Professional Documents
Culture Documents
PliniusLTC SEII
PliniusLTC SEII
PliniusLTC SEII
Arria’s zelfbeheersing bij het fatale ziekbed van haar zoon (pag. 61)
Caecina Paetus haar echtgenoot was ziek, ook haar zoon was ziek, elk van beide
dodelijk, naar het scheen. De zoon overleed, een buitengewoon mooie jongen en net zo
bescheiden (een jongen van uitzonderlijke schoonheid en gelijke bescheidenheid), en bij
zijn ouders evenzeer geliefd om andere dingen als omdat hij hun zoon was. Voor hem
heeft zij de begrafenis zo voorbereid, heeft zij de uitvaart zo geleid dat haar echtgenoot
het niet wist; sterker nog zij deed, 10 telkens wanneer zij zijn slaapkamer binnenkwam ,
alsof hun zoon leefde en zelfs vooruitging, en zij antwoordde op zijn zeer vaak gestelde
vraag (aan [hem] die zeer vaak vroeg) hoe de jongen het maakte: ‘Hij heeft goed
geslapen, hij heeft met smaak gegeten.’ Vervolgens, wanneer de lang ingehouden
tranen haar te machtig werden (overwonnen) en tevoorschijn sprongen, ging zij naar
buiten; dan gaf zij zich over aan haar verdriet; uitgehuild, keerde zij met droge ogen,
met een kalm gezicht terug, alsof zij het verlies (van haar kind) buiten had gelaten.
SE II – Nieuwe teksten
21 Mist zijn echtgenote, vindt troost in werk Brief 7.5 (pag. 116)
Het is ongelooflijk door hoe veel verlangen naar jou ik word gehouden. Op de eerste
plaats liefde, vervolgens omdat we het niet zijn gewend om afwezig te zijn. Daardoor
komt het dat ik een groot deel van de nacht met jouw beeld voor ogen wakker
doorbreng. Daardoor komt het dat overdag, op welke uren ik gewend was je te zien,
mijn voeten zelf, zoals het zeer waar wordt gezegd, mij naar jouw kamer leiden. 5
Daardoor komt het tot slot dat ik ziek en verdrietig en gelijkend aan buitengesloten van
het lege vertrek wegga. Een moment mist deze kwellingen, (het moment) waarop ik in
het forum me afmat met de processen van vrienden. Bepaal jij, welke mijn leven is, aan
wie je rust in het werk, en troost in ongelukkigheid en zorgen is. Vaarwel.
23 Advies aan de nieuwe gouverneur van Achaea Brief 8.24 (pag. 122 t/m
128)
Des te meer moet er door jou naar gestreefd worden, opdat jij niet menselijker, beter,
kundiger schijnt te zijn geweest in de afgelegen provincië dan vlak bij de stad (Rome),
tussen de dienenden dan tussen de vrijen, door een loting aangewezen dan door de
keuze van de keizer, niet onervaren en onbekend dan nu jij jezelf hebt bewezen en
algemeen bekend, omdat het over het algemeen is, zoals je vaak hebt gehoord en
gelezen, 35 dat het beschamender is om lof te verliezen dan om geen lof te behalen. Ik
wil dat je deze dingen gelooft, wat ik aan het begin heb ik gezegd, dat ik waarschuwend,
niet docerend heb geschreven, hoewel ook docerend. Ik vrees namelijk niet, dat ik door
mijn liefde de maat ben overschreden. Er is namelijk ook geen gevaar, dat wat zeer
groot moet zijn overdadig is. Vaarwel.
Ook daar doe ik hetzelfde wat ik deed, lopend of liggend. Mijn aandacht volhardt,
hernieuwd door de verandering zelf. Ik slaap weer een beetje, vervolgens wandel ik,
vervolgens lees ik een Griekse of Latijnse redevoering helder en luid, niet zo ter wille van
de stem, dan ter wille van de maag. Toch wordt ook die (de stem) tegelijkertijd
versterkt. 15 Vervolgens loop ik, smeer ik me in met olie, doe ik oefeningen, neem ik
een bad. Een boek wordt voor me voorgelezen terwijl ik dinneer, als ik met mijn vrouw
of weinigen ben. Vervolgens loop ik met de mijnen, waarvan er ontwikkelden in het
aantal zijn. Zo wordt de avond door verscheidene gesprekken verlengd, ook al is hij op
zijn langst. Niet nooit worden enige dingen uit deze volgorde veranderd: want, als ik
voor een lange tijd heb gelegen of gewandeld, is het lezen pas na de slaap en maak ik
geen ritje op de wagen maar, 20 omdat het korter en sneller is, op een paard. Vrienden
uit de zeer dichtbije steden komen langs, en ze trekken een deel van de dag naar zich
toe en soms komen ze mij, zeer moe zijnde, te hulp met een gunstige onderbreking. Ik
jaag af en toe, maar niet zonder schrijftafeltjes, opdat ik, hoewel ik niks heb gevangen,
ik niet niets mee terug breng. Er wordt ook niet genoeg tijd aan de pachters, zoals het
hen zelf toeschijnt, gegeven, 25 waarvan de boeren klachten onze literaire bezigheden
en die stedelijke werken voor mij aantrekkelijk maken, vaarwel.
Panegyrici
Opening en gebed tot Jupiter Panegyricus 1 (pag. 154 t/m. pag. 156)
En als er tot nu toe twijfel is geweest, of leiders door het lot en door toeval of door een
of andere goddelijke macht, 10 was het toch duidelijk dat onze keizer door goddelijke
beschikking is ingesteld. Want hij is niet door de verborgen kracht van het lot, maar
door Jupiter zelf in het open en voor ieders ogen verkozen. Namelijk tussen de altaren
en offerplaatsen, op dezelfde plek waarop deze god zo voelbaar aanwezig als de hemel
en de sterren is gaan zitten. Daarom is het meer geschikt en overeenkomstig mijn plicht
om u, Jupiter Optimus Maximus, voorheen stichter, nu beschermer van ons Imperium te
15 smeken, opdat mij een redevoering waardig van een consul waardig van de senaat,
waardig van de keizer ten deel valt, en opdat vrijheid, vertrouwen en waarheid in alle
dingen die door mij worden gezegd bestaan, en dat mijn dankbetuiging net zo ontbreekt
aan de schijn van vleierij als dat hij ontbreekt aan dwang.
Zeggend dat dank wordt betuigd voor uw goedheid, Keizer, gelijk aan de eerbied voor
de goden, niet bij uw beschermgeest, 20 maar bij de goddelijke kracht van Jupiter
Optimus Maximus. Zeggend dat wij al wat we aan u schuldig zijn aan hem schuldig zijn.
Vroeger werden grote kuddes offerdieren op hun tocht naar het Capitool voor een groot
deel onderschept gedwongen van de weg af te gaan, omdat het zeer grimmige beeld
van de zeer wrede heer door het net zoveel bloed van offerdieren werd gekleurd, 25 als
dat het zelf bloed vergoot.