Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 40

dà lifné mie attá omééd

Weet voor wie je staat


dà lifné mie attá omééd

Weet voor wie je staat

beschrijving en vertaling van en toelichting op een shiviti – een


plaat met verschillende Hebreeuwse teksten die dient om het
bewustzijn van 'het weten voor wie men staat' levend te houden

september 2013  tisjri 5774


door Jos Bremer

ook verschenen als artikel in: Alef Beet, het blad van de
Vereniging Hebreeuws, jaargang 2014, nr. 1
Weet voor wie je staat

1
Weet voor wie je staat

Afbeelding vorige pagina: shiviti, de in dit boekje besproken plaat; digitale


bewerking van een foto. De gefotografeerde shiviti bevat het volgende onderschrift:

‫קרן לשלטי קודש‬ Fonds voor Heilige schilden


‫ש שמשון בן דניאל''ע‬ Op naam van Simson ben Daniël
‫למעונינים בהעתק‬ Voor wie geïnteresseerd is in een kopie:
‫טל‬. 396728 03 tel.: 03-396728
Op basis van deze informatie kon ik helaas geen verdere oorsprong of eigendom
van deze shiviti achterhalen. Gebruik ervan is daarom zonder toestemming.

Een grotere afbeelding van deze shiviti (hogere resolutie) is beschikbaar op de


volgende website: https://sites.google.com/site/swueerbeh/shiviti

Inhoud

Inleiding ........................................................................................................................... 3
Shiviti ................................................................................................................................ 4
Weet voor wie je staat .................................................................................................... 8
Ik stel de Eeuwige geduriglijk voor mij ...................................................................... 9
Want bij U is de fontein des levens ............................................................................ 10
God zij ons genadig en zegene ons (Tehiliem/Psalm 67) ...................................... 11
De stem van mijn Heer ................................................................................................ 18
Menora-attributen ........................................................................................................ 20
Jozef is een vruchtbare tak .......................................................................................... 21
Ik hef mijn ogen op naar de bergen (Tehiliem/Psalm 121) ................................... 23
Och, in kracht (Ana bechóach) ................................................................................... 25
De Eeuwige zegene u ................................................................................................... 28
Gij doet Uw hand open................................................................................................ 29
Zo geve u dan God ....................................................................................................... 30
Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen .................................................................. 31
Gezegend is de naam (Brich Shmei) .......................................................................... 32
Dit werk nu des kandelaars ........................................................................................ 35

2
Weet voor wie je staat

Inleiding

In de Talmoed staat het volgende verhaal:


Onze rabbi's leerden: Toen rabbi Eliëzer ziek was, kwamen zijn
volgelingen bij hem op bezoek. Ze zeiden tegen hem: "Meester, leer
ons de wegen van het leven zodat we daardoor het leven in de
komende wereld zullen bereiken." Hij zei tot hen: "Wees bezorgd om
de eer van jullie collega's, houd jullie kinderen af van meditatie1 en
plaats ze aan de voeten van geleerden en wanneer jullie bidden, weet
dan voor wie jullie staan. Op deze manier verkrijgen jullie een
aandeel in de komende wereld.2

De uitdrukking weet dan voor wie jullie staan (~ydIm.A[ ~T,a; ymi ynEp.li W[D>) was
inspiratie voor het volgende Joodse verhaal dat ik op internet tegenkwam:
Er waren eens twee rabbijnen die in dezelfde stad woonden. De ene
was erg succesvol: wanneer hij sprak, zat de synagoge afgeladen vol
en hingen de mensen aan zijn lippen. In de week die volgde, sprak
iedereen over zijn preek. De andere rabbijn, die ijverig zijn preken
voorbereidde, was niet zo gelukkig. Wanneer hij sprak, lette bijna
niemand op en degenen die wél luisterden, dachten nog nauwelijks
over zijn woorden na.
Op een dag ontmoetten de twee rabbijnen elkaar en de niet zo
succesvolle rabbijn vroeg de andere naar het geheim van zijn succes.
Hij antwoordde dat hij gedachten kon lezen. De ander reageerde:
"Dat is onmogelijk, niemand kan gedachten lezen!" De eerste rabbijn
zei: "Het is waar, ik kan écht gedachten lezen. Denk jij ergens aan,
dan zal ik je vertellen waar je aan denkt." De minder succesvolle
rabbijn besloot erin mee te gaan, dus dacht hij ergens aan en zei toen:
"Vertel me wat ik denk." De andere rabbijn antwoordde: "Je denkt
aan het psalmvers ik stel de Eeuwige altijd voor mij." Daarop riep de
niet succesvolle rabbijn uit: "Ik wist dat het nep was! Ik denk daar
totaal niet aan." "Kijk," zei de succesvolle rabbijn, "dat is mijn punt.
De reden voor mijn succes is dat ik de Eeuwige áltijd voor me stel." 3

1 Rasji verklaart dat dit teveel lezen uit de Schrift betekent; of een andere mogelijkheid:
kinderpraat. Anderen verklaren het als filosofische speculatie. Rasji is een Hebreeuws
acroniem van rabbi Sjlomo Itschak, een Franse rabbijn die leefde van 1040 tot 1105 en
wordt beschouwd als één van de grootste verklaarders van Tenach en Talmoed.
2 Babylonische Talmoed, tractaat Berachot 28b
3 Vertaling van een deel van een artikel door auteur rabbi Joel Grossman, verschenen in

3
Weet voor wie je staat

Hier wordt het psalmvers aangehaald: Ik stel de Eeuwige geduriglijk voor mij,
omdat Hij aan mijn rechterhand is, zal ik niet wankelen (Tehiliem/Psalm 16:8).
Het is een reactie op de oproep uit de Talmoed: weet dan voor wie jullie
staan.

Dit gezegde uit de Talmoed en het vervolg daarop uit de psalmen zijn in
de Joodse traditie veel herhaalde en geschreven teksten. Het inspireerde
Joden in de 18e en 19e eeuw om kunstwerken – vaak tekeningen – te
maken die dit bewustzijn van voor de Eeuwige te staan, levend moesten
houden. De platen werden vooral opgehangen in synagoges om de
gemeenten aan te sporen tot intensiever gebed.

De platen zijn vaak mooi versierd en bevatten verschillende teksten. Wat


ze gemeen hebben is dat de tekst Tehiliem/Psalm 16:8 centraal staat: Ik
stel de Eeuwige altijd voor mij. De vierletterige Godsnaam in dit vers
wordt dan in het grootste lettertype centraal op de afbeelding gezet. Het
psalmvers begint met het Hebreeuwse woord ytiyWIvi (sjiwwití; ik stel)4 en
zo'n plaat wordt ook met dat woord aangeduid (gewoonlijk in Engelse
transcriptie: shiviti). Behalve dit centrale vers, bevat een shiviti meestal
ook andere teksten, zoals Tehiliem/Psalm 67 afgebeeld in de vorm van
een menora en het eerder genoemde gezegde uit de Talmoed. Maar er is
veel variatie. Zo kom je naast platen met alleen tekst ook prachtig
versierde uitvoeringen tegen met bijvoorbeeld oosterse motieven en zijn er
varianten met kabbalistische teksten.5

Shiviti

De shiviti zoals afgebeeld op pagina 1 combineert een heel aantal facetten


van de Hebreeuwse taal en brengt verschillende Joodse religieuze
stromingen ter sprake. Allereerst bevat het teksten uit de Tenach. De
weergave van Tehiliem/Psalm 67 in de vorm van een menora heeft zijn
oorsprong in een chassidische vertelling. Er staan ook teksten uit de

Parshat Chayei Sarah, Vol.13 No.11, 22 November 2003; studentenpublicatie van de


Torah Academy uit Bergen County, Verenigde Staten.
4 Van het werkwoord hw"v' , stellen, pi'eel perfectum-vorm, 1 e persoon enkelvoud: ik stel.

5 Men zie bv. de afbeeldingen in Encyclopaedia Judaica (1972), dl. 14, tussen 1420 en 1421

4
Weet voor wie je staat

Talmoed op en een gebed uit de Zohar. Verder bevat het verschillende


afkortingen en enkele letters die een kabbalistische verklaring kennen.

In het vervolg wordt elk onderdeel van deze shiviti besproken. Maar eerst
enkele tekstuele bijzonderheden van het Hebreeuws op deze shiviti:

 Afkortingen of initiaalwoorden – bestaande uit de eerste letters van de


aangeduide woorden – worden in het Hebreeuws weergegeven met een
dubbele apostrof, een weglatingsteken6. Dit teken wordt tegenwoordig
vóór de laatste letter van de afkorting gezet: d"bl. Op oudere platen
zoals deze shiviti wordt dit teken bóven in plaats van tussen de letters
van de afkorting geplaatst: . Soms wordt een enkele apostrof
gebruikt.

 De vierletterige Godsnaam (tetragrammaton) is alleen in de centrale


tekst voluit geschreven (zie pagina 9). In de andere teksten op de shiviti
is deze Naam afgekort als 'h van ~Veh; (hassjém; de Naam).

 De letter x (cheet) wordt op deze shiviti geschreven als twee aan elkaar
verbonden z's (zájjin):
Deze schrijfwijze wordt reeds in de Talmoed verondersteld. In een
discussie over schrijffouten wordt het iemand kwalijk genomen
wanneer hij het dakje van de cheet verwijdert en er [zodoende] twee zájjins
van maakt7.

 Enkele letters op de shiviti hebben een toevoeging: één of drie


pennenstreken, als een kroontje op de letter geplaatst. In de Joodse
literatuur zijn deze bekend onder de Aramese naam tagín8. Deze
kroontjes zijn een vast element in handgeschreven Tora-rollen.

In de Talmoed zegt een rabbijn over die toevoegingen:


"Toen Mozes naar boven ging, vond hij de Eeuwige, gezegend is Hij,
bezig met het toevoegen van kroontjes aan de letters."

6 in het Hebreeuws ~yIvä;r>GE


(keersjájjiem) genoemd, tweevoud van vr,Gå<
(kérresj) dat
verdrijving, scheiding betekent; zowel de enkele als dubbele kérresj worden in
Masoretische teksten ook als scheidend-accenttekens gebruikt
7 Babylonische Talmoed, tractaat Sjabbat 104b

8 !ygIT' (takíén); enkelvoud: gT' (taak); in het Hebreeuws rt,K,ä (kètter) – kroon.
5
Weet voor wie je staat

En verderop:
"Er zijn zeven letters die elk drie haaltjes nodig hebben en dat zijn de
sjien, ájjin, teet, noen, zájjin, kíémel en tsádee." [Er zijn verschillende
meningen over de juiste plaatsing van deze haaltjes.]9

s /o i ]n u z g
Zo'n kroontje bestaat gewoonlijk uit drie krullen of halen die elk wel
wat weg hebben van de Hebreeuwse letter z (zájjin). Zo'n enkele haal
wordt ook wel, naar die letter, een !WYzI (zijjóén) genoemd dat je als
bewapening zou kunnen vertalen. Ze zijn mogelijk toegevoegd als
versiering, om de Tora-tekst te tooien met een kroon. Daarvoor zijn
letters uitgekozen die aan de bovenkant een kopje hebben. Het kroontje
wordt gewoonlijk linksboven op de letters geplaatst. De reden dat de w
(waw) en y (jod) niet worden gekroond, zou zijn dat de top van de
eerste erg smal is en die van de laatste schuin afloopt en in een punt
eindigt.

Behalve deze zeven letters met een kroontje zijn er nog andere die een
zijjóén kregen. Op dezelfde Talmoed-bladzijde wordt een andere
rabbijn geciteerd die zei:
"Ik zag dat schrijvers die heel precies waren een vertikale haal
toevoegden aan het dakje van de letter cheet." [Ook hier zijn er
verschillende meningen over de vorm van de haal. Het woord yrjx
dat, overeenkomstig de mening van Rasji, is vertaald met een vertikale
haal toevoegen, afgeleid van arjwx, een stok, kan ook betekenen
bultachtig maken dat is afgeleid van atrjx, kamelenbult.]
En dan wordt ook nog de h (hé) genoemd die een zijjóén heeft en in
een ander Talmoed-tractaat10 is er sprake van een zijjóén op de k (kaf).

De volgende Talmoed-passage voegt aan de x, h en k ook de d (dálet)


toe als letter met een zijjóén. Hier wordt ook de vrees geüit dat:
een vlieg zou komen die op het kroontje van de [net geschreven] d
gaat zitten en dat kroontje uitwist zodat de letter zou lijken op de r

9 Babylonische Talmoed, tractaat Menachot 29b


10 Babylonische Talmoed, tractaat Sjabbat 104a
6
Weet voor wie je staat

(reesj). [waardoor bijvoorbeeld de Eeuwige is één11 zou veranderen in


de Eeuwige is een ander, als gevolg van de verandering van het woord
dxa (echad; één) in het woord rxa (acheer; een ander)]12
Dit is opmerkelijk, want wanneer de vlieg het kroontje of de enkele
haal op de letter zou uitwissen, zou het nog steeds dezelfde letter zijn.
De letter onderscheidt zich dan minder van de reesj waardoor een lezer
zich eerder kan vergissen, maar de letter zelf en dus het woord
verandert daar niet door. Dit maakt het aannemelijk dat met de tagín
tenminste in sommige gevallen de kamelenbulten of uitsteeksels worden
bedoeld die de letters onderscheiden van andere letters en dus niet de
extra haaltjes óp de letters.
De tagín in de vorm van kroontjes op zeven van de Hebreeuwse letters
zouden versieringen kunnen zijn. Die van de andere letters zijn
mogelijk onderscheidingstekens: geen extra haaltjes maar gewoon de
bultjes van de letters zelf.

De Rambam13 geeft een mogelijke reden voor het ontbreken van tagín.
Hij schreef (Responsa 68):
"De tagín verschillen voor wat betreft het aantal haaltjes waaruit ze
bestaan; sommige letters hebben er één, twee, drie tot wel zeven ...
Na verloop van tijd en als gevolg van de problemen van de
ballingschap waren er zoveel variaties in deze overlevering [van het
maken van de tagín] dat de autoriteiten overwogen of het raadzaam
was alle tagín te weren. Maar aangezien de geldigheid van een rol
niet afhankelijk was van de tagín, lieten de rabbijnen ze met rust."
Aangezien de tagín dus niet verplicht waren volgens de Rambam, is
het goed mogelijk dat alleen de kroontjes op de zeven letters X c [ n j
z g zijn blijven staan terwijl andere tagín in de loop der tijd zijn
verdwenen uit veel Tora-teksten.

De Rambam vond dat het weglaten van tagín uit een Tora-rol die rol
niet ongeldig maakte omdat het toevoegen van de tagín werd

11 Devariem/Deuteronomium 6:4
12 Babylonische Talmoed, tractaat Sota 20a
13 Hebreeuws acroniem van rabbi Mosjé ben Maimon, ook bekend als Maimonides;

Sefardische rabbijn, geleerde, filosoof en arts die leefde van 1135 tot 1204 en wordt
beschouwd als de belangrijkste rabbijn uit het post-Talmoedisch Jodendom.
7
Weet voor wie je staat

beschouwd als een bijzonder mooie vervulling van het gebod (en dus niet
als het gebod zelf). Echter de Asjkenazische gewoonte zegt dat een rol
ongeldig is zonder de juiste tagín. Wat die juiste tagín dan zijn, is de
vraag.14

Voor de hier besproken shiviti is het gebruik van tagín niet consequent.
Bovendien komt ook de q soms voor met een kroontje in de vorm van
een enkele haal.

Weet voor wie je staat

De eerste regel van de shiviti, vanaf rechtsboven, begint met het Talmoed-
citaat dat de bedoeling van de shiviti samenvat en formuleert vervolgens
voor wie we staan:

Weet voor wie jij staat: dmeA[ hT'a; ymi ynEp.li [D:
voor het aangezicht van de Koning, %l,m,ä ynEp.li
die regeert over koningen, (~ykil'M.h; ykel.m); h"m
de Heilige, gezegend is Hij. (aWh %WrB' vAdQ'h;) h"bqh

De eerste van bovenstaande vier regels komt uit de Talmoed (zie het citaat
op pagina 3). De laatste twee regels geven de betekenis van de twee
initiaalwoorden waarmee deze bovenste regel van de shiviti eindigt.

14bronnen: Jewish Encyclopedia op internet:


http://www.jewishencyclopedia.com/articles/14197-tagin,
de Tora-rolschrijfster Jen Taylor Friedman op internet: http://www.hasoferet.com/
8
Weet voor wie je staat

Ik stel de Eeuwige geduriglijk voor mij

Centraal bovenin op de plaat, met de Godsnaam het grootst geschreven,


staat Tehiliem/Psalm 16:8:

Ik stel de Eeuwige geduriglijk voor mij. dymi_t' yDIåg>nl< . hw"åhy> ytiyWIví i


Aangezien de Godsnaam niet wordt uitgesproken, staan in de letters
ervan de letters van het gesprokene: yn"doa.]

Linksonder in ditzelfde kader staat in de vorm van een initiaalwoord het


vervolg van dit psalmvers: omdat Hij aan mijn rechterhand is, zal ik niet
wankelen. (jAM)a,-lB; ynI©ymiymi÷( yKiî) a"bmk

9
Weet voor wie je staat

Want bij U is de fontein des levens

Onder de centrale tekst, in de ovale kaders met ertussen de davidssterren,


staat Tehiliem/Psalm 36:9:

Want bij U is de fontein des levens; ~yYI+x; rAqåm. ^M.[iâ-yKi(


in Uw licht zien wij het licht. `rAa)-ha,r>nI ^ªr>AaB.÷
Op het einde van deze regel, achter het psalmvers, staan de drie
Hebreeuwse letters yql die geen woord vormen maar een initiaalwoord
zouden kunnen zijn (ook al staat dat niet aangegeven met een apostrof)
bestaande uit de eerste letters van de woorden van
Beresjiet/Genesis 49:18:
Op uw zaligheid wacht ik, Eeuwige! (`y")y> ytiyWIq
ï i ^ßt.['Wvyli() y"ql
Deze regel op de shiviti geeft de motivatie bij de bovenstaande teksten op
de shiviti: dáárom moeten we weten voor wie we staan en de Eeuwige
altijd voor ons stellen.

10
Weet voor wie je staat

God zij ons genadig en zegene ons (Tehiliem/Psalm 67)

Onder het centrale gedeelte van de shiviti vallen de drie uit Hebreeuwse
woorden gevormde menora's het meest op. De centraal geplaatste en
grootst geschreven menora bevat de tekst van Tehiliem/Psalm 67:

11
Weet voor wie je staat

1 Een psalm, een lied, voor den opperzangmeester, op snarenspel.


2 God zij ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aanschijn aan ons lichten. Sela.
3 Opdat men op de aarde Uw weg kenne, onder alle heidenen Uw heil.
4 De volken zullen U, o God ! loven; de volken, altemaal, zullen U loven.
5 De natiën zullen zich verblijden en juichen, omdat Gij de volken zult richten in

rechtmatigheid; en de natiën op de aarde die zult Gij leiden. Sela.


6 De volken zullen U, o God ! loven; de volken, altemaal, zullen U loven.
7 De aarde geeft haar gewas; God, onze God, zal ons zegenen.
8 God zal ons zegenen; en alle einden der aarde zullen Hem vrezen.

`ryvi( rAmïz>mi tnO©ygIn>Bi xCeîn:m.l; 1


`hl's(, WnT'äai wyn"Pß ' raeîy"Ü Wnke_r>by' wI) WnNEïx'y> ~yhiªl{a/ 2
`^t,(['Wvy> ~yI©AG÷-lk'B. ^K,r_ >D: #r<aåB" ' t[;d:ål' 3
`~L'K( u ~yMiî[; ^WdªAy÷ ~yhi_la{ / Ÿ~yMi[î ; ^WdßAy 4
`hl's(, ~xenä >T; #r<aßB" ' Ÿ~yMi¦alu .W rAv+ymi ~yMiä[; jPoåv.ti-yKi( ~yMiîauñl. Wn©N>r:ywI) Wxïm.f.yI) 5
`~L'K( u ~yMiî[; ^WdªAy÷ ~yhi_la{ / Ÿ~yMi[î ; ^WdßAy 6
`Wnyhe(la{ / ~yhiîl{a/ Wnkeªr>b'y>÷ Hl'_Wby> hn"åt.n" #r<a,â 7
`#r<a"-) ysepa. -; lK' Atªao÷ Waïr>yyI)w> ~yhi_la{ / Wnkeîr>b'y> 8
Het opschrift van de psalm is in een boog boven de menora geplaatst.

De voet van de menora eindigt ná het woord sélla (vers 5) met het
initiaalwoord a"lga. Dit staat voor:
U bent machtig voor eeuwig, Eeuwige. (yn"doa] ~l'[l
o . rwOBGI hT'a;) a"lga
Rabbi Shubert Spero schreef over deze menora-psalm het volgende artikel15:

Deze decoratie – Tehiliem 67 in de vorm van een zevenarmige kandelaar –


is niet ongebruikelijk; reproducties van de tekst van Tehiliem 67 in de
vorm van een menora zijn al populair in de vijftiende eeuw en staan in
gebedenboeken en amuletten uit de achttiende en negentiende eeuw. 16, 17

15 bron: het artikel The Menorah Psalm van Shubert Spero in Jewish Bible Quarterly, Vol. 37,
No. 1, 2009, vertaald met toestemming van de Jewish Bible Association, www.jewishbible.org
16 Zie I. Shachar, The Jewish Tradition in Art, Israel Museum Journal, Oct., 1991, p. 246,

272.
17 Naar men zegt, verklaart een 14 e eeuws Kabbalistisch manuscript (Vatican Mss. No.

214) dat Tehilliem 67 de menora aanduidt, hoewel niet verteld wordt waarom. Zie
Ephraim Gottlieb, Encyclopedia Judaica, vol. 11, p. 1368.
12
Weet voor wie je staat

Het volgende citaat is uit een vroeg Chassidisch werk:


De Heilige, gezegend is Hij, openbaarde Tehiliem 67 aan koning
David, gegraveerd in de vorm van een menora in een gouden plaat,
die ook is getoond aan Mozes. Koning David droeg het embleem van
Tehiliem 67 in de vorm van een menora op zijn schild [magen David]
in de strijd18.
Gershom Scholem merkt op dat deze traditie al werd vermeld door Isaac
Arama in 1470 en verscheen in Praag in 1580 in een boekje genaamd De
gouden menora19.

Tehiliem 67 wordt geassociëerd met de menora (hij wordt inderdaad soms


de menora-psalm genoemd) vanwege een bepaalde structurele gelijkheid
van de tekstuele opmaak van de psalm en de vorm van de menora20.
Bovendien kan de mystieke kracht die eraan wordt toegekend, worden
toegeschreven aan de speciale interpretatie die de Zohar, het belangrijkste
werk van de kabbala, aan deze psalm geeft.

Als we de psalm nader bekijken, zien we dat – het opschrift uitgezonderd


– de compositie bestaat uit zeven afzonderlijke verzen die overeenkomen
met de zeven armen van de menora. Verder is het totaal aantal woorden
in deze zeven verzen gelijk aan 49. Rasji zegt in zijn verklaring op
Sjemot/Exodus 25:35, dat het totaal aantal decoratieve elementen op de
menora zoals beschreven in de Tora, zijn schaaltjes, knopen en bloemen,
42 is. Wanneer we de zeven armen toevoegen, komen we tot het getal 49.
Opmerkelijker is echter dat wanneer je het aantal woorden per vers telt in
de gegeven volgorde, we de volgende symmetrische ordering krijgen: 7, 6,
6, 11, 6, 6, 7. Wanneer we nu deze getallen nemen als lengte-eenheden en

18 Meyer Blumenfeld, Sha'ar Hamelech - the Gate of the King, Vol. III, p. 130 (New York:
Artscroll, 1976) Hebrew.
19 Gershom Scholem, The Messianic Idea in Judaism (New York: Schocken, 1971) pp. 268 -

270.
20 Zie M. Ben Uri, The Menorah of Exodus 25 in Beth Mikra, Vol. 55, No. 4 (July-September

1973). Er wordt overigens gezegd dat al in de Pentateuch, in die passages die een object in
termen van ontwerp of afmetingen beschrijven, een overeenkomst gevonden kan worden
tussen het aantal en de vorm van de verzen en woorden in de tekst en de eigenschappen van
het object dat wordt beschreven. Zo wordt gewezen op Exodus 25 waar de opdracht om een
zevenarmige kandelaar te maken, bestaat uit zeven verzen, waar het woord menora zeven
keer voorkomt in deze zeven verzen, waar het woord sjevvà (zeven) zichtbaar is in het
zevende vers en waar het vierde en middelste vers (vers 34) precies de tekst is dat een
beschrijving geeft van de middelste arm, de centrale staander van de menora.
13
Weet voor wie je staat

we tekenen ze uit langs een menora-ontwerp, dan zien we dat de


verhoudingen bijna perfect overeenkomen. De armen van de menora aan
elk van de zijden zijn gelijk in lengte. De binnenste armen, korter, zijn zes
eenheden per stuk, terwijl de buitenste armen langer zijn, zeven eenheden
per arm. De vierde arm of stam die de centrale staander vormt, is het
langst, met de meeste woorden: elf.

Maar is er iets in de tekst zelf dat een overeenkomst met de menora


suggereert? Misschien wordt een aanwijzing gevonden in het laatste deel
van het openingsvers (vers 2): Hij doe Zijn aanschijn aan ons [ittánoe]
lichten. Het Hebreeuwse woord ittánoe betekent letterlijk met ons. Dit kan
betekenen dat we bidden dat het Goddelijke Licht ons verlicht, van
binnen, zo dat wij zelf dat licht kunnen uitstralen.

Precies deze gedachte wordt geopperd in een ander psalmvers: Want Gij
doet mijn lamp lichten. Iemands lamp kan geïnterpreteerd worden als die
aspecten van zijn persoonlijkheid die, eenmaal geheiligd door contact met
God, geestelijke inspiratie uitstralen naar anderen. Dit zou de betekenis
kunnen zijn van de ziel des mensen is een lamp des Eeuwigen
(Misjlee/Spreuken 20:27). Maar is dit niet hét symbool van de menora: dat
iemand God mag dienen door licht uit te stralen en zo een lamp des
Eeuwigen te zijn?

Hoe dan ook, de bron voor het toekennen van mystieke kracht aan deze
psalm wordt, denk ik, gevonden in de interpretatie die eraan wordt
gegeven in de Zohar, in naam van rabbi Eleazar, zoon van rabbi Shimon
bar-Yochai:
Rabbi Eleazar dacht na over de woorden van de psalm: God zij ons
genadig (Tehiliem 67). Hij zei: "Koning David stond op en prees en
dankte de Goddelijke Koning. Hij studeerde Tora op het moment dat
de noordenwind opstak en de snaren van zijn harp streelde, zodat
die muziek maakte. Wat nu, was het lied van de harp? Let op:
wanneer de Heilige zich naar zijn wagens en leger begeeft om al deze
bovennatuurlijke dingen te koesteren, worden ze vervuld van
vreugde en gezang. Ze beginnen hun gezang met de woorden: God
zij ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aanschijn aan ons lichten. En
toen de wind er mee speelde, zong de harp: De volken zullen U, o God!
loven; de volken, altemaal, zullen U loven. En toen David wakker werd

14
Weet voor wie je staat

en werd aangespoord door de Heilige Geest, zong hij: De aarde geeft


haar gewas; God, onze God, zal ons zegenen. God zal ons zegenen; en alle
einden der aarde zullen Hem vrezen. Dit zong hij om de goedheid van
de Heilige van boven naar de aarde beneden te halen. Later
arrangeerde David al dit gezongene in één psalm, Het lied van de harp
[sjier hanneginóót]21.

Ik kan me voorstellen dat het uitzonderlijke opschrift van Tehiliem 67 de


schrijver van de Zohar ertoe bracht er zo'n ongewone interpretatie aan te
geven. Anders dan de meeste andere psalmen, is deze anoniem – zonder
vermelding van de componist of de gelegenheid waarvoor het werd
gecomponeerd. En daarom, met wat uitleg, kunnen we het opschrift lezen,
niet als een psalm, een lied, bij snarenspel [binginóót], maar, zoals de Zohar
besluit, alsof David het een lied ván het snarenspel [hanneginóót] noemt;
alsof het werd gezongen door de harp zelf.

De bron voor een zingende harp wordt door de Zohar gevonden in een
aggadische (verhalende) behandeling van het volgende vers in één van
Davids psalmen:
Te middernacht sta ik op, om U te loven voor de rechten Uwer gerechtigheid
(Tehiliem 119:62). Hoe wist David dat het middernacht was? Een
harp hing boven zijn hoofd en als het bijna middernacht was, stak er
een noordenwind op zodat de harp uit zichzelf begon te spelen.
David stond onmiddellijk op en bestudeerde de Tora tot de
morgenstond22.
En zo was de harp die muziek ten gehore bracht door de streling van de
wind, al een deel van de aggadische wereld van David. Hoe makkelijk is
het dan, het merkwaardige opschrift van Tehiliem 67 lezende, een
verband te maken en hier de woorden te zien die de muziek van de
mysterieuze harp begeleidden: door het snarenspel, een psalm, een lied.

Volgens de Zohar zijn de zeven verzen van deze psalm een uitdrukking
van de samenwerking van vier dingen: de bovennatuurlijke wezens, de
noordenwind, de harp en David, omdat ze allemaal reageerden op het
naderen van de Goddelijke Tegenwoordigheid. De bovennatuurlijke

21 Zohar, vol. III; Sjemot: Jethro, p. 211 vertaling (London: Soncino, 1933).
22 Babylonische Talmoed, tractaat Berachot 3b
15
Weet voor wie je staat

wezens zingen vers 2, de wind draagt vers 3 bij, de harp vers 4 en


vermoedelijk de verzen 5 en 6 terwijl David besluit met de verzen 7 en 8.

Omdat de psalm het lied van de harp wordt genoemd, moeten we speciaal
letten op de verzen die aan de harp worden toebedeeld. Deze, zo moet
opgemerkt worden, roepen de volken en de mensen van de wereld op om
de Heer te danken in vreugde. Volgens de Zohar maakt dit duidelijk dat
wanneer de heidenvolken de Heilige erkennen, Zijn glorie zowel boven
als beneden volmaakt is.

Het is nu duidelijk dat de hiervoor aangehaalde chassidische traditie – dat


deze psalm geopenbaard is aan David en niet door hem gecomponeerd op
de gewoonlijke manier – is gebaseerd op de Zohar. De tekst in de Zohar
zegt echter niets over een menora. Waar komt dan het idee vandaan dat
de psalm aan David werd geopenbaard in de vorm van een menora? Het
antwoord ligt in de woorden die volgen [in het aan het begin gegeven
citaat uit een chassidisch werk]: die ook is getoond aan Mozes. Hier werd
een verband gelegd met een andere aggada gebaseerd op Gods opdracht
aan Mozes om voor de tabernakel een menora van puur goud te maken.
Na een beschrijving van de vorm en afmeting werd Mozes verteld: Zie dan
toe, dat gij het maakt naar hun voorbeeld, hetwelk u op den berg getoond is
(Sjemot 25:40).

Rabbijns commentaar: "Dit zegt ons dat Mozes moeilijkheden ondervond


bij het maken van de menora totdat de Heilige, gezegend is Hij, hem een
menora van vuur liet zien23." Mozes had duidelijk een probleem zich de
vorm van de menora voor te stellen. Wanneer we de overeenkomst in
structuur tussen Tehiliem 67 en de menora kennen en weten van de
Goddelijke gewoonte om instructies in woorden te geven, hoe toepasselijk
is het dan de twee tradities samen te voegen en God een passend ontwerp
te laten tonen aan Mozes door Tehiliem 67 te openbaren, opgemaakt in de
vorm van een menora.

We hebben zo nog een overeenkomst tussen Tehiliem 67 en de vorm van


de menora ontdekt: beide werden, volgens twee onafhankelijke bronnen,
Goddelijk geopenbaard: Tehiliem 67 aan David en de vorm van de
menora aan Mozes. Hoe vanzelfsprekend om ook hier beide tradities te

23 Rasji bij Sjemot 25:40


16
Weet voor wie je staat

combineren zodat de idee wordt gevormd dat zowel Mozes als David
hetzelfde visioen hebben gezien: de tekst van Tehiliem 67 in de vorm van
de menora. Mozes wint erbij door het leren van een nieuwe en spiritueel
krachtige psalm. David wint erbij door het overnemen van Tehiliem 67 in
het ontwerp van de esthetisch aansprekende menora als een embleem
voor zijn wapenschild.

Volgens de kabbala heeft de Goddelijke oorsprong van deze psalm


blijvende buitengewone krachten aan zijn verzen geschonken. Eens
geproclameerd door bovennatuurlijke wezens als reactie op de nabijheid
van de Goddelijke Tegenwoordigheid en door David als antwoord op de
Heilige Geest, kunnen deze verzen nog steeds praktische veranderingen
teweeg brengen als ze worden uitgesproken met de juiste gedachte en
intentie. We kunnen daarom het speciale liturgische gebruik begrijpen van
Tehiliem 67. In de Asjkenazische traditie wordt Tehiliem 67 (samen met
Tehiliem 144) gezegd vlak voor het avondgebed tijdens de afsluiting van
de sjabbat. Wanneer hij terugkeert tot de gewone vijandige alledaagse
wereld, zoekt de Jood de verzekering van de Goddelijke
Tegenwoordigheid door het proclameren van een heilige tekst die
voortkomt uit de bovennatuurlijke wereld24. Ook in kunst – het rijk van
het symbolische – is er het verlangen om, als de menora wordt afgebeeld
op de Heilige Ark of op amuletten, zijn mystieke kracht te vergroten door
hem te voorzien van Tehiliem 67.

Het is in het diepste gevoel van de overdrachtelijke en dynamische aard


van de ontmoeting tussen het Goddelijke en het menselijke dat we het
verband tussen Tehiliem 67 en de menora het beste kunnen begrijpen. Het
viel de rabbijnen gelijk in het begin al op, toen ze de menora
bestudeerden, dat het een vreemd schouwspel is: de mens die God dient
bij het licht van lampen in de aanwezigheid van God die de bron van al
het licht is25. Maar ook hier bemerkten ze al snel de wederkerige aard van
de mens die God antwoordt, Hij die de mens antwoordt. De mens komt

24 In de traditie van de Edot haMizra (Sefardische Joden) wordt Tehilliem 67 direct ná het
amida-gebed tijdens de dagelijkse namiddagdienst uitgesproken. Soms gaat de psalm
vergezeld van een afbeelding van de woorden van de psalm verwerkt in de armen van
een menora met de aanwijzing de psalm te lezen vanaf de afbeelding! (Zie: Siddur
Mincha Ve'arvit le Sfardim, pp. 57, 58).
25 Zie Midrasj Rabba Bemidbar 15:4

17
Weet voor wie je staat

met de lont en de olie, maar God zorgt voor het vuur. Maar om het licht te
laten branden, moet de mens zorgen voor de lont en steeds olie bijvullen.

De harp zingt omdat het in trilling wordt gebracht door de wind, die
beweegt als reactie op de aanwezigheid van God. En als de religieuze ziel
de hemelse muziek hoort, doet hij mee met het zingen en componeert
vanuit zijn eigen ervaring een nieuw lied van dankbaarheid en aanbidding
zodat de mens zelf een lamp van de Heer wordt die licht en lieflijkheid
uitstraalt en onverschilligheid en egoïsme doet verdwijnen. En dit haalt de
goedheid van de Heilige van boven naar de aarde beneden.

Tot zover het artikel van rabbi Shubert Spero.

De stem van mijn Heer

Aan beide zijden van de stam van de middelste menora staan drie
Hebreeuwse letters: ~wc en ~kh.

Het zijn de laatste letters van de verzen die de armen van de menorapsalm
vormen: ~wc zijn de laatste letters van de laatste drie verzen (verzen 8, 7, 6,
in de richting van de centrale staander) en ~kh zijn de laatste letters van
de eerste drie verzen (verzen 2, 3, 4).

Deze letters zijn geen initiaalwoorden maar hebben een getalsmatige


betekenis. De getalswaarde van ~"wc is 90 + 6 + 40 = 136. Die van ~"kh is 5
+ 20+ 40 = 65. Beide initiaalwoorden samen hebben dus een getalswaarde
18
Weet voor wie je staat

van 201. Hierbij wordt dan, in een kabbalistische verklaring, 15 opgeteld,


dat is de getalswaarde van de eerste en laatste letter van het centrale vers
van de menorapsalm, hy, die de verkorte Godsnaam Jah vormen. De zo
verkregen 216 is gelijk aan het aantal letters van deze psalm. (Dit aantal
van 216 letters is afwijkend van de masoretische tekst van de psalm en
ontstaat door het woord jPov.ti, in het middelste vers, volledig te schrijven
als jAPv.ti en ook Atao, in het laatste vers, volledig te schrijven als AtAa.)

Het getal 216 komt overeen met het aantal letters in de grote Naam van
God van 72 woorden. Deze 72 woorden die elk uit drie letters bestaan en
die volgens kabbalisten samen één onuitsprekelijke grote naam van God
vormen, zijn afgeleid uit de tekst Sjemot 14:19-21:
19 En de Engel Gods, Die voor het heir van Israel ging, vertrok, en ging

achter hen; de wolkkolom vertrok ook van hun aangezicht, en stond achter
hen. 20 En zij kwam tussen het leger der Egyptenaren, en tussen het leger
van Israel; en de wolk was te gelijk duisternis en verlichtte den nacht; zodat
de een tot den ander niet naderde den gansen nacht. 21 Toen Mozes zijn
hand uitstrekte over de zee, zo deed de Eeuwige de zee weggaan, door een
sterken oostenwind, dien gansen nacht, en maakte de zee droog, en de
wateren werden gekliefd.

[S;úYIw: ~h,y_ rEx]am; e %l,YEßw: laeêr"f.yI hnEåx]m; ‘ynEp.li ‘%lehoh; ~yhiªl{a/h' %a;lä .m; [S;úYIw: 19
‘!ybeW ~yIr:ªc.mi hnEåx]m; Ÿ!yBeä aboúY"w: 20 `~h,(yrExa] ;me dmo[ß Y] :¥w: ~h,êynEP.mi ‘!n"['h,( dWMÜ[;
hz<-ß la, hz<± br:ïq'-al{w> hl'y>Lh"+ ;-ta, ra,Y"ßw: %v,xoêh;w> ‘!n"['h,( yhiyÛ >w: laerê "f.yI hnEåx]m;
~ydIÜq' x:Wr’B. ~Y"h;û-ta, Ÿhw"åhy> %l,AYæw: è~Y"h;-l[; éAdy"-ta, hv,ämo jYE’w: 21 `hl'y>L'(h;-lK'
`~yIM(h' ; W[ßq.B'YIw: hb'_r"x'l, ~Y"hß ;-ta, ~f,Y"ïw: hl'y>Lh;ê ;-lK' ‘hZ"[;
Deze drie verzen bestaan elk uit 72 letters. De 72 woorden worden als
volgt gevormd: de eerste letter van vers 19, de laatste letter van vers 20 en
de eerste letter van vers 21 vormen het eerste woord: whw. De tweede letter
van vers 19, de één-na-laatste letter van vers 20 en de tweede letter van
vers 21 zijn samen het tweede woord: yly, enzovoort.

Ook 72 komt in de menorapsalm terug: het is de getalswaarde die ontstaat


wanneer je de waarden van elke eerste letter van de zeven verzen die de
menora vormen, optelt: y a y y y l a, 1 + 30 + 10 + 10 + 10 + 1 + 10 = 72.

19
Weet voor wie je staat

Het getal 72 verwijst naar de vierletterige Godsnaam omdat de


getalswaarden van de letters van deze Naam, als je de namen van die
letters op de volgende manier uitschrijft, opgeteld 72 zijn:
y = dwy = 10 + 6 + 4 = 20,
h = yh = 5 + 10 = 15,
w = wyw = 6 + 10 + 6 = 22,
h = yh = 5 + 10 = 15.
De Godsnaam is dus op verschillende manieren aanwezig in de
menorapsalm.

De getalswaarden van de letters naast de centrale menora hebben op nog


een manier betekenis. De letters ~wc hebben dus een getalswaarde van 136
en ze verwijzen daarmee naar het woord lAq, stem (van), dat dezelfde
waarde heeft (100 + 6 + 30). Met een getalswaarde van 65 verwijzen de
letters ~kh naar ynIdoa], mijn Heer, ook vanwege overeenkomende
getalswaarden (1 + 4 + 50 + 10). Samen verwijzen deze twee maal drie
letters zo naar de uitdrukking stem van mijn Heer, dat uitdrukking geeft
aan de gedachte dat Tehiliem 67 door God is geopenbaard.

Menora-attributen

De verwijzing naar de menora in de tabernakel en tempel wordt op de


shiviti ook benadrukt: aan beide zijden van de stam van de middelste
menora staan afbeeldingen van de gouden objecten die
werden gebruikt om de menora in de tabernakel en tempel
te laten branden:

Rechts van de menora staat een oliekruik met de tekst


!m,V,ä %P: (pach sjémmen; oliekruik).

Daaronder (op de shiviti) een afbeelding van een


snuiter, gereedschap om de lont van een olielamp bij te
knippen, en de benaming h'yx,q
ä 'l.m; (malqaachéha; haar
snuiters).
20
Weet voor wie je staat

Links van de menora staat het opstapje om bij de olielampen


te kunnen, met de tekst vb,K,ä (kévvesj; voetbank) dat in
2 Kronieken 9:18 wordt gebruikt voor de gouden voetbank
voor de troon van Salomo.

Daaronder (op de shiviti) een vuurpan waarin kolen


werden bewaard om een lamp mee te ontsteken en de
tekst h'yt,äATx.m; (machtotéha; haar blusvaten).

Jozef is een vruchtbare tak

Onder het centrale kader en boven de drie menora's staat de volgende rij
initiaalwoorden:

Het eerste (rechter) deel daarvan staat voor de tekst


Beresjiet/Genesis 49:22:
Jozef is een vruchtbare tak, een vruchtbare tak aan een bron; elk der takken loopt
over den muur.
(`rWv)-yle[] hd"ß[]c' tAn¨B' !yI["+-yle[] tr"ßPo !Beî @seêAy ‘tr"Po !BeÛ) X"l[ #"b[ ["pb y"pb

Het tweede (linker) deel geeft de volgende tekst weer uit de Talmoed:
Ik ben van het zaad van Jozef, over wie het boze oog geen macht heeft.
(aX)yb any[ (hyb ajlX ald anyta aq @swyd a[rzm ana) b"X d"aq d"ma

Deze Tora-tekst en het Talmoed-citaat komen samen in het volgende


verhaal uit de Talmoed:
Rabbi Giddal had de gewoonte om bij de ingang van het badhuis
(waar vrouwen zich ritueel baden) te gaan zitten. Hij zei altijd tegen
de vrouwen [die een bad kwamen nemen]: baad zus en zo. De
rabbijnen zeiden tegen hem: "Is de meester niet bang dat zijn passie
hem de baas wordt?" Hij antwoordde: "Ze lijken voor mij op vele
witte ganzen."

21
Weet voor wie je staat

Rabbi Jochanan had de gewoonte om bij de ingang van het badhuis


te gaan zitten. Hij zei: "Als de dochters van Israël hier komen om te
baden, kijken ze naar me en krijgen ze kinderen die er net zo knap
uitzien als ik." (Rabbi Jochanan was bekend om zijn schoonheid.) De
rabbijnen zeiden tegen hem: "Is de meester niet bang voor het boze
oog?" Hij antwoordde: "Ik ben van het zaad van Jozef, over wie het
boze oog geen macht heeft, zoals geschreven is: Jozef is een vruchtbare
tak, een vruchtbare tak boven een oog" (Beresjiet/Genesis 49:22; aan de
tekst !yI["-ä yle[] wordt de betekenis boven een oog gegeven in plaats van
aan een bron). En rabbi Abbahoe zei hierover: "Lees niet !yI["-ä yle[]
(boven een oog) maar !yI["-ä hl,[o (opgaande boven (de macht van) een
oog, dat wil zeggen: superieur aan het boze oog)". Rabbi Juda zoon
van rabbi Chanina leidde dat af van de tekst: en dat zij
vermenigvuldigen als vissen in menigte, in het midden des lands
(Beresjiet/Genesis 48:16): "Zoals de vissen in de zee afgedekt zijn
door het water en het boze oog geen macht over ze heeft, zo heeft het
boze oog geen macht over het zaad van Jozef. Of, zo je wilt, kan ik
zeggen: Het boze oog heeft geen macht over het oog dat weigert
zichzelf te voeden met wat niet aan hem behoort (dat wil zeggen:
Potifars vrouw)."26

26 Babylonische Talmoed, tractaat Berachot 20a


22
Weet voor wie je staat

Ik hef mijn ogen op naar de bergen (Tehiliem/Psalm 121)

Dat de bescherming tegen het kwaad – het boze oog – van God is te
verwachten, wordt geproclameerd door beide menora's links en rechts
van de centrale grote menora. De rechter menora – uitgezonderd de boog
erboven en de voet ervan – bevat de tekst van Tehiliem/Psalm 121:

23
Weet voor wie je staat

1 Een lied Hammaaloth.


Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal.
2 Mijn hulp is van den Eeuwige, Die hemel en aarde gemaakt heeft.
3 Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren.
4 Ziet, de Bewaarder Israels zal niet sluimeren, noch slapen.
5 De Eeuwige is uw Bewaarder, de Eeuwige is uw Schaduw, aan uw rechterhand.
6 De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts.
7 De Eeuwige zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren.
8 De Eeuwige zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der

eeuwigheid.

`yrI)z>[, aboïy" !yIa;ªme÷ ~yrI+h'h,-la, yn:y[eâ aF'äa, tAlï[]M;ñl;( ryviª 1

`#r<a'(w" ~yIm:ïv' hfeª[o÷ "h ~[imä e yrIz>[â, 2

`^r<)m.vo) ~Wn©y-"÷ la; ^l<+g>r: jAMål; !TEåyI-la; 3

`lae(r"f.yI rmeªAv÷ !v"+yyI al{wå > ~Wny"â-al{) hNEåhi 4

`^n<)ymiy> dy:-ï l[; ^ªL.ci÷ "h ^r<+m.vo "h 5

`hl'y>LB") ; x;rEîy"w> hK'K,ªy:-al{) vm,V,îh; ~m'ªAy 6

`^v<)p.n:-ta, rmoªv.y÷I [r"_-lK'mi ^ïr>m'v.yI "h 7

`~l'A( [-d[;w> hT'ª[;me÷( ^a<+AbW ^ït.ace-rm'v.yI "h 8

De menora-vorm waarin Tehiliem/Psalm 121 op de shiviti is afgebeeld, is


niet uit de tekst af te leiden zoals bij Tehiliem/Psalm 67.

De voet van de menora bestaat uit Devariem/Deuteronomium 18:13:


Oprecht zult gij zijn met den Eeuwige, uw God. `^yh,l( {a/ "h ~[iÞ hy<ëh.T(i ~ymiäT'
(De boog boven de menora, zoals weergegeven op de shiviti, wordt besproken op pagina 28.)

24
Weet voor wie je staat

Och, in kracht (Ana bechóach)

De linker menora –uitgezonderd de boog boven de menora en de voet en


het pootje ervan – bevat de woorden van een bekend gebed. Het gebed
wordt, naar de eerste twee woorden ervan, het Ana bechóach genoemd en
luidt:

25
Weet voor wie je staat

Och, in kracht, de grootheid van Uw rechterhand zal gebondenen laten


ontwarren.
Neem de smeking van Uw volk aan, plaats ons onbereikbaar hoog, reinig
ons, Ontzagwekkende.
Alstublieft, Machtige, bescherm hen die Uw eenheid belijden, als Uw
oogappel.
Zegen hen, reinig hen, wees hen genadig, mag Uw rechtvaardigheid hen
altijd belonen.
Almachtige, Heilige, leid in Uw grote goedheid Uw gemeenschap.
Enige, Verhevene, wend U tot Uw volk die zich Uw heiligheid herinneren.
Ontvang ons geroep en hoor ons schreeuwen uit nood, Kenner van
geheimen.

`hr'Wrc. ryTiT; ^n>ymiy> tL;duG> x:koB. aN"a'


`ar'An Wnrähe ]j; WnbäeG>f; ^M.[; tN:rI lBeq;
`~rem.v' tb;b'K. ^d>WxyI yver>AD rABgI an"
`~lem.G" dymiT' ^t.q'd.ci ymex]r; ~reh]j; ~ker>B'
`^t,äd"[] lhen: ^b.Wj bArB. vAdq' !ysix]
`^t,äV'duq. yrek.Az hnEP. ^M.[;l> ha,GE dyxiy"
`tAmlu[]T; [:deAy Wntäqe '[]c; [m;v.W lBeq; Wntäe['w>v;
Ook hier geldt dat de menora-vorm niet uit de tekst is af te leiden.

Dit gebed is in verschillende Joodse tradities onderdeel gaan uitmaken


van de eredienst, waarschijnlijk pas in de achttiende eeuw. Het wordt
bijvoorbeeld gezegd op vrijdagavond tijdens de dienst voor het
verwelkomen van de sjabbat27. Er wordt echter verondersteld dat het
gebed veel ouder is; het wordt toegeschreven aan rabbi Nechunia ben
Hakana, een geleerde uit de tweede helft van de eerste eeuw.

Vooral de laatste tijd staat het gebed weer in de belangstelling,


waarschijnlijk vanwege de opkomst van de populaire kabbala, en zijn er
populaire muzikale uitgaves van gemaakt28.

27 Voor een gezongen versie, zie en hoor


http://www.siddurlive.com/track.php?IdCD=1&TN=5
28 Luister onder andere http://www.youtube.com/watch?v=I3IW4S7DlSo

26
Weet voor wie je staat

Er is een kabbalistische verklaring voor het gebed. Het gebed dat zelf niet
opvallend is, heeft namelijk wel een opmerkelijke structuur: het bestaat uit
zeven verzen van elk zes woorden. De uitleg is dat rabbi Nechunia het
gebed heeft geschreven als een anagram, gevormd uit de tweeënveertig-
letterige Naam van God. Elke eerste letter van elk woord van dit gebed
zouden samen een onuitsprekelijke Naam van God vormen.

Over zo'n lange Godsnaam wordt in de Talmoed al gesproken, maar er


wordt niet verteld hoe die naam geschreven wordt:
Rab Juda zei in Rab's naam: De tweeënveertig-letterige Naam wordt
alleen diegene toevertrouwd die vroom, zachtmoedig, van
middelbare leeftijd, goedaardig, matig en niet vasthoudend aan hun
recht zijn. En hij die hem kent, gaat er behoedzaam mee om, houdt
hem rein, is boven geliefd en beneden populair, wordt met ontzag
behandeld en beërft twee werelden: deze wereld en de komende
wereld.29

Over het algemeen wordt een Naam van God beschouwd als meer dan
alleen maar een aanduiding; het vertegenwoordigt ook Gods aard of
karakter en Zijn relatie tot de mens. Daarom staat de Naam ook voor Zijn
wezen, Zijn glorie en Zijn kracht. Dit verklaart misschien aan de ene kant
het mystieke ontzag waarmee de uitspraak van een Naam was omgeven
en aan de andere kant de krachten die aan het juiste gebruik ervan werden
toebedeeld.

De voet van de linker menora bestaat uit de tekst:


Gezegend zij de Naam van de heerlijkheid van Zijn koninkrijk, voor
eeuwig en altijd. `d[,w" ~l'A[l. AtWkl.m; dAbK. ~ve %WrB'
(De boog boven de menora, zoals weergegeven op de shiviti, wordt hierna besproken.)

29 Babylonische Talmoed, tractaat Kiddoesjien 71a


27
Weet voor wie je staat

De Eeuwige zegene u

De bogen boven de rechter en linker menora bevatten samen de tekst van


de priestezegen, Bemidbar/Numeri 6:24-26. Die zegen werd uitgesproken
in de tabernakel en tempel en het eerste vers (na het opschrift) van
Tehiliem/Psalm 67, de middelste menora, verwijst ernaar.

De tekst in de rechterboog:
Bemidbar/Numeri 6:24-25b: 24 De Eeuwige zegene u, en behoede u! 25 De
Eeuwige doe Zijn aangezicht over u lichten...
^yl,Þae wyn"±P' Ÿ"h rae’y" 25 `^r<)mv. .yIw> "h ^ïk.r<by' > 24

De tekst vervolgt in de linkerboog:


Bemidbar/Numeri 6:25b-26: ...en zij u genadig! De Eeuwige verheffe Zijn
aangezicht over u, en geve u vrede!
`~Al)v' ^ßl. ~feîy"w> ^yl,êae ‘wyn"P' Ÿ"h aF'’yI 26 `&'N<)xuywI) 25b

28
Weet voor wie je staat

Gij doet Uw hand open

In de bogen van de drie menora's staan de volgende drie initiaalwoorden:

Zowel het rechter als het linker initiaalwoord (in de boog boven de rechter
respectievelijk linker menora) duiden Tehiliem/Psalm 145:16a aan. Het
rechter initiaalwoord geeft de beginletters van de drie woorden:
Gij doet Uw hand open. (^d<y+ "-ta, x;tîAe P) y"ap

Het linker initiaalwoord geeft de eindletters van deze drie woorden:


Gij doet Uw hand open. (^d<y+ "-ta, x;tîAe P) $"tx

Het middelste initiaalwoord maakt de hiervoor gegeven tekst concreet


door de opsomming aan te duiden van wat Gods geopende hand geeft:
balsem, honig, specerijen, mirre, terpentijnnoten, amandelen
(~ydIqev. ~ynIjB
. ' jAl takon> vb;D> yrIc\) X"bl !"dc
Het zijn de beste producten uit het land Israël, naar de tekst
Beresjiet/Genesis 43:11: een weinig balsem, en een weinig honig, specerijen en
mirre, terpentijnnoten en amandelen.
`~ydIq) evW. ~ynIßjB. ' jl{êw" takoån> vb;êD> j[;ämW. ‘yrIc\ j[;Ûm.

29
Weet voor wie je staat

Zo geve u dan God

Gods zegen, dat wat God geeft, wordt ook aangeduid door de
initiaalwoorden tussen de menora's, zes rechts en zes links van de
middelste menora:

Tussen de rechter en middelste menora staan de initiaalwoorden voor de


volgende Bijbelteksten:
Beresjiet/Genesis 27:28: Zo geve u dan God (~yhiêla { /h' ‘^l.-!T,yI)w>) h"lw
van den dauw des hemels, en de vettigheid (yNEßm;v.miW ~yImV ;ê 'h; ‘lJ;mi) w"hm
der aarde, en menigte van tarwe en most. (`vro)ytiw> !g"ßD" broïw> #r<a'_h') w"dwh
Beresjiet/Genesis 28:3: En God almachtig zegene (%rEåb'y> ‘yD:v; laeÛw>) y"Xw
u, en make u vruchtbaar, en vermenigvuldige u, (^B<r + >yw: > ^ßr>py. :w> ^êta. o)) w"wa
dat gij tot een hoop volken wordt. (`~yMi[ ( ; lh;îq.li t'yyIßh'w>) ["lw
Tussen de middelste en linker menora staan de initiaalwoorden voor de
tekst Sjemot/Exodus 34:6b, 7: Eeuwige, Eeuwige, God, (laeî y"ëy> Ÿy"yå >) a"yy
barmhartig en genadig, lank- (%r<a,î !WN=x;w> ~Wxßr:) a"wr
moedig en groot van weldadigheid (ds,x,î-br:w> ~yIP:ßa); x"wa
en waarheid. Die de weldadigheid bewaart (‘ds,x,’ rcEïnO `tm,a ( /w<) x"nw
aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, (!wO°[' afeînO ~ypil
ê 'al] ') ["nl
en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige ... (hQen:w> ha'_J'x;w> [v;p,Þw") w"ww

Wat de schuldige te wachten staat, wordt niet geciteerd.


30
Weet voor wie je staat

Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen

Onder de rechter en linker menora, in de bogen van de voeten van de


menora's, staan de volgende initiaalwoorden:

Ze staan voor de twee versdelen van Tehiliem/Psalm 91:11:


Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, (%L"+-hW<c;y> wyk'a'l.m;â yKi)ä l"ymk
dat zij u bewaren in al uw wegen. (`^yk,(r"D>-lk'B. ^ªr>m'v.l÷i) d"bl

Onder de voet van de middelste menora staat een davidsster met daarin
de tekst:
Schild van David – Sion !AYci – dwID" !g<m'

31
Weet voor wie je staat

Gezegend is de naam (Brich Shmei)

In de rechthoekige vakken onder de twee buitenste menora's staat een


Aramees gebed dat naar de uitspraak van de eerste twee woorden bekend
is onder de naam Brich Shmei. Het is een gebed waarvan de oudst bekende
bron de Zohar is, verschenen in de dertiende eeuw en toegeschreven aan
een rabbijn uit de tweede eeuw. Ondanks vermeende ouderdom
vermelden andere oude bronnen, zoals de Talmoed, het gebed niet.

Het gebed wordt in de Zohar als volgt geïntroduceerd:


Rabbi Sjimon zei: "Wanneer de gemeente de Torarol tevoorschijn
haalt om eruit te lezen, worden de hemelse poorten der genade
geopend en wordt Gods liefde opgewekt. Dan moet het volgende
gebed worden gezegd: ..."30

Het gebed dat dan volgt en dat op de shiviti staat, is:


(in het rechter kader:) Gezegend is de naam van de Heer der Wereld.
Gezegend is Uw kroon en Uw plaats. Moge Uw vreugde bij Uw volk
Israël zijn voor eeuwig en moge U de verlossende kracht van Uw
rechterhand tonen aan Uw volk in Uw heilige woning. Verleen ons
de goedheid van Uw licht en aanvaard onze gebeden in genade.
Moge het Uw wil zijn ons leven te verlengen in goedheid en moge ik,

30 Zohar Sjemot, Vajachel 206b


32
Weet voor wie je staat

Uw dienaar, gerekend worden tot de rechtvaardigen opdat U mij


liefde zult betonen en mij zult beschermen met al het mijne en met
Uw volk Israël. U bent het die voorziet in voedsel voor allen en allen
sterkt; U bent het die over iedereen regeert; U bent het die regeert
over koningen en van U is het koninkrijk. Ik ben de dienaar van de
Heilige, gezegend is Hij, voor wie (vervolg in het linker kader:) en voor
wiens glorieuze Tora ik me altijd buig. Ik stel mijn vertrouwen niet in
een zoon van God noch vertrouw ik op engelen maar slechts op de
God van de hemel die de God van waarheid is. Wiens Tora waarheid
is, wiens profeten ware profeten zijn en wie veel goedheid en
waarheid doet. In Hem stel ik mijn vertrouwen en Zijn heilige en
gloriëuze naam zing ik lof toe. Moge het Uw wil zijn om mijn hart te
openen voor Uw Tora (en mij te voorzien van jongens die Uw wil
zullen doen) en moge naar U uitgaan, het verlangen van mijn hart en
van het hart van Uw hele volk Israël ten goede, ten leven en ten
vrede. Amen.

(in het rechter kader:)


%M'[; ~[i %t'W[r> ahey> `%r't.a;w> %r't.Ki %YriB. am'l.[' yrEam'D> Hmev. %YriB.
an"l' yyEWjm.a;l. %v'D"q.mi tybeB. %M'[l; . yzEx]a; %n"ymiy> !q;r>puW ~l;['l. laer'f.y.
!l' %yrIAtD> %m'd"q| aw"[r] ; ahey> `!ymix]r;B. an"tA' lc. al'B.q;l.W %r"Ahn> bWJmi
rj;n>mil.W yl;[' ~x;r>mil. aY"q;yDIc; AgB. ad"yqiP. %D"b.[; an"a] ywEh/l,w> WbyjiB. !yYIx;
aL'kol. snEr>p;m.W aL'kol. !z" aWh T.n>a; `laer'fy. . %M'[;l. ydIw> yliyDI-lK' ty:w> ytiy"
%l'ydI at'Wkl.m;W aY"k;l.m; l[; jyLiv;d> aWh T.n>a; aL'ko l[; jyLiv; aWh T.n>a;
HMeq; an"d>ygIs'd. aWh %yrIB. av'd>qud> aD"b.[; an"a] `ayhi
(vervolg in het linker kader:)
l[; al'w> an"c.yxir> vn"a/ l[; al' `!D"[wi > !D"[i lk'B. Hteyr;Aa rq;ydI yMeq;miW
Hteyr;Aaw> `jAvq.DI ah'l'a/ aWhD> aY"m;v.dI ah'l'ab/ , aL'a, an"k.ymis. !yhil'a/ rB;
#yxir> an"a] HyBe `jAvq.W !w"b.j; dB;[m. ,l. yGEs.m;W jAvq. yhiAaybin>W jAvq.
xT;p.tiD> %m'd"q| aw"[]r: ahey> `!x'B.v.Tu rm;ae an"a] av'yDIq; ar"yQiy: Hmev.lwi >
~yliv.t;w> (%t'W[r> !ydIb.['D> !yrIk.DI !ynIB. yli bh;ytiw>) %t'y>r:AaB. yaiB'li
`!mea' `~l'v.lwi > !yYIx;l.W bj;l. laer"f.yI %M'[; lk'd> aB'liw> yaiB'lDi > !yliav] .mi
Het gebed en de plaats die het zou moeten hebben in de eredienst –
namelijk bij het tevoorschijn halen van de Torarol – zijn nogal omstreden.
Eigenlijk heeft het vooral bij de Sefardische Joden een plaats gekregen in
de liturgie en dan alleen bij degenen die, verdreven uit Spanje, zich
33
Weet voor wie je staat

vestigden in het Ottomaanse rijk – met name Turkije en de Balkan-


landen –, het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De Sefardische Joden die
naar Europa vluchtten, ook wel aangeduid met Westerse Sefardiem,
distantiëerden zich van de studie van de kabbala en dus van de Zohar dat
als hoofdwerk voor de kabbala geldt.31

Toch zijn er veel individuele Joden die het gebed uitspreken, ook
Asjkenazische. Maar zelfs onder hen heersen verschillende opvattingen.
Een aantal argumenten tegen het zeggen van dit gebed en punten van
controverse zijn:
 Sommigen zijn tegen de voordracht van het gebed omdat ze de Zohar
en het kabbalistische gedachtengoed voor de massa verborgen willen
houden.
 Er wordt door sommigen ook bezwaar geüit tegen de uitdrukking ik stel
mijn vertrouwen niet in een zoon van God (dat overigens gewoonlijk met
mens wordt vertaald) omdat het klinkt alsof er geloofwaardigheid
wordt gehecht aan het christendom of sabbateanisme (een vroegere
messiaanse beweging rond de zeventiende eeuwse Sjabbatai Zevi).
 Het gedeelte voor wie en voor wiens glorieuze Tora ik me altijd buig kan
makkelijk verkeerd worden geïnterpreteerd door te menen dat er wordt
gebogen voor iets anders dan de Almachtige Zelf.
 Niet iedereen is waardig om eerlijk te erkennen ik ben de dienaar van de
Heilige, gezegend is Hij.
 Het uitspreken van dit gebed zou op sjabbat verboden kunnen zijn als
de halacha (voorgeschreven levenswijze; van de bepaalde groepering)
verbiedt voor persoonlijke noden te bidden op sjabbat. Volgens
kabbalistische leer is het echter ongepast dit gebed op weekdagen en
mogelijk op Rosj Chodesj (feest van de nieuwe maand) en feestdagen te
zeggen.
 De autoriteiten zijn er niet over uit tijdens welke dienst op sjabbat het
gebed een plaats zou moeten hebben en er is onenigheid over het
moment tijdens de dienst waarop het dan gezegd moet worden.
 Ook een twistpunt is de juiste tekst van het gebed zelf. Het tussen
haakjes staande deel wordt bijvoorbeeld niet in ieder gebedenboek
overgenomen.32

31bron: Exploring Sephardic Customs and Traditions, rabbi Marc D. Angel, 2000
32bron: Shorshei Minhag Ashkenaz [korte samenvatting van de Asjkenazische
gebruiken], rabbi Binyomin Shlomo Hamburger, 2010
34
Weet voor wie je staat

Dit werk nu des kandelaars

Aansluitend op het verhaal over de de centrale menora en de menora-


attributen, wordt de shiviti rechts, onder en links omlijst met:

Bemidbar/Numeri 8:4: Dit werk nu des kandelaars was van dicht goud, tot zijn
schacht, tot zijn bloemen was het dicht;
naar de gedaante, die de Eeuwige Mozes vertoond had
alzo had hij den kandelaar gemaakt.
hv'qä .mi Hx'Þr>Pi-d[; Hk'îrEy>-d[; bh'êz" hv'äq.mi ‘hr"nOM.h; hfeÛ[]m; hz<’w>
hv,mê -o ta, "h ha'Ûr>h, rv,’a] ha,ªr>M;K; awhi_
`hr")nOM.h-; ta, hf'Þ[' !Keî
Gevolgd door Sjemot/Exodus 25:38 (ook 37:23): Zijn snuiters en zijn
blusvaten zullen louter goud zijn. `rAh*j' bh'îz" h'yt,ÞTox.m;W h'yx,îq'l.m;W
(maar dan het tweede woord geschreven met chólem-waaw: h'yt,ÞATx.m;W)

En tenslotte gevolgd door ybxmw dat geen woord is dat in de Tenach


voorkomt. Het zou een initiaalwoord kunnen zijn – hoewel niet als
zodanig aangegeven – voor de tekst Beresjiet/Genesis 6:8: Maar Noach
vond genade in de ogen des Eeuwigen. (`y")y> ynEïy[eB. !xEß ac'm'î x:n¨wO >) y"bxmw
Deze tekst past echter niet in de context.

Meer voor de hand liggend is de letters te lezen als yBi-x:moW, en (het) verstand
met mij. Zo sluit deze shiviti af met te refereren aan het verstand dat we
moeten inzetten om te weten voor wie we staan – de oproep waarmee de
shiviti begint.

35
september 2013  tisjri 5774

You might also like