Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 39

CKV

Studie Fotografie

1
Inhoudsopgave
Let op!!!!! Door het bewerken van het document, wanneer je de
antwoorden invult, zullen de bladzijden verschuiven. De tekstkleur van de
antwoorden in de antwoordbalken is opzettelijk paars ingesteld.
 
Leerdoelen  2
Introductie vragen 1 t/m 8 3
Portretfotografie vragen 1 t/m 3 5
Kruiswoord 8
Basisbegrippen bij fotograferen opdracht 1 t/m 7 9
Erwin Olaf vragen 1 t/m 15 12
Exactitudes 16
Anton Corbijn 17
Wat is jouw smaak? 18
Praktische opdrachten 19
 

Leerdoelen:
Kennismaking met:
- Verschillende Nederlandse fotografen
- Termen uit de fotografie:
o Verschillende genres in de fotografie
o Verschillende basisbegrippen bij het fotograferen
o Voorstelling en vormgeving
o Enscenering en improviseren

Onderzoek doen naar:


- Hoe maak je een goede foto?
- Hoe leg je een karakter vast in een foto?
- Jouw smaak op het gebied van fotografie?

2
Introductie: Laatst genomen foto op je telefoon?!
Pak je telefoon erbij en kijk welke foto je als laatste hebt genomen. Over deze foto ga je de
volgende vragen beantwoorden.

Er zijn verschillende genres in fotografie. Een fotograaf kan zich specialiseren in een bepaald
genre.
- Landschapsfotografie (landschap)
- Reclamefotografie (reclame)
- Portretfotografie (portret: alleen gezicht of ‘ten voeten uit’)
- Reportagefotografie (verslaggeving gebeurtenis/situatie)
- Modefotografie (mode: kleding, kapsel, make-up, sieraden)
- Industriële fotografie (industriële omgeving)
- Stillevenfotografie (samenstelling van spullen)
- Concept fotografie (een ‘verhaal’ of ‘idee’ proberen te vertellen met de foto)
- Anders, namelijk:
 
1. In welk genre past ‘jouw’ foto?

Portretfotografie

Wat is er te zien is op jouw foto? Wanneer je beschrijft wat er te zien is hebben we het over
de ‘voorstelling’ van de foto. Ga hierbij uit van vier basisvragen:
• Wie, (welke mensen zijn er te zien?)
• Wat, (wat voor een spullen/ dingen zijn er te zien?)
• Waar, (in welke omgeving, plaats?)
• Wanneer (wanneer in de geschiedenis of op welk tijdstip van de dag?)

2. Beschrijf de voorstelling van jouw foto:

Op de foto ben ik zelf (Emily) te zien. Er is een doek op de achtergrond te zien. De omgeving is niet
af te lijden uit de foto, maar het is bij een vriendin thuis. De foto is genomen aan het einde van de
middag.

3. Wat voor soort sfeer of gevoel straalt jouw foto uit? Markeer wat van toepassing is.

Meerdere antwoorden mogelijk:


• Angst
• Blijdschap
• Geluk
• Verdriet
• Verlegenheid
• Rust
• Geheimzinnigheid
• Chaos

3
• Vervreemding
• Pijn
• Somberheid
• Iets anders, namelijk:
De sfeer die een foto uitstraalt wordt niet alleen bepaald door de voorstelling op een foto.

Het gevoel wat je krijgt bij het bekijken van een foto wordt mede bepaald door het gebruik
van beeldaspecten zoals licht, kleur, ruimte en compositie. Bij het gebruik van beeldaspecten
praten we over de vormgeving van een foto. In de vragen hieronder bekijk jij ook de
vormgeving van jouw laatst genomen foto.

4. Wat voor soort licht zie je op jouw laatst gemaakte foto? Markeer wat van toepassing is.

Op de foto zie je:


Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
• Natuurlijk licht (zon)
• Kunstmatig licht (bijv. lamp of flitslicht)
• Fel licht
• Getemperd licht (onderbroken bijv. door wolken of gordijn)
• Tegenlicht (het licht is recht achter de persoon/voorwerpen op de foto)
• Schaduw
• Weerspiegeling
• Reflectie (weerkaatsend licht, bijv. glimlicht)

5. Welke kleuren zijn er te zien in jouw foto? Zijn dat natuurlijke kleuren of heb je een filter
gebruikt? Markeer wat van toepassing is:

Mijn foto heeft natuurlijke kleuren/ bewerkte kleuren


Namelijk:
 Felle kleuren
 Pastel kleuren
 Fletse kleuren
 Heldere kleuren
 Donkere kleuren
 Lichte kleuren
 Geen kleuren = zwart /wit

De plaats vanaf waar een fotograaf iets fotografeert heet (camera)standpunt. Het standpunt
kan ‘gewoon’ zijn – op ooghoogte. Je kunt de camera ook heel laag houden - laag standpunt,
of juist heel hoog. Van laag naar hoog onderscheiden we de volgende standpunten:

- Kikvorsperspectief (vanaf ‘onder’ gezien, evt. liggend op de grond)


- Laag standpunt (tussen kikvors en neutraal standpunt in; bijv. door de knieen gezakt
of zittend)
- Neutraal perspectief (ooghoogte wanneer je rechtop staat)
- Hoog standpunt (tussen neutraal en vogelvlucht in; bijv. op een krukje staand)

4
- Vogelperspectief (vanaf boven beschouwd, zoals vanuit een helikopter) 

6. Wat is het camerastandpunt van jouw foto? Hoe zie je dat?

Neutraal perspectief, de foto is op ooghoogte genomen.

De fotograaf bepaalt wat er wel en niet op de foto komt. Hij/zij kan ver weg of dichtbij staan
en in- of uitzoomen met de lens en zo bepalen wat er wel of niet binnen het kader van de
foto valt. Bij fotografie wordt vaak afsnijding gebruikt.

7. Zijn er dingen die maar half op jouw foto staan? Zo ja, welke?

Mijn bovenlichaam

8. Waarom heb je deze foto genomen? En als je deze foto hebt bewerkt, waarom heb je dat
gedaan? Leg uit:

De foto is genomen voor een kunstproject van een vriendin van mij. Ik heb de foto zodanig
bewerkt dat er veel licht contrasten te zien zijn, zodat hij makkelijker is om na te schilderen.

5
Portretfotografie
Lees vraag 1a- en b door, en beantwoord de vragen tijdens het kijken van onderstaande
fragmenten:

https://schooltv.nl/video/portretfotograaf-welke-keuzes-maakt-de-fotograaf/#q=fotografie

https://schooltv.nl/video/fotojournalist-werken-voor-een-krantenredactie/#q=fotografie

https://schooltv.nl/video/de-fotograaf-koen-hauser/#q=fotografie

1. a) Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de fotografen?

Fotograaf 1 – Is portretfotograaf. Voor haar foto's benadert ze mensen op straat met de vraag of
ze hen thuis mag fotograferen. Ze vraagt de mensen om hunzelf niet voor te breiden op de foto's
omdat zij wil dat de foto's echt zijn en niet nep. Ook fotografeert ze de mensen niet lachend
want ze vindt dat mensen zichzelf dan niet echt laten zien. De zwarte rand om haar foto's staan
voor het buitenste randje van het negatief. Dit neemt zij mee omdat zij niet nadat ze
gefotografeerd heeft keuzes wil maken. Ook vindt zij het prettig om naar te kijken want het geeft
houvast.

Fotograaf 2 – Werkt als fotojournalist voor de Volkskrant en Volkskrant magazine.


Hij maakt reportages en portretten door het hele land. Hij moet de foto's vluchtig maken,
waardoor het soms een beetje oppervlakkig kan zijn

Fotograaf 3 – Is fotografisch schilder. Hij fotografeert mensen om er wat heel anders van te
maken. Hij verzamelt fotografisch materiaal en gebruikt het daarna als verf om er een schilderij
van te maken. Het gaat hem niet om te echtheid van de foto maar om het beeld wat hij in zijn
hoofd krijgt.

b) Noteer van elke fotograaf 1 uitspraak die heel goed weergeeft hoe ze omgaan met de
geportretteerde.

Fotograaf 1: Ze vraagt de mensen om hunzelf niet voor te breiden op de foto's omdat zij wil dat de
foto's echt zijn en niet nep. Ook fotografeert ze de mensen niet lachend want ze vindt dat mensen
zichzelf dan niet echt laten zien

Fotograaf 2: Voordat hij de foto's doorstuurt naar de krant maakt hij eerst zelf een selectie en brengt
hij kleine correcties aan. Hij wil weer bij de mensen terug kunnen komen dus hij wil een beetje mooie
foto's ook voor hen.

Fotograaf 3: Hij heeft geen grens in hoeverre hij iemand kan vervormen of misvormen. Het is maar
net wat je met een bepaalde foto beoogd. Wanneer hij ervoor kiest om iemand zo te veranderen dat
het net een stripfiguur lijkt, is het de kunst om de foto nog wel zijn werk te laten doen in wat het met
de kijker doet. Hij vindt zijn foto's gelukt op het moment dat je niet meer aan die
computermanipulatie denkt als je naar de foto kijkt. Het hoeft er niet per se realistisch uit te zien
maar het moet niet het verhaal dat de foto kan vertellen in de weg zitten.

6
Lees onderstaande tekst en beantwoord vraag 2 a en b.

In 2003 is de Kees Schereprijs voor het beste fotoboek toegekend aan fotografe Celine van
Balen. In het boek zijn onder andere portretten te zien van moslimmeisjes die je met een
indringende blik aankijken. In het juryrapport staat hierover: “Het is een soort blik waarop
Celine van Balen haar modellen lijkt uit te zoeken. Zelfs als de jongens en mannen, de
meisjes en vrouwen kwetsbaar ogen, kijken ze zelfverzekerd. Om deze blik is het Celine van
Balen te doen. En het wonderlijke wat zij met het treffen van deze intense blik weet te
bereiken, is dat de modellen meer bij de toeschouwer naar binnen kijken dan andersom. Dat
geeft verwarring.”

2. a) Heb jij dezelfde ervaring als in het juryrapport is beschreven? Geef in je eigen woorden weer
wat de portretten van Celine van Balen met je doen: Celine van Balen
Ik heb een vergelijkbare ervaring met naar het kijken van het portret als in het juryrapport staat
©
beschreven. Door de blik waarmee het meisje kijkt voel ik mij aangestaard en bekeken.

b) Welke van de drie fotografen spreekt jou het meest aan? Geef een aantal argumenten voor
je keuze:

Mij spreekt Celine van Baren het meest aan, omdat ik de neutrale portretfoto’s die zij maakt heel
interessant vind. Je kunt met dit soort foto’s goed zien hoe iemand zich voelt. Ook kun je met deze
manier van fotograferen heel goed zien hoe iemand zijn gezicht er echt uitziet.

Lees hieronder het citaat van de Franse schilder Nadar (1820-1910) en beantwoord vraag 3.

“De fotografie is een prachtige uitvinding, een wetenschap die de grootste denkers heeft
aangetrokken, een kunst die de schranderste geesten in vervoering brengt – een kunst die
door een debiel kan worden beoefend. De theorie van het fotograferen valt in een uur te
leren, de eerste beginselen van de praktijk in een dag. Wat niet te leren viel was de
persoonlijkheid van de geportretteerde te vangen. Om een intieme gelijkenis te bereiken in
plaats van een banaal, op goed geluk gemaakt portret, moet je je tegelijkertijd openstellen
voor de geportretteerde en zijn gedachtewereld en hele karakter doorgronden”

3. Wat probeert de kunstenaar met deze tekst duidelijk te maken?

De kunstenaar probeert met de tekst duidelijk te maken dat het heel moeilijk is om achter de
persoonlijkheid van de geportretteerden te komen.
Kruiswoord
Doe met zoektermen onderzoek op google wanneer je het antwoord niet direct
weet.

7
 1  2  3

 4

 5

 6

 7

 8

Horizontaal Verticaal
1 De kunst om met licht afbeeldingen 2 In de vorm van een cilinder opgerolde
 
  vast te leggen op dunne, voor licht hoeveelheid fotopapier
gevoelige lagen 3 Foto of filmtoestel die opnamen op
 
4 Geschilderde, getekende of schijf vastlegt
  gefotografeerde afbeelding van het 5 Hij drukte de eerste foto af in 1822
hoofd of buste van een mens. 1= diafragma
6 Voorbeeld waarnaar iets wordt 2= fotorolletje
   
gemaakt 3= camera
7 In scène gezet, niets wordt aan het 4= portret
 
toeval overgelaten 5= Niépce
8 Het heden dat realiteit is 6= model
7= geënsceneerd
8= werkelijkheid

8
9
Basisbegrippen bij fotograferen
Fotografie is leuk, maar soms nog lang niet zo gemakkelijk als het lijkt. Tenminste, als je
verder wilt komen dan simpel plaatjes schieten. Hieronder leggen we 9 standaard begrippen
in de fotografie uit.
Een camera, licht en een idee over je compositie, dat is alles wat je nodig hebt bij fotografie.
Maar waar begin je en hoe dan verder?
Opdracht: Maak of zoek bij basisbegrip 1 t/m 7 een voorbeeld foto.

Compositie
Bij de compositie bepaal je waar welk voorwerp zich bevindt in de foto of hoe jij een
onderwerp wilt registreren. Dit doe je op een dusdanige manier dat de afbeelding de kijker
interesseert of zijn fantasie prikkelt. Er zijn verschillende regels voor de compositie die je kan
leren. Natuurlijk vereist kunst geen regels, maar je moet ze kennen om te weten hoe je die
regels kunt breken.

1) De regel van derden


Bij de regel van derden scheid je het beeld in drie stukken, zowel horizontaal als verticaal. De
kruisende punten zijn de aandachtspunten. Bij portret opnames plaats je de ogen op de
snijpunten, bij voorkeur de bovenste. Bij landschappen echter heeft het de voorkeur om de
lucht van de aarde te scheiden op één derde van de afbeelding en een bepaald interessant
punt, b.v. een boom op een snijpunt.

Plak hier je voorbeeld foto:

10
2) Symmetrie
Een andere manier voor een mooie compositie, is symmetrie in je afbeelding weergeven.
Dat is nog niet zo gemakkelijk als het lijkt. Je moet het onderwerp in het midden plaatsen,
links en rechts exact elkaars spiegelbeeld. Dit vergt veel oog voor detail. Je kunt de regels
van de derden gebruiken om de afbeelding correct en symmetrisch uit te lijnen, zodat beide
technieken mooi samengaan.

Plak hier je voorbeeld foto:

11
3) Leidende lijnen
Deze regel kan worden gebruikt in combinatie met de regel van derden of de symmetrische
benadering. Het doel is om lijnen (reëel of gesimuleerd met licht) te hebben die zich richten
op het interessante punt in de foto, of je oog meenemen naar een bepaald punt in de foto.
De lijnen moeten als leidraad dienen om het belangrijkste in de foto te benadrukken.

Plak hier je voorbeeld foto:

12
4) Selectieve focus
Selectieve focus zorgt voor onscherpte op de achtergrond terwijl het onderwerp juist scherp
is, waardoor de aandacht van de kijker op het scherpgestelde element verschuift. De
onscherpe elementen in de achtergrond moeten niet storend zijn, anders trekken ze nog te
veel aandacht. Is dit wel het geval, dan moet je misschien veranderen van positie of je
onderwerp verplaatsen als dit mogelijk is.

Plak hier je voorbeeld foto:

13
Licht
Zonder licht geen foto, licht is cruciaal bij fotografie. Het geeft diepte en karakter aan je
onderwerp. We kunnen onderscheid maken in natuurlijk licht (de zon) en kunstmatig licht.
De kwaliteit en positie van het licht is doorslaggevend voor een goede foto. Waar licht is, is
ook altijd schaduw.

5) Directe belichting
Licht wat uit een lichtbron rectstreeks op een gebied of voorwerp schijnt, noemen we direct
licht. Als de lichtbron erg sterk is (middagzon of flitslicht) noemen we dit hard licht. Direct,
hard licht geeft diepe schaduwen en felle reflecties. Het contrast tussen licht en donker is in
deze foto’s erg groot. Dat geeft (net als de dikke zwarte lijnen in striptekeningen) de
afbeelding een ‘platte’ indruk.

Plak hier je voorbeeld foto:

14
6) Diffusie
Wanneer licht gefilterd wordt -door bijvoorbeeld wolken of gordijnen-, wordt het licht
gelijkmatig verdeeld over het oppervlak of in de ruimte. Met een zachter licht krijg je
schaduwen in meer tinten en dus meer diepte/ruimtelijkheid in je foto.

Plak hier je foto:

15
7) Standpunten van belichting

Zijlicht van links Tegenlicht van rechts Meelicht

Plak hier jouw voorbeelden van zijlichten, tegenlicht en meelicht (4 voorbeeld foto’s dus):

16
Erwin Olaf
Zoek via google of op de website van Erwin Olaf zelf (https://www.erwinolaf.com), uit het
werk van Erwin Olaf, één foto uit. Kies een foto die je leuk, mooi, interessant en/of
intrigerend vindt. Zoek een foto waar je ‘iets’ mee hebt.

1. Welke foto van Erwin Olaf heb jij uitgekozen? Plak hem hieronder in de balk en leg
uit waarom deze!

Ik heb deze foto uitgekozen omdat ik het leuk vind hoe deze foto is vormgegeven. Op de foto is
eigenlijk niet heel veel te zien maar juist dat vind ik leuk aan de foto. Doordat er op de achter niet
veel te zien is valt het jongetje heel erg op. Het lijkt net alsof het jongetje in een leegte staat en er
niks om hem heen is.

Maak onderstaande vragen bij jouw eigen gekozen foto van Erwin Olaf. Deze vragen gaan
over de voorstelling van de foto:

2. Een fotograaf kan zich specialiseren in een bepaald onderwerp. Waar hoort deze foto
bij?

*Markeer het goede antwoord:

 Landschapsfotografie (landschap)
 Reclamefotografie (reclamedoeleinden)
 Portretfotografie (portret: alleen gezicht of ‘ten voeten uit’)
 Reportagefotografie (verslaggeving gebeurtenis/situatie)
 Modefotografie (mode: kleding, kapsel, make-up, sieraden)
 Industriële fotografie (industriële omgeving)

17
 Stillevenfotografie (samenstelling van spullen)
 Concept fotografie (een ‘verhaal’ of ‘idee’ proberen te vertellen met de foto)
 Anders, namelijk:

3. Beschrijf hieronder wat de voorstelling is op de foto. Ga uit van de vier basisvragen wie, wat,
waar, wanneer:

Het jongetje staat op een rots en het lijkt alsof hij opzoek is naar iets.

4. Wat voor gevoel/sfeer straalt de foto uit?

De foto straalt leegte uit.

In de vragen hieronder bekijk je de vormgeving van jouw gekozen foto van Erwin Olaf.

5. Licht is het belangrijkste beeldende middel van de fotograaf. Op deze foto zie je:

* Markeer. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

• Natuurlijk licht
• Kunstmatig licht
• Hard licht
• Getemperd licht
• Meelicht
• Zijlicht
• Tegenlicht
• Veel/ duidelijke schaduwen
• Zachte schaduwen
• Reflectie

6. Op een foto staat alles stil. Je legt een moment vast. Beweging lijkt dan wel bevroren. Is er
een beweging vastgelegd? Zo ja, welke?

Er is geen beweging vastgelegd op deze foto

7. De plaats vanaf waar een fotograaf iets fotografeert heet (camera)standpunt.


Het standpunt op deze foto is:

Totaal

Hoe zie je dat?


Je kunt heel het lichaam en de omgeving van het jongetjes zien.

18
8. Bij fotografie wordt vaak afsnijding gebruikt? Zijn er dingen die maar half op deze foto staan?
Zo ja, welke?

De rots/berg waar het jongetje op staat is niet helemaal te zien. Je ziet maar een heel klein stukje
ervan.

9. Wat valt je op aan de foto’s van Erwin Olaf? Noem tenminste 3 kenmerken.

- Extremen in uiterlijk
- Het zijn hele strakke foto's
- Heel veel verschillende identiteiten

Kijk naar dit fragment: https://schooltv.nl/video/erwin-olaf-wat-betekenen-schoonheid-en-


smaak-voor-erwin-olaf/#q=erwin%20olaf over Erwin Olaf.

10. Schrijf 4 citaten (uitspraken die hij doet) op van Erwin Olaf die jou opvallen.

1. “Als ik fotografeer komt eerst de schoonheid en dan het gevoel.”

2. “Mooi is een heel relatief begrip. Het heeft voor mijn gevoel niks te maken met een gebrek
aan rimpels of aan een hele slanke lijn. Maar mooi heeft voor mij te maken met een gevoel
van aangenaamheid om naar te kijken.”

3. “Soms portreteer ik iemand en benader ik het toch wel een beetje zoals schilders uit de
gouden eeuw. Die werkten vaak ook in opdracht en die haalde ook kleine dingetjes weg bij
hun opdrachtgevers die tijdelijke verstoringen van esthetiek waren.”

4. “Smaak is hetzelfde iets als schoonheid. Het fladdert alle kanten op. En iedereen heeft zijn
eigen smaak natuurlijk.”

11. Waarom passen deze citaten bij de foto’s die hij maakt?
De foto’s die hij maakt zijn heel perfectionistisch en strak. En hij probeert echt iemand zijn
schoonheid uit te beelden.

In 2019 had Erwin Olaf een overzichtstentoonstelling in het Haags Kunstmuseum.

Bekijk dit fragment: https://www.youtube.com/watch?v=oj4XGr1HWzw

19
12. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in het werk van Erwin Olaf uit de jaren 80 en nu?

Overeenkomsten:
Hij maakt veel naaktportretten

Verschillen:
De jaren 80 was een waanzinnig heftige tijd. De mensen durfden veel meer.
Nu probeert hij veel meer met een zachter oog naar de mens te kijken.

13. Welke onderwerpen behalve ‘naakt’ fotografeerd Erwin Olaf nog meer?

- De koninklijke familie
- Zelfportretten

Enscenering
Wanneer een fotograaf op voorhand alles sorteert, op de juiste plek zet en op een bepaalde
manier ‘belicht’ voordat hij de foto maakt, noem je dat ‘ensceneren’. Erwin Olaf laat op zijn
foto’s ook niets aan het toeval over. Zijn foto’s zijn vaak tot in het uiterste zorgzaam
‘geënsceneerd’. Je ziet dat in al zijn fotoseries terug. Zelfs wanneer Olaf in 2020 naar
Duitsland en Oostenrijk afreist om in een natuurlijk decor zijn fotoserie ‘Im Wald’ te maken,
gebruikt hij de grilligheid van de natuur om zijn ‘voorstellingen’ er precies op aan te passen
en vast te leggen zoals hij het wil. En...natuurlijk heeft hij de verschillende omgevingen erop
uitgezocht.

Kijk naar dit fragment: https://www.youtube.com/watch?v=7civfj8WunI&t=3s

14. Het hoofdthema in deze foto serie is ‘reizen’. In welke foto vind jij dit thema het mooiste of
beste tot uiting komen? Vertel erbij waarom je dat vindt:

Ik vind dat het thema ‘reizen’ het best tot uiting komt in de foto met het bootje op het water waar
drie mensen in staan. Op de foto is te zien dat de personen tassen bij zich dragen en het bootje
staat voor het vervoersmiddel waarmee ze aan het reizen zijn.

20
15. Beschrijf op welke wijze Erwin Olaf in deze foto heeft gewerkt aan enscenering. Welke
attributen, rekwisieten, kostuums heeft hij gebruikt? Heeft hij de omgeving gemanipuleerd?
Vertel:

Hij heeft gebruik gemaakt van een natuurlijke omgeving: een bergachtige omgeving met een groot
meer. Op dat meer heeft hij een bootje laten varen met daarin drie mensen. Twee van deze
mensen dragen een boerka. En vallen daardoor op omdat zij helemaal in het zwart zijn gekleed. De
Bestuurder van het bootje draagt een hoed en een korte broek.

21
Exactitudes
De fotograaf Arie Versluis en styliste Ellie Uyttenbroek werken al jaren samen aan de
fotoseries exactitudes. Het begon allemaal in Rotterdam met een fotoserie van “gabbers”.

Bekijk de kunstwerken op deze website: https://exactitudes.com/.

1. Waar gaan deze kunstwerken over?


Het zijn portretten van mensen met verschillende identiteiten.

2. Wat valt je op aan deze fotoseries? Noem minimaal 3 kenmerken.


 Veel verschillende soorten mensen.
 Foto’s zijn gesorteerd op stijl.
 Er zijn veel verschillende stijlen in de foto’s terug te zien.

Bekijk het fragment: https://www.youtube.com/watch?v=aimZ6SFnEKc en deze website:


https://static.kunstelo.nl/ckv2/bevo/kunstvakken2_2008/uyttenbroek/ariversluis.htm.
Beantwoord daarna de volgende vragen:

3. Waar kijken de kunstenaars naar als ze hun modellen zoeken?

Ze kijken naar de kledingstijlen van mensen maar ook naar de bepaalde levensstijlen van mensen.

4. Vind jij dat de geportretteerden op elkaar lijken? Leg uit.

De personen zelf zijn heel verschillend van elkaar, maar door de overeenkomende stijlen lijken zij
veel op elkaar.

22
Anton Corbijn
Anton Corbijn is nog maar zeventien jaar als hij in 1972 als
fotograaf begint voor het Nederlandse muziektijdschrift Oor. In
de daaropvolgende jaren krijgt hij vele beroemdheden voor zijn
lens, waarvan Bob Dylan, David Bowie, Miles Davis, Clint
Eastwood en Tom Waits er slechts enkele zijn.

Kijk naar de eerste 10 minuten van dit fragment: https://www.youtube.com/watch?


v=TsF3PFRLvN8&list=PL__61DIcYZdByBX5HANjM47pYkFeQL5Ne&index=4 en beantwoord de
vragen:

1. Waarom past het woord ‘improvisatie’ goed bij Anton Corbijn?


Er is niet een situatie waarin hij fotografeert. Het is elke keer anders. Hij denk dat hij
nooit al zijn werkt heeft kunnen maken als hij had gezegd: “ik doe het alleen maar op
deze manier. Dit is zoals ik het doe”. Hij denk dat de kracht van zijn werk ligt in het feit
dat hij juist heel open is naar andere mensen toe en dat hij zich heel snel kan
aanpassen aan de situaties en daar optimaal gebruik van kan maken in visueel
oogpunt.

2. Welke vijf series uit het werk van Corbijn werden in 2015 van maart t/m juni in het
Haags Gemeentemuseum (= nu Haags Kunstmuseum) uitgelicht?
- 33 Still Lives
- Inwards and Onwards
- a.somebody
- Strippinggirls
- 1-2-3-4 foto's

3. Wat Waarom is Corbijn zijn geboorteplaats zo van invloed geweest op zijn werk?
Toen hij later terugging naar zijn geboorteplaats ontdekte hij dat er juist helemaal niks
was wat hem interesseerde daar en wat die interesse naar boven heeft kunnen brengen.
Maar omdat er daar helemaal niks was wat hem interesseerde, was hij juist heel erg
geïnteresseerd naar alles wat buiten dat eiland kwam. Het was voornamelijk muziek maar
ook op zekere hoogte televisie.

4. Welke 2 obsessie’s zitten er in de reeks zelfportretten verstopt?


Zijn obsessie met muziek en het leven na de dood.

5. (Bij 7 min.) Waarom is hij zwart/wit gaan fotograferen?


Toen hij jong was, was het makkelijker om een zwart-wit filmpje te ontwikkelen. Ook de
bladen waar hij graag in wilde publiceren waren meestal zwart-wit bladen. Het
selecteerde zich zo uit. Door de loop van de jaren heeft hij de wereld in zwart-wit gezien.
Als hij een foto maakt weet hij precies hoe hij eruit komt te zien in zwart-wit.

23
1977 1993 2021

24
Wat is jouw smaak?
Maak hieronder een collage van jouw smaak op het gebied van fotografie. Ga dus op zoek
naar afbeeldingen in tijdschriften of op internet en plak die hieronder op. Geef met korte
kreten/woorden aan wat je er mooi aan vindt.

25
Ik vind straatfotografie van mensen heel mooi omdat alle foto's spontaan zijn gemaakt. Ook kan je
hiermee bijvoorbeeld zien dat er heel veel verschillende identiteiten in een stad te vinden zijn.

26
Praktische Opdrachten horende bij
kunstdiscipline

Fotografie
Opdracht A: kennis spel
Opdracht B: Glamour remake
Opdracht C: Exactitudes
Opdracht D: Eigen idee

27
CKV – PO – FOTOGRAFIE - opdracht A

Kennis spel

Bij deze opdracht ga je een spel maken,


bijvoorbeeld kwartet of triviant of… met daarin
minimaal 15 vragen over fotografie.

Startfase 
Stap 1: Vul deze vragen in:
Naam leerling(en):
Klas:

Thema: (vul hier in met welk thema we bezig zijn)

Studie: (vul hier in welke kunstdiscipline jullie hebben gekozen)

Opdrachtkeuze: A/B/C/D (omcirkel welke opdracht jullie hebben gekozen)

Motivatievragen:
1) Waarom hebben wij voor deze opdracht gekozen?
2) Wat is ons doel van deze opdracht?
3) Hoe laten wij het thema waar we nu mee bezig zijn terug komen in deze opdracht?
4) Welke beeldende middelen, kunststroming, stijl van een kunstenaar of inspiratie
uit de Studie passen wij dit toe in onze PO?
5) Hoe verwachten wij dat ons eindproduct eruit komt te zien?

Deze vragen en antwoorden verwerk je in de presentatie

Divergerende fase     
Stap 2: Bedenk wat je allemaal zou kunnen doen met het
thema waar je in de lessen mee bezig bent geweest. Denk aan
de voorbeelden uit de themalessen. Op welke manier zag jij dit
thema bij deze kunstenaars in hun werk terug? Ben je in de
studie fotografie voorbeelden van fotografen tegengekomen
die je in het thema zou kunnen plaatsen? Wat wilde zij
‘vertellen’ of wat waren hun ideeën. Zoek ook op het internet
info over fotografie in combinatie met het CKV-thema. Maak hierover een mindmap. Deze
laat je in je presentatie terugkomen.

Stap 3: Doe een onderzoekje naar wat voor een soort spellen er allemaal bestaan. Maak
van je zoektocht een overzicht van plaatjes. Dit overzicht laat je in je presentatie zien. 
 
Convergerende fase 

28
Stap 4: Haal uit de mindmap die je hebt gemaakt over fotografie en het CKV-thema in stap
2 minimaal 15 vragen die jij in een spel gaat verwerken. Schrijf die op.

Stap 5: Kies uit de spellen die je gevonden hebt bij stap 3


het spel wat volgens jou het beste bij het CKV-thema en
en je gevonden informatie past. Verzamel het materiaal
dat je nodig hebt om je spel te maken en ga aan de
slag. Denk na over de kleuren van het spel, waar komen
de afbeeldingen en waar de tekst? Maak schetsen en
of moodboards om je idee vorm te geven. Fotografeer het
proces. Eerst alleen het materiaal, dan de eerste opzet etc. Tot aan een mooie foto van het
eindresultaat. Het proces en het eindresultaat laat je zien in je presentatie. Het spel zelf
neem je mee naar school en lever je in tijdens een CKV-les (zie voor datum het SEPformulier
in de ELOopdracht).
 
Stap 6: Vul onderstaande vragen in:
1. Hoeveel tijd heb je nodig gehad om deze PO te maken?
2. Welke stappen heb je moeten zetten om deze PO te maken?
3. Waarom ziet het eindproduct er zo uit zoals het er nu uit ziet?
4. Vul onderstaand schema in bij een samenwerking:
Wie Taken Duur van de taak

Deze vragen en antwoorden komen terug in je presentatie in de slot fase.

Slot fase
Stap 7: Dit is de presentatie van jouw gemaakte spel inclusief het proces uit de start fase,
de divergerende fase en de convergerende fase. Voor deze presentatie kies je voor een
PowerPoint of een andere presentatievorm. Inleveren in ELO-opdrachten. Zie voor datum
het SEPformulier in de ELOopdracht.

Zonder eigen inbreng = max cijfer een 7 


Beoordeling PO*                Naam:  punten  score 
Culturele activiteit (ingevuld objectief/subjectief schema)  Max. 15 pt.   
Ingevulde studie Max. 20 pt   
Kwaliteit praktische opdracht Max. 20 pt   
Presentatie praktische opdracht Max. 15 pt
Eigen inbreng  Max. 30 pt   
Totaal   Max. 100 pt   
Kwaliteit = Goed materiaal/ techniek gebruik, verzorging, begrijpelijk voor de
toeschouwer, klopt het eindproduct met de doelstelling? Voldoet de uitvoering aan alle
gevraagde punten uit de opdracht? 

29
Presentatie = Uiteenzetting van start-, divergerende- en convergerende fase + een
fotoreportage ’the making of’ van het product; van begin tot eindresultaat. In PowerPoint,
Prezi of andere presentatievorm.
Eigen inbreng = Extra onderdelen toegevoegd die niet beschreven staan in de opdracht.
Beschrijf deze onderdelen bij de motivatievragen in stap 1. Een extra mooie gedetailleerde
uitvoering kan ook een extra punt opleveren.

30
CKV – PO – FOTOGRAFIE – opdracht B

Glamour Remake

Naar aanleiding van de foto’s van Anton Corbijn ga je


zelf een Glamourfoto maken. Je fotografeert je
klasgenoot als zijn/haar favoriete ster/idool en
andersom. Dus jij fotografeert en wordt geportretteerd.

Startfase 
Stap 1: Vul deze vragen in: Corbijn als Kurt Cobain

Naam leerling(en): Lisanne van Gelderen, Emily Buijtelaar


Klas: AM5C, AM5B

Thema: Imago of Identiteit

Studie: Fotografie

Opdrachtkeuze: A/B/C/D (omcirkel welke opdracht jullie hebben gekozen)

Motivatievragen:
1) Waarom hebben wij voor deze opdracht gekozen?
2) Wat is ons doel van deze opdracht?
3) Hoe laten wij het thema waar we nu mee bezig zijn terug komen in deze opdracht?
4) Welke beeldende middelen, kunststroming, stijl van een kunstenaar of inspiratie
uit de Studie passen wij dit toe in onze PO?
5) Hoe verwachten wij dat ons eindproduct eruit komt te zien?

Deze vragen en antwoorden verwerk je in de presentatie


 
Divergerende fase 
Stap 2: Ga eerst brainstormen. Als wie zou jij graag op de foto willen? Maak een
moodboard van minimaal 3 bekendheden (per team-lid als je samenwerkt) met foto erbij.
Beschrijf daarbij de kenmerken van deze personen; kleding, idealen, karaktereigenschappen,
waar komen zij vandaan? Dit moodboard laat je in je presentatie zien. 

Stap 3: Bedenk nu per bekend persoon uit stap 2 waar je kleding vandaan kan halen om op
deze persoon te lijken, hoe je karakter en/of idealen zou kunnen laten zien in het portret en
op welke plek je deze persoon zou kunnen portretteren. De achtergrond moet meedoen in

31
het verhaal van de persoon. Hoe laat je in de achtergrond zien dat het om deze persoon
gaat.
Persoon + kenmerken Welke spullen gebruik ik/ hoe laat ik dat zien?
-Persoon 1-
Uiterlijke kenmerken
Karakter/ idealen
Achtergrond
-Persoon 2-
Uiterlijke kenmerken
Karakter/ Idealen
Achtergrond
-persoon 3-
Uiterlijke kenmerken
Karakter/ idealen
Achtergrond
Deze aantekeningen komen in je presentatie terug.
 
Convergerende fase 
Stap 4: Kies vanaf jouw moodboard één ster/idool (per team-lid als je samenwerkt). Waar
heb je deze keuze op gebaseerd? Op de mogelijkheden die je hebt om de foto zo gelijkend
mogelijk te maken? Of omdat je een hele grote fan bent en deze persoon perse wilt
namaken? Of..........
 
Stap 5: Verzamel het materiaal dat je nodig hebt en ga aan de slag. Je styled het model
helemaal als het gekozen idool. Je gaat naar de locatie waar deze persoon helemaal tot zijn
recht komt. Je kan ook een achtergrond ensceneren. Nu gaan jullie de foto’s van elkaar
maken. Maak er een gezellige fotoshoot van en maak veel foto’s zodat je straks de mooiste
kunt uitkiezen. Experimenteer daarbij in verschillende houdingen, met verschillende
attributen of achtergronden.
- Wie fotografeerd wie?
- Geef elkaar aanwijzingen over houding en gezichtsuitdrukking.
- Denk na over de lichtinval

Laat in je presentatie ook beelden zien van deze fotoshoot.


Stap 6: Samen kies je per persoon de beste foto uit. Waarom
zijn dit de beste? Bewerk eventueel de foto’s op de computer.
Presenteer je re-make naast een originele foto van het idool
waar je een re-make van hebt gemaakt. Bij samenwerking
neemt ieder team-lid een eigen dia voor het presenteren van
zijn eindresultaat.
 
Stap 7: Vul onderstaande vragen in:
1. Hoeveel tijd heb je nodig gehad om deze PO te
maken?

32

Corbijn als Bob Marley


2. Welke stappen heb je moeten zetten om deze PO te maken?
3. Waarom ziet het eindproduct er zo uit zoals het er nu uit ziet?
4. Vul onderstaand schema in bij een samenwerking:
Wie Taken Duur van de taak

Deze vragen en antwoorden komen terug in je presentatie in de slot fase.

Slot fase
Stap 8: Dit is het maken van de presentatie van jouw/ jullie re-make(s) inclusief het proces
uit de start fase, de divergerende fase en de convergerende fase. Voor deze presentatie kies
je voor een PowerPoint of een andere presentatievorm. Inleveren in ELO-opdrachten. Zie
voor datum het SEPformulier in de ELOopdracht.

Beoordeling: (zonder eigen inbreng = max cijfer een 8) 


Beoordeling PO **               Naam:  punten  score 
Culturele activiteit (ingevuld objectief/subjectief schema)  Max. 15 pt.   
Ingevulde studie Max. 20 pt   
Kwaliteit praktische opdracht Max. 30 pt   
Presentatie praktische opdracht Max. 15 pt
Eigen inbreng  Max. 20 pt   
Totaal   Max. 100 pt   
Kwaliteit = Goed materiaal/ techniek gebruik, verzorging, begrijpelijk voor de
toeschouwer, klopt het eindproduct met de doelstelling? Voldoet de uitvoering aan alle
gevraagde punten uit de opdracht?
Presentatie = Uitleg van motivatie, proces en eindresultaat in minimaal 3 min. 
Eigen inbreng = Extra onderdelen toegevoegd die niet beschreven staan in de opdracht.
Beschrijf deze dan ook in je motivatie. Een extra mooie gedetailleerde uitvoering kan ook
een extra punt opleveren.  

CKV – PO – FOTOGRAFIE – opdracht c

Exactitudes
Naar aanleiding van het kunstwerk “Exactitudes” van Arie Versluis en Ellie Uittenbroek maak
je deze opdracht waarin je kenmerkende types bij elkaar verzameld in fotoseries.

Startfase 
Stap 1: Vul deze vragen in:
Naam leerling(en):
Klas:

33
Thema: (vul hier in met welk thema we bezig zijn)

Studie: (vul hier in welke kunstdiscipline jullie hebben gekozen)

Opdrachtkeuze: A/B/C/D (omcirkel welke opdracht jullie hebben gekozen)

Motivatievragen:
1) Waarom hebben wij voor deze opdracht gekozen?
2) Wat is ons doel van deze opdracht?
3) Hoe laten wij het thema waar we nu mee bezig zijn terug komen in deze opdracht?
4) Welke beeldende middelen, kunststroming, stijl van een kunstenaar of inspiratie
uit de Studie passen wij dit toe in onze PO?
5) Hoe verwachten wij dat ons eindproduct eruit komt te zien?

Deze vragen en antwoorden verwerk je in de presentatie

 
Divergerende fase     
Stap 2: onderzoeken: Ga op zoek naar minimaal 3 (bij samenwerken 6, 7 of 8) subculturen
hier op school, en daarbuiten. Bedenk of er plekken zijn waar dezelfde type mensen
samenkomen. Daar zou je naartoe kunnen gaan. Kijk of je op internet ook nog
achtergrondinformatie kunt vinden over (deze) subculturen. Hoe zien ze eruit? Wat zijn de
gewoontes? Waar zie je ze veel? Hebben ze speciale hobby’s? Welke muziek past bij hen?
Hebben ze overeenkomstige idealen? etc. Benoem en beschrijf deze subculturen in een
mindmap of moodboard. Deze laat je in je presentatie zien.

Stap 3: Brainstormen: Bedenk voor de verschillende subculturen tegen welke achtergrond


je ze zou kunnen fotograferen. Zijn er verschillende lokaties te bedenken? Of een
verplaatsbaar decor? Binnen een subcultuur moet in die fotoserie de achtergrond in ieder
portret hetzelfde zijn. Bedenk goed per subcultuur hoe je ze op de foto wil gaan zetten.
Welke houding, gezichtsuitdrukking en welke stijlkenmerken (blouse in of uit een broek,
broekspijpen opgerold, kleine details). Ook hierin zie je in ieder portret van dezelfde serie
duidelijk eenzelfde beeld terugkomen. Maak hier aantekeningen van. Deze aantekeningen
laat je zie in je presentatie.

Subcultuur 1 Subcultuur 2
Houding:

Gezichtsuitdrukking:

Stijlkenmerken:

34
Convergerende fase 
Stap 4: Kies van je onderzochte
subculturen de meest haalbare uit
(bij samenwerken 2, 3 of 4).

Stap 5: Vraag per serie van een


subcultuur minimaal 6 personen
(leerlingen, docenten, familie of
als je durft mensen op straat)
netjes of ze op de foto willen gaan
voor dit project. Maak een
afspraak om de foto’s te gaan maken of doe het ter plekke (denk aan de achtergrond, altijd
hetzelfde!) Stel de personen gerust en vertel wat jullie gaan doen.

Stap 6: Aan de slag! Nu ga je de foto’s maken. Minimaal 6 personen van één subcultuur. Als
je alleen werkt hoef je maar 1 subcultuur uit te werken in een eindresultaat. Wanneer je
samenwerkt maak je 2, 3 of 4 exactitudes.

- Zorg voor exact dezelfde achtergrond


- Zorg voor exact dezelfde lichtinval
- Neem de foto’s steeds van dezelfde afstand (Markeer de grond met een voorwerp of
met schilderstape)
- Neem de foto’s uit dezelfde hoek, en met hetzelfde camerastandpunt en kies voor
liggend of staand formaat.
- Stilleer zo nodig de kleding van de persoon
- Geef aanwijzingen voor houding en gezichtsuitdrukking
- Maak meerdere foto’s van een persoon zodat je de beste kunt uitzoeken.
- Laat in je presentatie ook beelden zien van deze fotoshoots

 Stap 7: Vul onderstaande vragen in:


1. Hoeveel tijd heb je nodig gehad om deze PO te maken?
2. Welke stappen heb je moeten zetten om deze PO te maken?
3. Waarom ziet het eindproduct er zo uit zoals het er nu uit ziet?
4. Vul onderstaand schema in bij een samenwerking:
Wie Taken Duur van de taak

Deze vragen en antwoorden komen terug in je presentatie in de slot fase.

35
Slot fase 
Stap 8: Dit is het maken van de presentatie van jouw/ jullie
eindresultaat inclusief het proces uit de start fase, de
divergerende fase en de convergerende fase. Voor deze
presentatie kies je voor een PowerPoint of een andere
presentatievorm. Inleveren in ELO-opdrachten. Zie voor datum het SEP-formulier in de ELO-
opdracht.

Zonder eigen inbreng = max cijfer een 9 


Beoordeling PO ***               Naam:  Punten  Score 
Culturele activiteit (ingevuld objectief/subjectief schema)  Max. 10 pt.   
Ingevulde studie Max. 20 pt   
Ingevuld inleverdocument  Max. 10 pt   
Kwaliteit praktische opdracht Max. 40 pt   
Presentatie praktische opdracht Max. 10 pt
Eigen inbreng  Max. 10 pt   
Totaal   Max. 100 pt   
Kwaliteit = Goed materiaal/ techniek gebruik, verzorging, begrijpelijk voor de
toeschouwer, klopt het eindproduct met de doelstelling? Voldoet de uitvoering aan alle
gevraagde punten uit de opdracht? 
Presentatie = Uitleg van motivatie, proces en eindresultaat in minimaal 3 min.
Eigen inbreng = Extra onderdelen toegevoegd die niet beschreven staan in de opdracht.
Beschrijf deze dan ook in je motivatie. Een extra mooie gedetailleerde uitvoering kan ook
een extra punt opleveren.  

CKV - PO – Fotografie – opdracht D

Bij deze opdracht heb je de ruimte voor jouw eigen creatieve ideeën. Is jouw idee van een PO niet in
opdracht A,B of C te verwerken? Wat voor PO wil jij dan doen bij dit thema?

Startfase 
Stap 1: Vul deze vragen in: 
Naam leerling(en): Emily Buijtelaar, Lisanne van Gelderen
Klas: AM5B, AM5C
Thema: Imago of Identiteit
Studie: Fotografie
Opdrachtkeuze: D
Motivatievragen: 
1. Waarom hebben wij voor deze opdracht gekozen?  
 Wij hebben voor deze opdracht gekozen omdat wij fotografie een erg interessant

36
onderwerp vinden en wij deze studie goed bij het thema imago en identiteit vinden
passen. Met het eigen idee dat wij hebben voor deze opdracht kunnen we dit
thema nog beter naar voren laten komen.

2. Wat is ons doel van deze opdracht?  


 Met deze opdracht willen wij de verschillende identiteiten van mensen uit de stad
Rotterdam naar voren laten komen. Dit gaan wij doen doormiddel van
straatfotografie.

3. Hoe laten wij het thema waar we nu mee bezig zijn terug komen in deze
opdracht? 
 Wij gaan mensen met verschillende culturen en levensstijlen fotograferen om zo te
kijken wat voor soort imago's en identiteiten er in Rotterdam te vinden zijn.

4. Welke beeldende middelen, kunststroming, stijl van een kunstenaar of inspiratie


uit de Studie passen wij dit toe in onze PO?
 Straatfotografie en portretfotografie

5. Hoe verwachten wij dat ons eindproduct eruit komt te zien? 


 Wij gaan een collage maken van de foto's van de mensen met verschillende
culturen en levensstijlen uit Rotterdam.

Deze vragen en antwoorden verwerk je in de presentatie uit de slotfase. 

Divergerende fase 
Stap 2: Bedenk wat je allemaal zou kunnen doen met het thema waar je mee bezig bent. Denk aan
de voorbeelden uit de themalessen. Op welke manier zag jij het thema in de studie? Ben je in je
voorbeelden van dansstromingen of choreografen tegengekomen die je in het thema zou kunnen
plaatsen? Wat wilden de kunstenaars ‘vertellen’ of wat waren hun ideeën. Maak
een mindmap of woordweb. Deze laat je in je presentatie zien. 
 
Stap 3: Ga dan brainstormen: wat voor eigen idee heb je? Wat voor PO wil je graag maken? Denk
ook aan de themalessen en de studie die je gemaakt hebt. Wat ben je tegengekomen waar je
inspiratie uit haalt? (zoek ook op internet naar nieuwe inspiratie)? Verzamel deze werken en ideeën
en maak van jouw zoektocht een moodboard. Je moodboard laat je in je presentatie zien.  
 
Stap 4: Onderzoek wat je allemaal zou kunnen/moeten gebruiken om deze PO te maken. Maak
een woordweb of lijst van materialen en bedenk waar je deze spullen kunt vinden/ vandaan kan
halen. Dit woordweb of lijstje laat je in je presentatie zien. 

Convergerende fase 
Stap 5: Kies uit stap 2 wat jij wilt laten terugkomen in je eigen idee. Beschrijf in 1 zin wat de link is
tussen het behandelde thema en jouw idee. Laat dit in de presentatie terugkomen.  

37
Stap 6: Kies uit stap 2 en 3 die onderdelen die je uiteindelijk gaat gebruiken voor jouw idee. Laat dit
in je presentatie terugkomen. 

Stap 7: Kies met welk materiaal en gereedschap je deze PO gaat maken uit de mogelijkheden die je
bij stap 4 hebt onderzocht. Laat dit in je presentatie zien. 
 
Stap 8: Ga met je verzamelde materiaal aan de slag. Je begint met het werken richting jouw
eindresultaat. Fotografeer het proces. Eerst alleen het materiaal, dan de eerste opzet etc. Tot aan
een mooie foto van het eindresultaat. Het proces laat je zien in je presentatie. 
 
Stap 9: Vul onderstaande vragen in: 
1. Hoeveel tijd heb je nodig gehad om deze PO te maken? 
2. Welke stappen heb je moeten zetten om deze PO te maken?
3. Waarom ziet het eindproduct er zo uit zoals het er nu uit ziet?
4. Vul onderstaand schema in bij een samenwerking

Wie Taken Duur van de taak


Emily Foto’s maken 3 uur
Lisanne Aanwijzingen geven foto’s 3 uur
Emily Bewerken foto’s 2 uur
Lisanne Maken presentatie 3 uur
Emily & Lisanne Brainstorm opdracht 2 uur
 
Slot fase 
Stap 10: Dit is de presentatie van jouw creatie inclusief het proces uit de start fase, de
divergerende fase en de convergerende fase.  Voor deze presentatie kies je voor een PowerPoint of
een andere presentatievorm.  Inleveren in ELO-opdrachten. Zie datum pta CKV.  

38
Max. cijfer een 10
Beoordeling PO ****                Naam:  Punten  Score 
Culturele activiteit (ingevuld objectief/subjectief schema)  Max. 15 pt.   
Ingevulde studie Max. 20 pt   
Kwaliteit praktische opdracht Max. 50 pt   
Presentatie praktische opdracht Max. 15 pt
Eigen inbreng  -N.V.T.-  
Totaal   Max. 100 pt   
Kwaliteit = Goed materiaal/ techniek gebruik, verzorging, begrijpelijk voor de toeschouwer, klopt het
eindproduct met de doelstelling? Voldoet de uitvoering aan alle gevraagde punten uit de opdracht? 
Presentatie = Uiteenzetting van start-, divergerende- en convergerende fase + een fotoreportage
’the making of’ van het product; van begin tot eindresultaat. In PowerPoint, Prezi of andere
presentatievorm.
Eigen inbreng = Extra onderdelen toegevoegd die niet beschreven staan in de opdracht. Beschrijf
deze onderdelen bij de motivatievragen in stap 1. Een extra mooie gedetailleerde uitvoering kan ook
een extra punt opleveren.

39

You might also like