Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 5

Belangrijke perosnen

Theodor Adorno (Frankfurther schule)


Theorie/onderzoek: Cultural Industry
Samen met Marc Horkheimer bedacht hij de term cultural industry. Die zorgt ervoor dat de film en tv als product gezien
worden. Al deze homogene massa producten worden door de massacultuur geconsumeerd.

Louis Althusser
Theorie/onderzoek: Ideologie/ interpellatie
Ideological subjects worden gecreeerd door de interpellatie(aanspreken van iemand). Hij geeft als voorbeeld dat een
politieagent iemand aanspreekt met: “He jij daar.” Als degene reageert is hij/zij geinterpelleerd en dus onderwerp van een
dominante ideologie.

Benedict Anderson
Theorie/onderzoek: Imagined Communities.
Imagined Communities zijn gemeenschappen met dezelfde ideologie (bijv. Een natie). Leden van een natie kennen elkaar
alleen in gedachte. Ze hebben elkaar nooit allemaal ontmoet en kennen niet ieders identiteit. Toch geloven we dat we bij
die groep horen. Het zijn dus ingebeelde gemeenschappen.

Ien Ang
Theorie/onderzoek: Het geval Dallas. Melodramatic imaginations
Ang bouwt voort op Roland Barthes denotatie/connotatie-methode. De kijkers zien op denotatie-niveau(eerste betekenis)
de verschillen maar op connotatie niveau (tweede betekenis) zien ze de overeenkomsten. Ze kunnen hun leven vergelijken
niet vergelijken met dat van een rijke Texaanse familie. Maar de onderliggende thema’s herkennen de kijkers (melodramatic
imaginations). Ze hebben allemaal wel een eikel in de familie zoals JR. Ze hebben allemaal weleens liefdesverdriet of in
ieders leven gaat er weleens iemand dood.
De kijkers van Dallas zijn volgens Ang onder te verdelen in vier groepen. 1. Haters 2. Ironische kijker 3. Fans en 4.
populisten.

Roland Barthes
Theorie/onderzoek: Mythologies encoding/decoding-model.
Mythes worden gecreeerd op het tweede betekenisniveau (decoding). Encoding is de eerste betekenis. Het is de betekenis
die letterlijk uit de beelden op te maken is. (Een man sallueert de Franse vlag) Decoding is de achterliggende ideologie die
mensen bij diezelfde beelden hebben. (onderwerping van kolonies aan het Franse regime)

Jean Baudrillard
Theorie/onderzoek:
De tekens die om ons heen op ons afkomen worden universeel beoordeeld. Voor iedereen betekent het beeld hetzelfde.

Herman Bausinger
Theorie/onderzoek:
Bausingeer bekritiseert mensen die zeggen dat door de tv het aantal conversaties tussen mensen daalt. Hij zegt juist dat tv
voor mensen die geen zelfde interesses hebben een gespreksonderwerp kan vormen. Als een man thuis komt, niks zegt en
de tv aan doet. Dan zegt dat iets over zijn psychische staat. Namelijk hij wil geen gelul aan het hoofd.

J. Bennet
theorie/onderzoek: Reading formations, inter-textualiteit
De term inter-textualiteit komt naar voren. De verwijzing naar de andere text is niet zoals bij intertextualiteit hierarchisch.
Intertextualiteit betekent dat een text altijd verwijst naar de originele text. Als voorbeeld voor inter-textualiteit wordt James
Bond gegeven waarvan de boekjes als eerste op de markt kwamen. Je kunt volgens Bennet niet zeggen dat deze boekjes
dominant zijn ten opzichte van de later uitgebrachte films.

Charlotte Brunsdon:
Vrouwen kunnen mannelijke mode of kijken overnemen, maar dat is niet zozeer een mannelijke mode, maar een ‘mode of
power’. Ze zegt letterlijk: …. ‘not so much a masculine mode, but a mode of power’.

David Buckingham:
Hij deed aan etnografisch werk over televisiepubliek, vooral gericht op kinderen en soap opera’s. In dit geval de britse serie
Eastenders. Het doel van zijn studie was het aantonen dat de relatie tussen publiek en programma ‘is te karakteriseren door
een redelijke hoeveelheid van verschillen en tegenstellingen’. Want het programma moet vele mensen kunnen aanspreken.
Om populair te blijven moet een soap opera ‘open’ staan voor meerdere (verscheidene) readings/ meningen.
Zijn onderzoek is dus ‘Ethnografic’ work on television audience.

Colin Campbell:
Eens met McKendricks argument voor het ontstaan van de consumptiemaatschappij, in laat 18e eeuw en dat de centrale rol
daarin wordt gespeeld door de vrouw. Maar hij is oneens met het feit dat je dit kunt verklaren aan de hand van het social-
emulation model.
Campbell komt met term Romantic Ethic. Dit helpt ons om volledige te kunnen begrijpen hoe de ontwikkeling van de
moderne vorm van culturele consumptie heeft plaatsgevonden. Romantisme, stroming van kunst en cultuur etc. speelde
grote rol in de ontwikkeling en snelle groei van de consumptiemaatschappij, in laat 18e eeuw. Dit leidde tot (de term) ‘self-
consciousness’. Self-expression wordt ook genoemd.
Campbell gaat ook tegen Veblen. Veblen zegt: 2 belangrijkste eigenschappen van consumptiemaatschappij zijn imitatie en
competitie. Campbell noemt 2 tegenargumenten:
1.) Individuen kunnen winnen van hun concurrenten door innovatie ipv imitatie.
2.) Sociale groepen (klassen) zijn nog in conflict over de vraag of er criteria is om status te bepalen.

Michel de Certeau:
Franse cultuur theorist. Houd zich bezig met ‘ways of operating’ van gewoonlijke consumenten. Iedereen gebruikt, of
neemt wat over van elkaar in de consumptiemaatschappij à Poaching.
Michel de Certeau introduceert term ‘Textual poaching’.
* ‘Poaching’ kan worden vertaald als ‘grazen’ maar ook als ‘afstropen’.
Term toegeëigend door Henry Jenkins in Textual Poachers (1992) voor internetgebruik ‘Textual poaching’ in vorm van K/S
‘slash’ literatuur.

Terry Eagleton (1983)


Heeft dezelfde ideeën als Jacques Lacan (1977) over het spiegelstadium van een baby. Ook is hij het met Lacan eens over
'the lack', oftewel het gemis, dat wij hebben als we gescheiden worden bij de geboorte van de moeder. We zoeken voor
substituten om dit gemis op te vullen in de vorm van een andere vrouw. Storey meent dat deze 'lack' ook deels de basis van
consumptie is (om het gemis van de moeder op te vullen).

Frederick Engels (1998)


Aanhanger van Karl Marx die zich na de dood van Marx geroepen voelde om de jonge aanhangers van het Marxisme de
subtiele kneepjes van zijn ideologie te leren. Schreef een beroemde brief naar Joseph Bloch, waarin hij handelt over de
consumptie. Engels is van mening (net als Marx) dat de basis van de consumptie de economie is, maar dat de consumptie
bovendien ook afhankelijk is van culturele invloeden.

Stanley Fish (1980)


Stanley Fish bekijkt als literatuur criticus texten op zijn eigen manier. Hij wordt verbonden met de term Interpretative
Communities. Hij zegt dat er meerder manieren zijn om een text te lezen. Geen enkele manier van lezen is natuurlijjk of
juist. De 'literary community' is dus verdeeld in verschillende 'interpretative communities'. Volgens Fish is het niet mogelijk
dat een text een betekenis heeft buiten een specifieke situatie. Interpretatie decodeert geen texten, het maakt ze.

John Fiske (1987)


John Fiske verzet zich tegen het idee dat de massa passief is ('cultural dopes'). Een passieve, hulpeloze massa die
economisch afhankelijk zijn van de machthebbers van de (culture) industrie. Volgens Fiske zijn er twee soorten
economieën: de financiële en de culturele. Ondanks dat het twee verschillende economieën zijn, zijn ze toch gedeeltelijk
van elkaar afhankelijk. De financiële economie houdt zich bezig met geld en winst, de culturele met de toeeigening en het
gebruik van betekenissen, pleasures en sociale identiteiten. De macht van de consumenten ligt volgens Fiske in het feit dat
cultureel kapitaal beter verdeeld is dan economisch kapitaal. Het maakt geen onderscheid tussen de mensen. Beïnvloed
door Gramsci en De Certeau, ziet Fiske cultuur als een strijdveld.

Hans-Georg Gadamer (1979)


Auteur van het beroemde werk 'Truth and Method', waarin hij meent dat het begrijpen van een text altijd gedaan wordt
vanuit het perspectief van de persoon die het begrijpt. Een auteur kan altijd proberen zijn betekenis te leggen in de text,
maar is altijd afhankelijk van de lezer. Gadamer is er van overtuigd dat text en lezer elkaar ontmoeten op historische en
sociale locaties. Hij zegt dat lezers altijd vooroordelen en verwachtingen van een text hebben. Dit stuurt de betekenis van
de text. Toch kan een lezer niet blindelings achter zijn verwachtingen aangaan, maar moet blijven opletten. Dit noemt
Gadamer 'Hermeneutic Circle'. Hiermeer bedoelt hij dat wij vragen stellen over een text, en dat de text antwoord geeft.

Marie Gillespie
Heeft onderzoek gedaan naar de relatie tussen de media en identiteitsvorming. Ze onderzocht de invloed van de televisie
onder Punjabi Londenaren (immigranten) in de leefttijd van 12-18 jaar. Ze kwam tot de conclusie dat deze jongeren
beïnvloed werden door de televisie.

Antonio Gramsci
Gramsci zorgde in de jaren '70 met zijn theorie over 'hegemonie' dat men opnieuw ging denken over populaire cultuur. Ten
eerste zag men dat de populaire cultuur nu het strijdtoneel was tussen de interesses van de dominante groepen, en die van
de onderdrukte. Ten tweede zorgde de introductie van de 'hegemonie' in de cultural studies voor een herwaardering van het
begrip 'populaire cultuur. Ik kan aanraden om het stuk over Gramsci zelf nog even te lezen, want deze is heel erg belangrijk
geweest. Er is zelfs een hoofdstuk aan hem gewijd (h8).

Anne Gray
Heeft een onderzoek gedaan naar de activiteiten van mannen en vrouwen thuis.Ze kwam er bijvoorbeeld achter dat mannen
thuis als vrije tijd zien, terwijl thuis voor vrouwen een werkplek is. Heeft veel te maken met 'gender'. Ze onderzocht
bijvoorbeeld ook hoe vrouwen bepaalde attributen zouden onderverdelen in 'mannelijk en vrouwelijk'.

Stuart Hall (1979)


Hall was de grondlegger van de Cultural Studies en kwam in 1979 met het encoding/decoding systeem. Hiermee maakte hij
zich los van 'left-leavisism' en 'pessimistic versions of Marxism', culturalisme en structuralisme. Ook voor Hall geld, dat je
zelf even wat bladzijden moet lezen, omdat die man zoveel gedaan heeft, dat het hier nauwelijks is samen te vatten.
Bovendien weten we natuurlijk al het een en ander over Hall.

Dick Hebdige (1979)


Hebdige heeft een van de belangrijkste werken over jeugd subculturen geschreven: 'Subculture, The meaning of style'.
Volgens Hebdige heeft elke subcultuur bepaald voorwerpen die een speciale betekenis hebben in de subcultuur, en die hun
van anderen scheidt. Veel van deze voorwerpen worden uit hun originele historische context getrokken.

Joke Hermes
Hermes is het niet eens met het idee dat vrouwen niet zelf kunnen zien hoe slechts sommige texten voor hun kunnen zijn.
Joke Hermes is een feminist :s Ze is de bedenker van de term: theorisatie van de betekenis van productie van allerdaagse
teksten. Hiermee bedoelt ze ongeveer dat ze haar werk probeert te plaatsten tussen een visie van hoe betekenissen gehaald
worden uit een specifieke tekst, en een visie van contexten van mediaconsumptie. Hiernaast heeft ze nog een andere term
geïntroduceerd: 'repertoires'. Repertoires zijn culturele bronnen waarop sprekers op terugvallen en naar verwijzen. Welke
repertoires gebruikt worden hangt af van het culturele kapitaal van de spreker. Tekst heeft niet direct een betekenis, maar
wordt toegekend door de repertoires van de lezers. Ook in het geval van Hermes is het verstandig om de tekst zelf nog
even te lezen, want er gaan vier pagina's achter elkaar over Hermes. Ze zal dus wel belangrijk zijn.

Dorothy Hobson
Hobson heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de Britse soap-opera Crossroads. Ze komt erachter dat iedereen om
andere redenen naar dit programma kijkt. Iedereen doet iets anders met de televisietext. Het geven van betekenissen aan
texten is niet iets wat eenmalig is, maar is een constant proces. Betekenissen kunnen veranderen door veranderde
contexten etc.

Bob Hodge & David Tripp


Vinden dat kinderen die televisie kijken i.p.v. lezen niet zo passief zijn, maar ook actief texten lezen op televisie. Televisie
wordt actief geconsumeerd in een complex web van sociale en culturele relaties. Televisie geeft stof tot nadenken, en
daarmee ontwikkeling.

Max Horkheimer
Max Horkheimer is onze grote vriend van de Frankfurter Schule. Samen met Adorno lanceerde hij de term: 'culture industry'.
Dit deden zij om de producten en de processen van de massacultuur te beschrijven. Produkten van de cultural industry
kenmerken zich door twee dingen: voorspelbaarheid en culturele homogeniteit. De Frankfurter Schule zag de massa als
passief. Hij deed veel samen met Adorno, dus lees dit stukje samen met dat van Adorno. Het kan denk ik ook geen kwaad
om nog even over de Frankfurter Schule te lezen.

Iser, Wolfgang
Duitse theoreticus in de literatuur. Lid van The Constance School van de receptie theorie. Hij zegt dat de betekenis van
een text wordt gemaakt door de reader. Het is de auteur die de text produceert en de reader die de text doet laat leven. Iser
maakt onderscheidt tussende text, het werk en de reader. Literair werk heeft twee polen: een artistieke (author’s text) en
een esthetische (de realisatie die de reader maakt). Het werk kan niet worden geïdentificeerd als een van de twee polen,
maar ligt daar ergens tussen. Zie ook The Constance School: Iser and Jauss (Hs. 4) en Hans-Robert Jauss (dit
document).

Jauss, Hans-Robert
Jauss, voormalig student van Gadamer, een literair historicus en net als Iser een lid van The Constance School. Hij vindt,
anders dan Iser, dat readers en readings altijd historisch zijn gesitueerd in specifieke condities van readings.
De reading van een text is altijd ‘verbonden’ met de ‘horizon of expectations’. M.a.w. texts worden altijd gelezen met
behulp van de kennis van reeds gelezen texts. Zie ook The Constance School: Iser and Jauss (Hs. 4) en Wolfgang Iser
(dit document).

Jenkins, Henry
Jenkins deed een studie naar fancultuur en wil daarmee de academische kennis over fancultuur vergroten. Hij zegt dat we
zelfs kunnen leren van fanculturen. Hij kijkt naar de rijkdom van een fancultuur en niet zozeer naar de negatieve aspecten
daarvan. Zie ookResistance (Hs. 3).

Katz, Elihu & Liebes, Tamar


Net als Ien Ang gebruiken Katz en Liebes Dallas als onderwerp voor hun onderzoek. Ze stelden zich de volgende vraag: Is
Dallas de hoofdgedachte van het cultureel imperialisme? Ze hebben dit onderzocht door te kijken naar een aantal
subculturele groepen en hoe die groepen naar Dallas kijken. Hun conclusie daarna was: Dallas kan een homogene
boodschap uitzenden, maar de studie laat zien dat het bericht veelal verschillend wordt gedecodeerd. Zie ook Cultural
Consumption of Television (Hs. 5) en John Tulloch & Albert Moran (dit document).

Leavis, F.R. & Q.D.


Samen met Denys Thompson e.a. ook wel The Leavisites genoemd. Leavisisme is gebaseerd op de veronderstelling dat
‘cultuur altijd in minderheidsbewaring is geweest’. Belangrijke culturele consumptie is altijd gelimiteerd aan een culturele
minderheid. Door deze minderheid (hoge klasse) hebben wij nu de mogelijkheid om van de beste menselijke ervaring van
vroeger te profiteren. Alleen aanschouwt de 20ste eeuw een verandering in de status van deze minderheid. De minderheid
heeft te maken met een ineenstorting van haar autoriteit. The Leavisites vonden daarom ook dat de burger moest leren
discrimineren en weerhouden.
The Leavisites keken vanaf grote hoogte van de hoge cultuur naar de commerciële woestenij/troosteloze toestand van de
culturele-consumptie gebruiken (practices) van andere mensen daar beneden, zoekende naar een bevestiging van culturele
verslechtering, culturele verschillen en de behoefte tot culturele bewondering, regulatie en controle. Zie ook The Leavisites
(Hs2.)

Marcuse, Herbert
De cultuurindustrie schrikt de ‘massa’ af van het denken buiten de grenzen van het heden (p. 19). Marcuse suggereert dat
kapitalisme, d.m.v. de cultuurindustrie, de ideologie van consumptie promoot en dat deze valse behoeften kweekt. Deze
behoeften werken als een mechanisme van sociale controle: Het product indoctrineert en manipuleert, ze creëert een vals
bewustzijn. Dus door te voorzien in mogelijkheden van behoeftes kan kapitalisme, d.m.v. producten van de
cultuurindustrie, de vorming van fundamentelere verlangens voorkomen. Zie verder ook de theorieën van de Frankfurt
School (Hs. 2)

Marx, Karl
Bekend van het Marxisme. Naar zijn theorieën wordt af en toe vermeld in het boek. Marx: “Consumptie produceert
productie … omdat een product pas een echt product wordt als het wordt geconsumeerd.” Zie verder de volgende
pagina’s: xii, 28, 75, 134, 147, 151, 152, 171.

Moores, Shaun
Bekend van zijn onderzoek Satellite Television and Everyday Life. Moores kijkt hoe een nieuwe mediatechnologie wordt
‘embedded’ in de activiteiten en structuren van huishoudens. Hij gebruikt daarvoor Stuart Hall’s concept van ‘articulation’.
Moores onderzocht 18 huishoudens uit drie verschillende stadsdelen in een stad van South Wales. De enige overeenkomst
was dat ze recentelijk een satellietschotel hadden aangeschaft. Moores zag na het onderzoek de relatie tussen het
zenderaanbod van de schotel en wat dat doet met de identiteit van de gebruiker: Bijv. Door het kunnen ontvangen van
andere Europese zenders kun je je Europeser gaan voelen. Zie ook Cultural Consumption in Other Contexts (Hs.
6) en David Morley (dit document).

Morley, David
Morley is bekend van Family Television. Morley vervolgt zijn studie vooral op het Nationwideproject. Hij probeert de
interpretatie van televisie (semiologische benadering) te verbinden met hoe televisie wordt gebruikt (sociologische
benadering). Morley ziet televisie kijken als een sociale bezigheid: Je kunt in een isolement raken, of je kunt d.m.v. televisie
contact maken met andere familieleden. Culturele consumptie van televisie gaat vooral over sociale relaties, omdat het gaat
over interpretaties van individuele programma’s: ‘Media contents are materials for conversation.’ Morley beweert dat
televisie niet alleen binnen de familie opereert, maar het ook belangrijk bij de alledaagse interacties tussen mensen. Zie
ookCultural Consumption in Domestic Contexts (Hs. 6) en Shaun Moores (dit document).

Radway, Janice
Radway schreef een studie over het lezen van romans door vrouwen: Reading the Romance. Je kunt het lezen van romans
oppositioneel zien: vrouwen kunnen uit hun sociale positie ontvluchten. Terwijl de narratieve structuur van een roman korte
herhalingen omvat en de patriarchale maatschappij aanmoedigt met zijn samengestelde praktijken en ideologieën.Zie
ook Reading the Romance (Hs. 5).

Simmel, George
Duitse socioloog die op dezelfde manier als Veblen het gedrag van de nieuwe onderscheidende klassen herkent in Berlijn
(The Metropolis and Mental life, 1903). Verder schrijft hij een essay over mode waarin hij vooral het model van ‘social
emulation’ toepast. Hierbij heeft hij het over 2 soorten individuen: De ‘imitative’ en de ‘teleological’. De ‘imitative’ is passief
en op zoek naar sociale gelijkheid (imiteert de ‘teleological’). De ‘teleological’ is dus actief en altijd opzoek naar
vernieuwing. Dus als de ‘imitative’ dezelfde mode draagt als de ‘teleological’, dan is de ‘teleological’ al weer op zoek naar
nieuwe mode. De ‘teleological’ is dus bezig andere groepen buiten te sluiten en zich te onderscheiden van de rest. Zie
ook Veblen and Simmel (Hs. 3), social emulation (Hs. 1)en Thorstein Veblen (dit document).

Tulloch, John & Moran, Albert


Tulloch en Moran stellen een zelfde soort vraag als Ang: Hoe verklaar je de populariteit van de Australische serie A Country
Practice? Ze veronderstelden dat er niet een product was, maar een variëteit aan teksten (texts). Hun onderzoek hield zich
bezig met het verklaren van verschillen in het lezen van de tekst door 2 verschillende sociale groepen: 13-14 jarige jongens
van een ‘middle-class’ school en 13-14 jarige meisjes van een ‘working-class’school. Beide groepen interpreteerden de
tekst anders. De jongens vonden het programma educatief (ga niet van school af voor je vijftiende) en de meisjes vonden
het realistisch (sympathie en identificatie met de werklozen in de serie). Een bepaalde sociale klasse leest een andere tekst
van hetzelfde product dan een andere sociale klasse. Zie ookCultural Consumption of Television (Hs. 5) en Elihu Katz &
Tamar Liebes.

Veblen, Thorstein
Socioloog (werk uit 1899, USA) die geloofde in nieuwe patronen van culturele consumptie van de middenklas burger. Hij
gebruikte het concept ‘conspicuous consumption’. Daarvoor heeft Veblen het gehad over ‘conspicuous leisure’.
‘Conspicuous leisure’ liet iemands eer zien door zich te weerhouden van nuttig werk. Productief werk kreeg de betekenis
van ‘zwak zijn’. Verstedelijking veranderde dit. De anonimiteit van het stedelijke leven vroeg om een duidelijke presentatie
van macht en status. ‘Conspicuous leisure’ verandert in ‘conspicuous consumption’. Om hun nieuwe sociale positie te
behouden. De vrijetijdsklasse zoekt naar mogelijkheden om te laten zien dat een succes in het bedrijfsleven iets natuurlijks
zou zijn. Ze zoeken naar mogelijkheden om hun rijk zijn te presenteren alsof ze zijn ingewijd door de natuur. Door middel
van ‘conspicuous consumption’ kunnen zij dit duidelijk maken aan de andere sociale klassen. Deze vorm van presentatie
heeft veel invloed op de vrouwen, die toch meer als de publieke presentatie van haar meesters economische macht worden
gezien. Storey is er van overtuigd dat dit model aanneemt dat de lager klasse middelen zoekt om zich te wedijveren
(emulation) met de hogere klasse.Zie ook Veblen and Simmel (Hs. 3), social emulation (Hs. 1) en George Simmel (dit
document).

Williams, Raymond
Uitspraken van hem staan her en der in het boek. In Culture and Society zegt hij: “Er zijn in feite geen massa’s; er zijn
alleen manieren om andere mensen als massa’s te zien.” Een andere beroemde uitspraak van hem is: “Culture: a particular
way of life.” Zie de volgende pagina’s: 4, 33, 34, 152, 168.
 

You might also like