1 PLANNEN
Neem je werkschema erbij.
Vul het aan en kijk wat je
vandaag moet doen.
3 ACTIEF VERWERKEN
Maak een lijst met de woorden +
vertaling in 2 duidelijke kolommen.
OF
Maak flashcards met aan de ene
kant het begrip en aan de andere
kant de verklaring.
TIP: Geef vrouwelijke en mannelijke
woorden steeds hetzelfde kleurtje.
5 KENNIS TOEPASSEN IN OEFENINGEN
Pas de woordjes toe in
dialoogjes, situaties ...
Maak oefeningen opnieuw in
je boek of oefen via Scoodle.
7 REFLECTEREN
Heb je de leerstof onder de knie?
Heb je nog vragen voor de
leerkracht?
2 VOORBEREIDEN
Leg je materiaal klaar.
Lees de titels en ondertitels.
Lees de woorden + verklaring/vertaling.
4 KENNIS TESTEN
Neem je zelfgemaakte lijst met
woordenschat .
Dek elke kolom af en oefen mondeling en
schriftelijk.
OF
Neem je flashcards.
Oefen met de kaartjes in beide richtingen.
Tot wanneer je het foutloos kan.
TIP: Hou je fouten bij op post-its. Zo heb je
een handig overzicht van de foutjes die je
maakte.
6 PROEFWERK / TOETS IMITEREN
Maak zelf een toets met de
belangrijkste oefeningen.
Verbeter de toets.
En goede punten gehaald?