrie-
met zo’n zelfde drankoffer zult Nu 12:5
kend reukwerkc in rook doen op-
1Kon 8:11
gij hem opdragen als een rustig e Le 21:15 gaan. d Elke morgen, wanneer hij
stemmende geur, een vuuroffer Le 22:9
de lampen in gereedheid brengt,e
Jo 10:36
voor Jehovah. 42 Het is een be- zal hij het in rook doen opgaan.
f Ex 25:8
stendig b brandoffer in al UW ge- ¨
Le 26:12
Za 2:11
8 En wanneer Aaron _ tussen de
slachten bij de ingang van de tent 2Kor 6:16 twee avonden de lampen ont-
der samenkomst voor het aan- Ef 2:22
steekt, zal hij het in rook doen op-
gezicht van Jehovah, waar ik mij g Ex 20:2
gaan. Het is een bestendig reuk-
h Le 11:44
aan ulieden zal vertonen om daar Le 18:30 werk voor het aangezicht van
tot u te spreken.c Le 19:2
Ez 20:5 Jehovah in UW geslachten. 9 GIJ
43 En ik zal mij daar¨ stellig moogt daarop geen onwettig reuk-

aan de zonen van Isra _ el verto- werkf brengen, noch brandoffer,
HFDST. 30
nen, en ze zal stellig door mijn noch graanoffer; en GIJ moogt
i Ex 40:5
heerlijkheid geheiligd worden.d Ps 141:2 er geen drankoffer op uitgieten.
44 En ik wil de tent der samen- j Ex 27:2 ¨
10 En Aaron_ moet eenmaal per
komst en¨ het altaar heiligen; en Ex 37:25
Le 4:7 jaar op de hoornen ervan verzoe-
ik zal Aaron
_ en zijn zonen hei- g Met wat van het bloed
ligene om mij als priesters te
k Ex 37:26
ning doen.
l Ex 37:27
dienen. 45 En ik wil in het¨ mid- m Ex 37:28
van het zondeoffer h der verzoe-
den van de zonen van Isra_ el ver- ning zal hij er eenmaal per jaar

blijven, en ik wil bewijzen hun verzoening voor doen in UW ge-
2e kolom
f
God te zijn. 46 En zij zullen slachten. Het is allerheiligst voor
a Ex 26:33
stellig weten dat ik Jehovah, hun Heb 9:3 Jehovah.”
God, ben, die hen uit het land b Ex 25:22 11 Vervolgens sprak Jehovah
Egypte
_ heb geleid om in hun mid- c Ex 30:34
2Kr 13:11
tot Mozes
_ en zei: 12 „Wanneer
den te verblijven.g Ik ben Jeho- Opb 8:4 gij ook maar het totale aantal
¨
vah, hun God.h d Le 16:13
Nu 16:40
van de zonen van Isra _ el opneemt
1Sa 2:28 bij wijze van telling van hen,i
En gij moet een altaar ma-
30 i
ken als een plaats om reuk-
werk te branden; van acaciahout
1Kr 23:13
Lu 1:9
e Ex 27:20
dan moeten zij wanneer men hen
telt, ieder een losprijs voor hun
1Sa 3:3
zult gij het maken. 2 Een el lang ziel aan Jehovah geven,j opdat er
f Le 10:1
en een el breed; het dient vier- 2Kr 26:18 geen plaag over hen komt wan-
kant te zijn, en twee el hoog. Zijn
Ez 8:11 neer men hen telt.k 13 Dit nu
g Le 16:18
hoornen steken eruit.j 3 En gij Le 23:27 zullen allen geven die tot de ge-
moet het met zuiver goud bekle-
Heb 9:7 telden overgaan: een halve sik-
h Le 16:5
den, zijn bovenvlak en zijn zij- Le 16:6 kel volgens de sikkel van de hei-
den rondom en zijn hoornen; en
Le 16:19 lige plaats.l Twintig gera’s zijn
i Ex 38:25
gij moet er een gouden rand om- Nu 1:2
gelijk aan een sikkel. Een hal-
heen maken.k 4 Gij zult er ook j Nu 31:50 ve sikkel is de bijdrage voor Je-
twee gouden ringen voor maken. k 2Sa 24:10 hovah.m 14 Iedereen die tot de
2Sa 24:15
Onder zijn rand aan twee van zijn 1Kr 21:12 ingeschrevenen overgaat, vanaf
zijden zult gij ze maken, aan twee l Le 27:25 twintig jaar oud en daarboven,
tegenovergestelde zijden ervan, m 2Kr 24:9 zal de bijdrage voor Jehovah
Ne 10:32
daar ze moeten dienen als hou- Mt 17:24 geven.n 15 De rijke dient niet
ders voor de draagbomen waar- n Ex 38:26 meer te geven en de geringe mag
Nu 1:3
mee het gedragen moet worden.l Nu 26:2 niet minder geven dan de hal-
5 En gij moet de draagbomen o Job 34:19 ve sikkel,o ten einde de bijdrage
Sp 22:2
van acaciahout maken en ze met Ef 6:9 voor Jehovah te geven om ver-
goud bekleden.m 6 En gij moet p Nu 31:50 zoening te doen voor UW ziel.p
119 Koperen bekken, zalfolie, reukwerk EXODUS 30:16–31:2
16 En gij moet het zilvergeld der HFDST. 30 penstandaard en zijn gerei en het
verzoening
¨ van de zonen van Is- _ a Ex 38:25 reukaltaar, 28 en het brandof-
rael nemen en dat geven ten be- b Ex 38:8
Le 8:11
feraltaar en al zijn gerei en het
hoeve van de dienst van de tent 1Kon 7:38 bekken en zijn onderstel. 29 En
der samenkomst,a opdat het voor c Ex 40:7 gij moet ze heiligen, opdat ze in-
¨
de zonen van Isra _ el inderdaad d Ex 40:31 derdaad allerheiligst mogen wor-
Ef 5:26
mag dienen tot een gedachtenis Heb 10:22 den.a Een ieder die ze aanraakt,
voor het aangezicht van Jeho- e 2Kr 13:11 zal¨ heilig zijn.b 30 En gij zult
Aaron c en zijn zonen zalven,d en
vah, om verzoening te doen voor f Ex 40:31 _
UW ziel.” g Ex 28:43 gij moet hen heiligen om mij als
2Kr 4:6
17 En Jehovah sprak verder priesters te dienen.e
h Hgl 4:14
tot Mozes
_ en zei: 18 „Gij moet Jer 6:20 31 ¨ En gij zult tot de zonen van
een bekken van koper maken i Ps 45:8 Isra
_ el spreken en zeggen: ’Dit
Hgl 1:13
met een onderstel van koper, Hgl 3:6
dient een heilige zalfolie voor
voor het wassen,b en gij moet het j Sp 7:17 mij te blijven in UW geslachten.f
plaatsen tussen de tent der sa- Opb 18:13 32 Geen vlees van mensen dient
menkomst en het altaar, en k Ez 27:19 daarmee ingewreven te worden,
¨ er l Ps 45:8
water in doen.c 19 En Aaron _ en met deze samenstelling moogt
m Nu 3:47
en zijn zonen moeten daar hun GIJ niets soortgelijks maken. Ze
n Ex 29:40
handen en hun voeten wassen.d Le 19:36 is iets heiligs. Ze dient voor U
20 Wanneer zij de tent der sa- Nu 15:5 iets heiligs te blijven. 33 Al wie
menkomst binnengaan, zullen zij o Ex 37:29 een soortgelijke zalf bereidt en
p Nu 35:25
zich met water wassen, opdat zij Ps 89:20
wie er iets van op een vreemde
niet sterven, of wanneer zij tot Ps 133:2 doet, moet van zijn volk worden
Heb 1:9
het altaar naderen om dienst te afgesneden.’ ”g
q Ex 40:9
verrichten, ten einde een vuur- Nu 7:1 34 Voorts zei Jehovah tot Mo- _
offer in rook te doen opgaan zes: „Neem u welriekende stof-
voor Jehovah.e 21 En zij moe- 2e kolom fen: h stactedruppels en oniche
ten hun handen en hun voeten a Le 8:10
en welriekend galbanum en zui-
wassen, opdat zij niet sterven,f b Ex 29:37
vere geurige hars.i Er dient een
en het moet voor hen dienen als Le 6:18 gelijke hoeveelheid van elk te
een voorschrift tot onbepaalde c Le 8:12 zijn. 35 En gij moet daarvan
Han 10:38
tijd, voor hem en zijn nakome- d Nu 3:3
een reukwerkj maken, een spece-
lingen in al hun geslachten.”g 2Kor 1:21 rijenmengsel, het werk van een
22 En Jehovah ging voort tot e Ex 40:15 zalfbereider, gezouten,k zuiver,
Opb 5:10
Mozes
_ te spreken en zei: iets heiligs. 36 En gij moet een
f Ex 37:29
23 „Wat u aangaat, neem u wel- 1Kon 1:39 gedeelte ervan tot fijn poeder ´ ´
riekende stoffen van de uitgele- Ps 89:20 stampen en iets ervan voor de
zenste soort: h vijfhonderd eenhe-
g Ex 30:38
Getuigenis leggen in de tent der
h Ex 25:6
den mirre i in gestolde druppels, Ex 37:29
samenkomst,l waar ik mij aan u
en half zoveel, tweehonderd vijf- i Le 5:11 zal vertonen.m Het dient allerhei-
tig eenheden, zoete kaneel,j en Ne 13:5 ligst voor ulieden te zijn. 37 En
Hgl 3:6
tweehonderd vijftig eenheden Mt 2:11 het reukwerk dat gij met deze
zoete kalmoes,k 24 en vijfhon- j Ps 141:2 samenstelling zult maken, moogt
Opb 5:8
derd eenheden kassie,l volgens GIJ niet voor UZELF maken.n Het
k Le 2:13
de sikkel van de heilige plaats,m dient voor u iets heiligs voor Je-
l Ex 16:34
en een hinn olijfolie. 25 Vervol- hovah te blijven.o 38 Iedereen
m Ex 29:42
gens moet gij daarvan een hei- Le 16:2 die iets soortgelijks maakt om
lige zalfolie maken, een zalf, een n Ex 30:32 van de geur ervan te genieten,
mengsel dat het werk is van een o Ex 29:37 moet van zijn volk worden afge-
zalfbereider.o Het dient een hei- p Le 24:16 sneden.”p
Nu 15:35
lige zalfolie p te zijn. En Jehovah ging voort tot
26 En gij moet daarmee de tent
der samenkomst zalvenq en de

HFDST. 31 31 Mozes
_ te spreken
2 „Zie, ik heb Bezale
¨ q
en zei:
_ el, de zoon
q Ex 37:1
ark der getuigenis, 27 en de ta- r Ex 35:30
van Uri,
_ de zoon van Hur, van de
fel en al haar gerei en de lam- 1Kr 2:20 stam Juda,
_ bij name geroepen.r
EXODUS 31:3–32:6 Sabbat onderhouden. Gouden kalf 120
3 En ik zal hem vervullen met HFDST. 31 voor Jehovah. Iedereen die op de
de geest van God inzake wijs- a Ex 35:31 sabbatdag werk verricht, zal be-
1Kon 7:14
heid en verstand en kennis en al- b 2Kr 2:7 slist ter dood gebracht worden.
¨
lerlei kunstvaardigheid,a 4 om c Ex 28:9 16 En de zonen van Isra _ el moe-
d Ex 35:33
ontwerpen te maken, om te wer- e Ex 35:34 ten de sabbat onderhouden, op-
ken in goud en zilver en koper,b Ex 38:23 dat zij de sabbat vieren in hun
f Ex 36:1
5 en inzake het bewerken van g Ex 36:8 geslachten. Het is een verbond
stenen, om die te zetten,c en in- h Ex 37:1 tot onbepaalde tijd.a 17 ¨ Tussen
i Ex 37:6
zake het bewerken van hout, j Ex 37:10
mij en de zonen van Isra
_ el is het
om allerlei producten te maken.d k Ex 35:14 een teken tot onbepaalde tijd,b
Ex 37:17
6 Wat mij betreft, zie! ik heb l Ex 37:25
want in zes dagen heeft Jehovah
hem Oholiab,
_ de zoon van Ahisa- _ m Ex 38:1 de hemel en de aarde gemaakt,
mach, van de stam Dan,e erbij ge- Ex 40:6
n Ex 30:18
en op de zevende dag rustte hij
geven, en in het hart van ieder- Ex 38:8 en ging hij ertoe over zich te ver-
een die wijs van hart is, leg ik o Ex 28:2
kwikken.’ ”c
Ex 28:15 ¨
werkelijk wijsheid, opdat zij in- Ex 39:1 18 Zodra hij nu geeindigd had ¨
Ex 39:27
derdaad alles wat ik u geboden Le 8:7 met Mozes
_ op de berg S _inaı te
heb, kunnen maken: f 7 de tent p Ex 30:25 spreken, gaf hij hem voorts twee
Ex 30:35
der samenkomstg en de Arkh voor Ex 37:29 tafelen der Getuigenis,d tafelen
de getuigenis en het deksel dat q Ex 20:8 van steen, beschreven door Gods
Le 19:30
daarop is,i en al het gerei van de Kol 2:17 vinger.e
r Ez 20:12
tent, 8 en de tafel en haar ge- Intussen nu zag het volk
rei,j en de lampenstandaard van
zuiver goud en al zijn gerei,k en
Jo 17:17
1Th 5:23
s De 5:12
Jes 56:2
32 dat Mozes
_ lang weg-
bleef eer hij van de berg afdaal-
het reukaltaar,l 9 en het brand- t Ez 20:13
de.f Daarom verzamelde het volk
offeraltaar en al zijn gerei,m en u Ex 35:2 ¨
Nu 15:32 zich rondom Aaron _ en zei tot
het bekken en zijn onderstel,n Nu 15:35
hem: „Sta op, maak ons een god
v Ex 16:23
10 en de klederen van een spe- Ex 20:10 die voor ons uit zal gaan,g want
ciaal weefsel en de heilige
¨ klede- Lu 23:56
wat deze Mozes_ betreft, de man
ren voor de priester Aaron _ en de die ons uit het land Egypte heeft
_
klederen van zijn zonen om als 2e kolom h
opgevoerd, wij weten werke-
priesters te dienen; o 11 en de lijk niet wat er met hem ¨ is ge-
a Le 24:8
zalfolie en het welriekend reuk- b Ex 31:13
beurd.” 2 Hierop zei Aaron _ tot
c Ge 2:2
werk voor het heiligdom.p Naar Jes 40:28 hen: „Rukt de gouden oorringeni
alles wat ik u geboden heb, zullen Heb 4:4
d Ex 24:12 af die in de oren van UW vrou-
zij doen.” Ex 32:15 wen, van UW zonen en van UW
De 4:13
12 En Jehovah zei verder tot Mo- _ De 9:15 dochters zijn, en brengt ze bij
zes: 13 „Wat u aangaat, spreek e Ex 8:19 mij.” 3 Toen rukte al het volk
¨ Mt 12:28
tot de zonen van Isra _ el en zeg: Lu 11:20 de gouden oorringen die in hun
’Vooral mijn sabbatten dient GIJ 2Kor 3:3 oren waren af en bracht ze naar
¨
te onderhouden,q want dat is een Aaron.
_ 4 Vervolgens nam hij
teken tussen mij en U in UW ge- HFDST. 32 [het goud] uit hun handen aan,
slachten, opdat GIJ moogt weten f Ex 24:18 en hij vormde hetj met een gra-
dat ik, Jehovah, het ben die U De 9:9
g De 4:15
veerijzer en maakte er toen een
heilig.r 14 En GIJ moet de sab- Jo 4:24 gegoten beeld van een kalf k van.
Han 7:40
bat onderhouden, want die is iets Han 17:29
Nu¨ zeiden zij: „Dit is uw God, o Is- _
heiligs voor U.s Wie hem onthei- h Ho 12:13 rael, die u uit het land Egypte _
Mi 6:4
ligt, zal beslist ter dood gebracht heeft opgevoerd.”l
i Ex 12:35 ¨
worden.t Ingeval er iemand is 5 Toen
´ ´ nu Aaron_ dit zag, ging
j De 9:16
Jes 44:9
die daarop werk verricht, dan Jes 46:6 hij voor [dat beeld] een¨ altaar
moet die ziel uit het midden van Han 7:41 bouwen. Ten slotte riep Aaron _ uit
k 1Kon 12:28
zijn volk worden afgesneden.u 2Kon 10:29 en zei: „Morgen is er een feest
15 Zes dagen mag er werk ver- Ps 106:19
Ho 13:2
voor Jehovah.” 6 De volgende
richt worden, maar op de zeven- l Ex 20:4 dag stonden zij derhalve vroeg
de dag is het een sabbat van vol- Ne 9:18
Ps 106:20
op en gingen brandoffers bren-
komen rust.v Deze is iets heiligs Ro 1:23 gen en gemeenschapsoffers aan-
121 Ongewoon gezang. Tafelen gebroken EXODUS 32:7-24
bieden. Daarna ging het volk zit- HFDST. 32 15 Daarna keerde Mozes _ zich
ten om te eten en te drinken. a Han 7:41 om en daalde van de berg af a met
1Kor 10:7
Voorts stonden zij op om zich te de twee tafelen der Getuigenis b
b De 4:16
vermaken.a De 9:12 in zijn hand, tafelen die aan bei-
7 Jehovah zei nu tot Mozes: _
De 32:5
Re 2:19
de zijden beschreven waren. Aan
„Ga, daal af, want uw volk dat c Ex 18:20
de ene en aan de andere zijde
gij uit het land Egypte _ hebt op- Ex 20:3 waren ze beschreven. 16 En de
De 9:16
gevoerd, heeft verderfelijk ge- Re 2:17
tafelen waren het werk van God,
handeld.b 8 Zij zijn haastig af- d 1Kon 12:28
en het schrift was het schrift
geweken van de weg die ik hun e Ex 34:9
van God, in de tafelen gegrift.c
geboden heb te gaan.c Zij heb- De 9:6 17 Toen nu Jozua _ het rumoer
Ne 9:16
ben zich een gegoten beeld Han 7:51 van het volk hoorde, omdat zij zo
van een kalf gemaakt en blijven
Heb 3:15 schreeuwden, zei hij tot Mozes: _
zich daarvoor neerbuigen en er
f De 9:14 „Er is strijdrumoer d in de leger-
slachtoffers aan brengen en zeg-
g Nu 14:12 plaats.” 18 Maar hij zei:
¨ h De 9:18 „Het is niet het geluid van ge-
gen: ’Dit is uw God, o Isra _ el, die u Ps 106:23
uit het land Egypte heeft opge- zang over een machtige
_ i De 9:19
voerd.’ ”d 9 Vervolgens zei Je- j Nu 14:13
krijgsverrichting,e
hovah tot Mozes:
_ „Ik heb naar dit k De 9:28
En het is niet het geluid van
volk gekeken, en zie, het is een gezang bij een nederlaag;
l Joz 7:26
hardnekkig volk.e 10 Laat mij Het is het geluid van ander
m De 32:36
nu dus begaan, opdat mijn toorn 2Sa 24:16 gezang dat ik hoor.”
tegen hen moge ontbranden en n Ge 22:16 19 Het geschiedde dan dat zo-
Heb 6:13
ik hen kan uitroeien,f en laat mij dra Mozes_ de legerplaats naderde
o Ge 22:17
u tot een grote natie maken.”g Ge 26:4
en hij het kalff en de reidansen
11 Toen vermurwde Mozes het
Ge 35:11 kon zien, zijn toorn ontbrand-
_
aangezicht van Jehovah, zijn
p Ro 9:7 de, en terstond wierp hij de tafe-
God,h en zei: „Waarom, o Jeho-
q Ge 13:15 len uit zijn handen en verbrijzel-
vah, zou uw toorni ontbranden
r Ps 106:45 de ze aan de voet van de berg.g
Ho 11:9
¨ 20 Daarop nam hij het kalf dat
tegen uw volk dat gij met grote Joe 2:13
zij hadden gemaakt en verbrand-
kracht en met een sterke hand
de het met vuur en vergruisde
uit het land Egypte
_ hebt geleid? 2e kolom
het totdat het fijn was,h waar-
12 Waarom zouden de Egyptena- a De 9:15
na hij het op de oppervlakte der
renj zeggen: ’Met een kwade be- b Ex 40:20
De 5:22 watereni ¨ strooide en de zonen
doeling heeft hij hen uitgeleid, van Isra el ervan liet drinken. j
c Ex 31:18 _ ¨
om hen te midden van de ber- 21 Daarna zei Mozes tot Aaron:
Ex 34:1 _ _
gen te doden en hen van de op- De 9:10
„Wat heeft dit volk u gedaan,
De 10:2
pervlakte van de aardbodem uit 2Kor 3:7
dat gij het met een grote zon-
te roeien’? k Keer u af van uw d Joz 6:5
de¨ beladen hebt?” 22 Hierop zei
Am 1:14
brandende toornl en gevoel spijtm Aaron:
_ „Laat de toorn van mijn
e Ex 15:1
over het kwaad tegen uw volk. heer niet ontbranden. Gij kent
f De 9:16
13 Denk ¨ aan uw knechten¨ Abra-
_ Ne 9:18 het volk zelf heel goed, dat het tot
ham, Isa
_ ak en Isra
_ el, aan wie gij Ps 106:19
het kwade geneigd is.k 23 Zij
n door- Han 7:41
bij uzelf gezworen hebt, dan zeiden tot mij: ’Maak ons een
g De 9:17
dat gij tot hen hebt gezegd: ’Ik god die voor ons uit zal gaan,l
h De 7:25
zal UW zaad vermenigvuldigen De 9:21 want wat deze Mozes _ betreft, de
als de sterren aan de hemel,o en 2Kon 23:6
man die ons uit het land Egypte _
heel dit land dat ik heb aange- i Ex 17:6
heeft opgevoerd, wij weten wer-
wezen, zal ik aan UW zaadp ge- j Sp 1:31
kelijk niet wat er met hem is ge-
ven, opdat zij het inderdaad tot k Ex 15:24
Ex 16:2 beurd.’ 24 Derhalve zei ik tot
onbepaalde tijd in bezit mogen Ex 17:2 hen: ’Wie heeft er goud? Zij moe-
De 9:7
nemen.’ ”q De 31:27 ten het van zich afrukken om
14 Toen gevoelde Jehovah spijt l Ex 32:1 het mij te geven.’ Toen wierp ik
over het kwaad dat hij gezegd De 4:15
Han 7:40
het in het vuur en dit kalf kwam
had zijn volk te zullen aandoen.r Han 17:29 eruit.”
EXODUS 32:25–33:10 Levi loyaal. Tent der samenkomst 122
25 Mozes_ dan zag dat het volk HFDST. 32 En Jehovah zei verder tot
teugelloos werd, omdat Aaron
het de vrije teugel had gelaten,a
¨
_ a 2Kr 28:19
b Ex 32:12
De 28:37
33 Mozes:
_ „Ga, trek op van
hier, gij en het volk dat gij uit
tot schande te midden van hun c Joz 24:15 het land Egypte _ hebt opgevoerd,a
2Kon 9:32
tegenstanders.b 26 Toen ging naar
2Kon 10:15
¨ het land dat ik Abraham, _
Mozes
_ in de poort van de leger- d Nu 25:5 Isa
_ ak en Jakob _ onder ede beloofd
De 13:8
plaats staan en zei: „Wie staat Za 13:3 heb, door te zeggen: ’Aan uw
aan Jehovah’s zijde? [Die kome] e De 33:9
Mal 2:4
zaad zal ik het geven.’b 2 En ik
tot mij!”c Hierop vergaderden alle f 2Kr 29:31 wil een engel¨ voor u uit zendenc
zonen van L evi _ zich tot hem. g Nu 25:11
en de Kanaanieten, de Amorie-
De 13:6
27 Nu zei hij tot hen: „Dit ¨ heeft Za 13:3 ten en de Hethieten en de Fere-
Jehovah, de God van Isra _ el, ge- h De 33:11
zieten, de Hevieten en de Jebu-
i 1Sa 2:17
zegd: ’Ieder van U plaatse zijn 1Sa 12:20 sieten verdrijven; d 3 naar een
zwaard aan zijn zijde. Gaat van j Nu 14:20
land vloeiende van melk en ho-
Nu 16:47
poort tot poort de legerplaats Nu 21:7 ning,e want ik zal niet in uw mid-
door en weer terug en doodt, De 9:18
den optrekken, omdat gij een
k Ex 20:23
ieder zijn broeder en ieder zijn l Nu 14:19 hardnekkig volk zijt,f opdat ik u
naaste en ieder zijn intieme ken- Jes 1:18
niet onderweg uitroei.”g
m De 9:14
nis.’ ”d 28 Toen deden de zonen Ro 9:3
4 Toen nu het volk dit kwa-
van Levi_ e zoals Mozes _ had ge- n Ps 69:28
Da 12:1 de woord hoorde, gingen zij rouw
zegd, zodat er op die dag van het Fil 4:3
bedrijven; h en niemand van hen
volk ongeveer drieduizend man Opb 3:5
Opb 17:8 deed zijn sieraden aan. 5 En
viel. 29 Vervolgens zei Mozes: _ o Jer 15:1
Jehovah vervolgde tot M¨ ozes: _
„Vult heden UW hand met macht Ez 18:4
f
p Ex 23:20 „Zeg tot de zonen van Isra _ el: ’G ´ ´ IJ
voor Jehovah, omdat ieder van Ex 33:2 i
zijt een hardnekkig volk. In een
U tegen zijn eigen zoon en zijn q Am 3:14
j
Ro 2:5 ogenblik zou ik in uw midden
eigen broeder is,g en opdat hij r Han 7:41
U heden een zegen moge schen-
kunnen optrekken en u stellig
kunnen uitroeien. Leg nu daar-
ken.”h 2e kolom om uw sieraden af, daar ik wil
30 Nu geschiedde het direct de weten wat ik met u zal doen.’ ”k
dag daarop dat Mozes _ voorts tot HFDST. 33 6 Toen¨ ontdeden de zonen van
het volk zei: „GIJ — GIJ hebt een
a Han 7:36 Isra
_ el zich van hun sieraden, van
grote zonde bedreven,i en nu zal b Ge 12:7 l af.
de berg Horeb _
ik tot Jehovah opklimmen. Mis- Ge 15:6

schien kan ik UW zonde goed-


Ge 26:3 7 Wat Mozes _ betreft, hij nam
Heb 11:9
maken.”j 31 Mozes _ keerde dus c Ex 23:20 nu zijn tent weg en hij sloeg die
terug tot Jehovah en zei: „Ach,
Ex 32:34
d De 7:1
buiten de legerplaats op, ver van
dit volk heeft een grote zonde De 7:22 de legerplaats vandaan; en hij
Joz 24:11
bedreven, doordat zij zich een e Ex 3:8
noemde ze een tent der samen-
god van goud hebben gemaakt! k De 8:7 komst. En het gebeurde dat ieder-
Joz 5:6
32 Maar nu, indien gij hun zonde Jer 11:5
een die Jehovah wilde raadple-
zult vergevenl — en zo niet, wis f Ex 32:9 gen,m uitging naar de tent der
De 9:6
mij dan alstublieft uitm uw boekn Han 7:51 samenkomst, die buiten de leger-
dat gij hebt geschreven.” 33 Je- g Ex 32:10 plaats was. 8 En het gebeurde
Nu 16:21
hovah zei echter tot Mozes: _ „Wie h Nu 14:39 dat zodra Mozes _ dan uitging naar
tegen mij gezondigd heeft, die Ho 7:14 de tent, al het volk opstond,n en
i Ex 34:9
zal ik uit mijn boek wissen.o Ps 78:8 zij gingen ieder aan de ingang
34 En nu, kom, leid het volk naar Ps 106:25
j Nu 16:45
van hun eigen tent staan, en zij
de plaats waarvan ik tot u ge- Ps 73:19 staarden Mozes _ na totdat hij de
sproken heb. Zie! Mijn engel zal k Ge 18:21
De 8:2
tent was binnengegaan. 9 Ook
voor u uit gaan,p en op de dag Ps 139:23 gebeurde het dat zodra Mozes _
l De 9:8
waarop ik straf breng, zal ik stel- m Ex 18:26
dan de tent was binnengegaan,
o neerdaalde, en ze
lig straf over hen brengen voor Nu 27:5 de wolkkolom
n Le 19:32
hun zonde.”q 35 Voorts bracht o Ex 13:21
bleef staan aan de ingang van
Jehovah een plaag over het volk Ps 99:7 de tent en hij sprakp met Mozes. _
p Nu 11:17
omdat zij het¨ kalf hadden ge- Nu 12:5
10 En het gehele volk zag de
maakt, dat Aaron_ had gemaakt.r q Ex 40:35 wolkkolom q aan de ingang van
123 Mozes ziet Jehovah’s heerlijkheid EXODUS 33:11–34:7
de tent staan, en het gehele volk HFDST. 33 kunt mijn aangezicht niet zien,
stond op en boog zich neer, ie- a Ex 4:31 want geen mens kan mij zien en
b Ge 32:30
der aan de ingang van zijn eigen Ex 33:23 nochtans leven.”a
tent.a 11 En Jehovah sprak tot Nu 12:8 21 En Jehovah zei verder: „Zie,
De 34:10
Mozes
_ van aangezicht tot aange- Jo 1:18 bij mij is een plaats, en gij moet
zicht,b net zoals een man tot zijn Jo 6:46
Han 7:38
op de rots gaan staan. 22 En
naaste zou spreken. Wanneer hij c Ex 17:9 het moet geschieden dat terwijl
terugkeerde naar de legerplaats, Ex 24:13 mijn heerlijkheid voorbijgaat, ik
d Nu 11:28
dan week zijn dienaar c Jozua,
_ de De 1:38 u in een rotsholte moet plaatsen,
zoon van Nun,d als bediende, niet Joz 1:1 en ik moet mijn handpalm als
e Ge 18:19
uit het midden van de tent. Ps 1:6 een scherm over u houden, totdat
12 Nu zei Mozes_ tot Jehovah: 2Ti 2:19 ik ben voorbijgegaan. 23 Daar-
f Ex 34:9
„Zie, gij zegt tot mij: ’Doe dit volk g Ps 25:4
na moet ik mijn handpalm weg-
optrekken’, maar gijzelf hebt mij Ps 27:11 nemen, en gij zult mij inderdaad
Ps 86:11
niet laten weten wie gij met mij Ps 119:33 van achteren zien. Maar mijn
zult zenden. Bovendien hebt gij- Jes 30:21 aangezicht kan niet gezien wor-
h De 9:26
zelf gezegd: ’Voorwaar, ik ken u Ps 33:12
den.”b
bij name e en ook hebt gij gunst i Ex 13:21
Toen zei Jehovah tot Mo-_
gevonden in mijn ogen.’ 13 Nu
dan, alstublieft, indien ik gunst
Ex 40:34
Joz 1:5
Jes 63:9
34 zes: „Houw u twee stenen
tafelen uit, gelijk de eerste, en c
j Joz 21:44
gevonden heb in uw ogen,f maak Joz 23:1 ik moet op de tafelen de woor-
mij dan alstublieft uw wegen be- Jer 6:16
den schrijven die op de eerste
k Nu 14:14
kend,g dat ik u mag kennen, opdat l De 4:34 tafelend voorkwamen, welke gij
ik gunst moge vinden in uw ogen. 2Sa 7:23
hebt verbrijzeld.e 2 En zorg dat
Ps 147:20
En bedenk dat deze natie uw m Jak 5:16 gij tegen de morgen gereed zijt,
volk is.”h 14 Derhalve zei hij: 1Jo 5:14 want gij moet in de morgen de
n Ex 16:10 ¨
„Ik zal in eigen persoon meegaani Ex 24:17 berg S _inaı beklimmen en u daar
en ik zal u stellig rust geven.”j o Lu 2:9 op de top van de berg bij mij stel-
Han 7:38
15 Hierop zei hij tot hem: „Indien Han 7:53 len.f 3 Maar niemand mag met
gij in eigen persoon niet meegaat, p Ex 3:13 u opklimmen en laat er ook nie-
Ex 6:3
doe ons dan niet van hier optrek- Ex 34:6 mand anders op heel de berg wor-
ken. 16 En waaraan nu zal men q Ro 9:15 den gezien.g Tevens dient´ ´ noch
Ro 9:18
weten dat ik gunst gevonden heb kleinvee noch rundvee voor die
in uw ogen, ik en uw volk? Is het berg te weiden.”h
niet doordat gij met ons meegaat,k 2e kolom 4 Bijgevolg hieuw Mozes_ twee
doordat ik en uw volk van elk an- a De 5:24 stenen tafelen uit, gelijk de eer-
Jo 4:24
der volk dat op de oppervlakte b Ex 33:20 ste, en stond ’s morgens ¨ vroeg
van de aardbodem is, onderschei- Jo 1:18 op en beklom de berg S _inaı, juist
den zijn?”l zoals Jehovah hem geboden had,
17 Vervolgens zei Jehovah tot HFDST. 34 en hij nam de twee stenen tafe-
Mozes:
_ „Ook deze zaak waarover c De 10:1 len in zijn hand. 5 Toen daalde
gij gesproken hebt, zal ik doen,m d De 9:10 Jehovah neer i in de wolk en stel-
2Kor 3:3
omdat gij gunst gevonden hebt e Ex 32:19
de zich daar bij hem en riep de
in mijn ogen en ik u bij name De 9:17 naam van Jehovah uit.j 6 Nu
ken.” 18 Hierop zei hij: „Laat f Ex 19:20
Ex 24:12
ging Jehovah aan zijn aange-
mij alstublieft uw heerlijkheid g Ex 19:12 zicht voorbij en riep: „Jehovah,
zien.”n 19 Maar hij zei: „Ikzelf h Ex 19:13 Jehovah, een God barmhartig k
Heb 12:20
zal al mijn goedheid aan uw aan- i Han 7:38
en goedgunstig,l langzaam tot
gezicht laten voorbijgaan,o en ik Han 7:53 toorn m en overvloedig in lief-
j Ex 6:3
wil de naam van Jehovah ten Ex 33:19
derijke goedheidn en waarheid,o
aanhoren van u uitroepen; p en k 2Kr 30:9 7 die liefderijke goedheid be-
ik wil gunst bewijzen aan wie
Ne 9:17
¨
Joe 2:13
waart voor duizenden,p die dwa-
ik gunst zal bewijzen, en ik wil Lu 6:36 ling en overtreding en zonde
Heb 8:12
barmhartigheid betonen aan wie l Ex 22:27
m Nu 14:18; Na 1:3; Ro 9:22; 2Pe 3:9; n Jer 31:3;
ik barmhartigheid zal betonen.”q Ne 9:31
Ps 86:15 Klg 3:22; Mi 7:18; o Ps 31:5; Ro 2:2; p Jer 32:18;
20 En hij voegde eraan toe: „Gij Jon 4:2 Da 9:4.
EXODUS 34:8-24 Verbondsbepalingen herhaald 124
vergeeft,a maar hij zal geenszins HFDST. 34 16 Dan zult gij sommigen van
vrijstelling van straf geven,b daar a Ps 103:12 hun dochters voor uw zonen moe-
Jes 55:7
hij straf voor de dwaling van va- Ef 4:32 ten nemen,a en hun dochters zul-
ders brengt over zonen en over 1Jo 1:9
b De 32:35
len vast en zeker immorele ge-
kleinzonen, over het derde ge- Joz 24:19 meenschap met hun goden hebben
Ro 2:5
slacht en over het vierde ge- 2Pe 2:4
en maken dat uw zonen immore-
slacht.”c Ju 15 le gemeenschap met hun goden
c Ex 20:5
8 Terstond boog Mozes _ zich Nu 14:18
hebben.b
haastig diep ter aarde en wierp De 30:19 17 Gij moogt u geen gegoten
1Sa 15:2
zich neer. d 9 Toen zei hij: „In- d De 9:18 afgoden maken.c
dien ik nu gunst gevonden heb e Ex 33:14
f Ex 32:9
18 Het feest der ongezuurde
in uw ogen, o Jehovah, laat Je- Ex 33:3 broden dient gij te houden.d Ze-
hovah dan alstublieft in ons mid- g Nu 14:19
h Ps 33:12
ven dagen zult gij ongezuurde
den meetrekken,e want het is een Ps 94:14 broden eten, juist zoals ik u ge-
hardnekkig volk,f en gij moet onze i 1Sa 12:16
2Sa 7:23
boden heb, op de bestemde tijd
e want in de
dwaling en onze zonde vergeven,g 1Kr 17:21 in de maand Abib, _
Ps 147:20
en gij moet ons als uw eigendom j Ex 33:16
maand Abib_ zijt gij uit Egypte
_
aannemen.”h 10 Waarop hij zei: De 10:21 getrokken.
Jes 64:3
„Zie, ik sluit een verbond: Ten k Ex 19:5 19 Al wat het eerst de moeder-
aanschouwen van heel uw volk De 12:28 schoot opent, is van mij,f en, wat
l Ge 15:18
zal ik wonderbare dingen doen, Ex 3:8 al uw vee betreft, de mannelijke
die nog nooit op¨ de ganse aarde of Ex 33:2
De 7:1
eersteling van de stier en van
onder alle natien zijn gewrocht; i m Ex 23:32 het schaap.g 20 En de eerste-
en heel het volk in welks midden De 7:2
Re 2:2
ling van een ezel dient gij los te
gij zijt, zal inderdaad het werk n Ex 23:33 kopen met een schaap.h Maar in-
van Jehovah zien, want het is Joz 23:13
o Ex 23:24
dien gij hem niet zult loskopen,
iets vrees inboezemends wat ik De 12:3 dan moet gij hem de nek breken.
Re 6:25
met u doe.j 2Kon 18:4
Iedere eerstgeborene van uw zo-
11 Wat u aangaat, onderhoud p Ex 20:3 nen dient gij los te kopen.i En
1Kor 10:14
wat ik u heden gebied.k Zie, ik 1Jo 5:21
zij mogen niet met lege handen
verdrijf de Amorieten en de Ka- q Joz 24:19 voor mij verschijnen.j
¨ Ez 39:25
21 Zes dagen dient gij te arbei-
naanieten en de Hethieten en de 1Kor 10:22

Ferezieten en de Hevieten en de r Le 17:7


De 31:16
den, maar op de zevende dag zult
Jebusieten van voor uw aange- Re 2:17 gij sabbat houden.k In de ploeg-
zicht.l 12 Wacht u ervoor, een
Re 8:33
Jer 3:9
tijd en in de oogst zult gij sabbat
verbond te sluiten met de bewo- Ez 6:9 houden.l
s Nu 25:2
ners van het land waarheen gij 1Kor 10:20 22 En gij zult uw wekenfeest
gaat,m opdat het geen strik in uw t Ps 106:28 vieren met de eerste rijpe vruch-
Ez 18:6
midden moge blijken.n 13 Maar 2Kor 6:14 ten van de tarweoogst,m en het
hun altaren dient gijlieden af Opb 2:20 feest der inzameling bij de jaar-
te breken, en hun heilige zui- wisseling.n
len dient GIJ te verbrijzelen, en 2e kolom 23 Driemaal in het jaar dient
hun heilige palen dient GIJ om a Ezr 9:2 al wat mannelijk onder u is, voor
te hakken.o 14 Want gij moogt b Nu 25:2
De 7:4
het aangezicht van de [ware]
u niet neerwerpen voor een an- 1Kon 11:2 Heer,
¨ Jehovah, de God van Is- _
Ne 13:26 o
dere god,p want Jehovah, wiens c Ex 32:8
rael, te verschijnen.
¨ 24 Want
naam Jaloers is, hij is een ja- Le 19:4 ik zal de natien van voor uw aan-
d Le 23:6
loerse God; q 15 opdat gij geen 1Kor 5:8
gezicht verdrijvenp en ik wil uw
verbond sluit met de bewoners e Ex 23:15 gebied uitgestrekt maken; q en
f Ex 13:2
van het land, daar zij stellig Lu 2:23
niemand zal uw land begeren
immorele gemeenschap met hun g Ex 22:30 terwijl gij driemaal in het jaar op-
h Ex 13:13
goden zullen hebbenr en slacht- i Ex 13:15
trekt om het aangezicht van Je-
offers aan hun goden zullen bren- Nu 18:15 hovah, uw God, te zien.r
Nu 18:16
gen,s en iemand u vast en zeker j De 16:16
l Jer 17:22; m Ex 23:16; n Le 23:34; o De 16:16;
zal uitnodigen en gij stellig wat k De 5:12
Mt 12:8 p Ex 34:11; Joz 24:8; q De 12:20; Ps 78:55; r Ge
van zijn slachtoffer zult eten.t Lu 13:14 35:5; Sp 16:7.
125 Gezicht straalt. Giften voor tabernakel EXODUS 34:25–35:14
25 Gij moogt het bloed van HFDST. 34 werd. a
35 En de zonen van Is- _
¨
mijn slachtoffer niet samen met a Ex 23:18 rael zagen Mozes’
_ aangezicht, dat
b Ex 12:10
iets gezuurds slachten.a En het Nu 9:12
de huid van Mozes’_ aangezicht
slachtoffer van het paschafeest c Nu 18:12 stralen uitzond; b en Mozes
_ deed
Ro 8:23
dient niet de nacht over te blij- 1Kor 15:23
de sluier weer over zijn aange-
ven tot de morgen.b Jak 1:18 zicht, totdat hij naar binnen ging
Opb 14:4
26 Het beste van de eerste rijpe d De 26:2
om met hem te spreken.c
vruchtenc van uw bodem dient Ne 10:35
Later riep Mozes
_ de gehe-
gij naar het huis van Jehovah, uw
God, te brengen.d
Sp 3:9
Ez 44:30
e Ex 23:19
35 le ¨ vergadering der zonen
van Isra
_ el bijeen en zei tot hen:
De 14:21
Gij moogt een bokje niet in de f Ex 24:4 „Dit zijn de woorden die Jehovah
melk van zijn moeder koken.”e De 31:9 geboden heeft, om ze te doen: d
De 31:11
27 Voorts zei Jehovah tot Mo- _ g Ex 24:8 2 Zes dagen mag er werk ver-
zes: „Schrijf u deze woorden op,f De 4:13 richt worden,e maar de zeven-
h De 9:18
want in overeenstemming met Mt 4:2
de dag zal voor U tot iets heiligs
deze woorden sluit ik waarlijk ¨ i Ex 31:18 worden, een sabbat van volko-
een verbond met u en Isra _ el.”g De 10:2
2Kor 3:6
men rust voor Jehovah. Iedereen
28 En hij bleef daar bij Jehovah j Ex 32:15 die daarop werk verricht, zal ter
veertig dagen en veertig nach- 2Kor 3:3 dood worden gebracht.f 3 GIJ
Heb 9:4
ten. Hij at geen brood en hij k Mt 17:2 moogt in geen van UW woon-
dronk geen water.h Toen schreef l 2Kor 3:7 plaatsen vuur ontsteken op de
hij op de tafelen de woorden van m Ex 24:3 sabbatdag.”
De 1:3
het verbond, de Tien Woorden.i n 2Kor 3:13 4 En Mozes_ zei verder tot de
29 Nu geschiedde het ¨ toen Mo- _ o 2Kor 3:16 gehele vergadering van de zonen
¨
zes van de berg S _inaı afdaalde, van Isra
_ el: „Dit is het woord dat
dat de twee tafelen der Getuige- 2e kolom Jehovah heeft geboden, door te
nis in de hand van Mozes _ waren a De 27:10
zeggen: 5 ’Zamelt uit UW mid-
toen hij van de berg afdaalde,j en b 2Kor 3:7 den een bijdrage voor Jehovah
Mozes
_ wist niet dat de huid van c 2Kor 3:13 in.g Iedereen met een gewillig
zijn aangezicht stralen uitzond, harth brenge haar als een bijdra-
omdat hij met hem ¨ gesproken HFDST. 35 ge voor Jehovah, namelijk goud
had.k 30 Toen nu ¨ Aaron _ en alle d Ex 34:32 en zilver en koper i 6 en blauw
zonen van Isra
_ el Mozes _ zagen, Ro 2:13 draad en roodpurpergeverfde wol
Jak 1:22
wel, zie! de huid van zijn aange- e Ex 20:9
en karmozijnen stof en fijn lin-
zicht zond stralen uit en zij wer- Ex 31:15 nen en geitenhaar j 7 en rood-
Le 23:3
den bevreesd hem te naderen.l De 5:13 geverfde ramsvellen en robben-
31 Toen riep M vellen en acaciahout 8 en olie
¨ ozes
_ hen. Der- Lu 13:14
f Ex 31:14
halve keerden Aaron _ en alle over- Nu 15:32
voor het licht en balsemolie voor
sten onder de vergadering tot Nu 15:35 de zalfolie en voor het welrie-
hem terug, en Mozes _ ging hen g Ex 35:29 kend reukwerkk 9 en onyxste-
h 2Kor 8:12
toespreken. 32 Eerst daarna 2Kor 9:7 nen en zetstenen voor de efodl en
¨
naderden alle zonen van Isra _ el i Ex 25:3 voor het borststuk.m
tot hem en hij gebood hun ver- j Ex 25:4
Ex 26:7
10 En laten alle wijzen van
volgens alles¨ wat Jehovah op Ex 36:8 hartn onder U komen en alles
de berg S _inaı met hem bespro- k Ex 25:6
Ps 141:2
vervaardigen wat Jehovah gebo-
ken had.m 33 Wanneer Mozes _¨ Opb 5:8 den heeft, 11 namelijk de ta-
dan zijn toespraak tot hen beein- l Ex 28:9 bernakel met zijn tent en zijn
Ex 39:14
digd had, placht hij een sluier m Ex 28:15
bedekking, zijn haken en zijn pa-
over zijn aangezicht te doen.n n Ex 31:6 neellijsten, zijn stangen, zijn zui-
34 Maar telkens wanneer Mozes _ Ex 36:1 len en zijn voetstukken met in-
o Ex 25:10
voor het aangezicht van Jehovah p Ex 25:13
zinking; 12 de Arko en haar
kwam om met hem te spreken, q Ex 25:17 draagbomen,p het dekselq en het
nam hij de sluier weg, totdat hij r Ex 26:31 afschermingsgordijn; r 13 de
naar buiten ging.o En hij ging s Ex 25:23 tafels en haar draagbomen en
t Ex 25:30
naar buiten en sprak tot de zo- al haar gerei en het toonbrood; t
¨ Le 24:5
nen van Isra
_ el wat hem geboden u Ex 25:31 14 en de lampenstandaardu voor
¨
EXODUS 35:15–36:1 Sieraden geschonken. Bezaleel en Oholiab 126
de verlichting en zijn gerei en HFDST. 35 25 En alle vrouwen die wijs van
zijn lampen en de olie a voor de a Ex 27:20 hart waren,a sponnen met hun
verlichting; 15 en het reukal- b Ex 30:1
handen, en aanhoudend brach-
taar b en zijn draagbomen; en de Ex 37:25 ten zij als garen het blauwe draad
Ex 40:5
zalfolie en het welriekend reuk- Ps 141:2
en de roodpurpergeverfde wol, de
werk; c en de afscherming van de Opb 5:8 karmozijnen stof en het fijne lin-
ingang, voor de ingang van de ta- nen. 26 En alle vrouwen wier
c Ex 30:34
bernakel; 16 het brandoffer- hart hen drong met wijsheid,
altaar d en het erbij behorende d Ex 27:1 sponnen het geitenhaar.
koperen traliewerk, zijn draag- 27 En de oversten brachten
e Ex 30:18
bomen en al zijn gerei; het bek- Ex 38:8 onyxstenen en zetstenen voor de
kene en ¨ zijn onderstel; 17 de efod en het borststuk,b 28 en
draperieen van het voorhof,f zijn f Ex 27:9 de balsemolie en de olie voor de
zuilen en zijn voetstukken met g Ex 27:19
verlichting en voor de zalfolie en
inzinking; en de afscherming van voor het welriekend reukwerk.c
de poort van het voorhof; 18 de h Ex 31:10 29 Iedere man en vrouw die er
Ex 39:41
tentpinnen van de tabernakel door zijn of haar hart toe werd
en de tentpinnen van het voor- i Ex 39:1 aangedreven iets te brengen voor
hof en hun koorden; g 19 de kle- al het werk dat Jehovah door
derenh van een speciaal weefsel j Ex 25:2
Ex 36:2
bemiddeling van Mozes _ geboden
voor het verrichten van de dienst 2Kor 8:12 had te vervaardigen, ¨ bracht het;
2Kor 9:7
in het heiligdom, de heilige kle- de zonen van Isra _ el brachten een
¨
dereni voor de priester Aaron_ en k Ex 38:24 vrijwillige gave voor Jehovah.d
de klederen van zijn zonen om 30 Toen ¨ zei Mozes
_ tot de zonen
als priesters te dienen.’ ” l Ex 25:4 van Isra
¨_ e el: „Zie, Jehovah heeft Be-
20 Bijgevolg ging de gehele zale
_ el, de zoon van Uri,
_ de zoon
¨ van Hur, van de stam Juda, _ bij
vergadering der zonen van Isra _ el 2e kolom
van voor het aangezicht van Mo- _ a Ex 28:3 name geroepen. 31 Voorts heeft
Ex 31:6
zes heen. 21 Toen kwamen zij, Ex 36:8
hij hem vervuld met de geest van
een ieder wiens hart hem ertoe God inzake wijsheid, verstand en
drong,j en zij brachten, een ieder b Ex 28:15 kennis en allerlei kunstvaardig-
Ex 28:29
wiens geest hem ertoe aandreef, Ex 28:30 heid 32 en om ontwerpen te ma-
Jehovah’s bijdrage voor het werk Ex 39:15 ken, om te werken in goud en zil-
Ex 39:21
aan de tent der samenkomst en ver en koper,f 33 en inzake het
voor haar gehele dienst en voor c Ex 30:23 bewerken van stenen, om die te
Ex 30:34
de heilige klederen. 22 En zij zetten, en inzake het bewerken
bleven komen, de mannen met d Ex 36:5 van hout, om allerlei kunstige
de vrouwen, iedereen die gewil- Ezr 2:68 producten te maken.g 34 En hij
2Kor 9:7
lig van hart was. Zij brachten heeft hem in het hart gelegd dat
broches en oorringen en ringen e Ex 31:2 hij zou onderwijzen, hij en Oho- _
en vrouwensieraden, allerlei gou- liab,h de zoon van Ahis amach, _
f Ex 31:4
den voorwerpen, dat wil zeg- van de stam Dan. 35 Hij heeft
gen iedereen die het beweegoffer g Ex 31:5 hen met wijsheid van hart ver-
van goud aan Jehovah aanbood.k vuldi om al het werk te doen van
23 En allen in wier bezit zich
h Ex 31:6 een kunsthandwerker en een bor-
Ex 36:1
blauw draad bevond en rood- duurder j en van een maker van
purpergeverfde wol en karmozij- i Ex 31:3 veelkleurig weefwerk in blauw
nen stof en fijn linnen en geiten- draad en roodpurpergeverfde wol,
j Ex 26:1
haar en roodgeverfde ramsvellen in karmozijnen stof en fijn lin-
nen, en van een wever, mannen
en robbenvellen, brachten het.l
24 Allen die de bijdrage van zil-
HFDST. 36 die allerlei werk doen en ontwer-
ver en koper bijdroegen, brach- k Ex 31:6 pen maken.
¨
ten de bijdrage voor Jehovah, en En Bezale _ el moet werken,
allen bij wie acaciahout werd ge-
vonden voor al het werk van de
l 1Kon 4:29
Sp 2:6
2Pe 3:15
36 evenals Oholiab _
man die wijs van hart is, aan wie
k en iedere

dienst, brachten dat. m Job 32:8 Jehovah wijsheid en verstandm


l
127 Tentkleden en paneellijsten gemaakt EXODUS 36:2-23
met betrekking tot deze dingen HFDST. 36 aan de rand van het ene tent-
gegeven heeft, zodat hij weet hoe a Ex 25:9 kleed bij het eind dat samenge-
Ex 39:1
al het werk van de heilige dienst voegd moest worden. Hij deed
gedaan moet worden naar alles hetzelfde aan de rand van het
wat Jehovah geboden heeft.”a b Ex 28:3
buitenste tentkleed bij de an-
¨ Ex 31:6
2 Nu riep Mozes _ Bezale
_ el en Ex 35:10 dere plaats van samenvoeging.a
Oholiab
_ en iedere man die wijs 12 Hij maakte vijftig lussen aan
van hart was, in wiens hart Je- c Ex 35:21 het ene tentkleed, en hij maak-
hovah wijsheid had gelegd,b een Ex 35:26
te vijftig lussen aan het uiteinde
ieder wiens hart hem ertoe drong van het tentkleed dat bij de ande-
het werk aan te pakken ten ein- d Ex 35:5 re plaats van samenvoeging was,
c Sp 3:9
de het te doen. ´ ´ 3 Voorts na- 2Kor 9:7 zodat de lussen tegenover elkaar
men zij van voor Mozes _ de gehe- zaten.b 13 Ten slotte maakte
d
le bijdrage
¨ mee die de zonen van hij vijftig gouden haken en voeg-
e Ex 31:6
Isra
_ el hadden gebracht voor het de de tentkleden door middel
werk van de heilige dienst, om van de haken aan elkaar, zodat
dit te verrichten, en wat de laatst- f Ex 25:9 ´ ´
Ex 39:32
het een tabernakel werd.c
genoemden betreft, zij brach- Heb 9:9 14 Daarna maakte hij tentkle-
ten hem nog steeds elke morgen den van geitenhaar voor de tent
een vrijwillige gave. g Ex 26:3 over de tabernakel. Elf tentkle-
4 Toen kwamen alle wijzen, die den maakte hij.d 15 De lengte
al het heilige werk deden, de een van elk tentkleed was dertig el,
2e kolom
na de ander van het werk waar- en de breedte van elk tentkleed
mee zij bezig waren 5 en zei- a Ex 26:4 ´ ´
vier el. Er was een maat voor de
den tot Mozes:
_ „Het volk brengt elf tentkleden.e 16 Toen voegde
veel meer dan nodig is ten dien- b Ex 26:5
hij vijf tentkleden afzonderlijk
ste van het werk dat Jehovah ge- aan elkaar en de zes andere tent-
boden heeft te doen.” 6 Daar- c Ex 26:6 kleden afzonderlijk.f 17 Vervol-
om gebood Mozes _ dat men een Heb 8:5
Heb 9:9 gens maakte hij vijftig lussen
aankondiging door het kamp aan de rand van het buitenste
moest laten gaan, luidend: „Man- tentkleed bij de plaats van sa-
d Ex 25:4
nen en vrouwen, vervaardigt Ex 26:7 menvoeging, en hij maakte vijf-
geen materiaal meer voor de hei-
tig lussen aan de rand van het
lige bijdrage.” Zo werd het volk
e Ex 26:8 andere tentkleed dat erop aan-
ervan afgehouden het te bren-
sloot.g 18 Daarna maakte hij
gen. 7 En het materiaal bleek
vijftig koperen haken om de ´ ´ tent
genoeg te zijn voor al het werk f Ex 26:9
samen te voegen, zodat ze een ge-
dat gedaan moest worden, ja,
meer dan genoeg. heel werd.h
g Ex 26:10
8 En alle wijzen van harte on- 19 Vervolgens maakte hij een
der hen die het werk deden, gin- dekkleed voor de tent van rood-
gen de tabernakelf maken, de
h Ex 26:11 geverfde ramsvellen en een dek-
tien tentkleden van getwijnd fijn kleed van robbenvelleni daarover-
linnen en blauw draad en rood- i Ex 25:5 heen.j
purpergeverfde wol en karmozij- 20 Toen maakte hij de pa-
nen stof; met cherubs, borduur- j Ex 26:14 neellijsten voor de tabernakel
derswerk, maakte hij ze. 9 De van acaciahout,k rechtopstaand.
lengte van elk tentkleed was k Ex 25:10
21 Tien el was de lengte van een
achtentwintig el, en de breed- Ex 25:23 paneellijst, en anderhalve el de
Ex 26:15
te van´ ´ elk tentkleed vier el. Er Ex 27:1
breedte van elke paneellijst.l
was e en maat voor alle tent- Ex 30:5 22 Elke paneellijst had twee tap-
Ex 36:36
kleden. 10 Toen voegde hij vijf pen, die met elkaar verbonden
tentkleden aan elkaar,g en de waren. Zo deed hij met alle pa-
vijf andere tentkleden voegde hij l Ex 26:16 neellijsten van de tabernakel.m
aan elkaar. 11 Daarna maak- 23 Hij maakte dus de paneellijs-
te hij lussen van blauw draad m Ex 26:17 ten voor de tabernakel, twintig
EXODUS 36:24–37:8 Gordijn, Ark, verzoendeksel 128
paneellijsten voor de kant die HFDST. 36 stangen, en voorts bekleedde hij
naar de Negeb,
_ naar het zuiden, a Ex 26:18 de stangen met goud.a
gekeerd was.a 24 En hij maakte 35 Verder maakte hij een gor-
b Ex 26:19
veertig zilveren voetstukken met dijnb van blauw draad en rood-
inzinking voor onder de twintig c Ex 26:20 purpergeverfde wol en karmozij-
paneellijsten, twee voetstukken nen stof en getwijnd fijn linnen.
met inzinking onder de ene pa- d Ex 26:21 Met borduurderswerk maakte
neellijst met haar twee tappen en hij het met cherubs.c 36 Toen
e Ex 26:22
twee voetstukken met inzinking maakte hij daarvoor vier zuilen
onder de andere paneellijst met f Ex 26:23
van acacia[hout] en bekleedde
haar twee tappen.b 25 En voor ze met goud, terwijl [ook] hun
de andere zijde van de tabernakel, g Ex 26:24 pinnen van goud waren, en goot
de noordkant, maakte hij twintig er vier zilveren voetstukken met
paneellijstenc 26 en hun veer- h Ex 26:25 inzinking voor.d 37 En daar-
tig zilveren voetstukken met in- na maakte hij een afscherming
i Ex 26:26
zinking, twee voetstukken met voor de ingang van de tent van
inzinking onder de ene paneellijst j Ex 26:27 blauw draad en roodpurperge-
en twee voetstukken met inzin- verfde wol en karmozijnen stof
king onder de andere paneellijst.d k Ex 26:28 en getwijnd fijn linnen, veelkleu-
27 En voor de achtergedeelten rig weverswerk,e 38 en zijn vijf
van de tabernakel, naar het wes- 2e kolom zuilen en hun pinnen. En hij be-
ten, maakte hij zes paneellijs- a Ex 26:29 kleedde hun toppen en hun ver-
ten.e 28 En hij maakte twee pa- bindingsstukken met goud, maar
neellijsten als hoekstijlen van de b Ex 26:31 hun vijf voetstukken met inzin-
Ex 40:21
tabernakel aan zijn beide ach- Heb 10:20 king waren van koper.f
tergedeelten.f 29 En ze bleken ¨
Nu maakte Bezale _ elg de
volkomen gelijk te zijn aan de
onderkant en te zamen werden
c Ge 3:24

d Ex 26:32
37 Arkh van acaciahout. Twee
en een halve el was haar leng-
ze tweelingen tot aan de boven- te, en anderhalve el haar breed-
kant van elk bij de eerste ring. e Ex 26:36 te, en anderhalve el haar hoog-
Zo deed hij met die beide, met te.i 2 Toen bekleedde hij haar
de twee hoekstijlen.g 30 Het f Ex 26:37
van binnen en van buiten met
aantal paneellijsten bedroeg dus
zuiver goud en maakte er een
acht en hun zilveren voetstuk- HFDST. 37 gouden rand omheen.j 3 Daar-
ken met inzinking zestien, twee g Ex 31:2 na goot hij er vier gouden ringen
Ex 38:22
voetstukken met inzinking naast voor, [en wel] voor boven haar
twee voetstukken met inzinking h Ex 40:3 vier poten, twee ringen namelijk
onder elke paneellijst.h Nu 10:33 aan haar ene kant en twee ringen
31 Vervolgens maakte hij stan- aan haar andere kant.k 4 Ver-
i Ex 25:10
gen van acaciahout, vijf voor volgens maakte hij draagbomen
de paneellijsten van de ene zijde j Ex 25:11 van acaciahout en bekleedde ze
van de tabernakeli 32 en vijf Heb 9:4 met goud.l 5 Toen stak hij de
stangen voor de paneellijsten draagbomen door de ringen aan
k Ex 25:12
van de andere zijde van de ta- weerskanten van de Ark, om de
bernakel en vijf stangen voor l Ex 25:13 Ark te dragen.m
de paneellijsten van de taberna- 2Kr 5:9
6 Daarna maakte hij het dek-
kel voor de twee achtergedeel- seln van zuiver goud. Twee en
m Ex 25:14
ten, naar het westen.j 33 Toen Joz 3:8 een halve el was de lengte ervan,
maakte hij de middelste stang zo, en anderhalve el de breedte er-
dat die in het midden van de pa- n Le 16:2
Le 16:14
van.o 7 Verder maakte hij twee
neellijsten van het ene einde tot 1Kr 28:11 cherubs van goud. Van gedre-
het andere doorliep.k 34 En hij ven werk maakte hij ze aan de
o Ex 25:17
bekleedde de paneellijsten met beide´ uiteinden van het deksel.p
goud, en hij maakte hun ringen p Ex 25:18
8 Een cherub was aan het uitein-
van goud als houders voor de Ex 40:20 de aan gene zijde en de andere
129 Tafel, lampenstandaard, altaren EXODUS 37:9–38:3
cherub aan het uiteinde aan deze HFDST. 37 het andere stel armen, met afwis-
zijde. Hij maakte de cherubs op a Ex 25:19 selend knoppen en bloesems. Zo
het deksel aan de beide uitein- b Ge 3:24 was het voor de zes armen die uit
den ervan.a 9 En het werden Ex 25:20
Heb 9:5
de lampenstandaard kwamen.a
cherubs die twee vleugels naar 20 En aan de lampenstandaard za-
c 1Sa 4:4
boven uitgespreid hielden, met Ps 80:1 ten vier kelken in de vorm van
hun vleugels het deksel beschut- d Ex 35:13
amandelbloesems, met afwisse-
tend,b en hun gezichten waren Ex 40:4 lend zijn knoppen en zijn bloe-
naar elkaar toe gekeerd. De ge- e Ex 25:23
sems.b 21 En de knop onder
zichten van de cherubs bleken twee armen kwam uit hem voort,
f Ex 25:24
naar het deksel gekeerd te zijn.c en de knop onder twee andere ar-
10 Voorts maakte hij de tafel
g Ex 25:25 men kwam uit hem voort, en de
van acaciahout.d Twee el was h Ex 25:26 knop onder nog twee armen kwam
haar lengte, en een el haar breed- i Ex 25:27
uit hem voort, voor de zes armen
die uit de lampenstandaard kwa-
te, en anderhalve el haar hoog- j Ex 25:28
men.c 22 Hun knoppen en hun
te.e 11 Daarna bekleedde hij k Ex 25:29 armen kwamen´ ´ uit hem voort.
haar met zuiver goud en maak- Jer 52:19
Het geheel was een stuk gedreven
te er een gouden rand omheen.f l Ex 40:24
werk, van zuiver goud.d 23 Toen
12 Vervolgens maakte hij er een Le 24:4
2Kr 13:11 maakte hij zijn zeven lampen
lijst van een handbreedte om- en zijn snuiters en zijn vuurpot-
m Ex 25:31
heen en maakte een gouden rand ten van zuiver goud.e 24 Van
rondom haar lijst.g 13 Verder n Ex 25:32
een talent zuiver goud maakte
goot hij er vier gouden ringen
hij hem en al zijn gerei.
voor en zette de ringen aan de 2e kolom
25 Nu maakte hij het reukal-
vier hoeken die voor de vier po- a Ex 25:33
taar f van acaciahout.g Een el was
ten waren.h 14 De ringen ble- b Ex 25:34 zijn lengte en een el zijn breed-
ken dicht bij de lijst te zitten, te, dus vierkant, en twee el was
c Ex 25:35
als houders voor de draagbomen, zijn hoogte. Zijn hoornen kwamen
d Ex 25:36
om de tafel te dragen.i 15 Toen eruit voort.h 26 Toen bekleedde
maakte hij de draagbomen van e Ex 25:37
hij het met zuiver goud, zijn bo-
Ex 25:38
acaciahout en bekleedde ze met Nu 8:2 venvlak en zijn zijden rondom en
goud, om de tafel te dragen.j f Ex 30:7 zijn hoornen, en hij maakte er een
16 Daarna maakte hij het gerei Ex 39:38
gouden rand omheen.i 27 En hij
Ps 141:2
dat op de tafel is, haar schotels Lu 1:10 maakte er twee gouden ringen
en haar bekers en haar schalen Opb 8:3
voor, onder zijn rand, aan twee
en haar kannen, waarmee [pleng- g Ex 30:1 van zijn zijden, aan twee tegen-
Ex 40:5
offers] uitgegoten zouden wor- overgestelde zijden ervan, als hou-
den, van zuiver goud.k h Ex 30:2
ders voor de draagbomen waar-
17 Toen maakte hij de lampen- i Ex 30:3 mee het gedragen moest worden.j
standaardl van zuiver goud. Van j Ex 30:4 28 Daarna maakte hij de draag-
gedreven werk maakte hij de k Ex 30:5
bomen van acaciahout en be-
lampenstandaard. Zijn zijden en kleedde ze met goud.k 29 Bo-
l Ex 30:25
zijn armen, zijn kelken, zijn knop- Ex 30:33
vendien maakte hij de heilige
pen en zijn bloesems kwa- Ex 40:9 zalfolie l en het zuivere welriekend
1Kr 9:30
men uit hem voort.m 18 En zes Ps 45:7 reukwerk,m het werk van een zalf-
armen kwamen uit zijn zijden, Heb 1:9 bereider.
drie armen van de lampenstan- m Ex 30:35
Vervolgens maakte hij het
daard uit zijn ene zijde en drie
armen van de lampenstandaard
Ps 141:2
Opb 5:8


38 brandofferaltaar van aca-
ciahout. Vijf el was het lang en
uit zijn andere zijde.n 19 Drie HFDST. 38 vijf el breed, dus vierkant, en
kelken in de vorm van amandel- n Ex 27:1 drie el hoog.n 2 Toen maakte
bloesems zaten aan het ene stel Ex 40:10 hij de hoorneno ervan op de vier
Heb 13:10
armen, met afwisselend knoppen hoeken. Zijn hoornen kwamen
en bloesems; en drie kelken in de o Ex 27:2 eruit voort. Vervolgens bekleed-
vorm van amandelbloesems aan p 2Kr 1:5 de hij het met koper.p 3 Daarna
EXODUS 38:4-23 Bekken, voorhof. Inventaris van de tabernakel 130
HFDST. 38
¨
maakte hij al het gerei van het draperieen waren voor [een leng-
altaar: de bakken en de schop- a Ex 27:3 te van] vijftien el aan de ene vleu-
pen en de schalen, de vorken en gel. Hun zuilen waren drie en
b Ex 27:4
de vuurpotten. Al het daarbij be- hun voetstukken met inzinking
horende gerei maakte hij van ko- c Ex 27:6
drie [in getal].a 15 En voor de
per.a 4 Verder maakte hij voor andere vleugel, zowel aan deze
het altaar een traliewerk, een d Ex 27:7 als aan gene zijde van de poort
netwerk van koper, onder zijn van¨ het voorhof, waren de drape-
lijst, eronder tot halverwege [het e Ex 27:8 rieen voor [een lengte van] vijf-
altaar].b 5 Toen goot hij vier tien el. Hun zuilen waren drie en
ringen aan de vier uiteinden vlak f Ex 30:18
Ex 31:9
hun voetstukken met inzinking
bij het koperen traliewerk, als Ex 40:7 drie¨ [in getal].b 16 Alle drape-
Le 8:11
houders voor de draagbomen. 1Kon 7:23
rieen van het voorhof rondom
6 Daarna maakte hij de draag- waren van getwijnd fijn linnen.
bomen van acaciahout en be- g 1Sa 2:22 17 En de voetstukken met in-
kleedde ze met koper.c 7 Toen zinking voor de zuilen waren
stak hij de draagbomen in de rin- h Ex 40:8 van koper. De pinnen van de
Ps 84:2
gen aan de zijden van het altaar, Ps 92:13 zuilen en hun verbindingsstuk-
om het daarmee te dragen.d Hij ken waren van zilver en de be-
maakte het als een holle kist van i Ex 27:9 kleding van hun toppen was van
planken.e zilver, en er waren zilveren ver-
j Ex 27:10
8 Daarna maakte hij het bek- Nu 3:37
bindingen voor alle zuilen van
ken van koper f met het onder- het voorhof.c
stel van koper, waarvoor hij de k Ex 27:11 18 En de afscherming van de
spiegels gebruikte van de dienst- poort van het voorhof was veel-
doende vrouwen, die georgani- l Ex 27:12
kleurig weverswerk, van blauw
seerde dienst deden bij de ingang draad en roodpurpergeverfde wol
m Ex 27:13
van de tent der samenkomst.g en karmozijnen stof en getwijnd

9 Vervolgens maakte hij het fijn linnen,d en twintig el was
2e kolom de lengte, en de hoogte was over
voorhof.h Voor de kant die naar
de Negeb,
_ naar het zuiden, ge- a Ex 27:14 de gehele uitgestrektheid¨ vijf el,
¨ evenals bij de draperieen van
keerd was, waren de draperieen
b Ex 27:15
van het voorhof van getwijnd het voorhof.e 19 En hun vier
fijn linnen, over een [lengte c Ex 27:17
zuilen en hun vier voetstukken
van] honderd el.i 10 Hun twin- met inzinking waren van koper.
tig zuilen en hun twintig voet- d Ex 35:6 Hun pinnen waren van zilver en
stukken met inzinking waren de bekleding van hun koppen
van koper. De pinnen van de zui- e Ex 27:16 en hun verbindingsstukken wa-
len en hun verbindingsstukken ren van zilver. 20 En alle tent-
waren van zilver.j 11 Ook voor f Ex 27:19 pinnen voor de tabernakel en
de noordzijde was er honderd voor het voorhof rondom waren
g Ex 25:16
el. Hun twintig zuilen en hun Ex 31:18 van koper.f
Ex 34:29
twintig voetstukken met inzin- Nu 17:7
21 De volgende dingen zijn op-
king waren van koper. De pinnen genomen in de inventaris van
van de zuilen en hun verbin- h Nu 3:6 de tabernakel, de tabernakel der
Nu 4:47
dingsstukken waren van zilver.k Getuigenis,g welke inventaris
12 Maar voor de westzijde wa- op bevel van Mozes _ werd opge-
¨ i Ex 6:23
ren de draperieen voor [een leng- Nu 4:28 maakt als de dienst van de le-
1Kr 6:3
te van] vijftig el. Hun zuilen wa- vietenh onder leiding van ¨ Itha-
_
ren tien en hun voetstukken met j Ex 31:2
mar,i de zoon van A aron, _ ¨ de
inzinking tien [in getal].l De pin- Ex 35:30 priester. 22 En Bezale _ el,j de
nen van de zuilen en hun ver- Ex 36:1
Ex 37:1
zoon van Uri,
_ de zoon van Hur,
bindingsstukken waren van zil- 2Kr 1:5 van de stam Juda, _ deed alles
ver. 13 En voor de oostzijde, in wat Jehovah Mozes _ geboden had.
k
de richting van de opgang [der k Ex 31:6
Ex 35:34
23 En met hem was Oholiab, _
zon], was er vijftig el.m 14 De Ex 36:2 de zoon van Ahisamach, _ van de
131 Gebruikte metalen. Efod, borststuk EXODUS 38:24–39:9
stam Dan, een kunsthandwerker HFDST. 38 van de poort van het voorhof, en
en borduurder en maker van veel- a Ex 35:22 alle tentpinnen van de taberna-
kleurig weefwerk in het blauwe kel en alle tentpinnena van het
draad en de roodpurpergeverfde b Ex 30:13 voorhof rondom.
Nu 3:47
wol en karmozijnen stof en fijn En van het blauwe draad
39
Nu 18:16
linnen. en de roodpurpergeverf-
24 Al het goud dat gebruikt c Le 5:15 de wol en de karmozijnen stof b
werd voor het werk, bij alle werk- Le 27:3
maakten zij klederenc van een
zaamheden van de heilige plaats, speciaal weefsel voor het verrich-
beliep het bedrag aan goud van d Ex 30:15 ten van de dienst in de heilige
het beweegoffer,a negenentwin- plaats.d Zo maakten zij de heilige
tig talenten en zevenhonderd der- ¨
e Ex 12:37 klederene die voor Aaron_ waren,
tig sikkelen, volgens de sikkelb Nu 1:46 juist zoals Jehovah Mozes _ gebo-
van de heilige plaats.c 25 En den had.
het zilver van de ingeschreve- f Ex 26:19 2 Bijgevolg maakte hij de efodf
nen van de vergadering was hon- Ex 26:25
van goud, blauw draad en rood-
Ex 26:32
derd talenten en duizend zeven- purpergeverfde wol en karmo-

honderd vijfenzeventig sikkelen, zijnen stof en getwijnd fijn lin-
2e kolom
volgens de sikkel van de heili- nen. 3 Toen pletten zij gouden
a Ex 27:19
ge plaats. 26 De halve sikkel platen tot dunne bladen, en hij
voor een persoon was de helft
sneed ze in draden om die te
van een sikkel volgens de sikkel HFDST. 39
verwerken tussen het blauwe
van de heilige plaats, voor iede- b Ex 25:4
draad en de roodpurpergeverfde
Ex 35:23
re man die tot de ingeschrevenen wol en de karmozijnen stof en
overging, van twintig jaar oud en het fijne linnen, als borduurders-
daarboven,d ten getale van zes- c Ex 29:5
Ex 31:10 werk.g 4 Zij maakten er schou-
honderd drie duizend vijfhonderd Ex 35:19 derstukken voor die samenge-
vijftig [man].e voegd werden. Aan zijn beide
27 En honderd talenten zilver d Ex 25:8 uiteinden werd hij samenge-
werden gebruikt om de voetstuk- Le 16:2
voegd. 5 En de gordel, die erop
ken met inzinking van de heilige was om hem strak aan te bin-
plaats en de voetstukken met in- e Ex 28:4 den, was van hetzelfde materiaal,
zinking van het gordijn te gieten. op dezelfde wijze vervaardigd,
Honderd voetstukken met inzin- f Ex 25:7 van goud, blauw draad en rood-
king stonden gelijk met honderd Ex 28:6
Le 8:7 purpergeverfde wol en karmozij-
talenten, een talent voor een nen stof en getwijnd fijn linnen,h
voetstuk met inzinking.f 28 En juist zoals Jehovah Mozes _ gebo-
g Ex 26:1
van de duizend zevenhonderd Ex 36:8 den had.
vijfenzeventig sikkelen maakte 6 Toen maakten zij de onyx-
hij pinnen voor de zuilen en be- h Ex 28:8 stenen,i gevat in gouden zettin-
kleedde hij hun toppen en ver- Ex 29:5 gen, gegraveerd met zegelgra-
Jes 11:5
bond ze met elkaar. veerkunst overeenkomstig de ¨
29 En het koper van het be- namen van de zonen van Isra _ el.j
i Ex 25:7
weegoffer was zeventig talenten Ex 35:9
7 Hij plaatste ze dan op de schou-
en tweeduizend vierhonderd sik- derstukken van de efod als ge-
kelen. 30 En daarmee maakte dachtenisstenenk voor de zonen
j Ex 1:1 ¨
hij vervolgens de voetstukken Ex 28:9 van Isra
_ el, juist zoals Jehovah
met inzinking van de ingang van Ex 28:10
Mozes
_ geboden had. 8 Toen
de tent der samenkomst en het maakte hij het borststuk,l als
koperen altaar en het koperen k Ex 28:12 borduurderswerk, op de wijze
traliewerk dat erbij behoorde, waarop de efod vervaardigd was,
en al het gerei van het altaar, l Ex 25:7 van goud, blauw draad en rood-
31 en de voetstukken met inzin- Le 8:8 purpergeverfde wol en karmozij-
king van het voorhof rondom, nen stof en getwijnd fijn linnen.m
en de voetstukken met inzinking m Ex 28:15 9 Het bleek vierkant te zijn
¨
EXODUS 39:10-32 Kettinkjes, schoudermantel. Aarons klederen 132
wanneer het dubbelgevouwen HFDST. 39 zoals Jehovah Mozes _ geboden
was. Dubbelgevouwen maakten a Ex 28:16 had.a
zij het borststuk een span van b Ex 28:17
22 Toen maakte hij de schou-
de hand lang en een span breed.a dermantelb van de efod, wevers-
10 Toen vulden zij het met vier c Ex 28:18 werk, geheel van blauw draad.
rijen stenen. Een rij van robijn, 23 En de opening van de schou-
d Job 28:6
topaas en smaragd, de eerste rij.b dermantel was in het midden
11 En de tweede c rij: turkoois, e Opb 4:3 ervan, als de opening van een
¨
saffier d en jaspis.e 12 En de malienkolder. Zijn opening had
derde f rij: lesjem-steen, agaat en f Ex 28:19 rondom een rand, opdat hij
amethist. 13 En de vierde g rij: g Ex 28:20
niet kon inscheuren.c 24 Toen
chrysoliet en onyxh en jade. Ze maakten zij aan de zoom van
werden in gouden kassen in hun h Ge 2:12 de schoudermantel granaatap-
1Kr 29:2
zettingen gevat. 14 En de ste- pels van blauw draad en roodpur-
nen waren naar de namen van pergeverfde wol en karmozijnen
¨ i Ex 28:21
de zonen van Isra_ el. Het waren stof, ineengedraaid.d 25 Ver-
er twaalf, naar hun namen, van j Ex 28:22 der maakten zij belletjes van zui-
zegelgraveerwerk voorzien, elk k Ex 28:23
ver goud en zetten de belletjes
naar zijn naam, voor de twaalf tussen de granaatappels e rondom
stammen.i l Ex 28:24 aan de zoom van de schouder-
15 Vervolgens maakten zij aan mantel, tussen de granaatappels;
m Ex 28:25
het borststuk gevlochten ket- 26 een belletje en een granaat-
tinkjes, als touwwerk, van zui- n Ex 28:26 appel, een belletje en een gra-
ver goud.j 16 Toen maakten zij naatappel, rondom aan de zoom
twee gouden zettingen en twee o Ex 28:27 van de schoudermantel,f voor het
gouden ringen en zetten de twee verrichten van de dienst, juist
ringen aan de beide uiteinden 2e kolom zoals Jehovah Mozes _ geboden
van het borststuk.k 17 Daarna a Ex 28:28 had.
staken zij de twee gouden koor- 27 Vervolgens maakten zij de
b Ex 28:31
den door de twee ringen aan Le 8:7 lange gewaden van fijn ¨ linnen,g
de uiteinden van het borststuk.l Jes 61:10 weverswerk, voor Aaron _ en zijn
18 En zij haalden de beide ein- c Ex 28:32
zonen, 28 en de tulbandh van
den van de twee koorden door fijn linnen en de sierlijke hoofd-
de twee zettingen. Toen zetten d Ex 28:33 deksels i van fijn linnen en de lin-
zij ze op de schouderstukken van nen broekenj van getwijnd fijn
e 2Kon 25:17
de efod, aan de voorkant ervan.m linnen, 29 en de sjerp k van ge-
19 Vervolgens maakten zij twee f Ex 28:34 twijnd fijn linnen en blauw draad
gouden ringen en zetten die aan en roodpurpergeverfde wol en
de beide uiteinden van het borst- g Ex 28:39 karmozijnen stof, veelkleurig we-
Le 8:7
stuk, op zijn binnenrand, die Le 8:13 verswerk, juist zoals Jehovah
naar de efod toe gekeerd was.n Opb 19:8 Mozes
_ geboden had.
20 Toen maakten zij twee gou- h Ex 28:4 30 Ten slotte maakten zij de
den ringen en zetten die op de Ex 28:39 blinkende plaat, het heilige te-
twee schouderstukken van de i Ex 28:40
ken van opdracht, van zuiver
efod, onderaan, aan de voorkant Ex 29:9 goud en griften er met zegelgra-
Le 8:13
ervan, vlak bij de plaats waar veerkunst een opschrift in: „Hei-
hij samengevoegd was, boven j Ex 28:42 ligheid behoort Jehovah toe.”l
de gordel van de efod.o 21 Ten Ez 44:18 31 Toen maakten zij er een snoer
slotte bonden zij het borststuk k Ex 28:4
van blauw draad aan vast om
met zijn ringen aan de ringen Ex 28:39 haar boven op de tulband te be-
Jes 11:5
van de efod vast met een blauw vestigen,m juist zoals Jehovah
snoer, opdat het boven de gordel l Ex 28:36 Mozes
_ geboden had.
van de efod zou blijven hangen Le 8:9
Za 14:20
32 Zo kwam heel het werk met
en het borststuk niet op de efod betrekking tot de tabernakel van
zou kunnen verschuiven, juist m Ex 28:37 de tent der samenkomst tot vol-
133 Alles voltooid. Tabernakel opgezet EXODUS 39:33–40:15
tooiing, doordat de zonen van Is- _ HFDST. 39 bernakel van de tent der samen-
¨
rael bleven doen naar alles wat a Ex 25:40
Heb 8:5
komst op te richten.a 3 En gij
Jehovah Mozes _ geboden had.a b Ex 36:8 moet de ark der getuigenis b
Juist zo deden zij. c
d
Ex 36:14
Ex 31:7
daarin plaatsen en de toegang tot
33 Toen brachten zij de taber- e Ex 36:18 de Ark met het gordijn afslui-
f Ex 36:20
nakelb naar Mozes, _ de tentc en g Ex 36:31
ten.c 4 En gij moet de tafeld
al haar gerei,d haar haken,e haar h Ex 36:24 naar binnen brengen en haar
i Ex 36:19
paneellijsten,f haar stangeng en j Ex 26:14 rangschikking in orde maken,
haar zuilen en haar voetstuk- k Ex 36:35 en gij moet de lampenstandaarde
l Ex 37:1
ken met inzinking,h 34 en haar m Ex 37:4 binnenbrengen en zijn lampen
dekkleed van roodgeverfde rams- n Ex 37:6 ontsteken.f 5 En gij moet het
vellen i en haar dekkleed van o Ex 37:10 ´ ´
p Ex 37:16 gouden reukaltaar g voor de ark
robbenvellen j en het afscher- q Ex 37:17 der getuigenis zetten en de af-
r Ex 37:23
mingsgordijn,k 35 en de ark l s Ex 25:38 scherming van de ingang voor de
der getuigenis en haar draag- t Ex 35:28
tabernakel op haar plaats aan-
u Ex 37:25
bomenm en het deksel,n 36 de v Ex 37:29 brengen.h
tafel,o al haar gereip en het toon- w Ex 30:35
6 En gij
brood, 37 de lampenstandaardq x Ex 36:37 ´ ´ moet het brandoffer-
y Ex 38:1 altaar i voor de ingang van de ta-
van zuiver goud, zijn lampen, de z Ex 38:4
bernakel van de tent der samen-
a Ex 38:6
rij lampen,r en al zijn gereis en de b Ex 38:30 komst zetten, 7 en gij moet het
olie voor de verlichting,t 38 en c Ex 38:8
d Ex 30:18 bekken tussen de tent der sa-
het gouden altaar u en de zalfolie v e Ex 38:9
menkomst en het altaar zetten
en het welriekend reukwerkw en f Ex 38:10
de afscherming x voor de ingang g Ex 38:11 en er water in doen.j 8 En gij
h Ex 38:18
van de tent, 39 het koperen al- i Ex 35:18
moet het voorhof k rondom plaat-
taar y en het koperen traliewerkz j Ex 38:20 sen en de afscherming l van de
k Ex 27:19
dat erbij behoorde, zijn draag- l Ex 31:10 poort van het voorhof ophangen.
bomena en al zijn gerei,b het bek- m Ex 28:3 9 En gij moet de zalfolie m nemen
n Ex 35:19
kenc en ¨ zijn onderstel,d 40 de o Ex 35:10 en de tabernakel en al wat erin is
draperieene van het voorhof, zijn
Ex 36:1 zalven,n en gij moet hem heiligen
p Le 9:23
zuilenf en zijn voetstukken met Nu 6:23 met al zijn gerei, en aldus moet
Joz 22:6
inzinking g en de afscherming h 1Kon 8:14
hij iets heiligs worden. 10 En
voor de poort van het voorhof, 2Kr 30:27 gij moet het brandofferaltaar en
zijn tentkoordeni en zijn tent- al zijn gerei zalven en het al-
pinnenj en al het gereik voor de HFDST. 40 taar heiligen,o en aldus moet het
dienst van de tabernakel, voor q Ex 12:2 een allerheiligst altaar worden.p
Ex 34:18
de tent der samenkomst, 41 de Es 3:7
11 En gij moet het bekken en
klederenl van een speciaal weef-
zijn onderstel zalven en het hei-
sel voor het verrichten van de ligen.
2e kolom ¨
dienst in het heiligdom, de hei- a Nu 7:1
12 Dan moet gij Aaron _ en zijn
lige m klederen voor de priester
¨ b Ex 25:21 zonen doen naderen tot de in-
Aaron_ en de klederen van zijn zo- c Nu 4:5
Heb 9:3 gang van de tent der samen-
nen om als priesters te dienen.n Heb 10:20 komst en hen met water wassen.q
d Ex 26:35 ¨
42 Overeenkomstig alles wat´ e Ex 25:31 13 En gij moet Aaron _ bekleden
Jehovah Mozes _ geboden had, zo ¨
Heb 9:2 met de heilige klederenr en hem
f Ex 25:37
verrichtten de zonen van Isra _ el g Ex 30:1 zalvens en hem heiligen, en aldus
de gehele dienst.o 43 En Mozes _ Ps 141:2
Lu 1:10 moet hij mij als priester dienen.
kreeg al het werk te zien, en zie! Opb 5:8 14 Daarna zult gij zijn zonen
h Ex 26:36
zij hadden het gedaan juist ´ zoals Ex 39:38 doen naderen en gij moet hen
Jehovah geboden had. Zo hadden i Ex 38:1 bekleden met lange gewaden.t
1Kor 10:18
zij [het] gedaan. Dientengevolge Heb 13:10 15 En gij moet hen zalven, net
zegende Mozes _ hen.p j Ex 30:18
zoals gij hun vader hebt gezalfd,u
k Ex 27:9
Toen sprak Jehovah tot
40
l Ex 27:16
Ex 38:18
Mozes
_ en zei: 2 „Op de m Ex 30:25 o Ex 29:36; Le 8:11; p Ex 29:37; q Le 8:6; Ef
q 5:26; Heb 7:28; r Ex 29:5; Le 8:7; s Le 8:12;
dag der eerste maand, op de eer- Heb 1:9
n Le 8:10 Ps 133:2; Han 10:38; t Le 8:13; u Le 8:30; 2Kor
ste der maand, dient gij de ta- Nu 7:1 1:21.
EXODUS 40:16-38 Jehovah’s heerlijkheid vervult tent 134
en aldus moeten zij mij als pries- HFDST. 40 27 om daarop welriekend reuk-
ters dienen, en hun zalving moet a Nu 25:13
Heb 7:11
werk in rook te doen opgaan,a
hun voortdurend dienen tot een Heb 7:23 juist zoals Jehovah Mozes
_ gebo-
priesterschap voor onbepaalde b Ex 39:43 den had.
De 4:2
tijd in hun geslachten.”a 28 Ten slotte bracht hij de af-
c Nu 7:1
16 Mozes
_ deed nu overeen- Nu 9:15 scherming b van de ingang van de
komstig alles wat Jehovah hem d Ex 36:24 tabernakel op haar plaats aan.
geboden had.b Juist zo deed hij. e Ex 26:15 29 En hij plaatste het brandof-
17 Bijgevolg geschiedde het f Ex 36:31 feraltaar c aan de ingang van de
dat in de eerste maand, in het g Ex 35:11
tabernakel van de tent der sa-
h Ex 26:7
tweede jaar, op de eerste dag der Ex 36:14
menkomst, om daarop het brand-
maand, de tabernakel werd op- i Ex 26:14 offer d en het graanoffer te offe-
gericht.c 18 Toen Mozes_ ertoe j Ex 16:34 ren, juist zoals Jehovah Mozes _
overging de tabernakel op te rich- Ex 31:18 geboden had.
ten, plaatste hij daarvan eerst k Ex 25:22
Ex 37:1 30 Toen plaatste hij het bekken
de voetstukken met inzinking d l Ex 37:4 tussen de tent der samenkomst
en zette de paneellijstene erin 1Kon 8:8 en het altaar en deed er water
en bracht de stangenf aan en m Ex 37:6 in voor het wassen.e 31 En Mo- _
richtte de zuileng op. 19 Vervol-
1Kr 28:11 ¨
n Le 16:2
zes en Aaron_ en zijn zonen was-
gens spande hij de tenth uit over o Ex 36:35
ten daar hun handen en hun voe-
de tabernakel en legde het dek- Heb 10:20 ten. 32 Telkens wanneer zij de
kleedi van de tent daaroverheen, p Heb 9:3 tent der samenkomst binnen-
Heb 10:19
juist zoals Jehovah Mozes _ ge- gingen en wanneer zij tot het
q Ex 37:10
boden had. Heb 9:2 altaar naderden, wasten zij zich,f
20 Daarna nam hij de Getuige- r Ex 25:30 juist zoals Jehovah Mozes
_ gebo-
Mt 12:4
nis j en legde die in de Arkk en den had.
s Ex 37:17
deed de draagbomenl aan de Ark 33 Ten slotte richtte hij het
t Ex 25:37
en legde het dekselm boven op Ex 37:23 voorhofg op rondom de taberna-
Ps 119:105
de Ark.n 21 Toen bracht hij de kel en het altaar en hing de af-
u Ex 30:1
Ark in de tabernakel en bracht Ex 37:25 scherming van de poort van het
het afschermingsgordijno op zijn voorhof op.h
plaats aan en sloot de toegang 2e kolom Zo voleindigde Mozes
_ het werk.
tot de ark der getuigenis af,p juist a Ex 30:7 34 Toen bedekte de wolki de tent
zoals Jehovah Mozes _ geboden Ex 30:35 der samenkomst, en Jehovah’s
had. b Ex 26:36 heerlijkheid vervulde de taberna-
Ex 36:37
22 Vervolgens zette hij de ta- c Ex 38:1
kel. 35 En Mozes _ kon de tent
felq in de tent der samenkomst Heb 13:10 der samenkomst niet binnengaan,
aan de noordzijde van de taber- d Ex 29:38 omdat de wolkj daarboven ver-
nakel, buiten het gordijn, 23 en e Ex 30:18 toefde en Jehovah’s heerlijkheid
Heb 10:22
hij rangschikte daarop de rij bro- de tabernakel vervulde.k
f Ex 30:19
denr voor het aangezicht van Je- 36 En wanneer de wolk zich
g Ex 27:9
hovah, juist zoals Jehovah Mozes_ Ex 38:9 van boven de tabernakel verhief,
geboden had. ¨
h Ex 38:18 braken de zonen van Isra _ el tel-
24 Daarna plaatste hij de lam- i Le 16:2 kens op gedurende alle etappen
Nu 9:15
penstandaards in de tent der sa- Nu 16:42 van hun reis.l 37 Maar indien
1Kon 8:10
menkomst tegenover de tafel, Opb 15:8 de wolk zich niet verhief, dan
aan de zuidzijde van de taber- j Ps 78:14 braken zij niet op tot de dag dat
nakel. 25 Toen ontstak hij de k Ex 29:43 ze zich verhief.m 38 Want over-
lampent voor het aangezicht van 2Kr 5:14
dag was Jehovah’s wolk boven de
Jehovah, juist zoals Jehovah Mo- _ l Nu 10:11
Ne 9:19
tabernakel, en ’s nachts bleef er
zes geboden had. een vuur op, ten aanschouwen
m Nu 9:17 ¨
26 Hij plaatste vervolgens het Nu 9:22 van het gehele huis van Isra _ el
gouden altaar u in de tent der n Ex 13:21 gedurende alle etappen van hun
´ ´ Nu 9:16
samenkomst, voor het gordijn, Ps 78:14 reis.n
LEVITICUS
Voorts riep Jehovah Mozes en HFDST. 1 de geiten, zal hij een gaaf man-
1
samenkomst a en zei:
_
sprak tot hem uit de tent der
2 „Spreek
a Ex 40:34
Nu 12:5
netje a aanbieden.b 11 En het
moet aan de zijde van het altaar
¨ b Le 22:18
tot de zonen van Isra _ el,b en gij c Le 12:6 die op het noorden ligt, voor het
moet tot hen zeggen: ’Ingeval Nu 15:3 aangezicht van Jehovah worden¨
d Ex 12:5
iemand van U Jehovah een offer- Le 22:20 geslacht, en de zonen van Aaron,
_
gave aanbiedt uit de huisdieren, De 15:21 de priesters, moeten zijn bloed
Mal 1:14
dient GIJ UW offergave uit het Heb 9:14 rondom op het altaar sprenke-
rundvee en uit het kleinvee aan 1Pe 1:19 len.c 12 En hij moet het in zijn
e 2Kor 9:7
te bieden. f Jes 56:7
delen versnijden met zijn kop
3 Indien zijn offergave een g Nu 15:25 en zijn niervet, en de priester
brandoffer c uit het rundvee is, Ro 3:25
1Jo 2:2
moet ze schikken op het hout
dient hij een gaaf d mannetje aan h Heb 10:11
dat op het vuur ligt, hetwelk
te bieden. Bij de ingang van de i Heb 9:13 op het altaar is.d 13 En hij zal
tent der samenkomst dient hij het 1Pe 1:2
de ingewandene en de schenkels f
j Le 7:8
uit eigen vrije wil voor het aan- k Le 6:12
met water wassen; en de pries-
gezicht van Jehovah aan te bie- l Ge 22:9 ter moet dat alles aanbieden en
den.e 4 En hij moet zijn hand Ne 13:31 het op het altaar in rook doen op-
m Ex 29:17
op de kop van het brandoffer leg- Le 9:13 gaan.g Het is een brandoffer, een
gen, en het moet goedgunstig 1Kon 18:23 vuuroffer tot een rustig stem-
n Le 8:21
worden aanvaardf ten behoeve Le 9:14
mende geur voor Jehovah.h
van hem, om verzoening voor o Ge 8:21 14 Indien zijn offergave als een
Ex 29:18
hem te doen.g Nu 15:3 brandoffer voor Jehovah echter
5 Daarna moet de jonge stier Ef 5:2 uit het gevogelte is, dan moet
Fil 4:18
voor het aangezicht van Jeho- p Ge 4:4
hij zijn offergave uit de tortel-
vah worden geslacht; en de zonen duiveni of de jonge duivenj aan-
¨
van Aaron,
_ de priesters,h moeten bieden. 15 En de priester moet
2e kolom
het bloed aanbieden en het bloed [de vogel] bij het altaar aanbie-
a Le 22:19
rondom op het altaar sprenke- den en hem de kop afknijpenk en
b Le 22:20
len,i dat bij de ingang van de tent Mal 1:14 hem op het altaar in rook doen
der samenkomst staat. 6 En
1Pe 1:19 opgaan, maar zijn bloed moet
c Le 9:12
het brandoffer moet gevild en 2Kr 29:22 tegen de zijde van het altaar
in zijn delen versneden worden. j d Le 9:13 worden uitgeperst. 16 En zijn
¨ 1Kon 18:23
krop met zijn veren moet hij ver-
7 En de zonen van Aaron, _ de e Le 9:14
priesters, moeten vuur op het f Ex 29:17
wijderen en naast het altaar, aan
altaar leggenk en hout op het g Ex 29:18 de oostkant, op de plaats voor
vuur schikken. l 8 En de zonen h Ex 29:41 de vettige as werpen.l 17 En
¨ Le 1:9
hij moet hem bij zijn vleugels in-
van Aaron, _ de priesters, moe- i Lu 2:24
ten de stukkenm met de kop en j Le 5:7 scheuren. Hij mag hem niet [in
het niervet schikken op het hout Le 12:8 stukken] verdelen.m Dan moet
k Le 5:8
dat op het vuur ligt, hetwelk op de priester hem op het altaar, op
l Ex 27:3
het altaar is. 9 En zijn inge- Le 4:12 het hout dat op het vuur ligt,
wandenn en zijn schenkels zullen
Le 6:10
in rook doen opgaan. Het is een
m Ge 15:10
met water worden gewassen; en n Ge 8:20
brandoffer,n een vuuroffer tot
de priester moet dat alles op het Ex 29:18 een rustig stemmende geur voor
altaar in rook doen opgaan als
o Le 6:21
Nu 28:8
Jehovah.o
een brandoffer, een vuuroffer tot Ingeval nu enige ziel een
een rustig stemmende geur voor
Jehovah.o

HFDST. 2 2 p
graanoffer als offergave aan
Jehovah aanbiedt, dient zijn of-
p Le 6:14
10 En indien zijn offergave Le 9:17 fergave uit meelbloem te be-
Nu 15:4
voor een brandoffer uit het klein- q Ex 29:2
staan; q en hij moet er olie over
vee is,p uit de jonge rammen of Nu 7:13 gieten en er geurige hars op
135
LEVITICUS 2:2–3:5 Graanoffers. Gemeenschapsoffers 136
leggen. 2 En hij HFDST. 2
¨ moet het naar ning als een vuuroffer voor Jeho-
de zonen van Aaron,_ de priesters, a Le 6:15 vah in rook doen opgaan.
Nu 5:26
brengen, en de priester moet 12 Als offergave der eerste-
b Le 7:9
daarvan zijn handvol nemen, van lingena zult GIJ ze aan Jehovah
de meelbloem ervan en de olie c Le 10:12 aanbieden, en ze mogen niet tot
Nu 18:9
ervan, met alle erbij behorende een rustig stemmende geur op
geurige hars; en hij moet dat als d Ex 29:23
Le 8:26
het altaar komen.
een herinneringsdeela ervan op 13 En elke offergave van uw
e Nu 6:19
het altaar in rook doen opgaan, 1Kor 5:7 graanoffer zult gij met zout krui-
als een vuuroffer tot een rustig f Ex 29:2
den; b en gij moogt het zout van
stemmende geur voor Jehovah. Le 7:10 het verbondc van uw God niet
Nu 6:15
3 En wat overblijft aan uw graanoffer laten ontbre-
¨ van het graan-
offer behoort Aaron _ en zijn zo- g Le 6:21 ken. Bij elke offergave van u zult
Le 7:9
nen toe,b als iets allerheiligstc van 1Kr 23:29 gij zout aanbieden.
Jehovah’s vuuroffers. h Nu 28:9 14 En indien gij Jehovah het
4 En ingeval gij als offergave graanoffer van de eerste rijpe
i Le 2:2
een graanoffer aanbiedt in de Le 5:12 vruchten aanbiedt, dient gij in
vorm van iets wat in de oven j Ex 29:41
vuur geroosterde groene aren, de
gebakken is, dient het van meel- Nu 28:8 gebroken korrels van het nieu-
bloem te zijn: ongezuurde ring- k Nu 18:9 we koren, als het graanoffer van
vormige d koeken, met olie be- Heb 13:10 uw eerste rijpe vruchtend aan te
vochtigd, of ongezuurde e wafels, l Ex 12:19 bieden. 15 En gij moet er olie
met olie bestreken.f
Le 6:17
Mt 16:12
op doen en er geurige hars op
5 En indien uw offergave een 1Kor 5:7 leggen. Het is een graanoffer.e
Ga 5:9
16 En de priester moet het herin-
graanoffer van de bakplaat is,g neringsdeelf ervan in rook doen
dient het uit meelbloem te be- 2e kolom opgaan, dat wil zeggen een deel
staan, met olie bevochtigd, onge-
a Ex 23:19 van de gebroken korrels ervan
zuurd. 6 Het dient in stukken Nu 15:20
en de olie ervan, met alle erbij
2Kr 31:5
te worden gebroken, en gij moet Sp 3:9 behorende geurige hars, als een
er olie over gieten.h Het is een 1Kor 15:20
vuuroffer voor Jehovah.
Opb 14:4
graanoffer.
En indien zijn offergave een
7 En indien uw offergave een
graanoffer uit de diepe vetketel is,
b Ez 43:24

c Nu 18:19
2Kr 13:5
3 g
gemeenschapsoffer is: indien
hij het aanbiedt uit het rundvee,
dient het uit meelbloem met olie
bereid te zijn. 8 En gij moet het d Ex 23:16 hetzij mannetje of wijfje, zal hij
daaruit bereide graanoffer aan Je-
Ex 34:22
Nu 28:26
een gaaf [dier] h voor het aan-
hovah brengen; en het moet aan gezicht van Jehovah aanbie-
e Jer 17:26
den. 2 En hij moet zijn hand op
de priester worden aangeboden en Jer 41:5
de kop van zijn offergave leggen,i
hij moet het naar het altaar bren- f Ex 29:25
Le 5:12 en die moet bij de ingang van de
gen. 9 En de priester moet wat
tent der samenkomst
¨ worden ge-
van het graanoffer er aflichten slacht; en Aarons zonen, de pries-
_
als een herinneringsdeeli ervan HFDST. 3
ters, moeten het bloed rondom
en moet het op het altaar in rook g Le 22:21
op het altaar sprenkelen. 3 En
doen opgaan, als een vuuroffer h Nu 6:14
een deel van het gemeenschaps-
tot een rustig stemmende geur i Ex 29:10 offer moet hij aanbieden als een
voor Jehovah.j 10 En wat over- Le 8:18
vuuroffer voor Jehovah, name-
blijft
¨ van het graanoffer behoort j Ex 29:13 lijk het vetj dat de ingewanden
Aaron
_ en zijn zonen toe, als iets Le 7:23
Le 7:30 bedekt, ja, al het vet dat op de
allerheiligst van Jehovah’s vuur- 1Kon 8:64
ingewandenk ligt, 4 en de beide
k Ez 44:15
offers. nierenl en het vet dat daaraan
k Le 1:13
11 Geen graanoffer dat GIJ aan zit, alsmede dat wat aan de len-
Jehovah zult aanbieden, dient als l Le 3:15 denen zit. En wat het aanhang-
Le 7:4
iets gezuurds te worden bereid,l Le 8:16 sel aan de lever betreft, dat zal
want GIJ moogt volstrekt geen m Nu 3:2
hij met¨ de nieren wegnemen.
zuurdeeg en volstrekt geen ho- Mal 2:4 5 En Aarons
_ zonenm moeten het
137 Zondeoffer voor priester LEVITICUS 3:6–4:8
op het altaar in rook doen op- HFDST. 3 hangsel aan de lever betreft, dat
gaan,a op het brandoffer dat op a Le 1:9 zal hij met de nieren wegnemen.
Le 7:31
het hout ligt,b hetwelk op het Le 9:10 16 En de priester moet dat op
vuur is, als een vuuroffer tot een b Le 6:12 het altaar in rook doen opgaan
rustig stemmende geur c voor Je- c Le 1:17
Le 4:31
als voedsel, een vuuroffer tot een
hovah. Ef 5:2 rustig stemmende geur. Al het
6 En indien zijn offergave uit d Ex 12:5 vet behoort Jehovah toe.a
Nu 6:14
het kleinvee is, [bestemd] voor 2Kor 5:21 17 Het is een inzetting tot on-
Heb 7:26
een gemeenschapsoffer voor Je- 1Pe 1:19
bepaalde tijd voor UW geslach-
hovah, mannetje of wijfje, zal e Heb 9:14 ten, in al UW woonplaatsen: GIJ
hij een gaaf d [dier] aanbieden. f Le 4:4 moogt volstrekt geen vet en geen
7 Indien hij een jonge ram als g Le 4:15 bloedb eten.’ ”
zijn offergave aanbiedt, dan moet h 2Kr 7:7
En Jehovah sprak verder tot
hij die voor het aangezicht van
Jehovah aanbieden.e 8 En hij
i Ex 29:22
Le 9:19
j Le 3:3
4 Mozes
_ en zei: 2¨ „Spreek tot
de zonen van Isra
_ el en zeg: ’In-
moet zijn hand op de kop van zijn k Le 4:9
offergave leggen,f en die moet Le 9:10 geval een zielc bij vergissing zon-
´ ´ l Le 3:5 digtd in een van de dingen waar-
voor de tent der samenkomst
¨ Le 4:31
worden geslacht; g en Aarons zo- van Jehovah gebiedt dat ze niet
_ m Le 21:6

nen moeten het bloed ervan n Le 9:3 gedaan dienen te worden, en hij


rondom op het altaar sprenkelen.
Le 22:19 werkelijk een daarvan doet:
o Ex 29:10
9 En van het gemeenschapsof- Le 3:2 3 Indien de priester, de gezalf-
fer moet hij het vet aanbieden p Ex 29:11 de,e zondigtf en daardoor schuld
Le 3:8
als een vuuroffer voor Jehovah.h Le 14:13 op het volk laadt, dan moet hij
De gehele vetstaarti zal hij weg- q Le 3:3 voor zijn zonde g die hij begaan
Le 3:9
nemen dicht bij het staartbeen, Le 4:26
heeft, een gave jonge stier als
en het vet dat de ingewanden Ps 20:3 zondeoffer aan Jehovah aanbie-
bedekt, ja, al het vet dat op de den. 4 En hij moet de stier naar
ingewanden ligt,j 10 en de bei- 2e kolom de ingang van de tent der samen-
de nieren en het vet dat daar- a Le 7:23 komsth voor het aangezicht van
aan zit, alsmede dat wat aan de 1Sa 2:16 Jehovah brengen en zijn hand op
b Ge 9:4
lendenen zit. En wat het aan- Le 17:10
de kop van de stier leggen,i en hij
hangselk aan de lever betreft, dat Le 17:13 moet de stier voor het aangezicht
De 12:23
zal hij met de nieren wegnemen. Ez 44:7 van Jehovah slachten. 5 En de
11 En de priester moet het op Han 15:20 priester, de gezalfde,j moet wat
het altaar in rook doen opgaanl van het bloed van de stier ne-
als voedsel,m een vuuroffer voor HFDST. 4 men en dat in de tent der samen-
Jehovah. c Ge 46:26 komst brengen; 6 en de pries-
12 En indien zijn offergave een d Le 5:17 ter moet zijn vinger in het bloed
Nu 15:28
geitn is, dan moet hij [het dier] Ps 119:67 dopenk en zevenmaall voor ´ ´ het
voor het aangezicht van Jeho- Ga 6:1 aangezicht van Jehovah voor het
Jak 2:10
vah aanbieden. 13 En hij moet e Le 8:12
gordijn van de heilige plaats wat
zijn hand op de kop ervan Le 21:10 van het bloed spatten. 7 En de
´ ´ leg- Lu 4:18
priester moet wat van het bloed
gen,o en het moet vo or de Heb 1:9
tent der samenkomst worden ge- f Nu 12:1 doen op de hoornenm van het al-
¨ Heb 4:15
taar van welriekend reukwerk
slacht; p en Aarons
_ zonen moeten Heb 7:26
het bloed ervan rondom op het g Heb 5:3 voor het aangezicht van Jeho-
Heb 7:27
altaar sprenkelen. 14 En als vah, dat in de tent der samen-
h Le 1:3
zijn offergave moet hij daarvan, Le 6:25 komst staat, en al het overige
als een vuuroffer voor Jehovah, i Ex 29:10 bloed van de stier zal hij aan de
Le 1:4
het vet aanbieden dat de inge- voetn van het brandofferaltaar
j Ex 29:29
wanden bedekt, ja, al het vet dat Ex 30:30 uitstorten, dat bij de ingang van
op de ingewanden ligt,q 15 en k Le 8:15 de tent der samenkomst staat.
Le 16:19
de beide nieren en het vet dat l Le 16:14
8 Wat al het vet van de stier
daaraan zit, alsmede dat wat aan m Ex 30:10 van het zondeoffer betreft, hij
de lendenen zit. En wat het aan- n Le 5:9 zal het vet dat de ingewanden
LEVITICUS 4:9-27 Zondeoffer voor vergadering, overste 138
bedekt er aflichten, ja, al het HFDST. 4 altaara doen dat voor het aange-
vet dat op de ingewanden ligt,a a Le 4:19 zicht van Jehovah is, hetwelk in
Le 4:26
9 en de beide nieren en het vet b Le 3:4 de tent der samenkomst staat; en
dat daaraan zit, alsmede dat wat Le 9:10 al het overige bloed zal hij aan
c Le 3:3
aan de lendenen zit. En wat het d Le 4:26 de voet van het brandofferaltaar b
aanhangsel aan de lever betreft, Ps 20:3 uitstorten, dat bij de ingang van
Heb 10:8
dat zal hij met de nieren weg- e Ex 29:14 de tent der samenkomst staat.
nemen.b 10 Het zal hetzelfde Nu 19:5 19 En hij zal al zijn vet er aflich-
f Nu 5:3
zijn als wat van een stier van Heb 13:11 ten, en hij moet het op het altaar
het gemeenschapsoffer wordt af- g Le 6:11 in rook doen opgaan.c 20 En hij
h Le 8:17
gelicht.c En de priester moet dat i Joz 7:11
moet met de stier doen net zoals
op het brandofferaltaar in rook Sp 14:34 hij met de andere stier van´ het
doen opgaan.d j Ex 32:30
Nu 15:24
zondeoffer gedaan heeft. Zo zal
11 Maar wat de huid van de k Pr 12:14 hij daarmee doen; en de priester
1Ti 5:24
stier betreft en al zijn vlees met l Ex 29:10
moet verzoening voor hen doen,d
zijn kop en zijn schenkels en Le 1:4 en aldus moet het hun vergeven
Le 3:2
zijn ingewanden en zijn drek,e Le 16:21
worden. 21 En hij moet de stier
12 hij moet de gehele stier naar Mt 8:17 naar de buitenrand van de leger-
Heb 9:28
de buitenrand van de legerplaats f 1Pe 2:24 plaats laten brengen en hem ver-
laten brengen, naar een reine m Ex 40:15 branden, net zoals hij de eerste
n Le 4:5
plek, waar de vettige as g wordt o Ex 26:31
stier heeft verbrand.e Het is een
gestort, en hij moet hem op hout Ex 40:21 zondeoffer voor de gemeente.f
Heb 10:20
verbranden in het vuur.h Waar 22 Wanneer een overste g zon-

de vettige as wordt gestort, dient digt en zonder opzet werkelijk
hij verbrand te worden. 2e kolom een van al de dingen doet waar-
13 Indien nu de van Jehovah, zijn God, gebiedt
¨ gehele verga-
a Ex 30:1
Ex 30:6
dering van Isra
_ el een fout be- b Ex 27:1 dat ze niet gedaan dienen te wor-
gaat,i en de zaak voor de ogen Ex 40:6
Le 4:7
den,h en dus schuldig is gewor-
van de gemeente verborgen is c Le 3:16 den, 23 of zijn zonde die hij te-
gebleven, doordat zij een van al d Ex 32:30 gen het gebod begaan heeft, is
Le 12:8
de dingen hebben gedaan waar- Le 16:17 hem kenbaar gemaakt,i dan moet
van Jehovah gebiedt dat ze niet Nu 15:25
Ef 1:7
hij als zijn offergave een gaaf gei-
gedaan dienen te worden en dus 1Ti 2:5 tenbokje j brengen. 24 En hij
Heb 2:17
schuldig zijn geworden,j 14 en e Le 4:12
moet zijn hand op de kop van
de zonde die zij ertegen hebben f Le 16:15 het bokje leggenk en het slach-
Mt 20:28
begaan, is bekend geworden,k Jo 1:29
ten op de plaats waar men ge-
dan moet de gemeente een jon- 1Jo 2:2 regeld het brandoffer voor het
g Ex 18:21
ge stier als zondeoffer aanbie- aangezicht van Jehovah slacht.l
´ ´ Nu 16:2
den en die voor de tent der sa- Nu 34:18 Het is een zondeoffer.m 25 En
Joz 22:14
menkomst brengen. 15 En de 2Sa 24:10 de priester moet met zijn vinger
oudere mannen der vergadering h Le 5:4 wat van het bloed van het zonde-
Le 5:17
moeten voor het aangezicht van Le 6:2 offer nemen en dat op de hoornen
Jehovah hun handen op de kop i 2Sa 12:13 van het brandofferaltaar doen,n
j Le 23:19
van de stier leggen,l en de stier Nu 15:24 en het overige bloed ervan zal hij
moet voor het aangezicht van Je- Nu 28:15 aan de voet van het brandoffer-
Nu 29:5
hovah worden geslacht. k Le 1:4 altaar uitstorten. 26 En hij zal
16 Vervolgens moet de pries- Le 4:4 al zijn vet op het altaar in rook
Sp 28:13
ter, de gezalfde,m wat van het Jes 53:6 doen opgaan, zoals het vet van
bloed van de stier in de tent der l Le 1:11 het gemeenschapsoffer; o en de
Le 3:2
samenkomst brengen.n 17 En Le 6:25 priester moet voor hem verzoe-
de priester moet zijn vinger in Le 7:2
m Le 4:3
ning doen voor zijn zonde,p en
wat van het bloed dopen en dat n Le 8:15 aldus moet het hem vergeven
zevenmaal voor´ het aangezicht Le 9:9 worden.
´ Le 16:18
van Jehovah voor het gordijno Heb 9:22 27 En indien enige ziel van het
o Le 3:5
spatten. 18 En hij zal wat van p Ex 32:30
volk des lands zonder opzet zon-
het bloed op de hoornen van het Nu 15:28 digt, doordat hij een van de din-
139 Zondeoffer voor anderen LEVITICUS 4:28–5:6
gen doet waarvan Jehovah ge- HFDST. 4 Ingeval nu een ziela zondigt
biedt dat ze niet gedaan dienen
te worden en hij werkelijk schul-
a Ex 12:49
Nu 5:6
Nu 15:29
5 doordat hij een in het open-
baar geuite vervloeking heeft ge-
dig wordt,a 28 of zijn zonde die b Le 5:6
c Le 1:4
hoordb en hij getuige is of het
hij begaan heeft, is hem kenbaar Le 3:2 gezien heeft of het te weten ge-
Le 4:4
gemaakt, dan moet hij als zijn Le 16:21
komen is, dan moet hij, indien
offergave een gaaf geitje b bren- Sp 28:13 hij het niet aangeeft,c de verant-
Jes 53:6
gen voor zijn zonde die hij be- Mt 8:17 woordelijkheid voor zijn dwaling
gaan heeft. 29 En hij moet zijn 1Pe 2:24 dragen.
d Le 1:11
hand op de kop van het zon- Le 6:25 2 Of wanneer een ziel iets on-
deoffer leggen c en het zonde- e Le 4:25
reins aanraakt, hetzij het dode
f Le 8:15
offer slachten op dezelfde plaats Le 9:9 lichaam van een onrein wild dier
als het brandoffer.d 30 En de Heb 9:22
g Le 3:16
of het dode lichaam van een on-
priester moet met zijn vinger Le 4:8 rein huisdier of het dode lichaam
h Le 3:3
wat van het bloed ervan nemen i Ex 29:18
van een onrein wemelend schep-
en dat op de hoornen van het Le 1:9 sel,d al is het voor hem verborgen
Le 3:5
brandofferaltaar doen,e en al het Le 8:21 geweest,e dan is hij toch onrein en
overige bloed ervan zal hij aan Ezr 6:10 is hij schuldig geworden.f 3 Of
j Le 4:26
de voet van het altaar uitstor- Ho 14:2 ingeval hij de onreinheid van een
ten.f 31 En hij zal al het vet k Jes 53:7 mens aanraakt, met betrekking
Jo 1:29
ervan wegnemen,g net zoals het Heb 9:14 tot enige onreinheidg van hem
vet van het gemeenschapsoffer 1Pe 1:19
waarmee hij onrein kan worden,
l Le 3:6
werd weggenomen; h en de pries- Heb 7:26 al was het voor hem verborgen,
ter moet het op het altaar in Heb 9:14
1Pe 2:22 en hij het nochtans zelf te we-
rook doen opgaan als een rustig m Le 1:11 ten is gekomen, dan is hij schul-
Le 4:4
stemmende geur voor Jehovah; i n Le 4:25 dig geworden.
en de priester moet verzoening Le 16:18
4 Of ingeval een ziel zodanig
o Ex 29:13
voor hem doen, en aldus moet Le 3:3 zweert dat hij onbezonnen met
het hem vergeven worden.j Le 6:12
zijn lippen spreekth om kwaad te
Le 9:10
32 Maar indien hij een lamk als p Le 1:4 doeni of om goed te doen, met
Le 4:26
zijn offergave voor een zonde- betrekking tot wat de mens ook
offer brengt, dient hij een gaafl
Le 4:31 ¨
Le 6:7
Le 16:30
maar onbezonnen in een beedig-
ooilam te brengen. 33 En hij Nu 15:28 de verklaring zou kunnen spre-
moet zijn hand op de kop van Kol 1:14
ken,j al was het voor hem ver-
1Jo 2:2
het zondeoffer leggen en het als q 1Jo 1:7 borgen, en hij het nochtans zelf
zondeoffer slachten op de plaats te weten is gekomen, dan is hij
waar men geregeld het brand- 2e kolom schuldig geworden met betrek-
offer slacht.m 34 En de priester king tot een van deze dingen.
moet met zijn vinger wat van 5 En het moet geschieden dat
HFDST. 5
het bloed van het zondeoffer ne- ingeval hij schuldig wordt met
a Ge 2:7
men en dat op de hoornen van Ge 46:26 betrekking tot een van deze din-
het brandofferaltaar doen,n en al Ez 18:4
gen, dan moet hij belijdenk in
b Sp 30:9
het overige bloed ervan zal hij Jak 3:9 welk opzicht hij gezondigd heeft.
aan de voet van het altaar uit- c Ge 37:2
1Sa 2:24 6 En hij moet zijn schuldoffer l
storten. 35 En hij zal al het vet Es 6:2 aan Jehovah brengen voor zijn
Sp 29:24
ervan wegnemen, evenals het vet 1Kor 1:11 zonde die hij begaan heeft, na-
van de jonge ram van het ge- 1Kor 5:1
melijk een wijfje uit het klein-
d Le 11:24
meenschapsoffer geregeld wordt Le 17:15 vee, een ooilam of een geitje,m als
weggenomen, en de priester Le 21:1
zondeoffer; en de priester moet
Nu 19:11
moet het op het altaar in rook De 14:8 voor hem verzoening doen voor
doen opgaan op Jehovah’s vuur- e Ps 19:12
zijn zonde.n
f Le 4:13
offers; o en de priester moet voor g Le 12:2
hem verzoening doenp voor zijn Le 13:3
Le 15:3 j Re 21:7; 1Sa 14:24; Mt 5:33; Mr 6:23; k Le
zonde die hij begaan heeft, en al- Nu 19:11 26:40; Nu 5:7; Joz 7:19; Ezr 10:11; Ps 32:5; Sp
h Jak 3:8 28:13; 1Jo 1:9; l Le 7:1; Le 14:12; Le 19:21; Nu
dus moet het hem vergeven wor- 1Pe 3:10 6:12; m Le 4:28; n Le 4:20; Jo 1:29; 1Ti 2:5;
den.q i Mal 3:5 Heb 9:14; 1Jo 4:10.
LEVITICUS 5:7–6:4 Offers bij armoede. Onopzettelijke zonden 140
7 Kan hij echter niet genoeg HFDST. 5 zijn schuldoffer a aan Jehovah een
opbrengen voor een schaap,a dan a Le 12:8 gave ram uit het kleinvee bren-
Le 14:21
moet hij als zijn schuldoffer voor 2Kor 8:12 gen, naar de geschatte waarde
Jak 2:5
de zonde die hij begaan heeft, b Le 1:14 in zilveren sikkelen,b volgens de
twee tortelduivenb of twee jonge´ ´
Le 15:14 sikkel van de heilige plaats, als
c Le 14:22
duiven aan Jehovah brengen,
´ ´ een Lu 2:24 een schuldoffer. 16 En hij zal
voor een zondeoffer c en een voor d Le 1:15
de zonde die hij tegen de heilige
e Le 1:5
een brandoffer. 8 En hij moet Le 7:2 plaats begaan heeft, goedmaken
ze naar de priester brengen, die Heb 9:22
en een vijfde c daarvan eraan toe-
f Le 1:17
eerst de ene voor het zondeoffer g Le 6:7 voegen, en hij moet het aan de
moet aanbieden en hem de kop Heb 2:17
1Jo 2:2 priester geven, opdat de priester
moet afknijpend vooraan zijn nek, h Ex 34:9
voor hem verzoening kan doend
i 2Kor 8:12
maar hij dient die niet af te schei- j Ex 16:36 met de ram van het schuldoffer,
den. 9 En hij moet wat van het k Nu 5:15
en aldus moet het hem verge-
l Le 5:6
bloed van het zondeoffer tegen de Sp 28:13 vene worden.
zijde van het altaar spatten, maar 2Kor 5:21
de rest van het bloed zal aan de m Le 6:15 17 En indien een ziel zondigt
Nu 5:26
voet van het altaar worden uit- n Le 4:35 doordat hij werkelijk een van al
geperst.e Het is een zondeoffer.
o Le 4:3 de dingen doet waarvan Jehovah
p Le 4:26
10 En de andere zal hij als een q Le 2:10 gebiedt dat ze niet gedaan dienen
brandoffer behandelen overeen-
Le 7:6
1Sa 2:28
te worden, is hij, ook al wist hij
komstig de voorgeschreven gang 1Kor 9:13 het niet,f toch schuldig geworden
r Le 10:18
van zaken; f en de priester moet Le 22:14 en moet hij de verantwoordelijk-
voor hem verzoening doeng voor Nu 18:9 heid voor zijn dwaling dragen.g
zijn zonde die hij begaan heeft, 18 En hij moet een gave ram
en aldus moet het hem vergeven 2e kolom uit het kleinvee, naar de geschat-
worden.h a Le 6:6 te waarde, als een schuldoffer h
b Ex 30:13
11 Bezit hij nu niet de midde- Le 27:25 naar de priester brengen; en de
leni voor twee tortelduiven of c Le 6:5 priester moet voor hem verzoe-
Le 22:14
twee jonge duiven, dan moet hij Le 27:13 ning doeni voor zijn fout die hij
Nu 5:7
als zijn offergave voor de zonde d Ex 32:30
zonder opzet begaan heeft, ook
die hij begaan heeft, een tien- Le 12:8 al wist hij het zelf niet, en aldus
Nu 15:25
de efaj meelbloem als zondeoffer Heb 2:17 moet het hem vergeven worden.j
brengen. Hij mag er geen olie k op 1Jo 2:2
e Ex 34:9
19 Het is een schuldoffer. Hij is
doen en er geen geurige hars op Le 4:20 beslist schuldig gewordenk tegen-
Le 6:7
leggen, want het is een zonde- Le 19:22 over Jehovah.”
offer.l 12 En hij moet het naar f Ps 19:12
En Jehovah sprak verder tot
de priester brengen, en de priester
moet daarvan zijn handvol nemen
Lu 12:48
Heb 5:2
g Le 5:2
1Ti 5:24
6 Mozes
_ en zei: 2 „Ingeval een
ziel zondigt doordat hij zich wer-
als een herinneringsdeelm ervan h Le 5:7
en dat op het altaar in rook doen Le 6:6 kelijk ontrouw jegens Jehovah
i Le 1:4
opgaan op Jehovah’s vuuroffers.n j Jes 53:12
gedraagtl en zijn volksgenoot in
Het is een zondeoffer.o 13 En de k Ezr 10:2 feite bedriegtm in verband met
Ps 51:3
priester moet voor hem verzoe- iets wat hem toevertrouwd of ter

ning doenp voor zijn zonde die hand gesteld is n of door roof, of
HFDST. 6 doordat hij zijn volksgenoot in-
hij begaan heeft, het doet er niet
toe welke van deze zonden, en al- l Le 5:15
Nu 5:6
derdaad afzet,o 3 of doordat hij
dus moet het hem vergeven wor- Ps 51:4 iets wat verloren was, werkelijk
m Le 19:11
den; en het moet de priester toe- n Ex 22:7 vindtp en zowaar bedrieglijk in
komen,q evenals een graanoffer.’ ” o Job 24:2 verband ermee handelt, en daarbij
Mi 2:2
14 Voorts sprak Jehovah tot Han 13:10 nog vals zweertq ten aanzien van
p De 22:1
Mozes
_ en zei: 15 „Ingeval een q Ex 22:11
welk van alle dingen ook die de
ziel zich ontrouw gedraagt door- Le 19:12 mens zou kunnen doen en waar-
Jer 7:9
dat hij bij vergissing werkelijk Mal 3:5 door hij zou zondigen — 4 dan
zondigt tegen de heilige dingen Ef 4:25
Kol 3:9
moet het geschieden dat ingeval
van Jehovah,r dan moet hij als 1Ti 1:10 hij zondigt en werkelijk schuldig
141 Graanoffer van priesters die gezalfd worden LEVITICUS 6:5-22
wordt,a hij het geroofde dat hij ge- HFDST. 6 fers daarop in rook doen opgaan.a
roofd heeft, of het afgeperste a Le 4:13 13 Een vuur b zal constant bran-
b Le 5:16
dat hij door afzetterij genomen Nu 5:7 dende gehouden worden op het
heeft, of het hem toevertrouwde 1Sa 12:3 altaar. Het mag niet uitgaan.
dat hem toevertrouwd was, of het c Le 5:15
Jes 53:10 14 Dit nu is de wet op het graan-
verlorene dat hij gevonden heeft, ¨
Heb 9:14 offer: c GIJ zonen van Aaron, _ biedt
moet teruggeven, 5 of wat maar d Le 7:1
het aan voor het aangezicht van
ook waarover hij vals zou kun- e Le 4:20 ´ ´
Le 5:10 Jehovah voor het altaar. 15 En
nen zweren, en hij moet het vol- Le 5:18
een van hen moet daarvan zijn
1Jo 1:7
le bedrag ervan vergoeden,b en hij 1Jo 2:2 handvol aflichten, van de meel-
zal een vijfde daarvan eraan toe- f Ex 29:42
bloem van het graanoffer en van
voegen. Aan degene van wie het Nu 28:3
Heb 10:11 de olie ervan en alle geurige hars
is, zal hij het geven op de dag g Ex 28:39
die op het graanoffer ligt, en hij
waarop zijn schuld wordt bewe- Le 16:32

zen. 6 En als zijn schuldoffer zal


Ezr 3:10 moet dat op het altaar in rook
Ez 44:17
hij aan Jehovah een gave ramc uit h Ex 28:42
doen opgaan als een rustig stem-
het kleinvee brengen, naar de ge- Ex 39:28 mende geur tot een herinne-
schatte waarde, als een schuld-
i Ex 27:3
Le 1:16
ringsdeeld ervan voor Jehovah.
offer,d [en die brengen] naar de Le 4:12 16 En wat daarvan overblijft, zul-
¨
priester. 7 En de priester moet j Le 16:23
Ez 44:19
len Aaron
_ en zijn zonen eten.e Als
verzoening voor hem doene voor k Le 4:12 ongezuurde koekenf zal het gege-
het aangezicht van Jehovah, en al- Le 16:27
Nu 19:9
ten worden op een heilige plaats.
dus moet het hem vergeven wor- Heb 13:12 In het voorhof van de tent der
den, ten aanzien van welk van l Le 1:7 samenkomst zullen zij het eten.
Le 3:5
alle dingen ook die hij zou kun- Ne 13:31 17 Het dient niet met iets ge-
nen doen en waardoor hij schuld zuurds gebakken te worden.g Ik
op zich zou laden.” 2e kolom heb het als hun deel uit mijn vuur-
8 En Jehovah ging voort tot a Le 3:5 offers gegeven.h Het is iets aller-
Mozes te heiligst, i gelijk het zondeoffer
_ ¨ spreken en zei: 9 „Ge-
Le 3:16
Nu 18:17
bied Aaron _ en zijn zonen en zeg: b Nu 16:46
en gelijk het schuldoffer. 18 Al
’Dit is de wet op het brandof- c Le 2:1 wat mannelijk is j onder de zonen
f Het brandoffer zal de gehele ¨
fer: Nu 15:4
van Aaron _ zal het eten. In al UW
d Le 2:2
nacht tot aan de morgen op de Le 2:9 geslachten is het tot onbepaalde
vuurhaard op het altaar liggen, en Le 5:12 tijd een toegewezen deelk van Je-
e Le 2:3
het vuur van het altaar zal daarin Le 5:13 hovah’s vuuroffers. Al wat ermee
ontstoken zijn. 10 En de pries- Ez 44:29 in aanraking mocht komen, zal
1Kor 9:13
ter moet zich bekleden met zijn f Le 10:12 heilig worden.’ ”
linnen ambtsgewaad,g en hij zal g Le 2:11 19 Voorts sprak Jehovah tot
de linnen broekh over zijn vlees Mt 16:12
Mozes en zei: 20 „Dit is de of-
1Pe 2:22 _ ¨
aantrekken. Dan moet hij de vet- h Nu 18:9 fergave l van Aaron _ en zijn zo-
tige as i van het brandoffer dat i Le 2:3 nen, die zij Jehovah zullen aan-
door het vuur geregeld wordt ver- Le 2:10

teerd op het altaar, er aflichten, j Nu 18:10 bieden op de dag waarop hij


en hij moet die naast het altaar k Le 24:9 wordt gezalfd: m een tiende efan
leggen. 11 En hij moet zijn kle-
l Ex 29:2 meelbloem als een bestendig
m Ex 30:30
deren uittrekkenj en andere kle- Ps 133:2 graanoffer, o de helft daarvan
deren aandoen, en hij moet de vet-
Lu 4:18 ’s morgens en de helft daarvan
Han 10:38
tige as naar een reine plek buiten Heb 1:9 ’s avonds. 21 Op een bakplaatp
Heb 5:1
de legerplaats brengen.k 12 En Heb 7:28
zal het met olie bereid worden.
het vuur op het altaar zal daarop Heb 8:3 Gij zult het goed doorgeroerd
brandende worden gehouden. Het n Ex 16:36
Le 5:11
brengen. Gij zult het gebak van
mag niet uitgaan. En de priester o Ex 29:40 het graanoffer in stukken aan-
moet er elke morgen houtl op Le 2:1
Le 9:17
bieden als een rustig stemmen-
branden en het brandoffer erop Nu 28:5 de geur voor Jehovah. 22 En de
schikken, en hij moet de vette p Le 2:5
Le 7:9
priester, degene uit het midden
stukken van de gemeenschapsof- 1Kr 23:29 van zijn zonen die in zijn plaats is
LEVITICUS 6:23–7:14 Priesterlijk deel van diverse offers 142
gezalfd,a zal het bereiden. Het is HFDST. 6 bedekt, 4 en de beide nieren en
een voorschrift tot onbepaalde a De 10:6
Heb 7:23
het vet dat daaraan zit, alsmede
tijd: Als een volledig offer b zal b Ex 29:41 dat wat aan de lendenen zit. En
c Heb 7:28
het voor Jehovah in rook opgaan. d Le 4:3
wat het aanhangsel aan de lever
23 En elk graanoffer van een e Le 1:3 betreft, dat zal hij met de nie-
Le 1:11
priester c dient werkelijk een vol- f Le 21:22 ren wegnemen.a 5 En de pries-
ledig offer te zijn. Het mag niet Le 22:7 ter moet het op het altaar in rook
g Le 10:17
gegeten worden.” Nu 18:9 doen opgaan als een vuuroffer
Ez 44:29
24 En Jehovah sprak verder h Le 6:16 voor Jehovah.b Het is een schuld-
tot M¨ ozes
_ en zei: 25 „Spreek i Ex 27:9 offer. 6 Al wat mannelijk is on-
Ex 38:9
tot Aaron
_ en zijn zonen, en zeg: Ex 40:33 der de priesters zal het eten.c Op
’Dit is de wet op het zondeoffer: d Ez 42:13
j Mt 9:21 een heilige plaats zal het gegeten
Op de plaats e waar het brand- Mt 14:36 worden. Het is iets allerheiligst.d
k 1Pe 1:2
offer geregeld wordt geslacht, l Heb 9:10 7 Gelijk het zondeoffer, zo is het
zal het zondeoffer voor het aan- ´ ´
m Le 11:33
Le 15:12
schuldoffer. Er is een wet voor
gezicht van Jehovah worden ge- n Le 6:18 e
ze. De priester die er verzoening
slacht. Het is iets allerheiligst.f Nu 18:10
o Le 6:25 mee zal doen, aan hem zal het
26 De priester die het voor de Le 21:22 toekomen.
p Le 4:5
zonde offert, zal het eten.g Op een Le 10:18 8 Wat de priester betreft die
heilige plaats h zal het gegeten Le 16:27
iemands brandoffer aanbiedt, de
Heb 13:11
worden, in het voorhof i van de huidf van het brandoffer dat hij

tent der samenkomst. aan de priester heeft aangebo-
HFDST. 7
27 Al wat met het vlees daar- den, zal hem toekomen.
q Le 5:6
van in aanraking mocht komen, Le 6:6
9 En elk graanoffer dat in de
zal heilig worden,j en wanneer Le 14:12
Le 19:21 oven gebakkeng mocht worden
iemand iets van het bloed ervan Nu 6:12
r Le 6:17 en al wat in de diepe vetketelh
op een kledingstuk spat,k zult Le 21:22
en op de bakplaati bereid is, be-
gij hetgeen waarop hij bloed spat, s Le 1:3

op een heilige plaats wassen.l


Le 6:25 hoort de priester toe die het aan-
t Le 5:9
28 En het aardewerkenm vat Heb 9:22 biedt. Het zal hem toekomen.j
waarin het gekookt mocht zijn,
u Le 1:5
Le 3:2
10 Maar elk graanoffer dat met
dient verbrijzeld te worden. Maar Le 5:9 olie bevochtigdk of droog¨
l
is, zal
1Pe 1:2
indien het in een koperen vat v Ex 29:13 aan alle zonen van Aaron _ toeko-
werd gekookt, dan moet dit ge-
Le 3:9
Le 3:17
men, aan de een zowel als aan de
schuurd en met water uitge- Le 4:8 ander.
Le 8:20
spoeld worden. 11 Dit nu is de wet op het ge-

29 Al wat mannelijk is onder meenschapsoffer,m dat door wie
2e kolom
de priesters zal het eten.n Het dan ook aan Jehovah aangeboden
a Le 3:4
is iets allerheiligst.o 30 Maar Le 4:9 zal worden: 12 Indien hij het
geen zondeoffer waarvan iets b Le 1:9
Le 3:16
als een uiting van dankbaarheid
van het bloedp in de tent der sa- Le 5:12 aanbiedt,n dan moet hij bij het
c Le 5:13
menkomst gebracht zal worden Le 6:16
dankoffer ongezuurde ringvormi-
om in de heilige plaats verzoe- Nu 18:9 ge koeken aanbieden, met olie be-
d Le 2:3
ning te doen, mag gegeten wor- e Le 6:25 vochtigd, en ongezuurde wafels,
den. Het dient met vuur ver- Le 14:13
f Ex 29:14
met olie bestreken,o en goed door-
brand te worden. Le 1:6 geroerd meelbloem in de vorm van
Nu 19:5
g Le 2:4 ringvormige koeken, met olie be-
En dit is de wet op het schuld-
7 r
q
offer: Het is iets allerhei-
s
ligst. 2 Op de plaats waar men
h Le 2:7
i Le 2:5
Le 6:21
vochtigd. 13 Met ringvormige
gezuurdep broodkoeken zal hij
1Kr 23:29
geregeld het brandoffer slacht, j Le 2:3 zijn offergave aanbieden, te zamen
zal men het schuldoffer slachten,
Nu 18:9 met het dankoffer van zijn ge-
1Kor 9:13
en het bloedt daarvan zal men k Le 2:4 meenschapsoffers. 14 En daar-
Le 14:21 ´ ´
rondom op het altaar sprenkelen.u l Le 5:11
uit moet hij een [stuk] van elke
Nu 5:15
3 Wat al het vetv ervan betreft, hij m Le 3:1
n Le 22:29; 2Kr 29:31; Ne 12:43; Ps 50:14; 2Kor
zal daarvan de vetstaart aanbie- Le 7:20
Le 22:21 9:11; o Le 2:4; Le 6:16; Nu 6:15; p Le 2:11; Le
den en het vet dat de ingewanden 1Kor 10:16 23:17.
143 Vet en bloed eten verboden. Priesterlijk deel LEVITICUS 7:15-34
offergave als een heilig deel HFDST. 7 23 „Spreek tot de zonen van Is- _
¨
aan Jehovah aanbieden; a wat de a Le 10:14 rael en zeg: ’GIJ moogt in het ge-
priester betreft die het bloed van b Le 6:26 a
heel geen vet van een stier of
Le 7:35
de gemeenschapsoffers spren- Nu 18:8 een jonge ram of een geit eten.
kelt, aan hem zal het toekomen.b c Le 22:30 24 Het vet nu van een [reeds]
15 En het vlees van het dank- d Le 22:21 dood lichaam en het vet van een
offer van zijn gemeenschaps- Nu 30:2
Re 11:30 verscheurdb dier mag anderszins
offers dient op de dag van zijn 1Sa 1:11 voor al wat men zich denken
Ps 66:13
offergave te worden gegeten. Hij Sp 20:25 kan, worden gebruikt, maar GIJ
mag er niets van opsparen tot Pr 5:4 moogt het volstrekt niet eten.
Han 21:23
de morgen.c 25 Want een ieder die vet eet van
e Le 22:23
16 En indien het slachtoffer De 12:6 het dier waarvan hij het als een
van zijn offergave een gelofte- f Le 19:6 vuuroffer aan Jehovah aanbiedt,
offerd of een vrijwillige gave e g Le 19:7 de ziel die [het] eet, moet van
is, dient het op de dag waarop h Ge 4:5 zijn volk worden afgesneden.c
hij zijn slachtoffer aanbiedt, te i Le 5:17
26 En waar GIJ ook woont, GIJ
Le 19:8
worden gegeten, en wat daar- Nu 9:13 moogt in het geheel geen bloed
van overblijft, mag ook de vol- Ez 4:14
eten,d noch van gevogelte noch
gende dag nog worden gegeten. j Le 11:24
Nu 19:15 van viervoetige dieren. 27 Elke
17 Maar wat op de derde dag nog k Le 15:3 ziel die enig bloed eet, die ziel
over is van het vlees van het Nu 19:20
moet van zijn volk worden afge-
slachtoffer, dient met vuur ver- l Le 12:4
sneden.’ ”e
Le 15:2
brand te worden.f 18 Mocht er
m Le 11:24 28 Voorts sprak Jehovah tot
echter toch op de derde dag iets
van het vlees van zijn gemeen-
De 14:7 Mozes
_ en zei: 29 „Spreek tot de
n Le 11:10 ¨
schapsoffer worden gegeten, dan De 14:10
zonen van Isra
_ el en zeg: ’Hij die
zal degene die het aanbiedt, niet
Ez 4:14 zijn gemeenschapsoffer aan Je-
met goedkeuring worden aan- hovah aanbiedt, zal van zijn ge-
vaard.g Het zal hem niet ten goe- 2e kolom meenschapsoffer zijn offergave
de gerekend worden.h Het zal a Le 3:16 aan Jehovah brengen.f 30 Met
iets bedorvens worden, en de ziel
Le 3:17 eigen handen zal hij het vetg aan
Le 4:8
die ervan eet, zal de verantwoor- 1Sa 2:16 de borst als Jehovah’s vuuroffers
delijkheid voor zijn dwaling dra- b Ex 22:31 brengen. Hij zal het brengen met
Le 17:15
gen.i 19 En het vlees dat met de borst, om dit als beweegoffer h
c Nu 15:31
iets onreins in aanraking mocht voor het aangezicht van Jeho-
d Ge 9:4
komen,j dient niet gegeten te Le 3:17 vah heen en weer te bewegen.
worden. Het dient met vuur ver- Le 17:10 31 En de priester moet het vet op
De 12:16 i
brand te worden. Wat het vlees 1Sa 14:33 het altaar in rook doen opgaan,¨
betreft, iedereen die rein is, mag
Ez 33:25
Han 15:20
maar de borst moet aan Aaron _ en
het vlees eten. Han 15:29 zijn zonen toekomen.j
20 En de ziel die het vlees van e Le 17:14 32 En de rechterpoot van UW
het gemeenschapsoffer, dat voor f Le 3:1
1Kor 10:18
gemeenschapsoffers zult GIJ als
Jehovah is, eet terwijl zijn on- een heilig deelk aan de priester
g Le 3:3 ¨
reinheid op hem is, die ziel moet h Ex 29:24
geven. 33 Wie van Aarons _ zo-
van zijn volk worden afgesne- Le 8:27 nen het bloed van de gemeen-
Le 9:21
den.k 21 En ingeval een ziel Nu 6:20 schapsoffers en het vet aanbiedt,
iets onreins aanraakt, de onrein- i Le 3:5 die zal de rechterpoot als [zijn]
heid van een mens l of een on- j Le 5:13 deel krijgen.l 34 Want de borst
rein dier m of wat voor gruwelijks Le 6:16
Le 8:29
van het beweegoffer m en de poot
maar ook dat onrein is,n en wer- Nu 18:18 van het heilige deel, ja, die neem
¨
kelijk van het vlees van het ge- k Ex 29:27 ik van de zonen van Isra _ el uit
Le 10:14
meenschapsoffer, dat voor Jeho- hun gemeenschapsoffers, en ik
Nu 6:20 ¨
vah is, eet, die ziel moet van zijn zal ze van de zonen van Isra _ el
l Le 6:26 ¨
volk worden afgesneden.’ ” De 18:3 aan de priester Aaron_ en zijn zo-
22 En Jehovah ging voort m Ex 29:28
Le 10:14
nen geven, als een tot onbepaal-
tot Mozes
_ te spreken en zei: Nu 18:18 de tijd [geldend] voorschrift.
¨ ¨
LEVITICUS 7:35–8:19 Aaron en zijn zonen geınstalleerd 144
35 Dit was het priesterlijke HFDST. 7 kant ervan, de blinkende gou-
¨
aandeel van Aaron_ en het pries- a Ex 28:1 den plaat, het heilige teken van
Ex 29:7
terlijke aandeel van zijn zonen Ex 40:13 opdracht,a juist zoals Jehovah
uit Jehovah’s vuuroffers, op de Nu 18:7
Mozes_ geboden had.
b Ex 40:15
dag waarop hij hen deed naderena Le 8:12 10 Nu nam Mozes _ de zalfolie
om Jehovah als priesters te die- c Heb 7:12
en zalfde de tabernakelb en alles
d Le 6:9
nen, 36 juist zoals Jehovah ge- Am 5:22 wat daarin was en heiligde ze.
boden had het hun te geven op Mr 12:33
Heb 10:5 11 Daarna spatte hij iets daar-
de dag waarop hij hen zalfde b
¨ uit Heb 10:6 van zevenmaal op het altaar en
de rijen der zonen van Isra
_ el. Het e Le 2:1
Le 6:14 zalfde het altaar c en al zijn gerei
is een inzetting tot onbepaalde f Le 6:25 en het bekken en zijn onderstel,
tijd voor hun geslachten.’ ”c g Le 5:6
Le 7:1 om ze te heiligen. 12 Ten slotte
37 Dit is de wet betreffende h Ex 29:1 goot hij wat van de zalfolie op
het brandoffer,d het graanoffer e Le 6:20 ¨
i Le 3:1 Aarons
_ hoofd en zalfde hem, om
en het zondeoffer f en het schuld- j Ex 34:27 hem te heiligen.d
offer g en het installatieoffer h en Le 25:1 ¨
k Ex 24:5 13 Voorts liet Mozes _ Aarons
_
het gemeenschapsoffer,i 38 juist Le 1:2
zonen naderene en bekleedde hen
zoals¨ Jehovah Mozes
_ op de berg met lange gewaden en omgord-
S _inaı geboden hadj op de dag ¨ HFDST. 8 de hen met sjerpenf en wond hun
waarop hij de zonen van Isra _ el¨ l Ex 28:1 het hoofddekselg om [het hoofd],
gebood in de wildernis van S _inaı m Ex 28:4
hun offergaven aan Jehovah aan Ex 39:41 juist zoals Jehovah Mozes _ gebo-
te bieden.k
n Ex 30:23 den had.
Ex 40:15
o Ex 29:1 14 Toen liet hij de stier h van
Vervolgens sprak Jehovah
8¨ tot Mozes
Aaron
_
_ en zei: 2 „Neem
en zijn zonen met hem en l
p Ex 29:2
q Han 7:38
r Nu 27:2
het
¨ zondeoffer voorbrengen, en
Aaron
_ en zijn zonen legden hun
s Ex 36:37 handen op de kop i van de stier
de klederenm en de zalfolie n en de t Jo 8:28
van het zondeoffer. 15 Vervol-
u Ex 40:12
stier van het zondeoffer o en de 1Kor 6:11 gens slachtte j Mozes
_ hem en nam
twee rammen en de mand met Ef 5:26
het bloedk en deed het met zijn
Heb 9:10
ongezuurde broden,p 3 en roep v Ex 29:4 vinger rondom op de hoornen
de gehele vergadering bijeenq aan w Ex 28:39
van het altaar en ontzondigde
Opb 19:8
de ingang van de tent der samen- x Ex 39:29 het altaar, maar het overige bloed
komst.”r Jes 11:5
y Ex 28:31 stortte hij uit aan de voet van
4 Toen deed Mozes_ juist zoals Ex 39:22
het altaar, ten einde het te heili-
Jehovah hem geboden had, en de Nu 15:39
Ps 119:129 gen om er verzoening op te doen.l
vergadering kwam bijeen aan de z Ex 28:6
16 Daarna nam hij al het vet
ingang s van de tent der samen- Ex 39:2
a Ex 28:8 dat op de ingewanden lag, en het
komst. 5 Nu zei Mozes _ tot de Ex 29:5
Ex 39:20 aanhangsel van de lever en de
vergadering: „Dit is de zaak die
t
b Ex 28:15 beide nieren en hun vet, en Mo- _
Jehovah geboden heeft¨ te doen.” Ex 39:9
zes deed het op het altaar in rook
6 Mozes
_ dan liet Aaron
_ en zijn c Ex 28:30

zonen naderen en waste hen u


Ezr 2:63
Jo 5:30
opgaan.m 17 En hij liet de stier
met water.v 7 Daarna deed hij d Ex 29:6 en zijn huid en zijn vlees en zijn
hem het lange gewaadw aan en
Ex 39:28
1Kor 11:3
drek buiten de legerplaats met
omgordde hem met de sjerp x en vuur verbranden,n juist zoals Je-

bekleedde hem met de schouder- hovah Mozes _ geboden had.
2e kolom
mantely en deed hem de efodz 18 Nu bracht hij de ram van
a Ex 28:36
aan en omgordde hem met de Ex 39:30 het
¨ brandoffer naderbij, en
gordela van de efod, waarmee hij b Ex 30:26 Aaron
_ en zijn zonen legden toen
c Ex 30:28
hem die strak ombond. 8 Ver- d Ex 29:7 hun handen op de kop van de
o
volgens plaatste hij het borst- Ex 30:30 ram. 19 Daarna slachtte Mo- _
Ex 40:13
stukb op hem en legde in het Le 21:10 zes hem en sprenkelde het bloed
Ps 133:2
borststuk de Urim en de Tum- Han 10:38
mim.c 9 Daarna zette hij hem e Ex 29:8 h Ex 29:10; Le 4:3; Le 16:6; Ez 43:19; i Le 1:4;
Ex 40:14 Le 4:4; j Ex 29:11; k Ex 29:12; Heb 9:22; l Le 6:7;
de tulbandd op het hoofd en plaat- f Ex 29:9 Le 6:30; m Ex 29:13; Le 4:8; Ps 69:9; n Ex 29:14;
ste op de tulband, aan de voor- g Ex 28:40 Le 4:11; Le 16:27; Heb 13:12; o Ex 29:15; Le 1:4.
145 Installatie priesterschap. Verplichte wacht LEVITICUS 8:20–9:2
rondom op het altaar.a 20 En HFDST. 8 stemmende geur.a Het was een
hij versneed de ram in zijn stuk- a Ex 29:16 vuuroffer voor Jehovah.b
ken,b en Mozes_ ging ertoe over de b Ex 29:17
29 Voorts nam Mozes _ de borstc
kop en de stukken en het niervet c Ex 29:18
en bewoog die als een beweeg-
in rook te doen opgaan. 21 En d Ge 8:21
Ef 5:2
offer voor het aangezicht van Je-
de ingewanden en de schenkels e Ex 29:19 hovah heen en weer.d Van de in-
waste hij met water, waarna Mo- _ Le 8:33 stallatieram viel die Mozes _ ten
zes de gehele ram op het altaar f Ex 29:20 deel,e juist zoals Jehovah Mozes _
c Het was Le 14:14
in rook deed opgaan. Lu 24:44 geboden had.
een brandoffer tot een rustig g Ex 24:6 30 Daarna nam Mozes _ wat van
stemmende geur.d Het was een h Le 3:16 de zalfolie f en wat van het bloed
vuuroffer voor Jehovah, juist Le 4:9
dat op het
zoals Jehovah Mozes _ geboden
Le 9:10
¨ altaar was, en spatte
Ez 44:7 dat op Aaron
_ en zijn klederen en
had. i Ex 29:22
op zijn zonen en de klederen van
22 Toen bracht hij de tweede j Le 2:4
zijn zonen met hem. Aldus hei-
ram naderbij, de ram der installa-
Le 7:12 ¨
¨ 1Kor 5:8 ligde g hij Aaron _ en zijn klederen
tie,e en Aaron
_ en zijn zonen leg- k Ex 29:2 en zijn zonen en de klederen van
den hun handen op de kop van Nu 6:15
zijn zonen h met hem.
de ram. 23 Daarna slachtte Mo- _ l Ex 29:23 ¨
m Ex 29:24
31 Toen zei Mozes _ tot Aaron_ en
zes hem en nam wat van zijn Nu 8:13 zijn zonen: „Kookti het vlees aan
bloed en deed¨ het op de rechter- n Ex 29:25 de ingang van de tent der samen-
oorlel van Aaron_ en op de duim o Ex 29:19 komst, en daar zult GIJ het etenj
van zijn rechterhand en op de Le 7:37
met het brood dat in de instal-
f
grote teen van zijn rechtervoet. ¨
latiemand is, juist zoals mij het
24 Vervolgens liet Mozes _ Aarons
_ 2e kolom gebod werd gegeven, dat luidde:
zonen naderen en deed wat van ¨
a Ge 8:21 ’A aron
_ en zijn zonen zullen
het bloed op hun rechteroorlel Ex 29:41
het eten.’ 32 En wat er over-
Ef 5:2
en op de duim van hun rechter- b Le 1:13 blijft van het vlees en het brood
hand en op de grote teen van Le 3:5
zult GIJ met vuur verbranden.k
hun rechtervoet; maar het overi- c Sp 23:26
33 En zeven dagen lang moogt
ge bloed sprenkelde Mozes _ rond- d Ex 29:26
GIJ niet weggaan van de ingang
Le 7:30
om op het altaar.g van de tent der samenkomst,l tot
e Ex 29:27
25 Toen nam hij het vet en de Le 7:35 de dag waarop de dagen van UW
vetstaart en al het vet dat op f Ex 29:21 installatie zijn vervuld, want ze-
de ingewanden lag,h en het aan- Ex 30:30
Ps 99:6 ven dagen zullen ervoor nodig
hangsel van de lever en de beide g Ex 29:37 zijn om UW hand met macht te
nieren en hun vet en de rechter- h Nu 3:3 vullen.m 34 Juist zoals het deze
poot.i 26 En uit de mand met i Ex 29:31 dag is gedaan, heeft Jehovah ge-
ongezuurde broden, die voor het Le 6:28
boden dat het gedaan moet wor-
1Sa 2:13
aangezicht´ ´ van Jehovah stond, den, om verzoening voor U te
j Ex 29:32
nam hij een ongezuurde ´ ´ ring- Le 10:17 doen.n 35 En zeven dagen lang
vormige koekj en een ringvormi- ´ ´
1Kor 9:13
Ga 6:6 zult GIJ dag en nacht aan de in-
ge geoliede broodkoekk en een k Ex 29:34 gang van de tent der samenkomst
wafel.l Vervolgens plaatste hij l Ex 29:30 blijven,o en GIJ moet de verplichte
ze op de vette stukken en de m Ex 29:35 wacht van Jehovah waarnemen,p
rechterpoot. 27 Daarna legde Nu 3:3
opdat GIJ niet sterft; want zo is
hij dat¨ alles op de handpalmen n Ex 29:36
mij geboden.”
Le 17:11
van Aaron
_ en de handpalmen van Heb 2:17 ¨
36 En Aaron _ en zijn zonen gin-
zijn zonen en ging ze als een be- o Ex 29:37
gen ertoe over al de dingen te
weegoffer voor het aangezicht p Nu 1:53
doen die Jehovah door bemidde-
van Jehovah heen en weer bewe- Nu 3:7
De 11:1 ling van Mozes _ geboden had.
gen.m 28 Toen nam Mozes _ ze uit Ez 48:11
hun handpalmen en deed ze op Nu geschiedde het op de
¨ acht-
het altaar boven op het brand-
offer in rook opgaan.n Ze waren

HFDST. 9 9 q
ste dag dat Mozes
_ Aaron
_
zijn zonen en de oudere man-
en
q Le 8:35 ¨
een installatieoffer o tot een rustig Ez 43:27 nen van Isra
_ el riep. 2 Toen zei
¨
LEVITICUS 9:3-23 Aaron brengt installatieoffers 146
¨ HFDST. 9
hij tot Aaron:
_ „Neem u een jong ten hem het bloed aan en hij
kalf voor een zondeoffer a en een a Le 4:3 sprenkelde het rondom op het
b Le 8:18
ram voor een brandoffer,b gave c Le 8:14
altaar.a 13 En zij reikten hem
[dieren], en bied ze voor het d Le 4:23 het brandoffer aan in zijn stuk-
Le 16:15
aangezicht van Jehovah aan.c Ezr 6:17
ken en de kop, waarna hij ze op
3 Maar
¨ tot de zonen van Is- _ e Le 16:5 het altaar in rook deed opgaan.b
Ezr 10:19
rael zult gij spreken en zeggen: f Le 3:1
14 Verder waste hij de ingewan-
d
’Neemt een geitenbok voor een g Le 2:4 den en de schenkels en deed ze
zondeoffer en een kalf en een h
Le 6:14
Ex 29:43
op het brandoffer in rook opgaan
jonge ram,e elk een jaar oud, i Ex 19:17 op het altaar.c
gave [dieren], voor een brand- De 31:12
15 Nu ging hij ertoe over de of-
j Ex 16:10
offer, 4 en een stier en een ram Ex 24:16 fergave van het volk aan te bie-
voor gemeenschapsoffers,f om Ex 40:34
2Kr 5:14
den,d en hij nam de bok van het
ze voor het aangezicht van Jeho- k Le 4:3 zondeoffer, die voor het volk
vah ten slachtoffer te brengen, l Le 8:34 was, en slachtte hem en bereid-
Heb 5:3
en een graanoffer,g met olie be- Heb 7:27 de daarmee een offer voor zonde,
vochtigd, want vandaag zal Je- m Heb 5:1 zoals met het eerste. 16 Daar-
n Le 16:33
hovah U stellig verschijnen.’ ”h Heb 9:7 na bood hij het brandoffer aan en
5 Bijgevolg brachten zij´ ´ het- o Le 4:4 handelde daarmee overeenkom-
p Heb 9:22
geen Mozes
_ geboden had voor de q Le 8:15
stig de voorgeschreven gang van
tent der samenkomst. Toen trad r Le 4:7 zaken.e
Le 16:18
de gehele vergadering naderbij s Le 3:3
17 Vervolgens bood hij het
en stond voor het aangezicht Le 4:8 graanoffer f aan, en hij vulde zijn
t Le 8:16
van Jehovah.i 6 Vervolgens zei u Le 4:12
hand met een deel ervan en deed
Mozes:
_ „Dit is de zaak die Jeho- Le 8:17 het op het altaar in rook opgaan,
Heb 13:11
vah geboden heeft dat GIJ zoudt afgezien van het morgenbrand-
doen, opdat de heerlijkheid van offer.g
Jehovah U moge verschijnen.” j 2e kolom
¨ 18 Daarna slachtte hij de stier
7 Toen zei Mozes
_ tot Aaron:
_ „Na- a Le 1:5 en de ram van het gemeen-
Le 8:19
der tot het altaar en draag uw b Le 8:20 schapsoffer,h dat voor ¨het volk
zondeoffer k en uw brandoffer op, c Le 8:21 was. Voorts reikten Aarons _ zo-
en doe verzoening l ten behoeve d Le 4:27
Jes 53:10
nen hem het bloed aan en hij
van uzelf en ten behoeve van uw Jo 1:29 sprenkelde het rondom op het al-
huis; en draag de offergave van 1Kor 15:3
2Kor 5:21 taar.i 19 Wat de vette stukkenj
het volk op m en doe verzoening n Ga 1:4 van de stier betreft en de vet-
Ef 5:2
ten behoeve van hen, juist zoals Tit 2:14 staartk van de ram en het vet dat
Jehovah geboden heeft.” Heb 2:17 [de ingewanden] bedekt en de
¨ 1Pe 2:24
8 Onmiddellijk naderde Aaron _ 1Jo 2:2 nieren en het aanhangsel van
tot het altaar en slachtte het kalf e Le 1:3
Le 5:10
de lever, 20 zij legden nu de
van het zondeoffer, dat voor¨ hem Le 6:9 vette stukken op de borststuk-
Le 8:18
was.o 9 Daarna boden Aarons _ f Le 2:1
ken,l waarna hij de vette stuk-
zonen hem het bloedp aan, en hij Le 2:4 ken op het altaar in rook deed
Le 2:11
doopte zijn vinger in het bloedq Le 2:13
opgaan. 21 Maar de borststuk-
en deed het op de hoornen van g Ex 29:39 ken¨ en de rechterpoot bewoog
het altaar,r en het overige bloed h Le 3:1
Le 7:11
Aaron
_ als een beweegoffer voor
stortte hij uit aan de voet van i Le 3:2 het aangezicht van Jehovah heen
het altaar. 10 En het vets en de j Le 3:3 en weer,m juist zoals Mozes
_ gebo-
k Ex 29:22
nieren en het aanhangsel van de Le 3:9 den had.
lever van het zondeoffer deed hij Le 8:25 ¨
l Le 7:30
22 Toen hief Aaron _ zijn han-
op het altaar in rook opgaan,t m Ex 29:27 den op naar het volk en zegende
juist zoals Jehovah Mozes _ gebo- Le 8:27 henn en daalde af,o na het zonde-
n Nu 6:23
den had. 11 En het vlees en De 10:8 offer en het brandoffer en de
de huid verbrandde hij met vuur De 21:5
gemeenschapsoffers te hebben
1Kr 23:13
buiten de legerplaats.u Lu 24:50 opgedragen. 23¨ Ten slotte gin-
Han 3:26
12 Vervolgens¨ slachtte hij het Heb 7:7
gen Mozes
_ en Aaron
_ de tent der
brandoffer en Aarons
_ zonen reik- o Ex 20:26 samenkomst binnen en kwa-
147 Vuur uit de hemel doodt Nadab en Abihu LEVITICUS 9:24–10:16
men naar buiten en zegenden het HFDST. 9 weggaan van de ingang van de
volk.a a 2Sa 6:18 tent der samenkomst, opdat GIJ
2Kr 6:3
Toen verscheen Jehovah’s heer- b Le 9:6 niet sterft,a want Jehovah’s zalf-
lijkheidb aan het gehele volk, Nu 14:10
Nu 16:42
olie is op U.”b Zij dan deden naar
24 en vuur ging van voor het c Re 6:21 Mozes’ _ woord.
aangezicht van Jehovah uitc en 1Kon 18:38
1Kr 21:26
8¨ Vervolgens sprak Jehovah tot
verteerde vervolgens het brand- 2Kr 7:1 Aaron
_ en zei: 9 „Drink geen
offer en de vette stukken op het d 1Kon 18:39
2Kr 7:3
wijn of bedwelmende drank,c gij
altaar. Toen het gehele volk dit noch uw zonen met u, wanneer GIJ

te zien kreeg, braken zij uit in de tent der samenkomst binnen-
HFDST. 10
gejuichd en vielen voorts op hun gaat, opdat GIJ niet sterft. Het is
e Ex 6:23
aangezicht neer. 1Kr 24:2 een inzetting tot onbepaalde tijd
Later namen en brachten f Ex 27:3 voor UW geslachten, 10 zowel
10 e
¨
Aarons
_ zonen Nadab
_ en
Ab _ihu ieder hun vuurpot en de- f
Le 16:12
g Ex 30:35
Le 16:12
om onderscheid te maken tussen
het heilige en het profane en tus-
h Ex 30:9 d
den daar vuur in en legden er Le 10:9 sen het onreine en het reine, ¨
reukwerkg op, en zij gingen voor Le 16:2 11 als om de zonen van Isra _ el te
Jes 28:7 e
het aangezicht van Jehovah on- i Nu 16:35 onderwijzen in alle voorschriften
wettig vuur offeren,h hetgeen j Le 22:9 die Jehovah door bemiddeling van
Nu 26:61
hij hun niet had voorgeschreven. Mozes _ tot hen gesproken heeft.”
k Ex 19:22 ¨
2 Hierop ging er een vuur van Jes 52:11 12 Toen sprak Mozes _ tot Aaron
_
l Jes 29:23
voor het aangezicht van Jehovah Ez 20:41 en tot Eleazar_ en Ithamar,
_ zijn
uit en verteerde hen,i zodat zij Mt 6:9 overgebleven zonen: „Neemt het
m Jes 49:3 f
stierven voor het aangezicht van Jo 13:31 graanoffer dat van Jehovah’s
Jehovah. j 3 Toen zei Mozes
_ tot 2Th 1:10 vuuroffers is overgebleven, en
¨ n Ex 6:18
eet het ongezuurd naast het al-
Aaron:
_ „Dit is het wat Jehovah o Han 5:6
gesproken heeft, toen hij zei: p Le 21:10 taar, want het is iets allerhei-
’Laat mij onder hen die mij nabij Nu 6:7
ligst.g 13 En GIJ moet het eten
q Nu 16:22
zijn,k geheiligd worden,l en laat Joz 7:1 op een heilige plaats,h want het
mij voor het aangezicht van heel is het u toegewezen deel en het
het volk verheerlijkt worden.’ ”m 2e kolom uw zonen toegewezen deel van
¨
En Aaron _ bewaarde het stilzwij- a Le 21:12
Jehovah’s vuuroffers; want zo
gen. b Ex 28:41 is mij geboden. 14 En GIJ zult
¨ Le 8:12
de borst van het beweegoffer i
4 Mozes _ dan riep M _isael ¨en c Sp 31:5
Els¨ afan,_ de zonen van Uzzi _ el,n Jes 28:7 en de poot van het heilige deelj
Ez 44:21
A arons
_ oom, en zei tot hen: Ho 4:11
op een reine plaats eten, gij en
„Treedt nader, draagt UW broe- Ef 5:18 uw zonen en uw dochters met
1Ti 3:3
ders van voor de heilige plaats 1Ti 3:8 u,k want ze zijn gegeven als het
weg tot buiten de legerplaats.”o Tit 1:7 u toegewezen deel en het uw
d Ez 22:26
5 Bijgevolg traden zij toe en droe- Ez 44:23 zonen toegewezen deel van de
gen hen in hun lange gewaden tot e De 24:8 gemeenschapsoffers van de zo-
De 33:10 ¨
buiten de legerplaats, juist zoals 2Kr 17:9 nen van Isra_ el. 15 Zij zullen de
Mozes _ gesproken had. Ne 8:8 poot van het heilige deel en de
¨ Jer 18:18
borst van het beweegoffer l tege-
6 Nadien zei Mozes _ tot Aaron _ Mal 2:7

en tot Eleazar _ en Ithamar,


_ zijn f Ex 29:2
Le 6:16
lijk brengen met de vuuroffers
[andere] zonen: „GIJ moogt UW g Le 21:22 van de vette stukken, om het
hoofd[haar] niet onverzorgd la- h Le 6:26 beweegoffer voor het aangezicht
Nu 18:10
ten hangenp en UW klederen niet i Ex 29:26 van Jehovah heen en weer te be-
scheuren, opdat GIJ niet sterft Le 7:31 wegen; en het moet dienen als
Le 9:21
en opdat hij niet verontwaardigd Nu 18:11 een toegewezen deelm tot onbe-
wordt op de gehele vergadering; q j Le 7:34 paalde tijd voor u en uw zonen
k Le 22:13
maar UW broeders van het gehele met u, juist zoals Jehovah gebo-
¨ l Le 8:29
den heeft.”
huis van Isra _ el zullen de brand Nu 18:18
m 1Kor 9:13
bewenen, die Jehovah heeft doen n Le 9:3
16 En Mozes _ zocht grondig
branden. 7 En GIJ moogt niet Le 9:15 naar de bok van het zondeoffer,n
LEVITICUS 10:17–11:22 Reine en onreine dieren 148
en zie! die was verbrand. Daarom HFDST. 10 en de hoeven vertonen wel een
werd hij verontwaardigd¨ op Elea-
_ a Le 6:26 volledige kloof, maar het her-
Le 7:6
zar en Ithamar,
_ Aarons
_ overge- Ez 44:29 kauwt niet. Het is voor U onrein.
bleven zonen, en zei: 17 „Waar- b Ex 28:38
8 Van hun vlees moogt GIJ niet
om hebt GIJ het zondeoffer niet Nu 18:1 eten, en hun dode lichaam moogt
gegeten op de plaats die hei- Jes 53:11
Jo 1:29
GIJ niet aanraken.a Ze zijn voor U
lig is,a daar het iets allerheiligst 2Kor 5:21 onrein.b
Heb 9:28
is en hij het U gegeven heeft 1Pe 2:24 9 Van al wat in de wateren is,
opdat GIJ de verantwoordelijk- moogt GIJ het volgende eten: c Al
c Le 6:30
heid voor de dwaling van de ver- wat vinnen en schubben heeft d

gadering moogt dragen, ten ein- ¨


d Le 6:26 in de wateren, in de zeeen en
de verzoening voor hen te doen in de stromen — die moogt GIJ
voor het aangezicht van Jeho-
e Le 9:8 ¨
Le 9:12 eten. 10 En al wat in de zeeen
vah? b 18 Ziet! Het bloed daar- f Le 6:29 en de stromen geen vinnen en
van is niet binnen in de heilige schubben heeft, van elk weme-

plaats gebracht.c GIJ hadt het lend schepsel der wateren en van
HFDST. 11
zonder mankeren op de heilige elke levende ziel die in de wate-
g De 14:4
plaats moeten eten, juist zoals Ez 4:14 ren is — ze zijn voor U een gru-
mij was geboden.” d
¨ 19 Hierop wel. 11 Ja, ze zullen voor U een
h De 14:6
sprak A aron _ tot Mozes:
_ „Zie! gruwel worden. Van hun vlees
Vandaag hebben zij hun zonde- i De 14:7 moogt GIJ niet eten,e en van hun
offer en hun brandoffer voor het j Ps 104:18 dode lichaam dient GIJ te gru-
aangezicht van Jehovah aange- Sp 30:26 wen. 12 Al wat in de wateren
boden,e terwijl mij zulke dingen k De 14:7 geen vinnen en schubben heeft,
gingen overkomen; en had ik he- is voor U een gruwel.
den het zondeoffer gegeten, zou l De 14:8
Jes 65:4 13 En onder de vliegende
dat bevredigend zijn gebleken in Jes 66:3
schepselen zult GIJ van de volgen-
Jes 66:17
Jehovah’s ogen?”f 20 Toen Mo- _ de gruwen.f Ze dienen niet gege-
zes dit hoorde, bleek het voorts
ten te worden. Ze zijn een gruwel:
bevredigend te zijn in zijn ogen. 2e kolom
de arendg en de beenbreker en de
a Le 11:24
Voorts sprak zwarte gier, 14 en de rode wouw
¨ Jehovah tot
11 Mozes
_ en Aaron,
hen: 2 „Spreekt
_ en zei tot
tot de zonen
b Han 10:14 en de zwarte wouwh naar zijn
soort, 15 en elke raaf i naar zijn
¨ c De 14:9
van Isra
_ el en zegt: ’Dit is het le- soort, 16 en de struisvogelj en
vende schepsel dat GIJ moogt d Mt 4:18
Lu 24:42
de uil en de meeuw en de valk naar
eteng van alle viervoetige die- zijn soort, 17 en de steenuil en
e De 14:3
ren die op de aarde zijn: 3 Elk De 14:10
de aalscholver en de ransuil, k
schepsel onder de viervoetige die- 18 en de zwaan en de pelikaan
f De 14:12
ren dat gespleten hoeven heeft en de gier,l 19 en de ooievaar,
en waarvan de hoeven een volle- g Job 39:30 de reiger naar zijn soort, en de
Mt 24:28
dige kloof vertonen en dat her- hop en de vleermuis.m 20 Elk ge-
kauwt, dat moogt GIJ eten.h h De 14:13 vleugeld wemelend schepsel dat
4 Alleen de volgende moogt i De 14:14
op vier [poten] gaat, is voor U een
GIJ niet eten onder de herkau- gruwel.n
j De 14:15
wers en de spleethoevigen: de 21 Slechts het volgende moogt
kameel, want die herkauwt wel k De 14:16 GIJ eten van alle gevleugelde we-
maar heeft geen gespleten hoe- l De 14:17
melende schepselen die op vier
ven. Hij is voor U onrein.i 5 Ook [poten] gaan: die welke boven
m De 14:18
de klipdas,j want die herkauwt hun poten nog springpoten heb-
wel maar heeft geen gespleten n De 14:19 ben, om daarmee over de aarde
hoeven. Hij is voor U onrein. o Ex 10:12
te springen. 22 Daarvan moogt
6 Ook de haas,k want die her- Sp 30:27 GIJ de volgende eten: de trek-
Jes 33:4
kauwt wel maar heeft geen ge- sprinkhaano naar zijn soort, en
spleten hoeven. Hij is voor U p Mt 3:4 de eetbare sprinkhaanp naar zijn
Mr 1:6
onrein. 7 Ook het zwijn,l want soort, en de krekel naar zijn
het heeft wel gespleten hoeven q 2Kr 7:13 soort, en de veldsprinkhaanq naar
149 Onreinheid door dode lichamen LEVITICUS 11:23-45
zijn soort. 23 En elk ander ge- HFDST. 11 voedselsoort die gegeten zou
vleugeld wemelend schepsel dat a De 14:3 worden waarop water mocht ko-
inderdaad vier poten heeft, is men dat daaruit afkomstig is, zal
b Le 17:15
voor U een gruwel.a 24 Hier- onrein zijn, en elke drank die
door zoudt GIJ U dus onrein ma- c Ex 19:10
gedronken zou worden welke in
ken. Ieder die hun dode lichaam Le 14:8 enig [zulk] vat zit, zal onrein zijn.
aanraakt, zal tot de avond onrein
Le 15:5
Nu 19:10
35 En alles waarop een derge-
zijn.b 25 En een ieder die een lijk dood lichaam mocht vallen,
dergelijk dood lichaam draagt, d De 14:8 zal onrein zijn. Hetzij bakoven
zal zijn kleren wassen,c en hij of kruikenstandaard, het dient
moet tot de avond onrein zijn. e Le 5:2 aan stukken gebroken te wor-
den. Ze zijn onrein, en ze zullen
26 Elk viervoetig dier nu dat f Le 17:16
voor U onrein worden. 36 Al-
wel gespleten hoeven heeft maar
leen een bron en een put waarin
waarvan de hoeven geen vol- g Heb 9:10
zich water verzamelt, zullen rein
ledige kloof vertonen en dat niet blijven, maar wie hun dode li-
h Jes 66:17
herkauwt — ze zijn voor U on- chaam aanraakt, zal onrein zijn.
rein. Ieder die ze aanraakt, zal i Le 22:5 37 En mocht een dergelijk dood
onrein zijn.d 27 Wat elk schep- De 14:19
lichaam vallen op enig planten-
sel betreft dat op zijn zolen loopt zaad dat gezaaid dient te worden,
onder alle levende schepselen j Le 11:24
het is rein. 38 Maar ingeval er
die op vier [poten] gaan — ze k Ex 7:19 water op zaad wordt gedaan en
zijn voor U onrein. Ieder die hun iets van hun dode lichaam was
dode lichaam aanraakt, zal tot l Ge 21:14 erop gevallen, dan is het voor U
de avond onrein zijn. 28 En hij onrein.
die hun dode lichaam draagt,e zal m Ge 37:34
39 Ingeval nu enig dier dat U tot
zijn kleren wassen,f en hij moet voedsel dient, sterft, zal hij die
n Le 6:28
tot de avond onrein zijn. Ze zijn Mr 14:13 zijn dode lichaam aanraakt, tot de
voor U onrein. avond onrein zijn.a 40 En hij die
29 En onder de wemelende o Le 15:12 van zijn dode lichaam eet,b zal zijn
Jes 30:14
schepselen die op de aarde weme- kleren wassen, en hij moet tot de
avond onrein zijn; en hij die zijn
len, is het volgende voor U onrein: g
de blindmuis en de springmuis h 2e kolom dode lichaam wegdraagt, zal zijn
en de hagedis naar zijn soort, a Le 11:24 kleren wassen, en hij moet tot de
Nu 19:11
30 en de waaierteengekko en de Nu 19:16 avond onrein zijn. 41 En elk we-
grote hagedis en de salamander melend schepsel dat op de aarde
en de zandhagedis en het ka- b Le 17:15 wemelt, is een gruwel.c Het mag
Le 22:8
meleon. 31 Deze zijn onder alle De 14:21 niet gegeten worden. 42 Wat
wemelende schepselen voor U on-
Ez 4:14 elk schepsel betreft dat op de buik
Ez 44:31
rein.i Ieder die ze in hun doods- Han 10:13 gaatd en elk schepsel dat op vier of
toestand aanraakt, zal tot de enig groot aantal poten gaat van
avond onrein zijn.j
c Le 11:21 alle wemelende schepselen die op
de aarde wemelen — GIJ moogt ze
32 Alles nu waarop een daar- d Ge 3:14
niet eten, want ze zijn een gru-
van in zijn doodstoestand mocht Mi 7:17
wel.e 43 Maakt UW ziel niet tot
vallen, zal onrein zijn, of het nu e De 14:3 een gruwel met enig wemelend
een of ander houten vatk of een schepsel dat wemelt, en GIJ moogt
kledingstuk of een huidl of zak- f Le 20:25 U daardoor niet onrein maken en
kengoedm is. Elk vat dat maar daardoor werkelijk onrein wor-
enigszins wordt gebruikt, zal in g Ex 20:2
den.f 44 Want ik ben Jehovah,
De 5:6
water worden gelegd, en het UW God; g en GIJ moet U heiligen
moet tot de avond onrein zijn en h Ex 19:6 en GIJ moet U heilig betonen,h
dan rein zijn. 33 Wat elk aarde- Le 19:2
want ik ben heilig.i GIJ moogt
De 14:2
werken vatn betreft waarin een 1Th 4:7 UW ziel derhalve niet onrein ma-
1Pe 1:15
daarvan mocht vallen, alles wat ken door enig wemelend schep-
daarin is, zal onrein zijn, en GIJ i 1Pe 1:16
sel dat zich op de aarde beweegt.
zult het verbrijzelen.o 34 Elke Opb 4:8 45 Want ik ben Jehovah, die U doe
LEVITICUS 11:46–13:7 Reiniging van vrouwen 150
optrekken uit het land Egypte om HFDST. 11 8 Kan zij echter niet genoeg op-
_
mij aan U als God te doen ken- a Ge 46:4 brengen voor een schaap, dan
a Ex 6:7
nen; en GIJ moet U heilig beto- Ex 29:46 moet zij twee tortelduiven of twee
´ ´
nen,b want ik ben heilig.c Ps 81:10
jonge duivena nemen,
Ho 11:1 ´ ´ een voor
46 Dit is de wet aangaande het een brandoffer en een voor een
viervoetig gedierte en de vlie- b Ex 22:31 zondeoffer, en de priester moet
Le 20:7
gende schepselen en elke leven- Le 20:26 verzoening voor haar doen,b en
de ziel die zich in de wateren be- Nu 15:40 zij moet rein zijn.’ ”
De 7:6
weegtd en betreffende elke ziel
Vervolgens sprak
¨ Jehovah
die op de aarde wemelt, 47 om
onderscheid te makene tussen
c Joz 24:19
1Sa 2:2
1Sa 6:20
13 tot Mozes
_ en Aaron,
_ en zei:
2 „Ingeval een mens op de huid
het onreine en het reine en tus-
sen het levende schepsel dat eet- van zijn vlees uitslag of een roofc
d Ge 1:21
baar is en het levende schepsel of een vlek krijgt en deze zich
dat niet gegeten mag worden.’ ” e Le 10:10 op de huid van zijn vlees werke-
Le 20:25
Ez 22:26
lijk tot de plaag der melaatsheidd
En Jehovah ging voort tot
12 Mozes
_ te spreken en zei:
2 „Spreek tot de zonen van Isra
_
¨
el
Ez 44:23


ontwikkelt, dan
de priester Aaron
¨
_
moet hij naar
of naar een
HFDST. 12 van zijn zonen, de priesters, wor-
en zeg: ’Ingeval een vrouw be- den gebracht. e 3 En de priester
f Ge 4:1
vrucht wordtf en werkelijk een moet de plaag op de huid van het
mannelijk kind baart, moet zij g Le 15:19 f
vlees bezien. Wanneer het haar
zeven dagen onrein zijn; zoals in op [de plek van] de plaag wit
de dagen van de onreinheid wan- h Ge 17:12
Ge 21:4 geworden is en de plaag dieper
neer zij haar menstruatie heeft, Lu 1:59
schijnt te zitten dan de huid van
zal zij onrein zijn.g 3 En op de Lu 2:21
Jo 7:22 zijn vlees, is het de plaag der me-
achtste dag zal het vlees van laatsheid. En de priester moet ze
zijn voorhuid h
¨ besneden worden. i Lu 2:22
bezien, en hij moet hem onrein
4 Nog drieendertig dagen zal zij verklaren. 4 Is het echter een
j Le 1:4
in het reinigingsbloed blijven. Le 1:10 witte vlek op de huid van zijn
Zij dient niets heiligs aan te ra-
vlees en schijnt ze niet dieper te
ken, en zij dient niet in de heili- k Le 15:14
zitten dan de huid en is het haar
ge plaats te komen, totdat de da-
l Le 15:28 op die plek niet wit geworden,
gen van haar reiniging hun volle
duur bereiken.i dan moet de priester [de lijder
2e kolom aan] de plaag zeven dagen in
5 Indien zij nu een vrouwelijk
quarantaine plaatsen.g 5 En de
kind baart, dan moet zij veer- a Le 1:14
Le 5:7 priester moet hem op de zevende
tien dagen onrein zijn, zoals ge- Le 14:22
dag bezien, en is de plaag, naar
durende haar menstruatie. Nog Lu 2:24

zesenzestig dagen zal zij met het zich laat aanzien, tot staan
het reinigingsbloed [thuis]blijven.
b Le 4:26
Le 6:7
gekomen, heeft de plaag zich niet
6 Als dan de dagen van haar rei- Nu 15:25 over de huid uitgebreid, dan moet
niging voor een zoon of voor de priester hem nog eens zeven
een dochter hun volle duur be- HFDST. 13 dagen in quarantaine plaatsen.h
reiken, zal zij een jonge ram van c Le 14:56 6 En de priester moet hem op
nog geen jaar als brandoffer j en de zevende dag voor de tweede
een jonge duif of een tortelduif k d Nu 12:10
2Kr 26:19
maal bezien, en indien [de plek
als zondeoffer naar de ingang Mt 8:3 van] de plaag dof is geworden
van de tent der samenkomst tot en de plaag zich niet over de
e De 24:8
de priester brengen. 7 En hij Mal 2:7
huid heeft uitgebreid, dan moet
moet het voor het aangezicht van Lu 17:14 de priester hem rein verklaren.
Jehovah aanbieden en verzoe- Het was een roof. En hij moet
f Le 10:10
ning voor haar doen, en zij moet Ez 44:23 zijn kleren wassen en rein zijn.
rein zijn van de bron van haar 7 Maar indien de roof zich on-
bloed.l Dit is de wet aangaande g Le 14:38
Nu 12:15
tegenzeglijk over de huid heeft
haar die hetzij een mannelijk uitgebreid, nadat hij zich voor
of een vrouwelijk kind baart. h Le 14:46 de vaststelling van zijn reiniging
151 Melaatsheidonderzoek door priesters LEVITICUS 13:8-28
aan de priester heeft vertoond, HFDST. 13 witte vlek is ontstaan, dan moet
dan moet hij zich voor de tweede a Le 13:27 hij zich aan de priester vertonen.
maal aan de priester vertonen,a 20 En de priester moet [ernaar]
8 en de priester moet [ernaar] kijken,a en indien ze dieper dan
kijken; en indien de roof zich de huid schijnt te zitten en het
b Nu 12:12
over de huid heeft uitgebreid, haar daarop wit is geworden, dan
dan moet de priester hem onrein moet de priester hem onrein ver-
verklaren. Het is melaatsheid.b klaren. Het is de plaag der me-
9 Ingeval de plaag der me- laatsheid. Ze is in de zweer uit-
c Le 13:3
laatsheid zich bij een mens ver- 2Kr 26:20 gebroken. 21 Maar indien de
toont, dan moet hij naar de pries- priester ernaar kijkt en ziedaar,
ter worden gebracht. 10 En de er is geen wit haar op en ze zit
priester moet [ernaar] kijken; c en niet dieper dan de huid en is dof,
indien er op de huid een witte uit- d Le 13:24 dan moet de priester hem zeven
slag is en het haar hierdoor wit dagen in quarantaine plaatsen.b
geworden is en er rauw, levend 22 En indien ze zich onmisken-
vlees d in de uitslag is, 11 is het baar over de huid uitbreidt, dan
chronische melaatsheide op de
e 2Kr 26:21 moet de priester hem onrein
huid van zijn vlees; en de pries- verklaren. Het is een plaag.
ter moet hem onrein verklaren. 23 Blijft de vlek echter op haar
Hij dient hem niet in quarantaine plaats, heeft ze zich niet uitge-
f Le 13:4
breid, dan is het de ontsteking c
te plaatsen,f want hij is onrein.
van de zweer; en de priester moet
12 Indien nu de melaatsheid on-
hem rein verklaren.d
tegenzeglijk uitbreekt op de huid,
en de melaatsheid werkelijk de g De 24:8
24 Of ingeval er op de huid van
gehele huid van [de lijder aan] het vlees een litteken ontstaat
de plaag bedekt, van zijn hoofd ten gevolge van het vuur, en het
tot zijn voeten, zover het oog rauwe vlees van het litteken wer-
van de priester kan zien, 13 en h Le 13:8 kelijk een roodachtig witte of
witte vlek wordt, 25 dan moet
de priester heeft gekeken en zie,
de priester ernaar kijken; en in-
de melaatsheid heeft zijn gehele
dien het haar op die vlek wit is
vlees bedekt, dan moet hij [de
i Lu 5:14 geworden en ze dieper schijnt te
lijder aan] de plaag rein verkla- Lu 17:14 zitten dan de huid, is het me-
ren. Alles [aan hem] is wit ge-
laatsheid. Ze is in het litteken
worden. Hij is rein. 14 Maar op uitgebroken, en de priester moet
de dag waarop er levend vlees hem onrein verklaren. Het is de
in verschijnt, zal hij onrein zijn. j De 28:27
plaag der melaatsheid. 26 Maar
2Kon 20:7
15 En de priester g moet het le- Job 2:7 indien de priester ernaar kijkt en
vende vlees bezien, en hij moet ziedaar, er is geen wit haar op de
hem onrein verklaren. Het le- 2e kolom vlek en ze zit niet dieper dan de
vende vlees is onrein. Het is me- a Le 10:10 huid en is dof, dan moet de pries-
laatsheid.h 16 Of ingeval het Ez 44:23
ter hem zeven dagen in quaran-
levende vlees weer verdwijnt en taine plaatsen. 27 En op de ze-
werkelijk wit wordt, dan moet hij vende dag moet de priester hem
tot de priester komen. 17 En bezien. Indien ze zich onmisken-
de priester moet hem bezien,i en b Le 13:4
Le 14:38 baar over de huid uitbreidt, dan
indien [de plek van] de plaag wit Nu 12:15 moet de priester hem onrein ver-
is geworden, dan moet de pries- klaren. Het is de plaag der me-
ter [de lijder aan] de plaag rein laatsheid. 28 Blijft de vlek ech-
verklaren. Hij is rein. ter op haar plaats, heeft ze zich
c De 28:22
18 Ingeval er op de huid van niet over de huid uitgebreid en is
het vlees een zweerj ontstaat en ze dof, dan is het een uitslag van
deze werkelijk geneest, 19 en het litteken; en de priester moet
er op de plaats van de zweer een d Lu 5:14
hem rein verklaren, omdat het
witte uitslag of een roodachtig Lu 17:14 een ontsteking van het litteken is.
LEVITICUS 13:29-49 Melaatsheidonderzoek verder beschreven 152
29 Ingeval bij een man of een HFDST. 13 haar op [de plek] is gegroeid,
vrouw een plaag ontstaat op het a De 24:8 is [de kwaal van] de abnormale
Mal 2:7
hoofd of aan de kin, 30 dan haaruitval genezen. Hij is rein,
moet de priestera de plaag be- en de priester moet hem rein ver-
zien; en indien ze dieper schijnt b Le 14:54 klaren.a
te zitten dan de huid, en het haar 38 Ingeval er zich bij een man
[op die plek] geel en dun is, dan c Le 13:4 of een vrouw op de huid van hun
moet de priester zo iemand on- vlees vlekkenb vertonen, witte
rein verklaren. Het is een abnor- d Le 14:38
vlekken, 39 dan moet de pries-
male haaruitval.b Het is melaats- Nu 12:15 ter c [ernaar] kijken; en indien
heid van het hoofd of van de kin. de vlekken op de huid van hun
31 Maar ingeval de priester de e Le 14:54
vlees dofwit zijn, is het een goed-
plaag van de abnormale haaruit- aardige uitslag. Deze is op de
val beziet en zie! ze schijnt niet huid uitgebroken. Hij is rein.
f Le 14:8
dieper te zitten dan de huid en er 40 Ingeval bij een man het
is geen zwart haar op [de plek], hoofd kaal wordt,d is het kaal-
dan moet de priester [de lijder g Le 13:23 heid. Hij is rein. 41 En wordt
Mr 1:42
aan] de plaag van de abnormale Lu 5:13 zijn hoofd van voren kaal, dan
haaruitval zeven dagenc in qua- is het voorhoofdskaalheid. Hij is
rantaine plaatsen.d 32 En op de rein. 42 Maar ingeval er op de
h Ez 22:26
zevende dag moet de priester Lu 17:14 kale kruin of op het kale voor-
naar de plaag kijken; en indien hoofd een roodachtig witte plaag
de abnormale haaruitval zich niet 2e kolom ontstaat, is het melaatsheid, die
heeft uitgebreid, en er geen geel op zijn kale kruin of op zijn kale
a Mt 8:4
haar op [de plek] is gekomen en Mr 1:44 voorhoofd uitbreekt. 43 En de
de abnormale haaruitvale niet die- priester e moet hem bezien; en in-
per schijnt te zitten dan de huid, b Le 13:2
dien er een uitslag is van de rood-
33 dan moet hij zich laten sche- achtig witte plaag op zijn kale
ren, maar [de plek van] de ab- kruin of op zijn kale voorhoofd
normale haaruitval zal hij niet la- c Le 10:10
die eruitziet als melaatsheid van
ten scheren; f en de priester moet de huid van het vlees, 44 is hij
[de lijder aan] de abnormale haar- d 2Kon 2:23 een melaatse. Hij is onrein. On-
uitval nogmaals zeven dagen in rein dient de priester hem te
quarantaine plaatsen. e Ez 44:23
verklaren. Zijn plaag is op zijn
34 En op de zevende dag moet hoofd. 45 Wat de melaatse be-
de priester naar de abnormale treft op wie de plaag is, zijn kle-
f 2Sa 13:19
haaruitval kijken; en indien de Ezr 9:5 ren dienen gescheurd te zijn,f en
abnormale haaruitval zich niet zijn hoofd[haar] dient hij onver-
over de huid heeft uitgebreid en zorgd te laten hangen,g en hij
g Le 10:6
niet dieper schijnt te zitten dan Le 21:10 dient de snor te bedekkenh en te
de huid, dan moet de priester roepen: ’Onrein, onrein!’i 46 Al
hem rein verklaren,g en hij moet de dagen dat de plaag op hem
h Ez 24:17
zijn kleren wassen en rein zijn. Mi 3:7 is, zal hij onrein zijn. Hij is on-
35 Maar indien na de vaststelling rein. Hij dient afgezonderd te
van zijn reiniging de abnorma- i Klg 4:15
wonen. Buiten de legerplaats j is
le haaruitval zich onmiskenbaar zijn woonplaats.
over de huid uitbreidt, 36 dan 47 Ingeval de plaag der me-
j Nu 5:2
moet de priester h hem bezien; Nu 12:14
laatsheid zich aan een kleding-
en indien de abnormale haar- 2Kon 7:3 stuk vertoont, hetzij aan een
2Kr 26:21
uitval zich over de huid heeft wollen kledingstuk of aan een
uitgebreid, behoeft de priester linnen kledingstuk, 48 of aan
geen onderzoek te doen naar geel k Le 13:53 de schering k of aan de inslag
Le 13:59
haar; hij is onrein. 37 Maar in- van het linnen en van de wol, of
dien de abnormale haaruitval, aan een huid of aan iets wat van
naar het zich laat aanzien, tot l Ge 21:15
Le 13:53
huiden is gemaakt,l 49 en de
staan is gekomen en er zwart Mr 2:22 geelachtig groene of roodachtige
153 Door melaatsheid onrein geworden dingen LEVITICUS 13:50–14:7
plaag zich werkelijk vertoont aan HFDST. 13 57 Indien ze echter nog steeds
het kledingstuk of aan de huid a Le 10:10 zichtbaar is op het kledingstuk
Ez 44:23
of aan de schering of aan de of op de schering of op de inslag a
inslag of aan enig van huiden of op enig van huiden vervaar-
b Le 13:4
vervaardigd voorwerp, is het de digd voorwerp, is het uitbreken-
plaag der melaatsheid, en het de [melaatsheid]. Datgene waar-
c Le 13:58
moet aan de priester worden ge- aan de plaag zit, dient gij in het
toond. 50 En de priester a moet vuur te verbranden.b 58 Wat
d Le 14:44
de plaag bezien, en hij moet het kledingstuk of de schering of
[het aangetaste voorwerp] ze- de inslag of enig van huiden ver-
e Ex 28:39
ven dagen in quarantaine plaat- Ex 39:28 vaardigd voorwerp betreft dat gij
sen.b 51 Wanneer hij de plaag wassen mocht, wanneer de plaag
op de zevende dag heeft be- f Le 14:44 daaruit verdwenen is, dan moet
zien, [en heeft bevonden] dat de het een tweede maal gewassen
plaag zich heeft uitgebreid op het g Ge 3:21
worden; en het moet rein zijn.
kledingstuk of op de schering of Ge 21:14 59 Dit is de wet inzake de plaag
Ez 16:10
op de inslag c of op de huid, voor Mt 3:4 der melaatsheid aan een wollen
welk doel de huid ook gebruikt of linnen kledingstuk,c of aan
wordt, dan is de plaag kwaad- 2e kolom
de schering of aan de inslag, of
aardige melaatsheid.d Het [voor- a Le 13:48
aan enig van huiden vervaardigd
werp] is onrein. 52 En hij moet voorwerp, ten einde het rein of
het kledingstuk of de schering of b Le 13:52
onrein te verklaren.”
de inslag van de wol of van het En Jehovah sprak verder
linnen,e of welk van huiden ver-
vaardigd voorwerp ook waaraan
c Le 13:47 14 tot Mozes
_ en zei: 2 „Dit
zal de wet aangaande de melaat-

zich de plaag mocht vertonen, sed worden op de dag van de vast-
HFDST. 14
verbranden, want het is kwaad- stelling van zijn reiniging, wan-
aardige f melaatsheid. Het dient d Le 13:2
neer hij naar de priester gebracht
in het vuur te worden verbrand. moet worden.e 3 En de pries-
e Mr 1:44
53 Maar indien de priester [er- Lu 5:14 ter moet uitgaan buiten de le-
naar] kijkt en ziedaar, de plaag gerplaats, en de priester moet
heeft zich niet uitgebreid op het f Lu 7:22 [hem] bezien; en indien de me-
kledingstuk of op de schering Lu 17:15
laatse van de plaag der melaats-
of op de inslag of op enig van heid genezen is,f 4 dan moet de
huiden vervaardigd voorwerp,g g Le 1:14
priester bevel geven; en hij moet,
Le 14:30
54 dan moet de priester gebieden Le 14:49 om zich te reinigen, twee leven-
datgene waaraan de plaag is, te de reine vogels g nemen en ce-
wassen, en hij moet het een twee- h Nu 19:6 derhouth en karmozijnen stof i en
de maal zeven dagen in quaran- hysop.j 5 En de priester moet
taine plaatsen. 55 En nadat het i Heb 9:19 bevel geven, en de ene vogel moet
uitgewassen is, moet de pries- in een aardewerken vat boven
ter de plaag bezien, en indien de j Ex 12:22 stromend water k worden gedood.
plaag er niet anders uitziet, ook Le 14:51
6 Wat de levende vogel betreft,
Nu 19:18
al heeft de plaag zich niet uitge- 1Kon 4:33 hij dient die te nemen, alsmede
breid, is het onrein. Gij dient het Ps 51:7
het cederhout en de karmozijnen
in het vuur te verbranden. Het is stof en de hysop, en hij moet dit
een lage plek op een kale lap aan k Le 14:50
Le 15:13 met de levende vogel in het bloed
zijn achterkant of aan zijn voor- dopen van de vogel die boven
kant. l 2Kon 5:10 het stromende water werd ge-
56 Maar indien de priester [er- dood. 7 Daarna moet hij daar-
naar] gekeken heeft en ziedaar, m Heb 9:13
mee zevenmaall spattenm op de-
[de plek van] de plaag is dof ge- gene die zich van de melaatsheid
worden nadat het [voorwerp] uit- n Le 13:23
reinigt en hij moet hem rein ver-
gewassen is, dan moet hij ze uit klaren,n en hij moet de levende
het kledingstuk of de huid of de o Le 16:22
vogel wegzenden over het vrije
schering of de inslag scheuren. Ps 103:12 veld.o
LEVITICUS 14:8-25 Offers voor de gereinigde melaatse 154
8 En degene die zich reinigt, HFDST. 14 olie voor het aangezicht van Je-
moet zijn kleren wassena en al a Le 13:6 hovah spatten. 17 En van de
zijn haar afscheren en zich in wa- b Le 15:6 rest van de olie die op zijn hand-
ter badenb en moet rein zijn, en c Le 13:5 palm is, zal de priester iets op
daarna mag hij in de legerplaats Nu 5:2
Nu 12:15
de rechteroorlel doen van de-
komen. En hij moet zeven dagen gene die zich reinigt en op de
d Le 13:33
buiten zijn tent wonen.c 9 En duim van zijn rechterhand en op
e Le 15:14
op de zevende dag moet het ge- de grote teen van zijn rechter-
schieden dat hij al zijn haar dient f Le 4:32
voet, boven op het bloed van het
af te scheren, van zijn hoofdd en g Le 2:1 schuldoffer.a 18 En wat er nog
zijn kin en zijn wenkbrauwen. Ja, h Mr 1:44 over is van de olie die op de hand-
hij dient al zijn haar af te sche- i Le 14:24 palm van de priester is, zal hij op
ren, en hij moet zijn kleren was- j Le 5:2 het hoofd doen van degene die
sen en zijn vlees in water baden; Le 6:6 zich reinigt, en de priester moet
en hij moet rein zijn. k Ex 29:24 verzoening voor hem doenb voor
Le 7:30
10 En op de achtste e dag zal hij Nu 8:11 het aangezicht van Jehovah.
twee ´ ´ gave jonge rammen nemen l Le 1:11 19 En de priester moet het zon-
en een gaaf ooilamf van nog geen Le 4:4 deofferc opdragen en verzoening
Le 6:25
jaar en drie tiende efa meelbloem doen voor degene die zich van
als een graanoffer,g met olie be- m Le 7:6
zijn onreinheid reinigt, en daar-
´ ´
vochtigd, en een log-maat olie; h n Le 2:3
na zal hij het brandoffer slach-
Le 7:7
11 en de priester die hem rein 1Kor 9:13 ten. 20 En de priester moet het
verklaart, moet de man die zich 1Kor 10:18
brandoffer en het graanoffer d op
reinigt, en de [genoemde] din- o Ex 29:20
het altaar offeren, en de priester e
gen, voor het aangezicht van Je- p Le 14:10
moet verzoening voor hem doen; f
Le 14:24
hovah stellen aan de ingang van en hij moet rein zijn.g
de tent der samenkomst. 12 En q Le 4:6
Le 4:17 21 Indien hij echter gering is h
de priester moet de ene jonge
ram nemen en deze met de log- en niet over genoeg middelen
´ ´ be-
maati olie tot een schuldoffer j of- 2e kolom schikt,i dan moet hij een jonge
feren, en hij moet ze als een be- a Le 8:24 ram als schuldoffer nemen voor
weegoffer k voor het aangezicht b Le 6:7
een beweegoffer, om voor ´ ´ hem
van Jehovah heen en weer be-
1Jo 1:7 verzoening te doen, en een tien-
1Jo 2:2
wegen. 13 En hij moet de jonge de efa meelbloem, met olie be-
c Le 5:6
ram slachten op de plaats l waar vochtigd, als graanoffer, en een
geregeld het zondeoffer en het
d Le 2:1
Le 14:10
log-maat olie, 22 en twee tor-
brandoffer worden geslacht, op Nu 15:4 telduivenj of twee jonge duiven,
een heilige plaats,m want het e Le 4:26 al naar gelang van de middelen
schuldoffer behoort evenals het
Le 10:10
Heb 2:17
waarover hij moge beschikken,
zondeoffer de priester toe.n Het en de ene moet dienen tot zon-
f Mt 8:4
is iets allerheiligst. Lu 5:14 deoffer en de andere tot brand-
14 En de priester moet wat van g Le 14:9 offer. 23 En op de achtste dag k
het bloed van het schuldoffer h Ps 72:13
moet hij ze voor de vaststelling
nemen, en de priester moet het Sp 17:5 van zijn reiniging l naar de pries-
Sp 22:2
doen op de rechteroorlel van de- Lu 6:20 ter brengen bij de ingang van de
gene die zich reinigt en op de i Le 5:7
tent der samenkomst,m voor het
duim van zijn rechterhand en op Le 12:8 aangezicht van Jehovah.
de grote teen van zijn rechter- j Le 1:14 24 En de priester moet de jon-
voet.o 15 En de priester moet k Le 15:13 ge ram van het schuldoffer n en
Le 15:14
wat van de log-maatp olie nemen Nu 12:14
de log-maat olie nemen, en de
en het op de linkerhandpalm van l Le 14:2
priester moet ze als beweegoffer
de priester gieten. 16 En de Le 14:7 voor het aangezicht van Jehovah
priester moet zijn rechtervinger m Le 14:11 heen en weer bewegen.o 25 En
in de olie dopen die op zijn lin- n Le 5:2
hij moet de jonge ram van het
kerhandpalm is en moet zeven- Le 6:6 schuldoffer slachten, en de pries-
maalq met zijn vinger wat van de o Le 14:12 ter moet wat van het bloed van
155 Een met melaatsheid besmet huis LEVITICUS 14:26-46
het schuldoffer nemen en het HFDST. 14 voorgedaan.’ 36 En de priester
doen op de rechteroorlel van de- a Le 8:23 moet bevelen geven, en men
Le 14:14
gene die zich reinigt en op de moet het huis ontruimen voordat
duim van zijn rechterhand en op de priester er wellicht komt om
de grote teen van zijn rechter- b Le 14:15 de plaag te bezien, opdat hij niet
voet.a 26 En de priester zal wat alles wat in het huis is, onrein
van de olie op de linkerhandpalm verklaart; en daarna zal de pries-
van de priester gieten.b 27 En c Le 14:7 ter het huis komen bezichtigen.
de priester moet met zijn rech- 37 Wanneer hij de plaag heeft
tervinger wat van de olie die op bezien, [en] indien de plaag dan
d Le 14:17
zijn linkerhandpalm is, zeven- in de muren van het huis zit, met
maal voor het aangezicht van Je- geelachtig groene of roodachtige
hovah spatten.c 28 En de pries- e Le 14:10 uithollingen, en ze dieper schij-
ter moet wat van de olie die Le 14:18 nen te zitten dan het muurvlak,
op zijn handpalm is, op de rech- 38 dan moet de priester het huis
teroorlel doen van degene die uitgaan, naar de ingang van het
zich reinigt en op de duim van f Le 12:8
Le 14:22 huis, en hij moet het huis zeven
zijn rechterhand en op de gro- 2Kor 8:12
dagen in quarantaine plaatsen.a
te teen van zijn rechtervoet, op
39 En op de zevende dag moet
dezelfde plaats als het bloed van
g Le 5:7 de priester terugkomen en [het]
het schuldoffer.d 29 En wat er
bezichtigen; b en indien de plaag
nog over is van de olie die op de
zich over de muren van het huis
handpalm van de priester is, zal
hij op het hoofd doene van dege-
h Le 1:14 heeft uitgebreid, 40 dan moet
ne die zich reinigt, ten einde ver- de priester bevelen geven en
zoening voor hem te doen voor moet men de stenen waarin de
i Le 14:20
het aangezicht van Jehovah. plaag zit, uitbreken,c en men
moet ze buiten de stad op een on-
30 En hij moet een van de tor-
telduiven of van de jonge duiven j Le 23:10
reine plaats werpen. 41 En hij
waarvoor hij de middelen mocht
Nu 35:10 zal het huis van binnen rondom
De 26:1
bezitten, opdragen,f 31 een van laten afkrabben, en men moet de
die waarvoor hij de middelen leemmortel die men heeft afge-
mocht bezitten als zondeoffer g k Ge 17:8 bikt, buiten de stad op een on-
en de andere als brandoffer h te-
Nu 32:22
De 6:10
reine plaats storten. 42 En men
gelijk met het graanoffer; en de moet andere stenen nemen en
priester moet voor het aange- die op de plaats van de vorige ste-
zicht van Jehovah verzoening l De 7:12 nen invoegen; en hij zal andere
De 7:15
doeni voor degene die zich rei- Sp 3:33
leemmortel laten nemen, en hij
nigt.
moet het huis laten bepleisteren.
32 Dit is de wet voor degene op 2e kolom
43 Indien de plaag evenwel te-
wie de plaag der melaatsheid was a Nu 12:15
rugkeert en ze werkelijk in het
[en] die bij de vaststelling van huis uitbreekt, nadat men de ste-
zijn reiniging wellicht niet over nen heeft uitgebroken en na-
de middelen beschikt.” b Le 10:10 dat men het huis heeft afgebikt
Le 13:6
33 Vervolgens sprak Jehovah en bepleisterd, 44 dan moet de
¨ priester d komen kijken; en in-
tot Mozes
_ en A aron,
_ en zei:
34 ¨ „Wanneer GIJ in het land Ka-_ c Le 13:56
dien de plaag zich in het huis
j
naan komt, dat ik U tot bezitting heeft uitgebreid, is het kwaad-
geef,k en ik werkelijk de plaag aardige melaatsheide in het huis.
der melaatsheid in een huis van d Le 14:3 Het is onrein. 45 En hij moet
Ez 44:23
het land van UW bezitting breng,l het huis laten afbreken met zijn
35 dan moet degene aan wie het stenen en zijn balken en al de
huis toebehoort, het de pries- e Le 13:51
leemmortel van het huis, en
ter komen meedelen en zeggen: moet het buiten de stad naar een
’Iets wat op een plaag lijkt, heeft onreine plaats laten wegbren-
zich in het huis aan mijn oog f Le 14:41 gen.f 46 Maar al wie het huis
LEVITICUS 14:47–15:13 Onreinheid: vloeiingen bij mannen 156
binnenkomt gedurende een van HFDST. 14 plaatsheeft, is zijn vloeiing onrein.
de dagen dat het in quarantaine a Le 14:38 3 En dit zal zijn onreinheid ten
geplaatst is,a zal tot de avond on- b Le 11:24 gevolge van zijn vloeiing worden:
rein zijn; b 47 en al wie zich in Le 15:8 Hetzij zijn geslachtsorgaan een
Le 17:15
het huis neerlegt, dient zijn kle- Le 22:6 vloeiing heeft laten lopen of zijn
ren te wassen,c en al wie in het Nu 19:7 geslachtsorgaan door zijn vloeiing
huis eet, dient zijn kleren te was- c Le 11:25 verstopt is, het is zijn onreinheid.
sen. Le 13:6
Le 15:5 4 Elk bed waarop degene die
48 Indien de priester echter Nu 8:7 een vloeiing heeft, mocht gaan
toch komt en hij er werkelijk d Le 14:3 liggen, zal onrein zijn, en elk
kijkt, en ziedaar, de plaag heeft De 32:39 voorwerp waarop hij mocht gaan
zich niet uitgebreid in het huis, e Le 1:14 zitten, zal onrein zijn. 5 En
nadat men het huis heeft be- iemand die zijn bed mocht aan-
f Le 14:4
pleisterd, dan moet de priester Nu 19:6 raken, dient zijn kleren te was-
het huis rein verklaren, want sen, en hij moet zich in water ba-
g Heb 9:19
de plaag is genezen.d 49 En om den en tot de avond onrein zijn.a
het huis te ontzondigen, moet h Le 14:6 6 En al wie op het voorwerp gaat
hij twee vogels e nemen en ce- i Ex 12:22
zitten waarop degene die een
derhoutf en karmozijnen stof g en Nu 19:18 vloeiing heeft, gezeten heeft,
hysop. 50 En hij moet de ene 1Kon 4:33
Ps 51:7 dient zijn kleren te wassen,b en
vogel in een aardewerken vat hij moet zich in water baden en
boven stromend water doden.h j Le 14:7
tot de avond onrein zijn. 7 En
51 En hij moet het cederhout en k Heb 9:13 al wie het vlees aanraakt van
de hysop i en de karmozijnen stof 1Pe 1:2
degene die een vloeiing heeft,c
en de levende vogel nemen en ze l Le 12:8 dient zijn kleren te wassen, en
in het bloed van de gedode vogel Le 14:20
Heb 2:17 hij moet zich in water baden en
en in het stromende water do- tot de avond onrein zijn.d 8 En
pen, en hij moet daarmee ze- m Le 13:59
ingeval degene die een vloeiing
venmaalj naar het huis spatten.k n Le 13:30 heeft, spuwt op iemand die rein
52 En hij moet het huis ontzon- is, dan moet deze zijn kleren was-
o Le 13:47
digen met het bloed van de vogel sen en zich in water baden en
en het stromende water en de le- p Le 13:2
tot de avond onrein zijn. 9 En
vende vogel en het cederhout en q Le 10:10 elk zadele waarop degene die een
de hysop en de karmozijnen stof. Ez 44:23
vloeiing heeft, gereden heeft, zal
53 En hij moet de levende vogel r De 24:8 onrein zijn. 10 En een ieder die
buiten de stad wegzenden, het wat maar ook aanraakt dat zich
open veld in, en moet verzoening onder hem bevindt, zal tot de
HFDST. 15
doenl voor het huis; en het moet avond onrein zijn; en hij die der-
s Le 22:4
rein zijn. Nu 5:2 gelijke [dingen] draagt, zal zijn
54 Dit is de wet betreffende 2Sa 3:29
kleren wassen, en hij moet zich
elke plaag van melaatsheidm en
in water baden en tot de avond
betreffende de abnormale haar- 2e kolom onrein zijn. 11 En een ieder die
uitvaln 55 en betreffende de me- a Le 11:25 door degene die een vloeiing f
Le 17:15
laatsheid van het kledingstuko en heeft, aangeraakt zou worden
in het huis, 56 en betreffende b Jes 1:16 zonder dat deze zijn handen in
de uitslag en de roof en de vlek,p c Le 22:4 water heeft afgespoeld, moet dan
57 ten einde instructies te gevenq Nu 5:2 zijn kleren wassen en zich in wa-
wanneer iets onrein is en wan- 2Sa 3:29
ter baden en tot de avond on-
neer iets rein is. Dit is de wet om- d Le 11:24 rein zijn. 12 En een aardewer-
trent melaatsheid.”r Le 17:15
ken vat dat door degene die een
En Jehovah¨ ging voort tot e Ge 31:34 vloeiing heeft, aangeraakt zou
15 Mozes
_ en Aaron
_ te spreken,
en zei: 2 „Spreekt tot de zonen
f Le 15:2 worden, dient verbrijzeld te wor-
den; g en elk houtenh vat dient
¨ g Le 6:28
met water te worden afgespoeld.
van Isra
_ el, en GIJ moet tot hen zeg- Le 11:33
gen: ’Ingeval er bij enige man een h Ex 7:19
13 Ingeval nu degene die een
vloeiing s uit zijn geslachtsorgaan Le 11:32 vloeiing heeft, rein wordt van
157 Onreinheid: vloeiingen bij vrouwen LEVITICUS 15:14-31
zijn vloeiing, dan moet hij voor HFDST. 15 — doordat hij het aanraakt,a zal
zichzelf zeven dagen tellen voor a Le 14:8 hij tot de avond onrein zijn.
Le 14:23
zijn reiniging,a en hij moet zijn kle- 24 En indien een man toch bij
ren wassen en zijn vlees in stro- b Le 15:5 haar ligt en haar menstruale on-
mend water baden; b en hij moet reinheid op hem komt,b dan moet
c Le 1:14
rein zijn. 14 En op de achtste Le 14:22
hij zeven dagen onrein zijn, en
dag dient hij voor zich twee tor- Nu 6:10 elk bed waarop hij zou gaan lig-
telduivenc of twee jonge duiven gen, zal onrein zijn.
d Le 5:7
te nemen, en hij moet voor het Le 14:19 25 Ingeval nu bij een vrouw
aangezicht van Jehovah komen Le 14:31 haar bloedvloeiing gedurende
bij de ingang van de tent der sa- e Le 22:4
vele dagen blijft vloeien,c terwijl
menkomst en ze aan de priester De 23:10 het niet de normale tijd van haar
geven. 15 En de priester moet menstruale d onreinheid is, of in-
f Le 11:25
ze offeren, de ene als zondeoffer geval haar vloeiing langer duurt
en de andere als brandoffer; d en g Ex 19:15 dan haar menstruale onreinheid,
de priester moet voor het aan- 1Sa 21:5 zullen alle dagen van haar on-
gezicht van Jehovah verzoening reine vloeiing zo blijken te zijn
h Le 20:18
voor hem doen betreffende zijn als [was zij] in de dagen van haar
vloeiing. i Le 12:2 menstruale onreinheid. Zij is on-
16 Ingeval nu van een man
Le 12:5
Le 15:26
rein. 26 Elk bed waarop zij ge-
een zaaduitstorting e uitgaat, dan durende een der dagen van haar
moet hij zijn gehele vlees in wa- j Ez 22:10 vloeiing mocht gaan liggen, zal
Ez 36:17
ter baden en tot de avond on- voor haar als het bed van haar
rein zijn. 17 En elk kleding- k Le 15:4 menstruale onreinheid worden,e
stuk en elke [dieren]huid waarop en elk voorwerp waarop zij mocht
l Le 15:5 gaan zitten, zal onrein worden
de zaaduitstorting terechtkomt,
als de onreinheid van haar men-
moet met water gewassen wor- m Le 15:6
struale onreinheid. 27 En een
den en tot de avond onrein zijn.f
ieder die deze [dingen] aanraakt,f
18 Wat een vrouw betreft bij 2e kolom zal onrein zijn, en hij moet zijn
wie een man mocht liggen met a Le 15:10 kleren wassen en zich in water
een zaaduitstorting — zij moe- baden en tot de avond onrein
ten zich in water baden en tot de b Le 18:19
Le 20:18 zijn.
avond onrein zijn.g 28 Indien zij echter rein is ge-
19 En ingeval een vrouw een c Mt 9:20
worden van haar vloeiing, dan
Mr 5:25
vloeiing heeft, en haar vloeiing Lu 8:43 moet zij voor zichzelf zeven da-
in haar vlees bloed blijkt te zijn,h gen tellen, en daarna zal zij rein
d Le 12:2
dient zij zeven dagen in haar men- Le 15:19 zijn.g 29 En op de achtste dag
struale i onreinheidj te blijven, en dient zij voor zich twee torteldui-
een ieder die haar aanraakt, zal e Le 15:21
venh of twee jonge duiven te ne-
tot de avond onrein zijn. 20 En men, en zij moet ze naar de pries-
f Le 15:10
alles waarop zij in haar menstrua- Le 15:22 ter brengen bij de ingang van de
le onreinheid mocht gaan liggen, tent der samenkomst.i 30 En
g Le 15:13
zal onrein zijn,k en alles waarop de priester moet de ene tot zon-
zij mocht gaan zitten, zal onrein h Le 1:14 deoffer en de andere tot brand-
zijn. 21 En een ieder die haar Le 15:14 offer bereiden; j en de priester
bed aanraakt, dient zijn kleren te moet voor het aangezicht van
i Nu 6:10
wassen, en hij moet zich in wa- Jehovah verzoening voor haar
ter baden en tot de avond onrein j Le 5:7 doenk betreffende haar onreine
zijn.l 22 En een ieder die enig Le 14:31
Le 15:15
vloeiing.
voorwerp aanraakt waarop zij 31 ¨ En GIJ moet de zonen van
gezeten heeft, dient zijn kleren k Le 4:31 Isra
_ el afgezonderd houden van
Le 12:7
te wassen, en hij moet zich in wa- 1Jo 2:2 hun onreinheid, opdat zij niet
ter baden en tot de avond onrein sterven in hun onreinheid, door-
zijn.m 23 En indien zij op het l Le 19:30
Nu 5:3
dat zij mijn tabernakel, die in
bed of op een ander voorwerp zat Nu 19:20 hun midden is, verontreinigen.l
LEVITICUS 15:32–16:16 Bok voor Azazel. Verzoendag 158
32 Dit is de wet aangaande de HFDST. 15 lot voor Jehovah en het andere ¨
man die een vloeiing a heeft en a Le 15:2 lot voor Azazel.
_ a 9 En Aaron
_
b Le 15:16
de man van wie een zaaduitstor- c Le 15:19 moet de bok waarover het lotb
ting b mocht uitgaan, zodat hij d Le 15:25 is opgekomen voor Jehovah, aan-
daardoor onrein wordt, 33 en bieden, en hij moet hem tot zon-
aangaande de menstruerende c HFDST. 16 deoffer bereiden.c 10 Maar de
vrouw in haar onreinheid, en e Le 10:2 bok waarover het lot is opgeko-
een ieder die zijn vloeiing d heeft, f Ex 30:10 men voor Azazel, _ dient levend
Le 23:27
hetzij man of vrouw, en waar het Heb 9:7 voor het aangezicht van Jehovah
een man betreft die bij een on- g Ex 40:21 te worden gesteld, om er verzoe-
Heb 6:19
reine vrouw ligt.’ ” Heb 9:3 ning voor te doen, ten einde hem
Heb 10:20 voor Azazel
_ weg te zenden,d de
Voorts sprak Jehovah tot
16
¨ Mozes
Aarons
_
_ na de dood van
twee zonen, die gestor-
h Nu 4:19
i Ex 40:34
j Ex 25:22
k Ex 26:33
wildernis in.e
11 En Aaron
¨
_ moet de stier van
Heb 9:7 het zondeoffer, die voor hemzelf
ven waren omdat zij voor het l Le 4:3 is, aanbieden en verzoening doen
aangezicht van Jehovah waren m Le 1:3
Le 8:18 ten behoeve van zichzelf en zijn
genaderd.e 2 En Jehovah zei n Ex 28:39 huis; en hij moet de stier van het
nu tot M ¨ ozes:
_ „Spreek tot uw Opb 19:8
zondeoffer, die voor hemzelf is,
o Ex 28:42
broer Aaron _ dat hij niet te al- p Ex 39:29 slachten.f
len tijde in de heilige plaats mag ´ ´ q Ex 28:4
1Kor 11:3 12 En hij moet de vuurpotg vol
komenf binnen het gordijn,g voor r Ex 28:2 brandende kolen vuur van het
het deksel dat op de Ark ligt, op- s Ex 30:20
Heb 10:22 altaar h voor het aangezicht van
dat hij niet sterft; h want in een t Le 4:14 Jehovah nemen en zijn beide
wolki zal ik boven het deksel ver- Heb 7:27
u Nu 29:11 handholteni vol fijn welriekend
schijnen.j
¨ 2Kr 29:21 reukwerk,j en hij moet dat al-
3 Met het volgende dient Aaron _ Ezr 6:17
les binnen het gordijn brengen.k
v Le 1:3
in de heilige plaats k te komen: met w Le 8:14 13 Ook moet hij het reukwerk op
een jonge stier voor een zonde- Heb 9:7
het vuur leggen voor het aange-
x Heb 10:1
offer l en een ram voor een brand- y Le 9:7 zicht van Jehovah,l en de wolk
offer.m 4 Hij dient het heilige Heb 5:3
z Ex 30:30 van het reukwerk moet het dek-
lange linnen gewaadn aan te trek- Ps 135:19 selm van de Ark, dat op de Getui-
ken, en de linnen broeko dient over a Nu 26:55
Joz 18:10 genis n ligt, bedekken, opdat hij
zijn vlees te komen, en hij dient niet sterft.

zich met de linnen sjerp p te om- 14 En hij moet wat van het
2e kolom
gorden en zich met de linnen tul- bloed van de stier nemen o en dat
bandq [het hoofd] te omwinden. a Le 14:7 ´ ´
Le 14:53 met zijn vinger voor het deksel
Dit zijn heilige klederen.r En hij b Sp 16:33
langs spatten, aan de oostkant,
c Han 2:23
moet zijn vlees in water badens en en hij zal met zijn vinger wat
ze aantrekken.
d Le 14:7
´ ´ van
e Le 16:22
Jes 53:4
het bloed zevenmaal voor het
5 En van de vergadering der p
deksel spatten. q
¨ Ro 15:3
zonen van Isra _ elt dient hij twee f Le 16:6
15 En hij moet de bok van het
g Heb 9:4
geitenbokjes te ´ nemen ´ voor een h Ex 40:29 zondeoffer, die voor het volk is,r
zondeoffer u en een ram voor een Le 6:13
slachten, en hij moet het bloed
v Nu 16:46
brandoffer. i Opb 8:4 ervan binnen het gordijn bren-
¨
6 En Aaron _ moet de stier van j Ex 30:34
Ex 30:36
gens en met dat bloedt hetzelfde
het zondeoffer, die voor hemzelf Han 10:4 doen als hij met het bloed van de
Opb 5:8
is, aanbieden,w en hij moet ver- Opb 8:3 stier heeft gedaan; en hij´ ´ moet
zoening doenx ten behoeve van k Le 16:2 het naar het deksel en voor het
Heb 6:19
zichzelfy en zijn huis.z Heb 10:20 deksel spatten.
7 En hij moet de twee bokken l Ex 25:22
Nu 16:7
16 En hij moet verzoening
nemen en ze voor het aangezicht 2Kon 19:15 doen voor de heilige plaats be-
van Jehovah stellen bij de ingang m Ex 25:18
Ex 25:21
van de ¨ tent der samenkomst. 1Kr 28:11 p Ro 3:25; Heb 9:24; Heb 9:25; Heb 10:4; Heb
n Ex 25:21 10:12; q Heb 9:12; 1Pe 1:2; r Le 16:5; Heb 2:17;
8 En Aaron_ moet over de beide Ex 34:29 Heb 5:3; Heb 9:26; 1Jo 2:1; 1Jo 2:2; s Heb 6:19;
bokken het lota werpen, het ene o Heb 9:22 Heb 9:3; Heb 9:7; Heb 10:20; t Le 17:11; Heb 9:22.
159 Vervolg verzoendagprocedure LEVITICUS 16:17-31
treffende de onreinhedena van de HFDST. 16 hij aangetrokken had toen hij
¨
zonen van Isra _ el en betreffende a Ps 51:5 de heilige plaats binnenging, en
Pr 7:20
hun daden van opstandigheid in Ro 3:23 hij moet ze daar neerleggen.a
al hun zonden; b en zo dient hij b De 32:5
1Kon 8:46
24 En hij moet zijn vlees in wa-
ook te doen voor de tent der sa- c Le 9:7 ter badenb op een heilige plaats c
Le 16:6
menkomst, die bij hen verblijf Heb 7:27
en zijn klederen aantrekkend en
houdt te midden van hun onrein- d Jes 53:6 naar buiten gaan en zijn brand-
Mr 10:45
heden. Heb 2:9 offer e en het brandoffer van het
17 En geen ander mens dient Heb 9:7 volkf opdragen en verzoening
Heb 9:12
zich in de tent der samenkomst 1Jo 2:2 doen ten behoeve van zichzelf
te bevinden van het ogenblik Opb 1:5
e Ex 38:1
en ten behoeve van het volk.g
af dat hij naar binnen gaat om Le 16:12 25 En hij zal het vet van het zon-
in de heilige plaats verzoening f Le 9:9
Heb 9:22
deoffer op het altaar in rook doen
te doen, totdat hij naar buiten g Le 9:12 opgaan.h
h Ex 29:36
komt; en hij moet verzoening Le 8:15 26 Wat degenei betreft die de
j heeft wegge-
doen ten behoeve van zichzelfc Le 16:16 bok voor Azazel
_
Heb 9:23
en ten behoeve van zijn huis en i Le 16:8 zonden, hij dient zijn klederen te
ten behoeve van de gehele ge- Le 16:10 wassen, en hij moet zijn vlees in
¨ Opb 5:9
meente van Isra _ el.d j Le 1:4 water baden,k en daarna mag hij
18 En hij moet naar buiten k Ps 69:9
Jes 53:5
in de legerplaats komen.
gaan naar het altaar,e dat voor Ef 2:3 27 De stier van het zondeoffer
l 1Kor 15:3
het aangezicht van Jehovah staat, 1Pe 2:24 en de bok van het zondeoffer,
en er verzoening voor doen, en m Ne 1:6 waarvan het bloed werd binnen-
n Jes 53:6
hij moet wat van het bloed van 2Kor 5:21 gebracht om in de heilige plaats
de stier en wat van het bloed o Mt 4:1 verzoening te doen, zal hij echter
Lu 4:1
van de bok nemen en dat rond- p Le 14:7 buiten de legerplaats laten bren-
om op de hoornen van het altaar q Jes 53:12 gen; en men moet hun huid en
Jo 1:29
doen.f 19 Ook moet hij met Ro 15:3 hun vlees en hun drek in het
Ef 1:7
zijn vinger zevenmaal wat van Heb 9:28
vuur verbranden.l 28 En dege-
het bloed daarop spatteng en het 1Pe 2:24 ne die ze verbrand heeft, dient
1Jo 3:5
reinigen en het heiligen van de r Ps 103:12
zijn klederen te wassen, en hij
onreinheden van de zonen van Ez 18:22 moet zijn vlees in water baden,
¨ Mi 7:19
en daarna mag hij in de leger-
Isra
_ el. Heb 13:12

20 Wanneer hij ermee klaar is s Le 16:10 plaats komen.


verzoening te doenh voor de heili- 29 En het moet voor ulieden
ge plaats en de tent der samen- 2e kolom dienen als een inzetting tot onbe-
komst en het altaar, moet hij a Ez 42:14 paalde tijd: m In de zevende maand,
Ez 44:19
ook de levende boki aanbieden. b Ex 30:20
op de tiende van de maand,n dient
¨ GIJ UW ziel in droefheid te bui-
21 En A aron_ moet zijn beide Heb 9:9
Heb 10:22
handen op de kop van de leven- c Le 6:16 gen,o en GIJ moogt geen enkel
de bok leggenj en over hem alle Le 6:26 werk doen,p noch de ingebore-
d Ex 28:4
dwalingenk van de zonen van Is- _ Le 8:7 ne noch de inwonende vreemde-
¨ e Le 16:3 ling die in UW midden vertoeft.
rael en al hun daden van opstan- f Le 16:5
digheid in al hun zonden l belij-
g Ef 1:7 30 Want op die dag zal er ver-
den,m en hij moet ze op de kop h Ex 29:13 zoening q voor U worden gedaan,
Le 3:16
van de bok leggenn en hem door i Le 16:21 om U rein te verklaren. GIJ zult
de hand van een gereedstaan- j Le 16:8 rein zijn van al UW zonden voor
k Nu 19:7
de mano wegzenden, de wildernis Heb 9:10 het aangezicht van Jehovah. r
in.p 22 En de bok moet al hun l Le 4:12 31 Het is een sabbats van volko-
Le 8:17
dwalingen op zich dragenq naar Heb 13:11 men rust voor U, en GIJ moet UW
een woest land,r en hij moet de
Heb 13:12
m Ex 30:10
ziel in droefheid buigen. Het is
bok wegzenden, de wildernis in.s n Le 23:27 een inzetting tot onbepaalde tijd.
¨ Nu 29:7
23 En Aaron _ moet de tent der o Ps 35:13
Jes 58:5 q Jo 3:16; Ro 8:32; Tit 2:14; 1Jo 1:7; 1Jo 3:16;
samenkomst binnengaan en de 2Kor 7:10 r Ps 51:2; Jer 33:8; Ez 36:25; Ef 5:26; Heb 9:14;
linnen klederen uittrekken, die p Le 23:28 Heb 10:2; s Le 23:32.
LEVITICUS 16:32–17:13 Geen bloed eten, slechts voor altaar 160
32 En de priester die gezalfda HFDST. 16 hij moet het veta als een rustig
zal worden en wiens hand met a Ex 29:7 stemmende geur voor Jehovah
Le 8:12
macht gevuld zal worden om als Han 10:38 in rook doen opgaan.b 7 Zij die-
opvolger b van zijn vader als pries- Heb 1:9
nen dus hun slachtoffers niet
b Nu 20:26
ter te dienen,c moet verzoening c Ex 29:29 meer aan de demonen in bokken-
doen en moet de linnen klede- Le 8:33 gedaanten te offeren,c waarmee
Heb 5:5
ren aantrekken.d Dit zijn hei- Heb 5:10 zij immorele gemeenschap d heb-
lige klederen.e 33 En hij moet Heb 7:11
ben. Dit zal voor U dienen als een
Heb 7:16
verzoening doen voor het heilige d Ex 28:39 inzetting tot onbepaalde tijd in al
heiligdom,f en voor de tentg der Ex 39:28
UW geslachten.” ’
Le 16:4
samenkomst en voor het altaar h e Ex 28:2 8 En gij dient tot hen te zeg-
zal hij verzoening doen; en voor Opb 19:8
gen: ’Wat enige man betreft van
de priesters en voor het gehele f Le 16:16 ¨
g Le 16:20 het huis van Isra_ el of een in-
volk van de gemeente zal hij ver- h Ex 29:36 wonende vreemdeling die in UW
zoening doen.i 34 En dit moet Le 8:15
Le 16:18 midden mocht vertoeven, die een
voor U dienen als een inzetting i Le 16:24
brandoffere of een slachtoffer
tot onbepaalde tijd,j ten einde 1Jo 2:2
j Le 23:31 offert 9 en het niet naar de in-
eenmaal in het jaar verzoening ¨ Nu 29:7
gang van de tent der samen-
te doen voor de zonen van Isra
_ el k Ex 30:10
betreffende al hun zonden.”k Heb 9:7 komst brengt om het aan Jeho-
vah op te dragen,f die man moet
Bijgevolg deed hij juist zoals Je-
HFDST. 17 van zijn volk worden afgesne-
hovah Mozes
_ geboden had.
l Le 1:3
den.g
En Jehovah ging voort tot
17 Mozes
_ te spreken
2 „Spreek tot Aaron
¨ en zei:
en zijn
De 6:1
De 12:21
m Le 18:29
10 Wat enige man betreft van
het huis van Isra_
¨
el of een in-
_ ¨ zo- Le 20:2 wonende vreemdeling die in UW
nen en alle zonen van Isra _ el, en n 2Kon 16:4
Ez 20:28 midden vertoeft, die enig soort
gij moet tot hen zeggen: ’Dit is o De 12:5 van bloed eeth — tegen de ziel
de zaak die Jehovah geboden De 12:18
die het bloed eet, zal ik stel-
p Le 3:2
heeft, toen hij zei: Le 7:11 lig mijn aangezicht keren,i en
3 „Wat ¨ enige man van het huis q Le 3:8
ik zal hem inderdaad uit het
van Isra
_ el betreft die een stier
midden van zijn volk afsnijden.
of een jonge ram of een geit in 2e kolom 11 Want de ziel van het vlees is
de legerplaats slacht of die het a Le 3:16 in het bloed,j en ikzelf heb het
[dier] buiten de legerplaats slacht Le 7:31
ten behoeve van U op het altaar
b Le 3:5
4 en het niet werkelijk naar de Le 4:31 gegeven, om verzoening te doenk
ingang van de tent der samen- ´ ´
c De 32:17
voor UW ziel, want het is het
Joz 24:14
komst brengtl om het voor de 2Kr 11:15 bloedl dat verzoening doetm door
tabernakel van Jehovah als een 1Kor 10:20
de ziel [die erin is]. 12 Daarom
d Ex 34:15
offergave aan Jehovah aan te bie- ¨
Le 20:5 heb ik tot de zonen van Isra _ el
den, die man zal bloedschuld wor- De 31:16
Jer 3:1 gezegd: „Geen ziel van U dient
den aangerekend. Hij heeft bloed Ez 23:8
bloed te eten en geen inwonen-
vergoten, en die man moet uit Jak 4:4

het midden van zijn volk wor-


e Le 1:3 de vreemdeling die in UW midden
den afgesneden, m 5 opdat de
f De 12:6
De 12:14
vertoeft,n dient bloed te eten.”o
¨ g Le 17:4 13 Wat enige man betreft van
zonen van Isra_ el hun slachtof- h Ge 9:4 ¨
fers, die zij op het open veld offe- Le 3:17
de zonen van Isra _ el of een in-
ren,n mogen brengen, en zij moe- Le 7:26 wonende vreemdeling die in UW
Le 19:26
ten ze aan Jehovah brengen, naar De 12:16 midden vertoeft, die tijdens het
de ingang van de tent der sa- 1Sa 14:33 jagen een wild dier of gevogelte
Han 15:29
menkomst, tot de priester,o en i Le 20:3 vangt dat gegeten mag worden,
zij moeten ze als gemeenschaps- Ps 34:16 die moet in dat geval het bloed
Jer 44:11
offers aan Jehovah ten slacht- 1Pe 3:12 daarvan uitgietenp en dat met
j Ge 9:4
offer brengen.p 6 En de pries- Le 17:14
ter moet het bloed op Jehovah’s De 12:23 l Mt 26:28; Mr 14:24; Ro 3:25; Ro 5:9; Ef 1:7;
1Kr 11:19 Kol 1:20; m Heb 9:22; Heb 13:12; 1Pe 1:2; 1Jo 1:7;
altaar bij de ingang van de tent k Le 8:15 Opb 1:5; n Ex 12:49; o Ge 9:4; De 12:23; 1Kr
der samenkomst sprenkelen,q en Le 16:18 11:19; Han 15:20; Han 15:29; p De 12:16; De 15:23.
161 Vormen van incest LEVITICUS 17:14–18:19
stof bedekken.a 14 Want de ziel HFDST. 17 bloten.a Het is de naaktheid van
van elke soort van vlees is zijn a Ez 24:7 uw vader.
bloed door de ziel die erin is. b Le 17:11 9 Wat de naaktheid van uw
De 12:23
Dientengevolge ¨ heb ik tot de zuster betreft, de dochter van uw
zonen van Isra_ el gezegd: „GIJ c Le 17:10
vader of de dochter van uw moe-
moogt het bloed van geen enkele d Ex 22:31
der, hetzij geboren in hetzelfde
De 14:21
soort van vlees eten, want de ziel huisgezin of geboren daarbuiten,
e Le 11:40
van elke soort van vlees is zijn gij moogt hun naaktheid niet
bloed.b Een ieder die het eet, zal f Le 7:18
Nu 19:20 ontbloten.b
worden afgesneden.”c 15 Wat 10 Wat de naaktheid van de

enige ziel betreft die een lichaam dochter van uw zoon of de doch-
HFDST. 18
dat [reeds] dood is of iets wat ter van uw dochter betreft, gij
g Ge 17:7
door een wild dier verscheurd is, Ex 6:7 moogt hun naaktheid niet ont-
eetd — hetzij ingeborene of inwo- Le 11:44
bloten, want zij zijn uw naakt-
Mr 12:29
nende vreemdeling — die moet heid.
in dat geval zijn kleren wassen h Ps 106:35
Ez 20:7 11 Wat de naaktheid van de
en zich in water baden en tot de Jak 4:4
dochter van uw vaders vrouw be-
avond onrein zijn; e en hij moet i Ex 23:24
treft, het nageslacht van uw va-
rein zijn. 16 Maar indien hij Le 20:23
De 12:30 der, gij moogt, daar zij uw zuster
ze niet zal wassen en zijn vlees Jer 10:2
is, haar naaktheid niet ontbloten.
niet zal baden, dan moet hij de j Le 19:37
verantwoordelijkheid voor zijn Le 20:22 12 De naaktheid van de zuster
dwaling dragen.’ ”f
De 4:1 van uw vader moogt gij niet ont-
k De 6:2 bloten. Zij is de bloedverwante
Voorts sprak Jehovah tot Ps 119:16

18 Mozes
_ en zei: 2 ¨ „Spreek
tot de zonen van Isra
_ el, en gij
Ez 20:19
1Jo 5:3
van uw vader.c
13 De naaktheid van de zuster
l Lu 1:6 van uw moeder moogt gij niet
moet tot hen zeggen: ’Ik ben m Ez 20:11 ontbloten, want zij is een bloed-
Jehovah, UW God.g 3 Zoals het Lu 10:28
verwante van uw moeder.
Ro 10:5
land Egypte
_ doet, waarin GIJ ge- Ga 3:12
14 De naaktheid van de broer
woond hebt, moogt GIJ niet ¨
h
n Ex 6:2 van uw vader moogt gij niet ont-
doen; en zoals het land Kana_ an Mal 3:6
bloten. Gij moogt niet tot zijn
doet, waarin ik U breng, moogt o Le 20:17
Ga 5:19 vrouw naderen. Zij is uw tante.d
GIJ niet doen; i en in hun inzet-
tingen moogt GIJ niet wandelen. p Ge 9:22 15 De naaktheid van uw schoon-
4 Mijn rechterlijke beslissingenj
Ez 22:10 dochter e moogt gij niet ontbloten.
dient GIJ te volbrengen, en mijn Zij is de vrouw van uw zoon. Gij
inzettingenk dient GIJ te onder- 2e kolom moogt haar naaktheid niet ont-
houden, door daarin te wande- a Ge 35:22 bloten.
Le 20:11
len.l Ik ben Jehovah, UW God. De 22:30 16 De naaktheid van de vrouw
5 En GIJ moet mijn inzettingen De 27:20 van uw broer f moogt gij niet ont-
2Sa 16:21
en mijn rechterlijke beslissingen 1Kor 5:1 bloten. Het is de naaktheid van
onderhouden, door welke een b Le 20:17 uw broer.
mens, zo hij ze doet, ook moet De 27:22
2Sa 13:12
17 De naaktheid van een vrouw
leven.m Ik ben Jehovah.n Ez 22:11 en haar dochter moogt gij niet
6 Gijlieden moogt niet nade- c Le 20:19 ontbloten.g De dochter van haar
ren, geen mens van U, tot iemand d Le 20:20 zoon en de dochter van haar doch-
die zijn naaste vleselijke verwant e Ge 38:26
ter moogt gij niet nemen om haar
is, om naaktheid te ontbloten.o Ik Le 20:12 naaktheid te ontbloten. Het zijn
Ez 22:11
ben Jehovah. 7 De naaktheid gevallen van bloedverwantschap.
van uw vader p en de naaktheid f Le 20:21
De 25:5
Het is losbandig gedrag.h
van uw moeder moogt gij niet Mr 6:17 18 En gij moogt geen vrouw
Mr 12:19
ontbloten. Zij is uw moeder. Gij als mededingster i bij haar zus-
g Le 20:14
moogt haar naaktheid niet ont- De 27:23
ter nemen, om haar naaktheid te
bloten. h Ga 5:19
ontbloten, dat wil zeggen, naast
8 De naaktheid van de vrouw haar gedurende haar leven.
i Ge 30:15
van uw vader moogt gij niet ont- 1Sa 1:6 19 En gij moogt niet tot een
LEVITICUS 18:20–19:11 Homoseksualiteit, bestialiteit. Nalezingen 162
vrouw naderen gedurende de HFDST. 18 door geen van de verfoeilijke ge-
´ ´
menstruatie a van haar onrein- a Le 20:18 bruiken te beoefenen die er voor
b Le 15:19
heid, om haar naaktheid te ont- Le 15:24 U zijn beoefend, a opdat GIJ U
bloten.b Le 20:18
Ez 22:10
daardoor niet onrein maakt. Ik
20 En gij moogt uw zaaduit- c Ex 20:14 ben Jehovah, UW God.’ ”
Le 20:10
storting niet aan de vrouw van En Jehovah ging voort tot
19
De 22:22
uw volksgenoot geven, zodat gij 2Sa 11:4
Sp 6:29 Mozes
_ te spreken en zei:
daardoor onrein wordt.c Mt 5:27
2 „Spreek tot de gehele verga-
21 En gij moogt niet toelaten
1Kor 6:9 ¨
Heb 13:4 dering van de zonen van Isra _ el,
dat iemand van uw nageslacht d Le 20:2
1Kon 11:7 en gij moet tot hen zeggen: ’GIJ
d
aan Molech
_ wordt gewijd.e Gij 2Kon 23:10 dient U heilig te betonen,b want
Han 7:43
moogt de naam van uw God niet e De 18:10 ik, Jehovah, UW God, ben heilig.c
op die manier ontheiligen.f Ik f Ex 20:7
3 Ieder van U dient zijn moe-
Le 19:12
ben Jehovah.g Le 20:3 der en zijn vader te vrezen,d en
Ez 36:20
22 En gij moogt niet bij een g Jes 42:8 mijn sabbatten dient GIJ te onder-
manspersoon liggenh zoals gij bij h 1Kor 6:9 houden.e Ik ben Jehovah, UW God.
1Ti 1:10
een vrouw ligt.i Het is iets ver- Ju 7 4 Wendt U niet tot goden die
foeilijks. i Ge 19:5
niets waard zijn,f en GIJ moogt U
Le 20:13
23 En gij moogt uw zaaduit- Re 19:22 geen gegoten goden maken.g Ik
Ro 1:27
storting aan geen enkel dier ge- j Ex 22:19 ben Jehovah, UW God.
ven,j zodat gij daardoor onrein Le 20:15
5 Ingeval GIJ nu een gemeen-
k Le 20:16
wordt, en een vrouw dient niet l Le 20:23 schapsoffer aan Jehovah offert,h
voor een dier te staan, om daar- De 18:12
dient GIJ het te offeren om goed-
m Ge 15:16
mee vleselijke gemeenschap te n Le 20:22 keuring voor U te verwerven.i
hebben.k Het is iets tegennatuur- De 4:1
6 Op de dag van UW slachtoffer
De 4:40
lijks. Ro 2:12 en direct de daaropvolgende dag
o Ex 12:49
24 Maakt U door geen van deze p De 20:18 dient het gegeten te worden,
dingen onrein, want door
¨ al deze maar wat tot de derde dag over-
2Kon 16:3
2Kon 21:2
dingen hebben de natien die ik q Le 20:22 blijft, dient in het vuur te worden
van voor UW aangezicht wegzend, r Le 20:15
verbrand.j 7 Indien het echter
zich onrein gemaakt.l 25 Dien- toch op de derde dag wordt ge-
tengevolge is het land onrein, 2e kolom geten, is het iets bedorvens.k Het
en ik zal het straf doen onder- a Le 18:3 zal niet met goedkeuring worden
Le 20:23
gaan voor zijn dwaling, en het De 18:9 aanvaard.l 8 En degene die het
land zal zijn´ ´ bewoners uitbra-
eet, zal de verantwoordelijkheid
ken.m 26 GIJ nu moet mijn in- voor zijn dwaling dragen,m want
HFDST. 19
zettingen en mijn rechterlijke hij heeft iets heiligs van Jehovah
b Le 11:44
beslissingen onderhouden,n en Ef 1:4 ontwijd; en die ziel moet van zijn
GIJ moogt geen van al deze ver- 1Pe 1:16
volk worden afgesneden.
c Le 21:8
foeilijkheden doen, noch ingebo- Jes 6:3 9 En wanneer GIJ de oogst van
Opb 4:8
rene noch inwonende vreemde- d Ex 20:12 UW land binnenhaalt, moogt gij
ling die in UW midden vertoeft.o Ef 6:2
de rand van uw veld niet geheel
Heb 12:9
27 Want al die verfoeilijkheden e Ex 20:8 afoogsten, en de nalezing van
hebben de mannen ´ ´ van het land
Ex 20:11
uw oogst moogt gij niet bijeen-
Ex 31:13
gedaan die er voor U waren,p zo- Lu 6:5 rapen.n 10 Ook moogt gij de
dat het land onrein is. 28 Dan f Ex 20:4
Le 26:1 restanteno van uw wijngaard niet
zal het land U niet uitbraken om- Ps 96:5 inzamelen, en gij moogt de ver-
Hab 2:18
dat GIJ het verontreinigt,
¨ zoals
´ ´ 1Kor 10:14 strooide druiven van uw wijn-
het stellig de natien die er voor U g Ex 20:23
gaard niet bijeenrapen. Voor de
Ex 32:4
waren, zal uitbraken.q 29 Inge- De 27:15 ellendige en de inwonende vreem-
val iemand een van al deze ver- h Le 3:1
deling dient gij ze over te laten.p
i Le 7:12
foeilijkheden doet, dan moeten j Le 7:17 Ik ben Jehovah, UW God.
de zielen die ze doen, uit het k Ez 4:14
l Le 7:18 11 Gijlieden moogt niet ste-
midden van hun volk worden af- m Le 5:17
gesneden.r 30 En GIJ moet UW n Ex 23:11
Le 23:22 o Jes 17:6; Jer 49:9; p Le 25:6; De 15:7; Ru 2:15;
plicht jegens mij in acht nemen De 24:19 Ps 140:12.
163 Laster. Kruising. Vruchtbomen LEVITICUS 19:12-29
len,a en GIJ moogt niet bedrie- HFDST. 19 is losgekocht, noch haar de vrij-
gen,b en GIJ moogt niet bedrieg- a Ex 20:15
Ef 4:28
heid is geschonken, dient er be-
lijk handelen, wie dan ook met b Le 6:2 straffing plaats te vinden. Zij die-
zijn volksgenoot. c 12 En GIJ Sp 12:22
Ef 4:25
nen niet ter dood gebracht te
moogt niet in mijn naam op c 1Kon 13:18 worden, omdat zij niet vrijgela-
een leugen zweren,d zodat gij de Jer 9:5
d Ex 20:7
ten was. 21 En hij moet zijn
naam van uw God ontheiligt. De 5:11 schuldoffer aan Jehovah naar de
Mt 5:37
Ik ben Jehovah. 13 Gij moogt Jak 5:12
ingang van de tent der samen-
uw naaste niet afzetten,e en gij e Sp 22:16 komst brengen, een schuldoffer-
Mr 10:19
moogt niet roven.f Het loon van f Sp 22:22 ram.a 22 En de priester moet
een loonarbeider dient niet de g De 24:15 voor het aangezicht van Jehovah
Jer 22:13
gehele nacht bij u te blijven tot Jak 5:4 met de ram van het schuldoffer
de morgen.g h De 27:18 voor hem verzoening doen voor
i Ge 42:18
14 Gij moogt geen kwaad af- Le 25:17 zijn zonde die hij heeft bedreven;
smeken over een dove, en een Ne 5:15 en zijn zonde die hij heeft be-
Sp 1:7
blinde moogt gij geen hindernis Sp 8:13 dreven, moet hem worden ver-
in de weg leggen; h en gij moet
1Pe 2:17
j Ex 23:3
geven.b
vrezen voor uw God.i Ik ben Je- De 16:19 23 En wanneer gijlieden in het
2Kr 19:6
hovah. Sp 24:23 land komt en GIJ enige boom tot
15 Gijlieden moogt bij de recht-
Ro 2:11 voedsel moet planten, dan moet
k De 1:17
spraak geen onrecht begaan. Gij Jak 2:9 GIJ de vrucht ervan als onrein be-
moogt de geringe niet partijdig
l Ps 15:3
Sp 11:13
schouwen, als een „voorhuid” er-
bejegenen,j en gij moogt de per- 1Ti 3:11 van. Drie jaar lang zal ze voor U
soon van een groot man niet be-
2Ti 3:3
Tit 2:3
onbesneden blijven. Ze dient niet
gunstigen. k Met gerechtigheid m Ex 20:16 gegeten te worden. 24 Maar in
1Kon 21:13
dient gij uw volksgenoot te rich- Sp 6:17
het vierde jaar zal alle vrucht
ten. Mt 26:60 ervanc iets heiligs worden, tot
Han 6:11
een feestgejuich voor Jehovah.d
16 Gij moogt niet onder uw n Ge 27:41
Sp 10:18 25 En in het vijfde jaar moogt GIJ
volk rondgaan om te lasteren.l 1Jo 2:9
1Jo 3:15 de vrucht ervan eten, ten einde
Gij moogt niet tegen het bloed o Ps 141:5 de opbrengst daarvan voor U te
van uw naaste optreden.m Ik ben Sp 9:8
Mt 18:15 vermeerderen.e Ik ben Jehovah,
Jehovah. Ga 2:11
UW God.
1Ti 5:20
17 Gij moogt uw broeder in uw Tit 1:13 26 GIJ moogt niets te zamen
hart niet haten.n Gij dient uw p Sp 20:22
met bloed eten.f
Ro 12:19
volksgenoot zonder mankeren
terecht te wijzen,o opdat gij niet
q 1Sa 18:29
Ps 55:3
GIJ moogt geen voortekens zoe-
r Mt 5:43 ken,g en GIJ moogt geen magie
met hem zonde draagt. Mt 22:39
beoefenen.h
18 Gij moogt geen wraak ne- Ro 13:9
Ga 5:14 27 GIJ moogt UW zijlokken niet
men,p noch een wrok koesteren Jak 2:8
s De 22:9 rondom kort afknippen, en gij
tegen de zonen van uw volk; q en t De 22:11 moogt het uiteinde van uw baard
gij moet uw naaste liefhebben als
niet vernietigen.i
uzelf.r Ik ben Jehovah.
2e kolom 28 En GIJ moogt om een over-
19 Gijlieden dient mijn inzet-
a Le 6:6 leden ziel geen insnijdingen in
tingen te onderhouden: Gij moogt b Le 4:31
UW vlees maken,j en GIJ moogt
van uw huisdieren niet twee soor- Le 6:7
c Nu 18:12 geen tatoeagetekens bij U aan-
ten kruisen. Gij moogt uw veld De 18:4
brengen. Ik ben Jehovah.
niet met twee soorten zaad be- d De 26:2

zaaien,s en gij moogt u geen kleed


Sp 3:9 29 Ontwijd uw dochter niet
e Le 26:4
door haar tot een prostituee te
omhangen van twee met elkaar f Le 3:17
Le 17:13 maken,k opdat het land geen
vermengde soorten draad.t De 12:23
Han 15:20 prostitutie bedrijft en het land
20 Ingeval nu een man bij een Han 21:25 werkelijk van losse zeden ver-
vrouw ligt en een zaaduitstorting g 2Kon 17:17
vuld wordt.l
h Ex 8:7
heeft, terwijl zij een dienstmaagd De 18:10
is die voor een andere man be- 2Kon 21:6
Ga 5:20 i Le 21:5; Jer 9:26; j De 14:1; Jer 16:6; k Le 21:7;
stemd is, en zij op generlei wijze Opb 21:8 De 23:17; Heb 13:4; l Sp 21:27; 1Pe 4:3.
LEVITICUS 19:30–20:11 Spiritisme. Respect voor ouders 164
30 Mijn sabbatten dient GIJ te HFDST. 19 aangezicht tegen die man keren,
onderhouden,a en GIJ dient ont- a Ex 20:10
Ex 31:13
en ik wil hem uit het midden
zag te hebben voor mijn heilig- b Le 26:2 van zijn volk afsnijden,a omdat
c Le 20:6
dom.b Ik ben Jehovah. De 18:11 hij van zijn nageslacht aan Mo- _
31 Wendt U niet tot de gees- 1Sa 28:7
1Kr 10:13
lech heeft gegeven, om mijn hei-
tenmediums,c en raadpleegt geen 2Kr 33:6 lige plaats te verontreinigenb en
Jes 8:19
beroepsvoorzeggers van gebeur- Ga 5:20 mijn heilige naam te ontheili-
tenissen,d zodat GIJ door hen on- Opb 21:8
d Le 20:27
gen.c 4 En mocht het volk van
rein wordt. Ik ben Jehovah, UW Han 16:16 het land moedwillig de ogen ver-
e Sp 16:31
God. Sp 20:29 bergen voor die man als hij
32 Voor het grijze haar dient f Job 32:6 van zijn nageslacht aan Molech _
Sp 23:22
gij op te staan,e en gij moet de Klg 5:12 geeft, door hem niet ter dood
1Ti 5:1
persoon van een oud man consi- g Ne 5:9 te brengen,d 5 dan zal ik, van
deratie betonen,f en gij moet vre- Job 28:28 mijn kant, stellig mijn aange-
Sp 1:7
zen voor uw God.g Ik ben Jeho- Sp 8:13 zicht tegen die man en zijn fa-
1Pe 2:17
vah. h Ex 23:9
milie richten,e en ik zal hem en
33 En ingeval een inwonende Mal 3:5 allen die samen met hem immo-
i Ex 12:49
vreemdeling bij u in UW land ver- De 10:19 rele gemeenschap hebben door
j Ex 22:21
toeft, moogt GIJ hem niet slecht k Za 7:9
immorele gemeenschap f met Mo- _
behandelen.h 34 De inwonende l De 25:13 lech te hebben, werkelijk uit het
De 25:15
vreemdeling die bij U vertoeft, Sp 20:10 midden van hun volk afsnijden.
m Sp 11:1
dient voor U te worden als een Sp 16:11
6 Wat de ziel betreft die zich
ingeborene van U; en gij moet n Le 18:5 tot de geestenmediums g en de be-
De 4:6
hem liefhebben als uzelf,i want roepsvoorzeggers h van gebeurte-

GIJ werdt inwonende vreemde- nissen wendt, om immorele ge-
j HFDST. 20
lingen in het land Egypte.
_ Ik meenschap met hen te hebben, ik
o Le 18:21
ben Jehovah, UW God. De 18:10 zal stellig mijn aangezicht tegen
35 GIJ moogt geen onrecht be- die ziel keren en hem uit het mid-
gaan bij het rechtspreken,k bij 2e kolom den van zijn volk afsnijden.i
het meten, bij het wegen l of a 1Pe 3:12 7 En GIJ moet U heiligen en U
bij het meten van vloeistoffen. b Ex 15:17 heilig betonen,j want ik ben Je-
Nu 19:20
36 GIJ dient er een nauwkeurige De 23:14 hovah, UW God. 8 En GIJ moet
Ez 5:11
weegschaal,m nauwkeurige ge- c Le 18:21 mijn inzettingen onderhouden
wichten, een nauwkeurige efa en d De 13:8 en ze volbrengen.k Ik ben Jeho-
e Ex 20:5
een nauwkeurige hin op na te 1Kon 20:42 vah, die U heilig.l
houden. Jehovah, UW God, ben f Ps 106:39
Ho 2:13 9 Ingeval er enige man is die
ik, die U uit het land Egypte
_ heb g Le 19:31 kwaad afsmeekt over zijn vader
De 18:11
geleid. 37 GIJ moet dus al mijn Ga 5:20 en zijn moeder,m dient hij zon-
inzettingen en al mijn rechter- Opb 21:8
der mankeren ter dood gebracht
h Le 20:27
lijke beslissingen onderhouden, Han 16:16 te worden.n Over zijn vader en
en GIJ moet ze volbrengen.n Ik i 1Kr 10:13
Ez 6:9 zijn moeder heeft hij kwaad af-
ben Jehovah.’ ” j Le 11:44
gesmeekt. Zijn eigen bloed is op
Ef 1:4
Vervolgens sprak Jehovah hem.o
20
1Pe 1:16
k Le 18:4
tot Mozes
_ en zei: 2 ¨ „Gij Pr 12:13 10 Een man nu die overspel
Lu 1:6
dient tot de zonen van Isra
_ el te l Ex 31:13 pleegt met een andermans vrouw,
zeggen: ’Iedere man van de zo- Le 21:8 is iemand die overspel pleegt met
¨ Ez 37:28
nen van Isra
_ el, en iedere inwo-¨ 1Th 5:23 de vrouw van zijn naaste.p Hij
2Th 2:13
nende vreemdeling die in Isra
_ el m De 27:16 dient zonder mankeren ter dood
vertoeft, die wie dan ook van zijn Sp 20:20 gebracht te worden, de overspe-
Mt 15:4
nageslacht aan Molech_ geeft,o n Ex 21:17 ler zowel als de overspeelster.q
dient zonder mankeren ter dood o 2Sa 1:16
1Kon 2:32 11 En een man die bij de vrouw
gebracht te worden. Het volk p Le 18:20 van zijn vader ligt, heeft de naakt-
De 5:18
van het land dient hem met ste- Jer 29:23 heid van zijn vader ontbloot.r Bei-
nen te werpen totdat hij sterft. Ro 7:3
q De 22:22
3 En wat mij betreft, ik zal mijn 1Kor 6:9 r Le 18:8; De 27:20.
165 Doodstraf op seksuele misdrijven LEVITICUS 20:12-27
den dienen zonder mankeren ter HFDST. 20 het midden van hun volk worden
dood gebracht te worden. Hun a Le 18:15 afgesneden.
eigen bloed is op hen. 12 En b Le 18:29
19 En de naaktheid van de zus-
wanneer een man bij zijn schoon- c Ge 19:5 ter van uw moeder a en van de
Le 18:22
dochter ligt, dienen beiden zon- Re 19:22 zuster van uw vader b moogt gij
der mankeren ter dood gebracht Ro 1:27
1Kor 6:9 niet ontbloten, want dan heeft
te worden.a Zij hebben iets tegen- Ju 7 men zijn bloedverwante ontbloot.c
natuurlijks bedreven. Hun eigen d Le 18:17 Zij dienen de verantwoordelijk-
De 27:23
bloed is op hen.b heid voor hun dwaling te dra-
e Le 21:9
13 En wanneer een man bij een gen. 20 En een man die bij de
f Ga 5:19
manspersoon ligt zoals men bij vrouw van zijn oom ligt, heeft
g Ex 22:19
een vrouw ligt, hebben beiden De 27:21 de naaktheid van zijn oom ont-
iets verfoeilijks gedaan.c Zij die- h Le 18:23 bloot.d Zij dienen de verantwoor-
nen zonder mankeren ter dood i Le 18:9 delijkheid voor hun zonde te
gebracht te worden. Hun eigen De 27:22 dragen. Zij dienen kinderloos
2Sa 13:12
bloed is op hen. Ez 22:11 te sterven.e 21 En wanneer een
14 En wanneer een man een j Le 15:24 man de vrouw van zijn broer
Le 18:19
vrouw en haar moeder neemt, is Ez 22:10
neemt, is dat iets afschuwelijks.f
dat losbandig gedrag.d Men dient
De naaktheid van zijn broer heeft
hem en hen in het vuur te ver- hij ontbloot. Zij dienen kinderloos
2e kolom
branden,e opdat er geen losban- te worden.
a Le 18:13
dig gedrag f in UW midden blijft 22 En gijlieden moet al mijn in-
b Le 18:12
bestaan. zettingeng en al mijn rechterlijke
c Le 18:6
15 En wanneer een man zijn beslissingenh onderhouden en ze
d Le 18:14
zaaduitstorting aan een dier volbrengen, opdat het land waar-
e Ps 109:13
geeft,g dient hij zonder manke- heen ik U breng om daarin te wo-
f Le 18:16
ren ter dood gebracht te worden, De 25:5 nen, U niet uitbraakt.i 23 En GIJ
en GIJ dient het dier te doden. Mr 6:18
Mr 12:19
moogt niet wandelen
¨ in de inzet-
16 En wanneer een vrouw tot g Le 18:26
tingen van de natien die ik van
enig dier nadert om daarmee Ps 105:45 voor UW aangezicht wegzend, j
Ps 119:80
vleselijke gemeenschap te heb- Pr 12:13 want zij hebben al deze dingen ge-
ben,h moet gij de vrouw en het h Ex 21:1
daan en ik heb een afschuw van
dier doden. Zij dienen zonder De 5:1 hen.k 24 Daarom heb ik tot U
Ps 119:20
mankeren ter dood gebracht te Jes 26:9 gezegd: l „GIJ, GIJ zult hun bodem
worden. Hun eigen bloed is op i Le 18:28 in bezit nemen, en ik, van mijn
hen. j Le 18:3 kant, zal U die geven om hem in
17 En wanneer een man zijn Le 18:24
De 12:30
bezit te nemen, een land vloeien-
zuster neemt, de dochter van Jer 10:2 de van melk en honing.m Jehovah,
zijn vader of de dochter van zijn k Le 18:27 UW God, ben ik, die U van de vol-
De 9:5
moeder, en hij werkelijk haar ken heb afgescheiden.”n 25 En
´´ l Ex 3:17
naaktheid ziet, en zıj ziet zijn Ex 6:8 GIJ moet onderscheid maken tus-
naaktheid, is dat een schande.i m De 8:8 sen het reine gedierte en het on-
Daarom moeten zij voor de ogen Ez 20:6 reine en tussen het onreine gevo-
van de zonen van hun volk wor- n Ex 19:5 gelte en het reine; o en GIJ moogt
Ex 33:16
den afgesneden. De naaktheid 1Kon 8:53 UW ziel niet tot een gruwel ma-
van zijn zuster heeft hij ontbloot. 2Kor 6:16
1Pe 2:9
kenp met het gedierte en het ge-
Hij dient de verantwoordelijk- o Le 11:47
vogelte en al wat zich op de aard-
heid voor zijn dwaling te dragen. De 14:4 bodem beweegt, dat ik voor U
Han 10:14
18 En wanneer een man bij afgescheiden heb door het onrein
p Le 11:43
een vrouw ligt gedurende haar te verklaren. 26 En GIJ moet U
q Le 19:2
menstruatie en hij werkelijk heilig betonen voor mij,q want ik,
r Ps 99:5
haar naaktheid ontbloot, heeft 1Pe 1:16 Jehovah, ben heilig; r en ik scheid
´´ U af van de volken om mij toe te
hij haar bron blootgelegd, en zıj Opb 4:8

heeft de bron van haar bloed ont- s De 7:6 behoren.s


De 14:2
bloot.j Daarom moeten beiden uit Tit 2:14 27 En wat een man of vrouw
LEVITICUS 21:1-21 Priesters moeten rein zijn, zonder gebreken 166
betreft in wie een mediamieke HFDST. 20 10 En wat degene betreft die
of voorzeggende geest blijkt te a Ex 22:18 de hogepriester is onder zijn broe-
Le 19:31
zijn,a zij dienen zonder manke- De 18:10 ders, op wiens hoofd men de zalf-
ren ter dood gebracht te wor- 1Sa 28:7
Opb 21:8
olie placht uit te gietena en wiens
den.b Men dient hen met stenen b Ex 22:18 hand met macht werd gevuld om
te werpen totdat zij sterven. Hun Le 20:6
Mi 5:12 de klederen te dragen,b hij dient
eigen bloed is op hen.’ ”c c 2Sa 1:16 zijn hoofd[haar] niet onverzorgd
Voorts zei Jehovah tot Mo-
_ te laten hangenc en zijn klede-
21 zes:
¨
ters, Aarons
_
„Spreek tot de pries-
zonen, en gij moet
HFDST. 21
d Nu 19:14
ren niet te scheuren.d 11 En hij
dient bij geen enkele dode ziel te
tot hen zeggen: ’Voor een over- e De 14:1 komen.e Voor zijn vader en zijn
Jes 15:2
leden ziel mag niemand zich ver- Ez 44:20 moeder mag hij zich niet ver-
ontreinigen onder zijn volk.d f Le 19:27
Jer 48:37
ontreinigen. 12 Ook dient hij
2 Maar voor een van zijn bloed- g Le 19:28 niet uit het heiligdom weg te
1Kon 18:28
verwanten, die nauw aan hem Jer 16:6
gaan en het heiligdom van zijn
verwant is, voor zijn moeder en h Ex 29:44 God niet te ontwijden,f want het
Le 10:3
voor zijn vader en voor zijn zoon Ezr 8:28 teken van opdracht, de zalfolie
en voor zijn dochter en voor zijn i Le 18:21 van zijn God,g is op hem. Ik ben
Le 19:12
broer 3 en voor zijn zuster, een Le 22:32 Jehovah.
maagd die nauw aan hem ver- j Le 3:11
Mal 1:7
13 En wat hem aangaat, hij
want is, die niet aan een man k Jes 52:11 dient een vrouw in haar maag-
heeft toebehoord, voor haar mag 1Pe 1:16
l Le 19:29 delijke staat te nemen.h 14 Een
hij zich verontreinigen. 4 Hij m De 24:1 weduwe of een gescheiden vrouw
mag zich niet verontreinigen Mt 19:8
en een die onteerd is, een prosti-
n Ez 44:22
voor een vrouw die aan een eige- o Ex 28:41 tuee — geen van dezen mag hij
naar onder zijn volk toebehoort, Le 20:8
1Kor 6:11 nemen, maar hij dient een maagd
zodat hij zich ontwijdt. 5 Zij Heb 9:13 uit zijn volk tot vrouw te nemen.
dienen op hun hoofd geen kale p Le 11:44
q Ex 28:36 15 En hij dient zijn zaad onder
plek te maken,e en het uiteinde Le 11:45
zijn volk niet te ontwijden,i want
van hun baard dienen zij niet af Le 20:7
Jes 43:15 ik ben Jehovah, die hem heilig.’ ”j
te scheren,f en in hun vlees die- r Ge 38:24
Le 20:14 16 En Jehovah ging voort tot
nen zij geen insnijding te ma-
ken.g 6 Zij dienen zich heilig te Mozes _ te spreken en zei:
¨
betonen voor hun God,h en zij 2e kolom
17 „Spreek tot Aaron _ en zeg:
dienen de naam van hun God a Le 8:12
’Geen enkele man van uw zaad,
niet te ontheiligen,i want zij zijn Nu 35:25 in al hun geslachten, aan wie een
Ps 133:2
degenen die Jehovah’s vuurof- b Ex 28:2
gebrekk blijkt te zijn, mag nader-
fers aanbieden, het brood van Ex 29:29 bij komen om het brood van zijn
Le 16:32
hun God; j en zij moeten zich hei- c Le 10:6 God aan te bieden.l 18 Ingeval
lig betonen.k 7 Een prostituee l d Ge 37:34 er enige man is aan wie een ge-
e Nu 6:7
of onteerde vrouw dienen zij niet Nu 19:11 brek is, mag hij niet naderbij ko-
te nemen; en een vrouw die van Nu 19:14 men: een man die blind of kreupel
f Le 10:7
haar man gescheiden is,m dienen Le 21:23 is of een gespleten neus heeft of
´ ´
zij niet te nemen,n want hij is g Le 8:12
Lu 4:18
een te lang lichaamsdeelm heeft,
heilig voor zijn God. 8 Derhal- Han 10:38 19 of een man die een gebro-
h Ez 44:22
ve moet gij hem heiligen,o want 2Kor 11:2
ken voet of een gebroken hand
hij is iemand die het brood van Opb 14:4 blijkt te hebben, 20 of een bo-
i Ezr 9:2
uw God aanbiedt. Hij dient voor j 1Th 5:23
chel heeft of [onnatuurlijk] ma-
u werkelijk heilig te zijn,p want 2Th 2:13 ger is of een ziekte aan zijn ogen
k Le 22:21
ik, Jehovah, die U heilig, ben hei- Ro 12:1 heeft of schurftig is of ringworm
lig.q Ef 5:27 heeft of verpletterde teelballen
Heb 7:26
9 Ingeval nu de dochter van Opb 14:5 heeft.n 21 Geen man van het
¨
een priester zich ontwijdt door l Le 3:11
Nu 16:5
zaad van Aaron,
_ de priester, aan
prostitutie te bedrijven, ontwijdt m Le 22:23 wie een gebrek is, mag toetre-
n Le 22:24
zij haar vader. Zij dient in het De 23:1
den om Jehovah’s vuuroffers aan
vuur verbrand te worden.r o Le 2:2 te bieden.o Er is een gebrek aan
167 Wie van heilige dingen mogen eten LEVITICUS 21:22–22:18
hem. Hij mag niet toetreden om HFDST. 21 brood.a 8 Ook dient hij geen
het brood van zijn God aan te a Le 22:25 enkel lichaam dat [reeds] dood is
bieden.a 22 Hij mag het brood b Le 2:10 te eten, noch iets wat door wil-
van zijn God eten van de aller- Le 6:16
Le 24:9
de dieren verscheurd is, zodat hij
heiligste dingenb en van de hei- Nu 18:9 daardoor onrein wordt.b Ik ben
lige dingen.c 23 Hij mag echter c Le 22:10 Jehovah.
niet binnenkomen in de nabijheid Nu 18:19
9 En zij moeten hun plicht je-
van het gordijn,d en hij mag niet d Ex 30:6 gens mij in acht nemen, opdat
toetreden tot het altaar,e omdat Heb 10:20
zij op grond daarvan geen zon-
er een gebrek aan hem is; f en hij e Ex 38:1
de dragen en ervoor moeten ster-
dient mijn heiligdomg niet te ont- f Le 21:17 ven,c omdat zij die ontwijd heb-
wijden, want ik ben Jehovah, die ben. Ik ben Jehovah, die hen
g Ex 25:8
hen heilig.’ ”h Le 21:12 heilig.
24 Dienovereenkomstig
¨ sprak h Ex 28:41 10 En geen enkele vreemde
Mozes
_ tot Aaron
_ en ¨ zijn zonen en mag iets heiligs eten.d Geen inwo-
alle zonen van Isra
_ el. nende bij een priester noch loon-
HFDST. 22
En Jehovah ging voort tot arbeider mag iets heiligs eten.
22 Mozes
_ te spreken
2 „Spreek tot Aaron
¨
_
en zei:
en zijn zo-
i Le 21:6
Ps 83:18
Ps 135:13
11 Maar ingeval een priester een
ziel koopt, als een koop voor zijn
j Ex 28:38
nen, opdat zij zich afgezonderd Nu 18:32 geld, als zodanig mag die ervan
houden van de heilige ¨ dingen
De 15:19 mee-eten. Wat slaven betreft die
van de zonen van Isra _ el en mijn k Le 7:20 in zijn huis geboren zijn, als zoda-
i
heilige naam niet ontheiligen l Le 13:2 nig mogen zij van zijn brood mee-
in verband met de dingen die eten.e 12 En ingeval de dochter
m Le 15:2
zij mij heiligen.j Ik ben Jeho- van een priester aan een man gaat
vah. 3 Zeg tot hen: ’Iedere man n Le 14:2
toebehoren die een vreemde is,
Le 15:13
van UW gehele nageslacht, in al mag zij als zodanig niet van de bij-
UW geslachten, die nadert tot o Le 21:1
drage der heilige dingen eten.
Nu 19:11
de heilige¨ dingen, die de zonen Nu 19:22 13 Maar ingeval de dochter van
van Isra
_ el Jehovah zullen heili- p Le 15:16 een priester weduwe of een ge-
gen, terwijl zijn onreinheid op scheiden vrouw wordt, terwijl zij
k q Le 11:24
hem is, die ziel moet van voor Le 11:43 geen nageslacht heeft, en zij naar
mijn aangezicht worden afgesne- r Le 15:7 het huis van haar vader moet te-
den. Ik ben Jehovah. ¨ 4 Geen Le 15:19
rugkeren, zoals in haar jeugd,f
enkele man van Aarons _ nage- s Nu 19:7 mag zij wat van haar vaders brood
slacht mag terwijl hij melaats l is 1Kor 6:11
eten; g maar geen enkele vreemde
m Heb 10:22
of een vloeiing heeft, van de mag zich daarmee voeden.

heilige dingen eten, totdat hij
2e kolom 14 Ingeval nu een man bij ver-
rein wordt,n evenmin wie iemand
aanraakt die onrein is door een a Le 21:22 gissing iets heiligs eet,h dan moet
overleden ziel,o of een man van
Nu 18:11 hij een vijfde i daarvan eraan toe-
wie een zaaduitstorting p uitgaat, b Ex 22:31 voegen en het heilige aan de
Le 17:15
5 noch een man die enig weme- De 14:21
priester geven. 15 Zij dienen
lend [gedierte] aanraakt dat voor de heilige dingen van de zonen
c Ex 28:43 ¨
hem onrein is,q of een mens die Le 10:2 van Isra
_ el, die zij voor Jehovah
voor hem onrein is, met betrek- d Ex 29:33
mochten bijdragen, dus niet te
king tot welke onreinheid van Mt 12:4 ontwijden,j 16 en in werkelijk-
hem ook.r 6 De ziel die zo iets e Nu 18:11 heid hen de straf voor schuld te
aanraakt, moet tot de avond on- f Ge 38:11
laten dragen doordat zij hun hei-
rein zijn en mag geen van de lige dingen eten; want ik ben Je-
g Le 10:14
heilige dingen eten, maar hij Nu 18:19 hovah, die hen heilig.’ ”
moet zijn vlees in water baden.s h Le 5:15
17 En Jehovah sprak verder
7 Wanneer de zon is onderge- tot M¨ozes_ en zei: 18 „Spreek
i Le 5:16
gaan, dan moet hij rein zijn, en tot Aaron
_ en zijn zonen en alle
Le 27:13 ¨
daarna mag hij iets van de heili- j Nu 18:32
zonen van Isra _ el, en gij moet tot
ge dingen eten, want het is zijn Ez 22:26 hen zeggen: ’Wat iedere man van
LEVITICUS 22:19–23:6 Gave offers. Periodieke feesten 168
¨ HFDST. 22
het huis van Isra
_ el of een inwo-
¨ blijven,a maar van de achtste dag
nende vreemdeling in Isra _ el be- a Nu 15:14 af en daarna zal het met goed-
Nu 15:16
treft die zijn offergave aanbiedt,a b Le 7:16 keuring als offergave, een vuur-
overeenkomstig een van hun ge- Le 23:38 offer voor Jehovah, worden aan-
Nu 15:3
loftenb of een van hun vrijwilli- Ps 22:25 vaard. 28 Wat een stier en een
ge gaven,c die zij als brandoffer Ps 56:12
c De 12:6
schaap betreft, GIJ moogt het
aan Jehovah mochten aanbieden, d Le 7:18 niet met zijn jong op dezelfde
19 het moet, wil het goedkeu- Le 23:11 dag slachten.b
e Le 1:3
ring voor U verwerven,d een gaaf e Le 22:22 29 En ingeval GIJ een dankoffer
mannelijk dier uit het rundvee, f De 15:21
aan Jehovah offert,c dient GIJ
De 17:1
uit de jonge rammen of uit de Mal 1:8 het te offeren om goedkeuring
geiten zijn. 20 GIJ moogt niets Heb 9:14
1Pe 1:19 voor U te verwerven. 30 Op de-
aanbieden waaraan een gebrek g Le 3:1 zelfde dag dient het te worden
is,f want het zal niet toereikend h Nu 15:8
De 23:21 gegeten.d GIJ moogt er niets van
zijn om goedkeuring voor U te Ps 50:14 overlaten tot de morgen.e Ik ben
Ps 61:8
verwerven. Pr 5:4 Jehovah.
21 En ingeval een man een ge- i De 15:21
31 En GIJ moet mijn geboden on-
Mal 1:8
meenschapsoffer g aan Jehovah j Le 3:3 derhouden en ze volbrengen.f Ik
aanbiedt, om een gelofte te beta- Le 3:14
ben Jehovah. 32 En GIJ moogt
k Le 21:18
lenh of als vrijwillige gave, dient l Le 21:20 mijn heilige naam niet ontheili-
het, om goedkeuring te verwer- De 23:1
gen,g en ik moet te midden van
ven, werkelijk een gaaf [dier] m Le 21:21 ¨
n Le 7:18 de zonen van Isra
_ el geheiligd
uit het rund- of het kleinvee te Le 19:7
worden.h Ik ben Jehovah, die U
zijn. Het dient geen enkel gebrek heiligt,i 33 die U uit het land
te vertonen. 22 Wat blind is of 2e kolom Egypte leidt om mij aan U als
_
iets gebroken heeft, of een insnij- a Ex 22:30 God te doen kennen.j Ik ben Je-
ding of wrat of schurft of ring- b Ex 23:19
hovah.”
De 22:6
worm heefti — geen van deze Sp 12:10
Vervolgens sprak Jeho-
moogt GIJ aan Jehovah aanbie-
den, en daarvan moogt GIJ geen
c Le 7:12
Ps 107:22
Ps 116:17
23 vah tot Mozes
_ en zei:
2 „Spreek tot de zonen van Is-
_
vuuroffer j voor Jehovah op het Am 4:5
¨
altaar leggen. 23 Wat een stier d Le 7:15 rael, en gij moet tot hen zeggen:
e Ex 12:10
of een schaap betreft met een f Le 19:37 ’De periodieke feestenk van Je-
te lang of te kort lichaamsdeel,k Nu 15:40 hovah, die GIJ dient uit te roe-
De 4:40
gij moogt het als vrijwillige gave g Le 18:21 pen,l zijn heilige samenkomsten.
bereiden; maar voor een gelof- Le 19:12 Dit zijn mijn periodieke feesten:
Am 2:7
te zal het niet met goedkeuring h Le 10:3 3 Zes dagen mag er werk wor-
Jes 29:23
worden aanvaard. 24 Maar een Lu 11:2
den verricht, maar op de zevende
[dier] waarvan de teelballenl ge- i Ex 19:5 dag is er een sabbat van volko-
Le 20:8
plet of verbrijzeld of uitgerukt Le 21:8
men rust,m een heilige samen-
of afgesneden zijn, moogt GIJ Je- Jo 17:17 komst. GIJ moogt geen enkel
j Ex 6:7
hovah niet aanbieden, en in UW Le 11:45 soort van werk verrichten. Het is
land dient GIJ ze niet op te dra- Nu 15:41 een sabbat voor Jehovah in alle
gen. 25 En uit de hand van een plaatsen waar GIJ woont.n
buitenlander moogt GIJ geen van HFDST. 23 4 Dit zijn de periodieke fees-
al deze als het brood van UW k Ex 23:14 teno van Jehovah, heilige samen-
God aanbieden, omdat hun ver- Le 23:37
l Nu 10:10
komsten,p die GIJ op hun vastge-
dorvenheid in ze is. Er is een ge- m Ex 16:30 stelde q tijden dient uit te roepen:
brekm aan. Ze zullen niet met Ex 20:10
Le 19:3
5 In de eerste maand, op de veer-
goedkeuring van U worden aan- Han 15:21 tiende dag van de maand,r tussen
vaard.’ ”n n Ne 13:22
Jes 56:2
de twee avonden is het Paschas
26 En Jehovah sprak verder Jes 58:13 voor Jehovah.
o Ex 23:14
tot Mozes
_ en zei: 27 „Wordt er p Ex 12:16 6 En op de vijftiende dag van
een stier of een jonge ram of Nu 29:12 deze maand is het feest der onge-
q Nu 9:2
een geit geboren, dan moet het r Nu 9:3
zeven dagen onder zijn moeder Nu 28:16 s Ex 12:6; De 16:1; Joz 5:10; 1Kor 5:7.
169 Eerstelingen. Offers op Pinksteren LEVITICUS 23:7-24
zuurde broden voor Jehovah.a Ze- HFDST. 23 GIJ te tellen, vijftig dagen,a en
ven dagen dient GIJ ongezuurde a Nu 28:17 GIJ moet een nieuw graanoffer b
Han 12:3
broden te eten.b 7 Op de eer- 1Kor 5:8 aan Jehovah aanbieden. 17 Uit
ste dag zult GIJ een heilige sa- UW woonplaatsen dient GIJ twee
menkomst doen plaatshebben.c b Ex 12:15
Ex 13:6
brodenc als beweegoffer te bren-
Geen enkel soort van zwaar werk Ex 34:18 gen. Ze dienen uit twee tiende
moogt GIJ doen. 8 Maar zeven efa meelbloem te bestaan. Ze die-
dagen moet GIJ een vuuroffer c Ex 12:16 nen gezuurdd gebakken te wor-
aan Jehovah aanbieden. Op de den, als eerste rijpe vruchten
d Nu 18:12
zevende dag zal er een heilige Sp 3:9 voor Jehovah.e 18 En met de
samenkomst zijn. Geen enkel Ez 44:30
1Kor 15:20
broden moet GIJ zeven gave man-
soort van zwaar werk moogt GIJ Jak 1:18 netjeslammeren aanbieden,f elk
´ ´
doen.’ ” van een jaar oud, en een jonge
9 En Jehovah ging voort tot Mo- _ e Le 23:15
1Kor 15:20
stier en twee rammen. Ze beho-
zes te spreken en zei: 10 „Spreek 1Kor 15:23 ren als een brandoffer voor Je-
¨ hovah te dienen, met het daar-
tot de zonen van Isra _ el, en gij
f Joz 5:11
moet tot hen zeggen: ’Wanneer bij behorend graanoffer en de
GIJ ten slotte in het land komt dat g Ex 34:22
daarbij behorende drankoffers,
ik U geef, en GIJ de oogst ervan De 16:9 als een vuuroffer tot een rustig
hebt binnengehaald, dan moet stemmende geur voor Jehovah.
´ ´
GIJ een schoof van de eerstelin- 2e kolom 19 En GIJ moet een geitenbokje g
gend van UW oogst naar de pries- a Han 2:1
als zondeoffer opdragen en twee
ter brengen. 11 En hij moet mannetjeslammeren, elk van een
de schoof voor het aangezicht b Nu 28:26 jaar oud, als gemeenschapsoffer.h
De 16:16
van Jehovah heen en weer bewe- 20 En de priester moet ze heen
gene om goedkeuring voor U te c Ef 2:16
en weer bewegeni met de broden
verwerven. Daags na de sabbat Ef 2:18 van de eerste rijpe vruchten, als
dient de priester die heen en een beweegoffer voor het aange-
d Le 7:13
weer te bewegen. 12 En op de Ro 5:12
zicht van Jehovah, met de twee
dag waarop GIJ de schoof heen mannetjeslammeren. Ze dienen
en weer laat bewegen, moet GIJ e Ex 23:16 de priester toe te komen als iets
Ex 34:22
een gave jonge ram van nog geen Jak 1:18
heiligs voor Jehovah.j 21 En GIJ
jaar als brandoffer aan Jehovah Opb 14:4 moet op diezelfde dag een be-
opdragen; 13 en als het daarbij kendmaking k doen; er zal een
f Nu 28:27
behorend graanoffer twee tien- heilige samenkomst voor U zijn.
de efa meelbloem, met olie be- g Le 4:23
Geen enkel soort van zwaar werk
vochtigd, als een vuuroffer voor Nu 28:30 moogt GIJ verrichten. Het is een
Jehovah, een rustig stemmende inzetting tot onbepaalde tijd in
h Le 3:1
geur; en als het daarbij behorend al UW woonplaatsen voor UW ge-
drankoffer een vierde hin wijn. slachten.
i Le 7:30
14 En tot op die dag moogt GIJ 22 En wanneer gijlieden de
geen brood eten, noch geroosterd j Le 7:34 oogst van UW land binnenhaalt,
Le 10:14
koren, noch nieuw koren,f tot- Nu 18:9
moogt gij, wanneer gij oogst, de
dat GIJ de offergave van UW God De 18:4 rand van uw veld niet geheel af-
1Kor 9:13
hebt gebracht. Het is een inzet- oogsten, en de nalezing van uw
ting tot onbepaalde tijd voor UW k Nu 10:10
oogst moogt gij niet bijeenrapen.l
geslachten in alle plaatsen waar Gij dient die voor de ellendige m
GIJ woont. l Le 19:9 en de inwonende vreemdeling n
De 24:19
15 En vanaf de dag na de sab- Ru 2:3
over te laten. Ik ben Jehovah, UW
bat, vanaf de dag waarop GIJ de God.’ ”
schoof van het beweegoffer hebt m Jes 58:7 23 Vervolgens sprak Jehovah
gebracht, moet GIJ U zeven sab- tot Mozes
_ en zei: 24 „Spreek tot
n Le 19:33 ¨
batten tellen.g Het dienen werke- Nu 15:15
de zonen van Isra_ el en zeg: ’In
lijk volle [weken] te zijn. 16 Tot de zevende maand,o op de eerste
de dag na de zevende sabbat dient o 1Kon 8:2 van de maand, dient er voor U een
LEVITICUS 23:25-44 Verzoendag. Loofhuttenfeest 170
volkomen rust plaats te hebben, HFDST. 23 een vuuroffer aan Jehovah aan-
een gedenk[dag] door trompetge- a Nu 10:10
Nu 29:1
bieden. Het is een plechtige ver-
schal,a een heilige samenkomst.b b Nu 29:12 gadering. Geen enkel soort van
25 Geen enkel soort van zwaar c Ex 30:10
Le 16:30
zwaar werk moogt GIJ doen.
werk moogt GIJ verrichten, en GIJ Le 25:9 37 Dit zijn de periodieke fees-
1Jo 1:7
moet een vuuroffer aan Jehovah d Le 16:29 tena van Jehovah, die GIJ als hei-
aanbieden.’ ” Nu 29:7
Ps 35:13
lige samenkomstenb dient uit te
26 En Jehovah sprak verder tot Jes 58:5 roepen, om Jehovah een vuur-
e De 16:16
Mozes
_ en zei: 27 „Maar op de Ez 45:17
offer c aan te bieden: het brand-
tiende van deze zevende maand f Le 16:34 offer d en het graanoffer e van het
Heb 9:12
is de verzoendag.c Een heilige sa- Heb 9:24 slachtoffer en de drankoffers,f
menkomst dient er voor U plaats Heb 9:26
Heb 10:10
volgens het dagelijkse schema,
te hebben, en GIJ moet UW ziel 1Jo 2:2 38 behalve de sabbatten van Je-
g Nu 9:13
in droefheid buigend en een vuur- Nu 15:30
hovahg en behalve UW gavenh en
offer aan Jehovah aanbieden. e h Han 3:23 behalve al UW gelofteoffers i en
i Le 23:28
28 En op diezelfde dag moogt GIJ Mt 12:12 behalve al UW vrijwillige gaven,j
geen enkel soort van werk ver- Mr 3:4 die GIJ aan Jehovah dient te schen-
j Le 16:31
richten, want het is een verzoen- k Le 16:29 ken. 39 Maar op de vijftiende
dag, om verzoening voor U te
Le 23:27
Nu 29:7
dag van de zevende maand, wan-
doenf voor het aangezicht van Je- Ps 35:13 neer GIJ de opbrengst van het
l Ex 23:16
hovah, UW God; 29 want iedere Nu 29:12
land hebt ingezameld, dient GIJ
ziel die zich op diezelfde dag niet De 16:13 zeven dagenk het feestl van Je-
Ezr 3:4
in droefheid zal buigen, moet van Ne 8:14 hovah te vieren. Op de eerste
zijn volk worden afgesneden. g
Za 14:16
Jo 7:2
dag is er volkomen rust en op
30 En iedere ziel die enig soort m Ne 8:18 de achtste dag is er volkomen
Jo 7:37
van werk zal verrichten op die- rust.m 40 En op de eerste dag
moet GIJ U de vrucht van prach-
zelfde dag, die ziel moet ik uit het
midden van zijn volk verdelgen.h
2e kolom tige bomen nemen, de bladeren
31 GIJ moogt geen enkel soort
a Ex 23:14 van palmbomenn en de grote tak-
De 16:16
van werk verrichten.i Het is een b Le 23:4 ken van wijdvertakte bomen en
inzetting tot onbepaalde tijd voor
Nu 28:26
Nu 29:7
populieren van het stroomdal, en
c Le 1:9 GIJ moet U zeven dagen voor het
UW geslachten in alle plaatsen Le 2:2
waar GIJ woont. 32 Het is een d Le 1:3
aangezicht van Jehovah, UW God,
sabbat van volkomen rust voor e Le 2:1 verheugen.o 41 En GIJ moet het
Le 2:11
U,j en GIJ moet UW ziel in droef- f Ex 29:40 zeven dagen in het jaar als een
heid buigenk op de negende van
Nu 15:5 feest voor Jehovah vieren.p Als
Nu 28:7
de maand, des avonds. Van avond Fil 2:17 een inzetting tot onbepaalde tijd
g Ex 16:23
tot avond dient GIJ UW sabbat te Ex 20:8
in UW geslachten dient GIJ het
Ex 31:13 in de zevende maand te vieren.
houden.” Jes 56:2
h Ex 28:38 42 Zeven dagen dient GIJ in de
33 En Jehovah ging voort Nu 18:29 loofhutten te wonen.q Alle in
tot Mozes
_ te spreken en zei: i Nu 29:39 ¨
De 12:11 Isra
_ el geborenen dienen in de
34 „Spreek tot de zonen van Is- _ j De 12:6 loofhutten te wonen,r 43 op-
¨
rael en zeg: ’Op de vijftiende 1Kr 29:9
2Kr 35:8 dat UW geslachten mogen wetens
dag van deze zevende maand is Ezr 2:68 ¨
k De 16:13
dat ik de zonen van Isra
_ el in de
het loofhuttenfeest, zeven dagen l Za 14:16 loofhutten heb doen wonen toen
lang, voor Jehovah.l 35 Op de Mt 13:39
ik hen uit het land Egypte leid-
eerste dag is er een heilige sa-
Mt 24:31 _
Mt 25:31 de.t Ik ben Jehovah, UW God.’ ”
menkomst. Geen enkel soort van m Le 23:7
Le 23:24 44 Dienovereenkomstig sprak
zwaar werk moogt GIJ verrich- Nu 29:12 ¨
n Ne 8:15 Mozes
_ tot de zonen van Isra _ el
ten. 36 Zeven dagen dient GIJ Jo 12:13 over de periodieke feestenu van
Jehovah een vuuroffer aan te Opb 7:9
Jehovah.
o De 16:15
bieden. Op de achtste dag dient Ne 8:10
er een heilige samenkomst voor p Nu 29:12
Ne 8:18 r Ne 8:14; Ne 8:16; Ne 8:17; s Ex 13:14; De 31:13;
U plaats te hebben,m en GIJ moet q De 31:10 Ps 78:6; t Ex 12:38; Nu 24:5; Za 14:16; u Le 23:2.
171 Toonbroden. Godslastering. Oog voor oog LEVITICUS 24:1-22
Voorts sprak Jehovah tot HFDST. 24 Mozes. _ a
Terloops zij opgemerkt
24 Mozes
_ en zei: 2 „Gebied
de zonen van Isra _
¨
el dat zij u zui-
a Ex 27:20
b Nu 8:2
dat de naam van zijn moeder Se-
lomith
_ was, de dochter van D _ibri,
2Kr 13:11
vere, gestoten olijfolie brengen van de stam Dan. 12 Toen stel-
c Ex 25:31
voor het licht,a om de lamp con- Jer 52:19 den zij hem in verzekerde bewa-
Heb 9:2
stant te laten schijnen.b 3 Bui- ring b totdat zij een uitdrukke-
d Ex 39:37
ten het gordijn van de Getuigenis lijke verklaring zouden krijgen
in ¨ de tent der samenkomst dient e Ex 27:20
volgens de uitspraak van Jeho-
Aaron
_ het van de avond tot de f Ex 40:23
1Sa 21:4
vah.c
morgen, voortdurend, voor het Mr 2:26 13 Voorts sprak Jehovah tot
aangezicht van Jehovah in orde g Ex 25:24 Mozes _ en zei: 14 „Breng degene
1Kon 7:48
te brengen. Het is een inzet- Heb 9:2 die kwaad heeft afgesmeekt, uit
ting tot onbepaalde tijd in UW ge- h Le 2:2 tot buiten de legerplaats; d en al-
slachten. 4 Op de lampenstan- Le 6:15 len die hem hebben gehoord, moe-
daardc van zuiver goud dient hij i Nu 4:7 ten hun handene op zijn hoofd
1Kr 9:32
voortdurend de lampend in orde 2Kr 2:4 leggen, en de gehele vergadering
te brengene voor het aangezicht Ne 10:33
moet hem [met stenen] werpen.f
van Jehovah. j Le 21:22
15 En gij dient tot de zonen van
Le 22:10 ¨
5 En gij moet meelbloem ne- 1Sa 21:6 Isra
_ el te spreken en te zeggen:
Mt 12:4
men en er twaalf ringvormige Lu 6:4 ’Ingeval enige man zijn God
koeken van bakken. Elke ring- k Le 6:16 kwaad toewenst, dan moet hij de
vormige koek dient uit twee tien- l Ex 12:38 verantwoordelijkheid voor zijn
de efa te bestaan. 6 En gij moet Nu 11:4 zonde dragen. 16 De beschim-
ze in twee stapels, zes per stapel,f m Ex 2:13 per van Jehovah’s naam dient
op de tafel van zuiver goud leg- n Ps 8:1 dus zonder mankeren ter dood
Ps 83:18
gen voor het aangezicht van Je- Ho 12:5 gebracht te worden.g De gehe-
hovah.g 7 En gij moet op elke o Ex 20:7 le vergadering dient hem zonder
stapel zuivere geurige hars leg- Ex 21:17
Ex 22:28
mankeren met stenen te werpen.
gen, en het moet dienen als Le 19:12 Zowel de inwonende vreemde-
Jes 8:21
het brood tot een herinnerings- Opb 16:9
ling als de ingeborene dient ter
deel,h een vuuroffer voor Jeho-
dood gebracht te worden wan-
vah. 8 Op de ene sabbatdag na neer hij de Naam beschimpt.h
2e kolom
de andere dient hij dat voortdu- 17 En ingeval een man enige
a Ex 18:22
rend in orde te brengeni voor het mensenziel doodslaat, dient hij
b Nu 15:34
aangezicht van Jehovah. Het is zonder mankeren ter dood ge-
c Ex 18:15
een verbond tot onbepaalde tijd bracht te worden.i 18 En wie
¨ d Le 13:46
met de zonen van Isra el. 9 En
¨ _ Nu 5:3 de ziel van een huisdier dood-
het moet van Aaron _ en zijn zo- e De 13:9 slaat, dient het te vergoeden, ziel
nen worden,j en zij moeten het De 17:7 voor ziel.j 19 En ingeval een
eten op een heilige plaats,k want f Le 5:1
Nu 15:35
man zijn volksgenoot een gebrek
het is voor hem iets allerheiligst De 13:10 bezorgt, dan dient hem evenzo
van Jehovah’s vuuroffers, als een g De 5:11 gedaan te worden als hij gedaan
voorschrift tot onbepaalde tijd.” h 1Kon 21:10 heeft.k 20 Breuk voor breuk,
Ps 74:10
10 ¨ Nu begaf een zoon van een oog voor oog, tand voor tand;
i Ge 9:6
Israelitische vrouw, die echter Ex 21:12
hetzelfde soort van gebrek dat
de zoon van een Egyptische man Nu 35:31 hij die mens mocht bezorgen,
De 19:13
was,l zich te midden van de zo- dient hem te worden bezorgd.l
¨ j Ex 21:35
nen van Isra el, en de zoon van 21 En wie een dier doodslaat,m
¨ _ ¨ k Ex 21:23
dient het te vergoeden,n maar
de Israelitische en een Israeliti-
l Ex 21:24
sche man geraakten met elkaar De 19:21 wie een mens doodslaat, dient ter
in gevechtm in de legerplaats. Mt 5:38 dood gebracht te worden.o
¨
11 En de zoon van de Israelitische m Ex 21:33
22 Een en dezelfde rechter-
vrouw ging de Naamn beschim- n Ex 21:34
Ex 22:1
lijke beslissing dient voor U te
pen en er kwaad over afsmeken.o o Ge 9:6
gelden. De inwonende vreem-
Daarom brachten zij hem naar Ex 21:12 deling en de ingeborene dienen
LEVITICUS 24:23–25:20 Sabbatten voor land; 50e jaar: jubeljaar 172
werkelijk gelijk te zijn,a want ik HFDST. 24 dient gijlieden in heel UW land
ben Jehovah, UW God.’ ”b a Ex 12:49 de hoorn te laten weerklinken.
Le 17:10
23 Daarna sprak Mozes
_ tot de Le 19:34 10 En GIJ moet het vijftigste jaar
¨ Nu 9:14
heiligen en vrijheid uitroepen in
zonen van Isra
_ el, en zij brach- Nu 15:16
ten degene die kwaad had af- b Ro 3:29 het land voor al zijn bewoners.a
gesmeekt, uit tot buiten de le- c Nu 15:36 Het zal een jubeljaar b voor U wor-
gerplaats en wierpen hem met De 17:7 den, en een ieder van U moet tot
stenen.c Aldus deden de zonen zijn bezitting terugkeren en een
¨ ieder van U dient naar zijn fami-
van Isra
_ el juist zoals Jehovah HFDST. 25

Mozes
_ geboden had. d Ge 15:16 lie terug te keren.c 11 Een ju-
De 32:8
Ps 24:1
beljaar zal dat vijftigste jaar voor
En Jehovah sprak verder
25 tot Mozes
_
¨
op de berg S _inaı
en zei: 2 „Spreek tot de zonen
e Le 26:34
2Kr 36:21
U worden.d GIJ moogt niet zaaien,
noch oogsten wat het land uit
¨ f Ex 23:10 gevallen korrels doet opschieten,
van Isra
_ el, en gij moet tot hen g Ex 23:11
noch de druiven van zijn onge-
Le 26:34
zeggen: ’Wanneer GIJ ten slotte snoeide wijnstokken inzamelen.e
h Le 23:27
in het land komt dat ik U geef,d 12 Want het is een jubeljaar.
i Nu 10:2
dan moet het land een sabbat Nu 10:10 Het dient iets heiligs voor U te
houden voor Jehovah.e 3 Zes j Le 16:30 worden. Van het veld moogt GIJ
Le 23:28
jaar dient gij uw veld te bezaaien, eten wat het land opbrengt.f
en zes jaar dient gij uw wijngaard
13 In dit jubeljaar dient een
te snoeien, en gij moet de op- 2e kolom
ieder van U tot zijn bezitting te-
brengst van het land inzamelen.f a Ps 146:7
rug te keren.g 14 En doet el-
Jes 61:1
4 Maar in het zevende jaar dient Jes 63:4 kaar geen onrecht,h ingeval GIJ
Jer 34:8
er een sabbat van volkomen rust Lu 4:18 koopwaar aan uw volksgenoot
voor het land plaats te hebben,g Ro 8:21
verkoopt of bij het kopen uit
een sabbat voor Jehovah. Uw veld b Le 27:17
de hand van uw volksgenoot.
Le 27:24
moogt gij niet bezaaien, en uw c Le 25:13 15 Volgens het aantal jaren na
wijngaard moogt gij niet snoeien. Nu 36:4
het jubeljaar dient gij van uw
De 15:1
5 Wat uit gevallen korrels van volksgenoot te kopen; volgens
d Mt 12:8
uw oogst opschiet, moogt gij niet Mt 12:12 het aantal oogstjaren dient hij
oogsten, en de druiven van uw Ro 8:21
aan u te verkopen.i 16 Naar ge-
e Le 25:5
ongesnoeide wijnstok moogt gij lang van de veelheid der jaren
f Ex 23:11
niet inzamelen. Er dient een jaar Le 25:6 dient hij de koopwaarde ervan
van volkomen rust voor het land g Le 25:30 te vermeerderen,j en naar gelang
plaats te hebben. 6 En de sabbat- Le 27:24
de jaren weinige zijn, dient hij
h 1Sa 12:3
[opbrengst] van het land moet Sp 14:31 de koopwaarde ervan te vermin-
ulieden tot voedsel dienen: voor Am 5:11
deren, want hij verkoopt u slechts
Mi 2:2
u en uw slaaf en uw slavin en 1Kor 6:8 het aantal oogsten. 17 En nie-
uw loonarbeider en uw bijwoner, i Le 27:18 mand van U mag zijn volksgenoot
zij die als vreemdelingen bij u j Le 27:23 onrecht doen,k en gij moet vre-
vertoeven, 7 en voor uw huis- k Le 19:13 zen voor uw God,l want ik ben
Sp 22:22
dieren en voor het wild gedierte Jer 7:6 Jehovah, UW God.m 18 GIJ moet
dat in uw land is. De gehele op- l Ge 20:11 mijn inzettingen dus volbrengen
Ge 22:12
brengst ervan dient tot voedsel Le 25:43 en GIJ dient mijn rechterlijke be-
te strekken. 1Sa 12:24 slissingen te onderhouden en GIJ
Ne 5:9
8 En gij moet u zeven sabbat- Sp 1:7 moet ze volbrengen. Dan zult GIJ
Sp 8:13
jaren tellen, zeven maal zeven Han 9:31
stellig in zekerheid wonen in het
jaar, en de dagen van de zeven m Jes 33:22 land.n 19 En het land zal wer-
sabbatjaren moeten negenen- n De 12:10 kelijk zijn vrucht geven,o en GIJ
veertig jaar voor u bedragen. Ps 4:8
Sp 1:33
zult stellig tot verzadiging eten
9 En in de zevende maand, op de o Le 26:5
en in zekerheid daarin wonen.p
tiende van de maand,h moet gij Ps 67:6 20 Maar ingeval GIJ zegt: „Wat
Ez 34:27
de luid schallende hoorn laten ¨
Joe 2:24 zullen wij in het zevende jaar
weerklinken; i op de verzoendag j p Ez 34:25 eten, daar wij niet mogen zaaien,
173 Herstel. De armen; geen woekerwinst LEVITICUS 25:21-39
noch onze oogst mogen inzame- HFDST. 25 er een heel jaar ten volle voor
len?”,a 21 in dat geval zal ik in a Le 25:5
Mt 6:25
hem verstreken is, dan moet het
het zesde jaar stellig mijn zegen b Ge 26:12
huis dat in de stad staat die een
voor U gebieden, en het moet zijn De 28:8 muur heeft, voorgoed het eigen-
Mal 3:10
oogst opleveren voor drie jaar.b c 1Kon 21:3
dom van de koper ervan blijven
22 En in het achtste jaar moet Ez 48:14 in zijn geslachten. Het dient in
GIJ zaaien en GIJ moet van de d 2Kr 7:20 het jubeljaar niet [vrij] uit te
Ps 24:1
oude oogst eten tot het negen- Ps 85:1
¨
gaan. 31 De huizen echter van
de jaar. Totdat de oogst daarvan Joe 2:18
nederzettingen die niet door een
e 1Kr 29:15
binnenkomt, zult GIJ van de oude Ps 39:12 muur omringd zijn, dienen als
eten. 1Pe 2:11 een deel van het veld van het
f Le 25:51
23 Het land dient dus niet voor land gerekend te worden. Daar-
g Ru 2:20
altijd verkocht te worden,c want Ru 4:4 voor dient het recht van terug-
het land is van mij.d Want GIJ zijt Ru 4:6
Jer 32:7
koop a te blijven gelden, en in het
inwonende vreemdelingen en bij- h Le 25:50 jubeljaar b dient het [vrij] uit te
woners van mijn standpunt uit i Le 25:10 gaan.
Le 25:13
bezien.e 24 En in het gehele Le 27:24 32 Wat de steden van de levie-
land van UW bezitting dient GIJ j Le 25:10 ten betreft met de huizen van
het recht van terugkoop voor het k Le 25:25 de steden van hun bezitting,c het
Le 25:51
land toe te staan.f recht van terugkoop dient tot on-

25 Ingeval uw broeder verarmt bepaalde tijd voor de levieten te
2e kolom blijven gelden.d 33 En wanneer
en iets van zijn bezitting moet
verkopen, dan moet een nauw a Le 25:48 eigendom van de levieten niet
b Le 25:10
aan hem verwante terugkoper wordt teruggekocht, dan moet
c Nu 35:2
komen en het door zijn broeder Nu 35:8 het huis dat in de stad van zijn
verkochte terugkopen.g 26 En Joz 21:2 bezitting verkocht is, in het ju-
d Jer 32:8
ingeval iemand geen terugkoper beljaar [vrij] uitgaan; e want de
e Le 25:28
blijkt te hebben en zijn eigen f Nu 18:20
huizen van de steden der levie-
hand er wel in slaagt winst te Nu 35:4 ten zijn hun bezitting te mid-
De 18:1 ¨
maken en hij inderdaad genoeg g Nu 35:7
den van de zonen van Isra _ el.f
vindt voor de terugkoop ervan, Joz 14:4 34 Bovendien mag het veld van
Joz 21:2
27 dan moet hij de jaren bereke- de weidegrondg van hun steden
h Le 25:25
nen vanaf de tijd dat hij het ver- De 15:7 niet worden verkocht, want het
kocht en wat er aan geld over- Ps 41:1
Sp 14:20
is voor hen een bezitting tot on-
schiet, teruggeven aan de man Sp 17:5 bepaalde tijd.
Sp 19:17
aan wie hij het verkocht heeft, Mr 14:7 35 En ingeval uw broeder in
en hij moet tot zijn bezitting te- i Ps 37:26 uw nabijheid verarmt en hij daar-
Ps 112:5
rugkeren.h Sp 3:27 om financieel zwak is,h dan moet
28 Maar indien zijn hand niet Sp 14:31 gij hem ondersteunen.i Evenals
Lu 6:35
genoeg vindt om hem terug te Han 11:29 een inwonende vreemdeling en
1Ti 6:18
geven, dan moet het door hem 1Jo 3:17
een bijwoner j moet hij bij u in le-
verkochte tot aan het jubeljaar j Ex 22:21 ven blijven. 36 Neem geen ren-
in de hand van de koper ervan Ex 23:9
Le 19:34
te en woekerwinst van hem,k
blijven; i en in het jubeljaar moet De 10:18 maar gij moet vrezen voor uw
het [vrij] uitgaan, en hij moet tot k Ex 22:25 God; l en uw broeder moet bij u
De 23:19
zijn bezitting terugkeren.j Ne 5:7 in leven blijven. 37 Gij moogt
29 Ingeval nu een man een Ps 15:5
Sp 28:8
hem uw geld niet tegen rente
woonhuis in een ommuurde stad Ez 18:13 geven,m noch uw voedsel tegen
verkoopt, dan moet zijn recht l Ps 89:7 woekerwinst. 38 Ik ben Jeho-
Sp 8:13
van terugkoop duren totdat het Heb 12:28 vah, UW God, die U uit het land
jaar sinds de tijd van zijn verkoop m De 23:20 Egypte
_ ¨ heb geleid om U het land
Ne 5:10
geheel ten einde is; zijn recht Lu 6:35 Kana
_ an te geven,n om mij als UW
van terugkoop k dient een vol jaar n Ex 20:2 God te doen kennen.o
1Kon 8:51
te duren. 30 Maar indien het o Ex 6:7
39 En ingeval uw broeder in
niet wordt teruggekocht voordat Nu 15:41 uw nabijheid verarmt en hij zich
LEVITICUS 25:40–26:4 Terugkoop van slaven. Geen afgoderij 174
aan u moet verkopen,a moogt gij HFDST. 25 Of indien zijn eigen hand ver-
hem niet als werker in slaven- a Ex 21:2 mogend is geworden, dan moet
De 15:12
dienst gebruiken.b 40 Hij dient 2Kon 4:1 hij zichzelf terugkopen.a 50 En
bij u te verkeren als een loonar- Ne 5:5
hij moet met zijn koper een be-
b Ex 1:14
beider,c als een bijwoner. Tot het c Le 25:53
rekening maken vanaf het jaar
jubeljaar behoort hij bij u te die- 1Kon 9:22 dat hij zich aan hem heeft ver-
nen. 41 En hij moet bij u weg- d Ex 21:3
Le 25:10
kocht tot aan het jubeljaar,b en
gaan, hij en zijn zonen met hem, e Ex 19:5 het geld van zijn verkoop moet
en hij moet naar zijn familie te- Le 25:55 overeenkomen met het aantal ja-
f Ex 1:13
rugkeren, en hij dient tot de be- Ex 3:7 ren.c Zoals de werkdagen van
zitting van zijn voorvaders terug Jes 47:6 een loonarbeider worden bere-
Ef 6:9
te keren.d 42 Want zij zijn mijn Kol 4:1 kend, dient hij bij hem te blijven.d
slaven, die ik uit het land Egypte
_ g Ex 1:17 51 Indien het nog vele jaren zijn,
Le 25:17
heb geleid.e Zij mogen zich niet Pr 12:13 dient hij naar gelang daarvan
verkopen zoals een slaaf wordt h Ex 12:38 zijn terugkoopprijs te betalen
Joz 9:21
verkocht. 43 Gij moogt hem i Jes 14:2
van het geld waarvoor hij ge-
niet met tirannie vertrappen,f en j Le 25:39 kocht was. 52 Maar blijven er
gij moet vrezen voor uw God.g Le 25:43 slechts weinig jaren over tot aan
k Ne 5:5
44 Wat uw slaaf en uw slavin be- l Le 25:25
het jubeljaar,e dan moet hij een
treft die van u worden uit de na- m Ne 5:8 berekening voor zichzelf maken.
¨ Naar gelang van zijn jaren dient
tien welke ulieden omringen, uit n Ru 2:20

hen moogt GIJ een slaaf en een hij zijn terugkoopprijs te betalen.


slavin kopen. 45 En ook uit 2e kolom 53 Hij dient als een loonarbeider f
de zonen der bijwoners, die als a Le 25:26
van jaar tot jaar bij hem te blij-
vreemdelingen bij U vertoeven,h 1Kor 7:21 ven. Hij mag hem niet met tiran-
uit hen moogt GIJ kopen, en uit
b Le 25:10
Le 25:16
nie voor uw ogen vertrappen.g
hun families die bij U zijn, die c Le 25:27 54 Maar indien hij zich niet op
hun in UW land geboren werden; d De 15:18 deze voorwaarden kan terugko-
Jes 16:14
en zij moeten UW bezit worden. Jes 21:16
pen, dan moet hij in het jubeljaar
46 En GIJ moet hen als een erfe- e Le 25:16 [vrij] uitgaan,h hij en zijn zonen
nis aan UW zonen na U doorge-
Le 27:18
met hem.
f Le 25:40
ven, als een erfelijk bezit tot on- g Le 25:43 55 ¨ Want mij zijn de zonen van
bepaalde tijd.i GIJ moogt hen Kol 4:1 Isra
_ el tot slaven. Zij zijn mijn sla-
h Ex 21:3
als werkers gebruiken, maar UW Le 25:40
ven,i die ik uit het land Egypte
_
¨ heb geleid.j Ik ben Jehovah, UW
broeders, de zonen van Isra _ el, i Le 25:42

moogt gij niet, de een de ander, j Ex 13:3 God.k


Ex 20:2
met tirannie vertrappen.j Lu 1:74
G moogt geen goden
47 Maar ingeval de hand van
de inwonende vreemdeling of de
k De 1:21
Joz 1:9 26 l
zijn, en
IJ U
maken die niets waard
moogt geen gesne-
GIJ U

bijwoner bij u vermogend wordt, HFDST. 26
den beeldm of heilige zuil oprich-
en uw broeder verarmd is in zijn l Ex 20:4
ten, en GIJ moogt geen steen als
nabijheid en zich aan de inwo- Le 19:4 pronkstukn in UW land zetten,
Ps 96:5
nende vreemdeling of de bijwo- Han 17:29 om U in de richting daarvan neer
ner bij u moet verkopen, of aan 1Kor 8:4 te buigen; o want ik ben Jehovah,
m De 5:8
een lid van de familie van de in- UW God. 2 GIJ dient mijn sab-
n Nu 33:52
wonende vreemdeling, 48 zal, o Da 3:18
batten te onderhoudenp en ont-
nadat hij zich heeft verkocht,k 1Kor 10:14 zag te hebben voor mijn heilig-
het recht van terugkoop in zijn p Le 19:30 dom. Ik ben Jehovah.
q De 11:13
geval blijven gelden.l Een van Pr 12:13 3 Indien GIJ in mijn inzettin-
zijn broers mag hem terugko- Jes 48:18
gen blijft wandelen en mijn ge-
r De 28:12
pen.m 49 Of zijn oom of de zoon Jes 30:23 boden blijft onderhouden en ze
van zijn oom mag hem terugko- Ez 34:26
¨
Joe 2:23
werkelijk volbrengt,q 4 dan zal
pen, of enige bloedverwant van Am 4:7 ik stellig UW regenbuien op hun
zijn vlees,n een van zijn familie, s Ps 67:6
Ps 85:12
juiste tijd geven,r en het land zal
mag hem terugkopen. Za 8:12 inderdaad zijn opbrengst geven,s
175 Zegeningen of kastijding LEVITICUS 26:5-25
en het geboomte van het veld HFDST. 26 het volgende aandoen, en als
zal zijn vrucht geven.a 5 En UW a Ez 34:27
Ez 36:30
straf zal ik stellig ontsteltenis
dorsen zal stellig reiken tot UW b De 11:15
¨
over U brengen door tuberculo-
Joe 2:19
druivenoogst, en de druivenoogst c Le 25:18 se a en brandende koorts, die de
zal reiken tot het zaaien; en GIJ Sp 1:33 ogen doen verkwijnenb en de ziel
Jer 23:6
zult inderdaad UW brood eten tot d 1Kr 22:9 doen versmachten.c En GIJ zult
verzadiging b en in zekerheid in Ps 29:11
Hag 2:9
UW zaad eenvoudig voor niets
UW land wonen.c 6 En ik wil Fil 4:9 zaaien, daar UW vijanden het stel-
e Job 11:19
vrede brengen in het land,d en Ps 4:8 lig zullen opeten.d 17 En ik zal
GIJ zult inderdaad neerliggen, Jer 30:10
werkelijk mijn aangezicht tegen
Mi 4:4
zonder dat iemand [U] doet be- f 2Kon 17:26 U keren, en GIJ zult stellig de ne-
g Ez 14:17
ven; e en ik wil het schadelijk h Ps 18:37 derlaag lijden voor UW vijanden; e
wild gedierte uit het land weg- i De 28:7 en die U haten, zullen U eenvou-
De 32:30
doen,f en geen zwaard zal door Joz 23:10 digweg vertrappen,f en GIJ zult
UW land trekken.g 7 En GIJ zult Re 7:16
werkelijk vluchten terwijl nie-
Re 15:15
UW vijanden stellig najagen,h en 1Kr 11:20 mand U achtervolgt.g
j Ex 2:25
zij zullen werkelijk voor U vallen 2Kon 13:23 18 Indien GIJ echter, niettegen-
door het zwaard. 8 En vijf van k De 28:4
staande deze dingen, niet naar mij
Ne 9:23
U zullen er stellig honderd na- Ps 107:38 zult luisteren, dan zal ik U zeven-
jagen, en honderd van U zullen l Ex 6:4
m Le 25:22 maal zoveel voor UW zonden moe-
er tienduizend najagen, en UW n Ex 25:8
ten tuchtigen.h 19 En ik zal de
Joz 22:19
vijanden zullen werkelijk voor U Ez 37:26 trots van UW sterkte moeten bre-
vallen door het zwaard.i Opb 21:3
ken en UW hemel als ijzer i en UW
o Le 20:23
9 En ik wil mij tot U wendenj Jer 14:21 aarde als koper moeten maken.
p Ex 6:7
en U vruchtbaar maken en U ver- De 23:14 20 En UW kracht zal eenvoudig
menigvuldigen,k en ik wil mijn 2Kor 6:16
voor niets verbruikt worden, daar
q Jer 7:23
verbond met U gestand doen. l Ez 11:20 UW aarde haar opbrengst niet zal
r Ex 20:2
10 En GIJ zult stellig het oude van Le 25:38 geven,j en het geboomte der aarde
m en
het voorgaande jaar ´ ´ eten,
Jer 11:4
zal zijn vrucht niet geven.k
s Jer 2:20
GIJ zult het oude voor het nieu- t De 28:15 21 Maar indien GIJ in verzet te-
we te voorschijn halen. 11 En Mal 2:2
gen mij blijft wandelen en niet
u 2Kon 17:15
ik zal stellig mijn tabernakel in Jer 13:10
naar mij wenst te luisteren, dan
v Ex 24:7
UW midden plaatsen,n en mijn De 31:16 zal ik U zevenmaal zoveel slagen
ziel zal geen afschuw van U heb- Jer 11:10
Heb 8:9 moeten toebrengen overeenkom-
ben.o 12 En ik zal inderdaad in
stig UW zonden.l 22 En ik zal
UW midden wandelen en mij UW
2e kolom stellig de wilde dieren van het
God betonen,p en GIJ, van UW
a De 28:22 veld onder U zenden,m en die zul-
kant, zult U mijn volk betonen.q b 1Sa 2:33 len U stellig van kinderen bero-
13 Ik ben Jehovah, UW God, die c Ez 33:10
d De 28:33 venn en UW huisdieren afsnijden
U uit het land Egypte _ heb ge- Re 6:3
en UW aantal verminderen, en
leid, zodat GIJ geen slavendienst e De 28:25
r Re 2:14 UW wegen zullen werkelijk woest
meer voor hen deedt, en vervol- 1Sa 4:10
Klg 2:17 en verlaten liggen.o
gens heb ik de houten van UW f Ps 106:41
juk verbroken en U rechtop doen Klg 1:5
23 Indien GIJ U niettemin met
gaan.s g Le 26:36 deze dingen nog niet door mij
Sp 28:1
14 Indien GIJ echter niet naar h Le 26:21 laat corrigerenp en GIJ gewoon-
mij zult luisteren en al deze ge-
Ps 76:7
Ps 79:12
weg in verzet tegen mij moet
boden niet zult doen,t 15 en in- i De 11:17 wandelen, 24 dan zal ik, ja ik,
1Kon 17:1
dien GIJ mijn inzettingen zult j Jer 12:13 in verzet tegen U moeten wande-
verwerpen,u en indien UW ziel k
Hag 1:6
De 11:17
len; q en ik, ja ik, zal U zevenmaal
een afschuw zal hebben van mijn De 28:18 voor UW zonden moeten slaan.r
Hag 1:10
rechterlijke beslissingen, zodat l Le 26:18 25 En ik zal stellig een zwaard
m De 32:24
GIJ niet al mijn geboden doet 2Kon 17:25
o Re 5:6; Jes 33:8; Ez 14:15; Za 7:14; p Jes 1:16;
en zo mijn verbond verbreekt,v n
Jer 15:3
2Kon 2:24 Jer 2:30; Jer 5:3; Heb 12:6; q Job 9:4; Ps 18:26;
16 dan zal ik, van mijn kant, U Ez 5:17 r Le 26:18.
LEVITICUS 26:26-43 Vervolg kastijding voor ongehoorzaamheid 176
over U brengen, dat wraaka oefent HFDST. 26 terugbetalen.a 35 Al de dagen
voor het verbond; b en GIJ zult a Ez 6:9
Heb 10:30
dat het woest ligt, zal het sabbat
U inderdaad in UW steden ver- b Ex 24:7 houden, omdat het geen sabbat
c De 28:21
gaderen, en ik zal stellig pestilen- 2Sa 24:15
heeft gehouden gedurende UW
tie in UW midden zenden,c en GIJ Jer 24:10 sabbatten, toen GIJ er nog in
Am 4:10
moet in de hand van een vijand d Re 2:14 woonde.
worden gegeven.d 26 Wanneer 1Sa 4:10
e Ps 105:16
36 Wat de overgeblevenen on-
ik voor U de staven gebroken Ez 5:16 der U b betreft, ik zal stellig
f Ez 4:16
heb waaromheen ringvormige g Jes 9:20 schroom in hun hart brengen in
broden gestoken zijn,e dan zul- Mi 6:14 het land van hun vijanden; en
Hag 1:6
len werkelijk
´ ´ tien vrouwen in h Le 26:21 het geritsel van een wegwaaiend
slechts een oven UW brood bak- i Jes 59:18
Jer 21:5
blad zal hen inderdaad opjagen,
ken en UW brood volgens ge- j Le 26:18 en zij zullen werkelijk vluchten
Le 26:21
wicht teruggeven; f en GIJ moet k De 28:53
zoals men voor een zwaard op
eten, maar GIJ zult niet verzadigd 2Kon 6:29 de vlucht gaat, en vallen zonder
Jer 19:9
worden.g Klg 2:20 dat iemand [hen] achtervolgt.c
Klg 4:10
27 Indien GIJ echter hiermee Ez 5:10
37 En zij zullen stellig over el-
nog niet naar mij zult luiste- l 1Kon 13:2 kaar struikelen als voor een
2Kon 23:8
ren en GIJ gewoonweg in ver- 2Kr 34:3 zwaard, zonder dat iemand [hen]
zet tegen mij moet wandelen,h Jes 27:9
m 2Kon 23:20
achtervolgt, en GIJ zult niet in
28 dan zal ik in grimmig ver- Jer 16:18 staat blijken te zijn stand te hou-
Ez 6:5
zet tegen U moeten wandelen,i den voor UW vijanden.d 38 En
n Ps 78:59 ¨
en ik, ja ik, zal U zevenmaal voor o 2Kon 25:9 GIJ moet onder de natien ver-
2Kr 36:17
UW zonden moeten tuchtigen.j Ne 2:3 gaan,e en het land van UW vijan-
29 Zo zult GIJ het vlees van UW Jes 1:7
Jer 4:7
den moet U verslinden. 39 Wat
zonen moeten eten, en GIJ zult p Ps 74:7 de overgeblevenen onder U be-
Jer 52:13
het vlees van UW dochters eten.k Klg 1:10
treft, zij zullen wegens hun dwa-
30 En ik zal stellig UW heilige Mr 13:2 ling wegrotten f in de landen
q Ge 8:21
hoge plaatsen verwoestenl en UW r De 29:23 van UW vijanden. Ja, ook wegens
´
reukwerktafels afsnijden en UW Jer 9:11
Lu 21:20
de dwalingen van hun vadereng
lijken op de lijken van UW drek- s De 28:37 zullen zij met hen wegrotten.
Jer 18:16
goden leggen; m en mijn ziel zal Klg 2:15 40 En zij zullen stellig hun eigen
eenvoudig een afschuw van U Ez 5:15 dwaling belijdenh en de dwaling
t Ps 44:11
hebben.n 31 En ik zal UW ste- Jer 9:16 van hun vaderen, [begaan] in
den inderdaad aan het zwaard u Ez 12:14
v Jer 9:11
hun ontrouw, toen zij zich on-
geven o en UW heiligdommen Za 7:14 trouw jegens mij gedroegen, ja,
woest leggen,p en ik zal UW rus- ook toen zij in verzet tegen mij
tig stemmende geuren niet rui- 2e kolom wandelden.i 41 Nochtans ben
ken.q 32 En ik, van mijn kant, a 2Kr 36:21 ik, van mijn kant, in verzet tegen
zal het land woest leggen,r en UW b Jes 24:6 hen gaan wandelen,j en ik moest
c Le 26:17
vijanden die daarin wonen, zul- Sp 28:1 hen in het land van hun vijanden
len daarover eenvoudig star zijn
Jes 30:17
Ez 21:7
brengen.k
van ontzetting.s 33 En U zal ik d Joz 7:12 Misschien dat dan hun onbe-
¨ Re 2:14
sneden hartl zich zal vernede-
onder de natien verstrooien,t en Jes 10:4
Jer 37:10
ik wil een zwaard achter U ont- e De 4:27
renm en zij dan hun dwaling zul-
bloten; u en UW land moet een De 28:48 len afbetalen. 42 En ik zal
Jer 42:17
woestenij worden,v en UW ste- f De 4:27 waarlijk aan mijn verbond met
¨ Jakob n
denken; en
_ ¨ ook aan mijn
De 28:65
den zullen een verlaten ruıne Ez 6:9
worden. g Ex 20:5 verbond met Isa _ ako en ook aan
Nu 14:18 p
34 In die tijd zal het land zijn De 5:9
mijn verbond met Abraham
_ zal
sabbatten afbetalen, al de dagen h 1Kon 8:33 ik denken, en aan het land zal ik
Ne 9:2
dat het woest ligt, terwijl GIJ in Da 9:5 denken. 43 Al die tijd was het
i Jer 31:19
het land van UW vijanden zijt. Ez 36:31
l De 30:6; Jer 4:4; Jer 9:26; Ez 44:7; Han 7:51; Ro
In die tijd zal het land sabbat hou- j Le 26:24
k 1Kon 8:47 2:29; m 2Kr 12:7; n Ge 28:13; Nu 32:11; o Ge 26:3;
den, daar het zijn sabbatten moet 2Kr 36:20 p Ge 12:7; Ex 2:24; De 4:31; Ps 106:45; Lu 1:72.
177 God gedenkt de nederigen. Gelofteoffer LEVITICUS 26:44–27:15
land door hen verlaten en betaal- HFDST. 26 de geschatte waarde van de mans-
de het zijn sabbatten af,a terwijl a Le 26:34
2Kr 36:21
persoon vijf a zilveren sikkelen
het woest lag zonder hen en zij- bedragen en voor iemand van het
zelf voor hun dwaling betaal- b Le 26:41 vrouwelijk geslacht moet de ge-
Nu 14:34
den,b omdat, ja, omdat zij mijn schatte waarde drie zilveren sik-
rechterlijke beslissingen hadden c 2Kon 17:15 kelen zijn.
verworpenc en hun ziel een af- 7 Is de leeftijd nu van zestig
d Le 26:15
schuw had van mijn inzettin- jaar oud en daarboven, dan moet,
gen.d 44 En toch zal ik in weer- e De 4:31 indien het een manspersoon is,
wil van dit alles, terwijl zij in 2Kon 13:23
Ne 9:31 de geschatte waarde vijftien sik-
het land van hun vijanden blij- Ro 11:2 kelen bedragen en voor iemand
ven, hen stellig niet verwerpen,e van het vrouwelijk geslacht tien
f Le 26:11
noch zo’n afschuw van hen heb- sikkelen. 8 Maar zo hij te arm
benf dat ik hen uitroei, dat ik g De 4:13 is geworden voor de geschatte
Jer 14:21
mijn verbondg met hen verbreek; waarde,b dan moet hij de persoon
want ik ben Jehovah, hun God. h Ex 24:3 voor de priester plaatsen, en de
45 En ik zal stellig ten gunste Ex 24:8
De 9:9
priester moet hem schatten.c
van hen denken aan het verbond Naar hetgeen hij die de gelofte
van de voorouders,h die ik voor i Ps 98:2 heeft afgelegd kan opbrengen,d
¨ Ez 20:9
de ogen der natien uit het land zal de priester hem schatten.
Egypte
_ heb geleid,i ten einde mij j De 6:1 9 En indien het een dier is
als hun God te doen kennen. Ik zoals men als offergave aan Jeho-
k Le 27:34
ben Jehovah.’ ” Jo 1:17 vah aanbiedt, zal alles van wat hij
46 Dit zijn de voorschriften en aan Jehovah mocht geven, iets
de rechterlijke beslissingenj en HFDST. 27 heiligs worden.e 10 Hij mag het
de wetten die Jehovah op de berg niet vervangen, en hij mag het
¨ l Nu 6:2
S _inaı door bemiddeling van Mo- _ De 23:21 niet verruilen, goed voor slecht
Re 11:30
zes tussen hem en de zonen van of slecht voor goed. Maar zo
¨ k
1Sa 1:11
Isra
_ el heeft gesteld. Pr 5:4
hij het toch verruilt, dier voor

´
En Jehovah ging voort tot dier, dan moet dıt [iets heiligs]
27 Mozes
_ te spreken en zei:
2 „Spreek tot de zonen van Is-
_
2e kolom
a Nu 18:16
worden en het daarvoor verruil-
de dient iets heiligs te worden.
¨ 11 En indien het enig onreinf
rael, en gij moet tot hen zeg- b Le 5:7
gen: ’Ingeval een man door een Le 5:11 dier is zoals men niet als offer-
Le 12:8
bijzondere gelofte l zielen aan Je- Le 14:21
gave aan Jehovah mag aanbie-
hovah aanbiedt naar de geschat- den,g dan moet hij het dier voor
te waarde, 3 en de geschatte c Nu 3:6
2Kon 12:4
de priester plaatsen.h 12 En de
waarde die van een manspersoon priester moet het schatten, of
van twintig jaar oud tot zestig d Lu 21:2 het goed of slecht is. Zoals de
2Kor 8:12
jaar oud moet zijn, dan moet waarde door de priester wordt
de geschatte waarde vijftig zil- e Le 2:3 geschat,i zo dient ze te worden.
Nu 18:9
veren sikkelen bedragen volgens 13 Maar indien hij het toch wil
de sikkel van de heilige plaats. f Le 20:25 terugkopen, dan moet hij een
4 Maar is het iemand van het De 14:7 vijfde j daarvan aan de geschatte
vrouwelijk geslacht, dan moet de g Mal 1:11
waarde toevoegen.
geschatte waarde dertig sikkelen 14 Ingeval nu een man zijn
bedragen. 5 En indien de leef- h Le 10:10
Nu 3:6
huis heiligt als iets heiligs voor
tijd van vijf jaar oud tot twintig Ez 44:23 Jehovah, dan moet de priester
jaar oud is, dan moet de geschat- het schatten, of het goed of
i Le 5:15
te waarde van de manspersoon Le 6:6 slecht is.k Zoals de priester het
twintig sikkelen en voor iemand schat, zoveel dient het te kosten.
j Le 5:16
van het vrouwelijk geslacht tien Le 6:5 15 Maar indien hij die het heeft
sikkelen bedragen. 6 En in- Le 22:14 geheiligd, zijn huis wil terugko-
Le 27:19
dien de leeftijd van een maand pen, dan moet hij een vijfde van
oud tot vijf jaar oud is, dan moet k Le 27:12 het geld van de geschatte waarde
LEVITICUS 27:16-34 Een geheiligd veld. Tienden 178
eraan toevoegen; a en het moet HFDST. 27 der de dieren, dat als eerstgebore-
van hem worden. a Le 27:13 ne voor Jehovah wordt geboren,a
16 En indien een man een deel b Han 4:34 dat dient geen man te heiligen.
van het veld van zijn bezitting b c Ez 45:11
Hetzij stier of schaap, het behoort
aan Jehovah heiligt, dan moet de Ho 3:2 Jehovah toe.b 27 En indien het
waarde geschat worden naar ge- d Le 25:10 onder de onreine dierenc is en
lang van het zaad ervoor: indien Le 25:50 hij het moet loskopen overeen-
een homer c gerstezaad, dan op e Le 25:15 komstig de geschatte waarde, dan
Le 25:16
vijftig zilveren sikkelen. 17 In- Le 25:27
moet hij een vijfde daarvan er-
dien hij zijn veld van het jubel- aan toevoegen.d Maar indien het
f Le 27:13
jaar d af heiligt, dient het zoveel niet wordt teruggekocht, dan
te kosten als de geschatte waar- g De 22:9
Ez 44:29
moet het overeenkomstig de ge-
de is. 18 En heiligt hij zijn veld schatte waarde worden verkocht.
h Nu 18:14
na het jubeljaar, dan moet de 28 Alleen niets van het geban-
priester hem de prijs berekenen i Le 25:10
Le 25:25
nene, dat een man uit al wat
naar gelang van de jaren die nog hij bezit ter vernietiging aan Je-
j Le 27:12
overblijven tot aan het volgende Le 27:18 hovah mocht wijden,e hetzij van
jubeljaar, en er dient iets van de mensen of dieren of van het veld
k Le 27:9
geschatte waarde te worden af- van zijn bezitting, mag worden
getrokken.e 19 Maar indien hij l Le 25:28
verkocht, en niets van het geban-
die het heeft geheiligd, het veld m Ex 30:13 nene mag worden teruggekocht.f
Nu 3:47
toch terugkoopt, dan moet hij Nu 18:16 Het is iets allerheiligst voor Jeho-
een vijfde van het geld van de Ez 45:12 vah. 29 Geen persoon die met
geschatte waarde eraan toevoe- de ban geslagen is, die aan de
gen, en het moet vaststaan als 2e kolom vernietiging prijsgegeven mocht
het zijne.f 20 Indien hij nu het a Ex 13:2 zijn onder de mensen, mag wor-
veld niet terugkoopt, maar in- Nu 18:17
den losgekocht.g Hij dient zonder
dien het veld aan een andere b Ex 22:30 mankeren ter dood gebracht te
De 15:19
man wordt verkocht, mag het worden.h
niet meer worden teruggekocht. c De 15:21
30 En elk tiende deeli van het
21 En wanneer het veld in het d Le 27:13 land, van het zaad van het land
jubeljaar [vrij] uitgaat, moet het e Ex 22:20 en de vrucht van het geboomte,
iets heiligs voor Jehovah worden, De 7:25 behoort Jehovah toe. Het is iets
De 7:26
als een veld dat onder de ban Joz 6:17 heiligs voor Jehovah. 31 En in-
ligt.g Het bezit ervan zal aan de Joz 7:1
1Sa 15:3 dien een man toch iets van zijn
priester toekomen.h tiende deel wil terugkopen, dient
f Nu 18:14
22 En heiligt hij aan Jehovah hij een vijfde daarvan eraan toe
een door hem gekocht veld, dat g Nu 21:2
1Sa 15:18
te voegen.j 32 Wat elk tiende
geen deel is van het veld van deel van het rund- en kleinvee
h 1Sa 15:33
zijn bezitting,i 23 dan moet de betreft, alles wat onder de her-
priester hem het bedrag van de i Ge 14:20 dersstaf doorgaatk — het tiende
Ge 28:22
schatting berekenen tot aan het Nu 18:21 stuk dient iets heiligs voor Je-
jubeljaar, en hij moet de geschat- Nu 18:26
De 12:6
hovah te worden. 33 Hij dient
te waarde op die dag geven.j De 14:22 niet te onderzoeken of het goed
2Kr 31:5
Het is iets heiligs voor Jehovah.k Ne 13:12 of slecht is, evenmin dient hij
24 In het jubeljaar zal het veld Mal 3:10 het te verruilen. Maar indien hij
Lu 11:42 ´
terugkeren tot degene van wie Heb 7:5 het toch verruilt, dan moet dıt
hij het gekocht heeft, tot dege- j Le 27:13
[iets heiligs] worden en het daar-
ne aan wie het bezit van het land voor verruilde dient iets heiligs
k Jer 33:13
toebehoort.l te worden.l Het mag niet worden
25 Elke waarde nu dient ge- l Le 27:10 teruggekocht.’ ”
schat te worden naar de sikkel m Le 26:46 34 Dit zijn de gebodenm die Je-
van de heilige plaats. De sikkel De 4:45 ¨
hovah op de berg S _inaı aan Mo- _
dient twintig gera te bedragen.m n Ex 3:1 zes heeft gegevenn als bevelen
Nu 1:1 ¨
26 Alleen het eerstgeborene on- Jo 1:17 voor de zonen van Isra_ el.
NUMERI
Voorts sprak Jehovah tot Mo- HFDST. 1 pen op de eerste dag van de twee-
1 ¨ a
zes in de wildernis van S _i-
naı, in de tent der samenkomst,b
_
a Ex 19:1
De 33:2
Han 7:38
de maand de gehele vergadering
bijeen, opdat zij hun afstamming a
b Ex 25:22
op de eerste dag van de tweede c Ex 40:17
konden laten bevestigen met be-
maand in het tweede jaar van d Ex 30:12 trekking tot hun families in het
hun uittocht uit het land Egyp- _ e Ex 30:14 huis van hun vaderen, volgens het
f De 3:18
te,c en hij zei: 2 „Neemt het to- g Ex 18:25 aantal namen, van twintig jaar
tale aantald op van de gehele ver- Nu 1:16
oud en daarboven,b hoofd voor
¨ Joz 22:14
gadering der zonen van Isra _ el Joz 23:2 hoofd van hen, 19 juist zoals Je-
1Kr 27:1
naar hun families, naar het huis h Ge 49:3 hovah Mozes
_ geboden had; en hij
van hun vaderen, volgens het aan- i Nu 2:10 ging ertoe over hen in te schrij-
j Ge 29:33 ¨
tal namen, allen die van het man- Ge 49:5 venc in de wildernis van S _inaı.
nelijk geslacht zijn, hoofd voor k Nu 7:36 20 De zonen nu van Ruben, _
hoofd van hen, 3 van twintig l Ge 29:35 ¨
Ge 49:10 Isra
_ els eerstgeborene,d hun ge-
jaar oud en daarboven,e ieder- m Ru 4:20 boorten naar hun families in het
¨ Lu 3:32
een die in Isra _ el in het leger uit- n Ge 30:18 huis van hun vaderen, bedroegen
trekt.f GIJ dient hen in te schrij- Ge 49:14
volgens het aantal namen, hoofd
o Nu 10:15
ven ¨ naar hun legers, gij en p Ge 30:20 voor hoofd van hen, allen die
Aaron. _ Ge 49:13
van het mannelijk geslacht wa-
q Nu 7:24
4 En GIJ dient enkele mannen r Ge 30:24 ren van twintig jaar oud en daar-
´ ´ Ge 49:22
bij U te hebben, een man uit elke 1Kr 5:1 boven, iedereen die in het leger
stam; ieder een hoofd van het s Ge 41:52 uittrekt, 21 hun ingeschreve-
Ge 48:20
huis van zijn vaderen.g 5 En dit t Ge 41:51 nen van de stam Ruben,_ zesen-
zijn de namen van de mannen die u Ge 35:18 veertigduizend vijfhonderd.e
Ge 49:27
U terzijde zullen staan: Van Ru-
¨ _ v Nu 2:22 22 Van de zonen van S _imeon,f
benh El _izur,i de zoon van Sede_ ur; w Ge 30:6
hun geboorten naar hun families
¨ Ge 49:17
6 van S _imeonj Selumi _ el,k de zoon x Nu 7:66 in het huis van hun vaderen, zijn
van Zur _isaddai; 7 van Juda _ l Na- y Ge 30:13
ingeschrevenen volgens het aan-
m de zoon van Amminadab; Ge 49:20
hesson,
_
n
¨ _ z Nu 7:72 tal namen, hoofd voor hoofd van
8 van Issaschar _ Nethane _ el,o de a Ge 30:11
hen, allen die van het mannelijk
Ge 49:19
zoon van Zuar; _ 9 van Zebu- _ b Nu 7:42 geslacht waren van twintig jaar
lonp El _iab,q de zoon van Helon; _ Nu 10:20
c Nu 2:14 oud en daarboven, iedereen die
r
10 van de zonen van Jozef: _ van d Ge 30:8 in het leger uittrekt, 23 hun in-
¨ Ge 49:21
Efra
_ ıms Elisama, _ de zoon van Am- geschrevenen van de stam S _i-
t Gamaliel, de
¨ e Nu 2:29
m _ihud; van Manasse _ _ Nu 10:27 meon waren negenenvijftigdui-
f Ex 18:21
zoon van Pedazur; _ 11 van Ben- _ Nu 7:2 zend driehonderd.g
u Ab v de zoon van Gi-
jamin _idan, g De 1:15
24 Van de zonen van Gad,h hun
w ¨ x
deoni; _ 12 van Dan Ahiezer, _ de geboorten naar hun families in het
zoon van Ammisaddai; _ 13 van 2e kolom huis van hun vaderen, volgens het
¨
y Pagiel,z de zoon van Ochran;
Aser
_ _ _ a Ezr 2:62 aantal namen, van twintig jaar
14 van Gada Eljasaf, _ b
de zoon van Ne 7:61
oud en daarboven, iedereen die in
¨ b Ex 30:14
Dehu _ el; c 15 van Naftali _ d Ah
_ira,e Nu 14:29 het leger uittrekt, 25 hun inge-
de zoon van Enan. _ 16 Dit zijn c Nu 26:2
schrevenen van de stam Gadi wa-
d Ge 29:32
de opgeroepenen van de vergade- Ge 49:3
ren vijfenveertigduizend zeshon-
Nu 2:10
ring, de overstenf van de stam- 1Kr 5:1 derd vijftig.j
men van hun vaderen. Zij zijn de e Nu 2:11 k hun
f Ge 29:33 26 Van de zonen van Juda,
_
hoofden van de duizenden van Is- _
¨ Ge 46:10 geboorten naar hun families in
rael.”g Nu 2:12
¨ Nu 26:12 het huis van hun vaderen, volgens
17 Mozes _ en Aaron _ namen dus g Nu 2:13
deze mannen die met name wa- h Ge 30:11
Ge 46:16 i Nu 26:18; j Nu 2:15; k Ge 29:35; Ge 46:12; Ge
ren aangewezen. 18 En zij rie- Nu 26:15 49:10; Nu 2:3; 1Kr 5:2; Mt 1:2; Heb 7:14; Opb 5:5.

179
NUMERI 1:27-51 Inschrijving voor het leger; levieten vrijgesteld 180
het aantal namen, van twintig HFDST. 1 aantal namen, van twintig jaar
jaar oud en daarboven, iedereen a Nu 2:4 oud en daarboven, iedereen die in
Nu 26:22
die in het leger uittrekt, 27 hun het leger uittrekt, 39 hun inge-
b Ge 30:18
ingeschrevenen van de stam Juda _ Ge 46:13 schrevenen ¨ van de stam Dan wa-
waren vierenzeventigduizend zes- Nu 2:5 ren tweeenzestigduizend zeven-
Nu 26:23
honderd.a honderd.a
c Nu 2:6
b
28 Van de zonen van Issaschar,
_ b 40 Van de zonen van Aser, _ hun
d Ge 30:20
hun geboorten naar hun fami- geboorten naar hun families in het
e Nu 2:8
lies in het huis van hun vaderen, huis van hun vaderen, volgens het
volgens het aantal namen, van f Ge 41:52
Ge 46:20
aantal namen, van twintig jaar
twintig jaar oud en daarboven, Ge 48:19 oud en daarboven, iedereen die
Nu 2:18
iedereen die in het leger uittrekt, Nu 26:35 in het leger uittrekt, 41 hun in-
29 hun ingeschrevenen van de De 33:17 geschrevenen van de stam Aser _
Re 12:6
stam Issaschar
_ waren vierenvijf- Jer 7:15 waren eenenveertigduizend vijf-
honderd. c
tigduizend vierhonderd.c g Ge 48:5
d
30 Van de zonen van Zebulon,
_ d
h Nu 2:19 42 Van de zonen van Naftali, _
hun geboorten naar hun fami- i Nu 2:20
hun geboorten naar hun fami-
lies in het huis van hun vaderen, Nu 26:29 lies in het huis van hun vaderen,
volgens het aantal namen, van j Nu 2:21 volgens het aantal namen, van
twintig jaar oud en daarboven, k Ge 43:29 twintig jaar oud en daarboven,
iedereen die in het leger uittrekt,
Ge 46:21
Nu 26:38
iedereen die in het leger uittrekt,
31 hun ingeschrevenen van de 43 hun ingeschrevenen¨ van de
l Nu 2:23
stam Zebulon
_ waren zevenenvijf- stam Naftali _ waren drieenvijftig-
m Ge 30:6
tigduizend vierhonderd.e Ge 46:23 duizend vierhonderd.e
32 Van de zonen van
Nu 2:25
44 Dit zijn de ingeschrevenen,
¨ Jozef:
_ van Nu 10:25
de zonen van Efra _ ım,f hun ge- Nu 26:42 die Mozes _ heeft
¨ ingeschreven, te
boorten naar hun families in het zamen met ¨ Aaron
_ en de oversten
huis van hun vaderen, volgens het 2e kolom van Isra _ el, twaalf man. Elk van
aantal namen, van twintig jaar a Nu 2:26
hen vertegenwoordigde het huis
oud en daarboven, iedereen die in b Ge 35:26
van zijn vaderen. 45 Alle inge-
het leger uittrekt, 33 hun inge- Nu 2:27 schrevenen
¨ dan van de zonen van
¨ c Nu 2:28 Isra
_ el, naar het huis van hun vade-
schrevenen van de stam Efra _ ımg
ren, van twintig jaar oud en ¨ daar-
waren veertigduizend vijfhon- d Ge 30:8
Ge 46:24 boven, iedereen die in Isra _ el in het
derd.h Nu 26:48
i
leger uittrekt, bedroegen, 46 ja,
34 Van de zonen van Manasse, _ e Nu 2:30
alle ingeschrevenen bedroegen
hun geboorten naar hun fami- f Ge 13:16
zeshonderd drie duizend vijfhon-
Ge 22:17
lies in het huis van hun vaderen, Ge 46:3 derd vijftig.f
volgens het aantal namen, van Ex 12:37
47 De levieteng echter, naar de
Ex 38:26
twintig jaar oud en daarboven, Nu 2:32 stam van hun vaderen, werden
iedereen die in het leger uittrekt, g Ge 29:34 niet onder hen ingeschreven.h
35 hun ingeschrevenen van de Ge 46:11
48 Bijgevolg sprak Jehovah tot
¨ Nu 3:12
stam Manasse_ waren tweeender- 1Kr 6:1 Mozes _ en zei: 49 „Slechts de
tigduizend tweehonderd.j h Nu 2:33 stam Levi _ moogt gij niet inschrij-
36 Van de zonen van Benja- _ Nu 26:64
ven, en het totale aantal van hen
min,k hun geboorten naar hun fa- i Nu 26:62
moogt gij niet opnemen onder
milies in het huis van hun vade- j Ex 31:18 ¨ ´´
de zonen van Isra _ el.i 50 En gıj,
ren, volgens het aantal namen, k Ex 38:21
stel de levieten aan over de ta-
Nu 3:8
van twintig jaar oud en daarbo- bernakel der Getuigenis j en over
l Nu 4:15
ven, iedereen die in het leger uit- Nu 4:25 al zijn gerei en ´ over alles wat er-
trekt, 37 hun ingeschrevenen Nu 4:33 ´
toe behoort.k Zıj zullen de taber-
van de stam Benjamin
_ waren vijf- m Nu 3:31 nakel en al zijn gerei dragen,l en
endertigduizend vierhonderd.l
Nu 4:12 ´´
zıj zullen daarbij dienst doen; m
n Nu 2:17
38 Van de zonen van Dan,m hun Nu 3:23 en zij dienen zich rond de taber-
geboorten naar hun families in het Nu 3:29
Nu 3:35
nakel te legeren.n 51 En tel-
huis van hun vaderen, volgens het Nu 3:38 kens wanneer de tabernakel op-
181 Legering van de drie-stammenafdelingen NUMERI 1:52–2:22
breekt, dienen de levieten hem HFDST. 1 9 Alle ingeschrevenen van het
uit elkaar te nemen; a en wanneer a Nu 10:17 kamp van Juda _ zijn honderd zes-
Nu 10:21
de tabernakel zich legert, die- b Nu 3:10
entachtig duizend vierhonderd
nen de levieten hem op te rich- Nu 18:22 naar hun legers. Zij dienen het
1Sa 6:19
ten; en iedere vreemde die na- c Nu 2:2
eerst op te breken.a
dert, dient ter dood gebracht te Nu 2:34 10 De [drie-stammen]afdeling
worden.b d Le 10:6
van het kamp van Ruben _ b zal
¨ Nu 8:19
52 En de zonen van Isra
_ el moe- Nu 16:46 aan de zuidkant zijn, naar hun
Nu 18:5
ten zich legeren, een ieder met legers, en de overste voor de zo-
e Nu 8:24
betrekking tot zijn kamp, en nen van Ruben is El _izur,c de zoon
¨_
Nu 18:3
iedere man volgens zijn [drie- Nu 31:30
van Sede_ ur. 11 En zijn leger
1Kr 23:32
stammen]afdeling,c volgens hun 2Kr 13:10 en zijn ingeschrevenen zijn zes-
legers. 53 En de levieten die- f Ex 39:32
enveertigduizend vijfhonderd.d
nen zich rond de tabernakel der 12 En naast hem zal de stam S _i-
Getuigenis te legeren, opdat er HFDST. 2 meon zich legeren, en de overste
geen verontwaardiging d losbarst g Nu 1:52 voor ¨ de zonen van S _imeon is Se-
tegen de vergadering
¨ van de zo- Nu 24:2
lumi
_ el,e de zoon van Zur _isaddai.
nen van Isra
_ el; en de levieten h Nu 7:12
Nu 10:14 13 En zijn leger en hun inge-
moeten de dienst met betrekking Ru 4:20
schrevenen zijn negenenvijftig-
1Kr 2:10
tot de tabernakel der Getuigenis Mt 1:4 duizend driehonderd.f 14 En
waarnemen.”e i Nu 1:27
de stam Gad; en de overste voor
¨
54 De zonen van Isra_ el nu de- j Ge 35:23
de zonen van Gad is Eljasaf,
_ g de
den naar alles wat Jehovah Mo- _ k Nu 1:8 ¨
Nu 7:18 zoon van Rehu _ el. 15 En zijn le-
zes geboden had. Juist zo deden Nu 10:15
ger en hun ingeschrevenen zijn
zij.f l Nu 1:29
m Nu 1:9
vijfenveertigduizend zeshonderd
Nu sprak Jehovah tot Mozes _ vijftig.h
2 en Aaron,
nen van Isra
¨
_
_
¨ en zei: 2 „De zo-
el dienen zich te le-
Nu 7:24
Nu 10:16
n Nu 1:31
16 Alle ingeschrevenen van
het kamp van Ruben zijn hon-

_
geren, iedere man volgens zijn derd eenenvijftig duizend vier-
2e kolom
[drie-stammen]afdeling,g volgens honderd vijftig naar hun legers,
de tekens voor het huis van hun a Nu 10:14
1Kr 5:2 en zij dienen als tweede op te
vaderen. Rondom tegenover de b Nu 1:20 breken.i
tent der samenkomst dienen zij c Nu 1:5 17 Wanneer de tent der samen-
zich te legeren. Nu 7:30
Nu 10:18 komstj moet opbreken, zal het
3 En aan de oostkant, tegen d Nu 1:21 kamp van de levietenk zich in het
de opgang [der zon], zal de [drie- e Nu 1:6
midden van de kampen bevinden.
Nu 7:36
stammen]afdeling van het kamp Nu 10:19 Net zoals zij zich dienen te le-
van Juda _ zich legeren naar hun f Nu 1:23
geren, zo dienen zij op te bre-
legers, en de overste voor de zo- g Nu 1:14
nen van Juda is Nahesson, h
de Nu 7:42 ken,l ieder op zijn plaats, naar
_ _ Nu 10:20
zoon van Amminadab. 4 En zijn hun [drie-stammen]afdelingen.
_ h Nu 1:25
leger en hun ingeschrevenen zijn i Nu 10:18 18 De [drie-stammen]afdeling ¨
vierenzeventigduizend zeshon- 1Kr 5:1 van het kamp van Efra _ ımm naar
derd.i 5 En naast hem zal de
j Nu 1:51
Han 7:44
hun legers zal aan de westkant
stam Issaschar
_ j
zich legeren, en Heb 8:5 zijn, en de overste ¨ voor de zo-
Heb 9:11 n de
de overste voor de zonen van Is- _ nen van Efra _ ım is Elisama, _
¨ k Nu 3:6
zoon van Amm _ihud. 19 En zijn
saschar is Nethane _ el,k de zoon Nu 3:12

van Zuar.
_ 6 En zijn leger en zijn l 1Kor 14:33 leger en hun ingeschrevenen
1Kor 14:40
ingeschrevenen zijn vierenvijftig- m Nu 1:33
zijn veertigduizend vijfhonderd.o
duizend vierhonderd.l 7 En de n Nu 1:10 20 En naast hem zal de stam
Manasse p
stam Zebulon;
_ en de overste voor Nu 7:48
Nu 10:22
_ zijn, en de overste voor
de zonen van Zebulon _ is El _iab,m o Nu 1:33 de zonen ¨ q van Man asse _ is Ga-
de zoon van Helon. _ 8 En zijn le- p Ge 48:20 mali _ el, de zoon van Pedazur. _
ger en zijn ingeschrevenen zijn q Nu 1:10 21 En zijn leger en hun inge-
Nu 7:54 ¨
zevenenvijftigduizend vierhon- Nu 10:23 schrevenen zijn tweeendertig-
derd.n r Nu 1:35 duizend tweehonderd.r 22 En
NUMERI 2:23–3:13 Levieten gekozen voor tabernakeldienst 182
de stam Benjamin;
_ a
en de over- HFDST. 2 Dit nu¨ waren de geslachten
ste voor de zonen van Benjamin
is Ab _idan, b de zoon van Gideoni.
_
_
a Ge 35:18
Ps 68:27
b Nu 1:11
3 van Aaron _ en Mozes
dat Jehovah op de berg S _inaı met
_ ten dage
¨
Nu 7:60
23 En zijn leger en hun inge- Mozes
_ a
sprak. 2 En dit waren
Nu 10:24 ¨
schrevenen zijn vijfendertigdui- c Nu 1:37 de namen van Aarons _ zonen: Na- _
d Nu 10:22
zend vierhonderd.c e Nu 1:12 dab, de eerstgeborene, en Ab _ihu,b
c d
24 Alle ingeschrevenen van het Nu 7:66 Eleazar _ en Ithamar.
_ ¨ 3 Dit wa-
¨ Nu 10:25
kamp van Efra _ ım zijn honderd f Nu 1:39 ren de namen van Aarons _ zonen,
´ ´
acht duizend eenhonderd naar g Nu 1:13
Nu 7:72
de gezalfde priesters, wier hand
hun legers, en zij dienen als der- Nu 10:26 met macht was gevuld om als
h Nu 1:41
de op te breken.d i Ge 46:24 priesters op te treden.e 4 Nadab _
25 De [drie-stammen]afdeling j Nu 1:15 en Ab _ihu stierven echter voor het
Nu 7:78
van het kamp van Dan zal aan Nu 10:27 aangezicht van Jehovah, toen zij
¨
de noordkant zijn, naar hun le- k Nu 1:43
l Nu 10:25
in de wildernis van S _inaı onwet-
gers, en de overste voor de zonen m Ge 15:5 tig vuur voor het aangezicht van
¨ e de zoon van Ex 12:37
Jehovah offerden; f en zij hadden
van Dan is Ahiezer, _ Ex 38:26
Ammisaddai.
_ 26 En zijn leger Nu 1:46 geen zonen gekregen. Maar Elea- _
Nu 11:21
en hun ingeschrevenen zijn twee- Nu 14:29 zar g en Ithamar _ h bleven als pries-

enzestigduizend zevenhonderd.f Nu 26:51


n Nu 1:47
ters optreden, ¨ te zamen met hun
27 En naast hem zal de stam Aser _ Nu 3:15 vader Aaron. _
Nu 26:62
zich legeren, en de overste voor de o Nu 1:54 5 Voorts sprak Jehovah tot Mo- _
¨
zonen van Aser_ is Pagi _ el,g de zoon p Nu 1:52
Nu 2:2
zes en zei: 6 „Doe de stam Levi _ i
van Ochran.
_ 28 En zijn leger Nu 24:2 naderen, en gij ¨ moet hen voor
q Nu 10:28
en hun ingeschrevenen zijn een- de priester Aaron _ plaatsen, en
enveertigduizend vijfhonderd.h zij moeten hem dienen.j 7 En
29 En de stam Naftali; i en de 2e kolom zij moeten hun plicht jegens hem
_
overste voor de zonen van Naf- _ en hun plicht ´ jegens de gehele
´
tali is Ah _ira,j de zoon van Enan. _ HFDST. 3 vergadering voor de tent der sa-
30 En zijn leger en hun inge- a Ex 19:2 menkomst in acht nemen, door
¨ Le 25:1
schrevenen zijn drieenvijftigdui- b Ex 6:23 de tabernakeldienst te vervul-
zend vierhonderd.k Le 10:1
1Kr 24:2
len. 8 En zij moeten zorg dra-
31 Alle ingeschrevenen van het c Ex 6:25 gen voor al het gereik van de
De 10:6
kamp van Dan zijn honderd ze- d Ex 38:21 tent der samenkomst, ja, voor
venenvijftig duizend zeshonderd. 1Kr 6:3 de plicht van de zonen van Is- _
e Ex 28:1 ¨
Zij dienen het laatst op te brekenl Le 8:2 rael, door de tabernakeldienst te
f Le 10:1 l
vervullen. 9 En gij moet de le-
— naar hun [drie-stammen]afde- Nu 26:61 ¨
lingen.” g Nu 3:32 vieten aan Aaron _ en zijn zonen
Nu 20:26
32 Dit waren de ingeschreve- h Nu 4:28
geven. Zij zijn gegevenen, hem ¨
¨ gegeven uit de zonen van Isra _ el.m
nen van de zonen van Isra _ el naar Nu 7:8
i Ex 32:26 ¨
het huis van hun vaderen; alle Nu 8:6 10 En gij dient Aaron _ en zijn zo-
ingeschrevenen van de kampen Nu 18:2
Mal 2:4
nen aan te stellen, en zij moe-
naar hun legers waren zeshon- j Nu 1:50 ten zorg dragen voor hun pries-
Nu 8:11
derd drie duizend vijfhonderd Nu 16:9 terschap; n en iedere vreemde die
vijftig.m 33 Maar de levieten k Nu 4:12 nadert, dient ter dood gebracht te
l Nu 1:51
werden niet onder de zonen van Jes 52:11 worden.”o
¨ m Nu 8:16
Isra
_ el ingeschreven,n juist zoals Nu 18:6
11 En Jehovah sprak verder tot
Jehovah Mozes _ geboden had. n Ex 40:15 Mozes _ en zei: 12 „Ik voor mij,
¨ Nu 18:7
34 De zonen van Isra _ el nu deden Heb 7:11 zie! ik neem waarlijk de levieten
naar alles wat Jehovah Mozes _ ge- o Nu 16:40 uit het ¨ midden van de zonen van
1Sa 6:19
boden had.o Aldus legerden zij 2Kr 26:16 Isra
_ el in de plaats van alle eerst-
p Nu 3:41
zich naar hun [drie-stammen]af- geborenen,p die de moederschoot
Nu 3:45 ¨
delingen,p en aldus braken zij op,q Nu 8:18 openen, onder de zonen van Isra _ el;
q Ex 13:2
ieder naar zijn families met be- Ex 34:19 en de levieten moeten van mij
trekking tot het huis van zijn va- Nu 8:17
Nu 18:15
worden. 13 Want iedere eerst-
deren. Lu 2:23 geborene is van mij.q Op de dag
183 Inschrijving levieten; hun plichten NUMERI 3:14-37
dat ik iedere eerstgeborene in het HFDST. 3 dat rond de tabernakel en het
land Egypte _ sloeg,a heb ik¨ mij a Ex 13:15 altaar is, en de daarbij behoren-
iedere eerstgeborene in Isra _ el ge- b Le 27:26
Ne 10:36
de tentkoorden,a voor geheel de
heiligd, van mens tot dier.b Zij die- c Ex 19:1 dienst daarvan.
nen van mij te worden. Ik ben Je- d Nu 3:39 27 En van Kehath_ was er de fa-
hovah.” e Ex 6:16 milie van de Amramieten en de
1Kr 6:1
14 En Jehovah sprak verder tot ¨ f Nu 26:57
familie van de Jizharieten en de
Mozes_ in de wildernis van S _inaı c 1Kr 23:6 familie van de Hebronieten en de
¨
en zei: 15 „Schrijf de zonen van g Ex 6:17 familie van de Uzzielieten. Dit wa-
1Kr 6:17
Levi
_ in naar het huis van hun va- 1Kr 23:9 ren de families van de Kehathie-
deren volgens hun families. Een h Ex 6:18 ten.b 28 Volgens de telling van
ieder van het mannelijk geslacht 1Kr 6:18
alle mannelijke personen van een
i 1Kr 6:38
van een maand oud en daarbo- maand oud en daarboven waren
j Ex 6:19
ven dient gij in te schrijven.”d k 1Kr 6:29
het er achtduizend zeshonderd,
16 Toen schreef Mozes _ hen op be- l 1Kr 24:30 die de plicht ten opzichte van
vel van Jehovah in, juist zoals hem m 1Kr 6:20 de heilige plaats waarnamen.c
was geboden. 17 Dit nu waren n 1Kr 23:9 29 De families van de zonen van
de zonen van Levi _ e volgens hun o Nu 3:15 Kehath
_ waren aan de zuidkant
namen: Gerson _ en Kehath _ en Me- p Nu 4:39 van de tabernakel gelegerd.d
Nu 4:40
_ f
rari.
q Nu 1:53
30 En de overste van het vader-
18 Dit nu waren de namen van r Nu 4:24 lijk huis voor de families der Ke-
de zonen van Gerson _ volgens
¨ hun s Ex 26:7 hathieten was Elizafan, _ de zoon
¨
families: L _ibni en S _imeı.g Ex 35:11 van Uzzi
_ el.e 31 En hun plichtf
Nu 4:25
19 En de zonen van Kehath _ h
t Ex 26:14
betrof de Ark en de tafelh en de
g

volgens hun families waren Am- _ ¨ u Ex 26:36 lampenstandaardi en de altarenj


i
ram en J _izhar, Hebron _ en Uzzi _ el. v Ex 27:9 en het gereik van de heilige plaats,
20 En de zonen van Merari _ j vol- w Ex 27:16 waarmee zij de dienst plachten te
gens hun families waren Mahli _ k verrichten, en de afscherming,l
en Musi._ l 2e kolom en geheel de dienst daarvan.
Dit waren de families van de le- a Ex 35:18 32 En de overste van de over-
sten der levieten was Eleazar, m
vieten naar het huis van hun va- b Nu 3:19
¨ _
deren. c Nu 4:35 de zoon van Aaron, _ de priester,
Nu 4:36
21 Van Gerson_ was er de fami- die het toezicht had over hen die
d Nu 1:53
lie van de Libnieten m en de fami- de plicht ten opzichte van de hei-
¨ e Ex 6:22
lige plaats waarnamen.
lie van de Simeıeten.n Dit waren 1Kr 6:18

de families van de Gersonieten. f Nu 4:15 33 Van Merari _ was er de fami-


22 Hun ingeschrevenen waren g Ex 25:10
Heb 9:4
lie van de Mahlietenn en de fami-
volgens het aantal van alle man- h Ex 25:23 lie van de Musieten.o Dit waren
nelijke personen van een maand Heb 9:2 de families van Merari. _ p 34 En
oud en daarboven.o Hun inge- i Ex 25:31 hun ingeschrevenen volgens het
j Ex 27:1
schrevenen waren zevenduizend Ex 30:1
aantal van alle mannelijke perso-
vijfhonderd.p 23 De families van k Ex 38:3 nen van een maand oud en daar-
de Gersonieten waren achter de l Ex 26:31 boven waren zesduizend twee-
Ex 36:35
tabernakel.q Zij waren in het wes- honderd.q 35 En de overste van
m Nu 4:16
ten gelegerd. 24 En de overste Nu 20:28 het vaderlijk huis voor de ¨ fami-
van het vaderlijk huis voor de n Nu 26:58 lies van Merari _ ¨ was Zuri _ el, de
Gersonieten was Eljasaf,_ de zoon o 1Kr 24:30 zoon van Ab _ichaıl. Zij waren aan
¨
van La_ el. 25 En de plicht van p Nu 3:20 de noordkant van de tabernakel
de zonen van Gerson _ r
in de tent q Nu 4:43
Nu 4:44
gelegerd.r 36 En de plicht die
der samenkomst betrof de taber- r Nu 1:53 de zonen van Merari _ werd opge-
nakel en de tent,s haar bedek- s Ex 36:20 legd, betrof het toezicht over de
s
paneellijsten van de tabernakel
king t en de afscherming u voor de t Ex 36:31
ingang van de tent der samen- ¨
u Ex 26:32 en zijn stangent en zijn zuilenu
Ex 26:37
komst, 26 en de draperieenv van Ex 36:38 en zijn voetstukken met inzin-
het voorhof en de afscherming w v Ex 27:19 king en al zijn gereiv en geheel
voor de ingang van het voorhof, w Nu 4:31 de dienst daarvan,w 37 en de
NUMERI 3:38–4:8 Eerstgeborenen vervangen. Kehathieten 184
HFDST. 3
´ ´
zuilena van het voorhof rondom die er meer zijn dan levieten,a
en hun voetstukken met inzin- a Ex 27:10 47 moet gij vijf sikkelen voor ie-
king b en hun tentpinnen en hun dere persoon nemen.b Naar de
b Ex 27:11
tentkoorden. sikkel van de heilige plaats dient
´ ´ gij die te nemen. Een sikkel is
38 En voor de ´ ´ tabernakel, aan
c Nu 18:5
de oostkant, voor de tent der sa- twintig gera.c ¨ 48 En gij moet
menkomst, tegen de opgang [der d Nu 3:10 het geld aan Aaron _ en zijn zonen
¨ geven als losprijs voor degenen
zon], waren Mozes _ en Aaron
_ en e Nu 3:15 ´ ´
zijn zonen gelegerd, die de plicht die er meer zijn dan zij.” 49 Mo- _
ten opzichte van het heiligdom f Nu 3:12 zes nam dus het geld van de los-
Nu 8:16 ´ ´
waarnamen,c als de plicht ten be- koopprijs van hen die er meer
¨ waren dan de losprijs der levie-
hoeve van de zonen van Isra _ el. g Ex 13:2
En iedere vreemde die naderde, Nu 18:15 ten. 50 Van de eerstgeborenen
¨
zou ter dood gebracht worden.d der zonen van Isra _ el nam hij het
h Nu 3:41
39 Alle ingeschrevenen¨ van de geld, duizend driehonderd vijf-
levieten, die Mozes _ en Aaron _ op i Nu 18:15 enzestig sikkelen, naar de sikkel
bevel van Jehovah volgens hun
van de heilige plaats. 51 Toen
families hebben ingeschreven, 2e kolom
gaf Mozes
_¨ het geld van de losprijs
alle mannelijke personen van een aan Aaron_ en zijn zonen naar het
a Nu 3:39
maand oud en daarboven, waren bevel van Jehovah, juist zoals Je-
¨ hovah Mozes _ geboden had.
tweeentwintigduizend. b Le 27:6
Nu 18:16
40 Toen zei Jehovah tot Mozes: Nu sprak Jehovah tot Mozes
„Schrijf alle mannelijke eerstge-
borenen van de zonen van Isra _
_

el
¨
c Ex 30:13
Le 27:25
4 ¨
en Aaron,
_
_
en zei: 2 „Het to-
tale aantal der zonen van Ke- _
van een maand oud en daarbo- hathd zal worden opgenomen uit
ven in,e en neem het aantal van HFDST. 4 het midden der zonen van Levi, _
hun namen op. 41 En gij moet d Nu 3:19 naar hun families in het huis van
Nu 3:27
voor mij de levieten nemen — ik hun vaderen, 3 van dertig jaar
ben Jehovah — in plaats van alle e 1Kr 23:3 oude en daarboven tot vijftig jaar
eerstgeborenen onder de zonen Lu 3:23
oud,f allen die in de dienstgroep
¨
van Isra_ el,f en de huisdieren van f Nu 8:25
tredeng om het werk in de tent
de levieten in plaats van alle der samenkomst te verrichten.
eerstgeborenen onder de huisdie- g Nu 4:30 4 Dit is de dienst van de zonen
¨ 1Kr 6:48
ren van de zonen van Isra _ el.”g 1Kr 23:24 van Kehath
_ in de tent der samen-
42 En Mozes _ ging er, juist zoals 1Kr 28:13 komst.h ¨ Het is iets allerheiligst:
Jehovah hem geboden had, toe 5 En Aaron
_ en zijn zonen moe-
h Nu 3:31
over alle eerstgeborenen onder de Nu 4:15 ten naar binnen gaan wanneer
¨ Nu 4:19
zonen van Isra _ el in te schrijven. het kamp wordt opgebroken, en
43 En alle mannelijke eerstgebo- i Ex 26:31 zij moeten het gordijni dat dient
renen volgens het aantal namen, Ex 36:35 tot afscherming naar beneden ha-
Ex 40:3
van een maand oud en daarbo- Le 16:2 len en de arkj der getuigenis er-
ven, van hun ingeschrevenen, ble- Nu 3:31 mee bedekken. 6 En zij moeten
¨ Heb 9:3
ken tweeentwintigduizend twee- er een dekkleed van robbenvel-
¨
honderd drieenzeventig te zijn. j Ex 25:10 lenk overheen leggen en daarover
Ex 37:1
44 En Jehovah sprak verder een geheel blauw kleed uitsprei-
tot Mozes _ en zei: 45 „Neem de k Ex 25:5 den en haar draagbomenl inste-
levieten in plaats van alle eerst- ken.
geborenen
¨ onder de zonen van l Ex 25:13 7 En over de tafelm van het
Isra
_ el, en de huisdieren van de toonbrood zullen zij een blauw
m Ex 25:23
levieten in plaats van hun huis- Le 24:6 kleed uitspreiden, en zij moeten
dieren; en de levieten moeten daarop de schotels n en de bekers
n Ex 25:29
van mij worden.h Ik ben Jehovah. en de schaleno en de kannen van
46 En als losprijs i voor de twee- het drankoffer zetten; en het be-
¨ o Ex 37:16
honderd drieenzeventig eerstge- stendig broodp dient erop te blij-
¨
borenen van de zonen van Isra _ el p Le 24:5 ven liggen. 8 En zij moeten er
185 Dienst van Eleazar. Plichten van de Gersonieten NUMERI 4:9-26
een karmozijnena kleed over uit- HFDST. 4 zichta over de olie b voor het licht
spreiden, en zij moeten haar met a Ex 25:4 en het welriekend reukwerkc en
een dekkleed van robbenvellenb b Ex 25:5 het bestendig graanoffer d en de
bedekken en haar draagbomenc c Ex 25:28 zalfolie,e het toezicht over de ge-
insteken. 9 En zij moeten een d Ex 25:31 hele tabernakel en alles wat daar-
blauw kleed nemen en de lam- e Ex 25:37 in is, namelijk de heilige plaats en
penstandaardd van het licht er- f Ex 25:38 haar gerei.”
mee bedekken met zijn lampene g Ex 37:23 17 En Jehovah sprak verder
en zijn snuiters f en zijn vuurpot- ¨
h Ex 37:24 tot Mozes _ en A aron,
_ en zei:
teng en al zijn olievaten,h waarmee i Nu 4:6 18 „Laat de stam van de families
zij geregeld de dienst ten opzich- j Ex 30:1
f
der Kehathieten niet worden af-
te daarvan verrichten. 10 En zij Ex 37:25 gesneden uit het midden der le-
moeten hem en al zijn gerei in k Ex 25:5 vieten. 19 Maar doet dit voor
een dekkleed van robbenvelleni l Ex 30:5 hen, opdat zij werkelijk in leven
doen en hem op een draagstel m Nu 3:31 blijven en niet sterven wanneer
zetten. 11 En over het gouden n Ex 35:23 zij de allerheiligste dingeng nade-
altaar j zullen zij een blauw kleed ¨
o Le 6:12 ren. Aaron_ en zijn zonen zullen
uitspreiden, en zij moeten het met p Ex 27:3
naar binnen gaan, en zij moeten
een dekkleed van robbenvellenk een ieder van hen zijn dienst en
q Ex 27:6
bedekken en zijn draagbomenl in- zijn vracht toewijzen. 20 En zij
r Nu 4:5
steken. 12 En zij moeten al het mogen niet naar binnen gaan om
s Nu 3:8
dienstgereim nemen waarmee zij de heilige dingen zelfs maar een
t Nu 7:9
geregeld de dienst in de heilige Nu 10:21 ogenblik te zien en zo te moeten
plaats verrichten, en zij moeten De 31:9 sterven.”h
1Kr 15:2
het in een blauw kleed doen en 21 Toen sprak Jehovah tot Mo- _
u 2Sa 6:6
het met een dekkleed van rob- zes en zei: 22 „Het totale aantal
v Nu 3:31
benvellenn bedekken en op een der zonen van Gerson
_ i zal worden
draagstel zetten.
opgenomen, ja, van hen volgens
13 En zij moeten de vettige as 2e kolom
het huis van hun vaderen, naar
van het altaar o wegruimen en er a Nu 3:32
hun families. 23 Van dertig jaar
een roodpurpergeverfd wollen b Ex 27:20
oud en daarboven tot vijftig jaar
Le 24:2
kleed over uitspreiden. 14 En zult gij hen inschrijven,j allen die
c Ex 30:34
zij moeten daarop al zijn gerei Ps 141:2 komen om zich in de dienstgroep
plaatsen waarmee zij geregeld de Opb 5:8
te begeven ten einde dienst te
dienst daarbij verrichten, de vuur- d Ex 29:40
verrichten in de tent der samen-
potten, de vorken en de schop- e Ex 29:7 komst. 24 Dit is de dienst van
Ex 30:23
pen en de schalen, al het gerei Le 8:12 de families der Gersonieten met
van het altaar; p en zij moeten Ps 133:2
betrekking tot het dienen en
daaroverheen een dekkleed van f Nu 3:27
met betrekking tot het dragen.k
robbenvellen uitspreiden en zijn g Nu 4:4
25 En zij moeten de tentkledenl
draagbomenq insteken. h Ex 19:21 van de tabernakel en de tent der
¨ 1Sa 6:19
15 En Aaron _ en zijn zonen moe- samenkomstm dragen, het dek-
i Nu 3:21
ten bij het opbreken van het kamp kleedn daarvan en het dekkleed
j Nu 4:3
gereed zijn met het bedekken van van robbenvelleno dat daarover-
k Nu 3:25
de heilige plaats r en al het gereis heen ligt, en de afscherming p voor
van de heilige plaats, en daarna l Ex 26:1
de ingang van de tent der samen-
Ex 36:8 ¨
zullen de zonen van Kehath_ bin- m Ex 26:7
komst, 26 en de draperieenq van
nenkomen om ze te dragen,t maar Ex 36:14 het voorhof en de afscherming r
zij mogen de heilige plaats niet n Ex 26:14 aan de ingang van de poort van
aanraken,u zodat zij zouden moe- o Ex 36:19 het voorhof, dat rond de taberna-
ten sterven. Deze dingen zijn de p Ex 26:36 kel en het altaar is, en de daar-
vracht van de zonen van Kehath_ Ex 36:37
bij behorende tentkoorden en al
in de tent der samenkomst.v q Ex 27:9
hun dienstgerei, en alle dingen
Ex 38:9
16
¨ En Eleazar,
_ de zoon van r Ex 27:16
waarmee geregeld werk wordt
Aaron,
_ de priester, heeft het toe- Ex 38:18 verricht. Aldus moeten zij dienst
NUMERI 4:27-48 Plichten van de zonen van Merari 186
¨ HFDST. 4
doen. 27 Op bevel van Aaron _ en zijn de ingeschrevenena van de fa-
zijn zonena dient de gehele dienst a Nu 3:3 milies der Kehathieten, allen die
Nu 3:10
van de zonen der Gersonieten te b
dienst verrichtten in de tent¨ der
b Nu 3:21
geschieden met betrekking tot al Nu 3:23 samenkomst, die Mozes _ en Aaron,
_
hun vrachten en al hun dienst, c Nu 3:25 op bevel van Jehovah door bemid-
en GIJ moet hun al hun vrachten d Ex 6:23
deling van Mozes, _ hebben inge-
als plicht toewijzen. 28 Dit is de Nu 3:4 schreven.
Nu 4:33
dienst van de families van de zo- Nu 7:8 38 Wat de ingeschrevenen van
nen der Gersonietenc in de tent e Ex 6:19 de zonen van Gerson _ b
betreft,
der samenkomst, en hun verplich- Nu 3:33 volgens hun families en vol-
te dienst is onder de hand ¨ van f Nu 4:3 gens het huis van hun vaderen,
d de zoon van Aaron, de Nu 4:23
Ithamar,
_ _ 39 van dertig jaar oud en daar-
g Nu 3:36
priester. boven tot vijftig jaar, allen die
h Ex 26:15
29 Wat de zonen van Merari _ e be- Ex 36:20 zich in de dienstgroep begaven
treft, gij zult hen inschrijven vol- i Ex 26:26
voor de dienst in de tent der sa-
gens hun families in het huis van Ex 36:31 menkomst,c 40 hun ingeschre-
hun vaderen. 30 Van dertig jaar j Ex 26:37 venen volgens hun families, vol-
Ex 36:38
oud en daarboven tot vijftig jaar gens het huis van hun vaderen,
k Ex 26:19
zult gij hen inschrijven, allen die Ex 38:27
bedroegen tweeduizend zeshon-
zich in de dienstgroep begeven l Ex 27:10
derd dertig.d 41 Dit waren de
om de dienst met betrekking tot m Ex 27:11
ingeschrevenen van de families
de tent der samenkomst te ver- van de zonen van Gerson, _ allen
n Ex 27:19
richten.f 31 En dit is hun plicht, die dienst verrichtten in de tent
o Nu 3:8
hun vracht,g naar al hun dienst der ¨ samenkomst, die Mozes _ en
p Nu 3:33
in de tent der samenkomst: de Aaron_ op bevel van Jehovah heb-
paneellijstenh van de tabernakel q Nu 4:28 ben ingeschreven.e
en zijn stangeni en zijn zuilenj en r Nu 1:16 42 Wat de ingeschrevenen van
Joz 22:14
zijn voetstukken met inzinking,k de families van de zonen van Me-
s Nu 3:19
32 en de zuilenl van het voorhof Nu 3:27 rari
_ betreft, volgens hun families,
rondom en hun voetstukken met Nu 3:29
volgens het huis van hun vade-
inzinking m en hun tentpinnenn en t Nu 4:47 ren, 43 van dertig jaar oud en
hun tentkoorden met geheel hun u Nu 8:25 daarboven tot vijftig jaar oud, al-
uitrusting en geheel hun dienst. v Nu 4:3 len die zich in de dienstgroep be-
Nu 8:26
En bij name zult GIJ de uitrus- gaven voor de dienst in de tent
w Nu 3:28
tingsstukken die hun plicht vor- der samenkomst,f 44 hun inge-
men, als hun vracht toewijzen.o schrevenen volgens hun families,
33 Dit is de dienst van de families 2e kolom bedroegen drieduizend tweehon-
van de zonen van Merari _ p naar al a Nu 3:15 derd.g 45 Dit waren de inge-
hun dienst in de tent der samen- b Nu 3:21 schrevenen van de families van
komst, onder de hand ¨ van Itha- _ c Nu 4:3 de zonen van Merari,_ die Mozes _
¨
mar, de zoon van Aaron,
_ de pries- Nu 4:23 en Aaron, _ op bevel van Jehovah
ter.”q d Nu 3:22 door bemiddeling van Mozes, _ heb-
¨
34 En Mozes
_ en Aaron
_ en de e Nu 3:15 ben ingeschreven.h
Nu 4:22
overstenr van de vergadering gin- 46 Alle¨ ingeschrevenen die Mo- _
f Nu 4:3
gen ertoe over de zonen der Ke- Nu 4:23 zes en Aaron _ en de oversten van
¨
hathietens in te schrijven volgens Nu 4:30
Nu 4:35
Isra
_ el volgens hun families en vol-
hun families en volgens het huis Nu 4:39 gens het huis van hun vaderen
Nu 8:26
van hun vaderen, 35 van dertig t als levieten hebben ingeschreven,
g Nu 3:34
jaar oud en daarboven tot vijftig 47 van dertig jaar oud en daar-
jaar,u allen die zich in de dienst- h Nu 3:15
Nu 4:29
boven tot vijftig jaar oud,i allen
groep begaven voor de dienst in die kwamen om de zware dienst
i Nu 4:3
de tent der samenkomst.v 36 En Nu 4:23 te verrichten en de dienst be-
Nu 4:30
hun ingeschrevenen volgens hun staande in het dragen van vrach-
families bedroegen tweeduizend j Nu 4:15
Nu 4:24
ten in de tent der samenkomst,j
zevenhonderd vijftig.w 37 Dit Nu 4:31 48 hun ingeschrevenen bedroe-
187 Quarantaine. Zonden belijden. Jaloezie NUMERI 4:49–5:18
gen achtduizend vijfhonderd tach- HFDST. 4 den.a 10 En de heilige dingen
tig.a 49 Op bevel van Jehovah a Nu 3:39 van iedereen zullen van hem blij-
werden zij door bemiddeling van b Nu 4:37
ven. Ongeacht wat een ieder aan
Mozes
_ ingeschreven, ieder naar Nu 4:41 de priester moge geven, dat zal
Nu 4:45
zijn dienst en zijn vracht; en zij van hem worden.’ ”
werden ingeschreven, juist zoals
11 Voorts sprak Jehovah tot
Jehovah Mozes
_ geboden had.b HFDST. 5 Mozes
_ en zei: 12 „Spreek tot de
¨
En Jehovah sprak verder tot
c Le 13:46 zonen van Isra
_ el, en gij moet tot
5 Mozes
_
zonen van Isra
en zei: 2 „Gebied de
_
¨
el dat zij iedere
Nu 12:14
2Kr 26:21 hen zeggen: ’Ingeval de vrouw van
enige man afwijkt doordat zij wer-
d Le 15:2
c
melaatse en iedereen die een kelijk een daad van ontrouw te-
vloeiing d heeft en iedereen die e Le 22:4 gen hem begaat,b 13 en een an-
Nu 19:11 dere man inderdaad bij haar ligt
onrein is door een overleden ziel,e Nu 31:19
en een zaaduitstorting heeft,c en
uit het kamp wegzenden. 3 Het-
f 2Kon 7:3 het voor de ogen van haar echt-
zij man of vrouw, GIJ dient hen
genoot verborgen is geblevend en
weg te zenden. GIJ dient hen bui- g Nu 19:22
onontdekt is gebleven, en zij, van
ten het kamp te zenden,f opdat
haar kant, zich heeft verontrei-
zij de kampen niet besmetteng h Ex 25:8
Le 26:11 nigd maar er geen getuige tegen
van hen in wier midden ik ver- Joz 22:19
2Kor 6:16 haar is, en zijzelf niet is betrapt,
blijf houd.”h 4 De zonen van Is- _
¨ 14 en de geest van jaloezie e over
rael nu deden dit, ja, zij zon- i Le 5:1
hem is gekomen, en hij achter-
den hen buiten het kamp. Juist Le 5:17
Le 6:2 dochtig is geworden ten aanzien
zoals Jehovah tot Mozes _ gespro- van de trouw van zijn vrouw, en
ken had, zo deden de zonen van j Le 5:5
zij zich werkelijk heeft verontrei-
¨ Joz 7:19
Isra
_ el. Ps 32:5 nigd, of de geest van jaloezie over
Jak 5:16
5 Vervolgens sprak Jehovah tot hem is gekomen, en hij achter-
Mozes
_ en zei: 6 „Spreek tot de dochtig is geworden ten aanzien
¨ k Le 6:5
zonen van Isra _ el: ’Wat een man van de trouw van zijn vrouw, maar
of een vrouw betreft, ingeval zij l Le 5:16
Le 6:7 zij zich in werkelijkheid niet heeft
welke van al de zonden der men- Le 7:7 verontreinigd, 15 dan moet de
sen ook bedrijven door een daad man zijn vrouw naar de priester
m Ex 29:28
van ontrouw tegen Jehovah te be- Nu 18:8 brengenf en samen met haar haar
gaan, dan is die ziel schuldig ge- offergave brengen, een tiende efa
worden.i 7 En zij moeten hun n Le 6:17
Le 7:6 gerstemeel. Hij mag er geen olie
zonde die zij bedreven hebben, Le 10:13 op gieten en er ook geen geurige
belijden,j en hij moet het bedrag hars g op leggen, want het is een
van zijn schuld teruggeven, de 2e kolom graanoffer der jaloezie, een graan-
volle som ervan, en bovendien een a De 18:3 offer ter gedachtenis, dat dwaling
vijfde daarvan eraan toevoegen,k Ez 44:29
in herinnering brengt.
1Kor 9:13
en hij moet het geven aan degene 16 En de priester moet haar
die hij het onrecht heeft aange- b Nu 5:20 naar voren doen komen en haar
Ho 4:13
daan. 8 Indien de laatste echter voor het aangezicht van Jehovah
geen naaste bloedverwant heeft c Le 18:20 plaatsen.h 17 En de priester
aan wie het schuldbedrag kan De 5:18
moet heilig water in een aarde-
worden teruggegeven, behoort d Ps 26:4 werken vat nemen, en de pries-
het schuldbedrag dat aan Jeho- Sp 30:20 ter zal wat van het stof nemen
vah wordt teruggegeven, aan de dat zich op de vloer van de ta-
e Sp 6:34
priester toe, uitgezonderd de ram Hgl 8:6 bernakel bevindt, en hij moet
der verzoening, waarmee hij ver- dat in het water doen. 18 En de
f Nu 5:30
zoening voor hem zal doen.l priester moet de vrouw voor het
9 En elke bijdrage m van alle hei- g Le 5:11 aangezicht van Jehovah plaatsen
lige dingenn van de zonen van Is- _ en het hoofdhaar van de vrouw
¨
rael, die zij aan de priester zullen h Jer 17:10
Mal 3:5
losmaken en het graanoffer ter
aanbieden, dient van hem te wor- Heb 13:4 gedachtenis, dat wil zeggen het
¨
NUMERI 5:19–6:5 Proef met bitter water. Nazireeergelofte 188
graanoffer der jaloezie,a op haar HFDST. 5 heeft laten drinken, dan moet
handpalmen leggen, en in de hand a Nu 5:15 het geschieden dat indien zij zich
Nu 5:25
van de priester dient het bitte- heeft verontreinigd doordat zij
re water te zijn, dat een vloek een daad van ontrouw jegens haar
b Nu 5:22
brengt.b Nu 5:24 echtgenoot heeft begaan,a het wa-
19 En de priester moet haar la- ter, dat een vloek brengt, dan in
ten zweren, en hij moet tot de c Ro 7:2
haar moet komen als iets bit-
vrouw zeggen: „Indien geen man Heb 13:4 ters, en haar buik moet zwellen
bij u heeft gelegen en indien gij, en haar dij moet invallen, en de
terwijl gij onder uw echtgenoot d Nu 5:12 vrouw moet een vervloeking wor-
[stondt],c niet zijt afgeweken tot 1Kor 6:9 den in het midden van haar volk.b
enige onreinheid, wees dan vrij 28 Indien de vrouw zich echter
van de uitwerking van dit bitte- e Le 18:20 niet heeft verontreinigd maar zij
Nu 5:13
re water, dat een vloek brengt. rein is, dan moet zij vrij zijn van
20 Maar gij — ingeval gij zijt afge- een dergelijke straf; c en zij moet
f Joz 6:26
weken, terwijl gij onder uw echt- 1Sa 14:24
zwanger worden gemaakt met
genoot [stondt],d en ingeval gij u 1Kon 8:31 zaad.
hebt verontreinigd en de een of 29 Dit is de wet aangaande ja-
andere man zijn zaaduitstorting g Ge 46:26 loezie,d wanneer een vrouw mocht
in u heeft gebracht,e afgezien van afwijken,e terwijl zij onder haar
uw echtgenoot —” 21 Nu moet h 2Kr 34:24 echtgenoot [staat],f en zij zich wer-
de priester de vrouw laten zwe- Jer 51:60 kelijk verontreinigt, 30 of in het
ren met een eed waarbij vervloe- geval van een man wanneer de
king betrokken is,f en de priester i Han 3:19 geest der jaloezie over hem mocht
moet tot de vrouw zeggen: „Moge komen en hij zijn vrouw werke-
Jehovah u tot een vervloeking en j Nu 5:18 lijk van ontrouw verdenkt; en hij
een eed stellen te midden van uw moet de vrouw voor het aange-
volk, doordat Jehovah uw dijg laat zicht van Jehovah plaatsen, en de
k Nu 5:15
invallen en uw buik laat zwellen. priester moet heel deze wet op
22 En dit water, dat een vloek haar toepassen. 31 En de man
brengt, moet in uw ingewanden l Le 2:9
Le 5:12 moet onschuldig zijn aan dwaling,
komen om uw buik te doen zwel- maar die vrouw zal de verant-

len en uw dij te doen invallen.” woordelijkheid voor haar dwaling
2e kolom
Hierop moet de vrouw zeggen: dragen.’ ”
a Nu 5:13
„Amen! Amen!” Nu 5:20
En Jehovah sprak verder tot
23 En de priester moet deze
vervloekingen in het boek schrij- b De 27:26
6 Mozes
_ en zei: 2 „Spreek tot
de zonen van Isra
_
¨
el en gij moet
venh en ze in het bittere water Ga 3:10
uitwissen.i 24 En hij moet de tot hen zeggen: ’Ingeval een man
vrouw het bittere water, dat een c Nu 5:19
of een vrouw een bijzondere¨ gelof-
vloek brengt,j laten drinken, en te aflegt om als nazireeer g voor
het water, dat een vloek brengt, Jehovah te leven, 3 dient hij
d Nu 5:14
moet in haar komen als iets bit- Nu 5:15 zich van wijn en bedwelmende
ters. 25 En de priester moet het drank te onthouden. Hij dient
graanoffer k der jaloezie uit de e Nu 5:12
geen azijn van wijn of azijn van
hand van de vrouw nemen en het Nu 5:19 bedwelmende drank te drinken,h
graanoffer voor het aangezicht noch enig uit druiven bereid nat
van Jehovah heen en weer bewe- f Ro 7:2 te drinken, noch druiven te eten,
gen, en hij moet het bij het al-
hetzij vers of gedroogd. 4 Al
¨
taar brengen. 26 En de priester HFDST. 6
de dagen van zijn nazireeerschap
moet wat van het graanoffer als g Re 13:5
dient hij volstrekt niets te eten
een herinneringsdeell ervan ne- wat van de wijnstok wordt be-
men en dat op het altaar in rook reid, van de onrijpe druiven tot
h Le 10:9
doen opgaan, en daarna zal hij de Re 13:14 de schillen toe.
vrouw het water laten drinken. Am 2:12 5 Al de dagen van de gelofte
Lu 1:15 ¨
27 Wanneer hij haar het water Lu 7:33 van zijn nazireeerschap dient er
¨
189 Wet op nazireeerschap NUMERI 6:6-23
HFDST. 6
´ ´
geen scheermes over zijn hoofd offer a en een gaaf ooilam van nog ´ ´
te gaan; a totdat de dagen dat hij a Re 13:5 geen jaar als zondeoffer b en een
Re 16:17
voor Jehovah afgezonderd dient 1Sa 1:11 gave ram als gemeenschapsoffer,c
te zijn, ten volle verstreken zijn, 15 en een mand met ongezuur-
b Re 16:19
dient hij werkelijk heilig te zijn de ringvormige koeken van meel-
door de lokkenb van zijn hoofd- c Le 21:1 bloem,d met olie bevochtigd,e en
haar te laten groeien. 6 Al de d Le 21:11 ongezuurde wafels, met olie be-
dagen dat hij zich voor Jehovah af- streken,f en het daarbij behorend
e Nu 19:14
gezonderd houdt, mag hij niet bij graanoffer g en de daarbij behoren-
enige dode ziel komen.c 7 Zelfs f Nu 6:18 de drankoffers.h 16 En de pries-
aan zijn vader of zijn moeder of g Le 14:22
ter moet dat voor het aangezicht
zijn broer of zijn zuster mag hij van Jehovah aanbieden en zijn
zich niet verontreinigen wanneer h Le 5:8 zondeoffer en zijn brandofferi op-
zij sterven,d omdat het teken van dragen. 17 En hij zal de ram als
¨ i Le 5:10
zijn nazireeerschap voor zijn God Le 14:31 gemeenschapsoffer j aan Jehovah
op zijn hoofd is. j Nu 6:2 opdragen tegelijk met de mand
8 Al de dagen van zijn naziree- Re 13:5 met ongezuurde koeken; en de
Re 16:17
erschap is hij heilig voor Jehovah. priester moet het daarbij beho-
9 Maar ingeval een stervende k Le 14:24 rend graanoffer k en het daarbij
heel plotseling in zijn nabijheid l Nu 30:2 behorend drankoffer opdragen.
¨
sterft,e zodat hij het hoofd van Pr 5:4 18 En de nazireeer moet bij de
¨ Han 21:26
zijn nazireeerschap heeft veront- ingang van de tent der samen-

reinigd, dan moet hij op de dag komst het hoofd van zijn nazi-
2e kolom ¨
waarop zijn reiniging wordt vast- reeerschap scheren,l en hij moet
a Le 1:10
gesteld, zijn hoofd scheren.f Op het haar van het hoofd van zijn
¨
de zevende dag dient hij het te b Le 4:32 nazireeerschap nemen en het op
Le 5:6
scheren. 10 En op de achtste het vuur leggen, dat onder het
dag dient hij twee tortelduiven of c Le 3:1 gemeenschapsoffer is. 19 En
twee jonge duiven naar de pries- d Le 2:4
de priester moet een gekooktm
ter te brengen bij de ingang van schouderstuk van de ram nemen
´ ´
de tent der samenkomst.g 11 En e Le 2:5 en een ongezuurde ringvormige
´ ´ ´ ´
de priester moet er een als zon- f Ex 29:2 koek uit de mand, en een onge-
deoffer h behandelen en de andere zuurde wafel,n en ze op ¨ de hand-
g Le 2:1
als brandoffer i en verzoening voor Le 6:14 palmen van de nazireeer leggen,
hem doen, aangezien hij gezon- nadat hij zich het teken van zijn
h Nu 15:10 ¨
digd heeft wegens de [dode] ziel. nazireeerschap heeft laten afsche-
Daarna moet hij op die dag zijn i Le 1:3 ren. 20 En de priester moet ze
hoofd heiligen. 12 En hij moet als beweegoffer voor het aange-
¨ j Le 3:1
als nazireeer j voor Jehovah leven zicht van Jehovah heen en weer
gedurende de dagen van zijn nazi- k Le 2:9 bewegen.o Het is iets heiligs voor
¨
reeerschap, en hij moet een jonge l Nu 6:5 de priester, met de borstp van het
ram van nog geen jaar als schuld- Han 18:18 beweegoffer en de poot van de bij-
Han 21:24
offer brengen; k en de vorige dagen drage.q En daarna mag de nazi-
¨
zullen niet worden meegeteld, om- m Le 8:31 reeer wijn drinken.r
¨ 1Sa 2:15
dat hij zijn nazireeerschap heeft 21 Dit is de wet aangaande de
n Ex 29:23 ¨
verontreinigd. nazireeer s die een gelofte aflegt
13 Dit nu is de wet aangaande o Ex 29:24 — zijn offergave aan Jehovah in
¨ Le 10:15 ¨
de nazireeer: Op de dag dat de da- verband met zijn nazireeerschap,
¨ afgezien van hetgeen hij kan op-
gen van zijn nazireeerschap ten p Nu 18:18
volle verstreken zijn,l zal hij naar brengen. Overeenkomstig zijn ge-
q Le 7:34
de ingang van de tent der samen- lofte die hij mocht afleggen, dient
komst worden gebracht. 14 En r Pr 9:7 hij ook te handelen wegens de wet
Pr 10:19 ¨
hij moet als zijn offergave aan Je- op zijn nazireeerschap.’ ”
´ ´
hovah aanbieden: een gave jonge s Nu 6:2 22 Toen sprak Jehovah tot Mo-
Re 13:5 ¨ _
ram van nog geen jaar als brand- Re 16:17 zes en zei: 23 „Spreek tot Aaron _
NUMERI 6:24–7:20 Tabernakel gezalfd. Offergaven op 1e tot 2e dag 190
en zijn zonen, en zeg: ’Zo dient GIJ HFDST. 6 omdat op hen de dienst van de
¨
de zonen van Isra
_ el te zegenen,a a Le 9:22
De 10:8
heilige plaats rustte.a Wat zij te
door tot hen te zeggen: De 21:5 dragen hadden, deden zij op de
Lu 24:50
24 „Moge Jehovah u zegenenb en b Ru 2:4 schouder.b
Ps 134:3
u behoeden.c c Ps 91:11
10 De oversten nu kwamen
25 Moge Jehovah zijn aangezicht Ps 121:7 [hun geschenken] aanbieden bij
Jo 17:11
jegens u doen lichten,d en 1Pe 1:5 de inwijding c van het altaar, op
d Ps 31:16
moge hij u gunst bewij- Ps 67:1
de dag dat het werd gezalfd, en
zen.e Ps 80:3 de oversten gingen ´ ´ ertoe over
e Ge 43:29
26 Moge Jehovah zijn aangezicht f Ps 4:6 hun offergave voor het altaar aan
jegens u verheffenf en u g Ps 29:11
Lu 2:14
te bieden. 11 Derhalve zei Je-
vrede schenken.” ’g Jo 14:27 hovah tot Mozes: _ „De ene over-
h De 28:10
27 En zij moeten mijn naamh op 2Kr 7:14 ste op de ene dag en een andere
¨ Jes 43:7 overste op een andere dag — zo
de zonen van Isra
_ el leggen, opdat Jes 43:10
´ zullen zij hun offergave voor de
ık hen moge zegenen.”i Da 9:19
i Nu 23:20
Ps 5:12 inwijding van het altaar aanbie-
Nu geschiedde het dat Mozes
7 _
op de dag dat hij gereedgeko-
men was met het oprichten van de
Ps 67:7
Ps 115:12
Ef 1:3
den.”d
12 Degene nu die op de eerste
dag zijn offergave aanbood, bleek
tabernakel,j ertoe overging hem te Nahesson e te zijn, de zoon van
HFDST. 7 _
zalvenk en te heiligen met al zijn Amminadab, van de stam Juda.
j Ex 40:17 _ _
toebehoren, alsook het altaar met k Ex 30:26
13 En zijn offergave bestond uit
al zijn gerei. Aldus zalfde en hei- Le 8:10
´ ´
l Ex 40:10 een zilveren schotel, waarvan het
ligde hij ze.l 2 Toen kwamen de m Ex 18:21
gewicht
oversten van Isra_
¨
el,m de hoofden
Nu 1:4
Nu 1:16 ´ ´ honderd dertig sikkelen
n Ex 25:2 was, een zilveren schaal van ze-
van het huis van hun vaderen, Ex 35:27 ventig sikkelen volgens de sik-
[geschenken] aanbiedenn — zij Ne 7:70
kel van de heilige plaats,f bei-
o Nu 3:25
waren de oversten van de stam- Nu 4:25
de gevuld met meelbloem, met
p Nu 3:36
men en stonden over de ingeschre- Nu 4:31 olie bevochtigd, voor een graan-
venen — 3 en zij brachten hun q Nu 4:33 ´ ´
offer; g 14 e en gouden beker
offergave voor het aangezicht van
van tien sikkelen,
Jehovah: zes overdekte wagens en 2e kolom ´ ´ gevuld met
reukwerk; h 15 een jonge stier,
twaalf runderen, een wagen voor a Nu 3:31 ´ ´ ´ ´
Nu 4:15 een ram, een mannetjeslam van
twee oversten en voor ieder ´ ´ een b 2Sa 6:13 nog geen jaar, voor een brand-
stier; en zij boden ze aan voor de 1Kr 15:15 ´ ´
c 1Kon 8:63 offer; i 16 een geitenbokje voor
tabernakel. 4 Hierop zei Jeho- 2Kr 7:5
een zondeoffer; j 17 en voor een
d 1Kor 14:33
vah tot Mozes:
_ 5 „Neem ze van 1Kor 14:40 gemeenschapsoffer k twee runde-
hen aan, daar ze moeten dienen e Nu 1:7
Nu 2:3 ren, vijf rammen, vijf bokken,
voor het verrichten van de dienst Nu 10:14
vijf eenjarige mannetjeslamme-
Ru 4:20
met betrekking tot de tent der Mt 1:4 ren. Dit was de offergave van Na-
samenkomst, en gij moet ze aan f Ex 30:13
Le 27:25 hesson,
_ de zoon van Amminadab. _ l
de levieten geven, ieder naar ge- g Le 2:1
18 Op de tweede dag bood Ne-
lang van zijn eigen dienst.” Nu 7:19 ¨ m
Nu 7:25
Nu 7:31
thane _ el, de zoon van Zuar, _ de
6 Mozes
_ nam dus de wagens en Nu 7:37 overste van Issaschar, _ [zijn ge-
de runderen aan en gaf ze aan Nu 7:43
schenk] aan. 19 Hij bood als
de levieten. 7 Twee wagens en
Nu 7:49
´ ´
Nu 7:55
Nu 7:61
zijn offergave aan: een zilveren
vier runderen gaf hij aan de zo- Nu 7:67 schotel, waarvan het gewicht
nen van Gerson,
_ naar gelang van Nu 7:73 ´ ´
Nu 7:79 honderd dertig sikkelen was, een
hun dienst,o 8 en vier wagens Nu 7:87 zilveren schaal van zeventig sik-
h Ex 30:34
en acht runderen gaf hij aan de De 33:10 kelen volgens de sikkel van de
zonen van Merari, _ naar gelang i Le 1:3
Ps 20:3 heilige plaats, beide gevuld met
van hun dienst,p onder de hand j Le 4:23 meelbloem, met olie bevochtigd,
¨ k Le 3:1 ´ ´
van Ithamar,
_ de zoon van Aaron, _ Le 7:11 voor een graanoffer; n 20 een
de priester.q 9 Maar aan de zo- Mal 3:4
l Ex 6:23
nen van Kehath _ gaf hij er geen, Lu 3:33 m Nu 1:8; Nu 2:5; Nu 10:15; n Nu 7:13.
191 Offergaven van oversten op 3e tot 7e dag NUMERI 7:21-49
gouden beker van tien sikkelen, HFDST. 7 fergave
´ ´ ¨ van El _izur, de zoon van
gevuld met reukwerk;
´ ´ ´ ´ 21 een
a Le 1:3 Sede_ ur.a
jonge stier, een ram, een man- 36 Op de vijfde dag was het de
b Le 4:23
netjeslam van nog geen jaar, ´ ´ overste ¨ voor de zonen van S _imeon,
voor een brandoffer; a 22 een c Le 3:1
Selumi
_ el,b de zoon van Zur _isad-
geitenbokje voor een zondeoffer; b dai. ´ ´ 37 Zijn offergave bestond
23 en voor een gemeenschapsof- d Nu 2:7 uit een zilveren schotel, waarvan
fer c twee runderen, vijf rammen, het gewicht ´ ´ honderd dertig sikke-
Nu 10:16

vijf bokken, vijf eenjarige man- len was, een zilveren schaal van
e Le 1:3
netjeslammeren. Dit was ¨ de of- zeventig sikkelen volgens de sik-
fergave van Nethane _ el, de zoon f Le 4:23
kel van de heilige plaats, beide ge-
van Zuar. _ vuld met meelbloem, met olie be-
24 Op de derde dag was het de g Le 3:1 vochtigd,
´ ´ voor een graanoffer; c
overste voor de zonen van Zebu- _ 38 een gouden beker van tien
lon, El _iab,d de zoon van Helon. _ ´ ´ h Nu 1:9 sikkelen,
´ ´ gevuld met ´ ´ reukwerk;
´ ´
25 Zijn offergave bestond uit een 39 een jonge stier, een ram, een
zilveren schotel, waarvan het ge- i Nu 2:10
Nu 10:18
mannetjeslam van nog geen jaar, ´ ´
wicht´ ´ honderd dertig sikkelen voor een brandoffer; d 40 een
was, een zilveren schaal van ze- j Nu 7:13 geitenbokje voor een zondeoffer; e
ventig sikkelen volgens de sik- 41 en voor een gemeenschapsof-
kel van de heilige plaats, beide k Le 1:3 fer f twee runderen, vijf rammen,
Ps 20:3
gevuld met meelbloem, met olie vijf bokken, vijf eenjarige manne-
bevochtigd, voor een graanoffer; tjeslammeren. ¨ Dit was de offerga-
´ ´ l Le 4:23
26 een gouden beker van tien ve van Selumi _ el, de zoon van Zur _i-
sikkelen, gevuld met saddai.g
´ ´ ´ ´ reukwerk; ´ ´ m Le 3:1
27 een jonge stier, een ram, een 42 Op de zesde dag was het de
mannetjeslam van nog geen jaar, ´ ´ overste voor de zonen van Gad,
2e kolom ¨
voor een brandoffer; e 28 een a Nu 1:5
Eljasaf,
_ h de zoon van D ehuel.
_ ´ ´
geitenbokje voor een zondeoffer; f 43 Zijn offergave bestond uit een
29 en voor een gemeenschapsof- b Nu 2:12 zilveren schotel, waarvan het ge-
fer g twee runderen, vijf rammen, wicht´ ´ honderd dertig sikkelen
vijf bokken, vijf eenjarige man- c Nu 7:13 was, een zilveren schaal van ze-
netjeslammeren. Dit was de of- ventig sikkelen volgens de sik-
fergave van El _iab, de zoon van d Le 1:3 kel van de heilige plaats, beide
h
Helon.
_ gevuld met meelbloem, met olie
e Le 4:23
30 Op de vierde dag was het bevochtigd,
´ ´ voor een graanoffer; i
de overste voor de zonen van R¨ u- _ f Le 3:1
44 een gouden beker van tien
sikkelen, gevuld met´ ´ reukwerk; j
ben, El _izur,i de zoon van Sede_ ´ ur. ´ Le 7:11
´ ´ ´ ´
31 Zijn offergave bestond uit een 45 een jonge stier, een ram, een
zilveren schotel, waarvan het ge- g Nu 1:6 mannetjeslam van nog geen jaar, ´ ´
wicht´ ´ honderd dertig sikkelen voor een brandoffer; k 46 een
h Nu 2:14
was, een zilveren schaal van ze- Nu 10:20
geitenbokje voor een zondeoffer; l
ventig sikkelen volgens de sik- 47 en voor een gemeenschapsof-
kel van de heilige plaats, beide i Nu 7:13 fer m twee runderen, vijf rammen,
gevuld met meelbloem, met olie vijf bokken, vijf eenjarige man-
bevochtigd, voor een graanoffer; j j De 33:10 netjeslammeren. Dit was de of-
´ ´
32 een gouden beker van tien fergave ¨ van Eljasaf,
_ de zoon van
k Le 1:3
sikkelen, gevuld met Dehu
_ el.n
´ ´ ´ ´ reukwerk; ´ ´
33 een jonge stier, een ram, een l Le 4:23
48 Op de zevende dag was het
mannetjeslam van nog geen jaar, ´ ´ de overste¨ voor de zonen van
voor een brandoffer; k 34 een m Le 3:1 Efra
_ ım, Elisama, _ o
de zoon van
geitenbokje voor een zondeoffer; l Amm _ihud. ´ 49 ´ Zijn offergave
35 en voor een gemeenschapsof- n Nu 1:14 bestond uit een zilveren schotel,
fer m twee runderen, vijf rammen, waarvan het gewicht ´ honderd ´
vijf bokken, vijf eenjarige man- o Nu 2:18
Nu 10:22
dertig sikkelen was, een zilve-
netjeslammeren. Dit was de of- 1Kr 7:26 ren schaal van zeventig sikkelen
NUMERI 7:50-78 Offergaven van oversten op 8e tot 12e dag 192
volgens de sikkel van de heilige HFDST. 7 geitenbokje voor een zondeoffer; a
plaats, beide gevuld met meel- a Nu 7:13 65 en voor een gemeenschaps-
bloem, met olie bevochtigd, ´ ´ voor b Le 1:3
offer b twee runderen, vijf ram-
een graanoffer; a 50 e en gou- men, vijf bokken, vijf eenjarige
den beker van tien sikkelen, ´ ge- ´
c Le 4:23 mannetjeslammeren. Dit was de
vuld met reukwerk; ´ ´ ´ ´ 51 e en d Le 3:1
offergave van Ab _idan, de zoon van
Gideoni. c
jonge stier, een ram, een man- _
netjeslam van nog geen jaar, ´ ´
e Nu 1:10 66 Op de tiende dag was het de
voor een brandoffer; b 52 een overste voor de zonen van Dan,
f Nu 2:20 ¨
geitenbokje voor een zondeoffer; c Nu 10:23 Ahiezer,_ d
de zoon van Ammisad- _
53 en voor een gemeenschaps- dai. ´ ´67 Zijn offergave bestond
g Nu 7:13
offer d twee runderen, vijf ram- uit een zilveren schotel, waar-
men, vijf bokken, vijf eenjarige van het gewicht ´ ´ honderd dertig
h De 33:10
mannetjeslammeren. Dit was de sikkelen was, een zilveren schaal
i Le 1:3
offergave van Elisama, _ de zoon van zeventig sikkelen volgens de
van Amm _ihud.e j Le 4:23 sikkel van de heilige plaats, beide
54 Op de achtste dag was het de gevuld met meelbloem, met olie
k Le 3:1
overste voor bevochtigd, voor een graanoffer; e
¨ de zonen van Manas- _ ´ ´
se, Gamali _ el,f de zoon van Peda- _ l Nu 1:10 68 een gouden beker van tien
zur. ´ ´ 55 Zijn offergave bestond sikkelen,
´ ´ gevuld met ´ ´ reukwerk; ´ ´
m Nu 1:16
uit een zilveren schotel, waarvan 69 een jonge stier, een ram, een
het gewicht mannetjeslam van nog geen jaar,
´ ´ honderd dertig sikke-
n Nu 2:22
Nu 10:24 ´ ´
len was, een zilveren schaal van voor een brandoffer; f 70 een gei-
zeventig sikkelen volgens de sik- o Nu 7:13 tenbokje voor een zondeoffer; g
kel van de heilige plaats, beide ge- 71 en voor een gemeenschaps-
p Le 1:3
vuld met meelbloem, met olie be- offer h twee runderen, vijf ram-
vochtigd, voor een graanoffer; g men, vijf bokken, vijf eenjarige
´ ´
56 een gouden beker van tien 2e kolom mannetjeslammeren. Dit was de
¨
sikkelen, gevuld met´ ´ reukwerk; h a Le 4:23 offergave van Ahiezer, _ de zoon
´ ´ ´ ´ i
57 een jonge stier, een ram, een van Ammisaddai. _
b Le 3:1
mannetjeslam van nog geen ´ ´ jaar, Le 7:11 72 Op de elfde dag was het de
voor een brandoffer; i 58 een gei- overste
c Nu 1:11 ¨ voor de zonen van Aser, _
tenbokje voor een zondeoffer; j _ el, j de zoon van Ochran.
P agi _ ´ ´
59 en voor een gemeenschaps- d Nu 2:25 73 Zijn offergave bestond uit een
Nu 10:25
offer k twee runderen, vijf ram- zilveren schotel, waarvan het ge-
men, vijf bokken, vijf eenjarige e Nu 7:13 wicht´ ´ honderd dertig sikkelen
mannetjeslammeren. Dit ¨ was de was, een zilveren schaal van ze-
f Le 1:3
offergave van Gamali _ el, de zoon ventig sikkelen volgens de sik-
l
van Pedazur._ g Le 4:23 kel van de heilige plaats, beide
60 Op de negende dag was het gevuld met meelbloem, met olie
h Le 3:1
m
de overste voor de zonen van bevochtigd,
´ ´ voor een graanoffer; k
Benjamin,
_ Ab _idan,n de zoon van i Nu 1:12 74 een gouden beker van tien
l
Gideoni. 61 sikkelen, gevuld met´ ´ reukwerk;
_ ´ ´ Zijn offergave be- j Nu 2:27 ´ ´ ´ ´
stond uit een zilveren schotel, Nu 10:26
75 een jonge stier, een ram, een
waarvan het gewicht mannetjeslam van nog geen jaar,
´ ´ honderd ´ ´
dertig sikkelen was, een zilveren k Nu 7:13 voor een brandoffer; m 76 een
schaal van zeventig sikkelen vol- l Nu 7:44
geitenbokje voor een zondeoffer; n
gens de sikkel van de heilige 77 en voor een gemeenschaps-
plaats, beide gevuld met meel- m Le 1:3 offer o twee runderen, vijf ram-
bloem, met olie bevochtigd, voor men, vijf bokken, vijf eenjarige
´ ´ n Le 4:23
een graanoffer; o 62 e en gou- mannetjeslammeren. ¨ Dit was de
den beker van tien sikkelen, ´ ge- o Le 3:1 offergave van Pagi _ el, de zoon van
´ Le 7:11
Ochran. p
vuld met reukwerk; 63 e en _
´ ´ ´ ´
jonge stier, een ram, een man- p Nu 1:13 78 Op de twaalfde dag was het
netjeslam van nog geen jaar, ´ ´ q Nu 2:29
de overste voor de zonen van Naf- _
voor een brandoffer; p 64 een Nu 10:27 tali, Ah _ira,q de zoon van Enan. _
193 Inwijding altaar. Lampen ontstoken NUMERI 7:79–8:11
´ ´ HFDST. 7
79 Zijn offergave bestond uit een hoorde hij de stem met hem spre-
zilveren schotel, waarvan het ge- a Nu 7:13 ken van boven het deksela dat op
wicht honderd dertig sikkelen b Nu 7:14 de ark der getuigenis lag, van tus-
´ ´ c Le 1:3
was, een zilveren schaal van ze- sen de twee cherubs; b en hij sprak
d Le 4:23
ventig sikkelen volgens de sik- dan tot hem.
e Le 3:1
kel van de heilige plaats, beide Voorts sprak Jehovah tot Mo-
_
gevuld met meelbloem, met olie
bevochtigd, voor een graanoffer; a
´ ´
f Nu 1:15
g Nu 7:10
Ezr 2:68
8¨ zes en zei: 2 „Spreek tot
Aaron,
_ en gij moet tot hem zeg-
80 een gouden beker van tien h Joz 22:14
gen: ’Telkens wanneer gij de lam-
sikkelen, gevuld met reukwerk; b i Nu 7:13
pen ontsteekt, dienen de zeven
´ ´ ´ ´ ´ ´ j Ex 30:13 ´ ´
81 een jonge stier, een ram, een Le 27:25 lampen op de ruimte vo or de
mannetjeslam van nog geen jaar, lampenstandaard te schijnen.’ ”c
´ ´ k Nu 7:14
¨
voor een brandoffer; c 82 een l Nu 7:15 3 Aaron_ nu deed het. Hij ontstak
geitenbokje voor een zondeoffer; d m Nu 7:13
de lampen ervan voor de ruim-
83 en voor een gemeenschaps- n Nu 7:16 ´ ´
te voor de lampenstandaard,d juist
offer e twee runderen, vijf ram- o Nu 7:17
zoals Jehovah Mozes _ geboden had.
men, vijf bokken, vijf eenjarige p Nu 7:10
4 Dit nu was de wijze waarop de
Nu 7:84
mannetjeslammeren. Dit was de q Nu 7:1 lampenstandaard was gemaakt.
offergave van Ah _ira, de zoon van r Ex 33:9 Het was een gedreven werk van
Enan. f
_ Nu 11:17
goud. Tot aan zijn zijden en tot
Nu 12:8
84 Dit was de inwijdingsgave g aan zijn bloesems was het gedre-

van het altaar van de zijde der ven werk.e Naar het visioenf dat
¨ 2e kolom
overstenh van Isra
_ el, op de dag Jehovah Mozes _ had getoond, zo
a Ex 25:22
dat het gezalfd werd: twaalf zil- Ex 37:6 had hij de lampenstandaard ge-
veren schotels, twaalf zilveren b Ex 25:18 maakt.
schalen,i twaalf gouden bekers; 1Sa 4:4
Ps 80:1 5 En Jehovah sprak verder tot
85 honderd dertig sikkelen was Mozes
_ en zei: 6 „Neem de le-

elke zilveren schotel, en zeven- vieten uit het midden der zonen
tig elke schaal, zodat al het zilver HFDST. 8 ¨
c Ex 25:37
van Isra _ el, en gij moet hen reini-
van de vaten tweeduizend vier- Ex 40:25 gen.g 7 En dit dient gij met hen
honderd sikkelen bedroeg volgens Le 24:2
te doen om hen te reinigen: Spat
de sikkel van de heilige plaats; j d Heb 9:2
op hen ontzondigingswater,h en
86 de twaalf gouden bekers k met e Ex 37:17
zij moeten een scheermes over
f Ex 25:9
reukwerk gevuld, waren tien sik- Ex 25:40 hun gehele vlees laten gaani en
kelen respectievelijk per beker, 1Kr 28:12
hun klederen wassenj en zich rei-
1Kr 28:19
volgens de sikkel van de heilige Heb 8:5 nigen.k 8 Dan moeten zij een
plaats, zodat al het goud van de g Ex 29:4 jonge stier l nemen en het daarbij
Ps 26:6
bekers honderd twintig sikkelen Jes 52:11 behorend graanoffer m van meel-
bedroeg; 87 al het vee voor het 2Kor 7:1
bloem, met olie bevochtigd, en gij
brandoffer l bestond uit twaalf h Ex 30:18
zult een andere jonge stier ne-
Ez 36:25
stieren, twaalf rammen, twaalf i Le 14:8 men voor een zondeoffer.n 9 En
eenjarige mannetjeslammeren j Ex 19:10 gij moet de levieten voor de tent
en de daarbij behorende graan- Le 16:28
der samenkomst doen treden en
Nu 19:7
offers,m en twaalf geitenbokjes de gehele vergadering der zonen
voor een zondeoffer; n 88 en al
k Ps 51:2 ¨
l Le 1:3 van Isra _ el bijeenroepen.o 10 En
het vee van het gemeenschaps- m Le 2:1 gij moet de levieten voor het
offer o bestond uit vierentwintig Nu 15:9 aangezicht van Jehovah doen tre-
stieren, zestig rammen, zestig n Le 4:3 ¨
Ro 8:3 den, en de zonen van Isra _ el moe-
bokken, zestig eenjarige manne- 2Kor 5:21 ten de levietenp de handen op-
tjeslammeren. Dit was de inwij- ¨
o Le 8:3 leggen.q 11 En Aaron _ moet de
dingsgave p van het altaar, nadat p Nu 3:41
levieten voor het aangezicht van
Nu 3:45
het gezalfd was.q q Le 1:4 Jehovah heen en weer laten be-
89 Telkens nu wanneer Mozes _ Nu 3:9 wegen als een beweegoffer r¨ van
de tent der samenkomst binnen- r Le 7:30
Le 8:27
de zijde der zonen van Isra _ el, en
ging om met hem te spreken, danr
Nu 8:21 zij moeten bestemd zijn voor het
NUMERI 8:12–9:5 Levieten gereinigd, beginnen dienst. Pascha 194
HFDST. 8
¨
uitoefenen van de dienst van Je- zonen van Isra_ el met hen. 21 De
hovah.a a Nu 1:50 levieten reinigden zich dus van
Nu 3:6
12 Vervolgens zullen de levie- zonde a en ¨ wasten hun klederen,
ten hun handen op de kop van de b Ex 29:10 waarna Aaron_ hen voor het aan-
stieren leggen.b Draag daarna de c Le 1:4 gezicht van Jehovah als een be-
ene als zondeoffer en de andere weegoffer heen en weer liet bewe-
d Nu 3:45 ¨
als brandoffer aan Jehovah op, Nu 16:9 gen.b Toen deed Aaron _ verzoening
om verzoening te doenc voor de e Nu 4:3
voor hen om hen te reinigen.c
levieten. ´ ´ 13 En gij moet de le- Nu 8:11 22 Pas daarna gingen de levieten
¨
vieten voor Aaron _ en zijn zonen f Ex 29:24
naar binnen¨ om voor het aange-
stellen en hen als een beweeg- zicht van Aaron _ en zijn zonen hun
g Nu 3:45
offer voor Jehovah heen en weer dienst in de tent der samenkomst
laten bewegen. 14 En gij moet h Nu 3:12 uit te oefenen. d Juist zoals Jeho-

de levieten uit het midden der vah Mozes


_ ten aanzien van de le-
¨ i Ex 13:2
zonen van Isra _ el afzonderen, en Ex 13:12 vieten geboden had, zo deden zij
Nu 3:13
de levieten moeten van mij wor- Lu 2:23 met hen.
den.d 15 En daarna zullen de 23 Nu sprak Jehovah tot Mo- _
j Ex 12:29
levieten naar binnen gaan om Ps 78:51 zes en zei: 24 „Dit is van toe-
dienst te doen bij de tent der Ps 105:36
Ps 135:8 passing op de levieten: Van vijf-
samenkomst.e Gij moet hen dus Heb 11:28 entwintig jaar oud en daarboven
reinigen en als een beweegoffer k Ex 13:15 zal hij komen om zich in de groep
heen en weer laten bewegen.f Le 27:26
in dienst van de tent der samen-
16 Want zij zijn gegevenen, mij l Nu 3:12 komst te begeven. 25 Maar na
gegeven uit het midden der zo- de leeftijd van vijftig jaar zal hij
¨ m Nu 3:9
nen van Isra _ el.g In de plaats van Nu 18:6 zich uit de dienstgroep terug-
degenen die alle moederschoten trekken en niet meer dienen.
n 1Kr 23:32
openen, alle eerstgeborenen van Ez 44:11 26 En hij moet zijn broeders die-
¨
de zonen van Isra _ el,h moet ik hen nen in de tent der samenkomst
o Nu 1:53
voor mijzelf nemen. 17 Want Nu 18:5 door de plicht waar te nemen,
van mij is iedere eerstgeborene 1Sa 6:19
maar hij mag geen dienst ver-
¨ 2Kr 26:16
onder de zonen van Isra _ el, onder richten. Aldus zult gij met de le-

de mensen en onder de dieren.i vieten ten aanzien van hun plich-
2e kolom
Op de dag dat ik iedere eerst- ten doen.”e
a Nu 8:7
geborene in het land Eg ypte _
Voorts sprak Jehovah tot Mo- _¨
sloeg,j heb ik hen mij geheiligd.k
18 En ik zal de levieten nemen in
b Nu 8:11

c Nu 8:12
9 zes in de wildernis van S _inaı,
in het tweede jaar van hun uit-
de plaats van alle eerstgebore-
¨ d Nu 8:15 tocht uit het land Egypte, in de
nen onder de zonen van Isra _ el.l 2Kr 31:2
_
19 En ik zal de levieten als ge- eerste maand,f en zei: 2 „De zo-
¨ ¨
gevenen aan Aaron _ en zijn zonen e Nu 1:53
Nu 3:32
nen van Isra_ el nu dienen het pa-
geven, uit het midden der zonen Nu 18:4 schaoffer g te bereiden op de daar-
¨ m 1Kr 23:32
voor bestemde tijd.h 3 Op de
van Isra
_ el, om de dienst van de Ez 44:11
¨ veertiende dag in deze maand, tus-
zonen van Isra _ el in de tent der
samenkomst uit te oefenenn en HFDST. 9
sen de twee avonden,i dient GIJ
verzoening te doen voor de zonen het te bereiden op de daarvoor be-
¨ f Ex 40:2
van Isra
_ el, opdat er geen plaag Nu 1:1 stemde tijd. Overeenkomstig alle
¨
onder de zonen van Isra _ el komt,o inzettingen die daarop betrekking
¨ g Ex 12:27
omdat de zonen van Isra _ el tot de hebben en heel de voorgeschreven
heilige plaats naderen.” h Ex 12:6 gang van zaken daarbij dient GIJ
¨ Le 23:5
het te bereiden.”j
20 Toen deden Mozes _ en Aaron _ Nu 28:16
De 16:1
en de gehele vergadering der zo- Joz 5:10 4 Mozes
_ sprak dus tot de zo-
¨ Mr 14:12 ¨
nen van Isra
_ el aldus met de levie- 1Kor 5:7
nen van Isra
_ el dat zij het pascha-
ten. Overeenkomstig alles wat offer moesten bereiden. 5 Toen
i Ex 12:6
Jehovah Mozes _ geboden had aan- bereidden zij het paschaoffer in
gaande de levieten, zo deden de j Ex 12:8 de eerste maand, op de veertien-
195 Verlate paschaviering. Wolk boven tent NUMERI 9:6-23
de dag van de maand, tussen de HFDST. 9 overeenkomstig de voorgeschre-
twee avonden, in de wildernis van a De 30:8 ven gang van zaken daarbij dient
¨ Pr 12:13 ´
S _inaı. Overeenkomstig alles wat hij het te doen.a Een inzetting
b Le 21:11
Jehovah Mozes _ geboden had, zo dient er voor ulieden te bestaan,
¨ Nu 5:2
deden de zonen van Isra_ el.a Nu 6:6 zowel voor de inwonende vreem-
Nu 19:14
6 Nu waren er mannen die door Nu 19:16 deling als voor de in het land ge-
een menselijke ziel onrein waren c Ex 18:15 borene.’ ”b
geworden,b zodat zij het pascha- Nu 15:33
Nu 27:2
15 Op de dag nu dat de taber-
offer op die dag niet konden be- nakel werd opgericht,c bedekte de
d Le 7:21
reiden. Daarom verschenen ¨zij op De 16:2 wolk de tabernakel van de tent
die dag voor Mozes en Aaron. c
_ _ e Ex 25:22
der Getuigenis,d maar ’s avonds
7 Toen zeiden die mannen tot Le 16:2 bleef dat wat eruitzag als vuur,e
Ps 99:6
hem: „Wij zijn onrein door een boven de tabernakel tot aan de
menselijke ziel. Waarom dienen f Nu 5:2
morgen. 16 Zo bleef het voort-
wij ervan weerhouden te worden g 2Kr 30:2 durend: De wolk bedekte hem
2Kr 30:15
de offergave voor Jehovah op de steeds overdag, en het vuurver-
daarvoor bestemde tijd te mid- h Ex 12:8
schijnsel ’s nachts.f 17 En tel-
¨
den van de zonen van Isra _ el aan i Ex 12:10 kens wanneer de wolk zich van
te bieden?”d 8 Hierop zei Mozes _ j Ex 12:46 boven de tent verhief, braken
Ps 34:20 ¨
tot hen: „Blijft hier staan, en laat Jo 19:36 de zonen van Isra_ el onmiddellijk
mij horen wat Jehovah met be- daarna op,g en op de plaats waar
k Ex 12:43
trekking tot U moge gebieden.”e de wolk bleef vertoeven, daar
l Ex 12:15 ¨
9 Toen sprak Jehovah tot Mo- _ plachten de zonen van Isra_ el zich
zes en zei: 10 „Spreek tot de zo- m Jak 4:17 te legeren.h 18 Op bevel van Je-
¨ ¨
nen van Isra_ el en zeg: ’Al zou n Ex 12:19 hovah braken de zonen van Isra _ el
Ex 12:48
enige man van U of van UW geslach- altijd op, en op bevel van Jehovah

ten door een ziel onrein blijken te legerden zij zich.i Al de dagen dat
2e kolom
zijnf of weg op een verre reis, ook de wolk steeds boven de taberna-
hij moet het paschaoffer voor Je- a Ex 12:8 kel vertoefde, bleven zij gelegerd.
hovah bereiden. 11 In de twee- b Ex 12:49 19 En wanneer de wolk vele da-
Le 24:22
de maand,g op de veertiende dag, De 29:11 gen boven de tabernakel bleef
tussen de twee avonden, dienen De 31:12 staan, dan namen de zonen van
Ro 2:11 ¨
zij het te bereiden. Met ongezuur- Isra
_ el hun plicht jegens Jehovah
c Ex 40:2
de broden en bittere kruiden die- Ex 40:17 in acht dat zij niet zouden opbre-
nen zij het te eten.h 12 Zij mo- d Ex 14:24
ken.j 20 En soms bleef de wolk
gen er niets van overlaten tot de Ex 40:34 maar enkele dagen boven de ta-
Ne 9:12
morgen,i en zij dienen geen been bernakel. Op bevelk van Jehovah
eraan te breken.j Overeenkomstig e Ex 13:21
Ex 40:38
bleven zij gelegerd, en op bevel
de gehele inzetting van het Pa- Nu 14:14 van Jehovah braken zij altijd op.
scha dienen zij het te bereiden.k f Ex 13:22 21 En soms bleef de wolkl slechts
13 Maar wanneer de man rein was De 1:33 van de avond tot de morgen; en
Ne 9:19
of zich niet net op reis bevond en de wolk verhief zich in de morgen,
g Ex 40:36
hij verzuimd heeft het paschaof- Nu 10:11 en zij braken op. Of het nu over-
fer te bereiden, dan moet die ziel Nu 10:34 dag of ’s nachts was dat de wolk
van zijn volk worden afgesneden,l h Ex 33:14 zich verhief, dan braken zij op.m
Ex 40:37
omdat hij de offergave van Jeho- 22 Of de wolk nu twee dagen of
vah niet op de daarvoor bestem- i Ex 17:1
Nu 10:13
een maand of meer dagen boven
de tijd heeft aangeboden. Die man de tabernakel bleef staan door er-
j Ex 40:37
zal de verantwoordelijkheid voor Nu 1:52 boven te vertoeven, de zonen van
¨
zijn zonde dragen.m k Ps 48:14
Isra
_ el bleven gelegerd en braken
14 En ingeval een inwonende l Ps 78:14
dan niet op, maar wanneer ze zich
vreemdeling bij U vertoeft, moet verhief, braken zij telkens op.n
m Ex 40:36
ook hij het paschaoffer voor Je- Nu 9:17 23 Op bevel van Jehovah legerden
hovah bereiden.n Overeenkomstig n De 1:7
zij zich altijd, en op bevel van Je-
de inzetting van het Pascha en De 2:3 hovah plachten zij op te breken.
NUMERI 10:1-22 Trompetsignalen. Opbreken. Juda voorop 196
Zij namen hun plicht jegens Jeho- HFDST. 9 offers a en UW gemeenschapsof-
vah in achta volgens hetgeen Je- a Ex 24:3 fers; b en hun gebruik moet U ter
Nu 9:19
hovah door bemiddeling van Mo-_ De 11:1 gedachtenis dienen voor het aan-
Joz 22:3
zes bevolen had.b b Ex 39:42
gezicht van UW God. Ik ben Jeho-
vah, UW God.”c
Voorts sprak Jehovah tot
10 Mozes
_ en zei: 2 „Maak u
c
twee zilveren trompetten. Van

HFDST. 10
11 Nu geschiedde het dat in het
tweede jaar, in de tweede maand,
c Le 23:24
gedreven werk zult gij ze maken, Le 25:9 op de twintigste dag in de maand,d
en ze moeten u ten dienste staan
d Ps 81:3
¨ de wolk zich van boven de ta-
Joe 1:14
om de vergadering samen te roe- e Nu 1:18 bernakel der Getuigenis verhief.e
pend en om de kampen te doen op-
De 29:10
Jer 4:5
12 ¨ Toen braken de zonen van Is- _
f Ex 18:21 rael naar de wijze van hun optrek- ¨
breken. 3 En men moet op beide Nu 1:16
kenf uit de wildernis van S _inaı op,
blazen, en de gehele vergadering Nu 7:2
De 1:15 en vervolgens bleef de wolk in de
moet haar afspraak met u nako- De 5:23 g vertoeven.
De 31:9 wildernis van Paran _
men aan de ingang van de tent der g Nu 2:3 13 Zij nu braken voor de eerste
samenkomst.e 4 En blaast men h Nu 2:10
´ ´ i Nu 10:3 maal op volgens hetgeen Jehovah
er op slechts een, dan moeten de ¨
Joe 2:15 door bemiddeling van Mozes _ be-
oversten als hoofden van de dui- j Nu 31:6
¨ 1Kr 15:24 volen had.h
zenden van Isra
_ el hun afspraak 1Kr 16:6
met u nakomen.f 2Kr 29:26 14 De [drie-stammen]afdeling
Ne 12:35 van het kamp van de zonen van
5 En gijlieden moet een ge- Ne 12:41
Juda brak derhalve het eerst op
k Re 2:18 _
schetter blazen, en de kampen naar hun legers,i en Nahesson, j de
Re 6:9 _
van hen die aan de oostzijde ge- l Re 3:27
zoon van Amminadab, stond over
Re 7:20 _
legerd zijn,g moeten opbreken. 2Kr 13:12
dit leger. 15 En over het leger
1Kor 14:8
6 En GIJ moet voor de tweede m Ps 106:4 van de stam der zonen van Issa- _
maal een geschetter blazen, en n 1Kr 15:28 ¨
2Kr 5:12
schar stond Nethane _ el,k de zoon
de kampen van hen die aan de 2Kr 7:6 van Zuar. _ 16 En over het leger
zuidzijde gelegerd zijn,h moeten Ezr 3:10
van de stam der zonen van Zebu- _
o Le 23:24
opbreken. Men dient een ge- Nu 29:1 lon stond El _iab, de zoon van He- _
schetter te blazen telkens wan- p Ps 81:3
lon.l
neer een van ze opbreekt.
17 En de tabernakel werd afge-
7 Wanneer nu de gemeente 2e kolom
broken,m en de zonen van Gerson _ n
wordt bijeengeroepen, dient GIJ a Nu 28:11
en de zonen van Merari _ o braken
b Le 3:1
te blazen,i maar moogt gij geen Nu 29:39 op, als dragers van de tabernakel.
geschetter
¨ laten horen. 8 En c Ex 6:7
18 En de [drie-stammen]afde-
Le 11:45
Aarons
_ zonen, de priesters, die- d Nu 1:1 ling van het kamp van Ruben _ p
nen op de trompetten te blazen,j e Nu 9:17
brak op naar hun legers, en El _i-
Ps 78:14
en het gebruik daarvan moet ¨
f Ex 40:36
Nu 2:9
zur,q de zoon van Sede_ ur, stond
ulieden dienen als een inzetting Nu 2:16 over dit leger. 19 En over het
tot onbepaalde tijd in UW geslach- Nu 2:17
leger van de stam der ¨ zonen van
Nu 2:24
ten. Nu 2:31 S _imeonr stond Selumi _ el,s de zoon
9 En ingeval GIJ U in UW land g Ge 21:21
Nu 12:16 van Zur _isaddai. 20 En over het
ten strijde begeeft tegen de ver- Nu 13:26 leger van de stam der zonen van
De 1:2
drukker die U in het nauw brengt,k h Nu 2:34 Gad stond Eljasaf,
_ t de zoon van

dan moet GIJ op de trompetten een ¨


Nu 9:23
i Nu 2:3
Dehu _ el.
oorlogssignaal doen weerklinken,l j Nu 1:7 21 En de Kehathieten braken
en GIJ zult stellig voor het aange- k Nu 1:8
op, als dragers van het heiligdom,u
Nu 2:5
zicht van Jehovah, UW God, in ge- l Nu 2:7 daar men tegen de tijd van hun
dachtenis worden gebracht en van m Nu 1:51
komst de tabernakel alweer opge-
n Nu 3:25
UW vijanden worden gered.m o Nu 3:36 richt zou hebben.
p Nu 2:10
10 En op UW vreugdedag n en op q Nu 1:5 22 En de [drie-stammen]afde-
UW feesttijdeno en aan het begin r Nu 2:12 ling van het kamp van de zonen
van UW maandenp moet GIJ op de s Nu 1:6
t Nu 1:14
trompetten blazen over UW brand- Nu 2:14 u Nu 3:31; Nu 4:4; Nu 4:15; Nu 7:9.
197 Hobab. Vuur van God. Volk weent, wil vlees NUMERI 10:23–11:9
¨ HFDST. 10
van Efra _ ıma brak op naar hun le- ven hen bij hun wegtrekken uit
b de zoon van
gers, en Elisama, _ a Nu 2:24 de legerplaats.
b Nu 1:10
Amm _ihud, stond over dit leger. Nu 2:18 35 Nu geschiedde het dat tel-
23 En over het leger van de stam c Nu 2:20
d Nu 1:10
kens wanneer de Ark optrok, Mo- _
c
der zonen van Manasse _ stond e Nu 2:22 zes zei: „Sta toch op, o Jehovah,
¨
Gamali _ el,d de zoon van Pedazur. _ f Nu 1:11
g Nu 2:25
en laten uw vijanden verstrooid
24 En over het leger van de stam Nu 2:31 worden; a en laten zij die u intens
e stond h Joz 6:9
der zonen van Benjamin _ i Nu 1:12 haten, voor uw aangezicht weg-
Ab _idan,f de zoon van Gideoni. _ j Nu 2:27 vluchten.”b 36 En als ze bleef
k Nu 1:13
25 En de [drie-stammen]afde- l Nu 2:29 rusten, zei hij: „Keer toch weder,
ling van het kamp van de zonen m Nu 1:15 o Jehovah, tot de myriaden der
n Nu 2:34 ¨
van Dang brak op, de achterhoe- o Ex 2:18 duizenden van Isra
_ el.”c
de h vormend voor alle kampen Ex 3:1
Nu werd het volk als men-
naar hun legers, en Ahi ezer,
de zoon van Ammisaddai, _
_
¨
stond
i
Ex 18:1
Ex 18:27
p Ge 12:7
Ge 13:15
11 sen die ten aanhoren van
Jehovah over iets kwaads te kla-
over dit leger. 26 En over het Ge 15:18
gen hebben.d Toen het Jehovah ter
Han 7:5
leger van de stam der zonen van q Re 1:16 ore kwam, ontstak hij in toorn,
j
¨
Aser
_ stond Pagi _ el,k de zoon van Re 4:11
1Sa 15:6 waarop er een vuur van Jehovah
Ochran.
_ 27 En over het leger r Ge 32:12
tegen hen ontbrandde en in het ui-
Ex 3:8
van de stam der zonen van Naf- _ Ex 6:7 terste gedeelte van de legerplaats
talil stond Ah _ira,m de zoon van Nu 23:19
enigen verteerde.e 2 Toen het
s Ex 3:1
Enan.
_ 28 Dit was de wijze van volk luid tot Mozes
_ ging roepen,
¨ t Re 1:16
opbreken van de zonen van Isra _ el Re 4:11
zond hij smeekbeden tot Jehovah
u Ex 3:1
naar hun legers, wanneer zij op- Ex 19:3 op,f en het vuur doofde uit. 3 En
Ex 24:16
braken.n De 5:2 men gaf die plaats voorts de naam
29 Toen zei Mozes _ ¨ tot Hobab, _ 1Kon 19:8 ¨ g omdat er een vuur van
Mal 4:4 Tabeera,
_
de zoon van Rehu _ el,o de Midia- v Ex 25:10 Jehovah tegen hen was ontbrand.
Ex 25:17
niet, de schoonvader van Mozes: _ w De 1:33 4 En de gemengde schare h die
„Wij vertrekken naar de plaats Joz 3:3
zich in hun midden bevond, gaf
Joz 3:4
waarvan Jehovah heeft gezegd: x Ex 13:21 uiting aan een zelfzuchtig verlan-
’Ik zal U die geven.’p Ga toch met Ne 9:12 ¨
Ps 78:14 gen,i en ook de zonen van Isra _ el
ons mee, en wij zullen u stellig Ps 105:39 gingen weer wenen en zeiden:
goed doen,q want Jehovah heeft „Wie zal ons vlees te eten geven? j
het¨ goede gesproken over Is- _ 2e kolom 5 Wij herinneren ons nog goed
rael.”r 30 Maar hij zei tot hem: de vis die wij in Egypte altijd voor
a Ps 17:13 _
„Ik zal niet meegaan, maar ik zal Ps 132:8
niets aten,k de komkommers en
b Ps 68:1
naar mijn eigen lands en naar mijn c De 1:10 de watermeloenen en de prei en
bloedverwanten gaan.” 31 Hier- de uien en het knoflook! 6 Maar
op zei hij: „Verlaat ons alstublieft HFDST. 11 nu is onze ziel uitgedroogd. Onze
niet, want omdat gij zo goed weet ogen zien niets anders dan het
d De 9:22
waar wij ons in de wildernis kun- e Ps 78:21 manna.”l
nen legeren, moet gij ons tot ogen Ps 106:18
f Ex 32:11 7 Terloops zij opgemerkt dat
dienen. 32 En het moet geschie- De 9:19 het mannam op korianderzaadn
Ps 106:23
den dat ingeval gij met ons mee- Jak 5:16 leek, en het zag eruit als bdellium-
gaat,t ja, het moet geschieden dat g De 9:22
hars.o 8 Het volk verspreidde
h Ex 12:38
met het goede waarmee Jehovah Le 24:10 zich en raapte het bijeenp en maal-
ons goed zal doen, wij, op onze i 1Kor 10:10
de het in handmolens of stampte
j Ps 78:18
beurt, goed zullen doen jegens u.” Ps 78:22 het fijn in een vijzel, en zij kook-
Ps 106:14
33 Zo trokken zij weg van de k Ex 16:3 ten het in kookpottenq of maak-
berg van Jehovah,u drie dagrei- l Ex 16:35 ten er ronde koeken van, en de
Nu 21:5
zen ver, en de ark van Jehovah’s m Ex 16:14 smaak ervan bleek te zijn als de
verbondv trok drie dagreizen ver Ne 9:20
smaak van een zoete oliekoek.r
Jo 6:31
voor hen uit om een rustplaats Jo 6:33 9 En wanneer ’s nachts de dauw
Jo 6:51
voor hen uit te zoeken.w 34 En n Ex 16:31
Jehovah’s wolkx was overdag bo- o Ge 2:12 p Ex 16:16; q Ex 16:23; r Ex 16:31.
NUMERI 11:10-26 Geest op 70 oudsten 198
op het kamp neerdaalde, daalde HFDST. 11 zal ons vlees te eten geven, want
ook het manna erop neer.a a Ps 78:24 in Egypte
_ hadden wij het goed?”a
10 Mozes
_ nu hoorde het volk in b Nu 11:1 En Jehovah zal U stellig vlees ge-
De 32:22
hun families wenen, iedere man Ps 78:21 ven, en GIJ zult inderdaad eten.b
´ ´
bij de ingang van zijn tent. Toen c Sp 29:27 19 GIJ zult niet een dag eten,
ontbrandde Jehovah’s toorn he- d Ex 17:4 noch twee dagen, noch vijf dagen,
vig,b en in de ogen van Mozes
_ was De 1:12 noch tien dagen, noch twintig da-
het slecht.c 11 Voorts zei Mo- _ e Jes 40:11 gen, 20 maar tot het aantal da-
zes tot Jehovah: „Waarom hebt f 1Th 2:7 gen van een maand toe, totdat het
gij uw knecht kwaad berokkend, g Ge 13:15 UW neusgaten uitkomt en het U tot
Ge 26:3
en waarom heb ik geen gunst Ge 50:24 een gruwel is geworden,c eenvou-
Ex 13:5
in uw ogen gevonden, dat gij de dig omdat GIJ Jehovah hebt ver-
h Ex 18:18
vracht van heel dit volk op mij De 1:9
worpen, die in UW midden is, en GIJ
´ voor zijn aangezicht zijt gaan we-
legt? d 12 Ben ık van heel dit i 1Kon 19:4
´ nen en hebt gezegd: „Waarom zijn
volk zwanger geworden? Heb ık Job 6:9

hen gebaard, zodat gij tot mij j Ex 24:1 wij eigenlijk uit Egypte _ getrok-


Ex 24:9
dient te zeggen: ’Draag hen aan ken?” ’ ”d
k De 16:18
uw boezem,e net zoals de verzor- 21 Toen zei Mozes:
_ „Het volk
l Ge 17:22
ger de zuigeling draagt’,f naar de Ex 19:11 in welks midden ik ben, is zes-
bodem die gij hun voorvaders on- Ex 25:22
Ex 34:5
honderdduizend mane te voet, en
der ede beloofd hebt? g 13 Waar Nu 12:5 toch hebt gij, ja gij, gezegd: ’Vlees
haal ik vlees vandaan om aan m Nu 11:25 zal ik hun geven, en zij zullen
Nu 12:8
heel dat volk te geven? Want zij stellig zoveel dagen eten als een
n Nu 27:18
blijven tegen mij wenen en zeg- 1Sa 10:6
maand lang is’! 22 Zullen er zo-
gen: ’Geef ons toch vlees, en laat 2Kon 2:15 veel schapen en runderen voor
Ne 9:20
ons eten!’ 14 Ik, althans ik al- Han 2:17 hen worden geslacht dat het voor
leen, kan heel dat volk niet dra- o Ex 18:22 hen toereikend is? f Of zullen alle
gen, want zij zijn mij te zwaar.h p Ex 19:10 vissen van de zee voor hen ge-
15 Indien gij dus zo met mij doet, q Ex 16:7 vangen worden, dat het voor hen
dood mij dan alstublieft geheel
toereikend is?”
en al,i indien ik gunst gevonden 2e kolom
23 Hierop zei Jehovah tot Mo- _
heb in uw ogen, en laat mij mijn a Nu 11:4
zes: „Is de hand van Jehovah soms
rampspoed niet aanzien.” Nu 11:5 verkort? g Nu zult gij zien of het-
16 Hierop zei Jehovah tot Mo- _ b Ex 16:8 geen ik zeg, u al dan niet over-
zes: „Vergader mij zeventig man- c Ps 78:29 komt.”h
Ps 106:15
nen uit de oudere mannen van Is- _ 24 Daarna ging Mozes _ naar
¨ d Nu 21:5
rael,j van wie gij inderdaad weet buiten en sprak de woorden van
e Ge 12:2
dat zij oudere mannen en beamb- Ex 12:37 Jehovah tot het volk. Vervolgens
ten van het volk zijn,k en gij moet Ex 38:26 vergaderde hij zeventig mannen
Nu 1:46
hen naar de tent der samenkomst uit de oudere mannen van het
f Mt 15:33
brengen, en zij moeten zich daar volk en liet hen rondom de tent
g Ge 18:14
met u opstellen. 17 En ik zal Jes 50:2 staan.i 25 Toen daalde Jehovah
moeten afdalenl en daar met u Jes 59:1
Mr 10:27
neer in een wolkj en sprak tot
moeten spreken; m en ik zal wat Lu 1:37 hemk en nam wat van de geestl
van de geestn die op u is, moeten h Jes 55:11 die op hem was weg en legde die
Jer 44:28
wegnemen en die op hen moeten Tit 1:2
op elk van de zeventig oudere
leggen, en zij zullen u bij het dra- Heb 6:18 mannen. Nu geschiedde het dat
gen van de vracht van het volk i Nu 11:16 zodra de geest op hen kwam te
moeten helpen, opdat gij die niet j Ex 33:9 rusten, zij als profeten gingen op-
´ ´ Nu 12:5
alleen hoeft te dragen.o 18 En De 31:15 treden; maar zij deden het niet
tot het volk dient gij te zeggen: k Ps 99:7 weer.m
’Heiligt U voor morgen,p daar GIJ l Nu 11:17 26 Nu waren er twee van de
stellig vlees zult eten, omdat GIJ 2Kon 2:9
2Kon 2:15
mannen in de legerplaats achter-
ten aanhoren van Jehovah hebt m 1Sa 10:6
gebleven. De naam van de een was
geweendq en hebt gezegd: „Wie 1Sa 19:20 Eldad,
_ en de naam van de ander
¨
199 Kwartels. Mirjam en Aaron tegen Mozes NUMERI 11:27–12:12
HFDST. 11
¨
was Medad. _ En de geest kwam op M _irjam en Aaron _ nu gin-
hen te rusten, daar zij tot de op-
geschrevenen behoorden, maar
a Ex 17:9
Ex 24:13
Ex 33:11
12 ´
gen tegen Mozes
wegens de Kuschitische vrouw
_ spreken
Nu 27:18
zij waren niet uitgegaan naar de De 31:3
die hij had genomen, want hij
tent. Zij gingen derhalve als pro- b Mr 9:38
had een Kuschitische vrouw ge-
feten optreden in de legerplaats. ¨
c Joe 2:28
nomen.a 2 En zij bleven zeggen:
27 Toen snelde een jonge man Han 26:29 „Heeft Jehovah soms alleen door
heen en bracht Mozes _ bericht en d Ps 78:26 Mozes _ gesproken? Heeft hij ook
Ps 135:7
zei: „Eldad
_ en Medad
_ treden als niet door ons gesproken?”b En Je-
e Ex 16:13
profeten op in de legerplaats!” Ps 78:27 hovah luisterde.c 3 En de man
28 Waarop Jozua, _ de zoon van Ps 105:40 Mozes _ was verreweg de zacht-
Nun, de dienaar a van Mozes _ van f Ex 16:36 moedigste d van alle mensen die
Ez 45:11
zijn jongelingsjaren af, antwoord- op de oppervlakte van de aard-
g Ps 78:30
de en zei: „Mijn heer Mozes, _ belet Ps 106:15 bodem waren.
het hun!”b 29 Maar Mozes _ zei h Ps 78:31 4 Toen zei Jehovah plotseling
tot hem: „Zijt gij soms jaloers om ¨
i 1Kor 10:10 tot Mozes _ en Aaron
_ ¨ en M _irjam:
mij? Neen, ik wenste wel dat allen j Nu 33:16 „Gaat met UW drieen uit naar de
van Jehovah’s volk profeten wa- De 9:22
tent der samenkomst.” Zij gingen
ren, want Jehovah zou zijn geest k 1Kor 10:6 ¨
dus met hun drieen naar buiten.
op hen leggen!”c 30 Later trok l Nu 33:17
De 1:1 5 Daarna daalde Jehovah in de
Mozes_ zich in de legerplaats te-

wolkkolom neer e en ging bij de
rug, hij en de oudere mannen van
¨ ingang van de tent staan en riep
Isra
_ el. 2e kolom ¨

Aaron
_ en M _irjam. Hierop tra-
31 Toen stak er een windd op, den beiden naar voren. 6 Ver-
door Jehovah gezonden, en voer- HFDST. 12
volgens zei hij: „Hoort alstublieft
de kwartels aan van de zee e en a Ex 2:16
Ex 2:21 mijn woorden. Indien iemand on-
liet ze boven de legerplaats vallen,
b Ex 4:15 der U een profeet voor Jehovah
ongeveer een dagreis ver naar de Ex 4:30
werd, zou ik mij in een visioenf
ene kant en ongeveer een dagreis Ex 15:20
Ex 28:30 aan hem bekendmaken. In een
ver naar de andere kant, rondom Mi 6:4
droomg zou ik tot hem spreken.
de legerplaats, en ongeveer twee c Nu 11:1
el boven de oppervlakte van de 2Kon 19:4 7 Niet zo met mijn knecht Mo- _
aarde. 32 Vervolgens stond het d Ps 147:6 zes! h Aan hem is mijn gehele huis
volk op en bleef heel die dag en
Ps 149:4
Mt 11:29
toevertrouwd.i 8 Van mond tot
heel de nacht en de gehele vol- Mt 21:5 mond spreek ik tot hem,j hem al-
1Pe 3:4
gende dag de kwartels verzame- dus [dingen] tonend, en niet door
e Ex 34:5
len. Die het minst bijeenbracht, Nu 11:25 raadsels; k en de gedaante van Je-
verzamelde tien homer,f en zij ble-
Ps 99:7 hovah aanschouwt hij.l Waarom
´
ven ze ten behoeve van zichzelf
f Ge 15:1 hebt GIJ dan niet gevreesd te-
Ge 46:2 ´
wijd uitspreiden, rondom de le- Ex 24:11 gen mijn knecht, tegen Mozes _ te
Job 33:15
gerplaats. 33 Het vlees was nog spreken?”m
g Ge 31:10
tussen hun tanden,g voordat het Jer 23:28 9 En Jehovah’s toorn ontbrand-
gekauwd kon worden, toen Jeho- h Ps 105:26 de tegen hen, en hij ging heen.
vah’s toorn tegen het volk ont- i Heb 3:2 10 En de wolk week van boven
brandde,h waarop Jehovah een j Ex 33:11 de tent, en zie! M _irjam was met
zeer grote slachting onder het De 34:10 melaatsheid geslagen, wit als
¨
volk aanrichtte.i k Ps 49:4 sneeuw.n Toen draaide A aron _
1Kor 13:12
34 Die plaats kreeg toen de zich om naar M _irjam, en zie! zij
¨ l Ex 24:10
was met melaatsheid geslagen.o
naam K _ibroth-Hatta_ ava,j omdat m Ex 34:30 ¨
men daar het volk begroef dat van 2Pe 2:10 11 Onmiddellijk zei Aaron _ tot Mo- _
Ju 8
een sterke, zelfzuchtige begeerte zes: „Neem mij niet kwalijk, mijn
blijk had gegeven. k 35 Van K _i- n De 24:9 heer! Reken ons alstublieft de
¨
broth-Hatta_ ava vertrok het volk o 2Kr 26:19 zonde waarin wij dwaas gehan-
naar Hazeroth, _ en zij bleven te p 2Sa 24:10
Sp 30:32
deld hebben en die wij bedreven
Hazeroth. l hebben, niet aan! p 12 Laat haar
_ Mr 7:20
¨
NUMERI 12:13–13:26 Verspieders in Kanaan 200
alstublieft niet als een dode blij- HFDST. 12 land te verspieden. En Mozes _ bleef
ven,a wiens vlees al half verteerd a Le 13:45 Hosea, _ de zoon van Nun, Jehosua _
b Ex 32:11
is als hij uit de schoot van zijn Jak 5:16
noemen. a

moeder komt!” 13 En Mozes _ 17 Toen Mozes hen


ging luid tot Jehovah roepen en
c Job 30:10
Jes 50:6
_ ¨ nu uitzond
d Le 13:46
om het land Kana _ an te verspie-
zei: „O God, alstublieft! Genees Nu 5:2 den, zei hij tot hen: „Trekt [van]
haar alstublieft!”b e Le 13:4 hier op, de Negeb _ b
in, en GIJ moet
14 Toen zei Jehovah tot Mozes: _ f Le 14:9 optrekken naar het bergland. c
g De 24:9
„Als haar vader haar midden in h Nu 11:35
18 En GIJ moet zien hoe het land
c
haar gezicht zou spuwen, zou zij Nu 33:18 is d en het volk dat daarin woont,
dan niet zeven dagen te schande De 1:1
of het sterk is of zwak, gering
i Nu 10:12
zijn? Laat haar zeven dagen bui- Nu 13:26 of talrijk; 19 en hoe het land is
ten de legerplaats d in quarantai- waarin het woont, of het goed is
ne worden geplaatst,e en laat haar HFDST. 13
of slecht, en hoe de steden zijn
daarna weer worden opgenomen.”f waarin het woont, of het in kam-
j Nu 32:8
15 Bijgevolg werd M _irjam zeven De 1:22 pementen woont of in vestingen;
dagen buiten de legerplaats in k Ex 18:25 20 en hoe het land is, of het vet
De 1:15
quarantaine geplaatst,g en het l Nu 12:16
is of schraal,e of er bomen in zijn
volk brak niet op voordat M _irjam De 1:19 of niet. En GIJ moet U moedig to-
weer was opgenomen. 16 En m Nu 13:30 nenf en wat van de vrucht van het
Nu 14:30
daarna brak het volk op van Ha- _ Nu 14:38 land meebrengen.” De dagen nu
zerothh en legerde zich in de wil- Nu 34:19
1Kr 4:15
waren de dagen van de eerste rijpe
dernis van Paran. i
_ n Nu 11:28 vruchten van de druiven.g
Nu 13:16
Jehovah sprak nu tot Mozes _ 21 Zij trokken dan op en ver-
13 en zei: 2 „Zend
uit om het land Kana
¨ u mannen
_ an te verspie-
Nu 14:30
Nu 34:17
o Ge 48:5
spiedden het land vanaf de wilder-
nis van Zinh tot Rehob, _ i tot de toe-
¨ p Ge 48:19
gang van Hamath. _ j
22 Toen zij
den, dat ik aan de ´ ´ zonen van Isra _ el
j GIJ zult een man uitzenden optrokken, de Negeb _ in,k kwamen
geef.
l Nu wa-
voor elke stam van zijn vaderen, 2e kolom zij vervolgens tot Hebron. _
ieder een overste k onder hen.” a Ex 17:9 ren daar Ah _iman, Sesai _ en Tal- _
m
3 Mozes _ zond hen dus op bevel
b Ge 20:1 mai, die aan Enak _ geboren wa-
c De 1:7 n
van Jehovah heen uit de wilder- Re 1:9 ren. Terloops zij opgemerkt dat
Hebron o zeven jaar eerder was ge-
nis van Paran. _ l Al die mannen wa- d Ex 3:8 _
De 8:7 p
ren¨ hoofden van de zonen van Is- _ bouwd dan het Egyptische Zoan. _
e Ne 9:25
rael. 4 En dit zijn hun namen: Ne 9:35 23 Toen zij tot aan het stroomdal
Ez 20:6 Eskol waren gekomen, sneden´ zij q
Van de stam Ruben _ Sammua, _ de _ ´
f De 31:6
zoon van Zakkur; _ 5 van de stam Joz 1:6 voorts vandaar een rank met een
S _imeon Safat, _ de zoon van Hori; _ g Nu 13:23 tros druiven af.r Vervolgens droe-
6 van de stam Juda _ Kaleb,
_ m de h Nu 34:3 gen zij hem aan een draagstok op
Joz 15:1
zoon van Jefunne; _ 7 van de stam i 2Sa 10:6
twee van de mannen, en ook nog
Issaschar
_ J _igal, de zoon van Jozef; _ 2Sa 10:8 wat van de granaatappels s en wat
¨ j Nu 34:8 van de vijgen. 24 Men noemde
8 van de stam Efra _ ım Hosea, _ n de Joz 13:5
die plaats het stroomdal Eskol, t
zoon van Nun; 9 van de stam Am 6:2 _
Benjamin
_ Palti,
_ de zoon van Rafu; _ k Nu 13:17 wegens de druiventros
¨ die de zo-
l Ge 13:18
10 van de stam Zebulon _ Gaddi- _ nen van Isra _ el vandaar hadden af-
m Re 1:10
el, de zoon van Sodi; _ 11 van de n De 9:2
gesneden.
stam Jozef, _ o voor de stam Ma- Joz 11:21 25 Ten slotte keerden zij na
Joz 15:13
nasse,
_ p Gaddi, de zoon van Susi;
_ verloop van veertig dagenu terug
¨ _ o Joz 21:11
12 van de stam Dan Ammi _ el, de p Ps 78:12 van het verspieden van het land.
zoon van Gemalli; _ 13 van de Jes 19:11 26 Zij gingen dus op¨ weg en kwa-
q Nu 32:9
stam Aser Sethur, de zoon van men bij Mozes _ en Aaron _ en de ge-
¨_ _ r De 1:25
M _ichael; 14 van de stam Naftali _ s De 8:8 hele ¨ vergadering der zonen van Is- _
Nahbi, _ de zoon van ¨ Wofsi; _ 15 van t De 1:24 rael in de wildernis van Paran, _ te
v Voorts brachten zij hun
de stam Gad Gu_ el, de zoon van Ma- _ u Nu 14:34 Kades._
chi. 16 Dit zijn de namen van de v De 1:19
Joz 14:6
en de gehele vergadering verslag
mannen die Mozes _ uitzond om het Ps 29:8 uit en lieten hun de vrucht van
201 Slecht bericht. Volk in opstand NUMERI 13:27–14:12
het land zien. 27 En zij bericht- HFDST. 13 wij maar in het land Egypte ge-
_
ten hem verder en zeiden: „Wij a Ex 3:8
Le 20:24
storven, of waren wij maar ge-
zijn het land binnengegaan waar- b De 1:25 storven in deze wildernis! 3 En
heen gij ons hebt uitgezonden, c De 1:28 waarom brengt Jehovah ons naar
d Nu 13:22
en het vloeit werkelijk van melk Nu 13:33 dit land om te vallen door het
en honing,a en dit is zijn vrucht.b e Ge 36:12
Ex 17:8
zwaard? a Onze vrouwen en onze
28 Niettemin zijn de feiten dat 1Sa 15:3 kleinen zullen tot plundering wor-
f Nu 13:17
het volk dat in het land woont, g Ge 10:16
den.b Is het niet beter dat wij te-
c
sterk is en de versterkte steden Ex 23:23 rugkeren naar Egypte?”
_ 4 Zij
De 7:1
zeer groot zijn; c en ook hebben Re 1:21
gingen zelfs zo ver dat zij tot el-
wij daar degenen gezien die aan 2Sa 5:8 kaar zeiden: „Laten wij een hoofd
h Joz 3:10
Enak
_ geboren zijn.d 29 De Ama- i Ge 10:19 aanstellen en naar Egypte _ terug-
lekietene wonen in het land van de De 20:17 keren!”d
j Nu 14:6 ¨
Negeb,_ f
en de Hethieten en de Je- k Joz 14:7 5 Toen vielen Mozes _ en Aaron_
busieteng en de Amorietenh wonen Ps 60:12 op hun aangezichte voor de gehe-
¨ l Nu 32:9
le gemeente van de¨ vergadering
in het bergland, en de Kanaanie- De 1:28
Joz 14:8
teni wonen langs de zee en langs m Nu 14:36
der zonen van Isra _ el. 6 En Jo- _
de oever van de Jorda_ an.” _ Nu 32:9 zua, de zoon van Nun,f en Ka- _
n Am 2:9 g
30 Toen trachtte Kaleb _ j het volk
o De 1:28
leb, de zoon van Jefunne, _ die tot
tot bedaren te brengen tegenover De 9:2 degenen behoorden die het land
p De 2:10
Mozes, _ en hij zei vervolgens: „La- hadden verspied, scheurden hun
kleren,h 7 waarop zij het vol-
ten wij direct optrekken, en wij
zullen het stellig in bezit nemen,
HFDST. 14 gende tot de gehele vergadering
¨
want wij kunnen het zeker over-
q De 1:32 der zonen van Isra
_ el zeiden: „Het
r De 1:27
meesteren.”k 31 Maar de man- Ps 106:25 land dat wij zijn doorgetrokken
nen die met hem opgetrokken wa-
om het te verspieden, is een zeer,
ren, zeiden: „Wij zijn niet in staat 2e kolom
zeer goed land.i 8 Indien Jeho-
tegen dat volk op te trekken, want a Nu 14:29
vah behagen in ons heeft gevon-
het is sterker dan wij.”l 32 En Ps 78:40 den,j dan zal hij ons stellig in
zij bleven tegenover de zonen van
b Nu 14:31
De 1:39
dit land brengen en het ons ge-
¨ c Nu 11:5 ven, een land dat vloeit van melk
Isra
_ el een slecht bericht uitbren- d De 1:34 en honing.k 9 Weest alleen niet
genm over het land dat zij had- Ne 9:17
Heb 10:38 weerspannig tegen Jehovah; l en
den verspied, door te zeggen: „Het e De 9:26
GIJ, vreest het volk van het land
land dat wij zijn doorgetrokken f Nu 13:8
Nu 13:16 niet,m want zij zijn brood voor
om het te verspieden, is een land g Nu 13:6
ons. Hun beschutting is van over
dat zijn bewoners verslindt; en al Nu 14:30
h Joz 7:6 hen geweken,n en Jehovah is met
het volk dat wij in het midden i Nu 13:27
ons.o Vreest hen niet.”p
ervan hebben gezien, bestaat uit De 1:25
De 8:7 10 De gehele vergadering sprak
mannen van buitengewone afme- De 11:14
j De 9:5 er echter over hen met stenen te
tingen.n 33 En wij hebben daar De 10:15
werpen.q En Jehovah’s heerlijk-
de Nefilim _ gezien, de zonen van k Ex 3:8
o die van de Nefilim afkom- l De 9:7 heid verscheen boven de tent der
Enak,
_ _ m De 7:18 samenkomst aan alle zonen van
stig zijn, zodat wij in onze eigen De 20:3 ¨
n Nu 24:8 Isra
_ el.r
ogen als sprinkhanen werden, en o Ge 48:21
dat werden wij ook in hun ogen.”p Ex 33:16 11 Ten slotte zei Jehovah tot
De 20:1 Mozes:
_ „Hoe lang s zal dit volk
Jes 41:10
Toen verhief de gehele ver-
14 gadering haar stem, en die
hele nacht door liet het volk on-
Ro 8:31
p Ps 27:14
q Ex 17:4
mij met minachting bejegenen,t
en hoe lang zullen zij geen ge-
loof in mij stellen, ondanks alle
r Ex 16:10
ophoudelijk zijn stem weerklin- Ex 24:17 tekenen die ik in hun midden heb
s Ex 16:28
ken en bleef het wenen.q 2 En verricht? u 12 Laat mij hen met
¨ t Nu 14:23
alle zonen van Isra
_ ¨ el gingen te- u De 9:23 pestilentie slaan en hen verdrij-
Ps 78:42
gen Mozes
_ en Aaron
_ murmure- Ps 106:24 ven, en laat mij u tot een natie
Jo 12:37
ren,r en de gehele vergadering Heb 3:19
maken, groter en machtiger dan
ging tegen hen zeggen: „Waren v Ex 32:10 zij.”v
NUMERI 14:13-34 Mozes’ pleidooi 202
13 Maar Mozes _ zei tot Jeho- HFDST. 14 ede beloofd heb, ja, allen die mij
vah: „Dan zullen de Egyptena- a Ex 32:12
Ez 20:9
met minachting bejegenen, zul-
ren stellig horen dat gij door uw b Ex 15:14 len het niet zien.a 24 Wat mijn
Joz 2:10 b betreft, omdat ge-
kracht dit volk uit hun midden Joz 5:1
knecht Kaleb_
hebt opgevoerd.a 14 En zij zul- c De 4:12 bleken is dat hij een andere geest
De 5:4
len het stellig aan de bewoners d Ex 13:21 bezit en hij mij volkomen is blij-
van dit land vertellen. Zij heb- Ne 9:12
Ps 78:14
ven navolgen,c zal ik hem stellig
ben gehoord dat gij, Jehovah, te Ps 105:39 in het land brengen waar hij heen
e Re 6:16
midden van dit volk zijt,b dat gij f De 9:28
geweest is, en zijn nageslacht zal
van aangezicht tot aangezicht De 32:27 het in bezit nemen.d 25 Wendt
Joz 7:9
zijt verschenen.c Gij zijt Jehovah, U morgen om, terwijl de Amalekie-
g Ps 62:11 ¨
en uw wolk staat boven hen, en Ps 147:5
h Ex 34:6
ten en de Kanaanietene in de laag-
gij gaat voor hen uit, overdag in Ro 9:22 vlakte wonen, en breekt op om de
i Ps 103:8
de wolkkolom en ’s nachts in de Jon 4:2
wildernis in te trekken langs de
vuurzuil.d 15 Zoudt gij nu dit Mi 7:18 weg van de Rode Zee.”f
´ ´ j Ex 34:7
volk als een man ter dood bren- 1Jo 1:9 26 En Jehovah sprak verder tot
¨ ¨
gen,e dan zouden de natien die van k Na 1:3
Ro 2:5
Mozes_ en Aaron,_ en zei: 27 „Hoe
uw faam hebben gehoord, stel- l Ex 34:7 lang zal deze boze vergadering
m Ex 34:9
lig het volgende zeggen: 16 ’Om- Ps 78:38 dit gemurmureer dat zij tegen
dat Jehovah niet in staat was dit n Jak 5:16 mij aanheffen, nog volhouden? g
o Ps 72:19
volk in het land te brengen dat hij Hab 2:14 Ik heb de murmureringen van de
¨
hun onder ede beloofd had, heeft p De 1:31 zonen van Isra_ el, waarmee zij te-
q Ne 9:17
hij hen toen maar in de wildernis r Ex 17:2 gen mij murmureren,h gehoord.
afgeslacht.’f 17 Nu dan, laat als- Ps 95:9
Ps 106:14
28 Zeg tot hen: ’„Zo waar ik leef,”
tublieft uw kracht groot worden,g Heb 3:16 is de uitspraak van Jehovah, „in-
s Ps 81:11
o Jehovah, juist zoals gij gespro- dien ik U niet juist zo zal doen
ken hebt, toen gij hebt gezegd:
als GIJ ten aanhoren van mij hebt
18 ’Jehovah, langzaam tot toornh 2e kolom
gesproken! i 29 In deze wilder-
en overvloedig in liefderijke goed- a Nu 26:64
Nu 32:11
nis zullen UW lijken vallen,j ja,
heid,i die dwaling en overtreding De 1:35 al UW ingeschrevenen van UW ge-
Ps 95:11
vergeeft,j maar hij zal geenszins Ps 106:26 hele aantal van twintig jaar oud
vrijstelling van straf geven,k daar Heb 3:18 en daarboven, GIJ die tegen mij
Heb 4:3
hij straf voor de dwaling van va- b Nu 13:30 hebt gemurmureerd.k 30 Wat U
ders brengt over zonen, over het Nu 26:65
c Joz 14:9
aangaat, GIJ zult het land niet
derde geslacht en over het vier- d Joz 14:14 binnengaan waaromtrent ik mijn
e Nu 13:29
de geslacht.’l 19 Vergeef alstu- f De 1:40
hand [in een eed] heb opgehevenl
blieft de dwaling van dit volk g Ex 16:28 om er bij U te verblijven, behalve
Nu 14:11
naar de grootheid van uw liefde- h 1Kor 10:10 Kaleb,
_ de zoon van Jefunne, _ en Jo-
_
rijke goedheid, en juist zoals gij i Nu 14:2 zua, de zoon van Nun.m
Nu 26:64
dit volk vergiffenis geschonken Nu 32:11 31 En UW kleinen, die volgens
De 1:35
hebt van Egypte_ af tot nu toe.”m j 1Kor 10:5 UW zeggen tot plundering zouden
20 Toen zei Jehovah: „Waar- Heb 3:17 wordenn — ook die zal ik er stel-
k Nu 1:45
lijk, ik vergeef naar uw woord.n Ju 5 lig in brengen, en zij zullen inder-
21 En daarentegen zal, zo waar ik l Ex 6:8
m Nu 26:65
daad het land leren kennen dat
leef, de gehele aarde met de heer- Nu 32:12 GIJ verworpen hebt.o 32 Maar
De 1:36 ´
lijkheid van Jehovah vervuld wor- De 1:38 UW lijken zullen in deze wildernis
den.o 22 Maar al de mannen die n Nu 14:3 vallen.p 33 En UW zonen zullen
De 1:39
mijn heerlijkheidp en mijn teke- o Ps 106:24 veertig jaar lang herders wor-
nenq die ik in Egypte
_ en in de wil- p Ps 106:26
1Kor 10:5
den in de wildernis,q en zij zullen
dernis heb verricht, hebben gezien Heb 3:17 de verantwoordelijkheid voor UW
Ju 5
en mij toch nu reeds tienmaal op q Nu 32:13 hoererijen moeten dragen,r tot-
de proef zijn blijven stellen,r en Joz 14:10 dat UW lijken in de wildernis hun
r Ez 16:26
niet naar mijn stem hebben ge- Jak 4:4 einde vinden.s 34 Volgens het
luisterd,s 23 zullen nimmer het s De 1:3
De 2:14
aantal dagen dat GIJ het land hebt
land zien dat ik hun vaderen onder t Nu 13:25 verspied, veertig dagen,t een dag
203 40-jarige omzwerving. Door Amalek verslagen NUMERI 14:35–15:11
voor een jaar, een dag voor een HFDST. 14 klimmen,a maar de ark van Jeho-
jaar,a zult GIJ veertig jaar de ver- a Ez 4:6 vah’s verbond en Mozes_ weken
antwoordelijkheid voor UW dwa- b Ps 95:10
Han 7:36
niet uit het midden van de le-
b
lingen dragen,b daar GIJ moet we- Han 13:18 gerplaats. 45 Toen kwamen
¨ de
ten wat het betekent als ik mij c Ps 60:1 Amalekietenc en de Kanaanieten
Ps 108:11
afkeer.c die op die berg woonden, naar
d Nu 23:19
35 Ik, Jehovah, heb gesproken, beneden en versloegen hen ver-
e Nu 14:29
indien ik dit niet zal doen met Heb 3:17 volgens en joegen hen uiteen tot
Horma d
heel deze boze vergadering,d zij f Nu 13:32 _ toe.
die zich tegen mij vergaderd heb- g 1Kor 10:10
Voorts sprak Jehovah tot
ben: In deze wildernis zullen zij
hun einde vinden, en daar zullen
Ju 5
h Nu 14:30
Nu 26:65
15 Mozes
_ en zei: 2 ¨ „Spreek
tot de zonen van Isra
_ el, en gij
Nu 32:12
zij sterven.e 36 En de mannen De 1:36 moet tot hen zeggen: ’Wanneer
die Mozes
_ heeft uitgezonden om Joz 14:6 GIJ ten slotte in het land van UW
i Ex 33:4
het land te verspieden en die ver- woonplaatsen komt, dat ik U geef,e
j De 1:41
volgens bij hun terugkeer heel 3 en GIJ Jehovah een vuuroffer
k Le 26:14
de vergadering tegen hem deden 2Kon 21:15 moet opdragen,f een brandoffer g
murmureren door een slecht be- 2Kr 24:20 of een slachtoffer, om een spe-
richt ten nadele van het land uit l Le 26:17
De 1:42
ciale gelofte te vervullen, of vrij-
te brengen,f 37 ja, de mannen De 28:25 willig,h of tijdens UW periodieke
die het slechte bericht over het m Nu 13:29 feesten,i ten einde Jehovah een
land hebben uitgebracht, zullen n Joz 6:13 rustig stemmende geur te berei-
2Kr 15:2
door de gesel voor het aangezicht den,j uit het rundvee of uit het
kleinvee, 4 dan moet degene
van Jehovah sterven.g 38 Maar
Jozua,
_ de zoon van Nun, en Ka- _ 2e kolom die zijn offergave aanbiedt, Jeho-
leb, de zoon van Jefunne, _ zullen a De 1:43 vah een graanoffer van een tien-
Sp 21:24
stellig blijven leven van die man- de efa meelbloem aanbieden,k be-
b Nu 10:33
nen die het land zijn gaan ver- c De 1:44
vochtigd met een vierde hin olie.
spieden.” ’ ”h d Nu 21:3
5 En gij dient een vierde hin wijn
39 Toen nu Mozes deze woorden als drankoffer op te dragen,l te za-
_ ¨
men met het brandoffer of voor
tot alle zonen van Isra _ el sprak, HFDST. 15
het slachtoffer van elk mannetjes-
ging het volk zware rouw bedrij- e Ge 15:18
lam. 6 Of voor een ram dient
ven.i 40 Bovendien stonden zij De 7:1
gij een graanoffer van twee tien-
vroeg in de morgen op en tracht- f Le 1:2
de meelbloem op te dragen, be-
g Le 1:3
ten de top van de berg te beklim- vochtigd met een derde hin olie.
h Le 7:16
men, terwijl zij zeiden: „Hier zijn Le 22:18 7 En gij dient een derde hin wijn
wij, en wij moeten optrekken naar Le 22:21
als drankoffer aan te bieden, tot
de plaats waarvan Jehovah mel- i Le 23:4
Nu 28:16 een rustig stemmende geur voor
ding heeft gemaakt. Want wij heb- Nu 29:1
Jehovah.
De 16:13
ben gezondigd.”j 41 Maar Mozes _ De 16:16 8 Maar ingeval gij een manne-
zei: „Waarom overschrijdt GIJ het j Ge 8:21 tje uit het rundvee als brand-
k
bevel van Jehovah? Doch dat zal Le 1:9
Ef 5:2 offerm of als slachtoffer opdraagt
niet lukken. 42 Trekt niet op, k Ex 29:40 om een speciale gelofte te vervul-
want Jehovah is niet in UW mid- Le 2:1
lenn of als gemeenschapsoffers
Le 2:11
den, opdat GIJ niet de nederlaag voor Jehovah,o 9 dan moet men
l Nu 28:7
lijdt voor UW vijanden.l 43 Want ¨ Nu 28:14 te zamen met het mannetje uit
de Amalekieten´ ´ en de Kanaanie- 2Ti 4:6
het rundvee een graanoffer p van
m Le 1:3
ten zijn daar voor U; m en GIJ zult drie tiende meelbloem aanbieden,
n Le 7:16
stellig vallen door het zwaard, bevochtigd met een halve hin olie.
o Le 3:1
want omdat GIJ U van het vol- Le 3:3 10 En gij dient een halve hin
gen van Jehovah hebt afgekeerd, Le 7:11
wijn als drankoffer aan te bieden,q
p Le 6:14
zal Jehovah voortaan niet met U Le 7:37 als een vuuroffer tot een rustig
zijn.”n Nu 28:12 stemmende geur voor Jehovah.
Nu 29:6
44 Zij waren echter zo verme- 1Kr 21:23 11 Zo dient gedaan te worden
tel om de top van de berg te be- q Nu 28:14 voor elke stier of voor elke ram
NUMERI 15:12-30 Zonden bij vergissing. Moedwillige zonden 204
´ ´ HFDST. 15
of voor een exemplaar onder de U door bemiddeling van Mozes
_ ge-
mannetjeslammeren of onder de a Ge 8:21
Le 1:9
boden heeft van de dag af dat
geiten. 12 Ongeacht het aan- Le 3:16 Jehovah geboden heeft en daar-
Ez 20:41
tal dat GIJ mocht opdragen, GIJ na, voor UW geslachten, 24 dan
dient voor elk [daarvan] zo te b Ex 12:49 moet het geschieden dat indien
Le 22:18
doen, overeenkomstig hun aan- Le 24:22 het ver van de ogen van de verga-
tal. 13 Iedere ingeborene dient Nu 9:14 dering bij vergissing is gebeurd,
´ ´
ze op deze wijze op te dragen, wan- c Nu 15:29 de gehele vergadering alsdan een
neer hij een vuuroffer tot een rus- jonge stier als brandoffer moet op-
d Le 19:34
tig stemmende geur voor Jehovah Le 20:2 dragen tot een rustig stemmende
aanbiedt.a Le 24:16 geur voor Jehovah, en het daar-
Ro 3:29
14 En ingeval er een inwonen- bij behorend graanoffer en drank-
de vreemdeling bij U vertoeft of e Le 16:29
Le 17:15
offer overeenkomstig de voorge-
iemand die in UW geslachten reeds Nu 15:14 schreven gang van zaken,a en
´ ´
lang in UW midden is, en hij een f Le 23:10
een geitenbokje als zondeoffer.b
vuuroffer tot een rustig stemmen- De 7:1 25 En de priester moet voor de
De 26:1
de geur voor Jehovah moet opdra- gehele vergadering der zonen van
¨
gen, dan dient hij net zo te doen g Joz 5:11 Isra
_ el verzoening doen,c en het
Joz 5:12
als GIJ dient te doen.b 15 GIJ die moet hun vergeven worden; want
tot de gemeente behoort en de in- h Ex 23:19 het was een vergissing,d en zij, van
Le 2:14
wonende vreemdeling die [bij U] Nu 18:12 hun kant, hebben voor hun vergis-
´ ´
vertoeft, zullen een inzetting heb- De 26:2
De 26:10
sing als hun offergave een vuurof-
ben.c Het zal een inzetting zijn tot Ne 10:37 fer aan Jehovah en hun zondeoffer
Sp 3:9
onbepaalde tijd voor UW geslach- voor het aangezicht van Jehovah
ten. GIJ en de inwonende vreem- i Ps 19:12 gebracht. 26 En het moet de ge-
Jak 4:17
deling dienen voor Jehovah werke- hele vergadering der zonen van Is- _
´ ¨
lijk gelijk te zijn.d 16 Een wet en rael vergeven worden,e alsmede de
´ ´ 2e kolom
een rechterlijke beslissing dient inwonende vreemdeling die in hun
te gelden voor U en voor de inwo- a Nu 15:8
Nu 15:10
midden vertoeft, want het was bij
nende vreemdeling die bij U ver- vergissing van de zijde van het ge-
toeft.’ ”e b Le 4:23
Nu 28:15
hele volk.
17 En Jehovah sprak verder tot 2Kr 29:21 27 En indien enige ziel bij ver-
Ezr 6:17
Mozes _ en zei: 18 „Spreek tot de Ezr 8:35 gissing zondigt,f dan moet hij een
¨
zonen van Isra _ el, en gij moet tot c Le 4:20
geit van nog geen jaar als zonde-
hen zeggen: ’Wanneer GIJ in het Heb 2:17 offer aanbieden.g 28 En de pries-
1Jo 2:2
land komt waarheen ik U breng,f ter moet verzoening doen voor de
19 dan moet het geschieden dat d Heb 10:17 ziel die door een zonde onopzette-
Jak 4:17
GIJ, wanneer GIJ iets van het brood lijk een fout heeft begaan voor het
van het land eet,g een bijdrage e Ex 34:9 aangezicht van Jehovah, ten ein-
Le 16:30
aan Jehovah dient te schenken. de er verzoening voor te doen, en
20 GIJ dient een bijdrage te schen- f Ps 19:12 het moet hem vergeven worden.h
Han 17:30
ken van de eerstelingenh van UW 29 Wat de ingeborene onder de zo-
¨
grofgemalen meel, als ringvormi- g Le 4:28 nen van Isra _ el betreft en de in-
ge koeken. Zoals de bijdrage van wonende vreemdeling die in hun
h Le 4:35 ´ ´
een dorsvloer, zo dient GIJ het midden vertoeft, er dient een wet
i Ex 12:49
bij te dragen. 21 Van de eerste- Le 24:22
voor U te gelden ten opzichte van
lingen van UW grofgemalen meel Nu 9:14 het onopzettelijk doen van iets.i
Nu 15:15
dient GIJ iets als een bijdrage aan 30 Maar de ziel die iets moed-
Jehovah te schenken, in al UW ge- j Ex 21:14 willig doet,j of hij nu een inge-
De 1:43
slachten. De 17:12 borene of een inwonende vreem-
Heb 10:26
22 Ingeval GIJ nu een fout be- deling is, door schimpend over
gaat en al deze geboden die Jeho- k Le 24:11 Jehovah te spreken,k die ziel moet
Jes 37:23
vah tot Mozes _ gesproken heeft, in dat geval uit het midden van
niet doet,i 23 alles wat Jehovah l Le 24:14 zijn volk worden afgesneden. l
205 Opstand van Korach, Dathan, Abiram en 250 NUMERI 15:31–16:11
31 Omdat hij Jehovah’s woord HFDST. 15 Toen stond Korach _ a
op, de
heeft verachta en zijn gebod heeft
overtreden,b dient die ziel zonder
a Jes 30:12
1Th 4:8
b Le 26:15
16
van Kehath,
zoon van J _izhar,b de zoon
_ c de zoon van Levi, _ d
mankeren afgesneden te worden.c c Nu 14:18
Heb 10:28
te zamen met Dathan _ e en Ab
_i-
Zijn eigen dwaling is op hem.’ ”d d Le 5:1 ram,f de zonen van El _iab,g en On,
¨ Nu 27:3
32 Terwijl de zonen van Isra _ el Ez 18:20
de zoon van Peleth, _ de zonen van
h
nog steeds in de wildernis waren, e Ex 20:10 Ruben.
_ 2 Zij dan stonden op
Ex 35:2
vonden zij eens een man die op de De 5:14 voor het aangezicht van Mozes, _
sabbatdag stukken hout aan het f Le 24:12 zij en tweehonderd vijftig mannen
g Ex 31:14 ¨
sprokkelen was.e 33 Degenen h Le 24:14
uit de zonen van Isra _ el, oversten
die hem gevonden hadden ter- i De 22:12 van de vergadering, opgeroepe-
Mt 23:5
wijl hij stukken hout sprokkelde, Lu 8:44 nen van de samenkomst, mannen
brachten hem toen naar Mozes
_ en j De 11:18 van naam. 3 Zo verzamelden zij
¨ k De 29:19 ¨
Aaron
_ en de gehele vergadering. Re 17:6 zich tegeni Mozes _ en Aaron _ en zei-
34 Zij dan stelden hem in ver- Job 31:7 den tot hen: „Nu is het genoeg,
Jer 9:14
zekerde bewaring,f omdat er nog l Ex 34:15 want de gehele vergadering, zij al-
niet uitdrukkelijk verklaard was Ps 106:39
Jak 4:4
len zijn heilig j en Jehovah is in hun
wat er met hem gedaan moest m Le 11:44 midden.k Waarom dient GIJ U dan
Ro 12:1
worden. 1Pe 1:15
boven de gemeente van Jehovah te
35 Te zijner tijd zei Jehovah n Ge 17:8 verheffen?”l
Ex 29:45
tot Mozes:
_ „De man dient zonder Le 25:38 4 Toen Mozes _ het te horen
mankeren ter dood gebracht te o Ex 3:15
Ex 6:2
kreeg, viel hij terstond op zijn
worden,g waarbij de gehele verga- Le 22:33 aangezicht. 5 Daarna sprak hij
dering hem buiten de legerplaats tot Korach
_ en tot heel zijn verga-
met stenen dient te werpen.”h 2e kolom dering, en zei: „Morgenochtend
36 Bijgevolg voerde de gehele zal Jehovah bekendmaken wie
vergadering hem buiten de leger- HFDST. 16 hem toebehoortm en wie heilig
plaats en wierp hem met stenen, a Nu 26:9
is n en wie tot hem moet naderen,o
zodat hij stierf, juist zoals Jeho- Nu 27:3 en al wie hij mocht uitkiezen,p
Ju 11
vah Mozes_ geboden had. b Ex 6:21
zal tot hem naderen. 6 Doet dit:
37 Verder zei Jehovah het vol- Nu 3:19 Neemt U vuurpotten,q Korach _ en
c Ex 6:18
gende tot Mozes:_ 38 „Spreek tot d Ex 6:16 heel zijn vergadering,r 7 en doet
¨ Nu 3:17 daar morgen vuur in en legt er
de zonen van Isra _ el, en gij moet e Nu 26:9
tot hen zeggen dat zij zich van f De 11:6 reukwerk op voor het aangezicht
franje voorziene randen aan de zo- g Nu 26:8 van Jehovah, en het moet geschie-
h Ge 46:8
men van hun kleren moeten ma- 1Kr 5:1 den dat de man die Jehovah zal
ken, in al hun geslachten, en bo- i Nu 12:1 uitkiezen,s die is de heilige. Nu is
Nu 14:2 t
ven de van franje voorziene rand 1Sa 15:23 het genoeg, GIJ zonen van Levi!” _
Ps 106:16
van de zoomi moeten zij een blauw j Ex 19:6
8 Vervolgens zei Mozes _ tot Ko- _
snoer aanbrengen: 39 ’En het k Ex 29:45 rach: „Luistert alstublieft, GIJ zo-
Nu 14:14
moet U tot een van franje voor- l Nu 12:2
nen van Levi. _ 9 Is het zo’n klei-
ziene rand dienen, en GIJ moet m 2Ti 2:19 nigheid voor ulieden dat de God
n Le 21:6 ¨
die zien en U alle geboden van Je- van Isra
_ el ulieden van de ver-
o Ex 28:43 ¨
hovah herinnerenj en ze doen, en Le 10:3 gadering van Isra _ el heeft afge-
p Ex 28:1 u
GIJ moet niet UW hart en UW ogen Nu 17:5
zonderd om U tot zich te doen
gaan volgen,k die GIJ volgt in im- 1Sa 2:28 naderen, ten einde de dienst met
Ps 105:26
morele gemeenschap.l 40 De be- q Le 10:1 betrekking tot Jehovah’s ´ taber- ´
doeling is dat GIJ al mijn geboden Nu 16:38 nakel te verrichten en voor de
r Nu 16:2
indachtig moogt zijn en [ze] stel- s Nu 3:10 vergadering te staan, om hen te
lig moogt volbrengen en U inder- t Nu 16:1 dienen,v 10 en dat hij u en al
u Nu 3:9
daad heilig betoont voor UW God.m Nu 3:41 uw broeders, de zonen van Levi, _
41 Ik ben Jehovah, UW God, die U v Nu 1:53 met u zou doen naderen? Moet
Nu 3:6
uit het land Egypte _ heb geleid om Nu 4:4 gijlieden dan ook nog het pries-
mij als UW God te doen kennen.n Ik De 10:8
w Sp 13:10
terschap trachten te verkrij-
ben Jehovah, UW God.’ ”o Fil 2:3 gen? w 11 Om die reden zijt gij
NUMERI 16:12-32 Aarde verslindt opstandelingen 206
en heel uw vergadering die zich HFDST. 16 blik kan uitroeien.”a 22 Toen
vergadert,
¨ tegen Jehovah.a Wat a Lu 10:16 vielen zij op hun aangezicht en
Aaron
_ betreft, wat is hij dat gij- b Ex 16:8 zeiden: „O God, gij God van de
Ps 106:16
lieden tegen hem zoudt murmu- geesten van elke soort van vlees,b
c Nu 16:1 ´ ´
reren?”b zult gij als slechts een man zon-
d 1Sa 15:23
12 Later liet Mozes _ Dathan
_ en Ju 8
digt, op de gehele vergadering ver-
Ab _iram,c de zonen van El _iab, roe- e Ex 16:3
ontwaardigd worden?”c
pen, maar zij zeiden: „Wij zullen Nu 14:29 23 Hierop sprak Jehovah tot
niet opkomen! d 13 Is het zo’n f Ex 22:28 Mozes_ en zei: 24 „Spreek tot de
Han 7:35
kleinigheid dat gij ons hebt op- vergadering en zeg: ’Gaat weg uit
g Ex 3:8
gevoerd uit een land vloeiende Le 20:24 de omtrek van de woningen van
van melk en honing om ons in h Ge 4:5 Korach,
_ Dathan
_ en Ab _iram!’ ”d
de wildernis ter dood te brengen,e i 1Sa 12:3 25 Daarna stond Mozes _ op en
dat gij ook nog dient te trach- Han 20:33 ging naar Dathan _ en Ab _iram, en
ten tot het uiterste de vorst over 2Kor 7:2 ¨
1Pe 3:16 de oudere mannene van Isra _ el
ons te spelen? f 14 Zoals de za- j Nu 16:6 gingen met hem. 26 Toen sprak
ken nu staan, hebt gij ons niet in k 1Sa 12:7 hij tot de vergadering en zei: „Ver-
een land gebracht dat vloeit van l Nu 16:2
wijdert U alstublieft van voor de
melk en honing,g om ons velden Nu 16:40 tenten van deze goddeloze man-
en wijngaarden als erfdeel te ge- m Nu 12:5 nen en raakt niets aan wat hun
Nu 14:10
ven. Wilt gij de ogen van die man- toebehoort,f opdat GIJ niet in al
nen uitsteken? Wij zullen niet op- n Ge 19:15
Opb 18:4
hun zonde wordt weggevaagd.”
komen!” 27 Onmiddellijk gingen zij aan

15 Toen werd Mozes _ zeer toor- alle zijden weg van voor de wo-
2e kolom
nig en zei tot Jehovah: „Wend uw ning van Korach, _ Dathan
_ en Ab _i-
a Nu 3:10
aangezicht niet tot hun graanof- ram, en Dathan_ en Ab _iram kwa-
´ ´ Nu 3:38
fer.h Niet een ezelhengst heb ik Nu 16:45
Ps 73:19
men naar buiten en gingen aan
van hen weggenomen, noch heb de ingang van hun tenten staan,g
b Nu 27:16
ik een van hen kwaad gedaan.”i Job 12:10 met hun vrouwen en hun zonen
16 Toen zei Mozes _ tot Korach:
_ j Pr 3:19
Pr 12:7
en hun kleinen.
„Gij en heel uw vergadering, ver- Za 12:1 28 Toen zei Mozes: _ „Hieraan
schijnt morgen voor het aange- c Ge 18:23 zult GIJ weten dat Jehovah mij ge-
2Sa 24:17
zicht van Jehovah,k gij en zij en zonden heeft om al deze daden te
¨ d Nu 16:1
Aaron.
_ 17 En neemt ieder UW doen,h dat het niet uit mijn eigen
e Nu 11:16
vuurpot, en gijlieden moet er hart is: i 29 Indien deze perso-
reukwerk op doen en ieder UW f Ex 23:2 nen zullen sterven overeenkom-
vuurpot voor het aangezicht van g Job 9:4 stig de dood van alle mensen en
Sp 16:18
Jehovah aanbieden, tweehon- Sp 18:12 zij met de straf van alle men-
derd vijftig
¨ vuurpotten, en gij h Ex 3:12 sen gestraft zullen worden,j dan
en A aron _ ieder UW vuurpot.” De 18:22
Jo 5:36
is het niet Jehovah die mij ge-
18 Zij namen dus ieder hun vuur- i Ex 7:2
zonden heeft.k 30 Maar indien
pot en deden er vuur op en leg- Ex 25:22 het iets geschapens is wat Jeho-
De 18:18
den er reukwerk op en gingen aan Jo 5:30
vah zal scheppen,l en de grond
de ingang van de tent der samen- ¨ j Pr 3:19
zijn mond moet openen en hen
komst staan met Mozes _ en Aaron.
_ Pr 9:5 moet verzwelgenm met alles wat
Ez 18:4
19 Toen nu Korach _ heel de ver- Ro 5:12 hun toebehoort, en zij levend in
gadering l bij de ingang van de k De 18:21 _ moeten afdalen,n dan zult
Sjeo_ ol
tent der samenkomst tegen hen l Jes 45:7
GIJ zeker weten dat deze mannen
had bijeengebracht, verscheen Je- Jehovah met minachting bejegend
m Job 31:3
hovah’s heerlijkheid aan de gehe- hebben.”o
n Ps 55:15
le vergadering.m Sp 1:12 31 Nu geschiedde het dat zo-
¨
20 ¨ Nu sprak Jehovah tot Mozes _ o Ps 74:18 dra hij geeindigd had al deze woor-
Ps 107:11
en Aaron,
_ en zei: 21 „Zondert U den te spreken, daar spleet de
uit het midden van deze vergade- p Nu 26:10
De 11:6
grond die onder hen was van-
ring af,n opdat ik hen in een ogen- Ps 106:17 een.p 32 De aarde opende toen
207 Vuur verteert 250. Plaag doodt 14.700 NUMERI 16:33–17:3
haar mond en verzwolg hen en HFDST. 16 te zeggen: „Gijlieden, GIJ hebt Je-
hun huisgezinnen en alle mensen a Nu 26:11
1Kr 6:31
hovah’s volk ter dood gebracht.”
die bij Korach _ behoorden en alle 1Kr 6:37 42 Nu gebeurde het toen de ver-
have.a 33 Zo daalden zij en al- gadering
¨ zich tegen Mozes _ en
b Ps 55:23
len die bij hen behoorden, levend Aaron
_ verzameld had, dat zij zich
in Sjeo_ ol
_ af, waarna de aarde hen c Ju 11 naar de tent der samenkomst
overdekte,b zodat zij vergingen d Nu 17:13
keerden; en zie! de wolk overdek-
uit het midden van de gemeen- te haar, en toen verscheen Jeho-
¨ e Le 10:2
te.c 34 En alle Israelieten die vah’s heerlijkheid.a
Nu 11:1 ¨
om hen heen stonden, vluchtten
f Nu 16:17 ´43 ´ Nu traden Mozes _ en Aaron
_
op het geschreeuw van hen, want Nu 26:10 voor de tent der samenkomst.b
zij zeiden toen: „Wij zijn bevreesd Ps 106:18 44 Toen sprak Jehovah tot Mo- _
dat de aarde ons misschien ver- g Nu 16:6 zes en zei: 45 „Staat op uit het
zwelgt!”d 35 En een vuur ging midden van deze vergadering,
h 1Kon 2:23
uit van Jehovahe en verteerde ver- Sp 8:36
opdat ik hen in een ogenblik
volgens de tweehonderd vijftig kan uitroeien.”c Hierop vielen zij
i Ex 38:1
mannen die het reukwerk offer- op hun aangezicht. d 46 Daarna
¨
den.f j Nu 16:5 zei Mozes _ tot Aaron:
_ „Neem de
Nu 17:10
36 Nu sprak Jehovah tot Mo- _ Nu 26:10
vuurpot en doe er vuur in van
zes en zei: 37 ¨ „Zeg tot Eleazar, _ 1Ti 5:20 het altaar e en doe er reukwerk op
de zoon van Aaron, _ de priester, k Nu 16:6
en ga haastig naar de vergade-
dat hij de vuurpotteng van tussen ring en doe verzoening voor hen,f
de brand dient op te nemen, ’En l Nu 3:10
Nu 18:7
want de verontwaardiging is van
strooi het vuur daarginds; want 2Kr 26:18 het aangezicht van Jehovah uit-
g De plaag is begonnen!”
ze zijn heilig, 38 ja, de vuurpot- m 2Kr 26:16
gegaan. ¨
ten van deze mannen die tegen 47 A aron_ nam hem terstond,
hun eigen ziel gezondigd hebben.h n Ps 106:17
Ju 11
juist zoals Mozes _ gesproken had,
En men moet er dunne metalen en snelde toen tot midden on-
platen van maken tot een bekle- o Nu 14:2
Ps 106:13
der de gemeente; en zie! de plaag
ding voor het altaar,i want zij heb- 2Pe 2:10 was onder het volk begonnen.
ben ze voor het aangezicht van Hij deed dus het reukwerk erop
Jehovah aangeboden, zodat ze hei- 2e kolom en ging verzoening doen voor
lig zijn geworden;¨ en ze behoren a Ex 16:7
het volk. 48 En hij bleef tussen
de zonen van Isra _ el tot een teken Nu 14:10 de doden en de levenden staan.h
Nu 16:19
te dienen.’ ”j 39 Bijgevolg nam Ten slotte werd de gesel gestuit.i
Eleazar,
_ de priester, de koperen b Nu 20:6 49 En [het aantal] dergenen die
vuurpottenk die degenen die ver- c Ex 23:21
ten gevolge van de gesel gestor-
brand waren, hadden aangebo- Nu 16:21 ven waren, bedroeg veertiendui-
1Kor 10:10
den, en vervolgens plette men ze zend zevenhonderd, afgezien van
tot een bekleding voor het altaar, d Nu 16:22 degenen die wegens Korach _ ¨ ge-
40 tot een gedachtenis voor de zo- e Le 6:12
storven waren. 50 Toen Aaron _
¨ ten slotte naar Mozes _ bij de in-
nen van Isra_ el, opdat geen vreem-
de l man, die niet tot het nage- f Ex 34:9 gang van de tent der samen-
¨ Nu 8:19
komst terugkeerde, was de gesel
slacht van Aaron _ behoort, zou
naderen om reukwerk te bran- g Le 10:6
Nu 1:53
gestuit.
den voor het aangezicht van Je- Nu 18:5
Nu sprak Jehovah tot Mo-_
hovah,m en het niemand mocht
vergaan als Korach _ en zijn verga-
1Kr 27:24

h 2Sa 24:16
17 zes en zei: 2 „Spreek tot
de zonen van Isra
_
¨
el en neem van
dering,n juist zoals Jehovah door ´ ´
i Ex 23:21 hen voor elk vaderlijk huis een
bemiddeling van Mozes _ tot hem Nu 25:8
staf j van al hun oversten,k volgens
gesproken had. het huis van hun vaderen, twaalf
41 En direct de daaropvolgen- staven. Gij zult ieders naam ¨ op
HFDST. 17
de dag ging de gehele vergadering j Ex 4:2 zijn staf schrijven. 3 En Aarons _
¨
der zonen van Isra _ el tegen Mo- _ naam zult gij op Levi’s staf schrij-
¨ k Nu 1:4 ´ ´ _
zes en Aaron _ murmureren,o door Nu 1:16 ven, want er is een staf voor het
NUMERI 17:4–18:7 Uitbottende staf. Plichten van de levieten 208
hoofd van het huis van hun vade- HFDST. 17 het voor ´ ons er dan op uitlopen
ren. 4 En gij moet ze in de tent a Ex 34:29 dat wij zo de laatste adem uitbla-
´ ´ b Ex 25:22
der samenkomst voor de Getuige- Ex 29:42
zen?”a
nis a neerleggen, waar ik mij ge- Ex 30:36
Voorts zei Jehovah tot
regeld aan U vertoon.b 5 En het
moet geschieden dat de man die
Le 16:2
c Nu 16:5
Lu 9:35
18 ¨
Aaron:
_ „Gij en uw zonen
en het huis van uw vader met u
ik zal uitkiezen,c diens staf zal uit- d Nu 11:1
zult de verantwoordelijkheid dra-
Nu 14:27
botten, en ik zal de tegen mij ge- Nu 16:11 gen voor de dwaling [die] tegen
richte murmureringend van de zo- Nu 16:41
het heiligdom [wordt begaan],b en
¨ 1Kor 10:10
nen van Isra _ el, waarmee zij tegen e Nu 14:2 gij en uw zonen met u zult de
U murmureren,e stellig tot zwijgen Nu 16:13
verantwoordelijkheid dragen voor
brengen.” f Nu 17:2
de dwaling [die] tegen UW pries-
g Nu 17:3
6 Mozes _ sprak¨ dus tot de zo- h Ex 38:21 terschap [wordt begaan].c 2 En
nen van Isra _ el en toen gaven al Nu 17:4
doe ook uw broeders van de stam
Nu 18:2
hun oversten hem een staf voor Levi,
_ de clan van uw vader, met
i Heb 9:4
iedere overste, een staf voor iede- j Nu 16:38 u naderen, opdat zij bij u gevoegd
re overste, volgens het huis van k Nu 20:10 mogen worden en u, ´ zowel u als
hun f ´
¨ vaderen, twaalf staven; en
De 9:7
De 31:27 uw zonen met u, voor de tent
Aarons _ staf bevond zich onder Jes 1:2 der Getuigenis d mogen dienen.e
hun staven.g 7 Vervolgens leg- l Ps 90:7
3 En zij moeten hun plicht je-
de Mozes _ de staven voor het aan- m Nu 1:51
gens u en hun plicht ten opzich-
Nu 18:4
gezicht van Jehovah in de tent n Nu 18:7 te van de gehele tent in acht ne-
der Getuigenis h neer. men.f Alleen mogen zij niet tot

8 Nu gebeurde het de volgen- het gerei van de heilige plaats
2e kolom
de dag dat toen Mozes _ de tent en tot het altaar naderen, opdat
a Nu 16:26
der
¨ Getuigenis binnenging, zie! Nu 16:41 zij niet sterven,g zowel zij als ook
Aarons _ staf voor het huis van Nu 16:49
gijlieden. 4 En zij moeten bij u
Levi_ was uitgebot, en hij bracht gevoegd worden en moeten hun
knoppen voort en deed bloesems HFDST. 18 plicht ten opzichte van de tent
ontluiken en droeg rijpe amande- b Ex 25:8 der samenkomst in acht nemen
Le 21:12
len. 9 Toen bracht Mozes _ alle met betrekking tot heel de dienst
c Ex 28:38
staven van voor het aangezicht Le 22:9 van de tent, en geen vreemde
van Jehovah naar buiten tot alle Nu 18:23
mag ulieden naderen.h 5 En GIJ
¨ Heb 5:2
zonen van Isra _ el, waarop zij gin- d Nu 1:53 moet UW plicht ten opzichte van
gen kijken en iedere man zijn e Nu 3:6 de heilige plaats i en UW plicht ten
eigen staf nam. Nu 8:22
Nu 16:9 opzichte van het altaar j in acht
10 Dientengevolge ¨ zei Jehovah f Nu 3:25 nemen, opdat er geen veront-
tot´ ´ Mozes:
_ „Leg Aarons _ staf i weer Nu 3:31
waardiging k meer over de zonen

voor de Getuigenis als iets om be-


Nu 3:36 ¨
g Nu 4:15 van Isra
_ el komt. 6 En ik, zie! ik
waard te worden tot een tekenj Nu 4:20 heb UW broeders, de levieten, uit
voor de zonen van weerspan-
Nu 16:40 ¨
h Nu 1:51 het midden der zonen van Isra _ el
nigheid,k opdat hun murmurerin- Nu 3:10 genomenl als een geschenk voor
gen tegen mij mogen ophouden, i Ex 27:21 U,m als gegevenen aan Jehovah
Ex 30:7
opdat zij niet sterven.” 11 Ter- Le 24:3 om de dienst met betrekking tot
stond deed Mozes _ juist zoals Je- Nu 3:32
de tent der samenkomst te ver-
j Le 1:17
hovah hem geboden had. Juist zo Le 21:17 richten.n 7 En gij en uw zonen
deed hij. k Nu 16:46 met u, GIJ dient UW priesterschap
12 ¨ Toen zeiden de zonen van l Nu 3:12
Nu 3:45
te beschermen met betrekking
Isra
_ el het volgende tot Mozes: _ m Nu 3:9
tot alles wat met het altaar te
„Nu zullen wij stellig de laatste Nu 8:16 maken heeft en met betrekking
adem uitblazen, wij zullen stellig n Nu 8:19 tot datgene wat binnen het gor-
o Le 16:2
vergaan, wij allen zullen stellig Le 16:12
dijn is; o en gijlieden moet dienst
vergaan.l 13 Iedereen die toe- Heb 9:3 verrichten.p Als een dienst die
Heb 9:7
treedt,m die tot Jehovah’s taber- p 1Sa 2:28
een geschenk is, zal ik UW pries-
nakel nadert, zal sterven! n Moet Heb 5:4 terschap geven, en de vreemde
209 Deel voor de priesters. Zoutverbond NUMERI 18:8-24
die nadert, dient ter dood ge- HFDST. 18 de sikkel van de heilige plaats.a
bracht te worden.”a a Nu 3:10 Deze is twintig gera.b 17 Alleen
Nu 16:40
8¨ En Jehovah sprak verder tot b Ex 23:19
de eerstgeboren stier of het eerst-
Aaron:
_ „Wat mij aangaat, zie! ik Le 27:28 geboren mannetjeslam of de eerst-
Le 27:30
heb u de zorg opgedragen voor Nu 18:11 geboren geit dient gij niet los te
de bijdragen die mij worden ge- Nu 18:26 kopen.c Ze zijn iets heiligs. Hun
c Le 7:34
schonken.b Van alle heilige¨ din- Nu 5:9 bloedd dient gij op het altaar te
gen van de zonen van Isra _ el heb d Le 2:3 sprenkelen, en hun vet dient gij in
Le 6:16
ik ze u en uw zonen gegeven als Le 10:12
rook te doen opgaan als een vuur-
een aandeel, als een toegewezen e Le 5:12 offer tot een rustig stemmende
deel tot onbepaalde tijd.c 9 Van Le 6:26
Le 6:29
geur voor Jehovah.e 18 En hun
de allerheiligste dingen, van het f Le 5:6 vlees dient u toe te komen. Even-
vuuroffer, dient dit u toe te ko- Le 7:1
Le 7:7
als de borst van het beweegoffer
men: al hun offergaven met al g Ex 29:32 en evenals de rechterpoot dient
hun graanoffers d en al hun zon- Le 6:16 het u toe te komen.f 19 Alle hei-
Le 10:13 g die de zonen van
deoffers e en al hun schuldoffers,f h Le 6:18 lige bijdragen,
¨
die zij mij zullen teruggeven. Het Le 7:6 Isra
_ el aan Jehovah zullen bijdra-
i Le 14:13
is iets allerheiligst voor u en voor Le 21:22
gen, heb ik u en uw zonen en uw
uw zonen. 10 Op een allerhei- j Ex 29:27 dochters met u gegeven, als een
Nu 15:20
ligste plaats dient gij het te eten.g Ez 44:30
toegewezen deel tot onbepaalde
Al wat mannelijk is, dient het te k Ex 29:27 tijd.h Het is een tot onbepaalde
eten.h Het dient iets heiligs voor Le 7:34 tijd durend zoutverbond voor het
l Le 10:14
u te worden.i 11 En dit behoort De 18:3 aangezicht van Jehovah voor u en
u toe: de bijdrage j van hun gave m Le 22:6 uw nageslacht met u.”i
n Sp 3:9
met alle beweegoffers k van de zo- 20
¨ Vervolgens zei Jehovah tot
¨ o Le 2:14
nen van Isra
_ el. Ik heb ze u en uw De 18:4 Aaron:
_ „In hun land zult gij geen
Ne 10:35
zonen en uw dochters met u ge- p Ex 23:19
erfdeel hebben, en een aandeel in
geven,l als een toegewezen deel q Le 27:21 hun midden zal u niet te beurt
tot onbepaalde tijd. Iedereen die Le 27:28 vallen.j Ik ben uw aandeel en uw
r Ex 13:2
in uw huis rein is, mag het eten.m Le 27:26
erfdeel in het¨ midden van de zo-
12 Al het beste van de olie en Nu 3:13 nen van Isra _ el.k
Lu 2:23
al het beste van de nieuwe wijn s Ex 13:13 21 En aan de zonen van Levi, _
en het koren, hun eerstelingen,n t Ex 34:20 zie!¨ heb ik elk tiende l deel in Is- _
Le 27:27
die zij Jehovah zullen geven, u rael tot erfdeel gegeven als ver-
heb ik ze gegeven.o 13 De eer- goeding voor hun dienst die zij
ste rijpe vruchten van alles wat 2e kolom verrichten, de dienst van de tent
op hun land is, die zij aan Jeho- a Le 27:2 der samenkomst. ¨ 22 En de zo-
Le 27:6
vah zullen brengen, u dient het nen van Isra _ el dienen niet meer
b Ex 30:13
toe te komen.p Iedereen die in uw Le 27:25 tot de tent der samenkomst te
huis rein is, mag het eten. c Ex 22:30 naderen, waardoor zij zonde op
¨ De 15:19
zich zouden laden en sterven.m
14 Al het gebannene in Isra _ el d Le 17:11
dient u toe te komen.q e Le 3:16 23 En de levieten, die moeten de
15 Al wat de moederschoot f Ex 29:26 dienst met betrekking tot de tent
Le 7:31
opent,r van elke soort van vlees, Le 7:34 der samenkomst verrichten, en zij
dat men Jehovah zal aanbieden, g Ex 23:19 zijn degenen die de verantwoor-
Nu 15:19
onder de mensen en onder de die- Nu 18:11 delijkheid voor hun dwaling die-
ren, dient u toe te komen. Maar
Nu 18:26 nen te dragen.n Het is een in-
Nu 31:29
het eerstgeborene van de men- h Nu 18:8 zetting tot onbepaalde tijd in
sen dient gij zonder mankeren 2Kr 31:4 UW geslachten dat zij geen erfe-
i Le 2:13
los te kopen; s en het eerstgebo- 2Kr 13:5
lijk bezit dienen te verkrijgen in
rene van de onreine dieren dient j Nu 26:62 het¨ midden van de zonen van Is- _
gij los te kopen.t 16 En met een
De 10:9 rael.o 24 Want het tiende deel
De 12:12 ¨
loskoopprijs ervoor dient gij het De 14:27 van de zonen van Isra _ el, dat zij
Joz 14:3
vanaf een maand oud los te ko- k De 18:2
l Le 27:30; 2Kr 31:5; Ne 10:37; Ne 12:44; Ne 13:12;
pen, volgens de geschatte waar- Joz 13:14
Joz 18:7 Ga 6:6; Heb 7:5; m Nu 16:40; Nu 17:13; n Nu 3:7;
de, vijf zilveren sikkelen volgens Ez 44:28 Nu 18:1; o Joz 13:33.
NUMERI 18:25–19:12 Tiende deel als bijdrage. As van rode koe 210
HFDST. 18
¨
als een bijdrage voor Jehovah zul- Isra
_ el dat zij voor u een gave rode
len bijdragen, heb ik aan de levie- a De 10:9 koe dienen te nemen, waaraan
ten tot erfdeel gegeven. Daarom geen gebrek is a en waarop nog
b Nu 18:21
heb ik tot hen gezegd: ’Zij dienen De 12:19 geen juk is gekomen.b 3 En GIJ
geen erfelijk bezit te verkrijgen moet haar aan de priester Eleazar _
in het geven, en hij moet haar buiten de
¨ midden van de zonen van
c Ne 10:38
Heb 7:9
Isra
_ el.’ ”a legerplaats brengen, en ze moet in
25 Toen sprak Jehovah tot Mo- _ d Nu 15:20 zijn tegenwoordigheid worden ge-
zes en zei: 26 „En gij dient tot slacht. 4 Dan moet de priester
de levieten te spreken, en gij moet
e Nu 18:12 Eleazar
_ met zijn vinger wat van
tot hen zeggen: haar bloed nemen en wat van haar
¨ ’GIJ zult van de zo- f Sp 3:9
bloed zevenmaal recht in de rich-
nen van Isra _ el het tiende deel ont-
vangen dat ik U van hen als UW g Mt 10:10 ting van de voorzijde van de tent
erfdeel heb gegeven,b en GIJ moet
Lu 10:7
1Kor 9:9
der samenkomst spatten.c 5 En
daarvan als een bijdrage voor Je- 1Kor 9:13 de koe moet voor zijn ogen wor-
Ga 6:6
hovah een tiende deel van het 1Ti 5:18
den verbrand. Haar huid en haar
tiende deel bijdragen.c 27 En vlees en haar bloed te zamen met
het moet U worden toegerekend h Le 22:2 haar drek zullen verbrand wor-
Le 22:15
als UW bijdrage, zoals het koren den.d 6 En de priester moet ce-
derhoute en hysop f en karmozij-
van de dorsvloer d en zoals de vol-
ledige opbrengst van de wijn- of
2e kolom neng stof nemen en dat midden op
de´ ´ oliepers. 28 Aldus zult ook de brandende koe werpen. 7 En
GIJ een bijdrage voor Jehovah bij-
HFDST. 19 de priester moet zijn kleren was-
dragen van al UW tiende gedeel- a Le 22:20 sen en zijn vlees in water baden,
Mal 1:14
ten¨ die GIJ van de zonen van Is- en daarna mag hij in de leger-
_ 1Pe 2:22

rael zult ontvangen, en daarvan plaats komen; maar de priester


moet GIJ de bijdrage ¨ voor Jeho- b De 21:3 moet tot de avond onrein zijn.
vah aan de priester Aaron _ geven. 8 En degene die haar verbrand
c Heb 9:13
29 Van alles wat U geschonken 1Pe 1:2 heeft, zal zijn kleren in water was-
wordt, zult GIJ elke soort van bij- sen en moet zijn vlees in water ba-
drage voor Jehovah bijdragen, van
d Ex 29:14 den,h en hij moet tot de avond on-
Le 4:11
het allerbeste ervan,e als iets hei- rein zijn.
ligs daarvan.’ e Le 14:4 9 En een rein man moet de as i
Le 14:49
30 En gij moet tot hen zeggen: van de koe verzamelen en die bui-
’Wanneer GIJ het beste daarvan f Ps 51:7
ten de legerplaats op een reine
bijdraagt,f dan zal dit de levieten plaats neerleggen; en ze moet de ¨
g Jes 1:18 vergadering der zonen van Isra _ el
stellig worden toegerekend als de
opbrengst van de dorsvloer en dienen als iets dat bewaard wordt
h Le 16:28
voor het reinigingswater.j Het is
als de opbrengst van de wijn- of
een zondeoffer. 10 En degene
de oliepers. 31 En GIJ moet het i Heb 9:13
die de as van de koe verzamelt,
eten op elke plaats, GIJ en UW
j Nu 19:13 moet zijn kleren wassen en tot de
huisgezin, want het is UW loon als Nu 19:21
avond onrein zijn.k
vergoeding voor UW dienst in de Nu 31:23

tent der samenkomst.g 32 En GIJ En


¨ het moet de zonen van Is- _
moogt ten aanzien daarvan geen
k Nu 19:8 rael en de inwonende vreemde-
ling die in hun midden vertoeft,
zonde op U laden wanneer GIJ l Ex 12:49
het beste ervan bijdraagt, en GIJ Le 24:22 dienen als een inzetting tot onbe-
Nu 15:15 paalde tijd.l 11 Wie het dode li-
moogt de heilige dingen van de
¨ chaam van enige menselijke ziel
zonen van Isra _ el niet ontwijden, m Le 21:1
Le 21:11 aanraakt,m moet dan zeven da-
opdat GIJ niet sterft.’ ”h Nu 5:2
Nu 6:9
gen onrein zijn.n 12 Zo iemand
Voorts sprak ¨ Jehovah tot dient zich op de derde dag daar-
19 Mozes
_ en Aaron,
_ en zei:
2 „Dit is een wetsinzetting die
Nu 9:6

n Nu 31:19
mee te reinigen,o en op de ze-
vende dag zal hij rein zijn. Maar
Hag 2:13
Jehovah geboden heeft, door te indien hij zich op de derde dag
zeggen: ’Spreek tot de zonen van o Nu 31:19 niet zal reinigen, dan zal hij op
211 Reinigingswater. Mirjam sterft NUMERI 19:13–20:9
de zevende dag niet rein zijn. HFDST. 19 tijd, dat degene die het reinigings-
13 Iedereen die een dood li- a Le 15:31 water spat, zijn kleren dient te
chaam, de ziel van enig mens b Heb 2:2 wassen,a alsook degene die het
Heb 10:28
die gestorven mocht zijn, aan- reinigingswater aanraakt. Hij zal
c Nu 19:9
raakt en die zich niet zal reini- Nu 31:23 tot de avond onrein zijn. 22 En
gen, heeft Jehovah’s tabernakel d Le 22:3 alles wat de onreine mocht aanra-
verontreinigd,a en die ziel moet e Le 11:32 ken, zal onrein zijn,b en de ziel die
¨
van Isra
_ el worden afgesneden.b f Nu 31:19 dat aanraakt, zal tot de avond on-
Omdat het reinigingswater c niet g Nu 19:11 rein zijn.’ ”c
op hem gesprenkeld is, blijft hij h Nu 19:9
Voorts kwamen de zonen
onrein. Zijn onreinheid is nog op
hem.d
i Ps 51:7
j Le 14:9
20 van Isra
_
¨
el, de gehele ver-
gadering, in de eerste maand in
14 Dit is de wet ingeval een Nu 19:12
Nu 31:19 de wildernis van Zin,d en het
mens in een tent sterft: Iedereen e wonen. Daar
k Ge 17:14 volk ging te Kades _
die de tent binnenkomt, en ieder- Nu 19:13
stierf M _irjamf en daar werd zij be-
een die zich in de tent bevindt, zal
graven.
zeven dagen onrein zijn. 15 En 2e kolom
elk geopend vate waarop geen dek- 2 Nu bleek er geen water voor
a Nu 19:18
sel vastgebonden is, is onrein. de vergadering te zijn,g waarop zij
Heb 9:10 ¨
16 En iedereen die op het open
Heb 9:13 zich tegen Mozes _ en Aaron_ ver-
veld iemand mocht aanraken die
b Hag 2:13 zamelden.h 3 En het volk zocht
met het zwaard neergeveld is,f of c Le 15:5 ruzie i met Mozes _ en zei: „Had-
een dood lichaam, of een mensen- den wij maar de laatste adem uit-
been,g of een grafstede, zal zeven HFDST. 20 geblazen toen onze broeders de
dagen onrein zijn. 17 En men d Nu 13:21 laatste adem uitbliezen voor het
moet voor de onreine wat van het
Nu 33:36 aangezicht van Jehovah! j 4 En
stof van het verbrande zonde-
e Nu 13:26
Nu 20:22
waarom hebt gijlieden Jehovah’s
offer nemen en daarop in een vat De 1:46 gemeente in deze wildernis ge-
De 2:14
stromend water doen. 18 Dan Re 11:16 bracht, om ons en onze lastdie-
moet een rein manh hysop i nemen f Ex 15:20 ren hier te laten sterven? k 5 En
en die in het water dopen en daar- Nu 26:59 waarom hebt GIJ ons uit Egypte _
Mi 6:4
mee spatten op de tent en alle va- opgevoerd, om ons naar deze
g Ex 17:1
l Het
ten en de zielen die zich daar be- slechte plaats te brengen?
h Nu 16:42
vonden en op degene die het been is geen plaats van zaad en vij-
i Ex 17:2
of de neergevelde of het dode li- gen en wijnstokken en granaat-
j Nu 16:35
chaam of de grafstede heeft aan- Nu 16:41 appels,m en er is geen water om te
geraakt. 19 En de reine persoon
Nu 16:49 drinken.” 6 Toen gingen Mozes _
¨
moet daarmee op de derde dag en
k Ex 14:11
Ex 17:3
en Aaron_ van voor de gemeente
op de zevende dag op de onreine Nu 16:13 naar de ingang van de tent der sa-
Nu 21:5
spatten en moet hem op de zeven- menkomst en vielen op hun aan-
l Nu 16:14
de dag van zonde reinigen; j en hij De 8:15 gezicht,n waarop Jehovah’s heer-
moet zijn kleren wassen en zich in Ne 9:21 lijkheid hun verscheen.o
m Ex 3:17
water baden, en hij moet ’s avonds Ex 13:5
7 Toen sprak Jehovah tot Mozes _
rein zijn. De 8:8 en zei: 8 „Neem de stafp en roep
Jer 2:2
20 Maar de man die onrein de vergadering
¨ bijeen, gij en uw
n Nu 14:5
mocht zijn en die zich niet zal broer Aaron, _ en GIJ moet voor hun
o Ex 16:10
reinigen, welnu, die ziel moet Nu 14:10 ogen tot de steile rots spreken, op-
uit het midden van de gemeen- p Ex 17:5 dat ze inderdaad haar water moge
te worden afgesneden,k omdat hij q Ne 9:15 geven; en gij moet voor hen wa-
Jehovah’s heiligdom verontrei- Ps 78:15
Ps 105:41
ter uit de steile rots te voorschijn
nigd heeft. Het reinigingswater Ps 114:8 doen komen en de vergadering en
Jes 43:20
werd niet op hem gesprenkeld. Jes 48:21 hun lastdieren te drinken geven.”q
Hij is onrein. r Ex 7:12 9 Mozes _ dan nam de staf van
21 En het moet hun dienen tot Ex 7:19
Nu 17:10
voor het aangezicht van Jeho-
een inzetting voor onbepaalde r
vah, juist zoals hij hem geboden
Heb 9:4
¨
NUMERI 20:10–21:1 Mozes slaat op rots, zondigt. Aaron sterft 212
had. 10 Daarna riepen Mozes _ en HFDST. 20 hem: „Langs de grote weg zullen
¨ ´ ´
Aaron
_ de gemeente voor de stei- a De 9:24
Ps 106:32
wij optrekken; en mochten ik en
le rots bijeen, en vervolgens zei hij b Ps 106:33 mijn vee uw water drinken, dan zal
tot hen: „Hoort nu, GIJ weerspan- c Ex 17:6 ik stellig de waarde ervan geven.a
De 8:15
nigen! a Zullen wij uit deze stei- 1Kor 10:4
Ik wil niets anders dan te voet er-
le rots water voor U te voorschijn d Le 10:3 doorheen trekken.”b 20 Noch-
Nu 27:14
doen komen?”b 11 Daarop hief De 32:51
tans zei hij: „Gij moogt niet door-
Mozes _ zijn hand op en sloeg met Jes 8:13 trekken.”c Toen trok Edom _ d hem
Opb 4:11
zijn staf op de steile rots, twee- e De 1:37
met heel veel volk en een sterke
maal; toen kwam er veel water De 3:26 hand tegemoet. 21 Edom _ wei-
De 34:4 ¨
uit, en de vergadering en hun Joz 1:2 gerde dus Isra _ el door zijn gebied
e Daarom keerde
lastdieren gingen drinken.c f De 33:8 te laten trekken.
Ps 95:8 ¨
12 Later zei Jehovah tot Mozes _ Ps 106:32 Isra
_ el zich van hem af.f
¨
en Aaron: _ „Omdat GIJ geen geloof Heb 3:8 22 Voorts braken de zonen van
g Re 11:17 ¨
in mij hebt getoond, om mij voor Isra
_ el, de gehele vergadering, op
¨ h Ge 36:8
g
de ogen van de zonen van Isra _ el te De 2:4 uit Kades _ en kwamen aan de berg
De 23:7
heiligen,d daarom zult GIJ deze i Ex 18:8
Hor.h 23 Toen zei Jehovah op de
gemeente niet in het land bren- j Ge 46:6 berg Hor, aan de grens van het
gen dat ik hun stellig geven zal.”e Han 7:15 land Edom, _ het volgende tot Mo- _
k Ge 15:13 ¨ ¨
13 Dit zijn de wateren van Me- _¨ Ex 12:40
zes en Aaron: _ 24 „Aaron _ zal tot
i
riba,f omdat de zonen van Isra _ el l Ex 1:11 zijn volk worden vergaderd, want
Ex 1:14
ruzie met Jehovah hebben ge- hij zal het land dat ik de zonen
De 26:6 ¨
maakt, zodat hij onder hen gehei- Han 7:19 van Isra _ el stellig zal geven, niet
ligd werd. m Ex 2:23
Ex 3:7
binnengaan, op grond van het feit
14 Nadien zond Mozes _ van Ka- _ n Ex 14:19 dat gijlieden weerspannig zijt ge-
des uit boden naar de koning van
Ex 23:20
Ex 33:2
weest tegen mijn bevel met be-
Edom:
_ ¨ g
„Dit heeft uw broeder Is- _ Han 7:35 trekking tot de wateren van Meri- _
¨
raelh gezegd: ’Gij weet zelf heel
o Nu 21:22 ba.j 25 Neem Aaron _ en zijn zoon
p De 2:27
goed welke moeilijkheden ons al- Eleazar_ en breng hen op de berg

¨
lemaal overkomen zijn.i 15 Onze Hor. 26 En trek Aaron _ zijn kle-
vaderen nu daalden af naar Egyp-
2e kolom deren uit,k en gijlieden moet zijn
_ l
te,j en wij bleven vele dagenk in
a De 2:6 zoon Eleazar _ ermee bekleden; en
b De 2:28 ¨
Egypte wonen; voorts deden de Aaron_ zal [tot zijn volk] vergaderd
_ c Re 11:17
Egyptenaren ons en onze vade- d Ge 36:1
worden en moet daar sterven.”m
ren kwaad.l 16 Ten slotte rie- e De 2:29 27 Mozes _ deed dus juist zoals
pen wij luid tot Jehovahm en hij f De 2:8
Re 11:18
Jehovah geboden had; en voor
hoorde onze stem en zond een en- g Nu 13:26 de ogen van de gehele verga-
geln en leidde ons uit Egypte; _ en Nu 33:37 dering bestegen zij nu de berg
h Nu 21:4 ¨
nu zijn wij in Kades, _ een stad aan Nu 34:7 Hor. 28 Toen trok Mozes _ Aaron _
de uiterste rand van uw gebied. i Ge 25:8 zijn klederen uit en bekleedde
Nu 33:38
17 Laat ons alstublieft door uw De 32:50
zijn ¨ zoon Eleazar _ ermee, waarna
land trekken. Wij zullen niet door j Nu 20:12 Aaron_ daar op de top van de berg
De 32:51 n
een veld of een wijngaard trekken, stierf. Vervolgens daalden Mozes _
k Ex 28:2
en wij zullen geen putwater drin- Ex 29:29 en Eleazar _ van de berg af. 29 De
ken. Langs de koningsweg zullen
Heb 7:23
gehele vergadering nu zag dat
l Ex 6:23 ¨
wij gaan.o Wij zullen noch naar Nu 4:16 Aaron_ de laatste adem had uitge-
¨
rechts noch naar links afwijken,p m Nu 33:38 blazen, en heel het huis van Isra _ el
¨
totdat wij uw gebied doorgetrok-
n Nu 33:39
De 10:6
bleef Aaron _ dertig dagen lang be-
ken zullen zijn.’ ” De 32:50 wenen.o
o De 34:8 ¨
18 Edom _ zei echter tot hem: Nu kreeg de Kanaaniet, de
„Gij moogt bij mij niet doortrek-
ken, opdat ik u niet met het

HFDST. 21
21
de Negeb
koning van Arad,
q
_
woonde, te horen dat
p
die in
p Nu 33:40 ¨ _
zwaard tegemoet trek.” 19 Hier- Joz 12:14 Isra
_ el langs de weg van Atha- _
¨
op zeiden de zonen van Isra _ el tot q Nu 13:22 rim was gekomen, waarop hij de
213 Koperen slang. De strijd tegen Sihon NUMERI 21:2-23
¨ HFDST. 21 a
strijd met Isra _ el aanbond en eni- te Oboth.
_ 11 Toen braken zij
gen van hen als gevangenen weg- a De 23:21 op uit Oboth _ en legerden zich te
Ijje- Abarim, b
voerde. 2 Dientengevolge deed b Le 27:28 _ _ in de wildernis die
¨ De 20:17
Isra
_ el Jehovah een gelofte en Joz 6:18 tegenover Moab _ ligt, tegen de op-
a
zei: „Indien gij dit volk zonder c Nu 14:45 gang der zon. 12 Vandaar bra-
Re 1:17
mankeren in mijn hand zult ge- ken zij op en legerden zich toen
d Nu 33:41 c
ven, dan zal ik stellig hun steden bij het stroomdal van de Zered. _
e Nu 20:21
aan de vernietiging prijsgeven.”b De 2:8
13 Vandaar braken zij op en leger-
3 Jehovah dan luisterde naar Is- _¨ Re 11:18 den zich vervolgens in de streek
¨ d
raels stem en leverde de Kanaa- f Ps 78:19 van de Arnon, _ welke in de wilder-
nieten over; en zij gaven hen en g Ex 14:11 nis ligt die zich uitstrekt vanaf de
Ex 15:24
hun steden aan de vernietiging Nu 16:13 grens der Amorieten; want de Ar- _
prijs. Daarom gaf men die plaats h Nu 14:28 non is de grens van Moab, _ tussen
de naam Horma. _ c Nu 14:34 Moab _ en de Amorieten. 14 Daar-
4 Terwijl zij nu verder trokken i Nu 20:5 om wordt in het boek van de Oor-
van de berg Hor d langs de weg j Ex 16:15
Nu 11:6
logen van Jehovah gezegd:
van de Rode Zee, ten einde om Ps 78:24 „Waheb _ in Sufa _ en de stroom-
het land Edom _ heen te trekken,e k De 8:15 dalen van de Arnon, _ 15 en de
geraakte de ziel van het volk uit- l Ps 106:43 monding der stroomdalen, die is
1Kor 10:9
geput wegens de weg. 5 En het afgebogen in de richting van de
m Ps 78:34
volk bleef tegen Godf en Mozes _ zetel van Ar e en tegen de grens
n Le 26:40
spreken: g „Waarom hebt GIJ ons van Moab _ heeft aangeleund.”
o Ex 32:11
uit Egypte _ opgevoerd om in de 16 Vervolgens vandaar verder
p Ps 106:44 ¨ f
wildernis te sterven? h Want er naar Be_ er. Dit is de put waarom-
q 2Kon 18:4
is geen brood en geen water,i en trent Jehovah tot Mozes _ zei: „Ver-
r Jo 3:14
onze ziel heeft een afschuw gekre- Jo 8:28 gader het volk, en laat mij hun
gen van het verachtelijke brood.”j Jo 12:32 water geven.”g
Ga 3:13 ¨
6 Daarom zond Jehovah giftige 1Pe 2:24 17 In die tijd nu zong Isra _ el dit
slangenk onder het volk, en ze s Jo 1:29 lied: h
Heb 12:2
bleven het volk
¨ bijten, zodat er t Jo 3:14
„Wel op, o put! Zingt hem in
velen van Isra _ el stierven.l Jo 3:15 tegenzang toe!
Jo 6:40
7 Ten slotte kwam het volk Ro 1:17
18 Een put, die vorsten groeven,
tot Mozes _ en zei: „Wij hebben ge-
die de edelen van het volk
zondigd,m want wij hebben tegen dolven,
2e kolom
Jehovah en tegen u gesproken. Met een gebiedersstaf,i met
a Nu 33:43
Doe een goed woord bij Jehovah, hun eigen staven.”
b Nu 33:44
dat hij de slangen van ons ver- Daarna van de wildernis ver-
c De 2:13
wijdere.”n Toen deed Mozes _ een der naar Mattana. _ 19 En ¨ van
d Nu 22:36
goed woord ten behoeve van het De 2:24 Mattana _ verder naar Nahali _ el, en
¨
volk.o 8 Jehovah zei nu tot Mo- _ Re 11:18
van Nahali _ el verder naar Bamoth. _ j

zes: „Maak u een vurige slang en e Nu 21:28


De 2:18
20 En van Bamoth _ verder naar
bevestig die aan een signaalmast. De 2:29 het dal dat in het veld van Moab _
Jes 15:1
En het moet geschieden dat wan- ligt,k bij de top van de P _isga,l en
f Jes 15:8
neer iemand gebeten is, dan moet deze rijst op en ziet uit over Jes- _
g Ps 78:52
hij ernaar kijken en aldus in leven jimoon.m
blijven.”p 9 Mozes _ maakte ter- h Ps 105:2 ¨
21 Nu zond Isra _ el boden naar
i Ge 49:10
stond een koperen slang q en be- S _ihon,n de koning van de Amo-
j Joz 13:17
vestigde die aan de signaalmast; r rieten, om te zeggen: 22 „Laat
k Nu 26:63
en het gebeurde inderdaad dat in- Nu 33:49 mij door uw land trekken. Wij
dien een slang een man had gebe- l De 3:27 zullen niet afwijken naar een
ten en deze zijn blik op de kope- De 34:1 veld of een wijngaard. Wij zullen
ren slang richtte,s dan bleef hij in m Nu 23:28 geen putwater drinken. Langs de
Joz 12:3
leven.t koningsweg zullen wij gaan, tot-
n De 2:26
10 Daarna braken de zonen Re 11:19 dat wij uw gebied zijn doorge-
¨
van Isra _ el op en legerden zich o Nu 20:17 trokken.”o 23 En S _ihon stond
NUMERI 21:24–22:6 Sihon en Og verslagen. Moab bevreesd 214
¨ HFDST. 21
Isra
_ el niet toe door zijn gebied te ten die daar waren uit hun be-
trekken,a maar S _ihon vergaderde a De 2:30 zit.a 33 Daarna veranderden zij
¨ De 29:7
al zijn volk en trok Isra _ el in de Re 11:20 van richting en trokken op langs
b Daarop trok
wildernis tegemoet, en hij kwam b De 2:32 de weg van Basan.
_
¨ Joz 13:18
te Jahaz _ b
en ging tegen Isra _ el c Joz 12:2 Og,c de koning van Basan,_ hun
¨ Re 11:21
strijden. 24 Hierop sloeg Isra _ el Ps 135:10
tegemoet, hij en al¨ zijn volk, tot
hem met de scherpte van het Ps 136:19 de strijd bij Edre_ ı.d 34 Jehovah
Am 2:9
zwaardc en nam zijn land in bezitd d Nu 32:33
zei nu tot Mozes:
_ „Wees niet be-
van de Arnon _ e
af tot de Jabbok,
_ f Ne 9:22 vreesd voor hem,e want ik zal hem
e Nu 21:13
nabij de zonen van Ammon; _ want De 3:16 en al zijn volk en zijn land stel-
¨
Jaezer _ g is de grens van de zonen f Re 11:22 lig in uw hand geven; f en gij moet
g Nu 32:1
van Ammon. _ h
1Kr 6:81 met hem doen net zoals gij met S _i-
¨ hon, de koning van de Amorieten,
25 Isra _ el nam ¨ dus al deze ste- h Joz 12:2
i Ge 10:16
den, en Isra _ el ging in alle steden Ge 15:16 hebt gedaan, die in Hesbon
_ placht
der Amorieteni wonen, in Hesbon _ j Ex 3:8 te wonen.”g 35 Toen sloegen zij
De 7:1
en al zijn onderhorige plaatsen. j De 2:26 dus hem en zijn zonen en al zijn
26 Want Hesbon _ was de stad van Re 11:19
Hgl 7:4
volk, totdat hij geen overlevende
S _ihon.k Hij was de koning van k Ps 135:11 meer over had; h en daarop namen
de Amorieten, en hij was degene l l Re 11:19 zij zijn land in bezit.i
m Nu 21:13
die vroeger tegen de koning van n Jer 48:45
Toen¨ braken de zonen van
Moab _ had gestreden en toen al
zijn land uit zijn hand had geno-
o Nu 21:15
De 2:9
p Re 11:24
22 Isra
_ el op en legerden zich
in de woestijnvlakten van Moab,
_ j
m toe. 1Kon 11:7
men tot de Arnon _ 27 Van- 2Kon 23:13 aan de overkant van de Jorda_ an _ bij
daar dat de voordragers van spot- Jer 48:7
Jericho.
_ 2 Balak
_ k
dan, de zoon
dichten plachten te zeggen:
q Nu 32:34 ¨
Joz 13:17
Jer 48:18
van Z _ippor, zag alles wat Isra _ el
„Komt naar Hesbon. _ r Joz 13:9 de Amorieten had gedaan. 3 En
Laat de stad van S _ihon ge- s De 3:8 Moab_ werd zeer bevreesd voor het
bouwd worden en blijken t Nu 32:1
volk, omdat het talrijk was; en
stevig bevestigd te zijn.
Moab_ ging een ziekmakende angst
28 Want een vuur is van Hesbon _ 2e kolom ¨
gevoelen voor de zonen van Isra _ el.l
uitgegaan,n een vlam uit a Nu 21:25 4 En Moab _ zei voorts tot de oude-
b De 3:1
de stad van S _ihon. c De 1:4 re mannen van M _idian: m „Nu zal
Het heeft Ar o van Moab _ ver- De 3:11 deze gemeente onze hele omge-
De 4:47
teerd, de eigenaars van Joz 9:10 ving oplikken, zoals de stier het
de hoge plaatsen van de d De 3:10
groene gewas van het veld oplikt.”
Joz 13:12
Arnon.
_ e De 3:2 En Balak,
_ n de zoon van Z
_ippor,
29 Wee u, Moab! _ Gij zult stellig te De 3:22
was toentertijd koning van Moab. _
De 20:3
gronde gaan, o volk van f Ex 23:27 5 Hij zond nu boden naar B _i-
p
Kamos! _ De 7:24 o
leam, de zoon van Beor, _ te Pe- _
g Ps 135:11
Hij zal stellig zijn zonen als h De 3:3 thor,p dat aan de Rivier q ligt van
ontkomenen en zijn doch- Joz 13:12
het land van de zonen van zijn
i Joz 12:4
ters in de gevangenschap Joz 12:6 volk, om hem te ontbieden, en
geven aan S _ihon, de ko- liet zeggen: „Zie! Een volk is uit
ning van de Amorieten. HFDST. 22 Egypte gekomen. Zie! Het heeft
_
30 Laten wij hen dus beschieten. j Nu 33:48 de aarde bedekt zover het oog
Hesbon
_ zal stellig te gronde k Joz 24:9 r
reikt, en het woont vlak tegen-
Re 11:25
gaan tot D _ibonq toe, l Ex 15:15 over mij. 6 Nu dan, kom toch
En de vrouwen tot Nofah _ De 2:25
alstublieft; vervloeks toch dit
m Nu 31:8
toe, de mannen tot Mede- _ Joz 13:21 volk voor mij, want het is mach-
r toe.”
ba n Mi 6:5
tiger dan ik. Misschien kan ik
¨ Opb 2:14
31 En Isra _ el ging in het land van o Joz 13:22 het dan een slag toebrengen en
Joz 24:9
de Amorietens wonen. 32 Toen het uit het land verdrijven; want
¨ t verspieden. Zij
2Pe 2:15
liet Mozes _ Jaezer _ Ju 11 ik weet heel goed dat wie gij ze-
p De 23:4
dan namen zijn onderhorige plaat- q Ge 15:18
sen in en verdreven de Amorie- r Ge 13:16 s Ge 12:3; Nu 23:7; Joz 24:9; Ne 13:2.
215 Engel weerstaat Bileam. Ezelin spreekt NUMERI 22:7-29
gent, een gezegende is en dat wie HFDST. 22 zilver en goud, ik zou het bevel
gij vervloekt, vervloekt is.”a a Ps 109:28 van Jehovah, mijn God, niet kun-
7 De oudere mannen van Moab _ nen overschrijden om iets kleins
en de oudere mannen van M _idian b Mi 3:11
Han 16:16
of groots te doen.a 19 Nu dan,
ondernamen dus de reis met het 1Ti 6:10 blijft ook GIJ alstublieft vannacht
loon voor de waarzegging b in hun hier, opdat ik moge weten wat
handen en gingen naar B _ileamc c 2Pe 2:15 Jehovah verder tot mij spreken
Ju 11
en spraken Balaks _ woorden tot zal.”b
hem. 8 Hierop zei hij tot hen: 20 Toen kwam God ’s nachts
d Nu 12:6
„Blijft hier vannacht over en ik Nu 23:12 tot B _ileam en zei tot hem: „In-
zal U stellig antwoord brengen dien de mannen gekomen zijn om
juist zoals Jehovah tot mij spre- e Nu 22:20 u te ontbieden, sta op, ga met
ken zal.”d Bijgevolg bleven de vor- hen mee. Maar gij moogt slechts
sten van Moab _ bij B _ileam. f Nu 22:4 het woord spreken dat ik tot u
9 Toen kwam God tot B _ileam spreken zal.”c 21 Daarna stond
e
en zei: „Wie zijn die mannen bij g Nu 22:5
B _ileam ’s morgens op en zadelde
u?” 10 B _ileam zei dus tot de zijn ezelin en ging met de vorsten
f
[ware] God: „Balak, _ de zoon van h Nu 22:6
van Moab _ mee.d
Nu 23:7
Z _ippor, de koning van Moab, _ heeft Nu 23:11 22 Toen ontbrandde de toorn
[hen] tot mij gezonden, om te zeg- Nu 24:10
van God omdat hij ging; voorts
gen: 11 ’Zie! Het volk dat uit plaatste Jehovah’s engel zich op
Egypte_ komt, en het bedekt de i Mi 6:5
de weg om hem te weerstaan.e
aarde zover het oog reikt.g Kom En hij reed op zijn ezelin en had
nu toch, verwens het toch voor j Ge 12:2
Ge 22:17 twee bedienden van hem bij zich.
mij.h Misschien kan ik er dan te- Nu 23:20
De 23:5 23 De ezelin nu zag Jehovah’s en-
gen strijden en zal ik het werke- De 33:29 gel op de weg staan met zijn ge-
lijk verdrijven.’ ” 12 Maar God
zei tot B _ileam: „Gij moogt niet trokken zwaard in de hand; f en
k Nu 22:37
met hen meegaan. Gij moogt het de ezelin trachtte van de weg af
volk niet vervloeken,i want het is te wijken om het veld in te gaan,
l Nu 24:11
gezegend.”j Sp 17:23 maar toen sloeg B _ileam de eze-
lin om haar te doen wijken naar
13 Daarna stond B _ileam ’s mor-
m Sp 15:27 de weg. 24 En Jehovah’s engel
gens op en zei tot de vorsten van

bleef op de smalle weg tussen de
Balak:
_ „Gaat naar UW land, want
Jehovah heeft geweigerd mij met 2e kolom
wijngaarden staan, waar een ste-
U mee te laten gaan.” 14 De vor- a Nu 24:13
nen muur aan de ene zijde en een
sten van Moab _ stonden dus op en stenen muur aan de andere zijde
kwamen bij Balak _ en zeiden: „B _i- b Nu 22:8
was. 25 En de ezelin bleef Jeho-
leam heeft geweigerd met ons mee vah’s engel zien en drukte zich
te gaan.” k c Nu 22:35
nu tegen de muur en drukte daar-
15 Maar Balak zond opnieuw
Nu 23:12 bij B _ileams voet tegen de muur,
_ Nu 24:13
andere vorsten, talrijker en aan- waarop hij haar nog meer sloeg.
zienlijker dan de voorgaanden. d Jak 1:14
26 Jehovah’s engel ging nu op-
16 Ook zij kwamen bij B _ileam en 2Pe 2:15 nieuw voorbij en bleef staan op
Ju 11
zeiden tot hem: „Dit heeft Balak, _ een nauwe plaats, waar geen weg
de zoon van Z _ippor, gezegd: ’Laat was om naar rechts of links uit
e Ex 23:21
u er alstublieft niet van weerhou- te wijken. 27 Toen nu de ezelin
den tot mij te komen. 17 Want f 2Kon 6:17
Jehovah’s engel zag, ging ze on-
ik zal u zonder mankeren gro- 1Kr 21:16 der B _ileam liggen, zodat B _ileams
te eer bewijzen,l en alles wat gij toorn ontbrandde g en hij de ezelin
mij mocht zeggen, zal ik doen.m g Sp 14:16 met zijn staf bleef slaan. 28 Ten
Sp 27:4
Kom dus toch, alstublieft. Ver- slotte opende Jehovah de mond
wens toch dit volk voor mij.’ ” van de ezelin,h en ze zei tot B _i-
h Mt 19:26
18 Doch B _ileam antwoordde en 2Pe 2:16 leam: „Wat heb ik u gedaan, dat
zei tot de dienaren van Balak: _ gij mij nu al driemaal hebt gesla-
„Al gaf Balak_ mij zijn huis vol i Nu 22:32 gen?”i 29 Hierop zei B _ileam tot
NUMERI 22:30–23:7 Boodschap van engel. Bileams 1e rede 216
de ezelin: „Welnu, omdat gij mij HFDST. 22 u gekomen. Zal ik ook maar iets
zo meedogenloos behandeld hebt. a Sp 12:10 kunnen spreken? a Het woord dat
Als ik maar een zwaard in mijn God mij in de mond zal leggen, dat
b 2Pe 2:16
hand had, dan zou ik u nu gedood zal ik spreken.”b
hebben!”a 30 Toen zei de ezelin c 2Kon 6:17 39 B _ileam ging dus met Balak _
tot B _ileam: „Ben ik niet uw eze- mee en zij kwamen te K _irjath-
lin, waarop gij uw leven lang tot ˆ
d Nu 22:12 Huzz
_ oth. 40 En Balak _ ging er-
De 23:4
op vandaag gereden hebt? ´ Ben ik Pr 9:3 toe over runderen en schapen
ooit gewoon geweest zo tegen u 2Pe 2:15 ten slachtoffer te brengenc en
b Waarop hij zei: „Neen!”
te doen?” daarvan te zenden aan B _ileam
e Nu 22:23
31 Nu nam Jehovah de bedekking Nu 22:25 en de vorsten die bij hem waren.
weg van B _ileams ogen,c zodat hij Nu 22:27
41 Nu geschiedde het ’s morgens
Jehovah’s engel op de weg zag dat Balak
_ B _ileam voorts meenam
staan met zijn getrokken zwaard f Sp 16:25 ¨
en hem naar Bamoth-B_ a_ ald liet
in de hand. Terstond boog hij zich g 1Sa 15:24 opklimmen, opdat hij vandaar
diep en wierp zich op zijn aange- het volk in zijn geheel kon over-
zicht neer. h Ps 81:12 zien.e
32 Toen zei Jehovah’s engel tot
Toen zei B _ileam tot Balak:
_
hem: „Waarom hebt gij uw ezelin
nu al driemaal geslagen? Zie! Ik
i Nu 22:20

j Nu 21:26
23 „Bouw mij op deze plek ze-
f
ven altaren en maak op deze plek
— ik ben uitgetrokken om weer-
stand te bieden, omdat uw weg zeven stieren en zeven rammen
k Nu 22:17
lijnrecht tegen mijn wil is ge- Nu 24:11 voor mij gereed.” 2 Balak _ deed
weest.d 33 De ezelin nu zag mij onmiddellijk juist zoals B _ileam
en trachtte reeds driemaal voor 2e kolom
gesproken had. Daarna offerden
mij uit te wijken.e Veronderstel a Sp 19:21
Balak
_ en B _ileam een stier en een
dat ze niet voor mij was uitge- ram op elk altaar.g 3 Vervol-
´ gens zei B _ileam tot Balak:
_ „Ga bij
weken! Want dan zou ik u nu b Nu 23:26

reeds gedood hebben,f maar haar


Nu 24:13 uw brandoffer staan,h en laat mij
zou ik in leven gelaten hebben.” c Nu 23:14
gaan. Misschien zal Jehovah met
34 Hierop zei B _ileam tot Jeho- mij in contact treden en mij tege-
vah’s engel: „Ik heb gezondigd, g d Joz 13:15 moet komen.i In dat geval zal ik u
´´ Joz 13:17 stellig alles meedelen wat hij mij
omdat ik niet wist dat gıj op de
weg stondt om mij te ontmoeten. e Nu 23:13
tonen zal.” Hij ging dus naar een
Nu dan, indien het slecht is in uw kale heuvel.

ogen, laat mij dan terugkeren op 4 Toen nu God met B _ileam in
HFDST. 23
mijn weg.” 35 Maar Jehovah’s contact trad,j zei hij voorts tot
f Nu 22:41
engel zei tot B _ileam: „Ga met de Hem: „Ik heb de zeven altaren in
mannen mee; h en gij moogt niets g Nu 23:14
rijen gezet en vervolgens op elk
anders spreken dan het woord dat Nu 23:30 altaar een stier en een ram ge-
ik tot u spreken zal.”i En B _ileam offerd.”k 5 Bijgevolg legde Jeho-
h Nu 23:15
ging met de vorsten van Balak _ vah B _ileam een woord in de mondl
verder. i Nu 23:16
en zei: „Keer terug naar Balak, _
36 Toen Balak _ te horen kreeg Nu 24:1 en dit zult gij spreken.”m 6 Hij
dat B _ileam was gekomen, ging keerde dus naar hem terug, en zie!
j Nu 22:20
hij hem dadelijk tegemoet tot de hij en alle vorsten van Moab _ ston-
stad van Moab, _ die aan de oever k Nu 23:2
den bij zijn brandoffer. 7 Toen
van de Arnon
_ ligt, die aan de hief hij zijn spreukachtige n rede
uiterste rand van het gebied ligt.j l Nu 22:35 aan en zei:
o trachtte Balak, de
37 Toen zei Balak _ tot B _ileam: „Uit Aram
_ _
m Nu 23:3
„Heb ik u niet werkelijk laten ont- koning van Moab, _ mij te
bieden? Waarom zijt gij niet naar n Nu 23:18
leiden,
mij toe gekomen? Ben ik niet wis Nu 24:3 Uit de bergen van het oos-
en waarachtig in staat om u eer ten:
te bewijzen?”k 38 Hierop zei B _i- o Ge 10:22
Nu 22:5
’Kom toch, vervloek toch Ja- _
leam tot Balak:
_ „Zie, ik ben nu tot De 23:4 kob voor mij.
217 Bileams 2e rede NUMERI 23:8-25
Ja, kom toch, veroordeel Is- _ HFDST. 23 dus naar hem toe, en zie! daar
¨
rael openlijk.’a a Nu 22:6 stond hij bij zijn brandoffer, en de
b Nu 22:12
8 Hoe zou ik degenen kunnen Nu 24:10 vorsten van Moab _ met hem. Toen
verwensen die God niet c Sp 21:30 zei Balak
_ tot hem: „Wat heeft Je-
heeft verwenst? b d Le 20:24
De 33:28
hovah gesproken?” 18 Hierop
En hoe zou ik degenen open- 1Kon 8:53 hief hij zijn spreukachtige rede
Es 3:8
lijk kunnen veroordelen e Ex 33:16
aan en zei: a
die Jehovah niet openlijk De 32:8 „Sta op, Balak, _ en luister.
heeft veroordeeld? c f Ge 13:16 Leen mij toch het oor, o zoon
Ge 22:17
9 Want van de top der rotsen Ex 1:7 van Z _ippor.b
zie ik hen, g Ps 37:37 19 God is geen mens, dat hij leu-
Ps 116:15
En vanaf de heuvels aan- Sp 10:7 gens zou vertellen,c
schouw ik hen. h Joz 14:14 Noch een mensenzoon, dat
Jes 26:19
Als een volk blijven zij daar af- 1Kor 15:55 hij spijt zou gevoelen.d
gezonderd vertoeven,d Heb 11:35
Heeft hijzelf het gezegd en zal
¨ i Nu 22:11
En onder de natien rekenen Nu 24:10 hij het niet doen,
zij zich niet.e Joz 24:10
Ne 13:2
En heeft hij gesproken en
10 Wie heeft de stofdeeltjes van Ps 109:28 zal hij het niet volbren-
Mi 6:5
Jakob
_ geteld,f j Nu 22:38
gen? e
En wie heeft het vierde deel Nu 24:13 20 Zie! Ik ben gehaald om te ze-
¨
van Isra_ el berekend? k Nu 22:11
genen,
l Joz 24:9
Laat mijn ziel de dood der op- m De 34:1
En Hij heeft gezegend,f en
rechten sterven,g n Nu 23:1 ik zal het niet keren.g
En laat mijn einde later als Nu 23:29
21 Hij heeft geen magische
o Nu 22:35
het hunne blijken te zijn.”h Nu 23:5 krachth tegen Jakob _ in be-
11 Hierop zei Balak _ tot B _ile- Nu 24:1
schouwing genomen,
p Nu 22:10
am: „Wat hebt gij mij aangedaan? En geen moeite heeft hij
¨
Om mijn vijanden te verwensen, voor Isra
_ el gezien.
2e kolom
heb ik u gehaald, en zie, gij hebt Jehovah, zijn God, is met hem,i
hen tot het uiterste gezegend.”i a Nu 23:7
Nu 24:3
En de luide begroeting van
12 Hij antwoordde daarop en zei: b Nu 22:2 een koning is in zijn mid-
„Dien ik er niet voor te zorgen Joz 24:9 den.
c Ps 89:35 j
datgene te spreken wat Jehovah Tit 1:2 22 God leidt hen uit Egypte. _
mij in de mond legt?”j d 1Sa 15:29 Zijn snelle loop is als die van
Ro 11:29 k
13 Toen zei Balak _ tot hem: e Jes 14:24
een wilde stier.
„Kom toch alstublieft met mij mee Jes 46:10 23 Want er is geen bezwering te-
Mi 7:20 l
naar een andere plaats vanwaar f Ge 12:2
gen Jakob,_
gij hen kunt zien. Slechts het Ge 22:17 Noch enige waarzeggerij te-
Nu 22:12 ¨ m
uiterste deel van hen zult gij zien,k g Nu 22:18
gen Isra
_ el.
en gij zult niet hen allen zien. En Mal 3:6 Op dit tijdstip kan er met be-
verwens hen vandaar voor mij.”l h 1Sa 15:23 trekking tot Jakob _ en Is-_
i Ex 13:21 ¨
14 Hij nam hem dus mee naar Ex 23:20 rael worden gezegd:
het veld Zofim,_ naar de top van Ex 29:45 ’Wat heeft God tot stand ge-
Ex 34:9
de P _isga,m waar hij vervolgens Jes 8:10 bracht!’n
zeven altaren bouwde en op elk j Ex 20:2 24 Zie, een volk zal opstaan als
k Nu 24:8
altaar een stier en een ram of- l Ge 12:3
een leeuw,
ferde.n 15 Daarna zei hij tot Ba- _ Nu 22:6 En als de leeuw zal het zich
lak: „Ga hier bij uw brandoffer m Nu 22:7
De 18:10
verheffen.o
staan, en wat mij aangaat, laat De 18:12 Het zal niet gaan liggen voor-
mij ginds met hem in contact tre- n Ps 31:19 dat het prooi kan eten,
Ps 44:1
den.” 16 Daarop trad Jehovah Ps 126:3 En het bloed van verslage-
Ro 11:33
met B _ileam in contact en legde nen zal het drinken.”p
o Ge 49:9
een woord in zijn mond en zei: o Nu 24:9 25 Hierop zei Balak _ tot B _ile-
p Sp 30:30
„Keer terug naar Balak, _ en dit p Jes 31:4
am: „Indien gij het enerzijds in
zult gij spreken.” 17 Hij ging Mi 5:8 geen geval kunt verwensen, dan
NUMERI 23:26–24:15 Balaks plan verijdeld. Bileams 3e rede 218
HFDST. 23
¨
dient gij het anderzijds in geen Als aloe’s die Jehovah heeft
geval te zegenen.” 26 Waarop a Nu 22:38 geplant,
Nu 23:12
B _ileam weer antwoordde en tot Nu 24:13 Als ceders langs het water.a
Balak
_ zei: „Heb ik niet tot u ge- b Nu 23:13 7 Water blijft uit zijn twee le-
c Nu 21:20
sproken en gezegd: ’Alles wat ren emmers sijpelen,
d Nu 22:5
Jehovah spreken zal, dat zal ik e Nu 23:1
En zijn zaad is langs vele
doen’?”a f Nu 23:2 wateren.b
27 Toen zei Balak _ tot B _ileam: Nu 23:14 Ook zal zijn koning c hoger dan
„O kom, alstublieft. Laat mij u Agag
_ zijn,d
naar nog een andere plaats bren- HFDST. 24 En zijn koninkrijk zal ver-
gen. Misschien zal het juist zijn g Nu 23:3 heven worden.e
Nu 23:15
in de ogen van de [ware] God, zo- 8 God leidt hem uit Egypte;
_
h Ge 30:27
dat gij het vandaar stellig voor Le 19:26 Hij heeft de snelle loop van
mij zult verwensen.”b 28 Daar-
Nu 23:23 een wilde stier.f
i Nu 2:2 ¨
op nam Balak _ B _ileam mee naar de Nu 23:9 Hij zal de natien, zijn onder-
top van de Peor, _ die uitziet over j Nu 11:25 drukkers, verteren,g
1Sa 19:20
Jesjimoon.
_ c 29 Toen zei B _ileamd 2Kr 15:1 En hun beenderen zal hij af-
tot Balak:
_ „Bouw mij op deze plek 1Kor 12:10 knagen,h en hij zal ze met
k Nu 23:7
zeven altaren en maak op deze zijn pijlen verpletteren.i
l Am 3:7
plek zeven stieren en zeven ram- m Nu 24:16
9 Hij kromde zich, hij legde zich
men voor mij gereed.”e 30 Ba- _ n Nu 12:6 neer als de leeuw,
lak deed dus juist zoals B _ileam o Ez 1:28 En, als een leeuw, wie durft
gezegd had, waarna hij op elk al-
p Nu 1:52
Nu 2:2
hem wekken? j
taar een stier en een ram offerde.f q Nu 2:32 Die u zegenen, zijn de gezegen-
Nu 22:11 den,k
Toen nu B _ileam zag dat
24
r Jes 58:11
Jer 31:12
En die u vervloeken, zijn de
het in de ogen van Jeho- vervloekten.”l
¨
vah goed was Isra
_ el te zegenen, 10 Hierop ontbrandde Balaks _
2e kolom
ging hij niet zoals de andere ke- toorn tegen B _ileam en hij klap-
a Ps 1:3
reng op slechte voortekens h uit, Ps 92:12
m
te in zijn handen, en Balak _ zei
maar richtte hij zijn aangezicht Jer 17:8
vervolgens tot B _ileam: „Om mijn
b De 8:7
naar de wildernis. 2 Toen B _ile- vijanden te verwensen,n heb ik u
¨ c Ge 49:10
am zijn ogen opsloeg en Isra _ el Ps 2:6 ontboden, en zie! gij hebt hen nu
volgens zijn stammen verblijf zag Jo 1:49
Fil 2:10 al driemaal tot het uiterste ge-
houden,i kwam voorts de geest Opb 19:16 zegend. 11 En maak nu dat gij
van God over hem.j 3 Derhalve d Nu 24:20
wegkomt naar uw plaats. Ik had
e 1Kr 14:2
hief hij zijn spreukachtige rede k Da 2:44 bij mijzelf gezegd dat ik u zon-
aan en zei: Han 5:31
der mankeren eer zou bewijzen,o
Opb 11:15
„De uitspraak van B _ileam, de f Nu 23:22 maar zie! Jehovah heeft u de eer
zoon van Beor,
_ g Ex 23:27 onthouden.”
De 9:5
En de uitspraak van de fy- Opb 19:15 12 Hierop zei B _ileam tot Ba- _
siek sterke man met het h Jes 38:13 lak: „Heb ik ook tot uw boden die
open oog,l i De 32:42
Ps 2:9
gij naar mij toe zondt, niet ge-
4 De uitspraak van degene die de j Ge 49:9 sproken en gezegd: 13 ’Al gaf
woorden van God hoort,m k Ge 12:3 Balak
_ mij zijn huis vol zilver en
Die een visioen van de Al- l Ge 27:29 goud, ik zou het bevel van Je-
m Job 27:23
machtige te zien kreeg n Na 3:19 hovah niet kunnen overschrijden
Terwijl hij neerviel met ont- n Nu 22:11 om iets goeds of slechts uit mijn
Nu 23:11
sloten ogen: o De 23:4 eigen hart te doen. Wat Jehovah
5 Hoe mooi zijn uw tenten, o Ja- _ Joz 24:9 spreken zal, dat zal ik spreken’? p
Ne 13:2
kob, uw woningen, o Is- _ 14 En nu, zie, ik ga heen naar
¨ o Nu 22:17
rael! p Ju 11 mijn volk. Kom toch, laat ik u
6 Als stroomdalen hebben ze p Nu 22:18
Nu 22:38
van advies dienenq wat dit volk
zich ver uitgestrekt,q q Mi 6:5 later, op het einde der dagen, uw
Als tuinen langs de rivier.r r Jer 48:46 volk zal aandoen.”r 15 Hij hief
¨
219 4e rede. Afgoderij met Baal van Peor NUMERI 24:16–25:7
dus zijn spreukachtige rede a aan HFDST. 24 Hoe lang zal het nog duren
¨
en zei: a Nu 23:7 voordat Assyri _ e u gevan-
Nu 24:3
„De uitspraak van B _ileam, de b Nu 24:3 kelijk zal wegvoeren?”a
zoon van Beor, _
c
d
Nu 24:4
Nu 12:6
23 En hij zette zijn spreukach-
En de uitspraak van de fy- e Ez 1:28 tige rede voort en zei vervolgens:
f Ex 33:20
siek sterke man met het Jo 1:18
„Wee! Wie zal in leven blijven
open oog,b g 2Sa 7:16 wanneer God het bewerk-
Jes 9:7
16 De uitspraak van degene die de Jes 14:13
stelligt? b
woorden van God hoort,c Jer 23:5 24 En er zullen schepen zijn van
Ez 21:27 c
En degene die de kennis van 2Pe 1:11 de kust van K _ittim, ¨
de Allerhoogste kent —
Opb 22:16 En die zullen Assyri _ e stellig
h Ge 49:10
Een visioen van de Almachti- Ps 45:6 kwellen,d
Ps 108:8 En ze zullen Heber _ inderdaad
ge kreeg hij te ziend Ps 110:2
Heb 1:8 kwellen.
Terwijl hij neerviel met ont- i 2Sa 8:2 Maar ook hij zal ten slotte
sloten ogen: e 1Kr 18:2
te gronde gaan.”
Ps 108:9
17 Ik zal hem zien,f maar niet Ps 110:6
25 Hierna stond B _ileam op en
nu; Jer 48:45
j Ge 27:37 ging heen en keerde naar zijn
Ik zal hem aanschouwen, 2Sa 8:14
plaats terug.e En ook Balak _ ging
1Kr 18:13
maar niet van nabij. Ps 60:8 zijns weegs.
Een ster g zal stellig te voor- Jes 34:5
¨
Am 9:12 Isra
_ el nu woonde in S _ittim.f
schijn treden uit Jakob,
En een scepter zal inderdaad
¨ h
_ k Ge 36:8
Joz 24:4
l 1Kr 4:42
25 Toen begon het volk immo-
rele betrekkingen te hebben met
oprijzen uit Isra _ el. Ez 25:14
g
m Ge 49:10 de dochters van Moab. _ 2 En de
En hij zal stellig de slapen van Ps 2:9
vrouwen kwamen het volk uitno-
Moab _ verplettereni Ps 72:11
Opb 6:2 digen tot de slachtoffers van hun
En de schedel van alle zo- Opb 19:15
goden,h en het volk ging eten en
n Opb 19:21
nen van oorlogsrumoer. zich voor hun goden i
18 En Edom_ moet een bezitting
o Nu 23:7
p Ex 17:8 ¨ neerbuigen.
Ex 17:14
3 Zo ¨ verbond Isra _ el zich aan de
worden,j Ba_ al van Peor; _ j en de toorn van
¨ q De 25:19
Ja, Se_ ır k moet de bezitting 1Sa 15:3
Jehovah ontbrandde nu tegen Is- _
van zijn vijanden wor-
1Kr 4:43 ¨ k
r Ge 15:19 rael. 4 Daarom zei Jehovah tot
den,l Re 1:16
Mozes:
_ „Neem alle hoofden van
¨ s Re 4:11
Terwijl Isra _ el zijn moed het volk en stel hen voor Jehovah

toont. tentoonl in de richting van de zon,
2e kolom
19 En uit Jakob _ zal iemand gaan opdat de brandende¨ toorn van Je-
a 2Kon 15:29
onderwerpen,m Ezr 4:2
hovah zich van Isra _ el moge afwen-
En hij moet elke overleven- b De 32:39 den.” 5 Toen zei ¨ Mozes _ tot de
c Ge 10:4
de uit de stad verdelgen.”n Jes 23:1
rechters van Isra _ el: m „Een ieder
n
van U dode zijn mannen die ¨ een
Ez 27:6
20 Toen hij nu Amalek _ zag, zet- Da 11:30
te hij zijn spreukachtige rede d Na 1:1 binding hebben met de Ba_ al van
voort en zei vervolgens: o
Na 3:18 Peor.”
_
e Nu 31:8
6 Maar zie! daar kwam een ¨
„Amalek
_ was de eerste der na-
¨ mano van de zonen van Isra _ el,
tien,p HFDST. 25 en hij bracht een Midianitische
Maar zijn einde later zal zijn f Joz 2:1 vrouwp in de nabijheid van zijn
dat hij zelfs te gronde Mi 6:5
broeders voor de ogen van Mo- _
g Nu 31:16
gaat.”q 1Kor 10:8 zes en voor de ogen van de gehe-
Opb 2:14
21 Toen hij nu de Kenietenr zag, h Ex 34:15 le vergadering der zonen van Is- _
zette hij zijn spreukachtige rede ¨
1Kon 11:2
Han 15:29
rael, terwijl zij bij de ingang van
voort en zei vervolgens: 1Kor 10:20 de tent der samenkomst ween-
„Duurzaam is uw woning, en i Ex 20:5
Joz 23:7
den. 7 Toen P _inehas,q de zoon ¨
geplaatst op de steile rots 1Kor 10:7 van Eleazar, _ de zoon van Aaron, _
j De 4:3
is uw verblijf. Joz 22:17
22 Maar er zal iemand komen om Ps 106:28
Ho 9:10
l 2Sa 21:6; m Ex 18:21; n Ex 22:20; Ex 32:27; De
13:8; De 13:9; 1Kon 18:40; o Nu 25:14; p Nu 25:15;
s te verbranden.
Kajin_ k Ps 106:29 q Ex 6:25; Joz 22:30; 1Kr 6:4.
NUMERI 25:8–26:11 Pinehas grijpt in. Stam Ruben geteld 220
de priester, dit in het oog kreeg, HFDST. 25 zaak van Peor _ a en in de zaak van
stond hij dadelijk op uit het mid- a Ex 23:21 Kozbi,
_ b de dochter van een overste
Ps 106:30
den van de vergadering en nam b Nu 25:4 van M _idian, hun zuster, die dode-
een lans in zijn hand. 8 Vervol- ¨
De 4:3 lijk getroffen werdc op de dag van
1Kor 10:8
gens ging hij de man van Isra _ el tot c Nu 25:7 de gesel naar aanleiding van de
in de gewelfde tent achterna en d Ps 106:30 zaak van Peor.”
_ d
e Ps 106:31
doorstak
¨ hen beiden, de man van 2Kor 11:2
Het geschiedde nu na de
Isra
_ el en de vrouw, door haar ge-
slachtsdelen. Toen werd ¨ de gesel
f Ex 20:5
Ex 34:14
De 4:24
26
het volgende tot Mozes
_
e
gesel, dat Jehovah voorts
en Elea-
_
over de zonen van Isra _ el gestuit.a Joz 24:19 ¨
g 1Kr 6:4 zar, de zoon van Aaron, _ de pries-
9 En [het aantal] van hen die ten 1Kr 6:50
gevolge van de gesel gestorven Ezr 7:5 ter, zei: 2 „Neemt het totale
waren, bedroeg vierentwintigdui-
Ezr 8:2 aantal op van de gehele verga- ¨
h 1Kon 19:10
zend.b i Ex 32:30 dering der zonen van Isra _ el van
j Nu 1:16 twintig jaar oud en daarboven,
10 Toen sprak Jehovah tot Mo- _ k Nu 31:8
naar het huis van hun vaderen,
zes en zei: 11 „P _inehas,c de ¨zoon Joz 13:21 ¨
l Ge 25:2 allen die in Isra_ el in het leger uit-
van Eleazar, _ de zoon van Aaron, _ 1Kr 1:32
trekken.”f 3 Toen spraken Mo- _
de priester, heeft mijn gramschap ¨
m Nu 31:2
g met
n Nu 31:16 zes en de priester Eleazar _
van de zonen van Isra _ el afge- 2Pe 2:14
Opb 2:14 hen in de woestijnvlakten van
wendd doordat hij volstrekt geen h aan de Jord

Moab _ a_ an _ bij Jeri- _
mededinging ten opzichte van mij
in het midden van hen heeft ge- 2e kolom
cho,i en zeiden: 4 „[Neemt het
e zodat ik de zonen van Is- totale aantal op van hen] van
duld,
¨ _ a Nu 25:3
rael in mijn staan op exclusieve Ne 13:2 twintig jaar oud en daarboven,
2Pe 2:15
f
toewijding niet heb uitgeroeid. Ju 11
juist zoals Jehovah Mozes _ gebo-
12 Zeg daarom: ’Zie, ik geef hem b Nu 25:15 den had.”j
c Nu 25:8 ¨
mijn vredesverbond. 13 En het d Nu 25:9
De zonen van Isra _ el nu die uit
moet voor hem en zijn nageslacht het land Egypte _ waren getrok-
¨
na hem dienen als het verbond ken, waren: 5 Ruben, _ Isra
_ els
HFDST. 26
van een priesterschap tot onbe- eerstgeborene; k Rubens _ zonen:
e Nu 25:5 l de familie der Ha-
paalde tijd,g ten gevolge van het Nu 25:8 Van Hanoch _
m de familie
feit dat hij geen mededinging ten f Ex 30:12 nochieten;¨ van Pallu _
Ex 38:26 n
opzichte van zijn God heeft ge- Nu 1:2 der Palluıeten; 6 van Hezron _
duldh en ertoe overging verzoe- g Nu 20:26 de familie der Hezronieten; van
¨ h Nu 22:1
Karmi _ o de familie der Karmieten.
ning voor de zonen van Isra _ el te Nu 31:12
doen.’ ”i Nu 33:48 7 Dit waren de families der Rube-
i De 34:3
14 Terloops zij opgemerkt dat Joz 6:1 nieten, en hun¨ ingeschrevenen be-
de naam¨ van de dodelijk getrof-
j Nu 1:3 droegen drieenveertigduizend ze-
k Ge 29:32
fen Israelitische man, die met de Ge 46:8 venhonderd dertig.p
1Kr 5:1
Midianitische dodelijk getroffen l Ex 6:14
8 En de zoon van Pallu _ was
werd, Z _imri was, de zoon van Salu, _ m Ge 46:9 El _iab. ¨ 9 En de zonen van El _iab:
een overste j van een vaderlijk n 1Kr 5:3
o Ex 6:14
Nemu _ el en Dathan _ en Ab _iram.
q
huis van de Simeonieten. 15 En p Nu 1:21 Deze Dathan _ en Ab _iramr waren
de naam van de dodelijk getrof- q Nu 16:24 opgeroepenen van de vergadering,
De 11:6
fen Midianitische vrouw was Koz- _ r Nu 16:1 die¨ strijd voerden tegen Mozes _ en
bi, de dochter van Zur; k hij was Nu 16:12
Nu 16:27
Aaron
_ in de vergadering van Ko- _
een hoofd van de clans van een va- Ps 106:17 rach,s toen zij strijd voerden tegen
s Nu 16:5
derlijk huis in M _idian.l Nu 16:19
Jehovah.
16 Later sprak Jehovah tot Mo- _ Ju 11 10 Toen opende de aarde haar
t Nu 16:32
zes en zei: 17 „Laat de Midia- u Nu 16:35 mond en verzwolg hen.t Wat Ko- _
nieten in het nauw worden ge- Ps 106:18 rach betreft, [hij stierf] bij de dood
v Nu 16:38
bracht, en gijlieden moet hen Ez 14:8 van de vergadering, toen het vuur
slaan,m 18 want zij brengen U 1Kor 10:11 tweehonderd vijftig mannen ver-
2Pe 2:6
in het nauw met hun arglistige w Ex 6:24 teerde.u En zij werden een sym-
dadenn die zij op arglistige wijze Nu 26:58
Ps 42, Ops.
bool.v 11 De zonen van Korach _
tegen U bedreven hebben in de Ps 45, Ops. stierven echter niet.w
221 Telling van nog acht stammen NUMERI 26:12-41
12 De zonen van S _imeona vol- HFDST. 26 milies van de Zebulonieten, naar
¨
gens hun families: Van Nemu _ elb a Ge 35:23 hun ingeschrevenen: zestigdui-
¨ Ge 46:10
de familie der Nemuelieten; van b Ge 46:10 zend vijfhonderd.a
c de familie der Jaminieten;
Jamin
_ c 1Kr 4:24
28 De zonen van Jozef, _ b
vol-
d d Ex 6:15
van Jachin _ de familie der Jachi- e 1Kr 4:24 gens hun families, waren Manas- _
¨ c
nieten; 13 van Zera _ de familie f Nu 1:23 se en Efra _ ım. 29 De zonen van
g Ge 35:26
der Zarhieten; van Saule de fami- h Ge 46:16 Manasse _ d
waren: Van Machir _ e
de
lie der Saulieten. 14 Dit waren i Nu 1:25 familie der Machirieten. En Ma- _
j Ge 29:35
de families van de Simeonieten: Ge 49:10 chir werd de vader van G _ilead.f
¨
tweeentwintigduizend tweehon- 1Kr 5:2 Van G _ilead de familie der Gilea-
Heb 7:14
derd. f
k Ge 38:3 dieten. 30 Dit waren ¨ de zonen
g de fami-
15 De zonen van Gadg volgens l Ge 38:4
1Kr 2:3
van G _ilead: ¨ Van Iezer _
hun families: Van Zefon _ de fami- m Ge 38:7 lie der Iezrieten; van Helek _ de
lie der Zefonieten; van Haggi _ de
Ge 38:9
Ge 38:10
familie ¨ der Helekieten; 31 ¨ van
familie der Haggieten; van Suni _ n Ge 38:5 Asri
_ el de familie der Asrielieten;
Ge 38:26
de familie der Sunieten; 16 van 1Kr 4:21
van S _ichem de familie der Siche-
Ozni
_ de familie der Oznieten; o Ge 38:29 mieten; 32 van Sem ¨ _idah de fa-
Ge 46:12
van Eri _ de familie der Erieten; Ru 4:18
milie der Semidaıeten; van He- _
i
17 van Arod _ de familie der Aro- Mt 1:3 fer de familie der Heferieten.
p Ge 38:30
dieten; van Areli _ h de familie der 1Kr 2:4 33 Zelafead _ nu, de zoon van He- _
Arelieten. 18 Dit waren de fami- q Ru 4:19 fer, bleek geen zonen te hebben,
r Ge 46:12
lies van de zonen van Gad, naar 1Kr 2:5 maar dochters,j en de namen van
hun ingeschrevenen: veertigdui- s Ge 49:8 de dochters van Zelafead _ waren
t Nu 1:27
zend vijfhonderd.i u Ge 30:18
Machla
_ en Noa, _ Hogla,
_ M _ilka en
k
Ge 35:23 T _irza. 34 Dit waren de fami-
19 De zonen van Juda _ j waren Ge 46:13
lies van Manasse, en hun inge-
_ ¨
Er k en Onan. _ l Er en
Onan_ stier- v 1Kr 7:2
¨ w 1Kr 7:1 schrevenen waren tweeenvijftig-
ven echter in het land Kana _ an.m x Nu 1:29
duizend zevenhonderd.l
20 De zonen van Juda _ nu waren, y Ge 30:20
n
z Ge 46:14 35 ¨ Dit waren de zonen van
volgens hun families: Van Selah _
Efra
_ ım,m volgens hun families:
de familie der Selanieten; van Pe- _ n
2e kolom Van Sutelah _ de familie der Su-
rezo de familie der Parzieten; van
a Nu 1:31 talhieten; van Becher _ de familie
Zera _ p de familie der Zarhieten. der Bachrieten; van Tahan o de fa-
b Ge 30:24 _
21 De zonen van Perez _ nu wa- Ge 35:24
q de familie der c Ge 41:52 milie der Tahanieten. 36 En dit
ren: Van Hezron _
r
Ge 46:20 waren de zonen van Sutelah: _ Van
Hezronieten; van Hamul _ de fami- De 33:17
Eran de familie der Eranieten.
d Ge 41:51 _
lie der Hamulieten. 22 Dit wa- Ge 48:5 37 Dit waren de families van de
ren de families van Juda, _ s naar e Ge 50:23 ¨
Nu 36:1 zonen van Efra _ ım,¨ p naar hun inge-
hun ingeschrevenen: zesenzeven- De 3:15
schrevenen: tweeendertigduizend
tigduizend vijfhonderd.t 1Kr 7:14
f Joz 17:1 vijfhonderd. Dit waren de zonen
23 De zonen van Issaschar, u
_ g Joz 17:2
van Jozef, _ volgens hun families.q
h Joz 17:2
volgens hun families, waren: Van 38 De zonen van Benjamin, _ r
v
¨ i Nu 27:1
Tola _ de familie der Tola ıeten; j Nu 27:7
volgens hun families, waren: Van
Nu 36:2
van Puva _ de familie der Punieten; Joz 17:3 Bela_ s de familie der Balieten;
24 van Jasub _ de familie der Ja- 1Kr 7:15
van Asbel _ t de familie der As-
k Nu 27:1
subieten; van S _imronw de familie Nu 36:11 belieten; van Ah _iram de familie
der Simronieten. 25 Dit waren l Nu 1:35
der Ahiramieten; 39 van Sefu- _
m Ge 41:52
de families van Issaschar, _ naar n 1Kr 7:20 fam de familie der Sufamieten;
hun ingeschrevenen: vierenzes- o 1Kr 7:25
van Hufam _ u de familie der Hufa-
x p Ge 48:20
tigduizend driehonderd. mieten. 40 De zonen ¨ vanv Bela _
Joz 17:17
y q Nu 1:33
26 De zonen van Zebulon, _ vol- r Ge 35:24
nu waren Ard en Naaman: _ [Van
gens hun families, waren: Van Se- _ s 1Kr 7:6 Ard] de¨ familie der Ardieten; ¨
red de familie der Sardieten; van t 1Kr 8:1
u Ge 46:21
van Naaman _ de familie der Naa-
Elon
_ de familie der Elonieten; v Ge 46:21 mieten. 41 Dit waren de zonen
¨
van Jahle _ elz de familie der Jah- 1Kr 8:7
van Benjamin, _ w
volgens hun fa-
¨ w Ge 49:27
leelieten. 27 Dit waren de fa- Re 1:21 milies, en hun ingeschrevenen
NUMERI 26:42-64 Telling voltooid. Erfdelen door het lot 222
waren vijfenveertigduizend zes- HFDST. 26 men van de stammen van hun
honderd.a a Nu 1:37 vaderen dienen zij een erfdeel te
b Ge 30:6
42 Dit waren de zonen van c Ge 49:16
ontvangen. 56 Naar de beslis-
Dan,b volgens hun families: Van d Nu 1:39 sing van het lot dient iemands
e Ge 30:13
Suham _ de familie der Suhamieten. Ge 35:26
erfdeel te worden toebedeeld tus-
Dit waren de families van Dan,c f Ge 46:17 sen de velen en de weinigen.”
g 1Kr 7:30
volgens hun families. 43 Alle h Ge 46:17
57 Dit nu waren de ingeschre-
families van de Suhamieten, van i 1Kr 7:30 venen van de levieten,a volgens
hun ingeschrevenen, waren vier- j Ge 49:20 hun families: Van Gerson _ b
de fa-
De 33:24
enzestigduizend vierhonderd.d k Nu 1:41 milie der Gersonieten; van Ke- _
44 De zonen van Aser, _ e vol- l Ge 30:8 hathc de familie der Kehathieten;
Ge 35:25
gens hun families, waren: Van m Ge 46:24 van Merari _ d de familie der Me-
¨
J _imnaf de familie der Jimnaıe- n 1Kr 7:13 rarieten. 58 Dit waren de fami-
o Ge 46:24
ten; van J _isvig de familie der Jis- p 1Kr 7:13
lies van de levieten: de familie
vieten; van Ber _ia de familie der q Ge 49:21 der Libnieten,e de familie der He-
¨
Beriıeten; 45 van de zonen van r Nu 1:43 bronieten,f de familie der Mah-
s Ex 38:26
Ber _ia: Van Heber _ de familie der Nu 1:46 lieten,g de familie der Musieten,h
¨
Heberieten; van Malki _ elh de fami- Nu 1:49 de familie der Korachieten.i
¨ Nu 2:32
lie der Malkielieten. 46 En de Nu 14:29 En Kehath _ j werd de vader van
Ne 9:23
naam van Asers _ dochter was Se- _ t Joz 11:23 Amram.
_ k
59 En de naam van
rah.i 47 Dit waren de families Joz 14:1 Amrams
_ vrouw was Jochebed, _ l
j u Nu 33:54
van de zonen van Aser, _ van hun L evi’s
_ dochter, die zijn vrouw
¨ Joz 17:14
ingeschrevenen: drie envijftig- v Nu 34:13 in Egypte _ aan Levi _ baarde. Met-
Joz 14:2
duizend vierhonderd.k Joz 17:4 tertijd baarde zij aan Amram _
l vol- Joz 18:6 ¨
48 De zonen van Naftali, _ Sp 16:33
Aaron _ en Mozes _ en M _irjam, hun
gens hun families, waren: Van zuster.m 60 Voorts werden aan
¨ m ¨ ¨
Jahze
_ el de familie der Jahzeelie- 2e kolom
Aaron _ Nadab _ en Ab _ihu,n Eleazar _
ten; van Guni _ n de familie der Gu- en Ithamar _ o geboren. 61 Maar
o de fami- a Ex 6:19
nieten; 49 van Jezer _ Nu 3:15 Nadab _ en Ab _ihu stierven, omdat
lie der Jizrieten; van S _illemp de Joz 18:7
zij onwettig vuur voor het aange-
b Ge 46:11
familie der Sillemieten. 50 Dit Nu 3:17 zicht van Jehovah hadden aange-
q Joz 21:6
waren de families van Naftali, _ c Ex 6:16
boden.p
volgens hun families, en hun in- Nu 3:19 62 En hun ingeschrevenen be-
geschrevenen waren vijfenveer- Joz 21:4 ¨
d Joz 21:7 droegen drieentwintigduizend,
tigduizend vierhonderd.r 1Kr 6:1 allen mannelijke personen van
e Ex 6:17
51 Dit waren de ingeschreve- Nu 3:18 een maand oud en daarboven.q
¨
nen van de zonen van Isra _ el: zes- f Nu 3:27 Want zij werden niet ingeschre-
´ ´ 1Kr 6:2 ¨
honderd een duizend zevenhon- g Ex 6:19 ven onder de zonen van Isra _ el,r
derd dertig.s Nu 3:33 omdat hun geen erfdeel gegeven
1Kr 23:21
52 Daarna sprak Jehovah tot h Nu 3:20 mocht worden onder de zonen
1Kr 23:23 ¨
Mozes _ en zei: 53 „Aan dezen i Ex 6:24
van Isra _ el.s
dient het land ten erfdeel te wor- 1Kr 6:33 63 Dit waren degenen die door
1Kr 6:37
den toebedeeld volgens het ge- j 1Kr 23:12 Mozes _ en de priester Eleazar _ wer-
tal der namen.t 54 Naar gelang k Ex 6:18 den ingeschreven, toen zij de zo-
van de grootte van het aantal Nu 3:19 ¨
l Ex 2:1
nen van Isra _ el inschreven in de
dient gij iemands erfdeel te ver- Ex 6:20 woestijnvlakten van Moab _ aan de
meerderen, en naar gelang van m Ex 15:20
Mi 6:4 Jorda_ an _ bij Jericho. _ t 64 Maar
de geringheid dient gij iemands n Ex 6:23 onder dezen bleek zich geen man
Ex 24:9
erfdeel te verminderen.u Aan een Le 10:1 te bevinden van hen die door
ieder dient naar verhouding van ¨
o Le 10:16 Mozes _ en de priester Aaron _ wa-
Nu 3:2
zijn ingeschrevenen een erfdeel p Le 10:2 ren ingeschreven toen zij de zo-
te worden gegeven. 55 Slechts ¨
Nu 3:4
1Kr 24:2
nen van Isra _ el in de wildernis
door het lotv dient het land te q Nu 3:39
worden toebedeeld. Naar de na- r Nu 1:49 s Nu 18:24; De 10:9; De 14:27; Joz 14:3; t Nu 26:3.
223 Dochters van Zelafead. Jozua NUMERI 26:65–27:21
¨ HFDST. 26
van S _inaı hadden ingeschreven.a moet GIJ zijn erfdeel aan de broers
65 Want Jehovah had betreffen- a Nu 1:2 van zijn vader geven. 11 En in-
De 2:14
de hen gezegd: „Zij zullen zonder 1Kor 10:5 dien zijn vader geen broers heeft,
mankeren in de wildernis ster- b Nu 14:29
Heb 3:17
dan moet GIJ zijn erfdeel geven
ven.”b Van hen was er dus geen c Nu 14:30 aan die bloedverwanta van hem
man overgebleven, behalve Kaleb,
_ Joz 14:14
Joz 19:49
die hem in zijn familie het naast
de zoon van Jefunne,
_ en Jozua,
_ de verwant is, en hij moet het in be-

zoon van Nun.c zit nemen. En het moet de zonen
HFDST. 27 ¨
Toen traden de dochters van Isra _ el dienen tot een inzetting
27
Hefer,
_
van Zelafead, _ d de zoon van

de zoon van G _ilead, de zoon


d Nu 26:33
1Kr 7:15
e Nu 26:28
ingevolge een rechterlijke beslis-
sing, juist zoals Jehovah Mozes _ ge-
f Joz 17:3
van Machir,
_ de zoon van Manas- _ g Ex 18:26 boden heeft.’ ”
De 17:8
se,e van de families van Manasse, _ h Nu 14:35
12 Nadien zei Jehovah tot Mo- _
de zoon van Jozef, _ nader. En dit i Nu 16:2 zes: „Beklim dit Abarimgeberg-
Nu 16:19
waren de namen van zijn doch- te b en zie het land dat ik de zo-
Nu 16:35 ¨
ters: Machla,
_ Noa
_ en Hogla _ en j Ez 18:4 nen van Isra _ el stellig geven zal.c
Ro 5:12
M _ilka en T _irza.f 2 Zij dan plaat- Ro 6:23 13 Wanneer gij het gezien hebt,
sten zich voor Mozes _ en voor de k Nu 26:64 dan moet gij tot uw volk verga-
g en voor de over- l Joz 17:4
priester Eleazar _ derd worden,d ja gij, net zoals uw
sten en de gehele vergadering bij
m Ex 18:15 ¨
Ex 33:11 broer Aaron _ [tot zijn volk] ver-
Le 24:12
de ingang van de tent der samen- n Nu 36:2 gaderd is,e 14 aangezien gijlie-
komst, en zeiden: 3 „Onze va- Joz 17:6 den in de wildernis van Zin, bij
der is in de wildernis gestorven,h het ruzie maken van de verga-
en toch bleek hij niet tot de ver- 2e kolom dering,f weerspannig zijt geweest
gadering te behoren, dat wil zeg- a Le 25:25 tegen mijn bevel mij bij de wa-
gen tot hen die zich tegen Jeho- Le 25:49
teren voor hun ogen te heiligen.g
Ru 4:3
vah schaarden in de vergadering Jer 32:8 Dit zijn de wateren van Meriba _ h
i maar hij is om zijn
van Korach,
_ b Nu 33:47
bij Kades _ i in de wildernis van
De 32:49
eigen zonde gestorven; j en hij had c Ge 13:15 Zin.” j
geen zonen gekregen. 4 Waar- De 3:27
De 32:52 15 Toen sprak Mozes _ tot Jeho-
om zou de naam van onze va- De 34:1
vah en zei: 16 „Laat Jehovah,
der uit het midden van zijn fami- d Nu 31:2
k van elke
lie worden weggenomen omdat hij
De 34:7 de God van de geesten
e Nu 20:24
geen zoon had? k O geef ons een be- Nu 20:28 soort van vlees,l een man over de
zitting in het midden van de broe-
Nu 33:38 vergadering aanstellenm 17 die
De 10:6 ´ ´ ´ ´
ders van onze vader.”l 5 Hier- De 32:50 voor hen zal uitgaan en die voor
f Nu 20:10
op bracht Mozes _ hun zaak voor De 1:37
hen zal ingaan en die hen zal
Jehovah.m Ps 106:33 uitleiden en die hen zal binnen-
g Nu 20:12
6 Jehovah zei toen het volgen- h Ps 106:32
leiden,n opdat Jehovah’s vergade-
de tot Mozes: _ 7 „De dochters i De 1:2 ring niet wordt als schapen die
De 32:51
van Zelafead _ hebben gelijk. Gij j Nu 13:21
geen herder hebben.”o 18 Daar-
dient hun beslist een erfelijk be- Joz 15:1 om zei Jehovah tot Mozes: _ „Neem
k Nu 27:18
zit in het midden van de broeders Ps 31:5 u Jozua,_ de zoon van Nun, een
van hun vader te geven, en gij Ps 104:29 man in wie geestp is, en gij moet
l Nu 16:22
moet het erfdeel van hun vader Job 12:10 hem uw hand opleggen; q 19 en
op hen doen overgaan. n 8 En m De 31:14 gij moet hem voor de priester
¨ n De 31:2
Eleazar
_ en voor de gehele verga-
tot de zonen van Isra _ el dient gij o 1Kon 22:17
aldus te spreken: ’Ingeval enige Mt 9:36 dering plaatsen, en gij moet hem
p Nu 14:24
man sterft zonder een zoon te 2Kon 2:9 voor hun ogen het bevel overdra-
hebben, dan moet GIJ zijn erfdeel Lu 1:17
q De 34:9
gen.r 20 En gij moet iets van
op zijn dochter doen overgaan. Han 6:6 uw waardigheid op hem leggen,s
1Ti 4:14
9 En indien hij geen dochter opdat de gehele vergadering der
r De 31:7 ¨
heeft, dan moet GIJ zijn erfdeel s De 1:38 zonen van Isra _ el naar hem moge
De 31:3
aan zijn broers geven. 10 En in- De 34:10
luisteren.t 21 En voor de pries-
dien hij geen broers heeft, dan t Joz 1:17 ter Eleazar _ zal hij staan, en die
NUMERI 27:22–28:19 Gang van zaken bij diverse offers 224
moet ten behoeve van hem voor HFDST. 27 rustig stemmende geur voor Je-
het aangezicht van Jehovah in- a 1Sa 22:10
1Sa 28:6
hovah.a
lichtingen inwinnena door de uit- b Ex 28:30 9 Op de sabbatdag b zullen het
spraak van de Urim.b Op zijn be- Le 8:8
De 33:8
echter twee gave eenjarige man-
vel zullen zij uitgaan en op zijn 1Sa 23:9 netjeslammeren zijn en twee tien-
1Sa 28:6
bevel zullen zij ingaan, hij en alle de maat meelbloem als graan-
¨ Ne 7:65
zonen van Isra
_ el met hem en de c Nu 20:28 offer, met olie bevochtigd, met
d Nu 27:18
gehele vergadering.” De 31:14 het daarbij behorend drankoffer,
22 Mozes
_ nu deed juist zoals Je- e De 3:28
De 31:23
10 als een sabbatsbrandoffer op
hovah hem geboden had. Bijge- zijn sabbat, naast het bestendig

volg nam hij Jozua _ en plaatste brandoffer c en het daarbij beho-
HFDST. 28
hem voor de priester Eleazar _ c rend drankoffer.d
f Le 3:11
en voor de gehele vergadering Le 21:6 11 En aan het begin van UW
23 en legde hem de handen op en Nu 28:24
Mal 1:7
maanden zult gijlieden als brand-
droeg hem het bevel over,d juist g Ge 8:21 offer aan Jehovah aanbieden: twee
´ ´
zoals Jehovah door bemiddeling Ex 29:18
Ef 5:2
jonge stieren en een ram, zeven
van Mozes
_ gesproken had.e Fil 4:18 gave mannetjeslammeren van een
h Ex 23:14
jaar oud,e 12 en drie tiende maat
En Jehovah sprak verder
28
2Kr 8:13
Ezr 3:5 meelbloem als graanoffer,f met
tot Mozes
_ en zei: 2 „Ge- Ne 10:33
¨ i Ex 29:38 olie bevochtigd, bij elke stier en
bied de zonen van Isra
_ el, en gij Le 6:9 twee tiende maat meelbloem als
moet tot hen zeggen: ’GIJ dient Nu 29:11
Ez 46:15 graanoffer, met olie bevochtigd,
ervoor te zorgen mijn offergave, j Ex 12:6 bij de ene ram,g 13 en respec-
mijn brood,f voor mijn vuuroffers Ex 29:39
De 16:6 tievelijk een tiende maat meel-
tot een rustig stemmende geur k Ex 16:36
bloem als graanoffer, met olie
voor mij,g op de daarvoor bestem- l Nu 15:4
bevochtigd, bij elk mannetjes-
m Ex 29:40
de tijdenh aan mij aan te bieden.’ n Ex 29:42 lam, als een brandoffer, een rus-
2Kr 2:4
3 En gij moet tot hen zeggen: Ezr 3:3 tig stemmende geur,h een vuur-
’Dit is het vuuroffer dat GIJ aan o Le 8:21
offer voor Jehovah. 14 En als
p Le 23:13
Jehovah zult aanbieden: twee q Ex 29:40 de daarbij behorende drankoffers
gave eenjarige mannetjeslamme- r Nu 15:10 dient er een halve i hin wijn bij
Nu 28:14
ren per dag als een bestendig De 14:26 een stier te komen en een der-
brandoffer.i 4 Het ene manne- de j hin bij de ram en een vierde k
tjeslam zult gij ’s morgens opdra- hin bij een mannetjeslam. Dit is
2e kolom
gen, en het andere mannetjeslam het maandelijks brandoffer in zijn
a Ex 29:41
zult gij tussen de twee avonden b Ex 16:29 maand voor de maanden van het
opdragen,j 5 met een tiende efak Ex 20:10
jaar.l 15 Ook dient er buiten het
meelbloem als graanoffer,l bevoch-
Ez 20:12 ´ ´
c Nu 28:3 bestendig brandoffer nog een gei-
tigd met een vierde hin gestoten d Nu 28:7
tenbokje m als zondeoffer aan Je-
e Nu 10:10
olie; m 6 het bestendig brand- 1Kr 23:31 hovah te worden opgedragen met
¨ 2Kr 2:4
offer,n dat bij de berg S _inaı werd Ne 10:33 het daarbij behorend drankoffer.n
opgedragen tot een rustig stem- Kol 2:16
16 En in de eerste maand, op de
f Le 2:11
mende geur, een vuuroffer voor g Le 1:10 veertiende dag van de maand, zal
Jehovah,o 7 met het daarbij be- h Le 1:13 Jehovah’s Pascha zijn.o 17 En op
i Nu 15:10
horend drankoffer,p een vierde j Nu 15:7 de vijftiende dag van die maand
hin voor elk mannetjeslam.q Giet k Nu 15:5 zal er een feest zijn. Zeven da-
het drankoffer van bedwelmen- l Nu 29:6
m Le 4:23 gen zullen er ongezuurde broden
de drankr voor Jehovah uit op de Nu 15:24 worden gegeten.p 18 Op de eer-
Nu 28:22
heilige plaats. 8 En het andere n Nu 29:19 ste dag zal er een heilige samen-
mannetjeslam zult gij tussen de o Ex 12:14 komst zijn.q Geen enkel soort
Le 23:5
twee avonden opdragen. Met het- De 16:1 van zwaar werk moogt GIJ doen.r
zelfde graanoffer als ’s morgens Ez 45:21
19 En GIJ moet als vuuroffer, een
Lu 22:7
en met hetzelfde daarbij beho- 1Kor 5:7 brandoffer s voor Jehovah, twee
rende drankoffer zult gij het op- p Ex 12:15
Le 23:6
dragen als een vuuroffer, tot een 1Kor 5:8 q Le 23:2; r Le 23:7; s Le 1:9.
225 Offers voor de zevende maand NUMERI 28:20–29:11
´ ´ HFDST. 28
jonge stieren en een ram en ze- En in de zevende maand,
ven mannetjeslammeren van een
jaar oud aanbieden.a Het dienen
a Nu 28:11
b Le 22:20
Le 22:22
29 op de eerste van de maand,
dient GIJ een heilige samenkomst
werkelijk gave [dieren] voor U De 15:21 te houden.a Geen enkel soort van
c Le 2:1
te zijn.b 20 En als de daarbij be- d Nu 28:12 zwaar werk moogt GIJ doen.b Het
horende graanoffers c van meel- e Nu 28:13 dient werkelijk een dag van trom-
f Nu 28:15
bloem, met olie bevochtigd, zult Nu 29:5 petgeschal voor U te zijn.c 2 En
GIJ drie tiende maat opdragen bij g Nu 28:3 GIJ moet als brandoffer tot een
Da 8:11
een stier en twee tiende maatd Da 11:31 rustig stemmende geur voor Je-
bij de ram. 21 Gij zult respectie- ´ ´
Da 12:11
hovah opdragen: een jonge stier,
velijk een tiende maate opdragen h Nu 28:6 ´ ´
i Le 3:11 een ram, zeven mannetjeslamme-
bij elk mannetjeslam van de ze- Le 21:6 ren van een jaar oud, gave [die-
Nu 28:2
ven
´ ´ mannetjeslammeren; 22 en j Nu 28:8 ren]; d 3 en het daarbij behorend
een zondeofferbok om verzoening k Ex 12:16 graanoffer van meelbloem, met
Ex 13:6
voor U te doen.f 23 Buiten het Le 23:8 olie bevochtigd, drie tiende maat
morgenbrandoffer, dat als besten- l De 16:8
bij de stier, twee tiende maat bij
dig g brandoffer h dient, zult GIJ m Ex 23:16 ´ ´
n Ex 34:22 de ram,e 4 en een tiende maat
deze opdragen. 24 Deze zelfde Le 23:16
bij elk mannetjeslam van de zeven
zult GIJ dagelijks gedurende de ze- Le 23:21 ´ ´
De 16:10 mannetjeslammeren; f 5 en een
ven dagen als brood opdragen,i Han 2:1
geitenbokje als zondeoffer om ver-
o Ex 31:14
een vuuroffer, tot een rustig stem- Nu 28:18 zoening voor U te doen; g 6 bui-
mende geur voor Jehovah.j Te za- p Le 23:18
ten het maandelijks brandoffer h
q Nu 28:12
men met het bestendig brandoffer r Nu 28:13 en het daarbij behorend graan-
dient het te worden opgedragen, s Le 23:19
offer i en het bestendig brandoffer j
en het daarbij behorend drank- Nu 28:15
t Nu 28:3 en het daarbij behorend graan-
offer. 25 En op de zevende dag Nu 28:5
offer,k met de daarbij behorende
dient GIJ een heilige samenkomst Nu 28:23
u Le 1:3 drankoffers,l overeenkomstig de
te houden.k Geen enkel soort van Nu 28:19
voorgeschreven gang van zaken
zwaar werk moogt GIJ doen.l v Nu 28:7


daarvoor, tot een rustig stemmen-
26 En op de dag van de eer- de geur, een vuuroffer voor Jeho-
ste rijpe vruchten,m wanneer GIJ 2e kolom
vah.m
een nieuw graanoffer aan Jeho-
vah aanbiedt, op UW wekenfeest,n 7 En op de tiende van deze ze-
HFDST. 29
dient GIJ een heilige samenkomst vende maand dient GIJ een hei-
a Le 23:24
te houden. Geen enkel soort van b Le 23:25 lige samenkomst te houden,n en
c Nu 10:2 GIJ moet UW ziel in droefheid bui-
zwaar werk moogt GIJ doen.o Ps 81:3
27 En GIJ moet als brandoffer tot d Nu 28:19 gen.o Geen enkel soort van werk
een rustig stemmende geur voor e Nu 28:20 moogt GIJ doen.p 8 En GIJ moet
f Nu 28:21
Jehovah ´ aanbieden: twee jonge g Nu 28:15
Jehovah als brandoffer, als een
´ Nu 28:22 rustig stemmende geur, aanbie-
stieren, een ram, zeven manne- h Nu 28:11 ´ ´ ´ ´
tjeslammeren van een jaar oud; p i Nu 28:12
den: een jonge stier, een ram,
28 en als het daarbij behorend j Nu 28:3 zeven mannetjeslammeren van
graanoffer van meelbloem, met k Nu 28:5 een jaar oud.q Het dienen werke-
l Nu 28:7
olie bevochtigd, drie tiende maat m Le 23:25 lijk gave [dieren] voor U te zijn.r
bij elke stier, twee tiende maatq Nu 28:6 9 En als het daarbij behorend
n Le 16:29
bij de ene ram, 29 een tiende Le 23:27 graanoffer van meelbloem, met
maatr respectievelijk bij elk man- o Le 16:29 olie bevochtigd, drie tiende maat
Le 23:29
netjeslam van de zeven manne- Ps 35:13 bij de stier, twee tiende maat
´ ´ Jes 58:5
bij de ene ram,s 10 een tiende
tjeslammeren; 30 een geiten- p Le 23:31
bokje om verzoening voor U te q Nu 29:2 maat respectievelijk bij elk man-
doen.s 31 Buiten het bestendig r Le 1:3 netjeslam van de zeven manne-
Le 22:22 ´ ´
brandoffer en het daarbij beho- De 15:21 tjeslammeren; t 11 een geiten-
De 17:1
rend graanoffer zult GIJ ze opdra- s Nu 28:12
bokje als zondeoffer, buiten het
gen.t Het dienen werkelijk gave Nu 29:3 zondeoffer der verzoening u en
t Nu 28:13
[dieren] voor U te zijn,u met de Nu 29:4
het bestendig brandoffer en het
daarbij behorende drankoffers.v u Le 16:3 daarbij behorend graanoffer, met
NUMERI 29:12-33 Vervolg offers zevende maand 226
de daarbij behorende drankof- HFDST. 29 buiten het bestendig brandoffer
fers.a a Nu 28:7 en het daarbij behorend graan-
12 En op de vijftiende dag van b Ex 23:16
Le 23:34
offer en het daarbij behorend
de zevende maandb dient GIJ een De 16:13 drankoffer.
Ne 8:14
heilige samenkomst te houden.c c Le 23:37
23 En op de vierde dag tien
Geen enkel soort van zwaar werk Ne 8:18 stieren, twee rammen, veertien
moogt GIJ doen,d en zeven da- d Le 23:35 mannetjeslammeren van een
gen moet GIJ een feest voor Je- e De 16:15 jaar oud, gave [dieren]; a 24 het
f Le 1:3
hovah vieren.e 13 En GIJ moet Ezr 3:4
daarbij behorend graanoffer b en
als brandoffer f een vuuroffer van g Le 22:22 de daarbij behorende drankof-
een rustig stemmende geur voor De 17:1 fers c bij de stieren, de rammen
Jehovah aanbieden: dertien jon- h Nu 28:12
Nu 29:3
en de mannetjeslammeren, naar
ge stieren, twee rammen, veer- i Nu 28:13 hun getal, overeenkomstig de
tien mannetjeslammeren van een Nu 29:4 voorgeschreven gang van za-
´ ´
jaar oud. Het dienen werkelijk j Nu 28:3
Nu 28:5
ken; d 25 en een geitenbokje als
gave [dieren] te zijn.g 14 En als Nu 28:7 zondeoffer,e buiten het bestendig
het daarbij behorend graanoffer k De 15:21 brandoffer,f het daarbij behorend
van meelbloem, met olie bevoch- l Nu 29:3
Nu 29:14
graanoffer en het daarbij beho-
tigd, drie tiende maat bij elke m Nu 28:14
rend drankoffer.g
stier van de dertien stieren, twee n Nu 28:12 26 En op de vijfde dag negen
tiende maat bij elke ram van de o Nu 28:15 stieren, twee rammen, veertien
twee rammen,h 15 en een tien- p Nu 28:3 mannetjeslammeren van een jaar
Nu 28:5
de maat bij elk mannetjeslam van Nu 28:7 oud, gave [dieren]; h 27 en het
de veertien
´ ´ mannetjeslammeren; i q Nu 29:13 daarbij behorend graanoffer i en
16 en een geitenbokje als zonde- r Nu 29:9 de daarbij behorende drankof-
Nu 29:14
offer, buiten het bestendig brand- fers j bij de stieren, de rammen en
s Nu 28:14
offer, het daarbij behorend graan- de mannetjeslammeren, naar hun
t Nu 28:15
offer en het daarbij behorend getal, overeenkomstig de voor-

drankoffer.j geschreven gang van zaken; k
2e kolom ´ ´
17 En op de tweede dag twaalf 28 en een bok als zondeoffer,l bui-
a Le 22:22
jonge stieren, twee rammen, veer- Nu 29:13
ten het bestendig brandoffer en
tien mannetjeslammeren van een b Nu 29:14 het daarbij behorend graanoffer
jaar oud, gave [dieren]; k 18 en c Nu 28:14 en het daarbij behorend drank-
het daarbij behorend graanoffer l d Nu 28:12 offer.m
en de daarbij behorende drankof- e Le 4:23 29 En op de zesde dag acht stie-
Nu 28:15
fers m bij de stieren, de rammen f Nu 28:3
ren, twee rammen, veertien man-
en de mannetjeslammeren, naar g Nu 28:7 netjeslammeren van een jaar oud,
hun getal, overeenkomstig de h De 15:21 gave [dieren]; n 30 en het daarbij
voorgeschreven
´ ´ gang van zaken; n De 17:1 behorend graanoffer o en de daar-
i Nu 29:14
19 en een geitenbokje als zondeof- bij behorende drankoffers p bij de
j Nu 28:14
fer,o buiten het bestendig brandof- stieren, de rammen en de man-
k Nu 28:12
fer en het daarbij behorend graan- l Le 4:23
netjeslammeren, naar hun getal,
offer, met de daarbij behorende Nu 28:15 overeenkomstig de voorgeschre-
´ ´
drankoffers.p m Nu 28:7 ven gang van zaken; q 31 en een
20 En op de derde dag elf stie- n Le 1:3
Nu 29:8
bok als zondeoffer,r buiten het be-
ren, twee rammen, veertien man- o Nu 29:3
stendig brandoffer, het daarbij be-
netjeslammeren van een jaar Nu 29:14 horend graanoffer en de daarbij
oud, gave [dieren]; q 21 en het p Nu 28:14 behorende drankoffers.s
q Nu 28:12
daarbij behorend graanoffer r en 32 En op de zevende dag ze-
r Le 4:23
de daarbij behorende drankof- Nu 28:15 ven stieren, twee rammen, veer-
fers s bij de stieren, de rammen s Nu 28:7 tien mannetjeslammeren van een
en de mannetjeslammeren, naar t Le 1:3 jaar oud, gave [dieren]; t 33 en
Le 22:22
hun getal, overeenkomstig de het daarbij behorend graanoffer u
u Nu 29:3
voorgeschreven gang van zaken; Nu 29:14 en de daarbij behorende drankof-
´ ´
22 en een bok als zondeoffer,t v Nu 28:14 fers v bij de stieren, de rammen
227 Voorschriften voor geloften NUMERI 29:34–30:11
en de mannetjeslammeren, naar HFDST. 29 te van onthouding oplegt, 4 en
hun getal, overeenkomstig de a Nu 28:12 haar vader hoort werkelijk haar
voorgeschreven gang van zaken b Le 4:23 gelofte of haar onthoudingsge-
´ ´ Nu 28:15
daarvoor; a 34 en een bok als lofte die zij haar ziel heeft op-
c Nu 28:7
zondeoffer,b buiten het bestendig gelegd, en haar vader bewaart in-
d Le 23:36
brandoffer, het daarbij behorend derdaad het stilzwijgen tegenover
e Le 23:39
graanoffer en het daarbij beho- haar, dan moeten al haar gelof-
rend drankoffer.c f Nu 29:2
ten van kracht zijn, en elke ont-
35 En op de achtste dag dient g Nu 29:3
Nu 29:14
houdingsgelofte a die zij haar ziel
GIJ een plechtige vergadering
h Nu 28:14
heeft opgelegd, zal van kracht
te houden.d Geen enkel soort zijn. 5 Maar indien haar vader
i Nu 28:12
van zwaar werk moogt GIJ doen.e haar weerhouden heeft op de dag
j Le 4:23
36 En GIJ moet als brandoffer een Nu 28:15 dat hij al haar geloften of haar ont-
vuuroffer van een rustig stem- k Nu 28:7 houdingsgeloften die zij haar ziel
mende geur voor Jehovah aan- heeft opgelegd, hoorde, zal zulks
´ ´ ´ ´ l Le 23:2
bieden: een stier, een ram, zeven De 16:16 niet van kracht zijn, maar Jeho-
mannetjeslammeren van een jaar m Nu 15:3 vah zal haar vergeven, omdat haar
De 12:6
oud, gave [dieren]; f 37 en het vader haar weerhouden heeft.b
n Le 7:16
daarbij behorend graanoffer g en Le 22:21 6 Maar mocht zij soms aan een
de daarbij behorende drankoffers h o Le 1:3 man toebehoren, en haar gelof-
bij de stier, de ram en de man- p Le 2:1 te is op haar,c of de ondoordach-
netjeslammeren, naar hun getal, q Nu 15:5 te belofte van haar lippen die zij
overeenkomstig de voorgeschre- haar ziel heeft opgelegd, 7 en
´ ´ r Le 3:1
ven gang van zaken; i 38 en een haar man hoort het werkelijk en
s Ex 40:16
bok als zondeoffer,j buiten het be- De 4:5 bewaart het stilzwijgen tegenover
stendig brandoffer en het daarbij haar op de dag dat hij het hoort,
behorend graanoffer en het daar- HFDST. 30 dan moeten haar geloften van
bij behorend drankoffer.k t Ex 18:25 kracht zijn, of haar onthoudings-
39 Deze zult GIJ op UW perio- u Ge 28:20 geloften die zij haar ziel heeft op-
dieke feesten aan Jehovah op- Le 27:2 gelegd, zullen van kracht zijn.d
Re 11:30
dragen,l buiten UW gelofteof- 8 Maar indien haar man op de
v Nu 30:10
fers m en UW vrijwillige gavenn Ps 132:2 dag dat hij het hoort, haar weer-
in de vorm van UW brandoffers o w Nu 30:11 houdt,e dan heeft hij haar gelof-
en UW graanoffers p en UW drank- Han 23:14
te die op haar was, of de ondoor-
offers q en UW gemeenschapsof- x De 23:21
dachte belofte van haar lippen
Ps 76:11
fers.’ ”r 40 Voorts sprak Mozes _ Ps 116:14 die zij haar ziel heeft opgelegd,
¨ Ps 119:106
tot de zonen van Isra
_ el overeen- Pr 5:4 ongeldig gemaakt, en Jehovah zal
komstig alles wat Jehovah Mozes _ Mt 5:33 haar vergeven.f
geboden had.s y Ps 22:25
9 Wat de gelofte van een we-
Ps 50:14
Toen sprak Mozes _ tot de duwe of een gescheiden vrouw
30
Ps 66:13
Na 1:15
stamhoofdent van de zo- betreft, alles wat zij haar ziel
¨ z 1Sa 1:11
nen van Isra
_ el en zei: „Dit is het heeft opgelegd, zal voor haar van

woord dat Jehovah geboden heeft: kracht zijn.
2e kolom
2 Ingeval een man een gelofte aan 10 Heeft zij echter in het huis
a Nu 30:10
Jehovah doetu of een eed zweertv Nu 30:13 van haar man een gelofte gedaan
waardoor hij zijn ziel een gelofte b Mr 7:10
of haar ziel door een eed een
van onthouding w oplegt, mag hij Ef 6:1 onthoudingsgelofte g opgelegd,
zijn woord niet breken.x Overeen- c 1Sa 1:11 11 en haar man heeft het ge-
1Sa 1:22
komstig alles wat zijn mond is uit- hoord en heeft tegenover haar
d 1Sa 1:23
gegaan, dient hij te handelen.y het stilzwijgen bewaard, hij heeft
e Ro 7:2
3 En ingeval een vrouw een 1Kor 11:3
haar niet weerhouden, dan moe-
gelofte aan Jehovah doetz of zij Ef 5:22 ten al haar geloften van kracht
zich in het huis van haar vader f Nu 30:5 zijn, of elke onthoudingsgelofte
in haar jeugd werkelijk een gelof- g Nu 30:6 die zij haar ziel heeft opgelegd,
NUMERI 30:12–31:16 Wraak op Midian. Bileam gedood 228
zal van kracht zijn. 12 Maar in- HFDST. 30 zend van elke stam, tot het leger,
dien haar man ze totaal ongel- a 1Kor 11:3 hen en P _inehas,a de zoon van Elea- _
1Pe 3:1
dig heeft verklaard op de dag zar, de priester, tot het leger, en
dat hij enige uiting van haar lip- b Nu 30:5 het heilige gerei en de trompet-
Nu 30:8
pen als haar geloften of als een tenb om oproepen te blazen, waren
onthoudingsgelofte van haar ziel c Ps 35:13 in zijn hand. 7 Zij dan voerden
Jes 58:5
hoorde, zullen ze niet van kracht oorlog tegen M _idian, juist zoals
zijn.a Haar man heeft ze ongel- d Nu 30:7 Jehovah Mozes _ geboden had, en zij
dig verklaard, en Jehovah zal e De 23:21
gingen ertoe over allen die van het
haar vergeven.b 13 Welke ge- mannelijk geslacht waren, te do-
lofte of welke eed met betrek-
f Nu 30:6
Nu 30:10
den.c 8 En behalve de anderen
king tot een onthoudingsgelofte die zij deden sneuvelen, doodden
om de ziel in droefheid te bui-
g Nu 30:3 zij ook de koningen van M _idian,
genc maar ook, haar man dient namelijk Evi _ en Rekem _ en Zur
ze te bekrachtigen of haar man HFDST. 31 en Hur en Reba, _ de vijf koningen
dient ze ongeldig te verklaren. h De 32:41 van M _idian; d en zij doodden B _i-
14 Maar indien haar man van
Ps 94:1
Jes 1:24
leam,e de zoon van Beor, _ met het
dag tot dag absoluut het stilzwij- Na 1:2 zwaard. 9 Maar de zonen van
¨
gen tegenover haar bewaart, dan i Nu 25:2
Isra
_ el voerden de vrouwen van
Nu 25:17 M _idian en hun kleinen gevanke-
heeft hij al haar geloften of al
lijk weg; f en al hun huisdieren
haar onthoudingsgeloften die op j Nu 27:13
De 32:50 en al hun vee en al hun midde-
haar zijn, bekrachtigd.d Hij heeft
len voor levensonderhoud plun-
ze bekrachtigd omdat hij tegen- k Nu 22:7
Nu 25:18 derden zij. 10 En al hun steden
over haar het stilzwijgen heeft 1Kor 10:8 waarin zij zich gevestigd hadden,
bewaard op de dag dat hij ze hoor- Opb 2:14
en al hun ommuurde kampemen-
de. 15 En indien hij ze totaal l Nu 26:51 ten verbrandden zij met vuur.g
ongeldig verklaart nadat hij ze 11 Voorts namen zij heel de buith
m Le 26:8
gehoord heeft, dan draagt hij in en al de roof aan mensen en huis-

werkelijkheid haar dwaling.e dieren mee. 12 Zij dan brach-
2e kolom
16 Dit zijn de voorschriften die ten de gevangenen en de roof en
a Nu 25:7
Jehovah Mozes_ geboden heeft Nu 25:11 de buit naar Mozes _ en de priester
[over de verhouding] tussen een Eleazar
_ en naar de¨ vergadering
b Nu 10:2
man en zijn vrouw,f tussen een Nu 10:9 der zonen van Isra _ el, naar de le-
vader en zijn dochter in haar gerplaats, naar de woestijnvlak-
c De 20:13
jeugd in het huis van haar va- ten van Moab, _ i
die aan de Jorda_ an _
der.”g d Joz 13:21 bij Jericho _ liggen.
Voorts sprak Jehovah tot 13 Toen gingen Mozes _ en de
31 Mozes
_ en zei: 2 „Neem
voor de zonen van Isra
_
¨
el wraak h
e Nu 22:12
Nu 24:25
Joz 13:22
2Pe 2:15
priester Eleazar _
van de vergadering hun buiten
en alle oversten

op de Midianieten.i Daarna zult gij


Ju 11 de legerplaats tegemoet. 14 En
Opb 2:14
tot uw volk worden vergaderd.”j Mozes
_ werd verontwaardigd op
f De 20:14 degenen die over de strijdkrach-
3 Mozes
_ sprak dus tot het volk tenj waren aangesteld, de over-
en zei: „Rust mannen uit UW mid- g Joz 6:24
sten van duizend en de oversten
den toe voor het leger, opdat zij h De 2:35 van honderd, die van de mili-
tegen M _idian mogen optreden om Joz 8:2
taire veldtocht terugkwamen.
Jehovah’s wraak aan M _idian te i Nu 22:1 15 Daarom zei Mozes _ tot hen:
voltrekken.k 4 Duizend van elke „Hebt GIJ iedere vrouwelijke per-
j Nu 31:5
stam, van alle stammen van Is- _ soon in leven gelaten? k 16 Ziet!
¨
rael, zult GIJ in het leger zenden.” k Jer 48:10
Zij zijn het juist die, door het
5 Bijgevolg werden er uit de dui- woord van B _ileam, ertoe hebben
¨ l Nu 25:2
¨
zendenl van Isra_ el duizend van 2Pe 2:15
gediend de zonen van Isra _ el tot
Opb 2:14
elke stam toegewezen, twaalfdui- het plegen van ontrouw tegen-
zend toegerust voor het leger.m m Nu 25:18 over Jehovah te bewegenl in de
De 4:3
6 Toen zond Mozes hen, dui- m zodat de gesel
_ Joz 22:17 zaak van Peor, _
229 Reiniging van oorlogsbuit. Belasting NUMERI 31:17-41
over de vergadering van Jeho- HFDST. 31 de vergadering.a 28 En als belas-
vah kwam.a 17 Nu dan, doodt a Nu 25:9 ting b voor Jehovah moet gij van de
1Kor 10:8
al wat mannelijk is onder de klei- krijgslieden die te velde zijn uit-
´ ´
nen, en doodt iedere vrouw die getrokken, een ziel op de vijfhon-
gemeenschap met een man heeft b Re 21:11 derd afnemen, van de mensen en
gehad door bij een persoon van van het rundvee en van de ezels
het mannelijk geslacht te liggen.b c Nu 31:35
en van het kleinvee. 29 Van hun
18 En laat alle kleinen onder de helft dient GIJ ze te nemen en gij
vrouwen, die de daad van het lig- moet ze aan de priester Eleazar _
gen bij een persoon van het man- d Nu 5:2
Nu 19:11
geven als een bijdrage voor Jeho-
c
nelijk geslacht niet hebben ge- vah. 30 En van de helft die de
¨
kend, voor U in leven.c 19 Wat zonen van Isra
_ el toebehoort, dient
´ ´
UZELF betreft, legert U zeven da-
e Nu 19:16 gij een op de vijftig te nemen,
gen buiten de legerplaats. Ieder van de mensen, van het rundvee,
van U die een ziel heeft gedoodd f Nu 19:20
van de ezels en van het kleinvee,
en ieder van U die een gesneuvel- van elke huisdiersoort, en gij moet
de heeft aangeraakt,e dient zich ze aan de levieten geven,d die de
op de derde en op de zevende dag
g Nu 31:23
plicht in acht nemen met betrek-
te reinigen,f GIJ en UW gevange- king tot Jehovah’s tabernakel.”e
nen. 20 En elk kledingstuk en h Sp 17:3 31 Toen deden Mozes _ en de
Sp 25:4
elk van huiden vervaardigd voor- priester Eleazar _ juist zoals Jeho-
werp en alles wat van geitenhaar vah Mozes_ geboden had. 32 En
gemaakt is en elk houten voor- i Nu 19:9 de roof, het overschot van het ge-
werp dient GIJ voor U te ontzondi- plunderde dat het te velde uit-
gen.”g getrokken volk had buitgemaakt,
j Nu 31:20
21 Toen zei de priester Elea- bedroeg: aan kleinvee, zeshonderd
_
zar tot de mannen van het le- vijfenzeventig duizend, 33 en
¨
k Nu 19:19 aan rundvee, tweeenzeventigdui-
ger die ten strijde waren getrok- Nu 19:20
zend, 34 en aan ezels, eenen-
ken: „Dit is de wetsinzetting die zestigduizend. 35 Wat menselij-
Jehovah Mozes_ geboden heeft: 2e kolom ke zielenf betreft uit de vrouwen
22 ’Alleen het goud en het zilver, a Joz 22:8 die de daad van het liggen bij
het koper, het ijzer, het tin en 1Sa 30:24
Ps 68:12 een persoon van het mannelijk ge-
het lood, 23 alles wat een vuur-
slacht niet hadden gekend,g in
bewerking ondergaat,h dient GIJ ¨
het geheel waren het tweeen-
door het vuur te laten gaan, en b Ge 14:20
dertigduizend zielen. 36 En de
1Kr 26:27
het moet rein zijn. Alleen dient helft die het deel was van degenen
het door het reinigingswater i te die te velde waren uitgetrokken,
worden ontzondigd. En alles wat c Nu 18:20
bedroeg in aantal, van het klein-
Nu 18:29
geen vuurbewerking ondergaat, vee, driehonderd zevenendertig
dient GIJ door het water te laten duizend vijfhonderd. 37 En de
gaan.j 24 En op de zevende dag d De 12:12
belasting h voor Jehovah van het
De 12:19
moet GIJ UW kleren wassen en Joz 13:14 kleinvee bedroeg zeshonderd vijf-
rein zijn, en daarna moogt GIJ in enzeventig. 38 En aan rundvee
de legerplaats komen.’ ”k waren er zesendertigduizend, en
e Nu 3:7
25 Nu zei Jehovah het volgen- Nu 18:3 de belasting daarvan voor Jeho-
de tot Mozes: 26 „Neem het to- 1Kr 23:32 ¨
_ vah was tweeenzeventig. 39 En
taal op van de roof, de gevangenen de ezels waren dertigduizend vijf-
van zowel mensen als huisdieren, f Ge 2:7 honderd [in getal], en de belasting
1Kor 15:45
gij en de priester Eleazar_ en de daarvan voor Jehovah was eenen-
hoofden van de vaderen der verga- zestig. 40 En de menselijke zie-
dering. 27 En gij moet de roof in g Nu 31:18 len waren zestienduizend [in ge-
¨
tweeen verdelen tussen de deelne- tal], en de belasting daarvan voor
¨
mers aan de strijd die te velde zijn h Ge 14:20
Jehovah was tweeendertig zielen.
uitgetrokken, en alle overigen van 1Kr 26:27 41 Toen gaf Mozes _ de belasting
NUMERI 31:42–32:11 Ruben en Gad vragen erfdeel 230
als bijdrage voor Jehovah aan de HFDST. 31 namen dus het goud van de over-
a juist zoals Je-
priester Eleazar, _ a Nu 18:8 sten van duizend en van honderd
Nu 18:19
hovah Mozes _ geboden had.b 1Kor 9:14 aan en brachten het in de tent
Ga 6:6
42 En van de helft die de zonen der samenkomst tot een gedach- ¨
¨ Heb 7:5
tenis a voor de zonen van Israel
van Isra
_ el toebehoorde, die Mo- _ b Nu 5:9 _
zes had afgescheiden van hetgeen c De 12:12
voor het aangezicht van Jeho-
de mannen die oorlog hadden ge- De 12:19 vah.
d Nu 3:7
voerd toebehoorde: 43 De helft De zonen van Ruben
_ en b
nu voor de vergadering bedroeg
van het kleinvee, driehonderd ze-
Nu 18:3
Nu 31:30
1Kr 23:32 32 de zonen van Gad nu wa-
ren in het bezit gekomen van een
c

e Nu 31:4
venendertig duizend vijfhonderd, talrijke, ja, zelfs zeer grote vee-
f Nu 1:4
44 en aan rundvee, zesendertig- Nu 1:16 stapel. Toen zagen zij het land
duizend, 45 en aan ezels, dertig- Nu 31:14 ¨ d
De 1:15 Jaezer _ en het land G _ilead, en
duizend vijfhonderd, 46 en aan g Ex 23:27 zie! de plaats was een plaats voor
menselijke zielen, zestienduizend. Le 26:7
vee. 2 Daarom kwamen de zo-
47 Toen nam Mozes _ van de helft h Ps 96:8
nen van Gad en de zonen van Ru- _
¨
die de zonen van Isra _ el toebehoor- i Ge 41:42
ben en zeiden het volgende tot
de, de ene die er van elke vijf- j Ex 35:22
Mozes_ en de priester Eleazar _ en
tig genomen moest worden, van k Nu 18:8
Nu 18:19 tot de oversten van de vergade-
de mensen en van de huisdieren, l De 20:14 ring: 3 „Ataroth _ e en D
_ibonf en
en gaf die aan de levieten,c die ¨
Jaezer _ en N _imrag en Hesbon _ h
en
de plicht in acht namend met be- Eleale _ i en Sebam _ en Nebo _ j
en
2e kolom
trekking tot Jehovah’s taberna- Behon,
_ k
4 het land dat Jeho-
a Ex 30:16
kel, juist zoals Jehovah Mozes _ ge- vah voor het aangezicht van de
boden had. ¨
vergadering van Isra _ el verslagen
HFDST. 32
48 Toen traden de over de dui- heeft, l is een land voor vee, en uw

zenden van het leger aangestel- b Nu 26:7


Joz 13:15
dienaren hebben vee.”m 5 Ver-
den,e de oversten van duizend en c Nu 26:18 volgens zeiden zij: „Indien wij
de oversten van honderd,f op Mo- _ Joz 13:24 gunst in uw ogen hebben gevon-
zes toe 49 en zeiden tot Mozes: _ d Nu 21:32 den, laat dan dit land aan uw die-
Joz 13:25
„Uw dienaren hebben het totale Jes 16:8 naren als bezitting worden gege-
aantal opgenomen van de krijgs- e Nu 32:34 ven. Doe ons niet over de Jorda_ an _
lieden die onder ons bevel staan f Nu 21:30 trekken.”n
´ ´ Joz 13:9
en niet een van ons is als ver- 6 Toen zei Mozes _ tot de zonen
g Nu 32:36
mist gemeld.g 50 Laat daarom van Gad en de zonen van Ruben: _
h Nu 21:26
ieder van ons als Jehovah’s offer- „Dienen UW broeders ten strijde te
i Nu 32:37 ´ ´
gave aanbieden wat hij gevonden Jer 48:34 trekken terwijl GIJ hier blijft wo-
heeft: h gouden voorwerpen, en- j Nu 33:47 nen? o 7 En waarom zoudt GIJ de
kelkettinkjes en armbanden, ze- ¨
k Nu 32:38 zonen van Isra _ el de moed ontne-
gelringen,i oorringen en vrouwen- l Nu 21:24 men om over te trekken naar het
De 2:24
sieraden,j om verzoening voor De 3:18 land dat Jehovah hun stellig ge-
onze ziel te doen voor het aange- m Ge 46:34 ven zal? 8 Zo hebben UW vade-
zicht van Jehovah.” De 2:35
ren gedaan,p toen ik hen van Ka- _
n Joz 1:12
51 Bijgevolg namen Mozes _ en Joz 1:14
des-Barnea _ uitzondq om het land
de priester Eleazar _ het goud, alle Joz 13:8 te bezien. 9 Toen zij optrokken
juwelen, van hen aan.k 52 En o Fil 2:4 naar het stroomdal Eskol _ r en het

al het goud van de bijdrage die p Nu 13:31 land zagen, ontnamen zij vervol-
Joz 14:8 ¨
zij aan Jehovah bijdroegen, be- q Joz 14:7
gens de zonen van Isra _ el de moed
liep zestienduizend zevenhon- r Nu 13:23
om het land dat Jehovah hun stel-
derd vijftig sikkelen, van de De 1:24 lig geven zou, binnen te trekken.s
oversten van duizend en de over- s Nu 13:32 10 Dientengevolge ontbrandde
De 1:26
sten van honderd. 53 De man- Jehovah’s toorn op die dag, zodat
t Nu 14:28
nen van het leger hadden ieder De 1:34 hij zwoer t en zei: 11 ’De man-
voor zich roofgoed genomen.l Ps 95:11
Ez 20:15
nen van twintig jaar oud en daar-
54 Mozes_ en de priester Eleazar _ Heb 3:18 boven die uit Egypte _ zijn opge-
231 Ruben, Gad en half Manasse vestigen zich NUMERI 32:12-31
trokken,a zullen HFDST. 32
¨ de bodem die ik gezicht van Jehovah de Jorda_ an _
Abraham,
_ Isa
_ ak en Jakob _ onder a Nu 14:29
De 1:35
zal overtrekken, totdat hij zijn
ede beloofd heb,b niet zien, om- De 2:14 vijanden van voor zijn aangezicht
dat zij mij niet volkomen hebben b Ge 13:15 verdrijft,a 22 en het land werke-
gevolgd, 12 behalve Kaleb, c
_ de Ge 26:3
Ge 28:13
lijk voor het aangezicht van Jeho-
zoon van Jefunne, _ de Kenizziet, vah onderworpen is b en GIJ daarna
d c Nu 13:30
en Jozua,
_ de zoon van Nun, want Nu 14:24 terugkeert,c dan zult GIJ inder-
De 1:36
zij hebben Jehovah volkomen ge- Joz 14:8 daad tonen geen schuld te hebben
volgd.’ 13 Daarom ontbrandde tegenover Jehovah en tegenover
¨ d Nu 14:30 ¨
Jehovah’s toorn tegen Isra _ el en De 1:38 Isra
_ el; en dit land moet van U wor-
Joz 19:49
liet hij hen veertig jaar in de den tot een bezitting voor het aan-
wildernis ronddolen,e totdat heel e Nu 14:33
De 29:5 gezicht van Jehovah.d 23 Maar
het geslacht dat kwaad deed in Joz 5:6 indien GIJ niet zo zult handelen,
Ps 95:10
de ogen van Jehovah, zijn ein- Han 7:36 dan zult GIJ stellig tegen Jehovah
de vond.f 14 En nu zijt GIJ op- Han 13:18
zondigen.e Weet dan dat UW zon-
gestaan in de plaats van UW va- f Nu 26:64
de U zal achterhalen.f 24 Bouwt
De 2:14
deren als het broed van zondige 1Kor 10:5 U steden voor UW kleinen en ste-
mannen, om de brandende toorn Heb 3:17
nen kooien voor UW kleinveekud-
¨
van Jehovah tegen Isra _ el nog te g De 1:34
den, en GIJ dient te doen wat uit
Han 7:51
vergroten.g 15 Zoudt GIJ U ervan UW mond is uitgegaan.”g
h Heb 10:38
afwenden hem te volgen,h dan zou
i Ex 23:21 25 Toen zeiden de zonen van
hij hen stellig wederom langer in
Gad en de zonen van Ruben _ het
de wildernis laten blijven,i en GIJ j 2Kr 15:2
volgende tot Mozes: _ „Uw knech-
zoudt ten aanzien van heel dit k De 3:18
Joz 4:12 ten zullen doen juist zoals mijn
volk verderfelijk gehandeld heb-
l Joz 22:4 heer gebiedt.h 26 Onze kleinen,
ben.”j
m Nu 32:33 onze vrouwen, ons vee en al onze
16 Later traden zij op hem toe Joz 12:1 huisdieren zullen daar in de ste-
en zeiden: „Laat ons hier stenen Joz 13:8
2Kon 10:33 den van G _ilead blijven,i 27 maar
kleinveekooien bouwen voor ons
n De 3:18 uw knechten zullen, een ieder die
vee en steden voor onze kleinen. Joz 1:14
toegerust is voor het leger,j voor
17 Maar wijzelf zullen in slagor- Joz 4:13
het aangezicht van Jehovah over-
de toegerust voor de zonen van
¨ trekken voor de strijd, juist zoals
Isra
_ el uit trekken,k net zolang 2e kolom
mijn heer spreekt.”
totdat wij hen op hun plaats heb- a Ps 78:55
ben gebracht, terwijl onze klei- b De 3:20
28 Bijgevolg gaf Mozes _ aan-
nen in de steden met vesting- Joz 11:23 gaande hen bevel aan de pries-
Joz 18:1
werken moeten wonen, uit het Ps 44:2
ter Eleazar_ en aan Jozua,
_ de zoon
gezicht van de bewoners van het c Joz 22:4
van Nun, en aan de hoofden van
land. 18 Wij zullen niet naar Joz 22:9 de vaderen der stammen van de
¨
onze huizen terugkeren totdat de d De 3:12 zonen Isra
_ els. 29 Mozes _ dan zei
¨ Joz 1:15
tot hen: „Indien de zonen van Gad
zonen van Isra _ el zich grondbe- Joz 13:8
zit hebben verschaft, ieder zijn e Nu 15:22 en de zonen van Ruben, _ een ieder
eigen erfdeel.l 19 Want wij zul- Jak 4:17 die ten strijde toegerust is,k met
len geen erfdeel met hen krij- f Sp 13:21 U voor het aangezicht van Jeho-
Jes 59:12
gen vanaf de zijde van de Jorda_ an _ Ga 6:7 vah de Jorda_ an _ overtrekken, en
en verder, omdat ons erfdeel ons g Nu 32:16 het land werkelijk voor UW aange-
ten deel gevallen is vanaf de zijde Nu 32:34
Nu 32:37
zicht onderworpen is, dan moet GIJ
van de Jorda_ an _ tegen de opgang hun het land G _ilead tot een bezit-
h Joz 1:13
[der zon].”m ting geven.l 30 Maar zo zij niet
i Joz 1:14
20 Hierop zei Mozes _ tot hen: toegerust met U overtrekken, dan
j Joz 4:12
„Indien GIJ deze zaak zult doen, moeten zij zich in UW midden in
¨
indien GIJ U voor het aangezicht k Nu 32:20
het land Kana _ an vestigen.”m
l Joz 1:15
van Jehovah ten strijde zult toe- Joz 13:15
31 Hierop antwoordden de zo-
rustenn 21 en iedere toegerus- Joz 13:24 nen van Gad en de zonen van Ru- _
te van U werkelijk voor het aan- m Nu 32:5 ben, en zeiden: „Wat Jehovah tot
¨
NUMERI 32:32–33:15 Israels legeretappen door Mozes opgetekend 232
uw knechten gesproken heeft, zo HFDST. 32 naar hun etappen; en dit waren
zullen wij doen.a 32 Wij zullen a Nu 32:25 hun etappen van de ene vertrek-
b Joz 4:13
toegerust voor het aangezicht c Joz 1:15 plaats tot de andere: a 3 Zij dan
braken op uit Rameses b
van¨ Jehovah naar het land Ka- _ 2Kon 10:33
d De 3:12
_ in de eer-
naan overtrekken,b en onze erfe- e Joz 13:8 ste maand, op de vijftiende dag
lijke bezitting zal ons aan deze f De 29:8
Joz 12:6
van de eerste maand.c Daags na
het Pascha d trokken de zonen van
zijde van de Jorda_ an _ toevallen.”c Joz 22:7
1Kr 5:18 ¨
33 Toen gaf Mozes _ hun, dat wil g Nu 21:23
Isra
_ el met opgeheven hand voor
zeggen de zonen van Gadd en de Nu 21:24 de ogen van alle Egyptenaren uit.e
De 2:31
zonen van Ruben _ e en de halve Ps 136:19 4 Al die tijd waren de Egyptena-
stam Manasse, _ f
de zoon van Jo- _ h De 3:4
Ps 135:11
ren bezig degenen te begraven die
zef, het koninkrijk van S _ihon,g i Nu 21:30 Jehovah onder hen geslagen had,
de koning der Amorieten, en het
Nu 33:45
Joz 13:17
namelijk alle eerstgeborenen; f en
koninkrijk van Og,h de koning j Nu 32:3 aan hun goden had Jehovah straf-
k De 2:36
van Basan, _ het land behorend bij gerichten voltrokken.g
Joz 12:2 ¨
de steden daarvan in de gebie- Re 11:26
l Nu 21:32
5 De zonen van Isra _ el braken
h
den, en de steden van het land Joz 13:25 dus op uit Rameses _ en leger-
den zich vervolgens te Sukkoth. i
rondom.
m Re 8:11
n Nu 32:3
_
34 En de zonen van Gad gin- o Joz 13:27 6 Toen braken zij op uit Suk- _
j
gen D _ibon i bouwen en Atarothj
p Nu 32:17 koth en legerden zich te Etham, _
¨ _ q Nu 32:24
r Nu 21:26 dat aan de rand van de wildernis
en Aro_ ¨ er,k 35 en Atroth-S _ ofan
_ Joz 13:17
en Jaezer l en J
ogbeha, m 36 en ligt. 7 Vervolgens braken zij op
_ _ s Nu 32:3
n o Jer 48:34 uit Etham
_ en keerden terug in de
Beth-N _imra en Beth-H aran, _ t Joz 13:19 k dat in
richting van Pi-Hachiroth,
_ ¨
steden met vestingwerken,p en u Nu 32:3
l
v Joz 13:17 het gezicht van Ba_ al-S ´ ´ efon _ ligt;
stenen kooien voor kleinvee.q Ez 25:9
zij nu legerden zich voor M _igdol.m
37 En de zonen van Ruben _ bouw- w Nu 26:29
x De 3:13 8 Daarna braken zij op uit Pi-
r
den Hesbon
¨ _ t
en Eleale _ s en Kir- ¨
Joz 13:31
Hachiroth
_ en trokken vervolgens
u Joz 17:1
jatha_ ım, 38 en Nebo _ en Ba_ al- y De 3:14 midden door de zee n naar de wil-
v — hun namen werden
Meon_ Joz 13:30
dernis o en bleven drie dagreizen
z 1Kr 2:23
veranderd — en S _ibma; voorts ver de wildernis van Etham _ p in

noemden zij de namen van de ste- trekken en legerden zich toen te
HFDST. 33
den die zij bouwden, naar hun Mara._ q
a Joz 24:5
eigen namen. 1Sa 12:8 9 Voorts braken zij op uit Mara _
w de
39 En de zonen van Machir, _ Ps 77:20
Mi 6:4 en kwamen te Elim. _ r In Elim nu
_
zoon van Manasse, _ trokken voorts b Ex 13:18 waren twaalf waterbronnen en ze-
c Ex 12:51
naar G _ilead en namen het in en ventig palmbomen. Derhalve le-
verdreven de Amorieten die daar-
gerden zij zich daar. 10 Vervol-
in waren. 40 Daarom gaf Mozes _ 2e kolom
gens braken zij op uit Elim _ en
G _ilead aan Machir, _ de zoon van a Nu 9:17
legerden zich aan de Rode Zee.
b Ge 47:11
Manasse,
_ en hij ging ¨ daarin wo- Ex 12:37 11 Daarna braken zij op van de
nen.x 41 En Ja_ ır, de zoon van c Ex 12:2
Ex 13:4
Rode Zee en legerden zich in
Manasse,
_ trok op en nam vervol- d Ex 12:6 de wildernis van Sin.s 12 Toen
Nu 9:3
gens hun tentendorpen in, waar- braken zij op uit de wildernis van
¨ De 16:1
na hij ze Havvoth-J _ a_ ır noemde.y e Ex 14:8 Sin en legerden zich te Dofka. _
f Ex 12:29
42 En Nobah _ trok op en nam ver- Ps 78:51 13 Later braken zij op uit Dofka _
volgens Kenath z en zijn onderhori-
_ g Ex 12:12
Ex 18:11
en legerden zich te Alus. _ 14 Zij
ge plaatsen in; voorts noemde hij h Ge 47:11 braken vervolgens op uit Alus _
t
het Nobah _ naar zijn eigen naam. i Ex 12:37
j Ex 13:20
en legerden zich te Rafidim. _ En
k Ex 14:2 er bleek daar geen water voor
Dit waren de etappen¨ van
33 de zonen van Isra
door de hand van Mozes
_
_ el,¨ die
en Aaron
_ a
l Ex 14:9
m Ex 14:2
n Ex 14:22
het volk te zijn om te drinken.
15 Daarna braken zij op uit Rafi- _
Ps 106:9
dim en legerden ¨ zich in de wilder-
volgens hun legers b uit het land Heb 11:29
o Ex 15:22 nis van S _inaı.u
Egypte
_ waren getrokken.c 2 En p Ex 13:20
q Ex 15:23
Mozes
_ bleef op bevel van Jeho- r Ex 15:27 t Ex 17:1; Ex 17:8; u Ex 18:5; Ex 19:1; Ex 19:2;
vah de vertrekplaatsen optekenen s Ex 16:1 Nu 1:1; Nu 3:4; Nu 9:1.
233 Moeten Jordaan overtrekken, land innemen NUMERI 33:16-54
HFDST. 33
¨
16 Nadien braken zij op uit der zonen van Isra _ el uit het land
¨
de wildernis van S _inaı en leger- a Nu 11:34 Egypte, _ in de vijfde maand, op
¨ De 9:22
den zich te K _ibroth-Hatta_ ava.a de¨ eerste van de maand.a ¨ 39 En
b Nu 11:35
17 Toen braken zij op uit K _ibroth- Nu 12:16 Aaron
_ was honderd drieentwin-
¨
Hatta_ ava en legerden zich te Ha- _ De 1:1 tig jaar oud toen hij op de berg
zeroth.b 18 Daarna braken zij op c Nu 2:3 Hor stierf.
Nu 2:10 ¨
uit Hazeroth_ en legerden zich te Nu 2:18 40 Nu kreeg de Kanaaniet, de
Nu 2:25
R _ithma. 19 Vervolgens braken koning van Arad, _ b
die in de Ne- _
Nu 2:34 ¨
zij op uit R _ithma en legerden zich geb c in het land Kana _ an woonde,
d Nu 9:17 ¨
te R _immon-Perez. _ 20 Toen bra- e De 10:6
te horen dat de zonen van Isra _ el
ken zij op uit R _immon-Perez _ en in aantocht waren.
f De 10:7
legerden zich te L _ibna. 21 Later 41 Na verloop van tijd braken
g De 2:8
braken zij op uit L _ibna en leger- 1Kon 9:26 zij op van de berg Hor d en leger-
den zich te R _issa. 22 Vervolgens 2Kr 8:17
den zich te Zalmona. _ 42 Daarna
braken zij op uit R _issa en legerden h Nu 13:21 braken zij op uit Zalmona _ en leger-
Nu 14:25
zich te Kehelatha. _ 23 Toen bra- Nu 20:1 den zich te Funon. _ 43 Vervol-
ken zij op uit Kehelatha _ en leger- Nu 27:14
De 32:51 gens braken zij op uit Funon _ en le-
den zich bij de berg Safer. _ Joz 15:1 gerden zich te Oboth. _ e 44 Toen
24 Daarna braken zij op van de i Nu 20:22 braken zij op uit Oboth _ en leger-
Nu 20:23
berg Safer _ en legerden zichc te Ha- _ De 32:50 den zich te Ijje- _ Abarim,
_ aan de
rada. 25 Toen braken zij op uit grens van Moab. _ f
45 Later bra-
Harada
_ en legerden zich te Ma- _ 2e kolom
ken zij op uit Ijjim _ en legerden
kheloth. 26 Vervolgens braken zich te D _ibon-Gad.g 46 Daarna
d a De 10:6
zij op uit Makheloth _ en leger- braken zij op uit D _ibon-Gad en le-
b Nu 21:1 ¨
den zich te Tahath. _ 27 Daarna Re 1:16 gerden zich te Almon-Diblath _ a_ ım.
braken zij op uit Tahath _ en leger- c Nu 13:17 47 Toen braken zij op uit Almon- _
¨ h
den zich te Terah. _ 28 Toen bra- Joz 10:40 Diblatha_ ım en legerden zich in
ken zij op uit Terah _ en legerden d Nu 21:4 de bergen van Abarim _ i tegenover

zich te M _ithka. 29 Later bra- e Nu 21:10 Nebo.


_ j
48 Ten slotte braken zij
ken zij op uit M _ithka en legerden f Ge 19:37 op van de bergen van Abarim _ en
Nu 21:11
zich te Hasmona. _ 30 Vervol- Nu 21:13 legerden zich in de woestijnvlak-
gens braken zij op uit Hasmo- _ g Nu 21:30
ten van Moab _ k
aan de Jorda_ an _ bij
na en legerden zich te Moseroth. _ Nu 32:34 Jericho.
_ 49 En zij bleven zich
31 Toen braken zij op uit Mose- _´ h Jer 48:22 aan de Jorda_ an _ legeren vanaf
roth ¨ ene legerden zich te Ben _ e- i Nu 27:12 Beth-Jesimoth _ l tot Abel-S
_ _ittimm
Ja_ akan. 32 Daarna ¨ braken zij De 32:49
in de woestijnvlakten van Moab. _
´
op uit Ben _ e-Ja_ akan en legerden j De 34:1
50 Voorts sprak Jehovah tot
zich te Hor-Hagg _idgad. 33 Ver- k Nu 22:1 Mozes _ in de woestijnvlakten van
volgens braken zij op uit Hor- l Joz 12:3 Moab _ aan de Jorda_ an _ bij Jeri- _
Joz 13:20
Hagg _idgad en legerden zich te cho,n en zei: 51 „Spreek tot de
Jotbatha. f 34 Later braken zij m Nu 25:1 ¨
_ Joz 2:1 zonen van Isra _ el, en gij moet tot
op uit Jotbatha _ en legerden zich Mi 6:5 hen zeggen: ’GIJ trekt de Jor-
te Abrona. 35 Toen braken zij ¨
_ n Nu 22:1 da_ an _ over naar het land Kana _ an.o
Joz 2:2
op uit Abrona _ en legerden zich te Heb 11:30 52 En GIJ moet alle bewoners
Ezeon-G eber. g 36 Daarna bra-
_ _ o De 7:1 van het land van voor UW aan-
ken zij op uit Ezeon-G _ eber
_ en le- De 9:1 gezicht verdrijven en al hun ste-
Joz 3:17
gerden zich in de wildernis van nen figuren vernietigen,p en al
h p Le 26:1
Zin, dat wil zeggen Kades. _ hun beelden van gegoten metaalq
q Ex 34:17
37 Later braken zij op uit Ka- _ Le 19:4 dient GIJ te vernietigen, en al hun
des en legerden zich bij de berg De 27:15 heilige hoge plaatsen dient GIJ
i
Hor, aan de grens van het ¨ land
r Ex 23:24 te verwoesten.r 53 En GIJ moet
Ex 34:13
Edom.
_ 38 De priester Aaron _ nu De 7:5 het land in bezit nemen en daar-
besteeg op bevel van Jehovah de De 12:3
in wonen, want aan U zal ik het
berg Hor en stierf daar in het s De 32:8
Jer 27:5
land stellig geven om het in be-
veertigste jaar van de uittocht Da 4:35 zit te nemen.s 54 En GIJ moet
NUMERI 33:55–34:21 Landsgrenzen vastgesteld. Erfdeel door het lot 234
U het land door het lota als be- HFDST. 33 GIJ UW grenslijn trekken naar de
zit toebedelen, naar UW families.b a Sp 16:33 berg Hor.a 8 Vanaf de berg Hor
b Nu 26:53
Voor wie veel [volk] heeft, dient c Nu 26:54
zult GIJ de grenslijn trekken tot
de toegang van Hamath, b en het
GIJ zijn erfdeel te vermeerderen, d Joz 15:1 _
en voor wie weinig [volk] heeft, e Joz 16:1 eindpunt van de grens moet zich
Joz 18:11 c
dient GIJ zijn erfdeel te vermin- f Re 1:21
bij Zedad _ bevinden. 9 En de
deren.c Waar het lot voor hem Ps 106:34 grens moet uitgaan naar Z _ifron,
g Ex 23:33
op zal uitkomen, dat zal van hem De 7:4
en haar eindpunt moet Hazar- _
d
worden.d Volgens de stammen van Joz 23:13 Enan
_ blijken te zijn. Dit zal UW
Re 2:3
UW vaderen dient GIJ UZELF van Ps 106:36 noordgrens worden.
grondbezit te voorzien.e h Le 18:28 10 Vervolgens moet GIJ UW oost-
Joz 23:15
55 Indien GIJ evenwel de bewo- grens trekken van Hazar- _ Enan
_

ners van het land niet van voor naar Sefam. _ 11 En van Sefam _
HFDST. 34 moet de grens afdalen ¨ naar R _i-
UW aangezicht zult verdrijven,f
dan zullen degenen die GIJ van i Ge 15:18
Ge 17:8
bla, ten oosten van A_ ın, en de
hen overlaat, stellig als prikkels Ps 105:11 grens moet afdalen en stoten
in UW ogen worden en als doorns j De 4:38 op de oostelijke helling van de
Joz 1:4
in UW zijden, en zij zullen U inder- Joz 14:1 zee van K _innereth.e 12 En de
daad benauwen in het land waar- Jer 3:19 grens moet afdalen naar de Jor-
k Ge 10:19
in GIJ wonen zult.g 56 En het Han 17:26 da_ an,
_ en haar eindpunt moet de
moet geschieden dat juist zoals ik l Joz 15:1 Zoutzeef blijken te zijn. Dit zal
m Ge 14:3
gedacht had met hen te doen, ik Joz 15:2
UW landg worden naar zijn gren-
met U zal doen.’ ”h n Re 1:36 zen rondom.’ ”
o Nu 13:26
13 Mozes _ ¨ gebood dus de zonen
En Jehovah sprak verder
34
Nu 32:8
p Joz 15:3 van Isra _ el en zei: „Dit is het land
tot Mozes
_ en zei: ¨ 2 „Ge- q Joz 15:4 dat GIJ U door het lot als bezit
bied de zonen van Isra
_ el, en gij Joz 15:47
r Ex 23:31 zult toebedelen,h juist zoals Jeho-
moet tot hen ¨ zeggen: ’GIJ gaat het s Joz 1:4 vah geboden heeft het aan de ne-
land Kana _ ani binnen. Dit is het Joz 15:12
gen en een halve stam te ge-
land dat U ten erfdeel ¨ zal toeval- ven.i 14 Want de stam van de
len,j het land Kana _ an naar zijn 2e kolom zonen der Rubenieten volgens
k
grenzen. a Nu 33:37 het huis van hun vaderen en de
3 En UW zuidzijde moet blijken De 32:50
stam van de zonen der Gadie-
b Nu 13:21
te zijn vanaf de wildernis van Zin 2Kon 14:25 ten volgens het huis van hun va-
l
langs Edom,
_ en UW zuidgrens c Ez 47:15
deren hebben hun erfdeel reeds
moet blijken te zijn vanaf het uit- d Ez 47:17
genomen, en de halve stam Ma-
e De 3:17
einde van de Zoutzee m in het oos- Joz 11:2 nasse
_ heeft het reeds genomen.j
ten. 4 En UW grens moet van Lu 5:1
Jo 6:1 15 De twee en een halve stam
richting veranderen vanaf het f Joz 15:2 hebben hun erfdeel reeds geno-
zuiden van de opgang van Akrab- _ g De 8:7
men van de Jordaanstreek bij Je- _
h Nu 26:55
bimn en oversteken naar Zin, en Nu 33:54 richo oostwaarts, tegen de op-
haar eindpunt moet zich ten zui- Joz 14:2
gang [der zon].” k
Joz 18:6
den van Kades-Barn
_ _ o bevinden;
ea Sp 16:33 16 En Jehovah sprak verder
en ze moet uitgaan naar Hazar- _ i Joz 14:2
tot Mozes _ en zei: 17 „Dit zijn
p en doorlopen tot Azmon. j Nu 32:33
Addar
_ _ De 3:12 de namen van de mannen die het
5 En bij Azmon _ moet de grens De 3:13
land ten bezit onder U zullen ver-
Joz 13:8
van richting veranderen naar k Nu 32:5 delen: de priester Eleazar _ l en Jo-
_
het stroomdal van [de beek van] Nu 32:32
zua, de zoon van Nun.m´ ´ 18 En
q en haar eindpunt moet l Nu 3:32
Egypte,
_ Nu 20:26 GIJ zult uit elke stam een over-
bij de Zee blijken te zijn.r Joz 14:1
ste nemen om het land ten be-
Joz 19:51
6 Wat de westgrens s betreft, die m Nu 14:38 zit te verdelen.n 19 En dit zijn
moet voor U de Grote Zee en het Nu 27:18
de namen van de mannen: Van
n Nu 1:4
kustland blijken te zijn. Dit zal UW Nu 1:16 de stam Juda _ o Kaleb, de zoon van
_
westgrens worden. o Joz 15:1 Jefunne;
_ p 20 en van de stam
p Nu 14:30 ¨
7 Dit nu zal UW noordgrens Nu 26:65 der zonen van S _imeonq Semu _ el,
worden: Vanaf de Grote Zee zult q Joz 19:1 de zoon van Amm _ihud; 21 van
235 Levietensteden; 6 toevluchtssteden NUMERI 34:22–35:17
de stam Benjamin _ a
Elidad,
_ de HFDST. 34 vluchtssteden,a die GIJ zult geven
zoon van K _islon; 22 en van de a Joz 18:11 opdat de doodslager daarheen
b b Joz 19:40
stam der zonen van Dan een kan vluchten,b en ¨ daarenboven
c Ge 46:20
overste, Bukki, _ de zoon van Jog- _ Ge 48:5 zult GIJ nog tweeenveertig ande-
c
li; 23 van de zonen van Jozef, _ Joz 16:1 re steden geven. 7 Alle steden
d Joz 17:1
van de stam der zonen van¨ Ma- die GIJ aan de levieten zult ge-
d e Joz 16:5
nasse
_ een overste, Hanni _ el, de f Joz 19:10
ven, zullen achtenveertig steden
zoon van Efod; _ 24 en van ¨ e de g Joz 19:17 zijn, deze te zamen met hun wei-
stam der zonen¨ van Efra _ ım een h Joz 19:24 degronden.c 8 De steden die GIJ
overste, Kemu _ el, de zoon van S _if- i Joz 19:32 zult geven, zullen uit de¨ bezit-
tan; 25 en van de stam der zo- j Nu 34:18 ting der zonen van Isra _ el zijn.d
f een overste, De 32:8
nen van Zebulon _ Joz 19:51 Van die er veel heeft, zult GIJ er
Elizafan,_ de zoon van Parnach; _ Han 17:26
veel nemen, en van die er wei-
26 en van de stam der zonen van ¨
nig heeft, zult GIJ er weinig ne-
Issaschar g
_ een overste, Palti _ el, HFDST. 35 men.e Een ieder zal naar gelang
de zoon van Azzan; _ 27 en van k Nu 22:1 van zijn erfdeel dat hij in bezit zal
h Nu 31:12
de stam der zonen van Aser _ een Nu 36:13 nemen, enige van zijn steden aan
overste, Ach _ihud, de zoon van l Ge 49:7 de levieten geven.”
Selomi;_ 28 en van de stam der Le 25:32
9 En Jehovah ging voort tot Mo- _
i een overste, De 18:1
zonen¨ van Naftali _ Joz 14:4 zes te spreken en zei: 10 „Spreek
Peda_ el, de zoon van Amm _ihud.” Joz 21:2 ¨
m Le 25:34
tot de zonen van Isra
_ el, en gij moet
29 Dit zijn degenen aan wie Je- ¨ Joz 21:3 tot hen zeggen: ’GIJ trekt de Jor-
hovah gebood de zonen van Isra _ el Joz 21:11 ¨
1Kr 6:64 da_ an
_ over naar het land Kana _ an.f
tot grondbezitters
¨ in het land 2Kr 11:14 11 En GIJ moet steden uitkiezen
Kana _ an te maken.j die geschikt voor U zijn. Tot toe-
En Jehovah ging voort tot vluchtssteden zullen ze U dienen,
35 Mozes
_ te spreken in de
woestijnvlakten van Moab _ aan
2e kolom
a Nu 35:13
Joz 20:2
en daarheen moet de doodslager
vluchten die onopzettelijk een ziel
Joz 20:7
de Jorda_ an_ k bij Jericho,
_ en¨ zei: Joz 20:8 doodslaat.g 12 En de steden moe-
2 „Geef de zonen van Isra _ el be- Joz 21:13
Joz 21:21
ten U dienen tot een toevluchts-
vel dat zij van hun erfelijk be- Joz 21:27 oord tegen de bloedwreker,h opdat
Joz 21:32
zit steden aan de levieten moe- Joz 21:36
de doodslager niet sterft eer hij
ten geven,l om daar te wonen, en Joz 21:38 voor de vergadering terechtstaat.i
zij dienen de levieten de weide- b De 4:41
De 4:42
13 En de steden die GIJ zult ge-
grond rondom die steden te ge- Joz 20:3 ven, de zes toevluchtssteden, zul-
ven.m 3 En de steden moeten c Joz 21:3 len U ten dienste staan. 14 Drie
d Ge 49:7
voor hen dienen om er te wo- steden zult GIJ geven aan deze zijde
e Nu 26:54
nen, terwijl hun weidegronden Nu 33:54 _ j en drie steden
van de Jorda_ an,
zullen dienen voor hun huisdie- f Ex 3:8 zult¨ GIJ geven in het land Ka- _
Ex 23:23 k
ren en hun have en voor al hun Nu 34:2
naan. Tot toevluchtssteden zul-
wild gedierte. 4 En de weide- g Ex 21:13 len ze dienen.
¨ 15 Voor de zonen
gronden van de steden, die GIJ De 4:42
De 19:4
van Isra
_ el en voor de inwonen-
aan de levieten zult geven, zullen h Nu 35:19 de vreemdeling l en voor de bij-
zich van de stadsmuur af naar De 19:6 woner in hun midden zullen deze
Joz 20:9
buiten tot duizend el in het rond i De 19:11
zes steden tot toevluchtsoord die-
uitstrekken. 5 En GIJ moet bui- De 19:12 nen, opdat een ieder die zonder
Joz 20:5
ten de stad aan de oostzijde twee- opzet een ziel doodslaat, daar-
j De 4:41
duizend el meten en aan de zuid- De 19:9 heen kan vluchten.m
zijde tweeduizend el en aan de k Joz 20:7 16 Indien hij hem nu met een
westzijde tweeduizend el en aan l Ex 12:49
Le 19:34
ijzeren werktuig zo heeft gesla-
de noordzijde tweeduizend el, Le 24:22 gen dat hij sterft, is hij een moor-
Nu 15:16
met de stad in het midden. Dit zal denaar.n De moordenaar dient
m Joz 20:3
hun tot weidegronden bij de ste- n De 19:11
zonder mankeren ter dood ge-
den dienen. o Ge 9:5 bracht te worden.o 17 En in-
6 Dit zijn de steden die GIJ aan Ex 21:12
Le 24:17
dien hij hem met een kleine steen,
de levieten zult geven: zes toe- De 19:12 waardoor hij zou kunnen sterven,
NUMERI 35:18–36:2 Bloedwreker. Bloedschuld 236
zo heeft geslagen dat hij sterft, HFDST. 35 wreker a vindt hem inderdaad bui-
is hij een moordenaar. De moor- a Nu 35:12 ten de grens van zijn toevluchts-
De 19:6
denaar dient zonder mankeren ter stad, en de bloedwreker doodt
dood gebracht te worden. 18 En b Ge 4:8 de doodslager ook, dan heeft hij
indien hij hem met een klein hou- 2Sa 20:10 geen bloedschuld. 28 Want hij
ten werktuig, waardoor hij zou behoort tot aan de dood van de ho-
kunnen sterven, zo heeft gesla- c Ex 21:14
De 19:11
gepriester in zijn toevluchtsstad
gen dat hij sterft, is hij een moor- Ps 10:8 te wonen,b en na de dood van de
Sp 1:18
denaar. De moordenaar dient zon- Mr 6:19 hogepriester mag de doodslager
der mankeren ter dood gebracht Han 23:21 naar het land van zijn bezitting
te worden. terugkeren. 29 En deze [dingen]
d Nu 35:19
19 De bloedwreker a is degene moeten U dienen tot een rechtsin-
die de moordenaar ter dood zal e Ex 21:13
zetting voor al UW geslachten in al
brengen. Wanneer hij hem aan- De 19:5 UW woonplaatsen.
treft, zal hijzelf hem ter dood Joz 20:3
Joz 20:5 30 Al wie een ziel doodslaat,
brengen. 20 En indien hij hem dient op de verklaring van getui-
uit haat een stoot heeft toege- f Nu 35:12 genc als een moordenaar d te wor-
brachtb of hij naar hem gewor- Joz 20:4 ´ ´
den gedood, en een getuige mag
pen heeft terwijl hij op de loer niet tegen een ziel getuigen om
g Re 20:13
lag,c opdat hij zou sterven, 21 of hem te doen sterven. 31 En GIJ
hij hem uit vijandschap met zijn h Ex 29:7 moogt geen losprijs aannemen
hand heeft geslagen, opdat hij zou Le 21:10 voor de ziel van een moordenaar,
sterven, dient degene die gesla- Heb 3:1
die verdient te sterven,e want hij
gen heeft, zonder mankeren ter
dient zonder mankeren ter dood
dood gebracht te worden. Hij is 2e kolom gebracht te worden.f 32 En GIJ
een moordenaar. De bloedwreker a Nu 35:12 moogt geen losprijs aannemen
zal de moordenaar ter dood bren- Nu 35:19
voor iemand die naar zijn toe-
gen wanneer hij hem aantreft.d vluchtsstad gevlucht is, om hem
22 Maar indien hij hem onvoor-
b Joz 20:6 ´ ´
voor de dood van de hogepriester
ziens, zonder vijandschap, een c De 17:6 weer in het land te laten wonen.
stoot heeft toegebracht, of enig De 19:15
33 En GIJ moogt het land waar-
Mt 18:16
voorwerp naar hem heeft gewor- in GIJ zijt,
´ niet bezoedelen; want
Jo 8:17
pen zonder op de loer te liggene 2Kor 13:1
bloed, dat bezoedelt het land,g
1Ti 5:19
23 of enige steen waardoor hij Heb 10:28
en voor het land is geen verzoe-
zou kunnen sterven, zonder hem ning mogelijk ten aanzien van
te zien, of hij er de oorzaak van d Ge 9:6
het bloed dat daarop vergoten is
Ex 20:13
zou zijn dat die op hem viel, zo- De 5:17 dan door het bloed van hem die
dat hij stierf, terwijl hij hem geen het vergoten heeft.h 34 En gij
vijandschap toedroeg en niet zijn e 1Jo 3:15
moogt het land waarin GIJ woont,
nadeel zocht, 24 dan moet de
in welks midden ik verblijf houd,
vergadering naar deze rechtsbe- f Ge 9:5
Ex 21:14 niet verontreinigen; want ik, Je-
slissingen rechtspreken tussen De 19:13
hovah, houd verblijf te ¨ midden
degene die geslagen heeft en de
van de zonen van Isra _ el.’ ”i
bloedwreker.f 25 En de vergade- g Ge 4:10
Ps 106:38
ring g moet de doodslager uit de En de hoofden der vaderen
hand van de bloedwreker bevrij-
den, en de vergadering moet hem
Lu 11:50

h Ge 9:6
36 van de familie der zonen
van G _ilead, de zoon van Machir,
_ j

naar zijn toevluchtsstad, waar- de zoon van Manasse,_ van de fa-


heen hij gevlucht was, doen terug- i Ex 25:8
Ex 29:46
milies der zonen van Jozef,
_ traden
keren, en hij moet daarin wonen Le 26:12 nu toe en spraken in tegenwoor-
tot aan de dood van de hogepries- 1Kon 6:13
digheid van Mozes
_ en de oversten,
ter, die met de heilige olie werd ge- de hoofden van¨ de vaderen der zo-
zalfd.h HFDST. 36 nen van Isra
_ el, 2 en zeiden: „Je-
26 Maar begeeft de doodslager j Nu 26:29 hovah heeft mijn heer geboden
Joz 17:1
zich werkelijk buiten de grens van het land door
¨ het lot aan de zonen
zijn toevluchtsstad waarheen hij k Nu 26:55
van Isra
_ el ten erfdeel te geven; k
mocht vluchten, 27 en de bloed- Nu 33:54 en aan mijn heer is door Jehovah
¨
237 Israel in Moab NUMERI 36:3—DEUTERONOMIUM 1:6
geboden het erfdeel van onze broe- HFDST. 36 ieder aan het erfdeel van de stam
der Zelafead
_ aan zijn dochters te a Nu 27:1 van hun voorvaders vast te hou-
Nu 27:7
geven.a 3 Stel nu eens dat een den. 8 En iedere dochter die
der zonen uit de andere ¨ stam- een erfelijk bezit uit de stammen
men der zonen van Isra el hen tot ¨
_ van de zonen van Isra _ el krijgt,
vrouw krijgt, dan moet het erfdeel b Nu 27:4 die dient aan iemand uit de fami-
van de vrouwen aan het erfdeel lie van de stam van haar vader
van onze vaderen worden onttrok- tot vrouw te worden,a opdat een
ken en bij het erfdeel van de stam ¨
c Le 25:10 ieder der zonen van Isra _ el het erf-
worden gevoegd waartoe zij moch- deel van zijn voorvaders in bezit
ten gaan behoren, zodat het aan moge krijgen. 9 En geen erf-
het lot van ons erfdeel onttrokken deel dient van de ene stam op de
zou worden.b 4 Indien nu het ju- ¨
d Nu 36:2
andere stam over te gaan, want
beljaar c voor de zonen van Isra _ el ¨
de stammen der zonen van Isra _ el
aanbreekt, dan moet het erfdeel dienen elk aan hun eigen erfdeel
van de vrouwen bij het erfdeel van e Nu 36:12 vast te houden.’ ”
de stam worden gevoegd waartoe
10 De dochters van Zelafead _
zij mochten gaan behoren; zodat
hun erfdeel aan het erfdeel van de 2e kolom deden juist zoals Jehovah Mo- _
zes geboden had. b 11 Bijgevolg
a 1Kr 23:22
stam van onze vaderen onttrok-
ken zou worden.” werden Machla,
_ T _irza en Hogla _
en M _ilka en Noa, _ de dochters
5 Toen gebood Mozes _ de zonen
¨ van Zelafead,
_ c
de vrouwen van
van Isra
_ el op bevel van Jeho- b Nu 36:6
vah het volgende: „De stam van de zonen van hun vaders broers.
de zonen van Jozef _ heeft gelijk. 12 Aan sommigen uit de families
6 Dit is het woord dat Jehovah der zonen van Manasse, _ de zoon
heeft geboden aangaande de doch- c Nu 27:1 van Jozef,
_ werden zij tot vrou-
ters van Zelafead,
_ d namelijk: ’Aan wen, opdat hun erfdeel bij de
wie het goed is in hun ogen mo- stam van de familie van hun va-
gen zij tot vrouw worden. Alleen d De 30:8
der bleef.
dienen zij aan de familie van de Joz 22:5 13 Dit zijn de gebodend en de
Pr 12:13
stam van hun vaderen tot vrouw rechterlijke beslissingen die Jeho-
te worden.e 7 En geen ¨ erfdeel vah door bemiddeling van Mozes _
van de zonen van Isra _ el dient in de woestijnvlakten van Moab _
van stam tot stam rond ¨ te gaan, e Nu 26:3
Nu 33:50
aan de Jorda_ an
_ ¨ bij Jericho,
_ aan de
e
want de zonen van Isra _ el dienen Nu 35:1 zonen van Isra
_ el gebood.

ccc dccc
DEUTERONOMIUM
Dit zijn de woorden die Mozes HFDST. 1 alles wat Jehovah hem met be-
1 tot heel Isra _
ken in de Jordaanstreek,
¨
el heeft gespro-
_
a in de
a Joz 22:4
b Nu 10:12
trekking tot hen geboden had,
4 nadat hij S _ihon,a de koning der
wildernis, in de woestijnvlakten c Nu 33:18 Amorieten, die in Hesbon
_ woon-
b
tegenover Suf, tussen P aran _ d Nu 13:26
de, en Og,b de koning van Ba-
c De 9:23 ¨_
en Tofel
_ en Laban
_ en Hazeroth
_ Joz 14:7 san, die in Astaroth,
_ c in Edreı,d
_
en Di-Zahab; _ 2 elf dagen is het e Nu 32:13 woonde, had verslagen. 5 In de
Nu 33:38
van Horeb, _ via
¨ de weg van het Jordaanstreek, in het land Moab,_
gebergte Se_ ır, tot aan Kades- _ nam Mozes
_ het op zich deze wete
d
Barnea. _ 3 Nu geschiedde het 2e kolom te verklaren, door te zeggen:
e jaar, in de elf-
in het veertigste a Nu 21:23 6 „Jehovah, onze God, heeft tot
de maand, op de eerste van de Joz 12:2

maand,
¨ dat Mozes _ de zonen van b Nu 21:33
Ne 9:22 c Joz 9:10; d Joz 13:12; e De 4:8; De 17:18; Ne
Isra
_ el toesprak overeenkomstig Ps 135:11 8:7.
DEUTERONOMIUM 1:7-27 Terugblik op aanstelling rechters 238
ons gesproken in Horeb _ a
en ge- HFDST. 1 worden wegens een man,a want
zegd: ’GIJ hebt lang genoeg in dit a De 4:15 de rechtspraak behoort God toe; b
1Kon 8:9
bergland gewoond. b 7 Wendt U b Ex 19:1 en de zaak die te moeilijk voor U
en begeeft U op weg en trekt naar Nu 10:11
Nu 10:12
is, dient GIJ voor mij te brengen, en
het bergland der Amorietenc en c Ge 15:16 ik moet die horen.’c 18 Voorts
Joz 10:6
naar al hun naburen in de Ara- _ d De 3:17
gebood ik U toentertijd alle din-
ba,d het berglande en de Sjefela _ De 4:49 gen die GIJ moest doen.
f en de zeekust,g het Joz 12:3
en de Negeb
_ 19 Daarna braken wij uit Ho- _
¨ e Nu 13:17
land der Kanaanieten,h en de L _i- f Ge 12:9 reb op en trokken toen door heel
Nu 21:1
banon,i tot aan de grote rivier, g Joz 9:1 die grote en vrees inboezemen-
de rivier de E_ ufraat.j 8 Ziet,
_ ´ ´ ik de wildernis,d die GIJ hebt gezien,
h Nu 34:2
i Joz 13:1
stel het land waarlijk voor U. Joz 13:5 langs de weg van het bergland der
Trekt er binnen en neemt het 1Kon 9:19
j Ge 15:18
Amorieten,e juist zoals Jehovah,
land in bezit dat Jehovah UW va- k Ge 26:3 onze God, ons had geboden; en
¨
deren, Abraham,
_ _ akk en Ja-
Isa _ l Ge 28:13
m Ge 12:7
ten slotte kwamen wij te Kades- _
kob,l onder ede beloofd heeft hun Ge 13:15 Barnea._ f 20 Nu zei ik tot U: ’GIJ
m Ge 17:7
en hun zaad na hen te geven.’ n Ex 18:18
zijt aan het bergland der Amorie-
9 Nu zei ik toentertijd het vol- o Ge 15:5 ten gekomen, dat Jehovah, onze
Ex 32:13
gende tot U: ’Ik alleen kan U niet Nu 26:51 God, ons geeft.g 21 Zie, Jeho-
dragen.n 10 Jehovah, UW God, De 10:22 vah, uw God, heeft het land aan
p 1Kon 3:8
heeft U vermenigvuldigd en ziet, 1Kr 27:23 u overgeleverd.h Trek op, neem
GIJ zijt heden zo talrijk als de ster- Ps 115:14 [het] in bezit, juist zoals Jehovah,
q Ge 26:4
ren aan de hemel.o 11 Moge Je- Ex 23:25 de God van uw voorvaders, tot
hovah, de God van UW voorva- Sp 10:22
r Ge 12:2
u gesproken heeft.i Wees niet be-
ders, U nog duizendmaal talrijker Ge 22:17 vreesd, noch verschrikt.’j
s Ex 18:18
makenp dan GIJ zijt, en moge hij U Nu 11:11 22 Doch GIJ zijt allen tot mij
zegenen,q juist zoals hij U beloofd Nu 20:3
Nu 27:14
genaderd en hebt gezegd: ’Laten
heeft.r 12 Hoe kan ik alleen UW t 1Ti 3:2 wij toch mannen voor ons uit
last en UW vracht en UW geru- u 1Ti 3:4
1Ti 3:6
zenden om het land voor ons te
zie dragen? s 13 Neemt wijze en v Ex 18:21 verkennen en ons verslag uit te
beleidvolle t en ervarenu mannen w Ex 18:25
x Ex 23:8
brengen over de weg waarlangs
van UW stammen, opdat ik hen De 16:18 wij dienen op te trekken en over
Jo 7:24
tot hoofden over U kan stellen.’v y Ex 22:21
de steden waar wij zullen ko-
14 Toen hebt GIJ mij geantwoord Le 19:34 men.’k 23 Welnu, de zaak bleek
Le 24:22
en gezegd: ’De zaak waarvan gij z Le 19:15
goed te zijn in mijn ogen, zodat
gesproken hebt, dat wij die moe- 1Sa 16:7 ik twaalf mannen
´ ´ van U nam, voor
Sp 24:23
ten doen, is goed.’ 15 Ik heb dus Lu 20:21 elke stam een.l 24 Toen wend-
de hoofden van UW stammen geno- Ro 2:11
a Ex 23:3
den zij zich en trokken het berg-
men, wijze en ervaren mannen, en Jak 2:4 land inm en kwamen tot aan het
n
hen tot hoofden over U gesteld, tot stroomdal Eskol_ en gingen het
oversten van duizend en oversten 2e kolom verspieden. 25 Voorts namen zij
van honderd en oversten van vijf- a Sp 29:25
wat van de vrucht van het lando
tig en oversten van tien en beamb- b 2Kr 19:6 in hun hand en brachten die tot
c Ex 18:26
ten van UW stammen.w d Nu 10:12
ons, en tevens brachten zij ons
16 Vervolgens gebood ik toen- De 8:15 verslag uit en zeiden: ’Het land
Jer 2:6
tertijd UW rechters en zei: ’Bij het e Ge 15:16 dat Jehovah, onze God, ons geeft,
afnemen van een verhoor [inzake Nu 13:29 is goed.’p 26 Maar GIJ hebt niet
f Nu 13:26
geschillen] tussen UW broeders, Nu 32:8 willen optrekken,q en GIJ zijt U
moet GIJ rechtvaardig oordelenx g De 1:7 weerspannig tegen het bevel van
h De 1:8
tussen een man en zijn broeder De 31:6 Jehovah, UW God, gaan gedra-
of zijn inwonende vreemdeling.y
i Ex 23:27 gen.r 27 En GIJ bleeft morren in
j Nu 14:9
17 GIJ moogt bij de rechtspraak Joz 1:9 UW tenten en zeggen: ’Omdat Je-
Ps 27:1
niet partijdig zijn.z De kleine dient Jes 41:10
Heb 13:6 m Nu 13:17; n Nu 13:24; o Nu 13:23; Nu 13:26;
GIJ evenzeer aan te horen als de k Nu 13:2 p Nu 13:27; q Heb 10:38; r Nu 14:1; Nu 14:4; Ps
grote.a GIJ moogt niet bevreesd l Nu 13:3 106:24.
¨
239 Bij intocht in Kanaan in opstand DEUTERONOMIUM 1:28–2:2
HFDST. 1
¨
hovah ons haatte,a heeft hij ons gemaakt,¨ a want hij zal het Isra
_ el
uit het land Egypte_ geleid,b om a Sp 19:3 doen beerven.) 39 Wat UW klei-
b Ex 3:8
ons in de hand der Amorieten te Ez 20:6 nen betreft, van wie GIJ hebt ge-
geven, ten einde ons te verdel- c Nu 14:3
d Nu 32:9
zegd: „Tot plundering zullen zij
gen.c 28 Waarheen trekken wij De 20:8 worden!”,b en UW zonen, die thans
Joz 14:8
op? Onze broeders hebben ons e Nu 13:33
nog geen goed of kwaad kennen,
hart doen smelten,d door te zeg- De 2:10 zij zullen daar binnengaan, en aan
f Nu 13:28
gen: „Een volk, groter en rijziger De 9:1 hen zal ik het geven, en zij zul-
dan wij,e steden, groot en tot aan g Nu 13:22 len
´
het in bezit nemen. 40 Wat
Joz 11:21
de hemel versterkt,f en ook de zo- h Nu 14:9 U aangaat, verandert van rich-
nen van de Enakieteng zagen wij i Ex 14:14
De 20:4
ting en vertrekt naar de wildernis
daar.” ’ Joz 10:42 langs de weg van de Rode Zee.’c
2Kr 14:11
29 Daarom zei ik tot U: ’GIJ Ps 46:11 41 Hierop hebt GIJ geantwoord
moogt niet van angst ineenkrim- j Nu 14:22
Ps 78:12
en tot mij gezegd: ’Wij hebben
pen, noch bevreesd zijn wegens Ps 105:27 tegen Jehovah gezondigd.d Wij
k Ps 78:15
hen.h 30 Jehovah, UW God, is de- l Ex 19:4
— wij zullen optrekken en strij-
gene die voor U uit gaat. Hij zal De 32:11 den overeenkomstig alles wat Je-
m Ps 77:20
voor U strijdeni overeenkomstig n Ps 78:22
hovah, onze God, ons heeft ge-
alles wat hij in Egypte _ voor UW Ps 106:24 boden!’ Een ieder van U gordde
Heb 3:16
eigen ogen met U heeft gedaan,j Heb 3:19 daarom zijn oorlogswapens aan en
31 en in de wildernis,k waar gij Ju 5
o Nu 10:33
dacht dat het gemakkelijk was de
hebt gezien hoe Jehovah, uw God, p Ex 13:21 berg te beklimmen.e 42 Maar Je-
u heeft gedragenl net zoals een Ex 40:36
Nu 10:34
hovah zei tot mij: ’Zeg hun: „GIJ
man zijn zoon draagt, op heel de Ne 9:12 moogt niet optrekken en strij-
Ps 78:14
weg die GIJ gegaan zijt, totdat Ps 105:39 den, want ik ben niet in UW mid-
GIJ op deze plaats gekomen zijt.’m q Nu 14:28 den; f opdat GIJ niet de neder-
Nu 14:35
32 Maar ondanks dit woord hadt Nu 32:10 laag lijdt voor UW vijanden.” ’g
GIJ geen geloof in Jehovah, UW
De 2:14
Ps 95:11
43 Ik sprak dus tot U, en GIJ hebt
God,n 33 die voor U uit ging op Heb 3:11 niet geluisterd maar zijt U weer-
r Nu 14:29
de weg om een plaats voor U te Han 13:18
spannig tegen Jehovah’s bevel
verspieden waar GIJ U kondt lege- 1Kor 10:5 gaan gedragenh en helemaal ver-
Heb 3:17
ren,o ’s nachts door vuur, opdat s Nu 14:30 hit geraakt, en GIJ hebt getracht
GIJ zoudt kunnen zien langs wel- t Nu 14:24 de berg te beklimmen.i 44 Toen
Joz 14:9
ke weg GIJ moest gaan, en over- u Nu 20:12 trokken de Amorieten die op die
dag door een wolk.p Nu 27:13
De 3:26
berg woonden, U tegemoet en ach-
34 Al die tijd hoorde Jehovah Ps 106:32 tervolgden U,j net zoals de bijen
v Ex 33:11 ¨
de stem van UW woorden. Daar- Nu 11:28 dat doen, en joegen U in Se_ ır uit-
om werd hij verontwaardigd en Nu 14:38 een tot Horma
_ toe.k 45 Daarna
zwoer,q door te zeggen: 35 ’Niet zijt GIJ teruggekeerd en voor het
´ ´ aangezicht van Jehovah gaan we-
een onder deze mannen van dit 2e kolom

boosaardig geslacht zal het goe- a Nu 27:18 nen, maar Jehovah luisterde niet
de land zien dat ik onder ede aan
De 31:7
Joz 1:6
naar UW stem,l noch leende hij U
UW vaderen beloofd heb te ge- b Nu 14:3 het oor.m 46 GIJ zijt dus vele da-
Nu 14:31
ven,r 36 behalve Kaleb, _ de zoon c Nu 14:25
gen in Kades
_ gebleven, zoveel da-
van Jefunne.
_ s Hij zal het zien, en d Nu 14:39 gen als GIJ daar werkelijk zijt ge-
e Nu 14:40 n
aan hem en aan zijn zonen zal f Le 26:17
bleven.
Nu 14:42
ik het land geven dat hij betre- Daarna wendden wij ons en
den heeft, wegens het feit dat hij
Jehovah volkomen heeft gevolgd.t
g Nu 14:43
h Nu 14:41
Jes 63:10
Jer 11:8
2 vertrokken naar de wildernis
langs de weg van de Rode Zee,
37 (Zelfs tegen mij werd Jeho- Han 7:51
juist zoals Jehovah tot mij ge-
i Nu 14:44
vah vanwege U vertoornd, en hij j De 28:25 sproken had; o en wij trokken
zei: ’Ook gij zult daar niet bin- De 32:30 ¨
k Nu 14:45 vele dagen om het gebergte Se_ ır
nengaan.u 38 Jozua, _ de zoon van l Ps 78:34 heen. 2 Ten slotte zei Jehovah
Sp 28:9
Nun, die voor u staat, hij zal daar m Ps 66:18
v
binnengaan.’ Hem heeft hij sterk n Nu 13:25 HFDST. 2 o Nu 14:25; De 1:40.
DEUTERONOMIUM 2:3-22 Verslag over 38-jarige omzwerving 240
HFDST. 2
¨
het volgende tot mij: 3 ’GIJ hebt evenals Isra
_ el moet doen met het
nu lang genoeg om dit gebergte a De 2:7 land dat zijn bezitting is, het-
b Ge 36:8
heen getrokken.a Verandert van Nu 20:14 welk Jehovah hun stellig geven
richting naar het noorden. 4 En De 23:7
c Ge 27:40
zal.) 13 Staat nu op en trekt
gebied het volk en zeg: „GIJ trekt Ge 36:10 het stroomdal van de Zered _ over.’
verder langs de grens van UW d Ge 27:39
Ge 36:9
Bijgevolg trokken wij toen het
a
broeders,b de zonen van Esau, _ c
die De 2:8 stroomdal van de Zered _ over.
¨ e Ex 15:15
in Se_ ır wonen; d en zij zullen be- Ex 23:27
14 En de dagen die wij te voet af-
vreesd zijn wegens U,e en GIJ moet De 2:25 legden vanaf Kades-Barn
_ ea
_ tot-
f Ge 32:3
zeer voorzichtig zijn. 5 Bindt Ge 36:8 dat wij het stroomdal van de
geen strijd met hen aan, want ik De 32:8
Joz 24:4
Zered
_ overtrokken, waren acht-
zal U van hun land zelfs niet de 2Kr 20:10 endertig jaar, totdat heel het ge-
Han 17:26
breedte van een voetzool geven; slacht van krijgslieden zijn ein-
¨ g Nu 20:19
want ik heb het gebergte Se_ ır h Ge 12:2 de had gevonden en verdwenen
Sp 10:22
aan Esau
_ tot een bezitting gege- i De 8:2
was uit het midden van de le-
ven.f 6 Het voedsel dat GIJ voor De 29:5 gerplaats, juist zoals Jehovah hun
Ps 95:10
geld van hen mocht kopen, moet Han 13:18 had gezworen.b 15 En ook bleek
GIJ eten; en ook het water dat GIJ j Ne 9:21 de handc van Jehovah op hen te
Ps 23:1
voor geld van hen mocht kopen, Ps 34:9 zijn om hen uit het midden van de
moet GIJ drinken.g 7 Want Je- Ps 34:10 legerplaats op te jagen, totdat zij
Ps 37:25
hovah, uw God, heeft u gezegend Fil 4:19 hun einde vonden.d
k Nu 20:20
in al het werk van uw hand.h Nu 20:21
16 Nu geschiedde het dat zo-
Uw trekken door deze grote wil- Nu 21:4 dra alle krijgslieden tot de laat-
Re 11:18
dernis is hem heel goed bekend. l De 11:30 ste man uit het midden van het
Deze veertig i jaar is Jehovah, uw m 2Kr 8:17 volk waren gestorven,e 17 Je-
n Nu 21:13
God, met u geweest. Het heeft Re 11:17 hovah verder tot mij sprak en
u aan niets ontbroken.” ’j 8 Zo 2Kr 20:10 zei: 18 ’Gij trekt heden het ge-
o Nu 21:15
trokken wij verder, weg van onze De 2:18 bied van Moab, _ dat wil zeggen
broeders, de zonen van Esau, _ k die Jes 15:1 Ar,f voorbij, 19 en gij moet tot
¨ p Ge 19:37
in Se_ ır wonen, van de weg van de q Ge 14:5 vlak tegenover de zonen van Am- _
Araba,
_ l
van Elath
_ en van Ezeon-
_ r Nu 13:33 mon komen. Val hen niet lastig
Joz 14:15
Geber.
_ m
s Ge 14:5 en bind geen strijd met hen aan,
Vervolgens wendden wij ons en De 3:11
1Kr 20:6
want ik zal u niets van het land
trokken voort langs de weg van t Nu 13:22 der zonen van Ammon _ tot een
Nu 13:28
de wildernis van Moab. _ n 9 Toen Nu 13:33
bezitting geven, daar ik het aan
zei Jehovah tot mij: ’Val Moab _ De 1:28 de zonen van Lot tot een bezit-
De 9:2
niet lastig en begin geen oor- u Ge 14:6 ting heb gegeven.g 20 Het werd
log met hen, want ik zal u niets Ge 36:20 ook wel als het land van de Re-
1Kr 1:39 ¨
van zijn land tot een bezitting v Ge 36:10 faıetenh beschouwd. (In vroeger ¨
geven, daar ik Ar o aan de zonen w Ge 27:39
Ge 27:40
tijden woonden daar de Refaıe-
van Lotp tot een bezitting heb ten, en de Ammonieten plachten

gegeven. 10 (In vroeger tijden hen Zamzummieten te noemen.
2e kolom
woonden daar de Emieten,q een 21 Zij waren een groot en tal-
a Nu 21:12
volk, groot en talrijk en rijzig als b Nu 14:33
rijk en rijzig volk, als de Enakie-
de Enakieten.r 11 Wat de Refa- Nu 32:11 ten; i voorts verdelgde Jehovahj
De 1:35
ietens betreft, ook zij werden als Ps 95:11
hen van voor hun aangezicht, op-
de Enakietent beschouwd, en de Ps 106:26 dat zij hen uit hun bezit konden
Ez 20:15
Moabieten plachten hen Emie- Heb 3:18 verdrijven en in hun plaats kon-
¨ Ju 5 den wonen; 22 evenals hij voor
ten te noemen. 12 En in Se_ ır c Heb 10:31
woonden in vroeger tijden de Ho- d 1Kor 10:5 de zonen van Esau _ had gedaan,
¨
rieten,u en de zonen van Esau _ v e Nu 26:64 die in Se_ ır wonen,k toen hij de Ho-
f Nu 21:15 l
hebben hen voorts uit hun be- Nu 21:28 rieten van voor hun aangezicht
g Ge 19:38
zit verdreven en hen van voor De 2:9
h Ge 15:20; De 3:11; Joz 17:15; i Nu 13:33;
hun aangezicht verdelgd en zijn Re 11:15
2Kr 20:10 De 2:10; De 9:2; j Ex 15:3; Ps 24:8; k Ge 36:8;
toen in hun plaats gaan wonen,w Han 17:26 l Ge 14:6; Ge 36:20; De 2:12.
241 Sihon verslagen. Ammon gespaard DEUTERONOMIUM 2:23–3:5
verdelgde, opdat zij hen uit hun HFDST. 2 32 Toen nu S _ihon uittrok, hij en
bezit konden verdrijven en tot op a Joz 13:3 al zijn volk, om bij Jahaz _ tegen
b Ge 10:19
de dag van heden in hun plaats Joz 11:22 ons te strijden,a 33 leverde Jeho-
konden wonen. 23 Wat de Av- c Ge 10:14 vah, onze God, hem voorts aan
1Kr 1:12
vietena betreft, die in nederzet- d Jer 47:4
ons over,b zodat wij hem en zijn
tingen woonden tot Gaza _ b toe, Am 9:7 zonen en al zijn volk versloegen.c
Han 27:13
de Kaftorieten,c die uit Kaftor _ d
e Nu 21:13 34 En wij gingen er toentertijd
waren weggetrokken, verdelgden Re 11:18 toe over al zijn steden in te nemen
f Nu 21:23
hen, om in hun plaats te kunnen Joz 9:10 en elke stad aan de vernietiging
wonen.) g Ex 15:14 prijs te geven,d mannen en vrou-
Ex 23:27
24 Staat op, breekt op en trekt De 11:25 wen en kleine kinderen. Wij lie-
het stroomdal van de Arnon
_ e
over. Joz 2:9 ten niemand in leven. 35 Alleen
h Joz 13:18
Zie, ik heb S _ihon,f de koning van Joz 21:37 de huisdieren namen wij als roof-
Hesbon,
_ de Amoriet, in uw hand i Nu 21:21 goed voor onszelf mee, alsook de
j De 20:11
gegeven. Begin dus zijn land in be- k Nu 21:22
buit uit de steden die wij ingeno-¨
zit te nemen en voer oorlog met Re 11:19 men hadden.e 36 Van Aro _ er f af,
hem. 25 Op deze dag zal ik be- l Nu 20:19 dat aan de oever van het stroom-
m De 2:8
ginnen de angst voor u en de vrees n De 2:9 dal van de Arnon
_ ligt, en de stad
voor u op de volken onder de gan- De 2:18 die in het stroomdal ligt, tot aan
o De 9:5
se hemel te leggen, die het bericht Joz 1:11 G _ilead, bleek er geen stad te zijn
omtrent u zullen horen; en ze zul- p Job 34:11 die ons te hoog lag.g Jehovah, onze
Ro 9:18
len wegens u stellig in beroering q Nu 21:25
God, leverde ze alle aan ons over.
¨ 37 Alleen tot het land van de zo-
zijn en weeen hebben als die van Ps 135:10
Ps 136:18
nen van Ammon, h de hele oever
een barende.’g r Nu 32:33 _
i
26 Toen zond ik uit de wilder- Ps 135:12 van het stroomdal van de Jabbok,
_
nis van Kedemoth _ h boden naar zijt gij niet genaderd, noch tot de
S _ihon,i de koning van Hesbon,_ 2e kolom steden van het bergland, noch tot
met woorden van vrede,j en liet a Nu 21:23 iets in verband waarmee Jehovah,
zeggen: 27 ’Laat mij door uw
Re 11:20 onze God, bevel had gegeven.
b De 20:13
land trekken. Slechts op de weg Ne 9:22
Daarop wendden wij ons en
zal ik gaan. Ik zal noch naar
rechts noch naar links afwijken.k
Ps 135:11
Ps 136:18
c Nu 21:24
3 trokken op langs de weg van
Basan.
_ j
Toen trok Og, de koning
De 29:7
28 Het voedsel dat gij mij voor d Le 27:28 van Basan,
_ uit, hij en al zijn volk,
geld zult verkopen, moet ik eten; Nu 31:17 ¨
De 20:16 om bij Edre_ ı k tegen ons te strij-
en het water dat gij mij voor De 20:17 den. 2 Jehovah zei daarom tot
geld zult geven, moet ik drinken. e Joz 8:27
mij: ’Wees niet bevreesd voor
f De 3:12
Laat mij slechts te voet erdoor- De 4:48 hem,l want ik zal hem en al zijn
heen trekken,l 29 evenals de Joz 13:9
volk en zijn land stellig in
¨ g Joz 1:5
zonen van Esau, _ die in Se_ ır wo- Ps 44:3 uw hand geven; en gij moet met
nen,m en de Moabieten,n die in Ar h De 3:16
Re 11:15
hem doen net zoals gij met S _i-
wonen, ten aanzien van mij heb- i Nu 21:24 hon, de koning van de Amorie-
ben gedaan, totdat ik de Jorda_ an _ Joz 12:2
ten, hebt gedaan,m die in Hesbon
_
zal overtrekken naar het land dat woonde.’ 3 Bijgevolg gaf Jeho-
Jehovah, onze God, ons geeft.’o HFDST. 3 vah, onze God, ook Og, de koning
30 En S _ihon, de koning van Hes- _ j Nu 21:33 van Basan,
_ en al zijn volk in onze
De 29:7
bon, liet ons niet bij zich door- Joz 9:10 hand, en wij bleven hem slaan
trekken, want Jehovah, uw God, Ne 9:22 totdat hij geen overlevende meer
k Joz 12:4
had zijn geest verstoktp en zijn Joz 13:12 over had.n 4 Voorts namen wij
hart verhard laten worden, ten l Nu 14:9 toentertijd al zijn steden in. Er
Nu 21:34
einde hem in uw hand te geven, De 20:3 bleek geen stad te zijn die wij
juist zoals op deze dag.q m Nu 21:24 hun niet ontnamen, zestig ste-
n Nu 21:35
31 Hierop zei Jehovah tot mij: Joz 13:12 den,o heel de streek Argob,
_ p
het
q
’Zie, ik ben begonnen S _ihon en o Nu 32:33 koninkrijk van Og in Basan. _
Joz 13:30
zijn land aan u over te leveren. p 1Kon 4:13 5 Al die steden waren met een
Begin zijn land in bezit te nemen.’r q De 29:8 hoge muur, deuren en grendels
DEUTERONOMIUM 3:6-25 Gilead en Basan veroverd 242
versterkt, de zeer vele steden van HFDST. 3 15 En aan Machir
_ a
heb ik G _ilead
het platteland niet meegerekend. a Le 27:29 gegeven.b 16 En aan de Rube-
b Le 18:25 c
6 Wij gaven ze echter aan de De 2:34 nieten en de Gadieten heb ik ge-
vernietiging prijs,a net zoals wij Ez 9:6
c De 2:35
geven van G _ileadd af tot aan het
met S _ihon, de koning van Hes- _ Joz 8:27 stroomdal van de Arnon _ — het
d Nu 32:33
bon, hadden gedaan, door elke e Joz 12:2
midden van het stroomdal vorm-
stad aan de vernietiging prijs te Joz 13:9 de de grens — en tot aan de Jab- _
f Joz 11:3
geven, mannen, vrouwen en klei- Hgl 4:8
bok, het stroomdal dat de grens
e
ne kinderen.b 7 En alle huisdie- g Ps 29:6 vormt van de zonen van Ammon; _
h 1Kr 5:23
ren en de buit van de steden na- Ez 27:5 17 alsook de Araba_ en de Jorda_ an _
men wij als roofgoed voor onszelf i Joz 12:5 en het aangrenzende gebied, van
Joz 13:11
mee.c j Nu 21:33 K _innerethf tot aan de zee van de
8 Vervolgens namen wij toen- Joz 13:12 Araba,
_ de Zoutzee,g aan de voet
k Ge 14:5
tertijd het land uit de hand van l 2Sa 12:26 van de hellingen van de P _isgah te-
de beide koningen der Amorietend Jer 49:2
m Nu 32:34
gen de opgang [der zon].
die in de Jordaanstreek waren, De 4:48 18 Daarom gebood ik ulieden
Joz 12:2
van het stroomdal van de Arnon _ e
n Nu 32:33 toentertijd en zei: ’Jehovah, UW
af tot aan de berg Hermon _ f 9 (de o Ge 31:21 God, heeft U dit land gege-
¨ Nu 32:39
Sidoniers plachten de Hermon _ S _ir- Joz 13:31 ven om het in bezit´ ´ te nemen.
jong te noemen, en de Amorieten Re 10:4 GIJ zult toegerust voor UW broe-
p Joz 13:30 ¨
plachten hem Senir _ h
te noemen), 1Kr 5:23 ders, de zonen van Isra
_ el, uit naar
q 1Kon 4:13
10 alle steden van de hoogvlak- r Ge 15:20
de overkant trekken, alle dappe-
te en heel G _ilead en heel Basan _ s 1Kr 2:22 re mannen.i 19 Alleen UW vrou-
¨ t De 3:4
tot aan Salcha _ i en Edreı j toe, de
_ u Joz 13:13
wen en UW kleinen en UW vee
steden van het koninkrijk van Og 2Sa 3:3 (ik weet heel goed dat GIJ veel
v Joz 12:5
in Basan._ 11 Want alleen Og, de w Nu 32:41
vee hebt) zullen in UW steden blij-
koning van Basan, _ was overgeble- ven wonen, die ik U heb gegeven,j

ven van ¨ wat er nog over was van 20 totdat Jehovah UW broeders,
2e kolom
de Refaıeten. k Zie! Zijn baar was evenals U, rust geeft en ook zij
a Ge 50:23
een baar van ijzer. Bevindt die Joz 17:1 het land in bezit hebben geno-
zich niet in [de stad] Rabba _ l
van b Nu 32:39 men dat Jehovah, UW God, hun
c Nu 32:33
de zonen van Ammon? _ Negen el is d De 3:8 aan de overkant van de Jorda_ an _
haar lengte, en vier el haar breed- Joz 22:9 geeft, waarna GIJ moet terugke-
e Nu 21:24
te, volgens de el van een man. Joz 12:2 ren, ieder naar zijn bezitting die
12 En wij namen dit land toen- f Nu 34:11 ik U gegeven heb.’k
¨ g Ge 14:3
tertijd in bezit; van Aro _ er m af, Nu 34:12 21 En ik gebood Jozua _ l
toen-
Joz 12:3
dat aan het stroomdal van de Ar- _ h De 34:1
tertijd en zei: ’Uw ogen zien alles
non ligt, met de helft van het i Nu 32:20 wat Jehovah, UW God, met deze
j Joz 1:14
bergland van G _ilead, en zijn ste- k Joz 1:15
twee koningen heeft gedaan. Zo
den, heb ik [het] aan de Rube- Joz 22:4 zal Jehovah ook doen met alle
Joz 22:8
nieten en de Gadieten gegeven.n l Nu 11:28 koninkrijken waarheen gij over-
13 En de rest van G _ileado en heel Nu 14:30 trekt.m 22 Gijlieden moogt niet
p van het koninkrijk van Nu 27:18
Basan_ m Joz 10:25 bevreesd zijn voor hen, want Je-
Og heb ik aan de halve stam Ma- n Ex 14:14
Ex 15:3
hovah, UW God, is het die voor U
nasse
_ gegeven. De hele streek Nu 21:34 strijdt.’n
q van heel Basan, wordt die De 1:30
Argob
_ _ 23 Voorts smeekte ik Jehovah
¨ De 20:4
niet het land van de Refaıetenr Joz 10:42 toentertijd om gunst en zei:
o Ex 34:6
genoemd? De 11:2 24 ’O Soevereine Heer Jehovah,
¨ Ps 145:3
14 Ja_ ır,s de zoon van Manasse, _ Jer 32:18
gijzelf zijt begonnen uw knecht
nam de hele streek Argob t tot
_ p Ex 15:16 uw grootheido en uw sterke armp
Ps 44:3
aan de grens van de Gesurietenu te laten zien, want wie is een god
¨ q Ex 15:11
en de Maachathieten,v en noem- 2Sa 7:22 in de hemel of op de aarde die
1Kon 8:23
de die dorpen van Basan _ ver- Ps 71:19 werken doet als de uwe en mach-
volgens naar zijn eigen naam, Ps 86:8 tige daden als de uwe? q 25 Laat
¨ w Jer 10:6
Havvoth-J
_ a_ ır, tot op deze dag. Jer 49:19 mij alstublieft naar de overkant
243 Mozes maant tot gehoorzaamheid DEUTERONOMIUM 3:26–4:14
trekken en het goede landa zien HFDST. 3 van de volken die van al deze
dat aan de overkant van de Jor- a Ex 3:8
De 4:22
voorschriften zullen horen, en zij
da_ an
_ ligt, dat goede berglandb De 11:12 zullen stellig zeggen: ’Deze grote
Ez 20:6
en de L _ibanon.’c 26 En Jehovah b De 1:7 natie is ongetwijfeld een wijs en
bleef vanwege U verbolgen op mijd c Joz 13:5
1Kon 9:19
verstandig volk.’a 7 Want wel-
en luisterde niet naar mij; maar d Nu 20:12 ke grote natie b is er die goden
Nu 27:14
Jehovah zei tot mij: ’Nu is het ge- De 31:2 heeft welke haar zo nabij zijn als
noeg! Spreek mij nooit meer over Ps 106:32 Jehovah, onze God, zo dikwijls
e Nu 21:20
deze zaak. 27 Beklim de top van Nu 27:12 wij hem aanroepen? c 8 En wel-
De 34:1
de P _isgae en sla uw ogen op naar f De 34:4
ke grote natie is er die zulke
het westen en noorden en zuiden g Nu 27:19 rechtvaardige voorschriften en
De 1:38
en oosten en zie met uw ogen, De 31:7 rechterlijke beslissingen heeft als
want gij zult deze Jorda_ an _ niet h Joz 1:2
Han 7:45
heel deze wet die ik U heden voor-
overtrekken.f 28 En draag het i Joz 3:7 leg? d
j De 4:46
bevel over g aan Jozua _ en moe- De 34:6 9 Alleen hoed u en geef goed
dig hem aan en sterk hem, want Joz 13:20
acht op uw ziel,e dat gij de din-
´´
hıj zal voor dit volk uit naar de gen die uw ogen hebben gezien,
´´
overkant trekkenh en hıj zal hen HFDST. 4 niet vergeetf en dat ze al de da-
¨
het land doen beerven dat gij zult k Le 18:5
Ez 20:11
gen van uw leven niet uit uw hart
zien.’i 29 Al die tijd woonden Ro 10:5 wijken; g en gij moet ze aan uw
l De 12:32
wij in het dal tegenover Beth- Joz 1:7 zonen en uw kleinzonen bekend-
j
Peor.
_ Sp 30:6
Opb 22:18
maken,h 10 de dag waarop gij
¨ m Nu 25:3 in Horeb
_ voor het aangezicht van
Nu dan, o Isra el, luister naar
4 _
de voorschriften en de rech-
terlijke beslissingen die ik U leer
Joz 22:17
Ps 106:28
Ho 9:10
1Kor 10:7
Jehovah, uw God, stondt,i toen Je-
hovah tot mij zei: ’Roep het volk
om [ze] te volbrengen, opdat GIJ n Nu 25:5 tot mij samen, dat ik hun mijn
Nu 25:9
moogt levenk en het land dat Je- 1Kor 10:8 woorden moge doen horen,j op-
hovah, de God van UW voorvaders,
o De 10:20
De 13:4
dat zij mogen leren mij te vrezenk
U geeft, inderdaad moogt binnen-
Joz 22:5 alle dagen dat zij op de aardbo-
p Le 10:11
gaan en in bezit moogt nemen. Le 26:46 dem leven en opdat zij hun zonen
2 GIJ moogt niets toevoegen aan
Nu 30:16 mogen onderwijzen.’l
q Le 25:18
het woord dat ik U gebied, noch Nu 36:13 11 Gijlieden zijt dus naderbij
De 6:1
er iets van afnemen,l opdat GIJ r 1Kon 2:3 gekomen en aan de voet van
de geboden van Jehovah, UW God,
Ps 19:7
Ps 107:43
de berg gaan staan, en de berg
die ik U gebied, onderhoudt. Ps 111:10 brandde van vuur tot aan het
Ps 119:98
3 Met eigen ogen hebt GIJ ge- Sp 10:8 midden van de hemel; er was
zien wat Jehovah gedaan heeft in
Jer 8:9
s Ps 119:100
duisternis, een wolkgevaarte
¨ m Sp 4:7 en dikke donkerheid.m 12 Toen
het geval van de Ba_ al van P¨ eor,_
dat iedere man die de Ba_ al van sprak Jehovah tot U midden uit
Peor achternaliep, door Jehovah, 2e kolom het vuur.n Een geluid van woor-
_
uw God, uit uw midden werd a 1Kon 4:34 den hebt GIJ toen gehoord, maar
1Kon 10:7
verdelgd.n 4 Maar GIJ, die Jeho- Da 1:20 geen gedaante o gezien — niets
vah, UW God, aanhangt,o zijt allen
b 2Sa 7:23 dan een stem.p 13 Voorts deel-
c Ex 25:8
heden nog in leven. 5 Ziet, ik Le 26:12 de hij U zijn verbond mee,q dat
De 5:26
heb U voorschriftenp en rechter- Ps 46:1
hij U gebood te volbrengen —
lijke beslissingen geleerd,q juist
Ps 145:18 de Tien Woorden,r waarna hij ze
d Ps 78:5
zoals Jehovah, mijn God, mij ge- Ps 147:19 op twee stenen tafelen schreef.s
e Sp 4:23 ´´
boden heeft, opdat GIJ aldus doet Sp 19:16
14 En aan mıj gebood Jehovah
in het midden van het land waar-
f Sp 4:21 toentertijd U voorschriften en
g Sp 3:1
heen GIJ gaat om het in bezit te Sp 7:1
Heb 2:1 k Ex 20:20; De 5:29; 1Sa 12:24; Lu 1:50; l Sp 22:6;
nemen. 6 En GIJ moet ze onder- h Ge 18:19 Ef 6:4; m Ex 19:18; De 5:23; Heb 12:18; n De
De 6:7
houden en volbrengen, want dit Ps 78:5 9:10; De 10:4; o De 4:15; Jes 40:18; Jo 1:18; Jo
4:24; p Ex 20:22; Heb 12:19; q Ex 19:5; De 5:2; De
is wijsheidr van UW zijde en ver- i De 5:2
j Ex 19:9 9:9; Heb 9:20; r Ex 20:1; Ex 34:28; De 10:4; s Ex
stands van UW zijde voor de ogen Heb 12:25 24:12; Ex 31:18; Ex 32:19; Ex 34:1.
DEUTERONOMIUM 4:15-32 Geen God zoals Jehovah 244
rechterlijke beslissingen te leren, HFDST. 4 verterend vuur,a een God die ex-
opdat GIJ ze volbrengt in het land a Ps 105:44 clusieve toewijding eist.b
b De 6:24
waarheen GIJ overtrekt om het in Joz 23:11 25 Wanneer gij vader wordt
bezit te nemen.a c De 4:12
d Ex 32:7
van zonen en kleinzonen en GIJ
15 En GIJ moet goed acht ge- e Ex 20:4 lange tijd in het land hebt ver-
De 27:15
ven op UW ziel,b want GIJ hebt Jes 40:18 toefd en werkelijk verderfelijk
generlei gedaante gezienc op de Han 17:29 handeltc en inderdaad een gesne-
1Kor 10:14
dag dat Jehovah in Horeb_ midden f Ro 1:23 den beeld maakt,d een gedaante
uit het vuur tot U sprak, 16 op- g De 5:8 van wat ook, en werkelijk kwaad
h 1Sa 5:4
dat GIJ niet verderfelijk handeltd i De 17:3 bedrijft in de ogen van Jehovah,
en U niet werkelijk een gesne- 2Kon 17:16
Jer 8:2
uw God,e om hem te krenken,
den beeld maakt, de gedaante van Ez 8:16 26 zo neem ik heden waarlijk de
Ze 1:5
enig symbool, de afbeelding van Han 7:43 hemel en de aarde tegen U tot ge-
een man of een vrouw,e 17 de af- j Ps 136:7 tuigenf dat GIJ beslist vlug zult
Jer 31:35
beelding van enig dier dat op de k 1Kon 8:51 vergaan uit het land dat GIJ aan
aarde is,f de afbeelding van enig Jer 11:4
l Ex 19:5
de overzijde van de Jorda_ an_ in be-
gevleugeld gevogelte dat aan de De 9:26 zit gaat nemen. GIJ zult UW da-
1Kon 8:53
hemel vliegt,g 18 de afbeelding Ps 135:4 gen daarin niet verlengen, want
van iets wat zich op de aardbo- m Nu 20:12 GIJ zult beslist verdelgd worden.g
De 3:26
dem beweegt, de afbeelding van n De 31:2 27 En Jehovah zal U stellig on-
enige vis h die in de wateren on- Ps 106:32 der de volken verstrooien,h en er
o De 3:27
der de aarde is; 19 en dat gij uw p Ex 19:5 zullen er van U inderdaad slechts
ogen niet naar de hemel opslaat en Ex 24:3 weinigeni in getal overblijven on-
q Ex 20:4 ¨
inderdaad de zon en de maan en De 4:16 der de natien waarheen Jehovah
1Kor 10:14
de sterren, heel het heerleger van U zal verdrijven. 28 En daar zult
GIJ goden moeten dienen,j het pro-
de hemel, ziet en u werkelijk laat
verleiden en u ervoor neerbuigt 2e kolom duct van mensenhanden, hout en
en ze dient,i die Jehovah, uw God, a Ex 24:17
De 9:3
steen,k die zien noch horen noch
aan alle volken onder de ganse he- Heb 12:29 eten noch ruiken kunnen.l
b Ex 20:5
mel heeft toebedeeld.j 20 Maar Ex 34:14 29 Indien GIJ Jehovah, uw God,
´
U heeft Jehovah genomen opdat Nu 25:11 vandaar werkelijk zoekt, zult gij
Joz 24:19
hij U uit de ijzersmeltoven,k uit Na 1:2 hem ook stellig vinden,m want
Lu 10:27
Egypte,
_ zou kunnen leiden, om c Ex 32:7
gij zult met heel uw hart en met
een volk te worden tot zijn per- De 4:16 heel uw ziel naar hem vragen.n
d Re 18:30
soonlijk eigendom,l zoals op deze 2Kon 17:16 30 Wanneer gij erg in benauwd-
dag. 2Kon 21:7 heid verkeert en al deze woorden
Jes 42:8
21 En Jehovah werd vanwege U e 2Kon 17:17 u op het einde der dagen hebben
vertoornd op mij,m zodat hij zwoer f De 30:19
De 31:28
getroffen, dan zult gij tot Jehovah,
dat ik niet de Jorda_ an
_ zou over- Jes 1:2 uw God, moeten terugkereno en
g Le 18:28
trekken, noch het goede land zou Le 26:32
naar zijn stem moeten luisteren.p
binnengaan dat Jehovah, uw God, De 29:28 31 Want Jehovah, uw God, is een
Joz 23:16
u als erfdeel geeft.n 22 Want ik Jes 24:1 barmhartige God.q Hij zal u niet in
sterf in dit land.o Ik trek de Jor- h De 28:64
Ne 1:8
de steek laten, noch u in het ver-
da_ an
_ niet over, maar GIJ trekt Ez 12:15 derf storten, noch het verbond
i De 28:62
[er]over, en GIJ moet dat goede j Jer 16:13
van uw voorvaders vergeten,r dat
land in bezit nemen. 23 Neemt Ez 20:39 hij hun onder ede bevestigd heeft.
k De 28:36
U in acht dat GIJ het verbond van Ez 20:32 32 Vraag nu alstublieft aan-
Jehovah, UW God, dat hij met U l Ps 115:5 gaande de vroegere dagen,s die
Ps 135:16 ´ ´
gesloten heeft,p niet vergeet en Jes 44:9 er voor u bleken te zijn, van de
Opb 9:20
dat GIJ geen gesneden beeld voor m De 30:10
dag af dat God de mens op de
U maakt, de gedaante van iets 2Kr 15:4
2Kr 15:15
in verband waarmee Jehovah, n De 30:2
o De 30:10; 2Kr 33:13; Ne 1:9; p Jer 7:23; q Ex
34:6; De 30:3; 2Kr 30:9; Ne 9:31; Ps 86:15; Jes
uw God, u bevel heeft gegeven.q 1Kon 8:48
Jer 29:13 54:7; Jes 55:7; 2Kor 1:3; r Le 26:42; Ps 105:8; Lu
¨
24 Want Jehovah, uw God, is een Joe 2:12 1:72; s Ps 44:1.
245 Drie toevluchtssteden DEUTERONOMIUM 4:33–5:3
aarde schiep,a en van het ene ein- HFDST. 4 van de Jorda_ an _ tegen de opgang
de van de hemel helemaal tot a Ge 2:7 der zon,a 42 waarheen de dood-
b Ex 15:11
het andere einde van de hemel: c De 5:26 slager zou kunnen vluchten die
Werd er ooit zo iets groots tot d
e
De 7:19
Ex 7:3
zonder het te weten zijn naaste
stand gebracht of werd er ooit f Ps 105:27 doodt,b terwijl hij hem voordien
zo iets gehoord? b 33 Heeft enig g
h
Ex 15:3
Ex 13:3
niet haatte; c en hij moet naar een
ander volk de stem van God mid- De 6:21 van deze steden vluchten en le-
i Ex 6:6
den uit het vuur horen spre- ven,d 43 namelijk Bezer, _ e in de
´´ j De 26:8
ken, zoals gıj die hebt gehoord, Ps 78:49 wildernis, op de hoogvlakte, voor
Jer 32:21
en het leven behouden? c 34 Of k Ex 3:14 de Rubenieten, en Ramoth _ f
in G _i-
heeft God gepoogd te komen om Ex 6:7
lead voor de Gadieten, en Golan, _ g
1Kon 18:37
zich een natie uit het midden 2Kon 19:19 in Basan, _ voor de Manassieten.h
Ps 83:18
van een andere natie te nemen l Ex 15:11 44 Dit nu is de weti die Mo- _
met beproevingen,d met tekenene De 32:39 ¨
1Sa 2:2
zes de zonen van Isra _ el voorhield.
en met wonderenf en met oorlog g Jes 45:18 45 Dit zijn de getuigenissen j en
en met een sterke handh en met Mr 12:32
de voorschriftenk en de rechter-
m Ex 19:18
een uitgestrekte armi en met gro- Ex 20:22 lijke beslissingenl die Mozes _ tot
te vreeswekkendheid,j zoals Je- De 4:12 ¨
De 4:15 de zonen van Isra _ el sprak bij hun
hovah, UW God, dit alles in Egyp-
_ De 4:33
uittocht uit Egypte, 46 in de
Ne 9:13 _
te ten aanschouwen van uw ogen Heb 12:18 Jordaanstreek, in het dal tegen-
voor U heeft gedaan? 35 U — u Heb 12:25
over Beth-Peor, _ m
in het land van
n De 10:15
is het getoond, opdat gij weet dat Ps 105:6
S _ihon, de koning der Amorieten,
Jehovah de [ware] God is; k er is o Ex 13:14
Jer 32:21 die in Hesbon _ n woonde, die door
geen ander buiten hem.l 36 Uit p Ex 23:28 ¨
De 7:1 Mozes_ en de zonen van Isra _ el bij
de hemel heeft hij u zijn stem De 9:1 hun uittocht uit Egypte versla-
doen horen, om u te corrigeren; Joz 3:10 _
Ps 44:2 gen was.o 47 Voorts namen zij
en op de aarde heeft hij u zijn gro- q Joz 2:11
zijn land en het land van Og,p de
te vuur doen zien, en zijn woor- 2Kr 20:6
Ps 135:6 koning van Basan, _ de beide ko-
den hebt gij midden uit het vuur Da 4:35
r De 4:35 ningen der Amorieten die zich
gehoord.m Jes 44:6 in de Jordaanstreek tegen de op-
37 En [toch blijft gij in leven], s De 4:5
gang der zon bevonden, in bezit,
t De 5:16
omdat hij uw voorvaders heeft ¨
u Ge 48:4 48 van Aro _ er af,q dat aan de oever
liefgehad, zodat hij hun zaad na van het stroomdal van de Arnon _
hen heeft verkozenn en u voor zijn 2e kolom ligt, tot aan de berg S _ion, dat wil
ogen met zijn grote kracht uit zeggen Hermon, r
49 en heel de
a Nu 35:14 _
Egypte heeft geleid,o 38 om na-
¨ _ b Nu 35:11
Nu 35:22 Araba _ s in de Jordaanstreek tegen
tien, groter en machtiger dan gij, c De 19:4 het oosten, en tot aan de zee van
van voor uw aangezicht te verdrij- d Nu 35:25
e Joz 21:36 de Araba _ t aan de voet van de hel-
ven, ten einde u naar binnen te lei- f Joz 21:38 lingen van de P _isga.u
den, om u hun land als erfdeel te g Joz 21:27
¨
h Joz 20:8
Voorts riep Mozes heel Isra elv
geven, zoals op deze dag.p 39 En
gij weet heden heel goed, en gij
moet het in uw hart terugroepen,
i De 17:18
De 27:3
Mal 4:4
5
de voorschriften en de rechter-
_
en zei tot hen: „Hoor, o Isra
_
_ el,
¨
Jo 1:17
dat Jehovah de [ware] God is in de Ga 3:24
j De 6:17
lijke beslissingenw die ik heden
hemel daarboven en op de aarde 1Kon 2:3 ten aanhoren van U spreek, en
k Le 26:46
hier beneden.q Er is geen ander.r De 4:1
GIJ moet ze leren en ervoor zor-
40 En gij moet zijn voorschriftens l Le 18:5 gen ze te volbrengen.x 2 Jeho-
De 4:5
en zijn geboden die ik u heden ge- Ne 9:13 vah, onze God, heeft in Horeb _
bied, onderhouden, opdat het u en Ps 119:164
Ez 20:11
een verbond met ons geslo-
uw zonen na u goed moge gaant en m De 1:5 ten. y
3 Niet met onze voorva-
De 3:29
opdat gij uw dagen moogt verlen- n Nu 21:26 ders heeft Jehovah dit verbond
gen op de bodem die Jehovah, uw o Nu 21:24
p Nu 21:33
God, u geeft,u voor altijd.” De 3:4 r De 3:9; Joz 11:3; s De 1:7; Joz 12:3; t Ge 14:3;
De 3:17; u De 34:1; HFDST. 5 v De 1:1; De
41 Voorts zonderde Mozes _ in De 29:7
q De 2:36 29:10; w De 4:5; x De 4:1; y Ex 19:5; De 4:23; Heb
die tijd drie steden af aan de zijde De 3:12 9:19.
DEUTERONOMIUM 5:4-24 Herhaling van de Tien Woorden 246
gesloten, maar met ons, wij die HFDST. 5 noch uw inwonende vreemdeling
hier heden allen in leven zijn. a Ex 19:9 die binnen uw poorten is,a opdat
Ex 19:18
4 Van aangezicht tot aangezicht Ex 20:22 uw slaaf en uw slavin mogen rus-
De 4:33
heeft Jehovah op de berg midden Han 7:38
ten, evenals gij.b 15 En gij moet
uit het vuur met U gesproken.a b Ex 20:19 eraan denken dat gij slaaf werdt
De 34:10
5 Ik stond toentertijd tussen Je- Ga 3:19 in het land Egypte
_
c
en dat Jeho-
hovah en U,b om U het woord van c Ex 19:16 vah, uw God, u toen met sterke
d Ps 81:10
Jehovah mee te delen (want GIJ Ho 13:4 hand en uitgestrekte arm vandaar
waart bevreesd wegens het vuur e Ex 13:3 heeft uitgeleid.d Daarom heeft Je-
Ex 20:2
en hebt de berg niet beklom- f Ex 20:3 hovah, uw God, u geboden de sab-
men),c hetwelk luidde: 2Kon 17:35 batdag te vieren.e
Jer 25:6
6 ’Ik ben Jehovah, uw God,d die g Ex 20:4 16 Eer uw vader en uw moe-
Le 26:1
u uit het land Egypte
_ heb geleid, De 4:16
der,f juist zoals Jehovah, uw God,
uit het slavenhuis.e 7 Gij moogt De 4:23 u geboden heeft; opdat uw dagen
De 27:15
nooit enige andere goden tegen h Han 17:29 lang mogen blijken te zijn en het
mijn persoon in hebben.f i Ex 23:24 u goed moge gaang op de grond
Da 3:18
8 Gij moogt u geen gesneden 1Kor 10:14 die Jehovah, uw God, u geeft.
beeld maken,g enige gedaante h ge- j Ex 34:14
De 4:24
17 Gij moogt niet moorden.h
lijkend op iets wat in de hemel bo- Joz 24:19 18 Ook moogt gij geen overspel
Jes 42:8
ven of wat op de aarde beneden of Na 1:2 plegen.i
wat in de wateren onder de aar- Mt 4:10
19 Ook moogt gij niet stelen.j
k Ex 20:5
de is. 9 Gij moogt u voor die niet Ex 34:7
20 Ook moogt gij geen leugen-
1Kon 21:29
buigen, noch u ertoe laten bren- Mt 23:35 achtig getuigenis tegen uw naas-
gen ze te dienen,i want ik, Jeho- l Ex 20:6
te afleggen.k
Jer 32:18
vah, uw God, ben een God die ex- Da 9:4 21 Ook moogt gij de vrouw van
clusieve toewijding eist,j die straf Ro 11:28
m Ex 20:7 uw naaste niet begeren.l Noch
voor de dwaling van vaders brengt Ex 22:28
moogt gij zelfzuchtig een sterke
over zonen en over het derde ge- Le 19:12
n Le 24:16 begeerte hebben naar het huis van
slacht en over het vierde geslacht, o Ex 16:23
uw naaste, naar zijn veld of zijn
wanneer het hen betreft die mij Ex 20:8
Ex 31:13 slaaf of zijn slavin, zijn stier of zijn
haten,k 10 maar die liefderijke p Ex 20:9
ezel of iets wat uw naaste toebe-
goedheid betracht jegens het dui- Ex 23:12
Ex 34:21 hoort.’m
zendste geslacht wanneer het hen q Ex 16:29
betreft die mij liefhebben en mijn r Ne 13:15 22 Deze Woorden heeft Jeho-
geboden onderhouden.l vah tot heel UW gemeente gespro-
ken op de berg, midden uit het
11 Gij moogt de naam van Je- 2e kolom
vuur,n de wolk en de dikke don-
hovah, uw God, niet op onwaardi- a Ex 20:10
Ex 23:12 kerheid, met luide stem, en hij
ge wijze opnemen,m want Jehovah Le 24:22
voegde er niets aan toe; waar-
zal niemand ongestraft laten die b De 10:17
Ro 2:11 na hij ze op twee stenen tafelen
zijn naam op onwaardige wijze op- Ef 6:9
c De 15:15 schreef en die aan mij gaf.o
neemt.n De 24:18
23 Nu geschiedde het dat zo-
12 Ter onderhouding van de d Ex 6:6
De 4:34 dra GIJ de stem midden uit de
sabbatdag, om die heilig te hou- Jes 63:12
duisternis hadt gehoord, terwijl
den, juist zoals Jehovah, uw God, e Ex 31:17
f Ex 21:15 de berg brandde van vuur,p GIJ
u geboden heeft,o 13 dient gij Le 19:3
voorts op mij zijt toegetreden,
zes dagen dienst te verrichten De 27:16
Sp 1:8 alle hoofden van UW stammen en
en moet gij [daarop] al uw werk Mr 7:10
g Ex 20:12 UW oudere mannen. 24 Toen
doen.p 14 Maar de zevende dag Ef 6:3 hebt GIJ gezegd: ’Zie, Jehovah,
is een sabbat voor Jehovah, uw h Ge 9:6
Ex 20:13
God.q Gij moogt generlei werk Nu 35:21 j Ex 20:15; Le 19:11; Sp 30:9; 1Kor 6:10; Ef
doen,r gij, noch uw zoon, noch uw Mt 5:21
4:28; k Ex 20:16; Ex 23:1; Le 19:16; De 19:16;
Ro 13:9
dochter, noch uw slaaf, noch uw i Ex 20:14
Sp 6:19; Sp 19:5; l 2Sa 11:3; Mt 5:28; m Ex 20:17;
1Kon 21:4; Lu 12:15; Ro 7:7; n Ex 19:9; Ex 19:18;
slavin, noch uw stier, noch uw Sp 6:32
1Kor 6:18 De 4:12; o Ex 24:12; Ex 31:18; De 4:13; p Ex
ezel, noch enig huisdier van u, Heb 13:4 20:18; Heb 12:18.
247 Jehovah liefhebben DEUTERONOMIUM 5:25–6:11
onze God, heeft ons zijn heerlijk- HFDST. 5 het U goed moge gaana en GIJ in-
heid en zijn grootheid getoond, a Ex 19:18
Ex 24:17
derdaad UW dagen moogt verlen-
en wij hebben zijn stem gehoord De 4:36 gen in het land dat GIJ in bezit
b De 4:33
midden uit het vuur.a Heden heb- c Heb 12:29
zult nemen.
ben wij gezien dat God met een d Ex 20:19
Dit nu zijn het gebod, de voor-
mens kan spreken en deze werke-
lijk in leven kan blijven.b 25 Nu
De 18:16
Han 7:38
Ga 3:19
e De 4:33
6 schriften en de rechterlijke be-
slissingen die Jehovah, God, UW
dan, waarom zouden wij sterven, De 5:5
geboden heeft U te leren,b opdat
Ps 29:4
want dit grote vuur verteert ons 1Th 1:9 GIJ ze volbrengt in het land waar-
f Ex 20:19
misschien wel? c Indien wij de stem Heb 12:19 heen GIJ overtrekt om het in be-
van Jehovah, onze God, nog eens g De 18:17
zit te nemen; 2 opdat gij Jeho-
h De 10:12
weer horen, dan zullen wij stellig Job 28:28 vah, uw God, vreestc door al zijn
sterven.d 26 Want wie is er van Sp 1:7
Mt 10:28 inzettingen en zijn geboden die
alle vlees die de stem van de le- 1Pe 2:17
ik u gebied, te onderhouden, gij
i Sp 4:4
vende Gode midden uit het vuur Sp 7:2 en uw zoon en uw kleinzoon,d al
heeft horen spreken, zoals wij, en Pr 12:13
Jes 48:18 de dagen van uw leven, en opdat
toch in leven blijft? 27 Treedt 1Jo 5:3 uw dagen lang mogen blijken te
´´ j Ps 19:11
gıj nader en hoor al wat Jeho- Jak 1:25 zijn.e 3 En gij moet luisteren,
´´ ¨
vah, onze God, zal zeggen; en gıj k De 4:45
De 6:1
o Isra
_ el, en ervoor zorgen [ze] te
zult tot ons spreken al wat Jeho- Ez 20:11 volbrengen,f opdat het u goed
Mal 4:4
vah, onze God, tot u spreken zal,f Ga 3:19 moge gaang en GIJ tot zeer velen
en wij zullen stellig luisteren en l De 6:3
De 6:25
moogt worden, juist zoals Jeho-
[het] doen.’ De 8:1 vah, de God van uw voorvaders, u
m De 12:32
28 Jehovah dan hoorde de stem Joz 1:7 aangaande het land vloeiende van
van UW woorden, toen GIJ tot mij Sp 4:27 melk en honing heeft beloofd.h
n De 10:12 ¨
hadt gesproken, en Jehovah zei 4 Luister, o Isra el: Jehovah,
´ ´ _
Jer 7:23

vervolgens tot mij: ’Ik heb de stem onze God, is een Jehovah.i 5 En
van de woorden van dit volk ge- 2e kolom gij moet Jehovah, uw God, lief-
hoord, die zij tot u gesproken heb- a De 4:40 hebben met geheel uw hartj en
De 12:28
ben. Zij hebben goed gedaan aan Sp 19:16
geheel uw zielk en geheel uw le-
alles wat zij gesproken hebben.g Ro 10:5 venskracht.l 6 En deze woorden
29 Zouden zij dat hart van hen die ik u heden gebied, moeten op
maar ontwikkelen om mij te vre- HFDST. 6 uw hart blijken te zijn; m 7 en gij
zenh en al mijn geboden steeds b De 4:1 moet ze uw zoon inscherpenn en
De 4:10
te onderhouden,i opdat het hun c Ex 20:20
erover spreken wanneer gij in uw
en hun zonen tot onbepaalde tijd Joz 24:14 huis zit en wanneer gij op de weg
Job 28:28
goed mocht gaan! j 30 Ga, zeg Ps 111:10 gaat en wanneer gij neerligto en
Ps 128:1
tot hen: „Keert terug naar UW d Ge 18:19
wanneer gij opstaat. 8 En gij
tenten.” 31 En gij, blijf hier bij De 4:9 moet ze als een teken op uw hand
e De 5:16
mij staan, en laat mij tot u spre- Sp 3:2 binden,p en ze moeten tot een
ken heel het gebod en de voor- f De 5:32 voorhoofdsband tussen uw ogen
2Kon 21:8
schriften en de rechterlijke be- g Pr 8:12 dienen; q 9 en gij moet ze op de
Jes 3:10
slissingen waarin gij hen dient h Ge 13:16
deurposten van uw huis en op uw
te onderwijzenk en die zij moeten i De 5:7 poorten schrijven.r
Jes 42:8
volbrengen in het land dat ik hun Za 14:9 10 En het moet geschieden dat
Mr 12:29
geef om het in bezit te nemen.’ 1Kor 8:6
wanneer Jehovah, uw God, u in
32 En gijlieden moet ervoor zor- j De 10:12 het land zal brengen dat hij uw
Mt 22:37 ¨
gen dat GIJ doet juist zoals Jeho- k De 11:13 voorvaders Abraham,
_ Isa
_ ak en Ja-
_
vah, UW God, U geboden heeft.l
De 30:6
l Mr 12:30
kob onder ede beloofd heeft u
s
te geven, grote en mooie steden
GIJ moogt noch naar rechts noch Lu 10:27
m De 11:18
naar links afwijken.m 33 Heel Sp 7:3
die gij niet hebt gebouwd,t 11 en
n Ge 18:19
de weg die Jehovah, UW God, U ge- De 4:9
o Sp 6:22; p Sp 3:3; Sp 7:3; q Ex 13:9; Ex
boden heeft, dient GIJ te bewan- De 11:19
Sp 22:6 13:16; De 11:18; r De 11:20; s Ge 15:18; t Joz
delen,n opdat GIJ moogt leven en Ef 6:4 24:13; Ps 105:44.
DEUTERONOMIUM 6:12–7:5 God niet op de proef stellen 248
huizen vol met allerlei goede din- HFDST. 6 wonderena doen, groot en ramp-
gen die gij niet hebt gevuld, en uit- a De 8:10
b Re 3:7
spoedig, aan Egypte,
_ aan Farao
gehouwen regenbakken die gij Jer 2:32 en aan heel zijn huis.b 23 En
c De 10:12
niet hebt uitgehouwen, wijngaar- De 13:4
hij heeft ons vandaar wegge-
den en olijfbomen die gij niet hebt Ps 34:9 voerd om ons hierheen te bren-
Ps 128:1
geplant, en gij gegeten zult heb- d Lu 4:8 gen, ten einde ons het land te
e De 10:20
ben en verzadigd zijt geworden,a Re 21:7
geven dat hij onze voorvaders on-
12 neem u dan in acht dat gij Jer 12:16 der ede beloofd had.c 24 Daar-
f Ex 34:14
Jehovah niet vergeet,b die u uit De 8:19 om heeft Jehovah ons geboden
het land Egypte,
_ uit het slaven- Jer 25:6
g Ex 20:5
al deze voorschriften te volbren-
huis, heeft geleid. 13 Jehovah, De 4:24 gend [en] Jehovah, onze God, te
Joz 24:19
uw God, dient gij te vrezen,c en Na 1:2 vrezen, ons altijd ten goede,e op-
hem behoort gij te dienen,d en bij h Ex 32:10
Nu 25:3
dat wij in leven zouden blijven,
zijn naam dient gij te zweren.e De 11:17 zoals op deze dag.f 25 En het
Re 2:14
14 GIJ moogt geen andere goden i 1Kon 13:34 zal rechtvaardigheid voor ons
achternalopen, welke goden ook 2Kon 17:18 betekenen,g wanneer wij zorgen
j Mt 4:7
van de volken die rondom U zijnf Lu 4:12 heel dit gebod te volbrengen voor
1Kor 10:9
15 (want Jehovah, uw God, die in k Ex 17:2
het aangezicht van Jehovah,
uw midden is, is een God die ex- De 33:8 onze God, juist zoals hij ons ge-
Ps 95:8
clusieve toewijding eistg), opdat Heb 3:8 boden heeft.’h
l De 11:13
de toorn van Jehovah, uw God, Wanneer Jehovah, uw God, u
niet tegen u ontbrandth en hij u
van de oppervlakte van de aard-
Ez 20:11
m 1Kon 2:3
n De 4:1
Ne 9:13
7 ten slotte in het land brengt
waarheen gij gaat om het in be-
o De 11:22
bodem moet verdelgen.i Ps 119:4 zit te nemen,i dan moet hij volk-
p De 5:33 ¨
16 GIJ moogt Jehovah, UW God, q Ge 15:18
rijke natien van voor uw aange-
niet op de proef stellen,j zoals GIJ r Ex 23:30 zicht verdrijven,j de Hethietenk en
Nu 33:52
hem bij Massa
_ op de proef hebt ge- s Ex 13:14 de Girgasietenl en de Amorietenm
¨
steld.k 17 GIJ dient zonder man- t Ex 15:6 en de Kanaanietenn en de Fere-
keren de geboden van Jehovah, zieteno en de Hevietenp en de Je-
¨
UW God, te onderhoudenl en zijn 2e kolom busieten,q zeven natien, volkrijker
getuigenissenm en zijn voorschrif- a Ex 7:3 en machtiger dan gij.r 2 En Je-
De 7:19
tenn die hij u geboden heeft.o b De 4:34 hovah, uw God, zal ze stellig aan
18 En gij moet doen wat recht en c Ex 13:5
De 1:8
u overleveren, en gij moet ze ver-
goed is in Jehovah’s ogen, opdat d De 5:1 slaan.s Gij dient ze zonder manke-
1Kon 2:3
het u goed moge gaanp en gij het e De 10:12 ren aan de vernietiging prijs te ge-
goede land dat Jehovah uw voor- Ps 111:10
Sp 14:27
ven.t Gij moogt geen verbond met
vaders onder ede beloofd heeft,q Pr 8:12 hen sluiten noch hun ook maar
f De 4:1
inderdaad moogt binnengaan en Lu 10:28
enige gunst betonen.u 3 En gij
in bezit moogt nemen, 19 door Ga 3:12 moogt geen echtverbintenis met
g Ro 10:5
al uw vijanden van voor uw aan- h Le 18:5 hen aangaan. Uw dochter moogt
gezicht uit te stoten, juist zoals Pr 12:13 gij niet aan zijn zoon geven, en
zijn dochter moogt gij niet voor
Jehovah heeft beloofd.r
20 Ingeval uw zoon u op een
HFDST. 7 uw zoon nemen.v 4 Want hij zal
toekomstige dag vraagts en zegt:
i De 31:3 uw zoon van het volgen van mij af-
Ps 44:2
’Wat betekenen de getuigenis- j Ex 33:2 keren, en zij zullen stellig andere
Joz 3:10
sen en de voorschriften en de k Ge 10:15
goden dienen; w en Jehovah’s toorn
rechterlijke beslissingen die Jeho- l Ge 10:16 zal inderdaad tegen U ontbranden,
m Ge 15:16
vah, onze God, U geboden heeft?’, n Ge 10:19 en hij zal u stellig weldra verdel-
21 dan moet gij uw zoon zeggen:
o Joz 11:3 gen.x
p Ge 10:17
’Wij werden slaven van Farao q 1Kr 1:14 5 Integendeel, dit dient GIJ met
r De 20:1
in Egypte, maar toen heeft Je- hen te doen: Hun altaren dient
_ s Nu 33:52
Han 13:19
hovah ons met sterke hand uit t Le 27:29
u Ex 23:32; Ex 34:15; De 20:16; Re 2:2; v Joz
Egypte
_ geleid.t 22 Jehovah dan De 20:17
Joz 6:17 23:12; 1Kon 11:2; Ezr 9:2; Ne 10:30; w Ex 34:16;
bleef voor onze ogen tekenen en Joz 10:28 1Kon 11:4; x De 6:15.
¨
249 Israel uitgekozen. Gods zegeningen DEUTERONOMIUM 7:6-21
GIJ af te breken,a en hun heili- HFDST. 7 en u zegenena en u vermenigvul-
ge zuilen dient GIJ aan stukken a Ex 34:13
De 12:2
digenb en de vrucht van uw buikc
te breken,b en hun heilige palenc b Ex 23:24 en de vrucht van uw bodem ze-
De 12:3
dient GIJ om te hakken,d en hun De 16:22
genen,d uw koren en uw nieuwe
gehouwen beelden dient GIJ met c De 16:21 wijn en uw olie, de jongen van uw
d Re 6:25
vuur te verbranden.e 6 Want gij e De 7:25 koeien en de teelt van uw klein-
zijt een heilig
´ volk voor Jehovah,
De 12:3 vee,e op de bodem die hij uw voor-
f Ex 19:6
uw God.f U heeft Jehovah, uw De 14:2 vaders onder ede beloofd heeft
God, uitgekozen om zijn volk te Jer 2:3
g Ex 19:5
u te geven.f 14 Het meest geze-
worden, een speciaal bezit, uit alle Ps 135:4 gend van alle volken zult gij wor-
Am 3:2
volken die op de oppervlakte van Mal 3:17 den.g Er zal bij u geen man of
de aardbodem zijn.g h De 4:37 vrouw zonder nageslacht blijken
De 10:15
7 Niet omdat GIJ het volkrijk- Ps 105:6 te zijn, noch onder uw huisdie-
Ro 9:11
ste waart van alle volken heeft i De 10:22
ren.h 15 En Jehovah zal stel-
Jehovah genegenheid voor U ge- Ps 105:12 lig iedere ziekte van u wegne-
Jes 51:2
toond, zodat hij U heeft uitgeko- j De 23:5 men; en wat alle boze kwalen van
zen,h want GIJ waart het gering- k Ge 22:16 Egypte
_ betreft die gij hebt ge-
Ex 32:13
ste van alle volken.i 8 Maar De 10:15 kend,i hij zal ze niet op u leggen,
omdat Jehovah U liefhad,j en om-
Ps 105:9
Lu 1:73
en hij zal ze inderdaad brengen
¨ over allen die u haten. 16 En
dat hij zich hield aan de beedigde l Ex 13:14
m Ex 6:6
verklaring die hij UW voorvaders Ex 13:3
gij moet alle volken die Jehovah,
gezworen had,k daarom heeft Je- Jes 51:10 uw God, u geeft, verteren.j Uw
n Le 26:45
hovah U met sterke hand uitge- De 4:35 oog mag geen leed over hen ge-
leid,l om u los te kopen uit het sla-
Ps 68:20
o Jes 49:7
voelen; k en gij moogt hun goden
venhuis,m uit de hand van Farao, 1Kor 10:13 niet dienen,l want dat zal een strik
2Kor 1:18
de koning van Egypte. 9 En gij voor u zijn.m
_ Heb 11:11

weet heel goed dat Jehovah, uw p Ne 1:5 17 Ingeval gij in uw hart zegt:


Da 9:4 ¨
God, de [ware] God is,n de ge- q Ex 34:7 ’Deze natien zijn te volkrijk voor
De 5:10
trouwe God,o die het verbond en r Ps 21:9
mij. Hoe zal ik ze kunnen ver-
de liefderijke goedheid in acht Ps 68:2 drijven?’n — 18 gij moogt niet
Sp 2:22
neemtp in het geval van hen die Jes 59:18 bevreesd voor ze zijn.o Gij dient
hem liefhebben en hen die zijn
Na 1:2
2Pe 3:7
vooral te denken aan wat Jehovah,
geboden onderhouden, tot in dui- s De 5:32 uw God, met Farao en heel Egyp- _
Jo 13:17
zend geslachten,q 10 maar die Jak 1:22 te heeft gedaan,p 19 de grote
het degene die hem haat, in diens t Ex 15:26 beproevingen die uw ogen hebben
De 28:1
aangezicht vergeldt door hem te u Ps 105:8 gezien,q en de tekenen en de won-
verdelgen.r Hij zal niet aarzelen
v Mi 7:20
Lu 1:55
derenr en de sterke hands en de
tegenover degene die hem haat; Lu 1:72 uitgestrekte armt waarmee Jeho-
hij zal het hem in zijn aangezicht vah, uw God, u heeft uitgeleid.u
vergelden. 11 En gij moet het 2e kolom Zo zal Jehovah, uw God, doen
gebod en de voorschriften en de a Ex 23:25 met alle volken voor wie gij be-
rechterlijke beslissingen die ik u
Sp 10:22 vreesd zijt.v 20 En Jehovah, uw
b Le 26:9
heden gebied, onderhouden door c De 28:4 God, zal ook het gevoel van versla-
ze te volbrengen.s
d Le 26:4
e Ps 107:38
genheidw over hen zenden, totdat
12 En het moet geschieden dat, f Ge 13:15 degenen die overgebleven warenx
omdat GIJ naar deze rechterlij-
g De 33:29
Ps 115:15
en die zich voor u verborgen, zijn
ke beslissingen blijft luisteren en Ps 147:20 vergaan. 21 Gij moogt niet van
h Ex 23:26
ze werkelijk onderhoudt en vol- De 28:11 angst ineenkrimpen wegens hen,
brengt,t Jehovah, uw God, jegens
Ps 127:3 want Jehovah, uw God, is in uw
i De 28:27
De 28:60
u het verbond en de liefderijke Am 4:10 l Ex 20:3; m Ex 23:33; De 12:30; Re 2:3; Ps
goedheid in acht moet nemenu j De 7:2
106:36; n Nu 13:31; o De 1:29; De 31:6; Ps 27:1;
De 20:16
ten aanzien waarvan hij uw voor- Joz 10:28 Jes 41:10; p Ex 14:13; Ps 105:27; Ps 135:8; Han
13:17; q De 29:3; Ne 9:11; r Ne 9:10; Jer 32:20;
vaders [een eed] gezworen heeft.v k Ge 15:16
Le 18:25 s Ex 13:3; t De 11:2; u De 4:34; v Ex 23:28; Joz
13 En hij zal u stellig liefhebben De 9:5 3:10; w De 2:25; Joz 2:9; Joz 24:12; x Ex 23:29.
DEUTERONOMIUM 7:22–8:14 Niet van brood alleen 250
midden,a een grote en vrees in- HFDST. 7 niet hadt gekend en ook uw vade-
boezemende God.b a Nu 14:9
Ps 46:5
ren niet hadden gekend, ten ein-
22 En Jehovah, uw God, zal b De 10:17 de u te doen weten dat de mens
¨ 1Sa 4:8
deze natien stellig langzamerhand Ne 1:5
niet leeft van brood alleen, maar
van voor uw aangezicht uitsto- Ne 9:32 dat de mens leeft van elke uiting
c Ex 23:30
ten.c Gij zult ze niet snel uit de d De 9:3 uit Jehovah’s mond.a 4 Uw man-
weg mogen ruimen, opdat de wilde e Joz 10:24 tel is aan u niet versleten, en uw
Joz 12:1
dieren van het veld zich niet te- f Ex 17:14 voet niet gezwollen in deze veer-
gen u vermenigvuldigen. 23 En Ps 9:5
g De 11:25
tig jaar.b 5 En gij weet heel goed
Jehovah, uw God, zal ze inderdaad Joz 1:5 in uw hart dat net zoals een man
Joz 23:9
aan u overleveren en ze in gro- Ro 8:31
zijn zoon corrigeert, Jehovah, uw
te wanorde op de vlucht drijven, h Joz 11:14 God, u corrigeerde.c
i Ex 32:20
totdat ze verdelgd zijn.d 24 En De 12:3 6 En gij moet de geboden van
hij zal hun koningen stellig in uw 1Kr 14:12
Jehovah, uw God, onderhouden
j Jes 30:22
hand geven,e en gij moet hun na- k Joz 7:21 door zijn wegen te bewandelend en
men van onder de hemel doen ver- l De 7:16
Re 8:27
door hem te vrezen.e 7 Want Je-
gaan.f Niemand zal zich krachtig m De 27:15 hovah, uw God, brengt u in een
De 29:17
tegen u staande kunnen houden,g n Ro 2:22 goed land,f een land van met wa-
totdat gij hen hebt uitgeroeid.h o Le 27:28 ter gevulde stroomdalen, bronnen
De 13:17
25 De gehouwen beelden van hun en waterdiepten, die in de vallei-
goden dient gij in het vuur te ver-
vlakte g en in het bergland ont-
branden.i Het zilver en het goud HFDST. 8
springen, 8 een land van tarwe
daaraan moogt gij niet begeren,j p De 5:32
en gerst en wijnstokken en vij-
Ps 119:4
noch het daadwerkelijk voor uzelf 1Th 4:1 gen en granaatappels,h een land
nemen,k opdat gij er niet door q Sp 3:2
r Ge 15:18 van olie[rijke] olijven en honing,i
wordt verstrikt; l want het is iets s De 2:7 9 een land waarin gij niet met
De 29:5
verfoeilijks m voor Jehovah, uw Am 2:10 schaarsheid brood zult eten,
God. 26 En gij moogt niet iets t Ps 101:5
waarin het u aan niets zal ontbre-
Lu 18:14
verfoeilijks in uw huis brengen 1Pe 5:6 ken, een land waarvan de stenen
en in feite net zo’n aan de ver- u Ex 16:4
ijzer zijn en waar gij uit de bergen
Ex 20:20
nietiging prijsgegeven voorwerp v De 13:3 koper zult delven.
worden. Gij dient er een grondige Ps 139:23
Sp 17:3 10 Wanneer gij gegeten en u
afschuw van te hebben en het ab- w Ex 16:3
verzadigd hebt,j dan moet gij Je-
x Ex 16:31
soluut te verfoeien,n want het is Ps 78:24 hovah, uw God, zegenenk we-
iets wat aan de vernietiging prijs- gens het goede land dat hij u
gegeven is.o gegeven heeft.l 11 Neem u in
2e kolom
Elk gebod dat ik u heden ge- acht dat gij Jehovah, uw God,
8 bied, dient GIJ zorgvuldig te
onderhouden,p opdat GIJ moogt
a Mt 4:4
b De 29:5
Ne 9:21
c 2Sa 7:14
niet vergeetm door zijn geboden
en zijn rechterlijke beslissingen
Sp 3:12
blijven levenq en U inderdaad 1Kor 11:32
en zijn inzettingen die ik u heden
moogt vermenigvuldigen en het Heb 12:6 gebied, niet te onderhouden; n
Opb 3:19
land dat Jehovah UW voorvaders d De 5:33 12 uit vrees dat gij eet en u in-
onder ede beloofd heeft,r ook 2Kr 6:31
Ps 128:1
derdaad verzadigt, en goede hui-
moogt binnengaan en in bezit Lu 1:6 zen bouwt en ze ook bewoont,o
e 1Sa 12:24
moogt nemen. 2 En gij moet f Ex 3:8
13 en uw rund- en uw kleinvee
denken aan heel de weg die Jeho- Le 26:4 zich vermeerdert, en zilver en
De 11:12
vah, uw God, u deze veertig jaar Ne 9:25 goud zich voor u vermeerderen,
in de wildernis heeft doen gaan,s g De 11:11 en alles wat van u is, zich ver-
h Nu 13:23
om u te vernederen,t om u op de i Ez 20:6 meerdert, 14 en uw hart zich
proef te stellenu ten einde te we- j De 6:11 inderdaad verheftp en gij Jeho-
k Ps 103:2
ten wat er in uw hart was,v of Ps 134:1 vah, uw God, inderdaad vergeet,
gij zijn geboden zoudt onderhou- l 1Kr 29:14
m Ps 106:21
die u uit het land Egypte,_ uit
den of niet. 3 Hij vernederde u n De 6:12 het slavenhuis, heeft geleid,q
dus en liet u honger lijdenw en o De 32:15
Jer 22:14
voedde u met het manna,x dat gij Ho 13:6 p De 9:4; 1Kor 4:7; q Ps 106:21.
251 God tot toorn verwekt DEUTERONOMIUM 8:15–9:10
15 die u deed gaan door de grote HFDST. 8 en gij moet hen uit hun bezit ver-
en vrees inboezemende wilder- a De 1:19 drijven en hen snel vernietigen,
Jer 2:6
nis,a met giftige slangenb en schor- b Nu 21:6
juist zoals Jehovah tot u gespro-
pioenen en met een dorstige bo- c Nu 20:11 ken heeft.a
Ps 78:15
dem die geen water heeft, die Ps 105:41 4 Wanneer Jehovah, uw God,
uit de rots van vuursteen water Ps 114:8 hen van voor uw aangezicht uit-
1Kor 10:4
voor u te voorschijn deed komen,c stoot, zeg dan in uw hart niet:
d Ex 16:35 ´´
16 die u in de wildernis met man- Jo 6:31 ’Om mıjn rechtvaardigheid heeft
Jo 6:49
na voedde,d dat uw vaderen niet e De 8:2
Jehovah mij binnengebracht om
hadden gekend, om u te vernede- f 2Kor 4:17 dit land in bezit te nemen’,b aan-
rene en om u op de proef te stel- Heb 12:11
1Pe 1:7
gezien het om ¨ de goddeloosheid
len ten einde u in uw latere dagen g Ho 12:8 van deze natien is dat Jehovah
goed te doen,f 17 en gij werke- Hab 1:16 ze van voor uw aangezicht ver-
1Kor 4:7
lijk in uw hart zegt: ’Mijn eigen h Ps 127:1 drijft.c 5 Niet om uw recht-
kracht en de volle macht van mijn
Sp 10:22 vaardigheidd of om de oprecht-
Ho 2:8
eigen hand hebben mij dit ver- i De 7:12
heid van uw harte gaat gij binnen
mogen verworven.’g 18 En gij j De 4:26 om hun land in bezit te nemen;
moet aan Jehovah, uw God, den-
De 30:18
Joz 23:13
in feite is het om de ¨ goddeloos-
1Sa 12:25 heid van deze natien dat Jeho-
ken, want hij is het die u kracht k Da 9:11 vah, uw God, ze van voor uw
geeft om vermogen te verwer- Da 9:12
Am 3:2 aangezicht verdrijft,f en ten ein-
ven,h ten einde zijn verbond ge-
de het woord gestand te doen
stand te doen dat hij uw voorva- dat Jehovah aan
ders onder ede bevestigd heeft, HFDST. 9
g Isaakh
¨ uw voorvaders,
i ge-
Abraham,
_ _ en Jakob,
_
zoals op deze dag.i l De 11:31
Joz 4:19 zworen heeft. 6 En gij moet
19 En het moet geschieden dat m De 4:38 weten dat het niet om uw recht-
De 7:1
indien gij Jehovah, uw God, toch De 11:23 vaardigheid is dat Jehovah, uw
vergeet en gij werkelijk andere n Nu 13:28 God, u dit goede land geeft om
goden achternaloopt en ze dient o Nu 13:33
De 1:28 het in bezit te nemen; want gij
en u voor ze neerbuigt, zo leg ik De 2:21 zijt een hardnekkig volk.j
heden waarlijk getuigenis tegen p De 1:30
De 20:4 7 Denk eraan: Vergeet niet
U af dat gijlieden absoluut zult De 31:3 hoe gij Jehovah, uw God, in de
¨ Joz 3:11
vergaan.j 20 Gelijk de natien q De 4:24
wildernis tot toorn hebt ver-
die Jehovah van voor UW aan- Na 1:6 wekt.k Van de dag af dat gij uit
Heb 12:29
gezicht verdelgt, zo zult GIJ ver- r De 7:23
het land Egypte_ zijt getrokken
gaan, omdat GIJ niet zult luiste- De 20:16 tot UW aankomst op deze plaats
ren naar de stem van Jehovah, hebt GIJ er blijk van gegeven
UW God.k 2e kolom weerspannig te zijn in UW ge-
¨ drag ten opzichte van Jehovah.l
Hoor, o Isra
_ el, gij trekt heden a Ex 23:31

9 de Jorda_ an _ over ¨
l om binnen

te trekken en natien uit hun be-


De 7:24
b De 7:8
Ez 36:22
8 Zelfs in Horeb _ hebt GIJ Jeho-
vah tot toorn verwekt, zodat Je-
c Ge 15:16 hovah zo vertoornd op U werd dat
zit te verdrijven, groter en mach- De 12:31 hij U wilde verdelgen.m 9 Toen
tiger dan gij,m [met] steden, groot De 18:12
ik de berg beklom om de stenen
d 1Kon 8:46
en tot aan de hemel versterkt,n Ps 51:5 tafelen in ontvangst te nemen,n
2 een volk, groot en rijzig, de zo- Ro 3:23
Ro 5:12 de tafelen van het verbond dat
nen van de Enakieten,o van wie gij Tit 3:5
Jehovah met U had gesloten,o
e Jer 17:9
zelf hebt geweten en zelf hebt ho- en ik veertig dagen en veertig
f Le 18:25
ren zeggen: ’Wie kan zich voor de g Ge 13:15 nachten op de berg bleef ver-
zonen van Enak _ krachtig staan- Ge 17:8
toevenp (brood at ik niet en wa-
h Ge 26:3
de houden?’ 3 En gij weet heden i Ge 28:13
ter dronk ik niet), 10 toen gaf
zeer goed dat Jehovah, uw God, j Ex 34:9 Jehovah mij de twee stenen
voor u uit naar de overzijde trekt.p Ps 78:8
Jes 48:4
Een verterend vuur is hij.q Hij zal Han 7:51 l Ex 17:2; Nu 11:4; Nu 16:2; Nu 25:2; De
31:27; De 32:5; Ne 9:16; m Ex 32:4; Ex 32:10; Ps
hen verdelgen,r en hijzelf zal hen k De 9:22
Ps 78:40 106:19; n Ex 24:12; Ex 31:18; Ex 32:16; o Ex 24:7;
voor uw aangezicht onderwerpen; Heb 3:16 Ga 4:24; p Ex 24:18.
DEUTERONOMIUM 9:11-28 Gods toorn bij nog 3 gelegenheden 252
HFDST. 9
¨
tafelen, die met Gods vinger a wa- 20 Ook op Aaron _ werd Jehovah
ren beschreven; en daarop ston- a Ex 31:18 zo hevig vertoornd dat hij hem
Ps 8:3
a
wilde verdelgen; maar ik zond
den alle woorden die Jehovah op Mt 12:28
Lu 11:20
de berg midden uit het vuur met U b Ex 19:19
toentertijd
¨ ook ten behoeve van
gesproken had, op de dag der ge- De 4:10 Aaron
_ smeekbedenb op. 21 En
De 4:12
meente.b 11 Zo geschiedde het c Ex 31:18
[het voorwerp van] UW zonde dat
dat Jehovah mij aan het einde van De 4:13 GIJ hadt gemaakt, het kalf,c nam
d Ex 32:7
de veertig dagen en veertig nach- De 4:16 ik, waarna ik het verbrandde in
ten de twee stenen tafelen gaf, de e Ex 32:4 het vuur en het aan stukken
f Ex 32:9
tafelen van het verbond; c 12 en g Ex 32:10 sloeg, het grondig vermalend tot
vervolgens zei Jehovah tot mij: h De 7:24 het zo fijn als stof was gewor-
Ps 9:5
’Sta op, ga vlug van hier naar be- i Nu 14:12 den; toen wierp ik het stof ervan
neden, want uw volk, dat gij uit j Ex 19:18 in de stroom die van de berg af-
De 4:11
Egypte hebt geleid, heeft ver- vloeide.d
_ k Ex 32:15
¨
derfelijk gehandeld.d Zij zijn vlug l Han 7:40 22 Voorts hebt GIJ er te Tabee- _
m Ex 20:3
afgeweken van de weg waarom- Ex 20:4 rae en ¨ te Massa_ f
en te K _ibroth-
De 5:8
trent ik hun heb geboden. Zij Han 7:41
Hatt a_ avag blijk van gegeven
hebben zich een gegoten beeld n Ex 32:19 Jehovah telkens tot toorn te ver-
o Ex 34:28
gemaakt.’e 13 En Jehovah zei p Ne 9:18
wekken.h 23 En toen Jehovah
verder nog dit tot mij: ’Ik heb dit q Ex 32:10 U van Kades-Barn
_ _ i uitzond en
ea
volk gezien, en zie! het is een
r Ex 32:11
Ex 32:14
zei: ’Trekt op en neemt het land
hardnekkig volk.f 14 Laat mij De 10:10 in bezit dat ik U stellig geven zal!’,
Ps 106:23
begaan, opdat ik hen moge ver- toen hebt GIJ U weerspannig te-
gen het bevel van Jehovah, UW
delgeng en hun naam van onder
de hemel moge uitwissen,h en laat
2e kolom God, gedragenj en GIJ hebt geen
mij u tot een natie maken, mach-
a Ex 32:2 geloof geoefendk jegens hem en
Ex 32:21
tiger en volkrijker dan zij.’i Ex 32:35 niet naar zijn stem geluisterd.l
b Sp 15:29 24 GIJ hebt er blijk van gegeven
15 Daarna keerde ik mij om Jak 5:16
weerspannig te zijn in UW gedrag
c Ex 32:4
en daalde van de berg af, ter- d Ex 32:20 ten opzichte van Jehovahm van
wijl de berg brandde van vuur; j Jes 30:22
de dag af dat ik U ken.
e Nu 11:3
en de twee tafelen van het ver- f Ex 17:7
25 Ik bleef mij dus veertig da-
bond waren in mijn beide handen.k De 6:16
g Nu 11:4 gen en veertig nachtenn voor
16 Toen keek ik, en zie, GIJ hadt Nu 11:34
Jehovah neerwerpen, want ik
h De 9:7
gezondigd tegen Jehovah, UW God! i Nu 13:26 wierp mij aldus neer omdat Jeho-
GIJ hadt U een gegoten kalf ge- De 1:19
vah erover sprak U te verdelgen.o
j Nu 14:3
maakt.l GIJ waart vlug afgeweken Nu 14:4 26 Toen zond ik smeekbedenp tot
van de weg waaromtrent Jehovah Jes 63:10
Jehovah op en zei: ’O Soevereine
k De 1:32
U had geboden.m 17 Toen pakte Ps 106:24 Heer Jehovah, stort uw volk, ja,
ik de twee tafelen en smeet ze Heb 3:19
l Ps 106:25 uw persoonlijke eigendom,q dat
uit mijn beide handen en verbrij- m De 31:27 gij met uw grootheid hebt losge-
Han 7:51
zelde ze voor UW ogen.n 18 Daar- n Ex 34:28 kocht, dat gij met sterke handr
na wierp ik mij voor Jehovah neer, De 9:18
uit Egypte hebt geleid,s niet in
Mt 4:2 _
zoals de eerste keer, veertig da- o De 9:19 het verderf. 27 Denk ¨ aan uw
gen en veertig nachten. Brood at p Ps 99:6
knechten Abraham,
_ Isa
_ ak en Ja-_
Sp 15:29
ik niet en water dronk ik niet,o we- Jak 5:16 kob.t Keer uw aangezicht niet
gens al UW zonde die GIJ bedreven q Ex 19:5
De 32:9 tot de hardheid van dit volk en
hadt door te doen wat kwaad was Ps 135:4 hun goddeloosheid en hun zonde,u
Am 3:2
in de ogen van Jehovah, om hem te r Ex 32:11 28 opdat het landv waaruit gij ons
krenken.p 19 Want ik was bang Ps 99:6 hebt geleid, niet zegt: „Omdat Je-
s 1Kon 8:51
wegens de grimmige toorn waar- t Ex 3:6 hovah niet in staat was hen in het
mee Jehovah zo verontwaardigd Ex 6:8 land te brengen dat hij hun had
De 9:5
op U was geworden dat hij U wilde u Ex 32:31 beloofd, en omdat hij hen haat-
verdelgen.q Jehovah luisterde ech- Ps 78:8
Mi 7:18
te, heeft hij hen uitgeleid om hen
ter ook ditmaal naar mij.r v De 5:6 in de wildernis ter dood te bren-
253 Nieuwe tafelen. God vrezen DEUTERONOMIUM 9:29–10:20
gen.”a 29 Bovendien zijn zij uw HFDST. 9 luisterde vervolgens ook bij die ge-
volk en uw persoonlijke eigen- a Ex 32:12
Nu 14:16
legenheid naar mij.a Jehovah wil-
dom,b dat gij met uw grote kracht Ps 115:2 de u niet in het verderf storten.b
b De 4:20
en uw uitgestrekte arm hebt uit- 1Kon 8:51
11 Toen zei Jehovah tot mij: ’Sta
geleid.’c Ne 1:10 op, trek voor het volk uit zodat
Ps 74:2
Toentertijd zei Jehovah tot Ps 95:7 [zij] opbreken, opdat zij het land
10 mij: ’Houw u twee stenen
d
tafelen gelijk de eerste, en klim
Ps 100:3
c Ex 6:6
De 4:34
mogen binnengaan en in bezit mo-
gen nemen dat ik hun voorvaders
Jes 63:12
op tot mij op de berg, en gij moet u onder ede beloofd heb hun te ge-

een ark van hout maken.e 2 En ven.’c
HFDST. 10 ¨
ik zal op de tafelen de woorden 12 En nu, o Isra
_ el, wat vraagt
d Ex 34:1
schrijven die op de eerste tafelen e De 10:3
Jehovah, uw God, anders van ud
voorkwamen, welke gij hebt ver- f Ex 34:4 dan Jehovah, uw God, te vrezen,e
g Ex 32:15
brijzeld, en gij moet ze in de ark Ex 34:28 door al zijn wegen te bewande-
leggen.’ 3 Ik maakte dus een
h Ex 20:1
De 4:13
lenf en hem lief te hebbeng en Je-
ark van acaciahout en hieuw twee i De 4:36 hovah, uw God, met geheel uw
De 5:4
stenen tafelen gelijk de eerste f en j Ex 19:17
hart en geheel uw ziel te dienen,h
besteeg de berg, en de twee tafe- De 5:22 13 de geboden van Jehovah en
k Ex 34:29
len waren in mijn hand. 4 Toen l De 10:2 zijn inzettingen die ik u heden
schreef hij op de tafelen hetzelf- m Nu 33:31 gebied, te onderhouden,i tot uw
n Nu 20:23
de schrift als het eerste,g de Tien Nu 20:24 welzijn? j 14 Zie, aan Jehovah,
Woorden,h die Jehovah op de berg o
Nu 33:38
Nu 20:28
uw God, behoren de hemel,k ja,
midden uit het vuur tot U gespro- p Nu 33:33 de hemel der hemelen, de aarde l
q Nu 1:50
ken had,i op de dag der gemeen- Nu 3:6
en alles wat daarop is. 15 Al-
te,j waarna Jehovah ze aan mij Nu 8:14 leen aan uw voorvaders is Jeho-
Nu 16:9
gaf. 5 Daarna keerde ik mij om r Nu 3:31 vah gehecht geraakt, door hen
en daalde van de berg af k en leg-
Nu 4:15
1Kr 15:15
lief te hebben, zodat hij hun nage-
de de tafelen in de ark die ik ge- s De 18:5 slacht na hen, ja U, uit alle volken
2Kr 29:11
maakt had, opdat ze daar zouden t Nu 6:23
heeft uitgekozen,m zoals op deze
blijven, juist zoals Jehovah mij ge- De 21:5 dag. 16 En GIJ moet de voor-
2Kr 30:27
boden had.l u Nu 18:24 huid van UW hart besnijdenn en
¨ Nu 26:62 UW nek niet langer verharden.o
6 En de zonen van Isra _ el ver-
¨
De 18:1
¨ ´ v Nu 18:20 17 Want Jehovah, UW God, is de
trokken van Beeroth _ Ben
_ e-Ja_ a- w Ex 24:18
m God der godenp en de Heer der
kan ¨ naar Mosera._ Daar stierf Ex 34:28

Aaron en hij werd daar begra-


heren,q de grote, sterke en vrees
_
ven; n en zijn zoon Eleazar ging in inboezemende God,r die niemand
_ 2e kolom
zijn plaats als priester optreden.o a Ex 32:14
partijdig bejegents noch steek-
7 Vandaar vertrokken zij naar b Ez 33:11 penningen aanneemt,t 18 die
c Ge 15:18
de vaderloze jongen en de wedu-
Gudgod,
_ en van Gudgod_ naar Jot- d Mi 6:8

batha, p
een land van met water e De 5:29 we recht verschaftu en de inwo-
_ De 6:13
gevulde stroomdalen. Ps 34:9 nende vreemdeling liefheeft,v zo-
Sp 8:13 dat hij hem brood en een mantel
8 Toentertijd zonderde Jehovah f De 5:33
geeft. 19 Ook GIJ moet de inwo-
Joz 22:5
de stam Levi _ afq om de ark van Ez 11:20
nende vreemdeling liefhebben,w
Jehovah’s verbond te dragen,r om g
h
De 30:16
De 6:5 want GIJ werdt inwonende vreem-
voor het aangezicht van Jehovah De 11:13
delingen in het land Egypte. x
te staan ten einde hem te die- Lu 10:27 _
nens en om in zijn naam te zege-
i
j
Ex 24:7
De 6:24
20 Jehovah, uw God, dient gij
k Ps 89:11 te vrezen.y Hem behoort gij te
nen tot op deze dag.t 9 Daarom Ps 115:16
dienen,z en hem dient gij aan te
heeft Levi _ geen deel noch erfdeelu Jes 66:1

gekregen met zijn broeders. Jeho-


l 1Kr 29:11 hangen,a en bij zijn naam dient
Ps 24:1
1Kor 10:26
vah is zijn erfdeel, juist zoals Je- m De 4:37 o Ex 34:9; De 9:6; De 31:27; p Ex 18:11; 2Kr 2:5;
hovah, uw God, hem had gezegd.v Ps 105:6
Ps 97:9; q Ps 136:3; r De 7:21; Ne 1:5; Ne 9:32;
n De 30:6
10 En ik — ik bleef op de berg ge- Jer 4:4 s Job 34:19; Han 10:34; Ro 2:11; Ef 6:9; t 2Kr
19:7; u Ps 68:5; Ps 146:9; Jak 1:27; v Le 19:10; De
lijk de eerste dagen, veertig dagen Ro 2:29
Fil 3:3 24:14; w Le 19:34; x Ex 22:21; y De 6:13; z Lu 4:8;
en veertig nachten,w en Jehovah Kol 2:11 a De 13:4.
DEUTERONOMIUM 10:21–11:18 Gehoorzaamheid beloond 254
¨ HFDST. 10
gij beedigde verklaringen af te werkelijk moogt binnengaan en in
leggen.a 21 Hij is het die gij a De 6:13 bezit moogt nemen,a 9 en opdat
b Ex 15:2
dient te loven,b en hij is uw God, Ps 105:45 GIJ UW dagen moogt verlengenb op
die deze grote en vrees inboeze- Opb 19:6
c 2Sa 7:23
de bodem die Jehovah UW voorva-
mende dingen welke uw ogen heb- d Ge 46:27 ders onder ede beloofd heeft hun
ben gezien, ten aanzien van u Ex 1:5
Han 7:14
en hun zaad te geven,c een land
heeft gedaan.c 22 Met zeventig e Ge 15:5 vloeiende van melk en honing.d
De 1:10
zielen zakten uw voorvaders af Ne 9:23 10 Want het land waarheen gij
d
naar Egypte,
_ en nu heeft Jeho- gaat om het in bezit te nemen, is
vah, uw God, u talrijk gemaakt HFDST. 11
niet als het land Egypte,
_ waar-
als de sterren aan de hemel.e f De 6:5
uit GIJ getrokken zijt, waar gij uw
En gij moet Jehovah, uw De 10:12 zaad placht te zaaien en het be-
11 f
God, liefhebben en te al-
len tijde uw plicht jegens hem en
Mr 12:30
g De 4:45
h De 8:5
vloeien met uw voet moest doen,
als een moestuin. 11 Maar het
Heb 12:6
zijn inzettingen en zijn rechterlij- i De 5:24 land waarheen GIJ overtrekt om
De 9:26 het in bezit te nemen, is een land
ke beslissingeng en zijn geboden j Ex 13:3
van bergen en valleivlakten.e Van
in acht nemen. 2 En GIJ zijt he- k De 7:19

den zeer goed op de hoogte (want


Jes 63:12 de regen des hemels drinkt het
l De 4:34
Ne 9:10 water; 12 een land waar Jeho-
[ik richt mij] niet tot UW zonen, Ps 105:27
vah, uw God, zorg voor draagt.
die het strenge onderricht van Je- m Ex 14:23
Ps 136:15 De ogenf van Jehovah, uw God,
hovah,h UW God, zijn grootheid,i Heb 11:29
zijn er voortdurend op gericht,
zijn sterke handj en zijn uitge- n Ex 14:28
Ex 15:4 van het begin van het jaar tot het
strekte armk niet gekend en niet o Nu 16:1
Ps 106:17 eind van het jaar.
gezien hebben, 3 noch zijn teke-
nen en zijn daden die hij midden
p Nu 16:32 13 En het moet geschieden dat
q De 7:19
in Egypte heeft gedaan,l aan Fa- De 29:3 indien GIJ zonder mankeren mijn
_ r Mt 5:19
geboden zult gehoorzameng die ik
rao, de koning van Egypte, _ en aan U heden gebied, door Jehovah, UW
heel zijn land; 4 noch wat hij
met de strijdkrachten van Egyp-
2e kolom God, lief te hebben en hem met
_ a De 1:38 geheel UW hart en geheel UW ziel
te, zijn paarden en zijn strijdwa- b De 4:40
te dienen,h 14 dan zal ik stellig
gens heeft gedaan, over wier aan- Ps 91:16

gezicht hij de wateren van de


Sp 3:2 regen voor UW land geven op zijn
Sp 10:27
bestemde tijd, i herfstregen en
Rode Zee heen deed stromen toen c Ge 13:15
Ge 26:3 lenteregen,j en gij zult inderdaad
zij hen najoegen,m en waarop Jeho- Ge 28:13
De 9:5 uw koren en uw zoete wijn en
vah hen heeft verdelgd tot op deze d Ex 3:8
uw olie inzamelen. 15 En ik zal
dag; n 5 noch wat hij voor U in Ez 20:6
e De 1:7 stellig plantengroei op uw veld
de wildernis heeft gedaan, totdat De 8:7
geven voor uw huisdieren,k en gij
GIJ op deze plaats zijt gekomen; De 8:9
f 1Kon 9:3 zult werkelijk eten en verzadigd
6 noch wat hij met Dathan _ en Ab _i- Ps 33:18
Ps 34:15 worden.l 16 Neemt U in acht dat
ramo heeft gedaan, de zonen van g Ex 15:26 UW hart zich niet laat verlokkenm
El _iab, de zoon van Ruben,
_ toen de De 6:17
h De 4:29 en GIJ werkelijk afwijkt en andere
aarde haar mond opende en ver- De 6:5
goden aanbidt en U voor ze neer-
volgens hen en hun huisgezinnen De 10:12
Mt 22:37 buigt,n 17 en Jehovah’s toorn
en hun tenten en al het bestaan- i Le 26:4
De 28:12 waarlijk tegen U ontbrandt en hij
de dat hen op de voet volgde, te
¨ Ps 65:10 werkelijk de hemel sluit, zodat er
midden van heel Isra_ el verzwolg p); Jes 30:23
geen regen zal komeno en de bo-
Jer 14:22
7 want GIJ hebt met UW eigen ogen j Jer 5:24
¨ dem zijn opbrengst niet zal ge-
alle grote daden van Jehovah die Joe 2:23
Jak 5:7 ven en GIJ weldra moet vergaan
hij heeft verricht, gezien.q k Ps 104:14
uit het goede land dat Jehovah U
l De 6:11
8 En GIJ moet heel het gebod De 8:10 geeft.p
¨
dat ik u heden gebied, onderhou- Joe 2:19
18 En GIJ moet deze woorden
m De 29:18
den,r opdat GIJ sterk moogt wor- Job 31:27
den en het land waarheen GIJ over- Heb 3:12
n De 8:19 o De 28:23; 1Kon 8:35; 2Kr 7:13; Am 4:7; p De
trekt om het in bezit te nemen, De 30:17 4:26; De 8:19; De 30:18; Joz 23:13.
255 Valse religie uitroeien DEUTERONOMIUM 11:19–12:6
van mij op UW harta en UW ziel leg- HFDST. 11 brengt in het land waarheen gij
gen en ze als een teken op UW hand a De 6:6
Ps 37:31
gaat om het in bezit te nemen,a
binden, en ze moeten tot een voor- Sp 7:3 dan moet gij de zegen geven op de
Jes 51:7 b en de vervloeking
hoofdsband tussen UW ogen die- b Ex 13:9
berg Gerizim
_
c
nen.b 19 Ook moet GIJ ze UW zo- Ex 13:16 op de berg Ebal.
_ 30 Liggen ze
De 6:8
nen leren, door erover te spreken c De 4:9
niet aan de zijde van de Jor-
wanneer gij in uw huis zit en wan- De 6:7 da_ an
_ in de richting van de on-
Ps 34:11
neer gij op de weg gaat en wan- dergang der zon, in het land van
Ps 78:5 ¨
neer gij neerligt en wanneer gij Sp 22:6
Ef 6:4
de Kanaanieten die in de Ara- _
opstaat.c 20 En gij moet ze op de d De 6:9 bad wonen, tegenover G _ilgal,e
´ f
deurposten van uw huis en op uw e De 4:40 naast de grote bomen van Mor _ e?
De 6:2
poorten schrijven,d 21 opdat UW Sp 3:2 31 Want GIJ trekt de Jorda_ an _
dagen en de dagen van UW zonen Sp 4:10
Sp 9:11
over om het land binnen te gaan
vele mogen zijne op de bodem die f Ge 13:15 en in bezit te nemen dat Jehovah,
Jehovah UW voorvaders onder ede g Ps 72:5 UW God, U geeft, en GIJ moet het
Ps 89:29
beloofd heeft hun te geven,f als de h De 6:17 in bezit nemen en daarin wonen.g
dagen van de hemel over de aarde.g De 11:13
Pr 12:13
32 En GIJ moet ervoor zorgen
22 Want indien GIJ heel dit ge- i De 6:5 alle voorschriften en de rechter-
Lu 10:27
bod dat ik U gebied om het te vol- j Joz 22:5
lijke beslissingenh die ik U heden
brengen, nauwgezet onderhoudt,h Ps 81:13 voorleg, te volbrengen.i
Ez 11:20
door Jehovah, UW God, lief te heb- Dit zijn de voorschriften j

ben,i al zijn wegen te bewandelenj


en hem aan te hangen,k 23 dan
k De 10:20
De 13:4
l Ex 23:28
De 9:5
12 k
en de rechterlijke beslissin-
gen die , al de dagen dat
GIJ op GIJ
¨ Joz 3:10
moet Jehovah al deze natien ter Ps 44:2 de bodem leeft,l zorgvuldig dient
wille van U verdrijven,l en GIJ zult m De 4:38 te volbrengenm in het land dat Je-
¨ De 7:1
stellig natien, groter en talrijker De 9:1 hovah, de God van uw voorvaders,
dan GIJ, uit hun bezit verdrijven.m n Joz 1:3 u stellig in bezit zal laten nemen.
Joz 14:9
24 Elke plaats die UW voetzool zal o Ge 15:18 2 GIJ dient absoluut alle plaatsen
betreden, zal de UWE worden.n Van ¨
Ex 23:31
te vernietigenn waar de natien die
p De 7:24
de wildernis tot de L _ibanon, van Joz 1:5 GIJ uit hun bezit verdrijft, hun go-
de Rivier, de rivier de E_ ufraat,
_ q Ex 23:27 den hebben gediend, op de hoge
De 2:25
tot de westelijke zee zal UW grens Joz 2:9 bergen en de heuvels en onder
zich uitstrekken.o 25 Niemand Joz 5:1
elke lommerrijke boom.o 3 En
r De 28:2
zal zich krachtig tegen U staande De 28:15 GIJ moet hun altaren afbrekenp en
De 30:1
kunnen houden.p De angst voor U De 30:15 hun heilige zuilen verbrijzelen,q en
en de vrees voor U zal Jehovah, s De 28:1 GIJ dient hun heilige palen in het
Ps 19:11
UW God, leggen op de oppervlak- Jes 1:19 vuur te verbrandenr en de gehou-
te van heel het landq dat GIJ zult t Le 26:16 wen beelden van hun goden om te
Jes 1:20
betreden, juist zoals hij U beloofd u Ro 2:8 hakken,s en GIJ moet hun namen
heeft. Ro 2:9 van die plaats doen vergaan.t
26 Ziet, ik leg U heden zegen 4 Zo moogt GIJ niet doen ten
en vervloeking voor: r 27 de ze- 2e kolom aanzien van Jehovah, UW God,u
gen, mits GIJ de geboden van Je- a Ex 23:23 5 maar de plaats die Jehovah, UW
De 9:1
hovah, UW God, die ik U heden ge- b De 27:12 God, uit al UW stammen zal uit-
bied, zult gehoorzamen; s 28 en Joz 8:33 kiezen om daar zijn naam te ves-
c De 27:13
de vervloeking,t indien GIJ de ge- Joz 8:34 tigen, om die [daar] te doen ver-
boden van Jehovah, UW God, niet d De 1:7 blijven, die zult GIJ zoeken, en
De 3:17
zult gehoorzamenu en GIJ werke- Joz 12:3 daarheen moet gij gaan.v 6 En
lijk afwijkt van de weg waarom- e 2Kon 4:38
f Ge 12:6
trent ik U heden gebied, door an- g De 9:1
HFDST. 12 j Le 26:46; De 4:5; k Le 19:37;
Le 25:18; l De 4:10; 1Kon 8:40; m De 4:40; De 6:1;
dere goden achterna te lopen, die Joz 1:11
Jak 1:22; n Ex 34:13; o Ez 20:28; p Re 2:2; Re
h De 4:45
GIJ niet hebt gekend. i De 5:32 6:25; q Ex 23:24; 2Kon 18:4; r Ex 34:13; 1Kon
15:13; 2Kon 23:14; 2Kr 14:3; s Nu 33:52; De 7:5;
29 En het moet geschieden De 12:32
Ps 119:4 De 7:25; t Ex 23:13; Joz 23:7; u Le 18:3; De 12:31;
dat wanneer Jehovah, uw God, u 1Jo 5:3 2Kon 17:15; v De 26:2; 2Kr 7:12.
DEUTERONOMIUM 12:7-22 Verheugt u. Vlees eten 256
daar moet GIJ UW brandoffers a en HFDST. 12 heeft, binnen al uw poorten. De
UW slachtoffers en UW tiendenb a Le 1:3 onreine a en de reine mogen daar-
b De 12:17
en de bijdrage van UW handc en De 14:22 van eten, zoals van de gazelle
UW gelofteoffers d en UW vrijwil- c Nu 18:19 en zoals van het hert.b 16 Al-
De 12:11
lige gavene en de eerstgebore- d Le 7:16 leen het bloed moogt GIJ niet
Le 22:18
nen van UW rundvee en van UW e Le 23:38
eten.c Gij dient het als water op
kleinvee brengen.f 7 En daar 1Kr 29:9 de aarde uit te gieten.d 17 Het
Ezr 2:68
moet GIJ eten voor het aange- f De 12:17 zal u niet worden toegestaan bin-
zicht van Jehovah, UW God,g en U De 15:19 nen uw poorten het tiende deel
g De 14:23
verheugen over alles wat GIJ on- De 15:20 van uw korene of van uw nieuwe
derneemt,h GIJ en UW huisgezin- h Le 23:40
De 12:12
wijn of van uw olie te eten, of de
nen, omdat Jehovah, uw God, u De 12:18 eerstgeborenen van uw rundvee
De 14:26
heeft gezegend. Ps 32:11 en van uw kleinvee f of enige van
8 GIJ moogt niet doen naar al- Ps 100:2 uw gelofteoffers die gij plechtig
Fil 4:4
les wat wij hier heden doen, een i Nu 15:39 zult beloven, of uw vrijwillige ga-
ieder al wat recht is in zijn eigen Re 17:6
Sp 21:2
veng of de bijdrage van uw hand.h
ogen,i 9 omdat GIJ nog niet op j 1Kon 8:56 18 Maar voor het aangezicht van
1Kr 23:25
de rustplaats j zijt gekomen en in Heb 4:8
Jehovah, uw God, zult gij het
het erfdeel dat Jehovah, uw God, k Joz 3:17 eten, op de plaats die Jehovah,
l De 4:22
u geeft. 10 En GIJ moet de Jor- De 9:1 uw God, zal uitkiezen,i gij en uw
_ overtrekkenk en wonen in
da_ an m De 33:28 zoon en uw dochter en uw slaaf
1Kon 4:25
het land dat Jehovah, UW God, U Ps 4:8 en uw slavin en de leviet die bin-
tot een bezitting geeft,l en hij zal U Sp 1:33
n De 12:6
nen uw poorten is; en gij moet
stellig rust geven van al UW vijan- De 14:23 u verheugenj voor het aangezicht
De 16:2
den rondom, en GIJ zult inderdaad De 26:2
van Jehovah, uw God, over alles
in zekerheid wonen.m 11 En het o Le 1:3 wat gij onderneemt. 19 Neem u
p De 14:22
moet geschieden dat de plaats n die De 26:12 in acht dat gij de leviet niet aan
Jehovah, UW God, zal uitkiezen om q Nu 18:19 zijn lot overlaat,k al uw dagen
De 12:6
daar zijn naam te doen verblijven, r Le 7:16 [dat gij verblijft] op uw bodem.
Le 22:18
daarheen zult GIJ alles brengen s De 14:26
20 Wanneer Jehovah, uw God,
wat ik U gebied: UW brandoffers o 1Kon 8:66 uw gebied zal uitbreiden,l juist
Ne 8:10
en UW slachtoffers, UW tiendenp Fil 4:4 zoals hij u heeft beloofd,m en gij
en de bijdrage q van UW hand en t Nu 18:24 stellig zult zeggen: ’Laat mij vlees
De 10:9
elke keur van UW gelofteoffers r die De 14:29 eten’, omdat uw ziel er hevig naar
Joz 13:14
GIJ Jehovah plechtig zult beloven. verlangt vlees te eten, moogt gij
u Le 17:4
12 En GIJ moet U verheugen voor 1Kon 12:28 wanneer uw ziel er hevig naar
v 2Kr 7:12
het aangezicht van Jehovah, UW w De 12:21 verlangt, vlees eten.n 21 Inge-
God,s GIJ en UW zonen en UW doch- De 14:26 val de plaats die Jehovah, uw God,
ters en UW slaven en UW slavinnen zal uitkiezen om er zijn naam te
en de leviet die binnen UW poor- 2e kolom vestigen,o ver van u verwijderd
ten is, omdat hij geen deel noch a Le 5:2 is, dan moet gij van uw rund-
erfdeel met U heeft.t 13 Neem u Le 13:3
b De 14:5
vee of van uw kleinvee dat Je-
in acht dat gij uw brandoffers niet De 15:22 hovah u gegeven heeft, slachten
c Ge 9:4
brengt op enige andere plaats die Le 7:26 juist zoals ik u geboden heb, en
gij mocht zien.u 14 Maar op de Le 17:10 gij moet binnen uw poorten eten
De 15:23
plaats die Jehovah in een van uw 1Sa 14:33 wanneer uw ziel er hevig naar
stammen zal uitkiezen, daar dient Ez 33:25
Han 15:29
verlangt.p 22 Slechts op de wijze
gij uw brandoffers te brengen, en d Le 17:13 waarop de gazelle en het hert ge-
De 15:23
daar dient gij te doen al wat ik u e De 14:22
geten mogen worden,q zo moogt
gebied.v f De 12:6 gij ervan eten: de onreine r en de
De 14:23
15 Slechts wanneer uw ziel er g Le 23:38 reine samen mogen ervan eten.
hevig naar verlangt, moogt gij h Nu 18:11
i De 12:11
slachten,w en gij moet vlees eten De 14:23 k Nu 18:21; De 14:27; 2Kr 31:4; Ne 10:38; Mal 3:8;
l 1Kon 4:21; m Ge 15:18; Ex 34:24; De 11:24; n Le
overeenkomstig de zegen van Je- j De 12:7
De 12:12 11:2; De 14:4; o De 14:23; 2Kr 7:12; p De 12:15;
hovah, uw God, die hij u gegeven Fil 3:1 q De 14:5; De 15:22; r Le 15:3; Le 15:16.
257 Geen bloed eten. Valse profeten DEUTERONOMIUM 12:23–13:8
23 Wees alleen vastbesloten het HFDST. 12 volbrengen.a GIJ moogt er niets
bloed niet te eten,a want het bloed a Le 3:17
De 12:16
aan toevoegen, noch er iets van
is de zielb en gij moogt niet de b Ge 9:4 afnemen.b
Le 17:11
ziel met het vlees eten. 24 Gij Ingeval er in uw midden
13
Le 17:14
moogt het niet eten. Gij dient het c Le 17:13 c
een profeet of een dromer d
De 15:23
als water op de aarde uit te gie- d De 4:40
van een droom opstaat en hij u
ten.c 25 Gij moogt het niet eten, Jes 3:10
e De 6:18 werkelijk een teken of een won-
opdat het u en uw zonen na u goed De 13:18
der aankondigt,e 2 en het teken
f Nu 5:9
moge gaan,d omdat gij zult doen Nu 18:19 of het wonder komt ook uit waar-
wat recht is in Jehovah’s ogen.e g Le 22:18
over hij tot u gesproken heeft,f
h De 12:11
26 Louter uw heilige dingen,f die i Le 1:9 door te zeggen: ’Laten wij andere
van u zullen worden, en uw gelof- j Le 17:11
k Le 4:30 goden achternalopen, die gij niet
teoffers g dient gij mee te ne- l Ps 89:31
hebt gekend, en laten wij die die-
Ps 105:45
men, en gij moet komen naar de 1Jo 5:3 nen’, 3 moogt gij niet luisteren
plaats die Jehovah zal uitkiezen.h m Ga 6:7
naar de woorden van die profeet
n Sp 4:4
27 En gij moet uw brandoffers,i o Ex 23:23 of naar de dromer van die droom,g
het vlees en het bloed,j opdra- De 9:3
De 19:1 want Jehovah, UW God, stelt U op
gen op het altaar van Jehovah, uw Ps 44:2
de proefh om te weten of GIJ Jeho-
Ps 78:55
God; en het bloed van uw slacht- p De 6:10 vah, UW God, met geheel UW hart
offers dient tegen het altaar van Ps 105:44
en geheel UW ziel liefhebt.i 4 Je-
q De 7:16
Jehovah, uw God, te worden uit- Ps 106:36 hovah, UW God, dient GIJ te vol-
gegoten,k maar het vlees moogt Ez 20:28
Ef 4:17 gen, en hem dient GIJ te vrezen,
gij eten. r Le 18:3
en zijn geboden dient GIJ te onder-
De 12:4
28 Wees op uw hoede, en gij s Le 18:21 houden, en naar zijn stem dient
Le 20:2
moet al deze woorden die ik u De 18:10 GIJ te luisteren, en hem behoort
gebied, gehoorzamen,l opdat het 2Kon 17:15 GIJ te dienen, en hem dient GIJ aan
Jer 32:35
u en uw zonen na u tot onbepaal- te hangen.j 5 En die profeetk of

de tijd goed moge gaan,m omdat die dromer van de droom dient ter
2e kolom
gij zult doen wat goed en recht dood gebracht te worden,l omdat
a De 5:1
is in de ogen van Jehovah, uw Joz 22:5 hij gesproken heeft van opstand
God.n Ps 119:4 tegen Jehovah, UW God, die U uit
b De 4:2
29 Wanneer Jehovah, uw God, Joz 1:7 het land Egypte
_ heeft geleid en
¨ Sp 30:6
de natien waarheen gij gaat om u uit het slavenhuis heeft losge-

ze uit hun bezit te verdrijven, kocht, om u af te brengen van de
van voor uw aangezicht zal af- HFDST. 13
weg die Jehovah, uw God, u gebo-
snijden,o moet gij ze ook uit hun c De 18:22
Jer 6:13
den heeft te bewandelen; m en gij
bezit verdrijven en in hun land Ez 13:2 moet het kwaad uit uw midden
Za 13:4
wonen.p 30 Neem u in acht dat d Jer 23:25 wegdoen.n
gij u er niet toe laat verstrikken Jer 27:9
6 Ingeval uw broer, de zoon
e Mr 13:22
hen te volgen,q nadat ze van voor 2Th 2:9 van uw moeder, of uw zoon of
f Jer 28:9
uw aangezicht zijn verdelgd, en Mt 7:22 uw dochter of uw innig gelief-
dat gij niet naar hun goden infor- g Jes 8:19 de vrouw of uw metgezel die als
h De 8:2
meert, door te zeggen: ’Hoe dien- uw eigen ziel is,o u in het ge-
¨ Ps 66:10
den deze natien hun goden al- Mt 24:24
1Kor 11:19
heim tracht te verlokken, door te
tijd? En ik, ja, ik zal het stellig 2Th 2:11 zeggen: ’Laten wij andere goden
i De 6:5
ook zo doen.’ 31 Zo moogt gij De 10:12 gaan dienen’,p die gij niet hebt
niet doen ten aanzien van Jeho- Mt 22:37 gekend, gij noch uw voorvaders,
j De 10:20
vah, uw God,r want al wat Je- k Jes 9:15 7 enige van de goden der volken
hovah verfoeilijk is, wat hij wer- l De 18:20
Jer 14:14
die rondom U zijn, dicht bij u of
kelijk haat, hebben zij voor hun Za 13:3 ver van u af, van het ene ein-
m De 6:14
goden gedaan, want zelfs hun zo- n De 17:7 de van het land tot het andere
nen en hun dochters verbranden 1Kor 5:13 einde van het land, 8 moogt gij
o 1Sa 18:1
zij geregeld voor hun goden in p 1Kon 11:4 geen gevolg geven aan zijn wens
het vuur.s 32 Elk woord dat ik 2Pe 2:1
q Sp 1:10
en niet naar hem luisteren,q noch
U gebied, dient GIJ zorgvuldig te Ga 1:8 dient uw oog leed over hem te
DEUTERONOMIUM 13:9–14:12 Rein en onrein voedsel 258
gevoelen, noch moogt gij mede- HFDST. 13 u moge vermenigvuldigen, juist
dogen hebben,a noch hem [be- a Ez 9:5 zoals hij uw voorvaders heeft ge-
b Ex 22:20
schermend] dekken; 9 maar gij Ex 32:27 zworen.a 18 Want gij dient naar
dient hem zonder mankeren te Nu 25:5 de stem van Jehovah, uw God, te
c De 17:7
doden.b Uw hand dient het eerst d Le 20:2 luisteren door al zijn geboden die
op hem te komen om hem ter Le 20:27
De 17:5
ik u heden gebied, te onderhou-
dood te brengen, en daarna de e Ex 13:3 den,b ten einde te doen wat recht
hand van heel het volk.c 10 En f De 17:13 is in de ogen van Jehovah, uw
De 19:20
gij moet hem met stenen steni- 1Ti 1:20 God.c
gen, en hij moet sterven,d omdat 1Ti 5:20
Zonen van Jehovah,
hij getracht heeft u af te trekken
van Jehovah, uw God, die u uit
g 1Sa 2:12
1Kon 21:10
Ju 19
h 2Kon 17:21
14
U
God, zijt d
. G moogt
GIJ IJ
om een dode geen insnijdingen
UW

het land Egypte,


_ uit het slaven- i De 17:4
e toebrengen,e noch kaalheid op UW
huis, heeft
¨ geleid. 11 Dan zal De 19:15
1Ti 5:19 voorhoofd aanbrengen.f 2 Want
heel Isra
_ el het horen en bevreesd Heb 10:28
gij zijt een heilig volkg voor Jeho-
worden, en men zal een dergelij- j 2Kr 28:6
k Ex 22:20 vah, uw God, en Jehovah heeft u
ke slechte daad niet meer in uw Le 27:28
uitgekozen om uit alle volken die
midden begaan.f l Joz 6:24
m Joz 8:28 op de oppervlakte van de aard-
12 Ingeval gij in een van uw Jer 49:2
bodem zijn, zijn volk te worden,
Mi 1:6
steden, die Jehovah, uw God, u n Joz 6:18 een speciaal bezit.h
geeft om er te wonen, hoort zeg- Joz 7:1

gen: 13 ’Er zijn nietswaardige o Joz 7:26 3 Gij moogt niets verfoeilijks,


Joz 22:20
mannen uit uw midden uitge- p Ex 33:19
van welke soort ook, eten.i 4 Dit
gaang om te trachten de bewo- Ps 78:38 is het soort van gedierte dat GIJ
ners van hun stad [van God] af moogt eten: j de stier, het schaap
te trekken,h door te zeggen: „La- 2e kolom en de geit, 5 het hert en de ga-
ten wij andere goden gaan die- a Ge 22:17
zelle en de reebokk en de wilde
nen”, die gij niet hebt gekend’,
Ge 26:4 geit en de antilope en het wil-
Ge 28:14
14 dan moet gij een onderzoek b De 12:32 de schaap en de gems; 6 en elk
instellen en navorsen en gron-
Ne 1:5 viervoetig dier dat gespleten hoe-
Ps 119:4
dig navraag doen; i en indien de 1Jo 5:3 ven heeft en waarvan de beide
waarheid van de zaak vaststaat,
c Ex 15:26
De 6:18
hoeven een volledige kloof verto-
dit verfoeilijke is in uw midden nen en dat herkauwt onder de die-

bedreven, 15 dient gij de bewo- ren.l Dat moogt GIJ eten. 7 Al-
HFDST. 14
ners van die stad zonder man- leen dit soort moogt GIJ niet eten
d Jes 63:16
keren met de scherpte van het Jes 64:8
van die welke herkauwen of ge-
zwaard te slaan.j Geef haar en al- Jer 3:19 spleten, volledig gekloofde hoeven
1Kor 8:6
les wat daarin is, en haar huis- e Le 19:28 hebben: de kameelm en de haas n
dieren, door de scherpte van het Jer 16:6 en de klipdas,o want ze herkau-
f Le 21:5
zwaard aan de vernietiging prijs.k g Ex 19:6
wen wel maar hebben geen ge-
16 En haar gehele buit dient gij Le 19:2 spleten hoeven. Ze zijn voor U on-
Le 20:26
midden op haar openbare plein De 28:9 rein. 8 Ook het zwijn,p want het
bijeen te brengen, en gij moet de
Ezr 9:2
1Pe 1:15
heeft wel gespleten hoeven maar
stad en heel haar buit in het vuur h Ex 19:5 is geen herkauwer. Het is voor U
verbrandenl als een volledig of-
De 7:6
De 26:18
onrein. Niets van hun vlees moogt
fer voor Jehovah, uw God, en ze i Le 11:43 GIJ eten, en hun kadavers moogt
moet tot onbepaalde tijd een puin-
Le 20:25
GIJ niet aanraken.q
Ez 4:14
hoop worden.m Ze dient nimmer Han 10:14 9 Dit soort moogt GIJ eten van
j Le 11:2
herbouwd te worden. 17 En vol- k 1Kon 4:23 al wat in de wateren is: Al wat
strekt niets van wat door de ban l Le 11:3 vinnen en schubben heeft, moogt
m Le 11:4
geheiligd is, dient aan uw hand te GIJ eten.r 10 En al wat geen
n Le 11:6
kleven,n opdat Jehovah zich van o Le 11:5 vinnen en schubben heeft, moogt
zijn brandende toorn moge afwen- p Le 11:7 GIJ niet eten.s Het is voor U on-
Jes 65:4
deno en u inderdaad barmhartig- Jes 66:17 rein.
q Le 11:8
heid moge bewijzen en hij u stellig r Le 11:9
11 Elke reine vogel moogt GIJ
barmhartigheid moge betonenp en s Le 11:10 eten. 12 Maar deze zijn het
259 Levietendeel. Kwijtschelding DEUTERONOMIUM 14:13–15:5
waarvan GIJ niet moogt eten: HFDST. 14 God, zal uitkiezen. 26 Voorts
de arend en de beenbreker en a Le 11:13 moet gij het geld geven voor al-
b Le 11:14
de zwarte gier,a 13 en de rode c Le 11:15
les waarnaar uw ziel hevig mocht
wouw en de zwarte wouwb en d Le 11:16 verlangena op het punt van runde-
de gewone wouw naar zijn soort; e Le 11:17 ren en schapen en geiten en wijn
14 en elke raaf c naar zijn soort; f Le 11:18
en bedwelmende drankb en alles
g Le 11:19
15 en de struisvogeld en de uil h Le 11:20
wat uw ziel van u vragen mocht;
en de meeuw en de valk naar zijn i Ex 22:31 en gij moet daar voor het aange-
Le 17:15
soort; 16 de steenuil en de rans- Le 22:8
zicht van Jehovah, uw God, eten
uile en de zwaan, 17 en de peli- Ez 4:14 en u verheugen,c gij en uw huisge-
kaanf en de gier en de aalschol- j Ex 23:19
Ex 34:26
zin. 27 En de leviet die binnen
ver, 18 en de ooievaar en de k De 12:11 uw poorten is, moogt gij niet aan
reiger naar zijn soort, en de hop De 26:12 zijn lot overlaten,d want hij heeft
l De 12:6
en de vleermuis.g 19 En elk ge- m De 12:17
geen deel noch erfdeel met u.e
vleugeld wemelend schepsel is De 15:19 28 Na verloop van drie jaar zult
n Ps 5:7
voor U onrein.h Ze mogen niet ge- Ps 19:9 gij het gehele tiende deel van
geten worden. 20 Elk rein vlie- Ps 111:10 uw opbrengst in dat jaar uitbren-
Sp 8:13
gend schepsel moogt GIJ eten. Jes 8:13 gen,f en gij moet het binnen uw
Heb 12:28
21 GIJ moogt geen enkel li- poorten neerleggen. 29 En de
o Ex 23:31
chaam eten dat [reeds] dood is.i De 11:24 leviet,g omdat hij geen deel noch
Aan de inwonende vreemdeling De 12:21
erfdeel met u heeft, en de inwo-
p De 12:5
die binnen uw poorten is, moogt q Ex 23:25 nende vreemdeling h en de vader-
gij het geven, en hij moet het De 28:5 loze jongen en de weduwe i die
Sp 10:22
eten; of het mag aan een buiten- Mal 3:10 binnen uw poorten zijn, moeten
lander worden verkocht, want gij komen, en zij moeten eten en zich
zijt een heilig volk voor Jehovah, 2e kolom
verzadigen; opdat Jehovah, uw
uw God. a De 12:15
God, u moge zegenenj in al het
Gij moogt een bokje niet in de b Nu 28:7 werkk van uw hand dat gij zult
melk van zijn moeder koken.j c De 12:7 verrichten.
De 26:11
22 Gij dient zonder mankeren Na verloop van elke zeven
15
Ps 100:2
d Nu 18:21
een tiende te geven van de hele De 12:19 jaar dient gij een kwijt-
opbrengst van uw zaad, dat wat 2Kr 31:4 schelding te doen. 2 En de
1Kor 9:13
jaar op jaar uit het veld voort- e Nu 18:20 kwijtschelding zal op deze wijze
komt.k 23 En voor het aange- Nu 26:62 geschieden: l er zal van de zijde
De 10:9
zicht van Jehovah, uw God, op Joz 14:3 van iedere schuldeiser een kwijt-
de plaats die hij zal uitkiezen om f De 26:12 schelding zijn van de schuld
daar zijn naam te doen verblijven, g De 12:12
die hij zijn naaste mocht laten
h Ex 22:21
moet gij het tiende deel van uw De 10:18 maken. Hij dient bij zijn naas-
koren eten,l van uw nieuwe wijn i De 26:12 te of zijn broeder niet op beta-
Jak 1:27
en van uw olie, alsook de eerst- j De 15:10 ling aan te dringen,m omdat men
geborenen van uw rundvee en van Ps 41:1 een kwijtschelding voor Jehovah
Mal 3:10
uw kleinvee; m opdat gij moogt le- k Sp 11:24 moet afkondigen.n 3 Bij de bui-
ren Jehovah, uw God, altijd te vre- Sp 19:17 tenlander o moogt gij op betaling
Lu 6:35
zen.n aandringen; maar wat van het

24 Ingeval de reis nu te lang uwe bij uw broeder mocht blij-
HFDST. 15
voor u is,o omdat gij het niet zult ken te zijn, late uw hand schie-
kunnen vervoeren, daar de plaats l Le 25:2
ten. 4 Niemand onder u dient
m Jak 2:13
die Jehovah, uw God, zal uitkie- n De 31:10
echter arm te worden, want Je-
zen om daar zijn naam te vesti- o Ex 12:43 hovah zal u zonder mankeren ze-
gen,p te ver van u verwijderd zal De 14:21
De 23:20
genenp in het land dat Jehovah,
zijn (omdat Jehovah, uw God, u zal p De 14:29 uw God, u als erfdeel geeft om
zegenenq), 25 dan moet gij het De 28:8
Sp 11:25
het in bezit te nemen,q 5 indien
in geld omzetten, en gij moet het Sp 14:21 gij slechts zonder mankeren naar
Sp 28:27
geld in uw hand binden en naar q Nu 33:53
de stem van Jehovah, uw God,
de plaats reizen die Jehovah, uw Ps 135:12 zult luisteren door heel dit gebod
DEUTERONOMIUM 15:6-23 Slaven. Priem door oor 260
dat ik u heden gebied, zorgvul- HFDST. 15 uw olie- en wijnpers. Naarmate
dig te volbrengen.a 6 Want Je- a De 4:40 Jehovah, uw God, u heeft geze-
Joz 1:7
hovah, uw God, zal u inderdaad Jes 1:19 gend, dient gij hem te geven.a
zegenen, juist zoals hij u heeft b De 28:12
Sp 22:7
15 En gij moet eraan denken dat
beloofd, en¨ gij zult stellig aan c De 28:13 gij slaaf werdt in het land Egypte
_
vele natien op onderpand lenen,b 1Kon 4:24
d Sp 21:13
en dat Jehovah, uw God, u toen
terwijl gijzelf van niemand zult Jak 2:16 heeft losgekocht.b Daarom ge-
lenen;
¨ en gij moet over vele na- 1Jo 3:17
e Le 25:35
bied ik u heden deze zaak.
tien heersen, terwijl zij niet over Ps 37:26 16 En het moet geschieden dat
Sp 19:17
u zullen heersen.c Mt 5:42 ingeval hij tot u zegt: ’Ik zal niet
7 Ingeval iemand van uw broe- Lu 6:35 uit uw gezelschap weggaan!’, om-
Ga 2:10
ders arm wordt onder u in een f Sp 4:23 dat hij u en uw huisgezin werke-
van uw steden, in uw land dat Je- Jer 17:10
Mt 15:19
lijk liefheeft, daar hij het goed bij
hovah, uw God, u geeft, moogt g De 15:1 u heeft gehad,c 17 dan moet gij
gij uw hart niet verharden, noch h Sp 28:22 een priem nemen en die door zijn
1Pe 4:9
uw hand voor uw arme broeder ge- i Ex 22:23 oor in de deur steken, en hij moet
sloten houden.d 8 Want gij dient De 24:15
Job 34:28
tot onbepaalde tijd uw slaaf wor-
uw hand met mildheid voor hem Sp 21:13 den.d En met uw slavin dient gij
Jak 5:4
te openene en hem in elk geval j Mt 25:45 hetzelfde te doen. 18 Het dient
zoveel hij nodig heeft, waaraan Jak 4:17 niet zwaar te zijn in uw ogen wan-
k Han 20:35
het hem ontbreekt, op onderpand 2Kor 9:7 neer gij hem als vrijgelatene uit
te lenen. 9 Neem u in acht dat 1Ti 6:18 uw gezelschap heenzendt; e want
Heb 13:16
niet in uw hart een laag woord l De 15:4 voor de dubbele waarde van een
opkomt,f doordat gij zegt: ’Het ze- De 24:19 loonarbeider f heeft hij u zes jaar
Ps 41:1
vende jaar, het jaar van de kwijt- Sp 22:9 gediend, en Jehovah, uw God,
schelding, is genaderd’,g en uw Jes 32:8
heeft u gezegend in al wat gij
2Kor 9:8
oog inderdaad onedelmoedig je- m Mt 26:11 deedt.g
gens uw arme broeder wordt,h en n Sp 3:27
19 Elk eerstgeboren mannetje
Mt 5:42
gij hem niets geeft, en hij tegen u Lu 12:33 dat bij uw rundvee en bij uw
tot Jehovah moet roepeni en het Han 2:45
kleinvee geboren zal worden,
o Ex 21:2
van uw zijde een zonde is gewor- Le 25:39 dient gij aan Jehovah, uw God,
den.j 10 Gij dient hem in elk ge- p De 15:1
Jer 34:14 te heiligen.h Gij moogt met het
val te geven,k en uw hart dient q Ex 3:21 eerstgeborene van uw stier geen
niet gierig te zijn wanneer gij aan Ex 12:36
Sp 3:27 dienst verrichten, noch het eerst-
hem geeft, want Jehovah, uw God, Kol 4:1
geborene van uw kleinvee sche-
zal u daarvoor zegenen in al uw ren.i 20 Voor het aangezicht
werk en in alles wat gij onder- 2e kolom van Jehovah, uw God, dient gij
neemt.l 11 Want aan armen zal a Sp 10:22 het jaar op jaar te eten op de
het nooit ontbreken in het mid- Han 20:35
plaats die Jehovah zal uitkiezen,j
b Ex 20:2
den van het land.m Daarom ge- De 5:15 gij en uw huisgezin. 21 En in-
bied ik u aldus: ’Gij dient uw hand Mt 18:33
geval er een gebrek aan blijkt
c Ex 21:5
met mildheid te openen voor uw d Ex 21:6 te zijn, wanneer het kreupel is
ellendige en arme broeder in uw e De 15:10
of blind, welk lelijk gebrek maar
f Le 19:13
land.’n De 24:15 ook, moogt gij het niet aan Je-
12 ¨ Ingeval uw broeder, een He- g Ge 30:30
hovah, uw God, ten slachtoffer
h Ex 13:2
breeer of een Hebreeuwse, aan Ex 34:19 brengen.k 22 Binnen uw poor-
u wordt verkocht,o en hij u zes Le 27:26
ten dient gij ervan te eten, de on-
Nu 3:13
jaar heeft gediend, dan dient gij Nu 18:15 reine en de reine samen,l zoals
hem in het zevende jaar als vrij- Nu 18:17
van de gazelle en zoals van het
i Ex 22:30
gelatene van u heen te zenden.p De 12:6 hert.m 23 Alleen het bloed er-
13 En ingeval gij hem als vrijge- j De 12:5
van moogt gij niet eten.n Gij dient
De 14:23
latene van u heenzendt, moogt gij De 16:11 het als water op de aarde uit te
hem niet met lege handen heen- k Le 22:20
De 17:1 gieten.o
zenden.q 14 Gij dient hem be- Mal 1:8
Heb 9:14
slist toe te rusten met iets van l De 12:15 m De 14:5; 1Kon 4:23; n Ge 9:4; Le 7:26; Le
uw kleinvee en uw dorsvloer en De 12:22 17:10; 1Sa 14:33; Han 15:20; o Le 17:13; De 12:16.
261 Pascha. 3 jaarlijkse feesten DEUTERONOMIUM 16:1-18
Laat de maand Abib
_ a
onder- HFDST. 16 Jehovah, uw God, u mocht zege-
16 houden worden, en gij moet
het Pascha vieren voor Jehovah,
a Ex 12:2
Ex 13:4
b Ex 12:14
nen.a 11 En gij moet u verheu-
gen voor het aangezicht van Je-
uw God,b want in de maand Abib _ Le 23:5
Nu 9:2
hovah, uw God,b gij en uw zoon
heeft Jehovah, uw God, u ’s nachts Nu 28:16 en uw dochter en uw slaaf en
1Kor 5:7
uit Egypte
_ geleid.c 2 En gij moet Heb 11:28
uw slavin en de leviet die bin-
het Pascha slachten voor Jeho- c Ex 34:18 nen uw poorten is en de inwo-
d Mt 26:17
vah, uw God,d uit het kleinvee en Lu 22:7
nende vreemdeling c en de vader-
uit het rundvee,e op de plaats die e Ex 12:5 loze jongend en de weduwe e die in
2Kr 35:7
Jehovah zal uitkiezen om er zijn f De 12:5 uw midden zijn, op de plaats die
naam te doen verblijven.f 3 Gij 1Kon 8:29 Jehovah, uw God, zal uitkiezen
g Ex 13:3
moogt daarbij zeven dagen lang Le 23:6 om er zijn naam te doen verblij-
niets gezuurds eten.g Gij dient
Nu 28:17 ven.f 12 En gij moet eraan den-
1Kor 5:8 g
daarbij ongezuurde broden, het h Ex 12:33 ken dat gij slaaf werdt in Egypte,
_
brood der ellende, te eten, want
i Ex 12:14 en gij moet deze voorschriften on-
Ex 13:8
overhaast zijt gij uit het land Ex 13:9 derhouden en volbrengen.h
j Ex 12:15
Egypte getrokken,h opdat gij al de 13 Het loofhuttenfeesti dient
_ Ex 13:7
k Ex 12:10 gij u zeven dagen te vieren wan-
dagen van uw leven de dag van Ex 34:25
uw uittocht uit het land Egyp- l De 16:2 neer gij inzameling houdt van
_ m Ex 12:6 uw dorsvloer en uw olie- en wijn-
te moogt gedenken.i 4 En zeven Nu 9:3
pers. 14 En gij moet u verheu-
dagen lang dient er bij u in heel Mt 26:20
n Ex 12:8 gen gedurende uw feest,j gij en
uw gebied geen zuurdeeg te wor- 2Kr 35:13
o 2Kon 23:23 uw zoon en uw dochter en uw
den gezien,j noch dient iets van Jo 2:13 slaaf en uw slavin en de leviet
het vlees dat gij in de avond op Jo 11:55
en de inwonende vreemdeling en
p Ex 12:16
de eerste dag zult slachten, de Le 23:8 de vaderloze jongen en de wedu-
nacht over te blijven tot de mor- q Ex 23:16
we die binnen uw poorten zijn.
Ex 34:22
gen.k 5 Gij zult het Pascha niet Le 23:15
15 Zeven dagen zult gij het feest
mogen slachten in een van uw ste- r Nu 28:26
2Kr 8:13 vierenk voor Jehovah, uw God, op
den die Jehovah, uw God, u geeft. de plaats die Jehovah zal uitkie-

6 Maar op de plaats die Jehovah, zen, want Jehovah, uw God, zal u
2e kolom
uw God, zal uitkiezen om er zijn zegenenl in al uw opbrengst en in
a De 16:17
naam te doen verblijven,l dient 1Kor 16:2 al het werk van uw hand, en gij
gij in de avond, zodra de zon on- 2Kor 8:12
moet alleen maar verheugdm wor-
b De 12:7
dergaat, het Pascha te slachten,m c Nu 15:16 den.
op de bestemde tijd van uw uit- d De 10:18
16 Driemaal in het jaar dient al
e Jak 1:27
tocht uit Egypte.
_ 7 En gij moet f De 12:5 wat mannelijk onder u is voor het
het koken en etenn op de plaats g Ge 15:13
Ex 3:7 aangezicht van Jehovah, uw God,
die Jehovah, uw God, zal uitkie- De 5:15 te verschijnen op de plaats die hij
h Pr 12:13
zen,o en in de morgen moet gij u 1Jo 5:3 zal uitkiezen: n op het feest der on-
omkeren en naar uw eigen tenten i Ex 23:16 gezuurde brodeno en op het we-
Le 23:34
gaan. 8 Zes dagen dient gij on- Nu 29:12 kenfeestp en op het loofhutten-
gezuurde broden te eten; en op de De 31:10 feest,q en niemand dient met lege
Za 14:16
zevende dag zal er een plechtige Jo 7:2 handen voor het aangezicht van
vergadering zijn voor Jehovah, uw j Le 23:40
De 12:12
Jehovah te verschijnen.r 17 Het
God.p Gij moogt geen werk ver- De 26:11 geschenk van ieders hand dient
Ne 8:10
richten. Ne 8:17
evenredig te zijn aan de zegen van
9 Zeven weken dient gij u te tel- Pr 5:18 Jehovah, uw God, die hij u ge-
k Le 23:36
len. Van het ogenblik af dat de sik- Ne 8:18 schonken heeft.s
kel voor het eerst in het staan- l De 7:13
De 28:8
18 Gij dient rechters t en be-
de koren wordt geslagen, zult gij De 30:16 ambtenu voor u aan te stellen
zeven weken beginnen te tellen.q m Fil 4:4
1Th 5:16
binnen al uw poorten die Jeho-
10 Dan moet gij het wekenfeest n Ex 23:14 vah, uw God, u geeft, naar uw
Ex 34:23
vieren voor Jehovah, uw God,r o Ex 23:15
q De 16:13; r Ex 23:15; Ex 34:20; Ps 96:8;
naar de vrijwillige gave van uw Le 23:6
Nu 28:17 s De 16:10; 2Kor 8:12; t Ex 18:26; De 1:16; 2Kr
hand die gij zult geven, naarmate p De 16:10 19:5; u Nu 11:16; 1Kr 23:4.
DEUTERONOMIUM 16:19–17:14 Twee of drie getuigen 262
stammen, en zij moeten het volk HFDST. 16 tuigen of van drie getuigena dient
met een rechtvaardig oordeel be- a Ex 23:2 degene die sterven moet ter dood
Le 19:15
rechten. 19 Gij moogt het recht 1Sa 8:3 gebracht te worden. Op de ver-
´ ´
niet buigen.a Gij moogt niet par- b De 1:17
Sp 24:23
klaring van een getuige zal hij
tijdig zijn,b noch steekpenningen Han 10:34 niet ter dood gebracht worden.b
c Ex 23:8
aannemen, want steekpenningen 1Sa 12:3
7 De hand van de getuigen dient
verblinden de ogen der wijzenc Pr 7:7 het eerst op hem te komen om
Am 5:12
en verdraaien de woorden der d De 25:16 hem ter dood te brengen, en daar-
rechtvaardigen. 20 Gerechtig- Ez 18:8
Mi 6:8
na de hand van heel het volk; c en
heid — gerechtigheid dient gij e De 4:1 gij moet het kwaad uit uw mid-
na te streven,d opdat gij in leven f Ex 34:13
Re 3:7
den wegdoen.d
moogt blijven en het land dat Je- 2Kr 33:3 8 Ingeval een zaak die een rech-
g Ex 23:24
hovah, uw God, u geeft, werkelijk Le 26:1 terlijke beslissing vereist te onge-
in bezit moogt nemen.e De 12:3 woon voor u is,e zoals [een zaak]
h De 12:31
21 Gij moogt geen boom, van Jer 44:4 waarbij bloed is vergoten,f waar-
welke soort ook, als heilige paal bij een wettelijke aanspraak is
voor u planten naast het altaar HFDST. 17
ingediendg of een gewelddaad is
van Jehovah, uw God, dat gij voor i Le 22:20
bedreven, geschilpuntenh binnen
u zult maken.f De 15:21 uw poorten, dan moet gij opstaan
Mal 1:8
22 Noch dient gij een heilige j De 4:23
en optrekken naar de plaats die
zuil voor u op te richten,g iets De 13:6 Jehovah, uw God, zal uitkiezen,i
Re 2:20
wat Jehovah, uw God, werkelijk k De 4:19 9 en gij moet gaan naar de pries-
haat.h
Jer 8:2
Ez 8:16
ters,j de levieten, en naar de rech-
l Jer 7:18 ter k die in die dagen dienst zal
Gij moogt Jehovah, uw
17 God, geen stier of schaap
ten slachtoffer brengen waar-
Jer 19:5
m De 13:14
Jo 7:51
n De 13:10
doen, en gij moet inlichtingen
inwinnen, en zij moeten u het
woord van de rechterlijke beslis-
aan een gebrek blijkt te zijn, wat sing meedelen.l 10 Gij moet dan
maar ook dat slecht is; want dit 2e kolom handelen overeenkomstig het
is iets verfoeilijks voor Jehovah, a Nu 35:30 woord dat zij u van die plaats wel-
uw God.i Mt 18:16
Jo 8:17 ke Jehovah zal uitkiezen, zullen
2 Ingeval in uw midden, in een 2Kor 13:1 meedelen; en gij moet zorgvuldig
1Ti 5:19
van uw steden die Jehovah, uw Heb 10:28 handelen naar alles waaromtrent
God, u geeft, een man of een b De 19:15
zij u onderrichten. 11 Overeen-
c De 13:9
vrouw wordt gevonden die mocht d De 13:5 komstig de wet die zij aan u zul-
beoefenen wat kwaad is in de ogen 1Kor 5:13
e De 1:17
len uiteenzetten, en volgens de
van Jehovah, uw God, door zijn f Nu 35:11 rechtsbeslissing die zij u zullen
verbond te overtreden,j 3 en hij g 1Kon 3:28
Jes 1:17
bekendmaken, dient gij te hande-
zou andere goden gaan aanbidden Jer 5:28 len.m Gij moogt niet afwijken van
h 1Kon 3:16
en zich voor ze neerbuigen of voor i De 12:5
het woord dat zij u zullen meede-
de zon of de maan of heel het Ps 122:2 len, noch naar rechts noch naar
Ps 122:5
heerleger des hemels,k iets wat ik j De 19:17 links.n 12 En de man die zich
niet heb geboden,l 4 en het is De 21:5 overmoedig zal gedragen door
Hag 2:11
u meegedeeld en gij hebt het ge- Mal 2:7 niet te luisteren naar de pries-
hoord en een grondig onderzoek k 1Sa 7:16 ter die daar staat om Jehovah,
l De 19:17
ingesteld, en zie! de waarheid van De 21:5 uw God, te dienen, of naar de
de zaak staat vast,m dit verfoeilij- m Mal 2:7 rechter,o die man moet sterven; p
¨ n De 5:32 ¨
ke is in Isra
_ el bedreven! 5 dan De 12:32 en gij moet het kwaad uit Isra _ el
Joz 1:7
moet gij die man of die vrouw Sp 4:27
wegdoen.q 13 En heel het volk
die deze slechte zaak heeft ge- o Ps 19:13 zal het horen en bevreesd wor-
Sp 11:2
daan, uitbrengen naar uw poor- Ho 4:4 den,r en zij zullen niet meer over-
ten, ja, de man of de vrouw, en gij p Heb 10:28 moedig handelen.
q De 13:5
moet zo iemand met stenen steni- 1Kor 5:13 14 Wanneer gij ten slotte in
gen, en zo iemand moet sterven.n r Nu 15:31
De 13:11
het land komt dat Jehovah, uw
6 Op de verklaring van twee ge- De 19:20 God, u geeft, en gij het in bezit
263 Wet voor koning. Spiritisme DEUTERONOMIUM 17:15–18:11
hebt genomen en erin hebt ge- HFDST. 17 dient dus geen erfdeel te ver-
woond,a en gij hebt gezegd: ’Laat a De 7:1
Joz 1:3
krijgen in het midden van zijn
mij een koning over mij aanstel- Ps 44:2 broeders. Jehovah is zijn erfdeel,a
¨ b 1Sa 8:5
len, zoals alle natien die rond- 1Sa 8:20
juist zoals hij tot hem gesproken
om mij zijn’,b 15 dient gij zon- 1Sa 10:19 heeft.
c 1Sa 9:17
der mankeren een koning over u 1Sa 10:24 3 Dit nu dient de priesters rech-
aan te stellen die Jehovah, uw 1Sa 16:12
d De 20:1
tens te blijven toekomen van de
God, zal uitkiezen.c Uit het mid- 2Sa 8:4 zijde van het volk, van hen die een
Ps 20:7
den van uw broeders dient gij Sp 21:31 offerdier slachten, hetzij een stier
een koning over u aan te stel- e Jes 31:1 of een schaap: Men moet aan de
Jes 36:9
len. Gij zult geen buitenlander, Ez 17:15 priester het schouderstuk en de
die niet uw broeder is, over u mo- f 1Kon 11:3
Ne 13:26
kaken en de maag geven. 4 De
gen aanstellen. 16 Alleen dient g Job 31:24 eerstelingen van uw koren, uw
Ps 62:10
hij voor zich geen paarden te ver- 1Ti 6:9
nieuwe wijn en uw olie en de eer-
meerderen,d noch het volk naar h De 31:9 stelingen van de geschoren wol
De 31:26
Egypte
_ te doen terugkeren om 2Kon 22:8 van uw kleinvee dient gij hem te
paarden te vermeerderen,e aan- i 2Kr 34:18 geven.b 5 Want hem heeft Jeho-
j De 11:18
gezien Jehovah tot U heeft ge- Ps 1:2 vah, uw God, uit al uw stammen
zegd: ’GIJ moogt nooit meer langs Ps 119:97 uitgekozen om te staan en dienst
k 1Sa 15:17
deze weg terugkeren.’ 17 Ook 2Kr 32:25 te doen in de naam van Jehovah,
Ps 131:1
dient hij zich geen menigte vrou- Mr 10:42
hij en zijn zonen, altijd door.c
wen te nemen, opdat zijn hart 1Pe 5:5 6 En ingeval de leviet komt uit
l De 5:32
niet afwijkt; f evenmin dient hij 1Sa 13:13 een van uw steden van heel Is- _
1Kon 15:5 ¨
voor zich zilver en goud zeer m Sp 10:27
rael, waar hij een poosje had ver-
d en hij wegens enige sterke
sterk te doen toenemen.g 18 En toefd,

het moet geschieden dat wan- begeerte van zijn ziel werkelijk
HFDST. 18
neer hij zijn plaats inneemt op komt naar de plaats die Jehovah
n Nu 18:24
de troon van zijn koninkrijk, hij De 10:9 zal uitkiezen,e 7 moet hij ook
voor zich in een boek een af- Joz 13:33 dienst doen in de naam van Je-
o Nu 18:8
schrift moet maken van deze wet, Joz 13:14 hovah, zijn God, evenals al zijn
van die welke aan de zorg van de 1Kor 9:13 broeders, de levieten, die daar
priesters, de levieten, is toever- voor het aangezicht van Jeho-
trouwd.h 2e kolom vah staan.f 8 Een gelijk aan-
19 En hij moet het voortdu- a Nu 18:20 deel dient hij te eten,g afgezien
b Ex 23:19
rend bij zich hebben, en hij moet Nu 18:12 van wat hij krijgt uit hetgeen hij
er alle dagen van zijn leven in le- De 26:10 verkoopt van zijn voorvaderlijk
2Kr 31:4
zen,i opdat hij moge leren Jeho- Ne 12:44 goed.
c Ex 28:1
vah, zijn God, te vrezen, om alle Nu 3:10
9 Wanneer gij in het land zijt
woorden van deze wet en deze De 10:8 gekomen dat Jehovah, uw God, u
De 17:12
voorschriften te onderhouden d Nu 35:2 geeft, moogt gij niet leren doen
door ze te volbrengen; j 20 op- e De 12:5 naar de verfoeilijkheden van die
De 16:2 ¨
dat zijn hart zich niet verheft bo- Ps 26:8 natien.h 10 Er dient onder u
ven zijn broeders k en hij niet af-
f 2Kr 31:2
g Le 7:10
niemand te worden gevonden die
wijkt van het gebod, noch naar Lu 10:7 zijn zoon of zijn dochter door het
1Ti 5:18
rechts noch naar links,l opdat hij h Le 18:26
vuur laat gaan,i niemand die aan
zijn dagen moge verlengen in zijn De 12:30 waarzeggerij doet,j geen beoefe-
i Le 18:21
koninkrijk,m hij en zijn zonen in De 12:31 naar van magie,k noch iemand die
¨ 2Kon 16:3 voortekens zoekt,l noch een tove-
het midden van Isra
_ el. 2Kr 28:3
Ps 106:37 naar,m 11 noch iemand die an-
De priesters, de levieten,
18
Jer 19:5
Jer 32:35
deren door een banspreuk bindt,n
heel de stam Levi,
_ dienen j 2Kon 17:17 noch iemand die een geestenme-
geen deel noch erfdeel te verkrij- Han 16:16
diumo of beroepsvoorzegger van
¨ k Le 19:26
gen met Isra
_ el.n Van de vuurof- Han 19:19 gebeurtenissen raadpleegt,p noch
l Ez 21:21
fers van Jehovah, ja, van zijn erf- m Ex 22:18
deel, dienen zij te eten.o 2 Hij n Jes 47:9 o Le 20:27; 1Kr 10:13; p Le 19:31; 2Kr 33:6.
DEUTERONOMIUM 18:12–19:8 De grote profeet. Doodslagers 264
iemand die de doden onder- HFDST. 18 geschiedt niet of komt niet uit,
vraagt.a 12 Want iedereen die a 1Sa 28:3
1Sa 28:11
dan is dat het woord dat Jeho-
deze dingen doet, is iets verfoei- Jes 8:19 vah niet gesproken heeft. In over-
Ga 5:20
lijks voor Jehovah, en wegens b Le 18:24
moed heeft de profeet het gespro-
deze verfoeilijkheden verdrijft De 9:4 ken.a Gij moogt niet verschrikt
c 2Sa 22:24
Jehovah, uw God, hen van voor Ps 37:18 voor hem worden.’b
uw aangezicht.b 13 Gij dient u Mt 5:48
Wanneer Jehovah, uw God,
onberispelijk te betonen tegen-
over Jehovah, uw God.c
2Pe 3:14
d Le 19:26
2Kon 21:2
2Kon 21:6
19 ¨
de natien wier land Jeho-
vah, uw God, u geeft, afsnijdt en c
¨
14 Want deze natien die gij uit e Joz 13:22
f Ps 147:20 gij hen uit hun bezit hebt verdre-
hun bezit verdrijft, plachten te Han 14:16 ven en in hun steden en hun hui-
g Ge 49:10
luisteren naar hen die magie Nu 24:17 zen zijt gaan wonen,d 2 zult gij
beoefenend en naar hen die waar- Lu 7:16
drie steden voor u afzonderen in
Lu 24:19
zeggen; e maar wat u aangaat, Je- Jo 1:45 het midden van uw land, dat Je-
hovah, uw God, heeft u iets der- Jo 6:14
Han 3:22 hovah, uw God, u geeft om het in
gelijks niet gegeven.f 15 Een Han 7:37
bezit te nemen.e 3 Gij zult u de
h Ex 19:17
profeet uit uw eigen midden, uit De 9:10 weg bereiden, en gij moet het ge-
uw broeders, gelijk mij, zal Jeho- i Ex 20:19
bied van uw land, dat Jehovah, uw
j De 5:28
vah, uw God, voor u verwekken k Ex 34:28 God, u dan tot bezitting geeft, in
— naar hem dient gijlieden te Nu 12:3
Mal 3:1 drie delen verdelen, en het moet
luistereng — 16 in antwoord op Mt 4:2 zijn opdat iedere doodslager daar-
Mt 11:29
alles wat gij in Horeb,
_ op de dag Lu 24:27 heen kan vluchten.f
der gemeente,h van Jehovah, uw Lu 24:44
Jo 5:46 4 Dit nu is het geval van de
God, hebt gevraagd, door te zeg- l Jo 8:28 doodslager die daarheen mocht
Jo 17:8
gen: ’Laat mij de stem van Jeho- m Jo 12:49 vluchten en in leven moet blijven:
vah, mijn God, niet weer horen, Jo 15:15
Wanneer hij zijn naaste slaat zon-
Heb 1:2
en laat mij dit grote vuur niet n Han 3:23 der het te weten en hij hem voor-
meer zien, opdat ik niet sterf.’i o De 13:1
dien geen haat toedroeg; g 5 of
Jer 14:14
17 Daarop zei Jehovah tot mij: Jer 28:11 wanneer hij met zijn naaste het
Ez 13:6
’Zij hebben er goed aan gedaan te Mt 7:15 bos ingaat om hout te hakken, en
spreken zoals zij gesproken heb- p De 13:2
zijn hand is opgeheven om met de
1Kon 18:19
ben.j 18 Een profeet zal ik voor Jer 23:13 bijl te slaan om de boom te kap-
hen verwekken uit het midden q De 13:5
Jer 27:15 pen, en het ijzer is van de houten
van hun broeders, gelijk gij; k en Za 13:3
steel losgeschoten,h en het heeft
r 1Jo 4:1
ik zal inderdaad mijn woorden in zijn naaste getroffen en hij is ge-
zijn mond leggen,l en hij zal stel-
storven, dient hijzelf naar een van
lig tot hen spreken alles wat ik 2e kolom
deze steden te vluchten en moet
hem gebieden zal.m 19 En het a Jer 28:15
hij in leven blijven.i 6 Anders
b Sp 29:25
moet geschieden dat de man die kan het zijn dat de bloedwreker,j

niet zal luisteren naar mijn woor- omdat zijn hart verhit is, de dood-
HFDST. 19
den die hij in mijn naam zal spre- slager achtervolgt en hem werke-
c Ex 34:24
ken, van hem zal ikzelf reken- Joz 24:8 lijk inhaalt, daar de weg lang is;
schap eisen.n d De 6:10
en hij zou zijn ziel inderdaad kun-
De 7:1
20 Maar de profeet die zich aan- De 9:1 nen doodslaan, terwijl hem geen
De 12:29
matigt in mijn naam een woord te e Ex 21:13 doodvonnis wacht,k aangezien hij
spreken dat ik hem niet geboden Nu 35:14 hem voordien geen haat toedroeg.
Joz 20:7
heb te spreken,o of die in de naam f Joz 20:9 7 Daarom gebied ik u aldus: ’Drie
van andere goden spreekt,p die g Nu 35:15
De 4:42
steden zult gij voor u afzonderen.’l
profeet moet sterven.q 21 En in- h 2Kon 6:5 8 En indien Jehovah, uw God,
i Nu 35:25
geval gij in uw hart zegt: „Hoe j Nu 35:12 uw gebied uitbreidt, naar hij uw
zullen wij weten welk woord Je- Nu 35:19 voorvaders heeft gezworen,m en
Joz 20:5
hovah niet heeft gesproken?”r — 2Sa 14:7 hij u heel het land heeft gegeven
22 wanneer de profeet in de naam k De 17:8
Joz 20:4
van Jehovah spreekt en het woord 2Kr 19:10 l De 19:2; m Ge 15:18; Ex 23:31; De 11:24.
265 Procedure bij bloedschuld DEUTERONOMIUM 19:9–20:6
dat hij beloofd heeft aan uw voor- HFDST. 19 gen dienst zullen doen.a 18 En
vaders te geven,a 9 omdat gij a Ge 28:14
De 12:20
de rechters moeten een grondig
heel dit gebod dat ik u heden ge- b De 11:22 onderzoek instellen,b en indien
De 12:32
bied, zult onderhouden door het 1Jo 5:3
de getuige een valse getuige is
te volbrengen, [namelijk] Jeho- c Joz 20:8 en hij een valse beschuldiging
d De 21:9
vah, uw God, lief te hebben en 2Kon 21:16 tegen zijn broeder heeft inge-
altijd zijn wegen te bewandelen,b Sp 6:17
Jer 7:6
bracht, 19 dan moet GIJ hem
dan moet gij voor u nog drie an- Jon 1:14 doen net zoals hij beraamd had
Mt 27:4
dere steden bij deze drie voe- e Ps 5:6 zijn broeder te doen,c en gij moet
gen,c 10 opdat er geen onschul- Ps 55:23 het kwaad uit uw midden weg-
Han 20:26
dig bloedd wordt vergoten in het f Mt 15:19 doen.d 20 Dan zullen de overi-
midden van uw land, dat Jeho- 1Jo 3:15
g Ex 21:12
gen het horen en bevreesd zijn,
vah, uw God, u als erfdeel geeft, Nu 35:16 en zij zullen nooit meer een der-
De 27:24
en er geen bloedschuld op u hoeft h Ge 9:6 gelijk kwaad in uw midden doen.e
te komen.e 1Kon 2:5 21 En uw oog dient geen leed te
1Kon 2:31
11 Maar ingeval er nu een man i De 19:21 gevoelen: f ziel voor ziel, oog voor
j Le 24:17
is die zijn naaste haat,f en hij op Le 24:21
oog, tand voor tand, hand voor
hem heeft geloerd en tegen hem Nu 35:33 hand, voet voor voet.g
De 21:9
is opgestaan en zijn ziel dodelijk 2Sa 21:1
Ingeval gij tegen uw vijan-
heeft getroffen en hij gestorven
is,g en de man naar een van deze
k De 27:17
Job 24:2
Sp 23:10
20 den ten strijde trekt en
gij werkelijk paarden en strijd-
l Nu 35:30
steden is gevlucht, 12 dan moe- De 17:6 wagens ziet,h een volk talrijker
ten de oudere mannen van zijn m 1Kon 21:10
dan gij, moogt gij niet bevreesd
Mt 18:16
stad hem vandaar laten wegha- Mt 26:60
voor hen zijn; want Jehovah, uw
Jo 8:17
len, en zij moeten hem uitleveren 2Kor 13:1 God, die u uit het land Egyp-
in de hand van de bloedwreker, 1Ti 5:19
_
Heb 10:28 te heeft opgevoerd,i is met u.j
en hij moet sterven.h 13 Uw oog n Ex 23:1 2 En het moet geschieden dat
dient geen leed over hem te gevoe- 1Kon 21:13
Ps 27:12 wanneer GIJ tot de strijd gena-
len,i en gij moet de schuld voor on- Mr 14:56
derd zijt, de priester ook naar vo-
¨
schuldig bloed uit Isra
_ el wegdoen,j
ren moet treden en het volk moet
opdat het u goed moge gaan. 2e kolom
toespreken.k 3 En hij moet tot
14 Gij moogt de grenstekens ¨
a De 17:9
De 21:5
hen zeggen: ’Hoor, o Isra
_ el, GIJ
van uw naaste niet verzetten,k b De 13:14 staat heden vlak voor de strijd te-
wanneer de voorouders de gren- De 17:4
gen UW vijanden. Laat UW hart
2Kr 19:6
zen zullen hebben vastgesteld in Job 29:16 niet versaagd worden.l Weest niet
uw erfdeel, dat gij zult erven in c Sp 19:5
Da 6:24 bevreesd en gaat niet in paniek
het land dat Jehovah, uw God, u d De 21:21
op de loop en siddert niet wegens
De 24:7
geeft om het in bezit te nemen. 1Kor 5:13 hen,m 4 want Jehovah, UW God,
´
15 Een enkele getuige dient e De 13:11
De 17:13 trekt met U op om voor U te strij-
niet tegen een man op te treden 1Ti 5:20 den tegen UW vijanden, ten einde
f De 19:13
ter zake van enige dwaling of eni- g Ex 21:23 U te redden.’n
ge zonde,l in het geval van wel- Le 24:20
5 Ook de beambteno moeten
Mt 5:38
ke zonde ook die hij mocht be- het volk toespreken en zeggen:

gaan. Op de verklaring van twee ’Wie is de man die een nieuw huis
HFDST. 20
getuigen of op de verklaring van heeft gebouwd en het nog niet
h Joz 11:4
drie getuigen dient de zaak vast i Ex 13:3 heeft ingewijd? Laat hij heen-
te staan.m 16 Ingeval een ge- j De 3:22
gaan en naar zijn huis terugke-
De 31:6
tuige die gewelddaad beraamt, Ps 20:7 ren, opdat hij niet in de strijd
tegen een man optreedt om een Ps 46:7
Sp 21:31 sterft en een andere man het zou
beschuldiging van opstand te- Ro 8:31
inwijden.p 6 En wie is de man
k Nu 31:6
gen hem in te brengen,n 17 dan Re 20:28 die een wijngaard heeft geplant
moeten de twee mannen ´ ´ die het
1Sa 30:7
en hem nog niet in gebruik heeft
2Kr 13:12
geschil hebben, ´ zich
´ voor Jeho- l Ps 27:3
vah plaatsen, voor de priesters Jes 35:4
Jes 41:10 n Ex 14:14; De 32:30; Joz 23:10; o Nu 31:14; De
en de rechters die in die da- m Ps 3:6 16:18; p Pr 2:24.
DEUTERONOMIUM 20:7–21:4 Oorlogsregels. Bloedschuld delgen 266
HFDST. 20
¨
genomen? Laat hij heengaan en deze natien behoren.´ 16 Alleen
naar zijn huis terugkeren, opdat a Ps 145:9 van de steden van deze volken die
Pr 3:13
hij niet in de strijd sterft en een Jehovah, uw God, u tot erfdeel
andere man hem in gebruik zou b De 24:5
geeft, moogt gij niets wat adem
nemen.a 7 En wie is de man die heeft in leven laten,a 17 want gij
zich met een vrouw heeft ver- c Re 7:3
dient hen zonder mankeren aan
loofd en haar nog niet tot zich de vernietiging prijs te geven, de
heeft genomen? Laat hij heen- d Nu 13:33
Hethieten
¨ en de Amorieten, de
gaan en naar zijn huis terugke- Nu 14:1 Kanaanieten en de Ferezieten, de
Nu 32:9
ren,b opdat hij niet in de strijd De 1:28 Hevieten en de Jebusieten,b juist
sterft en een andere man haar Han 21:13 zoals Jehovah, uw God, u gebo-
zou nemen.’ 8 En de beambten den heeft; 18 opdat zij U niet le-
e Joz 11:19
moeten het volk nog verder toe- ren doen naar al hun verfoeilijkhe-
spreken en zeggen: ’Wie is de man den, die zij voor hun goden hebben
f Le 25:46
die vreesachtig en week van hart De 20:15 gedaan, en GIJ in werkelijkheid
is? c Laat hij heengaan en naar Joz 9:22 zondigt tegen Jehovah, UW God.c
Joz 9:27
zijn huis terugkeren, opdat hij 19 Ingeval gij gedurende vele
het hart van zijn broeders niet g Ps 120:7
dagen een stad belegert door er-
doet versmelten zoals zijn eigen tegen te strijden om ze in te ne-
hart.’d 9 En het moet geschie- h Nu 31:7 men, moogt gij haar bomen niet
den dat wanneer de beambten vernielen door er een bijl tegen te
¨ hun
toespraak tot het volk beeindigd i Nu 31:9 zwaaien; want gij dient ervan te
hebben, zij ook legeroversten aan Nu 31:18 eten, en gij moogt ze niet omhak-
het hoofd van het volk moeten ken,d want is het geboomte van
stellen. j Joz 8:2 het veld een mens, dat het door u
10 Ingeval gij een stad nadert belegerd moet worden? 20 Al-
k Nu 31:12
om ertegen te strijden, dan moet Nu 31:27
leen een boom waarvan gij weet
gij haar vredesvoorwaarden aan- 2Kr 14:13 dat het geen boom voor voedsel
Ps 68:12
kondigen.e 11 En het moet ge- is, die dient gij te vernielen, en gij
schieden dat indien ze u een vre- moet hem omhakken en belege-
l Joz 22:8
delievend antwoord geeft en zich ringswerktuigen bouwene tegen

voor u geopend heeft, ja, het moet de stad die oorlog met u voert,
2e kolom
geschieden dat de gehele bevol- totdat ze valt.
a Joz 6:17
king die zich daarin bevindt, van u Ingeval op de bodem die Je-
dient te worden voor [het verrich-
ten van] dwangarbeid, en zij moe-
Joz 10:28
Joz 11:11
21 hovah, uw God, u geeft om
hem in bezit te nemen, een versla-
b De 7:1
ten u dienen.f 12 Maar indien ze gene wordt aangetroffen, geval-
geen vrede met u sluit,g en ze wer- len op het veld, en het niet bekend
c Ex 34:15
kelijk oorlog met u voert en gij De 7:4 geworden is wie hem doodgesla-
haar moet belegeren, 13 dan zal Joz 23:12
gen heeft,f 2 dan moeten uw ou-
Ps 106:35
Jehovah, uw God, haar stellig Jes 2:6 dere mannen en uw rechters g uit-
in uw hand geven, en gij moet 1Kor 5:6
1Kor 15:33 gaan en [de afstand] meten naar
iedere manspersoon daarin met de de steden die rondom de versla-
scherpte van het zwaard slaan.h d Ne 9:25 gene liggen; 3 en het moet de
14 Alleen de vrouwen en de klei- stad blijken te zijn die het dichtst
ne kindereni en de huisdierenj en e 2Kr 26:15 bij de verslagene ligt. En de ou-
alles wat zich in de stad mocht Pr 9:14
dere mannen van die stad moe-
Jes 37:33
bevinden, haar gehele buit, zult Jer 6:6 ten een jonge koe uit het rund-
gij voor uzelf plunderen; k en gij Ez 17:17
vee nemen waarmee nog niet is
moet de buit eten van uw vijan- gewerkt, die nog niet in een juk
den, die Jehovah, uw God, u gege- HFDST. 21 heeft getrokken; 4 en de oude-
ven heeft.l f Ps 9:12 re mannen van die stad moeten
Sp 28:17
15 Zo zult gij doen met alle ste- Jes 26:21 de jonge koe naar een stroom-
den die zeer ver van u verwijderd dal brengen waarin water vloeit
zijn [en] die niet tot de steden van g De 16:18 [en] dat gewoonlijk niet bewerkt
267 Onhandelbare zoon DEUTERONOMIUM 21:5-21
noch bezaaid werd, en daar in het HFDST. 21 14 En het moet geschieden dat
stroomdal moeten zij de nek van a Nu 35:33 indien gij geen behagen in haar
de jonge koe breken.a b Ex 28:1
De 18:5
hebt gevonden, gij haar dan, naar
5 En de priesters, de zonen van c Nu 6:23
het haar eigen ziel belieft, moet
Levi,
_ moeten naar voren treden, 1Kr 23:13 wegzenden; a maar gij moogt haar
want zij zijn door Jehovah, uw d De 17:9 in geen geval voor geld verkopen.
De 19:17
God, uitgekozen om hem te die- Mal 2:7 Gij moogt haar niet op tirannieke
nenb en in de naam van Jehovah te e Ps 26:6 wijze behandelenb nadat gij haar
Mt 27:24
zegenen,c en naar hun uitspraak vernederd hebt.
f 2Sa 3:28
dient elk geschil betreffende elke Ps 7:3 15 Ingeval een man in het be-
gewelddaad beslecht te worden.d g De 13:5 zit komt van twee vrouwen, de
2Sa 7:23
6 Vervolgens dienen alle oude- ene bemind en de andere gehaat,
h Nu 16:22
re mannen van die stad, die het Jer 26:15
en zij, de beminde en de gehate,
dichtst bij de verslagene zijn, hun Jon 1:14 hem zonen hebben gebaard, en de
handen te wassene boven de jon- i De 19:13 eerstgeborene de zoon van de ge-
ge koe waarvan in het stroom- j De 13:18
Ps 11:4
hate is geworden,c 16 dan moet
dal de nek gebroken werd; 7 en Sp 15:3 het geschieden dat hij op de dag
Heb 4:13
zij moeten het woord nemen en dat hij aan zijn zonen tot erfdeel
k De 20:13
zeggen: ’Onze handen hebben dit Joz 21:44 geeft wat hij mocht bezitten, de
bloed niet vergoten, noch hebben l Nu 31:9 zoon van de beminde niet tot zijn
onze ogen gezien [dat het ver- De 20:14 eerstgeborene zal mogen maken
goten werd].f 8 Reken het uw m Ge 29:20
ten koste van de zoon van de geha-
¨ Ge 34:3
volk Isra_ el, dat gij hebt losge- Re 14:2 te, de eerstgeborene.d 17 Want
kocht,g o Jehovah, niet aan, en n Jes 3:24 hij dient de zoon van de gehate als
1Kor 11:6
leg niet de schuld voor onschul- eerstgeborene te erkennen door
o Nu 20:29
dig bloedh in het midden van uw De 34:8 hem twee delen te geven van al
¨
volk Isra
_ el.’ En de bloedschuld wat in zijn bezit gevonden wordt,e
moet hun niet worden aangere- 2e kolom daar deze het begin van zijn voort-
kend. 9 En gij — gij zult de a De 24:1
plantingsvermogenf is. Hem be-
schuld voor onschuldig bloed uit b Le 25:46
hoort het recht op de positie van
uw midden wegdoen,i want gij zult c Ge 29:30
de eerstgeborene.g
doen wat recht is in Jehovah’s Ge 29:33 18 Ingeval een man een zoon
1Sa 1:4
ogen.j blijkt te hebben die onhandelbaar
d 2Kr 21:3
10 Ingeval gij tegen uw vijan- e 1Kr 5:1
en weerspannig is,h die niet naar
den ten strijde trekt en Jehovah, f Ge 49:3
de stem van zijn vader of de stem
uw God, hen in uw hand heeft Ps 105:36 van zijn moeder luistert,i en zij
gegevenk en gij hen gevankelijk g Ge 25:31 hem hebben gecorrigeerd maar
Heb 12:16
hebt weggevoerd; l 11 en gij on- h Sp 30:11
hij niet naar hen wil luisteren,j
der de gevangenen een vrouw, i Ex 20:12
19 dan moeten zijn vader en zijn
schoon van gestalte, hebt gezien De 27:16 moeder hem grijpen en hem naar
Sp 1:8
en gij aan haar gehecht zijt ge- Sp 20:20 de oudere mannen van zijn stad
raaktm en haar tot vrouw hebt Ez 22:7 en naar de poort van zijn plaats
Ef 6:1
genomen, 12 dan moet gij haar j De 8:5
brengen,k 20 en zij moeten tot
binnen in uw huis brengen. Zij Sp 13:24 de oudere mannen van zijn stad
Sp 19:18
moet nu haar hoofd kaalsche- Sp 23:13
zeggen: ’Deze zoon van ons is on-
renn en haar nagels verzorgen, Heb 12:9 handelbaar en weerspannig; hij
13 en de mantel van haar gevan- k De 16:18 luistert niet naar onze stem,l hij
genschap van zich afleggen en l Sp 15:5
Sp 19:26
is een veelvraatm en een dronk-
in uw huis wonen en geduren- Sp 30:17 aard.’n 21 Dan moeten alle man-
de een volle maanmaand haar va- m Sp 23:20 nen van zijn stad hem met stenen
Sp 28:7
der en haar moeder bewenen; o stenigen, en hij moet sterven. Zo
n Sp 20:1
en daarna dient gij betrekkingen Sp 23:21 moet gij het kwaad uit uw mid-
¨
met haar te hebben, en gij moet Ro 13:13
1Kor 6:10
den wegdoen, en heel Isra_ el zal
haar als uw bruid in bezit nemen, Ef 5:18 het horen en werkelijk bevreesd
en zij moet uw vrouw worden. o De 13:11 worden.o
DEUTERONOMIUM 21:22–22:17 Gehangene. Diverse wetten 268
22 En ingeval op een man een HFDST. 21 moeder tegelijk met het nage-
zonde komt [te rusten] waarop het a Nu 25:5 slacht wegnemen.a 7 Gij dient
2Sa 4:12
doodvonnis staat, en hij ter dood de moeder in elk geval weg te
gebracht is,a en gij hem aan een b Joz 10:26 zenden, maar gij moogt het nage-
Han 10:39
paal hebt gehangen,b 23 dient slacht voor u nemen; opdat het u
zijn dode lichaam niet de hele c Joz 8:29 goed moge gaan en gij uw dagen
Jo 19:31
nacht aan de paal te blijven han- werkelijk moogt verlengen.b
gen; c maar gij dient hem in elk d 2Kor 5:21 8 Ingeval gij een nieuw huis
Ga 3:13
geval dezelfde dag nog te begra- bouwt, moet gij ook een borstwe-
ven, want een gehangene is iets e Nu 35:34 ring om uw dakc maken, opdat
wat door God vervloekt is; d en gij
gij geen bloedschuld over uw huis
moogt uw bodem, die Jehovah, uw HFDST. 22
brengt, want iemand die valt, zou
God, u tot erfdeel geeft, niet ver- f Ex 23:4
eraf kunnen vallen.
ontreinigen.e 9 Gij moogt uw wijngaard niet
Wanneer gij de stier van
g Za 7:9 met twee soorten zaad bezaaien,d
22 uw broeder of zijn schaap
ziet ronddwalen, moogt gij u er
h Sp 24:12
Mt 7:12
opdat niet de gehele opbrengst
van het zaad dat gij mocht zaaien
en de opbrengst van de wijngaard
niet moedwillig aan onttrekken.f i Ex 23:5
Le 19:18 aan het heiligdom vervalt.
Gij dient ze in elk geval naar uw Lu 10:27
broeder terug te brengen.g 2 En Ga 6:10 10 Gij moogt niet ploegen met
indien uw broeder niet in uw na- een stier en een ezel te zamen.e
j 1Ti 2:9
bijheid is en hij u niet bekend is, 11 Gij moogt niet iets dragen
dan moet gij het [dier] naar uw k Lu 12:6 van gemengde stof, wol en linnen
huis, binnen in uw huis, brengen, dooreen.f
en het moet bij u blijven totdat uw 2e kolom 12 Gij dient u kwasten te ma-
broeder ernaar heeft gezocht. En a Le 22:28
ken aan de vier uiteinden van uw
gij moet het aan hem teruggeven.h Ps 36:6 kleding waarmee gij u bedekt.g
Ps 145:9
3 Zo zult gij ook doen met zijn Sp 12:10 13 Ingeval een man een vrouw
Mt 10:29
ezel, en zo zult gij doen met zijn neemt en hij werkelijk betrekkin-
mantel, en zo zult gij doen met al b De 4:40 gen met haar heeft en haar is
het verlorene van uw broeder dat
Sp 3:2 gaan haten,h 14 en hij haar van
van hem verloren raakt en dat gij c 2Sa 11:2
geruchtmakende daden heeft be-
hebt gevonden. Gij zult u er niet Han 10:9 schuldigd en een slechte naami
aan mogen onttrekken. d Le 19:19
over haar heeft gebracht en heeft
gezegd: ’Dit is de vrouw die ik heb
4 Wanneer gij de ezel van uw e Sp 12:10 genomen, en ik ben vervolgens
broeder of zijn stier op de weg ziet
tot haar genaderd en ik heb geen
vallen, moogt gij u er niet moed- f Le 19:19
bewijs van maagdelijkheid aan
willig aan onttrekken. Gij dient g Nu 15:38 haar gevonden’,j 15 dan moeten
hem in ieder geval te helpen ze Mt 23:5
de vader van het meisje en haar
overeind te krijgen.i
h Ef 5:28 moeder het bewijs van de maagde-
5 De kleding van een fysiek Ef 5:33
lijkheid van het meisje nemen en
sterke man dient geen vrouw te dat naar de oudere mannen van de
i Sp 22:1
worden aangetrokken, noch dient Pr 7:1 stad bij de stadspoort brengen; k
een fysiek sterke man de mantel 16 en de vader van het meisje
j Ex 20:16
van een vrouw te dragen; j want Ex 23:1 moet tot de oudere mannen zeg-
een ieder die deze dingen doet, is Sp 18:21
gen: ’Ik heb mijn dochter aan deze
iets verfoeilijks voor Jehovah, uw k De 16:18 man tot vrouw gegeven en hij is
God. haar gaan haten.l 17 En zie, nu
l Le 19:17
6 Ingeval een vogelnest zich beschuldigt hij haar van gerucht-
´ ´ De 22:13
toevallig voor u op de weg be- makende daden,m door te zeggen:
m Ge 38:24
vindt, in een boom of op de grond, De 22:21 „Ik heb bevonden dat uw doch-
met jongenk of eieren, terwijl Ps 141:4 ter geen bewijs van maagdelijk-
Ho 1:2
de moeder op de jongen of op heid heeft.”n Welnu, hier is het
de eieren zit, moogt gij niet de n De 22:20 bewijs van de maagdelijkheid van
269 Seksuele vergrijpen. Schreeuwen DEUTERONOMIUM 22:18–23:4
mijn dochter.’ En zij moeten de HFDST. 22 aangetroffen, en de man haar
mantel voor de oudere mannen a Ex 18:21
De 1:13
heeft vastgegrepen en bij haar
van de stad uitspreiden. 18 En De 16:18 heeft gelegen, dan moet de man
De 21:19
de oudere mannena van die stad die bij haar heeft gelegen, alleen
moeten de man nemen en hem b De 25:2
Sp 10:13
sterven, 26 en het meisje moogt
streng onderrichten.b 19 En zij Sp 19:29 gij niets doen. Het meisje heeft
Sp 20:30
moeten hem een geldboete op- geen zonde waarop de dood staat,
leggen van honderd zilveren sik- c Mal 2:16 want deze zaak is precies hetzelf-
kelen en die aan de vader van d De 22:14 de als wanneer een man tegen
De 22:17
het meisje geven, omdat hij een zijn naaste opstaat en hem werke-
e Re 20:6
slechte naam over een maagd van lijk vermoordt,a ja, een ziel [ver-
¨ Re 20:10
Isra
_ el heeft gebracht; c en zij zal 2Sa 13:12 moordt]. 27 Want hij heeft haar
Heb 13:4
zijn vrouw blijven. Hij zal haar ge- in het veld aangetroffen. Het ver-
f Le 21:9
durende al zijn dagen niet door loofde meisje heeft geschreeuwd,
echtscheiding mogen ontslaan. g Le 11:45 maar er was niemand om haar te
De 17:7
20 Indien deze zaak echter Pr 8:13 hulp te komen.
1Kor 5:13
waar is gebleken [en] het bewijs 28 Ingeval een man een meis-
h Ge 20:3
van maagdelijkheid niet aan het Ex 21:3
je aantreft, een maagd die niet
meisje werd gevonden,d 21 dan Jes 62:5 verloofd is, en hij haar werkelijk
moeten zij het meisje naar de in- i Ex 20:14 grijpt en bij haar ligt,b en zij be-
Le 20:10
gang van het huis van haar vader Mal 3:5
trapt zijn,c 29 dan moet de man
brengen, en de mannen van haar 1Kor 6:9 die bij haar heeft gelegen, de va-
1Kor 6:18
stad moeten haar met stenen der van het meisje vijftig zilve-
j De 22:24
werpen, en zij moet sterven, om- ren sikkelen geven,d en zij zal zijn
dat zij een schandelijke dwaas- k De 20:7 vrouw worden, ten gevolge van
¨ Mt 1:18
het feit dat hij haar vernederd
heid in Isra
_ el heeft begaane door l De 5:18
prostitutie in het huis van haar heeft. Hij zal haar gedurende al
vader te bedrijven.f Zo moet gij
m Le 20:10
1Th 4:6
zijn dagen niet door echtschei-
het kwaad uit uw midden weg- Heb 13:4 ding mogen ontslaan.e
doen.g n 1Kor 5:2 30 Geen man dient de vrouw
22 Ingeval een man wordt ge- van zijn vader te nemen, opdat
vonden terwijl hij bij een vrouw 2e kolom hij niet de zoom [van het kleed]
ligt die een eigenaar toebehoort,h a Ge 4:8 van zijn vader oplicht.f
Nu 35:20
dan moeten beiden te zamen Geen man die gecastreerd
sterven, zowel de man die bij de
vrouw ligt als de vrouw.i Zo moet
Jak 2:11

b Ge 34:2
2Sa 13:14
23 g
is doordat de teelballen
h
verbrijzeld zijn of hem het man-
¨
gij het kwaad uit Isra
_ el wegdoen.j c Ge 34:5 nelijk lid is afgesneden, mag in de
23 Ingeval het zou gebeuren d Ge 34:11 gemeente van Jehovah komen.
dat een maagdelijk meisje met e De 22:19 2 Geen onwettige i zoon mag
een man verloofd is,k en een man f Le 18:8 in de gemeente van Jehovah ko-
haar inderdaad in de stad heeft Le 20:11 men. Zelfs tot het tiende geslacht
De 27:20
aangetroffen en bij haar heeft 1Kor 5:1 mag niemand van hem in de ge-
gelegen,l 24 dan moet GIJ hen meente van Jehovah komen.
beiden naar de poort van die HFDST. 23 3 Geen Ammoniet noch Moa-
stad brengen en hen met ste- g Jes 56:4 biet mag in de gemeente van
nen werpen, en zij moeten ster- Mt 19:12 Jehovah komen.j Zelfs tot het
ven, het meisje omdat zij niet ge- h Le 21:20 tiende geslacht mag tot onbe-
schreeuwd heeft in de stad, en i Ex 20:14 paalde tijd niemand van hen in
de man omdat hij de vrouw van Le 20:10 de gemeente van Jehovah ko-
Jo 8:41
zijn naaste vernederd heeft.m Zo Heb 12:8 men, 4 omdat zij U bij UW uit-
moet gij het kwaad uit uw mid- j Ne 13:1 tocht uit Egypte
_
k
onderweg niet
den wegdoen.n k De 2:29 met brood en water te hulp zijn
25 Indien de man het verloof- Re 11:18 gekomen,l en omdat zij B _ileam,
de meisje echter in het veld heeft l Mt 25:45 de zoon van Beor,_ uit Pethor
_ in
DEUTERONOMIUM 23:5-24 Prostitutie. Woeker. Geloften 270
¨ HFDST. 23
Mesopotami_ e, tegen u hebben ge- 15 Gij moogt een slaaf die van
huurd om kwaad over u af te sme- a Nu 22:6 zijn meester naar u toe vlucht,
Joz 24:9
ken.a 5 En Jehovah, uw God, Ne 13:2 niet aan zijn meester uitleveren.a
heeft niet naar B _ileam willen luis- b Nu 22:35
Mi 6:5
16 Hij zal bij u, in uw midden,
teren; b maar Jehovah, uw God, c Nu 23:11 blijven wonen op de plaats die hij
Nu 23:25
heeft ten behoeve van u de ver- Nu 24:10
in een van uw steden mocht uit-
vloeking in een zegen veranderd,c Ps 3:8 kiezen,b waar het hem bevalt. Gij
d De 7:7
omdat Jehovah, uw God, u lief- De 33:3 moogt hem niet slecht behande-
had.d 6 Gij moogt gedurende al Ez 16:8 len.c
Mal 1:2
uw dagen, tot onbepaalde tijd, e 2Sa 8:2 17 ¨ Geen van de dochters van
2Sa 12:31
hun vrede en hun voorspoed niet f Ge 25:24
Isra
_ el mag een tempelprostituee
bevorderen.e Ge 36:1 worden,d ¨ en ook geen der zonen
Nu 20:14
7 Gij moogt een Edomiet niet Ob 10 van ´ Isra
_ el mag een tempelprosti-
verfoeien, want hij is uw broe- g Ge 15:13 tue worden.e 18 Gij moogt geen
Ge 46:6
der.f Ex 22:21 hoerenloonf noch hondenprijs g in
Gij moogt een Egyptenaar niet
Le 19:34
Ps 105:23
het huis van Jehovah, uw God,
verfoeien, want gij werdt een h 1Sa 21:5 brengen voor enige gelofte, want
2Sa 11:11
inwonende vreemdeling in zijn i Le 15:16
die zijn iets verfoeilijks voor Je-
land.g 8 De zonen die hun als j 1Sa 20:26 hovah, uw God, ja, die beide.
k Le 15:31
het derde geslacht geboren moch- l 1Sa 24:3 19 Gij moogt uw broeder geen
ten worden, mogen zelf [wel] in de m Le 26:12 rente laten betalen,h rente van
n De 7:2
gemeente van Jehovah komen. De 7:23 geld, rente van voedsel,i rente
9 Ingeval gij u in een leger-
o 1Pe 1:16 van iets waarvoor men rente kan
p Le 26:17
plaats bevindt om tegen uw vijan- 2Pe 3:14 vragen. 20 Een buitenlander j
den uit te trekken, dan moet gij
moogt gij rente laten betalen,
u van al wat slecht is onthouden.h 2e kolom
maar uw broeder moogt gij geen
10 Ingeval er onder u een man rente laten betalen; k opdat Jeho-
a 1Sa 30:15
b Jes 16:3 vah, uw God, u moge zegenen in
mocht zijn die ten gevolge van c Ex 22:21 alles wat gij onderneemt in het
een nachtelijke zaaduitstorting Jer 7:5
Za 7:9 land waarheen gij gaat om het in
niet rein blijft,i dan moet hij bui- Mal 3:5 bezit te nemen.l
ten de legerplaats gaan. Hij mag d Le 19:29

niet binnen de legerplaats komen.j


Le 21:9 21 Ingeval gij aan Jehovah, uw
e 1Kon 14:24
11 En het moet geschieden dat hij 1Kon 15:12 God, een gelofte doet,m moogt gij
zich bij het vallen van de avond
2Kon 23:7 er niet mee talmen die te beta-
f Ez 16:33
met water dient te wassen, en bij g Ge 19:5 len,n want Jehovah, uw God, zal
Ro 1:27 ze zonder mankeren van u eisen,
zonsondergang mag hij binnen de 1Ti 1:10
Opb 22:15 en het zou van uw zijde werkelijk
legerplaats komen.k 12 En een h Ex 22:25 een zonde worden.o 22 Maar in-
afgezonderde plaats dient u ten Le 25:36
Ne 5:10 geval gij nalaat een gelofte te
dienste te staan buiten de leger- Ps 15:5
doen, zal het van uw zijde geen
plaats, en daarheen moet gij naar Ez 18:8
Ez 22:12 zonde worden.p 23 De uitlating
buiten gaan. 13 En bij uw uit- i Le 25:37
j De 15:6 van uw lippen dient gij na te ko-
rusting dient u een pin ten dienste k Sp 28:8 men,q en gij moet doen juist zoals
te staan, en het moet geschieden Ez 18:17
gij Jehovah, uw God, als een vrij-
l De 15:4
dat wanneer gij buiten neerhurkt, De 15:10 willige gave plechtig beloofd hebt,
gij dan daarmee een gat moet Sp 19:17
waarvan gij met uw mond gespro-
Lu 6:35
graven en u moet omkeren en m Re 11:30 ken hebt.r
uw uitwerpselen moet bedekken.l 1Sa 1:11
n Job 22:27 24 Ingeval gij in de wijngaard
14 Want Jehovah, uw God, wan- Ps 66:13
Ps 116:18 van uw naaste komt, moet gij
delt rond in uw legerplaats om u te Pr 5:4 slechts zoveel druiven eten als
bevrijdenm en om uw vijanden aan Jon 2:9
Na 1:15 genoeg voor u is tot verzadiging
u over te leveren; n en uw leger- o Pr 5:6 van uw ziel, maar gij moogt niets
plaats moet werkelijk heilig zijn,o Ro 1:31
in een vergaarbak van u doen.s
Jak 4:17
opdat hij niets onwelvoeglijks bij u p Pr 5:5
ziet en zich er stellig van afwendt q Nu 30:2
Ps 15:4 r Re 11:35; 1Sa 14:24; Mt 5:33; s Mt 6:11; Ro
u te vergezellen.p Sp 20:25 13:10.
271 Echtscheiding. Ontvoering DEUTERONOMIUM 23:25–24:16
25 Ingeval gij in het staande HFDST. 23 rannieke wijze behandeld heeft en
koren van uw naaste komt, moet a Mt 12:1 hem verkocht heeft,a dan moet die
Lu 6:1
gij alleen de rijpe aren met uw ontvoerder sterven. En gij moet

hand afplukken, maar de sikkel het kwaad uit uw midden weg-
HFDST. 24
moogt gij niet over het staande doen.b
koren van uw naaste zwaaien.a b Mt 19:3
Mt 19:8 8 Wees bij de plaag der me-
Ingeval een man een vrouw laatsheidc op uw hoede dat gij
24
c Jer 3:8

neemt en haar werkelijk


Mt 5:31
Mr 10:4
goed oppast en alles doet waar-
als echtgenote tot zijn bezit d Mal 2:16 in de priesters, de levieten, U zul-
maakt, dan moet het geschieden Mt 1:19 len onderrichten.d Juist zoals ik
dat indien zij geen gunst in zijn
e Le 21:7
Mt 5:32
hun geboden heb, dient GIJ zorg-
ogen zou vinden, omdat hij iets Mr 10:11 vuldig e te doen. 9 Er dient ge-
onwelvoeglijks van haar zijde f Jer 3:1 dacht te worden aan wat Jeho-
heeft ontdekt,b hij in dat geval
g De 20:7
Lu 14:20
vah, uw God, bij UW uittocht uit
voor haar een echtscheidings- h Sp 5:18
Egypte
_ onderweg met M _irjam
certificaat c moet uitschrijven Pr 9:9 heeft gedaan.f
i Ex 22:26
en haar dat ter hand moet stel- Ex 22:27
10 Ingeval gij aan uw naaste
len en haar uit zijn huis moet j Ge 40:15 iets leent, ongeacht wat het is,g
wegzenden.d 2 En zij moet zijn Ex 21:16
1Ti 1:10
moogt gij zijn huis niet binnen-
huis verlaten en heengaan en [de gaan om het door hem verpande

vrouw] van een andere man wor- van hem weg te nemen.h 11 Gij
2e kolom
den.e 3 Indien de laatste man dient buiten te blijven staan, en
a Ge 37:28
haar is gaan haten en hij voor de man die gij een lening ver-
b De 19:19
haar een echtscheidingscertifi- De 21:21 strekt, dient het pand buiten bij
caat heeft uitgeschreven en haar c Le 13:9 u te brengen. 12 En indien de
Le 14:2
dat ter hand heeft gesteld en Le 14:34
man in moeilijkheden verkeert,
haar uit zijn huis heeft wegge- d Le 13:2 moogt gij niet met zijn pand naar
zonden, of ingeval de laatste man Le 13:15
2Kr 26:20
bed gaan.i 13 Gij dient hem het
die haar tot vrouw heeft geno- Mal 2:7 pand in elk geval terug te geven
Mr 1:44
men sterft, 4 zal de eerste ei- Lu 17:14
zodra de zon ondergaat,j en hij
genaar van haar, die haar heeft e Ps 119:4 moet in zijn kleed naar bed gaan,k
weggezonden, haar niet weer mo- f Nu 12:10 en hij moet u zegenen; l en het zal
gen terugnemen om hem tot Nu 12:15
voor u rechtvaardigheid beteke-
g De 15:8
vrouw te worden, nadat zij ver- Sp 3:27 nen voor het aangezicht van Je-
ontreinigd is; f want dat is iets h Job 24:3 hovah, uw God.m
verfoeilijks voor het aangezicht i Job 24:9 14 Gij moogt een loonarbeider
Job 24:10
van Jehovah, en gij moogt het die in moeilijkheden verkeert en
j Ex 22:26
land dat Jehovah, uw God, u tot Ez 18:7 arm is, niet te kort doen, on-
erfdeel geeft, niet doen zondigen. Ez 33:15
geacht of hij [een] van uw broe-
k Ex 22:27
5 Ingeval een man een nieuwe ders is of [een] van uw inwonen-
l 1Sa 25:14
vrouw neemt,g dient hij niet in het Ez 33:15 de vreemdelingen die zich in uw
leger uit te trekken, noch dient 2Kor 9:13
land, binnen uw poorten, bevin-
m De 6:25
hem iets anders te worden opge- Ps 112:9 den.n 15 Op zijn dag dient gij
legd. Een jaar lang dient hij vrijge- Da 4:27 hem zijn loon te geven,o en de
steld thuis te blijven, en hij moet n Le 25:40
Le 25:43
zon dient daarover niet onder te
zijn vrouw die hij genomen heeft, Sp 14:31 gaan, want hij verkeert in moei-
Mal 3:5
verheugen.h lijkheden en heft zijn ziel op naar
o Le 19:13
6 Niemand dient een handmo- Jer 22:13 zijn loon; opdat hij niet tegen u
len of de bovenste molensteen Mt 20:8
tot Jehovah roeptp en het van uw
p Ex 22:23
daarvan tot pand te nemen,i want Job 34:28 zijde zonde moet worden.q
dan neemt hij een ziel tot pand. Ps 25:1 16 Vaders dienen niet ter dood
Ps 86:4
7 Ingeval een man erop wordt Sp 22:23 gebracht te worden wegens kin-
Jak 5:4
betrapt dat hij een ziel van zijn deren, en kinderen dienen niet
q Jak 4:17
broeders, van de zonen van Is- _ ter dood gebracht te worden we-
¨ r 2Kr 25:4
rael, ontvoert,j en hij hem op ti- Jer 31:30 gens vaders.r Ieder dient om zijn
DEUTERONOMIUM 24:17–25:11 Mededogen. Zwagerhuwelijk 272
eigen zonde ter dood gebracht te HFDST. 24 slagen mag hij hem toedienen.
worden.a a Ez 18:20 Hij dient er geen aan toe te voe-
17 Gij moogt het recht van de b Ex 22:21 gen, opdat hij hem niet boven dit
Ez 22:29
inwonende vreemdeling b of van de [getal] met vele slagen blijft slaana
c Ex 22:22
vaderloze jongen niet buigen,c en Jes 1:23 en uw broeder in feite in uw ogen
gij moogt het kleed van een wedu- Jer 5:28 te schande wordt gemaakt.
Mal 3:5
we niet tot pand nemen.d 18 En 4 Gij moogt een stier bij het
d Ex 22:27
gij moet eraan denken dat gij slaaf Job 24:3 dorsen niet muilbanden.b
werdt in Egypte,
_ en dat Jehovah, e De 5:15 5 Ingeval broers te zamen wo-
uw God, u toen daaruit heeft los- De 15:15
nen en een van hen gestorven is
De 16:12
e Daarom gebied ik u deze
gekocht. zonder een zoon te hebben, dient
f Le 19:9
zaak te doen. de vrouw van de overledene niet
g Le 23:22
19 Ingeval gij uw oogst op uw Ru 2:16 aan een vreemde man buiten [de
veld binnenhaalt,f en gij een Ps 41:1
familie] te gaan toebehoren. Haar
schoof op het veld hebt vergeten, h De 15:10 zwager dient tot haar te komen,
Sp 11:24
moogt gij niet teruggaan om die te Sp 14:21 en hij moet haar tot vrouw nemen
halen. Voor de inwonende vreem- Sp 19:17
Lu 6:38
en een zwagerhuwelijk met haar
deling, voor de vaderloze jongen 2Kor 9:6 sluiten.c 6 En het moet geschie-
1Jo 3:17
en voor de weduwe dient ze ach- den dat op de eerstgeborene die zij
ter te blijven; g opdat Jehovah, uw i Le 19:10
De 26:13 zal baren, de naam van zijn gestor-
God, u moge zegenen in al het ven broer dient over te gaan,d op-
werk van uw hand.h
j Ex 13:3 ¨
k 2Kor 8:8
dat zijn naam niet uit Isra
_ el wordt
20 Ingeval gij [de vruchten van] uitgewist.e

uw olijfboom afslaat, moogt gij na- 7 Indien nu de man geen lust
HFDST. 25
dat gij dit hebt gedaan, zijn grote heeft om de weduwe van zijn
takken niet verder afzoeken. Voor l De 17:8
De 19:17 broer te nemen, dan moet de we-
de inwonende vreemdeling, voor De 21:5 duwe van zijn broer naar de poort
de vaderloze jongen en voor de we- m De 16:18 tot de oudere mannen gaanf en
De 17:9
duwe dient dit achter te blijven.i zeggen: ’De broer van mijn echt-
n Ex 23:6
21 Ingeval gij de druiven van 2Kr 19:6 genoot heeft geweigerd de naam
uw wijngaard inzamelt, moogt gij ¨
Sp 17:15
Sp 31:9
van zijn broer in Isra
_ el in stand te
nadat gij dit hebt gedaan, de res- Jes 5:23 houden. Hij heeft er niet mee in-
tanten niet inzamelen. Voor de o Sp 19:29 gestemd een zwagerhuwelijk met
inwonende vreemdeling, voor de Lu 12:48
mij te sluiten.’ 8 En de oudere
vaderloze jongen en voor de we- p Sp 10:13 mannen van zijn stad moeten hem
Sp 20:30
duwe dienen die achter te blij- Sp 26:3 roepen en tot hem spreken, en
ven. 22 En gij moet eraan den- Heb 2:2
hij moet staan en zeggen: ’Ik heb
ken dat gij slaaf werdt in het land er geen lust in gehad haar te ne-
Egypte. j Daarom gebied ik u deze
_ 2e kolom men.’g 9 Dan moet de weduwe
zaak te doen.k a 2Kor 11:24 van zijn broer voor de ogen van
Ingeval er tussen mannen b Sp 12:10 de oudere mannen op hem toetre-
25 l
een geschil rijst, en zij voor
het gerecht zijn verschenen, m
1Kor 9:9
1Ti 5:18

c Ge 38:8
den en hem de sandaal van zijn
voet trekkenh en hem in het ge-
moet men ook rechtspreken over Ru 4:5 zicht spuweni en antwoorden en
Mr 12:19
hen en de rechtvaardige recht- zeggen: ’Zo dient de man gedaan
d Ge 38:9
vaardig verklaren en de goddelo- Ru 4:10 te worden die het huisgezin van
ze goddeloos verklaren.n 2 En Ru 4:14 zijn broer niet zal opbouwen.’j
¨
het moet geschieden dat indien e Nu 27:4 10 En zijn naam moet in Isra _ el
2Sa 18:18
de goddeloze slagen verdient,o de genoemd worden: ’Het huis van
f Ru 4:4
rechter hem dan moet doen neer- degene wiens sandaal werd uitge-
liggen en hem in zijn tegenwoor- g Ru 4:6
trokken.’
digheid een aantal slagen moet h Ru 4:7 11 Ingeval mannen met elkaar
laten toedienenp overeenkomstig i Nu 12:14 vechten, en de vrouw van de een
zijn goddeloze daad. 3 Veertig j De 25:5 erbij gekomen is om haar man te
273 Amalek. Eerstelingen DEUTERONOMIUM 25:12–26:11
bevrijden uit de hand van dege- HFDST. 25 naar de plaats gaan die Jehovah,
ne die hem slaat, en zij haar hand a Le 21:20
De 23:1
uw God, zal uitkiezen om daar
heeft uitgestoken en hem bij zijn b De 19:13 zijn naam te doen verblijven.a
De 19:21
schaamdelen heeft vastgegrepen,a c Sp 11:1 3 En gij moet tot de priester
12 dan moet gij haar hand ampu- Sp 16:11
Sp 20:10
gaanb die in die dagen dienst zal
teren. Uw oog mag geen leed ge- Mi 6:11 doen en tot hem zeggen: ’Ik moet
d Ex 16:36
voelen.b Le 19:36 Jehovah, uw God, heden melden
Ez 45:10
13 Gij nu moogt niet twee soor- Am 8:5
dat ik in het land ben gekomen
ten gewichten in uw buidel heb- e De 4:40 dat Jehovah onze voorvaders on-
1Pe 3:10
ben,c een groot en een klein. f Le 19:35 der ede beloofd heeft ons te ge-
Ro 9:14
14 Voorts moogt gij niet twee g Ex 17:8
ven.’c
soorten efa’s in uw huis hebben,d Nu 24:20 4 En de priester moet de mand
h Ex 15:16
een grote en een kleine. 15 Gij Ps 36:1 uit uw hand nemen en die voor
Ro 3:18
dient steeds een nauwkeurig en i Joz 22:4 het altaar van Jehovah, uw God,
zuiver gewicht te hebben. Gij j Ex 17:14 neerzetten. 5 En gij moet voor
1Sa 14:48
dient steeds een nauwkeurige en 1Sa 15:3 het aangezicht van Jehovah, uw
1Kr 4:43
zuivere efa te hebben, opdat uw Es 3:1 God, het woord nemen en zeg-
dagen lang mogen worden op de Es 7:10 ¨
gen: ’Mijn vader was een Syrier
bodem die Jehovah, uw God, u die op het punt stond [van hon-
geeft.e 16 Want een ieder die HFDST. 26
ger] om te komen; d en hij zak-
deze dingen doet, ieder die on- k De 6:1
te voorts af naar Egypte
_
e en ver-
De 18:9
recht doet, is iets verfoeilijks voor l Ex 23:19 toefde daar als vreemdeling met
Le 23:10
Jehovah, uw God.f Nu 18:12 een zeer klein aantal; f maar hij
2Kr 31:5
17 Er dient gedacht te worden Ne 10:35 werd daar tot een grote, machtige
aan wat Amalek
_ u bij UW uittocht Sp 3:9 en talrijke natie.g 6 De Egypte-
uit Egypte
_ onderweg heeft aange- naren nu behandelden ons slecht
g
daan, 18 hoe hij u onderweg te- 2e kolom en kwelden ons en legden ons har-
gemoet ging en vervolgens in uw a De 12:5 de slavenarbeid op.h 7 Toen rie-
2Kr 6:6
achterhoede allen die zich moei- b Nu 18:28 pen wij luid tot Jehovah, de God
zaam achter u aan voortsleepten, c Ge 17:8
Ge 26:3 van onze voorvaders,i waarop Je-
sloeg, terwijl gij uitgeput en af- Ps 105:11 hovah naar onze stem luisterde j
Heb 6:13
gemat waart; en hij vreesde God d Ge 28:5 en onze ellende en onze moeite en
niet.h 19 En het moet geschie- Ge 31:41
Ge 31:42 onze verdrukking zag.k 8 Ten
den dat wanneer Jehovah, uw Ho 12:12 slotte heeft Jehovah ons uit Egyp-
_
e Ge 46:3
God, u rust heeft gegeven van al Han 7:15 te geleid met een sterke handl en
uw vijanden rondom in het land f Ge 46:27
De 7:7 een uitgestrekte armm en met gro-
dat Jehovah, uw God, u tot erf- g Ex 1:7 te vreeswekkendheidn en met te-
De 10:22
deel geeft om het in bezit te ne- Ps 105:24 kenen en wonderen.o 9 Vervol-
men,i gij de vermelding van Ama- _ h Ex 1:11
De 4:20 gens heeft hij ons naar deze plaats
lek van onder de hemel dient uit i Ex 3:9 gebracht en ons dit land gegeven,
j Gij moogt het niet ver- Ps 116:1
te wissen. j Ps 102:20 een land vloeiende van melk en
geten. Jes 59:1
1Jo 5:15 honing.p 10 Nu dan, hier heb ik
En het moet geschieden
k Ex 4:31
de eerstelingen gebracht van de
26 dat wanneer gij ten slot-
te in het land komt dat Jehovah,
Han 7:34
l Ex 13:3
De 6:21
m Ex 6:6
vruchten van de grond die Jeho-
vah mij gegeven heeft.’q
De 4:34
uw God, u tot erfdeel geeft, en n Ex 15:16 Gij moet ze dan voor het aange-
gij het in bezit hebt genomen en Jer 32:21
o Ex 7:3
zicht van Jehovah, uw God, neer-
erin hebt gewoond,k 2 gij ver- p Ex 3:8 zetten en u neerbuigen voor Je-
De 8:8
volgens een gedeelte moet ne- Ez 20:6 hovah, uw God.r 11 En gij moet
men van de eerstelingenl van alle q De 26:2 u verheugens over al het goede dat
r Ps 95:6
vruchten van de bodem die gij s De 12:7 Jehovah, uw God, u en uw huisge-
Ps 32:11
zult inzamelen van uw land, dat Ps 63:5 zin gegeven heeft, gij en de leviet
Jehovah, uw God, u geeft, en gij Ps 68:3
Fil 4:4
en de inwonende vreemdeling die
moet ze in een mand leggen en t De 16:14 in uw midden is.t
DEUTERONOMIUM 26:12–27:10 Speciaal bezit. Stenen altaar 274
12 Wanneer gij in het derde HFDST. 26 een heilig volk voor Jehovah, uw
jaar,a het jaar van de tiende, ge- a De 14:28 God, betoont,a juist zoals hij heeft
b De 12:6
reed zijt met het heffen van de De 14:22 beloofd.”
c De 14:29
hele tiende b van uw opbrengst, Voorts gebood Mozes te za-
_
dan moet gij die geven aan de le-
viet, de inwonende vreemdeling,
Sp 14:21
1Jo 3:17
d Jak 1:27
e Ps 119:141
27 men met de oudere mannen
van Isra
_
¨
el het volk en zei: „Elk ge-
de vaderloze jongen en de wedu- Sp 3:1
bod dat ik U heden gebied, dient
Han 24:16
we, en zij moeten die binnen uw f Ps 102:19 onderhouden te worden.b 2 En
poorten eten en zich verzadigen.c Jes 40:22
Jes 63:15 het moet geschieden dat op de dag
13 En gij moet voor het aange- g Ex 23:25
waarop GIJ de Jorda_ an_ zult over-
Ps 28:9
zicht van Jehovah, uw God, zeg- Ps 115:12 trekkenc naar het land dat Jeho-
gen: ’Ik heb het heilige uit het h Ge 15:18
vah, uw God, u geeft, gij u ook
Ge 26:3
huis weggedaan en ook heb ik het Heb 6:13 grote stenen moet oprichten en
gegeven aan de leviet en de inwo- i De 8:8
j De 4:1 ze met kalk moet witten. 3 En
nende vreemdeling, de vaderloze De 6:1 gij moet daarop alle woorden van
De 11:1
jongen en de weduwe,d overeen- k De 6:6 deze wet schrijven,d wanneer gij
komstig heel uw gebod dat gij mij Ps 78:7
zijt overgetrokken,e opdat gij het
Ps 119:34
geboden hebt. Ik heb uw gebo- 1Jo 5:3 land moogt binnengaan dat Jeho-
den niet overschreden noch ver- l De 13:3
vah, uw God, u geeft, een land
m Le 10:11
geten.e 14 Ik heb er niet van ge- Le 26:46 vloeiende van melk en honing,
geten tijdens mijn rouw, noch heb Ps 119:5
n De 13:18 overeenkomstig hetgeen Jehovah,
ik er iets van weggebracht terwijl Pr 12:13
de God van uw voorvaders, tot u
o Le 19:37
ik onrein was, noch heb ik iets Ps 19:9 gesproken heeft.f 4 En het moet
daarvan voor een dode gegeven. p De 15:5
geschieden dat wanneer GIJ de Jor-
q Ex 19:5
Ik heb geluisterd naar de stem De 14:2 da_ an_ zijt overgetrokken, GIJ deze
van Jehovah, mijn God. Ik heb ge- Ps 135:4
stenen dient op te richten, juist
r De 29:13
daan naar alles wat gij mij gebo- s De 4:8 zoals ik U heden gebied, op de
den hebt. 15 Zie toch neer van- De 28:1
Ps 148:14 berg Ebal,
_ g en gij moet ze met
uit uw heilige woning,f de hemel, kalk witten.h 5 Gij moet daar
¨
en zegen uw volk Isra_ elg en de bo- ook een altaar voor Jehovah, uw
2e kolom
dem die gij ons hebt gegeven, juist God, bouwen, een altaar van ste-
a De 7:6
zoals gij aan onze voorvaders hebt De 28:9 nen. Gij moogt er geen ijzeren
gezworen,h het land vloeiende van werktuig over zwaaien.i 6 Met
melk en honing.’i HFDST. 27 hele stenen dient gij het altaar
16 Heden gebiedt Jehovah, uw b De 11:32 van Jehovah, uw God, te bouwen,
God, u, deze voorschriften en rech- De 26:16 en gij moet daarop brandoffers
Lu 11:28
terlijke beslissingen te volbren- c De 6:1 voor Jehovah, uw God, brengen.j
gen; j en gij moet ze met geheel uw Joz 4:1
d Ex 24:12
7 En gij moet gemeenschapsof-
hartk en geheel uw ziel onderhou- e Joz 8:32 fers k slachten en die daar eten,l
den en volbrengen.l 17 Gij hebt f Le 20:24
Nu 13:27
en gij moet u verheugen voor
Jehovah heden laten zeggen dat Nu 14:8 het aangezicht van Jehovah, uw
De 26:9
hij uw God zal worden, terwijl gij Jer 11:5 God.m 8 En gij moet op de ste-
zijn wegen bewandelt en zijn voor- Jer 32:22 nen alle woorden van deze wet
g De 11:29
schriftenm en zijn gebodenn en zijn Joz 8:30 schrijven,n ze goed duidelijk ma-
rechterlijke beslissingeno onder- h De 27:2
i Ex 20:25
kend.”o
houdt en naar zijn stem luistert.p Joz 8:31 9 Toen spraken Mozes _ en de
j Le 1:9
18 Wat Jehovah betreft, hij heeft priesters, de levieten, tot heel Is- _
k Le 3:1 ¨
u heden laten zeggen dat gij zijn rael en zeiden: „Bewaar het ¨ stil-
l Le 7:15
m De 12:7
volk zult worden, een speciaal be- De 16:11 zwijgen en luister, o Isra _ el. He-
zit,q juist zoals hij u heeft beloofd,r n Ex 24:12 den zijt gij het volk van Jehovah,
o Hab 2:2
en dat gij al zijn geboden zult on- p Ex 19:5 uw God, geworden. p 10 En gij
derhouden, 19 en dat hij u hoog De 26:18 moet naar de stem van Jehovah,
¨ q Ex 20:6
boven alle andere natien die hij 1Kon 2:3 uw God, luisteren en zijn gebo-
heeft gemaakt, zal verheffen,s tot Mt 19:17
1Jo 5:3
denq en zijn voorschriften volbren-
lof en roem en luister, terwijl gij u r 1Kon 8:61 gen,r die ik u heden gebied.”
275 Vervloekingen; zegeningen DEUTERONOMIUM 27:11–28:7
11 Voorts gebood Mozes _ het HFDST. 27 ligt.’a (En heel het volk moet zeg-
volk op die dag en zei: 12 „De a De 11:29 gen: ’Amen!’)
b Joz 8:33
volgende [personen] zullen op de c Da 9:11 23 ’Vervloekt is hij die bij zijn
berg Gerizim _ staan om het volk d De 33:10 schoonmoeder ligt.’b (En heel het
Ne 8:7
te zegenen,a wanneer GIJ de Jor- e Ex 20:4 volk moet zeggen: ’Amen!’)
da_ an
_ zijt overgetrokken: S _imeon De 4:16
24 ’Vervloekt is hij die vanuit
Jes 44:9
en L evi _ en Juda_ en Issaschar
_ f Ex 34:17 een schuilplaats zijn naaste dood-
en Jozef
_ en Benjamin.
_ 13 En Le 19:4
slaat.’c (En heel het volk moet zeg-
Nu 33:52
de volgende [personen] zullen op g De 7:25 gen: ’Amen!’)
b
de berg Ebal _ staan voor de ver- De 29:17
25 ’Vervloekt is hij die steek-
h Ho 13:2
vloeking: c Ruben, _ Gad en Aser_ i Nu 5:22 penningen aanneemt om een ziel
en Zebulon,_ Dan en Naftali.
_ Ne 5:13
dood te slaan, wanneer het on-
j Ex 20:12
14 En de levieten moeten het Le 19:3 schuldig bloed is.’d (En heel het
woord nemen en met stemver- De 21:18
¨ De 21:21 volk moet zeggen: ’Amen!’)
heffing tot iedere man van Isra _ el Sp 20:20
zeggen: d Sp 30:17 26 ’Vervloekt is hij die de woor-
Mt 15:4 den van deze wet niet van kracht
15 ’Vervloekt is de man die k De 19:14
Sp 22:28 zal doen worden door ze te vol-
een gesnedene of gegoten beeld Sp 23:10
brengen.’e (En heel het volk moet
maakt,f iets verfoeilijks voor Je- l Le 19:14
m De 16:20 zeggen: ’Amen!’)
hovah,g het maaksel der handen n Ex 22:21
En het moet geschieden
van een hout- en metaalbewer-
ker,h en die het in een schuil-
plaats heeft neergezet.’ (En heel
o Ex 22:22
De 10:18
De 24:17
Mal 3:5
28 dat indien gij zonder man-
keren naar de stem van Jehovah,
Jak 1:27
het volk moet antwoorden en zeg- p Sp 17:23
uw God, zult luisteren door al
gen: ’Amen!’i) Mi 3:11 zijn geboden die ik u heden ge-
q Le 18:8
16 ’Vervloekt is hij die zijn va- 2Sa 16:22 bied, zorgvuldig te volbrengen,f
der of zijn moeder met verach- 1Kor 5:1 Jehovah, uw God, u ook stellig
r Ex 22:19 ¨
ting bejegent.’j (En heel het volk Le 18:23 hoog boven alle andere natien
moet zeggen: ’Amen!’) Le 20:15
der aarde zal verheffen.g 2 En
al deze zegeningen moeten over
17 ’Vervloekt is hij die het
grensteken van zijn naaste ver- 2e kolom u komen en u bereiken,h omdat
zet.’k (En heel het volk moet zeg- a Le 18:9 gij naar de stem van Jehovah, uw
Le 20:17
gen: ’Amen!’) 2Sa 13:14 God, blijft luisteren:
Ez 22:11
18 ’Vervloekt is hij die een b Le 18:17
3 Gezegend zult gij zijn in de
blinde doet dwalen op de weg.’l Le 20:14 stad,i en gezegend zult gij zijn op
c Ex 20:13
(En heel het volk moet zeggen: Ex 21:12
het veld.j
’Amen!’) Le 24:17
Nu 35:31
4 Gezegend zullen zijn de
19 ’Vervloekt is hij die het d De 10:17 vrucht van uw buikk en de vrucht
rechtm van een inwonende vreem- Ez 22:12
Mt 27:4
van uw bodem en de vrucht van
deling,n een vaderloze jongen en Han 1:18 uw huisdieren,l de jongen van uw
e De 28:15
een weduweo buigt.’p (En heel het Ps 119:21
runderen en de teelt van uw klein-
volk moet zeggen: ’Amen!’) Jer 11:3 vee.m
Ga 3:10
20 ’Vervloekt is hij die bij de 5 Gezegend zullen zijn uw

vrouw van zijn vader ligt, want mandn en uw baktrog.o
HFDST. 28
hij heeft de zoom [van het 6 Gezegend zult gij zijn bij uw
f Ex 15:26
kleed] van zijn vader opgelicht.’q Le 26:3 ingaan, en gezegend zult gij zijn
Jes 1:19
(En heel het volk moet zeggen: Lu 1:6
bij uw uitgaan.p
’Amen!’) g De 26:19 7 Jehovah zal uw vijanden die
h Sp 10:22
21 ’Vervloekt is hij die bij enig tegen u opstaan, de nederlaag
i Ps 107:36 ´ ´
dier ligt.’r (En heel het volk moet j De 11:14 voor u doen lijden.q Langs een
zeggen: ’Amen!’) k Le 26:9
De 7:13
22 ’Vervloekt is hij die bij zijn Ps 127:3 n De 26:2; o Ex 12:34; Ex 23:25; Ru 1:6; p Nu
Ps 128:3 27:17; De 31:2; 2Kr 1:10; Ps 91:14; Ps 121:8;
zuster, de dochter van zijn vader l De 30:9 q Le 26:7; De 32:30; Joz 10:11; 2Sa 22:38; Ps
of de dochter van zijn moeder, m Ps 107:38 89:23.
DEUTERONOMIUM 28:8-26 Gevolgen van ongehoorzaamheid 276
weg zullen zij tegen u uittrekken, HFDST. 28 die ik u heden gebied, te volbren-
maar langs zeven wegen zullen a De 7:23
2Kr 14:13
gen, al deze vervloekingen ook
zij voor u vluchten.a 8 Jehovah Heb 11:34 over u moeten komen en u moe-
b Le 26:10
zal voor u de zegen verordenen Sp 3:10
ten bereiken: a
over uw voorraadruimtenb en over Mal 3:10 16 Vervloekt zult gij zijn in de
c De 15:10
al wat gij onderneemt,c en hij zal d De 7:6 stad,b en vervloekt zult gij zijn op
u stellig zegenen in het land dat 1Pe 1:15
e Ge 17:7
het veld.c
Jehovah, uw God, u geeft. 9 Je- Ex 19:6 17 Vervloekt zullen zijn uw
De 7:8
hovah zal u als een heilig volk Heb 6:13 mandd en uw baktrog.e
voor zich bevestigen,d juist zoals f De 27:1
18 Vervloekt zullen zijn de
g Nu 6:27
hij u heeft gezworen,e omdat gij 2Kr 7:14 vrucht van uw buikf en de vrucht
de geboden van Jehovah, uw God, Jes 43:10
Jes 63:19 van uw bodem,g de jongen van
blijft onderhoudenf en zijn we- Da 9:19 uw runderen en de teelt van uw
Han 15:17
gen hebt bewandeld. 10 En alle h Nu 22:3 kleinvee.h
volken der aarde zullen moeten De 11:25
Joz 5:1
19 Vervloekt zult gij zijn bij uw
zien dat Jehovah’s naam over u i De 28:4 ingaan, en vervloekt zult gij zijn
is uitgeroepen,g en zij zullen in- j De 30:9
Ps 65:9 bij uw uitgaan.i
derdaad bevreesd voor u zijn.h k Ge 15:18 20 Jehovah zal de vloek,j ver-
l Le 26:4
11 Ook zal Jehovah u inder- De 11:14 warring k en bestraffing over u
daad in overvloedige mate voor- Jer 14:22
m De 14:29
zendenl in al wat gij onderneemt,
spoed schenken met betrekking De 15:10 dat gij tracht te volvoeren, tot-
Ps 67:7
tot de vrucht van uw buiki en de Ps 115:13 dat gij verdelgd en snel vergaan
vrucht van uw huisdieren en de n De 15:6 zijt, wegens de slechtheid van uw
o 1Kon 4:21
vrucht van uw bodem,j op de bo- p Ps 119:98 praktijken, omdat gij mij hebt
dem die Jehovah uw voorvaders q De 5:32 verlaten.m 21 Jehovah zal de
Joz 1:7
onder ede beloofd heeft u te ge- Sp 4:27 pestilentie aan u doen kleven,
ven.k 12 Jehovah zal zijn goe- Jes 30:21
r Le 19:4
totdat hij u uitgeroeid heeft van
de schatkamer, de hemel, voor u De 11:16 de bodem waarheen gij gaat om
Ps 96:5
openen, om op de juiste tijd er- 1Kor 8:4
die in bezit te nemen.n 22 Je-
voor de regen op uw land te ge-
hovah zal u slaan met tuber-
venl en al het werk van uw hand 2e kolom
culose o en brandende koorts
te zegenen; m en gij zult stellig en ontsteking en koortshitte en
¨ a Le 26:16
het zwaardp en [koren]brandq en
aan vele natien lenen, terwijl Da 9:11

gij zelf van niemand zult lenen.n


Mal 2:2
Ga 3:13
meeldauw,r en die zullen u stel-
13 En Jehovah zal u inderdaad b Jer 7:12 lig achtervolgen totdat gij zijt
Jer 26:6
tot kop maken en niet tot staart; Klg 1:1 vergaan. 23 Ook moet uw he-
en gij moet alleen maar boven- c 1Kon 17:1
¨ mel die boven uw hoofd is, ko-
Joe 1:4
aan komen te staan,o en gij zult Hag 1:6 per worden, en de aarde die on-
niet onderaan komen te staan,
d De 26:2 der u is, ijzer.s 24 Jehovah zal
e Le 26:26
omdat gij de gebodenp van Jeho- Mi 6:14 stuifzand en stof als de regen
vah, uw God, blijft gehoorzamen,
f De 5:9
Klg 2:11
voor uw land geven. Van de hemel
die ik u heden gebied om [ze] te Klg 2:19 zal het op u neerdalen, totdat gij
Klg 4:10
onderhouden en te volbrengen. Ho 9:12 verdelgd zijt. 25 Jehovah zal u
14 En gij moogt niet afwijken
g Le 26:20 de nederlaag doen lijden voor uw
h Le 26:22 ´ ´
van alle woorden die ik U heden i 2Kr 15:5 vijanden.t Langs een weg zult
j Mal 2:2 gij tegen hen uittrekken, maar
gebied, noch naar rechts noch k 1Sa 4:10
2Kon 14:12 langs zeven wegen zult gij voor
naar links,q ten einde andere go- l Ps 39:11 hen vluchten; en gij moet voor
den achterna te lopen om die te Ps 80:16
Jes 30:17 alle koninkrijken der aarde een
dienen.r Jes 51:20
Ez 5:15
schrikbeeld worden.u 26 En uw
15 En het moet geschieden dat m Le 26:31
indien gij niet naar de stem van De 4:26
p Le 26:33; Jer 16:4; q 1Kon 8:37; r 2Kr 6:28;
Joz 23:16
Jehovah, uw God, zult luisteren n Le 26:25 Am 4:9; Hag 2:17; s Le 26:19; De 11:17; 1Kon
8:35; 1Kon 17:1; Jer 14:4; Am 4:7; t Le 26:17;
door er zorg voor te dragen al Jer 21:6
Jer 24:10 De 32:30; u Jer 24:9; Jer 29:18; Ez 23:46; Lu
zijn geboden en zijn inzettingen o Le 26:16 21:24.
277 Consequenties van ontrouw DEUTERONOMIUM 28:27-48
dode lichaam moet tot voedsel HFDST. 28 u zult aanstellen, naar een natie
worden voor elk vliegend schep- a 1Sa 17:44 voeren die gij niet hebt gekend,
Ps 79:2
sel des hemels en voor het ge- Jer 7:33 gij noch uw voorvaders; en daar
dierte van het veld, zonder dat b De 7:15
Am 4:10
zult gij andere goden moeten
iemand [ze] doet beven.a c Pr 7:7 dienen, van hout en van steen.a
27 Jehovah zal u slaan met d Ex 4:11 37 En gij moet een voorwerp van
Le 26:16
Egyptische zwerenb en met aam- e Jer 4:9 ontzetting,b een spreekwoordc en
beien en eczeem en huiduitslag, f Jes 59:10 een spotrede worden onder alle
Ze 1:17
waarvan gij niet genezen zult g Re 3:14 volken waar Jehovah u zal heen-
kunnen worden. 28 Jehovah zal Re 6:4 voeren.
Ne 9:27
u slaan met waanzinc en verlies Ps 106:42 38 Veel zaad zult gij naar het
van het gezichtd en verbijstering h Jer 8:10
i Jes 5:9
veld brengen, maar gij zult weinig
des harten.e 29 En gij zult inder- Klg 5:2 inzamelen,d want de sprinkhaan
Ze 1:13
daad iemand worden die op de j Am 5:11
zal het verslinden.e 39 Wijn-
middag rondtast, net zoals een Mi 6:15 gaarden zult gij planten en stel-
k 2Sa 22:42
blinde in het donker rondtast,f l 2Kr 29:9
lig bewerken, maar gij zult geen
en gij zult uw wegen niet suc-
¨
Joe 3:6 wijn drinken en niets inzamelen,f
cesvol maken; en gij moet slechts
m Ne 5:5
n Le 26:16
want de worm zal het verteren.g
iemand worden die altijd te kort De 28:51 40 Gij zult olijfbomen krijgen in
Ne 9:37
gedaan en beroofd wordt, zonder Jes 1:7
heel uw gebied, maar gij zult u
dat iemand u redt.g 30 Gij zult u Jer 5:17 niet met olie inwrijven, want uw
o Za 11:6
met een vrouw verloven, maar een p De 28:67
olijven zullen afvallen.h 41 Zo-
andere man zal haar verkrach- q De 28:27 nen en dochters zult gij voort-
Job 2:7
ten.h Gij zult een huis bouwen, r 2Kon 17:6
brengen, maar zij zullen de uwe
maar gij zult er niet in wonen.i 2Kon 25:26 niet blijven, want zij zullen in
Jes 39:7
Gij zult een wijngaard planten, s 2Kon 25:7
gevangenschap gaan.i 42 Al uw
maar gij zult hem niet in gebruik 2Kr 33:11 bomen en de vrucht van uw bo-
2Kr 36:6
nemen.j 31 Uw stier zo voor uw Jer 22:11
dem zullen gonzende insecten in
ogen geslacht — maar gij zult
bezit nemen. 43 De inwonende
er niets van eten. Uw ezel van vreemdeling die in uw midden is,
2e kolom
voor uw aangezicht weggeroofd zal al hoger en hoger boven u uit-
a De 4:28
— maar hij zal niet tot u te- Jer 16:13 stijgen, en gij — gij zult´ ´ al lager
rugkeren. Uw schapen aan uw b 1Kon 9:8 en lager afdalen.j 44 Hıj zal aan
Jer 25:9
vijanden gegeven — maar gij zult c 2Kr 7:20
u lenen, en gij — gij zult niet aan
geen redder hebben.k 32 Uw zo-
Ps 44:14 hem lenen.k Hij zal de kop wor-
Jer 24:9
nen en uw dochters aan een an- d Jes 5:10 den, en gij — gij zult de staart
der volk gegeven,l terwijl gij het
Hag 1:6 worden.l
e 1Kon 8:37
met eigen ogen aanziet en steeds 2Kr 6:28
¨
45 En al deze vervloekingenm
naar hen smacht — maar uw han-
Joe 2:3
¨
Joe 2:25
zullen stellig over u komen en u
den zullen geen kracht hebben.m f Ze 1:13 achtervolgen en u bereiken, tot-
33 Een volk dat gij niet hebt ge-
g Jon 4:7 dat gij verdelgd zijt,n omdat gij
h Mi 6:15
kend, zal de vrucht van uw bodem i De 28:32 niet hebt geluisterd naar de stem
en uw hele opbrengst eten; n en gij
2Kon 24:14
Jer 52:15
van Jehovah, uw God, door zijn
moet iemand worden die te allen Jer 52:30 geboden en zijn inzettingen die
tijde alleen maar te kort gedaan
Klg 1:5
j Le 25:47
hij u geboden heeft, te onderhou-
en verbrijzeld wordt.o 34 En gij k De 15:5 den.o 46 En ze moeten tot on-
zult stellig waanzinnig worden
De 15:6
Sp 22:7
bepaalde tijd als een teken en
bij de aanblik van wat gij met uw l Ezr 9:7 een wonder op u en uw nage-
ogen zult zien.p
m De 28:15
De 29:27
slacht blijven rusten,p 47 ten
Jer 26:6 gevolge van het feit dat gij Jeho-
35 Jehovah zal u slaan met n Le 26:28 vah, uw God, niet met verheu-
kwaadaardige
¨ zweren aan bei- 2Kon 17:20
ging en vreugde q des harten hebt
Jes 1:20
de knieen en beide benen, waar- Jer 24:10
gediend wegens de overvloed
van gij niet genezen zult kunnen o De 11:28
Ps 119:21 van alles.r 48 En gij zult uw
worden, van uw voetzool af tot Jer 7:24
uw schedel toe.q 36 Jehovah p Jer 25:18
Ez 14:8 q Ne 8:10; Ps 100:2; r De 12:7; De 32:15; Ne
zal ur en uw koning s die gij over 1Kor 10:11 9:35.
DEUTERONOMIUM 28:49-64 Men zal kinderen eten 278
vijanden moeten dienen,a die Je- HFDST. 28 zool op de aarde te zetten,a haar
hovah op u zal afzenden, met hon- a 2Kr 12:8 oog zal kwalijk gezind zijn jegens
Jer 5:19
ger b en dorst en naaktheid en ge- Jer 17:4 haar innig geliefde echtgenoot
brek aan alles; en hij zal u stellig b Jer 44:27 en haar zoon en haar dochter,
c Jer 28:14
een ijzeren juk op uw hals leggen, 57 ja, zelfs jegens haar nageboor-
d Jer 6:22
totdat hij u verdelgd heeft.c Hab 1:6 te die van tussen haar benen te
49 Jehovah zal een verre na- e Jer 4:13 voorschijn komt, en jegens haar
Klg 4:19
tie, van het einde der aarde, te- Ho 8:1 zonen die zij ging baren,b want bij
gen u verwekken,d net zoals een f Jes 28:11 gebrek aan alles zal zij ze in het
Jer 5:15
arend neerschiet,e een natie waar- geheim eten, wegens de beklem-
g Ez 21:31
van gij de taal niet zult verstaan,f h 2Kr 36:17
ming en benardheid waarmee uw
50 een natie met bars gelaat,g die Jes 47:6 vijand u binnen uw poorten zal
Lu 19:44
geen consideratie zal hebben met i De 28:33
insluiten.c
een grijsaard, noch gunst zal be- j Le 26:26 58 Indien gij er geen zorg voor
Jer 15:13
tonen aan een jongeling.h 51 En zult dragen alle woorden van deze
k 2Kon 17:5
zij zullen stellig de vrucht van 2Kon 25:1 wet die in dit boek geschreven
uw huisdieren en de vrucht van Jer 39:1
Lu 19:43
zijn, te volbrengend door deze glo-
uw bodem opeten, totdat gij ver- l Le 26:29 rierijke e en vrees inboezemende f
delgd zijt,i en zij zullen u geen 2Kon 6:28
Jer 19:9
naam, ja, Jehovah,g uw God, te
koren, nieuwe wijn of olie, geen Klg 2:20 vrezen, 59 dan zal Jehovah stel-
Klg 4:10
jongen van uw runderen of teelt Ez 5:10
lig uw plagen en de plagen van uw
van uw kleinvee overlaten, totdat m De 15:9 nageslacht buitengewoon zwaar
zij u hebben vernietigd.j 52 En Sp 23:6 maken, grote en aanhoudende pla-
n De 28:48
zij zullen u inderdaad binnen al Jer 52:6 gen,h en kwaadaardige en aanhou-
uw poorten belegeren, totdat uw
dende ziekten.i 60 En hij zal in-
hoge en versterkte muren waarop 2e kolom
derdaad alle kwalen van Egypte,_
gij vertrouwt, in heel uw land val- a Klg 4:5
waarvoor gij zo bang zijt gewor-
len, ja, zij zullen u stellig belege- b Jes 49:15 den, weer over u brengen, en ze
ren binnen al uw poorten in heel c De 28:53 zullen stellig aan u vastkleven.j
uw land, dat Jehovah, uw God, d Ex 24:7 61 Ook eventuele ziekten en pla-
Le 26:15
u gegeven heeft.k 53 Dan zult De 31:26 gen die niet in het boek van deze
gij de vrucht van uw buik moe- e Ex 14:4 wet beschreven zijn, [ook] die zal
Le 10:3
ten eten, het vlees van uw zonen Ps 72:19 Jehovah over u brengen, totdat gij
en uw dochters,l die Jehovah, uw f De 10:17 verdelgd zijt. 62 En GIJ zult in-
Ne 1:5
God, u gegeven heeft, wegens de Ps 99:3 derdaad met een zeer klein aantal
beklemming en benardheid waar- Jes 29:23 overblijven,k ofschoon GIJ zo tal-
g Ex 3:15
mee uw vijand u zal insluiten. Ex 6:3
rijk zijt geworden als de sterren
54 Wat de zeer verwekelijkte Ex 20:2 aan de hemel,l omdat gij niet hebt
Ps 83:18
en verwende man onder u be- Ps 113:3 geluisterd naar de stem van Jeho-
treft, zijn oog m zal kwalijk ge- Jes 42:8
Mal 2:2
vah, uw God.
zind zijn jegens zijn broeder en h Le 26:21 63 En het moet geschieden dat
zijn innig geliefde vrouw en het 2Kr 21:14
Da 9:12
net zoals Jehovah uitbundige
overschot van zijn zonen, die hij i De 28:22 vreugde over U had om U goed te
nog overgehouden heeft, 55 zo- 2Kr 21:15 doen en U te vermenigvuldigen,m
j De 7:12
dat hij aan geen van hen iets zal De 7:15 zo zal Jehovah uitbundige vreug-
geven van het vlees van zijn zo- De 28:27 de over U hebben om U te vernieti-
Am 4:10
nen dat hij zal eten, omdat hem k De 4:27
gen en U te verdelgen; n en GIJ zult
niets anders overgebleven is we- l De 10:22 eenvoudig weggerukt worden van
gens de beklemming en benard- De 26:5
Ne 9:23
de bodem waarheen gij gaat om
heid waarmee uw vijand u bin- m De 30:9 die in bezit te nemen.o
nen al uw poorten zal insluiten.n n Sp 1:26 64 En Jehovah zal u stellig on-
56 Wat de verwekelijkte en ver- o Jer 12:14
Jer 18:7
der alle volken verstrooien, van
wende vrouw onder u betreft, die p Le 26:33 het ene einde der aarde tot het
van verwendheid en wekelijkheid De 4:27
Ne 1:8
andere einde der aarde,p en daar
nooit beproefd heeft haar voet- Lu 21:24 zult gij andere goden moeten die-
279 Verbond in Moab. Plechtige eed DEUTERONOMIUM 28:65–29:18
nen, die gij niet hebt gekend, gij HFDST. 28 gedronken, opdat GIJ zoudt we-
noch uw voorvaders, [goden van] a De 4:28 ten dat ik Jehovah, UW God, ben.’
De 28:36
hout en steen.a 65 En onder die Jer 16:13 7 Ten slotte zijt GIJ op deze plaats
¨
natien zult gij geen rust vinden,b b Ez 5:12
Am 9:4
gekomen, waarna S _ihon, de ko-
a en Og,b de ko-
noch zal er enige rustplaats voor c Le 26:36 ning van Hesbon,
_
uw voetzool blijken te zijn; en Je- Ez 12:19
d Le 26:16
ning van Basan, _ tegen ons ten
hovah zal u daar inderdaad een e Heb 10:27 strijde uittrokken, maar wij ver-
c
bevend hartc en verzwakking der f De 28:34
g Ex 14:13
sloegen hen. 8 Vervolgens na-
ogend en een door wanhoop ge- Jer 44:12 men wij hun land en gaven het
kwelde ziel geven. 66 En gij zult
Ho 9:3
h Ne 5:8
als erfdeel aan de Rubenieten en
stellig in het grootste gevaar voor de Gadieten en de halve stam

uw leven verkeren en nacht en der Manassieten.d 9 GIJ moet de
HFDST. 29
dag in angst zitten, en gij zult uw woorden van dit verbond dus on-
leven niet zeker zijn.e 67 ’s Mor-
i Ex 24:8
Le 26:45
derhouden en ze volbrengen, op-
gens zult gij zeggen: ’Was het De 5:2 dat GIJ alles wat GIJ zult doen, tot
j Ex 19:4
maar avond!’, en ’s avonds zult gij De 7:18
een goed einde moogt brengen.e
zeggen: ’Was het maar morgen!’, Joz 24:5 10 GIJ staat heden allen voor
k De 4:34
om de angst van uw hart waar- De 7:19 het aangezicht van Jehovah, UW
mee gij in angst zult verkeren, en
Ne 9:17 God: de hoofden van UW stam-
Ne 9:19
om de aanblik van wat gij met l Nu 14:11 men, UW oudere mannen en UW ¨
uw ogen zult zien.f 68 En Jeho-
m Ne 9:10 beambten, iedere man van Isra _ el,f
Ps 78:43
vah zal u stellig op schepen naar Ps 105:27 11 UW kleinen, UW vrouweng en
Egypte terugbrengen, langs de
n Sp 20:12 uw inwonende vreemdeling h die
_ Jes 6:10
Mr 4:12 in het midden van uw legerplaats
weg waarvan ik tot u heb gezegd: Ro 11:8
is, van uw houthakker af tot uw
’Gij zult die nooit meer zien’,g en Ef 4:18
o De 1:3 waterputter toe,i 12 om toe te
daar zult GIJ U als slaven en dienst- De 8:2
treden tot het verbondj van Je-
maagden aan uw vijanden moeten Am 2:10
p De 8:4 hovah, uw God — en zijn eed —
verkopen,h maar er zal geen koper Ne 9:21
Mt 6:31 dat Jehovah, uw God, heden met u
zijn.” q Ex 16:12 sluit; k 13 met het doel u heden
Ex 16:31
Dit zijn de woorden van als zijn volk te bevestigenl en op-
29
Mozes
_
het verbond dat Jehovah
gebood met de zonen van
Ne 9:15

dat hij zich als uw God kan doen


kennen,m juist zoals hij u beloofd
¨ 2e kolom
Isra
_ el te sluiten in het land Moab,
_ heeft en juist zoals hij ¨ uw voorva-
a Nu 21:26 n Isaako en Jakob p
afgezien van het verbond dat hij b Nu 21:33 ders Abraham,
_ _ _
met hen in Horeb _ gesloten had.i c Ps 135:10 gezworen heeft.
¨ Ps 135:11
14 Niet alleen met U ga ik nu
2 Nu riep Mozes _ heel Isra
_ el d Nu 32:33
De 3:12
bijeen en zei tot hen: „GIJ waart e De 4:6
dit verbond en deze eed aan,q
het die alles hebt gezien wat Je- De 8:18 15 maar met degene die hier he-
Joz 1:7
hovah voor UW ogen in het land 1Kon 2:3 den met ons voor het aangezicht
Egypte met Farao en al zijn die- Ps 103:17 van Jehovah, onze God, staat en
_ Ps 103:18
naren en heel zijn land heeft ge- Lu 11:28 met hen die hier heden niet bij
daan,j 3 de grote beproevingen
f De 31:12 ons zijnr 16 (want GIJ weet zelf
g Ne 8:2
die gij met eigen ogen hebt ge- h Ex 12:38 heel goed hoe wij in het land
zien,k die grote tekenenl en won-
Nu 11:4 Egypte
_ hebben gewoond en ¨ hoe
i Joz 9:21
deren.m 4 En toch heeft Jeho- j De 29:1 wij midden door de natien zijn
vah U tot heden toe geen hart
De 29:29 getrokken waar GIJ doorheen
k De 1:3
gegeven om te verstaan en geen l Ex 19:5 zijt getrokken.s 17 En GIJ hebt
ogen om te zien en geen oren om
De 7:6 toen vaak hun walgelijkheden
De 27:9
De 28:9 gezien en hun drekgoden,t [van]
te horen.n 5 ’Terwijl ik U veer- m Ex 6:7 hout en steen, zilver en goud,
tig jaar lang in de wildernis bleef Ex 29:45
n Ge 17:7 die bij hen waren); 18 opdat er
leiden,o zijn UW kleren aan U niet Ge 22:16
onder U geen man of vrouw of
versleten, en uw sandaal aan uw Jer 11:5
Heb 6:13 familie of stam moge zijn die zijn
voet is niet versleten.p 6 Brood o Ge 26:3
Ex 2:24
hebt GIJ niet gegeten,q en wijn en Ps 105:9 q De 5:3; Ez 16:60; r Jer 32:39; s De 2:4; t Nu
bedwelmende drank hebt GIJ niet p Ge 28:13 25:2; Ez 20:8.
DEUTERONOMIUM 29:19–30:5 Dreigende rampspoed 280
hart heden afwendt van Jeho- HFDST. 29 Egypte leidde.a 26 En zij zijn
_
vah, onze¨ God, om de goden van
a De 11:16 andere goden gaan dienen en
De 17:3
die natien te gaan dienen; a opdat Heb 3:12 zich voor die gaan neerbuigen,
er onder U geen wortel moge zijn b Jer 9:15
Ho 10:4
goden die zij niet hadden gekend
die een giftige plant en alsem als Am 6:12 en die hij hun niet had toebe-
Han 8:23
vrucht draagt.b Heb 12:15 deeld.b 27 Toen is Jehovah’s
19 En het moet geschieden dat c De 29:12 toorn tegen dat land ontbrand
d Ps 10:6
wanneer iemand de woorden van Jer 5:12 om er heel de vervloeking over te
deze eed heeft gehoord,c en hij Jer 14:19 brengen die in dit boek staat be-
e Ne 9:29
zich in zijn hart heeft gezegend, Sp 28:14 schreven.c 28 Daarom heeft Je-
door te zeggen: ’Ik zal vrede Jes 30:1
Jer 3:17
hovah hen in toorn en woede en
genieten,d hoewel ik in de ver- Jer 6:28 grote verontwaardiging uit hun
Za 7:12
stoktheid van mijn hart zal wan- Ro 1:21
bodem weggeruktd en hen in een
delen’,e met de bedoeling de goed- Ro 2:5 ander land geworpen, zoals op
f Ex 34:7
gelaafde met de dorstigen weg Joz 24:19 deze dag.’e
te vagen, 20 Jehovah hem niet Jes 27:11
g Ps 74:1
29 De verborgenf dingen beho-
zal willen vergeven,f maar dan h Ex 34:14 ren aan Jehovah, onze God, maar
zullen Jehovah’s toorng en zijn Ps 79:5
Ez 23:25
de geopenbaarde g dingen beho-
vurige ijver h tegen die man ro- i Ps 18:8 ren tot onbepaalde tijd aan ons
ken,i en heel de vloek die in dit Heb 12:29
j De 27:26
en aan onze zonen, opdat wij alle
boek beschreven staat,j zal stel- De 28:15 woorden van deze wet mogen vol-
lig op hem rusten, en Jehovah k Ro 2:5
l De 28:59
brengen.h
zal zijn naam inderdaad van on- m Re 9:45
En het moet geschieden
der de hemel uitwissen. 21 Zo
zal Jehovah hem tot rampspoed
Ps 107:34
Jer 17:6
n Ps 11:6
30 dat wanneer al deze woor-
den over u zullen komen, de ze-
k uit alle stam- o Ge 19:24
moeten afzonderen
¨ Ju 7 geni en de vervloeking,j die ik u
men van Isra_ el, overeenkomstig p Ge 10:19
heel de vloek van het verbond q Ge 14:2 heb voorgelegd, en ¨ gij ze te mid-
die in dit wetboek beschreven
Ho 11:8
r Jer 20:16
den van alle natien waarheen
staat. Am 4:11 Jehovah, uw God, u heeft ver-
s 1Kon 9:8
dreven,k weer ter harte hebt ge-
22 En het toekomstige ge- 2Kr 7:21
Jer 22:8 nomen,l 2 en gij tot Jehovah,
slacht, UW zonen die na U zullen t De 29:12
1Kon 19:10 uw God, zijt teruggekeerdm en
opstaan, zal stellig zeggen, ook de naar zijn stem hebt geluisterd
buitenlander die uit een ver land
overeenkomstig alles wat ik u
zal komen, ja, [wanneer] zij de pla- 2e kolom
heden gebied, gij en uw zonen,
gen van dat land hebben gezien a Jer 22:9
Jer 31:32 met geheel uw hart en geheel uw
en zijn kwalen waarmee Jehovah b Re 2:12 ziel,n 3 Jehovah, uw God, ook
het ziek gemaakt heeft,l 23 zwa- 1Kon 9:9
2Kon 17:7 uw gevangenen moet terugvoe-
vel en zoutm en brand,n zodat zijn 2Kr 7:22 reno en u barmhartigheid moet
gehele land niet bezaaid zal wor- Jer 19:4
c Le 26:16 betonenp en u weer moet bijeen-
den en niets zal doen ontspruiten De 27:26
brengen uit alle volken waarheen
en er geen plantengroei in zal op- De 29:20
d De 28:63 Jehovah, uw God, u heeft ver-
schieten, gelijk de omkering van 1Kon 14:15
o Admap strooid.q 4 Al waren uw verdre-
Sodom
_¨ en Gomorra,
_ _ en Ze-
_ 2Kon 17:18
Ps 52:5 venen aan het einde van de hemel,
boım,q die Jehovah in zijn toorn Lu 21:24
e Ezr 9:7 Jehovah, uw God, zal u vandaar
en in zijn gramschap onderste- Da 9:7 bijeenbrengen en u vandaar ha-
boven gekeerd
¨ heeftr — 24 ja, f Jes 55:8
Ro 11:33 len.r 5 Jehovah, uw God, zal u
alle natien zullen stellig zeggen: 1Kor 2:16
inderdaad in het land brengen
’Waarom heeft Jehovah zo met g Am 3:7
Mt 11:27 dat uw vaderen in bezit hebben
dit land gedaan? s Waarom deze Ef 3:5
genomen, en gij zult het stellig in
grote, laaiende toorn?’ 25 Dan h Ps 78:5
Pr 12:13
zal men moeten zeggen: ’Omdat 1Jo 5:3
j De 11:28; De 28:15; k 2Kon 17:6; 2Kon 17:23;
zij het verbond van Jehovah, de 2Kon 25:26; 2Kr 36:20; l 1Kon 8:47; Ne 1:9; Ez
¨
God van hun voorvaders, hebben HFDST. 30
18:28; Joe 2:13; m Jes 55:7; Ho 3:5; 1Jo 1:9; n De
4:29; o Jer 29:14; p Klg 3:22; q Ezr 1:3; Ps 147:2;
verzaakt,t dat hij met hen had ge- i De 11:27 Jes 56:8; Jer 32:37; Ez 34:13; r De 28:64; Jes
sloten toen hij hen uit het land De 28:2 11:11; Ze 3:20; Za 8:7.
281 Keuze tussen leven en dood DEUTERONOMIUM 30:6–31:3
bezit nemen; en hij zal u inder- HFDST. 30 het leven en het goede, en de
daad weldoen en u nog meer ver- a Ne 1:9 dood en het kwade voor.a 16 [In-
b Jer 32:39
menigvuldigen dan uw vaderen.a c De 10:16
dien gij zult luisteren naar de ge-
6 En Jehovah, uw God, zal uw Ro 2:29 boden van Jehovah, uw God,] die
hart en het hart van uw nage- d De 6:5 ik u heden gebied, door Jehovah,
e Ge 12:3
slachtb moeten besnijden,c opdat Jes 10:12
uw God, lief te hebben,b zijn wegen
gij Jehovah, uw God, met geheel Jer 25:12 te bewandelen en zijn gebodenc en
Klg 3:64
uw hart en geheel uw ziel moogt Ro 12:19 zijn inzettingen en zijn rechterlij-
liefhebben ter wille van uw le- f De 30:2 ke beslissingen te onderhouden,d
ven.d 7 En Jehovah, uw God, zal g Jes 65:21
Mal 3:10
dan zult gij stellig blijven levene
stellig al deze vervloekingen op Mt 6:33 en u vermenigvuldigen, en Jeho-
uw vijanden leggen en op hen die Fil 4:19
vah, uw God, moet u zegenen in
h De 7:14
u haten, die u vervolgd hebben.e De 28:4 het land waarheen gij gaat om het
8 Wat u aangaat, gij zult u om- Ps 107:38 in bezit te nemen.f
i Le 26:4
keren en stellig naar de stem van Ps 67:6 17 Maar indien uw hart zich af-
Jehovah luisteren en al zijn gebo- 2Kor 9:10
wendt en gij niet luistert,g en gij
j De 15:4
den die ik u heden gebied, volbren- Sp 10:22 u werkelijk laat verleiden en u
gen.f 9 En Jehovah, uw God, zal k De 28:63 voor andere goden neerbuigt en ze
Jer 32:41
inderdaad maken dat gij meer l De 26:17
dient,h 18 waarlijk, ik zeg U he-
dan genoeg hebt in al het werk De 30:2 den dat GIJ beslist zult vergaan.i
van uw hand,g in de vrucht van
m Ne 1:9
Ez 18:21
GIJ zult UW dagen niet verlengen
uw buik en de vrucht van uw Ez 33:11 op de bodem die gij aan de over-
Han 3:19
huisdierenh en de vrucht van uw n Ps 147:19
kant van de Jorda_ an
_ in bezit gaat
bodem,i met voorspoed als resul- Sp 2:4 nemen. 19 Waarlijk, ik neem he-
taat; j want Jehovah zal weer uit-
Jes 45:19
den de hemel en de aarde tegen U
o Ro 10:6
bundige vreugde over u hebben p Ro 10:8
tot getuigen,j dat ik u het leven
ten goede, juist zoals hij uitbun- q Mt 7:21 en de dood heb voorgelegd,k de
dige vreugde over uw voorvaders
Jak 1:25 zegenl en de vervloeking; m en gij
heeft gehad; k 10 want gij zult moet het leven kiezen, opdat gij
naar de stem van Jehovah, uw 2e kolom moogt blijven leven,n gij en uw na-
God, luisteren door zijn geboden a De 11:26 geslacht,o 20 door Jehovah, uw
De 32:47
en zijn inzettingen die in dit wet- God, lief te hebben,p door naar zijn
b De 6:5
boek staan beschreven, te onder- De 30:6 stem te luisteren en door hem aan
houden,l omdat gij met geheel uw c Sp 19:16 te hangen; q want hij is uw leven
1Kor 7:19
hart en geheel uw ziel tot Jeho- d Le 25:18
en de lengte uwer dagen,r opdat
vah, uw God, zult terugkeren.m De 4:45 gij moogt wonen op de bodem die
Ps 19:9
11 Want dit gebod dat ik u he- e Le 18:5
Jehovah
¨ uw voorvaders Abraham,
_
Ne 9:29 Isa
_ ak en Jakob
_ onder ede beloofd
den gebied, is niet te moeilijk voor Ga 3:12
heeft hun te geven.”s
u, noch is het ver weg.n 12 Het f De 30:5
is niet in de hemel, zodat men kan Toen ging Mozes
_ heen en
31
g De 29:18
1Sa 12:25
zeggen: ’Wie zal voor ons tot in de Heb 3:12 sprak
¨ deze woorden tot
hemel opstijgen en het voor ons h De 4:19 heel Isra
_ el 2 en zei tot hen: „Ik
De 31:29
halen, dat hij het ons moge doen Ps 96:5 ben heden honderd twintig jaar
horen opdat wij het mogen vol- i De 8:19 oud.t Ik zal niet meer mogen uit-
Joz 23:15
brengen?’o 13 Ook is het niet j De 4:26
en ingaan,u daar Jehovah tot mij
aan de overkant van de zee, zodat De 31:28 heeft gezegd: ’Gij zult deze Jor-
Jes 1:2
men kan zeggen: ’Wie zal voor ons k De 32:47
_ niet overtrekken.’v 3 Jeho-
da_ an
oversteken naar de andere kant l De 11:26 vah, uw God, is het die voor
van de zee en het voor ons ha- De 28:2 u uit naar de overkant¨ trekt.w
m De 27:26
len, dat hij het ons moge doen ho- De 28:15
Hijzelf zal deze natien van voor
ren opdat wij het mogen vol- n Joz 24:15 uw aangezicht verdelgen, en gij
brengen?’ 14 Want het woord o De 6:2 moet ze verdrijven.x Jozua
_ is het
Jer 32:39
is zeer dicht bij u, in uw eigen p De 10:12
die voor u uit naar de overkant
mond en in uw eigen hart,p opdat q De 4:4
r De 4:40
gij het moogt volbrengen.q HFDST. 31 t Ex 7:7; De 34:7; Han 7:23; u Nu
s Ge 12:7 27:17; v Nu 20:12; De 3:27; De 4:21; w De 9:3;
15 Zie, ik leg u heden waarlijk Ge 15:18 x Ps 44:2.
DEUTERONOMIUM 31:4-20 Mozes bemoedigt volk en Jozua 282
trekt,a juist zoals Jehovah heeft HFDST. 31 hun zonen die er niet van gewe-
gesproken. 4 En Jehovah zal a Nu 27:18
De 3:28
ten hebben, dienen te luisteren,a
stellig met hen doen net zoals hij Joz 1:2 en zij moeten Jehovah, UW God,
Joz 4:14
met S _ihonb en Og,c de koningen Han 7:45 leren vrezen, al de dagen dat GIJ
der Amorieten, en met hun land b Nu 21:24 leeft op de bodem die GIJ aan de
c Nu 21:35
heeft gedaan, toen hij hen heeft d Ex 23:23 overzijde van de Jorda_ an _ in bezit
verdelgd.d 5 En Jehovah heeft De 29:7 gaat nemen.”b
e De 3:21
hen aan U overgeleverd,e en GIJ De 7:2 14 Daarna zei Jehovah tot Mo- _
moet met hen doen overeenkom- f Nu 33:52
De 7:24 zes: „Zie! De dagen zijn genaderd
stig heel het gebod dat ik U ge- De 20:16 c
dat gij sterven moet. Roep Jo- _
g Joz 1:6
boden heb.f 6 Weest moedig en Ps 27:14 zua, en plaatst U in de tent der
sterk.g Weest niet bevreesd en Ps 118:6
samenkomst, opdat ik hem met
h Nu 14:9
krimpt niet van angst ineen voor De 1:29 het bevel kan belasten.”d Mozes _
hen,h want Jehovah, uw God, zelf De 7:18
Ps 56:3 en Jozua
_ gingen dus en plaatsten
trekt met u mee. Hij zal u niet in i De 4:31 zich in de tent der samenkomst.e
Joz 1:5
de steek laten, noch u geheel en Heb 13:5 15 Toen verscheen Jehovah bij de
al verlaten.”i j Joz 10:25
tent in de wolkkolom, en de wolk-
Ef 6:10
7 Toen riep Mozes _ Jozua
_ en zei k De 1:38 kolom bleef aan de ingang van de
tot hem¨ voor de ogen van heel l Ex 33:14
m Joz 1:9 tent staan.f
Isra
_ el: „Wees moedig en sterk,j n Ex 34:27
16 Jehovah zei nu tot Mozes: _
Da 9:13
want gij — gij zult dit volk in het o De 17:18 „Zie! Gij legt u bij uw voorva-
land brengen dat Jehovah hun p Nu 4:15 g
ders neer; en dit volk zal stel-
De 31:25
voorvaders onder ede´ ´ beloofd q De 15:1 lig opstaanh en immorele gemeen-
heeft hun te geven, en gıj zult het r Le 23:34
schap hebben met buitenlandse
s Ex 23:17
hun tot erfdeel geven.k 8 En Je- De 16:16 goden van het land waarheen zij
hovah zelf trekt voor u uit. Hij- t De 12:5
gaan,i daar in hun midden, en zij
u Ne 8:7
zelf zal met u blijven.l Hij zal u v De 4:10 zullen mij stellig verlatenj en mijn
niet in de steek laten, noch u ge- Heb 10:25
w De 29:29 verbond dat ik met hen heb geslo-
heel en al verlaten. Wees niet be- x Ps 34:11
ten, verbreken.k 17 Dan zal op
Sp 8:13
vreesd, noch verschrikt.”m die dag inderdaad mijn toorn te-

9 Vervolgens schreef Mozes _ gen hen ontbranden,l en ik zal hen
2e kolom
deze wet op n en gaf ze aan de stellig verlatenm en mijn aange-
o
priesters, de zonen van L evi, _ a De 6:7
De 11:2 zicht voor hen verbergen,n en zij
de dragers van de ark van Jeho- Ps 78:6
moeten tot iets worden dat ver-
Sp 22:6
vah’s verbond,p en aan ¨ alle ou- Ef 6:4 teerd zal worden; en vele ramp-
dere mannen van Isra _ el. 10 En b De 30:16
spoeden en noden moeten hen
c Nu 27:13
Mozes
_ gebood hun verder en zei: De 31:2 treffen,o en zij zullen op die dag
„Na verloop van elke zeven jaar, d De 3:28
e Ex 40:2 stellig zeggen: ’Is het niet om-
op de bestemde tijd van het jaar f Ex 33:9
dat onze God niet in ons mid-
der kwijtschelding,q op het loof- Ex 40:38
Ps 99:7 den is dat deze rampspoeden ons
huttenfeest, r 11 wanneer heel g 2Sa 7:12
¨ Jo 3:13 hebben getroffen?’p 18 Wat mij
Isra
_ el komt om het aangezicht h Ex 32:6 aangaat, ik zal op die dag abso-
van Jehovah, uw God, te ziens op i Ex 34:15
luut mijn aangezicht verbergen
Re 2:17
de plaats die hij zal uitkiezen,t Ps 106:37
wegens alle slechtheid die zij heb-
zult gij deze ¨ wet in het bijzijn Ps 106:39
Jer 3:1 ben gedaan, omdat zij zich tot an-
van heel Isra_ el en ten aanhoren Ez 16:15
j De 32:15 dere goden hebben gewend.q
van hen voorlezen.u 12 Roep Re 2:12
het volk bijeen,v de mannen en de 1Kon 11:33
19 Nu dan, schrijft dit liedr voor
k Re 2:20 UZELF op en leer het de zonen van
vrouwen en de kleinen en uw in- Jer 31:32 ¨
wonende vreemdeling die binnen Heb 8:9 Isra
_ el.s Leg het hun in de mond,
uw poorten is, opdat zij mogen
l De 29:20
Ps 74:1
opdat dit lied mij tot een getuige-
luisteren en opdat zij mogen le- m 1Kr 28:9 nis moge dienen tegen de zonen
2Kr 15:2 ¨
ren,w daar zij Jehovah, UW God, 2Kr 24:20 van Isra _ el.t 20 Want ik zal hen
n De 32:20
moeten vrezenx en er zorg voor Job 34:29
o De 31:21; De 32:23; Ne 9:27; Sp 1:27; p Re 6:13;
moeten dragen alle woorden van Ps 27:9
Ps 104:29 q Jes 8:17; Jes 59:2; r De 31:30; De 32:44; Kol
deze wet te volbrengen. 13 En Ez 39:23 3:16; s De 4:9; De 11:19; t De 31:21.
283 Jozua aangesteld. Mozes’ lied DEUTERONOMIUM 31:21–32:6
brengen naar de bodem die ik HFDST. 31 de hemel en de aarde tegen hen
hun voorvaders onder ede beloofd a Ge 15:18 tot getuigen nemen.a 29 Want
De 6:10
heb,a die vloeit van melk en ho- b Ex 3:8 ik weet heel goed dat GIJ na mijn
ning,b en zij zullen stellig etenc Nu 13:27
Ez 20:6
dood zonder mankeren verderfe-
en verzadigd en vet wordend en c De 8:12 lijk zult handelen,b en GIJ zult stel-
zich tot andere goden wenden,e Ne 9:25 lig afwijken van de weg waarom-
d De 32:15
en zij zullen ze inderdaad die- e De 32:16 trent ik U geboden heb; en op het
nen en mij met minachting bejege- f Ex 24:7 einde der dagen zal U stellig ramp-
De 29:1
nen en mijn verbond verbreken.f Ne 9:26 spoedc overkomen, omdat GIJ zult
21 En het moet geschieden dat g De 28:59 doen wat kwaad is in de ogen van
De 29:22
wanneer vele rampspoeden en no- h Ge 8:21 Jehovah door hem met de werken
den hen zullen treffen,g dit lied Ex 16:4
1Kr 28:9
van UW handen te krenken.”d
ook voor hun aangezicht moet Ps 139:2 30 Toen sprak Mozes
_ ten aan-
i De 31:19
antwoorden tot een getuigenis, j Nu 27:18
horen ¨ van heel de gemeente van
want het dient niet vergeten te De 31:14 Isra
_ el de woorden van dit lied ten
k Joz 1:6
worden uit de mond van hun na- Ps 27:14
einde toe: e
geslacht, want ik ken heel goed Ps 118:6

hun geneigdheidh die zij heden


reeds ontwikkelen, nog voordat
l De 1:38
De 3:28
m Ex 34:27
32 „Leent het oor, o hemelen,
en laat mij spreken;
En de aarde hore de woor-
De 31:9
ik hen in het land breng dat ik on- n Nu 4:15 den van mijn mond.f
der ede beloofd heb.” 1Kr 15:12
2 Mijn onderricht zal druipen
o De 17:18
22 Zo schreef Mozes
_ op die dag De 31:9 als de regen,g
2Kon 22:8
dit lied, om het aan de zonen van Mijn rede zal druppelen als
¨ i
2Kr 34:14
Isra
_ el te leren. p 1Kon 8:9 de dauw,h
Heb 9:4
23 Toen droeg hij het bevel over q De 31:19 Als zachte regens op het gras i
aan Jozua,
_ de zoon van Nun,j en r De 9:24 En als overvloedige regen-
De 32:20
zei: „Wees moedig en sterk,k want Joz 1:18 buien op de plantengroei.j
¨ Ne 9:26
gij — gij zult de zonen van Isra_ el s Ex 32:9
3 Want ik zal de naam van Je-
in het land brengen dat ik hun on- De 9:6 hovah uitroepen.k
Ps 75:5
der ede beloofd heb,l en ikzelf zal Sp 29:1
Schrijft grootheid toe aan
met u blijven.” Jes 48:4 onze God! l
t De 9:24
24 Nu geschiedde het dat zo- Ps 78:8 4 De Rots, volmaakt is zijn ac-
dra Mozes _ ermee gereed was de u De 29:10 tiviteit,m
woorden van deze wet tot het Want al zijn wegen zijn ge-
einde toe in een boek te schrij- 2e kolom rechtigheid.n
ven,m 25 Mozes _ de levieten, de a De 4:26 Een God van getrouwheid,o bij
dragers van de ark van Jehovah’s De 30:19 wie geen onrecht is; p
De 32:1
n
verbond, ging gebieden en zei: b De 32:5 Rechtvaardig en oprecht is
26 „Wanneer GIJ dit wetboek o Re 2:19 hij.q ´
Ho 9:9
neemt, moet GIJ het naast de arkp c De 28:15 5 Zij hebben van hun zijde ver-
van het verbond van Jehovah, d Jer 44:8 derfelijk gehandeld; r
e De 32:44
UW God, leggen, en daar moet het Zij zijn zijn kinderen niet,
het gebrek ligt bij hen-
tot een getuigenis tegen u strek-
ken.q 27 Want ik — ik ken uw
HFDST. 32 zelf.s
weerspannigheidr en uw hardnek- f De 4:26 Een krom en verdraaid ge-
De 30:19
kigheids heel goed. Indien GIJ, ter- g Job 29:22 slacht! t ´
wijl ik heden nog levend bij U
Jes 55:10 6 Blijft GIJ jegens Jehovah zo
h Sp 19:12
ben, al blijk hebt gegeven van een Ho 14:5 handelen,u
weerspannig gedrag tegenover Je-
i Ps 72:6 O volk zonder begrip en on-
j Mi 5:7
hovah,t hoeveel te meer dan na k Ex 34:5
wijs? v
Ps 105:1
mijn dood! 28 Roept alle oude- Jo 17:26
n Ps 33:5; Ps 67:4; Da 4:37; o De 7:9; Ne 9:33;
re mannen van UW stammen en l 1Kr 29:11
Ps 145:3 Ps 98:3; Heb 10:23; 1Pe 4:19; p De 25:16; Job
UW beambtenu bij mij samen, en m 2Sa 22:31 34:10; Ro 3:5; q Ge 18:25; Ps 92:15; Ps 99:4; Ho
14:9; r De 31:27; Re 2:19; Ps 14:1; s Jes 1:4; Jer
laat mij ten aanhoren van hen Ps 18:2
Ps 19:7 15:6; Jak 1:14; t Ps 78:8; Lu 9:41; Fil 2:15; u Jes
deze woorden spreken, en laat mij Jak 1:17 1:2; v Jer 4:22.
¨
DEUTERONOMIUM 32:7-21 Gods werken. Israel vergeet Rots 284
Is hij niet uw Vader, die u HFDST. 32 14 Boter van het rundvee en
heeft voortgebracht,a a Ex 4:22 melk van het kleinvee a
De 32:18
Hij die u gemaakt heeft en 2Sa 7:23 Met het vet van rammen,
u vervolgens stabiliteit Jes 63:16
b Ps 55:22
En mannetjesschapen, het
heeft gegeven? b c Jes 63:11 ras van Basan,
_ en bokkenb
7 Denk aan de dagen van wel- d Ex 13:14
Ps 44:1
Te zamen met het niervet van
eer,c e Ps 78:3 tarwe; c
LET op de jaren van voor- f Ge 10:5
Ps 115:16
En druivenbloed hebt gij
heen van geslacht tot ge- g Ge 11:9 steeds gedronken als
h De 2:5
slacht; De 2:19
wijn.d
Vraag het uw vader, en hij Han 17:26 15 Toen Jeschurun
_ e vet ging wor-
i Ge 15:18
kan het u vertellen; d Ex 23:31 den, sloeg hij voorts ach-
Uw oude mannen, en zij kun- Ps 105:44 teruit.f
j Ex 15:16
nen het u zeggen.e Ex 19:5 Gij zijt vet geworden, gij zijt
8 Toen de ¨ Allerhoogste de na- De 7:6 dik geworden, gij zijt ge-
De 26:19
tien een erfdeel gaf,f k 1Sa 10:1 mest geworden.g
Toen hij de zonen van Adam _ Ps 74:2
Ps 78:71
Daarom verliet hij God, die
van elkaar scheidde,g l De 8:15 hem gemaakt had,h
Ho 13:5
Stelde hij voorts de grenzen m Ps 107:4
En verachtte hij de Rots i
der volken vast,h Jer 2:6 van zijn redding.
n Ne 9:19
Rekening houdend met het o Ne 9:20
16 Zij gingen hem tot jaloezie
aantal
¨ der zonen van Is-
_ Ps 8:4 prikkelenj met vreemde
p Ps 17:8
rael.i Za 2:8 goden; k
9 Want Jehovah’s deel is zijn q Jes 31:5 Met verfoeilijkheden bleven
r Ex 19:4
volk; j s De 1:31 zij hem krenken.l
Jakob
_ is het hem toegeme- t Jes 43:12 17 Zij gingen slachtoffers bren-
u De 33:29
ten erfdeel.k Jes 58:14 gen aan demonen, niet aan
10 Hij dan vond hem in een woest v De 8:8 God,m
w Ps 81:16
land,l x Job 29:6 Goden die zij niet hadden
En in een eenzame, huilen-
gekend,n
de woestijn.m Nieuwelingen, die pas opge-
2e kolom
Voorts omringde hij hem,n ver- komen waren,o
a Ge 18:8
zorgde hem,o b Ez 39:18 Met wie UW voorvaders niet
Beveiligde hem als de pupil c Ps 147:14 bekend waren.
d Ge 49:11
van zijn oog.p e De 33:5 18 De Rots die u verwekte, zijt
11 Net zoals een arend zijn nest Jes 44:2 gij toen vergeten,p
f Ho 4:16
opwekt, g De 31:20 En God hebt gij uit uw ge-
Boven zijn jongen blijft zwe- Ne 9:25 dachten laten gaan, die u
Ps 73:7
ven,q h Jes 1:4 voortbracht met barens-
Zijn vleugels spreidt, ze op- ¨
Jes 51:13
Ho 13:6
weeen.q
neemt, i 2Sa 22:47 19 Toen Jehovah het zag, min-
Ze draagt op zijn wieken,r Ps 89:26
Ps 95:1
achtte hij hen ten slotte,r
12 Zo bleef Jehovah alleen hem j 1Kon 14:22 Wegens de ergernis die zijn
1Kor 10:22
leiden,s k Re 2:12 zonen en zijn dochters ver-
En er was geen buitenland- l 2Kon 23:13 oorzaakten.
Ez 8:17
se god bij hem.t m Le 17:7 20 Daarom zei hij: ’Laat mij mijn
13 Hij liet hem voortdurend over Ps 106:37 aangezicht voor hen ver-
1Kor 10:20
de hoge plaatsen der aar- n De 28:64 bergen,s
de rijden,u o Re 5:8 Laat mij zien wat later hun
p Ps 106:21
Zodat hij de opbrengst van Jes 17:10 einde zal zijn.
het veld at.v Jer 2:32 Want zij zijn een verkeerd ge-
Jer 3:21
En hij liet hem voortdurend q De 4:34 slacht,t
honing zuigen uit een stei- r Re 2:14
Zonen in wie geen trouw is.u
Ps 78:59
le rots,w Ps 106:40 21 Zij van hun zijde hebben mij
En olie uit een rots van s De 31:17
Job 34:29
vuursteen; x Ps 30:7 t De 32:5; Jes 65:2; Mt 17:17; u Jes 1:2; Jes 30:9.
285 Gods wraak wegens afval DEUTERONOMIUM 32:22-37
tot jaloezie geprikkeld HFDST. 32 29 O dat zij wijs waren! a Dan zou-
met wat geen god is; a a Ps 96:5 den zij hierover naden-
Jes 44:10
Zij hebben mij getergd met 1Kor 8:4 ken.b
hun ijdele afgoden; b 1Kor 10:20 Zij zouden acht geven op
b 1Sa 12:10
En ik van mijn zijde zal hen 1Sa 12:21 hun einde later.c
´ ´
tot jaloezie prikkelen met 1Kon 16:13
Han 14:15
30 Hoe zou een er duizend kun-
wat geen volk is; c c Ho 1:10 nen achtervolgen,
Met een natie zonder begrip Ho 2:23
Ro 9:25
En zouden twee er tiendui-
zal ik hen krenken.d Ro 11:11 zend op de vlucht kunnen
1Pe 2:10
22 Want een vuur is ontstoken d Ro 10:19
jagen? d
in mijn toorne e Ps 21:9 Niet tenzij hun Rots hen had
En het zal branden tot in Jer 15:14
Klg 4:11
verkochte
_ de diepste plaats,f
Sjeo_ ol, f Am 9:2 En Jehovah hen had overge-
En het zal de aarde en haar g Ze 3:8
leverd.
h Hab 3:10
opbrengst vertereng i Le 26:24 31 Want hun rots is niet als onze
En zal de grondvesten der De 28:15 Rots,f
j Ps 7:13
bergen in vlam zetten.h Ez 5:16 Zelfs onze vijanden komen
23 Ik zal rampspoeden over hen k De 28:53 tot deze beslissing.g
doen toenemen; i l De 28:22
m De 28:21 32 Want hun wijnstok stamt van
Mijn pijlen zal ik op hen ver- Am 4:10 de wijnstok van Sodom_
schieten.j n Le 26:22
Jer 15:3 En van de terrassen van Go-
24 Uitgeput van honger k zullen Ez 5:17 morra.
_ h
zij zijn en verteerd door o Nu 21:6
Jer 8:17 Hun druiven zijn giftige drui-
brandende koorts l Am 9:3 ven,
En bittere vernietiging.m p Jer 9:16
Klg 1:20 Hun trossen zijn bitter.i
En de tanden van beesten zal q Jer 9:21 33 Hun wijn is het venijn van
ik op hen afzenden,n Ez 7:15
grote slangen
r 2Kr 36:17
Met het gif van reptielen in s Klg 2:21 En het wrede gif van co-
het stof.o t Le 26:33
bra’s.j
De 28:25
25 Buitenshuis zal een zwaard Ez 20:23 34 Ligt dat niet bij mij bewaard,
hen beroven,p Lu 21:24
Met een zegel eraan beves-
u De 9:14
En binnenshuis schrik,q v 1Sa 12:22 tigd in mijn schatkamer? k
Van zowel jongeling als Ez 20:14
35 Mij is de wraak en de vergel-
w Ex 32:12
maagd,r Nu 14:16 ding.l
Zuigeling met grijsharige x Ps 115:2
Te bestemder tijd zal hun
Ps 140:8
man.s y Jes 37:24 voet wankelen,m
26 Ik had moeten zeggen: „Ik zal z Ps 106:13
Want de dag van hun ongeluk
Ps 107:11
hen verstrooien,t Lu 7:30 is nabij,n
Ik wil de vermelding van hen a Jes 6:10
En de gebeurtenissen die
Jes 27:11
onder sterfelijke mensen Mt 13:15 hun wachten, haasten zich
doen ophouden”,u werkelijk.’o

27 Ware het niet dat ik bevreesd 36 Want Jehovah zal zijn volk
2e kolom
was voor terging van de richtenp
a Ps 81:13
zijde van de vijand,v Sp 1:5 En hij zal spijt gevoelen aan-
Dat hun tegenstanders het Sp 27:11
gaande zijn knechten,q
b Ps 107:43
verkeerd zouden opvat- Ho 14:9 Want hij zal zien dat de onder-
ten,w 1Ti 4:15
steuning verdwenen is
c Jer 2:19
Dat zij zouden zeggen: „Onze Klg 1:9 En er is slechts een hulpelo-
hand is superieur geble- d 2Kr 24:24
Jes 30:17 ze en waardeloze.
ken,x e Re 2:14 37 En hij zal stellig zeggen:
En niet Jehovah heeft dit 1Sa 12:9
Ps 44:12 ’Waar zijn hun goden,r
alles tot stand gebracht.”y Jes 50:1
28 Want zij zijn een natie ten f Ex 14:25
1Sa 2:2 i Jes 5:4; Jer 2:21; j Ps 58:4; Ps 140:3; k Ho 13:12;
aanzien waarvan raad ver- g 1Sa 4:8 Ro 2:5; l Ps 94:1; Na 1:2; Ro 12:19; Heb 10:30;
gaat,z Ezr 1:3 m Ps 9:15; Ps 73:18; Jes 8:15; n Jer 10:15; Lu
Da 2:47 19:44; o Jes 30:13; Hab 2:3; 2Pe 2:3; p Ps 7:8; Ps
En er is bij hen geen ver- h Jes 1:10 96:13; Heb 10:30; q Re 2:18; Ps 90:13; Ps 106:45;
stand.a Ju 7 Ps 135:14; r Re 10:14; Jer 2:28.
¨
DEUTERONOMIUM 32:38–33:2 Natien vrolijk met zijn volk 286
De rots bij wie zij hun toe- HFDST. 32 46 zei hij verder tot hen: „Neemt
vlucht zochten,a a De 32:31 al de woorden die ik heden als
b Ez 16:19
38 Die het vet van hun slachtof- 1Kor 10:20 waarschuwing tot U spreek, ter
fers plachten te eten,b c Ho 2:8 harte,a opdat GIJ UW zonen moogt
1Kor 10:21
De wijn van hun drankof- d Re 10:14 gebieden er zorg voor te dragen al
fers plachten te drinken? c e Am 9:2 de woorden van deze wet te vol-
f Jes 41:4
Laat hen opstaan en U hel- Jes 48:12
brengen.b 47 Want het is geen
pen.d g De 4:35 woord zonder waarde voor U,c
Jes 45:5
Laat hen een schuilplaats h 1Sa 2:6
maar het betekent UW leven,d en
voor U worden.e 2Kon 5:7 door dit woord kunt GIJ UW dagen
Ps 68:20
39 Ziet nu dat ik — ik het benf i Nu 12:13
verlengen op de bodem die GIJ
En er zijn geen goden naast 2Kr 21:18 aan de overzijde van de Jorda_ an _
j Jer 17:14
mij.g Ho 6:1 in bezit gaat nemen.”e
Ik breng ter dood en ik maak k Jes 43:13 48 Voorts sprak Jehovah nog
l Ex 6:8
levend.h Jes 45:23 op diezelfde dag tot Mozes _ en zei:
Ik heb zwaar gewondi en ik Heb 6:13 49 „Beklim dit Abarimgebergte,f
m Ps 90:2 g
— ik wil genezen,j 1Ti 1:17 de berg Nebo, _ die in het land
En er is niemand die uit mijn Opb 10:6
n Ps 7:12
Moab _ ligt, die uitziet op ¨ Jericho,
_
en zie het land Kana an, dat ik
hand rukt.k Ez 21:10
¨ _
40 Want ik hef mijn hand naar o Jes 66:16
Na 1:3
de zonen van Isra _ el tot een bezit-
de hemel [in een eed],l p De 32:35 ting geef.h 50 Sterf dan op de
En ik zeg waarlijk: „Zo waar Jes 1:24
Jes 59:18
berg die gij beklimt, en word tot
i juist zoals
ik tot onbepaalde tijd Jes 66:6 uw volk vergaderd, ¨
Na 1:2
leef ”,m q Ex 20:5
uw broer Aaron _ op de berg Hor is
41 Indien ik mijn bliksemend r De 32:23 gestorvenj en tot zijn volk werd
zwaard inderdaad scherp,n s Jes 34:6
Ez 38:21
vergaderd; 51 omdat gijlieden
En mijn hand naar het ge- t Joz 10:17 plichtvergeten jegens mij gehan-
richt grijpt,o Joz 10:26
1Sa 15:33
deld hebtk te¨ midden van de zo-
Wil ik wraak oefenen aan mijn u Ge 12:3 nen van Isra _ el bij de wateren van
1Kon 8:43 l bij Kades, in de wildernis
tegenstanders p Ro 3:29
Meriba
_ _
En vergelding brengen over Ro 15:10 van Zin; omdat GIJ mij niet ge-
v 2Kon 9:7
hen die mij intens haten.q heiligd hebt te midden van de zo-
Opb 6:10 ¨
42 Ik zal mijn pijlen dronken ma- w De 32:41 nen van Isra _ el.m 52 Want uit de
Mi 5:15
ken van bloed,r Lu 21:22 verte zult gij het land zien, maar
Terwijl mijn zwaard vlees zal x De 31:22 gij zult daar niet binnengaan, in
Opb 15:3
eten,s y Nu 11:28
het land ¨ dat ik aan de zonen van
Van het bloed der verslage- De 31:23 Isra
_ el geef.”n
nen en gevangenen, o
Dit nu is de zegen waar-
Van de hoofden der aanvoer-
ders van de vijand.’t
2e kolom
a De 6:6
33 mee Mozes,
_ ´ ´ de man van de
p
[ware] God, voor zijn dood de zo-
¨ De 11:18 ¨
43 Weest vrolijk, GIJ natien, met b De 6:7 nen van Isra_ el zegende. 2 Hij
zijn volk,u c 2Ti 3:16 zei dan:
Want hij zal het bloed van
Heb 4:12 ¨
d Le 18:5 „Jehovah — van de S _inaı is hij
zijn dienaren wreken,v De 30:19
gekomen,q
Ro 10:5
En hij zal wraak oefenen aan e Sp 3:2 En hij is stralend over hen
zijn tegenstanders w f Nu 27:12 ¨
g De 34:1
opgegaan uit Se_ ır.r
En zal inderdaad verzoening h Ge 10:19 Hij is in lichtglans versche-
doen voor de bodem van Ge 15:18
nen van het bergland van
Joz 1:3
zijn volk.” i De 34:5 Paran,
_ s

44 Mozes
_ kwam dan en sprak j Nu 20:28
Nu 33:38
En met hem waren heilige my-
ten aanhoren van het volk al de k Nu 20:12 riaden,t
woorden van dit lied,x hij en Ho- Nu 27:14
l Nu 20:13
sea,
_ de zoon van Nun.y 45 Nadat m Le 10:3 n Nu 27:13; De 3:27; De 34:4; HFDST. 33 o Ge
¨ 49:28; Lu 24:50; p Joz 14:6; Ps 90, Ops.; q Ex
Mozes
_ geeindigd had al deze woor- Le 22:32
¨ Jes 8:13 19:18; r Re 5:4; s Hab 3:3; t Da 7:10; Ga 3:19;
den tot heel Isra _ el te spreken, Mt 6:9 Ju 14.
287 Jehovah koning. Stammen gezegend DEUTERONOMIUM 33:3-16
Aan zijn rechterhand tot HFDST. 33 10 Laat hen Jakob _ onderrichten
hen behorende krijgslie- a Ps 68:17 in uw rechterlijke beslis-
b De 7:8
den.a De 23:5 singen a
¨
3 Ook koesterde hij zijn volk; b Ps 47:4
Ho 11:1
En Isra
_ el in uw wet.b
Al hun heiligen zijn in uw Laat hen
´ ´ reukwerk opdragen
c Ex 19:6
Ps 50:5
hand.c d Ex 19:23
voor uw neusgatenc
En zij — zij hebben aan uw e Ex 20:19 En een volledig offer op uw
f Ex 24:8
voeten aangelegen; d Jo 1:17 altaar.d
Zij ontvingen toen iets van Han 15:5 11 Zegen, o Jehovah, zijn vitale
1Kor 9:9
uw woorden.e g De 4:8 kracht,e
4 (Mozes
_ heeft ons als gebod een Han 7:53 En moogt gij een welgeval-
h De 32:15
wet opgelegd,f Jes 44:2 len tonen aan de activi-
Een bezit van de gemeente i Ex 18:25
Ex 19:7
teit van zijn handen.f
g
van Jakob.)
_ Nu 1:44 Verwond zwaar aan de heu-
j Nu 1:46
5 En hij werd koning in Jeschu- _ k Ge 49:3
pen hen die tegen hem op-
h
run, Joz 22:1 staan,g
1Kr 5:1
Toen de hoofden van het l Nu 26:7 En hen die hem intens ha-
volk zich verzamelden,i Joz 13:15 ten, opdat zij niet kunnen
m Ge 49:8
Het gehele aantal van ¨ de 1Kr 5:2 opstaan.”h
stammen van Isra _ el.j n Ps 78:68
12 Aangaande Benjamin_ zei
o Re 1:2
6 Dat Ruben_ leve en niet uit- 2Sa 7:1 hij: i
sterve,k 2Sa 7:9
„Laat de lieveling j van Jeho-
p Ge 49:5
En laten zijn mannen [niet] Nu 3:12
vah in zekerheid bij hem
Nu 18:24
weinigen worden.”l q Ex 28:30 verblijf houden,k
7 En dit was Juda’s _ [zegen],m Le 8:8
Terwijl hij hem de gehele
Ezr 2:63
toen hij vervolgde: r Ex 32:26 dag beschermt,l
Heb 7:26
„Hoor, o Jehovah, de stem van s Ex 17:7 En hij moet tussen zijn
Juda, n
_ De 6:16 schouders verblijf hou-
t Nu 20:13
En moogt gij hem tot zijn u Ex 32:27 den.”m
volk brengen. Le 10:6
13 En aangaande Jozef _ zei hij: n
v Le 10:7
Zijn armen hebben gestreden w Mal 2:5 „Moge zijn land voortdurend
voor wat het zijne is; door Jehovah gezegend
En moogt gij een hulp tegen wordeno
2e kolom
zijn tegenstanders blijken Met de uitgelezen dingen
a Le 10:11
te zijn.”o De 17:9
Jer 18:18
van de hemel, met dauw,p
8 En aangaande Levi _ zei hij: p b 2Kr 15:3 En met de waterdiepte, die
„Uw Tummim en uw Urimq 2Kr 17:9
beneden ligt,q
Mal 2:7
behoren de man toe die je- c Ex 30:7 14 En met de uitgelezen dingen,
gens u loyaal is,r Nu 16:40
de voortbrengselen van de
d Le 1:9
Die gij bij Massa _ op de proef Ps 51:19 zon,r
hebt gesteld.s e Ps 18:32
Jes 40:29 En met de uitgelezen din-
Gij zijt met hem gaan twis- Hab 3:19 gen, de opbrengst van de
Fil 4:13
ten bij de wateren van Me- _ f De 18:5 maanmaanden,s
riba,t Mal 2:6
15 En met het meest uitgeleze-
g Han 23:4
9 De man die tot zijn vader en h Ps 3:7 ne van de bergen van het
zijn moeder zei: ’Ik heb Am 5:10
oosten,t
i Ge 49:27
hem niet gezien.’ j 2Sa 7:16 En met de uitgelezen din-
Zelfs zijn broeders erkende k Ps 4:8
gen van de voor onbepaal-
l Joz 18:11
hij niet,u Ps 68:27 de tijd blijvende heuvels,
En zijn zonen kende hij m Joz 18:28
16 En met de uitgelezen dingen
Re 1:21
niet. 2Sa 5:9 van de aarde en haar vol-
Want zij hebben uw woord on- Ps 125:2
n Ge 49:22 heid,u
derhouden,v o Joz 16:1
En uw verbond zijn zij Sp 10:22
p Ge 27:28 q Ge 49:25; r 2Sa 23:4; s Le 26:5; Ps 65:9; t Ge
steeds nagekomen.w Za 8:12 37:25; Joz 17:18; u De 8:8; Ps 24:1.
DEUTERONOMIUM 33:17-29 God is schuilplaats 288
En met de goedkeuring van HFDST. 33 Hij zal uit Basan _ te voorschijn
Degene die verblijf houdt a Ex 3:4 springen.”a
Han 7:30
in het doornbos.a b Ge 49:26 23 En aangaande Naftali _ zei
Mogen ze komen op het hoofd 1Kr 5:1
hij: b
b c Ge 37:7
van Jozef _ 1Kr 5:2 „Naftali
_ is verzadigd van de
En op de schedel van dege- d Joz 17:1
goedkeuring
e Ps 22:21
ne die van zijn broeders is Ps 92:10 En vervuld van de zegen van
afgezonderd.c f 1Kon 22:11
Jehovah.
Ps 44:5
17 Als de eerstgeborene van een g Ge 48:19 Neem toch het westen en
stier is zijn pracht,d h Ge 49:13
het zuiden in bezit.”c
i Joz 19:10
En zijn hoorns zijn de hoorns Re 5:14
24 En aangaande Aser _ zei hij: d
van een wilde stier.e j Ge 49:14

Daarmee zal hij volken stoten,f


Joz 19:17 „Gezegend met zonen is
k Ps 4:5 e
Alle te zamen, tot aan de l Ge 49:13 Aser.
_
einden der aarde,
Mt 4:13 Hij worde een goedgekeur-
m Ge 49:19
En dit zijn de de door zijn broeders,f
¨ tienduizenden
n Joz 13:8

van Efra_ ım,g


Joz 13:24
o 1Kr 12:8
En een die zijn voet in olie
En dit zijn de duizenden van Sp 28:1 dompelt.g
Manasse.”
_
p 1Kr 5:18
1Kr 5:20
25 IJzer en koper zijn uw poort-
18 En aangaande Zebulon _ zei q Nu 32:1 sloten,h
r Nu 32:21
hij: h Nu 32:27
En overeenkomstig uw da-
„Verheug u, o Zebulon, over
Nu 32:33 gen is uw bedaarde gang.
_ Joz 1:14
uw uitgaan,i Joz 1:15 26 Er is niemand gelijk de [ware]
En Issaschar,
_ over uw ten-
Joz 4:12 Godi van Jeschurun,
_ j
Joz 22:1
ten.j s Ge 49:16 Die de hemel berijdt tot uw
k
19 Volken zullen zij roepen tot de
t Re 13:2
Re 13:24
hulp
berg. Re 15:8 En de wolkenhemel in zijn
Re 15:20
Daar zullen zij de slachtof- Re 16:30
uitnemendheid.l
fers van rechtvaardigheid 27 Een schuilplaats is de aloude

offeren.k God,m
2e kolom
Want zij zullen de overvloedi- En onder zijn de voor on-
¨ a Joz 19:47
bepaalde tijd blijvende ar-
ge rijkdom der zeeen in- Re 18:27
zuigenl Re 18:29 men [van God].n
1Kr 12:35
En de verborgen schatten b Ge 49:21 En hij zal de vijand van voor
van het zand.” c Joz 19:32 uw aangezicht verdrij-
d Ge 49:20
20 En aangaande Gad zei hij: m e Ps 127:3 ven,o
„Gezegend is hij die de gren-
Ps 128:3 En hij zal zeggen: ’Verdelg
f Sp 3:4
zen van Gad uitbreidt.n [hen]!’p
g De 32:13
¨
Als een leeuw moet hij ver-
Job 29:6 28 En Isra
_ el zal in zekerheid ver-
h De 8:9
blijf houden,o i Ex 15:11 blijf houden,q
En hij moet de arm, ja, de
Ps 86:8
Ps 89:6
De bron van Jakob _ op zich-
schedel verscheuren.p Jer 10:6 zelf,r
j De 32:15
21 En hij zal het eerste deel voor De 33:5
In een land van koren en
zich kiezen,q Jes 44:2 nieuwe wijn.s
k Ps 68:33
Want daar is het toegemeten l Ps 68:34
Ja, zijn hemel zal de dauw
deel van een wetgever be- Ps 93:1 laten neerdruipen.t ¨
Ps 104:3
waard.r m Ps 46:11 29 Gelukkig zijt gij, o Isra _ el! u
En de hoofden van het volk Ps 90:1 Wie is er als gij,v
Ps 91:2
zullen zich verzamelen. Ps 125:2 Een volk dat redding geniet
De rechtvaardigheid van Je- n Jes 40:11
Ho 11:3
in Jehovah,w
hovah zal hij stellig vol- o De 9:3 Het schild van uw hulp,x
trekken p De 31:4
q Jer 23:6
En Degene die uw uitne-
En zijn rechterlijke beslis- Jer 33:16 mende zwaard is? y
¨ r Ps 68:26
singen met Isra_ el.” Jes 48:1
22 En aangaande Dan zei hij: s s De 8:8 u Ps 33:12; Ps 144:15; Ps 146:5; v De 4:7; 2Sa
t De 11:11 7:23; Ps 147:20; w Ps 27:1; Jes 12:2; x Ge 15:1; Ps
„Dan is een leeuwenwelp.t De 33:13 115:9; y Re 7:20.
289 Mozes sterft DEUTERONOMIUM 34:1—JOZUA 1:6
Daarom zullen uw vijanden HFDST. 33 men.a 7 En Mozes _ was honderd
voor u kruipen,a a 2Sa 22:45 twintig jaar oud toen hij stierf.b
Ps 66:3
En gij — gij zult op hun Ps 81:15 Zijn oog was niet dof gewordenc
hoge plaatsen treden.”b b De 32:13 en zijn vitaliteit was niet gevlo- ¨
den.d 8 De zonen van Isra _ el nu
Toen ging Mozes
_ uit de
34 woestijnvlakten van Moab
de berg Nebo
_ c
_
op, naar de top van
HFDST. 34
c Nu 27:12
beweenden Mozes _
in de woestijnvlakten van Moab.
dertig dagene
_
De 32:49 Ten slotte waren de dagen van
de P _isga,d die uitziet op Jericho. _ e
d Nu 21:20
De 3:27 het wenen van de rouwtijd voor
En daar toonde Jehovah hem het e Nu 36:13 Mozes
_ ten einde.
hele land: G _ilead tot aan Dan,f f Joz 19:47
2 en¨ heel Naftali _ en het land van Re 18:29 9 En Jozua,
_ de zoon van Nun,
Efra
_ ım en Manasse _ en heel het
g Ex 23:31 was vol van de geest van wijs-
Nu 34:6
land van Juda _ tot aan de wes- De 11:24 heid,f want Mozes _ had zijn hand
telijke zee, g 3 en de Negeb _ h en h Joz 15:1 op ¨ hem gelegd; g de zonen van Is- _
i Ge 13:10
het District,i de valleivlakte van 1Kon 7:46
rael nu luisterden naar hem en
Jericho,
_ de Palmenstad,j tot aan j 2Kr 28:15 deden juist zoals Jehovah Mozes _
Zoar. _ k
k Ge 19:22
Jes 15:5
geboden¨ had.h 10 Maar er is in
l Ge 12:7 Isra
_ el nog nooit een profeet op-
4 Voorts zei Jehovah tot hem: i
Ge 26:3 gestaan als Mozes,
_ met wie Jeho-
„Dit¨ is het land dat ik Abraham, _ Ge 28:13
m Nu 20:12 vah van aangezicht tot aangezicht
Isa
_ ak en Jakob _ onder ede beloofd De 32:52 j
bekend was, 11 wat alle teke-
heb, toen ik zei: ’Aan uw zaad zal n Nu 12:7
nen en wonderen betreft die Je-
Mal 4:4
ik het geven.’l Ik heb het u met o De 32:50 hovah hem in het land Egypte
eigen ogen laten zien, aangezien Joz 1:2
_
voor Farao en al zijn dienaren
gij daarheen niet zult overtrek- p De 3:29
en heel zijn land heeft laten doen,k
ken.”m
12 en wat heel de sterke hand
5 Daarna stierf Mozes, _ de 2e kolom
aangaat en al het grote en ontzag-
knecht van Jehovah,n aldaar in a Han 2:31
wekkende dat¨ Mozes _ voor de ogen
Ju 9
het land Moab, _ naar het bevel b De 31:2 van heel Isra
_ el heeft verricht.l
van Jehovah.o 6 Voorts begroef Han 7:23
Han 7:30
hij hem in het dal in het land Han 7:36 f Re 3:10; Re 6:34; 1Kon 3:12; g Nu 27:18;
p
Moab _ tegenover Beth-Peor, _ en c Ge 27:1 De 31:14; Han 6:6; 1Ti 4:14; h Nu 27:21; Joz 1:16;
Ge 48:10 Heb 13:17; i De 18:15; Han 3:22; Han 7:37; j Ex
tot op de dag van vandaag is nie- d Joz 14:11 33:11; Ex 33:20; Nu 12:8; k De 4:34; Ps 78:43;
mand zijn graf te weten geko- e Nu 20:29 l Ex 3:19; De 26:8; Lu 24:19.

ccc dccc
JOZUA
Nu geschiedde het na de dood HFDST. 18 de rivier de E_ ufraat,
_ dat wil zeg-
1 van Mozes,
_ de knecht van Je-
hovah, dat Jehovah ertoe over-
a De 31:14
b Ex 24:13
gen heel het land van de Hethie-
ten,a en tot de Grote Zee, te-
Nu 11:28
ging tot Jozua,
_ a de zoon van Nun, c De 34:5 gen de ondergang der zon, zal UW
de dienaar b van Mozes, _ te zeg- d Nu 27:21 gebied blijken te zijn.b 5 Nie-
De 3:28
gen: 2 „Mijn knecht Mozes _ is e De 11:24 mand zal zich voor u krachtig
c
gestorven; nu dan, sta op, trek
staande kunnen houden, al de da-
deze Jorda_ an_ over, gij en heel dit gen van uw leven.c Juist zoals
2e kolom
volk, naar het land dat ik hun, de ik bewezen heb met Mozes _ te
¨ a Nu 13:29
zijn, zo zal ik bewijzen met u te
zonen van Isra _ el, geef.d 3 Elke Joz 11:3
d Ik zal u niet in de steek
plaats die UW voetzool zal betre- b Ge 15:18 zijn.
Ex 23:31
laten, noch u geheel en al verla-
den, zal ik ulieden stellig geven, Nu 34:3
De 1:7 ten.e 6 Wees moedig en sterk,f
juist zoals ik aan Mozes _ beloofd Joz 15:4
heb.e 4 Van de wildernis en c De 7:24
De 11:25 d Ex 3:12; Joz 3:7; e De 31:6; Heb 13:5; f De 1:38;
deze L _ibanon tot de grote rivier, Ro 8:31 De 31:23; Ps 27:14.
JOZUA 1:7–2:5 Verspieders naar Jericho 290
´´ HFDST. 1
want gıj¨ zult dit volk het land bezit hebben genomen dat Jeho-
doen beervena dat ik hun voorva- a Nu 34:17 vah, UW God, hun geeft,a dan
ders onder ede beloofd heb hun b Ge 12:7 moet GIJ terugkeren naar het
Ge 15:18
te geven.b Ge 26:3 land van UW bezitting en het in
7 Wees slechts moedig en zeer c De 31:7 bezit nemen,b [het land] dat Mo- _
sterk om zorgvuldig te hande- d De 5:32 zes, de knecht van Jehovah, U
len overeenkomstig heel de wet De 28:14 gegeven heeft aan de zijde van
die mijn knecht Mozes _ u geboden e De 29:9 de Jorda_ an
_ tegen de opgang der
1Kon 2:3
heeft.c Wijk er niet van af, noch zon.’ ”c
f De 6:6
naar rechts noch naar links,d op- De 30:14 16 Bijgevolg antwoordden zij
dat gij overal waar gij gaat, wijs g De 17:19 Jozua
_ en zeiden: „Alles wat gij ons
moogt handelen.e 8 Dit wetboek Ps 1:2
1Ti 4:15
geboden hebt, zullen wij doen, en
dient niet uit uw mond te wij- Jak 1:25 waarheen gij ons ook zendt, zul-
ken,f en gij moet er dag en nacht h 1Kr 22:13 len wij gaan.d 17 Zoals wij in al-
met gedempte stem in lezen, op- i De 31:7 les naar Mozes
_ hebben geluisterd,
dat gij zorgvuldig moogt han- j De 31:8 zo zullen wij naar u luisteren.
delen overeenkomstig alles wat Joz 8:1
Moge Jehovah, uw God, slechts
erin geschreven staat; g want dan k Ex 23:27
bewijzen met u te zijn,e juist zoals
Ps 46:7
zult gij uw weg succesvol ma- hij bewezen heeft met Mozes _ te
l De 9:1
ken en dan zult gij wijs hande- De 11:31 zijn.f 18 Iedere man die zich
len.h 9 Heb ik [het] u niet ge- Joz 3:2
weerspannig toont tegen uw be-
boden? i Wees moedig en sterk. m Nu 32:20
velg en niet naar uw woorden luis-
Joz 22:2
Krimp niet van angst ineen en tert in alles wat gij hem mocht
n De 3:19
wees niet verschrikt,j want Je- De 29:8 gebieden, zal ter dood gebracht
hovah, uw God, is met u, overal Joz 13:8
worden.h Wees slechts moedig en
waar gij gaat.”k o Ex 13:18
sterk.”i
Nu 32:21
10 Voorts gebood Jozua _ de De 3:18
Toen zond Jozua,
_ de zoon van
beambten van het volk en zei:
11 „Gaat midden door de leger-
p Nu 1:3
Nu 26:2


2 j
Nun, vanuit S _ittim heimelijk
twee mannen als verspieders uit
plaats en gebiedt het volk en
zegt: ’Maakt mondvoorraad voor 2e kolom en zei: „Gaat heen, bezichtigt het
U gereed, want over drie dagen a Nu 32:17 land en Jericho.”
_ Zij gingen dus
trekt GIJ deze Jorda_ an _ over om
Nu 32:22 en kwamen aan het huis van een
De 3:20 k
het land binnen te gaan en in prostituee, wier naam Rachab _
b Joz 22:4
bezit te nemen dat Jehovah, UW was, en daar namen zij hun in-
c Nu 32:33
God, U geeft om het in bezit te Joz 22:9 trek. 2 Naderhand werd tot de
nemen.’ ”l d Nu 32:25 koning van Jericho
_ gezegd: „Zie!
12 En tot de Rubenieten en de
Heb 13:17 Er zijn vannacht mannen van
¨
Gadieten en de halve stam Ma-
e 1Sa 16:18
1Sa 17:37
de zonen van Isra_ el hier geko-
nasse
_ zei Jozua:
_ 13 „Laat er men om het land te verkennen.”
f Nu 27:20
gedacht worden aan het woord De 34:9 3 Daarop liet de koning van Jeri- _
dat Mozes,
_ de knecht van Jeho- g 1Sa 12:15 cho aan Rachab
_ zeggen: „Breng
vah, U geboden heeft,m toen hij
1Sa 15:23
Sp 17:11
de mannen die bij u zijn gekomen,
zei: ’Jehovah, UW God, geeft U h De 17:12
die uw huis zijn binnengegaan,
rust en heeft U dit land gegeven. 1Sa 11:12 naar buiten, want zij zijn geko-
14 UW vrouwen, UW kleinen en i De 31:7 men om heel het land te verken-
Joz 1:6
UW vee zullen in het land wonen nen.”l

dat Mozes_ U aan deze zijde van 4 Ondertussen nam de vrouw
HFDST. 2 de beide mannen en verborg
de Jorda_ an _ heeft gegeven; n maar
GIJ zult in slagorde geschaardo j Nu 25:1
Nu 33:49
hen. Toen zei zij: „Ja, de man-
voor UW broeders uit naar de k Joz 6:17
nen zijn wel bij mij gekomen, en
overkant trekken, alle dappere, Mt 1:5 ik wist niet vanwaar zij waren.
Heb 11:31
sterke mannen,p en GIJ moet hen Jak 2:25
5 Voorts geschiedde het bij het
helpen. 15 Pas wanneer Jeho- l Ge 42:9
sluiten van de poortm tegen het
vah UW broeders rust geeft even- 2Sa 10:3 donker dat de mannen naar bui-
als U, en ook zij [het land] in m Ne 13:19 ten zijn gegaan. Ik weet niet pre-
291 Rachab krijgt belofte; scharlaken koord JOZUA 2:6-23
cies waar de mannen naar toe HFDST. 2 baar zult maken, dan moet het
zijn gegaan. Jaagt hen vlug ach- a De 22:8 geschieden dat wanneer Jehovah
2Sa 11:2
terna, want GIJ zult hen inhalen.” Han 10:9 ons het land geeft, wij ook stel-
6 (Zij had hen echter naar bo- lig liefderijke goedheid en trouw
b Re 3:28
ven, naar het daka gebracht, en Re 12:5
jegens u zullen betrachten.”a
zij hield hen aan het oog onttrok- 15 Daarna liet zij hen langs een
ken tussen vlasstengels die voor c Ge 13:15 touw door het venster naar be-
Ge 15:18
haar op het dak opgestapeld wa- Ex 3:8 neden gaan, want haar huis lag
ren.) 7 En de mannen jaagden aan een zijde van de muur, en zij
d Ex 23:27
hen achterna in de richting van De 2:25
woonde op de muur.b 16 Voorts
de Jorda_ an
_ bij de doorwaadbare De 11:25 zei zij tot hen: „Gaat naar het
plaatsen,b en men sloot de poort bergland, opdat de achtervolgers
e Ex 15:15
onmiddellijk nadat zij die hen na- Joz 5:1 U niet tegenkomen; en GIJ moet
jaagden, eruit waren gegaan. Ps 112:10 U daar drie dagen verborgen hou-
8 Wat dezen betreft, nog voor- f Ex 14:21
den, totdat de achtervolgers zijn
dat zij zich konden neerleggen, Ex 15:14 teruggekeerd, en daarna moogt
Joz 4:23
klom zijzelf tot hen op het dak. Joz 9:9 GIJ UW eigen kant uit gaan.”
9 Vervolgens zei zij tot de man- 17 De mannen op hun beurt
g Nu 21:21
nen: „Voorwaar, ik weet dat Jeho- Nu 21:24
zeiden tot haar: „Wij zijn vrij van
vah U stellig het land zal geven,c schuld betreffende deze eed van
en dat de schrik voor U op ons h Nu 21:34 u die gij ons hebt doen zweren.c
De 3:3
is gevallen,d en dat alle bewoners Joz 9:10 18 Zie! Wij komen in het land.
van het land versaagd zijn gewor- Ps 135:11 Dit koord van scharlaken draad
den wegens U.e 10 Want wij heb- i Le 27:29
dient gij aan het venster te bin-
ben gehoord hoe Jehovah de wa- den waardoor gij ons hebt neer-
teren van de Rode Zee van voor j Joz 5:1 gelaten, en uw vader en uw moe-
UW aangezicht heeft doen opdro- der en uw broers en het hele
k Ex 15:15
gen toen GIJ uit Egypte
_ trokt,f en huisgezin van uw vader dient gij
wat GIJ met de twee koningen der l De 4:39 bij u in huis bijeen te brengen.d
Amorieten hebt gedaan die aan 2Kr 20:6
Ps 83:18
19 En het moet geschieden dat
de overzijde van de Jorda_ an _ wa- Ps 135:6 ieder die de deur van uw huis uit-
Da 4:35
ren, namelijk S _ihong en Og,h die gaat naar buiten,e diens bloed zal
GIJ aan de vernietiging hebt prijs- m De 10:20 op zijn eigen hoofd zijn, en wij
gegeven.i 11 Toen wij dat te ho- zullen vrij van schuld zijn; en al
ren kregen, versmolt ons hart,j en n Es 8:6 wie bij u in huis blijft, zijn bloed
er is nog geen geest in iemand o Ex 12:13
zal op ons hoofd zijn indien de
gerezen wegens U,k want Jeho- Joz 2:18 hand aan hem wordt geslagen.
Re 6:17
vah, UW God, is God in de hemel 20 En mocht gij deze zaak van
daarboven en op de aarde bene- p Ef 6:2 ons aangeven,f dan zullen wij vrij
den.l 12 Nu dan, zweert mij als- zijn geworden van schuld betref-
tublieft bij Jehovahm dat, omdat ik q Joz 6:23 fende deze eed van u die gij ons
liefderijke goedheid jegens U heb r Nu 30:2
hebt doen zweren.” 21 Hierop
betracht, GIJ ook stellig liefderij- Mt 5:33 zei zij: „Naar UW woorden, zo zij
ke goedheid jegens het huisgezin het.”
van mijn vader zult betrachten,n 2e kolom Toen zond zij hen weg, en zij
en GIJ moet mij een betrouwbaar a Re 1:24 gingen heen. Daarna bond zij het
teken geven.o 13 En GIJ moet 1Sa 30:15 scharlaken koord aan het venster.
Mt 10:41
mijn vader p en mijn moeder en 22 Zij dan gingen heen en kwa-
mijn broers en mijn zusters en al- b Heb 11:31 men in het bergland en bleven
len die bij hen horen, in het leven daar drie dagen, totdat de achter-
houden, en GIJ moet onze ziel van c Nu 30:2
volgers waren teruggekeerd. De
de dood bevrijden.”q d Joz 6:23 achtervolgers nu zochten hen
14 Hierop zeiden de mannen Es 8:6 langs elke weg, en zij vonden hen
tot haar: „Onze ziel dient te ster- e Nu 35:26
niet. 23 De twee mannen daal-
ven in plaats van ulieden! r Indien den vervolgens weer uit het berg-
GIJ deze zaak van ons niet rucht- f Joz 2:14 land af en staken over en kwamen
JOZUA 2:24–3:17 Overtocht Jordaan; wateren blijven staan 292
bij Jozua,
_ de zoon van Nun, en HFDST. 2 9 En Jozua _ zei vervolgens tot
¨
zij verhaalden hem toen alles wat a Ex 23:31 de zonen van Isra _ el: „Treedt na-
Joz 6:2
hun was overkomen. 24 Voorts Joz 21:44 derbij en luistert naar de woorden
zeiden zij tot Jozua:
_ „Jehovah Ne 9:24 van Jehovah, UW God.” 10 Daar-
heeft het hele land in onze hand b Ex 15:15 na zei Jozua: _ „Hieraan zult GIJ we-
Joz 2:9
gegeven.a Dientengevolge zijn Joz 2:11 ten dat er een levende God in UW
alle bewoners van het land ook Joz 5:1 midden is,a en dat ¨ hij zonder man-
versaagd geworden wegens ons.”b keren de Kanaanieten en de He-
HFDST. 3 thieten en de Hevieten en de Fe-
Toen stond Jozua _ vroeg in de
3 morgen op, waarna
zonen van Isra _
¨ hij en alle
el van S _ittimc op-
c Nu 25:1
Joz 2:1
rezieten en de Girgasieten en de
Amorieten en de Jebusieten van
d Joz 1:11 voor UW aangezicht zal verdrij-
braken en tot aan de Jorda_ an _
e De 1:15 ven.b 11 Ziet! De ark des ver-
kwamen; en daar overnachtten De 20:5
bonds van de Heer der gehele aar-
zij vervolgens voordat zij zouden De 31:28
Joz 1:10 de trekt voor U uit de Jorda_ an _ in.
overtrekken.
f Nu 4:15 12 Nu dan, neemt U twaalf man- ¨
2 Het geschiedde dan aan het De 31:9
nen uit de stammen van Isra
_ el,
einde van de drie dagen,d dat 1Kr 15:2 ´ ´
een man voor elke stam.c 13 En
de beambtene vervolgens midden g Ex 19:12
het moet geschieden dat zodra de
door de legerplaats gingen 3 en h Ex 19:10
voetzolen van de priesters die de
Le 20:7
het volk toen aldus geboden: „Zo- ark van Jehovah, de Heer van de
i Ex 34:10
dra GIJ de ark des verbonds van Je- Ps 72:18 gehele aarde, dragen, in het water
hovah, UW God, ziet, en de pries- Ps 86:10
van de Jorda_ an _ rusten, de wateren
ters, de levieten,
´ ´
die haar dragen,f j Ex 25:10
van de Jorda_ an _ afgesneden zullen
zult ook GIJ van UW plaats op- Nu 4:15
worden, de wateren [namelijk] die
breken, en GIJ moet haar volgen k Joz 4:14
van ´ boven afkomen, en ze zullen
4 — laat er alleen tussen U en l De 31:8 ´
Joz 1:5 als een dam blijven staan.”d
haar een afstand blijken te zijn Joz 1:17 14 Nu geschiedde het toen het
van ongeveer tweeduizend el vol- m Ex 3:12 volk uit zijn tenten opbrak, vlak
gens de maat; g komt er niet dicht- Ex 14:31
voor het overtrekken van de Jor-
bij — opdat GIJ de weg moogt we- n Joz 1:18
da_ an, terwijl de priesters de arke
_
ten waarlangs GIJ dient te gaan, o Joz 3:17 van het verbond voor het volk uit
want GIJ zijt nog niet eerder langs droegen, 15 en zodra de dragers
die weg getrokken.” van de Ark de Jorda_ an bereik-
2e kolom _
5 Jozua
_ zei nu tot het volk: a Ex 17:7 ten en de voeten van de priesters
„Heiligth U, want morgen zal Je- Le 26:11 die de Ark droegen, in de rand
Nu 11:20
hovah wonderbare dingen in UW De 7:21 van het water waren gedompeld
midden doen.”i (nu treedt de Jorda_ an _ alle dagen
b Ex 3:8
6 Toen zei Jozua_ tot de pries- De 7:1 van de oogst buiten zijn oevers),f
Ps 24:1
ters: „Neemt de ark van het ver- Ps 44:2 16 dat de wateren die van boven
bondj op en trekt voor het volk Za 4:14
afkwamen, bleven staan. Ze re-
uit.” Zij namen de ark van het ´ ´
c Joz 4:2 zen heel ver weg op als een dam,g
verbond dus op en gingen voor d Ex 15:8 bij Adam, _ de stad die bezijden
het volk uit. Ps 114:3
Zarethan
_ h ligt, terwijl die welke

7 Voorts zei Jehovah tot Jozua: _ e Ex 25:10


Joz 3:6
afvloeiden naar de zee van de
„Vandaag zal ik beginnen u groot Han 7:45 Araba, _ de Zoutzee,i werden afge-
te maken
¨ in de ogen van heel Is- _ f Joz 4:18 voerd. Ze werden afgesneden, en
rael,k opdat zij weten dat ik bewij- 1Kr 12:15 het volk trok over, tegenover Je- _
zen zal met u te zijn,l juist zoals ik g Joz 3:13 richo. 17 Ondertussen bleven de
bewezen heb met Mozes _ te zijn.m h 1Kon 7:46 priesters die de ark van Jeho-
8 En gij — gij dient de priesters i Ge 14:3 vah’s verbond droegen, midden in
die de ark van het verbond dra- Nu 34:3 de Jorda_ an _ onbeweeglijk op dro-
De 3:17
gen, aldus te gebieden: n ’Zodra Joz 12:3 ge ¨ grond staan,j terwijl heel Is- _
GIJ de rand van het water van de j Joz 4:3 rael over droge grond overtrok,k
Jorda_ an_ hebt bereikt, dient GIJ in 2Kon 2:8 totdat de hele natie de overtocht
_ te blijven staan.’ ”o
de Jorda_ an k Ps 66:6 over de Jorda_ an _ had voleindigd.
293 12 gedenkstenen uit Jordaan JOZUA 4:1-19
Nu geschiedde het dat zodra HFDST. 4 hadden gestaan,a en ze zijn daar
4 de hele natie de overtocht
over de Jorda_ an _ had voleindigd,a
a Nu 14:29
Nu 26:51
nog tot op deze dag.
Nu 26:65 10 En de priesters die de Ark
Jehovah voorts tot Jozua _ zei: droegen, stonden middenb in de
b Joz 3:12
2 „Neemt U twaalf mannen uit Jorda_ an _ totdat de hele zaak vol-
´ ´
het volk, een man uit elke stam,b c Joz 3:17 eindigd was die Jehovah Jozua _
3 en gebiedt hun en zegt: ’Neemt geboden had tot het volk te spre-
d De 27:2
U hier midden uit de Jorda_ an, _ van ken, overeenkomstig alles wat
de plaats waar de voeten van de e Joz 4:19 Mozes_ Jozua
_ geboden had.c Al die
Joz 4:20
priesters onbeweeglijk hebben ge- tijd haastte d het volk zich en trok
staan,c twaalf stenen,d en GIJ moet f Joz 3:12 over. 11 Nu geschiedde het dat
ze met U naar de overkant dra- zodra het hele volk de overtocht
g Ge 31:45
gen en ze neerleggen in het nacht- had voleindigd, ook de arke van
kwartier e waar gij deze nacht zult h Ex 12:26 Jehovah overtrok, en de pries-
doorbrengen.’ ” Ex 13:14
De 6:20
ters, voor het aangezicht van het
4 Jozua _ riep dus twaalf man- Joz 4:21 volk. 12 Voorts trokken de zo-
Ps 78:3
nen,f die hij uit de zonen van Is- _ Jes 38:19 nen van Ruben _ en de zonen van
¨ ´ ´ f in
rael had aangesteld, een man uit Gad en de halve stam Manasse _
i Joz 3:13
elke stam; 5 en vervolgens slagorde geschaardg voor de ¨ ogen
´ ´ zei Joz 3:16
Jozua
_ tot hen: „Trekt voor de van de zonen van Isra _ el over,
ark van Jehovah, UW God, uit j De 4:9 juist zoals Mozes _ tot hen gespro-
h
naar het midden van de Jorda_ an, _ k Joz 4:2
ken had. 13 Ongeveer veertig-
en heft U ieder een steen op UW Han 26:7 duizend voor het leger toegerus-
schouder, naar het getal van de te [mannen] trokken voor het
¨ l De 27:2
stammen der zonen van Isra _ el, Joz 4:3 aangezicht van Jehovah over ten
Joz 4:19
6 opdat dit tot een teken in UW strijde, naar de woestijnvlakten
van Jericho.
midden moge dienen.g Ingeval UW _
zonen op een toekomstig tijdstip 2e kolom
14 Op die dag maakte Jehovah
aldus zouden vragen: ’Waarom a Joz 3:17 Jozua
_ ¨ groot in de ogen van heel
hebt gij deze stenen?’,h 7 dan b Joz 3:13 Isra
_ el,i en zij gingen hem vrezen,
moet GIJ hun zeggen: ’Omdat de juist zoals zij Mozes _ hadden ge-
wateren van de Jorda_ an _ van voor c De 27:2
De 34:9
vreesd gedurende alle dagen van
de ark van Jehovah’s verbond wer- zijn leven.j
i Toen ze door de
den afgesneden. d Ps 119:60
15 Toen zei Jehovah tot Jozua: _
Jorda_ an _ trok, werden de wate- e Joz 3:8 16 „Gebied de priesters die de
ren van de Jorda_ an _ afgesneden, Joz 3:17 ark der getuigenis k dragen, dat

en deze stenen moeten de zonen zij uit de Jorda_ an _ opklimmen.”


¨ f Joz 1:12
van Isra _ el tot onbepaalde tijd tot 17 Jozua _ gebood de priesters dus
een gedachtenis dienen.’ ”j g Ex 13:18 en zei: „Klimt op uit de Jorda_ an.” _
Nu 32:27
8 Bijgevolg deden de zonen van Joz 1:14 18 Nu geschiedde het dat toen
¨
Isra
_ el aldus, juist zoals Jozua _ had de priesters die de ark van het
h Nu 32:21
geboden, en zij namen twaalf ste- Nu 32:29 verbond van Jehovah droegen,l
nen uit het midden van de Jor- uit het midden van de Jorda_ an _
i Joz 3:7
da_ an _ op, juist zoals Jehovah tot Ps 75:7
opklommen en de voetzolenm van
Jozua
_ gesproken had, naar het de priesters zich hadden losge-
getal van de stammen der zonen j Ex 14:31 maakt en de droge grond had-
¨
van Isra _ el; k en zij namen ze ver- k Ex 25:22 den betreden, de wateren van de
volgens met zich mee naar het Jorda_ an _ vervolgens terugkeerden
nachtkwartier l aan de overkant l Nu 4:15 naar hun plaats en weer buiten al
en legden ze daar neer. m Joz 3:13 zijn oevers tradenn als voorheen.
9 Ook waren er twaalf stenen 19 En het volk is op de tiende
n Joz 3:15
die Jozua _ midden in de Jorda_ an _ van de eerste maand uit de Jor-
oprichtte, op de plaats waar de o Joz 4:3 da_ an _ opgeklommen, waarna zij
voeten van de priesters die de Joz 5:9
Joz 10:6
zich te G _ilgal,o aan de oostelijke
ark van het verbond droegen, Mi 6:5 grens van Jericho, _ legerden.
JOZUA 4:20–5:13 Besnijdenis te Gilgal 294
20 Wat de twaalf stenen betreft HFDST. 4 sneden te zijn, maar al het volk
die zij uit de Jorda_ an _ genomen a De 27:2 dat onderweg in de wildernis
Joz 4:8
hadden, Jozua
_ richtte die te G _il- b Joz 4:6 was geboren, toen zij uit Egypte _
a
gal op. 21 Voorts ¨ zei hij tot de Ps 44:1 trokken, had men niet besneden.
c Joz 3:17 ¨
zonen van Isra
_ el: „Wanneer UW Ps 66:6 6 Want de zonen van Isra _ el had-
zonen op een toekomstig tijdstip d Ex 14:21 den veertig jaar a in de wildernis
Ne 9:11
hun vader aldus vragen: ’Wat be- Ps 78:13 gewandeld, totdat heel de natie
tekenen deze stenen?’,b 22 dan Jes 43:16
Jes 63:12
der krijgslieden die uit Egypte _
moet GIJ [het] UW zonen laten Heb 11:29 waren getrokken, die niet naar
e Ex 9:16
weten, door te zeggen: ¨ ’Over het De 28:10
de stem van Jehovah hadden
droge land is Isra
_ el deze Jorda_ an
_ 1Sa 17:46 geluisterd, haar einde had ge-
1Kon 8:42
overgetrokken,c 23 toen Jeho- 2Kon 5:15 vonden, aan wie Jehovah gezwo-
vah, UW God, de wateren van de 2Kon 19:19 ren had dat hij hun nimmer het
f Ex 15:6
Jorda_ an
_ van voor hun aangezicht Ps 89:13 land zou laten zienb dat Jeho-
heeft doen opdrogen totdat zij Ps 106:8 vah hun voorvaders onder ede be-
g De 6:2
waren overgetrokken, net zoals Ps 76:7 loofd had ons te geven,c een land
Jehovah, UW God, met de Rode Jer 10:7
1Pe 2:17
vloeiende van melk en honing.d
Zee had gedaan, toen hij die van 7 En hun zonen heeft hij in hun

voor ons aangezicht heeft doen plaats verwekt.e Dezen besneed
HFDST. 5
opdrogen totdat wij waren over- Jozua,
_ omdat zij onbesneden ble-
h Ge 10:16
getrokken; d 24 opdat alle vol- i Ge 12:6
ken te zijn, want men had hen on-
ken der aarde Jehovah’s hand ken- Nu 13:29 derweg niet besneden.
Re 3:3
nen,e dat die sterk is; f opdat GIJ j Ex 15:15 8 Nu geschiedde het dat toen
inderdaad Jehovah, UW God, voor Joz 2:9 men gereed was met het besnij-
Joz 2:11
altijd vreest.’ ”g k Joz 2:24 den van de hele natie, zij op hun
Nu geschiedde het dat zodra l Ge 17:11 plaats in het kamp bleven totdat
5 alle koningen van de Amo-
h
rieten die aan de westzijde van
Ex 4:25
m Joz 5:9
n Nu 14:29
zij hersteld waren.f
9 Toen zei Jehovah tot Jozua: _
Nu 26:65
de Jorda_ an_ waren¨ en alle konin- De 2:14 „Heden heb ik de smaad van Egyp- _
1Kor 10:5 g
gen van de Kanaanieteni die zich Heb 3:17
te van U afgewenteld.” Daarom
langs de zee bevonden, hoorden
kreeg die plaats de naam G _ilgal,h
dat Jehovah de wateren van de tot op deze dag.
2e kolom ¨
Jorda_ an
_ van voor het¨ aangezicht a Nu 14:33
10 En de zonen van Isra _ el ble-
der zonen van Isra _ el had doen De 1:3 ven in G _ilgal gelegerd, en zij
Ps 95:10
opdrogen totdat zij waren over- b Nu 14:23
gingen het Pascha vieren op de
getrokken, hun hart voorts ver- De 1:35 veertiende dag van de maand,i
Ps 106:26
smolt,j en er bleek geen geest c Ge 13:15
’s avonds, in de woestijnvlakten
meer in hen te zijn wegens de zo- Ex 33:1 van Jericho.
_ 11 Voorts aten zij
¨ Han 7:5
nen van Isra
_ el.k d Ex 3:8
daags na het Pascha van de op-
2 Toentertijd zei Jehovah tot Nu 13:27 brengst van het land, ongezuurde
De 27:3
Jozua:
_ „Maak u vuurstenen mes- Ez 20:6 brodenj en geroosterde graankor-
sen¨ en besnijdl de zonen van Is- _ e Nu 14:31 rels, op diezelfde dag. 12 Toen
De 1:39
rael wederom, voor de tweede f Ge 34:25 hield op de volgende dag het man-
maal.” 3 Bijgevolg maakte Jo- _ g Ge 34:14 na op, nadat zij van de opbrengst
Ps 119:39
zua zich vuurstenen messen van het land hadden gegeten, en
¨ en Jer 9:25
Jer 9:26 er kwam geen manna meer voor
besneed de zonen
¨ van Isra
_ el bij h Joz 4:19 ¨
G _ibeath-Haaraloth.
_ m 4 En dit Joz 5:3 de zonen van Isra_ el,k en zij gin-
was de reden waarom Jozua _ de i Ex 12:24 gen in dat jaar van¨ de opbrengst
Nu 9:5
besnijdenis uitvoerde: al het volk j Ex 12:18
van het land Kana _ an eten.l
dat uit Egypte
_ was getrokken, de Ex 13:6
Le 23:6
13 Nu geschiedde het toen Jo- _
manspersonen, alle krijgslieden, k Ex 16:35 zua zich op een gegeven moment
waren onderweg in de wildernis l De 6:11
De 8:10
bij Jericho
_ bevond, dat hij voorts
gestorven,n toen zij uit Egypte _ m Ge 18:2 zijn ogen opsloeg en keek, en zie,
trokken. 5 Want al het volk Ex 23:23
Re 13:6
daar stond een manm voor hem
dat uitgetrokken was, bleek be- Han 1:10 met zijn getrokken zwaard in de
295 Jozua ontmoet vorst. Rond Jericho met de Ark JOZUA 5:14–6:17
hand.a Jozua
_ dan ging naar hem HFDST. 5 zeven priesters, die zeven rams-
toe en zei tot hem: „Zijt gij voor a Nu 22:23 hoorns voor het aangezicht van
1Kr 21:16
ons of voor onze tegenstanders?” Jehovah droegen, trokken voort
14 Hierop zei hij: „Neen, maar ik b Ex 23:20 en bliezen op de hoorns, en de ark
1Kon 22:19
— als vorst van het leger van Je- Ps 103:20 des verbonds van Jehovah kwam
hovah ben ik nu gekomen.”b Toen Ps 148:2 achter hen aan. 9 En de ten
Da 10:13
viel Jozua
_ op zijn aangezicht ter strijde toegeruste afdeling ging
aarde en wierp zich neer c en zei c Ge 17:3 voor de priesters uit die op de
tot hem: „Wat heeft mijn heer tot hoorns bliezen, en de achterhoe-
d Ex 3:5
zijn knecht te zeggen?” 15 De de a kwam achter de Ark aan, ter-
wijl er voortdurend op de hoorns
vorst van het leger van Jehovah
zei nu tot Jozua:
_ „Doe uw sanda- HFDST. 6 werd geblazen.
len van uw voeten, want de plaats e Joz 2:9 10 Nu had Jozua
_ het volk al-
waarop gij staat, is heilig.” Ter- f Nu 14:9
dus geboden: b „GIJ moogt niet
stond deed Jozua
_ het.d De 7:24 schreeuwen, noch UW stem laten
Re 11:24
Ne 9:24 horen, en geen woord dient uit UW
Jericho
_ nu was wegens de zo-
6 nen van Isra
_
¨
el goed afgeslo-
ten; niemand kwam eruit en nie-
g Re 3:27
Re 7:22
mond te komen tot de dag waar-
op ik tot U zeg: ’Schreeuwt!’ Dan
2Sa 2:28 moet GIJ schreeuwen.”c 11 En
mand ging erin.e Ze 1:16
hij liet de ark van Jehovah om de
2 Voorts zei Jehovah tot Jozua:
_ stad heen trekken, eenmaal rond-
h Jer 50:15
„Zie, ik heb Jericho
_ en zijn ko- Ho 5:8 gaande, waarna zij naar de leger-
ning, de dappere, sterke mannen, plaats gingen en in de legerplaats
i Heb 11:30
in uw hand gegeven.f 3 En al overnachtten.
GIJ krijgslieden, [GIJ] moet om de j De 20:2
12 Toen stond Jozua
_ vroeg in
stad heen trekken, eenmaal rond de morgen op,d en de priesters
k De 31:25
de stad gaande. Zo dient gij zes gingen de ark van Jehovah dra-
dagen lang te doen. 4 En ze- l Nu 4:15 gen,e 13 en zeven priesters die
ven priesters dienen zeven rams- zeven ramshoorns voor de ark
m Nu 10:14
hoorns voor de Ark uit te dra- Nu 10:18 van Jehovah uit droegen, liepen
gen, en op de zevende dag dient Nu 10:22
al blazend op de hoorns voort, en
Joz 1:14
GIJ zevenmaal om de stad heen te Joz 4:13 de ten strijde toegeruste afdeling
trekken en de priesters dienen op liep voor hen uit en de achter-
de hoorns te blazen.g 5 En het 2e kolom hoede kwam achter de ark van
moet geschieden dat wanneer a Nu 10:25 Jehovah aan, terwijl er voortdu-
zij de ramshoorn laten schallen rend op de hoorns werd gebla-
[en] wanneer GIJ het hoorngeschal b De 34:9
zen.f 14 En zij trokken nu op de
hoort, heel het volk een luide tweede dag eenmaal om de stad
c Joz 1:18
strijdkreet dient aan te heffen; h heen, waarna zij terugkeerden
en de muur van de stad moet d Joz 3:1 naar de legerplaats. Zo deden zij
tegen de vlakte storten,i en het zes dagen lang.g
e Nu 3:31
volk moet naar boven stormen, Nu 4:15 15 Nu geschiedde het op de ze-
ieder recht voor zich uit.” De 31:9
1Kr 15:2 vende dag dat zij vroeg opston-
6 Bijgevolg riep Jozua,
_ de zoon den, zodra de dageraad was opge-
van Nun, de priesters j en zei tot f Joz 6:4
klommen, en toen trokken zij op
hen: „Neemt de ark van het ver- g Joz 6:3 dezelfde wijze zevenmaal om de
bond op,k en zeven priesters die- stad heen. Alleen op die ene dag
nen zeven ramshoorns voor de h Joz 6:4
trokken zij zevenmaal om de stad
ark van Jehovah uit te dragen.”l i Joz 6:5 heen.h 16 Nu geschiedde het bij
7 Voorts zei hij tot het volk: Joz 6:10 de zevende maal, dat de priesters
2Kr 13:15
„Trekt voort en gaat om de stad op de hoorns bliezen, waarop Jo- _
heen, en de ten strijde toegeruste j De 9:1 zua tot het volk zei: „Schreeuwt,i
Joz 6:1
afdeling m dient voor de ark van want Jehovah heeft U de stad ge-
Jehovah uit te trekken.” 8 Het k Le 27:28 geven.j 17 En de stad moet tot
geschiedde dan ook juist zoals Nu 21:3
De 7:2
iets worden wat aan de vernie-
Jozua
_ tot het volk gezegd had; en De 20:16 tiging is prijsgegeven; k [de stad]
JOZUA 6:18–7:4 Jericho’s muur stort in. Rachab gered. Achan 296
met al wat erin is, behoort Je- HFDST. 6 24 En de stad en alles wat erin
hovah toe. Alleen de prostituee a Joz 2:1 was, verbrandden zij met vuur.a
Mt 1:5
Rachab
_ a
mag in leven blijven, zij Heb 11:31 Alleen het zilver en het goud en
en allen die bij haar in huis zijn, b Ge 12:3
de koperen en ijzeren voorwer-
omdat zij de boden die wij had- Joz 2:4 pen voegden zij bij de schat van
Joz 2:6
den uitgezonden, verborgen heeft Mt 25:40 Jehovah’s huis.b 25 En Rachab, _
gehouden.b 18 Wat ulieden be- Heb 6:10 de prostituee, en het huisgezin
Jak 2:25
treft, houdt U slechts weg van dat- van haar vader en allen die bij
c De 7:26
gene wat aan de vernietiging is haar hoorden, liet Jozua _ in le-
prijsgegeven,c opdat er geen be- d De 13:17 ven; c en tot op deze dag ¨ woont zij
Joz 7:21
geerte bij U opkomtd en GIJ wer- Heb 13:5 in het midden van Isra _ el,d omdat
kelijk iets neemt van datgene wat e Joz 7:11
zij de boden die Jozua _ had uitge-
aan de vernietiging is prijsge- zonden om Jericho
_ te verspieden,
f Joz 7:25
geven e en de legerplaats van
Is-
_ 1Kr 2:7 verborgen had gehouden.e
¨
rael inderdaad tot iets maakt wat g Nu 31:22 26 Voorts liet Jozua
_ toentertijd
aan de vernietiging is prijsge- een eed uitspreken, door te zeg-
h Joz 6:24
geven en ze onder de banvloek 2Sa 8:11 gen: „Vervloekt voor het aange-
brengt.f 19 Doch al het zilver en 1Kon 7:51
1Kr 18:11
zicht van Jehovah zij de man die
het goud en de koperen en ijzeren opstaat en deze stad, ja, Jericho, _
i Joz 6:4
voorwerpen zijn iets heiligs voor Joz 6:16 werkelijk herbouwt. Ten koste
Jehovah.g Bij de schat van Jeho- j Joz 6:5
van zijn eerstgeborene legge hij
vah dient het te komen.”h Heb 11:30 het fundament ervan, en ten kos-
20 Het volk dan schreeuwde k Le 27:29 te van zijn jongste zette hij de
toen men op de hoorns ging bla- De 7:2 deuren ervan in.”f
De 20:16
zen.i Nu geschiedde het dat zo- 1Sa 15:3 27 Zo bewees Jehovah met Jo- _
dra het volk het hoorngeschal l Joz 2:14 zua te zijn,g en zijn faam verbreid-
hoorde en het volk een luide Heb 11:31 de zich over heel de aarde.h
strijdkreet aanhief, daar stortte m Joz 2:13
Nu¨ begingen de zonen van Is-
de muur tegen de vlakte.j Daar-
na stormde het volk naar bo-
Joz 2:18


7 rael een daad van ontrouw
_

ten aanzien van datgene wat aan


2e kolom
ven, de stad in, ieder recht voor de vernietiging was prijsgegeven,
zich uit, en zij namen de stad in. a De 13:16
doordat Achan,
_ i de zoon van Kar-
_
21 Voorts gaven zij alles wat in b Joz 6:19 mi, de zoon van Zabdi, _ de zoon van
de stad was, van man tot vrouw, c Joz 2:14 Zera,
_ van de stam Juda, _ iets van
van knaap tot grijsaard en tot Joz 6:17
Joz 6:22
het aan de vernietiging prijsge-
stier en schaap en ezel toe, aan de gevene wegnam.j Toen ontbrand-
d Mt 1:5
vernietiging prijs door de scherp- de Jehovah’s toorn tegen de zonen
¨
te van het zwaard.k e Heb 6:10
Jak 2:25
van Isra
_ el.k
22 En tot de twee mannen die 2 Daarop zond Jozua _ mannen
f 1Kon 16:34
belast waren geweest met het ver- uit van Jericho
_ naar Ai,l dat dicht
g De 31:6
spieden van het land, zei Jozua:_ Joz 1:5 bij Beth-Aven _ m ligt, ten oosten
„Gaat het huis binnen van de Ro 8:31 van Bethel,
_ n en hij zei tot hen:

vrouw, de prostituee, en brengt h Joz 9:1 „Trekt op en verspiedt het land.”


Joz 9:9
de vrouw en allen die bij haar De mannen trokken dus op en
horen, naar buiten, juist zoals verspiedden Ai.o 3 Daarna keer-
GIJ haar gezworen hebt.”l 23 De HFDST. 7 den zij tot Jozua _ terug en zeiden
jonge mannen die belast waren ge- i Joz 22:20 tot hem: „Laat niet het hele volk
1Kr 2:7
weest met het verspieden, gingen optrekken. Laat ongeveer twee-
dus naar binnen en brachten Ra- _ j De 7:26 duizend man of ongeveer driedui-
Joz 6:17
chab en haar vader en haar moe- zend man optrekken en Ai slaan.
k Joz 6:18
der en haar broers en allen die Vermoei niet het hele volk door de
bij haar hoorden, naar buiten, ja, l Ge 12:8 tocht daarheen, want zij zijn met
Joz 12:9
haar hele familie brachten zij naar weinigen.”
m Joz 18:12
buiten; m en vervolgens wezen zij ¨ 4 Zo trokken ongeveer drie-
hun buiten het kamp van Isra _ el n Ge 28:19 duizend man van het volk daar-
een verblijfplaats aan. o Joz 2:1 heen op, maar zij sloegen voor
¨
297 Israel geoordeeld; Achan aangewezen JOZUA 7:5-19
de mannen van Ai op de vlucht.a HFDST. 7 13 Sta op! Heilig het volk,a en gij
5 De mannen van Ai nu sloe- a Le 26:17 moet zeggen: ’Heiligt U morgen,
De 28:25
gen van hen ongeveer zesender- De 32:30 want dit heeft Jehovah, de God
Jes 30:17 ¨
tig man neer, en zij gingen hen Jes 59:2
van Isra_ el, gezegd: „Er is iets in
achtervolgenb van voor de poort uw midden wat aan de vernieti-
b De 28:45 ¨
tot aan Schebarim
_ en bleven hen ging is prijsgegeven, o Isra _ el.b Gij
neerslaan op de helling. Dienten- c Le 26:36
Jes 13:7
zult niet tegen uw vijanden kun-
gevolge versmolt het hart van het nen opstaan, totdat GIJ het aan de
d Nu 16:22
volk en het werd als water.c Nu 20:6 vernietiging prijsgegevene uit UW
6 Nu scheurde Jozua _ zijn man- midden hebt verwijderd. 14 En
e Ne 9:1
tels en hij viel op zijn aangezichtd Job 2:12 GIJ moet in de ochtend stam voor
ter aarde voor de ark van Jeho- f Joz 3:1
stam aantreden, en het moet ge-
vah, tot de avond toe, hij en de schieden dat de stam die Jeho-
¨ g Ps 83:4
oudere mannen van Isra _ el, en zij vah zal aanwijzen,c naderbij zal
wierpen aanhoudend stof op hun h Ex 32:12 treden, familie voor familie, en
De 32:27
hoofd.e 7 Vervolgens zei Jozua: _ Ps 106:8 de familie die Jehovah zal aanwij-
Ps 143:11
„Ach, Soevereine Heer Jehovah, Ez 20:9
zen, zal naderbij treden, huisge-
waarom hebt gij dit volk hele- zin voor huisgezin, en het huisge-
i Ex 24:7
maal over de Jorda_ an _ gebracht, 1Sa 2:25 zin dat Jehovah zal aanwijzen, zal
enkel en alleen om ons in de j Joz 6:17
naderbij treden, fysiek sterke man
hand der Amorieten te geven, zo- voor fysiek sterke man. 15 En
k Ex 20:15
dat die ons kunnen verdelgen? Jes 61:8 het moet geschieden dat degene
En hadden wij maar besloten aan Mt 15:19 die met het aan de vernietiging
gene zijde van de Jorda_ an _ te blij- l Jer 32:19 prijsgegevene wordt aangewezen,
Heb 4:13
ven! f 8 Neem mij niet kwalijk, met vuur verbrand zal worden,d
o Jehovah, maar wat kan ik zeg- m Joz 7:21 hij en al wat hem toebehoort, om-
¨
gen nadat Isra _ el zijn vijanden n Re 2:14 dat hij het verbond van Jehovah
de rug heeft toegekeerd? 9 En heeft overtredene en omdat hij een
¨ o De 7:26 ¨
de Kanaanieten en alle bewoners Joz 6:18 schandelijke dwaasheid in Isra _ el
van het land zullen het horen, en heeft begaan.” ’ ”f
zij zullen ons stellig omsingelen 2e kolom 16 Toen stond Jozua _ vroeg in
¨
en onze naam van de aarde afsnij- a Ex 19:10 de morgen op en liet Isra _ el na-
den; g en wat zult gij voor uw gro- derbij treden, stam voor stam er-
b Joz 6:18
te naam doen?”h van, en de stam Juda _ werd aan-
c Sp 16:33
10 Daarop zei Jehovah tot Jo- _ gewezen. 17 Vervolgens liet hij
zua: „Sta op, gij-daar! Waarom d Joz 1:18 de families van Juda _ naderbij tre-
Joz 7:25
valt gij op uw aangezicht? 11 Is- _ den en wees de familie der Zar-
¨ g aan, waarna hij de familie
rael heeft gezondigd, en ook heb- e Ex 24:7
Joz 7:11
hieten
ben zij mijn verbond overtredeni Re 2:20 der Zarhieten naderbij liet tre-
dat ik hun als een gebod had opge- f Re 20:6 den, fysiek sterke man voor fy-
legd; en ook hebben zij iets weg- 2Sa 13:12 siek sterke man, en Zabdi _ werd
genomen van datgene wat aan de g Ge 38:30 aangewezen. 18 Ten slotte liet
Nu 26:20
vernietiging was prijsgegeven,j en 1Kr 2:4
hij zijn huisgezin naderbij tre-
ook gestolenk en het ook geheim den, fysiek sterke man voor fy-
h 1Sa 14:42
gehoudenl en het ook bij hun eigen Sp 13:21 siek sterke man, en Achan _ werd
voorwerpen gelegd.m 12 En de Sp 16:33 aangewezen,h de zoon van Kar- _
¨ Jer 2:26
zonen van Isra _ el zullen niet in Jon 1:7 mi, de zoon van Zabdi, _ de zoon
Han 5:3
staat zijn tegen hun vijanden op te van Zera, _ van de stam Juda. _
staan.n Zij zullen hun vijanden de i 2Kr 19:6 19 Toen zei Jozua _ tot Achan: _
Jer 13:16
rug toekeren, want zij zijn tot iets „Mijn zoon, geef alstublieft heer-
j Ps 32:5
geworden wat aan de vernietiging lijkheid aan Jehovah, de God van
Ps 51:4 ¨
is prijsgegeven. Ik zal niet meer 1Ti 5:24 Isra
_ el,i en doe voor hem belij-
met U blijken te zijn, tenzij GIJ k 1Sa 14:43 denis,j en vertel mijk alstublieft:
het aan de vernietiging prijsge- Sp 28:13 Wat hebt gij gedaan? Verberg l
gevene uit UW midden verdelgt.o l Job 31:33 het niet voor mij.”
JOZUA 7:20–8:11 Achan gestenigd. Jozua’s hinderlaag tegen Ai 298
20 Daarop antwoordde Achan _ HFDST. 7 moet met Ai en met zijn koning
Jozua
_ en zei: „Inderdaad, ik — ik a 1Sa 2:25 doen net zoals gij met Jericho _ en
heb gezondigd tegen Jehovah, de b Ge 10:10 zijn koning hebt gedaan.a Alleen
¨
God van Isra _ el,a en zo en zo heb ik c 1Jo 2:16
moogt gijlieden zijn buit en zijn
d Ex 20:17
gedaan. 21 Toen ik bij de buit Lu 12:15
huisdieren voor UZELF plunderen.b
een mooi ambtskleed uit S _inear b 2Pe 2:14 Leg u een hinderlaag tegen de
te zien kreeg c en tweehonderd e Mi 2:2 stad, aan haar achterzijde.”c
Jak 1:15
zilveren sikkelen en een gouden f Ps 10:11
3 Bijgevolg stonden Jozua _ en al
staaf, waarvan het gewicht vijf- Jes 29:15 het krijgsvolkd op om naar Ai op te
tig sikkelen was, wilde ik die g Joz 7:1 trekken, waarna Jozua _ dertigdui-
Joz 22:20
graag hebben,d en ik heb ze ge- zend man, dappere, sterke man-
h Joz 6:19
nomen; e en zie! ze zijn in de aar- e
nen, uitkoos en hen ’s nachts uit-
i Joz 15:7
de verstopt midden in mijn tent, Jes 65:10 zond. 4 Voorts gebood hij hun
met het geld eronder.”f Ho 2:15
en zei: „Ziet, GIJ ligt in hinderlaag f
j Joz 6:18
22 Direct zond Jozua _ boden, en 1Kr 2:7 tegen de stad, aan de achterzijde
zij spoedden zich aanstonds naar k Le 24:14 van de stad. Gaat niet zo heel ver
de tent, en zie! het was in zijn Joz 1:18
van de stad af, en GIJ moet U allen
l Ge 38:24
tent verstopt, met het geld eron- Le 20:14 gereedhouden. 5 Wat mij aan-
der. 23 Zij dan namen die [din- Le 21:9 gaat en al het volk dat bij mij is,
Joz 7:15
gen] uit het midden van de tent wij zullen ons tot dicht bij de stad
m Joz 8:29
weg en brachten ze bij Jozua _ en Joz 10:27 begeven. En het moet geschieden
¨ 2Sa 18:17
alle zonen van Isra _ el en stortten dat, ingeval zij tegen ons uittrek-
n De 13:17
ze voor het aangezicht van Jeho- ken, net zoals de eerste keer,g wij
o Joz 15:7
vah uit. 24 Hierop nam Jozua, _ dan voor hen moeten vluchten.
¨ g
Jes 65:10
en heel Isra
_ el met hem, Achan, _ Ho 2:15 6 En zij moeten uittrekken ach-
de zoon van Zera, _ en het zilver ter ons aan, totdat wij hen van de
en het ambtskleed en de staaf HFDST. 8 stad hebben weggelokt, want zij
goudh en zijn zonen en zijn doch- p De 1:21 zullen zeggen: ’Ze vluchten voor
ters en zijn stier en zijn ezel en De 7:18
De 31:8 ons, net zoals de eerste keer.’h
zijn kleinvee en zijn tent en al- Joz 1:9 En wij moeten´ ´ voor hen vluchten.
Ps 27:1
les wat hij bezat, en zij voerden Jes 12:2 7 Dan zult GIJ uit de hinderlaag
hen op naar de laagvlakte van Ro 8:31 opstaan, en GIJ moet de stad in be-
i
Achor.
_ 25 Nu zei Jozua: _ „Waar- q Joz 2:24
Ps 44:3
zit nemen; en Jehovah, UW God,
om hebt gij de banvloek over ons Han 7:45 zal ze stellig in UW hand geven.i
j Jehovah zal op deze
gebracht? 8 En het moet geschieden dat zo-
dag de banvloek over ¨ u brengen.” 2e kolom dra GIJ de stad hebt veroverd, GIJ
Toen ging heel Isra _ el hem met a Joz 6:21 de stad in brand dient te steken.j
stenen werpen,k waarna zij hen b Job 27:17 Overeenkomstig Jehovah’s woord
met vuur verbrandden.l Aldus Sp 13:22
dient GIJ te handelen. Ziet, ik heb
Pr 2:26
stenigden zij hen met stenen. c Sp 20:18
het U geboden.”k
26 Voorts richtten zij een gro- d Joz 8:11 9 Daarna zond Jozua _ hen uit
te steenhoop boven hem op, die e De 3:18 en zij trokken naar de plaats van
er tot op deze dag nog is.m Toen De 20:8
de hinderlaag en maakten kwar-
Heb 11:34
wendde Jehovah zich af van zijn tier tussen Bethel _ en Ai, ten
f Re 20:29
brandende toorn.n Daarom werd 2Kr 13:13 westen van Ai, terwijl Jozua _ die
de naam van die plaats tot op deze g Joz 7:5 nacht nog te midden van het volk
o ge-
dag de Laagvlakte van Achor _ h Ex 15:9 doorbracht.
Joz 8:16
noemd. 10 Toen stond Jozua vroeg in
i Joz 2:24 _
Toen zei Jehovah tot Jozua:
_ de morgen op l en inspecteerde
8
Sp 21:31

„Wees niet bevreesd, noch ver- j Joz 8:19 het volk en trok op, hij en de
Joz 8:28 ¨
schrikt.p Neem al het krijgsvolk
k Joz 1:9
oudere mannen van Isra _ el, voor
met u en sta op, trek op naar Ai. Joz 1:16 het volk uit naar Ai. 11 En al
Zie, ik heb de koning van Ai en l Joz 3:1 het krijgsvolkm dat bij hem was,
Joz 6:12
zijn volk en zijn stad en zijn land m Joz 8:1
trok op, om de stad te naderen en
´ ´
in uw hand gegeven.q 2 En gij Joz 8:3 tot voor de stad te komen, en ver-
299 Inneming en verwoesting van Ai JOZUA 8:12-29
volgens legerden zij zich ten noor- HFDST. 8 vluchten. En het volk dat op
den van Ai, met het dal tussen hen a Joz 8:2 de vlucht was naar de wilder-
Re 20:29
en Ai in. 12 Ondertussen nam nis, keerde zich tegen de achter-
hij ongeveer vijfduizend man en volgers. 21 En Jozua _ en heel Is- _
b Ge 28:19 ¨
legde hen in een hinderlaag a tus- rael zagen dat het krijgsvolk in
sen Bethel b
_ en Ai, ten westen van a
de hinderlaag de stad had inge-
c Joz 8:5
de stad. 13 Zo stelde het volk nomen, en dat de rook van de stad
het hoofdkamp op, dat ten noor- omhoogsteeg, en dus keerden zij
d Joz 8:4
den van de stad was,c en de uiter- zich om en gingen de mannen van
ste achterhoede ervan, die ten Ai neerslaan. 22 En die ande-
e Re 20:34
westen van de stad was,d en ver- Sp 14:15 ren kwamen hun uit de stad tege-
volgens trok Jozua _ die nacht tot moet, zodat zij midden tussen Is- _
midden in de laagvlakte. ¨
f Re 20:36 rael geraakten, dezen aan de ene
14 Nu geschiedde het dat zodra kant en genen aan de andere kant,
de koning van Ai dit zag, de man- g Joz 8:6 en zij gingen hen neerslaan tot-
nen van de stad voorts gehaast Joz 16:1 dat er niemand meer van hen over
Joz 18:12
werden en vroeg opstonden en te- was, noch overlevende noch ont-
¨
gen Isra_ el ten strijde uittrokken, snapte.b 23 En de koning c van
h Ex 15:9
hij en al ´ ´ zijn volk, op de bestemde Re 20:31 Ai namen zij levend gevangen en
tijd, voor de woestijnvlakte. Wat Ps 9:16
brachten hem toen bij Jozua. _
hem betreft, hij wist niet dat hem 24 Nu geschiedde het dat ter-
achter de stad een hinderlaag was i Ex 17:11 ¨
Joz 8:7 wijl Isra _ el het doden van alle in-
gelegd.e 15 Toen Jozua _ en heel Joz 8:26
¨ woners van Ai op het veld, in de
Isra
_ el zich voor hun aangezicht
wildernis waar zij hen hadden ach-
een slag lieten toebrengen,f sloe- j De 7:24
tervolgd, ten einde bracht, zij al-
gen zij voorts op de vlucht langs Joz 1:5
len zonder uitzondering door de
de weg van de wildernis.g 16 Nu
werd al het volk dat in de stad k Joz 8:7
scherpte van het zwaard bleven
was, opgeroepen om hen na te ja- vallen, totdat zij hun einde had-
gen, en zij gingen Jozua najagen den gevonden. Daarna keerde heel
_ l Joz 8:8 ¨
en werden van de stad wegge- Joz 8:28 Isra
_ el terug naar Ai en sloeg het
lokt.h 17 En er bleef geen man met de scherpte van het zwaard.
in Ai en Bethel over die niet uit- 2e kolom 25 En [het getal van] alle ge-
¨ _ vallenen op die dag, zowel man-
trok, Isra_ el achterna, zodat zij de a Joz 8:2
¨ Re 20:29 nen als vrouwen, bedroeg twaalf-
stad wijd open lieten en Isra _ el
gingen najagen. duizend, heel de bevolking van
18 Jehovah zei nu tot Jozua: _
b Le 27:29
De 7:2
Ai. 26 En Jozua _ trok zijn hand,
„Strek de werpspies die in uw waarmee hij de werpspies uitge-
hand is naar Ai uit,i want ik zal c Joz 8:29
strekt hield, niet terug d totdat
het in uw hand geven.”j Bijge- Joz 12:9 hij alle inwoners van Ai aan de
volg strekte Jozua _ de werpspies vernietiging had prijsgegeven.e
die in zijn hand was, naar de stad d Ex 17:11 27 Alleen de huisdieren en de
Joz 8:18 ¨
uit. 19 En het krijgsvolk in de buit van die stad plunderde Isra _ el
hinderlaag stond vlug van zijn voor zichzelf, overeenkomstig Je-
e Le 27:29
plaats op, en op het ogenblik dat hovah’s woord, dat hij Jozua _ ge-
hij zijn hand uitstrekte, snelden boden had.f
f Nu 31:26
zij toe, waarna zij de stad binnen- Joz 8:2 28 Voorts verbrandde Jozua _ Ai
Job 27:17
gingen en haar innamen.k Vervol- Sp 13:22
en maakte het voor onbepaalde
g
gens haastten zij zich en staken Pr 2:26 tijd tot een puinheuvel, tot een
de stad in brand.l woestenij tot op deze dag. 29 En
20 De mannen van Ai dan g Joz 8:8 hij hing de koning van Aih aan
wendden zich om en keken, en een paal tot aan de avondstond; i
zie, de rook van de stad steeg h Joz 12:9 en toen de zon op het punt stond
ten hemel, en zij bleken niet in onder te gaan, gaf Jozua _ orders,
staat te zijn her- of derwaarts te i De 21:22 waarna men zijn dode lichaam
JOZUA 8:30–9:11 Altaar op de Ebal. Schrandere Gibeonieten 300
van de paal afnama en het aan de HFDST. 8 waren, de Hethieten a
en de Amo-
¨
ingang van de stadspoort wierp a De 21:23
Joz 10:27
rieten, de Kanaanieten,b de Fere-
c
en een grote steenhoop boven b Ex 20:24 zieten, de Hevieten en de Jebu-
hem oprichtte, die er tot op deze c De 11:29 sieten,d 2 zij zich allen voorts
De 27:5
dag nog is. d De 31:9 aaneensloten om eendrachtig te-
¨
30 In die tijd nu bouwde Jo- _ Joz 1:8
2Kr 34:14
gen Jozua _ en Isra
_ el oorlog te voe-
zua op de berg Ebal _ een altaar b Da 9:13 ren.e
¨ Mal 4:4
voor Jehovah, de God van Isra _ el,c e Ex 20:25 3 En de inwoners van G _ibeonf
31 juist zoals Mozes, _ de knecht De 27:6 hoorden wat Jozua _ met Jericho _ g
¨ f Ex 20:24
van Jehovah, de zonen van Isra _ el De 27:7 en Aih had gedaan. 4 Daarom
had geboden, gelijk in het boek g De 27:3 gingen zij, geheel uit eigen bewe-
De 27:8
van de wetd van Mozes _ geschre- 2Kor 3:3 ging, met schranderheid te werki
ven staat: „Een altaar van hele h Ex 24:4
Ex 34:27
en zij begaven zich op weg en
stenen, waarover men geen ijze- i De 29:10 voorzagen zich van mondvoor-
ren werktuig gezwaaid heeft”; e j De 31:9 raad en namen versleten zakken
k De 31:25
en zij gingen daarop brandoffers l Le 24:22 voor hun ezels, en versleten en ge-
aan Jehovah brengen en gingen Nu 15:16 barsten en samengebonden wijn-
m De 27:12
gemeenschapsoffers slachten.f n De 27:13 zakken,j 5 en versleten en opge-
32 Toen schreef hij daar op de o De 11:29 lapte sandalen aan hun voeten, en
p Sp 10:6
stenen een afschriftg van de wet q De 31:9
versleten kleren aan het lijf, en
van Mozes,_ die hij voor het aan- Ne 8:3 al het brood van hun mondvoor-
¨ r Le 26:3
gezicht van de zonen van Isra _ el De 28:2
raad bleek droog en verkruimeld
geschreven had. h 33 En heel Is-
_ s De 27:15 te zijn. 6 Toen gingen zij naar
¨ De 28:15
rael en hun oudere manneni en de De 29:21 Jozua
_ in het kamp te G _ilgalk en
beambten en hun rechters ston- t De 4:2 zeiden tot hem en de mannen van
De 12:32 ¨
den aan deze en aan gene zijde u De 31:12 Isra
_ el: „Wij zijn uit een ver land
van de Ark, tegenover de pries- Ne 8:2 gekomen. Nu dan, SLUIT een ver-
v De 29:11
ters,j de levieten, die de ark van bondl met ons.” 7 Hierop zei-
w Le 24:22 ¨
het verbond van Jehovah droe- Nu 15:16 den de mannen van Isra _ el tot de
gen,k zowel de inwonende vreem- Hevieten: m „Misschien woont gij
deling als de ingeborene,l de ene HFDST. 9 wel in onze buurt. Hoe zouden
helft van hen tegenover de berg x Joz 12:7 wij dan een verbond met u kun-
Gerizim
_ m en de andere helft van y Nu 34:6 nen sluiten?”n 8 Zij zeiden op
z De 1:7
hen tegenover de berg Ebal _ n (juist hun beurt tot Jozua: _ „Wij zijn uw

zoals Mozes,_ de knecht van Jeho- knechten.”o
2e kolom
vah, ¨ had geboden),o opdat het volk Toen zei Jozua _ tot hen: „Wie zijt
Isra
_ el eerst gezegendp kon wor- a Ge 15:20
GIJ, en waar komt GIJ vandaan?”
b Ex 3:17
den. 34 En daarna las hij alle Ex 23:23 9 Hierop zeiden zij tot hem: „Uit
woorden van de wet hardop voor,q c De 7:1
een zeer ver landp zijn uw knech-
d Ex 13:5
de zegenr en de vervloeking,s over- e Joz 24:11 ten gekomen met betrekking tot
eenkomstig alles wat in het boek Ps 83:4
Ps 83:5
de naamq van Jehovah, uw God,
der wet geschreven staat. 35 Er f Joz 10:2 want wij hebben gehoord van zijn
bleek geen woord te zijn van al- Joz 11:19
faam en van alles wat hij in Egyp- _
g Joz 6:20
les wat Mozes _ geboden had, dat Jo- _ h Joz 8:24 te heeft gedaan,r 10 en van al-
zua niet voorlas voor de hele ge- i Sp 14:15 les wat hij de beide koningen der
¨ t Sp 22:3
meente van Isra _ el, te zamen met j Mt 9:17 Amorieten, die aan gene zijde van
de vrouwenu en de kleinenv en de k Joz 5:10 de Jorda_ an _ waren, namelijk S _i-
Joz 10:43
inwonende vreemdelingenw die in l Lu 14:32 hon,s de koning van Hesbon, _ en
hun midden wandelden. m Ge 10:17 Og,t de koning van Basan, _ die
Ge 34:2 u
Nu geschiedde het dat zodra in Astaroth
_ was, heeft gedaan.
9
Ex 3:8
x
al de koningen het hoorden
n Ex 23:32
Ex 34:12
11 Daarom zeiden onze oude-
die aan de zijde van de Jorda_ an
_ in De 7:2 re mannen en alle bewoners van
De 20:16
het bergland en in de Sjefela
_ en De 20:18
Re 2:2 q 1Kon 8:41; 2Kr 6:32; Sp 18:10; r Ex 9:16;
langs de hele kust van de Grote o 2Kon 10:5 Ex 15:14; Joz 2:10; s Nu 21:21; Nu 21:24; De 2:34;
y en tegenover de L
Zee _ibanonz p De 20:15 t Nu 21:33; Nu 21:35; De 3:3; u De 1:4; Joz 12:4.
301 Verbond met Gibeonieten; zullen knechten zijn JOZUA 9:12–10:2
ons land het volgende tot ons: a HFDST. 9 hen houthakkers en waterput-
’Neemt mondvoorraad voor de a Job 12:12 ters voor heel de vergadering wor-
Job 32:7
tocht in UW handen en gaat hun te- b De 20:11 den,a juist zoals de oversten hun
gemoet, en GIJ moet tot hen zeg- c Joz 9:6 hebben beloofd.”b
gen: „Wij zijn UW knechten.b Nu d Joz 9:5 22 Nu riep Jozua
_ hen en sprak
dan, sluit een verbond met ons.” ’c e Joz 9:4
Mr 2:22 tot hen en zei: „Waarom hebt GIJ
12 Dit brood van ons — het was f Ex 28:30 ons bedrogen door te zeggen: ’Wij
warm toen wij het als onze mond- Nu 27:21
zijn heel ver van U verwijderd’,c
1Sa 30:7
voorraad uit onze huizen meena- Sp 3:5 terwijl GIJ in ons eigen midden
men, op de dag dat wij weggingen Sp 3:6
woont? d 23 En nu zijt GIJ ver-
g Joz 11:19
om hier naar U toe te komen, en vloekt,e en de positie van slaaff
h Nu 34:18
nu, zie! het is droog en verkrui- 2Kr 5:2
en van houthakkers en waterput-
meld.d 13 En dit zijn de wijnzak- i 2Sa 21:2
ters voor het huis van mijn God
ken, die wij nieuw gevuld hebben, j Joz 10:2
Joz 18:25 zal nimmer van U worden afge-
en zie! ze zijn gebarsten,e en deze k Ezr 2:25 sneden.”g 24 Toen antwoordden
kleren en sandalen van ons — ze l Ne 7:29
zij Jozua
_ en zeiden: „Het was om-
zijn versleten ten gevolge van de m Joz 15:9
Joz 18:14 dat aan uw knechten onomwon-
zeer lange tocht.” 1Sa 7:1
1Kr 13:5
den werd meegedeeld dat Jeho-
14 Hierop namen de mannen
n De 6:13 vah, uw God, zijn knecht Mozes _
iets van hun mondvoorraad, en zij o Nu 30:2 geboden had U heel het land te ge-
deden geen navraag uit de mond Mt 5:33
ven en alle bewoners van het land
van Jehovah.f 15 Toen sloot Jo- _ p Ex 22:28
Fil 2:14 van voor UW aangezicht te ver-
zua vrede met heng en sloot een q Ps 15:4
verbond met hen dat hij hen in Pr 5:4
delgen,h en wij werden zeer be-
leven zou laten, waarop de over-
Pr 5:6 vreesd voor onze ziel wegens U.i
stenh van de vergadering het hun
r 2Sa 21:1
Sp 6:17
Daarom hebben wij deze zaak ge-
bezwoeren.i Sp 8:13 daan.j 25 Nu dan, hier zijn wij,
Za 5:4
in uw hand. Juist zoals het goed
16 Nu geschiedde het dat zij na Za 8:17

verloop van drie dagen, nadat zij


Mal 3:5 en recht is in uw ogen om met ons
een verbond met hen hadden ge- te doen, doe dat.”k 26 Toen deed
sloten, te horen kregen dat zij 2e kolom hij zo met hen en bevrijdde hen
¨
dicht bij hen waren en in hun a De 29:11 uit de hand der zonen van Isra
_ el,
buurt woonden. 17¨ Toen braken b Joz 9:15 en zij doodden hen niet.l 27 Bij-
c Joz 9:6
de zonen van Isra_ el op en kwa- gevolg maakte m Jozua
_ hen op die
d Joz 9:16
men op de derde dag bij hun ste- e Ge 9:25
dag tot houthakkers en water-
den, en hun steden waren G _ibeonj Ge 9:26 putters voor de vergadering n en
¨ f 1Kon 9:21 voor Jehovah’s altaar, tot op deze
en Kef _irak en Beeroth
_ l en K
_irjath- g De 29:11
Jearim.
_¨ m
18 En de zonen van Is- _ Ezr 8:17 dag, op de plaats die hij zou uit-
rael sloegen hen niet, omdat de h Ex 23:31 kiezen.o
Nu 33:52
oversten van de vergadering het Nu geschiedde het dat zo-
10
De 7:1
hun ¨ bij Jehovah, de God van Is- _ De 20:16
dra Adoni-Z
_ edek,
_ de ko-
i Ex 15:15
rael,n bezworeno hadden. En de De 2:25 ning van Jeruzalem,
_ hoorde dat
hele vergadering ging tegen de De 11:25
Jozua
_ Ai had ingenomenp en het
Joz 5:1
oversten murmureren.p 19 Hier- j Jon 3:9 vervolgens aan de vernietiging
op zeiden al de oversten tot heel Ro 3:29
had prijsgegeven,q dat hij met
Heb 11:31
de vergadering: „Wij, van onze k Ge 16:6 Ai en zijn koning gedaan hadr
zijde, hebben het hun ¨ bij Jeho- Re 10:15 s en
2Sa 24:14 net zoals hij met Jericho
_
vah, de God van Isra
_ el, bezworen, Jer 26:14 zijn koning had gedaan,t en dat
en nu mogen wij hen niet aan- l Jer 39:18
de inwoners van G _ibeon vrede
tasten.q 20 Dit zullen wij met m 1Kr 9:2 ¨
hen doen, waarbij wij hen in leven Ezr 7:24 met Isra
_ el hadden geslotenu en
Ezr 8:17
laten, opdat er geen verontwaar- Ne 3:26
zich in hun midden ophielden,
diging over ons komt om de eed
Ne 7:60 2 hij zeer bevreesd werd,v omdat
n De 29:11
die wij hun gezworen hebben.”r Joz 9:21
HFDST. 10 p Joz 8:2; q Joz 8:24; r Joz 8:29;
21 Daarom zeiden de oversten o De 12:5
1Kon 8:29 s Joz 6:21; t Joz 6:2; u Joz 9:15; Joz 11:19; v Ex
tot hen: „Laat hen leven en laat 2Kr 6:6 15:16; De 2:25; De 11:25; Joz 2:11; Joz 5:1.
JOZUA 10:3-20 Gibeon verdedigd. Zon staat stil 302
G _ibeon een grote stad was, als een HFDST. 10 ten en zich op de helling van
der koninklijke steden, en omdat a Joz 8:25 Beth-Horon _ bevonden, Jehovah
het groter was dan Ai,a en al zijn b Joz 12:10 uit de hemel grote stenena op
Joz 18:28
mannen sterke mannen waren. hen wierp, tot Azeka _ toe, zodat zij
c Ge 23:2
3 Dientengevolge zond Adoni- _ Nu 13:22 stierven. Er stierven er meer door
Zedek,
_ de koning van Jeruzalem, _ b d Joz 12:11 de hagelstenen¨ dan er door de
aan Hoham, _ de koning van He- _ e 2Kon 18:14 zonen van Isra _ el met het zwaard
bron,c en aan P _iream, de koning f Joz 12:12 werden gedood.
Joz 15:39
van Jarmuth,
_ d
en aan Jaf _ia, de ko- 12 Toen was het dat Jozua _ er-
g Joz 9:15
ning van Lachis, _ e en aan Debir,
_ Joz 11:19 toe overging tot Jehovah te spre-
de koning van Eglon, _ f de volgende
h Ge 15:16 ken, op de dag dat Jehovah de
boodschap: 4 „Trekt op naar mij i Joz 5:10 Amorieten
¨ aan de zonen van Is- _
en helpt mij en laten wij G _ibeon Joz 9:6 rael overleverde, en hij zei vervol- ¨
slaan, want het heeft vrede geslo- j Joz 9:15 gens voor de ogen van Isra _ el:
Joz 9:25
ten met Jozua _ en de zonen van Is- _ k Joz 8:1
„Zon,b sta onbeweeglijk boven
¨ G _ibeon, c
rael.”g 5 Hierop verzamelden zij l Joz 8:3
zich en trokken op, vijf koningen m De 3:2
En maan, boven de laagvlakte
van Ajalon.” d
der Amorieten: h de koning van Je- De 20:1 _
ruzalem,
_ de koning van Hebron, _ n De 7:24 13 Bijgevolg bleef de zon onbe-
Joz 11:6
de koning van Jarmuth, _ de koning o Joz 1:5
weeglijk staan, en de maan stond
van Lachis, _ de koning van Eglon, _ werkelijk stil, totdat de natie
p Ps 44:3
zij en al hun legerkampen, en zij Ps 78:55 zich op haar vijanden kon wre-
gingen zich voor G _ibeon legeren q Jes 28:21 ken.e Staat dit niet geschreven
in het boek van Jasjar? f
en ertegen strijden. r Joz 15:35 _ En de
6 Toen zonden de mannen van s Joz 15:41 zon bleef midden aan de hemel
G _ibeon aan Jozua in het kamp staan en haastte zich ongeveer
_
een hele dag niet om onder te
te G _ilgali de volgende boodschap: 2e kolom
gaan.g 14 En geen dag is er als
„Laat uw hand niet verslappen a Job 38:22
Ps 18:13 die gebleken, noch daarvoor noch
ten aanzien van uw slaven.j Trek Ps 148:8
daarna, doordat Jehovah naar de
vlug naar ons op en red ons toch Jes 30:30
stem van een mens luisterde,h
en help ons, want alle koningen b Ge 1:16
want ¨ Jehovah streed zelf voor Is- _
2Kon 20:10
der Amorieten die het bergland Ps 135:6
rael.i
Jes 38:8
bewonen, hebben zich tegen ons
c Jes 28:21 15 ¨ Hierop keerde Jozua _ en heel
aaneengesloten.” 7 Jozua _ trok
d Joz 19:42 Isra
_ el met hem naar het kamp te
dus van G _ilgal op, hij en al het j
G _ilgal terug.
k e Joz 21:44
krijgsvolk met hem en alle dap-
f 2Sa 1:18 16 Intussen vluchttenk die vijf
pere, sterke mannen.l
g Ps 74:16 koningen en verscholen zich in
8 Voorts zei Jehovah tot Jozua: _ Ps 135:6
de grot bij Makkeda. _ l 17 Toen
Ps 136:8
„Wees niet bevreesd voor hen,m Mt 19:26 werd het volgende aan Jozua _ be-
want ik heb hen in uw hand ge- h De 9:19 richt: „De vijf koningen zijn ge-
geven.n Geen man van hen zal 1Kon 17:22
vonden, verscholen in de grot
Ps 113:6
tegen u stand kunnen houden.”o Jak 5:16 bij Makkeda.” _ m
18 Daarop zei
9 Jozua _ nu overviel hen onver- i Ex 14:14 Jozua:
_ „Rolt grote stenen voor
De 1:30
hoeds. De hele nacht was hij van De 3:22 de opening van de grot en stelt
G _ilgal uit opgetrokken. 10 Toen Joz 23:3
daarover mannen aan om hen te
Ps 33:20
bracht Jehovah hen voor het aan- Jes 42:13 bewaken. 19 Wat ulieden aan-
¨
gezicht van Isra _ el in verwarring,p Za 14:3
gaat, blijft niet staan. Jaagt UW
j Joz 5:10
waarop zij te G _ibeon een gro- Joz 9:6 vijanden na, en GIJ moet hen in
te slachting onder hen aanricht- k Ps 48:5 de achterhoede slaan.n Laat hen
tenq en hen daarna achtervolg- l Joz 10:10 niet binnen hun steden komen,
den langs de weg die opklimt m Joz 10:28 want Jehovah, UW God, heeft hen
naar Beth-Horon _ en hen bleven Ps 139:7 in UW hand gegeven.”o
r en Makkedas Am 9:3
slaan tot Azeka _ _ 20 Nu geschiedde het dat zo-
n De 28:7 ¨
toe. 11 Nu geschiedde het dat dra¨ Jozua _ en de zonen van Isra _ el
¨ o Le 26:8
terwijl zij voor Isra _ el wegvlucht- Ne 9:24 geeindigd hadden een zeer grote
303 Vijf koningen gedood. Jozua’s veroveringen JOZUA 10:21-37
slachting onder hen aan te rich- HFDST. 10 prijs.a Hij liet niemand in leven.
ten, totdat zij hun einde had- a Joz 8:24 Hij deed dus met de koning van
den gevonden,a en degenen van b 2Sa 20:6 Makkeda _ b net zoals hij met de ko-
hen die het hadden overleefd, wa- c Ex 11:7
ning van Jericho _ had gedaan.
ren ontsnapt en vervolgens de 29
d Joz 10:3 ¨ Toen trok Jozua _ en heel Is- _
versterkte steden binnengingen,b Joz 12:10 rael met hem van Makkeda _ ver-
21 heel het volk zich in vrede e Joz 15:13 der naar L _ibna en streed tegen
op de terugweg begaf naar het L _ibna.c 30 Bijgevolg gaf Jeho-
f Joz 12:11
kamp, naar Jozua, _ te Makkeda. _ vah ook deze¨ [stad] en haar ko-
Geen man spitste zijn tong tegen g Joz 10:5
ning in Isra _ els hand, waarna zij
¨ c Joz 12:12
de zonen van Isra _ el. 22 Toen zei haar en iedere ziel die daarin
h Ge 49:8
Jozua:
_ „Opent de ingang van de 2Sa 22:41 was, met de scherpte van het
grot en brengt die vijf koningen Ps 18:40 zwaard sloegen. Zij lieten nie-
uit de grot bij mij.” 23 Dit deden i Ex 23:27 mand daarin in leven. Zij deden
De 33:29
zij toen, waarop zij die vijf konin- Ps 110:1 dus met haar koning net zoals zij
gen uit de grot bij hem brachten: met de koning van Jericho _ had-
j De 1:29
d de ko-
de koning van Jeruzalem, _ De 31:6 den gedaan.d
e de koning van Joz 1:9
ning van Hebron, _ 31 Vervolgens trok Jozua _ en
Jarmuth, de koning van Lachis, f
Ps 27:14 ¨
_ _ heel Isra _ el met hem van L _ibna
g k De 3:21
de koning van Eglon. _ 24 Nu ge- De 7:19 verder naar Lachis _ e en legerde

schiedde het dat zodra zij die ko- l De 21:22 zich toen voor [de stad] en streed
ningen bij Jozua _ hadden gebracht, ertegen. 32 Bijgevolg gaf Jeho-
Jozua m De 21:23 ¨
_ ¨ vervolgens alle mannen van Joz 8:29 vah Lachis _ in Isra _ els hand, zo-
Isra
_ el riep en tot de aanvoerders n Joz 10:10
dat zij het op de tweede dag in-
van de krijgslieden, die met hem Joz 12:16 namen, en vervolgens sloegen zij
Joz 15:41
meegetrokken waren, zei: „Treedt het en iedere ziel die daarin was,
naar voren. Zet UW voet op de
met de scherpte van het zwaard,f
nek van deze koningen.”h Zij tra- 2e kolom overeenkomstig alles wat zij met
den dus naar voren en zetten hun a Le 27:29 L _ibna hadden gedaan.
De 20:16
voet op hun nek.i 25 En Jozua _ Ps 21:8 33 Het was toen dat Horam, _
zei verder tot hen: „Weest niet be- b Joz 12:16 de koning van Gezer, _ g
optrok om
vreesd, noch verschrikt.j Weest Lachis
_ te helpen. Jozua _ sloeg dus
c Joz 12:15
moedig en sterk, want zo zal Je- Joz 15:42 hem en zijn volk, totdat hij nie-
hovah doen met al UW vijanden Joz 21:13
mand van hem meer in leven had
tegen wie GIJ strijdt.”k d Joz 6:21 gelaten.h
Joz 8:2
26 En daarna ging Jozua _ ertoe 34 ¨ Toen trok Jozua _ en heel Is- _
Joz 8:29
over hen neer te slaan en hen ter e Joz 10:3 rael met hem van L achis _ ver-
dood te brengen en hen aan vijf Joz 12:11 der naar Eglon _ i en legerde zich
Joz 15:39
palen op te hangen, en zij bleven voor [de stad] en streed ertegen.
tot de avond aan de palen han- f De 7:2
De 20:16 35 En zij namen het ten slotte
gen.l 27 Nu geschiedde het dat op die dag in en sloegen het toen
g Joz 12:12
Jozua
_ ten tijde van het onder- Joz 16:10 met de scherpte van het zwaard,
gaan der zon orders gaf, waarop Joz 21:21
Re 1:29
en zij gaven iedere ziel die daar-
men hen van de palen afnamm en 1Kon 9:16 in was, op die dag aan de vernie-
hen in de grot wierp waar zij zich h Le 27:29 tiging prijs, overeenkomstig alles
hadden verscholen. Voorts plaat- wat zij met Lachis _ hadden ge-
i Joz 10:3
ste men grote stenen voor de in- Joz 12:12 daan.j
gang van de grot — die er tot op Joz 15:39
36 ¨ Daarna trok Jozua _ en heel
de dag van vandaag nog zijn. j De 20:16 Isra
_ el met hem van Eglon _ naar
Joz 10:32
28 En Jozua
_ nam op die dag Hebron_ k
op en streed ertegen.
k Ge 13:18
Makkeda _ n in en sloeg het ver- Ge 23:19 37 En zij namen het ten slotte
volgens met de scherpte van het Nu 13:22 in en sloegen het toen met zijn
Joz 10:3
zwaard. Wat zijn koning betreft, Joz 14:13 koning en alle bijbehorende ste-
hij gaf hem en iedere ziel die Joz 15:13
Joz 21:13
den en iedere ziel die daarin was,
daarin was, aan de vernietiging Re 1:10 met de scherpte van het zwaard.
JOZUA 10:38–11:12 Negeb, Sjefela en bergland ingenomen 304
Hij liet niemand in leven, overeen- HFDST. 10 land M _izpa.a 4 Zij trokken dus
komstig alles wat hij met Eglon _ a Le 27:29 uit, zij en al hun legerkampen
Joz 6:21
had gedaan. Hij gaf het dus met b Joz 12:13 met hen, een talrijk volk, in zo
iedere ziel die daarin was, aan de Joz 15:15
Re 1:11
groten getale als de zandkorrels
vernietiging prijs.a c De 7:2 die aan de zeeoever zijn,b en zeer
De 20:16
38 Ten laatste ¨ keerde Jozua
_ en d Joz 11:14 veel paardenc en strijdwagens.
heel Isra
_ el met hem terug naar e Joz 10:30 5 Voorts kwamen al die konin-
b Joz 10:32
Debir
_ en streed ertegen. 39 En f De 1:7 gen volgens afspraak bijeen en
hij nam het ten slotte in met zijn g Ge 20:1 gingen zich gezamenlijk legeren
h Joz 9:1
koning en alle bijbehorende ste- Joz 15:33 bij de wateren van Merom _ om te-
den, waarna zij hen sloegen met Re 1:9 ¨
i Joz 12:8
gen Isra _ el te strijden.d
de scherpte van het zwaard en j De 20:16 6 Hierop zei Jehovah tot Jozua: _
iedere ziel die daarin was, aan de Joz 11:14
„Vrees niet wegens hen,e want
k Le 27:29
vernietiging prijsgaven.c Hij liet l De 7:2 morgen om deze tijd lever ik hen
niemand in leven.d Net zoals hij De 9:5 ¨
m Nu 34:4 allen als verslagenen aan Isra _ el
met Hebron _ had gedaan en net De 9:23
over. Hun paarden zult gij de pe-
zoals hij met L _ibna en zijn koning Joz 15:3

had gedaan, deed hij ook met De-


n Ge 10:19 zen doorsnijdenf en hun wagens
_ De 2:23
bir en zijn koning.e o Joz 11:16 zult gij in het vuur verbranden.”g
Joz 15:51 7 Jozua _ dan en heel het krijgs-
40 Jozua _ dan sloeg het gehe- p Joz 11:19
q Joz 11:18 volk met hem kwam onverhoeds
le land van het berglandf en de
Negeb g en de Sjefelah en de hel-
r Ex 14:14 op hen af langs de wateren van
_ _ De 1:30
lingen,i en al hun koningen. Hij De 3:22 Merom _ en overviel hen. 8 Toen
s Joz 4:19 ¨
liet niemand in leven, en al wat gaf Jehovah hen in Isra _ els hand,h
waarop zij hen sloegen en achter-
adem had,j gaf hij aan de vernie-
tiging prijs,k juist¨ zoals Jehovah,
HFDST. 11 volgden tot aan het volkrijke S _i-
¨
de God van Isra _ el, had geboden.l t Joz 12:19 doni en tot aan M _isrefoth-Ma_ ımj
u Joz 12:20
41 Voorts sloeg Jozua _ hen van en tot aan de valleivlakte van
v Nu 34:11 ´k
Kades-Barn
_ ea
_ m tot Gaza _ n en het w Joz 10:40 M _izpe in het oosten; en zij ble-
x Joz 12:23
hele land Gosen _ o en tot G _ibeonp Joz 17:11 ven hen slaan totdat zij niemand
toe.´ ´ 42 En Jozua _ maakte zich y
Re 1:27
De 20:17
van hen meer in leven hadden
in een keer van al die koningen z Ge 15:16 gelaten.l 9 Daarna deed Jozua _
Am 2:9
en hun land meester,q want het met hen juist zoals Jehovah hem
¨ a De 7:1
was Jehovah,¨ de God van Isra _ el, b Ex 3:8 had gezegd: hun paarden sneed
c Nu 13:29
die voor Isra _ el streed.r 43 Daar- ¨ d Re 3:3
hij de pezen door m en hun wagens
na keerde Jozua _ en heel Isra _ el e De 4:48 verbrandde hij in het vuur.n
Joz 13:11
met hem naar het kamp te G _ilgals 10 Meer dan dat, Jozua _ maakte
terug.
in die tijdo rechtsomkeert en nam
2e kolom p
Nu geschiedde het dat zo- Hazor
_ in; en zijn koning sloeg
11
Hazor,
_
dra Jabin,
_ de koning van
hiervan hoorde, hij voorts
a Joz 11:8
b 1Sa 13:5
c Ps 33:17
hij neer met het zwaard,q want
Hazor
_ was voordien het hoofd
Sp 21:31
een boodschap zond aan Jobab, _ d Ps 3:6
van al die koninkrijken. 11 Zij
de koning van Madon,
_ t
en aan de Ps 118:10 dan sloegen iedere ziel die daar-
e Joz 10:8
koning van S _imron en de koning Ps 27:1 in was, met de scherpte van het
u
van Achsaf,
_ 2 en aan de ko- Ps 46:1 zwaard, [hen] aan de vernieti-
f De 17:16
ningen die in het noorden, in het Joz 11:9 ging prijsgevend.r Volstrekt niets
bergland, en in de woestijnvlak- 2Sa 8:4
g Ps 20:7
wat adem had, werd overgelaten,s
ten ten zuiden van K _innerethv en Jes 31:1 en hij verbrandde Hazor _ in het
_ w en op de bergrug-
in de Sjefela h Joz 21:44
Joz 23:10 vuur. 12 En Jozua _ maakte zich
gen van Dor x in het ¨ westen wa- Ne 9:24 meester van alle steden van deze
i Ge 10:19
ren, 3 de Kanaanieteny in het Joz 19:28 koningen en van al hun koningen
oosten en het westen, en de Amo- j Joz 13:6
en sloeg ze toen met de scherpte
k Joz 11:3
rietenz en de Hethietena en de l De 20:16 van het zwaard.t Hij gaf ze aan de
Ferezietenb en de Jebusietenc in m De 17:16
Joz 11:6
het bergland en de Hevietend aan n Jes 31:1 p Joz 19:36; q Joz 12:19; Ps 136:17; r Le 27:29; Joz
de voet van de Hermon e in het
_ o Joz 11:18 11:14; s De 20:16; Joz 10:40; t De 9:5.
305 Verovering Beloofde Land bijna voltooid JOZUA 11:13–12:5
HFDST. 11
¨
vernietiging prijs,a juist zoals Mo- _ bergland van Isra _ el.a Met hun
zes, de knecht van Jehovah, gebo- a De 7:16 steden gaf Jozua
_ hen aan de ver-
Joz 11:20
b
den had. 13 Slechts alle steden b Nu 33:52 nietiging prijs.b 22 Er bleven
die op hun eigen heuvels lagen, De 7:2 geen Enakieten meer over ¨ in het
¨ Joz 9:24
verbrandde Isra _ el niet, behalve c Nu 31:23 land der zonen van Isra _ el. Alleen
c
dan alleen Hazor, _ dat wel door De 20:16 in Gaza,
_ in Gathd en in Asdod _ e
Joz 8:2
Jozua
_ werd verbrand. 14 En de Joz 8:27 bleven er over.f 23 Jozua _ ver-
hele buit van die steden en de d De 7:2 overde dus het gehele land, over-
e De 20:16
huisdieren plunderden de zonen f De 3:28
eenkomstig alles wat Jehovah
¨ aan Mozes
_ beloofd had,g en ¨ daar-
van Isra _ el voor zichzelf.c Alleen De 4:5
De 7:1
alle mensen sloegen zij met de De 31:7 na gaf Jozua
_ het aan Isra
_ el ten
scherpte van het zwaard, totdat g De 4:2 erfdeel volgens de hun toekomen-
De 12:32
zij hen verdelgd hadden.d Zij lie- Ps 119:4 de delen, naar hun stammen.h En
ten niemand die adem had, over- h Nu 13:17 het land rustte van de oorlog.i
De 1:7
blijven.e 15 Juist zoals Jehovah Joz 10:40 Dit nu zijn de koningen
zijn knecht Mozes
zo gebood Mozes _
_ geboden had,
Jozua,
_ f en zo
Joz 12:8
i Joz 10:41
Joz 15:51
12 van het land
zonen van Isra
_
¨ die door de
el werden ver-
j Re 1:9
deed Jozua. _ Geen woord van al k De 3:17 slagen en wier land zij vervol-
wat Jehovah Mozes _ geboden had, Joz 12:1 gens in bezit namen aan de zijde
Joz 12:8
schoof hij terzijde.g Joz 18:18 van de Jorda_ an _ tegen de opgang
16 Jozua _ dan veroverde heel dit l Joz 9:1 der zon,j van het stroomdal van
m Joz 12:7 k
land, het bergland en heel de Ne- _ n Ge 32:3
de Arnon_ tot aan de berg Her- _
h
geb en het hele land Gosen _ i en de De 2:1 mon,l en heel de Araba _ m tegen
o Joz 13:5
Sjefela _ j en de Araba k en het berg- de opgang [der zon]: 2 S _ihon,n
¨ _ p De 4:48
de koning der Amorieten, die in
land van Isra _ el met zijn Sjefela, _ l Joz 13:11
Hesbon o woonde [en] die heerste
17 van de berg Chalak, _ m die naar q De 7:24 _ ¨
¨ n ¨ Ps 136:18
vanaf Aro _ er,p dat aan de oever
Se_ ır oploopt, en tot aan Ba_ al- r Joz 9:7
q
Gado in de valleivlakte van de L _i- s Joz 9:15 van het stroomdal van de Arnon _
Joz 10:4
banon aan de voet van de berg t De 20:17 lag, en over het midden van het
Hermon,
_ p
en hij maakte zich mees- u De 2:30 stroomdal, en over de helft van
Ro 9:18
ter van al hun koningen, waar- v Ex 34:12
G _ilead tot aan het stroomdal van
r de grens van de zo-
na hij hen neersloeg en ter dood De 7:2 de Jabbok,_
w De 20:16
bracht.q 18 Vele dagen heeft Jo- _ Joz 11:14
nen van Ammon, _ 3 en over de
zua oorlog gevoerd tegen al deze x Nu 13:22 Araba _ s tot aan de zee van K _inne-
De 1:28
koningen. 19 Er bleek geen stad Joz 15:13
retht tegen het oosten en tot aan
te zijn die vrede sloot met de zo- y Joz 15:50 de zee van de Araba, _ de Zout-
¨ zee,u aan de oostkant, in de rich-
nen van Isra _ el, behalve de Hevie- v
ting van Beth-Jesimoth, _ en zuid-
tenr die in G _ibeon woonden.s Alle 2e kolom
waarts tot onder aan de hellingen
andere namen zij door oorlog in.t a Joz 11:16
b Le 27:29 van de P _isga.w
20 Want het bleek Jehovah’s weg Joz 11:12
te zijn hun hart verstokt te la- Joz 24:11 4 En het gebied van Og,x de ko-
¨ c Joz 10:41 ning van Basan, _ een van de¨ over-
ten worden,u zodat zij Isra _ el de Re 1:18 y
geblevenen van de Refa ¨ ıeten,
oorlog zouden verklaren, opdat hij d 1Sa 17:4
z
e Joz 15:46 die in Astaroth
_ en Edre_ ı a woon-
hen aan de vernietiging zou kun- 2Kr 26:6
de, 5 en die heerste in [het ge-
nen prijsgeven, zodat zij niet voor Ne 13:23
b en te
f Ex 23:29 bied van] de berg Hermon _
een gunstige bejegening in aan- Ex 23:30
Salcha en in heel Basan, c
tot aan
_ _ ¨
merking zouden komen,v maar op- Ps 105:44
de grens der Gesurieten en Maa- d
g Ex 23:27
dat hij hen zou kunnen verdelgen, Nu 34:2
chathieten,e en over de helft van
juist zoals Jehovah Mozes _ geboden De 11:23
h Nu 26:53
had.w Joz 14:1
HFDST. 12 j De 4:47; Joz 1:15; k Nu 21:24;
Joz 15:1
21 Bovendien ging Jozua _ toen- Joz 16:1
De 2:24; l De 3:8; De 4:48; m De 4:49; n Nu 21:23;
Ne 9:22; o De 2:26; p De 3:12; Re 11:26; q Nu
tertijd de Enakietenx afsnijden Joz 17:1
21:13; Joz 13:9; r Re 11:13; s De 3:17; t Jo 6:1;
i Joz 14:15
uit het bergland, uit Hebron, _ uit Joz 21:44 u Joz 3:16; v Joz 13:20; w De 3:27; x Nu 21:33;
y De 3:1; y De 3:11; Joz 13:12; z De 1:4; a De 3:10;
Debir,_ uit Anab _ en uit het hele Joz 23:1
Ps 29:11 b Joz 12:1; c De 29:7; Joz 9:10; d De 3:14; e Joz
bergland van Juda _ en uit het hele Sp 16:7 13:13.
JOZUA 12:6–13:7 31 koningen verslagen. Niet-veroverd gebied 306
HFDST. 12 a ´ ´
G _ilead, tot het gebied van S _ihon,a 19 de koning van Madon, _ een;
de koning van Hesbon. b b
_ a Joz 12:2 de
´ ´ koning van H azor,
_
b Nu 21:26
6 Mozes,
_ de knecht van Jeho- De 3:6 een;
¨ 20 de koning´ ´ van S _imron-
vah, en de zonen van Isra _ el ver- c Nu 21:24
Nu 21:35
sloegen hen,c waarna Mozes, _ de d De 3:12 Meron,
_ e en; ´ de´ koning
c
knecht van Jehovah, het [land] e Nu 32:33 van Achsaf,
_ een; ¨ ´ ´
aan de Rubenieten en de Gadie- d f De 3:13
g Joz 13:5
21 de koning van Ta_ anach, een;
tene en de halve stam Manasse _ f de koning van Meg _iddo,d
h Joz 1:4
´ ´
tot een bezitting gaf. i Joz 11:17 een; ´ ´
j De 2:12
7 En dit zijn de koningen van k Joz 11:23
22 de koning van Kedes, _ een;
de koning van Jokneam e
het land die door Jozua
¨ _ en de l Joz 10:40
´ ´ _
zonen van Isra _ el werden versla-
Joz 11:16 bij de Karmel,
_ een;
m Ge 15:16
gen aan de zijde van de Jord a_ an _ Ex 3:8 23 de koning van Dor ´ op ´ de
¨ Ps 136:19 bergrug van Dor,f een; de
tegen het westen, van Ba_ al-Gadg n Ex 23:23
in de valleivlakte van de L _iba- De 7:1 koning van Gojim _ in G _il-
´ ´
nonh en tot¨ aan de berg Chalak, _ i o Joz 6:2 gal, een;
p Joz 8:29 ´ ´
die naar Se_ ırj oploopt, waarna Jo- _ q Joz 10:1
24 de koning van T _irza, een;
zua het [land] aan de stammen r Joz 10:23 in het geheel eenendertig konin-
¨ s Joz 10:3
gen.g
van Isra_ el tot een bezitting gaf, t Joz 10:23
volgens de hun toekomende de- u Joz 10:26 Jozua
_ nu was oud, verge-
len,k 8 in het bergland en in de
Sjefela
_ en in de Araba _ en op de
v Joz 10:33
w Joz 10:38
x Joz 10:29
13 vorderd in jaren. Derhalve
´´
zei Jehovah tot hem: „Gıj zijt oud
h

hellingen en in de wildernis en y Joz 10:28


geworden en zijt vergevorderd in
l z Joz 8:17
in de Negeb _ — de Hethieten, de jaren, en er valt nog een zeer
¨ Re 1:22
Amorietenm en de Kanaanieten, a 1Kon 4:10 groot deel van het land in bezit te
de Ferezieten, de Hevieten en de nemen.i 2 Dit is het nog overge-
Jebusieten: n 2e kolom bleven land: j alle landstreken van
o ´ ´
9 De koning van Jericho, _ een; a Joz 11:1 de Filistijnenk en [van] alle Gesu-
de koning van Ai,p dat be- b Joz 11:10 rieten´ l ´ 3 (van de arm van de Nijl
´ ´ c Joz 11:1
zijden Bethel _ lag, een; d 1Kr 7:29
die voor Egypte _ ligt en tot aan
10 de koning van Jeruzalem, q
´ ´ _ e Joz 21:34 de grens van Ekron _ in het noor-
een; de koning van He- _ f Joz 11:2 m
den werd vroeger als behorend
´ ´ g De 28:1 ¨
bron,r een; aan de Kanaanieten gerekend); n
s
11 de ´ koning
´ van Jarmuth, _ vijf asvorsteno van de Filistijnen:
een; de koning van L a- _ HFDST. 13
´ ´ de Gazietenp en de Asdodieten,q
chis,t een; h Joz 23:1 de Askelonieten,r de Gathietens en
u ´ ´
Joz 24:29
12 de koning van Eglon, _ een; i Joz 12:7 de Ekronieten; t en de Avvieten.u
v
de koning van G ezer, _ j Ex 23:29 4 In het zuiden het hele land der
´ ´ k Ex 23:31 ¨
een; Kanaanieten; en Meara, _ dat aan
w
´ ´ Ze 2:5
¨
13 de koning van Debir, _ e´ en; l 1Sa 27:8 de Sidoniers v behoort, tot aan
´ m Joz 15:11
de koning van Geder, _ ´ ´ een; n Ge 10:19
Afek,
_ tot aan de grens der Amorie-
14 de koning van Horma, _ een; de o Re 3:3 ten; 5 en het land der Gebalie-
´ ´
koning van Arad, _ een; 1Sa 6:4 tenw en de gehele L _ibanon¨ tegen
´ ´ p Joz 10:41
15 de koning van L _ibna,x een; q Joz 15:46 de opgang der zon, van Ba_ al-Gadx
de koning van Adullam, _ r Re 14:19 aan de voet van de berg Hermon _
´ ´ s 2Sa 21:19
een; t 1Sa 5:10
tot aan de toegang van Hamath; _ y
y
16 de koning van Makkeda, _ u De 2:23 6 alle bewoners van het bergland,
´ ´
een; de koning van Beth- _ v Re 1:31 van¨ de L _ibanonz tot M _isrefoth-
z
´ ´ w 1Kon 5:18 ¨
el, een; Ez 27:9 Ma_ ım,a alle Sidoniers; b ikzelf zal
17 de koning van Tappuah, _ x Joz 11:17 hen van voor het aangezicht der
´ ´ y Nu 34:8 ¨
een; de koning van He- _ zonen van Isra _ el uit hun bezit ver-
´ ´ z De 3:25 ¨
fer,a een; ´ ´ a Joz 11:8 drijven.c Zorg alleen dat het Isra _ el
18 de koning van Afek, _ een; b Re 3:3 als erfdeel toevalt, juist zoals ik
c Ex 23:30
de koning van Lassaron, _ u geboden heb.d 7 Nu dan, deel
´ ´ d Nu 34:17
een; Joz 14:1 dit land als erfdeel aan de negen
307 Opsomming erfdeel: Ruben, Gad en half Manasse JOZUA 13:8-30
stammen en de halve stam Manas- _ HFDST. 13 Beth-Jesimoth,
_ a
21 en alle ste-
se toe.”a a Nu 33:54 den van de hoogvlakte b en heel
b Nu 32:33
8 Met de andere halve stam Joz 22:4 het koninklijke gebied van S _i-
namen de Rubenieten en de Ga- c De 3:12 hon, de koning der Amorieten,
Joz 12:2
dieten hun erfdeel, dat Mozes _ d Nu 21:13 die in Hesbon _ regeerde,c en die
hun gegeven had aan de zijde e Nu 21:30 door Mozes _ werd verslagen,d met
f Nu 32:3
van de Jorda_ an _ tegen het oosten, g Nu 21:24
de oversten van M _idian: Evi _ en
e
juist zoals Mozes, _ de knecht van h De 3:14 Rekem_ en Zur en Hur en Reba, _
Jehovah, het¨ hun gegeven had,b
Joz 12:5
i De 4:48
de hertogen van S _ihon, die in het
9 vanaf Aro _ c
er, dat aan de oever j Joz 17:1 land woonden. 22 En B _ileam, de
f de waarzegger,g
van het stroomdal van de Arnon _ d k 1Kr 5:11 zoon van Beor, _ ¨
l De 3:10
ligt, en de stad die midden in het m Joz 12:4
werd door de zonen van Isra _ el met
stroomdal ligt, en de hele hoog- n De 3:11 het zwaard gedood, te zamen met
vlakte van Medeba _ e tot aan D
_i-
o Nu 21:24
Nu 21:35
degenen die zij deden sneuvelen.
bon; f 10 en alle steden van S _i- p Nu 33:55 23 En de grens van de zonen van
hon, de koning der Amorieten,
Joz 23:12
q De 3:14
Ruben _ werd de Jorda_ an; _ en dit als
die in Hesbon regeerde, tot aan r Nu 18:20 gebied was het erfdeel van de zo-
_ h
De 10:9 nen van Ruben, _ volgens hun fa-
de grens van de zonen van Am- _ De 12:12
g Joz 14:3 milies, met de steden en de bijbe-
mon; 11 en G _ilead en het¨ ge-
h en Maacha-
s Le 7:33 horende nederzettingen.
bied der Gesurieten 1Kor 9:13
thieten en de hele berg Hermon i t Le 7:35 24 Verder deed Mozes _ een
_ De 18:1
en heel Basan j tot aan Salcha; k schenking aan de stam Gad, de
_ _ u Nu 18:24
Joz 21:45 zonen van Gad, volgens hun fa-
12 heel het koninklijke gebied v De 3:12 milies,i 25 ¨ en zij kregen als hun
van Og l in Basan, _ ¨ die in Asta- _ Joz 12:2
j
w Joz 13:9 gebied Jaezer _ en alle steden van
roth en in Edre_ ı regeerde m — hij k en het halve land van
x Nu 21:26 G _ilead
was overgebleven van ¨ wat er nog
y Nu 21:25
de zonen van Ammon l tot aan
z Nu 32:3 ¨ _
over was van de Refaıetenn — Mo- _ Aro er,m dat tegenover Rabba n
a Nu 21:20 _ _
zes nu sloeg hen en verdreef hen b Nu 32:38
ligt; 26 en´ van Hesbon _ o tot Ra-
_
o
uit hun bezit. 13 En de zonen c Nu 21:23
math-M _izp
van Isra _
¨
el verdreven de Gesurie-
d De 2:26
¨ e en Betonim _ en van
¨ e Joz 21:37 Mahana_ ımp tot de grens van De- _
ten en de Maachathieten niet uit ¨
f Nu 32:37
bir; q 27 en in de laagvlakte:
g Nu 32:38
hun bezit,p maar Gesur _ q
en Ma_ a- h De 3:17 Beth-Haram _ r en Beth-N _imra en s
chath wonen nog tot ¨ op deze dag Joz 12:3
Sukkoth
_ t
en Zafon, _ de rest van
te midden van Isra _ el. het koninklijke gebied van S _i-
14 Alleen aan de stam der le- 2e kolom hon, de koning van Hesbon, _ u ter-

vieten gaf hij geen erfdeel.r De a Nu 33:49 wijl de Jorda_ an _ de grens vorm-


vuuroffers s van Jehovah, de God b De 3:10
de tot aan het uiteinde van de
¨ c Nu 21:25
van Isra _ el, zijn hun erfdeel,t juist d De 2:30 zee van K _innerethv aan de zijde
zoals hij hun beloofd heeft.u Ps 135:10
van de Jorda_ an _ tegen het oosten.
e Nu 31:8
15 Toen deed Mozes _ een schen- f Nu 22:5 28 Dit was het erfdeel van de
king aan de stam der zonen van 2Pe 2:15 zonen van Gad,w volgens hun fa-
g Nu 22:7
Ruben,
_ volgens hun families, De 18:10 milies, met de steden en de bijbe-
16 en h Nu 32:33 horende nederzettingen.
¨ zij kregen het gebied vanaf i De 3:12
Aro
_ er,v dat aan de oever van het j Nu 32:35 29 Voorts deed Mozes _ een
stroomdal van de Arnon _ ligt, en k Nu 32:26 schenking aan de halve stam Ma-
l Joz 12:2
de stad die midden in het stroom- Re 11:13 nasse,
_ en ze werd van de halve
dal ligt, en de hele hoogvlakte m De 2:36 stam der zonen van Manasse, _ vol-
Re 11:26
bij Medeba; _ w 17 Hesbon _ x en al
n De 3:11 gens hun families.x 30 En zij
zijn stedeny die op de hoogvlakte 2Sa 11:1 kregen als hun gebied ¨ heel Ba-
_
z en Bamoth-Baala
¨ o Nu 21:26
san, van Mahana_ ımy af, heel het
liggen: D _ibon ¨ _ _ p Ge 32:2
en Beth-Ba_ al-Meon, _ b
18 en¨ Ja- _ Joz 21:38 koninklijke gebied van Og, de
q 2Sa 9:5
hazc en Kedemoth _ ¨ d en Mefaath,e
_ 2Sa 17:27 koning van Basan, _ ¨ z en alle ten-
19 en Kirjatha_ ım en S _ibma en f g r Nu 32:36 tendorpen van Ja_ ır,a die in Basan _
s Nu 32:36
Zereth-Hass
_ ahar
_ op de berg van t Ge 33:17
de laagvlakte, 20 en Beth-Peor _ Re 8:5
1Kon 7:46
u Nu 21:26; v Nu 34:11; De 3:17; Jo 6:1; w De
3:16; x De 3:13; y 1Kr 6:80; z Nu 32:33; a Nu
en de hellingen van de P _isgah en Ps 60:6 32:41; De 3:14.
JOZUA 13:31–14:15 Kaleb vraagt om beloofd erfdeel 308
zijn, zestig steden. 31 En de HFDST. 13 van de [ware] God,a heeft gespro-
a
helft van ¨ G _ilead, en Astaroth
_ a Joz 12:4 ken.b 7 Veertig jaar oud was ik
b Nu 21:33
en Edre_ ı,b de steden van het ko- c Nu 32:39 toen Mozes, _ de knecht van Jeho-
ninklijke gebied van Og in Basan, _ d Nu 32:33 vah, mij vanuit Kades-Barn _ ea
_ uit-
De 3:12
kwamen aan de zonen van Ma- _ e De 10:9 zond om het land te verspieden,c
chir,c de zoon van Manasse, _ aan Joz 13:14 en ik ben hem verslag komen uit-
Joz 18:7
de helft van de zonen van Ma- _ f Nu 18:24 brengen juist zoals het in mijn
chir, volgens hun families. Nu 26:62
De 18:1
hart was.d 8 En mijn broeders
32 Dit was het wat Mozes _ [hun] Joz 14:3 die met mij waren opgetrokken,
heeft doen erven, in de woestijn- deden het hart van het volk ver-
vlakten van Moab, _ aan de zijde HFDST. 14 smelten; e maar ik voor mij, ik heb
van de Jorda_ an,
_ bij Jericho,
_ tegen g Nu 34:2 Jehovah, mijn God, volkomen ge-
het oosten.d h Nu 34:17 volgd.f 9 Dientengevolge zwoer
Joz 19:51
33 En aan de stam der levie- i Nu 26:55 Mozes_ op die dag en zei: ’Het
ten gaf Mozes e
_ geen erfdeel. ¨ Je- Nu 33:54
land dat uw voet heeft betreden,g
Ne 11:1
hovah, de God van Isra _ el, is hun Sp 16:33 zal van u en van uw zonen wor-
erfdeel, juist zoals hij hun heeft Han 13:19
j Nu 34:13
den als een erfdeel tot onbepaalde
beloofd.f k Nu 32:29 tijd, omdat gij Jehovah, mijn God,
Joz 13:8
Dit nu hebben de zonen volkomen hebt gevolgd.’h 10 Nu
14¨ van Isra
_
¨
el in het land Ka-
naan als erfelijk bezit genomen,
_
g
l De 10:9
Joz 13:14
m Ge 48:5
1Kr 5:2
dan, zie, Jehovah heeft mij, juist
zoals hij heeft beloofd,i reeds vijf-
hetwelk de priester Eleazar _ en n Ge 48:19 enveertig jaar in het leven gehou-
o Ge 48:20
Jozua,
_ de zoon van Nun, en de p Nu 35:7 denj sinds Jehovah deze belofte
hoofden der vaderen van de¨ stam- Joz 21:2 aan Mozes _ heeft gedaan, toen Is- _
1Kr 6:54 ¨
men der zonen van Isra _ el hun q Le 25:34 rael in de wildernis wandelde,k en
Nu 35:2
hebben doen erven.h 2 Hun erf- Nu 35:5
nu, zie, ik ben heden vijfentachtig
deel werd [toegewezen] door het r Joz 4:19 jaar oud. 11 Niettemin ben ik
Joz 10:43
lot,i juist zoals Jehovah door be- s Nu 13:6 heden nog even sterk als op de dag
middeling van Mozes _ geboden had Nu 14:30 dat Mozes _ mij uitzond.l Zoals mijn
t Nu 32:12
betreffende de negen stammen en Joz 15:17 kracht toen was, zo is mijn kracht
de halve stam.j 3 Want Mozes _ u Nu 13:26 nu voor de oorlog, zowel om uit
De 1:19
had aan de twee andere stammen als om in te gaan.m 12 Nu dan,
en aan de andere halve stam een
geef mij toch dit bergland, dat Je-
erfdeel aan gene zijde van de Jor- 2e kolom
hovah op die dag beloofd heeft,n
_ gegeven; k en aan de levie-
da_ an a Nu 12:7
want gij hebt op die dag zelf ge-
De 33:1
ten had hij geen erfdeel in hun Ps 90, Ops. hoord dat daar Enakieteno wa-
midden gegeven.l 4 Want de zo- b De 1:36
ren en grote, versterkte steden.p
c Nu 13:2
nen van Jozef _ waren tot twee Nu 13:6 Waarschijnlijk zal Jehovah met
m n
stammen ¨ geworden: Manasse _ Ez 20:6
mij zijnq en zal ik hen stellig uit
d Nu 13:30
en Efra
_ ım; o en men had aan de le- Nu 14:6 hun bezit verdrijven, juist zoals
vieten geen aandeel in het land e Nu 13:32
Jehovah heeft beloofd.”r
f Nu 14:24
gegeven, behalve stedenp om erin Nu 32:12
13 Toen zegende Jozua _ hem en
te wonen en de daarbij behoren- g De 1:36
h Ps 101:6 gaf Kaleb, _ de zoon van Jefunne,_
de weidegronden voor hun vee Sp 28:20
Hebron
_ tot erfdeel.s 14 Daarom
en hun bezit.q 5 Juist zoals Je- i Nu 14:30

hovah Mozes geboden had,


Joz 21:45 is Hebron _ het erfdeel geworden
_ ¨ zo de- j Nu 14:29
van Kaleb, _ de zoon van Jefunne,_
den de zonen van Isra _ el; en zij k Nu 14:33

gingen ertoe over het land toe te


Joz 11:18 de Kenizziet, tot op deze dag,
l Ps 90:10
delen. omdat hij Jehovah, de God van
m De 31:2 ¨
n Joz 14:9 Isra
_ el, volkomen heeft gevolgd.t
6 De zonen van Juda _ traden nu o Nu 13:22
te G _ilgalr op Jozua toe, en Kaleb, s Nu 13:33 15 De naam van Hebron _ was
_ _ u
de zoon van Jefunne, de Keniz-
Joz 11:21 voordien K _irjath-Arba _ ([de ge-
_ p Nu 13:28 v
ziet,t zei tot hem: „Gij kent zelf q Nu 14:8 noemde Arba _ was] de grote man
Ps 60:12
heel goed het woord dat Jehovah Ro 8:31
Fil 4:13 s Joz 10:37; Joz 15:13; Joz 21:11; 1Kr 6:56; t Nu
te Kades-Barn
_ _ u aangaande mij
ea r Joz 15:14 14:24; De 1:36; Joz 14:8; u Ge 23:2; Joz 15:13;
en aangaande u tot Mozes, _ de man Re 1:20 v Joz 21:11.
309 Grenzen van het aan Juda toegewezen land JOZUA 15:1-18
onder de Enakieten). En het land HFDST. 14 trokken van de top van de berg
rustte van de oorlog.a a Le 26:6 naar de bron van de wateren van
Joz 11:23 a
Neftoah _ en ging vandaar naar
En het lotb voor de stam
15 der zonen van Juda,
gens hun families, strekte zich uit
_ vol-

HFDST. 15
de steden van de berg Efron;
de ¨ grens werd getrokken naar
_ en

c
b Nu 26:55 Ba_ ala,b dat wil zeggen K _irjath-
tot de grens van Edom, _ de wilder- c Ge 36:19
Jearim. c
nis van Zin,d tot de zuidpunt van d Nu 33:36 _ ¨ 10 En de grens ging
e
e De 1:7 van Ba_ ala met een bocht ¨ west-
de Negeb.
_ 2 En hun zuidelijke f Nu 34:3
waarts naar de berg Se_ ır en liep
g Re 1:36
grens liep van het uiteinde van h Nu 34:4 naar de noordelijke helling van
de Zoutzee af,f van de baai af die i Nu 32:8 de berg Jearim, _ dat wil zeggen
naar het zuiden gericht is. 3 En j Nu 34:5
Chesalon;
_ en ze daalde af naar
k Ge 15:18
ze ging vandaar zuidwaarts tot Joz 13:3 Beth-Semes _ d
en liep naar T _im-
aan de opgang van Akrabbim g en 1Kon 8:65
_ l Nu 34:12
na.e 11 En de grens ging van-
liep naar Zinh en ging omhoog van m Joz 18:19 daar naar de noordelijke helling
het zuiden naar Kades-Barn _ _ i
ea n Joz 18:22 van Ekron, _ f en de grens werd ge-
o Joz 18:17
en liep naar Hezron _ en ging om- p Joz 7:26 trokken naar¨ S _ichron en liep naar
hoog naar Addar _ en ging met een q Joz 4:19 de berg Ba_ ala en ging vandaar
Joz 5:9 ¨
bocht naar Karka. _ 4 En ze ging r Joz 18:17 naar Jabne _ el; en het eindpunt
verder naar Azmon _ j en ging van- s 1Kon 1:9 van de grens bleek bij de zee te
t Joz 18:16
daar naar het stroomdal van [de 2Kon 23:10
zijn.
k en het eind-
beek van] Egypte; _ Jer 7:31 12 En de westelijke grens was
Mt 5:22
punt van de grens bleek bij de zee u Joz 18:28 bij de Grote Zee g en haar kust-
te zijn. Dit werd hun zuidelijke Re 1:21 land. Dit was rondom de grens
v Re 19:10
grens. 2Sa 5:6 van de zonen van Juda, _ volgens
5 En de oostelijke grens was de w Joz 18:16 hun families.
2Sa 5:18
h de zoon van
Zoutzee tot aan het einde van de 13 En aan Kaleb, _

Jorda_ an,_ en de grens aan de noor- Jefunne, _ gaf hij een aandeel in
2e kolom
delijke hoek was bij de baai van het midden der zonen van Juda, _
a Joz 18:15
de zee, aan het einde van de Jor- b 2Sa 6:2
overeenkomstig het bevel van Je-
_ l 6 En de grens ging om-
da_ an. 1Kr 13:6 hovah aan Jozua, _ namelijk K _ir-
hoog naar Beth-Hogla _ m
en liep
c Joz 9:17 jath-Arba _ ([de genoemde Arba _
d Joz 21:16
ten noorden van Beth-Araba, _ n en 1Sa 6:12 was] de vader van Enak), _ dat wil
i
de grens ging omhoog naar de
2Kon 14:11
1Kr 6:59
zeggen Hebron. _ 14 Kaleb _ dan
steen van Bohan, _ o de zoon van e Joz 19:43 verdreef daaruit de drie zonen
j k
Ruben.
_ 7 En de grens ging om-
Re 14:2
2Kr 28:18
van Enak, _ namelijk Sesai _ en
l die uit Enak
hoog naar Debir bij de laagvlak- f Joz 19:43 Ah _iman en Talmai, _ _
_
p
1Sa 5:10
geboren waren.m 15 Vandaar
te van Achor _ en wendde zich 1Sa 7:14
2Kon 1:2 trok hij vervolgens op tegen de
noordwaarts naar G _ilgal,q dat te- g Nu 34:6 n
inwoners van Debir. _ (De naam
genover de opgang van Adum- _ De 11:24
Joz 15:47 van Debir _ nu was voordien K _ir-
mim ligt, die ten zuiden van het h Nu 13:30
jath-Sefer. o) 16 Voorts zei Ka-
De 1:36 _ _
stroomdal ligt; en de grens liep Joz 14:13 leb: „Wie K _irjath-Sefer _ slaat en
r
naar de wateren van En-Semes, _ Joz 21:12
het werkelijk inneemt, die zal ik
s i Ge 23:2
en haar eindpunt bleek En-Rogel _ Ge 35:27 stellig mijn dochter Achsa _ p
tot
te zijn. 8 En de grens ging om- Joz 14:15
vrouw¨ geven.” 17 Toen nam
Joz 20:7
hoog naar het dal van de zoon j Nu 13:33 Othni
_ el, q de zoon van Kenaz,r
_
van H _innom,t naar de zuidelijke Joz 11:21
Kalebs
_ broer, het in. Bijgevolg
k Nu 13:22
helling van de Jebusiet,u dat wil l Re 1:10 gaf hij hem zijn dochter Achsa _ s
v en de grens
zeggen Jeruzalem; _ m Re 1:20
tot vrouw. 18 Nu geschiedde
n Joz 10:39
ging omhoog naar de top van de o Re 1:11 het dat zij hem onder het naar
berg die uitziet op het dal van p Re 1:13 huis gaan bleef aansporen een
q Re 3:9
H _innom in het westen, dat zich Re 3:11 veld van haar vader te vragen.
aan het noordelijke uiteinde van r Re 1:13 Toen klapte zij, gezeten op de
¨ 1Kr 4:13
de laagvlakte van Refa _ ımw be- s 1Kr 2:49
ezel, in de handen. Daarop zei
vindt. 9 En de grens werd ge- t Re 1:14 Kaleb
_ tot haar: „Wat wilt gij?”t
JOZUA 15:19–16:1 Aan de stam Juda toegewezen steden 310
19 Zij zei dus: „Schenk mij toch HFDST. 15 alles wat bezijden Asdod _ ligt, en
een zegen, want gij hebt mij een a Re 1:15 hun nederzettingen.
b Nu 33:54
stuk land naar het zuiden ge- c Ge 49:8 47 Asdod, _ a zijn onderhorige

geven, ¨ en gij moet mij Gulloth- _ De 33:7 plaatsen en zijn nederzettingen;


d Nu 34:3
Ma_ ım geven.” Bijgevolg gaf hij De 2:5 Gaza, _ b
zijn onderhorige plaatsen
haar Hoog-Gulloth _ en Laag-Gul- _ e Ne 11:25 en zijn nederzettingen, tot aan
f 1Sa 15:4
loth.a g Joz 19:2 het stroomdal van [de beek van]
20 Dit was het erfdeelb van de 1Kr 4:28 Egypte, _ en de Grote Zee en het
c vol- h Ne 11:26
stam der zonen van Juda, _ i Joz 19:3 aangrenzende gebied.c
gens hun families. 1Kr 4:28
48 En in het bergland: Samir _
j Ge 21:31
21 En de steden aan het uiter- Joz 19:2 en Jattir _ d en S
ocho,
_ 49 en Dan- _
ste einde van de stam der zo- k Joz 19:3
na en K _irjath-Sanna, _ dat wil zeg-
l 1Kr 4:29
nen van Juda, _ tegen de grens van m Nu 14:45 gen Debir, _ 50 en Anab _ en Este- _
d
Edom
_ aan,¨ in het zuiden, wer- De 1:44 mo e en Anim, _ 51 en Gosen _ f en
e Joz 19:4
den Kabze _ el en Eder _ en Jagur, _ Re 1:17 Cholon _ g
en G _ilo; elf steden en hun
22 en K _ina en Dimona _ en Adada, _ n Joz 19:5
1Sa 27:6
nederzettingen.
23 en Kedes _ en Hazor _ en Ith- _ 1Kr 12:1 52 Arab _ en D uma _ en Esan, _
f en Bea-
nan, 24 Zif en Telem _ _ o 1Kr 4:32
p Joz 19:7 53 en Janum _ en Beth-Tappuah _ en
loth, 25 en Hazor-Had _ atta
_ en Ne 11:29 Afeka, _ 54 en Humta _ en K _irjath-
Kerioth-H _ ezron,
_ dat wil zeggen q De 1:7
Joz 9:1 Arba,
_ dat wil zeggen Hebron, _ h
en
Hazor, _ 26 Amam _ en Sema _ en Re 1:9 Z _ior; negen steden en hun neder-
g
Molada, _ 27 en Hazar-G _ adda
_ en r Joz 19:41
Re 13:25 zettingen.
Hesmon h
_ en Beth-Pelet, _ 28 en Re 16:31
55 Maon, i
Karmel j
Hazar-S _ ual
_ i en Bers eba
_ j en Biz- s Ne 11:29
_ _ ¨ en Zif en
¨ t Ne 11:30 Jutta,
_ 56 en J _izreel en Jokdeam _
jotheja,
_ 29 Ba_ alak en Ijjim _ en u Joz 10:3 en Zanoah, _ 57 Kajin, _ G _ibea en
Ezem, l
_ 30 en Elth olad_ en Che- _ v Joz 12:15
T _imna; k tien steden en hun neder-
m 1Sa 22:1
sil en Horma, _ 31 en Z _iklag n en w 1Sa 17:1 zettingen.
Madmanna _ en Sansanna, _ ¨ 32 en x Joz 10:10
y 1Sa 17:52 58 Halhul, _ ¨ Beth-Zur en Gedor, _
Lebaoth _ en S _ilhim en A_ ıno en z Joz 10:3 59 en Ma_ arath en Beth-Anoth _ en
R _immon; p in het geheel negenen- 2Kon 18:14
a 2Kon 22:1 Eltekon;
_ zes steden en hun neder-
twintig steden, met hun neder- b Joz 10:3 zettingen.
zettingen. c Joz 10:28 ¨
q Estaolr en d Joz 10:29 60 K _irjath-Ba_ al,l dat wil zeg-
33 In de Sjefela: _ _ m en Rabba;
2Kon 8:22 gen K _irjath-Jearim, _ _
Zora _ s en Asna, _ 34 en Zanoah _ t en e Joz 19:7
f 1Sa 23:1 twee steden en hun nederzettin-
En-Gannim, _ Tappuah _ en Enam, _
u v w
g Ge 38:5 gen.
35 Jarmuth _ en Adullam, _ ¨ S¨ ocho _ h Mi 1:15
en Azeka, _¨ x
36 en Saara_ ımy en i Joz 13:3 61 In de wildernis: Beth-Ara- _
Adith ba,n M _iddin en Sechacha, _ 62 en
¨ a_ ım en Gedera _ en Gedero-
tha_ ım; veertien steden en hun ne- 2e kolom
N _ibsan en de Zoutstad en En-
o zes steden en hun neder-
derzettingen. a 1Sa 5:1
Gedi; _
37 Zenan en Hadasa en M _ig-´ b Ge 10:19 zettingen.
_ _
dal-Gad, ¨ 38 en D _ilan en M _izpe
c Ge 15:18
Nu 34:5
63 Wat de Jebusietenp betreft,
q woonden, de zo-
en Jokte _ el, 39 Lachis _ z
en Boz- _ d Joz 21:14 die in Jeruzalem _
katha en Eglon, _ b 40 en Chabbon _
e 1Sa 30:28
1Kr 6:57
nen van Juda _ konden hen niet
en Lahmas _ en Ch _itlis, 41 ¨ en Ge- f Joz 10:41 verdrijven; r en de Jebusieten wo-
Joz 11:16
deroth,_ Beth-Dagon _ en Na_ ama en g 2Sa 15:12
nen nog tot op deze dag te zamen
Makkeda; _ c
zestien steden en hun h Ge 23:2 met de zonen van Juda _ in Jeruza- _
nederzettingen.
Joz 14:15
Joz 15:13
lem.
i 1Sa 23:25
42 L _ibnad en Ether _ e
en Asan, _ En het lot kwam te voor- s

43 en J _iftah en Asna
44 en Keh _ila en Achzib f
_
_
en Nezib,
g
en Ma-
_
1Sa 25:2
j 1Sa 23:14
k Ge 38:12
16
Jozef:
_
schijn voor de zonen van
t
van de Jorda_ an
_ bij Jeri-
_ u
l Joz 18:14
resa; h
_ negen steden en hun ne- m Joz 9:17 cho af naar de wateren van Je-
_
derzettingen. 1Sa 7:1
n Joz 18:22
45 Ekron i en zijn onderhorige
_ o 1Sa 23:29 q Re 1:8; 1Kr 11:4; r Ex 23:29; Nu 33:55; Re 1:21;
2Kr 20:2 Re 2:23; Re 3:4; Re 19:11; 2Sa 5:6; HFDST. 16
plaatsen en zijn nederzettingen. p Ge 10:16 s Nu 26:55; Nu 33:54; Sp 16:33; t Ge 49:22; De
46 Van Ekron _ af naar het westen Re 1:21 33:13; u Nu 35:1; Joz 18:12.
¨
311 Efraıms erfdeel. Westelijk deel van Manasse JOZUA 16:2–17:10
HFDST. 16
¨ a
richo in het oosten, de wildernis lies, voor de zonen van Abiezer _
b en de zo-
die van Jericho _ naar het berg- a Joz 18:13 en de zonen van Helek _
a b Ge 28:19 ¨
land van Bethel _ oploopt. 2 En c 2Sa 16:16 nen van Asri _ el en de zonen van
[de grens] ging vanuit Bethel, _ be- d Joz 18:13 S _ichemc en de zonen van Hefer _
1Kr 7:24
horend bij Luz,b en liep naar de e 1Kr 7:28 en de zonen van Sem _ida.d Dit wa-
grens der Arkietenc te Ataroth, _ f Nu 34:6 ren de zonen van Manasse, _ de
g Ge 48:5
3 en ze daalde westwaarts af naar Joz 17:14 zoon van Jozef, _ de manspersonen
de grens der Jaflethieten tot aan h Joz 14:4 naar hun families. 3 Wat Zela- _
d i De 33:15
de grens van Laag-Beth-Horon _ j Joz 18:13
feade betreft, de zoon van He- _
en Gezer, e en haar eindpunt bleek
_ k 2Kr 8:5 fer, de zoon van G _ilead, de zoon
bij de zee te zijn.f l
m
Joz 17:7
Joz 6:20
van Machir, _ de zoon van Manas- _
4 En de zonen van Jozef, _ g Ma- Joz 6:26 se, hij bleek geen zonen maar al-
¨ n Joz 17:8
nasse
_ en Efra _ ım,h namen het o Joz 17:9
leen dochters te hebben, en dit
land voorts in bezit.i 5 En de p Nu 34:6 waren de namen van zijn doch-
¨ Joz 16:3
grens van de zonen van Efra _ ım q Joz 17:9
ters: Machla _ en Noa, _ Hogla,
_ M _il-
volgens hun families werd, ja, de r Joz 16:3 ka en T _irza.f 4 Zij dan versche-
grens van hun erfdeel tegen het s Ex 23:29
Nu 33:55
nen voor Eleazar, _ g de priester,
j tot
oosten werd Ataroth- _ Addar,
_ De 7:22 en Jozua, _ de zoon van Nun, en
k Joz 23:13
aan Hoog-Beth-Horon; _ 6 en Re 1:29 de oversten en zeiden: „Jehovah
de grens ging uit naar de zee. t Nu 33:52 heeft Mozes _ geboden ons een erf-
De 7:1
M _ichmetathl was in het noorden, Re 3:1 deel te geven te midden van onze
en de grens ¨ boog zich oostwaarts u Joz 17:13 broeders.” Bijgevolg gaf hij hun h
1Kon 9:21
naar Ta_ anath-S _ilo en liep in ooste- overeenkomstig het bevel van Je-

lijke richting naar Janoah. _ 7 En hovah een erfdeel te midden van
ze daalde van¨ Janoah af naar Ata- HFDST. 17
_ _ de broeders van hun vader.i
roth en Na_ ara en raakte Jeri- _ v Nu 26:55
Nu 33:54 5 En aan Manasse _ vielen tien
m
cho en ging uit naar de Jorda_ an. _ Sp 16:33 toegemeten delen toe, afgezien
n liep de grens ver-
8 Van Tappuah _ w Ge 46:20
x Ge 41:51 van het land G _ilead en Basan, _ die
der westwaarts naar het stroom- Ge 48:18 aan de overzijde van de Jorda_ an _
o en haar eind- De 21:17
dal van de Kana, _ y Ge 50:23
j
lagen; 6 want de dochters van
punt bleek bij de zee te zijn.p Dit Nu 32:40 Manasse _ kregen een erfdeel te
z Nu 26:29
is het erfdeel van de stam der zo- midden van zijn zonen; en het
¨ 1Kr 2:23
nen van Efra _ ım, volgens hun fami- ¨
1Kr 7:14
land G _ilead werd het bezit van
a Ge 49:24
lies. 9 En de zonen van Efra _ ım b De 3:13 de overgebleven zonen van Ma-
hadden enclavestedenq midden in Joz 13:31
nasse._
het erfdeel der zonen van Manas- _
7 En de grens van Manasse _
se, al die steden en hun nederzet- 2e kolom liep van Aser _ naar M _ichmetath,k
tingen. a Re 6:11 dat tegenover S _ichem ligt, en de l
¨
10 En de Kanaanieten die in Re 8:2
1Kr 7:18 grens ging naar rechts naar de in-
Gezer r woonden, verdreven zij
_ ¨ b Nu 26:30
woners van En-Tappuah. _ 8 Het
c Nu 26:31
niet,s en de Kanaanieten wonen d Nu 26:32 land van Tappuah _ m
kwam aan Ma-
nog tot op deze ¨ t dag in het mid- e Nu 26:33 nasse,
_ maar Tappuah _ op de grens
den van Efra _ ım en werden aan Nu 36:2
f Nu 27:1 van Manasse _ behoorde aan de zo-
slaafse dwangarbeid onderwor- ¨
u
g Nu 27:2 nen van Efra _ ım. 9 En de grens
pen. Nu 34:17
Joz 14:1 daalde af naar het stroomdal van
Nu kwam het lot voor de v h Nu 27:7 de Kana, _ in zuidelijke richting
17 stam Manasse,
was Jozefs
_
_ want hij
eerstgeborene, voor
w
x
i Nu 27:11
Nu 36:2
Nu 36:6
naar het stroomdal van deze ste-
denn van Efra _
¨
ım te midden van de
Nu 36:12
Machir,
_ y de eerstgeborene van j Joz 13:29 steden van Manasse, _ en de grens
k Joz 16:6
Manasse,
_ de vader van G _ilead,z l Joz 20:7
van Manasse _ liep ten noorden van
daar hij iemand was die een krijgs- Joz 24:1 het stroomdal, en haar eindpunt
1Kr 6:67
mana bleek te zijn; en hij kreeg bleek bij de zee te zijn.o 10 Naar
m Joz 16:8 ¨
G _ileadb en Basan.
_ 2 En er kwam n Joz 16:9 het zuiden was het van Efra _ ım en
o Joz 16:3
[een lot] voor de overgebleven zo- Joz 16:8
naar het noorden van Manasse, _ en
nen van Manasse, _ naar hun fami- p Nu 34:6 de zee werd zijn grens; p en in het
JOZUA 17:11–18:8 Tabernakel in Silo. Land in kaart gebracht 312
noorden raken zij aan Aser _ en in HFDST. 17 Omdat het een woud is, moet gij
het oosten aan Issaschar. _ a 1Kr 7:29
b 1Sa 31:10
het omhakken, en het moet het
11 En Manasse _ a kreeg in
Issa-
_ 1Kon 4:12 eindpunt voor u worden. Want gij
c 2Kon 9:27 ¨
schar en in Aser: _ Beth-Sean _ b
en d Joz 12:23
dient de Kanaanieten te verdrij-
zijn onderhorige plaatsen en J _i- Re 1:27 ven, ook al hebben zij strijdwa-
e 1Sa 28:7
bleam c en zijn onderhorige plaat-
Ps 83:10 gens met ijzeren zeisen en ook al
sen en de inwoners van Dor d en f Joz 12:21
Re 5:19
zijn zij sterk.”a
zijn onderhorige plaatsen en de g 1Kr 7:29
Toen kwam de hele verga-
inwoners van En-Dor e en zijn on-
derhorige plaatsen ¨ en de inwo-
h Re 1:27
i Ex 23:29
j Re 1:28
18 ¨
dering der zonen van Is-
b
_
rael bijeen te S _ilo, en zij plaat-
k De 20:16
ners van Ta_ anachf en zijn onder- Joz 16:10 sten daar vervolgens de tent der
horige plaatsen en de inwoners Re 1:30
2Kr 8:8 samenkomst,c aangezien het land
van Meg _iddo g en zijn onderhori- l Ex 23:33
nu aan hen onderworpen was.d
Nu 33:55
ge plaatsen: drie hoogten. De 20:17 2 Maar er waren er nog onder
12 En de zonen van Manasse _ Joz 23:13 ¨
Re 2:23 de zonen van Isra_ el wier erfdeel
bleken niet in staat te zijn deze Re 3:2
men niet had toebedeeld, name-
m Nu 33:54
steden in¨ bezit te nemen,h maar n Ge 48:19 lijk zeven stammen. 3 Daarom
de Kanaanieten bleven hardnek- Nu 26:34 ¨
Nu 26:37 zei Jozua
_ tot de zonen van Isra _ el:
kig in dit land wonen.i 13 Nu De 33:17
„Hoe lang zult GIJ nog treuzelen
o Ex 33:2
geschiedde het toen de zonen van om het land binnen te trekken
¨ Ezr 9:1
Isra
_ el sterk waren ¨ geworden,j dat p Ge 15:20
en in bezit te nemene dat Jeho-
q Joz 19:50
zij de Kanaanieten als dwangar- Joz 24:33 vah, de God van UW voorvaders,
beiders te werk gingen stellen,k Re 7:24
r De 20:1 U heeft gegeven? f 4 Neemt U
en zij verdreven hen niet geheel Re 1:19
drie mannen uit elke stam en laat
Re 4:3
en al uit hun bezit.l Sp 21:31 ik hen uitzenden, dat zij zich ge-
14 Voorts spraken de zonen s Joz 17:11
1Kon 4:12 reedmaken en het land doorkrui-
van Jozef _ met Jozua _ en zeiden: t Joz 19:18
sen en het in kaart brengen over-
´ ´ Re 6:33
„Waarom ´ ´ hebt gij mij een lotm u Ge 49:24 eenkomstig hun erfdeel, en laat
en een toegemeten deel ten erf- v Joz 17:14
hen [dan] bij mij komen.g 5 En
w Nu 33:53
deel gegeven, terwijl ik toch een Joz 20:7 zij moeten het onderling in ze-
talrijk volk ben, daar Jehovah Re 4:5
ven stukken verdelen.h Juda _ zal
mij tot nu toe gezegend heeft?”n
in zijn gebied in het zuiden blij-
15 Hierop zei Jozua _ tot hen: „In- 2e kolom
ven,i en het huis van Jozef _ zal
dien gij een talrijk volk zijt, trek a De 20:1
in zijn gebied in het noorden blij-
De 31:6
dan op naar het woud, en gij moet Joz 13:6 j
ven. 6 Wat ulieden betreft, GIJ
het voor u omhakken, daar in Ps 27:1
Ro 8:31 zult het land in kaart brengen en
het land der Ferezieteno en Refa- Heb 13:6
het daarbij in zeven stukken ver-
ieten,p omdat het berglandq van
delen, en GIJ moet die hier bij mij
¨
Efra_ ım te eng voor u is gewor- HFDST. 18
brengen, en ik moet hier voor het
den.” 16 Toen zeiden de zonen b Joz 19:51
aangezicht van Jehovah, onze
van Jozef: _ „Het bergland is niet Joz 21:2
Joz 22:9 God, het lot k voor U werpen.
voldoende voor ons, en er zijn Re 21:19
c 1Sa 1:3 7 Want de levieten hebben geen
strijdwagens r ¨ met ijzeren zeisen 1Sa 4:3 aandeel in UW midden,l omdat het
bij alle Kanaanieten die in het Ps 78:60
Jer 7:12 priesterschap van Jehovah hun
land van de laagvlakte wonen, d Nu 14:8
s en De 7:22 erfdeel is; m en Gad en Ruben
_ n
en
zowel bij hen die in Beth-Sean _ o hebben
De 33:29 de halve stam Manasse _
zijn onderhorige plaatsen zijn als Joz 13:2
Han 7:45 hun erfdeel genomen aan de zijde
bij hen die in de laagvlakte van e Nu 33:53
¨ van de Jorda_ an
_ tegen het oosten,
J _izreelt zijn.” 17 Jozua _ dan zei De 20:16
f Nu 33:55 dat Mozes,
_ de knecht van Jeho-
het volgende tot het huis van Jo- _ Re 18:9
¨ Sp 10:4 vah, hun heeft gegeven.”p
zef, tot Efra _ ım en Manasse: _ „Gij g Nu 27:20
zijt een talrijk volk, en gij hebt Nu 34:17 8 De mannen dan stonden op
h Nu 34:13
grote kracht.u Gij behoort niet Joz 19:51
´ ´ k Nu 26:55; Nu 33:54; Joz 14:2; Sp 16:33; Han 13:19;
een lot te krijgen,v 18 maar het i Joz 15:1
j Joz 16:1 l Nu 18:20; Joz 13:33; m De 10:9; De 18:1; n De
bergland dient van u te worden.w Joz 16:4 3:12; o De 3:13; p De 4:47.
313 Grenzen van Benjamin en Simeon JOZUA 18:9–19:2
om te gaan, en Jozua _ gebooda toen HFDST. 18 van H _innom,a dat noordelijk van
¨
degenen die het land in kaart zou- a Nu 27:21 de laagvlakte van Refa _ ımb ligt,
b Joz 19:51
den gaan brengen aldus: „Gaat en c Re 21:19 en ze daalde af naar het dal van
doorkruist het land en brengt het d Joz 18:4 H _innom, naar de zuidelijke hel-
e Sp 16:33
in kaart en keert tot mij terug, f Nu 33:54
ling van de Jebusiet,c en daalde af
en hier zal ik voor U het lotb wer- Han 13:19 naar En-Rogel. _ d 17 En ze werd
g Nu 26:55
pen voor het aangezicht van Jeho- h De 33:12 in noordelijke richting getrok-
vah te S _ilo.”c 9 Daarop gingen i Joz 15:1 ken en ging uit naar En-Semes _ en
j Joz 16:1
de mannen heen en trokken het k Joz 2:1
ging uit naar Gel _iloth, dat tegen-
land door en brachten het vol- Joz 3:16 over de opgang van Adummim _ e
Joz 6:1
gens de steden in zeven delen in l Joz 7:2 ligt; en ze daalde af naar de steenf
kaart,d in een boek. Daarna kwa- m Joz 16:2 van Bohan, _ g
de zoon van Ruben. _
n Ge 28:19
men zij bij Jozua _ in het kamp te o Joz 16:5
18 En ze liep naar de noordelij-
S _ilo, 10 en Jozua _ ging te S _ilo p Joz 10:11 ke helling tegenover de Araba _ en
voor het aangezicht van Jehovah Joz 16:3
Joz 21:22 daalde af naar de Araba. _ 19 En
het lot voor hen werpen.e Zo deel- q Joz 15:9 de grens liep naar de noordelijke
Joz 15:60
de Jozua _ daar het land aan de zo- helling van Beth-Hogla, _ h en het
¨ 2Sa 6:2
nen van Isra _ el toe, overeenkom- 1Kr 13:6 eindpunt ervan (van de grens)
r Joz 15:9
stig de hun toekomende delen.f bleek bij de noordelijke baai van

11 Toen kwam het lotg op voor de Zoutzee i te zijn, bij het zui-
2e kolom
de stam der zonen van Benja- _ delijke einde van de Jorda_ an. _ Dit
min,h volgens hun families, en het a Joz 15:8
2Kr 28:3
was de zuidelijke grens. 20 En
gebied dat het lot hun toewees, Jer 7:31 de Jorda_ an _ diende als zijn grens
Jer 19:2
strekte zich uit tussen de zonen Mt 5:22 aan de oostelijke zijde. Dit was
van Juda _ i en de zonen van Jozef. _ j b De 2:11 het erfdeel van de zonen van Ben- _
2Sa 5:18
12 En hun grens aan de noorde- Jes 17:5 jamin, volgens hun families, vol-
lijke hoek liep vanaf de Jorda_ an, _ c Joz 15:63
gens zijn grenzen rondom.
Re 1:8
en de grens ging omhoog naar Re 19:10 21 En de steden van de stam der
de noordelijke helling van Jeri- _ d Joz 15:7
1Kon 1:9 zonen van Benjamin, _ volgens hun
cho k en ging westwaarts omhoog e Joz 15:7 families, bleken te zijn: Jericho _ j
op het gebergte, en haar eindpunt f De 19:14
en Beth-Hogla _ en Emek-K _ eziz,
_ ¨
g Joz 15:6
bleek bij de wildernis van Beth- h Joz 15:6 22 en Beth-Araba _ k en Zemara_ ım
Aven l
_ te zijn. 13 En vandaar liep i Nu 34:12
en Bethel,_ l 23 en Avvim _ en Para
de grens naar Luz,m bij de zuidelij-
De 3:17
m
¨ _
j Joz 6:21 en Ofra,_ 24 en Kefar-Ha _ amo- _
ke helling van Luz, dat wil zeggen Joz 6:24
nai en Ofni _ en Geba; _ n twaalf ste-
k Joz 15:6
Bethel; n en de grens daalde af naar
_ l Ge 12:8 den en hun nederzettingen.
Ataroth-
_ Addar
_ o
op de berg die ten Joz 8:17 ¨
25 G _ibeono en Rama en Bee-
´ _ _
1Kon 12:29
zuiden van Laag-Beth-Horon p ligt.
_ m 1Sa 13:17
roth, 26 en M _izpep en Kef _iraq en
14 En de grens werd getrokken n Joz 21:17 ¨
Ezr 2:26 Moza,
_ 27 en Rekem _ en J _irpeel
en ging aan de westzijde met een o Joz 9:17
1Kon 3:4
en Tharala, _ 28 en Zela, _ r Elef _ en
bocht naar het zuiden, vanaf de s
p Re 20:3 Jebusi,
_ dat wil zeggen Jeruzalem, _
berg die tegenover Beth-Horon _ q Ezr 2:25
G _ibeat en K _irjath; veertien steden
ligt naar het zuiden; en haar ¨ eind- r 2Sa 21:14
s Joz 15:8 en hun nederzettingen.
punt bleek bij K _irjath-Ba_ al te zijn, Re 19:10
dat wil zeggen K _irjath-Jearim, q 1Kr 11:4 Dit was het erfdeel van de zo-
_
een stad van de zonen van Juda. _
2Kr 3:1
t Re 19:12
nen van Benjamin, _ volgens hun
Dit is de westzijde. 1Sa 10:26 families.u
u Nu 26:54
Daarna kwam het tweede
15 En de zuidzijde was vanaf
19
Nu 33:54
v
het uiterste puntje van K _irjath- lot te voorschijn voor S _i-
Jearim,_ en de grens ging uit naar HFDST. 19 meon, voor de stam van de zo-
het westen en ging uit naar de v Nu 26:56 nen van S _imeon,w volgens hun
bron van de wateren van Nef- Joz 18:6
w Ge 46:10
families. Hun erfdeel dan bevond
toah.
_ r 16 En de grens daalde af x Ge 49:7 zich midden in het erfdeel van de
x
naar het uiteinde van de berg die y Ge 21:31
Ge 26:33
zonen van Juda.
_ 2 En zij kre-
uitziet op het dal van de zoon Joz 15:28 _ y met
gen in hun erfdeel: Berseba
JOZUA 19:3-33 Grenzen van Zebulon, Issaschar, Aser en Naftali 314
Seba,
_ en Molada, _ a
3 en Hazar- _ HFDST. 19 17 Voor Issaschar _ a
kwam het
Sual _ b en Bala _ en Ezem, _ c
4 en a Joz 15:26
Ne 11:26
vierde lot te voorschijn, voor de
Eltholad d en Bethul en Horma,
_ _ _ b Joz 15:28 zonen van Issaschar, _ volgens hun
5 en Z _iklag e en Beth-Markaboth _ 1Kr 4:28 families. 18 En hun grens strek-
f c Joz 15:29 ¨
en H azar-S _ usa,
_ 6 en Beth- d Joz 15:30
te zich uit tot J _izreelb en Che-
L ebaoth g en Sar
_ uhen;
_ dertien 1Kr 4:29 sulloth
_ ¨ en Sunem, _ c 19 en Ha-
e Joz 15:31
steden en hun nederzettingen. fara_ ım en S _ion en Anacharath, _
¨ h 1Sa 27:6
7 A_ ın, R _immoni en Ether _ en 1Sa 30:1 20 en Rabbith _ en K _isjon en Ebez, _
j 1Kr 4:30
Asan;
_ vier steden en hun neder- f 1Kr 4:31 21 en Remeth _ en En-Gannim _ d
en
zettingen, 8 en alle nederzet- g Joz 15:32 En-Hadda _ en Beth-Pazez. _ 22 En
tingen die rondom deze steden la- h 1Kr 4:32
de grens raakte Tabor _ e en Saha-
¨ ¨ i Ne 11:29
gen, tot aan Ba_ alath-Be_ er,k het j Joz 15:42 z _ima en Beth-Semes, _ en het eind-
Rama l van het zuiden. Dit was
_ 1Kr 4:32 punt van hun grens bleek bij de
1Kr 6:59
het erfdeel van de stam der zo- k 1Kr 4:33 Jorda_ an _ te zijn; zestien steden en
nen van S _imeon, volgens hun l 1Sa 30:27 hun nederzettingen. 23 Dit was
m Nu 33:54
families. 9 Het erfdeel van de het erfdeel van de stam der zonen
n Re 1:3
zonen van S _imeon was uit het o Joz 18:6 van Issaschar,
_ volgens hun fami-
toegemeten deel van de zonen p Ge 49:13 lies,f de steden en hun nederzet-
De 33:18
van Juda _ [genomen], omdat het q Joz 12:22
tingen.
aandeel van de zonen van Juda _ r Joz 21:28 24 Daarna kwam het vijfde lotg
1Kr 6:72
te groot voor hen bleek te zijn.m s 2Kon 14:25
te voorschijn voor de stam der
Daarom kregen de zonen van S _i- t Joz 11:1 zonen van Aser, _ h volgens hun fa-

meon een bezitting in het mid- Joz 12:20


milies. 25 En hun grens werd:
u Re 12:8
den van hun erfdeel.n v Nu 26:55 Helkath_ i
en Hali _ en Beten _ en
10 Vervolgens kwam het der- w Nu 26:27 Achsaf,
_ j
26 en Allammelech _ en
de loto op voor de zonen van Ze- _ Amad
_ en M _isal. k En ze raakte

bulon,p volgens hun families, en 2e kolom westwaarts de Karmel _ l en S


_ihor-
de grens van hun erfdeel strek- a Ge 49:14 L _ibnath, 27 en ze liep terug in
te zich uit tot aan Sarid. _ 11 En Nu 33:54
De 33:18
de richting van de opgang der
hun grens ging omhoog in wes- b Joz 17:16 zon naar Beth-Dagon _ en raakte
telijke richting ook naar Marala _ Re 6:33
1Kon 21:1
Zebulon
_ m en het dal van J
_iftah-
en raakte Dabbeseth _ en raakte c 1Sa 28:4 El in het noorden, Beth-Emek _ en
¨
het stroomdal dat tegenover Jok- _ 1Kon 1:3
1Kon 2:17
Nehi _ el, en ze ging vandaar naar
neamq ligt. 12 En van Sarid _ liep 2Kon 4:8 Kabul _ aan de linkerkant, 28 en
d Joz 21:29
ze oostwaarts terug in de rich- naar Ebron _ en Rehob _ en Ham- _
e Re 4:6
ting van de opgang der zon naar Jer 46:18 mon en Kana _ tot aan het volkrij-
de grens van Ch _isloth-Tabor _ en f Nu 26:25 ke S _idon. n 29 En de grens liep
r en ging g Nu 26:55
ging uit naar Daberath _ Joz 18:6 terug naar Rama _ en tot aan de
omhoog naar Jaf _ia. 13 En van- h Ge 49:20 versterkte stad Tyrus. _
o En de
De 33:24
daar liep ze oostwaarts in de rich- Lu 2:36 grens liep terug naar Hosa, _ en
ting van de opgang [der zon] naar i Joz 21:31 haar eindpunt bleek bij de zee
s 1Kr 6:75
Gath-Hefer, _ naar Eth-Kazin, _ en j Joz 11:1 te zijn, in de streek van Achzib, _ p

ging uit naar R _immon en werd 30 en Umma en Afek q en Rehob; r


¨ _ _ _
Joz 12:20
k Joz 21:30
getrokken naar Nea. _ 14 En de 1Kr 6:74 tweeentwintig steden en hun ne-
grens ging aan de noordzijde daar- l 1Kon 18:19 derzettingen. 31 Dit was het
2Kon 2:25
omheen naar Hannathon, _ en haar Jes 35:2 erfdeel van de stam der zonen
eindpunt bleek bij het dal van J _if- Jer 46:18 van Aser, _ volgens hun families.s
m Joz 19:10
tah-El te zijn, 15 en Kattath _ en n Ge 10:15
Dit waren de steden en hun ne-
Nahalal _ en S _imront en Idala _ en Joz 11:8 derzettingen.
u Re 1:31
Bethlehem;
_ twaalf steden en hun Mt 11:21 32 Voor de zonen van Nafta- _
nederzettingen. 16 Dit was het o 2Sa 5:11 lit kwam het zesde lotu te voor-
Jes 23:17
erfdeelv van de zonen van Zebu- _ Han 12:20 schijn, voor de zonen van Nafta- _
lon, volgens hun families.w Dit p Re 1:31 li volgens hun families. 33 En
q Re 1:31
waren de steden en hun neder- r Joz 21:31
zettingen. 1Kr 6:75 s Nu 26:47; t De 33:23; u Nu 26:55; Joz 18:6.
315 Grenzen van Dan. Toevluchtssteden JOZUA 19:34–20:7
hun grens strekte zich uit van HFDST. 19 deel in hun midden. 50 Op be-
¨
Helef, _ van de grote boom te Saa- a Re 4:11 vel van Jehovah gaven zij hem de
a b Joz 19:10
nannim,
_ ¨ en Adami-N _ ekeb
_ en Jab- _ c Joz 19:24 stad waarom hij vroeg,a namelijk
T _imnath-S b in het bergland
neel tot aan Lakkum; _ en haar ¨ erah,
_
d Joz 13:30
1Kr 2:22
eindpunt bleek bij de Jorda_ an _ te e Joz 21:32 van Efra
_ ım; en hij ging de stad
zijn. 34 En de grens liep west- f De 3:17 opbouwen en er wonen.
g Joz 11:1
waarts terug naar Aznoth-T _ abor
_ Joz 11:10 51 Dit waren de erfdelen die
en ging vandaar naar Hukkok _ en Re 4:2
1Sa 12:9
de priester Eleazar_ en Jozua,
_ de
b in het zuiden,
raakte aan Zebulon _ h Joz 20:7 zoon van Nun, en de hoofden der
c raakte ze in het wes-
en aan Aser _ vaderen van de ¨ stammen der zo-
i Re 1:33
j Nu 26:54
ten en aan Juda _ d bij de Jorda_ an _ k Nu 26:50 nen van Isra_ el te S _iloc voor het
tegen de opgang der zon. 35 En l Ge 49:17
De 33:22
aangezicht van Jehovah, aan de
de versterkte steden waren: Z _id- m Joz 18:6 ingang van de tent der samen-
e Rakkath
dim, Zer en Hammath, komst, door het lot ten
_ _ ¨ bezit heb-
n Joz 15:33
Re 13:2
en K _innereth,f 36 en Adama _ en 2Kr 11:10 ben verdeeld.d Zo beeindigden zij
g h
Rama _ en ¨ H azor,
_ 37 en K edes
_ o Re 1:35
1Kon 4:9
het toedelen van het land.
en Edre_ ı en En-Hazor, _ 38 en J _i- p Joz 10:12
Toen sprak Jehovah tot
ron en M _igdal-El, Horem
Anath
_ en Beth-Semes; _
_
i negentien
en Beth- q
Joz 21:24
Joz 15:10
Re 14:1
20 Jozua
_ en zei: 2¨ „Spreek
tot de zonen van Isra
_ el en zeg:
r Joz 15:45
steden en hun nederzettingen. s Joz 21:23 ’Geeft voor UZELF de toevluchts-
39 Dit was het erfdeelj van de t 1Kon 9:18
stedene waarover ik door bemid-
stam der zonen van Naftali, _ vol- u Joz 21:24
deling van Mozes tot U gesproken
v Jon 1:3 _
gens hun families,k de steden en Han 9:36
heb, 3 opdat de doodslager f die
Han 10:8
hun nederzettingen. w Nu 26:54 onopzettelijk, zonder het te we-
40 Voor de stam der zonen van Nu 33:54
ten, een ziel doodslaat, daarheen
x Re 18:7
Dan,l volgens hun families, kwam y Re 18:29 kan vluchten; en ze moeten U die-
het zevende lotm te voorschijn. nen tot een toevluchtsoord tegen
41 En de grens van hun erfdeel 2e kolom de bloedwreker.g 4 En hij moet
werd: Zora _ ¨ n en Estaol _ en Ir-Semes, _ a Ps 21:2 naar een van deze steden vluch-
42 en Saalabbin o en Ajalonp en
_ _ Ps 37:4 tenh en bij de ingang van de stads-
J _ithla, 43 en Elon _ en ´ T _imnaq b Joz 24:30
Re 2:9 poorti blijven staan en zijn woor-
en Ekron, r 44 ¨ en Eltek e en G _ib-
_ _ c Joz 18:1 den spreken ten aanhoren van de
bethons en Ba´ _ alath,t 45 en Je- _ Re 21:19
1Sa 1:3 oudere mannenj van die stad; en
hud en Ben _ e-Barak _ ´ en Gath- Jer 7:12 zij moeten hem bij zich in de stad
u d Nu 34:17
R _immon, 46 en Me-Jarkon _ en Joz 14:1 opnemen en hem een plaats geven
Rakkon, _ met de grens tegenover Joz 18:8 en hij moet bij hen wonen. 5 En
v
Joppe.
_ 47 En het gebied van ingeval de bloedwreker hem ach-
de zonen van Dan was te eng w HFDST. 20 tervolgt, dienen zij de doodslager
voor hen. Toen trokken de zonen e Ex 21:13 niet in zijn hand over te leveren; k
van Dan op en streden tegen Le- _ Nu 35:6
want hij heeft zijn naaste doodge-
Nu 35:14
semx en namen het in en sloe- De 4:41 slagen zonder het te weten, en hij
gen het met de scherpte van het f Nu 35:15
haatte hem voordien niet.l 6 En
g Ge 9:6
zwaard. Voorts namen zij het in Ex 21:23 hij moet in die stad wonen totdat
bezit en gingen er wonen en ga- Nu 35:27
h De 19:3 hij voor de vergadering terecht-
ven toen aan L esem _ de naam i De 16:18 staat,m tot de dood van de hoge-
Dan, naar de naam van hun voor- De 22:15
Ru 4:1 priester n die er in die dagen mocht
vader Dan.y 48 Dit was het erf- Job 29:7 zijn. Dan mag de doodslager te-
Sp 31:23
deel van de stam der zonen van j De 17:8 rugkeren,o en hij moet zijn stad
Dan, volgens hun families. Dit k Nu 35:25 en zijn huis binnengaan, de stad
De 19:10
waren de steden en hun neder- l Le 19:17 waaruit hij was gevlucht.’ ”
zettingen. Nu 35:22
7 Bijgevolg verleenden zij een
De 19:6
49 Aldus kwamen zij ermee ge- m Nu 35:12 status van heiligheid aan Kedes _ p

reed het land ten bezit te verde- Nu 35:24


n Nu 35:25
in Galilea,
_ in het bergland van
len volgens zijn gebieden. ¨ Voorts Heb 7:23 Naftali,
_ en aan S _ichem,q in het
o Nu 35:28
gaven de zonen van Isra _ el aan Jo- _ p Joz 21:32
zua, de zoon van Nun, een erf- 2Kon 15:29 q Ge 33:18; Joz 21:21; 2Kr 10:1.
JOZUA 20:8–21:18 13 priester- en 48 levietensteden 316
¨ HFDST. 20
bergland van Efra _ ım, en aan K _ir- saschar a en uit de stam Aser _ b
en
jath-Arba, a dat wil zeggen He- c en uit de hal-
_ _ a Joz 14:15
Joz 21:13
uit de stam Naftali _
bron, in het bergland van Juda. _ b De 4:43 ve stam Manasse _ in Basan. _ d

8 En in de Jordaanstreek, bij Je- _ Joz 21:36


1Kr 6:78 7 Voor de zonen van Merari, _ e
richo, tegen het oosten, gaven c De 4:43 volgens hun families, waren er
b in de wildernis, op de
zij Bezer
_ d Joz 21:38
twaalf steden uit de stam Ruben _ f
c 1Kon 22:3
hoogvlakte, uit de stam Ruben, _ 2Kon 8:28 en uit de stam Gadg en uit de
en Ramoth d in G
_ _ilead uit de stam 1Kr 6:80
e De 4:43 stam Zebulon._ h
Gad, en Golan _ e in Basan uit de
_ Joz 21:27 ¨
1Kr 6:71
8 Zo gaven de zonen van Isra _ el
stam Manasse._ f Nu 35:11 aan de levieten deze steden en
9 Dit werden de vastgestelde ¨
Nu 35:15
hun weidegrondeni door het lot,j
g Nu 35:12
steden voor alle zonen van Isra _ el Nu 35:24 juist zoals Jehovah door bemid-
en voor de inwonende vreemde- De 21:5
deling van Mozes _ geboden had.k
ling die in hun midden vertoeft,
9 Uit de stam der zonen van
waarheen iedereen zou kunnen HFDST. 21
Juda en uit de stam der zonen
_
vluchten die onopzettelijk een h Nu 34:17
van S _imeon gaven zij dus de vol-
ziel doodslaat,f opdat hij niet Joz 14:1
i Joz 17:4 gende steden, die men met name
door de hand van de bloedwreker j Joz 18:1
noemde,l 10 en ze werden van
sterft eer hij voor de vergadering k Le 25:34 ¨
Nu 35:2 de zonen van Aaron, _ uit de fa-
staat.g Nu 35:4
Joz 14:4 milies der Kehathieten, uit de
Nu naderden de hoofden
21 der vaderen van de levie-
ten tot de priester Eleazar
_ en Jo-
_ h
1Kr 6:64
l Nu 35:8
m Ge 49:7
zonen van Levi, _
eerste lot te beurt viel.m 11 Zij
gaven hun dan: K _irjath-Arba
omdat hun het
n ([de
De 33:8 _
zua,i de zoon van Nun, en de hoof- n Ge 46:11
Nu 3:27 genoemde Arba _ is] de vader van
den der vaderen van¨ de stammen Nu 3:28 Enak
_ o), dat wil zeggen Hebron,p
_
Nu 3:31
der zonen van Isra _ el, 2 en ver- o Joz 15:1 in het bergland van Juda, _ q en
volgens spraken zij tot ¨ hen te
1Kr 6:55
zijn omliggende weidegronden;
p Joz 19:1
S _ilo j in het land Kana _ an en zei- q Joz 18:11 12 en het akkerland van de stad
den: „Jehovah heeft door bemid- 1Kr 6:60 en haar nederzettingen gaven zij
r 1Kr 6:61
deling van Mozes _ geboden ons s Joz 16:5 aan Kaleb, _ de zoon van Jefunne, _
steden te geven om in te wonen, 1Kr 6:66 als zijn bezitting.r
t Joz 19:40
met de daarbij behorende weide- u Joz 17:1 13 En aan de zonen van de
gronden voor onze huisdieren.”k 1Kr 6:70 ¨
priester Aaron _ gaven zij de toe-
3 Daarom
¨ gaven de zonen van Is- _ v Ex 6:17
Nu 3:22 vluchtsstads voor de doodslager,t
rael op Jehovah’s bevel van hun 1Kr 6:62
namelijk Hebron, u
en zijn weide-
l met _
erfdeel de volgende steden
grond, ook L _ibnav en zijn wei-
bijbehorende weidegronden aan 2e kolom w
degrond, 14 en Jattir _ en zijn
de levieten.m a Joz 19:17 weidegrond, en Estemoa _ x en zijn
4 Toen kwam het lot te voor- b Joz 19:24
weidegrond, 15 en Cholon y en
c Joz 19:32 _
schijn voor de families der Keha- d Nu 32:33 zijn weidegrond, en Debir _ ¨ z en zijn
thieten,n en¨ aan de zonen van de e Ex 6:19
weidegrond, 16 en A_ ın en zijn a
Nu 3:20
priester Aaron,_ uit de levieten, b en zijn wei-
1Kr 6:63 weidegrond, en Jutta _
kwamen door het lot dertien ste- f Joz 13:15 c
o g Joz 13:24 degrond, Beth-Semes _ en zijn wei-
den te behoren uit de stam Juda _ h Joz 19:10 degrond; negen steden uit deze
en uit de stam der Simeonietenp i Nu 35:5
q beide stammen.
en uit de stam Benjamin._ j Sp 16:33
k Nu 35:2 17 En uit de stam Benjamin: _
5 En voor de overgebleven zo- l 1Kr 6:65
r waren er door G _ibeond en zijn weidegrond, Geba _ e
nen van Kehath _ m Joz 21:4
n Ge 23:2 en zijn weidegrond, 18 Ana- _
het lot tien steden uit ¨ de fami- Ge 35:27 f
lies van de stam Efra ıms en uit de thoth en zijn weidegrond, en Al- _
_ Joz 15:13
Re 1:10
stam Dant en uit de halve stam o Joz 14:15
u s Nu 35:6; t Nu 35:15; Joz 20:3; 1Kr 6:57; u Joz
Manasse. _ p 2Sa 2:1
2Sa 15:10 15:54; v Joz 10:29; Joz 15:42; Jes 37:8; w Joz 15:48;
6 En voor de zonen van Gerson v
_ q Joz 20:7 1Sa 30:27; x Joz 15:50; y Joz 15:51; 1Kr 6:58; z Joz
15:49; a Joz 15:42; Joz 19:7; 1Kr 6:59; b Joz 15:55;
waren er door het lot dertien ste- r Joz 15:13
Re 1:20 c Joz 15:10; 1Sa 6:9; d Joz 9:3; Joz 18:25; e Joz
den uit de families van de stam Is- _ 1Kr 6:56 18:24; f 1Kon 2:26; Jes 10:30; Jer 1:1.
317 Levietensteden. Hele land toegewezen JOZUA 21:19-43
mona en zijn weidegrond; vier HFDST. 21 toevluchtsstada voor de doodsla-
steden. a 1Kr 6:60 ger,b namelijk Kedes _ c in Galil
ea,
_
b Ex 6:23
19 Alle steden van de zonen Ex 6:25 en zijn weidegrond, en Hammoth- _
¨ Nu 3:4 d en zijn weidegrond, en Kar-
van Aaron, _ b de priesters, waren
c Le 25:34
Dor _
dertien steden en hun weidegron- Nu 35:4 tan en zijn weidegrond; drie ste-
d 1Kr 6:66
den. c
e Nu 35:11
den.
20 En de families van de zo- f Nu 35:15 33 Alle steden van de Gerso-
Joz 20:3
nen van Kehath, _ de levieten die g Joz 20:7 nieten, volgens hun families, wa-
nog overgebleven waren van de Re 9:1
1Kon 12:1
ren dertien steden en hun weide-
zonen van Kehath, _ zij kregen h Le 25:34 gronden.
Nu 35:4
door hun lot steden uit de stam 34 En de families van de zo-
¨ d i Joz 16:10
Efra
_ ım. 21 Bijgevolg gaven zij Re 1:29 nen van Merari, _ e de overgebleven
1Kon 9:15
hun de toevluchtsstade voor de 1Kr 6:67 levieten, hadden uit de stam Ze- _
doodslager,f namelijk S _ichem,g j 1Kr 6:68 f
bulon: Jokneam _ g
en zijn weide-
k Joz 16:3
en zijn weidegrondh in het berg- Joz 18:13 grond, Karta _ en zijn weidegrond,
¨ i
land van Efra _ ım, en Gezer _ en l Joz 19:44
35 D _imnah en zijn weidegrond,
m Joz 10:12
zijn weidegrond, 22 en Kibza- _ Joz 19:42 Nahalal
_ i
en zijn weidegrond; vier
Re 1:35
imj en zijn weidegrond, en Beth- 1Kr 8:13 steden.
Horon k
_ en zijn weidegrond; vier 2Kr 28:18 36 En uit de stam Ruben: _ j
Be- _
n Joz 19:45
steden. 1Kr 6:69 zer k en zijn weidegrond, en Ja- _
´
23 En uit de stam Dan: Eltek _ e o Joz 17:11
Re 5:19
haz l en zijn weidegrond, 37 Ke-
en zijn weidegrond, G _ibbethonl en p Joz 21:6 demoth
_ m en zijn weidegrond, en
m en q Joz 13:29 ¨ n
zijn weidegrond, 24 Ajalon _ r Joz 20:8
Mefa _ ath en zijn weidegrond; vier
zijn weidegrond, Gath-R _immonn s 1Kr 6:71 steden.
en zijn weidegrond; vier steden. t Joz 19:17
u Joz 19:20 38 En uit de stam Gad: o de toe-
25 En uit
¨ de halve stam Ma- vluchtsstad voor de doodslager,
v Joz 19:12
1Kr 6:72
nasse:
_ Ta_ anacho en zijn weide- w Joz 19:21 namelijk Ramoth _ in G _ilead,p en
grond, en Gath-R _immon en zijn ¨
1Kr 6:73
x Joz 19:21
zijn weidegrond, en Mahana_ ımq
weidegrond; twee steden. y Joz 19:24 en zijn weidegrond, 39 Hesbon _ r
¨ s en
26 Alle steden met hun weide- z Joz 19:26 en zijn weidegrond, Jaezer _
a 1Kr 6:74
gronden die de families der over- b Joz 19:25 zijn weidegrond; alle steden wa-
gebleven zonen van Kehath _ had- c Joz 19:28
Re 1:31
ren vier [in getal].
den, waren tien [in getal]. 1Kr 6:75 40 Alle steden welke de zonen
d Joz 19:32
27 En voor de zonen van Ger- _ van Merari _ t kregen volgens hun
son,p uit de families der levie- families, die nog overgebleven wa-
ten, was er uit de halve stam 2e kolom ren van de families der levieten,
Manasse q
_ de toevluchtsstad voor a Nu 35:14 waren, als hun lot, twaalf steden.
b Nu 35:15
de doodslager, namelijk Golan, _ r c Joz 19:37 41 Alle steden van de levieten
in Basan, en zijn weidegrond, en
¨ _
Joz 20:7
in het midden van de bezitting
Beesthera
_ s
en zijn weidegrond;
d Joz 19:35 ¨
e Joz 21:7 der zonen van Isra _ el waren acht-
twee steden. 1Kr 6:77
f Joz 19:10
enveertig stedenu met hun weide-
t
28 En uit de stam Issaschar: _ g Joz 12:22 gronden.v 42 Elk van deze ste-
Joz 19:11
K _isjonu en zijn weidegrond, Da- _ h Joz 19:13 den nu was een stad met haar
berath v en zijn weidegrond, 1Kr 6:77 weidegrond eromheen — zo was
w en zijn weidegrond, i Re 1:30
29 Jarmuth _ j Joz 13:15 het met al deze steden.w
En-Gannim _ x en zijn weidegrond; ¨
k De 4:43
Joz 20:8
43 Zo gaf Jehovah aan Isra _ el
vier steden. 1Kr 6:78 het gehele land dat hij onder ede
y l Joz 13:18
30 En uit de stam Aser: _ M _i- m De 2:26
aan hun voorvaders beloofd had
salz en zijn weidegrond, Abdon _ a Joz 13:18 te geven,x en zij namen het nu
n 1Kr 6:79
en zijn weidegrond, 31 Hel- _ o Joz 13:24 in bezity en gingen er wonen.
kathb en zijn weidegrond, en Re- _ p De 4:43
Joz 20:8
hob c en zijn weidegrond; vier 1Kon 22:3 r Nu 21:26; Nu 32:37; Joz 13:17; 1Kr 6:81; s Nu
steden. 1Kr 6:80 32:1; Joz 13:25; Jes 16:8; Jer 48:32; t 1Kr 6:63;
q Ge 32:2 u Nu 35:7; v Nu 35:5; w Nu 35:5; x Ge 13:15; Ge
d de
32 En uit de stam Naftali: _ 2Sa 2:8 15:18; Ge 26:3; Ge 28:4; y Ex 23:30; Ps 44:3.
JOZUA 21:44–22:15 Altaar bij de Jordaan 318
44 Bovendien gaf Jehovah hun HFDST. 21 zei verder tot hen: „Keert terug
rusta rondom, overeenkomstig al- a Ex 33:14 naar UW tenten met veel rijkdom-
Joz 1:13
les wat hij hun voorvaders ge- Joz 11:23 men en met zeer veel vee, met
´ ´
zworen had,b en niet een van al Joz 22:4
Sp 16:7
zilver en goud en koper en ijzer
hun vijanden kon voor hen stand- b De 12:10 en kleren in zeer grote hoeveel-
De 25:19
houden.c Al hun vijanden gaf Je- c De 28:7
heid.a Neemt met UW broeders
hovah in hun hand.d 45 Geen d De 7:24 UW aandeel in de buitb van UW
belofte bleef onvervuld van heel De 31:3
e Joz 23:14
vijanden.”
de goede belofte
¨ die Jehovah het 1Sa 15:29 9 Daarop keerden de zonen van
1Kon 8:56
huis van Isra
_ el had gedaan; alles Heb 6:18 Ruben
_ en de zonen van Gad en de
e
kwam uit.
halve stam Manasse _ terug en zij
In die tijd nu riep Jozua trokken weg ¨ van de andere zonen
_
22 de Rubenieten en de Ga-
dieten en de halve stam Manasse _ f
HFDST. 22
f Nu 32:33
g Nu 32:20
van Isra
Kana _
_ ¨ el, uit S _ilo, dat in het land
an ligt, om naar het land G _i-
De 3:18 leadc te gaan, naar het land van
2 en zei tot hen: „Wat U aangaat, h Joz 1:16
hun bezitting, waarin zij zich op
GIJ hebt U gehouden aan alles wat i Joz 11:18
j Nu 32:27 Jehovah’s door bemiddeling van
Mozes,
_ de knecht van Jehovah, k Joz 21:44
Mozes _ gegeven bevel hadden ge-
U heeft geboden,g en GIJ zijt ge- l Nu 32:33
De 29:8 vestigd.d 10 Toen zij nu in de
hoorzaam geweest aan mijn stem Joz 13:8
landstreken van de Jorda_ an _ wa-
in alles wat ik U heb geboden.h m De 5:1
De 6:6 ren¨ gekomen die in het land Ka- _
3 GIJ hebt UW broeders nu al vele De 12:32
2Kon 21:8 naan lagen, bouwden de zonen
dageni tot op deze dag niet verla- n Ex 20:6 van Ruben _ en de zonen van Gad
ten, en GIJ hebt de plicht ten op- De 6:5
De 11:1 en de halve stam Manasse _ daar
zichte van het gebod van Jeho- voorts een altaar bij de Jorda_ an,
Mt 22:37 _
vah, UW God, in acht genomen.j o De 8:6
een in het oog vallend groot al-
De 10:12
4 En nu heeft Jehovah, UW God, 1Th 2:12 e
taar. 11 Later hoorden f
de an-
UW broeders rust gegeven, juist p De 11:22 ¨
De 13:4 dere zonen van Isra _ el dat er ge-
zoals hij hun had beloofd.k Keert 1Jo 5:3 zegd werd: „Zie! De zonen van
nu dus terug en gaat naar UW q De 4:4
Ruben_ en de zonen van Gad en de
De 10:20
tenten in het land van UW bezit- Joz 23:8 halve stam Manasse _ hebben aan
ting, dat Mozes,
_ de knecht van r 1Sa 12:20 ¨
s De 4:29 de grens van het land Kana _ an,
Jehovah, U aan de overzijde van De 6:5 in de landstreken van de Jorda_ an, _
_ heeft gegeven.l 5 Al-
de Jorda_ an De 11:13
Mr 12:30 aan¨ de kant die de zonen van Is- _
leen, volbrengt zeer zorgvuldig t De 6:13 rael toebehoort, een altaar ge-
Joz 24:15
het gebodm en de wet die Mozes, _ Lu 4:8 bouwd.” 12 Zodra de zonen van
de knecht van Jehovah, U gebo- ¨
u Ex 39:43
Joz 14:13
Isra
_ el dit hoorden, kwam de hele ¨
den heeft, door Jehovah, UW God, 2Sa 6:18 vergadering der zonen van Isra _ elg
lief te hebbenn en door al zijn we- v Joz 13:30
te S _ilo h bijeen om op te trekken
w Joz 17:5
gen te bewandeleno en door zijn ten einde een militaire actie tegen
geboden te onderhoudenp en door
hen te voeren.i
hem aan te hangenq en door hem 2e kolom
13 ¨ Toen zondenj de zonen van
met geheel UW hartr en met ge- a De 28:8
Isra
_ el P _inehas,k de zoon van
Sp 10:22
heel UW ziels te dienen.”t b Nu 31:27 Eleazar, _ de priester, naar de zo-
6 Daarop zegende u Jozua _ hen 1Sa 30:24
Ps 68:12 nen van Ruben _ en de zonen van
en zond hen heen opdat zij naar c Nu 32:1 Gad en de halve stam Manasse _
De 3:15
hun tenten konden gaan. 7 En Joz 13:25 in het land G _ilead, ´ 14 en met
aan de halve stam Manasse _ had ´
Ps 60:7
d Nu 32:33
hem tien oversten, een overste
Mozes_ een schenking gedaan in De 3:12 van elk vaderlijk ¨ huis van alle
v en aan de andere helft
Basan,
_ e Joz 22:28 stammen van Isra _ el, en zij waren
f De 13:12
daarvan deed Jozua _ een schen- g Re 20:1 ieder een hoofd van het huis van
king bij hun broeders aan de zijde h Joz 18:1 hun vaderen onder de duizenden
van de Jorda_ an _ tegen het wes- Joz 19:51 ¨
i Sp 14:15 van Isra _ el.l 15 Na verloop van
ten.w Toen Jozua_ hen dan ook j De 13:14 tijd kwamen zij bij de zonen van
heenzond naar hun tenten, ze- k Ex 6:25
Nu 25:11
gende hij hen voorts. 8 En hij Re 20:28 l Nu 1:16; De 1:13; Joz 14:1; Joz 22:21.
319 Protest van oversten JOZUA 22:16-29
Ruben
_ en de zonen van Gad en HFDST. 22 zal [het] ook weten.a Indien het
de halve stam Manasse _ in het a De 13:14 uit weerspannigheid is b en indien
Sp 18:13
land G _ilead en spraken toen met Jak 1:19 het uit ontrouw jegens Jehovah
hen a en zeiden:
b Joz 22:12 is,c red ons heden niet. 23 In-
16 „Dit heeft de hele vergade- c Joz 22:11
dien het was om een altaar voor
ring van Jehovahb gezegd: ’Wat is d De 12:13
ons te bouwen ten einde ons van
dit voor een daadc van ontrouw het volgen van Jehovah af te ke-
¨ e Le 17:9
ren, en indien het was om daar-
die GIJ tegen de God van Isra _ el De 12:11
hebt begaan, dat GIJ U heden van De 12:14
De 12:27
op brandoffers en graanoffers te
het volgen van Jehovah afkeertd brengen,d en indien het was om
f Nu 25:2
doordat GIJ een altaar voor U Nu 25:3 daarop gemeenschapsoffers op te
bouwt,e om heden weerspannig
De 4:3 dragen, zal Jehovah zelf het uit-
tegen Jehovah te zijn? 17 Was g Nu 25:9 vorsen; e 24 of indien wij dit niet
de dwaling van Peor _ f ons te ge- h Nu 16:22 veeleer uit angstige bezorgdheid
Joz 7:1
ring, waarvan wij ons tot op deze 1Kr 21:14 voor iets anders hebben gedaan,
dag nog niet hebben gereinigd, i Le 18:25
doordat wij zeiden: ’Op een toe-
ofschoon de plaag over de ver- j Nu 34:2
komstige dag zullen UW zonen tot
gadering van Jehovah kwam? g Joz 1:11 onze zonen zeggen: „Wat hebt GIJ
18 En GIJ — GIJ zoudt U heden k Joz 18:1 te maken ¨ met Jehovah, de God
van het volgen van Jehovah af- l De 12:13
van Isra
_ el? 25 En er is een grens
keren; en het moet geschieden
De 12:27 die Jehovah tussen ons en U, de zo-
Joz 22:11
nen van Ruben_ en de zonen van
dat zo GIJ, van UW kant, heden 1Kon 12:28
Gad, heeft gesteld, namelijk de
weerspannig zijt tegen Jehovah, m Joz 7:1
Jorda_ an.
_ GIJ hebt geen deel aan Je-
dan zal hij morgen verontwaar- n Joz 7:11
Joz 7:15 hovah.”f En UW zonen zullen stel-
digd zijn op de gehele vergade-
¨ o Joz 7:5 lig onze zonen doen ophouden Je-
ring van Isra _ el.h 19 Indien nu Joz 7:24 hovah te vrezen.’g
het land van UW bezitting wer- Joz 7:25

kelijk onrein is,i komt dan over p Sp 15:1


26 Daarom zeiden wij: ’Laten
Sp 18:17 wij toch handelend optreden
naar het land van Jehovah’s be-
q Joz 22:14 ten behoeve van onszelf door
zitting,j waar de tabernakel van
r Ps 50:1 het altaar te bouwen, niet voor
Jehovah heeft vertoefd,k en ves- Han 17:29 brandoffer, noch voor slachtof-
tigt U in ons midden; en zijt niet s Ge 2:4 fer, 27 maar om een getuige te
weerspannig tegen Jehovah en Jer 10:10
zijn tussen ons h en U en onze ge-
maakt van ons geen weerspanne- t Ex 3:15
Ex 6:3 slachten na ons, dat wij de dienst
lingen doordat GIJ een altaar voor De 10:17 van Jehovah voor zijn aange-
U bouwt buiten het altaar van Ps 83:18
zicht zullen verrichten met onze
Jehovah, onze God.l 20 Heeft u 1Kon 8:39
brandoffers en onze slachtoffers
m de zoon van Zera, Ps 139:3
niet Achan,
_ _ Jer 12:3 en onze gemeenschapsoffers,i op-
een daad van ontrouw begaan dat UW zonen op een toekom-
met betrekking tot datgene wat stige dag niet tot onze zonen
2e kolom
aan de vernietiging was prijsge- zeggen: „GIJ hebt geen deel aan
a Ps 37:6
geven, en was het niet jegens de Jehovah.” ’ 28 Dus zeiden wij:
¨ b 1Sa 15:23
hele vergadering van Isra _ el dat ’En het moet geschieden dat in-
c Job 31:5
er verontwaardiging is losgebar- Ps 7:3 geval zij dat op een toekomsti-
sten? n En hij was niet de enige d De 12:11 ge dag tot ons en tot onze ge-
man die in zijn dwaling de laatste De 12:13 slachten zouden zeggen, wij dan
adem moest uitblazen.’ ”o e Ps 44:21 moeten zeggen: „Ziet het even-
Pr 12:14
21 Hierop antwoordden p de Jer 32:19 beeld van Jehovah’s altaar, dat
zonen van Ruben _ en de zonen Heb 4:13 onze vaderen hebben gemaakt,
van Gad en de halve stam Ma- f 1Kon 12:16 niet voor brandoffer, noch voor
nasse
_ en spraken met de hoof- g De 13:4 slachtoffer, maar het is een ge-
¨ Pr 8:13
den van de duizenden van Isra _ el: q tuige tussen ons en U.” ’ 29 Het
h Ge 31:48
22 „[De] Goddelijke,r God,s Jeho- Joz 24:27
is ondenkbaar van onze zijde, uit
vah, [de] Goddelijke, God, Jeho- eigen beweging weerspannig te
¨ i De 12:6
vah,t hij weet [het],u en Isra _ el zelf De 12:27 zijn tegen Jehovah en ons heden
JOZUA 22:30–23:12 Rechtvaardiging altaar. Jozua’s afscheid 320
van het volgen van Jehovah af te HFDST. 22 ik ben oud geworden, ik ben ver-
kerena door een altaar voor brand- a De 6:14 gevorderd in dagen. 3 En wat
b De 12:14
offer, graanoffer en slachtoffer te 2Kr 32:12 U aangaat, GIJ hebt gezien al wat
bouwen buiten het altaar van Je- Jehovah, UW God, ter ¨ wille van
c Joz 22:13
d Nu 1:16
hovah, onze God, dat voor zijn ta- Joz 22:14 U met al deze natien heeft ge-
bernakel staat!”b e 2Kr 15:2 daan,a want Jehovah, UW God,
f De 1:13
30 Toen nu de priester P _ine- g Joz 22:12
streed zelf voor U.b 4 Ziet, ik
has c en de oversten van de verga- h Sp 12:25 heb U door
¨ het lotc deze overi-
Sp 25:13
dering d en de hoofden van de dui- ge natien toegewezen als een erf-
¨ i Da 2:20
zenden van Isra _ el, die met hem j Ge 5:22 deel voor¨ UW stammen, alsmede
Joz 24:1
waren, de woorden hoorden die Jes 44:8
alle natien die ik heb afgesne-
de zonen van Ruben _ en de zo-
den,d vanaf de Jorda_ an _ tot aan
nen van Gad en de zonen van de Grote Zee tegen de ondergang
HFDST. 23
Manasse
_ spraken, was het goed der zon. e 5 En het was Jeho-
k Ex 33:14
in hun ogen. 31 Daarom zei P _i- Le 26:6 vah, UW God, die hen steeds van
nehas, de zoon van Eleazar, _ de Joz 21:44 voor UW aangezicht uitstootte,f
l Joz 13:1
priester, tot de zonen van Ruben _ m De 31:28 en hij heeft hen ter wille van U uit
en de zonen van Gad en de zo- n De 16:18 hun bezit verdreven, en GIJ hebt
nen van Manasse: _ „Waarlijk, he- hun land in bezit genomen, juist
den weten wij dat Jehovah in ons 2e kolom zoals Jehovah, UW God, U had be-
midden is,e omdat GIJ deze daad a Le 26:7 loofd.g
van ontrouw niet tegen Jehovah De 4:9 6 En GIJ moet zeer moedig zijnh
Joz 10:11
hebt begaan.¨ Nu hebt GIJ de zo- Joz 10:13 om al wat er in het boeki der
nen van Isra _ el uit de hand van Je- Joz 10:40
wet van Mozes_ staat geschreven,
Joz 11:17
hovah bevrijd.”f b De 20:4 te onderhouden en te volbren-
32 Daarop keerden P _inehas, de Joz 10:14
Joz 10:42 gen, door er nooit van af te wij-
zoon van Eleazar, _ de priester, en Ps 44:3 ken, noch naar rechts noch naar
de oversten terug g van de zonen c Nu 26:55
Joz 18:10 links,j 7 door U¨ nooit in te la-
van Ruben _ en de zonen van Gad d De 7:1 ten met deze natien,k deze die nog
in het¨ land G _ilead naar het land e Joz 13:2
bij U overblijven. En GIJ moogt de
Joz 13:6
Kana
_ an, ¨ naar de andere zonen f Ex 23:30 naam van hun goden niet vermel-
van Isra_ el, en zij brachten hun Ex 33:2
den,l noch daarbij zweren,m en GIJ
Ex 34:11
verslag uit.h 33 Het woord dan De 11:23 moogt ze niet dienen, noch U daar-
was goed in de ¨ ogen van de zo-
g Nu 33:53
voor neerbuigen.n 8 Maar Jeho-
h Joz 1:7
nen van Isra _ el; voorts ¨ zegenden i Ex 24:7 vah, UW God, dient GIJ aan te han-
de zonen van Isra _ el God,i en zij De 17:18
gen,o juist zoals GIJ tot op deze dag
De 31:26
spraken er niet over om met een Joz 1:8 hebt gedaan. 9 En Jehovah zal
leger tegen hen op te trekken ten j De 5:32 ¨
De 12:32 grote en machtige natien van voor
einde het land waarin de zonen Sp 30:6 UW aangezicht verdrijven.p (Wat U
van Ruben _ en de zonen van Gad k Ex 23:33
De 7:2 aangaat, geen man heeft voor U
woonden, te verderven. kunnen standhouden ´ ´ tot op deze
Sp 4:14
l Ex 23:13
34 De zonen van Ruben _ dan en m Jer 5:7 dag.q) 10 Slechts een man van U
de zonen van Gad gaven het al- n Ex 20:5 zal er duizend achtervolgen,r want
taar een naam, want „het is een o De 10:20
het is Jehovah, UW God, die voor
De 11:22
getuige tussen ons dat Jehovah Joz 22:5 U strijdt,s juist zoals hij U heeft
de [ware] Godj is”. p De 11:23
beloofd.t 11 En GIJ moet voort-
q Joz 1:5
Nu geschiedde het vele da- durend op UW hoede zijnu met be-
23
r Le 26:8
¨ Re 3:31
gen nadat Jehovah Isra
_ el 1Sa 14:6 trekking tot UW ziel, door Jeho-
k
rust had gegeven van al hun 2Sa 23:8 vah, UW God, lief te hebben.v
s Ex 23:27
vijanden rondom, toen Jozua_ oud De 3:22 12 Maar indien GIJ U ook maar
De 20:4
en vergevorderd in dagen was,l Ro 8:31
enigszins afkeert w en ¨ GIJ het
2 dat¨ Jozua
_ ertoe overging heel t De 28:7 overschot van deze natien,´x deze
Isra
_ el te roepen,m zijn oudere man- u De 4:9
Joz 22:5
die nog bij U overblijven, wel aan-
nen en zijn hoofden en zijn rech- v Ex 20:6 hangt en GIJ werkelijk echtver-
ters en zijn beambten,n waarop De 6:5
Mt 22:37
hij tot hen zei: „Wat mij betreft, 1Kor 8:3 w Heb 10:38; 2Pe 2:20; x Ex 23:29; Joz 13:2.
321 Jehovah’s beloften vervuld. In Sichem JOZUA 23:13–24:11
bintenissen met hen aangaata en HFDST. 23 Nahor,
_ a
en zij plachten andere
U met hen inlaat, en zij zich met a Ex 34:16 goden te dienen.
De 7:3
U, 13 dan dient GIJ beslist te Re 3:6 3 Na verloop van tijd nam ik
1Kon 11:4
weten dat Jehovah, UW God, er Ezr 9:2 UW voorvader Abraham _ b van de

niet mee zal voortgaan deze na- Ne 13:23 overzijde van de Rivier c¨ en liet
¨ b Re 2:3
tien ter wille van U uit hun be- Re 2:21 hem heel het land Kana _ an door-
zit te verdrijven; b en ze moeten U Re 3:8 trekken en maakte zijn zaad tal- ¨
c Nu 33:55
tot een val en een strik worden De 7:16 rijk.d Daarom¨ gaf ik hem Isa _ ak.e
en tot een gesel in UW zijdenc en d De 4:26
De 28:63
4 En aan Isa _ ak gaf ik voorts Ja- _
kob en Esau. f
tot doorns in UW ogen, totdat GIJ e 1Kon 2:2 _ Later gaf ¨ ik aan
Pr 9:10
vergaan zijt van deze goede bo- f Joz 21:45
Esau
_ het gebergte Se _ ır, om dat
dem die Jehovah, UW God, U heeft 1Kon 8:56 in bezit te nemen; g en Jakob _ en
g Le 26:3
gegeven.d De 28:1 zijn zonen trokken af naar Egyp- _
te. h 5 Naderhand zond ik Mo-
14 Welnu, ziet! ik ga heden de h Le 26:14
¨ _
De 28:15 i
weg van al het aardse,e en GIJ De 28:63 zes en Aaron _ en sloeg Egypte _
weet zeer goed met geheel UW 2Kr 36:16
Lu 21:24
voorts met plagen door wat ik
hart en in zijn midden deed; j en daarna
´ ´ met geheel UW ziel dat
i Re 3:6

niet een woord van alle goede


Ps 106:36
Jer 5:19
leidde ik U uit.k 6 Toen ik dan
woorden die Jehovah, UW God, j 2Kon 24:20 UW vaderen uit Egypte _ leidde l en
k Joz 23:13
tot U gesproken heeft, onvervuld GIJ aan de zee waart gekomen,
gingen de Egyptenaren UW vade-
is gebleven. Alles is voor U uit-
gekomen. Geen woord daarvan is HFDST. 24 ren met strijdwagens en ruiters
onvervuld gebleven.f 15 En het l 1Kon 12:1 achtervolgenm tot aan de Rode
m Ex 18:25
moet geschieden dat net zoals Nu 1:16
Zee. 7 Toen riepen zij luid tot
ieder goed woord dat Jehovah, UW Joz 23:2 Jehovah.n Daarom zette hij een
n Jes 44:8
God, tot U heeft gesproken, over 1Kor 8:4 duisternis tussen U en de Egypte-
U is gekomen,g zo zal Jehovah
o Ge 11:28 nareno en liet de zee over hen ko-
Ge 11:31
ieder kwaad woord over U bren- Ge 15:18 men en bedekte hen,p en UW ogen
gen, totdat hij U heeft verdelgd
Joz 24:15 hebben te zien gekregen wat ik
p Ge 11:26
in Egypte
_ heb gedaan; q en daar-
van deze goede bodem die Jeho-
vah, UW God, U heeft gegeven,h na hebt GIJ vele dagen in de wil-
2e kolom dernis gewoond.r
16 wegens UW overtreden van het a Ge 11:27
verbond van Jehovah, UW God, b Ge 12:1
8 Ten slotte bracht ik U naar
dat hij U heeft geboden, en om- Ne 9:7 het land der Amorieten, die aan
Han 7:2
dat GIJ andere goden zijt gaan c Joz 1:4
de overzijde van de Jorda_ an _ woon-
dienen en U daarvoor hebt neer- d Ge 15:5 den, en zij gingen tegen U strijden.s
Ro 4:18
gebogen.i En Jehovah’s toorn zal Heb 6:14 Toen gaf ik hen in UW hand, opdat
e Ge 21:3 GIJ hun land in bezit zoudt kunnen
stellig tegen U ontbranden,j en Ps 127:3
nemen, en ik verdelgde hen van
GIJ zult stellig weldra vergaan uit f Ge 25:26
g Ge 36:8 voor UW aangezicht.t 9 Voorts
het goede land dat hij U heeft ge- De 2:5
h Ge 46:3 stond Balak, _ de zoon van Z _ip-
geven.”k Ps 105:23
Han 7:15
por,u de koning van ¨ Moab, _ op en
Voorts vergaderde Jozua
_ ¨ streed tegen Isra el.v Hij dan liet
24 alle stammen van Isra
l
_ el
te S _ichem en riep hij de oude-
i Ex 3:10
j Ex 11:1
k Ps 78:52
_
B _ileam, de zoon van Beor,
bieden om kwaad over U af te
_ ont-
l Ex 12:37
¨
re mannen van Isra _ elm en zijn Mi 6:4
m Ex 14:9
smeken. w 10 En ik wilde naar
hoofden en zijn rechters en zijn n Ex 14:10 B _ileam niet luisteren.x Dienten-
beambten, waarop zij zich voor o Ex 14:20
Ps 78:14
gevolge heeft hij U herhaalde ma-
het aangezicht van de [ware] Godn Ps 105:39 len gezegend.y Zo bevrijdde ik U
stelden. 2 Vervolgens zei Jozua _ p Ex 14:27
Ps 78:53
uit zijn hand.z
tot geheel het volk: „Dit¨ heeft Je- Ps 106:11 11 Toen zijt GIJ de Jorda_ an _
Ps 136:15
hovah, de God van Isra _ el, gezegd: q Ex 3:20 overgetrokkena en bij Jericho _
’Aan de overzijde van de Rivier o De 4:34
r Nu 14:34
hebben lang geleden UW voorva- Han 13:18 u Nu 22:2; v Re 11:25; w Nu 22:5; De 23:4; x Nu
22:12; Mi 6:5; y Nu 23:11; Nu 23:25; Nu 24:10; z Ge
ders p gewoond, Terah,
_ de vader s Nu 21:23
t Ne 9:22 12:3; Nu 25:17; Nu 31:7; Nu 31:49; a Joz 3:17; Ps
van Abraham
_ en de vader van Ps 135:11 114:3.
¨
JOZUA 24:12-29 Jozua en Israel beloven Jehovah te dienen 322
gekomen.a En de grondbezitters HFDST. 24 19 Toen zei Jozua_ tot het volk:
van Jericho, de Amorieten
_ ¨ en de „GIJ zijt niet in staat Jehovah
a Joz 5:10
b Joz 11:16
Ferezieten en de Kanaanieten Joz 21:44 te dienen, want hij is een heili-
en de Hethieten en de Girgasie- Ne 9:24
Ps 78:55
ge God; a hij is een God die exclu-
ten, de Hevieten en de Jebusieten Ps 105:44 sieve toewijding eist.b Hij zal UW
Han 7:45
gingen tegen U strijden; maar ik Han 13:19 opstandigheid en UW zonden niet
gaf hen in UW hand.b 12 Daar- Heb 11:30 vergeven.c 20 Ingeval GIJ Jeho-
c Ex 23:28
om zond ik het gevoel van ver- De 7:20 vah verlaatd en werkelijk buiten-
slagenheid voor U uit, en dit ver- Joz 2:9
landse goden dient,e zal hij zich
d Ps 44:3
dreef hen geleidelijk van voor UW e De 6:10 stellig ook omwenden en U kwaad
aangezichtc — twee koningen der Joz 11:14
Sp 13:22
berokkenen en U uitroeien, nadat
Amorieten — niet met uw zwaard f De 6:11 hij U goed heeft gedaan.”f
De 8:8
en niet met uw boog.d 13 Zo gaf g De 10:12 21 Het volk zei op zijn beurt
ik U een land waarvoor GIJ niet 1Sa 12:24 tot Jozua:
_ „Neen, maar Jehovah
Han 9:31
hadt gezwoegd en steden die GIJ h Ge 17:1 zullen wij dienen!”g 22 Toen zei
niet hadt gebouwd,e en GIJ zijt erin De 18:13 Jozua
_ tot het volk: „GIJ zijt ge-
Ps 119:80
gaan wonen. Van wijngaarden en Jo 4:24 tuigen tegen UZELFh dat GIJ U uit
olijfbosjes die GIJ niet hebt ge- i Le 17:7
eigen beweging Jehovah hebt ge-
Ez 23:8
plant, daarvan eet GIJ.’f j De 30:19 kozen, om hem te dienen.”i Waar-
1Kon 18:21
14 Nu dan, vreest Jehovahg en k Joz 24:2 op zij zeiden: „Wij zijn getuigen.”
dient hem op een onberispelijke l Ex 23:32 23 „Nu dan, verwijdert de bui-
De 7:25
wijze en in waarheid,h en verwij- De 13:7 tenlandse goden die in UW mid-
dert de goden die UW voorvaders Re 6:10
den zijn,j en neigt UW hart
aan de overzijde van de Rivier Re 10:6 ¨
m Ge 18:19 tot Jehovah, de God van Isra _ el.”
en in Egypte
_ hebben gediend,i en De 30:19
24 Daarop zei het volk tot Jozua: _
n Ex 19:4
dient Jehovah. 15 Indien het nu De 32:12 „Jehovah, onze God, zullen wij
kwaad is in UW ogen Jehovah te Am 2:10
dienen, en naar zijn stem zullen
o De 6:12
dienen, kiest dan heden zelf wie 1Sa 2:27 wij luisteren!”k
GIJ zult dienen,j hetzij de goden p Ex 14:31
De 4:34 25 Toen sloot Jozua_ op die dag
welke UW voorvaders die aan de De 29:2
in S _ichem een verbond met het
q Ex 23:23
overzijde van de Rivier waren, r Joz 24:8 volk en stelde voor hen een voor-
hebben gediendk of de goden van s Ex 15:2
schrift en rechterlijke beslissing l
Joz 24:15
de Amorieten, in wier land GIJ vast. 26 Voorts schreef Jozua
Mi 4:5 _
woont.l Maar wat mij en mijn huis- deze woorden in het boek van

gezin betreft, wij zullen Jehovah m
2e kolom Gods wet en nam een grote
dienen.”m steenn en richtte die daar op on-
a Le 19:2
16 Hierop antwoordde het volk 1Sa 6:20 der de statige boomo die bij het
Ps 99:5
en zei: „Het is ondenkbaar van Jes 6:3 heiligdom van Jehovah is.
onze zijde, Jehovah te verla- 1Pe 1:15
b Ex 20:5 27 Vervolgens zei Jozua_ tot het
ten om andere goden te dienen. Ex 34:14 hele volk: „Ziet! Deze steen zal
17 Want het is Jehovah, onze God, Nu 25:11
De 6:13 dienen tot een getuige tegen
die ons en onze vaderen uit het Na 1:2 ´´
ons,p want hıj heeft alle woorden
land Egypte
_ heeft opgevoerd,n uit Mt 4:10
c Ex 23:21 van Jehovah gehoord die Hij met
het slavenhuis,o en die deze gro- Nu 14:35
1Sa 3:14 ons gesproken heeft, en hij moet
te tekenen voor onze ogen heeft 2Pe 2:9 dienen tot een getuige tegen U,
verrichtp en die ons steeds behoed d Joz 23:12
2Kr 15:2 opdat GIJ UW God niet verloo-
heeft op heel de weg die wij zijn Ezr 8:22 chent.” 28 Daarop zond Jozua _
gegaan en onder alle volken door Jes 1:28
Jer 17:13 het volk heen, een ieder naar zijn
wier midden wij zijn getrokken.q e Joz 23:16 q
erfdeel.
18 Voorts heeft Jehovah alle vol- f De 28:20

ken, zelfs de Amorieten, die in het


Jes 63:10 29 Nu geschiedde het na deze
g Ex 19:8
land woonden, van voor ons aan- Joz 24:18 dingen dat Jozua, _ de zoon van
Jes 44:5
gezicht uitgedreven.r Wat ons be- h De 26:17
Pr 5:4 j Ex 20:23; Re 10:16; 1Sa 7:3; 1Kor 8:5; k De 5:27;
treft, ook wij zullen Jehovah die- i Joz 24:15 De 28:1; l Ex 24:3; m De 31:26; n Ge 31:45; o Ge
nen, want hij is onze God.”s Ps 119:57 12:6; Ge 35:4; p Ge 31:48; q Re 2:6.
323 Verdere veroveringen JOZUA 24:30—RECHTERS 1:13
Nun, de knecht van Jehovah, ten HFDST. 24 32 En Jozefs a
_ ¨ gebeente, dat de
slotte stierf op de leeftijd van a Re 2:8 zonen van Isra _ el uit Egypte
_ had-
b Joz 19:50
honderd tien jaar.a 30 Zij dan Re 2:9
den opgevoerd, begroeven zij te
begroeven hem in het gebied van c Re 2:7 S _ichem in het stuk veld dat Ja- _
zijn erfdeel te T _imnath-Serah, _ b d De 11:2 kob voor honderd geldstukkenb
¨ De 31:13
dat in het bergland van Efra _ ım van de zonen van Hemor, _ S _ichems

ligt,¨ ten noorden ¨ van de berg vader, verworven had; c en de zo-
2e kolom
Ga_ as. 31 En Isra
_ el bleef Jeho- nen van Jozef_ kregen het ten erf-
vah dienen gedurende al de da- a Ge 50:25
Ex 13:19
deel.d
gen van Jozua_ en gedurende al Heb 11:22 33
¨ Ook Eleazar,
_ de zoon van
de dagen van de oudere mannen b Ge 33:19
Aaron,
_ stierf.e Zij dan begroe-
c Han 7:16
wier dagen zich uitstrekten tot d Joz 20:7
ven hem op de Heuvel van P _i-
c
na Jozua
_ en die al het werk ¨ van e Nu 3:4 nehas, zijn zoon,f die hij hem
Nu 20:26
Jehovah dat hij voor Isra _ el had had gegeven
¨ in het bergland van
f Ex 6:25
d
gedaan, hadden gekend. Re 20:28 Efra
_ ım.

ccc dccc
RECHTERS
Na de dooda van Jozua nu ge- HFDST. 1 grote tenen van hun voeten afge-
_
1
Isra
_
schiedde het dat de zonen van
¨
el Jehovah gingen raadple-
a Joz 24:29
b Nu 27:21
hakt waren, die onder mijn tafel
voedsel bijeenraapten. Net zoals
Re 20:18
genb en zeiden: „Wie van ons zal Sp 3:5 ik heb gedaan, zo heeft God mij
¨ c Ge 49:8
het eerst tegen de Kanaanieten De 33:7 vergolden.”a Daarna brachten zij
b en daar
ten strijde optrekken?” 2 Hier- 1Kr 5:2 hem naar Jeruzalem, _
1Kr 28:4
op zei Jehovah: „Juda _ zal optrek- d Joz 15:1 stierf hij.
ken.c Ziet! Ik zal het land stel- Joz 19:1 8 Voorts streden de zonen van
e Joz 19:9 c en namen
lig in zijn hand geven.” 3 Toen f Re 1:17 Juda
_ tegen Jeruzalem _
zei Juda _ tot zijn broeder S _imeon: g De 9:3 het ten slotte in, waarop zij het
Joz 10:8
„Trek met mij op naar [het ge- h Ge 10:6
sloegen met de scherpte van het
bied van] mijn d zwaard, en de stad gaven zij prijs
¨ lot en laat ons te-
De 20:17
i Ge 15:20
gen de Kanaanieten strijden, dan Ex 3:8
aan het vuur. 9 En daarna zak-
wil ik op mijn beurt met u naar Joz 9:1 ten de zonen van Juda _ ¨ af om te
Re 3:5
[het gebied van] uw lote gaan.” 1Kon 9:20 strijden tegen de Kanaanieten die
het bergland en de Negeb d en de
Bijgevolg ging S _imeon met hem
_
mee.f 2e kolom
Sjefela_ e bewoonden. 10 Zo ¨ruk-
te Juda _ op tegen de Kanaanie-
4 Juda _ trok nu op en Jehovah a Ex 21:23
¨ Le 24:19 ten die in Hebron _ f woonden (de
gaf de Kanaanieten en de Fe- naam van Hebron nu was voor-
De 19:21 _
rezieten in hun hand,g zodat zij 1Sa 15:33
dien K _irjath-Arba g
), en zij sloe-
Ro 2:6 _
hen te Bezek _ versloegen, tiendui- Ga 6:7 gen vervolgens Sesai _ en Ah _iman
zend man. 5 Toen zij in Bezek _ b Joz 15:8
en Talmai _ neer.h
c Joz 15:63
Adoni-B
_ ezek
_ aantroffen, streden Re 1:21 11 En vandaar rukten zij op te-
zij voorts tegen ¨ hem en versloe- d Nu 21:1
gen de inwoners van Debir. _ i
(De
e De 1:7
gen de Kanaanietenh en de Fere- Joz 11:16 naam van Debir _ nu was voor-
zieten.i 6 Toen Adoni-B _ ezek
_ de Joz 15:33
dien K _irjath-S efer. _ j) 12 Toen
f Joz 11:21
vlucht nam, jaagden zij hem ver- Joz 15:13 zei Kaleb: _ k
„Wie K _irjath-Sefer _
volgens na en grepen hem ten g Joz 14:15
slaat en het werkelijk inneemt,
h Joz 15:14
slotte en hakten de duimen van i Joz 10:38 wel, die wil ik mijn dochter Ach- _
zijn handen en de grote tenen j Joz 15:15 sal tot¨ vrouw geven.”m 13 En
van zijn voeten af. 7 Hierop k Nu 13:6
Nu 14:24 Othni
_ el,n de zoon van Kenaz, _ o de

zei Adoni-B _ ezek:


_ „Er zijn zeven- De 1:36 jongere broer van Kaleb, _ p
nam
Joz 14:13
tig koningen geweest van wie de l 1Kr 2:49
duimen van hun handen en de m Joz 15:16 n Joz 15:17; Re 3:9; o 1Kr 4:13; p Re 3:9.
RECHTERS 1:14-33 Jebusieten nog in Jeruzalem 324
het ten slotte in. Hiervoor gaf HFDST. 1 het gezicht die uit de stad kwam.
hij hem zijn dochter Achsa _ tot a 1Sa 17:25 Zij dan zeiden tot hem: „Wijs ons
b Joz 15:18
vrouw.a 14 Nu geschiedde het c Joz 14:13 alstublieft hoe wij in de stad kun-
dat zij hem op weg naar huis bleef Joz 21:12 nen komen, en wij zullen stel-
d Joz 15:19
aansporen een veld van haar va- e Nu 24:21 lig goedgunstigheid jegens u be-
der te vragen. Toen klapte zij, ge- Re 4:11 trachten.”a 25 Dientengevolge
f Ex 3:1
zeten op de ezel, in de handen.b Ex 4:18 wees de man hun hoe zij in de
Daarop zei Kaleb _ tot haar: „Wat Ex 18:1 stad konden komen; toen sloegen
Nu 10:29
wilt gij?” 15 Zij zei dus tot hem: g De 34:3 zij de stad met de scherpte van het
„Schenk mij toch een zegen,c want Re 3:13 zwaard,b maar de man en zijn hele
2Kr 28:15
een zuidelijk stuk land hebt gij mij h Nu 21:1 familie lieten zij gaan.c 26 Daar-
gegeven, ¨ en gij moet mij Gulloth- _ i Nu 10:32 op ging de man naar het land der
j Le 27:29
Ma_ ım geven.” Bijgevolg gaf Ka- _ De 20:16 Hethietend en bouwde een stad en
d
leb haar Hoog-Gulloth _ en Laag- Joz 6:21
gaf haar de naam Luz. Dat is haar
k Nu 21:3
Gulloth.
_ Joz 19:4 naam tot op deze dag.
1Kr 4:30
16 En de zonen van de Keniet,e l Ge 10:19 27 En Man asse _ e
nam Beth-
wiens schoonzoon Mozes _ was,f Joz 11:22 Sean
_ f
en zijn onderhorige plaat-
trokken met de zonen van Juda Jer 25:20 ¨
_ m Joz 13:3 sen en Ta_ anachg en zijn onderho-
uit de Palmenstad op naar de g Re 14:19
Jer 47:5
rige plaatsen en de inwoners van
wildernis van Juda, _ die ten zui- n Joz 13:3 Dor h en zijn onderhorige plaat-
h ligt. Voorts gin-
den van Arad _ Joz 15:45 sen en de inwoners van J _ibleami
o De 20:1
gen zij er onder de bevolking wo- p Joz 17:16 en zijn onderhorige plaatsen en
nen.i 17 Maar Juda _ rukte met q Nu 14:24 de inwoners van Meg _iddo j en zijn
Joz 14:9
zijn broeder S _imeon op, en¨ zij r Nu 13:22 onderhorige plaatsen niet in be-
sloegen vervolgens de Kanaanie- ¨
s Re 3:5 zit, maar de Kanaanieten bleven
t Joz 15:63
ten die Zefath _ bewoonden en ga- 2Sa 5:6 hardnekkig in dit land wonen.¨ k
ven het aan de vernietiging prijs.j u Joz 14:4 28 Nu geschiedde het dat Isra _ el
Joz 16:1
Daarom gaf men die stad de naam v Re 21:19 sterk ¨werdl en ertoe overging de
Horma. k 18 Daarna nam Juda
_ _ w Ge 49:24 Kanaanieten dwangarbeid op te
Ps 44:3
Gaza _ l in met zijn gebied en As- _ x Nu 13:2 leggen,m en zij verdreven hen niet
kelonm met zijn gebied en Ekron _ n Joz 2:1
geheel en al.n
met zijn gebied. 19 En Jehovah Joz 7:2 ¨
y Ge 35:6
¨ Ook Efra
29 _ ım verdreef de Ka-
bleef met Juda, _ zodat hij het berg- naanieten die in Gezer _ ¨ woonden

land in bezit nam, maar de be- niet, maar de Kanaanieten ble-
2e kolom
woners van de laagvlakte kon hij ven midden onder hen in Gezer _
a Joz 2:14
niet uit hun bezit verdrijven, om- 1Sa 20:14 wonen.o
dat zij strijdwagens o met ijzeren 1Sa 30:15
p verdreef de inwo-
b Joz 8:24 30 Zebulon_
zeisen hadden.p 20 Toen zij aan c Joz 6:25 ners van K _ithron en de inwo-
Kaleb _ Hebron
_ gaven, juist zoals 1Sa 15:6
q
d De 7:1 ners van ¨ Nahalol_ niet, maar de
Mozes _ had beloofd,q verdreef hij Joz 9:1
r Kanaanieten bleven midden on-
voorts de drie zonen van Enak _ e Joz 17:1
daaruit. f Joz 17:11 der hen wonenr en werden aan
g Joz 21:25 dwangarbeid onderworpen.s
21 En de zonen van Benjamin _ Re 5:19
t
verdreven de Jebusieten die Jeru-
h Joz 12:23 31 Aser_ verdreef de inwoners
_ Joz 17:12
zalem bewoonden niet; s maar de i 2Kon 9:27
van Akko_ en de inwoners van S _i-
u v
Jebusieten wonen nog tot op deze
1Kr 6:70 don en Ahlab _ en Achzib_ en Helba
_
j 1Kon 9:15 w en Rehob x
dag met de zonen van Benjamin en Afik
_ _ niet. 32 En
_ 2Kon 9:27

in Jeruzalem. _ t k Joz 16:10 de Aserieten bleven¨ wonen te mid-


Joz 17:12
Re 1:19 den van de Kanaanieten, de be-
22 Ondertussen trok ook het
u zelf tegen Beth-
l De 11:8 woners van het land, want zij ver-
huis van Jozef _ _ m Ge 9:25
Joz 17:13 dreven hen niet.y
elv op, en Jehovah was met hen.w 1Kon 9:21 z
23 En het huis van Jozef _ ging n Nu 33:55
33 Naftali _ verdreef de inwo-
Bethel
_ bespiedenx (terloops zij De 7:2 ners van Beth-Semes _ en de inwo-
De 20:16
opgemerkt dat de naam van de o Joz 16:10
1Kon 9:16 r De 20:17; s Re 2:2; t Joz 19:24; u Joz 11:8;
stad voordien Luz was y), 24 en p Joz 19:10 Joz 19:28; v Joz 19:29; w Joz 19:30; x Joz 21:31;
de wachters kregen een man in q Joz 19:15 y Ps 106:34; Jer 48:10; z Joz 19:32.
325 Jozua sterft. Afval begint RECHTERS 1:34–2:16
ners van Beth-Anath _ a
niet, maar HFDST. 1 durende al de dagen van Jozua _
zij bleven ¨ wonen te midden van
a Joz 19:38 en gedurende al de dagen van de
b De 7:2
de Kanaanieten, de bewoners van c Re 1:28 oudere mannen wier dagen zich
het land; b en de inwoners van d Joz 19:40 uitstrekten tot na Jozua _ en die
e Joz 19:47
Beth-Semes
_ en van Beth-Anath _ Re 18:1 heel het grote werk ¨ van Jehovah
werden tot dwangarbeid aan hen f Joz 10:12 dat hij voor Isra _ el had gedaan,
g Joz 19:42
verplicht.c h Joz 16:10 hadden gezien.a 8 Toen stierf Jo- _
34 En de Amorieten bleven de i
Joz 17:13
Nu 34:4
zua, de zoon van Nun, de knecht
zonen van Dand het bergland in- Joz 15:3 van Jehovah, op de leeftijd van
dringen, want zij lieten hun niet honderd tien jaar.b 9 Zij begroe-
toe naar de laagvlakte af te da- HFDST. 2 ven hem dus in het gebied van zijn
c in het
len.e 35 Vandaar dat de Amo- j Ex 3:2
erfdeel te T _imnath-H ¨ eres,
_
rieten hardnekkig op het geberg- Ex 23:20 bergland van Efra _ ım,¨ ten noor-
¨
f en Saalbimg
Ex 23:23
den van de berg Ga_ as. d 10 En
te Heres
_ en in Ajalon
_ _ Joz 5:13
bleven wonen. Maar de hand van k Joz 5:9 dat gehele geslacht werd ook tot
l Re 2:5 e en na hen
het huis van Jozef_ drukte ten slot- m Ge 12:7 zijn vaderen vergaderd,
te zo zwaar, dat zij tot dwangar- Ge 26:3 stond toen een ander geslacht op,
n Ge 17:7
beid werden verplicht.h 36 En Le 26:42 dat niet bekend was met Jehovah,
het gebied van de Amorieten Ps 105:8
Mal 3:6
noch
¨ met het werk dat hij voor Is- _
strekte zich uit vanaf de opgang Heb 6:18 rael had gedaan.f
o Ex 23:32 ¨
van Akrabbim,
_ i
vanaf Sela
_ en op- De 7:2 11 En de zonen van Isra _ el ver-
waarts. 2Kor 6:14
p Ex 34:13
vielen tot het doen van wat kwaad
was in de ogen van Jehovah g en
Nu 33:52
Toen trok Jehovah’s engel van j ¨
2 k
G _ilgal op naar Bochim
_
„Ik ben ertoe overgegaan
en zei:
uit
l

U
q Joz 17:13
Re 1:19
Re 1:28
Ps 106:34
gingen de Ba_ als dienen.h 12 Zo
verzaakten zij Jehovah, de God
van hun vaderen, die hen uit het
Egypte
_ op te voeren en U in het r Ex 23:21
s Nu 33:55 land Egypte
_ had geleid,i en lie-
land te brengen dat ik UW voorva- Joz 23:13
pen vervolgens andere goden ach-
ders onder ede beloofd had.m Bo- t Ex 23:33
Ex 34:12 terna uit de goden van de vol-
vendien heb ik gezegd: ’Nooit De 7:16
1Kon 11:2 ken die rondom hen waren,j en
zal ik mijn verbond met U ver- Ps 78:58
zij gingen zich daarvoor neerbui-
breken.n 2 En GIJ, van UW kant, Ps 106:36
u 1Sa 7:6 gen, zodat zij Jehovah krenkten.k
moogt geen verbond sluiten met v Joz 24:28
13 Zo verzaakten
¨ zij Jehovah en
de bewoners van dit land.o Hun gingen Ba_ al en de Astorethbeel-
altaren dient GIJ af te breken.’p 2e kolom denl dienen. 14 Toen ontbrand- ¨
Maar GIJ hebt niet naar mijn stem a Joz 23:3 de Jehovah’s toorn tegen Isra _ el,m
geluisterd.q Waarom hebt GIJ dit Joz 24:31
zodat hij hen in de hand van
gedaan? r 3 Daarom heb ik, op b Joz 24:29
c Joz 19:50 de plunderaars gaf, die hen ver-
mijn beurt, gezegd: ’Ik zal hen d Joz 24:30
volgens plunderden; n voorts ver-
niet van voor UW aangezicht ver- e Re 2:7
Pr 1:4 kocht hij hen in de hand van hun
drijven, en zij moeten valstrik- f De 6:12
De 31:13 vijanden rondom,o en zij konden
ken voor U worden,s en hun goden Re 2:17 geen stand meer houden tegen
zullen U tot lokaas dienen.’ ”t 1Kr 28:9
g Re 6:1 hun vijanden.p 15 Waarheen zij
4 Nu geschiedde het dat zodra 2Kr 33:2
ook uittrokken, de hand van Je-
Jehovah’s engel deze woorden tot h Re 3:7
hovah bleek tot rampspoed tegen
¨ Re 10:6
alle zonen van Isra
_ el had gespro- 1Kon 18:18
hen te zijn,q juist zoals Jehovah
2Kr 28:2
ken, het volk zijn stem verhief Jer 2:23 gesproken had en juist zoals Jeho-
en ging wenen.u 5 Daarom ga- Ho 2:13
vah het hun gezworen had; r en zij
i De 13:5
ven zij die plaats de naam Bo- _ De 28:15 geraakten ten slotte heel erg in
chim. Vervolgens brachten zij De 31:16
j De 6:14 benauwdheid.s 16 Jehovah ver-
daar slachtoffers aan Jehovah. Re 10:6
wekte dan telkens rechters,t en zij
k Ex 20:5
6 Toen Jozua
_ het volk wegzond,
¨ De 7:4
gingen de zonen van Isra_ el heen, l Re 3:7
m Re 3:8; 2Kr 36:16; Ps 106:40; n Le 26:17; 2Kon
Re 10:6
ieder naar zijn erfdeel, om het 1Sa 7:3 17:20; Ps 106:41; o Re 4:2; Ps 44:12; Jes 50:1; p Le
26:37; De 28:25; q De 28:15; Jer 21:10; r De 4:25;
land in bezit te nemen.v 7 En 1Kon 11:5
2Kon 23:13 De 4:26; De 7:4; s De 4:30; Re 10:9; t Re 3:9; 1Sa
het volk bleef Jehovah dienen ge- Ps 106:36 12:11.
RECHTERS 2:17–3:10 Rechters verwekt. Gemengde huwelijken 326
redden hen telkens uit de hand HFDST. 2 meegemaakt; a 2 het was slechts
van hun plunderaars.a a Ne 9:27 opdat de geslachten ¨ van de zo-
Ps 106:43
17 En zelfs naar hun rechters b Ps 73:27 nen van Isra _ el de ervaring zou-
luisterden zij niet, maar zij had- Jer 3:8
Jer 3:14
den hebben, om hun de oorlog te
den immorele gemeenschap b met Ez 23:3 leren, dat wil zeggen alleen dege-
Ez 23:30
andere godenc en gingen zich voor Jak 4:4
nen die voordien zulke dingen niet
die neerbuigen. Zij weken snel af c Ex 34:15 hadden ervaren: 3 De vijf asvor-
Le 17:7 b c
van de weg die hun voorvaders d Ex 32:8
sten ¨ der Filistijnen, en alle ¨ Ka-
hadden bewandeld door de gebo- De 9:12 naanieten,d ook de Sidoniers e en
Re 2:7 f
den van Jehovah te gehoorzamen.d e Re 3:9
de Hevieten die het gebergte L¨ _i-
Zij deden niet zo. 18 En wan- f De 32:36 banong bewonen van de berg Ba_ al-
Ps 90:13 h af tot aan de toegang
neer Jehovah inderdaad rechters Ps 106:45 Hermon
_
van Hamath. i
voor hen verwekte,e bleek Jeho- g Ex 2:24 _ 4 En zij bleven ¨
Re 4:3
vah met de rechter te zijn, en ge- 2Kon 13:4 als werktuigen dienen om Isra _ el
durende al de dagen van de rech- h Re 4:1 op de proef te stellen,j ten einde
Re 8:33
ter redde hij hen uit de hand van i Ps 78:8 te weten of zij Jehovah’s geboden
hun vijanden; want Jehovah ge- Jes 48:4 die hij hun vaderen door bemidde-
j Ex 32:10
voelde dan spijtf vanwege hun ge- De 7:4 ling van Mozes _ had geboden, zou-
k
kerm over hun verdrukkers g en
De 32:22
Re 10:7
den gehoorzamen. ¨ 5 En de zo-
verdringers. Ps 106:40 nen van Isra _ el¨ woonden te midden
19 En het geschiedde dat als
k Ex 24:3
Ex 24:8
van de Kanaanieten,l de Hethie-
Ex 34:27 ten en de Amorieten en de Fere-
de rechter stierf, zij telkens om- De 29:1
zieten en de Hevieten en de Jebu-
keerden en nog verderfelijker Joz 23:16
l Le 26:14 sieten.m 6 Voorts namen zij zich
handelden dan hun vaderen, door De 28:15
hun dochters tot vrouwenn en hun
andere goden achterna te lopen Ps 106:34
m Joz 13:2 eigen dochters gaven zij aan hun
om die te dienen en zich daar- n Nu 33:55
zonen,o en zij gingen hun goden
voor neer te buigen.h Zij lieten De 8:2
Joz 23:13 dienen.p
hun praktijken en hun halsstar- Re 3:4 ¨
rige gedrag niet achterwege.i Sp 17:3 7 De zonen van Isra _ el deden
20 Ten slotte ontbrandde Jeho-
o Ex 23:30
De 7:22
dus wat kwaad was in Jehovah’s
¨ ogen, en zij vergaten Jehovah,
vah’s toornj tegen Isra _ el, en hij ¨
hun God,q en gingen de Ba_ als r en
zei: „Omdat deze natie mijn ver- HFDST. 3
de heilige palen dienen.s 8 Toen
bondk dat ik hun voorvaders had p Ex 23:30
ontbrandde ¨ Jehovah’s toorn te-
geboden, heeft overtreden en zij q De 8:2
2Kr 32:31 gen Isra _ el,t zodat hij hen in de
niet naar mijn stem hebben ¨
hand van Kuschan-Rischat _ ¨ a_ ım,
geluisterd,l 21 zal ook ik, van
2e kolom de koning van Mesopotami _ e,u ver- ¨
mijn kant, geen enkele natie van
kocht; v en de zonen van¨ Isra _ el
die welke Jozua _ bij zijn dood a Re 2:10
b Joz 13:3 bleven Kuschan-Rischat
_ a_ ım acht
heeft overgelaten,m meer van 1Sa 6:18
jaar dienen. 9¨ Toen riepen de
voor hun aangezicht verdrijven, c Ge 21:32
zonen van Isra el tot Jehovah om
¨ Re 1:19 _
22 ten einde door hen Isra _ el op d Ge 10:15
hulp.w Jehovah verwekte daarop
de proef te stellenn [om te zien] e Joz 13:4
een¨ redder x voor de zonen van Is-
Re 1:31 _
of zij al dan niet Jehovah’s weg f Ge 10:17
rael opdat die hen zou redden,
zullen houden door die te bewan- Ex 3:17 ¨ y z
Joz 9:1 Othni
_ el, de zoon van Kenaz, _ de
delen, net zoals hun vaderen die g De 1:7
jongere broer van Kaleb. _ a
10 De
Joz 13:6
hebben gehouden.” 23 ¨ Bijge- h De 3:9 geestb van Jehovah kwam nu over
volg liet Jehovah die natien blij- Joz 13:5
hem,¨ en hij werd de rechter over
i Nu 34:8
ven door ze niet snel te verdrij- j Ex 23:33 Isra
_ el. Toen hij ten strijde uittrok,
ven,o en hij gaf ze niet in Jozua’s_ Nu 33:55
gaf Jehovah voorts Kuschan- _
k Re 2:22
hand. l Re 1:29
¨ Ps 106:34
Dit nu zijn de natienp die Jeho-
3
p Nu 25:2; 1Kon 11:4; q Re 2:11; r De 31:16;
m Ex 3:8
Re 10:6; s Ex 34:13; De 12:3; De 16:21; 1Kon
vah
¨ liet blijven, om door hen Ex 3:17
De 7:1 16:33; t Re 2:20; u Ge 24:10; v Le 26:17; Re 2:14;
Isra
_ el op de proef te stellen,q dat Joz 9:1 1Sa 12:9; w De 4:30; Re 2:18; Re 3:15; Ps 107:19;
n Ex 34:16 x Re 2:16; y Joz 15:17; z 1Kr 4:13; a Re 1:13; b Nu
wil zeggen al degenen¨ die geen o De 7:3 11:17; Re 6:34; Re 11:29; Re 14:6; Re 15:14; 1Sa
der oorlogen van Kana _ an hadden Ezr 9:12 11:6; 1Sa 16:13; 2Kr 15:1; Jes 63:11.
327 Ehud doodt Eglon, koning van Moab RECHTERS 3:11-30
¨ ¨ HFDST. 3
Rischata_ ım, de koning van Syri _ e, ik voor u.” Nu stond hij op van
in zijn hand, zodat hij de overhand a Za 4:6 zijn troon. 21 Toen stak Ehud _
¨ Heb 11:33
kreeg a over Kuschan-Rischat _ a_ ım. zijn linkerhand uit en greep het
b Re 2:19
11 Daarna genoot het land veer- Ho 6:4 zwaard van zijn rechterdij en
tig jaar lang rust. Ten slotte stierf dreef het in [Eglons]
_ buik. 22 En
¨ c Ge 19:37
Othni
_ el, de zoon van Kenaz. _ ook het heft drong nog naar bin-
¨ d Re 2:14
nen na het lemmer, zodat het vet
12 En de zonen van Isra _ el gin- Jo 19:11
gen opnieuw doen wat kwaad was e Le 26:14
het lemmer omsloot, want hij trok
in Jehovah’s ogen.b Daarop liet het zwaard niet uit zijn buik, en
f Ge 19:38
Jehovah Eglon, _ de koning van Re 11:4 terstond kwam de drek te voor-
Moab,
_¨ c
sterk worden tegen Is- _ g Ex 17:8
schijn. 23 Ehud _ ging nu door
d
rael, omdat zij deden wat kwaad Re 6:3 het luchtgat naar buiten, maar
Ps 83:7
was in Jehovah’s ogen. 13 Deze e hij maakte de deuren van het
vergaderde bovendien de zonen h De 34:3
Re 1:16
dakvertrek achter zich dicht en
van Ammon _ f en Amalekg tegen
_ 2Kr 28:15 deed ze op slot. 24 En hijzelf
hen. Toen trokken zij heen en i Le 26:25 ging naar buiten.a
¨ De 28:48
sloegen Isra _ el en namen de Pal- En zijn dienaren kwamen en
menstadh in bezit. 14 En de zo- j Re 3:9 gingen kijken, en zie, de deuren
¨ Ps 50:15
nen van Isra _ el bleven Eglon, _ de Ps 78:34 van het dakvertrek waren op slot.
Ps 107:13
koning van Moab, _ achttien jaar Jer 29:12
Zij dan zeiden: „Hij doet zeker
dienen.i 15 Toen riepen de zo- zijn behoefte b in de koele binnen-
¨ k Re 4:1
nen van Isra _ el tot Jehovah om kamer.” 25 En zij bleven wach-
l Ge 49:27
hulp.j Jehovah verwekte hun der- ten tot beschamens toe, en zie!
halve een redder, Ehud, k de zoon
_ m Re 20:16
1Kr 12:2
niemand opende de deuren van
van Gera, _ een Benjaminiet,l een het dakvertrek. Toen namen zij de
n Ps 149:6
man die linkshandig was.m Met- sleutel en deden open, en zie! daar
tertijd zonden de zonen van Is- _ o Ps 45:3 lag hun heer, ter aarde gevallen,
¨
rael door zijn hand schatting p Re 11:18 dood!
aan Eglon, _ de koning van Moab. _ q 2Kon 23:35 26 Wat Ehud _ betreft, hij ont-
16 Ondertussen maakte Ehud _ r Joz 4:19 kwam terwijl zij talmden, en hij-
zich een zwaard, en het had twee Joz 5:9 zelf ging de steengroevenc voor-
sneden,n terwijl de lengte ervan ¨
s Sp 14:15 bij en slaagde erin naar Seıra _
een el was. Toen gordde hij het te ontkomen. 27 Nu geschied-
aan onder zijn kleed, aan zijn 2e kolom de het dat hij daar aangekomen,
rechterdij.o 17 En hij ging er- direct de hoorn blies d in het berg-
toe over de schatting aan Eg-
a Pr 10:10 ¨
_ land van Efra_ ¨ ım,e waarop de zo-
p b 1Sa 24:3
lon, de koning van Moab, _ aan te 1Kon 18:27 nen van Isra
_ el met hem van het
bieden. Eglon _ nu was een zeer c Re 3:19 bergland afdaalden, hij aan hun
zwaarlijvig man. spits. 28 Toen zei hij tot hen:
d Joz 6:5
18 Nu geschiedde het dat toen Re 6:34 „Volgt mij,f want Jehovah heeft
1Sa 13:3
hij gereed was met het aanbieden 2Sa 2:28
UW vijanden, de Moabieten, in UW
¨
van de schatting,q hij het volk, Joe 2:1 hand gegeven.”g Zij dan volgden
de dragers van de schatting, ter- e Joz 16:5 hem en bezetten ten slotte de
Re 7:24
stond heenzond. 19 En hijzelf doorwaadbare plaatsenh van de
keerde bij de steengroeven die te f Re 2:16 Jorda_ an
_ tegen de Moabieten, en
G _ilgalr waren terug en zei vervol- g Re 7:15 zij lieten [er] niemand overtrek-
1Sa 17:47
gens: „Ik heb een geheim woord ken. 29 Vervolgens sloegen zij
voor u, o koning.” Hij dan zei: h Joz 2:7 in die tijd Moab _ neer, ongeveer
Re 12:5
„Bewaar het stilzwijgen!” Allen tienduizend man,i stuk voor stuk
i Le 26:8 j en dappere mannen; en
die bij hem stonden gingen toen robuuste
De 28:7 ´ ´
bij hem vandaan.s 20 En Ehud _ j Re 3:17
er ontkwam er niet een.k 30 En
ging naar hem toe terwijl hij in Ps 17:10 Moab
_ werd op die dag onderwor-
¨
zijn koele dakvertrek zat, dat hij k Le 26:7 pen onder Isra_ els hand; en hierna
voor zich alleen had. Vervolgens l Le 26:6
genoot het land tachtig jaar lang
zei Ehud: „Een godswoord heb rust.l
_ Re 3:11
RECHTERS 3:31–4:17 Rechter Samgar. Profetes Debora. Barak 328
31 En na hem bleek er nog Sam-
_ HFDST. 3 de hand van een vrouwa zal Jeho-
gar,a de zoon van Anath,
_ te zijn; a Re 5:6
b Ex 23:31
vah S _isera verkopen.” Toen stond
hij dan sloeg met een veedrijvers- Joz 13:2 Debora _ op en ging met Barak _
Re 15:3
stok de Filistijnen neer,b zeshon- c Re 15:15
naar Kedes. _ b 10 Nu riep Barak _
derd man; en ook hij slaagde erin 1Sa 13:19 Zebulon
_ c
en Naftali _ te Kedes
_ sa-
¨ 1Sa 13:22
Isra
_ el te redden.c 1Sa 17:47 men, en tienduizend man trok-
Toen gingen de zonen van Is-
1Sa 17:50
ken op, hem op de voet volgend; d
4 ¨ _
rael opnieuw doen wat kwaad
was in Jehovah’s ogen, nu Ehud
_

HFDST. 4
en Debora _ trok met hem op.
11 Terloops zij opgemerkt dat
e
gestorven was.d 2 Daarom ver-
d Re 2:19
e Le 26:17
de Keniet Heber _ zich had af-
kochte Jehovah hen in de hand van De 28:25 gescheiden van de Kenieten,f de
¨ De 32:30
zonen van Hobab, _ wiens schoon-
Jabin,
_ de koning van Kana _ an, die Re 2:14
te Hazor
_ f
regeerde; en zijn leger- Re 3:8
Re 10:7
zoon Mozes _ was,g en hij had
overste was S _isera,g en ¨ hij woon- f Joz 19:36 zijn tent opgeslagen ¨ bij de grote
g 1Sa 12:9
de in Haroseth _ h
der nati en. 3 En h Re 4:16
boom in Saanannim, _ dat bij Ke- _
¨ des ligt.
de zonen van Isra _ el gingen luid i Re 2:18
Re 3:9
tot Jehovah roepen,i want hij be- Ps 107:19 12 Toen berichtte men S _isera
Ps 145:19 h
zat negenhonderd strijdwagens j De 20:1
dat Barak, _ de zoon van Abinoam, _
met ijzeren zeisen,j en hijzelf on- Joz 17:16 naar de berg Tabor _ was opge-
¨ Re 1:19
trokken.i 13 Terstond riep S _ise-
derdrukte de zonen van Isra _ elk k De 28:48
met hardvochtigheid, twintig jaar Ps 106:42 ra al zijn strijdwagens, de negen-
l Ex 15:20
lang. 2Kon 22:14 honderd strijdwagens met ijzeren
Lu 2:36
4 Debora _ nu, een profetes,l de zeisen,j en al het volk dat bij hem
Han 21:9 ¨
vrouw van Lappidoth, _ sprak toen- 1Kor 11:5 was, uit Haroseth _ der natien bij
¨ m Joz 18:25
het stroomdal van de K _isonk sa-
tertijd recht in Isra _ el. 5 En zij Re 19:13

woonde onder de Deborapalm 1Kon 15:17


Jer 40:1
men. 14 Debora _ zei nu tot Ba- _
tussen Rama _ m
en ¨ Bethel _ n
in het n Ge 28:17 rak: „Sta op, want dit is de dag
Ge 28:19
bergland van Efra
_ ım; en de zonen Jer 48:13 waarop Jehovah S _isera stellig in
¨ Am 3:14 uw hand zal geven. Is het niet
van Isra_ el waren gewoon naar o Heb 11:32
haar op te gaan voor een rechter- p Joz 21:32 Jehovah die voor u uit getrok-
q Ps 89:12
lijke uitspraak. 6 Zij dan liet Jer 46:18
ken is?”l Daarop daalde Barak _
Barak,
_ o
de zoon van Abinoam, _ r Ge 30:8 met tienduizend man achter zich
Ge 35:25
uit Kedes-N
_ aftali
_ p ontbieden en
Joz 19:32 aan de berg Tabor _ af. 15 Toen
zei tot hem: „Heeft Jehovah, de s Ge 30:20 bracht Jehovah S _isera met al zijn
¨ Ge 35:23
strijdwagens en het hele kamp
God van Isra _ el, niet het bevel ge- Joz 19:10
t 1Kon 18:40
geven? ’Ga en gij moet u over de Ps 83:9
door de scherpte van ´ ´ het zwaard
berg Tabor _ q verspreiden, en gij u 1Sa 12:9 in verwarring m voor Barak. _ Ten
v Re 4:2
moet tienduizend man uit de zo- w Ex 14:4 slotte klom S _isera van de wagen
nen van Naftali _ r en uit de zonen x De 20:1 en sloeg te voet op de vlucht.
van Zebulon _ s
met u meenemen. 16 En Barak _ achtervolgde n de
7 En ik zal bij het stroomdal van 2e kolom strijdwagens o en het kamp tot
¨
de K _isont stellig S _isera,u Jabins _ v a Re 5:24 aan Haroseth _ der natien, zodat
Re 5:26
legeroverste, met zijn strijdwa- Re 9:54 het hele kamp van S _isera door
gens en zijn menigte tot u voe- b Joz 20:7 de scherpte van het zwaard viel.
Joz 21:32 ´ ´
ren,w en ik zal hem werkelijk in Re 4:6 Ook niet een bleef er over.p
c Re 5:18
uw hand geven.’ ”x d Re 4:6 17 Wat S _iseraq betreft, hij
8 Hierop zei Barak _ tot haar: e Re 1:16 vluchtte te voet naar de tent van
f Ge 15:19 ¨
„Indien gij met mij zult meegaan, Nu 24:21 Ja_ el,r de vrouw van de Keniets
dan zal ik stellig gaan; maar zo 1Sa 15:6
g Nu 10:29
Heber,_ want er heerste vrede tus-
sen Jabin, de koning van Hazor, t
gij niet met mij zult meegaan, zal h Re 5:12 _ _
i Re 4:6
ik niet gaan.” 9 Waarop zij zei: j De 20:1
en het huisgezin van Heber _ de
„Ik zal zonder mankeren met u Re 4:3
k Re 4:7
meegaan. Desondanks zal de luis- Re 5:21 m Ex 14:24; Joz 10:10; 2Kon 7:6; n Le 26:7; Joz
10:19; o Jes 43:17; p De 7:23; q Re 4:2; 1Sa 12:9;
ter niet aan u worden toegekend Ps 83:9
l De 9:3 r Re 5:6; Re 5:24; s Nu 24:21; Re 1:16; Re 4:11;
op de weg die gij gaat, want in Ro 8:31 t Re 4:2.
¨
329 Jael doodt Sisera. Overwinningslied RECHTERS 4:18–5:10
¨ HFDST. 4
Keniet. 18 Toen kwam Ja_ el naar 3 Luistert, GIJ koningen; a leent
buiten, S _isera tegemoet, en zei tot a Ge 21:19 het oor, GIJ hoogwaardig-
b Re 5:25
hem: „Keer u hierheen, mijn heer, heidsbekleders:
c Re 5:26
keer u hierheen tot mij. Wees niet Ik, ja ik, wil zingen voor Je-
d Re 4:9 ´
bevreesd.” Zo week hij terzijde Re 5:27 hovah.
¨
en ging bij haar binnen in de tent. e 1Kr 22:18
Ik zal Jehovah, Isra _ els God,b
Ne 9:24 ¨
Later bedekte zij hem met een de- Ps 18:47 bezingen met melodieen.c
Ps 47:3
ken. 19 Na verloop van tijd zei 4 Jehovah, toen gij uittoogt uit
Ps 81:14 ¨
hij tot haar: „Geef mij alstublieft Heb 11:33 Se_ ır,d
f Ge 9:25
wat water te drinken, want ik heb De 28:13 Toen gij voortschreedt uit
het veld van Edom, e
dorst.” Bijgevolg maakte zij een g Le 26:7 _
De 7:24
leren zaka met melk open en gaf Schudde de aarde,f ook dro-
hem te drinken,b waarna zij hem pen de hemelen,g
toedekte. 20 Vervolgens zei hij HFDST. 5 Ook dropen de wolken van
tot haar: „Ga bij de ingang van de h Re 4:4 water.
tent staan, en het moet geschie- i Heb 11:32 5 De bergen vloeiden weg van
j Re 4:6
den dat indien er iemand komt en k Ex 15:1
voor het aangezicht van
u werkelijk vraagt en zegt: ’Is hier De 31:19 Jehovah,h
De 31:30 ¨
een man?’, dan moet gij zeggen: 1Kr 16:9
Deze S _inaı i van voor het aan-
’Neen!’ ” Ps 18, Ops. gezicht van Jehovah,j Is- _
¨ l Re 4:10 ¨
21 Ja_ el, de vrouw van Heber, _ Ps 110:3
raels God.k
l
nam nu een tentpin en greep de m Ex 18:10 6 In de dagen van Samgar, _ de
hamer in haar hand. Toen ging zij 2Kr 20:26 zoon van Anath,_
Ps 145:2 ¨ m
stilletjes naar hem toe en dreef de In de dagen van Ja_ el, was

pin door zijn slapenc en sloeg ze in er op de paden geen ver-
2e kolom
de grond, terwijl hij vast sliep en keer,
a Ps 119:46
afgemat was. Zo stierf hij.d En zij die langs wegen reis-
b Ex 5:1
22 En zie! daar kwam Barak _ ¨ Ex 20:2 den, reisden gewoonlijk
aan, die S _isera achtervolgde. Ja_ el c 2Sa 22:50 langs omwegen.n
Ps 7:17
ging nu naar buiten, hem tege- 7 De bewoners van het open
d De 33:2 ¨
moet, en zei tot hem: „Kom, en Ps 68:7 land ontbraken, in Isra _ el
ik zal u de man laten zien die
e Hab 3:3 ontbraken zij,o
f 2Sa 22:8 p
gij zoekt.” Hij ging dus bij haar g Ps 68:8
Totdat ik, Debora, _ opstond,
naar binnen, en zie! daar lag S _ise- Totdat ik opstond als een
h De 4:11 ¨ q
ra dood, met de pin door zijn sla- Ps 97:5 moeder in Isra _ el.
i Ne 9:13
pen. 8 Men ging nieuwe goden kie-
j Ex 19:18 r
23 Zo onderwierp e God op die
¨
k Ex 5:1 ´ zen.
´
dag Jabin, de koning van Kana an,
Ex 20:2 Toen was er strijd in de poor-
_ _
voor het aangezicht van de zo-
l Re 3:31 ten.s
¨ m Re 4:17
Een schild was er niet te zien,
nen van Isra_ el. 24 En de hand n Le 26:22
¨ Jes 33:8 noch een lans,
van de zonen van Isra _ el drukte
steeds zwaarder¨ op Jabin, de ko-
o Re 4:2 Onder veertigduizend in Is- _
_ ¨
ning van Kana an,f totdat¨ zij Ja-
p Re 4:4
rael.t
_ _ q Re 4:5
bin, de koning g van Kana an, had- 9 Mijn hart is met de aanvoer-
_ r De 32:16 ¨
Re 2:12 ders van Isra_ el,u
den afgesneden. Re 4:1
s Nu 33:56
Die zich vrijwillig aanboden
h
En op die dag hief Debora
_ sa-
5 men met Barak,
Abinoam,
_ j
_
dit lied aan:
i
de zoon van
k
Re 4:2
t Re 4:3
1Sa 13:19
onder het volk.v
Zegent Jehovah.w
¨ u Re 4:6
10 GIJ die geelrode ezelinnen be-
2 „Omdat men in Isra
_ el het haar v Re 4:10 rijdt,x
los liet hangen [voor de Ps 110:3 GIJ die op rijke tapijten ge-
w Re 5:2
strijd], Ps 103:1 zeten zijt,
Omdat het volk zich vrijwil- x Re 10:4 En GIJ die te voet gaat langs
Re 12:14
lig aanbood,l y Ps 105:2
de weg,
Zegent Jehovah.m Ps 145:5 Denkt erover na! y
RECHTERS 5:11-26 Vervolg overwinningslied Debora en Barak 330
11 Enkele der stemmen van de HFDST. 5 Aser
_ zat nietsdoend aan de
waterverdelers tussen de a Ex 2:16 oever van de zee,
plaatsen waar men water b De 32:4
1Sa 12:7
En bij zijn landingsplaatsen
put,a Ps 145:7 bleef hij zich ophouden.a
Mi 6:5
Daar ging men de rechtvaar- 18 Zebulon
_ was een volk dat zijn
c Re 4:4
dige daden van Jehovah ziel ten dode toe gering-
d Re 5:1
verhalen,b schatte; b
e Re 4:6
De rechtvaardige daden van Naftali
_ c
eveneens, op de
f Re 5:1
zijn bewoners van ¨ het hoogten van het veld.d
g Joz 16:4
open land in Isra _ el. 19 Koningen kwamen, zij stre-
h Nu 32:39
Het was toen dat Jehovah’s den;
i 2Kon 25:19
volk afdaalde naar de 2Kr 26:11 Het was toen dat de konin-
poorten. ¨
j Ge 49:15 gen van Kana _ an stredene
12 Ontwaak, ontwaak, o Debora; _ c 1Kr 12:32 ¨
k Re 4:6
Te Ta_ anachf bij de wateren
Ontwaak, ontwaak, draag Heb 11:32 van Meg _iddo.g
een lied voor! d l Re 4:14 Gewin aan zilver namen zij
e
Sta op, Barak, _ en voer uw m Sp 3:27 niet mee.h
gevangenen weg, gij zoon n Nu 32:1 20 Van de hemel uit streden de
f
van Abinoam! _ Nu 32:24
sterren,i
13 Het was toen dat de overle- o Jak 4:17
Van hun banen uit streden
venden afdaalden tot de p Joz 22:9
ze tegen S _isera.
majestueuzen; q Joz 19:46
Jon 1:3 21 De stroom K _ison spoelde hen
Jehovah’s volk daalde tot mij weg,j

af tegen ¨ de sterken. De stroom uit de oudheid,
2e kolom
14 Uit Efra
_ ım was hun oorsprong de stroom K _ison.k
a Joz 19:24
in de laagvlakte,g Gij hebt vervolgens sterkte
b Re 4:10
Met u, o Benjamin, _ onder Re 6:35 vertrapt,l o mijn ziel.
uw volken. 1Kr 12:33
h daalden de aan- Ps 68:27 22 Het was toen dat de hoeven
Uit Machir _ c Re 4:6 der paarden stamptenm
voerders af,
d Re 4:14 Vanwege de galop, de galop
En uit Zebulon _ zij die de
schrijversuitrusting han-
e De 7:24 van zijn hengsten.
Re 4:13
teren.i f Re 1:27
23 ’Vervloektn Meroz,’ _ zei de en-
15 En de vorsten in Issaschar j gel van Jehovah,o
_ g Joz 12:21
waren met Debora, _ h Re 4:16
’Vervloekt zijn inwoners
En zoals Issaschar, _ zo was Re 5:30 zonder ophouden,
Barak.
_ k i Ge 18:14 Want zij zijn Jehovah niet te
Joz 10:11
Hij werd te voet de laagvlak- Re 4:15 hulp gekomen,
te in gezonden.l
1Sa 7:10
Ps 135:7
Jehovah te hulp met de ster-
Onder de afdelingen van ken.’
j Re 4:7 ¨
Ruben_ waren de onder- Ps 83:9 24 Ja_ el,p de vrouw van Heber _ de
zoekingen des harten k Re 4:13 Keniet,q zal zeer geze-
Ps 44:3
groot.m l Ps 44:5
gend zijn onder de vrou-
16 Waarom zat gij neer tussen de Jes 25:10 wen,
Mi 7:10
twee zadeltassen, Onder de vrouwen in de
m Ps 20:7
Om naar het fluiten voor de Ps 147:10 tent zal zij zeer gezegend
kudden te luisteren? n Sp 21:31 zijn.r
Jes 5:28
Voor de afdelingen van Ru- _ n Jer 48:10
25 Water vroeg hij, melk gaf zij;
ben waren er grote onder- o Ex 23:23
In de grote feestschaal voor
zoekingen des harten.o Re 2:1 majestueuzen bood zij ge-
17 G _ilead bleef zich aan de over- p Re 4:17 stremde melk aan.s
kant van de Jorda_ an _ op- q Nu 24:21 26 Haar hand stak zij toen naar
Re 1:16
houden; p Re 4:11 de tentpin uit,
En Dan, waarom bleef hij r Sp 31:31 En haar rechterhand naar
een tijdlang op schepen s Re 4:19 de houten hamer van har-
wonen? q t Sp 31:17 de werkers.t
331 Door Midian onderdrukt RECHTERS 5:27–6:11
HFDST. 5
¨
En zij hamerde op S _isera, zij Isra
_ el.a Wegens M _idian maakten
¨
doorboorde zijn hoofd,a a Re 4:21 de zonen van Isra _ el zich de on-
b Re 4:22
En zij verpletterde en door- c Sp 7:6 dergrondse opslagplaatsen die
spleet zijn slapen. Hgl 2:9 in de bergen waren, en de grot-
d Re 4:15
27 Tussen haar voeten zakte 1Sa 15:33 ten en de moeilijk toegankelijke
hij ineen, viel hij, lag hij e Re 4:16 plaatsen.b 3 En het geschiedde
f 2Sa 14:2 ¨
daar; 2Sa 20:16 dat indien Isra _ el zaaide,c M _idian
Tussen haar voeten zakte g Ex 15:9 en Amalek
_ d
en de oosterlingene
hij ineen, viel hij; h De 20:14
De 21:11
optrokken, ja, zij trokken tegen
Waar hij ineenzakte, daar i Ps 68:2 hen op. 4 Dan legerden zij zich
viel hij, overweldigd.b Ps 83:9
Ps 92:9 tegen hen en vernielden de op-
28 Uit het venster keek een j Ex 20:6 brengst van het land helemaal
Ps 91:14
vrouw naar buiten en zij Ps 97:10 tot aan Gaza, _ en zij lieten niets
bleef op de uitkijk staan Ro 8:28 wat tot levensonderhoud strekt,
1Kor 8:3
naar hem, k Ps 110:3 noch schaap noch stier noch ezel
De moeder van S _isera, uit ¨
Da 12:3
Mt 13:43
in Isra
_ el over.f 5 Want zij en hun
het tralievenster: c l Le 26:6 vee trokken dan op met hun ten-
’Waarom heeft zijn strijdwa- Re 3:11
ten. Zij kwamen dan talrijk als de
Re 3:30
gen gedraald te komen? d sprinkhanen,g en zij en hun kame-

Waarom moet de hoefslag len waren ontelbaar; h en zij kwa-
van zijn wagens zo laat HFDST. 6
men dan in het land om het te
zijn?’e m De 28:15 ¨
Re 2:19 verderven.i 6 En Isra _ el verarm-
29 De wijzen onder haar edel- Ne 9:28 de zeer door M _idian; toen riepen
vrouwen f antwoordden n Ge 25:2 ¨
Le 26:17 de zonen van Isra _ el tot Jehovah
haar dan, Nu 25:17
om hulp.j
De 28:48
Ja, ook zij sprak zichzelf dan Re 2:14 7 Zo geschiedde het dat, omdat
met haar eigen woorden ¨
de zonen van Isra _ el wegens M _i-
toe: 2e kolom dian tot Jehovah om hulp riepen,k
30 ’Dienen zij dan geen buit te
a Le 26:21 8 Jehovah vervolgens een man,
vinden [en] te verdelen,g Nu 33:55
een profeet,l tot de zonen van Is- _
Een schoot — twee schoten De 28:51 ¨
b 1Sa 13:6 rael zond en tot hen zei: „Dit
voor iedere fysiek sterke c Le 26:16 ¨
heeft Jehovah, de God van Isra _ el,
man,h De 28:33
d Re 3:13 gezegd: ’Ik was het die U uit Egyp- _
Buit van geverfde stoffen e Ge 29:1 te heb opgevoerdm en U aldus uit
voor S _isera, buit van ge- Re 8:10

verfde stoffen,
1Kon 4:30 het slavenhuis heb geleid.n 9 Zo
f De 28:31
Een geborduurd kleed, geverf- De 28:48
heb ik U uit de hand van Egyp- _
de stof, twee geborduurde
Mi 6:15 te en uit de hand van al UW ver-
g Re 8:10
klederen h Re 7:12
drukkers bevrijd en hen van voor
i Ps 83:4 UW aangezicht verdreven en U
Voor de hals van de buit[ge-
maakten]?’
j De 4:30
Ps 50:15
hun land gegeven.o 10 Ook heb
31 Laat zo al uw vijanden ver- k Re 2:18 ik tot U gezegd: „Ik ben Jeho-
gaan,i o Jehovah,
Ps 86:7
Ps 107:19
vah, UW God.p GIJ moogt de goden
En laat degenen die u lief- Ho 5:15 der Amorieten,q in wier land GIJ
l Nu 12:6
hebben,j zijn als wanneer Am 3:7
woont, niet vrezen.”r En GIJ hebt
de zon te voorschijn komt m Ex 20:2 niet naar mijn stem geluisterd.’ ”s
Le 26:13
in haar kracht.”k n Re 2:1 11 Later kwam Jehovah’s en-
En daarna genoot het land veer- Ps 78:52 gelt en zette zich neer onder de
Ps 136:11
tig jaar lang rust.l o De 7:2 grote boom die in Ofra _ was, dat
¨
Joz 10:42
Ne 9:24
aan de Abiezrietu Joas _ toebehoor-
Toen
¨ gingen de zonen van Is-
_
6 rael doen wat kwaad was in
m
de ogen van Jehovah. Daarom
Ps 44:2
Ps 78:55
p De 6:4
de, terwijl diens zoon G _ideonv
bezig was in de wijnpers tarwe
Ps 81:10 uit te kloppen om ze vlug aan
gaf Jehovah hen zeven jaar lang Ho 13:4
q 2Kon 17:35
in de hand van M _idian.n 2 En Jer 10:2 s De 28:15; Re 2:2; Jer 3:13; Ze 3:2; t Re 2:1; u Joz
M _idian kreeg de overhand over r Joz 24:15 17:2; Re 6:24; Re 8:32; v Ge 49:24; Heb 11:32.
RECHTERS 6:12-28 Engel bij Gideon. Gideon bouwt altaar 332
het oog van M _idian te onttrek- HFDST. 6 vah’s engel de punt van de staf
ken. 12 Toen verscheen hem a Joz 1:5 die hij in zijn hand hield uit en
Re 2:18
Jehovah’s engel en zei tot hem: b Re 6:2 raakte het vlees en de onge-
„Jehovah is met u,a gij dappe- c Jes 63:15 zuurde koeken aan, waarna er
re, sterke [man].” 13 Hierop zei d De 4:9 vuur uit de rots opsteeg en het
De 6:7
G _ideon tot hem: „Neem mij niet Ps 44:1 vlees en de ongezuurde koeken
kwalijk, mijn heer, maar indien Ps 78:3 verteerde.a Wat Jehovah’s en-
Jehovah met ons is, waarom is e Ex 13:14
gel betreft, hij verdween uit zijn
f De 31:17
ons dit alles dan overkomen,b en 2Kr 15:2 gezicht. 22 Dientengevolge be-
waar zijn dan al zijn wonderda- g Ge 49:24 sefte G _ideon dat het Jehovah’s
denc waarvan onze vaderen ons h Re 6:32 engel was.b
Re 8:22
hebben verhaald,d toen zij zeiden: 1Sa 12:11 Terstond zei G _ideon: „Ach, Soe-
’Was het niet uit Egypte_ dat Jeho- Heb 11:32
vereine Heer Jehovah, want ik
i Joz 1:9
vah ons heeft opgevoerd?’e En nu Re 4:6 heb Jehovah’s engel van aange-
heeft Jehovah ons in de steek ge- Ro 8:31
zicht tot aangezicht gezien!” c
laten,f en hij geeft ons in de hand- j Ps 44:3
23 Maar Jehovah zei tot hem:
k 1Sa 9:21
palm van M _idian.” 14 Toen keek Lu 14:11 „Vrede zij u.d Vrees niet.e Gij
Jehovah hem aan en zei: „Ga in Fil 2:3
zult niet sterven.”f 24 Daarom
g l De 3:22
deze¨ kracht van u, en gij zult Is- _ De 20:4 bouwde G _ideon daar een altaar g
rael stellig uit M _idians handpalm Re 2:18
voor Jehovah, en tot op deze dag
Jes 41:10
redden.h Zend ik u niet?”i 15 Hij wordt het nog steeds Jehovah-
m Le 26:8 _
zei op zijn beurt tot hem: „Neem Ps 83:9
Sjalom
_ genoemd.h Het staat nog
mij niet kwalijk, ¨ Jehovah. Waar- n Ex 33:13
i
¨
altijd in Ofra
_ van de Abiezrieten.
mee zal ik Isra_ el redden? j Zie! o Ex 3:12

Mijn duizendtal is het geringste p Ge 18:3 25 Nu geschiedde het in die


Ge 19:3
in Manasse,
_ en ik ben de klein- Re 13:15 nacht, dat Jehovah vervolgens
ste in het huis van mijn vader.”k q Ge 18:5 tot hem zei: „Neem de jonge stier,
Re 6:19
16 Maar Jehovah zei tot hem: de stier die aan uw vader toe-
r Ge 18:7
„Omdat ik met u zal blijken te s Ge 18:6
behoort, dat wil zeggen de twee-
zijn,l en gij zult M _idian de jonge stier van zeven jaar,
´ ´ stellig ¨
t Re 13:19

verslaanm als ware het een man.”


en gij moet het altaar van Ba_ al
17 Hierop zei hij tot hem: „In- 2e kolom
dat van uw vader is, omverha-
dien ik nu gunst in uw ogen heb len,j en de heilige paal die erbij
a Le 9:24
gevonden,n dan moet gij een te- Re 13:20 staat, dient gij om te hakken.k
1Kon 18:38
ken voor mij verrichten dat gij het 1Kr 21:26
26 En gij moet op de top van
zijt die met mij spreekt.o 18 Ga 2Kr 7:1 deze vesting een altaar bouwen
alstublieft niet weg van hier tot-
b Re 13:8
Re 13:9
voor Jehovah, uw God, met de
dat ik bij u komp en mijn gave Re 13:21 rij stenen, en gij moet de twee-
Heb 13:2
naar buiten heb gebracht en ze u de jonge stier nemen en hem als
c Ge 16:7
heb voorgezet.”q Bijgevolg zei hij: Ge 16:13 brandoffer offeren op de stuk-
„Ik voor mij zal hier blijven zitten
Ge 32:24
Ge 32:30
ken hout van de heilige paal die
totdat gij terugkeert.” 19 En G _i- Re 13:22 gij zult omhakken.” 27 Bijge-
Lu 1:12
deon ging naar binnen en bereid- d Lu 24:36
volg nam G _ideon tien mannen
de toen een geitenbokje r en onge- e Da 10:19
van zijn knechten en deed toen
zuurde koeken van een efa meel.s f Ge 32:30 juist zoals Jehovah tot hem ge-
Het vlees deed hij in de mand g Re 13:20 sproken had; l maar het geschied-
en het vleesnat deed hij in de h Ge 22:14
Ex 17:15
de dat hij, daar hij het huisge-
kookpot, waarna hij het tot hem i Re 8:32 zin van zijn vader en de mannen
naar buiten bracht onder de gro- Re 9:5 van de stad te zeer vreesde om
j Ex 23:24
te boom en het opdiende. De 12:3
het overdag te doen, het voorts
20 De engel van de [ware] God k Ex 34:13 ’s nachts deed.m
De 7:5
zei nu tot hem: „Neem het vlees 1Kor 8:4 28 Toen de mannen van de stad
en de ongezuurde koeken en leg l De 12:1 als gewoonlijk ’s morgens vroeg
het daar op de grote rots,t en giet m Mt 10:16 opstonden, zie!
¨ daar was het al-
het vleesnat uit.” Toen deed hij n De 12:3
2Kon 18:4
taar van Ba_ al afgebroken, en de
n die ernaast stond,
dat. 21 Vervolgens stak Jeho- 2Kr 31:1 heilige paal
333 Geest op Gideon. Het teken van de vacht RECHTERS 6:29–7:5
was omgehakt, en de tweede jon- HFDST. 6 het viel zo uit. Toen hij de volgen-
ge stier was op het altaar dat er a Jer 26:11 de dag vroeg opstond en de vacht
Jo 16:2
was gebouwd, geofferd. 29 Zij uitwrong, kreeg hij voldoende
b Re 6:11
zeiden nu tot elkaar: „Wie heeft dauw uit de vacht om een gro-
dit gedaan?” En zij gingen infor- c Ex 23:2
Re 6:28
te feestschaal met water te vul-
meren en zoeken. Ten slotte zei len. 39 G _ideon zei echter tot de
d De 13:5
men: „G _ideon, de zoon van Joas, _ De 17:3 [ware] God: „Uw toorn ontbran-
heeft dit gedaan.” 30 De man- De 17:5 de niet ´ ´ tegen mij, maar laat mij
nen van de stad zeiden daarom tot e Ex 15:11 nog een keer spreken. Laat mij
Ps 115:5
Joas:
_ „Breng uw zoon naar bui- Da 2:47 alstublieft nog eenmaal een proef
ten, opdat hij sterft, a
omdat hij 1Kor 8:5 nemen met de vacht. Laat alstu-
¨
het altaar van Ba_ al heeft afgebro- f 1Kon 18:26 blieft alleen de vacht droog blij-
1Kon 18:39
ken, en omdat hij de heilige paal Jes 41:23 ven, en laat er op de gehele grond
die erbij stond, heeft omgehakt.” Jer 10:5 dauw komen.” 40 Zo deed God
1Kor 8:4
31 Hierop zei Joas _ b tot allen die het dan in die nacht; en er kwam
´ ´ g 1Sa 12:11
tegen hem opstonden: c „Zult GIJ 2Sa 11:21 alleen op de vacht droogte, en
¨ op de gehele grond bevond zich
Ba_ al wettelijk ´ ´
verdedigen, om te h 1Kon 18:27
zien of GIJ hem misschien kunt dauw.
i Ge 25:2
redden? Wie hem wettelijk ver- Nu 25:17
¨
Toen stonden Jerubba_ al,a dat
dedigt, dient nog deze morgen
ter dood gebracht te worden.d In-
Re 6:2

j Ge 36:12
Ex 17:16
7 wil zeggen G _ideon,b en al het
volk dat bij hem was, vroeg op,
dien hij God is,e laat hij dan zich- Nu 24:20 en zij sloegen hun kamp op bij
De 25:19
zelf wettelijk verdedigen,f omdat de bron Harod; _ en het kamp van
iemand zijn altaar heeft afgebro- k Ge 29:1
Re 6:3 M _idian bevond zich ten noorden
ken.” 32 Voorts noemde hij hem ´
¨ l Re 7:12 van hem, bij de heuvel Mor _ e, in
op die ¨ dag Jerubba_ alg en zei: „Laat de laagvlakte. 2 Jehovah zei nu
m Joz 17:16
Ba_ al zich maar zelf wettelijk ver- Joz 19:18 tot G _ideon: „Het volk dat bij u
dedigen, omdat iemand zijn altaar n Re 3:10 is, is mij te veel om M _idian in
heeft afgebroken.”h hun hand c
¨ te geven. Misschien
Re 11:29
Re 13:25
33 En geheel M _idiani en Ama- _ Re 14:6 zou Isra
_ el zich tegen mij beroe-
lekj en de oosterlingen ´ ´
k
verzamel- Re 15:14
Jes 63:11
men, d door te zeggen: ’Mijn eigen

den zich als een [man] l en trok- Za 4:6 hand heeft mij gered.’e 3 Nu
ken toen [de Jorda_ an] _ over en o Re 3:27 dan, roep alstublieft ten aanho-
legerden zich ¨ m in de laagvlakte
Ze 1:16 ren van het volk en zeg: ’Wie is
van J _izreel. 34 En Jehovah’s p Joz 17:2 er bevreesd en beeft? Hij trekke
Re 8:2
geestn omhulde G _ideon zodat hij zich terug.’ ”f G _ideon dan stelde
q Re 11:12
op de ¨ hoorn ging blazen,o en de hen op de proef. Toen trokken er
2Kr 30:6 ¨
Abiezrietenp werden bijeengeroe- r Re 6:14
zich tweeentwintigduizend van
pen om hem te volgen. 35 En het volk terug, en er bleven er

hij zond bodenq uit door heel Ma- tienduizend over.
2e kolom
nasse,
_ en ook zij werden bijeenge- 4 Toch zei Jehovah tot G _ideon:

roepen om hem te volgen. Tevens „Er is nog te veel volk.g Laat hen
zond hij boden uit door Aser _ en HFDST. 7
afdalen naar het water, opdat ik
Zebulon
_ en Naftali,
_ die hem nu a Re 6:32 hen daar voor u op de proef kan
1Sa 12:11
tegemoet trokken. stellen. En het moet geschieden
b Re 6:11
36 Toen zei G _ideon tot de [ware] dat van wie ik tot u zeg: ’Deze
¨ c 1Sa 14:6
God: „Indien gij Isra _ el door mijn 2Kr 14:11
zal met u meegaan’, die zal met u
hand redt, juist zoals gij hebt be- d Jes 2:11
meegaan, maar iedereen van wie
loofdr — 37 zie, ik laat een wol- ik tot u zeg: ’Deze zal niet met u
e 1Sa 17:47
len vacht onbedekt op de dors- Ps 44:7 meegaan’, die zal niet meegaan.”
vloer liggen. Indien er nu alleen Jes 10:13
1Kor 1:29
5 Hij liet het volk dus afdalen
op de vacht dauw komt maar er 2Kor 4:7 naar het water.h
droogte is op de gehele grond, ¨ f De 20:8 Toen zei Jehovah tot G _ideon:
dan moet ik weten dat gij Isra _ el g 2Kr 32:8 „Al wie met zijn tong wat van het
door mijn hand zult redden, juist Ps 33:16 water oplikt net zoals een hond
zoals gij hebt beloofd.” 38 En h Ps 7:9 likt, zult gij afzonderlijk zetten,
RECHTERS 7:6-21 Slechts 300 strijders. Gideon hoort droom 334
eveneens al wie zich op zijn HFDST. 7 sloeg ertegenaan zodat ze omviel,a
¨
knieen neerlaat om te drinken.”a a 1Pe 5:8 en hij keerde ze voorts onderste-
6 Het getal dan van hen die lik- b Re 7:2 boven, en de tent viel in elkaar.”
ten met hun hand aan hun mond, 1Sa 14:6 14 Hierop antwoordde b zijn met-
Jes 41:14
bedroeg driehonderd man. Wat al Heb 11:34 gezel en zei: „Dit is niets anders
de overigen van het volk betreft, dan het zwaard van G _ideon,c de
¨ c Joz 6:4 ¨
zij lieten zich op hun knieen neer Re 3:27 zoon van Joas,
_ een man van Isra
_ el.
om water te drinken. d Re 6:33
De [ware] Godd heeft M _idian en
7 Jehovah zei nu tot G _ideon: heel het kamp in zijn hand gege-
„Door de driehonderd man die
e Job 4:13
Job 33:15
ven.”e
[het water] likten, zal ik ulieden 15 Nu geschiedde het dat zodra
f De 7:2
redden, en ik wil M _idian in uw Re 3:10
G _ideon het verhaal van de droom
hand geven.b Wat al het overige Re 4:14 en zijn verklaring had gehoord,f
2Kr 16:8
volk aangaat, laten zij heengaan, 2Kr 20:17 hij ging aanbidden.g Daarna keer-
ieder naar zijn plaats.” 8 Der- de hij terug naar het kamp van Is- _
g 2Kor 13:5 ¨
halve namen zij de mondvoor- rael en zei: „Staat op,h want Jeho-
raad van het volk in hun hand, en h Re 7:13 vah heeft het kamp van M _idian in
hun hoorns,c en hij zond alle man- i 1Sa 23:16
UW hand gegeven.” 16 Toen ver-
¨ Ezr 6:22 deelde hij de driehonderd man in
nen van Isra
_ el weg, ieder naar Ne 6:9
zijn huis; en hij hield de driehon- Jes 35:3 drie groepen en gaf allen hoorns i
derd man aan. Wat het kamp van in hun handen en grote lege krui-
j Re 6:33
M _idian betreft, het bevond zich ken, met fakkels binnen in de gro-
beneden hem in de laagvlakte.d
k Jer 46:23 te kruiken. 17 Vervolgens zei
hij tot hen: „GIJ dient van mij
9 Nu geschiedde het in die l Re 6:5
af te kijken [hoe ik doe] en ook
nachte dat Jehovah voorts tot m Mt 2:12
zo te doen. En wanneer ik aan
hem zei: „Sta op, daal af naar de rand van het kamp ben ge-
het kamp, want ik heb het in uw 2e kolom komen, dan moet het geschieden
hand gegeven.f 10 Indien gij a Re 6:16 dat juist zoals ik zal doen, zo zult
echter bevreesd zijt om af te da- GIJ doen. 18 Wanneer ik op de
b Nu 23:5
len, daal af, gij met uw bedien- hoorn heb geblazen, ik en allen
de Pura,
_ naar het kamp.g 11 En c Re 6:11
die bij mij zijn, dan moet ook GIJ
´ ´
Re 6:14
gij moet luisteren naar wat zij op de hoorns blazen, rondom het
zullen spreken,h en daarna zul- d Jes 42:8
hele kamp,j en GIJ moet zeggen:
len uw handen stellig gesterkt e Re 7:7 ’Van Jehovahk en van G _ideon!’ ”
worden,i en gij zult stellig naar 19 Na verloop van tijd kwam
het kamp afdalen.” Toen daal- f Ge 40:8
Re 7:11 G _ideon bij het begin van de mid-
de hij met zijn bediende Pura _ af delste nachtwake l met de hon-
g Ex 4:31
naar de rand van de in slagorde 2Kr 20:18 derd man die bij hem waren, aan
geschaarden die in het kamp wa- Ps 95:6
de rand van het kamp. Men had
ren. h Re 4:14 juist de schildwachten uitgezet.
12 M _idian nu en Amalek
_ en alle Nu bliezen zij op de hoorns,m en
i Re 7:8
oosterlingenj lagen in de laag- Sp 20:18 de grote waterkruiken die zij in
vlakte verspreid, zo talrijk als hun handen hadden, werden stuk-
j Re 7:20
sprinkhanen; k en hun kamelenl geslagen.n 20 Hierop bliezen de
waren ontelbaar, zo talrijk als de k 1Sa 17:47
drie groepen op de hoorns o en
2Kr 20:17
zandkorrels die aan de oever der verbrijzelden de grote kruiken
zee zijn. 13 G _ideon kwam nu, en l Ps 63:6
Lu 12:38
en grepen met hun linkerhand
zie! een man verhaalde zijn met- weer de fakkels en met hun rech-
m Re 7:8
gezel juist een droom, en hij zei terhand de hoorns om erop te
vervolgens: „Ziehier een droom n Re 7:16 blazen, en zij riepen toen: „[Het]
die ik heb gedroomd.m En zie! zwaard van Jehovahp en van G _i-
o Joz 6:4
een ronde gerstebroodkoek rol- Re 7:18 deon!” 21 Al die tijd bleven zij,
de het kamp van M _idian binnen. p Ex 14:13
ieder op zijn plaats, rondom het
Toen kwam hij bij een tent en 2Kr 20:17 kamp staan, en het hele kamp
¨
335 Efraımieten twisten met Gideon RECHTERS 7:22–8:13
ging op de loop en hief een ge- HFDST. 7 en de driehonderd man die bij
schreeuw aan en nam de vlucht.a a Ex 14:25 hem waren, wel vermoeid maar
De 28:7
22 En de driehonderdb bleven op 2Kon 7:7 toch de achtervolging voortzet-
de hoorns blazen,c en Jehovah b Joz 7:4
Re 7:6
tend. 5 Later zei hij tot de man-
keerde toen in het hele kamp c Joz 6:6 nen van Sukkoth: _ a „Geeft alstu-
Re 7:8
het zwaard van een ieder tegen Re 7:16 blieft ronde broden aan het volk
de ander; d en het kamp vlucht- d 1Sa 14:20 dat mij op de voet volgt,b want zij
2Kr 20:23
te voort tot Beth-S _itta, dan naar Jes 19:2 zijn vermoeid, en ik ben Zebah _ c

Zerera, _ tot aan de buitenrand Ez 38:21 en Zalmuna, _ d


de koningen van
Za 14:13
van Abel-Meh _ _ e bij Tabbat.
ola _ e 1Kon 4:12 M _idian, aan het achtervolgen.”
1Kon 19:16
23 Ondertussen werden de man- 6 Maar de vorsten van Sukkoth _
¨ f Joz 19:32
nen van Isra _ el bijeengeroepen uit Re 6:35 zeiden: „Hebt gij soms de hand-
g Joz 19:24
Naftali
_ f
en Aser
_ g
en heel Manas- _ h Joz 17:1
palm van Zebah _ en van Zalmuna _
h
se, en zij gingen M _idian achter- i 1Sa 14:22 al in uw hand, dat er brood aan
volgen.i 24 En G _ideon zond bo- j Re 3:27 uw leger gegeven moet worden?”e
k Re 3:28
den door heel het bergland van l Re 8:3 7 Hierop zei G _ideon: „Daarom zal
¨
Efra
_ ım,j en liet zeggen: „Daalt af, Ps 83:11 ik, wanneer Jehovah Zebah _ en
´ ´ m Jes 10:26
M _idian tegemoet, en bezet voor n Re 8:4 Zalmuna _ in mijn hand geeft, stel-
hen de wateren tot aan Beth- o 1Sa 17:54 lig UW vlees komen dorsen met
Bara
_ en de Jorda_ an.” _ Zo werden de doorns uit de wildernis en het
¨
alle mannen van Efra _ ım bijeenge- HFDST. 8 stekelige struikgewas.”f 8 En
roepen, en zij bezetten ten slotte p Re 7:2 vandaar trok hij verder op naar
Sp 8:13 ¨
de waterenk tot aan Beth-Bara _ en Sp 16:18
Pnu_ elg en sprak toen tot hen in de-
de Jorda_ an. _ 25 Bovendien slaag- q Re 12:1 zelfde trant, maar de mannen van
2Sa 19:41 ¨
den zij erin de twee vorsten van 2Kr 25:10 Pnu_ el antwoordden hem net zoals
M _idian gevangen te nemen, name- r Sp 15:28 de mannen van Sukkoth _ hadden
¨ Fil 2:3
lijk Oreb _ en Ze_ eb; l toen doodden 2Ti 2:24 geantwoord. 9 Derhalve zei hij
m en Zeeb
¨ ¨
zij Oreb _ op de rots Oreb, _ _¨ s Re 7:25 ook tot de mannen van Pnu_ el:
Sp 11:2
doodden zij bij de wijnkuip Ze_ eb. t Re 6:11 „Wanneer ik in vrede terugkeer,
En zij zetten de achtervolging Re 6:34
zal ik deze toren afbreken.”h
u Re 7:25
van M _idian voort,n en zij brach- Ps 83:11 10 Zebah _ en Zalmuna _ i nu wa-
ten het hoofd van Oreb _ en dat v Sp 14:29
ren in Karkor, _ en hun kampe-
¨ Sp 15:1
van Ze_ eb naar G _ideon in de Jor- Sp 25:15 menten met hen, ongeveer vijf-
o Pr 10:4
daanstreek. Ga 5:23 tienduizend [man], hetgeen alles
Toen zeiden de mannen van was wat er van het hele kamp der
8 Efra
_
¨
ım tot hem: „Wat is dat
nu voor iets dat gij ons hebt aan-

2e kolom
a Ge 33:17
oosterlingen was overgebleven; j
en de reeds gevallenen waren
gedaan, om ons niet te roepen Joz 13:27
Ps 108:7
honderd twintig duizend man die
toen gij tegen M _idian zijt gaan b 1Sa 25:8 het zwaard plachten te trekken.k
2Sa 17:28
strijden?”p En zij trachtten he- c Re 8:21
11 En G _ideon trok nog verder
vig ruzie met hem te zoeken.q d Ps 83:11 op langs de weg van hen die in
2 Ten slotte zei hij tot hen: „Wat e De 23:4
Re 5:23
tenten verblijven, ten oosten van
l en sloeg toen
heb ik nu gedaan in vergelijking 1Sa 25:10 Nobah
_ en Jogbeha, _
1Sa 25:11
met U? r Zijn de nalezingen van Sp 3:27 het kamp, terwijl het kamp zich
¨ m
Efra
_ ıms niet beter dan de drui- Jak 2:16 veilig waande. 12 Toen Zebah _
¨ f Re 8:16
venoogst van Abiezer? _ t
3 In UW Ga 6:7 en Zalmuna _ de vlucht namen, zet-
hand heeft God M _idians vorsten g Ge 32:31 te hij hen terstond achterna en
¨ 1Kon 12:25
Oreb
_ u
en Ze_ eb gegeven, en wat h Re 8:17 slaagde erin M _idians twee konin-
n gevan-
heb ik kunnen doen in vergelij- i Re 8:5 gen, Zebah_ en Zalmuna, _
Ps 83:11
king met U?” Toen pas bedaar- j Re 7:12 gen te nemen; en hij deed het
de hun geest tegenover hem, toen Heb 11:34
k De 28:7
hele kamp beven.
hij dit woord sprak.v l Nu 32:35 13 Daarop keerde G _ideon, de
m Re 18:27
4 Ten slotte kwam G _ideon aan Sp 20:18
zoon van Joas, _ terug van de strijd
de Jorda_ an,
_ die hij overtrok, hij n Ps 83:11 langs de pas die omhooggaat
RECHTERS 8:14-33 Gideon wijst koningschap af; efod; 70 zonen 336
naar Heres._ 14 Onderweg nam HFDST. 8 sen, noch zal mijn zoon over
´
hij een jonge man uit de man- a Re 8:5 U heersen.a Jehovah zal over U
b
nen van Sukkoth_ a gevangen en b Re 1:24
1Sa 30:15
heersen.” 24 Vervolgens zei
won inlichtingen bij hem in.b Hij c Re 8:6
G _ideon tot hen: „Laat mij U een
dan schreef voor hem de namen d Re 8:6 verzoek doen: Geeft mij, ieder
van de vorstenc van Sukkoth _ en Sp 3:27 van U, de neusring c van zijn buit.”
zijn oudere mannen op, zevenen- e Re 8:7
Sp 10:13
(Zij hadden namelijk gouden ¨ neus-
zeventig man. 15 Toen ging hij Sp 19:29 ringen, omdat het Ismaelietend
naar de mannen van Sukkoth _ en f Ge 32:31 waren.) 25 Daarop zeiden zij:
Re 8:8
zei: „Hier zijn Zebah _ en Zalmu- _ 1Kon 12:25 „Wij zullen die beslist geven.”
na, betreffende wie GIJ mij ge- g Re 8:9 Toen spreidden zij een mantel uit
hoond hebt, door te zeggen: ’Hebt h Ps 83:11 en wierpen daarop ieder de neus-
gij soms de handpalm van Zebah _ i Ps 89:12 ring van zijn buit. 26 En het
en van Zalmuna _ al in uw hand, j Ge 9:6
Nu 35:19
gewicht van de gouden neusrin-
dat er brood aan uw uitgeputte k 1Sa 17:33
gen waarom hij verzocht had, be-
mannen gegeven moet worden?’ ”d l Re 6:12 droeg zeventienhonderd gouden
16 Toen nam hij de oudere man- m 1Sa 15:33 sikkelen, buiten de maanvormige
nen van de stad en doorns uit de Ps 83:11 sieradene en de oorbellen en de
n De 17:14
wildernis en stekelig struikgewas Re 9:8
klederen van roodpurpergeverf-
en liet de mannen van Sukkoth _ 1Sa 8:6 de wolf die de koningen van M _i-
1Sa 12:12
daarmee kennis maken.e 17 En Ho 13:10 dian droegen, en buiten de hals-
¨ f kettingen die de kamelen aan de
de toren van Pnu_ el brak hij af,g o Re 6:14
en vervolgens doodde hij de man- hals droegen.g
nen van de stad. 2e kolom 27 Voorts maakte G _ideon hier-
18 Nu zei hij tot Zebah _ en Zal- van een efodh en stelde die in zijn
a 2Sa 22:26
i tentoon; en heel Israel
¨
muna:
_ h „Wat waren dat voor man- Sp 2:8 stad Ofra _ _
nen die GIJ te Tabor _ i hebt gedood?” b Ex 15:18
1Sa 10:19
ging er daar immorele gemeen-
Hierop zeiden zij: „Zoals gij, zo Ps 10:16 schap mee bedrijven,j zodat hij
Ps 29:10
was elkeen van hen, koningszo- Ps 146:10
G _ideon en zijn huisgezin ten val-
nen van gestalte.” 19 Waarop Jes 33:22 strik diende.k
Jes 43:15
hij zei: „Het waren mijn broers, Da 4:3 28 Zo werd M _idianl voor het
de zonen van mijn moeder. Zo c Ge 24:22 aangezicht
¨ van de zonen van Is- _
waar Jehovah leeft, indien GIJ hen d Ge 16:11 rael onderworpen, en zij staken
Ge 25:13
in leven hadt gelaten, zou ik U niet Ge 28:9 het hoofd niet meer op; en het
behoeven te doden.”j 20 Toen Ge 37:28 land genoot nu veertig jaar lang
e Re 8:21
zei hij tot Jether,
_ zijn eerstgebo- rust in de dagen van G _ideon.m
Jes 3:18 ¨
rene: „Sta op, dood hen.” En de f Es 8:15 29 En Jerubba_ al,n de zoon van
jonge man trok zijn zwaard niet, Jer 10:9
Ez 27:7
Joas,
_ ging heen en bleef in zijn
omdat hij bevreesd was, want hij g Re 8:21 huis wonen.
was nog maar een jonge man.k h Ex 28:6 30 En G _ideon kreeg zeventig
21 Daarom zeiden Zebah _ en Zal- Re 17:5
Re 18:14
zonen,o die uit zijn opperdij voort-
muna:_ „Sta zelf op en val ons aan, i Re 6:11 kwamen, want hij kreeg vele vrou-
want zoals een man is, zo is zijn j Ex 23:33 wen. 31 Wat zijn bijvrouw be-
kracht.”l Bijgevolg stond G _ideon Re 2:17 treft die te S _ichem was, ook zij
Ps 106:39
op en doodde m Zebah _ en Zalmu- _ Ho 4:12 baarde hem een zoon. Hij dan
na en nam de maanvormige sie- k Re 8:33 gaf hem de naam Abimelech. _ p

raden die hun kamelen aan de l Re 6:1 32 Ten slotte stierf G _ideon, de
Ps 83:9
hals droegen. m Le 26:6
zoon van Joas, _ in een gezegende
22 Later zeiden de mannen Re 3:11 ouderdom, en hij werd begraven in
¨ Re 5:31
van Isra
_ el tot G _ideon: „Heers de grafstede van zijn vader Joas, _
n Re 6:32 ¨
over ons,n zowel gij als uw zoon 1Sa 12:11 te Ofra_ van de Abiezrieten.q
en uw kleinzoon, want gij hebt o Re 9:2 33 Nu geschiedde het dat zodra
ons uit de hand van M _idian ge- p Re 9:1 G _ideon gestorven was, de zonen
2Sa 11:21 ¨
red.”o 23 Maar G _ideon zei tot van Isra _ el opnieuw immorele ge-
q Re 6:11 ¨
hen: „Ikzelf zal niet over U heer- Re 6:24 meenschap met de Ba_ als gingen
337 Abimelech koning. Jothams gelijkenis RECHTERS 8:34–9:18
¨ HFDST. 8
hebben,a zodat zij Ba_ al-Berith
_ tot stelde zich op de top van de berg
a en verhief zijn stem en
hun god stelden. b 34 En de zo- a Re 2:17 Gerizim
_
¨ Re 2:19
nen van Isra
_ el dachten niet meer Re 10:6 riep uit en zei tot hen: „Luistert
aan Jehovah, hun God,c die hen b Re 9:4 naar mij, GIJ grondbezitters van
c Re 3:7
bevrijd had uit de hand van al Ps 106:36 S _ichem, en laat God naar U luis-
hun vijanden rondom; d 35 en d Ps 106:43 teren:
e Ge 40:23
zij betrachtten geen liefderijke Sp 3:27 8 Eens gingen de bomen heen
f Re 9:16
goedheide jegens het huisgezin om een koning over zich te zal-
¨ Pr 9:15
van Jerubba_ al, G _ideon, in ruil 2Ti 3:2 ven. Zij dan zeiden tot de olijf-
voor¨ al het goede dat hij jegens boom: b ’Wees toch koning over
Isra
_ el had betracht.f HFDST. 9 ons.’c 9 Maar de olijfboom zei
tot hen: ’Moet ik mijn vettigheid
Na verloop van tijd ging Abi- g Re 8:31

9 ¨ melech,
_ g
de zoon van Jerub-
ba_ al, naar S _ichem,h naar de broe-
2Sa 11:21
h Ge 12:6
Ge 33:18
opgeven, waarmee men God en
mensen verheerlijkt,d en moet ik
Ge 34:27 boven de andere bomen gaan wui-
ders van zijn moeder, en sprak 1Kon 12:1
ven?’e 10 Toen zeiden de bomen
Han 7:16
vervolgens tot hen en tot heel de i Re 8:30 tot de vijgenboom: f ’Kom gij, wees
familie van het huis van zijn moe- j Ge 29:14
koning over ons.’ 11 Maar de vij-
1Kr 11:1
ders vader, en zei: 2 „Spreekt k 2Sa 15:6 genboom zei tot hen: ’Moet ik
alstublieft ten aanhoren van alle l Re 8:31
mijn zoetigheid en mijn goede op-
m Re 8:33
grondbezitters van S _ichem: ’Wat Re 9:46 brengst opgeven, en moet ik bo-
is beter voor U, dat zeventig man- ¨
n 2Kr 13:7
Han 17:5 ven de andere bomen gaan wui-
nen,i al de zonen van Jerubb ´ ´ a_ al, o Re 6:11 ven?’g 12 Vervolgens zeiden de
Re 8:27
over U heersen, of dat een man p 2Kon 11:1 bomen tot de wijnstok: ’Kom gij,
over U heerst? En GIJ moet beden- 2Kr 21:4 wees koning over ons.’ 13 De
q Re 9:20
ken dat ik UW been en UW vlees r De 17:14 wijnstok zei op zijn beurt tot hen:
ben.’ ”j Re 8:22 ’Moet ik mijn nieuwe wijn opge-
1Sa 8:7
3 De broeders van zijn moe- s Ge 35:4 ven, die God en mensen verblijdt,h
der gingen dus al deze woorden Joz 24:26 en moet ik boven de bomen gaan
t Re 9:1
over hem spreken ten aanhoren wuiven?’ 14 Ten slotte zeiden

van alle grondbezitters van S _i- alle andere bomen tot de doorn-
2e kolom struik: i ’Kom gij, wees koning over
chem, zodat hun hart zich tot
Abimelech_ neigde,k want zij zei- a De 11:29 ons.’ 15 Hierop zei de doorn-
Joz 8:33
den: „Hij is onze eigen broeder.”l Jo 4:20 struik tot de bomen: ’Indien GIJ
4 Toen gaven zij hem zeventig b Ho 14:6 mij in waarheid tot koning over U
c Re 8:22
zilverstukken uit het huis van d Ex 29:2 zalft, komt, zoekt toevlucht on-
¨ m en daarmee huurde Le 2:1 der mijn schaduw.j Maar zo niet,
Ba_ al-Berith,_ e Sp 29:23
Abimelech_ vervolgens leeglopers Mt 23:12 laat er vuur k van de doornstruik
en onbeschaamde mannen,n op-
Ro 12:16
¨
f Joe 2:22
uitgaan en de ceders l van de L _i-
dat die hem zouden vergezellen. g Sp 16:19 banonm verteren.’
5 Daarna ging hij naar het huis
h Ps 104:15
Sp 31:6
16 Nu dan, indien het in waar-
van zijn vader te Ofra _ o en doodde Pr 2:3 heid en in onberispelijkheid is
Pr 10:19
zijn¨ broers,p de zonen van dat GIJ hebt gehandeld en dat
´ ´ Jerub-
i Re 9:6
2Kon 14:9 GIJ ertoe overgegaan zijt Abime- _
ba_ al, zeventig man, op een steen, Ps 58:9
maar Jotham, _ ¨ de jongste zoon van Sp 15:25 lech koning te maken,n en indien
Jerubba_ al, bleef over, omdat hij
Sp 16:18 het goedheid is die GIJ¨ hebt be-
j Re 9:19
tracht jegens Jerubba_ al en zijn
zich verborgen had. Ga 6:3
k Re 9:20 huisgezin, en indien GIJ hem
6 Nadien vergaderden alle Re 9:45
hebt gedaan zoals hij door het
Re 9:49
grondbezitters van S _ichem en Jes 13:11 doen van zijn handen verdiende,
het hele huis van M _illo q zich en l 2Kon 14:9
Jes 2:13 17 toen mijn vader voor U gestre-
gingen heen en bewerkten dat Jes 37:24 den heefto en voorts zijn ziel
Ez 31:3
Abimelech_ als koning regeerde,r Am 2:9 in de waagschaal stelde p om U
dicht bij de grote boom,s de zuil Za 11:2
uit de hand van M _idianq te be-
m De 11:24
die te S _ichemt was. Joz 1:4 vrijden; 18 en GIJ, van UW kant,
7 Toen men het aan Jotham _ be- n De 17:15
Re 9:6
richtte, ging hij terstond heen en Re 9:15 o Re 7:9; p Es 4:16; Ro 16:4; q Re 8:28; Ps 83:9.
RECHTERS 9:19-35 Abimelechs gewelddadige bestuur 338
zijt heden tegen het huisgezin HFDST. 9 trouwen op hem stellen.a 27 En
van mijn vader opgestaan om zijn a Re 8:30 als gewoonlijk gingen zij naar bui-
´ ´ b Re 9:5
zonen, zeventig man,a op e en ten het veld in en hielden zich
c Re 8:31
steen te doden,b en om Abime- _ d Re 9:6
bezig met het inzamelen van de
lech, de zoon van zijn slavin,c ko- e Sp 10:28 druiven van hun wijngaarden en
ning d over de grondbezitters van Sp 29:2 het treden daarvan en met uit-
S _ichem te maken, enkel omdat f Re 9:15
bundig feestvieren,b waarna zij
g Re 9:6
hij UW eigen broeder is — 19 ja, Re 9:45 het huis van hun god binnen-
indien het in waarheid en in on- Re 9:49 gingenc en aten en dronkend en
h Ps 28:4
berispelijkheid is dat GIJ heden je- kwaad afsmeektene over Abime- _
¨ i Re 9:39 ¨
gens Jerubba_ al en zijn huisgezin Re 9:53 lech. 28 En Ga_ al, de zoon van
hebt gehandeld, verheugt U dan j Re 9:5 Ebed,
_ zei verder: „Wie is Abim e-
_
over Abimelech
_ en laat hij zich k Sp 28:2 lech,f en wie is S _ichem, dat wij
l 1Sa 16:14
ook over U verheugen.e 20 Maar hem zouden dienen? Is hij niet de
1Kon 12:15 ¨
zo niet, laat er vuur f van Abime- _ m Sp 13:15 zoon van Jerubba_ al,g en is Zebul _ h

lech uitgaan en de grondbezit- Jes 33:1


Mt 7:2
niet een gemachtigde van hem?
ters van S _ichem en het huis van Ga 6:7 Dient de mannen van Hemor, _ i S
_i-
M _illo verteren,g en laat er vuur h n De 32:35 chems vader, GIJ anderen, maar
1Sa 15:33 ´´
van de grondbezitters van S _i- Es 9:25 waarom zouden wıj hem dienen?
chem en het huis van M _illo uit- o Ge 9:6 29 O had ik dit volk maar in mijn
Nu 35:16
gaan en Abimelech_ verteren.”i Re 9:5 hand! j Dan zou ik Abimelech _ wel
21 Toen nam Jotham
_ j
de vlucht 1Kon 2:32
Ps 7:16
afzetten.” Vervolgens zei hij tot
en maakte zich uit de voeten en Mt 23:35 Abimelech:
_ „Maak uw leger tal-
¨
begaf zich naar Be_ er, waar hij we- p Ex 23:7 rijk en trek uit.”k
Re 9:3
gens zijn broer Abimelech _ ging 30 En Zebul,_ de vorst van de
q Re 9:28 ¨
wonen. Re 9:41 stad, kreeg de woorden van Ga_ al,
r Ge 33:18 l te horen. Toen
22 En Abimelech_ bleef drie de zoon van Ebed, _
¨ Ge 35:4
jaar de vorst over Isra _ el spe- Joz 21:21 ontbrandde zijn toorn. 31 Hij
Joz 24:1
len.k 23 Toen maakte God dat Re 9:1 zond daarom onder een voor-
er zich een slechte geestl ont- wendsel boden naar Abimelech _
¨
wikkelde tussen Abimelech _ en 2e kolom
om te zeggen: „Zie! Ga_ al, de zoon
de grondbezitters van S _ichem, a Ps 146:3
van Ebed,
_ en zijn broeders zijn nu
en de grondbezitters van S _ichem b Jes 16:10
naar S _ichemm gekomen, en zie, zij
gingen verraderlijk jegens Abi- Jer 25:30 doen de stad tegen u samenscho-
Jer 48:33
melech
_ handelen,m 24 opdat het c Re 8:33
len. 32 Nu dan, sta bij nacht
geweld dat de zeventig zonen van Re 9:4 op,n gij en het volk dat bij u is, en
¨ Re 9:46
Jerubba_ al was aangedaan, zou ko- ga op de loer liggeno in het veld.
d Ex 32:6
menn en opdat hij hun bloed zou Da 5:4 33 En morgenochtend moet het
kunnen leggen op Abimelech, _ hun Am 2:8
geschieden dat gij, zodra de zon
e 1Sa 17:43
broer, omdat hij hen gedood had,o 2Sa 16:5 gaat schijnen, vroeg dient op te
en op de grondbezitters van S _i- Ps 4:4
Ps 39:1
staan, en gij moet een plotselin-
chem, omdat zij zijn handen ge- f 1Sa 25:10
ge aanval doen op de stad; en
sterkt haddenp om zijn broers 2Sa 20:1 wanneer hij met het volk dat bij
1Kon 12:16
te doden. 25 De grondbezitters g Re 6:32
hem is tegen u uittrekt, dan moet
van S _ichem legden daarom man- 1Sa 12:11 gij met hem doen juist zoals uw
nen in hinderlaag tegen hem op h Re 9:41 hand de mogelijkheid daartoe
i Ge 34:2
de toppen der bergen, en zij plach- vindt.”
j 2Sa 15:4
ten een ieder die hen op de weg Ps 10:3 34 Bijgevolg stond Abimelech _
voorbijging, te beroven. Na ver- Ro 1:30
’s nachts op met al het volk dat
k Sp 30:33
loop van tijd werd het Abimelech _ bij hem was, en zij gingen in vier
l Re 9:26
gemeld. groepen tegen S _ichem op de loer
¨ m Joz 21:21 ¨
26 Toen kwam Ga_ al,q de zoon Joz 24:1 liggen. 35 Later kwam Ga_ al,p
Re 8:31
van Ebed,
_ met zijn broeders over n Job 24:14
de zoon van Ebed, _ naar buiten en
naar S _ichem,r en de grondbezit- o Joz 8:4 ging bij de ingang van de stads-
ters van S _ichem gingen hun ver- p Re 9:26 poort staan. Nu stonden Abime- _
339 Abimelech valt Sichem aan, wordt gedood RECHTERS 9:36-54
lech en het volk dat bij hem was, HFDST. 9 de stad en slaagde erin de stad
uit de plaats van de hinderlaag a Re 9:32 in te nemen; en hij doodde het
¨
op. 36 Toen Ga_ al het volk in volk dat erin was,a waarna hij de
het oog kreeg, zei hij terstond tot b Ps 94:4 stad slechtte b en ze met zout be-
Sp 21:24
Zebul:
_ „Zie! Daar daalt volk van Jak 3:5 zaaide.c
de toppen der bergen af.” Maar 46 Toen alle grondbezitters van
Zebul
_ zei tot hem: „De schadu- c Re 9:28 de toren van S _ichem dit hoor-
wen van de bergen ziet gij voor den, gingen zij onmiddellijk naar
mannen aan.”a het gewelf van het huis van El-
¨ d Re 9:29
37 Naderhand sprak Ga_ al nog- Berith.
_ d
47 Toen werd aan Abi-
maals en zei: „Zie! Daar daalt e Re 9:30
melech_ gemeld dat alle grondbe-
volk af van het midden des lands, zitters van de toren van S _ichem
´ ´
en een groep komt langs de weg f Re 9:26
bijeengekomen waren. 48 Daar-
van de grote boom Meonenim.” _ op besteeg Abimelech _ de berg Zal-
_
38 Hierop zei Zebul _ tot hem: mon,e hij en al het volk dat bij hem
g Ge 35:4
„Waar is nu dat gezegde van u, Joz 21:21 was. Abimelech _ nam nu een bijl in
dat uw mond heeft uitgebracht: b Joz 24:1 zijn hand en hakte een tak van de
’Wie is Abimelech, _ dat wij hem bomen af en tilde die op en leg-
zouden dienen?’c Is dit niet het h Re 8:31 de hem op zijn schouder, en hij zei
Re 9:1
volk dat gij hebt verworpen? d Re 9:6 tot het volk dat bij hem was: „Wat
Trek nu alstublieft uit en strijd GIJ mij hebt zien doen — vlug,
tegen hen.” i Sp 20:18 doet zoals ik!”f 49 Zo hakte ook
¨
39 Zo trok Ga_ al aan de spits al het volk ieder een tak voor zich
van de grondbezitters van S _i- j Re 9:15 af en volgde toen Abimelech._ Ver-
chem uit en bond de strijd tegen
volgens legden zij ze tegen het ge-
Abimelech _ aan. 40 En Abime- _ 2e kolom
welf aan, en boven hen staken zij
lech jaagde hem achterna, waar- het gewelf in brand, zodat ook alle
a Re 9:20
op hij de vlucht voor hem nam; mannen van de toren van S _ichem
en er bleven in groten getale ver- stierven, ongeveer duizend man-
b 1Kon 12:25
slagenen vallen tot bij de ingang nen en vrouwen.g
van de poort. 50 Daarna trok Abimelech _ naar
c De 29:23 h en legerde zich tegen Te-
41 En Abimelech _ bleef in Aru-
_ Job 39:6 Tebez
_ _
ma wonen, en Zebul _ e verdreef ver- Ps 107:34 bez en nam het in. 51 Aange-
¨ Jer 17:6
volgens Ga_ alf en zijn broeders uit zien er zich nu midden in de stad
S _ichem,g zodat zij er niet konden een sterke toren bevond, vlucht-
d Re 8:33
blijven wonen. 42 Nu geschied- Re 9:4 ten toen alle mannen en vrou-
de het de volgende dag, dat het Re 9:27
wen en alle grondbezitters van
volk zich naar buiten begaf, het de stad daarheen, waarna zij [de
veld in. Dit dan werd aan Abime- _ e Ps 68:14 deur] achter zich sloten en op
lechh meegedeeld. 43 Hij nam het dak van de toren klommen.
dus het volk en verdeelde het in f Re 7:17 52 En Abimelech _ baande zich een
drie groepeni en ging op de loer weg naar de toren en ging er-
liggen in het veld. Toen keek hij, g Re 9:15 tegen strijden, en hij drong door
Re 9:20
en zie, het volk kwam de stad tot dicht bij de ingang van de to-
uit. Nu stond hij tegen hen op ren om hem met vuur te verbran-
h 2Sa 11:21
en sloeg hen neer. 44 En Abi- den.i 53 Toen gooide een zekere
melech_ en de groepen die bij hem vrouw een bovenste molensteen
waren, deden een plotselinge aan- i Re 9:48
Re 9:49
op Abimelechs_ hoofd en verbrij-
val om stelling te kunnen nemen zelde zijn schedel.j 54 Hij riep
bij de ingang van de stadspoort, daarom vlug de bediende die zijn
j Re 4:9
terwijl twee groepen een plotse- Re 5:26 wapens droeg en zei tot hem:
2Sa 11:21
linge aanval deden op allen die 2Sa 20:22
„Trek uw zwaard en breng mij
in het veld waren en hen vervol- Job 31:3 ter dood,k opdat men niet van
gens neersloegen.j 45 En Abi- mij zegt: ’Een vrouw heeft hem
melech _ streed die hele dag tegen k 1Sa 31:4 gedood.’ ” Onmiddellijk doorstak
¨ ¨
RECHTERS 9:55–10:18 Rechters Tola, Jaır. Israel bedreigd 340
zijn bediende hem, zodat hij HFDST. 9 die aan de zijde van de Jorda_ an _
stierf.a a Ps 37:2 waren in het land der Amorie-
¨ b Ge 9:6
ten dat in G _ilead lag. 9 En de
55 Toen de mannen van Isra_ el Re 9:5
nu zagen dat Abimelech
_ gestorven Re 9:24
1Sa 25:39
zonen van Ammon _ plachten de
was, gingen zij vervolgens heen, Ps 58:10 Jorda_ an _ over te trekken om zelfs
Ps 94:23
ieder naar zijn plaats. 56 Zo liet Sp 5:22
tegen Juda _ en ¨ Benjamin
_ en het
God het kwaad van Abimelech _ Ga 6:7 huis ¨ van Efra _ ım te strijden; en Is- _
c Re 9:20
dat hij zijn vader had aangedaan d Re 9:7
rael werd zeer in het nauw gedre- ¨
a
door zijn zeventig broers te doden, e Re 6:32 ven. 10 En de zonen van Isra _ el
Re 7:1
[op hem] terugvallen.b 57 En al Re 8:35
gingen tot Jehovah om hulp roe-
het kwaad van de mannen van f Re 9:45 penb en zeiden: „Wij hebben tegen
S _ichem liet God op hun eigen u gezondigd,c omdat wij onze ¨ God
hoofd terugvallen, opdat de ver- HFDST. 10 hebben verlaten en de Ba_ als die-
vloeking c van d de zoon nen.”d
¨ Jotham,
_ g Re 2:16

van Jerubba_ al,e over hen zou ko- h Joz 17:15 11 Toen zei¨ Jehovah tot de zo-
i Ge 31:48
men. f Nu 32:29 nen van Isra _ el: „Was het niet uit
e
j Re 5:10 Egypte _ en van de Amorietenf en
Na Abimelech
_ nu stond Re 12:14

10 Tola
_ op, de zoon van Pua,
de zoon van Dodo,
_
_
een man uit Is-
_
k De 3:14
l De 28:15
Re 2:11
van de zonen van Ammon
van de ¨ Filistijnen
h
_
12 en de Si-
g en

¨ Re 2:19 doniers i en Amalek _ j en M


_idian,k
saschar, om Isra _ el te redden,g en Re 4:1 toen zij U verdruktenl en GIJ luid
Re 6:1
hij woonde te¨ Samir _ in het berg- Ne 9:28 tot mij zijt gaan roepen, dat ik
land ¨ van Efra _ ım.h 2 En hij bleef m Re 3:7
U toen uit hun hand heb gered?
Ps 106:36
drieentwintig jaar lang rechter Ps 106:38 13 Wat U aangaat, GIJ hebt mij
¨
over Isra _ el, waarna hij stierf en n De 27:15
Re 2:13 verzaaktm en zijt andere goden
te Samir
_ werd begraven. 1Sa 7:3 gaan dienen.n Daarom zal ik U niet
o Re 2:12
3 Vervolgens weer redden.o 14 Gaat heen en
¨ stond na hem de 2Kr 28:23
p
Gileadiet i Jaır op, en hij bleef
_ p 1Kon 11:33 roept om hulp tot de goden ´ ´ die GIJ
¨ 1Kon 16:31
tweeentwintig jaar lang rechter q Nu 25:2 gekozen hebt.q Laten dıe U maar
¨
over Isra _ el. 4 En hij kreeg der- Ru 1:15
2Kon 23:13
redden ten tijde van UW benauwd-
tig zonen, die op dertig volwas- r 1Kon 11:5 heid.”
¨ 15 Maar de zonen van Is- _
sen ezels reden,j en zij hadden der- s Re 16:23
1Sa 5:4
rael zeiden tot Jehovah:´ ´ „Wij heb-
r Doet gıj met ons
tig steden. Deze noemt men tot op 2Kon 1:2 ben gezondigd.
¨ t De 32:18 naar al wat goed is in uw ogen.s
deze dag nog Havvoth-J _ a_ ır; k ze lig- 2Kr 15:2
gen in het land G _ilead. 5 Daar- u Le 26:18 Alleen, bevrijd ons alstublieft op
¨ De 31:17
deze dag.”t 16 En zij gingen de
na stierf Ja_ ır en werd te Kamon _ Re 2:14
begraven. v De 28:48 buitenlandse goden uit hun mid-
Re 4:2
6¨ Toen deden de zonen van Is- _ Ps 44:12 den verwijderenu en Jehovah die-
rael opnieuw wat kwaad was in w 1Sa 12:9 nen,v zodat zijn zielw ongeduldig
x Nu 33:56
de ogen van l en zij gin- werd wegens de moeite van Is- _
¨ Jehovah, ¨
Re 3:13

gen de Ba_ als dienenm en de As-


rael.x
torethbeelden n en de goden van
2e kolom
17 Na verloop van tijd werden
¨o p de zonen van Ammon _ y bijeenge-
_ e en de goden van S _idon en
Syri a De 28:25
de goden van Moab _ q en de go- 2Kr 15:6 roepen, en zij sloegen hun kamp
den van de zonen van Ammon _ r en
b De 4:30
Re 2:18
op in G _ilead.z Daarom verzamel- ¨
de goden van de Filistijnen.s Zij Ps 106:44 den de zonen van Isra _ el zich en
Ps 107:13
verlieten dus Jehovah en dien- c 1Sa 12:10
sloegen hun kamp op te M _izpa.a
den hem niet.t 7 Hierover ont- d Re 2:13 18 Toen zeiden het volk en de
Re 3:7
brandde Jehovah’s toorn tegen e Ex 14:30
vorsten van G _ilead tot elkaar:
¨ 1Sa 12:8
Isra
_ el,u zodat hij hen verkochtv Ps 78:51
l Ps 106:42; m De 32:15; 2Kr 15:2; n Re 2:12;
in de hand der Filistijnenw en in Heb 11:29
f Nu 21:25 o Klg 3:44; Mi 3:4; p Ps 115:6; Jes 45:20; Jes 46:7;
de hand van de zonen van Am- _ Ps 135:11 q De 32:37; 1Kon 18:27; Jer 2:28; r 1Kon 8:46; Jer
g Re 3:13 3:25; s 1Sa 3:18; 1Sa 12:10; 2Sa 15:26; t De 4:29;
mon.x 8 Zij dan verpletterden h Re 3:31 Re 10:8; u De 7:26; 2Kr 7:14; 2Kr 15:8; 2Kr 33:15;
en ¨ verdrukten de zonen van Is- _ i Re 3:3 v Ex 20:2; Jer 18:8; w Le 26:11; Jes 1:14; Jes 42:1;
Re 5:19 x 2Kr 33:13; Ps 106:44; Jes 63:9; Jer 31:20; y Ge
rael hevig in dat jaar — achttien
¨ j Re 6:3 19:38; Re 3:13; Re 10:7; z Ge 31:21; Nu 32:29;
jaar lang, alle zonen van Isra _ el k Re 6:1 a Re 11:29.
341 Jefta wordt hoofd; redeneert met Ammon RECHTERS 11:1-18
„Wie is de man die de leiding zal HFDST. 10 mij aangaat, UW hoofd worden!”
nemen in de strijd tegen de zo- a Re 11:1 10 Op hun beurt zeiden de oude-
a
nen van Ammon?
_ Hij worde het b Re 11:11
Re 12:7
re mannen van G _ilead tot Jefta: _
hoofd van alle bewoners van G _i- „Laat Jehovah de toehoorder tus-
b
lead.” sen ons blijken te zijn, indien de a
HFDST. 11
De Gileadietc Jefta d
nu was wijze waarop wij zullen handelen
11 een sterke, dappere man ge-
e
worden, en hij was de zoon van
_ c Re 12:7
d 1Sa 12:11
Heb 11:32
niet overeenkomstig uw woord
is.”b 11 Dientengevolge ging Jef- _
een prostituee,f en G _ilead was de e Re 6:12 ta met de oudere mannen van G _i-
2Kon 5:1
vader van Jefta. _ 2 En G _ileads lead mee, en het volk stelde hem
f Joz 2:1
vrouw bleef hem zonen baren. 1Kor 6:11 tot hoofd en aanvoerder over zich
Toen de zonen van de vrouw groot g Ge 21:10 aan.c En Jefta _ sprak vervolgens al
De 21:15
werden, gingen zij Jefta _ verjagen zijn woorden voor het aangezicht
h Re 11:5
en zeiden tot hem: „Gij moogt van Jehovahd te M _izpa.e
i 1Sa 22:2
geen erfdeel in het huisgezin van j Re 10:17
12 Toen zond Jefta _ boden naar
onze vader hebben,g want gij zijt k Re 10:9 de koning van de zonen van Am- _
f
de zoon van een andere vrouw.” l Re 11:3 mon en liet zeggen: „Wat heb ik
g dat gij mij in
3 Daarom liep Jefta _ weg wegens m Joz 20:4 met u te maken,
Re 8:14
zijn broers en ging in het land mijn land zijt komen bestrijden?”
n Ge 26:27
Tob h wonen. En er bleven zich De 21:17 13 De koning van de zonen van
leeglopers om Jefta _ scharen, en Re 11:2 Ammon
_ dan zei tot de boden van
o Sp 17:17 ¨
zij plachten er met hem op uit te Jefta:
_ „Het is omdat Isra _ el, toen zij
p Lu 17:4
trekken.i uit Egypte _ optrokken, mijn land
q Re 10:18
4 Nu geschiedde het enige tijd r De 7:23
heeft genomen,h vanaf de Arnon _ i

later dat de zonen van Ammon _ te- Ps 44:3 tot aan de Jabbok _ en tot aan de
¨ Sp 3:6
Jorda_ an. _ j Nu dan, geef het toch
gen Isra_ el gingen strijden.j 5 Zo
in vrede terug.” 14 Maar Jefta _
geschiedde het dat toen de zo-
nen van Ammon _ werkelijk tegen 2e kolom zond nogmaals boden naar de ko-
¨ a Ge 31:50 ning van de zonen van Ammon _
Isra
_ el streden,k de oudere man- 1Sa 12:5
nen van G _ilead onmiddellijk Jef- _ Jer 42:5 15 en zei tot hem:
¨
ta uit het land Tob gingen halen.l b Ex 20:7 „Dit heeft Jefta _ gezegd: ’Isra _ el
Le 19:12 k en het
6 Toen zeiden zij tot Jefta: _ „Kom heeft het land van Moab _
c Re 11:8
toch en dien als onze aanvoer- d De 6:13
land van de zonen van Ammon _
der, en laten wij tegen de zonen e Re 10:17
niet genomen.l 16 Want toen
van Ammon _ strijden.” 7 Maar Re 11:34 zij uit Egypte _ ¨ waren opgetrok-
Jefta
_ zei tot de oudere mannenm f Ge 19:38
Re 10:17
ken, is Isra _ el door de wildernis
van G _ilead: „Waart GIJ het niet g Joz 22:24
gaan trekken tot aan de Rode
m
Zee en kwam ten slotte te Ka-
die mij hebt gehaat, zodat GIJ mij 2Sa 16:10
¨ _
uit het huis van mijn vader hebt h Nu 21:24 des.n 17 Toen zond Isra _ el bo-
Sp 19:5 o
verjaagd? n En waarom zijt GIJ nu i Nu 21:26
den naar de koning van Edom _
naar mij toe gekomen, nu GIJ in j De 3:16
en liet zeggen: „Laat mij alstu-
de benauwdheid zit?”o 8 Hier- De 3:17 blieft door uw land trekken”,
op zeiden de oudere mannen van k Ge 19:37 en de koning van Edom _ luister-
De 2:9
G _ilead tot Jefta: _ „Daarom zijn l De 2:19
de niet. En ook naar de koning
van Moab p zonden zij [boden], en
wij nu tot u teruggekeerd,p en gij De 2:37 _
2Kr 20:10
moet met ons meegaan en tegen hij gaf geen toestemming. En Is- _
m Nu 14:25 ¨ q
de zonen van Ammon _ strijden, en De 1:40 rael bleef te Kades. _ 18 Toen zij
gij moet voor ons het hoofd wor- n Ge 16:14 voorttrokken door de wildernis,
Nu 20:1
den van alle bewoners van G _i- gingen zij om het land van
o Ge 36:1 r en het land van M oab
lead.”q 9 Jefta _ dan zei tot de Nu 20:14 Edom
_ _
oudere mannen van G _ilead: „In- De 2:4 heen, zodat zij in de richting van
p Ge 19:37
dien GIJ mij terughaalt om tegen De 2:9
de opgang der zon gingen wat
de zonen van Ammon _ te strijden q Nu 20:22 het land van Moab _ betreft,s en
en Jehovah hen werkelijk aan mij r Nu 21:4 zij legerden zich vervolgens in
r zal ik, voor zoveel
overlevert, s Nu 21:11 de streek van de Arnon; _ en zij
RECHTERS 11:19-35 Jefta’s gelofte; zijn enige dochter 342
HFDST. 11
¨
kwamen niet binnen de grens van delen tussen de zonen van Isra _ el
Moab, a want de Arnon was de
_ _ a Nu 21:13 en de zonen van Ammon.’ _ ”
b b Nu 22:36
grens van Moab. _ 28 En de koning van de zonen
¨ c Nu 21:21
19 Daarna zond Isra _ el boden De 2:26 van Ammon
_ luisterde niet naar
naar S _ihon, de koning der Amo- Joz 13:10
de woorden van Jefta, _ die hij hem
c en d Nu 21:22
rieten, de koning van Hesbon, _ had doen toekomen.a
¨ De 2:27
Isra
_ el zei tot hem: „Laat ons als- e De 2:32 29 Nu kwam Jehovah’s geest
tublieft door uw land naar mijn f Nu 21:23 over Jefta, _ b en hij trok vervol-
eigen plaats trekken.”d 20 En g Nu 21:24
gens door G _ilead en Manasse en
S _ihon voelde zich met betrekking
De 2:33 ´ _
¨ Joz 13:15 trok daarna door M _izpe in G _i-
tot Isra _ els doortocht door zijn ge- Joz 13:21 ´
Ps 135:11 lead,c en van M _izpe in G _ilead trok
bied niet zeker, en S _ihon ging al h De 2:36 hij verder naar de zonen van Am- _
zijn volk vergaderen en zich te Ja- _ Joz 12:2
mon.
¨ i Nu 21:26
haze legeren en tegen Isra _ el strij- Ne 9:22 30 Toen deed Jefta _ een gelof-
den.f 21 Toen gaf Jehovah, de te d aan Jehovah en zei: „Indien
¨ j Nu 21:29
God van Isra _ ¨ el, S _ihon en al zijn 1Kon 11:7
gij de zonen van Ammon zon-
Jer 48:7 _
volk in Isra _ els hand, zodat ¨ zij hen k Ex 23:28 der mankeren in mijn hand geeft,
versloegen, waarna Isra _ el heel het Ex 34:11
Nu 33:53 31 moet het ook geschieden dat
land der Amorieten die dat land De 7:16 degene die naar buiten komt, die
bewoonden, in bezit nam.g 22 Zo De 9:5
De 18:12 mij uit de deuren van mijn huis te-
namen zij heel het gebied der 2Kr 20:7
Ps 44:2 gemoet komt wanneer ik in vrede
Amorieten in bezit, van de Arnon _
l Nu 22:2 van de zonen van Ammon _ terug-
tot aan de Jabbok _ en van de wil- De 23:3
h keer,e dan aan Jehovah moet toe-
dernis tot aan de Jorda_ an. _ Joz 24:9
f en ik moet diegene ten
m Nu 21:25 behoren,
23 Nu dan, het was Jehovah, brandoffer brengen.”g
¨ De 2:24
de God van Isra _ el, die de Amo- De 3:2
Joz 12:2 32 Jefta
_ dan trok verder naar
rieten van voor het aangezicht Joz 13:10
¨ de zonen van Ammon _ om te-
van zijn volk Isra _ el uit hun be- n De 2:36

zit heeft verdreven,i en gij, van


De 3:12 gen hen te strijden, en Jehovah
uw kant, zoudt hen uit hun be-
o Nu 21:26 gaf hen vervolgens in zijn hand.
p Ge 18:25 ¨
zit willen verdrijven. 24 Zult 1Sa 24:15
33 Hij sloeg hen voorts van Aro _ er
gij niet uit hun bezit verdrijven al Jes 33:22 af helemaal tot aan M _innithh —
wie uw god Kamos _ j
u uit hun be- twintig steden — en tot aan
zit laat verdrijven? Zo zullen ook 2e kolom Abel-K
_ eramim,
_ een zeer grote
wij iedereen uit zijn bezit ver- a Re 11:14 slachting. Zo werden de zonen
drijven die Jehovah, onze God, b Re 3:10 van Ammon
_ voor het aangezicht
Za 4:6 ¨
van voor ons aangezicht uit zijn van de zonen van Isra _ el onder-
c Re 10:17
bezit heeft verdreven.k 25 Nu d Ge 28:20
worpen.
dan, zijt gij soms beter dan Balak, _ Nu 30:2 34 Ten slotte kwam Jefta _ naar
De 23:21
de zoon van Z _ippor, de koning 1Sa 1:11 M _izpa,i naar zijn huis, en zie!
van Moab? _ l
Heeft hij ooit met Is- _
Pr 5:4 daar kwam zijn dochter hem te-
¨ e Ge 28:21
gemoet, met tamboerijnspel en
rael getwist, of heeft hij ooit te- Joz 10:21
gen hen gestreden? 26 Waarom f Re 13:5 dans! j Zij nu was werkelijk het
¨ 1Sa 1:11
enige kind. Buiten haar had hij
hebt gij terwijl Isra _ el driehonderd 1Sa 1:22
jaar lang in Hesbon _ en zijn on- g De 18:10 noch zoon noch dochter. 35 Nu
derhorige plaatsenm woonde en in 1Sa 1:24 geschiedde het dat zodra hij haar
¨ 1Sa 1:28
Aro_ er n en zijn onderhorige plaat- Ps 66:13 in het oog kreeg, hij voorts zijn
Jer 7:31
sen en in alle steden die langs kleren scheurde k en zei: „Ach,
h Ez 27:17
de oevers van de Arnon _ liggen, mijn dochter! Gij hebt mij werke-
i Re 10:17 ´´
ze [hun] dan in die tijd nooit ont- Re 11:11 lijk nedergebogen, en gıj zijt de-
rukt? o
27 Wat mij aangaat, ik j Ex 15:20
1Sa 18:6
gene geworden over wie ik de
heb niet tegen u gezondigd, maar Ps 68:25 banvloek bracht. En ik — ik heb
gij handelt verkeerd jegens mij k Ge 37:34 mijn mond tegenover Jehovah
door tegen mij te strijden. Laat l Ps 15:4
Ps 76:11
geopend, en ik kan niet meer te-
Jehovah, de Rechter,p heden oor- Mt 5:33 rug.”l
343 Sjibboleth-test. Ebzan, Elon en Abdon RECHTERS 11:36–12:14
36 Maar zij zei tot hem: „Mijn HFDST. 11 Waarom zijt GIJ dan heden tegen
vader, indien gij uw mond tegen- a Re 11:30 mij opgetrokken om tegen mij te
Re 11:31
over Jehovah hebt geopend, doe Ef 6:1 strijden?”
Kol 3:20
dan met mij naar hetgeen uit uw 4 Onmiddellijk bracht Jefta _
mond is uitgegaan,a daar Jehovah alle mannen van G _ilead bijeena
voor u wraakoefeningen heeft vol- b Ge 24:16 ¨
Ge 30:23 en streed tegen Efra _ ım; de man-
trokken aan uw vijanden, de zo- Ru 4:14 nen ¨van G _ilead dan versloegen
1Sa 1:6
nen van Ammon.”
_ 37 Voorts zei Efra
_ ım, want zij hadden gezegd:
zij tot haar vader: „Moge deze ¨
c 1Sa 1:22 „Ontkomenen van Efra _ ım zijt GIJ ¨ ,
zaak ten aanzien van mij worden 1Sa 1:24 o G _ilead, te midden van Efra _ ım,
gedaan: Laat mij twee maanden te midden van Manasse.” _ 5 En
lang alleen, en laat mij gaan, en ik d 1Kor 7:34 G _ilead slaagde erin de doorwaad-
1Kor 7:37
wil afdalen op de bergen, en laat bare plaatsen´ ´ van de¨ Jorda_ an _ b

mij mijn maagdelijkheidb bewe- te bezetten voor Efra _ ım; en het
HFDST. 12
nen, ik en mijn metgezellinnen.” gebeurde dat wanneer dan de
e Re 8:1 ¨
38 Hierop zei hij: „Ga!” Zo Sp 8:13
mannen van Efra _ ım die trachtten
zond hij haar voor twee maanden Sp 16:18 te ontkomen, zeiden: „Laat mij
Jak 3:16
weg; zij dan ging heen, zij met overtrekken”, de mannen van G _i-
haar metgezellinnen, en beween- f Re 14:15
lead voorts tot een ¨ ieder zeiden:
de haar maagdelijkheid op de ber- Re 15:6 „Zijt gij een Efraımiet?” Zei hij
2Kr 25:10
gen. 39 Nu geschiedde het na nu: „Neen!”, 6 dan zeiden zij tot
c
verloop van twee maanden dat hem: „Zeg alstublieft Sjibboleth.” _
g Re 11:6
zij naar haar vader terugkeer- Re 11:9 En hij zei dan: „Sibboleth”, _ daar
de, waarna hij zijn gelofte die hij het woord niet goed kon uit-
hij ten aanzien van haar had ge- h Re 9:17 spreken. En zij grepen hem dan en
1Sa 19:5
daan, vervulde.c Wat haar aan- 1Sa 28:21
maakten hem af bij de doorwaad-
gaat, zij heeft nooit betrekkin- 2Sa 23:17 bare plaatsen van de Jorda_ ¨ an. _ Zo
Job 13:14
gen gehad met een man. En het vielen er in die tijd tweeenveer-
¨ Ps 119:109 ¨ d
werd een voorschrift in Isra _ el: tigduizend [man] van Efra _ ım.
40 Van jaar tot jaar ¨ waren de i Re 11:29 7 En zes jaar lang bleef Jefta _
¨
dochters van Isra_ el gewoon de rechter over Isra _ el, waarna de Gi-
dochter van de Gileadiet Jefta _ 2e kolom leadiet Jefta _ stierf en in zijn stad
vier dagen in het jaar lof te gaan a De 3:12 in G _ilead werd begraven.
d
toezwaaien. De 3:13 8 En na hem werd Ebzan _ uit
e rechter over Israel.f
¨
Toen werden de mannen Bethlehem
_ _
12 van Efra
_
¨
ım bijeengeroe-
pen, en zij trokken over naar
b Joz 2:7
Re 3:28
Re 7:24
9 En hij kreeg dertig zonen en
dertig dochters. Hij zond buitens-
het noorden en zeiden tot Jefta:
_ huis en deed van buiten dertig
„Waarom zijt gij overgetrokken c Mt 26:73 dochters komen voor zijn zonen.
om tegen de zonen van Ammon_ En gedurende zeven ¨ jaar bleef
te strijden en hebt ons niet opge-
d Sp 16:5
Sp 17:19
hij rechter over Isra _ el. 10 Toen
roepen om met u mee te gaan? e Pr 10:12 stierf Ebzan_ en werd te Bethle- _
Ja, uw huis zullen wij boven u met hem begraven.
vuur verbranden.”f 2 Maar Jef- _ e Joz 19:10 11 En na hem werd de Zebulo-
Joz 19:15 ¨
ta zei tot hen: „Ik werd een spe- nietg Elon_ rechter over Isra _ el. En
ciale strijder, ik en mijn volk, te- f Re 2:16
hij ¨ bleef tien jaar rechter over Is- _
gen de zonen van Ammon.
_ g Ik heb rael. 12 Toen stierf de Zebulo-
toen UW hulp ingeroepen, en GIJ g Ge 30:20 niet Elon
_ en werd te Ajalon _ in
hebt mij niet uit hun hand gered. Joz 19:10 het land van Zebulon _ begraven.
Re 5:14
3 Toen ik nu zag dat gij geen red- 13 En na hem werd Abdon, _ de
der waart, besloot ik voorts mijn h Re 12:15 zoon van H _illel, de¨ Pirathoniet,h
ziel in mijn eigen handpalm te 2Sa 23:30 rechter over Isra _ el. 14 En hij
1Kr 27:14
stellenh en over te trekken naar kreeg veertig zonen en dertig
i
de zonen van Ammon.
_ Daarop i Re 5:10
kleinzonen, die op zeventig vol-
gaf Jehovah hen in mijn hand. Re 10:4 wassen ezels reden.i En hij bleef
RECHTERS 12:15–13:18 Engel bij Manoah’s onvruchtbare vrouw 344
¨ HFDST. 12
acht jaar rechter over Isra _ el. vah en zei: „Neem mij niet kwa-
15 Toen stierf Abdon,
_ de zoon van a Ge 36:12
Ex 17:16
lijk, Jehovah.a Laat alstublieft de
H _illel, de Pirathoniet, en werd te Nu 13:29 man van de [ware] God die gij zo-
¨ 1Sa 15:2
P _irathon, in het land van Efra_ ım, juist gezonden hebt, nog eens bij
op de berg van de Amalekiet,a be-
ons komen en ons onderrichtenb
graven. HFDST. 13 wat wij met het kind dat gebo-
¨ b Re 2:11 ren zal worden, dienen te doen.”c
En de zonen van Isra _ el
13 gingen wederom doen wat
kwaad was in Jehovah’s ogen,b
Re 2:19
Re 10:6
c Ex 13:17
Joz 13:2
9 Bijgevolg luisterde de [ware]
God naar de stem van Manoah, _ d

zodat Jehovah hen veertig jaar


Joz 13:3
Re 10:7
en de engel van de [ware] God
lang in de hand van de Filistij- 1Sa 12:9 kwam nog eens bij de vrouw, ter-
d Joz 15:33
nenc gaf. Joz 19:41
wijl zij op het veld zat, en haar
2 Intussen was er een zekere
2Kr 11:10 man Manoah _ was niet bij haar.
e Ge 49:16
man uit Zora, d
van de familie der De 33:22 10 Onmiddellijk snelde de vrouw
_
Danieten,e en zijn naam was Ma-
Joz 19:40
f Re 16:31
haastig weg en vertelde het haar
noah.
_ f En zijn vrouw was on- g Ge 16:1 mane en zei tot hem: „Zie! De man
Ge 25:21
vruchtbaar en had geen kind ge- Lu 1:7 die onlangs bij mij is gekomen, is
baard.g 3 Mettertijd verscheen
h Ge 16:7 mij verschenen.”f
Lu 1:11
Jehovah’s engel aan de vrouwh en i Ge 18:10 11 Toen stond Manoah _ op en
1Sa 1:20
zei tot haar: „Zie nu, gij zijt on- 2Kon 4:16 ging met zijn vrouw mee, en hij
vruchtbaar en hebt geen kind ge- Lu 1:13
j Nu 6:3
kwam bij de man en zei tot hem:
baard. En gij zult stellig zwan- Lu 1:15 „Zijt gij de man die tot de vrouw
k Le 11:27
ger worden en een zoon baren.i Le 11:47
gesproken heeft?”,g waarop hij
4 Nu dan, neem u alstublieft in l Nu 6:5 zei: „Ja, dat ben ik.” 12 Toen
1Sa 1:11
acht en drink geen wijn of be- m Nu 6:2 zei Manoah:_ „Welnu, laten uw
dwelmende drankj en eet niets Re 16:17
n Lu 1:15
woorden uitkomen. Wat zal de
onreins.k 5 Want zie! gij zult o Re 2:16 leefwijze van het kind worden
Re 13:1
zwanger worden, en gij zult stellig Ne 9:27
en zijn werk?”h 13 Jehovah’s
een zoon baren, en geen scheer- p Mt 28:3 engel dan zei tot Manoah: _ „Van
Han 6:15
mes mag er op zijn l alles wat ik de vrouw heb opge-
¨ hoofd komen, q Ge 28:17
Ex 3:6 noemd, dient zij zich te onthou-
want een nazireeer m van God zal Da 8:17
het kind worden, van het verlaten r Ge 32:29 den.i 14 Zij dient absoluut niets
Re 13:17
van de buik af; n en hij is het die Re 13:18 van wat er van de wijnstok komt
de leiding zal¨ nemen bij het red- s Re 13:3 te eten, en laat zij geen wijn of
t Re 13:4
den van Isra_ el uit de hand van de bedwelmende drank drinken,j en

Filistijnen.”o laat zij niets onreins, van welke
2e kolom
6 Toen ging de vrouw heen en aard ook, eten.k Laat zij alles wat
a Ex 4:10
zei tot haar man: „Er is een man Re 6:15
ik haar geboden heb, onderhou-
van de [ware] God bij mij ge- b Sp 3:6 den.”l
Sp 16:20
komen, en zijn uiterlijk was als c De 4:9 15 Nu zei Manoah_ tot Jehovah’s
De 6:7
het uiterlijk van de engel van d Ps 65:2
engel: „Laat ons u alstublieft hier
de [ware] God,p erg vrees inboe- Ps 66:19 houden en een geitenbokje voor u
e 1Kor 11:3
zemend.q En ik heb hem niet ge- Ef 5:24 bereiden.”m 16 Maar Jehovah’s
vraagd waar hij eigenlijk vandaan 1Pe 3:5
f Re 13:3
engel zei tot Manoah:_ „Indien gij
kwam, en hij heeft mij ook zijn g Re 13:5 mij hier houdt, zal ik van uw brood
h Ge 18:19
naam niet meegedeeld.r 7 Maar Re 13:8
niet eten; maar indien gij een
hij zei tot mij: ’Zie! Gij zult zwan- Sp 22:6 brandoffer aan Jehovah zult op-
Ef 6:4
ger worden, en gij zult stellig i Re 13:4 dragen,n moogt gij dat brengen.”
een zoon baren.s Nu dan, drink j Nu 6:3 Manoah_ wist namelijk niet dat het
k Le 11:27
geen wijn of bedwelmende drank, Le 11:47 Jehovah’s engel was. 17 Toen
en eet¨ niets onreins, want een na- l De 12:32
m Ge 18:5
zei Manoah
_ tot Jehovah’s engel:
zireeer van God zal het kind wor- Ge 18:7 „Hoe is uw naam,o opdat wij u,
Re 6:18
den, vanaf het verlaten van de Heb 13:2 wanneer uw woord uitkomt, stel-
buik tot de dag van zijn dood.’ ”t n Re 6:26 lig eer zullen bewijzen?” 18 Je-
o Ge 32:29
8 Toen smeekte Manoah _ Jeho- Re 13:6 hovah’s engel zei echter tot hem:
345 Simson geboren; doodt leeuw RECHTERS 13:19–14:12
„Waarom zoudt gij eigenlijk naar HFDST. 13 gaat nemen?” Toch zei ´ S´ _imson
mijn naam vragen, wanneer het a Re 6:20 tot zijn vader: „Neem haar voor
toch een wonderlijke [naam] is?” b Han 1:9 mij, want in mijn ogen is zij wer-
19 Manoah _ nam nu het geiten- c Ge 17:3 kelijk de ware.” 4 Wat zijn va-
1Kr 21:16
bokje en het graanoffer en offer- Mt 17:6 der en zijn moeder betreft, zij
de het op de rots aan Jehovah.a d Re 6:22 wisten niet dat dit van Jehovah
En Hij deed iets op een won- e Re 6:23 was,a dat hij een gelegenheid
derlijke wijze, terwijl Manoah _ en f Ge 16:7 zocht tegen de Filistijnen, daar
zijn vrouw toekeken. 20 Het ge- Ge 16:13 de Filistijnen toentertijd over Is-
_
Ge 32:24 ¨
schiedde dan toen de vlam van Ge 32:30 rael heersten.b
het altaar af naar de hemel op- Ex 33:20
5 Bijgevolg daalde S _imson met
Jo 1:18
steeg, dat Jehovah’s engel in de zijn vader en zijn moeder naar
g Ge 4:4
vlam van het altaar omhoogsteeg, Re 13:16 T _imna af.c Toen hij tot aan de
terwijl Manoah _ en zijn vrouw toe- h Ps 25:14 wijngaarden van T _imna was ge-
keken.b Terstond vielen zij op hun Sp 3:32
komen, zie! daar kwam een jonge
aangezicht ter aarde.c 21 En in i Heb 11:32
leeuw met manen hem brullend
het vervolg verscheen Jehovah’s j 1Sa 3:19
tegemoet. 6 Toen werd Jeho-
Lu 1:80
engel niet meer´ ´aan Manoah _ en Lu 2:52 vah’s geest ten aanzien van hem
diens vrouw. Toen wist Manoah _ k Re 3:10 werkzaam, d zodat hij [de leeuw]
dat het Jehovah’s engel was ge- Re 6:34 ¨
Re 11:29 in tweeen scheurde, net zoals
weest.d 22 Dientengevolge zei 1Sa 11:6 ¨
men een bokje in tweeen scheurt,
Manoah_ tot zijn vrouw: „Wij zul- Mt 4:1
en zonder dat hij ook maar iets
len beslist
´ sterven,e want wij heb- l Re 18:12

ben God gezien.”f 23 Maar zijn m Re 18:11


in zijn hand had. En hij vertelde
vrouw zei tot hem: „Indien het n Joz 15:33
zijn vader of zijn moeder niet wat
Jehovah slechts had behaagd ons hij had gedaan. 7 En hij daal-

ter dood te brengen, zou hij uit de verder af en sprak toen tot de
HFDST. 14
onze hand geen brandoffer en vrouw; en zij was nog steeds de
o Joz 15:10
graanoffer hebben aangenomen,g Joz 19:43
ware in S _imsons ogen.e
en hij zou ons niet al deze dingen p Ge 21:21 8 Enige tijd later nu keerde hij
hebben laten zien, en hij zou ons Ge 34:4 terug om haar mee naar huis te
Ge 38:6
niet, zoals nu, iets dergelijks heb- nemen.f Ondertussen week hij van
q Ex 34:16
ben laten horen.”h De 7:3 de weg af om naar het kadaver
Ne 13:27
24 Later baarde de vrouw een 1Kor 7:39
van de leeuw te kijken, en zie, er
zoon, en zij gaf hem de naam S _im- r Ge 34:14
was een zwerm bijen in het dode li-
son; i en de jongen bleef groter 1Sa 14:6 chaam van de leeuw, en honing.g
1Sa 17:26
worden, en Jehovah zegende hem 1Sa 31:4 9 Hij dan schraapte die eruit in
voortdurend.j 25 Mettertijd be- 2Sa 1:20 zijn handpalmen en ging verder, al
gon Jehovah’s geestk hem aan te etend onder het voortgaan.h Toen
drijven te Mahane-Dan,_ l tussen 2e kolom hij zich weer bij zijn vader en zijn
_ m en Estaol.
Zora _ n a Joz 11:20 moeder voegde, gaf hij hun er da-
1Kon 12:15
Toen daalde S _imson naar delijk wat van, en zij gingen [er-
14 o
T _imna af en zag te T _imna
een vrouw uit de dochters der
b De 28:48
Re 13:1
Re 15:11
van] eten. En hij vertelde hun niet
dat het uit het dode lichaam van
Filistijnen. 2 Derhalve ging hij c Re 14:1 de leeuw was dat hij de honing had
op en vertelde het aan zijn vader d Re 13:25 geschraapt.
Za 4:6
en zijn moeder en zei: „Er is een 10 En zijn vader daalde ver-
e Re 14:2
vrouw die ik te T _imna heb ge- der af naar de vrouw, en S _im-
f Ge 24:67
zien uit de dochters der Filistij- Mt 1:24 son rechtte daar vervolgens een
nen; nu dan, neemt haar voor mij g Ge 43:11 feestmaal aan; i want dat waren
tot vrouw.”p 3 Maar zijn vader Ex 3:8 de jonge lieden gewoon te doen.
De 32:13
en zijn moeder zeiden tot hem: Sp 24:13 11 Nu geschiedde het dat toen zij
„Is er onder de dochters van uw Mt 3:4
hem zagen, zij onmiddellijk der-
broeders en onder heel mijn volk h 1Sa 14:27
Sp 25:16
tig bruiloftsgezellen namen, op-
geen vrouw,q dat gij een vrouw i Ge 29:22
dat die bij hem zouden blijven.
uit de onbesneden Filistijnenr Mt 22:4 12 Toen zei S _imson tot hen:
RECHTERS 14:13–15:6 Simsons raadsel, wraak. 300 vossen 346
„Laat mij U alstublieft een raad- HFDST. 14 Waarop hij tot hen zei:
sel opgeven.a Indien GIJ het mij a Ps 49:4 „Indien GIJ niet met mijn jon-
Ps 78:2
gedurende de zeven dagenb van Sp 1:6 ge koe hadt geploegd,a
het feestmaal zonder mankeren Ez 17:2
Zoudt GIJ mijn raadsel niet
zult meedelen en het werkelijk b Ge 29:27 hebben opgelost.”b
oplost, dan zal ik U dertig onder- c Ge 45:22 19 En Jehovah’s geest werd ten
klederen en dertig stel klederen Re 14:19
aanzien van hem werkzaam,c zo-
2Kon 5:5
moeten geven.c 13 Maar indien 2Kon 5:22 dat hij naar Askelon
_ d
afdaalde en
GIJ het mij niet kunt meedelen, dertig man van hen neersloeg en
´ ´ d Re 14:8
dan moet GIJ mij dertig onderkle- hetgeen hij hen uittrok nam en
e Re 14:9
deren en dertig stel klederen ge- de stellen [klederen] aan dege-
ven.” Hierop zeiden zij tot hem: f Re 16:5
nen gaf die het raadsel hadden
„Geef uw raadsel maar op, en laat g Re 12:1 meegedeeld.e En zijn toorn bleef
Re 15:6
ons het horen.” 14 Hij zei dan ontbrand, en hij ging nu op naar
tot hen: h Sp 28:20
het huis van zijn vader.
„Uit de eter d kwam iets om te i Sp 27:15 20 En S _imsons vrouwf kwam
eten te voorschijn, j Re 16:15 aan een van zijn bruiloftsgezel-
En uit de sterke kwam iets leng te behoren, die hem gezel-
k Re 14:14
zoets te voorschijn.”e schap had gehouden.
l Re 14:9
En drie dagen lang konden
Nu geschiedde het enige
zij het raadsel niet meedelen.
15 Nu geschiedde het op de vier-
m Re 16:16
Sp 19:13
Sp 21:19
15 tijd later, in de dagen van
de tarweoogst, dat S _imson zijn
de dag dat zij tot S _imsons vrouw Lu 11:8

gingen zeggen: „Misleid uw man, n Re 16:18


vrouw ging bezoeken, [en hij
opdat hij ons het raadsel mee- Sp 6:18 bracht] een geitenbokje h mee. Hij
Sp 25:9
deelt.f Anders zullen wij u en het dan zei: „Ik wil naar mijn vrouw
huis van uw vader met vuur ver-
o Re 15:1 in de binnenkamer i gaan.” En
branden.g Was het soms om onze p Re 14:14 haar vader stond hem niet toe
bezittingen te nemenh dat gijlie- naar binnen te gaan. 2 Maar
den ons hier hebt uitgenodigd?” 2e kolom haar vader zei: „Ik heb werkelijk
16 Dientengevolge ging S _imsons a Re 14:15
bij mijzelf gezegd: ’Gij moet haar
vrouw aan [zijn hals] weneni en ongetwijfeld haten.’j Daarom heb
b Re 14:14
zei: „Gij haat mij slechts, ja, en ik haar aan uw bruiloftsgezel ge-
gij hebt mij niet lief.j Gij hebt de c Re 13:25
Re 14:6
geven.k Is haar jongere zuster
zonen van mijn volk een raad- Re 15:14 niet beter dan zij? Laat die als-
1Kor 12:4
sel opgegeven,k maar mij hebt tublieft de uwe worden in plaats
gij het niet meegedeeld.” Hierop d Joz 13:3 van de andere.” 3 S _imson zei
Re 1:18
zei hij tot haar: „Wel, ik heb het Jer 47:5 echter tot hen: „Deze keer moet
mijn eigen vader en mijn eigen e Re 14:13
ik vrij van schuld zijn tegenover
moeder niet meegedeeld,l en zou de Filistijnen, ingeval ik in hun
f Re 14:2
ik het u dan moeten meedelen?” nadeel met hen handel.”l
17 Maar zij bleef de zeven da- g Re 14:11
Re 15:2
4 Toen ging S _imson heen en
gen dat het feestmaal voor hen ving driehonderd vossen m en

duurde, aan [zijn hals] wenen, en nam fakkels en keerde ´staart
´ aan
HFDST. 15
het geschiedde dan op de zeven- staart en bevestigde een fakkel
h Ge 38:17
de dag dat hij het haar ten slotte 1Sa 16:20
tussen twee staarten, precies in
meedeelde, omdat zij hem ertoe Lu 15:29 het midden. 5 Daarna stak hij
had geprest.m Toen deelde zij het i Re 14:18 de fakkels aan en stuurde [de vos-
raadsel aan de zonen van haar j Re 14:17
sen] de velden met staand ko-
volk mee.n 18 De mannen van ren van de Filistijnen in. Zo stak
k Re 14:11
de stad dan zeiden op de zevende Re 14:20 hij alles in brand, van schoof tot
dag, nog voordat hij de binnenka- l Re 14:4
staand koren, en de wijngaarden
mer kon ingaan,o tot hem: Re 15:5 en de olijfbosjes.n
„Wat is zoeter dan honing, m Hgl 2:15 6 Toen zeiden de Filistijnen:
En wat is sterker dan een Klg 5:18 „Wie heeft dit gedaan?” Waarop
leeuw?”p n 2Sa 14:30 men zei: „S _imson, de schoonzoon
347 Ezelskinnebak. Stadspoort van Gaza RECHTERS 15:7–16:3
van de Timniet, omdat deze zijn HFDST. 15 en de touwen die aan zijn armen
vrouw heeft genomen en haar a Re 14:11 waren, werden als linnen draden
Re 14:20
vervolgens aan zijn bruiloftsge- Re 15:2 die door het vuur zijn verzengd,a
zel heeft gegeven.”a Toen trok- b De 9:5 zodat zijn boeien van zijn handen
Re 12:1
ken de Filistijnen op en verbrand- Re 14:15 wegsmolten. 15 Hij vond nu een
den haar en haar vader met vuur.b Sp 22:8 vochtige ezelskinnebak en stak
c Ge 9:6
7 Hierop zei S _imson tot hen: „In- zijn hand uit en greep ze en sloeg
´ Nu 35:16
dien GIJ zo doet, zit er voor mij Re 14:4 er vervolgens duizend man mee
niets anders op dan mij op U te d Re 15:11 neer.b 16 Toen zei S _imson:
e Joz 13:2
wreken,c en daarna zal ik ophou- Re 14:4 „Met een ezelskinnebak —
´ ´
den.” 8 En hij ging hen slaan, f Joz 15:20 een hoop, twee hopen!
[waarbij hij] benen op dijen [sta- g Re 15:17 Met een ezelskinnebak heb
Re 15:19
pelde], een grote slachting. Daar- 2Sa 23:11 ik duizend man neergesla-
na daalde hij af en ging in een h Re 15:8 gen.”c
kloof van de steile rots Etam_ wo- i De 28:48
Re 13:1
17 Nu geschiedde het dat toen
nen.d Re 14:4 hij uitgesproken was, hij de kin-
Ps 106:41
9 Later trokken de Filistijnene nebak onmiddellijk uit zijn hand
j Le 24:17
op en legerden zich in Juda _ f en
Re 1:7 wierp en die plaats Ramath- _
Re 15:7 Lechi d noemde. 18 Hij kreeg nu
gingen rondtrekken in L echi. _ g _
k Re 16:11
10 Toen zeiden de mannen van hevige dorst, en hij ging Jehovah
l Pr 7:8
Juda:
_ „Waarom zijt GIJ tegen ons Mi 7:8 aanroepen en zei: „Gij waart het
opgetrokken?”, waarop zij zei- m Re 13:25 die deze grote redding in de hand
Re 14:6
den: „Om S _imson te binden, zijn Za 4:6 van uw knecht hebt gegeven,e en
wij opgetrokken, ten einde met
zal ik nu sterven van dorst en
hem te doen net zoals hij met ons 2e kolom
moet ik in de hand der onbesne-
heeft gedaan.” 11 Drieduizend denenf vallen?” 19 God liet der-
a Re 16:9
man van Juda _ daalden daarom Re 16:12 halve een vijzelvormige holte die
naar de kloof van de steile rots b Le 26:8 te Lechi
_ was, opensplijten, waar
Joz 23:10
Etam
_ h af en zeiden tot S
_imson: 1Sa 14:6 vervolgens water g uit kwam, en
„Weet gij niet dat de Filistijnen c Re 16:30 hij ging drinken, waarna zijn
i
over ons heersen? Wat heeft dit d Re 15:9 geesth terugkeerde en hij weer
dan te betekenen, dat gij ons hebt e Ps 3:7 opleefde.i Daarom gaf hij [deze
Ps 18:31
aangedaan?” Toen zei hij tot hen: Ps 44:3 bron] de naam En-Hakkore; _ ze is
„Net zoals zij met mij hebben ge- f Re 14:3 tot op deze dag te Lechi._
1Sa 17:26
daan, zo heb ik met hen gedaan.”j 2Sa 1:20 20 En hij bleef in de dagen van
12 Maar zij zeiden tot hem: „Om g Ge 21:19 de Filistijnen¨ twintig jaar rech-
Ex 17:6
u te binden, zijn wij afgekomen, Mt 19:26 ter over Isra
_ el.j
ten einde u in de hand van de h Ge 45:27
Eens ging S _imson naar
Filistijnen te geven.” Hierop zei
S _imson tot hen: „Zweert mij dat
1Sa 30:12
Jes 40:29
i Ps 34:6
16 Gaza
_ k
en zag daar een pros-
tituee en ging bij haar binnen. l
Ps 120:1
GIJ mij niet zelf zult aanvallen.” 2 En aan de Gazieten werd het
j Ge 49:16
13 Vervolgens zeiden zij tot hem: Re 2:16 volgende bericht: „S _imson is hier
Re 13:1
„Neen, maar wij zullen u alleen Re 13:5 gekomen.” Zij dan omsingelden
binden, en wij willen u in hun Re 16:31 hemm en bleven de hele nacht in
Ne 9:27
hand geven; maar wij zullen u in Heb 11:32 de stadspoort op hem loeren.n En
geen geval ter dood brengen.” zij hielden zich de hele nacht stil,
Bijgevolg bonden zij hem met HFDST. 16 want zij zeiden: „Zodra de mor-
twee nieuwe touwenk en brachten k Joz 13:3
gen aanlicht, dan moeten wij hem
hem uit de steile rots omhoog. Joz 15:47 doden.”o
14 Hij, van zijn kant, kwam tot l Joz 2:1
Re 14:4
3 S _imson bleef echter tot mid-
aan Lechi, _ en de Filistijnen, van m Ps 118:11 dernacht liggen en toen stond hij
hun kant, schreeuwden uitbun- n Han 9:24 te middernacht op en greep de
2Kor 11:32
dig toen zij hem tegemoet kwa- deuren van de stadspoortp en de
o Re 15:10
men.l En Jehovah’s geestm werd p Ge 22:17
twee zijposten en rukte ze met
ten aanzien van hem werkzaam, Ge 24:60 grendel en al los en legde ze op
RECHTERS 16:4-19 Delila’s sluwheid; Simson onthult geheim 348
zijn schouders en droeg a ze ver- HFDST. 16 S _imson!” Al die tijd zaten de man-
volgens naar de top van de berg a Za 4:6 nen van de hinderlaag in de bin-
b ligt.
die tegenover Hebron
_ b Ge 23:2
Joz 15:13
nenkamer.a Toen trok ¨ hij ze als
4 Nu geschiedde het hierna dat Joz 21:11 een draad in tweeen [en] van zijn
Re 1:10 b
hij verliefd werd op een vrouw in armen af.
c Re 16:18
het stroomdal van de Sorek, _ en d Joz 13:3 13 Daarna zei Del _ila tot S _im-
haar naam was Del _ila.c 5 Toen Re 3:3 son: „Tot nu toe hebt gij mij voor
kwamen de asvorstend van de Fi- e Re 14:15 de gek gehouden, om leugens tot
f Ex 23:8
listijnen tot haar op en zeiden tot Nu 22:17
mij te kunnen spreken.c Vertel
haar: „Misleide hem en zie waar- Re 16:18 mij toch waarmee gij gebonden
Sp 17:23
in zijn grote kracht gelegen is en Pr 7:7 kunt worden.”d Toen zei hij tot
waarmee wij hem kunnen over- Mt 26:15
1Ti 6:10
haar: „Indien gij de zeven vlech-
meesteren en waarmee wij hem g Ps 12:2 ten van mijn hoofdhaar met de
moeten binden om hem te be- Mi 7:5 scheringdraade zult samenwe-
dwingen; en wij, van onze kant, h Ge 32:32
Job 10:11
ven.” 14 Bijgevolg hechtte zij
zullen u ieder elfhonderd zilver- i Joz 13:3 ze vast met de pin, waarna zij tot
stukken geven.”f j Re 16:12 hem zei: „De Filistijnen over u,
6 Later zei Del _ila tot S _imson: k Joz 13:1 S _imson!”f Hij dan ontwaakte uit
Joz 13:2
„Vertel mij toch alstublieft: Waar- Re 14:4 zijn slaap en rukte de weverspin
in is uw grote kracht gelegen l Re 15:14 en de scheringdraad los.
en waarmee kunt gij gebonden m Re 16:5 15 Nu zei zij tot hem: „Hoe
worden om u te bedwingen?”g n Re 16:4 durft gij te zeggen: ’Ik heb u wer-
7 Toen zei S _imson tot haar: „In- o Re 16:7
Re 16:13
kelijk lief’,g terwijl uw hart niet
dien men mij bindt met zeven Re 16:15 bij mij is? Gij hebt mij nu al drie-
nog vochtige pezen,h die niet uit- maal voor de gek gehouden en
gedroogd zijn, dan moet ik zwak 2e kolom hebt mij niet verteld waarin uw
en als een gewoon mens wor- a Re 16:9 grote kracht gelegen is.”h 16 Nu
den.” 8 De asvorsteni der Filis- b Re 15:14 geschiedde het dat, omdat zij hem
tijnen dan brachten haar zeven c Re 16:7 de hele tijd met haar woorden
Re 16:11
nog vochtige pezen, die niet uit- preste i en bij hem bleef aandrin-
d Re 16:5
gedroogd waren. Later bond zij e Le 13:48
gen, zijn ziel tot stervens toe
hem daarmee. 9 Nu zaten de f Re 16:9
ongeduldig werd.j 17 Ten slot-
mannen van de hinderlaag in haar g Re 14:16 te legde hij zijn hele hart voor
binnenkamer,j en zij zei vervol- h Re 16:7 haar blootk en zei tot haar: „Een
Re 16:11
gens tot hem: „De Filistijnenk Re 16:13
scheermes l is nog nooit op mijn
over u, S _imson!” Toen trok hij hoofd gekomen, want ik ben van
¨ i Re 14:17
de pezen in tweeen, net als een Lu 11:8 mijn¨ moeders buik af een nazi-
van vlasafval gedraaide draad in j Sp 21:19 reeer van God.m Indien ik werke-
¨ Sp 25:24
tweeen scheurt wanneer hij vuur Sp 27:15 lijk geschoren werd, dan zou mijn
Lu 11:8
ruikt.l En zijn kracht werd niet kracht stellig van mij wijken, en
k Re 14:17
bekend.m Mi 7:5 ik zou inderdaad zwak en als alle
10 Nadien zei Del _ilan tot S _im- l Nu 6:5 andere mensen worden.”n
Re 13:5
son: „Zie! Gij hebt mij voor de 1Sa 1:11 18 Toen nu Del _ila zag dat hij
gek gehouden, om leugens tot m Re 13:7 zijn hele hart voor haar had
mij te kunnen spreken.o Toe, n Sp 13:3 blootgelegd, liet zij onmiddellijk
vertel mij nu alstublieft waar- o Joz 13:3
Re 3:3
de Filistijnse asvorsteno roepen
mee gij gebonden kunt worden.” Re 16:5 en zei: „Komt ditmaal op, want
Re 16:30
11 Hij dan zei tot haar: „Indien 1Sa 5:8
hij heeft zijn hele hart voor mij
men mij stevig bindt met nieu- 1Sa 6:4 blootgelegd.”p En de Filistijnse
1Sa 29:2
we touwen, waarmee geen werk 1Kr 12:19 asvorsten kwamen tot haar op
is gedaan, dan moet ik zwak en p Re 14:17 om eigenhandig het geld mee te
Re 16:17
als een gewoon mens worden.” Sp 25:9
brengen.q 19 ¨ Zij dan liet hem
12 Del _ila nam dus nieuwe tou- Jer 9:4 op haar knieen inslapen. Toen
Mi 7:5
wen en bond hem daarmee en zei q Re 16:5
riep zij de man en liet hem de
tot hem: „De Filistijnen over u, Mt 26:15 zeven vlechten van zijn hoofd-
349 Simson blind gemaakt; haalt huis neer RECHTERS 16:20–17:3
haar afscheren, waarna zij hem HFDST. 16 vaha en zei: „Soevereine Heer Je-
in bedwang begon te krijgen, en a Re 16:9 hovah, gedenk mijb alstublieft, en
Re 16:12
allengs week zijn kracht van hem. Re 16:14 sterkc mij alstublieft nog voor
20 Nu zei zij: „De Filistijnen over b Nu 14:42
1Sa 18:12
deze ene keer, o gij, de [ware]
u, S _imson!” Toen ontwaakte hij uit 2Kr 15:2 God, en laat mij wraak nemen
c 1Sa 11:2
zijn slaap en zei: „Ik zal wel vrij- 2Kon 25:7 op de Filistijnen met wraak voor
komen, zoals de andere keren,a en d Re 16:1 een van mijn beide ogen.”d
e 2Kr 33:11
mij losschudden.” En hij wist zelf f Mr 9:42 29 Daarop zette S _imson zich
niet dat het Jehovah was die van g Ge 39:20 schrap tegen de twee middel-
2Kon 17:4
hem was geweken.b 21 De Filis- h Nu 6:5 ste zuilen, waarop het huis ste-
tijnen dan grepen hem vast en Re 13:5 vig gegrondvest was, en greep
i 1Sa 5:4
staken hem de ogen uitc en voer- j De 32:27 ze vast, de ene met zijn rech-
den hem af naar Gaza _ d en bonden Re 13:5
ter- en de andere met zijn linker-
k Ps 135:15
hem met twee koperen boeien; e Da 5:4 hand. 30 Vervolgens zei S _im-
en hij werd een maler f in het ge- 1Kor 8:5
son: „Mijn ziel sterve e met de
l Re 15:10
vangenhuis.g 22 Intussen begon m Re 15:5 Filistijnen.” Toen boog hij zich
zijn hoofdhaar, zodra hij gescho- n Re 15:8
met kracht, en het huis stortte in
Re 15:16
renh was, weelderig te groeien. o 2Sa 13:28 op de asvorsten en op al het volk
23 Wat de Filistijnse asvorsten p Sp 14:13
dat erin was,f zodat de doden die
Mt 27:29
betreft, zij vergaderden zich om q Job 30:9 hij bij zijn eigen sterven ter dood
i een groot slacht-
hun god Dagon_ Ps 35:15
Ps 69:12 bracht, talrijker werden dan die
offer te offeren en om zich te Heb 11:36 hij gedurende zijn leven ter dood
verheugen, en zij zeiden voort- r Re 16:18
s Re 16:25 gebracht had.g
durend: „Onze god heeft onze t Heb 11:32
31 Later kwamen zijn broeders
vijand S _imson in onze hand ge- en het hele huisgezin van zijn
geven!”j 24 Toen het volk hem 2e kolom vader af en namen hem op, en
te zien kreeg, gingen zij dadelijk a Ps 50:15 zij voerden hem op en begroe-
hun godk loven, „want”, zeiden Ps 91:15
b Ps 74:18 ven hem tussen Zora_ h en Estaol
_ i
zij, „onze god heeft onze vijandl Jer 15:15 in de grafstede van zijn vader
en de verwoester van ons landm c Re 14:6 j Wat hem aangaat, hij
Re 14:19 Manoah.
_
en degene die onze verslagenen Re 15:14
was twintig jaar rechter over Is-
_
vermenigvuldigde,n in onze hand d Re 16:21 ¨
Ps 58:10 rael geweest.k
gegeven”. Ps 143:12
Nu was er een man van
17
e Ez 18:4
25 Nu geschiedde het dat om- Mt 10:28 ¨ l
dat hun hart vrolijk was,o zij ver- Opb 12:11 het bergland van Efra
_ ım
volgens zeiden: „Roept S _imson, f Re 16:27
Job 31:3
wiens naam M _icha was. 2 Na
opdat hij ons wat amusement kan g Re 14:19 verloop van tijd zei hij tot zijn
Re 15:8
bieden.”p Zij riepen S _imson dus Re 15:15
moeder: „De elfhonderd zilver-
uit het gevangenhuis opdat hij h Re 13:2 stukken die u ontnomen werden
Re 13:25
hen zou vermaken; q voorts plaat- i Joz 19:41 en waarover gij een vervloeking
ste men hem tussen de zuilen. j Re 13:8 geuitm en ook ten aanhoren van
k Ge 49:16
26 Toen zei S _imson tot de jongen Re 2:16 mij uitgesproken ´ hebt — zie! het
die hem bij de hand hield: „Sta Re 15:20 zilver is bij mij. Ik had het wegge-
mij toch toe de zuilen te betas- nomen.”n Hierop zei zijn moeder:
ten waarop het huis stevig ge- HFDST. 17 „Moge mijn zoon door Jehovah ge-
grondvest is en laat mij ertegen l Joz 17:15 zegend zijn.”o 3 Bijgevolg gaf
Re 10:1
leunen.” 27 (Terloops zij opge- m 1Sa 14:24
hij de elfhonderd zilverstukken
merkt dat het huis vol mannen 1Sa 26:19 aan zijn moeder terug; p en zijn
n Ex 20:12
en vrouwen was en dat alle Filis- Ex 20:15 moeder zei vervolgens: „Ik moet
tijnse asvorsten daar waren; r en Le 6:4 het zilver zonder mankeren uit
o Sp 19:18
op het dak waren ongeveer drie- p Le 6:4 mijn hand aan Jehovah heiligen
duizend mannen en vrouwen, q Ex 20:4 ten bate van mijn zoon, om een
Le 26:1
die toekeken terwijl S _imson wat Ps 115:4 gesneden beeldq en een gegoten
amusement bood.s) r Le 19:4 beeldr te maken; nu dan, ik zal
Jes 40:19
28 Nu riep S _imsont tot Jeho- Hab 2:18 het u teruggeven.”
RECHTERS 17:4–18:7 Micha’s afgoden. Danieten op zoek naar land 350
4 Hij gaf het zilver dus aan HFDST. 17 In die dagen was er geen
zijn moeder terug, en zijn moeder
nam tweehonderd zilverstukken
a Jes 46:6
Jer 10:9
18 koning in Isra
_
¨
el.a En in die
dagen zocht de stam der Danie-
b De 5:8
en gaf ze aan de zilversmid.a Toen De 27:15
tenb zich een erfdeel om er te wo-
c De 9:12
maakte hij een gesneden beeldb d Ge 31:30 nen; want tot op die dag was hun
en een gegoten beeld; c en het De 13:6 geen erfdeel te midden van de
Ezr 1:7 ¨
kwam in M _icha’s huis te staan. 1Kor 8:5 stammen van Isra_ el toegevallen.c
5 Wat de man M _icha betreft, hij e Ex 28:6
Re 8:27 2 Ten slotte zonden de zonen
had een godenhuis,d en vervol- f Ge 31:19 van Dan vijf mannen uit hun fa-
Re 18:14
gens maakte hij een efode en te- Ho 3:4 milie, mannen uit hun midden,
rafimf en vulde de hand van een g Ex 29:9 die dappere lieden waren, van
Re 17:12
van zijn zonen met macht,g opdat 1Kon 13:33 _ d en Estaol
Zora _ e uit om het land
hij als priester voor hem zou op- 2Kr 13:9
te verspiedenf en te verkennen.
h Nu 3:10
treden.h 6 In die dagen was er De 12:11 Zij dan zeiden tot hen: „Gaat, ver-
¨
geen koning in Isra _ el.i Een ieder i Ge 36:31
kent het land.” Na verloop van
De 33:5
placht te doen wat recht was in Re 18:1 tijd kwamen zij in het bergland
zijn eigen ogen.j j De 12:8 ¨
De 28:1 van Efra
_ ımg tot aan het huis van
7 Nu was er een jonge man uit Re 21:25 M _ichah en overnachtten daar ten
k Sp 14:12
Bethlehem
_ in Juda, _ uit de fami- Sp 16:2 slotte. 3 Terwijl zij dicht bij het
lie van Juda,
_ en hij was een le- Sp 21:2
huis van M _icha waren, herkenden
k Ge 35:19
viet.l En hij vertoefde daar voor Re 19:1 zij de stem van de jonge man, de
enige tijd. 8 De man dan ging Ru 1:1
Mi 5:2 leviet, zodat zij daarheen afsloe-
uit de stad Bethlehem _ in Juda
_ Mt 2:1 gen. Voorts zeiden zij tot hem:
l Nu 3:45
weg om voor enige tijd ergens te Joz 14:3 „Wie heeft u hierheen gebracht,
vertoeven waar hij een plaatsje Joz 18:7
en wat doet gij op deze plaats,
Re 18:30
kon vinden. Ten slotte kwam hij, m Re 17:1 en wat hebt gij hier te zoeken?”
zijn weg vervolgend, in het berg- n Ge 45:8
4 Waarop hij tot hen zei: „Zo en
¨ 2Kon 6:21
land van Efra_ ım tot aan het huis Jes 22:21 zo heeft M _icha voor mij gedaan,
van M _icha.m 9 Toen zei M _icha o Re 18:19
om mij te kunnen huren,i en op-
Re 18:27
tot hem: „Waar komt gij van- p Re 17:5 dat ik als priester voor hem zou
daan?” Hierop zei hij tot hem: q Nu 3:10
optreden.”j 5 Toen zeiden zij tot
1Kon 12:31
„Ik ben een leviet uit Bethlehem _ 1Kon 13:33 hem: „Raadpleeg k Godl alstublieft,
in Juda,
_ en ik ben op weg om 2Kr 13:9
opdat wij mogen weten of onze
r Sp 14:12
voor enige tijd ergens te vertoe- Jes 44:20 weg waarop wij gaan, succesvol
ven waar ik een plaatsje kan vin- Mt 15:9
zal zijn.” 6 De priester dan zei
den.” 10 M _icha dan zei tot hem:
tot hen: „Gaat in vrede. Voor het
„Woon toch bij mij en dien voor 2e kolom
aangezicht van Jehovah is UW weg
mij als een vader n en een pries-
waarop GIJ gaat.”
ter,o en ik, van mijn kant, zal HFDST. 18
7 Bijgevolg gingen de vijf man-
u tien zilverstukken per jaar ge- a Ge 36:31 ¨
De 33:5 nen verder en kwamen te La_ ıs m
ven en het gebruikelijke stel kle- Re 8:23 en zagen dat het volk dat daarin
ren en uw levensonderhoud.” Bij- Re 17:6

gevolg ging de leviet naar binnen.


Re 19:1 was, in zelfverzekerdheid woon-
Re 21:25
11 Zo nam de leviet het op zich b Joz 19:40
de, naar het gebruik der Sidoni-
bij de man te wonen, en de jon- c Nu 33:55 ers, rustig en zonder argwaan,n
Joz 19:47
ge man werd hem als een van zijn Re 1:34 en er was geen onderdrukkende
zonen. 12 Bovendien vulde M _i-
d Joz 19:41 veroveraar die ook maar in enig
Re 13:2
cha de hand van de leviet met Re 13:25 opzicht last veroorzaakte in het
macht,p opdat de jonge man als
e Re 16:31 land, terwijl zij ver van de Sido-
f Nu 13:17 ¨
priester voor hem zou optredenq Joz 2:1 niers o verwijderd waren en niets
en in het huis van M _icha zou blij-
Joz 7:2
Re 1:23
met de mensheid uit te staan
ven. 13 Derhalve zei M _icha: „Nu 1Sa 26:4 hadden.
g Joz 17:15
weet ik werkelijk dat Jehovah mij Re 19:1
h Re 17:1 j Re 17:5; Re 18:27; 1Kon 13:33; 2Kr 13:9; k 1Kon
goed zal doen, omdat de leviet mij i Re 17:10 22:5; l Re 17:13; m Joz 19:47; Re 18:29; n Re
tot priester is geworden.”r Mi 3:11 18:27; o Joz 13:4; Joz 19:28; Re 3:3; Re 10:12.
351 Danieten roven Micha’s priester en beelden RECHTERS 18:8-25
8 Ten slotte kwamen zij bij hun HFDST. 18 einde het gesneden beelda en de
broeders te Zora _ a en Estaol,_ b en a Re 13:2
Re 16:31
efodb en de terafimc en het ge-
hun broeders zeiden toen tot hen: b Joz 15:33 goten beeldd weg te nemen. (En
„Hoe is het U gegaan?” 9 Hier- Re 18:2 de priester e stond met de zeshon-
c Nu 14:7
op zeiden zij: „Staat toch op, en De 8:7 derd met oorlogswapens omgor-
laten wij tegen hen optrekken; d Ex 23:30 de mannen bij de ingang van de
Nu 13:30
want wij hebben het land ge- Joz 18:3 poort.) 18 En dezen gingen het
zien, en ziet! het is zeer goed.c En e Re 18:7
Re 18:27
huis van M _icha binnen en namen
GIJ aarzelt nog. Weest niet traag f De 4:1 vervolgens het gesneden beeld,
om te gaan ten einde er binnen Ps 81:14 de efod en de terafim en het ge-
g Ex 3:8
te komen en het land in bezit De 8:9 goten beeld weg.f Hierop zei de
te nemen.d 10 Wanneer GIJ daar Ez 20:6 priester g tot hen: „Wat doet GIJ
h Re 16:31
komt, zult GIJ bij een volk komen Re 18:2 daar?” 19 Maar zij zeiden tot
dat geen argwaan heeft,e en het i Joz 19:40 hem: „Zwijg. Leg uw hand op uw
j Joz 15:60
land is vrij uitgestrekt; want God 1Sa 7:1 mond en ga met ons mee en word
heeft het in UW hand gegeven,f 2Kr 1:4 voor ons een vader h en een pries-
k Re 13:25
een plaats waar geen gebrek is ter.i Wat is beter voor u: priester
l Re 17:1 ´ ´
aan ook maar iets wat er op de m Re 18:7 te blijven voor het huis van eenj
Re 18:29
aarde is.”g n Re 18:2
man of priester te worden voor ¨
11 Toen vertrokken vandaar, o Re 17:5 een stam en familie in Isra_ el?”k
dat wil zeggen uit Zora _ en Es- p De 5:8
Re 17:4
20 Hiermee nu was het hart van
taol,
_ h zeshonderd met oorlogs- q De 27:15 de priester ingenomen,l en hij
wapens omgorde mannen uit de 1Jo 5:21 nam daarop de efod en de terafim
r Re 18:18
familie der Danieten.i 12 Zij s Re 17:7 en het gesneden beeldm en begaf
dan trokken op en legerden zich Re 17:12
Re 18:30
zich te midden van het volk.
vervolgens bij K _irjath-Jearim _ j t Ge 29:6 21 Toen keerden zij om en gin-
Ge 43:27
in Juda.
_ Daarom heeft men die u 1Sa 17:5
gen heen, en zij plaatsten de klei-
plaats Mahane-Dan
_ k
genoemd, 2Kr 26:14 nen en het vee en de waardevolle
tot op deze dag. Zie! Ze ligt v Re 18:11
w Re 18:2
dingen voorop.n 22 Zelf waren
ten westen van K _irjath-Jearim. _ zij reeds op enige afstand van het

13 Daarna trokken zij vandaar huis van M _icha gekomen, toen de
2e kolom
verder naar het bergland van mannen die in de huizen waren
¨ a Ex 20:4
welke dicht bij het huis van M _i-
Efra
_ ım en kwamen tot aan het Le 26:1
huis van M _icha.l Re 17:4 chao stonden, werden bijeenge-
Ps 115:4
14 Toen namen de vijf mannen b Ex 28:6
roepen en de zonen van Dan
die er op uit waren getrokken Re 8:27 trachtten in te halen. 23 Toen
¨ c Ge 31:19
zij de zonen van Dan bleven na-
om het land van La_ ıs m te verspie- Ge 31:30
den,n het woord en zeiden tot hun Re 17:5 schreeuwen, keerden dezen hun
Ho 3:4
broeders: „Wist GIJ dat er in deze d Le 19:4 aangezicht vervolgens om en zei-
huizen een efod is en terafimo en De 27:15 den tot M _icha: „Wat is er met
Re 17:3
een gesneden beeldp en een ge- 1Jo 5:21 u aan de hand,p dat gij bijeen-
goten beeld? q Nu dan, bedenkt e Re 17:12 geroepen zijt?” 24 Hij dan zei:
f Re 17:4
wat U te doen staat.”r 15 Zij dan Re 18:30 „Mijn goden q die ik gemaakt
sloegen daarheen af en kwamen g Re 17:12 heb,r hebt GIJ weggenomen, als-
Re 18:4
bij het huis van de jonge man, de h Re 17:10 mede de priester,s en GIJ gaat
leviet,s ten huize van M _icha, en i Re 18:4 heen, en wat heb ik nu nog? t Hoe
Re 18:27
vroegen vervolgens hoe hij het Mi 3:11 kunt GIJ dan tot mij zeggen:
maakte.t 16 Al die tijd stonden j Re 17:12 ’Wat is er met u aan de hand?’ ”
k Re 18:30
de zeshonderd met hun oorlogs- l Ps 10:3
25 Hierop zeiden de zonen van
wapens omgorde mannen,u die Jes 56:11 Dan tot hem: „Laat uw stem niet
Heb 5:4
uit de zonen van Dan waren,v bij m Re 17:4
dicht bij ons horen, uit vrees
de ingang van de poort. 17 De Re 17:5 dat mannen, verbitterd van ziel,u
Re 18:14
vijf mannen die het land waren Re 18:18
n Ge 33:2 p Ge 21:17; 2Sa 14:5; 2Kon 6:28; q Re 17:4; Re 17:5;
gaan verspieden,w gingen nu op De 25:18 r Ps 115:8; Ps 135:18; Jes 44:17; Jer 51:17; s Re
om daar binnen te treden, ten o Re 17:1 17:12; t Re 17:5; u 1Sa 22:2.
RECHTERS 18:26–19:9 Leviet te gast bij schoonvader 352
ulieden zouden aanvallen, en HFDST. 18 hem in Juda_ en bleef daar vier
gij uw eigen ziel en de ziel van a Lu 14:31 volle maanden. 3 Toen stond
b Re 17:12
uw huisgezin moet verbeuren.” Re 18:19 haar man op en ging haar achter-
26 En de zonen van Dan vervolg- c Joz 19:47 na om haar vertroostend toe te
Re 18:7
den hun weg; en M _icha zag ten d Re 18:10
spreken, ten einde haar terug te
slotte dat zij sterker waren dan e Joz 19:47 brengen; en hij had zijn bedien-
hij,a en derhalve keerde hij om en f Joz 11:13 de a en een paar ezels bij zich. Zij
g Ge 10:15
ging naar zijn huis terug. Ge 49:13
dan liet hem in het huis van haar
27 Wat hen aangaat, zij namen Joz 11:8 vader komen. Toen de vader van
Re 10:12
wat M _icha gemaakt had en de Re 18:7 de jonge vrouw hem in het oog
priesterb die hem had toebehoord, h Nu 13:21 kreeg, trad hij hem dadelijk ver-
¨ 2Sa 10:6
heugd tegemoet. 4 Dientenge-
en zij trokken verder naar La_ ıs,c i Nu 33:53
tegen een volk rustig en zonder j Ge 14:14 volge hield zijn schoonvader, de
argwaan.d Voorts sloegen zij hen De 34:1
Joz 19:47
vader van de jonge vrouw, hem
met de scherpte van het zwaard,e Re 20:1 bij zich, zodat hij drie dagen bij
2Sa 17:11
en de stad verbrandden zij met 1Kon 12:29 hem bleef; zij dan aten en dron-
vuur.f 28 En er was geen be- k Ge 30:6 ken, en hij overnachtte daar.b
Ge 32:28
vrijder, want het lag ver van S _i- l Joz 19:47 5 Het geschiedde dan op de
don,g en zij hadden helemaal niets Re 18:7 vierde dag, toen zij als gewoonlijk
m Ex 20:4
met de mensheid uit te staan; Le 26:1 ’s morgens vroeg opstonden, dat
en het lag in de laagvlakte die De 17:3 hij nu opstond om heen te gaan,
De 27:15
bij Beth-Rehob
_ h
behoorde. Vervol- Re 17:4 maar de vader van de jonge vrouw
gens bouwden zij de stad weer op Re 18:18 zei tot zijn schoonzoon: „Versterk
n Re 17:12
en gingen er wonen.i 29 Boven- o Ex 2:22
uw hart met een stukje broodc
dien gaven zij de stad de naam Ex 18:3 en daarna moogt gijlieden heen-
p 1Sa 4:11
Dan, naar de naam van hun ¨ va- 1Sa 4:22
gaan.” 6 Zij zetten zich dus neer
der, Dan,j die aan Isra _ el gebo- Ps 78:61 en beiden gingen te zamen eten en
k q Ex 40:2
ren was. Niettemin was de naam drinken; waarna de vader van de
¨ Joz 18:1
van de stad oorspronkelijk La_ ıs.l r 1Sa 1:3 jonge vrouw tot de man zei: „Kom-
1Sa 4:3
30 Daarna richtten de zonen van Ps 78:60
aan alstublieft, en blijf overnach-
Dan voor zichzelf het gesneden Jer 7:12 ten,d en laat uw hart vrolijk zijn.”e
beeldm op; en Jonathan,
_ n
de zoon 7 Toen de man opstond om heen
van Gersom,
_ o Mozes’ zoon, hij
_ HFDST. 19 te gaan, bleef zijn schoonvader bij
en zijn zonen werden priesters s Re 17:6 hem aandringen, zodat hij daar
voor de stam der Danieten tot de Re 18:1 weer bleef overnachten.f
Re 21:25
dag dat het land in ballingschap 1Sa 8:4 8 Toen hij op de vijfde dag
1Sa 8:5
werd gevoerd.p 31 En zij hiel- ’s morgens vroeg opstond om
t Joz 17:15
den het gesneden beeld van M _i- Joz 17:16 heen te gaan, zei de vader van de
cha, dat hij gemaakt had, voor u Ge 35:19 jonge vrouw vervolgens: „Neem
Re 17:7
zich opgesteld gedurende al de Mi 5:2 alstublieft wat versterkends voor
dagen dat het huis q van de [ware] Mt 2:6
uw hart.”g En zij talmden tot het
v Ge 16:3
God in S _ilo bleef.r Ex 21:8 afnemen van de dag. En beiden
2Sa 5:13
Nu gebeurde het in die da- bleven eten. 9 De manh stond
19
Isra
_
¨
gen dat er geen koning in
s
el was. Het geschiedde dan
2Kr 11:21
w Le 20:10
De 22:22
Ga 5:19
nu op om heen te gaan, hij en
zijn bijvrouwi en zijn bediende; j
dat een zekere leviet voor enige Kol 3:5 maar zijn schoonvader, de va-
tijd in de meest afgelegen stre- der van de jonge vrouw, zei tot
¨ 2e kolom hem: „Zie toch! De dag heeft
ken van het bergland van Efra
_ ımt
vertoefde. Mettertijd nam hij a Nu 22:22 zich ten avond geneigd. Blijft
zich uit Bethlehem
_ u
in Juda
_ een b Ge 24:54 alstublieft overnachten.k Zie, de
Ro 12:13
bijvrouwv tot echtgenote. 2 En Heb 13:2 dag daalt. Blijf hier overnachten,
zijn bijvrouw ging hoererijw te- c Ge 18:5 en laat uw hart vrolijk zijn.l En
Ps 104:15
gen hem bedrijven. Ten slotte Sp 11:25
d Ge 19:2 f Re 19:4; 1Pe 4:9; g Ge 18:5; Re 19:5; Ru 3:7; Ps
ging zij van hem weg naar het e Re 19:9 104:15; h Re 19:1; i Re 19:2; 2Sa 5:13; j Nu 22:22;
huis van haar vader te Bethle-
_ Re 19:22 Re 19:3; k Lu 24:29; Ro 12:13; l Re 19:6.
353 Zedenmisdrijf van Benjaminieten in Gibea RECHTERS 19:10-26
morgen moet gijlieden vroeg op- HFDST. 19 gen streken van het bergland
¨
staan voor UW tocht, en gij moet a Joz 15:8
Joz 15:63
van Efra
_ ım.a Daar kom ik van-
naar uw tent gaan.” 10 De man b Joz 18:28 daan, maar ik ben naar Bethle-_
stemde er echter niet mee in Re 1:8 hem in Juda b geweest; en nu ga ik
c Re 19:14
_
te blijven overnachten, maar hij d Ge 10:16 naar mijn eigen huis, en er is nie-
stond op en ging op weg en kwam e Ex 23:33 mand die mij in huis opneemt.c
a Nu 33:55
tot tegenover Jebus, _ dat wil zeg- De 20:18 19 En er is zowel stro als voer d
gen Jeruzalem; b en bij hem waren voor onze ezels, en er is zowel
_ Re 1:21
f Joz 18:28
het paar gezadelde ezels en zijn 1Sa 10:26 broode als wijn voor mij en uw
Jes 10:29
bijvrouw en zijn bediende. Ho 5:8
slavinf en voor de bediende g die
11 Terwijl zij dicht bij Jebus _ wa- g Joz 18:25 uw knecht bij zich heeft. Er is
1Kon 15:17
ren, [en] aangezien het daglicht Ne 11:33
aan niets gebrek.” 20 De oude
aanmerkelijk minder was gewor- Jer 40:1 man zei echter: „Vrede zij u! h
h Ge 19:2
den,c zei nu de bediende tot zijn Re 19:20 Laat enig gebrek uwerzijds maar
meester: „Kom nu toch, en laten Jes 58:7 op mij neerkomen.i Overnacht al-
i Mt 20:8
wij afslaan naar deze stad van de j Joz 17:15
leen niet op het openbare plein.”
Jebusietend en daar de nacht door- Re 19:1 21 Daarop bracht hij hem in zijn
k Joz 18:21
brengen.” 12 Maar zijn meester Joz 18:28 huis j en wierp de ezels mengvoer
zei tot hem: „Laten wij niet af- l Ge 16:8 voor.k Toen wasten zij hun voe-
slaan naar een stad van buitenlan- tenl en gingen eten en drinken.
ders,e die geen deel van de zonen 2e kolom 22 Terwijl zij hun hart vrolijk
¨
van Isra
_ el zijn; en wij moeten ver- a Re 19:1 maakten,m zie! daar omsingel-
der trekken tot G _ibea.”f 13 Ver- b Re 19:2 den de mannen van de stad, lou-
c Re 19:15
volgens zei hij tot zijn bediende: d Ge 24:32 ter nietswaardige mannen,n het
„Kom, en laten wij naar een van de Ge 43:24 huis,o terwijl zij elkaar tegen de
e Ge 18:5
plaatsen toe gaan, en wij moeten f Re 19:2 deur drongen; en zij bleven tot
of in G _ibea of in Rama g overnach- de oude man, de eigenaar van het
_ g Re 19:3
Re 19:9
ten.” 14 Zij trokken dus verder h Re 6:23
huis, zeggen: „Breng de man die
en vervolgden hun weg, en toen zij 1Sa 25:6 in uw huis is gekomen, naar bui-
1Kr 12:18
dicht bij G _ibea waren, dat tot Ben- _ i Re 19:15 ten, opdat wij gemeenschap met
jamin behoort, ging juist de zon Ro 12:13 hem hebben.”p 23 Toen ging de
Heb 13:2
over hen onder. 1Pe 4:9 eigenaar van het huis tot hen
15 Dientengevolge sloegen zij j Ge 19:3
Han 16:15
naar buiten en zei hun: q „Neen,
daarheen af om er binnen te k Re 19:19 mijn broeders,r doet alstublieft
gaan ten einde in G _ibea te over- l Ge 18:4 niets verkeerds, aangezien deze
1Sa 25:41
nachten. Zij nu gingen er binnen 2Sa 11:8 man in mijn huis is gekomen. Be-
en zetten zich neer op het open- Lu 7:44
Jo 13:5
gaat deze schandelijke dwaasheids
bare stadsplein, en er was nie- 1Ti 5:10 niet. 24 Hier zijn mijn maagde-
m Re 19:6
mand die hen voor de nacht in Re 19:9
lijke dochter en zijn bijvrouw.
huis opnam.h 16 Ten slotte, zie! Ps 104:15 Laat ik hen alstublieft naar bui-
n De 13:13
daar kwam in de avond een oude Re 20:13 ten brengen en verkracht hent en
man van zijn werk op het veld Sp 6:12 doet met hen wat goed is in UW
Sp 16:27
[de stad] binnen,i en de man was Na 1:15 ogen. Maar met deze man moogt
¨ o Ge 19:4 GIJ deze schandelijke, dwaze zaak
van het bergland van Efra _ ım,j en Re 20:5
hij vertoefde voor enige tijd te p Ge 19:5 niet doen.”
Le 20:13
G _ibea; de mannen van de plaats Ro 1:27
25 En de mannen wilden niet
waren echter Benjaminieten.k 1Kor 6:9 naar hem luisteren. Daarom
Ju 7
17 Toen hij zijn ogen opsloeg, q Ge 19:6 greep de man zijn bijvrouwu en
zag hij daar de man, de reiziger, r Ge 19:7 bracht haar naar buiten bij hen;
s Ge 34:7
op het openbare stadsplein. De Re 20:6
en zij gingen gemeenschap met
oude man dan zei: „Waar gaat gij t Ge 19:8 haar houdenv en bleven haar de
u Re 19:2
naar toe, en waar komt gij van- v Le 20:10
hele nacht misbruikenw tot de
daan?”l 18 Waarop hij tot hem w Jer 5:8 morgen toe, waarna zij haar bij
zei: „Wij trekken van Bethlehem _ Ho 9:9
Ho 10:9
het opklimmen van de dageraad
in Juda _ naar de meest afgele- Ef 4:19 wegstuurden. 26 De vrouw dan
¨
RECHTERS 19:27–20:13 Heel Israel verontwaardigd 354
kwam toen het tegen de morgen HFDST. 19 hoort, dat ik kwam, ik en mijn bij-
liep en viel neer bij de ingang a Re 19:21 vrouw,a om [er] te overnachten.
b Re 19:2
van het huis van de man waar Re 19:25 5 Toen stonden de grondbezit-
haar meester was a [en lag daar] c Re 20:5 ters van G _ibea tegen mij op en om-
d Re 19:18
tot het daglicht. 27 Later stond e Re 20:6 singelden ’s nachts het huis met
haar meester ’s morgens op en f Joz 14:1 kwade bedoelingen tegen mij. Mij
1Sa 11:7
opende de deuren van het huis g Re 20:7 dachten zij te doden, maar mijn
en begaf zich naar buiten om Sp 15:22 bijvrouw hebben zij verkracht,b
zijns weegs te gaan, en zie! de en zij is ten slotte gestorven.c
vrouw, zijn bijvrouw,b lag daar, HFDST. 20 6 Daarom heb ik mijn bijvrouw
neergevallen bij de ingang van h De 13:12 gegrepen en haar in stukken ge-
het huis, met haar handen op Joz 22:12
Re 21:5
sneden ¨ en haar naar elk veld van
de drempel! 28 Hij dan zei tot i 1Sa 11:7 Isra
_ els erfdeel gezonden,d omdat
2Sa 19:14
haar: „Sta op, en laten wij gaan.” j Joz 19:47
zij zich losbandig hadden gedra-
Maar er was niemand die ant- Re 18:29 gene en een schandelijke dwaas-
2Sa 3:10 ¨ f
woordde.c Toen nam de man haar 1Kr 21:2 heid in Isra _ el hadden bedreven. ¨
op de ezel en stond op en ging 2Kr 30:5 7 Ziet! Al GIJ zonen van Isra _ el,
k 1Sa 3:20
naar zijn plaats.d 2Sa 24:2 geeft hier UW woord en raad.”g
l Joz 22:9
29 Vervolgens ging hij zijn huis m 1Sa 7:5 ´ ´ 8 Heel het volk dan stond als
binnen en nam het slachtmes 1Sa 10:17 een manh op en zei: „Niemand
2Kon 25:23
en greep zijn bijvrouw en sneed n Ps 83:18
van ons zal naar zijn tent gaan,
haar overeenkomstig haar been- Jes 44:8 noch zal iemand van ons zich af-
o Re 20:17
deren in twaalf stukkene en zond 2Sa 24:9
wenden naar zijn huis.i 9 Nu
¨ dan, dit is hetgeen wij G _ibea zul-
haar naar elk gebied van Isra_ el.f 2Kon 3:26
p Re 20:1
30 En het gebeurde dat iedereen q Re 19:22 len aandoen. Laten wij er volgens
die het zag, zei: „Zo iets is nog r Re 19:1 het lot tegen optrekken.j 10 En
s Re 19:12
nooit tot stand gebracht of ge- wij moeten ¨ uit alle stammen van
Isra
_ el tien man op elke honderd,
zien van¨ de dag af dat de zonen
van Isra
_ el uit het land Egypte
_ op- 2e kolom en honderd op elke duizend, en
trokken tot op deze dag. Zet UW a Re 19:2 duizend op elke tienduizend ne-
b Re 19:25
hart erop, beraadtg U en spreekt.” c Re 19:26
men om mondvoorraad voor het
d Re 19:29 volk te verschaffen, opdat zij han-
Dientengevolge trokken
20 alle zonen van Isra
_
¨
el uit
´ ´
en kwam de vergadering als een
h
e Le 19:29
Le 20:14
Ps 119:150
Sp 10:23
delend mogen optreden door te-
gen G _ibea van Benjamin _ op te
1Pe 4:3 trekken, gezien al de schande- ¨
mani samen, van Danj tot Berse- _ f Re 19:23 k
lijke dwaasheid die zij in Isra _ el
ba,k alsmede het land G _ilead,l bij g Re 19:30
hebben begaan.” 11 Zo
Jehovah te M _izpa. m
2 De voor-
Sp 11:14 ¨ werden ´ ´
Sp 13:10 alle mannen van Isra _ el als een
naamste mannen dan van heel Sp 20:18
Sp 24:6 man, als bondgenoten, tegen de
het ¨volk en alle stammen van h Re 20:1 stad vergaderd.
Isra
_ el namen hun plaats in in de i Sp 21:3
12 Bijgevolg
gemeente van het volk van de
j Re 1:1
Re 20:18 ¨ zonden de stam-
1Sa 14:42
men van Isra _ el mannen naar alle
[ware] God,n vierhonderdduizend leden van de stam Benjamin l
om
Ne 11:1 _
man voetvolk die het zwaard kon- Sp 16:33
te zeggen: „Wat is dit voor een
Han 1:26
den trekken.o k Ge 34:7 slechte zaak die zich onder U heeft
3 En de zonen van Benjamin
_ Re 19:23
Re 19:25 afgespeeld? m 13 Nu dan, levert
kregen ¨ te horen dat de zonen van 2Sa 13:12 die mannen, die nietswaardige
l Joz 18:11
Isra
_ el naar M _izpa waren opge- m De 13:14 mannen,n die te G _ibeao zijn, uit,p
trokken.p Joz 22:16
opdat wij hen ter dood brengen,¨ q
Ef 5:11
Toen zeiden de zonen van Is- _ en laten wij het kwaad uit Isra _ el
¨ n Re 19:22
rael: „Spreekt. Hoe heeft deze Re 19:25
wegdoen.”r En de zonen van Ben- _
o Re 19:12
slechte zaak zich toegedragen?”q p 2Sa 20:21 jamin wilden niet naar de stem
4 Daarop antwoordde de man, de q Le 20:10
van ¨hun broeders, de zonen van
r De 13:5
leviet,r de echtgenoot van de ver- De 17:7 Isra
_ el, luisteren.s
moorde vrouw, en zei: „Het was De 22:22
1Kor 5:6
te G _ibea,s dat tot Benjamin
_ be- 1Kor 5:13 s 1Sa 2:25; Sp 29:1; Ho 9:9; Ho 10:9; Ro 9:18.
355 Benjamin wint eerste twee veldslagen RECHTERS 20:14-32
14 Toen verzamelden de zonen HFDST. 20 Benjamin?”
_ a
Hierop zei Jehovah:
van Benjamin _ zich vanuit de ste- a Nu 26:41 „Trekt tegen hem op.”
den te G _ibea om tegen de zonen b Re 3:15
24 Bijgevolg naderden de zo-
¨ c Ge 49:27 ¨
van Isra _ el ten strijde te trekken. 1Sa 17:40 nen van Isra _ el op de tweede dag
15 Zo werden de zonen van Ben- _ 1Sa 17:49 de zonen van Benjamin. _ b 25 Op
1Kr 12:2
jamin op die dag uit de steden 2Kr 26:14 zijn beurt trok Benjamin _ hen op
gemonsterd: zesentwintigduizend d Re 20:2 de tweede dag vanuit G _ibea te-
man die het zwaard konden trek- e Ex 28:30 gemoet, en zij stortten onder de
ken,a de inwoners van G _ibea niet
Nu 27:21 ¨
Re 20:27 zonen van Isra _ el nog achttien-
meegerekend, van wie zevenhon- Sp 3:6
duizend man in het verderf, ter
f Re 1:1
derd uitgelezen mannen werden aarde [geveld]; c al dezen konden
g Ge 49:8
gemonsterd. 16 Van al dit volk Nu 10:14 het zwaard trekken.d 26 Nu gin-
waren zevenhonderd uitgelezen Re 1:2 ¨
1Kr 5:2
gen alle zonen van Isra _ el,e ja het
mannen linkshandig.b Elk van hen h Re 19:12 hele volk, op en kwamen te Beth- _
was iemand die met stenen kon Ho 10:9 el, en daar weendenf en zaten zij
slingerenc tot op een haar en niet i Ge 49:27
Ps 33:16
voor het aangezicht van Jehovah
miste. Jer 12:1 en vastteng die dag tot de avond
¨
17 En de mannen van Isra _ el j Re 20:26
Sp 3:5
en brachten brandoffers h en ge-
werden gemonsterd, Benjamin _ Sp 16:3 meenschapsoffers i voor het aan-
niet meegerekend: vierhonderd- gezicht van Jehovah. 27 Daar-
duizend man die het zwaard kon- 2e kolom na raadpleegden de zonen van
¨
den trekken.d Elk van hen was a Re 20:28 Isra
_ el Jehovah,j want daar was
een krijgsman. 18 Zij nu ston- b Re 20:19 de ark van het verbondk van de
den op en gingen naar Bethel _ op c Re 20:21 [ware] God in die dagen. 28 P _i-
en raadpleegden God.e Toen zei- d Re 20:17 nehas l nu, de zoon van Eleazar, _
¨ ¨
den de zonen van Isra _ el: „Wie van e Re 20:2 de zoon van Aaron, _ stond er in
ons dient in de voorhoede tegen f Re 20:23
die dagen voor m en zei: „Zal ik
g 2Kr 20:3
de zonen van Benjamin _ ten strij- Ezr 8:21 nog eens ten strijde trekken te-
¨
de op te trekken?”f Waarop Jeho- Joe 1:14 gen de zonen van mijn broeder
vah zei: „Juda _ in de voorhoede.”g h Le 1:3 Benjamin
_ of zal ik ophouden?”n
i Le 3:1
19 Daarna stonden de zonen Waarop Jehovah zei: „Trekt op,
¨ Le 19:5
van Isra
_ el ’s morgens op en leger- Re 21:4 want morgen zal ik hem in uw
1Sa 10:8
den zich tegen G _ibea. hand geven.”o 29 Toen legde Is- _
¨ j Nu 27:21 ¨
20 De mannen van Isra _ el trok- Re 20:18 rael mannen rondom in hinder-
Ps 85:8 p
ken nu ten strijde uit tegen Benja- _ Sp 16:3
laag tegen G _ibea.
min; voorts schaarden de mannen k Joz 18:1 30 Vervolgens trokken de zo-
¨ 1Sa 4:3 ¨
van Isra _ el zich tegen hen in slag- nen van Isra _ el op de derde dag
l Ex 6:25
orde bij G _ibea. 21 De zonen van Nu 25:7 tegen de zonen van Benjamin _
Benjamin
_ dan deden een uitval Joz 22:13
Joz 24:33
op, en zij stelden zich evenals de
uit G _ibeah en stortten op die dag Ps 106:30 andere keren in formatie tegen
¨
tweeentwintigduizend man in Is- _ m Ex 28:43 G _ibea op.q 31 Toen dan de zo-
¨ Ex 29:9
rael in het verderf, ter aarde [ge- n Re 20:23
nen van Benjamin _ uitrukten, het
i
veld]. 22 Het volk, [te weten] de volk tegemoet, werden zij van de
¨ o 2Sa 5:19
r
mannen van Isra _ el, betoonde zich p Joz 8:4 stad weggelokt. Nu begonnen zij
echter moedig, en zij schaarden 1Sa 15:5
Sp 24:6
evenals de andere keren enke-
zich vervolgens opnieuw in slag- Pr 9:18 len van het volk dodelijk gewond
orde op de plaats waar zij zich q Re 20:20 neer te slaan op de grote wegen,
Re 20:22
de eerste dag in formatie hadden r Joz 8:16
waarvan de ene omhoogvoert
naar Bethel s en de andere naar
opgesteld. 23¨ Toen gingen de zo- Re 20:36 _
nen van Isra _ el op en weendenj s Ge 28:19 G _ibea,t op het veld, ongeveer
Joz 18:22 ¨
voor het aangezicht van Jehovah Re 20:26 dertig man in Isra _ el.u 32 De zo-
tot de avond en raadpleegden Je- t Re 19:12 nen van Benjamin _ gingen dus
1Sa 10:26
hovah met de woorden: „Zal ik zeggen: „Zij lijden de neder-
u Re 20:39
opnieuw ten strijde naderen te- laag voor ons, evenals de eerste
v Re 20:21 ¨
gen de zonen van mijn broeder Re 20:25 keer.”v Wat de zonen van Isra _ el
RECHTERS 20:33–21:2 600 man van Benjamin blijven in leven 356
betreft, zij zeiden: „Laten wij HFDST. 20 min dan achteromkeek, zie! daar
vluchten,a en wij zullen hen stel- a Joz 8:15 ging de hele stad [in vlammen]
lig van de stad weglokken, de gro- b Joz 8:19 ten hemel op.¨ a 41 En de man-
te wegen op.” 33 En alle man- nen van Isra_ el maakten rechts-
¨ c Re 19:12
nen van Isra _ el stonden van hun omkeert,b en de mannen van Ben- _
d Joz 8:14
plaats op en gingen zich in forma- Re 20:41 jamin raakten ontsteld,c want zij
¨
tie opstellen te Ba_ al-T¨ amar, _ ter- Sp 4:19
Sp 28:14
zagen dat rampspoed hen getrof-
wijl degenen van Isra _ el die zich Sp 29:1 fen had.d 42 Daarom wendden
b
in hinderlaag hadden gelegd, een zij zich voor de mannen van Is- _
e Nu 26:41 ¨
aanval deden vanuit hun plaats in Re 20:14 rael in de richting van de wilder-
Re 20:28
de omgeving van G _ibea.c 34 Zo Re 20:48 nis, en de strijd zat hen dicht op
kwamen er tienduizend uitgele- de hielen, terwijl de mannen uit
¨ f Le 18:29
zen mannen uit heel Isra _ el tegen- Re 20:15 de steden hen in hun midden in
Re 20:46
over G _ibea, en de strijd was zwaar; het verderf stortten. 43 Zij om-
e Zij achter-
en de Benjaminieten wisten niet g Joz 8:16
Re 20:31
singelden Benjamin.
_
dat hun rampspoedd boven het volgden hem zonder [hem] een
h Joz 8:19
hoofd hing. rustplaats [te laten].f Zij vertra-
35 En Jehovah ging ertoe over i Joz 8:7 den hem vlak voor G _ibeag tegen
e voor ¨ Re 20:29
de opgang der zon. 44 Ten slot-
Benjamin
_ Isra
_ el de neder-
j Joz 8:24
laag toe te brengen, zodat de te vielen er van Benjamin
_ acht-
¨ k Joz 8:19 tienduizend man; al dezen waren
zonen van Isra _ el op die dag in
h
Benjamin
_ vijfentwintigduizend l Re 20:31 dappere mannen.
en honderd man in het verderf m Re 20:21 45 Zo wendden zij zich om en
stortten; al dezen konden het Re 20:25 vluchtten toen naar de wilder-
zwaard trekken.f n Re 20:38 nis, naar de steile rots R _immon.i
36 De zonen van Benjamin _ o Ge 19:28
En men hield op de grote wegenj
meenden echter dat de mannen
een nalezing onder hen van vijf-
¨ duizend man, en men bleef hen op
van Isra
_ el voor de nederlaag ston- 2e kolom
den toen zij terrein voor Benja- _ de hielen zitten tot G _ideom toe en
a Joz 8:20
min bleven ruimeng omdat zij ver- sloeg zo van hen nog tweeduizend
trouwden op de hinderlaag die b Joz 8:21 man neer. 46 En het totaal der
zij tegen G _ibea hadden gelegd. c Jes 13:8 gevallenen van Benjamin
_ op die
37 Wat de mannen in de hinder- d Re 20:34
dag bedroeg ten slotte vijfentwin-
laag betreft, zij handelden snel tigduizend man die het zwaard
e Joz 8:22
en gingen tot een plotselinge aan- konden trekken; k al dezen waren
val op G _ibea over.h Vervolgens
f Joz 10:19
dappere mannen. 47 Maar zes-
verspreidde de hinderlaag i zich g Ho 9:9 honderd man wendden zich om en
Ho 10:9
en sloeg de gehele stad met de vluchtten voorts naar de wilder-
scherpte van het zwaard.j
h Re 11:1
Re 20:15
nis, naar de steile rots R _immon, en
38 ¨ Nu hadden de mannen van zij bleven vier maanden op de stei-
i Re 20:47
Isra
_ el met de mannen van de hin- Re 21:13 le rots R _immonl wonen.
¨
derlaag de afspraak gemaakt dat j Re 20:31
48 En de mannen van Isra _ el
dezen een rooksignaal uit de stad keerden naar de zonen van Ben- _
k Re 20:15
zouden doen opstijgen.k Re 20:35 jamin terug en sloegen vervol-
¨ gens degenen van de stad met de
39 Toen de zonen van Isra _ el l Re 20:45
zich omwendden in de strijd, be- Re 21:13 scherpte van het zwaard, [van]
gon Benjamin
_ ¨ onder de mannen m De 13:15 mensen tot huisdieren, tot alles
van Isra _ el ongeveer dertig man
Re 20:34 wat aangetroffen werd.m Ook alle
dodelijk gewond neer te slaan,l n Joz 8:19 steden die werden aangetroffen,
want zij zeiden: „Zij lijden onge- gaven zij prijs aan het vuur.n
¨
twijfeld niet anders dan de neder- De mannen van Isra _ el nu
21
HFDST. 21
laag voor ons, net als in de eer- o Re 20:1 hadden te M _izpao gezworen
1Sa 7:5
ste strijd.”m 40 En het signaaln 1Kon 15:22 en gezegd: „Geen man van ons
begon uit de stad op te stijgen Jer 40:6 zal zijn dochter aan Benjamin _
als een rookkolom.o Toen Benja- _ p Re 21:18 tot vrouw geven.”p 2 Dienten-
357 Benjaminieten krijgen vrouwen; stam gered RECHTERS 21:3-21
gevolge kwam het volk te Beth- _ HFDST. 21 GIJ aan de vernietiging prijs te ge-
ela en bleef daar tot de avond voor a Re 20:18
Re 20:26
ven.”a 12 Zij troffen onder de in-
het aangezicht van de [ware] Godb woners van Jabes-G _ _ileadb echter
b Re 20:2
zitten, en zij verhieven aanhou- Ps 83:18
vierhonderd meisjes aan, maag-
dend hun stem en gaven zich over den,c die geen gemeenschap met
c 1Sa 30:4
aan groot geween.c 3 En zij zei- Pr 3:4 een man hadden gehad door bij
den telkens: „Waarom, o Jehovah, een manspersoon te liggen. Die
¨ ¨ d De 28:63
de God van Isra _ el, is dit in Isra _ el Re 21:6 brachten zij dus naar het kamp
¨
´ ´
gebeurd, dat er heden een stam uit te S _ilo,d dat in het land Kana _ an
¨ e Ex 10:25
Isra
_ el wordt gemist?”d 4 Nu ge- Le 1:3 ligt.
schiedde het de volgende dag, dat f Le 3:1 13 En de hele vergadering zond
het volk voorts vroeg opstond en Le 19:5 nu [boden] en sprak tot de zo-
Re 20:26
daar een altaar bouwde en brand- 2Sa 24:25 nen van Benjamin _ die op de steile
offers e en gemeenschapsoffers rots R _immon warene en bood hun
g Re 21:7
bracht.f vrede aan. 14 Bijgevolg keerde
h Re 5:23
5 Toen zeiden de zonen van Is- _ Benjamin
_ in die tijd terug. Toen
¨ Re 21:10
rael: ¨ „Wie uit alle stammen van gaven zij hun de vrouwen die zij
i Le 5:4
Isra
_ el is niet in de gemeente Le 19:12 uit de vrouwen van Jabes-G _ _ileadf
tot Jehovah opgekomen, want Ps 15:4
Mt 5:33
in leven hadden gelaten; maar zij
er heeft een eedg van groot ge- vonden er niet genoeg voor hen.g
j Re 21:1
wicht plaatsgevonden betreffen- Re 21:18
15 En het volk gevoelde spijt over
de degene die niet tot Jehovah Benjamin, h omdat Jehovah een
_
k Re 20:1
te M _izpa is opgekomen, luidend: bres had gemaakt in de stammen
¨
’Hij worde zonder mankeren ter l 1Sa 11:1 van Isra _ el. 16 Dientengevolge
1Sa 31:11
dood gebracht.’ ”h 6 En de zo- 2Sa 21:12 zeiden de oudere mannen van de
¨
nen van Isra _ el gingen spijt ge- 1Kr 10:11 vergadering: „Wat zullen wij met
voelen over hun broeder Benja- _ m Re 21:5 de mannen die overgebleven zijn
min.
´ ´ Daarom zeiden zij:¨ „Heden is doen wat vrouwen betreft, want
er een stam van Isra _ el afgehou- 2e kolom de vrouwen zijn uit Benjamin _
wen. 7 Wat zullen wij met hen a Nu 31:17
verdelgd?” 17 Toen zeiden zij:
die overgebleven zijn doen wat „Er dient een bezit te zijn voor de-
b Re 21:8
vrouwen betreft, nu wijzelf bij Je- genen die van Benjamin _ zijn ont-
hovah hebben gezworeni hun geen c Ge 24:16 komen, ¨
i
opdat er niet een stam uit
Es 2:3
van onze dochters tot vrouw te Isra
_ el wordt uitgewist. 18 Wat
geven?”j d Joz 18:1
Re 18:31
ons aangaat, wij mogen hun geen
8 Vervolgens zeiden zij: „Welke 1Sa 1:3 vrouwen uit onze dochters geven,
¨
is de enige uit de stammen van Is- _ want de zonen van Isra _ el hebben
¨ e Re 20:47
gezworen en gezegd: ’Vervloekt is
rael die niet tot Jehovah te M _iz-
f Re 21:8
k
pa is opgekomen?” En zie! uit Ja- _ degene die een vrouw aan Benja- _
bes-G _ileadl was niemand in het g Re 20:47 min geeft.’ ”j
Re 21:12
kamp tot de gemeente gekomen. 19 Ten slotte zeiden zij: „Zie!
9 Toen het volk werd geteld, h Re 21:6
Van jaar tot jaar is er een feest
wel zie! er was daar geen man i Re 20:47 voor Jehovah te S _ilo,k dat ten
uit de inwoners van Jabes-G _ _ilead. j Le 19:12
noorden van Bethel _ ligt, oostelijk
10 Daarom zond de vergadering Re 21:1 van de grote weg die van Beth- _
Ps 15:4
toen twaalfduizend van de dap- Mt 5:33 el naar S _icheml oploopt en zuide-
perste mannen daarheen en ge- lijk van Lebona.” _ 20 Zij gebo-
k Joz 18:1
bood hun aldus: „Gaat, en GIJ moet Re 21:12 den dan de zonen van Benjamin _
de inwoners van Jabes-G _ _ilead met l Ge 33:18
en zeiden: „Gaat, en GIJ moet op
de scherpte van het zwaard slaan, Re 9:6 de loer gaan liggen in de wijn-
Re 9:45
ook de vrouwen en de kleinen.m 1Kon 12:1 gaarden. 21 En GIJ moet kijken,
11 En dit is hetgeen GIJ dient te en welnu, wanneer de dochters
m Ex 15:20
doen: Iedere manspersoon en iede- Re 11:34 van S _ilo naar buiten komen om
re vrouw die weet wat het is bij 1Sa 18:6
Ps 149:3
reidansen uit te voeren,m dan
een manspersoon te liggen, dient Ps 150:4 moet GIJ uit de wijngaarden te
RECHTERS 21:22—RUTH 1:12 Elimelech. Naomi. Ruth 358
voorschijn komen en U ieder met HFDST. 21 gingen naar hun getala vrouwen
geweld zijn vrouw wegvoeren uit a Re 21:12 wegvoeren uit de dansende vrou-
Re 21:14
de dochters van S _ilo, en GIJ moet b Re 21:1 wen,b die zij wegrukten; waar-
naar het land van Benjamin
_ gaan. Re 21:18 na zij heengingen en naar hun
22 En het moet geschieden dat erfdeel terugkeerden en de ste-
ingeval hun vaders of hun broers 2e kolom den bouwdenc en er gingen wo-
komen om een rechtsgeding te- a Re 20:47 nen.
gen ons te voeren, dan zullen wij Re 21:12
24 ¨ Toen gingen de zonen van
b Re 21:21
stellig tot hen zeggen: ’Bewijst c Re 20:48 Isra
_ el in die tijd vandaar uiteen,
ons een gunst ter wille van hen, d Joz 14:2 ieder naar zijn eigen stam en zijn
Re 2:6
want wij hebben niet door oorlog Re 20:8 eigen familie; en zij trokken van-
voor ieder zijn vrouw genomen,a e Re 8:23 daar weg, ieder naar zijn eigen
Re 17:6
want niet GIJ hebt [ze] hun gege- Re 18:1 erfdeel.d
ven op een tijd dat GIJ schuldig Re 19:1 25 In die dagen was er geen ko-
zoudt worden.’ ”b f De 12:8 ¨
De 16:18 ning in Isra
_ el.e Een ieder placht te
23 De zonen van Benjamin
_ de- Re 17:6
1Sa 9:17
doen wat recht was in zijn eigen
den dan ook precies zo, en zij Sp 3:5 ogen.f

ccc dccc
RUTH
Nu gebeurde het in de dagen HFDST. 1 Jehovah zijn aandacht op zijn volk
1 waarin de rechters a rechtspra-
ken, dat er een hongersnoodb ont-
a Re 2:16
b De 28:15
had gerichta door hun brood te
geven.b
De 28:38
stond in het land. Toen trok een 7 Zij dan trok weg uit de plaats
c c Ge 35:19
man uit Bethlehem
_ in Juda_ weg Re 17:7 waar zij had vertoefd,c en haar bei-
om als vreemdeling te vertoeven Mi 5:2
de schoondochters waren bij haar,
d hij met
in de velden van Moab, _ d Ge 19:37
Nu 21:20 en zij liepen voort op de weg om
zijn vrouw en zijn twee zonen. De 2:9 naar het land van Juda _ terug te
2 En de naam van de man was De 34:1
Re 3:30 keren. 8 Ten slotte zei Naomi _
Elimelech,
_ en de naam van zijn e Ge 35:19 tot haar beide schoondochters:
vrouw Naomi, _ en de namen van Ge 48:7
„Gaat heen, keert terug, ieder
1Sa 17:12
zijn twee zonen waren Machlon _
f 1Kon 11:1 naar het huis van haar moeder.
en Ch _iljon, Efrathietene uit Beth- _
g Mt 1:5 Moge Jehovah liefderijke goed-
lehem in Juda. _ Ten slotte kwa-

heid jegens U betrachten,d net
men zij in de velden van Moab _ en
bleven daar. 2e kolom
zoals GIJ die hebt betracht jegens
de mannen die nu gestorven zijn
3 Na verloop van tijd stierf Eli- a De 4:31
De 28:11 en jegens mij.e 9 Moge Jehovah
melech,
_ de man van Naomi, _ zodat
b Ps 37:25 U een schenking doen,f en vindt
zij met haar twee zonen overbleef. Ps 104:14
4 Later namen de mannen zich Ps 132:15 een rustplaats,g ieder in het huis
Moabitische vrouwenf tot echt-
Mt 6:11 van haar man.” Toen kuste h zij
genotes. De naam van de ene
c Ru 1:4 hen, waarop zij hun stem verhie-
2Kon 8:3
was Orpa
_ en de naam van de an- d Ex 34:6
ven en weenden. 10 En zij ble-
dere Ruth.g En zij bleven daar Ru 2:20 ven tot haar zeggen: „Neen, maar
Ps 31:16 ´
ongeveer tien jaar lang wonen. Ps 31:21
wij zullen met u naar uw volk te-
5 Na verloop van tijd stierven ook e Sp 11:17 rugkeren.”i 11 Naomi _ zei ech-
die twee, Machlon _ en Ch _iljon, zo- Sp 19:22 ter: „Keert terug, mijn dochters.
dat de vrouw overbleef zonder f Jak 1:17 Waarom zoudt GIJ met mij mee-
haar twee kinderen en haar man. g Ru 3:1 gaan? Heb ik dan nog zonen in
6 Toen stond zij met haar schoon- h Ge 31:55
Han 20:37
mijn inwendige delen, en zullen
dochters op en keerde uit de vel- i Ps 119:63
die UW mannen moeten worden? j
den van Moab _ terug, want zij had j Ge 38:11
12 Keert terug, mijn dochters,
in het veld van Moab _ gehoord dat De 25:5 gaat heen, want ik ben te oud
359 Ruth keert met Naomi naar Bethlehem terug RUTH 1:13–2:8
geworden om nog aan een man te HFDST. 1 ren.a Waarom zoudt GIJ mij Nao- _
gaan behoren. Indien ik had ge- a Ge 17:17 mi noemen, wanneer het Jeho-
b Ru 1:20
zegd dat ik ook hoop had dat ik 1Sa 3:18 vah is die mij heeft vernederd enb

vannacht stellig aan een man zou Job 19:21


c Ru 1:16
de Almachtige die mij rampspoed
gaan behoren en ook stellig zo- Sp 17:17 heeft aangedaan?”c
Sp 18:24
nen zou baren,a 13 zoudt GIJ op Heb 10:39 22 Zo keerde Naomi _ terug, ter-
hen blijven wachten totdat zij op- d Nu 21:29 wijl zij bij haar terugkeer uit de
Ps 96:5
gegroeid zouden zijn? Zoudt GIJ 1Kor 8:5 velden van Moab _ d vergezeld was

U ter wille van hen afgezonderd 2Pe 2:22


van Ruth, de Moabitische, haar
e 2Sa 15:19
houden, zodat GIJ niet aan een f 2Kon 2:2 schoondochter; en zij kwamen te
man zoudt gaan behoren? Neen, Heb 11:15
g Ru 2:11 Bethlehem
_ e aan bij het begin van
mijn dochters, want het is mij Es 8:17 de gerstoogst.f
Ps 45:10
zeer bitter om U, dat de hand van Jes 14:1 g
Naomi
_ nu had een verwant
Jehovah tegen mij is uitgegaan.”b
14 Hierop verhieven zij hun
h De 4:4
De 10:20
Ru 2:12
2 van haar mans kant, een zeer
h
vermogend man, uit de familie
1Kon 8:41
stem en weenden nog meer, waar-
na Orpa haar schoonmoeder kus-
i 2Sa 15:21 van Elimelech,
_ en zijn naam was
_ j 1Sa 3:17 i
te. Wat Ruth betreft, zij bleef bij 2Sa 19:13 Boaz.
_
k Han 21:14
c
haar. 15 Daarom zei zij: „Zie! l Ru 1:1
2 Na verloop van tijd zei Ruth,
Uw schoonzuster, die weduwe is m Mt 21:10 de Moabitische, tot Naomi: _ „Laat
n Ru 1:2
geworden, is naar haar volk en o Ge 17:1
mij alstublieft naar het veld gaan
haar goden teruggekeerd.d Keer Ex 6:3 en tussen de [schoven] aren le-
Jes 46:9
met uw tot weduwe gemaakte p Ru 1:13 zen,j achter wie dan ook aan in
schoonzuster terug.”e 1Sa 3:18
Job 19:21
wiens ogen ik gunst moge vin-
16 Nu zei Ruth: „Smeek mij Jes 12:1 den.” Zij dan zei tot haar: „Ga,
q 1Sa 2:7
niet dringend om u te verlaten, mijn dochter.” 3 Daarop ging zij
heen en kwam op het veld en ging
om terug te keren en u niet te
vergezellen; want waarheen gij
2e kolom achter de oogsters aan [aren] le-
gaat, zal ik gaan, en waar gij de a Job 1:21 zen.k Zo kwam zij bij toeval op
b Ru 1:5
nacht doorbrengt, zal ik de nacht c Job 10:17
het stuk veld terecht dat aan Boaz _
doorbrengen.f Uw volk zal mijn Jes 54:8 behoorde,l die uit de familie van
d Nu 21:13 m
volk zijn,g en uw God mijn God.h Ru 1:1 Elimelech
_ was. 4 En zie! Boaz _
17 Waar gij sterft, zal ik sterven,i
e Ge 35:19
Mi 5:2
kwam uit Bethlehem,
_ en hij zei
en daar zal ik begraven worden. f Ru 2:23 vervolgens tot de oogsters: „Je-
Moge Jehovah zo met mij doen hovah zij met U.”n Op hun beurt
en daaraan toevoegenj indien iets HFDST. 2 zeiden zij dan altijd tot hem: „Je-
anders dan de dood scheiding zou g Ru 3:2
hovah zegene u.”o
maken tussen mij en u.” Ru 3:12 5 Naderhand zei Boaz _ p tot de
h De 8:18
18 Toen zij nu zag dat zij erbij i Ru 4:21 jonge man die over de oogsters ge-
bleef met haar mee te gaan,k hield
1Kr 2:11
Mt 1:5
steld was: „Aan wie behoort deze
zij voorts op tot haar te spreken. Lu 3:32 jonge vrouw?” 6 De jonge man
j Le 19:9
19 En zij vervolgden beiden hun Le 23:22
dan die over de oogsters gesteld
weg totdat zij te Bethlehem
_ l
kwa- De 24:19 was, antwoordde en zei: „De jon-
k 2Th 3:10
men. Nu geschiedde het dat zo- l Ru 2:20 ge vrouw is een Moabitische,q die
dra zij te Bethlehem
_ kwamen, Sp 16:9 met Naomi _ uit het veld van Moab_
m Ru 1:2
de hele stad vanwege hen in op- n Re 6:12 is teruggekomen.r 7 Toen zei zij:
schudding geraakte,m en de vrou- 2Ti 4:22 ’Laat mij alstublieft [aren] lezen,s
o Nu 6:24
wen bleven zeggen: „Is dat Nao- _ p Ru 2:1 en ik zal stellig [aren] verzamelen
mi?”n 20 En zij zei dan tot de Ru 4:21
1Kr 2:11
tussen de afgesneden aren, achter
vrouwen: „Noemt mij niet Nao- _ q Ru 1:4 de oogsters aan.’ Zo kwam zij en
r Ru 1:16
mi. Noemt mij Mara, _ want de Ru 1:22
is van dat moment in de morgen
Almachtige o heeft het mij zeer s Le 23:22 af tot nu zij net een poosje in het
Ru 2:2
bitter gemaakt.p 21 Vol ben ik t Sp 13:4
huis zit, op de been gebleven.”t
heengegaan,q en met lege handen Sp 31:27
Sp 31:31
8 Later zei Boaz_ tot Ruth: „Gij
heeft Jehovah mij doen terugke- 1Th 4:11 hebt [het] gehoord, niet waar,
RUTH 2:9-23 Ruth door Boaz begunstigd; op Boaz’ veld 360
mijn dochter? Ga niet weg om op HFDST. 2 nen en zei: „Laat haar ook [aren]
een ander veld [aren] te lezen,a a Sp 28:27
1Ti 6:18
lezen tussen de afgesneden aren,
en gij moet ook niet van deze b Ru 2:22 en GIJ moogt haar niet lastig val-
plaats oversteken, en aldus dient c 1Ti 5:2 len.a 16 En GIJ dient ook voor-
d Sp 11:25
gij dicht bij mijn jonge vrouwen Jak 1:27 al enkele [halmen] voor haar uit
te blijven.b 9 Laten uw ogen op e 1Sa 25:23 de arenbundels te trekken, en GIJ
f Ex 22:21
het veld zijn dat zij zullen oog- Ex 23:9 moet ze laten liggen, opdat zij ze
sten, en gij moet met hen mee- Le 19:34 kan oplezen,b en GIJ moogt haar
g Sp 31:31
gaan. Heb ik de jonge mannen h Ru 1:14 niet bestraffen.”
niet geboden u niet aan te ra- Ru 1:16
17 En zij bleef tot de avond
i Ps 45:10
ken? c Als gij dorst hebt, dan moet j 1Sa 24:19 [aren] lezen op het veld,c waar-
gij naar de vaten gaan en drinken Job 34:11
Sp 28:20
na zij uitklopted wat zij opgele-
van wat de jonge mannen zullen Heb 6:10 zen had, en het bleek ongeveer
k Ru 4:11
putten.”d Ru 4:17 een efae gerst te zijn. 18 Toen
10 Toen viel zij op haar aange- Ps 20:5 nam zij het op en ging de stad
Mt 1:5
zicht en boog zich ter aarde e en Mt 1:16 binnen, en haar schoonmoeder
zei tot hem: „Hoe komt het dat ik Heb 11:6
l Ps 17:8
kreeg te zien wat zij opgelezen
gunst in uw ogen heb gevonden, Ps 36:7 had. Daarna haalde zij het voed-
Ps 57:1
zodat er notitie van mij wordt Ps 63:7
sel te voorschijn dat zij, na zich-
genomen, terwijl ik toch een bui- Ps 91:4 zelf verzadigd te hebben, had over-
m Ge 50:21
tenlandse ben?”f 11 Hierop ant- n 1Sa 25:41
gehoudenf en gaf het haar.
woordde Boaz_ en zei tot haar: „Mij Fil 2:3 19 Haar schoonmoeder zei nu
o Ps 112:9
is uitvoerig verslag g uitgebracht Sp 22:9 tot haar: „Waar hebt gij vandaag
van alles wat gij na de dood van Jes 58:7 [aren] gelezen, en waar hebt gij
Ez 18:7
uw man voor uw schoonmoeder p 1Sa 17:17 gewerkt? Moge degene die noti-
hebt gedaan,h en hoe gij voorts 1Sa 25:18
2Sa 17:28
tie van u heeft genomen, geze-
uw vader en uw moeder en het q Le 19:9 gend worden.”g Zij vertelde haar
Ru 2:2
land van uw bloedverwanten hebt schoonmoeder dus bij wie zij had
verlaten en naar een volk zijt ge- gewerkt; en zij vervolgde: „De
gaan dat gij voordien niet hadt ge- 2e kolom naam van de man bij wie ik
kend.i 12 Moge Jehovah uw han- a Ru 2:9 vandaag heb gewerkt, is Boaz.” _
1Ti 5:2
delwijze belonen,j en moogt gij b Sp 14:21 20 Daarop zei Naomi _ tot haar
een volmaakt loonk krijgen van Sp 19:17 schoondochter: „Gezegend zij
¨ Han 20:35
Jehovah, de God van Isra _ el, on- c Ru 2:7 hij door Jehovah,h die zijn liefde-
der wiens vleugels gij toevlucht Sp 31:27 rijke goedheidi jegens de leven-
d Jes 28:27
zijt komen zoeken.”l 13 Daarop e Ex 16:36 den en de doden niet achterwe-
zei zij: „Laat mij gunst in uw ogen Ez 45:11 ge heeft gelaten.”j En Naomi_ zei
f Ru 2:14
vinden, mijn heer, omdat gij mij Jo 6:12 verder tot haar: „De man is aan
hebt vertroost en omdat gij uw 1Ti 5:4
g Ps 41:1
ons verwant.k Hij is een van onze
dienstmaagd geruststellend hebt h Ru 2:4 lossers.”l 21 Toen zei Ruth, de
toegesproken,m ofschoon ikzelf Ru 3:10
2Sa 2:5
Moabitische: „Hij heeft ook tot
niet eens met een van uw dienst- i Ex 34:6 mij gezegd: ’Dicht bij de jonge
Ru 1:8
maagden gelijkgesteld kan wor- Ps 36:7 mensen die van mij zijn, dient gij
den.”n Ps 62:12 te blijven, totdat zij met de hele
Klg 3:22
14 Tegen etenstijd zei Boaz _ j Ru 1:8 oogst die ik heb, gereed zijn.’ ”m
22 Naomi n zei dus tot Ruth, haar
voorts tot haar: „Treed naderbij, k Ru 2:1 _
l Le 25:25
hierheen, en gij moet wat van het De 25:5 schoondochter: o „Het is beter,
brood eteno en uw stuk in de azijn Ru 3:9 mijn dochter, dat gij met zijn jon-
Ru 3:12
dopen.” Zij ging dus naast de oog- Ef 1:7 ge vrouwen naar buiten gaat, op-
sters zitten, en hij reikte haar Heb 2:14
m Ru 2:8
dat men u niet op een ander veld
telkens geroosterd korenp toe en n Ru 1:2 hindert.”p
zij at, zodat zij verzadigd werd en o Ru 1:4
p Job 12:12
23 Zo bleef zij voortdurend
toch nog iets over had. 15 Toen Sp 12:15 dicht bij de jonge vrouwen van
1Kor 15:33
stond zij op om [aren] te lezen.q Tit 2:3
Boaz
_ om [aren] te lezen, totdat
Boaz
_ gebood nu zijn jonge man- q Ru 1:22 de gerstoogstq en de tarweoogst
361 Ruth wordt lossing beloofd. Geschenk van Boaz RUTH 3:1–4:2
ten einde waren. En zij bleef bij HFDST. 2 niet bevreesd. Alles wat gij zegt,
haar schoonmoeder wonen.a a Ru 1:14 zal ik voor u doen,a want ieder-
Ru 1:16
Naomi, haar schoonmoeder, Ru 3:11 een in de poort van mijn volk weet
_
3 zei nu tot haar: „Mijn doch-
ter, behoor ik niet een rustplaats b

HFDST. 3
dat gij een voortreffelijke vrouw
zijt.b 12 Welnu, al is het een feit
voor u te zoeken, opdat het u b De 25:6
dat ik een losser c ben, er is ook een
goed moge gaan? 2 Nu dan, is
Ru 1:9 losser die nader verwant is dan
niet Boaz, c Le 25:25 ik.d 13 Blijf hier vannacht over,
_ bij wiens jonge vrou- De 25:5
en morgenochtend moet het ge-
wen gij gebleven zijt, onze ver- Ru 2:1

want? c Zie! Vannacht wantd hij Ru 2:20 schieden dat indien hij u zal los-
Ru 3:12
gerst op de dorsvloer. 3 En gij sen,e voortreffelijk! Laat hij los-
d Jes 30:24
sen. Maar indien hij geen lust
moet u wassen en u met olie in- e 2Sa 12:20
heeft om u te lossen, dan wil ik
wrijvene en uw mantels omdoenf 2Sa 14:2
Pr 9:8 u lossen, ikzelf, zo waar Jehovah
en naar de dorsvloer afdalen.
f 1Ti 2:9 leeft.f Blijf liggen tot de morgen.”
Maak u niet bekend aan de man
totdat hij klaar is met eten en g Re 19:6 14 En zij bleef aan zijn voeten
Ps 104:15
drinken. 4 En het dient te ge- Pr 3:13 liggen tot de morgen en stond
schieden dat wanneer hij zich
Pr 10:19 toen op voordat ook maar iemand
neerlegt, gij ook nota moet ne-
h Le 25:25 een ander kon herkennen. Hij nu
De 25:5
men van de plaats waar hij zich Ru 2:20 zei: „Laat het niet bekend wor-
neerlegt; en gij moet erheen gaan i Ru 2:4 den dat er een vrouw op de dors-
en zijn voeten ontbloten en u j Sp 11:17
vloer gekomen is.”g 15 Voorts
neerleggen; en hij, van zijn kant,
Sp 19:22 zei hij: „Breng de omslagdoek die
zal u vertellen wat gij behoort te k Ru 1:16 gij om hebt en houd hem open.”
doen.” Zij hield hem dus open en hij mat
2e kolom vervolgens zes maten gerst af en
5 Daarop zei zij tot haar: „Al-
legde het op haar, waarna hij de
les wat gij tot mij zegt, zal ik a Ru 3:9
stad binnenging.
doen.” 6 Toen daalde zij af naar b Sp 31:30

de dorsvloer en deed naar alles


Sp 31:31
1Ti 2:10
16 En zij ging heen naar haar
wat haar schoonmoeder haar had 1Pe 3:4 schoonmoeder, die nu zei: „Wie
geboden. 7 Ondertussen at en c Le 25:25 zijt gij, mijn dochter?” Bijgevolg
dronk Boaz,_ en zijn hart was vro-
Ru 2:20 vertelde zij haar alles wat de man
lijk.g Toen ging hij heen om zich
d Ru 4:1 voor haar had gedaan. 17 En
aan het uiteinde van de koren-
e Ru 3:9 zij vervolgde: „Deze zes maten
Ru 4:5
hoop neer te leggen. Daarna ging Mt 22:24 gerst heeft hij mij gegeven, want
zij er stilletjes heen en ontbloot- f De 6:13 hij zei tot mij: ’Kom niet met
te zijn voeten en legde zich neer.
Re 8:19 lege handen bij uw schoonmoe-
1Sa 14:39
8 Het gebeurde nu te midder- 2Kor 1:23 der.’ ”h 18 Daarop zei zij: „Blijf
nacht dat de man begon te be- g Ro 12:17 stil afwachten, mijn dochter, tot-
ven. Hij boog zich dus voorover,
Ro 14:16
1Kor 10:32
dat gij weet hoe de zaak zal aflo-
en zie! daar lag een vrouw aan zijn h Ps 37:5
pen, want de man zal geen rust
voeten! 9 Toen zei hij: „Wie zijt Jak 1:27 hebben tenzij hij de zaak vandaag
gij?” Op haar beurt zei zij: „Ik ben i Ps 138:8 tot een einde heeft gebracht.”i
Ro 8:28
Ruth, uw slavin, en gij moet de Wat Boaz betreft, hij ging op
slip van uw [kleed] over uw slavin
uitspreiden, want gij zijt een los-
1Pe 5:7

4 _
j
naar de poort en zette zich
daar toen neer. En zie! de losser
HFDST. 4
ser.”h 10 Daarop zei hij: „Geze- j De 16:18 over wie Boaz_ gesproken had,k
gend moogt gij zijn door Jehovah,i De 21:19 kwam voorbij. Toen zei hij: „Wijk
De 22:15
mijn dochter. Gij hebt uw liefde- De 25:7 toch terzijde, ga toch hier zitten,
rijke goedheidj in het laatste ge- k Ru 3:12 Zo-en-zo.” Hij week dus terzijde
val nog beter tot uitdrukking ge- l De 19:12 en ging zitten. 2 Daarna nam
bracht dan in het eerste geval,k De 29:10 hij tien mannen uit de oudere
Joz 20:4
door niet de jonge mannen achter- Re 8:14 mannenl der stad en zei: „Gaat
na te lopen, hetzij gering of rijk. 1Kon 21:8
Sp 31:23
hier zitten.” Zij gingen derhalve
11 Nu dan, mijn dochter, wees Han 6:12 zitten.
RUTH 4:3-22 Boaz lost Naomi en Ruth. Obed geboren 362
3 Hij zei nu tot de losser: a „Het HFDST. 4 11 En al het volk dat in de poort
stuk veld dat aan onze broeder a Le 25:25 was en de oudere mannen zeiden
b De 25:5
Elimelech
_ behoorde, moet Nao- _ Ru 2:20 hierop: „[Wij zijn] getuigen! Jeho-
mi, die uit het veld van Moab _ is b Ru 1:2 vah geve dat de vrouw die in uw
c c Ru 1:1
teruggekeerd, verkopen. 4 Ik Ru 1:6 huis komt, als Rachel _ a
en als Lea _ ¨b
voor mij, ik heb gedacht dat ik d Jer 32:7 is, die beiden het huis van Isra _ el
het u zou onthullen, door te zeg- e Ge 23:18
Jer 32:10
hebben gebouwd; c en gij, bewijs
gen: ’Koop hetd in tegenwoordig- f Le 25:25 uw waarde in Efratha _ d
en maak u
heid van de inwoners en de oudere Ru 2:20
een aanzienlijke naam in Bethle- _
g Ru 3:13
mannen van mijn volk.e Indien gij h Ge 38:8 hem.e 12 En moge uw huis wor-
het zult lossen, los het; maar in- De 25:5 den als het huis van Perez, _ die
Lu 20:28
dien gij het niet zult lossen, ver- i De 25:9 Tamar
_ aan Juda _ gebaard heeft,f
tel het mij toch, opdat ik het moge j De 25:9 door het nageslacht dat Jehovah
weten, want er is niemand an- k Ge 23:18
u uit deze jonge vrouw zal ge-
De 19:15
ders om te lossenf behalve gij, en ´ Ru 4:4 ven.”g
ik kom na u.’ ” Hierop zei hij: „Ik Jer 32:12
l Ge 38:8 13 Bijgevolg nam Boaz _ Ruth
zal het wel lossen.”g 5 Toen zei De 25:6
en zij werd zijn vrouw en hij had
Boaz:
_ „Op de dag dat gij het veld Ru 2:20
Ru 4:5 betrekkingen met haar. Jehovah
uit Naomi’s _ hand koopt, moet gij m Ru 4:4
dan schonk haar zwangerschap h
het ook van Ruth, de Moabitische, Jes 8:2

de vrouw van de gestorven man,


en zij baarde een zoon. 14 Toen
kopen, om de naam van de gestor- zeiden de vrouweni tot Naomi: _
2e kolom
ven man over zijn erfdeel te doen „Gezegend zij Jehovah,j die het u
a Ge 29:30
verrijzen.”h 6 Hierop zei de los- b Ge 29:23
heden niet aan een losser heeft
ser: „Ik kan het voor mij niet los- c Ge 28:3 laten ontbreken; moge zijn naam
Ge 35:23 ¨
sen, uit vrees dat ik mijn eigen Ge 35:24 in Isra
_ el uitgeroepen worden.
¨ Ge 46:15 15 En hij is een hersteller van
erfdeel ruıneer. Lost gij het voor Ge 46:18
u met mijn lossingsrecht, want ik Ge 46:22 uw ziel geworden en iemand die
kan niet lossen.”
Ge 46:25 uw ouderdom schraagt,k omdat
d Ge 35:19
7 Dit ¨ nu was in vroeger tijden Ge 48:7 uw schoondochter, die u waarlijk
in Isra
_ el het gebruik betreffen-
e Ru 1:1 liefheeft,l die u beter is dan ze-
Mi 5:2
de het lossingsrecht en betreffen- f Ge 38:29 ven zonen,m hem heeft gebaard.”
de de ruil, ten einde wat dan ook
Nu 26:20
1Kr 2:4
16 Toen nam Naomi _ het kind en
te bevestigen: Een man moest Mt 1:3 legde het aan haar boezem, en zij
zijn sandaali uittrekken en die
g De 28:4
Ps 127:3
werd zijn verzorgster. 17 Voorts
aan zijn naaste geven, en dit was h Ge 29:31 gaven de buurvrouwenn het een
¨ 1Sa 1:27 naam en zeiden: „Aan Naomi _ is
het formele getuigenis in Isra _ el. Ps 127:3
8 Toen de losser dus tot Boaz _ zei: i Lu 1:58 een zoon geboren.” Zij dan gaven
o
„Koop het voor u”, trok hij vervol- Ro 12:15
hem de naam Obed. _ Hij is de va-
j Ge 24:27 ¨
gens zijn sandaalj uit. 9 Daarop Ps 145:1 der van Isa _ ı,p Davids _ vader.
Lu 1:68
zei Boaz _ tot de oudere mannen en k Ps 55:22
18 Dit nu zijn de geslachten
heel het volk: „GIJ zijt heden ge- Jes 46:4 van Perez:_ q Perez werd de va-
_
Heb 11:6
tuigenk dat ik alles wat aan Elime- _ l Ru 1:16
der van Hezron; _ r 19 en Hezron _
lech heeft toebehoord en alles wat 1Kor 13:5 werd de vader van Ram; en Rams
aan Ch _iljon en Machlon _ heeft toe- m 1Sa 1:8
werd de vader van Amminadab; _
n Lu 1:58
behoord, waarlijk uit de hand van o Mt 1:5 20 en Amminadab _ t werd de va-

Naomi _ koop. 10 En ook Ruth, Lu 3:32 der van Nahesson; _ u


en Nahes- _
de Moabitische, de vrouw van p 1Sa 17:12
Jes 11:1 son werd de vader van Salmon; _
Machlon,
_ koop ik mij waarlijk tot Ro 15:12 21 en Salmon _ v werd de vader van
vrouw om de naam van de gestor- q Ru 4:12
Boaz;
_ en Boaz _ w werd de vader
l r Ge 46:12
ven man over zijn erfdeel te doen Nu 26:21 van Obed;
_ 22 en Obed _ werd de
verrijzen en opdat de naam van de 1Kr 2:5 ¨ ¨
s 1Kr 2:9
vader van Isa _ ı; x en Isa _ ı werd de
gestorven man niet uit het mid- Mt 1:3 vader van David. _ y
den van zijn broeders en uit de t Ex 6:23
1Kr 2:10
poort van zijn plaats wordt afge- Lu 3:33 v 1Kr 2:11; Lu 3:32; w 1Kr 2:12; x Ru 4:17; 1Sa
sneden. GIJ zijt heden getuigen.”m u Nu 1:7 16:1; y 2Sa 7:12; 1Kr 2:15; Mt 1:6; Lu 3:31.
¨
HET EERSTE BOEK

SAMUEL
of, volgens de Griekse Septuaginta,
HET EERSTE BOEK DER KONINGEN

Nu was er¨ een zeker man uit HFDST. 1 en weende toen zeer.a 11 En zij
1 Ramatha_ ım-Zofim,
bergland van Efra
_
_ ¨ uit het
ım, en zijn
a
b
a 1Sa 1:19
1Sa 7:17
1Sa 28:3
deed vervolgens een gelofte b en
zei: „O Jehovah der legerscharen,
naam was Elkana, c de zoon van Je-
_ b Joz 16:5
Joz 17:16
indien gij zonder mankeren de el-
roham,
_ de zoon van El _ihu, de zoon c 1Kr 6:27 lende van uw slavin zult aanzienc
van T ¨ ohu,
_ de zoon van Zuf,d een d 1Kr 6:35 en mij werkelijk zult gedenken,d
e Ge 16:1
Efraımiet. 2 En hij had twee Ge 29:31 en gij uw slavin niet zult verge-
vrouwen: de naam van de ene was f Ps 95:6 ten en uw slavin werkelijk een
g Ex 23:14
Hanna
_ en de naam van de ande- Ex 34:23 mannelijke nakomeling zult ge-
re was Pen _inna. En Pen _inna kreeg De 12:5
Joz 18:1
ven, wil ik hem aan Jehovah ge-
kinderen, maar Hanna _ had geen Re 21:19 ven al de dagen van zijn leven, en
Lu 2:41
kinderen.e 3 En die man ging h 1Sa 2:12
geen scheermes zal op zijn hoofd
van jaar tot jaar op uit zijn stad 1Sa 2:22 komen.”e
1Sa 2:34
om zich te S _ilo voor Jehovah der 1Sa 4:17 12 En het gebeurde dat ter-
legerscharen neer te werpenf en i Nu 3:10 wijl zij uitvoerig voor het aan-
De 33:10
hem een slachtoffer te brengen.g Mal 2:7 gezicht van Jehovah bad,f Eli_ op
En aldaar waren de twee zonen j Le 7:15
haar mond lette. 13 Wat Han- _
De 12:6
van Eli, _ Hofni
_ en P _inehas,h pries- k Ge 29:30 na betreft, zij sprak in haar
ters voor Jehovah.i De 21:15
hart; g slechts haar lippen tril-
l Ge 20:18
4 En er brak een dag aan dat Ge 30:2 den, en haar stem werd niet ge-
m Ge 16:4
Elkana_ een slachtoffer ging bren- n De 16:16
hoord. Maar Eli _ hield haar voor
gen, en hij gaf aan zijn vrouw 1Sa 1:3 dronken.h 14 Daarom zei Eli _
o 1Sa 2:19
Pen _inna en aan al haar zonen p Ge 30:1
tot haar: „Hoe lang zult gij u
en haar dochters delen; j 5 maar
´ ´ q Ru 4:15 nog als een beschonkene gedra-
Hgl 8:6
aan Hanna _ gaf hij´ een deel. Niet- r Ex 25:8
gen? i Doe uw wijn van u weg.”
temin had hij Hanna lief,k en wat Ex 40:2 15 Hierop antwoordde Hanna _
1Sa 1:24
Jehovah betreft, hij had haar moe- 1Sa 3:3 en zei: „Neen, mijn heer! Ik ben
derschoot toegesloten.l 6 En 2Sa 7:2 een vrouw met een zwaar be-
2Sa 22:7
ook tergde m haar mededingster Ps 27:4 drukte geest; en wijn en bedwel-
haar zeer om haar van streek s Job 7:11 mende drank heb ik niet gedron-
Jes 38:15
te brengen, omdat Jehovah haar t Ps 55:22 ken, maar ik stort mijn ziel uit
moederschoot had toegesloten. Ps 65:2 voor Jehovah.j 16 Stel uw sla-
7 En zo placht zij jaar op jaar vin niet gelijk met een nietswaar-
te doen,n zo dikwijls als zij op- 2e kolom dige k vrouw, want uit de over-
ging naar het huis van Jehovah.o a 2Kon 20:3 vloed van mijn bezorgdheid en
Zo tergde zij haar altijd, zodat b Nu 30:7
Nu 30:14
mijn kommer heb ik tot nu toe
zij dan weende en niet kon eten. De 23:23 gesproken.”l 17 Toen antwoord-
Pr 5:4
8 Voorts zei Elkana, _ haar man, de Eli
_ en zei: „Ga in vrede, m en
c Jes 66:2 ¨
tot haar: „Hanna, _ waarom weent Lu 1:38 moge de God van Isra_ el uw bede
Heb 4:16
gij, en waarom eet gij niet, en d Ge 30:22 inwilligen, die gij van hem ge-
waarom is uw hart droevig ge- e Nu 6:5 vraagd hebt.”n 18 Daarop zei zij:
Re 13:5
stemd? p Ben ik u niet beter dan Lu 1:15 „Laat uw dienstmaagd gunst vin-
tien zonen?”q f Lu 18:1 den in uw ogen.”o Toen ging de
Kol 4:2
9 Toen stond Hanna _ op, nadat 1Th 5:17 vrouw heen en at,p en haar gezicht
zij te S _ilo hadden gegeten en na g Ge 24:45 toonde geen bezorgdheid meer
Ne 2:4
het drinken, terwijl Eli, _ de pries- h Han 2:13 om haar eigen situatie.q
ter, op de zetel bij de deurpost i Sp 18:13
Jak 1:19
van de tempelr van Jehovah zat. j Ps 42:4 k De 13:13; 1Sa 10:27; 1Sa 25:25; 1Sa 30:22; l Job
6:2; Job 10:1; m Re 18:6; 1Sa 25:35; Mr 5:34; Lu
10 En zij was bitter van ziel,s Ps 42:6
Ps 62:8 7:50; Lu 8:48; n 1Sa 1:11; Ps 20:4; Ps 65:2; o Ge
en zij ging tot Jehovah biddent Ps 142:2 33:15; Ru 2:13; p Pr 9:7; q Fil 4:7; 1Pe 5:7.

363
¨ ¨
1 SAMUEL 1:19–2:6 Samuel aan Jehovah geleend. Hanna’s gebed 364
19 Vervolgens stonden zij HFDST. 1 hij iemand om wie een verzoek is
’s morgens vroeg op en wierpen a 1Sa 1:1
b Ge 4:1
gedaan voor Jehovah.”
zich voor het aangezicht van Jeho- Ru 4:13 Toen boog hij zich daar voor Je-
c 1Sa 1:11
vah neer, waarna zij terugkeerden Ps 66:19 hovah neer.a
a kwamen.
en in hun huis te Rama _ Sp 15:29
Vervolgens bad Hanna en b
_
Elkana _ had nu gemeenschap b met
zijn vrouw Hanna, _ en Jehovah
d Ge 5:29
Ge 41:51
Ex 2:22
Mt 1:21
2 „Mijn
zei:
hart heeft werkelijk uit-
gedacht haar toen.c 20 Zo ge- e Mt 7:7
1Jo 5:14 bundige vreugde in Jeho-
schiedde het met het omlopen f 1Sa 1:3
vah,c
g Nu 15:3
van een jaar dat Hanna _ zwanger Nu 15:8 Mijn hoorn is waarlijk ver-
werd en een zoon baarde, en zij De 23:23
hoogd in Jehovah.d
h De 16:16
gaf hem vervolgens de naamd Sa- _ i 2Kr 31:16 Mijn mond heeft zich wijd
¨
muel, want, zei zij, „van Jehovah Jes 28:9
j 1Sa 1:11 opengedaan tegen mijn
e
heb ik hem gevraagd”. 1Sa 2:11
vijanden,
1Sa 3:1
21 Mettertijd ging de man El- k Ef 5:25 Want ik verheug mij werke-
1Pe 3:7
kana_ met zijn hele huisgezin op l Nu 30:7 lijk in de redding afkom-
om Jehovah het jaarlijkse slacht- m Jes 55:11 stig van u.e
Tit 1:2
offer f en zijn gelofteoffer g te of- Heb 6:18 2 Er is niemand heilig als Jeho-
feren. 22 Wat Hanna _ aangaat, n 2Kr 31:16
Jes 28:9
vah, want er is niemand
zij ging niet op,h want zij had o Nu 15:10 buiten u; f
p Joz 18:1
tot haar man gezegd: „Zodra de 1Sa 1:9 En er is geen rots als onze
jongen gespeend wordt,i moet ik q 1Sa 1:3 God.g
r 1Sa 17:55
hem brengen, en hij moet voor 1Sa 20:3 3 Spreekt toch niet steeds zo
het aangezicht van Jehovah ver- 2Sa 11:11
2Kon 2:2
hoogmoedig,
schijnen en daar tot onbepaalde 2Kon 4:30 Laat niets onbeteugeld uit
Pr 9:5
tijd wonen.”j 23 Hierop zei El- s 1Sa 1:15 UW mond komen,h
kana,
_ haar man,k tot haar: „Doe t 1Sa 1:11 Want een God van kennis is
1Sa 1:17
wat goed is in uw ogen.l Blijf thuis Ps 66:19 Jehovah,i
totdat gij hem speent. Moge Je-
Mt 7:7
1Jo 5:15
En door hem worden daden
hovah slechts zijn woord gestand u Ps 21:2 op een juiste wijze ge-
Ps 37:4
doen.”m De vrouw bleef dus thuis v Re 11:31 toetst.j
en bleef haar zoon zogen totdat zij
4 De sterke mannen van de
hem speende.n 2e kolom
boog zijn met verschrik-
king vervuld,k
24 Zodra zij hem dan ook ge- a Ps 95:6
Maar de struikelenden om-
speend had, nam zij hem met
gorden zich zowaar met
zich mee, benevens een driejari- HFDST. 2
´ ´ vitale kracht.l
ge stier en een efa meel en een b Fil 4:6
5 Die verzadigd waren, moeten
c Ps 13:6
grote kruik wijn,o en zij ging ver- Lu 1:46 zich verhuren om brood,m
volgens het huis van Jehovah te Ro 5:11
Maar de hongerigen houden
d Ps 18:2
S _ilo p binnen. En de jongen was bij Ps 89:17
in werkelijkheid op [te
Ps 92:10
haar. 25 Toen slachtten zij de e Ps 9:14 hongeren].n
stier en brachten de jongen naar Ps 13:5
Zelfs de onvruchtbare heeft
f Ex 15:11
_ q 26 Daarop zei zij: „Neem
Eli. De 3:24 er zeven gebaard,o
De 4:35
mij niet kwalijk, mijn heer! Bij Ps 73:25 Maar zij die rijk aan zonen
het leven van uw ziel,r mijn heer, Ps 86:8
was, is verwelkt.p
Ps 89:6
ik ben de vrouw die op deze plaats g De 32:4 6 Het is Jehovah die doodt en
2Sa 22:32
bij u stond om tot Jehovah te h Ps 94:4 die in het leven houdt,q
bidden.s 27 Met betrekking tot Jak 1:26 Die in Sjeo_ ol_ doet neerda-
Jak 3:8
deze jongen heb ik gebeden dat i Job 36:4 len,r en Hij doet [eruit] op-
Jehovah mijn bede die ik van hem Job 37:16
Ps 147:5 komen. s

gevraagd heb,t voor mij zou inwil- Ro 11:33


j Sp 16:2
ligen.u 28 En ik, op mijn beurt, Sp 24:12 m Ps 34:10; n Lu 1:53; o 1Sa 1:11; 1Sa 1:20; Ps
113:9; p Jes 54:1; Ga 4:27; q De 32:39; Ps 68:20;
heb hem aan Jehovah geleend.v k Ps 37:15
Ps 76:3 r Ps 89:48; s Job 14:13; Ps 30:3; Ps 49:15; Ps
Al de dagen van zijn bestaan is l Jes 40:29 86:13; Jo 11:24; 1Kor 15:55.
¨ ¨
365 Eli’s twee zonen zondigen. Samuel in Silo 1 SAMUEL 2:7-22
7 Het is Jehovah die arm maakta HFDST. 2 voor zich. Zo plachten zij te S _ilo
¨
en die rijk maakt,b a De 28:15 te doen met alle Israelieten die
b De 8:18
Die vernedert, [en] die ook De 28:12 daar kwamen.a 15 Ook voordat
verhoogt,c 2Kr 1:12 zij het vet zelfs maar in rook
Job 42:12
8 Die de geringe uit het stof op- Sp 10:22 konden doen opgaan,b kwam er
2Kor 9:11
richt; d c Ps 75:7
een bediende van de priester en
Uit de askuil verheft hij een Fil 2:9 zei tot de man die het slacht-
arme,e d Ps 113:7 offer bracht: „Geef toch vlees om
e Lu 1:52
Om hen bij edelen te doen 1Pe 5:6 te roosteren voor de priester, zo-
zitten; en een troon van f 1Kon 3:13 dat hij geen gekookt vlees van
Mt 18:4
heerlijkheidf geeft hij hun g Ge 41:40
u moge ontvangen, maar rauw.”c
tot bezit.g h Job 38:4 16 Als de man dan tot hem zei:
Ps 102:25
Want aan Jehovah behoren de i Ps 91:11
„Laten zij beslist eerst het vet in
stutten der aarde,h Ps 97:10 rook doen opgaan.d Neem daar-
Ps 121:3
En hij plaatst daarop het Sp 2:8 na voor u zoveel als waarnaar uw
productieve land. Lu 1:79 ziel een hevig verlangen moge
j Ps 37:28
9 De voeten van zijn loyalen be- Ze 1:15 hebben”,e zei hij zowaar: „Neen,
hoedt hij; i k 1Sa 14:6 maar gij dient het nu te geven; en
1Sa 17:50
Wat de goddelozen betreft, Ps 33:16 zo niet, dan zal ik het met geweld
zij worden in de duister- l Ex 15:6 moeten nemen!”f 17 En de zon-
Ps 21:8
nis tot zwijgen gebracht,j Ps 92:9 de van de bedienden werd zeer
Want niet door kracht toont m 1Sa 7:10 groot voor het aangezicht van Je-
2Sa 22:14
een man zich superieur.k Ps 18:13 hovah; g want de mannen behan-
10 Wat Jehovah aangaat, wie met n Ps 50:4 delden de offergave van Jehovah
Ps 96:13
hem twisten, zullen wor- Han 17:31 met minachting.h
¨
den verschrikt; l o Ps 2:6 18 En Samu
_ el diende i voor het
Ps 45:1
Tegen hen zal hij in de he- Ps 110:1 aangezicht van Jehovah, als een
melen donderen.m Jes 32:1
Mt 28:18
jongen, omgord met een linnen
Jehovah zelf zal de einden p Ps 75:10 efod.j 19 Ook was zijn moeder
der aarde oordelen,n Ps 89:17
Lu 1:69
gewoon een schoudermanteltje
Om aan zijn koning sterkte te Han 4:27 voor hem te maken, en zij bracht
Han 10:38
geven,o q 1Sa 1:11
het hem van jaar tot jaar wan-
Om de hoorn van zijn ge- 1Sa 3:1 neer zij met haar man opging om
1Sa 3:15
zalfde te verhogen.”p r 1Sa 2:22 het jaarlijkse slachtoffer te offe-
11 Toen ging Elkana _ naar Ra-
_ Sp 17:25 ren.k 20 En Eli _ zegende l Elka-
_
s Tit 1:16
ma, naar zijn huis; en wat de jon- Heb 3:12 na en zijn vrouw en zei: „Moge
gen betreft, hij werd een dienaar q t Le 7:34 Jehovah u een nakomeling be-
van Jehovah voor het aangezicht u Le 6:28
Nu 6:19
schikken uit deze vrouw in de
van de priester Eli.
_ plaats van het geleende, dat aan

12 De zonen van Eli _ nu waren Jehovah werd geleend.”m En zij
2e kolom
nietswaardige mannen; r zij er- gingen naar hun plaats. 21 Bij-
a Mal 1:6
kenden Jehovah niet.s 13 Wat b Le 3:5
gevolg richtte Jehovah zijn aan-
n zodat zij zwan-
datgene betreft wat de priesters c Fil 3:19 dacht op Hanna,
_
rechtens van het volk toekwam: t Ju 12
ger werd en drie zonen en twee
d Le 3:16
Telkens wanneer een man een Le 7:25 dochters baarde.o Intussen groei-
Le 7:31 ¨
slachtoffer bracht, kwam een be- de de jongen Samu _ el bij Jeho-
e De 12:15
diende van de priester met de f Re 18:25 vah op.p
Ne 5:15
drietandige vork in zijn hand, Mi 2:1
22 En Eli
_ was zeer oud, en hij
juist wanneer het vlees kookte,u 1Pe 5:2 had vernomenq omtrent alles wat
g 1Sa 2:29
14 en hij stak [daarmee] in het zijn zonen voortdurend met heel
Jes 9:16 ¨
bekken of de kookpot met twee h 1Sa 2:14 Isra
_ el dedenr en hoe zij altijd bij de
Mal 2:8
handvatten of de grote ketel of
´ ´ i 1Sa 2:11
de kookpot met een handvat. Al- 1Sa 3:15 k Ex 23:14; 1Sa 1:3; 1Sa 1:21; l Ge 14:19; Nu 6:23;
Sp 20:11 m 1Sa 1:28; n Ge 21:1; De 7:14; 1Sa 1:19; o Ps
les wat de vork ook maar naar bo- j 1Sa 22:18 127:3; p Re 13:24; 1Sa 2:26; 1Sa 3:19; Lu 1:80; Lu
ven bracht, nam de priester dan 2Sa 6:14 2:52; q De 13:12; r 1Sa 2:14; 1Sa 2:17; 1Ti 5:20.
¨
1 SAMUEL 2:23–3:2 Zonen mishagen Eli; zijn huis veroordeeld 366
vrouwen lagena die dienst deden HFDST. 2 Jehovah: „Het is ondenkbaar van
bij de ingang van de tent der sa- a Le 21:6 mijn zijde, want wie mij eren,a
b Jer 7:10
menkomst.b 23 En hij placht tot Ez 22:26 zal ik eren,b en wie mij verach-
hen te zeggen: c „Waarom blijft GIJ c Sp 13:24
Sp 19:13
ten, zullen geringgeacht worden.”c
dergelijke dingen doen? d Want de Sp 19:18 31 Zie! Er komen dagen dat ik
d 1Sa 2:14
dingen die ik van heel het volk 1Sa 2:17
stellig uw arm en de arm van het
omtrent U verneem, zijn slecht.e 1Sa 2:22 huis van uw voorvader zal afhou-
1Kon 1:6
24 Neen,f mijn zonen, want het Jak 5:20 wen, zodat er geen grijsaard in uw
bericht dat ik hoor, dat het volk e Sp 13:14
Jes 3:9
huis zal blijken te zijn.d 32 En
van Jehovah doet rondgaan, is Jer 8:12 gij zult werkelijk een tegenstan-
Fil 3:19
niet goed.g 25 Indien een mens f Mt 5:37
der [in mijn] woning aanschou-
tegen een mens zondigt,h zal God Jak 5:12 wen, te midden van al het goede
g 1Ti 3:7 ¨
als scheidsrechter voor hem op- Tit 1:7 dat aan Isra
_ el wordt gedaan; e en
treden; i maar zondigt een mens h De 25:1 nooit zal er een grijsaard in uw
i De 17:12
tegen Jehovah,j wie is er dan om 1Kon 8:31 huis blijken te zijn. 33 En toch
voor hem te bidden?”k Maar zij j Nu 15:31 is er een man van u die ik niet
Nu 18:22
luisterden niet naar de stem van De 28:15 van bij mijn altaar zal afsnijden,
hun vader,l want het behaagde 1Sa 2:17
1Sa 3:14
om uw ogen te doen verkwijnen
Jehovah nu hen ter dood te bren- 2Kon 22:17 en om uw ziel te doen versmach-
k Heb 10:26
gen.m 26 Al die tijd werd de ten; maar de meesten van uw
¨ l Sp 29:1
jongen Samu_ el steeds groter en Sp 30:17 huis zullen allen door het zwaard
m Joz 11:20
steeds meer geliefd, zowel van Job 34:11 van mensen sterven.f 34 En dit
Jehovah’s standpunt als van dat Sp 15:10 is het teken voor u, dat over uw
Ro 9:18
der mensen uit bezien.n beide zonen, Hofni en P _inehas,g
Heb 3:13
´_ ´
27 Voorts kwam er een man n 1Sa 2:21
Sp 3:4
zal komen: Op een dag zullen zij
Gods o bij Eli_ en zei tot hem: „Dit Lu 2:52 beiden sterven.h 35 En ik zal
o Re 6:8
heeft Jehovah gezegd: ’Heb ik mij Heb 1:1
mij stellig een getrouwe pries-
niet werkelijk aan het huis van p Ex 4:14 ter verwekken.i Hij zal handelen
Ex 4:27
uw voorvader geopenbaard, ter- q Ex 28:1 in overeenstemming met wat in
wijl zij zich in Egypte _ bevonden Ex 39:1 mijn hart en in mijn ziel is; en
Le 8:12
als slaven van het huis van Fa- Nu 16:5 ik zal hem stellig een duurzaam
Nu 17:5
rao? p 28 En hij werd uit alle Nu 17:8
huis bouwen, en hij zal stellig al-
¨ tijd voor het aangezicht van mijn
stammen van Isra _ el voor mij uit- Ps 99:6
r Nu 18:7
gekozen,q om als priester op te tre- s Le 2:3
gezalfde j wandelen. 36 En het
den en mijn altaar te bestijgenr Le 6:16 moet geschieden dat al wie in uw
Le 10:14
om offerrook te doen opgaan, om Nu 5:9 huis is overgebleven,k zich voor
een efod voor mijn aangezicht te Nu 18:9
t Mal 1:6
hem zal komen neerbuigen voor
dragen, opdat ik aan het huis van u Ex 25:8 de betaling van geld en een rond
Joz 18:1
uw voorvader alle vuuroffers van brood, en stellig zal zeggen: „Ver-
¨ 1Sa 1:3
bind mij alstublieft aan een van
de zonen van Isra _ el zou geven.s v Ho 4:9
w 1Sa 2:14
29 Waarom blijft gijlieden trap- x Ex 28:43
de priesterambten, opdat ik een
pen naar mijn slachtoffer t en naar stuk brood te eten heb.” ’ ”l

mijn offergave, die ik [in mijn] Al die tijd diende de jongen m
woning u geboden heb, en blijft gij
uw zonen meer eren dan mij, door
2e kolom
a Ps 50:23
Sp 3:9
3 Samu
_
¨
el Jehovah voor het aan-
gezicht van Eli,
_ en een woord van
1Ti 1:17
U vet te mestenv met het beste b Ps 18:20 Jehovahn was in die dagen zeld-
van elke offergave van mijn volk Ps 91:14
zaam geworden; o er werd geen vi-
¨ Jo 12:26
Isra
_ el? w c De 28:45 sioenp verbreid.
30 Daarom luidt de uitspraak 2Kon 2:24
2 Nu geschiedde het die dag
¨ Ez 18:24
van Jehovah, de God van Isra _ el: Mal 2:9
dat Eli
_ op zijn plaats lag, en zijn
d 1Sa 3:14
„Ik heb inderdaad gezegd: Uw 1Sa 4:11
huis en het huis van uw voor- 1Sa 4:18
e 1Sa 4:22; Ps 78:61; f 1Sa 22:18; 1Sa 22:21; g 1Sa
1Sa 14:3
vader zullen tot onbepaalde tijd 1Sa 22:18 1:3; h 1Sa 4:11; 1Sa 4:17; i 1Kon 2:35; 1Kr 29:22;
j 1Sa 2:10; 1Sa 24:6; 2Kr 6:42; k 1Kon 2:27; l Le
voor mijn aangezicht wandelen.”x 1Kon 2:27
1Kr 24:3 2:3; Nu 5:9; HFDST. 3 m 1Sa 2:11; 1Sa 2:18;
Maar nu luidt de uitspraak van Ps 37:17 n 2Sa 7:4; o Ps 74:9; p Nu 12:6; 1Kr 17:15.
¨ ¨
367 God spreekt tot Samuel; hij wordt profeet 1 SAMUEL 3:3–4:3
ogen waren begonnen dof te wor- HFDST. 3 huis van Eli _ gezworen dat de dwa-
den; a hij kon niet zien. 3 En de a Ge 27:1 ling van het huis van Eli _ niet tot
1Sa 4:15
lamp van God was nog niet uit- Pr 12:3 onbepaalde tijd door slachtoffer
¨
geblust, en Samu _ el lag in de tem- b 1Sa 1:9 of door offergave van straf vrijge-
1Sa 3:15
pelb van Jehovah, waar de ark Ps 5:7 steld zal worden.”a
van God was. 4 Toen riep Jeho- ¨
¨ c Ge 22:1 15 En Samu _ el bleef liggen tot
vah Samu _ el, waarop hij zei: „Hier d Ps 99:6
de morgen. Toen opende hij de
c e 1Sa 3:16
ben ik.” 5 En hij liep terstond 1Sa 4:16 deuren van Jehovah’s huis.b En Sa- _
snel naar Eli _ en zei: „Hier ben ik, ¨
f Am 3:7 muel was bevreesd Eli _ van de ver-
want gij hebt mij geroepen.” Maar g Ps 85:8
schijning te vertellen. c 16 Maar
hij zei: „Ik heb niet geroepen. Leg
Jes 55:2 ¨ ¨
Da 10:19 Eli
_ riep Samu_ el en zei: „Samu _ el,
u weer neer.” Hij ging dus heen h Am 3:7 mijn zoon!” Hierop zei hij: „Hier
Hab 1:5
en legde zich neer. 6 Vervolgens ben ik.” 17 Vervolgens zei hij:
¨ i 2Kon 21:12
riep Jehovah
¨ nog eens: „Samu _ el!”d Jer 19:3 „Wat is het woord dat hij tot u ge-
Samu
_ el stond toen op en ging naar j Nu 23:19
1Sa 2:31 sproken heeft? Verberg het alstu-
Eli
_ en zei: „Hier ben ik, want gij Jes 46:11 blieft niet voor mij.d Moge God zo
hebt mij geroepen.” Maar hij zei: Jes 55:11
Za 1:6 met u doen en zo moge hij daaraan
„Ik heb niet geroepen, mijn zoon.e k Ez 7:8 toevoegene indien gij voor mij een
Leg¨ u weer neer.” 7 (Wat Sa- _ Ez 18:30
woord zoudt verbergen van heel
l Le 5:1
muel betreft, hij had Jehovah nog het woord dat hij tot ¨ u gesproken
1Sa 2:22
niet leren kennen, en het woord Jo 15:22
heeft.” 18 Samu _ el deelde hem
Jak 4:17
van Jehovah was hem nog niet m Nu 15:30 dus alle woorden mee, en hij hield
eerder geopenbaard.f) 8 Jeho- 1Sa 2:12
niets voor hem verborgen. Daar-
1Sa 2:17
vah riep dus weer, voor de der- op zei hij: „Het is Jehovah. Hij doe
¨ 1Sa 2:30
de maal: „Samu _ el!” Toen stond hij n 1Sa 2:23
wat goed is in zijn ogen.”f
op en ging naar Eli _ en zei: „Hier Sp 19:18 ¨
Pr 8:11 19 En Samu _ el groeide verder
ben ik, want gij moet mij geroe- 1Ti 5:20
op, en Jehovah zelf bleek
pen hebben.” ´ ´ met
hem te zijng en liet niet een van
Nu begreep Eli _ dat het Jehovah 2e kolom
al zijn woorden ter aarde vallen.h
was die de jongen riep. 9 ¨ Dien- ¨
a De 5:9 20 En heel Isra _ el van Dan tot
tengevolge zei Eli _ tot Samu _ el: „Ga, 1Sa 2:24
1Sa 4:11 Berseba _ ¨ i werd gewaar dat aan
leg u neer, en het moet geschie- 1Sa 22:21
Samu
_ el de positie van profeet
1Kon 2:27
den dat zo hij u mocht roepen, gij Heb 10:26 voor Jehovah was toevertrouwd.j
moet zeggen: ’Spreek, Jehovah, b 1Sa 2:11
21 En Jehovah verscheen voort-
1Sa 3:1
want ¨ uw knecht luistert.’ ” Sa- _ aan weer k in S _ilo, want in S _ilo
c Jer 1:6
muel ging dus heen en legde zich d Ps 141:5 openbaarde Jehovah zich aan Sa- _
neer op zijn plaats. e Ru 1:17 ¨
1Sa 20:13
muel door het woord van Jeho-
10 Toen kwam Jehovah en stel- 2Sa 19:13 vah.l
de zich [daar] en riep¨ evenals ¨ de f Job 1:21 ¨
En het woord van Samu el
andere keren: „S¨amu
Hierop zei Samu _
_ el, Samu
el: „Spreek, want
_ el!” Klg 3:39
Han 21:14
g Ge 39:3
4 bleef tot heel Isra
¨
_
¨
el komen.
_

uw knecht luistert.” 11 Vervol- g 1Sa 2:21 Toen trok Isra _ el ten strijde uit,
¨ h 1Sa 9:6
de Filistijnen tegemoet; en zij
gens zei Jehovah tot Samu ¨_ el: „Zie! Jes 44:26
Ik doe h iets in Isra _ el waarvan i Re 20:1 sloegen hun kamp op bij Eben- _
¨ m
ieder die het hoort, de beide oren j 1Sa 2:7 Haezer,
_ en de Filistijnen zelf le-
Ps 75:7 n
zullen tuiten.i 12 Op die dag zal k 1Sa 3:1
gerden zich te Afek. _ 2 Voorts
ik ten aanzien van Eli _ alles ten l 1Sa 3:4 stelden de Filistijnen¨ zich in for-
uitvoer brengen wat ik omtrent Ps 99:6
Am 3:7
matie op o om Isra _ el tegemoet
zijn huis heb gezegd, van begin tot te trekken, en de¨ strijd verliep

eind.j 13 En gij moet hem ver- slecht, zodat Isra _ el de nederlaag
HFDST. 4
tellen dat ik zijn huis tot onbe- leed voor de Filistijnen,p die ver-
m 1Sa 5:1
paalde tijd oordeelk om de dwa- volgens ongeveer vierduizend
n Joz 12:18
ling waarvan hij heeft geweten,l o 1Sa 17:21
man in gesloten gevechtslinie op
omdat zijn zonen God kwaad toe- p Joz 7:12 het veld neersloegen. 3 Toen
wensen,m en hij hen niet heeft be- Ps 44:9
Ps 79:7
het volk in de legerplaats kwam,
straft.n 14 En daarom heb ik het Ps 106:41 gingen de oudere mannen van
¨
1 SAMUEL 4:4-19 Filistijnen maken Ark buit. Eli, zonen sterven 368
¨ HFDST. 4
Isra
_ el zeggen: „Waarom heeft Je- 12 Toen snelde er een man van
hovah ons vandaag de nederlaag a De 28:25
De 32:30
Benjamin
_ uit de gevechtslinie
doen lijden voor de Filistijnen? a Re 2:14 weg, zodat hij nog diezelfde dag
Laten wij de ark van Jehovah’s b Nu 14:44
met gescheurde klerena en aarde
verbondb uit S _ilo bij ons halen, op- Joz 6:4 op zijn hoofdb te S _ilo aankwam.
1Sa 14:18
dat die in ons midden moge komen 2Sa 15:25 13 Bij zijn aankomst, zie, daar
en ons uit de handpalm van onze zat Eli_ op de zetel aan de kant
c Ex 25:18
vijanden moge redden.” 4 Daar- Nu 7:89 van de weg op de uitkijk, want
om zond het volk een boodschap 2Sa 6:2
2Kon 19:15
zijn hart was bevende geworden
naar S _ilo, en zij brachten vandaar Ps 80:1 om de ark van de [ware] God.c
Ps 99:1
de ark van het verbond van Je- En de man ging zelf naar binnen
hovah der legerscharen, die op de d Nu 4:15 om in de stad verslag uit te bren-
1Sa 2:12
cherubs zit.c En de twee zonen van gen, en in heel de stad ging ge-
Eli_ waren daar bij de ark van het e Jer 7:4 schreeuw op. 14 En Eli _ kreeg
verbond van de [ware] God, name- f Ex 32:17 het geluid van het geschreeuw
lijk Hofni _ en P _inehas.d te horen. Daarom zei hij: „Wat
g Ex 14:25
5 Nu geschiedde het dat zodra Ex 15:14 betekent het geluid van dat ge-
de ark van het verbond van Jeho- woel?”d En de man zelf haastte
h Ex 7:5
vah de legerplaats binnenkwam, Ps 78:43 zich om Eli_ bericht te gaan bren-
¨ Ps 78:51 gen. 15 (Eli nu was achtenne-
alle Israelieten een luid gejuich _
aanhieven,e zodat de aarde dreun- i Nu 33:56 gentig jaar oud, en zijn ogen wa-
De 28:48
de. 6 Ook de Filistijnen kregen Re 10:7
ren star geworden, zodat hij niet
het geluid van het gejuich te ho- Re 13:1 kon zien.e) 16 Voorts zei de man
ren en zeiden toen: „Wat heeft het j Le 26:17 tot Eli:
_ „Ik ben het die uit de ge-
geluid van dat luide gejuichf in De 28:25 vechtslinie ben gekomen, en ik
¨ 1Sa 4:2
— uit de gevechtslinie ben ik van-
het kamp van de Hebreeen te be-
tekenen?” Ten slotte kwamen zij k 1Kon 22:36 daag gevlucht.” Hierop zei hij:
te weten dat Jehovah’s eigen ark l De 28:25 „Wat is er gebeurd, mijn zoon?”
in de legerplaats was gekomen. Re 2:14 17 De brenger van het nieuws
¨
7 En de Filistijnen werden be- m Ps 78:62 antwoordde dus en zei: „Isra _ el is
vreesd, want, zeiden zij: „God is in n 1Sa 4:3
voor de Filistijnen gevlucht, en
de legerplaats gekomen!”g Daar- Ps 78:61 ook heeft er een grote nederlaag
Klg 2:17
om zeiden zij: „Wee ons, want zo onder het volk plaatsgehad; f en
iets is nog nooit eerder gebeurd! o 1Sa 2:31 ook uw eigen twee zonen zijn ge-
1Sa 2:34
8 Wee ons! Wie zal ons redden 1Sa 4:17 storven — Hofni_ en P _inehas g —
uit de hand van deze majestueu- Ps 78:64 en zelfs de ark van de [ware] God
Pr 8:8
ze God? Dit is de God die Egypte _ Pr 8:13 is buitgemaakt.”h
sloeg met elke soort van slachting 18 Nu gebeurde het dat zodra
in de wildernis.h 9 Toont dat GIJ 2e kolom hij melding maakte van de ark
moedig zijt en doet U als man- a 2Sa 1:2 van de [ware] God, hij voorts van
nen kennen, GIJ Filistijnen, opdat de zetel achteroverviel, naast de
¨ b Joz 7:6
GIJ de Hebreeen niet zult dienen, 2Sa 13:19 poort, en hij brak toen zijn nek,
net zoals zij U hebben gediend; i 2Sa 15:32
Ne 9:1
zodat hij stierf, want de man
en GIJ moet U als mannen doen Job 2:12 was oud en zwaar; en hijzelf was
¨
kennen en strijden!” 10 Bijge- c 1Sa 4:4
veertig jaar rechter over Isra _ el
volg streden de Filistijnen en Is- _ geweest. 19 En zijn schoon-
¨ d 1Sa 4:10
rael leed de nederlaag,j en zij sloe- dochter, de vrouw van P _inehas,
gen op de vlucht, ieder naar zijn e 1Sa 3:2 was zwanger en stond op het
Ps 90:10
tent; k en de slachting werd zeer punt te baren, en zij kreeg het
¨
groot,l zodat er van Isra _ el der- f 1Sa 3:11 bericht te horen dat de ark van
1Sa 4:10
tigduizend man voetvolk vielen.m de [ware] God was buitgemaakt
11 En zelfs de ark van God werd g 1Sa 2:34 en dat haar schoonvader en haar
Ps 78:64
buitgemaakt,n en de beide zonen man gestorven waren. Toen krom-
van Eli, _ Hofni
_ en P _inehas, stier- h 1Sa 4:11 de zij zich en ging baren, want on-
Ps 78:61 ¨
ven.o Klg 2:17 verwachts overvielen de weeen
¨
369 Dagon door Ark geveld. Plagen 1 SAMUEL 4:20–6:3
haar.a 20 En omstreeks de tijd HFDST. 4 blijven, want zijn hand is hard te-
van haar sterven spraken ver- a Ge 35:16 gen ons en tegen onze goda Da- _
volgens de vrouwen die bij haar b Ge 35:17 gon geweest.” 8 Dientengevolge
stonden: „Wees niet bevreesd, c 1Sa 14:3 lieten zij alle asvorsten van de Fi-
want gij hebt een zoon gebaard.”b d 1Sa 4:5 listijnen bij hen samenkomen en
1Sa 4:11
En zij antwoordde niet en zette Ps 78:61 zeiden: „Wat zullen wij met de ark
haar hart er niet op. 21 Maar ¨
e 1Sa 2:32 van de God van Isra _ el doen?” Ten
c
zij noemde de jongen Ikabod
_ en 1Sa 2:34
slotte zeiden zij: „Laat de ark van
¨ ¨
zei: „De heerlijkheid is uit Isra_ el f De 28:15
de God van Isra_ el naar Gathb wor-
weggevoerd in ballingschap”,d g 1Sa 4:11
2Kr 8:11 den overgebracht.” Zij brachten
[dit] met betrekking tot het feit Jer 7:12 dus de ark van de God van Is- _
dat de ark van de [ware] God ¨
rael daarheen over.
was buitgemaakt en met betrek- HFDST. 5 9 Nu geschiedde het nadat zij
king tot haar schoonvader en h 1Sa 4:11 haar daarheen hadden overge-
haar man.e 22 Daarom zei ¨ zij: 1Sa 4:17
bracht, dat de hand van Jehovahc
Ps 78:61
„De heerlijkheid is uit Isra
_ el weg- de stad trof met een zeer grote
f i Joz 11:22
gevoerd in ballingschap, omdat 1Sa 6:17 verwarring, en hij ging de man-
de ark van de [ware] God is buit- Han 8:40
nen van de stad slaan, van klein
gemaakt.”g j Re 16:23
1Kr 10:10 tot groot, waarop er aambeiend
Ps 115:4
Wat de Filistijnen betreft, zij bij hen uitbraken. 10 Daarom
5 namen de arkh van de [ware]
God en brachten haar vervolgens
k Ex 12:12
1Kr 16:26
Ps 95:3
stuurden zij de ark van de [ware]
God naar Ekron.
_ e Het gebeurde
¨ i Ps 96:5
van Eben-Ha
_ ezer
_ naar Asdod.
_ Ps 97:7 nu dat zodra de ark van de [ware]
2 Voorts namen de Filistijnen de Jes 19:1
Ze 2:11
God te Ekron
_ kwam, de Ekronie-
ark van de [ware] God en brach- l Jes 46:7 ten het op een schreeuwen zet-
ten haar in het huis van Dagon _ ten en zeiden: „Zij hebben de ark
en zetten haar naast Dagon _ j neer.
m Jes 2:18 ¨
Jer 10:11 van de God van Isra _ el naar mij
3 Toen stonden de Asdodieten de n Ex 9:3 overgebracht om mij en mijn volk
1Sa 5:9
dag daarop vroeg op, en zie, Da- _ 1Sa 5:11 ter dood te brengen!”f 11 Dien-
gon was op zijn ´ ´ gezicht ter aar-
1Sa 7:13
tengevolge lieten zij alle asvor-
de gevallen voor de ark van Je- o De 28:27
sten van de Filistijnen samen-
1Sa 6:5
hovah.k Zij namen Dagon _ dus en komen en zeiden: „Stuurt de ark
zetten hem weer op zijn plaats.l ¨
van de God van Isra _ el weg, opdat
4 Toen zij daags daarna ’s mor- 2e kolom
ze naar haar plaats moge terug-
gens vroeg opstonden, zie, daar a 1Kor 8:5
keren en mij en mijn volk niet ter
was Dagon
_ op´ zijn ´ gezicht ter aar- b 1Sa 17:4
dood brengt.” Want er was een
de gevallen voor de ark van Jeho- c De 2:15
dodelijke verwarring in de hele
1Sa 7:13
vah, terwijl het hoofd van Dagon _ stad ontstaan; g de hand van de
d 1Sa 5:6
en zijn beide handpalmen afge- [ware] God was daar zeer zwaar
e Joz 15:45
houwen op de drempel [lagen].m Re 1:18
geweest,h 12 en de mannen die
Alleen het visgedeelte was aan 2Kon 1:2
Am 1:8 niet waren gestorven, waren met
hem gebleven. 5 Daarom treden f 1Sa 5:7 aambeien geslagen.i En het hulp-
in Asdod
_ de priesters van Da- _ g Heb 10:31 geschreeuwj van de stad steeg
gon en allen die het huis van Da- _ h 1Sa 5:9 aanhoudend ten hemel op.
gon binnengaan, tot op deze dag i De 28:27 k
En de ark van Jehovah
niet op de drempel van Dagon.
6 En de hand van Jehovahn
_ j Ps 115:6
Da 5:23
Hab 2:19
6 bevond zich zeven maanden
in het veld van de Filistijnen.
kwam zwaar op de Asdodieten te
drukken, en hij ging paniek ver- 2 Toen riepen de Filistijnen de
oorzaken en hen, namelijk Asdod _ HFDST. 6 priesters en de waarzeggers l en
en zijn gebieden, met aambeien k 1Sa 4:11 zeiden: „Wat zullen wij met de
1Sa 5:1
slaan.o 7 En de mannen van As- _ Ps 78:61 ark van Jehovah doen? Laat ons
dod zagen ten slotte dat het zo l Ex 7:11 weten waarmee wij haar dienen
was, en zij zeiden: „Laat de ark Le 19:31 weg te sturen naar haar plaats.”
¨ De 18:12
van de God van Isra _ el niet bij ons Jes 2:6 3 Hierop zeiden zij: „Indien GIJ de
¨
1 SAMUEL 6:4-18 Ark naar Beth-Semes gestuurd 370
¨ HFDST. 6
ark van de God van Isra _ el weg- gende koeien en spanden die voor
stuurt, zendt haar dan niet zonder a 1Sa 6:4 de wagen, en hun jongen sloten
1Sa 6:17
een offergave weg, want GIJ dient b Joz 13:3
zij thuis op. 11 Vervolgens zet-
hem in ieder geval een schuldoffer Re 3:3 ten zij de ark van Jehovah op de
1Sa 6:16
te vergelden.a Dan zult GIJ gene- wagen,a en eveneens het kistje
c Le 11:29
zen worden, en het moet U bekend 1Sa 6:18 en de gouden springmuizen en de
worden waarom zijn hand niet van Jes 66:17 afbeeldingen van hun aambeien.
U week.” 4 Zij zeiden nu: „Wat d 1Kr 16:28
Ps 18:44
12 De koeien dan gingen recht
voor schuldoffer behoren wij hem Jes 42:12 vooruit over de weg naar Beth-
b
te vergelden?” Toen zeiden zij: e Ex 9:3 Semes.
_ Over de ene grote weg gin-
1Sa 5:6
„Naar het aantal van de asvor- 1Sa 5:11 gen ze, al loeiende onder het gaan,
stenb der Filistijnen: vijf gouden f Ex 7:13 en ze weken noch naar rechts
aambeien en vijf gouden spring- Ex 8:15
Ex 14:17
noch naar links af. De asvorstenc
muizen, want elkeen van U en Ro 9:18 der Filistijnen liepen al die tijd
UW asvorsten heeft [onder] de- g Ex 9:14 achter ze aan, tot aan de grens
Ex 9:16
zelfde gesel [te lijden]. 5 En GIJ Ro 9:17 van Beth-Semes. _ 13 En de men-
moet afbeeldingen maken van UW h Ex 6:1 sen van Beth-Semes _ waren juist
Ex 11:1
aambeien en afbeeldingen van UW Ex 12:33
bezig met het binnenhalen van
d
springmuizenc die het land vernie- Ps 105:38 de tarweoogst in de laagvlakte.
len, en GIJ moet heerlijkheid ge- i 2Sa 6:3 Toen zij hun ogen opsloegen en
¨ 1Kr 13:7
vend aan de God van Isra _ el. Mis- j Nu 19:2
de Ark zagen, gaven zij bij het
schien zal hij zijn hand niet meer k 1Sa 6:4
zien ervan uiting aan verheuging.
zo zwaar laten drukken op U en l 1Sa 6:3 14 En de wagen zelf kwam op het
UW god en UW land.e 6 Boven- m Joz 15:10 veld van de Beth-Semiet Jozua _ en
dien, waarom zoudt GIJ UW hart Joz 21:16
2Kon 14:11
bleef daar staan, alwaar een grote
onvermurwbaar maken, net zoals 1Kr 6:59 steen lag. Voorts kloofden zij het
2Kr 28:18
Egypte
_ en Farao hun hart onver- hout van de wagen, en de koeiene
n Pr 9:11
murwbaar hebben gemaakt? f Was offerden zij als een brandoffer aan
Jehovah.f
het niet zodra Hij streng tegen
hen optradg dat zij ertoe over- 2e kolom 15 En het waren de levieteng
gingen hen weg te zenden en zij a 2Sa 6:3 die de ark van Jehovah met het
1Kr 13:7
heengingen? h 7 Nu dan, neemt b 1Sa 6:9
kistje dat erbij was, waarin de gou-
en maakt een nieuwe wagen,i en c Joz 13:3
den voorwerpen waren, aflaad-
twee zogende koeien, waarop nog Re 3:3 den, en zij zetten haar vervolgens
1Sa 6:4
geen jukj gekomen is, en GIJ moet d Ru 2:2
op de grote steen. En de mannen
h van hun kant,
de koeien voor de wagen spannen, Ru 2:23 van Beth-Semes, _
en GIJ moet hun jongen van ach- e Ge 15:9 brachten brandoffers, en zij ble-
1Sa 6:7
ter hen vandaan naar huis doen te- 1Sa 16:2 ven die dag slachtoffers aan Jeho-
rugkeren. 8 En GIJ moet de ark f Ex 20:24 vah opdragen.
van Jehovah nemen en haar op de Re 21:4
16 En de vijf asvorsteni der Fi-
g Nu 3:31
wagen zetten, en de gouden voor- listijnen zagen het zelf, waarop zij
h Joz 21:16
werpenk die GIJ hem als schuld- diezelfde dag naar Ekron _ terug-
i 1Sa 6:12
offer l moet vergelden, dient GIJ in j 1Sa 6:4
keerden. 17 Dit nu zijn de gou-
een kistje ernaast te leggen. En k 1Sa 5:1 den aambeien die de Filistijnen Je-
GIJ moet haar wegzenden, en ze 2Kr 26:6 hovah als schuldoffer vergolden: j

moet gaan. 9 En GIJ moet toe- Jer 25:20


voor Asdod k ´ ´ l ´ ´
Za 9:6 _ een,´ voor
´ Gaza
_ een,
zien: indien ze de weg naar haar voor Askelon m
een, n
_ ´ ´ voor Gath
Han 8:40
m ´ ´
gebied opgaat, naar Beth-Semes, _ l Re 16:1
Re 16:21
een, voor Ekron _ o
een. 18 En de
dan is hij het die ons dit grote Am 1:7 gouden springmuizen waren naar
Han 8:26
kwaad heeft berokkend; maar zo het getal van alle steden der Fi-
m Re 1:18
niet, dan moeten wij weten dat Za 9:5 listijnen die aan de vijf asvorsten
niet zijn hand ons heeft getroffen; n 1Sa 5:8 behoorden, van de versterkte stad
1Sa 17:4
dan is het ons bij toevaln over- 2Sa 21:22
af tot het dorp van het open land
komen.” o Joz 13:3 toe.
10 Toen deden de mannen al- 1Sa 5:10
2Kon 1:2
En de grote steen waarop zij de
dus. Zij namen derhalve twee zo- Am 1:8 ark van Jehovah lieten rusten, is
¨
371 Dood na zien van Ark. Naar Kirjath-Jearim 1 SAMUEL 6:19–7:13
getuige tot op deze dag, op het HFDST. 6 zij water putten en het voor het
veld van de Beth-Semiet Jozua._ a Joz 15:10
Joz 21:16
aangezicht van Jehovah uitgoten
19 Voorts sloeg hij de mannen 1Sa 6:9 en die dag vastten.a Voorts zei-
a neer, omdat zij
van Beth-Semes
_ b Nu 4:6 den zij daar: „Wij hebben tegen
Nu 4:15 ¨
de ark van Jehovah hadden aan- Nu 4:20 Jehovah gezondigd.”b En Samu _ el
1Kr 13:10 ¨
schouwd. Zo sloeg hij zeventig c Le 11:45
ging de zonen van Isra _ el te M _izpa
man — vijftigduizend man — on- 1Sa 2:2 richten.c
der het volk neer, en het volk d Nu 17:12
2Sa 6:9 7 En de Filistijnen kregen te
ging rouw bedrijven omdat Je- ¨
1Kr 13:12
Ps 76:7
horen dat de zonen van Isra _ el
hovah zo’n grote slachting on- e Joz 18:14 te M _izpa bijeengekomen waren,
der het volk had aangericht.b Re 18:12 waarop de asvorstend der Filis-
20 Toen zeiden de mannen van 1Kr 13:5 ¨
f 1Kr 13:6 tijnen tegen Isra _ el optrokken.
Beth-Semes:
_ „Wie zal voor Jeho- 1Kr 16:1 ¨
2Kr 1:4
Toen de zonen van Isra _ el dit
vah, deze heilige God,c kunnen hoorden, werden zij bevreesd we-

standhouden, en naar wie zal gens de Filistijnen.e 8 Daarom
hij bij ons vandaan trekken?”d HFDST. 7 ¨
zeiden de zonen van Isra _ el tot
21 Ten slotte zonden zij boden g 2Sa 6:2 ¨
1Kr 13:5 Samu
_ el: „Bewaar ter wille van
naar de inwoners van K _irjath- h 2Sa 6:4 ons niet het stilzwijgen, dat gij
e en zeiden: „De Filistijnen
Jearim
_ 1Kr 13:7
niet tot Jehovah, onze God, om
i Re 2:4
hebben de ark van Jehovah te- Ne 9:28 hulp zoudt roepen,f opdat hij ons
ruggebracht. Daalt af. Voert haar 2Kor 7:10
j De 30:2 uit de hand van de Filistijnen
naar U op.”f ¨
1Sa 12:24
1Kon 8:48
redt.” 9 Toen nam Samu _ el een
De mannen van K _irjath-Jea- zuiglam en offerde het als een
7 g
rim kwamen dus en voerden
_

de ark van Jehovah op en brach-


Jes 55:7
¨
Joe 2:12
k Joz 24:14
Joz 24:23
brandoffer, een volledig offer,g
aan Jehovah; en Samu _ ¨
¨
el ging
Re 3:7
ten haar in het huis van Abina- _ Re 10:6 ten behoeve van Isra _ el tot Jeho-
dab h op de heuvel, en zijn zoon l Re 2:13 vah om hulp roepen,h waarop Je-
m De 6:13
Eleazar
_ was degene die zij heilig- hovah hem antwoordde.i 10 Nu
De 10:20 ¨
den om de ark van Jehovah te be- De 13:4 gebeurde het dat terwijl Samu _ el
Lu 4:8
waken. n De 28:1 bezig was het brandoffer te bren-
2 Nu geschiedde het dat van o 1Kon 11:33 gen, de Filistijnen zelf tegen Is- _
p Re 10:16 ¨
de dag af dat de Ark in K _irjath- q Joz 18:26
rael ten strijde oprukten. En Je-
Jearim
_ verbleef, de dagen zich ble- Re 20:1 hovah liet het nu op die dag met
Re 21:1
ven vermenigvuldigen, zodat ze 1Sa 10:17 luid geraas tegen de Filistijnen
twintig jaar bedroegen, en heel 1Kon 15:22 donderen,j om hen in verwarring
¨ 2Kon 25:23
het huis van Isra _ el ging Jehovah Jer 40:6 te brengen; k en zij leden voor Is- _
¨ ¨
met jammerklachten achtervol- r Joe 2:16 rael de nederlaag.l 11 De man-
¨ s 1Sa 12:23 ¨
gen.i 3 Toen zei Samu el tot heel nen van Isra _ el trokken er toen
¨_ Sp 15:8
het huis van Isra _ el: „Indien GIJ Jak 5:16 vanuit M _izpa op uit en zetten de
met geheel UW hart tot Jehovah Filistijnen achterna en bleven
terugkeert,j doet dan de buiten- 2e kolom hen tot ten zuiden van Beth-
landse goden uit UW midden weg k a 2Kr 20:3 Kar neerslaan. 12 Toen nam Sa- _
Ne 9:1 ¨
en ook de Astorethbeelden,l en ¨
Joe 2:12 muel een steenm en plaatste die
richt UW hart onwankelbaar op Je- b Le 26:40 tussen M _izpa en Jesana _ ¨ en gaf
Re 10:10
hovah en dient hem alleen,m en hij 1Kon 8:47 hem de naam Eben-Ha _ ezer.
_ Bij-
zal U uit de hand van de Filistijnen Ps 106:6 gevolg zei hij: „Tot nu toe heeft
c Re 2:18
bevrijden.”n 4 Daarop deden ¨ de Jehovah ons geholpen.”n 13 Zo
¨ d Joz 13:3
zonen van Isra _ el de Ba_ als en de 1Sa 6:4 werden de Filistijnen bedwon-
o weg p en dienden e Ps 56:3
Astorethbeelden Sp 29:25 gen, en zij kwamen niet meer in
¨
nu Jehovah alleen. Mt 10:28 het gebied van Isra _¨ el; o en al de
¨ f 1Sa 12:19
5 Toen zei Samu_ el: „Brengt heel Ps 78:34 dagen van Samu _ el bleef de hand
¨ Ps 86:7
Isra
_ el te M _izpaq bijeen,r opdat ik Jes 37:4
ten behoeve van U tot Jehovah g Le 1:10 i Ps 28:6; Ps 50:15; 1Jo 5:14; j 1Sa 2:10; 2Sa 22:14;
Re 6:26 k Joz 10:10; Re 4:15; l De 20:4; De 28:7; m Ge
moge bidden.”s 6 Zo werden zij 1Kon 18:38 31:45; Ge 35:14; Joz 4:9; Joz 24:26; n Ps 44:3; Han
te M _izpa bijeengebracht, waarna h Ps 99:6 26:22; o 1Sa 9:16; 1Sa 13:5.
¨ ¨ ¨
1 SAMUEL 7:14–8:18 Samuel spreekt recht. Israel wil een koning 372
van Jehovah tegen de Filistijnen.a HFDST. 7 mij hebben zij verworpen, dat ik
14 En de¨ steden die de Filistijnen a 1Sa 14:23 geen koning a over hen zou zijn.
1Sa 17:51
aan Isra
_ el ontnomen¨ hadden, ble- b Ge 15:18 8 Overeenkomstig al hun daden
ven aan Isra _ el terugkomen, van Ge 15:21
Re 11:23
die zij gedaan hebben van de dag
Ekron
_ af tot Gath toe, en het c Re 2:16 af dat ik hen uit Egypte
_ opvoer-
1Sa 3:20
daarbij behorende ¨ gebied werd 1Sa 12:11 de b tot op deze dag, door mij
door Isra _ el uit de hand der Filis- 1Sa 25:1
voortdurend te verlatenc en an-
Han 13:20
tijnen bevrijd. d Joz 16:1 dere goden te dienen,d zo doen zij
e Joz 15:7
En¨ er ontstond vrede tussen Is- _ 1Sa 11:15 nu ook met u. 9 Nu dan, luis-
rael en de Amorieten.b f 1Sa 7:5 ter naar hun stem. Alleen dit, dat
¨ g 1Sa 3:20
15 En S ¨ amu
_ el bleef rechter 1Sa 12:11 gij hen ernstig dient te waarschu-
over Isra _ el al de dagen van zijn h 1Sa 1:1
1Sa 8:4
wen, en gij moet hun vertellen
leven.c 16 En hij maakte van 1Sa 19:18 wat de koning die over hen zal re-
jaar tot jaar een reis en bezocht i Ex 20:25
geren, rechtens toekomt.”e
in een kring Bethel _ d
en G _ilgale en ¨
10 Samu
_ el zei dus alle woor-
M _izpaf en¨ richtte in al deze plaat- HFDST. 8
den van Jehovah tot het volk,
sen Isra _ el.g 17 Maar het punt j 1Ti 5:22
dat hem om een koning vroeg.
k 1Kr 6:28
waarheen hij terugkeerde, was l 1Kr 6:28 11 Voorts zei hij: „Dit zal datge-
h want daar was zijn huis,
Rama,
_ ¨
m Pr 2:19
ne worden wat de koning die over
n Ex 18:21
en daar richtte hij Isra _ el. Voorts 1Ti 3:3 U zal regeren, rechtens toekomt: f
bouwde hij daar een altaar voor 1Pe 5:2
UW zonen zal hij nemeng en hen
o Ex 23:8
Jehovah.i De 16:19
voor zich op zijn wagens h en on-
Ps 15:5
Nu geschiedde het dat zodra der zijn ruiters i plaatsen, en som-
8 Samu
_
¨
el oud geworden was,
hij ertoe overging zijn zonen als
Ps 26:10
Sp 29:4
Jes 1:23
Jes 33:15
migen zullen voor zijn wagens uit
moeten lopen; j 12 en om voor
¨ Mi 3:11
rechters voor Isra
_ el aan te stel- p De 24:17 zich oversten over duizendk en
Job 34:12
len.j 2 De naam van zijn ¨ eerst- Sp 31:5 oversten over vijftig l aan te stel-
geboren zoon nu was Jo_ el,k en de Jer 22:17 len, en [sommigen] om voor hem
q Ex 18:25
naam van zijn tweede Ab _ia; l zij Re 21:16 te ploegenm en zijn oogst bin-
spraken recht te Berseba._ 3 En 1Sa 4:3
2Sa 5:3
nen te halenn en zijn oorlogs-o
zijn zonen bewandelden niet zijn 1Kon 20:7 en zijn wagentuig p te vervaar-
m maar zij waren geneigd
wegen, r De 17:14
1Sa 12:13 digen. 13 En UW dochters zal
onrechtvaardige winst na te ja- Ho 13:10 hij nemen als zalfmengsters en
Han 13:21
genn en plachten steekpennin- s Ps 143:10 kooksters en baksters.q 14 En
gen aan te nemeno en het recht Mt 6:10
UW velden en UW wijngaardenr
t 1Sa 15:10
te buigen.p Ps 99:6 en UW olijfbosjes,s de beste, zal
4 Na verloop van tijd kwamen ¨
u Ps 81:12
hij nemen en inderdaad aan zijn
alle oudere mannen van Isra _ elq
dienaren geven. 15 En van UW
bijeen,
¨ en zij gingen naar Sa- _ 2e kolom
zaaivelden en van UW wijngaar-
muel te Rama _ 5 en zeiden tot a Re 8:23
den zal hij het tiende nemen,t en
1Sa 10:19
hem: „Zie! Gijzelf zijt oud gewor- 1Sa 12:12 hij zal [het] stellig aan zijn hof-
den, maar uw eigen zonen heb- Ps 74:12
Jes 33:22 beambtenu en zijn dienaren ge-
ben uw wegen niet bewandeld. b Ex 14:30
ven. 16 En UW dienstknechten
Stel nu toch een koning voor ons c De 9:24
Jer 22:21 en UW dienstmaagden en UW bes-
aanr ¨ om ons te richten, zoals alle d De 32:16
te runderen en UW ezels zal hij ne-
Re 2:19
natien [hebben].” 6 Maar deze Ps 78:58 men, en hij zal ze voor zijn werk
zaak was¨ kwaad in de ogen van e De 17:15
f 1Sa 10:25 moeten gebruiken.v 17 Van UW
Samu
_ el, aangezien zij hadden g 1Sa 14:52 kleinveekuddenw zal hij het tien-
gezegd: „Geef ons toch een ko- 1Kon 12:4
h 1Kon 9:22 de nemen, en zelf zult GIJ hem
ning¨ om ons te richten”, en Sa- _ 1Kon 10:26
muel ging in gebed tot Jehovah. s i 1Kon 4:26
tot knechten worden. 18 En op
¨ t j 2Sa 8:4 die dag zult GIJ stellig roepen we-
7 Toen zei Jehovah tot Samu _ el: 2Sa 15:1
„Luister naar de stem van het 1Kon 1:5 gens UW koning,x die GIJ U geko-
k 2Sa 18:1
volk met betrekking tot alles 1Kr 27:1
l 2Kon 1:14 o 1Kr 12:37; p 1Kon 4:26; q 1Kon 4:22; r 1Kon 21:7;
wat zij tot u zeggen; u want niet m 1Kr 27:26 s 1Kr 27:28; t 1Kon 12:10; u Ge 37:36; 1Kr 28:1;
u hebben zij verworpen, maar n 1Kon 4:7 v 1Kon 5:16; w 1Kon 4:23; x 1Kon 12:4.
¨
373 Saul zoekt ezelinnen 1 SAMUEL 8:19–9:14
zen hebt, maar Jehovah zal U op HFDST. 8 Er is in deze stad een man Gods,a
die dag geen antwoord geven.”a a Job 27:9 en de man staat hoog in aanzien.
Ps 18:41
19 Het volk weigerde¨ echter Sp 1:26 Alles wat hij zegt, komt zonder
naar de stem van Samu _ el te luis- Mi 3:4 mankeren uit.b Laten wij nu daar-
b Ps 81:11
terenb en zei: „Neen, maar een Jer 7:13 heen gaan. Misschien kan hij ons
koning zal er over ons komen. Ez 33:31 inlichten omtrent de weg die wij
c Le 20:24
20 En wij, ook moeten gaan.” 7 Hierop zei Saul
¨ wij willen worden Nu 23:9
als alle natien,c en onze koning De 7:6
1Sa 8:5
tot zijn bediende: „En mochten wij
moet ons richten en voor ons uit- Ps 106:35 gaan, wat zullen wij de man bren-
trekken en onze oorlogen ¨ voe- d Ps 99:6 gen?,c want zelfs het brood is uit
e 1Sa 8:7
ren.” 21 En Samu _ el hoorde alle Ho 13:11
onze zakken verdwenen, en er is
woorden van het volk aan; daar-
niets wat wij de man van de [ware]
na sprak hij ze ten aanhoren van God bij wijze van geschenkd kun-
HFDST. 9
Jehovah.d ¨ 22 Toen zei Jehovah nen brengen. Wat hebben wij bij
f 1Sa 14:51
tot Samu
_ el: „Luister naar hun 1Kr 8:33 ons?” 8 De bediende dan ant-
stem, en gij moet ervoor zorgen 1Kr 9:39 woordde Saul nogmaals en zei:
e Han 13:21
dat een koning hen ¨ regeert.” Bij- g Re 21:17 „Zie! In mijn hand bevindt zich
gevolg zei¨ Samu
_ el tot de mannen h 1Sa 25:2 een kwart sikkele zilver, en ik
van Isra
_ el: „Gaat heen, een ieder 2Sa 19:32
Job 1:3
zal die aan de man van de [ware]
naar zijn stad.” i 1Sa 11:15 God moeten geven, en hij zal ons
Nu was er een man uit Ben- _
1Sa 13:13
moeten inlichten omtrent onze
9 jamin, en zijn ¨ naam was Kis,
de zoon van Ab _iel, de zoon van
f
1Sa 15:26
1Sa 16:23
1Sa 28:7
1Sa 31:4
weg.”
¨ 9 (In vroeger tijden in Is-
rael zou de man wanneer hij God
_

Zeror,
_ de zoon van Bechorath,
_ de 2Sa 1:23 ging zoeken, aldus hebben gespro-
Han 13:21
zoon van Af _iah, een Benjaminiet,g j 1Sa 10:23
ken: „Komt, en laten wij naar de
een zeer vermogend man. h
2 En k Re 5:10 ziener f gaan.” Want de profeet
hij had een zoon, wiens naam Sauli
Re 10:4 van vandaag werd in vroeger tij-
l Joz 17:10
was, jong en knap, en¨ geen man Joz 17:16 den gewoonlijk ziener genoemd.)
van de zonen van Isra
_ el was knap- m 2Kon 4:42 10 Toen zei Saul tot zijn bedien-
n 1Sa 9:20
per dan hij; van zijn schouders af 1Sa 10:2
de: „Uw woord is goed.g Kom toch,
opwaarts was hij langer dan heel laten wij gaan.” Zij gingen dus

het volk.j naar de stad waar de man van de
2e kolom
3 En de ezelinnenk die aan Kis, [ware] God was.
a De 33:1
de vader van Saul, behoorden, wa- 1Sa 2:27 11 Terwijl zij de helling naar
ren zoek geraakt. Daarom zei Kis 1Kon 13:1
2Kon 6:6
de stad opgingen, troffen zijzelf
tot zijn zoon Saul: „Neem alstu- b 1Sa 3:19 meisjes aan, die uitgingen om wa-
blieft een van de bedienden met u Jes 44:26 ter te putten.h Zij zeiden dan tot
Za 1:6
mee en sta op, ga heen, zoek de Heb 1:1 hen: „Is de ziener i in deze plaats?”
ezelinnen.” 4 Toen trok 12 Toen antwoordden zij hun en
¨ hij door
c 1Kon 14:3
2Kon 4:42
het bergland van Efra _ ıml en ver- Ga 6:6 zeiden: „Ja. Zie! Hij is u voor-
volgens door het land Sal _isa,m en d 2Kon 5:15 uit. Haast u nu, want hij is van-
2Kon 8:8
zij vonden [ze] niet. Daarna trok- Sp 17:8 daag naar de stad gekomen, om-
ken zij door het land Sahalim, _ Sp 18:16 dat er vandaag op de hoge plaats j
e Ge 24:22
maar [daar] waren ze niet. Voorts f 1Sa 9:19
een slachtoffer k voor het volk
trok hij door het land van de 2Sa 15:27 is. 13 Zodra gijlieden de stad
1Kr 9:22
Benjaminieten, en zij vonden [ze] 1Kr 29:29
binnenkomt, zult GIJ hem dade-
niet. g Sp 13:10 lijk vinden, voordat hij de hoge
Sp 15:22
5 Zijzelf kwamen in het land plaats opgaat om te eten; want
h Ge 24:20
Zuf; en Saul, van zijn kant, zei Ex 2:16 het volk mag niet eten voordat hij
tot zijn bediende die bij hem was: i 1Sa 9:19 komt, want hij is degene die het
2Sa 15:27
„Kom toch, en laten wij terug- j 1Kon 3:2
slachtoffer zegent.l Daarna pas
keren, opdat mijn vader er niet 1Kr 16:39 mogen de genodigden eten. Nu
2Kr 1:3
mee ophoudt zich om de ezelinnen k Ge 31:54
dan, gaat naar boven, want hem
te bekommeren en werkelijk be- 1Sa 7:9 — juist nu zult GIJ hem vinden.”
1Sa 16:5
zorgd wordt over ons.”n 6 Maar l Mr 6:41
14 Bijgevolg gingen zij op naar de
hij zei tot hem: „Zie alstublieft! Lu 9:16 stad. Toen zij midden in de stad
¨ ¨
1 SAMUEL 9:15–10:3 Saul bij Samuel, eet met hem, wordt gezalfd 374
¨ HFDST. 9
kwamen, zie, daar kwam Samu _ el waarvan ik u zei: ’Leg het bij u
naar buiten, hun tegemoet, om de a 1Sa 20:2 weg.’ ” 24 De kok hief toen de
2Sa 7:27
hoge plaats op te gaan. Job 33:16 poot op, en wat daaraan was, en
Ps 25:14
15 Jehovah nu had daags voor- zette die Saul voor. Vervolgens zei
¨ Ps 99:6
dat Saul kwam, Samu _ els oor ont- Am 3:7 hij: „Hier is datgene wat bewaard
b Joz 18:11
bloota en gezegd: 16 „Morgen is. Zet het u voor. Eet, want tot de
c 1Sa 10:1
om deze tijd zal ik een man uit 1Sa 15:1 bestemde tijd heeft men het voor
b 2Kon 9:3
het land Benjamin _ naar u toe u bewaard, opdat gij met de ge-
d Ge 49:27
sturen, en gij moet hem tot lei- nodigden moogt eten.” Zo at Saul
¨ e Ex 2:25 ¨
der over mijn volk Isra _ el zalven; c Ps 106:44 die dag met Samu _ el. 25 Nadien
Ps 107:19
en hij moet mijn volk uit de hand f 1Sa 10:24
daalden zij van de hoge plaats a
der Filistijnen redden,d want ik 1Sa 15:17 naar de stad af, waarna hij op het
Han 13:21
heb [de ellende van] mijn volk ge- g 1Sa 9:13
platte dakb verder met Saul sprak.
zien, omdat hun luide geroep tot 1Sa 9:24 26 Toen stonden zij vroeg op, en
mij is doorgedrongen.”e 17 En h 1Kr 28:9
het geschiedde dan zodra de dage-
¨ Heb 4:13 ¨
Samu
_ el zelf zag Saul, en Jehovah, i 1Sa 9:3 raad opklom, dat Samu _ el Saul op
van zijn kant, antwoordde hem: j 1Sa 4:20 het platte dak toeriep en zei: „Sta
„Daar is de man van wie ik tot u k 1Sa 8:5
toch op, opdat ik u kan heenzen-
1Sa 8:19
gezegd heb: ’Deze is het die mijn 1Sa 12:13 den.” Saul stond dus op en ver-
volk in toom zal houden.’ ”f l Re 20:46 volgens gingen zij met hun bei-
18 Toen trad Saul midden in de
Re 20:47 ¨
¨ Re 21:6 den, hij en Samu _ el, naar buiten.
Ps 68:27
poort op Samu _ el toe en zei: „Ver- 27 Terwijl zij afdaalden aan de
tel mij toch alstublieft: Waar is
m Re 21:3 ¨
n Re 6:15 rand van de stad, zei Samu _ el zelf
eigenlijk het huis van de ziener?” Sp 3:34 tot Saul: „Zeg aan de bediende c
¨ Sp 11:2
19 Hierop antwoordde Samu _ el Sp 18:12 dat hij ons vooruit dient te lo-
Saul en zei: „Ik ben de ziener. Ga Sp 22:4
pen” — hij liep dus door — „en
Lu 14:11
voor mij uit de hoge plaats op, en Jak 4:6 blijf zelf nu staan, opdat ik u
1Pe 5:5
gijlieden moet vandaag met mij het woord van God kan doen ho-
o 1Sa 2:8
eten,g en morgenochtend moet p Lu 14:10 ren.”
ik u heenzenden, en ik zal u al- ¨
Toen nam Samu _ el de puld
les vertellen wat in uw hart is.h
20 Wat de ezelinnen betreft die
2e kolom
a 1Sa 9:13
10 met olie en goot die uit
over zijn hoofd en kuste e hem
gij drie dagen geleden zijt kwijt- 1Sa 9:19
geraakt,i zet uw hartj daar niet 1Kon 3:2 en zei: „Is het niet omdat Jeho-
1Kon 3:3
op, want ze zijn gevonden. En vah u tot leider f over zijn erf-
b Ne 8:16
aan wie behoort al het begeer- Han 10:9 deelg heeft gezalfd? 2 Wanneer
¨ c 1Sa 9:3 gij vandaag van mij weggaat, zult
lijke van Isra _ el? k Behoort het 1Sa 9:10 h
niet aan u en aan het hele huis 1Sa 20:38 gij dicht bij het graf van Rachel, _
van uw vader?” 21 Daarop ant- in het gebied van Benjamin, _ te
woordde Saul en zei: „Ben ik niet HFDST. 10 Zelzah,
_ stellig twee mannen aan-
een Benjaminiet, uit de klein- d 1Sa 16:13
treffen, en zij zullen stellig tot
¨ u zeggen: ’De ezelinnen die gij
ste l van Isra
_ els stammen,m en [is] 2Kon 9:3
e Ge 31:55
mijn familie [niet] de onbedui- Ge 48:10
zijt gaan zoeken, zijn gevonden,
dendste van alle families van de Ge 50:1 maar nu heeft uw vader de zaak
2Sa 19:39
stam Benjamin?
_ n
Waarom hebt f Ge 49:27
van de ezelinneni opgegeven en
gij dan zo iets tot mij gespro- 1Sa 8:9 is hij bezorgd geworden over U
1Sa 9:16
ken?”o Han 13:21 en zegt: „Wat zal ik in verband
¨ met mijn zoon doen?” ’j 3 En gij
22 Toen nam Samu _ el Saul en g Ex 19:5
De 32:9
zijn bediende mee en bracht hen h Ge 35:19
moet vandaar nog verder trek-
naar de eetzaal en gaf hun een i 1Sa 9:3 ken en tot aan de grote boom
plaats aan het hoofdp van de ge- 1Sa 10:16 van Tabor
_ komen, en daar moe-
j 1Sa 9:5
nodigden; en zij waren met onge- k Ge 28:19
ten u drie mannen tegemoet ko-
veer dertig man. 23 Later zei Ge 28:22 men die opgaan naar de [ware]
¨ 1Sa 7:16 ´ ´
Samu
_ el tot de kok: „Geef toch l Re 6:19
_ ´ ´ k een draagt drie
God te Bethel;
het deel dat ik u gegeven heb, Re 15:1 bokjes l en een draagt drie ronde
¨ ¨
375 Saul onder de profeten. Israel naar Mizpa 1 SAMUEL 10:4-21
´ ´ HFDST. 10
brodena en een draagt een gro- de een man vandaar en zei: „Maar
te kruik wijn.b 4 En zij zullen a Jer 37:21 wie is hun vader?” Daarom is
b Le 23:13
u stellig naar uw welstand vra- Nu 15:5 het tot een spreekwoorda gewor-
genc en u twee broden geven, en c Re 18:15 den: „Is Saul ook onder de profe-
d Ge 5:22
gij moet ze uit hun hand aanne- e 1Sa 13:3 ten?”
men. 5 Het is daarna dat gij bij f 1Sa 19:20 13 Ten slotte hield hij op als
2Kon 2:3
de heuvel van de [ware] Godd zult 2Kon 4:38 een profeet te spreken en kwam
2Kon 6:1
komen, waar een garnizoene van g 1Sa 9:12
op de hoge plaats. 14 Later zei
de Filistijnen is. En het dient te h 1Kr 13:8 de broer van Sauls vader tot hem
geschieden dat zodra gij daar bij i 1Sa 18:6
en tot zijn bediende: „Waar zijt GIJ
j 1Kon 1:40
de stad komt, gij stellig een groep Jes 5:12 naar toe geweest?” Hierop zei hij:
profetenf zult ontmoeten, die van k 2Sa 6:5
1Kon 10:12
„De ezelinnen zoeken,b en wij gin-
de hoge plaats g afkomen, met een 1Kr 16:5 gen steeds verder om te kijken,
l Nu 11:25
snaarinstrumenth en tamboerijni maar ze waren [er] niet. Zo kwa-
Han 28:25 ¨
en fluitj en harp k voorop, terwijl 2Pe 1:21 men wij bij Samu _ el.” 15 Daarop
m 1Sa 10:10
zij als profeten spreken. 6 En 1Sa 19:23 zei Sauls oom: „Vertel mij toch
¨
de geestl van Jehovah zal stellig 1Kon 18:29
1Kon 22:10
alstublieft: Wat heeft Samu _ el U
ten aanzien van u werkzaam wor- n Ex 4:8 gezegd?” 16 Saul zei vervolgens
1Sa 10:9
den, en gij zult stellig met hen als Jer 44:29
tot zijn oom: „Hij heeft ons on-
een profeet sprekenm en in een o Re 9:33 miskenbaar meegedeeld dat de
p De 20:1
ander mens veranderd worden. Re 6:12
ezelinnen gevonden waren.” En
7 En het moet gebeuren dat wan- q 1Sa 7:16 de kwestie van het koningschap
1Sa 11:14 ¨
neer deze tekenenn u overkomen, r 1Sa 13:9
waarover Samu _ el gesproken had,
doe dan zelf wat uw hand te doen s 1Sa 13:8 vertelde hij hem niet.c
vindt,o want de [ware] God is met t 1Sa 10:6 ¨
´ ´ 1Kon 3:12 17 Nu riep Samu _ el het volk
u.p 8 En gij moet voor mij naar Ps 51:10 bijeen tot Jehovah te M _izpa,d
u 1Sa 10:7
G _ilgalq afdalen; en zie! ik kom Jes 38:7 18 en hij zei tot de zonen van Is- _
tot u af om brandoffers te bren- ¨
v Re 14:6 rael: „Dit heeft Jehovah, de God
gen, om gemeenschapsoffers r op
1Sa 11:6 ¨
1Sa 16:13 van Isra
_ el, gezegd: e ’Ik was het
te dragen. Zevens dagen dient gij Za 4:6 ¨
2Kor 3:5 die Isra
_ el uit Egypte _ heb opge-
te blijven wachten, tot ik bij u w 1Sa 10:6 voerd en die U vervolgens heb be-
1Sa 19:23
kom, en ik zal u stellig laten we- x 1Sa 19:24 vrijd uit de hand van Egypte _
f en

ten wat gij dient te doen.” Mt 13:54 uit de hand van alle koninkrijken
Han 6:15
9 En het gebeurde dat zodra hij die U verdrukten.g 19 Maar GIJ

zijn schouder had omgewend om — GIJ hebt heden UW God verwor-
¨ 2e kolom
van Samu _ el weg te gaan, God pen,h die voor U een redder was
a Job 27:1
het hart van hem in een ander Ps 78:2 uit al UW rampen en UW noden, en
ging veranderen; t voorts kwamen b 1Sa 9:3 GIJ hebt vervolgens gezegd: „Neen,
c Ps 141:3
al deze tekenenu op die dag uit. Sp 10:19 maar een koning dient gij over ons
10 Zij gingen dus vandaar naar Sp 13:3 aan te stellen.” Nu dan, stelt U op
Sp 21:23
de heuvel, en zie, daar was een Sp 27:2 voor het aangezicht van Jehovah,
Jer 9:23
groep profeten die hem tegemoet d 1Sa 7:5
volgens UW stammeni en volgens
kwam; terstond werd de geest van e De 18:20 UW duizenden.’ ”
f Ex 13:14 ¨
God ten aanzien van hem werk- 20 Bijgevolg liet Samu _ el alle
Ex 14:30 ¨
zaam,v en hij ging in hun midden De 4:34 stammen van Isra _ el naderbij ko-
Re 6:8
als een profeet spreken.w 11 Nu Ne 9:9 men,j en de stam Benjamin _ werd
geschiedde het dat toen allen die g Ne 9:27
Ps 107:19
aangewezen.k 21 Daarna liet
hem van vroeger kenden, hem za- h 1Sa 8:7 hij de stam Benjamin _ volgens
gen, zie! daar profeteerde hij zo- 1Sa 12:12
i 2Kr 30:6
zijn families naderbij komen, en
waar met profeten. Dientengevol- j Joz 7:14 de familie der Matrieten werd
ge zeiden de mensen tot elkaar: Han 1:24
k Joz 7:16
aangewezen.l Ten slotte werd
„Wat is er nu met de zoon van 1Sa 9:21 Saul, de zoon van Kis, aange-
l Joz 7:17
Kis gebeurd? Is Saul ook onder de m Joz 7:18
wezen.m En men ging hem zoe-
profeten?”x 12 Toen antwoord- Han 13:21 ken, en hij was niet te vinden.
¨ ¨
1 SAMUEL 10:22–11:11 Saul wordt Israels eerste koning 376
22 Daarom raadpleegdena zij Je- HFDST. 10 boden te G _ibeaa van Saul en spra-
hovah verder: „Is de man al hier- a Re 1:1
Re 20:18
ken de woorden ten aanhoren
heen gekomen?” Waarop Jehovah Re 20:28 van het volk, waarop heel het
1Sa 23:2
zei: „Hij is hier, verscholenb tus- b 1Sa 9:21
volk zijn stem verhief en ging we-
sen de bagage.” 23 Men snelde Sp 11:2 nen.b
Lu 9:48
dus heen en haalde hem ervan- c 1Sa 9:2 5 Maar daar komt Saul achter
daan. Toen hij te midden van het d De 17:15 het rundvee aan van het veld, en
1Sa 9:17
volk ging staan, was hij van zijn e 1Kon 1:25
Saul zei vervolgens: „Wat scheelt
schouders af opwaarts langer dan 1Kon 1:39 het volk, dat zij zouden wenen?”
2Kon 11:12
al het andere volk.c 24 Nu zei Toen verhaalden zij hem de woor-
¨ Mt 21:9
Samu
_ el tot heel het volk: „Hebt f 1Sa 8:11 den van de mannen van Jabes. _
GIJ degene gezien die door Jeho- g Joz 18:28
6 En de geestc van God werd
Re 20:14
vah gekozen is,d dat er niemand is 1Sa 11:4 ten aanzien van Saul werkzaam
1Sa 13:2
als hij onder heel het volk?” Toen 2Sa 21:6 toen hij deze woorden hoorde, en
juichte heel het volk en zei: „Leve h Ezr 1:5 hij ontbrandde in hevige toorn.d
i 2Sa 20:1
de koning!”e 7 Hij nam dan een paar stieren
¨ 2Kr 13:7
25 Daarna sprak Samu _ el tot Na 1:15
en sneed ze in stukken en zond
j 1Sa 11:12
het volk over datgene wat het ko- Han 7:51 die door de hand der boden door
ningschap rechtens toekwamf en ¨
k Pr 10:20 heel het gebied van Isra _ ele en zei:
l 1Kon 10:10
schreef het in een boek, en hij leg- 2Kr 17:5 „Wie van ons niet uittrekt als
de dit neer voor het aangezicht Sp 18:16 een volgeling van Saul en van Sa- _
¨ Mt 2:11 ¨
van Jehovah. Toen zond Samu _ el m Sp 17:27 muel — zo zal er met zijn runde-
heel het volk heen, ieder naar Ga 5:23
Jak 1:19
ren worden gedaan!” f Nu viel de

zijn huis. 26 Wat Saul zelf be- angstg voor Jehovahh op het volk,
treft, hij ging naar zijn huis te G _i-
´ ´
HFDST. 11
zodat zij als een mani uittrokken.
bea,g en de dappere mannen wier 8 Toen nam hij te Bezek _ het to-
n De 2:19
hart God geroerd had, gingen o Re 21:8 tale aantal van hen op,j en er ble-
toen met hem mee.h 27 Wat de 1Sa 31:11 ken driehonderdduizend zonen
nietswaardige manneni aangaat, p De 23:3 ¨
q Re 16:21
van Isra
_ el en dertigduizend man-
zij zeiden: „Hoe zal deze ons red- 2Kon 25:7 nen van Juda_ te zijn. 9 Zij zei-
den?”j Bijgevolg verachttenk zij r Sp 18:3
den nu tot de boden die gekomen
s Re 3:9
hem, en zij brachten hem geen en- waren: „Dit zult GIJ tot de man-

kel geschenk.l Maar hij bleef als nen van Jabes
_ in G _ilead zeggen:
2e kolom
iemand die stom geworden was.m ’Morgen, als de zon heet wordt,
a 1Sa 10:26
Nu trok de Ammoniet Na- _ n zal er redding voor U opdagen.’ ”k
11 has op en legerde zich te-
gen Jabes
_ o
in G _ilead. Daarop
1Sa 14:2
b Re 2:4
Re 21:2
1Sa 30:4
Daarop kwamen de boden en deel-
den het aan de mannen van Jabes _
zeiden alle mannen van Jabes _
c Re 3:10
Re 6:34
mee, en zij gaven uiting aan ver-
tot Nahas:
_ „Sluit een verbond Re 11:29 heuging. 10 Bijgevolg zeiden de
Re 14:6
met ons, opdat wij u dienen.”p 1Sa 10:10
mannen van Jabes: _ „Morgen zul-
2 Toen zei de Ammoniet Nahas _ 1Sa 16:13 len wij tot ulieden uitgaan, en GIJ
d Ex 11:8
tot hen: „Op deze voorwaarde zal Ex 32:19 moet met ons doen naar al wat
ik het met U sluiten, op voorwaar- Ro 12:9 goed is in UW ogen.”l
e Re 19:29
de dat ieder van U het rechteroog f Re 21:5 11 Nu geschiedde het de vol-
wordt uitgestoken,q en ik moet g 1Kr 14:17 gende dag dat Saulm het volk in
¨ h Ge 35:5
dit als een smaad op heel Isra_ el 2Kr 14:14
drie groepen ging verdelen; n en
leggen.”r 3 De oudere mannen 2Kr 17:10 zij drongen gedurende de mor-
i Re 20:8
van Jabes
_ zeiden op hun beurt j 1Sa 13:15
genwake o tot midden in de leger-
tot hem: „Geef ons zeven dagen k Ps 18:17 plaats door en sloegen vervolgens
de tijd, en wij willen boden door l 1Sa 11:3 de Ammonieten neer p totdat de
¨ m 1Sa 9:16
heel het gebied van Isra
_ el zenden, n Re 7:16
dag heet werd. Toen er sommigen
en indien er niemand is om ons te Re 9:43 overgebleven bleken te zijn, wer-
Sp 24:6
redden,s dan moeten wij tot u uit- o Ex 14:24 den zij voorts verstrooid, en er ble-
gaan.” 4 Mettertijd kwamen de p 1Sa 11:1 ven er onder hen geen twee bij
¨ ¨
377 Koningschap bevestigd. Samuels toespraak 1 SAMUEL 11:12–12:13
HFDST. 11
¨
elkaar.a 12 Toen zei het volk tot 6 Vervolgens zei Samu _ el tot
¨
Samu
_ el: „Wie zegt er: ’Saul — a De 28:7 het volk: „Jehovah [is getuige],
Ps 21:8 ¨
zal hij koning over ons zijn?’b Le- Ps 21:12 die zich van Mozes _ en Aaron _
vert die mannen uit, opdat wij b 1Sa 10:27
Sp 24:21
heeft bediend en die UW voorva-
hen ter dood kunnen brengen.”c c Sp 25:5 ders uit het land Egypte _ heeft op-
Lu 19:27
13 Saul zei echter: „Op deze dag d 2Sa 19:22 gevoerd.a 7 Nu dan, stelt U op,
dient er geen man ter dood ge- Sp 20:28 en ik moet voor het aangezicht
Ro 12:19
bracht te worden,d want heden van Jehovah UW rechter zijn [en
¨ e 1Sa 19:5
heeft Jehovah in Isra _ el redding 1Kr 11:14
Ps 44:7
U] alle rechtvaardige daden [ver-
bewerkt.”e Jes 59:16 halen] b die Jehovah ten aanzien
¨ f 1Sa 7:16
14 Later zei Samu _ el tot het g 1Sa 10:17 van U en UW voorvaders heeft
volk: „Komt en laten wij naar G _il- 1Sa 10:24 verricht.
h Le 7:11
galf gaan om daar het koning- 1Sa 10:8 8 Zodra Jakob _ in Egypte _ was
schap te vernieuwen.”g 15 Zo i 1Kon 1:40
gekomenc en UW voorvaders tot
2Kon 11:14
ging heel het volk naar G _ilgal, en 1Kr 12:40 Jehovah om hulp gingen roepen,d
daar maakten zij vervolgens Saul Opb 19:6
zond Jehovah voorts Mozes _ e en
koning voor het aangezicht van ¨
Aaron,
_ opdat zij UW voorvaders
Jehovah te G _ilgal. Voorts droe- HFDST. 12
uit Egypte zouden leiden en hen
_
gen zij daar voor het aangezicht j 1Sa 8:5
op deze plaats zouden doen wo-
1Sa 8:21
van Jehovah gemeenschapsoffers k 1Sa 10:24 f
nen. 9 Zij dan vergaten Jeho-
op,h en Saul en alle mannen van 1Sa 11:14
vah, hun God,g zodat hij hen in
¨ l Nu 27:17
Isra
_ el bleven zich daar uitermate 1Sa 8:20 de hand van S _isera,h de legerover-
verheugen.i m 1Sa 8:1
ste van Hazor, en in de hand van
¨ n Ps 71:18 _
Sp 16:31
Ten slotte zei Samu _ el tot de Filistijneni en in de hand van
12 geheel Isra
_
¨
el: „Ziet, ik heb
naar UW stem geluisterd in al-
Sp 20:29
Jes 46:4
o 1Sa 8:3
de koning van Moab _
en dezen bleven tegen hen strij-
j
verkocht,k
Ez 18:20
les wat GIJ mij gezegd hebt,j dat p 1Sa 3:19 den. 10 Toen riepen zij tot Je-
Ps 99:6
ik een koning over U moest doen q 1Sa 9:16 hovah om hulp l en zeiden: ’Wij
regeren.k 2 Nu dan, ziet, de ko- 1Sa 10:1
1Sa 24:6
hebben gezondigd,m want wij heb-
ning wandelt voor UW aangezicht! l 2Sa 1:14 ben Jehovah verlaten om de Ba- _
Han 4:27
Wat mij betreft, ik ben oudm en Han 10:38 als n en de Astorethbeelden te die-
grijs n geworden, en mijn zonen, r Nu 16:15 nen; o nu dan, bevrijdp ons uit de
s De 16:19
ziet, zij zijn bij U,o en ik — ik heb t Ex 22:4 hand van onze vijanden, opdat
van mijn jeugd af tot op deze dag Le 6:4
wij u kunnen dienen.’ 11 Daar-
voor UW aangezicht gewandeld.p
Lu 19:8 ¨
u Ps 37:6 op zond Jehovah Jerubba_ alq en
3 Hier ben ik. Getuigt tegen mij Da 6:4 r en Samuels
¨
1Ti 3:2 Bedan
_ en Jefta
_ _ en
ten overstaan van Jehovah en v 1Sa 26:11 bevrijdde U uit de hand van UW
ten overstaan van zijn gezalfde: q w Ps 17:3
Ps 37:37 vijanden rondom, opdat GIJ in ze-
Wiens stier heb ik genomen of Jo 18:38 kerheid kondt wonen.t 12 Toen
Han 20:33
wiens ezel heb ik genomenr of wie 1Th 2:5 GIJ zaagt dat Nahas, _ u
de koning
heb ik afgezet of wie heb ik on- van de zonen van Ammon, _ tegen
derdrukt of uit wiens hand heb ik 2e kolom U was opgetrokken, zijt GIJ tot
zwijggeld aangenomen om daar- mij blijven zeggen: ’Neen, maar
a Ex 6:26
mee mijn ogen te verbergen? s En Ne 9:14 een koning dient over ons te rege-
ik zal ulieden vergoeding geven.”t Ps 77:20
Ps 105:26 ren!’,v terwijl Jehovah, UW God, al
4 Hierop zeiden zij: „Gij hebt ons Ho 12:13
die tijd UW Koning was.w 13 Nu
Mi 6:4
niet afgezet, en gij hebt ons niet b Re 5:11 dan, daar hebt GIJ de koning die
onderdrukt, en gij hebt uit nie- c Ge 46:6
GIJ gekozen hebt, om wie GIJ ge-
Nu 20:15
mands hand ook maar iets aan- Han 7:15 vraagd hebt; x en ziet, Jehovah
genomen.”u 5 Daarom zei hij tot d Ex 2:23
Ex 3:9
hen: „Jehovah is getuige tegen U, e Ex 3:10 h Re 4:2; i Re 10:7; Re 13:1; j Re 3:12; k De 32:30;
en zijn gezalfde v is heden getui- f Joz 1:2
Re 2:14; l Re 2:18; Re 3:9; Re 6:7; m Re 10:10;
Joz 11:23
ge, dat GIJ volstrekt niets in mijn Ps 44:3 n Re 3:7; o Re 2:13; p Re 10:15; q Re 6:32; r Re
11:1; s Heb 11:32; t Le 26:6; Ps 4:8; u 1Sa 11:1;
hand hebt aangetroffen.”w Hierop g De 32:18
Re 2:12 v 1Sa 8:5; 1Sa 8:19; w De 33:5; Re 8:23; 1Sa 8:7;
zeiden zij: „Hij is getuige.” Ps 106:39 Ps 74:12; Jes 33:22; x 1Sa 8:5.
¨ ¨
1 SAMUEL 12:14–13:5 Samuel geeft raad. Saul kiest leger uit 378
heeft een koning over U aange- HFDST. 12 tot zijn volk te maken.a 23 Ook
steld.a 14 Indien GIJ Jehovah a 1Sa 9:16 wat mij betreft, het is ondenk-
1Sa 10:24
zult vrezenb en hem werkelijk Ho 13:11 baar van mijn zijde dat ik tegen
zult dienenc en werkelijk zijn stem b De 10:12
De 17:19
Jehovah zou zondigen door op te
zult gehoorzamen,d en niet weer- c De 6:13 houden ten behoeve van U te bid-
Joz 24:14
spannig zult zijne tegen het bevel d De 13:4
den; b en ik moet U in de goe-
van Jehovah, zullen zowel GIJ als De 28:2 de c en rechte weg onderrichten.d
e Nu 14:9
de koning die over U moet regeren, Joz 22:29
24 Vreeste alleen Jehovah, en GIJ
stellig navolgers van Jehovah, UW f Le 26:14 moet hem in waarheid dienen met
De 28:15
God, blijken te zijn. 15 Maar in- g Joz 24:20
geheel UW hart; f want ziet wat
dien GIJ de stem van Jehovah niet h Le 26:17 voor grote dingen hij voor U heeft
Nu 33:56
zult gehoorzamenf en werkelijk De 28:45 gedaan.g 25 Maar indien GIJ on-
weerspannig zult zijn tegen het i Sp 26:1 miskenbaar doet wat kwaad is,
j 1Sa 7:9
bevel van Jehovah,g zal de hand Jak 5:16 zult GIJ worden weggevaagd,h GIJ
van Jehovah stellig tegen U en UW k Jak 5:17 zowel als UW koning.”i
l 1Sa 8:7
vaderen blijken te zijn.h 16 Stelt Saul was [?] jaar oud toen
13
Ho 13:11
m 1Kon 18:37
U nu ook op en ziet deze grote hij begon te regeren, en j
n 1Kon 18:1
zaak die Jehovah voor UW ogen o 1Sa 7:5 twee jaar lang regeerde hij over Is-
_
doet. 17 Is het heden niet [de 1Sa 12:23 ¨
Sp 15:8 rael. 2 En Saul koos zich voorts
tijd van de] tarweoogst? i Ik zal tot ¨
Han 8:24
Jak 5:16
drieduizend man uit Isra _ el; en
Jehovah roepenj dat hij dondersla- p Ex 20:20 tweeduizend kwamen er bij Saul
gen en regen moge geven; k weet q De 11:16 te M _ichmas k en in het bergland
De 31:29
dan en ziet dat het kwaad dat GIJ Joz 23:6 van Bethel,
_ en duizend bleken er
1Sa 12:15
in de ogen van Jehovah hebt ge- r De 6:5
bij Jonathan
_ l te G
_ibeam van Ben- _
daan door voor U een koning te Mt 22:37 jamin te zijn, en de rest van het
s De 32:21
vragen, zeer groot is.”l Jer 2:5 volk zond hij weg, ieder naar zijn
¨
18 Toen riep Samu _ el tot Jeho- Jer 2:11 tent. 3 Toen versloeg Jonathan _
1Kor 8:4
vah,m en Jehovah gaf vervolgens t Ps 115:5 het garnizoenn van de Filistij-
o
nen dat te Geba p lag; en de Filis-
donderslagen en regen op die dag,n Jer 10:15
Jer 16:19
_
zodat heel het volk zeer bevreesd Hab 2:18 tijnen kregen het te horen. Wat
u 1Kon 6:13
werd voor Jehovah en voor Sa- _ Ps 94:14
Saul betreft, hij liet in het gehe-
¨ le land op de hoorn blazenq en
muel. 19 Nu zei heel het volk Ro 11:1
¨
¨ v Joz 7:9
zei: „Laat de Hebreeen [het] ho-
tot Samu
_ el: „Bido ten behoeve Ps 23:3 ¨
van uw knechten tot Jehovah, Ps 106:8 ren!” 4 En heel Isra _ el zelf hoor-
Jer 14:21
uw God, daar wij niet willen ster- Ez 20:14 de zeggen: „Saul heeft een garni-
ven; want wij hebben aan al onze zoen van de Filistijnen verslagen
¨
zonden nog een kwaad toege- 2e kolom en nu is Isra
_ el bij de Filistijnen in
voegd door voor ons een koning a Ex 19:5
een kwade reukr gekomen.” Het
te vragen.” De 7:7 volk werd dus bijeengeroepen om
¨ De 14:2
Saul te volgen naar G _ilgal.s
20 Samu_ el dan zei tot het volk: De 32:9
Jes 43:21
„Weest niet bevreesd.p GIJ — b Ro 1:9
5 En de Filistijnen, van hun
GIJ hebt al dit kwaad bedreven. Kol 1:9 kant, brachten [hun troepen]
2Ti 1:3 ¨
Wijkt er alleen niet van af Je- c 1Kon 8:36
bijeen om tegen Isra _ el te strij-
hovah te volgen,q en GIJ moet 2Kr 6:27 den: dertigduizend strijdwagens t
d Ps 34:11
Jehovah dienen met geheel UW Sp 4:11 en zesduizend ruiters en een
hart.r 21 En GIJ moogt niet af- e 1Sa 12:14 [voet]volk zo talrijk als de zand-
Ps 111:10
wijken om de onwerkelijkhedens Pr 12:13 korrels die aan de zeeoever zijn; u
te volgen, die geen baat verschaf-
f De 10:12 zij dan trokken op en legerden
g De 10:21
fent en niet kunnen bevrijden, h Joz 24:20 zich te M _ichmas, ten oosten van
i De 28:36
omdat ze onwerkelijkheden zijn.
l 1Sa 18:1; 2Sa 1:4; 2Sa 21:7; m Joz 18:28; 1Sa 10:26;
22 Want Jehovah zal zijn volk 1Sa 15:34; n 1Sa 10:5; 2Sa 23:14; o Joz 13:2; 1Sa
HFDST. 13
niet in de steek latenu ter wille 9:16; p Joz 18:24; Joz 21:17; Za 14:10; q Re 3:27;
j Han 13:21 Re 6:34; 2Sa 2:28; 2Sa 20:1; r Ge 34:30; Ex 5:21;
van zijn grote naam,v omdat Jeho- k 1Sa 14:5 s Joz 5:9; 1Sa 7:16; 1Sa 11:14; t De 20:1; u Ge 22:17;
vah het op zich genomen heeft U Jes 10:28 Joz 11:4; Re 7:12.
¨ ¨
379 Saul offert; door Samuel terechtgewezen 1 SAMUEL 13:6-23
Beth-Aven. _ ¨ a 6 En de mannen HFDST. 13 aanstellen, omdat gij niet hebt
van Isra
_ el zelf zagen dat zij in a Joz 7:2 onderhouden wat Jehovah u ge-
Joz 18:12
grote nood verkeerden,b want het 1Sa 14:23 boden had.”a
volk kreeg het zwaar te verdu- b De 4:30 ¨
c De 20:3
15 Toen stond Samu _ el op en
ren; en het volk ging zich ver- 1Sa 14:11 ging van G _ilgal op naar G _ibea van
bergen in de grottenc en de spe- d Le 26:36
e Nu 32:1
Benjamin,
_ en Saul ging ertoe over
lonken en de steile rotsen en Joz 13:24 het volk, degenen die zich nog
f 1Sa 10:26
de gewelven en de waterputten. bij hem bevonden, te tellen: on-
¨ Sp 24:10
7 Er waren zelfs Hebreeen die de g 1Sa 10:8 geveer zeshonderd man.b 16 En
h 1Sa 15:11
Jorda_ an_ overtrokkend naar het 1Sa 15:22 Saul en zijn zoon Jonathan _ en
land van Gade en G _ilead. Saul 1Sa 15:23 het volk dat zich nog bij hen be-
Ps 37:7
zelf was echter nog te G _ilgal, en Sp 11:2 vond, verbleven te Geba _ c
van Ben- _
al het volk volgde hem bevend.f Sp 13:10
Sp 21:24
jamin. Wat de Filistijnen betreft,
8 En hij bleef zeven dagen wach- i Ge 47:7 zij hadden zich te M _ichmas d gele-
Ru 2:4
ten, tot de bestemde tijd die Sa- _¨ gerd. 17 En het stroopcomman-
¨ 1Sa 15:13
muel [had gesteld]; g en Samu _ el 1Sa 25:14 do trok er telkens vanuit de le-
j Joz 7:19
kwam niet naar G _ilgal, en het Ro 14:12 gerplaats der Filistijnen in drie
volk verstrooide zich van hem k De 20:1 groepene op uit. De ene groep
1Sa 13:6
vandaan. 9 Ten slotte zei Saul: l 1Sa 13:8 sloeg dan de weg in naar Ofra, _ f

„Brengt het brandoffer en de ge- m 1Sa 13:5 naar het land Sual, _ 18 en de an-
n Sp 3:5
meenschapsoffers bij mij.” Ver- Sp 14:12 dere groep sloeg telkens de weg
volgens offerde hij het brand- Sp 19:21
in naar Beth-Horon, _ g en de derde
o Sp 11:2
offer.h Sp 21:24 groep sloeg gewoonlijk de weg in
Mi 6:8
10 Nu gebeurde het dat hij nog naar de grens die uitziet over het
p Sp 13:21 ¨
maar nauwelijks gereed was met Pr 7:17 dal van Zebo_ ım, in de richting van
Jer 5:4
het brengen van het brandoffer, de wildernis.
¨ q Ps 119:4
of daar kwam Samu _ el aan. Saul Pr 12:13
19 Nu was er in heel het land
ging derhalve naar buiten, hem
1Jo 5:3 ¨
r 1Sa 10:8 van Isra
_ el geen smid te vinden,
tegemoet, om hem te zegenen.i 1Sa 15:11
want de Filistijnen hadden ge-
¨ s De 17:20 ¨
11 Toen zei Samu _ el: „Wat hebt 1Sa 15:28 zegd: „Opdat de Hebreeen geen
t 1Sa 16:1
gij gedaan?”j Hierop zei Saul: „Ik 2Sa 7:15 zwaard of speer vervaardigen.”h
zag dat het volk zich van mij ver- ¨
Ps 78:70
Ps 89:20
20 En alle Israelieten plachten
strooid had,k en gij — gij zijt niet Han 13:22 naar de Filistijnen af te trekken
binnen de bestemde dagen geko- u Ge 49:10
om ieder zijn ploegschaar of zijn
2Sa 5:2
men,l en de Filistijnen brachten 2Sa 7:8 houweel of zijn bijl of zijn sik-
1Kr 28:4
te M _ichmas [hun troepen] bijeen,m kel te laten scherpen.i 21 En
12 dus zei ik bij mijzelf: n ’Nu
de prijs voor het scherpen bleek
zullen de Filistijnen op mij af- 2e kolom een pim te zijn voor de ploeg-
komen te G _ilgal, en ik heb het a 1Sa 10:8 scharen en voor de houwelen en
Jer 7:23
aangezicht van Jehovah niet ver- Jer 11:7 voor de drietandige werktuigen
murwd.’ Zo dwong ik mijzelf o en b 1Sa 13:7
en voor de bijlen en voor het
1Sa 14:2
ben het brandoffer gaan offeren.” c Joz 18:24 vastzetten van de ossenprikkel.j
¨ 1Sa 13:3
13 Daarop zei Samu _ el tot Saul: d 1Sa 13:2
22 En het geschiedde op de dag
„Gij hebt dwaas gehandeld.p Gij Jes 10:28 van de strijd dat er geen zwaardk
e 1Sa 11:11
hebt het gebodq van Jehovah, uw f Joz 18:23 of speer te vinden was in de hand
God, dat hij u geboden heeft,r g Joz 10:11 van iemand van het volk dat bij
Joz 18:13
niet onderhouden, want hadt gij 1Kr 6:68 Saul en Jonathan
_ was; men kon
dit wel gedaan, dan zou Jehovah 2Kr 8:5 er echter wel een vinden die aan
¨ h 2Kon 24:14
uw koninkrijk over Isra _ el tot on- i Ge 4:22
l
Saul en aan zijn zoon Jonathan _
bepaalde tijd bevestigd hebben. Sp 27:17 behoorde.
j Re 3:31
14 En nu zal uw koninkrijk niet k Re 7:20
m
23 Een voorpost van de Filis-
bestendig zijn.s Jehovah zal zich 1Sa 17:47
1Sa 17:50 tijnen nu placht uit te trekken
stellig een man vinden aange- Ps 44:3 naar de ravijnpas van M _ichmas.n
Za 4:6
naam naar zijn hart; t en Jehovah l 1Sa 9:16
zal hem tot leider u over zijn volk m 1Sa 14:4 n 1Sa 13:2; 1Sa 14:5; Jes 10:28.
¨
1 SAMUEL 14:1-19 Jonathans heldendaad te Michmas 380
Nu gebeurde het op zekere HFDST. 14 wij naar boven klimmen, want Je-
14 dag dat Jonathan,
_
van Saul, voorts tot de bediende
a de zoon a 1Sa 13:22
1Sa 14:49
1Sa 18:1
hovah zal hen stellig in onze hand
geven, en dit is voor ons het te-
2Sa 1:4
die zijn wapens droeg, zei: „Kom 2Sa 21:7
ken.”a
toch en laten wij oversteken naar b Re 14:6 11 Toen vertoonden beiden zich
de voorpost van de Filistijnen die c 1Sa 10:26 aan de voorpost van de Filistij-
d 1Sa 13:15
daar aan de overkant zijn.” Hij nen. Hierop zeiden de Filistijnen:
e 1Sa 22:9 ¨
vertelde er echter niets van aan f 1Sa 4:21 „Daar komen de Hebreeen uit de
zijn vader.b 2 En Saul verbleef g 1Sa 2:12 holen waarin zij zich verscholen
1Sa 4:17
aan de rand van G _ibeac onder h 1Sa 1:9
hebben.”b 12 De mannen van de
de granaatappelboom die in M _i- i Joz 18:1 voorpost dan antwoordden Jona- _
gron staat; en het volk dat bij 1Sa 1:3
than en zijn wapendrager en zei-
j Ex 29:5
hem was, was ongeveer zeshon- Nu 27:21 den: „Klimt tot ons op, en wij wil-
derd man.d 3 (En Ah _ia, de zoon k 1Sa 13:23 len U iets te verstaan geven!”c
van Ah _itub,e de broer van Ika- _ l 1Sa 13:2
Terstond zei Jonathan
_ tot zijn wa-
m 1Sa 13:3
bod,f de zoon van P _inehas,g de n Ge 17:10 pendrager: „Klim achter mij aan,
zoon van Eli, h de priester van Je-
_ Re 14:3 want Jehovah zal hen stellig in de
Re 15:18 ¨
hovah te S _ilo,i droeg de efod.j) En 1Sa 17:36 hand van Isra _ el geven.”d 13 En
het volk zelf wist niet dat Jona- _ 2Sa 1:20
1Kr 10:4
Jonathan
_ klom op handene en voe-
than was weggegaan. 4 Tussen Jer 9:26 ten steeds verder naar boven, en
de doorgangen nu waarlangs Jo- _ o Re 7:2
2Kon 6:16
zijn wapendrager achter hem aan;
nathan zocht over te steken naar 2Kr 14:11 zij dan vielen voor Jonathan,
_ f
en
k Ps 115:11
de voorpost van de Filistijnen, Heb 11:33 zijn wapendrager bracht hen ach-
bevond zich aan de ene zijde een p 2Kon 10:15
g
ter hem ter dood. 14 En de eer-
Sp 17:17
tandvormige steile rots en aan ste slachting die Jonathan
_ en zijn
de andere zijde een tandvormige wapendrager onder hen aanricht-
steile rots, en de naam van de ene 2e kolom ten, bedroeg zowat twintig man op
was Bozez _ en de naam van de an- a Ge 24:14 de oppervlakte van ongeveer een
Re 7:11
dere was Sene. _ 5 De ene tand 1Sa 10:7 half juk land.
stond als een zuil in het noorden b 1Sa 13:6 15 Toen ontstond er een be-
1Sa 14:22
tegenover M _ichmas,l en de ande- c 1Sa 14:10 ving h in de legerplaats op het veld
re stond in het zuiden tegenover 1Sa 17:44 en onder al het volk van de voor-
m 2Kon 14:8
Geba.
_ d 1Sa 14:6 post; en het stroopcommando i
6 Jonathan
_ dan zei tot de be- 2Sa 5:24 beefde, zelfs zij, en de aarde ging
2Kon 6:16
diende, zijn wapendrager: „Kom Sp 3:5 schudden,j en het werd een van
Sp 16:3
toch en laten wij oversteken naar God afkomstige beving.k 16 En
e Ps 18:29
de voorpost van die onbesnede- Heb 11:34 de wachters die bij Saul in G _ibea
nen.n Misschien zal Jehovah voor f 2Sa 1:23 van Benjamin
_ behoorden,l zagen
g Le 26:7
ons werken, want voor Jehovah Joz 23:10 het ten slotte, en zie! het gewoel
is er geen beletsel om door ve- Ps 44:3 zwenkte her- en derwaarts.m
Ro 8:31
len of door weinigen te redden.”o h Re 7:21 17 Toen zei Saul tot het volk
7 Hierop zei zijn wapendrager 2Kon 7:6 dat bij hem was: „Houdt alstu-
i 1Sa 13:17
tot hem: „Doe al wat in uw hart j Ex 19:18
blieft een telling en ziet wie er
is. Wend u waarheen gij wilt. Zie, Na 1:5 van ons is weggegaan.” Toen zij
Mt 27:51
ik ben met u, in overeenstem- Han 16:26 een telling hielden, wel, zie! Jo- _
ming met uw hart.”p 8 Toen zei k Ge 35:5 nathan en zijn wapendrager wa-
Ps 48:5
Jonathan:
_ „Zie, wij steken over Da 5:6 ren er niet. 18 Saul zei nu tot
naar de mannen, en laten wij ons l 1Sa 10:26 Ah _ia: n „Breng toch de ark van
1Sa 14:2
aan hen vertonen. 9 Indien zij m Re 7:22
de [ware] God hierheen!”o (Want
nu zo tot ons zeggen: ’Blijft staan, 1Sa 14:20 de ark van de [ware] God bevond
2Kr 20:23
totdat wij bij U komen!’, dan moe- zich op die dag bij de zonen van
n 1Sa 14:3 ¨
ten wij blijven staan waar wij zijn o Ex 25:22 Isra
_ el.)p 19 Nu geschiedde het
en dienen wij niet naar hen toe p 1Sa 4:3 dat terwijl Saul tot de priester
1Sa 5:2
te klimmen. 10 Maar zeggen zij 1Sa 7:1 sprak,q het gewoel dat in de leger-
zo: ’Klimt tot ons op!’, dan moeten q Nu 27:21 plaats der Filistijnen was, bleef
¨
381 Vijanden verslagen. Sauls eed. Volk eet bloed 1 SAMUEL 14:20-36
aanhouden en hoe langer hoe er- HFDST. 14 en gezegd: ’Vervloekt is de man
ger werd. Toen zei Saul tot de a Nu 10:9 die vandaag brood eet!’ ”a (En het
b Re 7:22
priester: „Trek uw hand terug.” 2Kr 20:23
volk raakte vermoeid.b) 29 Jo- _
20 Zo werden Saul en al het volk Jes 19:2 nathan zei echter: „Mijn vader
Ez 38:21
dat bij hem was, opgeroepen.a Zij c Re 15:11
heeft de banvloek over het land
dan kwamen tot aan de [plaats d 1Sa 13:6 gebracht.c Ziet alstublieft hoe
van de] strijd, en zie, het zwaard 1Sa 14:11 mijn ogen gestraald hebben om-
e De 33:29
van een ieder had zich tegen Re 2:18 dat ik dat beetje honing heb ge-
zijn naaste gekeerd; b de verwarde 2Kon 19:34 proefd.d 30 Hoeveel te meer, in-
Ps 17:7
vlucht was zeer groot. 21 En de Ps 44:7 dien het volk vandaag slechts
¨
Hebreeen die zoals vroeger tot de Jes 63:8
Ho 1:7
had gegetene van de buit van zijn
Filistijnen waren gaan behorenc 1Ti 4:10 vijanden, die het gevonden heeft! f
en die met hen in het legerkamp f 1Sa 13:5 Want nu is de slachting onder de
g Le 5:4
rondom waren opgetrokken, ja, Nu 30:2 Filistijnen niet groot geweest.”g
ook zij gaven er nu blijk van met Re 21:1 31 En op die dag bleven zij de
¨ Sp 20:25
Isra
_ el te zijn, dat bij Saul en Jona- _ Pr 5:6 Filistijnen neerslaan, van M _ich-
than was. 22 Ook alle mannen h Joz 10:13 mas h tot Ajalon
_ i toe, en het volk
¨ Re 11:36
van Isra _ el die zich in het berg- Re 16:28 werd zeer vermoeid.j 32 En het
¨
land van Efra _ ım verscholen had- i De 23:21 volk wierp zich nu gulzig op de
Re 8:5
den,d hoorden dat de Filistijnen op 2Sa 17:29 buitk en nam schapen en run-
de vlucht waren geslagen, en ook Ps 15:4
deren en kalveren en slachtte
j De 8:8
zij zaten hen toen op de hielen in De 27:3 ze op de aarde, en het volk ging
de strijd. 23 Jehovah dan redde e Joz 5:6 [het vlees] eten met het bloed.l
¨
Isra
_ el op die dag, en de strijd zelf k Ex 3:8
Le 20:24 33 Men deelde het dus aan Saul
strekte zich uit tot voorbij Beth- Nu 13:27 mee en zei: „Zie! Het volk zon-
f Mt 3:4
Aven.
_ digt tegen Jehovah door [vlees]
¨ l Ps 15:4
24 En de mannen van Isra _ el zelf m 1Sa 14:17 te eten met het bloed.”m Hier-
kregen het die dag zwaar te ver- n 1Sa 30:12 op zei hij: „GIJ hebt trouweloos
duren, en toch stelde Saul het gehandeld. Rolt eerst een grote
volk onder een eedsgelofte,g door 2e kolom steen naar mij toe.” 34 Daarna
te zeggen: „Vervloekt ´ ´ is de man a 1Sa 14:24 zei Saul: „Verspreidt U onder het
die brood eet voor de avond en eer b Re 8:4 volk, en GIJ moet tot hen zeggen:
2Sa 17:29
ik mij op mijn vijanden gewrokenh ’Brengt hier bij mij, ieder van
c 1Kon 18:18
heb!” En niemand van het volk d 1Sa 14:27
U zijn stier en ieder zijn schaap,
proefde brood.i e 1Sa 14:26 en GIJ moet de slachting op deze
25 En allen van het land kwa- Han 9:19 plaats doen geschieden, alsook
f De 20:14
men in het bos toen er zich ho- g Pr 9:18
het eten, en GIJ moogt niet te-
ning j over de gehele oppervlakte h 1Sa 13:2
gen Jehovah zondigen door [vlees]
van het veld bevond. 26 Toen i Joz 10:12 met het bloed te eten.’ ”n Bijgevolg
het volk in het bos kwam, wel, Joz 19:42 bracht heel het volk die nacht
j Re 8:5
zie! daar droop honing,k maar er Jes 44:12 ieder zijn stier die in zijn hand
was niemand die de hand naar de k De 20:14 was, en verrichtte daar de slach-
1Sa 15:19
mond bracht, want het volk was l Ge 9:4
ting. 35 Voorts bouwde Saul een
bevreesd voor de eed.l 27 Wat Le 3:17 altaar o voor Jehovah. Hiermee
Le 17:10
Jonathan
_ aangaat, hij had niet ge- De 12:16 maakte hij een begin met het
luisterd toen zijn vader het volk Ez 33:25 bouwen van een altaar voor Jeho-
Han 15:29
onder een eed stelde; m hij strekte m De 12:23
vah.p
dus de punt van de staf die hij in De 15:23 36 Later zei Saul: „Laten wij
n 1Sa 14:32
de hand had uit en doopte die in bij nacht aftrekken, de Filistij-
o 1Sa 7:17
de honingraat en bracht de hand 2Sa 24:18 nen achterna, en hen uitplunde-
2Sa 24:25
weer naar de mond, en zijn ogen ren tot de morgen aanlichtq en
p Ge 4:26
gingen stralen.n 28 Toen nam q Joz 10:9
niemand van hen overlaten.” r
iemand uit het volk het woord 1Sa 11:11 Hierop zeiden zij: „Doe al wat
Jer 6:5
en zei: „Uw vader heeft het volk r De 7:2
goed is in uw ogen.” Toen zei de
onder een plechtige eed gesteld De 7:16 priester: „Laten wij hier tot de
¨
1 SAMUEL 14:37–15:3 Jonathan aangewezen, losgekocht 382
[ware] God naderen.”a 37 En HFDST. 14 de Filistijnen zelf gingen naar
Saul raadpleegde nu God: „Zal a Nu 27:21
1Sa 30:7
hun plaats.a
ik aftrekken, de Filistijnen ach- Ps 65:4 47 En Saul zelf nam het ko-
terna? b Zult gij hen in de hand Ps 73:28 ¨
¨ Mal 2:7 ningschap over Isra _ elb en ging
van Isra
_ el geven?”c En hij ant- b Re 1:1 rondom oorlog voeren tegen al
1Sa 30:8
woordde hem niet op die dag.d 2Sa 5:19 zijn vijanden, tegen Moab _ c en te-

38 Daarom zei Saul: „Treedt hier Sp 3:5


c Nu 27:21
gen de zonen van Ammon _ d en te-

nader,e al GIJ voornaamste man- d 1Sa 28:6 gen Edom _ e en tegen de koningen
Ps 66:18
nen van het volk,f en gaat na Jes 1:15 van Zoba _ f en tegen de Filistij-
en ziet op welke wijze deze zon- Ez 20:3 nen; g en overal waarheen hij zich
e Joz 7:14
de heden tot stand is gekomen. 1Sa 10:19 wendde, diende hij veroordeling
39 Want zo waar Jehovah leeft, f Re 20:2
toe.h 48 En hij bleef zich dap-
¨ g Pr 5:2
die de Bevrijder van Isra _ el is, al is h 2Sa 15:15 per gedrageni en versloeg vervol-
het in mijn zoon Jonathan, toch ¨
_ Pr 8:4
i Ex 28:30
gens Amalek _ j en bevrijdde Israel
_
zal hij beslist sterven.”g Maar er Le 8:8 uit de hand van hun plunderaar.
De 33:8
was niemand uit heel het volk die Ezr 2:63 49 De zonen van Saul nu waren
hem antwoord gaf. 40 Vervol- j Joz 7:16
Jonathan
_ k
en J _isvi en Malkisua, _ l
¨ ´ ´ 1Sa 10:21
gens zei hij tot geheel Isra _ el: „GIJ k Sp 16:33 en wat de namen van zijn twee
zult aan de ene kant komen, en ik Jon 1:7
dochters betreft, de naam van de-
l Joz 7:19
en mijn zoon Jonathan _ — wij zul- m 1Sa 14:27 gene die het eerst werd geboren,
len aan de andere kant komen.” n Ru 1:17
1Sa 3:17 was Merab _ m en de naam van de
Hierop zei het volk tot Saul: „Doe 1Sa 25:22 jongste was M _ichal.n 50 En de
2Sa 3:9
wat goed is in uw ogen.”h 2Sa 19:13 naam van Sauls vrouw was Ahi-
41 Nu zei Saul tot Jehovah: „O o Ge 38:24 ¨
¨ 1Sa 14:24 noam,
_ de dochter van Ahima_ az,
God van Isra _ el, geef toch Tum- 2Sa 12:5 en de naam van zijn legeroverste
Jak 2:13
mim!”i Toen werden Jonathan _ en p 1Sa 11:13 was Abner, _ o de zoon van Ner, de

Saul aangewezen, en het volk zelf 1Sa 14:14 oom van Saul. 51 En Kis p was
j 1Sa 19:5
ging vrijuit. 42 Hierop zei Saul: Ne 9:27 de vader van Saul, en Ner,q de va-
„Werpt het lotk om te beslissen q Ge 44:7
der van Abner, _ was de zoon van
tussen mij en mijn zoon Jona- _
Joz 22:29 ¨
r 1Sa 19:6 Ab _iel.
1Sa 28:10
than.” En Jonathan _ werd aange- s 1Kon 1:52 52 En de oorlogvoering tegen
wezen. 43 Toen zei Saul tot Jo- _ Lu 21:18
de Filistijnen bleef hevig, al de
Han 27:34
nathan: „Vertel mij toch: Wat hebt t 1Sa 14:6 dagen van Saul.r Wanneer Saul
gij gedaan?”l Jonathan _ dan vertel- u Job 6:23
een sterke man of een dappere
de hem en zei: „Ik heb inderdaad
persoon zag, dan vergaderde hij
een beetje honing geproefd aan de 2e kolom
hem tot zich.s
punt van de staf die ik in mijn a Nu 33:55 ¨
Toen zei Samu _ el tot Saul:
hand heb.m Hier ben ik! Laat mij
sterven!”
Re 2:3
b 1Sa 13:1
c 1Sa 12:9
d De 2:19
15 „Mij heeft Jehovah gezon-
den om u tot koning over zijn
44 Hierop zei Saul: „Zo moge 1Sa 11:11 ¨
God doen en zo moge hij daar- e Ge 36:8 volk Isra _ el te zalven; t nu dan, luis-
aan toevoegen,n indien gij niet
Ge 36:43
Mal 1:4
ter naar de stem van de woorden
beslist zult sterven,o Jonathan.” _ f 2Sa 10:6 van Jehovah.u 2 Dit heeft Jeho-
1Kon 11:23
45 Maar het volk zei tot Saul: g 1Sa 9:16
vah der legerscharenv gezegd: ’Ik
„Dient Jonathan,
_ die deze grote h Joz 13:1 moet rekenschap vorderenw van
¨ Joz 23:10 ¨
redding in Isra _ el bewerkt heeft,p i 2Sa 1:23
wat Amalek _ Isra
_ el heeft aange-
te sterven? Dat is ondenkbaar! q j Ex 17:14 daan, toen hij hem in de weg trad
De 25:19
Zo waar Jehovah leeft,r geen haar s 1Sa 15:3 terwijl hij uit Egypte _ optrok.x
van zijn hoofd zal ter aarde vallen;
k 1Sa 13:2
1Sa 14:1
3 Ga nu heen, en gij moet Ama- _
1Kr 9:39
want hij heeft vandaag met God l 1Sa 31:2 o 1Sa 17:55; 2Sa 2:8; 2Sa 3:27; p 1Sa 9:1; 1Kr
gewerkt.”t Zo kocht het volk Jona- _ 1Kr 8:33
9:39; Han 13:21; q 1Kon 2:5; r Ge 49:27; 1Sa 9:16;
m 1Sa 18:17
than los,u en hij stierf niet. n 1Sa 18:27
s 1Sa 8:11; 1Sa 10:26; HFDST. 15 t 1Sa 9:16;
1Sa 10:1; u De 17:20; 1Sa 12:14; Pr 12:13; v 2Sa
46 Aldus staakte Saul de ach- 1Sa 25:44
2Sa 3:13 7:26; w Ge 12:3; Za 2:8; x Ex 17:8; Nu 24:20; De
tervolging van de Filistijnen, en 2Sa 6:20 25:17; De 25:18.
¨
383 Sauls ongehoorzaamheid inzake Amalek 1 SAMUEL 15:4-20
lek verslaana en hem met al wat HFDST. 15 in de morgen tegemoet te gaan.
¨
hij bezit aan de vernietiging prijs- a Ex 17:14
De 25:19
Maar Samu
_ el ontving het volgen-
geven,b en gij moogt geen mededo- 1Kr 4:43 de bericht: „Saul is te Karmel _ a

gen met hem hebben, en gij moet b Le 27:28


Le 27:29
gekomen, en zie! hij richtte zich
hen ter dood brengen,c zowel man 1Sa 15:18 daar een monument op, b en toen

als vrouw, zowel kind als zuige- c De 9:3 is hij omgekeerd en verder ge-
d Ex 20:5
ling,d zowel stier als schaap, zo- Jes 14:21 trokken en afgedaald naar G _ilgal.”
¨
wel kameel als ezel.’ ”e 4 Bijge- e De 13:17 13 Ten slotte kwam Samu _ el bij
Joz 6:18
volg riep Saul het volk op en telde Saul, waarop Saul tot hem zei:
¨ f Joz 15:24
hen te Tela_ ım: f tweehonderddui- g 1Sa 11:8 „Gezegendc zijt gij door Jehovah.
1Sa 13:15
zend man voetvolk en tienduizend h Nu 10:29
Ik heb het woord van Jehovah ten
mannen van Juda. _ g Nu 10:32 uitvoer gebracht.”d 14 Maar Sa- _
Nu 24:21 ¨
5 Saul kwam nu tot aan de stad Re 1:16 muel zei: „Wat betekent dan dat
van Amalek
_ en legde zich toen Re 4:11 geluid van het kleinvee in mijn
i Ge 18:25
in hinderlaag bij het stroomdal. Ge 19:12 oren en het geluid van het rund-
6 Ondertussen zei Saul tot de Ke- Nu 16:26
1Kon 20:31
vee dat ik hoor?”e 15 Hierop zei
nieten: h „Gaat weg, verwijdert U,i Sp 20:28 Saul: „Van de Amalekieten heb-
trekt af uit het midden der Ama- j Ge 12:3
Ex 18:9
ben zij die meegebracht, want het
lekieten, opdat ik u niet met hen Ex 18:12 volkf had mededogen met het bes-
Nu 10:29
wegvaag. Wat u aangaat, gij hebt Heb 6:10 te van het kleinvee en het rund-
liefderijke goedheid betracht je- k De 5:15 vee, met het doel slachtoffers te
¨ De 16:3
brengen aan Jehovah, uw God; g
gens alle zonen van Isra _ elj toen zij l De 25:19
uit Egypte
_ optrokken.”k De Kenie- 1Sa 14:48 maar wat overgebleven was, heb-
m Ge 25:18
ten verwijderden zich dus uit het ben wij aan de vernietiging prijs-
n Ge 16:7 ¨
midden van Amalek. _ 7 Daar- 1Sa 27:8 gegeven.” 16 Nu zei Samu _ el tot
na ging Saul ertoe over Amalek _ o 1Sa 15:33 Saul: „Houd op! En ik moet u mee-
p Le 27:29
te verslaan,l van Hav _ilam af tot 1Sa 15:3 delen wat Jehovah vannacht tot
aan Sur,n dat tegenover Egypte _ q Le 27:28 mij heeft gesproken.”h Hij zei dus
Joz 7:12
ligt. 8 En hij slaagde erin Agag, _ o
1Sa 13:9 tot hem: „Spreek!”
Sp 11:2 ¨
de koning van Amalek, _ levend ge- Sp 14:12
17 En Samu
_ el vervolgde: „Was
vangen te nemen, en al het ove- Sp 21:24 het niet toen gij klein in uw
r Jer 48:10
rige volk gaf hij aan de vernie- eigen ogen waarti dat gij hoofd
s Ge 6:6 ¨
tiging prijs met de scherpte van 1Sa 15:26 van de stammen van Isra _ el waart
1Sa 15:35
het zwaard.p 9 Maar Saul en het en Jehovah u vervolgens tot ko-
Jer 18:8 ¨
volk hadden mededogen met Agag _ t Ps 36:2 ning over Isra
_ el heeft gezalfd? j
Ps 125:5
en met het beste van het klein- Pr 4:13
18 Later zond Jehovah u uit met
vee en het rundvee en de vette q Mal 3:7 een opdracht en zei: ’Ga, en gij
u 1Sa 13:13
[dieren] en met de rammen en met 1Sa 15:3 moet de zondaars,k de Amalekie-
alles wat goed was, en zij wilden v 1Sa 16:1 ten, aan de vernietiging prijsge-
Ps 119:136
ze niet aan de vernietiging prijsge- w Ps 55:2
ven en tegen hen strijden totdat
ven.r Alle goederen echter die ver- gij hen uitgeroeid zult hebben.’l

achtelijk en verworpen waren, die 19 Waarom hebt gij dan de stem
2e kolom
gaven zij aan de vernietiging prijs. van Jehovah niet gehoorzaamd,
a Joz 15:55
10 Het woord van Jehovah 1Sa 25:2 maar zijt gij u gulzig op de buit
¨ gaan werpenm en gaan doen wat
kwam nu tot Samu _ el en luidde: b 2Sa 18:18
Ps 49:11
11 „Het spijt mij werkelijks dat Sp 8:13 kwaad was in de ogen van Jeho-
Sp 15:25
ik Saul als koning heb doen re- vah?”n
c 1Sa 13:10 ¨
geren, want hij heeft zich van d Sp 12:15 20 Doch Saul zei tot Samu _ el:
´
het volgen van mij afgekeerdt en Sp 18:17
Sp 26:12
„Maar ik heb de stem van Jeho-
mijn woorden niet ten uitvoer e 1Sa 15:3 vah gehoorzaamdo doordat ik in
Ps 36:2
gebracht.”u En het bedroefde Sa- _
¨ f Ge 3:12
muel,v en hij bleef de hele nacht Ex 32:22 h 1Sa 15:10; i 1Sa 9:21; 1Sa 10:22; j 1Sa 9:16;
1Sa 15:21 1Sa 10:1; k 1Sa 15:3; Job 31:3; Sp 10:29; Sp 13:21;
tot Jehovah roepen.w 12 Toen
¨ g 1Kr 28:9 l De 25:19; m De 13:17; 1Sa 15:9; Sp 28:20; Ef 5:5;
stond Samu _ el vroeg op om Saul Sp 28:13 n 1Sa 15:24; o Sp 21:29; Sp 28:14.
¨
1 SAMUEL 15:21–16:2 Saul bestraft; als koning verworpen 384
´ HFDST. 15
opdracht ben gegaan waarheen spijt gevoelen, want Hij is geen
Jehovah mij had gezonden, en ik a Le 27:29 aardse mens, dat Hij spijt ge-
1Kon 20:42
heb Agag,
_ de koning van Amalek, _ Jer 48:10 voelt.”a
meegebracht,a maar Amalek _ heb b De 7:16
1Sa 15:3
30 Hierop zei hij: „Ik heb ge-
ik aan de vernietiging prijsgege- c Ex 32:22 zondigd. Eer mij nub alstublieft
b c 1Sa 15:15
ven. 21 Het volk dan nam uit d 1Sa 13:4
in het bijzijn van de oudere man-
de buit schapen en runderen, de e Pr 5:1 nen van mijn volk en in het bij-
¨
keur daarvan als iets wat aan de f Ps 50:8
Jes 1:11
zijn van Isra _ el en keer met mij
vernietiging was prijsgegeven, om Mi 6:6 terug, en ik zal mij stellig voor
g Jer 7:23
te G _ilgald slachtoffers te brengene Jehovah, uw God, neerwerpen.”c
Jer 38:20 ¨
aan Jehovah, uw God.” h Sp 21:3 31 Samu_ el dan keerde terug ach-
¨ Ho 6:6
22 Samu_ el zei hierop: „Heeft Je- Mr 12:33 ter Saul aan, en Saul wierp zich
hovah evenveel behagen in brand- i Le 3:16 vervolgens voor Jehovah neer.
j Nu 14:9 ¨
offers f en slachtoffers als in het De 9:7 32 Daarna zei Samu _ el: „Brengt
gehoorzamen van de stem van Je- 1Sa 12:15 Agag,
_ de koning van Amalek, _ bij
k Le 20:6
hovah? Zie! Gehoorzameng is be- De 18:10 mij.” Toen ging Agag _ schoorvoe-
ter dan een slachtoffer,h aandacht 1Sa 28:3
1Kr 10:13
tend naar hem toe, en Agag _ zei
schenken [beter] dan het veti van Jes 8:19 nu bij zichzelf: „Voorwaar, de bit-
l Ge 31:19
rammen; 23 want weerspannig- tere ervaring van de dood is ge-
Ge 31:30 ¨
heidj is hetzelfde als de zonde van 2Kon 23:24 weken.” 33 Samu _ el zei echter:
m 1Sa 15:3
waarzeggerij,k en aanmatigend n 1Sa 13:14
„Net zoals uw zwaardd vrouwen
vooruitdringen hetzelfde als [het 1Sa 16:1 van kinderen beroofd heeft, zo
1Kr 28:9
gebruiken van] magische kracht Han 13:22 zal onder de vrouwen uw moe-
en terafim.l Daar gij het woord o 1Sa 2:25 der e het meest van kinderen be-
2Kor 7:10 ¨
van Jehovahm hebt verworpen, Jak 4:17 roofd zijn.”f Toen hakte Samu _ el
verwerpt hij dienovereenkomstig p Sp 29:25
Jes 51:12
Agag
_ in stukken voor het aange-
u als koning.”n q 1Sa 2:25 zicht van Jehovah te G _ilgal.g
¨ r 1Sa 15:30 ¨
24 Toen zei Saul tot Samu _ el: „Ik s De 17:20
34 Samu _ el begaf zich nu naar
heb gezondigd; o want ik heb het 1Sa 12:25 Rama,
_ en wat Saul aangaat, hij
1Sa 13:14
bevel van Jehovah en uw woor- ging op naar zijn eigen huis in
1Sa 16:1 ¨
den overtreden, omdat ik het volk t 1Kon 11:30 G _ibeah van Saul. 35 En Samu _ el
u 1Kon 11:31
vreesde p en daarom hun stem heb zag Saul niet meer tot aan de dag
v 1Sa 13:14 ¨
gehoorzaamd. 25 Nu dan, ver- 1Sa 16:12 van zijn dood, want Samu _ el was
1Sa 28:17
geef q alstublieft mijn zonde en Han 13:22
rouw gaan bedrijveni over Saul.
keer met mij terug, opdat ik mij w 1Kr 29:11 Wat Jehovah betreft, hij had spijt
Job 37:22 ¨
voor Jehovah kan neerwerpen.”r Jes 43:3 dat hij Saul koning over Isra _ el
¨ Jes 44:6 had gemaakt.j
26 Maar Samu _ el zei tot Saul: „Ik x Ps 89:35
zal niet met u terugkeren, want Tit 1:2
Ten slotte zei Jehovah tot
gij hebt het woord van Jehovah
verworpen, en Jehovah verwerpt
Heb 6:18


16 Samu
_
¨
el: „Hoe lang zult gij
nog rouw dragen over Saul, ter- k
¨ 2e kolom
u, dat gij geen koning over Isra el
¨ _ a Nu 23:19
wijl ik hem daarentegen heb ver-
blijft.”s 27 Toen S amu _ el zich Ps 110:4 worpen, zodat hij niet meer als ko-
¨
omkeerde om weg te gaan, greep Ez 24:14 ning over Isra
_ el zal regeren? l Vul
b Sp 26:1
hij hem onmiddellijk bij de slip c 1Sa 15:25 uw hoorn met olie m en ga heen. Ik
¨
van zijn schoudermantel vast, Jes 29:13
Mt 15:8
zal u naar Isa_ ı,n de Bethlehemiet,
maar die scheurde t af. 28 Daar- d Mt 26:52 zenden, want onder zijn zonen heb
¨
op zei Samu _ el tot hem: „Jehovah e Re 5:28 ik mij een koning uitgezocht.”o
f Ge 9:6 ¨
heeft heden de koninklijke heer- Le 24:17 2 Maar Samu
_ el zei: „Hoe kan ik
¨
schappij over Isra _ el van u afge- De 19:21
Re 1:7
gaan? Wanneer Saul het eenmaal
scheurdu en hij zal die stellig aan Mt 7:2 heeft gehoord, zal hij mij stellig
g Ex 17:14
uw naaste geven, die beter is dan De 25:19
gij.v 29 En bovendien zal de Ex- 1Sa 15:3 HFDST. 16 k 1Sa 15:35; Pr 3:4; l 1Sa 15:23;
¨ h 1Sa 11:4 1Sa 15:26; m Ex 30:25; 1Kon 1:39; Ps 133:2; n Ru
cellentie van Isra _ elw niet ontrouw i 1Sa 16:1 4:17; 1Kr 2:12; Jes 11:1; o Ge 49:10; 1Sa 13:14; Ps
blijken te zijn,x en Hij zal geen j 1Sa 15:11 78:70; Ps 89:20; Han 13:22.
¨ ¨
385 David door Samuel gezalfd 1 SAMUEL 16:3-21
doden.”a Vervolgens zei Jehovah: HFDST. 16 len, want wij zullen niet aan ta-
„Een jonge koe uit het rundvee a 1Sa 22:17 fel gaan voordat hij hier gekomen
b 1Sa 9:12
dient gij met u mee te nemen, 1Sa 20:29 is.” 12 Bijgevolg zond hij [om
en gij moet zeggen: ’Om Jehovah Mt 10:16
c Am 3:7
hem] en liet hem komen. Hij nu
een slachtoffer te brengen, ben ik d Ps 89:20 was rossig,a een jonge man met
¨
gekomen.’b 3 En gij moet Isa _ ı e Ru 4:11
1Sa 20:6
mooie ogen en knap van uiterlijk.
tot het slachtoffer uitnodigen; en f 1Sa 21:1 Toen zei Jehovah: „Sta op, zalf
Lu 8:37
ik voor mij zal u te kennen geven g 1Kon 2:13 hem, want hij is het!”b 13 Bij-
wat gij dient te doen,c en gij moet ¨
2Kon 9:22
h Ex 19:10
gevolg nam Samu _ el de hoorn met
mij degene zalvend die ik u aan- Le 11:44 olie c en zalfde hem te midden
wijs.” Le 20:7
van zijn broers. En van die dag
¨ i 1Sa 17:28
4 Samu _ el dan deed wat Jeho- 1Kr 2:13 af werd de geest van Jehovah ten
j 1Sa 10:23
vah gesproken had. Toen hij te aanzien van David _ werkzaam.d
Bethlehem
_ e kwam, gingen de ou-
k Job 10:4 ¨
Jes 55:8 Later stond Samu _ el op en ging
l 2Kor 5:12
dere mannen van de stad hem 2Kor 10:7 naar Rama.
_ e

bevendf tegemoet, en zij zeiden m 1Kon 8:39


14 En wat de geest van Jeho-
1Kr 28:9
derhalve: „Betekent uw komst 2Kr 16:9 vah betreft, die weekf van Saul,
vrede?”g 5 Hierop zei hij: „Ze Ps 7:9
Sp 24:12 en een boze geest,g die van Jeho-
betekent vrede. Om Jehovah een Jer 17:10
vah kwam, joeg hem schrik aan.
Han 1:24
slachtoffer te brengen, ben ik ge- n 1Sa 17:13 15 Toen zeiden de dienaren van
komen. Heiligth U, en GIJ moet 1Kr 2:13
Saul tot hem: „Zie toch, Gods
o 2Sa 13:3
met mij tot het slachtoffer ko- boze geest jaagt u schrik aan.
¨ p 1Sa 17:14
men.” Vervolgens heiligde hij Isa _ ı q 2Sa 7:8
16 Laat onze heer alstublieft uw
Ps 78:70
en zijn zonen, waarna hij hen dienaren die voor u staan, gebie-
tot het slachtoffer uitnodigde.
den dat zij een geoefendh harp-
6 Nu geschiedde het toen zij bin- 2e kolom
speler i zoeken. En het moet ge-
nenkwamen en hij El _iab i in het a 1Sa 17:42
Hgl 5:10 schieden dat wanneer Gods boze
oog kreeg, dat hij terstond zei: Klg 4:7
geest over u komt, hij met zijn
„Waarlijk, Jehovah heeft zijn ge- b 1Sa 13:14
1Sa 16:1 hand [de harp] zal moeten be-
zalfde voor zich staan.” 7 Maar Ps 89:20
¨ Han 13:22 spelen, en het zal stellig goed
Jehovah zei tot Samu _ el: „Kijk c 1Sa 16:1
niet naar zijn uiterlijk en naar 1Kon 1:39
met u gaan.” 17 Saul zei dus tot
zijn rijzige gestalte,j want ik heb d Nu 11:17 zijn dienaren: „Bezorgt mij alstu-
Re 3:10
hem verworpen. Want [God ziet] 1Sa 10:6 blieft een man die goed kan spe-
niet zoals de mens ziet,k want de
2Sa 23:2 len, en GIJ moet hem bij mij bren-
e 1Sa 1:1
´ 1Sa 1:19 gen.”j
mens ziet datgene wat zichtbaar f 1Sa 18:12
is voor de ogen; l maar wat Jeho- 1Sa 28:15 18 Toen antwoordde een van
vah aangaat, hij ziet hoe m g 1Sa 18:10 de bedienden en zei: „Zie! Ik heb
¨ het hart n 1Sa 19:9
een zoon van Isa
¨
_ ı, de Bethlehe-
is.” 8 Toen riep Isa _ ı Abin adab
_ Job 34:11
¨ Job 34:12
miet, gezien die geoefend is in
en liet hem aan Samu _ el voorbij- Ro 2:6
gaan, maar hij zei: „Ook deze heeft Heb 3:12 het spelen,k en hij is een dappere,
Jak 1:13
Jehovah niet gekozen.” 9 Ver- h Sp 22:29 sterke manl en een krijgsmanm
¨ o voorbij- en een intelligent spreker n en
volgens liet Isa _ ı Samma
_ i Ge 4:21
Ps 33:2
gaan, maar hij zei: „Ook deze heeft j 1Sa 8:11 een welgebouwd man,o en Jeho-
Jehovah niet gekozen.” 10 Zo k 1Sa 16:23 vah is met hem.”p 19 Daarop
¨ l 1Sa 14:52 ¨
liet Isa _ ¨ ı zeven van zijn zonen aan 1Sa 17:36 zond Saul boden naar Isa _ ı en zei:
Samu
_ ¨ el voorbijgaan; toch zei Sa- _ m 1Sa 17:32
„Stuur mij toch uw zoon David, _
¨ 1Sa 17:46 ¨
muel tot Isa _ ı: „Jehovah heeft de- n 1Sa 26:19 die bij het kleinvee is.”q 20 Isa _ ı
Sp 16:23
zen niet gekozen.” o 1Sa 16:12
dan nam een ezel, brood en een le-
¨
11 Ten slotte zei Samu _ el tot p 1Sa 18:12 ren zakr wijn en een geitenbokje
¨ q 1Sa 17:15
Isa
_ ı: „Zijn dit alle jongens?” Hier- Ps 78:70 en zond dit door de hand van
op zei hij: „De jongste is er tot r Mt 9:17 zijn zoon David
_ aan Saul.s 21 Zo
s 1Sa 10:27
nu toe buiten gelaten,p en zie! hij 2Kr 17:5 kwam David _ bij Saul en hij stond
weidt de schapen.”q Toen zei Sa- _ Sp 17:8
hem ten dienste; t en deze kreeg
¨ ¨ Sp 18:16
muel tot Isa _ ı: „Laat hem toch ha- t Sp 22:29 hem zeer lief, en hij werd zijn
¨ ¨
1 SAMUEL 16:22–17:19 Goliath hoont het leger van Israel 386
wapendrager.a 22 Dientenge- HFDST. 16 behoort? Kiest U een man, en laat
¨
volge liet Saul aan Isa
_ ı zeggen: a Re 9:54
1Sa 14:13
die op mij afkomen. 9 Indien
„Laat David
_ alstublieft bij mij 1Sa 31:4 hij met mij kan vechten en mij
in dienst blijven, want hij heeft b 1Sa 16:14
1Sa 18:10
werkelijk neerslaat, dan moeten
gunst in mijn ogen gevonden.” 2Kon 3:15 wij U tot knechten worden. Maar
23 En het geschiedde dat wan- ´
indien ık hem aankan en hem
neer Gods geest over Saul kwam, HFDST. 17 inderdaad neersla, dan moet GIJ
David
_ de harp nam en [deze] met c Joz 13:2 ons tot knechten worden, en GIJ
zijn hand bespeelde; en dat gaf Re 3:1 moet ons dienen.”a 10 En de Fi-
Re 3:3
Saul verlichting en het ging goed 1Sa 9:16 listijn zei verder nog: „Voorwaar,
met hem, en de boze geest week 1Sa 14:52
ik voor mij hoonb vandaag de ge-
van hem.b
Am 9:7 ¨
d 2Kr 11:7 vechtslinies van Isra _ el. Geeft mij
2Kr 28:18
De Filistijnen brachten c een man, en laten wij met elkaar
17 voorts hun legerkampen
bijeen tot de strijd. Toen zij bijeen-
e Joz 15:35
Jer 34:7
f 1Kr 11:13
g 1Sa 21:9
vechten!”c
11 Toen Sauld en heel Isra _
¨
el
gekomen waren te Socho,_ d
dat tot h 1Sa 17:23 deze woorden van de Filistijn
i Joz 11:22
Juda
_ behoort, legerden zij zich 2Sa 21:22 hoorden, krompen zij ineen van
vervolgens tussen Socho _ en Aze- _ 1Kr 20:8
j Ge 6:15
schrik en werden zeer bevreesd.e
ka,e te Efes-D
_ ammim.
_ f 2 Wat ¨ De 3:11 12 David
_ nu was de zoon van
2Sa 21:20
Saul en de mannen van Isra _ el k 1Sa 17:38 die Efrathietf uit Bethlehem
_ ¨ van
betreft, zij brachten [hun troe- 1Kon 22:34 Juda
_ wiens naam Isa _ ı was. En hij
2Kr 26:14
pen] bijeen en legerden zich toen Jer 51:3 had acht zonen. g En in de dagen
g
in de laagvlakte van Ela, _ en zij l 1Sa 17:45
van Saul was de man reeds oud
m 1Kr 11:23
schaarden zich vervolgens in slag- 1Kr 20:5 onder de mannen. 13 De drie
orde om de Filistijnen tegemoet te n Nu 33:55 ¨
o 1Sa 8:17
oudste zonen van Isa _ ı nu gin-
gaan. 3 En de Filistijnen ston- 1Kr 21:3 gen heen. Zij volgden Saul in de
den op ¨de berg aan deze zijde, en strijd,h en de namen van zijn drie
de Israelieten stonden op de berg zonen die ten strijde trokken,
2e kolom
aan gene zijde, met het dal tussen waren El _iab,i de eerstgeborene,
a De 28:15
hen in. De 28:48 en zijn tweede zoon, Abinadab, _ j
4 Toen trad uit de legerkampen b 1Sa 17:26
2Kon 19:22 en de derde, Samma. _ k 14 En
van de Filistijnen een kampvech- Ps 80:6
David
_ was de jongste,l en wat de
h
ter naar voren met name Goliath, _ c Ps 33:16
Sp 16:18 drie oudsten betreft, zij volgden
afkomstig uit Gath; i zijn lengte Jer 9:23
Saul.
d 1Sa 8:20
was zes el en een span.j 5 En e De 20:1 15 En David
_ ging telkens van
hij had een koperen helm op zijn Joz 1:9
1Sa 17:24 Saul op en neer om de schapen
hoofd en was bekleed¨ met een Ps 27:1
van zijn vader te Bethlehem _ te
geschubde malienkolder, en het Jes 51:12
¨ f Ge 35:16 hoeden.m 16 En de Filistijn bleef
gewicht van de malienkolder k Ge 35:19
was vijfduizend sikkelen koper. Ru 1:2 ’s morgens vroeg en ’s avonds naar
6 En hij had koperen scheenpla-
Ru 4:22 voren treden en zich opstellen,
1Sa 16:1
ten boven zijn voeten en een kope- 1Sa 17:58 veertig dagen lang.
Mi 5:2 ¨
ren werpspies l tussen zijn schou- Mt 2:6 17 Toen zei Isa
_ ı tot zijn zoon
ders. 7 En de houten schacht g 1Sa 16:10 David:
_ „Neem alstublieft voor uw
1Kr 2:13
van zijn speer was als een wevers- h Nu 1:3 broers deze efa geroosterd korenn
boom,m en de kling van zijn speer i 1Sa 16:6 en deze tien broden mee en breng
j 1Sa 16:8
was zeshonderd sikkelen ijzer; en 1Kr 2:13 ze vlug in de legerplaats naar uw
de drager van het grote schild k 1Sa 16:9 broers. 18 En deze tien porties
2Sa 13:3
ging voor hem uit. 8 Vervol- l 1Kr 2:15 melk dient gij aan de overste van
gens bleef hij staan en riep toen m 1Sa 16:11 duizend te brengen; o ook dient
1Sa 16:19
naar de gevechtslinies van Is- _ n Ru 2:14 gij naar uw eigen broers om te
¨
raeln en zei tot hen: „Waarom 1Sa 25:18
2Sa 17:28
zien wat hun welstand betreftp en
trekt GIJ uit om U in slagorde te o 1Sa 16:20 een pand van hen mee te nemen.”
Sp 3:27
scharen? Ben ik niet de Filistijn 19 Ondertussen waren Saul en zij
Sp 18:16 ¨
en GIJ knechteno die aan Saul toe- p Ge 37:14 en alle andere mannen van Isra _ el
¨
387 David bezoekt legerplaats, hoort Goliath 1 SAMUEL 17:20-37
in de laagvlakte van Ela, _ a
waar zij HFDST. 17 zal er worden gedaan met de man
tegen de Filistijnen streden.b a 1Sa 17:2 die hem neerslaat.” 28 El _iab a
1Sa 21:9
20 Bijgevolg stond David _ ’s mor- b 1Sa 9:16 dan, zijn oudste broer, hoorde
gens vroeg op en liet de zorg voor c Kol 3:20 hem met de mannen spreken,
d 1Sa 26:5
de schapen aan de hoeder over en e 1Sa 4:2
en El _iabs toorn ontbrandde te-
gen David, b zodat hij zei: „Waar-
laadde op en ging heen, juist zoals 1Sa 23:3 _
¨ f 1Sa 10:22
om zijt gij hierheen afgekomen?
_ ı hem geboden had.c Toen hij bij
Isa 1Sa 17:17
de kampomheining d kwam, trok- g 1Sa 30:24 En aan wiens zorg hebt gij die
h Ge 37:14
ken de strijdkrachten juist uit 1Sa 17:18 paar schapen daar in de wilder-
naar de gevechtslinie,e en zij hie- i 1Sa 17:4 nis overgelaten? c Ik voor mij ken
1Kr 20:5
ven een strijdkreet aan. 21 Nu j Joz 11:22 uw overmoed en de slechtheid
¨ 2Sa 21:22 van uw hart heel goed,d want gij
stelden Isra _ el en de Filistijnen 1Kr 20:8
zich op, gevechtslinie tegenover k 1Sa 17:10 zijt hierheen afgekomen om de
gevechtslinie. 22 Onmiddellijk l Nu 13:33 strijd te zien.”e 29 Hierop zei
De 20:3
ontdeed David _ zich van zijn baga- 1Sa 17:11 David:
_ „Wat heb ik nu gedaan?
ge f en liet de zorg daarvoor aan de
Jes 7:2 Was het niet slechts een woord?”f
m 1Sa 17:10
bewaker van de legertros g over en 2Kon 19:22 30 Daarop wendde hij zich van
rende toen naar de gevechtslinie.
n Joz 15:16
1Sa 14:49
hem af naar een ander en zei toen
Daar aangekomen, vroeg hij ver- 1Sa 18:17 hetzelfde woord als voorheen,g
1Sa 18:21
volgens naar de welstand van zijn o 1Sa 8:11
waarop het volk hem hetzelfde
broers.h
Mt 17:26 antwoord gaf als tevoren.h
p 1Sa 17:37
23 Terwijl hij met hen sprak, q Ps 74:18 31 De woorden dan die David _
zie, daar kwam de kampvech-
Ps 74:22 gesproken had, werden gehoord,
Ps 79:12
i de Filis- en men ging ze in tegenwoor-
ter met name Goliath, _ r 1Sa 14:6
1Sa 18:25 digheid van Saul vertellen. Daar-
tijn uit Gath,j uit de gevechtsli- s Jer 10:10
1Th 1:9 om liet hij hem halen. 32 David _
nies van de Filistijnen op, en hij t 1Sa 17:10 zei nu tot Saul: „Laat het hart
sprak vervolgens dezelfde woor-
van geen mens in zijn binnenste
den als voorheen,k en David _ luis-
2e kolom bezwijken.i Uw knecht zelf zal
terde toen mee. 24 Alle man-
¨ a 1Sa 16:6 gaan en werkelijk met deze Fi-
nen van Isra _ el nu sloegen bij het 1Kr 2:13
listijn vechten.”j 33 Maar Saul
zien van de man voor hem op de b Ps 37:8
zei tot David: „Gij kunt niet op
Sp 14:17 _
vlucht en waren zeer bevreesd.l Sp 14:29
deze Filistijn afgaan om met hem
Sp 27:4
25 Toen zeiden de mannen van te vechten,k want gij zijt nog
¨ c 1Sa 17:20
Isra
_ el: „Hebt GIJ de man gezien d 1Sa 16:7
maar een knaap,l en hij is een
2Kr 6:30
die daar opkomt? Hij komt name- krijgsman van zijn jongensja-
¨ e Sp 18:13
lijk op om Isra _ el te honen.m En Pr 7:9
ren af.” 34 Vervolgens zei Da- _
Mt 7:1
het moet geschieden dat de man Ro 14:4 vid tot Saul: „Uw knecht werd
die hem neerslaat, door de ko- Jak 4:12
een herder voor zijn vader on-
f Sp 15:1
ning verrijkt zal worden met gro- 1Pe 3:9 der het kleinvee, en er kwam
te rijkdom, en hij zal hem zijn g 1Sa 17:26
een leeuw,m en ook een beer, en
h 1Sa 17:25
eigen dochter gevenn en het huis i De 20:3 [elk] voerde een schaap uit de
van zijn vader zal hij vrijmaken Ps 27:3
kudde weg. 35 En ik ging er-
¨ j 1Sa 16:18
in Isra
_ el.”o Ps 118:6 achteraan en sloeg hem neer n
Sp 28:1
26 Nu zei David _ tot de mannen k Nu 13:31 en bevrijdde [het schaap] uit
die vlak bij hem stonden: „Wat De 9:2 zijn muil. Toen hij zich nu te-
l 1Sa 17:42
zal er worden gedaan met de man m Re 14:5 gen mij verhief, greep ik hem bij
die de Filistijn daarginds neer- Sp 30:30 zijn baard en sloeg hem neer en
Jes 31:4
slaatp en werkelijk de smaad van Am 3:12 bracht hem ter dood. 36 Zowel
¨
Isra
_ el afwentelt? q Want wie is n Re 14:6
2Sa 23:20
de leeuw als de beer heeft uw
die onbesnedenr Filistijn, dat hij o 1Sa 17:26 knecht neergeslagen; en deze on-
de gevechtslinies van de leven- p 1Sa 17:20
1Kr 12:38
besneden Filistijno moet als een
de Gods moet honen?”t 27 Toen q Jer 10:10 van die worden, want hij heeft
sprak het volk tot hem dezelfde 1Th 1:9
r 1Sa 17:10
de gevechtslinies p van de leven-
woorden als voorheen en zei: „Zo 2Kon 19:22 de Godq gehoond.”r 37 Voorts
¨
1 SAMUEL 17:38-53 David wijst wapenrusting af. Goliath onthoofd 388
voegde David _ eraan toe: „Jeho- HFDST. 17 Jehovah u in mijn hand overleve-
vah, die mij bevrijd heeft uit de a De 7:21 ren,a en ik zal u stellig neerslaan
2Kon 6:16
klauw van de leeuw´ ´ en uit de Ps 18:3 en uw hoofd van u wegnemen;
klauw van de beer, hıj zal mij be- Ps 115:11
2Kor 1:10
en op deze dag zal ik stellig de
vrijden uit de hand van deze Fi- Heb 11:34 lijken van het legerkamp der Fi-
listijn.”a Hierop zei Saul tot Da- _ b 1Sa 14:6
Ps 97:10
listijnen aan het gevogelte van
vid: „Ga, en moge Jehovah zelf Ps 124:8 de hemel en aan de wilde dieren
met u blijken te zijn.”b c Za 4:6 der aarde geven; b en mensen van
d Re 20:16
38 Saul trok David _ nu zijn kle- 1Sa 25:29 heel de aarde zullen weten dat er ¨
ren aan, en hij zette hem een ko- 2Kr 26:14 een God bestaat die aan Isra _ el
e Ps 123:4
peren helm op het hoofd, waarna f 1Sa 17:33
toebehoort.c 47 En deze hele
¨ gemeente zal weten dat Jehovah
hij hem een malienkolder aantrok. g Hgl 5:10

39 Toen gordde David _ zijn zwaard


Klg 4:7 niet met zwaard of speer redt,d
h 1Sa 16:12
aan over zijn kleren en maakte i 1Sa 24:14 want Jehovah behoort de strijd
aanstalten om te gaan [maar kon
2Sa 9:8 toe,e en hij moet ulieden in onze
2Sa 16:9
niet], omdat hij ze niet had ge- 2Kon 8:13 hand geven.”f
Lu 14:11
probeerd. Ten slotte zei David _ j Re 16:23
48 En het geschiedde dat de
tot Saul: „Ik kan in deze dingen 2Kon 1:2 Filistijn zich verhief en kwam
niet gaan, want ik heb ze niet ge-
k Sp 18:12
Jer 9:23
aanlopen en steeds dichterbij
probeerd.” David _ ontdeed zich er l 1Sa 17:6 kwam, David _ tegemoet, en Da- _
dus van.c 40 Daarop nam hij zijn
Jes 54:17 vid haastte zich nu en rende in
m 2Sa 5:10
staf in zijn hand en koos zich uit 2Sa 22:33 de richting van de gevechtslinie,
het stroomdal vijf van de gladste
Ps 44:5 de Filistijn tegemoet.g 49 Toen
Ps 125:1
stenen en deed ze in zijn herders- Heb 11:34 stak David _ zijn hand in zijn tas
tas, die hem tot gereedschapstas
n 1Sa 17:10 en nam er een steen uit en slin-
2Kon 19:22
diende, en zijn slinger d had hij in gerde die weg, zodat hij de Fi-

zijn hand. Toen trad hij op de Fi- listijn in zijn voorhoofd trof,h en
2e kolom de steen drong in zijn voorhoofd,
listijn toe. a De 7:2 waarna hij op zijn gezicht ter aar-
41 Nu kwam de Filistijn er aan, De 9:3
de viel.i 50 Zo bleek David met
Joz 10:8 _
terwijl hij hoe langer hoe dich- b Jes 56:9 een slinger en een steen ster-
ter bij David
_ kwam, en de man Opb 19:17
ker te zijn dan de Filistijn, en hij
c Ex 9:16
die het grote schild droeg, ging De 28:10 sloeg de Filistijn neer en bracht
voor hem uit. 42 Toen nu de Fi- 1Kon 8:43
1Kon 18:36 hem ter dood; en David _ had geen
listijn keek en David _ zag, veracht- 2Kon 19:19
zwaard in zijn hand.j 51 En Da- _
Ps 46:10
te e hij hem voorts omdat hij een Jes 52:10 vid rende voort en stond ten slot-
f g
knaap en rossig [en] schoon van Da 3:29
d Ps 44:6
te bij de Filistijn. Toen nam hij
uiterlijk bleek te zijn.h 43 Daar- Ho 1:7 diens zwaardk en trok het uit de
om zei de Filistijn tot David: _ „Ben Za 4:6
schede en bracht hem definitief
e 2Kr 20:15
ik een hond,i dat gij met stokken Ps 46:11 ter dood toen hij er zijn hoofd
op mij afkomt?” Toen smeekte de Sp 21:31
mee afhieuw.l Toen nu de Filistij-
f De 20:4
Filistijn bij zijn godenj kwaad over g Ps 27:1 nen zagen dat hun sterke [man]
David
_ af. 44 Voorts zei de Filis- Sp 28:1 gestorven was, sloegen zij op de
tijn tot David: _ „Kom maar eens h 1Sa 17:57
vlucht.m
i 1Sa 17:37
bij mij, en ik zal stellig uw vlees 2Sa 21:22 52 ¨ Nu sprongen de mannen van
aan het gevogelte van de hemel 2Sa 22:39
Ps 44:7 Isra
_ el en van Juda _ op en hieven
en aan de dieren van het veld ge- j Re 3:31 een geschreeuw aan en achter-
ven.”k Re 15:15
1Sa 13:22 volgdenn de Filistijnen helemaal
45 Hierop zei David _ tot de Fi- 1Sa 17:47 tot aan [het] dalo en tot aan de
k 1Sa 21:9
listijn: „Gij komt tot mij met een l Ps 18:40
poorten van Ekron,
_ p
en van de Fi-
zwaard en met een speer en met m De 28:7 listijnen bleven er dodelijk gewon- ¨
een werpspies,l maar ik kom tot Joz 23:10
den
Heb 11:34 ¨ vallen op de weg vanaf Saa-
u met de naam van Jehovah der n Ps 18:37 ra_ ım,q zowel tot aan Gath als tot
legerscharen,m de God van de ge- o 1Sa 17:2 aan Ekron.
_ 53 Daarna keerden
¨ 1Sa 17:19 ¨
vechtslinies van Isra _ el, die gij ge- p Joz 15:45 de zonen van Isra _ el van de hef-
hoond hebt.n 46 Deze dag zal q Joz 15:36 tige achtervolging der Filistijnen
¨
389 Jonathan en David. Saul jaloers op David 1 SAMUEL 17:54–18:16
terug en gingen hun legerkampen HFDST. 17 zang a en reidansen Saul, de ko-
plunderen.a a Jer 30:16 ning, tegemoet gingen, met tam-
b 1Sa 31:9
54 Voorts nam David_ het hoofdb c 1Sa 21:9 boerijnen,b met vreugdebetoonc
van de Filistijn en bracht het naar d 1Sa 14:50 en met luiten. 7 En de vrou-
e Ex 5:2
Jeruzalem,
_ en zijn wapens legde 1Sa 25:10 wen die vreugde bedreven, ble-
hij in zijn tent.c f 1Sa 16:19
1Sa 16:21
ven een tegenzang aanheffen en
55 Op het moment nu dat Saul g 1Sa 17:54 zeggen:
h Ru 4:22
zag hoe David_ de Filistijn tege- 1Sa 16:1 „Saul heeft zijn duizenden
d
moet ging, zei hij tot Abner,_ de 1Kr 2:13
Jes 11:1
neergeslagen,
legeroverste: „Wiens e zoon is die Mt 1:6 En D avid
_ zijn tienduizen-
f Lu 3:32
jongen, Abner?”
_ Hierop zei Ab- _ Han 13:22
den.”d
ner: „Bij het leven van uw ziel, Ro 15:12 8 En Saul werd zeer toornig,e en
i 1Sa 17:12
o koning, ik weet het volstrekt 1Sa 20:6 dit gezegde was van zijn stand-
niet!” 56 Daarom zei de koning: punt uit bezien slecht, zodat hij
„Informeert gij wiens zoon die HFDST. 18 zei: „Aan David_ hebben zij tien-
knaap is.” 57 Zodra David _ dus duizenden gegeven, maar aan mij
j 1Sa 14:1
van het neerslaan van de Filis- 1Sa 14:49 hebben zij de duizenden gege-
tijn terugkeerde, nam Abner_ hem 2Sa 1:4
k Ge 44:30 ven, en nu hoeft men hem nog
vervolgens mee en bracht hem, 1Pe 1:22 slechts het koningschap te ge-
met het hoofdg van de Filistijn l 1Sa 19:2
1Sa 20:17 ven!”f 9 En van die dag af zag
in zijn hand, voor Saul. 58 Saul 1Sa 20:41
Saul David
_ voortdurend met wan-
2Sa 1:26
zei nu tot hem: „Wiens zoon zijt m 1Sa 8:11 trouwen aan.g
gij, [mijn] jongen?”, waarop Da- _ 1Sa 16:22
10 Nu gebeurde het de volgen-
1Sa 17:15
vid¨ zei: „De zoon van uw knecht n 1Sa 20:8 de dag,h dat Gods boze geest
_ ı,h de Bethlehemiet.”i
Isa 1Sa 20:42
1Sa 23:18 ten aanzien van Saul werkzaam
2Sa 9:1
Nu geschiedde het dat zo- werd,i zodat hij zich in het huis
18 dra hij opgehouden had tot
Saul te spreken, de ziel van Jona-
_
2Sa 21:7
o Sp 17:17
Sp 18:24
als een profeet gedroeg,j terwijl
David,
_ zoals in vroeger dagen,
Kol 3:14
thanj nauw verbonden werdk aan p Joz 1:7
1Sa 18:30
muziek maakte met zijn hand; k
de ziel van David,
_ en Jonathan
_ Sp 14:35 en de speer was in Sauls hand.l
kreeg hem lief als zijn eigen ziel.l q 1Sa 14:52
Sp 20:18
11 Saul slingerde toen de speer m
2 Voorts nam Saul hem die dag en zei: „Ik zal David _ wel aan

[bij zich], en hij stond hem niet toe de muur spietsen!”,n maar David _
2e kolom
naar het huis van zijn vader terug ontweek hem tweemaal. 12 En o
a Ex 15:21
te keren.m 3 Jonathan
_ en David
_ Re 5:1
p
Saul werd bevreesd voor D a- _
sloten toen een verbond,n omdat b Ex 15:20 vid, omdat bleek dat Jehovah met
Re 11:34
hij hem liefhad als zijn eigen ziel.o Ps 68:25 hem was,q maar van Saul was
4 Ook trok Jonathan
_ de schouder- c Jer 31:13
hij geweken.r 13 Dientengevol-
d 1Sa 21:11
mantel die hij aan had uit en gaf 1Sa 29:5 ge verwijderde Saul hem uit zijn
die aan David,
_ en tevens zijn kle- Sp 15:30
e Ge 4:5 gezelschap s en hij stelde hem
ren, en zelfs zijn zwaard en zijn Sp 14:30 tot overste over duizend voor
Sp 27:4
boog en zijn gordel. 5 David _ dan Jak 3:16 zich aan; en hij ging geregeld
trok er op uit. Overal waar Saul f 1Sa 13:14 voor het aangezicht van het volk
1Sa 15:28
hem telkens heen zond, placht 1Sa 16:13 uit en in.t 14 En David _ handel-
hij behoedzaam te handelen,p zo- 1Sa 20:31
de voortdurend behoedzaamu in
1Sa 24:20
dat Saul hem over de krijgslieden g 1Sa 20:33 al zijn wegen, en Jehovah was
aanstelde; q en in de ogen van het 1Sa 21:10
Sp 27:4 met hem.v 15 En Saul zag tel-
hele volk en ook in de ogen van 1Ti 6:4 kens weer dat hij zeer behoed-
h Ef 4:26
de dienaren van Saul scheen het i Re 9:23 zaam handelde,w zodat hij bang
goed. 1Sa 16:14
voor hem werd. 16 En bij heel
1Sa 19:9
6 Nu geschiedde het toen zij Job 34:12
hun intocht hielden, toen D a- _ j 1Sa 10:6
1Sa 10:11
m 1Sa 19:10; 1Sa 20:33; n Sp 27:4; 1Jo 3:15; 1Jo 4:20;
vid van het verslaan der Filistij- 1Sa 19:24 o Ps 37:32; Lu 4:30; Jo 8:59; p 1Sa 18:29; q 1Sa
16:13; r 1Sa 16:14; 1Sa 28:15; s 1Sa 18:5; t Nu 27:17;
nen terugkeerde, dat de vrouwen k 1Sa 16:16
¨ 1Sa 16:23 2Sa 5:2; Ps 121:8; u 1Sa 18:5; v Ge 39:2; Joz 6:27;
uit alle steden van Isra_ el met ge- l 1Sa 19:9 1Sa 10:7; 1Sa 16:18; w Joz 1:7; Sp 20:18.
¨
1 SAMUEL 18:17–19:3 David huwt Michal 390
¨ HFDST. 18
Isra
_ el en Juda_ was David _ bemind, een bruidsprijs,a maar in honderd
omdat hij voor hun aangezicht a 1Sa 14:49 voorhuidenb van de Filistijnen,
uit- en inging. b 1Sa 17:25 om zich op de vijanden van de ko-
17 Ten slotte zei Saul tot Da- _ c 1Sa 25:28 ning te wreken.’ ”c Doch Saul had
vid: „Hier is mijn oudste dochter d 1Sa 18:25
2Sa 11:15
van zijn kant het plan beraamd
Merab.
_ a Haar zal ik u tot vrouw 2Sa 12:9 David
_ door de hand van de Fi-
Ps 7:16
geven.b Bewijs mij slechts een listijnen te laten vallen. 26 Zijn
e 2Sa 7:18
dapper persoon te zijn en voer Sp 15:33 dienaren berichtten deze woor-
de oorlogen van Jehovah.”c Maar Sp 18:12 den dus aan David, _ en de zaak
Sp 22:4
Saul, van zijn kant, zei bij zich- Jak 4:6 stond David_ wel aan, om zich met
zelf: „Laat niet mijn hand op hem 1Pe 5:6 de koning te verzwageren,d en
komen, doch laat de hand van f 2Sa 21:8
de dagen waren nog niet verstre-
de Filistijnen op hem komen.”d g Re 7:22
2Sa 21:8
ken. 27 David _ stond derhalve
18 Hierop zei David _ tot Saul: „Wie h 1Sa 14:49
op en hij en zijn mannen trok-
ben ik en wie zijn mijn verwan- 1Sa 19:11 ken er op uit en sloegene onder
1Sa 25:44
ten, ¨ de familie van mijn vader, in 2Sa 3:13 de Filistijnen tweehonderd man
Isra
_ el, dat ik de schoonzoon van 2Sa 6:16 neer, waarop D avid _ hun voor-
1Kr 15:29
de koning zou worden?”e 19 Nu huiden meebrachtf en ze voltal-
i Ex 10:7
gebeurde het echter dat toen de 1Sa 18:17 lig aan de koning gaf, om zich
tijd daar was dat Merab, _ Sauls Ps 7:14
Ps 38:12 met de koning te verzwageren.
dochter, aan ´ ´ David
_ gegeven¨ zou Sp 26:24 Daarop gaf Saul hem zijn doch-
Jer 9:8
worden, zıj reeds aan Adri _ el,f de ter M _ichal tot vrouw.g 28 Saul
j 1Sa 18:18
Meholathiet,g tot vrouw was ge- dan zag en wist dat Jehovah met
k Ps 119:141
geven. David
_ was.h Wat M _ichal, Sauls
20 M _ichalh nu, de dochter van
dochter, betreft, zij had hem lief.i
Saul, was verliefd op David, _ en 2e kolom
29 En wederom koesterde Saul
men ging het aan Saul berichten, a Ge 29:18
nog meer vrees wegens David, _
Ge 34:12
en de zaak stond hem wel aan. Ex 22:16 en Saul werd voorgoed een vijand
21 Daarom zei Saul: „Ik zal haar b Re 14:3 van David.
_ j
aan hem geven, opdat zij hem 1Sa 17:26
1Sa 17:36 30 En de vorstenk der Filistij-
tot een strik moge dienen,i en 1Sa 21:11
nen plachten uit te trekken, en
2Sa 1:20
opdat de hand der Filistijnen op 2Sa 3:14 dan geschiedde het dat zo dikwijls
hem moge komen.” Bijgevolg zei c 1Sa 14:24 zij uittrokken, David _ het behoed-
Saul tot David:_ „Door [een van] de d 1Sa 18:21 zaamst van alle dienaren van Saul
twee vrouwen zult gij u heden met e Re 14:19 handelde; l en zijn naam werd zeer
mij verzwageren.” 22 Voorts ge- f 2Sa 3:14 kostbaar.m
bood Saul zijn dienaren: „Spreekt g 1Sa 17:25
Ten slotte sprak Saul er
in het geheim tot David _
’Zie! De koning heeft behagen in
u gevonden, en ook al zijn diena-
en zegt: h 1Sa 16:13
1Sa 24:20
i 1Sa 18:20
19 met zijn zoon Jonathan
_ en
met al zijn dienaren over, David
_
ren hebben liefde voor u opgevat. j 1Sa 18:9 ter dood te brengen.n 2 Wat Jo- _
1Sa 18:12
Verzwager u nu dus met de ko- 1Sa 20:33
nathan betreft, Sauls zoon, hij
ning.’ ” 23 Toen spraken de die- Ps 37:12 schepte zeer veel behagen in Da- _
naren van Saul deze woorden ten k 1Sa 29:3 vid.o Daarom deelde Jonathan
_
aanhoren van David, _ maar Da- _ l 1Sa 18:5 het aan David
_ mee en zei: „Saul,
1Kon 2:3
vid zei: „Is het in UW ogen zo ge- Ps 119:99 mijn vader, zoekt een manier om
makkelijk zich met de koning te m 2Sa 7:9 u ter dood te laten brengen. Nu
Sp 22:1
verzwageren, terwijl ik een on- Pr 7:1
dan, wees morgenochtend alstu-
bemiddeld man benj en gering- blieft op uw hoede, en gij moet in

geacht word?”k 24 En de diena- een schuilplaats blijven en u ver-
HFDST. 19
ren van Saul gingen [het] hem borgen houden.p 3 En ik voor
n 1Sa 18:9
berichten en zeiden: „Met zulke Sp 27:4 mij zal naar buiten gaan en stel-
woorden heeft David _ gesproken.” Jak 1:20 lig naast mijn vader gaan staan
25 Daarop zei Saul: „Dit zult o 1Sa 18:1
Sp 18:24
op het veld waar gij zult zijn,
gijlieden tot David _ zeggen: ’De p Sp 22:3
en ikzelf zal ten behoeve van u
koning schept geen behagen in Sp 27:12 tot mijn vader spreken, en ik zal
¨ ¨
391 Sauls haat. David vlucht naar Samuel 1 SAMUEL 19:4-21
stellig zien wat er zal gebeuren, HFDST. 19 dellijk liet M _ichal David _ door het
en ik zal het u zeer zeker laten a 1Sa 20:9 venster neer, opdat hij kon heen-
1Sa 20:13
weten.”a Sp 17:17 gaan en weglopen en ontkomen.a
4 Bijgevolg sprak Jonathan _ b 1Sa 20:32
1Sa 22:14
13 Toen nam M _ichal het terafim-
goedb van David _ tot zijn vader Sp 31:9 beeldb en legde dat op het rustbed,
Saul en hij zei tot hem: „Laat de c Ge 42:22
2Kr 6:23
en zij legde een net van geiten-
koning zich niet bezondigenc aan 1Jo 3:15 haar op de plaats van zijn hoofd,
d Ps 35:12
zijn knecht David, _ want hij heeft Ps 109:5
waarna zij het met een kleed toe-
niet gezondigd tegenover u en zijn Sp 17:13 dekte.
Jer 18:20
werken zijn u zeer ten goede geko- e Re 9:17 14 Saul zond nu boden om Da- _
men.d 5 Voorts heeft hij zijn ziel Re 12:3
1Sa 28:21
vid te halen, maar zij zei: „Hij is
in zijn handpalm gelegde en de Fi- Ps 119:109
c
ziek.” 15 Derhalve zond Saul
Han 20:24
listijn neergeslagen,f zodat Jeho- Fil 2:30 de boden om naar David _ te gaan
vah een grote redding voor heel f 1Sa 17:49 zien en zei: „Brengt hem op zijn
¨ g Ex 14:13
Isra
_ el heeft bewerkt.g Gij hebt het 1Sa 11:13
rustbed tot mij op, zodat ik hem
gezien en hebt u toen verheugd. 1Sa 14:45 ter dood kan laten brengen.”d
1Kr 11:14
Waarom zoudt gij u dus bezon- h Ps 69:4 16 Toen de boden binnenkwa-
digen aan onschuldig bloed, door Jo 15:25 men, zie, daar lag het terafim-
i 1Sa 20:32
David
_ om niets h ter dood te la- Jer 26:15 beeld op het rustbed en een net
ten brengen?”i 6 Toen gehoor- Mt 27:4 van geitenhaar op de plaats van
j De 6:13
zaamde Saul de stem van Jona- _ 1Sa 14:39 zijn hoofd. 17 Hierop zei Saul
than, en Saul zwoer: „Zo waar Jer 10:10 tot M _ichal: „Waarom hebt gij mij
j hij zal niet ter k 1Sa 16:21
Jehovah leeft, 1Sa 18:2 aldus bedrogen,e zodat gij mijn
dood gebracht worden.” 7 La- 1Sa 18:13
vijandf hebt weggestuurd opdat
l De 7:2
ter riep Jonathan
_ David
_ en Jona-
_ Ps 27:3 hij kon ontsnappen?” M _ichal zei
than deelde hem al deze woorden m Le 26:7
toen tot Saul: „Hij heeft zelf te-
n 1Sa 16:14
mee. Daarop bracht Jonathan _ Da-
_ 1Sa 18:10 gen mij gezegd: ’Stuur mij weg!
vid bij Saul, en hij bleef voor zijn Job 34:12
Heb 3:12
Waarom zou ik u ter dood bren-
k
aangezicht, evenals vroeger. o 1Sa 18:11 gen?’ ”
1Sa 19:6
8 Mettertijd brak er wederom Ps 5:6 18 Wat David _ betreft, hij maak-
oorlog uit en David _ trok er toen Pr 4:13 te zich uit de voeten en wist te
p Ps 18:17
op uit en streed tegen de Filis- Ps 34:19
g
ontkomen en kwam ten slotte bij
¨
tijnen en richtte een grote slach- Jes 54:17
Samu
_ el te Rama. _ h
Voorts vertel-
q Ps 18:2
ting onder hen aan,l en zij sloe- Ps 18:48 de hij hem alles wat Saul hem had
gen voor hem op de vlucht.m Ps 59:16
aangedaan. Toen gingen hij en Sa- _
Ps 124:7 ¨
9 En Jehovah’s boze geest n Mt 10:23 muel heen, en zij namen hun in-
r Ps 59, Ops. i
kwam over Saul toen hij, met zijn Ps 59:3 trek te Najoth._ 19 Na verloop
speer in zijn hand, in zijn huis s Re 16:2 van tijd kreeg Saul het volgende
zat, terwijl David _ muziek maak- bericht: „Zie! David _ is te Najoth
_ in
te met zijn hand. 10 Dientenge- 2e kolom Rama.”
_ 20 Terstond zond Saul
volge trachtte Saul David _ met de a Joz 2:15 boden om David _ te halen. Toen zij
speer aan de muur te spietsen,o Han 9:25 nu de ouderen van de profeten za-
2Kor 11:33 ¨
maar hij week voor Saul uit,p zo- b Ge 31:19 gen profeteren en Samu _ el zagen
Ge 31:30
dat hij de speer in de muur stak. Re 17:5
staan in zijn positie [als hoofd]
En David_ zelf vluchtte opdat hij 1Sa 15:23 over hen, kwam de geestj van God
2Kon 23:24
gedurende die nacht zou kun- Ho 3:4 over Sauls boden, en ook zij gin-
nen ontsnappen.q 11 Later zond c Joz 2:5 gen zich als profeten gedragen.k
Mt 10:16
Saul bodenr naar Davids _ huis om d 1Sa 18:9 21 Toen men dit aan Saul mee-
het te bewaken en om hem ’s mor- Ps 37:12 deelde, zond hij onmiddellijk an-
Sp 27:4
gens ter dood te laten brengen; s e 1Sa 28:12 dere boden, en ook zij gingen
maar M _ichal, zijn vrouw, vertel- f 1Sa 18:29 zich als profeten gedragen. Der-
g Ps 144:2
de het David _ en zei: „Indien gij h 1Sa 7:17 halve zond Saul opnieuw bo-
vannacht uw ziel niet laat ont- Sp 17:17 den, een derde groep, en ook zij
i 1Sa 20:1
komen, zult gij morgen een ter j Nu 11:25
¨
dood gebrachte zijn.” 12 Onmid- Joe 2:28 k 1Sa 10:5; 1Sa 10:6; 1Sa 10:10.
¨
1 SAMUEL 19:22–20:14 Jonathan en David sluiten een verbond 392
gingen zich als profeten gedra- HFDST. 19 ik moet mij tot de avond van de
gen. 22 Ten slotte ging ook hij a 1Sa 19:18 derde dag op het veld verbergen.a
b 1Sa 19:20
naar Rama._ Toen hij tot aan de 6 Indien uw vader mij soms mist,
c Jes 20:2
grote regenput kwam die te Se- _ Mi 1:8 dan moet gij zeggen: ’David _ heeft
chu is, ging hij informeren
¨ en zei: d 1Sa 10:11 mij dringend verlof gevraagd om
„Waar zijn Samu _ el en David?”
_ snel naar Bethlehem,
_ b zijn stad,
a
Hierop zei men: „Wel, te Najoth _ HFDST. 20 te gaan, want er is daar een jaar-
in Rama.”
_ 23 En hij vervolgde e 1Sa 19:10 lijks slachtoffer voor de hele fami-
vandaar zijn weg naar Najoth _ 1Sa 23:26 lie.’c 7 Zou hij dan zeggen: ’Het
2Pe 2:9
in Rama,_ en de geestb van God is goed!’, dan betekent het vrede
f 1Sa 12:3
kwam over hem, ja over hem, en 1Sa 24:11 voor uw knecht. Maar indien hij
al voortgaande gedroeg hij zich Ps 7:3
soms toornig wordt, weet dan dat
Ps 18:20
als een profeet totdat hij te Na- _ g 1Sa 19:6 hij ertoe besloten heeft [te doen]
joth in Rama_ kwam. 24 Voorts h 1Sa 9:15 wat kwaad is.d 8 En gij moet uw
trok ook hij zijn kleren uit en ge- i 1Sa 20:12 knecht liefderijke goedheid bewij-
droeg ook hij zich ¨ voor het aan- j De 6:13
zen,e want in een verbondf van Je-
Heb 6:16
gezicht van Samu _ el als een pro- hovah hebt gij uw knecht met u
k 1Sa 18:1
feet, en die gehele dag en die 1Sa 19:2
gebracht. Is er echter dwaling in
gehele nacht bleef hij naakt lig- l 2Sa 15:21
2Kon 2:2 mij,g breng mij dan zelf ter dood,
gen.c Daarom kwam men ertoe Jer 10:10 want waarom zoudt gij mij bij uw
te zeggen: „Is Saul ook onder de Jer 38:16
vader brengen?”
profeten?”d m 1Sa 1:26
1Sa 17:55 9 Hierop zei Jonathan:
_ „Dat is
Toen nam David _ de wijke
20
n 1Sa 27:1
Ps 116:3
met betrekking tot u niet denk-
uit Najoth
_ te Rama.
_ Hij 2Kor 1:9 baar! Maar indien ik soms te we-
verscheen echter voor Jonathan _ o Nu 10:10 ten kom dat mijn vader besloten
f Nu 28:11
en zei: „Wat heb ik gedaan? Wat 2Kon 4:23 heeft dat er kwaad over u komt,
is mijn dwaling, en wat voor zon- 1Kr 23:31
zal ik het u dan niet te kennen
2Kr 2:4
de heb ik voor het aangezicht van Ne 10:33 geven?”h 10 Toen zei David _ tot
uw vader bedreven, want hij zoekt Kol 2:16
Jonathan: „Wie zal mij te ken-
_
mijn ziel?” 2 Hierop zei hij tot
nen geven of uw vader u wel-
hem: „Dat is ondenkbaar! g Gij zult 2e kolom
licht een hard antwoord geeft?”
niet sterven. Zie! Mijn vader zal a 1Sa 19:2
11 Daarop zei Jonathan _ tot Da- _
geen enkel ding doen, groot noch Sp 22:3
vid: „Kom toch, en laten wij naar
klein, zonder het aan mijn oor te b 1Sa 16:4

onthullen; h en waarom zou mijn


1Sa 16:18
Jo 7:42
buiten gaan, het veld in.” Zij gin-
vader deze zaak voor mij verbor- c 1Sa 9:12
gen dus beiden naar buiten, het
gen houden? i Dit gebeurt niet.”
1Sa 20:29 veld in. 12 Vervolgens zei Jo- _
nathan tot David: „Jehovah, de
¨_ i
d Es 7:7
3 Maar David _ bezwoer j het bo- Pr 4:13
j
vendien en zei: „Uw vader moet e Joz 2:14
God van Isra
_ el, [zij getuige] dat
zonder twijfel weten dat ik gunst Ru 1:8 ik morgen om deze tijd, of de
Sp 17:17
in uw ogen heb gevonden,k en hij Sp 19:22 derde dag, mijn vader zal uitho-
zou dus kunnen zeggen: ’Laat Jo- _ f Nu 30:2 ren, en indien hij David _ welge-
1Sa 18:3
nathan dit niet weten, opdat hij 1Sa 23:18 zind is, zal ik u dan geen bood-
zich niet gekrenkt voelt.’ Maar g 1Sa 20:1 schap sturen en het stellig aan
werkelijk, zo waar Jehovah leeftl h 1Sa 19:2 uw oor onthullen? 13 Zo moge
en zo waar uw ziel leeft,m er is i Ex 34:23
De 6:13
Jehovah Jonathan
_ doen en zo
slechts een stap tussen mij en de Joz 24:23 moge hij daaraan toevoegen,k in-
dood!”n j Job 31:4 dien ik, ingeval het mijn vader
Ps 17:3
4 En Jonathan
_ zei vervolgens Ps 139:1 goeddunkt u kwaad aan te doen,
tot David:
_ „Wat uw ziel ook mo- k Ru 1:17 het niet inderdaad aan uw oor
1Sa 3:17
ge zeggen, zal ik voor u doen.” 1Sa 25:22 onthul en u wegzend, en gij niet
5 Hierop zei David _ tot Jonathan:
_ 2Sa 3:9 stellig in vrede heengaat. En
l 1Sa 16:13
„Zie! Morgen is het nieuwe maan,o 1Sa 17:37
moge Jehovah met u bewijzen
en ikzelf behoor zonder mankeren m 1Sa 10:7 te zijn,l zoals hij bewezen heeft
met de koning aan te zitten om te 1Sa 11:6
1Sa 14:47
met mijn vader te zijn.m 14 En
eten; en gij moet mij wegsturen en 2Sa 1:22 zult gij niet, indien ik dan nog
¨
393 Saul slingert speer naar Jonathan 1 SAMUEL 20:15-34
leef,a ja, zult gij niet de liefderijke HFDST. 20 Saul, maar Davids _ plaats was on-
goedheid van Jehovah jegens mij a Jo 15:13 bezet. 26 En Saul zei die dag
betrachten, opdat ik niet sterf? b b 2Sa 9:3 niets, want hij zei bij zichzelf: „Er
2Sa 9:7
15 En gij zult tot onbepaalde tijd is iets gebeurd zodat hij niet rein
c 2Sa 9:1
uw eigen liefderijke goedheid niet 2Sa 21:7 is,a want hij is niet gereinigd.”
van mijn huis afsnijden.c Evenmin d 1Sa 18:3 27 Nu geschiedde het de dag na
zal, wanneer Jehovah elkeen van 2Sa 21:7 de nieuwe maan, op de tweede
de vijanden van David _ van de op- e 1Sa 18:1 dag, dat Davids _ plaats onbezet
2Sa 1:26
pervlakte der aardbodem afsnijdt, Sp 18:24 bleef. Toen zei Saul tot zijn zoon
16 [de naam van] Jonathan _ van f 1Sa 20:5 Jonathan:
_ ¨ „Waarom is de zoon van
het huis van David _ worden af- Ezr 3:5
Jes 1:13
_ ı b gisteren noch vandaag aan
Isa
gesneden.d En Jehovah moet het g 1Sa 19:2
de maaltijd gekomen?” 28 Jona- _
van de hand van Davids _ vijanden 1Sa 20:5 than dan antwoordde Saul: „Da- _
eisen.” 17 Jonathan
_ dan zwoer h De 6:13 vid heeft van mij dringend ver-
De 10:20
opnieuw aan David _ wegens zijn Re 8:19 lof gevraagd naar Bethlehem _ [te
liefde voor hem; want hij had hem 1Sa 14:39 mogen gaan].c 29 Voorts zei hij:
1Sa 19:6
lief zoals hij zijn eigen ziel liefhad.e 1Sa 20:3 ’Zend mij alstublieft weg, want
18 Voorts zei Jonathan
_ tot hem: 1Sa 25:26
Mt 5:33
wij hebben een familieoffer in de
„Morgen is het nieuwe maan,f i 1Sa 20:14
stad, en mijn eigen broer heeft
en gij zult stellig gemist wor- j Ge 16:5
mij ontboden. Nu dan, indien ik
den, want uw zitplaats zal onbe- 1Sa 20:42 gunst in uw ogen heb gevonden,
zet zijn. 19 En stellig zult gij k Sp 27:12 laat mij dan alstublieft ongemerkt
op de derde dag zeer gemist wor- l 1Sa 20:5 wegkomen om mijn broers te be-
den; en gij moet komen naar de m 1Sa 14:50 zoeken.’ Daarom is hij niet aan
plaats waar gij u op de werkdag 1Sa 17:55 de tafel van de koning gekomen.”
verborgen hebt,g en gij moet in 30 Toen ontbrandde Sauls toornd
de buurt van deze steen hier blij- 2e kolom tegen Jonathan
_ en hij zei tot hem:
ven. 20 En ik voor mij zal drie a Le 11:24 „Gij zoon van een weerspannige
Le 15:5 e
pijlen terzijde ervan afschieten, dienstmaagd, weet ik niet heel
Le 15:16 ¨
om ze waarheen ik wil naar een Le 15:18 goed dat gij de zoon van Isa _ ı kiest
Nu 19:16
doel te zenden. 21 En zie! ik zal tot uw eigen schande en tot schan-
b Ru 4:22
de bediende sturen [en zeggen:] 1Sa 17:12 de van de schaamdelen van uw
’Ga, zoek de pijlen.’ Indien ik uit- 1Sa 22:7 moeder? f 31 Want al de dagen
¨
drukkelijk tot de bediende zeg: c 1Sa 20:6 dat de zoon van Isa _ ı op de aardbo-
’Zie! De pijlen zijn aan deze zijde d Sp 14:29 dem leeft, zullen gij en uw koning-
Sp 22:24
van u, neem ze’, kom dan, want schap niet stevig bevestigd wor-
e Sp 15:2
het betekent vrede voor u en er Sp 21:24 den.g Laat hem nu derhalve bij mij
is niets aan de hand, zo waar Ef 4:31 brengen, want hij is ter dood ge-
Jehovah leeft.h 22 Maar indien f 1Sa 14:50 doemd.”h
ik aldus tot de knaap zeg: ’Zie! g 1Sa 18:8 32 Maar Jonathan_ antwoordde
De pijlen zijn verder van u af’, h 1Sa 19:6 zijn vader Saul en zei tot hem:
Ps 79:11
ga dan heen, want Jehovah heeft Pr 4:13 „Waarom zou hij ter dood gebracht
u weggezonden. 23 En wat het Pr 8:4
worden? i Wat heeft hij gedaan?”j
woord betreft dat wij hebben ge- i 1Sa 19:5 33 Daarop slingerde Saul de speer
Ps 69:4
sproken,i ik en gij, wel, moge Je- Sp 17:17 naar hem toe om hem te treffen; k
Sp 18:24
hovah tot onbepaalde tijd tussen toen wist Jonathan
_ dat zijn vader
mij en u zijn.”j j Mt 27:23
Lu 23:22
besloten had David _ ter dood te
24 Toen verborg David _ zich op k 1Sa 18:11
brengen.l 34 Onmiddellijk stond
het veld.k En het werd nieuwe 1Sa 19:10 Jonathan
_ in laaiende toornm van
Jo 15:13
maan, en de koning zette zich aan tafel op en hij at op de tweede dag
l 1Sa 20:7
de maaltijd om te eten.l 25 En na de nieuwe maan geen brood,
m Ex 11:8
de koning zat zoals op andere Ex 32:19
want hij was gekrenkt met be-
tijden op zijn zetel, op de zetel trekking tot David, n omdat zijn
Ef 4:26 _
bij de muur; en Jonathan _ zat te- n 1Sa 18:1 eigen vader hem te schande had
genover hem, en Abner m zat naast gemaakt. o
_ o 1Sa 20:33
¨
1 SAMUEL 20:35–21:9 David eet toonbrood 394
35 Nu geschiedde het ’s mor- HFDST. 20 zaak,a en hij heeft mij vervolgens
gens dat Jonathan
_ voorts het veld a 1Sa 20:19 gezegd: ’Laat niemand ook maar
inging naar de met David _ afge- b 1Sa 20:20 iets weten van de zaak waarvoor
a en er was een
sproken plaats, c 1Sa 20:22 ik u uitzend en waaromtrent ik
jonge bediende bij hem. 36 Hij d Ge 43:28 u bevelen heb gegeven.’ En met
zei nu tot zijn bediende: „Ren als- 1Sa 24:8
1Sa 25:23
de jonge mannen heb ik een af-
tublieft, zoek de pijlen die ik af- 2Sa 9:6 spraak gemaakt voor die en die
schiet.”b De bediende rende ´ weg, e Ge 29:13 plaats. 3 Nu dan, indien gij vijf
en hijzelf schoot de pijl zo af dat Ge 45:15
1Sa 10:1
broden tot uw beschikking hebt,
die hem voorbijging. 37 Toen de 2Sa 19:39 stel ze mij dan slechts ter hand,
Han 20:37
bediende kwam aan de plaats van of wat er maar gevonden wordt.”b
de pijl die Jonathan
_ had afge- f 2Sa 1:26
4 Maar de priester antwoordde
schoten, riep Jonathan
_ de be- g Nu 6:26 David
_ en zei: „Er is geen gewoon
1Sa 1:17
diende achterna en zei: „Ligt de Lu 7:50 brood onder mijn hand, maar er
pijl niet verder van u vandaan?”c Han 16:36
is wel heilig brood; c mits de jon-
38 Voorts riep Jonathan_ de be- h 1Sa 20:17
1Sa 20:23
ge mannen zich tenminste van
diende nog achterna: „Vlug! Maak de vrouwen onthouden hebben.”d
i 1Sa 20:23
voort! Blijf niet staan!” Toen raap- 1Sa 23:18 5 David
_ antwoordde de priester
te de bediende van Jonathan _ de 2Sa 9:7
derhalve en zei tot hem: „Maar
pijlen op en kwam naar zijn mees- de vrouwen zijn van ons verwij-
ter toe. 39 De bediende nu wist HFDST. 21 derd gehouden, evenals vroeger
van niets; alleen Jonathan _ en j 1Sa 22:19 wanneer ik uittrok,e en de orga-
Ne 11:32
David
_ zelf wisten van de zaak. Jes 10:32 nismen van de jonge mannen zijn
40 Daarna gaf Jonathan
_ zijn wa- k 1Sa 22:9 nog steeds heilig, ofschoon de
pens aan de bediende die hem toe- opdracht als zodanig gewoon is.
l 1Sa 18:13
behoorde en hij zei tot hem: „Ga En hoeveel te meer vandaag,

heen, breng ze naar de stad.” aangezien men in [zijn] organis-
2e kolom
41 De bediende ging heen. Wat me heilig wordt?” 6 Toen gaf
a Mt 10:16
David
_ betreft, hij stond op van de priester hem wat heilig was,f
daar dichtbij tegen het zuiden. b Ps 37:25
want er bevond zich daar geen
Toen viel hij op zijn aangezicht c Ex 25:30
ander brood dan het toonbrood
Le 24:5
ter aarde d en boog zich driemaal Le 24:9 dat van voor het aangezicht van
neer; voorts kustene zij elkaar Mt 12:4
Lu 6:4 Jehovah was weggenomeng om
en weenden om elkaar, totdat d Ex 19:15
daar op de dag dat het wordt weg-
David
_ het ’t meest had gedaan.f Le 15:16 genomen vers brood neer te leg-
2Sa 11:11
42 Vervolgens zei Jonathan _ tot gen.
David:
_ „Ga in vrede,g daar wij, wij e Le 15:18
De 23:10 7 Nu was daar die dag een van
beiden, in de naam van Jehovah Sauls dienaren, die voor het aan-
f Le 24:9
aldus gezworenh hebben: ’Moge Mt 12:4 gezicht van Jehovah werd opge-
Jehovah zelf tot onbepaalde tijd Mr 2:26 ¨
Lu 6:4 houden,h en zijn naam was Do_ eg,i
tussen mij en u en tussen mijn de Edomiet,j de opperste van de
g Le 24:8
nageslacht en uw nageslacht blij- herders die aan Saul behoorden.k
h Le 13:2
ken te zijn.’ ”i Nu 5:2 8 Vervolgens zei D avid tot
_
Bijgevolg stond David _ op en Ps 66:13
Achimelech:
_ „En hebt gij hier
ging zijns weegs, en Jonathan _ zelf i 1Sa 22:9
Ps 52, Ops. niets tot uw beschikking, een
kwam in de stad. speer of een zwaard? Want ik
j Ge 36:1
Later kwam David_ te Nob j Ex 12:49 heb noch mijn eigen zwaard noch
21 bij de priester Achimelech;
en Achimelech
_ k
ging David
_
_
be-
Le 19:34
De 2:4
1Sa 14:47
mijn wapens ter hand genomen,
omdat de zaak van de koning
vend tegemoet en zei toen tot k 1Sa 8:17
1Sa 11:5
dringend bleek te zijn.” 9 Hier-
hem: „Waarom zijt gij alleen en 1Kr 27:29 op zei de priester: „Het zwaard
2Kr 26:10 l de Filistijn, die gij
is er niemand bij u?”l 2 Hier- van Goliath,
_
l 1Sa 17:51
op zei David
_ tot de priester Achi- 1Sa 17:54
in de laagvlakte van Ela _ hebt
melech:
_ „De koning zelf heeft m 1Sa 17:2
neergeslagenm — daar is het, in
mij last gegeven aangaande een 1Sa 17:50 een mantel gewikkeld, achter de
¨
395 David vlucht naar Gath 1 SAMUEL 21:10–22:10
HFDST. 21
´
efod.a Indien gij dat voor uzelf naar M _izpe in Moab, _ en hij zei
zoudt nemen, neem het, want er a Ex 28:6 tot de koning van Moab: _ a „Laat
b 1Sa 27:1
is hier geen ander dan dat.” Ver- c Joz 11:22 mijn vader en mijn moeder b als-
volgens zei David:_ „Er is er geen 1Sa 5:8
1Sa 17:4
tublieft bij ulieden wonen tot-
daaraan gelijk. Geef het mij.” 1Sa 27:2 dat ik weet wat God met mij zal
1Kon 2:39
10 Daarna stond David _ op en 2Kon 12:17 doen.” 4 Bijgevolg gaf hij hun
vervolgde die dag zijn tocht als Ps 56, Ops.
d 1Sa 16:1
een verblijfplaats voor het aan-
voortvluchtigeb wegens Saul, en 1Sa 16:13 gezicht van de koning van Moab, _
1Sa 18:8
hij kwam ten slotte bij Achis, _ de e 1Sa 18:6
en zij bleven bij hem wonen gedu-
koning van Gath.c 11 Toen zei- Ps 150:4 rende al de dagen dat David _ zich
Jer 31:4
den de dienaren van Achis _ tot f 1Sa 18:7 in de ontoegankelijke plaats be-
hem: „Is deze David _ niet de ko- 1Sa 29:5 vond. c
g Ps 56:3
ning d van het land? Was deze het h Ps 34, Ops. 5 Na verloop van tijd zei de pro-
niet die men met reidansene in te- Mt 10:16
i Ps 56:6 feet Gadd tot David:_ „Gij moet niet
genzang bleef toezingen, door te in de ontoegankelijke plaats blij-

zeggen: ven wonen. Ga heen, en gij moet
HFDST. 22
’Saul heeft zijn duizenden zelf in het land van Juda _ komen.”e
j 1Sa 21:10
neergeslagen, k Ps 34:19 Derhalve ging David _ heen en hij
En D avid
_ zijn tienduizen- Ps 56:13
kwam in het bos Chereth. _
l Ps 57, Ops.
den’?”f Ps 142, Ops. 6 En Saul kreeg te horen dat
Heb 11:38
12 David
_ dan nam deze woorden m Ge 38:1 David
_ en de mannen die bij hem
ter harte, en hij werd zeer be- Joz 15:35
waren, ontdekt waren, terwijl
g wegens Achis, de koning 2Sa 23:13
vreesd _ 1Kr 11:15 Saul te G _ibea onder de tamarisk-
van Gath. 13 Daarom vermom- Mi 1:15
n Ps 142:7 boomf op de hoge plaats zat, met
de h hij zijn gezonde verstand voor o Re 11:3 zijn speer g in zijn hand, en al zijn
Mt 11:28
hun ogeni en ging zich in hun han- p Am 2:6 dienaren om hem heen stonden.
den als een krankzinnige gedra- Mt 18:26
7 Toen zei Saul tot zijn dienaren
q Re 18:25
gen en zette al maar kruisjes op 2Sa 17:8 die om hem heen stonden: „Luis-
de poortdeuren en liet zijn speek- r 1Sa 30:22
tert alstublieft, GIJ Benjaminie-
2Sa 5:2
sel in zijn baard lopen. 14 Ten ¨
1Kr 11:15 ten. Zal de zoon van Isa _ ı h U allen
slotte zei Achis
_ tot zijn dienaren: ook velden en wijngaarden ge-
„Daar ziet GIJ een man die zich als 2e kolom ven? i Zal hij U allen tot oversten
een waanzinnige gedraagt. Waar- a Ru 4:10 over duizendj en oversten over
om zoudt GIJ hem bij mij brengen? Ru 4:17
1Sa 14:47 honderd aanstellen? 8 Want al-
15 Heb ik soms mensen nodig die 1Sa 20:33 len hebt GIJ tegen mij samenge-
waanzinnig zijn geworden, dat GIJ b Ge 47:11
Ex 20:12 spannen; en er is niemand die
deze bij mij hebt gebracht om zich Sp 23:24
het aan mijn oor onthultk wanneer
als een waanzinnige te gedragen? Mt 19:19
c 1Sa 22:1 mijn eigen zoon [een verbond] met
Dient deze in mijn huis te ko- 2Sa 23:13 ¨
men?” Ps 57:1 de zoon van Isa_ ı sluit,l en er is nie-
Ps 142, Ops.
d 2Sa 24:11
mand van U die met mij mee voelt
David
_ ging nu dus vandaar
22 l
j
weg en ontkwam naar
de grot van Adullam;
_ m
en zijn
k
1Kr 21:9
1Kr 29:29
2Kr 29:25
en aan mijn oor onthult dat mijn
eigen zoon mijn eigen knecht te-
e 1Sa 23:3
f Ge 21:33
gen mij heeft opgezet als iemand
broers en het hele huis van zijn 1Sa 31:13 die in hinderlaag ligt, zoals heden
vader kregen het te horen en 1Kr 10:12
het geval is.”
zij kwamen toen daar tot hem
g 1Sa 18:10 ¨
1Sa 19:9 9 Hierop antwoordde Do_ eg,m
af. 2 Voorts verzamelden zich 1Sa 20:33
h Ru 4:22 de Edomiet, die over de dienaren
tot hemn alle mannen die in het 1Sa 20:27
van Saul stond, en zei: „Ik heb
nauw zateno en alle mannen die 1Sa 25:10 ¨
i 1Sa 8:14 de zoon van Isa _ ı te Nob zien ko-
een schuldeiser haddenp en alle j Ex 18:21
men bij Achimelech,_ n de zoon van
1Sa 8:12
mannen die verbitterd van ziel k 1Sa 17:31 Ah _itub.o 10 Die heeft toen Je-
waren,q en hij werd overste over Sp 15:22
hovah voor hem geraadpleegd; p
l 1Sa 18:3
hen; r en er kwamen ongeveer vier- 1Sa 20:17
honderd man bij hem. m 1Sa 21:7
o 1Sa 14:3; 1Sa 22:20; p Ex 20:16; Ps 52:2; Ps 52:3;
Ps 52, Ops.
3 Later ging D avid
_ vandaar n 1Sa 21:1 Sp 19:5; Sp 25:18; Sp 29:12; Ez 22:9; Mt 26:59.
¨ ¨
1 SAMUEL 22:11–23:5 Doeg doodt priesters. Abjathar ontkomt 396
en hij heeft hem mondvoorraada HFDST. 22 en hij bracht op die dag vijfentach-
gegeven, en het zwaardb van Go- _ a 1Sa 21:6 tig man die een linnen efoda droe-
b 1Sa 21:9
liath, de Filistijn, heeft hij hem c 1Sa 21:1
gen, ter dood.b 19 Zelfs Nob,c de
gegeven.” 11 Terstond liet de d Nu 35:30 stad van de priesters, sloeg hij
De 19:15
koning Achimelech, _ de zoon van 1Ti 5:19
met de scherpte van het zwaard,
Ah _itub, de priester, roepen met e Ps 119:69 zowel man als vrouw, zowel kind
het hele huis van zijn vader, de f 1Sa 19:4
1Sa 20:32
als zuigeling en stier en ezel en
priesters die in Nob waren.c Zij g 1Sa 24:11 schaap met de scherpte van het
kwamen dus allen bij de koning. 1Sa 26:23 zwaard.
2Sa 22:23 ´ ´
12 Saul zei nu: „Luister alstu- h 1Sa 17:25 20 Doch een zoon van Achime- _
1Sa 18:27
blieft, gij zoon van Ah _itub!”, waar- i 1Sa 18:5
lech, de zoon van Ah _itub, wiens
d
op hij zei: „Hier ben ik, mijn heer.” 1Sa 18:13 naam Abjathar
_ was, wist te ont-
13 Vervolgens zei Saul tot hem: j 1Sa 22:10
1Sa 28:6
komen, en hij nam de wijk om Da- _
„Waarom hebt gijlieden tegen mij k 1Sa 21:1 vid te volgen. 21 Toen vertelde
samengespannen,d gij en de zoon 1Sa 21:2 Abjathar
_ aan David:
_ „Saul heeft
¨ l 1Sa 14:44
van Isa _ ı, doordat gij hem brood 1Sa 20:31 de priesters van Jehovah gedood.”
en een zwaard hebt gegeven, en Sp 28:5
Sp 28:15
22 Hierop zei D avid _ tot Abja-
_
doordat God voor hem is geraad- m De 24:16 thar: „Ik wist die dag e wel, om-
¨
pleegd, zodat hij tegen mij kon 1Sa 2:32 dat Do_ eg de Edomiet daar was,
n 1Sa 8:11
opstaan als iemand die in hin- 2Sa 15:1 dat hij het zonder mankeren aan
derlaag ligt, zoals heden het ge- 1Kon 1:5
2Kon 10:25
Saul zou vertellen.f Ik persoon-
val is?”e 14 Hierop antwoordde o Sp 28:16 lijk heb iedere ziel van het huis
Achimelech _ de koning en zei: „En Pr 4:13 van uw vader onrecht aangedaan.
p Ex 1:17
wie onder al uw dienaren is als Da- _ De 19:10 23 Woon maar bij mij. Wees niet
vid, f getrouw,g en de schoonzoonh Han 4:19
Han 5:29
bevreesd, want al wie mijn ziel
van de koning en overste over uw q 1Sa 22:9 zoekt, zoekt uw ziel, want gij zijt
¨
lijfwacht en geeerd in uw huis? i Ps 52, Ops.
iemand die bescherming bij mij
r Ge 25:30
15 Ben ik soms vandaag begon- Ge 36:43 nodig hebt.”g
Nu 24:18
nen God voor hem te raadple- Mettertijd kwam men Da- _
23
2Kon 8:21
gen? j Dat is ondenkbaar van mijn vid het volgende berichten:
zijde! Laat de koning zijn knecht 2e kolom „Zie, de Filistijnen strijden tegen
[en] het hele huis van mijn vader Keh _ila,h en zij plunderen de dors-
a 1Sa 2:28
niets ten laste leggen, want uw b 1Sa 2:31 vloeren.”i 2 Toen raadpleegde j
knecht wist van dit alles niets af, 2Kr 24:21
David
_ Jehovah en zei: „Zal ik
Sp 29:10
klein noch groot.”k c 1Sa 21:1 gaan, en moet ik deze Filistij-
16 Maar de koning zei: „Gij zult 1Sa 22:9
nen verslaan?” Hierop zei Jeho-
d 1Sa 2:31
beslist sterven,l Achimelech, _ gij 1Sa 14:3 vah tot David: _ „Ga, en gij moet
1Sa 23:6
met het hele huis van uw va- 1Sa 30:7 de Filistijnen verslaan en Keh _ila
der.” m 17 Daarop zei de koning 2Sa 20:25
1Kon 2:27
redden.” 3 Nu zeiden de man-
tot de hardlopers n die om hem e 1Sa 21:7 nen van David_ tot hem: „Zie! Hier
heen stonden: „Keert U om en f Sp 14:15 _ k zijn wij al bevreesd, en
in Juda
brengt de priesters van Jehovah g 1Kon 2:26
hoeveel te meer wanneer wij naar
ter dood, omdat ook zij op de Keh _ila zouden trekken, tegen de
hand van David _ zijn en omdat zij HFDST. 23 gevechtslinies van de Filistijnen!”l
wisten dat hij een voortvluchti- h Joz 15:44 4 Daarom raadpleegde David _ Je-
1Kr 4:19
ge was en het niet aan mijn oor Ne 3:17 hovah nog eens.m Nu antwoordde
hebben onthuld!”o En de diena- i Le 26:16 Jehovah hem en zei: „Sta op, trek
De 28:33
ren van de koning wilden hun Re 6:6 af naar Keh _ila, want ik geef de Fi-
hand niet uitsteken om de pries- j Re 1:1 listijnen in uw hand.”n 5 Bijge-
1Sa 28:6
ters van Jehovah aan te vallen.p 1Sa 30:8 volg trok David _ met zijn mannen
18 Ten slotte zei de koning tot 2Sa 5:19 naar Keh _ila en streed tegen de
¨ Ps 37:5
Do_ eg: q „Keert gij u om en val Sp 3:5 Filistijnen, en hij voerde hun vee
de priesters aan!” Onmiddellijk k 1Sa 22:5 weg maar richtte onder hen een
¨ l 1Sa 13:5
keerde Do_ eg, de Edomiet,r zich 1Sa 14:52
om en viel zelf de priesters aan, m Re 6:39 n Joz 8:7; Re 7:7; 1Sa 14:6; 2Sa 5:19; 2Kon 3:18.
¨
397 David redt Kehila. Jonathans bezoek 1 SAMUEL 23:6-23
grote slachting aan; en David _ HFDST. 23 nen. En Saul bleef hem steeds
werd de redder van de inwoners a 1Sa 22:5
1Sa 23:1
zoeken,a en God gaf hem niet
van Keh _ila.a b 1Sa 22:20 in zijn hand.b 15 En David _ ver-
6 Nu gebeurde het dat toen Ab- _ c Ex 28:30 keerde voortdurend in vrees, om-
1Sa 14:3
jathar,b de zoon van Achimelech, _ d 1Sa 23:1 dat Saul uitgetrokken was om
de wijk nam naar David _ te Ke- e Ex 15:9 zijn ziel te zoeken, terwijl David _
1Sa 23:14
h _ila, hij [daarheen] afdaalde met Ps 71:11 in de wildernis van Zif te Chore- _
c
een efod in zijn hand. 7 Na ver- f Sp 12:20 sac was.
Sp 14:22
loop van tijd werd aan Saul be- Sp 16:30 16 Jonathan,
_ de zoon van Saul,
Sp 24:8
richt: „David _ is naar Keh _ilad ge- g Nu 27:21
stond nu op en ging naar David _
komen.” Toen zei Saul: „God heeft 1Sa 30:7 te Choresa,
_ om zijn hand te ver-
h Ps 17:6
hem in mijn hand verkocht,e want Ps 50:15 sterken met betrekking tot God.e
d

hij heeft zichzelf opgesloten door Jer 33:3 17 Voorts zei hij tot hem: „Wees
i 1Sa 22:19
in een stad met deuren en gren- Sp 28:15 niet bevreesd; f want de hand van
dels te komen.” 8 Saul riep dus j Ps 118:21 mijn vader Saul zal u niet vinden,
k Ps 31:8 ´´
heel het volk tot de strijd op om en gıj zult koning g zijn over Is- _
Ps 62:2 ¨ ´
naar Keh _ila af te dalen, ten einde Ps 94:11 rael, en ık zal na u de tweede wor-
Ps 118:8
David_ en zijn mannen te belege- l 1Sa 22:2 den; en ook mijn vader Saul is dat
ren. 9 En David _ kwam te weten
1Sa 25:13
1Sa 30:9
bekend.”h 18 Toen sloten zij bei-
dat Saul kwaad tegen hem in de m Joz 15:55 den een verbondi voor het aange-
1Sa 23:24
zin had. f Daarom zei hij tot
Abja-
_ 1Sa 26:1
zicht van Jehovah; en David _ bleef
thar, de priester: „Breng toch de 1Kr 2:42 te Choresa _ wonen, en wat Jona- _
Ps 54, Ops.
efod hier.” g 10 Vervolgens zei than betreft, hij ging naar zijn

David:
_¨ „O Jehovah, de God van Is- _ eigen huis.
2e kolom
rael,h uw knecht heeft met zeker- 19 Later gingen de mannen van
a 1Sa 18:29
heid gehoord dat Saul naar Ke- 1Sa 20:33
Zifj op naar Saul te G _ibeak en zei-
h _ila tracht te komen om wegens 1Sa 27:1 den: „Houdt David _ zich niet dicht
Ps 54:3
mij de stad in puin te leggen.i b 1Sa 2:9 bij ons verborgenl in de moeilijk
11 Zullen de grondbezitters van
Ps 33:18 toegankelijke plaatsen te Chore- _
Ps 54:4
Keh _ila mij in zijn hand overleve- Ps 124:7 sa,m op de heuvel van Hach _ila,n
Sp 21:30 die rechts van Jesjimoon o ligt?
ren? Zal Saul afkomen, juist zoals Ro 8:31
_
uw knecht heeft gehoord? O Je- c 1Sa 23:18 20 Nu dan, o koning, kom af, in
¨ d De 3:28 overeenstemming met heel de
hovah, de God van Isra _ el, laat Ne 2:18
het uw knecht alstublieft weten.” Job 16:5 sterke begeerte van uw zielp om af
Sp 17:17
Hierop zei Jehovah: „Hij zal afko- Sp 27:9 te komen, en ons aandeel zal zijn
Lu 22:32 hem in de hand van de koning
men.”j 12 Vervolgens zei David: _ Han 15:32
Heb 10:25 over te leveren.”q 21 Hierop zei
„Zullen de grondbezitters van Ke- e Ps 37:5 Saul: „Gezegend zijt GIJ door Je-
h _ila mij en mijn mannen in Sauls 1Pe 5:7
f Ps 27:1 hovah,r want GIJ hebt mededo-
hand overleveren?” Hierop zei Je- Jes 41:10 gen met mij gehad. 22 Gaat als-
hovah: „Zij zullen [u] overleve- g 1Sa 16:13
2Sa 2:4 tublieft heen, volhardt nog meer
ren.”k 2Sa 5:3
en vergewist U van en beziet zijn
13 Onmiddellijk stond David _ h 1Sa 20:31
1Sa 24:20 plaats, waar hij zijn voet zet —
met zijn mannen op, ongeveer i 1Sa 18:3
wie hem daar ook heeft gezien —
1Sa 20:42
zeshonderd man,l en zij trok- 1Sa 22:8 want men heeft mij gezegd dat
ken uit Keh _ila en bleven rond- 2Sa 21:7
hijzelf zeer listig is.s 23 En be-
j 1Kr 2:42
zwerven waar zij maar konden k 1Sa 10:26 ziet en vergewist U van alle schuil-
rondzwerven. En aan Saul werd 1Sa 15:34
plaatsen waar hij zich verbergt; en
l 1Sa 22:17
bericht dat David _ uit Keh _ila ont- 1Sa 26:1 GIJ moet bij mij terugkeren met
snapt was, en hij zag er daar- Ps 54, Ops.
het bewijs, en ik wil met U mee-
m 1Sa 23:15
om van af uit te trekken. 14 En n 1Sa 26:3 gaan; en het moet geschieden dat
David _ ging in de wildernis in o 1Sa 23:24
indien hij in het land is, ik ook een
1Sa 26:1
moeilijk toegankelijke plaatsen p 1Sa 18:29 zorgvuldig onderzoek naar hem
wonen, en hij bleef in het berg- 1Sa 20:33
Ps 112:10
land in de wildernis van Zif m wo- Sp 11:23 q Ps 54:3; Ps 70:2; Sp 29:26; r Re 17:2; s Mt 10:16.
¨
1 SAMUEL 23:24–24:12 David ontsnapt ternauwernood, spaart Saul 398
wil instellen onder al de duizen- HFDST. 23 hovah werkelijk tot u zegt: ’Zie!
dena van Juda.” _ a Joz 22:30
1Sa 10:19
Ik geef uw vijand in uw hand,a en
24 Zij stonden dus op en gingen b 1Sa 23:14 gij moet met hem doen net zoals
c Joz 15:55
Saul voor naar Zif,b terwijl David _ 1Sa 25:2
het in uw ogen goed moge schij-
en zijn mannen in de wildernis van d De 1:7 nen.’ ”b David
_ dan stond op en
e 1Sa 26:2
Maon _ c
waren, in de Araba, _ d
ten Ps 54:3 sneed ongemerkt de slip van de
zuiden van Jesjimoon. _ 25 Later f 1Sa 23:28 schoudermantel die Saul toebe-
g Sp 11:19
kwam Saul met zijn mannen om h 1Sa 19:12 hoorde af. 5 Maar het gebeur-
hem te zoeken.e Toen men dit aan 2Sa 15:14
Ps 31:22
de daarna dat Davids _ hart hem
David
_ meedeelde, daalde hij ter- i 2Kr 20:12 bleef slaan,c omdat hij de slip
Ps 17:9
stond af naar de steile rots f en 2Kor 1:8
[van de schoudermantel] die Saul
bleef in de wildernis van Maon _ wo- j 2Sa 22:1 toebehoorde, had afgesneden.
Ps 18, Ops.
nen. Toen Saul dit te horen kreeg, Ps 18:2 6 Daarom zei hij tot zijn man-
ging hij David _ tot in de wildernis Ps 54:7
k Joz 15:62
nen: „Het is voor mij, van Jeho-
van Maon _ najagen.g 26 Ten slot- 2Kr 20:2 vah’s standpunt uit bezien, on-
Hgl 1:14
te kwam Saul aan de ene kant van Ez 47:10 denkbaar dat ik mijn heer, de
de berg, en David _ en zijn mannen
gezalfde d van Jehovah, zo iets zou
waren aan de andere kant van de aandoen, door mijn hand tegen
HFDST. 24
berg. David _ dan maakte haast om hem uit te steken, want hij is de
l 1Sa 23:28
weg te komenh wegens Saul; on- m 1Sa 23:29 gezalfde van Jehovah.”e 7 Bij-
derwijl omsingelden Saul en zijn n 1Sa 13:2
gevolg dreef David _ zijn mannen
o Ps 37:32
mannen David _ met zijn mannen, Ps 38:12 met deze woorden uiteen, en hij
om hen te grijpen.i 27 Maar er p Ps 104:18
q De 23:13
liet hun niet toe tegen Saul op te
kwam een bode bij Saul, die zei: Re 3:24 staan.f Wat Saul betreft, hij stond
1Kon 18:27
„Haast u toch en ga, want de Fi- r Ps 57, Ops. op — uit de grot — en vervolgde
listijnen hebben een inval in het Ps 142, Ops. zijn weg.
land gedaan!” 28 Daarop keer- 8 David
_ dan stond daarna op
de Saul terug van het najagen 2e kolom en ging de grot uit en riep Saul
j
van David _ en ging de Filistijnen a 1Sa 26:8 na en zei: „Mijn heerg de koning!”
tegemoet. Daarom heeft men die 1Sa 26:23
b Sp 24:29 Toen keek Saul om, waarop Da- _
plaats de Steile Rots der Schei- Mt 7:12
vid zich diep boog, met zijn aan-
dingen genoemd. c 2Sa 24:10
Ro 2:15 h
gezicht ter aarde, en zich neer-
29 David _ trok nu vandaar op 1Jo 3:20
wierp. 9 Vervolgens zei David _
d 1Sa 26:11
en ging in de moeilijk toegan- 2Sa 1:14 tot Saul: „Waarom luistert gij naar
kelijke plaatsen te En-Gedi _ k wo- e Ex 22:28
1Kr 16:22 de woorden van mensen,i die zeg-
nen. Ps 105:15
gen: ’Zie! David_ zoekt uw onge-
Han 23:5
Nu geschiedde het dat zo- luk’? 10 Zie, op deze dag heb-
24
f Le 19:18
Ps 7:4
dra Saul van de achtervol- Mt 5:44 ben uw ogen gezien hoe Jehovah
ging der Filistijnen was terug- Ro 12:17
Ro 12:19
u heden in de grot in mijn hand
gekeerd,l men hem het volgende Ro 12:21 heeft gegeven; en iemand zei [mij]
g 1Sa 26:17
kwam berichten: „Zie! David
_ is in h 1Sa 20:41
dat ik u moest doden,j maar ik
de wildernis van En-Gedi.”
_ m 1Sa 25:23 had deernis met u en zei: ’Ik zal
Ro 12:10
2 Toen nam Saul drieduizend Ro 13:7 mijn hand niet uitsteken tegen
uitgelezen mannenn uit heel Is- _ i Le 19:16 mijn heer, want hij is de gezalfde k
¨ 1Sa 26:19
van Jehovah.’ 11 En zie, mijn
rael en ging David
_ en zijn man- Ps 101:5
Sp 16:28
o
nen zoeken op de kale steen- Sp 17:4
vader,l ja, zie de slip van uw schou-
bokrotsen.p 3 Ten slotte kwam j 1Sa 24:4 dermantel in mijn hand, want
k 1Sa 9:16
hij bij de stenen schaapskooien 1Sa 10:1 toen ik de slip van uw schouder-
langs de weg, waar een grot was. 1Sa 26:9
Ps 105:15
mantel heb afgesneden, heb ik u
Saul dan ging daar binnen om l 1Sa 18:27 niet gedood. Weet en zie dat er
1Sa 22:14
zijn behoefte te doen,q terwijl Da- _ Sp 15:1
in mijn hand geen slechtheidm of
vid en zijn mannen in de achter- Sp 25:15 opstandigheid is, en ik heb niet
m 1Sa 26:18
ste gedeelten van de grotr zaten. Ps 7:3 tegen u gezondigd, terwijl gij op
4 Toen zeiden Davids_ mannen Ps 35:7
n 1Sa 23:14
mijn ziel loert om die weg te
tot hem: „Dit is de dag waarop Je- Ps 140:1 nemen.n 12 Moge Jehovah oor-
¨ ¨ ¨
399 Samuel sterft. Nabal en Abigaıl 1 SAMUEL 24:13–25:9
HFDST. 24
¨
delen tussen mij en u; a en Jeho- Mettertijd stierf Samu
_ el; a

vah moet mij op u wreken,b maar


mijn eigen hand zal niet op u ko-
a 1Sa 26:23
Ps 7:8
b De 32:35
25 en heel Isra
_
¨
el kwam toen
bijeen, en zij weeklaagden over b

men.c 13 Net zoals het spreek- Ps 94:1


Na 1:2
hem en begroeven hem bij zijn
c Toen stond David
woord van de ouden zegt: ’Van Ro 12:19 huis te Rama. _ _
Heb 10:30
de goddelozen zal goddeloosheid c 1Sa 26:11 op en daalde af naar de wildernis
van Paran. d
uitgaan’,d maar mijn eigen hand d Ge 4:7 _
Sp 11:5
2 Nu was er in Maon e een man,
zal niet op u komen. 14 Ach- Mt 7:17 _
Ga 6:7 f
ter wie aan is de koning van Is- _ e 1Sa 17:43
en hij had zijn bedrijf in Karmel. _
¨ En de man was zeer groot, en hij
rael uitgetrokken? Achter wie zit 2Sa 9:8
Sp 22:4
gij aan? Achter een dode hond? e Mt 23:12 had drieduizend schapen en dui-
Achter een enkele vlo? f 15 En f 1Sa 26:20 zend geiten; en voor het schereng
g Ps 35:1
Jehovah moet rechter worden, en Ps 43:1 van zijn schapen bevond hij zich
hij moet oordelen tussen mij en
Ps 119:154
Mi 7:9
toen te Karmel. _ 3 En de naam
h en de
u, en hij zal toezien en hij zal het h 1Sa 26:17 van de man was Nabal, _
i Ge 27:38
rechtsgeding voor mij voereng en j 1Sa 26:21
naam ¨ i van zijn vrouw was Ab _i-
mij oordelen [om mij te bevrij- k Sp 25:21 gaıl. En de vrouw had een goed
Ro 12:17
den] uit uw hand.” l 1Sa 24:4 doorzichtj en was schoon van ge-
1Sa 24:10 stalte, maar de man was hard-
16 Nu geschiedde het dat zo- 1Sa 26:8
vochtig en zijn praktijken waren
m Mt 5:44
dra David
_ opgehouden had deze Ro 12:17 slecht; k en hij was een Kalebiet.l
woorden tot Saul te spreken, n 1Sa 26:25
2Kr 16:9 4 En David _ kreeg in de wildernis
Saul voorts zei: „Is dit uw stem, Ps 18:20
te horen dat Nabal _ bezig was met
h o 1Sa 13:14
mijn zoon David?” _ Toen verhief 1Sa 15:28 het scherenm van zijn schapen.
Saul zijn eigen stem en weende.i 1Sa 18:8
5 Daarom zond David _ tien jonge
1Sa 20:31
17 Vervolgens zei hij tot David: _ 1Sa 23:17 mannen en David _ zei tot de jon-
p Le 19:12
„Gij zijt rechtvaardiger dan ik,j ge mannen: „Trekt op naar Kar- _
´´ De 6:13
want gıj hebt mij het goede be- q 2Sa 9:1 mel, en GIJ moet bij Nabal _ ko-
´ 2Sa 21:7
toond,k en ık heb u het kwade be- r 1Sa 15:34 men en hem in mijn naam naar
toond. 18 En gij — gij hebt van- s 1Sa 23:29
Sp 14:15
zijn welstand vragen.n 6 En dit
daag verteld wat voor goeds gij Mt 10:16 moet GIJ tot mijn broeder zeg-
in verband met mij hebt gedaan, gen: ’Moge het u goed gaano en
doordat Jehovah mij in uw hand 2e kolom ook uw huisgezin goed gaan en
heeft overgeleverdl en gij mij niet alles wat gij bezit, goed gaan.
hebt gedood. 19 Wanneer nu HFDST. 25 7 Nu dan, ik heb gehoord dat gij
een man zijn vijand vindt, zal hij a 1Sa 1:20
scheerders hebt. De herders nu
hem dan op een goede weg heen- 1Sa 2:18 die u toebehoren, bevonden zich
1Sa 3:20
zenden? m Daarom zal Jehovah zelf Ps 99:6 zelf bij ons.p Wij hebben hen niet
u belonen met het goede,n ten ge- b Nu 20:29
De 34:8
lastig gevallenq en niets van hen
volge van het feit dat gij het deze Han 8:2 bleek vermist te zijn al de dagen
c 1Sa 7:17
dag aan mij hebt gedaan. 20 Nu 1Sa 28:3
dat zij zich in Karmel _ bevonden.
dan, zie! ik weet heel goed dat d Ge 21:21 8 Vraag het uw eigen jonge man-
Nu 13:26
gij zonder mankeren als koning e 1Sa 23:24 nen, en zij zullen het u vertellen,
zult regeren,o en dat het konink- f Joz 15:1 opdat mijn jonge mannen gunst
¨ Joz 15:48
in uw ogen mogen vinden, om-
rijk van Isra_ el in uw hand stellig Joz 15:55

bestendig zal zijn. 21 Ja, zweer


g 2Sa 13:23 dat wij op een goede dag zijn ge-
h 1Sa 25:25
mij nu dan bij Jehovah,p dat gij 1Sa 25:38 komen. Geef uw knechten en uw
i 1Sa 27:3 zoon David _ alstublieft slechts wat
mijn zaad na mij niet zult afsnij- 1Sa 30:5
j Sp 14:1 uw hand te geven vindt.’ ”r
den en dat gij mijn naam niet uit Sp 24:3
het huis van mijn vader zult del- Sp 31:26 9 Bijgevolg kwamen D avids _
gen.”q 22 Bijgevolg zwoer Da-
k 1Sa 25:17 jonge mannen bij Nabal _ en spra-
_ 1Sa 25:21
Jes 32:5 ken tot hem in de naam van
vid het aan Saul, waarna Saul l Nu 13:6
David
_ overeenkomstig al deze
naar zijn huis ging.r Wat David _ en Nu 32:12
m 2Sa 13:23 woorden en wachtten toen af.
zijn mannen betreft, zij gingen n 1Sa 17:22
op naar de moeilijk toegankelijke o Mt 10:12
Lu 10:5 q 1Sa 25:15; Lu 3:14; r De 15:7; Sp 3:27; Lu 11:41;
plaats.s p 1Sa 22:2 Han 20:35; Heb 13:16.
¨ ¨
1 SAMUEL 25:10-26 Nabals onverstand. Abigaıls pleidooi 400
10 Hierop antwoordde Nabal _ Da- _ HFDST. 25 honderd rozijnenkoekena en twee-
vids knechten en zei: „Wie is Da- honderd koeken van samenge-
¨_
a Ex 5:2
Ps 123:4
a en wie is de zoon van Isaı?
vid, _ b 1Sa 22:2 perste vijgenb en legde dat alles
Jes 32:6
De knechten die zich losscheu- c De 8:17 op de ezels. 19 Toen zei zij tot
ren, een ieder van zijn meester, Re 8:6 haar jonge mannen: „Trekt voor
2Kor 9:10
zijn tegenwoordig vele geworden.b d Sp 21:13 mij uit.c Ziet! Ik kom achter U
11 En moet ik mijn broodc en mijn Pr 9:15
aan.” Maar zij vertelde niets aan
Jes 32:6
water en mijn slachtvlees, dat Lu 6:38 haar man Nabal.
_
Jak 2:16
ik voor mijn scheerders heb ge- e Ps 37:8 20 En het geschiedde dat ter-
slacht, nemen en het aan mannen Sp 15:1
wijl zij op de ezel reedd en in het
Pr 7:9
geven van wie ik niet eens weet f 1Sa 10:22 geheim de berg afdaalde, zie, daar
waar zij vandaan komen?”d 1Sa 17:22
1Sa 30:24 daalden David
_ en zijn mannen af,
12 Daarop maakten Davids _ jon- g 1Sa 25:10
haar tegemoet. Zij kwam hen dus
2Sa 16:7
ge mannen rechtsomkeert op hun h 1Sa 25:7 tegen. 21 Wat David _ betreft, hij
weg en gingen terug en kwa- i 1Sa 23:1
had gezegd: „Ik ben er volkomen
Job 1:10
men [bij David] _ en brachten hem Sp 18:11 bedrogen mee uitgekomen dat ik
bericht overeenkomstig al deze j 1Sa 20:9
1Sa 25:13 alles wat die kerel in de wildernis
woorden. 13 Onmiddellijk zei Es 7:7
toebehoort heb behoed, en niets
k 1Sa 25:3
David
_ tot zijn mannen: „Gordt 2Kr 13:7 van al wat hem toebehoort, bleek
ieder UW zwaard aan!”e Zij gord- Jes 32:7
l 1Sa 25:3 vermist te zijne en toch vergeldt
den dus ieder hun zwaard aan 1Sa 25:23
hij mij kwaad voor goed.f 22 Zo
en ook David _ gordde zijn eigen 1Sa 25:32
m Ge 32:13 moge God de vijanden van David _
zwaard aan; toen trokken zij ach- n 2Sa 17:29
doen en zo moge hij daaraan toe-
ter David
_ op, ongeveer vierhon- o Ru 2:14
g indien ik van al de zij-
derd man, terwijl er tweehonderd
1Sa 17:17
2Sa 17:28
voegen,
bij de legertros bleven.f nen iemand die tegen de muur

watert,h tot de morgen zal laten
14 Intussen berichtte een van 2e kolom
overblijven.”i
de ¨ jonge mannen het aan Ab _i- a 1Sa 30:12 ¨
gaıl, Nabals
_ vrouw, en zei: „Zie! 2Sa 16:1 23 Toen Ab _igaıl David _ in het
b 1Kr 12:40
David
_ heeft uit de wildernis bo- Sp 25:21
oog kreeg, haastte zij zich ter-
den gezonden om onze meester Sp 25:22 stond en steeg van de ezel af, en
c Ge 32:16
het goede toe te wensen, maar hij d Joz 15:18 zij viel voor David _ op haar aan-
is tegen hen uitgevaren.g 15 En
2Kon 4:24
e 1Sa 25:7
gezicht en boog j zich ter aarde.
die mannen zijn heel goed voor f 1Sa 25:10 24 Daarop viel zij aan zijn voeten
Ps 35:12 ´´
ons geweest, en wij hebben van Ps 38:20 neer k en zei: „Op mıj, o mijn heer,
hen geen last ondervonden, en Ps 109:5
Sp 17:13
zij de dwaling; l en laat uw slavin
wij hebben al de dagen dat wij g Ru 1:17 alstublieft ten aanhoren van u
1Sa 3:17
met hen rondzwierven, terwijl wij 1Sa 14:44 spreken,m en luister naar de woor-
ons in het veld bevonden, niets 1Sa 20:13 den van uw slavin. 25 Laat mijn
2Sa 3:9
vermist.h 16 Een muur i bleken h 1Kon 14:10 heer alstublieft zijn hart niet zet-
1Kon 16:11
zij om ons heen te zijn, zowel 1Kon 21:21
ten op deze nietswaardige n man
bij nacht als bij dag, al de da- 2Kon 9:8 Nabal,
_ want zoals zijn naam is, zo
2Kon 10:7
gen dat wij ons met het weiden i Sp 12:16 is hij. Nabal
_ is zijn naam, en on-
van het kleinvee bij hen bevonden. Sp 14:17
Sp 26:4
verstand is bij hem.o Wat mij be-
17 Nu dan, weet en zie wat gij Ro 12:21 treft, ik, uw slavin, heb de jonge
j 1Sa 24:8
gaat doen, want er is rampspoed 1Sa 25:41 mannen van mijn heer die gij hadt
beslotenj tegen onze meester en k 2Kon 4:37 gestuurd, niet gezien. 26 En nu,
Es 8:3
tegen heel zijn huis, daar hij een te l 2Sa 14:9 mijn heer, zo waar Jehovah leeftp
grote nietsnutk is om tot hem te m Ge 44:18
2Sa 14:12
en zo waar uw ziel leeft,q Jeho-
spreken.” n 1Sa 25:17 vah heeft u ervan weerhoudenr
¨ o Jes 32:6
18 Terstond haastte Ab _igaıll p 1Sa 20:21 in bloedschuld te gerakens en
zich en nam tweehonderd bro- 1Kon 2:24 uw eigen hand tot uw redding
q 1Sa 1:26
den en twee grote kruiken wijnm 2Sa 14:19 te laten komen.t En nu, laten uw
en vijf toebereide schapenn en vijf 2Kon 2:2
r Ge 20:6
sea-maten geroosterdo koren en Mt 6:13 s Ge 9:6; Nu 35:30; t Ro 12:19.
¨ ¨
401 Abigaıls verstandigheid. Nabal sterft 1 SAMUEL 25:27-41
vijanden en zij die mijn heer scha- HFDST. 25 te komen,a zou er tot het morgen-
de zoeken te berokkenen, als Na- _ a 1Sa 25:25 licht van Nabal _ stellig niemand
Jer 29:22
bal worden.a 27 En nu wat dit b Ge 33:11 zijn overgebleven die tegen een
b
zegengeschenk betreft dat uw b
1Sa 25:18
1Sa 30:26
muur watert.” 35 Daarop aan-
dienstmaagd voor mijn heer heeft 2Kon 5:15 vaardde David_ uit haar hand wat
Sp 18:16
meegebracht, het moet gegeven Sp 25:21
zij voor hem had meegebracht,
worden aan de jonge mannen die Sp 25:22 en hij zei tot haar: „Ga in vrede c
c 1Sa 22:2
mijn heer op zijn schreden vol- d Sp 18:12
op naar uw huis. Zie, ik heb naar
gen.c 28 Vergeef alstublieft de Sp 22:4 uw stem geluisterd om uw per-
overtreding van uw slavin,d want e 1Sa 15:28 soon in aanmerking te nemen.”d
2Sa 7:11 ¨
Jehovah zal voor mijn heer zon- 1Kon 9:5 36 Later kwam Ab _igaıl bij Na- _
f 1Sa 17:45
der mankeren een bestendig huis 1Sa 18:17 bal en zie, hij had in zijn huis een
maken,e omdat mijn heer de oorlo- 2Sa 5:2 feestmaal als het feestmaal van
g 1Sa 24:11
gen van Jehovah voert; f en slecht- 1Kon 15:5 de koning; e en Nabals _ hart was
heid zal er gedurende al uw da- Ps 119:1 vrolijk in hem, en hij was zo
h Ps 41:2
gen niet in u worden gevonden.g i Ge 15:1
dronkenf als maar mogelijk was;
29 Wanneer een mens opstaat om De 33:29 en zij vertelde hem niets, klein
Ps 66:9
u te achtervolgen en uw ziel te j Jer 10:18
noch groot, tot het morgenlicht
zoeken, zal de ziel van mijn heer k 1Sa 13:14 [aanbrak]. 37 Het geschiedde
stellig gewikkeld blijken te zijn 1Sa 15:28
1Sa 23:17
nu ’s morgens, toen de wijn[roes]
in de buidel des levens h bij Jeho- 2Sa 6:21 van Nabal _ was geweken, dat zijn
2Sa 7:8
vah, uw God; i maar de ziel van 1Kr 17:7 vrouw hem deze dingen ging ver-
uw vijanden, die zal hij wegslinge- Ps 89:20 tellen. En zijn hartg bestierf het
l 1Sa 25:26
ren als vanuit het midden van de Ef 4:26 in zijn binnenste, en hijzelf werd
holte van de slinger.j 30 En het m De 32:35 als een steen. 38 Daarna ver-
1Sa 24:15
moet geschieden dat, omdat Jeho- Ps 94:1 liepen er ongeveer tien dagen en
vah aan mijn heer het goede je- Ro 12:19 toen sloeg h Jehovah Nabal, _ zodat
n Ge 40:14
gens u zal doen overeenkomstig o Ps 41:13 hij stierf.
alles wat hij heeft gesproken, hij Ps 72:18 39 En David _ kreeg te horen
¨ p Ps 141:5
u stellig tot leider over Isra_ el zal Sp 9:9 dat Nabal
_ was gestorven, en daar-
aanstellen.k 31 En laat dit voor Sp 25:12 om zei hij: „Gezegend zij Jeho-
q De 19:10
u geen reden tot wankelen worden 1Sa 25:26 vah, die het rechtsgeding van
en geen struikelblok worden voor Ps 73:2
mijn smaadi heeft gevoerdj [om
Sp 15:1
het hart van mijn heer, door zo- Jak 5:20 mij te bevrijden] uit Nabals _ hand,
wel zonder reden bloed te vergie- r 1Sa 25:31
en die zijn knecht heeft terug-
Ps 56:13
tenl als [de hand van] mijn heer, Ro 12:19 gehouden van slechtheid, k en de

[ja, zijn eigen hand] tot zijn red- s 1Sa 25:24


slechtheid van Nabal _ heeft Je-
ding te laten komen.m En Jehovah hovah op zijn eigen hoofd laten
zal mijn heer stellig goeddoen, en 2e kolom terugvallen!”l Voorts zond Da- _
gij moet aan uw slavin denken.”n ¨
a 1Sa 25:18 vid [boden] en vroeg Ab _igaıl ten
Sp 29:8
32 Hierop zei David _ tot Ab _i- huwelijk, om haar voor zich tot
¨ b 1Sa 25:22
gaıl: „Gezegend zij Jehovah, de c 1Sa 20:42 vrouw te nemen.m 40 Davids _
¨ o 2Sa 15:9 ¨
God van Isra
_ el, die u deze dag ge- 2Kon 5:19
dienaren kwamen dus bij Ab _igaıl
zonden heeft om mij te ontmoe- d Ge 19:21 te Karmel
_ en spraken tot haar
Sp 28:23
ten! 33 En gezegend zij uw ver- e 2Sa 13:23
en zeiden: „David _ zelf heeft ons
standigheid,p en gezegend zijt gij, 1Kon 4:22 tot u gezonden om u voor zich tot
Es 1:5
die mij deze dag ervan afgehou- f 1Kon 20:16
vrouw te nemen.” 41 Onmid-
den hebt in bloedschuld te gera- Sp 20:1 dellijk stond zij op en boog zich
Ho 4:11
kenq en mijn eigen hand tot mijn 1Kor 6:10 met haar aangezicht ter aarde n
redding te laten komen.r 34 En Ef 5:18 en zei: „Hier hebt gij uw slavin
g De 28:28
daarentegen, zo waar Jehovah, Ps 102:4 tot dienstmaagd, om de voeten
¨
de God van Isra_ el, leeft, die mij Ps 143:4
h Ge 38:7
ervan weerhouden heeft u scha- Ge 38:10 i 1Sa 25:10; 1Sa 25:14; j De 32:35; 1Sa 24:15; Ps 35:1;
Ps 43:1; Sp 22:23; k 1Sa 25:34; l Re 9:57; 1Kon
de te berokkenen,s indien gij u 2Sa 6:7
2Kon 19:35 2:44; Ps 7:16; m Sp 18:22; Sp 31:10; Sp 31:31; n Ru
niet hadt gehaast mij tegemoet Han 12:23 2:10.
¨
1 SAMUEL 25:42–26:15 Davids vrouwen. Saul achtervolgt David 402
van de knechten van mijn heer a HFDST. 25 zijn speer aan zijn hoofdeinde in
te wassen.”b 42 Toen haastte a Sp 15:33 de grond gestoken, en Abner _ en
¨ Sp 18:12
Ab _igaılc zich en stond op en reed b Ge 18:4 het volk lagen om hem heen.
weg d op de ezel, door vijf van Lu 7:44 ¨
Jo 13:5 8 Ab _isaı zei nu tot David: _ „God
haar dienstmeisjes te voet ge- 1Ti 5:10 heeft vandaag uw vijand in uw
c 1Sa 25:3
volgd; voorts vergezelde zij de d Ge 24:61 hand overgeleverd. a Nu dan, laat

boden van David _ en werd toen e 1Sa 27:3 ik hem alstublieft met de speer
2Sa 3:2
zijn vrouw. 1Kr 3:1 slechts eenmaal aan de grond
e uit f Joz 15:56
43 David had ook Ahinoam spietsen, en ik zal het hem geen
¨ _ _ g 1Sa 30:5
J _izreelf genomen; en de vrouwen, 2Sa 5:13 tweemaal doen.” 9 D avid _ zei
2Sa 12:8 ¨
ja beiden, werden zijn echtgeno- h 1Sa 18:20 echter tot Ab _isaı: „Stort hem niet
tes.g i 2Sa 3:15 in het verderf, want wie heeft
j Jes 10:30
44 Wat Saul aangaat, hij had zijn hand uitgestoken tegen de

zijn dochter M _ichal,h D avids _ gezalfde van Jehovahb en is on-
HFDST. 26
vrouw, aan Palti, _ i
de zoon van schuldig gebleven?”c 10 Ver-
¨ k Joz 15:55
La_ ıs, gegeven, die uit Gallim
_ j was. 1Sa 23:14 volgens zei David:
_ „Zo waar Jeho-
Ps 54, Ops. vah leeft,d Jehovah zelf zal hem
Na verloop van tijd kwa-
26 men de mannen van Zif bij
l
Saul te G _ibea en zeiden: „Houdt
k
l Re 19:14
1Sa 10:26
1Sa 11:4
m 1Sa 23:19
een slag toebrengen; e of zijn dag
zal komenf en hij zal moeten ster-
n 1Sa 23:24 ven, of hij zal ten strijde g trekken
David
_ zich niet verborgen op de o 1Sa 23:23
en stellig worden weggevaagd.h
heuvel Hach _ila,m tegenover Jesji- _ 1Sa 24:17
p 1Sa 24:2 11 Het is, van Jehovah’s stand-
moon?”n 2 Toen stond Saul op o q Joz 2:1
Mt 10:16 punt uit bezien,i voor mij on-
en daalde af naar de wildernis van r 1Sa 14:50 denkbaar j dat ik mijn hand zou
Zif, en met hem drieduizend man,p 1Sa 17:55
¨ 2Sa 2:8 uitstekenk tegen de gezalfde van
de uitgelezenen van Isra _ el, om Da- _ 2Sa 3:27
Jehovah! l Nu dan, neem alstu-
vid in de wildernis van Zif te zoe- s 1Sa 17:20
t Ge 10:15 blieft de speer die aan zijn hoofd-
ken. 3 En Saul sloeg zijn kamp Ge 15:20
einde is en de veldfles met water,
op de heuvel Hach _ila op, die te- u 2Sa 16:9
2Sa 18:5 en laten wij heengaan.” 12 Bij-
genover Jesjimoon
_ ligt, langs de v 2Sa 2:18
2Sa 23:18 gevolg nam David _ de speer en
weg, terwijl David _ in de wilder- 1Kr 2:16
de veldfles met water van Sauls
nis woonde. Hij dan zag dat Saul w Re 7:10
1Sa 14:7 hoofdeinde weg, waarna zij heen-
hem tot in de wildernis achterna
gingen; en niemand zag hetm en
was gekomen. 4 Daarom zond
2e kolom niemand merkte het en niemand
David
_ verspieders q uit om te we-
a 1Sa 24:4 werd wakker, want allen lagen
ten of Saul werkelijk was geko- 1Sa 26:23 zij te slapen, omdat er een diepe,
men. 5 Later stond David _ op en b 1Sa 10:1
1Sa 24:6 van Jehovah afkomstige slaap n
ging naar de plaats waar Saul zich 2Sa 1:14
op hen was gevallen. 13 Toen
had gelegerd, en David _ kreeg de c 1Kr 16:22
Ps 20:6 begaf David _ zich naar de over-
plaats te zien waar Saul zich had Ps 105:15
r de Lu 18:7 kant en ging op een afstand op
neergelegd, en ook Abner, _ d 1Sa 20:21 de top van de berg staan, zodat
zoon van Ner, zijn legeroverste; 1Sa 25:26
e De 32:35 de ruimte tussen hen uitgestrekt
en Saul lag binnen de kampom- 1Sa 24:12
was.
heining,s terwijl het volk om hem 1Sa 25:38

heen gelegerd was. 6 Nu nam


Ps 94:1
Ps 94:23
14 Nu riep David _ tot het volk
David_ het woord en zei tot Achi- Ro 12:19 en tot Abner,
_ de zoon van Ner,
¨ Ju 9
en zei: „Zult gij niet antwoor-
melech,_ de Hethiet,t en Ab _isaı,u f Job 14:5

de zoon van Zeruja, _ v


de broer van
Ps 37:13
Ps 90:10
den, Abner?”
_ Toen antwoordde
o en zei: „Wie zijt gij, die
Joab:
_ „Wie zal met mij naar Saul Pr 8:13 Abner
_
g 1Sa 31:3
in de legerplaats´ afdalen?” Hier- 1Sa 31:6
tot de koning hebt geroepen?”
¨ h 1Sa 12:25 15 Vervolgens zei David _ tot Ab-
_
op zei Ab _isaı: „Ik zal met u af- i Ps 40:8
dalen.”w 7 En David _ begaf zich Ps 119:97 ner: „Zijt gij niet een man? En
¨ j 1Sa 14:45
met Ab _isaı ’s nachts naar het 1Sa 24:6
l 1Kr 16:22; Ps 20:6; Ps 105:15; m 1Sa 24:4; n Ge
volk; en zie! Saul lag binnen de k Le 19:18
Sp 24:29 2:21; Ge 15:12; o 1Sa 14:50; 1Sa 17:55; 2Sa 2:8;
kampomheining te slapen, met Ro 12:17 2Sa 3:8.
¨
403 David spaart Saul voor de tweede keer 1 SAMUEL 26:16–27:6
¨ HFDST. 26
´
wie is in Isra _ el u gelijk? Waarom en ze halen. 23 En Jehovah zal
hebt gij dan uw heer, de koning, a 1Sa 26:8 aan ieder zijn eigen rechtvaardig-
b 1Sa 14:45
niet bewaakt? Want er is iemand c 2Sa 12:5
heid en zijn eigen getrouwheid
van het volk gekomen om de ko- 2Sa 19:28 vergelden,a doordat Jehovah u he-
d 1Sa 9:16
ning, uw heer, in het verderf te 1Sa 10:1
den in mijn hand had gegeven
storten.a 16 Deze zaak die gij e 1Sa 14:16 en ik mijn hand niet wilde uitste-
hebt gedaan, is niet goed. Zo waar f 1Sa 26:11
1Kon 19:6
ken tegen de gezalfde van Jeho-
Jehovah leeft,b gijlieden verdient g 1Sa 24:8 vah.b 24 En zie! juist zoals uw
te sterven,c omdat GIJ UW heer, de 1Sa 24:16
ziel deze dag groot was in mijn
h Ps 35:7
gezalfde van Jehovah,d niet hebt Ps 69:4 ogen, zo moge mijn ziel groot zijn
bewaakt.e En nu, zie waar de speer i 1Sa 24:9
1Sa 24:11
in de ogen van Jehovah,c opdat hij
van de koning en de veldfles met Ps 7:3 mij uit alle benauwdheid moge be-
Jo 10:32
water f zijn, die aan zijn hoofd- Jo 18:23
vrijden.”d 25 Hierop zei Saul tot
einde waren.” j Le 19:5 David:
_ „Moogt gij gezegend zijn,
2Sa 24:25
17 Saul dan herkende de stem k 1Sa 24:9
mijn zoon David.
_ Niet alleen zult
van D avid
_ en zei: „Is dit uw l Sp 30:10 gij zonder mankeren handelen,
stem, mijn zoon David?” _ g Hier- m Ex 19:5 maar gij zult ook zonder man-
De 26:18
op zei David:_ „Het is mijn stem, De 32:9 keren als overwinnaar te voor-
mijn heer de koning.” 18 En
2Sa 20:19
Ps 135:4
schijn komen.”e Toen ging David_
hij voegde eraan toe: „Waarom n Ro 14:13 zijns weegs; en wat Saul betreft,
is dit, dat mijn heer zijn knecht o Jak 5:6 hij keerde naar zijn plaats terug.f
p 1Sa 24:14
achternazit,h want wat heb ik ge- David
_ zei echter in zijn
27
q Klg 3:52
daan, en wat voor kwaad is er r Ex 9:27
hart: „Nu zal ik op een of
1Sa 15:24
in mijn hand? i 19 Nu dan, laat 1Sa 24:17 andere dag door Sauls hand wor-
Mt 27:4
mijn heer de koning alstublieft s 1Sa 24:10 den weggevaagd. Er zit voor mij
luisteren naar de woorden van 1Sa 26:11 niets beters op dan dat ik zonder
zijn knecht: Indien het Jehovah mankeren ontkomg naar het land
is die u tegen mij heeft opgezet, 2e kolom der Filistijnen; h en Saul moet aan-
laat hem een graanoffer ruiken.j a 1Kon 8:32 gaande mij de hoop opgeven nog
Maar indien het de mensenzo- Ps 7:8 langer in het hele gebied van Is- _
nen zijn,k vervloekt zijn zij voor
Ps 18:20 ¨
Ps 28:4 rael naar mij te zoeken,i en ik
het aangezicht van Jehovah,l om- b 1Sa 24:6 zal stellig aan zijn hand ontko-
1Sa 26:9
dat zij mij heden verdreven heb- c Ps 18:25 men.” 2 David _ stond dus op, en
ben, zodat ik mij niet verbonden Mt 5:7 hij en zeshonderd mannenj die bij
Mt 7:2
voel met het erfdeel van Jeho- d Ge 48:16 hem waren, trokken naar Achis, _ k

vah,m [want] zij hebben gezegd: Ps 34:19 de zoon van Maoch, _ de koning


2Pe 2:9
’Ga heen, dien andere goden!’n e 1Sa 24:19 van Gath. 3 En David _ bleef bij
20 Nu dan, laat mijn bloed niet Jes 54:17
Achis
_ in Gath wonen, hij en zijn
f Ge 18:33
op de aarde vallen voor het aan- Nu 24:25 mannen, ieder met zijn huisge-
gezicht van Jehovah; o want de 1Sa 24:22
zin,l David met zijn twee
¨ 1Sa 27:4
_ ¨ vrou-
koning van Isra _ el is uitgetrok- wen, Ahin m
¨ oam,
_ de Jizreelitische,
2Sa 19:39
´ ´
ken om een enkele vlo te zoeken,p en Ab _igaıl,n Nabals vrouw, de Kar-
_
net zoals men een patrijs op de HFDST. 27 melitische. 4 Na verloop van
bergen najaagt.”q g 1Sa 19:18 tijd werd aan Saul bericht dat Da- _
21 Hierop zei Saul: „Ik heb ge- 1Sa 22:1 vid was weggelopen naar Gath,
1Sa 22:5
zondigd.r Kom terug, mijn zoon h 1Sa 28:1 en daarom ging hij niet nog eens
David,
_ want ik zal u geen scha- 1Sa 29:2 naar hem zoeken.o
i 1Sa 18:29
de meer berokkenen, gezien het 1Sa 23:23 5 Toen zei David _ tot Achis:
_ „In-
feit dat mijn ziel deze dag kost- j 1Sa 25:13 dien ik nu gunst in uw ogen heb
1Sa 30:9
baar geweest is s in uw ogen. Zie! k 1Sa 21:10 gevonden, laat men mij dan een
Ik heb dwaas gehandeld en vergis 1Sa 27:12 plaats geven in een van de ste-
l 1Ti 5:8
mij schromelijk.” 22 Toen ant- m 1Sa 25:43
den van het platteland, om daar
woordde David _ en zei: „Hier is de n 1Sa 25:39 te wonen; want waarom zou uw
1Sa 25:42
speer van de koning, en laat een o 1Sa 23:14
knecht bij u in de koninklijke
van de jonge mannen overkomen 1Sa 26:25 stad wonen?” 6 Bijgevolg gaf
¨
1 SAMUEL 27:7–28:10 David krijgt Ziklag. Filistijnen ten oorlog 404
HFDST. 27
¨
Achis
_ hem op die dag Z _iklag.a 3 Samu_ el
¨ nu was gestorven, en
Vandaar dat Z _iklag aan de konin- a Joz 19:5 heel Isra
_ el was over hem gaan
1Sa 30:1
gen van Juda _ is gaan behoren, tot 2Sa 1:1 weeklagen en hem in Rama, _ zijn
op deze dag. 1Kr 4:30
1Kr 12:1
eigen stad, gaan begraven.a Wat
7 En het aantal dagen dat Da- _ 1Kr 12:20 Saul aangaat, hij had de geesten-
Ne 11:28
vid op het platteland van de Filis- b 1Sa 29:3
mediums en de beroepsvoorzeg-
tijnen woonde, bedroeg een jaar c Joz 13:2 gers van gebeurtenissen uit het
d Ge 36:12
en vier maanden.b 8 Voorts trok Ex 17:8
land verwijderd.b
David
_ met zijn mannen op om in- Ex 17:14 4 Nadien brachten de Filistij-
Nu 13:29
vallen te doen bij de Gesurietenc 1Sa 15:2 nen [hun troepen] bijeen, en zij
en de Girzieten en de Amalekie- 2Sa 1:1
1Kr 4:43
kwamen en sloegen hun kamp
op te Sunem. c
ten; d want zij bewoonden het land e 1Sa 15:4 _ ¨ Daarom bracht
dat [zich uitstrekte] van Telam _ e f Ge 25:18
Ex 15:22
Saul heel Isra_ el bijeen, en zij sloe-
tot aan Sur f en verder naar het g De 25:19 gen hun kamp op de Gilboa _ d op.
1Sa 15:3
land Egypte. 9 En David _ sloeg 5 Toen nu Saul het kamp van de
_ h Mt 10:16
het land, maar hij liet noch man i Joz 15:2 Filistijnen zag, werd hij bevreesd,
noch vrouw in leven; g en hij nam
j 1Kr 2:9
k Nu 24:21
en zijn hart ging zeer beven.e
schapen en runderen en ezels en 1Sa 15:6 6 Alhoewel Saul Jehovah placht
kamelen en kleren, waarna hij
l Sp 22:3
m Sp 14:15
te raadplegen,f antwoordde Jeho-
terugkeerde en bij Achis _ kwam. n Ge 34:30 vah hem nimmer,g noch door dro-
10 Toen zei Achis: _ „Waar hebt
1Sa 13:4
menh noch door de Urimi noch
gijlieden vandaag een inval ge-
door de profeten.j 7 Ten slotte
daan?” Hierop zei David: h
„In het
HFDST. 28 zei Saul tot zijn dienaren: „Zoekt
_
zuiden van Juda i en in het zui- o Re 3:2 mij een vrouw die een meesteres
_ ¨ 1Sa 14:52
is in het geestenmediumschap,k
den van de Jerahmeelietenj en p 1Sa 27:12
1Sa 29:3 en ik wil naar haar toe gaan en
in het zuiden van de Kenieten.”k q 1Sa 29:2
haar raadplegen.” Toen zeiden
11 Wat mannen en vrouwen be- zijn dienaren tot hem: „Zie! Te
treft, David
_ liet niemand in le- 2e kolom En-Dor l is een vrouw die een
ven om ze naar Gath te brengen,
a 1Sa 25:1 meesteres is in het geestenme-
want hij zei: „Opdat zij ons niet Jes 57:1
diumschap.”
aanbrengen en zeggen: ’Zo heeft b Ex 22:18
Le 19:31 8 Saul dan vermomde m zich en
David_ gedaan.’ ”l (En dit was zijn Le 20:6
Le 20:27 trok andere kleren aan en ging
wijze van doen al de dagen dat hij De 18:11
heen, hij en twee mannen met
op het platteland van de Filistij- Opb 21:8
c Joz 19:18 hem; en zij kwamen ’s nachts bij
nen woonde.) 12 Dientengevol- 1Kon 1:3
de vrouw.n Hij zei nu: „Beoefen
ge geloofde m Achis
_ David,_ terwijl 2Kon 4:8
Hgl 6:13 alstublieft waarzeggerijo voor mij
hij bij zichzelf zei: „Hij is onge- d 1Sa 31:1
door middel van het geestenme-
2Sa 1:21
twijfeld tot een stank ¨ geworden 2Sa 21:12 diumschap en laat voor mij op-
bij zijn volk Isra
_ el; n en hij zal tot e De 28:20
komen degene die ik u zal aan-
1Sa 28:20
onbepaalde tijd mijn knecht moe- Sp 10:24 duiden.” 9 De vrouw zei echter
ten worden.” Jes 57:21
tot hem: „Zie, gij weet zelf heel
f 1Sa 14:37
Nu geschiedde het in die 1Kr 10:14 goed wat Saul gedaan heeft, hoe
28 dagen dat de Filistijnen
hun legerkampen gingen bijeen-
g Sp 1:28
Sp 28:9
Jes 1:15
hij de geestenmediums en de
beroepsvoorzeggers van gebeur-
Ez 20:3
brengen ¨ om oorlog te voeren te- Mi 3:4 tenissen uit het land heeft af-
h Nu 12:6
gen Isra
_ el.o Achis
_ dan zei tot Da-
_ Mt 1:20
gesneden.p Waarom handelt gij
vid: „Gij weet ongetwijfeld dat gij i Ex 28:30 dan als een strikkenspanner te-
Nu 27:21
met mij in het kamp dient uit De 33:8 gen mijn ziel, om mij ter dood te
te trekken, gij en uw mannen.”p j Ps 74:9 laten brengen?”q 10 Onmiddel-
Klg 2:9
2 Daarop zei David _ tot Achis:
_ k Ex 22:18 lijk zwoer Saul haar bij Jehovah
„Daarom weet gijzelf wat uw Le 19:31 en zei: „Zo waar Jehovah leeft,r
Le 20:6
knecht dient te doen.” Bijgevolg 1Sa 15:23 in deze zaak zal u geen schuld
1Sa 28:3
zei Achis
_ tot David:
_ „Daarom zal Jes 8:19
m 1Kon 14:2; 1Kon 22:30; n 1Sa 28:25; o De 18:10;
ik u voor altijd tot bewaker van Heb 3:12
l Joz 17:11 1Kr 10:13; Jes 8:19; p 1Sa 28:3; q Ex 22:18; Le
mijn hoofd aanstellen.”q Ps 83:10 20:27; r 1Sa 14:39; Jes 48:1; Jer 44:26.
¨
405 Saul bij heks van En-Dor 1 SAMUEL 28:11–29:3
HFDST. 28
¨
voor dwaling treffen!” 11 Daar- van Isra
_ el zal Jehovah in de hand
op zei de vrouw: „Wie zal ik voor a Ro 1:28 der Filistijnen geven.”a
u laten opkomen?” Hierop zei b 1Sa 28:3 20 Hierop viel Saul ogenblik-
¨ Ps 146:4
hij: „Laat Samu_ el voor mij opko- Pr 9:5 kelijk in zijn volle lengte op de
men.”a 12 Toen de vrouw „Sa- _ 2Kor 4:4
grond, en hij werd zeer bevreesd
¨ 2Kor 11:14 ¨
mu el” zag,b ging zij luidkeels wegens „Samu _ els” woorden. Bo-
c Ps 82:6
schreeuwen; vervolgens zei de Jo 10:34 vendien bevond er zich geen
vrouw tot Saul: „Waarom hebt gij d 1Sa 15:27 kracht in hem, omdat hij de hele
mij bedrogen, terwijl gij zelf Saul e 2Th 2:10 dag en de hele nacht geen voed-
zijt?” 13 Maar de koning zei tot 2Th 2:11 sel had gebruikt. 21 De vrouw
haar: „Wees niet bevreesd, maar f 2Sa 12:23 kwam nu bij Saul en zag dat hij
Ps 115:17
wat hebt gij gezien?” Vervolgens Ps 146:4 erg van streek was geraakt. Daar-
zei de vrouw tot Saul: „Een godc Pr 9:5 om zei zij tot hem: „Zie, uw dienst-
Pr 9:10
zag ik uit de aarde opkomen.” maagd heeft uw stem gehoor-
g Sp 14:14
14 Terstond zei hij tot haar: „Hoe Jer 2:17 zaamd, waarop ik mijn ziel in mijn
is zijn gestalte?”, waarop zij zei: Ga 6:7 handpalm heb gelegdb en de woor-
„Een oude man komt op, en hij h 1Sa 15:23 den die gij tot mij hebt gespro-
heeft zich in een schouderman- i 1Sa 28:6 ken, heb gehoorzaamd. 22 Nu
teld gehuld.” Toen herkende Saul j Le 19:31 dan, gehoorzaamt gij alstublieft
¨
[daaraan] dat het „Samu_ el” was,e k 1Sa 15:23 ook de stem van uw dienstmaagd;
waarop hij zich diep boog, met 1Sa 16:14
2Kon 6:27
en laat ik u een stuk brood voor-
zijn aangezicht ter aarde, en zich zetten, en eet, opdat er kracht in
l De 28:15
neerwierp. u moge komen, aangezien gij uws
¨ m 1Sa 13:14
weegs zult gaan.” 23 Maar hij
15 „Samu
_ el” zei nu tot Saul: 1Sa 15:28
„Waarom hebt gij mij gestoord n 1Sa 16:13
weigerde en zei: „Ik zal niet eten.”
door mij te laten opkomen?”f Hier- 1Sa 24:20 Zijn dienaren en ook de vrouw
op zei Saul: „Ik zit heel erg in o 1Sa 13:11 bleven echter bij hem aandrin-
1Kr 10:13
het nauw,g daar de Filistijnen gen. Ten slotte gehoorzaamde hij
tegen mij strijden, en God zelf p 1Sa 15:9
Jer 48:10
hun stem en stond van de grond
is van mij gewekenh en heeft mij q 1Sa 12:25
op en ging op het rustbed zitten.
niet meer geantwoord, noch door 1Sa 28:1 24 De vrouw nu had een gemest
1Sa 31:1
bemiddeling van de profeten noch kalf c in huis. Zij slachtte hetd dus
door dromen,i zodat ik u roep r 1Sa 31:5 in allerijl en nam meel en kneed-
om mij te laten weten wat ik zal s 1Sa 31:2 de het deeg en bakte er ongezuur-
2Sa 2:8
doen.”j de koeken van. 25 Toen diende
¨
zij ze voor Saul en zijn dienaren
16 Vervolgens zei „S amu _ el”: 2e kolom
„Waarom raadpleegt gij mij dan, op, en zij aten. Daarna stonden zij
als Jehovah zelf van u geweken
a 1Sa 31:7 op en gingen nog diezelfde nacht
is k en uw tegenstander blijkt te
b Le 20:27 heen.e
Re 12:3
zijn? l 17 En Jehovah zal voor 1Sa 19:5 f
De Filistijnen brachten
zich doen juist zoals hij door be-
middeling van mij heeft gespro-
Job 13:14

c Ge 18:7
Lu 15:23
29 voorts al hun legerkampen
te Afek
_
¨
bijeen, terwijl de Israelie-
ken, en Jehovah zal het konink- ten gelegerd
d De 12:15
¨ waren bij de bron
rijk uit uw hand scheurenm en e 1Sa 28:8 die te J _izreelg was. 2 En de as-
het aan uw naaste, aan David, _ ge-
h
vorsten der Filistijnen trokken
ven.n 18 Daar gij de stem van bij honderden en bij duizenden
HFDST. 29
Jehovah niet hebt gehoorzaamdo voorbij, en David _ en zijn man-
f 1Sa 28:1
en zijn brandende toorn tegen nen trokken daarna voorbij met
g Joz 19:18
Amalek
_ niet hebt voltrokken,p 1Sa 29:11 Achis.
_ i 3 Toen zeiden de vor-
daarom is dit hetgeen Jehovah u 2Sa 4:4 sten der Filistijnen: „Wat heb-
¨
stellig op deze dag zal aandoen. h Joz 13:3 ben die Hebreeenj te betekenen?”
¨ Re 3:3
19 En Jehovah zal ook Isra_ el met 1Sa 5:8 Hierop zei Achis_ tot de vorsten
u in de hand der Filistijnen ge- i 1Sa 28:2 der Filistijnen: „Is dat niet Da- _
ven,q en morgen zullen gijr en uw vid, de dienaar van Saul, de ko-
j 1Sa 13:19 ¨
zonens bij mij zijn. Zelfs het kamp 2Kor 11:22 ning van Isra_ el, die al een jaar of
¨
1 SAMUEL 29:4–30:8 Filistijnen wantrouwen David 406
twee hier bij mij is? a En ik heb HFDST. 29 die met u gekomen zijn; en gijlie-
van de dag af dat hij [naar mij] a 1Sa 27:7 den moet vroeg in de morgen op-
b 1Sa 27:12
overgelopen is tot op deze dag Sp 14:15 staan, wanneer het licht voor U
hoegenaamd niets in hem gevon- c 1Kr 12:19 geworden is. Gaat dan heen.”a
den.”b 4 En de vorsten der Fi- d 1Sa 14:21
11 Bijgevolg stond David
_ vroeg
e 1Sa 18:7
listijnen werden verontwaardigd 1Sa 21:11 op, hij en zijn mannen, om in de
op hem; en de vorsten der Fi- f 1Sa 21:10 b
morgen heen te gaan en naar het
1Sa 27:2
listijnen zeiden vervolgens tot g 1Sa 20:21 land der Filistijnen terug te ke-
hem: „Laat die man teruggaan,c Jer 12:16 ren; en de Filistijnen zelf trokken
¨
en laat hij teruggaan naar zijn h Nu 27:17
Ps 121:8
op naar J _izreel.c
plaats, waar gij hem [een ver- i 1Sa 28:2
Nu geschiedde het terwijl
blijf] hebt toegewezen; en laat hij
niet met ons ten strijde afdalen,
j 1Sa 27:11
1Sa 27:12
1Sa 29:3
30 David
_ en zijn mannen op
de derde dag naar Z _iklag kwa- d
opdat hij geen tegenstrever van Mt 10:16
k 1Sa 29:2 men, dat de Amalekietene een
ons wordtd in de strijd. En waar- l 1Sa 27:11 inval in het zuiden en in Z _ik-
mee zou deze persoon zich bij m 1Sa 28:2
lag deden; voorts sloegen zij Z _ik-
zijn heer in de gunst stellen? Is n 1Sa 27:12
2Sa 14:17 lag en verbrandden het met vuur,
het niet met de hoofden van deze 2Sa 14:20
2 en voerden de vrouwenf [en al-
[onze] mannen? 5 Is dat niet 2Sa 19:27
Sp 14:35 len] die erin waren, van de klein-
David,
_ die men in de reidansen in Ga 4:14
ste tot de grootste, gevankelijk
tegenzang bleef toezingen, door
weg. Zij brachten niemand ter
te zeggen: ’Saul heeft zijn duizen- 2e kolom
dood, maar zij dreven hen voort
den neergeslagen, en David _ zijn a Ps 37:23 en gingen huns weegs. 3 Toen
tienduizenden’?”e Sp 16:9
f
Sp 21:1 David
_ met zijn mannen bij de stad
6 Dientengevolge riep Achis _ Jer 10:23
kwam, zie, daar was ze met vuur
2Pe 2:9
David
_ en zei tot hem: „Zo waar b Ps 91:11 verbrand, en wat hun vrouwen en
Jehovah leeft,g gij zijt oprecht, en Ps 119:133
hun zonen en hun dochters be-
uw uitgaan en uw ingaanh bij mij c Joz 19:18
1Sa 29:1 treft, die waren gevankelijk weg-
in het kamp is goed geweest in 2Sa 4:4
gevoerd. 4 Toen verhieven Da- _
mijn ogen; i want van de dag af vid en het volk dat bij hem was
dat gij bij mij zijt gekomen tot op HFDST. 30 hun stem en weendeng totdat zij
deze dag heb ik geen slechtheid d Joz 15:31 geen kracht meer in zich had-
in u gevonden.j Maar in de ogen 1Sa 27:6
den [nog langer] te wenen. 5 En
e Ge 36:12
van de asvorstenk deugt gij niet. Davids
_ twee vrouwen, Ahinoam, h
¨_
Ex 17:14
7 Nu dan, keer terug en ga in 1Sa 15:2 ¨
1Sa 27:8 de Jizreelitische, en Ab _igaıl,i de
vrede, opdat gij niets slechts doet f Re 5:30 vrouw van Nabal, _ de Karmeliet,
in de ogen van de asvorsten der 1Sa 27:3
waren gevankelijk weggevoerd.
g Re 21:2
Filistijnen.” 8 Maar David _ zei 6 En het werd erg benauwend
h 1Sa 25:43
tot Achis:
_ „Welnu, wat heb ik ge- 2Sa 2:2 voor David, _ j
omdat het volk het
daan,l en wat hebt gij van de dag i 1Sa 25:42
erover had hem te stenigen; k want
1Sa 27:3
af dat ik voor uw aangezicht ben j Ps 25:17 de ziel van heel het volk was ver-
gekomen tot op deze dag in uw Ps 116:3
bitterd geworden,l ieder om zijn
k Ex 17:4
knecht gevonden,m dat ik niet Nu 14:10 zonen en zijn dochters. Daarom
zou komen en werkelijk tegen l Re 18:25
ging David _ zich sterken bij Jeho-
1Sa 22:2
de vijanden van mijn heer de 2Sa 17:8 vah, zijn God.m
koning zou strijden?” 9 Hierop 2Kon 4:27
7 D avid zei derhalve tot de
m Ps 18:6 _
antwoordde Achis _ en zei tot Da- _ priester Abjathar, n de zoon van
Ps 27:1 _
vid: „Ik weet heel goed dat gij Ps 31:1
Achimelech: „Breng toch alstu-
´´ Ps 31:9 _
in mıjn ogen goed zijt geweest, Ps 34:19
blieft de efodo bij mij.” Toen bracht
als een engel van God.n Alleen Ps 43:5
Ps 56:4 Abjathar
_ de efod bij David.
_ 8 En
de vorsten der Filistijnen hebben Ps 143:5
David
_ ging Jehovah raadplegenp
Sp 18:10
gezegd: ’Laat hij niet met ons Hab 3:18 en zei: „Zal ik die roversbende
ten strijde optrekken.’ 10 Nu Lu 22:43
n 1Sa 22:20
dan, sta vroeg in de morgen op 1Kon 2:26 p Nu 27:21; Re 18:5; Re 20:28; 1Sa 23:2; 1Sa
met de dienaren van uw heer o 1Sa 23:9 23:11; 1Sa 28:6; Sp 3:5.
¨
407 Amalekieten verslagen. Gevangenen bevrijd 1 SAMUEL 30:9-24
achternazetten? Zal ik hen in- HFDST. 30 heen,a en zie, daar lagen zij wan-
halen?” Hierop zei hija tot hem: a 1Sa 14:37
Ps 28:6
ordelijk verspreid over de opper-
„Zet [hen] achterna, want gij zult vlakte van het hele land, etend
hen zonder mankeren inhalen, en b 1Sa 30:18 en drinkend en feestvierendb we-
Ps 34:19
gij zult zonder mankeren een be- Sp 11:8
gens heel de grote buit die zij uit
vrijding bewerken.”b Sp 24:16 het land der Filistijnen en het
9 Prompt begaf David _ zich op land van Juda _ hadden meegeno-
c 1Sa 23:13
weg, hij en de zeshonderd manc 1Sa 27:2 men.c 17 Toen sloeg David _ hen
die bij hem waren, en zij gingen neer van de morgenschemering
d Re 8:4
door tot aan het stroomdal van af tot aan de avond, om hen aan
de Besor,
_ en de mannen die ach- e 1Sa 30:21
de vernietiging prijs te geven;
tergelaten moesten worden, ble- en geen man van hen ontkwam,d
ven staan. 10 En David _ zette de f De 23:7 behalve vierhonderd jonge man-
achtervolging voort,d hij en vier- nen die op kamelen reden en de
g 1Sa 25:18
honderd man, maar tweehonderd vlucht namen. 18 David _ dan be-
man, die te vermoeid waren om h Re 15:19 vrijdde alles wat de Amalekie-
ten hadden meegenomen, en zijn e
het stroomdal van de Besor _ over
te trekken,e bleven staan.
i Sp 12:10 twee vrouwen bevrijdde David. _
19 En niets van hen werd gemist,
11 Ten slotte vonden zij op het j 2Sa 8:18
1Kon 1:38 van het kleinste tot het grootste
veld een man, een Egyptenaar.f 1Kr 18:17
en tot zonen en dochters en van
Zij dan brachten hem bij David _ Ez 25:16
Ze 2:5 de buit, ja, tot alles wat zij voor
en gaven hem brood opdat hij
zich hadden meegenomen.f Alles
kon eten en gaven hem water k Joz 14:13
Joz 21:12 bracht David
_ terug. 20 Zo nam
te drinken. 12 Verder gaven zij David al de schapen en de runde-
_
hem een schijf van een koek van l De 6:13 ren, die zij voor dat [andere] vee
samengeperste vijgen en twee ro- Joz 2:12
Joz 9:15 uit dreven. Toen zeiden zij: „Dit is
zijnenkoeken.g Toen at hij en zijn Davids
_ buit.”g
geesth kwam in hem terug; want m De 23:15
De 23:16 21 Ten slotte kwam David _ bij
hij had drie dagen en drie nach-
de tweehonderd manh die te ver-
ten geen brood gegeten en geen
2e kolom moeid waren geweest om met
water gedronken. 13 David _ zei David mee te gaan en die zij bij
_
nu tot hem: „Wie behoort gij toe, a Re 1:25
het stroomdal van de Besor had-
_
en waar komt gij vandaan?”, waar- b Da 5:1 den laten blijven; en zij gingen
op hij zei: „Ik ben een Egyptische Lu 12:19
David en het volk dat bij hem
_
bediende, een slaaf van een Ama- was, tegemoet. Toen David _ op
c Joz 15:1
lekitische man, maar mijn mees- Job 20:5 het volk toetrad, vroeg hij hun
ter heeft mij verlaten, omdat ik dadelijk hoe zij het maakten.
drie dagen geleden ziek werd.i d Ex 17:14
Ps 73:19 22 Maar iedere slechte en niets-
14 Wij waren het die een inval waardige mani uit de mannen
hebben gedaan in het zuiden van e 1Sa 30:3
die met David
_ waren meegegaan,
de Kerethietenj en in dat wat aan nam het woord en bleef zeggen:
f 1Sa 30:8
Juda
_ behoort en in het zuiden Ps 34:19 „Omdat zij niet met ons zijn mee-
k en Z
van Kaleb;_ _iklag hebben wij gegaan, zullen wij hun stellig
met vuur verbrand.” 15 Hier- g Nu 31:9
2Kr 20:25 niets geven van de buit die wij
op zei David_ tot hem: „Wilt gij bevrijd hebben, behalve aan ieder
mij naar die roversbende bren- h 1Sa 30:10
zijn vrouw en zijn zonen, en la-
gen?” Waarop hij zei: „Zweer l mij ten zij hen leiden en weggaan.”
i 1Sa 10:27
toch vooral bij God dat gij mij Na 1:15 23 Maar David _ zei: „Zo moet GIJ
niet ter dood zult brengen, en dat niet doen, mijn broeders, met
gij mij niet in de hand van mijn j 1Kr 29:12
Ps 33:16 wat Jehovah ons heeft gegeven,j
meester zult overleveren,m en ik doordat hij ons heeft beveiligdk
zal u naar die roversbende bren- k Nu 31:49 en de roversbende die tegen ons
gen.” opkwam, in onze hand heeft ge-
l 1Sa 30:8
16 Bijgevolg bracht hij hem er- Ps 44:3 geven.l 24 En wie zal in deze
¨
1 SAMUEL 30:25–31:13 Jonathan, Saul sterven. Saul begraven 408
zaak naar U luisteren? Want het HFDST. 30 bevreesd was. Daarom nam Saul
deel van degene die ten strijde is a 1Sa 10:22
1Sa 17:22
het zwaard en stortte zich erin.a
getrokken, zal hetzelfde zijn als 1Sa 25:13 5 Toen zijn wapendrager zag dat
1Sa 30:10
het deel van degene die bij de le- b Nu 31:27
Saul gestorven was,b stortte ook
gertros is gebleven.a Allen zullen Joz 22:8 hij zich in zijn eigen zwaard en
Ps 68:12
samen delen.”b 25 Nu geschied- 1Ti 6:18 stierf met hem.c 6 Zo kwamen
de het vanaf die dag en voort- c Nu 27:11 Saul en zijn drie zonen en zijn
d Jes 32:8
aan dat hij het bleef handhaven e Ge 33:11 wapendrager, ja, al zijn mannen,
als een voorschrift en rechterlij- 2Kon 5:15 op die dag tegelijk te sterven.d
¨ Sp 11:24 ¨
ke beslissing c voor Isra _ el, tot op Sp 18:16 7 Toen de mannen van Isra _ el die
Han 20:35
deze dag. f Joz 19:4 in de streek van de laagvlakte
26 Toen David _ te Z _iklag kwam, g Joz 19:8 waren en die in de Jordaanstreek
h Joz 15:48
zond hij voorts een gedeelte van waren, zagen dat de mannen van
Joz 21:14 ¨
de buit aan de oudere mannen i Joz 15:50 Isra
_ el gevlucht waren en dat Saul
Joz 21:14
van Juda,_ zijn vrienden,d en zei: j 1Sa 27:10 en zijn zonen gestorven waren,
„Hier is een zegengeschenke voor
1Kr 2:9
1Kr 2:26
verlieten zij terstond de steden
U uit de buit van Jehovah’s vijan- k Re 1:16 en namen de vlucht,e waarop de
1Sa 15:6
den.” 27 Aan hen die te Beth- _ l Joz 19:4 Filistijnen kwamen en daarin gin-
elf waren, en aan die te Ramoth _ g Re 1:17 gen wonen.f
m Joz 19:7
van het zuiden, en aan die te Jat- _¨ n Joz 14:13 8 Nu geschiedde het de volgen-
2Sa 2:1
tir,h 28 en aan die te Aro _ er, de dag, toen de Filistijnen kwa-
men om de verslagenen uit te
en aan die te S _ifmoth, en aan
die te Estemoa, _ i 29 en aan die HFDST. 31 schudden,g dat zij ten slotte Saul
te Rachal,
_ en aan die in de ste- o 1Sa 14:52 en zijn drie zonen vonden, geval-
¨ 1Sa 29:1
len op de berg Gilboa. _ h 9 Voorts
den der Jerahmeelieten,j en aan p 1Sa 12:25

die in de steden van de Kenie-


1Kr 10:1 hieuwen zij hem het hoofd afi en
q 1Sa 28:4
ten,k 30 en aan die te Horma, _ l 2Sa 1:21 trokken hem zijn wapenrusting
en aan die te Bor-Asan, _ m en aan
r 1Sa 13:2
s 1Kr 8:33
uit en zonden [boden] rond in het
die te Athach,
_ 31 en aan die t 1Kr 9:39 land der Filistijnen om het in de
u 2Sa 1:4
te Hebron
_ n en aan alle plaatsen
2Sa 1:6
huizen van hun afgodenj en on-
waar David _ had rondgezworven, v Re 9:54 der het volk bekend te maken.k
1Kr 10:4
hij en zijn mannen. w 1Sa 14:6 10 Ten slotte legden zij zijn wa-
1Sa 17:26 penrusting l in het huis van de
2Sa 1:20
De Filistijnen nu streden
31 tegen Isra
nen van Isra
_
¨ o
_ ¨ el, en de man-
el sloegen voor de
Ez 44:7
x 1Sa 22:17
2Sa 1:14
Astorethbeelden,m en zijn dode li-
chaam hechtten zij aan de muur
Ps 105:15 van Beth-San.n 11 En betref-
Filistijnen op de vlucht, en er fende hem kregen de inwoners
bleven verslagenen vallenp op de 2e kolom van Jabes-G
_ _ileado te horen wat de
berg Gilboa._ q 2 En de Filistij- a Ex 20:13 Filistijnen met Saul hadden ge-
nen bleven Saul en zijn zonen op 2Sa 17:23 daan. 12 Onmiddellijk stonden
1Kon 16:18
de hielen zitten; en ten slotte sloe- 1Kr 10:4 alle dappere mannen op, en zij
r
gen de Filistijnen Jonathan
_ en Mt 27:5
b 1Sa 26:10
trokken de hele nacht door en na-
s en Malkisua,t Sauls zo-
Abinadab
_ _ 1Kr 10:13 men het dode lichaam van Saul
Ho 13:11
nen, neer. 3 En de strijd werd c 1Kr 10:5 en de dode lichamen van zijn zo-
hevig tegen Saul, en de schut- d 1Sa 28:19 nen van de muur van Beth-San
1Kr 10:6
ters, de mannen met de boog, e De 28:25 en kwamen naar Jabes _ en ver-
vonden hem ten slotte, en hij 1Sa 13:6 brandden ze daar.p 13 Daarop
f Nu 33:56
werd door de schutters zwaar ge- De 28:33 namen zij hun gebeente en be- q
1Kr 10:7
wond.u 4 Toen zei Saul tot zijn g 1Kr 10:8
groevenr het onder de tamarisk-
wapendrager: „Trek uw zwaardv 2Kr 20:25 booms in Jabes
_ en gingen toen ze-
h 1Sa 28:4
en doorsteek mij ermee, opdat 1Sa 31:1 ven dagen vasten.t
deze onbesnedenenw niet komen 2Sa 1:6
2Sa 21:12
en mij stellig doorsteken en sma- i 1Sa 17:51 l 1Sa 21:9; 1Kr 10:10; m Re 2:13; n Joz 17:11;
1Kr 10:9 Re 1:27; 2Sa 21:12; o 1Sa 11:1; 2Sa 2:4; 2Sa 21:12;
delijk bejegenen.” En zijn wapen- j Re 16:23 1Kr 10:11; p Am 6:10; q 2Sa 21:12; r Ge 35:8; 2Sa
drager wilde niet,x omdat hij zeer k 2Sa 1:20 2:5; s Ge 21:33; 1Sa 22:6; 1Kr 10:12; t Ge 50:10.
¨
HET TWEEDE BOEK

SAMUEL
of, volgens de Griekse Septuaginta,
HET TWEEDE BOEK DER KONINGEN

Het geschiedde nu na Sauls HFDST. 1 hoofd was en de armband die om


1 dood, en toen David
_ zelf van
het verslaan der Amalekieten was
a 1Sa 30:17
b 1Sa 27:6
zijn arm was, om ze hier aan mijn
heer te brengen.”
1Sa 30:26
teruggekeerd,a dat David _ twee da- c 2Sa 4:10
11 Toen greep David _ zijn kleren
d Ge 37:29
gen te Z _iklag b bleef. 2 Nu ge- Nu 14:6 en scheurde ze vaneen,a en zo de-
beurde het op de derde dag dat, Joz 7:6
den ook alle mannen die bij hem
e 1Sa 4:12
zie! daar kwam een manc uit de le- f 1Sa 25:23 waren. 12 Zij dan weeklaagden
gerplaats, bij Saul vandaan, met 2Sa 14:4
en weendenb en vasttenc tot de
g 1Sa 31:1
gescheurde klerend en aarde op h 1Sa 31:6 avond over Saul en over zijn zoon
zijn hoofd; e nu geschiedde het dat 1Kr 10:4 Jonathan
_ en over het volk van Je-
hij bij David_ aangekomen, ter- i 1Sa 31:2 ¨
1Kr 10:6 hovah en over het huis van Isra _ el,d
stond ter aarde vielf en zich neer- j Sp 14:15 omdat zij door het zwaard waren
wierp. Sp 25:2
gevallen.
k 1Sa 28:4
3 Toen zei D avid _ tot hem: 1Kr 10:1
13 David
_ zei nu tot de jonge
„Waar komt gij vandaan?”, waar- l 1Sa 18:10
1Sa 19:9 man die hem het bericht bracht:
op hij tot hem ¨ zei: „Uit de leger- 1Sa 22:6
„Waar komt gij vandaan?”, waar-
1Sa 26:12
plaats van Isra
_ el ben ik ontsnapt.” m 1Sa 31:3 op hij zei: „Ik ben de zoon van
4 Vervolgens zei David _ tot hem: 1Kr 10:3
een inwonende vreemdeling, een
„Hoe is het afgelopen? Vertel het n Ex 17:16
Nu 24:20 Amalekiet.”e 14 Toen zei David _
mij alstublieft.” Hierop zei hij: De 25:19
1Sa 15:20 tot hem: „Hoe kwam het dat gij
„Het volk is gevlucht uit de strijd
en ook zijn velen van het volk ge-
1Sa 30:1
1Sa 30:18
niet hebt gevreesdf uw hand uit
vallen, zodat zij zijn gestorven,g o Ge 2:7 te steken om de gezalfde g van Je-
en zelfs Saulh en zijn zoon Jona-
p 1Sa 31:4 hovah in het verderf te storten?”
_ Ps 5:6
thani zijn gestorven.” 5 Toen Jo 8:44 15 Daarop riep David _ een van de
zei David
_ tot de jonge man die
q 2Kon 11:12
jonge mannen en zei: „Treed na-
der. Sla hem.” Bijgevolg sloeg
hem het bericht bracht: „Hoe
weet gij eigenlijk dat Saul gestor- 2e kolom hij hem neer, zodat hij stierf.h
ven is, en ook zijn zoon Jona- _ a 2Sa 3:31 16 David_ zei toen tot hem: „Uw
2Sa 13:31
than?”j 6 Daarop zei de jonge 2Kr 34:27
bloedschuld zij op uw eigen hoofd,i
man die hem het bericht bracht: Han 14:14 omdat uw eigen mond tegen u
b De 34:8
„Bij toeval was ik onverwachts c 1Sa 31:13
heeft getuigd,j door te zeggen: ’Ik-
op de berg Gilboa, _ k en daar was d 1Sa 31:1 zelf heb de gezalfde van Jehovah
2Sa 1:4
Saul, steunend op zijn speer; l en e 2Sa 1:8
definitief ter dood gebracht.’ ”k
zie! de wagenmenners en de be- f Nu 12:8 17 Toen zong David _ dit klaag-
1Sa 31:4
reden manschappen hadden hem g 1Sa 24:6 liedl over Saul en zijn zoon Jona- _
m
ingehaald.m 7 Toen hij zich om- 1Sa 26:9 than 18 en zei dat men de zo-
Ps 105:15 n „De boog”o diende
wendde en mij zag, riep hij mij, en h 2Sa 4:10 nen van Juda _
ik zei: ’Hier ben ik!’ 8 Vervol- 1Kon 2:25 te leren. Zie! Het staat geschre-
i Joz 2:19
gens zei hij tot mij: ’Wie zijt gij?’, Re 9:24 ven in het boek van Jasjar: _ p

waarop ik tot hem zei: ’Ik ben 2Sa 4:11 ¨


1Kon 2:37
19 „Het sieraad, o Isra _ el, ligt ge-
een Amalekiet.’n 9 Toen zei hij: Ez 18:13 sneuveld op uw hoge plaat-
’Kom alstublieft bij mij staan en Han 18:6
sen.q
j Sp 19:5
breng mij definitief ter dood, want Sp 21:28 Hoe zijn de sterke mannen
de kramp heeft mij aangegrepen, k 2Sa 1:10
gevallen!
l 2Sa 3:33
omdat heel mijn zielo nog in mij is.’ 2Kr 35:25 20 Vertelt het niet in Gath; r
10 Ik kwam dus bij hem staan en m 1Sa 31:6
Kondigt het niet aan op de
n Ge 49:8
bracht hem definitief ter dood,p 1Sa 30:26 straten van Askelon,_ s
want ik wist dat hij, nadat hij ge- o 1Sa 20:36
1Sa 31:3
vallen was, niet kon leven. Daar- 2Sa 1:22 q 1Sa 31:8; Klg 2:1; r De 32:27; 1Sa 31:9; s Joz
op nam ik de diadeemq die op zijn p Joz 10:13 13:3; Re 16:23; 1Sa 6:17.

409
¨ ¨
2 SAMUEL 1:21–2:10 David koning van Juda, Isboseth van Israel 410
Opdat de dochters der Filistij- HFDST. 1 van Juda?” _ Hierop zei Jehovah
nen zich niet verheugen, a De 28:37 tot hem: „Trek op.” Vervolgens
b 1Sa 31:1
Opdat de dochters der onbe- 1Kr 10:1 zei David:_ „Waarheen zal ik op-
snedenen niet uitgelaten c Le 27:16 trekken?” Toen zei hij: „Naar He- _
zijn.a d Jes 21:5 bron.”a 2 Bijgevolg trok David _
e 1Sa 18:4
21 GIJ bergen van Gilboa, _ b laat 1Sa 20:20 daarheen op en ook zijn twee ¨
er geen dauw, laat er geen vrouwen, Ahinoam, b de Jizreeliti-
¨_
f 1Sa 14:47
g 1Sa 18:1
regen op U zijn, en laten h 1Sa 31:6
sche, en Ab _igaıl,c de vrouw van
er geen velden met heili- 1Kr 10:6 Nabal,
_ de Karmeliet. 3 En de
ge bijdragen zijn; c i Job 9:26
Jer 4:13
mannend die bij hem waren, liet
Want daar werd het schild Klg 4:19 David_ optrekken, ieder met zijn
Hab 1:8
van sterken bezoedeld, j Re 14:18
huisgezin; en zij gingen in de ste-
Het schild van Saul, zodat Sp 30:30 den van [het gebied van] Hebron _
er geen was gezalfd met k Ge 24:53 wonen. 4 Toen kwamen de man-
l 2Sa 1:19
olie.d m 1Sa 31:8
nen van Juda _ e en zalfdenf David
_
22 Van het bloed der verslage- 2Sa 1:19 daar tot koning over het huis van
nen, van het vet van ster- n 1Sa 18:1
Juda.
_ g
o Ru 1:17
ken, 1Sa 18:3 En men kwam David _ het vol-
Trok de boog van Jonathan _ 1Sa 19:2
1Sa 20:17 gende berichten: „De mannen
zich niet terug,e 1Sa 20:41 van Jabes-G _ _ilead waren het die
1Sa 23:16
En het zwaard van Saul Sp 17:17 Saul hebben begraven.” 5 Daar-
keerde niet zonder succes Sp 18:24 om zond David _ boden naar de
weder.f p 2Sa 1:19
mannen van Jabes-G _ _ileadh en zei
23 Saul en Jonathan, g de bemin-
_ tot hen: „Moogt GIJ door Jeho-
nelijken en de aangena- HFDST. 2 vah gezegend zijn, omdat GIJ deze i
men bij hun leven, q Nu 27:21 liefderijke goedheidj jegens UW
Re 1:1
En in hun dood werden zij 1Sa 28:6 heer, jegens Saul, hebt betracht,
niet gescheiden.h 1Sa 30:8 doordat GIJ hem begraven hebt.k
Sneller waren zij dan de aren- 6 En nu, moge Jehovah liefderij-
den,i 2e kolom ke goedheidl en trouw jegens U
Sterker waren zij dan de a Ge 23:2 betrachten, en ook ik zal jegens
leeuwen.j ¨
Nu 13:22
U deze goedheid betrachten, om-
Joz 14:14
24 GIJ dochters van Isra
_ el, weent Joz 20:7 dat GIJ deze zaak hebt gedaan.m
over Saul, Joz 21:11
7 Nu dan, laten UW handen zich
Joz 21:12
Die U kleedde in scharlaken 1Sa 30:31 versterken en betoont U dappere
met sierlijke opschik, 2Sa 5:1
1Kon 2:11 mannen,n want UW heer Saul is
Die gouden sieraden aan- b 1Sa 25:43 dood, en ook heeft het huis van
bracht op UW kleding.k 1Sa 30:5
Juda
_ mij tot koning over zich ge-
c 1Sa 25:42
25 Hoe zijn de sterken gevallen d 1Sa 22:2 zalfd.”o
midden in de strijd! l 1Sa 27:2
8 Wat Abner _ p betreft, de zoon
1Kr 12:1
Jonathan
_ gesneuveld op uw e Ge 49:10 van Ner, de overste van het le-
hoge plaatsen! m 2Sa 19:11
ger dat aan Saul had behoord,
2Sa 19:42
26 Ik ben benauwd om u, mijn f 1Sa 16:13 hij nam Isboseth, _ q
Sauls zoon, en
broeder Jonathan,
_ bracht hem ¨ r vervolgens over naar
g 1Sa 15:28
Gij waart mij zeer aange- 2Sa 5:5
1Kr 11:3 Mahana_ ım, 9 en maakte hem
naam.n h 1Sa 31:11 koning over G _ilead s
en de Aschu-
Uw liefde was mij wonder- i Ru 3:10 ¨ ¨
j 1Sa 15:6 rieten en J _izreelt en over Efra _ ¨ ımu
lijker dan de liefde van Sp 19:22 en Benjamin
_ v
en over Isra
_ el in
vrouwen.o Ho 6:6
zijn geheel. 10 Veertig jaar oud
Mi 6:8
27 Hoe zijn de sterken gevallenp was Isboseth, Sauls
_ ¨ zoon, toen hij
k 1Sa 31:13
En de oorlogswapens ver- l 2Sa 15:20
koning over Isra _ el werd, en hij
Ps 40:11
gaan!” Ps 57:3 heeft twee jaar lang geregeerd.
m 2Sa 9:7
Nu geschiedde het nader-
2 hand dat David
_
q
Jehovah ging
raadplegen en zei: „Zal ik op-
2Sa 10:2
Sp 11:10
n 2Sa 10:12
p 1Sa 14:50; 1Sa 17:55; 1Sa 26:5; 2Sa 4:1; 1Kon
2:5; 1Kr 26:28; q 2Sa 3:7; 2Sa 4:5; 2Sa 4:12; r Ge
o Ge 49:10 32:2; Joz 13:30; 2Sa 17:24; s Nu 32:1; Joz 13:11;
trekken naar een van de steden 2Sa 2:4 t Joz 19:18; u Joz 16:5; v Joz 18:11.
¨
411 Strijd tussen Abner en Joab 2 SAMUEL 2:11-30
HFDST. 2
¨
Alleen [die van] het huis van Juda _ a Asa
_ el wilde niet achter hem van-
betoonden zich volgelingen van a 2Sa 2:4 daan wijken. 22 Daarom zei Ab- _
¨
David.
_ 11 En het aantal dagen b 2Sa 5:5
1Kon 2:11
ner nog eens tot Asa _ el: „Wend u
dat David_ te Hebron _ koning over 1Kr 3:4 af en volg mij niet langer. Waar-
1Kr 29:27
het huis van Juda _ bleek te zijn, om zou ik u ter aarde slaan? a Hoe
c 2Sa 2:8
bedroeg zeven jaar en zes maan- d Joz 10:1
zou ik dan mijn aangezicht tot
den.b Joz 10:12 uw broer Joab _ kunnen opheffen?”
Joz 18:25
12 Na verloop van tijd trokken Joz 21:17 23 Maar hij bleef weigeren zij-
Abner,
_ de zoon van Ner, en de 2Sa 20:8 waarts te wijken; ten slotte stak
1Kon 3:5
dienaren van Isboseth, Sauls zoon, Abner
_ hem met het achterein-
¨_
1Kr 14:16
2Kr 1:3
uit van Mahana_ ımc naar G _ibeon.d Jes 28:21
de van de speer in het onder-
13 Wat Joab, _ e
de zoon van Zeru- _ e 2Sa 8:16 lijf,b zodat de speer er van ach-
ja,f en de dienaren van David _ be- 2Sa 20:23 teren uit kwam; en hij viel daar
1Kon 1:7
treft, [ook] zij trokken uit, en zij f 1Kr 2:16
en stierf ter plaatse. Voorts ge-
ontmoetten elkaar later bij de vij- schiedde het dat allen die bij de
g 2Sa 2:8 ¨
ver van G _ibeon; en zij bleven zit- h 2Sa 2:12 plaats kwamen waar Asa _ el geval-
ten, dezen aan de ene kant van i 2Sa 2:8 len en vervolgens gestorven was,
de vijver en genen aan de andere j 1Kr 2:16 bleven stilstaan.c
k 2Sa 10:7
kant van de vijver. 14 Ten slot- 24 Vervolgens jaagden Joab _ en
2Sa 18:2 ¨
te zei Abner _ tot Joab: _ „Laten als- 2Sa 24:2 Ab _isaı Abner_ na. Toen de zon
1Kon 11:15
tublieft de jonge mannen opstaan 1Kr 11:6 al onderging, kwamen zijzelf bij
en laten zij een kampspel voor l 1Sa 26:6 de heuvel Amma, _ die tegenover
2Sa 10:10
ons opvoeren.” Hierop zei Joab: _ 2Sa 20:6 G _iach ligt, op de weg naar de wil-
„Laten zij opstaan.” 15 Zij ston- 1Kr 11:20 dernis van G _ibeon.d 25 Voorts
1Kr 19:11
den dus op en gingen getalsgewij- m 2Sa 3:27
sloten de zonen van Benjamin _
ze over: twaalf die bij Benjamin _ zich achter Abner aaneen, en zij
´_ ´
2Sa 23:24
g Sauls zoon, behoor- 1Kr 11:26
en Isboseth,
_ werden tot een groep en vatten
1Kr 27:7 ´ ´
den, en twaalf uit de dienaren n 1Kr 12:8 post op de top van een heuvel.
Hgl 2:17
van David. _ 16 Toen grepen zij Hgl 8:14
26 Toen riep Abner _ tot Joab _ en
elkaar bij het hoofd, waarbij het o Re 14:19 zei: „Zal het zwaard eindeloos
e
zwaard van een ieder in de zijde 2Kr 20:25 voortvreten? Weet gij werkelijk
van de ander [werd gedreven], zo- niet dat het ten slotte op bitter-
dat zij te zamen neervielen. En die 2e kolom heid zal uitlopen? f Hoe lang zal
plaats werd Helkath-Hazz _ urim
_ ge- a Sp 29:1 het dan nog duren voordat gij
Pr 6:10
noemd, die in G _ibeonh is. het volk zegt terug te keren van
b 2Sa 3:27
17 En de strijd werd buitenge- 2Sa 4:6 de achtervolging van hun broe-
woon hevig op die dag, en Abner _ i 2Sa 20:10 ders?”g 27 Daarop zei Joab: _ „Zo
¨ c 2Sa 20:12
waar de [ware] God leeft,h indien
en de mannen van Isra _ el leden ten d 2Sa 2:12
slotte de nederlaag voor de die- e 2Sa 11:25
gij niet hadt gesproken,i dan zou
naren van David. _ 18 Nu bevon- Jes 1:20 het volk pas tegen de morgen
Jer 2:30
den de drie zonen van Zeruja _ j zich Jer 12:12
zijn teruggetrokken, ieder van de
¨ ¨ achtervolging van zijn broeder.”
daar: Joab _ ¨ k en Ab _isaı l en Asa _ el; m Jer 46:10

en Asa
_ el was snelvoetig, als een f Sp 17:14 28 Joab _ blies nu op de hoorn,j
g Han 7:26
der gazellenn die in het open veld en het hele volk maakte halt en
¨ h 1Sa 25:26 ¨
zijn. 19 Asa _ el dan jaagde Abner _ 1Kon 2:24 jaagde Isra _ el niet langer na, en
na, en hij was niet geneigd naar 2Kon 2:2 zij hervatten het strijden niet
i Sp 20:18
rechts of naar links te gaan ach- Lu 14:31
meer.
ter Abner
_ vandaan. 20 Ten slot- j 1Sa 13:3 29 Wat Abner _ en zijn mannen
2Sa 18:16
te keek Abner _¨ om en zei: „Zijt gij 2Sa 20:22
betreft, zij trokken heel die nacht
k en staken vervol-
dat, Asa_ el?”, waarop hij zei: „Ik k De 1:7 door de Araba _
ben het.” 21 Toen zei Abner _ tot Joz 12:3 gens de Jorda_ an _ over l en trokken
l Ge 32:10
hem: „Wijk af naar uw rechter- of door het gehele ravijn en kwa-
Joz 4:1 ¨
naar uw linkerzijde en grijp u een m Ge 32:2 men ten slotte te Mahana_ ım.m
van de jonge mannen en neem het- Joz 21:38
2Sa 2:8
30 Wat Joab _ betreft, hij keerde
geen gij hem uittrekto voor u.” En 2Sa 17:24 terug van de achtervolging van
¨
2 SAMUEL 2:31–3:17 Davids huis sterker. Davids gezin 412
Abner
_ en ging het hele volk bij- HFDST. 2 broeders en aan zijn persoonlij-
eenbrengen. En er werden van a 2Sa 2:26 ke vrienden, en ik heb ervoor ge-
b 2Sa 2:18
de dienaren van David _ ¨ negentien 1Kr 2:15 zorgd dat gij u niet in de hand
man vermist, en Asa _ el. 31 En 1Kr 2:16 van David _ bevindt; en nochtans
c Ge 47:30
de dienaren van David _ hadden er Re 8:32 roept gij mij heden ter verant-
hunnerzijds van Benjamin
_ en van Re 16:31
2Sa 17:23
woording voor een dwaling met
de mannen van Abner
_ neergesla- 2Sa 19:37 betrekking tot een vrouw. 9 Zo
gen — driehonderd zestig man d Ge 35:19
Re 17:7 moge God met Abner _ doen en zo
a
waren er gestorven.
¨ 32 Voorts Ru 1:19 moge hij daaraan toevoegen,a in-
Ru 4:11
droegen zij Asa
_ elb weg en begroe- 1Sa 16:1 dien ik niet, juist zoals Jehovah
ven hem in de grafstede van zijn e 2Sa 2:1 aan David _ heeft gezworen,b aldus
2Sa 2:3
vader,c welke te Bethlehem _ d is.
1Kr 11:1 voor hem zal doen, 10 om het
Daarna trokken Joab _ en zijn man- koninkrijk uit het huis van Saul
nen de hele nacht verder, en het over te brengen en de troon van
daglicht brak voor hen aan te He- _
HFDST. 3 ¨
f 1Kon 14:30
David _ te bevestigen over Isra _ el
bron.e 1Kon 15:16 en over Juda, _ van Dan tot Berse- _
g 1Sa 15:28
En het werd een langdurige ba.”c 11 En hij kon geen woord
3 oorlog tussen het huis van
Saul en het huis van David;
_ en f
1Sa 24:20
1Sa 26:25
Job 17:9
h 2Sa 2:17
meer zeggen om Abner
woorden, omdat hij bevreesd voor
_ te ant-

David_ werd gaandeweg sterker,g i 1Kr 3:4 hem was.d


j Ps 127:3
en het huis van Saul geraakte k 2Sa 13:1 12 Bijgevolg stuurde Abner _ bo-
hoe langer hoe meer in verval.h l 1Sa 25:43
m 1Kr 3:1
den naar David _ ter plaatse waar
2 Ondertussen werden David _ n 1Sa 25:42 hij was en liet zeggen: „Aan wie
in Hebron_ i zonen j geboren, en o 2Sa 15:12 behoort het land?”, waaraan hij
p 2Sa 13:37
zijn eerstgeborene werd Amnon, _¨ k
q 1Kon 1:5 nog toevoegde: „Sluit toch uw ver-
bij Ahinoam, _ l de Jizreelitische. r 1Kr 3:2 bond met mij, en zie! mijn ¨ hand
s 1Kr 3:3
3 En zijn¨ tweede was K _ileab, m
t 1Kr 3:3 zal met u zijn om geheel Isra _ el aan
bij Ab _igaıl,n de vrouw van Nabal, _ u 2Sa 2:8 uw zijde te brengen.”e 13 Hier-
v 2Sa 21:8
de Karmeliet, en de derde ¨ was w 2Sa 21:11 op zei hij: „Goed! Ik voor mij zal
o
Absalom, de zoon van Ma_ acha, een
_ ´ ´ verbond met u sluiten. Slechts
x 2Sa 2:10
p de ko- y 2Sa 16:21
de dochter van Talmai, _ 2Sa 16:22 een ding vraag ik van u, name-
ning van Gesur. _ 4 En de vier- 1Kon 2:22 lijk: ’Gij moogt mijn aangezicht
q de zoon van Hag- Sp 9:7
de was Adonia, _ _ z Sp 9:8 niet zien,f tenzij gij eerst M _ichal,g
gith,r en de vijfde was Sefatja, _ s
de a 1Sa 17:43 Sauls dochter, brengt, wanneer
1Sa 24:14
zoon van Ab _ital. 5 En de zes- 2Sa 16:9 gij komt om mijn aangezicht te
de was J _ithream, bij Egla, t Da-
_ _ zien.’ ” 14 Voorts zond D avid _
vids vrouw. Dezen werden David _ 2e kolom boden naar Isboseth, _ h
Sauls zoon,
in Hebron
_ geboren. en liet zeggen: „Geef mij toch
a Ru 1:17
6 Nu geschiedde het dat ter- 1Sa 3:17 mijn vrouw M _ichal, met wie ik mij
1Sa 14:44
wijl de oorlog tussen het huis van b 1Sa 15:28
verloofd heb voor honderd voor-
Saul en het huis van David _ voort- 1Sa 28:17 huideni der Filistijnen.” 15 Is-
u zelf zijn positie 1Kr 12:23
duurde, Abner _ Ps 78:70 boseth
_ dan¨ liet haar van haar ¨
in het huis van Saul steeds meer Ps 89:20 man, Palti _ el,j de zoon van La_ ıs,
c Re 20:1
versterkte. 7 Saul nu had een 2Sa 17:11 weghalen. 16 Maar haar man
bijvrouw gehad die de naam R _iz- 2Sa 24:2
bleef met haar meegaan, terwijl
1Kon 4:25
pav droeg, de dochter van Ajja. _ w
d 2Sa 3:39 hij al wenend tot aan Bahurim _ k

Later zei Isboseth x tot Abner:


_ _ Sp 29:25
e 2Sa 5:3
achter haar aan liep. Toen zei Ab- _
„Waarom hebt gij betrekkingen 1Kr 11:3 ner tot hem: „Ga weg, keer te-
gehad met de bijvrouwy van mijn Han 13:22
f Ge 43:3 rug!” Daarop keerde hij terug.
vader?” 8 En Abner _ werd zeer Ge 44:26 17 Intussen had Abner _ contact
toornig z over de woorden van Is- g 1Sa 18:20
opgenomen met
boseth
_ en zei toen: „Ben ik soms
1Sa 18:27
1Sa 19:11 ¨ de oudere man-
1Sa 25:44
nen van Isra _ el en gezegd:´ ´ „Zo-
een hondenkop a die tot Juda _ be- 1Kr 15:29 wel gisteren als voor die tijdl
hoort? Ik blijf heden liefderijke h 2Sa 2:10
i 1Sa 18:25
goedheid betrachten jegens het 1Sa 18:27 k 2Sa 16:5; 2Sa 17:18; 1Kon 2:8; l 2Sa 5:2; 1Kr
huis van uw vader Saul, aan zijn j 1Sa 25:44 11:2.
¨
413 Abner loopt naar David over. Joab doodt Abner 2 SAMUEL 3:18-34
hebt GIJ er blijk van gegeven Da- _ HFDST. 3 26 Daarop ging Joab _ van Da- _
vid tot koning over U te zoeken. a 1Sa 13:14 vid weg en zond boden achter
1Sa 15:28
18 Handelt dan nu, want Jeho- 1Sa 16:1 Abner
_ aan, die hem vervolgens
1Sa 16:13
vah zelf heeft tot David _ gezegd: Ps 89:3
lieten terugkerena van de regen-
’Door de hand van mijn knecht ¨
Ps 89:20 put S _ira; en David _ zelf wist er
a Ps 132:17
David _ zal ik mijn volk Isra _ el Han 13:22 niets van. 27 Toen Abner _ naar
uit de hand der Filistijnen en b 1Sa 10:20 Hebron
_ b
terugkeerde, leidde Joab _
1Sa 10:21
uit de hand van al hun vijanden 1Kr 12:29 hem voorts binnen in de poort ter-
redden.’ ” 19 Toen sprak Abner _ c Ge 26:30
d De 14:26
zijde, om rustig met hem te spre-
b
ook ten aanhoren van Benjamin, _ 1Kon 11:37 ken.c Daar stak hij hem echter in
Ps 20:4
waarna Abner _ ook ten aanhoren e Ro 12:18 het onderlijf,d zodat hij stierf, om
van David _ te Hebron
_ alles ging ¨
f 1Sa 30:22
1Sa 30:24
het bloed van zijn broer Asa _ el.e
spreken wat goed was in de ogen 28 Toen David _ het later hoorde,
¨ g 2Sa 8:16
van Isra_ el en in de ogen van het h 1Sa 14:50
zei hij terstond: „Ik en mijn ko-
1Sa 20:25
gehele huis van Benjamin. _ 2Sa 2:8 ninkrijk zijn, van Jehovah’s stand-
2Sa 2:22
20 Toen Abner _ bij David _ te He- _ i 1Sa 14:51 punt uit bezien, tot onbepaalde
bron kwam, en met hem twin- j 2Sa 19:6 tijd onschuldig aan de bloed-
k Nu 27:17
tig man, rechtte David _ voor Ab- _ De 28:6 schuldf met betrekking tot Ab- _
ner en voor de mannen die bij 1Sa 29:6
ner, de zoon van Ner. 29 Moge
Ps 121:8
hem waren, voorts een feestmaal Jes 37:28 ze neerwervelen op het hoofdg
aan.c 21 Abner _ zei toen tot Da- _ l Ge 42:12
van Joab_ en op het gehele huis van
Ge 42:16
vid: „Laat ik opstaan ¨ en heen- zijn vader, en laat er van Joabs _

gaan en heel Isra _ el tot mijn heer huis h geen man worden afgesne-
2e kolom
de koning bijeenbrengen, opdat den die een vloeiing heeft of me- i
a Sp 26:24
zij een verbond met u sluiten, b 2Sa 2:1 laats is j of de ronddraaiende spil
en gij zult stellig koning worden 2Sa 3:20
grijptk of door het zwaard komt
c Ps 55:21
over alles waarnaar het hevige Sp 26:23 te vallen of broodgebrek heeft!”l
verlangen van uw ziel uitgaat.”d Sp 26:25 ¨
d De 27:24 30 Wat Joab _ en zijn broer Ab _isaı m
David_ zond Abner _ derhalve weg, 1Kon 2:5 betreft, zij hebben Abner _ n
gedood
en hij ging in vrede heen.e e 2Sa 2:22
omdat hij te G _ibeon hun broer
2Sa 2:23
22 En zie, Davids _ dienaren en f Ge 4:10 ¨
Ge 9:6
Asa
_ el in de strijd ter dood ge-
Joab
_ kwamen juist terug van een Ex 21:12 bracht had.o
strooptocht, en het was een rijke Nu 35:21
Nu 35:33 31 Toen zei David _ tot Joab _ en al
buitf die zij meebrachten. Wat De 21:9
het volk dat bij hem was: „Scheurt
Abner
_ betreft, hij was niet bij g De 32:43
Re 9:57 UW kleren en bindt een zak omq
p
David_ te Hebron, _ want deze had 2Sa 1:16
1Kon 2:37 en weeklaagt voor Abner _ uit.”
hem weggezonden, en hij ging in
vrede zijns weegs. 23 En Joab g
Ps 7:16 Zelfs koning David _ liep achter de
_ Ps 55:23
en het hele leger dat bij hem was, Ps 94:23 baar. 32 En de begrafenis van
Sp 5:22
kwamen aan, en men berichtte Sp 28:17 Abner
_ vond plaats te Hebron; _
nu aan Joab _ en zei: „Abner, _ h de h Ex 34:7 de koning dan verhief zijn stem
i Le 15:2
zoon van Ner,i is bij de koning ge- Nu 5:2 en weende bij Abners _ grafstede,
komen, en die heeft hem vervol-
j Le 13:44
2Kon 5:27
waarop heel het volk zich over-
gaf aan geween. 33 Vervolgens r
k Le 21:18
gens weggezonden, en hij gaat nu l De 27:24
in vrede zijns weegs.” 24 Joab _ Ps 109:10
zong de koning een klaagzang
dan trad bij de koning binnen en m 2Sa 2:24 over Abner_ en zei:
n 2Sa 2:8
zei: „Wat hebt gij gedaan? j Zie! 2Sa 2:14 „Moest Abner _ nu sterven zoals
Abner
_ is bij u gekomen. Waar- 2Sa 3:27
o Le 19:18
een persoon zonder ver-
om hebt gij hem weggezonden, 2Sa 2:23 stands sterft?
Ro 12:19
zodat hij met succes zijns weegs p Joz 7:6 34 Uw handen waren niet gebon-
kon gaan? 25 Gij kent Abner, _ de 2Sa 1:11 den,t
q Ge 37:34
zoon van Ner, heel goed [en weet] 2Kon 19:1 En uw voeten niet in kope-
dat hij gekomen is om u te mislei- r 1Sa 30:4
2Sa 1:12
ren boeien geslagen.u
den en om uw uitgaan en uw in- s 2Sa 13:13 Gij zijt gevallen zoals men
t Ps 107:10
gaank te weten te komen en alles u Re 16:21
voor de zonen der onrecht-
te weten te komen wat gij doet.”l v 1Kon 2:32 vaardigheid valt.”v
¨
2 SAMUEL 3:35–4:11 Isboseth vermoord 414
Hierop weende a heel het volk we- HFDST. 3 hem toen op en vluchtte, maar
derom over hem. a Pr 7:2 terwijl zij in paniek voortsnel-
b Jer 16:7
35 Later kwam heel het volk Ez 24:17 de om te vluchten, gebeurde het
om David
_ broodb te geven ter ver- c Ru 1:17 voorts dat hij kwam te vallen en
d Re 20:26
troosting, terwijl het nog diezelf- 2Sa 1:12 kreupel werd. En zijn naam was
Mefiboseth. a
de dag was, maar David_ zwoer en e 2Sa 2:10 _
f 2Sa 3:28
zei: „Zo moge God met mij doenc 1Kon 2:5 5 De zonen dan van R _immon
¨ ¨
en zo moge hij´ ´ daaraan toevoegen, g 1Sa 14:50 de Beerothiet, Rechab _ en Ba_ ana,
2Sa 2:8
indien ik voor zonsondergang d 2Sa 3:12 begaven zich op weg en kwamen
brood of wat dan ook zal proe- h 2Sa 2:4
op het heetst van de dag bij het
i 1Kr 2:16
ven!” 36 En heel het volk sloeg j 2Sa 19:13 huis van Isboseth, _ b
terwijl hij zijn
er zelf acht op, en het was goed 2Sa 20:10 middagslaap hield. 6 En zie, zij
2Sa 20:23
in hun ogen. Zoals alles wat de ko- k 2Sa 3:29 gingen tot midden in het huis als
ning deed, was het in de ogen van 1Kon 2:6
mannen die tarwe kwamen ha-
1Kon 2:34
heel het volk goed.e ¨ 37 En heel Ps 28:4 len en staken hem toen in het on-
het volk en heel Isra
_ el kwam op Ps 62:12
derlijf; c en Rechab _ en zijn broer
die dag te weten dat het niet van
Ga 6:7 ¨

Ba_ anad zelf werden niet betrapt.
de koning was uitgegaan om Ab- _ 7 Toen zij het huis binnengingen,
HFDST. 4
ner, de zoon van Ner, ter dood te lag hij in zijn binnenste slaap-
l 2Sa 2:8
laten brengen.f 38 Vervolgens 2Sa 3:7 kamer op zijn rustbed, en ver-
zei de koning tot zijn dienaren: m 2Sa 3:27 volgens staken zij hem, zodat zij
n 2Sa 17:2
„Weet GIJ niet dat er deze dag Ezr 4:4 hem ter dood brachten,e waar-
een¨ vorst en een groot man in Is- _ Jes 13:7
na zij zijn hoofd verwijderdenf en
o 2Kon 5:2
rael gevallen is? g 39 En ik ben 2Kon 6:23 zijn hoofd namen en de hele nacht
heden zwak, ofschoon ik tot ko- p Joz 9:17
langs de weg naar de Araba _ voort-
Joz 18:25
ning gezalfdh ben, en deze man- q Ne 11:33 liepen. 8 Ten slotte kwamen zij
i
nen, de zonen van Zeruja,_ zijn mij r 1Sa 20:16
het hoofd van Isboseth _ g bij David
_
s 2Sa 9:3
te hard.j Moge Jehovah de bedrij- t 1Sa 29:1 te Hebron_ brengen en zeiden tot
ver van wat slecht is, overeenkom- 1Sa 29:11 de koning: „Hier is het hoofd van
stig zijn eigen slechtheid vergel- Isboseth,
_ de zoon van Saul, uw
den.”k 2e kolom vijand,h die uw ziel zocht; i maar
l
Toen de zoon van Saul hoor- Jehovah verschaft mijn heer de
4 de dat Abner
storven was,m werden
_ te Hebron
_ ge-
zijn handen
a 2Sa 9:13
1Kr 8:34
1Kr 9:40
b 2Sa 2:8
koning op deze dag wraakj op Saul
en zijn nageslacht.”
¨ 2Sa 3:7
slap n en alle Israelieten zelf waren c 2Sa 2:23 9 David _ echter antwoordde Re- _
¨
ontsteld. 2 Nu waren er twee 2Sa 3:27 chab en zijn broer Ba_ ana, de zonen
2Sa 20:10 ¨
mannen, oversten van de rovers- d 2Sa 4:2 van R _immon de Beerothiet, en zei
benden,o die aan de zoon van Saul e 2Kr 24:25 tot hen: „Zo waar Jehovah leeft,k
2Kr 33:24
toebehoorden: ¨ de naam van de een f 1Sa 17:54 die mijn ziell uit alle benauwd-
was Ba_ ana en de naam van de an- 1Sa 31:9
2Kon 10:6
heidm heeft verlost,n 10 toen
der Rechab, _ ¨ de zonen van R _im- Mr 6:28 iemand mij het bericht brachto en
mon de Beerothiet, van de zonen g 2Sa 2:10
zei: ’Zie, Saul is dood’, en hijzelf
¨ p h 1Sa 18:11
van Benjamin;
_ want ook Beeroth
_ 1Sa 18:29 in zijn eigen ogen als een bren-
werd eens tot een deel van B¨ en- _ 1Sa 19:2
i 1Sa 20:1
ger van goed nieuws werd, heb ik
jamin gerekend. 3 En de Beero- 1Sa 20:33 hem echter gegrepen en hem te
1Sa 23:15
thieten zijn toen uitgeweken naar Z _iklag gedood,p toen het [mij] pas-
¨ j De 32:35
Gitta_ ım,q en zij werden daar inwo- 2Sa 22:48 te hem het bodenloon te geven;
Ro 12:19
nende vreemdelingen tot op deze k 1Sa 20:3 11 hoeveel te meer wanneer god-
dag. l Ps 71:23 deloze mannenq zelf een recht-
r m 1Kon 1:29
4 Jonathan
_ nu, de zoon van Ps 34:7 vaardig man in zijn eigen huis op
Saul, had een zoon die aan [beide] n 1Sa 24:12 zijn bed hebben gedood? En zou
1Sa 26:25
voeten kreupel was.s Hij was ¨ net 2Sa 12:7 ik nu niet zijn bloed van UW han-
vijf jaar oud toen uit J _izreelt het o 2Sa 1:2 den eisen,r en moet ik U niet van
p 2Sa 1:15
bericht kwam aangaande Saul en q 2Sa 4:5
Jonathan;
_ en zijn verzorgster nam 1Kon 8:32 r Ge 9:6; Ex 21:12; Nu 35:16; Nu 35:30.
´ ¨
415 Een koning: David. Sion veroverd 2 SAMUEL 4:12–5:19
de aarde wegdoen?”a 12 Hierop HFDST. 4 pele zullen niet in het huis ko-
gaf David
_ de jonge mannen be- a Ex 9:15 men.” 9 En David _ ging in de ves-
Ps 109:15
vel en zij doodden henb en hakten b 2Sa 1:15 ting wonen, en ze werd de Stad
hun de handen en voeten af en Ps 55:23 van David _ genoemd; voorts bouw-
c De 21:22
hingenc hen op bij de vijver in He-
_ d 2Sa 3:32 de David _ rondom, van de Wala af
bron; en het hoofd van Isboseth
_
binnenwaarts. 10 Zo werd Da- _
namen zij en begroeven het ver- vid gaandeweg groter,b en Jeho-
HFDST. 5
volgens in de grafstede van Ab-
_ vah, de God der legerscharen,c
d e 1Kr 11:1
ner te Hebron.
_ 1Kr 12:23 was met hem.d
Mettertijd kwamen alle stam-
f 2Sa 2:1 11 Nu zond H _iram,e de koning
5 men van Isra
Hebron
_
_
f
¨
el bij David
_ te
en zeiden: „Zie! Wijzelf
e
2Sa 2:11
g Ge 29:14
De 17:15
Re 9:2
van Tyrus, _
mede cederbomeng en houtbewer-
bodenf naar David, _ als-

zijn uw been en uw vlees. g 2 Zo- 2Sa 19:12 kers en bewerkers van stenen
´ ´ h 2Sa 3:17
voor muren, en zij gingen een huis
wel gisteren als voor die tijd,h i Nu 27:17
toen Saul nog koning over ons 1Sa 18:13 voor David _ bouwen.h 12 En Da- _
´´ ¨ 1Sa 25:28
vid kwam te weten dat Jehovah
was, werdt gıj degene die Isra _ el j 1Sa 16:1
deedt uittrekken en terugbracht.i 2Sa 7:7 hem stevig bevestigd had als ko-
Ps 78:71 ¨
Voorts heeft Jehovah tot u ge- k Ge 49:10
ning over Isra _ eli en dat hij zijn ko-
´´ ¨ 1Sa 25:30 ninkrijk ter wille van zijn volk Is- _
zegd: ’Gıj zult´ ´ mijn volk Isra _ el 2Sa 6:21 ¨
weiden,j en gıj¨ zult leider k wor- 2Sa 7:8 raelj had verhoogd.k
den over Isra _ el.’ ” 3 ¨ Alle oude- 1Kr 28:4 13 Intussen nam David, _ nadat
l Ex 3:16
re mannenl van Isra _ el kwamen 1Kr 11:3 hij uit Hebron _ gekomen was, ook
dus bij de koning te Hebron, _ en m 2Kon 11:17 nog meer bijvrouwenl en vrou-
n 1Sa 16:13
koning David _ sloot een verbondm 2Sa 2:4 wenm uit Jeruzalem; _ en er werden
met hen te Hebron, _ voor het aan- o Han 13:22 nu nog meer zonen en dochters
p 1Kr 29:27
gezicht van Jehovah; daarop zalf- q 2Sa 2:11 aan David _ geboren. 14 En dit
den¨ n zij David _ tot koning over Is- _ r Ge 14:18 zijn de namen van hen die hem te
s Ex 23:23
rael.o Joz 15:63
Jeruzalem_ geboren werden: Sam-
4 Dertig jaar oud was David _ Re 1:8 mua _ n en Sobab _ o en Nathanp en Sa-
_ _
Re 1:21
toen hij koning werd. Veertig t Ps 5:5
lomo,q 15 en J _ibhar en Elisua _ r
en Nefeg s t
en Jaf _ia, 16 en Elisa-
jaar p lang heeft hij geregeerd. u 2Sa 12:28 _ _
1Kon 2:10
5 In Hebron
_ regeerde hij gedu- Ne 12:37
mau en Eljada _ en Elifelet._ v

rende zeven jaar en zes maan- v 1Kr 11:5 17 En de Filistijnen kregen te


w 1Kr 11:6
den over Juda; _ q
en ¨ in Jeruzalem _ r
x 2Kon 20:20 horen dat ¨ men David _ tot koning
regeerde hij drieendertig jaar 2Kr 32:30 over Isra _ el gezalfd had.w Dien-
¨ tengevolge trokken alle Filistij-
lang over heel Isra _ el en Juda. _
6 Dientengevolge trokken de ko- 2e kolom nen op om David _ te zoeken. Toen
ning en zijn mannen naar Jeru- _ a 1Kon 9:15 David
_ dit hoorde, daalde hij ter-
zalem tegen de Jebusieten,s die 1Kon 9:24 stond naar de moeilijk toeganke-
1Kon 11:27
het land bewoonden, en dezen 1Kr 11:8 lijke plaats af.x 18 Wat de Filis-
zeiden toen tot David: _ „Gij zult 2Kr 32:5 tijnen betreft, zij vielen binnen
b 1Sa 16:13
hier niet binnenkomen, maar de 2Sa 3:1 en bleven ¨ in de laagvlakte van
blinden en de kreupelen zullen Job 17:9
c 1Sa 17:45
_ ımy rondtrekken. 19 D a-
Refa _
u stellig wegjagen”,t denkend: d Ps 46:7 vid raadpleegde z nu Jehovah en
„David
_ zal hier niet binnenko- Ro 8:31 zei: „Zal ik optrekken tegen de
e 1Kon 5:1
men.” 7 Desondanks ging Da- _ 1Kon 5:8 Filistijnen? Zult gij hen in mijn
vid ertoe over de vesting S _ion, 1Kr 14:1
f 1Kon 20:9
hand geven?” Hierop zei Jeho-
dat wil zeggen de Stad van Da- _ g 2Kr 2:3 vah tot David: _ „Trek op, want
vid,u in te nemen.v 8 David _ dan h 2Sa 7:2 ik zal de Filistijnen zonder man-
i 2Sa 7:16
zei op die dag: „Laat al wie de 1Kr 14:2 keren in uw handen geven.” a
Ps 41:11
Jebusieten slaat,w door middel Ps 89:21
van de watertunnelx in contact j 1Kon 10:9 n 1Kr 14:4; o 1Kr 3:5; p Za 12:12; Lu 3:31; q 2Sa
2Kr 2:11 12:24; r 1Kr 14:5; s 1Kr 14:6; t 1Kr 3:7; u 1Kr
komen met zowel de kreupelen k Ps 89:27 14:7; v 1Kr 3:8; w 2Sa 5:3; 1Kr 14:8; Ps 2:2; x 1Sa
als de blinden, die door Davids _ l Ge 25:6 22:1; 1Sa 22:5; 1Sa 24:22; 2Sa 23:14; y Joz 15:8;
2Sa 15:16 1Kr 11:15; 1Kr 14:9; Jes 17:5; z Nu 27:21; 1Sa
ziel gehaat worden!” Vandaar dat 1Kr 3:9 23:2; 2Sa 2:1; 1Kr 14:10; Sp 3:6; a Re 20:28; 1Sa
men zegt: „De blinde en de kreu- m 1Kr 14:3 30:8.
¨
2 SAMUEL 5:20–6:14 Uzza grijpt Ark vast. Naar Jeruzalem 416
¨ HFDST. 5
20 Zo kwam David _ te Ba_ al-Pera- _ instrumenten van jeneverhout en
zim,a waar David _ hen ten slotte a 1Kr 14:11 met harpena en met snaarinstru-
b 2Sa 22:41
versloeg. Daarop zei hij: „Jehovah Ps 29:2 mentenb en met tamboerijnenc en
is voor mij uit door mijn vijan- c 1Kr 14:11 met sistrums en met cimbalen.d
Jes 28:21
den heen gebroken,b zoals wateren d 1Sa 31:9 6 En zij kwamen geleidelijk tot
een bres slaan.” Daarom ¨ gaf hij Ps 115:7
Jes 2:20
aan de dorsvloer van Nachon, _
c
die plaats de naam Ba_ al-Perazim.
_ Hab 2:18 en Uzza_ e
stak nu [zijn hand] uit
1Kor 8:4
21 Dientengevolge lieten zij daar e De 7:5
naar de ark van de [ware] God en
d
hun afgoden achter, en David _ en De 7:25 greep haar vast,f want de runde-
1Kr 14:12
zijn mannen namen ze dus mee.e f 1Kr 14:13 ren veroorzaakten bijna een kan-
22 Later rukten de Filistijnen g Joz 15:8 teling. 7 Daarop ontbrandde Je-
2Sa 5:18
nog eens op f en zij trokken rond 1Kr 11:15 hovah’s toorng tegen Uzza _ en de
¨
in de laagvlakte van Refa _ ım.g h 1Sa 30:8 [ware] God sloeg hem aldaar neer h
2Sa 5:19
23 Daarop raadpleegde h David _ Sp 3:5 wegens de oneerbiedige daad, zo-
Jehovah, maar hij zei: „Gij moet i 1Kr 14:14
Ps 84:6
dat hij daar dicht bij de ark van
niet optrekken. Maak een omtrek- j Re 7:15 de [ware] God stierf.i 8 En Da- _
Jer 48:10
kende beweging naar hun ach- k 1Kr 14:15
vid werd er toornig over dat Jeho-
terhoede, en gij moet op hen af- l 1Kr 14:16 vah in Uzza _ een bres had geslagen,
Ps 119:4
gaan tegenover de bakastruiken.i m Le 26:7
en die plaats werd Perez- _ Uzza
_ ge-
24 En wanneer gij in de toppen n Joz 18:24 noemd, tot op deze dag.j 9 En
van de bakastruiken het geluid o Joz 16:10 David
_ werd op die dag bevreesd
van marcheren hoort, laat het voor Jehovahk en zei toen: „Hoe
dan geschieden dat gij met beslist- HFDST. 6 zal de ark van Jehovah bij mij
heid handelt,j want dan zal Jeho- p 2Sa 5:1 komen?”l 10 En David _ wilde de
1Kon 8:1
vah voor u uit zijn gegaan om het 1Kr 13:1 ark van Jehovah niet bij zich laten
kamp van de Filistijnen te ver- q 1Sa 7:2 brengen in de Stad van David. _ m
r 1Kr 13:6
slaan.”k 25 Bijgevolg deed Da- _ s Ex 6:3
Daarom deed David _ haar afbuigen
vid aldus, juist zoals Jehovah hem Le 24:11 naar het huis van Obed- _ Edom,
_ n de
l en hij sloeg m daarop Jes 42:8
geboden had, t De 20:4 Gathiet.o
de Filistijnen van Geba _ n af tot aan 1Sa 1:3 11 En de ark van Jehovah bleef
o 1Sa 15:2
Gezer.
_ 1Kon 18:15 drie maanden in het huis van
1Kr 17:24
Voorts vergaderde David
_ we- Obed-
_ Edom,
_ de Gathiet; en Jeho-
6 derom alle uitgelezen mannen
in Isra
_
¨
el, p
dertigduizend [man].
u Ex 25:22
1Sa 4:4
Ps 80:1
v Ex 25:14
vah bleef Obed- _ Edom
_
hele huisgezinp zegenen.q 12 Ten
en zijn ge-

2 Toen stonden David _ en al het Nu 7:9 slotte werd er aan koning David _
Joz 3:14
volk dat bij bericht en gezegd: „Jehovah heeft
¨ hem was op en gingen w 1Sa 7:1
naar Ba_ ale-Juda
_ q om vandaar de x 1Kr 13:7 het huis van Obed- _ Edom
_ en alles
ark van de [ware] God op te voe- wat hem toebehoort, gezegend we-
ren, r waar een naam wordt aan- 2e kolom gens de ark van de [ware] God.”
geroepen, de naams van Jehovah a 1Sa 16:16 Toen ging David _ heen en voer-
der legerscharen,t die op de che- b 1Sa 10:5
Ps 150:3
de de ark van de [ware] God met
rubs zit.u 3 Men liet de ark van c Ex 15:20 vreugdebetoon uit het huis van
Ps 150:4
de [ware] God echter op een nieu- d 1Kr 13:8
Obed-
_ Edom
_ op naar de Stad van
r
we wagen rijden,v om haar uit Ps 150:5 David.
_ 13 Nu geschiedde het
e 1Kr 13:9
het huis van Abinadab _ w te dra-
f Nu 4:15
dat toen de dragers s van de ark
gen, dat op de heuvel lag; en Uzza _ Nu 4:19 van Jehovah zes schreden hadden
Nu 4:20
en Ah _io,x de zonen van Abinadab, _ 1Kr 15:2 gezet, hij onmiddellijk een stier en
leidden de nieuwe wagen. Sp 11:2 een gemest [dier] ten slachtoffer
Sp 21:24
4 Men droeg haar dus uit Abina- _ g Nu 12:9 bracht.t
2Kon 24:20
dabs huis, dat op de heuvel lag — h Le 10:2
14 En D avid _ danste uit alle
met de ark van de [ware] God; en 1Sa 6:19 macht rond voor het aangezicht
i 1Kr 13:10
Ah _io liep voor de Ark uit. 5 En ¨ j 1Kr 13:11
David
_ en heel het huis van Isra_ el k 1Sa 6:20 n 1Kr 13:14; 1Kr 15:25; o 1Kr 13:13; p 1Kr 13:14;
Ps 119:120 q Ge 30:27; Ge 39:5; Sp 10:22; Mal 3:10; r 1Kr
bedreven vreugde voor het aan- l 1Kr 13:12 15:25; Ps 24:7; Ps 68:24; s Nu 4:15; Nu 7:9; Joz
gezicht van Jehovah, met allerlei m 2Sa 5:7 3:3; 1Kr 15:2; 1Kr 15:15; t 1Kr 15:26.
¨
417 Michal. David mag de tempel niet bouwen 2 SAMUEL 6:15–7:9
van Jehovah, waarbij David _ om- HFDST. 6 en met de slavinnen van wie gij
gord was met een linnen efod.a a 1Sa 2:18
1Kr 15:27
gewag hebt gemaakt, met hen ben
15 En ¨ David _ en heel het huis van b Ex 37:1 ik van plan mij te verheerlijken.”a
Isra
_ el voerden de arkb van Jeho- Ps 132:8
c 1Kr 15:16
23 Wat dan M _ichal,b Sauls doch-
vah op met gejuichc en hoornge- 1Kr 15:28 ter, betreft, zij heeft geen kind
Ps 47:1
schal.d 16 En het gebeurde dat d 2Kr 15:14 gekregen tot aan de dag van haar
toen de ark van Jehovah de Stad Ps 150:3 dood.
e 1Sa 14:49
van David_ binnenkwam, M _ichal,e 1Sa 18:20
Nu geschiedde het toen de ko-
Sauls dochter, zelf door het ven-
ster naar beneden keek en ko-
1Sa 18:27
2Sa 3:14
f Jer 17:9
7 ning in zijn eigen huis woon-
c
de en Jehovah zelf hem rust had
ning David _ daar zag springen en Mt 15:19

ronddansen voor het aangezicht


g 1Kr 15:29
h 1Kr 15:1
gegeven van al zijn vijanden rond-
van Jehovah; en zij ging hem 1Kr 16:1 om,d 2 dat de koning tot de pro-
2Kr 1:4 e
in haar hartf verachten.g 17 Zij i Le 1:3
feet Nathan
_ zei: „Zie toch, ik
dan brachten de ark van Jehovah j Le 3:1 woon in een huis van ceders,f ter-
Le 19:5
binnen en zetten haar op haar k 1Kon 8:55 wijl de ark van de [ware] God te
plaats in de tent die David _ voor l 1Kr 16:2 midden van tentkleden woont.”g
m 2Sa 3:36
haar had opgeslagen; h daarna 1Kr 16:3 3 Daarop zei Nathan _ tot de ko-
bracht David _ brandoffers i en ge- Heb 13:16
n 1Kr 16:43
ning: „Al wat in uw hart is —
meenschapsoffers j voor het aan- o 1Sa 18:27 ga, doe [het],h want Jehovah is
gezicht van Jehovah. 18 Toen p Ps 69:7
q Ex 22:28
met u.”
David
_ gereed was met het bren- 1Kr 15:29 4 Het gebeurde nu in die nacht
Ef 5:33
gen van de brandoffers en de ge- r 1Sa 13:14 dat het woordi van Jehovah tot
meenschapsoffers, zegende k hij 1Sa 15:28 Nathan
_ kwam, dat luidde: 5 „Ga,
1Sa 16:1
vervolgens het volk in de naam 1Sa 16:12 en gij moet tot mijn knecht Da- _
van Jehovahl der legerscharen. Han 13:22
vid zeggen: ’Dit heeft Jehovah ge-
19 Voorts deelde hij aan al het
s 2Sa 6:5 ´´
2Sa 6:14 zegd: „Zoudt gıj mij een huis bou-
t Jes 51:7
volk,¨ aan heel de menigte van Is- _ Mt 5:11 wen, waarin ik kan wonen? j 6 Ik
rael, zowel man als vrouw, aan heb immers in geen huis gewoond
ieder een ringvormige broodkoek van de dag af dat ik de zonen van
en een dadelkoek en een rozij-
2e kolom ¨
a 1Sa 2:30
Isra
_ el uit Egypte
_ opvoerde tot op
nenkoek uit,m waarna al het volk 2Sa 5:13 deze dag,k maar ik trok voortdu-
heenging, ieder naar zijn eigen Ps 127:3
rend rond in een tentm en in een
l
b 1Sa 14:49
huis. 2Sa 6:16 tabernakel.n 7 Heb ik ooit, in al
20 David _ keerde nu terug om de tijd dat ik onder al de zonen van
zijn eigen huisgezin te zegenen,n ¨
HFDST. 7 Isra
_ el ben rondgetrokken,o met
o
en M _ichal, Sauls dochter, ging ¨
c 1Kr 17:1 een van de stammen van Isra _¨ el die
David
_ tegemoet en zei toen: „Wat d Le 26:6
ik gebood mijn volk Isra _ el te wei-
¨ 1Kon 5:4
heeft de koning van Isra _ el zich e 2Sa 12:1 den, een woord gesprokenp en ge-
vandaag eervol gedragen,p toen 1Kr 29:29
zegd: ’Waarom hebt gijlieden mij
f 2Sa 5:11
hij zich vandaag voor de ogen van 1Kr 14:1 geen huis van ceders gebouwd?’ ” ’
de slavinnen van zijn dienaren g 2Sa 6:17
1Kr 15:1 8 Nu dan, dit zult gij tot mijn
ontbloot heeft, net zoals een der 1Kr 16:1
knecht David _ zeggen: ’Dit heeft
leeghoofden zich helemaal ont- h 1Kon 8:17
1Kr 17:2 Jehovah der legerscharen gezegd:
bloot!”q 21 Hierop zei David _ tot 1Kr 22:7
„Ikzelf heb u van de weidegrond
i Nu 12:6
M _ichal: „Het was voor het aange- 1Kr 17:3 gehaald, achter het kleinvee van-
zicht van Jehovah, die mij verko- Heb 1:1
j 1Kon 5:3 daan,q om leider r te worden over
zen heeft boven uw vader en bo- ¨
1Kon 8:19
mijn volk Isra _ el. 9 En ik zal met
ven heel zijn huis, om mij tot 1Kr 17:4
1Kr 22:8 u blijken te zijn, ja, waar gij ook
leider ¨ over Jehovah’s volk, over k Joz 18:1
Isra el, aan te stellen,r en ik wil heengaat,s en ik wil al uw vijan-
_ 1Kon 8:16

vreugde bedrijven voor het aan-


l Ex 33:14 den van voor uw aangezicht af-
De 23:14
gezicht van Jehovah.s 22 En ik m Ex 40:18 snijden; t en ik zal u stellig een
Ex 40:34
wil maken dat ik zelfs nog meer Han 7:44
n 1Kr 17:5 q 1Sa 16:11; 1Kr 17:7; Ps 78:70; r 2Sa 5:2; 2Sa
geringgeschat word,t en ik wil on- o Le 26:12 6:21; 1Kr 28:4; Ps 78:71; s 1Sa 18:14; 2Sa 5:10;
aanzienlijk worden in mijn ogen; p 1Kr 17:6 t De 28:7; 2Sa 22:1; Ps 18:37.
¨
2 SAMUEL 7:10-27 Verbond met David; zijn dankbaarheid 418
grote naam maken,a als de naam HFDST. 7 uw ogen, o Soevereine Heer Je-
van de groten die op de aarde zijn. a 1Sa 2:7
1Kr 14:2
hovah, spreekt gij ook nog aan-
10 En ik zal stellig een plaats be- ¨ 1Kr 14:17 gaande het huis van uw knecht
1Kr 17:8
stemmenb voor mijn volk Isra _ el Pr 7:1 tot op een verre toekomstige tijd;
en hen planten,c en zij zullen in- b Ez 20:6 en dit is de wet gegeven voor
c 1Kr 17:9
derdaad verblijven waar zij zijn Ps 80:8 de mensheid,a o Soevereine Heer
en niet meer verontrust worden; d Re 2:14 Jehovah.b 20 En wat kan David _
Re 3:4
en de zonen der onrechtvaardig- Ps 89:22 nog meer daaraan toevoegen en
heid zullen hen niet meer kwel- e Re 2:16
f De 25:19
tot u spreken, terwijl gijzelf uw
len, zoals zij eerst deden,d 11 ja, g 2Sa 7:27 knecht zo goed kent,c o Soeve-
e 1Kon 2:24
van de dag af dat ¨ ik rechters over 1Kr 17:10 reine Heer Jehovah? 21 Ter wil-
mijn volk Isra _ el heb aangesteld; 1Kr 22:10 le van uw woordd en in overeen-
Ps 89:4
en ik wil u rust geven van al uw h 1Kon 2:1 stemming met uw eigen harte
vijanden.f 1Kr 17:11
Han 2:29 hebt gij al deze grote dingen ge-
En Jehovah heeft u te kennen i De 31:16 daan, om ze uw knecht te doen
1Kon 1:21
gegeven dat Jehovah u een huis g Han 13:36 weten.f 22 Daarom zijt gij inder-
zal maken. 12 Wanneer uw da- j Ge 49:10 daad groot,g o Soevereine Heer Je-
1Kon 8:20
gen hun volle duur bereikenh en Ps 132:11 hovah; want er is geen ander als
Jes 9:7
gij bij uw voorvaders moet neer- Jes 11:1 gijh en er is geen God behalve giji
liggen,i dan zal ik stellig uw zaad Mt 21:9 onder allen van wie wij met onze
Mt 22:42
na u verwekken, dat uit uw in- Lu 1:32 oren hebben gehoord. 23 En is
wendige delen zal komen; en ik Jo 7:42 ´ ´
er ook een natie op aarde als uw
zal zijn koninkrijk waarlijk ste-
Han 2:30 ¨
k 1Kon 5:5 volk Isra
_ el,j dat God zich ging los-
1Kon 6:12
vig bevestigen.j 13 Hij is het die 1Kr 17:12 kopen tot een volkk en om zich een
mijn naam een huis zal bouwen,k 1Kr 22:10
naam toe te kennenl en om voor
Za 6:13
en ik zal de troon van zijn konink- Heb 3:6 hen grote en vrees inboezemende
rijk stellig tot onbepaalde ´ tijd ste- 1Pe 2:5
l 1Kon 1:37 dingen te doenm — om wegens uw
vig bevestigen.l 14 ´ ´ Ik zal zijn va- 1Kr 28:7 volk, dat gij u uit ¨Egypte _ hebt los-
m en hıj zal mijn zoon Ps 89:4
der worden, Ps 89:36 gekocht,n de natien en hun goden
worden.n Wanneer hij verkeerd Lu 1:33
te verdrijven?¨ 24 Voorts hebt gij
m 1Kr 17:13
doet, dan wil ik hem terechtwij- 1Kr 28:6 uw volk Isra _ el tot onbepaalde tijd
zen met de roede o van mensen en Heb 1:5
n Mt 3:17 voor u stevig als uw volk beves-
met de slagen van de zonen van o Le 26:18 o
tigd; en gijzelf, o Jehovah, zijt
1Kon 8:46
Adam.
_ 15 Wat mijn liefderijke Ps 89:30 hun God geworden.p
goedheid betreft, ze zal niet van Ps 89:32
25 En nu, Jehovah God, vol-
Jer 52:3
hem wijken, zoals ik haar van p 1Sa 15:23 breng tot onbepaalde tijd het
Saul heb verwijderd,p die ik we- q 2Sa 7:12
1Kr 17:14 woord dat gij betreffende uw
gens u heb verwijderd. 16 En Ps 45:6
knecht en betreffende zijn huis ge-
Ps 89:36
uw huis en uw koninkrijk zullen Da 2:44 sproken hebt en doe juist zoals gij
stellig tot onbepaalde tijd besten- Heb 1:8
Opb 11:15 gesproken hebt.q 26 En laat uw
dig zijn voor uw aangezicht; ja, r 2Sa 7:4
eigen naam tot onbepaalde tijd
uw troon zal er een worden die 1Kr 17:15
2Pe 1:21 groot worden,r zodat men zegt:
tot onbepaalde tijd stevig beves- s Ge 32:10
1Sa 2:8 ’Jehovah der legerscharen is God
tigd is.” ’ ”q ¨
1Sa 18:18 over Isra
_ el’,s en laat het huis van
17 Overeenkomstig al deze 1Kr 17:16
uw knecht David, ja zijn huis,
Mi 6:8 _
woorden en overeenkomstig heel stevig bevestigd worden voor uw

dit visioen, aldus sprak Nathan _ aangezicht.t 27 Want gij, Jeho-
r 2e kolom
tot David.
_ vah der legerscharen, de God van
a 1Kr 17:17
18 Daarop ging koning David _ b Ge 15:2
naar binnen en zette zich voor c 1Sa 16:7
1Kr 17:18 e 1Kr 17:19; f Ps 25:14; Am 3:7; g De 3:24; 1Kr
het aangezicht van Jehovah neer Ps 17:3 16:25; Ps 86:10; Ps 96:4; h Ex 15:11; 1Sa 2:2; 1Kr
Ps 139:1
en zei: „Wie ben ik,s o Soeve- Heb 4:13
17:20; Ps 83:18; Ps 89:6; Jer 10:6; i De 4:35; Jes
45:5; 1Kor 8:4; j De 4:7; 1Kr 17:21; Ps 147:20;
reine Heer Jehovah? En wat is d Ge 49:10
k Ex 3:8; Ex 19:5; Jes 63:9; l Ex 9:16; m De 10:21;
Nu 24:17
mijn huis, dat gij mij tot hier- De 9:5 n De 9:26; Ne 1:10; o De 26:18; 1Kr 17:22; p Ex
15:2; q 1Kr 17:23; Ps 89:28; r 1Kr 17:24; 1Kr 29:11;
toe hebt gebracht? 19 Alsof dit Joz 23:14
Jes 55:11 Ps 72:19; Mt 6:9; Jo 12:28; s 2Sa 6:18; Jes 9:7; t Ge
nog maar iets gerings zou zijn in Lu 1:55 49:10; Jer 33:22.
¨
419 Davids overwinningen; zijn heerschappij 2 SAMUEL 7:28–8:15
¨ HFDST. 7
¨
Isra
_ el, hebt een onthulling gedaan riers werden Davids _ knechten, die
aan het oor van uw knecht, door a 2Sa 7:11 schatting moesten brengen.a En
b 1Kr 17:25
te zeggen: ’Een huis zal ik u bou- Ps 10:17 Jehovah bleef David _ redden, over-
wen.’a Daarom heeft uw knecht c Nu 23:19 al waar hij heentrok.b 7 Boven-
1Kon 2:4
de moed gevonden dit gebed tot Ps 89:35 dien nam David _ de ronde gouden
u te richten.b 28 En nu, o Soe- Ps 132:11
Jes 55:11
schildenc die de knechten van Ha-
vereine Heer Jehovah, gij zijt de Jo 17:17 dadezer _ nog droegen en bracht
Tit 1:2
[ware] God; en wat uw woorden d 1Kr 17:26
ze naar Jeruzalem. _ 8 En uit Be- _
betreft, laten ze waarheid blijken e 1Kr 17:27 tach en Berothai, _ steden van Ha-
te zijn,c aangezien gij dit goede f Ps 89:36
Ps 132:12
dadezer, _ nam koning David _ een
aan uw knecht belooft.d 29 En g 2Sa 22:51 zeer grote hoeveelheid koper
neem het nu op u en zegene het Ps 72:17
mee.d
huis van uw knecht, [opdat het] ¨
9 Nu kreeg To_ ı, de koning van
tot onbepaalde tijd voor uw aan- HFDST. 8 Hamath, _ e
te horen dat David _ de
gezicht moge blijven; f want gijzelf, h Joz 13:2 gehele krijgsmacht van Hadade- _
2Sa 21:15
o Soevereine Heer Jehovah, hebt i 2Sa 22:18 zer had verslagen. 10 Daarom f

[het] beloofd, en laat het huis van ¨


1Kr 18:1 zond To_ ı zijn zoon Joram _ naar ko-
j Nu 24:17
uw knecht ten gevolge van uw ze- Re 3:29 ning David _ om hem naar zijn wel-
gen tot onbepaalde tijd gezegend 1Sa 14:47
stand te vrageng en hem geluk te
Ps 60:8
zijn.”g k De 23:4 wensen in verband met het feit
De 23:6
Nu geschiedde het daarna dat dat hij tegen Hadadezer _ had ge-
8 David
_ ertoe overging de Fi-
h
listijnen te verslaan en hen te
l 1Kr 18:2
m 2Kon 3:4
2Kr 26:8
Ps 72:10
streden zodat hij hem had ver-
slagen (Hadadezer _ was namelijk
onderwerpen,i en David _ wist Me- _ n 1Kr 18:3 getraind geworden ¨ in de oorlog-
teg-Amma
_ uit de hand van de Fi-
o 1Sa 14:47
2Sa 10:6
voering tegen To_ ı); en in zijn
listijnen te nemen. 1Kon 11:23 hand bleken zilveren voorwerpen
Ps 60, Ops.
2 Vervolgens versloeg hij de p Ge 15:18
en gouden voorwerpen en kope-
Moabietenj en mat hen met een Ex 23:31 ren voorwerpen te zijn.h 11 Ook
De 11:24
snoer, terwijl hij hen op de grond 1Kon 4:21 deze heiligde koning David _ aan
deed neerliggen, opdat hij twee
Ps 72:8 Jehovah, te zamen met het zil-
q 1Kr 18:4
snoeren kon meten om hen ter r De 17:16 ver en het goud dat hij ¨ gehei-
dood te brengen en een vol snoer Ps 20:7 ligd had van alle natien die hij¨
Ps 33:17
om hen in het leven te houden; k s Joz 11:6 had onderworpen,i 12 van Syri _ e
en de Moabieten werden Davids _
t 1Kon 11:24 en van Moab _ j en van de zonen van
Jes 7:8 k
knechten,l die schatting moesten u 1Kr 18:5 Ammon
_ en van de Filistijnen en
l
brengen. m v 1Sa 13:3 van Amalek _ en van de buit van
3 Voorts versloeg David _ Hada- Hadadezer, _ de zoon van Rehob, _
de koning van Zoba. m 13 Voorts
dezer,
_ n de zoon van Rehob, de ko-
_ 2e kolom _
ning van Zoba, _ o juist toen deze a 1Kr 18:6 maakte David _ [zich] een naam
op weg was om zijn macht aan de
b De 7:24 toen hij terugkeerde van het neer-
2Sa 8:14
rivier de E_ ufraat _ p
te herstellen. 1Kr 18:13 slaan der Edomieten in het Zout-
4 En David _ wist zeventienhon-
c 1Kr 18:7 daln — achttienduizend [man].o
Lu 11:22
derd ruiters en twintigduizend d 1Kr 18:8 14 En hij hield garnizoenen in
man voetvolk van hem gevangen
e 2Kon 14:28 Edom _ geplaatst.p In heel Edom _
f 1Kr 18:9
te nemen; q voorts sneed David _ g Ge 43:27
plaatste hij garnizoenen, en alle
van alle wagenpaardenr de pezen Jes 39:1 Edomieten werden knechten van
h 1Kr 18:10 q en Jehovah bleef David
door,s maar hij liet er honderd i Joz 6:19
David; _ _
wagenpaarden van over. 1Kon 7:51 redden, overal waar hij heentrok.r
1Kr 18:11
¨ t 15 En David _ bleef over geheel
5 Toen Syri _ e van Damaskus _ 1Kr 22:14
¨
Hadadezer, _ de koning van Zoba, _
1Kr 26:27
j 2Sa 8:2
Isra
_ el regeren; s en David _ oefen-
te hulp kwam, sloeg de voortdurend recht en recht-
¨ David_ ¨vervol-
k 2Sa 8:1
t voor heel zijn volk.u
gens onder de Syriers tweeentwin-
l 1Sa 30:18 vaardigheid
m 2Sa 8:7
tigduizend man neer.u 6 Verder 1Kr 18:7
n Ps 60, Ops. q Ge 25:23; Ge 27:29; Ge 27:37; Nu 24:18; r 1Kr
plaatste David _ garnizoenenv in
¨ o 1Kr 18:12 18:13; Ps 37:28; Ps 60:12; s 2Sa 5:3; 2Sa 5:5; t 2Sa
Syri
_ e van Damaskus; _ en de Sy- p 2Sa 8:6 23:3; 1Kon 3:6; u 1Kr 18:14; Sp 29:4; Sp 29:14.
¨
2 SAMUEL 8:16–10:3 Mefiboseth goedheid betoond 420
16 En Joab,
_ a
de zoon van Zeruja, _ HFDST. 8 tot de dode hond,a zoals ik ben?”
b
ging over het leger; en Josafat, _ a 2Sa 20:23 9 De koning riep nu Z _iba, Sauls
1Kr 11:6
de zoon van Ah _ilud, was geschied- b 2Sa 20:24 bediende, en zei tot hem: „Al wat
schrijver. 17 En Zadok, c
_ de zoon 1Kon 4:3 aan Saul en aan heel zijn huis
d 1Kr 18:15
van Ah _itub, en Achimelech,_ de c 2Sa 15:27
was komen te behoren, geef b ik
zoon van Abjathar,
_ waren pries- 1Kr 6:8 waarlijk aan de kleinzoon van
1Kr 6:53
ters, en Seraja _ was secretaris. 1Kr 18:16 uw meester. 10 En gij moet de
18 En Benaja, _ e de zoon van Jo- _ 1Kr 24:3 grond voor hem bebouwen, gij en
f d 1Kr 24:31
jada, [ging over] de Krethi
_ en de uw zonen en uw knechten, en gij
g Wat de zonen van David e 2Sa 23:20
Plethi.
_ _ 1Kon 1:44 moet [de oogst] binnenhalen, en
betreft, zij werden priesters.h 1Kon 2:35
1Kr 18:17 het moet [degenen die behoren
Voorts zei David:
_ „Is er nog tot] de kleinzoon van uw mees-
9
f 2Sa 15:18

iemand die overgebleven is g 2Sa 20:7 ter tot voedsel dienen en zij moe-
h 2Sa 20:26
van het huis van Saul, opdat ik 1Kon 4:5 ten eten; maar Mefiboseth _ zelf,
liefderijke goedheidi jegens hem 1Kr 18:17 de kleinzoon van uw meester, zal
kan betrachten ter wille van Jo- _ voortdurend aan mijn tafel brood
nathan?”j 2 Het huis van Saul HFDST. 9 eten.”c
nu had een knecht wiens naam i Sp 19:22 Z _iba nu had vijftien zonen en
Mi 6:8
Z _ibak was. Men riep hem dus bij Za 7:9 twintig knechten.d 11 Z _iba dan
David,
_ en de koning zei toen tot j 1Sa 18:3 zei tot de koning: „Overeenkom-
hem: „Zijt gij Z _iba?”, waarop hij 1Sa 20:15
1Sa 20:42
stig alles wat mijn heer de ko-
zei: „Ik ben uw knecht.” 3 Ver- Sp 17:17 ning zijn knecht gebiedt, zo zal
volgens zei de koning: „Is er nie- k 2Sa 16:1
uw knecht doen; maar Mefibo- _
2Sa 19:17
mand meer van het huis van Saul, l 1Sa 20:14 sethe eet aan mijn tafel als een
opdat ik de liefderijke goedheid m 2Sa 4:4 van ’s konings zonen.” 12 Mefi-
2Sa 9:13
van God jegens hem kan betrach- 2Sa 19:26 boseth
_ nu had een zoontje wiens
ten?”l Hierop zei Z _iba tot de ko- n 2Sa 17:27 naam M _ichaf was, en allen die
ning: „Er is nog een zoon van Jo- _ o Joz 13:26
in het huis van Z _iba woonden,
nathan, [hij is] kreupel aan [beide] p 1Sa 24:8
1Sa 25:23 waren knechten van Mefiboseth._
voeten.” m 4 Toen zei de koning q Job 6:14 13 En Mefiboseth_ zelf woonde te
tot hem: „Waar is hij?” Z _iba dan Sp 11:17
Jeruzalem,
_ want hij at voortdu-
r 2Sa 9:1
zei tot de koning: „Zie! Hij is in het s Ru 4:5 rend aan de tafel van de koning; g
huis n de zoon van Am-
¨ van Machir,
_
o
_ t 2Sa 19:28 en hij was aan beide voeten kreu-
miel, te Lodebar.”
_ 1Kon 2:7
pel.h
Sp 11:25
5 Onmiddellijk liet koning Da- _ Jes 32:8
Nu geschiedde het daarna
vid hem uit het huis van
de zoon van Ammi _
¨ Machir,
_
el, te Lode-
_

2e kolom
10 dat de koning van de zo-
nen van Ammon
_ i
kwam te ster-
bar, halen. 6 Toen Mefiboseth, _ a 1Sa 24:14
de zoon van Jonathan, _ de zoon Lu 14:11 ven, en zijn zoon Hanun _ begon in
van Saul, bij David _ kwam, viel b 2Sa 9:1 zijn plaats te regeren.j 2 Toen
2Sa 16:4
hij terstond op zijn aangezicht 2Sa 19:29
zei David:
_ „Ik zal liefderijke goed-
en wierp zich neer. Toen zei Da- p
_ c 2Sa 9:7 heid betrachten jegens Hanun, _ de
2Sa 19:28
vid: „Mefiboseth!”,_ waarop hij zei: zoon van Nahas,_ net zoals zijn va-
d 2Sa 19:17
„Hier is uw knecht.” 7 Vervol- e 2Sa 9:3 der liefderijke goedheid jegens mij
gens zei David _ tot hem: „Wees f 1Kr 8:34 heeft betracht.”k Bijgevolg liet Da- _
1Kr 9:40
niet bevreesd, want ik zal zonder g 2Sa 9:7
vid hem door bemiddeling van zijn
mankeren liefderijke goedheid je- 2Sa 19:28 dienarenl troosten over [het ver-
gens u betrachtenq ter wille van h 2Sa 4:4 lies van] zijn vader, en de diena-
uw vader Jonathan;
_ r
en ik moet u ren van David_ kwamen toen in
heel het velds van uw grootvader HFDST. 10 het land van de zonen van Am- _
Saul teruggeven, en gijzelf zult i Ge 19:38 mon. 3 De vorsten van de zonen
voortdurend aan mijn tafel brood Re 10:7
Re 11:12
van Ammon
_ zeiden echter tot hun
eten.”t Re 11:33 heer Hanun:
_ „Eert David
_ uw va-
1Sa 11:1
8 Daarop wierp hij zich neer j 1Kr 19:1
der in uw ogen doordat hij troos-
en zei: „Wat is uw knecht, dat k 1Kr 19:2 ters tot u gezonden heeft? Is het
gij uw aangezicht gewend hebt l 2Sa 2:5 niet om de stad goed te verkennen
¨ ¨
421 Ammons zonde. Syriers verslagen 2 SAMUEL 10:4–11:1
en haar te verspiedena en haar HFDST. 10 en ten behoeve van de steden van
ondersteboven te keren dat David _ a Ge 42:9 onze God; a en wat Jehovah be-
Nu 13:2
zijn dienaren tot u heeft gezon- Joz 2:1 treft, hij zal doen wat goed is in
b
den?” 4 Daarom nam Hanun _ de b 1Kr 19:3 zijn eigen ogen.”b
dienaren van David _ en schoor hun c Le 19:27
13 Toen rukten Joab _ en het volk
d 1Kr 19:4
baarden voor de helft weg c en dat bij hem was
e Joz 6:24 ¨ op tot de strijd
sneed hun kleren halverwege af, Joz 18:21 tegen de Syriers, waarop dezen
1Kr 19:5
tot aan hun billen, en stuurde hen voor hem op de vlucht sloegen.c
f Ge 34:30
weg.d 5 Later berichtte men het Ex 5:21 14 Wat de zonen van Ammon _ be-
¨
aan David, _ en hij zond hun ter- 1Sa 13:4
1Sa 27:12
treft, zij zagen dat de Syriers ge-
stond [boden] tegemoet, want de vlucht waren, en zij sloegen toen
g Nu 13:21 ¨
mannen waren zich zeer te schan- h 2Sa 8:5 voor Ab _isaı op de vlucht en kwa-
de gemaakt gaan voelen; en de 1Kr 19:6
men derhalve in de stad.d Daar-
i Joz 13:13
koning zei vervolgens: „Blijft te 1Kr 19:7 na keerde Joab _ van de zonen van
Jericho
_ e totdat UW baard rijkelijk
j 2Sa 23:8 Ammon
_ terug en kwam naar Jeru- _
1Kr 19:8 e
groeit. Dan moet GIJ terugkeren.” zalem.
k Nu 13:21 ¨
6 Mettertijd zagen de zonen l 1Kr 19:9
15 Toen de¨ Syriers zagen dat
van Ammon_ dat zij bij David _ in m 1Kr 19:10 zij voor Isra _ el de nederlaag had-
een kwade reukf waren gekomen, n 1Sa 26:6 den geleden, gingen zij zich bijeen-
2Sa 2:18 f
en de zonen van Ammon _ stuurden 2Sa 23:18 verzamelen. ¨ 16 Hadadezer _ dan
¨
toen [boden] en huurden Syriers 1Kr 2:16 liet de Syriers die in de streek
g en Syriers van
¨ o Ge 19:38
van de Rivier waren, uitrukken; g
van Beth-Rehob _ Nu 21:24
Zoba,_ h twintigduizend man voet- 1Kr 19:11 en zij kwamen vervolgens naar
¨ Helam, met Sobach, h de leger-
volk, en de koning van Ma_ acha,i p 1Kr 19:12
Sp 20:18
_ _
duizend man, en Istob, _ twaalf- q De 31:6
overste van Hadadezer, _ aan hun
duizend man. 7 Toen David _ dit 2Kr 32:7 spits.
hoorde, zond hij Joab _ en heel het 17 Toen het bericht aan David _
leger [en] de sterke mannen er 2e kolom werd gebracht, verzamelde ¨ hij on-
op uit.j 8 De zonen van Ammon _ a 1Kr 19:13 middellijk heel Isra _ el en trok de
dan trokken uit en schaarden zich b 1Sa 3:18 Jorda_ an _ over ¨ en kwam naar He- _
1Sa 14:6
in slagorde bij de ingang van de 2Sa 15:26 lam. De Syriers stelden zich nu
¨ in formatie op om David
poort, alsook de Syriers van Zoba _ ¨ Ps 37:5
Ps 44:5
_ tege-
en van Rehob, _ k
en Istob _ en Ma_ a- Sp 29:25 moet te trekken en gingen tegen ¨
cha, [die] afzonderlijk in het open c 1Kr 19:14 hem strijden.i 18 En de Syriers
¨
veld [opgesteld waren].l d 1Kr 19:15 sloegen voor Isra _ el op de vlucht; j
e 2Sa 5:5
9 Toen Joab _ zag dat de gevechts- voorts
¨ doodde David _ van de Sy-
f 2Sa 8:3
aanvallen nu zowel van voren als g Ge 15:18
riers zevenhonderd wagenmen-
van achteren tegen hem gericht Ex 23:31 ners k en veertigduizend ruiters,
De 11:24
waren, koos hij terstond enkelen 2Sa 8:5 en Sobach,
_ hun legeroverste, sloeg
van alle uitgelezenm mannen in Is- _
1Kon 4:21 hij neer, zodat hij daar stierf.l
¨ Ps 72:8
19 Toen alle koningen,m de knech-
rael uit en stelde hen in forma- h 1Kr 19:16
¨ ten van Hadadezer, _ zagen dat zij
tie op om de Syriers tegemoet te i 1Kr 19:17 ¨
trekken. 10 En de rest van het j 2Sa 8:4 voor Isra _ el de nederlaag hadden
volk gaf hij in de hand van zijn k De 20:1 geleden,n¨ sloten zij prompt vrede
¨ Ps 18:38
met Isra el en o
broer Ab _isaı,n opdat hij hen in for- l 1Kr 19:18
_ ¨ gingen hen dienen;
matie kon opstellen om de zonen m 2Sa 10:6 en de Syriers waren bevreesd om
van Ammon _ o
tegemoet te trek- n Ps 18:37 nog eens te trachten de zonen
ken. 11 Vervolgens zei hij: „In- o Ge 15:18 van Ammon _ te redden.p
¨ De 20:11
dien de Syriers mij te sterk wor- Nu gebeurde het bij de te-
11
Joz 1:4
p 1Kr 19:19
den, dan moet gij mij tot redding rugkeer van het jaar, op q

dienen; maar worden de zonen van de tijd waarop de koningen te


Ammon
_ u te sterk, dan moet ik u HFDST. 11 velde trekken,r dat David_ voorts
komen redden.p 12 Wees sterk, q 1Kon 20:22 Joab
_ en zijn¨ knechten met hem
2Kr 36:10
opdat wij ons moedig mogen be- r 1Sa 8:20
en heel Isra
_ el er op uit zond, opdat
tonenq ten behoeve van ons volk Pr 3:8 zij de zonen van Ammon_ in het
¨
2 SAMUEL 11:2-21 Overspel met Bathseba. Uria gedood 422
verderf zouden stortena en het be- HFDST. 11 veld, en ik — zal ik naar mijn
leg om Rabba _ zouden slaan,b ter- a 1Kr 20:1 eigen huis gaan om te eten en te
wijl David_ in Jeruzalem_ bleef. b 2Sa 12:26 drinken en bij mijn vrouw te lig-
2 Nu gebeurde het tegen de c 1Sa 9:26 gen? a Zo waar gij leeft en zo waar
Han 10:9
avondtijd dat David _ voorts van uw ziel leeft,b zo iets zal ik niet
d Job 31:1
zijn bed opstond en op het dak- Sp 5:20 doen!”
c
terras van het huis van de koning Mt 5:28 12 Toen zei D avid _ tot Ur _ia:
ging rondwandelen; en vanaf het e Sp 6:25 „Blijf ook vandaag hier, en mor-
dakterras zag d hij toen een vrouw f 1Kor 10:12 gen zal ik u wegzenden.” Derhalve
Jak 1:14
die zich aan het baden was, en de bleef Ur _ia die dag en de dag daar-
g 2Sa 12:24
vrouw was zeer mooi van uiter- 1Kon 1:11 op te Jeruzalem.
_ 13 Voorts riep
lijk.e 3 Toen liet David _ naar de h 1Kr 3:5
David
_ hem opdat hij in zijn tegen-
vrouw informerenf en iemand zei: i 2Sa 23:39
woordigheid zou eten en drinken.
„Is dat niet Bathseba, g de dochter Hij dan maakte hem dronken.c
_ 1Kon 15:5
1Kr 11:41
van El _iam,h de vrouw van Ur _iai de Niettemin ging hij ’s avonds naar
j Ge 10:15
Hethiet?”j 4 Daarna zond David _ Ge 15:20
buiten om zich neer te leggen op
boden om haar te halen.k Zij dan De 20:17 zijn bed bij de knechten van zijn
l en hij lag bij haar,m
kwam bij hem k Ex 20:17 heer, en hij daalde niet af naar zijn
Le 19:11
terwijl zij zich nog aan het hei- 1Kor 7:1 eigen huis. 14 ’s Morgens nu ge-
ligen was van haar onreinheid.n l Pr 8:4
schiedde het dat David _ een brief
Later keerde zij naar haar huis m Ex 20:14
ging schrijvend aan Joab _ en die
terug. Le 18:20 door de hand van Ur _ia verzond.
Le 20:10
5 En de vrouw werd zwanger. De 22:22 15 Hij dan schreef in de brief al-
Dientengevolge liet zij het Da- _ Sp 6:32 dus: e „Plaatst Ur _ia vooraan bij de
Heb 13:4
vid weten en zei: „Ik ben zwan- Jak 1:15 hevigste gevechtsaanvallen,f en
ger.” 6 Daarop zond David _ een n Le 12:2 gijlieden moet U van achter hem
boodschap aan Joab _ en liet zeg- Le 15:19
Le 15:29
terugtrekken, en hij moet neerge-
gen: „Stuur Ur _ia de Hethiet naar Le 18:19 slagen worden en sterven.”g
mij toe.” Joab _ stuurde Ur _ia dus o 1Sa 25:41 16 Nu geschiedde het dat ter-
naar David._ 7 Toen Ur _ia bij hem p 2Sa 6:17 wijl Joab_ de stad voortdurend in
2Sa 7:2
kwam, ging David _ vragen hoe het oog hield, hij Ur _ia gesteld
Joab
_ het maakte en hoe het volk q 2Sa 20:6 hield op de plaats waarvan hij wist
het maakte en hoe het stond met dat daar dappere mannen waren.h
de oorlog. 8 Ten slotte zei David _ 2e kolom 17 Toen de mannen van de stad
tot Ur _ia: „Daal af naar uw huis en a Le 15:16 een uitval deden en de strijd tegen
De 23:9
baad uw voeten.”o Bijgevolg ging 1Sa 21:5 Joab
_ aanbonden, vielen er voorts
Ur _ia het huis van de koning uit, b 1Sa 17:55
enigen van het volk, de knechten
en het eregeschenk van de koning 1Sa 20:3 van David,_ en ook Ur _ia de Hethiet
1Sa 25:26
werd hem nagebracht. 9 Maar 2Sa 14:19 stierf.i 18 Joab _ zond nu iemand
Ur _ia legde zich neer aan de in- c Ge 19:33 om alle oorlogszaken aan David _
gang van het huis van de koning Sp 20:1 te berichten. 19 Vervolgens ge-
Ho 4:11
bij alle andere knechten van zijn bood hij de boodschapper en zei:
d Ps 19:13
heer, en hij daalde niet af naar zijn „Zodra gij klaar zijt met spre-
e Pr 8:4
eigen huis. 10 Men vertelde het ken tot de koning over alle oor-
f 1Sa 18:17
dus aan David _ en zei: „Ur _ia is niet 1Sa 18:25
logszaken, 20 dan moet het ge-
naar zijn eigen huis afgedaald.” g 2Sa 12:9
schieden dat indien de woede van
Daarop zei David _ tot Ur _ia: „Gij zijt Ps 51:14 de koning opkomt en hij werke-
Sp 3:29
toch van een reis teruggekomen, Sp 17:13 lijk tot u zegt: ’Waarom moest GIJ
niet waar? Waarom zijt gij niet Za 8:17 zo dicht bij de stad komen om te
Mr 7:21
naar uw eigen huis afgedaald?” strijden? Wist GIJ niet dat zij bo-
h Le 19:17
11 Hierop zei Ur _ia tot David: _ „De ven van de muur zouden schieten?
¨ 1Kr 21:3
Arkp en Isra _ el en Juda _ wonen in i 2Sa 12:9 21 Wie heeft Abimelech _ j neerge-

hutten, en mijn heer Joab en de slagen, de zoon van Jerubbeseth? k


_ j Re 9:52
_
knechten van mijn heer q zijn ge- k Re 6:32
Was het niet een vrouw, die boven
legerd op de oppervlakte van het Re 7:1 van de muur een bovenste molen-
¨
423 David huwt Bathseba. Nathan gezonden 2 SAMUEL 11:22–12:11
steen op hem wierp,a zodat hij te HFDST. 11 zijn bete en het dronk altijd uit
b stierf? Waarom moest GIJ
Tebez
_ a Re 9:53 zijn beker en het lag altijd aan
b Re 9:50
zo dicht bij de muur komen?’, dan zijn boezem, en het werd hem
c 2Sa 3:34
moet gij zeggen: ’Ook uw knecht 2Sa 11:3 als een dochter. 4 Kort daarop
Ur _ia de Hethiet is gestorven.’ ”c d 2Kr 26:15 kwam er een bezoeker bij de rijke
22 De boodschapper ging dus e 2Sa 11:17
man, maar het ging hem aan zijn
f 2Sa 2:26
heen en kwam bij David _ en ver- Jes 1:20 hart om iets van zijn eigen scha-
telde hem alles in verband waar- Jer 2:30
Jer 46:10
pen en zijn eigen runderen te ne-
mee Joab _ hem had gezonden. g 2Sa 12:26 men om dat klaar te maken voor
23 Voorts zei de boodschapper h 2Sa 3:31 de reiziger die bij hem was ge-
tot David: _ „De mannen bleken i Ge 20:3
¨ komen. Daarom nam hij het ooi-
Joe 1:8
superieur aan ons te zijn, zodat j 1Sa 31:13
lam van de onbemiddelde man en
zij tegen ons uitrukten, het veld k 2Sa 5:13 maakte het klaar voor de man die
in; maar wij bleven op hen in- 2Sa 12:9 bij hem was gekomen.”a
l Ge 39:9
dringen tot vlak bij de ingang Ps 5:6 5 Hierop ontbrandde D avids _
van de poort. 24 En de schut- Heb 13:4
toorn zeer tegen die man,b zodat
m 1Kon 15:5
ters bleven boven van de muur 1Kr 21:7 hij tot Nathan
_ zei: „Zo waar Je-
op uw knechten schieten,d zodat Ps 11:4 hovah leeft,c de man die dat doet,
Jer 32:19
er enigen van de knechten van Heb 4:13 verdient te sterven! d 6 En het
de koning stierven; en ook uw ooilam dient hij viervoudig e te
knecht Ur _ia de Hethiet is gestor- HFDST. 12 vergoeden,f ten gevolge van het
ven.”e 25 Daarop zei David _ tot n 1Kon 1:8 feit dat hij deze zaak heeft ge-
de boodschapper: „Dit zult gij 1Kr 17:1 daan en omdat hij geen mededo-
1Kr 29:29
tot Joab
_ zeggen: ’Laat deze zaak geng heeft gehad.”
o Ps 51, Ops.
niet kwaad schijnen in uw ogen, p 2Sa 5:13 7 Toen zei Nathan
_ tot David:_
want het zwaard verteertf zowel 2Sa 15:16
„Gijzelf zijt die man! Dit heeft Je-
de een als de ander. Zet uw strijd q 2Sa 11:3 ¨
Sp 5:15 hovah, de God van Isra _ el, gezegd:
tegen de stad nog krachtiger ’Ikzelf heb u tot koning over Is- _
¨
voort en maak haar met de grond rael gezalfdh en ikzelf heb u uit
2e kolom
gelijk.’g En moedig hem aan.” de hand van Saul bevrijd. 8 Eni
a 2Sa 11:4
26 En de vrouw van Ur _ia kreeg b Lu 6:41 ik was bereid u het huis van uw
te horen dat Ur _ia, haar man, c De 6:13 heer j en de vrouwen van uw heer k
gestorven was, en zij ging wee- d 1Sa 26:16 aan uw boezem te geven, en u
klagen h over haar eigenaar. i e Ex 22:1 ¨
het huis van Isra
_ el en van Juda _
27 Toen de rouwtijdj voorbij was, f Ex 21:34
te geven.l En indien het niet ge-
g 2Sa 21:7
liet David_ haar onmiddellijk ha- h 1Sa 16:13 noeg was, was ik bereid u er nog
len en nam haar op in zijn huis, 2Sa 7:8
dergelijke zaken, zowel als andere
en zij werd zijn vrouw.k Mettertijd i 1Sa 18:11
1Sa 19:10 zaken, bij te geven.m 9 Waarom
baarde zij hem een zoon, maar wat 1Sa 23:14 hebt gij het woord van Jehovah
Ps 18, Ops.
David
_ had gedaan, bleek slecht veracht, door te doen wat kwaadn
j 1Sa 13:14
te zijnl in de ogenm van Jehovah. 1Sa 15:28 is in zijn ogen? Ur _ia de Hethiet
k 2Sa 3:7
Jehovah zond nu Nathan
_ n hebt gij met het zwaard neerge-
12 tot David.
o
_ Hij kwam dus
bij hem en zei tot hem: „Er wa-
1Kon 2:22
l 2Sa 2:4
2Sa 5:5
slagen,o en zijn vrouw hebt gij u
tot vrouw genomen,p en hem hebt
m 2Sa 7:19
ren twee mannen die zich in de- Ps 84:11 gij door het zwaard van de zonen
zelfde stad bevonden; de een [was] Jak 1:17 van Ammon
_ gedood. 10 Nu dan,
n Ex 20:13
rijk en de ander onbemiddeld. Ex 20:14 [het] zwaardq zal tot onbepaalde
2 Het geval wilde, dat de rijke Ex 20:17 tijd niet van uw eigen huis wij-
o 2Sa 11:15
zeer veel schapen en runderen ken,r ten gevolge van het feit dat
p 2Sa 11:27
had; p 3 maar de onbemiddelde Heb 13:4 gij mij hebt veracht, zodat gij de
´ ´
had niets anders dan een ooilam- q 2Sa 13:32 vrouw van Ur _ia de Hethiet hebt
2Sa 18:33
metje, dat hij gekocht had.q En r Nu 14:18
genomen om u tot vrouw te wor-
hij hield het in het leven, en het Ga 6:7 den.’ 11 Dit heeft Jehovah ge-
groeide met hem en met zijn zo- s 2Sa 12:19
2Sa 13:14
zegd: ’Zie, ik verwek rampspoed
nen samen op. Het at altijd van 2Sa 15:14 tegen u uit uw eigen huis; s en ik
¨
2 SAMUEL 12:12-29 Davids berouw. Zoon sterft. Salomo geboren 424
wil uw vrouwen voor uw eigen HFDST. 12 storven?” Waarop zij zeiden: „Het
ogen weghalen en hen aan uw a Ex 21:24 is gestorven.” 20 Toen stond Da- _
Job 31:10
naaste geven,a en hij zal stellig bij Job 34:11 vid op van de grond en waste zich
a en ver-
uw vrouwen liggen voor de ogen b 2Sa 16:21 en wreef zich met olie in
´´ c 2Sa 11:4
van deze zon.b 12 Terwijl gıj in 2Sa 11:8 wisselde zijn mantels en ging naar
het geheim hebt gehandeld,c zal ik 2Sa 11:13
2Sa 11:15
het huis b van Jehovah en wierp
voor mij deze zaak doen¨ ten aan- d 2Sa 16:22 zich neer; c daarna kwam hij in zijn
schouwen van heel Isra _ eld en ten e Mt 10:26
Lu 12:2
eigen huis en vroeg [te eten], en zij
aanschouwen van de zon.’ ”e f Ps 51, Ops. zetten hem dadelijk brood voor en
13 David_ f
zei nu tot Nathan: _ g Ge 39:9
Ps 32:5
hij ging eten. 21 Dientengevol-
„Ik heb tegen Jehovah gezon- Ps 38:3 ge zeiden zijn dienaren tot hem:
Ps 51:4
g
digd.” Hierop zei Nathan _ tot Da- _ Sp 28:13
„Wat heeft dit te betekenen, wat
vid: „Jehovah laat van zijn kant h Ex 34:6 gij hebt gedaan? Toen het kind
Ps 32:1
uw zonde werkelijk voorbijgaan.h Ps 130:4 nog in leven was, hebt gij ter wil-
Gij zult niet sterven.i 14 Niet- Mi 7:18 le daarvan gevast en voortdurend
i Le 20:10
tegenstaande dat zal, omdat gij Ps 103:10 geweend; en zodra het kind ge-
door deze zaak Jehovah ontegen- j Ps 51:4 storven was, zijt gij opgestaan en
k Ex 34:7
zeglijk met minachting hebt beje- De 23:2 brood gaan eten.” 22 Hierop zei
gend,j ook de zoon zelf, die u zo- Ps 89:32 hij: „Toen het kind nog in leven
Sp 3:11
juist geboren is, beslist sterven.”k Heb 12:6 was, heb ik inderdaad gevastd en
15 Toen ging Nathan _ naar zijn l 1Sa 25:38
2Sa 24:15
voortdurend geweend,e omdat ik
eigen huis. m 2Sa 12:22 bij mijzelf zei: ’Wie weet of Jeho-
Jon 3:9
En Jehovah bracht nu het kind n 2Sa 13:31
vah mij misschien gunst betoont
dat de vrouw van Ur _ia aan Da- _ o 2Sa 3:35 en het kind stellig zal leven?’f
vid gebaard had een slag toe,l zo- 23 Waarom vast ik nog, nu het ge-
dat het ziek werd. 16 En David _ 2e kolom storven is? Ben ik soms in staat
ging de [ware] God zoeken ten be- a Ru 3:3
het weer terug te brengen? g Ik
hoeve van de jongen, en David _ 2Sa 14:2 ga naar hem toe,h maar wat hem
b 2Sa 6:17
onderhield voorts een strenge Ps 5:7
aangaat, hij zal niet tot mij terug-
vasten m en hij kwam binnen en c Ge 24:26 keren.”i
1Kr 29:20
bracht de nacht door en lag op Ne 8:6 24 En David _ ging Bathseba,
_ zijn
de grond.n 17 De oudere man- Ps 95:6
d 2Sa 12:16
vrouw,j troosten. Ook kwam hij
nen van zijn huis dan stonden op ¨
Joe 1:14 bij haar en lag bij haar. Metter-
[en bogen zich] over hem heen e Jes 38:3 tijd baarde zij een zoon,k en hem
f Jes 38:5
¨ werd de naam Salomo l gegeven.
om hem van de grond te doen Joe 2:14 _
Am 5:15
opstaan, maar hij wilde niet en Jon 3:9
En Jehovah zelf had hem werke-
gebruikte geen broodo in gezel- g Pr 9:6 lijk lief.m 25 Daarom zond hij
Jes 26:14
schap van hen. 18 Nu geschied- h Job 30:23
een boodschap door bemiddeling
van de profeet Nathan n en gaf
de het op de zevende dag dat het Pr 3:20 _
Pr 9:10
kind ten slotte stierf. En de die- Han 2:29 hem de naam Jed _idja, om Jeho-
naren van David_ waren bevreesd Han 2:34
Han 13:36
vah’s wil.
o zette de strijd te-
hem mee te delen dat het kind Ro 5:12 26 En Joab_
i Pr 9:5 p van de zonen van Am-
was gestorven; want zij zeiden: j 2Sa 11:3
gen Rabba
_ _
„Zie! Toen het kind nog in leven 2Sa 12:9 mon voort en slaagde erin de stad
k Ps 127:3
was, hebben wij tot hem gespro- l 1Kr 3:5
van het koninkrijk in te nemen.
ken en heeft hij niet naar onze 1Kr 22:9 27 Joab
_ dan zond boden naar Da- _
1Kr 28:5
stem geluisterd; hoe kunnen wij Mt 1:6
vid en zei: „Ik heb tegen Rabba_ ge-
q
streden. Ik heb ook de waterstad
dan tot hem zeggen: ’Het kind is m 2Sa 7:12
1Kr 29:1
gestorven’? Dan zal hij stellig iets n 2Sa 7:4
ingenomen. 28 Nu dan, verga-
kwaads doen.” 2Sa 12:1 der de rest van het volk en leger u
1Kon 1:8
19 Toen David _ nu zag dat zijn o 2Sa 11:25 tegen de ´ stad en neem haar in; op-
dienaren onder elkaar fluister- 1Kr 20:1 dat niet ık de stad inneem en niet
p De 3:11
den, begreep David _ al dat het kind De 23:6 mijn naam over haar uitgeroepen
gestorven was. Daarom zei David _ Joz 13:25
Jer 49:3
hoeft te worden.”
tot zijn dienaren: „Is het kind ge- q 2Sa 11:1 29 Bijgevolg vergaderde David _
¨
425 Amnon onteert zijn halfzuster Tamar 2 SAMUEL 12:30–13:15
al het volk en ging naar Rabba _ HFDST. 12 en hield zich ziek,a en de koning
en streed ertegen en nam het in. a 1Kr 20:2 kwam hem derhalve bezoeken.
30 En hij wist Malkam
_ de kroon b Joz 22:8
Toen zei Amnon _ tot de koning:
van het hoofd te nemen,a waar- 1Sa 30:20 „Laat alstublieft mijn zuster Ta- _
2Sa 3:22
van het gewicht een talent goud 2Sa 8:11
mar komen en voor mijn ogen
was, met kostbare stenen; en ze twee hartvormige koeken bak-
kwam op Davids_ hoofd. En de c 1Kr 20:3 ken, opdat ik als een zieke uit
buitb van de stad die hij eruit haal- haar hand brood moge nemen.”
de, was zeer groot. 31 En het HFDST. 13 7 Daarop zond D avid _ iemand
volk dat erin was, voerde hij naar d 2Sa 3:3 naar Tamar _ in het huis, om te zeg-
buiten om hen aan het zagen van
1Kr 3:2 gen: „Ga alstublieft naar het huis
stenen te zetten en aan scherpe e 1Kr 3:9
van uw broer Amnon _ en maak het
ijzeren werktuigenc en aan ijze- brood der vertroosting voor hem.”
ren bijlen, en hij liet hen dienst
f 2Sa 3:2
1Kr 3:1
8 Tamar
_ ging dus naar het huis
van haar broer Amnon, b terwijl
doen bij het maken van bakste- _
nen. En zo deed hij vervolgens
g Ge 34:3 deze [te bed] lag. Toen nam zij
Mt 5:28
het meeldeeg en kneedde het en
met alle steden van de zonen van
h Sp 4:23 maakte voor zijn ogen de koeken
Ammon.
_ Ten slotte keerden Da- _ Kol 3:5 en kookte de hartvormige koe-
vid en al het volk naar Jeruzalem
_
i 2Pe 2:14 ken. 9 Ten slotte nam zij de die-
terug. pe pan en goot die voor hem uit,
Nu geschiedde het na deze j Sp 11:19 maar Amnon_ weigerde te eten en
13 dingen dat Absalom,
zoon van David,
_
_ de
een zeer scho-
d
k 2Sa 13:35 zei: „LAAT iedereen van mij weg-
gaan!”c Toen ging iedereen van
ne zuster had, wier naam Tamar _ e l 1Sa 16:9
1Kr 2:13
hem weg.
was, en Amnon,
_ f de zoon van Da-
_ 10 Amnon
_ zei nu tot Tamar: _
vid, werd verliefd g op haar. 2 En m 1Kon 21:5 „Breng het brood der vertroos-
het was zo benauwend voor Am- _ n Le 20:17
ting in de binnenkamer, opdat ik
non dat hij ziek werdh wegens zijn Mt 15:19 het als een zieke uit uw hand
1Th 4:5
zuster Tamar,_ want zij was een moge nemen.” Tamar _ nam dus
maagd, en het was in de ogeni van o Le 18:9 de hartvormige koeken die zij
Amnon
_ moeilijk haar ook maar had gemaakt en bracht ze bij
p Sp 24:8
iets te doen.j 3 Nu had Amnon _ haar broer Amnon _ in de binnen-
een metgezel wiens naam Jona- _ q Ps 50:19 kamer. 11 Toen zij tot hem na-
dab k was, de zoon van S _imea,l Da- _ derde opdat hij zou eten, greep d
vids broer; en Jonadab
_ was een 2e kolom
hij haar terstond vast en zei tot
zeer wijs man. 4 Hij dan zei tot a Ps 10:9
haar: „Kom, ga bij mij liggen,e
hem: „Waarom zijt gij, de zoon van mijn zuster.”f 12 Maar zij zei tot
de koning, toch elke morgen zo b 1Kr 3:1 hem: „Neen, mijn broer! Verne-
1Kr 3:9
terneergeslagen? Wilt gij het mij der g mij niet; want zo iets ¨ pleegt
c Job 24:15 men niet te doen in Isra _ el.h Bega
niet vertellen?”m Hierop zei Am- _ Jo 3:20 zulk een schandelijke dwaasheidi
non tot hem: „Ik ben verliefdn op
o van mijn broer niet. 13 En ik — waarheen zal
Tamar,
_ de zuster d Ge 39:12
ik mijn smaad laten gaan? En gij
Absalom.”
_ 5 Daarop zei Jona- _ e Ge 39:7 — gij zult ¨ als een der onzinnigen
dab tot hem: „Ga op uw bed lig- in Isra el worden. Nu dan, spreek
f De 27:22 _
gen en houd u ziek.p En uw vader Ez 22:11 alstublieft tot de koning; want hij
zal u stellig komen bezoeken, en zal mij aan u niet onthouden.”
gij moet tegen hem zeggen: ’Laat g Ge 34:2
14 En hij wilde niet naar haar
alstublieft mijn zuster Tamar _ ko- h Le 18:9 stem luisteren, maar gebruikte
men en mij brood geven als aan Le 20:17
kracht groter dan die van haar
een zieke, en zij zal het brood der i Ge 34:7 en hij vernederde j haar en lag bij
vertroosting voor mijn ogen moe- Re 20:6
haar.k 15 En Amnon _ ging haar
Sp 7:7
ten maken, opdat ik het kan zien, haten met een zeer grote haat,
en ik zal uit haar hand moeten j Le 18:9 want de haat waarmee hij haar
Le 18:29
eten.’ ”q haatte, was groter dan de liefde
6 Bijgevolg ging Amnon
_ liggen k Jak 1:15 waarmee hij haar had liefgehad,
¨
2 SAMUEL 13:16-33 Absalom neemt wraak, laat Amnon doden 426
zodat Amnon
_ tot haar zei: „Sta HFDST. 13 lom: „Neen, mijn zoon! Laten wij
op, ga weg!” 16 Hierop zei zij tot a Ge 37:3 alstublieft niet allemaal gaan, op-
hem: „Neen, mijn broer; want dit b Joz 7:6 dat wij u niet tot last zijn.” Of-
Es 4:1
kwaad, mij weg te sturen, is gro- Job 2:8 schoon hij bij hem bleef aandrin-
ter dan het andere dat gij mij hebt Jer 6:26 gen,a wilde hij niet gaan, maar
aangedaan!” En hij wilde niet naar c Jer 2:37 hij zegende b hem. 26 Ten slot-
haar luisteren. d 2Sa 3:3
te zei Absalom:
_ „Indien [gij] niet
17 Toen riep hij zijn bediende, 2Sa 13:1 [gaat], laat dan alstublieft mijn
die voor hem zorgde, en zei: „Stuur e 2Sa 3:2 broer Amnon
_ met ons meegaan.”c
deze [vrouw] alstublieft van mij 1Kr 3:1
Daarop zei de koning tot hem:
vandaan naar buiten, en doe de f Le 18:9 „Waarom zou hij met u meegaan?”
De 27:22
deur achter haar op slot.” 18 (Zij 27 Toen drong Absalom _ bij hem
nu had een lang, gestreepta ge- g 1Sa 2:24
aan,d zodat hij Amnon _ en alle zo-
waad aan; want zo gingen de doch- h Sp 19:13 nen van de koning met hem mee-
ters van de koning, de maagden, i Ge 34:7 stuurde.
gewoonlijk gekleed, met schou- Le 19:17
28 Toen gebood Absalom _ zijn
Sp 18:19
dermantels.) Zijn dienaar dan leid- Sp 26:24 bedienden en zei: „Ziet alstublieft
de haar vervolgens helemaal naar Ef 4:26
toe, dat zodra Amnons _ hart vro-
1Jo 3:15
buiten, en hij deed de deur achter lijk gestemd is van de wijne en
j 1Sa 25:4
haar op slot. 19 Toen deed Ta- _ 1Sa 25:11 ik stellig tot U zal zeggen: ’Slaat
mar as b op haar hoofd, en het lan- Amnon neer!’, dan moet GIJ hem
k Jo 11:54 _
ge, gestreepte gewaad dat zij aan ter dood brengen. Weest niet be-
had, scheurde zij vaneen; en zij l 1Kon 1:9
f Ben ik het niet die het
1Kon 1:19 vreesd.
hield haar handen op haar hoofd 1Kon 1:25
U heeft geboden? Weest sterk
geplaatstc en liep heen, terwijl zij
en betoont U dappere mannen.”
schreeuwend voortliep. 2e kolom
29 Toen deden Absaloms _ bedien-
20 Daarop zei haar broer Absa- _ a Han 18:20 den met Amnon juist zoals Absa-
_ _
lomd tot haar: „Is uw broer Am- _ b Ru 2:4 lom geboden had; g en alle andere
none soms bij u gekomen? Nu
c Ps 55:21 zonen van de koning stonden nu
dan, mijn zuster, bewaar het stil- Sp 10:18 op en bestegen ieder hun muildier
zwijgen. Hij is uw broer.f Zet uw Sp 26:24
en sloegen op de vlucht. 30 Nu
hart niet op deze zaak.” En Ta- _ d Sp 26:25
geschiedde het dat terwijl zij on-
mar ging, terwijl zij van omgang Sp 26:26

[met anderen] werd buitengeslo- derweg waren, het bericht zelf Da- _
e Ru 3:7
ten, in het huis van haar broer 1Sa 25:36 vid bereikte, dat luidde: „Absalom _
Es 1:10
Absalom wonen. 21 En koning heeft alle zonen van de koning
_ Ps 104:15 ´ ´
David
_ zelf hoorde over al deze
Pr 2:3 neergeslagen, en niet een van hen
Pr 10:19
g
dingen, en hij werd zeer toor- is overgebleven.” 31 Toen stond
f 1Sa 28:10
nig.h 22 En Absalom _ sprak met 1Sa 28:13
de koning op en scheurde zijn kle-
Amnon
_ noch kwaad noch goed; derenh en ging op de grond lig-
g 1Sa 22:18
want Absalom
_ haatte i Amnon
_ om 1Kon 21:11 gen,i en al zijn dienaren stonden
het feit dat hij zijn zuster Tamar _ h Ge 37:34
daar met gescheurde klederen.j
32 Maar Jonadab, k de zoon van
had vernederd. 2Sa 3:31 _
23 Na twee volle jaren nu ge- i 2Sa 12:16 S _imea,l Davids _ broer, nam het
beurde het dat Absalom _ schaap- j 2Sa 1:11
woord en zei: „Laat mijn heer niet
¨ denken dat zij alle jonge mannen,
scheerders j kreeg te Ba_ al-Hazor, _
¨ k 2Sa 13:3
de zonen van de koning, ter dood
dat dicht bij Efra _ ımk ligt; en Ab- _
salom nodigde vervolgens alle zo- l 1Sa 16:9
1Kr 2:13
gebracht hebben, want alleen Am- _
nen van de koning uit. 24 Ab- l
_ non is gestorven,m want op bevel
m 2Sa 12:10
salom kwam dus bij de koning en van Absalom
_ is het geschied als
zei: „Zie toch, uw knecht heeft n Ge 27:41
Ps 7:14
iets wat bestemd was n sinds de
schaapscheerders! Laat de ko- Sp 18:19 dag dat hij zijn zuster Tamar _ ver-
ning, en ook zijn dienaren, alstu- o 2Sa 13:14 nederdo heeft.p 33 Nu dan, laat
blieft met uw knecht meegaan.” p Le 18:9
mijn heer de koning het woord
25 Maar de koning zei tot Absa- _ Le 18:29 niet ter harte nemen waarin werd
¨
427 Absalom vlucht. Joab bewerkt terugkeer 2 SAMUEL 13:34–14:13
gezegd: ’Alle zonen van de koning HFDST. 13 wierp zich neer en zei: „Red toch,a
zijn gestorven’; maar alleen Am- _ a 2Sa 13:38 o koning!” 5 Hierop zei de ko-
Sp 28:17
non is gestorven.” b 2Sa 18:24
ning tot haar: „Wat is er met u?”
34 Intussen maakte Absalom _ 2Kon 9:17 Waarop zij zei: „Voorwaar, ik ben
zich uit de voeten.a Later sloeg de c 2Sa 13:3 een weduwvrouw,b nu mijn man
b
jonge man, de wachter, zijn ogen d 2Sa 13:32 dood is. 6 En uw dienstmaagd
op en zag, en zie! daar kwam veel e 2Sa 3:3 had twee zonen, en zij beiden
volk aan van de weg achter hem, f 1Kr 3:2 raakten met elkaar aan het vech-
g Pr 7:2
langs de zijde van het gebergte. ten op het veld,c terwijl er geen
h De 3:14
35 Daarop zei Jonadab_ c tot de ko- bevrijder d was om hen te schei-
Joz 12:5 ´ ´
ning: „Zie! De zonen van de ko- 2Sa 14:23 den. Ten slotte sloeg de een de an-
2Sa 15:8
ning zijn gekomen. Overeenkom- der neer en bracht hem ter dood.

stig het woord van uw knecht, 7 En nu is de hele familie tegen
HFDST. 14
zo is het geschied.”d 36 Nu ge- uw dienstmaagd opgestaan, en zij
i 2Sa 2:18
beurde het dat zodra hij opgehou- blijven zeggen: ’Lever hem die zijn
j 1Kr 2:16
den had met spreken, zie, daar broer heeft neergeslagen uit, op-
k 2Sa 13:39
kwamen de zonen van de koning 2Sa 18:33 dat wij hem ter dood brengen voor
en zij verhieven toen hun stem 2Sa 19:2 de ziel van zijn broer,e die hij ge-
en gingen wenen; en zelfs de ko- l 2Kr 11:6
2Kr 20:20
dood heeft,f en laten wij ook de
ning en al zijn dienaren ween- Ne 3:5 erfgenaam verdelgen!’ En zij zul-
Am 1:1
den met een zeer groot geween. len stellig mijn houtskoolgloed
m 2Sa 20:16
37 Wat Absalom
_ betreft, hij nam die overgebleven is uitblussen, om
e n Pr 9:8
de wijk om naar Talmai _ te gaan, Da 10:3 aan mijn man noch naam noch
de zoon van Amm _ihud, de ko- o Ge 27:41 overblijfsel op de oppervlakte van
ning van Gesur. f En [David] bleef
_ _ p 2Sa 14:19 de aardbodem toe te kennen.”g
alle dagen treureng over zijn zoon. q 1Sa 24:8 8 Toen zei de koning tot de
2Sa 1:2
38 Wat Absalom
_ betreft, hij nam vrouw: „Ga naar uw huis, en ik-
de wijk en begaf zich naar Gesur; _ h
zelf zal aangaande u bevel ge-
en hij bleef daar drie jaar. 2e kolom ¨
ven.”h 9 Hierop zei de Tekoıti-
39 Ten slotte verlangde [de ziel a 2Kon 6:26
Mt 21:9 sche vrouw tot de koning: „Op mij,
van] David,
_ de koning, ernaar om b Ex 22:22 o mijn heer de koning, zij de dwa-
naar Absalom
_ uit te gaan; want Jak 1:27
ling, en ook op het huis van mijn
hij had zich betreffende Amnon _ c Ge 4:8
vader,i terwijl de koning en zijn
Ex 2:13
getroost, omdat hij dood was. troon onschuldig zijn.” 10 Ver-
d Ex 2:14
Joab
_ i
nu, de zoon van Zeru-
_ volgens zei de koning: „Indien
14 j
ja, kwam te weten dat het
hart van de koning naar Absa-
_
e Ge 4:14
f Nu 35:19
De 19:12
iemand tot u spreekt, dan moet gij
hem bij mij brengen, en hij zal u
g Nu 27:4
lom [uitging].k 2 Bijgevolg zond De 25:6
nooit weer aantasten.” 11 Maar
Joab
_ _ l
een boodschap naar Tekoa h 1Sa 8:20 zij zei: „Laat de koning alstublieft
en liet vandaar een wijze m vrouw i Ge 27:13 Jehovah, uw God, gedenken,j op-
halen en zei tot haar: „Ga alstu- 1Sa 25:24 dat de bloedwreker k niet voortdu-
j Ge 14:22
blieft in de rouw en kleed u als- Ge 24:3
rend verderf aanricht en opdat zij
tublieft in rouwkleren en wrijf u k Nu 35:19 mijn zoon niet verdelgen.” Hier-
niet met olie in; n en gij moet als Nu 35:27 op zei hij: „Zo waar Jehovah leeft,l
De 19:6
een vrouw worden die nu reeds l De 6:13
geen haar m van uw zoon zal ter
vele dagen rouw draagt over een 1Sa 28:10 aarde vallen.” 12 De vrouw zei
Pr 8:4
dode.o 3 En gij moet naar de ko- nu: „Laat uw dienstmaagdn alstu-
m 1Sa 14:45
ning gaan en een woord zoals dit 1Kon 1:52 blieft een woord tot mijn heer de
tot hem spreken.” Daarop leg- Han 27:34 koning spreken.”o Daarom zei hij:
n 1Sa 25:41
de Joab_ haar de woorden in de „Spreek!”p
o Ge 44:18
mond.p 13 Vervolgens zei de vrouw:
¨ p Han 26:1
4 Toen ging de Tekoıtische „Waarom hebt gij dan iets derge-
q De 1:17
vrouw naar de koning en viel r Ex 19:5
lijks overlegdq tegen het volk van
op haar aangezicht ter aarde q en Nu 6:27 God? r Nu de koning dit woord
¨
2 SAMUEL 14:14-30 Absalom met David verzoend 428
spreekt, is hij als iemand die HFDST. 14 van de engela van de [ware] God,
schuldig is,a doordat de koning a 2Sa 12:7 zodat hij alles weet wat er op aar-
zijn eigen verstotene niet terug- de [gebeurt].”
brengt.b 14 Want wij zullen zon- b 2Sa 13:38
21 Nadien zei de koning tot
der mankeren stervenc en als wa- Joab:_ „Zie toch, ik zal deze zaak
c Pr 3:19
teren zijn die op de aarde worden Pr 9:5 stellig doen.b Ga dus heen, breng
uitgestort, die niet verzameld de jonge man Absalom _ terug.”c
kunnen worden. Maar God zal een d De 10:17 22 Toen viel Joab _ op zijn aange-
ziel niet wegnemen,d en hij heeft zicht ter aarde en wierp zich neer
redenen bedacht waarom de ver- e 2Sa 14:2 en zegende de koning; d en Joab _
stotene niet van hem verstoten 2Sa 14:7
zei vervolgens: „Heden weet uw
dient te worden. 15 En nu, dat knecht werkelijk dat ik gunst ge-
f 1Sa 29:9
ik gekomen ben om dit woord 2Sa 19:27 vonden heb in uw ogen,e o mijn
tot de koning, mijn heer, te spre- heer de koning, omdat de koning
ken, is omdat het volk mij be- g 1Kon 3:9 volgens het woord van zijn knecht
vreesd heeft gemaakt. Daarom zei 1Kon 3:28
heeft gehandeld.” 23 Daarna
uw dienstmaagd: ’Laat ik alstu- stond Joab _ op en ging naar Ge- _
h 1Sa 3:17
blieft tot de koning spreken. Mis- Ef 4:25 sur f en bracht Absalom _ naar Je-
schien zal de koning volgens het ruzalem.
_ g 24 De koning zei ech-
woord van zijn slavin handelen. i 2Sa 14:1 ter: „Laat hij naar zijn eigen huis
16 Omdat de koning ertoe over- keren, maar mijn aangezicht mag
ging te luisteren, ten einde zijn j Sp 20:5 hij niet zien.”h Absalom _ keerde
slavin te bevrijden uit de hand- dus naar zijn eigen huis en het
palm van de man die mij en mijn k 1Sa 1:26
aangezicht van de koning zag hij
eenzame zoon uit het door God 1Sa 17:55
niet.
gegeven erfdeel [tracht] te ver-
25 Vergeleken bij Absalom nu
delgen’,e 17 zei uw dienstmaagd l 2Sa 14:3
¨_
vervolgens: ’Laat het woord van bleek er in heel Isra _ el geen man
mijn heer de koning alstublieft tot 2e kolom te zijn die zozeer om zijn schoon-
geruststelling dienen.’ Want als a 2Sa 14:17
heidi te prijzen viel. Van zijn voet-
´ zool tot aan zijn schedel bleek
een engelf van de [ware] God, zo is
mijn heer de koning, om te onder- b 2Sa 14:13 er geen gebrek aan hem te zijn.
scheiden wat goed en wat slecht 26 En wanneer hij zijn hoofdhaar
is,g en moge Jehovah, uw God, zelf c 2Sa 13:38 liet scheren — en het gebeurde
met u blijken te zijn.” aan het einde van elk jaar dat hij
18 De koning antwoordde nu d Nu 6:23 het gewoonlijk liet scheren; om-
en zei tot de vrouw: „Verberg dat het hem zo zwaar j was, liet hij
mij alstublieft niets waarover ik
e Ru 2:2 het scheren — woog hij het haar
1Sa 20:3
u vraag.”h Hierop zei de vrouw: Es 5:8 van zijn hoofd, tweehonderd sik-
„Laat mijn heer de koning alstu- kelen naar de koninklijke weeg-
blieft spreken.” 19 Vervolgens f De 3:14 steen. 27 En er werden Absa- _ ´ ´
2Sa 3:3
zei de koning: „Is de hand van 2Sa 13:37 lom drie zonenk geboren en een
Joab_ i met u in dit alles?”j Toen dochter, wier naam Tamar _ was.
antwoordde de vrouw en zei: „Zo g 2Sa 5:5 Zij bleek een vrouw te zijn die
waar uw ziel leeft,k o mijn heer de zeer schoon van uiterlijk was.l
koning, niemand kan ter rechter- h Ex 10:28 28 En Absalom
_ bleef twee vol-
2Sa 3:13
of ter linkerzijde [wijken] van alles le jaren in Jeruzalem _ wonen, en
wat mijn heer de koning heeft ge- i 1Sa 9:2
het aangezicht van de koning zag
sproken; want het was uw dienaar hij niet.m 29 Derhalve ontbood
Joab Absalom
_ Joab,
_ met de bedoeling
_ ´ die
´ [het] mij geboden heeft, j Pr 9:8
en hıj heeft uw dienstmaagd al hem naar de koning te zenden,
deze woorden in de mond gelegd.l k 2Sa 18:18 en hij wilde niet bij hem komen.
20 Om de zaak een ander voor- Toen ontbood hij [hem] nog eens,
komen te geven, heeft uw die- l Es 2:7 een tweede maal, en hij wilde niet
naar Joab _ dit gedaan, maar mijn komen. 30 Ten slotte zei hij tot
heer is wijs als met de wijsheid m 2Sa 14:24 zijn dienaren: „Ziet het stuk land
¨
429 Absaloms samenzwering, opstand 2 SAMUEL 14:31–15:14
van Joab_ naast het mijne, en daar HFDST. 14 neer een man naderbij kwam om
heeft hij gerst. Gaat erheen en a Ex 22:6 zich voor hem neer te buigen, hij
Re 15:5
steekt het in brand.”a Bijgevolg b 1Kon 21:11
zijn hand uitstak en hem greep a
staken de dienaren van Absalom
_ c 2Sa 14:23 en hem kuste. 6 En Absalom _
het stuk land in brand.b 31 Toen d Ps 36:2 bleef op een dergelijke wijze doen
¨
stond Joab_ op en kwam bij Absa- _ e Ge 45:15 met alle Israelieten die tot de ko-
lom in het huis en zei tot hem: ning kwamen om recht; en Absa- _
„Waarom hebben uw dienaren het HFDST. 15 lom bleef het hart van de man-
¨
stuk land dat van mij is, in brand f 1Sa 8:11 nen van Isra _ el stelen. b

gestoken?” 32 Absalom_ dan zei 1Kon 1:5


7 Nu geschiedde het na ver-
Sp 11:2
tot Joab:
_ „Zie! Ik heb u laten zeg- g Sp 1:16 loop van veertig jaar, dat Ab- _
gen: ’Kom hierheen en laat ik u h De 22:15 salom voorts tot de koning zei:
naar de koning zenden om te zeg- De 25:7
„Laat mij alstublieft heengaan
Ru 4:1
gen: „Waarom ben ik uit Gesur _ ge- i 1Sa 8:20 en in Hebron _ c
mijn gelofte beta-
komen? c Het zou beter voor mij 2Sa 8:15 len die ik Jehovah plechtig ge-
zijn als ik daar nog was. Nu dan, j Ps 12:2
daan heb.d 8 Want uw knecht
Sp 30:17
laat mij het aangezicht van de ko- Mt 15:4 heeft een plechtige gelofte ge-
ning zien en indien er enige dwa- 2Pe 2:10
daane toen ik nog te Gesur _ f
in Sy- _
ling in mij is,d dan moet hij mij ter k Ex 20:17 ¨
Sp 25:6 rie woonde en gezegd: ’Indien Je-
dood brengen.” ’ ” Mr 7:22
hovah mij zonder mankeren naar
l Ps 12:2
33 Nadien kwam Joab _ bij de ko- Sp 27:2 Jeruzalem
_ zal terugbrengen, dan
ning en deelde [het] hem mee. 2Pe 2:19 moet ik voor Jehovah dienst ver-
Toen riep hij Absalom,
_ die nu bij richten.’ ” g 9 De koning zei der-
de koning kwam en zich voor hem 2e kolom halve tot hem: „Ga in vrede.”h
neerwierp, [terwijl hij] voor de ko- a Ps 10:9 Toen stond hij op en ging naar
ning op zijn aangezicht ter aarde Ps 55:21
Sp 26:25 Hebron.
_
[viel], waarna de koning Absalom
_ b Sp 11:9 10 Absalom_ zond nu verspie-
kuste.e Ro 16:18
ders i onder alle stammen van Is- _
2Pe 2:3 ¨
Nu geschiedde het na deze rael, om te zeggen: „Zodra GIJ het
15 dingen dat Absalom
_ zich
voorts een wagen liet maken, met
c 2Sa 3:2
d Sp 21:27
e Le 22:21
hoorngeschal hoort, dan moet GIJ
zeggen: ’Absalom _ is koning ge-
paarden en met vijftig mannen f 2Sa 13:38
2Sa 14:23
wordenj in Hebron!’ _ ”k 11 Nu wa-
die voor hem uit moesten lopen.f g Jer 9:3 ren er met Absalom _ tweehonderd
2 En Absalom
_ stond vroeg op g en h 1Sa 1:17 man uit Jeruzalem _ meegegaan,
ging aan de kant van de weg naar i 2Sa 13:28 die genodigd waren en zonder
2Sa 14:30 l
de poorth staan. Nu geschiedde argwaan meegingen, en zij wis-
j Job 20:5
het dat wanneer een man, wie Ps 73:18 ten in het geheel niets. 12 Bo-
dan ook, een rechtsgeding had Mi 7:6
Mt 23:12
vendien ontbood Absalom, _ toen
om ermee naar de koning te gaan k 2Sa 2:1 hij de slachtoffers bracht, de Gi-
ten einde recht [te krijgen],i Absa-
_ 2Sa 5:1 lonietm Achitofel, _ n
Davids
_ raads-
2Sa 5:5
lom hem dan riep en zei: „Uit wel- 1Kr 3:4 heer,o uit zijn stad G _ilo.p En de
ke stad komt gij?”, en hij zei dan: l Ro 16:18 samenzwering q won aan kracht,
„Uit en het volk [dat zich] bij Absa- _
¨ een van de stammen van Is-
m 2Sa 23:34
_
n 2Sa 16:23
rael komt uw knecht.” 3 En Ab- _ 2Sa 17:14
lom [aansloot] nam voortdurend
salom zei dan tot hem: „Zie, uw o Ps 41:9 in aantal toe.r
zaken zijn goed en recht; maar Ps 55:13
Mi 7:5
13 Mettertijd kwam er iemand
van de zijde van de koning is er Jo 13:18 bij David _ die hem inlichtte en zei:
niemand die u aanhoort.”j 4 En p Joz 15:51 „Het harts van de mannen van Is- _
¨
Absalom
_ zei dan verder: „O stelde q 2Kon 12:20
2Kon 17:4
rael is achter Absalom _ gekomen.”
men mij maar tot rechter in het 2Kr 25:27 14 Terstond zei David _ tot al zijn
land aan,k dat iedere man die een r Ps 3:1 dienaren die bij hem in Jeruza- _
Ps 43:1
geding of rechtszaak heeft, tot Sp 24:21 lem waren: „Staat op, en laten wij
mij zou komen! Dan zou ik hem s Re 9:3 uitwijken; t want er zal geen ont-
stellig recht verschaffen.”l t 2Sa 19:9 koming voor ons blijken te zijn
Ps 3, Ops.
5 Het gebeurde ook dat wan- Sp 19:26 wegens Absalom! _ Gaat haastig
¨
2 SAMUEL 15:15-32 Davids vlucht uit Jeruzalem. Zadok 430
heen, opdat hij zich niet haast HFDST. 15 K _idron,a en al het volk trok over
en ons werkelijk inhaalt en wat a 2Sa 12:11 op de open weg naar de wilder-
b Sp 18:24
kwaad is op ons doet neerkomen Lu 22:28 nis. 24 En zie, daar waren ook
Jo 15:14 b
en de stad slaat met de scherpte 1Kor 4:2
Zadok
_ en met hem alle levieten,c
van het zwaard!”a 15 De diena- c Re 4:10 die de arkd van het verbond van
1Sa 25:27
ren van de koning zeiden hierop d 2Sa 12:11 de [ware] God droegen; e zij nu
tot de koning: „Overeenkomstig 2Sa 16:21 zetten de ark van de [ware] God
2Sa 20:3 f
al wat mijn heer de koning ver- e 2Sa 8:18 bij Abjathar
_ neer totdat al het
kiezen mag, hier zijn uw diena- 2Sa 20:7
1Kon 1:38
volk de overtocht uit de stad had
ren.”b 16 Zo trok de koning [de 1Kr 18:17 voleindigd. 25 Maar de koning
f Joz 13:3
stad] uit en heel zijn huisge- g 1Sa 27:4 zei tot Zadok:
_ „Breng de arkg van
zin volgde hem op de voet,c en 1Kr 18:1 de [ware] God naar de stad te-
h 2Sa 18:2 h Indien ik gunst zal vinden
de koning liet tien vrouwen, bij- i Ru 1:8 rug.
vrouwen,d achter om het huis j Heb 11:38 in de ogen van Jehovah, dan zal
k Ps 25:10
te verzorgen. 17 En de koning Ps 57:3 hij mij stellig terugbrengen en
vervolgde zijn weg naar buiten
Ps 61:7
Ps 85:10
mij haar en haar verblijfplaats
en al het volk volgde hem op de Ps 89:14 doen zien.i 26 Maar indien hij
l 2Sa 2:6
voet; voorts hielden zij halt bij m 1Sa 20:3 dit zou zeggen: ’Ik heb geen be-
Beth-Merhak.
_
1Sa 25:26 hagen in u gevonden’, hier ben
n Ru 1:17
18 En al zijn dienaren trokken Sp 17:17 ik, laat hij met mij doen juist
aan zijn zijde over; en al de Kre-
Sp 18:24 zoals het goed is in zijn ogen.”j
_ Mt 8:19

thi en al de Plethi e en al de Ga- o 2Sa 18:2 27 Vervolgens zei de koning tot


_ p Ro 12:15
f Zadok,
_ de priester: „Gij zijt im-
thieten, zeshonderd man die hem mers een ziener? k Keer toch in
uit Gathg waren gevolgd, trokken 2e kolom vrede naar de stad ¨ terug, en ookl
voor het aangezicht van de ko- a 1Kon 2:37 uw zoon Ahima_ az en Jonathan, _
ning over. 19 Toen zei de koning 2Kr 30:14
h de Gathiet: „Waarom Jo 18:1 de zoon van Abjathar, _ U beider
tot Ittai,
_ zonen, met U. 28 Zie, ik talm bij
´´ b 2Sa 8:17
zoudt ook gıj met ons meegaan? 2Sa 20:25
1Kon 1:8 de doorwaadbare plaatsen van de
Keer terug i en woon bij de ko- 1Kon 2:35
wildernis, totdat er van U een be-
1Kon 4:2
ning; want gij zijt een buitenlan- 1Kr 6:8 richt komt om mij in te lichten.”m
der en bovendien zijt gij een bal- c Nu 8:19
29 Bijgevolg brachten Zadok _ en
1Kr 23:32
ling uit uw plaats. 20 Gisteren d Ex 37:1 Abjathar
_ de ark van de [ware]
zijt gij gekomen en vandaag zal ik Le 16:2
e Nu 4:15 God naar Jeruzalem _ terug en zij
u met ons laten omdolen,j om te Nu 7:9
bleven daar wonen.
1Sa 4:4
gaan terwijl ik ga waarheen ik ook 30 En David besteeg de helling
1Kr 15:2
_
ga? Keer terug en neem uw broe- f 1Sa 22:20
der Olijven,n terwijl hij onder het
1Sa 30:7
ders met u mee terug, [en Jeho- g 1Sa 4:3
opgaan weende, en zijn hoofd was
h 2Sa 6:17
vah betrachte jegens u] liefderijke i 2Sa 7:2 bedekt; o en hij ging barrevoets, en
goedheidk en trouw!”l 21 Maar Ps 26:8
van al het volk dat bij hem was, be-
Ps 27:4
Ittai
_ antwoordde de koning en j 1Sa 3:18 dekte ieder zijn hoofd, en zij klom-
zei: „Zo waar Jehovah leeft en zo 1Pe 5:6
men omhoog, wenend onder het
k 1Sa 9:9
waar mijn heer de koning leeft,m 2Kr 16:7 opgaan.p 31 En aan David _ werd
l 2Sa 17:17
op de plaats waar mijn heer de ko- m 2Sa 15:36 het volgende bericht: „Achitofel _
ning zal blijken te zijn, hetzij ten 2Sa 17:16
zelf is onder hen die met Absalom _ q
2Sa 17:21
dode of ten leven, daar zal uw die- n Mt 21:1 r
samenzweren.” Hierop zei David: _ s
naar blijken te zijn!”n 22 Daar- Mt 24:3
Lu 19:29 „Verander de raad van Achitofel _
op zei David tot Ittai: o
_ _ „Ga en Han 1:12 alstublieft in dwaasheid,t o Jeho-
o Es 6:12
trek over.” Derhalve trok Ittai, _ Jer 14:3 vah!”u
de Gathiet, over, en ook al zijn p Ro 12:15
32 Nu geschiedde het toen Da- _
q Ps 3, Ops.
mannen en alle kleinen die bij r Ps 41:9 vid zelf de top bereikte waar men
hem waren. Ps 55:12
Mt 26:15 zich voor God placht neer te bui-
23 En al het volk van het land Jo 13:18 gen, dat Husai, _ v
de Arkiet,w hem
s Fil 4:6
weende met luider stem,p en al t 2Sa 16:23 hier tegemoet kwam, met zijn
het volk trok over, en de koning 2Sa 17:14
Job 12:20
stond bij het stroomdal van de 1Kor 3:19 u Ps 3:7; Ps 50:15; v 2Sa 16:16; w Joz 16:2.
¨ ¨
431 Husai. Ziba. Simeı vervloekt David 2 SAMUEL 15:33–16:11
lange gewaad gescheurd en aar- HFDST. 15 toen tot Z _iba: „Zie! Van u is al-
de op zijn hoofd.a 33 David _ zei a 1Sa 4:12 les wat Mefiboseth _ toebehoort.”a
2Sa 1:2
echter tot hem: „Indien gij wer- b 2Sa 19:35 Daarop zei Z _iba: „Waarlijk, ik
kelijk met mij zoudt overtrek- c 2Sa 16:19 buig b mij neer. Laat mij gunst
d 2Sa 17:7
ken, dan zoudt gij mij stellig tot 2Sa 17:14 vinden in uw ogen, mijn heer de
last worden.b 34 Maar indien gij e 2Sa 17:15 koning.”
f 2Sa 17:16
naar de stad terugkeert en wer- g 2Sa 15:27 5 En koning David _ kwam tot
kelijk tot Absalom _ zegt: ’Ik ben 2Sa 18:19 aan Bahurim, _ c
en zie! daarvan-
uw dienaar, o koning. Destijds h 2Sa 17:17
1Kon 1:42 daan kwam een man naar buiten
deed ik mij kennen als de die- i 2Sa 16:16 van de familie van Sauls huis, en
naar van uw vader, ja ik, maar nu 1Kr 27:33 ¨
Sp 17:17 zijn naam was S _imeı,d de zoon van
ben ook ik uw dienaar’,c dan moet j 2Sa 16:15 Gera;
_ hij nu kwam naar buiten en
gij voor mij de raad van Achitofel _ smeekte onder het naar buiten ko-
verijdelen.d 35 Zijn niet Zadok _ HFDST. 16 men kwaad af.e 6 Toen gooide
en Abjathar,
_ de priesters, daar k 2Sa 15:30 hij met stenen naar David _ en naar
bij u? e En het moet geschieden l 2Sa 9:2 alle dienaren van koning David; _
dat gij alles wat gij uit het huis 2Sa 9:9
en al het volk en alle sterke man-
m 2Sa 9:6
van de koning mocht horen, aan n 1Sa 25:18 nen waren aan zijn rechter- en
Zadok_ en Abjathar,
_ de priesters, o 1Sa 17:17
aan zijn linkerhand. 7 En dit zei
dient te vertellen.f 36 Zie! Hun 2Sa 17:28 ¨
p 1Sa 30:12 S _imeı terwijl hij kwaad afsmeek-
twee ¨ zonen zijn daar bij hen, Ahi- q Jer 40:10
te: „Ga weg, ga weg, gij met bloed-
Am 8:1
ma_ az,g die aan Zadok _ behoort, en Mi 7:1 schuld beladenf man en nietswaar-
Jonathan, h die aan Abjathar be-
_ _ r 1Sa 10:3
dige man! g 8 Jehovah heeft alle
hoort; en door bemiddeling van s Sp 17:8
Sp 18:16 bloedschuld met betrekking tot
hen moet gijlieden alles wat GIJ t 1Sa 25:27
het huis van Saul, in wiens plaats
mocht horen, aan mij overbren- u 2Sa 17:29
gij hebt geregeerd, op u doen te-
v 2Sa 15:23
gen.” 37 Zo kwam Husai, _ Da- _ w 2Sa 9:3 rugvallen; en Jehovah geeft het
vids metgezel,i in de stad. Wat x Le 19:16
koningschap in de hand van uw
j 2Sa 19:27
Absalom
_ betreft, hij kwam nu in zoon Absalom. En daar zijt gij
Ps 15:3 _
Jeruzalem.
_ Sp 6:19
nu in uw rampspoed, omdat gij
Sp 26:22
Toen David
_ zelf een eind- een met bloedschuld beladen man
16 je voorbij de top was ge-
k
komen, daar kwam Z _iba, de be- l

2e kolom zijt!”h
¨
9 Ten slotte zei Ab _isaı, de zoon
a De 19:15
diende van Mefib oseth, m
_ hem 2Sa 9:10 van Zeruja, _ i
tot de koning: „Waar-
tegemoet met een paar gezadel- b 2Sa 14:22
om zou deze dode hondj kwaad
c 2Sa 3:16
n
de ezels en daarop tweehonderd 1Kon 2:8 over mijn heer de koning afsme-
brodeno en honderd rozijnenkoe- d 2Sa 19:16
1Kon 2:44 ken? k Laat mij alstublieft naar
kenp en honderd vrachten zomer- e Ex 22:28 de overkant gaan en zijn hoofd
fruitq en een grote kruik wijn.r 1Sa 17:43
Sp 1:22 er afnemen.”l 10 Maar de ko-
2 De koning zei toen tot Z _iba: Sp 26:2 ning zei: „Wat heb ik met U te
Pr 10:20
„Wat betekenen deze dingen van Han 23:5 maken,m GIJ zonen van Zeruja? _ n
uw zijde?”s Hierop zei Z _iba: „De f 1Sa 24:6 Laat hem aldus kwaad afsme-
1Sa 26:11
ezels zijn voor het huisgezin van g De 13:13 ken,o want Jehovah zelf heeft tot
de koning, om erop te rijden, en 1Sa 2:12 hem gezegd: p ’Smeek kwaad af
1Sa 25:17
het brood en de vracht zomer- Job 34:18 over David!’_ Wie zou er dan zeg-
fruit zijn voor de jonge mannen,t h Ps 3:1
gen: ’Waarom hebt gij aldus ge-
Ps 3:2
om te eten, en de wijn is voor wie Ps 7:1 daan?’ ”q 11 ¨ Vervolgens zei Da- _
uitgeput raaktu in de wildernis,v Ps 71:11
vid tot Ab _isaı en al zijn dienaren:
i 1Kr 2:16
om te drinken.” 3 De koning zei j 1Sa 24:14 „Ziet, mijn eigen zoon, die uit mijn
nu: „En waar is de zoon van uw 2Sa 3:8
eigen inwendige delen is voortge-
k Ex 22:28
meester?”w Hierop zei Z _iba tot de Han 23:5 komen, zoekt mijn ziel; r en hoe-
koning: „Zie, hij woont in Jeruza-
_ l 1Sa 26:8
veel te meer dan nu een Benjami-
Lu 9:54
lem; want hij ¨zei: ’Heden zal het Ro 12:19 niet! s Laat hem met rust, opdat
huis van Isra
_ el mij de koninklij- m 2Sa 19:22
2Kon 3:13
ke heerschappij van mijn vader Lu 9:55 o Ps 37:8; 1Pe 2:23; p 2Sa 12:10; q Ro 9:20; r 2Sa
teruggeven.’ ”x 4 De koning zei n 1Kon 2:5 12:11; 2Sa 15:14; 2Sa 17:12; s 2Sa 19:16.
¨
2 SAMUEL 16:12–17:9 Absalom onteert bijvrouwen. Achitofel 432
hij kwaad kan afsmeken, want HFDST. 16 allen die met u zijn, zullen stel-
Jehovah heeft het hem gezegd! a Ge 29:32
Ex 2:25
lig sterk worden.” 22 Bijgevolg
12 Misschien zal Jehovah met Ex 3:7 sloeg men voor Absalom
_ een tent
Ps 25:18
zijn oog ziena en zal Jehovah mij Sp 15:3 op het daka op, waarna Absalom
_ ¨
werkelijk het goede vergelden in b De 23:5 voor de ogen van heel Isra_ elb be-
Ps 109:28
plaats van zijn vervloeking deze c Ex 22:28 trekkingen had met de bijvrou-
dag.”b 13 Hierna bleven David _ 2Sa 16:5
Pr 10:20
wen van zijn vader.c
en zijn mannen voorttrekken ¨ op d Han 22:23 23 En de raad van Achitofel,_
e 2Sa 16:2
de weg, terwijl S _imeı langs de hel- f 2Sa 15:37 waarmee hij in die dagen raad
ling van de berg voortliep, ge- g 2Sa 15:12 gaf, was net als wanneer een man
2Sa 15:31
lijk met hem oplopend om kwaad h 2Sa 15:32 naar het woord van de [ware] God
af te smeken; c en hij bleef met i Joz 16:2
vroeg. Zo was al de raadd van Achi-
j 2Sa 15:37
stenen gooien terwijl hij gelijk 1Kr 27:33 tofel,
_ e
zowel voor David
_ als voor
met hem opliep, en hij wierp veel k 1Sa 10:24
1Kon 1:25 Absalom.
_
stof.d 2Kon 11:12
Voorts zei Achitofel tot Ab-
14 Ten slotte kwamen de ko-
ning en al het volk dat bij hem
Da 2:4
l Ge 26:26
1Kon 4:5
Sp 17:17
17 _ _
salom: „Laat mij alstublieft
twaalfduizend man uitkiezen en
was vermoeid aan. Derhalve ver- Sp 18:24
kwikten zij zich aldaar.e m 2Sa 15:34 opstaan en David _ vannacht naja-
Sp 14:15
gen.f 2 En ik zal hem overval-
15 Wat Absalom_ betreft en al ¨
n Ps 37:12
Sp 21:30 len terwijl hij afgemat en slap van
het volk, de mannen van Isra _ el, Jes 8:10
zij trokken Jeruzalem binnen; f en Mt 27:1 handen is,g en ik zal hem stellig
_ o Le 18:8
g doen beven; en al het volk dat
Achitofel _ was bij hem. 16 Nu Le 20:11

gebeurde het dat zodra Husai, h 2Sa 12:11 bij hem is, zal moeten vluchten,
_ 1Kon 2:22
de Arkiet, Davids i metgezel,j bij Job 31:10 en ik zal stellig de koning alleen
_
Absalom kwam, Husai voorts tot
p 2Sa 15:16 neerslaan.h 3 En laat mij al het
_ _ q Ge 49:4
Absalom
_ zei: „Leve de koning! k r Ge 34:30 volk tot u terugbrengen. De terug-
1Sa 13:4
Leve de koning!” 17 Hierop zei 1Sa 27:12
keer van allen staat gelijk met de
Absalom
_ tot Husai: _ „Is dit soms
s 2Sa 2:7 man die gij zoekt; [en] al het volk
uw liefderijke goedheid jegens uw zal zelf tot vrede geraken.” 4 En
metgezel? Waarom zijt gij niet 2e kolom het woord was zeer juist in de
ogen van Absalom i en in de ogen
met uw metgezell meegegaan?” a 2Sa 11:2 _
b Nu 25:6
18 Husai _ dan zei tot Absalom: _ van alle oudere mannen van Is- _
2Sa 12:12 ¨
„Neen; maar degene die door Je- Jes 3:9 rael.
c De 22:30
hovah is gekozen en ook door dit 2Sa 12:11 5 Absalom
_ zei echter: „Roep
2Sa 20:3 j de Arkiet,
volk alstublieft ook Husai, _
¨ en door alle mannen van Is- _ d 2Sa 17:14
en laat ons eens horen wat er
rael, hem zal ik toebehoren en bij e 2Sa 15:12
2Sa 17:23
hem zal ik wonen. 19 En voor in zijn, ja zijn mond is.” 6 Hu- _

de tweede keer [moet ik zeggen]: sai kwam dus bij Absalom. _ Toen
HFDST. 17
Wie zal ikzelf dienen? Is het niet zei Absalom
_ tot hem: „Overeen-
f Sp 1:16
voor het aangezicht van zijn zoon? Sp 4:16
komstig dit woord heeft Achitofel _
Net zoals ik voor het aangezicht g De 25:18 gesproken. Zullen wij volgens zijn
2Sa 16:14
van uw vader heb gediend, zo zal h 1Kon 22:31 woord
´´ handelen? Zo niet, spreek
ik voor uw aangezicht bewijzen te Ps 37:12
Ps 41:9
gıj dan.” 7 Hierop zei Husai _ tot
zijn.”m Ps 55:12 Absalom:
_ „De raad waarmee Achi-
i Mt 15:4
20 Later zei Absalom_ tot Achi- 2Ti 3:3 tofel
_ raad heeft gegeven, is in dit
tofel:
_ „Geeft gijlieden van UW zij- j 2Sa 15:32 geval niet goed!”k
2Sa 16:16
n
de raad. Wat zullen wij doen?” k 2Sa 15:34 8 Vervolgens zei Husai: _ „Gij-
l 1Sa 16:18
21 Toen zei Achitofel _ tot Absa-
_ 2Sa 15:18 zelf kent uw vader en zijn man-
lom: „Heb betrekkingen met de 2Sa 23:8 nen heel goed, [en gij weet] dat
2Sa 23:18
bijvrouwen van uw vader, die o
1Kr 11:26 zij sterk zijn,l en zij zijn verbit-
m Re 18:25
hij achtergelaten heeft om het n 2Kon 2:24
terd van ziel,m als een berin in
huis p het veld die haar jongen kwijt
¨ te verzorgen. En heel Is- _ Sp 17:12
Ho 13:8
rael zal stellig horen dat gij u o 1Sa 17:50 is; n en uw vader is een krijgs-
bij uw vader q in een kwade reuk 1Sa 18:7
1Sa 19:8
man,o en hij zal de nacht niet met
hebt gebracht,r en de handens van 2Sa 10:18 het volk doorbrengen. 9 Zie!
¨
433 Husai verijdelt Achitofels raad 2 SAMUEL 17:10-23
Hij houdt zich nu schuila in een HFDST. 17 richt: a ’Blijf vannacht niet in de
van de groeven of op een van de a 1Sa 22:1 woestijnvlakten van de wildernis,
1Sa 23:19
andere plaatsen; en het zal stel- b Ge 49:9
maar gij dient ook zonder manke-
lig geschieden dat zodra hij hen Nu 24:9 ren over te steken,b opdat de ko-
2Sa 1:23
in het begin overvalt, degene die Jes 31:4
ning en al het volk dat bij hem is,
het hoort dan zeker zal horen en c De 1:28
niet wordt verzwolgen.’ ”c
zeggen: ’Er heeft een nederlaag Joz 2:9 17¨ Terwijl Jonathan
_ d en Ahi-
Joz 7:5
plaatsgevonden onder het volk 1Sa 17:11 ma_ aze bij En-Rogel
_ f
stonden, ging
dat Absalom
_ volgt!’ 10 En zelfs d 1Sa 18:5 een dienstmaagd heen en bericht-
de dappere man wiens hart als Heb 11:34
te het hun. Derhalve gingen zij-
e 2Sa 17:8
het hart van de leeuw is,b zal zelf zelf heen, daar zij het aan ko-
f Re 20:1
beslist week worden van zwak- ning David_ moesten berichten;
¨ g Ge 32:12
heid; c want heel Isra _ el weet dat 1Kon 4:20 want zij konden zich niet verto-
uw vader een sterke man is,d en h Ps 7:15 nen door de stad binnen te gaan.
de dappere mannen die bij hem Ps 9:16 18 Een jonge man kreeg hen ech-
zijn, zijn dat eveneens.e 11 Ik i 1Sa 23:23 ter te zien en berichtte het aan
2Sa 17:9
voor mij geef werkelijk de raad: Absalom.
_ Zij gingen beiden dus
¨ j Ps 110:3
Laat heel Isra _ el, van Dan tot Ber- vlug heen en kwamen bij het huis
k Mt 24:2
seba,
_ zonder mankeren tot u ver- van een man te Bahurim, _ g die in
l Sp 21:1
gaderd worden,f zo talrijk als de zijn hof een put had; en zij daalden
m De 2:30
zandkorrels die aan de zee zijn,g 2Kr 25:20 daarin af. 19 Daarna nam de
Ps 91:11
terwijl gij in eigen persoon ten vrouw een dekkleed en spreidde
n 2Sa 16:23
strijde trekt.h 12 En wij moe- het uit over de bovenkant van de
o 2Sa 15:31
ten tegen hem opkomen op een 2Sa 15:34 put en strooide er gestoten ko-
van de plaatsen waar hij stellig te Job 5:12 ren op; h en er werd niets van ge-
Sp 19:21
vinden is,i en wijzelf zullen stel- Sp 21:30 merkt. 20 De dienaren van Ab- _
lig op hem zijn net zoals de dauwj Jes 8:10
1Kor 3:19
salom kwamen nu bij de vrouw
neervalt op de aardbodem; en er p 1Sa 2:6
in haar ¨ huis en zeiden: „Waar zijn
zal van hem en alle mannen die Job 34:11 Ahima_ az en Jonathan?”
_ Hierop
Jes 46:10
bij hem zijn, stellig geen enkele zei de vrouw tot hen: „Zij zijn van
q 2Sa 8:17
worden overgelaten. 13 En in- 2Sa 15:35 hier verder gegaan naar de wate-
dien hij zich in de een of andere 1Kr 12:28 ren.”i Toen zochten zij verder, en
stad zal terugtrekken, dan moet zij vonden hen nietj en keerden
¨
heel Isra _ el touwen naar die stad 2e kolom daarom naar Jeruzalem _ terug.
dragen, en wij zullen haar stellig a 2Sa 15:28 21 Nu gebeurde het nadat zij
naar het stroomdal slepen, totdat b 2Sa 15:14 waren weggegaan, dat zij voorts
daar zelfs geen steentje meer ge- c 2Sa 20:19 uit de put klommen en verder
Ps 35:25
vonden zal worden.”k gingen en koning David _ bericht
d 2Sa 15:27
14 Toen zeiden Absalom en alle
¨_ 1Kon 1:42 brachten en tot David _ zeiden:
mannen van Isra _ el: „De raad van e 2Sa 15:36 „Staat op en trekt vlug de wateren
2Sa 18:19
Husai,
_ de Arkiet, is beterl dan over; want aldus heeft Achitofel _
f Joz 15:7
de raad van Achitofel!” _ En Jeho- Joz 18:16
tegen U raad gegeven.”k 22 On-
vah zelf had bevel gegevenm om 1Kon 1:9 middellijk stond David _ op en ook
de raad van Achitofel, _ ofschoon g 2Sa 3:16 al het volk dat bij hem was, en
2Sa 16:5
die goed was,n te verijdelen,o op- 2Sa 19:16 zij bleven de Jorda_ an _ overtrekken
dat Jehovah rampspoed over Ab- _ h Joz 2:6 totdat het morgenlicht aanbrak,l
´ ´
salom zou brengen.p i Ex 1:19 totdat er zelfs niet een ontbrak die
Joz 2:5
15 Later zei Husai _ tot Zadok
_ q
1Sa 19:14
de Jorda_ an_ niet was overgetrok-
en Abjathar,
_ de priesters: „Zo 1Sa 21:2 ken.
Mt 10:16
en zo heeft Achitofel _ aan Absa-
_ j Joz 2:22
23 Wat Achitofel _ betreft, hij
lom en de oudere mannen van zag dat zijn raad niet was op-
¨ k 2Sa 17:2
Isra
_ el raad gegeven; en zo en gevolgd,m en hij zadelde vervol-
´ l Sp 27:12
zo heb ık raad gegeven. 16 Nu m Sp 16:18
gens een ezel en stond op en ging
dan, zendt vlug een boodschap n Joz 15:51
heen naar zijn huis in zijn eigen
en brengt David _ het volgende be- 2Sa 15:12 stad.n Toen gaf hij zijn huisgezin
¨
2 SAMUEL 17:24–18:11 Burgeroorlog. Absalom verslagen 434
bevelena en worgde b zich en stierf HFDST. 17 hart niet op ons zetten, want gij
aldus.c Hij dan werd begravend in a 2Kon 20:1 zijt tienduizend van ons waard; a
b Ex 20:13
de grafstede van zijn voorvaders. 1Sa 31:4 nu dan, het zou beter zijn indien
24 Wat David betreft, hij kwam 1Kon 16:18 gij ons van dienst zoudt zijn door
¨_ Mt 27:5
te Mahana_ ım,e en Absalom _ zelf Han 1:18 vanuit de stad hulp te bieden.”b
c Ps 5:10
trok de Jorda_ an _ over, hij en 4 De koning dan zei tot hen: „Wat
¨ Ps 55:23
alle mannen van Isra _ el met hem. d Pr 8:10 goed schijnt in UW ogen zal ik
25 En Amasa _ f was degene die e Ge 32:2
Joz 13:26
doen.”c En de koning bleef opzij
door Absalom_ in de plaats van 2Sa 2:8 van de poort staan,d en al het
f 2Sa 19:13
Joab
_ g
over het leger was aange- 2Sa 20:4
volk zelf trok bij honderden en bij
steld; en Amasa _ was de zoon van 2Sa 20:10 duizenden naar buiten.e 5 Ver-
g 2Sa 8:16
een man h volgens gebood de koning Joab
¨ wiens naam J _itra was, h 1Kr 2:17 ¨ _
de Israeliet, die betrekkingen had i 1Kr 2:16 en Ab _isaı en Ittai, _ en zei: „Be-
¨ i
gehad met Ab _igaıl, de dochter j Nu 32:1
De 3:15
handelt ter wille van mij de jon-
van Nahas, _ de zuster van Zer¨ uja, _ k De 3:11 ge man Absalom
_ met zachtheid.”f
Joabs
_ moeder. 26 En Isra _ el en Joz 13:25
2Sa 12:29
En al het volk zelf hoorde hoe
Absalom
_ sloegen hun kamp op in l 2Sa 12:26 de koning aan alle oversten bevel
het land G _ilead.j m 2Sa 9:4 gaf inzake Absalom.
_
n 2Sa 9:5
27 Nu geschiedde ¨ het zodra Da- _ o 2Sa 19:32 6 En het volk bleef naar bui-
¨
vid te Mahana_ ım kwam, dat Sobi, _ 1Kon 2:7
p 2Sa 19:31
ten trekken, het veld in, Isra _ el te-
de zoon van Nahas, uit Rabba k
_ _ q Ge 18:6 gemoet; en de strijd vond plaats
l ¨
van de zonen van Ammon, _ en 1Sa 28:24
in het woud van Efra _ ım.g 7 Ten
m de zoon van ¨ n r 1Sa 25:18 ¨
Machir,
_ Ammi
_ el, s Ez 4:9 slotte leed het volk van Isra _ elh
uit Lodebar,
_ en Barz _illai,o de Gi- t Ge 25:34 daar voor de dienaren van David _
p 2Sa 23:11
leadiet uit Rogelim, _ 28 bedden u Ex 3:8 de nederlaag,i en het kwam daar
en bekkens en pottenbakkers- v Ge 18:8 op die dag tot een grote slach-
Sp 30:33
vaten [brachten], en tarwe en w Sp 11:25 ting, van twintigduizend man.
gerst en meelq en geroosterd ko- Han 28:2 8 En de strijd breidde zich daar
x 2Sa 16:2
ren¨ r en tuinbonens en linzent en uit over heel het land, zover men
geeest koren; 29 en honing u en
kon zien. Bovendien verslond
boter v en schapen en gestremde HFDST. 18
het woud meer van het volk dan
melk van runderen voerden zij y 1Sa 8:12 het zwaard er op die dag ver-
1Kr 13:1
aan opdat David _ en het volk dat 1Kor 14:40 slond.
bij hem was, konden eten,w want z Re 7:16
9 Ten
zij zeiden: „Het volk is hongerig
Sp 20:18 ´ ´ slotte bevond Absalom _
a 2Sa 8:16 zich voor de dienaren van David. _
en vermoeid en dorstig in de wil- 2Sa 10:7
En Absalom
_ reed op een muil-
b 2Sa 23:18
dernis.”x c 1Kr 2:16 dier, en het muildier kwam toen
d 2Sa 15:19
David
_ telde toen het volk onder het netwerk van takken
18 dat bij hem was en stel-
de over hen oversten van duizend
2Sa 15:21
e 2Sa 21:17
f 2Sa 17:2
van een kolossale boom, zodat
hij met zijn hoofd vast raakte in
1Kon 22:31
en oversten van honderd aan.y de grote boom, en hij werd op-

2 Voorts zond D avid _ het volk genomen tussen hemel en aarde,j
2e kolom
uit: een derde z onder de hand daar het muildier zelf, dat onder
a 2Sa 17:3
van Joab a
en een hem was, doorliep. 10 Voorts
_ ¨ derde onder de Klg 4:20
hand van Ab _isaı,b de zoon van Ze- b Ex 17:10 zag een zeker man het en hij
c Ru 3:5 k en zei:
ruja,
_ Joabs
_ broer,c en een derde Jak 3:17 vertelde het aan Joab _
onder de hand van Ittai, _ d de Ga- d 2Sa 18:24 „Zie! Ik heb Absalom_ in een gro-
e 1Sa 29:2
thiet. Toen zei de koning tot het te boom zien hangen.” 11 Hier-
´ f 2Sa 18:12
volk: „Ook ık zal zonder manke- g 2Sa 17:26 op zei Joab _ tot de man die hem
ren met U uittrekken.” 3 Maar h 2Sa 16:15 het bericht kwam brengen: „En
i 2Sa 2:17
het volk zei: „Gij moogt niet uit- 2Kr 13:16 gij hebt het nog wel gezien, en
trekken,e want mochten wij soms 2Kr 28:6
Ps 3:7
waarom hebt gij hem daar niet
vluchten, zij zouden het hart niet Sp 24:22 ter aarde geslagen? Dan zou op
j 1Kr 21:16
op ons zetten; f en al zou de helft k 2Sa 8:16
mij de verplichting hebben ge-
van ons sterven, zij zouden het 2Sa 18:2 rust u tien zilverstukken en een
¨
435 Absalom gedood; zijn monument 2 SAMUEL 18:12-28
gordel te geven.”a 12 Maar de HFDST. 18 den] uit de hand van zijn vijan-
man zei tot Joab: _ „En ook al woog a 1Sa 17:25
1Kr 11:6
den.”a 20 Maar Joab _ zei tot hem:
ik duizend zilverstukken op mijn „Gij zijt deze dag geen man van
handpalmen, ik zou mijn hand b 2Sa 18:5 nieuws, en gij moet het nieuws op
niet uitsteken tegen de zoon van een andere dag overbrengen; maar
de koning; want ten aanhoren c Sp 16:14 deze dag moogt gij het nieuws
Sp 24:21
van ons heeft de koning u en niet overbrengen, en wel omdat
¨
Ab _isaı en Ittai _ geboden en ge- d Re 4:21
’s konings eigen zoon gestorven
zegd: ’Waakt, wie het ook [zij], Re 5:31 is.”b 21 Toen zei Joab _ tot de Ku-
Ps 45:5
over de jonge man, over Absa- _ schiet: c „Ga, vertel de koning wat
lom.’b 13 Anders zou ik verra- e 2Sa 18:9
gij gezien hebt.” Daarop boog de
derlijk tegen zijn ziel gehandeld Kuschiet zich voor Joab _ en rende
¨
hebben en de hele zaak zelf zou f De 27:16 weg. 22 Ahima_ az, de zoon van
de koning niet verborgen blij- De 27:20
Zadok,
_ zei nu nog eens tot Joab: _ ´´
´´ 2Sa 12:10
ven,c en gıj zoudt u afzijdig hou- Ps 63:9 „Gebeure nu wat wil, laat ook mıj
Sp 2:22
den.” 14 Hierop zei Joab: _ „Laat Sp 20:20 alstublieft achter de Kuschiet aan
ik mij niet op deze wijze voor rennen.” Joab zei echter: „Waarom
´´ _
Sp 30:17

uw aangezicht laten ophouden!” moet gıj rennen, mijn zoon, ter-


g 2Sa 2:28
Toen nam hij drie speerschach- wijl er voor u geen nieuws gevon-
ten in zijn handpalm en dreef d ze h Joz 7:26
den wordt?” 23 [Toch zei hij:]
vervolgens door het hart van Ab- _ Joz 8:29 „Gebeure nu wat wil, laat mij
Joz 10:27
salom, terwijl hij nog levend was rennen.” Hij dan zei tot hem:
e van de grote boom. ¨
in het hart i 1Sa 15:12
„Ren!” Toen rende Ahima_ az heen
15 Daarna liepen tien bedien- langs de weg van het District,d en
den die Joabs _ wapens droegen j Ge 14:17 ten slotte kwam hij de Kuschiet
toe en zij sloegen Absalom _ ten voor.
einde hem ter dood te brengen.f k Nu 27:4 24 David
_ nu zat tussen de twee
2Sa 14:27
16 Joab _ blies nu op de hoorn,g poorten.e Intussen ging de wach-
opdat het volk zou terugkeren ter f naar het dak van de poort bij
¨ l Ps 49:11
van het najagen van Isra _ el; want de muur. Ten slotte sloeg hij zijn
Joab
_ had het volk teruggehou- m 2Sa 15:36 ogen op en zag, en zie! er kwam
den. 17 Ten slotte namen zij 2Sa 17:17
een man aanrennen, geheel al-
Absalom
_ en wierpen hem in het
leen. 25 De wachter riep derhal-
woud in een grote groeve en richt- 2e kolom ve en vertelde het aan de koning,
ten een zeer grote steenhoop bo- a 2Sa 15:25 waarop de koning zei: „Indien hij
¨ Ps 9:4
ven hem op.h Wat heel Isra _ el be- alleen is, dan is er nieuws in zijn
treft, zij vluchtten, iedere man b 2Sa 18:5 mond.” En hij kwam hoe langer
naar zijn huis. hoe dichterbij. 26 De wachter
18 Absalom
_ zelf nu had tijdens c Ge 10:6 zag nu nog een man komen aan-
Nu 12:1
zijn leven een zuil genomen en 2Kr 14:9 rennen. De wachter riep daarom
die vervolgens voor zichzelf op- de poortwachter toe en zei: „Zie!
gericht,i welke in de Koningslaag- d 1Kon 7:46 Daar komt nog een man aanren-
2Kr 4:17
vlakte j staat, want hij zei: „Ik nen, geheel alleen!”, waarop de
heb geen zoon om mijn naam in e 2Sa 18:4
koning zei: „Dat is ook een bren-
herinnering te houden.”k Daarom ger van nieuws.” 27 Vervolgens
noemde hij de zuil naar zijn eigen f 2Sa 13:34 zei de wachter: „Ik zie dat de ma-
naam,l en ze wordt tot op deze dag 2Kon 9:17
Jes 21:6
nier van lopen van de eerste is
nog steeds het Monument van Ab- _ als de manier van lopeng van Ahi-
¨
salom genoemd. g 2Kon 9:20 ma_ az,h de zoon van Zadok”, _ waar-
¨ m
19 Wat nu Ahima_ az betreft, de op de koning zei: „Dat is een
i
zoon van Zadok, _ hij zei: „Laat mij h 2Sa 18:19 goed man, en hij dient met goed
alstublieft heensnellen en het nieuws j te komen.” 28 Ten slot-
i Sp 25:13 ¨
nieuws aan de koning overbren- te riep Ahima_ az en zei tot de ko-
gen, want Jehovah heeft hem j 1Kon 1:42
ning: „Het is wel!” Daarop boog
recht verschaft [om hem te bevrij- Sp 25:25 hij zich voor de koning met zijn
¨
2 SAMUEL 18:29–19:10 David rouwt over Absalom; terechtgewezen 436
aangezicht ter aarde. Vervolgens HFDST. 18 de strijd waren gevlucht. 4 En
zei hij: „Gezegenda zij Jehovah, a Ge 14:20
2Sa 22:47
de koning zelf bedekte zijn aange-
uw God, die de mannen die hun Ps 124:6 zicht, en de koning riep voortdu-
Ps 144:1
hand tegen mijn heer de koning rend met luider stem: „Mijn zoon
hebben opgeheven, heeft overge- b 1Sa 26:8 Absalom!
_ Absalom
_ mijn zoon, mijn
leverd!”b Ps 31:8 zoon!”a
29 De koning zei echter: „Is c 2Sa 18:19 5 Ten slotte kwam Joab _ bij de
het wel met de jonge man ¨ Ab-
_ koning in het huis en zei: „Gij
d 2Sa 18:21
salom?” Hierop zei Ahima_ az: „Ik hebt heden het aangezicht van
zag het grote tumult toen Joab
_ de e 2Sa 22:49 al uw dienaren, degenen die he-
dienaar van de koning en uw die- Ps 55:18
Ps 94:1 den ontkoming verschaffen voor
naar wegzond, en ik wist niet wat Ps 124:2 uw zielb en voor de ziel van uw zo-
het was.”c 30 De koning dan zei: f Re 5:31
nenc en uw dochters d en de ziel
„Treed terzijde, ga hier staan.” Ps 27:2 van uw vrouwene en de ziel van
Ps 68:1
Daarop trad hij terzijde en bleef uw bijvrouwen,f beschaamd ge-
staan. g 2Sa 18:24 maakt, 6 door lief te hebben die
31 En zie, daar kwam de Ku- u haten en door te haten die u
h 2Sa 19:1
schietd aan, en de Kuschiet zei liefhebben; want gij hebt heden
toen: „Laat mijn heer de koning i 2Sa 12:10 te kennen gegeven dat oversten
2Sa 17:14
nieuws in ontvangst nemen, want Sp 10:1 en dienaren voor u niets beteke-
Jehovah heeft u heden recht ver- Sp 19:13 nen, want heden weet ik maar al
schaft [om u te bevrijden] uit de te goed dat indien alleen Absa- _
hand van allen die tegen u op- HFDST. 19 lom nog in leven was en alle an-
staan.”e 32 Maar de koning zei j 2Sa 18:5 deren van ons heden dood waren,
tot de Kuschiet: „Is het wel met 2Sa 18:14
wel, in dat geval zou het recht zijn
de jonge man Absalom?”
_ Hierop k 2Sa 17:24 in uw ogen. 7 Nu dan, sta op,
zei de Kuschiet: „Mogen de vijan- 2Sa 19:32
ga naar buiten en spreek recht-
den van mijn heer de koning en streeks tot het hartg van uw die-
allen die ten kwade tegen u zijn 2e kolom naren, want waarlijk, ik zweer bij
opgestaan, worden als de jonge a 2Sa 18:33 Jehovah dat, ingeval gij niet naar
man.”f buiten gaat, er vannacht geen
b Ps 18:48
33 Toen raakte de koning van man bij u zal blijven; h en dit zal
streek en hij ging naar boven, c 2Sa 3:3 stellig erger voor u zijn dan al het
2Sa 5:14
naar het dakvertrekg boven de kwaad dat u van uw jeugd af tot
poort, en barstte uit in geween; d 2Sa 13:1 nu toe overkomen is.” 8 Bijge-
en dit zei hij onder het gaan: volg stond de koning op en ging in
e 2Sa 5:13
„Mijn zoon Absalom,
_ mijn zoon, de poort zitten,i en men bericht-
mijn zoonh Absalom!
_ O was ik f 2Sa 15:16 te het aan heel het volk met de
maar gestorven, ikzelf, in plaats woorden: „Zie, de koning zit in de
g Jes 40:2
van u, Absalom
_ mijn zoon, mijn poort.” Daarop verscheen al het
zoon!”i h Sp 14:28 volk voor de koning.
¨
Later werd er aan Joab _ Isra
_ el nu was gevlucht, ieder
19 bericht: „Zie! De koning
weent en hij bedrijft rouw over
i 2Sa 18:4
2Sa 18:24
1Kon 22:10
Jer 38:7
naar zijn huis.j 9 En al het volk
geraakte aan het redetwisten in
¨
Absalom.”
_ j 2 Zo werd de red- alle stammen van Isra _ el en zei:
j 2Sa 18:17
ding op die dag een aanleiding 1Kon 22:36 „Het was de koning die ons uit
tot rouw van de zijde van heel de handpalm van onze vijanden
k 1Sa 17:50
het volk, omdat het volk op die 1Sa 18:7 heeft bevrijd,k en hij was het die
dag hoorde zeggen: „De koning 1Sa 19:5
2Sa 5:25
ontkoming voor ons verschafte
is diepbedroefd om zijn zoon.” 2Sa 8:5 uit de handpalm van de Filistij-
3 En het volk kwam die dag hei- l 2Sa 15:14
nen; en nu heeft hij voor Ab- _
melijk de stadk binnensluipen, net salom de wijk genomen uit het
zoals het volk placht binnen te m 2Sa 15:10 land.l 10 Wat Absalom
_ betreft,
2Sa 15:12
sluipen wanneer zij zich te schan- die wij over ons gezalfd hebben,m
de gemaakt voelden omdat zij in n 2Sa 18:14 hij is in de strijd gestorven.n
¨ ¨
437 Simeı en Mefiboseth gaan David tegemoet 2 SAMUEL 19:11-27
Waarom doet GIJ nu dan niets om HFDST. 19 19 Voorts zei hij tot de koning:
de koning terug te halen?”a a 2Sa 3:17 „Laat mijn heer mij geen dwa-
b 2Sa 8:17
11 Wat koning David _ betreft, 2Sa 15:25
ling aanrekenen, en gedenk niet
hij liet aan de priesters Zadok _ b
en 1Kon 1:8 wat uw knecht misdreven heefta
Abjathar
_ c zeggen: „Spreekt tot c 1Sa 22:20
1Sa 30:7
op de dag dat mijn heer de ko-
de oudere mannen van Juda _ d en 2Sa 15:24 ning uit Jeruzalem
_ trok, zodat de
1Kr 15:11
zegt: ’Waarom zoudt GIJ de laat- koning het ter harte zou nemen.b
d 2Sa 2:4
sten worden om de koning terug e Re 9:2
20 Want uw knecht weet heel
te halen naar zijn huis, terwijl 2Sa 5:1 goed dat ik het ben die heb ge-
¨
het woord van heel Isra _ el zelf tot f 2Sa 17:25
1Kr 2:17
zondigd; en daarom, zie, ben ik
de koning in zijn huis is doorge- g Ru 1:17
heden als de eerste van heel het
drongen? 12 Mijn broeders zijt 1Sa 3:17 huis van Jozef
_ gekomenc om af te
GIJ; mijn been en mijn vlees zijt
h 2Sa 8:16
2Sa 18:5
dalen, mijn heer de koning tege-
GIJ.e Waarom zoudt GIJ dan de 2Sa 18:14 moet.”
¨
laatsten worden om de koning te- i Re 20:1 21 Terstond nam Ab _isaı,d de
j Joz 5:9
rug te halen?’ 13 En tot Ama- _ zoon van Zeruja, _ e
het woord en
1Sa 11:14 ¨
sa dient GIJ te zeggen: f ’Zijt gij k 2Sa 16:5 zei: „Dient S _imeı hiervoor niet
niet mijn been en mijn vlees? Zo 1Kon 2:36
1Kon 2:44
ter dood gebracht te worden,
moge God met mij doen en zo l 1Kon 2:8 dat hij kwaad heeft afgesmeekt
moge hij daaraan toevoegeng in- m 2Sa 3:16 over de gezalfde van Jehovah?”f
2Sa 17:18
dien gij niet voor altijd de leger- 22 Maar David _ zei: „Wat heb ik
n 2Sa 9:2
overste voor mijn aangezicht zult 2Sa 16:1 met U te maken,g GIJ zonen van Ze-
worden in plaats van Joab.’ _ ”h o 2Sa 9:10 ruja,
_ dat GIJ mij heden tot een te-
14 Hij dan neigde het hart van p 2Sa 15:28 genstrever h zoudt worden? Zal er
´ ´ q Ps 66:3 ¨
alle mannen van Juda _ als een Ps 81:15
vandaag iemand in Isra _ el ter dood
man,i zodat zij de koning bericht Pr 10:4 gebracht worden? i Want weet ik
zonden: „Kom terug, gij en al uw niet heel goed dat ik heden ko-
¨
dienaren.” 2e kolom ning ben over Isra _ el?” ¨ 23 Toen
15 Toen begaf de koning zich a 1Sa 26:21 zei de koning tot S _imeı: „Gij zult
op de terugweg, en hij kwam ten 2Sa 16:5 niet sterven.” Vervolgens bezwoer
b 2Sa 13:20
slotte tot aan de Jorda_ an. _ Juda _ nu 2Sa 13:33
de koning het hem.j
24 Wat Mefiboseth k betreft, de
kwam naar G _ilgalj om de koning c 2Sa 19:43 _
1Kr 5:2
tegemoet te gaan, ten einde de ko- kleinzoon van Saul, hij daalde af,
d 2Sa 23:18
ning bij zijn overtocht over de Jor- e 2Sa 2:18
de koning tegemoet; en hij had
da_ an
_ te begeleiden. 16 Voorts zijn voeten niet verzorgd,l noch
¨ f Ex 22:28
haastte S _imeı,k de zoon van Gera, _ l 2Sa 16:7 had hij zijn snor verzorgd,m noch
1Kon 21:13
de Benjaminiet, die uit Bahurim _ m
Ps 105:15 had hij zijn kleren gewassen van
Pr 10:20
was, zich en daalde met de man- Han 23:5
de dag af dat de koning heen-
nen van Juda _ af, koning David _ 2Pe 2:10 ging tot op de dag dat hij in vrede
tegemoet. 17 En er waren dui- g 2Sa 3:39 terugkwam. 25 Nu geschiedde
2Sa 16:10
zend man uit Benjamin_ bij hem. h 1Sa 29:4
het dat toen hij te Jeruzalem _ de
(En ook Z _iba,n de bediende van 1Kon 5:4 koning tegemoet kwam, de ko-
Mt 16:23
het huis van Saul, en zijn vijf- Jak 1:20 ning voorts tot hem zei: „Waar-
tien zoneno en twintig knechten i 1Sa 11:13 om zijt gij niet met mij meege-
van hem waren bij´ ´ hem, en zij j 1Kon 2:8 gaan, Mefiboseth?” _ 26 Hierop
1Kon 2:37
slaagden erin om voor de koning 1Kon 2:46 zei hij: „Mijn heer de koning, het
de Jorda_ an
_ te bereiken. 18 En Heb 6:16 was mijn dienaar n die mij heeft
k 2Sa 9:6
hij trok de doorwaadbare plaats 2Sa 16:4 bedrogen. Want uw knecht had
p
over om het huisgezin van de ko- l 2Sa 9:3 gezegd: ’Laat ik de ezelin voor
ning bij de overtocht te begelei- m Ezr 9:3 mij zadelen, opdat ik daarop kan
den en te doen wat goed was in n 2Sa 9:9 rijden en met de koning kan mee-
¨ o 2Sa 4:4
zijn ogen.) Wat S _imeı betreft, de gaan’, want uw knecht is kreu-
p Le 19:16
zoon van Gera, _ hij viel voor de ko- 2Sa 16:3 pel.o 27 Hij heeft dus uw knecht
ning neer toen deze op het punt Ps 101:5
Sp 6:19
bij mijn heer de koning belasterd.p
stond de Jorda_ an _ over te trekken.q Sp 21:6 Maar mijn heer de koning is als
¨
2 SAMUEL 19:28-43 Barzillai. Rivaliteit tussen stammen 438
een engela van de [ware] God, en HFDST. 19 stervena in mijn stad, dicht bij de
doe dus wat goed is in uw ogen. a 1Sa 29:9 grafstede van mijn vader en mijn
2Sa 14:17
28 Want heel het huisgezin van moeder.b Maar hier is uw knecht
b 2Sa 9:1
mijn vader zou niet anders dan 2Sa 9:7 K _imham.c Laat hem met mijn
ten dode opgeschreven zijn ge- 2Sa 9:10
2Sa 9:13
heer de koning overtrekken; en
worden voor mijn heer de koning, c 2Sa 9:8
doe met hem wat goed is in uw
en toch hebt gij uw knecht een ogen.”
d 2Sa 16:4
plaats gegeven onder hen die aan Sp 18:17 38 Bijgevolg zei de koning:
Sp 29:4
uw tafel eten.b Wat heb ik dan „K _imham zal met mij overtrek-
e Mt 5:40
nog voor rechtmatige aanspraak 1Kor 6:7 ken, en ik voor mij zal met hem
om zelfs nog verder tot de koning f 2Sa 17:27
doen wat goed is in uw ogen; en
te roepen?”c 1Kon 2:7 al wat gij moogt verkiezen mij op
29 De koning zei echter tot g Ps 90:10 [te leggen], zal ik voor u doen.”
hem: „Waarom blijft gij nog uw h 2Sa 17:28 39 Al het volk ging er nu toe over
Sp 3:27
woorden spreken? Waarlijk, ik Heb 13:16 de Jorda_ an _ over te trekken, en de
zeg: Gij en Z _iba dienen het veld i 1Sa 25:2
koning zelf trok over; maar de ko-
te delen.”d 30 Hierop zei Mefi- Job 1:3 ning kuste d Barz _illai en zegende e
boseth
_ tot de koning: „Laat hij j 2Sa 9:10 hem, waarna deze naar zijn plaats
Sp 11:25
zelfs alles nemen,e nu mijn heer Mt 7:12 terugkeerde. 40 Toen de koning
de koning in vrede naar zijn huis Lu 6:38 overtrok naar G _ilgal,f trok K _im-
is gekomen.” k Ps 90:10 ham zelf met hem over, en ook al
31 En Barz _illai,f de Gileadiet, l Pr 8:15 het volk van Juda, _ en ook de helft
Pr 12:5 ¨
daalde zelf uit Rogelim
_ af om met van het volk van Isra _ el, om de
m Job 12:11
de koning naar de Jorda_ an _ te trek- Pr 12:4 koning bij de overtocht te bege-
ken, ten einde hem naar de Jor- n Ezr 2:65 leiden.
Ne 7:67
da_ an_ uitgeleide te doen. 32 En 41 En zie! alle mannen van Is- _
Pr 2:8 ¨
Barz _illai was zeer oud, namelijk o 2Sa 13:25
rael kwamen tot de koning, en zij
tachtig jaar; g en hij was het die de 2Sa 15:33 zeiden vervolgens tot de koning:
koning van voedsel had voorzien p Lu 6:38 „Waarom hebbeng onze broeders,
¨
toen deze te Mahana_ ım woonde,h de mannen van Juda, _ u gestolen,
want hij was een zeer grooti man. 2e kolom opdat zij de koning en zijn huis-
33 De koning dan zei tot Barz _il- gezin en alle mannen van David _
´´ a Joz 23:14
lai: „Trekt gıj met mij over, en Lu 2:29 met hem over de Jorda_ an _ konden
ik zal u bij mij in Jeruzalem
_ stellig b Ge 47:30 brengen?”h 42 Hierop gaven alle
Ge 49:29
van voedsel voorzien.”j 34 Maar mannen van Juda _ de mannen van
Ge 50:13
¨
Barz _illai zei tot de koning: „Wat c 1Kon 2:7 Isra
_ el ten antwoord: „Omdat de
zijn nu nog de dagen van de ja- d Ge 31:55 koning nauw aan ons verwant is; i
ren van mijn leven, dat ik met Ru 1:14 en waarom zijt gij toornig gewor-
1Sa 20:41
de koning naar Jeruzalem _ zou 1Kon 19:20 den over deze zaak? Hebben wij
opgaan? 35 Ik ben heden tach- Han 20:37 soms op kosten van de koning ge-
tig jaar oud.k Zou ik onderscheid e Ge 14:19
Ge 47:7
geten, of is ons een geschenk aan-
kunnen maken tussen goed en Joz 22:6 gedragen?”
¨
kwaad, of zou uw knecht kun- f 1Sa 11:14 43 Maar de mannen van Isra _ el
nen proeven wat ik at en wat ik g Re 8:1 antwoordden de mannen van Juda _
Re 12:1
dronk,l of zou ik nog kunnen luis- en zeiden: „Wij hebben tien delen
h 2Sa 19:15
terenm naar de stem van zangers aan de koning,j zodat wij zelfs in
en zangeressen? n Waarom zou uw i Ru 4:12
Ru 4:22
David
_ meer hebben dan gij. Waar-
knecht mijn heer de koning dan 2Sa 2:4 om hebt gij ons dan met verach-
Ps 78:68
nog tot last worden? o 36 Want Mt 1:3 ting bejegend, en waarom werd
uw knecht zou de koning maar Mt 1:6 het niet in de eerste plaats onze
een eindje kunnen wegbrengen j 1Kon 11:31 zaak,k dat wij onze koning zouden
1Kon 12:16
naar de Jorda_ an, _ en waarom zou terughalen?” Maar het woord van
k Pr 4:4
de koning mij met deze beloning Lu 22:24 de mannen van Juda _ woog zwaar-
vergelden? p 37 Laat uw knecht Lu 22:26 der dan het woord van de mannen
Ga 5:26 ¨
alstublieft terugkeren en laat mij Fil 2:3 van Isra _ el.
¨
439 Seba’s opstand. Joab vermoordt Amasa 2 SAMUEL 20:1-16
Nu bevond zich daar een HFDST. 20 vastgebonden was, in de schede.
20 nietswaardige man, wiens
naam Seba
_ b
was, de zoon van B _ik-
a a De 13:13
1Sa 2:12
En hijzelf trad naar voren, en zo
viel het eruit.
b 2Sa 20:21
ri, een Benjaminiet; hij nu blies 9 Voorts zei Joab _ tot Amasa: _
c Re 3:27
op de hoornc en zei: „Wij heb- 2Sa 15:10 „Gaat het goed met u, mijn broe-
ben geen deel aan David, _ en wij d 2Sa 19:43
a
der?” Toen greep Joab _ met de
hebben geen erfdeel met de zoon rechterhand Amasa _ bij de baard
¨ d e De 13:6
van Isa_ ¨ ı. Ieder naar zijn goden,e De 13:9 om hem te kussen.b 10 Wat
1Kon 12:16
o Isra
_ el!” 2 Daarop trokken alle Amasa _ betreft, hij was niet op
¨ 2Kr 10:16
mannen van Isra _ el op van het vol- f 2Sa 15:12 zijn hoede voor het zwaard dat in
gen van David _ om Seba, _ de zoon Sp 6:19 Joabs
_ hand was, zodat deze hem
Sp 24:21
van B _ikri, te volgen; f maar wat Ga 5:20 ermee in het onderlijf stak,c en
de mannen van Juda _ betreft, zij g 2Sa 19:15 zijn ingewanden werden op de aar-
bleven hun koning trouw volgen 2Sa 19:42
de uitgestort, en hij behoefde het
van de Jorda_ an g
_ af tot Jeruzalem. _ h 2Sa 5:11 hem niet nog eens te doen. Zo
3 Ten slotte kwam David _ in i 2Sa 15:16 stierf hij. En Joab _ en zijn broer
2Sa 16:21 ¨
zijn huis te Jeruzalem. _ h Toen nam Ab _isaı jaagden hunnerzijds Seba, _
j 2Sa 16:22
de koning de tien vrouwen,i de de zoon van B _ikri, achterna.
k 2Sa 17:25
bijvrouwen die hij had achterge- 2Sa 19:13 11 En een zeker iemand van
laten om het huis te verzorgen, 1Kr 2:17 Joabs
_ jonge mannen stond bij
en hij zette hen in een huis van l 1Sa 26:6
2Sa 10:10
hem en zei voortdurend: „Al wie
bewaring, maar hij bleef hen van 2Sa 23:18 behagen in Joab _ heeft gevonden
1Kr 11:20
voedsel voorzien. En hij had geen 1Kr 18:12
en al wie tot David _ behoort,d die
betrekkingen met hen,j maar zij m 2Sa 20:1
volge Joab!” _ 12 Intussen wen-
bleven tot de dag van hun ster- n 2Sa 15:12
telde Amasa _ zich in het bloede
ven opgesloten, in een weduw- midden op de grote weg. Toen
o 2Sa 11:11
schap met een levende [echtge- 1Kon 1:33 de man zag dat al het volk bleef
noot]. p 2Sa 8:16 staan, trok hij Amasa _ van de gro-
4 De koning zei nu tot Ama- _ q 2Sa 8:18 te weg af op het veld. Ten slot-
sa: k „Roep mij binnen drie dagen 1Kr 18:17 te wierp hij een kleed over hem
de mannen van Juda _ bijeen, en r 2Sa 15:18 heen, daar hij zag dat iedereen
1Kon 1:38
gijzelf, sta hier.” 5 Amasa _ ging die bij hem kwam, bleef staan.f
s Joz 18:25
dus heen om Juda _ bijeen te roe- Joz 21:17 13 Zodra hij hem van de grote
pen; maar hij bleef langer uit dan t 2Sa 17:25 weg had verwijderd, ging iedere
de vastgestelde tijd die hij hem 2Sa 19:13 man voorbij, achter Joab _ aan, om
g de zoon van B
bepaald had. 6 Toen zei David _ Seba,_ _ikri, achter-
¨ na te jagen.
tot Ab _isaı: l „Nu zal Seba, _ m de 2e kolom
zoon van B _ikri, voor ons nog er- a Ps 55:21 14 [Seba] _ trok intussen ¨ door
Sp 26:24
ger zijn dan Absalom. _ n Neemt alle stammen van ¨ Isra
_ el naar Abel _
´´ Mi 7:2
gıj de dienareno van uw heer en b Lu 22:47
van Beth-Ma_ acha.h Wat alle Bik-
jaag hem achterna, opdat hij niet c Nu 35:16
rieten betreft, zij verzamelden
werkelijk versterkte steden voor 2Sa 3:27 zich toen en trokken eveneens
1Kon 2:5
zich vindt en voor onze ogen ont- Ps 55:23
achter hem aan [de stad] in.
snapt.” 7 Bijgevolg trokken de d 2Sa 20:2 15 Voorts kwamen zij en be-
mannen van Joab p en de Krethiq
_ _ 2Sa 20:4 legerden ¨ hem in Abel _ van Beth-
en de Plethi r en alle sterke man-
_ e Ge 4:10 Ma_ acha en wierpen een belege-
Ge 9:5
nen uit, achter hem aan; zij nu ringsdam tegen de stad op,i daar
f 2Sa 2:23
trokken uit Jeruzalem _ om Seba, _ ze binnen een voormuur lag. En
g 2Sa 20:1
de zoon van B _ikri, achterna te al het volk dat bij Joab _ was, was
jagen. 8 Zij waren dicht bij de h 1Kon 15:20
2Kon 15:29
bezig de muur te ondermijnen om
grote steen die in G _ibeons is, en 2Kr 16:4 hem te laten instorten. 16 Toen
Amasa _ t zelf kwam hun tegemoet. i Pr 9:14 riep een wijze vrouwj vanuit de
Jer 33:4
Joab
_ nu was omgord, gehuld in Lu 19:43
stad: „Luistert, luistert! Zegt
een kleed; en hij was omgord met j 1Sa 25:3
alstublieft tot Joab: _ ’Nader tot
een zwaard dat aan zijn heup 2Sa 14:2 hier, en laat mij tot u spreken.’ ”
¨
2 SAMUEL 20:17–21:8 Seba onthoofd. Drie jaar hongersnood 440
17 Hij kwam dus dicht bij haar, HFDST. 20 Nu ontstond er in de dagen
en de vrouw zei toen: „Zijt gij
Joab?”,
_ waarop hij zei: „Dat ben
a
b
1Sa 25:24
Sp 12:20
21 a
van D avid
_ een hongers-
nood, drie jaar lang, jaar op jaar;
c Ge 18:23
ik.” Toen zei zij tot hem: „Luis- d De 20:10 en D avid _ ging het aangezicht
e Ex 19:5
ter naar de woorden van uw sla- De 32:9 van Jehovah raadplegen. Toen
vin.”a Waarop hij zei: „Ik luister.” f
2Sa 21:3
2Sa 17:16
zei Jehovah: „Op Saul en op zijn
18 Vervolgens zei zij: „In vroeger Ps 124:3 huis rust bloedschuld, omdat hij
g Joz 17:15
tijden placht men zonder uitzon- Re 2:9
de Gibeonieten ter dood gebracht
dering te spreken en te zeggen: h 2Sa 20:1 heeft.”b 2 De koning dan riep
i 2Sa 20:6
’Men vrage slechts in Abel, _ en zo j Nu 16:24
de Gibeonietenc en sprak tot hen.
zal men de zaak stellig tot een Joz 7:13 (Terloops zij opgemerkt, dat de
Sp 17:11
einde brengen.’ 19 Ik vertegen- Gibeonieten niet tot de zonen van
k Nu 16:26 ¨
woordig de vredelievendenb en l 1Sa 17:51 Isra
_ el behoorden, maar tot het
¨ 1Sa 31:9
overschot van de Amorieten; d en
getrouwenc van Isra _ el. Gij tracht 2Kon 10:7
¨
een stadd en een moeder in Is- _ m Pr 9:15 de zonen van Isra _ el zelf hadden
¨ Pr 9:18
hun een eed gedaan,e maar Saul
rael ter dood te brengen. Waar- n 2Sa 2:28
2Sa 18:16
om zoudt gij het erfdeele van Je- o 2Sa 8:16
trachtte hen neer te slaanf omdat
hovah verzwelgen?”f 20 Hierop 2Sa 19:13 hij jaloezie g gevoelde ten opzichte
1Kr 18:15 ¨
antwoordde Joab _ en zei: „Het is p 2Sa 23:20
van de zonen van Isra _ el en Juda.)
_
mijnerzijds volstrekt niet denk- 1Kon 1:38 3 Vervolgens zei David _ tot de Gi-
1Kr 27:5
baar dat ik zou verzwelgen en q 1Kr 12:27 beonieten: „Wat zal ik voor U doen,
dat ik in het verderf zou storten. r 2Sa 8:18 en waarmee zal ik verzoening be-
s 2Sa 15:18
21 Zo staat de zaak niet, maar 1Kon 1:44 werken,h opdat GIJ het erfdeeli van
een man uit het bergland van
t 1Kon 4:6 Jehovah stellig moogt zegenen?”
1Kon 12:18
¨ 4 De Gibeonieten dan zeiden tot
Efra
_ ım,g wiens naam Seba _ h is, de u 1Kon 4:3

zoon van B _ikri, heeft zijn hand


v
w
1Kr 18:16
2Sa 8:17
hem: „Het gaat ons in verband
opgeheven tegen koning David. _ i x 2Sa 15:27 met Saul en zijn huis niet om zil-
Levert hem alleen uit,j en ik zal
2Sa 17:15 ver of goud,j en het komt ons ook
1Kon 4:4 ¨
stellig van de stad wegtrekken.”k y 2Sa 19:11 niet toe een man in Isra _ el ter dood
z 1Kr 18:17
Toen zei de vrouw tot Joab: „Zie! te brengen.” Hierop zei hij: „Wat
_ GIJ ook zegt, zal ik voor U doen.”
Zijn hoofdl [zal] u over de muur
[worden] toegeworpen!”
2e kolom 5 Hierop zeiden zij tot de koning:
„De man die ons heeft uitgeroeidk
22 Terstond ging de vrouw in HFDST. 21 en die plannen beraamde l om ons
haar wijsheidm naar heel het volk, a Le 26:20 te verdelgen, zodat wij in geen en-
waarop zij Seba, _ de zoon van B _ik- De 11:17 ¨
b Ge 9:6
kel gebied van Isra _ el meer zou-
ri, het hoofd afhieuwen en het Ex 20:13 den voortbestaan — 6 laat er
Joab
_ toewierpen. Toen blies hij op Ex 21:23
ons zeven mannen van zijn zonen
Nu 35:30
de hoornn en zo werden zij ver- Nu 35:33 worden gegeven; m en wij moeten
strooid, van de stad weg, ieder c Joz 9:3
Joz 9:17 hen voor Jehovah te G _ibean van
naar zijn huis; en Joab _ zelf keer- Joz 9:27
Saul, de uitverkorene van Jeho-
d Ge 10:16
de naar Jeruzalem _ tot de koning Ge 48:22 vah,o tentoonstellen.”p Bijgevolg
terug. e Joz 9:15
zei de koning: „Ikzelf zal hen ge-
f Ez 17:18
23 En Joab _ ging over heel het g Sp 27:4 ven.”
¨
leger o van Isra _ el; en Benaja, _ p de h Ex 32:30
7 De koning had echter mede-
Le 1:4
zoon van Jojada, q ging over de
_ i 2Sa 20:19 dogen met Mefiboseth, _ q
de zoon
Krethi r en over de Plethi. s 24 En j Nu 35:31
_ _ k 2Sa 21:1 van Jonathan,_ de zoon van Saul,
Adoram t ging over degenen die
_ Mt 7:2 wegens de eedr van Jehovah die
l Es 9:24
tot dwangarbeid verplicht wa- m De 19:21 er tussen hen was, tussen David _
u
ren; en Josafat, _ de zoon van Ah _i- Ps 9:12
en Jonathan,
_ de zoon van Saul.
n 1Sa 10:26
lud, was de geschiedschrijver. o 1Sa 9:17 8 Dientengevolge nam de koning
25 En Seva _ v was secretaris,w en p Ge 40:19
de twee zonen van R _izpa,s de doch-
x y Nu 25:4
Zadok_ en Abjathar
_ waren pries- De 21:22 ter van Ajja, _ die zij Saul gebaard
¨
ters. 26 En ook Ira, _ de Jaıriet, q 2Sa 4:4
2Sa 9:10
z van David.
werd een priester _ 2Sa 19:24 r 1Sa 18:3; 1Sa 20:42; s 2Sa 3:7.
¨
441 Gibeonieten gewroken. Oorlog met Filistijnen 2 SAMUEL 21:9–22:2
HFDST. 21
¨
had, Armoni _ en Mefiboseth, _ en de Refaıetena geboren waren, wiens
vijf zonen van M _ichal,a¨ de dochter a 1Sa 18:20 speer b het gewicht van driehon-
b 1Sa 25:44
van Saul, die zij Adri _ el, de zoon 2Sa 3:14 derd sikkelen koper had en die
van Barz _illai, de Meholathiet, ge- 2Sa 6:23
b 1Sa 18:19
met een nieuw zwaard was om-
baard had. 9 Toen gaf hij hen in c Nu 35:31 gord, kwam op de gedachte Da- _
de hand van de Gibeonieten en zij De 19:21 vid neer te slaan. 17 Terstond
1Sa 15:33 ¨
stelden hen vervolgens op de berg d Ru 1:22 kwam Ab _isaı,c de zoon van Zeru- _
voor het aangezicht van Jehovah e 2Sa 3:7 ja, hem te hulp d en sloeg de Filis-
f 1Kon 21:27
tentoon,c zodat zij alle zeven tege- ¨
Joe 1:13 tijn neer en bracht hem ter dood.
lijk vielen; zij nu werden ter dood g De 11:14 Het was toen dat de mannen van
Jer 5:24
gebracht in de eerste dagen van h Ge 40:19 David _ hem bezwoeren en zeiden:
de oogst, bij het begin van de i Ez 39:4 „Gij moogt niet meer met ons ten
j Ru 2:11
gerstoogst.d 10 Maar R _izpa, de strijde uittrekken, e
opdat gij de
e nam zakken-
k 2Sa 2:5 ¨
dochter van Ajja, _ l 1Sa 31:13 lamp f van Isra _ el niet uitblust!”g
goedf en spreidde dat voor zich m 1Sa 31:10
18 Nu geschiedde het hierna
n 1Sa 31:12
uit op de rots, vanaf het begin o 1Sa 28:4 dat er nog eens oorlog ontstond
van de oogst totdat er water uit 1Sa 31:1 met de Filistijnen te Gob. In die
2Sa 1:6
de hemel op hen neerstroomde; g 2Sa 1:21 tijd sloeg S _ibbechai,h de Husa-
en zij liet het gevogelte h van de 1Kr 10:8
thiet,i Saf neer, die tot degenen
hemel niet toe overdag op hen p 2Sa 21:9 ¨
q Joz 18:28 behoorde die aan de Refaıetenj
te rusten, noch de wilde diereni r 1Sa 9:1 geboren waren.
1Sa 10:11
van het veld bij nacht. s Joz 7:26 19 En er ontstond nog eens
11 Ten slotte werd er aan Da- _ 2Sa 24:25
oorlog met de Filistijnen te Gob,
vid berichtj wat R _izpa, de doch- t 2Sa 5:17
k de zoon van Jaare-
¨
2Sa 5:22 en Elhanan, _ _
ter van Ajja,
_ Sauls bijvrouw, had Oregim,
_ de Bethlehemiet, slaag-
gedaan. 12 David _ dan ging heen 2e kolom de erin de Gathiet Goliath _ neer te
en haalde bij de grondbezitters slaan, wiens speerschacht gelijk
a De 2:11
van Jabes-G
_ _ileadk de beenderen b 1Sa 17:7 een weversboom was. l
van Saull en de beenderen van 1Kr 11:23
20 En er ontstond nogmaals
c 2Sa 23:18
diens zoon Jonathan
_ weg, die door d 2Sa 22:19 oorlog te Gath,m toen er een man
hen waren gestolen van het open- e 2Sa 18:3
van ongewone afmetingen was,
f 1Kon 11:36
bare plein in Beth-San,m waar de 1Kon 15:4 met zes vingers aan elk van zijn
Filistijnen hen hadden opgehan- 2Kon 8:19
handen en zes tenen aan elk van
g 2Sa 14:7
genn op de dag dat de Filistijnen h 1Kr 11:29 zijn voeten, vierentwintig in ge-
Saul op de Gilboa _ hadden neerge- 1Kr 20:4
tal; en ook hij was aan de Refa-
1Kr 27:11
slagen.o 13 Hij dan bracht van- i 2Sa 23:27 ieten¨ geboren.n 21 En hij bleef
daar de beenderen van Saul en j Ge 14:5
Isra
_ el honen.o Ten slotte sloeg Jo- _
de beenderen van diens zoon Jo- _ 2Sa 21:16 ¨
k 1Kr 20:5 nathan,p de zoon van S _imeı,q Da- _
nathan mee; bovendien verzamel- l 1Sa 17:7 vids broer, hem neer.
den zij de beenderen van de man- m 1Kr 20:6
n 2Sa 21:16 22
¨ Deze vier waren aan de Re-
nen die waren tentoongesteld.p o 1Sa 17:10 faıeten in Gath geboren; r en zij
14 Toen begroeven zij de beende- 1Sa 17:45
2Kon 19:22 kwamen te vallen door de hand
ren van Saul en van diens zoon Jo- _ p 1Kr 20:7 van David _ en door de hand van
nathan in het land van Benjamin, _ q 1Sa 16:9
q 1Sa 17:13 zijn dienaren.s
te Zela,
_ in de grafstede van zijn 1Kr 2:13
vader Kis,r opdat zij alles mochten Voorts sprak David
_ tot Je-
doen wat de koning had geboden.
Hierna dan liet God zich verbid-
r 1Kr 20:8
s Ps 60:12
Ps 108:13
Ez 32:27
22 t
hovah de woorden van dit
lied, op de dag dat Jehovah hem
den ten gunste van het land.s uit de handpalm van al zijn vijan-
15 En de Filistijnent geraakten HFDST. 22 den en uit de handpalm van Saulu
¨ had bevrijd; v 2 en hij zei vervol-
weer in oorlog met Isra _ el. Bijge- t Ex 15:1
volg daalden David _ en zijn diena- Re 5:1 gens:
u 1Sa 23:14
ren met hem af en streden tegen v Ps 18, Ops. „Jehovah is mijn steile rots w
de Filistijnen; en David _ werd ver- Ps 34:19 en mijn vesting x en Dege-
w Ps 18:2
moeid. 16 En J _isbi-Benob, _ die x Ps 31:3
ne die mij ontkoming ver-
tot degenen behoorde die aan de y Ps 144:2 schaft.y
¨
2 SAMUEL 22:3-22 Davids loflied. Jehovah bevrijdt, beloont 442
3 Mijn God is mijn rots.a Tot HFDST. 22 Donkere wateren, dichte
hem zal ik mijn toevlucht a De 32:4 wolken.a ´ ´
1Sa 2:2
nemen, Ps 144:1 13 Uit de glans voor hem laai-
b Ge 15:1
Mijn schildb en mijn hoornc De 33:29
den brandende kolen vuur
van redding, mijn veilige Ps 3:3 op.b
c 1Sa 2:1
hoogte,d d Ps 9:9 14 Vanuit de hemel ging Jehovah
En mijn toevluchtsoord,e Ps 18:2 donderen,c
Ps 61:3
mijn Redder; f van geweld Sp 18:10 En de Allerhoogste zelf liet
redt gij mij.g e Ps 59:16
Jer 16:19
voorts zijn stem weerklin-
4 Degene die lof moet worden f Jes 12:2 ken.d
Lu 1:47
toegebracht,h Jehovah, zal Tit 3:4
15 En hij bleef pijlen uitzenden,
ik aanroepen, g Ps 72:14 om hen te verstrooien; e
h Ps 148:1
En van mijn vijanden zal ik i Ps 18:3 Bliksem, om hen in verwar-
worden gered.i j Ps 69:14 ring te brengen.f
k Ps 18:4
5 Want dodelijke brandingsgol- l Ps 116:3 16 En de stroombeddingen der
ven omgaven mij; j m Ps 18:5 zee werden zichtbaar,g
n Ps 120:1
Er waren stortvloeden van Ps 142:1 De grondvesten van het pro-
nietswaardige [mannen] Jon 2:2
o Ps 116:4
ductieve landh werden ont-
die mij voortdurend ver- p Ps 18:6 bloot,
schrikten.k q Ex 3:7
Ps 34:15
Op de bestraffing van Jeho-
6 Ja, de koorden van Sjeo_ ol
_ om- r Re 5:4 vah, vanwege het geblaas
s Job 26:11
ringden mij; l t Ps 18:7
van de adem van zijn neus-
De strikken
´ ´ van de dood la- Ps 77:18 gaten.i
Ps 97:4
gen voor mij.m u Ps 97:3 17 Hij zond van omhoog, hij nam
7 In mijn benauwdheid bleef ik Jes 30:27 mij,j
v Ps 18:8
Jehovah aanroepen,n w Ps 144:5 Hij trok mij uit grote wate-
En tot mijn God bleef ik roe- Jes 64:1 ren.k
x De 4:11
pen.o 1Kon 8:12 18 Hij bevrijdde mij van mijn
Ps 18:9
Toen hoorde hij uit zijn tem- Ps 97:2
sterke vijand,l
pel mijn stem,p y 1Sa 4:4 Van hen die mij haatten;
Ps 80:1
Met mijn hulpgeschreeuw in Ps 99:1 omdat zij sterker waren
zijn oren.q z Ps 18:10 dan ik.m
Heb 1:7
8 Daar schokte de aarde heen a Job 36:29 19 Zij bleven zich tegenover mij
en weer en schudde; r stellen op de dag van mijn
Ja, de grondvesten van de 2e kolom
ongeluk,n
hemel geraakten in beroe- a Ps 18:11
Maar Jehovah werd mijn
ring,s b Ps 18:12 steun.o
c Ex 19:16
En ze bleven heen en weer 1Sa 2:10
20 En hij bracht mij vervolgens
schokken omdat zijn toorn d Ps 18:13 uit in een ruime plaats; p
Jes 30:30
was opgewekt.t e Ps 7:13 Hij verloste mij, omdat hij
9 Rook steeg op bij zijn neusga- Ps 77:17 behagen in mij had gevon-
f Ps 18:14
ten, en louter vuur uit zijn Ps 144:6 den.q
mond bleef verslinden; u g Ex 14:21
Ps 106:9
21 Jehovah beloont mij overeen-
Louter gloeiende kolen laai- Ps 114:3 komstig mijn rechtvaar-
Na 1:4
den uit hem op.v h 1Sa 2:8
digheid; r
10 Hij boog nu de hemel neer en 1Kr 16:30 Overeenkomstig de reinheid
Ps 9:8
daalde af; w Ps 33:8 van mijn handen vergeldt
En dikke donkerheid was on- Ps 77:18
i Ex 15:8
hij mij.s
der zijn voeten.x Ps 18:15 22 Want ik heb de wegen van Je-
j Ps 18:16
11 En hij kwam op een cherub Ps 144:7
hovah gehouden,t
geredeny en kwam gevlo- k Ps 32:6 En ik ben niet goddeloos af-
Ps 124:4
gen; Klg 3:54 geweken van mijn God.u
En hij was zichtbaar op de l Ps 3:7
Ps 56:9
vleugels van een geest.z m Ps 18:17 o Ps 18:18; Ps 118:10; Jes 50:10; p Ps 31:8; Ps
118:5; q Ps 18:19; Ps 149:4; r 1Sa 26:23; 1Kon 8:32;
12 Toen stelde hij een duisternis n 1Sa 19:11
1Sa 23:26 s Ps 18:20; Ps 24:4; t Sp 8:32; Pr 12:13; u Ps
rondom zich tot hutten,a 2Sa 15:10 18:21.
¨
443 Jehovah is loyaal, volmaakt, een vesting 2 SAMUEL 22:23-44
23 Want al zijn rechterlijke be- HFDST. 22 En op plaatsen die hoog
slissingena staan mij voor a De 6:1 voor mij zijn, houdt hij mij
De 7:12
ogen; Ps 19:9 staande.a
En wat zijn inzettingen be- Ps 119:30
b De 8:11
35 Hij onderwijst mijn handen tot
treft, daarvan zal ik niet Ps 18:22 de oorlogvoering; b
c Ge 6:9
afwijken.b Ge 17:1
En mijn armen hebben een
24 En ik zal mij onberispelijk je- De 18:13 koperen boog neerge-
Ps 84:11
gens hem betonen,c d Ps 18:23
drukt.c
En ik wil mij weerhouden Sp 14:16 36 En gij zult mij uw schild van
e Job 34:11
van dwaling mijnerzijds.d Ps 7:8 redding geven,d
25 En laat Jehovah mij vergel- Jes 3:10 En het is uw deemoed die
Heb 11:6
den overeenkomstig mijn f Ps 18:24 mij groot maakt.e
rechtvaardigheid,e
Sp 5:21 37 Gij zult voldoende ruimte ma-
g Ps 37:28
Overeenkomstig mijn rein- Ps 86:2 ken voor mijn schreden
heid voor zijn ogen.f
Ps 97:10
Jer 3:12
onder mij; f
26 Jegens iemand die loyaal is, h Ps 18:25 En mijn enkels zullen stel-
zult gij loyaal handelen; g
i Ps 18:26
Mt 5:8
lig niet wankelen.g
Jegens de onberispelijke,
1Pe 1:16 38 Ik wil mijn vijanden achtervol-
j De 28:62
gen, om hen te verdelgen,
sterke [man] zult gij onbe- Ps 125:5
Ro 1:28 En ik zal niet terugkeren
rispelijk handelen; h k Job 34:28
Ze 3:12 totdat zij zijn uitgeroeid.h
27 Jegens degene die zich rein l Job 40:11 39 En ik zal hen uitroeien en ver-
bewaart, zult gij u rein be- Ps 18:27
pletteren,i opdat zij niet
Ps 101:5
tonen,i Da 4:37 opstaan; j
En jegens de verkeerde zult 1Pe 5:5
En zij zullen vallen onder
m Job 29:3
gij als dwaas handelen.j Ps 27:1 mijn voeten.k
Jes 60:19
28 En het deemoedige volk zult n Ps 18:28 40 En gij zult mij met vitale
gij redden; k Ps 97:11
kracht omgorden voor de
Mt 13:43
Maar uw ogen zijn tegen de o Fil 4:13 strijd; l
hoogmoedigen, [om hen] Heb 11:34
Gij zult hen die tegen mij
p De 2:36
te vernederen.l Ps 18:29 opstaan, onder mij doen
29 Want gij zijt mijn lamp, o Je- q De 32:4
r Ps 12:6 ineenstorten.m
hovah,m Ps 119:140 41 En wat mijn vijanden betreft,
Sp 30:5
En Jehovah is het die mijn s 2Sa 22:3 gij zult mij stellig [hun]
duisternis verlicht.n Ps 18:30 nek geven; n
Ps 35:2
30 Want door u kan ik op een ro- Ps 91:4 Zij die mij intens haten —
versbende inrennen; o t Jes 44:6 ik zal hen ook tot zwijgen
Jes 45:5
Door mijn God kan ik een 1Kor 8:4 brengen.o
muur beklimmen.p u De 32:31
1Sa 2:2
42 Zij schreeuwen om hulp, maar
31 Wat de [ware] God betreft, vol- Ps 18:31 er is geen redder; p
Ps 94:22
maakt is zijn weg; q Ps 95:1
Tot Jehovah, maar in werke-
Jehovah’s woord is gelou- v Ps 27:1 lijkheid antwoordt hij hun
Ps 31:4
terd.r Jes 12:2 niet.q
Een schild is hij voor allen w Ps 18:32 43 En ik zal hen fijnstampen als
Jes 26:7
die hun toevlucht tot hem x Ps 18:33 het stof der aarde;
nemen.s Hab 3:19 Als het slijk van de straten
32 Want wie is een God behalve zal ik hen verpulveren; r
Jehovah,t 2e kolom Ik zal hen plattreden.
En wie is een rots behalve a De 32:13 44 En gij zult mij ontkoming ver-
onze God? u
Jes 33:16
Jes 58:14
schaffen van het gevit van
33 De [ware] God is mijn sterke b Ps 144:1 mijn volk.s
c Ps 18:34
vesting,v d Ps 18:35
j Ex 14:13; k Ps 18:38; Ps 110:1; Mal 4:3; l 1Sa
En hij zal mijn weg volmaakt e Ps 113:6
f Ps 4:1 23:5; Ps 44:3; m 1Sa 17:49; Ps 18:39; Ps 44:5; Ps
doen zijn,w Ps 18:36 144:2; n Ge 49:8; Ex 23:27; Joz 10:24; o Ps 18:40;
g Ps 17:5 Ps 21:8; p Ps 18:41; q 1Sa 28:6; Job 27:9; Sp 1:28;
34 Door mijn voeten als die van h Ps 18:37 Jes 1:15; Ez 20:3; Mi 3:4; r Ps 18:42; Jes 10:6; Mi
de hinden te maken; x i Ps 110:6 7:10; Za 10:5; s 1Sa 30:6; 2Sa 15:12.
¨
2 SAMUEL 22:45–23:8 Jehovah een Rots. Davids laatste woorden 444
Gij zult mij beveiligen¨ om HFDST. 22 2 De geest van Jehovah was het
het hoofd van natien te a De 28:13 die door mij heeft gespro-
2Sa 8:3
zijn; a Ps 2:8 ken,a
Een volk dat ik niet heb ge- Ps 60:8
b Ps 18:43
En zijn woord was op mijn
kend — zij zullen mij die- Jes 55:5 tong.b ¨
Jes 65:1
nen.b Ho 2:23 3 De God van Isra _ el heeft ge-
45 Ja, buitenlanders zullen krui- Han 15:14 zegd,
c De 33:29
pend tot mij komen; c 1Kon 10:24 Tot mij¨ sprak de Rots van
Oren zullen gehoorzaam zijn Jes 61:5
Za 8:23
Isra
_ el: c
om mij te horen.d d Ps 18:44 ’Wanneer degene die over de
46 Ja, buitenlanders zullen ver- e Ps 18:45
Mi 7:17
mensheid heerst, recht-
kwijnen, f De 32:40 vaardig is,d
En zij zullen sidderend uit g De 32:4
h Ps 18:46
Heerst in de vreze Gods,e
hun bolwerken komen.e Ps 89:26 4 Dan is het als het morgenlicht,
i 1Sa 25:29
47 Jehovah leeft; f en gezegend zij 2Sa 18:19
wanneer de zon gaat schij-
mijn Rots; g Ps 94:1 nen,f
j Ps 18:47
En de God van de rots van Ps 110:1 Een morgen zonder wolken.
mijn redding worde ver- Ps 144:2 Van de glans, van de regen,
1Kor 15:25
hoogd.h k Ps 18:48 is er gras [dat voortspruit]
48 De [ware] God is het die l 2Sa 5:12 uit de aarde.’g
2Sa 7:9
mij wraakoefeningen ver- m Ps 140:1 5 Want is niet mijn huis alzo bij
schafti n De 32:43
Ps 18:49
God? h
En die de volken onder mij Ps 117:1 Want het is een voor on-
Ro 15:9
neerwerpt,j o 1Kr 16:9
bepaalde tijd durend ver-
49 En die mij uitvoert uit [het Ps 145:2 bondi dat hij mij heeft toe-
Ps 146:2
midden van] mijn vijan- p Ps 2:6
gewezen,
den.k Ps 21:1 Welgeordend in alles en ver-
q Ps 18:50
En boven hen die tegen mij Ps 89:20 zekerd.j
opstaan, zult gij mij ver- r Ps 89:29 Want het is heel mijn red-
Ps 89:36
heffen; l Lu 1:33 ding k en al mijn welbeha-
Van de man van geweld- gen,
daden zult gij mij bevrij- HFDST. 23
Zal hij het daarom niet doen
den.m s Ge 49:1
ontspruiten? l
50 Daarom zal ik u danken, ¨o Je- De 33:1 6 Maar nietswaardige personenm
t Ru 4:22
hovah, onder de natien; n 1Sa 17:58
worden weggejaagd,n als
En voor¨ uw naam zal ik me- Mt 1:6 doornbossen,o allemaal;
u 2Sa 7:8
lodieen spelen: o v 1Sa 16:13
Want ze dienen niet met de
51 Degene die grote reddingen Ps 89:20 hand te worden aangevat.
w 1Kr 16:9
bewerkt voor zijn koning p Am 6:5 7 Wanneer een man ze aan-
En liefderijke goedheid be-
raakt,
tracht jegens zijn gezalf- 2e kolom
Dient hij volledig gewapend
de,q te zijn met ijzer en speer-
a Za 7:12
Jegens David _ en zijn zaad Mr 12:36 schacht,
voor onbepaalde tijd.”r 2Ti 3:16
b Han 1:16
En met vuur zullen ze gron-
2Pe 1:21 dig worden verbrand.”p
23„DeEn dit zijn de laatste woor-
den van David:
_ s

uitspraak van David,


_ de
c De 32:4
Ps 144:1
d Sp 29:2
Jes 9:7
8 Dit zijn de namen van de ster-
q
ke mannen die bij David _ behoor-
¨ Jes 32:1 den: Joscheb-Basch
_ ebeth,
_ r
een
_ ı,t
zoon van Isa e Ex 18:21 Tachkemoniet, het hoofd van de
En de uitspraak van de fy- 2Kr 19:7
Ne 5:15 drie. Hij zwaaide zijn speer over
siek sterke man die hoog Jes 11:3 ´ ´
werd verheven,u f Mal 4:2
achthonderd [man], die in een
Mt 17:2
De gezalfde v van de God van Opb 1:16
i 2Sa 7:16; 1Kon 9:5; 1Kr 17:11; Ps 89:3; Ps 89:28;
Jakob,
_ g De 32:2
Ps 132:11; j 1Kon 11:38; k Ps 62:2; l Jes 9:7; Jes
De 33:14
En de aangename ¨ persoon Ps 72:6 11:1; Am 9:11; m 2Sa 20:1; 2Sa 22:5; Ps 18:4; n Ps
37:10; Na 1:15; o Jes 33:12; p Jes 27:4; Mt 13:40;
van de melodieenw van Is-
_ Jes 55:10
¨ Mi 5:7 Jo 15:6; Heb 6:8; q 2Sa 10:7; 2Sa 20:7; 1Kr 11:10;
rael. h 2Sa 7:19 r 1Kr 11:11; 1Kr 27:2.
¨
445 Rangorde van Davids sterke mannen 2 SAMUEL 23:9-30
keer neergeveld waren. 9 Na HFDST. 23 die met gevaar voor hun ziel er op
hem was Eleazar, a de zoon van
_ a 1Kr 11:12 uit zijn gegaan?” En hij wilde het
b b 1Kr 27:4
Dodo,
_ de zoon van Ahohi, _ onder c 1Kr 11:13 niet drinken.
de drie sterke mannen [die] met d Re 8:4 Dit zijn de dingen die de drie
e Re 15:14
David
_ [waren] toen zij de Filis- 1Sa 14:6 sterke mannen deden.
tijnen hoonden. Zij hadden zich 1Sa 19:5 ¨
1Kr 11:14
18 Wat Ab _isaı a betreft, de broer
daar voor de strijd verzameld, en Ps 144:10 van Joab, _ de zoon van Zeruja, _ b
daarom ¨ trokken de mannen van f Ps 68:12
hij was het hoofd van de der-
g 2Sa 23:33
Isra
_ el terug.c 10 Hij was het die 1Kr 11:34 tig, en hij zwaaide zijn speer over
opstond en de Filistijnen bleef h Ge 25:34
2Sa 17:28 driehonderd verslagenen, en hij
neerslaan totdat zijn hand moe Ez 4:9 had een reputatie gelijk de drie.c
werd en zijn hand aan het zwaard i Ps 3:8
Ps 44:3 19 Hoewel hij nog meer onder-
bleef kleven,d zodat Jehovah op Sp 21:31 scheiding genoot dan de rest van
j 1Kr 11:15
die dag een grote redding bewerk- k Joz 15:35 de dertig, en hij hun overste werd,
te; e en wat het volk betreft, zij 1Sa 22:1 reikte hij niet tot het peil van de
Mi 1:15
keerden terug, achter hem aan, l Joz 15:8 [eerste] drie.d
alleen maar om [de verslagenen] 2Sa 5:22
20 Wat Benaja _ e betreft, de zoon
1Kr 14:9
uit te schudden.f m 1Sa 22:4 van Jojada, _ f de zoon van een dap-

11 En na hem was er Samma, _ 1Kr 12:16


per man, die vele daden deed in
de zoon van Age, _ de Harariet.g
n 1Sa 13:23 ¨
1Sa 14:4 Kabze _ el,g hijzelf ¨ sloeg de twee
Voorts verzamelden de Filistijnen o
1Kr 11:16
1Kr 11:17
zonen van Ari _ el uit Moab _ neer;
zich te Lechi, _ waar zich toen een p 1Kr 11:18 en hijzelf daalde af en sloeg een
stuk veld vol met linzenh bevond; q Le 9:9
Le 17:13
leeuwh neer binnen in een water-
en het volk zelf vluchtte wegens r 1Kr 11:19 put, op een dag met sneeuwval.i
de Filistijnen. 12 Maar hij ging s Ge 9:4
Le 17:10
21 En hij was het die de Egypti-
midden op het stuk [veld] staan en De 12:23 sche man neersloeg die van onge-
Han 15:29
bevrijdde het en bleef de Filistij- wone afmetingen was.j Ofschoon
nen neerslaan, zodat Jehovah een er een speer in de hand van de
grote redding bewerkte.i 2e kolom Egyptenaar was, ging hij toch op
13 Voorts daalden drie van de a 1Sa 26:6 hem af met een stok en rukte de
2Sa 21:17
dertig hoofdenj af en kwamen b 2Sa 2:18 speer uit de hand van de Egyp-
in [de] oogsttijd bij David _ in de 1Kr 2:16 tenaar en doodde hem met zijn
c 1Kr 11:20
grot van Adullam; _ k en een tenten-
d 1Kr 11:21 eigen speer.k 22 Deze dingen
dorp van de Filistijnen ¨ was in de e 2Sa 8:18 deed Benaja, _ l de zoon van Jojada; _
2Sa 20:23
laagvlakte van Refa _ ıml gelegerd. 1Kon 1:8 en hij had een reputatie gelijk de
drie sterke mannen. m
14 En David _ was toen in de moei- 1Kon 2:29
1Kr 18:17
23 Hoe-
lijk toegankelijke plaats; m en er f 1Kr 27:5 wel hij nog meer onderscheiding
was toen een voorpostn van de Fi- g Joz 15:21 genoot dan de dertig, reikte hij
h Sp 30:30
listijnen in Bethlehem. _ 15 Kort i 1Kr 11:22 niet tot het peil van de drie; maar
daarop gaf David _ zijn hevige ver- j 1Kr 11:23 David
_ stelde hem aan over zijn
k 1Sa 17:51
langen te kennen en zei: „O kon l 2Sa 23:20 eigen lijfwacht.n
¨
ik toch maar wat water drinken 1Kr 27:6 24 Asa _ el,o de broer van Joab, _
m 1Kr 11:24
uit de regenbak van Bethlehem, _ n 1Kr 11:25 was onder de dertig; Elhanan, _ p de

die bij de poort is!”o 16 Hierop o 2Sa 2:18 zoon van Dodo, _ uit Bethlehem;
_
2Sa 2:23
drongen de drie sterke mannen 1Kr 2:16 25 de Harodiet Samma; _ q de Haro-

de legerplaats van de Filistijnen diet El _ika; 26 de Paltiet H r


¨ elez;
1Kr 27:7
p 1Kr 11:26
_
binnen en putten water uit de re- q 1Kr 27:8 Ira,
_ s de zoon van de Tekoıet Ik- _ ¨
genbak van Bethlehem, _ die bij de r 1Kr 27:10 kes; t 27 de Anathothietu Abie- _
s 1Kr 27:9
poort is, en zij namen het vervol- t 1Kr 11:28 zer; v de Husathietw Mebunnai; _
gens mee en brachten het bij Da- _ u Joz 21:18 28 de Ahohietx Zalmon; _ de Ne-
1Kr 6:60
vid; p en hij wilde het niet drinken, Jer 1:1 tofathiet Maharai; _ y 29 Heleb, _ z
q het uit voor Jehovah.
maar goot v 1Kr 27:12 de zoon van de Netofathiet Ba- _
w 1Kr 27:11
17 Voorts zei hij: „Het is mijner- x 1Kr 11:29 ana; Ittai,
_ a de zoon van R
_ibai, uit
zijds niet denkbaar,r o Jehovah, y 1Kr 27:13 G _ibea van de zonen van Benja- _
z 1Kr 11:30
dat ik dit zou doen! [Zal ik] het a 1Kr 11:31
min; 30 Benaja, _ b een Piratho-
bloeds van de mannen [drinken], b 1Kr 27:14 niet; H _iddai uit de stroomdalen
¨
2 SAMUEL 23:31–24:14 Zonde der volkstelling. Gad spreekt 446
¨ HFDST. 23
¨
van Ga_ as; a 31 de Arbathiet Abi- _ naar Dan-Ja_ an en bogen om naar
b S _idon.a 7 Vervolgens kwamen
Albon;
_ de¨ Barhumiet Azmaveth; _ a Re 2:9
1Kr 11:32
32 de Saalboniet Eljahba; _ de zo- b 1Kr 11:33 zij aan de vesting Tyrus _
b en alle

nen van Jasen; Jonathan; c 33 de c en van


_ _ c 1Kr 11:34 steden van ¨ de Hevieten
d 1Kr 11:35
Harariet Samma; _ Ah _iam,d de zoon e 2Sa 15:31 de Kanaanieten en bereikten het
van de Harariet Sarar; _ 34 Elife- _ 2Sa 16:23
2Sa 17:23
eindpunt in de Negeb _ d van Juda
_
let, de zoon van ¨ Ahasbai, _ de zoon 1Kr 27:33 te Berseba.
_ e
8 Zo gingen zij dan
van de Maachathiet; El _iam, de f 1Kr 11:37
g 1Kr 11:38
rond in het gehele land en kwa-
zoon van de Giloniet Achitofel; e
_ h 1Kr 11:39 men na verloop van negen maan-
35 de Karmeliet Hezro; f de Ar-
¨ _ i 1Kr 2:53 den en twintig dagen te Jeruza- _
j 1Kr 11:40
biet Paerai; _ 36 J _igal, de zoon k 2Sa 11:3 lem. 9 Joab _ gaf nu het getal van
g uit Zoba; de Gadiet
van Nathan,
_ _ 1Kon 15:5 de inschrijving f van het volk aan
h
1Kr 11:41 ¨
Bani;
_ 37 de ¨ Ammoniet Zelek
_ de koning; en [het getal van] Isra _ el

[en] de Beerothiet Naharai, _ wa- bedroeg achthonderdduizend dap-
HFDST. 24
pendragers van Joab, _ de zoon van pere mannen die het zwaard kon-
l 2Sa 21:1
Zeruja;
_ 38 de Jethrieti Ira; _ de m 1Kr 21:1
den trekken, en de mannen van
Jethriet Gareb; j
_ 39 de Hethiet 1Kr 27:23 Juda
_ waren vijfhonderdduizend
n 2Sa 8:16
Ur _iak — in het geheel zevenen- 2Sa 20:23
man.g
dertig. o Re 20:1 10 En Davids_ hart ging hem
2Sa 3:10
En opnieuw ontbrandde de l slaanh nadat hij het volk aldus had
24
p 1Kr 21:2
q 2Kr 32:25 geteld. Dientengevolge zei David _
¨ toorn van Jehovah tegen Sp 18:12
tot Jehovah: „Ik heb zeer gezon-
Isra
_ el, toen iemand David
_ tegen Jer 17:5
r 1Kr 21:3 i
digd in hetgeen ik gedaan heb.
hen opzette door te zeggen: „Ga, s 1Kr 21:4
¨ En nu, Jehovah, laat de dwaling
houd een telling m onder Isra _ el en Pr 8:4

Juda.”
_ 2 Derhalve zei de koning
t Nu 1:2
u De 2:36
van uw knecht alstublieft voor-
tot Joab, _ n de overste van de strijd- Joz 13:9 bijgaan; j want ik heb zeer dwaas
v Nu 32:34
krachten, die bij hem was: „Ga w Nu 32:1
gehandeld.”k 11 Toen David _ nu
alstublieft rond onder alle stam- Nu 32:35 ’s morgens opstond, kwam het
¨ x Ge 31:21
woord van Jehovah tot de pro-
men van Isra _ el, van Dan tot Ber- Nu 32:40
seba,
_ o en schrijft het volk in,p en ik feet Gad,l Davids _ visionair,m dat

zal stellig het getal van het volk luidde: 12 „Ga, en gij moet tot
2e kolom
weten.”q 3 Maar Joab _ zei tot de David_ zeggen: ’Dit heeft Jehovah
a Ge 10:15 n
koning: „Moge Jehovah, uw God, Ge 49:13 gezegd: „Drie ´ ´ dingen leg ik u op.
zelfs nog honderdmaal zoveel aan Joz 11:8 Kies u er een van, opdat ik het
b Joz 19:29 o
het volk toevoegen als het [nu] is, c Joz 9:7 u moge aandoen.” ’ ” 13 Bijge-
terwijl mijn heer de koning het Joz 11:19 volg kwam Gad bij David _ en deel-
d Joz 15:1
met eigen ogen ziet. Maar wat e Ge 21:31 de het hem mee en zei tot hem: p
mijn heer de koning betreft, waar- Joz 15:28 „Dient er voor u zeven jaar hon-
f 1Kr 21:5
om heeft hij behagen gevonden in g Nu 2:32 gersnood te komen in uw land,q
deze zaak?”r Nu 26:51
1Kr 27:23
of drie maanden waarin gij vluch-
4 Ten slotte zegevierde het h 1Sa 24:5 ten moet voor uw tegenstanders,r
woord van de koning s over Joab _
Han 2:37
Ro 2:15
terwijl zij u achtervolgen, of [dient
en de oversten van de strijdkrach- 2Kor 7:10 er] drie dagen pestilentie in uw
1Jo 3:20
ten. Joab _ en de oversten van de i 2Sa 12:13
land te heersen? s Weet nu en zie
strijdkrachten trokken dus van 1Kr 21:8 wat ik zal antwoorden aan Dege-
j Ps 130:3
voor het aangezicht van de koning Ho 14:2 ne die mij zendt.” 14 David _ dan
¨ 1Jo 1:9 zei tot Gad: „Het benauwt mij
uit om het volk Isra _ el in te schrij- k 1Sa 13:13
ven.t 5 Toen trokken zij de Jor- Ps 107:17 zeer. Laat ons alstublieft in de
da_ an _ over ¨ en sloegen hun kamp
Pr 10:1
l 1Sa 22:5
hand van Jehovah vallen,t want
op bij Aro _ er,u rechts van de stad 1Kr 21:9 zijn barmhartigheden zijn vele; u
die midden in het stroomdal ligt,
m 1Kr 29:29
n 1Kr 21:10
maar laat mij niet in de hand van
in de richting van de Gadieten,v o Sp 3:12 de mens vallen.”v
¨ w p 1Kr 21:11
en naar Jaezer. _ 6 Daarna kwa- q Le 26:20
r Le 26:17; Le 26:36; De 28:25; s Le 26:16; Le 26:25;
men zij naar G _ileadx en het land De 28:23
2Sa 21:1 De 28:22; t 1Kr 21:13; Heb 12:6; u Ne 9:17; Ps
Tachtim-H
_ odsi
_ en trokken verder 1Kr 21:12 103:8; Ps 119:156; v Re 6:6; 2Kr 28:5; Jes 47:6.
¨
447 Pestilentie. Abisag 2 SAMUEL 24:15—1 KONINGEN 1:3
15 Toen gaf Jehovah een pes- HFDST. 24 ging Ara_ una
_ terstond naar buiten
¨
tilentie a in Isra
_ el van de morgen a Nu 16:46 en boog a zich met zijn aangezicht
De 28:21
af tot aan de bestemde tijd, zo- 1Kr 21:14 ter aarde voor de koning neer.b
dat er uit het volk van Dan tot 1Kr 27:24
21 Toen zei Ara_ una:
_ „Waarom is
b 2Sa 24:2
_ b zeventigduizend perso-
Berseba c De 32:4
mijn heer de koning bij zijn knecht
nen stierven.c 16 En de engeld Job 34:12 gekomen?” Daarop zei David: _ „Om
Klg 3:22
bleef zijn hand uitgestoken hou- d 1Kr 21:15
van u de dorsvloer te kopen,c
den naar Jeruzalem, _ om het in e Ps 78:38 ten einde een altaar voor Jeho-
het verderf te storten; en Jehovah Jer 26:19
¨
Joe 2:13
vah te bouwen, opdat de geseld
e
kreeg spijt over de rampspoed, en f 2Kr 3:1 over het volk gestuit moge wor-
hij zei daarom tot de engel die on- g Ge 10:16 den.” 22 Maar Ara_ una _ zei tot
Joz 15:8
der het volk verderf stichtte: „Het 2Sa 5:9 David:
_ „Laat mijn heer de koning
is genoeg! Laat nu uw hand zak- h 1Kon 22:17 die nemene en offeren wat goed is
Ps 44:11
ken.” En Jehovah’s engel zelf be- Ps 95:7
in zijn ogen. Ziedaar de runderen
vond zich toen dicht bij de dors- i Ge 44:33 voor het brandoffer en de dorssle-
f de Jebusiet.g
vloer van Ara_ una, _ 1Kr 21:17
de en het tuig van de runderen
j 1Kr 21:18
17 David
_ dan zei bij het zien 2Kr 3:1 voor het hout.f 23 Alles, o ko-
van de engel die het volk neer- k 1Kr 21:19 ning, geeft Ara_ una
_ werkelijk aan
sloeg tot Jehovah, ja, hij zei daar- de koning.” Vervolgens zei Ara_ una _
´ ´
op: „Zie, ık heb gezondigd en ık 2e kolom tot de koning: „Moge Jehovah, uw
heb verkeerd gedaan; maar deze a Ru 2:10 God, een welgevallen in u tonen.”g
schapenh — wat hebben zij ge- 2Sa 9:8
24 De koning zei echter tot
b 1Kr 21:21
daan? Laat uw hand alstublieft c 1Kr 21:22 Ara_ una:
_ „Neen, maar ik zal het
op miji en op het huis van mijn va- d Nu 16:47 zonder mankeren voor een prijs
der komen.” Nu 25:8
2Sa 24:15
van u kopen; h en ik zal Jehovah,
18 Later kwam Gad nog diezelf- e Ge 23:11 mijn God, niet kosteloos brand-
de dag bij David _ en zei tot hem: f 1Sa 6:14 offers brengen.”i Bijgevolg kochtj
1Kon 19:21
„Ga op, richt voor Jehovah op 1Kr 21:23 David
_ de dorsvloer en de runde-
de dorsvloer van Ara_ una, _ de Je- g Ps 20:3 ren voor vijftig zilveren sikkelen.
h Ge 23:13
busiet, een altaar op.”j 19 Toen 25 Voorts bouwde David _ daar een
i 1Kr 21:24
ging David
_ op overeenkomstig het j 1Kr 21:25
altaar k voor Jehovah en offerde
woord van Gad, overeenkomstig k Ex 20:25 brandoffers en gemeenschapsof-
1Kr 21:26
dat wat Jehovah geboden had.k 1Kr 22:1
fers, waarop Jehovah zich ten gun-
l
20 Toen Ara_ una _ naar beneden l 2Sa 21:14 ste van het land liet verbidden,
¨
keek en de koning en zijn die- 1Kr 21:27
2Kr 33:13
zodat de gesel over Isra
_ el werd ge-
naren naar hem toe zag komen, Jes 19:22 stuit.

ccc dccc
HET EERSTE BOEK DER

KONINGEN
of, volgens de Griekse Septuaginta,
HET DERDE BOEK DER KONINGEN

Koning David
_ nu was oud, a HFDST. 1 zij moet aan uw boezem liggen,a
1 vergevorderd in dagen; en
men dekte hem wel toe met kle-
a 2Sa 5:4
1Kon 2:11
1Kr 23:1
en mijn heer de koning zal het
stellig warm krijgen.” b 3 En
ren, maar hij kreeg het niet warm. 1Kr 29:27
men zocht nu in het hele gebied
2 Daarom zeiden zijn dienaren tot
Ps 90:10 ¨
van Isra
_ el naar een schoon meisje,
hem: „Laat men voor mijn heer b Es 2:2
en men vond ten slotte Ab _isag,c
de koning een meisje, een maagd,b c 2Sa 13:5 de Sunamitische,d en bracht haar
zoeken, en zij zal de koning ten 1Kon 1:15
dienste moeten staan,c opdat zij d Ru 4:16 2e kolom a Ge 16:5; b Pr 4:11; c 1Kon 2:17;
zijn verzorgster d kan worden; en 2Sa 4:4 1Kon 2:22; d Joz 19:18; 2Kon 4:8.
1 KONINGEN 1:4-24 Adonia op troon uit. Bathseba in actie 448
vervolgens bij de koning. 4 En HFDST. 1 „Uw zoon Salomo _ is degene die ´´
het meisje was uitermate schoon; a a Hgl 4:7 na mij koning zal worden, en hıj
b 2Sa 3:4
en zij werd de verzorgster van de c 1Kr 3:2 zal op mijn troon zitten”? a Waar-
koning en bleef hem bedienen, en d Sp 16:18 om is Adonia _ dan koning gewor-
Lu 14:11
de koning had geen gemeenschap Ro 12:16 den?’ 14 Zie! Terwijl gij daar
met haar. e De 17:15 nog ´ met de koning spreekt, dan
f 2Sa 15:1
5 Intussen verhief Adonia, _ b
de g Sp 13:24
zal ık na u binnenkomen, en ik
zoon
´ van Haggith, _ c
zichd en zei: Sp 29:17 zal uw woorden stellig bevesti-
Ga 6:1
„Ik zal als koning regeren!”e En h 2Sa 14:25 gen.”b
hij liet zich vervolgens een wa- i 2Sa 20:25 15 Bijgevolg ging Baths eba _
j 1Kon 2:22
gen maken, met ruiters en vijf- k 2Sa 8:17
naar de koning in de binnenka-
tig man die voor hem uit moesten Ez 44:15 mer, en de koning was zeer oud,d
c
l 2Sa 20:23
lopen.f 6 En zijn vader krenkte 1Kr 27:5 en Ab _isag,e de Sunamitische,
nooit zijn gevoelens door te zeg- m 2Sa 7:2 bediende de koning. 16 Toen
2Sa 12:1
gen: „Waarom hebt gij aldus ge- n 1Kon 4:18 maakte Bathseba _ een diepe bui-
daan?”g En hij was ook zeer wel- o 2Sa 23:8 ging en wierp zich voor de koning
1Kr 11:10
gevormd van gestalte,h en [zijn p Sp 24:21
f
neer, waarop de koning zei: „Wat
moeder] had hem na Absalom _ q 2Sa 15:12 hebt gij [te vragen]?”g 17 Hier-
r 2Sa 17:17
gebaard. 7 En hij knoopte on- s 2Sa 13:23
op zei zij tot hem: „Mijn heer,h gij-
derhandelingen aan met Joab, _ de t 2Sa 7:4 zelf hebt uw slavin bij Jehovah,
zoon van Zeruja, _ en met Abja- _ u
2Sa 7:17
2Sa 11:3
uw God, gezworen: ’Uw zoon Salo- _
thar,i de priester, en zij gingen mo is degene die
2Sa 11:27
´ ´ na mij koning zal
hulp bieden als volgelingen van v
w
2Sa 12:24
2Sa 3:4
worden, en hıj zal op mijn troon
j zitten.’i 18 En zie! nu is Ado-
Adonia. _ 8 Wat de priester Za- _ x Sp 20:18 _
dokk betreft en Benaja, _ l de zoon Sp 27:9
Heb 1:1
niaj koning geworden, en nu weet
van Jojada, _ en de profeet Na-_ y Re 9:5 mijn heer de koning zelf er niets
¨ ¨ 1Kon 1:21
thanm en S _imeı n en Re_ ı en de 2Kon 11:1
van.k 19 Daarom heeft hij een
sterke manneno die bij David _ be- Mt 21:38 groot aantal stieren en gemeste
hoorden, zij lieten zich nietp met [dieren] en schapen geofferd en
Adonia _ in. 2e kolom al de zonen van de koning l en de
priester Abjathar m
9 Ten slotte offerde q Adonia _ a 1Kr 22:9 _ en de leger-
overste Joab n uitgenodigd; maar
schapen en runderen en gemes- 1Kr 28:5
1Kr 29:1
_
te [dieren] in de nabijheid van Ps 132:11 uw knecht Salomo _ heeft hij niet
de steen Zoheleth, _ die naast En- b De 19:15
2Kor 13:1
uitgenodigd.o 20 En gij, mijn
Rogel _ r
ligt, en hij nodigde voorts c Ge 43:30 heer de koning — de ogenp van
¨
al zijn broers, de zonen van de ko- Re 15:1
2Sa 13:10
heel Isra_ el zijn op u [gericht],
ning, en alle mannen van Juda, _ d 1Kon 1:1 om hun te vertellen wie op de
de dienaren van de koning, uit; s e 1Kon 1:3 troon van mijn heer de koning na
f 1Sa 25:23
10 en de profeet Nathan _ en Be- g 1Kon 2:20 hem zitten zal.q 21 En het zal
naja _ en de sterke mannen en zijn Es 7:2 stellig geschieden dat zodra mijn
h Ge 18:12
broer Salomo _ nodigde hij niet uit. 1Pe 3:6 heer de koning bij zijn voorva-
11 Nathan _ t
zei nu tot Bathseba, _ u i 1Kon 1:13
1Kr 22:10
ders neerligt,r ikzelf en ook mijn
Salomo’s
_ moeder: v „Hebt gij niet j 1Kon 1:5 zoon Salomo _ stellig tot misdadi-
gehoord dat Adonia, _ de zoon van k 1Kon 1:11 gers zullen worden.”
l 1Kon 1:9
w koning is geworden, ter-
Haggith,
_ m 2Sa 20:25 22 En zie! terwijl zij nog met
wijl onze heer David _ er niets van 1Kon 1:7 de koning sprak, kwam de pro-
n 2Sa 8:16
weet? 12 Nu dan, kom, laat ik 1Kon 2:28 feet Nathan_ in eigen persoon bin-
u alstublieft dringend raad ge- o 1Kon 1:10 nen.s 23 Terstond meldde men
p Ps 123:2
ven.x En verschaf ontkoming voor q 2Sa 23:2 de koning en zei: „Daar is de pro-
uw eigen ziel en voor de ziel van 1Kon 2:15
1Kon 2:24
feet Nathan!”_ Daarna verscheen
y
uw zoon Salomo. _ 13 Ga heen 1Kr 29:1 hij voor de koning en wierp zich
en treed binnen bij koning Da- _ r Ge 15:15
1Kon 2:10
met zijn aangezicht ter aarde
vid, en gij moet tot hem zeggen: s 1Kon 1:14 voor de koning neer.t 24 Toen
’Hebt gij, mijn heer de koning, uw t 1Sa 24:8
Ro 13:7
zei Nathan:
_ ´´ „Mijn heer de koning,
slavin niet gezworen en gezegd: 1Pe 2:17 hebt gıj gezegd: ’Adonia _ is de-
449 David geeft bevel Salomo koning te maken 1 KONINGEN 1:25-43
HFDST. 1
¨
gene die na ´ ´ mij koning zal wor- over Isra
_ el zalven; a en GIJ moet op
den, en hıj zal op mijn troon zit- a 1Kon 1:5
1Kon 1:18
de hoorn blazenb en zeggen: ’Leve
a
ten’? 25 Want hij is vandaag b 2Sa 15:12 koning Salomo!’ _ c 35 En GIJ moet
1Kon 1:9
afgedaald om een groot aantal c 1Kon 1:7
in zijn gevolg optrekken, en hij
stieren en gemeste [dieren] en d 2Sa 16:16 moet binnenkomen en op mijn
2Kr 23:11 ´´
schapen te offerenb en alle zonen e 1Kon 1:8 troon zitten; en hıj zal koning zijn
van de koning en de legeroversten f 1Kr 27:5 in mijn plaats, en hem zal ik moe-
g 1Kon 1:10
en de priester Abjathar _ uit te no- h Jo 15:15 ten aanstellen om leider te wor-
¨
digen; c en zie, zij zijn voor zijn i 2Sa 12:24
1Kon 1:15
den over Isra _ el en over Juda.” _
aangezicht aan het eten en drin- j Nu 30:2 36 Terstond antwoordde Benaja, _
Pr 5:4
ken en zij zeggen aldoor: ’Leve Mt 5:33 de zoon van Jojada, _ de koning en
d
koning Adonia!’ _ 26 Maar wat k 1Sa 20:21 zei: „Amen! Zo moge Jehovah, ded
l Ps 71:23
mij, uw knecht, aangaat, mij en m 2Sa 4:9 God van mijn heer de koning, zeg-
e
de priester Zadok _ en Benaja,_ f de 2Kor 1:10
n Ps 19:14
gen.e 37 Net zoals Jehovah be-
zoon van Jojada, _ en uw knecht Ps 31:5 wezen heeft met mijn heer de ko-
Ps 103:4
Salomo
_ heeft hij niet uitgeno- o 1Kon 1:13 ning te zijn,f zo bewijze hij ook
digd.g 27 Indien deze zaak van- 1Kon 1:17 met Salomo_ te zijn,g en moge hij
p 1Kon 1:16
wege mijn heer de koning tot q Ne 2:3 zijn troon groter h maken dan de
stand is gebracht, dan hebt gij uw Da 2:4 troon van mijn heer koning Da- _
r 1Kon 1:8
knecht niet laten wetenh wie op s 2Sa 20:23 vid.”
2Sa 23:20
de troon van mijn heer de koning 1Kr 27:5 38 Toen daalden de priester Za- _
na hem zitten zou.” t 2Sa 20:6 doki en de profeet Nathan _ j en Be-
u Ge 41:43
28 Koning David _ antwoordde 1Kon 1:38 _ k de zoon van Jojada,
naja, _ en de
i Es 6:8
nu en zei: „Roept mij Bathseba.” _ Za 9:9 Krethi
_ l
en de Plethi _ m
af en lieten
Daarop verscheen zij voor de ko- Lu 19:35 Salomo
_ op het wijfjesmuildier van
v 2Sa 5:8
ning en bleef voor de koning staan. 2Kr 32:30 koning David _ rijdenn en brach-
29 Voorts zwoer j de koning en zei: ten hem vervolgens naar G _ihon.o
„Zo waar Jehovah leeft,k die mijn 2e kolom 39 De priester Zadok _ nam nu de
ziell uit alle benauwdheidm heeft a 1Sa 10:1 hoorn met olie p uit de tentq en
verlost,n 30 juist zoals ik u bij 1Sa 16:13 r
zalfde Salomo; _ toen blies men op
¨ 2Kon 9:3
Jehovah, de God van Isra _ el, ge- b 2Sa 15:10 de hoorn, en heel het volk barst-
zworen heb door te zeggen: ’Uw c 1Sa 10:24 te los en zei: „Leve koning Salo- _
2Kon 11:12
zoon Salomo_ is degene die´ ´ na 2Kr 23:11 mo!”s 40 Daarna trok al het volk
d Ps 72:19
mij koning zal worden, en hıj zal e 1Kr 17:27 achter hem op, en het volk speel-
in mijn plaats op mijn troon zit- Jer 11:5 de op fluitent en verheugde zich
Jer 28:6
ten!’, zo zal ik deze dag doen.”o f 1Sa 16:13 met grote vreugde,u zodat de aar-
31 Toen maakte Bathseba _ een die- g 1Kr 28:20 de v van hun rumoer spleet.
h 1Kon 3:12
pe buiging met haar aangezicht 1Kon 10:23 41 En Adonia _ en al de genodig-
ter aarde en wierp zich voor de ko- 2Kr 9:22
Ps 72:8 den die bij hem waren, kregen
ning neer p en zei: „Mijn heer, ko- i 1Kon 1:8 dit te horen, toen zijzelf gereed
j 2Sa 7:2
ning David,
_ leve tot onbepaalde k 1Kr 27:5 waren met eten.w Toen nu Joab _
tijd!”q l 1Sa 30:14
het hoorngeschal hoorde, zei hij
2Sa 8:18
32 Onmiddellijk zei koning Da- _ m 2Sa 15:18 terstond: „Wat heeft het rumoer
r 1Kr 18:17
vid: „Roept mij de priester Zadok _ n 1Kon 1:33 van de in rep en roer zijnde stadx
en de profeet Nathan _ en Benaja, _ s Mt 21:7 te betekenen?” 42 Terwijl hij
o 2Kr 32:30
de zoon van Jojada.” _ Zij versche- p Ex 30:25 nog sprak, zie, daar kwam Jona- _
nen dus voor de koning. 33 Ver- 1Sa 16:13
than,y de zoon van de priester Ab- _
q 2Sa 6:17
volgens zei de koning tot hen: r 1Sa 10:1 jathar. Toen zei Adonia: _ „Kom
1Kr 29:22
„Neemt de dienarent van UW heer s 1Kon 1:34 binnen, want gij zijt een dapper
mee, en GIJ moet mijn zoon Salo- _ t Jes 5:12 man, en gij brengt goed nieuws.”z
Jes 30:29
mo laten rijden op het wijfjesmuil- u 1Sa 11:15 43 Maar Jonathan _ antwoordde en
dier dat mij toebehoortu en hem 2Kon 11:14
zei tot Adonia: _ „Neen! Onze heer
Ps 97:1
naar G _ihonv leiden. 34 En de v 1Sa 4:5 koning David _ zelf heeft Salomo _
priester Zadok _ en de profeet Na- _ w 1Kon 1:9
1Kon 1:25
than moeten hem daar tot koning x Han 21:30 y 2Sa 15:36; 2Sa 17:17; z 2Sa 18:27.
1 KONINGEN 1:44–2:7 Adonia gespaard. David onderricht Salomo 450
koning gemaakt.a 44 Daarom HFDST. 1 ven.”a 53 Koning Salomo
_ dan
heeft de koning de priester Za- _ a 1Kon 1:30 zond [boden] en zij deden hem
b 1Kon 1:33
dok en de profeet Nathan _ en Be- c 1Kon 1:34 van het altaar afkomen. Daarop
naja,
_ de zoon van Jojada, _ en de d 1Kon 1:40 kwam hij binnen en boog zich
e 1Kon 2:12
Krethi
_ en de Plethi _ met hem mee 1Kr 29:23 neer voor koning Salomo,
_ waar-
Ps 132:11
gezonden en zij hebben hem op f 1Kon 1:37 na Salomo
_ tot hem zei: „Ga naar
het wijfjesmuildier van de ko- Lu 19:38 uw eigen huis.”b
g Ge 47:31
ning laten rijden.b 45 Toen heb- Heb 11:21
En de dagen van David
_ kwa-
ben de priester Zadok
feet Nathan
_
_
hem te G _ihon tot
en de pro- h 1Kr 29:10
Ne 9:5
Ps 34:1
2 men geleidelijk naderbij dat
c
hij sterven moest; en hij gebood
koning gezalfd,c waarna zij onder Ps 72:18

vreugdebetoon vandaar zijn op-


Da 4:34
Ef 1:3
nu zijn zoon Salomo
_ en zei: 2 „Ik
getrokken; en de stad is in rep i 2Sa 24:3 ga de weg van al het aardse,d en
j Sp 28:1
en roer. Dat was het rumoer dat k Ex 21:14
gij moet sterk zijne en u een man
gijlieden hebt gehoord.d 46 En Ex 38:2 tonen.f 3 En gij moet de plicht
1Kon 2:28
bovendien heeft Salomo _ plaats l 1Sa 14:45 jegens Jehovah, uw God, in acht
genomen op de troon van het ko- 2Sa 14:11
Han 27:34
nemen door zijn wegen te bewan-
ningschap.e 47 En nog iets, de m De 1:17 delen,g door zijn inzettingen, zijn
1Kon 2:23
dienaren van de koning zijn bin- Sp 13:6
geboden en zijn rechterlijke be-
nengekomen om onze heer ko- Sp 21:12 slissingenh en zijn getuigenissen
ning David _ geluk te wensen en te onderhouden, overeenkomstig
hebben gezegd: ’Moge uw God de 2e kolom hetgeen geschreven staat in de
wet van Mozes, i opdat gij behoed-
naam van Salomo _ nog heerlijker a Ez 3:19 _
b Sp 16:15
maken dan uw naam, en moge zaam moogt handelen bij al wat gij
hij zijn troon nog groter maken doet en waarheen gij u ook wendt;
dan uw troon!’f Daarop heeft de HFDST. 2 4 opdat Jehovah zijn woord moge
koning zich neergebogen op het c Ps 89:48 volbrengen dat hij aangaande mij
Pr 12:7
bed.g 48 En ook heeft de ko- d Joz 23:14 gesproken heeftj door te zeggen:
h zij ’Indien uw zonenk acht zullen ge-
ning dit gezegd: ’Gezegend ¨
Job 30:23
Pr 9:10
Jehovah, de God van Isra _ el, die Heb 9:27 ven op hun weg door in waarheidl
e De 31:6
heden iemand gegeven heeft om Joz 1:6 voor mijn aangezicht te wande-
op mijn troon te zitten, terwijl ik 1Kr 28:20 lenm met geheel hun hartn en met
Ef 6:10
het met eigen ogen zie!’ ”i f 1Kon 3:7 geheel hun ziel, zal er van u geen
49 Toen werden alle genodig- g De 17:19
man worden afgesneden van [het
De 29:9 ¨
den die bij Adonia _ waren, door Pr 12:13 zitten] op de troon van Isra _ el.’o
h De 4:1
beving bevangen, en zij stonden i De 17:20 5 En ook weet gijzelf heel goed
op en gingen ieder zijns weegs.j j 2Sa 7:16 wat Joab,
_ de zoon van Zeruja, _ mij
1Kr 17:11
50 En Adonia _ zelf was bevreesd 1Kr 22:9 heeft aangedaan,p wat hij name-
wegens Salomo. _ Daarom stond 1Kr 28:7
lijk gedaan heeft met twee leger-
hij op en ging heen en greep de
Ps 89:35 ¨ q
Ps 132:11 oversten van Isra_ el, met Abner,_
hoornen van het altaar vast.k k 2Sa 7:19
l Ps 15:2 de zoon van Ner, en Amasa, _ r
de
51 Na verloop van tijd werd aan Jo 4:24 zoon van Jether,
_ s
toen hij hen ge-
m Ge 17:1
Salomo
_ bericht en gezegd: „Zie, Le 26:3 dood heeft en in vredestijd oor-
Adonia _ zelf is bevreesd gewor- 2Kon 20:3 t
logsbloed deed vloeien en oor-
2Kon 23:3
den voor koning Salomo; _ en zie, 2Kr 17:3 logsbloed aan zijn gordel bracht
hij heeft de hoornen van het al- Lu 1:6
n De 6:5 die om zijn heupen was, en in
taar gegrepen en gezegd: ’Laat De 10:12
zijn sandalen die aan zijn voe-
Mt 22:37
koning Salomo _ mij eerst zweren o 2Sa 7:12 ten waren. 6 En gij moet over-
dat hij zijn knecht niet door het 1Kon 8:25
eenkomstig uw wijsheid hande-
Ps 89:29
zwaard ter dood zal brengen.’ ” Ps 132:12 lenu en zijn grijze haren niet in
52 Hierop zei Salomo: _ „Indien p 2Sa 3:39
q 2Sa 3:27 vrede v in Sjeo_ ol _ laten afdalen.w
hij een dapper man zal worden, r 2Sa 20:10
zal er geen haar l van hem ter s 2Sa 17:25 7 En jegens de zonen van Bar-
1Kr 2:17
aarde vallen; maar mocht er iets t Nu 35:33
u Sp 20:26; v 2Sa 3:29; 1Kon 2:34; Sp 28:17; Jes
slechts in hem worden gevon- 2Sa 3:28
2Sa 3:30 48:22; Mt 26:52; w Ge 37:35; Ge 42:38; Job 7:9; Opb
den,m dan zal hij moeten ster- 1Kon 2:31 20:13.
451 David sterft. Adonia’s complot 1 KONINGEN 2:8-24
z _illai,a de Gileadiet, dient gij lief- HFDST. 2 Jehovah dat het ´ van hem werd.a
´
derijke goedheid te betrachten, a 2Sa 19:31 16 En nu is er een verzoek dat
b 2Sa 9:7
en zij moeten onder degenen blij- 2Sa 19:28 ik u doe. Wijs mijn aangezicht
ken te zijn die aan uw tafel eten; b c 2Sa 17:27 niet af.”b Bijgevolg zei zij tot hem:
d 2Sa 15:14
want zo zijn zij tot mij genaderdc e 2Sa 16:7
„Spreek.” 17 Vervolgens zei hij:
toen ik van voor het aangezicht f 2Sa 16:5 „Zeg alstublieft aan Salomo,
_ de ko-
g 2Sa 17:24
van uw broer Absalom _ de wijk h 2Sa 16:7
ning (want hij zal uw aangezicht
nam.d i 2Sa 19:17 niet afwijzen), dat hij mij Ab _i-
¨ j 2Sa 19:23 sag,c de Sunamitische,d tot vrouw
8 En zie, bij u is nog S _imeı,e de k Ex 22:28
zoon van Gera, _ de Benjaminiet Ps 105:15 geeft.” 18 Hierop zei Bathseba: _
uit Bahurim, _ f en hij was het die Sp 11:21 „Goed! Ik zal zelf voor u tot de ko-
¨ 2Pe 2:9
ning spreken.”
op de dag dat ik naar Mahana_ ımg l 1Kon 3:12
1Kon 3:28
ging, kwaad over mij afsmeekte Sp 2:6 19 Bathseba_ kwam dus bij ko-
met een pijnlijke vervloeking; h en m Ge 42:38 ning Salomo
_ om tot hem te spre-
Ge 44:31 e De
hij was het die mij bij de Jorda_ an _ n 1Kon 2:46 ken ten gunste van Adonia. _
tegemoet kwam,i zodat ik hem bij o 1Kr 29:28 koning stond dadelijk op f om haar
Job 14:1
Jehovah gezworen en gezegd heb: Pr 12:5 tegemoet te gaan en boog zich
’Ik zal u niet door het zwaard ter Han 13:36 voor haar neer.g Daarna ging hij
p 2Sa 5:7
dood brengen.’j 9 Nu dan, laat 1Kon 3:1 op zijn troon zitten en liet voor
hem niet ongestraft,k want gij zijt 1Kon 11:43 de moeder van de koning een
1Kr 11:7
een wijs l man en gij weet heel Han 2:29 troon plaatsen, opdat zij aan zijn
rechterhand kon h
goed wat gij met hem dient te ´ ´ zitten. 20 Zij
q 2Sa 5:4
r 1Kr 12:23
doen, en gij moet zijn grijze m ha- s 1Kr 29:27 zei nu: „Er is een klein verzoek
ren met bloed in Sjeo_ ol _ doen neer- t 2Sa 5:5 dat ik u doe. Wijs mijn aange-
1Kr 3:4
dalen.”n u 1Kon 1:46 zicht niet af.” De koning dan
10 Toen legde David _ zich neer 1Kr 29:23 zei tot haar: „Doe het verzoek,
2Kr 1:1
bij zijn voorvaders o en werd be- Ps 132:12 mijn moeder; want ik zal uw aan-
graven in de Stad van David. _ p v 2Sa 7:12 gezicht niet afwijzen.” 21 Ver-
Ps 89:37
11 En volgens zei zij: „Laat Ab _isag, de
¨ de dagen dat David _ over w 2Sa 12:24
Isra
_ el had geregeerd, waren veer- x 1Sa 16:4 Sunamitische, aan uw broer Ado- _
1Kr 12:17
tig jaar.q Te Hebron _ r had hij ze-
y 2Sa 14:12 nia tot vrouw worden gegeven.”
ven jaar geregeerd,¨s en te Jeru- _ z 1Kon 1:5 22 Hierop antwoordde koning
1Kon 1:25
zalem had hij drieendertig jaar Salomo
_ en zei tot zijn moeder:

geregeerd. t „En waarom doet gij een ver-
2e kolom zoek om Ab _isag, de Sunamitische,
12 Wat Salomo _ betreft, hij nam
plaats op de troon van zijn va-
a 1Kr 22:9 voor Adonia?
_ Doe voor hem ook
1Kr 28:5
der David; _ u en geleidelijk werd Sp 21:30 een verzoek om het koningschap i
zijn koningschap zeer stevig be-
Da 2:21
b 2Kr 29:6
(want hij is mijn broer die ouder is
vestigd.v Jer 2:27 dan ik),j ja voor hem en voor de
Jer 18:17 k en voor Joab,l
13 Na verloop van tijd kwam c 1Kon 1:3
priester Abjathar
_ _
de zoon van Zeruja.” m
Adonia,
_ de zoon van Haggith, _ bij d Joz 19:18 _
e 1Kon 1:7
Bathseba, _ w de moeder van Salo-
_ f Ex 20:12
23 Daarop zwoer koning Salo- _
mo. Hierop zei zij: „Is uw komst Le 19:32 mo bij Jehovah en zei: „Zo moge
Sp 23:22
vredelievend?”,x waarop hij zei: g Ge 33:3
God met mij doen, en zo moge hij
„Ze is vredelievend.” 14 Vervol- Ge 48:12 daaraan toevoegen,n indien Ado- _
Ex 18:7
gens zei hij: „Ik heb een aange- h Ps 110:1
nia deze zaak niet tegen zijn eigen
legenheid voor u.” Zij dan zei: Mt 25:33 ziel heeft gesproken.o 24 En nu,
i 2Sa 12:8
„Spreek.”y 15 En hij vervolgde: 2Sa 16:21
zo waar Jehovah leeft,p die mij ste-
„Gij weet zelf heel goed dat het j 1Kr 3:2 vig bevestigd heeftq en mij op de
1Kr 3:5
koningschap aan mij had moeten k 1Kon 1:7
troon van mijn vader David _ laat
¨ l 2Sa 8:16 zittenr en die mij een huis heeft
komen, en op mij had heel Isra _ el m 2Sa 2:18
zijn aangezicht gericht, dat ik ko- n De 6:13
gemaakt,s juist zoals hij heeft ge-
ning zou worden; z maar er is een Ru 1:17 sproken,t vandaag zal Adonia _ ter
1Sa 3:17
ommekeer in het koningschap ge- 2Sa 19:13
o Ps 64:8 q 1Kon 10:9; 1Kr 22:10; r 1Kr 29:23; 2Kr 1:8;
komen en mijn broer heeft het Ps 140:9 s 1Sa 25:28; 2Sa 7:11; 1Kr 17:10; Ps 127:1; t Jes
gekregen, want het was vanwege p 1Sa 20:21 55:11.
1 KONINGEN 2:25-40 Vonnis over Adonia, Abjathar en Joab 452
dood worden gebracht.”a 25 On- HFDST. 2 hoofd doen terugvallen,a omdat
middellijk liet koning Salomo _ [het a 1Kon 1:52 hij op twee mannen die recht-
Pr 8:11
uitvoeren] door de hand van Be- b 2Sa 8:18 vaardiger en beter waren dan hij,
naja,
_ b
de zoon van Jojada; _ en hij 1Kon 1:8 is aangevallenb en hen vervolgens
1Kr 27:5
viel toen op hem aan, zodat hij c 1Kon 2:34 met het zwaard heeft gedood, ter-
stierf. c d 1Sa 22:20 wijl mijn vader David _ zelf er niet
1Kon 1:7
26 En tot de priester Abjathar _ d e Joz 21:18
van had geweten,c namelijk Ab- _
d
zei de koning: „Ga naar Ana- 1Kr 6:60 ner, de zoon van¨ Ner, de leger-
_ Jer 1:1 e f
overste van Isra _ el, en Amasa, _
thoth,e naar uw velden! Want gij f 1Kon 2:22
g Ge 15:2 de zoon van Jether, _ de legerover-
verdient de dood; f maar op deze ste van Juda. g 33 En hun bloed
h 1Sa 23:6 _
dag zal ik u niet ter dood bren- 2Sa 15:24
moet tot onbepaalde tijd terug-
1Kr 15:12
gen, omdat gij de ark van de Soe- i 1Sa 22:23 vallen op het hoofd van Joab _ en
vereine Heer Jehovahg voor het j Joz 18:1
op het hoofd van zijn nageslacht; h
k 1Sa 2:31
aangezicht van mijn vader David _ 1Sa 3:12 maar voor David _ i en voor zijn na-
gedragen hebt,h en omdat gij ellen- l 1Kon 2:22
geslacht en voor zijn huis en voor
m 1Kon 1:7
de geleden hebt gedurende al de n 2Sa 18:14 zijn troon zal het voor onbepaalde
tijd dat mijn vader ellende leed.”i o 1Kon 3:4 tijd vrede worden vanwege Jeho-
1Kr 16:39
27 Zo verdreef Salomo _ Abjathar
_ 1Kr 21:29 vah.”j 34 Toen ging Benaja, _ de
uit Jehovah’s priesterdienst, ten p 1Kon 1:50 zoon van Jojada, _ op k en hij viel op
einde Jehovah’s woord te vervul- q 1Kon 2:25 hem aan en bracht hem ter dood; l
r Ex 21:14
len dat hij te S _ilo j tegen het huis s Ge 9:6 en hij werd ten slotte begraven
van Eli _ had gesproken.k Nu 35:33 bij zijn eigen huis in de wildernis.
De 19:13
28 En het bericht zelf drong De 21:9 35 Daarop stelde de koning Be-
door tot Joab _ l — want Joab zelf
_
2Kon 9:26
Sp 28:17
_ m de zoon van Jojada,
naja, _ in zijn
was geneigd geweest Adonia _ te t 2Sa 3:28 plaats over het leger aan; n en de
m ofschoon hij niet ge-
1Kon 2:5 priester Zadok _ stelde de koning
volgen,
in de plaats van Abjathar _ aan.o
neigd was geweest Absalom _ te
volgenn — waarop Joab naar de
2e kolom 36
¨p Ten slotte liet de koning S _i-
_
a Re 9:57 meı roepen en zei tot hem: „Bouw
tento van Jehovah vluchtte en Ps 7:16
u een huis te Jeruzalem, _ en gij
de hoornen van het altaar vast- Ps 9:16
moet daar wonen en moogt daar
b Ex 23:7
greep.p 29 Toen werd er aan ko- 2Sa 4:11
niet vandaan gaan naar deze en
2Kr 21:13
ning Salomo _ verteld: „Joab _ is naar c 2Sa 3:26 gene plaats. 37 En het moet ge-
de tent van Jehovah gevlucht, en d 2Sa 3:27 schieden dat op de dag waarop
zie, hij [staat] naast het altaar.” e 2Sa 2:8
gij uitgaat en wanneer gij werke-
f 2Sa 20:10
Salomo_ dan zond Benaja, _ de zoon g 2Sa 17:25 lijk het stroomdal van de K _idronq
van Jojada, _ en zei: „Ga, val op h 2Sa 3:29 overtrekt, gij zonder mankeren
Ps 109:9
hem aan!”q 30 Bijgevolg kwam Mt 27:25 dient te weten dat gij beslist zult
Benaja _ bij de tent van Jehovah i 2Sa 3:28 sterven.r Ja, de bloedschuld voor
j Ps 89:29
en zei tot hem: „Dit heeft de ko- Ps 132:12 u zal op uw eigen hoofd ¨ komen.”s
ning gezegd: ’Kom naar buiten!’ ” Sp 25:5 38 Hierop zei S _imeı tot de koning:
Jes 9:7
Maar hij zei: „Neen! Want hier r k 1Kon 2:28 „Het woord is goed. Juist zoals
zal ik sterven.” Daarop bracht 1Kr 21:29 mijn heer de koning heeft gespro-
l 1Kon 2:25
Benaja _ de koning verslag uit en Ps 37:38 ken, zo ¨ zal uw knecht doen.” En
zei: „Dit heeft Joab _ gesproken, Pr 12:14 S _imeı bleef vele dagen te Jeruza- _
m 1Kr 11:24
en dit heeft hij mij geantwoord.” 1Kr 27:5 lem wonen.
31 Toen zei de koning tot hem: n Job 34:24 39 Nu gebeurde het na verloop
o 1Sa 2:35
„Doe juist zoals hij gesproken 1Kr 6:53
van drie ¨ jaar, dat twee slavent
van S _imeı wegliepen naar Achis, u
heeft en val op hem aan; en gij 1Kr 12:28
¨ _
1Kr 16:39
moet hem begraven en het on- 1Kr 24:3 de zoon van Ma_ acha, de koning
Ps 109:8 v
van¨ Gath; en men kwam het S _i-
verdiend vergoten bloed s dat p 1Kon 2:8
meı berichten en zei: „Zie! Uw
Joab
_ heeft doen vloeien,t van mij q 2Sa 15:23
2Kon 23:6 slaven zijn te Gath.” 40 Onmid-
en van het huis van mijn vader Jo 18:1
verwijderen. 32 En Jehovah zal r Nu 35:27
Sp 20:8 s Nu 35:26; Joz 2:19; Ez 18:13; t De 23:15; u 1Sa
stellig zijn bloed op zijn eigen Sp 20:26 21:10; v 1Sa 27:2.
¨
453 Simeı gedood. Salomo vraagt wijsheid 1 KONINGEN 2:41–3:11
¨ HFDST. 2
dellijk stond S _imeı op en zadel- hovah liefhebbena door in de in-
de zijn ezel en ging naar Gath, a Sp 16:14 zettingen van zijn vader David _
b Tit 3:1
naar Achis,
_ om zijn slaven te zoe- c 1Kon 2:38 te wandelen.b Alleen was het zo
¨
ken, waarna S _imeı heenging en d
e
Ez 17:19
Sp 16:12
c
dat hij op de hoge plaatsen gere-
zijn slaven uit Gath [terug]bracht. Pr 8:2 geld slachtoffers bracht en offers
f 2Sa 16:5
41 Toen werd er aan Salomo _ be- in rook deed opgaan.
¨ 2Sa 16:13
richt: „S _imeı is uit Jeruzalem
_ g 1Kon 2:37 4 Bijgevolg ging de koning naar
Ps 7:16
naar Gath gegaan en is terug.” G _ibeond om daar slachtoffers te
¨ Sp 5:22
42 Daarop liet de koning S _imeı h
Ez 18:20
Ps 21:6
brengen, want dat was de grote
roepena en zei tot hem: „Heb ik Ps 72:17 hoge plaats.e Duizend brandoffers
u niet bij Jehovah onder een eed i 1Kon 2:24
Sp 25:5 bracht Salomo_ vervolgens op dat
gesteld om u te waarschuwen,b Jes 9:7 altaar.f 5 Te G _ibeon verscheen
j 1Kon 2:9
door te zeggen: ’Op de dag dat gij 1Kon 2:25 Jehovah ’s nachts in een droomh
g

naar buiten gaat en wanneer gij 1Kon 2:34


aan Salomo;
_ voorts zei God: „Doe
k 1Kon 2:12
u werkelijk her- of derwaarts be- 2Kr 1:1 een verzoek, wat ik u dien te ge-
geeft, dient gij zonder mankeren Sp 16:12
Sp 29:4 ven.”i 6 Hierop zei Salomo:_ „Gij-
te weten dat gij beslist zult ster- zelf hebt jegens uw knecht David, _
ven’, en hebt gij toen niet tot mij mijn vader, grote liefderijke goed-
HFDST. 3
gezegd: ’Goed is het woord dat ik j
heid betracht naar gelang dat hij
l Ezr 9:2
heb gehoord’? c 43 Waarom hebt Ezr 9:14 voor uw aangezicht in waarheid
gij u dan niet gehouden aan de eed m De 7:4
1Kon 7:8 en in rechtvaardigheidk en in op-
van Jehovahd en aan het gebod 1Kon 9:24 rechtheid van hart jegens u heeft
1Kon 11:1
dat ik u plechtig opgelegd had?”e Ezr 10:10 gewandeld; en gij zijt deze grote
44 Vervolgens zei de koning tot Ne 13:27
liefderijke goedheid jegens hem
¨ n 2Sa 5:7
S _imeı: „Gij kent zelf stellig wel al 1Kr 11:7 in acht blijven nemen, zodat gij
het kwaad waarvan uw hart heel o 1Kon 7:1
p 1Kon 8:19 hem een zoon hebt gegeven om op
goed weet dat gij het mijn vader q 1Kon 9:15 zijn troon te zitten, zoals op deze
David
_ hebt aangedaan; f en Jeho- r Le 17:4
Le 26:30 dag [het geval is].l 7 En nu, Je-
vah zal het door u begane kwaad De 12:6 hovah, mijn God, gijzelf hebt uw
1Kon 15:14
stellig op uw eigen hoofd doen te- 1Kon 22:43 knecht in de plaats van mijn va-
rugvallen.g 45 Maar koning Sa- _ 2Kr 33:17
der David_ koning gemaakt, en ik
s 1Kon 5:3
lomo zal gezegend zijnh en Da- _ 1Kr 17:4 ben maar een kleine jongen.m Ik
vids troon zelf zal voor eeuwig 1Kr 17:12
1Kr 28:6 weet niet hoe ik moet uitgaan en
stevig bevestigd blijken te zijn Han 7:47
hoe ik moet ingaan.n 8 En uw
voor het aangezicht van Jeho- knecht staat te midden van uw
vah.”i 46 Daarop gaf de koning 2e kolom volk, dat gij verkozen hebt,o een
bevel aan Benaja, _ de zoon van Jo- _ a De 6:5 talrijk volk, dat vanwege het gro-
jada, die toen naar buiten ging en De 10:12
Ps 145:20 te aantal niet te tellen of te be-
j
op hem aanviel, zodat hij stierf. Mt 22:37 rekenen is.p 9 En gij moet uw
1Kor 8:3
En het koninkrijk werd ste- 1Jo 5:3 knecht een gehoorzaam hart ge-
vig bevestigd in de hand van Sa- _ b 2Kr 17:3
ven om uw volk te richten,q om
c 1Sa 7:9
lomo.k 1Sa 10:8 te onderscheiden tussen goed en
1Kon 15:14
Voorts verzwagerde Salomo
_ kwaad; r want wie is in staat dit
3
1Kon 22:43
l
zich met Farao, de koning
1Kr 21:26
2Kr 1:3
moeilijke volk van us te richten?”t
van Egypte, en nam Farao’s doch-
_ d Joz 9:3 10 En de zaak was welgevallig
1Kon 9:2
ter m en bracht haar in de Stad e 1Kr 16:39 in de ogen van Jehovah, omdat Sa- _
van David,
_ n totdat hij de bouw van 1Kr 21:29
f 2Kr 1:6
lomo om deze zaak had verzocht.u
zijn eigen huis o en het huis van Je- g 1Kon 9:2 11 Vervolgens zei God tot hem:
2Kr 1:3
hovah p en de muur van Jeruzalem
_ h Nu 12:6
„Omdat gij om deze zaak hebt ver-
rondom had voltooid.q 2 Alleen Job 33:15 zocht en voor u niet om vele dagen
i 2Kr 1:7
bracht het volk nog slachtoffers j 2Kr 1:8 hebt verzocht, en voor u ook niet
op de hoge plaatsen,r want er was k Ps 11:7
l 1Kon 2:4
tot op die dagen nog geen huis m 1Kr 29:1 n Nu 27:17; De 31:2; 2Sa 5:2; o Ex 19:6; De 7:6;
p Ge 13:16; Ge 22:17; q 2Kr 1:10; Ps 72:1; Ps 119:34;
voor de naam van Jehovah ge- Jer 1:6
Mt 23:12 r 2Sa 14:17; Heb 5:14; s Ex 32:9; De 9:6; t 1Sa 8:6;
bouwd.s 3 En Salomo _ bleef Je- 2Kor 12:9 u Sp 15:8.
1 KONINGEN 3:12–4:3 Salomo spreekt recht over twee prostituees 454
om rijkdom hebt verzocht,a en HFDST. 3 ’s morgens dus goed en zie! het
evenmin om de ziel van uw vij- a Sp 27:24 bleek niet mijn zoon te zijn, die
1Ti 6:9
anden hebt verzocht, en gij voor b 1Kr 22:12 ik gebaard had.” 22 Maar de
u om verstand hebt verzocht om 1Kr 29:19
Sp 16:16
andere vrouw zei: „Neen, maar
rechtszaken te horen,b 12 zie! c Ps 10:17 mijn zoon is de levende en uw
zal ik stellig naar uw woorden Pr 1:16
Jes 65:24
zoon is de dode!” Al die tijd zei
doen.c Zie! Ik zal u stellig een wijs 1Jo 5:14 de eerste vrouw: „Neen, maar uw
d d 1Kon 4:29
en verstandig hart ´ ´ geven, zo- 1Kon 5:12 zoon is de dode en mijn zoon is de
dat uws gelijke voor u niet ge- 2Kr 1:11 levende.” En zij bleven in tegen-
Sp 3:13
weest is, en uws gelijke na u niet e Mt 12:42 woordigheid van de koning spre-
zal opstaan.e 13 En ook datge- f Ps 84:11 ken.a
Mt 6:33
ne waarom gij niet hebt verzocht, Ef 3:20 23 Ten slotte zei de koning: „De
wil ik u geven,f zowel rijkdomg g 1Kon 4:21
een zegt: ’Dit is mijn zoon, de le-
Sp 3:16
als heerlijkheid, zodat´ ´ er onder Pr 7:11 vende, en uw zoon is de dode!’,
de koningen niet een uws gelij- h 1Kon 10:23
en de ander zegt: ’Neen, maar uw
2Kr 1:12
ke geweest zal zijn, al uw dagen.h i 1Kr 22:12 zoon is de dode en mijn zoon is de
14 En indien gij mijn wegen zult j 1Kon 15:5
levende!’ ” 24 Vervolgens zei de
2Kr 7:17
bewandelen door mijn voorschrif- k De 25:15 koning: b „Haalt mij een zwaard.”
ten en mijn geboden te onderhou- Ps 21:4
Zij brachten het zwaard dus voor
Ps 91:16
den,i juist zoals uw vader David _ Sp 3:16 het aangezicht van de koning.
heeft gewandeld,j wil ik ook uw l Ge 41:7
Jer 31:26 25 Nu zei de koning: „Snijdt het
dagen verlengen.”k ¨
m 2Sa 6:17
1Kr 16:1
levende kind in tweeen en geeft
15 Toen Salomo
_ ontwaakte,l n Le 7:11 de ene helft aan de ene vrouw
wel, zie, het was een droom ge- 2Sa 6:18
en de andere helft aan de ande-
1Kr 21:29
weest. Daarop kwam hij naar Je- o Ge 31:54 re.” 26 Terstond zei de vrouw
ruzalem
_ en ging voor de arkm van Es 1:3
wier zoon de levende was tot de
Da 5:1
het verbond van Jehovah staan p 1Kon 1:33 koning (want haar innerlijke ge-
en bracht brandoffers en droeg q Ge 38:15
voelens c werden jegens haar zoon
De 23:17
gemeenschapsoffers n op en recht- Joz 6:17 opgewekt,d zodat zij zei): „Neem
te een feestmaal aano voor al zijn Re 11:1
mij niet kwalijk,e mijn heer! Geeft
r 1Sa 8:20
dienaren.p s Ro 13:7 haar het levende kind. Brengt
16 In die tijd nu kwamen er 1Pe 2:17
t 1Sa 1:23 het in geen geval ter dood.” Al
twee vrouwen, prostituees,q bij de 1Th 2:7 die tijd zei die andere vrouw:
koning en gingen voor hem staan.r „Noch van mij noch van u zal
17 Toen zei de ene vrouw: „Neem 2e kolom het worden. Snijdt maar in twee-
mij niet kwalijk, mijn heer,s ik en en!”f 27 Daarop antwoordde de
´ ´ a Sp 20:8
deze vrouw wonen in een huis, zo- b Sp 20:26
koning en zei: „Geeft haar het le-
dat ik dicht bij haar in het huis heb c Ge 43:30
Jes 49:15 vende kind, en GIJ moogt het in
gebaard. 18 Nu gebeurde het op Jer 31:20
geen geval ter dood brengen. Zij
Ho 11:8
de derde dag nadat ik had ge- d 1Th 2:7 is zijn moeder.”
baard, dat ook deze vrouw ging e 1Sa 1:26 ¨
1Kon 3:17 28 En heel Isra
_ el kreeg de rech-
baren. En wij waren samen. Er f Ro 1:31 terlijke beslissing g te horen die de
was geen vreemde bij ons in het 2Ti 3:3
g 1Kon 2:3 koning had bekendgemaakt; en zij
huis; niemand anders ¨ was in het
huis dan wij tweeen. 19 Later
1Kon 3:9
h Joz 4:14
werden bevreesd wegens de ko-
stierf de zoon van deze vrouw 1Sa 12:18 ning,h want zij zagen dat de wijs-
1Kr 29:24
’s nachts, doordat zij op hem had Ps 72:5
heidi van God in hem was om rech-
gelegen. 20 Zij dan stond mid-
Sp 24:21 terlijke beslissingen ten uitvoer te
i Ezr 7:25
den in de nacht op en nam mijn Sp 2:3 leggen.
Pr 7:19
zoon naast mij weg, terwijl uw En koning Salomo ¨ bleef ko-
slavin zelf sliep, en legde hem
aan haar eigen boezem, en haar
Kol 2:3
Jak 1:5


4 _
ning over heel Isra
_ el. 2 En
dit zijn de vorsten die hij had:k
j

dode zoon legde zij aan mijn boe- HFDST. 4 Azarja,


_ de zoon van Zadok,
_ l
de
zem. 21 Toen ik ’s morgens op- j 1Kon 1:20 priester; 3 Elihoref
_ en Ah _ia, de
2Kr 9:30
stond om mijn zoon te zogen,t wel, Pr 1:12
zie, hij was dood. Ik bekeek hem k Ex 18:21 l 1Kr 6:8; 1Kr 27:17; Ez 44:15.
455 Salomo’s vorsten; 12 gevolmachtigden 1 KONINGEN 4:4-28
HFDST. 4
´ ´
zonen van S _isa, secretarissen; a Jo- _ san; a en er was een gevolmachtig-
safat,b de zoon van Ah _ilud, de a 2Sa 8:17 de [over alle andere gevolmach-
1Kr 27:32
geschiedschrijver; 4 en Benaja, _ c b 2Sa 8:16 tigden] die in het land waren.
de zoon van Jojada, _ ging over het 2Sa 20:24 ¨
1Kr 18:15
20 Juda
_ en Isra _ el waren talrijk,
leger,d en Zadok _ en Abjathar _ e wa-
c 1Kon 1:8 zo talrijk als de zandkorrels die
ren priesters; 5 en Azarja, _ de 1Kr 27:5
d 1Kon 2:35
aan de zee zijn,b terwijl zij aten en
zoon van Nathan, f ging over de ge-
_ e 1Kon 2:26 dronken en zich verheugden.c
volmachtigden, en Zabud, _ de zoon f 2Sa 12:1
21 Wat Salomo _ betreft, hij bleek
1Kon 1:10
van Nathan, _ was een priester, g 2Sa 15:37 heerser te zijn over alle konink-
g van de koning;
de vriend 6 en 1Kr 27:33
rijken van de Rivier d af tot het
h 2Sa 20:24
Ah _isar ging over de huishouding, 1Kon 5:14 land der Filistijnen en tot de grens
en Adon _iram,h de zoon van Abda, _ 1Kon 12:18
van Egypte. Zij brachten geschen-
over degenen die tot dwangarbeid
i 1Kon 9:15 _
j 1Kr 27:1 ken en dienden Salomo _ al de da-
waren verplicht.i k Joz 17:18
gen van zijn leven.e
l Joz 19:42
7 En Salomo _ had twaalf¨ gevol- 22 En Salomo’s voedsel voor
m 1Sa 6:12 _
machtigden over heel Isra _ el, en zij n Joz 12:17
elke dag bedroeg geregeld dertig
o Joz 12:23
voorzagen de koning en zijn huis- p Joz 17:11 kor-matenf meelbloem en zestig
houding van voedsel.´ ´ Zo werd aan q 2Kon 23:29
kor-maten meel, 23 tien vette
ieder opgelegd om een maand in r 1Sa 31:10
s Joz 3:16 runderen en twintig weiderunde-
het jaar voor het voedsel te zor- t 1Kon 18:46
ren en honderd schapen, afgezien
gen.j 8 En dit waren hun na- u 1Kon 19:16
v Joz 21:34 van enkele herteng en gazellenh en
men: De zoon van ¨ Hur, in het w De 4:43 reebokken en gemeste koekoeken.
bergland van Efra _ ım; k 9 de zoon ¨ Joz 20:8
van Deker, in Makaz en in Sa_ al- 1Kon 22:3 24 Want alles aan deze zijde van
_ _ 2Kon 9:1
biml en Beth-Semes m en Elon- de Rivier,i van T _ifsah tot Gaza, _ j
ja,
_ _ x Nu 32:41
Beth-Hanan; 10 de zoon van He- De 3:14 alle koningen aan deze zijde van
_ _ y Nu 32:1
sed, in Aruboth _ (hij had Socho _ Joz 22:9
de Rivier, hield hij in onderwor-
en het hele land Hefer); _ n
11 de z De 3:4 penheid; k en louter vrede l werd
a Nu 21:33
zoon van Abinadab: _ heel de berg- Joz 13:11
zijn deel in elke streek die van
rug van Dor o (Tafath, _ Salomo’s
_ Ps 22:12 hem was, rondom. 25 En Juda
¨ _ m
b Ge 32:2
dochter, en Isra
_ el bleven in zekerheid wo-
¨ zelf werd zijn vrouw);
2Sa 2:8
2Sa 17:24 n
nen, ieder onder zijn eigen wijn-
12 Ba_¨ ana, de zoon van Ah _ilud, c Joz 19:32
in Ta_ anachp en Meg _iddo q en heel d 1Sa 18:18
stok en onder zijn eigen vijgen-
Beth-Sean, _ r
dat naast Zarethan _ s e Joz 19:24 boom,o van Dan tot Berseba, _ p al de
¨ f Joz 19:17
dagen van Salomo. _
onder J _izre el t ligt, van Beth- g 1Kon 1:8
Sean_ tot Abel-Meh _ ola, _ u tot aan h Joz 18:11 26 En Salomo _ kwam in het be-
i Joz 17:1
de streek van Jokmeam; _ v 13 de j De 2:26
zit van veertigduizend stalboxen
zoon van Geber, _ in Ramoth-G _ _i- k Nu 21:21 voor de paardenq voor zijn wa-
leadw (hij had de tentendorpen l De 3:4 gens r en twaalfduizend ruiters.
¨ x
van Ja_ ır, de zoon van Manasse, _ 27 En deze gevolmachtigdens
die in G _ilead liggen; y hij had de 2e kolom voorzagen, ieder in hun maand,
z die in Basana
streek Argob, _ _ ligt: a De 1:4 koning Salomo _ en iedereen die
zestig grote steden met muren b Ge 22:17
Sp 14:28
tot de tafel van koning Salomo _
en koperen grendels); 14 Ahi- c Pr 2:24 naderde, van voedsel. Zij lieten
Pr 9:7
nadab,_ ¨ de zoon van Iddo, _¨ in Maha- d Ge 15:18
het aan niets ontbreken. 28 En
na_ ım; b 15 Ahima_ az, in Naftali _ c
Ex 23:31 de gerst en het stro voor de paar-
De 11:24
(ook nam hij Basmath, _ Salomo’s
_ ¨ 2Sa 8:3 den en voor de spannen paardent
dochter, tot vrouw); d 16 Ba_ a- 1Kr 19:16 bleven zij overal naar toe bren-
e Ps 72:8
na, de zoon van Husai, _ in Aser _ e Ps 72:10 gen, waar de plaats ook mocht
en Bealoth;_ 17 Josafat, _ de zoon f 1Kon 5:11 blijken te zijn, ieder overeenkom-
f g De 14:5
van¨ Paruah, _ in Issaschar;
_ 18 S _i- Klg 1:6 stig zijn opdracht.u
meı,g de zoon van Ela, _ in Benja- _ h De 12:15
h De 15:22
min; 19 Geber, _ de zoon van Uri, _ i Ge 2:14 l 1Kon 5:4; 1Kr 22:9; Ps 72:7; m 2Kon 8:19; n Jes
in het land G _ilead,i het land van De 1:7 60:18; o Mi 4:4; Za 3:10; p Re 20:1; 2Sa 17:11; 2Sa
Joz 1:4 24:15; q De 17:16; 2Sa 8:4; 1Kon 10:25; 2Kr 1:17;
S _ihon,j de koning der Amorieten,k j Ge 10:19 r 2Kr 1:14; s 1Kon 4:7; t Es 8:14; Mi 1:13; u 1Kor
en van Og,l de koning van Ba- _ k De 28:13 14:40.
1 KONINGEN 4:29–5:12 Salomo’s wijsheid. Handel met Hiram 456
HFDST. 4
´ ´
29 En God bleef Salomo
_ wijs- troon zal zetten, dıe zal het huis
heida geven en een zeer grote a 1Kon 10:23
2Kr 1:10
voor mijn naam bouwen.’a 6 Nu
b
mate van verstand en breedheid dan, gebied dat men voor mij ce-
Sp 2:6
b Sp 4:7
van hart,c gelijk het zand dat aan c Ps 119:32
ders van de L _ibanonb kapt; en
de zeeoever is.d 30 En Salomo’s
_ d Ge 41:49 mijn eigen knechten zullen met
e Lu 11:31
wijsheid was overvloediger e dan Kol 2:3
uw knechten blijken te zijn, en het
de wijsheid van alle oosterlingenf f Ge 25:6 loon van uw knechten zal ik u ge-
g Job 1:3
en dan al de wijsheid van Egypte._ Mt 2:1 ven overeenkomstig alles wat gij
31 En hij was wijzer dan ieder g Jes 19:11 zeggen moogt, want gij weet zelf
Han 7:22
ander mens, dan Ethan, h
_ de Ez- h 1Kr 2:8 heel goed dat er onder ons nie-
rahiet, en dan Heman i j
_ en Kalkol_ Ps 89, Ops.
mand is die zo bomen weet te kap-
i Ps 88, Ops. ¨
en Darda,
_ de zonen van Mahol; _ j 1Kr 2:6 pen als de Sidoniers.”c
k 1Kon 10:1
en zijn faam
¨ werd [ruchtbaar] in 1Kon 10:7 7 Nu geschiedde het dat zo-
alle natien rondom.k 32 En hij l Sp 1:1 dra H _iramd de woorden van Sa- _
Pr 12:9
kon drieduizend spreukenl spre- m Hgl 1:1 lomo hoorde, hij zich terstond
ken, en zijn liederenm bedroegen n 2Kon 19:23 zeer verheugde, en hij zei vervol-
Ps 92:12
er duizend vijf. 33 En hij placht o Ex 12:22 gens: „Gezegende is heden Jeho-
te spreken over de bomen, van- Nu 19:18
vah, omdat hij David _ een wijze f
Ps 51:7
af de ceder die op de L _ibanon is n Heb 9:19 zoon gegeven heeft over dit tal-
tot de hysop o die aan de muur p Ge 1:24
Sp 30:30 rijke volk!”g 8 Bijgevolg liet H _i-
uitschiet; en hij placht te spre- q Ge 1:20 ram aan Salomo _ zeggen: „Ik heb
Job 12:7
ken over de viervoetige dierenp Sp 7:23 [de boodschap] gehoord die gij
en over de vliegende schepselenq Sp 30:19
tot mij hebt gezonden. Ik voor
r Ge 1:25
en over al wat zich beweegtr en Sp 6:6 mij zal al uw welbehagen doen
over de vissen.s 34 En uit alle Sp 30:25
s Ge 1:21 inzake de stammen van cederbo-
volken bleef men komen om Sa- _ t Sp 13:20 men en de stammen van jenever-
lomo’s wijsheid te horen,t ja, van u 2Kr 9:1
2Kr 9:23 bomen.h 9 Mijn knechten zelf
alle koningen der aarde die van zullen ze van de L _ibanoni naar

zijn wijsheid hadden gehoord.u de zee afvoeren; en ik voor mij
HFDST. 5
Nu zond H _iram,v de koning zal ze in vlotten leggen [en] over
5 van Tyrus,
naar Salomo,
_
_
w zijn dienaren x

want hij had ge-


v 2Kr 2:3
2Kr 2:12
w Ez 26:15
Ez 27:3
zee [vervoeren] helemaal naar
de plaats die gij mij zult doen
hoord dat men hem in de plaats x 1Kon 9:27 weten; j en daar zal ik ze stel-
y 2Sa 5:11
van zijn vader tot koning had ge- 1Kr 14:1 lig uit elkaar laten nemen en gij,
zalfd; H _iram had zich namelijk z 2Kr 2:3 van uw kant, zult ze wegvoeren;
a 2Sa 7:5
altijd doen kennen als iemand 1Kr 22:8 en gij, van uw kant, zult mijn
die liefde voor David_ koesterde.y 2Kr 6:8
b 1Kon 4:24
welbehagen doen door het voed-
2 Hierop zond Salomo
_ een bood- Jes 9:7 sel voor mijn huishouding te ver-
Han 9:31
schap aan H _iram en liet zeggen: z c Sp 16:7
schaffen.”k
3 „Gij weet zelf heel goed dat d 2Kr 2:4 10 Zo werd H _iram iemand die
mijn vader David_ geen huis voor aan Salomo
_ stammen van ce-
de naam van Jehovah, zijn God, 2e kolom derbomen en stammen van je-
heeft kunnen bouwen wegens de a 2Sa 7:13 neverbomen gaf overeenkomstig
1Kr 17:12
oorlog a waarmee zij hem omring- 1Kr 22:10
al zijn welbehagen. 11 En Sa- _
den, totdat Jehovah hen onder 1Kr 28:6 lomo, van zijn kant, gaf H _iram
Za 6:12
zijn voetzolen legde. 4 En nu b 1Kon 6:9 twintigduizend kor-matenl tarwe
heeft Jehovah, mijn God, mij rond- 1Kon 6:20 als voedselvoorraden voor zijn
2Kr 2:8
om rust gegeven.b Er is geen te- Ps 104:16 huishouding en twintig kor-maten
c Joz 19:28
genstrever en er gebeurt niets Ezr 3:7
gestotenm olie. Dit was hetgeen
kwaads.c 5 En zie, ik denk er- d 2Sa 5:11 Salomo
_ H _iram jaar op jaar bleef
e 1Kon 10:9
over een huis voor de naam van 2Kr 2:12
geven.n 12 En Jehovah gaf zij-
Jehovah, mijn God, te bouwen,d f 1Kon 3:9
Sp 10:1
juist zoals Jehovah mijn vader Da- _ Sp 13:1 h 2Sa 6:5; 1Kon 6:15; 2Kr 3:5; i De 3:25; j 2Kr
2:16; k 2Kr 2:15; Ezr 3:7; Han 12:20; l 1Kon 4:22;
vid beloofd heeft, toen hij zei: ’Uw Sp 15:20
Sp 23:24 2Kr 2:10; m Ex 29:40; Le 24:2; n Mt 10:10; 1Ti
zoon, die ik in uw plaats op uw g 2Kr 2:11 5:18.
457 Afmetingen tempel; tempelbouw begint 1 KONINGEN 5:13–6:14
nerzijds wijsheid aan Salomo,
_ juist HFDST. 5 huis vensters met steeds smaller
zoals hij hem had beloofd; a en a 1Kon 3:12
1Kon 4:29
wordende kozijnen.a 5 Voorts
er ontstond vrede tussen H _iram 2Kr 1:12 bouwde hij tegen de muur van
Jak 1:5
en Salomo,
_ en die beiden sloten b 1Kon 4:6
het huis rondom een zijaanbouw,
voorts een verbond. 1Kon 9:15 [tegen] de muren van het huis
1Kon 9:21
13 En koning Salomo
_ liet uit c Pr 4:6 rondom de tempel en het bin-
¨ nenste vertrek,b en maakte rond-
heel Isra
_ el voortdurend degenen d 2Sa 20:24
1Kon 4:6
opkomen die tot dwangarbeid wa- e Joz 16:10 om zijvertrekken.c 6 Het onder-
ren verplicht; en zij die tot dwang- Joz 17:13
Re 1:28
ste zijvertrek was vijf el breed en
arbeid waren verplicht,b bedroe- 1Kon 9:22 het middelste was zes el breed
2Kr 8:9
gen dertigduizend man. 14 En f 1Kon 12:18
en het derde was zeven el breed;
hij stuurde hen steeds in ploegen g 2Kr 2:17 want hij bracht aan de buiten-
h 2Kr 2:18
van tienduizend per maand naar i 1Kr 22:15
kant van het huis rondom insprin-
de L _ibanon. Een maand bleven j 2Kr 2:2 gingend aan, om niet in de muren
k 1Kon 9:23
zij dan op de L _ibanon [en] twee l 2Kr 2:18
van het huis in te grijpen.e
maanden thuis; c en Adon _iramd m 1Kon 7:9 7 Toen nu het huis werd ge-
1Kr 22:2
ging over degenen die tot dwang- n Jes 28:16 bouwd, werd het opgetrokken van
arbeide waren verplicht.f 15 En 1Kor 3:11
1Pe 2:6
reeds afgewerkte steenf uit de
Salomo
_ kreeg g zeventigduizend Opb 21:14 groeve; en hamers en bijlen of
o 1Kon 6:7
lastdragers h en tachtigduizend p Joz 13:5
wat voor ijzeren werktuigen maar
[steen]houwers i in het gebergte,j Ez 27:9 ook, werden niet in het huis g ge-
16 afgezien van Salomo’s
_ vorste- hoord toen het werd gebouwd.
lijke gevolmachtigdenk die over HFDST. 6 8 De ingang h van het onderste zij-
het werk gingen, drieduizend q Ex 12:14 vertrek was aan de rechterzijde
driehonderd voormannenl over Ex 12:51 van het huis, en langs een wentel-
r 2Kr 3:2
het volk dat het werk verricht- s 1Kon 6:37 trap placht men op te gaan naar
te. 17 Bijgevolg gebood de ko- t Nu 1:1 het middelste, en van het mid-
u 1Kr 28:12
ning grote stenen, dure stenen,m 1Kr 29:19 delste naar het derde. 9 Voorts
uit de groeve te halen om het fun- v Han 7:47 bouwde hij verder aan het huis
w 2Kr 3:3
damentn van het huis met gehou- x Ezr 6:3 om het te voltooien,i en hij dekte
wen stenen te leggen.o 18 Het y 1Kr 28:11
2Kr 3:4
het huis met balken en rijen van
houwen werd dus gedaan door cederhout.j 10 Bovendien bouw-

de bouwlieden van Salomo_ en de de hij de zijvertrekken,k die vijf el
2e kolom
bouwlieden van H _iram en de Ge- hoog waren, tegen het gehele huis
a Ez 40:16
balieten,p en zij bleven de stam- Ez 41:26
aan, en ze zaten door middel van
men en de stenen gereedmaken b Le 16:2 cederbalkenl aan het huis vast.
2Kr 4:20
om het huis te bouwen. 2Kr 5:7 11 Ondertussen kwam het
Heb 9:3 m
woord van Jehovah tot Salomo,
_
Nu geschiedde het in het vier-
6
c 1Kon 6:10
Ez 41:5 dat luidde: n 12 „Wat dit huis be-
honderd tachtigste
¨ jaar nadat Ez 41:26
d Ez 41:7 treft dat gij bezig zijt te bouwen
de zonen van Isra
_ el uit het land e Ez 41:6 — indien gij in mijn inzettingen
Egypte_ waren getrokken,q in het f 1Kon 5:17
zult wandeleno en mijn rechter-
1Pe 2:5
vierde jaar,r in de maand Ziv,s dat g Ef 2:21 lijke beslissingen ten uitvoer zult
is de tweede maand,t nadat Salo- _ 1Pe 2:5
leggenp en werkelijk al mijn gebo-
¨ h Ez 41:11
mo koning over Isra _ el was gewor- i 1Kon 6:38 den zult onderhouden door daarin
den, dat hij ertoe overging het j 1Kon 5:6
te wandelen,q dan zal ik stellig je-
1Kon 6:20
huis voor Jehovah te bouwen.u 2Kr 2:8
gens u mijn woord gestand doen
2 En het huis dat koning Salomo _ k 1Kon 6:5
dat ik tot uw vader David gespro-
l Ez 41:6 _
voor Jehovah bouwde,v was zes- m 1Kr 17:12
ken heb; r 13 en ik zal inderdaad
tig el w lang en twintig [el] breed en n Ps 11:4 ¨
Sp 15:3 te midden van de zonen van Isra_ el
dertig
´ ´ el hoog.x 3 En de voorhaly o De 6:2
verblijven s en ik zal mijn volk Is-
De 10:13 ¨ _
voor de tempel van ´ ´ het huis was De 17:19 rael niet verlaten.”t
twintig el lang, voor de breedte p De 11:1
q 1Sa 12:14 14 En Salomo
_ bouwde verder
van
´ ´ het huis. Tien el was ze diep, 1Kon 8:25
voor het huis. 1Kr 28:9
r 2Sa 7:13 s Ex 25:8; Le 26:12; Ps 132:13; 2Kor 6:16; Opb
4 Verder maakte hij voor het 1Kr 22:9 21:3; t 1Sa 12:22; 1Kr 28:20; Heb 13:5.
1 KONINGEN 6:15-37 Binnenste vertrek. Cherubs. Graveersels 458
aan het huis om het te voltooien.a HFDST. 6 el. De twee cherubs hadden de-
15 Hij dan bouwde de muren van a Han 7:47 zelfde afmeting en dezelfde vorm.
het huis van binnen met cede- b 1Kon 5:8
2Kr 3:5
26 De hoogte van de ene che-
ren planken. Van de vloer van het c 1Kon 6:5
rub was tien el en evenzo die
huis tot aan de balken van het 2Kr 3:8 van de andere cherub. 27 Toen
plafond bekleedde hij het van bin- d Heb 9:3 plaatste hij de cherubs in het bin-
nen met hout; en vervolgens be- e Heb 9:2 nenste huis, zodat de vleugels van
f 1Kon 6:5
kleedde hij de vloer van het huis de cherubs uitgespreid waren.a
g 1Kon 7:24
met planken van jenever[hout].b Aldus reikte de vleugel van de
h Ex 25:33
16 Voorts bouwde hij twintig el 1Kon 7:26 ene tot de muur en de vleugel
aan de achterzijden van het huis 1Kon 7:49 van de andere cherub reikte tot
i 1Kon 6:5
met cederen planken, van de vloer Heb 9:3
de andere muur; en hun vleu-
tot aan de zolderbalken, en van j Ex 40:21 gels waren naar het midden van
binnen bouwde hij er het binnen- 1Kon 8:6 het huis [gericht], terwijl vleu-
2Kr 5:7
ste c vertrek voor, het Allerheilig- k Ex 24:7
gel aan vleugel reikte.b 28 Bo-
ste.d 17 En veertig el bleek het De 4:13 vendien bekleedde hij de cherubs
De 9:9
huis te zijn,´ dat met goud.c
´ wil zeggen de tem- 1Kon 8:9
pele daarvoor.f 18 En [het] ce- l 1Kon 6:16 29 En al de muren van het huis
derhout aan het huis van binnen m 2Kr 3:8 rondom besneed hij met ingegra-
was [versierd] met snijwerk van n Ex 30:1 veerd snijwerk van cherubs d en
1Kon 7:48
pompoenvormige g ornamenten en palmfigurene en graveersels van
o Ex 26:29
slingers van bloesems.h Alles was p 2Kr 3:7
bloesems,f van binnen en van bui-
cederhout; er was geen steen te q 1Kon 7:17
ten; 30 en de vloer g van het
zien. r Ex 26:33 huis bekleedde hij met goud, van
19 En het binnenste i vertrek in s 2Kr 3:7 binnen en van buiten. 31 En de
het inwendige van het huis bracht t Ex 40:5 ingang van het binnenste vertrek
hij van binnen in gereedheid, om u Ex 30:3 maakte hij met deurenh van olie-
daar de arkj van het verbond van v Ge 3:24 houdendi hout: zijpilaren, deur-
2Kon 19:15
Jehovah te plaatsen.k 20 En het 2Kr 3:10 posten [en] een vijfde. 32 En de
binnenste vertrek was twintig el Ps 99:1 twee deuren waren van oliehou-
lang en twintig el breedl en twin- w 2Kr 5:8
dend hout, en hij sneed daarop
x 2Kr 3:11
tig el hoog; voorts bekleedde hij snijwerk van cherubs en palmfi-
het met zuiver goudm en bekleed- guren en de graveersels van bloe-
de het altaar n met cederhout. 2e kolom sems, en hij bekleedde ze met
21 Vervolgens bekleedde o Salo- _ a Ps 80:1 goud; en hij dreef het goud ver-
Jes 37:16
mo het huis van binnen met zui- Heb 9:5 volgens op de cherubs en de palm-
p
ver goud en liet gouden kettin- b 2Kr 3:12 figuren. 33 Zo maakte hij het
´ ´ 2Kr 5:8
genq voor het binnenste vertrek ook voor de ingang van de tem-
c 2Kr 3:10
langs lopenr en bekleedde het met pel: de deurposten van oliehou-
d 2Kon 19:15
goud. 22 En het hele huis be- 2Kr 3:14 dend hout, vierkant. 34 En de
kleedde hij met goud,s totdat het e Ez 40:16 twee deuren waren van jenever-
Ez 41:18
hele huis was voltooid; en het ge- hout.j De twee vleugels van de
f Ex 25:33
hele altaar t dat bij het binnenste 1Kon 6:18 ene deur draaiden op tappen, en de
vertrek stond, bekleedde hij met 1Kon 7:26 twee vleugels van de andere deur
goud.u g Opb 21:21 draaiden op tappen.k 35 En hij
h Jo 10:9
23 Verder maakte hij in het bin- Jo 14:6
sneed cherubs en palmfiguren en
nenste vertrek twee cherubs v van i 1Kon 6:23 graveersels van bloesems, en hij
oliehoudend hout; de hoogte van j 2Sa 6:5 bekleedde de afbeeldingen met
elk was tien el.w 24 En vijf el 1Kon 6:15 bladgoud.l
k Ez 41:24
was de ene vleugel van de che- 36 Voorts bouwde hij het bin-
l Ez 41:25
rub en vijf el was de andere vleu- m Ex 27:9
nenste m voorhof met drie rijenn
gel van de cherub. Tien el was 2Kr 4:9 gehouwen steen en een rij ceder-
2Kr 7:7
het van de punt van zijn vleu- balken.
n 1Kon 7:12
gel tot de punt van zijn vleugel.x 2Kon 11:15 37 In het vierde jaar werd het
25 En de tweede cherub was tien o 1Pe 2:6 fundamento van het huis van Je-
459 Andere gebouwen. Hiram giet twee zuilen 1 KONINGEN 6:38–7:18
hovah gelegd, in de maanmaand HFDST. 6 9 Al deze [gebouwen] waren
Ziv; a 38 en in het elfde jaar, in a 1Kon 6:1 [opgetrokken van] dure a stenen
2Kr 3:2
de maanmaand Bul, dat is de acht- overeenkomstig de afmetingen,
b 1Kr 28:11
ste maand, werd het huis wat 1Kr 28:12 gehouwen, met steenzagen ge-
al zijn onderdelen en het gehele c Ex 40:2 zaagd, van binnen en van buiten,
Ezr 6:14
planb ervan betreft voltooid; c hij en van het fundament tot aan
besteedde dus zeven jaar aan het de afdekking, en van buiten tot
bouwen ervan. HFDST. 7 aan het grote voorhof.b 10 En
d 1Kon 9:10 de dure stenen die als fundament
En zijn eigen huis bouwde Sa-
7 lomo in dertien jaar,d zodat hij
zijn gehele eigen huis voltooide. e
_
e Pr 2:4
Pr 2:5
waren gelegd, waren grote ste-
nen, stenen van tien el en stenen
f 1Kon 10:17
2Kr 9:16 van acht el. 11 En daarboven
2 Voorts bouwde hij het Huis Jes 22:8 waren dure stenen overeenkom-
van het Libanonwoud,f honderd g 1Kon 5:8 stig de afmetingen, gehouwen, en
el lang en vijftig el breed en der- h 1Kon 6:18 ook cederhout. 12 Wat het gro-
tig el hoog, op vier rijen zuilen i Ge 6:16 te voorhof betreft, rondom waren
van cederhout; en er lagen bal- j Ex 12:22 drie rijenc van gehouwen steen
keng van cederhout op de zuilen. k 1Kon 10:18 en een rij balken van cederhout;
3 En het was van boven met ce- Ps 122:5
en [zo was het] ook met het bin-
Jes 9:7
derhout beschoten,h op de draag- nenste d voorhof van het huis e van
l 1Kon 3:9
balken die op de vijfenveertig zui- 1Kon 3:28 Jehovah en met de voorhalf van
len rustten. Er waren er vijftien Sp 16:12
het huis.
Sp 20:8
in een rij. 4 Wat in kozijnen ge- 13 Nu liet koning Salomo H _i-
m 1Kon 6:15 _
vatte vensters betreft, [daarvan] ramg uit Tyrus halen. 14 Hij was
waren er drie rijen, en er was
n 2Kon 20:4 _
o 1Kon 3:1 de zoon van een weduwvrouw uit
een lichtopening i tegenover een 1Kon 9:24
de stam Naftali, en zijn vader was
lichtopening in drie verdiepingen. 2Kr 8:11 ¨ _
een Tyrier,h een koperbewerker; i
5 En alle ingangen en de deur-
en hij was vervuld met de wijsheid
posten stonden rechthoekig [op 2e kolom
en het verstandj en de kennis om
het] kozijn,j en ook de voorkant a 1Kon 5:17
allerlei werk in koper te verrich-
van de lichtopening tegenover b 2Kr 4:9
ten. Bijgevolg kwam hij bij koning
een lichtopening in drie verdie- c 1Kon 6:36
Salomo
_ en ging al zijn werk doen.
Jo 10:23
pingen. Han 5:12 15 Toen goot hij de twee kope-
6 En de Zuilenvoorhal maak- d Ex 27:9 ren zuilen; k achttien el was elke
te hij vijftig el lang en dertig el 1Kon 6:36
zuil hoog, en met een koord van
´ ´ 2Kr 4:9
breed; en daarvoor was nog een 2Kr 7:7
twaalf el kon men elk van de
Opb 11:2
voorhal met zuilen en een balda- twee zuilen omspannen.l 16 En
e 1Kon 6:1
kijn ervoor. twee kapitelen maakte hij om
f 1Kon 6:3
7 Wat de Troonvoorhalk betreft, die op de toppen van de zuilen
g 1Kon 7:40
waar hij zou rechtspreken, hij 2Kr 2:13 te plaatsen, gegoten uit koper.m
maakte de gerechtsvoorhal; l en 2Kr 4:11
Vijf el was de hoogte van het ene
men beschoot die van de vloer h 2Kr 2:14
kapiteel en vijf el was de hoogte
tot aan de zolderbalken met ce- i 2Kr 4:16
van het andere kapiteel. 17 Er
derhout.m j Ex 31:3
waren netten van netwerk, ge-
Ex 35:31
8 Wat het huis van hem be- Ex 36:1 draaide ornamenten van ketting-
Da 1:17
treft waar hij moest wonen, in werk,n voor de kapitelen die op
k 1Kon 7:21
het andere voorhof,n het lag op 2Kon 25:17 de top van de zuilen waren; o ze-
een afstand van het huis dat bij 2Kr 3:15 ven voor het ene kapiteel en ze-
Jer 52:21
de Voorhal behoorde. Het bleek ven voor het andere kapiteel.
l 2Kon 25:13
hieraan gelijk te zijn wat de uit- 2Kr 4:12 18 Vervolgens maakte hij de gra-
voering betreft. Voorts bouwde m Ex 36:38 naatappels en [wel] twee rijen
hij nog een huis gelijk aan deze Ex 38:17
Ex 38:28
rondom op het ene netwerk om
Voorhal voor Farao’s dochter,o die n Ex 28:14
de kapitelen te bedekken die op
Salomo
_ [zich tot vrouw] genomen 2Kon 25:17 de top van de zuilen waren; en
had. o 2Kr 4:12 evenzo deed hij voor het andere
1 KONINGEN 7:19-39 Gegoten zee; wagentjes, bekkens 460
kapiteel.a 19 En de kapitelen die HFDST. 7 balken waren, waren leeuwen,a
op de top van de zuilen bij de a 2Kr 4:13 stierenb en cherubs,c en op de
voorhal waren, hadden leliewerk,b b 1Kon 6:35 dwarsbalken was het evenzo. Bo-
van vier el. 20 En de kapitelen c 2Kon 25:17 ven en onder de leeuwen en de
2Kr 3:16
waren op de twee zuilen, ook 2Kr 4:13
stieren waren kransend van hang-
bovenaan dicht bij de buik die Jer 52:23 werk. 30 En elk wagentje had
tegen het netwerk aan zat; en d 2Kr 3:17 vier koperen wielen, met kope-
Opb 3:12
er waren tweehonderd granaat- ren assen; en zijn vier hoekstuk-
appels c in rijen rondom op elk ka- e 1Kon 6:3 ken vormden er steunsels voor.
1Kon 7:12
piteel. Ez 40:48 Onder het bekken waren de steun-
21 Voorts richtte hij de zuilend f Ex 30:18 sels, gegoten met kransen tegen-
op die bij de voorhale van de tem- Ex 38:8
2Kon 25:13
over elk. 31 En zijn opening van
pel behoorden. Zo richtte hij de Jer 52:17 binnen tot de steunsels en naar bo-
rechtse zuil op en gaf die de naam g 2Kr 4:2 ven was [?] el; en zijn opening was
Jachin,
_ en daarna richtte hij de h 1Kon 6:18
rond, de uitvoering van een on-
linkse zuil op en gaf die de naam 2Kon 4:39 derstel van anderhalve el, en ook
Boaz.
_ 22 En op de top van de i Ex 33:4 aan zijn opening was beeldwerk.
2Sa 1:24
zuilen was leliewerk. En het werk En hun zijwanden waren vierhoe-
aan de zuilen werd geleidelijk vol-
j 2Kr 4:3 kig, niet rond. 32 En de vier
tooid.
k 2Kr 4:15 wielen waren onder de zijwanden,
Jer 52:20
Opb 4:7 en de steunsels van de wielen wa-
23 Voorts maakte hij de gego-
ren bij het wagentje; en de hoog-
ten zee,f tien el van de ene rand l 2Kr 4:4
te van elk wiel was anderhalve
tot de andere rand, helemaal rond; m Jer 52:21
el. 33 En de uitvoering van de
en ze was vijf el hoog, en met een n 1Kon 6:18
wielen was als de uitvoering van
1Kon 6:35
snoer van dertig el kon men haar een wagenwiel.e Hun steunsels
o Ez 45:14
rondom omspannen.g 24 En on- en hun velgen en hun spaken en
der haar rand waren rondom pom- p 2Kr 4:5
hun naven waren allemaal gego-
poenvormige h ornamenten,i die q 2Kon 25:16
ten. 34 En er waren vier steun-
2Kr 4:14
haar omgaven, tien in een el, die Jer 52:17 sels op de vier hoeken van elk
de zee geheel omringden,j twee wagentje; zijn steunsels maakten
rijen van de pompoenvormige or- ´ ´
´ ´ 2e kolom een geheel uit met het wagentje.
namenten in een gietsel met haar a 1Kon 10:19 35 En boven op het wagentje was
gegoten. 25 Ze stond op twaalf 2Kr 9:19
[een onderstel] van een halve el
Ez 41:19
stieren,k drie die naar het noor- Ho 5:14 hoog, helemaal rond; en boven op
den keken, en drie die naar het b Ez 1:10 het wagentje vormden ´ zijn zijden
westen keken, en drie die naar Opb 4:7 ´
en zijn zijwanden er een geheel
het zuiden keken, en drie die naar c Ge 3:24 mee. 36 Voorts graveerde f hij op
Ex 25:18
het oosten keken; en de zee was 1Kon 6:27 de platen van zijn zijden en op
erbovenop, en al hun achterdelen 1Kr 28:18
zijn zijwanden cherubs, leeuwen
2Kr 3:7
waren naar het midden [gekeerd].l Ez 41:18 en palmfiguren overeenkomstig
26 En de dikte ervan was een d Sp 1:9 de vrije ruimte van elk, en kran-
handbreedte; m en de rand ervan Sp 4:9
sen rondom.g 37 Op deze wijze
was op dezelfde wijze gemaakt e Ex 14:25 maakte hij de´ tien wagentjes; h ze

als de rand van een beker, als een Jes 5:28 ´ ´ ´


Jes 28:27 hadden alle´ ´ een gietsel,i een af-
leliebloesem.n Tweeduizend bath- f Ex 28:9 meting, een vorm.
mateno bevatte ze gewoonlijk.p Ex 39:6
38 Vervolgens maakte hij tien
Ex 39:30
27 Verder maakte hij de tien 1Kon 6:29 koperen bekkens.j Veertig bath-
1Kon 6:32
koperen wagentjes; q elk wagen- maten kon elk bekken bevatten.
tje was vier el lang en vier el g 1Kon 7:29
Elk bekken was vier el. ´ Voor de
´
breed en drie el hoog. 28 En de h 1Kon 7:27 tien wagentjes was er een bek-
uitvoering van de wagentjes was i 1Kon 7:15 ken op elk wagentje. 39 Daar-
1Kon 7:46
als volgt: ze hadden zijwanden, 2Kr 4:3 na zette hij vijf wagentjes aan de
en de zijwanden waren tussen j Ex 30:18 rechterkant van het huis en vijf
de dwarsbalken. 29 En op de Heb 9:10 aan de linkerkant van het huis; k
zijwanden die tussen de dwars- k 2Kr 4:6 en de zee zelf zette hij aan de
461 Gerei. Tempel voltooid. Ark 1 KONINGEN 7:40–8:8
rechterkant van het huis oost- HFDST. 7 werk dat koning Salomo
_ met be-
waarts, tegen het zuiden.a a 2Kr 4:10 trekking tot het huis van Jeho-
b 1Kon 7:13
40 En H _iramb maakte geleide- 2Kr 2:13 vah moest doen, tot voltooiing; a
lijk de bekkens c en de schoppend 2Kr 4:11
c 2Kr 4:6
en Salomo
_ bracht nu alles wat
en de schalen.e Ten slotte was d Ex 27:3 zijn vader David
_ geheiligd hadb
H _iram gereedf met het verrich- 2Kon 25:14
2Kr 4:16
erin; het zilver en het goud en
ten van al het werk dat hij voor Jer 52:18 de voorwerpen legde hij bij de
e Ex 24:6
koning Salomo
_ met betrekking 2Kr 4:8 schatten van het huis van Jeho-
tot het huis van Jehovah deed: f Ex 39:32 vah.c
Ex 39:43
41 De twee zuileng en de bolvor- g 1Kon 7:15 In die tijd riep Salomo
_ voorts d
mige kapitelenh die op de top van
de twee zuilen waren, en de twee
h 2Kr 4:12
i 1Kon 7:17
j 1Kon 7:20
8 e
¨ de oudere mannen van Is-
rael, alle stamhoofden, de over-
_
f
k 1Kon 7:27
netwerkeni ter bedekking van de l 1Kon 7:38 sten van de vaderen, g
van de zo-
twee ronde kapitelen die op de ¨
m 1Kon 7:23 nen van Isra_ el, bij koning Salomo _
top van de zuilen waren, 42 en n 2Kr 4:15
o 1Kon 7:40 te Jeruzalem
_ h
bijeen, om de ark
de vierhonderd granaatappels j p 2Kr 4:17 van het verbondi van Jehovah op
voor de twee netwerken, twee q Ge 33:17
r Joz 3:16 te voeren uit de Stad van Da- _
rijen granaatappels voor elk net- 1Kon 4:12 vid,j dat wil zeggen S _ion.k 2 Zo
werk, ter bedekking van de twee s Ex 38:3 ¨
t 2Kr 4:18 kwamen alle mannen van Isra _ el
bolvormige kapitelen die op de u 1Kr 22:14 samen bij koning Salomo _ in de
1Kr 22:16
twee zuilen waren; 43 en de tien v Ex 37:25 maanmaand Ethanim,_ dat is de
wagentjes k en de tien bekkens l op w Ex 37:10 zevende maand,l op het feest.m
2Kr 4:19
de wagentjes, 44 en de ene zee m x Ex 25:37 3 Derhalve kwamen alle oudere
en de twaalf stieren onder de zee; n ¨
Ex 37:17
Opb 1:20
mannen van Isra
_ el, en de priesters
45 en de bakken en de schoppen Opb 2:5 n
gingen de Ark dragen. o 4 Zij
en de schalen en al dit gerei,o y 2Kr 4:20
dan voerden de ark van Jehovah
z 1Kon 6:18
dat H _iram van gepolijst koper a Ex 37:23 en de tentp der samenkomstq en
voor koning Salomo
_ maakte voor Nu 8:2
2Kr 29:7 al het heilige gerei dat in de tent
het huis van Jehovah. 46 In het Lu 12:35 was op; de priesters en de levie-
p b Ex 25:38
Jordaandistrict goot de koning ze Nu 4:9 tenr dan voerden ze op.s 5 En ko-
q
in lemen vormen, tussen Sukkoth
_ 2Kr 4:21 ning Salomo
_ en met hem de gehe-
en Zarethan. r c 2Kon 12:13 ¨
_ Jer 52:18 le vergadering van Isra _ el, zij die
47 En Salomo
_ liet al het ge- d 2Kr 4:22
e Ex 25:29
hun afspraak´ ´ met hem nakwa-
reis [ongewogen] wegens de bui- Nu 7:86 men, waren voor de Ark, terwijl zij
f Le 16:12
tengewoon grote hoeveelheid.t g 1Kon 6:31
schapen en runderen ten slachtof-
Het gewicht van het koper werd h 1Kon 6:33 fer brachten,t die vanwege de gro-
i 1Kon 6:5
niet vastgesteld.u 48 En Salomo _ te hoeveelheid niet berekend of
maakte geleidelijk al het gerei dat geteld konden worden.u
bij het huis van Jehovah behoor- 2e kolom 6 Toen brachten de priesters
de, het gouden altaar v en de tafelw a Ex 40:33 de arkv van het verbond van Je-
b 2Sa 8:11
waarop het toonbrood lag, van c 2Kr 5:1 hovah op haar plaats,w in het bin-
goud, 49 en de lampenstandaar- ´ ´
nenste vertrek van het huis, het
den,x vijf rechts en vijf links voor Allerheiligste, onder de vleugels
HFDST. 8
het binnenste vertrek, van zuiver van de cherubs.x
d 2Kr 5:2
goud,y en de bloesems z en de lam- e Joz 23:2 7 Want de cherubs spreidden
pena en de snuiters,b van goud, f Joz 24:1 hun vleugels uit over de plaats
g Nu 7:2
50 en de bekkens en de lichtdo- h 1Kr 28:1 van de Ark, zodat de cherubs de
vers c en de schalend en de bekers e Pr 1:1
Ark en haar draagbomen van bo-
i 2Sa 6:17
en de vuurpotten,f van zuiver j 2Sa 5:7 ven af beschut hielden.y 8 Maar
goud, en de pannen voor de deu- k 1Kr 11:5
de draagbomenz bleken lang te
l Le 16:29
reng van het binnenste huis, dat Le 23:34 zijn, zodat de uiteinden van de
wil zeggen het Allerheiligste, en m
De 16:13
2Kr 5:3
voor de deurenh van het huis van n 2Kr 5:4 r 1Kr 23:27; s 2Kr 5:5; t 1Kr 16:1; Sp 3:9; u 2Kr
de tempel,i van goud. o
p
1Kr 15:2
2Kr 1:13
5:6; v 2Sa 6:17; 2Kr 5:7; Opb 11:19; w Ex 26:33;
Ex 40:21; x 1Kon 6:27; Ps 80:1; Ez 10:5; y Ex
51 Ten slotte kwam al het q Ex 40:2 25:20; Ex 37:9; 2Kr 5:8; z Ex 25:14; Ex 37:4.
1 KONINGEN 8:9-26 Wolk. Salomo’s inwijdingsgebed 462
draagbomen zichtbaar waren van- HFDST. 8 dat gebleken is dat het u na aan
´ ´
uit het Heilige voor het binnen- a 2Kr 5:9 het hart lag.a 19 Alleen zult niet
b De 4:13
ste vertrek, maar buiten waren ze De 10:5 gij het huis bouwen, maar uw
niet zichtbaar. En daar zijn ze nog Heb 9:4 zoon, die´ ´ uit uw lendenen voort-
c Ex 40:20
steeds, tot op deze dag.a 9 Er d Ex 24:8 komt, dıe zal het huis voor mijn
was niets in de Ark dan de twee e Ex 19:1 naam bouwen.’b 20 En Jehovah
Nu 10:11
stenen tafelenb die Mozes _ in Ho- _ f Ex 40:34 heeft vervolgens zijn woord dat hij
reb erin had gelegd,c toen Jehovah Le 16:2 gesproken had gestand gedaan,c
2Kr 5:14
[een verbond] had gesloten met d
g Nu 3:10 opdat ik zou opstaan in de plaats
¨
de zonen van Isra _ el bij hun uit- h Nu 3:6 van mijn vader David _ en op de
1Kr 26:12 ¨
tocht uit het land Egypte. _
e
i Ez 10:4 troon van Isra_ el zou zitten,d juist
10 Nu geschiedde het toen de Ez 43:4 zoals Jehovah gesproken had, en
Han 7:55
priesters uit de heilige plaats 2Kor 3:18 opdat ik het huis voor de naam
¨
naar buiten traden, dat de wolkf
Opb 21:23
j Ex 40:35
van Jehovah, de God van Isra _ el,
het huis van Jehovah vervulde. 2Kr 5:14 zou bouwen,e 21 en opdat ik er
Ez 44:4
11 En de priesters g konden van- k Ex 20:21
een plaats zou bepalen voor de
wege de wolk niet blijven staan De 5:22 Ark, waar het verbondf van Jeho-
Ps 18:11
om hun dienst te verrichten,h Ps 97:2
vah is dat hij met onze voorva-
want de heerlijkheidi van Jeho- l 2Sa 7:13 ders gesloten heeft toen hij hen
1Kr 17:12
vah vervulde het huis van Jeho- m Ps 78:69
uitleidde uit het land Egypte.” _
vah.j 12 In die tijd zei Salomo: _ n 2Kon 21:7 22 Toen ging Salomo _ voor het
Ps 132:14
„Jehovah zelf heeft gezegd in de o Nu 6:23 altaar van Jehovah staan,g ten
dikke donkerheid te willen verblij- 1Kr 16:2 aanschouwen van¨ de gehele ge-
2Kr 6:3
ven.k 13 Ik heb met succes een p 1Kr 29:10 meente van Isra _ el, en hij breid-
huis als verheven woning voor u 2Kr 6:4
Ne 9:5
de nu zijn handpalmen uit naar
gebouwd,l een vaste plaats m waar Ps 41:13 de hemel; h 23 en hij zei vervol-
Lu 1:68
gij tot onbepaalde tijd kunt wo- gens: „O Jehovah, de God van Is- _
Opb 4:11 ¨
nen.”n q 2Sa 7:5 rael,i er is in de hemel boven of
1Kr 17:12
14 Toen keerde de koning zich r Jes 44:26
op de aarde beneden geen God als
om en ging de gehele gemeen- Jes 55:11 gij,j die zich houdt aan het ver-
¨ Tit 1:2
bond en de liefderijke goedheidk
te van Isra _ el zegenen,o terwijl de Heb 6:18
¨ s 1Kr 17:5 jegens uw knechten,l die met ge-
gehele gemeente van Isra _ el over- t 2Sa 7:6
eind stond. 15 Vervolgens zei 2Kr 6:5 heel hun hart voor uw aangezicht
hij: „Gezegend is Jehovah,p de
u De 12:11 wandelen,m 24 gij die u jegens
2Kon 23:27
¨ uw knecht David, _ mijn vader, ge-
God van Isra _ el, die met zijn eigen v 2Sa 7:8

mond met mijn vader David heeft


w 2Sa 7:2 houden hebt aan wat gij hem be-
_ 1Kr 17:2
gesprokenq en met zijn eigen hand loofd hadt, zodat gij met uw eigen
mond de belofte deedt, en met uw
de vervulling tot stand heeft ge- 2e kolom eigen hand hebt gij de vervulling
bracht,r want hij zei: 16 ’Sinds ¨ a De 6:5 tot stand gebracht, zoals [blijkt]
de dag dat ik mijn volk Isra _ el uit 2Kr 6:8
2Kor 8:12 op deze dag.n 25 En nu, ¨ o Je-
Egypte
_ uitleidde, heb ik geen stad
¨ b 2Sa 7:13 hovah, de God van Isra _ el, houd
uit alle stammen van Isra _ el ge- 2Kr 6:9
s c Jes 55:11 u jegens uw knecht David, _ mijn
kozen om er een huis te bou- d 1Kr 28:5 vader, aan wat gij hem beloofd
went waar mijn naamu zou blijven; e 1Kr 28:6
2Kr 6:10 hebt door te zeggen: ’Er zal van
maar ik zal David _ uitkiezen om f Ex 34:28 u geen man van voor mijn aan-
voortaan aan het hoofd van mijn De 9:9
¨ De 31:26 gezicht worden afgesneden die op
volk Isra
_ el te staan.’v 17 Voorts ¨
g 2Kr 6:12 de troon van Isra _ el zit,o indien
lag het mijn vader David _ na aan h Ex 9:29
Ezr 9:5 uw zonen slechts acht zullen ge-
het hart een huis te bouwen voor Ps 63:4 ven op hun weg door voor mijn
de naam van Jehovah, de God van i Ge 32:28
aangezicht te wandelen net zoals
¨ Ex 3:15
Isra
_ el.w 18 Maar Jehovah zei tot 1Kr 29:10 gij voor mijn aangezicht hebt ge-
mijn vader David: _ ’Omdat geble- j Ex 15:11
wandeld.’ 26 En nu, o God van
1Sa 2:2
ken is dat het u na aan het hart 2Sa 7:22
lag een huis te bouwen voor mijn Ps 86:8
Jer 10:6 k De 7:9; Ne 1:5; l 2Kr 6:42; m Ge 17:1; 2Kon
naam, hebt gij goed gedaan, om- Mi 7:18 20:3; n 2Sa 7:16; 2Kr 6:15; o 1Kr 28:8; 2Kr 6:16.
463 Salomo smeekt God gebeden te verhoren 1 KONINGEN 8:27-40
¨ HFDST. 8
´´
Isra
_ el, laat uw belofte a die gij uw ken in dit huis,a 34 moogt gıj
knecht David,_ mijn vader, hebt a 2Sa 7:25 dan vanuit de hemel horen, en gij
1Kr 17:14
gedaan, alstublieft betrouwbaar 2Kr 1:9 moet de zonde van uw volk Is- _
Ps 119:49 ¨
blijken te zijn. b 2Kr 6:18
rael vergevenb en gij moet hen
c naar de grond die
27 Maar zal God waarlijk op Jes 66:1 terugbrengen
aarde wonen? b Zie! De hemel,c ja, c 2Kon 2:1 gij aan hun voorvaders hebt gege-
d De 10:14
zelfs de hemel der hemelen,d kan 2Kr 2:6 ven.d
Ne 9:6
u niet bevatten; e hoeveel minder 2Kor 12:2 35 Wanneer de hemel toegeslo-
dan dit huis f dat ik gebouwd heb! e Ps 113:4 ten wordt zodat er geen regen
Ps 148:13
28 En gij moet u wenden tot het Jer 23:24 valt,e omdat zij tegen u zijn blij-
gebedg van uw knecht en tot zijn Han 7:49 ven zondigen,f en zij werkelijk in
f Han 17:24
verzoek om gunst,h o Jehovah, g Ps 141:2
de richting van deze plaats bid-
mijn God, om te luisteren naar Da 9:17 deng en uw naam prijzen en zij
Lu 18:1
het smekende geroep en naar het h 2Kr 6:29 zich van hun zonde afkeren, om-
gebed waarmee uw knecht heden 2Kr 33:13 dat gij hen zijt ´´ blijven kwellen,h
Ps 6:9
voor uw aangezicht bidt; i 29 op- i 2Kr 6:19 36 moogt gıj dan vanuit de he-
dat uw ogen nacht en dag ge- j 2Kon 19:16 mel horen, en gij moet de zonde
Za 4:10
opend mogen blijken te zijnj naar 1Pe 3:12 van uw ¨ knechten, ja, van uw volk
dit huis, naar de plaats waarvan k Ex 20:24 Isra
_ el, vergeven, want gij onder-
2Sa 7:13
gij hebt gezegd: ’Mijn naam zal Ne 1:9 wijsti hen in de goede weg die
daar blijken te zijn’,k om te luiste- l 2Kr 6:20 zij dienen te bewandelen; j en gij
Da 6:10
ren naar het gebed waarmee uw m 2Kr 20:9 moet regen gevenk op uw land
knecht in de richting van deze Ne 1:6 dat gij uw volk als erfelijke bezit-
n 2Kr 6:21
plaats bidt.l 30 En gij moet luis- Ps 33:13 ting hebt gegeven.
teren naar het verzoek om gunstm o Ex 34:7
2Kr 7:14
37 Ingeval er hongersnood l
van de zijde van uw knecht en Ps 103:3 komt in het land, ingeval er pes-
¨ Da 9:19
van uw volk Isra
_ el, waarmee zij in p 1Sa 2:25
tilentie m komt, ingeval er [ko-
de richting van deze plaats bidden; q Nu 5:21 ren]brand, meeldauw,n sprink-
en moogt gij, van uw zijde, horen De 29:20
2Kr 34:24
hanen,o kakkerlakkenp komen;
in de plaats uwer woning, in de he- r Nu 5:27 ingeval hun vijand hen belegert in
Sp 1:31
mel,n en gij moet horen en ver- s De 25:1
het land van hun poorten — eni-
geven.o t Ex 23:7 gerlei plaag, enigerlei kwaal —
31 Wanneer een man tegen zijn Job 34:11
Sp 17:15
38 welk gebed,q welk verzoek om
naaste zondigt,p en hij hem wer- Jes 3:10 gunstr er ook moge komen van de
Ga 6:7
kelijk een vloek oplegt om hem zijde van enig mens [of] van heel
u Le 26:17 ¨
aan de vloek bloot te stellen,q en De 28:25 uw volk Isra_ el,s omdat ieder van
Joz 7:8
hij werkelijk [met betrekking tot] v Joz 7:11
hen de plaag van zijn eigen hart
de vloek voor uw altaar komt in 2Kon 17:7 kent,t en zij werkelijk hun hand-
w Le 26:40
dit huis, 32 moogt gij, van uw palmen uitbreiden naar dit huis,u
2Kon 22:19 ´´
kant, dan vanuit de hemel ho- Ne 9:2 39 moogt gıj dan vanuit de hemel,v
x Ne 1:11
ren, en gij moet handelend optre- Da 9:19
uw vaste woonplaats,w horen, en
den en uw knechten richten door y 2Kon 19:20 gij moet vergevenx en handelend
Ezr 9:5
de goddeloze goddeloos te ver- Da 9:3 optredeny en een ieder geven over-
klaren door zijn gedrag op zijn eenkomstig al zijn wegen,z daar
´´
eigen hoofd te doen neerkomen,r 2e kolom
gij zijn hart kenta (want gıj alleen
en door de rechtvaardige recht- kent het hart van alle mensen-
a 2Kr 6:24
vaardig te verklarens door hem te b 2Kr 6:25 zonen heel goed); b 40 opdat zij u
geven overeenkomstig zijn eigen c Ps 106:47
d Ge 13:15
rechtvaardigheid.t Ex 6:8
i Ps 25:4; Ps 27:11; Ps 86:11; Ps 94:12; Ps 119:102;
¨ Joz 21:43 Jes 30:20; Jes 54:13; j 2Kr 6:27; k 1Kon 18:1; Ps
33 Wanneer uw volk Isra _ el de e Le 26:19 68:9; l Le 26:16; 2Kon 6:25; m De 28:21; n De
nederlaag lijdt voor de vijand,u De 11:17 28:22; Am 4:9; o Ps 105:34; p Ps 78:46; q 2Kr 20:6;
De 28:23 r 2Kr 33:13; Ps 6:9; Ps 119:170; s 2Kr 6:29; t Job
omdat zij tegen u zijn blijven zon- f Ez 14:13 7:11; Ps 73:21; Sp 14:10; Ro 7:24; u 1Kon 8:22;
digen,v en zij inderdaad tot u te- g 2Kr 6:26 v Ps 103:19; Mt 23:22; w Ps 33:14; Jes 63:15; x Ps
130:4; y De 32:4; z Job 34:11; Ps 18:20; a Jer 17:10;
rugkerenw en uw naam prijzenx h Re 2:15
Jes 9:13 b 1Sa 16:7; 1Kr 28:9; 2Kr 6:30; Jer 17:10; Han
en biddeny en u om gunst verzoe- Ez 18:30 1:24.
1 KONINGEN 8:41-56 Salomo bidt voor buitenlanders 464
vrezena al de dagen dat zij leven op HFDST. 8 derdaad tot u bidden in de rich-
de oppervlakte van de aardbodem a Ex 20:20 ting van hun land dat gij aan hun
De 6:2
die gij aan onze voorvaders hebt Sp 8:13 voorvaders hebt gegeven, de stad
gegeven.b b Ge 12:7 die gij hebt uitgekozen en het
Joz 1:2
41 En ook naar de buitenlan- 2Kr 6:31 huis dat ik voor uw naam heb ge-
der,c die geen¨ deel uitmaakt van c Ru 1:16 bouwd,a 49 moet gij ook vanuit
d Nu 9:14
uw volk Isra
_ el en die wegens uw 2Kon 5:15 de hemel, uw vaste woonplaats,b
naam werkelijk uit een ver land 2Kr 6:32
Jes 56:6
hun gebed en hun verzoek om
komt d
42 (want men zal stellig Han 8:27 gunst horen, en gij moet hun recht
van uw grote naame en van uw e Ne 9:10 verschaffen,c 50 en gij moet uw
f De 3:24
sterke handf en van uw uitge- Ps 93:1 volk dat tegen u gezondigdd had
strekte arm horen), en hij komt g 2Kr 6:33 en al hun overtredingene waar-
h Ps 11:4
inderdaad en bidt in de richting mee zij tegen u overtreden heb-
´´ Heb 9:24
van dit huis,g 43 moogt gıj van- i Ro 3:29 ben, vergeven; f en gij moet hen
j 1Sa 17:46
uit de hemel, uw vaste woon- Ps 67:2
voorwerpen van medelijden ma-
plaats,h luisteren, en gij moet doen Ps 102:15 keng voor het aangezicht van hun
k 1Kon 14:28
overeenkomstig alles waarom de 2Kr 24:16
veroveraars en zij moeten medelij-
buitenlander tot u roept; i opdat l Ex 23:31 den met hen hebben 51 (want zij
alle volken der aarde uw naam le- m 1Kon 20:13 zijn uw volk en uw erfdeel,h dat gij
n 2Kr 14:11
ren kennen,j zodat zij¨ u vrezen, 2Kr 20:6 uit Egypte
_ hebt uitgeleid,i midden
evenals uw volk Isra_ el, en zodat o Ps 78:68 uit de ijzersmeltovenj), 52 op-
Ps 132:13
zij weten dat uw eigen naam uit- Da 9:16 dat uw ogen geopend mogen blij-
geroepen is over dit huis dat ik p 2Kr 6:34 ken te zijn voor het verzoek om
q 2Kr 6:35
heb gebouwd.k Ps 3:4 gunst van uw knecht en voor het
44 Ingeval uw volk ten strijde Ps 9:4 verzoek¨ om gunstk van uw volk
r 2Kr 6:36
uittrektl tegen zijn vijand op de s Ps 51:5 Isra
_ el, door naar hen te luisteren
weg waarlangs gij hen zendt,m en Ps 130:3 in alles waarom zij tot u roepen.l
Ps 143:2
zij inderdaad tot Jehovah biddenn Sp 20:9 53 Want gijzelf hebt hen als uw
in de richting van de stad die gij Pr 7:20
Jes 53:6
erfdeel afgezonderd uit alle vol-
hebt uitgekozeno en het huis dat Ro 3:23 ken der aarde,m juist zoals gij door
Ga 3:22
ik voor uw naam heb gebouwd,p 1Jo 1:8
bemiddeling van uw knecht Mo- _
45 moet gij ook vanuit de hemel t De 28:36 zes hebt gesproken,n toen gij onze
2Kon 17:6
hun gebed en hun verzoek om 2Kon 25:21
voorvaders uit Egypte _ bracht,
gunst horen, en gij moet hun recht Da 9:7 o Soevereine Heer Jehovah.”
Lu 21:24
verschaffen.q u Le 26:40 54 Nu geschiedde het dat zodra
¨
46 Ingeval zij tegen u zondi- 2Kr 33:13 Salomo
_ geeindigd had tot Jeho-
v De 30:2
genr (want er is geen mens die w 2Kr 6:37 vah te bidden met heel dit gebed
niet zondigt),s en gij vertoornd x De 4:29 en verzoek om gunst, hij opstond
2Kr 33:12
op hen moet zijn en hen aan de y Ne 1:6
van voor het altaar van Jehovah,
vijand overlevert, en hun verove- Ps 106:6 uit zijn knielende houding o waar-
z Da 9:5
raars hen werkelijk gevankelijk a Ezr 9:6
bij hij zijn handpalmen naar de
wegvoeren naar het land van de Sp 28:13 hemel uitgebreid had; p 55 en hij
vijand, veraf of dichtbij,t 47 en b De 4:29
ging staanq en zegende r de gehe-
Re 10:15 ¨
zij in het land waarheen zij ge- 1Sa 7:3 le gemeente van Isra_ el met luider
Jer 29:13
vankelijk zijn weggevoerd echt stem door te zeggen: 56 „Geze-
tot bezinning komen,u en zij wer- gend s
¨ zij Jehovah, die zijn volk Is- _
kelijk [tot u] terugkerenv en u in 2e kolom rael een rustplaats heeft gegeven
het land van hun veroveraars w om overeenkomstig alles ´ ´ wat hij be-
a 2Kr 6:38
Da 6:10
gunst verzoekenx en zeggen: ’Wij b 2Kr 6:39 loofd heeft.t Niet een woord van
hebben gezondigdy en gedwaald,z Jes 63:15
Heb 9:24
wij hebben goddeloos gehandeld’,a c Ge 15:14 g 2Kr 30:9; Ezr 7:28; Ne 2:8; Ps 106:46; h Ex
48 en zij inderdaad met geheel De 30:3 19:5; De 9:26; De 32:8; i Ex 14:30; Ne 1:10; j De
2Kon 19:19 4:20; Jer 11:4; k 2Kr 6:40; l Ps 86:5; Ps 145:18;
hun hart en met geheel hun ziel d 1Kon 8:35 m Ex 19:6; Nu 23:9; De 4:34; De 32:9; n Nu
tot u terugkerenb in het land van e Ps 25:7 12:8; Ps 103:7; o 2Kr 6:13; Ps 95:6; Lu 22:41; Han
20:36; p 2Kr 6:12; Ezr 9:5; q Ne 9:5; r Nu 6:23;
hun vijanden die hen gevanke- f 1Kon 8:30
Mr 3:28 2Sa 6:18; s 1Kr 29:10; 2Kr 20:26; Ps 41:13; t 1Kon
lijk hebben weggevoerd, en zij in- Lu 23:34 4:24; 2Kr 14:6; Heb 4:3.
465 Offers. Gods verbond met Salomo 1 KONINGEN 8:57–9:6
HFDST. 8
¨
heel zijn goede belofte die hij door in die tijd het feest,a en heel Isra
_ el
bemiddeling van zijn knecht Mo- _ a De 10:11 met hem, een grote gemeente,b
b Joz 21:45 c
zes heeft gedaan,a is onvervuld ge- 1Sa 3:19 vanaf de toegang van Hamath
_ tot
b
bleven. 57 Moge Jehovah, onze Heb 6:18
c Mt 1:23
aan het stroomdal van [de beek
van] Egypte, d voor het aange-
God, met ons bewijzen te zijn,c d 2Kr 32:7 _
Ps 46:7
net zoals hij bewezen heeft met e De 31:6
zicht van Jehovah, onze God, ze-
onze voorvaders te zijn.d Moge hij Joz 1:5 ven dagen en nog eens zeven da-
Jes 41:10
ons niet verlaten, noch ons ver- Heb 13:5 gen: e veertien dagen. 66 Op de
stoten,e 58 zodat hij ons hart f Ps 86:11 achtste dag zond hij het volk
Ps 119:36
tot zich neigtf om al zijn wegen 2Th 3:5 heen; f toen zegenden zij de ko-
te bewandeleng en zijn gebodenh g Jes 55:9
Jer 10:23
ning en gingen naar hun huizen,
en zijn voorschrifteni en zijn rech- h De 6:1 verheugdg en vrolijk van harth om
i De 4:45
terlijke beslissingen in acht te ne- j De 4:1
al het goede i dat Jehovah voor zijn
men,j die hij onze voorvaders ge- 1Kon 6:12 knecht David_ en voor zijn volk Is-_
k Ps 102:1 ¨
boden heeft. 59 En mogen deze Ps 141:2 rael had verricht.
l Ps 101:8
woorden van mij waarmee ik voor Nu geschiedde het zodra Sa-_
het aangezicht van Jehovah om
gunst heb verzocht, dag en nacht
m Joz 4:24
1Sa 17:46
n De 4:39
1Kon 18:39
9 lomo gereed was met de bouw
j
van het huis van Jehovah en van
nabij Jehovah, onze God, blijken Jer 10:10
Ez 36:23
het huis van de koning k en van al
te zijn,k opdat hij zijn knecht en Ez 39:7 hetgeen Salomo_ begeerd had en
¨ o De 4:35
zijn volk Isra_ el recht moge ver- Jes 44:6 waarin hij behagen schepte het
schaffen naar gelang dit dag l aan Jes 45:5 l
te maken, 2 dat Jehovah voor
p De 18:13
dag wordt vereist; 60 opdat alle 1Kon 11:4 de tweede maal aan Salomo _ ver-
2Kon 20:3
volken der aarde mogen wetenm 1Kr 28:9
scheen, evenals hij hem te G _i-
dat Jehovah de [ware] God is.n Er Ps 37:37 beon verschenen was.m 3 Ver-
Mt 22:37
is geen ander.o 61 En UW hart q 2Sa 6:17 volgens zei Jehovah tot hem: „Ik
moet onverdeeldp met Jehovah, r Le 3:1 heb uw gebed en uw verzoek om
s 2Kr 7:5
onze God, blijken te zijn, door in t 2Kr 2:4 gunst waarmee gij voor mijn aan-
zijn voorschriften te wandelen en 2Kr 7:5
Ezr 6:16
gezicht om gunst hebt verzocht,
door zijn geboden te onderhou- Ne 12:27 gehoord.n Ik heb dit huis dat gij
den zoals op deze dag.” u 2Kr 7:7
v Ex 38:2
hebt gebouwd, geheiligdo door
62 En de koning en heel Is- _ Nu 16:38 mijn naam daar tot onbepaalde
¨ 2Kr 4:1
tijd te vestigen; p en mijn ogenq en
rael met hem brachten een groot w Le 3:16
slachtoffer voor het aangezicht
mijn hart zullen daar stellig altijd
van Jehovah.q 63 Voorts offerde 2e kolom
blijken te zijn.r 4 En gij, indien
Salomo
_ de gemeenschapsoffers r gij voor mijn aangezicht zult wan-
a Le 23:34
die hij aan Jehovah moest offe- 2Kr 7:8 delen,s juist zoals uw vader David _ t

¨ b 2Kr 30:13 heeft gewandeld, met rechtscha-


ren, tweeentwintigduizend runde- Ps 40:9
u
ren en honderd twintig duizend c Nu 34:8 penheid van hart en met oprecht-
Joz 13:5
schapen,s opdat de koning en alle 2Kon 14:25
heid,v door te doen naar alles wat
¨ Am 6:14 ik u geboden heb,w en gij mijn
zonen van Isra _ el het huis van Je- d Ge 15:18
voorschriftenx en mijn rechterlij-
hovah konden inwijden.t 64 Op Nu 34:5
e 2Kr 7:9 ke beslissingen in acht zult ne-
die dag moest de koning het mid- f 2Kr 7:10
g De 16:11 men,y 5 dan zal ik inderdaad de
dengedeelte
´ ´ van het voorhof dat Ps 95:1 troon
¨ van uw koninkrijk over Is- _
voor het huis van Jehovah is hei- h Ze 3:14
i Ps 31:19 rael tot onbepaalde tijd bevesti-
ligen,u omdat hij daar het brand- gen, juist zoals ik uw vader David
Jes 63:7 _
offer en het graanoffer en de vette Jer 31:12
heb beloofd, toen ik zei: ’Geen man
stukken van de gemeenschaps-
van u zal ervan worden ¨ afgesne-
offers moest opdragen; want het HFDST. 9
den op de troon van Isra
_ el [te zit-
koperen altaar v dat voor het aan- j 2Kr 7:11 ´ ´
k 2Kr 8:1
ten].’z 6 Indien GIJ en UW zonen
gezicht van Jehovah is, was te Pr 2:4
klein om het brandoffer en het l 2Kr 8:6
o Mt 6:9; p De 12:5; 1Kon 8:29; q De 11:12; 2Kr
m 1Kon 3:5
graanoffer en de vette w stukken 1Kon 11:9 6:40; 2Kr 16:9; r Ps 132:13; s 1Kon 2:4; 2Kon 20:3;
Ps 128:1; t 1Kon 3:6; u Ps 7:8; Ps 78:72; Sp 10:9;
van de gemeenschapsoffers te be- n Ps 5:2
Ps 10:17 Sp 28:18; v 1Kr 29:17; w Pr 12:13; 1Jo 5:3; x De
vatten. 65 Salomo _ dan vierde Ps 65:2 4:45; y De 4:1; z 2Sa 7:16; 1Kon 2:4; Ps 89:29.
1 KONINGEN 9:7-24 Geschenk voor Hiram 466
U er definitief van afkeert mij te HFDST. 9 15 Dit nu is het verslag over de-
volgena en mijn geboden en mijn a 2Sa 7:14 genen die tot dwangarbeid waren
2Kr 15:2
inzettingen die ik U voorgehouden Ps 89:30 verplicht,a die koning Salomo _ liet
heb niet onderhoudt, en werkelijk b Joz 23:16 opkomen voor de bouw van het
1Kon 11:4
andere goden gaat dienenb en U c Le 18:28 huis van Jehovahb en zijn eigen
voor¨ die neerbuigt, 7 dan zal ik De 4:26
2Kon 17:23
huis en de Walc en de muur d van
e en Meg
Isra
_ el stellig afsnijden van de op- d 2Kon 25:9 Jeruzalem
_ en Hazor
_ _iddo f
en Gezer. g 16 (Farao, de koning
pervlakte van de aardbodem die Jer 7:14
e De 28:37
_
ik hun gegeven heb; c en het huis Ps 44:14
¨
van Egypte, _ was zelf opgetrok-
dat ik voor mijn naam geheiligd
Joe 2:17
f 2Kr 36:19
ken en had toen Gezer _ ingenomen
heb, zal ik van voor mijn¨ aange- Jes 64:11 en ¨ met vuur verbrand, en de Ka-
Jer 52:13 h
zicht wegwerpen,d en Isra _ el zal in- g 2Kr 7:21
naanieten die in de stad woon-
derdaad tot een spreekwoorde en h De 29:24 den, had hij gedood. Hij dan gaf
een spotrede worden onder alle
Jer 22:8
i De 29:25
het als afscheidsgeschenk aan zijn
volken. 8 En dit huis zelf zal tot 2Kr 7:22 dochter,i de vrouw van Salomo.) _
puinhopen worden.f Iedereen die
j Jer 2:11
Jer 5:19
17 Voorts bouwde Salomo _ Gezer _ ¨
j
er voorbijgaat, zal star zijn van k De 28:64 en Laag-Beth-Horon _ 18 en Ba_ a-
Jer 12:7 k en Tamar in de wildernis, in
ontzetting g en zal stellig fluiten l 1Kon 6:37
lath _
1Kon 6:38 het land, 19 en al de voorraad-
en zeggen: ’Waarom heeft Jeho- m 1Kon 7:1
stedenl die van Salomo _ werden
vah zo met dit land en dit huis 2Kr 8:1
n 1Kon 5:1 en de wagenstedenm en de steden
gedaan?’h 9 En men zal moeten 1Kon 5:7
voor de ruiters en de door Salomo _
zeggen: ’Omdat zij Jehovah, hun 2Kr 2:3
begeerde dingenn die hij begeerd
o 2Kr 8:2
God, die hun voorvaders uit het p 1Kon 5:8 had te bouwen in Jeruzalem _ en op
land Egypte_ had uitgeleid, hebben q Joz 20:7
Jes 9:1 de L _ibanon en in heel het land van
verlateni en zich vervolgens aan r Re 14:3 zijn heerschappij. 20 Wat al het
andere goden hebben gehoudenj s 1Kon 9:11
1Kon 10:10 volk betreft dat overgebleven was
en zich voor die hebben neergebo- 1Kon 10:21 van de Amorieten,o de Hethieten,p
gen en die hebben gediend. Daar- de Ferezieten,q de Hevietenr en
om heeft Jehovah al deze ramp- 2e kolom de Jebusieten,s die geen deel uit-
spoed over hen gebracht.’ ”k ¨
a 1Kon 4:6 maakten van de zonen van Isra _ el,t
10 Nu geschiedde het na ver- 1Kon 5:13 21 hun zonen die na hen overge-
b 1Kon 6:37
loop van twintig jaar, waarin Salo- _ c 2Sa 5:9 bleven waren in¨ het land, die de
mo de twee huizen had gebouwd, 1Kon 11:27
2Kon 12:20
zonen van Isra _ el niet aan de ver-
het huis van Jehovahl en het huis d 2Kon 14:13 nietiging hadden kunnen prijsge-
u
ven, hen bleef Salomo
van de koning,m 11 (H _iram,n de 2Kr 36:19
Ps 51:18
_ voor slaaf-
koning van Tyrus, _ zelf had Salomo
_ e Joz 19:36 se dwangarbeid oproepen, tot op
2Kon 15:29
geholpeno met stammen van ce- f Joz 17:11
deze dag.v¨ 22 En van de zonen
derbomen en stammen van je- Re 5:19 van Isra _ el maakte Salomo _ nie-
1Kon 4:12
neverbomen en met goud, naar 2Kon 9:27
mand tot slaaf; w want zij waren de
heel zijn welbehagen,p) dat in die g Joz 10:33 krijgslieden en zijn knechten en
Re 1:29
tijd koning Salomo _ ertoe overging h Joz 16:10
zijn vorsten en zijn adjudanten en
twintig steden in het land Gali- i 1Kon 3:1 de oversten van zijn wagenmen-
lea q
_ aan H _iram te geven. 12 Bij-
j Joz 16:3
2Kr 8:5
ners en van zijn ruiters.x 23 Dit
gevolg trok H _iram uit Tyrus om k Joz 19:44 waren de oversten van de gevol-
_
de steden die Salomo _ hem had ge-
l Ge 41:48
Ex 1:11
machtigden die over het werk van
geven te bezichtigen, en ze waren m 1Kon 4:26 Salomo
_ gingen, vijfhonderd vijf-
nu niet bepaald goed in zijn ogen.r
n Pr 2:10 tig, de voormannen over het volk
o Ge 15:21
13 Daarom zei hij: „Wat zijn dat p Ex 23:23 dat het werk verrichtte.y
voor steden die gij mij hebt gege-
q Ex 34:11 24 Farao’s dochter z zelf trok
r De 7:1 a
ven, mijn broeder?” En ze werden s Nu 13:29 echter op uit de Stad van David _
het land Kabul _ genoemd, tot op
Re 1:21 naar haar eigen huis, dat hij voor
t 2Kr 8:7
deze dag. u Joz 17:12 haar had gebouwd. Het was toen
v Ge 9:25 dat hij de Wal bouwde.b
14 Intussen zond H _iram de ko- w Le 25:39
ning honderd twintig talenten Jer 2:14
x 1Sa 8:11 y 1Kon 5:16; 2Kr 2:18; 2Kr 8:10; z 1Kon 3:1; 1Kon
goud.s 2Kr 8:9 7:8; 2Kr 8:11; a 2Sa 5:9; b 1Kon 9:15.
467 Koningin van Scheba verbaasd 1 KONINGEN 9:25–10:13
25 En Salomo_ ging voort drie- HFDST. 9 over uw wijsheid heb gehoord.a
maala per jaar brandoffers en ge- a Ex 23:14 7 En ik stelde geen geloof in de
De 16:16
meenschapsoffers te brengen op 2Kr 8:13 woorden totdat ik gekomen was
het altaar dat hij voor Jehovah b 2Kr 8:12 opdat ik het met eigen ogen kon
c Ex 29:38
had gebouwd,b en er werd offer- 1Kr 23:13 zien; en zie! men had mij nog
rook gebracht op het [altaar],c d 1Kon 6:38
2Kr 8:16
niet de helft verteld.b Gij hebt
dat voor het aangezicht van Je- e Nu 33:35 in wijsheid en voorspoed het ge-
hovah was; en hij voltooide het De 2:8
1Kon 22:48
hoorde waarnaar ik heb geluis-
huis.d f 2Kon 14:22 terd, overtroffen.c 8 Gelukkig
g 2Kr 8:17
26 En een vloot van schepen h 1Kon 5:12
zijn uw mannen; d gelukkig e zijn
liet koning Salomo _ bouwen te 1Kon 22:49 deze dienaren
´ ´ van u, die voortdu-
2Kr 8:18
Ezeon-G
_ eber,
_ e dat bij Elothf ligt,
_ i Ge 10:29
rend voor u staan, terwijl zij naar
aan de oever van de Rode Zee, in 1Kon 10:11 uw wijsheid luisteren! f 9 Moge
1Kr 29:4
het land Edom.
_ g 27 En H _iram 2Kr 9:10 Jehovah, uw God, gezegend wor-
zond op de vloot van schepen Job 22:24 den,g die behagen in u heeft ge-
Ps 45:9
voortdurend zijn eigen knechten,h j 2Kr 8:18 had,h¨ zodat hij u op de troon van
Isra el heeft geplaatst; i
zeelieden, die de zee kenden, te
1Pe 1:7
Opb 3:18
_ ¨ want Je-
zamen met de knechten van Sa- _ hovah heeft Isra _ el tot onbepaal-
j
lomo. 28 En zij gingen dan naar de tijd lief, zodat hij u tot koning
HFDST. 10
Ofir
_ i en haalden vandaar vierhon- heeft aangesteldk om rechtl en
derd twintig talenten goudj en
k Ge 10:28 rechtvaardigheid te oefenen.”m
l 1Kon 4:29
brachten dat bij koning Salomo. _ m 2Kr 9:1 10 Toen gaf n zij de koning hon-
Mt 12:42
k n 2Kon 8:9
derd twintig talenten goudo en een
De koningin van Scheba_
10 nu hoorde het bericht om-
trent S alomo
_ in verband met
Ps 72:10
o Jes 60:6
p Ex 25:6
zeer grote hoeveelheid balsem-
olie p en edelstenen. Nooit meer is
2Kon 20:13 er zulk een hoeveelheid balsem-
de naam van Jehovah.l Daarom q 2Kr 9:1
olie aangekomen als de koningin
r 2Kr 9:2
kwam zij om hem met ingewik- Sp 1:5 van Scheba _ aan koning Salomo
_
kelde vragen op de proef te stel- Sp 13:20
s 2Sa 14:20 heeft gegeven.
len.m 2 Ten slotte arriveerde zij t 1Kon 3:28 11 En H _irams vloot van sche-
te Jeruzalem
_ met een zeer in- 2Kr 9:3
Pr 12:9 pen,q die goud uit Ofir _ aanvoerde,r
drukwekkend gevolg,n kameleno u 1Kon 6:1 bracht uit Ofir _ ook een zeer grote
v 1Kon 4:22
die beladen waren met balsem- w 2Kr 9:4 hoeveelheid stammen van algum-
olie p en zeer veel goud en edelste- x Joz 5:1 mimbomens en edelstenen mee.t
nen; en zij kwam vervolgens bij 12 Voorts maakte de koning van
Salomo
_ en sprak toen tot hem al- 2e kolom de stammen van de algummimbo-
les wat haar na aan het hart lag.q a 2Kr 9:5 men steunsels voor het huis van
3 Salomo
_ op zijn beurt verklaar- b Jo 7:46 Jehovahu en voor het huis van de
Ro 11:33
de haar voorts al haar zaken.r c 2Kr 9:6 koning, en ook harpenv en snaar-
Geen zaak bleek er voor de ko- d 1Kon 4:20 instrumentenw voor de zangers.
Ps 33:12
ning verborgen te zijn die hij haar Ps 144:15 Zulke stammen van algummimbo-
niet verklaarde.s e De 33:29
men zijn niet meer aangekomen
Sp 3:13
4 Toen nu de koningin van Sche- _ Sp 8:34 noch gezien tot op deze dag.
t zag, f 2Kr 9:7
ba al de wijsheid van Salomo
_ g 1Kon 5:7 13 En van zijn kant gaf koning
alsmede het huis dat hij had ge- Ps 72:18 Salomo
_ aan de koningin van Sche- _
h Ps 18:19
bouwd,u 5 en het voedsel van i Ps 2:6 ba al haar welbehagen waarom zij
zijn tafelv en het aanzitten van j De 7:8 vroeg, afgezien van wat hij haar
1Kr 17:22
zijn dienaren en de tafeldienst 2Kr 2:11 nog gaf overeenkomstig de vrijge-
van zijn bedienden en hun kledij k 1Kon 2:45 vigheidx van koning Salomo. _ Daar-
2Kr 9:8
en zijn drankenw en zijn brandof- Lu 11:31 op keerde zij zich om en ging naar
fers die hij geregeld bracht in het Jo 1:49 haar eigen land, zij met haar die-
l 2Sa 8:15
huis van Jehovah, bleek er voorts Jes 9:7 naren.y
geen geest meer in haar te zijn.x m 2Sa 23:3
Ps 72:2
6 Zij zei dan tot de koning: „Het Jes 11:4 p Ge 43:11; q 1Kon 9:27; r 2Kr 8:18; Ps 45:9;
Jer 22:15 s 2Kr 2:8; t 2Kr 9:10; u 2Kr 9:11; v 1Kr 13:8; 1Kr
woord is waar gebleken dat ik in n Ps 72:10 25:1; Ps 92:3; Ps 150:3; w 2Sa 6:5; 2Kr 5:12; x Sp
mijn eigen land over uw zaken en o 2Kr 9:9 11:25; y 2Kr 9:12.
1 KONINGEN 10:14–11:4 Salomo’s rijkdom; zijn vrouwen 468
14 En a HFDST. 10 zijn hart had gelegd.a 25 En zij
´ ´ het gewicht van het goud
dat in een jaar bij Salomo
_ inkwam, a 1Kr 29:4 brachten dan ieder hun geschenk: b
b 2Kr 9:13
bedroeg zeshonderd zesenzestig c 2Kr 9:14 zilverenc voorwerpen en gouden
talenten goud,b 15 afgezien van Ps 72:10 voorwerpen en klederen en wa-
d 2Kr 9:14
[wat er binnenkwam van] de rei- 2Kr 21:16 pentuig d en balsemolie, paarden
zende mannen en van de winst e 1Kon 14:26
2Kr 12:9
en muildieren,e als een jaarlijks te-
van de handelaars en van alle ko- f 2Kr 9:15 rugkerende zaak.f
g 2Kr 9:16
ningenc der Arabierend en van de h 1Kon 7:2
26 En Salomo_ bleef meer wa-
stadhouders van het land. i 1Kon 22:39 gens en rijpaarden bijeenbrengen;
Ps 45:8
16 Vervolgens maakte koning Am 6:4
en hij kwam in het bezit van veer-
Salomo
_ tweehonderd grote schil- Opb 18:12 tienhonderd wagens en twaalfdui-
j Ps 122:5
den van gelegeerd goude (zes- k 2Kr 9:17
zend rijpaarden,g en hij hield ze
honderd [sikkelen] goud legde l Ge 49:9 gestationeerd in de wagensteden
Nu 23:24
hij voorts op elk groot schild),f Nu 24:9
en dicht bij de koning in Jeruza- _
17 en driehonderd beukelaars van Sp 28:1 lem.h
Opb 5:5
gelegeerd goud (drie minen goud m 2Kr 9:18 27 Voorts maakte de koning het
legde hij voorts op elke beuke- n 2Kr 9:19
o 1Kon 7:2
zilver in Jeruzalem
_ als de stenen,i
laar).g Toen plaatste de koning p 2Kr 9:20 en cederhout maakte hij zo over-
ze in het Huis van het Libanon- q Ge 10:4 vloedig als de sycomoorbomen die
2Kr 20:36
woud.h Ps 72:10 _ zijn.j
in de Sjefela
Jes 23:1
18 Verder maakte de koning Jes 60:9
28 En er was de export van
een grote ivoreni troonj en be- Ez 27:12 de paarden die Salomo _ uit Egyp-_
Jon 1:3
kleedde die met gelouterd goud.k r 2Kr 9:21 te had, en het gezelschap van de
19 De troon had zes treden, en
s 1Kon 10:18 kooplieden van de koning haalde
t 1Kon 3:13
van achteren had de troon een 2Kr 9:22 in de regel zelf de koppels paarden
rond baldakijn, en er waren arm-
Pr 5:19 tegen een prijs.k 29 En een wa-
u 1Kon 3:12
1Kon 4:29 gen werd gewoonlijk ¨ uit Egypte
_
leuningen aan weerskanten van 1Kon 4:34 opgehaald en geexporteerd voor
de zitplaats, en twee leeuwenl Kol 2:3
zeshonderd zilverstukken, en een
stonden naast de armleuningen.m
paard voor honderd vijftig; en zo
20 En er waren twaalf leeuwen 2e kolom
was het voor alle koningen van de
die daar aan weerskanten op de a 2Kr 9:23 Hethieten l
en de koningen van Sy-
zes treden stonden. Geen enkel Sp 2:6 ¨ _
b Ps 68:29 rie. Door bemiddeling van hen ge-
ander koninkrijk had er een die Sp 18:16 schiedde de export.
precies als deze was gemaakt.n c 1Kr 29:4
d Jes 22:8
En koning Salomo
_ zelf had
21 En alle drinkvaten van ko-
ning Salomo_ waren van goud,
e 1Kon 1:33
Ezr 2:66
f 2Kr 9:24
11 naast de dochter van Fa-
m
rao vele buitenlandse vrouwen
en alle vaten van het Huis van g De 17:16
het Libanonwoudo waren van zui- 1Kon 4:26 lief: n Moabitische,o Ammoniti-
h 2Kr 9:25
ver goud.p Er was niets van zil- i 2Kr 1:15
sche,p Edomitische,q Sidonische r
[en] Hethitische s vrouwen, 2 uit
j 2Kr 9:27
ver; dat werd in de dagen van Sa- _ k De 17:16 ¨
de natien waarvan¨ Jehovah tot
lomo als volkomen niets geacht. 2Kr 9:28
l Joz 1:4 de zonen van Isra _ el had gezegd:
22 Want de koning had een vloot 2Kon 7:6
„GIJ moogt ´ ´ U niet met hen inla-
van Tarsisschepenq op zee, sa- t
ten, en zıj dienen zich niet met
men met H _irams vloot van sche- HFDST. 11 U in te laten; voorwaar, zij zullen
pen. Eens in de drie jaar kwam m 1Kon 3:1 UW hart tot het volgen van hun
doorgaans de vloot van Tarsis- n De 17:17
goden neigen.”u Aan hen hecht-
Ne 13:26
schepen binnen, beladen met o Ge 19:37 te v Salomo
_ zich om [hen] lief te
goudr en zilver, ivoor,s en apen en Ru 4:10
hebben. 3 En hij kreeg zeven-
p 1Kon 14:21
pauwen. q De 23:7 honderd vrouwen, vorstinnen,
23 Zo was koning Salomo _ in r 1Kon 16:31
en driehonderd bijvrouwen; en
s Ge 26:34
rijkdomt en wijsheidu groter dan t De 7:3 zijn vrouwen neigden geleidelijkw
alle andere koningen der aarde. u Ex 34:16
zijn hart. 4 Nu geschiedde het
Joz 23:12
24 En alle mensen der aarde zoch- Ezr 9:12 toen Salomo
_ oud werd,x dat zijn
Ezr 10:2
ten het aangezicht van Salomo
_ om 2Kor 6:14
zijn wijsheid te horen, die God in v Ge 34:3 w Sp 28:14; Jer 18:12; Heb 3:12; x 1Kon 11:42.
469 Salomo’s afdwaling. Tegenstrevers 1 KONINGEN 11:5-24
eigen vrouwen zijn hart tot het HFDST. 11 was in Edom. _ a
15 Nu geschied-
volgen van andere godena had- a De 31:16 de het toen David _ Edom
_ versloeg,b
De 32:21
den geneigd; b en zijn hart bleek 1Kor 8:4 toen Joab, _ de legeroverste, op-
niet onverdeeldc met Jehovah, zijn b De 7:4
De 17:17
trok om de verslagenen te begra-
God, te zijn, zoals het hart van zijn Ne 13:26 ven, dat hij al wat mannelijk was
c Opb 2:4
vader David. _ 5 En Salomo
_ ging d Re 2:13
in Edom _ trachtte neer te slaan.c
d
Astoreth,
_ ¨ de godin van de Sido- 1Sa 12:10 16 (Zes maanden namelijk woon-
¨
niers, en M _ilkom,e het walgelijke e Le 18:21
2Kon 23:13
den Joab _ en heel Isra _ el daar, tot-
ding van de Ammonieten, achter- f 2Sa 7:14 dat hij al wat mannelijk was in
nalopen. 6 En Salomo _ ging doen g 1Kon 15:5
h Le 26:30
Edom
_ had afgesneden.) 17 En
wat slecht was f in de ogen van Nu 33:52 Hadad_ nam toen de wijk, hij en
2Kon 21:3
Jehovah, en hij volgde Jehovah i Nu 21:29
enige Edomitische mannen van de
niet ten volle, zoals zijn vader Da- _ Jer 48:13 knechten van zijn vader met hem,
j De 13:14
vid.g De 27:15
om naar Egypte _ te gaan, terwijl
7 In die tijd nu bouwde Salo- _ Opb 17:4 Hadad_ [nog] een jonge knaap was.
k 2Kon 23:13
mo voorts een hoge plaats h voor Mt 26:30 18 Zij dan stonden op uit M _idiand
Kamos,_ i het walgelijke j ding van Han 1:12 en kwamen in Paran, _ en uit Pa- _
´ ´ l Ez 11:23
Moab, _ op de berg k die voor l Jeru- _ m Ne 13:26 rane namen zij enige mannen mee
zalem was, en voor Molech, _ het n Jer 1:16 en kwamen in Egypte, _ bij Fa-
Jer 7:18
walgelijke ding van de zonen van o Ps 90:7 rao, de koning van Egypte, _ die
Ammon.
_ 8 En aldus deed hij p De 7:4 hem vervolgens een huis gaf. Ook
Sp 4:23
voor al zijn buitenlandse vrou- Heb 3:12 brood zei hij hem toe en land
wen, m die offerrook en slacht- q 1Kon 3:5 gaf hij hem. 19 En Hadad _ bleef
1Kon 9:2
offers aan hun goden brachten.n r 1Kon 6:12 gunst vindenf in de ogen van Fa-
9 En Jehovah werd vertoorndo 2Kr 7:19 rao, zozeer zelfs dat hij hem een
s 2Kon 17:21
op Salomo, _ omdat hij zijn hart had t 1Kon 21:29 vrouw gaf,g de zuster van zijn
afgewend van Jehovah, de God u Ps 89:35 eigen vrouw, de zuster van Tach- _
¨ v 2Kr 10:18
penes, de Vrouwe. 20 Mettertijd
van Isra _ el,p die hem tweemaal ver- w 2Sa 7:15
schenen was.q 10 En betreffen- 1Kr 17:13 baarde de zuster van Tachpenes _
Ps 89:33
de deze zaak had hij hem geboden x 1Kon 12:20
hem zijn zoon Genubath, _ en Tach-
_
geen andere goden achterna te lo- 2Kr 11:1 penes speende h hem toen aldaar
y De 12:11
pen; r maar hij had zich niet ge- 1Kon 11:32 in het huis van Farao; en Genu- _
houden aan wat Jehovah geboden Jes 60:14 bath bleef in het huis van Farao,
z Ge 27:40
had. 11 Jehovah zei nu tot Salo- _ 1Sa 29:4 midden onder de zonen van Farao.
1Kon 5:4
mo: „Omdat dit met u is gebeurd a De 31:17
21 En Hadad _ zelf hoorde in
en gij mijn verbond en mijn inzet- 2Sa 7:14 Egypte _ dat David _ zich bij zijn
tingen die ik u als een gebod had voorvaders had neergelegdi en
opgelegd, niet hebt gehouden, zal 2e kolom dat Joab, _ de legeroverste, gestor-
ik zonder mankeren het konink- a 2Sa 8:14 ven was.j Daarom zei Hadad _ tot
rijk van u afscheuren, en ik zal 1Kr 18:12 Farao: „Zend mij heen,k opdat ik
Ps 60, Ops.
het stellig aan uw knecht geven.s b 2Sa 8:13 naar mijn eigen land kan gaan.”
12 Ik zal het echter niet in uw da- c De 20:13 22 Maar Farao zei tot hem: „Wat
d Ge 25:2
gen doen,t ter wille van uw vader e Ge 21:21 ontbreekt u bij mij, dat gij zo op-
David.
_ u Uit de hand van uw zoon Nu 10:12 eens naar uw eigen land zoekt
De 33:2
zal ik het afscheuren.v 13 Al- f Ge 39:4 te gaan?” Hierop zei hij: „Niets;
leen zal ik niet het gehele konink- g Ge 41:45 maar gij dient mij zonder manke-
´ h Ge 21:8
rijk afscheuren.w Een stam zal ik 1Sa 1:23 ren heen te zenden.”
aan uw zoon geven, ter wille van i 1Kon 2:10 23 Voorts deed God nog een te-
x j 1Kon 2:34
mijn knecht David _ en ter wille k Ge 24:56 genstrever tegen hem opstaan,l
van Jeruzalem, _ dat ik verkozen Ge 30:25 namelijk Rezon, _ de zoon van El- _
Ex 5:1
heb.”y l 1Sa 26:19 jada, die van zijn heer Hada-
dezer, m de koning van Zoba,n was
14 Toen deed Jehovah tegen Sa- _ 2Sa 24:1
1Kon 11:14
_ _
lomo een tegenstrever z opstaan,a 1Kr 5:26 weggelopen. 24 En hij bleef
m 2Sa 8:3
namelijk de Edomiet Hadad, _ van n 2Sa 10:8
mannen aan zijn zijde bijeen-
het nageslacht van de koning. Hij 1Kr 19:6 brengen en werd overste van een
1 KONINGEN 11:25-41 Tien stammen voor Jerobeam 470
roversbende, toen David _ hen dood- HFDST. 11 Ammon;
_ en zij hebben niet mijn
de.a Zij dan trokken naar Damas- _ a 2Sa 10:18 wegen bewandeld door te doen
b Ge 14:15
kus b en gingen daar wonen en
1Kon 19:15 wat recht is in mijn ogen en mijn
1Kon 20:34
in Damaskus _ regeren. 25 En hij inzettingen en mijn rechterlijke
¨ Jes 7:8
werd een tegenstrever van Isra _ el Han 9:2 beslissingen [te onderhouden],
c 1Kon 5:4
al de dagen van Salomo, _ c en dat te-
d Ge 34:30 zoals zijn vader David. _ 34 Maar
gelijk met het kwaad dat Hadad _ Ps 68:1 ik zal niet het gehele koninkrijk
e 1Kon 11:31
deed; en hij had een afschuwd van 1Kon 12:2 uit zijn hand nemen, want tot
¨ ¨ 1Kon 12:32
Isra
_ el terwijl hij over Syri _ e bleef 1Kon 14:10
een overste zal ik hem stellen al
regeren. 2Kr 11:14 de dagen van zijn leven, ter wil-
2Kr 13:3
26 En er was Jerobeam, _ ¨ e
de 2Kr 13:20 le van mijn knecht David, _ die ik
zoon van Nebat, _ een Efraımiet uit f 1Kon 9:22
2Kr 13:6
verkozen heb,a omdat hij mijn ge-
Zereda,
_ een knecht van Salomo, _ f g Sp 30:32 boden en mijn inzettingen onder-
h 1Kon 9:15
en de naam van zijn moeder was 1Kon 9:24
hield. 35 En ik zal stellig het ko-
Zerua, _ een weduwvrouw. Ook hij i 2Sa 5:7 ningschap uit de hand van zijn
j 1Sa 14:52
ging zijn hand tegen de koning k Sp 22:29
zoon nemen en het aan u geven, ja,
b
opheffen.g 27 En dit is de reden Ro 12:11 tien stammen. ´ ´ 36 En aan zijn
l 1Kon 5:16
waarom hij zijn hand tegen de ko- Sp 12:24 zoon zal ik een stam geven, op-
ning ophief: Salomo _ zelf had de
m 2Kon 25:12
Jer 39:10
dat mijn knecht David _ altijd een
Wal gebouwd.h Hij had de bres in n Re 1:22 lamp voor mijn aangezicht mag
2Sa 19:20 c
de Stad van David, _ zijn vader,i Am 5:6
blijven hebben in Jeruzalem, _ de
gesloten. 28 De man Jerobeam _
o 1Kon 12:15 stad die ik mij verkozen heb om er
1Kon 14:2
nu was een dappere, sterke man.j 2Kr 9:29 mijn naam te vestigen.d 37 En
Toen Salomo _ dan ook zag dat de
p Joz 18:1
q 1Sa 15:27
gij zijt degene die ik zal nemen,
jonge man een harde werker was,k r Ge 49:28 en gij zult inderdaad regeren over
stelde hij hem voorts als opzich-
Ex 24:4
s 1Kon 12:16
alles waarnaar het hevige verlan-
ter l aan over heel de verplichte t 2Kr 11:1 gen van uw ziel uitgaat,e en gij
u Ge 49:10
zult
dienstm van het huis van Jozef. _ n 1Kon 6:12 ¨ stellig koning worden over Is- _
29 Nu gebeurde het toentertijd
1Kon 12:20 rael. 38 En het moet geschieden
v De 12:5
dat Jerobeam zelf uit Jeruzalem 1Kon 11:13 dat indien gij gehoorzaam zijt aan
_ _
ging, en de profeet Ah _ia,o de Silo-
2Kon 21:4
2Kon 23:27
alles wat ik u zal gebieden, en wer-
Ps 132:13 kelijk mijn wegen bewandelt en
niet,p trof hem toen aan op de weg, w De 28:15
doet wat recht is in mijn ogen
en [Ah _ia] bedekte zich juist met 2Kr 15:2
x Re 2:13 door mijn inzettingen en mijn ge-
een nieuw kleed; en die beiden wa- Re 10:6
1Sa 7:3 boden te onderhouden, juist zoals
ren alleen op het veld. 30 Ah _ia y Nu 21:29 mijn knecht David _ gedaan heeft,f
greep nu het nieuwe kleed dat Jer 48:13
z Le 18:21 dan zal ik stellig met u blijken te
hij aan had en scheurde q het in Le 20:2
zijng en een duurzaam huis voor
twaalf r stukken. 31 Vervolgens Ze 1:5
Han 7:43 u bouwen, net zoals ik voor Da- _
zei hij tot Jerobeam: _ vid gebouwd ¨ heb,h en zal ik u stel-
„Neem tien stukken voor u; 2e kolom lig Isra
_ el geven. 39 En ik zal om
want dit heeft Jehovah, de God die reden het nageslacht van Da- _
¨ a 1Kon 9:4
van Isra _ el, gezegd: ’Zie, ik scheur 1Kon 11:4
vid vernederen,i alleen niet voor
Ps 89:49
het koninkrijk uit de hand van Sa- _ Ps 132:17 altijd.’ ”j
lomo, en ik zal u stellig tien stam- Jes 9:7
40 Salomo
_ zocht nu Jerobeam _
b 1Kon 12:20
men geven. 32 En de ene stamt
s
2Kr 10:16
ter dood te brengen.k Daarom
c 2Sa 7:29
zal voor hem blijven, ter wille van 2Sa 14:7 stond Jerobeam _ op en nam de
mijn knecht David u
_ en ter wille 1Kon 15:4
wijkl naar Egypte, naar S _isak,m
van Jeruzalem, v de stad die ik uit 2Kon 8:19 _
_ ¨ Lu 1:69 de koning van Egypte, en hij
_
alle stammen van Isra _ el verkozen Han 15:16
bleef in Egypte tot aan de dood
d 1Kon 11:32 _
heb. 33 De reden hiervoor is dat e 2Sa 3:21
van Salomo.
_
f 1Kon 3:14
zij mij hebben verlatenw en zich 1Kon 15:5 41 Wat de rest van de aangele-
zijn gaan neerbuigen voor Asto- _ g Joz 1:5
genheden van Salomo betreft en
¨ h 2Sa 7:11 _
reth,x de godin der Sidoniers, voor 1Kr 17:10
Kamos, y
_ de god van Moab, _ en voor Ps 89:33
i 1Kon 12:16 j Ge 49:10; Jes 11:1; Lu 1:32; k Sp 19:21; Sp 21:30;
M _ilkom,z de god van de zonen van 1Kon 14:8 l 2Kr 10:2; m 1Kon 14:25; 2Kr 12:2.
471 Rehabeam koning. Hard antwoord 1 KONINGEN 11:42–12:16
alles wat hij gedaan heeft en zijn HFDST. 11 gegroeid waren,a die hem nu ten
wijsheid, is dat niet beschreven a 2Kr 9:30 dienste stonden.b 9 En hij zei ´ ´
b 1Kon 1:21
in het boek van de aangelegenhe- 2Kr 9:31 vervolgens tot hen: „Wat raadt GIJ
den van Salomo? _ 42 En de da- c 1Kon 2:10 aanc dat wij kunnen antwoorden
2Kr 21:20
gen dat Salomo te Jeruzalem over
¨_ _ d 1Kr 3:10
aan dit volk dat tot mij gespro-
heel Isra
_ el geregeerd had, waren 2Kr 13:7 ken heeft door te zeggen: ’Maak
Mt 1:7
veertig jaar.a 43 Toen legde Sa- _ het juk dat uw vader ons heeft op-
lomo zich neer bij zijn voorvaders b gelegd lichter’?”d 10 Waarop de
en werd begraven in de Stad van HFDST. 12 jonge mannen die met hem op-
David, c zijn vader; en zijn zoon Re-
_ e 2Kr 10:1 gegroeid waren, tot hem spraken
d
habeam
_ begon in zijn plaats te re- f Ge 12:6
Ge 33:18
en zeiden: „Dit dient gij te zeg-
geren. Joz 20:7 gene tot dit volk dat tot u gespro-
Re 9:1
En Reh abeam
_ e
ging nu ken heeft door te zeggen: ’Uw va-
12
Han 7:16

naar S _ichem, want naar g 1Kon 11:26 der heeft van zijn kant ons juk
f ¨ h 1Kon 11:40 zwaar gemaakt, maar wat u aan-
S _ichem was heel Isra
_ el gekomen 2Kr 10:2
om hem koning te maken. 2 Nu i 2Kr 10:3 gaat, maak het lichter op ons’;
geschiedde het dat zodra Jero- _ j 1Sa 8:11 dit dient gij tot hen te spreken:
1Sa 8:18
beam,g de zoon van Nebat, _ het 1Kon 4:7 ’Mijn pink alleen al zal stellig dik-
hoorde, terwijl hij nog in Egypte k Mt 11:30 ker zijn dan mijn vaders heupen.f
_
was (want hij had de wijk geno-
l 2Kr 10:4 11 Nu dan, mijn vader heeft van
m 1Kon 12:12
men wegens koning Salomo, _ opdat 2Kr 10:5 zijn kant een zwaar juk op U gela-
Jerobeam
_ in Egypte zou kunnen n 2Sa 16:20 den; maar ik voor mij zal UW juk
_ Sp 11:14
wonen),h 3 zij hem voorts lie- Sp 20:29 nog verzwaren.g Mijn vader heeft
ten roepen. Daarna kwamen Je- o 2Kr 10:6 U van zijn kant met zwepen ge-
Sp 22:17
robeam
_ en de gehele gemeente p Pr 4:13
tuchtigd, maar ik voor mij zal U
¨ met gesels tuchtigen.’ ”h
van Isra _ el en zij spraken toen tot Mr 10:43
q Sp 15:1
Rehabeam
_ en zeiden: i 4 „Uw va- 12 En Jerobeam
_ en al het volk
r 2Kr 10:7
der heeft van zijn kant ons juk kwamen nu op de derde dag bij

hard gemaakt, en wat u aangaat, Rehabeam,
_ juist zoals de koning
2e kolom
maak nu de harde dienst van uw gesproken had door te zeggen:
a Sp 13:20
vader en zijn zware jukj dat hij ons Sp 24:7
„Komt op de derde dag bij mij
heeft opgelegd lichter,k en wij zul- Jes 3:4 terug.”i 13 Toen gaf de koning
len u dienen.”l b 2Kr 10:8 een hard antwoordj aan het volk,
c 2Sa 17:6
5 Hierop zei hij tot hen: „Gaat d 2Kr 10:9
en hij sloeg de raad van de ou-
voor drie dagen heen en komt e 2Sa 17:7 dere mannen die hem van ad-
dan bij mij terug.”m Het volk ging f 2Kr 10:10 vies hadden gediend, in de wind.k
Ps 140:11
dus heen. 6 Toen ging koning Sp 18:6 14 Vervolgens sprak hij hun toe
Rehabeam _ te rade bij de oudere Sp 29:23 overeenkomstig de raad van de
g 2Kr 16:10
mannenn die zijn vader Salomo, _ Sp 11:17 jonge mannenl en zei: „Mijn va-
toen deze nog in leven was, steeds h 2Kr 10:11 der heeft van zijn kant UW juk
Jes 3:5
ten dienste hadden gestaan en zei: i 2Kr 10:12
zwaar gemaakt, maar ik voor mij
„Wat raadt GIJ aan, dit volk te ant- j Ge 42:30 zal UW juk nog verzwaren. Mijn
woorden?”o 7 Bijgevolg spraken Sp 15:1
Sp 18:23
vader heeft U van zijn kant met
zij tot hem en zeiden: „Indien gij u Pr 10:12 zwepen getuchtigd, maar ik voor
vandaag een knecht van dit volk k 2Kr 10:13
Sp 13:20
mij zal U met gesels tuchtigen.”m
betoont en hen werkelijk dient,p l Sp 12:5 15 En de koning luisterde niet
dan moet gij hun antwoorden en m 2Kr 10:14 naar het volk,n want de keer in
Sp 29:2
goede woorden tot hen spreken; q n Sp 21:13
de aangelegenheden geschiedde
en zij zullen stellig voor altijd uw o De 2:30 op aandrang van Jehovah,o opdat
knechten worden.”r 2Kr 10:15 hij inderdaad zijn woord gestand
2Kr 22:7
8 Hij sloeg echter de raad van Ps 5:10 kon doen,p hetwelk Jehovah door
Sp 21:1
de oudere mannen waarmee zij Am 3:6
bemiddeling van Ah _ia, de Silo-
hem van advies hadden gediend Ro 9:18 niet, tot Jerobeam,
_ de zoon van
p 1Sa 15:29
in de wind en ging te rade bij de Nebat,
_ gesproken had.q
Jes 55:11 ¨
jonge mannen die met hem op- q 1Kon 11:31 16 Toen nu heel Isra_ el zag dat
1 KONINGEN 12:17-33 Tien stammen in opstand. Kalveraanbidding 472
de koning niet naar hen had ge- HFDST. 12 den het woord van Jehovaha en
luisterd, antwoordde het volk de a 2Sa 20:1 keerden naar huis terug, over-
2Kr 10:16
koning en zei: „Wat hebben wij b Ex 20:3 eenkomstig het woord van Jeho-
a En er is
voor deel aan David? _ Sp 11:9 vah.b
¨ c 2Sa 7:15
geen erfdeel met de zoon van Isa _ ı. 25 En Jerobeam
_ bouwde nu S _i-
¨ d 1Kon 11:13
¨
Naar uw goden,b o Isra _ el! Zorg 2Kr 10:17
chemc in het bergland van Efra _ ım
c 2Kr 11:13
nu voor uw eigen huis, o David!” _ 2Kr 11:16 en ging daar wonen. Later trok hij
¨ ¨
Daarop begaf Isra _ el zich naar zijn e 2Sa 20:24
daar vandaan en bouwde Pnu_ el.d
1Kon 4:6
tenten. 17 Wat de zonen van Is- _ 26 Toen zei Jerobeam _ in zijn
¨ f 1Kon 5:14
rael betreft die in de steden van g Ex 17:4
hart: e „Nu zal het koninkrijk aan
Nu 14:10
Juda
_ woonden, over hen bleef Re- 2Kr 10:18 het huis van David _ terugkomen.f
habeam_ regeren.d 2Kr 24:21
27 Indien dit volk blijft optrek-
Han 5:26
18 Nadien zond koning Reha- _ h 2Kon 17:21 ken om slachtoffers op te dragen
e
beam Adoram, _ die over degenen i 2Kr 10:19
in het huis van Jehovah te Jeruza- _
j 1Kon 11:31
ging die tot dwangarbeid waren lem,g dan zal het hart van dit volk
¨ k 1Kon 11:13
verplicht,f maar heel Isra _ el wierp 2Kr 13:10
stellig terugkeren tot hun heer,
2Kr 25:5
hem met stenen,g zodat hij stierf. Ho 11:12 Rehabeam,
_ de koning van Juda; _
En koning Rehabeam _ zelf kon nog l 2Kr 11:1
en zij zullen mij stellig dodenh
m 2Kr 14:8
net de wagen bestijgen om naar 2Kr 17:17 en terugkeren tot Rehabeam, _ de
Jeruzalem _¨ te vluchten. 19 En de n 2Kr 11:2
koning van Juda.” 28 Dienten-
2Kr 12:5 _
Israelieten hebben hun opstandh o 1Kon 13:1 gevolge beraadslaagde i de koning
tegen het huis van David _ volge- 1Kon 17:18
en maakte twee gouden kalverenj
Heb 1:1
houden tot op deze dag.i p Nu 14:42 en zei tot het volk: „Het is te veel
20 Nu geschiedde het dat zo- q 1Kon 11:31
voor U om naar Jeruzalem _ op te
¨ Sp 16:9 ¨
dra heel Isra _ el hoorde dat Jero- _ gaan. Hier is uw God,k o Isra _ el, die
beam teruggekeerd was, zij hem
u uit het land Egypte _ heeft opge-
terstond naar de vergadering lie- 2e kolom
voerd.”l 29 Toen plaatste hij het
ten ontbieden ¨ en hem koning over a Han 5:39
m en het andere zet-
b 2Kr 11:4 ene in Bethel,
_
heel Isra _ el maakten.j Niemand c 1Kon 12:1 te hij in Dan.n 30 En deze zaak
werd een volgeling van het huis d Ge 32:31
werd een oorzaak tot zonde,o en
van David _ dan alleen de stam Re 8:9
k
Re 8:17 het volk ging vervolgens voor het
Juda.
_ e Ps 14:1
ene uit tot Dan toe.
21 Toen Rehabeam _ te Jeruza- _ f 1Kon 11:38

lem aangekomen was,l riep hij on-


g De 12:5 31 Verder maakte hij een huis
1Kon 8:29
middellijk het gehele huis van 1Kon 11:32 der hoge plaatsenp en maakte
Juda
_ en de stam Benjamin _ m bijeen, h Sp 29:25 priesters uit het volk in het al-
i Jes 30:1
honderd tachtig duizend uitgele- j Ex 20:4
gemeen, die niet tot de zonen
zen strijdbare mannen, om tegen 2Kon 10:29 van Levi_ behoorden.q 32 Voorts
¨ 2Kr 11:15
maakte Jerobeam _ een feest in
het huis van Isra _ el te strijden, ten Han 17:29

einde het koningschap terug te k Ex 32:4 de achtste maand, op de vijftien-


2Kon 17:41
brengen aan Rehabeam, _ de zoon l Ex 32:8
de dag van de maand, gelijk aan
van Salomo. _ 22 Maar het woord m Ge 12:8 het feest dat in Juda _ was,r op-
Ge 28:19
van de [ware] God kwam tot Sema- _ n Ge 14:14
dat hij offers kon brengen op het
ja,n de man van de [ware] God,o en De 34:1 altaar dat hij te Bethel _ gemaakt
Re 18:29
luidde: 23 „Zeg tot Rehabeam, _ Re 20:1 had, om slachtoffers te brengen
de zoon van Salomo, _ de koning 2Kon 10:29 aan de kalveren die hij gemaakt
o 1Kon 13:34 s de pries-
van Juda, _ en tot heel het huis 2Kon 10:31 had; en hij liet te Bethel _
van Juda _ en Benjamin _ en de rest 2Kon 17:21
ters der hoge plaatsen, die hij
p 1Kon 13:32
van het volk: 24 ’Dit heeft Je- Ez 16:25 gemaakt had, dienst verrichten.
hovah gezegd: „GIJ moogt niet op- q Nu 3:10
1Kon 13:33
33 En hij ging offers brengen op
trekken en strijden tegen UW broe- 2Kr 11:14 het altaar dat hij te Bethel _ ge-
¨ 2Kr 13:9
ders, de zonen van Isra _ el.p Keert r Le 23:34
maakt had, op de vijftiende dag
terug, ieder naar zijn huis, want Nu 29:12 in de achtste maand, in de maand
´´ 1Kon 8:2
op aandrang van mıj is deze zaak s Am 7:13
die hij zelf verzonnen had; t voorts
geschied.” ’ ”q Zij dan gehoorzaam- t 2Kor 11:14 maakte hij een feest voor de zo-
473 Altaar scheurt. Profeet te Bethel 1 KONINGEN 13:1-18
¨ HFDST. 12
nen van Isra
_ el en bracht offers op en verkwik u,a en laat mij u een ge-
het altaar om offerrook te bren- a 1Kor 10:20 schenk geven.”b 8 Maar de man
gen.a van de [ware] God zei tot de ko-
En zie, daar was een man b HFDST. 13 ning: „Ook al zoudt gij mij de helft
13 Gods die door het woord
van Jehovah uit Juda
_ naar Bethel
_
c b 2Kon 23:17
c 1Kon 20:35
van uw huis geven,c ik zou niet
met u meegaand en geen brood
was gekomen, terwijl Jerobeam _
Jes 1:2
Jer 25:3
eten noch water drinken in deze
bij het altaar d stond om offerrook d 1Kon 12:32
plaats. 9 Want zo heeft hij mij
te brengen. e 2 Toen riep hij te- Am 3:14 door het woord van Jehovah ge-
gen het altaar, door het woord e Nu 16:40 boden door te zeggen: ’Gij moogt
2Kr 26:18
van Jehovah, en zei: „O altaar, Jer 11:12 geen brood etene noch water drin-
altaar, dit heeft Jehovah gezegd: f 2Kon 21:24 ken, en gij moogt niet terugkeren
’Zie! Een zoon, geboren aan het
2Kon 22:1 langs de weg die gij zijt gegaan.’ ”
2Kon 23:15
huis van David, _ wiens naam is 2Kon 23:29 10 Toen ging hij langs een andere
Jos _ia! f En hij zal stellig op u de
2Kr 34:33
weg, en hij keerde niet terug langs
priesters der hoge plaatsen offe-
g 2Kon 23:16
2Kr 34:5
de weg waarlangs hij naar Bethel _
ren, die offerrook op u brengen, h De 13:1
gekomen was.
en mensenbeenderen zal hij op u Re 6:17 11 En een zekere oude profeetf
1Sa 2:34
verbranden.’ ”g 3 En hij gaf op Jes 20:3 woonde te Bethel,
_ en zijn zonen
die dag een voortekenh en zei: „Dit 1Kor 1:22 kwamen nu binnen en verhaalden
is het voorteken waarvan Jeho- i 2Kr 16:10
Ps 105:15
hem al het werk dat de man van
vah gesproken heeft: Zie! Het al- Jer 20:2 de [ware] God die dag te Bethel
_
taar wordt vaneengescheurd, en j 2Kon 6:18 had gedaan [en] de woorden die
Han 5:39
de vettige as die erop is, zal stel- Han 13:11 hij tot de koning had gesproken,
lig uitgestort worden.” k De 18:22 en zij verhaalden ze voorts aan
4 Nu gebeurde het dat zodra de l Ex 10:17
hun vader. 12 Toen sprak hun
koning het woord van de man van Nu 21:7 vader tot hen: „Welke weg is hij
Jer 37:3
de [ware] God hoorde, dat hij te- Han 8:24 dan gegaan?” Zijn zonen wezen
gen het altaar te Bethel_ uitgeroe- Jak 5:16 hem derhalve de weg welke de
pen had, Jerobeam _ terstond van m 1Sa 12:23 man van de [ware] God die uit
het altaar af zijn hand uitstak n Ex 4:7
Nu 12:13
Juda
_ was gekomen, was gegaan.
en zei: „Grijpt hem!”i Onmiddellijk 13 Nu zei hij tot zijn zonen: „Za-

verdorde zijn hand die hij tegen delt de ezel voor mij.” Bijgevolg
2e kolom
hem uitgestoken had, en hij kon zadelden zij de ezelg voor hem, en
a Re 13:15
haar niet weer tot zich trekken.j Re 19:21
hij reed erop weg.
5 En het altaar zelf werd vaneen- b 1Kon 14:3 14 En hij ging de man van de
gescheurd, zodat de vettige as van 2Kon 5:15
Jer 40:5
[ware] God achterna en trof hem
het altaar werd uitgestort, over- c Nu 22:18
ten slotte terwijl hij onder de gro-
eenkomstig het voorteken dat de Es 5:3 te boom gezeten was.h Toen zei hij
Es 7:2
man van de [ware] God door het Mr 6:23
tot hem: „Zijt gij de man van de
woord van Jehovah had gegeven.k d 2Kon 5:16
[ware] God die uit Juda
_ gekomen
6 Nu nam de koning het woord Ps 139:21 is?”,i waarop hij zei: „Dat ben ik.”
en zei tot de man van de [ware] e Ps 141:4 15 Vervolgens zei hij tot hem: „Ga
1Kor 5:11
God: „Vermurw alstublieft het Ef 5:11 met mij naar huis en eet brood.”
aangezicht van Jehovah, uw God, 2Jo 11
Opb 18:4
16 Maar hij zei: „Ik kan niet met
en bid ten behoeve van mij dat f 1Sa 10:10
u teruggaan of bij u binnenko-
mijn hand tot mij mag terug- Ez 13:2 men, en ik mag met u geen brood
Am 3:7
komen.”l Hierop vermurwde m de eten noch water drinken in deze
g Nu 22:21
man van de [ware] God het aan- Re 5:10
plaats.j 17 Want er is tot mij
gezicht van Jehovah, zodat de 2Sa 19:26 gesproken door het woord van
hand van de koning tot hem te- h 1Kon 19:4 Jehovah: k ’Gij moogt daar geen
rugkwam, en ze werd weer als i 1Kon 13:1 brood eten noch water drinken.
voorheen.n 7 Vervolgens zei de j Nu 22:13 Gij moogt niet weer teruggaan
koning tot de man van de [ware] k De 13:3 langs de weg waarlangs gij zijt
God: „Kom toch met mij naar huis l 1Kon 13:9 gegaan.’ ”l 18 Hierop zei hij tot
1 KONINGEN 13:19-34 Leeuw doodt ongehoorzame profeet 474
hem: „Ook ik ben een profeet, ge- HFDST. 13 het bevel van Jehovah; a en daar-
lijk gij, en een engela zelf heeft a Nu 22:35 om heeft Jehovah hem aan de
Re 6:11
tot mij gesproken door het woord Ga 1:8 leeuw overgeleverd, opdat die hem
van Jehovah en gezegd: ’Laat hem zou verbrijzelen en hem ter dood
b Le 19:11
met u terugkeren naar uw huis, De 18:20
zou brengen, overeenkomstig het
opdat hij brood kan eten en wa- Jer 29:31 woord van Jehovah dat hij tot
Ez 13:9
ter kan drinken.’ ” (Hij bedroog Mt 7:15 hem gesproken heeft.”b 27 Ver-
hem.)b 19 Hij keerde dus met 2Pe 2:1
1Jo 4:1
volgens sprak hij tot zijn zonen
hem terug, opdat hij in zijn huis en zei: „Zadelt de ezel voor mij.”
brood kon eten en water kon drin- c Sp 23:8 Zij zadelden die dus.c 28 Toen
ken.c ging hij op weg en vond het dode
d Nu 23:5
20 Terwijl zij nu aan tafel zaten, Nu 23:16 lichaam van hem neergeworpen
gebeurde het dat het woordd van Nu 24:4 op de weg, met de ezel en de
Jehovah tot de profeet kwam die leeuw die naast het dode lichaam
e Nu 20:24
hem had teruggebracht; 21 en Nu 22:32 stonden. De leeuw had het dode
hij riep nu tot de man van de lichaam niet opgegeten en even-
f Ps 119:4
[ware] God die uit Juda
_ was ge- Sp 19:16
min de ezel verbrijzeld.d 29 Nu
komen en zei: „Dit heeft Jehovah 1Jo 5:3 nam de profeet het dode lichaam
gezegd: ’Omdat gij weerspannig van de man van de [ware] God en
g 1Kon 13:30
zijt geweeste tegen het bevel van 2Kon 23:18 legde hem op de ezel en bracht
Jehovah en u niet gehouden hebt hem terug. Zo kwam hij in de
h 1Kon 20:36
aan het gebod dat Jehovah, uw 2Kon 17:25
stad van de oude profeet om over
God, u geboden heeft,f 22 maar Am 5:19 hem te weeklagen en hem te be-
teruggekeerd zijt om brood te graven. 30 Bijgevolg legde hij
i 2Sa 6:7
kunnen eten en water te kun- Na 1:2 zijn dode lichaam in zijn eigen
nen drinken op de plaats waar-
grafstede; en men bleef over hem
van hij tot u gesproken heeft: 2e kolom
weeklagen: e „Wat jammer, mijn
„Eet geen brood en drink geen a 1Kon 13:9
broeder!” 31 Nu geschiedde het
water”, zal uw dode lichaam niet nadat hij hem begraven had, dat
in de grafstede van uw voorva- b 1Kon 13:21 hij voorts tot zijn zonen zei: „Wan-
Sp 11:31
ders komen.’ ”g Heb 12:29 neer ik sterf, moet GIJ mij be-
23 Nu geschiedde het nadat hij graven in de grafstede waarin de
brood gegeten had en nadat hij c 1Kon 13:13 man van de [ware] God begraven
´´
gedronken had, dat hij terstond is. Legt naast zijn gebeente mıjn
d Da 6:22
de ezel voor hem zadelde, dat wil gebeente neer.f 32 Want zonder
zeggen voor de profeet die hij had e Han 8:2 mankeren zal het woord geschie-
teruggebracht. 24 En hij ging deng dat hij door het woord van
f 2Kon 23:18
op weg. Later trof hem een leeuwh Heb 11:22
Jehovah heeft uitgeroepen tegen
aan op de weg en bracht hem ter het altaar h dat te Bethel
_ is en te-
dood,i en zijn dode lichaam werd g Nu 23:19 gen alle huizen van de hoge plaat-
Jes 55:11 i
op de weg geworpen. En de ezel sen die in de steden van Samaria_
stond ernaast, en de leeuw stond h 1Kon 12:29 zijn.”j
2Kon 23:15
naast het dode lichaam. 25 En 33 Na dit voorval keerde Jero- _
zie, er kwamen mannen voorbij, i Le 26:30 beam zich niet af van zijn slech-
zodat zij toen het dode lichaam 1Kon 12:31 te weg, maar hij ging opnieuw
neergeworpen op de weg zagen priesters der hoge plaatsen uit
j 2Kon 23:19
en de leeuw naast het dode li- het volk in het algemeen maken.k
chaam zagen staan. Voorts kwa- k 1Kon 12:31 Al wie er maar lust in had, die
men zij en spraken erover in de 2Kr 11:14
placht hij de hand met macht te
stad waar de oude profeet woonde. l 2Kr 11:15
vullenl [door te zeggen]: „En laat
26 Toen de profeet die hem van hem [een van de] priesters der
de weg had teruggebracht, het m 1Kon 12:30 hoge plaatsen worden.” 34 En
1Kon 16:31
hoorde, zei hij onmiddellijk: „Het 2Kon 3:3 in deze zaak ontstond er een oor-
is de man van de [ware] God die 2Kon 10:31
2Kon 13:2
zaak tot zonde van de zijde van
weerspannig is geweest tegen het huis van Jerobeam m en een
2Kon 17:21 _
475 Ahia spreekt oordeel over Jerobeam uit 1 KONINGEN 14:1-16
aanleiding om hen te verdelgen HFDST. 13 volgde door alleen te doen wat
en van de oppervlakte van de a 1Kon 14:10 recht was in mijn ogen,a 9 maar
1Kon 15:29
aardbodem uit te roeien.a 2Kon 17:23 gij nog erger zijt gaan ´ ´ hande-
Toentertijd werd Ab _ia, de len dan allen die er voor u ble-
14 zoon van Jerobeam,
_
2 Daarom zei Jerobeam
_
ziek.
tot zijn
b HFDST. 14
b 2Sa 12:15
ken te zijn, en zijt heengegaan
en u een andere godb en gegoten
beelden hebt gemaakt, c
vrouw: „Sta alstublieft op, en gij 1Kon 14:12
´´ om mij te
c 1Sa 28:8
moet u vermommen,c opdat men 2Sa 14:2
krenken,d en mıj achter uw rug
1Kon 22:30 hebt geworpen — 10 daarom, e
niet weet dat gij de vrouw van d 1Kon 12:15
Jerobeam
_ zijt, en gij moet naar e 1Kon 11:31 zie, breng ik rampspoed over het
S _ilo gaan. Zie! Daar is de profeet f 1Sa 9:7 huis van Jerobeam, _ en ik zal stel-
1Kon 13:7
Ah _ia.d Hij is het die met betrek- 2Kon 4:42 lig van Jerobeam _ afsnijden al wie
king tot mij gesproken heeft dat
g Jer 19:1 tegen een muur watert,f een hul- ¨
h Ge 33:8
ik koning over dit volk zou wor- 2Kon 5:15 peloze en waardeloze in Isra _ el; g
den.e 3 En gij moet in uw hand
i 2Kon 8:8 en ik zal inderdaad een flinke op-
j Joz 18:1
tien brodenf nemen en bestrooide 1Sa 4:3 ruiming achter het huis van Jero- _
koeken en een pulg honing, en
1Kon 11:29 beam houden,h net zoals men de
´ ´ gij Jer 7:12
drek opruimt totdat er niets meer
moet naar hem toe gaan.h Hıj zal k Ge 27:1
Ge 48:10
u stellig te kennen geven wat er De 27:18
van over is.i 11 Wie van Jero- _
met de jongen gebeuren zal.”i 1Sa 3:2 beam in de stad sterft, die zullen
Ps 90:10 j
4 En de vrouw van Jerobeam de honden opeten; en wie op het
_ Pr 12:3

deed toen aldus. Dientengevolge


l Sp 21:30 veld sterft, die zal door het ge-
Jer 32:19
stond zij op en ging naar S _ilo j en Lu 20:20 vogelte van de hemel opgegeten
kwam bij het huis van Ah _ia. Ah _ia
Heb 4:13
m Job 5:13
worden,k want Jehovah zelf heeft
zelf nu kon niet zien, want zijn Ps 33:10 het gesproken.” ’
n 1Kon 11:31
ogen waren star geworden wegens 1Kon 12:20 12 Wat uzelf betreft, sta op, ga
zijn ouderdom.k 1Kon 16:2 naar uw huis. Wanneer uw voe-
o 1Kon 12:16
5 En Jehovah zelf had tot Ah _ia ten de stad betreden, zal het kind

gezegd: „Zie, de vrouw van Jero- _ stellig sterven. 13 En heel Isra- _
2e kolom el zal inderdaad over hem weekla-
beam komt om van u een woord
te vragen betreffende haar zoon;
a 1Kon 11:33
1Kon 15:5
genl en hem begraven, want van
want die is ziek. Zo en zo dient gij Han 13:22 Jerobeams
_ [huis] zal deze alleen
b De 32:16
tot haar te spreken. En het zal ge- Ps 96:5
in een grafstede komen; omdat in
schieden dat zij zich, zodra zij aan- Ps 115:4 hem iets goeds jegens Jehovah, de
Jes 44:9 ¨
komt, onherkenbaar zal maken.”l Jer 10:14 God van Isra _ el, gevonden is in het
m
6 Nu geschiedde het dat zodra
c De 27:15 huis van Jerobeam. _ 14 En Je-
2Kr 11:15
Ah _ia het geluid van haar voeten Jes 41:29 hovah zal ¨ zich stellig een koning
hoorde, toen zij de ingang binnen-
1Kor 8:4
d De 9:8
over Isra_ el verwekkenn die het
kwam, hij dadelijk zei: „Kom bin- Ps 78:40 huis van Jerobeam _ op de genoem-
nen, gij vrouw van Jerobeam. m
e Ne 9:26
de dag zal afsnijden, en waarom
_ Ps 50:17
o
Waarom maakt gij u onherken- Ez 23:35 niet nu reeds?
¨ 15 En Jehovah
f 1Sa 25:34
baar, terwijl ik met een harde 1Kon 16:11
zal Isra
_ el inderdaad slaan, net
boodschap tot u word gezonden?
2Kon 9:8 zoals het riet wiegelt¨ in het wa-
g De 32:36
7 Ga, zeg aan Jerobeam: _ ’Dit h 1Kon 15:29 ter; p en hij zal Isra _ el stellig uit
¨ i 2Kon 21:13 deze goede grondq die hij aan hun
heeft Jehovah, de God van Isra _ el, j 1Kon 16:4
gezegd: „Omdat ik u uit het mid- 1Kon 21:24 voorvaders gegeven heeft weg-
den van uw volk verheven heb,
k 1Sa 17:46 rukken,r en hij zal hen inderdaad
Jer 15:3
om¨ u tot leider over mijn volk Is- _ Opb 19:21 verstrooiens aan de andere zijde
rael aan te stellen,n 8 en ik ver-
l 1Sa 25:1 van de Rivier,t omdat zij hun
m 2Kr 12:12
volgens het koninkrijk van het Ez 18:14 heilige palenu gemaakt hebben,
huis van David_ heb afgescheurdo
n 1Kon 15:29 waardoor zij Jehovah krenkten.v
o Ps 103:10 ¨
en het aan u heb gegeven, en gij Pr 8:11 16 En hij zal Isra _ el opgevenw
2Pe 2:3
niet als mijn knecht David _ zijt ge- p 1Sa 12:25
r De 29:28; 2Kon 17:6; Mt 15:13; s De 28:64; 2Kon
worden, die mijn geboden onder- Jer 15:2
q De 8:7 15:29; 2Kon 18:11; t 2Sa 8:3; u De 12:3; v 1Kon
hield en die mij met heel zijn hart Joz 23:15 14:9; w De 28:63.
1 KONINGEN 14:17–15:4 Egypte valt Juda binnen. Abiam 476
wegens de zonden van Jerobeam _ HFDST. 14 de jaar van koning Rehabeam _ dat
waarmee hij gezondigd heeft en a 1Kon 12:30 S _isak,a de koning van Egypte, _ te-
¨ 1Kon 13:34
waarmee hij Isra _ el heeft doen zon- 1Kon 14:9 gen Jeruzalem
_ optrok. 26 En
Mt 18:7
digen.”a b Joz 12:24
hij nam toen de schatten van het
17 Nu stond Jerobeams _ vrouw 1Kon 15:33 huis van Jehovah en de schat-
1Kon 16:8
op en ging heen en kwam te T _ir- c 2Kr 12:15
ten van het huis van de koning
za.b Toen zij de drempel van het 2Kr 13:3 mee; b en alles nam hij mee.c En hij
huis betrad, stierf de jongen. d 1Kon 15:31
1Kon 16:5
nam verder al de gouden schilden
18 Men begroef hem dus, en heel 1Kon 22:39 mee die Salomo _ gemaakt had.d
¨ e 2Kr 13:20
27 Dientengevolge maakte ko-
Isra
_ el ging over hem weeklagen, Job 14:12
overeenkomstig het woord van f 1Kon 15:25 ning Rehabeam_ in plaats daar-
Jehovah dat hij door bemiddeling g 1Kon 11:43
2Kr 12:1
van koperen schilden, en hij ver-
van zijn knecht, de profeet Ah _ia, h 1Kon 8:16 trouwde ze toe aan de hoede van
gesproken had. 1Kon 11:36
2Kr 12:13
de oversten der hardlopers,e die de
19 En de rest van de aangele- i Ps 78:68 wacht hielden aan de ingang van
genheden van Jerobeam, _ hoe hij
Ps 132:13 het huis van de koning.f 28 En
j Ex 20:24
gestredenc en hoe hij geregeerd De 12:5 het gebeurde dan dat zo dikwijls
heeft, zie, dat is beschreven in
k 1Kon 11:1
2Kr 12:13
de koning naar het huis van Jeho-
het boekd van de aangelegenhe- l Re 3:7 vah ging, de hardlopers ze telkens
den van de dagen der koningen
2Kon 17:19
2Kr 12:1
meedroegen, en zij brachten ze
¨ weer terug naar het wachtlokaal
van Isra _ el. 20 En de dagen dat Jer 3:8

Jerobeam
_ ¨ geregeerd heeft, waren
m Ex 34:14
De 4:24
van de hardlopers.g
tweeentwintig jaar, waarna hij Ps 78:58 29 En de rest van de aangele-
Jes 65:2
zich bij zijn voorvaders neerleg- 1Kor 10:22 genheden van Rehabeam _ en alles
de; e en zijn zoon Nadab _ f begon in n Re 3:7 wat hij gedaan heeft, is dat niet be-
1Kon 11:7
zijn plaats te regeren. o De 12:3 schreven in het boekh van de aan-
21 Wat Rehabeam, _ g de zoon van p Le 26:1 gelegenheden van de tijden der ko-
2Kon 3:2
Salomo,
_ betreft, hij was koning ge- q 2Kon 21:3
ningen van Juda? _ 30 En er werd
worden in Juda. _ Eenenveertig jaar r Jes 65:7 altijd oorlog gevoerd tussen Reha- _
Jer 2:20 i
oud was Rehabeam _ toen hij be- Ho 4:13
beam en Jerobeam. _ 31 Ten slot-
gon te regeren, en zeventien jaar s De 12:2 te legde Rehabeam _ zich neer bij
2Kr 28:4
heeft hij geregeerd te Jeruzalem, _ Jes 57:5 zijn voorvaders en werd bij zijn
de stadh die Jehovah uit alle stam- t De 23:17 voorvaders begraven in de Stad
¨ 1Kon 15:12
van David.
_ j En de naam van zijn
men van Isra _ el gekozen hadi om 1Kon 22:46 ¨
er zijn naam te vestigen.j En¨ de u 2Kon 23:7 moeder was Na_ ama, de Ammoniti-
Ho 4:14
naam van zijn moeder was Na_ ama, sche.k En zijn zoon Ab _iaml begon

de Ammonitische.k 22 En Juda _ in zijn plaats te regeren.
2e kolom
bleef doen wat kwaad was in de En in het achttiende jaar
ogen van Jehovah,l zodat zij hem
tot jaloezie prikkeldenm door hun
a 1Kon 11:40
2Kr 12:2
b 1Kon 7:51
15 van koning Jerobeam,
zoon van Nebat,
_
_
n
de
werd Ab _iam
m

1Kon 15:18
zonden waarmee zij zondigden, 2Kon 18:15 koning over Juda._ o
2 Drie jaar
meer nog dan alles wat hun voor- 2Kon 24:13
c 2Kr 12:9
heeft hij te Jeruzalem
_ geregeerd;
vaders gedaan hadden.n 23 En en de
¨ naam van zijn moeder was
Ps 39:6
ook zij bleven zich hoge plaatseno d 1Kon 10:17
2Kr 9:15
p
Ma_ acha, de kleindochter van Ab _i-
en heilige zuilenp en heilige pa- e 1Sa 8:11 salom.q 3 En hij ging voort te
len bouwenq op elke hoge heuvelr 1Sa 22:17
wandelen in al de ´ zonden van zijn
2Sa 15:1 ´
en onder elke lommerrijke boom.s f 2Kr 12:10 vader, die deze voor hem gedaan
24 En zelfs ´ de mannelijke tempel- g 2Kr 12:11 had; en zijn hart bleek niet on-
h 1Kon 11:41
prostitue bleek in het land te zijn.t 1Kon 15:23 verdeeldr met Jehovah, zijn God,
Zij handelden overeenkomstig ¨ alle
1Kr 27:24 te zijn, zoals het hart van zijn
2Kr 12:15
verfoeilijkheden van de natien die i 1Kon 12:24 voorvader David.
_ s
4 Want ter
Jehovah van voor het aangezicht 1Kon 15:6
¨ j 1Kon 11:43
der zonen van Isra _ el had verdre- 1Kon 15:24 l 1Kr 3:10; Mt 1:7; HFDST. 15 m 1Kon 12:20;
ven.u 1Kon 22:50 n 1Kon 12:2; o 2Kr 11:22; 2Kr 13:1; p 2Kr 11:20;
k 1Kon 11:1 2Kr 13:2; q 2Kr 11:21; r 2Kon 20:3; 2Kr 25:2; 2Kr
25 Nu gebeurde het in het vijf- 2Kr 12:13 31:20; Ps 119:80; s 1Kon 11:4.
477 Asa verwijdert afgoden; neemt Rama in 1 KONINGEN 15:5-22
wille van David _ a
gaf Jehovah, zijn HFDST. 15 15 En hij ging ertoe over de din-
God, hem een lamp b in Jeruzalem _ a 2Sa 7:12 gen die zijn vader had geheiligd
Ps 89:35
door zijn zoon na hem te doen op- Jes 37:35 en de dingen die hijzelf had ge-
staan en Jeruzalem _ te laten voort- Jer 33:21
b 1Kon 11:36
heiligd, in het huis van Jehovah
bestaan,c 5 omdat David _ had ge- 2Kr 21:7 te brengen, zilver en goud en voor-
Ps 132:17
daan wat recht was in de ogen Lu 1:69
werpen.a
van Jehovah en hij al de dagen Lu 2:32 16 En er was voortdurend oor-
Jo 1:9 ¨ b
van zijn leven niet was afgewe- Jo 8:12 log tussen Asa _ ¨ en Baesa, _ de ko-
Opb 22:16
ken van iets wat Hij hem geboden ning van Isra _ el, al hun dagen.
c Ps 87:5 ¨
had,d behalve in de zaak van Ur _ia d 1Kon 14:8 17 Zo ¨ trok Baesa, _ de koning van
2Kon 22:2
de Hethiet.e 6 En er was voort- e 2Sa 11:4
Isra
_ el, tegen Juda _ op en ging
durend oorlog tussen Rehabeam _ 2Sa 11:15 Rama _ bouwen,c om niemand te
Ps 51, Ops.
en Jerobeam,_ al de dagen van zijn f 1Kon 14:30
laten uitgaan of ingaan tot Asa, _
d
leven.f 2Kr 12:15 de koning van Juda. _ 18 Daar-
g 2Kr 13:22
7 Wat de rest van de aangele- h 2Kr 13:3 op nam Asa _ al het zilver en het
genheden van Ab _iam betreft en i 2Kr 14:1 goud dat overgebleven was in de
j 1Kr 3:10
alles wat hij gedaan heeft, is dat Mt 1:7 schatten van het huis van Jeho-
niet beschreven in het boekg van k 1Kon 15:2 vah en de schatten van het huis
2Kr 11:20
de aangelegenheden van de da- 2Kr 13:2 van de koning, en stelde het zijn
gen der koningen van Juda? _ Ook
l 1Kon 15:2
2Kr 11:21
dienaren ter hand; en koning Asa _
e
was er voortdurend oorlog tus- m 2Kr 14:2 zond hen nu naar Ben-Hadad, _ de
sen Ab _iam en Jerobeam. _ h 8 Ten
2Kr 14:11
2Kr 15:17
zoon van Tabr _immon, de zoon ¨ f van
slotte legde Ab _iam zich neer bij n De 23:17 Hezion,
_ de koning van Syri _ e, die
1Kon 14:24 g
zijn voorvaders, en men begroef 1Kon 22:46
te Damaskus _ woonde, en liet zeg-
hem in de Stad van David; i en 1Kor 6:9 gen: 19 „Er is een verbond tus-
_ o Ex 20:4
zijn zoon Asa j begon in zijn plaats sen mij en u, tussen mijn vader
_ 2Kr 14:3

te regeren.
Jer 10:14 en uw vader. Zie, ik heb u een
p 1Kon 11:7
1Kon 14:23 geschenkh van zilver en goud ge-
9 In het twintigste jaar van zonden. Kom, verbreek toch uw
¨ Ez 20:18
¨
Jerobeam,
_ de koning van Isra _ el, q 2Kr 11:20
verbond met Baesa, _ de koning
r De 13:6
regeerde Asa _ als koning van ¨
2Kr 15:16 van Isra _ el, opdat hij van mij weg-
Juda.
_ 10 En eenenveertig jaar Za 13:3
Mt 10:37 trekt.”i 20 Bijgevolg luisterde
heeft hij te Jeruzalem _ geregeerd; Lu 12:53
Ben-Hadad _ naar koning Asa _ en
s De 7:5
en de naam van zijn grootmoe- zond de oversten van de strijd-
¨ 2Kon 18:4
der was Ma_ acha,k de kleindochter 2Kr 34:4
krachten die hij
van Ab _isalom.l 11 En Asa _ deed
t 2Sa 15:23 ¨ had, tegen de
Jo 18:1 steden van Isra _ el en sloeg vervol-
voorts wat recht was in de ogen u De 9:21
gens¨ Ijon _ j
en Dank en Abel-Beth- _
v Nu 33:52
van Jehovah, evenals zijn voorva- De 12:2 Ma_ achal en heel K _innereth, tot
der David. m 12 Bijgevolg liet hij 1Kon 22:43
_ ´ w 1Sa 9:12 aan heel het land van Naftali. _ m
de mannelijke tempelprostitues x 1Kon 8:61 21 Nu geschiedde het dat zodra
uit het land verdwijnenn en ver- 2Kr 15:17 ¨
Baesa _ het hoorde, hij de bouw
wijderde hij alle drekgodeno die
aan Rama _ onmiddellijk staakte n
zijn voorvaders gemaakt hadden.p 2e kolom
en te T _irzao bleef wonen. 22 En
13 Zelfs wat zijn grootmoeder a 1Kr 26:26
koning Asa _ riep van zijn kant heel
¨ 2Kr 15:18
Ma_ achaq betreft, hij ontzette haar b 1Kon 15:32 Juda
_ op p — niemand werd vrij-
voorts uit [de waardigheid van] 1Kon 16:3
1Kon 16:12
gesteld — en zij droegen voorts
Vrouwe,r omdat zij een afschuwe- 2Kr 16:3 de stenen van Rama _ en ¨ de bal-
c Joz 18:25
lijk afgodsbeeld voor de heilige 2Kr 16:1 ken ervan, waarmee Baesa _ aan
paal had gemaakt, waarna Asa _ d 1Kon 12:27 het bouwen was geweest, weg;
2Kr 11:14
haar afschuwelijke afgodsbeeld e 2Kr 16:2 en koning Asa _ bouwde daar-
s
omhieuw en het in het stroom- f 2Kr 16:7
2Kr 16:9
mee toen Geba _ q in Benjamin, _ en
dal van de K _idront verbrandde.u g Ge 15:2 M _izpa. r

14 En de hoge plaatsenv verwij- 1Kon 11:24


Jer 49:27
derde hij niet.w Niettemin bleek Am 1:5 k Re 18:29; 1Kon 12:29; l 2Sa 20:14; m 2Kr 16:4;
h Sp 17:8 n 2Kr 16:5; o 1Kon 14:17; Hgl 6:4; p 2Kr 16:6;
Asa’s
_ hart zelf al zijn dagen on- i 2Kr 16:3 q Joz 18:24; Joz 21:17; r Joz 18:26; Re 20:1; 1Sa
verdeeld met Jehovah te zijn.x j 2Kon 15:29 7:5; Jer 40:6.
1 KONINGEN 15:23–16:7 Jerobeams huis afgesneden 478
23 Wat de rest van alle aange- HFDST. 15 gedaan heeft, is dat niet beschre-
legenheden van Asa _ betreft en a 1Kon 14:29 ven in het boeka van de aange-
2Kr 16:11
al zijn machtsbetoon en alles wat legenheden van ¨ de dagen der ko-
b Ps 90:10
hij gedaan heeft en de steden die ningen van Isra _ el? 32 En er was
c 2Kr 16:12
hij gebouwd heeft, is dat niet be- Pr 12:1 voortdurend
¨ oorlog tussen Asa _ ¨ en
schreven in het boeka van de aan- d 2Kr 16:13 Baesa,_ de koning van Isra _ el, al
gelegenheden van de dagen der e 2Kr 16:14 hun dagen.b
koningen van Juda? _ Alleen werd f 1Kon 22:42 33 In het derde jaar van Asa, _¨ de
hij ten tijde van zijn ouderdomb 2Kr 17:4
2Kr 18:1
koning van Juda, _ werd Baesa,_ de
ziek aan zijn voeten.c 24 Ten 2Kr 19:4 zoon¨ van Ah _ia, koning over heel
2Kr 20:25
slotte legde Asa _ zich neer bij zijn Mt 1:8 Isra
_ el te T _irza, voor vierentwin-
voorvaders d en werd bij zijn voor- g 1Kon 14:20 tig jaar.c 34 En hij deed voort-
vaders begraven in de Stad van h 1Kon 14:9 durend wat kwaad was in de ogen
David,
_ zijn voorvader; e en zijn 1Kon 16:7 van Jehovahd en ging voort te
1Kon 16:25 e
zoon Josafat _ f begon in zijn plaats
1Kon 16:30 wandelen in de weg van Jerobeam _
te regeren. i 1Kon 12:28 en ¨ in diens zonde, waarmee hij Is- _
25 Wat Nadab _ g
betreft, de zoon 1Kon 13:33 rael had doen zondigen.f
j 1Kon 12:30
van Jerobeam, _ ¨ hij werd koning Het woord van Jehovah
over Isra
van Asa, _
_ el in het tweede jaar
de koning van Juda; _ ¨ en
1Kon 14:16
k 1Kon 15:16
l Joz 19:44
16 kwam nu tot Jehu,
van Hanani,
_ h
_ ¨
tegen Baesa
_
de zoon
en luid-
g

hij bleef twee jaar over Isra _ el re- Joz 21:23


de: 2 „Aangezien ik u uit het
1Kon 16:15
geren. 26 En hij deed voortdu- m 1Kon 14:6 stof heb verheveni om u¨ tot lei-
rend wat kwaad was h in de ogen n 1Kon 14:10 der over mijn volk Isra _ el aan te
van Jehovah en ging voort te Ps 21:10 stellen,j maar gij de weg van Je-
wandelen in de weg van zijn va- o 1Kon 14:9 robeam
_ zijt gaan bewandelen k en
der i en in diens zonde, waar- ¨
¨ p Jer 7:19 aldus mijn volk Isra _ el hebt doen
mee hij Isra _ el had ¨ doen zondi- zondigen om mij met hun zon-
gen.j 27 En Baesa, _ k de zoon van
2e kolom den te krenken,l 3 zie, ik houd
Ah _ia, van het huis Issaschar, _ zet- ¨
a 1Kon 14:19 een flinke opruiming achter Bae- _
te een samenzwering tegen hem sa en achter zijn huis, en ik zal zijn
¨ b 2Kr 12:15
op touw; en Baesa _ sloeg hem ten c 1Kon 16:8 huis stellig maken gelijk het huis
slotte neer bij G _ibbethon,l dat van Jerobeam, de zoon van
aan de Filistijnen behoorde, ter-
d 1Kon 16:7 _ ¨ Ne- _
¨ e 1Kon 12:28 bat.m 4 Al wie er van Baesa _ in
wijl Nadab _ en heel Isra _ el G _ibbe- 1Kon 13:33 de stad sterft, die zullen de hon-
thon ¨ belegerden. 28 Zo bracht
f 1Kon 14:9 den opeten; en al wie er van hem
Jes 1:4
Baesa _ hem ter dood in het derde op het veld sterft, die zal door het
jaar van Asa, de koning van Juda,
_ _ gevogelte van de hemel opgegeten
en begon in zijn plaats te rege- HFDST. 16 worden.”n
ren.m 29 Het geschiedde nu zo- g 2Kr 19:2
5 Wat de rest van¨ de aange-
2Kr 20:34
dra hij koning geworden was, dat legenheden van Baesa _ betreft
h 2Kr 16:7
hij het gehele huis van Jerobeam _ en wat hij gedaan heeft en zijn
i 1Sa 2:8
neersloeg. Hij liet van Jerobeams _ Ps 113:7 machtsbetoon, is dat niet beschre-
[huis] niemand over die adem j Ps 75:7 ven in het boeko van de aange-
Lu 1:52
had, totdat hij hen verdelgd had, legenheden van de
k 1Kon 13:33 ¨ dagen der ko-
overeenkomstig het woord van ningen van Isra
_ el? 6 Ten slotte
l 1Kon 14:16 ¨
Jehovah, dat hij door bemidde- legde Baesa _ zich neer bij zijn voor-
m 1Kon 14:10
ling van zijn knecht Ah _ia, de Si- 1Kon 15:29 vaders en werd begraven te T _ir-
loniet, gesproken had,n 30 we- n 1Kon 14:11 za; p en zijn zoon Ela begon in zijn
_
gens de zonden van Jerobeam _ Job 21:19 plaats te regeren. 7 En ook door
waarmee hij gezondigd ¨ hado en o 1Kon 14:19 bemiddeling van de profeet Jehu, _
1Kon 15:31
waarmee hij Isra _ el had doen zon- de zoon van Hanani, _ was Jeho-
p 1Kon 15:21 ¨
digen, [en] om zijn krenken waar- 1Kon 15:33 vah’s woord gekomen tegen Bae- _
mee ¨ hij Jehovah, de God van Is- _ q Ex 20:5 sa en zijn huis,q zowel wegens al
rael, had gekrenkt.p 31 Wat de Ex 34:7 het kwaad dat hij in de ogen van
rest van de aangelegenheden van r Ps 115:4
Jes 2:8
Jehovah bedreven had, door hem
Nadab
_ betreft en alles wat hij Jes 44:9 met het werk van zijn handenr te
¨
479 Baesa’s huis afgesneden. Zimri. Omri 1 KONINGEN 16:8-26
HFDST. 16
¨
krenken,a opdat het zou worden gen.” Daarom maakte heel Isra _ el
a
gelijk het huis van Jerobeam, _ als- a 1Kon 16:13 die dag in de legerplaats Omri, _
ook omdat hij hem neergeslagen b 1Kon 14:14 de legeroverste, koning over Is- _
b 1Kon 15:27 ¨ ¨
had. rael. 17 Omri _ en heel Isra
_ el met
8 In het zesentwintigste jaar c 2Kon 9:31 hem trokken nu van G _ibbethon op
van Asa, _ de koning van Juda, _ d Ge 24:2 en sloegen vervolgens het beleg b
¨ voor T _irza. 18 Het geschiedde
werd Ela, _ de zoon van Baesa, _ ko- Ge 39:4
¨ nu dat zodra Z _imri zag dat de
ning over Isra _ el te T _irza, voor e Sp 20:1
twee jaar. 9 En zijn dienaar Sp 31:4
Lu 21:34
stad ingenomen was, hij daarop
Z _imri,c de overste van de helft de woontoren van het huis van
f 2Kon 9:31
van de wagens, zette een samen- de koning binnenging en het huis
zwering tegen hem op touw, ter- g 1Sa 25:22 van de koning boven zich met
1Kon 14:10
wijl hij zich te T _irza in het huis 2Kon 9:8 vuur verbrandde, zodat hij stierf,c
van Arza, _ die over de huishou- h Nu 35:19
19 om zijn zonden waarmee hij
ding te T _irza ging,d bedronk.e Nu 35:31 gezondigd had door te doen wat
10 Voorts kwam Z _imri binnen en i Ps 9:5 kwaad was in de ogen van Jeho-
sloeg hem neer f en bracht hem Ps 109:13 vah,d door te wandelen in de weg
ter dood in het zevenentwintig- j 1Kon 16:3 van Jerobeam _ en in diens zon-
¨
ste jaar van Asa, _ de koning van k 1Kon 16:1
de, die hij begaan had door Isra _ el
Juda,
_ en begon in zijn plaats te te doen zondigen.e 20 Wat de
l 1Kon 16:6
regeren. 11 Nu geschiedde het rest van de aangelegenheden van
toen hij begon te regeren, dat hij, m De 32:21 Z _imri betreft en zijn samenzwe-
1Sa 12:21
zodra hij op zijn troon zat, heel 2Kon 17:15 ring waarmee hij samengezworen
¨ heeft, is dat niet beschreven in
het huis van Baesa _ neersloeg. Hij Jes 41:29
Jer 10:14
liet van hem niemand over die te- Han 14:15 het boekf van de aangelegenheden
Ro 1:23
van
gen een muur watert,g noch zijn 1Kor 8:4 ¨ de dagen der koningen van Is- _
bloedwrekers,h noch zijn vrien- 1Kor 10:19 rael?
den. 12 Zo verdelgde Z _imri het n 1Kon 14:19 21 ¨ Het was toen dat het volk
¨ i overeen-
gehele huis van Baesa, _ Isra
_ el zich in twee delen ging ver-
o Job 20:5 ´
komstig het woord van Jehovahj delen.g Een deel van het volk ging
p Joz 19:44
dat hij door bemiddeling van de T _ibni, de zoon van G _inath, volgen
¨ Joz 21:23
profeet Jehu _ tegen Baesa _ gespro- 1Kon 15:27 om hem koning te maken, en het
ken had,k ¨ 13 wegens alle zon- andere deel ging Omri _ volgen.
den van Baesa _ en de zonden van 2e kolom 22 Ten slotte kreeg het volk dat
l
zijn zoon Ela, _ waarmee zij gezon- a 2Kon 8:26 Omri
_ volgde, de overhand over
digd hadden en waarmee zij Is- _ Sp 28:2 het volk dat T _ibni, de zoon van
¨ Mi 6:16
rael hadden doen zondigen door G _inath, volgde, zodat T _ibni de
¨ b De 20:19
Jehovah, de God van Isra _ el, met dood vond en Omri _ begon te rege-
hun ijdele afgoden te krenken.m c Re 9:54 ren.
1Sa 31:4
14 Wat de rest van de aangele- 2Sa 17:23 23 In het eenendertigste jaar
genheden van Ela _ betreft en al- Mt 27:5
van Asa, _ de koning van Juda, _
les wat hij gedaan heeft, is dat d 1Kon 15:30 werd Omri _ voor twaalf jaar ko-
niet beschreven in het boekn van Ps 9:16 ¨
ning over Isra _ el. Te T _irza heeft
de aangelegenheden van de da- e 1Kon 12:28 hij zes jaar geregeerd. 24 En hij
¨ 1Kon 14:9
gen der koningen van Isra _ el? kocht toen van Semer _ de berg Sa-
f 1Kon 14:19
15 In het zevenentwintigste 1Kon 15:31
maria_ voor twee talenten zilver,
jaar van Asa, _ de koning van Juda, _ 1Kon 16:5 waarna hij [op] de berg ging bou-
1Kon 22:39
werd Z _imri voor zeven dageno ko- wen en de naam van de stad die
ning te T _irza, terwijl het volk hij gebouwd had Samaria h noem-
g Sp 28:2
Mt 12:25
_
zich legerde tegen G _ibbethon,p de, naar de naam van Semer, _ de
h 1Kon 20:1
dat aan de Filistijnen behoorde. 1Kon 22:37
heer van de berg. 25 En Omri _
16 Ten slotte hoorde het volk dat 2Kon 17:24 deed voortdurend wat kwaad was
Am 6:1
daar gelegerd was, zeggen: „Z _im- Han 8:5 in de ogen van Jehovah en maakte ´ ´
ri heeft een samenzwering ge- i 1Kon 14:9
het nog erger dan allen die er voor
smeed en ook de koning neergesla- Mi 6:16 hem geweest waren.i 26 En hij
1 KONINGEN 16:27–17:12 Achab, Izebel. Elia. 3 1/2 jaar droogte 480
ging wandelen in heel de weg van HFDST. 16 En El _ia,a de Tisbiet, uit de
Jerobeam,
_ de zoon van Nebat,
in diens zonde, waarmee hij Isra
_
_
a
en
¨
el
a 1Kon 12:28
1Kon 13:33
17 bewoners van G _ilead,b zei
voorts tot Achab:
_ „Zo waar Jeho-
b 1Kon 16:13
¨
had doen zondigen door Jehovah, c 1Kon 14:19 vah, de God van Isra _ el, leeft,c ja,
¨ d 1Kon 16:33
de God van Isra _ el, met hun ijdele 1Kon 21:4 voor wiens aangezicht ik sta,d er
afgoden te krenken.b 27 Wat de 1Kon 21:21 zal deze jaren geen dauw of re-
2Kon 10:1
rest van de aangelegenheden van 2Kr 18:1 gen vallen,e behalve op bevel van
Omri
_ betreft, wat hij gedaan heeft e 1Kon 16:24
1Kon 20:10
mijn woord!”f
en zijn machtsbetoon waarmee hij Jes 7:9 2 Het woordg van Jehovah
f 1Kon 16:25
opgetreden is, is dat niet beschre- 1Kon 21:25 kwam nu tot hem en luidde:
ven in het boekc van de aange- 2Kon 3:2 3 „Ga hier vandaan, en gij moet
g Ze 3:2
legenheden van de dagen der ko- u naar het oosten wenden en u
¨ h 1Kon 12:28
ningen van Isra _ el? 28 Ten slotte i 1Kon 18:4 verbergenh bij het stroomdal van
1Kon 18:19
legde Omri _ zich neer bij zijn voor- 1Kon 19:1
de Krith, dat ten oosten van de
vaders en werd begraven te Sama- _ 1Kon 21:7 Jorda_ an
_ is. 4 En het moet ge-
d begon in 1Kon 21:25
ria; en zijn zoon Achab _ 2Kon 9:30 schieden dat gij uit het stroom-
zijn plaats te regeren. Opb 2:20 dal dient te drinken,i en de ravenj
j Ge 10:15
29 En wat Achab _ betreft, de 1Kon 11:1 zal ik stellig gebieden u daar van
zoon van Omri, hij werd koning k De 7:3 voedsel te voorzien.”k 5 Onmid-
¨ _ Joz 23:12
dellijk ging hij heen en deed over-
over Isra _ el in het achtendertigste l Re 2:11
jaar van Asa, _ de koning van Juda; _ Re 10:6
2Kon 10:19
eenkomstig het woord van Jeho-
en Achab,_ ¨ de zoon van Omri, _ bleef 2Kon 17:16 vah,l en zo ging hij wonen bij het
m 2Kon 10:21
tweeentwintig jaar lang te Sama- _ 2Kon 10:27
stroomdal van de Krith, dat ten
¨ oosten van de Jorda_ an
riae over Isra _ el regeren. 30 En n Ex 34:13 _ is. 6 En
2Kon 10:26
Achab,
_ de zoon van Omri, _ deed 2Kon 13:6
de raven zelf brachten hem ’s och-
toen nog erger in de ogen´ van Je- o 1Kon 14:9 tends brood en vlees en ’s avonds
´ p Joz 6:26
brood en vlees, en uit het stroom-
hovah dan allen die er voor hem Joz 23:14
geweest waren.f 31 Voorts ge- Za 1:6 dal dronk hij steeds.m 7 Maar na
schiedde het dat hij, [als was het] verloop van enkele dagen gebeur-
de onbeduidendste g zaak dat hij in 2e kolom de het dat het stroomdal opdroog-
de zonden van Jerobeam, _ h
de zoon de,n omdat er geen stortregen op
van Nebat, _ wandelde, nu Izebel, _ i
HFDST. 17 de aarde was gevallen.
¨
de dochter van¨ Ethba_ al, de koning a 1Kon 17:16 8 Het woord van Jehovah kwam
van de¨ Sidoniers,j tot vrouw namk 1Kon 17:22
1Kon 18:36
nu tot hem en luidde: o 9 „Sta
op, ga naar Sarfath, p dat aan S
en Ba_ al ging dienenl en zich voor 1Kon 18:46 _ _i-
2Kon 2:8
hem ging neerbuigen. 32 Ook don behoort, en gij moet daar wo-
¨ 2Kon 2:11
richtte hij voor Ba_ al een altaar 2Kr 21:12 nen. Zie! Ik zal daar stellig een
¨ Lu 1:17
vrouw, een weduwe, gebieden u
op in het huis m van Ba_ al dat hij te Jo 1:21
Samaria _ gebouwd had. 33 Ver- b Joz 22:9 van voedsel te voorzien.” 10 Bij-
2Kon 10:33
volgens maakte Achab _ de heilige c De 6:13 gevolg stond hij op en ging naar
paal; n en Achab deed ten slotte
_ 1Sa 19:6 Sarfath
_ en kwam bij de ingang
1Kon 22:14
meer om Jehovah, de God van Is- _ 2Kon 3:14 van de stad; en zie! een vrouw,
¨ Jer 12:16 een weduwe, was daar juist stuk-
rael, te krenkeno dan alle ´ ´ konin-
¨ d De 10:8
ken hout aan het sprokkelen. Hij
gen van Isra _ el die er v o or hem Lu 1:19

bleken te zijn. e Le 26:21


De 28:23
dan riep haar toe en zei: „Haal
¨ mij alstublieft in een vat een slok-
34 In zijn dagen heeft H _iel, de f Jer 14:22
Lu 4:25
Betheliet, Jericho _ herbouwd. Ten Jak 5:17
je water, opdat ik kan drinken.”q
koste van Ab _iram, zijn eerstgebo- g Nu 12:6 11 Toen zij daarop heenging om
rene, legde hij het fundament er-
h Ps 31:20
Ps 83:3
het te halen, riep hij haar vervol-
van, en ten koste van Segub, _ zijn i Ps 110:7 gens toe en zei: „Breng mij als-
jongste, zette hij de deuren er-
j Ps 147:9
Ro 8:28
tublieft een stukje broodr in uw
van in, overeenkomstig Jehovah’s k Ps 37:5 hand mee.” 12 Daarop zei zij:
Ps 37:25
woord dat hij door bemiddeling Mt 6:11
2Pe 2:9 m Nu 11:23; Re 15:19; Ps 37:19; n 1Kon 18:5; Job
van Jozua, _ de zoon van Nun, ge- l Ps 119:60 6:15; o Ps 36:10; p Ob 20; Lu 4:26; q Ge 24:17; Mt
sproken had.p Sp 3:5 10:42; Jo 4:7; Heb 11:37; r Ge 18:5.
481 Weduwe van Sarfath. Elia ontmoet Achab 1 KONINGEN 17:13–18:6
„Zo waar Jehovah, uw God, leeft,a HFDST. 17 deling vertoef, kwaad berokke-
ik heb geen ronde koek,b alleen a De 6:13
Jer 4:2
nen, door haar zoon ter dood te
maar een handvolc meel in de gro- b Ge 18:6 brengen?” 21 Vervolgens strek-
c Mt 15:33
te kruik en een beetje olie d in d 2Kon 4:2
te hij zich driemaal over het kind
de kleine kruik; en zie, ik ben e Klg 4:9 uita en riep tot Jehovah en zei:
f Jes 41:10
een paar stukken hout aan het g Sp 3:9
„O Jehovah, mijn God, laat toch
sprokkelen, en ik moet iets voor Mt 19:21 alstublieft de zielb van dit kind
1Pe 1:7
mijzelf en mijn zoon gaan klaar- h Ps 34:10 in hem terugkeren.” 22 Ten slot-
maken, en wij zullen het moeten Sp 3:10
Fil 4:19
te luisterde Jehovah naar El _ia’s
eten en sterven.”e i 2Kr 20:20 stem,c zodat de ziel van het kind
Mt 10:41
13 Toen zei El _ia tot haar: „Wees Lu 4:25
in hem terugkeerde en het tot le-
niet bevreesd.f Ga, doe overeen- j Ps 37:19 ven kwam.d 23 Nu nam El _ia het
Sp 11:24
komstig uw woord. Maak van wat Lu 18:27 kind en bracht het van het dak-
er is alleen eerst een kleine ron-
2Kor 9:10
k Ge 2:7
vertrek naar beneden in huis en
de koek voor mij,g en gij moet mij 2Kon 4:20 gaf het aan zijn moeder; en El _ia
Job 34:14
die hier brengen, en voor uzelf Pr 9:11 zei toen: „Zie, uw zoon leeft.”e
en uw zoon kunt gij daarna iets
l 2Sa 16:10 24 Daarop zei de vrouw tot El _ia:
2Sa 19:22
klaarmaken. 14 Want dit heeft 2Kon 3:13 „Ja, nu weet ik werkelijk dat gij
¨ Mt 8:29
een man Gods zijtf en dat Jeho-
Jehovah, de God van Isra _ el, ge- Mr 1:24

zegd: ’De grote kruik met meel,


Jo 2:4 vah’s woord in uw mond waar
m Job 13:26
die zal niet uitgeput raken, en de n 2Kon 4:10 is.”g
Han 9:37
kleine kruik met olie, die zal niet Nu geschiedde het [na] vele
leegraken tot de dag dat Jeho-
vah een stortregen geeft op de
o 2Kon 4:21
2Kon 4:32
p 1Kon 18:36
Ps 99:6
18 h
dagen dat in het derde jaar
Jehovah’s eigen woord tot El _ia
Mt 21:22
oppervlakte van de aardbodem.’ ”h kwam, dat luidde: „Ga, vertoon u

15 Zij ging dus heen en deed over- aan Achab,
_ daar ik van plan ben
2e kolom
eenkomstig El _ia’s woord; en da- regen te geven op de oppervlak-
a 2Kon 4:34
genlang bleef zij eten, zij te za- Han 20:10
te van de aardbodem.”i 2 Bijge-
men met hem en haar huisgezin.i b Ge 35:18 volg ging El _ia heen om zich aan
Jer 15:9
16 Ja, de grote kruik met meel c Ps 65:2 Achab
_ te vertonen, terwijl de hon-
raakte niet uitgeput en de klei- Sp 15:8
Han 9:40
gersnood zwaar j was in Samaria. _
ne kruik met olie raakte niet Heb 11:19 3 Intussen riep Achab_ Obadja,
_
Jak 5:16
leeg,j overeenkomstig Jehovah’s d De 32:39 die over de huishouding ging.k
woord dat hij door bemiddeling 1Sa 2:6
2Kon 4:34
(Ob adja
_ zelf nu had er blijk
van El _ia gesproken had. 2Kon 13:21 van gegeven iemand te zijn die
Lu 7:15
17 Nu gebeurde het na deze Lu 8:55 Jehovah ten zeerste vreesde. l
dingen dat de zoon van de vrouw,
Jo 5:28 4 Daarom gebeurde het dat toen
Jo 11:44 m
de meesteres van het huis, ziek Han 9:41 Izebel
_ Jehovah’s profeten af-
Han 20:10
werd, en zijn ziekte werd zo ern- Ro 14:9
sneed,n Obadja _ voorts honderd
stig dat er geen adem in hem e Heb 11:35 profeten nam en hen vijftig bij
f Jo 3:2
overbleef.k 18 Daarop zei zij tot g 1Th 2:13 vijftig in een grot verborgen hield,
El _ia: „Wat heb ik met u te ma-
1Jo 2:21 en hij voorzag hen van brood en
ken,l o man van de [ware] God? water.o) 5 Vervolgens zei Achab _
Gij zijt bij mij gekomen om mijn
HFDST. 18 tot Obadja:_ „Trek het land door
dwaling in herinnering te bren- h Lu 4:25 naar alle waterbronnen en naar
Jak 5:17
genm en mijn zoon ter dood te i Ps 65:9
alle stroomdalen. Misschien vin-
Ps 65:10 den wij groen gras,p opdat wij de
brengen.” 19 Maar hij zei tot Jer 14:22
Mt 5:45 paarden en muildieren in het le-
haar: „Geef mij uw zoon.” Toen j Le 26:26 ven kunnen houden en er niet
nam hij hem van haar boezem en De 28:24
Klg 4:9 [nog meer] van de beesten af-
droeg hem naar het dakvertrek,n k Ge 24:2
Ge 39:4 gesneden behoeven te worden.”q
waar hij woonde, en legde hem l Sp 8:13 6 Zij verdeelden dus het land on-
op zijn eigen rustbed.o 20 Nu Sp 14:26
der elkaar om erdoor te trekken.
Mal 3:16
riep hij tot Jehovah en zei: „O Je- Han 10:2
hovah, mijn God,p moet gij ook m 1Kon 16:31
n Ne 9:26
¨
o Sp 19:17; Mt 10:42; p Ps 104:14; q Jer 14:5; Joe
de weduwe bij wie ik als vreem- Ps 105:15 1:18.
¨
1 KONINGEN 18:7-26 Proef op berg Karmel: Jehovah contra Baal 482
HFDST. 18
¨
Achab
_ zelf ging alleen de ene weg de banvloeka over Isra _ el gebracht,
op, en wat Obadja _ betreft, die ging a Jer 14:3 maar gij en het huis van uw va-
alleen de andere weg op.a b 2Kon 1:8 der,b doordat GIJ de geboden van ¨
7 Terwijl Obadja _ voortging op c 1Sa 25:23 Jehovah hebt verlatenc en de Ba_ als
de weg, zie, daar kwam El _ia hem d 2Kon 8:12 zijt gaan volgen.d 19 En ¨
nu, zend
b
tegemoet. Hij herkende hem ter- e 1Pe 2:17 heen, breng heel Isra _ el bij mij op
e bijeen en ook de
stond en viel op zijn aangezichtc f 1Kon 17:18 de berg Karmel
_
en zei: „Zijt gij het, mijn heer d g De 6:13 vierhonderd
¨ vijftig profeten van
1Kon 1:29
El _ia?” 8 Hierop zei hij tot hem: Ba_ alf en de vierhonderd profeten
h 1Kon 17:3
„Ik ben het. Ga, zeg tot uw heer: e 1Kon 17:9
van de heilige paal,g die aan de
’El _ia is er.’ ” 9 Maar hij zei: „Wel- i 2Kon 2:16
tafel van Izebel
_ eten.”h 20 Toen
ke zonde f heb ik begaan dat gij Ez 3:12 zond Achab
_ een boodschap ¨ on-
Mt 4:1
uw knecht in de hand van Achab _ Han 8:39 der alle zonen van Isra _ el en bracht
i
de profeten op de berg Karmel
zoudt geven om mij ter dood te j Sp 16:14 _
brengen? 10 Zo waar Jehovah, k Ps 18:21 bijeen.
uw God, leeft,g er is geen natie of Ps 71:17
Sp 8:13
21 Nu trad El _ia op het gehe-
koninkrijk waar mijn heer u niet Pr 7:18 le volk toe en zei: „Hoe lang zult
Pr 12:1
heeft laten zoeken. Nadat men Jes 50:10
GIJ nog op twee verschillende ge-
had gezegd: ’Hij is [hier] niet’, liet l 1Kon 18:4
dachten hinken? j Indien Jehovah
hij het koninkrijk en de natie zwe- m Mt 25:35
de [ware] God is, gaat ¨ hem vol-
ren dat zij u niet konden vinden.h n Sp 22:3
gen; k maar is het Ba_ al, gaat hem
11 En nu zegt gij: ’Ga, zeg tot uw volgen.” En het volk zei hem geen
o 1Sa 4:4
heer: „El _ia is er.” ’ 12 En het zal Ps 24:10 woord terug. 22 Vervolgens zei
´ El _ia tot het volk: „Ikzelf ben als
stellig geschieden dat wanneer ık p De 6:13
´ ´ Jes 49:18 profeet van Jehovah overgeble-
van u wegga, dan Jehovah’s geesti
u zal wegvoeren, zonder dat ik
q Han 24:13
2Pe 2:10
ven,l ik alleen,
¨ terwijl de profeten
zal weten waarheen; en ik zal het Ju 8 van Ba_ al met vierhonderd vijftig
Achab
_ zijn komen melden, en hij man zijn. 23 Laat men ons nu
zal u niet vinden, en hij zal mij 2e kolom twee jonge ´ stieren
´ geven, en la-
stellig doden,j daar uw knecht zelf a Joz 7:25
ten zij zich een jonge stier uitkie-
van zijn jeugd af Jehovah heeft b Ez 3:8
zen en die in stukken snijden en
gevreesd.k 13 Is het mijn heer c Ex 20:4
op het hout leggen, maar zij die-
niet verteld wat ik gedaan heb 1Kon 9:9 nen
´ er geen vuur bij te doen. En
Jer 2:13
ık zal de andere jonge stier ge-
toen Izebel _ de profeten van Jeho- d 1Kon 16:31
reedmaken, en ik moet die op het
vah doodde, hoe ik sommigen van e Joz 19:26
hout leggen, maar ik zal er geen
de profeten van Jehovah, honderd 2Kon 2:25
Jer 46:18 vuur bij doen. 24 En GIJ moet
man, vijftig bij vijftig in een grot Am 1:2
de naam van UW god aanroepen,m
verborgen hieldl en hen van brood f Ez 13:3
en ik voor mij zal de naam van
en water bleef voorzien? m 14 En g 1Kon 16:33
Jehovah aanroepen; en het moet
nu zegt gij: ’Ga, zeg tot uw heer: h 1Kon 19:1
geschieden dat de [ware] God die
„El _ia is er.” ’ En hij zal mij stel- i 1Kon 22:6 door vuur n antwoordt, de [ware]
lig doden.”n 15 El _ia zei echter: j De 4:35 God is.”o Hierop antwoordde het
„Zo waar Jehovah der legerscha- 2Kon 17:41
Jes 42:8 gehele volk en zei: „De zaak is
reno leeft,p ja, voor wiens aange- Jer 2:11
goed.”
Ho 10:2
zicht ik sta, vandaag zal ik mij aan Mt 12:30 25 Nu¨ zei El _ia tot ´ ´ de profeten
hem vertonen.” 1Kor 10:21
2Kor 6:14 van Ba_ al: „Kiest U een jonge stier
16 Bijgevolg ging Obadja _ Achab
_ k Ex 20:5 uit en maakt hem eerst gereed,
tegemoet en deelde het hem mee; Joz 24:15 want GIJ zijt in de meerderheid;
1Sa 7:3
en dus ging Achab _ El _ia tegemoet. Ps 100:3 en roept de naam van UW god
17 Nu geschiedde het dat zo- l 1Kon 19:10 aan, maar GIJ moogt er geen vuur
dra Achab_ El _ia zag, Achab
_ on- m Re 6:31 bij doen.” 26 Bijgevolg namen
middellijk tot hem zei: „Zijt gij n De 4:24 zij de jonge stier die hij hun gaf.
het, gij die de banvloek over Is- _ Toen maakten zij hem gereed, en
¨ o Le 9:24
rael brengt?”q Re 6:21 zij bleven van de ochtend tot de
1Kr 21:26 ¨
18 Daarop zei hij: „Ik heb niet 2Kr 7:1 middag de naam van Ba_ al aanroe-
483 Jehovah is de ware God. Regen 1 KONINGEN 18:27-44
¨ HFDST. 18
pen en zeiden: „O Ba_ al, antwoord 36 Nu gebeurde het op de tijda
ons!” Maar er was geen stema en a Ps 115:7 waarop het graanoffer opstijgt,
b Ps 115:5
niemand antwoordde.b En zij ble- Ps 135:16 dat de profeet El _ia voorts nader-
ven om het altaar hinken dat zij Jes 44:18
Jes 45:20
bij trad en zei: „O Jehovah, ¨ de
gemaakt hadden. 27 Nu gebeur- God b Isaakc en Is-
Jer 10:5
Da 5:23 ¨ van Abraham,
_ _ _
de het op de middag dat El _ia de rael,d laat het heden bekend wor-
Hab 2:18 ¨
spot met hen ging drijvenc en zei: 1Kor 8:4 den dat gij God zijt in Isra _ ele en
1Kor 10:19
„Roept met luider stem, want hij 1Kor 12:2 dat ik uw knecht ben en dat ik
is een god; d want hij moet zich c Jer 10:15 door uw woordf al deze dingen
d Jes 41:23
wel met iets bezighouden, en hij e Mt 15:17 heb gedaan. 37 Antwoord mij,
moet zijn behoefte doene en zich f Re 3:24 o Jehovah, antwoord mij, opdat
1Sa 24:3
afzonderen.f Of misschien slaapt dit volk moge weten dat gij, Jeho-
g Ps 121:4 ´´
hij wel en dient hij wakker te wor- Ps 135:17 vah,g de [ware] God zijt en dat gıj
Jes 40:28
den!”g 28 Toen riepen zij met lui- h Le 19:28 hun hart hebt teruggebracht.”h
der stem en maakten zich naar De 14:1
38 Daarop viel het vuur i van Je-
i 1Sa 18:10
hun gewoonte insnijdingenh met 1Kon 22:10 hovah neer en verteerde voorts
dolken en met lansen, totdat zij j Jes 44:20
het brandoffer j en de stukken
Ga 4:8
dropen van het bloed. 29 Nu k 1Kon 19:14 hout en de stenen en het stof,
geschiedde het dat zodra de mid- l Ex 24:4
en het water dat in de geul was,
Joz 4:3
dag voorbij was en zij zich als m Ge 32:28 lekte het op.k 39 Toen het gehe-
profeten bleven gedrageni tot het Ge 33:20
le volk dit zag, vielen zij onmiddel-
Ge 35:10
opstijgen van het graanoffer, er 2Kon 17:34 lijk op hun aangezichtl en zeiden:
geen stem was en er niemand Jes 48:1
n Ex 20:25 „Jehovah is de [ware] God! Jeho-
antwoordde en er geen aandacht De 27:6 vah is de [ware] God!” 40 Nu zei
werd geschonken.j o Ge 13:18
De 12:27 El _ia tot ¨ hen: „Grijpt de profeten
30 Ten slotte zei El _ia tot het 1Kon 18:24 van Ba_ al! Laat geen enkele van
p Ge 22:9
gehele volk: „Treedt op mij toe.” Le 1:7 hen ontsnappen!” Terstond gre-
Heel het volk trad dus op hem toe. pen zij hen, waarop El _ia hen naar
Toen ging hij ertoe over het altaar 2e kolom het stroomdal van de K _isonm af-
van Jehovah dat omvergehaald voerde en hen daar afslachtte.n
a Ex 29:41
was,k te herstellen. 31 El _ia dan Ps 141:2 41 El _ia zei nu tot Achab:
_ „Ga op,
nam twaalf stenen, naar het ge- Han 3:1
b Ge 26:24 eet en drink; o want daar is het ge-
tal van de stammen der zonen van 2Kr 20:7 luid van het gedruis van een stort-
Jakob,
_ tot wie Jehovah’s woord c Ge 28:13
regen.”p 42 Toen ging Achab _ op
¨ Ge 31:53
was gekomenl dat luidde: „Isra _ el Ge 32:9 om te eten en te drinken. Wat
Ge 46:3
zal uw naam worden.”m 32 Ver- d 1Kr 29:18 El _ia betreft, hij klom naar de top
volgens bouwde hij van de stenen Mt 22:32
van de Karmel _ en hurkte toen
e Ex 20:2
een altaar n in de naam van Je- Ps 83:18 ter aarde neer q en hield¨ zijn ge-
hovaho en maakte rondom het al- Ez 36:23
zicht tussen zijn knieen gesto-
f Nu 16:28
taar een geul met ongeveer een 2Sa 7:21 ken.r 43 Daarop zei hij tot zijn
oppervlakte die met twee sea- Jo 11:42
bediende: „Klim omhoog alstu-
g 2Kr 14:11
maten zaad bezaaid kon worden. Ps 96:5 blieft. Kijk in de richting van
33 Daarna schikte hij de stukken Jes 44:6
de zee.” Hij klom dus omhoog
Da 4:37
houtp en sneed de jonge stier in h Jer 31:18 en keek en zei toen: „Er is hele-
stukken en legde hem op de stuk- Ez 18:32
Ez 33:11 maal niets.” Vervolgens zei hij:
ken hout. Nu zei hij: „Vult vier i Le 9:24 „Ga terug”, tot zevenmaal toe.s
Re 6:21
grote kruiken met water en giet 2Kr 7:1 44 Bij de zevende maal nu ge-
die uit over het brandoffer en over j 1Kon 18:23
beurde het dat hij ten slotte zei:
de stukken hout.” 34 Toen zei k 1Kon 18:24
l 2Kr 7:3 „Zie! Een wolkje als de handpalm
hij: „Doet het nog eens.” Zij de- Jak 4:10
van een man stijgt uit de zee
den het dus nog eens. Maar hij zei: m Re 5:21
Ps 83:9 op.”t Nu zei hij: „Ga op, zeg tot
„Doet het voor de derde keer.” Zij n De 13:5
Achab:
_ ’Span in! u En daal af, opdat
De 18:20
deden het dus voor de derde keer. o Pr 9:7 de stortregen u niet ophoudt!’ ”
35 Aldus liep het water rondom p 1Kon 17:1
Za 10:1
het altaar, en ook de geul vulde hij q Joz 7:6 r Ps 89:7; Heb 12:28; Jak 5:17; s Lu 18:7; t Lu
met water. Jak 5:16 12:54; u Mi 1:13.
1 KONINGEN 18:45–19:15 Elia vlucht, komt bij de berg Horeb 484
45 Nu gebeurde het ondertussen HFDST. 18 grota binnen, om er te overnach-
dat de hemel zelf zwart werd van a Ps 107:25 ten; en zie! daar was Jehovah’s
Ps 147:18
wolken en wind,a en toen kwam er Jak 5:18 woord voor hem, en het zei vervol-
een zware stortregen.b En Achab_ b 1Sa 12:18
Job 38:37
gens tot hem: „Wat hebt gij hier te
reed
¨ voort en ging heen naar J _iz- Ps 68:9 doen, El _ia?”b 10 Hierop zei hij:
c Joz 19:18
reel.c 46 De hand van Jehovah 1Kon 21:1 „Ik ben absoluut jaloers geweestc
nu bleek op El _ia te zijn,d zodat hij d Jes 8:11 ten opzichte van Jehovah, de God
Ez 3:14
zijn heupen omgordde e en vervol- der legerscharen; want de zonen
e Ex 12:11 ¨
gens voor Achab
_ uit
¨ snelde, heel 2Kon 4:29 van Isra
_ el hebben uw verbond ver-
2Kon 9:1
de weg naar J _izreel.f 1Pe 1:13 laten, d uw altaren hebben zij om-
f 1Sa 8:11
Toen vertelde Achab_ gaan vergehaalde en uw profeten heb-
19 Izebel
_ hwat El _ia allemaal ge-
daan had, ja alles, ook hoe hij al de
1Pe 2:17


HFDST. 19
ben zij met het zwaard gedood,f
zodat ik alleen ben overgeble-
profeten met het zwaard had ge- ven; g en nu zoeken zij mijn ziel,
g 1Kon 16:29
dood.i 2 Daarop zond Izebel _ een 1Kon 21:25 om die weg te nemen.”h 11 Maar
bode naar El _ia en liet zeggen: „Zo h 1Kon 16:31 het zei: „Ga naar buiten, en gij
i 1Kon 18:40
j
mogen de goden doen, en zo mo- j 1Kon 20:10 moet op de berg voor het aange-
gen zij daaraan toevoegen,k indien k Han 23:13 zicht van Jehovah gaan staan.”i
l Ex 2:15
ik morgen om deze tijd uw ziel 1Sa 27:1 En zie! Jehovah ging voorbij,j en
niet gelijk zal maken aan de ziel
Sp 16:14
Sp 22:3
een grote en sterke wind ver-
van elk van hen!” 3 En hij werd Mt 10:23 scheurde bergen en verbrijzelde
m Ge 21:31
bevreesd. Dientengevolge stond n Joz 15:28
steile rotsen voor Jehovah uit.k
hij op en ging heen ter wille van o Jon 4:6 (Jehovah was niet in de wind.)
p Nu 11:15
zijn ziell en kwam te Berseba,_ m
dat Job 3:21 En na de wind was er een aardbe-
tot Juda
_ behoort.n Toen liet hij zijn Jon 4:3 ving.l (Jehovah was niet in de aard-
q Job 30:4
bediende daar achter. 4 En hij- r Ps 34:7 beving.) 12 En na de aardbeving
zelf ging een dagreis ver de wil- s Da 10:10 was er een vuur.m (Jehovah was
Han 12:7
dernis in, en ten slotte kwam hij t 1Kon 17:12 niet in het vuur.) En na het vuur
daar en zette zich onder een ze- Jes 33:16
u Heb 1:14
was er een rustige, zachte stem.n
kere bremstruik neer.o Toen vroeg v Ps 103:13 13 Nu geschiedde het dat zodra
w Ex 24:18
hij of zijn ziel mocht sterven en De 9:9
El _ia dit hoorde, hij onmiddellijk
zei: „Het is genoeg! Neem nu, o Je- Lu 4:2 zijn gezicht in zijn ambtsgewaad
x Ex 3:1
hovah, mijn ziel weg,p want ik Ex 19:18 hulde o en naar buiten ging en aan
ben niet beter dan mijn voorva- Mal 4:4 de ingang van de grot bleef staan;
ders.” en zie! er was een stem voor hem,
5 Ten slotte legde hij zich neer 2e kolom en die zei vervolgens tot hem:
en viel in slaap onder de brem- a Ex 33:22 „Wat hebt gij hier te doen, El _ia?”p
struik.q Maar zie! nu raakte een
Heb 11:38
b Ge 16:8
14 Hierop zei hij: „Ik ben absoluut
engelr hem aan.s Toen zei hij tot Ps 139:7 jaloers geweest ten opzichte van
c Ex 20:5
hem: „Sta op, eet.” 6 Toen hij op- Nu 25:11
Jehovah, de God der legerscha- ¨
keek, zie, daar was aan zijn hoofd- 2Kon 10:16 ren; want de zonen van Isra _ el heb-
Ps 69:9
einde een ronde koekt op gloeien- Ps 119:139 ben uw verbond verlaten,q uw al-
de stenen en een veldfles met 2Kor 11:2
d De 29:25
taren hebben zij omvergehaald en
water. En hij ging eten en drin- Re 2:20 uw profeten hebben zij met het
1Kon 8:9
ken, waarna hij zich weer neerleg- 2Kon 17:15
zwaard gedood, zodat ik alleen
de. 7 Later kwam de engelu van Heb 8:9 ben overgebleven; en nu zoeken
e Ro 11:3
Jehovah voor de tweede maal te- f 1Kon 18:4 zij mijn ziel, om die weg te ne-
rug en raakte hem aan en zei: „Sta g 1Kon 18:22 men.”r
Sp 24:10
op, eet, want de reis is te veel voor Ro 11:3 15 Jehovah zei nu tot hem:
h 1Kon 19:2
u.”v 8 Hij stond derhalve op en i Ex 34:2
„Ga, keer op uw weg terug naar
at en dronk, en hij ging in de j Ex 33:22 de wildernis van Damaskus;_ s
en
Hab 3:3 ¨
kracht van dat voedsel veertig da- k Job 38:1 gij moet daar komen en Haza _ elt
genw en veertig nachten voort, tot Ps 50:3
Jes 29:6
aan de berg van de [ware] God, de l 1Sa 14:15 m De 4:11; n Ex 34:6; De 4:33; o Ex 3:6; p 1Kon
Horeb. x 19:9; q De 31:20; Ps 78:37; Jes 1:4; Jer 22:9; Ro
_ Job 9:6
Ps 68:8 11:3; r 1Kon 19:10; s 2Kon 8:7; t 2Kon 8:8; 2Kon
9 Daar ging hij ten slotte een Na 1:5 8:12; Am 1:4.
¨
485 Elia moet Hazael, Jehu en Elisa zalven 1 KONINGEN 19:16–20:12
¨ a HFDST. 19
tot koning over Syri _ e zalven. mijn heer de koning; ik ben van u
16 En Jehu, b de kleinzoon van
_ a 1Sa 2:7 met al wat mij toebehoort.”a
c b 2Kon 9:2
N _imsi,
¨ dient gij tot koning over 2Kon 9:30 5 Later kwamen de boden te-
Isra
_ el te zalven; en El _isa,d de zoon c 2Kon 9:14 rug en zeiden: „Dit heeft Ben-
van Safat,_ uit Abel-Meh
_ _ e dient
ola, d 2Kon 2:9 Hadad
_ gezegd: ’Ik heb u laten zeg-
Lu 4:27
gij tot profeet in uw plaats te zal- gen: „Uw zilver en uw goud en uw
e Re 7:22
ven.f 17 En het moet geschieden 1Kon 4:12 vrouwen en uw zonen zult gij mij
dat¨ wie aan het zwaard van Ha- _ f 2Kon 2:15 geven. 6 Maar morgen om deze
zael ontkomt,g door Jehu _ ter dood g 2Kon 8:12
tijd zal ik mijn dienaren naar u toe
2Kon 9:14
gebracht zal worden; h en wie aan 2Kon 10:32 sturen, en zij moeten uw huis en
het zwaard van Jehu _ ontkomt, 2Kon 13:3
de huizen van uw dienaren zorg-
h 2Kon 9:24
door El _isa ter dood gebracht zal 2Kon 10:6 vuldig doorzoeken; en het moet
worden. 18 En i
¨ ik heb er zeven-
2Kon 10:25
j
geschieden dat zij alles wat in uw
duizend ¨ in Isra
_ el overgelaten, ¨ alle
i 2Kon 2:24
ogen begeerlijk is,b in hun hand
j Jes 1:9
knieen die zich niet voor Ba_ al heb- Ro 11:4 zullen leggen, en zij moeten het
ben gebogen,k en elke mond die Ro 11:5
meenemen.” ’ ”
2Ti 2:19
hem niet heeft gekust.”l k Ex 20:5 7 Daarop riep de koning van
19 Bijgevolg ging hij daar van- l Ho 13:2 ¨
Isra
_ el alle oudere mannen van
daan en trof El _isa, de zoon van m Ex 3:1
Re 6:11 het landc en zei: „Merkt alstu-
Safat,
_ terwijl deze aan het ploe- ´ ´ 2Sa 7:8 blieft op en ziet dat deze enkel
gen was m met twaalf span voor n 2Kon 2:8
zich, en hij was zelf bij het twaalf- o Ge 31:28
rampspoed zoekt; d want hij heeft
de. El _ia dan stak naar hem over p Le 19:5
mij een boodschap gestuurd om
en wierp zijn ambtsgewaadn op q 2Sa 24:22 mijn vrouwen en mijn zonen en
hem. 20 Daarop liet hij de stie- r Ex 24:13 mijn zilver en mijn goud, en ik
2Kon 2:3
ren in de steek en snelde El _ia 2Kon 3:11 heb het hem niet onthouden.”
achterna en zei: „Laat mij alstu-
8 Toen zeiden alle oudere man-
blieft mijn vader en mijn moeder HFDST. 20
nen en al het volk tot hem: „Ge-
kussen.o Dan wil ik u gaan vol- hoorzaam niet, en gij dient niet
s 2Kon 6:24
gen.” Hierop zei hij tot hem: „Ga, 2Kon 8:7 toe te geven.” 9 Daarom zei hij
keer terug; want wat heb ik u ge- t Jes 10:8 tot de boden van Ben-Hadad:
_ „Zeg
Ez 26:7
daan?” 21 Hij keerde dus van u Sp 21:31
tot mijn heer de koning: ’Alles
achter hem terug en nam vervol- v De 20:1 waarom gij de eerste maal tot
gens een span stieren en slacht- w 2Kon 6:24 uw dienaar hebt gezonden, zal ik
2Kon 17:5
te p ze, en met het tuig q van de doen; maar deze zaak kan ik niet
x Le 26:25
stieren kookte hij hun vlees en De 28:52 doen.’ ” Zo gingen de boden heen
gaf het toen aan het volk, waar- y 2Kon 19:9 en brachten hem het antwoord
2Kon 19:23
op zij aten. Daarna stond hij op Jes 37:9 over.
en ging El _ia volgen en hem die- z Ex 15:9 10 Nu liet Ben-Hadad
_ hem zeg-
Job 40:12
nen.r Jes 10:13 gen: „Zo mogen de godene met mij
Ben-Hadad s
_ ¨ nu, de koning doen, en zo mogen zij daaraan toe-
20 van Syri
_ e, bracht al zijn
strijdkrachten bijeen en ook twee-

2e kolom
a Le 26:28
voegen,f indien het stof van Sama-
ria voldoende zal zijn om de hand-
_

endertig koningen met hemt en De 28:48 holten te vullen van al het volk
paardenu en wagens,v waarna hij b Re 5:30 dat mij volgt!”g 11 De koning
Ezr 8:27 ¨
optrok en het beleg voor Samaria_ w
c Sp 11:14
van Isra
_ el antwoordde vervolgens
sloeg x en ertegen streed. 2 Toen d Sp 11:27 en zei: „Spreekt [tot hem]: ’Wie
zond hij bodeny¨ naar Achab,
_ de ko- e 1Kon 19:2 zich aangordt,h beroeme zich niet
Jer 5:7
ning van Isra
_ el, in de stad. Ver- als wie zich ontgordt.’ ”i 12 Nu
f Han 23:12
volgens zei hij tot hem: „Dit heeft g Sp 16:18
geschiedde het dat zodra hij dit
Ben-Hadad
_ gezegd: 3 ’Uw zilver Jes 37:24 woord hoorde, terwijl hijzelf en
en uw goud zijn van mij, en uw h 1Sa 2:3 de koningen in de hutten aan het
1Sa 25:13
vrouwen en uw zonen, de mooiste, Ps 45:3 drinken waren,j hij onmiddellijk
zijn van mij.’ ”z 4 Hierop ¨ ant- i Sp 27:1 tot zijn dienaren zei: „Stelt U op!”
Pr 7:8
woordde de koning van Isra _ el en Pr 8:7 Toen stelden zij zich op tegen de
zei: „Overeenkomstig uw woord, j Sp 31:4 stad.
¨
1 KONINGEN 20:13-30 Jehovah geeft Achab overwinning op Syrie 486
13 En zie! een zekere profeet HFDST. 20 de terugkeer van het jaar trekt
¨ a
trad toe op Achab, _ de koning van a 1Kon 16:29 de koning van Syri _ e tegen u op.”
¨
Isra
_ el,a en zei toen: „Dit heeft b Jes 55:11 23 Wat de dienaren van de ko-
Jehovah gezegd: ’Hebt gij heelb ¨
c Ex 14:18 ning van Syri _ e betreft, zij zei-
deze grote menigte gezien? Zie, Ps 37:20 den tot hem: „Hun God is een
ik geef die heden in uw hand, en d 1Sa 14:6 God van bergen.b Daarom zijn zij
2Kr 14:11
gij zult stellig weten dat ik Jeho- sterker gebleken dan wij. Laten
vah ben.’ ”c 14 Toen zei Achab: _ e Sp 31:4
Pr 10:17
wij daarentegen dus op het vlak-
„Door wie?”, waarop hij zei: „Dit Ho 4:11 ke land tegen hen strijden [en
heeft Jehovah gezegd: ’Door de f 1Kon 20:14 zien] of wij niet sterker zullen blij-
jonge mannen van de vorsten der g Sp 16:18
ken te zijn dan zij. 24 En doe
rechtsgebieden.’ ” Ten slotte zei Sp 18:12 dit: Verwijder de koningen,c ieder
Lu 14:11
hij: „Wie zal de strijd aanbinden?”, van zijn post, en stel stadhouders
waarop hij zei: „Gij!” h Ge 25:20 aan in hun plaats.d 25 En gij, gij
De 26:5
15 Toen telde hij de jonge man- 2Sa 8:6 dient u een krijgsmacht te tel-
2Kon 5:2
nen van de vorsten der rechtsge- Jes 9:12 len gelijk aan de krijgsmacht die
bieden, en [hun aantal] bedroeg u ontvallen is, met evenveel paar-
¨ i Le 26:8
tweehonderd tweeendertig; d en De 28:7 den en wagens; en laten wij op het
Ps 33:16
na hen telde hij het gehele volk, vlakke land tegen hen strijden [en
¨ Ps 46:6
alle zonen van Isra _ el, zevendui- zien] of wij niet sterker zullen blij-
j Joz 11:6
zend. 16 Zij dan trokken uit op ken te zijn dan zij.”e Bijgevolg luis-
k 1Kon 20:13
de middag, terwijl Ben-Hadad _ Am 3:7
terde hij naar hun stem en deed al-
zich in de hutten bedronk,e hij te dus.
l 2Kr 25:8
zamen met de koningen, de twee- Ps 25:8 26 Nu gebeurde het bij de te-
Ps 27:14
endertig koningen die hem hiel- rugkeer van het jaar ¨ dat Ben-
pen. 17 Toen de jonge mannenf m Sp 20:18 Hadad _ voorts de Syriers f mon-
van de vorsten der rechtsgebie- sterde en naar Afek _ ¨ g optrok, ten
den het eerst uittrokken, zond 2e kolom strijde tegen Isra _ ¨ el. 27 Wat de
Ben-Hadad _ terstond [boden] uit; a 2Sa 11:1 zonen van Isra _ el betreft, zij wer-
1Kr 20:1
en zij kwamen hem berichten en 2Kr 36:10
den gemonsterd en van het nodi-
zeiden: „Er zijn mannen uit Sama- _ h
ge voorzien en gingen hun toen
b Ps 47:7
ria getrokken.” 18 Daarop zei Ps 83:18 tegemoet; voorts legerden de zo-
¨
hij: „Of zij nu tot vrede zijn uit- Ps 97:9
Ps 115:2
nen van Isra _ el zich tegenover
getrokken, GIJ dient hen levend te Ro 1:21 hen als twee kleine geitenkud-
1Kor 8:4 ¨
grijpen; of dat zij ten strijde zijn den, terwijl de Syriers hunner-
uitgetrokken, levend dient GIJ hen c 1Kon 20:1
1Kon 20:16
zijds het land vulden.i 28 Toen
te grijpen.”g 19 En dezen waren trad de man van de [ware] Godj
d Sp 21:30
het die uit de stad trokken, de naderbij en zei tot de koning van
¨
jonge mannen van de vorsten der e Ps 10:3 Isra
_ el, ja, hij zei vervolgens: „Dit
rechtsgebieden en de strijdkrach- f 1Kon 20:20 heeft Jehovah gezegd: ’Omdat de
¨
ten die hen volgden. 20 Zij dan g 1Sa 29:1 Syriers hebben gezegd: „Jehovah
sloegen ieder hun man neer; en de 2Kon 13:17 is een God van bergen, en hij is
¨
Syriers h namen de vlucht,i waar- h Joz 1:11 niet een God van laagvlakten”,
¨
op Isra
_ el hen achterna zette, doch i Re 6:5 zal ik heel deze grote menigte in
Ben-Hadad, _ de koning van Sy- _ 1Sa 13:5 uw hand moeten geven,k en gij-
¨ 2Kr 32:7
rie, ontkwam ten slotte te paard Heb 11:34 lieden zult stellig weten dat ik Je-
met de ruiters. 21 Maar de ko- hovah ben.’ ”l
¨ j Ps 18:30
ning van Isra _ el trok uit en bleef de k De 32:27
29 En zeven dagen lang ble-
paarden en de wagens neerslaan,j Ps 58:10 ven dezen tegenover genen ge-
¨ Ez 20:9
en hij richtte onder de Syriers een Ez 36:22 legerd.m Op de zevende dag nu
grote slachting aan. geschiedde het dat het tot een ge-
l Ex 6:7
22 Later trad de profeetk op de Ex 7:5 vecht kwam; en de zonen¨ van Is- _
¨ Ex 8:10 ¨
koning van Isra _ el toe en zei tot Ez 6:14 rael sloegen toen de Syriers neer,
hem: „Ga, versterk ul en merk op Ez 39:7 honderdduizend man voetvolk op
´ ´
en zie wat gij doen zult; m want bij m Joz 6:15 een dag. 30 En die overgeble-
487 Ben-Hadad gespaard. Achab bestraft 1 KONINGEN 20:31–21:2
ven waren, vluchtten vervolgens HFDST. 20 u stellig neerslaan.” Daarna ging
a naar de stad; en de
naar Afek,
_ a 1Kon 20:26 hij bij hem vandaan, en de leeuwa
muur kwam te vallen op zeven- b Jes 24:18
Jer 48:44
trof hem toen aan en sloeg hem
entwintigduizend man die over- Am 2:14 neer.b
Am 9:3
gebleven waren.b Wat Ben-Hadad _ 37 Vervolgens vond hij een an-
c 1Kon 20:20
betreft, hij vluchtte c en kwam ten dere man en zei: „Sla mij alstu-
d 1Kon 22:25
slotte in de stad, in het binnenste d blieft.” De man dan sloeg hem,
e Sp 20:28
vertrek. Jes 16:5 waarbij hij [hem] sloeg en ver-
31 Zijn dienaren dan zeiden tot f Jon 3:8 wondde.
hem: „Zie toch, wij hebben ge- g Ge 37:34 38 Toen ging de profeet heen
1Kon 21:27
hoord dat de koningen van het en bleef langs de weg staan, [wach-
¨ Es 4:1
huis van Isra_ el koningen van lief- Jes 22:12 tend] op de koning, en hij hield
Opb 11:3
derijke goedheid zijn.e Laten wij h Jon 3:9
zich onherkenbaar c met een ver-
alstublieft een zakf om onze len- i Sp 25:13
band over zijn ogen. 39 Nu ge-
denen drageng en touwen op ons j 2Kon 10:15
beurde het dat terwijl de koning
hoofd, en laten wij uitgaan tot de voorbijging, hij de koning luid
¨ k 1Kon 15:20
koning van Isra _ el. Misschien zal 2Kr 16:4 toeriep en vervolgens zei: d „Uw
hij uw ziel in het leven houden.”h l Ex 23:32 knecht zelf trok uit in het heetst
32 Bijgevolg gordden zij een zak m 2Kon 2:3 van de strijd; en zie! een man
Am 7:14
om hun lendenen, met touwen op trad uit de [gevechts] linie, en hij
n 1Kon 17:14
hun hoofd, en kwamen bij de ko- kwam mij een man brengen en
¨
ning van Isra _ el en zeiden: „Uw zei toen: ’Bewaak deze man. In-
2e kolom
knecht Ben-Hadad _ heeft gezegd: dien hij vermist wordt, hoe dan
’Laat mijn ziel alstublieft in le- a 1Kon 13:24
ook, dan zal uw ziele voor zijn ziel
ven.’ ” Hierop zei hij: „Leeft hij dan b Sp 16:25
in de plaats moeten komen,f of gij
c 2Sa 14:2
nog? Hij is mijn broeder.” 33 De zult een talent zilver uitwegen.’g
d 2Sa 12:1
manneni zelf dan beschouwden 2Sa 14:4 40 Nu geschiedde het dat ter-
dit als een voorteken en vatten e Ge 2:7 wijl uw knecht hier en daar be-
het snel op als een beslissing zij- Le 17:11 zig was, hij opeens verdwenen
nerzijds, en zij zeiden vervolgens: f 2Kon 10:24 was.” Hierop zei de koning van
Han 12:19 ¨
„Ben-Hadad _ is uw broeder.” Daar- Han 16:27 Isra
_ el tot hem: „Dan is dat uw
op zei hij: „Gaat hem halen.” Toen g Ex 21:30 eigen oordeel. Gij hebt het zelf ge-
Sp 13:8
ging Ben-Hadad _ uit tot hem; en veld.”h 41 Daarop deed hij vlug
h Job 34:4
hij liet hem terstond in de wagen het verband van zijn ogen en toen
j
Lu 19:22 ¨
stijgen. Ga 6:7 herkende de koning van Isra _ el
34 [Ben-Hadad] _ zei nu tot hem: i 1Kon 20:35 hem, dat hij uit de profeten was.i
„De stedenk die mijn vader aan j Le 27:29
Joz 6:18
42 Hij zei nu tot hem: „Dit heeft
uw vader ontnomen heeft, zal ik 1Sa 15:9 Jehovah gezegd: ’Omdat gij de
1Kr 2:7
teruggeven; en straten zult gij Jer 48:10 man die aan mij ter vernietiging
u in Damaskus _ toewijzen, zoals k 1Kon 22:31 was overgegeven, uit uw hand
ook mijn vader in Samaria _ heeft 1Kon 22:35 hebt laten gaan,j moet uw ziel voor
2Kr 18:33
gedaan.” l 2Kon 6:24
zijn ziel in de plaats komen,k en uw
„En wat mij betreft, onder een 2Kon 8:12 volk voor zijn volk.’ ”l 43¨ Daar-
2Kr 18:16
verbondl zal ik u heenzenden.” op ging de koning van Isra
_ el heen
m 1Kon 21:4
Zo sloot hij een verbond met Ps 2:10 naar zijn huis, mismoedig en ter-
m en kwam te Sama-
hem en zond hem heen. n 1Kon 16:29 neergeslagen, _
35 En een zekere man uit
ria.n
de profetenzonenm zei door het Nu gebeurde het na deze
woordn van Jehovah tot zijn
vriend: „Sla mij alstublieft.” Maar
HFDST. 21
o Joz 19:18
1Kon 18:45
21 dingen dat er een wijn-
¨
gaard was die aan de Jizreeliet
Ho 2:22
de man weigerde hem te slaan. Naboth
_ bleek te behoren [en] die
p Ex 20:17 ¨
36 Daarom zei hij tot hem: „Om- De 5:21 in J _izreelo lag, naast het paleis
Hab 2:9
dat gij niet geluisterd hebt naar Lu 12:15 van Achab,
_ de koning van Sama- _
de stem van Jehovah, zie, gij gaat Ro 7:7
Jak 1:14
ria. 2 Achab _ dan sprak tot Na-_
p mij toch uw
van mij vandaan en een leeuw zal 2Pe 2:14 both en zei: „Geef
1 KONINGEN 21:3-19 Naboths wijngaard. Oordeel aangezegd 488
wijngaard,a opdat die mij tot HFDST. 21 naar buiten en stenigt hem, op-
moestuinb kan dienen, want hij a 1Sa 8:14 dat hij sterft.”a
b De 11:10
ligt dicht bij mijn huis; en laat ik Pr 2:5 11 De mannen van zijn stad, de
u er een betere wijngaard voor c Ge 16:6 oudere mannen en de edelen die
in de plaats geven. [Of,] indien d Joz 22:5
1Sa 24:6
in zijn stad woonden, deden der-
het goed is in uw ogen,c wil ik 1Sa 26:11 halve juist zoals Izebel _ hun had la-
u geld geven overeenkomstig de e Le 25:18
ten weten, juist zoals geschreven
Ps 97:10
prijs van deze.” 3 Maar Naboth _ Am 5:15 stond in de brieven die zij hun ge-
zei tot Achab:_ „Het is wat mij f Le 25:23
stuurd had.b 12 Zij kondigden
Nu 36:7
betreft, van Jehovah’s standpunt Ez 46:18 een vastenc af en lieten Naboth _
uit bezien,d ondenkbaar e u de er- g Sp 15:13
aan het hoofd van het volk zit-
Sp 18:14
felijke bezitting van mijn voor- h 1Kon 16:31 ten. 13 Toen kwamen twee van
vaders te geven.”f 4 Dientenge- 1Kon 18:4
de mannen, nietswaardige lieden,
1Kon 19:2
volge kwam Achab _ in zijn huis, 1Kon 21:25 binnen en gingen tegenover hem
mismoedig en terneergeslagen ¨
2Kon 9:34
zitten; en de nietswaardige man-
i Ne 2:2
over het woord dat de Jizreeliet nen gingen ten overstaan van het
j 1Kon 21:3
Naboth
_ tot hem gesproken had, k 1Sa 8:14 volk tegen hem getuigen, dat wil
toen hij zei: „Ik zal u de erfelij- l Mi 2:1
zeggen tegen Naboth, _ en zeiden:
Mi 7:3
ke bezitting van mijn voorvaders m 2Sa 11:14 „Naboth
_ heeft God en de koning
niet geven.” Toen legde hij zich n Ne 9:38 vervloekt!”d Daarna brachten zij
neer op zijn rustbed en hield zijn Es 8:8
hem naar de buitenwijken van de
o Nu 11:16
gezicht afgewend,g en hij at geen De 16:18 stad en stenigden hem met ste-
brood. p Sp 6:18
nen, zodat hij stierf.e 14 Nu zon-
5 Ten slotte kwam zijn vrouw q De 17:6
den zij een boodschap aan Izebel _
h bij hem en sprak tot hem: r 1Sa 2:12
Izebel _ 2Sa 20:1 en lieten zeggen: „Naboth _ is geste-
„Waarom is uw geest mismoedig i Sp 17:23
nigd, zodat hij dood is.”f
s Ex 20:16
en eet gij geen brood?” 6 Daar- De 5:20 15 Het gebeurde dan dat zodra
op sprak¨ hij tot haar: „Omdat ik Sp 6:19
Sp 24:28 Izebel
_ hoorde dat Naboth _ geste-
de Jizreeliet Naboth _ eens heb aan- Jes 32:7
nigd was, zodat hij gestorven was,
gesproken en vervolgens tot hem Han 6:13
t Ex 22:28 Izebel
_ onmiddellijk tot Achab _ zei:
heb gezegd: ’Geef mij toch uw Le 24:16
wijngaard voor geld. Of laat ik, als Mt 26:65 „Sta op, neem bezit¨ van de wijn-
g
gij dat liever hebt, u er een andere
Han 23:5 gaard van de Jizreeliet Naboth, _
wijngaard voor in de plaats geven.’ die hij weigerde u voor geld te
Maar hij zei: ’Ik zal u mijn wijn- 2e kolom geven; want Naboth _ is niet meer
gaard niet geven.’ ”j 7 Toen zei a Le 24:16 in leven maar dood.” 16 Nu ge-
zijn
Jo 10:33 schiedde het dat zodra Achab _
´ ´ vrouw Izebel _ tot hem: „Oefent ¨ Han 7:58
hoorde dat Naboth _ dood was,
gıj nu het koningschap over Isra _ el b Ex 23:1

uit? k Sta op, eet brood en laat uw


Le 19:15 Achab
_ dadelijk opstond om af te
´ c Jes 58:4
dalen¨ naar de wijngaard van de
hart vrolijk zijn. Ik zal ¨ u de wijn-
d 1Kon 21:10
gaard van de Jizreeliet Naboth _ Pr 3:16 Jizreeliet Naboth,
_ ten einde die
Am 5:12
l
geven.” 8 Bijgevolg schreef zij Hab 1:4 in bezit te nemen.h
brievenm in Achabs
_ naam en ver- e 2Kon 9:26 17 En Jehovah’s woordi kwam
Pr 4:1
zegelde die met zijn zegel,n en f Pr 5:8 tot El _ia,j de Tisbiet, en luidde:
zij zond de brieven aan de oude- Pr 8:14 18 „Sta op, daal af, Achab, _ de ko-
Hab 1:13 ¨
re manneno en de edelen die in g 1Kon 21:7 ning van Isra_ el, tegemoet, die te
k Zie, hij is in de wijn-
zijn stad, bij Naboth, _ woonden. Sp 4:17 Samaria_ is.
Jer 22:17
9 Maar zij schreef in de brieven h Ps 50:18 gaard van Naboth, _ waarheen hij
als volgt: p „Kondigt een vasten Hab 2:12 is afgedaald om die in bezit te
Ro 1:32
af, en laat Naboth _ aan het hoofd 2Pe 2:15 nemen. 19 En gij moet tot hem
van het volk zitten. 10 En laat i Ps 9:12 spreken en zeggen: ’Dit heeft Je-
Jes 26:21
twee mannen, q nietswaardige r lie-
j 1Kon 17:1
hovah gezegd: „Hebt gij gemoordl
den, tegenover hem zitten, en la- k 1Kon 16:29 en ook in bezit genomen?” ’m En
ten zij tegen hem getuigens door l Ge 4:10 gij moet tot hem spreken en zeg-
m Hab 2:9
te zeggen: ’Gij hebt God en de ko- n Ex 21:23
gen: ’Dit heeft Jehovah gezegd:
ning vervloekt!’t En brengt hem Ps 7:15 „Op de plaats n waar de honden
489 Achabs huis veroordeeld. Josafat 1 KONINGEN 21:20–22:10
het bloed van Naboth _ hebben op- HFDST. 21 digd, zal ik de rampspoed niet in
´´
gelikt, zullen de honden uw bloed a 1Kon 22:38
2Kon 9:25
zıjn dagen brengen.a In de dagen
oplikken, ja het uwe.” ’ ”a Mt 7:2 van zijn zoon zal ik de rampspoed
20 Nu zei Achab _ tot El _ia: „Hebt b 1Kon 18:17
Am 5:10
over zijn huis brengen.”b
gij mij gevonden, o mijn vijand?”,b Ga 4:16
En drie jaar lang bleven zij
waarop hij zei: „Ik heb u gevon-
den. ’Omdat gij u verkocht hebt
c 1Kon 16:30
d 2Kon 9:7
e Ex 20:5
22 wonen zonder dat er oor-
¨
log was tussen Syrie en Isra
_
¨
el.
2Kon 9:8 _
om te doen wat kwaad is in de 2Kon 10:7 2 Nu gebeurde het in het derde
ogen van Jehovah,c 21 zie, breng f 2Kon 10:17
2Kon 10:30 jaar dat Josafat, _ c de koning van
ik rampspoed over u; d en ik zal g 1Kon 15:29 Juda,
_ voorts afdaalde naar de ko-
stellig een flinke opruiming ach- h 1Kon 16:3 ¨
1Kon 16:11 ning van Isra _ el. ¨ 3 Toen zei de
ter u houdene en van Achab _ af- i 1Kon 16:26
koning van Isra _ el tot zijn diena-
j 2Kon 9:10
snijden al wie tegen een muur 2Kon 9:35 ren: „Weet GIJ feitelijk wel dat
watertf en de hulpeloze en waar- Ps 7:16
Ramoth-G
_ d
_ilead aan ons toebe-
¨ k 1Kon 14:11
deloze in Isra _ el. 22 En ik zal 1Kon 16:4 hoort? Toch aarzelen wij om het
uw huis stellig gelijk maken aan Jer 15:3
Opb 19:18 uit¨ de hand van de koning van Sy- _
het huis van Jerobeam, g de zoon
_ l 1Kon 16:30 rie te nemen.” 4 Vervolgens zei
m 1Kon 16:31
van Nebat, _ en aan het huis van hij tot Josafat: _ „Wilt gij met mij
¨ h de zoon van Ah
n De 13:6
Baesa,_ _ia, om de Re 16:16 ten strijde trekken naar Ramoth- _
2Kr 22:3
krenking waarmee gij [mij] ge- G _ilead?”e Hierop zei
krenkt hebt en toen Isra _
¨
el hebt
Opb 2:20
o 1Sa 12:21 ¨ Josafat
_ tot
Ps 96:5
de koning van Isra _ el: „Ik ben net
doen zondigen.’i 23 En ook aan- Jer 10:14 als gij. Mijn volk is net als uw
1Kor 8:4
gaande Izebel heeft Jehovah
_ ´ ge- p Ex 23:28 volk.f Mijn paarden zijn net als
sproken en gezegd: ’De honden De 9:5 uw paarden.”
2Kr 33:2
zullen Izebel _ opeten op het stuk 5 Josafat_ zei echter verder tot
¨ q 1Kon 20:31
¨
land van J _izreel.j 24 Al wie van 2Kor 7:10
de koning van Isra _ el: „Raadpleeg g
r Sp 15:13
Achab
_ in de stad sterft, die zul- s Ps 78:34 alstublieft eerst het woord van
len de honden opeten; en al wie Jehovah.” 6 De koning van Is- _
op het veld sterft, die zal door ¨
2e kolom rael bracht derhalve de profe-
het gevogelte van de hemel opge- a Ps 86:15 ten bijeen,h ongeveer vierhonderd
geten worden.k 25 Zonder uit- Mi 7:18 man, en zei tot hen: „Zal ik tegen
b Ex 20:5
zondering heeft niemand er blijk 2Kon 9:25 Ramoth-G
_ _ilead ten strijde trek-
van gegeven als Achab _ te zijn,l 2Kon 10:7 ken, of zal ik het laten?” Zij zeiden
2Kon 10:11
die zich verkocht heeft om te nu: „Trek op,i en Jehovah zal [het]

doen wat kwaad was in de ogen in de hand van de koning geven.”
van Jehovah, die door zijn vrouw HFDST. 22
7 Maar Josafat _ zei: „Is er hier
m
Izebel
_ werd opgehitst.n 26 En c 1Kon 15:24
2Kr 18:3 niet nog een profeet van Jeho-
hij ging zeer verfoeilijk hande- d De 4:43 vah? Laten wij dan door bemid-
Joz 20:8
len door de drekgodeno achterna 1Kon 4:13 deling van hem navraag doen.”j
te lopen, naar al wat de Amorie- e 2Kr 18:2
8 Daarop zei de koning van ´ Is- _´
ten hadden gedaan, die Jehovah f 2Kon 3:7 ¨
2Kr 18:3 rael tot Josafat: _ „Er is nog een
van voor het aangezicht der zo- Sp 13:20
man door bemiddeling van wie
¨ 2Kor 6:14
nen van Isra _ el verdreef.’ ”p g Nu 27:21 wij Jehovah kunnen raadplegen; k
Sp 3:6
27 Nu gebeurde het dat zodra h 1Kon 18:19 maar ik voor mij haat hem stel-
Achab
_ deze woorden hoorde, hij Mt 15:14 lig,l want hij profeteert over mij
i 2Kr 18:5
voorts zijn klederen scheurde en Jer 5:31 geen goede dingen, maar slechte m
een zak om zijn vlees deed; q en hij Jer 23:30
— Michaja, _ de zoon van J _imla.” Jo- _
j 2Kon 3:11
ging vasten en legde zich voort- 2Kr 18:6 safat zei echter: „Laat de koning
k 1Kon 18:4
durend neer in de zak en liep l 1Kon 21:20
zo iets niet zeggen.”n
gedruktr rond. 28 En Jehovah’s 2Kr 36:16 9 Bijgevolg riep de koning van
woord kwam tot El _ia, de Tisbiet, Ps 34:21 ¨
Sp 9:8 Isra
_ el een zekere hofbeambte o en
en luidde: 29 „Hebt gij gezien m 2Kr 18:7 zei: „Haal toch vlug Michaja, _ de
Jes 30:10
hoe Achab_ zich wegens mij heeft Jer 38:4 zoon van J _imla.”p 10 Nu zaten
verootmoedigd? s Omdat hij zich n Sp 5:12
Sp 5:13
om mijnentwil heeft verootmoe- Tit 1:13 o 1Sa 8:16; 2Kon 9:32; p 2Kr 18:8.
1 KONINGEN 22:11-29 Het optreden van de profeet Michaja 490
¨ HFDST. 22
de koning van Isra _ el en Josafat,
_ om het woord van Jehovah: a Voor-
de koning van Juda, _ gekleed in a Es 6:8 waar, ik zie Jehovah op zijn troon
Mt 11:8
[hun] gewaden, a ieder op zijn
Han 12:21 zittenb en heel het hemelleger aan
troon, op de dorsvloer bij de in- b 2Kr 18:9 zijn rechter- en aan zijn linker-
Ez 13:2
gang van de poort van Samaria; _ hand bij hem staan.c 20 En Je-
c De 18:20
en´ ´ alle profeten gedroegen zich Jer 23:16 hovah zei voorts: ’Wie zal Achab _
voor hen als profeten.b 11 Toen Jer 23:17 misleiden, dat hij optrekt en valt
Ez 13:6
maakte Zedek _ia, de zoon van Ke- bij Ramoth-G_ _ilead?’ En de een zei
¨ d 2Kr 18:10
toen zo iets als dit, terwijl de an-
na_ ana, zich ijzeren hoorns en zei: e 2Kr 18:11
„Dit heeft Jehovah gezegd: c ’Hier- f 2Kr 18:12
der zo iets als dat zei.d 21 Ten
¨ slotte trad er een geeste naar vo-
mee zult gij de Syriers stoten tot- g De 6:13
dat gij hen uitroeit.’ ”d 12 En alle Jer 12:16 ren en ´ ging voor Jehovah staan en
andere profeten profeteerden het- h Nu 22:35
2Kr 18:13
zei: ’Ik zal hem misleiden.’ Daar-
zelfde en zeiden: „Trek op naar Jer 1:7 op zei Jehovah tot hem: ’Op wel-
Ramoth-G
_ _ilead en word succes-
Jer 23:28
Ez 2:4
ke wijze?’f 22 Hierop zei hij: ’Ik
vol bevonden; en Jehovah zal [het] 2Pe 1:21 zal heengaan, en ik zal stellig een
stellig in de hand van de koning i 2Kr 18:14 bedrieglijke geest worden in de
geven.”e j De 5:11 mond van al zijn profeten.’g Hij
2Kr 18:15
13 En de bode die Michaja was dan zei: ’Gij zult hem misleiden,
_ k De 28:25
gaan roepen, sprak tot hem en zei: l Sp 10:24
en, wat meer is, gij zult als over-
„Zie toch! De woorden van de pro- Za 10:2 winnaar te voorschijn komen.h Ga
Za 13:7
heen en doe zo.’i 23 Nu dan, zie,
feten zijn eenstemmig goed wat Mt 9:36
m 2Kr 18:16 Jehovah heeft een bedrieglijke
de koning betreft. Laat uw woord Ez 33:9 geest in de mond van al deze pro-
alstublieft als het woord van een n 2Kr 18:17 feten van u gelegd; j maar Jeho-
hunner worden, en gij moet iets vah zelf heeft rampspoed betref-
goeds spreken.”f 14 Maar Mi- 2e kolom fende u gesproken.”k
chaja _ zei: „Zo waar Jehovah leeft,g ¨
wat Jehovah mij zal zeggen, dat
a 2Kr 18:18 24 Zedek _ia, de zoon van Kena_ a-
zal ik spreken.”h 15 Toen kwam
b Jes 6:1 na, trad nu naderbij en sloeg Mi-
Ez 1:26
Da 7:9 chaja _ op de wang l en zei: „Langs
hij bij de koning, en de koning zei
c Job 1:6 welke [weg] is de geest van Je-
nu tot hem: „Michaja, _ zullen wij Da 7:10
hovah dan wel van mij verder
naar Ramoth-G
_ _ilead ten strijde Mt 18:10
Opb 5:11 gegaan om met u te spreken?”m
trekken, of zullen wij het laten?” d 2Kr 18:19 25 Daarop zei Michaja: _ „Zie! Gij
Terstond zei hij tot hem: „Trek op e Ps 104:4 ziet [langs welke weg] op die dag
en word succesvol bevonden; en Heb 1:7
dat gij het binnenste vertrek n
Heb 1:14
Jehovah zal het stellig in de hand f 2Kr 18:20 zult ingaan om u te verbergen.” o
van de koning geven.”i 16 Daar- ¨
g 1Kon 22:6 26 Toen zei de koning van Isra _ el:
op zei de koning tot hem: „Hoeveel h 2Th 2:11 „Neem Michaja _ en breng hem te-
malen stel ik u reeds onder een 1Jo 4:1
rug bij Amon, _ de overste van de
eed dat gij in de naam van Jeho- i 2Kr 18:21
stad, en bij Joas, _ de zoon van de
vah niets dan de waarheid tot mij j Ez 14:9
koning.p 27 En gij moet zeggen:
k Nu 23:19
dient te spreken?”j 17 Hij dan ¨ 1Kon 20:42 ’Dit heeft de koning gezegd: q „ZET
zei: „Voorwaar, ik zie alle Israelie- 2Kr 18:22
deze man in het huis van bewa-
Jes 55:11
ten verstrooidk op de bergen, als l 1Kr 16:22 ring r en voedt hem met een ver-
schapen die geen herder hebben.l Ps 105:15 laagd broodrantsoens en een ver-
En Jehovah zei vervolgens: ’Dezen m 2Kr 18:23
laagd waterrantsoen totdat ik in
hebben geen meesters. Laat hen n 1Kon 20:30
vrede [terug]kom.” ’ ”t 28 Daar-
in vrede terugkeren, ieder naar o 2Kr 18:24
op zei Michaja: _ „Mocht gij soms in
zijn huis.’ ”m p 2Kr 18:25
vrede terugkomen, dan heeft Je-
q Ro 9:18
18 Toen zei de koning van Is- _ hovah niet met mij gesproken.”u
¨ r Heb 11:36
rael tot Josafat:
_ „Heb ik u niet s Ps 104:15
En hij voegde eraan toe: „Hoort, al
gezegd: ’Hij zal over mij geen goe- t 2Kr 18:26
GIJ volken.”v
de dingen profeteren maar slech- u Nu 16:29 29 ¨ Toen trokken de koning van
te’?”n v 2Kr 18:27 Isra
_ el en Josafat,
_ de koning van
19 En hij zei verder: „Hoor daar- w 2Kr 18:28 Juda,
_ op naar Ramoth-G _ _ilead.w
491 Achab misleid, sterft. Josafat rechtschapen 1 KONINGEN 22:30-49
¨ HFDST. 22
30 De koning van Isra _ el zei nu legenheden van Achab _ betreft en
tot Josafat:
_ „[Voor mij zal het be- a 1Sa 8:20 alles wat hij gedaan heeft en het
tekenen] vermomd in ´ ´ de strijd b 1Kon 22:10 ivoren a huis dat hij gebouwd heeft
c 2Kr 35:22
te gaan,a maar doet gıj uw kle- Sp 21:30
en alle steden die hij gebouwd
derenb aan.” Bijgevolg vermom- heeft, is dat niet beschreven in
¨ d 2Kr 18:29
de c de koning van Isra _ el zich en e 1Kon 20:1 het boekb van de aangelegenhe-
d
ging de strijd in. ¨ 31 Wat de ko- f 2Kr 18:30 den van de dagen der koningen
ning van ¨
¨ Syri
_ e betreft, hij had
e van de
g 2Kr 18:31 van Isra _ el? 40 Ten slotte legde
de tweeendertig oversten h Ps 50:15 Achab
_ zich neer bij zijn voorva-
Ps 91:15
wagens die hij had, het volgen- Ps 130:1 ders; c en zijn zoon Ahazia _ d
begon
de geboden: „GIJ moogt niet strij- i 2Kr 18:32 in zijn plaats te regeren.
den met klein of groot, maar ¨ al- j 2Kr 18:33 41 Wat Josafat _ e
betreft, de zoon
leen met de koning van Isra _ el.”f k 1Kon 20:42 van Asa, _ hij was koning over Juda _
32 Nu geschiedde het dat zodra 2Kr 18:34
geworden in het vierde jaar van
de wagenoversten Josafat _ zagen, l Ge 9:6 ¨
m 1Kon 22:17 Achab,
_ de koning van Isra _ el.
zij, van hun kant, bij zichzelf zei- 42 Josafat _ was vijfendertig jaar
n 1Kon 16:28
den: ¨ „Dat is zeker de koning van oud toen hij begon te regeren, en
o 1Kon 21:19
Isra
_ el.”g Daarom keerden zij zich p De 32:35 hij heeft vijfentwintig jaar lang
tegen hem om te strijden; en Jo- _ Ps 119:89
te Jeruzalem geregeerd; en de
Jes 14:27 _
safat ging luid om hulp roepen.h naam van zijn moeder was Azu-
Jes 46:10 _
33 Nu geschiedde het dat zodra Jes 48:3
ba, de dochter van S _ilhi. 43 En
de wagenoversten zagen ¨ dat het
hij bleef heel de weg van zijn va-
de koning van Isra _ el niet was, zij 2e kolom
der Asa _ bewandelen. Hij week
onmiddellijk terugkeerden van de a 1Kon 10:22 daar niet van af, door te doen wat
achtervolging van hem.i Ez 27:15
b 1Kon 14:19
recht was in de ogen van Jeho-
34 En er was een man die in 1Kon 16:5 vah.f Alleen verdwenen de hoge
zijn argeloosheid de boog spande, 1Kon 16:27
plaatsen niet. Nog steeds ging
maar¨ hij trof toen de koning van c 1Kon 16:28
het volk door met het brengen
Isra
_ el¨ tussen de aanhangsels en de d 2Kon 1:2
2Kr 20:35 van slachtoffers en offerrook op
malienkolder, zodat hij tot zijn wa- e 1Kr 3:10 de hoge plaatsen.g 44 En Josa- _
genmenner zei: j „Wend uw hand 2Kr 17:1
2Kr 20:31 fat onderhield vredige betrekkin-
en breng mij uit het kamp, want ¨
Mt 1:8 gen met de koning van Isra _ el.h
ik ben zwaar gewond.” 35 En de f 1Kon 15:11
45 Wat de rest van de aangele-
strijd bleef die dag in hevigheid 2Kr 14:2
2Kr 14:11 genheden van Josafat _ betreft en
toenemen, en de koning ¨ zelf moest 2Kr 15:8
tegenover de Syriers in een staan- 2Kr 17:3 het machtsbetoon waarmee hij
de positie worden gehouden in de
Pr 12:13 opgetreden is en hoe hij gestre-
wagen, en ’s avonds stierf k hij ten
g De 12:14
1Kon 14:23
den heeft, is dat niet beschreven
slotte; en het bloed van de wond 1Kon 15:14 in het boeki van de aangelegen-
2Kon 12:3
bleef in de bak van de strijdwa- 2Kon 14:4 heden van de dagen der koningen
gen stromen.l 36 Toen ging om-
2Kon 15:4 van Juda? _ 46 En de rest van de
2Kon 18:22 ´
streeks het ondergaan van de zon 2Kr 20:33 mannelijke tempelprostitues j die
de luide kreet door de legerplaats, h 2Kon 8:18 in de dagen van zijn vader Asa _
2Kr 18:1
namelijk: „Ieder naar zijn stad, 2Kr 19:2 overgebleven waren, ruimde hij
en ieder naar zijn land!”m 37 Zo i 1Kon 14:29 weg uit het land.k
stierf de koning. Toen hij naar Sa- j Le 20:13 47 Wat een koning betreft, er
Ro 1:27 l een gevol-
maria
_ werd gebracht, begroeven 1Kor 6:9 was er geen in Edom; _
zij de koning vervolgens in Sama- _ 1Ti 1:10 machtigde was koning.m
Ju 7
ria.n 38 En men ging de strijd- k 1Kon 15:12 48 Josafat _ bouwde zijnerzijds
wagen afspoelen bij de vijver van l Ge 36:1 Tarsisschepenn ten einde naar
Samaria,
_ en de honden likten toen Ge 36:9 Ofir_ te varen om goud; maar ze
zijn bloed op o (en de prostituees m 2Sa 8:14
2Kon 8:20
voeren niet, omdat de schepen
baadden zich daar), overeenkom- Ps 108:9 schipbreuk leden bij Ezeon-G _ e- _
stig het woord van Jehovah dat hij n 1Kon 10:22 ber.o 49 Het was toen dat Aha- _
2Kr 9:21
gesproken had.p zia, de zoon van Achab, _ tot Jo- _
o 1Kon 9:26
39 Wat de rest van de aange- 2Kr 20:37 safat zei: „Laten mijn knechten
1 KONINGEN 22:50—2 KONINGEN 1:10 Ahazia 492
met uw knechten op de schepen HFDST. 22 hij deed voortdurend wat kwaada
gaan”, maar Josafat _ wilde niet.a a Sp 1:10
2Kor 6:14
was in de ogen van Jehovah en
50 Ten slotte legde Josafat _ zich b 1Kon 2:10 ging de weg van zijn vader bewan-
neer bij zijn voorvaders b en werd
2Kr 21:1
c 1Kon 11:43
delenb en de weg van zijn moeder c
d
bij zijn voorvaders begraven in de 1Kon 14:31 en de weg van Jerobeam,_ ¨ de zoon
1Kon 15:24
Stad van David,
_ c
zijn voorvader; d 2Kon 8:16
van Nebat,
_ die Isra
_ el had doen
e
en zijn zoon Joram _ d begon in zijn 2Kr 21:5 zondigen.
¨ 53 En hij ging voort
e 2Kon 1:2
plaats te regeren. Ba_ al te dienenf en zich voor hem

e betreft, de zoon neer te buigen en bleef ¨ Jeho-
51 Wat Ahazia_ 2e kolom vah, de God van Isra _ el, krenkeng
van Achab, hij werd koning over
¨_ a De 28:15 naar alles wat zijn vader had ge-
Isra
_ el te Samaria _ in het zeven- b 1Kon 16:30
2Kon 8:27 daan.
tiende jaar van Josafat, _ de koning 2Kr 22:3
van Juda,_ en hij bleef twee jaar c 1Kon 21:25
¨ d 1Kon 12:28 e 1Kon 14:9; 2Kon 3:3; f Re 2:11; 1Kon 16:32;
lang over Isra
_ el regeren. 52 En 1Kon 13:33 2Kon 1:2; g Ex 20:3; Ex 34:14.

ccc dccc
HET TWEEDE BOEK DER

KONINGEN
of, volgens de Griekse Septuaginta,
HET VIERDE BOEK DER KONINGEN

En na de dood van Achab


_ HFDST. 1 moet tot hem spreken: „Dit
1 ¨
kwam Moab
_
rael in opstand. b
a
voorts tegen Is-
_ a Ge 19:37
Nu 24:17
Ps 60:8
GIJ
heeft Jehovah gezegd: a ’Is het
omdat er helemaal geen God in
¨ ¨
2 Toen vielc Ahazia _ door het b 2Kon 3:5
2Kon 8:22
Isra
_ el is dat gij Ba_ al-Zebub,
_ de
traliewerk in zijn dakvertrek,d c Pr 9:11 god van Ekron,
_ laat raadplegen?
dat te Samaria _ was, en werd ziek. d Re 3:20 Daarom, van het rustbed waarop
1Kon 17:19
Hij zond daarom boden en zei tot e 2Kon 1:16 gij geklommen zijt, daar zult gij
¨
hen: „Gaat Ba_ al-Zebub, _ e de god f Joz 13:3 niet van afkomen, want gij zult
1Sa 5:10
van Ekron,
_ f
raadplegen,g of ik g Ex 20:3
beslist sterven.’ ” ’ ”b 7 Hierop
van deze ziekte zal herstellen.”h 1Sa 15:23 sprak hij tot hen: „Hoe zag de
h 1Sa 28:7
3 De engeli van Jehovah nu sprak 1Kon 14:3
man eruit die U tegemoet kwam
tot El _ia, de Tisbiet: j „Sta op, ga op, 2Kon 8:8 en vervolgens deze woorden tot
i 2Kon 1:15
de boden van de koning van Sama- _ Han 8:26 U sprak?” 8 Zij dan zeiden tot
ria tegemoet, en zeg tot hen: ’Is j 1Kon 17:1 hem: „Een man in het bezit van
k 1Kon 18:36
het omdat er helemaal geen Godk een haren kleed,c met een leren
¨ ¨ Jes 8:19
in Isra
_ el is dat GIJ Ba_ al-Zebub,
_ de Jer 2:11 gordel om zijn lendenen gegord.”d
Jon 2:8
god van Ekron,_ gaat raadplegen? l Sp 11:19
Onmiddellijk zei hij: „Het was
4 Daarom dan, dit heeft Jehovah Sp 14:32 El _ia, de Tisbiet.”
Pr 8:13
gezegd: „Van het rustbed waarop 9 Nu zond hij een overste van

gij geklommen zijt, daar zult gij vijftig met zijn vijftigtal naar
2e kolom
niet van afkomen, want gij zult be- hem toe.e Toen deze naar hem
slist sterven.” ’ ”l Daarop ging El _ia a Jes 46:10
Jes 55:11
toe klom, zie, daar zat hij op de
heen. b 1Kr 10:14 top van de berg. Hij sprak nu tot
5 Toen de boden bij hem te- c 1Kon 19:19
Za 13:4
hem: „Man van de [ware] God,f
rugkwamen, zei hij onmiddellijk d Mt 3:4 de koning zelf heeft gesproken:
tot hen: „Waarom zijt GIJ terug- Heb 11:37 ’Daal toch af.’ ” 10 Maar El _ia
e Ps 105:15
gekomen?” 6 Zij dan zeiden tot f De 33:1 antwoordde en sprak tot de over-
hem: „Er kwam ons een man te- 1Sa 2:27 ste van de vijftig: „Welnu, indien
g Nu 11:1
gemoet, en hij zei voorts tot ons: Nu 16:35 ik een man Gods ben, laat er
’Gaat, keert terug naar de ko- Ps 106:18
Lu 9:54
vuur g uit de hemel neerdalen en
ning die U gezonden heeft, en Ju 7 u en uw vijftigtal verteren.” Toen
493 Vuur verteert soldaten. Ahazia sterft 2 KONINGEN 1:11–2:8
daalde er vuur uit de hemel neer HFDST. 1 koning van Juda, _ want hij had
en verteerde hem en zijn vijftig- a Sp 13:17 geen zoon gekregen.
tal.a b Jes 26:11 18 Wat de rest van de dingen
11 Hij dan zond opnieuw een c Ps 140:11 van Ahazia
_ a
betreft die hij gedaan
Sp 22:3
andere overste van vijftig met heeft, is dat niet beschreven in het
d Sp 27:22
zijn vijftigtal naar hem toe.b Deze Jer 5:3
b
boek van de aangelegenheden
nam op zijn beurt het woord en van de dagen der koningen van
e Mt 17:14 ¨
sprak tot hem: „Man van de [ware] Mr 1:40 Isra
_ el?
Mr 10:17
God, dit heeft de koning gezegd:
Nu geschiedde het toen Je-
’Daal toch vlug af.’ ”c 12 Maar
El _ia antwoordde en sprak tot hen:
f Jes 60:14

g Ge 2:7 2 c
hovah El _ia in een storm ten
d
hemel zou opnemen, dat El _ia en
„Indien ik een man van de [ware] h 1Sa 26:21

God ben, laat er vuur uit de he-


Ps 72:14 El _isae voorts uit G _ilgal gingen.f
mel neerdalen en u en uw vijftig-
i 2Kon 1:10 2 El _ia zei nu tot El _isa: „Blijf als-
tal verteren.” Toen daalde er vuur j Ps 27:1 tublieft hier, want Jehovah zelf
Jer 1:17
van God uit de hemel neer en ver- Ez 2:6
heeft mij helemaal naar Beth- _
teerde hem en zijn vijftigtal. k 2Kon 1:3
el gezonden.” Maar El _isa zei: „Zo
g
waar Jehovah leeft en zo waar
13 Vervolgens zond hij opnieuw l Joz 13:3
uw ziel leeft,h ik wil u niet ver-
een derde overste van vijftig en m Sp 13:21
laten.”i Zij daalden dus af naar
zijn vijftigtal.d Maar de derde over- n Jes 44:26 j
Bethel.
_ 3 Toen kwamen de pro-
ste van vijftig klom op en kwam
¨ o 2Kon 3:1 fetenzonenk die te Bethel _ waren
en boog zich op zijn knieene voor 2Kon 9:22
uit tot El _isa en zeiden tot hem:
El _ia neer, waarop hij hem gunst p 2Kon 8:16
afsmeekte f en tot hem sprak: „Weet gij wel dat Jehovah vandaag

„Man van de [ware] God, laat mijn uw meester uit de positie van
2e kolom
zielg en de ziel van deze vijftig hoofd over u wegneemt?”l Hier-
a 1Kon 22:51
knechten van u alstublieft kost- op zei hij: „Ook ik weet het heel
baar h zijn in uw ogen. 14 Zie,
b 1Kon 14:19
1Kon 22:39
goed.m Houdt U stil.”
vuur is uit de hemel neergedaald
4 El _ia zei nu tot hem: „El _i-
en heeft vervolgens de twee vo- HFDST. 2
sa, blijf alstublieft hier, want Je-
rige oversten van vijftig en hun hovah zelf heeft mij naar Jeri- _
c 1Kon 17:1
vijftigtallen verteerd,i maar laat cho n gezonden.” Maar hij zei: „Zo
d 2Kon 2:11
mijn ziel nu kostbaar zijn in uw waar Jehovah leeft en zo waar
e 1Kon 19:16
ogen.” uw ziel leeft, ik wil u niet verla-
15 Daarop sprak de engel van
f 2Kon 4:38 ten.” Zo kwamen zij dan te Jeri- _
Jehovah tot El _ia: „Daal met hem
g De 6:13 cho. 5 Toen traden de profeten-
Jer 4:2
af. Wees niet bevreesd wegens Jer 12:16 zonen die te Jericho
_ waren op
hem.”j Hij stond dus op en daal- h 1Sa 17:55 El _isa toe en zeiden tot hem: „Weet
de met hem af naar de koning.
2Kon 4:30 gij wel dat Jehovah vandaag uw
16 Toen sprak hij tot hem: „Dit
i 2Sa 15:21
Sp 18:24
meester uit de positie van hoofd
heeft Jehovah gezegd: ’Omdat gij over u wegneemt?” Hierop zei
¨ j Ge 28:19
hij: „Ook ik weet het heel goed.
bodenk hebt gezonden om Ba_ al- 1Kon 12:29

Zebub,
_ de god van Ekron,
_ l
te raad-
1Kon 13:1
2Kon 2:23
Houdt U stil.”o
plegen, is het omdat er helemaal 6 El _ia zei nu tot hem: „Blijf als-
¨ k 1Kon 18:13
tublieft hier, want Jehovah zelf
geen God in Isra_ el is wiens woord 1Kon 20:35
2Kon 4:1
gij kunt raadplegen? Daarom, heeft mij naar de Jorda_ an _ p ge-
l 1Kon 19:16
van het rustbed waarop gij ge- zonden.” Maar hij zei: „Zo waar
klommen zijt, daar zult gij niet m Am 3:7 Jehovah leeft en zo waar uw ziel
van afkomen, want gij zult be- n Joz 6:26 leeft, ik wil u niet verlaten.”q Zij
1Kon 16:34
slist sterven.’ ” 17 En ten slotte gingen dus beiden verder. 7 En
o 2Kon 2:3
stierf hij,m naar het woordn van vijftig man van de profetenzonen
p 2Sa 19:15
Jehovah dat El _ia gesproken had; gingen heen en bleven op zichtaf-
q Ge 32:26
en Joram
_ o begon in zijn plaats te
Ru 1:16
stand staan; r maar wat hen bei-
regeren, in het tweede jaar van 2Kon 2:2 den betreft, zij stonden aan de
Joram, p de zoon van Josafat, de
_ _ r 1Kon 18:13 Jorda_ an.
_ 8 Toen nam El _ia zijn
2 KONINGEN 2:9-25 Elia weggenomen. Elisa’s wonderen 494
ambtsgewaada en wond het sa- HFDST. 2 „Zie toch, er zijn bij uw knech-
men en sloeg de wateren, en ge- a 1Kon 19:19 ten vijftig mannen, dappere per-
2Kon 2:13
leidelijk werden ze herwaarts en b Ex 14:22
sonen. Laat hen alstublieft uw
derwaarts verdeeld, zodat zij bei- Joz 3:17 meester gaan zoeken. Misschien
2Kon 2:14
den op de droge grond naar de Ps 114:5 heeft de geesta van Jehovah hem
overkant gingen.b Jes 11:15 opgeheven en hem daarna op een
c Lu 24:51
9 Nu gebeurde het dat zodra Heb 7:7 van de bergen of in een van de da-
zij aan de overkant gekomen wa- d De 21:17 len geworpen.” Maar hij zei: „GIJ
ren, El _ia zelf tot El _isa zei: „Vraag e De 34:9 moet hen niet zenden.” 17 En
Lu 1:17
wat ik voor u dien te doen voor- Han 1:8 zij bleven bij hem aandringen tot
Han 8:17
dat ik van u weggenomen word.”c hij er verlegen van werd, zodat
f 1Kon 19:16
Hierop zei El _isa: „Dat alstublieft g Mt 7:7
hij zei: „Zendt.” Zij zonden nu
twee delend van uw geeste op mij 1Jo 5:14 vijftig mannen; en zij bleven drie
mogen komen.”f 10 Daarop zei h 2Kon 6:17
Ps 68:17
dagen zoeken, maar zij vonden
hij: „Gij hebt iets moeilijks ge- Hab 3:8 hem niet. 18 Toen zij bij hem
vraagd.g Indien gij mij ziet wan- i 2Kr 21:12 terugkwamen, woonde hij in Jeri- _
j 2Kon 5:13
neer ik van u weggenomen word, Han 7:2 cho.b Toen zei hij tot hen: „Heb ik
zal het u aldus geschieden; maar 1Kor 4:15 U niet gezegd: ’Gaat niet’?”
k 2Kon 13:14
[ziet gij mij] niet, dan zal het niet l 2Sa 1:11
19 Na verloop van tijd zeiden
geschieden.” Job 1:20 de mannen van de stad tot El _isa:
11 Nu gebeurde het, terwijl zij m 1Kon 19:19 „Zie toch, de ligging van de stad
2Kon 1:8
al sprekende verder gingen, zie- Za 13:4 is goed,c juist zoals mijn meester
Mt 3:4
daar! een vurige strijdwagenh en ziet; maar het water d is slecht, en
n Joz 3:13
vurige paarden, en die maakten 2Kon 2:8 het land veroorzaakt misgeboor-
vervolgens scheiding tussen hen o 1Kon 18:36 ten.”e 20 Daarop zei hij: „Haalt
Heb 10:39
beiden; en El _ia voer toen in de p Nu 11:25
mij een kleine nieuwe schaal en
storm ten hemel.i 12 Al die tijd Nu 27:20 doet er zout in.” Zij haalden die
2Kon 2:9
zag El _isa het, en hij riep luid: Jes 11:2 dus voor hem. 21 Toen ging hij
„Mijn vader, mijn vader,j de strijd- q Joz 4:14 uit naar de bron van het water
¨ Ro 12:10
wagen van Isra_ el en zijn ruiters!”k en wierp er zout inf en zei: „Dit
En hij zag hem niet meer. Dien- heeft Jehovah gezegd: ’Waarlijk,
tengevolge greep hij zijn eigen 2e kolom ik maak dit water gezond.g Daar-
kleren en scheurde ze in twee a 1Kon 18:12 uit zal geen dood of oorzaak van
stukken.l 13 Daarna raapte hij b Joz 6:26
1Kon 16:34
misgeboorte meer voortkomen.’ ”
het ambtsgewaadm van El _ia op, c De 34:3 22 En het water is nog steeds ge-
dat van hem afgevallen was, en d Ex 15:23 zond tot op deze dag,h naar het
keerde terug en bleef staan aan de e De 28:18
Ho 9:14
woord van El _isa dat hij gespro-
oever van de Jorda_ an. _ 14 Toen f Ex 15:25 ken heeft.
nam hij het ambtsgewaad van 2Kon 4:41
23 Nu ging hij vandaar op naar
g Ez 47:8
El _ia, dat van hem afgevallen was, Bethel.
_ i Terwijl hij de weg op-
h Pr 3:14
en sloeg de waterenn en zei: „Waar i 2Kon 2:2 ging, kwamen er kleine jongens j
is Jehovah, de God van El _ia, ja j Sp 20:11 uit de stad, en zij gingen hem
Hij?”o Toen hij de wateren sloeg, Sp 22:15
beschimpenk en bleven tot hem
k Ge 21:9
werden ze daarop geleidelijk her- 2Kr 36:16 zeggen: „Ga op, kaalkop! l Ga op,
waarts en derwaarts verdeeld, Lu 10:16
1Th 4:8
kaalkop!” 24 Ten slotte keerde
zodat El _isa naar de overkant l Jes 22:12 hij zich om en zag hen en smeek-
ging. m Re 9:20 te kwaad over hen af m in de naam
Re 9:57
15 Toen de profetenzonen die 2Kon 1:10 van Jehovah. Toen kwamen er
te Jericho
_ waren hem op enige Han 8:20 twee berinnenn uit het bos en ¨
n Sp 17:12
afstand zagen, zeiden zij voorts: Sp 28:15 verscheurden vervolgens tweeen-
„De geest p van El
_ia is op El _isa Ho 13:8 veertig kinderen van hun aantal.o
o 1Kon 19:17
komen te rusten.” Bijgevolg gin- Sp 9:12
25 En vandaar ging hij verder
p en van-
gen zij hem tegemoet en bogen Sp 19:25 naar de berg Karmel,
_
Sp 19:29
zich voor hem ter aarde neer.q Na 1:2 daar keerde hij terug naar Sa-
16 Vervolgens zeiden zij tot hem: p 2Kon 4:25 maria.
_
495 Jorams veldtocht tegen Moab 2 KONINGEN 3:1-20
Wat Joram _ a
betreft, de zoon HFDST. 3 geen profeet van Jehovah? a La-
3 van Achab, _
ria koning over Isra
hij werd te Sama-
_
¨
el in het acht-
_ a 2Kon 1:17
b Job 34:21
ten wij dan door bemiddeling van
hem Jehovah raadplegen.”b Een
c 1Kon 16:30
tiende jaar van Josafat, _ de ko- van de dienaren ¨ van de koning
d Ex 23:24
ning van Juda, _ en hij bleef twaalf Ex 34:13 van Isra _ el dan antwoordde en zei:
jaar lang regeren. 2 En hij deed e 1Kon 16:33 „Hier is El _isa,c de zoon van Safat, _
voortdurend wat kwaad was in f 1Kon 12:28 die water uitgoot over de handen
2Kon 10:29 d
Jehovah’s ogen,b alleen niet zoals van El _ia.” 12 Toen zei Josafat:
_
g 1Kon 14:16
zijn vader c of zoals zijn moeder, h 2Kon 3:27
„Bij hem is het woord van Jeho-
maar hij verwijderde de heilige i 1Kon 22:37
vah aanwezig.” Bijgevolg ¨ daalden
¨ de koning van Isra _ el en Josafat
_ en
zuild van Ba_ al, die zijn vader ge- j 2Sa 8:2
maakt had.e 3 Alleen hield hij 2Kon 1:1 de koning van Edom _ naar hem af.
k 1Kon 20:27
vast aan de zonden van Jerobeam, _ f 13 El _isa ¨ dan zei tot de koning
l 2Kr 19:2
de zoon van Nebat, _ waarmee deze van Isra _ el: „Wat heb ik met u te
¨ m 1Kon 22:4
maken? e Ga naar de profetenf van
Isra
_ el had doen zondigen.g Daar- 2Kor 6:14
van week hij niet af. n Nu 21:4 uw vader en naar de profeten van
4 Wat Mesa _ h betreft, de ko-
o 2Sa 8:14 uw moeder.” Maar de koning van
1Kon 22:47 ¨
ning van Moab, _ hij werd scha- Pr 4:12 Isra
_ el zei tot hem: „Neen, want
penfokker, en hij betaalde de ko- p 1Kr 15:13 Jehovah heeft deze drie koningen
¨ Ps 78:34
geroepen om hen in de hand van
ning van Isra _ el honderdduizend Sp 19:3
lammeren en honderdduizend Jes 8:21 Moab _ te geven.”g 14 Hierop zei
ongeschoren mannetjesschapen.
q 1Kon 22:7 El _isa: „Zo waar Jehovah der leger-
5 Nu geschiedde het dat zodra scharen leeft,h ja, voor wiens aan-
Achab gestorven was,i de koning 2e kolom gezicht ik sta, indien ik de per-
_
van Moab voorts tegen de ko- a Am 3:7 soon van Josafat, _ de koning van
_ ¨ b Re 20:18 Juda,
_ niet in aanmerking nam,i
ning van Isra _ el in opstand kwam.j
c 1Kon 19:16 zou ik niet naar u kijken noch
6 Dientengevolge trok koning Jo- _ 2Kon 2:15
u zien.j 15 Nu dan, haalt mij
ram die dag uit Sam ¨ aria _ en mon- d 1Kon 19:21
k Lu 22:26 iemand die een snaarinstrument
sterde heel Isra _ el. 7 Hij ging
e 1Sa 2:30 kan bespelen.”k En het gebeurde
nog verder en liet nu tot Josa- _ Ez 14:3
dat zodra de speler op het snaar-
fat, de koning van Juda, _ zeggen: 1Kor 10:21
instrument speelde, de handl van
f Re 10:14
„De koning van Moab _ zelf is te- 1Kon 18:19 Jehovah op hem kwam. 16 Ver-
gen mij in opstand gekomen. Wilt 1Kon 22:6
volgens zei hij: „Dit heeft Jeho-
1Kon 22:22
gij met mij ten strijde trekken g De 32:39 vah gezegd: ’Laat dit stroomdal
naar Moab?” _ Hierop zei hij: „Ik Ho 6:1
vol greppels m worden gemaakt;
zal gaan.l Ik ben net als gij; mijn h De 6:13
17 want dit heeft Jehovah gezegd:
Jer 12:16
volk is net als uw volk; m mijn i 2Kr 17:3 „GIJ zult geen wind zien, en GIJ
paarden zijn net als uw paarden.” 2Kr 19:4
zult geen stortregen zien; toch zal
8 Vervolgens zei hij: „Langs wel- j Job 34:18
dit stroomdal gevuld worden met
Sp 15:29
ke weg precies zullen wij optrek- Mi 3:4 water,n en GIJ zult stellig [daar-
ken?” Hij dan zei: „Langs de weg k 1Sa 10:5 uit] drinken,o GIJ en UW vee en
n 1Kr 25:1
van de wildernis van Edom.” _ UW huisdieren.” ’ 18 En dit zal
l 1Kon 18:46
9 Toen trokken de koning van Ez 1:3 inderdaad iets onbeduidends zijn
¨ Ez 3:14
Isra
_ el en de koning van Juda _ en Ez 8:1 in de ogen van Jehovah,p en hij
o heen, en
de koning van Edom _ Han 11:21 zal stellig Moab _ in UW hand ge-
zeven dagen bleven zij rondtrek- m Jer 14:3
ven.q 19 En GIJ moet elke ver-
n Ps 84:6
ken op hun weg, en er bleek geen Ps 107:35 sterkte stadr en elke uitgelezen
water te zijn voor het kamp en o Jes 41:17 stad slaan, en elke goede s boom
voor de huisdieren die hen op de p Jer 32:17 dient GIJ te vellen,t en alle water-
Mr 10:27
voet volgden. 10 Ten slotte zei bronnen dient GIJ dicht te stop-
¨ q De 28:7
de koning van Isra _ el: „Wat jam- r De 3:5
pen, en elk goed stuk land dient
mer dat Jehovah deze drie ko- GIJ met stenen te bederven.”
s De 20:19
ningen geroepen heeft om hen t 2Kon 3:25 20 Nu gebeurde het ’s mor-
in de hand van Moab _ te geven!”p u Ex 29:39 gens,u op de tijd dat het graan-
q „Is er hier
11 Daarop zei Josafat: _ v Ex 29:41 offer opstijgt,v dat er, zie! water
2 KONINGEN 3:21–4:10 Moab verslagen. De olie van de weduwe 496
kwam uit de richting van Edom, HFDST. 3 Nu was er een zekere vrouw
en het land werd gevuld met wa-
ter.
_
a 1Kon 20:11 4 uit de vrouwen van de profe-
tenzonena die luid tot El _isa riep
b Ex 15:9
21 Wat alle Moabieten betreft, Re 5:30 en zei: „Uw knecht, mijn man, is
zij hoorden dat de koningen op- c 1Kon 12:19 gestorven; en gij weet zelf heel
getrokken waren om tegen hen goed dat uw eigen knecht voort-
d Le 26:7
te strijden. Dientengevolge rie- 1Th 5:3 durend Jehovah heeft gevreesd,b
pen zij [mannen] bijeen uit zo e Jes 37:26
en de schuldeiser c zelf is gekomen
velen als er een riem aangord- om mijn beide kinderen voor zich
dena en daarboven, en zij stelden
f Ge 26:15
2Kr 32:4
als slaven weg te halen.” 2 Hier-
zich vervolgens op aan de grens. op zei El _isa tot haar: „Wat zal
22 Toen zij ’s morgens vroeg op-
g 2Kon 3:19
ik voor u doen? d Vertel mij; wat
stonden, wierp de zon haar eer- h Jes 15:1 hebt gij in huis?” Hierop zei zij:
Jes 16:7
ste stralen op het water, zodat „Uw dienstmaagd heeft helemaal
de Moabieten van de tegenover- i 2Kon 3:9 niets in huis behalve een getuite
gestelde kant het water rood als j De 12:31
kruik [die] olie [bevat].”e 3 Toen
bloed zagen. 23 En zij zeiden 1Kon 11:7 zei hij: „Ga, vraag buitenshuis va-
2Kon 17:17
toen: „Dat is bloed! De koningen 2Kr 28:3 ten voor u, van al uw buren, lege
Ps 106:37 vaten. Beperk u niet tot weinige.
zijn ontegenzeglijk over de kling Jer 7:31
Ez 16:20 4 En gij moet heengaan en de
gejaagd en elkaar gaan neerslaan. 1Kor 10:20
deur achter u en uw zonen sluiten,
Nu dan, op naar de buit,b o Moab!” _ en gij moet in al die vaten gieten,
24 Toen zij in het kamp van Is-
¨ ¨ _ 2e kolom en de volle dient gij opzij te zet-
rael kwamen, stonden de Israelie-
c onmiddellijk op en gingen de
ten.” 5 Daarop ging zij van hem
ten HFDST. 4 weg.
Moabieten neerslaan, zodat dezen
a 2Kon 2:3 Toen zij de deur achter zich en
voor hen op de vlucht sloegen.d 2Kon 2:5
haar zonen sloot, brachten de-
Zij kwamen derhalve in Moab, _ ter- b 1Kon 19:18 zen steeds [de vaten] bij haar, en
wijl zij al voortgaande de Moabie- Sp 8:13
zij bleef maar gieten.f 6 Nu ge-
ten neersloegen. 25 En de ste- c 1Sa 22:2 schiedde het dat zodra de vaten
den maakten zij voorts met de
d Sp 3:27 vol waren, zij vervolgens tot haar
grond gelijk,e en wat elk goed stuk Ga 6:10 zoon zei: „Breng mij toch nog
land betreft, zij wierpen ieder hun Heb 13:16
een vat.”g Maar hij zei tot haar:
Jak 1:27
steen en vulden het in feite; en „Er is geen vat meer.” Toen hield
elke waterbron stoptenf zij dicht, e 1Kon 17:12
de olie op [met vloeien].h 7 Zij
en elke goede boom velden zij,g f Mr 6:41
dan ging het aan de man van de
Mr 8:6
totdat zij alleen de stenen van Kir- Jo 2:9 [ware] God vertellen, en hij zei
h
Hareseth_ daarin overlieten; en de nu: „Ga heen, verkoop de olie en
g Mt 14:19
slingeraars gingen het omsingelen Mt 15:37 betaal uw schulden,i en gij [en]
en slaan. uw zonen dienen te leven van
h Joz 5:12
26 Toen de koning van Moab _ 1Kon 17:14 wat er nog over is.”j
Jo 6:12
zag dat de strijd hem te mach- 8 Nu gebeurde het op zekere
tig werd, nam hij terstond zeven- i Ps 37:21
dag dat El _isa voorts verder trok
Ro 13:8
honderd mannen die het zwaard naar Sunem,
_ k
waar een voorna-
konden trekken mee om door j Ps 128:4
me vrouw was, en zij noodzaak-
te breken naar de koning van k Joz 19:18 te l hem vervolgens om brood te
i maar zij konden het niet.
Edom;
_ 1Kon 1:3
Hgl 6:13 eten. Het geschiedde dan dat zo
27 Ten slotte nam hij zijn eerst- vaak hij voorbijkwam, hij daar
l Ge 19:3
geboren zoon, die in zijn plaats Re 13:15 altijd aanging om brood te eten.
zou gaan regeren, en offerde j hem Han 16:15 9 Ten slotte zei zij tot haar man: m
als brandoffer op de muur. Toen m Sp 31:11 „Zie toch, ik weet heel goed dat
ontstond er grote verontwaardi- 1Kor 11:3
het een heilige man Gods is n die
¨
ging tegen Isra _ el, zodat zij van n 2Kon 2:9 steeds bij ons langskomt. 10 La-
hem wegtrokken en naar hun land o Re 3:20
ten wij alstublieft een klein dak-
terugkeerden. 1Kon 17:19 vertreko aan de muur maken en
497 Elisa belooft zoon. Zoon geboren, sterft 2 KONINGEN 4:11-29
daar voor hem een rustbed en HFDST. 4 legde hem op het rustbeda van
een tafel en een stoel en een lam- a Mr 4:21 de man van de [ware] Godb en
penstandaarda neerzetten; en het b Mt 10:41 sloot de deur achter hem en ging
Ro 12:13
moet geschieden dat wanneer hij Heb 13:2 naar buiten. 22 Nu riep zij haar
dan bij ons komt, hij daar zijn in- c 2Kon 4:29
man en zei: „Stuur mij alstublieft
trek kan nemen.”b 2Kon 5:20 een van de bedienden en een van
2Kon 5:27
11 Nu gebeurde het op zekere 2Kon 8:4
de ezelinnen, en laat mij naar
dag dat hij daar als gewoonlijk de man van de [ware] God snel-
d Joz 19:18
kwam en zijn intrek nam in het 1Sa 28:4 len en terugkeren.”c 23 Maar hij
dakvertrek en zich daar neerleg- e Ro 16:6 zei: „Waarom gaat gij vandaag
de. 12 Hij dan zei tot zijn be- Heb 6:10 naar hem toe? Het is geen nieu-
_ c „Roep die Suna-
diende Gehazi: f 2Kon 2:9 we maand of sabbat.” Maar zij zei:
2Kon 4:2
mitische d vrouw.” Daarop riep hij „Het is in orde.” 24 Derhalve za-
haar opdat zij voor hem kon staan. g 2Kon 8:3 delde zij de ezeline en zei tot haar
13 Toen zei hij tot hem: „Zeg als- h 2Kon 9:5 bediende: „Drijf maar aan en ga
tublieft tot haar: ’Zie, gij hebt u i 2Kon 8:1 voort. Houd u ter wille van mij
met al deze ontzegging [veel] voor j Ge 15:2
niet in met rijden, tenzij ik u zulks
ons ontzegd.e Wat kan er voor u Ge 30:1 zal hebben gezegd.”
worden gedaan? f Is er iets waar- k Ge 18:10 25 Zij ging dan en kwam bij
over voor u tot de koning g of tot l Ps 127:3 de man van de [ware] God op
de legeroverste h gesproken kan Mt 10:41 de berg Karmel.
_ Voorts geschied-
worden?’ ” Hierop zei zij: „Ik woon m De 18:22 de het dat zodra de man van de
te midden van mijn eigen volk.”i n Mt 13:30 [ware] God haar in de verte zag
14 Vervolgens zei hij: „Wat kan er o Job 14:1
[aankomen], hij onmiddellijk tot
dan voor haar worden gedaan?” zijn bediende Gehazi _ zei: f „Zie!
p Jes 49:15
Gehazi
_ zei nu: „Voorwaar, een Jes 66:13 Daar is de Sunamitische vrouw.
zoon heeft zij niet,j en haar man q 1Kon 17:17
26 Snel haar nu alstublieft te-
is oud.” 15 Onmiddellijk zei hij: Pr 9:12 gemoet en zeg tot haar: ’Gaat
„Roep haar.” Hij riep haar dus, het goed met u? Maakt uw man
en zij bleef aan de ingang staan. 2e kolom het goed? Gaat het goed met het
16 Toen zei hij: „Volgend jaar op a 2Kon 4:10 kind?’ ” Hierop zei zij: „Alles is
deze bestemde tijd zult gij een b 2Kon 4:9
goed.” 27 Toen zij bij de man
zoon omhelzen.”k Maar zij zei: van de [ware] God op de berg
c Jo 11:3
„Neen, mijn meester, o man van Han 9:38 kwam, greep zij dadelijk zijn voe-
de [ware] God! Vertel geen leu- d Nu 10:10
ten vast.g Hierop kwam Gehazi _
gens in verband met uw dienst- Nu 28:11 naderbij om haar weg te duwen,h
Ez 46:3
maagd.” maar de man van de [ware] Godi
17 De vrouw werd echter zwan- e Ex 4:20
1Sa 25:20
zei: „Laat haar begaan,j want haar
ger en baarde in het volgende jaar ziel is bitter k in haar binnenste;
f 2Kon 4:12
op deze bestemde tijd een zoon,l en Jehovah zelf heeft het voor
juist zoals El _isa tot haar gespro- g Mt 28:9 mij verborgen gehoudenl en het
ken had.m 18 En het kind groei- h Mr 10:13 mij niet meegedeeld.” 28 Zij zei
de op, en voorts gebeurde het i 2Kon 4:9 nu: „Heb ik door bemiddeling van
op zekere dag dat hij als gewoon- j Job 29:25
mijn heer soms om een zoon ge-
lijk naar buiten, naar zijn vader 2Kor 1:4 vraagd? Heb ik niet gezegd: ’Gij
1Th 5:11
ging bij de oogsters.n 19 En hij moet mij geen valse hoop doen
zei aldoor tot zijn vader: „Mijn k Sp 15:13
Sp 17:22
koesteren’?”m
hoofd, o mijn hoofd!”o Ten slot- 29 Onmiddellijk zei hij tot Ge-
l Ge 18:17
te zei hij tot de bediende: „Draag Am 3:7 _ n „Omgord uw lendeneno en
hazi:
hem naar zijn moeder.”p 20 Bij- m 2Kon 4:16 neem mijn staf p in uw hand en
gevolg droeg hij hem en bracht ga heen. Als gij iemand ontmoet,
n 2Kon 4:12
hem naar zijn moeder. En tot de moogt gij hem niet groeten; q
¨ o 1Kon 18:46
middag bleef hij op haar knieen en als iemand u groet, moogt
zitten, en ten slotte stierf q hij. p Ex 4:17 gij hem niet antwoorden. En gij
21 Toen ging zij naar boven en q Lu 10:4 moet mijn staf op het gezicht van
2 KONINGEN 4:30–5:4 Elisa wekt zoon op. Andere wonderen 498
de jongen leggen.”a 30 Hierop HFDST. 4 kleed vol, waarna hij kwam en
zei de moeder van de jongen: „Zo a Han 19:12 ze in de etenspot sneed, want zij
b De 6:13
waar Jehovah leeftb en zo waar Jer 12:16 kenden ze niet. 40 Later goten
uw ziel leeft,c ik wil u niet ver- c 1Sa 1:26 zij het voor de mannen uit om
2Kon 2:4
laten.”d Daarom stond hij op en d Mt 15:28
te eten. Nu gebeurde het dat zo-
ging met haar mee. 31 En Ge- Jo 11:40 dra zij van het gerecht aten, zij-
e Mt 17:16
hazi
_ zelf ging hun vooruit en legde Mr 9:18
zelf het uitschreeuwden, waarop
vervolgens de staf op het gezicht f Mr 5:39 zij zeiden: „De dood is in de pot,a
Lu 8:52
van de jongen, maar er kwam Jo 11:11 o man van de [ware] God.”b En zij
geen stem noch werd er aandacht g 2Kon 4:21 konden het niet eten. 41 Hij zei
geschonken.e Hij keerde daarom h 1Kon 17:19
Mt 6:6
derhalve: „Haalt dan meel.” Na-
terug, hem tegemoet, en vertelde i 1Kon 17:20 dat hij het in de pot had gewor-
het hem en zei: „De jongen is niet Jo 11:41
Han 9:40
pen, zei hij vervolgens: „Giet het
wakker geworden.”f j 1Kon 17:21 uit voor het volk, opdat zij kun-
32 Ten slotte kwam El _isa het Han 20:10 nen eten.” En er bleek niets scha-
k 2Kon 8:1
huis binnen, en zie, de jongen 2Kon 8:5 delijks in de pot te zijn.c
was dood, op zijn rustbed neer- l 2Kon 4:12
42¨ En er was een man die uit
m Heb 11:35
gelegd.g 33 Toen ging hij naar n 1Sa 25:23 Ba_ al-Sal _isad kwam, en hij kwam
binnen en sloot de deur achter o 1Kon 17:24 de man van de [ware] God brood
Han 20:12
hen beidenh en bad vervolgens tot p 2Kon 2:1
brengene van de eerste rijpe
Jehovah.i 34 Ten slotte klom q De 28:23 vruchten,f twintig gerstebroden,g
2Kon 8:1
hij op en ging op het kind lig- Ez 14:13
en vers koren in zijn broodtas.
genj en legde zijn eigen mond op r 2Kon 2:3 Toen zei hij: „Geef het aan het
2Kon 2:5
diens mond en zijn eigen ogen op s Sp 8:34
volk, opdat zij kunnen eten.”h
diens ogen en zijn eigen handpal- Han 22:3 43 Zijn dienaar zei echter: „Hoe
men op diens handpalmen en zo t 2Kon 4:12 zal ik dit aan honderd man voor-
u Ps 37:19
bleef hij over hem heen gebogen, Ps 37:25 zetten?”i Hierop zei hij: „Geef het
en langzamerhand werd het vlees v Jes 26:19 aan het volk, opdat zij kunnen
van het kind warm. 35 Vervol- eten, want dit heeft Jehovah ge-
gens ging hij weer in het huis lo- 2e kolom zegd: ’Men zal eten en overhou-
pen, eenmaal op en eenmaal neer, a Job 12:11 den.’ ”j 44 Daarop zette hij het
waarna hij naar boven ging en b 1Kon 17:24 hun voor, en zij gingen eten, en
Jes 44:26
zich over hem heen boog. Toen c Ex 15:25
zij hielden over, naar het woord
niesde de jongen, tot zevenmaal 2Kon 2:21 van Jehovah.k
toe, waarna de jongen zijn ogen
d 1Sa 9:4 ¨ l
Een zekere Naaman _ nu, de
opendeed.k 36 Nu riep hij Ge-
hazi
_ en zei: „Roep die Sunamiti-
e Heb 13:16
f Ex 23:16
1Sa 9:7
5 legeroverste
van Syri
¨ van de koning
Ga 6:6 _ e, was een groot man ge-
sche l vrouw.” Hij riep haar dus g De 8:8
worden voor het aangezicht van
Jo 6:9
en zij kwam bij hem. Toen zei h 1Kor 9:11 zijn heer en stond in hoog aan-
hij: „Neem uw zoon op.”m 37 Zij zien, want ¨ door hem had Jehovah
i Mt 14:17
Mr 8:4
kwam nu binnen en viel aan zijn j Ps 132:15 aan Syri _ e redding geschonken;
m
voeten en boog zich voor hem ter Mt 14:20 en de man zelf had zich doen
Mr 8:8
aarde neer,n waarna zij haar zoon k Lu 9:17 kennen als een dappere, sterke
opnam en heenging.o Jo 6:13 man, ofschoon hij¨ melaats was.
38 En El _isa zelf keerde naar 2 En wat de Syriers betreft, zij
G _ilgal terug,p en er was hongers- HFDST. 5 waren als roversbendenn uitge-
noodq in het land. Terwijl de pro- trokken, en zij
l 2Kon 5:14
¨ namen toen uit
fetenzonenr voor hem zaten,s zei Lu 4:27 het land Isra _ el een klein meisje
m Sp 21:31
hij na verloop van tijd tot zijn gevangen,o en zij kwam voor het
n Re 9:34 ¨
bediende: t „Zet de grote kookpot 1Sa 13:17 aangezicht van Naamans _ vrouw.
2Kon 6:23
op en kook een gerecht voor de o 1Sa 30:2 3 Na verloop van tijd zeip zij tot
profetenzonen.”u 39 Bijgevolg p Ps 148:12 haar meesteres: „Was mijn heer
Ps 148:13
ging er een het veld in om ma- q Nu 11:29
maar voor het aangezicht van
luwenv te plukken, en hij vond 1Kon 19:16 de profeetq die in Samaria _ is!
toen een wilde wingerd en plukte r Mt 8:2
Mt 11:5
Dan zou die hem wel van zijn me-
r
daarvan wilde pompoenen, zijn Lu 4:27 laatsheid genezen.” 4 Nadien
¨
499 Elisa geneest Naaman van melaatsheid 2 KONINGEN 5:5-18
kwam er iemand en meldde het HFDST. 5 pen en zijn hand over de plek
aan zijn heer en zei: „Zus en zo a Ps 8:2 heen en weer bewegen en de me-
heeft het meisje gesprokena dat b Nu 22:7 laatse werkelijk genezing schen-
¨ 1Sa 9:8
uit het land Isra _ el is.” ken.’ 12 Zijn de Abana _ en de
¨ c 1Kon 10:16
Parpar, de rivieren van Damas-
5 Toen zei de koning van Syri _ e: d Ge 45:22 _ _
„Ga erheen! Kom, en laat ik een Re 14:12 kus,a niet¨ beter dan alle waterenb
¨ van Isra el? Kan ik mij niet daarin
brief aan de koning van Isra _ el zen- e 2Sa 11:14 _
den.” Hij ging dus heen en nam f Nu 14:6
Mt 26:65
baden en stellig rein zijn?”c Daar-
in zijn handb tien talenten zilver g Ge 30:2
op keerde hij zich om en ging in
en zesduizend stukken goudc en De 32:39 woede heen.d
tien wisselklederend mee. 6 En h 1Sa 2:6
Da 5:19
13 Zijn dienaren traden nu na-
hij kwam de brief e aan de koning Ho 6:1 derbij en spraken tot hem en zei-
¨
van Isra
_ el brengen, waarin stond: i 2Sa 10:3 den: „Mijn vader,e had de profeet
Pr 7:9
„Nu dan, terzelfder tijd dat deze j Job 2:12
zelf iets groots tot u gesproken,
brief u bereikt, zie, zend ¨ ik waar- k 1Kon 17:24
zoudt gij dat dan niet doen? Hoe-
lijk mijn dienaar Naaman _ tot u, 1Kon 19:16 veel te meer dan, nu hij tot u
2Kon 3:12
opdat gij hem van zijn melaats- 2Kon 4:9 heeft gezegd: ’Baad u en wees
heid geneest.” 7 Nu gebeurde 2Kon 6:32 rein’?” 14 Daarop daalde hij af
2Kon 8:4
het dat zodra de koning van Is- _ en dompelde zich toen zevenmaal
¨ l Le 14:7
rael de brief las, hij onmiddel- Nu 19:4 onder in de Jorda_ an,_ naar het
lijk zijn klederen scheurde f en zei: m De 8:2 woord van de man van de [ware]
Jo 9:7
„Ben ik God,g dat ik ter dood kan God,f waarna zijn vlees terug-
n Ex 4:7
brengen en in het leven kan hou- o Sp 8:13
keerde als het vlees van een klei-
den? h Want deze persoon zendt Jak 4:10 ne jongen,g en hij werd rein.h
mij een boodschap om een man p Jes 55:8 15 Toen ging hij terug naar de
van zijn melaatsheid te genezen; man van de [ware] God,i hij met
want LET alstublieft maar eens 2e kolom heel zijn kamp, en kwam en ging
op en ziet hoe hij ruzie met mij a 2Sa 8:5 voor hem staan en zei: „Zie toch,
zoekt.”i Han 9:2
ik weet stellig dat er op de ge-
b Joz 3:15
8 Nu gebeurde het dat zodra hele aarde geen God is behal-
c Jon 2:8 ¨
El _isa, de man van de [ware] God, ve in Isra
_ el.j Nu dan, neem als-
¨ d Sp 14:17
hoorde dat de koning van Isra _ el Pr 7:9 tublieft een zegengeschenkk van
zijn klederen gescheurd had,j hij e 2Kon 2:12 uw dienaar aan.” 16 Maar hij
2Kon 6:21
de koning terstond een bood- zei: „Zo waar Jehovah leeft,l ja,
f 2Kon 5:10
schap zond en [hem] liet zeggen: 2Kr 20:20 voor wiens aangezicht ik sta, ik
„Waarom hebt gij uw klederen 1Pe 5:5 wil het niet aannemen.”m Toen
g Job 33:25
gescheurd? Laat hem alstublieft drong hij bij hem aan het aan
h Lu 4:27
bij mij komen, opdat hij weet dat te nemen, maar hij bleef weige-¨
¨ Lu 5:13
er een¨ profeet in Isra _ el bestaat.”k i Lu 17:15 ren. 17 Ten slotte zei Naaman: _
9 Naaman _ kwam dus met zijn j Ps 96:5 „Zo niet, laat er dan alstublieft
paarden en zijn strijdwagens en Jes 43:10
Jes 44:6
aan uw dienaar wat aarden wor-
bleef staan aan de ingang van Jes 45:5 den gegeven, [en wel] de vracht
1Kor 8:4
het huis van El _isa. 10 Maar El _i- van een paar muildieren; want
k 1Sa 25:27
sa zond een bode tot hem en liet uw dienaar zal geen brandoffer
l De 6:13
zeggen: „Daarheen gaande, moet Jer 12:16 of slachtoffer meer opdragen aan
gij u zevenmaall in de Jorda_ an _ ba- m Mt 10:8 andere goden, welke ook, dan
1Kor 9:18
den,m opdat uw vlees tot u terug- 2Kor 11:9
aan Jehovah.o 18 In deze zaak
keert; n en wees rein.” 11 Hier- Opb 22:17 moge Jehovah uw dienaar verge-
¨
op werd Naaman _ verontwaardigdo n Ex 20:24
Ex 20:25
ven: Wanneer mijn heer in het
en maakte aanstalten om heen te o 1Th 1:9
huis van R _immonp komt om zich
gaan en zei: „Zie, ik had [bij mij- p Jer 10:14
daar neer te buigen, en hij op
zelf] gezegd: p ’Hij zal helemaal 1Kor 8:5 mijn hand steunt,q en ik mij wel
tot mij naar buiten komen en zal q 2Kon 7:2 moet neerbuigenr in het huis van
stellig gaan staan en de naam r Ex 20:5
1Kon 19:18
R _immon, moge Jehovah, wan-
van Jehovah, zijn God, aanroe- 2Kon 17:35 neer ik mij neerbuig in het huis
2 KONINGEN 5:19–6:10 Gehazi’s hebzucht. Bijlblad 500
van R _immon, uw dienaar dan HFDST. 5 of schapen of runderen of dienst-
alstublieft in dit opzicht verge- a 2Kr 30:18 knechten of dienstmaagden? a
2Kr 30:19
ving schenken.”a 19 Hierop zei 27 Daarom zal de melaatsheidb
b 2Sa 3:22 ¨
hij tot hem: „Ga in vrede.”b Bij- c 2Kon 4:12 van Naaman
_ u en uw nageslacht
2Kon 8:4
gevolg ging hij een flinke uitge- tot onbepaalde tijd aankleven.”c
d 1Kon 17:24
strektheid van het land van hem Jes 44:26 Onmiddellijk ging hij van voor
vandaan. e 2Kon 5:1 zijn aangezicht naar buiten, een
Lu 4:27
20 Toen zei Gehazi, _ c de bedien- f 2Sa 12:5
melaatse wit als sneeuw.d
de van El _isa, de man van de [ware] g Ps 10:3 e
De profetenzonen zeiden nu
God: „Zie,d
¨ mijn¨ meester
deze Syrier Naaman _
heeft
e gespaard,
Jer 17:9
Lu 12:15
1Ti 6:10
6 tot El _isa: „Zie toch! De plaats
waar wij voor uw aangezicht wo-
f

door niets uit zijn hand aan te ne- h 2Kon 4:26


i 2Kon 2:3 nen, is te bekrompeng voor ons.
men van wat hij meebracht. Zo j Jo 8:44 2 Laten wij alstublieft tot aan de
waar Jehovah leeft,f ik wil hem Ef 4:25
Jorda_ an
_ gaan en vandaar ieder
achterna rennen en iets van hem k Sp 6:17
g Sp 21:6 een balk halen en ons h daar een
nemen.”¨ 21 Gehazi _ dan rende¨ Kol 3:9
plaats maken om er te wonen.”
Naaman _ achterna. En toen Naa- _ l 2Kon 5:5
Hij dan zei: „Gaat.” 3 En een
man zag dat iemand hem ach- m 2Kon 5:16
n Joz 7:21 zei er vervolgens: „Komaan, als-
terna rende, steeg hij terstond
van zijn wagen om hem tegemoet
o 2Kon 2:3 tublieft, en ga met uw knech-
Jer 6:15
te gaan en zei toen: „Is alles in p Ps 63:11 ten mee.” Daarop zei hij: „Ikzelf
orde?”h 22 Hierop zei hij: „Al-
Sp 12:19 zal meegaan.” 4 Bijgevolg ging
Sp 12:22
les is in orde. Mijn meester i zelf Jes 59:3 hij met hen mee, en ten slotte
heeft mij gezondenj en laat [u] zeg-
Ho 12:8
Han 5:9
kwamen zij aan de Jorda_ an _ en gin-
gen: ’Zie! Zojuist gen de bomen omhakken.i 5 Het
¨ zijn uit het berg-
gebeurde nu dat er een zijn balk
land van Efra _ ım twee jonge man- 2e kolom
nen uit de profetenzonen bij mij velde, en het bijlbladj zelf viel
a Mt 10:8
gekomen.k Geef hun toch alstu- Jo 12:6
in het water. Toen riep hij luid
blieft een talent zilver en twee Han 20:33 en zei: „Ach, mijn meester,k want
b 2Kon 5:1
wisselklederen.’ ”l 23 Daarop zei 1Ti 6:9
het was geleend!”l 6 De man
¨ van de [ware] God zei toen: „Waar
Naaman:
_ „Komaan, neem twee ta- c 2Sa 3:29

lenten.” En hij bleef bij hem aan- d Ex 4:6 is het gevallen?” Hij wees hem


Nu 12:10
dringenm en ten slotte bond hij Sp 21:6 dus de plaats aan. Onmiddellijk
twee talenten zilver in twee zak-
sneed hij een stuk hout af en
ken, met twee wisselklederen, en HFDST. 6
wierp het daarheen en deed het
gaf die aan twee van zijn bedien- e 2Kon 2:3
bijlblad drijven.m 7 Hij zei nu:
den, opdat die ze voor hem uit zou- 2Kon 2:5 „Haal het voor u op.” Terstond
2Kon 9:1
den dragen. stak hij zijn hand uit en greep
f 2Kon 4:38
24 Toen hij te Ofel _ kwam, nam het.
g Jes 49:20
¨n
hij ze onmiddellijk uit hun hand h 2Kor 9:8 8 De koning van Syri_ e nu ge-
2Th 3:8 ¨
en legde ze neer in het huis n en i De 19:5
raakte in oorlog met Isra _ el. Bij-
zond de mannen weg. Zij gingen j Jes 10:34 gevolg beraadslaagde hij met zijn
dus heen. 25 En hijzelf kwam k 2Kon 6:15 dienareno en zei: „Op die en die
binnen en stond vervolgens bij l Ex 22:14
2Kon 4:7
plaats zult GIJ U met mij lege-
zijn meester.o El _isa zei nu tot m Lu 18:27 ren.”p 9 Toen zond de man van
hem: „Vanwaar [zijt gij geko- n 1Kon 20:1 de [ware] Godq een boodschap aan
1Kon 20:34 ¨
men], Gehazi?” _ Maar hij zei: „Uw 1Kon 22:31
de koning van Isra
_ el en liet [hem]
knecht is nergens heen geweest.”p o 1Kon 20:23 zeggen: „Wees op uw hoede, dat gij
26 Daarop zei hij tot hem: „Is Sp 21:30
niet langs die plaats trekt,¨ r want
p Ne 4:11
mijn hart zelf niet meegegaan, daarheen trekken de Syriers af.”s
q 1Kon 17:24 ¨
juist toen de man zich omkeerde Jes 44:26 10 De koning van Isra
_ el zond dus
[om] van zijn wagen [af te stijgen] r Sp 20:18 [iemand] naar de plaats die de man
s Am 3:7
ten einde u tegemoet te gaan? Is t Ex 9:20
van de [ware] God hem gezegd
het wel een tijd om zilver aan Sp 27:12 had.t En hij waarschuwde u hem,
te nemen of kleren aan te ne- u Ez 3:18
Mt 2:12
en hij bleef daar uit de buurt, niet
men of olijfbosjes of wijngaarden Heb 11:7 [slechts] eenmaal of tweemaal.
¨
501 Syriers verblind. Samaria belegerd 2 KONINGEN 6:11-29
11 Dientengevolge werd¨ het HFDST. 6 gen zien.”a Onmiddellijk opende
hart van de koning van Syri _ e woe- a Jes 57:20 Jehovah hun ogen, en toen zagen
b 1Sa 22:8
dend over deze aangelegenheid,a c 2Kon 5:3
zij; en zie, zij waren midden in
zodat hij zijn dienaren riep en tot Samaria. 21 De koning van Is-
¨ _ _
2Kon 5:8
Am 3:7
hen zei: „Wilt GIJ mij niet vertellen d Da 2:28
rael zei nu tot El _isa, zodra hij hen
wie van degenen ´ ´ die tot de onzen
¨
Da 4:9 zag: „Zal ik [hen] neerslaan, zal
behoren, voor de koning van Isra _ el e Ps 139:2
Pr 10:20
ik [hen] neerslaan,b mijn vader?”c
is?”b 12 Toen zei een van zijn Da 2:22 22 Maar hij zei: „Gij moogt [hen]
´ ´ f Ps 37:12
dienaren: „Geen een, mijn heer de niet neerslaan. Slaat gij soms hen
g Ge 37:17
koning, maar de profeet El _isac die neer die gij met uw zwaard en
¨ h 2Kon 1:9
in Isra
_ el is, die deelt aan de koning Mt 26:55 met uw boog gevangengenomen
¨ i 1Kon 19:21
van Isra
_ el mee d al wat gij in uw 2Kon 3:11 hebt? d Zet hun brood en water
binnenste slaapkamer spreekt.”e j Mt 8:25 voor, opdat zij kunnen eten en
13 Hij dan zei: „Gaat heen en ziet k Ex 14:13
Ps 3:6
drinkene en kunnen heengaan
waar hij is, opdat ik hem kan la- Ps 11:1 naar hun heer.” 23 Bijgevolg
Ps 18:2
ten halen.”f Later berichtte men Ps 118:11 rechtte hij voor hen een groot
hem en zei: „Zie, hij is te Dothan.” g
_ l 2Sa 22:31 feestmaal aan; en zij gingen eten
2Kr 32:7
14 Onmiddellijk zond hij er paar- Ps 27:3 en drinken, waarna hij hen weg-
den en strijdwagens en een zwa- Ps 46:7 zond en zij naar hun heer gin-
Ps 55:18
re krijgsmachth heen; zij kwamen Ro 8:31 gen. En geen enkele maal kwa-
dan ’s nachts en omsingelden de m 2Kr 20:12 men de roversbendenf van de
Ps 91:15 ¨
stad. n Han 7:56 Syriers meer in het land van Is- _
¨
15 Toen de dienaar i van de man o 2Kon 2:11 rael.
Ps 68:17
van de [ware] God vroeg opstond Za 6:1 24 Naderhand nu geschiedde
om zich gereed te maken, en naar p Ps 34:7 het dat Ben-Hadad,
_ de koning van
buiten ging, wel, daar omringde
Mt 26:53 ¨
q Ge 19:11 Syri
_ e, heel zijn kamp bijeenbracht
een krijgsmacht de stad met paar- Sp 4:19 en optrok en Samaria _ beleger-
Jes 59:10
den en strijdwagens. Terstond zei Jo 9:39 de.g 25 Na verloop van tijd ont-
zijn bediende tot hem: „Ach, mijn r 1Kon 16:29 stond er in Samaria _ een grote
meester! j Wat zullen wij doen?” hongersnood,h en zie! zij beleger-
16 Maar hij zei: „Wees niet be- 2e kolom den het zo lang dat een ezels-
vreesd,k want er zijn er meer die a Lu 24:31 kop i tachtig zilverstukken waard
met ons zijn dan die met hen zijn.”l b 1Sa 24:19 werd en een vierde kab-maat dui-
c 2Kon 2:12
17 Toen badm El _isa en zei: „O Je- 2Kon 5:13 venmestj vijf zilverstukken waard
hovah, open alstublieft zijn ogen,n 2Kon 13:14 was. 26 Nu gebeurde het toen
opdat hij moge zien.” Onmiddellijk d De 20:11 ¨
e Sp 25:21
de koning van Isra_ el op de muur
opende Jehovah de ogen van de be- Mt 5:44 voorbijging, dat een zekere vrouw
Lu 6:35
diende, zodat hij zag; en zie! het Ro 12:20 luid tot hem riep en zei: „Red
bergland was vol vurige paarden f 2Kon 5:2 toch, o mijn heer de koning!”k
en strijdwagens o rondom El _isa.p g De 28:52
27 Hierop zei hij: „Indien Jeho-
1Kon 20:1
18 Toen zij nu tot hem afdaal- h Le 26:26 vah u niet redt, vanwaar zal ik u
den, bad El _isa vervolgens tot Je- De 28:17
2Kon 7:4
dan redding verschaffen? l Soms
hovah en zei: „Sla deze natie als- Klg 4:9 van de dorsvloer of van de wijn-
tublieft met blindheid.”q Hij dan i De 14:3
Ez 4:14
of oliepers?” 28 Vervolgens zei
sloeg hen met blindheid naar het Han 10:12 de koning tot haar: „Wat hebt
woord van El _isa. 19 El _isa zei nu j Ez 4:15
gij?” Zij dan zei: „Deze vrouw
k 2Sa 14:4
tot hen: „Dit is de weg niet, en Lu 18:3 hier zei tot mij: ’Geef uw zoon,
dit is de stad niet. Volgt mij, en l Ps 60:11 opdat wij hem vandaag opeten,
Ps 118:8 ´´
laat ik U naar de man leiden die GIJ Ps 146:3 en mıjn zoon zullen wij morgen
zoekt.” Hij leidde hen echter naar Jes 2:22
Jer 17:5
opeten.’m 29 Bijgevolg hebben
Samaria. r
_ m Le 26:29 wij mijn zoon gekooktn en hem
De 28:53
20 Het gebeurde nu dat zodra Jes 49:15
opgegeten.o Toen zei ik de volgen-
zij in Samaria _ aankwamen, El _isa Ez 5:10 de dag tot haar: ’Geef uw zoon,
n Klg 4:10
vervolgens zei: „O Jehovah, open o De 28:55
opdat wij hem opeten.’ Maar zij
de ogen van dezen, opdat zij mo- De 28:57 verborg haar zoon.”
¨
2 KONINGEN 6:30–7:9 Honger zal eindigen. Syriers vluchten 502
30 Het geschiedde nu dat zo- HFDST. 6 den gezegd: ’Laten wij de stad
dra de koning de woorden van a Ge 37:29 ingaan’, terwijl er in de stad hon-
1Kon 21:27
de vrouw hoorde, hij onmiddel- 2Kon 19:1 gersnood is, zouden wij daar ook
lijk zijn klederen scheurde; a en b Ps 105:15
moeten sterven.a En indien wij in
terwijl hij op de muur voorbij- Jer 38:4 feite hier blijven, zullen wij ook
ging, zag het volk voorts, en zie! c Ez 8:1 moeten sterven. Nu dan, komt en
hij had daaronder een zak op zijn Ez 14:1 laten wij het kamp van de Sy-
Ez 20:1 ¨
vlees. 31 Vervolgens zei hij: „Zo riers binnenvallen. Indien zij ons
d 1Kon 18:13
moge God met mij doen, en zo 1Kon 21:10 in leven laten, zullen wij leven;
moge hij daaraan toevoegen, in- maar indien zij ons ter dood bren-
e 1Kon 14:6
dien het hoofd van El _isa, de zoon gen, dan zullen wij moeten ster-
van Safat,
_ vandaag nog op hem f Sp 19:3
Jes 8:21
ven.”b 5 Bijgevolg stonden zij
blijft!”b Am 3:6 in de avondschemering op om het
¨
32 En El _isa zat in zijn eigen g Ps 27:14 kamp van de Syriers binnen te
huis, en de oudere mannen za- Sp 14:29
Sp 30:9
gaan; en zij kwamen ten slotte
ten bij hem,c toen hij een man 2Pe 3:9 aan de buitenrand van het kamp
Opb 16:9 ¨
van voor zijn aangezicht uitzond. van de Syriers en zie! daar was
Voordat de bode bij hem kon ko- niemand.
men, zei hijzelf tot de oudere man- HFDST. 7 6 En Jehovah zelf had het kamp
nen: „Hebt GIJ gezien hoe deze ¨
h Am 3:7
Heb 1:1
van de Syriers het geluid doen ho-
zoon van een moordenaar d iemand renc van strijdwagens, het geluid
heeft gezonden om mijn hoofd i De 32:36
Re 5:11
van paarden, het geluid van een
eraf te nemen? Let op: zodra de 2Kon 7:18 grote krijgsmacht,d zodat zij tot el-
bode komt, sluit dan de deur, en j 2Kon 5:18 kaar¨ zeiden: „Zie! De koning van
GIJ moet hem met de deur te- Isra
_ el heeft de koningen van de
k Ge 7:11
rugdringen. Is niet het geluide Ps 78:23 Hethietene en de koningen van
van de voeten van zijn heer ach- Mal 3:10
Egypte
_
f tegen ons gehuurd, om

ter hem?” 33 Terwijl hij nog met l Nu 14:11 tegen ons op te trekken!” 7 On-
2Th 3:2
hen sprak, zie, daar kwam de bode middellijk stonden zij op en sloe-
tot hem af, en [de koning] zei ver- m Nu 11:23
gen in de avondschemering op de
2Kr 20:20
volgens: „Zie, dit is de rampspoed vluchtg en lieten hun tenten en
afkomstig van Jehovah.f Waar- n 2Kon 7:17
hun paardenh en hun ezels — het
om zou ik nog langer op Jehovah o Le 13:46 kamp net zoals het was — achter,
De 24:8
wachten?”g en zij bleven vluchten voor hun

El _isa zei nu: „Luistert naar het ziel.i
7 h
woord van Jehovah. Dit heeft
Jehovah gezegd: ’Morgen om deze
2e kolom
a 2Kon 6:25
8 Toen deze melaatsen nu aan
de buitenrand van het kamp kwa-
tijd zal in de poort van Samaria
_ b Klg 4:9 men, gingen zij vervolgens een
een sea-maat meelbloem een sik- c Sp 20:12 tent binnen en aten en dronken en
kel waard zijn, en twee sea-maten d De 28:7
droegen er zilver en goud en kle-
gerst een sikkel.’ ”i 2 Daarop 2Sa 5:24 ren uit weg en gingen heen en ver-
2Kon 19:7
antwoordde de adjudant op wiens borgen het. Daarna keerden zij
hand de koning steunde j de man e 1Kon 10:29
2Kr 1:17
terug en gingen een andere tent
van de [ware] God en zei: „Al binnen en droegen daar dingen uit
f 2Kr 12:2
maakte Jehovah sluizen in de he- weg en gingen heen en verborgen
mel,k zou deze zaak kunnen ge- g Ps 48:5 het.j
Sp 28:1
schieden?”l Hierop zei hij: „Zie, 9 Ten slotte nu zeiden zij tot
h Ps 33:17
gij ziet het met uw eigen ogen,m Sp 21:31 elkaar: „Het is niet juist wat wij
maar gij zult er niet van eten.”n doen. Deze dag is een dag van
i Ge 2:7
3 En er waren vier mannen, goed nieuws! k Indien wij aar-
j Jer 41:8
melaatsen, die zich aan de in- zelen en werkelijk wachten tot
gang van de poort bevonden; o k Na 1:15 het morgenlicht, dan zal stellig
1Kor 10:24
zij zeiden nu tot elkaar: „Waar- Fil 2:4 schuld ons achterhalen.l Nu dan,
om blijven wij hier totdat wij ge- 1Th 5:15 komt en laten wij [de stad] bin-
storven zijn? 4 Indien wij had- l 1Ti 6:10 nengaan en het aan het huis van
¨
503 Kamp van de Syriers geplunderd 2 KONINGEN 7:10–8:4
de koning melden.” 10 Zij kwa- HFDST. 7 dant op wiens hand hij steunde,a
men dus en riepen de poortwach- a 2Sa 18:26 belast met het toezicht over de
Ps 127:1
ters a van de stad toe en meld- Mr 13:34 poort; en het volk bleef hem in de
den het hun, door te zeggen: „Wij b 2Kon 7:7 poort onder de voet lopen,b zodat
kwamen in het kamp van de Sy- c 2Kon 6:8 hij stierf, juist zoals de man van de
¨
riers, en ziet! er was daar nie- d Sp 14:15 [ware] God gesproken had,c toen
mand, noch het geluid van een e 2Kon 6:25
2Kon 6:29
hij sprak ten tijde dat de koning
mens, maar alleen de vastgebon- f Joz 8:4 tot hem afgekomen was. 18 Al-
den paarden en de vastgebonden Joz 8:12 dus geschiedde het juist zoals de
Re 20:29
ezels en de tenten net zoals ze Re 20:37 man van de [ware] God tot de ko-
waren.”b 11 Terstond riepen de g 2Kon 6:25 ning gesproken had, toen hij zei:
poortwachters het uit, en zij meld- h Klg 4:9 „Twee sea-maten gerst ter waar-
den het binnen in het huis van de i Es 1:7 de van een sikkel en een sea-maat
Jes 22:24
koning. meelbloem ter waarde van een sik-
j Ps 68:12
12 Onmiddellijk stond de ko- Jes 2:20 kel zal het worden, morgen om
Mt 16:26
ning in de nacht op en zei tot zijn deze tijd in de poort van Sama- _
k 2Kr 20:25
dienaren: c „Laat ik U alstublieft Ps 68:12 ria.”d 19 Maar de adjudant ant-
¨
vertellen wat de Syriers ons heb- Jes 33:1
woordde de man van de [ware]
l Nu 23:19
ben aangedaan.d Zij weten heel 2Kon 7:1 God en zei: „Ook al maakte Jeho-
goed dat wij hongerig zijn; e en Jes 44:26 vah sluizen in de hemel, zou het
Jes 55:11
daarom zijn zij uit het kamp weg- naar dit woord kunnen geschie-

getrokken om zich te verbergen den?”e Hierop zei hij: „Zie, gij ziet
in het veld,f zeggend: ’Zij zullen 2e kolom
het met uw eigen ogen, maar gij
de stad uit komen, en wij zul- a 2Kon 5:18
zult er niet van eten.”f 20 Zo is
b 2Kon 9:33
len hen levend vangen en de stad Jes 25:10 het ook met hem gebeurd,g toen
binnentrekken.’ ” 13 Toen ant- c De 32:35 het volk hem in de poort onder
woordde een van zijn dienaren en 2Kon 7:2
de voet bleef lopen,h zodat hij
2Kr 36:16
zei: „Laat men alstublieft vijf van Jes 5:24 stierf.
de overgebleven paarden nemen Jes 28:22
Na 1:2
En El _isa zelf had tot de vrouw
die er in de stad zijn overgeble-
ven.g Zie! Ze staan gelijk met heel
¨
d 2Kon 7:1
Jes 44:26 8 wier zoon hij weer levend ge-
i
maakt had, gesproken en gezegd:
de menigte van Isra _ el die daarin e Nu 20:12
Ps 78:19
is overgebleven. Zie! Ze staan ge- „Sta op en ga heen, gij met uw
f 2Kon 7:2
lijk met heel de menigte van Is- _ huisgezin, en vertoef als vreemde-
¨ g 2Kr 20:20
ling waar gij maar als vreemdeling
rael die is vergaan.h En laten wij h Jes 41:25
[die] uitzenden en zien.” 14 Bij- vertoeven kunt; j want Jehovah

gevolg namen zij twee wagens heeft een hongersnood opgeroe-
HFDST. 8
met paarden en de koning zond pen,k en bovendien moet die ze-
i 2Kon 4:35
die achter het kamp van de Sy- ven jaar lang over het land ko-
¨ j Ge 12:10
men.”l 2 De vrouw stond dus op
riers aan en zei: „Gaat en ziet.” Ge 26:1
15 Daarop gingen zij hen achter- Ge 47:4
Ru 1:1
en deed naar het woord van de
na tot aan de Jorda_ an;
_ en zie! heel k Le 26:19
man van de [ware] God en ging
de weg lag vol met kleren en ge- De 28:23 heen,m zij met haar huisgezin,n
¨ 2Sa 21:1
waarop zij zeven jaar als vreem-
rei,i die de Syriers hadden weg- 1Kon 17:1
geworpen toen zij zich weghaast- Ps 105:16
Han 11:28
deling in het land van de Filistij-
ten.j Daarop keerden de boden l Ge 41:27
neno vertoefde.
terug en meldden het aan de ko- 2Sa 24:13
Am 3:2
3 Nu gebeurde het na verloop
ning. m Sp 27:12
van zeven jaar dat de vrouw
16 Toen ging het volk naar bui- n Ge 15:3 voorts terugkeerde uit het land
ten en plunderde k het kamp van 1Ti 5:8 van de Filistijnen en heenging
¨
de Syriers; en zo werd een sea- o Joz 13:3
1Sa 27:1
om luid tot de koning te roepenp
maat meelbloem een sikkel waard, p 1Sa 8:5 om haar huis en om haar veld.
en twee sea-maten gerst een sik- 2Sa 14:4 4 De koning nu was juist in ge-
2Kon 6:26
kel, naar het woordl van Jehovah. Lu 18:3 sprek met Gehazi, _ q de bedien-
17 En de koning zelf had de adju- q 2Kon 4:12 de van de man van de [ware] God,
¨
2 KONINGEN 8:5-21 Sunamitische krijgt land terug. Hazael 504
HFDST. 8
¨
en zei: „Verhaal mij toch alstu- gij de zonen van Isra _ el zult aan-
blieft al de grote dingen die El _i- a 2Kon 2:14 doen. Hun versterkte plaatsen
2Kon 2:20
sa heeft gedaan.”a 5 Voorts ge- 2Kon 3:17 zult gij aan het vuur prijsgeven,
beurde het dat terwijl hij juist 2Kon 4:4
2Kon 5:14
en hun uitgelezen mannen zult
bezig was de koning te verha- 2Kon 5:27 gij met het zwaard doden, en hun
2Kon 6:6
len hoe hij de dode weer levend 2Kon 7:1
kinderen zult gij verpletteren,a
had gemaakt,b wel, daar riep de b 2Kon 4:35 en hun zwangere vrouwen zult
c Nu 36:9 b
vrouw wier zoon hij weer levend d 1Sa 26:17
gij openrijten.”
¨ 13 Daarop zei
had gemaakt, luid tot de koning 2Kon 6:26 Haza _ el: „Wat is uw knecht, [die
1Pe 2:17
om haar huis en om haar veld.c e 2Kon 4:32
slechts een] hondc [is], dat hij zo
Terstond zei Gehazi: _ „Mijn heerd f 2Kon 9:32 iets groots zou kunnen doen?”
de koning, dit is de vrouw, en dit g Ps 82:3
Sp 21:1
Maar El _isa zei: „Jehovah heeft
is haar zoon die door El _isa weer Sp 29:4 mij ¨ u getoond als koning over Sy- _
Sp 31:9
levend gemaakt is.” 6 Daarop h Jes 7:8
rie.”d
ondervroeg de koning de vrouw, i 1Kon 20:1 14 Daarna ging hij van El _isa
2Kon 6:24
en zij verhaalde hem vervolgens j 1Kon 17:24
heen en kwam bij zijn eigen heer,
de geschiedenis.e Toen gaf de ko- k 1Kon 19:15 die toen tot hem zei: „Wat heeft
l 1Sa 9:8
ning haar een hofbeambte f en zei: 1Kon 14:3
El _isa u gezegd?” Hierop zei hij:
„Geef alles terug wat haar toebe- 2Kon 5:5 „Hij heeft mij gezegd: ’Gij zult
m Ge 25:22
hoort en al de producten van het 1Kon 14:2
beslist herstellen.’ ”e 15 Nu ge-
veld, van de dag af dat zij het land 2Kon 3:11 beurde het de volgende dag dat
2Kon 22:13
verliet tot nu toe.”g n 1Sa 25:8 hij voorts een dekkleed nam en
7 Voorts kwam El _isa naar Da- 2Kon 6:21 het in water doopte en het over
2Kon 13:14 f zodat hij
maskus;
_ h en Ben-Hadad,i
_ de ko- o Jes 44:26 zijn gezicht uitspreidde, ¨
¨ Am 3:7 stierf.g En Haza _ elh begon in zijn
ning van Syri _ e, was ziek. Bijge- p 2Kon 8:15
volg berichtte men hem en zei: q Jer 9:1 plaats te regeren.
„De man van de [ware] Godj is Lu 19:41
Han 20:19
16 En in het vijfde jaar van Jo- _
hierheen gekomen.” ¨ 8 Daarop r 2Kon 10:32 ram,i de zoon¨ van Achab, _ de ko-
zei de koning tot Haza _ el: k „Neem
2Kon 12:17
2Kon 13:3
ning van Isra _ el, terwijl Josafat _ ko-
j
een geschenkl in uw hand en ga Am 1:3 ning van Juda _ was, werd Joram, _
de man van de [ware] God te- de zoon van Josafat, _ de koning
¨ van
gemoet, en gij moet door bemid- 2e kolom Juda,
_ koning. 17 Tweeendertig
deling van hem Jehovah raadple- a De 28:45
jaar oud was hij geworden toen
gen,m door te zeggen: ’Zal ik van De 28:63 hij koning werd, en hij heeft acht
2Kon 15:16
deze jaar lang te Jeruzalem _ geregeerd.k
¨ ziekte herstellen?’ ” 9 Ha- _ Ho 10:14
b Jes 13:16 18 En hij ging de ¨ weg van de ko-
zael ging hem dus tegemoet en Ho 13:16
nam een geschenk in zijn hand, Am 1:13 ningen van Isra _ el bewandelen,l
ja, allerlei goeds van Damaskus, _ c 1Sa 17:43 net zoals degenen van het huis
2Sa 9:8
de vracht van veertig kamelen, Ps 22:20 van Achab_ hadden gedaan; m want
en hij kwam en ging voor hem d 1Sa 2:7 Achabs
_ dochter werd zijn vrouw,n
1Kon 19:15
staan en zei: „Uw zoon,n Ben-H a-
_ e 2Kon 8:10 en hij bleef doen wat kwaad was
¨ f Ps 36:1 in Jehovah’s ogen. 19 En Jeho-
dad, de koning van Syri _ e, heeft Mi 2:1
mij tot u gezonden en laat [u] zeg- g 1Kon 16:10 vah wilde Juda _ o niet in het verderf
gen: ’Zal ik van deze ziekte her-
2Kon 11:1 storten ter wille van zijn knecht
2Kon 15:10 p
stellen?’ ” 10 Toen zei El _isa tot Jes 33:1 David,
_ juist zoals hij hem beloofd
hem: „Ga, zeg tot hem: ’Gij zult
h 1Kon 19:15 had hem [en] zijn zonen voor altijd
i 2Kon 1:17
beslist herstellen’, en Jehovah j 1Kon 22:50 een lamp te geven.q
2Kr 21:3 r
heeft mij getoondo dat hij beslist k 2Kr 21:5
20 In zijn dagen kwam Edom _
zal sterven.”p 11 En hij zette l 1Kon 12:28 in opstand en onttrok zich aan de
een strak gezicht en hield het zo
1Kon 16:32
m 1Kon 16:33
hand van Juda, _ en zij lieten zich
tot verlegen wordens toe. Daar- 1Kon 21:25 vervolgens door een koning s re-
2Kon 21:3
na barstte de man van de [ware] 2Kr 21:13
geren. 21 Dientengevolge ¨ trok
God in tranen q uit. 12 Hierop n 2Kon 8:26 Joram
_ over naar Za_ ır, alsook alle
¨ 2Kr 18:1
zei Haza_ el: „Waarom weent mijn 2Kr 21:6
o Ge 49:10 q 1Kon 11:36; Ps 132:17; Lu 1:69; Han 15:16; r Ge
heer?” Waarop hij zei: „Omdat ik p 2Sa 7:16 27:40; 2Sa 8:14; 2Kon 3:9; 2Kr 21:8; s 2Sa 8:14;
heel goed weet wat voor kwaadr 2Kr 21:7 1Kon 22:47.
505 Joram en Ahazia koning. Jehu gezalfd 2 KONINGEN 8:22–9:10
wagens met hem. Nu gebeurde HFDST. 8 En de profeet El _isa riep van
het dat hijzelf ’s nachts opstond
en ten slotte de Edomieten die
a Joz 21:13
2Kon 19:8
2Kr 21:10
9 zijn kant een van de profe-
tenzonena en zei vervolgens tot
hem en de wagenoversten om- b 1Kon 14:29 hem: „Omgord uw lendenenb en
1Kon 15:23
singelden, versloeg; en het volk 2Kon 15:6 neem deze pulc met olie in uw
vluchtte toen naar zijn tenten. 2Kon 15:36
c 1Kon 2:10
hand en ga naar Ramoth-G _ _ilead.d
22 Maar Edom _ heeft zijn opstand 1Kon 11:43 2 Wanneer gij daar aangekomen
1Kon 14:31
volgehouden en heeft zich aan de 2Kr 21:19
zijt, zie daar dan uit naar Jehu, _ e

hand van Juda _ onttrokken tot op d 2Kr 21:20 de zoon van Josafat, _ de zoon
deze dag. Het was toen dat L _ib- e 1Kr 3:11
2Kr 21:17
van N _imsi; en gij moet naar bin-
naa voorts in opstand kwam, in die f 2Kon 9:29 nen gaan en hem uit het mid-
tijd. 2Kr 22:1
den van zijn broeders doen op-
g 2Kr 22:2
23 En de rest van de aangele- h 2Kon 8:18 staan en hem in het binnenste
genheden van Joram _ en alles wat 2Kon 11:1
2Kon 11:13
vertrekf brengen. 3 En gij moet
hij gedaan heeft, is dat niet be- 2Kon 11:16 de pul met olie nemen en die over
schreven in het boek van de aan- b i 1Kon 16:16
1Kon 16:23
zijn hoofd uitgieteng en zeggen:
gelegenheden van de dagen der 1Kon 16:27 ’Dit heeft Jehovah gezegd: „Voor-
2Kr 22:2 h i
koningen van Juda? _ 24 Ten slot- j 1Kon 16:33
waar, ¨ ik zalf u tot koning over
te legde Joram _ zich neer bij zijn 2Kr 22:3 Isra
_ el.” ’ En gij moet de deur ope-
k 2Kon 19:22
voorvaders en werd bij zijn voor- c
l 2Kon 8:18
nen en vluchten en niet wach-
vaders begraven in de Stad van 2Kor 6:14 ten.”
d En zijn zoon Ahaziae be-
David._ _ m 2Kon 9:15
2Kr 22:5
4 En de bediende, de bedien-
gon in zijn plaats te regeren. n Joz 21:38 de van de profeet, ging op weg
1Kon 22:3
25 In het twaalfde jaar van Jo- _ o 1Kon 19:17
naar Ramoth-G _ _ilead. 5 Toen hij
ram, de zoon ¨ van Achab, _ de koning p 2Kon 9:15 daar kwam, zie, daar zaten de
van Isra _ el, werd Ahazia, _ de zoon q Joz 19:18
1Kon 21:1
oversten van de krijgsmacht. Hij
van Joram, _ de koning ¨ van Juda, _ 2Kr 22:6 zei nu: „Ik heb een woord voor u,j
koning.f 26 Tweeentwintig jaar r 2Kon 9:16 o overste.” Hierop zei Jehu: _ „Voor
oud was Ahazia _ toen´ hij ´ begon te wie van ons allen?” Toen zei hij:
regeren, en hij heeft een jaar te Je- 2e kolom „Voor u, o overste.” 6 Derhalve
g En de naam
ruzalem
_ geregeerd. stond hij op en ging het huis bin-
van zijn moeder was Athalia, h de
_ HFDST. 9 nen; voorts goot hij de olie over
i de koning
kleindochter ¨ van Omri, _ a 2Kon 4:1 zijn hoofd uit en zei tot hem: „Dit
van Isra _ el. 27 En hij ging de weg 2Kon 6:1 heeft Jehovah, de God van Is- _
b 1Kon 18:46 ¨
van het huis van Achab _ bewan- 2Kon 4:29 rael, gezegd: ’Voorwaar, ik zalf u
j
delen en bleef doen wat kwaad Lu 12:35 k
tot koning over Jehovah’s volk,l
k gelijk c 1Sa 10:1 ¨
was in Jehovah’s ogen, d 2Kon 8:28 dat wil zeggen over Isra _ el. 7 En
het huis van Achab, _ want hij was 2Kr 22:5 gij moet het huis van Achab, _ uw
e 1Kon 19:17
door huwelijk met het huis van f 1Kon 20:30 heer, neerslaan, en ik moet het
Achab
_ verwant.l 28 Bijgevolg 1Kon 22:25 bloed van mijn knechten, de profe-
g Ex 29:7
ging hij met Joram, _ de zoon van ¨ 1Kon 19:16 ten, en het bloed van alle knech-
Achab,
_ ten strijde tegen ¨ Haza _ el,m h 2Kr 22:7 ten van Jehovah wrekenm van de
i Jer 27:5
de koning van Syri _ e, bij¨ Ramoth-_ Da 2:21 hand van Izebel. _ n 8 En het gehe-
G _ilead,n maar de Syriers versloe- j Re 3:19 le huis van Achab _ moet vergaan;
geno Joram. _ 29 Daarom keerde k 1Kon 19:16
2Kr 22:7
en ik moet van Achab _ afsnijdeno
p terug om in J
koning ¨ q Joram
_ _iz- l 1Kon 16:2 al wie tegen een muur watertp en
reel genezing te zoeken van de m De 32:35 iedere ¨hulpeloze en waardeloze q
¨ De 32:43
wonden die de Syriers hem ten Ps 94:1 in Isra_ el. 9 En ik moet het huis
slotte bij Rama _ hadden toege- Lu 18:7
Ro 12:19 van Achab _ maken gelijk het huis
bracht toen hij streed tegen Haza-
_ van Jerobeam, _ r
de zoon van Ne-
¨_
Ro 13:4
¨ Heb 10:30
el, de koning van Syri _ e. Wat Aha- _ n 1Kon 18:4 bat, en gelijk het huis van Bae- _
r betreft, de zoon van Joram,
zia _ 1Kon 19:2 s
sa, de zoon van Ah _ia. 10 En
1Kon 21:15
de koning van Juda, _ hij daalde af 1Kon 21:25 Izebel
_ zullen de honden ¨ opetent
om Joram, _¨ de zoon van Achab, _ te o 1Kon 21:21 op het stuk land te J _izreel, en er
p 1Kon 14:10
J _izreel te bezoeken, want hij was q De 32:36
ziek. 1Kon 21:21 r 1Kon 15:29; s 1Kon 16:11; t 1Kon 21:23.
2 KONINGEN 9:11-25 Jehu’s rit; zijn samenzwering tegen Joram 506
zal niemand zijn die haar be- HFDST. 9 zei: „Dit heeft de koning gezegd:
graaft.’ ” Daarop opende hij de a 2Kon 9:3 ’Is het vrede?’ ” Maar Jehu _ zei:
deur en vluchtte weg.a b 2Kon 4:26 „Wat hebt gij met ’vrede’ te ma-
c 1Sa 21:14 a Keer om [en kom] achter
11 Wat Jehu _ betreft, hij ging ken?
d 2Kon 9:6
naar buiten naar de dienaren van mij!”
e Mt 21:7
zijn heer, en zij zeiden toen tot f 2Sa 15:10
Vervolgens meldde de wachter b
hem: „Is alles in orde? b Waarom 1Kon 1:34 en zei: „De bode is tot bij hen ge-
is deze waanzinnige c bij u geko- g 1Kon 1:39 komen, maar hij is niet terugge-
men?” Maar hij zei tot hen: „GIJ- h 1Kon 19:16 keerd.” 19 Hij stuurde er derhal-
ZELF kent de man en zijn gepraat
i 2Kon 9:2 ve een tweede paardrijder op uit,
heel goed.” 12 Maar zij zeiden:
j 2Kon 10:9
die, toen hij bij hen kwam, vervol-
k 1Kon 22:3
„Dat is niet waar! Vertel het ons 2Kon 8:28
gens zei: „Dit heeft de koning ge-
alstublieft.” Toen zei hij: „Zus l 1Kon 19:15 zegd: ’Is het vrede?’ ” Maar Jehu _
en zo heeft hij tot mij gespro- 2Kon 8:15
2Kon 10:32
zei: „Wat hebt gij met ’vrede’ te
ken en gezegd: ’Dit heeft Jehovah m 2Kon 8:29
maken? c Keer om [en kom] achter
gezegd: „Voorwaar, ik zalf u tot n Joz 19:18
mij!”
¨ 1Kon 21:1 20 Vervolgens meldde de wach-
koning over Isra _ el.” ’ ”d 13 Hier-
op namen zij haastig ieder hun
o 2Kr 22:6
ter en zei: „Hij is tot bij hen ge-
p Sp 20:18
kleede en legden dat onder hem komen, maar hij is niet terugge-
q 2Kr 22:7
op de kale treden, waarop zij op keerd; en de manier van rijden is
r Jes 21:6 d
de hoorn bliezenf en zeiden: „Jehu _ Jes 62:6 als de manier van rijden van Jehu, _
is koning geworden!” g 14 En
Ez 33:2 de kleinzoon van N _imsi,e want
s 2Kr 14:7
Jehu,
_ h de zoon van Josafat, de
_ hij rijdt als een waanzinnige.”f
t 1Kon 21:1
zoon van N _imsi,i zette een samen- 21 Daarop zei Joram: _ „Span in!”g
u 1Sa 16:4
zwering op touwj tegen Joram. _ 1Kon 2:13 Zijn strijdwagen werd dus inge-

spannen en Joram, _ de koning van
En Joram _ zelf had juist de wacht ¨ h
Isra
_ el, en Ahazia,
_ de koning van
gehouden bij Ramoth-G
¨ _ _ilead,k hij ¨
2e kolom
Juda,
_ trokken uit, ieder op zijn
met heel Isra _ el, wegens Haza
¨ _ el,l a Jes 48:22
eigen strijdwagen. Terwijl zij uit-
Ro 3:17
de koning van Syri _ e. 15 Later
m terug om
b 2Sa 18:24 trokken, Jehu _ tegemoet, troffen
keerde koning Joram _ 2Sa 18:26
¨ zij hem ten slotte op het stuk
in J _izreeln genezing te zoeken van c Jes 57:21 ¨ i
¨ land van de Jizreeliet Naboth. _
de wonden die de Syriers hem ten d 1Kon 19:16
22 Nu gebeurde het dat zodra
slotte hadden toegebracht toen hij e 2Kon 9:2
¨ f Za 12:4 Joram
_ Jehu
_ zag, hij onmiddellijk
streed tegen Haza _ el, de koning
¨ o g Mi 1:13 zei: „Is het vrede, Jehu?” _ Maar
van Syri _ e. h 2Kon 8:25 hij zei: „Hoe zou het vrede j kun-
Jehu
_ zei nu: „Indien UW ziel 2Kon 8:29
nen zijn zolang de hoererijen van
2Kr 22:7
ermee instemt,p laat dan nie- uw moeder Izebel _ k
en haar vele
i 1Kon 21:1
mand uit de stad ontsnappen om 1Kon 21:15 toverijen er nog zijn?”l 23 Ter-
¨
het in J _izreel te gaan berichten.” 1Kon 21:19
stond maakte Joram _ een wen-
j Jes 48:22
16 Toen reed Jehu _ weg en ging ding met zijn handen, om te kun-
¨ Jes 57:21
naar J _izreel; want Joram _ lag daar, Jes 59:8
nen vluchten, en zei tot Ahazia: _
q Jer 16:5
en Ahazia, _ de koning van Juda, _ Ro 3:17 „Er is bedrog in het spel,m Aha- _
was in eigen persoon afgekomen k 1Kon 16:31 zia!” 24 En Jehu _ zelf vulde zijn
1Kon 18:4
om Joram _ te bezoeken. 17 En de 1Kon 19:2 hand met een boog en schoot Jo- n
_
wachter r stond op de torens in J _iz- 1Kon 21:7
ram vervolgens tussen de armen,
¨ Opb 9:21
reel,t en hij zag ten slotte de dei- l Le 20:6 zodat de pijl er bij zijn hart uit
nende massa van Jehu’s _ [mannen], De 18:10 kwam, en hij zakte in zijn strijd-
1Kon 18:19
toen hij er aankwam, en hij zei ter- Mal 3:5 wagen ineen.o 25 Nu zei hij tot
stond: „Ik zie een deinende mas- m 2Kon 11:14 B _idkar, zijn adjudant: p „Neem
sa [mannen].” Daarop zei Joram: _ n Ps 7:12 hem op; werp hem op het stuk
¨
„Neem een ruiter en zend hun die o 1Kr 28:9 veld van de Jizreeliet Naboth; _ q
Ps 50:22
tegemoet, en laat hem zeggen: ’Is Pr 8:13 want denk nog eens terug: Ik en
het vrede?’ ”u 18 Bijgevolg ging p 2Kon 7:17 gij reden spannen [paarden] ach-
hem een paardrijder tegemoet en q 2Kon 9:21 ter zijn vader Achab _ aan, en Jeho-
507 Jehu doodt Joram, Ahazia en Izebel 2 KONINGEN 9:26–10:6
vah zelf heeft deze formele uit- HFDST. 9 van haar dan de schedel en de voe-
spraaka tegen hem aangeheven: a 1Kon 21:29
1Kr 16:12
ten en de handpalmen.a 36 Toen
26 ’„Voorzeker, het bloedb van Na- _ b Ge 4:10 zij terugkwamen en het hem ver-
Ps 9:12
both en het bloed van zijn zonenc Ps 72:14
telden, zei hij vervolgens: „Het
heb ik gisteren gezien”, is de uit- Jes 26:21 is het woord van Jehovah dat hij
c 2Kr 24:25
spraak van Jehovah, „en ik zal het 2Kr 25:4 door bemiddeling b van zijn knecht
u stellig vergeldend op dit stuk d Ge 9:5
Ex 20:5
El _ia, de Tisbiet, gesproken heeft,
land”, is de uitspraak van Jeho- Le 24:17 toen hij zei: ’Op het stuk land van
De 5:9 ¨
vah.’ Nu dan, neem hem op; werp e 1Kon 21:24
J _izreel zullen de honden het vlees
hem op het stuk land, naar het f 2Kon 8:29 van Izebel_ eten.c 37 En het dode
2Kr 22:7
woord van Jehovah.”e g 1Kon 21:2 lichaam van Izebel _ zal stellig tot
27 En Ahazia,
_ f
de koning van h Joz 17:11 mest wordend op de oppervlakte
Re 1:27
Juda,
_ zag het zelf en nam de i 1Kon 9:15 van het veld, op het stuk land van
¨
vlucht langs de weg van het tuin- j 2Kr 22:7
k 2Sa 5:7
J _izreel, opdat men niet kan zeg-
huis.g (Later zette Jehu _ hem ach- l 2Kon 8:25 gen: „Dit is Izebel.”
_ ’ ”e
m 2Kon 8:24
terna en zei: „Hem ook! Slaat hem Achab
_ nu had zeventig zo- f
neer!” Zij sloegen hem dus in de
wagen neer op de weg die omhoog-
2Kr 22:2
n 1Kon 21:1
o 1Kon 16:31
1Kon 21:25
10 nen in Samaria.
schreef Jehu
_
_ g
Daarom
brieven en stuurde
p Jer 4:30
voert naar Gur, dat bij J _ibleamh Ez 23:40 die naar Sam aria
_ aan de vorstenh
ligt. En hij zette zijn vlucht voort ¨
q Jes 3:18
1Pe 3:3
van J _izreel, de oudere manneni en
naar Meg _iddo i en stierf daar ten r Sp 7:6 de verzorgers van Achabs
_ [kinde-
slotte.j 28 Toen vervoerden zijn s 1Kon 16:16
ren], waarin stond: 2 „Nu dan,
1Kon 16:18
dienaren hem op een wagen naar t Ex 32:26 terzelfder tijd dat deze brief U be-
1Kr 12:18
Jeruzalem,
_ en zo begroeven zij Ps 94:16 reikt, zijn bij U de zonen van UW
hem in zijn graf bij zijn voorvaders u Ge 37:36 heer, en bij U zijn de strijdwagens
k 1Sa 8:15
in de Stad van David. _ 29 En het 2Kon 8:6 en de paardenj en een versterkte
was in het elfde jaar van Joram, l
_ Es 1:10
v Job 31:3
stad en het wapentuig. 3 En GIJ
m
de zoon van Achab, _ dat Ahazia
_ w 2Kon 7:20 moet zien wie de beste en meest
Jes 25:10
koning over Juda _ was geworden.) Mal 4:3 oprechte is onder de zonen van UW
30 Ten slotte kwam Jehu _ naar Ro 16:20 heer en hem op de troon van zijn
¨ n x De 27:15
J _izreel, en Izebel _ o zelf vernam
De 27:25 vader plaatsen.k Strijdt vervol-
1Kon 21:25
het. Zij beschilderde toen haar p
Ps 119:21
gens voor het huis van UW heer.”
ogen met zwarte verf en maak- y 1Kon 16:31 4 En zij werden ten zeerste be-
te haar hoofd mooiq en ging door vreesd en zeiden voorts: „Zie!
het venster naar beneden kijken.r 2e kolom Zelfs twee koningenl hebben voor
31 En Jehu _ zelf kwam de poort a 2Kon 9:10 hem geen stand´ ´ kunnen houden,
Jes 14:20
binnen. Zij zei nu: „Is het goed ge- Jer 22:19 en hoe zullen wıj dan stand kun-
gaan met Z _imri,s de doder van zijn b Jes 44:26 nen houden?”m 5 Dientengevol-
Jes 55:11
heer?” 32 Daarop hief hij zijn c 1Kon 21:23 ge zonden degene die over het
gezicht op naar het venster en zei: d Ps 83:10 huis ging en degene die over de
Jer 8:2
„Wie is met mij? Wie?”t Onmiddel- Jer 16:4 stad ging en de oudere mannen
e Sp 10:7
lijk keken twee of drie hofbeamb- en de verzorgers n een boodschap
tenu naar beneden, naar hem. aan Jehu_ en lieten zeggen: „Wij
33 Hij dan zei: „Laat haar val- HFDST. 10 zijn uw knechten, en al wat gij ons
len!”v Toen lieten zij haar vallen, f Re 8:30 zegt, zullen wij doen. Wij zullen
Re 12:14
waarop er wat van haar bloed te- g 1Kon 16:29 niemand koning maken. Doe wat
gen de muur en tegen de paarden h De 16:18
i 1Kon 21:8
goed is in uw eigen ogen.”
opspatte; en hij vertrapte w haar j Sp 21:31 6 Daarop schreef hij hun een
k 2Kon 10:1
nu. 34 Daarna ging hij naar bin- l 2Kon 9:24
tweede brief, waarin stond: „In-
nen en at en dronk en zei toen: 2Kon 9:27 dien GIJ mij toebehoorto en mijn
m Lu 14:31
„Ziet alstublieft om naar deze ver- n 2Kon 10:1 stem gehoorzaamt, neemt dan de
vloekte x en begraaft haar, want o 2Kon 9:32 hoofden van de mannen die zo-
p De 5:9
zij is de dochter van een koning.”y Job 21:19 nenp van UW heer zijn en komt
35 Toen zij heengingen om haar Jes 14:21 morgen om deze tijd bij mij te J _iz-
Opb 2:23 ¨
te begraven, vonden zij niets meer q 2Kon 9:30 reel.”q
2 KONINGEN 10:7-22 Achabs 70 zonen. Jonadab en Jehu 508
HFDST. 10
¨
De zonen van de koning nu, put van het bindhuis, twee´ enveer- ´
zeventig man, waren bij de aan- a Re 9:5
1Kon 21:21
tig man, en hij liet niet een van
zienlijken van de stad, die hen Ps 109:13 hen overblijven.a
grootbrachten. 7 Nu gebeurde b 2Sa 4:10 15 Toen hij vandaar verder
het dat zodra de brief hen be- 2Sa 11:19
ging, trof hij voorts Jonadab, _ b de

reikte, zij daarop de zonen van de c 2Sa 20:22 zoon van Rechab _ c


aan, die hem
koning namen en [hen] afslacht- d De 21:23 tegemoet [kwam]. Toen hij hem
ten, zeventig man,a waarna zij hun e 1Sa 24:17 zegende,d zei hij bijgevolg tot hem:
hoofden in manden deden en ze f 2Kon 9:14 „Is uw hart oprecht met mij, net
¨ ´´
naar hem toe zonden te J _izreel. g 2Kon 9:24 zoals mıjn hart met uw hart is?”e
8 Toen kwam de bode b en bericht- h 1Kon 21:24 Hierop zei Jonadab:
_ „Ja.”
te het hem en zei: „Men heeft de „Indien het zo is, geef mij dan
i 1Sa 15:29
hoofdenc van de zonen van de ko- Jes 14:27 werkelijk uw hand.”
Jes 44:26
ning gebracht.” Hij dan zei: „Legt Jes 55:11 Hij gaf hem dus zijn hand. Daar-
ze tot de morgend in twee ho- j 1Kon 21:19 op liet hij hem bij zich op de wa-
pen aan de ingang van de poort.” 1Kon 21:22
gen klimmen.f 16 Toen zei hij:
2Kon 9:7
9 Nu gebeurde het ’s morgens 2Kon 9:36 „Ga toch met mij mee en zie hoe
dat hij voorts naar buiten ging. k Ps 125:5 ik geen mededinging ten opzich-
Toen bleef hij staan en zei tot al Sp 13:20
te van Jehovah duld.”g En zij lie-
het volk: „GIJ zijt rechtvaardig.e l 1Kon 18:19 ten hem op zijn strijdwagen mee-
1Kon 22:6
Ziet, ikzelf heb een samenzwe- 2Kon 23:20 rijden. 17 Ten slotte kwam hij te
ring gesmeedf tegen mijn heer en m 1Kon 21:21 Samaria._ Nu sloeg hij allen neer
heb hem ten slotte gedood; g maar die van Achabs _ [huis] te Sama- _
n 2Kr 22:8
wie heeft al dezen neergeslagen? ria overgebleven waren, totdat hij
o 2Kon 8:29
10 Weet dan dat van het woord 2Kon 9:21 hen verdelgd had, h naar het woord
van Jehovah, dat Jehovah tegen 2Kr 22:1
van Jehovah dat hij tot El _ia ge-
het huis van Achab
_ heeft gespro- p 1Kon 20:18
sproken had.i
ken,h niets [onvervuld] ter aarde 18 Voorts bracht Jehu _ heel het
i
zal vallen; en Jehovah zelf heeft 2e kolom volk bijeen ¨ en zei tot hen: „Achab _
gedaan wat hij door bemiddeling a 2Kr 22:8 heeft Ba_ al enerzijds weinig aan-
van zijn knecht El _ia gesproken b Jer 35:6 beden. _ j Jehu zal hem anderzijds
heeft.”j 11 Bovendien ging Jehu _ Jer 35:19
zeer veel aanbidden. 19 Nu ¨ dan,
voort allen neer te slaan die te c 1Kr 2:55
roept alle profetenk van Ba_ al, al
¨
J _izreel van het huis van Achab _ d Ge 47:7 zijn aanbidders l en al zijn pries-
waren overgebleven en al zijn Nu 6:23 ´ ´
Ru 2:4 ters m bij mij. Laat er niet een
k
aanzienlijken en zijn kennissen Ro 12:14
gemist worden, want ik heb een
en zijn priesters,l totdat hij nie- ¨
e 1Kr 12:17
Sp 17:17
groot slachtoffer voor Ba_ al. Al
mand van hem in leven had gela- wie gemist wordt, zal niet in le-
f Za 8:23
ten.m ven blijven.” Wat Jehu _ betreft, hij
g Nu 25:11
12 Toen stond hij op en ging handelde sluw,n met de
1Kon 19:10 ¨ bedoeling
naar binnen, waarna hij zich op h 2Kon 9:8
de aanbidders van Ba_ al te verdel-
weg naar Samaria _ begaf. Onder- 2Kr 22:7 gen.
Ps 58:10
weg was het [schapen-]bindhuis 20 Vervolgens zei Jehu: _ „Heiligt
i 1Kon 21:21
van de herders. 13 En Jehu _ zelf 2Kon 9:26 een¨ plechtige vergadering voor
trof de broeders n van Ahazia,_ o de Ps 9:16 Ba_ al.” Bijgevolg kondigden zij die
koning van Juda, _ aan. Toen hij j 1Kon 16:32 af. 21 Daarna¨ zond Jehu _ [boden]
1Kon 18:22
tot hen zei: „Wie zijt GIJ?”, zeiden 1Kon 18:40 door heel Isra _ el, o zodat alle aan-
¨
zij vervolgens: „Wij zijn de broe- 2Kon 3:2 bidders van Ba_ al kwamen. En niet
´ ´
ders van Ahazia,
_ en wij trekken k 2Kon 3:13 een bleef er over die niet kwam. ¨
af om te vragen of alles goed is l 2Kon 10:21 En zij bleven in het huis van ¨ Ba_ alp
met de zonen van de koning en de m 2Kon 10:11 komen, en het huis van Ba_ al liep
zonen van de Vrouwe.” 14 On- n Sp 24:6 vol, van het ene einde tot het an-
middellijk zei hij: „Grijpt hen le- Pr 9:12 dere. 22 Nu zei hij tot degene
vend!”p Zij grepen hen dus levend o 1Kon 11:35 die over de garderobe ging: „Haal ¨
en slachtten hen af bij de regen- p 1Kon 16:32 voor alle aanbidders van Ba_ al kle-
¨
509 Baalsaanbidders verdelgd. Athalia 2 KONINGEN 10:23–11:3
HFDST. 10
¨
ren te voorschijn.” Hij haalde dus voor u op de troon van Isra _ el zit-
de kledij voor hen te voorschijn. a 2Kon 10:15 ten.”a 31 En Jehu _ zelf zorgde er
Jer 35:6
23 Toen ging Jehu _ met Jonadab,_ a
Jer 35:19 niet voor met geheel zijn hart in
de zoon van Rechab, _ het huis van b 1Kon 18:22 de wet
¨ van Jehovah, de God van Is- _
¨ c 1Kon 20:39
Ba_ al binnen. Hij zei nu tot de d Ex 32:27 rael, te wandelen.b Hij week niet
¨ af van de zonden¨ van Jerobeam,
aanbidders van Ba_ al: „Onderzoekt De 13:6
De 13:8
_
zorgvuldig en ziet toe dat niet Ez 9:5 waarmee hij Isra _ el had doen zon-
misschien een van de aanbidders e 2Kon 7:17
2Kon 9:25
digen.c
van Jehovah hier bij U is, maar f Le 26:1 32 In die ¨ dagen begon Jeho-
¨ 1Kon 14:23
vah Isra
alleen de aanbidders van Ba_ al.”b g De 7:25
_ el stukje bij ¨ beetje af
24 Ten slotte gingen zij naar bin- 2Sa 5:21 te snijden; en Haza _ eld bleef hen
2Kon 19:18
nen om slachtoffers en brand- h Le 26:30
slaan ¨ in heel het gebied van Is-_
offers op te dragen, en Jehu _ zelf De 7:5 rael, 33 vanaf de Jorda_ an _ in de
i 1Kon 16:32
stelde buiten tachtig man op over j Ezr 6:11
richting van de opgang der zon,
wie hij kon beschikken en zei ver- Da 2:5 heel het land G _ilead,e de Gadietenf
k 1Kon 13:33
volgens: „Wat de man betreft die l 1Kon 14:16
en de Rubenieteng¨ en de Manas-
ontsnapt van de mannen die ik in 2Kon 14:24 sieten,h vanaf Aro _ er,i dat aan het
m 1Kon 12:28
UW handen lever, de ziel van de Ho 8:6 stroomdal van de Arnon _ ligt, ja,
G _ilead en Basan. j
een zal voor de ziel van de ander in n 1Kon 12:29 _
o Ez 29:20
de plaats gesteld worden.”c p 1Kon 21:21 34 En de rest van de aangele-
25 Nu gebeurde het dat zodra
genheden van Jehu _ en alles wat
hij klaar was met het opdragen 2e kolom
hij gedaan heeft en al zijn machts-
van het brandoffer, Jehu onmid- betoon, is dat niet beschreven in
_ a 2Kon 13:1
2Kon 13:10 het boekk van de aangelegenhe-
dellijk tot de hardlopers en de ad- 2Kon 14:23 den van ¨ de dagen der koningen
judanten zei: „Komt binnen, slaat 2Kon 15:8
´ ´ 2Kon 15:12 van Isra _ el? 35 Ten slotte legde
hen neer! Laat er niet een uit- Job 34:11
Jehu
_ zich neer bij zijn voorvaders,l
gaan.”d Toen sloegen de hardlo- Heb 6:10
b De 10:12 en men begroef hem in Samaria; _
pers en de adjudantene hen met 1Kon 2:4
en zijn zoon Joahaz m begon in zijn
_
de scherpte van het zwaard en Ps 78:10
Sp 4:23 plaats te regeren. 36 En de da-
wierpen hen eruit, en zij dron- Ho 1:4
gen¨ dat Jehu _ te Samaria _ over Is- _
Heb 10:38
gen door tot aan de stad van rael had geregeerd, waren achten-
¨ c 1Kon 12:30
het huis van Ba_ al. 26 Vervol- 1Kon 13:34
twintig jaar.
1Kon 14:16
gens brachten zij de heilige ¨ zui- d 1Kon 19:17
n
Wat nu Athalia_ betreft,
lenf van het huis van Ba_ al naar
buiten en verbrandden elk [daar- g
2Kon 8:12
2Kon 13:22
Am 1:4
e De 3:15
11 de moeder van Ahazia,
_ zij
zag dat haar zoon gestorven was.
o

van]. 27 Voorts braken ¨ zij de Joz 22:9


heilige zuil van Ba_ al afh en bra- f De 3:16
Derhalve stond zij op en verdelg-
¨ g Nu 32:33 de heel het nageslacht van het
ken het huis van Ba_ ali af, en zij
hielden het voor privatenj afge-
h De 3:13
i Joz 13:9
koninkrijk.p 2 Maar Joseba, _ q
de
zonderd tot op deze dag. j De 28:63 dochter van koning Joram,_ de zus-
¨ Joz 13:12 ter van Ahazia,
_ nam Joas,
_ r de zoon
28 Zo verdelgde Jehu _ Ba_ al uit k 1Kon 14:19
van Ahazia, en stal hem uit het
¨ 2Kon 13:8 _
Isra
_ el. 29 Alleen van het navol- l 2Sa 7:12 midden van de koningszonen die
gen van de zonden van Jerobeam, k
_ m 2Kon 13:1
2Kon 13:7 ter dood gebracht moesten wor-
de zoon ¨ van N ebat,
_ waarmee hij den, ja, hem en zijn voedster, [en

Isra
_ el had doen zondigen,l week verborg hem] in de binnenkamer
HFDST. 11
Jehu
_ niet af, [dat wil zeggen] de voor de rustbedden, en zij hiel-
´ ´ n 2Kon 8:26
gouden kalverenm waarvan er een den hem voor het aangezicht van
´ ´ 2Kon 11:20
te Bethel _ stond en een te Dan.n 2Kr 21:6
Athalia
_ verborgen,s en hij werd
2Kr 22:10
30 Dientengevolge zei Jehovah 2Kr 24:7 niet ter dood gebracht. 3 En hij
tot Jehu: _ „Omdat gij goed gehan- o 2Kon 9:27
bleef zes jaar lang bij haar ver-
2Kr 22:1
deld hebt, door te doen wat recht p 2Kr 21:4 borgen in het huis van Jehovah,
is in mijn ogen,o [en] met het huis Ro 1:29
q 2Kr 22:11
terwijl Athalia _ over het land re-
van Achab _ gedaan hebt naar alles r 2Kon 12:1 geerde.t
wat in mijn hart was,p zullen zelfs s Re 9:5
2Kon 8:19
zonen tot in het vierde geslacht Ps 27:5 t 2Kr 22:12; Ps 12:8; Jes 3:12; Mal 3:15; 1Ti 2:12.
2 KONINGEN 11:4-19 Joas tot koning gemaakt. Athalia gedood 510
4 En in het zevende jaar ont- HFDST. 11 handena en zeiden: „Leve de ko-
bood Jojada a de oversten van hon-
_ a 2Kon 11:9 ning!”b
2Kr 23:1
derd van de Karische b lijfwacht en b 2Kon 11:15 13 Toen Ath alia
_ het geluid
van de hardlopers c en nam [hen] 2Kon 11:19
van het toelopende volk hoor-
c 1Sa 8:11
vervolgens en bracht hen bij zich 1Sa 22:17 de, kwam zij terstond naar het
in het huis van Jehovah en sloot 2Sa 18:19
1Kon 14:27 volk in het huis van Jehovah.c
een verbondd met hen en liet hen d 1Sa 18:3 14 Toen zag zij, en zie, daar stond
zwerene in het huis van Jehovah, 2Kon 23:3
2Kr 15:12 de koning bij de zuil,d volgens
waarna hij hun de zoon van de e De 6:13 het gebruik, en de oversten en
koning toonde. 5 Voorts gebood Jer 12:16
Heb 6:16 de trompettene bij de koning, en
hij hun en zei: „Dit is het wat GIJ f 1Kon 7:1 al het volk van het land verheug-
zult doen: Een derde van U komt g 2Kr 23:5
de zichf en blies op de trompet-
h 1Kon 6:1
binnen op de sabbat en houdt i 2Kon 11:4 ten. Onmiddellijk scheurde Atha- _
streng de wacht bij het huis van j 2Kr 23:8
liag haar klederen en riep toen:
k 2Kr 23:9
de koning; f 6 en een derde zal bij l 1Sa 8:11 „Een samenzwering! Een samen-
de Fundamentpoortg zijn, en een 2Sa 15:1
zwering!”h 15 Maar de priester
1Kon 14:27
derde zal bij de poort achter de m Ex 40:6 Jojada
_ gebood de oversten van
hardlopers zijn; en GIJ moet om 1Kon 8:22
honderd, de aangestelden van
2Kr 4:1
beurten streng de wacht houden n 2Kon 11:2 de krijgsmacht,i en zei tot hen:
bij het huis.h 7 En er zijn twee 2Kr 23:11
„Haalt haar weg uit het midden
o 2Sa 1:10
afdelingen onder U waarvan allen Ps 132:18 der rijen, en wat een ieder be-
op de sabbat uitgaan, en zij moe- p Ex 25:21
treft die haar nagaat, die wor-
Ex 31:18
ten streng de wacht houden bij het q 1Kon 1:38 de met het zwaard ter dood ge-
huis van Jehovah ten behoeve van r Ex 30:23
bracht!”j Want de priester had
de koning. 8 En GIJ moet een 1Kon 1:39
gezegd: „Laat haar niet in het
kring vormen om de koning, ieder
huis van Jehovah ter dood ge-
met zijn wapens in zijn hand; en 2e kolom
bracht worden.” 16 Zij sloegen
iedereen die binnen de rijen komt, a 1Kon 1:40
Ps 47:1 dus de hand aan haar, en zij kwam
zal ter dood worden gebracht. En b 1Kon 1:34 via de paardeningang k van het
blijft bij de koning, wanneer hij Ps 72:15
Pr 10:17 huis van de koning,l en daar werd
uitgaat en wanneer hij binnen- c 2Kr 23:12 zij ter dood gebracht.m
komt.” d 2Kon 23:3
9 De oversten over honderdi de- 2Kr 34:31 17 Toen sloot Jojada
_ het ver-
den voorts naar al wat de pries-
e 2Kr 5:12 bondn tussen Jehovaho en de ko-
f 1Kon 1:40
ter Jojada geboden had. Zij na- Sp 29:2 ning p en het volk, dat zij zich het
_
men dus ieder hun mannen die op
g 2Kon 11:1
2Kon 11:3
volk van Jehovah zouden beto-
de sabbat binnenkwamen,j te za- h 2Kr 23:13 nen; en ook tussen de koning en
men met degenen die op de sab-
i 2Kon 11:4 het volk.q 18 Daarna ging al het
2Kr 23:9
bat uitgingen, en kwamen toen bij j 2Kr 23:14 volk van ¨ het land naar het huis
de priester Jojada.
_ 10 De pries-
k 2Kr 23:15 van Ba_ al en brak zijn altaren af; r
l 1Kon 7:1
ter gaf de oversten van honderd en zijn beelden braken zij volko-
m Ge 9:6 ¨
nu de speren en de ronde schil- Ex 21:12 men aan stukken,s en de Baals-
Le 24:17 t doodden zij voor
´ ´
den die aan koning David
_ behoord Nu 35:30 priester Mattan
_
hadden, die in het huis van Je- n Joz 24:25 de altaren.u
o De 5:3
hovah waren.k 11 En de hardlo- p 1Sa 10:25 En de priester stelde nu opzie-
pers l bleven staan, ieder met zijn 2Sa 5:3 ners aan over het huis van Je-
q 2Kr 23:16
wapens in de hand, van de rech- r De 12:3 hovah.v 19 Voorts nam hij de
terzijde van het huis helemaal tot s De 7:25 oversten van honderd en de Ka-
t 2Kr 23:17
de linkerzijde van het huis, bij het u De 13:5
rische w lijfwacht en de hardlo-
altaar m en bij het huis, rondom De 13:9 pers x en al het volk van het land,
v 2Kr 23:18
nabij de koning. 12 Toen bracht w 2Kon 11:4
opdat zij de koning uit het huis
hij de zoonn van de koning naar 2Kon 11:15 van Jehovah afwaarts zouden
x 1Kon 14:27
buiten en zette hem de diadeemo y 2Kr 23:20
brengen; en zij kwamen ten slot-
en de Getuigenis p op; en zo maak- z 2Sa 7:16 te via de poorty der hardlopers
ten zij hem koning q en zalfden 1Kr 29:23
Jer 17:25
in het huis van de koning; en
hem.r En zij klapten daarbij in de Jer 22:4 hij nam plaats op de troonz van
511 Joas herstelt tempel. Geldinzameling 2 KONINGEN 11:20–12:17
de koningen. 20 En al het volk HFDST. 11 9 De priester Jojada
_ nam nu
van het land bleef zich verheu- a Sp 11:10 een kista en boorde een gat in het
Sp 29:2
gen; a en wat de stad betreft, die b 2Kr 23:21
deksel ervan en plaatste die naast
had rust, en Athalia_ zelf had- c 2Kon 11:2 het altaar, rechts als men het huis
den zij bij het huis van de ko- d 2Kr 24:1 van Jehovah binnenkomt, en daar-
ning met het zwaard ter dood ge- in deden de priesters, de deur-
bracht.b HFDST. 12 wachters,b al het geldc dat in het
21 Zeven jaar oud was Joas _ c e 1Kon 19:16 huis van Jehovah gebracht werd.
toen hij begon te regeren.d 2Kon 10:30 10 Nu gebeurde het dat zodra zij
f 2Kon 11:2
1Kr 3:11
zagen dat er veel geld in de kist
In het zevende jaar van
12 Jehu
_ e werd Joas f koning, en
_
hij heeft veertig jaar lang te Jeru- _
2Kr 24:1
g 2Kon 14:3
2Kr 24:2
was, de secretaris d van de ko-
ning en de hogepriester altijd op-
h Nu 33:52 kwamen, en zij bonden het dan
zalem geregeerd. En de naam van Jer 2:20 te zamen en telden het geld dat
zijn moeder was Z _ibja, uit Ber- i Ex 28:1
in het huis van Jehovah gevonden
2Kr 35:2
seba.
_ 2 En Joas _ bleef doen wat j 1Kr 18:11 werd.e 11 En zij stelden het af-
recht was in Jehovah’s ogen ge- 2Kr 31:12
getelde geld ter hand aan degenen
durende al zijn dagen waarin de k 1Kon 7:51
die het werk verrichttenf [en] die
l Ex 30:13
priester Jojada _ hem onderricht- 2Kr 24:9 [over] het huis van Jehovah waren
te.g 3 Alleen de hoge plaatsen m Le 27:2
aangesteld. Dezen betaalden het
h Le 27:12
verdwenen niet. Nog steeds ging n Ex 25:2 op hun beurt uit aan de houtbe-
het volk door met het brengen Ex 35:21 werkers en aan de bouwlieden die
Ne 10:39
van slachtoffers en offerrook op 2Kor 9:11 aan het huis van Jehovah werk-
de hoge plaatsen. o Nu 18:8 ten, 12 en aan de metselaars en
Nu 18:28
4 En Joas _ zei nu tot de pries- p 2Kr 24:7
aan de steenhouwers,g en om bal-
ters: i „Al het geld voor de heilige q 2Kr 24:5 ken en gehouwen stenen te kopen
j
offergaven dat naar het huis van Ro 12:11 om de scheuren van het huis van
Kol 3:23
Jehovah wordt gebracht,k het geld r 2Kon 11:4 Jehovah te herstellen, en voor al-
dat voor ieder is vastgesteld,l het 2Kr 23:1 les wat uitgegeven werd voor het
2Kr 24:15
geld voor de zielen naar ieders s 2Kr 24:6 herstel van het huis.
schatting,m al het geld dat in 13 Alleen werden er met be-

ieders hart opkomt om het naar trekking tot het huis van Jehovah
2e kolom
het huis van Jehovah te bren- geen zilveren bekkens, lichtdo-
a 2Kr 24:8
gen,n 5 laten de priesters het Mr 12:41 vers,h schalen,i trompetten,j ge-
voor zich nemen, ieder van zijn Lu 21:1
nerlei gouden voorwerpen en zil-
b 2Kon 11:6
bekende; o en laten zij van hun Ps 84:10 veren voorwerpen gemaakt van
kant de scheuren van het huis c 2Kr 24:10 het geld dat naar het huis van Je-
herstellen, overal waar een scheur Mt 6:4
2Kor 9:7 hovah gebracht werd; k 14 want
gevonden wordt.”p d 2Sa 20:25 aan degenen die het werk ver-
2Kon 18:18
6 Nu gebeurde
¨ het dat tegen richtten, placht men het te ge-
e 2Kr 24:11
het drieentwintigste jaar van ko- f 2Kon 22:5
ven, en daarmee herstelden zij
ning Joas_ de priesters de scheu- 2Kr 24:12 het huis van Jehovah.l 15 En
2Kr 34:10
ren van het huis nog niet had- g 1Kon 5:17
men vroeg doorgaans geen re-
den hersteld.q 7 Daarom riep Ezr 5:8 kenschap m aan de mannen aan
koning Joas _ de priester Jojada
_ r
en h 1Kon 7:50 wie men het geld gewoonlijk ter
i 2Kr 4:22
de priesters en zei tot hen: „Waar- j Nu 10:2
hand stelde om het te geven aan
om herstelt GIJ de scheuren van 2Kr 5:12 degenen die het werk verricht-
het huis niet? Nu dan, neemt k 2Kr 24:14 ten,n want zij handelden in ge-
l 2Kr 24:13
van UW bekenden geen geld meer trouwheid.o 16 Wat het geld be-
m 2Kon 22:7
aan, maar voor de scheuren van n 2Kr 34:12
treft voor schuldoffers p en het
het huis dient GIJ het te geven.”s o 1Kor 4:2 geld voor zondeoffers, dat werd
8 Daarop stemden de priesters p Le 5:15 niet naar het huis van Jehovah
Le 7:7
ermee in geen geld meer van het q Nu 18:8
gebracht. Dat kwam dus aan de
volk aan te nemen en de scheu- r 1Kon 19:15 priesters.q
¨
ren van het huis niet te herstel- 2Kon 8:13
2Kon 10:32
_ el,r
17 In die tijd nu ¨ trok Haza
len. Am 1:4 de koning van Syri
_ e, voorts op en
2 KONINGEN 12:18–13:13 Joahaz en Joas regeren 512
streed tegen Gatha en nam het HFDST. 12 hovah, zodat Jehovah naar hem
¨
in, waarna Haza _ el zijn aangezicht a 1Kr 18:1 luisterde; a want hij had de ver-
b Jer 42:15 ¨
erop richtte b om tegen Jeruzalem _ Lu 9:51 drukking over Isra _ el gezien,b om-
¨
op te trekken.c 18 Daarop nam c 2Kr 24:23 dat de koning van Syri _ e hen ver-
d 1Kon 15:18
Joas,
_ de koning van Juda, _ al de e 2Kon 16:8 drukt had.c 5 Dientengevolge
¨
heilige offergavend die Josafat _ en 2Kon 18:15 gaf Jehovah Isra _ el een redder,d
f 1Kon 14:29
Joram
_ en Ah azia,
_ zijn voorvaders, 2Kon 8:23 zodat zij onder de hand van Sy- _
¨
de koningen van Juda, _ geheiligd g 2Kon 14:5
rie vandaan kwamen, en de zonen
h 2Kr 24:25 ¨
hadden, alsmede zijn eigen heili- 2Kr 25:27 van Isra
_ el woonden weer in hun
ge offergaven en al het goud dat i 1Kon 9:15
j 2Sa 5:9
huizen zoals voorheen.e 6 (Al-
in de schatten van het huis van 1Kon 9:24 leen weken zij niet af van de zonde
1Kon 11:27
Jehovah en het huis van de ko- van het huis van Jerobeam, _ waar-
2Kr 32:5 ¨
ning te vinden was en zonde het k 2Kr 24:26 mee hij Isra _ el had doen zondigen.f
¨ l 2Kr 24:27
naar Haza _ el, de koning van Sy- _ Daarin wandelde hij; en ook de g
¨
rie. Derhalve trok hij weg van heilige paalh zelf stond te Sama- _
Jeruzalem._ HFDST. 13 ria.) 7 Want hij had Joahaz _ niet
19 Wat de rest van de aangele- m 2Kon 11:2
2Kon 11:21
meer volk overgelaten dan vijftig
genheden van Joas _ betreft en alles n 2Kon 8:26 ruiters en tien wagens en tiendui-
2Kon 9:27
wat hij gedaan heeft, is dat niet be- zend man voetvolk,i want de ko-
o 2Kon 10:35 ¨
schreven in het boekf van de aan- p 2Kon 10:30 ning van Syri _ e had hen verdelgd,
j

gelegenheden van de dagen der q De 28:15


r 1Kon 12:28
om hen te maken als het stof bij
koningen van Juda? _ 20 Zijn die- 1Kon 13:33 het dorsen.k
nareng stonden echter op en ver- s 1Kon 14:16
t Le 26:17
8 Wat de rest van de aangele-
bonden zich in een samenzwering h De 6:15 genheden van Joahaz _ betreft en
De 7:4
en sloegen Joas _ neer in het huis i Ps 7:11 alles wat hij gedaan heeft en zijn
van de Wal,j [op de weg] die af- Heb 12:29
machtsbetoon, is dat niet beschre-
u 1Kon 19:17
daalt naar S _illa. 21 En Jozakar, _ 2Kon 8:12 ven in het boekl van de aange-
k
de zoon van S _imeath, en Jozabad, _ v 2Kon 13:24
legenheden van de dagen der ko-
de zoon van Somer, _ zijn dienaren,
w Re 6:6 ¨
Re 10:10 ningen van Isra _ el? 9 Ten slotte
waren degenen die hem neersloe- 2Kr 33:13
Ps 78:34 legde Joahaz _ zich neer bij zijn
gen, zodat hij stierf. Bijgevolg be- voorvaders, en men begroef hem

groeven zij hem bij zijn voorva- in Samaria; _ m en zijn zoon J
_ n
oas
2e kolom
ders in de Stad van David; _ en zijn begon in zijn plaats te regeren.
l begon in zijn plaats a De 4:7
zoon Amazia _ Ps 50:15 10 In het zevenendertigste jaar
te regeren. Ps 65:2
1Jo 5:14 van Joas, _ de koning van Juda, _
¨ werd Joas, o
de zoon van Joahaz,
In het drie entwintigste b Ge 31:42 _ _
13
Ahazia, _
jaar van Joas,
n
de koning van Juda,
_ m
de zoon van
_ werd
Ex 3:7
Re 10:16
c 2Kon 14:26
koning over Isra
voor zestien jaar. 11 En hij bleef
_
¨
el te Samaria, _
d Ne 9:27
Joahaz,
_ o de zoon van Jehu, _ p koning e Ps 130:4 doen wat kwaad was in Jehovah’s
¨
over Isra _ el te Samaria, _ voor zeven- f 2Kon 10:29
2Kon 17:21
ogen.p Hij week niet af van alle
tien jaar. 2 En hij bleef doen wat g 1Kon 16:26 zonden van Jerobeam, _ de zoon
¨
kwaad was in Jehovah’s ogenq en h De 7:5
1Kon 14:15
van Nebat,
_ waarmee hij Isra _ el had
ging de zonde navolgen van Jero- _ 1Kon 16:33 doen zondigen.q Daarin wandel-
i 2Kon 10:32
beam,r de zoon van Nebat, _ waar- de hij.
¨ j De 28:45
mee hij Isra _ el had doen zondigen.s 2Kon 8:12 12 Wat de rest van de aangele-
k Am 1:3
Daarvan week hij niet af. 3 En l 1Kon 14:19 genheden van Joas _ betreft en al-
Jehovah’s toornt ontbrandde te- 2Kon 10:34 les wat hij gedaan heeft en zijn
¨ m 2Kon 10:35
gen Isra _ el, zodat hij hen geduren- n 2Kon 14:8 machtsbetoon [en] hoe hij ge-
de al hun dagen in de hand van o 2Kon 14:1 streden heeftr tegen Amazia, _ de
¨ u ¨ p 2Kon 13:2
Haza _ el, de koning van Syri _ e, gaf Ho 5:11 koning van Juda, _ is dat niet be-
en in de hand van Ben-Hadad, v
_ de q 2Kon 10:29 schreven in het boeks van de aan-
¨ r 2Kon 14:8
zoon van Haza _ el. 2Kon 14:13 gelegenheden van de dagen der
¨
4 Na verloop van tijd vermurw- 2Kr 25:17
s 1Kon 14:19
koningen van Isra _ el? 13 Ten
de w Joahaz _ het aangezicht van Je- 2Kon 10:34 slotte legde Joas _ zich neer bij zijn
513 Elisa ziek, sterft; man herleeft. Amazia 2 KONINGEN 13:14–14:6
a HFDST. 13
¨ a
voorvaders, en Jerobeam _ zelf zet- 22 Wat Haza _ el ¨ betreft, de ko-b
te zich op zijn troon. Op zijn beurt a 2Kon 14:28 ning van Syri _ e, hij verdrukte
b 2Kon 10:35 ¨
werd Joas _ begraven te¨ Samaria _ bij 2Kon 13:9
Isra
_ el al de dagen van Joahaz. _
de koningen van Isra _ el.b c 1Kon 19:16 23 Maar Jehovah betoonde hun
c
14 Wat El _isa betreft, hij was 2Kon 5:8 gunst en was hun barmhartig d
c
d Za 1:5
ziek geworden aan de ziekte en keerde zich tot hen ter wille
e 2Kon 5:13
waaraan hij sterven zou.d Daar- f 2Kon 2:12
van¨ zijn verbonde met Abraham, _ f

om kwam Joas, _ de koning van g Ps 144:1 _ akg en Jakob;


Isa _ h
en hij wilde hen
¨ niet in het verderf storten, en i
Isra
_ el, tot hem af, en hij ween- h Ps 18:14

de toen over zijn aangezicht en i 1Sa 29:1 hij heeft hen tot nu toe nog niet
1Kon 20:26
zei: „Mijn vader,e mijn vader, de van voor zijn aangezicht wegge-
¨ j Ga 6:9
worpen. 24 Ten slotte stierf Ha-
strijdwagen van Isra _ el en zijn rui- k Jes 44:26
¨ ¨ _
ters!”f 15 El _isa zei nu tot hem: l 2Kon 13:25 zael, de koning van Syri _ e, en zijn
„Neem een boog en pijlen.” Hij m Ps 139:8 zoon Ben-Hadad _ begon in zijn
nam zich dus een boog en pij- n 2Kon 24:2
plaats te regeren. 25 En Joas, _
o 2Kon 1:1
len. 16 Vervolgens zei hij tot de de zoon van Joahaz, _ nam voorts
¨ p Jo 11:44
uit de hand van
koning van Isra _ el: „Leg uw hand Heb 11:35
¨ Ben-Hadad, _ de
aan de boog.” Bijgevolg legde hij q Opb 11:11 zoon van Haza _ el, de steden weer
zijn hand eraan, waarna El _isa terug die hij in de oorlog uit de
zijn handen op de handeng van de 2e kolom hand van zijn vader Joahaz _ geno-
koning legde. 17 Toen zei hij: a 1Kon 19:15 men had. Driemaal versloeg Joas _
„Open het venster naar het oos- 2Kon 10:32 hem, en hij heroverde ¨ j ten slotte
b 2Kon 8:12
ten.” Hij opende het dus. Ten slot- Ps 106:41 de steden van Isra _ el.
te zei El _isa: „Schiet!” Hij schoot c Re 10:16
In het tweede jaar van
dus. Nu zei hij: „Jehovah’s pijl
van redding, ja, de pijl van red-
2Kon 14:27
Ne 9:31
Ps 86:15
14 Joas,
_
de koning van Isra
_
k
de zoon¨ van Joahaz,
_
el, werd Ama-
_
¨
h tegen Syrie! En gij zult Sy-
Jes 30:18
ding
¨ _ _ Klg 3:32 l
zia, de zoon van Joas,
_ de koning
i stellig geheel en al
rie bij Afek _ d Ps 145:8
van Juda,
_ koning. 2 Vijfentwin-
2Kor 1:3
verslaan.” Ef 2:4 tig jaar oud was hij geworden toen
18 Vervolgens zei hij: „Neem de e Ex 2:24
hij begon te regeren, en hij heeft
pijlen.” Daarop nam hij [ze]. Toen f Ge 13:16
negenentwintig jaar lang te Je-
¨ Ge 17:7
zei hij tot de koning van Isra _ el: Ge 22:17 ruzalem
_ geregeerd. En de naam
Ex 32:13
„Sla op de aarde.” Hij sloeg derhal- g Ge 26:3
van zijn moeder was Joaddin, _ m

ve driemaal en hield op.j 19 En h Ge 28:13 uit Jeruzalem.


_ 3 En hij bleef
de man van de [ware] Godk werd Le 26:42 doen wat recht was in Jehovah’s
verontwaardigd op hem; daarom i Ps 105:8
Mi 7:20 ogen,n alleen niet zoals zijn voor-
zei hij: „Het was de bedoeling vijf- Heb 6:18 vader David.
_ o Hij deed naar al-

of zesmaal te slaan! In dat geval j 2Kon 13:19


les wat zijn vader Joas _ gedaan
¨
zoudt gij Syri _ e stellig geheel en¨ had.p 4 Alleen de hoge plaatsen
al verslaan, maar nu zult gij Syri _ e HFDST. 14 verdwenen niet.q Nog steeds ging
driemaal verslaan.”l k 2Kon 13:10 het volk door met het brengen
20 Daarna stierf El _isa en men l 1Kr 3:12 van slachtoffers en offerrook op
m 2Kr 25:1
begroef hem.m En er waren rovers- de hoge plaatsen.r 5 Nu gebeur-
n 2Kr 25:2
bendenn van de Moabieteno die bij o 1Kon 15:5
de het dat zodra het koninkrijk
de intrede van het jaar geregeld p 2Kr 24:2 sterk geworden was in zijn hand,
in het land kwamen. 21 Nu ge- 2Kr 24:18 hij voorts zijn dienaren neersloeg s
Za 1:4
beurde het dat toen men bezig was q 1Kon 15:14
die de koning, zijn vader, neerge-
een man te begraven, wel, daar za- 2Kon 12:3 slagen hadden.t 6 En de zonen
gen zij de roversbende. Terstond r 2Kon 15:4
2Kon 15:35
van de doodslagers bracht hij niet
wierpen zij de man in de grafstede s Ge 9:6 ter dood, overeenkomstig hetgeen
van El _isa en gingen heen. Toen de Ex 21:12 geschreven staat in het boek van
Le 24:17
man in aanraking kwam met het Nu 35:33 de wet van Mozes,_ waarin Jeho-
gebeente van El _isa, kwam hij on- t 2Kon 12:20 vah het volgende geboden heeft: u
2Kr 24:25
middellijk tot levenp en stond op 2Kr 25:3 „Vaders dienen niet ter dood ge-
zijn voeten.q u 2Kr 25:4 bracht te worden wegens zonen,
¨
2 KONINGEN 14:7-24 Israel verslaat Juda. Jerobeam II 514
en zonen op hun beurt dienen niet HFDST. 14 in het huis van Jehovaha en in de
ter dood gebracht te worden we- a De 24:16 schatten van het huis van de ko-
Ez 18:20
gens vaders; maar ieder dient om b 2Kon 8:20
ning te vinden waren, en de gijze-
zijn eigen zonde ter dood gebracht 2Kr 25:11 laars, en keerde toen naar Sama- _
te worden.”a 7 Hijzelf sloeg de c 2Sa 8:13
1Kr 18:12
ria terug.
Edomietenb neer in het Zoutdal,c Ps 60, Ops. 15 Wat de rest van de aange-
tienduizend man, en veroverde d 2Sa 2:14
2Kr 25:17
legenheden van Joas _ betreft, wat
ten slotte Sela _ in de oorlog, en Sp 13:10 hij gedaan heeft en zijn machts-
¨ Sp 18:6
het kreeg de naam Jokte _ el, tot op betoon en hoe hij gestreden heeft
e Re 9:15
deze dag. f 2Kr 25:18 tegen Amazia, _ de koning van
8 Het was toen dat Amazia _ bo- g 2Kon 14:7 Juda,
_ is dat niet beschreven in
b
den zond naar Joas, _ de zoon van h 2Kr 26:16 het boek van de aangelegenhe-
Sp 16:18
Joahaz,
_ de zoon van Jehu, _ de ko- Hab 2:4 den van de ¨ dagen der koningen
¨
ning van Isra _ el, en [aan hem] liet Ga 6:3
Jak 4:6
van Isra _ el? 16 Ten slotte leg-
zeggen: „Kom toch. Laten wij el- i 1Sa 18:8 de Joas _ zich neer bij zijn voorva-
kaar in het aangezicht zien.”d j 2Kr 35:21 ders c en werd begraven te Sam ¨ a- _
Sp 3:30
9 Daarop liet Joas, _ de koning van riad bij de koningen van Isra _ el, en
¨ Sp 20:3
e
Isra
_ el, aan Amazia, _ de koning van k Lu 14:31 zijn zoon Jerobeam _ begon in zijn
Juda,
_ zeggen: „Het doornige on- l 2Kr 25:16 plaats te regeren.
2Kr 25:20
kruid zelf dat op de L _ibanon was, m 2Kr 25:21
17 En Amazia, _ f
de zoon van
liet aan de ceder e die op de L _iba- n Joz 15:10 Joas,
_ de koning van Juda, _ leef-
non was zeggen: ’Geef uw doch- Joz 21:16
1Sa 6:9
de na de dood van Joas, _ g
de zoon
ter toch als vrouw aan mijn zoon.’ 1Kr 6:59 van Joahaz, _ de koning van Is- _
¨
Maar een wild dier van het veld o 2Kr 25:22 rael, nog vijftien jaar.h 18 Wat
Sp 16:18
dat op de L _ibanon was, kwam p 2Kr 25:23
de rest van de aangelegenheden
voorbij en vertrapte het doornige Ne 8:16 van Amazia _ betreft, is dat niet
Ne 12:39
onkruid.f 10 Gij hebt onmisken- q Jer 31:38
beschreven in het boeki van de
baar Edom _ verslagen,g en uw hart Za 14:10 aangelegenheden van de dagen
heeft u verheven.h Geniet van uw der koningen van Juda? _ j
19 Ten
i
eer en woon in uw eigen huis. 2e kolom slotte verbond men zich te Jeru- _
Waarom zoudt gij dan de strijd a 2Kon 12:13 zalem in een samenzwering k te-
aanbindenj onder ongunstige om- b 1Kon 14:19 gen hem, en hij vluchtte toen naar
standighedenk en ten val moe- 2Kon 13:12
Lachis;
_ l maar zij lieten hem ach-
c 2Kon 10:35
ten komen, gij en Juda _ met u?” d 2Kon 13:9
ternazetten naar Lachis _ en brach-
11 En Amazia _ luisterde niet.l e 2Kon 13:13 ten hem daar ter dood.m 20 Zij
¨
Joas,
_ de koning van Isra _ el, trok Ho 1:1
Am 1:1
vervoerden hem derhalve op paar-
dus op, en zij zagen elkaar ver- Am 7:10 den en hij werd te Jeruzalem _ be-
volgens in het aangezicht,m hij f 2Kon 14:1 gravenn bij zijn voorvaders in de
g 2Kon 13:10 o
en Amazia, _ de koning van Juda, _ Stad van David. _ 21 Toen nam
h 2Kr 25:25 p
bij Beth-Semes, _ n dat tot Juda be-
_ i 1Kon 14:29
het gehele volk van Juda _ Azarja,
_
hoort. 12 En Juda _ leed ten slot- 2Kon 12:19 die destijds zestien jaar oud was,q
¨ 2Kon 20:20
te de nederlaag voor Isra _ el,o zodat j 2Kr 25:26
en zij maakten hem koning in
de plaats van zijn vader Amazia. r
zij op de vlucht sloegen, ieder naar k 2Kon 12:20 _
22 Hij was het die Elath s bouwde
zijn tent. 13 En het was Ama- _ l Joz 10:31 _
zia, de koning van Juda, _ de zoon Mi 1:13 en het ten slotte aan Juda _ terug-
m 2Kr 25:27
van Joas, _ de zoon van Ahazia, _ die bracht, nadat de koning zich bij
¨ n 2Kr 25:28
door Joas, _ de koning van Isra _ el, o 1Kon 2:10 zijn voorvaders had neergelegd.
bij Beth-Semes _ gevangen werd 2Kon 12:21 23 In het vijftiende jaar van
p 2Kr 26:1
genomen, waarna zij naar Jeru- _ Mt 1:8 Amazia, _ de zoon van Joas, _ de ko-
zalem kwamen en hij een bres in q 2Kon 15:2 ning van Juda, _ werd Jerobeam, _ t

de muur van Jeruzalem _ maakte r 1Kr 3:12 de zoon van Joas, _ de koning van
¨ s De 2:8 ¨
bij de Efraımpoort,p helemaal tot 1Kon 9:26
Isra
_ el, koning te Samaria, _ voor
aan de Hoekpoort,q vierhonderd 2Kon 16:6 eenenveertig jaar. 24 En hij
2Kr 26:2
el. 14 En hij nam al het goud t Ho 1:1
bleef doen wat kwaad was in Jeho-
en zilver en alle voorwerpen die Am 1:1 vah’s ogen. Hij week niet af van
515 Azarja (Uzzia), Zacharia, Sallum 2 KONINGEN 14:25–15:14
alle zonden van Jerobeam, _ de zoon HFDST. 14 dag van zijn dood, en hij bleef vrij-
¨
van Nebat,_ waarmee hij Isra _ el a 1Kon 12:28 gesteld van plichtena in zijn huis
a 1Kon 13:34
had doen zondigen. 25 Hij was Ps 106:20 wonen, terwijl Jotham, _ b
de zoon
¨
het die de grens van Isra _ el her- b Nu 13:21
Nu 34:8
van de koning, over het huis ging
stelde, vanaf de toegang van Ha- _ Ez 47:16 en het volk van het land richtte.c
Am 6:14
mathb helemaal tot aan de zee van c Ge 14:3
6 Wat de rest van de aangelegen-
de Araba, c naar het woord van Je-
_ ¨
De 3:17 heden van Azarja _ betreft en alles
d Jon 1:1
hovah, de God van Isra _ el, die ge- Mt 12:39 wat hij gedaan heeft, is dat niet be-
sproken had door bemiddeling van e Joz 19:13 schreven in het boekd van de aan-
zijn knecht Jona, d de zoon van f Ex 3:7
_ Re 10:16 gelegenheden van de dagen der
Am _ittai, de profeet die afkomstig Ps 106:44 koningen van Juda? _ 7 Ten slot-
e g 1Kon 14:10
was uit Gath-Hefer. _ 26 Want 1Kon 21:21 te legde Azarja _ zich neer bij zijn
Jehovah had de ¨ zeer bittere el- h De 25:19 e
voorvaders, en men begroef hem
De 29:20
lende van Isra _ el gezien.f Er was i 2Kon 13:5 bij zijn voorvaders in de Stad van
geen hulpeloze noch waardeloze, ¨
Ps 86:15
David;_ en zijn zoon Jotham _ be-
Jer 31:20
en er was geen helper voor Isra _ el.g Ho 1:7 gon in zijn plaats te regeren.f
27 En Jehovah ¨ had beloofd de
j 2Sa 8:6
8 In het achtendertigste jaar
k 2Kr 8:3
naam van Isra _ el niet van onder de van Azarja, g de koning van J
uda,
l 2Kon 15:8 _ _
hemel uit te wissen.h Dientenge-
werd Zachar _ia,h de zoon van Je-
volge redde hiji hen door de hand ¨
HFDST. 15 robeam,
_ koning over Isra _ el te Sa-
van Jerobeam,
_ de zoon van Joas. _
m 2Kon 14:21 maria, _ voor zes maanden. 9 En
28 Wat de rest van de aange- 2Kr 26:1 hij ging voort te doen wat kwaad
legenheden van Jerobeam _ betreft n 2Kon 14:1
was in Jehovah’s ogen, net als
o 2Kr 26:3
en alles wat hij gedaan heeft en p 2Kon 14:3 zijn voorvaders gedaan hadden.i
zijn machtsbetoon, hoe hij ge- 2Kr 26:4
Hij week niet af van de zonden
q Nu 33:52
streden heeft en hoe hij Damas- _ j de zoon van Ne-
De 12:14 van Jerobeam, _ _
kus j en Hamath _ k aan Juda in Is-
_ _ 2Kr 6:6 ¨
¨ 2Kr 32:12 bat, waarmee hij Isra _ el had doen
rael teruggebracht heeft, is dat r 1Sa 14:35 k
zondigen. 10 Toen smeedde Sal- _
niet beschreven in het boek van 1Kon 22:43
2Kon 14:4 lum, de zoon van Jabes, _ een sa-
de aangelegenheden van
¨ de dagen s 2Kr 26:19
menzwering l tegen hem en sloeg m
der koningen van Isra _ el? 29 Ten Job 34:19

slotte legde Jerobeam zich neer bij


t Nu 12:10 hem neer te J _ibleamn en bracht
_ 2Kon 5:27
zijn voorvaders, bij de koningen hem ter dood en begon in zijn
¨
van Isra
_ el, en zijn zoon Zachar _ial plaats te regeren. 11 Wat de
2e kolom
begon in zijn plaats te regeren. rest van de aangelegenheden van
a Le 13:46
De 24:8
Zachar _ia betreft, zie, dat is be-
In het zevenentwintigste
15 jaar van
ning van Isra
_
¨ Jerobeam,
_ de ko-
el, werd Azarja,
_ de m
b 2Kon 15:32
1Kr 3:12
2Kr 26:21
schreven in het boeko van de aan-
gelegenheden van de dagen der
¨
c 1Sa 8:5 koningen van Isra _ el. 12 Dat was
n
zoon van Amazia, _ de koning van 1Kon 3:9
Ps 72:1 Jehovah’s woordp dat hij gespro-
Juda,
_ koning. 2 Zestien jaar oud d 1Kon 14:29 ken had tot Jehu, _ toen hij zei: q
was hij geworden toen hij begon te 2Kr 26:22
„Zelfs zonenr tot in het vierde ge-
¨ e Jes 6:1
regeren, en hij heeft tweeenvijftig f 2Kr 26:23 slacht zullen voor u op de troon
jaar lang te Jeruzalem
_ geregeerd.o g 2Kon 14:21 ¨
h 2Kon 14:29 van Isra _ el zitten.” En zo geschied-
En de naam van zijn moeder was i 2Kon 13:2 de het ook.s
Jecholia,
_ uit Jeruzalem.
_ 3 En hij 2Kon 14:24
j 1Kon 12:28 13 Wat Sallum _ betreft, de zoon
bleef doen wat recht was in Jeho- 1Kon 13:33 van Jabes, _ hij werd koning in het
vah’s ogen, naar alles wat zijn va- k Ex 32:21
der Amazia gedaan had.p 4 Al- 1Kon 14:16 negenendertigste jaar van Uz-
_
leen de hoge plaatsen verdwenen
l Nu 35:20
De 19:11
z _ia,t de koning van Juda, _ en hij
q
niet. Nog steeds ging het volk m Ho 1:4 bleef een volle maanmaand te Sa-
Am 7:9 u
door met het brengen van slacht- n Joz 17:11
maria _ regeren. 14 Toen trok
v de zoon van Gadi, uit
offers en offerrook op de hoge 2Kon 9:27 Menahem, _ _
o 1Kon 14:19
plaatsen.r 5 Ten slotte sloeg Je- p Jes 14:27
Jes 44:26 r 2Kon 13:1; 2Kon 13:10; 2Kon 14:23; 2Kon 14:29;
hovah de koning met een plaag,s Jes 55:11 s Nu 23:19; t 2Kr 26:1; Mt 1:8; u Ho 5:7; v 2Kon
en hij bleef een melaatse t tot op de q 2Kon 10:30 15:17.
2 KONINGEN 15:15-31 Menahem, Pekahia, Pekah, Hosea 516
HFDST. 15
¨
T _irzaa op en kwam naar Sama- _ koning over Isra _ el te Samaria, _
b de zoon van
ria en sloeg Sallum, _ a 1Kon 14:17 voor twee a jaar. 24 En hij bleef
1Kon 15:21
Jabes,
_ te Samaria _ neer en bracht 1Kon 16:8 doen wat kwaad was in Jehovah’s
1Kon 16:17
hem ter dood; en hij begon in b 2Kon 15:10
ogen.b Hij week niet af van de
zijn plaats te regeren. 15 Wat de zonden van Jerobeam, c
c De 19:11 _ de zoon
¨
rest van de aangelegenheden van d 2Kon 8:12
Am 1:13
van Nebat, _ waarmee hij Isra _ el had
Sallum
_ betreft en zijn samenzwe- e 2Kon 15:13 doen zondigen.d 25 Toen smeed-
ring c waarmee hij samengezworen f 1Kon 11:38 de Pekah, _ e de zoon van Rema-
_
g 1Kon 12:28
heeft, zie, dat is beschreven in het 1Kon 13:33 lia, zijn adjudant,f een samenzwe-
boek van de aangelegenheden van h Ex 32:21 g
ring tegen hem en sloeg hem
¨ 1Kon 14:16
de dagen der koningen van Isra _ el. i 1Kr 5:26 neer te Samaria _ in de woonto-
16 Het was toen dat Menahem _ er- j Ge 2:14 ren van het huis van de koning,h
2Kon 17:23
toe overging T _ifsah te slaan met al k De 28:45 met Argob _ en Arje, _ en met hem
wat erin was en het daarbij beho- 2Kon 12:18
2Kon 16:8
waren vijftig man van de zonen
rend gebied, van T _irza uit, omdat l 1Kon 16:24 van G _ilead. Hij bracht hem dus
het niet geopend had, en hij sloeg m Jer 17:5 ter dood en begon in zijn plaats
n 2Kon 23:35
het nu. Al zijn zwangere vrouwen o 2Kon 15:14 te regeren. 26 Wat de rest van
reet hij open.d p 1Kon 14:19 de aangelegenheden van Pekahia _
1Kor 10:11
17 In het negenendertigste e q 2Kon 15:26 betreft en alles wat hij gedaan
jaar van Azarja, _ de koning van
heeft, zie, dat is beschreven in
Juda,
_ werd Menahem, _ de zoon het boeki van de aangelegenhe-
¨ 2e kolom
van Gadi, _ koning over Isra _ el, voor den van de dagen der koningen
a Job 20:5 ¨
tien jaar, te Samaria. _ 18 En hij Sp 28:2 van Isra_ el.
b 1Kon 11:38 ¨
bleef doen wat kwaad was in Jeho- 2Kon 15:28
27 In het tweeenvijftigste jaar
vah’s ogen.f Hij week al zijn dagen c 1Kon 12:28 van Azarja, _ de koning van Juda, _
1Kon 13:33
niet af van al de zonden van Jero- _ werd Pekah, _ j de zoon van Rema-
_
d 1Kon 14:16 ¨
beam,g de zoon van Nebat, _ waar- e 2Kr 28:6 lia,k koning over Isra _ el te Sama- _
¨
mee hij Isra _ el had doen zondigen.¨ h f 2Kon 7:17
2Kon 9:25
ria, voor twintig jaar. 28 En hij
19 Pul,i de koning van Assyri _ e,
j
g Nu 35:20 bleef doen wat kwaad was in Je-
kwam in het land. Dientengevol- De 19:11
h 1Kon 16:18
hovah’s ogen.l Hij week niet af
ge gaf k Menahem _ aan Pul duizend i 1Kon 14:19 van de zonden van Jerobeam, _ m
de
talenten zilver,l opdat zijn handen j 2Kr 28:6 zoon van Nebat, _ waarmee hij Is- _
Jes 7:1 ¨
met hem zouden blijken te zijn k Jes 7:4 rael had doen zondigen.n 29 In
om het koninkrijk in zijn eigen Jes 7:9 de dagen van Pekah, _ de koning
l Pr 12:13 ¨
hand te bevestigen.m 20 Mena- _ van Isra _ el, kwam T _iglath-Pile-
m 1Kon 12:28
¨ p _
hem dan bracht het zilver op ten 1Kon 13:33 ser,o de koning van Assyri _ e, en
¨ n Ex 20:3
koste van Isra _ el, ten koste van 1Kon 14:16 hij veroverde voorts Ijon _ q
en Abel- _
n ¨
alle dappere, sterke mannen, ¨ om
o 2Kon 16:7 Beth-Ma_ achar en Janoah _ en Ke- _
1Kr 5:6
aan de koning van Assyri _ e vijf- 1Kr 5:26 des s en Hazor _ t
en G _ilead u
en Gali-
2Kr 28:20
tig sikkelen zilver per man te ge- p Jes 8:4
_ v het gehele land van Naftali,
lea, _ w

ven. Daarop keerde de koning van q 1Kon 15:20 en voerde [de bewoners] in bal-
¨ ¨ x
Assyri _ e terug, en hij bleef daar r 2Sa 20:18
1Kon 15:20
lingschap naar Assyri _ e. 30 Ten
niet in het land. 21 Wat de rest s Joz 19:37 slotte smeedde Hosea, _ y de zoon
van de aangelegenheden van Me- Joz 20:7
t Joz 11:10
van Ela, _ een samenzwering z te-
o betreft en alles wat hij ge-
nahem _ Re 4:2 gen Pekah, _ de zoon van Rema- _
daan heeft, is dat niet beschreven u Nu 32:40
De 3:15
lia, en sloeg hem neer a en bracht
in het boekp van de aangelegen- v Joz 20:7 hem ter dood; en hij begon in zijn
1Kon 9:11
heden van ¨ de dagen der koningen Jes 9:1 plaats te regeren in het twintigste
van Isra _ el? 22 Ten slotte legde Mt 4:15 jaar van Jotham, _ b
de zoon van Uz-
w Joz 19:32
Menahem _ zich neer bij zijn voor- x Le 26:38 z _ia. 31 Wat de rest van de aan-
vaders, en zijn zoon Pekahia q be-
_ De 28:64 gelegenheden van Pekah _ betreft
2Kon 17:23
gon in zijn plaats te regeren. y 2Kon 17:1 en alles wat hij gedaan heeft, zie,
23 In het vijftigste jaar van z De 19:11 dat is beschreven in het boekc van
a Mt 26:52
Azarja, _ de koning van Juda, _ werd de aangelegenheden van de dagen
b 2Kr 27:1 ¨
Pekahia, _ de zoon van Menahem, _ c 1Kon 14:19 der koningen van Isra _ el.
517 Jotham. Rezin. Tiglath-Pileser. Achaz 2 KONINGEN 15:32–16:12
32 In het tweede jaar van Pe- _ HFDST. 15 rook op de hoge plaatsena en op de
kah, de zoon van Remalia, _ de ko- a 1Kr 3:12 heuvels b en onder elke lommerrij-
¨ a
2Kr 27:7
ning van Isra _ el, werd Jotham, _ Mt 1:9 ke boom.c
b 2Kon 14:21
de zoon van Uzz _ia,b de koning van 2Kon 15:1 5 Het was toen dat Rezin, _ d de

Juda, koning. 33 Vijfentwintig 1Kr 3:12 ¨


_ c 2Kr 27:1 koning van Syri _ e, en Pekah, _ e de

jaar oud was hij geworden toen hij d De 28:1 zoon van Remalia, _ de koning van
begon te regeren, en hij heeft zes-
Pr 12:13 ¨
e 2Kr 27:2 Isra
_ el, voorts tegen Jeruzalem _
tien jaar lang te Jeruzalem _ gere- f Nu 33:52
De 12:14 ten strijde trokken en Achaz _ be-
geerd. En de naam van zijn moe- 2Kr 6:6 legerden, maar zij waren niet in
2Kr 32:12
der was Jerusa, _ de dochter van g 2Kr 27:3 staat te strijden.f 6 In die tijd
c h 2Kon 15:6
Zadok._ 34 En hij bleef doen wat 2Kr 27:7 bracht Rezin, _ de koning van Sy- _
recht was in Jehovah’s ogen.d Hij i 2Kon 16:5 ¨ g aan
Jes 7:2
rie, Elath
_ Edom
_ terug, waar-
deed naar alles wat zijn vader Uz- j 2Kon 15:27 na hij de joden uit Elath _ ver-
2Kr 28:6
z _ia gedaan had.e 35 Alleen de Jes 7:1 dreef; en de Edomieten, van hun
hoge plaatsen verdwenen niet. k De 28:49
kant, kwamen naar Elath _ en zijn
Ps 78:49
Nog steeds ging het volk door Jes 10:5 daar blijven wonen tot op deze
Jer 43:10
met het brengen van slachtoffers l 1Kon 14:31 dag. 7 Daarom zond Achaz _ bo-
en offerrook op de hoge plaat- m 1Kr 3:13
den naar T _iglath-Pileser, _ h de ko-
sen.f Hij was het die de bovenpoort ¨
ning van Assyri _ e, om te zeggen:
van het huis van Jehovah bouw- HFDST. 16
„Ik ben uw knechti en uw zoon.
de.g 36 Wat de rest van de aan- n Jes 1:1
Trek op en redj mij uit de hand-
gelegenheden van Jotham _ betreft,
Jes 7:1 ¨
Ho 1:1
Mi 1:1
palm van de koning van Syri _ e
wat hij gedaan heeft, is dat niet be- Mt 1:9 en uit de handpalm van de ko-
schreven in het boek van de aan- o 2Kr 28:1 ¨
p 1Kon 12:28 ning van Isra _ el, die tegen mij op-
gelegenheden van de dagen der 1Kon 16:33 staan.” 8 Bijgevolg nam Achaz _
h 1Kon 21:26
koningen van Juda? _ 37 In die 2Kon 8:18 het zilver en het goud dat in het
i de
dagen begon Jehovah Rezin, _ 2Kr 28:2
huis van Jehovah en in de schat-
¨ j de
q Le 20:2
koning van Syri _ e, en Pekah, _ De 18:10
ten van het huis van de koning
2Kon 23:10
zoon van Remalia, _ tegen Juda _ 2Kr 28:3 te vinden was k en zond de ko-
te zenden.k 38 Ten slotte leg- 2Kr 33:6 ¨
Ps 106:37 ning van Assyri _ e een omkoopge-
de Jotham _ zich neer bij zijn voor- Jes 57:5
Jer 7:31 schenk.l 9 Daarop luisterde de
vaders en werd bij zijn voorva- Ez 16:20 ¨
koning van Assyri _ e naar hem en
ders begraven in de Stad van Ez 23:37 ¨
r De 12:31 de koning van Assyri _ e trok op
David, _ zijn voorvader,l en zijn Ps 106:35
Ez 16:47 naar Damaskus _ m en nam het inn
m
zoon Achaz _ begon in zijn plaats en voerde [de bevolking] ervan in
te regeren. 2e kolom ballingschap naar Kir,o en Rezin _ p

In het zeventiende jaar van bracht hij ter dood.


16 Pekah,
_
lia, werd Achaz,
_
de zoon van Rema-
n
_
de zoon van Jo-
_
a Nu 33:52
b 1Kon 14:23
Jer 17:2
c De 12:2
10 Toen ging koning Achaz
naar Damaskus _ om T _iglath-Pile-
_
_
q

d 2Kon 15:37 ¨
tham, de koning van Juda, _ koning. e 2Kr 28:6 ser,r de koning van Assyri _ e, te
f 2Kr 28:5
2 Twintig jaar oud was Achaz _ g 2Kon 14:22 ontmoeten, en hij kreeg het al-
toen hij begon te regeren, en hij h 2Kon 15:29 taar te ziens dat in Damaskus _ was.
i 1Kon 20:4
heeft zestien jaar lang te Jeruza- _ j Ps 146:3 Koning Achaz _ dan zond aan de
Jer 17:5
lem geregeerd; en hij deed niet Klg 4:17 priester Ur _ia de tekening van het
wat recht was in de ogen van Je- k 1Kon 15:18
2Kon 14:14
altaar en het model ervan met be-
hovah, zijn God, zoals zijn voorva- 2Kr 16:2 trekking tot heel de uitvoering
o l 2Kr 19:7
der David.
_ 3 En hij ging de weg m 2Sa 8:6 ervan.t 11 En de priester Ur _iau
bewandelen
¨ p van de koningen van 2Kon 14:28
2Kr 28:5
bouwde voorts het altaar.v Naar
Isra
_ el, en hij liet zelfs zijn eigen Jes 7:6 alles wat koning Achaz _ uit Da-
n Am 1:5
zoon door het vuur gaan,q over- o Jes 22:6 maskus
_ gezonden had, zo maakte
eenkomstig de verfoeilijkhedenr Am 9:7
de priester Ur _ia het, in afwachting
¨ p Jes 7:1
van de natien die Jehovah ¨ wegens Jes 9:11 van de tijd dat koning Achaz _ uit
q 2Kon 16:7
de zonen van Isra _ el verdreven r 2Kon 15:29 Damaskus _ kwam. 12 Toen de
had. 4 En hij ging door met het s De 12:30
2Kr 28:23
brengen van slachtoffers en offer- Jer 10:2 t Ps 106:39; u Jes 8:2; v Jer 23:11; Ez 22:26.
2 KONINGEN 16:13–17:9 Achaz’ wandaden. Hosea 518
koning uit Damaskus _ kwam, zag HFDST. 16 vaders begraven in de Stad van
de koning ten slotte het altaar; a 2Kr 26:16 David;
_ a en zijn zoon Hizk b
_ia begon
2Kr 28:25
en de koning trad toen nader b Nu 18:4 in zijn plaats te regeren.
tot het altaar a en offerde daar- Nu 18:7
In het twaalfde jaar van
op.b 13 En vervolgens liet hij
zijn brandoffer c en zijn graan-
c Le 1:3
d Le 2:1
1Kr 23:29
e Le 2:2
17 Achaz,
_
werd Hosea,
_
de koning van Juda,
_
de zoon van Ela,
_ c
te
offer d in rook opgaane en goot zijn f Le 23:13 d koning over Israel, voor
¨
Samaria _ _
drankoffer f uit en sprenkelde het g 1Kr 28:12

bloed van de gemeenschapsoffers


2Kr 4:1 negen jaar. 2 En hij bleef doen
h 1Kon 6:1
die van hem waren, op het altaar. i Jes 8:2 wat kwaad was in Jehovah’s ogen,
14 En het koperen altaar g dat
j Ex 29:39 alleen niet zoals´ ´ de koningen van
Nu 28:2 ¨
voor het aangezicht van Jehovah 2Kr 28:23 Isra
_ el die er voor hem bleken te
stond, bracht hij nu naderbij van
k Nu 28:4
zijn.e 3 Tegen hem trok Salma-
´ ´ l Le 4:22
f de koning van Assyrie,g
¨
voor het huis, van [de plaats] tus- Le 22:21 neser,
_ _ op,
2Kr 7:4
sen zijn altaar en het huis van Je- 2Kr 29:21
en Hosea _ werd zijn knecht en ging
h
hovah,h en zette het aan de noord- m Jes 8:2 hem schatting betalen.¨ 4 Maar
n 2Kon 16:11
kant van zijn altaar. 15 Voorts o 2Kr 28:24
de koning van Assyri _ e ontdekte
gebood koning Achaz _ hem, ja, de 2Kr 29:19 ten slotte een samenzwering i in
p 1Kon 7:28
priester Ur _ia,i en zei: „Laat op q 1Kon 7:27 Hosea’s _ geval, omdat hij boden
het grote altaar het morgenbrand- r 1Kon 7:38 had gezonden naar So, de koning
2Kr 4:6 j
van Egypte, en aan de koning van
offer in rook opgaan,j alsmede het Jer 52:20
¨_
avondgraanoffer k en het brand- s 1Kon 7:23 Assyri _ e geen schatting meer op-
2Kon 25:13
offer van de koning l en zijn graan- t 1Kon 7:25 bracht zoals in voorgaande jaren.
offer en het brandoffer van al het Jer 52:20
u 1Kon 14:29
Daarom ¨ sloot de koning van As-
volk van het land en hun graan- 2Kr 28:26 syri
_ e hem op en hield hem geboeid
offer en hun drankoffers; en al in het huis van bewaring.k
het bloed van [het] brandoffer en 2e kolom 5 Toen trok de koning van As-
¨
al het bloed van een slachtoffer a 2Kr 28:27 syri_ e op tegen het gehele land en
dient gij erop te sprenkelen. Wat b 2Kon 18:1 trok op naar Samaria _ en beleger-
1Kr 3:13
het koperen altaar betreft, dat 2Kr 29:1 de l het drie jaar lang. 6 In het
zal voor mij nog iets worden wat Jes 1:1
negende jaar van Hosea _ nam de
Ho 1:1 ¨
ik in overweging moet nemen.” koning van Assyri in,m
¨_ e Samaria _
Mt 1:9
16 Toen deed de priester Ur _iam waarna hij Isra _ el in ballingschap
naar alles wat koning Achaz ge- ¨
_ HFDST. 17 voerde n naar Assyri _ e en hen liet
boden had.n c 2Kon 15:30 wonen in Halah _ o
en in Habor _ aan
o
17 Verder sneed koning Achaz p en in de ste-
_ d Jes 7:9 de rivier de Gozan _
e 1Kon 12:28
de zijwandenp van de wagentjes q 1Kon 13:33 den van de Meden. q

in stukken en nam er de bekkens r 1Kon 16:33


7 Dit nu gebeurde omdat de zo-
af; en de zee s lichtte hij van de ko-
f 2Kon 18:9 ¨
Ho 10:14 nen van Isra _ el gezondigd haddenr
peren stierent af die eronder wa- g Jes 10:5
tegen Jehovah, hun God, die hen
h De 28:45
ren en zette haar toen op een 2Kon 18:14 uit het land Egypte van onder de
_
stenen plaveisel. 18 En de over- Ezr 7:24
i 2Kon 24:1 hand van Farao, de koning van
dekte constructie voor de sabbat 2Kon 24:20 Egypte, had opgevoerd,s en zij an-
Ez 17:15 _
die men in het huis had gebouwd, j Jes 30:2 dere goden waren gaan vrezen; t
en de buitenste toegang voor de Jes 31:1
8 en zij bleven wandelen
koning verplaatste hij uit het huis k De 28:36 ¨ in de in-
l De 28:52 zettingenu van de natien die Je-
van Jehovah ¨ wegens de koning m 2Kon 18:10
hovah van voor het aangezicht
van Assyri _ e.
Ho 13:16 ¨
n Le 26:32 van de zonen van Isra _ el verdre-
19 Wat de rest van de aangele- De 4:27
ven had, en [in de inzettingen van]
genheden van Achaz _ betreft, wat
De 28:64 ¨
1Kon 14:15 de koningen van Isra _ el, die de-
hij gedaan heeft, is dat niet be- o 1Kr 5:26
zen gemaakt hadden; 9 en de zo-
p 2Kon 18:11
u
schreven in het boek van de aan- ¨
q 2Kon 18:11 nen van Isra _ el gingen de dingen
gelegenheden van de dagen der r De 31:29
navorsen die tegenover Jehovah,
De 32:15
koningen van Juda? _ 20 Ten slot- Joz 23:16
te legde Achaz
_ zich neer bij zijn Ne 9:26
Ps 106:35 s Ex 20:2; t Ex 20:5; 2Kon 17:35; Jer 10:5; u Ps
voorvaders en werd bij zijn voor- Am 5:7 89:31.
¨
519 Israel in ballingschap wegens afval 2 KONINGEN 17:10-24
hun God, niet recht warena en ble- HFDST. 17 ermee voort hun zonen en hun
ven zich hoge plaatsenb bouwen a De 13:6
De 27:15
dochters door het vuur te laten
in al hun steden, vanaf de torenc Ez 8:12 gaana en waarzeggerij te beoefe-
b 2Kon 16:4
van de wachters helemaal tot aan Ho 12:11
nenb en voortekens te zoeken,c en
de versterkte stad; 10 en zij ble- c 2Kon 18:8 zij bleven zich verkopend om te
d Ex 34:13
ven zich heilige zuilend en heili- Le 26:1 doen wat kwaad was in de ogen
ge palene oprichten op elke hoge e De 7:5 van Jehovah, om hem te kren-
De 16:21
heuvelf en onder elke lommerrijke Mi 5:14 ken; e
f De 12:2
boom; g 11 en daar, op alle hoge 18 daarom werd Jehovah zeer
g 2Kon 16:4 ¨
plaatsen, gingen zij ermee voort Jes 57:5 vertoorndf op Isra _ el, zodat hij hen
h Le 20:23
offerrook te brengen, evenals de van voor zijn aangezicht verwij-
¨ Jer 44:17
natienh die Jehovah wegens hen in i Sp 15:8 derde.g Hij liet niets overblijven
j Ex 34:14
ballingschap had gevoerd, en zij Le 26:30 dan alleen de stam Juda. _ h

bleven slechte dingen doen om Je- 1Kon 12:28


1Kon 21:26 19 Ook Juda _ zelf onderhield
hovah te krenken; i k Ex 20:3 niet de geboden van Jehovah, hun
Le 26:1
12 en zij gingen ermee voort De 4:23 God,i maar zij gingen wandelen in
¨
drekgoden te dienen,j waarvan Je- l Ho 4:15
m Jer 3:11
de inzettingen van Isra _ el,j die zij
hovah hun had gezegd: „GIJ moogt n De 8:19 gemaakt hadden. 20 Dientenge-
De 32:46
deze zaak niet doen”; k 13 en Je- volge verwierp Jehovah heel het
¨ Ps 81:8 ¨
hovah bleef Isra
_ ell en Juda
_ m waar- o 2Kr 24:19 zaadk van Isra _ el, en hij bleef hen
2Kr 36:16
schuwenn door bemiddeling van Heb 1:1 kwellen en hen in de hand van
al zijn profeteno [en] iedere visio- p 1Sa 9:9
1Kr 29:29
plunderaars geven, totdat hij hen
nair,p door te zeggen: „Keert van q Jes 55:7 van voor zijn aangezicht had weg-
Jer 18:11
UW slechte wegen terug q en on- geworpen.l 21 Want hij scheur-
Jer 25:4 ¨
derhoudt mijn geboden,r mijn in- Ez 18:31 de Isra_ el van het huis van David _
r Ex 24:7
zettingen,s overeenkomstig heel De 6:1 af, waarop zij Jerobeam, _ de zoon
de wett die ik UW voorvaders heb s De 8:11 van Nebat, _ koning maakten; en
t Ex 20:1 ¨
gebodenu en die ik tot U heb ge- Ex 21:1 Jerobeam _ m trok Israel voorts van
_
zonden door bemiddeling van mijn u De 5:1
v Jer 7:25
het volgen van Jehovah af, en hij
knechten, de profeten”; v 14 en w De 31:27 deed hen zondigen met een grote
Jer 5:29
zij luisterden niet maar bleven zonde.n 22 En de zonen van Is- _
x De 1:32 ¨
hun nek verhardenw gelijk de nek y De 5:2 rael gingen wandelen in al de
De 29:12
van hun voorvaders, die geen z Ps 19:7 zonden van Jerobeam, _ die hij ge-
geloof hadden geoefendx in Je- Ho 4:6 daan had.o Zij weken daarvan
a De 32:21
hovah, hun God; 15 en zij ver- 1Sa 12:21 niet af, 23 totdat Jehovah Is- _
Jer 10:15 ¨
wierpen voortdurend zijn voor- 1Kor 8:4 rael van voor zijn aangezicht ver-
schriften en zijn verbondy dat b Ps 115:8 wijderde, p juist zoals hij gespro-
Jes 44:9
hij met hun voorvaders gesloten Jer 2:5 ken had door bemiddeling van al
had, en zijn vermaningenz waar- Ro 1:21 zijn knechten, de profeten.q Zo
c De 12:30 ¨
mee hij hen gewaarschuwd had, d De 4:2 ging Isra _ el van zijn eigen grond
¨
en zij gingen ijdele afgodena ach- e 2Kr 28:2
f 1Kon 12:28
in ballingschap naar Assyri _ e, tot
ternalopen en werden zelf tot 2Kr 13:8 op deze dag.r
g 1Kon 14:15
ijdelheid,b ja, in nabootsing van 24 Nadien bracht de koning
¨ 1Kon 16:33
¨
de natien die rondom hen waren, h De 4:19 van Assyri _ e [mensen] uit Baby- _
2Kon 23:5
met betrekking waartoe Jehovah lons en Kutha _ en Avva t
en Ha-
¨ _ _
Jer 8:2
hun geboden had niet te doen i 1Kon 16:31
1Kon 22:53 mathu en Sefarva_ ımv en liet hen
zoals deze; c 2Kon 10:21

16 en zij bleven al de gebo- d 1Kon 21:20; e Ex 34:14; 1Kon 15:30; f De


9:8; De 29:20; 1Kon 8:46; g Joz 23:13; Jes 42:24;
dend van Jehovah, hun God, ver- 2e kolom
Jer 15:1; h 1Kon 11:32; 1Kon 12:20; i 1Kon 14:22;
laten en maakten zich voorts ge- a 2Kon 16:3 2Kr 21:10; Jer 3:8; j Ez 23:11; k 2Kr 20:7; Jer
2Kon 21:6
goten beelden,e twee kalveren,f Jes 57:5
6:30; l 2Kon 13:3; m 1Kon 11:31; 1Kon 12:20; n Ex
32:31; 1Sa 2:17; 1Kon 14:16; o 1Kon 12:28; 1Kon
en zij gingen een heilige paal ma- b De 18:10
13:33; p De 32:26; 2Kon 13:23; 2Kon 23:27; q De
2Kr 33:6
keng en zich voor heel het heerle- Mi 5:12 28:63; 1Kon 14:16; Ho 1:4; Am 5:27; Mi 1:6;
r 2Kon 18:11; s 2Kon 17:30; t 2Kon 17:31; Jes
ger van de hemel neerbuigenh en Han 16:16
¨ c Le 19:26 37:13; u 2Kon 19:13; Jes 10:9; v 2Kon 18:34; Jes
Ba_ al dienen; i 17 en zij gingen 2Kon 21:6 36:19.
2 KONINGEN 17:25-41 Samaritaanse religie. Leeuwen 520
HFDST. 17
¨
in de ¨ plaats van de zonen van Is- _ de goden van Sefarva_ ım. 32 En
a
rael in de steden van Samaria _ a Mt 10:5 zij werden mensen die Jehovah
b Sp 8:13
wonen; en zij namen voorts Sa- Pr 12:13 vreesden en gingen zich priesters
maria _ in bezit en gingen in de ste- Jer 10:7
Da 6:26
der hoge plaatsen maken uit het
den daarvan wonen. 25 Nu ge- c Ex 23:29 volk in het algemeen,a en dezen
Jer 5:6
beurde het in het begin dat zij d Sp 30:30
werden functionarissen voor hen
daar woonden, dat zij Jehovah niet e Ezr 7:10 in het huis van de hoge plaatsen.
Mal 2:7
vreesden.b Daarom zond Jehovah f Ge 28:19
33 Zij werden mensen die wel Je-
leeuwenc onder hen, en die dood- Joz 16:1 hovah vreesdenb maar hun eigen
1Sa 7:16
den ten slotte [sommigen] onder 1Kon 12:29 goden bleken te aanbidden,c naar
¨
hen. 26 Zij lieten dus aan de ko- g Pr 8:12 de religie van de natien waaruit
¨ Jes 29:13
ning van Assyri _ e zeggen: „De na- Jo 4:22 men hen in ballingschap had ge-
¨
tien die gij in ballingschap hebt h Ps 96:5 voerd.d
Ps 135:15
gevoerd en vervolgens in de ste- Jes 44:9 34 Tot op deze dag doen zij
den van Samaria _ hebt doen wo- Jer 10:5
Mi 4:5 naar hun vroegere religies.e Er
nen, hebben de religie van de God Ro 1:23 waren er geen die Jehovah vrees-
1Kor 8:4
van het land niet gekend, zodat hij i 2Kon 17:24 denf en geen die deden naar zijn
voortdurend leeuwen onder hen j 2Kon 17:24 inzettingen en zijn rechterlijke
k 2Kon 18:34
zendt; d en zie! die brengen hen ter l 2Kon 17:17 beslissingeng en de weth en het
dood, aangezien er niemand is die 2Kr 28:3 gebodi dat Jehovah geboden had
Ps 106:37
de religie van de God van het land Jes 57:5 aan de zonen van Jakob,
_ j
die hij
kent.” Ez 20:31 ¨
de naam Isra
_ el gaf,k 35 toen Je-
27 Daarop gebood de koning hovah een verbondl met hen sloot
¨
van Assyri _ e en zei: „Laat een 2e kolom en hun het volgende gebood: „GIJ
van de priesters e die GIJ vandaar a 1Kon 12:31 moogt geen andere goden vre-
1Kon 13:33
in ballingschap hebt gevoerd, er- b 2Kon 17:41 zen,m en GIJ moogt U voor die
heen gaan, opdat hij er kan gaan Jes 29:13 niet neerbuigen, noch ze dienen
c Lu 16:13
wonen en hen in de religie van 2Kor 6:16 noch er slachtoffers aan bren-
de God van het land onderwijst.” d 2Kon 17:24
gen.n 36 Maar Jehovah, die U
e Jes 44:8
28 Bijgevolg kwam er een van 1Kor 10:20 met grote kracht en uitgestrek-
de priesters die men in balling- f 2Kon 17:25
te arm uit het land Egypte _ heeft
g De 5:1
schap uit Samaria _ had gevoerd, De 8:11 opgevoerd,o hem dient GIJ te vre-
f
en hij ging te Bethel _ wonen, 2Kon 17:13 p
zen, en voor hem dient GIJ U neer
h De 1:5
en hij werd een onderwijzer van i De 6:2 te buigenq en aan hem dient GIJ
hen met betrekking tot de wijze j Ge 28:14
slachtoffers te brengen.r 37 En
Ge 46:2
waarop zij Jehovah moesten vre- k Ge 32:28 de voorschriftens en de rechter-
zen.g Ge 35:10
lijke beslissingent en de wet en
Jes 48:1
29 Maar elke onderscheiden na- l Ex 19:5 het gebod dat hij voor U heeft
Ex 24:7
tie maakte ten slotte haar eigen De 5:2 opgeschreven,u dient GIJ altijd
god,h die zij vervolgens neerzet- De 29:1 zorgvuldig te betrachten; v en GIJ
Jer 31:31
ten in het huis van de hoge plaat- m Ex 20:4 moogt geen andere goden vrezen.
sen die de Samaritanen gemaakt Re 6:10
38 En het verbond dat ik met U
n Ex 20:5
hadden, elke onderscheiden na- Ex 23:24 heb gesloten, moogt GIJ niet ver-
tie, in hun steden waar zij woon- Ex 34:14
De 4:25 geten; w en GIJ moogt geen andere
den. 30 En de mannen van Ba- _ De 5:9 goden vrezen.x 39 Maar Jeho-
bylon, van hun kant, maakten o Ex 6:6
De 5:15 vah,y UW God, dient GIJ te vrezen,
Sukkoth-B
_ enoth,
_ en de mannen Jer 32:21 daar hij U uit de hand van al UW
p De 6:13
van Kuth,i van hun kant, maak- Ps 34:9 vijanden zal bevrijden.”z
ten Nergal, _ en de mannen van Sp 8:13
40 En zij gehoorzaamden niet,
q Ps 95:6
Hamath,
_ van hun kant, maakten Ps 96:9 maar zij deden naar hun vroegere
As _ima. 31 Wat de Avvietenj be- r Le 19:5 ¨
De 12:6 religie.a 41 En deze natien wer-
treft, zij maakten N _ibhaz en Tar- _ ¨
s De 12:1 den [natien] die Jehovah vrees-
tak; en de Sefarvietenk verbrand- t De 11:32
u De 31:9
den hun zonen in het vuur l voor v De 5:29 x De 5:9; y Jes 42:8; z Ne 9:27; a De 4:28; 2Kon
Adrammelech _ en Anammelech,_ w De 4:23 17:34.
521 Hizkia’s goede regering. Sanherib 2 KONINGEN 18:1-17
den,a maar ze bleken hun eigen HFDST. 17 zoon van Ela, _ de koning van Is- _
¨
gehouwen beelden te dienen. Wat a Joz 24:14 rael, dat Salmaneser, _ a
de koning
Ezr 4:2 ¨
zowel hun zonen als hun klein- van Assyri _ e, tegen Samaria _ op-

zonen betreft, net zoals hun voor- trok en er vervolgens het beleg
HFDST. 18
vaders hadden gedaan, doen ook voor sloeg. b
10 En na verloop
b 2Kon 15:30
zij tot op deze dag. 2Kon 17:1 van drie jaar namen zij het ten
Het geschiedde nu in het
c 1Kr 3:13 slotte in; c in het zesde jaar van
18 derde jaar van Hosea,
zoon van Ela,
_
_ de
de koning van Is-
_
b
2Kr 28:27
Mt 1:9
d 2Kon 16:2
2Kon 16:20
Hizk _ia, dat is het negende jaar van
Hosea, _ de koning van Isra _
¨
el, werd
¨ e 2Kr 29:1 Samaria _ ingenomen.d 11 Daar-
rael, dat Hizk _ia,c de zoon van f 2Kon 20:3 ¨e
Achaz,
_ d
de koning van Juda, _ ko- na voerde de koning van Assyri _ e
2Kr 31:20 ¨
ning werd. 2 Vijfentwintig jaar 2Kr 31:21 _ ¨ el in ballingschap f naar Assy-
Isra _
Ps 119:128 g
oud was hij geworden toen hij be- g 1Kon 3:14 rie en plaatste hen in Halah _ en
in Habor, h
gon te regeren, en hij heeft ne-
1Kon 15:5
2Kr 29:2
_ aan de rivier de Gozan, _
genentwintig jaar lang te Jeruza- _ h Le 26:30 en in de steden van de Meden,i
Nu 33:52
lem geregeerd. En de naam van 1Kon 3:2
12 wegens het feit dat zij niet ge-
zijn moeder was Abi, _ de dochter 2Kon 14:4 luisterd haddenj naar de stem van
Ps 78:58
van Zachar _ia.e 3 En hij bleef i De 7:5 Jehovah, hun God, maar zijn ver-
doen wat recht was in Jehovah’s
2Kr 31:1
j De 12:3
bond bleven overtreden,k ja, al wat
l
ogen,f naar alles wat zijn voor- k Nu 21:8 Mozes, _ de knecht van Jehovah,
l Nu 21:9
vader David
_ gedaan had.g 4 Hij m Sp 15:8
geboden had.m Zij luisterden [er]
was het die de hoge plaatsen ver- n 1Kor 8:4 niet [naar] en handelden [er] niet
o 2Kr 16:9
wijderde h en de heilige zuilen aan 2Kr 32:7
[naar].
stukken braki en de heilige j paal Ps 91:2
Jer 17:7
13 En in het veertiende jaar
van koning Hizk _ia trok Sanhe-
omhakte en de koperen slang k p 2Kon 19:15
q 2Kr 15:17 ¨_ o
die door Mozes_ gemaakt was,l aan 2Kr 20:33
rib,n de koning van Assyri _ e, op
stukken sloeg; want tot in die da- r De 10:20 tegen alle versterkte steden van
¨ Joz 23:8
gen hadden de zonen van Isra _ el s 2Kon 17:13 Juda
_ en veroverde ze vervolgens.
er voortdurend offerrookm voor Jer 11:4 14 Daarom zond Hizk _ia, de ko-
t 2Kr 15:2
gebracht, en men placht haar de Ps 46:11 ning van Juda, _ een boodschap
¨
koperen slang-afgodn te noemen. Ps 60:12 naar de koning van Assyri _ e te
¨ u 1Sa 18:14
5 Op Jehovah, de God van Isra _ el, Sp 20:18 Lachis,
_ om te zeggen: „Ik heb ge-
v 2Kon 16:7
vertrouwde hij; o en na hem bleek w 2Kr 28:18
zondigd. Trek van mij weg. Wat
er niemand te zijn als hij onder al Jes 14:29 gij mij ook oplegt, zal ik dragen.”p
p x Joz 13:3
de koningen van Juda, ´_ ´ zelfs niet Bijgevolg legde de koning van
y 2Kon 17:9 ¨
onder hen die er voor hem bleken 2Kr 26:10 Assyri _ e Hizk _ia, de koning van
q z 2Kon 17:1
te zijn. 6 En hij bleef aan Je- Juda,
_ driehonderd talenten zil-
hovah gehecht.r Hij week er niet
ver q en dertig talenten goud op.
van af hem te volgen, maar on- 2e kolom
15 Daarom gaf Hizk _ia al het zil-
derhield voortdurend zijn gebo- a 2Kon 17:4
ver dat in het huis van Jehovahr
b 2Kon 17:5
den, die Jehovah aan Mozes _ ge- c Ho 13:16 en in de schatten van het huis van
boden had.s 7 En Jehovah bleek Am 3:11
Mi 1:6
de koning te vinden was.s 16 In
t
met hem te zijn. Waarheen hij Mi 6:16 die tijd heeft Hizk _ia de deuren
Mi 7:13
ook uittrok, hij handelde altijd be- d 2Kon 17:6 van de tempel van Jehovaht en de
hoedzaam; u en hij ¨ ging tegen de e 2Kon 19:11 deurposten, die Hizk _ia, de koning
Jes 8:4
koning van Assyri _ e rebelleren en Ho 8:9 van Juda, _ had overtrokken,u afge-
diende hem niet.v 8 Hij was het Am 5:3
sneden en ze vervolgens aan de
die de Filistijnenw sloeg helemaal
f Am 6:7 ¨
Am 9:4 koning van Assyri _ e gegeven.
tot aan Gaza_ x en ook de gebieden g 2Kon 17:6
h 1Kr 5:26 17 Voorts zond de koning van
ervan, van de toreny van de wach- ¨v w en Rabsaris en
i 2Kon 17:6 Assyri _ e Tartan _ _
ters af helemaal tot aan de ver- j De 8:20
1Kon 14:15
sterkte stad. 2Kon 17:7
l Ex 19:3; Ex 24:12; m De 5:1; n 2Kr 32:1; Jes
Ne 9:17
9 Het geschiedde nu in het vier- k De 29:25
36:1; o Jes 10:5; p 2Kon 18:7; Sp 29:25; Lu 14:32;
q 1Kon 16:24; r 2Kon 16:8; s 2Kon 12:18; 2Kr 16:2;
de jaar van koning Hizk _ia, dat is 2Kon 17:15
Ne 9:26 t 1Kon 6:33; 1Kon 6:35; u 2Kr 29:3; v 2Kr 32:9;
het zevende jaar van Hosea, _ z de Jer 34:18 w Jes 20:1.
´
2 KONINGEN 18:18-32 Rabsake hoont Jehovah, bespot Hizkia 522
´ HFDST. 18
Rabsak _ ea vanuit Lachis
_ b
met een voor wagens a en voor ruiters? b
zware krijgsmacht naar koning a Jes 36:2
Jes 37:8
25 Welnu, ben ik soms zonder
Hizk _ia te Jeruzalem,
_ opdat zij zou- b Joz 15:39 machtiging van Jehovah tegen
2Kr 11:9
den optrekken en naar Jeruzalem _ c 2Kon 20:20
deze plaats opgetrokken om ze in
zouden komen. Zij trokken dus op d Jes 7:3 het verderf te storten? Jehovah
e Jes 36:2
en kwamen er en bleven staan bij f 2Kon 19:2
zelf heeft tot mij gezegd: c ’Trek
de waterleiding c van de bovenvij- Jes 22:20 op tegen dit land, en gij moet het
Jes 36:3
ver,d die aan de grote weg van het Mt 10:16 in het verderf storten.’ ”
veld van de wasman is.e 18 Nu g Jes 22:15
26 Hierop zeiden Eljakim,
_ d
de
h Jes 36:4
riepen zij tot de koning, maar wie i Jes 10:8 zoon van Hilk _ia, en Sebna _ e
en
tot hen uitkwamen, waren Elja- j 2Kon 19:10 ´ g
_ 2Kr 32:10 Joah
_ f
tot Rabsak _ e: „Spreek als-
kim,f de zoon van Hilk _ia, die over Ps 4:2 tublieft in de Syrische taalh met
g de Jes 36:7
de huishouding ging, en Sebna, _ Jes 37:10 uw knechten, want wij kunnen
secretaris, en Joah, _ de zoon van k Sp 20:18 luisteren; en spreek met ons niet
l 2Kon 18:7
Asaf,
_ de geschiedschrijver. Ezr 4:15 in de taal van de jodeni ten aan-
´ m Jes 36:6
19 Bijgevolg zei Rabsak _ eh tot horen van het volk dat op de
Ez 29:6 ´
hen: „Zegt alstublieft tegen Hiz- n Jes 30:2 muur is.” 27 Maar Rabsak _ e zei
Jes 31:1
k _ia: ’Dit heeft de grote koning,i tot hen: „Heeft mijn heer mij
¨ o 2Kon 17:4
de koning van Assyri _ e, gezegd: p 2Kr 32:8 soms tot uw heer en tot u gezon-
q 2Kon 18:19
„Wat is dit voor een vertrouwen r 2Kr 31:1 den om deze woorden te spreken?
dat gij hebt gekoesterd? j 20 Gij 2Kr 32:12
s Jes 36:7
Is het niet tot de mannen die op
hebt gezegd (doch het is [lou- t De 12:11 de muur zitten, opdat zij met U
De 12:13
ter] het woord van de lippen): 2Kr 7:12
hun eigen uitwerpselen etenj en
’Er is raadk en macht tot de oor- u Jes 36:8 hun eigen urine drinken?”k
log.’ Op wie hebt gij nu uw ver- v Ps 123:4 ´
Jes 10:13 28 En Rabsak _ e bleef staan en
trouwen gesteld, dat gij tegen mij w Jes 10:8
met luider stem in de taal van
hebt gerebelleerd? l 21 Nu dan, de joden roepen; l en hij sprak en
zie! gij hebt uw vertrouwen ge- 2e kolom zei vervolgens: „Hoort het woord
steld in de steun van die geknak- a Ps 20:7 van de grote koning,m de koning
te rietstengel,m Egypte, n
die, in- b De 17:16 ¨
_ Jes 31:1 van Assyri_ e. 29 Dit heeft de ko-
dien een man daarop zou steunen, Jes 36:9 ning gezegd: ’Laat Hizk _ia U niet
c 2Kon 19:6
stellig in zijn handpalm zou drin- 2Kon 19:22 bedriegen, want hij is niet bij
gen en die zou doorboren. Zo is Fa- d 2Kon 18:18 machte U te bevrijden uit mijn
Jes 22:20
rao,o de koning van Egypte, _ voor e Jes 22:15 hand.n 30 En laat Hizk _ia U niet
allen die hun vertrouwen op hem f Jes 36:11
op Jehovah doen vertrouwen,o
g 2Kon 18:17
stellen. 22 En ingeval GIJ tot mij Jes 36:2 door te zeggen: „Jehovah zal ons
h Ezr 4:7
zegt: ’Op Jehovah,p onze God, Da 2:4 zonder mankeren bevrijden,p en
hebben wij ons vertrouwen ge- i Ne 13:24 deze stad zal niet in de hand van
steld’,q is hij het niet wiens hoge Han 22:2 ¨
j De 28:53 de koning van Assyri _ e worden ge-
plaatsenr en wiens altaren Hizk _ias 2Kon 6:25
geven.”q 31 Luistert niet naar
Ez 4:15
heeft verwijderd, terwijl hij tot k 2Kr 32:11 Hizk _ia; want dit heeft de koning
Juda en Jeruzalem zegt: ’Voor dit Jes 36:12 ¨
_ _ l 2Kr 32:18 van Assyri _ e gezegd: „Geeft U aan
altaar dient GIJ U neer te buigen Jes 36:13 mij over, en komt uit tot mij, en
t m 2Kon 18:13
in Jeruzalem’?”
_ ’ 23 Nu dan, ga n 1Kon 20:11 eet ieder van zijn eigen wijnstok
alstublieft een weddenschap aanu 2Kr 32:15 en ieder van zijn eigen vijgen-
Da 3:15
met mijn heer, de koning van As- boomr en drinkt ieder het water
¨ o 2Kon 18:19
syri_ e, en laat ik u tweeduizend 2Kon 19:22
Ps 11:1
van zijn eigen regenput,s 32 tot-
paarden geven [om te zien] of gij, Ps 22:8 dat ik kom en U werkelijk breng
p 1Sa 14:6
van uw kant, in staat zijt daar be- Ps 71:12 naar een land gelijk UW eigen
rijders voor te leveren.v 24 Hoe Ps 125:1 land,t een land van koren en nieu-
q 2Kon 19:32
zoudt gij dan het aangezicht van Jes 36:15 we wijn, een land van broodu en
´ ´
een stadhouder uit de geringste r 1Kon 4:20
1Kon 4:25
wijngaarden,v een land van olierij-
knechten van mijn heer kunnen s Jes 36:16 ke olijfbomen en honing; w en blijft
afkeren,w terwijl gij, van uw kant, t 2Kon 17:6
2Kon 17:23
uw vertrouwen stelt in Egypte _ u 1Kr 16:3 v De 8:8; Jes 36:17; w Sp 24:13.
523 Eljakim. Sebna. Jesaja 2 KONINGEN 18:33–19:13
leven opdat GIJ niet sterft. En HFDST. 18 Jehovah, uw God, gehoord heeft.a
luistert niet naar Hizk _ia, want a 2Kon 18:29 En gij moet een gebedb opheffen
b 2Kon 18:30
hij verlokt U, door te zeggen: ’Je- c Jes 36:18 ten behoeve van het overblijfselc
hovah zelf zal ons bevrijden.’a d Nu 13:21
2Sa 8:9
dat er nog te vinden is.’ ”
33 Hebben
¨ soms de goden van de 2Kon 19:13 5 Zo kwamen dan de dienaren
e Jer 49:23
natien ieder hun eigen land uit f 2Kon 17:24 van koning Hizk _ia bij Jesaja. _ d

de hand
¨b van de koning van As- Jes 36:19 6 Toen zei Jesaja _ tot hen: „Dit
c g Jes 37:13
_ e bevrijd?
syri 34 Waar zijn de h 2Kon 19:13 dient GIJ tot UW heer te zeggen:
goden van Hamath d en Arpad? e
_ _ i 2Kon 17:6 ’Dit heeft Jehovah gezegd: e „Wees
2Kon 17:23
Waar zijn de goden van Sefarva- _ j 2Kon 19:17 niet bevreesdf wegens de woor-
f g h
im, Hena _ en Ivva?_ Hebben ze k 2Kon 19:19
den die gij hebt gehoord, waar-
2Kr 32:15
soms Samaria _ uit mijn hand be- Job 15:25 mee de bedienden van de koning
vrijd? i 35 Wie zijn er onder al Ps 2:2 ¨
Jes 36:20 van Assyri _ e schimpend over mij
de goden van de landen die hun Jes 37:23 gesproken hebben.g 7 Zie, ik leg
l Ps 38:13
land uit mijn hand hebben be- Ps 39:1 een geesth in hem, en hij moet een
vrijd,j zodat Jehovah Jeruzalem _ Pr 3:7
bericht horeni en naar zijn eigen
m Sp 9:7
uit mijn hand zou bevrijden?” ’ ”k Sp 26:4 land terugkeren; en ik zal hem
Jes 36:21
36 En het volk bleef zwijgenl 2Ti 2:24 stellig in zijn eigen land door het
en antwoordde hem met geen n Ps 38:15 zwaard doen vallen.” ’ ”j
woord,m want het gebod van de ko- o 2Kon 18:18 ´
p Jes 22:15 8 Daarna keerde Rabsak _ ek te-
ning luidde aldus: „GIJ moogt hem q Jes 36:3
rug en vond de koning van Assy-
Jes 36:22 ¨ _
niet antwoorden.”n 37 Maar El- _ r Ge 37:29 rie strijdend tegen L _ibna; l want
jakim,o de zoon van Hilk _ia, die 2Kon 22:11
hij had gehoord dat hij van La- _
over de huishouding ging, en Seb- _
chis m opgebroken was. 9 Hij
na,p de secretaris, en Joah, _ q de HFDST. 19
hoorde aangaande Tirhaka, _ de ko-
zoon van Asaf,
_ de geschiedschrij- s Jes 37:1 ¨
t 1Sa 4:12
ning van Ethiopi _ e, zeggen: „Zie,
ver, kwamen met gescheurde kle- 2Kon 18:37 hij is uitgetrokken om tegen u
renr bij Hizk _ia en meldden hem de Ezr 9:3
te strijden.” Daarom zond hij op-
´ Job 1:20
woorden van Rabsak _ e. u Ge 37:34 nieuw bodenn naar Hizk _ia en liet
1Kon 21:27
Nu geschiedde het dat zo- zeggen: 10 „Dit dient GIJ tot Hiz-
19 dra koning Hizk _ia [het]
hoorde, hij onmiddellijk zijn kle-
s
2Kon 6:30
Es 4:1
Ps 35:13
Jes 22:12
k _ia, de koning van Juda,
gen: ’Laat uw God, op wie gij ver-
_ te zeg-
v 2Kr 7:16
t
deren scheurde en zich met een Ps 73:17 trouwt, u niet bedriegen,o door
p
zak bedekte u en het huis van Jeho- w 2Kon 18:18 te zeggen: „Jeruzalem _ zal niet in
x Jes 37:2
vahv binnenging. 2 Voorts zond y Jes 1:1 de hand van de koning van Assy- _
¨
hij Eljakim,
_ w
die over de huis- z Jes 2:1
a 2Sa 22:7
rie worden gegeven.”q 11 Zie!
houding ging, en Sebna,
_ x
de se- 2Kr 20:9 Gij hebt zelf gehoord wat de konin-
Job 5:19 ¨
cretaris, en de oudere mannen

You might also like