Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 5

Anton Dieleman

Consolidatie (RJ 217)

acco u n ta n t s co n t r o l e
Inleiding
De belangrijkste wettelijke bepaling met betrekking tot het Voorbeeld
onderwerp consolidatie is opgenomen in art. 2:406 lid 1 BW, dat Een voorbeeld van een consolidatieverschil doet zich voor
als volgt luidt: als de deelnemingen in de enkelvoudige jaarrekening tegen
verkrijgingsprijs worden gewaardeerd en in de geconsoli-
‘De rechtspersoon die, alleen of samen met een andere groeps- deerde jaarrekening op basis van de netto-vermogens-
waarde, dan wel intrinsieke waarde worden verwerkt.
maatschappij, aan het hoofd staat van zijn groep, stelt een
geconsolideerde jaarrekening op, waarin opgenomen de eigen
financiële gegevens met die van zijn dochtermaatschappijen in
de groep, andere groepsmaatschappijen en andere rechtsper-
sonen waarop hij een overheersende zeggenschap kan uitoe- Voorbeeld
fenen of waarover hij de centrale leiding heeft.’ Een ander voorbeeld doet zich voor als een moedermaat-
schappij niet formeel of moreel aansprakelijk is voor de
Deze wettekst is overigens medio 2005, met terugwerkende verplichtingen van de dochter en op grond daarvan de
kracht tot 1 januari 2005, op een aantal punten gewijzigd. Ten dochter met een negatief eigen vermogen op nihil waar-
deert in de enkelvoudige jaarrekening. In de geconsoli-
opzichte van de tekst die tot en met jaarrekeningen 2004 van
deerde jaarrekening wordt (uiteraard) rekening gehouden
toepassing was, vallen de volgende wijzigingen op: met het volledige negatieve eigen vermogen van de deel-
neming, zodat een verschil ontstaat tussen de geconsoli-
• De wettekst spreekt nu over het opstellen van een geconsoli- deerde en enkelvoudige jaarrekening.
deerde jaarrekening. Tot en met 2004 was sprake van een
geconsolideerde jaarrekening als toelichting op de enkelvou-
dige jaarrekening. Aangezien met ingang van 2005 de gecon- Naar aanleiding van de wetswijziging in 2005 zullen in de
solideerde en enkelvoudige jaarrekening kunnen worden toekomst vaker verschillen zichtbaar zijn tussen de enkelvou-
losgekoppeld is de tekst van art. 2:406 lid 1 BW op dit onderdeel dige en geconsolideerde jaarrekening. De belangrijkste oorzaak
dienovereenkomstig aangepast. hiervan is de mogelijkheid die sinds 2005 wordt geboden om
IFRS*1 toe te passen. Op basis daarvan zijn de vier varianten
• Aan de tekst is, met dezelfde ingangsdatum, toegevoegd dat mogelijk (art. 2:362 lid 8 BW), 21 tabel.
andere rechtspersonen waarop het hoofd van de groep over- De onder 3 genoemde optie is overigens specifiek bedoeld om
heersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover hij de verschillen tussen de enkelvoudige en geconsolideerde jaar-
centrale leiding heeft eveneens tot de consolidatiekring rekening te voorkomen.
behoren.
Consolidatieplicht
Geconsolideerde vs. enkelvoudige jaarrekening Zoals uit het hiervoor geciteerde art. 2:406 lid 1 BW blijkt rust
Tot en met jaarrekeningen 2004 vormde de geconsolideerde de consolidatieplicht op het hoofd van de groep. Een aanvul-
jaarrekening een toelichting op de enkelvoudige jaarrekening. lende consolidatieverplichting is opgenomen in art. 2:406 lid 2
Overigens was in de meeste jaarrekeningen sprake van een BW en heeft betrekking op subgroepen. Overigens wordt in
situatie waarin de geconsolideerde jaarrekening een promi- dergelijke situaties in de praktijk veelal gebruik gemaakt van
nentere plaats innam dan de enkelvoudige jaarrekening. De de consolidatievrijstelling voor tussenhoudstermaatschap-
achtergrond hiervan is dat de geconsolideerde jaarrekening pijen (art. 2:408 BW).
wordt gezien als de groepsjaarrekening die met name bedrijfs-
economisch inzicht geeft in het reilen en zeilen van de groep. Consolidatieplicht is uitsluitend van toepassing op
De enkelvoudige jaarrekening daarentegen is een meer juri- (middel)grote groepen, aangezien art. 2:407 lid 2 sub a BW een
disch getint document dat – mede op basis van bepalingen in vrijstelling bevat voor groepen die de grenzen van een kleine
het kader van kapitaalbescherming – het uitkeerbare vermogen rechtspersoon (art. 2:396 BW) niet overschrijden.
van de rechtspersoon weergeeft.
Interessant in dat kader is dan de vraag of de tweejaars-wacht-
In veel gevallen was tot en met 2004 sprake van de situatie dat termijn die in art. 2:396 BW wordt gehanteerd, ook van toepas-
het geconsolideerde en enkelvoudige vermogen en resultaat sing is op de consolidatieplicht. De letterlijke tekst van art.
aan elkaar gelijk waren. Dit kon worden bereikt door toepas- 2:407 lid 2 sub a BW zou tot de conclusie leiden dat deze twee-
sing van de netto-vermogenswaarde voor deelnemingen in de jaarstermijn niet van toepassing is, aangezien art. 2:396 BW
enkelvoudige jaarrekening, zodat bij consolidatie van de groeps- geen vrijstelling voor consolidatie bevat, en art. 2:407 lid 2 sub a
maatschappijen geen ‘consolidatieverschillen’ ontstonden. BW bepaalt dat een consolidatievrijstelling van toepassing is
als de grenzen voor een kleine rechtspersoon niet worden over-
Art. 2:389 lid 10 BW vereist overigens dat verschillen tussen de schreden. Consequente toepassing daarvan zou met zich
geconsolideerde en enkelvoudige jaarrekening in de toelich- meebrengen dat indien in het eerste jaar de grenzen van art.
ting op de enkelvoudige jaarrekening worden toegelicht. 2:396 BW (kleine rechtspersoon) worden overschreden de

december 2006 Accountant Adviseur 49


acco u n ta n t s co n t r o l e
Tabel 1

Geconsolideerde jaarrekening Enkelvoudige jaarrekening


1. BW 2.9 BW 2.9
2. IFRS* BW 2.9
3. IFRS* BW 2.9, met waarderingsgrondslagen IFRS* uit geconsolideerde jaarrekening
4. IFRS* IFRS*, met verplichte toepassing kapitaalbeschermingsbepalingen BW 2.9

groep direct consolidatieplichtig zou worden. Dit is echter niet worden opgenomen, omdat tot dat moment de groepsrelatie
het geval. Over het algemeen wordt het namelijk verdedigbaar blijft voortbestaan.
geacht dat de ‘grenzen van art. 2:396 BW’ waarover art. 2:407 BW
spreekt tevens de tweejaarstermijn inhouden. Ook hier om te De tot en met jaarrekeningen 2004 in art. 2:406 lid 3 BW opge-
voorkomen dat bij groepen die qua grootte in de buurt van de nomen consolidatievrijstelling (indien consolidatie strijdig-
grensbedragen voor het onderscheid klein-middelgroot zich heid met het inzichtvereiste zou opleveren) is sinds 1 januari
bevinden niet worden geconfronteerd met het ene jaar wel en 2005 vervallen.
het andere jaar geen consolidatieverplichting. Uit de parlemen-
taire behandeling blijkt tot slot eveneens dat deze zienswijze Tevens bestaan de volgende generieke consolidatievrijstel-
gevolgd mag worden. lingen:
• consolidatie van kleine groepen (art. 2:407 lid 2 BW), mits aan
De consolidatieverplichting vangt aan op het moment dat een de in datzelfde lid genoemde voorwaarden wordt voldaan;
groepsrelatie ontstaat. Ofwel: wanneer de beleidsbepalende • toepassing van het groepsregime ex art. 2:403 BW, onder de in
rechtspersoon feitelijke beleidsbepalende invloed verkrijgt in dat artikel genoemde voorwaarden;
de vennootschap. • toepassing van de tussenhoudstervrijstelling ex art. 2:408 BW
onder de in dat artikel genoemde vereisten.
De consolidatieverplichting eindigt op het moment dat de
groepsrelatie wordt beëindigd. Dat betekent dat deelnemingen Onbedoelde consolidatievrijstelling
die als groepsmaatschappij worden aangemerkt en waarvan op Overigens leidt de wetswijziging van art. 2:406 BW in 2005 tot
enig moment het besluit wordt genomen om deze af te stoten een – wellicht onbedoelde – consolidatievrijstelling. Ik verdui-
in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen blijven tot het delijk dit aan de hand van het volgende voorbeeld:
moment van daadwerkelijke afstoting (RJ 217.104).

Consolidatievrijstellingen A
De wet kent de volgende specifieke consolidatievrijstellingen: Moeder

Groepsmaatschappijen waarvan de gezamenlijke betekenis te


verwaarlozen is voor het geconsolideerde geheel, mogen buiten
de consolidatie worden gehouden (art. 2:407 lid 1 sub a BW). Let
op dat deze vrijstelling niet van toepassing is op groepsmaat-
schappijen die individueel wel, maar gezamenlijk niet van te
verwaarlozen betekenis zijn.
B C
Groepsmaatschappijen waarvan de gegevens slechts tegen
Dochter- Dochter-Niet-
onevenredige kosten of met grote vertraging te verkrijgen of te groepsmaatschappij groepsmaatschappij
ramen zijn, mogen, op grond van art. 2:407 lid 1 sub b BW,
buiten de consolidatie worden gehouden.

Gegevens van groepsmaatschappijen waarvan het belang Stel dat de groep, bestaande uit A en B, geconsolideerd de
slechts wordt gehouden om dit te vervreemden, mogen tot slot grenzen van een kleine rechtspersoon niet overschrijdt. De
ook buiten de geconsolideerde jaarrekening worden gehouden geconsolideerde gegevens van A, B en C overschrijden die grenzen
(art. 2:407 lid 1 sub c BW). Ik merk daarbij op dat het gaat om wel, zodat die consolidatie tot een middelgrote rechtspersoon
maatschappijen die in het verleden zijn verworven, waarbij het zou leiden. De consequentie zou dan zijn dat op basis van de
op het moment van acquisitie al vaststond dat het belang gegevens van A, B en C sprake zou zijn van consolidatieplicht.
slechts werd gehouden om het te vervreemden. Overigens zal
in dergelijke situaties veelal ook geen sprake zijn van een Art. 2:396 lid 2 BW bepaalt in dat verband: ‘Voor de toepassing
groepsrelatie, hoewel dat uiteraard niet onmogelijk is. Groeps- van lid 1 worden meegeteld de waarde van de activa, de netto-
maatschappijen waarvan op enig moment het besluit wordt omzet en het getal der werknemers van groepsmaatschappijen
genomen om deze te vervreemden komen niet voor deze vrij- die in de consolidatie zouden moeten worden betrokken als de
stelling in aanmerking. Deze dienen over het algemeen tot het rechtspersoon een geconsolideerde jaarrekening zou moeten
moment van afstoting in de geconsolideerde jaarrekening te opmaken (…)’.

50 Accountant Adviseur december 2006


Conclusie: voor het bepalen van het toepasselijke regime gaat venture daadwerkelijk feitelijk beleidsbepalende invloed in de

acco u n ta n t s co n t r o l e
het om de gegevens van groepsmaatschappijen die meegecon- joint-venture uitoefent. In dat geval wordt een dergelijk belang
solideerd zouden moeten worden. In de hierboven geschetste in de joint-venture als groepsrelatie aangemerkt en is sprake
casus wordt C niet als groepsmaatschappij aangemerkt, zodat van consolidatieplicht.
op grond van de geconsolideerde informatie van A en B de
conclusie is dat sprake is van een kleine rechtspersoon. Persoonlijke holding en consolidatieplicht
Interessant is de vraag of bij een persoonlijke holding sprake is
Dat levert de opmerkelijke situatie op dat door de wetswijziging van een groepsrelatie en op grond hiervan consolidatieplicht.
van BW 2.9 in 2005 – als sprake is van consolidatieplicht – Veelal is bij dergelijke persoonlijke holdings geen sprake van
dochtermaatschappijen onderdeel worden van de consolidatie- feitelijke beleidsbepalende invloed vanuit die holding in de
kring. Voor het toetsen aan de groottecriteria worden de onderliggende groep. De groep wordt in dergelijke situaties
gegevens van deze dochtermaatschappijen daarentegen niet over het algemeen aangestuurd door een tussenholding die
meegenomen. onder de persoonlijke holding hangt. Uiteraard is van consoli-
datieplicht wel sprake indien de feitelijke beleidsbepalende
Het had dus voor de hand gelegen dat bij de wetswijziging in invloed vanuit de persoonlijke holding wordt uitgeoefend. Toch
2005 de bepaling in art. 2:396 BW zodanig zou zijn aangepast is dit onderwerp inmiddels wat actueler geworden, als gevolg
dat het begrip ‘groepsmaatschappijen die in de consolidatie van de volgende omstandigheden:
zouden moeten worden betrokken’ zou zijn vervangen door
‘maatschappijen die in de consolidatie zouden moeten worden De aanpassing van art. 2:406 lid 1 BW in 2005, waarbij de conso-
betrokken’. Dat zou ook op basis van internationale regelgeving lidatiekring werd uitgebreid met rechtspersonen waarover de
in de lijn der verwachting liggen. Bovendien strookt dat naar deelnemende rechtspersoon een overheersende zeggenschap
mijn mening het beste met de bedoeling van art. 2:396 BW. Om kan uitoefenen, werd volgens de parlementaire geschiedenis
te bepalen of sprake is van een middelgrote rechtspersoon veroorzaakt door het zoeken van aansluiting met IFRS. Dat zou
zouden de financiële gegevens van alle entiteiten moeten betekenen dat een persoonlijke holding consolidatieplichtig is
worden meegenomen die – als sprake is van een middelgrote voor de onderliggende dochtermaatschappijen. Omdat de
rechtspersoon – ook in de consolidatie zouden moeten worden tekst van art. 2:406 lid 1 BW nog steeds uitgaat van groeps-
betrokken. maatschappijen, lijkt mij dit standpunt niet verdedigbaar,
hoewel het oorspronkelijk mogelijk de bedoeling van de
Tot nu toe zijn rechtspersonen, op grond van de letterlijke wetgever was.
wettekst, minder snel onderworpen aan consolidatieplicht,
hoewel dit waarschijnlijk niet de bedoeling is geweest. Belangrijker zijn echter de ontwerp-alinea’s die inmiddels in de
Editie 2005 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving zijn
Consolidatiekring opgenomen. De Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving noemt
De consolidatiekring bestaat uit de volgende vennootschappen, de volgende criteria waaraan een persoonlijke holding (cumu-
rekening houdend met de eerder in dit artikel genoemde speci- latief) moet voldoen wil ze niet als groepshoofd worden aange-
fieke consolidatievrijstellingen: merkt (RJ 217.203):
• groepsmaatschappijen;
• rechtspersonen waarop het hoofd van de groep overheersende 1. De persoonlijke holding mag geen andere activiteiten
zeggenschap kan uitoefenen of waarover hij de centrale leiding verrichten dan:
heeft. • het houden van een aandelenbelang in de onderliggende
vennootschap;
Voorbeelden van laatstgenoemde categorie vormen de dochter- • het in eigen beheer houden van een pensioenvoorziening;
maatschappijen die niet als groepsmaatschappij worden aange- • het beleggen van de daarmee samenhangende gelden.
merkt, omdat het hoofd van de groep geen feitelijke
beleidsbepalende invloed in de desbetreffende rechtspersoon 2. De persoonlijke holding mag niet het management uitoe-
uitoefent. fenen over één van de onderliggende vennootschappen.

Voor joint-ventures geldt dat, op grond van art. 2:409 BW, de 3. De persoonlijke holding houdt geen directe aandelen-
gegevens naar evenredigheid in de geconsolideerde jaarreke- belangen in één of meer werkmaatschappijen en houdt dus
ning mogen worden opgenomen, mits aan de beide volgende uitsluitend aandelenbelangen in vennootschappen die geen
vereisten is voldaan: andere werkzaamheden verrichten dan het beheren en finan-
• er is in de joint-venture sprake van een regeling tot samenwer- cieren van deelnemingen en ‘groeps’maatschappijen (de RJ
king met andere aandeelhouders, leden of vennoten die samen spreken over ‘groepsmaatschappij’, maar daarvan is in deze
de bevoegdheden kunnen uitoefenen die een moedervennoot- visie juist geen sprake).
schap in een dochtervennootschap kan uitoefenen; en
• er moet door consolidatie worden voldaan aan het wettelijk 4. De persoonlijke holding heeft geen financieringsschulden
inzichtvereiste. aan kredietinstellingen, of vergelijkbare schulden aan derden
of verbonden partijen. Rekening-courantrelaties met krediet-
Het voorgaande brengt met zich mee dat bij joint-ventures instellingen van beperkte omvang, schulden aan de direc-
sprake is van een consolidatiemogelijkheid en geen consolida- teur-grootaandeelhouder, crediteuren of fiscale autoriteiten
tieverplichting. Dit is anders als een deelnemer in de joint- worden hierbij niet in aanmerking genomen.

december 2006 Accountant Adviseur 51


5. De persoonlijke holding heeft zich niet door middel van een
acco u n ta n t s co n t r o l e
rechtshandeling garant of medeaansprakelijk gesteld ten Voorbeeld
behoeve van één of meer onderliggende vennootschappen. Als de post materiële vaste activa in de geconsolideerde
jaarrekening exact gelijk is aan de enkelvoudige jaar-
Met betrekking tot deze criteria wil ik het volgende ter nuan- rekening, omdat de materiële vaste activa uitsluitend in
cering opmerken. Allereerst kunnen de door de Richtlijnen bezit zijn van de consoliderende entiteit, is het aanvaard-
baar in de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening
voor de Jaarverslaggeving genoemde punten inderdaad een
met betrekking tot materiële vaste activa een verwijzing
indicatie vormen in het kader van de beoordeling of sprake is op te nemen naar de toelichting op dezelfde post in de
van een groepsrelatie. Toch valt bij een aantal punten een kant- geconsolideerde jaarrekening.
tekening te plaatsen.
Wijkt de post materiële vaste activa in de enkelvoudige
Punt 2 betekent dat, als de persoonlijke holding in het Handels- jaarrekening af ten opzichte van de geconsolideerde
register bij één van de onderliggende vennootschappen als jaarrekening, dan is een afzonderlijke toelichting (waarin
bestuurder is vermeld, niet aan dit criterium wordt voldaan. onder meer opgenomen het door art. 2:386 BW vereiste
Dit betekent dat indien de directeur van de persoonlijke mutatie-overzicht) vereist.
holding als persoon (en niet de persoonlijke holding zelf) als
directeur van de onderliggende vennootschap(pen) optreedt,
dit niet per definitie tot een groepsrelatie hoeft te leiden. In die solideerde jaarrekening wordt opgesteld op het niveau van de
situatie stelt de persoonlijke holding de arbeidsprestaties van persoonlijke holding) wordt niet aan de jaarrekeningvereisten
haar werknemer (directeur-grootaandeelhouder) ter beschik- van BW 2.9 voldaan. Het hoeft geen betoog dat dit – zeker
king aan de tussenholding. De beleidsbepalende invloed in de indien zich onverhoopt een faillissementssituatie zou voor-
tussenholding en haar groepsmaatschappijen wordt in die doen – tot lastige problemen aanleiding kan geven voor de
situatie niet door de persoonlijke holding, maar door haar desbetreffende bestuurder (in veel gevallen grootaandeel-
directeur uitgeoefend. houder). De curator heeft dan namelijk een eenvoudig wapen in
handen om te stellen dat niet aan de jaarrekeningplicht en dus
De voorwaarde die in punt 4 wordt genoemd (dat geen sprake ook niet aan de deponeringsplicht is voldaan, zodat hij – op
mag zijn van externe financiering) betekent dat een persoon- grond van art. 2:248 BW – kan stellen dat sprake is van onbe-
lijke holding, waarin de overname van de tussenholding is hoorlijk bestuur, hetgeen als belangrijke oorzaak van het fail-
gefinancierd met vreemd vermogen, niet aan dit criterium lissement wordt aangemerkt (omkering bewijslast).
voldoet. Een overigens in de praktijk niet zelden voorkomende
situatie! Het gaat mij te ver om op basis van dit criterium in Consolidatievereisten
alle gevallen een groepsrelatie in aanmerking te nemen. Tot slot van dit artikel wordt aandacht besteed aan een aantal
bijzondere (wettelijke) consolidatievereisten.
Punt 5 is interessant in het kader van een eventuele fiscale
eenheid voor de vennootschaps- of omzetbelasting tussen de De bepalingen van BW 2.9 zijn volgens art. 2:410 lid 1 BW, ook
persoonlijke holding en de onderliggende vennootschappen. van toepassing op de geconsolideerde jaarrekening, met uitzon-
Een dergelijke fiscale eenheid betekent hoofdelijke aansprake- dering van enkele in dat lid genoemde vrijstellingen. Deze
lijkheid voor de onderdelen van deze fiscale eenheid; derhalve vrijstellingen hebben met name betrekking op de toelichting
ook voor de persoonlijke holding ten opzichte van de andere op de beloning bestuurders en wettelijke verplichtingen ter
(onderliggende) vennootschappen. De vraag rijst of dan aan het zake van het eigen vermogen. De reden hiervoor is dat deze
onder punt 5 gestelde wordt voldaan. Ik ben echter van mening bepalingen exclusief betrekking hebben op de enkelvoudige
dat een dergelijke vorm van aansprakelijkheid buiten beschou- jaarrekening. Ik merk daarbij het volgende op: In de praktijk
wing mag worden gelaten in dit kader. Het bestaan van een blijkt in nagenoeg alle gevallen de situatie te zijn gegroeid dat
fiscale eenheid is nog geen reden om op grond daarvan de relatie de enkelvoudige jaarrekening na de geconsolideerde jaarreke-
tussen de onderdelen van de fiscale eenheid als groepsrelatie te ning wordt opgenomen en – afgezien van een toelichting op de
kwalificeren. Bovendien vloeit de hoofdelijke aansprakelijkheid financiële vaste activa en het eigen vermogen – beperkte
uit de fiscale eenheid voort uit de wet en betreft dit geen toelichtingen kent op de overige posten. Op grond van het hier-
aansprakelijkheid die uit een rechtshandeling voortvloeit. voor genoemde wetsartikel is dit echter niet aanvaardbaar en
dienen alle posten zowel in de enkelvoudige als in de geconso-
Tot slot in het verband van dit onderwerp ook een waarschu- lideerde jaarrekening te worden toegelicht. Uiteraard kan
wing, met name in relatie tot punt 4 en mijn opmerking hierbij een uitzondering worden gemaakt voor posten die qua
daarbij. In de praktijk komt het ook veelvuldig voor dat wel aard en omvang aan elkaar gelijk zijn.
degelijk sprake is van een groepsrelatie door de onderlinge
verbondenheid tussen de persoonlijke holding en de onderlig- De genoemde uitzondering van het herhalen van de toelich-
gende groepsmaatschappijen; ook als is het aspect ‘feitelijke ting, indien sprake is van posten die qua aard en omvang aan
beleidsbepalende invloed’ niet direct zichtbaar. Bijvoorbeeld bij elkaar gelijk zijn, geldt uitsluitend als de enkelvoudige en
een financiering van de gehele groep met onderlinge aanspra- geconsolideerde jaarrekening in een gecombineerd document
kelijkheden waarin de persoonlijke holding en eveneens de worden verspreid en geen sprake is van een zelfstandig bruik-
andere groepsmaatschappijen worden betrokken. Als in dat bare enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekening. BW 2.9
geval – ten onrechte – wordt geconcludeerd dat geen sprake is biedt namelijk die mogelijkheid wel, zoals eerder opgemerkt.
van een groepsrelatie (en bij (middel)grote groepen geen gecon- Indien daarvan gebruik wordt gemaakt geldt uiteraard

52 Accountant Adviseur december 2006


dat de enkelvoudige jaarrekening een integrale toelichting b. De negatieve post ‘belang derden in het groepsvermogen’

acco u n ta n t s co n t r o l e
moet bevatten op basis van de eisen die BW 2.9 stelt voor het heeft niet de betekenis van een ‘vordering op de minder-
toepasselijke regime waaronder de rechtspersoon valt. heidsaandeelhouder’, maar moet worden gezien als een
correctie op het groepsvermogen. Dit groepsvermogen wordt
Soms doet zich de situatie voor dat het boekjaar van de groeps- aangepast voor het negatieve deel van het eigen vermogen
maatschappij afwijkt van het boekjaar van de overige in de dat niet aan de groep toebehoort.
consolidatie opgenomen entiteiten. Art. 2:412 lid 2 BW staat
voor dergelijke situaties een afwijking toe van maximaal De Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving verdedigen de onder a
3 maanden. Ofwel, indien de balansdatum voor de geconsoli- genoemde variant (RJ 217.409). Ik merk daarbij op dat deze
deerde jaarrekening 31 december is, mogen de gegevens van een uiteraard van toepassing is, indien de meerderheidsaandeel-
dergelijke groepsmaatschappij die in de consolidatie worden houder zich aansprakelijk heeft gesteld, dan wel zich moreel
opgenomen worden gebaseerd op een balansdatum die ligt aansprakelijk voelt voor het volledige negatieve eigen vermogen
tussen 30 september en 31 maart. Is sprake van een balans- van de desbetreffende groepsmaatschappij. Is daarvan echter
datum die buiten deze termijn ligt, is het opstellen van tussen- geen sprake, dan lijkt mij de onder b genoemde variant de voor-
tijdse cijfers verplicht om aan art. 2:412 BW te voldoen. Overigens keur verdienen voor de verwerking van het minderheidsbelang
is het voor situaties waarin de balansdatum van de groeps- in de geconsolideerde jaarrekening.
maatschappij binnen de genoemde termijn ligt uiteraard ook
aanvaardbaar om tussentijdse cijfers op te stellen ten behoeve * Anton Dieleman RA is directeur vaktechniek bij Mazars
van de consolidatie. Als zoiets met beperkte inspanningen kan
Noot
worden gerealiseerd lijkt mij dat een dergelijk wijze van
1 Met IFRS* wordt gedoeld op de door de Europese Commissie goedgekeurde
verwerking zelfs de voorkeur heeft. IFRS- en IAS-standaarden

Het eigen vermogen wordt in de geconsolideerde jaarrekening


niet uitgesplitst. In de geconsolideerde balans wordt volstaan
met de vermelding groepsvermogen.

Het aandeel in het groepsvermogen of groepsresultaat dat aan


derden (minderheidsaandeelhouders) toekomt, wordt afzon-
derlijk vermeld in de balans, c.q. winst-en-verliesrekening
Deze post ontstaat door integrale consolidatie van de groeps-
maatschappijen, zodat het minderheidsbelang moet worde
gecorrigeerd. Interessant is in dat kader hoe in de geconsoli-
deerde jaarrekening moet worden omgegaan met een negatief
eigen vermogen van de deelneming. Hierbij zijn twee visies
mogelijk:

a. Er wordt geen negatieve post (debetpost) belang derden in het


groepsvermogen opgenomen, tenzij de desbetreffende
minderheidsaandeelhouder de verplichting heeft en in staat
is om deze verliezen voor haar rekening te nemen. Heeft de
minderheidsaandeelhouder die verplichting niet, c.q. is ze
daartoe niet in staat, dan komen de verliezen volledig toe aan
de meerderheidsaandeelhouder.

december 2006 Accountant Adviseur 53

You might also like