Professional Documents
Culture Documents
FC P Precept A NL 01
FC P Precept A NL 01
Precept EN13-brandde-
tectie/-alarmcentrale en
Precept EN-repeater
Producttoepassing en
-ontwerpinformatie
FC-P-PRECEPT-A-NL
Inhoud
1 Inleiding ............................................................................................................5
2 Algemene beschrijving......................................................................................6
2.1 Specificaties kast........................................................................................................... 6
2.1.1 Bestelcodes centrale en repeater..............................................................................................................6
2.1.2 Bestelcodes en beschrijving half ingebouwde centrales ...........................................................................6
2.1.3 Bestelcodes en beschrijving volledig ingebouwde centrales ....................................................................7
2.2 Beschrijving centrale...................................................................................................... 7
2.2.1 C1626-moederbord voor 2 en 4 groepen...................................................................................................9
2.2.2 C1627-moederbord voor 8 en 16 groepen.................................................................................................9
2.2.3 C1628-displaybord voor 16 groepen ........................................................................................................10
2.2.4 C1631-repeater-interfacebord..................................................................................................................10
2.3 Centrale monteren ....................................................................................................... 10
2.4 Centralereeks ............................................................................................................... 13
2.5 Beschrijving repeater ................................................................................................... 13
5 Voedingen .......................................................................................................18
5.1 Batterijlader ................................................................................................................. 18
5.2 Visuele indicaties ......................................................................................................... 18
5.3 Storingsuitgangen........................................................................................................ 18
5.4 Batterij loskoppelen ..................................................................................................... 18
8 Overzicht installateurfuncties.........................................................................35
8.1 Configuratieproces voor de installateur ...................................................................... 35
8.1.1 Configuratie groeps-/uitgangsvertraging ..................................................................................................35
8.1.2 Standaardconfiguratie ..............................................................................................................................35
8.1.3 Andere configureerbare functies .............................................................................................................35
8.2 Configureerbare detectiegroepen ................................................................................ 35
8.2.1 Configuratie vergrendelende brand .........................................................................................................35
8.2.2 Configuratie niet-vergrendelende brand ..................................................................................................35
9 Nevenpanelen (repeaters)................................................................................39
15 Bijlage .............................................................................................................56
15.1 Optionele EN54-functies met vereisten ....................................................................... 56
15.2 Hulpfuncties worden in EN54 niet voorgeschreven ..................................................... 56
15.3 Berekening maximale stroomsterkte ........................................................................... 56
15.4 Berekening batterijcapaciteit in stand-by .................................................................... 57
15.5 Ontwerpschema centraleconfiguratie.......................................................................... 57
1 Inleiding
In dit document staat informatie over de centrale gebruiksaanwijzing FIRECLASS Precept EN13
Precept EN13 die nodig is voor het ontwerpen van appli- installatie- en inbedrijfstellingshandleiding
caties. FIRECLASS Precept EN13
Ook de volgende ondersteunende documentatie is logboek FIRECLASS Precept EN13
beschikbaar: aanbevelingen voor de bedrading
verkoopdocument FIRECLASS Precept EN13
2 Algemene beschrijving
De centrales uit de reeks FIRECLASS Precept EN13 vol- Boveningang 20 mm doorvoeren 26
doen volledig aan de verplichte vereisten en een aantal
optionele vereisten van EN54-2 en -4, evenals de rele- A [mm] 370
vante vereisten van BSEN5839-1:2002. De groepscir- B [mm] 325
cuits en alarmcircuits voldoen volledig aan de vereisten
C [mm] 126
van EN54-13 bij gebruik met de aangegeven apparatuur.
Apparatuur uit de FIRECLASS Precept EN13-reeks:
Centrales: uitvoeringen met 2, 4, 8 en 16 groepen. 2.1.1 Bestelcodes centrale en repeater
Repeater: uitvoeringen met 8 en 16 groepen (cen- Artikelnr. Omschrijving
trale voor 2 en 4 groepen gebruiken de 8-groepsre-
peater). 508.032.025 Centrale met 2 groepen
Een systeem bestaat uit de volgende componenten: 508.032.026 Centrale met 4 groepen
één van de Precept EN13-centrale voor branddetec- 508.032.027 Centrale met 8 groepen
tie en alarm met 2, 4, 8 of 16 groepen
508.032.028 Centrale met 16 groepen
tot maximaal 5 repeaters
Ieder centrale en repeater uit de reeks is gemonteerd in 508.032.707 Repeater met 8 groepen compleet met
een enkele metalen behuizing met een display op de voeding
deur met een polyester laag voor bedieningselementen 508.032.708 Repeater met 16 groepen compleet
en indicaties. Bedieningselementen worden door de met voeding
gebruiker met een sleutelschakelaar vergrendeld en
ontgrendeld. Alle indicaties zijn uitgevoerd met leds. De 508.032.710 Repeater met 8 groepen voor DC-voe-
voeding en de stand-bybatterijen bevinden zich binnen ding
de behuizing van de centrale. 508.032.711 Repeater met 16 groepen voor DC-
voeding
2605070 Klokmoduleset
2.1 Specificaties kast
Tabel 1: Bestelcodes centrale en repeater
C B
y
Artikelnr. Omschrijving
2603062 Koperen kast met 2, 4, 8 en 16 groepen
(geborsteld of gepolijst)
Tabel 3: Bestelcodes en beschrijving volledig ingebouwde
z centrales (vervolg)
z
y
z
z
x A
x A
C B
A [mm] 433
B [mm] 388 C B
1 2 3
4
=21(2873876 =21(&,5&8,76 $/$50&,5&8,76 $8;'& )$8/7 ),5( ),5( ,13876 2873876 5(3($7(5 5(6(7
6
&+$1*(
$&7,9(
&/$66
5287,1* 5287,1* 3527(&7,21
(9$&
(9$&
*1'
567
%8=
12
1&
$
%
',6
Mains Fuse
6,/
9 9 9 9 2 3 & & 3 2 & 3 2
3
L N
Replace
$/$50
&,5&8,76
With
Same
7
&(/&
Type
,668(
,1
&(/&,668(
18
287
5(7851
8
17
9
-
10
6
INHIBIT F/P ON NLZ SILENCE BEFORE RESET
11
1
2
1
2
6
CONFIG
MINUTES
CONFIG NON-LATCH ZONES 4 OUTPUT OK
CONFIG M/S ZONES
ALARMS
CONFIG DELAY ZONES PULSE NON-ALARM
16
)6
2 STAGE DELAY BUZZER DISABLE CHARGER FAULT
MAINS FAULT
BATTERY FUSE BATT THERM 287387
12
),7($57+021
15 13
14
1 2 3 4
5
6
Mains Fuse
L
Replace With
Same Type
N 7
&+$1*(
=21(2873876 =21(&,5&8,76 $/$50&,5&8,76 $8;'& ,13876 2873876 5(3($7(5
$&7,9(
5(6(7
&/$66
(9$&
(9$&
567
%8=
*1'
',6
1&
$
%
6,/
9 9
$/$50
&,5&8,76
&(/&
,668(
,1
287
5(7851
5
8
&(/&,668(
5
5
16
9
15
INHIBIT F/P ON NLZ SILENCE BEFORE RST
6
1
2
1
2
10
DELAY ON AUTO 2 DELAY/
OUTPUT OK
MINUTES
CONFIG NON-LATCH ZONES 4
6
CONFIG I/S ZONES 8
BAT/CHG FLT
CONFIG M/S ZONES ZONAL ALARMS
CHARGER FLT
14
CONFIG DELAY O/PS SILENT ZONE TEST
)6
2 STAGE DELAY BUZZER DISABLE
MAINS FAULT
ALARMS ON EVAC ONLY LATCHED FAULTS
OUTPUT
BATTERY FUSE BATT THERM
FIT LINK FOR
EARTH MONITOR
11
13 12
6
9
10
5
8 11
4 Ma
L
ins
Fu
se
ce
pla
Re
With
me
3
Sape
Ty
2
F
Co ire A
ntr larm
1 KM
Ap
95
prov
Stan
74
4
ol
al:
Eq Sy
uip ste
00
me m
86
nt
-C
Ltd
PD
-55
da 59
rds: 21
Pr
od
uc
t:
Pa
rt
Se No:
ria
Inp l No
ut: :
Fu
se
Co :
un
try
of
orign
Iso :
lat
12
Ope Su
5
TH ening pp
ly
IS Be
BE UN Covefore
EA IT MU r
RT ST
HE
D
13
16 15 14
8
17
8
7
se
Fu
ns
Mai L
With N
ce
pla Type
Re me
Sa
9
5
10
4
3
11
2
F
Co ire A
1 KM
Ap
ntr larm
95
pr
74
ov
4
ol
al:
Eq Sys
uip te
00
men m
86
tL
-C
td
PD
St -55
an 59
da 21
rd
Pr s:
od
uc
t:
Pa
rt
Se No:
ria
Inp l No
ut: :
Fu
se
Co :
un
try
of
or
ign
Iso :
lat
Ope Su
TH ening pp
ly
5
IS Be
BE UN Covefor
EA IT MU r e
RT ST
HE
D
12
9 13
15
14
3 Functionele specificatie
3.1 Lijst met in- en uitgangen
van centrale
Zie tabel 6 hieronder.
Ingang/uitgang Precept EN13-centrale
2 groepen 4 groepen 8 groepen 16 groepen
Detectiegroepen 2 4 8 16
Zoemer uit ingang op afstand [niet bewaakt] 1 1 1 1
Reset ingang op afstand [niet bewaakt] 1 1 1 1
Ontruimen ingang op afstand [niet bewaakt] 1 1 1 1
Klassewisseling ingang [niet bewaakt] 1 1 1 1
Signaalgevercircuits 2 bij 0,5 A 4 bij 0,5 A 4 bij 1 A 4 bij 1 A
Groepuitgangen [open collector] 2 4 Optioneel a Optioneel a
Deactivering actief [open collector] 1 1 1 1
Ontruiming actief [open collector] 1 1 1 1
Zoemer actief [open collector] 1 1 1 1
Bewaakte uitgang branddoormelding 1 1 1 1
Bewaakte uitgang brandpreventie 1 1 1 1
Bewaakte uitgang storingsdoormelding 1 1 1 1
Spanningsvrij resetrelais 1 1 1 1
Aux DC-voeding [afgezekerd] 1 bij 0,5 A 1 bij 0,5 A 1 bij 1 A 1 bij 1 A
Repeaterfaciliteit Optioneel b Optioneel b Optioneel b Optioneel b
Tabel 6: Lijst met in- en uitgangen van centrale
a – De 8- en 16-groepscentrale hebben alleen groepsuitgangen voor de groepen 1 tot 4. Er kunnen extra uitgangen worden toe-
gevoegd via de uitgangsuitbreidingsborden. Als een uitgangsuitbreidingsbord nodig is, moet een communicatie-interfacebord
voor de uitgangsmodule worden aangebracht in de centrale.
b – Voor het gebruik van repeaters is bovendien een repeatercommunicatie-interfacebord.
6 7
3 4
1 8
2
9
10
26 11
25
24
23
22 12
13
21
18
15 14
17
20
19 16
5 Voedingen
De 1,5 A- en 3 A-voedingen leveren een nominale span- – batterij- en verbindingsweerstand is gelijk aan of
ning van 27,1 V bij stroomsterkte tot 1,5 A resp. 3 A en hoger dan:
zijn ontworpen in overeenstemming met de vereisten 1 ohm – centrales met 2 en 4 groepen en repea-
van EN54-4. ters
De voedingen bevinden zich op het moederbord, zie 0,6 ohm – centrales met 8 en 16 groepen
afb. 8. Een gele led “laderfout” geeft één van de volgende
condities aan:
– er is een stroomstoring (hieronder beschreven)
5.1 Batterijlader – de schakelregelaar of schakelsysteem van de
Ieder voeding levert een laadspanning met tempera- lader heeft een storing
tuurcompensatie voor gesealde loodzuurbatterijen van – batterijzekering is gesprongen
12 V aangesloten in een reeks. Het bereik voor Een gele led “stroomstoring” Dit geeft aan dat de
laadspanning is 26,72 V bij 50 °C tot 28,00 V bij –5 °C. netspanning is uitgevallen of lager is dan het ver-
De batterijgroottes zijn: eiste minimum voor een correcte werking van de
2 stuks 12 V, 3 Ah voor de 1,5 A voeding voeding (80 % van de nominale spanning).
2 stuks 12 V, 7 Ah of 12 Ah voor de 3 A voeding
De gezondheid van de batterijen, de batterijverbindin-
gen en de zekering worden één keer per 30 seconden 5.3 Storingsuitgangen
gecontroleerd door een batterijbewakingscircuit en Alle PSU-storingscondities worden gecommuniceerd
automatische batterijtestfaciliteit. Als de batterij losge- naar het moederbord van de centrale, waardoor een sto-
koppeld is, als de batterijspanning tot onder de 15,7 V ringsindicatie op het display en de uitgang voor storings-
zakt of als de verbindingsweerstand hoger dan of gelijk doormelding worden geactiveerd.
aan 1 ohm is, gaat de batterij/laadfout-led branden en
wordt de storingsuitgang geactiveerd. Het circuit
beschermt ook tegen de omgekeerde verbinding van
batterijen. 5.4 Batterij loskoppelen
De voeding heeft een loskoppelfacitliteit voor de batte-
rij, die de batterijen loskoppelt als de spanning aan de
5.2 Visuele indicaties batterijcontacten onder de 21,2 V ±0,53 V valt. Dit
treedt op onder de volgende condities:
Visuele indicatie op de voeding zijn:
er is een kortsluiting opgetreden aan de batterijcon-
Een groene led: “uitgang OK”. Hiermee wordt aan-
tacten
gegeven dat er stroom wordt gevoed.
voor een diepontlading van de batterijen bij het voe-
Een gele led “batterijlaadfout” geeft één van de vol-
den van de centrale voor een abnormaal lange tijd te
gende condities aan: voorkomen
– batterij of bijbehorende bedrading losgekoppeld De batterijen worden weer gekoppeld als de netspan-
– batterijzekering is gesprongen ning weer aanwezig is en de batterijspanning hoger is
– batterijspanning laag (<15,7 V ±0,4 V) dan 18,5 V ±0,46 V.
6 Compatibele veldapparatuur
Om te voldoen aan EN54-13 mag de centrale uitsluitend 6.1 Kabel
worden gebruikt met de goedgekeurde kabel en appara-
tuur die in de volgende paragrafen zijn genoemd. De aanbevolen kabel om te voldoen aan EN54-13 is
FP200 GOLD met een doorsnede van 2,5 mm.
De kabel die zijn opgenomen in de tabel kunnen voor de
centrale worden gebruikt.
7 Overzicht gebruikersfuncties
In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de 7.1 Indicaties voor de
beschikbare functies voor eindgebruikers.
gebruikers
1
2
IN BEDRIJF
1
BRAND ONTRUIMING LED TEST
2
DOORMELDING BRAND ACTIEF
3
ALGEMEEN STORING SIGNAALGEVERS
UIT/AAN AAN 4
VOEDING STORING 5
SYSTEEM STORING 6
HERSTELLEN UIT
7
AARD FOUT
8
ZEKERING DEFECT
9
ZOEMER UIT TEST
NEVENPANEEL STORING 10
SIGNAALGEVERS; STORING/UIT 11
DAG/NACHT 12
SIGNAALGEVERS TEST BEDRIJF
13
STURING BRAND; STORING/UIT SELECTEREN
14
DOORM. BRAND; STORING/UIT SELECTEREN
AAN/UIT 15
DOORM.STORING; STORING/UIT 16
D/N ON
3. Druk op ‘signaalgevers SYSTEEM FOUT 3. Druk op ‘uit’ of ‘test’.
uit/aan’ om de signaalgevers te Neem contact op met de 4. Om de groep of sturing aan te
stoppen. Leverancier/Installateur. zetten, druk op ‘aan’.
4. Neem de oorzaak van de
Brand weg en druk op
5 ‘Herstellen’.
4 3
IN BEDRIJF
1
BRAND ONTRUIMING LED TEST
2
DOORMELDING BRAND ACTIEF
3
ALGEMEEN STORING SIGNAALGEVERS
UIT/AAN AAN 4
VOEDING STORING 5
SYSTEEM STORING 6
HERSTELLEN UIT
7
AARD FOUT
8
ZEKERING DEFECT
9
ZOEMER UIT TEST
NEVENPANEEL STORING 10
SIGNAALGEVERS; STORING/UIT 11
DAG/NACHT 12
SIGNAALGEVERS TEST BEDRIJF
13
STURING BRAND; STORING/UIT SELECTEREN
14
DOORM. BRAND; STORING/UIT SELECTEREN
AAN/UIT 2 15
DOORM.STORING; STORING/UIT 16
D/N ON
3. Druk op ‘signaalgevers SYSTEEM FOUT 3. Druk op ‘uit’ of ‘test’.
uit/aan’ om de signaalgevers te Neem contact op met de 4. Om de groep of sturing aan te
stoppen. Leverancier/Installateur. zetten, druk op ‘aan’.
4. Neem de oorzaak van de
Brand weg en druk op
1 ‘Herstellen’.
8 Overzicht installateurfuncties
In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de 8.1.3 Andere configureerbare functies
beschikbare installateurfuncties. Voor alle overige configureerbare functies moet ofwel
de bijbehorende DIL-switch op AAN of UIT worden
gezet of de bruggen op het moederbord worden verwij-
8.1 Configuratieproces voor derd of geplaatst.
de installateur
De meeste configuratiefuncties voor installateurs wor-
den geregeld door DIL-switches op het moederbord, die
8.2 Configureerbare detectie-
toegankelijk zijn door de deur van de centrale te openen. groepen
Iedere configuratiefunctie heeft een eigen DIL-switch. Dankzij de selectie/cursor op het display voor het confi-
guratieproces kan iedere detectiegroep individueel wor-
den geconfigureerd in een van de volgende typen:
8.1.1 Configuratie groeps-/uitgangsver-
traging vergrendelende of niet-vergrendelende brandgroep
vertraagde of niet-vertraagde groep
Na het selecteren van de DIL-switch voor het configure-
ren van de vertragingsgroepen of de DIL-switch voor standaard- of intrinsiek veilige groep
het configureren van vertraagde uitgangen, worden de kortsluiting geeft brandindicatie
groepen / de uitgang uiteinde geselecteerd op het dis- Standaardinstelling: alle groepen als vergrendelende
play van de centrale met behulp van storings-/gedeacti- brand, niet-vertraagd, standaard [niet intrinsiek veilig en
veerde leds in de gele groep [of uitgang] via de cursor- niet kortsluitende brandmodus].
selectie. Hiermee kan de installateur een cursor
omhoog of omlaag scrollen door de gele leds van de bij-
behorende groepen of uitgangen totdat de vereiste Opmerking
groep of uitgang geselecteerd is. De gele led voor de De DIL-switch met het opschrift “configureer
geselecteerde groep/uitgang knippert in de “cursormo- M.S. groepen” wordt op de Precept EN13-
dus” en kan eenvoudig worden onderscheiden van de centrale wordt gebruikt om de groepen in de
overige indicaties. Als de knipperende cursor op de ver- kortsluitende brandmodus te configureren.
eiste groep/uitgang staat en op de aanknop wordt
gedrukt wordt de configuratie toegepast op de geselec-
teerde groep. Door op de uitknop te drukken wordt de 8.2.1 Configuratie vergrendelende
configuratie gewist en de fabrieksinstelling hersteld. brand
Bij het configureren van groepen kan de cursor alleen Dit is de normale bedrijfsconfiguratie en wordt gebruikt
door de groep-leds worden gescrold. Bij het configure- als er branddetectoren en handmelders zijn aangesloten
ren van uitgangen is de cursor beperkt tot de leds voor op de groepsbedrading.
branddoormelding, brandpreventie en signaalgevers.
Als een configuratiefunctie voor een groep of een ver-
tragingsuitgang wordt geactiveerd, worden alle actuele 8.2.2 Configuratie niet-vergrendelende
brandalarmen gereset, alle storings-, deactiverings- en brand
testindicaties onderdrukt en de actuele configuratie aan- Hiermee kunnen gebruikers centrales aan elkaar koppe-
gegeven met de storings-/deactiveringsleds op het dis- len via het brandpreventierelais en een niet-vergrende-
play voor de bijbehorende groepen en uitgangen. De lende groep, zonder een vergrendelende systeemsta-
centrale kan niet reageren op een brand- of storingsa- tus te veroorzaken, waarbij de aangesloten centrales
larm. niet vanuit een alarmconditie kunnen worden gereset.
Een actieve branddetector in een groep die is geconfi-
gureerd in de niet-vergrendelende brandmodus acti-
8.1.2 Standaardconfiguratie
veert de brandmeldconditie op de centrale, regelt de
De standaardconfiguratie voor de groepen en ver- brandsignaalgevers, de brandmeldconditie-uitgang en
traagde uitgangen kan worden hersteld door de DIL- groepsuitgangen als normaal. De brandpreventie-uit-
switches voor iedere configuratiefunctie voor groepen gang kan zo worden geconfigureerd om al dan niet te
en uitgangsvertragingen op AAN te zetten en daarna op werken via DIL-switch 1/1. Bij het wissen van een bran-
de uitknop op het display te drukken en daarna de con- dingangssignaal in een niet-vergrendelende groep wist
figuratieswitches weer terug te schakelen in de stand de centrale de alarmindicatie als er geen andere alar-
UIT. men aanwezig zijn.
9 Nevenpanelen (repeaters)
Precept EN-repeaters kopiëren de centrale-indicaties en de rechterkant van het C1627-moederbord op de brand-
bedieningselementen voor de gebruiker op een locatie alarmcentrale en ook op het repeater-moederbord
op afstand van de centrale. De repeaters gebruiken het- bevindt.
zelfde moederbord als de brandalarmcentrale, hoewel
bepaalde componenten leegblijven. Er kunnen maxi-
Opmerking
maal 5 repeaters worden aangesloten op een enkele
centrale met behulp van een seriële RS485-verbinding. De faciliteit voor deactiveren, activeren en
Een C1631-repeaterinterfacemodule moet op de con- test, evenals de configuratiefuncties zijn niet
nector J13/J9 worden aangesloten, die zich centraal aan beschikbaar op repeaters.
10 Details schakeling
Zie afb. 11 voor de veldverbindingen van de centrale.
:
2 3
Panel 1
2
4
8
16
Inputs Outputs Repeater
Class change
Aux
Reset N/C
Buz Active
Zone O/Ps Zone Circuits Alarm Circuits
DC
EVAC
1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4
EVAC
GND
RST
DIS
24V
SIL
0V
1 2 3 4 + - + - + - + - + - + - + - + - + - + - + - + - A B
5
+ - + - + - + - + - + - + - + -
O/+
C/+
C/+
24 V
0V
P
C/-
P
O/-
P
O/-
N/O
P
9 10 11 12 13 14 15 16
Zone Circuits Aux Fault Fire Fire Reset
Panel DC Routing Routing Protection
2
4
8 4
16
1
WAARSCHUWING
De spanningsvrije
hulprelaiscontacten mogen niet
worden gebruikt voor de directe
schakeling van een spanning hoger
dan 30 Vdc.
Centralebedrading Veldbedrading
Bewaakte/actieve uitgangscondities:
O/-
O/+
LET OP
Aansluitingen zijn dubbel gekenmerkt voor de
configuraties bewaakt/ingeschakeld en
spanningsvrij.
LET OP
Om te voorkomen dat het systeem
onbevoegd wordt gebruikt, is voor alle
handbediende hulpingangen een
sleutelschakelaar aangebracht. De sleutel
voor de schakelaar moet worden bewaard bij
de sleutel waarmee toegang kan worden
verkregen tot de centrale.
10.4 Signaalgevercircuits
Precept EN13-centrale voor 2 groepen hebben 2 sig-
naalgevercircuits van 0,5 A. 4 groepscentrale hebben
ieder 4 signaalgevercircuits van 0,5 A. De centrales voor
8 en 16 groepen hebben ieder 4 signaalgevercircuits
van 1 A. De circuits worden bewaakt middels een
omgekeerde polariteit voor storingen door onderbreking
en kortsluiting. Voor de bewaking moeten alle compo-
nenten worden gepolariseerd. Om te voorkomen dat de
centrale beschadigd, moeten de bellen bovendien voor-
zien zijn van een onderdrukkingsdiode als weergegeven
in afb. 15. Ieder circuit moet in een lus bedraad zijn.
3
4
12 C1651 Klok-/timermodule
De klok-/timermodule met lcd is een optionele feature 12.1.3 1e brandalarmtijd
van centrales uit de Precept EN13-reeks voor de alarm- Hiermee wordt de tijd van het eerste brandalarm weer-
teller en de dag-nachtvertragingstijd die elders in dit gegeven. Deze conditie wordt vergrendeld totdat de
document worden beschreven. centrale gereset is en wordt niet bijgewerkt door vol-
Met een brug en een DIL-switch op de printplaat van de gende brandalarmen [d.w.z. brandalarmen die optreden
klokmodule kan één van de volgende bedrijfsmodi wor- als het eerste alarm nog wordt weergegeven].
den ingesteld:
dag-nachtvertragingstijd
dag-nachtvertragingstijd en alarmteller 12.2 Bewerkingsmogelijkheid
tijd van 1e brandalarm
klokmodule
tijd van 1e brandalarm en alarmteller
De klokmodule heeft een eenvoudige bewerkingsfunc-
De module wordt aan de achterkant van de displayprint-
tie voor:
plaat geplaatst, in een uit te breken venster. Twee DIL-
instellen van de tijd [toegankelijk voor gebruiker]
pinaansluitingen aan de achterkant van de displayprint-
plaat zorgen voor alle elektrische verbindingen. De selecteren van de dag-nachtvertragingsmodus aan/
module is voorzien van een verlicht alfanumeriek lcd- uit [toegankelijk voor gebruiker]
display van 2 regels en 8 tekens. tijden voor dagelijkse vertragingsmodus aan/uit
De klokmodule moet worden gebruikt met de “volledig instellen [toegankelijk voor installateur]
invoerbare” bedekking met een transparant venster
waardoor het lcd-scherm zichtbaar is. Een tab aan het
12.2.1 Bedienen / bewerken door
uiteinde van het inzetsel met de gebruikersinstructie
gebruiker
bedekt normaal het venster. Deze tab moet worden ver-
wijderd voordat het inzetsel geplaatst wordt, om het Als de klokmodule geplaatst is kan de gebruiker de sta-
display van de klokmodule zichtbaar te maken. tus van de dag-nachtmodus op AAN of UIT zetten en de
actuele tijd instellen. Deze bewerkingsfuncties zijn toe-
gankelijk door de toegangssleutelschakelaar te schake-
len, de selecteerknop in te drukken en de knoppen
12.1 Klokmodule-functie SELECTEREN SELECTEREN te gebruiken om de
12.1.1 Alarmteller cursorindicator door de selecteerbare leds te scrollen
Om te voldoen aan de vereiste van EN54-2, clausule totdat de klokmodule geselecteerd is [klokmodule ver-
7.13, wordt het aantal keren dat de centrale zich in de licht].
brandmeldconditie bevindt bijgehouden.
De actuele telling kan weergegeven (via testlampjes) of 12.2.2 Bewerken en configureren door
gereset worden als dat nodig is. installateur
Bewerken:
12.1.2 Regelaar dag-nachtvertragings- Handmatig selecteren van de dag-nachtmodus en
modus instellen van de actuele tijd zoals beschreven in de
Hiermee kan de vertragingsmodus automatisch door de installatie- en inbedrijfstellingshandleiding van de
klokmodule worden geregeld. Deze kan met een DIL- FIRECLASS Precept EN13.
switch op het moederbord van de centrale worden Configuratie:
geconfigureerd in één van de twee bedrijfsmodi (VER- Instellen van de tijd waarop de klokmodule de vertra-
TRAGING AAN AUTOMATISCH): gingsmodus automatisch in- of uitschakelt in het
DIL SW UIT – de vertragingsmodus wordt automa- menusysteem van de klokmodule zoals weergege-
tisch één keer per dag op een ingestelde tijd uitge- ven in de installatie- en inbedrijfstellingshandleiding
schakeld [daarvoor moet de vertragingsmodus eerst van de FIRECLASS Precept EN13. De toegang tot
handmatig worden ingeschakeld]. deze extra menupagina's is beveilig met een DIL-
DIL SW AAN – de vertragingsmodus wordt één keer switch aan de achterkant van de printplaat van de
per dag op de ingestelde tijden automatisch in- en klokmodule.
uitgeschakeld. Met een brug en een DIL-switch op de printplaat van de
klokmodule kan één van de volgende bedrijfsmodi wor-
den ingesteld:
dag-nachtvertragingstijd
dag-nachtvertragingstijd en alarmteller
3 LK1
J1
J2
J3
S1
WP
ON
ZERO
2
2
1
.
+ -
2
+ 1A 2A -
13 3
+ 1 2 -
4
16
12
+
-
15
+
14
11 5
1 2 3 4 1+ 1- 2+ 2- 3+ 3- 4+ 4- 5+ 5- 6+ 6- 7+ 7- 8+ 8- 1+ 1- 2+ 2- 3+ 3- 4+ 4 - 24V 0V Sil Evac RST Cl/C Dis Evac BAct A B GND N/C
6 Zone O/Ps Zone Circuits Alarm Circuits Aux DC Inputs Outputs Repeater RST
6
Zone Circuits Aux DC Fault Routing Fire Routing Fire Protection RST
7 9+ 9 - 10 + 10 - 11 + 11 - 12 + 12 - 13 + 13 - 14 + 14 - 15 + 15 - 16 + 16 - 24V 0V O/+ P C/- C/+ P O/- C/+ P O/- P N/O 7
8
9
10
+ -
1
+ -
+ -
+ -
+ -
+ -
7 + -
+ -
1 2 3 4
1 2 3 4 1
2
1 2 3 4
3 2 1
1 2 3 4 3 1
4
6 4
5
WAARSCHUWING
Alleen vervangen met door BEAB of
VDE goedgekeurde zekering van
hetzelfde type en dezelfde capaciteit
WAARSCHUWING
Batterijtype:
Alleen vervangen met dezelfde
batterij
Beveiliging batterijcircuit:
Alleen vervangen met zekering van
hetzelfde type en dezelfde capaciteit
HT H
Hulpvoeding Centrale
2 groepen 4 groepen 8 groepen 16 groepen
Maximale stroom: 0,5 A 0,5 A 1A 1A
Hulpvoeding (batterij): 20 – 28,0 Vdc
Hulpvoeding (stroom- 28,0 – 26,5 Vdc
net):
Beveiliging: [Elektro- 0,5 A 0,5 A 1A 1A
nisch]
Kabelvereisten: Geen speciale vereisten. 1 A minimale stroomsterkte. Minimale spanning aan einde
van leiding moet hoger zijn dan de minimale bedrijfsspanning van de signaalgevers.
Repeateruitgang Centrales met 2, 4, 8 en 16 groepen
Aantal repeaters: 1 tot 5
Maximale kabellengte 2000 m
repeaters:
Communicatieprotocol: RS485 serieel data 9600baud
Beveiliging: Elektronisch, stroom gelimiteerd
Kabeltype: Twee paar geschermde RS485-kabel (zie onder)
Tabel 24: Hulpvoeding
Specificatie RS485-kabel
Generiek type: RS422-/RS485-datakabel.
Geleiders: Twee paar plus scherm.
Alfakabel: 57602, 58412, 57632, 58802, 58902 BRANDWEREND
Belden-kabel: 82842, 89842, 88777 BRANDWEREND
Tabel 25: Specificatie RS485-kabel
15 Bijlage
15.1 Optionele EN54-functies – Activering van brandmeldapparatuur voorkomen
bij een brandmeldconditie die geen ontruimings-
met vereisten conditie is.
De Precept EN13-centrale heeft de volgende optionele – Deactivering van centralezoemer.
EN54-2-functies: Open collectoruitgangen voor actieve ontruiming,
Clausule 7.8 Uitgangen naar brandmeldapparatuur. zoemer, deactivering, groepsbrandpunten voor
Clausule 7.9 Uitgangen naar branddoormeldappara- iedere groep tot groep 4.
tuur. Afstandsingangen voor ontruiming, reset en zoemer
Clausule 7.10 Uitgangen naar brandpreventieappara- uit op afstand.
tuur. Eenmanstest signaalgever [zie 3.2 „Lijst met eigen-
Clausule 7.11 Vertragingen naar uitgangen. schappen“].
Clausule 8.9 Uitgang naar storingdoormeldappara- Vergrendelende storingsmodus waarin alle storings-
tuur. condities vergrendelen totdat de centrale handmatig
Clause 10 Testconditie. wordt gereset.
Herstellen van de standaardconfiguratie van groe-
pen en uitgangen.
15.2 Hulpfuncties worden in
EN54 niet voorgeschreven 15.3 Berekening maximale
De Precept EN13-centrale biedt verschillende hulpfunc-
ties die niet voorgeschreven / toegestaan zijn in EN54.
stroomsterkte
Deze zijn: De maximale stroomsterkte mag niet hoger zijn dan de
Uitgangen voor branddoormelding, brandpreventie hieronder aangegeven maximale waarden
en storingsdoormelding kunnen worden geconfigu- Centrale Maximale belasting
reerd als spanningsvrije wisselcontacten.
Precept EN13 2/4 1,4 ampère
Detectiegroepen kunnen worden geconfigureerd als
niet-vergrendelend. Precept EN13 8 2,9 ampère
Detectiegroepen kunnen worden geconfigureerd Precept EN13 16 2,9 ampère
voor intrinsiek veilige toepassingen.
Tabel 26: Maximale stroomsterkte
Detectiegroepen kunnen worden geconfigureerd
voor het initiëren van de brandmeldconditie bij een
Om de maximale stroomsterkte te bepalen, neemt u de
kortsluiting van de zonebedrading [wordt gebruikt bij
volgende stappen:
vervanging van een centrale in een ouder “niet-kort-
sluitend” bewaakt systeem]. 1 De stroomsterkte van de centrale met stroomuit-
valalarm bepalen. Deze waarde invoeren als Icentrale.
Ingang klassewisseling om signaalgevers kort in te
schakelen voor de signalering van klassewisselingen 2 De maximale belasting op de alarmcircuits in alarm-
in educatieve instellingen. conditie berekenen in mA. Deze waarde invoeren als
Ialarmen.
Resetrelais om de voedingen naar externe appara-
tuur te onderbreken die samen met de Precept 3 De belasting op de hulpvoeding in alarmconditie
EN13-centrale moeten worden gereset (bijvoor- berekenen in mA. Deze waarde invoeren als Ihulp.
beeld IR-straaldetectoren). 4 De maximale stroomsterkte bepalen met de onder-
Door een installateur configureerbare functies voor: staande formule:
– Verplichte geluidsafstelling van de brandmeldcon- Icentrale ………mA
ditie voordat de brandalarmconditie kan worden Ialarmen ………mA
gereset. Ihulp ………mA
– Activering van de brandpreventie-uitgang onder- Ipse = (Icentrale + Ihulp + Ialarmen )/1000 A
drukken voor een brandconditie in een groep die = ……… + ……… + ………)/1000 A
als niet-vergrendelend geconfigureerd is. = ……… + ……… + ………)/1000 A
– Geluidsafstelling van brandmeldapparatuur en
(………)/1000 A
resetten van de brandalarmconditie onderdrukken
= ……… A
gedurende 3 minuten na optreden van een brand-
meldconditie.
WAARSCHUWING
De stroom mag niet hoger zijn dan de Tstoring= ………uur
maximale stroomuitgang van de Icentralealarm = ………mA
voeding (zie paragraaf 2.4 Ialarmen = ………mA
„Centralereeks“) Ihulpalarm = ………mA
Ialarm = [Icentralealarm + Ialarmen + Ihulpalarm] ………mA
Talarm = uur
15.4 Berekening batterijcapa-
10 De waarden in de onderstaande formule invullen.
citeit in stand-by Cmin = 1,25 x ((Tstoring x Istoring) + 2 x (Talarm x Ialarm))/
Deze paragraaf beschrijft hoe de minimaal vereiste bat- 1000 Ah
terijcapaciteit in stand-by voor de centrale wordt bere- = 1,25 x (…… x…… + 2 x (…… + ……))/1000 Ah
kend. Om de batterijcapaciteit te bepalen, neemt u de = 1,25 x (…… +2 x (……)/1000 Ah
volgende stappen: 1,25 x (……)/1000 Ah
1 De stroomsterkte van de batterij bij stroomuitvalsto- = 1,25 x ……/1000 Ah
ring bepalen. Deze waarde invoeren als Icentralesto- = ……/1000 Ah
ring. = …… Ah
2 De stroomsterkte van de batterij bij stroomuitvalsto- 11 De eerstvolgende hogere batterijgrootte kiezen.
ring bepalen. Deze waarde invoeren als Icentralealarm. Opmerkingen:
3 De maximale belasting op de alarmcircuits in alarm- – De maximale batterijcapaciteit die kan worden
conditie berekenen in mA. Deze waarden invoeren geladen volgens BFPSA-aanbevelingen zijn:
als Ialarmen en dit cijfer in de tabel invoeren. Precept EN13 2 en 4: 12 Ah
4 De belasting op de hulpvoeding in alarmconditie Precept EN13 8 en 16: 24 Ah
berekenen in mA. Deze waarde invoeren als Ihulpsto-
– Batterijen die niet in de centralebehuizing kan
ring. worden geplaatst moet in een behuizing naast de
5 De belasting op de hulpvoeding in alarmconditie centrale worden geplaatst.
berekenen in mA. Deze waarde invoeren als
– De FIRECLASS Precept EN13-centrales zijn voor-
Ihulpalarm.
zien van de onderstaande interne SLA-batterijen:
6 De totale batterijlast bij storing, Istoring berekenen.
Precept EN13 2 en 4: 12 Ah
7 De totale batterijlast bij alarm, Ialarm berekenen.
Precept13 EN 8: 12 Ah
8 De vereiste stand-bytijd in uren invoeren, Tstoring. Precept13 EN 16: 12 Ah
9 De vereiste alarmtijd in uren invoeren, Talarm.
Icentralestoring= ………mA
Ihulpstoring= ………mA
Istoring = [Icentralestoring + Ihulpstoring] ………mA
Switch Posi- Functie Actuele
tie instel-
ling
1-1 Uit Brandpreventierelais werken voor een brandconditie in iedere groep.
Aan Brandpreventierelais werken voor een brandconditie in iedere vergrendelende
brandgroep.
1-2 Uit Geluid uit en reset beschikbaar zoals normaal.
Aan Voorkomt dat het alarmgeluid wordt afgezet of gereset gedurende 3 minuten na
het optreden van de brandmeldconditie
1-3 Uit Niet in gebruik
Aan Niet in gebruik
1-4 Uit Configuratiemodus gedeactiveerd.
Aan Groepen kunnen in niet-vergrendelende modus worden geconfigureerd via de Tabel 28
selecteerfunctie voor installateurs.
Tabel 27: Configuratieontwerp / record DIL-switches op moederbord
Groeps- Groepsconfiguratie
nummer
Niet-vergrende- Intrinsiek veilig Kortsluiting = brand Vertraging
lend
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Tabel 28: Ontwerp/record groepsconfiguratie
Firmastempel