Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 74

Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Passieve mobilisatietechnieken

i
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Inleiding Inhoudsopgave Pagina

Deze fysiotherapeutische vaardigheden betreffen de passieve mobilisatie Hoofdstuk 1


technieken van de extremiteiten. Passieve mobilisatie technieken zijn Bindweefsel en mobilisatie 3
gericht op het opheffen van functiestoringen in gewrichten en zijn
gebaseerd op wetenschappelijke inzichten. Slechts de gewrichten die in Hoofdstuk 2
het curriculum worden aangeboden worden gepresenteerd. Momenteel
Mobiliseren art. acromioclavicularis 17
zijn dat de artt. acromio-clavicularis, humeri, cubiti, manus, coxae, genus
en pedis.
Hoofdstuk 3
Het theoretische gedeelte van dit boek bevat informatie die nodig is bij Mobiliseren art. humeri 20
het toepassen van de mobilisatie technieken in de praktijk. Voor het tot
stand komen van deze teksten is gebruik gemaakt van de vermelde Hoofdstuk 4
referenties. Er wordt vanuit gegaan dat een basiskennis Mobiliseren art. cubiti 35
rondom gewrichtsleer en fysiologische bouw van collagene vezels
reeds aanwezig is.
Hoofdstuk 5
Mobiliseren art. manus 39
Verder bevat dit boek een praktijk gedeelte welke is ingedeeld per
gewricht. Hierin zijn de uitgangshoudingen voor de uitvoering van de
technieken zo functioneel mogelijk gekozen, echter kan hiervan af Hoofdstuk 6
worden geweken in de praktijk, dit op basis van de (on)mogelijkheden Mobiliseren art. coxa 54
van de patiënt.
Hoofdstuk 7
Met vriendelijke groet, Mobiliseren art. genus 61

Jeroen Alessie
Hoofdstuk 8
Martijn Buijs
Mobiliseren art. pedis 67

ii
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

HOOFDSTUK 1

Bindweefsel en mobilisatie

Figuur; een netwerk van fibroblasten die via mechanotransductie informatie uitwisselen.

Inleiding
Er bestaat een beweging in een normaal functionerend gewricht uit In dit deel gaan we dieper in op dit bindweefsel en specifiek
een juiste ver- houding tussen rollen en schuiven of schommelen en bekeken bij ligamentaire structuren. Daarnaast worden de daarbij
glijden. Deze ‘juiste’ beweging wordt gestuurd door de bij het behorende eigenschappen besproken.
gewricht aanwezige ligamentaire structuren die opgebouwd zijn uit
collageen bindweefsel.

3
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Bindweefsel
Een nieuwe kijk op bindweefselanatomie
Voor het menselijk bewegen is bindweefsel essentieel. Door
Van vroeger uit is de fysiotherapeutische anatomie sterk
bewegen komen er allerlei krachten op onze lichaamscellen, welke
op- gevangen worden door ‘bindweefsel’. Dit ‘bindweefsel’ heeft in gedomineerd door een ‘musculaire blik’. Al reeds vanaf de periode
ons lichaam verschillende verschijningsvormen, afhankelijk van de dat Vesalius (16e eeuw) de eerste anatomische tekeningen maakte,
mechanische belasting (Buijs, 2011). Enkele verschijningsvormen werd het bindweefsel slechts als ‘verpakkingsmateriaal’ gezien van
van dit bindweefsel omvat botweefsel, kraakbeenweefsel en dicht daar waar het eigenlijk om ging, de spieren. In deze verouderde
collageen bindweefsel. Bewegen is alleen mogelijk als voldoende visie op ons bewegingsapparaat worden spieren verondersteld te
mobiliteit aanwezig is. Bindweefsel heeft dan ook niet alleen als werken als geïsoleerde organen. Vanuit de theoretische kennis over
functie om weefsels met elkaar te verbinden, maar juist ook om origo’s en inserties van spieren kan de functie ervan beredeneerd
mobiliteit ertussen mogelijk te maken. worden; het ‘touwtjes-model’.
Mobiliteit en bindweefsel komt samen in het mobiliseren, een van Wanneer we op de snijzaal echter een kadaver ontleden, is de
de primaire interventiestrategieën van fysiotherapeuten. Middels anatomie allesbehalve rood (musculair). Om uiteindelijk het
diverse strategieën wordt gepoogd om de oorzakelijke structuur, spierweefsel vrij te prepareren, moeten aanzienlijke delen
veelal bindweefsel, te laten adapteren wat uiteindelijk in een bindweefsel worden weggesneden. Dit bindweefsel bevindt zich
mobiliteitswinst resulteert. niet alleen onderhuids, maar omhult ook spieren, is er zelfs
compleet in verweven, en is tevens rondom gewrichten dominant
Dit artikel poogt een review te geven over de recente aanwezig in de vorm van kapsels en ligamenten.
ontwikkelingen rondom de bindweefselanatomie en –fysiologie,
om vanuit deze kennis praktische handreikingen te doen aan de De ontwikkelingen binnen de functionele anatomie van de laatste
praktiserende fysiotherapeut hoe te mobiliseren. Dit artikel beperkt decennia pleiten er voor om de klassieke, ‘musculair-gerichte’
zich daarbij tot twee vormen van bindweefsel; enerzijds het dichte anatomie te verlaten en het lichaam te beschouwen als een
collagene bindweefsel, te vinden in bijvoorbeeld pees- en bindweefselcontinuüm, waarin de spiercellen zijn ingebed. De
ligamentair weefsel, en anderzijds het losmazige bindweefsel, nieuwe anatomie is dus rood (musculair) én wit (fascia). Om deze
welke te vinden is op plaatsen waar veel verglijding tussen weefsels reden spreken we van een myofasciaal systeem. Om deze ‘nieuwe’
gewenst is. Alvorens we in dit artikel in kunnen gaan op de anatomie ook daadwerkelijk te kunnen begrijpen en de kennis te
ontstaanswijze en behandeling van bindweefselbeperkingen, kunnen gebruiken bespreken we achtereenvolgens de begrippen
dienen we ons eerst te verdiepen in de recente ontwikkelingen ‘myofasciale krachttransmissie’ en ‘mechanotransductie’ en de
rondom de bindweefselanatomie en bindweefselfysiologie. hernieuwde visie op het losmazig bindweefsel.

4
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Myofasciale krachttransmissie
Als je uitgaat van het oude anatomiemodel dan zal de kracht die
gegenereerd wordt door een spier rechtstreeks zijn kracht
overbrengen, via de pees, op het botstuk. We weten inmiddels dat
spieren veel complexer gebouwd zijn. De spiervezels worden
omhuld door verschillende collagene bindweefsellagen; van binnen
naar buiten door respectivelijk het endomysium, perimysium en
epimysium.
Bij het samenspannen van een spiervezel zal deze dus niet alleen
rechtstreeks trekken aan de aanhechting via de pees, maar ook trek-
ken aan het endomysium wat hem omhuld. De uitgeoefende kracht
wordt door deze ‘passieve’ bindweefselstructuur doorgegeven aan
zijn omgeving (Ingber, 2008). Dit gebeurt niet alleen ín de spier
(intramusculair), maar ook tussen spieren onderling
(intermusculair). Het samenspannen of rekken van een spier zal dus
via intra- en intermusculaire bindweefselverbindingen direct
gevolgen hebben voor de verlenging of verkorting van de
aangrenzende spier(en); er is dan sprake van ‘myofasciale
krachttransmissie’.

Volgens Thomas Myers (Myers, 2014), beperkt deze myofasciale


krachttransmissie zich niet tot laterale verbindingen, maar verbinden
fascia ook spieren die in het verlengde van elkaar liggen. Hele
spierketens ontstaan hierdoor in het lichaam die bijna letterlijk lo-
pen van top naar teen. Ontwikkelde spierkracht stopt hierdoor niet
bij de ‘insertie’ zoals deze benoemd wordt in de vele atlassen, maar
wordt doorgegeven aan de volgende spierstructuur in de keten.
Hetzelfde principe geldt voor het op lengte brengen van spieren.

5
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Bij een volledige achillespeesruptuur zien we juist het


tegenovergestelde; door intermusculaire verbindingen is er juist
een geringe verplaatsing van de pees, waardoor de diagnose op
het eerste zicht soms moeilijk te stellen is.

Figuur (Alessie 201 ); myofasciale krachttransmissie


Dwarsdoorsnede van de vastus medialis van de m.quadriceps laat vele
Figuur (Alessie 201 ); bicepspeesruptuur
intramusculaire bindweefselcomponenten zien (J.J. de Morree)
Het karakteristieke Popeye-fenomeen bij een ruptuur van de
bicepspees
Illustratief hiervoor is Myers beschrijving van de
bindweefselverbindingen vanaf de lateraal gelegen m. tensor Het principe van ‘myofasciale krachttransmissie’ heeft implicaties
fasciae latae en de tractus iliotibialis naar de m. tibialis anterior, voor training en oefentherapie. Door alle onderlinge verbindingen is
die weer verbonden is onder de voetboog met de m. fibularis het totaal nutteloos om een afzonderlijke spier op kracht te trainen.
longus, die op zijn beurt weer verbonden is met de m. biceps Anatomisch gezien kan dat zelfs helemaal niet. Dit zal dus al tijd in
femoris. Het aanspannen van de tensor geeft dus uiteindelijk de complete verbindende keten moeten plaatsvinden. Ditzelfde gaat
trekkracht, en dus krachttransmissie, aan de m. biceps femoris.
ook op voor het geïsoleerd testen op kracht van een bepaalde spier,
De mate van myofasciale verbindingen kan sterk locatie-
specifiek verschillen. In de klinische praktijk is het zoals dat op de opleidingen fysiotherapie en in de
Popeyfenomeen een karakteristiek kenmerk van een van fysiotherapeutische praktijk nog veelal gebeurt. Vanuit de kennis
bicepspeesruptuur, waarbij er dus een duidelijke verplaatsing is van de myofasciale krachtoverdracht kunnen we hier onze
van de pees en spierbuik ten vraagtekens bij zetten.

6
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Mechanotransductie Fibroblasten krijgen deze informatie door te ‘voelen’ aan de collagene


vezels in de omgeving van de cel middels integrines (een eiwit die op
Bindweefsel bestaat naast matrixeiwitten, zoals (collagene)
het celmembraan is gehecht) en door inwerkende krachten op de
vezels, ook uit cellen. Deze cellen noemen we fibroblasten en zijn
fibroblast zelf. Het principe dat fibroblasten gevoelig zijn
verantwoordelijk voor de aanmaak van allerlei
mechanische prikkels wordt aangeduid als
matrixbestanddelen. Fibroblasten zijn mechanosensitief; dat wil
‘mechanotransductie’ (Langevin, 2004).Een fibroblast werkt niet
zeggen dat zij gevoelig zijn voor mechanische prikkels.
op zichzelf, maar vormt samen met de andere fibroblasten een
uitgebreid intercellulair netwerk die onderling met elkaar
communiceren (Langevin, 2004).

Figuur (Alessie 201 ); schematische weergave fibroblast

Fibroblasten worden over de omgeving geïnformeerd dmv ‘integrines’ die


via fibronectine zijn gehecht aan de omliggende collagene vezels

7
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Verglijden dankzij het losmazig bindweefsel toename van de wrijving tussen de verschillende
Myofasciale krachttransmissie komt voornamelijk tot stand door bindweefselstructuren.
stugge, dicht collagene bindweefsellagen, welke dus prima in staat Hierdoor kunnen er allerlei ongewenste reacties optreden, zoals
zijn om krachten door te geven aan het aanhechtende weefsel. Hier- bijvoorbeeld ontstekingsverschijnselen. Een patiënt zal hierdoor
naast dienen bindweefsellagen ook ten opzichte van elkaar te kun- waarschijnlijk minder gaan bewegen, wat een vermindering van de
nen verglijden. Dit wordt mogelijk gemaakt door een ander soort mechanische krachten zou betekenen. Dit op zijn beurt heeft
bindweefsel, welke Guimberteau (Guimberteau, 2010) benoemt als: wederom een negatief effect op de waterbinding en de mate van
‘multi-microvacuolar collagen dynamic absorption system’ wrijving. De patiënt zit nu in negatieve spiraal die zichzelf versterkt.
(MCDAS). Een meer ingevoerde aanduiding hiervoor is ‘losmazig Een lokaal toegepaste mechanische stimulus, door bijvoorbeeld
bindweefsel’. rekoefeningen of een massagehandgreep als fricties, kan deze
Dit type bindweefsel is veel minder geordend dan het bindweefsel vicieuze cirkel door- breken.
wat we zien in pezen en ligamenten, en heeft als functie om weefsel
ten opzichte van elkaar nagenoeg wrijvingsloos te kunnen laten
bewegen. We vinden deze bindweefselvorm dan vooral op plaat-
sen waar structuren langs elkaar verglijden, zoals rondom pezen en
tussen epimysia van naast elkaar gelegen spieren. Het ‘losmazige
bindweefsel’ bestaat voornamelijk uit type III collageen en veel niet-
collagene matrixbestanddelen (bestaande uit proteoglycanen en
hyaluronan) en vetweefsel. Deze niet-collagene
matrixbestanddelen zorgt voor waterbinding wat de
wrijvingsverminderde werking van losmazig bindweefsel verklaart
(Morree, 2014).

Belangrijk te vermelden is dat mechanisch inwerkende krachten


helpen om de verglijdingsfunctie van het losmazig bindweefsel in
stand te houden. Dit benadrukt het belang van beweeg- en
rekprikkels voor de therapie en het gevaar van gebrek aan
beweging, zo- als langdurige zittende activiteiten. Zonder Figuur (Alessie 201 ); verglijding dankzij losmazig bindweefsel
mechanische prikkels neemt de waterbinding af met als gevolg een

8
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Adaptatie van bindweefsel op schade


Mechanische krachten worden normaliter door het collagene net-
werk geleid; aan de fibroblast zelf wordt niet getrokken. Wanneer
mechanische prikkels uiteindelijk resulteren tot vervorming van de
fibroblasten worden deze gestimuleerd om collageen te gaan
deponeren op de plek waar dit nodig is.

Zoals eerder beschreven, worden trekkrachten normaliter door het


collagene netwerk geleid en ‘voelt’ de fibroblast aan het collageen.
Aan de fibroblast zelf wordt niet getrokken. Echter, in de situatie van
weefselschade is dit werkingsmechanisme anders.

Bij weefselschade is het collagene netwerk tijdens de eerste fase van


bindweefselherstel, de proliferatiefase, vaak beschadigd en on-
geordend. Hierdoor komt op directe wijze trekbelasting op de fibro-
blasten te staan. Aanhoudende trekbelasting zorgt er in deze fase
voor dat een fibroblast zich kan omvormen naar een andere vorm:
de proto-myofibroblast. Deze gedifferentieerde fibroblast heeft de
Figuur (Alessie 201 ); differentiatiecyclus fibroblast
mogelijkheid om spanning te zetten op het collagene netwerk door
zich daarmee te verbinden en licht te contraheren en zodoende de Bij aanhoudende trekbelasting (tension) zal deze zich differentiëren tot een
proto-myofibroblast, die zich onder invloed van TGF-β kan omvormen tot
collagene vezels naar elkaar toe te trekken. Hierdoor kan deze proto-
een myofibroblast
myofibroblast gemakkelijker verbindend collageen deponeren
tussen de collagene vezels.

Onder invloed van de cytokine Tranformation Growth Factor-β


(TGF- β ) en trekbelasting kan een proto-myofibroblast zich omvor-
men tot een super gedifferentieerde fibroblast, namelijk de myofi-
broblast (Tomasek, 2002).

9
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Myofibroblasten kunnen over lange periode een contractiekracht


bewerkstelligen. En zullen weefsel naar elkaar toe trekken en dan
collageen deponeren. Dit zou betekenen dat in een verkorte positie
collageen ingevlochten zou worden, het begin van adhesie-
vorming. Deze myofibroblast kent geen pauze, maar werken 24/7.
Ze blijven trekken aan het omringende collagene weefsel, net
zolang tot de externe trekbelasting is verdwenen. Dit proces kan
weken, maar ook maanden of jaren duren (Tomasek, 2002).

Dit proces is uitermate nuttig voor plaatsen waar snel


reparatieweefsel dient te komen of om dicht collagene structuren te
versterken zoals in beschadigde pezen of ligamenten. Echter op
plaatsen waar meer losmazig bindweefsel dient te zijn, zoals
rondom de ver- glijdende pezen of tussen myofasciale lagen, zijn
deze adhesievormingen desastreus voor de mobiliteit. Het in deze
fase hard trekken aan weefsels door therapeut of patiënt werkt de
adhaesies alleen maar in de hand. Hiernaast is het eindstandig
rekken van verklevingen in deze fase om de mobiliteit te verbeteren
dan ook totaal zinloos. Ook al zijn myofibroblasten heel klein en is
de trekkracht die ze leveren gering, door hun aantal en
uithoudingsvermogen gaan ze het wel winnen van de rekkende
therapeut of patiënt. Daar kun je als therapeut of patiënt niet
tegenop oefenen!! Zaak is dus om te voorkomen dat deze
myofibroblasten in grote getalen gaan ontstaan. Dit mede door het
gegeven dat we nog niet in beeld hebben hoe we zo’n super
fibroblast weer een beetje in het gareel kunnen krijgen.

Aangezien fibroblasten sensitief zijn voor mechanische prikkels,


kunnen we als fysiotherapeut middels oefentherapie en/of
manuele handelingen het weefsel en het weefselherstel Figuur (Alessie 201 ); invloed van myofibroblast op collagene netwerk
beïnvloeden

10
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Invloed van trekbelasting op bindweefsel De MMP’s zijn verantwoordelijk voor het ‘weg eten’ van minder
functionele verbindingen in het collagene netwerk.
Het principe van mechanotransductie verklaart dat mechanische
prikkels de uiteindelijke kwaliteit en kwantiteit van het collagene
netwerk bepalen (Buijs, 2011). Ook zonder het optreden van
weefselschade kan bindweefsel adapteren. Er is wel een verschil in
de reacties op mechanische trekbelasting tussen de fibroblasten van
losmazig en collageen bindweefsel.

Langdurige trek van > 10 seconden op losmazig bindweefsel leidt


tot vormverandering van het weefsel, waarbij uitlijning van het
elastische type 3 collagene netwerk in het verloop van de
trekrichting wordt waargenomen. Dit in tegenstelling tot het dichte
collagene bindweefsel, welke voornamelijk bestaat uit trekvaste
type I collageen. Langdurige trekbelasting geeft hierin géén
verandering in de vorm en uitlijning van het bindweefsel (Abbott,
2012). In dicht collageen bindweefsel treedt er geen verandering in
richting van het collagene netwerk op, waardoor fibroblasten niet
geprikkeld worden cellen tevens niet van richting veranderen en
(Jong, 2013). Hieruit is te concluderen dat vormverandering van Figuur (Alessie 201 ); MMP & TIMP
weefsel op trek-belasting voornamelijk optreedt in de losmazige
De fibroblast produceert zowel MMP als TIMP. MMP verwijdert niet-
bindweefsellagen en nauwelijks tot niet in dicht collagene weefsels. functionele collageenverbindingen. TIMP remt de activiteit van MMP af.
Toch treedt in dicht collagene weefsels wel remodellering op onder Overtollige collagene verbindingen worden dus verwijderd door de
invloed van trekbelasting. Niet op directe wijze door de inwerkende aanwezige MMP’s waardoor het collagene netwerk zo efficiënt
trekkrachten, maar via enzymatische processen. Vooral het enzym mogelijk kan blijven werken. Een verhoogde hoeveelheid MMP’s
Matrix Metallo Proteïnase (MMP) speelt hierin een belangrijke rol zou kunnen leiden tot een te grote afbraak in het dicht collagene
(Tomasek, 2002). Het collageen in het bindweefsel wordt aan- netwerk. Het enzym Tissue Inhibiting MetalloProteïnase (TIMP),
gelegd in de richting van de trekbelasting. Diverse bewegingen en houdt echter de hoeveelheid MMP’s in de gaten en zorgt ervoor dat
activiteiten, hebben vaak een ander ‘collageen netwerk’ nodig om deze onder controle blijft. Een disbalans tussen deze twee enzymen
krachten op te vangen. beïnvloeden de remodellering van het collagene netwerk.

11
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Met name en verhoogde concentratie TIMP en een verlaagde Adaptatie van bindweefsel en AGE’s
concentratie MMP kunnen uiteinde- lijk bewegingsbeperkingen
veroorzaken. Hoe de balans tusen TIMP en MP precies is verstoord Collageen is een langlevend eiwit. Glucose bindt zich in de loop van
is nog onduidelijk kan per aandoening verschillen. de jaren aan de uitstekende aminogroepen van collageen, wat leidt
tot ongewenste dwarsverbindingen (crosslinking) van collagene
fibrillen waarbij ketens aan elkaar worden gehecht die zich
voorheen vrij konden verplaatsen in de weefselmatrix. Deze
De frozen shoulder
dwarsverbindingen dankzij de binding van glucose wordt
De frozen shoulder (ook wel; capsulitis adhaesiva) is een aangeduid als ‘Advanced Glycation End products’ oftewel AGE’s.
progres- sieve mobiliteitsbeperking van de schouder, welke de Het proces is een vorm van glycering, wat ook in de keuken is terug
hoogste inci- dentie heeft bij vrouwen tussen de 40-70 jaar te vinden; een biefstuk snel aanbraden geeft een mals stukje vlees,
(Hand2008). In tegenstelling tot de M. Dupuytren is deze maar door en door bakken maakt het bruin en taai.
ontstane bewegingsbeperking reversibel. Toch blijft er bij 10% Glycering beïnvloedt de stijfheid van collageen weefsel (Abate,
van de patiënten een blijvende beperking aanwezig. Bij de 2013). Bij diabetespatiënten treedt deze glycering door stoornis- sen
frozen shoulder blijkt er een verhoging te zijn van het gehalte in de suikerspiegel veelvuldig op. Hierdoor ontstaan verharding
TIMP en daarmee een verlaging van de concentratie MMP’s. van de vaatwand (welke de bloeddruk verhoogt), arterosclerose en
Hierdoor is er een beperking tot collageendegradatie. Bij de allerlei bindweefselbeperkingen. Naast veroudering en diabetes, is
frozen shoulder is er dus mogelijk sprake van een onvermogen ook roken een risicofactor voor de vorming van AGE’s (Morree,
tot remodulatie (Bunker, 2011). 2012).
De behandeling van de frozen shoulder zou dan tot doel
moeten hebben om deze remodellering weer op te starten; Eenmaal gevormd, kunnen AGE’s alleen verwijderd worden door
oftewel de ratio MMP/TIMP te verhogen. Dit kan men na de afbraak van collageen, middels MMP’s. Deze afbraak,
ontstekingsfase bewerkstelligen door intensieve eindstandige gecombineerd met weer aanmaak van nieuw collageen, treedt
rekmobilisaties (Lubis, 2013). Hierbij lijkt de frequentie van de nauwelijks op in weefsel welke een lage vervangingsgraad hebben.
prikkel (en dus het van uitvoeren van huiswerkoefeningen) Daarom worden crosslinks middels AGE’s vaak gezien op plaatsen
essentieel: men dient vaak te oefenen. Opvallend is dat de waar er een geringe turnover is, zoals in pees- en ligamentair
frequentie van manuele mobilisaties door een therapeut weefsel (Abate, 2013). Deze hebben uiteraard een negatief effect op
(2x/week versus <1x/week) niet bepalend zijn voor de het adaptieve vermogen ervan.
mobiliteitswinst (Ta naka, 2010).

12
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

De arthrogene bewegingsbeperking
De M. Dupuytren
Menselijke bewegingen komen tot stand door de beweging van
De M. Dupuytren is een progressieve aandoening van de botstukken onderling. Dit bewegen wordt mogelijk gemaakt door
hand- palm, waarin zich bindweefselstrengen ontwikkelen, de verbindingen tussen deze bostukken, namelijk gewrichten. Een
waardoor er een flexiecontractuur van de vingers kan beperkte beweeglijkheid van deze interossale verbindingen kan
ontstaan. De hoge recidiefkans van de aandoening na zowel veroorzaakt worden door een disfunctie van het gewricht
operatieve behandeling (77-85% in follow up van 5-30 jaar), zelf, als door beperkingen in de myofasciale structuren rondom een
komt omdat de aandoening dominant erfelijk is; het zit bij de gewricht.
patiënt in de genen. Een opvallende bevinding bij M.
Dupuytren is een toename van het aantal myofibroblasten De meeste kennis over gewrichtsbeperkingen komen vanuit
(Verhoekx, 2013). immobilisatie-experimenten, waarbij gewrichten van (voornamelijk
proefdieren) tijdelijk geïmmobiliseerd worden om een
Bij de M. Dupuytren is is alleen de concentratie MMP’s bewegingsbeperking te creëren. Naderhand kunnen onderzoekers
verhoogd (en niet van het serumgehalte TIMP) (Bunker, 2011). bekijken welke morfologische veranderingen hebben plaats
Ook gedragen de myofibroblasten zich heel anders; ze blijven gevonden, welke mogelijk ten grondslag liggen aan deze
maar trekken aan het collagene netwerk. Het rekken van de bewegingsbeperkingen. Uit deze immobilisatie-experimenten blijkt
kromstaande vinger bij M. Dupuytren is dus uit den boze. Dit dat het doorsnij- den van spieren rondom een beperkt gewricht als
maakt het probleem alleen maar erger. Therapeutisch kan hier gevolg van immobilisatie geen verbetering geeft van de mobiliteit
weinig in bereikt worden, behalve het ziekte-inzicht van de (Trudel, 2000). Hieruit mogen we concluderen dat de oorzaak van
patiënt verbeteren en het advies om (rek)belasting te de beperking in kapsels en banden moet worden gezocht.
vermijden.

1. Arthrogene bewegingsbeperking na immobilisatie

De periarthrogene structuren welke verantwoordelijk zijn voor de


mobiliteit, en eventueel beperking, van een gewricht bestaan uit
kapsels, banden en (soms) meniscii. Deze passieve structuren zijn
mede verantwoordelijk voor de bewegingssturing van het gewricht.
Na een periode van immobilisatie is een gewricht minder
beweeglijk geworden dan daarvoor. Dit geldt ook voor gewrichten
die zelf niet beschadigd zijn, zoals bijvoorbeeld de enkel die mee
(Buijs, 2016) wordt ingegipst na een knietrauma of tibiafractuur.

13
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda
De algemeen geldende gedachte over het ontstaan van deze ge- is (Hilderbrand, 2008). De ontstane myofibroblasten blijven
wrichtsbeperking wordt vaak toegeschreven aan het idee dat het spanning zetten op het collagene netwerk en dit voorzien met
omliggende bindweefsel korter, stugger, stijver oftewel minder nieuwgevormd colla- geen, totdat de trekbelasting in het
“rekbaar” is geworden. Opmerkelijk is dat de gegevens over omliggende collagene netwerk is verdwenen. Deze bevindingen
bewegingsbeperkingen uit alle immobilisatie-experimenten deze komen overeen met experimente- le studies waarbij, zowel in de
mythe consequent tegenspreken; bindweefsel wordt niet stijver, acute fase als in de periode van 5-24 maanden na trauma een
maar juist slapper (Fuji, 2000; Hayashi, 1996; Yamamoto, 1999). Het verhoogd aantal myofibroblasten is waar- genomen in het
is belangrijk hierbij te vermelden dat het hier gaat om gewrichten elleboogkapsel bij een posttraumatische beperking (Hilderbrand,
waar géén trauma aan voorafgegaan is. Dit betekent dat de therapie 2004; Hilderbrand, 2008).
ook niet gericht moet zijn op het rekken en daardoor proberen te
verlengen van deze bindweefselstructuren. Praktische handreikingen voor mobiliseren
Fysiotherapeuten behandelen gewrichtsbeperkingen middels
2. Arthrogene bewegingsbeperking na gewrichtstrauma
manuele mobilisaties, aangezien deze een meerwaarde hebben bij
In bovengenoemde immobilisatie-experimenten is er sprake van musculoskeletale klachten. Manuele mobilisaties van de knie
een gewricht zonder voorafgaand trauma. Hierbij zien we dat de extensie bij patiënten na een VKB-reconstructie heeft een
immobilisatieperiode zorgt voor een verslapping van de onmiddellijk effect op de kwaliteit van de gang (Hunt, 2010) en het
ligamentaire structuren. Dit wordt echter geheel anders in de manueel mobiliseren van het glenohumerale gewricht geeft in
situatie waarbij er sprake is van een gewrichtstrauma, middels combinatie met oefentherapie een beter herstel bij SAPS-klachten
distorsie of operatie. (Kachingwe, 2008). De vraag is dan welke mobilisatietechniek de
Wanneer we gaan kijken naar de kapsel-/bandstructuren na een voorkeur geniet.
gewrichtstrauma, zien we namelijk een geheel andere fysiologie Uit de huidige kennis van bindweefselfysiologie kunnen we con-
ontstaan. Door de beschadiging van het bindweefsel en het cluderen dat dé bewegingsbeperking niet bestaat. Deze is
vrijkomen van ontstekingsmediatoren is er een verhoging van de afhankelijk van welk soort bindweefsel erbij betrokken is (dicht of
collageensynthese en verhoging van het aantal myofibroblasten in losmazig), wel of geen trauma in de voorgeschiedenis, wel of geen
het periarticulaire weefsel. Door de aanhoudende contractiekracht immobilisatie, en de fase van weefselherstel. Hieruit voortvloeiend
van de myofibroblasten op het collagene bindweefselnetwerk en is er ook geen mobilisatietechniek welke in alle situaties het beste
de crosslinking in het gedesorganiseerde collagene netwerk zorgt resultaat geeft en zal de praktiserende fysiotherapeut per situatie
dit juist voor een verkorting van het kapsel (Hilderbrand, 2008). Dit moe- ten beoordelen welke mobilisatiestrategie hij wil gebruiken.
komt overeen met de klinische observatie dat de posttraumatische
In de proliferatiefase na weefselschade leggen de fibroblasten
flexiecontractuur van de elleboog na bijvoorbeeld een
radiuskopfractuur of gewrichtsluxatie, hardnekkig te behandelen
14
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

minder trekvast collageen type III aan. Tijdens dit proces dienen de De fysiotherapeut dient tevens het adaptief vermogen van het
fibroblasten middels mechanische prikkels geïnformeerd te worden bindweefselherstel in kaart te brengen. Zowel roken, ouderdom als
over de gewenste organisatie van het collagene netwerk. de aanwezigheid van diabetes geeft een verminderd adaptief
vermogen van het bindweefsels middels de werking van AGE’s. Zo
In de proliferatiefase gaat het herstel van mobiliteit vóór kracht. Bij
blijkt er een sterke relatie te bestaan tussen diabetes gerelateerde
het herstel van mobiliteit dient men dan erg terughoudend te zijn
bewegingsbeperkingen en de duur van de ziekte, glucoseniveau’s
met overmatige trekbelasting omdat dit de transformatie van
in het bloed en de leeftijd van de patiënt (Abate, 2013). Ook zorgt
fibroblasten naar myofibroblasten stimuleert. Deze transformatie
roken voor (tijdelijke) weefselhypoxie.
verhoogt juist de kans op adhaesievorming. Zeker wanneer men
losmazig bindweefsel wil mobiliseren op plaatsen waar veel
Tot slot spelen er genetische facto- ren een rol; sommige patiënten
verglijding tussen weefsels plaats vind. Gedoseerde rek (geringe
maken nu eenmaal makkelijker bindweefsel aan dan anderen.
verlenging voor 10 minuten 2x/dag) is een adequate dosering
Bekend is dat dit rasspecifiek is. Blanke en negroïde rassen maken
(Bouffard, 2013).Het lijkt er op een hoge frequentie van mobiliseren
makkelijker bindweefsel aan dan bijvoorbeeld aziatische rassen, en
essentiëler is dan een hoge intensiteit van de mobilisatie. Dus beter
waarschijnlijk is ook binnen een ras genetische variantie mogelijk.
vaak mobiliseren, maar niet hard.
Om herstel te optimaliseren zullen deze belemmerende factoren
In de latere fases van weefselherstel kan men het verglijden van meegenomen moeten worden in de behandeling.
losmazig bindweefsel verbeteren door continue trekbelasting met
een intensievere rekprikkel, waarbij ook eindstandige belasting
mogelijk is. Effect van roken op bindweefselherstel

Dicht collagene bindweefsel is in de remodelleringsfase niet ver- Voor de vergrote celactiviteit van fibroblasten, met name tijdens
lengbaar. Rekkingen hebben waarschijnlijk alleen nut door het de herstelfase, is zuurstof essentieel. Roken heeft echter een
prik- kelen van fibroblasten, zodat zij middels aanmaak van MMP’s direct effect op de lokale zuurstofspanning en vermindert
niet-functionele collagene verbindingen verbreken. Dit adaptatie- daarmee het aerobe metabolisme.
proces is echter langdurig, waarbij het frequent continueren van Het roken van 20 sigaretten per dag geeft een continue
rekoefeningen door de patiënt een belangrijker aandeel heeft dan weefselhypoxie (Jorgensen, 1998), waarbij de subcutane
eenmalige rekprikkels door een therapeut. Ook in deze fase geldt zuurstofspanning een half uur na 1 sigaret al daalt met 32%
dat de frequentie van de mobilisatie de sleutel is voor succes. (Monfrecola, 1998). Hierdoor heeft roken een negatief effect op
Mobiliserende huiswerkoefeningen en stimulering van het bindweefsel wat leidt tot vertraagd wondherstel. Het (tijdelijk)
beweeggedrag van de patiënt zijn hier ook onderdeel van. stoppen met roken vermindert deze negatieve effecten
overigens al binnen 4 weken (Sørensen, 2012).

15
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Referenties

Abate M, Schiavone C, Salini V, Andia I. management of limited joint Morree, JJ de. De invloed van stofwisselingsziekten op bindweefsel.
mobility in diabetic patients. Diabetis, metabolic sondrome and obesity; Physios 2012; 4(1): 12-21
targets and therapy. 2013; 6 197-207
Myers, TW. Anatomy trains: Myofascial meridians for manual &
Abbott, RD, Koptiuch C, Iatridis JC, Howe AK, Badger GJ, Langevin movement therapists (2014). 3e druk, Elsevier health sciences.
HL. Stress and matrix-responsive cytoskeletal remodeling in fibroblasts.
Journal of cellular physiology, 2012; 50-57 Sørensen LT. Wound healing and infection in surgery: the
pathophysiological impact of smoking, smoking cessation, and nicotine
replacement therapy: a systematic review. Ann Surg. 2012
Jun;255(6):1069-79
Bouffard NA., Cutroneo KR, Badger GJ, White SL, Buttolph TL, Ehrlich
P, Stevens-Tuttle D, Langevin HM. Tissue Stretch Decreases Soluble Tanaka K, Saura R, Takahashi N, Hiura Y, Hashimoto R.. Joint
TGF-β1 and Type-1 Procollagen in Mouse Subcutaneous Connective mobilization versus self-exercises for limited glenohumeral joint
Tissue: Evidence From Ex Vivo and In Vivo Models. J Cell Physiol. mobility: randomized controlled study of management of rehabilitation.
2008 February ; 214(2): 389–395 Clinical Rheumatology 2010

Buijs M. mechanobiologie: de link tussen het fysiotherapeutisch Tomasek JJ, Gabbiani G, Hinz B, Chaponnier C, Brown RA.
handelen en weefseladaptatie. Physios 2011; 3(1):4-13. Myofibroblasts and mechanoregulation of connective tissue remodelling.
Nature Reviews 2002, vol 3 may 349-363
Guimberteau JC, Delage JP, McGrouther DA and Wong JKF. The
microvacuolar system: how tissue sliding works. Journal of hand Trudel G, Uhthoff HK. Contractures secondary to immobility: is the
surgery European volume. 2010 35: 614 restriction articular or muscular? An experimental longitudinal study
in the rat knee. Arch Phys Med Rehabil. 2000 Jan;81(1):6-13
Langevin HM, Cornbrooks CJ, Taatjes DJ. Fibroblasts form a body-wide
cellular network. Histochem Cell Biol. 2004 Jul;122(1):7-15. Verhoekx JS, Beckett KS, Bisson MA, McGrouther DA, Grobbelaar AO,
Mudera V. The mechanical environment in Dupuytren's contracture
Langevin HM, Fujita T, Bouffard NA, Takano T, Koptiuch C, Badger determines cell contractility and associated MMP-mediated matrix
GJ, Nedergaard M.. Cellular control of connective tissue matrix remodeling. J Orthop Res. 2013 Feb;31(2):328-34
tension. J Cell Biochem. 2013, Sep; 228 (9): 1922-6

Morree J.J. de, Dynamiek van het menselijk bindweefsel, functie,


beschadiging en herstel, Bohn Stafleu Van Loghum Houten/
Diegem, vierde herziene druk 2010.
xxx
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

HOOFDSTUK 2

Articulatio acromioclavicularis

www.damcursus.nl

In dit hoofdstuk worden de mobilisaties in het articulatio acromio clavicularis beschreven en


gedemonstreerd.

17
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Articulatio acromioclavicularis
Het acromioclaviculaire gewricht is een gewricht met één vrijheidsgraad. De facies articularis acromialis op de clavicula is
de kop en het gewrichtsvlak van het acromion is de kom. De bewegings-as wijst van dorsaal-caudaal-mediaal naar
ventraal, craniaal lateraal. De bewegingen worden benoemd als ‘laterorotatie’ en ‘mediorotatie’.

Mediorotatie

18
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

19
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

HOOFDSTUK 3

Articulatio humeri

www.damcursus.nl

In dit hoofdstuk worden de mobilisaties in het articulatio humeri beschreven en gedemonstreerd.

Dit gebeurt voor alle osteokinematische bewegingsrichtingen in de schouder.


20
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Articulatio humeri
Bij een afhangende arm wijst het concave gewrichtsvlak op de cavitas glenoidalis t.o.v. de descriptief anatomische vlakken
naar: ventraal-lateraal-craniaal. De hoek met het frontale vlak is ca 45o.

Voor het art. humeri zijn er twee vormen van mobilisaties; 1. sturende mobilisaties over een bewegingstraject
en
1. Sturende mobilisaties 2. eindstandige mobilisaties

Anteflexie

Arthrokinematische beweging: Rollen naar craniaal- dorsaal


Schuiven naar caudaal-ventraal

21
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Extensie

Arthrokinematische beweging: Rollen naar caudaal- ventraal


Schuiven naar craniaal- dorsaal

22
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Abductie

Arthrokinematische beweging: Rollen naar craniaal- mediaal


Schuiven naar caudaal-lateraal

23
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Adductie

Arthrokinematische beweging: Rollen naar caudaal-lateraal


Schuiven naar craniaal-mediaal

24
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Exorotatie

Arthrokinematische beweging: Rollen naar dorsaal-lateraal


Schuiven naar ventraal-mediaal

25
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Endorotatie

Arthrokinematische beweging: rollen naar ventraal-mediaal


Schuiven naar dorsaal-lateraal

26
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

2. Eindstandige mobilisaties

Abductie

27
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Exorotatie in 0 graden

28
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Horizontale adductie

29
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Exorotatie in 90 graden

30
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Endorotatie in 45 graden

niet

niet

31
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Endorotatie in 90 graden

niet

niet

32
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Anteflexie

niet

niet

33
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Retroflexie (extensie)

34
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

HOOFDSTUK 4

Articulatio cubiti

www.damcursus.nl

In dit hoofdstuk worden de mobilisaties in het articulatio cubiti, bestaande uit het articulatio
humeroradialis, articulatio humeroulnaris en articulatio radioulnaris, beschreven en
gedemonstreerd. Dit gebeurt voor alle osteokinematische bewegingsrichtingen in de elleboog.
35
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Art. cubiti
De art. cubiti bestaat uit 3 gewrichten; de art. humero-radialis, humero-ulnaris en radio-ulnaris. De art. humero-ulnaris bestaat uit 2
kamers. De trochlea humeri is iets naar lateraal gericht. Verder meer naar ventraal dan naar dorsaal.

Flexie

36
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Extensie

37
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Pronatie
Arthrokinematische beweging:
Radio-ulnaris proximalis: Rollen naar ventraal
Schuiven naar dorsaal

hand
fixatie

38
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

HOOFDSTUK 5

Articulatio Manus

www.damcursus.nl

In dit hoofdstuk worden de mobilisaties in het articulatio manus, bestaande uit het articulatio
radiocarpalis en articulatio mediocarpalis, beschreven en gedemonstreerd. Dit gebeurt voor alle
osteokinematische bewegingsrichtingen in de pols.
39
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Art. radiocarpea
De convexiteit van de art. radiocarpalis bestaat uit het os triquetrum, os lunatum en os scaphoideum. De concaviteit bestaat
uit de distale zijde van de radius en de discus articularis, deze zijn gericht naar mediaal-caudaal-ventraal.
De gewrichts-as voor radiocarpea bij de palmair en dorsaalflexie verloopt van lateraal-caudaal naar mediaal-craniaal.
De gewrichts-as voor deviaties verloopt van mediaal-ventraal naar lateraal-dorsaal

Palmairflexie; scaphoideum-radius
Palmairflexie; scaphoideum-radius
Rollen naar ventraal- craniaal
Schuiven naar dorsaal- caudaal

40
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Palmairflexie; lunatum-radius
Rollen naar ventraal- craniaal Palmairflexie; lunatum-radius
Schuiven naar dorsaal- caudaal

41
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Palmairflexie; Triquetrum-ulna (TFCC)


Palmairflexie; triquetrum-ulna (TFCC)
Rollen naar ventraal- craniaal
Schuiven naar dorsaal- caudaal

42
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Dorsaalflexie; Scaphoideum-radius
Rollen naar dorsaal-caudaal Dorsaalflexie; scaphoideum-radius
Schuiven naar ventraal- craniaal

43
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Dorsaalflexie; Lunatum-radius
Rollen naar dorsaal-caudaal Dorsaalflexie; lunatum-radius
Schuiven naar ventraal- craniaal

44
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Dorsaalflexie; Triquetrum-ulna (TFCC)


Rollen naar dorsaal-caudaal Dorsaalflexie; triquetrum-ulna (TFCC)
Schuiven naar ventraal- craniaal

45
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Ulnairdeviatie (Triquetrum, lunatum, scaphoideum)


Rollen naar mediaal- craniaal - dorsaal
Schuiven naar lateraal- caudaal - ventraal

Ulnairdeviatie (lunatum)

triquetrum

-dorsaal

Plaatsing handvatting lunatum:


De therapeut omvat met de gelijknamige hand de hand van de
patiënt en plaatst een vinger mediaal-craniaal-dorsaal op de radius
ter hoogte van het lunatum. De niet gelijknamige hand fixeert de
onderarm.
Plaatsing handvatting scaphoideum:
De therapeut omvat met de gelijknamige hand de hand van de
patiënt en plaatst een vinger mediaal-craniaal-dorsaal op de radius
ter hoogte van het scaphoideum. De niet gelijknamige hand fixeert
de onderarm.

-ventraal
46
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Radiaaldeviatie (Triquetrum, lunatum, scaphoideum)


Rollen naar lateraal-caudaal-ventraal
Schuiven naar mediaal-craniaal-dorsaal

Radiaaldeviatie (triquetrum)
P

triquetrum

-ventraal

Plaatsing handvatting lunatum:


De therapeut omvat met de niet gelijknamige hand de hand van de
patient en plaatst de vinger lateraal - caudaal- ventraal op de radius
ter hoogte van het lunatum. De gelijknamige hand fixeert de
onderarm.
Plaatsing handvatting scaphoideum:
De therapeut omvat met de niet gelijknamige hand de hand van de
patient en plaatst de vinger lateraal - caudaal - ventraal op de radius
ter hoogte van het scaphoideum. De gelijknamige hand fixeert de
onderarm.

-dorsaal
47
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Art. mediocarpea
Het art. mediocarpalis wordt enerzijds (proximale rij) gevormd door het os triquetrum, os lunatum en os scaphoideum
en anderzijds (distale kant) door het os trapezium, os trapezoïdeum, os capi- tatum en os hamatum. Het os trapezium en
trapezoïdeum articuleren met het os scaphoideum waarbij het trapezium en trapezoïdeum concaaf zijn tov het
convexe scaphoideum. We spreken hier dus van een schommel-glij beweging. Het os capitatum articuleert met het os
lunatum, waarbij het capitatum convex is en het lunatum concaaf. Het os hamatum articuleert met het os triquetrum,
waarbij het hamatum convex is en het triquetrum concaaf. Bij beide bewegingen spreken we dus van een rol-schuif beweging.

De gewrichts-as voor mediocarpea is bij de palmair en dorsaalflexie een zuiver frontale as (dus van mediaal naar
lateraal) De gewrichts-as voor de deviaties verloopt van ventraal-lateraal naar dorsaal-mediaal

Rollen naar ventraal


Schuiven naar dorsaal
Palmairflexie; capitatum en hamatum

48
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Schommelen naar ventraal


Glijden naar ventraal

Palmairflexie; trapezium/trapezoideum - scaphoideum

49
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Rollen naar dorsaal


Schuiven naar ventraal

Dorsaalflexie; capitatum en hamatum

dorsaal

dorsaal
ventraal

50
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Schommelen naar dorsaal


Dorsaalflexie; trapezium/trapezoideum - scaphoideum
Glijden naar dorsaal

duim
trapezium en trapezoideum het scaphoideum

dorsaal duim
glij

51
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Capitatum en Hamatum
Rollen naar lateraal-dorsaal- caudaal
Schuiven naar mediaal-ventraal-craniaal
Radiaaldeviatie

ventrale

niet
dorsaal

niet

ventraal

52
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Trapezium/trapezoideum t.o.v. scaphoideum


Schommel naar lateraal-dorsaal- caudaal
Glijden naar lateraal-dorsaal-caudaal
Radiaaldeviatie

dorsale

mediaal ventraal raniaal


niet

glij
lateraal dorsaal audaal
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Ulnair Capitatum en Hamatum


Rollen naar mediaal- ventraal- craniaal
Schuiven naar lateraal- dorsaal- caudaal
Ulnairdeviatie

dorsale

ventraal
niet

dorsaal

53
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Ulnair Trapezium/trapezoideum t.o.v. scaphoideum


Schommel naar mediaal-ventraal- craniaal
Glijden naar mediaal-ventraal-craniaal
Ulnairdeviatie

dorsale

lateraal dorsaal audaal


niet

ulnair glij
mediaal ventraal raniaal
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

HOOFDSTUK 6

Articulatio Coxae

www.damcursus.nl

In dit hoofdstuk worden de mobilisaties in het Articulatio Coxae beschreven en gedemonstreerd. Dit
gebeurt voor alle osteokinematische bewegingsrichtingen in de heup.
54
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Het art. coxa


Het voorste en achterste deel van de facies lunata convergeren naar craniaal en vormen zo een 'gotische boog'. De top van deze boog
wordt wel de dôme van het acetabulum genoemd. Het heupgewricht heeft twee contactpunten. In de anatomische stand maakt het
caput femoris dorsocaudaal contact met het acetabulum in de achterste kamer en ventro-craniaal in de voorste kamer.

Flexie

55
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Extensie

56
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Adductie

Arthrokinematische beweging: Rollen naar caudaal-mediaal


Schuiven naar craniaal-lateraal

57
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Abductie

Arthrokinematische beweging: Rollen naar craniaal-lateraal


Schuiven naar caudaal- mediaal

58
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Exorotatie

59
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Endorotatie

60
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

HOOFDSTUK 7

Articulatio genus

www.damcursus.nl

In dit hoofdstuk worden de mobilisaties in het articulatio genus, bestaande uit het articulatio
femorotibialis en het articulatio femoropattelaris, beschreven en gedemonstreerd. Dit gebeurt
voor alle osteokinematische bewegingsrichtingen in de knie.

61
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Articulatio genus
De convexiteit van de art. genus bestaat uit de twee femurcondylen. De flexie- extensie as loopt voor het tibio-femorale gewricht van
mediaal-craniaal naar lateraal-caudaal door de condylen. Er zijn twee contactpunten. De art. patello-femorale is een biconvex gewricht
vanaf 90o flexie tot maximale flexie is hier sprake van twee contactpunten met een parallel bilateraal contactareaal. De flexie- extensie
as van de art. patello-femorale loopt van craniaal-lateraal naar caudaal-mediaal.

Flexie

62
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Extensie

63
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Tractie

64
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Exorotatie

Arthrokinematische bewegingen:
Mediale tibia condyl: Schommelen naar ventraal-mediaal- lateraal
Glijden naar ventraal- mediaal- lateraal

Laterale tibia condyl: Schommelen naar dorsaal-lateraal- mediaal


Glijden naar dorsaal- lateraal-mediaal

65
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Endorotatie

Arthrokinematische bewegingen:
Mediale tibia condyl: Schommelen naar dorsaal-mediaal-lateraal
Glijden naar dorsaal-mediaal-lateraal
Laterale tibia condyl: Schommelen naar ventraal-lateraal-mediaal
Glijden naar ventraal-lateraal-mediaal

66
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

HOOFDSTUK 8

Articulationes pedis

www.damcursus.nl

In dit hoofdstuk worden de mobilisaties in het articulatio talocruralis, het articulatio subtalaris en
het articulatio talocalcaneonavicularis beschreven en gedemonstreerd. Dit gebeurt voor alle
osteokinematische bewegingsrichtingen in het bovenste en onderste spronggewricht.

67
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Articulationes pedis
Het artt. pedis bestaat o.a. uit het art. talocruralis en het art. subtalaris. In het art. talucruralis zijn alleen plantair- en
dorsaalflexie beweging mogelijk. De flexie- extensie as loopt door de malleoli van mediaal-ventraal-craniaal naar lateraal-dorsaal-
caudaal. De concaviteit wijst naar ventro- lateraal. De pronatie en supinatie beweging vindt altijd plaats in een hele keten van
verschilende botdelen. Tussen talus en calcaneus zijn drie gewrichtsvlakken aanwezig.

Plantairflexie Plantairflexie

terwijl
d niet dezelfde beweging inzet vanuit de hiel.

68
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Dorsaalflexie Dorsaalflexie

terwijl
de niet dezelfde beweging inzet vanuit de hiel.

69
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Tractie

Tractie

70
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Art. subtalaris
De uitgangshouding voor mobilisatie van het onderste spronggewricht is in maximale
plantairflexie en ong. 40 gr knieflexie. Hierdoor komt de gewrichts-as nagenoeg
verticaal te staan

Inversie

Inversie

ondersteunt deze beweging vanuit de hiel.

71
Opleidingsdocument opleiding fysiotherapie AVANS hogeschool Breda

Eversie Eversie

ondersteunt deze beweging vanuit de hiel.

72

You might also like