Professional Documents
Culture Documents
Cursus Didactiek - Marie Bogaert
Cursus Didactiek - Marie Bogaert
Campus Nieuwland
Nieuwland 198 – 1000 Brussel
Tel 02/512 32 59
Fax 02/512 29 06
Inhoudsopgave
Deel
1:
Algemeen
5
1
Inleidende
begrippen
5
1.1
Muzikale
cultuur
5
1.2
Cultuur
5
1.2.1
Cultureel
erfgoed
6
1.2.2
Cultuur
6
1.2.3
Cultuur
volgens
Unesco
2002
6
1.3
Cultuur
en
muzische
vorming
7
1.4
Even
terug
in
het
verleden:
11
1.5
Voor
de
toekomst:
Cultuur-‐
en
kunsteducatie
in
het
onderwijs:
veranderingen
en
uitdagingen
12
1.5.1
Doorlichting
van
cultuur-‐
en
kunsteducatie
in
Vlaanderen
12
1.5.2
Kenmerken
cultuur-‐
en
kunsteducatie
in
de
basisschool
13
1.5.3
Erfgoededucatie
14
2
Ontwikkelingsdoelen
en
eindtermen
15
3
Leerplannen
17
3.1
VVKBaO
17
3.1.1
Overzicht
van
de
deelleerplannen
17
3.1.2
Het
algemene
deel
18
3.1.3
Het
leerplan
muzikale
opvoeding
19
3.2
OVSG
25
3.2.1
Bedenkingen
25
3.2.2
Leerplandoelen
OVSG
26
3.3
Het
gemeenschapsonderwijs
27
3.3.1
Bedenkingen
27
3.3.2
Leerplandoelen
gemeenschapsonderwijs
28
Deel
2:
Klank
–
Vorm
-
Betekenis
29
1
Het
didactisch
model
29
1.1
Inleiding
29
1.2
Drie
concentrische
cirkels
29
1.3
Het
didactisch
model
zelf
30
1.4
De
verhouding
tussen
klank-‐vorm-‐betekenis
31
1.5
Muzikaal
gedrag
en
attituden
32
1.6
Het
didactisch
model
en
de
andere
muzische
vakken
32
2
33
2
Klankeigenschappen
:
Leerinhouden,
Leerlijnen
en
muzikaal
gedrag
33
2.1
Hard
en
zacht
34
2.1.1
Leerinhouden/leerlijnen
34
2.1.2
Muzikaal
gedrag
34
2.1.3
Symbolen/suggesties
35
2.2
Lang
en
kort
40
2.2.1
Leerinhouden/leerlijnen
40
2.2.2
Muzikaal
gedrag
40
2.2.3
Symbolen/suggesties
41
2.3
Hoog
en
laag
42
2.3.1
Leerinhouden/leerlijnen
42
2.3.2
Muzikaal
gedrag
42
2.3.3
Symbolen/suggesties
43
2.4
Klankkleur
48
2.4.1
Leerinhouden/leerlijnen
48
2.4.2
Muzikaal
gedrag
48
1 INLEIDENDE BEGRIPPEN
Iedereen heeft zijn eigen muziekcultuur. Die wordt bepaald door de eigen
persoonlijkheid en allerlei invloeden. Alle jongeren in het Westen lopen met een
mp3-speler rond, luisteren op die manier naar muziek in de bus, op de fiets, gaan
ermee joggen, hebben een ‘eigen collectie’ op de computer, kopen bij iTunes,
luisteren naar Spotify, kijken en luisteren naar Youtube, delen via Facebook, … De
muziekscholen hebben meer inschrijvingen dan ooit tevoren: er wordt notenleer
gevolgd, viool, piano, ….1 Er wordt muziek gemaakt met DJ-programma’s, Traktor,
Logic, Garage Band, … er bestaan honderden muziekprogramma’s en evenveel
communities, er worden muziekjes gezocht om bij de vakantiefilmpjes af te spelen.
Pakweg tien jaar geleden hadden we deze toestand nooit kunnen voorspellen. Hoe
de muzikale wereld er binnen tien jaar voor jongeren en volwassenen zal uitzien is
al even moeilijk te voorspellen.
“Iedereen heeft zijn eigen muziekcultuur” wil ook zeggen: de ene heeft kippenvel
bij dit en de andere bij dat. Het hoeft niet steeds om kippenvel met de grote “K” te
gaan. Overspoeld worden door emoties ten gevolge van muzikale prikkels, is
fantastisch, maar kan niet de hele tijd. Uitspraken als “hm, interessant”, of “dit is
wel leuk, we doen het nog eens”, of “van die groep koop ik een CD”, komen vaker
voor. Een kompositie ineensteken, waar je jezelf en je emoties in kan terugvinden,
als jazzmuzikant de improvisatie van je leven spelen, .... het is grandioos. Maar in
een café gezellig praten bij achtergrondmuziek of op zondag een boek lezen bij een
leuk muziekje hebben zeker ook charmes.
1.2 CULTUUR
Van het begrip bestaan er vele definities die elk een ander licht op de zaak werpen.
Het is de moeite waard ze te kennen:
1
In het schooljaar 2007-2008 telde het Deeeltijds Kunstonderwijs (DKO) 168.066
leerlingen. Drie kwart daarvan zijn kinderen en jongeren. Eén op vijf leerlingen uit het lager
onderwijs volgt in de vrije tijd een opleiding in het DKO; in het secundair onderwijs is dat
één op elf. Het DKO is goed gespreid: er zijn 101 academies voor podiumkunsten (toneel,
muziek en dans) en 66 academies voor beeldende kunst. In 263 van de 308 Vlaamse en
Brusselse gemeenten is er een DKO-instelling.
1.2.2 Cultuur
De ruimste betekenis is: alles wat door menselijk handelen is gemaakt, ofwel
alles behalve de 'ongerepte' natuur. Een andere omschrijving is de leefstijl van
een samenleving; de vorm, inhoud en geestelijke gerichtheid van menselijk
handelen. Deze leefstijl is niet eenduidig, maar veeleer een dynamisch
samenspel van subculturen. Hedendaagse cultuur komt tot uiting in
uiteenlopende verschijnselen als watermanagement, reclame, Internet, kunst,
zinloos geweld, enzovoorts. Aan de leefstijl van een groep of gemeenschap
ontlenen mensen hun identiteit. Voor inzicht in de leefstijlen van het verleden
kunnen we teruggrijpen op tradities, overleveringen en het materiële culturele
erfgoed. Traditioneel wordt er onderscheid gemaakt in hogere cultuur (met de
uitingsvormen gekoppeld aan kunst, godsdienst en wetenschap) en lagere cultuur.
Kenmerkend voor de hedendaagse cultuur is echter dat die hiërarchie in betekenis
afneemt.
Cultuurbeleid zou dit proces deels moeten corrigeren. Een van de belangrijkste
uitdagingen van cultuurbeleid in internationale context is te waarborgen dat
individuen toegang hebben tot hun eigen cultuur; dit betreft zowel actieve als
receptieve participanten (hobbyisten en bezoekers). Binnen elk land is de toegang
tot cultuurproducten (al dan niet binnen- of buitenlands) al afhankelijk van
bestaande ongelijkheden. Etnische afkomst, sekse, leeftijd, inkomen,
opleidingsniveau en geografische locatie blijken belangrijke factoren in de toegang
tot cultuur. De bovengenoemde onevenwichtige interculturele uitwisseling komt
daar nu nog eens bovenop.
Alles hangt af van wat een mens wil bereiken. In vele gevallen passen definities
zich vlot aan. Als managers in bedrijven de productiviteit willen verhogen, en
daarom een nieuwe mentaliteit willen installeren, gaat de definitie zo: “Een cultuur
wordt in wezen bepaald door de aangeleerde, impliciete veronderstellingen
waarop mensen hun dagelijks gedrag baseren. Dit resulteert in wat wordt
beschouwd als, populair uitgedrukt: “de manier waarop wij hier nu eenmaal te
werk gaan”. Een cultuur is de som van alle gemeenschappelijke en als
vanzelfsprekende ervaren veronderstellingen die een groep in de loop van haar
bestaan heeft geleerd. Mensen die in bedrijven iets willen veranderen zullen iets
moeten doen aan die impliciete veronderstellingen. Ook in scholen is dat vaak het
geval.3
2
Gelukkig waait er de laatste jaren juist dank zij het internet en vooral sites zoals Youtube
terug een nieuwe wind. Iedereen kan zijn artistieke en andere bezigheden via dit soort
platforms met wereld delen. Vandaag kan je dank zij dit medium kennis maken met vele
diverse culturen en subculturen, te veel om op te noemen. Het is een feit dat net dank zij
de nieuwe media de grote productiehuizen de smaak en cultuurconsumptie minder en
minder gaan bepalen. Zo zie je maar hoe snel een definitie achterhaald kan zijn.
3
Edgar H. Schein: De ziel van de bedrijfscultuur als ziel van de onderneming, vertaald artikel uit
Organized Culture and Leadership, New York 2004
4
E.Roossens, Sociale en culturele Antropologie, Acco Leuven, '84:32
" Kinderen zoeken naar tekens, bepalen een code met stippen, vlekken,
krabbels, schreeuwen, … en verduidelijken daarmee hun relatie met de
werkelijkheid. Spontaan zullen zij voor bepaalde tekens een voorkeur laten
blijken. De speelse uitdrukking met tekens vinden we terug in de beeld- , de
klank-, de lichaams-, de woord-, de kunst- en de mediataal.
5
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, departement onderwijs : ontwikkelingsdoelen en eindtermen,
decretale telkst enuitgangspunten. Brussel, 1995
Cultuur en kunst zijn dragers van ons algemeen maatschappelijk waarde- en normenpatroon, een
patroon dat door nieuwe, moraalvormende instituten zoals media, marketing en geglobaliseerde
verkoopsconcerns wordt aangestuurd. De schier onuitputtelijke toegang tot ongenormeerde informatie
brengt nieuwe uitdagingen en gevaren met zich mee, alsook enorme kansen. Ook dat veronderstelt een
inhoudelijk, technisch en ethisch referentiekader dat niet zelden bij de overeind gebleven oudere
socialiserende instanties (ouders, leerkrachten,…) zelf ontbreekt.
Er is een spanningsverschil tussen kunst en cultuur. Cultuur gaat op zoek naar productie en markt,
terwijl kunst op zoek is naar essentie, idealisering en participatie. Bij kunst zijn doel en middel
onlosmakelijk aan elkaar gebonden. Kunst is indringend, want [het is] essentiële communicatie die
moet kunnen worden begrepen. Dat laatste is altijd het resultaat van een leerproces. Een taal (als
medium) ‘leer’ je: geen enkel medium is in staat een voorrecht op te eisen in het perspectief van de
universaliteit van het mens-zijn. Vele vormen van intelligentie veronderstellen ook veelvoudige
observatie en communicatie. Uit houding en klank kan je vaak meer duiden dan wat een talige
samenleving toelaat te communiceren, en omgekeerd. Educatie maakt van de consument een
participant. Dit geldt zowel voor cultuur als kunst. Een cultuurparticipant leest de commercieel
gedreven informatie (of manipulatie) op een andere manier dan de van zijn eigen zoektocht
vervreemde – want anderen beslissen voor hem – consument. Omwille van hun democratiserend en
dus ontvoogdend vermogen zijn cultuur- en kunsteducatie bijgevolg noodzakelijk.
Onze voorstellen hebben met elkaar gemeen dat ze allemaal gefundeerd zijn op het besef dat het
welslagen van cultuur- en kunsteducatie essentieel is voor de ontwikkeling van onze uitgedaagde
Europese beschaving.
Hans Waege
Brussel, 2 juli 2008
6
CANON CULTUURCEL, Gedeeld verbeeld, Eindrapport van de commissie onderwijs cultuur, September
2008, p 3-5.
• 1950
in
het
kader
van
een
introductie
in
de
wereld
van
de
kunst
• 1960
in
het
kader
van
persoonlijkheidsontwikkeling
:
niet
meer
leren
over
muziek,
kunst,
…
maar
leren
door
muziek
….
• 1970
in
het
kader
van
maatschappijvorming
en
sociale
emancipatie
• 1980
in
het
kader
van
kunstspreiding
en
kunstparticipatie.
Jeugdprogrammatie
• 1990
vanuit
verschillende
visies,
maar
toch
….
Met
een
groot
accent
op
persoonlijkheidsontwikkeling
en
(inter)cultureel
bewustzijn.
• 2000
integrale
aanpak,
leren
omgaan
met
het
enorme
aanbod
via
de
nieuwe
media
• 2010
samenwerking
met
andere
werkvelden,
de
school
openbreken
De activiteiten waarover wij het hebben hebben in de loop der tijden allerlei namen
gehad. Vroeger sprak men over ‘zang, tekenen en knutselen’, vanaf de jaren ‘70
over de ‘expressievakken’, nu over ‘muzische vorming’. Om de 10 jaar zijn de
maatschappelijke omstandigheden anders. Telkens worden de muzische
bezigheden in het onderwijs dan in een ander kader geplaatst.
Tijdens deze ontwikkeling is er altijd een spanning geweest (en die is er nog)
tussen twee benaderingen : de subjectivistische benadering (nadruk op het
uitdrukken van emoties) en de objectivistische (nadruk op ontwikkelen van
vaardigheden en technieken).
Twee getuigenissen
7
Deze paragraaf is een samenvatting van de tekst van Marc Van Mechelen, te vinden op
http://www.locusnet.be/portaal/Locus/Publiekswerking/Kunst-%20en%20Cultuureducatie
8
Gedeeld Verbeeld, eindrapport van de commissie onderwijs cultuur, in opdracht van de
minister van Onderwijs en Vorming, september 2008 (digitale versie van het rapport op
www.canoncultuurcel.be)
“Een visie geldt voor een periode van zes jaar, vertrekt van een
analyse van de huidige situatie met betrekking tot cultuur- en
kunsteducatie op school en in de schoolomgeving. Verder moet deze
visie een omschrijving omvatten van de manier waarop de school wil
werken aan cultuur- en kunsteducatie en welke doelstellingen ze op
korte en lange termijn beoogt, binnen de concrete schoolcontext. Dit
betekent dat bij het uitschrijven van de visie zoveel mogelijk rekening
wordt gehouden met de schoolomgeving (ligging, buurt, aanwezigheid
ondersteunende organisaties, …), de leerlingenpopulatie, de globale
pedagogische doelstellingen, het onderwijsniveau en de
9
Lokale culturele instellingen investeren stevig in de kunst- en cultuureducatie op school, al
tientallen jaren. Bibliotheken ontvangen de leerlingen tijdens klassikale ontleningen, geven
bibliotheekintroducties, stellen thema- en wisselcollecties samen, organiseren workshops en
ontmoetingen met schrijvers en illustratoren, enz. De cultuurcentra organiseren jaarlijks
2800 schoolactiviteiten en tellen jaarlijks ruim 80.00 deelnames van kleuters, 230.000
deelnames van leerlingen van het lager onderwijs en 177.000 van het secundair onderwijs.
De stedelijke en gemeentelijke musea ontvangen schoolgroepen voor rondleidingen en
andere educatieve activiteiten. Ook musea in kleine gemeenten leveren hier vaak
voortreffelijk werk in het kader van wereldoriëntatie en erfgoededucatie.
• Een plan met een beperkt aantal acties die een proces op gang brengen,
zal effectiever zijn dan een plan dat op papier “integraal” is maar nooit een
werkinstrument zal worden.
• Scholen zullen ondersteuning kunnen gebruiken, van de pedagogische
begeleidingsdiensten en de inspectie, maar ook van de culturele
instellingen. De culturele sector heeft reeds enige traditie met
beleidsplanning
1.5.3 Erfgoededucatie
Zoals men de W.O.-vakken in een adem noemde, deed men dat ook met de
zogenaamde 'expressievakken'. Plastische opvoeding, muzikale en lichamelijke
opvoeding waren de vakken gaat waarin kinderen zich leren uitdrukken of zich
kunnen uitleven. Ze stonden apart in het weekrooster, dit in tegenstelling met
W.O., waar het geheel - de methode, de manier van werken - belangrijker is dan
de delen.
10
http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/basisonderwijs/index.htm
3 LEERPLANNEN
3.1 VVKBaO
Het volledige leerplan van muzische vorming van het VVKBaO bestaat uit 7 delen :
1. algemeen deel
2. beeldopvoeding
3. muzikale opvoeding
4. bewegingsexpressie
5. dramatisch spel
6. muzisch taalgebruik
7. media
Zoals je ziet komt de structuur ongeveer min of meer overeen met de indeling van
de eindtermen. Deel zes van dit leerplan bestaat niet in de eindtermen.
Het algemene deel komt overeen met de attituden van de eindtermen. Een mooie
omschrijving van wat muzische vorming eigenlijk is vinden we pag 1111 :
Muzische vorming
Vanuit een
MUZISCHE GRONDHOUDING
en met
MUZISCHE EXPRESSIEVORMEN
DE BELEEFDE WERELD
(de dingen,ik, anderen, waarden)
en op die manier
BESCHOUWEN : Wie muzisch bezig is laat iets op zich inwerken. Dat kan een
ervaring zijn in de natuur, iets dat tussen mensen gebeurt, een
kunstzinnige uiting of kunstwerk. Al beschouwend ontdekt de
mens er allerlei expressieve elementen in en tracht te "verstaan"
wat iemand anders gecreëerd heeft. Hij probeert de expressieve
uiting ook te waarderen, door er kritisch tegenover te staan,
door erin op te gaan en ervan te genieten.
11
VVKBaO. : leerplan muzische opvoeding : algemeen deel, Brussel, 1995
Ook bij die productieve kant van het muzisch proces dient nogal
wat in beweging gebracht. Zo moet je je bij het creëren scherp
bewust worden van wat je "te zeggen" hebt. En je moet naar de
beste taal zoeken om je boodschap concrete vorm te geven.
Het minste wat je van het leerplan muzische vorming kan zeggen is dat het een
lijvig document is. Alle deelleerplannen muzische vorming samen beslaan ongeveer
500 bladzijden! Men kan zich afvragen wie al deze leerplannen zal lezen. Toch zijn
er vele waardevolle ideeën en raadgevingen in te vinden zijn ze het raadplegen
zeker waard.
Ook het leerplan muzikale opvoeding is heel uitgebreid maar interessant. De
opbouw van het leerplan en vooral de indeling van de leerplandoelen volgens
muzikaal gedrag getuigen van een veelzijdige en muzische visie op het vak.
In het kader van deze opleiding is de aanschaf van dit leerplan niet verplicht. Het
raadplegen via het Internet is niet mogelijk. Om toch een globaal idee te hebben
van het leerplan volgt hier de inhoudstafel.
3 Muzikale omgangsvormen
5 Doelstellingen
9 Verklarende woordenlijst
10 Bibliografie
11 Concordantielijst
Legende:
Leerplandoel
Muzikaal
Voor welke klas
gedrag
geschikt ?
Muziek maken
1.1 ademhaling
teit.
a
1
lichaamshouding
ritmes en melodiën
en klanksymbolen
Functie/betekenis
met grafische- en
5.2klankeigenschappen
geluidsomgeving
geluidsomgeving
lichaamshouding
grafische notatie
grafische notatie
tegenstellingen
reclamemuziek
stemexpressie
rolverdelingen
muzieknotatie
muzieknotatie
muzieknotatie
stemplaatsing
speeltechniek
liedrepertoire
onderzoeken
met beelden
stemgebruik
samenklank
ademhaling
Kenmerken
ook andere
verklanken
filmmuziek
gevarieerd
resonantie
klankkleur
toepassen
gebruiken
gebruiken
dynamiek
uitvoeren
expressie
herhaling
contrast
opname
melodie
variatie
Audio-
tempo
juiste
ritme
vorm
1.1
1.2
1.3
1.4
2.1
2.2
2.3
3.1
3.2
3.3
4.1
4.2
4.3
5.1
5.3
5.4
6.1
6.2
7.1
7.2
7.3
7.4
7.5
7.6
a a a a a a a a 3-6 3-6 a a 3-6 k-2 k-3 1-6 4-6 k-2 3-6 a a a a 1-6 1-6
8.1 beelden
waargenome
noteren
verwerken.
Beelden en
n auditieve
schriftelijk
a
symbolen
Lezen
symbolen
lezen of
prikkels
van
8
8.2 grafische partituur
3-6
ontwerpen
werpen
klankstuk of
muziekstuk
ontwerpen.
a
muzikaal gegeven
Ont-
Een
een
9
9.2 vanuit een
a
muzikaal gegeven
10.1 klankverschillen
a
bewegen
Bewegen
10.2 andere kenmerken
a
bewegen
10
10.3 sferen
a bewegen
10.4 samen op
a
muziek bewegen
11.1 ervaringen
meedelen
verwoorden.
Ervaringen
Praten
en muziek
bij het
11.2 eigen
11
a
mening
11.3 met de
a
juiste termen
12.1 durven
a
uiten
Genoegen beleven
de omgang met
12.2 verwondering
a
aandacht
muziek.
klank
aan
12
en
12.3 openstaan
a
anderen
Attitudes
12.4 verbondenheid
a
groepsgevoel
13.1 nauwkeurig
productie of
Eenvoudige
reproductie
naleven bij
afspraken
a
regels en
zijn
muziek.
van
13
de
13.2 actief
a
samenspelen
14.1 nieuwsgierig
omgeving.
aannemen
tegenover
a
auditieve
kritische
kritisch
houding
Een
14
de
andere culturen
Dit overzicht van leerplandoelen zal je tijdens de opleiding veel gebruiken. Telkens je een
muzikale activiteit voorziet, moet je proberen de gegeven oefeningen in te
kaderen in dit schema. Dit kan eenvoudig door bij de deeldoelen een kruisje te zetten als
die in je les nagestreefd worden. Het is de bedoeling dat je voor al je lessen hetzelfde
schema gebruikt. Zo heb je na een tijd een overzicht van de behandelde doelen, en weet je
meteen of je veelzijdig aan de slag bent of niet.
Op de Cd-rom is dit schema in een apart document te vinden.
3.2.1 Bedenkingen
Als je les geeft in een gemeente- of stadsschool moet je in principe de
leerplannen van het OVSG gebruiken. OVSG is een afkorting voor
“Onderwijssecretariaat van de Steden en de Gemeenten van de Vlaamse
Gemeenschap, vzw”. Het leerplan muzische vorming is net zoals dat van het
VVKBaO geënt op de eindtermen. Het volgt exact dezelfde indeling als deze
eindtermen. Ook hier is er een algemeen deel dat ‘richtsnoer’ heet. Het
bevat enkele interessante bedenkingen over het verschil tussen proces- en
productgericht werken. Een van de deelleerplannen is dat van muzikale
opvoeding. De leerplandoelen van zijn gestructureerd volgens een aantal
‘leerlijnen’. Deze worden uitgelegd in 6 hoofdstukken. Algemeen is dit
leerplan in vergelijking met het vorige minder veelzijdig en open opgesteld.
Bijgevolg is het minder efficiënt als begeleidingsinstrument voor de lesgever.
Inhoudsopgave
1
Visietekst Muzikale Vorming 3
Overzicht inhouden, structuur en opbouw 4
Ontwikkelingsdoelen en eindtermen muziek 6
Leerlijn : Muziekbeluisteren 7
Leerlijn : Stemvorming 13
Leerlijn : Liederen zingen 19
Leerlijn : Liederen begeleiden 25
Leerlijn : Spelen met instrumenten 31
Leerlijn : Muziek vastleggen 35
Verklarende woordenlijst 39
Media 45
Bibliografie 46
12
Zie cd-rom voor meer info.
reageren op en benoemen van een improvisatie ervaren en realiseren uit andere landen en culturen
aantal muzikale tegenstellingen appreciëren
2.1 muziek beluisteren en ervaren, 2.2 improviseren en experimenteren, 2.3 openstaan voor hedendaagse
muzikale impressies opdoen uit de klankbronnen en muziekinstrumenten muziek, muziek uit andere tijden,
3e graad
3.3.2 Leerplandoelen gemeenschapsonderwijs
geluidsomgeving met aandacht voor uittesten op hun klankwaarde en in andere landen en culturen.
enkele kenmerken van de muziek: muzikaal (samen)spel daarvan gebruik
de klankeigenschap en de functie of maken
gebruikssituatie
ZINGEN EN MUSICEREN PRATEN OVER MUZIEK
2.4 een eenvoudig repertoire van 2.5 praten over hun muzikale
1e graad
1.1 INLEIDING
Na het lezen en begrijpen van enkele omschrijvingen van begrippen als cultuur,
kunst, media, kippenvel, muziek, … en na het bestuderen van eindtermen en
leerplannen is het belangrijk al die gegevens tot een geheel te brengen. Dit geheel
moet zo veel mogelijk van de richtlijnen bevatten. Het didactisch model op de
volgende bladzijde probeert dat te doen. Het vertrekt in grote lijnen van de
leerplandoelen van het VVKBaO. Deze zijn op hun beurt geïnspireerd door een
aantal Nederlandse publicaties uit de jaren ’80, ’90 en ’00.13
13
Het gaat om: Rinze van der Lei: Muziek Meester, Meulenhoff, 95; Trix Gijsel, Nico Smit:
Moet je doen, De Boeck, 1998; Trix Gijsel, Nico Smit, Jill Stolk, Muziek voor de basisschool,
Meulenhoff, 1986. Er is ook een nieuwe uitgeva van Moet je doen van 2007
14
Het gaat om : Rinze van der Lei, Muziek Meester, De Boeck 2005 en ook : Trix Gysel en
Nico Smit, Muziek voor de Basisschool, Meulenhof
15
Dit wordt in het tweede jaar van de opleiding behandeld.
Stel: je wil in de klas het lied ‘Heks Karoetsie’ zingen en er allerlei leuke dingen
mee doen. Dit lied en een aantal instrumenten is je startmateriaal. Het lied zelf
heeft bepaalde klank- en teksteigenschappen: het gaat over een heks,
toverspreuken, de melodie gaat op en af … Als je dit lied aan de kinderen wil leren
zit je enerzijds met een bepaalde liedmethodiek die je moet uitvoeren. Anderzijds
kan het niet voldoende zijn het liedje vlot aan te leren en daarmee uit. Je moet iets
met dat lied doen, je moet het bvb zo griezelig en spannend mogelijk maken. Om
dit te realiseren kan je de stokjes gebruiken, de wind en het ruisen van de bladeren
nabootsen, lachen als een heks,…. Je moet dit lied dus samen met de kinderen
vorm-geven. De vraag die je je moet stellen is: Hoe ga ik met de kinderen dit lied
(startmateriaal=KLANK) VORM-geven dat het zo griezelig (=BETEKENIS) mogelijk
wordt.
De kernvraag die zich bij elke muzikale activiteit opnieuw stelt is:
Bij ‘Muziek Maken’ gaat het als volgt: Hoe gaan met het startmateriaal om,
zodanig dat het die of die betekenis krijgt? Welke klankeigenschappen gaan we in
de verf zetten, gebruiken,….
Bij ‘Muziek Beluisteren’ kan je het zo formuleren: Hoe zorgt de muziek (lees: de
vormgeving via de klankeigenschappen) ervoor dat ik die betekenis geef aan die
muziek. Belangrijk is niet wat muziek betekent, maar hoe muziek betekent. Muziek
is immers communiceren via klanken.
Besluit : Meteen zitten bij de kern van wat muzikale opvoeding en ook muzische
vorming, zelfs van wat kunst is:
Die vormgeving verloopt bij muziek aan de hand van klankeigenschappen. Je geeft
het muzikaal materiaal vorm om een bepaalde betekenis te bekomen. Tijdens het
CREËREN (muziek maken, lezen en noteren, ontwerpen) moet je vormgeven in
functie van betekenissen. Bij het BESCHOUWEN (beluisteren, bewegen, praten)
moet je de vormgeving gaan zoeken achter bepaalde betekenissen. Dat zoeken
doe je door te dansen, te tekenen en er nadien over te praten.16
Hoe is nu de relatie tussen de drie cirkels? Door het stellen van een bepaald
muzikaal gedrag en vooral als het op een correcte manier verloopt ben je als
leerling automatisch met de drie-eenheid Klank-Vorm-Betekenis bezig. Het is aan
de leerkracht om daar bewust mee bezig te zijn en de kinderen te sturen. Als
vanzelf werk je dan ook aan de attituden van de kinderen.
Wat is de waarde van dit model als we het hebben over de andere muzische
vakken? Kunnen we het aanpassen, zodat het ook voor bewegingsexpressie, beeld,
drama,…. van toepassing kan zijn? We denken van wel, mits enkele aanpassingen.
Voor het vak ‘Beeld’ bvb zouden we vormen van beeldend gedrag kunnen
bedenken. Deze vormen zouden in grote lijnen neerkomen op beschouwen en
creëren. In de plaats van klankeigenschappen hebben we het dan over
‘beeldaspecten’. De rest zal niet al te veel veranderen. Dezelfde oefening kunnen
we doen voor drama of bewegingsexpressie.
Hoeveel we ook van het ene muzisch deeldomein naar het andere springen, er is
altijd één constante: vormgeving in functie van betekenis. Dat is wat we de
kinderen leren en daarvan moeten we bewust zijn als we lesactiviteiten bedenken.
16
Meer hierover in de cursussen van het tweede jaar
In de pagina’s die volgen komt er voor elke eigenschap een opsomming van
leerinhouden en een aantal symbolen en suggesties. Er werd voor geopteerd de
tekst voor dit gedeelte beperkt te houden en aan de hand van een aantal
tekeningen de lezer tot actie aan te zetten.17 Plezier ermee!
17
Het grootste deel van deze tekeningen komen uit: De Echoput, dl 1&2, Muziek Voor de Basisschool,
dl 1-8, en Moet je Doen, dl 1-8.
2.1.1 Leerinhouden/leerlijnen
Jongere kleuters
Muzikale basisbegrippen : de naakte contrasten hard en zacht
2E EN 3E GRAAD
Traditionele muzieksymbolen i.v.m. dynamiek
Grafische symbolen i.v.m. dynamiek
(Dynamiek
=
het
spel
van
luid
en
stil
in
de
muziek)
Het effect ten gevolge van dynamiek in muziek
Hier komt het erop aan allerlei luide en stille klankprikkels te laten vertalen in
groot/klein-tegenstellingen.
Dit kan al bewegend, tekenend of schrijvend gebeuren.
Tips:
• Nooit hard en zacht met hoog en laag laten associëren. Hoog en laag
reserveren we uitsluitend voor hoog en laag in de muziek !
De functie van harde en zachte geluiden kunnen bespreken. Kleuters spreken i.f.v.
hard en zacht wel eens van "schrikmuziek" en "rustmuziek". Volgens velen is de
tegenstelling hard/zacht de meest elementaire van alle. Want superstille muziek is
geen muziek, is in feite stilte. De tegenstelling muziek/geen muziek hoort hier
thuis.
2.2.1 Leerinhouden/leerlijnen
Jongere kleuters
Muzikale basisbegrippen : de zuivere contrasten lang en kort
2E EN 3E GRAAD
Traditionele muzieksymbolen i.v.m. toonduur
Grafische symbolen i.v.m. lang en kort
Het effect ten gevolge van lang en kort in muziek
Hier komt het erop aan allerlei lange en korte klankprikkels te laten vertalen in
lang/kort-tegenstellingen.
Dit kan al bewegend, tekenend of schrijvend gebeuren.
Belangrijk is dat de kinderen bij deze oefeningen zelf geen geluid maken : zij zijn
aan het luisteren !
De functie van lange en korte geluiden kunnen bespreken. Vb lang is rustig. Kort is
zenuwachtig. Klanken verlengen drukt verlangen uit. Lange klanken stellen je
geduld op de proef, ……….
2.3.1 Leerinhouden/leerlijnen
Jongere kleuters
Muzikale basisbegrippen : de zuivere contrasten hoog en laag
Oudere kleuters en 1e graad
Hoger lager wordt even mee gewacht. Het wordt voorafgegaan door
naar omhoog en naar omlaag met de lift of met de trap.
Eenvoudige grafische symbolen i.v.m. hoog en laag
2e en 3e graad
Traditionele muzieksymbolen i.v.m. toonhoogte
Grafische symbolen i.v.m. hoog en laag
Het effect ten gevolge van hoog en laag in muziek
Hier komt het erop aan allerlei hoge en lage klankprikkels te laten vertalen in
hoog/laag-tegenstellingen. Dit kan al bewegend, tekenend of schrijvend gebeuren.
Bij deze klankparameter is er nog een extra tussenstap: na eerst hoog en laag
leren onderscheiden, komt de richting van melodietjes of klankenreeksen aan bod.
Gaat het omhoog of omlaag?
Daarna pas worden klanken met elkaar vergeleken: is deze hoger/lager dan de
andere, ….. Die weergave van de hoog/laag, naar omhoog/omlaag (glijdend of
trapsgewijs), hoger/lager kan op heel veel grafische manieren omgezet worden.
Zie voorbeelden op volgende pagina.
2.4.1 Leerinhouden/leerlijnen
Jongere kleuters
stemmen van mensen herkennen
geluiden associëren met elementen uit eigen leefwereld
2e en 3e graad
allerlei geluiden herkennen
speelwijzen op instrumenten en de functie ervan in de muziek
Klankkleuren-vocabularium uitbreiden
Klankvervormers, mengpanelen, samples
Grafische symbolen
Het effect van klankkleur in muziek
In deze paragraaf zijn we enkel nog maar bezig over de kleur, het karakter van
losse klanken. Die kan je moeilijk vertalen in logisch te ordenen symbolen. Bij de
andere klankeigenschappen kan dat wel. Bv; hoe luider de klank, des te dikker de
stip of hoe groter de beweging. Verschillen tussen klankkleuren zijn dus geen
lineaire verschillen. Het zijn er eerder emotionele. Klanken kunnen warm, koud,
stekelig, rauw, ……. zijn. de symbolen zullen hetzelfde onderscheid moeten
kunnen suggereren.
Muziek maken met één klank is onmogelijk. In deze context wordt er meestal met
meerdere klanken iets samengesteld wordt. Dat kan een klankdecor, de uitbeelding
van een beroep, een beweging, een gebeurtenis,……. Vaak is een verhaal het
bindmiddel
Kunnen verwoorden dat er vele soorten klanken en geluiden zijn. Dat sommige
klanken warm en wollig zijn en je daarom aan warme en wollige dingen doen
denken. Spreken over klankkleuren is dikwijls spreken over de associaties die je bij
muziek maakt. Soms is het moeilijk om tijdens het gesprek nog uit te maken of die
associaties n.a.v. kleuren of eerder van melodiën gemaakt zijn. Als het gesprek
goed verloopt maakt dat eigenlijk niet zoveel meer uit.
2.5.1 Leerinhouden/leerlijnen
Jongere kleuters
De klanken van voorwerpen uit eigen omgeving herkennen
De plaats waar een geluid vandaan komt luisterend achterhalen
2.5.3 Symbolen/suggesties
3.1.1 Leerinhouden/leerlijnen
leerplan VVKBaO:
7.1 eenvoudige ritmes herkennen in een lied, een muzikaal thema, een stuk
muziek
het ritme van een lied herkennen in een klapoefening eenvoudige ritmische
verschillen herkennen
(staat er niet in maar toch ook wel interessant : ritmes kunnen beschrijven
met de gepaste woorden : hortend, vloeiend, vierkant, swingend,….. )
7.4 Meestappen en de stap versnellen of vertragen volgens het tempo
De snelste of traagste versie van een motief kunnen aanduiden
10.2 Maat en metrum in bewegingen omzetten : stappen, lopen, …. en om het
even wat
10.3 Muzikale aspecten in bewegingen omzetten
leerplan VVKBaO:
2.2 het ritme van een naam klappen (eerst zeggen, dan klappen)
het ritme van een liedtekst tikken (eerst zingen, daarna tikken)
een eenvoudige begeleiding bij een lied of klankstuk instrumentaal uitvoeren
bv : - een ritmisch motief, een ritmisch ostinato een eenvoudig voor- ,
tussen- of naspel uitvoeren
bv : - een ritme op de lichaamsinstrumenten of slaginstrumenten
- een stukje ritmisch gesproken tekst
Bij het beluisteren of na het musiceren de functie van allerlei ritmische aspecten
bespreken.
3.1.3 Symbolen/suggesties
3.2.1 Leerinhouden/leerlijnen
JONGERE KLEUTERS
zie hoog en laag
OUDERE KLEUTERS EN 1E GRAAD
zie hoog en laag
2E GRAAD
idem
3E GRAAD
idem
leerplan
2.1 een melodisch motief, een melodisch ostinato als begeleiding gebruiken
een melodisch motief, een melodisch ostinato als voor-, tussen- of naspel
gebruiken
3.2 melodiekaarten - melodische patronen gebruiken
Allerlei melodische kenmerken en de functie ervan bij het beluisteren van muziek
of na het uitvoeren ervan bespreken.
(symbolen : zie hoog en laag)
3.3.1 Leerinhouden/leerlijnen
2E GRAAD
Eénstemmigheid tegenover meerstemmigheid beluisteren
3E GRAAD
Nagenoeg alle inhouden zijn voor de hoogste klassen bestemd :
- akkoorden
clusters
- solo,
duo,
trio,
……
leren
over
allerlei
ensembles
- canon
- vormen
van
samenspel
uitvoeren
Leerplan (VVKBaO)
De effecten samenklank, meerstemmigheid, bezettingen (trio, ….) uitdrukken in
beeld en beweging, omzetten in notatie.
7.3 Het onderscheid eenstemmigheid><meerstemmigheid herkennen
bv : één instrument versus meerdere instrumenten
bv : een canon herkennen
18
Dit onderwerp komt uitvoerig aan bod in de lessen van 2 BaLO
Zoals reeds hoger gesteld bedoelen wij met ‘VORM’ op de eerste plaats
VORMGEVING. Het begrip vormgeving komt ook aan bod in deel 3 van deze cursus
didactiek en ook in de lessen van 2 BaLO.
5 BETEKENIS
Wat we onder betekenis van muziek verstaan werd duidelijk gemaakt in het begin
van dit deel. Het begrip betekenis komt ook aan bod in deel 3 van deze cursus
didactiek en ook in de lessen van 2 BaLO
De domeinen zijn:
- Luisteren
- Stemvorming
- Zanglessen
- Andere werkvormen
1 LUISTEREN
Luisteren is meer dan toevallig iets horen. Het is een actieve vorm van
waarnemen. Net zoals er een verschil is tussen zien en kijken, is dat er ook
tussen horen en luisteren. In onze taal is dat duidelijk : "als je goed kijkt, kan je’ t
zien; als je goed luistert kan je' t horen…". Ook in andere talen bestaat dit
onderscheid: ‘to hear’ en ‘to listen’ , ‘entendre’ en ‘écouter’. Om goed te kunnen
luisteren zijn er voorwaarden.
Kinderen nemen dagelijks een grote hoeveelheid geluiden en klanken in zich op.
Zoals hierboven gesteld, is een van de voorwaarden om goed te kunnen luisteren
de gerichtheid op een bepaald geluid. Je moet dus vooraf min of meer weten hoe
!!! Nog even een term waar geen misverstanden mogen over bestaan :
1.2.4 Klankkleur/timbre
- Geblinddoekt de stem van de medeleerlingen of de klank een aantal
gebruiksvoorwerpen herkennen.
- Veel toegepast en ook wel leuk is een klankverhaal. De leerkracht vertelt
een verhaal. Bij elk verhaalfragment wordt er een ander instrument
bespeeld, en wel zo dat het representatief is voor het fragment in kwestie.
Na het hele verhaal voorgelezen te hebben, bespeelt de lkr nog eens de
verschillende instrumenten in een andere volgorde. De kinderen vertellen
INADEMHALINGSHOUDING
Ademsteun en ademvoering
De lucht onder in je longen dient als steun voor de ademkolom die in de luchtpijp
en de keel een zuil vormt.
Met je adem richt je je ademkolom. De ademkolom moet zo lang en zo dun
mogelijk zijn. Van onderin de longen, langs de stembanden, met een boog langs
het verhemelte tot aan de wortel van de boventanden. Hier begint de klank.
Dus:
Tong neerleggen door het puntje van de tong aan de ondertanden te houden, de
tong zo breed mogelijk te maken en neer te leggen in het ondergebit.
Strottenhoofd omlaag brengen door het achterste gedeelte van de tong te laten
zakken zonder daarop druk uit de oefenen.
Onderkaak ontspannen door de kin te laten zakken.
Huig en zacht verhemelte omhoog brengen.
Neusvleugels openen.
Wangen in glimlachstand.
Ademhalingsoefeningen
Oefening 1:
- Vouw je wijs- en middelvinger van je rechterhand naar de palm van je
rechterhand.
- Hou met je duim je rechter neusgat dicht en adem rustig in door je linker
neusgat.
- Laat los en doe je linker neusgat dicht met je pink en adem rustig uit.
- Adem dan weer in via je linker neusgat en weer uit via je rechter.
- Dit doe je een paar keer, ongeveer twee minuten, bouw deze oefening op tot
zo'n vijf á zeven minuten.
Oefening 2:
- Ga rustig liggen of zitten en ondersteun eventueel je onderrug.
- Leg je handen op je buik, laat je vingertoppen je buik zachtjes raken.
- Ontspan je buikspieren.
- Adem vier tellen langzaam door je neus in en voel hoe je buik uitzet.
- Hou je adem vier tellen vast en laat dan je adem weer langzaam in acht tellen
los, adem uit via je mond. Je buik gaat weer naar beneden.
- Doe deze oefening geconcentreerd totdat je weer ontspannen bent.
Oefening 4:
Een goede oefening om te ontspannen om in slaap te vallen.
- Ga op je rug liggen met je armen langs je lichaam. Adem rustig in via je neus
en uit via je mond, doe dit zo langzaam mogelijk.
- Probeer alles los te laten en maak jezelf zo zwaar mogelijk.
- Ga met je gedachten naar je voeten en span ze terwijl je inademt en ontspan
ze terwijl je uitademt.
- Ga naar je onderbenen en herhaal dit.
- Ga dan naar je knieën, bovenbenen, buik, rug, armen, schouders en hoofd, laat
het spannen en ontspannen de hele tijd gelijk lopen met je ademhaling.
http://users.pandora.be/yoga.vedanta.aalst/leren_ademen.html
Enkel voor de geïnteresseerden. Ze zijn bedoeld voor wie in een koor zingt.
Zie: http://www.xs4all.nl/~wrvh/tputten/zangoefeningen/zangoefeningen.html
Bewustmaken van het middenrif kan door oefeningen als : rustig in- en
uitademen en plotseling opschrikken, bepaalde klanken herhaaldelijk uitspreken en
er een ritmisch spelletje van maken (tsj, pfff, ts, .....)
Voor een trefzekere stem gaat het vooral over toonovernemen. Een of meer
tonen van een liedje worden apart genomen (dikwijls is dat de begintoon) en
krijgen een bepaalde klank, die in het thema past.(gaat het over bijen is het
“zoem”, gaat het over de trein is dat tsjoek of tuut,.....). Die klanken worden dan
spelenderwijs door de kinderen overgenomen.
Een goed artikulerende stem kan je bekomen door oefeningen als: teksten
ritmisch uitspreken, allerlei geluiden - al dan niet ritmisch – nabootsen, ritmisch
spreken van bepaalde klanken tjikke-tjakke / biedeloebadeloe / pottekeputteke/
enz.
2.4 BROMMERS
Brommers zijn kinderen die niet op de juiste toonhoogte meezingen. Sommigen
mompelen maar wat, laag en monotoon. Soms valt hun stem zelfs even helemaal
weg, anderen zingen luid en enthousiast mee. Ze zingen niet alleen te laag maar
treffen bovendien de melodie niet zuiver doordat de intervallen verkleind worden,
(een interval is in feite de grootte van een sprong in een melodie). Dat een kind de
melodie wel zuiver maar consequent te laag (mee)-zingt komt ook wel eens voor,
maar zeer zelden.
Mutatie
Stemhygiëne
Als leerkracht dien je in de eerste plaatsje eigen stem in goede conditie te houden
of te brengen.
- Zorg hiervoor in eerste instantie voor een goede algemene conditie. Let op de
volgende gewoontes:
- Periodes van vermoeidheid hebben een invloed op uw stem. Met voldoende rust
zal uw stem snel weer snel in orde zijn.
- Gebruik geen overdreven gekruide of te warme spijzen. Vermijd voedsel dat de
slijmen verdikt, (koolhydraten, suikers, zetmeel en zuivelproducten).
- Roken droogt de stembanden uit en verhoogt de kans op schade.
- Overmatig gebruik van alcohol is slecht voor de stembanden.
- Vermijd te roepen.
- Het is aan te raden het hoesten zoveel mogelijk te laten.
- Vermijd het zoveel mogelijk om uw keel te schrapen. Probeer gewoon verder te
praten slik eens of drink een slokje.
- Spaar uw stem extra of zwijg volledig bij infecties van de bovenste luchtwegen en
zware verkoudheden.
- Angst verhoogt de ademfrequentie, versnelt de hartslag, doet de bloeddruk
stijgen. De stem klinkt in deze omstandigheden gespannen, met een hogere
frequentie en er worden minder woorden op één adem gezongen.
Soorten opdrachten:
Luisteropdrachten:
- Kinderen luisteren naar het lied en moeten vragen over het lied
beantwoorden.
- tekstinhoudelijk : met de tekst (waarom zijn de kippen zo boos?) of de sfeer
van de tekst. Tekst van het lied is dan nog niet te zien.
- i.v.m. het ritme, de melodie, dynamiek, de vorm (welk woordje wordt het
hoogst gezongen, welk het langst, waar wordt het plots luider, ….)
- Je kan bvb kaartjes maken met daarop het melodisch verloop van de
liedzinnen. De kinderen moeten dan die kaartjes in de juiste volgorde
leggen. (zie verder 3.4.2 prenten > melodiekaarten)
Ritmische opdrachten:
- rusten vullen (grote gekke bekken)
- maat meetikken, of op andere manieren meedoen (ploem de pluistaart :
nootjes doorgeven)
- losse dingen doen (heks karoetsie, vroem vroem vroem, zeven dagen heeft
de week)
Bewegingsopdrachten:
- Op tijd terug op de plaats (vorm) (bvb Pietje van der Plas)
- Een beweging per zin (vroem)
- Speelliedjes (deze duim, de spin, twee emmertjes, )
Tekenopdrachten:
- Tekst : wolken, trein, koe
- Melodie, ritme : de trein
3.3.3 Verwerken
- Is meestal combinatie van de twee vorige (aanbieden en inzingen) de zaken
die de kinderen tijdens het aanbieden mochten doen, kunnen ze nu in
combinatie met de zang uitvoeren.
- Je kan ook andere dingen proberen die met het thema te maken hebben
(muziek beluisteren bvb filmmuziek, andere teksten rappen bvb vroem,
klankspelen maken,…)
- Je kan allerlei uitproberen in groepjes, wisselzang, allerlei prenten
gebruiken, …
Poetssssssssssssssssssssssssssssss
Auto
Zebrapad
Straat
Voetganger
Melodiekaarten:
- Zijn
kaarten van bvb A5 of A6 formaat aan het bord of kleinere kaartjes als
de kinderen er individueel of in kleine groepjes mee werken.
- De kaarten geven elk het melodisch verloop van de liedzinnen weer. Een
melodie is ritme en toonhoogte samen..
- Als je ook tekstkaarten hebt, kan je de kinderen tekst en melodiekaarten
tijdens het beluisteren van het lied, laten bijeenpuzzelen.
Krij – kel dij – kel do – kel doets Wee die hier komt, die bak ik een poets
Laten we het eenvoudig houden: een zangles is een les waarin je een nieuw liedje
aanleert aan de kinderen. Elk liedje kan je wel plaatsen in een bepaald thema. Bvb
Heks Karoetsie heeft als thema ‘toveren’, de zoembijen kan over ‘de lente’ gaan,
enz…
Je kan nog andere soorten lessen geven: lessen met daarin een verzameling van
allerlei muzikale spelletjes, muzische lessen waarin de diverse media door elkaar
voorkomen.
En hoe kom je aan goede ideeën? Dat is een kwestie van creatief denken, maar op
de eerste plaats van techniek en methode. Je kunt het dus leren. Hieronder vind je
de stappen die je moet zetten om goede ideeën te verzamelen.
Opmerking: de paragrafen 2.2 en 2.3 gebruik je het best om oefeningen i.v.m. het
thema te vinden. De nummers 2.4 en 2.5 zijn bedoeld voor het werken met het
lied zelf. De bedenking in 2.6 moet bij ELKE muzische les in je hoofd zitten.
Kijk naar de tekst en de titel van het liedje en bepaal de thema (of de thema’s).
Schrijf een korte brainstorm neer. In deze brainstorm mogen al muzikale en andere
ideeën zitten. In het begin zal de brainstorm nog algemeen zijn en weinig gericht
naar activiteiten. Na enkele keren gaat het efficiënter. Vul de brainstorm tijdens het
voorbereiden van de les ook regelmatig aan.
3.5.2.2 Nagaan welke vormen van muzikaal gedrag i.v.m. het thema
allemaal kunnen geoefend worden.(zie didactiek algemeen p
20,21,27)
- Liedprenten
- Expressieprenten
- Zwijgprent/stopprent
- Instrumentenprenten
- Ritmekaarten
- Instrumenten
Daar zit je dan met je lesplan en ook een leeg lesvoorbereidingsformulier. Het
lesplan is heb je voor een deel intuïtief opgesteld. Het is een verzameling van
oefeningen en technieken die ‘op het gevoel’ hebt gekozen. Omdat je ze leuk vindt,
belangrijk en zinvol, etc…
Het voorbereidingsproces
Gouden tip:
Doe in een voorbereiding altijd wat je zelf zinvol en nuttig vindt; formuleer de
zaken zoals je zelf vindt dat het moet. Probeer niet te veel de ene en de andere
tevreden te stellen. Als je dan nadien opmerkingen krijgt, dan zijn die tenminste
gericht op jouw ideeën. Dan kan je echt bijsturen.
Vanuit het lesplan (zie einde punt 3) ga je eerst nadenken over het einddoel. Wat
wil je eigenlijk bereiken in deze les. Wat is de essentie? Verwar de essentie niet
met moeilijke woorden. De essentie van een les kan je soms heel eenvoudig
formuleren.
Schijf het onderwerp neer, en de andere items van de voorpagina.
Voorzie leerdoelen voor de geplande activiteiten.
Het kan ook zijn dat je eerst het bordplan opstelt of wat materiaal maakt om te
zien of het wel werkt.
Schrijf het materiaal dat je nodig hebt per lesfase in de organisatiekolom.
Geef in de kolom van de inhouden elke lesfase een titel.
Vermeld eventueel in de organisatiekolom per lesfase de gebruikt werkvorm (bvb.
Klasgesprek, samen inoefenen, uitwerken in groepjes, ….) Dat is voor ALLE lessen
interessant om te doen. Zeker in een stage. Dan kan je nadien zien of je bvb geen
hele voormiddag klasgesprek voorzien hebt, ..
De voorpagina
• Het
liedje
is
te
moeilijk/te
gemakkelijk
voor
die
bepaalde
klas.
• Je
voorziet
te
weinig
verschillende
muzikale
activiteiten
-‐
zowel
inhouden
als
vormen
van
muzikaal
gedrag
-‐voor
een
les
van
50’.
• Je
voorziet
te
weinig
verschillende
muzikale
activiteiten
-‐
zowel
inhouden
als
vormen
van
muzikaal
gedrag
voor
een
les
van
25’.
• Hele
leuke
les
met
frisse
ideetjes.
Er
worden
expressiekansen
voorzien.
Alleen
maar
goede
dingen
:
knappe
les
met
mooie
opbouw,
technisch
heel
degelijk.
Zinvolle
inhouden,
doelmatig
aangebracht.
• Dankjewel
voor
het
zoek-‐
en
denkwerk,
........en
het
bewandelen
van
minder
gekende
paden.
Op
die
manier
leer
je
tenminste
iets
bij.
• Het
opzet
van
je
les
is
zodanig
dat
je
de
kinderen
samen
iets
kan
laten
opbouwen.
Dit
geeft
ze
het
gevoel
dat
ze
zelf
in
staat
zijn
tot
‘componeren’
in
de
breedste
zin
van
het
woord.
Deze
laatste
zin
is
bijna
letterlijk
een
van
de
eindtermen.
Die
we
hoog
in
het
vaandel
dragen.
• Te
weinig
vanuit
een
thema
gedacht,
te
weinig
aangestuurd
op
beleving
en
expressie.
Dat
maakt
het
geheel
technisch
wel
ok
maar
niet
echt
sfeervol.
• Via
een
brainstorm
en
een
poging
tot
inkadering
van
het
thema
in
de
leerplandoelen
was
je
waarschijnlijk
tot
meer
en
betere
ideeën
gekomen.
• Probeer
lessen
in
handleidingen
naar
je
hand
te
zetten.
In
het
kader
van
een
handleiding
is
deze
les
waarschijnlijk
zeer
zinvol
omdat
een
eind
verder
een
vervolg
komt.
In
een
stage
is
dat
niet
het
geval.
Een
stageles
moet
met
andere
woorden
een
op
zichzelf
staand
zinvol
geheel
zijn.
• Let
eens
wat
meer
op
de
graad
van
activiteit
bij
alle
kinderen.
Als
je
kinderen
iets
een
voor
een
iets
laat
doen
bij
bv
een
stemvormende
of
ritmische
oefening,
is
de
kans
heel
klein
dat
je
je
doelen
realiseert.
Als
één
kind
iets
moet
voordoen,
zorg
en
dan
voor
dat
de
anderen
een
andere
opdracht
hebben.
Bv
een
luisteropdracht
:
ze
mogen
nadien
zeggen
wat
ze
ervan
vonden,
wat
goed
was,
wat
beter
kon,
………
• Als
de
inleiding
van
je
les
niet
in
het
minst
functioneert
binnen
het
geheel
van
je
les,
doe
ze
dan
niet,
of
hou
ze
zo
kort
mogelijk.
Beter
is
een
inleiding
te
zoeken
die
binnen
van
je
les
wel
zin
heeft.
• Ik
heb
de
indruk
dat
de
kinderen
vanaf
het
begin
van
de
les
reeds
de
tekst
en
de
noten
van
het
liedje
hebben.
Dat
is
echt
verkeerd
:
op
die
manier
gaat
de
aandacht
van
de
lln
te
veel
naar
een
papiertje
en
te
weinig
naar
jou
als
leider
van
de
zang
• Bij
het
aanbieden
van
het
liedje
niet
alleen
tekstinhoudelijke
dingen
doen
:
ook
doe
-‐
opdrachten
zijn
nodig.
• Deze
les
bevat
geen
aanbiedings-‐
en
aanleerstrategie.
Ik
heb
daar
nochtans
uitgebreid
les
over
gegeven
en
het
staat
in
de
cursus.
De leerdoelen
• Probeer
een
volgende
keer
ook
al
leerdoelen
neer
te
schrijven.
Elk
leerdoel
bevat
een
leerinhoud
en
een
leergedrag.
Beide
kan
je
dan
uitleggen
in
de
inhoudkolom.
(het
wat?
en
het
hoe?)
• Leerdoelen
met
concrete
werkwoorden
formuleren.
Die
werkwoorden
moeten
een
waarneembaar
gedrag
vertegenwoordigen.
Leerinhouden
• In
de
inhoudskolom
hoort
wat
de
kinderen
leren,
want
dat
zijn
de
echte
inhouden
van
je
les.
Daarvoor
heb
je
het
didactisch
model
in
je
cursus
p
15
nodig.
Kinderen
leren
in
muzieklessen
iets
bij
i.v.m.
muziek
zelf
:
dat
zijn
de
klank-‐,
vorm-‐
en
betekenisaspecten
in
de
binnenste
kring.
Op
welk
klankaspect
leg
je
de
nadruk
?
(bv
hoog:laag,
ritme,
dynamieksymbolen,
Technische aspecten
• Meer
werken
met
je
bordplan
:
in
vele
gevallen
is
een
goed
bordplan
al
meteen
een
goed
lesplan.
Zelfs
als
je
het
lied
op
een
flap
schrijft
wil
ik
toch
je
bordplan
in
zijn
eindvorm
op
je
voorbereiding
zien
staan.
Je
hoeft
helemaal
niet
het
hele
lied
op
het
bord
te
schrijven
:
beter
minder
tekst
en
er
allerlei
aanduidingen
bij
voorzien.
Je
bordplan
er
als
een
partituur
uitzien:
hoe
moet
het
lied,
de
tekst,
…
uitgevoerd
worden
?
• Mooi
en
doelmatig
liedblaadje
-‐
Rommelig
liedblaadje.
• Onvolledig
liedblaadje.
De
noten
erbij
geven
:
zoveel
kinderen
kunnen
al
wat
muziek
lezen,
of
hun
vriendjes,
ouders,
....
• Krijgen
de
kinderen
geen
schriftelijke
neerslag
van
wat
ze
geleerd
hebben
?
Het
kan
toch
niet
dat
de
inhoud
van
jouw
les
later
op
geen
enkele
manier
meer
kan
functioneren.
Bv
een
blaadje
met
de
klankvorm
en
de
symbolen
erop
?
Als
je
dat
niet
doet
zou
ik
wel
haast
gaan
denken
dat
de
kinderen
deze
symbolen
nadien
in
andere
lessen
niet
meer
gebruiken.
Dat
kan
toch
je
bedoeling
niet
zijn!
• Goed
gebruik
van
allerlei
prenten.
• Je
ziet
een
quotering
van
je
les
bovenaan.
Dat
zijn
de
punten
die
ik
op
deze
les
zou
geven
op
het
einde
van
het
eerste
jaar.
Je
weet
dat
je
maar
een
les
moet
afgeven
dit
jaar,
maar
het
mogen
er
ook
meer
zijn.
Je
mag
ook
deze
les
herwerken.
Telkens
je
iets
afgeeft
kunnen
je
punten
alleen
maar
omhoog
gaan.
Op
het
einde
van
het
eerste
jaar
verwacht
ik
een
voorbereiding
met
alles
erop
en
eraan,
ook
doelen
en
commentaar.
Dat
mag
ook
deze
les
zijn
met
de
nodige
aanvullingen
(zingeving,
doelen
,
…….)
Voor
de
stagebespreking
geef
ik
wel
iets
‘zachtere’
punten
door.
• Hoe
kan
het
nog
beter
?
>
Door
nog
origineler,
experimenteler
aan
de
slag
te
gaan,
door
nog
meer
samen
met
de
kinderen
echt
muziek
te
maken
in
de
zin
van
collectief
te
komponeren,
muzikaal
mooie
en
veelzeggende
dingen
te
maken,
door
nog
meer
muzisch
te
denken
(
communiceren
met
klank,
e.d.m.)……….
• Als
je
deze
les
wil
herwerken
en
terug
afgeven,
geef
dan
duidelijk
aan
wat
en
hoe
je
herwerkt
hebt.
OPDRACHT:
1. Muzikaal Vierkant
2. Percussieproject
3. Rappen met ‘loops’
4. Rappen met een vaste tekst
5. Puzzel: Klank Vorm Betekenis
6. Ritmeoefeningen
7. Tekstverwerking: liedjes maken van gegeven teksten
Met deze noten maken we groepen die een eenvoudige samenstelling zijn van de
bovenstaande waarden. Elke groep heeft de waarde van een hele noot. Er worden
16 van deze groepen gemaakt en deze worden in een kader van 4x4, het muzikaal
vierkant, geplaatst. Een voorbeeld :
Je kan niet alleen de rijen uitvoeren(van links naar rechts of omgekeerd), maar ook
de kolommen(van boven naar onder of omgekeerd), je kan de diagonalen spelen,
of een willekeurige volgorde die je dan meteen stok aangeeft.
Een leuke verwerking : de klas wordt verdeeld in groepjes van 4 à 5 personen. Elk
groepje krijgt de opdracht uit het schema een rij, kolom, diagonaal … te kiezen en
een thema (bvb de boerderij, de badkamer, …). Elke groep voorziet het gekozen
item van geluiden die in het thema thuishoren, en voert uit. De andere groepen
raden welke rij, kolom, …uitgevoerd werd en wat het thema was.
Het klaslokaal wordt zo ingericht dat er vier groepen aan het werk kunnen. De
groepen bestaan uit vier tot zes leerlingen. Vier keer worden er twee of meer tafels
bij elkaar geschoven.
Op elke tafel komen een aantal instrumenten terecht : kartonnen dozen, stokjes,
rammelaars en belletjes. De vier tafels hebben niet dezelfde ‘instrumentatie’. Ze
worden in een halve kring rond het bord gezet. De kartonnen dozen op de tafels
zijn zo geplaatst dat iedereen er makkelijk op kan trommelen. De kleinere
instrumentjes liggen voor iedereen ‘bij de hand’. De stoelen staan in een halve
kring rond de tafels.
lkr
Kartonnen dozen.
Het beste kan je werken met grote,
platte dozen die tegen een stootje
kunnen.
Erop spelen kan gewoon met je
handen - dat klinkt het mooist - of
met houten stokken. In deze les
gebruiken we de ritmestokjes
De ritmestokjes tikken we
gewoon tegen elkaar, we
tikken op de bank en
kloppen ermee op de
dozen.
Ronde stokjes van hard
hout zijn in de handel aan
de meter te koop. Stokken
van bamboe klinken mooier
De schudkokers :
kan je het beste maken
fotofilm-
doosjes of frisdrankblikjes
die
dan vult met rijst, kralen,
steentjes...
De opname begint met gedrum van alle trommen samen. Een hels lawaai. Plots
hoor je de leider een bepaald ritme slaan. De anderen volgen zijn ritme. Het klinkt
heel opzwepend : je hoort telkens een aantal doffe slagen op de trommen gevolgd
door een lichter getik en gerammel. Dit patroon wordt een hele tijd aangehouden in
intussen speelt de leider zijn contrasterende ritmes. Af en toe hoor je een
schreeuw. Na tussenkomst van de leider verandert het ritme. Hierdoor klinkt het
nieuwe samenspel iets trager maar dreigender, meer bezwerend.
San Fye werd opgenomen in Ivoorkust, een land in West-Afrika. Het drukt de
beleving van een onweer uit. Etnische groepen in Afrika zijn nog steeds onderhevig
aan natuurverschijnselen. Door het onweer na te bootsen geven ze uitdrukking aan
hun angst en bewondering voor het onweer. Ze eren en danken de goden omdat
dit indrukwekkend fenomeen de grond vruchtbaar maakt. De kracht die wij bij het
beluisteren van dit fragment ervaren is volgens de spelers nog niets vergeleken bij
die van het echte onweer, dat door de regengod is gemaakt.
San Fye bestaat uit twee grote onderdelen. Sterk vereenvoudigd zouden we ’t zo
kunnen opschrijven:
Trommen
Gleuftrom
Rammelaars
Bellen
Trommen . . .
Gleuftrom .
Rammelaars .
Bellen . .
19
CD : Percussions Mandingues. Vol 2 Mandinga Drums. Foliba. Adama Dramé. Playa
Sound.
allerlei verschillende
klanken proberen luid - stil - luid
maken
Het muzikaal vierkant : is een bijzonder handig middel om allerlei dingen uitvoerig
in te oefenen. Het heeft omwille van zijn 4x4- structuur heel wat
vormmogelijkheden. Elk vakje heeft hier zijn eigen symbolen, maar duurt wel
ongeveer even lang. Je kan bv. de rijen uitvoeren, de kolommen, een diagonaal, de
paardensprong, bij sommige vakjes bijschrijven hoeveel keer je het gaat spelen,
hoe luid of hoe stil, je kan er nog vocale geluiden aan toevoegen etc....
Klankbeelden maken
1 2 3 4
De ritmes van het origineel werden deels aangepast aan de mogelijkheden van de
kinderen en de instrumenten.
Ze worden nu eerst ingeoefend aan de hand van klankwoorden, die passen bij bij
klank van de instrumenten en de bijhorende ritmes. De uitvoering van de steeltjes
naar onder of boven lees je op de vorige pagina.
Aangezien het hier weer om een muzikaal vierkant gaat, kan het verwerken
verlopen zoals bij het geluidenvierkant.
Nu wordt het hoogtijd dat er een eindvorm wordt vastgelegd. Allerlei elementen uit
de vorige projectonderdelen kunnen gebruikt worden.
Een voorbeeld :
A1 A2 A3 ...
B1 B1 B2 B2 B3 B3 ...
C1 C2 C3 ...
D1 D2 D3 ...
OF
A1 A2 A3...
B1 B2 B3...
C1 C2 C3 C4 C1 C2 C3 C4 C1...
D1 D2 D3...
Eenmaal er een soort ritmisch refrein is vastgelegd, kan dit afgewisseld, aangevuld
worden met geluiden van het geluidenvierkant, van de gemaakte klankbeelden,
met woordritmes, e.d.m. De mogelijkheden zijn eigenlijk onbegrensd.
Helemaal hetzelfde kan nu ook met het ritme van deel B van het fragment. Alles
helemaal herhalen hoeft niet meer. We beperken ons nu tot het geven van het
ritmevierkant van deel B.
Als beide ritmes door de lln goed verwerkt zijn is het natuurlijk te gek deze alle
twee in de uiteindelijke opbouw te verwerken.
Opm: de muziekfragmenten die hierbij horen zitten in het lesmateriaal van 2 LLO
Tracks 1, 2, 3, 4, 5, en 8 zijn ‘loops’. Dit zijn stukjes muziek die uit een bestaand
nummer zijn geknipt en die je herhaaldelijk afgespeeld of ‘loopt’. Op deze cd zijn
die stukjes gewoon heel vaak achter elkaar geplakt dat je een achtergrondmuziekje
van ongeveer 2 minuten bekomt.
Opdracht: “Met een van deze loops moeten jullie in groepjes van 4 of 5 een
hiphopnummer maken”Om dit naar behoren te kunnen doen gaan we eerst
klassikaal op zoek naar de kenmerken van de hiphop. Dit doen we door te luisteren
deze muziek.
Opm: de muziekfragmenten die hierbij horen zitten in het lesmateriaal van 2 LLO
Regenritme - De weersvoorspeller
Je mocht met je vrienden voor een keer een fietstocht maken. Met picknick en
daarna gaan zwemmen. Afspraakjes gemaakt, de voorbereiding was perfect. Dan
wil je vertrekken : het is noodweer. Niet eens goed genoeg om er een hond door te
jagen.
Krantenartikels over allerlei dingen die letterlijk en figuurlijk in het water zijn
gevallen.
Meteen even nagaan of in de krant van de dag ervoor het weersbericht mooi weer
voorspeld had of niet. Waren de mensen wel degelijk verwittigd voor dit slechte
weer?
ATLANTISCH OF SUBTROPISCH
POLAIR OF MARITIEM
HOE KOM IK NOU TE WETEN
OF DE ZON WEL IS TE ZIEN
(of de zon wel is te zien, of de zon wel is te zien)
Regendruppel Paraplu
Regendruppel Paraplu
In elke pagina krijgen de bovenste drie vakjes elk een stip in de kleur van die
pagina. Vervolgens worden van de drie bladzijden deze vakjes uitgeknipt. Op die
manier bekomt men 9 papiertjes.
Voor de volgende stukjes kan bvb een muziekje opgezet worden en mag elke
student maar één van de drie pagina’s gebruiken. Ze zullen ondervinden dat het
moeilijk is met eenzijdige informatie een stukje te identificeren. Men kan ook de
drie papiertjes van één van de stukjes grondig lezen en samen bespreken hoe die
muziek zal klinken. Met andere woorden wordt er een voorspelling gedaan over de
muziek die komt. Dan wordt er op een intense manier naar het fragment
geluisterd.
Opm: de muziekfragmenten die hierbij horen zitten in het lesmateriaal van 2 LLO
De titel van dit stukje is De titel van het stuk is Dit stukje muziek vonden
“Kalasasaya”. Kalasasaya “Ulvi”. Dat is Turks en wil we terug met als titel :
is een oude indiaanse evenveel zeggen als “Het lied van de
stad. Het was een van de “Hemels”. De Ney fluit emigrant”. Het is een
belangrijkste vind je niet alleen in klaagzang die vertelt over
godsdienstige plaatsen Turkije. Ze zou een boer uit Armenië.
van het oude Incarijk. Het oorspronkelijk uit het oude Omwille van de armoede
muziekje is een eerbewijs Perzië komen en is al moest hij zijn geliefde
aan deze grote stad. De sedert vele jaren verspreid streek verlaten en elders
muzikanten kijken met over de hele Islam. zijn geluk zoeken. De
heimwee terug op hun droefheid en het verlangen
rijke verleden. Ze doen hoor je zo.
dat door het gebruik van
het indiaanse instrument
bij uitstek : de panfluit !
Nu hoor je een stukje Je hoort stukje muziek dat Dit fragment wordt
dansmuziek uit Rusland. als naam “Shirabe” heeft. gespeeld door het ongo-
De oorspronkelijke Het is bedoeld als ensemble. Ze zijn met 18
bedoeling ervan is nogal “opwarmer” voor spelers ! Voor het Banda-
duidelijk : er moet gedanst instrument en muzikant : volk uit de Centraal-
worden ! Kleine orkestjes ze maken opnieuw kennis Afrikaanse Republiek
zorgden vroeger voor de met elkaar. Dit is zuivere speelt muziek een
goede sfeer bij huwelijken meditatiemuziek. Muziek belangrijke rol. Ze drukken
en andere gelegenheden. spelen en je adem ermee hun respect uit
Dit muziekje begint rustig, gebruiken om klanken te voor de goden. Door het
maar wordt na een tijdje maken is voor de Japanse geluid van dieren na te
vrolijker. fluitspeler een ideale bootsen, proberen ze die
manier om tot rust te goden gunstig te
komen. stemmen.
Je hoort hier heel goed dat Je hoort een laag Bij dit instrument bestaat
het een blaasinstrument is klinkende fluit. Ze klinkt het mondstuk uit twee
: er is bijna evenveel lucht een beetje hees. De stukjes riet, die tegen
te horen als echt zuivere persoon die erop speelt elkaar gebonden zijn. Door
klank. Sommigen vinden hoor je tussen de zinnen erop te blazen breng je die
dat dit instrument heel heel diep ademen. Met het rietjes aan het trillen en
“onzuiver” klinkt en instrument kan je glijden krijg je een scherp, eend-
daarom niet zo mooi. van de ene toon naar de achtig geluid. Toch is de
Anderen vinden het andere. Het klinkt duister, klank hier eerder zacht en
daarom juist heel knap. een beetje mysterieus. afgedempt. De noten
Wat vind jij ervan ? “vibreren”, d.w.z. trillen
soms. Wat een mooie,
klagende klank !
Wat een lieflijk stukje Wat er hier zo speciaal is, Het stuk begint met een
muziek. Een melodietje is dat de speler nu eens lokroep van een vogel.
wordt door ons luider, dan weer stiller Dan volgt er een
“blaasinstrument” speelt. Zelfs in één noot overdonderend geluid vol
gespeeld. De anderen speelt hij eerst stil, dan spanning. Daarna lijkt de
spelen trillende noten en luider, en dan weer stiller. muziek wel op een canon :
volgen de melodie. Heel Alsof hij uitademt met een de verschillende leden van
langzaam aan wordt het zucht. Het begint met lage de groep zetten zetten een
levendiger : er komt noten. Langzaam aan voor een in. Het lijkt wel
steeds iets bij. Deze klimt de speler hoger en een wirwar van klanken.
muziek klinkt ons al iets hoger op in de Mooi is het misschien niet,
vertrouwder in de oren. mogelijkheden van het maar moet dat wel ?
Weet je uit welk land ? instrument.
4.6.1 Flamenco
4.6.2 Alegrías
1 + 2 + 3 + 4 + 5 + 6 + 7 + 8 + 9 + 10 + 11 + 12 +
. . . . X . . . . . X . . . X . . . X . . . X .
X X X . X . . . . . . . X X X . X X X . X . X .
X X X . X . . . . . . X . X . X . X X . . . X .
. X . X . X . X . X X . . X . X . X . X . X X .
Je zoekt een aantal leuke muziekje met verschillende tempo’s. Die breng je mee
naar de klas.
Het muziekje van Bongo Bongo wordt opgezet. De aangeleerde reeks wordt
uitgevoerd terwijl het muziekje opstaat. Sommige kinderen geraken misschien tot
en met de achtste reeks, velen waarschijnlijk niet. Dit gegeven wordt besproken in
de klas. “We kunnen nog zo lang oefenen als we willen, er zal altijd wel ergens een
foutje gemaakt worden. Is dit erg ? Kunnen we misschien de taken verdelen? Hoe ?
Iemand de eerste vier en iemand de volgen 4? Iemand paar en iemand onpaar? Of
mag iedereen één nummertje kiezen en kunnen we zo de hele reeks verdelen? Of
ieder om beurt een reeks doen, zodat je altijd eventjes kunt ‘rusten’.
Er wordt overwogen, beslist en allerlei uitgeprobeerd
Een tweede probleempje: Als we op het juiste moment (dat wordt aangegeven
door de muziek zelf) beginnen en we voeren de 8 (steeds langer wordende)
reeksen uit, dan is het liedje nog bijlange niet gedaan. Wat doen we met de rest
van het nummer? Zetten we het gewoon af ? Zoeken we er nog iets anders voor?
Iets met een vast patroon? Of een beweging? Of iets met de stem?
Evaluatie
- Wat hebben we nu allemaal gedaan ?
- Wanneer heb je het goed gedaan en wanneer niet?
- Wat heb je gedaan om de zaak gemakkelijker te maken.
- Wat is er eigenlijk leuk aan deze oefening?
- Wat was er nog te weinig en willen jullie een volgende keer zeker uitproberen?
Karel Eykman
Schelpen zoeken
Ga je mee, ga je mee,
schelpen zoeken langs de zee?
linkerbeen, rechterbeen
over al die golfjes heen
linkerbeen, rechterbeen
over al die golven heen.
Harriet Laurey
De speelgoedbeesten
Mijn broertje
Tegelliedje
Binker
O, papa is zo knap,
hij is de allerknapste man.
En mama die kan alles
wat een ander niet kan.
Maar ze kunnen
Binker
niet zien.
Hans Andreus
De Wees Vrolijk-Automaat
Darte
Ongepubliceerd
Droevig
Nannie Kuiper
Ruzie