Topic 3.2: Belastingen Incidentie: (Rosen & Gayer Hoofdstuk 14)

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 15

D0E43 

PUBLIEKE ECONOMIE 2019‐2020 
D0N89 OPENBARE FINANCIËN 2019‐2020 

Topic 3.2: Belastingen ‐ Incidentie 
(Rosen & Gayer Hoofdstuk 14) 

ANDRÉ DECOSTER 
deze versie: 11 november 2019 
document: 2019 d0e43 & d0n89 topic 3.2 belastingen rg14 incidentie (nota).docx 

Deze tekst is een iets meer uitgeschreven versie van de slides in "Topic PE 3.1 Belastingen RG14
Incidentie.pptx", oa met uitgewerkte formules voor de incidentie in partieel evenwicht.

1. INLEIDENDE BEGRIPPEN (RG P. 297-300)

 Het hoofdstuk in R&G is getiteld “Taxation and Income Distribution”, om twee redenen:

1. een noodzakelijke voorwaarde om de rechtvaardigheid van een belasting te kunnen


beoordelen is te weten wie ze finaal draagt; in die zin sluit de studie van incidentie
van belastingen inderdaad aan bij de verdelingsvraag (waarvan we de formalisering
zelf bestudeerden in Topic 1.4);

2. dit hoofdstuk 14 staat in contrast tot het volgende hoofdstuk 15 waar de


“welvaartskost” (of “excess burden”) van een distortieve belasting centraal staat. In
dat hoofdstuk 15 zetten we de verdelingsanalyse on hold. In hoofdstuk 16 worden
beide aspecten samen behandeld.

 Vaststellen wie een belasting draagt of een subsidie binnenrijft lijkt eenvoudig, maar is dat
niet. De reden ligt in het fenomeen van afwenteling. Een belasting of subsidie is (bijna)
nooit wat ze lijkt (dus niet ‘wysiwyg’...). In de les begin ik met een actueel voorbeeld: de
discussie over de woonbonus en het feit dat die belastingvermindering (subsidie dus)
verminderd wordt en de reacties die dit oproept.
 Een belangrijk principe (of inzicht) is: alleen mensen betalen belastingen (R&G p.297).
Dus zijn niet alleen
‣ personenbelasting,
‣ en sociale zekerheidsbijdragen, betaald door de werknemers

belastingen of bijdragen die gedragen worden door ’mensen’. Ook de


‣ werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid,
‣ indirecte belastingen zoals BTW en accijnzen (die op ’goederen’ geheven lijken te
worden,)
‣ vennootschapsbelasting (op ’ondernemingen’)

komen finaal terecht op ’mensen’.


D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
2

 Uiteindelijk is de studie van incidentie van een belasting/subsidie een studie van
prijsveranderingen, bvb. als we sigaretten belasten, zal eventueel de vraag afnemen. Dan
kan ceteris paribus, de prijs ervan dalen, maar kan ook het loon uitbetaald in de sector en
de winst dalen, etc... (zie algemeen evenwicht). Daarom:
‣ is de marktvorm van belang (monopolie reageert anders dan perfecte mede-
dinging),
‣ speelt de tijdsperiode een rol (hoe langer de periode hoe groter de mogelijke
aanpassingen zullen zijn in de economie)
 idealiter moet de aanwending van belastingopbrengsten of de financiering van subsidies in
de algemene incidentie-analyse betrokken worden. Dat gebeurt meestal niet. Wat
belastingen betreft wordt de incidentie van de uitgaven die ermee gefinancierd worden
meestal afzonderlijk geanalyseerd (dus ’wie geniet van studiebeurzen?’; ’wie maakt
gebruik van onderwijs?’, ’wie maakt gebruik van cultuur?’, ...). Die analyses zijn minder
frequent dan de analyses van de belastingen zelf. Hetzelfde aan de kant van subsidies: daar
wordt dan de fianncieringzijde vaak verwaarloosd.
 RG p. 299-300: bespreekt hoe we de incidentie meten en kwantificeren. In de slides heb ik
dit uitgebreid met uitleg over daarvoor twee veel gebruikte maatstaven: de Kakwani- en
Reynolds-Smolensky-index (zie slides).

2. ANALYSE IN PARTIËEL EVENWICHT (RG 301-313)

 in paragraaf 3 schetsen we kort het gebruik van ’algemeen evenwichtsmodellen’ om de


incidentie te meten (zie ook de nota bij Topic PE 1.1 waar algemeen evenwichtsmodellen
reeds kort werden vermeld);
 maar het bouwen en onderhouden van een toegepast algemeen evenwichtsmodel (CGE) is
arbeidsintensief;
 is vaak ook een black box wat resultaten betreft, en sterk afhankelijk van de calibrering;
 daarom blijft ook partiële analyse zinvol; en dat is wat we in deze paragraaf 2 overlopen.

2.1 Voorbeeld van een accijns per fysieke eenheid

 zie handboek “Economie. Een Inleiding” en onderstaande Figuur 1, waarin we die analyse
herhalen;
 onderscheid tussen
‣ enerzijds de bereidheid tot betalen (= de oorspronkelijke vraagcurve); wordt
bepaald door de voorkeuren van de consument, en veronderstellen we
onveranderd;
‣ en anderzijds hoe die bereidheid tot betalen verdeeld wordt over de producent (de
verschoven vraagcurve, de enige relevante curve voor de producent) en wat aan
de overheid betaald wordt.
 het nieuwe evenwicht;
 de belastingopbrengst;
 de incidentie van de belasting t : de consumentenprijs neemt niet toe met het volledige
bedrag t , ook de producentenprijs daalt.
D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
3

FIGUUR 1: EFFECT VAN ACCIJNS PER FYSIEKE EENHEID

marktprijs (p)


qv  f ( pv )

 q v  f '( p; t )
A
p v
1   qa  g ( pa )

p0v  p0a  p0   E0
p1  p1a   E1
t

    
0 q1 q0 hoeveelheid (q)

 evenwicht en incidentie hangen, op een perfect competitieve arbeidsmarkt, niet af van de


keuze voor een belasting op vraag of aanbod (zie voorbeeld hieronder voor de arbeids-
markt)
 de incidentie hangt af van de elasticiteit van vraag- en aanbodcurve: oefen zelf grafisch
met
‣ belasting op de consument met een perfect inelastisch aanbod
‣ belasting op de consument bij een perfect elastische vraag
‣ belasting op de consument bij een perfect elastisch aanbod
‣ belasting op de consument bij een perfect inelastische vraag
 Besluit: belasting wordt afgewenteld van de elastische naar de minder elastische partij;
 Elasticiteit neemt toe naarmate de periode langer wordt; dus meer afwenteling naarmate de
periode langer wordt;
D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
4

2.2 Algebraïsche analyse a.h.v. een ad valorem belasting

We bekijken het effect van een indirecte belasting op de evenwichtsprijs in een partieel
evenwichtsanalyse, m.a.w. stel dat we een belastingvoet invoeren of veranderen, hoe verandert
dan de evenwichtsprijs?

Wat betreft het marktevenwicht weten we dat, in een perfect competitieve markt, het geen
verschil uitmaakt of we een belasting heffen langs de vraag- dan wel de aanbodzijde van de
markt. Toch analyseren we hier, omwille van de algemeenheid, de twee belastingen.

Eerst voeren we de notatie in, en we definiëren de twee belastingvoeten. Dan gebruiken we een
techniek van log-linearizatie om procentuele prijsveranderingen neer te schrijven. Vervolgens
schrijven we de veranderingen in de gevraagde en aangeboden hoeveelheden neer in functie van
de elasticiteiten en de prijsveranderingen. Tenslotte gebruiken we de veronderstelling dat de
markt naar een nieuw evenwicht gaat om de verandering in de evenwichtsprijs te schrijven in
functie van de elasticiteiten.

2.2.1 Twee belastingvoeten en drie prijzen

De belasting langs de vraagzijde van de markt stellen we voor door een voet  v die geheven
wordt op de prijs vóór belasting:

p v = p(1   v ). (1)

Een voorbeeld is een BTW-voet van 6%. De prijs p is de prijs per eenheid (bvb. van een brood)
exclusief BTW. De prijs pv is de consumenten- of winkelprijs. De BTW-voet  v is in dit geval
gelijk aan 0.06 en doet de winkelprijs pv uitstijgen boven de prijs p .

De belasting langs de aanbodzijde van de markt stellen we voor door een voet  a die ervoor
zorgt dat wat de producent ontvangt per eenheid, p a , lager ligt dan de prijs vóór belasting:

p a = p(1   a ). (2)

Het zijn de consumentenprijs pv en de producentenprijs p a die relevant zijn voor het gedrag
van respectievelijk consument en producent. De oorspronkelijke vraag- en aanbodcurve die een
weergave zijn van respectievelijk de bereidheid tot betalen en de marginale kosten, hangen af van
deze pv en p a . De prijs p daarentegen is, vanuit het oogpunt van het marktevenwicht, een
weinig relevant begrip. Het is enkel het snijpunt van de vraag- en aanbodcurven na belastingen
(zie Figuur 2).
D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
5

FIGUUR 2: EFFECT VAN AD VALOREM BELASTINGEN OP VRAAG EN AANBOD

m arktp rijs (p)


qv  f ( pv )

 q v  f '( p; v )
q a  g '( p; a )
A
p1v  
p1  qa  g ( pa )
 E1
p  p  p0 
v
0
a
0  E0
p1a  B



   
0 q1 q0 hoeveelheid (q)

2.2.2 Een verandering in de belastingen leidt tot een verandering in de prijzen

Vergelijking (1) leert dat de winkelprijs zal veranderen als de belastingvoet  v verandert. Maar
ook de evenwichtsprijs op de markt ( p ) kan veranderen o.i.v. de verandering in de belasting. Als
we dus de totale verandering in p v willen kennen moeten we de invloed van de twee
veranderlijken in het rechterlid van vergelijking (1) bekijken. Dat doen we door de totale
differentiaal te nemen. Bij een multiplicatief verband is een handig truukje van eerst de logaritme
te nemen. Dan wordt een vermenigvuldiging immers een optelling. Men noemt dit de techniek
van log-linearizatie:

ln p v = ln p  ln(1   v ). (3)

Neem nu de differentiaal van (3):

d ln p v = d ln p  d ln(1   v )

dp v dp d(1   v )
 =  (4)
pv p 1 v

dp v dp d  v
 =  (5)
pv p 1 v

dx
De uitdrukking geeft de relatieve (of procentuele) verandering weer van een variabele x , en
x
wordt vaak genoteerd als x . We kunnen (5) dus ook herschrijven als
D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
6

p v = p   v , (6)

waarbij  v verkorte notatie is voor de verandering in de belastingvoet.1

Op analoge manier schrijven we de procentuele verandering in de producentenprijs in functie van


de verandering in de marktprijs en de verandering in de belasting langs de aanbodzijde:

p a = p   a , (7)

d(1   a ) d a
waarbij  a in (7) gelijk is aan  = .
1 a 1  a

2.2.3 Een verandering in de prijzen leidt tot een verandering in de gevraagde en


aangeboden hoeveelheden

De gevraagde en de aangeboden hoeveelheden hangen af van de consumenten- en


producentenprijs via de vraag en de aanbodfunctie. In dit geval hebben we niet die vraag- en
aanbodfunctie zelf nodig, maar wel de verandering in de gevraagde en de aangeboden
hoeveelheden als de prijzen veranderen. Die veranderingen worden beschreven door de
elasticiteiten. Aangezien de elasticiteit van de vraag gelijk is aan de verhouding van de
procentuele verandering in de gevraagde hoeveelheid (voorgesteld door q v ) gedeeld door de
procentuele verandering in de prijs (voorgesteld door p v ), kunnen we de relatieve verandering in
de gevraagde hoeveelheid schrijven als:

q v =  v p v , (8)

en de relatieve verandering in de aangeboden hoeveelheid als:

q a =  a p a . (9)

2.2.4 Het nieuwe marktevenwicht

We veronderstellen dat de markt in evenwicht is vóór we de belastingen veranderen: q v = q a . In


een comparatief statische analyse bestuderen we het nieuwe marktevenwicht na de
prijsverandering. Als we willen dat de markt opnieuw in evenwicht is na de prijsverandering
t.g.v. de verandering in de belastingvoeten, dan moet dus de verandering in de gevraagde
hoeveelheid gelijk zijn aan de verandering in de aangeboden hoeveelheid. En aangezien in het
oorspronkelijke marktevenwicht de oorspronkelijke hoeveelheden ook dezelfde waren, moeten
dus ook de relatieve veranderingen van vraag en aanbod dezelfde zijn:

d v
niet de procentuele verandering in de belastingvoet  , maar wel de
1 v
Jammer genoeg is
1 v

procentuele verandering van (1   ) . Dus moeten we hier een ander symbool invoeren. Onthoud
v

gewoon dat  v de verandering in de belastingvoet is.


D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
7

q v = q a . (10)

2.2.5 De nieuwe marktprijs

Uit vergelijking (10) kunnen we de nieuwe marktprijs afleiden, door eerst (8) en (9) te
substitueren in(10):

 v p v =  a p a , (11)

en dan (6) en (7) te gebruiken in (11) om de twee verschillende prijzen te vervangen door de
verandering in de marktprijs en de verandering in de twee belastingen:

 v  p   v  =  a  p   a  .

Deze laatste vergelijking los je nu op naar de onbekende verandering van de marktprijs:

v a
p =  v   a .
 
a v
 v
a

Aangezien de elasticiteit van de vraag (meestal) negatief is, is het voor de interpretatie van dit
resultaat makkelijker om gebruik te maken van de absolute waarde van de elasticiteit. In dat
geval krijgen we:

v a
p =   v   a . (12)
a  v a  v

Vergelijking (12) laat toe voor gegeven elasticiteiten en voor gegeven belastingveranderingen de
nieuwe marktprijs te bepalen. Maar aangezien voor de consument enkel de winkelprijs, en voor
de verkoper de prijs zonder belastingen de relevante concepten zijn, leiden we die eerst af, voor
we het resultaat interpreteren.

2.2.6 De nieuwe consumenten- en producentenprijs

Om de nieuwe consumentenprijs te bepalen hoef je enkel opnieuw vergelijking (6) of


vergelijking (7) te substitueren in (12). Dit geeft dan het volgende resultaat:

a  v   a 
p v =
  a v

1  v   a  ,
= (13)
v
1 a

en

v
p a =   v   a 
a  v
D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
8

1  v   a 
= (14)
 a
1
v

Dit zijn de meest algemene uitdrukkingen. Ze laten toe voor elke verandering in één of beide van
de belastingvoeten, de verandering in producenten- en consumentprijs te berekenen.

Bemerk eerst en vooral dat voor normale waarden van de elasticiteiten, een toename van de
belastingvoeten leidt tot een stijging van de consumentenprijs, en tot een daling van de
producentenprijs.

Maar het interessante van deze twee formules schuilt in de sensitiviteit m.b.t. de elasticiteiten.
Laat ons het geval bespreken van een belastingstijging. Vergelijking (13) toont aan hoe dat de
toename van de consumentenprijs kleiner is naarmate de elasticiteit van de vraag (in absolute
waarde) groter is en die van het aanbod kleiner. Dit bevestigt wat we reeds grafisch hebben
afgeleid: hoe elastischer een partij, hoe gemakkelijker ze de belasting kan afwentelen op de
andere zijde van de markt. En hoe inelastischer de tegenpartij ook, hoe kwetsbaarder die is.

De twee vergelijkingen (13) en (14) kan je ook gebruiken om de limietgevallen te onderzoeken.


Stel bvb. dat het aanbod perfect inelastisch is (  a = 0 ), dan vind je dat de consumentenprijs niet
verandert en de producent de volledige belastingverandering draagt. We vatten de limietgevallen
samen in onderstaande tabel:
verandering in verandering in
elasticiteit
consumentenprijs producentenprijs
a  p v =  v   a p a = 0

v  p v = 0 p a =   v   a 

a = 0 p v = 0 p a =   v   a 

v = 0 p v =  v   a p a = 0

Je kan zelf ook de veranderingen in de hoeveelheden afleiden, alsook een uitdrukking die de
graad van afwenteling weergeeft.

2.3 Toepassing 1: arbeidsmarkt en sociale bijdragen

Bovenstaande analyse wordt vaak gebruikt bij de studie van effecten van veranderingen in de
sociale bijdragen op tewerkstelling en lonen. Inderdaad, de sociale bijdragen kunnen tot op
zekere hoogte geformaliseerd worden als proportionele belastingen op het loon. Het volstaat
daartoe in de analyse hierboven de marktprijs p het brutoloon te noemen ( w ), de prijs die de
koper van arbeid betaalt noemen we de loonkost ( wc ), en de prijs die de verkoper van arbeid
krijgt is het netto-loon ( wn ). De relatie tussen nettoloon, brutoloon en loonkost is als volgt:

w c = w(1   c )

w n = w(1   n ).
D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
9

We stellen de arbeidsmarkt voor in Figuur 3:

FIGUUR 3: DE ARBEIDSMARKT MET SOCIALE BIJDRAGEN VOOR WERKNEMER EN WERKGEVER

uurloon


LD  D( wc ; z c )

 LD  D( w; c , z c ) LS  S ( w; n , z n )


A
w1c  
w1  LS  S ( wn ; z n )
 E1
w  w  w0 
n
0
c
0  E0
w1n  B



   
0 L1 L0 tewerkstelling
(in uren)

De arbeidsvraag LD hangt af van de loonkosten: LD = D( wc ; z c ) waarbij z c alle andere


relevante factoren voorstelt die de vraag naar arbeid beïnvloeden. De verandering in de
gevraagde hoeveelheid arbeid bij een verandering in de loonkosten wordt gecapteerd door de
elasticiteit van de vraag naar arbeid  v .

Het arbeidsaanbod LS hangt af van het nettoloon: LS = S ( wn ; z n ) waarbij z n alle andere


relevante factoren voorstelt die het aanbod van arbeid beïnvloeden (bvb. het inkomen als je niet
werkt, of de werkloosheidsvergoeding, de voorkeuren, etc.). De verandering in het arbeidsaanbod
bij een verandering in het nettoloon wordt beschreven door de elasticiteit van het arbeidsaanbod
a .

Figuur 4 stelt een verlaging van de werkgeversbijdrage voor:


D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
10

FIGUUR 4: HET EFFECT VAN EEN VERLAGING VAN DE SOCIALE BIJDRAGEN VOOR DE
WERKGEVER

u urloon


LD  D( wc )

 LD  D( w; 1c )

w0c  
L  D( w; )
D c
w1c  0
 LS  S ( wn )
w1n  w1  
w0n  w0   E1
E0


   
0 L0 L1 tewerkstelling
(in uren)

We kunnen de algebraïsche analyse van hierboven nu ook gebruiken voor de volgende


comparatief-statische analyse van een verandering in de sociale bijdragen:

1  c   n  ,
w c = (15)
v
1 a

en

1  c   n  .
w n =  (16)
a
1 v

Een verhoging van de sociale bijdragen ( d n > 0 of d c > 0 ) doet dus de loonkosten stijgen en
het nettoloon dalen. En een verlaging van de sociale zekerheidsbijdragen doet de loonkosten
dalen, maar ook het netto-loon toenemen. De mate waarin dit gebeurt hangt weer af van de
elasticiteiten van vraag en aanbod. Zie figuur 5:
D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
11

FIGUUR 5: GEVOELIGHEID VAN HET EFFECT VAN EEN VERLAGING VAN DE


WERKGEVERSBIJDRAGE VOOR DE ELASTICITEIT VAN HET ARBEIDSAANBOD

u urloon u urloon

LS  S ( wn )
 
LD  D ( wc ) LD  D ( wc )

 LD  D( w; 1c )  LD  D( w; 1c )


w0c w0c
   
L  D( w; 0c )
D
L  S (w )
S n w1c  L  D( w; )
D c

w1c   w1n  w1
0
  E1
w1n  w1  
w0n  w0   E1 w0n  w0  
E0 E0

 
      
0 L0 L1 tewerkstelling 0 L0 L1
(in uren)

De laatste jaren werden de sociale bijdragen voor de werkgevers herhaaldelijk verlaagd ( d c < 0
en dus  c < 0 ) om zo de loonkosten te verlagen en de tewerkstelling te stimuleren.2 Ook in de
zogenaamde ‘taxshift’, beslist in de zomer van 2015, speelde deze maatregel een prominente rol.
Maar stel dat het arbeidsaanbod perfect inelastisch is. Zie je dan uit (15) en (16) dat de loon-
kosten helemaal niet dalen, en dat de verlaging van de sociale bijdrage voor de werkgevers
volledig vertaald wordt in een stijging van de netto-lonen? Kan je ook de tewerkstellingseffecten
afleiden?

We merken hierbij op dat

 sociale bijdragen niet zomaar gelijkgeschakeld kunnen worden met "belastingen",


aangezien minstens een deel ervan beschouwd kan worden als een verzekeringspremie.
Genteresseerden kunnen Gruber (1997), The incidence of payroll taxation: Evidence from
Chile, Journal of Labor Economics 15 (3): S72-S101, raadplegen waarin hij de mate van
perceptie als verzekeringspremie capteert door de vraagcurve naar arbeid ongewijzigd te
laten, maar de aanbodfunctie van arbeid te herschrijven als:

LS = S ( w(1   n n )   c c w; z n ),

waarin de twee parameters  n en  c aangeven in welke mate de betaalde premies


beschouwd worden als belastingen (die het nettoloon verminderen), dan wel als "uitgesteld
loon". Voor  n =1 en  c = 0 komen we terecht in een zuiver belastingmodel (zoals we het

2 Voor een exhaustief overzicht van maatregelen om de loonlast te verlagen over de periode 1982-2007,
zie deel 2 in Decoster en Valenduc (2011). Daarin wordt zowel een beschrijving gegeven van de
maatregelen (hoofdstuk 2 p. 141 tot 151), als een samenvatting van alle studies die geprobeerd hebben
deze maatregelen te evalueren wat betreft de impact ervan (hoofdstukken 2 en 3).
D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
12

hierboven beschreven hebben). Terwijl we voor  n = 0 en  c =1 een zuiver


verzekeringsmodel hebben, waarin de werknemers alle betaalde bijdragen beschouwen als
deel uitmakend van de vergoeding die ze krijgen. Het is niet zo moeilijk de
afwentelingsformules aan te passen voor deze nieuwe specificatie van het arbeidsaanbod.

 de equivalentie tussen werkgevers- en werknemersbijdragen, zoals voorgesteld in Figuur


6, gaat niet langer op indien de arbeidsmarkt niet perfect competitief is. Dit geldt zeker
voor de arbeidsmarkt. In Decoster en Valenduc (2011), p. 130-135 – geen leerstof - leggen
we uit hoe het bestaan van minimumlonen (waar het bruto-loon niet onder mag komen)
ervoor kan zorgen dat verlaging van de werknemersbijdragen van de sociale zekerheid
énkel het netto-loon doen stijgen, maar geen effect hebben op de tewerkstelling. Een
verlaging van de werkgeversbijdragen daarentegen doet de loonkost dalen, en zal wel een
effect hebben op de tewerkstelling. Ook loononderhandelingen tussen
werkgeversorganisaties en vakbonden, waardoor het competitieve loon vervangen wordt
door de uitkomst van een onderhandeling, hollen de equivalentie uit.

FIGUUR 6: EQUIVALENTIE TUSSEN EEN VERLAGING VAN DE WERKGEVERSBIJDRAGE EN EEN


VERLAGING VAN DE WERKNEMERSBIJDRAGE

uurloon u urloon
sociale bijdrage betaald sociale bijdrage betaald
door werkgever door werknemer
 
LD  D( wc ) LD  D( wc )
LS  S ( w; n )

A w1  w1c E1
w1c    
LD  D( w; c )
LS  S ( wn )
w0n  w0c  w0   E0 w0n  w0c  w0   E0
w1  w1n   w1n B
E1

 LS  S ( wn ) 
       
0 L1 L0 tewerkstelling 0 L1 L0 tewerkstelling
(in uren) (in uren)

2.4 Toepassing 2: een belasting op inkomsten uit sparen

Betreft de vraag of we een belasting op inkomsten uit vermogen (zoals een verhoging van de
roerende voorheffing, eveneens beslist binnen de taxshift van zomer 2015) inderdaad door de
spaarders gedragen wordt.

 maak een grafiek met vraag naar en aanbod van financiëel kapitaal op de horizontale as en
de intrestvoet op de vertikale as;
‣ vraag naar kapitaal is de bereidheid tot betalen door de investeerders;
‣ aanbod van kapitaal is wat de spaarders minimaal willen krijgen om hun
spaargeld ter beschikking te stellen;
D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
13

 in een open economie is het aanbod van kapitaal perfect elastisch bij de wereldintrestvoet
iw ;

 stel de belasting op kapitaalinkomsten voor,


‣ hetzij door een neerwaartse verschuiving van de vraag naar kapitaal door de
investeerders
‣ hetzij door een opwaartse verschuiving van de aanbodcurve van kapitaal
 zie je
‣ dat in dit geval de pre-tax prijs van kapitaal met hetzelfde bedrag omhoog gaat als
de belasting op kapitaal?
‣ dat de spaarders in dit geval dus volledig ontsnappen aan de belasting?
‣ en dat de belasting "op de spaarders" dus volledig wordt gedragen door de
vraagzijde van de markt, d.w.z. de investeerders.

3. NOOD AAN ALGEMEEN EVENWICHTSMODELLEN (RG 313-320)

 Literatuur start met Harberger (1962), The Incidence of the Corporation Income Tax,
Journal of Political Economy (zie ook boek ’Taxation and Welfare’ van 1974).
 zie ook de nota bij Topic PE 1.1 waar duidelijk gemaakt werd dat algemeen evenwichts-
modellen een modellering zijn van voorkeuren van consumenten, technologie van
producenten, endowments, en de markten die daartussen intermediëren. De uitleg in R&G
is gebaseerd op een eenvoudige voorstelling van dergelijk model, nl.:
‣ consumenten, met

 vraag naar twee goederen: bvb. voeding en kleding;


 identieke voorkeuren (dus geen verdelingsaspecten aan de vraagzijde);
 nutsmaximering die de vraagfuncties bepaalt;
‣ producenten van diezelfde twee goederen, waarbij

 er technologische verschillen zijn tussen de twee industrieën, bvb. voedings-


industrie is kapitaalsintensief, de kledingindustrie is arbeidsintensief;
 de hoeveelheid productiefactoren vastliggen;
 winstmaximering de aanbodfuncties en de vraag naar de productiefactoren
bepaalt;
‣ marktstructuur: om de evenwichtsprijzen te bepalen;
‣ de instrumenten die de overheid kan gebruiken, bijvoorbeeld:

 een inkomstenbelasting;
 een belasting op arbeid in de twee sectoren;
 een belasting op kapitaal in de twee sectoren;
 een belasting op aankoop van voiding;
 een belasting op aankoop van kleding;
 een belasting op arbeid in de voedingsnijverheid;
 een belasting op kapitaal in de voedingsnijverheid;
 een belasting op arbeid in de kledingnijverheid;
 een belasting op kapitaal in de kledingnijverheid.
D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
14

3.1 Een voorbeeld van analyse van afwenteling (R&G p.316)

 Stel dat we de belasting op voeding verhogen. Zijn het dan de kopers van voeding die deze
belasting betalen? Niet noodzakelijk.
 Volgende sequentie van prijsveranderingen zou zich kunnen voordoen

1. vraag naar voeding daalt en vraag naar kleding stijgt (en de resp. prijzen van de twee
goederen veranderen);

2. indien de markt terug naar een evenwicht gaat, zal dus ook het aanbod (productie) van
voeding dalen, en het aanbod van kleding toenemen;

3. dus neemt de vraag naar productiefactoren af in de voedingsindustrie (minder


tewerkstelling en minder kapitaal nodig) en neemt de vraag naar productiefactoren toe in
de kledingnijverheid;

4. aangezien de voedingsnijverheid kapitaalsintensiever is dan de kledingnijverheid, zal er


op de factormarkt voor kapitaal een excess aanbod van kapitaal zijn;

5. het omgekeerde geldt op de arbeidsmarkt: de markt waar de vraag naar arbeid toeneemt
(de kledingnijverheid) is meer arbeidsintensief dan de markt waar de vraag naar arbeid
afneemt (de voedingsindustrie), er is dus een excess vraag naar arbeid.

6. Gevolg is dat de relatieve vergoeding van arbeid t.o.v. kapitaal (loon over rentevoet) zal
toenemen

 deze effecten moeten doorgerekend worden tot er een nieuw algemeen evenwicht bereikt
wordt.
 Maar we kunnen, na stap 6, reeds besluiten dat een belasting op voeding gedragen wordt
door mensen die een relatief groot deel van hun inkomen uit kapitaal halen.

3.2 Gebruik van CGE-modellen

 op theoretisch vlak: er zijn equivalenties tussen instrumenten, met bvb. in een eenvoudig
model, equivalentie tussen een proportionele belasting op arbeidsinkomen en een uniforme
consumptiebelasting, zoals we reeds bespraken in Topic 3.1 (Belastingen in België –
slides);
 practisch: om een algemeen evenwichtsmodel bruikbaar te maken voor evaluaties van
concrete beleidsveranderingen moeten in het voorbeeld hierboven empirische waarden
worden ingevuld:
‣ hoe sterk neemt de vraag naar voeding af? m.a.w. hoe groot is de prijselasticiteit
van de vraag naar voeding?
‣ hoe sterk neemt de vraag naar arbeid toe of af? ...
‣ hoe competitief is de markt?
‣ ...
 dat gebeurt bij CGE’s meestal via calibrering: de parameters van de functionele verbanden
(bvb. een vraagcurve, een productiefunctie) worden empirisch ingevuld zó dat in de
D0E43 & D0N89 2019 Topic 3.2 Belastingen Incidentie – R&G CH 14
15

situatie voor de analyse start, het model zo goed mogelijk de realiteit (lees: de beschikbare
data) dekt.
 dergelijk empirisch ingevuld algemeen evenwichtsmodel noemt men een CGE-model
(Computable General Equilibrium model). Die modellen worden heel courant gebruikt in
beleidsadvies, zowel nationaal als internationaal, bvb. voor het doorrekenen
‣ van loonlastverlagingen in België (model “Noname” van de NBB, zie Jeanfils and
Burggraeve, 2008 of publicaties van Sneessens van UCL);
‣ van belastingen (bvb. MIMIC in Nederland, zie Bovenberg et al. 2000);
‣ van beleidskeuzes voor Belgische economie als geheel, en in een overlappende
generatie-context: (UGent Freddy Heylen);
‣ van milieumaatregelen (Leuven: Stef Proost, met GEM-E3, model gebruikt door
EC zie https://ec.europa.eu/jrc/en/gem-e3/model);
‣ van handelsbeleid (toetreding tot WTO van bvb. Rusland, of vermindering van
protectie in ontwikkelingslanden); zie o.a. website van David Tarr, één van de
leidende academische figuren daarin;
‣ van beleidskeuzes en schokken in Europese context: model QUEST van de
Europese Commissie;
 CGE’s worden vaak – maar niet uitsluitend - geprogrammeerd in computertaal GAMS.

4. REFERENTIES

Bovenberg, A. L., Graafland, J. J. and de Mooij R. A., (2000), Tax reform and the Dutch labor
market: an applied general equilibrium approach, Journal of Public Economics, 78, 193-
214.
Buyse, T., Heylen, F. and Van de Kerckhove, R. (2013), Pension reform, employment by age,
and long-run growth, Journal of Population Economics, 26 (2), 769-809.
Decoster, A. en Valenduc, C. red. (2011), Belastingen en fiscaal beleid in België, Acco, Leuven -
Den Haag.
Dixon, P. B. and Jorgenson, D. W. (2013), Handbook of Computable General Equilibrium
Modeling, Elsevier.
Gruber (1997), The incidence of payroll taxation: Evidence from Chile, Journal of Labor
Economics 15 (3): S72-S101.
Harberger (1962), The Incidence of the Corporation Income Tax, Journal of Political Economy,
70 (3), 215-240.
Jeanfils, P. and Burggraeve, K., (2008), "Noname": A new quarterly model for Belgium,
Economic Modelling, 25 (1), 118-127.

You might also like