PliniusLTC SEII

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 10

5 Plinius, Brieven

1 Het voornemen tot publicatie Brief 1.1 (pag. 52)


Beste Septicius Clarus, Je hebt mij veelvuldig aangespoord de (mijn) brieven, als ik er
enkele met wat extra zorg geschreven zou hebben, te verzamelen en te publiceren. Ik
heb ze verzameld, niet in chronologische volgorde (want ik schreef geen geschiedwerk),
maar zoals iedere [brief] in mijn handen was gekomen. Blijft over dat jij geen spijt hebt
(hoeft te hebben) van je advies en ik niet van het opvolgen [daarvan]. Het zal namelijk
zo gaan, dat ik die welke nog 5 verwaarloosd liggen, zal opzoeken en als ik er nog enkele
aan zal hebben toegevoegd, die niet zal achterhouden. Gegroet.

6 Heldendaden van de dappere Arria Brief 3.16 (pag. 60 t/m 65)


Bijzondere daden (pag. 60)
Ik meen te hebben gemerkt dat de woorden en daden van mannen en vrouwen deels
beroemder zijn [maar] deels grootser. Mijn mening is bevestigd door een gesprek dat ik
gisteren had (van gisteren) met Fannia. Zij is de kleindochter van die beroemde Arria,
die voor haar echtgenoot en een troost en een voorbeeld in de dood is geweest. Zij
vertelde vele dingen over haar grootmoeder [die] niet minder groot [waren] dan dit
[verhaal] maar minder bekend (duisterder); ik meen dat deze voor jou 5 wanneer je ze
leest even bewonderenswaardig zullen zijn als ze voor mij waren toen ik ze hoorde.

Arria’s zelfbeheersing bij het fatale ziekbed van haar zoon (pag. 61)
Caecina Paetus haar echtgenoot was ziek, ook haar zoon was ziek, elk van beide
dodelijk, naar het scheen. De zoon overleed, een buitengewoon mooie jongen en net zo
bescheiden (een jongen van uitzonderlijke schoonheid en gelijke bescheidenheid), en bij
zijn ouders evenzeer geliefd om andere dingen als omdat hij hun zoon was. Voor hem
heeft zij de begrafenis zo voorbereid, heeft zij de uitvaart zo geleid dat haar echtgenoot
het niet wist; sterker nog zij deed, 10 telkens wanneer zij zijn slaapkamer binnenkwam ,
alsof hun zoon leefde en zelfs vooruitging, en zij antwoordde op zijn zeer vaak gestelde
vraag (aan [hem] die zeer vaak vroeg) hoe de jongen het maakte: ‘Hij heeft goed
geslapen, hij heeft met smaak gegeten.’ Vervolgens, wanneer de lang ingehouden
tranen haar te machtig werden (overwonnen) en tevoorschijn sprongen, ging zij naar
buiten; dan gaf zij zich over aan haar verdriet; uitgehuild, keerde zij met droge ogen,
met een kalm gezicht terug, alsof zij het verlies (van haar kind) buiten had gelaten.

Arria een voorbeeld voor haar echtgenoot (pag. 62)


15 Zeker is voortreffelijk die [daad] van dezelfde [vrouw], een dolk te trekken, haar borst
te doorsteken, de dolk eruit te trekken, aan haar echtgenoot aan te reiken, er de
onsterfelijke en bijna goddelijke uitspraak aan toe te voegen: “ Paetus, het doet geen
pijn.” Maar toch toen zij dit deed, toen zij dit zei, stonden haar roem en eeuwige
nagedachtenis voor ogen; des te grootser is het zonder de beloning van eeuwige
nagedachtenis, zonder de beloning van roem, je tranen te verbergen, je rouw verborgen
te houden, en hoewel je je zoon hebt verloren nog de rol van een moeder 20 te spelen.

Paetus gevangen genomen; Arria blijft loyaal (pag. 64)


Scribonianus had in Illyrië de wapens tegen Claudius opgenomen; Paetus had daaraan
deelgenomen, en nadat Scribonianus was gedood werd hij als gevangene naar Rome
overgebracht. Hij stond op het punt aan boord te gaan; Arria smeekte de soldaten dat zij
tegelijk [met hem] werd ingescheept. ‘Want natuurlijk’ zei zij ‘zullen jullie aan een man
die consul is geweest enkele slaafjes geven, om hem eten te geven (opdat hij van hen
eten krijgt), 25 aan te kleden (hij door hen gekleed wordt), zijn schoenen aan te doen;
[dat] alles zal ik alleen doen.’ Ze verkreeg geen [toestemming]: ze huurde een
vissersbootje, en zij heeft de enorme boot gevolgd met een heel kleintje. Dezelfde
[Arria/vrouw] zei bij Claudius tegen de echtgenote van Scribonianus, toen die een
openlijke bekentenis aflegde, ‘Moet ik luisteren naar jou, in wier schoot Scribonianus
werd gedood, en jij leeft [nog]?’

Arria’s onvoorwaardelijke trouw tot in de dood (pag. 65)


Daaruit is duidelijk dat voor haar het besluit tot haar zeer prijzenswaardige dood niet
ondoordacht (plotseling) 30 is geweest. Ja zelfs, toen Thrasea, haar schoonzoon, [haar]
smeekte haar sterven niet door te zetten, en hij onder andere had gezegd: ‘Wilt u dus
dat uw dochter, als ik moest omkomen, samen met mij zou sterven?’, heeft zij
geantwoord: ‘Als zij zo lange tijd en in zo’n grote eendracht met jou zal hebben geleefd
als ik met Paetus, [dan] wil ik [dat].’ Zij had met dit antwoord de bezorgdheid van haar
naasten doen toenemen; er werd nauwlettender over haar gewaakt; [dat] merkte zij en
‘Wat jullie doen is zinloos (Jullie handelen niets)’ zei zij; ‘want jullie kunnen bereiken dat
ik op een slechte manier 35 sterf, dat ik niet sterf kunnen jullie niet [bereiken].’ Terwijl
zij dit zei, sprong zij op uit haar stoel en sloeg haar hoofd met een enorme kracht
(aanval) tegen de muur tegenover [haar] en stortte neer. Weer bijgebracht zei ze ‘Ik had
jullie gezegd dat ik, hoe hard ook, een weg zou vinden naar de dood, als jullie [mij] een
gemakkelijke weg geweigerd zouden hebben.’ Schijnen deze [voorvallen] jou niet
grootser toe dan dat bekende ‘Paetus, het doet geen pijn’, waar zij via deze is
uitgekomen? Terwijl intussen die uitspraak wijd en zijd bekend is (enorme roem die
[uitspraak] verspreidt), 40 zijn deze andere dingen totaal onbekend (verspreidt geen
enkele [roem] deze [andere dingen]). Daaruit wordt geconcludeerd, wat ik in het begin
heb gezegd, dat sommige dingen beroemder zijn [maar] andere grootser. Gegroet.. 
 

9 De dood van Martialis Brief 3.21 (pag. 72 t/m 74) 


Ik heb gehoord dat Valerius Martialis is gestorven en ik heb het er moeilijk mee. Hij was
iemand die talentvol, scherpzinnig en fel was, en die zeer veel humor, bitterheid en niet
minder directheid in het schrijven had. Ik had hem terwijl hij zich terugtrok geholpen met
reisgeld; Ik had dit voor vriendschap gegeven. Ik had dit ook voor kleine versjes die hij over
me had geschreven gegeven. 5 Het was vroeger de gewoonte om hen die of de lofprijzingen
van enkelen of de lofprijzingen van steden hadden geschreven, of met eer of met geld te
eren. In onze tijd is dit, zoals andere prachtige en uitstekelijke dingen, in het bijzonder in
onbruik geraakt. Want nadat we zijn gestopt prijzenswaardige dingen te doen, achten wij
geprezen worden ook smakeloos. Je vraagt, welke versjes het zijn waarvoor ik mijn dank heb
betuigd? Ik zou je naar de boekrol zelf verwijzen, als ik er niet enkele uit het hoofd kende. 10
Jij zult, als deze je zullen hebben bevallen, overige in het boek zoeken. Hij spreekt de muze
(Thalia) toe. Hij beveelt, opdat ze mijn huis op de Esquilijn zoekt, en er respectvol naartoe
gaat. Maar pas op dat je niet als dronken vrouw op een ongelegen moment op de
welsprekende deur klopt. 15 Hij geeft alle dagen aan de strenge Minerva, terwijl hij dat wat
de eeuwen en het nageslacht kunnen vergelijken met ook de Arpijnse geschriften,
voorbereidt voor de oren van honderd mannen. Jij zult als veiliger persoon naar de
avondlampen gaan. Dat uur is het jouwe, wanneer Lyaeus tekeergaat, wanneer de roos
regeert (geur van rozenblaadjes), 20 en wanneer de haren nat zijn (van parfum). mogen de
strenge Cato de Oudere en (de strenge) Cato de Jongere dan zelfs mij (voor)lezen. Is het niet
terecht dat ik om hem, die deze dingen over mij heeft geschreven en (hem) die ik toen gaan
op zeer vriendschappelijke wijze heb weg laten gaan en (hem) die nu als zeer goede vriend is
gestorven, betreur? Hij heet mij namelijk zo veel als hij gekund heeft geven, en hij zou meer
hebben gegeven, als hij dat had gekund. 25 Trouwens, wat kan groters kan een man worden
gegeven dan glorie en lof en eeuwigheid? Maar de dingen die hij heeft geschreven zullen
niet eeuwig zijn. Ze zullen dat misschien niet zijn, maar hij heeft ze toch geschreven alsof ze
eeuwig zouden zijn. Gegroet.

17 De uitbarsting van de Vesuvius  Brief 6.16 (pag. 94 t/m 106)


Jij vraagt, opdat ik het einde van mijn oom schrijf, opdat je het aan het nageslacht als
tamelijk waar kunt overleveren. Ik betuig dank; Want ik zie dat er een onsterfelijke
glorie van zijn dood in het vooruitzicht is gesteld, als hij door jou wordt beschreven.

Mijn oom wacht eeuwige roem (pag. 94)


5 Want hoewel hij bij een ondergang van zeer mooie landen, zoals mensen en steden in
een gedenkwaardig ongeval, alsof hij eeuwig zal leven is gestorven, (en) hoewel hij zelf
zeer veel blijvende werken heeft voortgebracht, zal de eeuwigheid van jouw werken
toch veel toevoegen aan zijn voortbestaan. Zeker gelukkig acht ik hen, aan wie door een
geschenk van de goden het is gegeven om of schrijvenswaardige dingen te doen of om
lezenswaardige dingen te schrijven. Maar zeer gelukkig acht ik hen, aan wie beide is
gegeven. Mijn oom zal met jouw en zijn boeken in het nummer van hen zijn. 10 Daarom
neem ik graag, eis ik zelfs op wat jij opdraagt.

De verschijning van een merkwaardige wolk (pag. 96)


Hij was in Misenum en voerde persoonlijk het commando over een vloot. Mijn moeder
wees hem op 24 Augustus op ongeveer het zevende uur erop dat er een wolk van
ongewone grootte en soort verscheen. Hij eist sandalen (en) beklimt de plek
waarvandaan dit wonderbaarlijke schouwspel het best aanschouwen kon worden. 15 De
wolk – het was onbekend voor de toekijkers uit welke berg ze opsteeg (Het is later
bekend geworden dat het de Vesuvius was) – waarvan hij de gelijkenis en vorm en
andere dingen niet meer als boom dan als pijnboom kon weergeven, steeg op. Het
breed zich namelijk uit, zich verheffend alsof met een zeer lange stam, ik geloof omdat,
nadat de wolk door de nog nieuwe luchtstroom naar buiten was gedreven, en ze
vervolgens niet meer door de luchtstroom, terwijl hij zwakker werd, ondersteund was of
zelfs door haar eigen gewicht was overwinnen, 20 ze (de wolk) in de breedte ijler werd,
wit soms, soms vies en vol vlekken, al naar gelang het aarde of as had
weggenomen/opgetild.

Plinius Maior gaat op onderzoek uit (pag. 98)


Het heeft hem, zeer geleerd man als hij was, een groot en tamelijk dichtbij
onderzoekwaardig iets geleken. Hij beveelt dat een Liburniër wordt klaargemaakt. Hij
geeft mij de gelegenheid om met hem mee te komen, als ik zou willen. Ik heb
geantwoord dat ik liever studeerde, en toevallig had hij zelf iets gegeven, opdat ik
schreef. Hij ging het huis uit; 25 Hij heeft de brieven van Rectina, de vrouw van Tascus,
erg bang gemaakt door het dreigende gevaar (Haar villa lag namelijk aan de voet (van de
Vesuvius), en er was geen vlucht(mogelijkheid) behalve met boten). Ze smeekte opdat
hij haar zou ontrukken van zo’n groot gevaar. Hij verandert van plan (Hij draait het plan)
en hij gaat het ding waar hij met leergierige geest mee was beginnen, met zeer moedige
geest tegemoet. Hij laat vierriemers in zee trekken, hij gaat zelf aan boord om niet
alleen om aan Rectina maar aan velen 30 (Het was namelijk een dichtbevolkte
aantrekkelijke ligging aan de kunst) hulp te brengen. Hij haast zich daarheen
waarvandaan anderen vluchten, en houdt rechte koers en de roeispanen recht naar het
gevaar, zo bevrijd van angst, dat hij alle veranderingen en alle aspecten van dit kwaad,
zoals hij het met zijn ogen had waargenomen, dicteerde en liet optekenen. As landde
reeds op de boten, naarmate ze dichterbij naderden, heter en dichter opeen (de As) 35
Er waren reeds puimstenen, zelfs zwarte en verbrandde en door vuur gebroken stenen.
Reeds ontstond er plotseling een ondiepte en vormden de kusten een blokkade met het
puin dat uit de bergen kwam. Even twijfelend of hij terug zou varen, maar weldra zegt
hij tegen de stuurman, die aanspoort opdat hij het zo doet: Het geluk helpt de sterken:
Zoek Pomponianus!

Aankomst bij Pomponianus (pag. 100)


In Stabiae was hij (Pomponianus) afgesneden in het midden van de baai (in de middelste
baai let.) (want de zee stroomde geleidelijk de gebogen en in een kromming lopende
kusten binnen). 40 Daar had hij, hoewel het gevaar nog niet naderde en toch duidelijk
zichtbaar wanneer het (gevaar) zou toenemen, de bagage mee naar de schepen
gebracht, vastbesloten van de vlucht / om te vluchten als de tegenwind zou zijn gaan
liggen. Mijn oom is toen met deze (voor hem juist) zeer gunstige (wind) binnengevaren,
hij omhelst hem (Pomponianus) terwijl hij (Pomponianus) trilt van angst, troost (hem)
(en) spoort (hem) aan, opdat hij zijn angst met zijn eigen kalmte verminderde, en
beveelt dat hij naar een bad wordt weggebracht. Gewassen ligt hij aan tafel aan (en)
dineert, ofwel vrolijk ofwel (wat evenzo groot is) gelijkend op vrolijk.

De ramp breekt los (pag. 102)


45 Ondertussen lichtten er uit de Vesuvius op meerdere plekken zeer wijde vlammen en
hoge vuren op, waarvan de gloed door de duisternis van de nacht wordt versterkt, en de
helderheid door de duisternis van de nacht wordt versterkt. Hij zegt herhaaldelijk dat de
verlaten vlammen en door de verwarring van het landvolk de achtergelaten villa’s
verspreid over het verlaten gebied in brand staan, als middel tegen de schrik. Toen heeft
hij zichzelf aan de rust overgegeven en heeft hij met een zeer zeker ware droom gerust.
50 Want de ademhaling, die voor hem wegens de omvang van zijn lichaam zwaarder en
luidruchtiger was, werd door hen die bij de deur heen en weer liepen, gehoord. Maar de
binnenplaats waarvan uit het woonverblijf werd betreden was reeds zo met as en
gemengde puimstenen gevuld, dat als er een langer oponthoud in de slaapkamer zou
zijn, de uitgang onmogelijk zou worden gemaakt. Hij gaat aangevuurd/opgewekt voort,
en hij voegt zich bij Pomponianus en de anderen die wakker waren gebleven. Ze
overleggen gemeenschappelijk of ze binnenshuis blijven of in de openlucht rondlopen.
55 Want de daken schudden heen en weer door talrijke en zware trillingen, en als het
ware van hun plaats los getrild schenen ze nu hier, dan daar weg te gaan en weer terug
te komen (terug te worden gebracht). Onder de blote hemel werd de val van
puimstenen gevreesd - hoewel die poreus waren – wat de vergelijking van gevaren toch
verkieslijker heeft gemaakt. En bij hem wint het verstand van verstand, bij anderen wint
de angst van de angst. Zij binden (hoofd)kussens gelegd op hun hoofden vast met linnen
doeken. 60 Deze bescherming is er tegen de vallende dingen geweest.

De dood van Plinius Maior (pag. 104)


Het was ergens anders al dag, daar was de nacht zwarter en dichter opeen dan alle
nachten; ze (nacht) werd toch doorbroken door veel fakkels en verschillende lichtjes.
Het heeft hem bevallen om uit (het huis) naar de kust te gaan, en van zeer dichtbij te
bekijken, of de zee reeds iets toeliet; hij (zee) bleef tot nu toe woest en niet te bevaren.
65 Daar heeft hij, terwijl hij op een op de grond geworpen laken telkens weer koud
water geëist en gedronken. Vervolgens draaien de vlammen en de voorbode van
vlammen, de geur van zavel, anderen op de vlucht, (maar) ze wekken hem op. Steunend
op twee slaafjes is hij opgestaan en is hij onmiddellijk ingestort, zoals ik vermoed, door
een bemoeilijkte luchtstroom door een tamelijk dikke damp, en door een gesloten
luchtpijp die voor hem van nature zwak en nauw en vaak ontstoken was. 70 Toen de dag
is teruggekeerd (het was de derde dag vanaf die dag die hij voor het laatst had gezien),
is zijn lichaam onaangetast, ongeschonden en bedekt zoals het gekleed was geweest: De
houding van het lichaam was gelijkender op een rustende dan een gestorvene.

Slot van de brief (pag. 106)


Ondertussen in Misenum waren ik en moeder – Maar dat heeft geen belang voor de
geschiedschrijving, noch heb jij iets anders dan over zijn eind willen weten. Ik zal er dus
een eind aan maken. Ik zal een ding toevoegen, dat ik alle dingen (omnia) die ik bij had
gewoond en die ik had gehoord meteen, wanneer ze nog als het meest waar worden
onthouden / als berichten nog het meest naar waarheid zijn, in detail beschrijven heb.
75 Jij zult de belangrijkste dingen eruit halen. Het is immers iets anders een brief te
schreven en iets anders een historie te schrijven, het is iets anders om een vriend te
schrijven en iets anders om aan allen te schrijven. Gegroet.

SE II – Nieuwe teksten
21 Mist zijn echtgenote, vindt troost in werk  Brief 7.5 (pag. 116)

Het is ongelooflijk door hoe veel verlangen naar jou ik word gehouden. Op de eerste
plaats liefde, vervolgens omdat we het niet zijn gewend om afwezig te zijn. Daardoor
komt het dat ik een groot deel van de nacht met jouw beeld voor ogen wakker
doorbreng. Daardoor komt het dat overdag, op welke uren ik gewend was je te zien,
mijn voeten zelf, zoals het zeer waar wordt gezegd, mij naar jouw kamer leiden. 5
Daardoor komt het tot slot dat ik ziek en verdrietig en gelijkend aan buitengesloten van
het lege vertrek wegga. Een moment mist deze kwellingen, (het moment) waarop ik in
het forum me afmat met de processen van vrienden. Bepaal jij, welke mijn leven is, aan
wie je rust in het werk, en troost in ongelukkigheid en zorgen is. Vaarwel.

23 Advies aan de nieuwe gouverneur van Achaea  Brief 8.24 (pag. 122 t/m
128)

Een bijzondere missie (pag. 122)


Mijn liefde dwingt me naar jou, niet opdat ik adviseer/doceer (want jij mist geen leraar),
toch waarschuw ik opdat je de dingen die je weet onthoudt en in het oog houdt, of
anders is niet weten beter. Denk eraan dat je naar de Provincie Achaia, dat ware en
zuivere Griekenland, waarin voor het eerst de beschaving, letterkunde en zelfs
landbouw worden geloofd te zijn uitgevonden, 5 (denk eraan dat je wordt) gestuurd om
de positie van vrije steden te organiseren, dat wil zeggen naar mensen die bij uitstek
mensen zijn, naar vrije mensen die bij uitstek vrij zijn, die het recht, door de natuur
gegeven, met deugd, verdiensten, een verdracht en tot slot met respect voor de goden
hebben vastgehouden. Heb eerbied voor de stichter goden en de namen van de goden,
heb eerbied voor de oude glorie en de oudheid zelf, die bij een mens eerbiedwaardig is,
en in de steden heilig.

Laat dit zien in je handelswijze (124)


10 Laat er bij jou eer voor de rijke geschiedenis zijn, voor de grootse gaden, en ook voor
de verhalen. Je moet geen afbreuk doen aan iemands waardigheid, aan iemands
vrijheid, zelfs aan iemands grootspraak. Heb voor ogen dit dit het land is, dat ons wetten
heeft gestuurd, (dat dit het land is) dat wetten niet aan de overwonnenen maar aan de
vragenden heeft gegeven, dat het Athene is waar je heen gaat, dat het Sparta is dat je
regeert. Aan hen de verlaten schaduw en de overgebleven naam van vrijheid ontrukken
is wreed, wild en barbaars. 15 Je ziet dat, hoewel slaven en vrijen niets verschillen in
slechte gezondheid, vrijen toch zachter en toegeeflijker worden behandeld. Onthoud
wat elke stadstaat is geweest, niet opdat je eneerkijkt op (het ding) wat is opgehouden
te bestaan. Laat arrogantie, botheid afwezig zijn. En vrees geen minachting. Of wordt hij
die macht heeft, die een roedenbundel heeft geminacht, als hij niet onbeduidend en
minderwaardig is, en die zichzelf als eerste minacht? 20 Het is een slechte zaak als
macht zijn eigen kracht op de proef stelt door de beledingen van anderen, het is een
slechte zaak als eerbied door angst wordt verkregen, en liefde is zeker effectiever om te
bereiken wat je wilt dan angst. Want angst gaat weg telkens als jij weggaat, liefde blijft,
en zoals die (timor) in haat omslaat, slaat dit (amor) in respect om.

Jij hebt een goede naam te verliezen (pag. 126)


Het is echter nodig dat jij telkens weer (want ik zal herhalen) de omschrijving van je taak
te herinneren en aan jezelf uit te leggen, 25 welke en hoe groot het is om de positie van
vrije steden te organiseren. Want wat is meer de burger betreffend dan orde, en wat is
kostbaarder dan vrijheid? Verder hoe slecht, als orde wordt ingewisseld voor revolutie,
als vrijheid wordt ingewisseld voor slavernij! 30 Er komt bij dat jij strijd met je mee hebt.
de roem van jouw quaestuur, die jij als zeer goed uit Bithynië mee naar huis hebt
gebracht legt een zware druk op je. Het lovende getuigschrift van de keizer legt een
zware druk op je. Het tribunaat, de praetuur en het gouverneurschap zelf, als het ware
gegeven als een beloning, legt een zware druk op je,

Des te meer moet er door jou naar gestreefd worden, opdat jij niet menselijker, beter,
kundiger schijnt te zijn geweest in de afgelegen provincië dan vlak bij de stad (Rome),
tussen de dienenden dan tussen de vrijen, door een loting aangewezen dan door de
keuze van de keizer, niet onervaren en onbekend dan nu jij jezelf hebt bewezen en
algemeen bekend, omdat het over het algemeen is, zoals je vaak hebt gehoord en
gelezen, 35 dat het beschamender is om lof te verliezen dan om geen lof te behalen. Ik
wil dat je deze dingen gelooft, wat ik aan het begin heb ik gezegd, dat ik waarschuwend,
niet docerend heb geschreven, hoewel ook docerend. Ik vrees namelijk niet, dat ik door
mijn liefde de maat ben overschreden. Er is namelijk ook geen gevaar, dat wat zeer
groot moet zijn overdadig is. Vaarwel.

25 De uitbarsting van de Vesuvius  Brief 9.36 (pag. 132 t/m 134)


Je vraagt, hoe ik een dag in de zomer in Tuscis indeel. Ik word wakker wanneer het
bevalt, meestal rond zonsopgang, vaak eerder, later zelden. De ramen blijven gesloten.
Want op wondaarbaarlijke wijze in de stilte en donkernis, afgesloten van hen die me
afsluiten, en vrij en overgelaten aan mezelf, volg ik niet de ogen met de geest maar de
geest met de ogen, die dezelfde dingen zijn die de geest ziet, telkens zien ze niets
anders. 5 Ik denk als er iets in mijn handen is, ik denk woord voor woord gelijkend aan
een schrijvende of verbeterende, nu eens minder dan weer meer, al naar gelang ze
ofwel moeilijk of wel makkelijk geordend of onthouden hebben kunnen worden. Ik roep
een secretaris en, nadat de dag was aangekomen, dicteer ik de dingen die ik had
bedacht. Hij gaat weg en wordt weer teruggeroepen en wordt weer weggestuurd.
Wanneer het het vierde of vijfde uur is (want de tijd is niet zeker en afgemeten), 10 al
naar gelang het weer aanraadt, begeef ik me naar het terras of de overdekte
wandelgang, en ik overdenk en dicteer de overige dingen. Ik bestijg de wagen.

Ook daar doe ik hetzelfde wat ik deed, lopend of liggend. Mijn aandacht volhardt,
hernieuwd door de verandering zelf. Ik slaap weer een beetje, vervolgens wandel ik,
vervolgens lees ik een Griekse of Latijnse redevoering helder en luid, niet zo ter wille van
de stem, dan ter wille van de maag. Toch wordt ook die (de stem) tegelijkertijd
versterkt. 15 Vervolgens loop ik, smeer ik me in met olie, doe ik oefeningen, neem ik
een bad. Een boek wordt voor me voorgelezen terwijl ik dinneer, als ik met mijn vrouw
of weinigen ben. Vervolgens loop ik met de mijnen, waarvan er ontwikkelden in het
aantal zijn. Zo wordt de avond door verscheidene gesprekken verlengd, ook al is hij op
zijn langst. Niet nooit worden enige dingen uit deze volgorde veranderd: want, als ik
voor een lange tijd heb gelegen of gewandeld, is het lezen pas na de slaap en maak ik
geen ritje op de wagen maar, 20 omdat het korter en sneller is, op een paard. Vrienden
uit de zeer dichtbije steden komen langs, en ze trekken een deel van de dag naar zich
toe en soms komen ze mij, zeer moe zijnde, te hulp met een gunstige onderbreking. Ik
jaag af en toe, maar niet zonder schrijftafeltjes, opdat ik, hoewel ik niks heb gevangen,
ik niet niets mee terug breng. Er wordt ook niet genoeg tijd aan de pachters, zoals het
hen zelf toeschijnt, gegeven, 25 waarvan de boeren klachten onze literaire bezigheden
en die stedelijke werken voor mij aantrekkelijk maken, vaarwel.

29 Onderzekerheid over hoe om te gaan met de christenen  Brief 10.96


(pag. 142 t/m 150)

Plinius’ aarzelingen (pag. 142)


Het is voor mij gebruikelijk, heer, om alle dingen waarover ik twijfel aan u voor te
leggen. Wie kan namelijk beter of mijn aarzeling sturen of mijn onwetendheid
onderrichten? Ik ben nooit bij de vooronderzoeken over de Christenen geweest.
Daarom weet ik niet wat en in hoeverre het gewoonlijk is ofwel gestraft ofwel
ondervraagd te worden. Noch heb ik matig getwijfeld, 5 of er een of ander onderscheid
van leeftijden moet zijn, of hoezeer ook de zwakken niets van de sterkeren verschillen;
of er vergiffenis voor berouw moet worden gegeven, of het niet voordelig is voor hem,
die ooit Christen is geweest, op te houden. Of de naam zelf moet worden bestraft, of
misdaden samenhangend met de naam, als deze misdaden mist.

Zijn voorlopige aanpak (pag. 144)


Ondertussen, bij hen die naar mij als Christenen werden aangeklaagd, heb ik deze
manier gevolgd. 10 Ik heb hen zelf gevraagd of ze Christenen waren. De vasthoudenden
heb ik een tweede en derde keer ondervraagd, terwijl ik dreeg met executie. Ik heb
beveeld dat de volhoudenden werden afgevoerd voor executie. Want ik betwijfelde
niet, wat ze ook maar zeiden, dat halsstarrigheid en onbuigzame koppigheid moeten
worden bestraft. Er zijn anderen geweest, van gelijkende waanzin, die, omdat ze
romeinse burgers waren, ik op een lijst heb laten zetten om naar de stad (Rome) te
worden weggestuurd.

Wanneer is iemand een christen? (pag. 146)


15 Weldra hebben meerdere soorten zich voorgedaan, terwijl deze behandeling zich
verspreed door misdaad. Een boekje zonder auteur is aangeboden, die de namen van
velen bevatte. Zij die ontkenden dat ze Christenen waren of waren geweest, riepen
toen, terwijl ik voorging, de goden aan en ze smeekten tot uw beeld, dat ik hiervoor had
bevolen met heiligdommen van de Numen (Soort godheden) te worden gebracht, met
wierrook en wijn, bovendien vervloekten ze Christus, 20 waartoe zij die echte
Christenen zijn worden gezegd niet te kunnen worden gedwongen. Anderen, door de
aanklager benoemd, hebben gezegd dat ze Christenen waren en hebben het vervolgens
ontkend, waarbij ze zeiden dat ze het waren geweest, maar dat ze waren gestopt.
Sommigen voor drie jaar, sommigen voor meerdere jaren, niet niemand zelfs voor
twintig jaar. Ook zij hebben uw beelden en de heiligdommen van de goden vereerd en
hebben 25 Christus vervloekt.
Waaraan maken de christenen zich eigenlijk schuldig? (pag. 148)
Ze beweerden met klem dat dit de inhoud van ofwel de schuld ofwel de dwaling was
geweest, dat ze het waren gewend op een vastgestelde dacht voor het licht samen te
komen, een lied aan Christus als het ware en God om de beurten met elkaar te zingen
en door een heilige eed zich niet tot een of andere misdaad te verplichten, maar opdat
ze niet diefstallen, berovingen en echtbreuken begingen, opdat ze geen woordbreuk
pleegden, 30 opdat ze niet weigerden een pand desgevraagd terug te geven. Ze
beweerden met klem dat, nadat deze dingen waren voltooid, het de gewoonte was
geweest om uiteen te gaan om vervolgens weer bij elkaar te komen om voedsel te
nemen, maar gewoon en onschuldig. Ze beweerden met klem dat ze waren het te doen
na mijn edict, waarmee ik volgens uw opdrachten had verboden dat er genootschappen
waren geweest. Des te meer heb ik het noodzakelijk geloofd uit twee slavinnen, die
helpsters werden genoemd, te ondervragen, ook onder marteling, wat ervan waar was.
35 Ik heb niets anders gevonden dan bijgeloof, slecht en mateloos

Voldoende reden om de keizer te raadplegen (pag. 150)


Daarom ben, nadat dit onderzoek was uitgesteld, ik er haastig toe overgegaan om u te
raadplegen. Het heeft mij namelijk een ding waardig van raadpleging geschenen,
vanwge het nummer van gevaar lopenden. Velen van elke leeftijd, elke stand, en beide
geslachten worden immers aangeklaagd en zullen worden aangeklaagd. Ook niet alleen
over de steden, maar zelfs over de dorpen en de akkers heeft de besmetting van dit
bijgeloof zich verspreid. 40 Ze schijnt tot staan te kunnen worden gebracht en te kunnen
worden rechtgesteld. Het staat zeker genoeg vast dat voor kort verlaten tempels zijn
begonnen druk te worden bezocht, en dat de heilige plechtigheden, lang onderbreken,
weer worden opgepakt en dat op verschillende plekken het vlees van offerdieren wordt
verkocht, waarvan tot nu toe een zeer zeldzame koper werd gevonden (zeer af en toe
een koper werd gevonden). Hieruit is het makkelijk te menen, welke menigte van
mensen kan worden verbeterd, als er plek voor berouw is.

Panegyrici
Opening en gebed tot Jupiter Panegyricus 1 (pag. 154 t/m. pag. 156)

Op goede en wijze wijze, leden van de senaat, hebben de voorvaderen zoweld e


handelingen als een toespraak laten beginnen met gebeden, omdat mensen niets naar
behoren, niets zorgvuldig kunnen beginnen zonder hulp, advies, eer van de onsterfelijke
goden. Door wie liever dan een consul moet deze gewoonte in praktijk worden gebracht
en verzorgd worden 5, of wanneer meer dan wanneer we worden opgewekt om onze
dank te betuigen aan de zeer goede keizer met de macht van de senaat en het gezag
van de republiek? Wat is namelijk een voortreffelijker of mooier geschenk van de goden,
dan een integere en heilige en aan de goden zeer gelijke keizer?

En als er tot nu toe twijfel is geweest, of leiders door het lot en door toeval of door een
of andere goddelijke macht, 10 was het toch duidelijk dat onze keizer door goddelijke
beschikking is ingesteld. Want hij is niet door de verborgen kracht van het lot, maar
door Jupiter zelf in het open en voor ieders ogen verkozen. Namelijk tussen de altaren
en offerplaatsen, op dezelfde plek waarop deze god zo voelbaar aanwezig als de hemel
en de sterren is gaan zitten. Daarom is het meer geschikt en overeenkomstig mijn plicht
om u, Jupiter Optimus Maximus, voorheen stichter, nu beschermer van ons Imperium te
15 smeken, opdat mij een redevoering waardig van een consul waardig van de senaat,
waardig van de keizer ten deel valt, en opdat vrijheid, vertrouwen en waarheid in alle
dingen die door mij worden gezegd bestaan, en dat mijn dankbetuiging net zo ontbreekt
aan de schijn van vleierij als dat hij ontbreekt aan dwang.

De grootsheid van de keizer valt op door vergelijking met vorige keizers


Panegyricus 52-53 (pag. 162 t/m. pag. 166)

De eenvoud van zijn standbeelden (pag. 162)


Als iemand anders een van deze dingen had verricht, zou er aan hem al lang een met
een stralenkrans omringd hoofd zijn en er voor hem een zetel van goud en ivoor tussen
de goden staan, en zou hij worden aangeroepen met heiligere altaren en met grotere
offerdieren. U gaat alleen heiligdommen binnen om te aanbidden, aan u is de grootste
eer om de wacht te houden voor de tempels en omzoomd te worden bij de deur. 5 Het
gebeurt zo, dat de goden de hoogste functie tussen de mensen voor u bewaren, hoewel
u functie van goden zelf niet nastreeft. Daarom zien wij uw standbeeld, een of twee en
die van goud, op het voorportaal van Jupiter Optimus Maximus. Maar kort voor alle
tegangen stralen alle treden en het hele terrein, hier van goud daar van zilver, of liever
werden bevuild, omdat de heiligdommen, gemengd met de beelden van de incestueuze
keizer 10 waren bedoezeld.

Daarom blijven de weinige en bronzen standbeelden en zullen ze blijven zolang als de


tempel zelf, maar de ontelbare gouden beelden hebben, tot vreugde van het volk, hun
verdiende loon gakregen doordat ze vernield op de grond liggen. Het deed mij
genoegen de zeer arrogante gezichten tegen de grond te slaan, om ze aan te vallen met
een zwaard, om de woede te koelen met bijlen, alsof bloed en verdriet telkens een stoot
volgden. 15 Niemand was zo beheerst in vreugde en lang gehoopte blijheid, dat het hem
niet een vorm van wraak scheen om te kijken naar de verminkte ledematen en de
afgehakte ledematen, tenslotte de grimmige huiveringwekkende beelden, prijsgegeven
aan en gesmolten door vlammen, opdat ze door dit terreur en deze bedreigingen in een
voordeel voor de mensen en een vermaak werden veranderd.

Zeggend dat dank wordt betuigd voor uw goedheid, Keizer, gelijk aan de eerbied voor
de goden, niet bij uw beschermgeest, 20 maar bij de goddelijke kracht van Jupiter
Optimus Maximus. Zeggend dat wij al wat we aan u schuldig zijn aan hem schuldig zijn.
Vroeger werden grote kuddes offerdieren op hun tocht naar het Capitool voor een groot
deel onderschept gedwongen van de weg af te gaan, omdat het zeer grimmige beeld
van de zeer wrede heer door het net zoveel bloed van offerdieren werd gekleurd, 25 als
dat het zelf bloed vergoot.

You might also like