Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 3

Boekbesprekingen

Deze samenvatting in een notedop doet uiteraard geen recht aan de hoeveel-
heid informatie die wordt aangeboden in het boek dat verplichte kost is voor
een ieder die systematisch overzicht wil hebben van het onderwijsbeleid in
tijden van markt en management. Over de keuze van de vier beleidsthema’s kan
worden gediscussieerd, maar een andere keuze zal weinig veranderen aan de
conclusies dat processen van beleidsvorming complex en onvoorspelbaar zijn, dat
beleidsactoren zich vaak anders gedragen dan de overheid veronderstelt in haar
beleidsdocumenten en dat er aan het streven naar evidence based onderwijsbeleid
nog wel wat haken en ogen zitten.
Aan de ene kant leeft bij de overheid het besef dat onderwijs een voorwerp
moet blijven van haar aanhoudende zorg. Aan de andere kant is er oog voor de
grenzen van centrale sturing. Het is een tweestrijd die ook kenmerkend was voor
de ambiguïteit in het onderwijsbeleid in de eerste helft van de negentiende eeuw,
de periode dat de rijksoverheid als opperpedagoog schoolborden en klassikaal
onderwijs voorschreef, het toezicht daarop delegeerde aan schoolopzieners en
de financiering overliet aan de gemeenten. In dat opzicht is er in een periode van
tweehonderd jaar niet veel veranderd.

Sjaak Braster
Erasmus Universiteit Rotterdam

Noot
1. Leune, J.M.G. (2002). Onderwijs en maatschappelijke verandering. Een terugblik op 200 jaar
onderwijs en onderbeleid in Nederland. In P. Boekholt. (Red.), Tweehonderd jaar onderwijs
en de zorg van de Staat (pp. 11-48). Assen: Van Gorcum.

Marloes de Lange. Causes and consequences of employment flexibility among young


people. Radboud Universiteit Nijmegen, 2013

Het aandeel flexibele arbeidskrachten op de Nederlandse arbeidsmarkt neemt


toe. Waar in 2001 nog 76 procent werkte in een vast dienstverband is dit aandeel
gedaald tot 69 procent in 2012 (CBS 2013). Met name de groei van het aantal
tijdelijke contracten (met uitzicht op vast) en het grotere segment zelfstandigen
zonder personeel (zzp’ers) liggen hieraan ten grondslag. Over de oorzaken en
gevolgen van flexibele arbeid is inmiddels veel bekend. We weten bijvoorbeeld dat
flexibele arbeid niet bijdraagt aan de ontwikkelmogelijkheden van werkenden en
dat flexwerk gepaard gaat met de nodige inkomens- en baanonzekerheid. Minder
zicht hebben we op de specif ieke gevolgen van arbeidsmarktflexibiliteit voor

M&M 2014, VOL. 89, NO. 2 223


MENS & MA ATSCHAPPIJ

schoolverlaters (tot 35 jaar) en juist hier gaat het bijzonder fraaie proefschrift van
Marloes de Lange over.
In het proefschrift gaat De Lange in op verschillende relevante vraagstuk-
ken, zoals het verklaren van een flexibele arbeidsmarktpositie bij intrede op de
arbeidsmarkt, de gevolgen van een flexibele arbeidsmarktintrede voor de latere
arbeidscarrière en de gevolgen van tijdelijk werk voor gezinsvorming. Er wordt hier-
bij onderscheid aangebracht naar verschillen in opleidingsniveaus. Op basis van
een rijke hoeveelheid aan (inter)nationale databronnen en multivariate analyses
worden interessante bevindingen gedaan en theoretische implicaties aangesneden.
Interessant is de bevinding dat jongeren de afgelopen jaren een steeds grotere kans
hebben om in tijdelijke banen terecht te komen, waarbij vooral lageropgeleiden de
grootste risico’s lopen. Wanneer het om de arbeidsloopbaan gaat wordt duidelijk
dat flexwerk bij arbeidsintrede een aantal ‘littekens’ achterlaat, hoewel deze vaak
tijdelijk van aard zijn. Wat mij het meeste trof is de conclusie dat flexibele arbeid
en gerelateerde onzekerheden bijeenkomen lijken te komen op huishoudenniveau.
Anders geformuleerd, partners met vergelijkbare precaire arbeidsmarktposities
(flexwerker of werkloos) lijken elkaar op te zoeken op de relatiemarkt. Prikkelend
is dan ook de stelling dat deze ontwikkeling kan resulteren in nieuwe vormen van
sociale ongelijkheid tussen huishoudens. Met betrekking tot de gezinsvorming
zien we dat de keuze om te gaan samenwonen of te trouwen vooral afhankelijk is
van macro-economische omstandigheden en niet zozeer van individuele posities
op de arbeidsmarkt.
Natuurlijk is het onvermijdelijk dat in een proefschrift niet alles onderzocht
kan worden. Toch blijft het voor mij wel de vraag waarom zzp’ers niet in de
(internationale) analyses zijn meegenomen. Over deze specifieke (en groeiende)
aanbodcategorie is nog veel onbekend. Het is bovendien een bijzonder relevant
thema aangezien in toenemende mate ook jongeren voor een zelfstandig arbeidsbe-
staan kiezen en omdat de keuze voor het ondernemerschap eveneens ‘littekens’ kan
achterlaten. Daarnaast valt in de studie van De Lange op dat een combinatie van
factoren bijdraagt aan de kans om in een tijdelijke baan terecht te komen, zoals de
mate van beroepsgerichtheid van het onderwijssysteem en de ontslagbescherming
van zittende werknemers. Minder aandacht is er daarentegen voor regelingen
en wijzigingen in het stelsel van sociale zekerheid. Van Gestel et al. (2013) laten
zien dat werkgevers in toenemende mate verantwoordelijk zijn geworden voor de
provisie en re-integratie bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Deze institutionele
hervormingen in het sociale stelsel kunnen bij hebben gedragen aan een verdere
arbeidsmarktflexibilisering, die zich met name bij recente intreders op de ar-
beidsmarkt doet gelden. Deze thema’s vormen daarom wat mij betreft een goed
startpunt voor vervolgonderzoek op dit interessante proefschrift.

224 M&M 2014, VOL. 89, NO. 2


Boekbesprekingen

Referenties
CBS (2013). Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt. Den Haag: CBS.
Gestel, N. van, Vossen, E., Oomens, S. & Hollanders, D. (2013). Toekomst van de sociale zekerheid.
Den Haag: Boom Lemma.

Fabian Dekker
Postdoc onderzoeker Erasmus Universiteit Rotterdam

M&M 2014, VOL. 89, NO. 2 225

You might also like