Professional Documents
Culture Documents
Groepsdynamica Stuk Met Kirsten
Groepsdynamica Stuk Met Kirsten
Om met aan de slag te kunnen gaan met het verbeteren van de dynamiek van een groep zal je eerst
moeten begrijpen welke fases ze doorlopen. In dit onderdeel wordt uitgelegd wat niet alleen de
leden van een groep doorstaan, maar ook wat de begeleider meemaakt. Daarnaast wordt er een
advies gegeven op hoe je moet handelen bij bepaalde aspecten en een werkvorm die je bij elke fase
kunt gebruiken om de voortgang zo soepel mogelijk te kunnen laten verlopen.
Voorfase
Voordat een groep bijeenkomt is er al vaak een heel denkproces aan vooraf gegaan. Het ontstaan
van een groep is dan ook moeilijk te beschrijven vanuit de gevormde groep zelf. Een groep vormt zich
vaak omdat er een zelfde behoefte vormt bij meerdere personen. In de voorfase wordt de groep nog
ontworpen en komen de grenzen en doelen van de groep naar voren. Om dit te vertalen naar een
groep met leerlingen zal je vooral letten op wat voor soort leerlingen er in je klas komen. Zijn er
bepaalde omstandigheden waar je rekening mee moet houden? Worden er leerlingen van dezelfde
regio bij elkaar gezet, of juist niet? Deze factoren en meer zal je in de gaten moeten houden bij het
vormen van deze groep.
Remmerswaal vertel dat het goed is om je te realiseren dat leerlingen met zulke wensen en zorgen
de groep binnenkomen. Deze wensen en zorgen kan je bespreekbaar maken door veel tijd te nemen
voor de kennismaking met de groep en ook te laten zien wie jij bent. Om eventueel je eigen zorgen
en wensen bespreekbaar te maken kan je samen met de klas het hebben over regels en/of grenzen
die jij belangrijk vind in jouw lessen. Zo weten zij wat ze kunnen verwachten van jou, waar de
grenzen zijn. Vraag ook naar inbreng van de leerlingen en spreek samen af wat de regels zullen zijn.
Zo hebben zij medezeggenschap over wat voor klimaat zij fijn vinden in de lessen en zijn er geen
‘’onzinregels’’. (Remmerswaal, 2008, pp. 1–3)
Advies
Om de begeleider voor te bereiden op zijn eigen handelen kunnen ze een test doen waarbij het
gedrag van de begeleider wordt getest en wat voor gedrag dit oproept. Door inzicht te hebben op je
eigen handelen en wat dit oproept bij anderen kan je anticiperen op het gedrag van je leerlingen en
hier eventuele oplossingen voor vinden. Hiervoor raden wij de test van de Roos van Leary aan. Deze
test staat in bijlage 1.
Oriëntatiefase
De oriëntatiefase is de beginfase van de groep. De deelnemers tonen vooral afhankelijk gedrag en
zijn nog zoekende naar een eigen structuur in de groep. De taakstructuur is het centrale thema in
deze fase en komt tot uiting in vragen en onzekerheden over de eigen positie in de groep. De fase
kan dan ook pas af worden gesloten als iedereen weet waar hij/zij aan toe is en zijn plaats heeft
gevonden in de structuur die is opgezet. Na deze fase heeft iedereen het gevoel dat ze erbij horen en
zijn de grenzen ook duidelijker geworden.
Bij het opstarten van een groep zijn er meerdere punten die er kunnen spelen. Het is belangrijk om
hier aandacht aan te besteden zodat de groep op het hoogste niveau kan functioneren.
De groep opstarten
Als begeleider kan je globaal gekeken de groep op 3 manieren opstarten. Er zijn 3 deuren waar je de
leden door heen kunt leiden, de deur van inhoud, van procedure en de deur van relatie. Liggend aan
het type van de groep zal dit passen bij hoe je de groep gaat opstarten.
Inhoud
Als je de groep opstart op inhoud zal je beginnen met het introduceren van het thema, de lesstof of
het agendapunt. De aandacht is gericht op de doelen die de groep heeft en hoe deze behaald
worden. Daarnaast zal een groot geheel van de bijeenkomsten om theoretische onderbouwing of
achtergrond daraaien en het doorgeven van vakkennis. De focus is erg cognitief gericht, het gaat
erom dat de deelnemers een denkproces oprichten. De type groepen die hier meestal de inhoud
centraal hebben staan zijn groepen voor informatie, kennisoverdracht of voorlichting.
Procedure
Een groep op procedure beginnen betekent dat je eerst gaat kijken naar de werkwijze of aanpak van
de groep. Er wordt benoemd wat het programma is, er worden afspraken gemaakt en er worden
grenzen gesteld. Er wordt meer gekeken naar hoe de groep gaat functioneren in verband met het
thema in plaats van gericht zijn op wat het thema is. Hierbij kan gedacht worden aan groepen waar
‘’de handen’’ vooral centraal staan. Deze groepen zijn gefocust op het leren van nieuw gedrag ,
bijvoorbeeld trainingen.
Relatie
De groep op relatie laten beginnen zal vooral beginnen met een persoonlijke kennismakingsronde en
het opbouwen van een band met de groep. Er wordt een klimaat gecreëerd waar iedereen zich veilig
kan voelen en zich kan openstellen tot verandering. Er wordt een wij-band gecreëerd in plaats van
individuele leden. De focus van deze groep zal ervaringsgericht zijn en komt het meest voor bij
groepen zoals procesgroepen en ervaringsgroepen. (Remmerswaal, 2008, pp. 1–3)
Advies
Onze kijk op de opstart van een klas en hoe je dit het beste kunt doen ligt eigenlijk op een harmonie
tussen deze drie. Dit is omdat zowel de inhoud, de procedure en de relatie belangrijk zijn in de klas
om te kunnen functioneren. De studenten hebben duidelijkheid nodig over wat het doel is, hoe ze dit
gaan doen en wie het zijn waar ze dat mee gaan doen. Wanneer er één onduidelijk of niet aanwezig
zal zijn, zullen de andere hieronder lijden. Bij de inhoud is het belangrijk om duidelijkheid te geven
aan de studenten. Wat moeten we leren, hoe moet het verslag uitzien, wanneer is de deadline? Zorg
ervoor dat ze geen onduidelijkheden hebben aan het begin en dus zo met gemak kunnen opstarten.
Bij procedure zal het vooral gaan om hoe ze te werk gaan. Wat zijn de regels, komen er groepjes,
hoeveel tijd hebben we ervoor. Door van te voren regels af te spreken met de studenten zal je
duidelijke grenzen aangeven en kunnen ze hier niet over twijfelen. Om vooral aan de relatie te
werken zal je aandacht moeten besteden aan de kennismaking en het kennen van de studenten. Dit
is niet iets wat in een paar lessen kan, maar wat je het hele schooljaar en carrière zal moeten
behouden. Een kennismakingsvorm die bij deze fase kan helpen staat in bijlage 2.
Invloedfase
Tijdens de oriëntatiefase begint de aandacht voor het eigen functioneren van de groep. Wanneer het
begin voor de groep is bepaald en het een opstart heeft gemaakt met een taakstructuur, wordt er
steeds meer aandacht besteed aan het groepsfunctioneren. De onderlinge betrekkingen van de
leden komen meer naar voren en hoe deze zijn verdeeld. Remmerswaal verteld dat deze onderlinge
betrekken twee vormen kunnen aannemen, er worden kritische vragen gesteld ten opzichte van het
leiderschap in de groep en de onderlinge relaties en omgangsvormen. Deze kunnen als apart worden
gezien. De groep vormt zijn eigen invloed verdeling en gaat zelf opzoek naar antwoorden wie er
invloed heeft in de groep.
In deze fase worden de vragen van het ‘’erbij horen’’ opzij geschoven en komen de vragen rondom
macht en gezag naar voren. Deze machtsfase brengt een wens met zich mee die te maken heeft met
wat er in de groep gebeurt, hieronder vallen pogingen om het eens te worden met doelen en
procedures. De rollenverdeling wordt getest en er wordt gekeken wie er de leiding heeft en wie
volgt. Een lid kan zich afvragen hoeveel macht en invloed hij zelf heeft en door wie ze zich laten
beïnvloeden. Deze soort vragen rond zichzelf en de ander kan verschillende gevoelens met zich
meebrengen waar op gelet moet worden, bijvoorbeeld incompetentie, hulpeloosheid of woede. Elk
lid wilt zich zo comfortabel mogelijk voelen tijdens deze fase. De invloedsfase is erg belangrijk bij een
groep, omdat het zo één groep kan worden en cohesiever wordt. Wanneer deze fase wordt
genegeerd kan hier de groepsontwikkeling vertragen of er op achteruit gaan. (Remmerswaal, 2008,
pp. 1–3)
Advies
Kijkend naar de invloedsfase is het belangrijk om samen met de studenten te onderzoeken wat nu
precies hun rol is in de groep en wat dit betekent voor het groepsproces. Maar hoe ga je dit doen?
Waar je aan kunt denken zijn vooral veel samenwerkingsvormen waar je de rollen in de klas goed
terug ziet komen. Daarnaast is het maken van leerteams een handige manier om niet alleen de rollen
te zien, maar ook verschillende mensen met elkaar te laten werken. Houd de sfeer goed in de gaten
van de klas, omdat dit een best hectische tijd kan zijn en er onrust kan spelen. Probeer een gezond
en open klimaat te houden door de communicatie te behouden tussen de begeleider en de
studenten, maar ook onder de studenten zelf. Een werkvorm die bij deze fase de rollen naar voren
kan laten komen staat in bijlage 3. Bij deze werkvorm is het vooral belangrijk om de groepen te laten
reflecteren op het proces en hoe zij hebben gehandeld in deze werkvorm.
Literatuur
online-activerende-werkvormen/
Met deze test kun je onderzoeken wat jouw communicatie voorkeursstijl binnen de Roos
van Leary. Het is slechts een indicatie en heeft tot doel je meer inzicht te geven in jouw
manier van communiceren. Door gebruik te maken van de Roos van Leary kan je gedrag
en de communicatie van klanten beter begrijpen en tegelijkertijd onderzoeken welke
interactie jij in kan zetten om ander gedrag van de klant uit te lokken. Hoewel het wellicht
lijkt dat bepaald gedrag als negatief wordt bestempeld, is dat zeker niet de bedoeling van
het model. Elk gedrag kan in een bepaalde situatie heel nuttig zijn terwijl het in een
andere situatie tegen je werkt.
Door te herkennen welk gedrag je klant laat zien, kun je hier je interactie op afstemmen.
Jouw gedrag roept namelijk gedrag bij de klant op. Net zoals gedrag van de klant bij jou
ook gedrag op roept. Volgens Leary liggen daar de volgende spelregels aan ten
grondslag:
Boven samen Onder Tegen (OT) Samen boven Tegen onder (TO)
(BS) (SB)
Vraag Score Vraag Score Vraag Score Vraag Score
4 5 8 2
9 10 13 15
18 17 22 20
28 29 32 26
Totaal BS Totaal OT Totaal SB Totaal TO
Samen onder (SO) Tegen Boven (TB) Onder Samen Boven Tegen (BT)
(OS)
Vraag Score Vraag Score Vraag Score Vraag Score
7 3 6 1
12 16 11 14
23 19 24 21
31 27 30 25
Totaal BS Totaal OT Totaal SB Totaal TO
Boven
16
BT BS
TB SB
Tegen 0
Samen
8
SO
TO
16
OT OS
Onder
netwerken
creativiteit
communicatie
Benodigd materiaal
papier (post-it)
pennen
Spelverloop/ instructie
Iedereen schrijft twee dingen op over zichzelf die WAAR zijn en één LEUGEN. Vervolgens gaat
iedereen met elkaar in gesprek om te achterhalen wat waar en niet waar is bij de ander.
De deelnemers krijgen twee minuten de tijd om hun drie items op te schrijven. Afhankelijk van het
aantal deelnemers krijgt men de tijd om bij elkaar te achterhalen wat waar is en wat niet waar is.
Differentiatie
Laat per deelnemer de 3 items opnoemen om de groep te laten bepalen wat waar en wat niet waar
is.
Online
De deelnemers schrijven allemaal ook 1 waarheid en 2 leugens op. Je zet deze in de chat als je aan de
beurt bent en de leerlingen mogen allemaal 1 vraag aan je stellen. Daarna stemmen de andere
leerlingen op welke dat zij denken dat de leugen is door middel van emoji’s of het cijfer te sturen in
de chat.
Zorg tenslotte voor een kleine nabespreking per groep. Werkten ze optimaal samen, waren ze bereid
naar elkaar te luisteren, onttrokken sommigen zich aan het proces en zo ja waarom, had er meer
ingezeten? Deze oefening kan als je daarvoor in de gelegenheid bent natuurlijk ook op het strand,
met zand. Maar je kunt ook Jenga-stenen gebruiken.
Nabespreking
Wat levert het op? Een stukje spanning ter ontspanning. Maar ook stof tot nabespreken. Wie nam
de leiding? Op grond waarvan? Wie had een plan? Hoe werd daarop gereageerd? De oefening is
natuurlijk ook erg geschikt bij een teamtraining. Dat is je doel niet. Je hoeft dus niet heel uitvoerig na
te bespreken. Maar probeer wel op tafel te krijgen hoe de samenwerking verliep; je kunt daar tijdens
het vervolg van de werkconferentie nog veel aan hebben.