reflexief infinitief prepositie imperfectum imperfectum pluralis hebben / zijn perfectum
aantonen toonde aan toonden aan heeft aangetoond
aantreffen trof aan troffen aan heeft aangetroffen berekenen berekende berekenden heeft berekend bestuderen bestudeerde bestudeerden heeft bestudeerd bevatten bevatte bevatten heeft bevat concluderen uit concludeerde concludeerden heeft geconcludeerd leiden tot leidde leidden heeft geleid meten mat maten heeft gemeten onderzoeken onderzocht onderzochten heeft onderzocht opleveren leverde op leverden op heeft opgeleverd aangeven gaf aan gaven aan heeft aangegeven aanleren leerde aan leerden aan heeft aangeleerd aanpakken pakte aan pakten aan heeft aangepakt (zich) aanpassen aan paste aan pasten aan heeft aangepast aantasten tastte aan tastten aan heeft aangetast achterhalen achterhaalde achterhaalden heeft achterhaald achteruitgaan ging achteruit gingen achteruit zijn achteruitgegaan afbeelden beeldde af beeldden af heeft afgebeeld afkorten kortte af kortten af heeft afgekort afleiden uit leidde af leidden af heeft afgeleid aflezen las af lazen af heeft afgelezen afnemen nam af namen af heeft / is afgenomen afronden rondde af rondden af heeft afgerond afsluiten sloot af sloten af heeft afgesloten afwegen woog af wogen af heeft afgewogen afwijzen wees af wezen af heeft afgewezen archiveren archiveerde archiveerden heeft gearchiveerd argumenteren argumenteerde argumenteerden heeft geargumenteerd (zich) baseren op baseerde baseerden heeft gebaseerd beantwoorden beantwoordde beantwoordden heeft beantwoord beargumenteren beargumenteerde beargumenteerden heeft beargumenteerd becommentariëren becommentarieerde becommentarieerden heeft becommentarieerd (zich) bedenken bedacht bedachten heeft bedacht bedragen bedroeg bedroegen heeft bedragen bedreigen bedreigde bedreigden heeft bedreigd reflexief infinitief prepositie imperfectum imperfectum pluralis hebben / zijn perfectum beëindigen beëindigde beëindigden heeft beëindigd begeleiden begeleidde begeleidden heeft begeleid begrenzen begrensde begrensden heeft begrensd behandelen behandelde behandelden heeft behandeld (zich) beheersen beheerste beheersten heeft beheerst beïnvloeden beïnvloedde beïnvloedden heeft beïnvloed bekendmaken maakte bekend maakten bekend heeft bekendgemaakt bekritiseren bekritiseerde bekritiseerden heeft bekritiseerd benaderen benaderde benaderden heeft benaderd benadrukken benadrukte benadrukten heeft benadrukt benoemen benoemde benoemden heeft benoemd beoordelen beoordeelde beoordeelden heeft beoordeeld bepalen bepaalde bepaalden heeft bepaald (zich) beperken tot beperkte beperkten heeft beperkt beschikken over beschikte beschikten heeft beschikt beschrijven beschreef beschreven heeft beschreven bespreken besprak bespraken heeft besproken bestrijden bestreed bestreden heeft bestreden betogen betoogde betoogden heeft betoogd betrekken betrok betrokken heeft betrokken betwijfelen betwijfelde betwijfelden heeft betwijfeld bevragen bevroeg bevroegen heeft bevraagd bewerken bewerkte bewerkten heeft bewerkt bewijzen bewees bewezen heeft bewezen (zich) bezighouden met hield bezig hielden bezig heeft beziggehouden bijhouden hield bij hielden bij heeft bijgehouden blijken uit bleek bleken is gebleken blootstaan aan stond bloot stonden bloot heeft blootgestaan (zich) blootstellen aan stelde bloot stelden bloot heeft blootgesteld concurreren concurreerde concurreerden heeft geconcurreerd constateren constateerde constateerden heeft geconstateerd dalen daalde daalden is gedaald debatteren debatteerde debatteerden heeft gedebatteerd deelnemen aan nam deel namen deel heeft deelgenomen doceren doceerde doceerden heeft gedoceerd reflexief infinitief prepositie imperfectum imperfectum pluralis hebben / zijn perfectum duiden op duidde duidden heeft geduid erkennen erkende erkenden heeft erkend falen faalde faalden heeft gefaald garanderen garandeerde garandeerden heeft gegarandeerd herzien herzag herzagen heeft herzien inkorten kortte in kortten in heeft ingekort inleiden leidde in leidden in heeft ingeleid inschatten schatte in schatten in heeft ingeschat integreren integreerde integreerden heeft geïntegreerd interpreteren interpreteerde interpreteerden heeft geïnterpreteerd intrigeren intrigeerde intrigeerden heeft geïntrigeerd kampen met kampte kampten heeft gekampt koppelen aan koppelde koppelden heeft gekoppeld markeren markeerde markeerden heeft gemarkeerd meewerken werkte mee werkten mee heeft meegewerkt (zich) melden meldde meldden heeft gemeld nalezen las na lazen na heeft nagelezen narekenen rekende na rekenden na heeft nagerekend noteren noteerde noteerden heeft genoteerd nuanceren nuanceerde nuanceerden heeft genuanceerd omrekenen rekende om rekenden om heeft omgerekend omschrijven omschreef omschreven heeft omschreven omzetten zette om zetten om heeft omgezet onderbouwen onderbouwde onderbouwden heeft onderbouwd onderschatten onderschatte onderschatten heeft onderschat onderscheiden onderscheidde onderscheidden heeft onderscheiden onderstrepen onderstreepte onderstreepten heeft onderstreept ontbreken ontbrak ontbraken heeft ontbroken ontdekken ontdekte ontdekten heeft ontdekt ophelderen helderde op helderden op heeft opgehelderd opleiden leidde op leidden op heeft opgeleid opmerken merkte op merkten op heeft opgemerkt opnemen nam op namen op heeft opgenomen opslaan sloeg op sloegen op heeft opgeslagen optellen telde op telden op heeft opgeteld reflexief infinitief prepositie imperfectum imperfectum pluralis hebben / zijn perfectum opvallen viel op vielen op is opgevallen overeenkomen met kwam overeen kwamen overeen heeft / is overeengekomen overlappen overlapte overlapten heeft overlapt overleggen overlegde overlegden heeft overlegd overschakelen schakelde over schakelden over heeft overgeschakeld overschrijden overschreed overschreden heeft overschreden overwegen overwoog overwogen heeft overwogen pleiten voor / tegen pleitte pleitten heeft gepleit promoveren promoveerde promoveerden heeft gepromoveerd raadplegen raadpleegde raadpleegden heeft geraadpleegd rangschikken rangschikte rangschikten heeft gerangschikt rapporteren rapporteerde rapporteerden heeft gerapporteerd redeneren redeneerde redeneerden heeft geredeneerd samenstellen stelde samen stelden samen heeft samengesteld samenvatten vatte samen vatten samen heeft samengevat samenvoegen voegde samen voegden samen heeft samengevoegd schatten schatte schatten heeft geschat schrappen schrapte schrapten heeft geschrapt standhouden hield stand hielden stand heeft standgehouden teruglopen liep terug liepen terug is teruggelopen toelichten lichtte toe lichtten toe heeft toegelicht toenemen nam toe namen toe is toegenomen toepassen paste toe pasten toe heeft toegepast toetsen toetste toetsten heeft getoetst toevoegen aan voegde toe voegden toe heeft toegevoegd uitproberen probeerde uit probeerden uit heeft uitgeprobeerd uitrekenen rekende uit rekenden uit heeft uitgerekend uitsluiten sloot uit sloten uit heeft uitgesloten uittesten testte uit testten uit heeft uitgetest uitvinden vond uit vonden uit heeft uitgevonden uitvoeren voerde uit voerden uit heeft uitgevoerd uitwerken werkte uit werkten uit heeft uitgewerkt (zich) uitwijzen wees uit wezen uit heeft uitgewezen uitwisselen wisselde uit wisselden uit heeft uitgewisseld variëren varieerde varieerden heeft gevarieerd reflexief infinitief prepositie imperfectum imperfectum pluralis hebben / zijn perfectum vastleggen legde vast legden vast heeft vastgelegd vastliggen lag vast lagen vast heeft vastgelegen vaststellen stelde vast stelden vast heeft vastgesteld verbinden verbond verbonden heeft verbonden verdelen verdeelde verdeelden heeft verdeeld verdubbelen verdubbelde verdubbelden heeft verdubbeld vereenvoudigen vereenvoudigde vereenvoudigden heeft vereenvoudigd verfijnen verfijnde verfijnden heeft verfijnd zich verhouden met verhield verhielden heeft verhouden verkennen verkende verkenden heeft verkend verklaren verklaarde verklaarden heeft verklaard verlopen verliep verliepen is verlopen vermeerderen vermeerderde vermeerderden heeft vermeerderd vermenigvuldigen vermenigvuldigde vermenigvuldigen heeft vermenigvuldigd vermoeden vermoedde vermoedden heeft vermoed veroorzaken veroorzaakte veroorzaakten heeft veroorzaakt verrichten verrichtte verrichtten heeft verricht verschillen verschilde verschilden heeft verschild verschuiven verschoof verschoven heeft verschoven versnellen versnelde versnelden heeft versneld (zich) verspreiden verspreidde verspreidden heeft verspreid vertragen vertraagde vertraagden heeft vertraagd vervangen verving vervingen heeft vervangen vervormen vervormde vervormden heeft vervormd verwaarlozen verwaarloosde verwaarloosden heeft verwaarloosd verwerken verwerkte verwerkten heeft verwerkt verwijderen verwijderde verwijderden heeft verwijderd verwijzen naar verwees verwezen heeft verwezen verwoorden verwoordde verwoordden heeft verwoord verzamelen verzamelde verzamelden heeft verzameld voldoen voldeed voldeden heeft voldaan volstaan volstond volstonden heeft volstaan voorafgaan ging vooraf gingen vooraf is voorafgegaan voorspellen voorspelde voorspelden heeft voorspeld waarderen waardeerde waardeerden heeft gewaardeerd reflexief infinitief prepositie imperfectum imperfectum pluralis hebben / zijn perfectum waarnemen nam waar namen waar heeft waargenomen weerleggen weerlegde weerlegden heeft weerlegd wijzigen wijzigde wijzigden heeft gewijzigd