Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 12

klas 3 bouwkunde periode allerlei ideeën

week 1
- Opmaat gedicht: Krachtig aan het werk! Stilteoefening in de zaal. Bothmeroefening: “wij
bouwen een huis”.
- Spreekwoord van de week (iets met bouwen): Op die jongen kun je huizen bouwen en op
dat meisje ook. (hij is te vertrouwen, je kunt op hem rekenen)
- Knutselidee: allemaal een schoenendoos of zoiets regelen en daarin een soort droomhuis
(met je eigen kleuren, maar ook met gedecoreerd papier en ga zo maar door.) Een kamertje
inrichten voor een "muis". Een tentoonstelling maken, een soort gezamenlijk kunstwerk.
Ieder kind richt zijn kamertje in naar zijn eigen smaak en "droom". We stapelen de
verschillende dozen (juist leuk als het verschillende maten zijn) op elkaar, ook echt
vastplakken en hechten, en dat wordt dan een soort vreemd flatgebouw waar je naar binnen
kunt kijken. Werken met plakkaatverf en inpakpapier, resten behang, lucifersdoosjes voor de
inrichting of andere kleine verpakkingen etc. Van te voren duidelijk maken aan de kinderen
dat ze er langer over mogen doen dan één lesuur. En ook leuk dat ze het met zijn allen
presenteren, beneden in de hal.
- Inleiding periode, vertellen wat de periode inhoudt, wat gaan we doen, wat kunnen ze
verwachten? Hoe wonen dieren, een aantal klassikaal bespreken, ideeën uitwisselen. De
kinderen kiezen drie dieren en schrijven of tekenen op een blad over de woning van dat dier,
hoe leeft dat dier? Daarna gaan ze in hun groepje vertellen over hun dieren, eerst iedereen
over één dier vertellen.
- Zelf een dier bedenken en opschrijven hoe hij leeft. Aan elkaar iets over je dier vertellen.
- Mindmap maken op het bord. Waar denk je aan als je aan een huis denkt, interieur. Een
ontwerp laten maken op papier.
- Klassikaal: waarom hebben dieren een woning? (om zichzelf te beschermen tegen vijanden,
tegen het weer, voor de jongen/kleintjes en voor hun voedselvoorraad/opslag.) Vergelijking
tussen dieren en mensen maken. Over vroeger vertellen: hoe woonden de mensen toen. In
grotten.
- Grot maken met klei. Op een groot blad/tafel zetten en als een geheel grottencomplex
samen met de kinderen het resultaat bekijken.

Pagina 1 van 12
- Naar het bos, ieder groepje bouwt zijn eigen hut. Opdracht vertellen: we gaan naar het bos.
In je groepje ga je een hut bouwen van takken en bladeren en dingen die je daar vindt. Aan
het eind van de ochtend, binnen de tijd, moet het volgende bereikt zijn: je moet er met je
groepje in kunnen zitten en beschermd zijn. Naar het bos gaan en in groepjes hutten
bouwen. Evt. bestaande hutten verbeteren en zo dicht mogelijk tegen de regen te maken
met mos, kleine takken en klimop. De kinderen kwamen er zelf mee dat ze langs de hutten
wilden lopen om elkaars hut te beoordelen. De hut die al af was, was te open en te klein om
naar achteren te kunnen schuiven bij slecht weer. Hoe zou je dat kunnen oplossen als je
meer materiaal had? De kinderen leren hun eigen hut beoordelen in een tip (voortaan zal ik
eraan denken om …. bv. een dwarsligger te maken of om klimop te gebruiken) maar ook om
zijtakken van een tak door de andere takken te vlechten zoals ik nu gedaan heb (top).
- Samen bedenken wat belangrijke dingen zijn voor het bouwen van een hut. De kinderen
laten opschrijven over wat ze gister gedaan hebben, beschrijven wat de belangrijke dingen
waren, wat er bij kwam kijken om een hut te bouwen en hoe ze het gedaan/opgebouwd
hebben. In het schrift schrijven wat er belangrijk is en welke stappen er zijn bij het bouwen
van een hut. Eventueel een tekening daarbij maken.
- Vertellen over de verschillende soorten hutten. Juf vertelt over de kou in het hoge noorden
waar alleen maar sneeuw en ijs is en dat mensen daar niets anders kunnen vinden dan dat
materiaal en daarom moeten ze daar dan wel hun huizen van bouwen. Juf geeft tussendoor
nuttige informatie en bevraagt de kinderen over technische zaken rondom de iglo. Zo ook
over andere verschillende soorten woningen in allerlei landen en klimaten. Een tekening

daarbij maken.
- Kinderen zelf een hutje laten maken. Zoals: Afrikaanse hut, leemhut, tipi ed.
Materialen: twijgen (treurwilg), bamboestokjes en andere houtjes, verschillende soorten
lapjes stof, naaispullen, touw, klei. Er is allerlei materiaal voorhanden. Goed dat juf van te
voren al lapjes in kleine stukken heeft geknipt, hoewel dat wel veel werk is in de
voorbereiding. Sommige kinderen hebben nog geen idee, maar anderen gaan meteen aan de
slag. Het doel is dat de kinderen naar het evenbeeld van een harmonieus levend wezen een
hut maken met een deur, en een dak. Verder zijn ze vrij.

- Vertellen over verschillende culturen en hun woningen.


Pagina 2 van 12
- Bezoeker komt vertellen over het bouwen van zijn eigen Yurt. Hij vertelt door middel van
een beeldend verhaal over het bouwen van een Yurt, wat komt er allemaal bij kijken? Hij
begeleidt dit aan de hand van tekeningen. Hij laat een speciaal Mongools (meditatie) boek
zien. De kinderen gaan in groepjes van klei en satéprikkers een Yurt bouwen. (Van klei de
muren met een doorsnede van 30 cm, dan satéprikker-constructie en dan komt daarop van
klei het wiel dat het dak is.) In groepjes verder de dakconstructie van de Yurt afmaken. Vilten

komt volgende week.

- Titelpagina maken. Het blad in vieren delen, elke week het belangrijkste van die week, de
kern tekenen in één vakje.
- Afsluiting eerste week. Kort terughalen wat hebben we gedaan? Terugkijken naar de
hutjes. Kinderen er kort iets over laten zeggen.

week 2
- Spreekwoord van de week: Zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen (en wie zich niet
verschoont, krijgt luizen als kamelen).
- Tekening maken van een hut in het bos, op een klein blaadje wat we later in het schrift
plakken. Geleid doen met de kinderen. Aan het eind loslaten voor verdere eigen invulling en
afronding. Ik heb beeldend verteld wat de kinderen moesten doen. Samen hadden we de
achtergrond van het bos gemaakt. Toen moesten de kinderen in hun eigen tekening zoeken
of er een goede tak was om tegenaan te bouwen of dat ze een lange tak moesten ‘zoeken’
en deze tussen twee bomen moesten hangen. Ik heb langzaam, een beetje later dan dat ik
de opdracht gaf, meegedaan op het bord, om ervoor te zorgen dat de kinderen niet direct

Pagina 3 van 12
alles nabootsen wat ik doe. Daarna heb ik aan de kinderen gevraagd wat je dan nodig hebt
om een hut te bouwen.
- Stelopdracht: beschrijf een dag uit het leven van een bewoner van de hut die je gemaakt
hebt (of kies een hut van het bord ). Hoe zou een dag uit je leven er dan uitzien? Als je in
zo’n huis woont, hoe ziet het er dan uit als je opstaat, wat doe je dan allemaal op een dag?
- Verhaal vertellen van vroeger naar nu, van hutjes naar de moderne huizen, naar deze
maatschappij.
- Kinderen hun fantasiehuis laten tekenen. Tussendoor stilleggen en aan elkaar vertellen wat
voor ideeën ze hebben; elkaar inspireren.
- Vertellen over de architect. Gedicht van de architect zeggen. Stukje over de architect in het
schrift schrijven. Wat doet hij? Samen met de kinderen 2 zinnen bedenken.
Als architect weet ik heel goed
Hoe je een huis ontwerpen moet
Een huis teken ik van binnen en buiten
Compleet met deuren en met ruiten
Een huis, nu nog onbekend
Teken ik van de nok tot aan het fundament
Daarna doornemen en goed luisteren naar de betekenis van de woorden. Wat wordt hier
eigenlijk gezegd. Wat is een architect? Wat is een nok? Wat is een fundament?
- Een verhaal over een jongen, Peter, die leefde in een hutje zoals vroeger. Hij wilde meer
van de wereld ontdekken en verliet de hut. Hij kwam na lang wandelen terecht in een
nieuwe en voor hem onbekende wereld; namelijk de wereld van nu, met moderne huizen en
gebouwen.
- De ongestandaardiseerde maten behandelen en daar de tekenaars aan vastkoppelen.
- Welke beroepen zijn er allemaal nodig om een huis te bouwen? Beroepen verzamelen
- Aannemer op bezoek met een klein eigen bedrijf. Hij laat gereedschappen zien en vertelt
wat er allemaal voor klussen moeten worden gedaan als je werkt in de bouw. Gedicht van de
aannemer:
Ik ben de aannemer
want ik neem aan.
Ik bewaak dat de klus
wordt gedaan.
Mijn bouwvakkers zijn
de beste in de buurt.
U krijgt geen spijt
als u mij inhuurt.
- Woordweb op het bord met een overzicht van alle werkzaamheden. Achterop het bord
staan alle werkzaamheden die verricht moeten worden om een huis te bouwen. OLG: lln
bedenken klassikaal en gezamenlijk welk vak hoort bij de werkzaamheden. Bv. Vloer leggen:
timmerman.

Pagina 4 van 12
- Meten met oude maten, niet gestandaardiseerde maten. De kinderen gaan in tweetallen
en aan de hand van een opdracht opzoek naar de lengte of breedte van bepaalde dingen. Ze
mogen zelf bedenken hoe ze dat opmeten, maar mogen geen liniaal gebruiken. Ze moeten
ook zelf bedenken hoe ze dat opschrijven. Ze krijgen daarvoor een werkblad waar de
opdrachten op staan. Daarna heb ik een voorbeeld genomen dat op het blad stond. Ik heb
een aantal groepjes antwoord laten geven en het resultaat op het bord geschreven. Zo
werden de verschillen duidelijk en kon ik daar goed op aansluiten met de vraag: waarom
gebruiken we deze maten nu niet meer en vroeger wel? Is het handig om met de oude
maten te meten? Ik heb een aantal belangrijke woorden op het bord geschreven en dit aan
het eind in een paar zinnen nog eens herhaald.
- Vertellen over de tekenaars. Gedicht van de tekenaars zeggen. Werkblad in het schrift
plakken.
Wij passen en meten
Om niets te vergeten
Wij tekenen alles op papier
Schaal een staat tot vier
Ik loop met de duimstok
Helemaal rond
En maak daarna een plattegrond.
- Ik heb verteld dat Peter in deze nieuwe wereld wil gaan wonen en fantaseert over zijn huis.
De gekste dingen komen daarin voor. Toch kan dit niet in werkelijkheid gemaakt worden
vertelt de architect hem. Die gaat voor hem een huis ontwerpen en laat het de tekenaars
tekenen.

Week 3
- Opdracht: Eerstvolgende lege bladzijde. Pak 5 kleurpotloden. Bovenaan schrijf je:
Spreekwoorden Daaronder komt steeds in een andere kleur een spreekwoord.
“Uit het lood staan” “Een steentje bijdragen” “Een hart van steen hebben” “Dat staat als een
huis” Op die jongen kun je huizen bouwen. Zuinigheid met vlijt, bouwt huizen met kastelen.
Het is loodrecht.
- Gedicht van de aannemer oplezen van het bord. Gedicht van de tekenaars laten oplezen uit
hun schrift, per groepje laten doen.
- Bothmeroefening: “wij bouwen een huis”.
- Samen terugkijken op de afgelopen week. Wat hebben we gedaan? Wat is er geleerd? Wat
is er ontstaan? Wat ging er goed? Heb je nog tips?
- Verhaal over Peter vertellen. Korte herhaling van vorige week, de beroepen daarin
verwerken. Peter gaat een huis bouwen, laat zijn huis ontwerpen door de architect en laten
tekenen als een plattegrond door de tekenaars. Daarna stapt hij naar een aannemer toe die
Pagina 5 van 12
er voor gaat zorgen dat zijn huis wordt gebouwd. De aannemer gaat mensen zoeken om
hem te helpen. Als eerste moet de fundering gelegd worden door de grondwerkers.
- De beroepen in de goede volgorde in hun schrift schrijven. Klein stukje over Peter schrijven:
hij gaat een huis bouwen en doet dat met behulp van de volgende mensen… (architect,
tekenaars, aannemer, grondwerkers, metselaars, timmerman, dakdekker, loodgieter,
elektricien, stukadoor, glaszetter, tegelzetter.)
- Opdracht geven: per groepje iedereen kleine steentjes geven om daar een muurtje van te
maken. Op het bord tekenen hoe de stenen moeten worden opgestapeld (recht op elkaar).
Wat gebeurd er? Is de muur stevig?
- Vertellen over komende week, dat we over stenen en muurtjes gaan leren. Kinderen laten
inzien dat het van belang is dat je muren sterk zijn en op een stevige manier worden
gebouwd. Vertellen dat we elke dag een andere manier van een muurtje bouwen gaan leren.
- Beroepen zoeken op zoekplaat.
- Werking van de nacht: Wat hebben we gister gedaan? Wat is er geleerd? Wat is er
ontstaan? Waar ging het om? Wat was er nou zo belangrijk?
- In het schrift opschrijven dat het belangrijk is om goede muren te bouwen zodat je een
stevig huis krijgt waar je je veilig in voelt. Het is belangrijk om goede muren te bouwen.
Daardoor is mijn huis stevig. En ik kan me veilig voelen.
- Verband: Halfsteensverband. Op het bord tekenen, laten nabouwen; één groepje met de
echte stenen, andere kleine steentjes. Daarna benoemen hoe het gebouwd is. Dan het laten
tekenen in het schrift.

- Vormtekenen: ritme in steenverbanden


- Klappen; eerst klappen op 8 tellen in vierkwartsmaat – rustig en gestaag (saai)
Dan klappen in 1-2-1-2-1-2 ritme. Die tegen elkaar laten klappen. Klappen en stampen. De
ene rij klapt en de andere rij stampt: tegen elkaar in. Dus als de ene rij klapt, stampt de
andere rij niet, en andersom. Zo krijg je metselverbanden. Dit is de meest natuurlijke. Maar
om het steviger te maken staan er ook een paar stenen rechtop. Dat is de derde rij. Die
klappen snel op de stamp en de klap van de anderen.
- Verhaal Peter: Metselaars. Peter leert wat metselaars zijn, waar stenen vandaag komen en
hij leert hoe je moet metselen. Wat gebeurt er allemaal bij het metselen, wat zie je op de
plaat? Vertellen: eerst cement maken, door een touwtje te spannen en een balk loodrecht te
plaatsen weet de metselaar hoe hij moet metselen zodat het recht wordt. Dit meet hij met
de volgende gereedschappen: schietlood en een waterpas. De sjouwers geven hem de
stenen aan zodat hij in een hoog tempo de specie kan smeren en de stenen kan leggen.
Je hebt de kinderen een plaat van Cornelis Jetses gegeven, zodat ze als het ware een mooi
prentenboek hebben, waarbij verteld wordt. Het verhaal draagt in zich de kennisoverdracht

Pagina 6 van 12
van hoe bakstenen worden gemaakt. Zo gaat het leven.

Als je bakstenen laat drogen in de zon, dan


vallen ze daarna weer uit elkaar. Als je ze bakt in de oven, dan is er een
chemisch/natuurkundig effect, waardoor de samenstelling veranderd. De bakstenen kunnen
nooit meer terug naar hun oorspronkelijke vorm. In Mesopotamië droogden ze de stenen
nog. Heel kwetsbaar. Je vertelt over de verschillende taken. Waar zie je op de plaat waar de
sjouwers lopen? Hoe zien ze eruit? Wie is er op de plaat bezig om de specie te roeren?
Hoe kan het dat de muur zo mooi recht wordt? Je laat wel het “live” schietlood zien. Hoe
werkt dat ding. Je laat het zien. Waterpas. Je hebt meerdere waterpassen. De kinderen
kunnen daardoor zelf kijken hoe de waterpas werkt. Ze moeten hem even doorgeven.
- Bouwen andere delen van de wereld
- Verschillende soorten stenen.
- Terughalen van het verhaal van gister, wat betekend loodrecht en waterpas? Waar komen
deze woorden vandaan? Zwaartekracht van de aarde = eigenlijk een beetje te moeilijk.
Zwaartekracht wordt in de 6e klas behandeld. We nemen de betekenissen van de termen
door. Loodrecht en waterpas. Met een emmer water laten we zien waarom het waterpas
heet. Juf houdt de emmer omhoog en de kinderen moeten hun hand op gelijke hoogte
houden parallel aan het water. Nu houdt ze de emmer scheef en de kinderen moeten met
het water meebewegen. Het effect is erg amusant. “Huh?!” Ja, want ze houden namelijk hun
hand stil. Nu hebben ze het echt ervaren. Het is echt gaan leven.
- Tekening van metselaar maken: loodrecht en waterpas. Begeleid tekenen. Eerst bruin
muurtje. Zin over de voeger zeggen: “Als alle stenen zijn gelegd, dan voeg ik met mijn
voegspijker de voegen recht.” Daarna de voegen erin tekenen. Dan schietlood en waterpas
tekenen en woorden erbij laten schrijven.
Juf legt uit hoe je je potlood vast moet houden als je “schildert” met je potlood. Juf geeft de
instructie vanuit een timmerman die een huis gaat bouwen. Eerst benoemt ze dat de
kinderen de lucht gaan maken. Ze maken een kleine rand groen als bodem. Dan gaat de
timmerman met zijn schietlood aan de gang. Hij maakt een “loodrechte” paal. De kinderen
maken met bruin een rechte lijn, maar wel met een “schilderend” potlood, dus zonder
contouren. Juf benoemt dat de paal geen lijntjes heeft. Nu moeten de kinderen een
muurkleur kiezen. De muur moet aan de bovenkant waterpas zijn. Juf wil nu dat de kinderen
de voegen erin gaan tekenen. De kinderen maken de horizontale lijnen voor de voegen. De
verticale voegen staan in een halfsteens verband. Dus de stenen zijn allemaal even groot en
eronder zitten ze dan net versprongen. Juf doet het voor op het bord en werkt met de
kinderen mee. Nu moeten de kinderen de waterpas en het schietlood erbij tekenen. De

Pagina 7 van 12
kinderen wordt gevraagd waar die dan moeten komen. Dan moeten de kinderen hun werk
inplakken in hun schrift en “waterpas” en “schietlood” erbij schrijven.
- Gedicht van de metselaars in het schrift schrijven.
De metselaars
Het metselen begint nu, maar
het raamwerk wijst ons wel tot waar.
Wij leggen de stenen in een vast verband
Doen dat precies en met vaardige hand.
Willen wij zien of wij loodrecht bouwen?
Dan kunnen wij ’t schietlood er tegen houden
Steen op specie, specie op steen,
Wij metselaars metselen steen na steen.
- Verband: Staand verband. Op het bord tekenen, laten nabouwen; één groepje met de
echte stenen, andere kleine steentjes. Daarna benoemen hoe het gebouwd is. Dan het laten
tekenen in het schrift.
- Verhaal Peter: Timmerman Meten met lint (liniaal) en steentjes als maatstaf. Hoe breed
moet de deur zijn?
- Deuren en ramen maken, maten van het huis tekenen op eigen plank. Verschillende
mogelijkheden op het bord zetten.
- Verband: Kruisverband. Op het bord tekenen, laten nabouwen; één groepje met de echte
stenen, andere kleine steentjes. Daarna benoemen hoe het gebouwd is. Dan het laten
tekenen in het schrift.

- Beginnen met hun eigen huisje metselen.

- Echt een muurtje metselen in de tuin met behulp van de aannemer.


- This is our house.
It is our home.
In our home there are many rooms.
Downstairs we find the drawing room, the dining room and the kitchen.
Upstairs we find my bedroom, the bathroom.
Under the roof we find the attic.
Under the house we find the cellar.
And all around our house is a garden.
This is our house. Isn’t it nice?
Met gebaren.

Pagina 8 van 12
Week 4
- Steenverbanden klappen en stampen op een ritme. De leerlingen staan in 3 rijen. Ze staan
tegenover elkaar. De ene klapt eerst en de ander klapt daarna. Hiermee klappen ze het ritme
van het halfsteens verband. Dan komt er een derde rij tussen de andere rijen in staan. De
derde rij klapt op de steen en op de voeg.
- Laten opschrijven wat een aannemer is. Daarna bespreken/voorlezen. Gedicht van de
aannemer lezen van het bord.
- Verband: Vlaams verband. Op het bord tekenen, ernaar laten kijken en benoemen hoe het
gebouwd is. Daarna laten nabouwen; één groepje met de echte stenen, de andere met
kleine steentjes. Dan het laten tekenen in het schrift. (Met potlood steentjes tekenen, met
een lijntje.) Nog eens herhalen hoe het zit met de stevigheid van de muur, letten op de
voegen: die zitten nooit boven elkaar. De kinderen willen heel graag in het doen (steentjes
leggen), maar ze nemen niet de rust om eerst eens te overleggen bij zichzelf: wat wordt er
nu eigenlijk van me gevraagd? Je kunt de rust bewaren door te wachten met het uitdelen
van de steentjes. Dwing hen om eerst te kijken naar hoe de opbouw is. Vraag aan hen: Er is
geen halve steen gebruikt en toch zie je steeds een halve steen in het verband. Hoe zou dat
komen? Geef een kind het woord dat niet de vinger opsteekt. Of laat hen even kort in hun
groepje overleggen. Wat betekent het voor de rest van het verband dat er een steen zover
naar achteren uitsteekt? Nu heb je natuurlijk al iets verraden, maar dat doet niets af aan het
leerproces in de handeling. Want erover praten en het eerst uitpuzzelen is nog iets anders
dan het verband rustig opbouwen en dan zien hoe het eruit komt te zien. Vraag de lln nog
eens: hoe zit het ook alweer met de voegen en de stenen. Waar moet je eigenlijk altijd op
letten? Weten jullie nog hoe dat zit met het klappen? Dat betekent dus dat een
metselverband een ritme heeft. Je kunt de stenen dus nooit klapklap – stamp – klapstamp –
klap – stampstamp stapelen (doe het ritme maar na). Ze moeten keer op keer horen dat er
zorgvuldigheid van hen wordt verwacht. Klap – klap – stamp – klap – klap – stamp.
- Verhaal Peter: Metselaar en timmerman moeten goed samenwerken; deuren en
raamkozijnen. Vertellen dat er iets misgaat. Peter komt naar zijn huis kijken en er blijken
geen ramen in te zitten. Oh nee! Nu moeten de metselaars hun werk naar beneden halen en

opnieuw beginnen.
- Verder met hun eigen huisje metselen; let op de ramen, op de 2 e laag de ramen uitsparen.
Ongeveer 6 lagen hoog. (Dan het dak.) Aan de kinderen vertellen!
- Aansluitend op het verhaal: “Jullie krijgen allemaal vast het fundament van je huis, daarop
ga je passen en meten met steentjes zodat je weet waar je muur moet komen te staan. Je
moet als metselaar goed samenwerken met de timmerman. Dus zorg voor openingen voor
de deur en de ramen. Teken met grijs potlood op het fundament waar de muur komt en
waar de deuren. Belangrijke dingen: huisje is ongeveer 16 bij 25 cm of 20 bij 20, met
minimaal 1 deur en 3 ramen, ongeveer 6 lagen hoog. Hun eigen huisje metselen. Per groepje
Pagina 9 van 12
een grote bak met gewone stenen en een bakje met halve steentjes. Per tweetal een bakje
cement (meel, fijn zand, water) per kind een plank en een troffeltje.
- Huiswerk opdracht: in welk steenverband is jouw huis gebouwd? Blaadje met de
verschillende verbanden meegeven, met open vakje om in te tekenen als het anders is!

- Kinderen laten vertellen in welk verband hun huis is gebouwd. Eerst in groepjes vertellen.
Dan klassikaal vingers voor halfsteensverband. Per groepje langs wie een ander verband had,
nog speciale verbanden? Kort over laten vertellen.
- Verband: Kettingverband. Op het bord tekenen, laten nabouwen; één groepje met de echte
stenen, de andere met kleine steentjes. Daarna benoemen hoe het gebouwd is. Tijdens
vormtekenen laten tekenen.

- Echt metselen in de tuin.


- Verhaal Peter: Dakdekkers, loodgieter, elektricien.
- Gedicht van de dakdekkers in het schrift schrijven.
- Verder met hun eigen huisje metselen. Uitleggen hoe het dak er op gemaakt kan worden.
- Verhaal Peter: Stukadoors, glaszetter, tegelzetter.
- Eigen huisje afmaken, eventueel een tuin/hekjes.
- Gedicht van de stukadoors in het schrift schrijven.
- Naar de plaat kijken, welke beroepen hebben we allemaal gezien?
- ‘Toetsje’: Verhaal van Peter terughalen: laten opschrijven welke beroepen zijn
langsgekomen en in welke volgorde. Kort laten vertellen wat de mensen dan doen.
- In het schrift schrijven dat hun huis af is.
- Werkblad maken over de verschillende verbanden. Laten herkennen.
- Foto van hun eigen huisje inplakken.
- Verhaal: Peters huis is af. Hij maakt een kopje thee in zijn nieuwe keuken en gaat lekker
voor het raam zitten om zijn thee op te drinken.
- Samen met de kinderen de periode terughalen. Wat hebben we gedaan? Zo door de
periode heenlopen. Grotten, hut bos, verschillende soorten hutten, Yurt. Verhaal over Peter:
van hutjes naar moderne wereld, naar de stad. Fantasiehuis. Aannemer, beroepen
verzamelen. Gedicht van de metselaars: een kind laten voorlezen. Metselverbanden: iets
over vertellen. Door de kinderen laten klappen. Eigen huisje. Terugblik kinderen: wat was
belangrijk? Waar moest je op letten?

Pagina 10 van 12
- De laatste huisjes laten afmaken. Schrift afmaken: tekening titelblad. Vragen
beantwoorden over het metselen van hun eigen huisje. Foto’s van hun eigen huisje
inplakken. Metselverbanden formulier inplakken.
- Tafel leeg maken, alleen huisje er op. Laten rondlopen door de klas en naar elkaars huisjes
kijken. Daarna samen met de kinderen naar hun huisjes kijken aan de hand van vragen die ik
stel.
- Samen in het schrift schrijven dat hun huisje af is. Aan de hand van het formuleren van
korte zinnen die ik dicteer en mee op het bord schrijf.

Pagina 11 van 12
Bothmer gymnastiek oefening klas 3:
Wij komen uit de verte aan (rondlopen met de klok mee)
Stap stap stap stap stap stap stap stap
Gelopen en gesprongen. (Neem een wijde sprong)
Galop, galop, en stap, stap, stap (2x) Met hoog opgetrokken benen en dan
Gelopen en gesprongen. stappen, en dezelfde wijde sprong

Daar staat voor ons een huis gebouwd. Rondlopen tegen de klok in
Het ziet er heel goed uit.
Komt en laat ons kijken gaan
Hoe het ons bevalt.

Span nu de kring Geef elkaar een hand en maak de kring


Zo wijd als dat gaat. wijd zonder erin te gaan hangen.
Niemand van ons
Die de ander verlaat.

Zuilen zo hoog Handen omhoog


Vensters zo wijd Armen wijduit
Zo zal het staan. Armen langs het lichaam

Maak nu een buiging. Buiging maken naar je vaste maatje


Geef me je handen. Geef elkaar de handen
Open het venster Je doet de armen met handen vast
Wijd naar de wereld. omhoog, terwijl je kijkt in de kring en dan
naar buiten de kring.
Open … en nog verder open. Dan weer naar de kring en helemaal
doordraaien tot ruggen tegen elkaar
Hemelhoog – vleugelwijd – vast naar Armen vast en hoog
beneden – en terug. Armen wijd en armen langs je lijf
En draai je naar elkaar toe.
Jij en ik, ik en jij Armen omhoog als bij “open”
Zoeken elkaar, vinden elkaar (2x) De ene loopt nu achterwaarts om de ander
Jij en ik, ik en jij. heen terwijl de armen vast blijven.

Wij hebben nu een huis gebouwd In de kring met de handen vast.


En hebben het goed gezien.

Zuilen zo hoog Handen omhoog


Vensters zo wijd Handen wijd
Zo zal het staan. Handen langs het lichaam

Pagina 12 van 12

You might also like