Les 1 Algemene Indruk

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 4

Groot probleem met dieren 

te laat zien dat het ziek is of pijn lijdt (Dieren zijn meester in het verbergen van pijn)
Belangrijkste talenten dierenverzorger 
interpretatie v/d algemene indruk (algemene indruk = visuele en auditieve beoordeling op afstand)

Bewustzijnsniveau
- Een gezond dier is een alert dier!  belangstelling voor de omgeving
- Wilde dieren benaderd door mensen = ‘fight or flight’ (= verdedigingsmechanisme)
 Aanmaak adrenaline en cortisol = stijging bloeddruk en hartslag + spieren spannen
op en haren komen overeind. Zintuigen worden scherper + pijngevoeligheid daalt.
 Wilde dieren dat geen reactie geven = gaat er slecht mee, direct een arts nodig
spoedsituatie! Zal het niet redden in de natuur

Verschillende niveaus van verminderde bewustzijn (van kwaad naar erger):


- Lethargie = bij bewustzijn maar reageren amper (dul, depressie) !! fysiek in nood !! door
bv. Bloedingen, uitdroging  levenloze houding
- Slaperigheid (= Stopor )  reageren op prikkels als hun naam roepen of oogrefex
- Stupor = alleen wakker met sterke prikkels bv. Hard knijpen in de tenen, stem verheffen
- Coma = niet wakker te maken

Gedrag:

1. Fysiologisch gedrag = normaal gedrag !! naargelang de situatie en het dier !!:


- Speels, rustig, onrustig, alert, agressief, bang, zich verweren,..

De lijn tussen fysiologisc en pathologisch gedrag is dun  ongewenst gedrag kan normaal
zijn bv. Door slechte mens-dier relatie of slechte training (denk aan agressie tov postbode)

2. Pathologisch (= ziekteleer) gedrag  abnormaal gedrag gerelateerd aan ziekte, pijn,


mentale dysfunctie:
I. Agressie: (let op!! Kan ook een uiting zijn van pijn bv. Gewond (= fysiologisch gedrag)
II. Anorexia = verminderde etenslust, niet eten (let op!! Een mager dier ≠ anorexia, kan andere
redenen hebben)
III. Hyperactiviteit
IV. Hyperesthesia (let op !! Bij een kat = grooming en rondspringen, rug samentrekken  vaak
verward met vlooien)
V. Dementia (bv. Bij een hond  niet weten wat hij doet en rondjes draaien)
VI. Angstaanvallen (bv. Een hond dat een heel huis vernielt door verlatingsangst. Grote reden
waarom dieren in het asiel belanden)
VII. Incontinentie = niet kunnen ophouden van de stoelgang of urine (vaak door een
onderliggende oorzaak bv. Diabetisch, nierziekten. Maar kan ook mentaal zijn.
VIII. Apathie = gebrek aan emotie, enthousiasme, motivatie, interesse..
- kan lichamelijk in orde zijn, maar zwaar mentale depressie (bij dieren in gevangenschap
of circusdieren => dieren met slechte huisvestiging = mentaal opgeven. Vaak tonen deze
dieren ook lethargie.
- Ook te zien bij dieren die erge vormen van pijn of ziekte meemaken
IX. Zelf mutatie = zichzelf pijnigen (reactie op stress en pijn  dieren in gevangenschap)
- Overmatig grooming bv. Vogel die zijn veren plukt
- Overmatig krabben
- Overmatig zichzelf bijten
- Hoofdstoten
X. Compulsief gedrag = Rituele handelingen (= compulsies) als reactie op dwangmatig gedachte
(obsessies) !! zwaar abnormaal gedrag !!  Komt vaak voor uit angst of conflictsituatie
bv. Een hond die om de zoveel tijd naar hun staart happen tijdens het wandelen.
XI. Stereotiep gedrag = repetitief uniforme handelingen (heeft geen functie of doel  ontstaat
door het niet kunnen uiten van natuurlijk gedrag), enkele voorbeelden:
- Een dier dat constant van de ene naar de andere kant loop rond de omheining
- Stalbijten
- weven langs de kooi voortdurend met het hoofd langs de kooi gaan (paarden)
- luchtzuigende paarden
 !! Kan gebeuren door mentaal maar ook fysieke problemen bv.de giraf met
maagproblemen door te weinig bladeren te eten per dag (= voedselgerelateerd) en
steeds gaat tongelen !!

Conclusie  Link abnormaal gedrag niet altijd met mentaal gedrag, er is vaak een
onderliggende reden!

Houding:

1. decubitus = niet meer kunnen staan, enkel liggen.


- Ernstig = zijligging
- Minder ernstig = buikligging
 sterk afhankelijk van het dier
2. bolle rug (bij pijn bv. Maagdarmklachten)
3. stram staan (intense pijn)  paarden = hoofd naar beneden
4. dik zitten (vogels)  bij benauwdheid/pijn = veren open (vaak verward met jonge dieren)
5. torticollis  scheve kop bv konijn met middenoorontsteking
6. gestrekte hals (= in pijn)  sterk afhankelijk van de diersoort bv. Bij paard hoofd naar
beneden, bij een koe gestrekt)
7. evenwicht verleggen  pijnlijke ledematen ontlasten (mank lopen)
8. kromme rug = Kyfose (bult)
9. ingezakte rug = Lordose
(faciale) expressie 

zo verschillend per diersoort ! bv. Paard in pijn = ogen open, konijn in pijn = ogen dicht.
!!! belangrijk om de diersoort te kennen !!!
 zo kan je de staat van het dier opvatten en beoordeling hoe je het best dit aanpakt bv.
Een bange of agressieve kat (oren plat en staart omlaag of oren plat en staat omhoog) =
beschermmiddelen !!!

gang (hoe een dier zich gaat voortbewegen):

- manken (soms wordt subtiel manken niet opgemerkt of te laat)


- incoördinatie =ataxie te vergelijken met een donken persoon
- door poten zakken (bv door spierproblemen)
- abnormale manier van wandelen/lopen (bv ziekte van wobbeler bij paarden achterpoten
als een konijn huppelen)
- stram bewegen = moeite met vlot te bewegen
- evenwichtsstoornissen bv cirkelgang  vestibulair syndroom (rondjes draaien)

lichaamsbouw:

- abnormale srand poten/benen  x-benen (valgus) en o-benen (varus)


- abnormale verhoudingen voorhand tov achterhand: kop tov lichaam (= anatomische zware
problemen) bv. Bij mopshond, britse kortharige kat, boxers, buldog,..
- abnormale buikomvang (bv malnutritie of cushing disease, kitten met wormen)
- verlies van spieren = spieratrofie bv door malnutritie( = overal), kan ook lokaal voorkomen
bv. Ter hoogte van de ledematen door ouderdom
- rariteiten  bv slangen met 2 hoofden, giraf met vervormde nek

voedingstoestand: (belangrijk item!!)

- zeer mager, uitgeput dier = cachexie (duidelijke spieratrofie + ingevallen buik)


- mager
- goede conditie
- overgewicht (te dik, relatief oke)
- obesitas (sterke mate van overgewicht)
- sterke vetzucht = adipositas (extreem)

vacht/huid (=dermatologisch)  vaak aantoner van onderliggende problemen

- absnormale vachtgroei (bv. cushing paard)


- abnormale vachtkleur, abnormale huidskleur (bv. koperbril  koper te kort)
- haaruitval = kaalheid (alopecie)  door paracieten, hormonale stoornissen, zelfmutilatie)
- doffe vacht (bv door te kort essensiele vetten)
- pigmentatie huid
 hyperpigmentatie = donkere verkleuring bv. Overmating krabben door parasieten
 deprigmentatie = daling pignment bv. Koperbril)
- abnormale huidsgeur (door parasitaire infecties)
- roodheid (meestal met verdikking)
- uitslag, wondes, schilfers (door infectie of trauma)
abnormale geluiden: meestal aandoeningen ter hoogte van ademhalingsstelsel

- stem gaan verliezen  katten niet meer miauwen, vogels nie meer fluiten)
- geluid tijdens het ademen  dieren ademen geluidsloos: rochelen ,piepen, opvallend horen
ademen, snurken (kort-snuitige rassen bv bulldogs)
- hoesten  niet gemakkelijk te herkennen bv de kat  verward met braakneigingen
- niezen  klinkt bij elke diersoort anders
- hoorbare darmgeluiden
- overdreven flatulentie (= winderigheid)
- knapgeluiden bv. tijdens wandelen door gewrichtsaandoeningen

You might also like