Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 5

16 ALGEMENE NATUURKUNDE — FORMULARIUM

9.1. Magnetische kracht op een bewegende lading.


• We hebben volgende uitdrukking voor de magnetisch of Lorentz-kracht:
F~ = q(V
~ × B).
~
~ de magnetische inductie, de eenheid van magnetische inductie is T(esla).
Hier is B
• Een lading die beweegt volgens B ~ ondervindt geen kracht, en de kracht is maximaal
~
(qvB) indien ~v en B orthogonaal op elkaar staan.
• De arbeid verricht door de Lorentz-kracht is steeds nul:
F~ · d~r = F~ · ~v dt = q(~v × B)
~ · ~v dt = 0.
Dit betekent dan dat de grootte van de snelheid niet wijzigt o.i.v. de Lorentz-kracht
(eventueel wel de richting en zin).
9.2. Beweging van een lading in een magneetveld.
• We beschouwen een speciaal geval: we beschouwen een homogeen magneetveld en
veronderstellen dat de lading een snelheid heeft loodrecht op B ~ (dus maximale kracht).
Dan hebben we:
mv 2 mv
= qvB, r = ,
r qB
q
ω = B,
m
F~(centripetaal) = −F~(centrifugaal) =m~ω × (~
ω × ~r) = m~ ~
ω × ~v = q(~v × B),
q ~
~ = − B.
ω
m
• Indien de snelheid niet (volledig) loodrecht staat op de magnetische inductie, dan
kunnen we de snelheid ontbinden in een component evenwijdig met en een component
loodrecht op B ~ (~v = ~vk + ~v⊥ ). De Lorentz-kracht wordt dan F~ = q(~v⊥ × B).
~ Men kan
de 3D-beweging ontbinden in drie componenten, één volgens de richting van B ~ en ~vk
~
(bijv. z) en twee in het vlak loodrecht op B (bijv. x, y). Voor de beweging in het vlak
loodrecht op B ~ kunnen we het speciaal geval hierboven beschouwen, de totale beweging
is dan de samenstelling van een ERB met een ECB (schroeflijn met constante spoed).
9.3. Magnetische kracht op een stroomvoerende geleider.
• Beschouwen we een rechte geleider met lengte L waarin een stroom I loopt, we stellen
dat de de magnetische inductie homogeen is, dan hebben we:
F~ = I(L
~ × B)
~ (L
~ heeft lengte L en dezelfde richting en zin als ~v ).
De stroomdichtheid j wordt gedefinieerd als de stroom per oppervlakte-eenheid, of
dus de hoeveelheid lading die per seconde door een oppervlak van een vierkante meter
passeert. De vector ~j heeft dezelfde richting als ~v (zin hangt af van q):
~j = nq~v (hier is n het aantal deeltjes per volume-eenheid).
Dan hebben we I = (~j · ~en )A = jA. Ook volgt voor de kracht per volume-eenheid:
f~ = ~j × B.
~
• We kunnen die formules veralgemenen voor niet-rechtlijnige geleiders met willekeurige
doorsnedes waar eventueel de stroomdichtheid van punt tot punt verschilt.
Z
I= ~j · ~en dA,
A
Z Z
F~ = f~ dV = ~ dV.
(~j × B)
V V
Is het magneetveld homogeen dan vereenvoudigt dit tot:
Z 
F~ = ~
~j dV × B.
V
ALGEMENE NATUURKUNDE — FORMULARIUM 17

Is bovendien de doorsnede A constant, dan blijft ook j constant over de geleider:


Z 
~
F =I ~
dl × B. ~
L

9.4. Krachtenkoppel op een stroomvoerende kring.


• De magnetische dipoolmomentvector wordt gedefinieerd als:
µ
~ = IA~en ,
het krachtmoment van bovenstaand koppel wordt dan:
~
~ × B.
~τ = µ
• De potentiële energie van µ
~ in het magneetveld wordt gegeven door:
Epot = −~ ~
µ · B.
9.5. Magnetisch moment horend bij de baanbeweging van een geladen deeltje.
• We kunnen een magnetisch dipoolmoment µ ~ associëren met een bewegende lading die
een gesloten baan beschrijft. (Dit omdat I = Tq = qν.)
qωr2
~ = IA~en = qν(πr2 )~en =
µ ~en .
2
• Dan hebben we (met L ~ het impulsmoment, aangezien ze beide evenwijdig zijn met de
rotatievector ω
~ ):
q ~
µ
~= L.
2m
• In het geval van een elektron wordt het magnetisch moment ten gevolge van de baan-
beweging dan:
e ~
~ =−
µ L,
2me
naast een baanimpulsmoment L ~ heeft een elektron echter ook nog een intrinsiek im-
~
pulsmoment S. Het magnetisch moment ten gevolge van S ~ is dan:
e ~
~ S = −ge
µ S.
2me
Het totaal magnetisch moment voor beide bewegingen wordt dan:
e ~ ~
~ =−
µ (L + ge S).
2me
• Het magnetisch moment µ ~ is de tegenhanger van het elektrisch dipoolmoment p~ en
speelt een fundamentele rol bij het begrijpe van het magnetisme. De magnetische
dipool en de corresponderende bewegende lading(en) of stromen vorm de basisgroot-
heid van het magnetisme. In materie bevinden zich inderdaad tal van kringstromen
(elektronen rond kern).
• We veronderstellen dat het deeltje met massa m en lading q een cirkelbaan beschrijft
in aanwezigheid van een magneetveld B. ~ De bewegingsvergelijking luidt dan (we ver-
waarlozen de intrinsieke spin):
~
dL
~ ×B
= ~τ = µ ~ =Ω~ × L,
~ met Ω ~ = − q B. ~
dt 2m
9.6. Magneetveld opgewekt door een stroomvoerende draad - wet van Biot-Savart.
• Wet van Biot-Savart:
~et × ~er
Z Z
~ ~ µ0
B = dB = I d`.
4π r2
Hierbij raakt de vector ~et aan de baan (ze raakt aan het element d`, ze volgt de
stroomzin), ~er wijst van het elementje d` naar de waarnemer en dB~ staat dus loodrecht
op het vlak gevormd door beide eenheidsvectoren. We hebben 4π = 10−7 kgmC−2 in
µ0

het SI-systeem.
18 ALGEMENE NATUURKUNDE — FORMULARIUM

9.7. Magneetveld opgewekt door een rechte stroomvoerende geleider.


~ = µ0 I ~eθ , met ~eθ volgens ~et × ~er .
• In dit geval hebben we B 2πR

9.8. Kracht tussen twee stroomvoerende geleiders.


• We beschouwen twee parallelle stroomvoerende geleiders. Deze oefenen een kracht uit
~ de vector uit 9.3.)
op elkaar. (Hier is L

F~21 = I2 (L ~ 1 ), F21 = µ0 LI1 I2 .


~ ×B
2πR
Op een analoog stuk geleider 1 met lengte L door geleider 2 wordt ook een aantrekkende
kracht met dezelfde groot uitgeoefend. Afstoting treedt op wanneer de stroomzin in
één van de draden wordt veranderd.
• Deze besluiten kunnen uitgebreid worden tot geleiders met een willekeurige vorm.
2
• Stellen we in de formule hierboven de twee stromen gelijk aan I, dan krijgen we µ2π0I

als kracht. Bij conventie heeft men nu gesteld dat I = 1 A indien de gemeten kracht
gelijk is aan 2 · 10−7 N.

9.9. Magneetveld opgewekt door een cirkelvormige stroomvoerende geleider.


• We beschouwen enkel de punten gelegen op de as loodrecht op de cirkel met straal a
een gaande door zijn middelpunt. Dan vinden we (hier is R de loodrechte afstand tot
de cirkel, en zoals eerder µ = IA = Iπa2 ):
µ0 Ia2 µ0
B= 3 = 3 µ.
2(a2 + R2 ) 2 2π(a2 + R2 ) 2
• Wanneer het gaat om atomaire stroomkringen is meestal a  R, en krijgen we:
~ = µ0 µ
B ~.
2πR3
• Men kan aantonen dat alle formules voor het elektrisch veld van een elektrische dipool
overdraagbaar zijn naar het magnetische mits substitutie van εp0 door µ0 µ.

9.10. Elektromagnetisme en het relativiteitsprincipe.


• We gaan na wat het verband is tussen de elektrische en magnetische velden gemeten
door twee waarnemers O en O0 die met een constante snelheid ~v t.o.v. elkaar bewegen.
We beschouwen twee ladingen q en Q die beide t.o.v. O0 in rust zijn. We hebben
dan F~ 0 = q E
~ 0 (lading is relativistisch invariant en geen beweging van ladingen t.o.v.
dit assenstelsel), en F~ = q E ~ + q(~v × B).
~ Dan krijgen we via Hoofdstuk 7 (hier is
1
k = q v2 ):
1− c2

Fx0 0 = Fx Fy0 0 = kFy Fz0 0 = kFz


Ex0 = Ex Ey0 0
= k(Ey − vBz ) Ez = k(Ez + vBy )
vEy
Bx0 = Bx By0 = k(By + vE 0
c2 ) Bz = k(Bz − c2 )
z

De omgekeerde transformatie volgt weer door v te vervangen door −v.


• Via deze formules kunnen we dan de formule voor het magneetveld van een draad die
we opstelden via Biot-Savart aantonen.

9.11. Elektrisch en magnetisch veld van een bewegende lading.


• We beschouwen opnieuw de waarnemers O en O0 ; we veronderstellen een lading q in
~0 =
O0 , dan hebben we E q ~ 0 = 0. Dan krijgen we het volgende belangrijke
~e 0 en B
4πε0 r 0 2 r
(algemeen geldende) verband (dit volgt uit de transformatieformules hierboven):
~
~ = ~v × E .
B
c2
ALGEMENE NATUURKUNDE — FORMULARIUM 19

Dan krijgen we ook nog:


v2
~ = q~er 1− c2
E  32 ,
4πε0 r2  v2 2
1− c2 sin θ
v2
~ = µ0 q (~v × ~er ) 1− c2
B  32 .
4πr2 
v2
1− c2 sin2 θ

10. Statische elektromagnetische velden


Grootheid Polarisatie Capaciteit Weerstand Magnetische flux
Eenheid C
m2
C
F(arad)(= V ) Ohm, Ω (= V
A) Weber, Wb (= Tm2 )
Symbool P C R ΦB

10.1. Flux van een vectorveld.


~ , dan definieert men
• Beschouwen we een willekeurige veld aangeduid met een vector V
de flux ΦV door een beschouwd oppervlak A als de volgende oppervlakte-integraal:
Z
ΦV = ~ · ~en dA.
V
A

De eenheidsvector ~en staat volgens de normaal loodrecht op dA, bij een gesloten op-
pervlak wordt de zin conventioneel naar buiten toe gekozen. Bij een niet-gesloten
oppervlak kiest men een omloopzin langs de rand van het oppervlak en past men de
kurkertrekkerregel toe om de zin te vinden.

10.2. Wet van Gauss voor het elektrisch veld.


• Wet van Gauss:
I P
~ · ~en dA = i qi,binnen
ΦE = E .
Agesloten ε0
Dit betekent dat de elektrische flux door een gesloten oppervlak dat een aantal ladingen
bevat, gelijk is aan de algebraı̈sche som van deze ladingen gedeeld door de permittiviteit
van het vacuüm.

10.3. Wet van Gauss in differentiële vorm.


• Dankzij de Divergentiestelling hebben we:
I Z
ΦE = ~
E · ~en dA = ~ dV.
div E
Agesloten V

Via de Wet van Gauss hebben we dan (met ρ de lokale ladingsdichtheid):


Z Z
~ dV = 1
div E ρ(~r) dV.
V ε0 V
Dit leidt dan tot de differentiële vorm van de Wet van Gauss (deze geldt lokaal):
~ = ρ.
div E
ε0
Verder hebben we ook nog (via Stokes):
I Z
~ ~
E · d` = ~ · ~en dA = 0.
rot E
A

Daaruit volgt dan weer:


~ = 0.
rot E
20 ALGEMENE NATUURKUNDE — FORMULARIUM

• Uit de differentiële vorm van de Wet van Gauss volgt de vergelijking van Poisson:
ρ
∇2 V = ∆V = − .
ε0
Hier is ∆ de Laplaciaan. Bij afwezigheid van ladingen krijgen we daaruit de vergelij-
king van Laplace:
∆V = 0.

10.4. Polarisatie van de materie.


• Atomen en vele moleculen hebben bij afwezigheid van een elektrische veld geen di-
poolmoment. Sommige minder symmetrische moleculen hebben wel een (permanent)
dipoolmoment, maar doorgaansP zijn deze dipoolmoment willekeurig gelegen en is hun
vectorsom (ongeveer) nul: ip~0i = 0.
• In alle hierboven beschreven situaties zal dan ook bij de afwezigheid van een elektrisch
veld de polarisatie nul zijn. Deze wordt als volgt gedefinieerd (totaal dipoolmoment
per volume-eenheid):
P
p~i
P~ = i = 0 (hier is V het volume).
V
• Een elektrisch veld uitwendig aangelegd aan het isolerend materiaal zal deze mate-
rie “polariseren”, en P~ zal verschillend worden van nul. Wanneer geen permanente
dipolen aanwezig zijn zal dit gebeuren door het ontstaan van geı̈nduceerde dipoolmo-
menten. Wanneer wel permanente dipoolmomenten aanwezig zijn, zullen deze hun
random oriëntatie verliezen en zich zoveel mogelijk gaan oriënteren met het uitwendig
~ Dan volgt dus:
veld E.

P~ = χe ε0 E
~ (χe is de elektrische susceptibiliteit, dit is een constante).

• Het veld binnen in een middenstof is een factor εr kleiner dan wanneer er geen mid-
denstof aanwezig is:
E0
E= .
εr
Beschouwen we een eenvoudig geval van over elkaar staande tegengesteld geladen platen
(condensator), dan krijgen we een situatie waar de twee platen een balk vormen die we
dan als soort reuze-dipool kunnen beschouwen (want ptot = P V = (P A)`, de ladingen
zullen ook aan de randoppervlakken zitten zoals we zouden verwachten bij een dipool).
De polarisatieladingen wekken dan zelf ook nog een elektrisch veld op (dit is ook een
soort condensator, opnieuw twee evenwijdige tegengesteld geladen vlakken). Het totale
veld binnen de materie is dan:
~
~0 − P .
~ =E
E
ε0
Dan krijgen we:
~0
E ~0
E
~ =
E = , dus εr = 1 + χe .
1 + χe εr

10.5. Diëlektrische verplaatsingsvector.


• Om situaties waar polarisatie optreedt handig te kunnen beschrijven definiëren we de
diëlektrische verplaatsingsvector:
~ = ε0 εr E
D ~ = ε0 (1 + χe )E
~ = ε0 E
~ + P~ .

You might also like