Professional Documents
Culture Documents
Middelharnis in Rouw Deel 1 Oorzaken Van
Middelharnis in Rouw Deel 1 Oorzaken Van
De Ouwe Waerelt
Historisch tijdschrift
voor
Goeree-Overflakkee
Uitgave van de
Historische vereniging
voor
Goeree-Overflakkee
jaargang 14
nr. 41
september 2014
1
Van de redactie
Inhoud Op het eerste nummer in het nieuwe formaat en met een kleurige
2 opmaak mochten wij als redactie veel positieve en waarderende
Hoeveel haringen zwemmen er in het Haringvliet? reacties ontvangen. De nieuwe vormgeving viel duidelijk in de
P. Heerschap smaak bij de leden van De Motte.
26
Een herinnering aan de tyfusepidemie in Goedereede
J.C. Both
31
Verenigingsnieuws
18
Dit artikel is het eerste van twee delen waarin de sterftecijfers van Middelharnis voor
de periode 1812-1920 zijn bestudeerd om te onderzoeken hoeveel mensen er overleden
en waarom er in het ene jaar meer mensen stierven dan in het andere jaar.
Ook is het onderzoek erop gericht om te achterhalen in welk opzicht de sterftecijfers in
Middelharnis afwijken ten opzichte van de gemiddelde sterftecijfers van Nederland en van
de provincies Zuid-Holland en Zeeland. Middelharnis ligt in de provincie Zuid-Holland,
maar het is interessant om ook met Zeeland te vergelijken vanwege de overeenkomstige
structuur van grootschalige marktgerichte landbouwbedrijven, die in veel dorpen bepalend
waren voor de sociale verhoudingen. Daarnaast vinden we ook in Zeeland verspreide
vissersdorpen. Verder wordt onderzocht op welk moment de sterftecijfers lager werden en
hoe dit verklaard kan worden. Aan de zuigelingen- en kindersterfte die in het zuidwesten
en westen van het land veel hoger was dan in andere landsdelen wordt apart aandacht
besteed.
Het verdriet van Neeltje de Wit (1796-1863) bekend hoeveel slachtoffers van de cholera er in 1832 en 1833
In het leven van Neeltje de Wit komt alle rampspoed bij elkaar in Middelharnis waren, maar door de aantekeningen van Hendrik
waar een vissersvrouw in Middelharnis in de negentiende eeuw de Korte weten we dat Johannis de Waard er een van was. Neeltje
mee te maken kon krijgen. Haar levensverhaal is gereconstrueerd was in verwachting toen haar man overleed. Drie maanden na de
met behulp van de aantekeningen die haar achterkleinzoon Hendrik dood van zijn vader is zoon Johannes geboren. Hij heeft maar kort
de Korte heeft nagelaten. Zijn moeder vertelde hem dat Neeltje geleefd.
‘zooveel verdriet heeft gehad door vroegtijdig verlies van man en Neeltje bleef achter met zes kinderen onder de dertien jaar en ze
kinderen, dat zij haar nooit had zien lachen’. Neeltje was een moest voortaan zelf in het onderhoud van haar gezin voorzien.
dochter van Hendrik de Wit en Neeltje Bries (Brijs). Toen Neeltje Ze is een winkeltje begonnen aan het Vingerling. Na dit rampjaar
dertien jaar was is haar moeder overleden. De vader van Neeltje 1833 is de ellende voor Neeltje nog niet voorbij. Enkele jaren later
was taander, een beroep dat nauw gelieerd was aan de visserij. slaat het noodlot opnieuw toe. Zoon Jan kwam op zee om in 1836,
In de taanderij werden de zeilen en touwen voor de schepen met 12 jaar oud. Hij werd dood thuisgebracht. De omstandigheden
bruine kleurstof behandeld om het materiaal beter tegen zout te waaronder hij overleed zijn niet bekend, mogelijk is er een ongeval
beschermen. Neeltje de Wit was in haar jonge jaren naaister. op het schip gebeurd. Twee van de dochters van Neeltje de Wit en
Op 17 mei 1818, toen ze 21 was, trouwde ze met Johannis de Johannis de Waard zijn ook niet oud geworden. Neeltje de Waard is
Waard, ook 21 jaar oud. Johannis kwam uit een vissersfamilie. op 12 april 1842 overleden, 22 jaar oud en Maatje op 1 juli 1846,
Zijn vader Jan de Waard was visser en zijn broer Leendert eveneens. 16 jaar oud.
Leendert de Waard was getuige bij het huwelijk. In 1819 werd het Dochter Jannetje de Waard trouwde in april 1849 met Jan Pas.
eerste kind van Neeltje en Johannis geboren, een zoon. Hij heette Het huwelijk heeft maar heel kort geduurd want Jan Pas overleed
Hendrik en is enkele maanden na de geboorte overleden. Dochter in juli 1849 tijdens de cholera-epidemie die 122 inwoners van
Johanna is in 1820 geboren, dochter Neeltje in 1822. Dan volgen Middelharnis het leven kostte. Dochter Johanna de Waard, in 1842
Jan in 1824 en Jannetje in 1827. Maatje is in 1829 geboren en getrouwd met visser Gerrit van den Nieuwendijk, is ook tijdens
Hendrik in 1830. Van de zeven kinderen hebben er zes hun eerste deze epidemie overleden. Johanna en Gerrit hadden een zoontje
levensjaren doorstaan. Dat is voor begin negentiende eeuw een Johannes van anderhalf jaar oud. Hij overleed een paar dagen na
gelukkige omstandigheid. zijn moeder. Katharina Klazina, dochter van Johanna en Gerrit, bleef
De zwager van Neeltje, Leendert de Waard, was in 1819 gehuwd samen met haar vader over. Zo verloor Neeltje een dochter, een
met Elizabeth Breeman. Leendert en Johannis zijn allebei op vrij schoonzoon en een kleinkind aan de cholera, de ziekte die zestien
jonge leeftijd, ze waren ongeveer dertig, stuurman geworden. jaar eerder haar man het leven gekost had. Van de acht kinderen
Daarmee kregen ze de verantwoordelijkheid over een schip en de van Neeltje de Wit en Johannis de Waard waren in 1850 alleen
bemanning die uit twaalf of dertien jongens en mannen bestond. Jannetje en Hendrik nog in leven.
Op 5 maart 1828 is de sloep Catharina Elisabeth van schipper Hendrik de Waard trouwde in 1855 met Petronella Nagtegaal.
Leendert de Waard bij Egmond aan Zee in een hevige storm met Zij kregen zeven kinderen, vijf dochters en twee zoons. Hendrik is
man en muis vergaan. Johannis de Waard was met zijn schip in de gedurende meer dan vijftig jaar visser geweest.
nabijheid, hij is de laatste die de sloep van zijn broer nog gezien Weduwnaar Gerrit van den Nieuwendijk en weduwe Jannetje de
heeft. Elizabeth Breeman werd aldus in 1828 weduwe, ze bleef met Waard zochten elkaar op. Ze trouwden op 3 september 1852.
vijf kinderen onder de tien jaar achter. Drie dagen later is hun dochter Neeltje geboren. Het kind is een
Enkele jaren later, op 27 augustus 1833, heeft ook Neeltje de Wit paar dagen na de geboorte overleden. Gerrit van den Nieuwendijk
haar man verloren. Stuurman Johannis de Waard was slachtoffer en Jannetje de Waard kregen nog drie kinderen: Johannes (1854),
van de eerste cholera-epidemie die Nederland trof. Het is niet Pieter (1858) en Neeltje (1862). Samen met Katharina uit het
19
eerste huwelijk van Gerrit bestond het gezin uit vier kinderen. midden van de negentiende eeuw opgezet en sinds die tijd weten
Neeltje de Wit is in 1863 op 66-jarige leeftijd overleden, na een we wie op welk adres woonde. Ook de volkstellingen zijn een
leven vol verdriet over het verlies van haar man en kinderen. belangrijke informatiebron. Sinds 1795 is van tijd tot tijd, meestal
Ze heeft niet meer mee hoeven maken dat haar dochter Jannetje om de tien jaar, een volkstelling gehouden. Burgerlijke stand,
ook weduwe werd. Gerrit van den Nieuwenwendijk was één van de bevolkingsregister en volkstellingen zijn gebruikt om de bevolking
dertien bemanningsleden van de sloep Lucretia Adelaïde, die in de van Middelharnis te bestuderen.
nacht van 19 op 20 februari 1865 vergaan is. Het aantal overledenen komt uit een bestand dat bij het Nederlands
Na de dood van haar man is Jannetje de Waard een winkeltje Interdisciplinair Demografisch Instituut wordt beheerd.3 Dit bestand
begonnen in haar kelderwoning aan de Nieuwstraat. Ze noemden is gebaseerd op de overlijdensakten van de burgerlijke stand vanaf
Jannetje op het dorp geen Jans de Waard of Jans van den 1812 na aftrek van de doodgeboren kinderen. In de negentiende
Nieuwendijk maar Jans de Wit naar haar moeder, haar zoon werd eeuw was in Middelharnis ongeveer vier procent4 van de kinderen
Hans de Wit genoemd. In 1894 is Jannetje overleden.1 doodgeboren.
De geschiedenis van Neeltje de Wit en haar gezin laat zien Indien een schip met man en muis verging, werd van de verdronken
waar de mensen in het Middelharnis van de negentiende eeuw vissers geen overlijdensakte opgemaakt, omdat ze juridisch gezien
aan overleden. Kinder- en zuigelingensterfte, epidemieën en vermist waren. In de periode 1813 tot en met 1912 zijn twaalf
scheepsrampen veroorzaakten bij elkaar sterftecijfers die naar onze sloepen met twaalf of dertien vissers vergaan. Om dichter bij de
maatstaven extreem hoog zijn. Toch behoorde Middelharnis in de realiteit te komen zijn de sterftecijfers verhoogd met de 150 vissers
negentiende eeuw eerder tot de middenmoot en niet tot de dorpen waarvan het overlijden niet in de burgerlijke stand geregistreerd is.5
waar de sterfte buitensporig hoog was.
Tussen 1795 en 1920 verdubbelde het aantal inwoners van De grote lijn: pieken en dalen
Middelharnis. In dezelfde tijd verdrievoudigde de bevolking van Om de ontwikkeling van het aantal overledenen door de eeuw
Nederland en verviervoudigde de bevolking van de provincie heen te kunnen volgen is uitgerekend hoeveel sterfgevallen er elk
Zuid-Holland. De groei van Middelharnis bleef dus ver achter. jaar per 1000 inwoners waren. Voor de overzichtelijkheid zijn de
Tot ongeveer 1875 was het grote aantal sterfgevallen de gemiddelden voor perioden van vijf jaar weergegeven.
belangrijkste oorzaak van de geringe groei. Daarna ging ook het Opvallend zijn de pieken in het aantal overledenen in Middelharnis
vertrek uit de gemeente een rol spelen.2 in de periode voor 1875. In sommige tijdvakken stierven gemiddeld
rond de veertig mensen per duizend inwoners per jaar, in andere
Burgerlijke stand, bevolkingsregister en volkstellingen perioden zijn er gemiddeld vijfentwintig of dertig sterfgevallen
In de periode dat het Nederlandse grondgebied bij Frankrijk was op duizend inwoners. Het gemiddelde aantal sterfgevallen in
ingelijfd werd het bestuur in hoog tempo hervormd en op Franse Middelharnis in de jaren 1812-1850 ligt boven de dertig (32,6) per
leest geschoeid. De Fransen voerden in het hele land een grondige duizend. Na 1875 neemt het aantal overledenen verhoudingsgewijs
administratie in. De eerste volkstelling stamt uit de Franse tijd en snel af. Alleen in de periode 1886-1890 is er een lichte stijging,
op de valreep, een jaar voor het vertrek van de Franse troepen in daarna daalt het aantal sterfgevallen tot gemiddeld tien inwoners
1813, werd de burgerlijke stand ingevoerd. Van geboorte, huwelijk op de duizend. In de laatste periode 1916-1920 zien we weer een
en overlijden, dus van elk belangrijk moment in het leven van de stijging. Hierna wordt beschreven wat de oorzaak is van deze grote
inwoners, werd voortaan een akte opgemaakt. In Middelharnis zijn verschillen.
de akten van de burgerlijke stand vanaf 1812 beschikbaar. Uit deze
akten is veel informatie te halen over personen en gezinnen, maar
ook over de totale bevolking. Het bevolkingsregister werd rond het
20
Grafiek 1. Overledenen per 1000 inwoners 1812-1920, vijfjaarlijkse gemiddelden voor Middelharnis.
De jaren 1812-1842: Zeeuwse koortsen en de malariamug einde te onderzoeken of dezelve ook met besmette of verdachte
Van de jaren 1807-1814 is uit de provincie Zeeland bekend dat plaatsen hebben aangedaan, of met besmette schepen, of van
de sterfte buitensporig hoog was. De Zeeuwse koortsen hebben die plaatsen komende, in communicatie zijn geweest; zullende
gedurende deze jaren in alle hevigheid gewoed.6 In Middelharnis gemelde vaartuigen, wanneer dit geen plaats heeft gehad, en bij
stierven indertijd in ‘normale’ jaren ongeveer zestig mensen, die visitatie gezond bevonden, hunne destinatie dadelijk kunnen
in de staart van deze serie koortsjaren stierven in 1812 96 vervolgen; terwijl wanneer zulks plaats mogt hebben gehad dezelve
mensen en in 1813 105 mensen (waarvan tien slachtoffers aan eene observatie quaranteine van drie dagen zullen worden
van een scheepsramp). Deze ‘oversterfte’, een begrip dat onderworpen’.12
historisch-demografen gebruiken voor een bovengemiddeld aantal Ondanks deze maatregelen kwam de cholera in juli 1832 in
sterfgevallen, zal vermoedelijk als oorzaak hebben, dat ook hier Scheveningen aan land, in 1832 en 1833 kreeg Nederland
veel mensen aan koortsen overleden zijn. Voor deze koortsen zijn met een golf aan sterfgevallen te maken. Over de epidemie van
veel benamingen in gebruik zoals moeraskoorts, Zeeuwse koorts 1832-1833 is voor Middelharnis niet bekend hoeveel mensen er
of malaria, waarbij het niet duidelijk is of het altijd om exact aan overleden zijn. De sterfte was in die jaren wel bovengemiddeld.
dezelfde ziekte ging. Bij de inheemse vorm van malaria was er In de genealogie van de Joodse familie Bouwman staat vermeld
altijd sprake van zowel voorjaarskoortsen als najaarskoortsen. In dat Jannetje Bouwman op 7 oktober 1832 aan cholera overleden
de jaren 1817-1819 was de sterfte opnieuw hoog. In de periode is. Het levensverhaal van Neeltje de Wit, waarmee we dit artikel
1826-1828 waren er meer dan honderd sterfgevallen per jaar. begonnen, vermeldt dat visser/schipper Johannis de Waard uit
Ook van deze jaren is uit de literatuur bekend dat de koortsen veel Middelharnis op 27 augustus 1833 op 36-jarige leeftijd aan cholera
slachtoffers eisten.7 Naast deze koortsepidemie werd Middelharnis overleden is. Zij zullen vermoedelijk niet de enigen zijn geweest.13
in 1828 ook nog eens getroffen door het vergaan van de vissersboot In de periode 1834-1843 was het sterftepeil in heel Nederland
Catharina Elisabeth met dertien mannen aan boord, waardoor het tamelijk gunstig, gemiddeld overleden rond de 25 van de duizend
aantal overledenen in dat jaar opliep tot 138. inwoners. Er heersten in deze jaren relatief weinig infectieziekten.14
Het Deltagebied heeft vanouds de naam ongezond te zijn, de Ook in Middelharnis waren er in deze jaren betrekkelijk weinig
regelmatig optredende ‘Zeeuwse koortsen’ waren al vanaf de sterfgevallen, alleen het jaar 1836 geeft een stijging te zien
zeventiende eeuw bekend. Men dacht eerst dat de koortsen te waarvan de oorzaak onbekend is.
wijten waren aan schadelijke dampen. Later zocht men het meer in
de gesteldheid van de bodem. Vooral stilstaand water in laaggelegen
gedeelten werd in verband gebracht met de ‘tussenpoozende’ of
intermitterende koortsen. Deze koorts, ook wel ‘anderendaagse
koorts’ genoemd omdat de koorts de ene dag afwezig en de andere
dag zeer hoog was, openbaarde zich vooral in het voor- en najaar.
De anderendaagse koorts met pieken in het voorjaar en in het najaar
is typisch voor malaria tertiana, een inheemse malariavariant. Het
is een infectieziekte met een lange incubatietijd, veroorzaakt door
parasieten die overgebracht worden door de malariamug (anopheles
maculipennis). Deze mug plant zich in brak water voort.8
Niet alle koortsen mogen zonder meer gelijkgesteld worden met
deze inheemse vorm van malaria, al deden tijdgenoten dat wel
vaak. Achteraf is niet meer vast te stellen welke ziekte de oorzaak
was van de hoge sterfte in de ‘koortsjaren’. Wel is duidelijk dat de
najaarskoortsen en de naweeën ervan in de winter, veel slachtoffers Het Spui ca. 1890. Oppervlaktewater werd gebruikt voor o.a. de was
eisten. In recent onderzoek naar de sterfte per seizoen tussen
1835 en 1844 in elf Zeeuwse gemeenten op Walcheren en De jaren 1843-1849: mislukte aardappeloogsten en cholera
Schouwen-Duiveland is geen voorjaarspiek in de sterftecijfers Ook de oorzaak van de plotselinge stijging van het aantal
teruggevonden, wel een piek in de winter en voor drie Schouwse overledenen in 1843 is niet duidelijk. Het verslag van de
gemeenten ook in het najaar. Nader onderzoek naar de gemeente15 maakt melding van toenemende armoede waardoor er
sterftecijfers per seizoen zou ook voor Middelharnis interessante een groter beroep op ondersteuning door de diaconie werd gedaan.
gegevens op kunnen leveren.9 Na 1830 komen grote malaria- of Tot begin 1842 werd nog altijd verse vis door de Belgen gekocht,
koortsepidemieën op deze grote schaal niet meer voor, al slaat de maar vanaf februari 1842 lag de handel met België volledig stil.
ziekte nog wel regelmatig toe.10 Vooral door de beschikbaarheid van Voor de vissers in Middelharnis waren 1842 en 1843 moeilijke
kinine, dat vanaf de jaren dertig goedkoper was geworden, werden jaren, mogelijk raakte een deel van de bevolking ondervoed en was
de gevolgen beperkt.11 daardoor vatbaarder voor infecties.
Vanaf 1832 deden zich met tussenpozen cholera-epidemieën voor. In 1845 mislukte voor het eerst de aardappeloogst als gevolg
De cholera asiatica of Aziatische braakloop was in de medische van de aardappelziekte phytoptora infestans. Aardappelen waren
wetenschap al eeuwen bekend uit India en omstreken maar had al sinds het begin van de eeuw ingeburgerd als volksvoedsel en
zich nog niet in Nederland geopenbaard. Vanaf 1817 breidde daarom leidden de misoogsten in deze jaren in het hele land tot
de ziekte zich vanuit Azië langzaam in westelijke richting uit. voedselschaarste en hoge sterftecijfers.16 De misoogsten in het
De directeur-generaal voor de marine kondigde op 16 juli 1831 midden van de jaren veertig van de negentiende eeuw hadden
maatregelen aan om cholerabesmetting tegen te voorkomen. grote gevolgen, vooral voor de mensen die niet in staat waren om
De vissersvaartuigen van Zwartewaal, Pernis, Maassluis en in plaats van aardappelen brood te kopen. In Middelharnis is er
Middelharnis ‘zullen worden onderworpen aan eene visitatie, ten in 1845 voldoende brood, meldt het verslag van de gemeente,
22
maar een groot tekort aan aardappelen. Er overleden dat jaar De jaren 1850-1876: twee cholera-epidemieën en vijf scheepsrampen
weinig mensen, een zeer laag sterftecijfer van 18,7 promille. Middelharnis wijkt af van het landelijk beeld als het gaat om
Toch doen meer mensen een beroep op de bedeling dan anders, de mate waarin de pokkenepidemieën van 1857-1859 en van
want de diaconie gaat ertoe over om niet-lidmaten niet meer te 1871-1873 slachtoffers eisten.22 In de sterftecijfers in Middelharnis
ondersteunen. zien we deze landelijke epidemieën niet terug. Tegen pokken
In de winter van 1845-1846 lag de visserij vrijwel volledig werd in Middelharnis al vanaf het begin van de negentiende eeuw
stil. Er heerste massale werkloosheid en er ontstond schaarste ingeënt, de verslagen van de gemeente maken jaarlijks trouw
aan voedsel en aan brandstoffen. De gemeente zette een melding van het uitvoeren van de ‘koepokinenting’.
werkverschaffingsproject in gang waar tweehonderd mannen aan In het tijdvak 1850-1876 sloeg de cholera in Middelharnis twee
deelnamen. De Commissie van Spijsverdeling deelde twee keer per keer toe, in 1855 en 1866. Bij de epidemie in september 1855
week een warme maaltijd uit aan de vissersgezinnen. De groep stierven in Middelharnis dertig mensen. In dit jaar heersten ook
behoeftige vissers bestond uit ongeveer 150 personen.17 nog eens mazelen en tyfus in het land23, maar voor Middelharnis
In 1846 is de aardappeloogst opnieuw mislukt. Er wordt melding is niet bekend of deze ziekten hier ook slachtoffers eisten. In
gemaakt van meer armoede dan gewoonlijk en van verarming 1866 stierven 93 mensen aan cholera. Middelharnis behoorde
van vele huisgezinnen. De langdurige extreem warme zomer met Katwijk, Rijnsburg en Woerden tot de gemeenten met het
veroorzaakte in het westen van Nederland een heftige explosie van hoogste aantal slachtoffers. De meeste slachtoffers van de cholera-
koorts en bovendien was er een groot gebrek aan drinkwater.18 epidemie van 1866 woonden aan de Oostdijk, nabij een vervuilde
Dit lijkt ook in Middelharnis het geval geweest te zijn. sloot en bij de Kaaidreef. Dokter J. Snijders uit Nieuwe-Tonge, lid
Het sterftecijfer in 1846 was met 46 promille (146 mensen) erg van de Geneeskundige Raad voor Zuid-Holland, waarschuwde het
hoog. In 1847 zijn in september en oktober buitengewoon veel gemeentebestuur van Middelharnis al twee maanden van tevoren.
mensen door koorts aangetast en overleden, meldt het verslag van Hij had als tijdgenoot alle denkbare bronnen van besmetting op het
de gemeente. Ook dit jaar komt het sterftecijfer boven de veertig netvlies: het dagelijkse verkeer met Rotterdam, de varkenshokken
promille (131 mensen). Door de aanhoudende ondervoeding had aan de Oostdijk, het lozen van riolen op het havenkanaal van
men waarschijnlijk veel minder weerstand tegen de koorts. Sommelsdijk naar Middelharnis en vervuild drinkwater.24
In de jaren 1846 en 1847 was de sterfte op veel plaatsen in Medici die de ziekte bestudeerden tekenden de ziektegevallen per
het land veel hoger dan normaal, soms stierven drie keer zoveel plaats in op ‘cholerakaarten’. Dit toonde aan ‘dat de dood zich in
mensen als in de jaren ervoor en erna. In 1846-1847 waren de schamele woningen bijzonder thuis voelde en de huizen van
er op Schouwen-Duiveland en Voorne-Putten twee keer zoveel de aanzienlijken ontweek’. Pas in 1883 is aangetoond dat de
sterfgevallen als normaal.19 Ook in Middelharnis stierven in deze cholerabacterie de boosdoener was en vervuild drinkwater de bron
jaren bijna twee keer zoveel mensen als normaal.20 van besmetting.25
Maakte de cholera in 1832 en 1833 een beperkt aantal
slachtoffers, in 1849 sloeg de ziekte in Middelharnis genadeloos In de jaren 1863-1872 zijn vijf sloepen met volledige bemanning
toe. In het voorjaar en de zomer van 1849 stierven binnen drie vergaan, totaal 63 jongens en mannen. In 1863 vergingen er
maanden 122 mensen. In 1849 overleden in totaal 199 personen. zelfs twee sloepen, de Apolonia en de Eben Haëzer, waardoor
Het ziektebeeld was angstaanjagend: mensen werden ziek, kregen het aantal sterfgevallen in Middelharnis dat jaar op 121 kwam.
diarree en stierven binnen één of twee dagen. Hun lichaam werd in Deze piek zien we duidelijk in grafiek 2 terug. In 1865 verging
enkele uren gesloopt. Niemand begreep de oorzaak van de ziekte, de Lucretia Adelaïde, in 1867 de Wisselvalligheid en in 1872
de medici kwamen met allerlei verklaringen. Vergiftigde lucht, de sloep de Middelharnis. Veel verdronken vissers, naar schatting
afkomstig van rottende materie (miasma) en een ziekmakende twee op de drie, waren gehuwd zodat er in deze periode veel
stof (contagium) die van de ene persoon op de andere werd vrouwen weduwe zijn geworden. De jongere weduwen hertrouwden
overgebracht werden lang als oorzaak gezien.21 meestal. De iets oudere vrouwen begonnen een winkeltje aan huis
om in hun levensonderhoud te voorzien, we zagen dit al in de
levensgeschiedenis van Neeltje de Wit. Landelijk waren er tijdens
de volkstelling van 186926 twee weduwen op één weduwnaar,
in Middelharnis in 1869 waren er in verhouding meer weduwen:
vijf weduwen op twee weduwnaars. Rond 1870 daalt het aantal
sterfgevallen, maar in 1874-1876 is de sterfte weer relatief hoog.
In 1873, doorlopend in 1874, kregen veel mensen mazelen. In juli
en augustus 1874 heerste ook roodvonk en in augustus was er een
geval van pokken. Nadien, in oktober, deden zich nog meer gevallen
van pokken voor buiten de bebouwde kom, richting Stad aan ’t
Haringvliet. Volgens de officiële cijfers stierven zes mensen aan
mazelen, twee aan pokken en een aan roodvonk. In 1875 waren
64 mensen besmet door roodvonk, waarvan er twaalf overleden.
Ook werden buiktyfus (febris typhoïdea) en mazelen gesignaleerd,
maar hieraan overleed niemand. Volgens een standaardwerk over
Het rooien van aardappelen. Halverwege de 19e eeuw mislukte enkele malen malaria behoorde Middelharnis tot de plaatsen waar in 1875
de aardappeloogst
malaria heerste.27 Het verslag van de gemeente vermeldt dit niet,
wellicht waren er door gebruik van kinine geen slachtoffers.
In 1876 overleden zes mensen aan roodvonk, één aan pokken en
twee aan buiktyfus.
23
In grafiek 3 is de vergelijking gemaakt tussen de sterftecijfers van Middelharnis en die van Nederland als geheel en de provincies Zeeland en
Zuid-Holland.
Grafiek 3. Overledenen per 1000 inwoners 1816-1920, vijfjaarlijkse gemiddelden voor Middelharnis, Zeeland, Zuid-Holland en Nederland.
Bron: NIDI-bestand, verhoogd met 150 niet geregistreerde overledene; E.W. Hofstee. Korte demografische geschiedenis, tabel 2.
In 1826-1830, 1846-1850 en 1861-1870 waren er relatief meer sterfgevallen in Middelharnis dan in Zeeland. De oorzaken voor het grote
aantal overledenen in Middelharnis in deze perioden zijn in het eerste deel beschreven. Dat de daling van de sterftecijfers pas vanaf 1877
doorzette is veroorzaakt door lokale omstandigheden tussen 1863 en 1876: scheepsrampen, cholera en andere ziekten. In 1886 zorgde
vooral de mazelen voor meer sterfgevallen, dat zien we ook in de grafiek terug. In de periode 1916-1920 zien we in de grafiek de verhoogde
sterfte als gevolg van de Spaanse griep in 1918.
De vraag waarom de sterftecijfers in Middelharnis vanaf de periode 1876-1880 zo gunstig afsteken bij Zeeland, Zuid-Holland en Nederland
is te verklaren als we de zuigelingensterfte apart onderzoeken. Het is namelijk uit diverse plaatselijke en regionale onderzoeken gebleken,
dat de negentiende-eeuwse ontwikkeling van de sterftecijfers alleen te begrijpen is als er gekeken wordt naar de zuigelingensterfte en vooral
naar de regionale en lokale variaties daarin.33 Daarom is een aparte grafiek opgenomen waarin de ontwikkeling van de zuigelingensterfte in
Middelharnis vergeleken is met de provincies Zuid-Holland, Zeeland en Nederland als geheel (grafiek 4).
Grafiek 4. Zuigelingensterfte (overledenen jonger dan 1 jaar) per 100 levendgeborenen, 1841-1923 Middelharnis, Zeeland, Zuid-Holland en
Nederland.
Wat opvalt in deze vergelijking is dat de zuigelingensterfte in 23) Frans van Poppel en Kees Mandemakers. ‘Sterven in Zeeland’. In: Over Zeeuwse
Middelharnis aanhoudend en zeer snel daalt. Al in de periode mensen. Demografische en sociale ontwikkelingen in Zeeland in de negentiende en
twintigste eeuw. Inleidingen HSN-congres, 20 maart 1998. Themanummer Zeeland,
1895-1903 is het cijfer voor Middelharnis onder de tien procent 7(1998)3, p. 122.
gedaald, terwijl elders de gemiddelden nog rond de vijftien procent 24) J.C. Both, ‘Herinneringen aan de cholera van 1866’. In: De Ouwe Waerelt.
liggen. Rond de eeuwwisseling overleed nog steeds een op de tien 8(2008)22, pp. 12-14.
zuigelingen in Middelharnis tijdens het eerste levensjaar, maar 25) Van der Woud. Koninkrijk vol sloppen, pp. 236-238.
26) http://www.volkstellingen.nl
vergeleken met vijftig jaar eerder, toen een op de vier kinderen de 27) N.H. Swellengrebel en A. de Buck. Malaria in the Netherlands. (Amsterdam,
eerste verjaardag niet haalde, was er al grote vooruitgang geboekt. 1938), kaart p. 24.
Het tempo waarin de zuigelingensterfte daalde was ook bepalend 28) J. Verseput, Van visschershaven naar jachthaven (Middelharnis 1982), p. 49.
voor de hoogte van het algemene sterftecijfer van het dorp. Terwijl 29) J.C. Both, ‘De Spaanse griep – het verdrongen drama’. In: De Ouwe
Waerelt,10(2010)28, pp. 7-8.
in Zeeland, Zuid-Holland en Nederland in 1891-1895 nog vijftien 30) Zie voor vergelijking F. van Poppel en E. Beekink. ‘De biometer in kaart
mensen per duizend inwoners overlijden is dit cijfer in Middelharnis gebracht’, pp. 30-31.
al gedaald naar tien overledenen per duizend inwoners. 31) E.W. Hofstee, Korte demografische geschiedenis van Nederland van 1800 tot
heden. (Bussum 1981), p. 66 . Peter Ekamper; Frans van Poppel (2008-02-06),
Infant mortality by municipality in the Netherlands, 1841-1939. Dataset https://
(wordt vervolgd) easy.dans.knaw.nl/ui/datasets/id/easy-dataset:44428.
32) A. Tange en Jan Zwemer. ‘Verschuivingen in de sterfte’, p. 60.
Noten: 33) Peter Ekamper en Frans van Poppel. ‘Zuigelingensterfte per gemeente in
1) Gegevens ontleend aan: Janneke de Moei en Charles de Moei. Van Der Moeije tot Nederland, 1841-1939’. In: Bevolkingstrends (2008)1, p. 25.
De Moei, de zeer onvolledige geschiedenis van een aardige familie. (Middelharnis
1990). Hierin aantekeningen van Hendrik de Korte. M.J. van Dam, ‘Luctor et
Submergor; scheepsrampen en ongevallen op de Middelharnisse vissersvloot’. In: De
Ouwe Waerelt, 11(2011) 32 pp. 37-45 en 11(2011)33 pp. 37-45. Vermelding
van het overlijden van Gerrit van den Nieuwendijk In: Nederlandsche Staatscourant,
31 januari 1868.
2) M.E. Jongejan. ‘Bevolking en bestaansmiddelen in Middelharnis van 1795 tot
1920; een historisch-demografische verkenning’ In: De Ouwe Waerelt 13(2013)37
pp. 2-13.
3) De cijfers van voor 1850 zijn afkomstig van de demograaf Hofstee en na 1850
van de Historische Ecologische Databank, 1851-1940 HED.
4) Streekarchief Goeree-Overflakkee (verder SAGO), Gemeente Archief Middelharnis
(verder GAMI) BS geboorten In 1821-1825 was het aantal doodgeboren kinderen
3,5% van het aantal geboortes, in 1856-1860 4,6% en 1881-1885 3,9%. Voor de
eerste helft van de negentiende eeuw is niet helemaal uit te sluiten dat voor sommige
jaren een aantal doodgeboren kinderen in de sterftecijfers is meegeteld.
5) Van Dam. ‘Luctor et submergor’ en http://arjaentje.blogspot.nl/2013/12/
overzicht-middelharnisser.html. Cijfers verhoogd met 10 personen voor 1813,
12 personen voor 1819, 1867 en 1872, 13 personen voor 1825,1828, 1865,
1895,1910,1912 en met 26 voor 1863.
6) E.W. Hofstee, De demografische ontwikkeling van Nederland in de eerste helft
van de negentiende eeuw, een historische-demografische studie. (Den Haag 1978)
p. 71.
7) Hofstee, De demografische ontwikkeling, p. 70.
8) N.H. Swellengrebel en A. de Buck. Malaria in the Netherlands. (Amsterdam,
1938) pp. 68,130. zie voor een overzicht Otto W. Hoogerhuis, Baren op Beveland
; vruchtbaarheid en zuigelingensterfte in Goes en omliggende dorpen gedurende de
19e eeuw (Wageningen, 2003), pp. 3- 9.
9) Adrie Tange en Jan Zwemer. ‘Verschuivingen in de sterfte op Schouwen en
westelijk Walcheren in het midden van de negentiende eeuw’ In: Zeeland 21
(2012)2, pp. 56-58.
10) Hofstee, De demografische ontwikkeling, p. 71.
11) Jan Kok. ‘Bevolkingsgroei, gezondheid en gezin, van achterblijver tot koploper’.
In: Geschiedenis van Holland (Hilversum 2003), dl 3 a, 260-298 pp. 274-275.
12) Bijvoegsel Staatsblad, 1831, p. 341.
13) J.C. Both. Joodse families op Goeree-Overflakkee. pdf op www.
streekarchiefgo.nl
14) Hans de Beer. Voeding, gezondheid en arbeid in Nederland tijdens de
negentiende eeuw; een bijdrage tot de antropometrische geschiedschrijving (Utrecht,
2001) pp. 46-47.
15) SAGO, GAMI, inv.nr. 816. Verslagen van de toestand van de gemeente
Middelharnis jaren 1821-1855.
16) Hofstee, De demografische ontwikkeling, p. 73.
17) Jan Both. ‘De hongerwinter van 1845/1846’. In: Eilanden-nieuws, (1991) 22
november.
18) Otto W. Hoogerhuis, Baren op Beveland ; vruchtbaarheid en zuigelingensterfte in
Goes en omliggende dorpen gedurende de 19e eeuw (Wageningen, 2003), p. 27.
19) F. van Poppel en E. Beekink. ‘De biometer in kaart gebracht, zuigelingen- en
totale sterftecijfers voor Nederlandse gemeenten, 1812-1939’. In: Gewina 24
(2001) pp. 28-30.
20) In 1844-1845 en in 1850-1851 gemiddeld 73 mensen per jaar en in 1846 en
1847 gemiddeld 139 mensen per jaar.
21) Auke van der Woud. Koninkrijk vol sloppen: achterbuurten en vuil in de
negentiende eeuw. (Amsterdam 2010) pp. 236-238.
22) Hofstee, Korte demografische geschiedenis, p. 75.
Belangstelling voor geschiedenis?
Dan bent u bij historische vereniging ‘De Motte’
aan het goede adres.
De Ouwe Waerelt
Uitgave van de Historische vereniging voor Goeree-Overflakkee
Losse nummers € 7,50