soerawanaPDF Datastream

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 664

ENCYCLOPEDIE

VAN

NEDERLANDSCH-INDIË.
ENCYCLOPEDIE
I

NEDERLANDSCH-INDIE
MET MEDEWERKING VAN

VERSCHILLENDE AMBTENAREN, GELEERDEN EN OFFICIEREN

SAMENGESTELD DOOR

P. A. van der LITH en Joh. F. SNELLEMAN


HOOGI.EERAAR A/l) kIjKS-UNIVERSITEIT TB LEIDEN DIRECTEUR VAN HET MUSEUM VOOR LAND- EN
VOLKENKUNDE TE ROTTERDAM.

DERDE DEeI:
NAAKTSLAKKEN — SOEKAPOERA.

'S-GRAVENHAGE — LEIDEN
MARTINUS NIJHOFF — E. J. BRILL

CENTRALE BOEKERIJ
KON. INST. v. d. TROPEN
AMSTERDAM
BOEKDRUKKER!] voorheen E. J. lil; 11.L.
— LEIOEN.
Het derde deel van de Encyclopedie van Nederlandsch-Indië, bevat-
tende de afleveringen 21 tot en met 30, is thans voltooid. Na het overlijden
van Prof. Van DER LITH schreef ik bij de 26ste aflevering het volgende:

„Tusschen het verschijnen van de vorige aflevering en van deze ligt


een droevige gebeurtenis. De Encyclopedie verloor haren oprichter, haren

redacteur, die met helder hoofd en vaste hand van den beginne af de uitgaaf
heeft geleid.
„Het overlijden van Mr. P. A. VAN DER LITH is een groot verlies —
ook in deze kleine redactie. Zijne veelomvattende kennis en groote belezen-
heid, die zijn werk gewoonlijk tot iets voortreffelijks maakten, stelde hij
onbekrompen ter beschikking van de Encyclopredie in haren geheelen omvang.
En met eene beminnelijkheid die zeldzaam dreigt te worden, wist hij de
moeilijkheden van velerlei aard en betcekenis, waaraan een boek van zoo
wijde strekking en van zoo beperkten omvang zich telkens stoot, uit den
weg te ruimen.
„Dat Prof. VAN DER LITH de thans naderende voltooiing van de Ency-
clopedie niet heeft beleefd, betreuren zij vooral die weten hoe lief hem dit
werk was. De redactie die het voortzet en ten einde hoopt te brengen, ziet

in een waardige voltooiing der „Encyclopaeclic van Van der Lith" een daad
van piëteit.

„Zij rekent bij hare niet gemakkelijke taak op Veler hulpvaardigheid".


Die hulp — het wordt met dankbaarheid erkend — is mij niet ont-
houden; velen van de oude medewerkers, wier namen reeds in de beide voor-
afgaande deelen werden vermeld en een aantal nieuwe medewerkers, wier
namen de lijst in dit derde deel hebben uitgebreid, voldeden welwillend aan
het verzoek om eene bijdrage, zij 't ook vaak niet zoo spoedig als redactie
en uitgevers gewenscht hadden.
VI

Anderen zonden hunne opmerkingen in naar aanleiding van de reeds


verschenen afleveringen en beantwoordden zoodoende het in een voorbericht
van het voorafgaande deel neergelegd verzoek der redactie om verbeteringen
en aanvullingen, bestemd om te worden opgenomen in een supplement. Met
nadruk wordt het verzoek om toezending van addenda en corrigenda hier
herhaald.
I Tet is vooral de omvang van de letter S die noodzakelijk heeft
gemaakt deel lil bij het woord SOEKAPOERA te doen eindigen. Het
vierde deel zal nu het slot van deze letter en de nog volgende
letters bevatten, zoomede het supplement en het reeds in deel I toe-
gezegde alfabetisch register, bevattende de namen van belangrijke per-
sonen en zaken die in het werk vermeld worden, doch waaraan geen afzon-
derlijk artikel is gewijd.
Vertrouwend op de blijvende sympathie der medewerkers voor de
..Encyclopredic van Van der Lith" gaat de redactie aan het vierde en laatste
deel beginnen.
JOH. F. SNELLEMAN.
Lijst van Medewerkers aan het Derde Deel.

Jon. vax Baren, assistent a. cl. Polyt. School, Delft.


W ijlen A. A. van Bemmelen, Directeur der Diergaarde, Rotterdam.
Dr. J. F. van Bemmelen, Leeraar aan het Gymnasium, 's-Gravenhage.
Prof. Mr. L. W. C. van den Berg, Delft.
Mr. N. P. van den Berg, President der Nederlandsche Bank, Amsterdam.
Wijlen Dr. J. G. Boerlage, Onderdirecteur van 's Lands Plantentuin,
Buitenzorg.
Dr. J. L. A. Brandes, Ambtenaar voor de beoefening van Indische
talen, Batavia.
Dr. C. L. van der Burg, Oud-geneesheer te Batavia, Utrecht.
r. S. A. de Clercq, Oud-resident van Ternate en van Riouw, 's-Gra-
venhage.
E. Engelenburg, 's-Gravenhag-e.
W. van Gelder, Oud-inspecteur van het ml. onderwijs, 's-Gravenhage.
W. F. Gerdes Oosterueek, Adjunct-commies van het Dep. van Kolo-
niën, 's-Gravenhage.
Prof. J. R. P. F. Gonggrijp, 's-Gravenhage.
Mr. G. J. Grashuis, Zeist.
Dr. M. Greshoff, Directeur van het Koloniaal Museum, Haarlem.
Prof. A. L. van Hasselt, Delft.
J. H. van Hasselt, jur. cand., Leiden.
Prof. Mr. J. E. Heeres, Delft.
J. van Hengel, Controleur B. B. met verlof, 's-Gravenhagr.
H. 't Hoen, Gouv.ts Veearts, Amsterdam.
Dr. R. Horst, Conservator aan 's Rijks Museum van Natuurlijke
Historie, Leiden.
Mevrouw Jac. L. van Houten —Boon, 's-Gravenhage.
VIII

Dr. F. A. Jentink, Directeur van 's Rijks Museum van Natuurlijke


Historie, Leiden.
Prof. Dr. H. Kern, Leiden.
P. J. Kooreman, Oud-resident, 's-Gravenhage.
Wijlen Prof. Mr. P. A. VAN DER LITH, Leiden.
J. A. Loebèr Jr., Leiden.
C. J. van Lookeren Campagne, Leeraar aan de Rijkslandbouwschool,
Wageningen.
W. C. Muller, Beambte aan het Kon. Inst. v. d. taal- land- en
volkenkunde van Ned.-Indië, 's-Gravenhage.
J. B. Neumann, Resident v. d. Lampongsche districten, Telok Betong.
Mr. H. J. Nieboer, Zwolle.
J. F. Niermeyer, Leeraar aan het Erasmiaansch Gymnasium, Rotterdam.
W. C. NiEUWExnuYZEN, gep. Kolonel van het Indische leger, 's-Gra-
venhage.
Dr. J. C. C. W. van Nooten, Directeur der H. B. S., Brielle.
Prof. C. PoENSEN, Delft.
Dr. Pu. S. van Ronkel, Leeraar in de Malcische taal, enz. aan lul
Gymnasium Willem 111 te Batavia.
G. P. Rouffaer, Adjunct-secretaris v. h. Kon. Inst. v. d. taal- land-
en volkenkunde van Ned.-Indië, 's-Gravenhage.
G. A. N. Scheltema, Hoofdcommies bij het Dep. van Binn. Bestuur,
Weltevreden.
Jon. F. Snelleman, Directeur van het Museum voor land- en volken-
kunde en het Maritiem museum „Prins Hendrik", Rotterdam.
Mr. A. G. N. Swart, 's-Gravenhage.
Mr. W. C. Veenstka, oud procureur-generaal bij het Hooggerechtshof
van Ned.-Indië, 's-Gravenhage.
P. Vellema, Notaris te Bandoeng, met verlof te 's-Gravcnhage.
Prof. Dr. Max Weber, Eerbeek.
Prof. Dr. F. A. F. C. Went, Utrecht.
Prof. Dr. H. V. Wijsman, Leiden.
N.
NAAKTSLAKKEN. Zie GASTEROPODEN. kar au anaq „geheeten naar zijn kind" genoemd
NAAMGEVING. Gcslachts- of familienamen wordt. In dit geval toch worden de ouders naar
zijn bij de inlanders van Ned.-Indië niet in ge- dat kind genoemd, met bijvoeging voor den vader
bruik; waar zij door hen gevoerd worden is dit van I'aq (Bapaq, vader) en voor de moeder van
het gevolg van Europeeschen invloed, zooals bij Boq (Emboq, moeder), zoodat de man, die vroe-
ml. Christenen in de Minalmsa en op de Moluk- ger b. V. Sidin heette, nu „Paq-Sariman" genoemd
ken en bij enkele volken van de eilanden in het wordt. Als regel blijven de ouders nu dien naam
Z.O. van den archipel, waar Portugeezen zich ves- voeren, en heeft de geboorte van latere kinderen
tigden. Die familienamen zijn dan ook aan Europee- daarop geen invloed; sterft echter het eerste kind,
sche talen ontleend; zij missen echter de vastheid dan neemt in Midden-Java de vader ziJD kindernaam
van onze „vannen", daar zij, althans nog kort gele- weder aan; in 0.-Java wordt dan de naam van het
den, in de Minahasa niet zelden voor een ande- 2C kind aangenomen of behoudt hij den naam van
ren verwisseld werden. (Zie Wilken T. B. G. XXII, het gestorven kind, als er geen 2° kind geboren
bl. 364)- wordt. Soms wordt de naam van een kind veranderd,
Op Java ontvangt het kind gewoonlijk zijn ten einde dit aan slechte invloeden te onttrekken,
naam op den 3<len dag na de geboorte; in den als het b. v. sukkelt en ziekelijk is en dan nemen
regel geschiedt dit op feestelijke wijze, in eene de ouders dien nieuwen naam tevens als oudernaam
bijeenkomst van desagenootcn (sedekah) en wordt aarr. Ook op lateren leeftijd verwisselt men om die-
de naam veelal door den vader bepaald, die echter zelfde reden ook wel van naam, wanneer men
de goedkeuring van de ouderen onder de aanwezigen b. v. met allerlei tegenspoed heeft te kampen, en
inroept. Bij de keuze van den naam wordt vaak dan door naamsverwisseling daaraan hoopt te ont-
willekeurig te werk gegaan; zij is niet zelden van komen. Voorts geschiedt het ook wel dat een pas
allerlei omstandigheden afhankelijk, zooals van gehuwde man, die zich in de woning zijner schoon-
het lijden der moeder, huiselijke moeilijkheden ouders vestigt, van dezen een naam ontvangt, ten
enz.; soms wordt eenvoudig de pasar- of week- teeken dat hij hen volgt.
naam van den geboortedag van het kind geko- Een aanleiding om een anderen naam aante-
zen; ook worden wel weinig kiesche benamingen nemen ligt in verandering van rang en stand.
aan een kind gegeven. In den regel echter ont- Terwijl het zelden schijnt voortekomen dat men bij
vangen de kinderen de namen der grootouders, vermindering in rang zijn kindernaam weder aan-
wanneer dezen nog in leven zijn. De hier bespro- neemt, zoo is het algemeen gebruikelijk bij op-
ken „kindernaam" is gewoonlijk in overeenstem- klimming in rang van naam te verwisselen en is
ming met den stand der ouders; bij gewone Ja- het zelfs niet behoorlijk dit natelaten. Het gebruik
vanen Polynesisch, zooals Sidin, Sariman; bij geeft aan, welke namen voor den nieuwen rang
aristocratische familiën Hindoenamen. Kinderen passend zijn; de Soesoehoenan en de Sultan nemen
van hadji's of andere vromen ontvangen wel namen bij hunne troonsbeklimming de sedert lang vast-
van den profeet of van Moslcmsche heiligen, soms gestelde namen aan (zie VORSTENLANDEN);
zeer verbasterd, zooals Boebar voor Aboe Bakr. ri zullen namen kiezen, in verband met

Bij Poensen t. a. p. vindt men een lijst van talrijke hunne waardigheid, en aan hel Kawi, of wat daar-
Javaanschc mannen- en vrouwennamen. voor gehouden wordt, ontleend, zooals Sastra Adi-
Ofschoon deze kindernaam door den Javaan op ningrat, Tjakra Negara, Soeria Winata. Mindere
lateren leeftijd gewoonlijk voor andere namen ver- ambtenaren, zooals patilis ofwedana's, kiezen weder
wisseld wordt, schijnt hij echter volgens sommi- andere Kawi-namen '). Andere personen van hoo-
gen een vaster kenmerk opteleveren dan de later ien stand vervangen ook wel hun kindernaam door
aangenomen naam, zoodat het Kon. Besl. tot uit- een naam aan hun geboorte-desa ontleend, met bij-
voering van de agrarische wet (St. 1872 n°. 117, voeging van den titel Kjahi, zooals Kjahi Madja.
art. 2) den inlander, die agrarisch eigendom ver- Geestelijken en hadji's leggen hunnen Arabischen
langt, voorschrijft in zijn verzoekschrift optegeven kindernaam niet af, maar voegen daarbij dikwijls
den naam, welken hij als kind heeft gedragen. den naam van een Moslemschen geleerde of heilige,
Die naamsverwisselingen komen bij verschillende zooals Mohammad Idris; eenigen onder hen voe-
gelegenheden voor. Wij zwijgen van de zoodam- ren echter ook Hindoenamen, zooals Prawiranata,
gen die dienen moeten om der politie het spoor
bijster te maken; ook bij het verlaten van eene i) Bij Gouv. Bcsl. is bepaald dat ml. hoofden
desa zonder zulke redenen neemt de Javaan wel niet van naam mogen veranderen zonder toe-
een nieuwen naam aan. Bij de gewone desa-Javanen stemming van den Gouv.-Gen. liet hoofd van
is echter de voorname reden om van naam te ver- gew. best. geeft inlichting omtrent de beteekenis
anderen de geboorte van het eerste kind, 'tgeen van den nieuwen naam.

111 I
2 N \ OMGEVING.

Adi Widjaja. Tot het Christendom bekeerde Ja- dert, dan wordt voor een nieuwen tak door de
vanen nemen in den regel bij den doop naast gezamenlijke hoofden een nieuwen galar gemaakt,
den ouden naam een tweeden aan; dikwijls, of- die galar boeatan (gemaakte galar) heet, en
schoon niet altijd, een bijbclschcn of Europeeschen eveneens erfelijk is en dus poesaka wordt. Gewoon-
naam. lijk voeren alleen volwassenen den galar poesaka,
Voor Soendaneezen en Madoereezen geldt in maar het komt toch voor, dat een tijdelijk onge-
hoofdtrekken hetgeen omtrent de Javanen is op- bruikte galar gegeven wordt aan het kind, dat er
gemerkt; bij eerstgenoemden wordt de oudernaam den erfgenaam van zijn zal. De galar poesaka mag,
aan den kindernaam toegevoegd en vervangt op straf van boete, door niemand gedragen worden
dezen niet.
Bij de Atjehers geschiedt de naamgeving
die er geen recht op heeft; — daarbij moet echter
worden opgemerkt dat een galar, die in de eene
meestal eerst na den kraamtijd van 44 dagen en negari „poesaka" is, dit in eene andere weder niet
zonder veel plechtigheid. De teungkoe raadpleegt is en daar dus wel als galar imbauan wordt aan-
een boekje voor de bepaling der namen; vóór genomen. Behalve de panghoeloe hebben ook de
dien tijd worden de kinderen met namen aangeduid andere waardigheidsbekleeders: manti, doebalang
die algemeen en nietszeggend, — soms vrij tri-
viaal zijn, maar welke toch voor velen de eenigen
en mrrlirn, recht op een galar poesaka.
behalve de galar poesaka kent de Mcnangka-
zijn, waarbij zij hun leven lang genoemd worden. bauer nog als titel de galar moeda '). Wan-
Verscheidene Atjehers doen het zonder de Arabi- neer meerdere personen, tot dezelfde familie behoo-
sche namen door den teungkoe gegeven, en hebben rende (kamanakan) volwassen zijn, en een hunner
in plaats daarvan slechts namen aan het dagelijksche den galar poesaka heeft, nemen de anderen een
leven of aan liet uiterlijk ontleend. Opzettelijke galar aan, die slechts daardoor van den erfelijken
verandering van eenmaal gegeven namen uit bijge- galar verschilt, dat de titel „datoeq",— die alleen
loovige drijfveeren komt bij hen niet voor. Zie een den panghoeloe toekomt, — daarin niet voor-
lijst van gebruikelijke Atjehsche persoonsnamen komt. Niet zelden worden zelfs geheel verschil-
bij Snouck Hurgronje, De Atjehers, Dl. I, bl. 501. lende galar's aangenomen; een en ander moet
Bij de Men all gkabauer s wordt eveneens echter geschieden in overleg met de familie-hoofden
spoedig na de geboorte, in den regel, in overeen- en bij gelegenheid van een feest. Eindelijk neemt
stemming met de Moslemsche wet, op den 7< ;l dag ook de panghoeloe limbogo (iemand die den titel
aan het kind een naam gegeven, de nama ketè van panghoeloe eershalve verkreeg) een galar aan,
(ketjil), waarover zie MENANGKABAUERS, die echter niet erfelijk is, en niet met den galar
Dl. II bl. 491. Deze naam is een echte „kinder- poesaka eensluidend mag zijn.
naam, daar men hem eigenlijk alleen als kind De galar's, die uit een praedicaat en omschrij-
draagt; in de I. Kota's en Tanah-Datar bestaat ving bestaan, zijn over het algemeen zeer hoog-
echter de gewoonte, dat men dien naam ook als vol- dravend, zoodat zelfs praedicatcn als: soetan,
wassene behoudt, tenzij men als hoofd aanspraak maharadjo, radjo bagindo, niet zelden voorkomen.
op een bepaalden galar heeft. Die kindernaam wordt Zij bewijzen echter volstrekt niet den hoogen rang
ook meermalen voor een anderen verwisseld; vader van hem die ze voert, daar ze dikwijls door lieden
en moeder worden, wanneer zij geen litel-galar uit het volk gedragen worden. Zooals boven reeds
bezitten, na de geboorte van een kind met den werd gezegd, duidt alleen het praedicaat „datoeq"
naam van hun eerstgeborene aangeduid; ook wor- aan, dat de drager een hoofd is. In de kuststre-
den grootvaders wel naar den kleinzoon, ooms naai- ken van Sumatra echter wijzen de praedicaten
den neef genoemd. Dit is de gala imbauan inderdaad op hongeren of lagcren adelstand, zooals
(van imbau, toeroepen). Ook wordt iemand radja, soetan, marah, magek en hebben de dragers
niet zelden met den gala kiasan (van het Arab. op bijzondere eerbewijzen aanspraak.
qyas, hier als „toespeling" gebruikt) aangeduid, In I.cbong heeft de kleine man geen galar; deze
die een bijnaam is, ontleend aan beroep, uiter- komt alleen toe aan de hoofden, en gaat over op
lijk, lichaamsgebrek, zooals „de schele", enz. den opvolger in de waardigheid.
In deze gevallen heeft „gala" of „galar" de betee- Bij de Ba taks wordt de galar in verschillende
kenis van „naam"; de beteekenis der hoogere galar's streken eveneens gedragen, waarschijnlijk ten ge-
kan echter het best door „titel" worden terugge- volge van Maleischen invloed. Het onderscheid
geven. Met name is dit het geval met den galar tusschen den galar poesaka en moeda bestaat daar
poesaka, de galar, die in elke familie erfelijk echter niet; de laatste komt uitsluitend voor, wordt
is. In elke familie van een soekoe toch is een galar naast den gorar danak (= nama kètè) gebruikt,
poesaka, die door haar hoofd (panghoeloe) gedra- en bestaat eveneens uit een praedicaat (gewoonlijk
gen wordt en dus onveranderlijk aan die betrek- dja, verkorting van en een lagere titel dan radja)
king verbonden blijft '). Oorspronkelijk ging hij en een omschrijving. Ook personen uit lagere
over op den oudsten neef (zusterszoon); thans standen voeren bij hen een galar. De hoogere
komt hij toe aan hem, die als panghoeloe geko- standen en vooral de naasten van den vorst ver-
zen wordt. Ook de poetjoek (panghoeloe poetjoe'a',
het hoofd van de oudste der familiën in de soekoe, 1) De Hr. Mansveld maakt onderscheid tus-
die een negari bewonen) heeft als zoodanig een schen galar berpangkat, die aan een per-
vasten galar, die van den cencn titularis op den soonlijke waardigheid verbonden is, en ga 1 at-
anderen overgaat. Wanneer de families zich uit- po esaka nan moeda, die door lang gebruik
breiden, zoodat het getal panghoeloe's vermeer- in de familie erfelijk, door niemand dan door den
naasten erfgenaam gedragen mag worden, doch
1) In sommige streken worden echter de galar's geen waardigheid aanduidt. Galar boeatan
om beurten door de poetjoeks of de panghoe- is volgens hem de galar, die gegeven wordt als
loe's der families gedragen; heeft iemand dan er geen galar poesaka in de familie vacant is en
cenen galar gedragen, dan voert de opvolger bij feestelijke gelegenheden wordt toegekend aan
den 2en en diens opvolger den 3™. hem die nog geen galar kiasan of imbauan heeft.
NAAMGEVING. 3

wisselen den galar op lateren leeftijd, bij het aan- deel niet, wel o. a. bij de Menangkabauers. Bij
vaarden eener betrekking, een huwelijk, enz. (gorar sommige volkeren meent men dat het noemen van
magodang of gorar haradjaan), waarbij eigen naam of dien van verwanten onheil zal baren
dan een ander praedicaat, zooals baginda, soetan (zie PA MALI); bij de Toradja's van Posso meende
gebezigd wordt; het erkennen van een hoogeren men zelfs dat het opschrijven van den naam (d.
galar gaat altijd met een kostbaar feest gepaard. w. z. den eigenlijken, niet den pompeindo, den
Het praedicaat van den galar blijft veelal in het tweeden naam) den dood van den genoemde zou
geslacht voortbestaan, met dien verstande dat het ten gevolge hebben, omdat degene, die den naam
een geslacht overspringt en dus niet op den zoon, uitsprak, de ziel van den genoemde zou mede-
maar op den kleinzoon overgaat. nemen (Med. Ned. Zend. XLII, lil. 61).
Wat overigens de naamgeving bij de Bataks Bij de Arabieren kent men den voornaam,
betreft, zoo geschiedt deze eveneens eenige dagen 'ism, die kort na de geboorte gegeven wordt, en
na de geboorte van het
kind; is het eerste kind den familienaam, nis bah, nasab. De eerste wordt
een jongen, dan geeft de moeder, de moedcis bij de besnijdenis gegeven; de jongens worden
broeder of diens vrouw den naam, anders de tante daarbij incest naar den Profeet genoemd, of naar
van vaders kant; de volgende kinderen ontvangen leden van zijn geslacht, zijne metgezellen of wel
dien van vader en moeder. Om nategaan of de krijgen zij namen met Abd (dienaar) samenge-
gekozen naam passend is, wordt het lot geraad- steld, zooals Abdallah. Zie MOIIAM MEDAAN-
pleegd; naarmate van het even of oneven getal SCHE GELOOFSLEER. Meisjes krijgen namen
van rijstkorrels, die men in de hand neemt (zie naar- de vrouwen of de andere vrouwelijke familie-
Wijngaarden, bl. 319) wordt de gekozen naam leden van den Profeet, of wel namen die aandui-
behouden of een andere genomen. Volgens genoem- den dat zij bemind of gezegend zijn, of namen
den schrijver is het bij de Karo-Bataks ongeoor- van bloemen, enz. De Profeet heeft trouwens de
loofd kinderen te noemen naar den naam van ouders aanbevolen om hunne kinderen „schoone
bloedverwanten. Ook de Bataks noemen zich, wan- namen" te geven. De familienaam, die van vader
neer zij een kind gekregen hebben, bij voorkeur op zoon overgaat, wordt afgeleid van de plaats
naar hun eerstgeborene, met bijvoeging van van herkomst (b. v. al Ilabsjï), den .-.tamvader of
amang, inang, opa ni, ma ni of pan en nan of den stam (zooais al Hasjiini, ai Qoraisji):
afkortingen daarvan.
— dik-
wijls ook naar het beroep van den stamvader. Niet
Het aannemen van den naam van den eerstge- zelden worden 2 geslachtsnamen tegelijk gedragen,
borene door de ouders komt overigens bij verre- t. w. die van de familie en van den stam, waartoe
weg de meeste stammen voor, die den Archipel men behoort. Bovendien voert de Arabier ook nog
bewonen, de Boegmeezen en Makassaren, de Dajaks, de konjah of „oudernaam"; voor een man be-
enz. en is ook bij de stamverwante Howa's op staande uit den naam van zijn kind met bijvoe-
Madagascar gebruikelijk 1). Bij de Arfakkers en ging van Aboe, of wel dien van zijn vader met
op de Kei-eilanden zou men echter zijn eer- bijvoeging van Ibn (bin), zooals Aboe 'Abdal-
sten naam voortdurend behouden. Bij de Savoe-
neczen wordt tusschen echte en onechte kinderen
lah, Ibn Mohammed; — voor eene vrouw den
naam van hare dochter, met bijvoeging van O mm,
onderscheid gemaakt, daar de eersten den naam zooals Omm Fatimah. Eindelijk is bij hen ook
des vaders, de anderen dien der moeder als bijnaam gebruikelijk de laqab of bijnaam, die ook bij
ontvangen; het is daardoor mogelijk geslachts- de Maleiers bekend is, zooals Noer ad-din. Zie
lijsten der familién vasttestellen, waarop de Savoe- V. T. E. Colebrooke: On the proper names of
neezen zeer gesteld zouden zijn. the Mohammedans, Journal R. As. Soc. Xcw Ser.

'
Even als bij de Bataks wordt ook bij de Dajaks XI, 1879, bl. 171-
en Amboneezen het lot over den naam geraad- Onder de Chineezen heerscht algemeen de
pleegd. Bij de eerstgenoemden worden stukjes gewoonte om jonge kinderen, zoodra zij voldoende
rotan, die ieder een naam ontvangen, in een kom zijn opgegroeid om naar een naam te gaan luiste-
met rijst geplaatst en de moeder moet daaruit een ren, er eencn te geven, die aan iets vcrachlelijks,
stukje grijpen waarvan de naam aan het kind of aan een waardeloos wezen of voorwerp doet
wordt gegeven. Bij de Amboneezen, evenals op denken, b.v. vloo, weegluis, bedelaar, opvaagsel,
de Aroe-eilanden, Babber, Kisser, enz. geeft de aardappel, dolle hond, enz. De naam klinkt des
vader het kind een naam, en legt het daarna aan te leelijker' naarmate men het kind meer vertroe-
de borst der moeder; als het kind dan zuigt is telt. Het zijn de moeders, die zulke namen uit-
de naam passend, anders beproeft men het met denken, in het denkbeeld aldus kwade geesten,
een anderen, zoolang tot het kind de borst neemt. die er steeds op uit zijn den mensch te treffen
Bij verscheidene volksstammen van den Archi- in wat hem het dierbaarst is, in den waan te
pel heeft men er een afkeer van bij zijn naam ge- brengen dat het kind door de ouders niet wordt
noemd te worden, 't geen verband schijnt te houden op prijs gesteld, en dus alle aanleiding om het
met de algemeen heerschende begrippen omtrent kwalen en ziekten Ie bezorgen vanzelf vervalt.
animisme; het wordt daar als zeer ongepast be- Dien eersten naam behoudt het kind door zijn
schouwd, iemand naar zijn naam te vragen en ganschc jeugd heen, ja zelfs onder intieme be-
wanneer de inlander, zooals voor de Gouv. recht- kenden tot het einde zijns levens. Daarnevens
banken, verplicht wordt zijn naam optegeven, zal echter bezit iedereen een z.g. „melknaam", hem
hij toch nog zooveel mogelijk vermijden, op de reeds enkele dagen na de gehoorte gegeven, en
desbetreffende vraag een direct antwoord te geven die als de werkelijke persoonsnaam beschouwd
door b. v. te verzoeken dat een ander dien opgeve, wordt. Veelal is hij zeer schoonklinkend, daar het
of door te antwoorden: men noemt mij zoo en j denkbeeld heerscht, dat hij het kind de zegenin
zoo! Bij Javanen en Maleiers bestaat dit vooroor- gen zal brengen die hij uitdrukt. Om een paar
voorbeelden te noemen: Groei van Geluk: Ver-
1) Over de vermoedelijke aanleiding daartoe meerdering van Levensjaren; Wijsheid en IJver,
zie Wilken t. a. p. bl. 371. enz. In den regel bestaat de melknaam uit twee
4 NAAMGEVING. — NAGELEN (KRUID-), NAGELCULTUUR.
woorden ; doch namen van één woord zijn volstrekt werd naar Cambodja en Java gebracht door Boed-
niet zeldzaam. Vaak wordt voor de naamgeving dhistische emigranten of zendelingen uit de stre-
de waarzegger geraadpleegd. Deze onderzoekt of ken die thans de Northwestern Provinces en het
er in het levenslot van het kind invloeden van Westelijk deel van Bengalen uitmaken. Het komt
een of meer der Vijf Elementen, waaruit het heelal op Java voor op enkele moeilijk te ontcijferen
is opgebouwd, ontbreken, ten einde dan te bepa- steenen en op eenige Boeddhistische godenbeelden,
len of er ook een naam dient gekozen te worden o. a. van Singasar'r en van Toempang afkomstig;
die, in geschreven vorm, het teeken bevat dat in vergelijking met de Kawi-opschriften zijn de
die ontbrekende elementen voorstelt. Nagarl-opschriften zeer gering in aantal; klaar-
Opmerking verdient, dat men den melknaam blijkelijk is het Nagarï nooit op Java inheemsen
zooveel mogelijk geheim houdt, met het doel de geworden, evenmin als in Cambodja, waar het
booze gecsterr niet op den drager opmerkzaam te getal Nagarl-inscripties even klein is. (Vergel.
maken. Deze gewoonte vervalt eenigszins als de Letterschrift, 11, bl. 404).
eigenaar volwassen is, en dus in het volle genot NAGASAREH. Mad. Zie NAGASARI.
van zijn weerstandsvermogen tegen booze geesten NAGASARI. Mal. lav., Soend., Mak. en
is gekomen; immers men ziet den naam dan zonder Boeg.; NAGASAREH,'kEMBANG DJEPOEN,
schroom op visitekaartjes en in briefwisseling bezi- Mad.; NAGAPOESPA en NAGAKOESOEMA,
gen. Kinderen mogen echter den melknaam hunner ook Jav.
ouders nimmer noemen of schrijven, op straffe 1. Acacia Farnesiana Willd., fam. Ltguminosat,
van voor hoogst oneerbiedig te worden aange- onderfam. Mimoscae. Heester of kleine boom met
zien. Orthodoxe lieden breiden dit verbod zelfs welriekende heldergcle bloemhoofdjes, overal tus-
uit tot de namen van grootouders, vadersbroeders schen de keerkringen voorkomend, doch vooral
en andere familieleden wien men eerbied en in gekweekten toestand. Het hout is zeer hard;
onderdanigheid verschuldigd is. de bloemen zijn om den aangenamen geur zeer
Zwakke kinderen versterkt men vaak, door hun gezocht. De schors zweet gom uit; de onrijpe
een naam te geven als Steen, Rots, Hamer, IJzer, peulen hebben een kleverig sap.
enz. Algemeen ook heerscht het gebruik om in- 2. Afesuaferrea /.., fam. Guttiferae. Schoone, niet
geval van ziekte of tegenspoed den melknaam hooge boom, in tropisch Azië zeer verspreid, maar
door een anderen te vervangen, op grond dat hij niet in groot getal voorkomend. Het fijnvezelige
getoond heeft geen geluk te brengen. Zulk een taaie zware hout is eene der hardste houtsoorten
naamsverandering vindt veelal plaats in overleg van Indiié. en wordt tot de zg. ijzerhouten ge-
met een waarzegger, of na raadpleging van een rekend en voor meubelen en gereedschappen ge-
godheid. bruikt. De geurige bloemen dienen in zalven
De noodzaak om den eigennaam (mia"~) ge- (bob o ré); met de meeldraden vult men wel kleine
heim te houden heeft de noodzakelijkheid doen kussens (bantal). Behalve I en 2 worden op Java
geboren worden om het individu aan te duiden ook eenige Euginia-sooxtem als nagasari aan-
door eene omschrijving, m. a. w. door een naam geduid.
die zijne meest in het oog loopende karakter- NAGELEN (KRUID-), NAGELCULTUUR.
trekken uitdrukt of heet uit te drukken. Zulk eene De kruidnagel of Caryophyllus (C lov e, Eng.;
ho bestaat vaak uit één, in verreweg de meeste Clou de girofle, Fr.; Ge wiirzn elk e, D.;
gevallen echter uit twee woorden of letters, met Boenga lawang, Mal. 1); Tjengkèh, Laag-
schoonklinkende beteekenis. Vrouwen bezitten zulk Mal.; Polawa, meerv. Polavvanno in de Oelia-
een naam niet, evenmin als een z.g. dzi, een sers) is de bloemknop van den boom Caryo-
soort van bijnaam of titel, dien mannen bij hun phyllus aromaticus /.. (= Eugenia caryophyllata
huwelijk aannemen, en waaronder zij nog na hun T/11111//.), behoorende tot de Myrtaceeën, en vermoe-
dood worden vereerd. Geletterden noemen elkander delijk oorspronkelijk in de Noordelijke Molukken
veelal bij een zoogenaamden „bockennaam", een (Makian) tehuis behoorend. Het is, door het
pedanten bijnaam, die hun reeds bij den aanvang dichte, altijd groene loof, een fraaie boom, die een
hunner studiën door of in overleg met den school- hoogte van 30 tot 40 voet kan bereiken, doch
meester wordt toebedeeld. Ten slotte neemt men waar hij gekweekt wordt, gewoonlijk getopt en
bij intreding in den staatsdienst een „ambtsnaam" lager gehouden wordt om de nagels gemakkelijker
aan, die, evenals de dzi, in de meeste gevallen te kunnen plukken. De nagelboom heeft ietwat het
uit twee schoonklinkende woorden bestaat. voorkomen van een berk. De kruiswijs geplante ei-
Zie Poensen, lets over Jav. naamgeving, Med. vormige, stijve, eenigszins opstaande, 12 cm. lange
Ned. Zend. XIV, bl. 304; Mansveld, lets over bladeren zijn aan de oppervlakte en de stelen rood
namen en galars onder de Maleiers, T. Bat. Gen. getint; de bloemen, die de kleur van perzikbloesem
XXIII, bl. 442; Wilkcn, lets over naamgeving, hebben, groeien aan de uiteinden der takjes in
T. Bat. Gen. XXII, bl. 362; Wijngaarden, lets kleine trossen; de bloemknoppen bestaan uit een
over naamgeving bij de Karau-Bataks, Med. Ned. kelkbuis, gekroond met 4 tot een half-bolvormig
Zend. X.WVIII, bl. 31 1 en de werken aange- deksel gesloten witte bloemblaadjes, welke bij het
haald in de Handleid. voor de Volkenkunde van bloeien zich openen en dan dadelijk afvallen. Zoo-
Wilkcn en Plcyte, bl. 211 vlg. dra de blocmkroon begint te verwelken, wordt de
NAF. Zie OESOENG-ESANG. kelk eerst geel en dan rood; in volledigen staat
NAGA. Au. Men. Zie SANA.
NAGAKOESOEMA. Jav. Zie NAGASARI. 1) Ook wordt boenga lawan opgegeven. Zie
NAGAPOESPA. Jav. Zie NAGASARI. o. a. Reis n. h. O. gedeelte v. d. Ind. arch.
NAGARA. Zie NEGARA. door Reinwardt, Amst. 1858, bl. 465. Boenga
NAGARI-SCHRIFT. Het meest bekende der lawang of lawan worden ook de vrachtjes van eene
talrijke Indische alphabetten, thans het gewone CinnafftomufH-soort genoemd, zie Dl. I, bl. 559.
schrift voor Hindi en Mahratsch en ook 't meest Volgens Crawfurd's Dictionary heet de kruid-
gebruikelijke voor gedrukte Sanskriet-werken. Het nagel in de Molukken ook gaumedi.
NAGELEN (KRUID-), NAGELCULTI l R. 5
hebben de bloemknoppen de gedaante van een klei- apotheek voorkwam, alsmede in de bloemen van
nen spijker of van een nagel. Wordt aan de bloem de Dianthus caryophyllus, de Duitsche Nelke. De
gelegenheid gegeven zich tot vrucht te zetten, dan nagelolie wordt in de chemische fabrieken gedes
zwelt het vruchtbeginsel onder aan den kelk err tilleerd uit de kruidnagels, of, zoo deze hoog in
ontwikkelt zich tot den moernagel ofAnthophyl- prijs zijn, uit de nagelstelen (Clove stalks
lus, eene vrucht van de grootte en den vorm eener Eng.; Griffes de girofle, Fr.) die voor da
kleine olijf, 2 —2'/.2 cm. lang en 6—lom.m. breed, doel (en ook ter vcrvalsching van de kruidnagels'
die veel minder olie bevat dan de bloemknop, en in den handel zijn; zij bevatten
5a D ('/o olie.
hoofdzakelijk tot voortplanting dient, doch ook wel Terwijl, naar het schijnt, de Noordel. Molukken
in suiker en wijn geconfijt wordt. In het midden het vaderland van den krtüdnagelboom zijn, werd hij
zijn deze moernagels gezwollen, naar beneden kort waarschijnlijk reeds voor de komst der Portugee-
gestecld, naar boven nog met de vier kelkslippen zen naar Ambon en de Oeliasers overgebracht,
gekroond; binnen den viuchtwand ziet men één tot welke eilanden jaren lang de teelt van den
groot zaad met hoornigc zaadlobben. De boom kruidnagel beperkt is gebleven. Wanneer de kruid-
wordt zoowel door zaden als door stekken voort- nagels het eerst naar Europa kwamen, is niet be-
geplant; hij draagt gewoonlijk eerst in het 12' jaar kend; het vroegste zekere bericht deze specerij
(soms reeds in het 8=) en kan een leeftijd van 75 betreffende, is dat van den Griekschen koopman
jaar en meer nog bereiken. In Ned.-Indie is de Kosmas Indikopleustes, die omstreeks 650 leefde.
nagelcultuur grootendeels een volkscultuur en wordt In de middeleeuwen waren zij zeer kostbaar en
aan de verzorging der planten weinig moeite be- zeldzaam, doch het gebruik nam snel toe na de ves-
steed; waar de boomen geregeld worden aange- tiging der Portugeezen in het Oosten. De beschrij-
plant wordt gezorgd voor schaduwboomen, zoolang ving van den boom op zijn natuurlijke groeiplaats
zij nog niet volwassen zijn, terwijl ook de bodem kon reeds in 1504 door Ludovico de Barthema uit
wordt schoongehouden. De geurigheid der nagels Bologna geleverd worden, en daarna, in 1521,d00r
neemt door de cultuur toe; van de wilde boomen Pigafetti, de metgezel van Magellacn. Naast het
(op de Philippijnen) zijn de bloemknoppen slechts monopolie van den notenmuskaat was het vooral
weinig aromatisch. de alleenhandel in kruidnagelen welke het bezit der
De kruidnagel is de nog ongeopende bloem, Molukken voor de Europeanen in vorige eeuwen
die van den boom verwijderd wordt vóór zij tot begeerlijk maakte, daar deze specerijen toen uit-
vruchtzetting overgaat; de oogsttijd is van Octo- sluitend op die eilanden werden verkregen en de
ber tot December. De nagels worden met de hand handel daarin groote voordeden afwierp. De 0.-I.
afgeplukt; de hooger hangende worden afgeschud Compagnie streefde spoedig naar het monopolie
of met kromme stokken afgeslagen, waarbij men van dit product, aanvankelijk door het sluiten van
zorgen moet de boomen niet te beschadigen, daar overeenkomsten met de inlandsche vorsten of be-
dit voor latere oogsten zeer nadeelig kan zijn. volking, waarbij bedongen werd dat de nagelen
Daarna worden zij op groote horden uitgespreid uitsluitend aan haar zouden worden afgestaan. Her-
en met bladeren bedekt, waarna men ze aan den haaldelijk werden deze overeenkomsten geschon-
rook van een zacht houtvuur blootstelt en vervol- den en om het monopolie te handhaven nam de
gens in de zon laat drogen; ten slotte worden ze Comp. haar toevlucht tot zeer strenge maatregelen ;
verpakt en verscheept. De aldus verkregen kruid- in de eerste plaats tot het uitroeien (extirpeeren)
nagelen zijn donkerbruin. Zij zijn zwaarder dan van de boomen op de eilanden, die niet direct
water en bestaan uit een steelvormigcn, ca. 12 mm. onder haar bestuur en toezicht stonden en waar
langen, onduidelijk vierkanten eierstok, twechok- dus de handel moeilijk viel tegentegaan. De eer-
kig, met talrijke eieren in elk hokje, 4 kleine ste „extirpatie-tocht" had plaats door de vloot
driehoekige kelkbladen, 4 bijna cirkelronde, tot van L'Hermite in 1625. Deze handelwijze, waar-
een hoofdje van ca. 4 m.m. over elkander gele- door der bevolking, zonder eenige vergoeding,
gen kroonbladen, talrijke meeldraden en een korten, groote schade werd berokkend, gaf aanleiding tot
door een vierhoekiger! wal omgeven stijl. (Eene verschillende opstanden, die door Demmer en De
monstrositeit met meer kelkbladen, is de beroemde Vlamingh met groote kracht, doch ook met groote
Indische „Koningsnagel" van Matjan, waaromtrent wreedheid, weiden gedempt. In 1652 werd een
Rumphius (11, bl. 11) een uitvoerig relaas geeft.) verdrag gesloten met Mandarsah, vorst van Ter-
Zij bevatten in talrijke, meest aan den omtrek bij nate, waarbij deze tegen zekere uitkeering toe-
elkander gezeten, groote klieren, alsmede in de stond dat alle nagelboomen in zijn rijk zouden
parenchymccllcn, 15—20% sterk riekende aethe- worden uitgeroeid, zoodat de nagelteelt beperkt
rische olie, die overigens in alle groene deelen van zou worden tot Ambon en de Oeliasers, evenals
den boom, met name de bladeren, voorkomt en die de notenteelt tot de Banda-eilanden; de Comp.
deze specerij zoo gezocht doet zijn. Door destillatie verkreeg daardoor het dubbele voordeel dat zij
wordt dan ook de bekende nagelolie (o 1eu m c a- alleen meester van den handel was en dat tevens
ryop h y 11 oru m) uit de bloemknoppen verkregen. de productie der specerijen zeer beperkt werd en
Deze olie is een belangrijk handelsartikel, dat in daardoor hooge prijzen bedongen konden worden.
de pharmacie (voor tandtincturen enz.) en de in- De extirpatie-tochlen werden nu geregeld gehou-
dustrie (o. a. voor zeep en reukwerk) velerlei toe-, den en daarvoor van de zoogen. hongi-tochten (Zie
passing vindt. Ook in de microscopie gebruikt aldaar) gebruik gemaakt, waardoor de productie
men nagelolie. Zij kan ook dienen als grondstof van de nagels aanmerkelijk beperkt en aan de be-
voor de fabriekmatige bereiding van vaniline. De woners der overige eilanden een voornaam middel
olie is zwaarder dan water; het hoofdbestanddeel van bestaan ontnomen werd. Doch ook in ge-
is een phenolachtig lichaam eugenol. Dit be- noemde eilanden, waar de bevolking verplicht was
standdeel komt ook in andere planten voor, zoo nagelen te telen en die tegen bepaalden prijs
in den wortel van de in Nederland inheemsche aan de Comp. te leveren, trad deze zeer hard-
plant Genm urbanum, die daarom dan ook eer- vochtig op. In verband met haar streven, het
tijds als nagelwortel {Radix caryophyllata) in de product door beperkte voortbrenging op hooge
6 NAGELEN (KRUID-), XAGELCULTUUR.

prijzen te handhaven, en waartoe zij soms een ge- door de Molukken bezeten, reeds verbroken. In
deelte van haren voorraad liet verbranden, werd 1770 werd de boom op Mauritius en Réunion,
de teelt binnen zekere grenzen gehouden, en nu in 1773 in Cayenne en eenige der Caraïben inge-
eens een verbod tot aanplanting gegeven, ja zelfs voerd, en omstreeks 1800 is hij van Mauritius
werden hier en daar plantsoenen uitgeroeid, —
terwijl dan later, als men voor te kleine oogsten
naar Zanzibar overgebracht. Tijdens de eerste
Engelsche inbezitneming der Molukken werden
vreesde, weder last tot aanplanting werd gegeven. nagelplantjes naar Penang uitgevoerd en de cul-
Was de Comp. bang voor een al te rijkelijken tuur aldaar ingevoerd. In vele dezer landen heeft
oogst, dan werd er dat jaar een bijzonder groote zij echter geenszins tot belangrijke resultaten ge-
hongi bevolen, en de tijd zóó gekozen, dat dié leid; op Réunion werden de kruidnagel-plantages
samenviel met den nagelpluk. De bevolking vond in 1879 door een cycloon vernietigd. Wel is
dan bij terugkomst al haar product tot moerna- de cultuur geslaagd op de eilanden Zanzibar en
gelen gerijpt en dus waardeloos. Vreemde sche- Pemba, aan Afrika's Oostkust, op 6° Z.B. De
pen werden voorts zorgvuldig uit de Molukken kruidnagelteelt wordt daar door de Arabieren ge-
geweerd. dreven op zeer groote schaal: ieder jaar komen
Toen na het herstel van Nederlands onafhanke- van Pemba 300.000 en van Zanzibar 100.000
lijkheid de Molukken, die in handen der Engelschen frasilas (van 35 lbs) kruidnagels, dus in het ge-
geraakt waren, weder in onze macht kwamen, heel 14 milliocn lbs, waarvan de helft naar Bom-
werd het monopolie der nagelen, thans ten bate bay verscheept wordt en de andere helft tusschen
der regeering, aldaar met angstige zorg gehand- Londen, Hamburg en New-Vork verdeeld wordt.
haafd, niettegenstaande de nagelcultuur reeds elders In den Archipel werd de cultuur tijdens het Eng.
was ingevoerd, zoodat zelfs, toen het traclaat van bestuur naar Benkoelen overgebracht en vandaar
Maart 1824 de vrije vaart in Ned.-Indië openstelde, over Sumatra verspreid; op Java wordt de nagel-
de Molukken daarvan uitdrukkelijk werden uitge- boom op enkele particuliere landerijen en op een
zonderd. Van der Capellen, die een bezoek aan erfpachtsland gekweekt.
de Molukken bracht, overtuigde zich van de ellende, Over het algemeen is de nagelcultuur in den
welke het gevolgde stelsel onder de bevolking Archipel niet bloeiend; de lage prijzen (in 1897
teweegbracht; hij maakte een einde aan de hongi- ƒl6 voor Benkoelen, ƒ2O voor Amboina, in 1896
err extirpatie-tochten en Hel der bevolking vrij voor beide gewesten ƒ18—20) dragen daartoe
de producten te kweeken, die zij zelve wilde telen bij, terwijl de plant in het eerste gewest door
(St. 1524 n°. 19:1 art. 163—165); de grondsla- ziekte geteisterd wordt, waaraan vele boomen
vernij, die de inboorlingen belette, hunne dorpen sterven. Ook is er in de Molukken zekere weer-
metterwoon te verlaten zonder toestemming dei- zin tegen de specerijenteelt en bestaat nog de vrees
hoofden of van het bestuur, zou worden inge- dat, als in de dagen van ouds, ook nu de Comp. zal
trokken. Zijne plannen tot verzachting van het komen en met wreedheid en plagerij der bevol-
lot der bevolking vonden in het moederland king het product weder zal afhandig maken. De
weinig bijval; de verplichte teelt en levering dei- uitvoer uit Benkoelen en Bintoehan bedroeg in
nagelen en de grondslavernij werden gehandhaafd, 1896 43, in 1897 486 pikols; uit Amboina 355
en geene andere dan Ncderlandsche schepen in en 2500 pikols. Op Java werd de oogst der erf-
de Molukken toegelaten (St. 1827 n°. 80): in af- pachtslanden over 1897 gerekend op 26 pikol
wijking van het beginsel der Comp. zou echter nagelen, en van 2 particuliere landerijen op 62125
naar hel verkrijgen van de hoogst mogelijke pro- kilogram. Als men bedenkt, dat de jaarlijksche we-
ductie gestreefd, en daardoor aan de bevolking reldproductie 6—B millioen kilogr. bedraagt, dan is
meer geldelijk voordeel verschaft worden. Bij de bel duidelijk hoezeer dit kostelijk product onzer
Reg. Kegl. van 1830 (art. 82) en 1836 (art. 70, „Specerij-eilanden" verwaarloosd is. Het is niet on-
106) werd bepaald dat zonder 's Konings machti- mogelijk, dat in de toekomst de kruidnagelteelt in
ging geen verandering in het stelsel mocht wor- de Molukken weder van beteekenis zal worden
den aangebracht; het Keg. Regl. van 1854 bevatte en het verloren terrein zal herwinnen. Dit is slechts
geen dergelijke bepaling, terwijl de wet van 8 eene kwestie van kapitaal en van energie. De
Sept. 1853 (St. 1854 n". 46) reeds het verbod Moluksche nagelen worden in den handel nog
van de vaart in de Molukken had opgeheven- steeds verkozen boven de Pemba-Zanzibar-waar,
een maatregel die weinig baatte, daar de vreemde en daar te lande schijnt het, dat de cultuur in
schepen, ten gevolge van de verplichte levering moeielijkheden zal komen wegens gemis aan arbeids-
der nagelen aan het Gouv., geen retourladingen krachten, zoodat in de toekomst op beter prijs voor
konden krijgen. (Zie I. A. Van der I.ith, Ned. dit product te rekenen is, en dat is wel de eerste
< 1.-Indië, 11, bl. 152). voorwaarde voor het herstel der nagelcultuur. Zoo-
Spoedig daarna werd ook daaraan een einde lang echter Zanzibar nog overproductie heeft en de
gemaakt err het geheelc stelsel opgeheven. Niet- prijzen zóó laag zijn dat het nauwelijks de moeite
tegenstaande de geringe betaling aan de bevol- van plukken loont, behoeft men op het verafge-
king, leverde de cultuur voortdurend aan het Gouv. legen Ambon niet aan concurrentie te denken.
verlies op, zoodat, naar men berekende, het pikol In IS9B is te Amsterdam en te Rotterdam eene
nagelen, dat in 1563 tegen ƒ16,12 5 verkocht werd. termijnmarkt voor kruidnagelen opgericht, hetgeen
der Regeering op ongev. ƒ4O te staan kwam. Bij reeds eene verlevendiging van den handel ten
St. 1563 n°. 169 werd de verplichte teelt en leve- gevolge heeft.
ring der nagelen met I°. Jan. 1864 afgeschaft, Door de ml. bevolking worden de nagels wei-
maar als overgangsmaatregel zouden tot uit. Dec. nig als specerij gebruikt; een eigenaardige tak
1868 de nagelen, die de bevolking vrijwillig in- van industrie, door sommige Christen-inlanders op
leverde, door het Gouv. tegen bepaalden prijs wor- Ambon uitgeoefend, is het nabootsen van allerlei
den aangenomen. Met dien datum staat de nagel- voorwerpen, huizen, schepen, enz., in kruidnagelen,
cultuur geheel buiten bemoeiing van het Gouv. waartoe de bloemknoppen, voordat zij gedroogd
Lang te voren was het natuurlijk monopolie, zijn, met dunne draden aan elkander worden ge-
NAGELEN (KRUID-), NAGELCULTUUR.
— NANAS. 7

regen. Ook plegen de Ambonsche dames uit kleu- volle tevredenheid der Regeering; in 1831 ver-
rige veertjes en plantenmerg kruidnagelboompjes zocht hij ontslag en keerde weder naar Nederland
kunstig natebootscn. terug, om in 1836 opnieuw naar Indië te ver-
Zie Van Gorkom, De 0.-I. cultures, II; bis- trekken, ditmaal als Raad van Indië en Generaal-
schop Grevelink in Ind. Gids, 1881, I, bl. 796. Majoor titulair. Ziekte noopte hem echter na 3
NAGHA. Alf. Men. /.ie SANA. jaren Indië voor goed te verlaten; hij ontving 2
NAHUYS VAN BURGST. (HUIBERT GE- jaar later op verzoek zijn eervol ontslag uit's lands
RARD Baron) Geb. 28 Maart 1752 te Amster- 'dienst en vestigde zich op de heerlijkheid Burgst
dam uit het huwelijk van C. de Saint Amant met bij Breda, waar hij 12 Jan. 1858 overleed. Nahuys
Mr. I. C. Nahuys. Na te Harderwijk gestudeerd was Commandeur Ned. Leeuwen Ridder Mil. Wil-
te hebben, promoveerde hij daar in Nov. 1803 lemsorde. Hij gaf belangrijke geschriften over Ned.-
na verdediging van een proefschrift: „De elïectu Indië uit; met name: Brieven over Bencoolen,
pactionum et transactionum in jure criminali" tot Padang, enz., Breda 1826, 2' druk 1827; Verza-
doctor in de beide rechten, oefende aanvankelijk meling van ofïïcieele Rapporten betreffende den
de rechtspraktijk te Amsterdam uit, doch vertrok oorlog op Java, IV Dl., Deventer 1835; Beschou-
op het laatst van 1805 naar Batavia als Raad van wingen over Ned.-Indië, 's Grav. 1847, 2C druk 1848.
financiën en domeinen, behoorende tot de com- Zie: Herinneringen uit het openbare en bijzon-
missie van Elout en Grasveld. Daar deze Com- dere leven van Mr. 11. G. Baron Nahuys v. Burgst,
missarissen-Generaal door Koning Lodewijk Napo- 1852. (Niet in den handel).het eiland Timor, be-
leon werden teruggeroepen, keerde ook Nahuys NAITIMOE. Staatje op
in 1807 naar het moederland terug; in 1809 werd hoorende tot de onderafd. Bcloe der afd. Timor
hij door den Koning weder naar Indië gezonden van de gelijknamige residentie.
om depêches aan Daendels overtebrengen. Deze NAJA. REPTILIA, OPHIDIA, Coluhridat, Ela-
benoemde hem tot Commissaris en inspekteur der pinae. Zie OELAR, BRILSLANG en SLANGEN.
wegen en posterijen en belastte hem daarna met NAJADEN = Unionidcn. Zoetwatermossclen, die
de administratie van een groot deel der houtbos- over de geheele aarde verspreid zijn, evenals de
schen, in welke betrekking hij zich op verschil- Cycladidae, waartoe in noordelijke streken de Erw-
lende wijzen verdienstelijk maakte en gelegenheid tenmossel, in tropische Cyremi behoort. Zie verder
vond twee inlandsche prinsen te redden, die op SCHELPDIEREN.
last van Daendels ter dood gebracht zouden wor- NAKA. Alf. AMB. Zie NANGKA.
den. Bij de verovering van Java door de Engel- NAK-NAK. N. G. 4 R. Zie TJAMPEDAK.
sehen werd Nahuys, die zijne diensten aan den NAKWA. Alf. Amb. Zie AREN.
Gouv.-Gen. Janssens had aangeboden, krijgsgevan- NALA. Alf. Amb. Zie SANA.
gen gemaakt en naar Bengalen en vervolgens naar NALENG LAKOE. ATJEH. Zie AI.ANG-
Engeland gevoerd, waar hij verbleef tot hij in 1813 ALANG.
uit de gevangenschap ontslagen werd. In Nederland NALOEAN. Tid. Bom. Zie BAKOE en KEN-
teruggekeerd werd hein in 1814 opgedragen de DÈK.A.
komst van Nederlandsche troepen op Java voortebe- NALOL. ALF. AMB. Zie SANA.
re'tden; schipbreuk en de latere politieke gebeurte- NAM-NAM. Mal., Jav. en Soend.; POEKI
nissen verhinderden zijn vertrek. Dij nam,als majoor ■\Nl>|l\'G ook MAL. onfatsoenlijker ANDJING-
bij den staf van Chassé, deel aan den strijd tegen ANDÏING. POEKIJANDJENG, Mak.; NAMOE-
Napoleon in 1815; daarna bood hij zich aan om NAMOE, Mal. Mol.; KENDIS, Alf. Men.;
op eigen kosten naar Java te vertrekken ten einde NAMO-NAMO, Tfkn.
de spoedige komst van Comm.-generaal aantekon- Cynomctra canlijlora L., onderfam. Caesalpina-
digen en voor de huisvesting, enz. der te verwach- ceae, fam. Lcguminosai. Boom van Z.-Azië. De
ten troepen te zorgen en bewees daarbij den lande vruchten worden rauw en toebereid gegeten.
groote diensten. Zeer spoedig daarna werd Nahuys NAMOEDALE. Zie BAA.
tot resident van Djokjakarta benoemd, waar hij NAMOE-NAMOE. Mal. Mul. Zie NAM-NAM.
weldra grooten invloed verkreeg, ook ten gevolge NAMO-NAMO. Tem. Zie NAM-NAM.
van de omstandigheid dat een der door hem ge- NANAA of NANAAN.. ALF. Amb. Zie TJAM-
redde prinsen, Pangeran Pakoe alam, bij de min- PEDAK.
derjarigheid van den Sultan met het regentschap NANANKAAN. Soend.; DAOEN GENDONG
belast was. Nahuys, die in 1818 tijdelijk als Com- ANAK, Bat. Mal.; PATIKAN, Jav.
missaris van het Gouv. ter kust van Bornco op- Euphorbia pilulifera L., fam. Euphorbiaceae.
trad, was niet alleen te Djokjakarta maar ook te In alle tropische gewesten voorkomend kruid, in
Socrakarta met veel beleid werkzaam; in 1823 Indië als inlandsch geneesmiddel in gebruik; ook
laadde hij echter het ongenoegen van den Gouv.- in Europa als middel tegen asthma aangewend.
Gen. Van der Capellen op zich, ten gevolge van NANAS. Jav. en Mal.; DANAS of GANAS,
het aandeel dat hij in de landvcrhuur (Zie aldaar) Soend.; NANÉ,Menangk.; HONAS, Bat.; ANE,
genomen had; hij verzocht zijn ontslag en ver- Atjeh; KANAS,Daj.; MAKA,Tn>. Bom.; PAN-
trok naar Nederland doch keerde weldra naar Java D _JG RAPO, of P. NIKANRE, Mak.: TOEIS,
terug en werd in Aug. 1827 benoemd tot resident Au. Men.; NANASI, 801. Mom:.; NANATI,
in Soerakarta en commissaris in Djokjakarta. Mede Goront.; MANILMAP, N. G. 4 R.; ANASOEL,
aldaar onderscheidde hij zich zeer tijdens den KAMPALA of KAINASOE, Alf. Amb.; BANG-
opstand van Dipa Negara; na de beëindiging GALA of BANGKALA, Amb. Kam.; ESNE,
daarvan werd hij mei Merkus en Van Seven- Amb. Kis.
hoven in commissie gesteld om de Javaansche Ananassa sativa Lindl., fam. Bromeliaceae.
vorsten te bewegen een gedeelte van hun gebied De ananas-plant. Kruid uit tropisch Amerika, thans
aftestaan. Ook hierin,— evenals bij de gevangen-
neming van den Socsoehoenan, die over dien af-
tusschen de keerkringen algemeen gekweekt; komt
er ook verwilderd voor. Zoo huishoudelijk als ge-
neeskrachtig eene plant van groote waarde. De
stand ontevreden was, — handelde Nahuys tot
8 NANAS. — NANGKA.

ook in Europa welbekende vruchten worden ge- van gelegen regentschap Sleeman, terwijl de grens
geten en van de bladvezels wordt een sterk wit met het Noordelijk van dit regentschap gelegen
garen verkregen, dat op sommige plaatsen bij het regentschap Kalibawang gevormd wordt door de
weven in gebruik is. Als een substituut voor vlas Kali Poeroe, een zijtak van de K. Sanga of Songgo.
heeft de ananasvezel wellicht de meeste waarde Van Nanggoelan strekt zich het tamelijk steile en
van alle Indische vezels, is althans zeker de fijnste zeer romantische „Westelijke grensgebergte" Weste-
en meest glanzende. Van het conserveeren dei- lijk uit tot aan de grens met Bagelen, Noordelijk
vruchten wordt in Ned.-Indië nog te weinig werk over Kalibawang tot aan de grens met Kedoe.
gemaakt; wel is op sommige plaatsen de cultuur Achtereenvolgens draagt dit gebergte den naam
belangrijk, b. v. in de noordelijke helft der resi- van Kelir- of Koelon-Praga-gebcrgte, Tjatjabansch
dentie Riouw, vanwaar jaarlijks honderdduizenden gebergte en Gebergte van Menoreh. Aan den voet
aan de markt te Singapore worden gebracht, om van dit gebergte vindt men in dit regentschap
daar geconserveerd en naar Europa en Australië een tertiair grondgevormte, bestaande uit ver-
verscheept te worden. Bernelot Moens nam te weerde kleisteenen en mergels, in Verbeek en
Bandoeng welgelukte proeven om wijn en likeuren Fennema's Geologie van Java aangeduid als „Nang-
uit ananas-sap te bereiden. De plant wordt ook goclan-formatie", welke — gedeeltelijk blootlig-
gebezigd tot omheining van tuinen; in de nabij-
heid van hoofdplaatsen wordt zij ook op 't veld
gend — behalve versteeuingen welke op Java
zelden worden aangetroffen, een koollaag bevat,
gekweekt; in 't Buitenzorgsche groeit vooral een die indertijd aanleiding heeft gegeven tot eenige
kleinere, zeer geurige variëteit, minder waterrijk boringen; technische waarde hebben deze steen-
en lichter gekleurd dan de gewone ananas; zij of liever gezegd bruinkolen niet, doordat de hoe-
staat bekend onder den naam Nanas Bogor. danigheid te slecht is; niettemin zijn zij bij gebrek
Het is een ooft, dat met voorzichtigheid dient aan brandhout toch vcor deze streek van eenig
gebruikt te worden de onrijpe ananas is bepaald gewicht. Wat uit een archeologisch gezichtspunt
schadelijk en geldt als abortivum. van belang is in dit regentschap, vindt men in
NANASI. BOL. Mono. Zie NANAS. de gedaante van verschillende beelden op het erf
NANAS SABRANG. Mal. Op Java duidt men der regentswoning ter hoofdplaats vercenigd. Na
tegenwoordig met dezen naam aan de als vezel- het einde van den Java-oorlog werd in 1830 de
planten ingevoerde Sisal-henncp (Agave rigidd) prins Wira Goena ter belooning voor zijne dien-
en Mauritius-hennep (Feurcroya giganten). Laatst- sten bij de gevangenneming van Kjaï Madja met
genoemde heet ook „groene aloë", in tegenstel- Nanggoelan beleend; toen hij zich evenwel in
ling met de gewone of blauwachtige aloë (Agave 1833 ongetrouw betoonde en met afval en opstand
americand). dreigde werd dit gebied onder het onmiddellijk
NANATI. GORONT. Zie NANAS. gezag van het Ned. Gouv. gebracht. Volgens eene
NAN BON. N. G. NOEMF. Zie SIRIH. andere lezing kwam het reeds in 1830 onder het
NAN DAIM. N. G. NOEMF. Zie SIRIH. beheer van het Ned. Gouv. met het doel om met
NANDI. Aan Ciwa als den levenschenker werd de inkomsten van het land eenige vorderingen,
de met machtige teelkracht toegeruste stier gewijd, welke dat Gouv. ten laste van den Sultan van
die onder den naam nandi als zijn drager werd Djokjakarta had te verevenen; waaraan in 1851
gedacht en vaak zelfs in zijn plaats werd aange- een einde kwam, toen het land onder het gezag
roepen; steeds is hij liggende afgebeeld en bezit van dien vorst terugkeerde. Het telt thans 16
hij de vormen van den zeboe, het gebulte Indi- districten: Kedoenggoebah, Temangal, Wadas,
sche rund. Grigah, Wonorcdjo, Kenteng, Poendak, Kamal,
NANE. Mak. Zie TANDJOENG. Djatingaran, Nangoelan, Selomirah, Pering, Piipih,
NANÉ. MeNANGK. Zie NANAS. Tjebongan, Kedoenggiring en Sermo. Europeesche
NANGGOELAN !). Een tot het Sultansgebied landbouwondernemingen worden er niet in aan-
behoorend regentschap in de residentie Djokja- getroffen.
karta, gelegen aan den rechter (westelijken) oever NANGGOELAN. District van het tot het Sul-
van de Piaga en dus behoorende tot de Koelon- tansgebied behoorende regentschap Nanggoelan,
Praga of Mataram-koclon. Op 23 Febr. IS6I is residentie Djokjakarta.
dit gebied hevig geteisterd door bandjirs en aard- NANGGÖENG. Oost-Java. Zie AREN.
stortingen. De hoofdplaats is gelijknamig en ligt NANGKA. Mal. en Soend.; NONGKA, Jav.;
op een afstand van 15 a 16 palen van Djokja PINASA, Bat.; NANGKA of MANGKA BOE-
aan de reeds genoemde rivier Praga, die de grens POER, Alf. Men.; RAPO TJIDOE, Mak.: AMO,
vormt van dit regentschap met het Oostelijk daar- Tem.; ANAAL of NAKA, Alf. Amb.; BA PA-
NA 11. Atjeh; NANGKAH-NANGKAHAN,Mad.;
i) De medewerker die van hier af de artikelen TÉWÉLAK, Amb. Wat.; PANASA, Boeg.
over de afdeelingen, regentschappen en distric- Artocarpus integrifolia L., onderfam. Artocar-
ten van Java en Madoera schreef, betuigt gaarne pcae, fam. Urticaceae. In Ned.-Indië algemeen
openlijk zijn dank aan den Heer Luit.-Kolonel gekweekte boom, waarschijnlijk op Java tehuis be-
J. J. K. Enthoven, chef van het topographisch hoorend. Hij bevat een hard, vast, geel hout, dat
bureau Ie Weltevreden, voor de inlichtingen voor meubelen en gereedschappen dient. De bel-
hem door Z.H.E.G. verstrekt aangaande de opper- len der sapies worden op Java bij voorkeur van dit
vlakte-cijfers der Javaansche en Madoereesche hout vervaardigd. Hoewel sterk, is het toch niet
districten, wier vermelding in den Reg. Alm. zeer duurzaam, en daarom minder voor huisbouvv
voor 1899 niet altijd overeenkwam met die in geschikt. In den handel heet het wel Jacqueira-
de planimetrische tabel van 1895, hoewel na hout. Soort. gew. = 0,635. De aan den stam
de metingen van laatstgenoemd jaar ter zake groeiende vruchten zijn door de inlanders zeer
geene andere meer hadden plaats gehad, — wat
geleid heeft tot het verder uitsluitend bezigen
gezocht. In de Minanasa wordt het melksap op
stukjes hout gesmeerd, die, op in vrucht staande
der cijfers van bedoelde tabel. G. A. N. S. boomen bevestigd, moeten dienen om kleine vogels
NANGKA. — NATAL. 9

te vangen; dit gebruik van het sap om vogels te chouli riekende wortelstok van eene valeriaan-
vangen vindt men ook elders (Java, Sumatra): soort uit Nepal, Nardostachys Jatamansi DC;
het sap wordt ook als plakmiddel gebruikt. Be- uit deze werd de reeds oudtijds beroemde nardus-
halve het vrij harde, fraai gele vruchtvleesch worden zalf bereid. Tegenwoordig verstaat men in den
ook de pitten, gekookt of geroosterd, gegeten. handel onder nardusolie eene soort grasolie. (Zie
NANGKABOEBOER. Ai.f.Mf.n. Zie NANGKA. Dl. I, bl. 601).
NANGKAH-NANGKAHAN. Mad. Zie NANG- NARIT. Zie TANGGO-LIPPO.
KA. NARWASTOE. Mal. Zie AKAR WANGI.
NANGKA WELANDA. Mal. ; NANGKA WA- NASEUS. Zie GALAK KARANG.
LAN DA, MANDAI.IKA, SoEND.; NONGKA NASIK-NASIK of ('.KLAM TIKOES, Mal.;
LONDA, N. SABRANG, Jav. SOFO MANJI-MANJI, Tem.
Anona muricata Dun., fam. Anenaceae. Alge- Misschien eene soort van Solarium L., zeker niet
meen tusschen de keerkringen gekweekte boom, de gewoonlijk daarvoor opgegevenJJartusperlartus
van Z.-Amerika afkomstig. De groote rinsche vruch- Lom., fam. Solanaceae. Heester uit de Molukken
ten, bij Europeanen onder den naam van zu in- met kleine witte bloemen en witte braingestreepte
zak bekend, worden gegeten; Europeanen gebrui- eetbare bessen. De bladeren worden door inlan-
ken gewoonlijk alleen het gezeefde vruchtsap, met ders uitwendig bij mazelen aangewend om het
wijn of cognac vermengd. jeuken te verminderen.
NANGOEI. Varken, volgens de Orang mamak NASSAU-EILANDEN. Zie MENTAWEI-
tusschen de Kwantan en de Tjiinako eene bijzon- EILANDEN, Dl. 11, bl. 49^-
dere soort, afwijkend van de gewone; zij komen NASSI. Zie BABI.
op bepaalde tijden uit het bosch naar de velden NASSI. Zie RIJST.
en worden dan in grooten getale gevangen in NATAL. Zuidelijkste afd. van de res. Tapa-
kuilen en strikken. Voor de bewoners dier stre- noeli, onder een controleur te Natal, 134 D kilom.
ken is deze tijd een feestelijke periode. Een skelet oppervlakte, grenst ten Z. aan Ajer Bangis; ten
van den kop naar het Leidsch Museum van Nat. O. aan Groot-Mandeling en Batang Natal en aan
Historie gezonden, bleek behoord te hebben aan Angkola, waarvan het door de Batang Gadis ge-
een jong exemplaar, waardoor de soortbepallng scheiden wordt, tot de Zuidelijke ombuiging van
onmogelijk was. die rivier; ten N. aan Angkola; ten W. aan de
NANI. Nania vera Miq. {Mctrosideros sp.), fam. Indische Zee. Op de O. grens is de hoogste top
Myrtaceae. Een hooge boom die op Celebes en de Sidoar-doar, vanwaar zich eene keten in de
de Moluksche eilanden groeit en het zg. Moluk- richting langs den linkeroever van de Batang
sche ijzerhout of Minahasa-ijzerhout levert. Gadis uitstrekt; uitloopers daarvan en van de
Het is donkerbruin, zeer hard en zwaar, vast van Sikadoedoek vormen hel heuvelachtig binnenland.
weefsel, taai, tegen insecten, ook tegen den paal- De kustlandcn zijn meerendeels moerassig; duin-
worm, bestand, uiterst duurzaam, zoowel te water rugjes langs de kust, van 2 tot 3 meter hoog en
als boven en onder den grond; een uitstekend met casuarinen begroeid, zijn hoofdzakelijk de
bouwmateriaal vooral in den vorm van balken oorzaak van den onvoldoenden afvoer van het
en palen, ook voor den inlandschen scheepsbouw rivierwater en van de moerasvorming, die vooral
gezocht. Soort. gew. = 1.340. Niet te verwarren het Noorden van deze streek ongezond maakt.
met andere ijzerhoutsoorten van de Minahasa, als De reede is open en gevaarlijk door de sterke
Afzetia, Homalium en Wallaceodendron. N.W. winden die er gedurende elke maansveran-
NANIA. Zie NANI. deiing waaien; de schepen verkiezen daarom eene
NANIRI. Mak. Zie BATATA PANTÉ en ankerplaats achter het eiland Kara Kara, in 6 of
heeft vele rivieren, waar-
KANGKOENG. 7 vadem water. Het land
NANJA. N. G. 4 R. Zie KANARI. van de voornaamste zijn, in het Z. beginnende,
NANOESA-EILANDEN. Eilanden-groep, ge- de Batahan, de Batang Natal die op de Sorik
legen ongev. 40 35' N.B. en 1270 5' 0.L., en be- Berapi ontspringt en door een dwarsdal vol woest
staande uit de eilandjes Karata, Karaton, Meng- natuurschoon eerst door Batang Natal van de
ampit, Mcngnoepoc, Itata, Onrata en Marokka. onderafd. Gr.-Mandeling stroomt en bij Locboek
In 1888 waren alleen Karaton, Mengampit en Ab;u-oc in het Natalsche komt; de rivier is tot
Mengnoepoe bewoond; het getal der bewoners bij Sikambo, 22 kilom. opwaarts voor zeven-
werd op ongev. 1000 personen geschat, allen hei- kojang's-prauwen bevaarbaar, verderop voor kleine
denen. De eilandjes zijn vooral aan de '/..- en 0.- sampan's; het inkomen van de monding is door
------kust door riffen omringd; alleen bij Karaton wordt een bank zeer bezwaarlijk: ten N. van de Batang
een goede ankergrond aangetroffen. Op Mengam- Natal de Koenkoen, de Taboejoeng, de Singkoeang
pit verheft zich een ongev. 230 m. hooge heu- (benedenloop van de Batang Gadis) die allen ge-
vel; Karaton is vlak, doch op de N.kust zijn enkele lijknamige districten doorstroomen.
heuvels ongev. 60 m. hoog. De producten der De dun gezaaide bevolking bestaat voorname-
eilanden bestaan uit maïs, klappers, pisang, ijzer- lijk uit Maleiers, grootendeels gevestigd langs den
hout (?), bananen en een aardvrucht, door Wiibben grooten weg in het dal van de Batang Natal en
C é t é genoemd. Ebbenhout komt er ook voor. Zie op eenige kleine plaatsjes aan de mondingen der
Ebbinge Wübben, Die Nanusa-Inseln; in I'etei- rivieren. Van het binnenland is slechts een klein
mann's Mitth. XXXIV, 1888. gedeelte in het N. bewoond, waar een Btal neder-
NAOE. N. G. Noemf. Zie AREN. zettingen zijn. Het totaal der werkbare mannen
NAPOE. Zie PALANDOKII. bedraagt ±4000. De groote weg van Natal, langs
NAPOERAN. Bat. Zie SIRIH. den rechteroever der rivier, is voor voertuigen
NARA. Alf. Amb. Zie SANA. bruikbaar; een paardenpad loopt langs de kust,
NARASETOE. Mal. Zie AKAR WANGI. van Batahan tot Singkoeang; verder enkele voet-
NARAWASTOE. Mak. Zie AKAR WANGI. paden. De rijstbouw staat op een lagen trap, en
NARDUS. De Indische nardus is de naar pat- geschiedt hoofdzakelijk op ladangs; de bevolking
10 NATAL. — NATOENA-EILANDEN.
aan de kust leeft hoofdzakelijk van de vischvangst dit de andere Natoena-eilanden. Van de 10.000
en van de opbrengst der nipahbosschen. De hoofd- bewoners van Boengoeran zijn 300 orang laoet,
plaats Natal, aan den rechteroever bij de mon- menschen van de zee, visschers die op de W.kust
ding der Natal-rivier, is de zetel van den contro- in kampongs gevestigd zijn, maar op zee leven
leur. Natal is de meest Noordelijke plaats op zoolang het op de golven nog maar even houd-
Sumatra's Westkust waar een Gouv. zoutpakhuis baar is; de overige bewoners zijn Maleiers en Chi-
is. De hoofdplaats voert een vrij levendigen han- neezen. Op Boengoeran wonen geen Chineezen; de
del met Singapore in binncnlandsche producten. meeste kampongs liggen langs de kust en de beste
Er lag vroeger eene kleine bezetting in een stee- wegen volgen het zandstrand. De taal, en dit geldt
nen fortje dat uit den tijd van het Engelsch be- ook voor de andere eilanden der Natoena-groep,
stuur dagteekcnt, en waarvan thans nog, in ver- bevat vele woorden die aan het Riouw-Maleisch
vallen staat, wallen en muren aanwezig zijn. vreemd zijn en men spreekt met een afwijkend
Administratief is de afdeeling verdeeld in 6 distric- dialect. Op groote schaal worden klappers ge-
ten: Natal, Batahan, Koenkoen, Taboejoeng, Sing- kweekt; de O.kust van Z. tot N. en de geheele
koeang en Linggabajoe, allen met gelijknamige N.O.kust is ter breedte van 250 meter met klapper-
hoofdplaatsen, behalve laatstgenoemd district welks boomen omzoomd. Tusschen de riffen wordt ge-
hoofdplaats Tapocs heet en dat nog 3 onderdistric- vischt, 's avonds bij toortslicht met de vischlans. In
ten heeft: Simpang gambir, waareen Europeesch vele kampongs bouwt en herstelt men prauwen.
opziener is gevestigd, Bangko en Batoe Gadjah. De runderen worden uitsluitend als melk- en slacht-
Ongelijk bezoldigde hoofden, met verschillende ti- vee gebruikt. Het huwelijk in den stam is geoor-
tels zijn de inlandsche dragers van het gezag. De loofd; de getrouwde dochter blijft meestal eerst
regenten van Natal hebben zich reeds in 1693 aan in de woning der ouders; de schoonzoon helpt
de Ned. 0.-I. Comp. verbonden en het rijkjc werd het huis vergrooten. De mannen zijn groote lief-
toen een onderhoorigheid van Baros. hebbers van het, door het Bestuur verboden, dob-
NATICA ALBUMEN en MAMMILLA. Zie belen ; de kinderen spelen met priktollen, voet-
EIERDOOIER. ballen van gevlochten rotan en met vliegers. De
NATOENA-EILANDEN. Behoorende tot de bevolking staat rechtstreeks onder orang kaja, die-
Poeloe Toedjoeh, in de Chineesche Zee tusschen
het Maleische schiereiland en Borneo (afd. van
ondergeschikt zijn aan den emir. — In grootte
volgt op dit eiland Sedanau, ten Z.W. daarvan
de res. Riouw en onderhoorigheden), liggen tus- gelegen; de Z.punt vormt op zichzelve een eiland,
schen 2° 28' en 40 56' N.B. en 1070 57' en hoewel de scheiding tusschen de beide gedeelten
1080 15' 0.L., zijn onderscheiden in de Groot- slechts een smalle, alleen voor roeibooten bevaar-
Natocna-, de Noord-Natoena- en de Zuid-Natoena- bare geul is. De wakil of emir, die aan het hoofd
eilanden, bestaan volgens de lijst behoorende bij van den geheelen Archipel staat, onder directe
het suppletoir contract van 19 Aug. 1864 uit 38, bevelen van den onderkoning te Pcnjingat, resi-
6 en 11, dus samen uit 55 eilanden. Geologisch deert op Sedanau, dat zelf bestuurd wordt door een
houdt de groep verband met N.W. Borneo aan penghoeloe die ondergeschikt is aan den wakil.
den eenen en met het Maleische schiereiland aan De bevolking is Mohammedaansch. Hoofdmiddel
den anderen kant, omdat ook daar de bodem uit van bestaan is ook hier de klappercultuur; van
graniet is opgebouwd; uit dien hoofde kan men ecnig belang is mede het vlechten van matten en
deze eilanden beschouwen als pilaren die in de de schildpadvangst.
ondiepe Chineesche Zee zijn blijven staan, tijdens Volgens eene door het inlandsen bestuur ge-
de samenhang van het geheel verbroken werd. maakte lijst zou Boengoeran omringd zijn door
Een nauwkeurig geologisch onderzoek is uit een 53 eilanden, terwijl de oflicieelc lijst er 38 op-
wetenschappelijk oogpunt zeer wenschelijk en zal, noemt, Midai inbegrepen. Ook de Duperré-groep,
in aanmerking genomen de reeds verkregen resul- waarvan enkele eilanden bewoond zijn, behoort
taten bij een oppervlakkigen doortrek, wellicht tot die omringende eilanden. De inlandsche namen
de aanwezigheid van ontginbare metalen en mine- komen met die der zeekaarten meestal niet over-
ralen aanwijzen. De oorspronkelijke bevolking, die een. Gedurende den N.O. passaat is de gemeen-
hoofdzakelijk in de vischvangst haar bestaan vond schap der eilanden onderling verbroken; hier en
en telkens van woonplaats veranderde, is vroeger daar, b. v. op de eilanden Pandjang en Pandak
door de veelvuldige rooftochten der Ilanoen-zcc- ten N. van Boengoeran is de bevolking genood-
roovers, die jaarlijks vele bewoners als slaven zaakt hare woningen tijdelijk met hooge paggers
wegvoerden, genoodzaakt geweest de kleinere tegen het instuivende zeewater te beschuiten.
eilanden te verlaten en zich op de grootere in De Noord-N atoena-eilanden, ten W.
kampongs te vereenigen; thans, nu daar geen van de voorafgaande groep, door de inlanders
Ilanocn-zeeroovcrs meer zijn, vindt men ook de naar het hoofdeiland Poelau laoet gehceten, be-
kleine eilanden bevolkt. staan meerendeels uit klippen; het vaarwater is
Van deGroot-Natoena-eilanden is Boeng- zeer gevaarlijk: in de kampongs vindt men aller-
oeran het grootste, tevens het uitgestrektstc van wege scheepsmeubelen en menig huis is uit wrak-
dezen Archipel, 70 kilom. lang en 46 breed. In hout opgebouwd. Vroeger jaren bood deze eilan-
het '/.. des cilands snijdt een zeeboezem in vcr- dengroep aan zeeroovers een veilige schuilplaats.
eeniging met het water der Soengei Bindjei het De bevolking, 900 zielen sterk, voedt zich voor-
land zóó diep in dat op 350 meter na een klein namelijk niet sago en met vruchten van den
afzonderlijk eiland wordt gevormd; over een weg broodboom.
van dwarshouten trekken de visschers hier hunne liet bovengenoemde Midai, het eenige stukje
prauwen uit zee in de rivier; de kampong aan land in de groote kom tusschen de Anainbas-,
zee daar ter plaatse heet uit dien hoofde Pcnarik. de Natoena- en de Tambelan-eilanden, wijkt in
Boengoeran is een heuvelachtig eiland met ver- gesteldheid van de meeste andere eilanden af,
scheidene hooge toppen, o. a. de Bedoeng en de die uit rotsblokken bestaan, met een dunne humus-
Ranai; vulkanisch is het eiland niet, noch zijn laag; het heeft nl. een vruchtbare, bruine kleilaag;
NATOENA-EILANDEN. — NEDERBURGH. (Mr. SEBASTIAAN CORNELIS). 11

deze bevoorrechting is oorzaak geweest dat de NELIS) Geb. te 's Gravenhage 7 Maart 1762 uit
250 orang laoet, die vroeger de eenige bewo- het huwelijk van Mr. H. Nederburgh, pensionaris
ners waren en klappers teelden, enkele Maleiers van Rotterdam en D. A. Sprayt; studeerde te
zagen opdagen, spoedig door meerdere gevolgd, Leiden en promoveerde aldaar 17 Sept. 1782 in
wier aantal thans ongeveer even groot is, en een de beide rechten na verdediging eener dissertatie
hoofdgeld moesten betalen. „de violenta jurium defensione", en werd in 1787
Oostelijk van Midai ligt de Zu i d-N atoe na- eerst tot 2en advokaat, en nog in hetzelfde jaar-
groep, waarvan de eilanden Soebi en I'andjang tot l en advokaat der 0.-I. Comp. benoemd. Op
de voornaamsten zijn; 't laatstgenoemde en de voorstel der Staatscommissie, in 1790 in het leven
daarbij gelegene kleinere eilanden zijn geheel in geroepen om middelen tot redres der 0.-I. ('Olllll.
cultuur gebracht en vertoonen groote bosschen te beramen, werd in 1791 cene Hooge Commissie
van klapperboomen, hoofdzakelijk door Maleiers benoemd om in Indië de noodige hervormingen
onderhouden. Het grootste gedeelte van (groot intevoeren; ook Nederburgh verkreeg daarin zit-
en klein) Soebi bestaat uit koraalbodem met zand ting en werd 23 Mei 1791 aangesteld tot com-
bedekt; de bevolking uitsluitend Maleiers en 500 missaris-generaal over alle Comp. bezittingen in
personen sterk, is door groote sterfte zeer ge- Indië en aan de Kaap de Goede Hoop (zie l-'RY-
dund; een parelbank ten Z.O. van het eiland zal, KENIUS). Den Nov. 1793 te Batavia aange-
wanneer de middelen tot ontginning aanwezig komen, bleef Nederburgh tot 1799 in Indië, toen
zijn, misschien blijken voordeel optelevcrcn. Ook hij, na bekomen eervol ontslag, zijne waardigheid
hier vindt men in de huizen vele voorwerpen ncderlcgde (28 Sept.). Over de werkzaamheid der
van gestrande schepen afkomstig. Hooge Commissie, die zich in 1795 met de Indische
Litteratuur: Kroesen, Aanteekeningcn(Tijdsein-. regeering tot eene „gecombineerde vergadering"
v. h. Bat. Gen. XXI, 1875); Netscher, De eilan- vereenigde, van welke Nederburgh president was
dengroepen in de Chin. Zee (aldaar XIV, 1864); (10 Dec. 1795), wordt algemeen weinig gunstig
Kiause, Mineralien und Gesteine aus Bunguran geoordeeld (zie COMMISSARIS-GENERAAL,
(Samml. d. geol. R. Mus. in Leiden, I, 5, 1898); Dl. I, bl. 362); Nederburgh ontving echter 17
en vooral Van Hasselt en Schwartz, De Poclau Nov. 1803 volkomen décharge door den Raad dei-
Toedjoeh (T. Aardr. Gen. 1898). Aziatische bezittingen en établissementen. In het
NATUURKUNDIGE COMMISSIE. Ingesteld vaderland teruggekeerd zag Nederburgh, die een
bij Kon. Besl. van 2 Mei 1820, op voordracht voorstander was van de beginselen van bestuur,
van den Minister voor het Publ. onderwijs, de door de Comp. gevolgd, zich weldra in een strijd
nationale nijverheid en de koloniën, ter bevorde- gewikkeld met D. Van Hogendorp (Zie aldaar),
ring van de kennis der natuurlijke gesteldheid die in verschillende geschriften eene lijnrecht
en der voortbrengselen der 0.-l. bezittingen. Van tegenovergestelde meening had ontwikkeld; van
de door deze Commissie uitgezonden personen groot belang voor de kennis der koloniale staat-
waren Nederlanders: Van Hasselt, Korthals, Van kunde door Nederburgh aangeprezen is zijn „Ver-
Oort en Forsten; Duitschers: Kuhl, Boïe, Macklot, handeling over de vragen, of en in hoeverre het
Muller, 1lonier, Sehwaner en Junghuhn; Fransch- nuttig en noodzakelijk zijn zoude, de 0.-I. bezit-
man: Diard. De meesten zijn in Indië overleden; tingen van deezen Staat, ofte sommigen derzelven
zoowel door veler ontijdigen dood, door onvol- te brengen op den voet der W.-I. volkplantingen"
doende regeling hunner werkzaamheden en door enz. 's Hage 1802. Zie ook zijne „Advertentie aan
het verloren gaan van vele verzamelingen en aan- zijne landgenooten betrekkelijk onderscheiden ge-
teekeningcn heeft de Commissie niet zeer geluk- drukte stukken .... uitgegeven op naam van D.
kig gewerkt. In 1850 werd zij op voorstel van Van Hogendorp", 's Hage 1802. In hetzelfde jaar
Temminck, den directeur van het Museum van waarin deze werken verschenen, werd hij (11 Nov.)
natuurt, hist., die al de benoemingen regelde, met Van Hogendorp benoemd tot lid der com-
opgeheven. Nu de weg voor het natuurkundig on- missie 0111 het Staatsbewind te dienen tot cons.
derzoek was aangewezen, kon dit op meer doel- en advies omtrent den voet en de wijze, waarop
treffende manier en minder kostbaar worden voort- in het vervolg de handel op 's lands bezittingen
gezet. (Vgl. H. J. Veth, De kennis der fauna v. in de 0.-I. zoude behooren gedreven en die be-
Ned.-Indië, 1879). zittingen bestuurd te worden enz.; het rapport,
NATUURKUNDIGE VEREENIGING. Zie door die commissie met een ontwerp-charter aan
GENOOTSCHAPPEN. het Staatsbewind ingediend, gaf hoofdzakelijk de
NAU. Zie MATIAN. zienswijze van Nederburgh terug, waarover Zie
NAU. Mal. Zie AREN. het artikel over Van Hogendorp, DL 11, bl. 47.
NAUCLEA. Zie ANGGRIT en BANGKAL. Nadat de commissie hare taak had volbracht, werd
Ook Gambir (1)1. I, bl. 535) werd vroeger tot Nederburgh benoemd tot lid van den Raad der
dit geslacht gerekend. Aziatische bezittingen (22 Maart 1804); daarna
NAUTILUS. Zie INKTVISSCHEN. (15 Juli 1806) tot staatsraad in buitengew. dienst
NAVA. Zie BABI. en tot vice-president van de commissie tot ver-
NAVELS. (VENUS- en ZEE-) Zie GASTE- evening en betaling van den achterstand (1807).
ROPODEN. Hij overleed 3 Aug. 181 1 op de hofstede Oost-
NAVICELLA. Zie GASTEROPODI.N. duin bij 's Gravesande. Behalve de aangehaalde
NAWA. Alf. Amb. Zie AREN. werken schreef hij: „Consideratien over de laca-
NAWAI. Zie ALANG. trasche en Prcanger-Rcgentschappen, Bat. 25 Nov.
NAWAL. Alf. Amb. Zie AREN. 1796; „Echte stukken betreffende het volbragt
N'DOROE. Zie SEPANDO. onderzoek der verrichtingen van de Generale com-
NECTARINIA. AVES, PASSERIFORMES, missie in den jaarc 1791 benoemd geweest" enz.,
I'ASSERES, Nectariniidae. Zie CIIESS, IIONIG- 's Hage 1803; „Request aan het Staatsbewind der
VOGELS en MANOEK. Bataafsche Republiek", Mei 1803. Voorts wordt
NEDERBURGH. (Mr. SEBASTIAAN COR- nog vermeld dat hij als lid van den Raad een
12 NEDERBURGH. (Mr. SEB. CORN.) — NEDERLANDSCH ZENDELINGGENOOTSCHAP.
een „Exposé succinct des Etablisscments Hollan- te Garoet en te Cheribon. In het laatste jaar ging
dais aux grandes Indes" opstelde, dat 28 Juni hij met verlof naar Nederland; na zijn terugkeer
1806 aan Koning Lodewijk werd aangeboden. in Indië was hij van Mei 1895 tot Dec. d. a. v.
Zijn kleinzoon, Mr. Sebastiaan Cornelis landraad-voorzitter te Modjokerto, en werd daarna
Herman Nederburgh, zoon van Mr. C. B. tot lid van den Raad van justitie te Batavia be-
Nederburgh en C. C. E. Gevers, geb. 9 Oct. 1828 noemd, welke betrekking hij nu nog bekleedt.
in den huize Oostduin bij 's Gravesande, studeerde Hij maakte zich zeer verdienstelijk voor de studie
van 1545 tot 1849 te Leiden, in welk laatste jaar van het recht in Indië door de stichting van het
hij 12 Juni op Stellingen in de beide rechten tijdschrift Wet en Adat, waarin velschillende be-
promoveerde. Na afgelegd examen te Delft werd langrijke artikels van zijne hand verschenen. Bo-
hij 20 Aug. 1851 benoemd tot ambt. I c klasse vendien verschenen bijdragen van Mr. I. A. Neder-
voor den dienst in Indië, en werd, te Batavia burgh in het Ind. Weekbl. v. h. recht, zooals over
aangekomen, 30 Dec. 1852 toegelaten ter alge- oud-Makassaarsch recht (n°. 1292—1294, 1296),
meene secretarie, waarna hij achtereenvolgens be- over pandelingschap (1419, 1420), aanmatiging
noemd werd tot referendaris (22 L'ebr. 1857), van titels (1440), priesterraden, speciaal op Z.-
secretaris van het Gouv. (31 Juli 1858) en inspec- Celebes (1478/1483, 1544; zie ook Recht in N.-
teur van financiën (2 Mei 1862). In 1867(5 Au g-) Indië, LXI) en uit de praktijk der rechtspraak
verwisselde hij deze betrekking voor die van resi- voor inlanders (1523). In 1898 werd hij benoemd
dent van Cheribon; 27 Aug. 1875 verkreeg hij tot off. orde Oranje Nassau.
buitenlandsch verlof en werd, na zijne terugkomst NEDERLANDERS. Zie VERDEELING DER
3 April 1878 benoemd tot resident van Djokja- BEWONERS VAN NED.-INDIË
karta, doch reeds 3 dagen daarna tot lid in den NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TER
Raad van Ned.-Indië aangesteld. Tijdens hij die BEVORDERING VAN NIJVERHEID. Zie
betrekking bekleedde, nam hij ook het ambt waar Dl. 11, bl. 440 en voorts bij KOLONIAAL MU-
van president v. h. bestuur v. d. Protestantsche SEUM.
kerk in N.-L (10 Juli 1878). Bij Kon. Besl. van NEDERLANDSCHE ZENDINGSVEREENI-
17 Maart 1884 eervol uit 's lands dienst ontsla- GING. Opgericht te Rotterdam in 1858, heeft het
gen, vertrok hij naar Nederland, waar hij zich te één zendeling te Meester Cornclis (Batavia), die
's Gravenhage vestigde; herhaalde malen was hij ook een post in Kra wang bedient, één in Buiten-
voorzitter van de Commissie belast met het afne- zorg, twee in Bantam, drie in de Preanger-Reg.,
men van het zoogen. groot-ambtenaars-examen en waarvan één in Soekaboemi, één in Tasik Melaja,
is sedert 23 Oct. 1895 lid Van het College van één in Bandoeng, en drie in Cheribon, één ter
Curatoren der Indische instelling te Delft. Den hoofdplaats, één in Indramajoe en één in Kadi-
22 en Aug. 1880 werd Mr. Nederburgh benoemd patèn (zie ZENDING).
tot ridder Ned. Leeuw. Tijdens zijn verblijf in NEDERLANDSCH-INDISCHEZENDINGS-
Indië stichtte hij in 1856 met den Heer C. De BOND. Nadat de eerste Zendings-conferentie op
Waal het Bijblad op het Staatsbl. v. Ned.-Indië. uitnoodiging van het Genootschap van In-
Belangrijke bijdragen tot de kennis van Ned.- en Uitwendige zending in 1880 te Batavia
Indië verschenen van zijne hand, zooals in het had plaats gehad, werd op de tweede Conferentie
T. v. N.-Indië over het muntwezen in N.-Indië in 1881 de Ned.-Ind. Zendingsbond gesticht
(Juni en Dec. 1876 en Febr. 1877); over het en door de Regeering erkend als rechtspersoon.
desabcstuur op Java (Juni 1877); en over de Sedert vergadert hij om de twee jaar, het laatst
onmondigheid v. d. Javaan ten aanzien van het van 20 tot 28 Aug. 1898 te Buitenzorg en te Depok;
grondbezit (Jan. 1878); benevens de afzonderlijk waarbij tegenwoordig waren zendelingen van de
uitgegeven geschriften: „Proeve van een onder- Ned. Zend: vereen., het Java-comité en de
zoek der middelen tot oplossing van het Atjeh- Neukircher Zend. Vereen., dus allen van
vraagstuk", 's Grav. 1886; „Die Proeve verdedigd Java, doch de Bond telt zijne leden in geheel
en nader toegelicht", 's Grav. 1887; „Tjilegon, Ned.-Indië, ook onder predikanten en leeken.
Bantam, Java. lets over des Javaans lasten en Het orgaan van den Bond is „de Opwekker",
zijne draagkracht", 's Grav. 1888; „Opium-smok- een blad aan de zending gewijd, dat sedert 43
kelhandel. lets over een middel om zonder eenige jaar bestaat en twee keer 's maands uitkomt. De
kosten, verlies of winstderving voor de schatkist, zendeling A. De Haan (Buitenzorg) is thans redac-
en zonder eenig ander ernstig bezwaar of gevaar, teur (zie ZENDING).
den opium-smokkelhandcl op Java en Madura Bronnen: Overzichten van de Zendings-confe-
zeer belangrijk te verminderen", 's Grav. 1889. renliën, het laatste verschenen te Batavia.
Van zijne zoons, die in verschillende betrek- NEDERLANDSCHLUTHERSCHGENOOT-
kingen den lande in Indië dienen, noemen wij SCHAP VOOR IN- EN UITWENDIGE ZEN-
hier Mr. Izak Alexander Nederburgh, DING. Gesticht in 1852 en steunde aanvankelijk
gcb. le Batavia 26 Jan. 1861 uit het huwe- de Hermansburger en Leipziger zending. Sedert
lijk van Mr. S. C. 11. Nederburgh en G. Theben 1882 is het een eigen zending begonnen en het
Tervile. In 1877 als student te Leiden ingeschre- heeft nu twee zendelingen op de Batoe-eilanden
ven, promoveerde hij 7 Oct. 1882 in de rechts- (Sumatra's Westkust) (zie ZENDING).
wetenschap op proefschrift: „Het staatsdomein NEDERLANDSCH OOST-IND. ZENDE-
op Java", en trad in 1883 als ambt. t. beschik- LING- EN BIJBELGENOOTSCHAP. Onder
king in dienst bij de rechterlijke macht in Ned.- dezen titel in 1852 als rechtspersoon erkend zijn
Indië. Van 1885 tot 1891 diende hij in het Gouv. toen vereeqigd het Javaansch medewerkend
van Celebes en onderh. als griffier van verschil- Zendelinggenootschap en het Neder-
lende landraden, subst.-off. v. justitie, lid v. d. landsch Oost-In d. Bijbelgenootschap.
Raad v. justitie te Makasser en landraad-voorzit- (zie ZENDING).
ter in de Oosterdistricten en Saleier; van 1891 NEDERLANDSCH ZENDELINGGENOOT-
tot 1894 als landraad-voorzitter achtereenvolgens SCHAP. Geslicht te Rotterdam 19 December 1797
NEDERLANDSCH ZENDELINGGENOOTSCHAP. — NETSCHER. (ELISA). 13

heeft het in1897 het eeuwfeest gevierd Zie het toen Negara is ook de naam der hoofdplaats van
uitgegeven „Gedenkboek" en het werk van Dr. E. Djembrana (Zie aldaar) op Bali,
T. Kruijf: „Geschiedenis van het Ned. Zend. Ge- NEGRITO'S. Negertjes, naar hunne kleine ge-
nootschap en zijne zendingsposten". Het heeft stalte en donkere huidkleur, een naam hun dooi-
thans op Java vier zendelingen in Soerabaja, allen de Spanjaarden gegeven; de oorspronkelijke be-
in Modjokerto, één in Kediri en Madioen, en woners der Philippijnen, volgens den Engelschen
twee in Malang (Pasoeroean). Op Sumatra's Oost- ethnograaf Keane de laatste vertegenwoordigers
kust heeft het één zendeling in Deli. In de Mi- der uitstervende autochtonen van Insulinde. Hunne
nahasa (Mcnado), dat bijna geheel tot het Chris- aanwezigheid achtereenvolgens op bijna alle eilan-
tendom is gebracht door zendelingen van dit den van den 0.-I. archipel is door den een ver-
Genootschap i) (zie CHRISTENGEMEENTEN), dedigd, door den ander ontkend. A. B. Meyer
heeft het eene kweekschool voor inlandsche onder- (The distribution of the Negritos in the I'hilip-
wijzers, waar een zendeling aan het hoofd staal, pine islands and elsewhere, 1899) zegt, na de ge-
en bekostigt het, met de bevolking de christe- heele litteratuur over de Negrito's te hebben nage-
lijke scholen aldaar. Ook de meisjes kost- en gaan, dat de berichten omtrent het vóórkomen
dagschool, hoewel onder een eigen bestuur, is der Negrito's buiten de Philippijnen niet op be-
door het Genootschap gesticht. Het heeft daar hoorlijk onderzoek zijn gegrond en meermalen op
ook een eigen drukkerij met een zendeling als dwalingen berusten; ja zelfs, een grondige kennis
beheerder. Op Midden-Celebes heeft het één zen- van de Negrito's der Philippijnen, van Malaka
deling in het landschap Poso, en een op het eiland en van de Andaman-eilanden ontbreekt, volgens
Savoe (Timor) (zie ZENDING). dezen schrijver, nog evenzeer. (Zie verder PA-
NEESIA. Zie BENGANG. POEA'S).
NEGARA, NEGERI. Woord van het Sanskriet NEIRA (BANDA-NEIRA). Een der Banda-
nagara, vr. negari, „stad" afgeleid, dat zoowel in eilanden. Zie aldaar. De hoofdplaats dier eilanden,
het Javaansch als het Maleisch is overgegaan. In Ncira, aan den voet van den heuvel Menangis, is
het Javaansch beteekent nagara de plaats, waal- de eenige negari van Banda-Neira; zij is de zetel
een vorst zich met zijn volk gevestigd heeft, en van den ass.-res., en strekt zich langs de Z.kust
't wordt dan ook gebruikt zoowel voor het geheele van het eiland uit. De Chineesche wijk ligt aan
land, als voor het hoofddistrict, de hoofdplaats de W.zijde, aan het Zonnegat; ten O. daarvan
van het vorstendom of zelfs van het regentschap. ligt de Etuopeesche wijk en het militaire kam-
In het Maleisch wordt negari, negeri niet pement, waarachter de inlandsche wijken gelegen
alleen voor stad gebruikt, maar duidt het woord
aanzienlijke dorpen, ja zelfs iedere verzameling
van kampongs of buurten aan, die een geheel
vormen, en is dus de beteekenis daarvan het best
zijn. Men vindt er de forten Nassau of Waterfort
en Belgica, die uit het begin der I7'l e eeuw dag
teekenen.
NELUMBIUM. Zie TARATÉ.
-
door „gemeente" wedertegeven, waarbij men echter NEMACHEILUS. PISCES, PHYSOSTOMI,
moet in het oog houden dat de negari ook bijzon- Cyprinidac, Cobitidina. Zie PAWÈH en DJELER.
dere rechten op den onbebouwden grond uitoefent NEMATODA. Zie INGEWANDSWORMEN.
(zie GROND, Dl. I, bl. 605). De naam negorij NEMERTINA. Zie WORMEN.
of negerij, die wel eens, ten onrechte, verklaard NEMORHOïDUS SUMATRENSIS. Zie
wordt alc: dorpen, door negers bewoond, maar ook BERGGEITANTILOOP.
wel, o. a. in de Molukken, gegeven wordt aan in- NÉNOE. Alf. Amb. Zie MALATI.
landsche dorpen, is eene verbastering van negari. NEOPUS. AVES, ACCIPITRES, FALCONES,
Voor de negorij-lieden op Ambon, Zie aldaar, Falconidac, Aquilinae. Zie OÖPO.
Dl. I, bl. 26. NEPENTHES. Zie TABOENG BEROEK.
NEGARA. District van de contróle-afdceling NEPHELIS. Zie BLOEDZUIGI.k.
Tjikadjang, regentschap Soekapoera, afdeeling Soe- NEPHELIUM. Zie LÈNGKÈNG en RAM-
kapoerakolot, residentie Preanger-Regentschappen; BOETAN.
met eene oppervdakte van 42.764,52 hectaren. Het NERAN. Amb. Kei. Zie SIRIH.
district telt 15 desa's. NERISA. Zie GOGE.
NEGARA. De naam rivier van Negara of Nagara NERITINA LABIOSA. ZieGASTEROPODEN.
wordt wel gegeven aan de Bahan (Zie aldaar) op NERIUM L. Plantengeslacht uit de familie
Borneo's Z.kust en is de benaming van een district, der Apocynaceae. Daartoe behooren de ook in
met gelijknamige plaats, door die rivier besproeid, Indië als sierplanten algemeen gekweekte giftige
in de onderafdeeling Amandit en Negara, afd. Ken- oleanders, N. Oleander L. en N. odorum Ait.
dangan Daar door de zeer lage ligging der gron- NETEL. Verschillende brandnetelsoortenkomen
den in dit district de rijstbouw er bijna onmoge- in Indië voor, bijv. Daocn gatcl (Dl. I, bl. 426).
lijk is, bestaat de bevolking nagenoeg uitsluitend Die van het geslacht Laportea Gaud. zijn het
uit ambachtslieden en handelaren; vooral ijzer- meest gevreesd. De brandende stof in de netels
smederijen zijn er gevestigd, terwijl de Negareezen is geenszins mierenzuur, maar een eiwitachtig gift
als wapensmeden bekend zijn en van Negara uit- (toxalbumine) vergelijkbaar met slangengift. I)c
voer van wapens en kapmessen naar
Java en de bastvezels van vele netelsoorten zijn van waarde
O.kust van Borneo plaats heeft. Ook geelgiete- voor de industrie, immers ook Rdmeh behoort
rijen zijn te Negara gevestigd, waarvan het pro- tot de netels, en uit de vezels van de gewone
duct naar Java, Singapore en Sumatra wordt uit- brandnetel (Urtica dioica Z.), wier bladeren ge-
gevoerd; een groot deel van het gewest Z.- en kookt als groente dienen, werd vroeger „netel-
Ö.afd. v. Borneo wordt uit Negara van aardewerk doek" geweven.
voorzien. NETELDIEREN. Zie STRAALDIEREN.
NETSCHER. (ELISA) Werd 7 Dec. 1825 te
1) Op twee na zijn al de hulppredikers, al- Rotterdam geboren uit het huwelijk van F. G.
daar werkzaam, bij het Genootschap opgeleid. Netscher en Ch. J. Pronkert, vertrok met zijne
14 NETSCHER. (ELISA) — NEURDENBURG. QOHAN CHRISTIAAN).
ouders naar Indië, werd op lojarigen leeftijd naar in droog zand graven, de mieren verslinden, welke
Amsterdam gezonden ten behoeve van zijne opvoe- langs de gladde kanten van dat kuiltje omlaag
ding en keerde zes jaar later naar Indië terug, om storten. Door 't opwerpen van zand doet de Mie-
het niet weder te verlaten. Zijn ambtelijke loop- renleeuw de prooi des te zekerder omlaag glijden.
baan begon in 1848 bij de afd. politieke zaken Zijn kop, gewapend met geweldige bovenkaken,
ter Alg. Secretarie; verscheidene malen toegevoegd die een groef bevatten, waarin de onderkaken
aan hoofdambtenaren met gewichtige politieke passen, steekt boven het zand uit, grijpt de
zendingen belast, bezocht hij in 1849, '5° en 57 neerstortende prooi en zuigt die uit. De ledige
de res. Riouw en in '58 Boni met den Gouv. huid wordt door het dier met groote kracht over
commissaris voor Celebes en onderhoorigh. In 1861 den rand van den trechterval geslingerd, evenals
werd Netscher tot resident van Riouw benoemd, het zand, dat uitgegraven moet worden. Maanden-
welke betrekking hij vervulde tot 1870, toen hij lang kan de Mierenleeuw vasten, hij leeft lang
als Gouverneur van Sumatra's Westkust optrad. als larve, en spint zich in een cocon van zand-
Aan zijn voorstel om persoonlijk de leiding der korrels, waaruit na enkele weken de imago te
onderhandeling met Atjeh op zich te nemen en voorschijn komt, die oppervlakkig veel op een
te trachten zoodoende den oorlog te vermijden Glazenmaker gelijkt.
werd geen gevolg gegeven. Nadat de oorlog ver- Over 't algemeen komen de Indische Neuroptera
klaard was, is het hem gelukt de rust en orde sterk met die der gematigde gewesten overeen.
te handhaven in de aan Atjeh grenzende landen Tot de familie der Sialidac echter behoort het
van zijn gewest. Tot de verbeteringen die het geslacht Chauliodes, dat met eenige andere
gouvernement Sumatra's Westkust gedurende Net- geslachten een geheel afwijkende groep vormt van
scher's bestuur ten deel vielen, behooren in de reusachtige insecten, bij welke, ten minste in het
voornaamste plaats de emancipatie der slaven en mannelijk geslacht, de bovenkaken tot een zoo-
de organisatie van het rechtswezen. Zijne benoe- danigen omvang zijn ontwikkeld, dat zij 2/:, der
ming in 1878 tot lid in den Raad van Ned.-Indië lichaamslengte bereiken en als gekromde hoornen
deed hem Padang verlaten en naar Batavia trek- over elkaar gekruist liggen.
ken, waar hij in April 1880 overleed. Netscher NEUKIRCHEN-SALATIGA ZENDING. De
heeft veel geschreven, meerendeels in de werken zendelingen van deze vereeniging, die onder elkan-
van het Bat. Genootschap en hoofdzakelijk over der een bond vormen, werden het eerst in 1884 uit-
onderwerpen van oudheidkundigen en taalkundi- gezonden door de Zendings inrichting te
gen aard, benevens opstellen over door hem be- Neukirchen (Rijn-Pruisen), waar zij zijn opgeleid.
zochte gedeelten van den Archipel. Van groote Er zijn er thans negen, waarvan acht in de resi-
waarde is zijn „De Nederlanders in Djohor en dentie Semarang, op de hoofdplaats, te Ambarawa,
Siak, 1602 tot 1865". De Ind. Gids van Juli te Salatiga, te Kendal en in Dcmak, één in Blora
1880 bevat eene (niet geheel volledige) lijst dier (Rcmbang) (Zie ZENDING).
publicaties; zoo ontbreekt daar „Padang in het NEUMANN. (JOSEPH BERNHARD) Geb.
laatst der iß de eeuw". Netscher was ridder Ned. 21 Juni 1853 te Pekalongan (eiland Java). Hij
Leeuw. ontving zijne opvoeding in Europa en voltooide
NETTAPUS COROMANDELIANUS en zijne studiën in 1872, toen hij met het radikaal
PULCHELLUS. Zie EEND. van 0.-I. ambtenaar naar Indië vertrok. Na als
NETVLEUGELIGE INSECTEN(Neuroptera). klerk en kommies bij het Dep. der Marine in
Orde van insecten met bijtende monddeelen en N.-I. werkzaam te zijn geweest, werd hij in 1575
vier vliezige vleugels, wier aderstelsel door tal van benoemd tot aspirant-controleur bij het B, B. op
dwarsadertjes netvormig is. De grenzen dezer orde de Buitenbezittingen. In 1876 werd hij controleur
worden door verschillende systematici zeer verschil- kl. en in 1882 bevorderd tot controleur i v kl.;
lend getrokken. Sommige rekenen tot haar enkel in 1894 volgde zijne benoeming tot assistent-
die familiën, welke een volkomen gedaanteverwis- resident van Painan, welke betrekking hij tot Sep-
seling hebben, 5-lcdige tarsen, een vrij voorborst- tember 1897 vervulde, toen bij wegens langduri-
stuk, lange, eenvoudige, draad- of knodsvormige gen dienst met éénjarig verlof naar Europa vertrok.
sprieten, en wier achtervleugels bijna even lang Achtereenvolgens diende hij in de residentiën
zijn als de voorvleugels cri geen plooibaar gedeelte Riouw, Sumatra's Oostkust, Padangsche Boven- cq
bezitten. Aan deze bepaling voldoen alleen de Bcnedenlanden en Tapanoeli. Thans is hij ass.-
Mierenleeuwen (Myrmeleontidaé), G aas vlie- res. van Toba en Silindoeng.
gen (Chrysopidae), en nog eenige minder bekende Hij schreef: Schets der afdeeling Laboean Batoe,
familiën. Let men daarentegen niet op de meer- T. Bat. Gen. XXVI, bl. 434; Nota over cene reis
dere of mindere volledigheid der metamorphose naar de onafhankelijke landschappen Mapat Tocng-
en op eenige andere kenmerken, dan kan men goel en Kampar Soengei Lolo, T. Bat. Gen. XXIX,
onder Neuroptera samenvatten de Glazenmakers bl. 1, 38; Het Pane- en Bila-stroomgebied, T.
(Odonata), Haften (Ephemeridae of Agnathd), Aardr. Gen. 2<-' Ser. 11, (uitg. art.) bl. I, 111, bl. I,
Schietmottcn of Kokerjuffers (Tricho- 215, 457-
ptera of Phryganidaè), Schorpioenvliegen NEURDENBURG. (JOHAN CHRISTIAAN)
(Panorpatd) en zelfs de Termieten (Zie aldaar) Geb. te Rotterdam 20 Juli 1815 uit het huwelijk
of Witte mieren (Termitidae\ de Boeken- van J. J. Neuiderrburg en J. D. Neunabcl, koos
luizen en Doodekloppertjes (Psocidae~) en hij reeds vroeg den onderwijzersstand, behaalde
de V ach Huizen (Zie aldaar) (Mallophaga), of- tusschen 1831 en 1839 verschillende rangen van
schoon de vleugels bij de laatste familie geheel onderwijzer en acten voor de talen, en werd in
en bij de twee voorlaatste aan vele soorten of indi- 1840 als onderwijzer aan de school van de diaconie
viduen ontbreken. der Schotsche gemeente in zijn geboortestad aan-
't Best bekend zijn de Mierenleeuwen, dus gesteld. Bij de reorganisatie van de opleiding der
genoemd naar hunne larven, die verscholen onder kwcekclingen van het Ned. Zendelinggenootschap
den top van een kegelvormig kuiltje, dat zij zich aldaar, werd Neurdcnburg in April 1847 als onder-
NEURDENBURG. (JOIIAN CHRISTIAAN) — NEUSHOORNVOGELS. 15

wijzer aan die inrichting aangesteld, ten einde voorkomen van de kust tot op de toppen der bergen,
hen beter voortebcreidenvoor het meer speciale alhoewel minder in het laagland, waarschijnlijk
onderwijs, aan de kweekschool van het genoot- een gevolg van hun vreesachtigheid en wildernis-
schap gegeven, waarbij sedert Juli 1850 de werk- lievenden aard; in poelen en plassen wentelen zij
zaamheden van adjunct-secretaris (later als secre- zich gaarne, vooral wanneer het heet is; soms hou-
taris) van het Genootschap en sedert Jan. 1852 den zij dan slechts den kop boven de modder.
die van medebestuurder daarvan gevoegd werden. Men meent nog vrij algemeen, dat drank in een
In 1859 vestigde hij zich in het Zendelingshuis, beker van Neushoorn-hoorn gemaakt, doet kennen
tot meerderen steun van den Director Hiebink. of er gif in gemengd is, een bijgeloof, dat bestaat
Nadat in 1860 Ds. Voorhoeve als Director dei- overal waar Rhinocerossen gevonden worden; of
kweekschool was opgetreden werd aan Neurden- het middel dikwijls is toegepast, mag met het oog
burg, die ook les gaf aan de vormschool te Rot- op de kostbaarheid van den hoorn, betwijfeld
terdam, gelegenheid gegeven zich geheel aan de worden. De hoorn wordt als amulet verwerkt en
belangen van het Genootschap te wijden; de strijd, gedragen tegen allerlei ongelukken, en schijfjes
in den boezem van het Genootschap uitgebroken, van den hoorn worden op verwonde of gekneusde
over de richting die het zou te volgen hebben, lichaamsdeelen gelegd ter genezing. De huid wordt
leidde tot het ontslag van den Director, in wiens in reepen gesneden en als zweep gebruikt, ook wel
plaats Neurdenbuig in 1865 optrad, na reeds een gedroogd als geneesmiddel ingenomen. Men zegt,
jaar lang de leiding van het Zendelingshuis te dat het bloed, gedroogd, bij de Chineezcn als
hebben waargenomen. \7an dien tijd af was hij geneesmiddel gebruikt wordt. De inlander vangt
de ziel der inrichting, aan welke hij zich geheel den Neushoorn in kuilen of wel door scherpe voor-
wijdde, sedert 1872 bijgestaan door Roskes als werpen te steken in de nauwe, hellende boschpaden,
helper, later als subdirector, totdat hij in 1893 waarlangs hij zich laat afglijden, waardoor dan de
zijne betrekking moest nederleggen, ofschoon hij buikzijde wordt opengesneden.
tot kort voor zijn dood het secretariaat van het NEUSHOORNVOGELS. De Neushoornvogels
Genootschap bleef waarnemen. Hij overleed te of Bucerotidae onderscheiden zich van alle andere
Rotterdam den April 1895. vogels door een meer of minder sterk ontwikkelden
De beteekenis van Neurdenburg voor Indië ligt hoorn op den grooten boyensnavel. Deze hoorn is
vooral in zijne werkzaamheid bij de opleiding der uit een los palissaden-weefsel opgebouwd en der-
zendelingen, voor Ned.-Indië bestemd, en in den halve niettegenstaande de soms buitengewone grootte
invloed dien hij, ook na hun vertrek derwaarts, zeer licht; slechts eene uitzondering is er, nl. A'/ii-
op hen en de gcheelc zending uitoefende. Maar noplax vigil of Buccros scutatus, bij welken vogel
ook door zijne geschriften was hij voor Indië een groot deel van den hoorn soliede is en vrij
krachtig werkzaam, vooral door talrijke artikelen, zwaar. De Bneeros-vogcls zijn vrij groote, sterke
in de Mededeelingen van het Ned. Zendingge- dieren, tamelijk plomp gebouwd, met korte vleu-
nootschap geplaatst, tot de oprichting van welk gels en een langen staart, krachtig ontwikkelden
tijdschrift hij in 1856 den stoot gaf en waarvan snavel en korte pooten; bij het vliegen maakt hun
hij sedert 1862 redacteur was. Afzonderlijk wer- wiekslag een suizend geluid. Zij worden slechts
den door hem uitgegeven: Geschiedenis tegenover in Afrika, op het Indische vasteland en op de
kritiek, 1864; Proeve eener handleiding bij het eilanden van den 0.-I. archipel gevonden. Hunne
bespreken der zendingwetenschap, 1879 en De geographische verspreiding is eene zeer merkwaar-
Christelijke zending der Nederlanders in de 17 en dige: men heeft de 68 bekende soorten gebracht
iß<= eeuw, 1891. tot 19 geslachten; van dezen komen op de eilan-
Zie: Levensberichten der Ned. Mij. van Letter- den van den 0.-I. archipel 14 soorten voor, ver-
kunde, 1896, bl. 219; L. C. Schuller tot Peursum, tegenwoordigende 9 geslachten. Sumatra, Borneo
Med. Ned. Zendinggen. XXXIX, bl. 281; Craan- en fava hebben twee soorten gemeen, Anthraco-
dijk, Eigen Haard, 1895; Maandbericht v. h. Ned. ceros convexus en Rhytidoceros undulatus ; Sumatra
Zendinggen. Juni 1895. en Borneo de volgende 7 soorten: Buccros rliino-
NEUSHOÓRNKEVERS. Zie TORREN. ceros, Anthracoccros malayanus, Cranorhinus cor-
NEUSHOORNS. Neushoorns of Rhinocerossen rugatus, Rhytidoceros subruficollis, Anorrhinus
(Zie voor de ml. benamingen onder WARAK) galeritus, Berenicornis cornutus en Rkinoplax
worden in den Oost-Indischen archipel slechts vigil; terwijl op Sumatra alléén gevonden wordt
gevonden op de drie groote Soenda-eilanden. Twee Diclioceros bicornis, schijnt op Java slechts voor
soorten zijn met zekerheid bekend, namelijk de te komen Buccros silvestris; op Celebes leven
Javaansche, Rkinoceros sundaicus, of éénhoornige, Penelopides exaratus en Cranorhinus cassidix, en
die alléén op Java voorkomt, en de Sumatraansche, eindelijk is Rhytidoceros plicatus op Nieuw-Guinea
Cerathorhinussa mntrensis, eene tweehoornige soort, met omliggende eilanden en de Molukken (behalve
die op Sumatra en Borneo leeft. De Javaansche Celebes) te vinden. Het voorste gedeelte van den
is grooter en forscher gebouwd, de tweehoornige hoorn van Rhinoplax vigil is bijna zoo hard als ivoor
echter is hariger. Het zijn plompe, woeste dieren, (vanwaar de naam Anggang Gading —
ga-
die, in 't nauw gebracht, hunne belagers vermor- o
ding beteekent ivo 1) en wordt voor draaiers-
selen of deerlijk verminken, zooals menig jager aiiieid gebruikt: deze hoorn ziet er uit alsof hij
moest ondervinden. Zij zijn het, die door vaak aan den voorkant vecht is afgekapt, halfweg den
ontoegankelijke bergbosschen voor den inlander langen snavel; de staart bij deze soort is buiten-
de paden maken, daar ze heesters en kruiden, gewoon lang. De Xhytidoceros-sooTten vertegen-
slingerplanten, rotan, enz. plat trappen; door tel- woordigen de zoogenaamde J aarvogels; de hoorn
kens diezelfde paden te begaan maken zij deze in bestaat uit eene serie achter elkander gelegen worst-
modderig terrein al dieper en dieper, vooral langs vormige verdikkingen; de inlanders gelooven, dat
hellingen. Ofschoon nergens in grooten getale op- er telken jare eene bijkomt; zeker is het, dat de
tredend schijnt het, dat zij op de drie genoemde jongen geen spoor van deze verdikkingen vertoo-
eilanden, meest alléén zwervend, vrijwel algemeen nen. De vorm van den hoorn van Dichoceros l>i-
16 NEUSHOORNVOGELS. - NGAWI.

comis is zeer eigenaardig: deze hoorn is namelijk behoorend landschap, geënclaveerd in de resi-
plat en gootvormig gebogen, zoodat hij van voren dentie Djokjakarta, doch administratief een be-
gezien den indruk van twee uitstaande hoorntjes standdeel uitmakend van de afdecling Wonogiri,
maakt; deze fraai wit en zwart gekleurde vogel residentie Soerakarta; met eene oppervlakte van
is bovendien gekenschetst door een zwarten kop, 3281,15 hectaren.
witten hals en witte pooten. De Buceros rhinoce- NGAWI. Afdceling en regentschap van de resi-
ros heeft een bijzonder grooten, ietwat gebogen sna- dentie Madioen, ter grootte van 139.924,4hectaren
vel, versierd met een naar voren en naar boven of 25,4 vierk. geogr. mijl, het Noordwestelijk deel
gebogen grooten hoorn; deze vorm van hoorn van het gewest vormend, en ingesloten: ten W.
komt eerst bij de volwassen exemplaren tot volle door de residentie Soerakarta, ten N. door de
ontwikkeling, bij de jongen is die hoorn zeer residentie Rembang, ten Z. door de afdecling
klein. Bij Cranorrhinus cassidix vertoont de hoorn Magetan en ten O. door de afdeeling Madioen.
zich als een hoogen helm min of meer scherp ge- Als afdecling is Ngawi verdeeld in twee contróle-
kield bovenop. De hoorn bij Berenicornis coma- afdeelingen en als regentschap in vijf districten,
tus is klein, maar kop en bovennek zijn versierd m. n.: Sepréh en Dero, die samen de contróle-
met eene groote dichte witte kuif. Zij voeden zich
met vruchten of insecten, nestelen in gaten van
afdeeling Ngawi, -— en Sinee, Gendingan en Djo-
gorogo, die samen de contróle-afdeeling Ngrambee
boomen of rotsholten. Een Jaarvogel, Rhytido- vormen; het aantal desa's bedraagt 259. De hoofd-
ceros undulatus wordt wel eens de jaloer- plaats, wier grenzen zijn vastgesteld bij St. n°.
se h e vogel genoemd; het mannetje metselt 147 van 1887 is de zetel van den assistent-resi-
het wijfje volkomen in den hollen boomstam, dent, een controleur en den regent; zij heet óok
zoodat slechts kop en hals naar builen kun- Ngawi en is gelegen op 't laagste punt van het
nen steken, en zij mag het nest niet verlaten
gewest, nl. op den landtong, gevormd door de
alvorens het broeden is afgeloopen. De inlanders samenvloeiing der Kali Gentoeng of Rivier van
verhalen, dat het mannetje het wijfje geheel in- Madioen en der Bengawan of Rivier van Solo,
metselt en laat verhongeren, wanneer het bemerkt, en dus dicht bij de Rembang-grens. Behalve deze
dat een ander mannetje in de nabijheid van het twee aanzienlijke waterwegen komen daar ter
nest geweest is. De kop van den Neushoornvogel plaatse nog de drie groote landwegen bijeen, die
wordt hier en daar in den Archipel als motief naar Soerakarta, Rembang en Kediri voeren. Be-
gebruikt voor de versiering van woningen, en op langrijk door die ligging en, vroeger vooral, daar-
Borneo worden krisheften in dezen vorm gesneden. door van strategisch gewicht geacht, is er dan
NGADIREDJO. District van het tot Mangkoe- ook eene belangrijke sterkte gebouwd, het fort
Nagoro'sch gebied behoorende onderregentschap Van den Bosch, dat in den N.O.hoek der plaats,
Wonogiri, afdeeling van dien naam, residentie aan den linkeroever der Gentoeng is gelegen,
Soerakarta. zoodat het de beide rivieren bestrijkt; echter be-
NGADJOE'S. Zie DAJAKS. antwoordt het, naar men zegt, weinig aan het
NGAFOE. Amb. Ten. Zie PANGEI. doel, daar het zelf door de omliggende heuvels
NGAJOGJOKARTO. Zie DJOKJAKARTA. beheerscht wordt. De plaats wordt aangedaan door
NGALA. Zie BAMBANGAN. dat deel van den grooten postweg dat de „Zui-
NGALIAN. District van het tot Sultansgebied delijke weg" heet; zij is ruim en goed aangelegd;
behoorende regentschap Kalibawang, residentie wel is waar weinig bevolkt, maar belangrijk als
Djokjakarta. stapelplaats voor den binnenlandschen handel. De
NGAMPEL. Benaming wel aan de wijk Ampel alhier aanwezige, tot het wapen der artillerie be-
(Soerabaja) gegeven. Zie aldaar. hoorende buskruitmolen ligt in de nabijheid van
NGANDJOEK. District van de gelijknamige het fort. Mede bevindt zich ter hoofdplaats Ngawi
contróle-afdeeling, regentschap en afdeeling Bei- het strafdetachement van het leger. Bij hare samen-
bek, residentie Kediri; met eene oppervlakte van vloeiing met de Bengawan steken in de Gentoeng
693 2 53 6 hectaren. Het district telt 45 desa's. klippen ten deele boven het water uit, die door
NGANGON. District van het tot Sultansgebied den bruisenden stroom sterk uitgespoeld en -gehold
behoorende regentschap Kalibawang, residentie zijn, welke het der scheepvaart zeer moeilijk maken ;
Djokjakarta. verder stijgen uit laatstgenoemde rivier hier en
NGANTANG. District van de contróle-afdee- daar gasbellen op, die de plaats van kleine wellen,
ling liatoe, regentschap en afdeeling Malang, resi- met zoutachtigen smaak, aanwijzen: aan den oever
dentie Pasoeroean; met eene oppervlakte van prijkt op dat vereenigingspunt hoog en breedgetakt
35.919,76 hectaren. Het district telt 60 desa's. geboomte, waaronder zitbanken geplaatst zijn, van-
NGARO. Tem. en Mal. Men. Zie TIM AHA. waar men op een en ander een fraai uitzicht heeft.
NGARPIS (verkeerdelijk Njarpis). Zie MA- Voor het overige wordt Ngawi een der onaange-
NOEK. naamste plaatsen van Java genoemd en heeft daaren-
NGASINAN. District van de contróle-afdeeling, boven eentonige, weinig schilderachtige omstreken.
het regentschap en de afdeeling Trenggalck, resi- De W.lijke helft der afdeeling wordt doorsneden
dentie Kediri; met eene oppervlakte van
19.341 48 door de spoor, die van Sragen komt en naar Madioen
hectaren. Het district telt 63 desa's. gaat. De bevolkingsdichtheid is natuurlijk niet
NGASINAN. District van de contróle-afdeeling, groot in een land als dit, dat men „het slechtste
het regentschap en de afdeeling Magelang. resi- regentschap van Java" genoemd vindt, waar de
dentie Kedoe; met eene oppervlakte van warmte zeer drukkend is, en dat grootendeels
14.955,43
hectaren. Het district telt
203 desa's. onschoon, dor en onvruchtbaar is, niettegenstaande
NGAWEN. District van de contróle-afdeeling, zijn genoemde twee groote rivieren, die
het regentschap en de afdeeling Blora, residentie evenwel,
tusschen steile oevers loopend, niets bijdragen tot
Rembang, met eene oppervlakte van 51.706,68 de vruchtbaarheid des lands en slechts
hectaren. Het district telt 124 desa's. aanleiding
geven lot eene, overigens bloeiende, scheepvaart;
NGAWEN. Tot Mangkoe-Negara'sch gebied 't
rijk is alleen aan djati- en
wildhout, aan tijgers
NGAWI.
— NGELMOE. 17

en wilde zwijnen. Het best is de bodem nabij de macht 0111 zonder vrees voor ontdekking te stelen,
hoofdstad; het geboomte is daar dichter en eenige vijanden te benadeclcn, enz. Daartoe dient het uit-
sawahbouw wordt er gedreven. De particuliere spreken van de rapal (van het Arab. lafth d.
Europeesche nijverheid telt in deze afdeeling 28 i. „woord"), W'aarondcr men verstaat de spreuk of
erfpachtslanden voor rijst en koffie en tweede ge- formule, die aan elke ngèlmoe (welke ook ieder
wassen, I suikeronderneming, 8 vergunningen tot hare eigen benaming heeft), eigen is en gewoon-
mijnbouwkundige opsporingen en 3 houtaankap- lijk uit zinnen en woorden bestaat, waarvan de
ondernemingen. De afdeeling is geheel bergachtig beteekenis, zoo zij die al ooit gehad hebben, niet
op de beide valleien der twee groote rivieren na: meer kan worden nagegaan. Menige Javaan tracht
in 't Z.W. de uitloopers van den Lawoe, in 't N. de kennis van zooveel mogelijk rapal's te ver-
die van de tertiaire heuvelreeks op de Rcmbang- krijgen, en bezoekt daartoe go ero e's of leeraren,
grens, die hier gemiddeld 150 meter b. z. hoog die ze weten mede te deelen, of volgt ook wel
is. Omtrent de rivieren het volgende: de Solo- het onderwijs aan pesantren's, waar zulke
rivier komt uit de residentie Soerakarta, treedt ngèlmoe's, zij het dan niet officieel, beoefend
bij de daarin gelegen desa Tawang deze afdee- worden.
ling binnen, loopt in O.lijke richting langs den Terwijl deze ngèlmoe's, die ontelbaar zijn,
Z. voet der genoemde heuvelreeks benoorden Gen- geene diepere beteekenis hebben, zijn er andere,
dingan en den post Bogo naar Ngawi, doorbreekt aan welke zekere godsdienstige of wijsgeerige be-
hier in N.lijke richting die heuvelreeks en treedt
daarmede Rembang in; de rivier van Madioen

grippen ten grondslag liggen, waarbij men echter
in het oog heeft te houden, dat menige Javaan
betreedt boven Madioen deze afdeeling waar zij zulke ngèlmoe's als gewone toovermiddelen ge-
in N.W.lijke richting Ngawi bereikt; een voor- bruikt, zonder zich met de kern van de ngèlmoe
name zijtak is de Oeneng, die op de meervermclde intelaten. Zulke ngèlmoe's zijn als het ware-
Rembangsche heuvelreeks ontspringt en de grens zwakke, vaak onkenbare weerklanken van de oude
dezer afdeeling met de afdeeling Madioen vormt; Hindoesche, —Brahmanistische, (Jiwaïtische, Boed-
op de grens met Rembang stroomt de kali Kedoeng
Lele en op die met Soerakarta de kali Kedoeng

dhistische leerstellingen of begrippen; niet zelden
echterookMoslemsche theologische beschouwingen,
Banteng, die op den Lawoe ontspringt, welke welke dus meer de ware ilmoe naderen. Over het
berggroep omspoeld wordt door de rivieren van algemeen gesproken kan men, zonder dat de schei-
Solo en Madioen, in den aanvang genoemd. In ding altijd consequent kan worden doorgevoerd, de
het district Gendingan komt een aardoliebron voor, ngèlmoe's verdeelen in die der ongeloovigen
en in het district Sepréh zijn minerale bronnen (vvong (N.) of tiang (K.) pasèk) welke inliet
met water van bitter-ziltcn smaak. Geene andere
vermeldenswaardige plaatsen, buiten de hoofd-
oude heidendom wortelen, — al mecnen hare be-
oefenaars geenszins, dat zij den Islam verlooche-
plaats, heeft deze afdeeling dan die waar con-
troleurs- en districtshoofdzetels zijn. Zij ontleent
nen,— en de ngèlmoe santrian, welke nog
op Moslemschen bodem staat. Van de eersten
nog eene zekere vermaardheid daaraan, dat de noemen wij de volgende: De ngèlmoe péling
assistent-resident Eduard Douwes Dekker, toen (ook ng. kraton of djatiné), die zich bezig
hij in Lebak niet langer kon gehandhaafd wor- houdt met het denken en zinnen over boven-
den, met haar bestuur tijdelijk werd belast, waar aardsche dingen, en het heil toewijst „niet aan
deze echter niet op is ingegaan en zijn ontslag hem, die zich in heiligmaking heeft geoefend, die
uit 's lands dienst heeft verkozen (1856). deugd en plicht in eere hield, — dewijl dat
NGÈLMOE. Jav. Dit woord,

van het Arab. 'ilm, d. i. wetenschap
eene corruptie

bij de Javanen eene speciale, van het grondwoord
heeft
zaken zijn van ondergeschikte beteekenis,
zien goed en kwaad evenals licht en duisternis
onafscheidelijke tegenhangers —
zijn, maar aan
i
hein
min of meer afwijkende beteekenis gekregen. die zijn weten heeft verrijkt, zich in bespiegelingen
Terwijl toch het Arab. woord als ilmoe in het heeft verdiept". Zij brengt den mensch tot die
Javaansch zoowel als in het Maleisch is overge- hoogte, dat hij van zich verklaren kan: „Allah is
gaan, en dan in den regel in zijne grondbeteke- aan of in mij"; een pantheïstische richting dus
nis gebruikt wordt (zie MOHAMMEDANISME, die den mensch maakt tot een deel der zich zelf
Dl. 11, bl. 569), — al wordt toch niet zelden onbewuste wereldziel. De ngèlmoe banjo e
ilmoe met ngèlmoe verward, — heeft „ngèlmoe"
op Java en Madoera de speciale beteekenis ge-
ben ing (d. i. „van het heldere water") gaat uit
van de ervaring, dat het schepsel door denken en
kregen van „geheime wetenschap". onderzoekeir rriet tot de algemeene wereldziel nadert
Vaak bestaat de ngèlmoe uit niets anders dan en bovendien niet de dingen zelve ziet, maar slechts
tooverformules, bezweringen, dubbelzinnige gezeg- de wijze, waarop zij zich aan ons voordoen. Het kan
den, vernuftspelingen met klankverwante woorden, dus geen nut hebben hetgeen zich aan de zinnen
gebrekkige vertaling van Kawi-woorden en Arabi- voordoet te onderzoeken. Dit leidt tot een afsterven
sche philosophisch-theologischc uitdrukkingen; de van de wereld: het „niet zijn" wordt het wezen
namen der letters van het Arabische alfabet met hem die deze ngèlmoe beoefent, en maakt hem
hare verborgen beteekenis; wonderspreuken, onverschillig voor alles, wat om hem heen is. Scherp
raadsels, wijsheidspreuken, wijsgecrige en godge- daartegenover staat de ngèlmoe goenoengan
leerde stellingen, aan het Brahmanismc, Ciwaïsinc of bergsche ngèlmoe, aan het Qiwaïsme ont-
en Mohammedanisme ontleend, maar alles zóó leend, waarbij het voorwerp der vereering is de
dooreengemengd, saamgegroeid en ineengesmolten, wid j i lan g g e ng, d. i. „het eeuwige zaad", de
dat men zich over dit bont allerlei niet genoeg ver- eeuwig jonge, onuitputtelijke levenskracht der na-
wonderen kan. Zulke ngèlmoe's zijn weinig tuur, en die schijnt te leiden tot een ongebon-
meer dan toovermiddelen om, ook wel hierna- den leven, met terzijdestelling van het verschil
maals, maar toch vooral op aarde zich voordeden tusschen zedelijk en onzedelijk. Behalve deze, aan
te verschaffen, en dit wel dikwijls zoo materieel welke althans wijsgeerige of godsdienstige begrip-
mogelijk: rijkdom, aanzien, tooverkrachten, de pen ten grondslag liggen, —al zijn die begrippen
111 2
18 NGELMOE.
— NGROWO.

den tegenwoordigen beoefenaars gewoonlijk vol- Kediri; met eene oppervlakte van 34.574, '6 hecta-
komen verborgen, — zijn er een aantal ngèl-
moe's die slechts onmiddellijk voordeel beoogen
ren. Het district telt 82 desa's.
NGOESOE. Teen. Zie KATAPANG.
of niet veel anders dan toovermiddelen zijn en NGOKILO. Jav.
voor welke wij naar de beneden te noemen op- Juslicia Adhatoda /.. (= Adhatoda Vasica Necs),
stellen verwijzen. fam. Aeanthaceae. De plant en hare bladeren gelden
Wat de ngèlmoe santrian betreft, zoo omvat op Java als voorbehoed- en bezweringsmiddel
deze over het algemeen de leer van den Islam,
de 5 dagelijksche gebeden, doa's, de geloofsbe-
— (dj im a t). Zij bevatten een alkaloid (vasicine).
Deze Indische plant wordt van ouds in de bota-
lijdenis, profeten-verhalen, ook wel vermengd met nische tuinen gekweekt; zoo bezit de hortus te
de ngèlmoe kamodongan of tooverij en too- Upsala een boomachtig exemplaar, dat destijds
verspreuken. Een groote rol spelen daarbij de n g è I- door Linnaeus uit Holland is medegebracht en dat
moe's koen (het zij er), noer (het licht van den dus nu reeds meer dan 150 jaar oud is.
profeet uitgaande) en ghaïb (het verborgene), NGOKO. Zie JAVAANSCH.
alle goefische begrippen, die echter door sommige NGOMI-HIDJOE. Zie GEMOETOE.
Javanen op eigenaardige wijze worden opgevat. NGRAIJOEN. District van de contróle-afdee-
Over het algemeen gaat deze ngèlmoe niet ling Panggoel, regentschap en afdeeling Treng-
met zulke zonderlinge opvattingen en afwijkingen galek, residentie Kediri; met eene oppervlakte
gepaard, als de ngèlmoe der ongeloovigen en van 23.577,32 hectaren. Het district telt 15 desa's.
kan het daarbij behandelde als „'ilm" worden NGROA-NGROA. Zie KATE.
beschouwd, zij het dan ook dat niet-Moslemsche NGROWO. Afdeeling en regentschap der resi-
elementen daarin worden opgenomen, 't geen trou- dentie Kediri, ter grootte van 114.861,76hectaren
wens van het geheele godsdienstig leven van de of 20,9 vierk. geogr. mijl, en in knievorm zich
groote massa der Javanen gezegd kan worden. dwars door het gewest uitstrekkend van de Madioen-
Zie: S. E. Harthoorn, Med. N. Zend. IV, bl. grens tot de zee. De grenzen zijn dus', ten W.
105, 212; C. Poensen, Ibid. VIII, bl. 214. de residentie Madioen en de afdeeling Trenggalek,
Ook buiten Java wordt hier en daar aan de ten Z. de zee, ten O. de afdeeling Blitar, ten N.
beoefening der ngèlmoe's gedaan. Van de Ma- de afdeeling Kediri. Het meest N.lijke punt is
leiers van Midden-Sumatra wordt bepaaldelijk ver- de Wilis-top. De afdeeling vormt 1 contróle-afdee-
meld, dat de kennis van formulieren, die heeten ling, gelijknamig: als regentschap vervalt zij in
noodig te zijn voor het afwenden van onheilen 6 districten: Toeloengagoeng, Ngoenoet, Pakoen-
en ziekten, voor het verzekeren van een goeden tjen, Tanggoel, Kalangbret en Wadjak; zij telt
oogst en in het algemeen alle wetenschap, die 352 desa's. De vruchtbaarheid laat niet te wen-
het begrip van een ander te boven gaat alémoe schen over; zij is eene der best bebouwde afdee-
of ilémoe genoemd wordt. In andere Maleische lingen van dit gewest en brengt van inlandsche
streken bezigt men hiervoor meer het aan het zijde zoomede van de 29 erfpachtslanden de vol-
Sanskriet ontleende woord sas tra. Men geneest gende producten voort: padi, tabak, koffie, kma
zieken door de alémoe, is daardoor onkwetsbaar, en indigo; verder suiker van 2 daartoe inwerking
behaalt er buitengewone voordeden door, ja voor zijnde ondernemingen, terwijl I onderneming zich
alles nagenoeg is alémoe noodzakelijk, en men met de teelt van kapok, behalve tabak, bezig
kan die geheime kennis krijgen voor weinig stui- houdt. Het aantal uitgegeven vergunningen tot
vers, voor een stuk doek en voor een kip met mijnbouwkundigc opsporingen bedraagt 6. Aan
wat rijst. Zie A. L. Van Hasselt, Volksbeschrij- Hindoe-oudheden is 't regentschap rijk, bestaande
ving van Midden-Sumatra, bl. 71, 76, 85. uit tempels, tempelgrotten, beelden en beschreven
NGEMPIT. District van de contróle-afdeeling steenen; bepaalde vermelding verdient een tem-
Kota Pasoerocan, regentschap, afdeeling en resi- pelgrot in het district Wadjak aan den N.kant
dentie Tasoeroean; met eene oppervlakte van van den zeer steilcn berg Boedek, waar zich een
3179,8 hectaren. Het district telt 44 desa's. terrasje voor bevindt, uitgemonsterd met twee vier-
NGIDJON. District van het tot Sultansgebied armigc vrouwenbeeldjes, vanwaar men een aller-
behoorende regentschap Sleeman, residentie Djok- prachtigst uitzicht heeft op de vlakte van Toe-
jakarta. loengagoeng en omstreken. Laatstgenoemde naam
NGLENDAI. District van het tot Sultansgebied is die van de hoofdplaats, wier grenzen zijn vast-
behoorende regentschap Sentoio, residentie Djok- gesteld bij St. n». 107 van 1885, alwaar de as-
jakarta. sistent-resident, controleur, adspirant-controleur en
NGLIRIP. Riviertje op Java, res. Rembang, regent gevestigd zijn. Zij is gelegen aan de Kali
dat zich dicht bij Djoedjoegan, met den Kali Ngrowo of Kali Trenggalek en wordt aangedaan,
Geneng (K. Kening), een belangrijken zijtak der zoowel door een tak van dat gedeelte van den groo-
Solo-rivier, vercenigt en bekend is door zijn prach- ten postweg dat „de Zuidelijke weg" heet, als door
tigen waterval van meer dan 80 voet. Zie Te de spoor van Kediri naar Blitar. Gcene andere
Mechelen, T. Bat. Gen. XXV. bl. 171. vermeldenswaardige plaatsen bevat deze afdeeling
NGOEDOE. TEEN. Zie KEDONDONG. dan die waar districtshoofden gevestigd zijn. De
NGOELAKAN. District van het tot Sultans- bodem is in 't N. bergachtig door de uitloopers
gebied behoorende regentschap Pengasih, resi- van den Wilis; in 't midden vlak door de vallei
dentie Djokjakarta. der Kali Ngrowo; in 't Z. weer bergachtig dooi-
NGOEMPAK. District van de contróle-afdee- de uit Blitar komende voortzetting van het Pasoe-
ling, het regentschap en de afdeeling Bodjone- roeansche Zuidergebergte. Dit vormt eene zeekust,
goro, residentie Rembang; met eene opper- die door de grilligheid harer rotsen schoon en
vlakte van 59.150,8 hectaren. Het district telt 84 schilderachtig is en tal van baaien (Gemah, Boem-
desa's. boen en Sinee) en kapen (Kalimanggir, Goewa-
NGOENOET. District van de contróle-afdeeling, gladag, Pakis, Watocgebang en W'atoelawang)
het regentschap en de afdeeling Ngrowo, residentie rijk is. De voornaamste rivieren zijn: de Brantas
NGROWO. — NIAS. 19

of Rivier van Kediri, die eerst een deel der grens en het Gouvcrnements-etablissement te I.agocndi
dezer afdecling met de afdeeling Blitar vormt, (Z.kust) vernield.
van waaruit zij deze afdeeling binnenstroomt, om De vlakten, in den aanvang genoemd, vindt
haar ten N. van Toeloengagoeng voor de afdec- men voornamelijk aan de O.kust, van Oedj. Gido
ling Kediri te verlaten; de Ngrowo of Treng- Kctjil tot Oedj. Tjoani; zij zijn door aanslibbing
galek, die bij Karangredjo in de Brantas valt, na ontstaan bij de afleiding van de watermassa's die
ontstaan te zijn uit de verecniging der kali's Bendo van 't gebergte komen. De kust is aan de N.N.O.
en Tjampoer, welke laatste de beide, bezuiden en aan de Z.zijde meer of minder diep ingesne-
Toeloengagoeng gelegen groote moerassen dezer den, waardoor een menigte hoeken maar nergens
afdeeling, de rawa's Bening en Glapan, doorstroomt. kapen, voorgebergten of schiereilanden ontstaan,
NHAMDIA. Zie KOEDARI. uitgezonderd bij Tandj. Seromboe (W.kust); van
NIAI-GEROOM. Naam voor een Boomken- de zeeboezems zijn de voornaamste die van Lapau
goeroe, Dcndrolagus ursinus, op Nieuw-Guinea; aan de N. en van Telok dalam, Bohili en I.agoendi
Dendrolagus inustus heet aldaar Niai-retau. aan de Z.kust. De door Oedj. I.ojang en Oedj.
De eerste heet in het district Lobo Wangoe- Tananassi ingesloten baai van Lapau heeft aan
rie, de tweede wordt aldaar Wakera genoemd. den Z.kant van het gelijknamige eiland eene vei-
Te Sorong heet Dendrolagus inustus bij de inlan- lige ankerplaats, waar zich alle schepen die ten
ders nog Lauw-lauw. Zie BUIDELDIEREN. handel komen verzamelen. Telok dalam, waarvan
NIAI-RETAU. Zie NIAI-GEROOM. de ingang tusschen Oedj. Batoe en Oedj. Telok
NIAS. Het grootste en meest bevolkte eiland dalam ligt, is mede een tegen alle winden bevei-
van „de miocene eilandenrij" ten Westen van ligde ankerplaats, met goeden ankergrond; de
Sumatra en de strekking van dit eiland volgende, Lagoendi-baai, tusschen Oedj. Batoe en Oedj.
ligt tusschen o 0 18' 54" en i° 47' N.B. en 970 16' Lagoendi is door haar breeden naar het Z. ge-
en 980 5' 7" O.L. en heeft een oppervlakte van ruim keerden ingang voor groote schepen geschikt; de
4500 O kilom. Met uitzondering van eenige aan Bohili-baai, tusschen beide laatstgenoemde baaien,
de Oost- en Noordkust liggende vlakten, is het is voor groote schepen onbruikbaar en alleen dooi-
eiland geheel met heuvels en bergen bedekt; den W. ingang bereikbaar.
alleen het binnenland van Zuid-Nias, het hoogste Van de rivieren die Nias in alle richtingen
en voor de geologische formatie meest belangrijke doorloopen zijn weinige van beteekenis en deze
deel, bezit een regelmatig bergstelsel; de berg- stroomen alle langs de W. helling in zee; die
reeks begint in het Z.0., ongeveer een dagreis van het Z. gedeelte zijn door het voortdringeu
van de kust, loopt eerst N.W., daarna W. en van het gebergte naar de kust van ondergeschikt
nadert de W.kust tot op een afstand van eenige belang. Met uitzondering van de moerassige stre-
uren; vervolgens buigt zij scherp naar het N.W. ken die de rivieren nabij hare monding door-
en verloopt in eenige onregelmatig doorecnlig- loopen, stroomen zij tusschen hooge oevers, over
gendc heuvelruggen en bergen; de gemiddelde beddingen van rolsteenen, die hoogerop niet meer
kamhoogte bedraagt van 370 tot 440 meter; drie dan kloven zijn; voor den mond der kleinere
stomp-kegelvormige bergtoppen, schijnbaar op ééne rivieren ligt in zee meestentijds een bank waarop
lijn en onderling op gelijken afstand gelegen, de branding staat, het sterkst op de W.kust, die
steken boven den rug uit: de hoogste, Ilili voor den Indischen Oceaan open ligt; bij eb staat
Matjoea, ongeveer 600 meter, het hoogste punt er bijna geen water op. De voornaamste rivier
van het eiland, ten O. van Maros, 3 dagreizen aan de N.kust in zee vallende is de Modjeia,
het binnenland in, van de Lagoendi-baai af. De waarschijnlijk ontspringende op de Hili Matjoea
namen der beide andere toppen zijn niet bekend. en, indien dit juist is, in N.W. richting bijna »/,
Van deze hoofdketen loopen zijtakken uit, die van het geheele eiland doorstroomende; zij is aan
hier en daar de zee bereiken en een steile kust de monding 130 meter breed en 3V2 meter diep:
vormen. Een tweede bergstelsel ligt in het mid- 5 dagreizen kan men, volgens de inlanders, haar
den van W.-Nias; het bereikt zijn grootste hoogte oproeien, steeds langs lage, soms moerassige oevers;
in de Hili Djimono, 370 meter en Hili Mari, 340 aan den voet van den bergrug Mahili, 2/.2 dag-
meter; in de nabijheid liggen de Hili Ganobi, reis Z.W. van Goenoeng Sitoli, waar zij hare
even hoog als de H. Mari en de H. Gooego, wateren tusschen hooge oevers voortstuwt, is zij
250 meter. Een derde bergsysteem ligt nabij de nog 20 meter breed. Aan hetzelfde kustgedceltc
O.kust, bij Goenoeng lemboe, loopt W.N.W. land- de Lapau, met prauwen een uur opwaarts bevaar-
waarts, met eenige toppen van 3 tot 400 meter. baar. Aan de O.kust de Soboe van de Hili Bowo-
In het N.O. des eilands ligt de H. Modjeia, niet losso komende, snel stroomend, met prauwen 12
hare uitloopers en voorgebergten, eveneens bijna uur van de monding af bevaarbaar. De Lembaroe,
400 meter hoog. Voor het overige is Nias met die in de moerassige vlakte ter plaatse van hare
een menigte bergen, heuvels en hoogplateau's be- uitwatering een groote delta vormt, is van wei-
dekt, die men in 3 rijen, van N.W. naar Z.O. nig beteekenis; zij ontspringt op de H. Matjoea.
loopend, zou kunnen verdeelen; hooger dan onge- De Modjeia, niet met de groote gelijknamige te
veer 300 meter reiken de toppen gewoonlijk niet. verwarren (op Nias ontmoet men telkens gelijk-
Werkzame of uitgebrande vulkanen heeft Nias luidende namen), heeft haar oorsprong in het land-
niet voor zoover bekend is; de aardbevingen zijn schap Garamo, in' het Z. en is te bevaren tot I.a-
talrijk en hevig, komen bijna zonder uitzondering winda, 6 kilom. ver. Aan de Z.kust slechts beekjes.
uit het Oosten en Zuidoosten; in 1843 kwam het Ter W.kust de Noho, de Lahomé, de Maros, de
geheclc eiland in beweging ten gevolge van eene Moroho en de Nojo, de voornaamste na de groote
aardbeving, de grond scheurde en heuvels stortten Modjeia, ontspringende op de H. Mari; zij is aan
in; eene vloedgolf spoelde aan de O.kust geheele den mond ruim 100 meter breed en 3 dagreizen
dorpen weg en honderden menschen verdronken; ver op te roeien.
in 1861 is Goenoeng Sitoli, de post op de N.0.- Voor zoover bekend is komt op Nias geen enkel
--kust, bijna geheel verwoest door eene aardbeving meer voor.
20 NIAS.

Van een aantal eilandjes rondom Nias liggende, struikgewassen, waaronder Hernandïèn, Aviccnnién,
is de Nakogroep, onder een afzonderlijk hoofd, Heriterien en de Barringtonia spcciosa worden
op de W.kust de voornaamste; het meerendeel opgemerkt. Op de hellingen der heuvels komen
der omliggende eilanden is onbewoond. velerlei varensoorten (Polipodium) voor en de
Vele wegen en voetpaden doorkruisen het eiland, sierlijke boomvaren (Canoóphora). De zoo gezel-
door dalen en over heuvels, langs en door de lige, doch de leden der andere plantenfamiliën
rivieren en beken, soms zeer steil, want de Niasser zoo uitsluitende alang-alang en glaga, die uitge-
is een stoere wandelaar en houdt niet van om- strekte velden beslaan, laten evenwel hier en daar
wegen; meestal zijn de paden niet breeder dan eenige groepjes struiken toe, gevormd uit l'ilcnia,
een voetzool en derhalve moeilijk te vinden, waar Phyllanthus, Desmodium, Uvaria, Erioglossum,
zij door gras en struiken loopen. Met deze lastige Abrus en eenige Melostomace'èn. Grasvlakten wor-
communicatie-middelen in het N. des lands had- den slechts in geringe uitgebreidheid in de om-
den vooral de zendelingen bij den aanvang van streken van Goenoeng Sitoli gevonden. De bos-
hunnen arbeid te kampen en wanneer men leest schen bevatten o. a. Canarium, Cussonia, Fari/iiim,
dat nog in 1898 een zendeling om van het Rapat- Fiats, Stcrciilia, Michelia, Pandanus, Cycus, Eleo-
gebied naar de W.kust te komen in 36 uur 34 carpus en in de nabijheid van Lapau en aan de
sterk stroomende rivieren moest overtrekken, dan N.W.kust den getah-boom en aan de Z.W.kust
blijkt, al is de veiligheid in dit gedeelte des eilands sapanhout. Van de cultuurplanten geeft de klap-
voldoende, de gemakkelijkheid van reizen nog niet per aan de Z. en Z.O.kust in mijlenlange stroo-
veel verbeterd. Gunstig steken daarbij af in Zuid- ken langs de stranden groeiende, aan het land-
Nias de wegen die van de groote dorpen uitloo- schap een eigenaardig karakter. De dierenwereld,
pen en die soms uren ver over eene breedte van vergeleken met die van Sumatra, biedt geen bij-
'/2 tot 2 meter met platte, aan elkander gepaste zondere vormen aan wat hoogere dieren betreft:
stcenen zijn belegd. Snijdt de weg een rivier of volgens Von Rosenberg vindt men er het Suma-
beek, dan komt het maar enkele malen voor dat traansche hert, de kidang, een wild zwijn, een
een boomstam of bamboe van oever tot oever is gewonen aap, den vliegenden maki en een vliegen-
gelegd; langs de kust is bij eb het strand de den hond, een schubdier, een moesang, een stekel-
weg: de moerassen worden door een smal pad varken, een otter, een muis en een inscctcnetend
van boomstammen, takken, bamboe, bossen rotan zoogdier; ook de vogels en reptielen wijken niet
enz. begaanbaar gemaakt. noemenswaard van de Sumatraansche af. De Insec-
De temperatuur ter O.kust is dezelfde als die tenwereld biedt op Nias een aantal merkwaardige
ter W.kust van Sumatra; regendagen zijn er onge- en eigene vormen aan.
veer 200 per jaar; van Mei tot Aug. regent het Nias is verdeeld in ongeveer 25 districten die
hoogst zelden, het meest van Oct. tot Dec. On- nauwkeurig bepaalde grenzen moeten hebben,
weders zijn niet zoo veelvuldig als op Sumatra welke echter niet bekend zijn; deze verdeeling
en minder hevig. De meest vóórkomende winden is afkomstig uit den tijd toen de voornaamste
zijn W. en N.W. Het vermoeden bestaat dat Nias stammen zich een vaste woonplaats kozen. Door
behoort tot een submarine heuvelreeks, die zich eene telling van de huizen en voor ieder huis in
uitstrekt van Simaloe tot Engano, en vroeger groo- N'.-Nia» 10, in Z.-Nias 15 bewoners per huis reke-
tendeels, maar niet diep, onder de oppervlakte nende, is men gekomen tot eene totale bevolking
der zee lag en dat destijds zich de koralen ge- des eilands van 230 tot 250.000 zielen; in aan-
vormd hebben, die men nu, nadat de bodem door merking nemende dat een groot gedeelte van N.-
vulkanische werking is opgeheven, op Noord- en Nias en eerr nog grooter gedeelte van het Zuiden
Midden-Nias, zelfs op hooge punten, als verweerde zoo goed als geheel onbekend is, mag men 't be-
koraalriffen en fragmenten daarvan aantreft. In volkingscijfer misschien wel op het dubbele stel-
het N. des eilands worden aan de oppervlakte len. Deze stammen spreken verschillende dialec-
lccmlagen gevonden, op andere plaatsen zand- ten, van welke die in N.- en Z.-Nias zooveel
steen, en hier en daar kolen; ijzer komt onder verschillen dat de bewoners elkander niet verstaan.
verschillende vormen voor, ook koper en, naar Al de woorden eindigen in klinkers en de wee-
Maleische handelaars beweren, goud aan de O.kust. kelijkheid die hiervan 't gevolg is strookt weinig
Zwaar woud met hooge boomen ontbreekt op met de breede uitspraak in het N. en de ruwe
Nias— enkele streken uitgezonderd, wier bosschen,
zoolang het duurt, 't materiaal voor den huisbouw
en scherpe in het Z. des lands; aangenaam om
te hooien is het Niasch, welks verwantschap met
moeten leveren. Ten behoeve van den handel in het Batak'sch wordt vermoed maar niet is aange-
timmerhout, voornamelijk met Baros en Singkel, toond, in geenen deele. (Zie NIASCH).
en tengevolge van het verbranden der dorpen als Van hunne afkomst weten de Niassers zelf niets
uiting van hostiliteit, is er veel bosch uitgeroeid. De degelijks te vertellen. Junghuhn, die trouwens het
stranden,voornamelijkbij Maros, Lapau cnGoenoeng eiland niet bezocht, en alleen tamme Niassers
Lemboe zijn begroeid met de Casuaiina iniiri- ontmoette, beschouwt hen als een kolonie der
cata, die door hunne rechte stammen en pyranri- P.ataks. Inderdaad hebben zij met de Bataks vele
dale vertakking eene aangename verscheidenheid punten van overeenkomst, maar nog meer van
opleveren, door de eentonigheid te breken van verschil; en niet geringe, zooals hunne onbekend-
het gezicht op de achtergelegen mocrasbosschen. heid met letterschrift, het ontbreken van kanni-
In deze bosschen komen voornamelijk voor Pan- balisme, het in Z.-Nias gebruikelijke koppensnel-
danus latifolius en P. samah (Rhizophoia, Kan- len, de taalverschillen; daarbij mag niet vergeten
delia en Bruguiera) ; daartusschen en vooral in worden het onwaarschijnlijke dat 't verband tus-
de nabijheid van Lapau en aan de boorden van schen de kolonie en het nabij gelegen moeder-
de Modjeia en de Soboc, niboeng en nipa, ver- land zóó geheel en zóó lang reeds zou zijn ver-
der Acanthus, Barcharis, Aerostichum en eenige broken, dat in de legenden der kolonie geen
Alstoniae. Op de hooger gelegen gronden lieren spoor daarvan te ontdekken is.
welig de waroc laoet (Pari Huw tiliaceum) en Een ander probleem is het karakteristiek ver-
NIAS. 21

schil tusschen N.- en Z.-Nias. In lichaamsbouw, heden, tot meerdere ontwikkeling zouden brengen.
in energie, in reinheid, de inrichting der huizen, De adat is voor die ontwikkeling zeker al heel
den aanleg der dorpen en wegen, en de wijze ongunstig; het woekerstelsel, de gebruiken bij
van begraven bestaat tusschen N. en Z. een groot het huwelijk en vooral bij het overlijden, het
verschil. Bij het hooren hunner taal zou men
meenen een ander volk voor te hebben. In hoofd-
voortdurende offeren en de zucht om zich
't ook van geleend geld — —
gouden sieraden aan
zij
zaak komen overeen hunne godsdienstige begrip- te schaffen, hebben ten gevolge, dat hij altijd in
pen, de overleveringen omtrent hunne afkomst, schuld moet blijven en dat de rijkdom zich bij
hunne zeden en gewoonten, wijze van bestuur, enkele personen ophoopt in den vorm van dood
rechtspleging en oorlogvoeren, kleeding en voedsel. kapitaal, goud en gouden sieraden.
De huidskleur der Niassers varieert tusschen In het N. zijn de dorpen meestal op den top
geelwit en lichtbruin, die van haar en baard tus- van een heuvel gebouwd, waarvan de hellingen
schen donkerbruin en zwart met rosachtige pun- zoo steil zijn gemaakt dat de. toegang alleen door
ten; de neus met neusvleugels die niet zoo breed middel van ladders mogelijk is; het zijn ware
zijn als bij het Maleische ras, komt meer met forten. In 't '/.., waar de dorpen aanzienlijk grootcr
den Kaukasischen overeen. Door het dragen van zijn, en tot 500 huizen tellen, liggen zij veeltijds
zware lasten hebben vele vrouwen een eigenaar- in de vlakte, zijn dubbel ommuurd, van gepla-
digen gang, maar welgemaaktc figuren zijn onder veide wegen en dwarswegen voorzien en van bad-
haar niet zeldzaam. Niasschc vrouwen zijn bij de plaatsen met stecnen bekleed; alleenstaande hui-
Maleiers en bij anderen zeer gezocht. De Z.-Niasser zen, buiten het dorp, ziet men hier zelden. Overal
is over 't algemeen lichamelijk meer ontwikkeld, staan de huizen op palen; in het N. zijn zij 16
grooter en sterker gebouwd, zijn optreden is fier- meter, in 't Z. tot 25 meter lang en daarbij 8,
der. Albino's komen veelvuldig voor. resp. 12 meter diep; in het hooge, spitse dak
I»e Niasser is zelfzuchtig, wantrouwend en ja- zijn de vensters, met luiken sluitbaar; aan eene
loersch; zonder bepaald lui te zijn — buiten zijn groote middenruimte grenzen ter weerszijden klei-
land is hij zelfs vlijtig — brengt hij als een nere kamers, ten dienste van de verschillende
rechtgeaard oosterling het grootste gedeelte van gezinnen die hetzelfde huis bewonen; in het mid-
zijn tijd in ledigheid door. Zijn wraakzucht is denvertrek, waar de ongehuwde mannelijke bewo-
grenzenloos en gaat van ouders op kinderen en ners gezamenlijk slapen, is de gemeenschappelijke
kindskinderen over, zoodat soms geheele gezinnen, haard, hangen de uit hout gesneden beeldjes van
zuigelingen inbegrepen, worden vermoord om bloed- huisgoden en voorouders, nl. de beeldjes waarin
wraak van het opkomend geslacht te voorkomen. de zielen der voorouders heeten te huizen, soms
Hij is een geboren dief, bedrinkt zich gaarne en in risten naast elkander saamgebonden, de onder-
wordt dan strijdlustig; zijn bijgeloovigheid uit kaken der varkens door de huisgenooten geslacht,
zich op allerlei wijzen in sterke mate; in N.-Nias in 't Z. ook de menschenschedels; afbeeldingen
treft men, naast al deze eigenaardigheden, nog van verschillenden aard, ook van den phallus, in
onreinheid aan van lichaam, kleeding en woning. snijwerk ontbreken in de meeste huizen niet; de
Maar tevens is de Niasser opgeruimd van gemoed, ingang van het huis bevindt zich in den vloer
dankbaar, goedhartig en medelijdend, op Z.-Nias van de middenruimte en is bereikbaar langs een
wanneer 't er op aankomt, dapper en zelfopoffe- ladder en door een valluik.
rend. Hij gebruikt geen opium en dobbelt niet. Het huisraad bestaat uit potten en pannen van
Dat kuischheid een zijner deugden zou zijn valt Niasch maaksel, lepels van kokosschalen of hout,
moeilijk te rijmen met de strenge wetten, die zelfs waterdragers van bamboe, rijstblok, wannen en
iedere onwelvocgclijkheid bedreigen. De familie- slaapmatten, in Z.-Nias ook uit houten stoelen en
band wordt niet zeer sterk gevoeld maar de ouders banken en, mede aldaar, in de groote huizen uit
zijn hunne kinderen genegen, te veel zelfs, want soms honderden groote, grove Chineesche schotels
gescholden worden zij den geheelen dag, geslagen in gevlochten rotan gevat; de huizen der hoofden
nooit. Voor zijn nog ongeboren kind heeft de vader in 't Z. kosten aan materiaal en arbeidsloon tot
groote bezorgdheid en toont deze door allerlei na ƒ6OOO en de totale bezitting, slaven en varkens
te laten. Kindermoord komt alleen voor bij de inbegrepen, vertegenwoordigt soms eene waarde
geboorte van tweelingen en bij buiten huwelijk van 25 tot 30.000 gulden; op Z.-Nias gemiddeld
geboren kinderen. Aan een daartoe bestemde pop, ƒ6OOO. Op het midden van 't plein dat door de
twee kinderen voorstellende, uit één stuk hout huizen is ingesloten en dat tot vergaderplaats
gesneden, met de hoofden aan de beide uitein- dient, ligt, onder een klein afdak, het laatst ge-
den, vraagt men van tweelingen verschoond te storven hoofd begraven. Vóór de huizen der hoof-
blijven in 't vervolg. den en aanzienlijken vindt men groote houten of
Zonder schrijftaal, ten gevolge van voortdurende steenen beelden, benevens steencn banken of een
veeten en oorlogjes weinig verkeerende met nabu- steenen gestoelte met armleuningen en met uit-
rige stammen, zonder uitwisseling van denkbeel- gebeitelde menschen- en dierenfiguren versierd.
den, alleen bedacht op zijn levensonderhoud, steeds Een smid vindt men in ieder dorp en aan den
in onzekerheid omtrent leven en vrijheid en op ingang waken de houten of steenen beschermgod
middelen zinnende om beide te verdedigen, het en zijne gemalin.
hoofd vol van allerlei verwarde voorstellingen Het voedsel is rijst, aardappelen, sago, maïs,
omtrent geesten, spoken en tooverijen, was de klappers en eenige bladsoorten; kippen en var-
Niasser, en is hij nog, altijd in omstandigheden kens worden alleen bij bijzondere gelegenheden
weinig geschikt om zijn verstand te ontwikkelen. genuttigd en verder eet men alle dieren die men
Dom kan men hem echter niet noemen; hij heeft bemachtigen kan. Bij feesten wordt palmwijn ge-
een kinderlijk gemoed en een voldoend begrips- schonken en vaak te veel gedronken. Kleedden
vermogen; volhardend bij datgene wat hij zich maken de Niassers zich van boombast, van een
eenmaal heeft voorgenomen, bezit hij eigenschap- weefsel van rameh- of ananasvezels of van inge-
pen genoeg die hem, onder gunstiger omstandig- voerd katoen. Reeds voldoende is voor den man
22 NIAS.

een reep boombast om de heupen en tusschen gelijk; want zonder deze dieren komt er niets
de beenen doorgehaald, die de genitaliën bedekt tot stand. Menigmaal wordt de doodkist gemaakt
zonder ze te verbergen; in den regel draagt hij bij het leven van den man en inmiddels als zetel
daarbij een vest met schouderlappen; een hoofd- gebruikt of goed genoeg geacht om de sirihkalk
doek toont reeds eenigen meerderen welstand; aan af te smeren die aan de vingers is blijven
de kleedij der vrouwen is een kort rokje, van hangen. Het geweeklaag dat aanvangt wanneer
voren afgezakt, zoodat de buik grootendeels onbe- de dood nadert, wordt, wanneer de begrafenis
dekt blijft, een kleedingstuk hier en daar door dadelijk plaats heeft, voortgezet tot op het oogen-
den invloed der zending door „eene meer fatsoen- blik dat het graf gesloten is; dadelijk daarop be-
lijke boerendracht voor de vrouwelijke jeugd" ver- gint het feest, meer of minder eenvoudig naar
vangen, kralensnoeren, liefst lichtblauw, om den gelang van den stand des overledenen. Bij eenige
hals, armringen van koperen spiralen en oorringen Stammen worden de beenderen na verloop van
van allerlei metaal, die de oorlel soms tot op den tijd opgegraven en in een houten pop, met een
schouder uitrekken. De grootere welvaart die in schuifdeksel in den rug, bewaard. Afzonderlijke
Z.-Nias heerscht heeft ten gevolge, dat hier aan begraafplaatsen kent men in N.-Nias niet; in het
de kleeding meer zorg wordt besteed; bijna alle Zuiden wordt het lijk van een hoofd of aanzien-
mannen dragen daar vesten van boombast of andere lijke fraai getooid rondgedragen door het dorp
stof en hoofddoeken. In N.-Nias zijn de hoofden en daarna in de kist buiten het dorp op een
uitgedost met een gouden kroon, waarvan de voor- houten stelling neergelegd; van deze met een
zijde verlengd is tot een hoornvormig uitsteeksel; dakje voorziene lijkenhuisjes staan er buiten het
met een gouden halskraag, een lange roode, met dorp honderden op rijen, soms half vergaan, op
wit opgelegde jas, een Bvormigen oorring in het den grond gevallen en een ondragelijken stank
rechteroor; een rooden waaier en een dolk met verspreidend. Menschenoffers zijn in de Zuider-
gouden greep. Oor- en armringen dragen de man- districten onafscheidelijk aan de begrafenis van
nen slechts aan den rechterkant, de vrouwen aan lederen man van stand verbonden; bepaaldelijk
beide kanten. In Z.-Nias wordt in plaats van de de afgeslagen hoofden zijn het die men bij zulke
jas een buis van katoen, zijde of fluweel gedra- gelegenheid niet ontberen kan; de geest van den
gen, in plaats van een kroon èen gouden vedel- overledene is nog niet dadelijk los van het aard-
en gouden knevels. Verder voeren de hoofden sche en zou zijn opvolger en erfgenamen hinde-
een statie-lans, met van 3 tot 5 punten, het ijzer ren in het rustig genot van gezag en bezitting;
bevestigd in een gegoten koperen bus die aan om dit te doen ophouden of te voorkomen wordt
de andere zijde den steel van niboeng draagt. al zijn macht, al zijn zucht tot bezit gestapeld op
Het gala-kleed van een hoofd kost 3 of 4000 het hoofd van een of meer personen, en dat afge-
gulden, dat van zijne vrouw 2000. slagen, waardoor alle verband tusschen zijne wereld-
Over het geheele eiland tatoeëren de bewoners sche neigingen en de voorwerpen daarvan wordt
zich, maar in geringe mate. afgesneden. Overigens geschiedt het koppensnellen
De Niasser loopt altijd gewapend, hetzij met nog in den krijg, uit wraak wegens eene gelijk-
een zwaard, buiten het dorp ook met een lans, soortige behandeling van nabestaanden, bij het
en in de Z.-districten verlaat hem zelden zijn aanvaarden van een hoogeren titel, als zoenoffer,
schild. Behalve deze zijn zijne wapens een korte, bij de betaling van den koopprijs van eene bruid
zware stok en enkele vuurstcengeweren, een helm met vorstenrang en, zeldzaam, bij plechtige eed-
van ijzer of vlechtwerk en een wapenrok van boom- allegging. Wanneer het onmogelijk blijkt zich een
bast of dierenvel, een enkele maal van de huid voldoend aantal koppen langs den gehruikclijkcn
eens schubdiers Kostbare wapenen kent men er weg van sluipmoord te verschaffen, moeten slaven
niet, hetgeen niet belet dat de wapens er vrij van den feestgever het getal vol maken, maar op
kostbaar zijn en b. v. ƒlO tot ƒ2O voor een kap- hen wordt meestal slechts schijn-onthoofding toe-
mes wordt betaald. gepast.
Personen uit denzelfden stam mogen niet met Feestgevierd wordt bij het huwelijk, bij de be-
elkander trouwen en de jongere zuster mag niet grafenis van een hoofd, bij de installatie van een
de oudere ongehuwde voorgaan in het huwelijk, nieuw hoofd en bij de aanneming van een hoo-
tenzij er geldige redenen bestaan om af te wijken geren titel, voorts bij de naamgeving van een
van dezen regel; het meisje wordt ten huwelijk kind, bij de voltooiing van een huis, 't ontginnen
verkocht voor f \oo tot /"2000, soms ƒ 3000 in van terrein voor landbouw, 't oprichten van een
den hoogen stand; dat weigestelden zich meer steenen bank voor de woning eens hoofds en bij
dan een vrouw aanschaffen, is niet verboden. De de plaatsing van dergelijke banken, die in het
inzegening geschiedt door den priester, nadat eene Zuiden ter eere van overledenen langs de wegen
menigte formaliteiten en feestelijkheden waarbij worden gezet. Hetzelfde programma dient voor
vele varkens noodig zijn, voorafgingen; ten be- ieder feest: springen, dansen, muziek maken op
sluite drukt de priester de hoofden der jongelie- instrumenten, zingen, rijst met varkensvleesch eten
den tegen elkander. Karakteristiek is het weenen en palmwijn drinken. De muziek en de muziek-
van de bruid en de klaagliederen die zij hare instrumenten der Niassers zijn beschreven in het
familieleden toezingt. De man neemt zijne vrouw artikel over deze onderwerpen (Zie Dl. 11,bl. 636).
mede naar zijn dorp. De krijgsdans wordt uitgevoerd door een groot
Sterft een Niasser dan gaat alles, ook zijne aantal mannen, geheel ten strijde uitgerust, die
vrouwen, op den zoon over, behalve diens moeder. dansende zingen, met de wapens zwaaien en de
De begrafenis mag niet plaats hebben voor het maat stampen met de voeten; schijngevechten van
noodige aantal varkens dat geslacht moet worden 2 personen wisselen dezen dans af. Aan den slan-
bijeen is; zoo lang blijft de kist met het lijk in gendans doen alle mannen, jongelieden en knapen
huis staan, soms jaren. Over Nias te schrijven, van het dorp mede; in deze volgorde vatten zij
verklaarde onlangs een der zendelingen aldaar, elkander bij de hand en loopen zij zingende en
zonder telkens over varkens te spreken is onmo- de maat trappende verscheidene malen over het
NIAS. 23

dorpsplein. De vrouwen dansen in een afzonder- In oorlogstijd worden de toegangen tot het dorp
lijke voor den dans bestemde dracht, die zoowel gesloten, de wegen met boomstammen versperd,
van de dagelijkschc kleedij als van het ptachtge- met voetangels beplant en 's nachts bewaakt.
waad afwijkt; de dans bestaat in een langzaam Het oorlogvoeren bestaat in het verraderlijk aan-
heen en weer gaan, met verdraaiingen van het vallen en vermoorden van de mannen der tegen-
lichaam en wendingen van hoofd, bovenlijf en partij, die men ontmoet en in het gevangen weg-
armen. voeren van vrouwen en kinderen. Is de gelegenheid
Voor het verkeer tusschen mensehen en goede gunstig, dan wordt een dorp overvallen, geplun-
en booze geesten zorgen priesters en priesteressen. derd en verbrand en allerlei gruweldaden begaan.
Zij vormen geen afzonderlijke kaste en zijn niet Tot een geregeld gevecht van twee troepen komt
eene bevoorrechte klasse. Loeboe langi is de oor- het zelden. Na de „overwinning" een groot feest;
sprong van alles, en van hem komt alleen het de dappersten krijgen in N.-Nias een geschenk
goede. De algemeenc naam der geesten is adjoe in goud, in 't Zuiden een halsring van vast aan-
en bij iedere bijzondere gelegenheid wordt de eengeregen en op de randen gepolijste schijfjes
adjoe aangeroepen tot wiens ressort de aangele- kokosschaal. De vrede wordt ook wel door middel
genheid behoort; met iets anders bemoeit hij zich van arbitrage gesloten, indien geen der partijen
niet. Nadaaya is de machtigste der booze geesten, wil erkennen de zwakste te zijn geweest.
die bezworen of verbeden moeten worden, om het De rechtspleging is ingewikkeld en berust op
kwaad van den mensch af te weren. Helpt de overlevering; als straffen kent men geldboeten,
verbidding niet, dan worden de vrouwen uit het pandelingschap, slavernij, den dood. De dorps-
huis verwijderd, alle luiken, op één na, gesloten raad beslist, partijen en getuigen gehoord, bij
en de mannen slaan en zwaaien als razenden in meerderheid van stemmen. Ordaliën zijn evenzeer
alle richtingen om zich heen en maken een helsch in gebruik als folterwerktuigen.
lawaai op trommen en bekkens om den boozen De grond behoort aan de opwonenden; verla-
geest te verjagen. Het gebruik van amuletten is ten deze een streek, dan blijven zij hun recht
bekend. De begrippen omtrent leven en dood zijn op den grond behouden. De erfopvolging geschiedt
zeer verward; de ziel keert terug tot den wind, in nedcrdalende, zoo noodig in opklimmende of
vanwaar zij kwam; om eene belooning of bestraf- in zijdelingsche linie.
fing hiernamaals bekommert men zich weinig. Over het geheele eiland is het afvijlen der bo-
Er zijn stam- en dorpshoofden; de waardigheid venste snijtanden in gebruik en het besnijden der
van hoofd is erfelijk; vroeger was de regeerings- knapen tusschen hun sde en B*i<-' jaar, welke han-
vorm een patriarchale, thans staat een raad van deling echter geen godsdienstige beteekenis heeft.
aanzienlijken het hoofd ter zijde; in N.-Nias heb- Bij het zitten worden de beenen vóór het boven-
ben de vergaderingen der autoriteiten plaats op lijf opgetrokken. Zijn de vrouwen alleen in huis
het dorpsplein, in 't Zuiden ten gemeentehuize. Het dan halen zij bij de aankomst van vreemden den
gemecne volk zijn zij die niets of weinig bezitten. ladder naar boven en sluiten het valluik; buiten
Tot pandelingschap komt een Niasser wanneer het dorp gaan zij nooit zonder gewapend geleide.
hij een schuld heeft en de schuldeischer de beta- De Niasser houdt zich bezig met landbouw,
ling wantrouwt; deze neemt dan den schuldenaar jacht, vischvangst en veeteelt. De rijstbouw ge-
of een lid zijner familie in pand. Of wanneer hij, schiedt op ladangs, die een volgend jaar voor
in boete vervallen, onmachtig is die te betalen de aardappelteelt worden gebruikt; het zijn hoofd-
en het hoofd hem de som voorschiet; hij wordt zakelijk de vrouwen die den veldarbeid verrichten
dan de pandeling van het hoofd. Het pandeling- en in 't algemeen het zwaarste werk doen. Voorts
schap houdt op met de afdoening der schuld. worden gekweekt maïs en sagopalmen, voorna-
melijk voor het blad als dekmateriaal, suikerriet,

.
Slavernij ontstaat door I°. schuld die niet afbe-
taald is en die, door het stelsel van jaarlijksche pisang en eenige andere vruchtboomen, tabak,
schuldverdubbcling, gelijk geworden is aan de sirïh en katoen, alles zonder veel zorg; de klap-
waarde van een slaaf, ƒ2O tot ƒ4O; de schuldenaar pers zorgen geheel voor zichzelf en gedijen uit-
verliest dan zijne vrijheid en blijft de schuld op- muntend; vroeger schijnt er koffie en peper ge-
loopen, dan ondergaan zijne kinderen hetzelfde teeld te zijn. Gejaagd wordt voornamelijk op
lot; 2°. verkoop van weezen door hunne nabe- zwijnen, door middel van honden en kuilen; ge-
staanden; 30. roof; 40 krijgsgevangenschap. Een vischt met netten en fuiken in de rivieren, die
slaaf wordt vrij door afdoening van de schuld niet zeer rijk aan visch zijn, en tusschen de klip-
of doordien zijn meester hem als kind aanneemt; pen met het schepnet of 's avonds, bij fakkellicht,
eene slavin wanneer zij door haren meester be- met de hand. De veeteelt beoogt bijna uitsluitend
zwangerd is. Slavenhandelaars waren vroeger voor- het fokken van varkens en hieraan legt de Niasser
namelijk de Atjehers, maar sedert deze door den veel zorg ten koste, want het varken is op Nias
Atjeh-oorlog van de zee verdreven zijn, staat het een dier van beteekenis. De verwilderde karbou-
eiland niet meer aan hunne geweldenarijen bloot wen in de buurt van Goenoeng Sitoli, die een
en is de slavenhandel tot veel geringer afmetingen plaag voor den landbouwer waren, zijn zoo goed
teruggebracht. Nias was een zeer gezocht slaven- als uitgeroeid.
eiland: Hollanders, Engelschen en Franschen Als handwerkslieden staan de Niassers niet
kwamen er, behalve bewoners van den Archipel, laag; er zijn goede timmerlieden en smeden onder
slaven halen. hen en handige kopergieters, goud- en zilversme-
Oorlog is er voortdurend op Nias, hier of daar: den, maar hun arbeid staat ver beneden die der
alle weerbare mannen en ook de slaven nemen Maleiers; het snijwerk is veelal goed afgewerkt
er deel aan en men begint de vijandelijkheden en aan de figuren der gevesten van klewangs
zonder vooraf te waarschuwen ;de krijgers maken en messen wordt veel zorg besteed. De vrou-
hun uiterlijk zoo verschrikkelijk als zij kunnen wen verven katoen en weven en maken vlecht-
en indien zij tot een welgesteld dorp bchooren werk. Op verscheidene plaatsen wordt aardewerk
is hunne uitmonstering gelijkvormig of ongeveer. vervaardigd.
24 NIAS.

Gemunt geld is in het binnenland langen tijd De betrekkingen tusschen Nias en de Hollanders
onbekend gebleven; tegenwoordig wordt het in zijn mede van zeer ouden datum. In 1669 heeft
de voornaamste strandplaatsen als betaalmiddel de 0.-I. Comp. met de hoofden van 33 dorpen
gebezigd en zelfs komt het voor dat handelaars een verbond gesloten, dat in 1693 bekrachtigd
uit veraf gelegen kampongs zich met gemunt geld en door de toetreding van andere dorpen uitge-
laten betalen. Maar voor een zeer groot deel is breid is. Het district Telok dalem was geheel
de handel nog zuiver ruilhandel, en dient het aan de Comp. afgestaan en er werd eene bezet-
goud als maatstaf ter bepaling van de waarde; ting gelegd, die 2 jaar later weer is vertrokken
hij wordt gedreven met Maleiers die sedert eeuwen omdat de post niet genoeg opleverde. In 1755
kolonies op het eiland hebben, Chineezen, Atjèhers is het tractaat plechtig vernieuwd. Tijdens het
en Arabieren, allen in de hoofdplaatsen gevestigd. tusschenbestuur hebben de Engelschen, in 1810,
Bij verkoop op afbetaling worden in een stuk contracten gesloten waarbij de slavenhandel ver-
rotan evenveel insnijdingen gemaakt als het aan- boden werd en in 1825, toen Commissarissen alle
tal koelaks olie of het getal kokosnoten bedraagt, Engelsche vestigingen overnamen, hernieuwden
dat de verkooper te ontvangen heeft; hij en de de Niassers deze overeenkomsten met het Neder-
kooper krijgen ieder de helft van den overlangs in landsche Gouvernement; o.a. strekkende tot af-
tweeën gesplitsten kerfstok en bij iedere gedeelte- schaffing van den slavenhandel en tevens inhou-
lijke afdoening van de schuld wordt van iedere helft dende, dat onder zekere bepalingen door het Gouv.
een evenredig aantal inkervingen weggesneden. menschen konden gelost worden en als schulde-
In Z.-Nias waar geen vreemde handelaars geves- naars medegenomen om, na eenige jaren bij hunne
tigd zijn, gaan de Niassers zelf handel drijven op principalen gediend te hebben, te worden vrij
Sumatraansche kustplaatsen; zeevaarders zijn deze verklaard. Op Nias konden dus door het Gouv.
eilanders overigens niet en waarschijnlijk zijn zij slaven worden opgekocht, om hen als koelis
't in de laatste eeuwen niet geweest, want de namen eenige jaren voor hun losgeld te laten dienen,
der hoeken van hun eiland zijn meest allen Ma- onder toekenning van zeker loon. Het bestuur te
leisch en dus door vreemdelingen daaraan gege- Padang legde daartoe registers aan; in de eerste
ven en door de inboorlingen in gebruik geno- jaren werden verscheidene honderden slaven daar
men, volgens hunne uitspraak gewijzigd. Uitgevoerd aangevoerd, later steeg het aantal tot 3000, nooit
wordt rijst, timmerhout, olie en getah; ingevoerd is echter een van hen, na de vrijheid erlangd te
goud, ijzer, koperdraad, metalen bekkens, kralen, hebben, naar Nias teruggekeerd. Door dezen aan-
katoen en katoenen goederen, Chineesch aard- voer van werkkrachten kon men later nakomen
werk, snuisterijen en Javaansche tabak. de belofte, bij publicatie van 25 Oct. 1833 aan
Voor de tijdrekening bezigt men de periode de bevolking van Sumatra's Westkust gedaan, dat
van 6 maanden die er verloopen tusschen het men, om haar van den last der transportdiensten
planten en het oogsten van de rijst; voorts rekent te ontheffen, vreemdelingen zou doen overkomen.
men bij maanmaanden en bij eersten, tweeden, Onder een anderen vorm werd de handelwijze
dertien dag, enz. van deze maand; de dagverdee- der Compagnie, die hare slaven van Nias haalde
ling houdt verband met zons op- en ondergang. en naar Padang bracht, thans herhaald. In het
De aanraking der Niassers met andere eilanders jaar 1825, na de overneming van de Engelschen,
uit den Archipel dagteekent reeds uit zeer ouden werden posthouders aangesteld, maar hel jaar daarna
tijd. De Maleiers van Sumatra's Westkust vestig- weder teruggeroepen, zoodat het eiland toen weder
den zich op Nias stellig drie eeuwen geleden; zij geheel aan zichzelf was overgelaten. De bezetting
bleven uitsluitend aan de kust op de Noorder- van Goenoeng Sitoli voor goed dateert van 1840.
helft; de Zuidelijke districten bezochten zij van Afwisselend werden te Larago, Telok dalem en
daar uit met prauwen. Het was ellendig gespuis Nako posten gevestigd; aan het voorstel der Com-
dat zijn geluk kwam beproeven aan deze stran- missie Nieuwenhuisen —Rosenberg om te Hilidaai
den, een troep gemeen, lui en aanmatigend volk, in het midden des eilands en te Lapau in het
dat als opkoopers van producten, maar voorna- Noorden nederzettingen te vestigen is, voorzoover
melijk van slaven aan den kost kwam. Om zich wij weten, geen gevolg gegeven. In 1846 werd
staande te houden en zich te vrijwaren voor wraak- de luit. Donleben, tijdens een topografische opne-
neming, die het onvermijdelijk gevolg zou geweest ming, bij Lagoendi door honderden gewapende
zijn van hun optreden, vermaagschapten zij zich Niassers achtervolgd en genoodzaakt het eiland
niet Niassche hoofden. Onder het Nederlandsch te verlaten, eene vijandige houding die ten ge-
Bestuur zijn zij in vaste kampongs verzameld en volge had dat in 1847 eene expeditie uittrok, die
voor een deel landbouwers geworden. Ook de Lagoendi verbrandde. L'.cnc expeditie tegen het
Atjèhers hebben sedert eeuwen Nias bezocht en dorp Orahili, mede in Z.-Nias, dat in 1855 zich
er verschrikkelijk huisgehouden; zij hielden zich tegen het Gouv. verzette werd eerst teruggedrongen,
bezig met den roof van menschen en goederen maar slaagde er later in, na bekomen versterking,
en hadden vele hoofden dei-mate in hun macht, de weerspannigen te tuchtigen. In 1856 werd
dat ieder jaar prauwen den cijns gingen ophalen', te Lagoendi eene redoute opgeworpen, die na de
eene kolonie aan de rivier Modjeia diende tot aardbeving van IS6I ontruimd en niet weder be-
stapelplaats voor de slaven die voor Troemon en trokken is; in de jaren 1856 en 1857 heeft Zuid-
Atjeh waren bestemd. In 1839 heeft eene expe- Nias onder het beheer van den kapt. Heyligers,
ditie hen gedeeltelijk verdreven en hunne macht die de sterkte te Lagoendi aanlegde, een zeer
aanzienlijk geknot en in 1851 is tot tegengang rustigen tijd beleefd; na zijn vertrek werd de toe-
van den menschenhandel 't verblijf aan Atjèhers stand weder als van ouds en bleek dat de onder-
elders dan op Goenoeng Sitoli ontzegd. Evenmin werping der oprocrigc kampongs niet verkregen
als de aanraking met deze Sumatrancn de Niassers en het doel der nederzetting dus niet bereikt was.
tot heil is geweest, hebben zij baat gevonden bij liet was in 1857 dat het geheele eiland door het
de kennismaking met de Chineezen, die in de Ned. Gouvernement werd in bezit genomen; ver-
buurt van Goenoeng Sitoli hunne tenten opsloegen. boden werd toen slaven te maken of daarin han-
NIAS. — NIASCH.
25
del te drijven, op eigen gezag oorlog te voeren welke zoo diep in de zeden des volks wortelt,
en recht te spreken over leven en dood en de zeker nog lang in gebruik blijven.
verzekering werd gegeven, van de zijde des Gouver- Daar in de Zuider-districten het Gouv. geen
nements, dat rust en vrede zouden worden gehand- zendingsstations toelaat, is niet te verwachten dat
haafd en hulp en bescherming verleend aan allen, het de zending is die in deze toestanden de ge-
zonder onderscheid van rang of stand. Oogen- wenschte verbetering zal brengen; alleen de Rhei-
blikkdijk heeft dit verbod niet geholpen, want in nische Missions-Gesellschaft heeft sedert 1866 op
1863 was een expeditie naar Z.-Nias noodzakelijk Nias hare zendingsposten. Binnen het Gouv.gebied
om den slavenhandel te beletten; vergeefs werd wordt door de zendelingen veel ten goede gewerkt,
eene landing beproefd, maar met eene grootere ofschoon nog geen sprake is van gewichtige ver-
macht slaagde men er daarna in eenige kampongs anderingen in het volksleven; in 1885 bedroeg
eene bestraffing toe te dienen, een uitslag die het aantal Christenen, vrouwen en volwassenen
voldoende werd geacht, daar eene duurzame ves- medegerekend, 460, in '89 650, in '97 2106; het
tiging in de Zuid niet in de bedoeling lag. aantal Europeesche zendelingen bedroeg toen 10,
Het eiland Nias vormt thans eene onderafdee- dat der inlandsche leeraren 25. Tot 1892 waren
ling van de afd. Siboga der res. Tapanoeli van er stations gevestigd te Dahana, Gocmboe Hoe-
het Gouv. Sumatra's Westkust. Van deze onder- mene, Goenoeng Sitoli en Ombalata. In 1892
afdeeling is Goenoeng Sitoli een district met ge- werd het y station te Fadoro aan de Najo op
lijknamige hoofdplaats, waar in 1866 een waar- de W.kust, in '94 het te Lahagoe, in het
nemend civiel gezaghebber werd aangesteld, in midden des eilands, in '97 het 7'- te Lolawoea
1867 een controleur derde en in 1870 een contro- gevestigd.
leur tweede klasse. Van de hoofdplaats uit worden Litteratuur: De Stuers, De vestig, en uitbreid.
de kustkanipougs van het eiland nu en dan door der Ned. ter W.kust v. Sumatra, 1849: Nieuwen-
den controleur bezocht. Goenoeng Sitoli ligt op den huisen en Von Rosenberg, Verslag omtr. het eil.
linkeroever van een riviertje, aan het strand van Nias en deszelfs bewoners (Verh. Bat. Gen. XXX,
een zeer vlakke bocht, op een heuvel, de Hili 1863); Van Rees, Krijgstochten op Nias (De
Harisa, van 30 meter, en wordt door eene redoute pionniers der beschaving, 1866); Kramer, Reis
beschermd, die 2 officieren en 50 man bezetting door Nias (Dè Rijnsche Zend. 1874); Verbeek,
heeft. Van den tijd af dat Raffles het gezag voerde Onderz. naar kolen op Nias (J. M. N.-L 1874);
op de Westkust van Sumatra tot 1866 is Goe- Dez., Geol. bcschr. v. Nias (J. M. N.-L 1876);
noeng Sitoli de standplaats van een posthouder Von Rosenberg, Der Malay. Archipel, 1878;
geweest, vooral ten behoeve van eene onderdruk- Schreiber, Der Insel Nias (Pet. Mitt. XXIV, 187S);
king des slavenhandels door Atjèhers en Maleiers Thomas u. l-'ehr, Reisen im südl. Nias (M. Geogr.
gedreven. In het betrekkelijk kleine onder gere- Ges. Jena, 1882): Sundciniann, Die Psychologie
geld bestuur staande deel van de N.O.kust, het des Niassers (Allg. Miss. Z. 1887); Dez., Niass.
zoogenaamde rapatgebicd van Goenoeng Sitoli, Erziihl. (T. B. G. XXXI, 1888); Kielstra, Onze
van Oedj. Gomoh tot Larago, ongeveer 16 kilo- bemoeiingen met Nias onder Van Swieten (I. M.
meter lang en gemiddeld half zoo breed, was de T. 1890); Kramer, Der Götzendienst der Niasser
invloed van het Ned. gezag hoofdzakelijk merk- (T. B. G. XXXIII, 1890); Modigliani, Un viaggio
baar. Dit rapatgebied is overbevolkt, voor een a Nias, iSijo: Stindcrman, 25 Jahrc Miss.-arbcit
deel door de talrijke vluchtelingen voor de woeste auf Nias (Rijnsche Z. 1890); Lagemann, Einc
horden uit de onrustige Zuiderdistricten. Altijd Untersuch.reise auf Nias (B. Rh. Miss. Ges. 1891);
is het Zuiden des eilands 't tooneel van onderlinge Sundciniann, Niass. Gesang (Ausland, 1S91); Dez.,
geschillen geweest en hoewel van belangrijke poli- Neue Beitr. zur Ethn. v. Nias (Ausland, 1892);
tieke beteekenis, werd uit hoofde van den grooten Lagemann, Das Niassche Madehen (T. B. G.
onafhankelijkszin der hoofden en den krijgszuch- XXXVI, 1893); Wilken, Erfrecht op Nias (I. Gids
tigen aard der bevolking daarmede van den kant 1883, I); Duyvendak, De zending op het eiland
der N.-L regeering geen aanraking gezocht. M Nias (N. Z. T. 1896); Fehr, Een doopfeest op
alleen dim wanneer hoofden of bevolking het al Nias (R. Z. 1896); Schreiber, Het werk der Rijn-
te bont maakten; zoo gebeurde het in 1592 dat sche Zend. in Ned. O--1., 1897; Sundeimann,
een bende koppensnellers het land doorkruiste, Verderf, volkszeden op Nias (Rijn. Z. 1898); Dez.,
de mannen die zij ontmoette doodende, de vrou- Das Kopfschncllcn auf Nias (M. Geogr. Ges. Jena,
wen en kinderen medevoerende; een marinevaar- XIII, bl. 32); Dez., Die Mission auf der "insel
tuig dat daarop de kusten der onafhankelijke Nias (Allg. Miss. Z. 1898).
streken bezocht werd .... overal goed ontvangen.
In 1894 ondernam een der hoofden van Midden-
NIASCH. De taal die gesproken wordt door
de bewoners van Nias en de Batoc-cilanden. Men
Nias een sneltocht naar Bale, een strandkampong, onderscheidt twee hoofddialecten, het Noordelijke
een paar uur gaans buiten het rapatgebicd en en 't Zuidelijke, waarvan alleen het eerste meer
doodde 3 personen; dergelijke berichten omtrent dan geheel oppervlakkig bekend is. Schoon het
moord en roof bereiken telkens de Ned. vestiging Niasch als Maleisch-Polynesische taal met de talen
en nog in 1898 was er in de nabijheid van Goe- van Sumatra verwant is, onderscheidt het zich van
noeng Sitoli groote onrust, zich uitende in de deze zeer opmerkelijk, zoowel phonetisch, als ten
vlucht van de bewoners van verscheidene dorpen, opzichte van de spraakkunst en den woordenschat.
op het gerucht van de komst eener rooverbende Tot de eigenaardigheden van het klankstdsel be-
die Gocmboe Hoemcnc, dat veel goud, vele var- hooren de volgende verschijnselen. Alle sluitende
kens en jongedochters bezit, zou aanvallen. Het medeklinkers, met inbegrip der neusklanken, zijn
hoofd der onderneming werd door zijn zwager weggevallen, zoodat de taal uiterlijk overeenkomst
vermoord en zoodoende liepen de bedreigde stre- heeft met het Malagasi, en nog meer met het
ken vrij. Bij de weinige aanraking die het bestuur Samoaansch en andere Polynesische talen. Verder
in het Gouv.gebied met Midden- en Zuid-Nias is op te merken, dat de k zoowel aan 't begin
heeft verkregen, zal deze bloedige menschenjacht, als in 't midden der woorden meestal wordt uit-
26 NIASCH.

gestooten; b. v. kayu, hout, wordt eu (Holl. buiten de gewone regels; b. v. kökö-kökö,


spelling e o e); tikus wordt te'u, rat, muis; gemor. Soms vindt men k geschreven waar eene
ikan, visch, ia; kaki, voet, kahe (voor k is uitgevallen, b. v. in ahe, voet, Maleisch
ka'e). Wordt de oorspronkelijke k voorafge- kaki. Eene andere eigenaardigheid van het Niaseh
gaan door eene, meestal uit « ontstane ng, dan klankstelsel is het verloren gaan der p, die ver-
gaat ug -f- k in g over, zoodat de vroegere aan- vangen is door ƒ; b. v. f andr ito = Sanskr.
wezigheid der /• voor den dag komt. Dus gaat panrfita; fandrti, lamp = Oudjav. pandjut;
het bezittelijk voornaamwoordelijk aanhechtsel =
fóda, zwaard Mal. pcdang. De letter van de
ngku, van mij, over in gu; ba gahe (d.i. ba l e v. d. Tuuksche klankwet of gutturale triller,
+
-f- n, genitief-partikel, kaki), aan den voet. die zich in 't Maleisch en Bataksch als r, in de
In enkele samenstellingen is zelfs de oorspronke- Philippijnsche talen aisg, in 't Dajaksch, Sangirsch,
lijke /• gespaard gebleven, wanneer het eerste lid enz. als h vertoont, is in 't Niasch spoorloos ver-
oorspronkelijk door een medeklinker gesloten was ; dwenen, evenals in 't Javaansch, Malagasi, de Po-
dus tete kahe naast tete ahe, bovenzijde van lynesische en ettelijke Melanesische talen; b. v.
den voet, wreef (waarin tete = Jav. titih); omo, huis, Maleisch rumah, Jav. umah; owi,
molawa kuli, gelitteekend (waarin lawa = Jav. avond, Tagalog gabi, Bisaya gabii, Sangirsch
labët, en kuli = kuli t). Niet alleen ngk, ook hëbi: do, bloed, Oudjav. rah (uit ra'ah), Da-
"SS §aat n S over; dus pinggan, schotel, wordt jaksch daha, Bulusch raha, Tagal. dogo, Ma-
'
figa; manggis, manggistan, niagi; niangga, leisch da rah. Bijzondere vermelding verdient de
mangga, maga. Over 't algemeen bewerkt eene n gutturale spirant gh (in de spelling der zende-
de verzachting eener volgende scherpe letter, zoo- lingen ch), uitgesproken als de Hollandsche g.
dat n -f- / overgaat in d\ n-\-s in z; n -L- ƒ in In den regel beantwoordt de gh zoowel aan eene
+
w; verder is op te merken dat n b wordt mb:
u -f- eene uit linguale d of dj ontstane r of d
r als eene d in 't Maleisch, wanneer het Bataksch
en Ibanag daarvoor cene g-vertoonen; b. v. aghi,
wordt ndr. B. v. ad ui o, ei; vgl. Oudjavaansch jongere broeder of zuster, Mal. Adi g, Oudjav.
hantelü, Ngadjoe-Dajaksch tanteloh; baru ari, Nieuwjav. Adi, Dajaksch andi, maar Bat.
ba den, regenmantcl, cig. mantel bij regen, uit ang g i, I ban. agi t; igh u, neus, Mal. hidu n g,
badju ba n-\-teu: bczittel. voornw. aanhechtsel Jav. en Sangirsch ir vn g, Tag. en Bis. ilu n g,
da, van ons, uit n-\-ta; nTuha, van den Heer, Bulusch ngir u n g, maar Bat. en Iban. igu n g;
wordt Duha; ba zinga, aan den kant, uit agho, houtskool, Jav. areng, Mal. arang,
ba -f- n -\- singa; i ra-alawe, (de) vrouw (nomi- Tag., Bis., Pampanga uling, Bul. waring, Daj.
natief), ndra-alawe, van de vrouw; i ra-ono, buri n g, maar Bat. ago n g, Iban. en Formo-
kind, mensch; genitief: ndra-ono; mendrua,
tweemaal; vgl. Jav. pin do; mcdölu, driemaal;
saansch uging. — Voor een ouderen Pëpëtklank
heeft het Niasch soms o, doch meer gewoon o
tanö Wada, 't land van Padang, uit tano + n (in de spelling der zendelingen o met een streepje
-\- L'ada; ghö n-Drawa, tot den Maleier (Ja- of krul er boven): b. v. öpa, vier, Bulusch ëpat;
vaan), voor Dawa (uit Djawa). Met de letters önö, zes. uit ënëni; töltt, drie, Jav. tëlu;
/, m, u en oorspronkelijke r wordt de vooraf- gör i, kër i s; doch ook ton g a, half, Jav. tengah.
gaande nasaal geassimileerd, zoodat //, mm, uu, soms vervangt eene u de oude Pëpët, als in ad ui o,
rr ontstaan moet, in plaats waarvan men geschre- ei, doch dit zou kunnen ontstaan zijn door om-
ven vindt eene enkele /, m, n en r; b. v. ono zetting uit adolu; abua, zwaar, Oudjav. abwat,
mao, 't kind van de kat, uit ono n-mao; bagt uit abö'at. De o neemt dikwijls de plaats in
laosi, de keel van 't dwerghert, uit bagi n- van eene oudere a of wisselt hiermede af, zonder
laosi; ghö Razo, aan den Radja, uit ghö n- dat een vaste regel te ontdekken is; b. v. ono,
Razo. Hetzelfde geldt van de h; ba haya, in kind, mensch, uit anak; omo, huis, Mal. ru-
't hok. Van den boyengegeven regel wijkt af de mah; de prefixen mang en pang (benevens de
behandeling van de prafixen mang, ang en pang, gewijzigde vormen er van) hebben nu eens a,
daar de wijzigingen die de beginletters van stam- dan w-eer o; dus manga, eten, Jav. mangan;
men ondergaan, wanneer ze door deze praefïxen mamunu, vermoorden, Mal. mambunuh; naast
voorafgegaan worden feitelijk dezelfde zijn als in mombali'ö, omkeeren, Mal. mambal ik kan ;
't Maleisch, Javaansch, enz. Dus gaan de begin- fangitö, zwartsel; fondrongo, het hooren;
letters t en din n over, ƒ (ouder p) in ///; zoo trouwens ook in 't Maleisch hoort men de uit-
ook ouder w, zelfs wanneer de w in 't heden- spraak meng, pëng. Aangaande de spraakkun-
daagsch Niasch b geworden is, b. v. mamunu, stigc vormen is in 't algemeen op te merken, dat
dooden, van wunuh, thans bunu; k wordt ng; het Niasch van de oude afleidingselementen nog
h wordt behandeld als een klinker; een d of r een groot aantal bezit, in scherpe tegenstelling
uit oudere linguale (/ of palatale dj ontstaan, tot de talen van Oostelijk Indonesië, van Mela-
wordt d: fondrongo uit pang of peng en nesië en Polynesië. Zoo bezit het de prefixen
rongo, ouder dëngër. Eigenlijk is deze uit- a = Oudjav. en Mak. a; mo, beantwoordende aan
zondering slechts schijnbaar, want de wijzigingen Mal. b'ër en samenvallende met Oudj. ma; te' =
waarvan hier sprake is, behooren tot een ver ver- Mal. lër, Dairisch t'cr, Tobasch tar; fa (fo, fe)
leden tijdperk, toen andere klankwetten heersch- = Bat. pa, en deels te vergelijken met Madoe-
ten; ze zijn afkomstig uit de grondtaal en zijn =
reesch, Makassaarsch pa; fe Mal. per; mang-
daarom algemeen Maleisch-Polynesisch. Eene wer- (mong-J en fang- (fong-) = Oudjav. mang- en
kelijke uitzondering op den regel aangaande de pang-, Mal. mang- (mëug-j, pang- (peng-); het
k is dat ettelijke woorden de k behouden of daar- infix urn; prefix mv, dat soms dezelfde waarde
voor g hebben; verreweg de meesten er van zijn heeft als infix urn, b. V. in muhombo, vliegen,
blijkbaar in betrekkelijk laten tijd overgenomen; te vergelijken met Oudjav. uniibër, mibër;
zooals kefe, duit, kepeng; kameza, hemd; soms een zullen of willen aanduidende, en dan
kawa, ijzerdraad; koki, kok; eenige woorden te vergelijken met ruturumprefix mv in 't Bisaya;
zijn klanknabootsingen en vallen als zoodanig a (uit ka) = ka in 't Jav., ha in het Tobasch;
NIASCH. — NIEMANN. (GEORGE KAREL) 27

=
het passief voorvoegsel /;/' Bat. ni. Als verbaal- zee nabij Tjilatjap, groeit hij des te menigvuldiger
aanhechtscls komen voor /' = Bat., Jav. enz. i;
'ö = Mal. kan, Jav. aken, Tob. hon (uit kën), Dair.
langs de Westkust van Sumatra en op de talrijke
aldaar gelegene kleine eilanden. De stekelige
kin: als naamwoorden vormende aanhechtsels ö stammen groeien steeds dicht opeen. Het zijn

(niet te verwarren met 'o) Tob. on, Dair. Un, nuttige boomen wegens het uitmuntend bouwma-
in oorsprong één met Jav. en; a (uit an) au = teriaal dat de dunne maar sterke stammen in hun
in de verwante talen. Er zijn nog ettelijke andere ijzeihard hout opleveren, zoowel in hun geheel
formatieven, waarvan de oorsprong niet duidelijk voor stijlen en paalwerken, vooral bij het bouwen
is en die hier voorbijgegaan worden. Eenige te van huizen op moerassige gronden, als, gelijk de
vermelden spraakkunstigc bijzonderheden zijn: bamboe, gespleten tot latten, waarbij dan het
't mv. van substantieven kan aangeduid worden weeke binnengedeelte verwijderd wordt. Uitgehold
door nga, als nga ono, de kinderen; dezelfde leveren zij goede buizen voor waterleidingen. De
functie heeft nga in 'tMaori; een verlengde vorm jonge bladeren worden wel gegeten.
er van is 't mv. voorvoegsel manga, in het Tag., NICOTIANA. Zie TABAK.
Bis., Sangirsch; en Gorontaloseh mongo. De vorming NIDDA. Zie CORANA.
van het zgn. eerste passief geschiedt nagenoeg NIËL. West-Halm. Zie KANARI.
op dezelfde wijze als in het Bataksch; dus u-a, NIEMANN. (GEORGE KAREL) Geb. te Mid-
door mij wordt gegeten; ta-a, door ons (inclusief) delburg in 1823. Hij studeerde te Amsterdam aan
wordt gegeten; i taba, (door hem) wordt afge- het Athenaeum Illustre en beoefende er met voor-
sneden. De genitiefpartikel is », die de boven- liefde het Arabisch en 1 lebrceuwsch. Daarna wijdde
geschetste veranderingen in den volgenden klank hij zich als student aan het l.uthcrsch Seminarie
kan teweegbrengen; b. v. ba zinga n'omo aldaar aan de theologie, waarin hij te Leiden het
Du ha, aan den kant van 't huis van Tuha. Dit- candidaats-examen aflegde. In den laatsten tijd van
zelfde n duidt bij intransitieven en passieven het zijn verblijf te Amsterdam begon hij zich ook
(grammatisch) onderwerp aan, wanneer de wkw.- bezig te houden met Indonesische studiën, voor-
vorm voorafgaat en hierop nadruk valt; het ge- namelijk met de Maleische taal, waarbij hij aan-
bruik van n laat zich dus vergelijken met het vankelijk de leiding genoot van Prof. P. J. Veth.
gebruik van 't Jav. ing; b. v. so 11'ono in-Bu- In 1848 werd hij na het vertrek van Dr. B. F.
ruti, er was (waren) een kind (kinderen) van Matthes naar Indië als diens opvolger benoemd
een B.; no mofanö m-Buruti, es ging die B. tot Sub-director aan het Zendelinghuis van het
(de partikel no duidt het verleden aan, en is Nederlandsche Zendelinggenootschap te Rotterdam,
identisch met Philippijnsch en Sangirsch na); i welke betrekking later eenigermate gewijzigd werd,
taba m-bagi laosi, (door hem) werd afgesne- met verandering van zijn titel in dien van Lector
den de hals van 't dwerghert. De accusatief en in de Maleische en Javaansche talen en de Land-
instrumentaal worden gekenmerkt door de afwe- en volkenkunde van Ned.-Indië aan dezelfde in-
zigheid van n (in zoover eene afwijking van richting. Als zoodanig bleef hij daar werkzaam
't spraakgebruik van Jav. ing). De taal bevat wei- tot 1873, in welk jaar hij, met den titel van
nig ontleeningen uit het Sanskrit die van ouden Hoogleeraar, aan de Indische Instelling te Delft
tijd dagteekenen, doch daaronder enkele zeer op- werd verbonden, om onderwijs te geven in de
merkelijke, als ana'a, goud, Skr. kanaka; am- land- en volkenkunde van Ned.-Indië en de Makas-
bala, beddedeken, Skr. kambala. De Niassers saarsche en Boeginecsche talen. Hij doceerde er
bezitten dichterlijke liederen en proza-vertcllingen, ook gedurende eenige jaren de ethnographic van
waarvan ettelijke door de zendelingen uit den Ned.-Indië en de Boeginecsche taal aan officieren
mond des volks zijn opgeteckend en uitgegeven. van het Indische leger, gedetacheerd bij de Hoo-
Litteratuur: Short Notice concerning the island gere Krijgsschool te 's Gravenhage. De I.eidsche
of Polo Nias (met woordenlijst; Malay.Misccll.il, Rijks-universiteit benoemde hem in 1895 hono-
n°. 8; 1822); Nieuwcnhuisen en Von Rosenberg, ris causa tot Doctor in de Taal- en Letterkunde
Verslag omtrent het eiland Nias en deszelfs be- van den Indischen archipel. Toen hij den 13111-'"
woners (Verh. Bat. Gen. XXX, 1863); Sundcr- Juni 1898 zijne 25Jarige ambtsvervulling aan de
mann, Die Niassische Sprache (T. B. G.XXVIII, Indische Instelling vierde, werd hij benoemd tot
1885); Dez., Niassische Erzahlungcn (T. B. G. Ridder Ned. Leeuw. In hetzelfde jaar ontving hij
XXXI, 1888); Thomas en Taylor Weber, Niasch
Maleisch—Nederlandsch Woordenboek, Bat. 1887;
— op zijn verzoek, op grond van zijn hoogen leef-
tijd, een eervol ontslag uit zijn ambt.
Sundermann, Kurzgefasste Niassische Grammatik, Zijne voornaamste geschriften zijn: „Inleiding
Moers 1892; Dez., Deutsch—Niassisches Wörter- tot de kennis van den Islam, ook met betrekking
buch,Moers 1892; Dez., Kleine Niassische Chresto- tot den Indischen archipel", Rotterdam 1861. —
mathie (Bijdr. K. Inst. V, 7, 1892); Dez., Holowo „Bijdragen tot de kennis van de Alfoersche taal
Zinenge nisoera Loeka, Elbcrfeld. in de Minahasa", uitgegeven door het Bestuur
NIBOENG of ENIBOENG, Mal. ; SARAJ en van het Ned. Zendelinggenootschap. Eerste stuk,
DOBOTABOE, Soend.; LIBOENG, Bat.; Rotterdam 1866. Het geschrift bestaat uit de Proeve
WANGA, Alf. Men.; EËFO, Engg. ; GOEM- eener Grammatica van het Tooemboeloeschc dia-
BOELANAI, Tid. Bom.; OEROEL, KAPA- lect en eenige teksten daarin. De bouwstoffen
ROEN, NOEKOER of LOEKOELO, All. Amb. voor deze grammatica zijn door wijlen den zen-
Areca Hibung Mart., fam. Palmae. Een hooge, deling N. P. Wilkcn geleverd en door Nicmann
sierlijke palm, die op vele plaatsen in Indië in omgewerkt; de Alfoersche teksten zijn uitgegeven
groote hoeveelheid groeit; een ware kustboom in den vorm, waarin zij door Wilkcn zijn gezon-
vooral op moerassigen alluviaalbodem, in 't bij- den. Aanvankelijk was het de bedoeling in een
zonder nabij de mondingen der rivieren, maar tweede stuk een glossarium bij te voegen, doch
tevens waar het strandmoeras overgaat in hooge-
ren, drogen grond. Op Java beperkt tot een ge-
door omstandigheden is dit achterwege gebleven.
„Bloemlezing uit Maleische geschriften", uitgege-

deelte der Zuidkust, hoofdzakelijk langs de Kinder- ven door het Kon. Instituut voor de taal- land-
28 NIEMANN. (GEORGE KAREL)
— NIEUW-GUINEA.

en volkenkunde van N.-I. In twee stukken, 's Grav. achterlatende, die zich verder wijdde
aan de studie
1871. In 1892 verscheen een vierde druk van het van het O. deel van Centraal-Borneo. In Sept.
eerste en eene derde uitgave van het tweede stuk.
„Geschiedenis van Tanette", Boegineesche tekst
— 1898 werd hij bevorderd tot off. v. gez. r kl.,
nadat hij het jaar tevoren benoemd was tot Ridder
met aanteekeningen, uitgegeven door bovenge- Ned. Leeuw.
noemd Instituut, als feestgave ter gelegenheid van NIEUW-GUINEA. Oostelijkste bezitting van
het zesde internat, congres der Oriëntalisten te Nederland in den Maleischen archipel, bevattende
Leiden, 's Grav. 1883. met omliggende eilanden het onder dienzelfden
Van een aantal opstellen in verschillende tijd- naam of als Tanah Papoea bekende Westelijk
schriften vernielden wij hier slechts deze, alle ver- gedeelte van het eiland, dat zich uitstrekt tus-
schenen in het Tijdschr. van het Kon. Instituut: schen i° 10' N.B. en io°4o'Z.B. en I2g°2s' en
„Mededeelingen omtrent de letterkunde der Bataks", isi°s'O.L., door de Torres-straat van Nieuw-
IID Volgr. I, bl. 245; „De Latowa, Reeks, Hollands Noordkust is gescheiden, ten Westen
VIII, bl. 198; „De Boegmeezen en Makassaren, door de Moluksche Zee en ten Noorden en Oosten
linguïstische en ethnologische studiën", Ve Reeks, door den Stillen Oceaan wordt bespoeld. Globaal
IV, bl. 74 en 266; „Bijdrage tot de kennis dei- berekend komen 48,6 % voor het Nederlandsch,
verhouding van het Tjam tot de talen van Indo- 28,3 % voor het Duitsch en 23,1 % voor het
nesië" Ve Reeks, VI, bl. 27; „Ethnographische Engelsch gebied.
mededeelingen omtrent de Tjams en eenige andere Den 24°" Aug. 1828 werd het eerste in bezit
volksstammen van Achter-Indië", Vle Reeks, I, genomen van den 141"' meridiaan op de Zuid-
bl. 329. In deze Encyclopaedie bewerkte Niemann kust af tot aan de Kaap de Goede Hoop op de
de artikels „Alfoeren" en „Bataks". Noordkust, om bij besluit van 30 Juni 1848 tot
NIEUW-ANJER. Zie ANJER. gelijke lengte aan deze kust te worden uitge-
NIEUWENHUIS. (ANTON WILLEM) Geb. breid; behoudens de rechten van den Sultan van
te Papendrecht 22 Mei 1864, uit het huwelijk van Tidore op enkele districten, zich in hoofdzaak
A. J. Nieuwenhuis en J. Schneider, studeerde bepalende tot de meer Westelijk gelegen streken.
te Leiden in de geneeskunde, verwierf in 1889 De rechtstreeksche bemoeiing van Nederland
het diploma van arts, werd in hetzelfde jaar- met deze bezitting is onbeduidend. In 1828 is
tot off. v. gez. 2C kl. benoemd en promoveerde een etablissement opgericht te Lobo in de Tri-
in 1890 te Freiburg i. B. cum laude als doctor lonsbaai aan de Zuidkust, maar acht jaren later
in de medicijnen, op eene dissertatie „Ueber Hac- werd dat opgeheven; sedert bestond de eenige
matoma Scroti". In hetzelfde jaar vertrok hij naar aanraking met de bevolking door reizen van ambte-
Indië, werd aanvankelijk te Batavia geplaatst en naren met oorlogsschepen, tot het vertoonen der
in Febr. 1891 naar Sambas gezonden. Bestemd vlag en de plaatsing van wapenborden op meer-
0111 deel uit te maken van de wetenschappelijke dere punten derwaarts ondernomen, terwijl van
expeditie, die door de Maatschappij tot bevorde- 1898 af een proef wordt genomen met de invoe-
ring van het natuurkundig onderzoek der Nederl. ring van geregeld bestuur door de plaatsing van
koloniën werd uitgezonden ter onderzoeking van twee controleurs, één voor de Noord- en één voor
Centraal-Borneo, ging hij in Jan. 1894 naar Pon- de West- en Zuidkust. Langzamerhand is de ken-
tianak. Een voornaam deel van de taak die deze nis iler kusten en eilanden toegenomen, doch door
expeditie zich had gesteld, was de overschrijding gebrek aan middelen om ver landwaarts door te
en het onderzoek van de waterscheiding van het dringen, bleef het binnenland nagenoeg geheel
brongebied van den Kapoeas en den Mahakkam. onbezocht.
Prof. Molengraaf had zich voorgenomen met Nieu- In navolging van den naam hun door de be-
wenhuis samen dien tocht te maken, onder geleide woners der aangrenzende gewesten gegeven, wor-
van een controleur bij het B. B.; omstandigheden den de inboorlingen van Nieuw-Guinea algemeen
hebben de reizigers belet dit plan ten uitvoer te Papoea's genoemd, plaatselijk somwijlen aange-
brengen. Op het eind van '94 werd Nieuwenhuis vuld door de minder beschaafde bergstammen als
naar Lombok gedirigeerd, vanwaar hij het volgend Alfoeren te onderscheiden. Niettemin kenmerken
jaar terugkeerde en met toestemming der Ind. zij zich door vele verschillen in uitwendig voor-
Regeering zich ten tweeden male naar Borneo komen, zeden en gewoonten, en vooral in de taal,
begaf om de nog geheel onbekende streken van zoodat in verband met de verhouding tot Tidore
den Boven-Mahakkam te onderzoeken; de boven- en de geographische ligging de volgende verdee-
genoemde Maatschappij gaf voor deze reis eene ling is aangenomen.
ruime ondersteuning. Na eene welvolbrachte reis I. Het gebied der K'diana Fat of Vier Radja's.
keerde hij in Juni 1897 over Samarinda naar Batavia Dit omvat de in het Noordwesten gelegen eilanden
terug. Ter beschikking gesteld van den directeur Waigéoe, Salawati en Misol, met tal van kleinere
van 's Lands Plantentuin te Buitenzorg, was een eilanden en een deel der Noordwestkust van het
der resultaten van zijnen arbeid aldaar de beschrij- vasteland. Volgens de overlevering is Waigéoe
ving van Tinea imbricata, de schimmel die van de plaats van afkomst en zijn Salawati en Misol
eene bekende huidziekte het gevolg is (Arch. f. van daaruit bevolkt; op het laatste eiland nog in
Dermat. u. Syph. XXVI, 2): inmiddels bewerkte tweeën gesplitst, nl. Waigama aan de Noordwest-
hij het thans ter perse zijnde verhaal zijner reis kust en Misol aan de Zuidoostkust. Het bestuur
„In Centraal-Borneo, reis van Pontianak naar wordt uitgeoefend door Hoofden met den titel
Samarinda". In Mei 1898 vertrok hij nogmaals van Kalana of Rrdja, die door den Sultan zijn
naar Borneo, in opdracht van het Gouvernement aangesteld en worden bijgestaan door eenige min-
voor eene reis naar de door hem voor het eerst dere hoofden met Tidoreesche titels. De strand-
bezochte streken. In Mei 1899 kwam hij met zijn bewoners hebben in den regel geen eigen type,
gezelschap te Samarinda, vanwaar de hem verge- ten gevolge van vermenging met Cerammers, Ma-
zellende controleur met zijn gevolg in Juni de kassaren, Boegmeezen of Tidoreczcn, en velen
terugreis naar Batavia aanvaardde, Nieuwenhuis hunner zijn tot den Islam overgegaan; de oor-
NIEUW-GUINEA.
— NIGERZAAD. 29

spronkelijke bevolking woont in het gebergte. Oostkust door het landschap Waropèn; en behalve
Handelaren van Ternate gaan gewoonlijk naar de genoemde zijn ook de eilanden Mor en Aberé
Waigéoe en de Noordkust van Salawati, terwijl niet onbelangrijk. De beide kusten der Geelvink-
de Zuidkust van dit eiland en Misol tot het drijven baai leveren een groot verschil op; de Westkust
van handel meer van Ccram uit wordt bezocht. vertoont een hoog gebergte, meestal steil in zee
Voor zoover dit op grooten afstand van de hoofd- afdalende, met kleine rivieren en weinig of geen
plaats bereikbaar is, wordt langs de kusten het strand; de Oostkust is over een groote uitgestrekt-
gezag van den Sultan wel erkend. heid niets dan lage, aangespoelde grond, met
11. De Golf van Maccluer en aangrenzende stre- groote stroomen, die voor kleine prauwen tame-
ken. Aan de Westkust vormt de zee tusschen lijk ver bevaarbaar zijn, in het Noorden door breede
2° 15' en 20 40' Z.B. over een lengte van ± 2 zandplaten begrensd. Het gezag van Sultan en
graden een diepen inham, welke Golf van Mac- Hoofden is niet noemenswaardig; Mohammedaan-
cluer heet, naar diens opnemingen in 1791. Ten sche en Christelijke propaganda hadden tot heden
Noorden van deze golf is het land laag en moe- weinig gevolg.
rassig, aan de kust geheel onbewoond, met eenige V. De Noordkust, van Kaap d'Urville tot
geheel onafhankelijke stammen over het binnen- aan de Duitschc grens. Aan deze kaap valt de
land verspreid; aan de Zuidkust daarentegen is grootste rivier van Westelijk Nicuw-Guinea, de
het terrein meer bergachtig en liggen vlak aan Mamberamo of Rochussen-rivier, in zee en voorbij
zee kalkrotsen, die een paar honderd voet hoog het deltaland, waardoor deze stroomt en dat zeer
zijn en steil afloopen. Hier vindt men de Radja- schaars bevolkt is, wordt de eerste nederzetting
schappen Roembati, Patipi en Ati-Ati; het eerste aan het strand gevonden op ongeveer 138- 50' 0.L.,
met onderhoorigheden en Patipi in Oostelijke en van waaruit van West naar Oost de landschappen
het laatste in Zuidelijke richting tot aan Kaap Takar, Witriwai, Tarfia, Tanah-Mérah en de Hum-
van den Bosch reikende. De Radja's zijn door boldtbaai op elkaar volgen; zijnde de laatste tevens
den Sultan als zoodanig benoemd, maar zoowel de eenige grootere inham aan dit deel der kust,
hun gezag als dat van Tidore is gering. Ceram- die over het geheel genomen slechts geringe strand-
mers en Boegmeezen verblijven hier langeren tijd vlakten heeft, daar het terrein zich spoedig ver-
voor den ruilhandel in bosch- en zeeproducten heft om binnenwaarts in hooge bergtoppen over
en door hun invloed hebben velen den Moham- te gaan. Niet alleen dat de bevolking dezer stre-
medaanschen godsdienst aangenomen. ken veel verschilt van de Westelijke Papoea's,
111. De Zuidkust, van Kaap van den Bosch maar zelfs die der ten Noorden daarvan gelegen
tot aan de Engelsche grens. Alleen in het Westen eilanden Koemamba, Jamna, e. a., uit den aard
zijn eenige kleine baaien, waaronder die van Ar- der zaak allen zeevarenden, strekten hunne tochten
goeni en Karoeroe de diepste zijn; overigens is nooit tot de Geelvinkbaai uit. Handelaren komen
de kust vrij regelmatig met betrekkelijk weinig er weinig, ook door de moeilijkheid om zich, zij
eilanden, o. m. Adi nabij de Westkaap en het het dan met behulp van tolken, verstaanbaar te
zg. Prins Frederik-Hendrik-ciland op 8° Z.B. Van maken; Hoofden zijn er niet en van een Sulta-
West naar Oost worden vermeld de weinig be- naat Tidore hebben de inboorlingen geen begrip.
kende landschappen Kowiai, Kapia en Timoraka Ofschoon op verre na niet behoorlijk opgeno-
en niet ver van het Engelsch gebied moet de men, wordt de geheele oppervlakte begroot op
stam Toegéri of Toegoeri wonen. Aan deze kust- -+- 6000 D geogr. mijlen; voor het bevolkings-
streek, waarover nog zoo weinig zekerheid bestaat, cijfer ontbreken evenwel alle gegevens, daar hoog-
wil men van zee uit hooge bergen hebben waar- stens van kleine eilanden, waar de inboorlingen
genomen, welker toppen in sneeuw zouden gehuld aan het strand in kampongs bijeenwonen, een
zijn en dat daarom op de kaarten als Sneeuwge- gissing omtrent het zielental kan worden gewaagd.
bergte is aangegeven. Hier en daar heeft de strand- Tot de voornaamste voortbrengselen behooren:
bevolking aanraking met lieden van West-Ceram kopra, masoi, muskaatnoten, damar, vogelhuiden,
en de Zuidooster-eilanden en zijn door bemoeiing haaienvinnen, tripang, schildpad en schelpen, van
van deze meerdere Papoea's tot het Mohammeda- den kant der Papoea's het liefst ingeruild tegen
nisme bekeerd. Aan eenig oppergezag van Tidore lijnwaden, kralen, snuisterijen en vooral ijzer.
is nergens sprake. Handelaren van Ternate laten op meerdere plaat-
IV. De Geelvinkbaai met daartoe behoorende sen vaak opkoopers achter, tevens belast met het
eilanden. Over een breedte van ongeveer 60 en schieten van vogels, en als deze niet willekeurig
een diepte van ruim 40 mijlen dringt aan de tegenover de bevolking optreden, wordt hun nim-
Noordkust de zee binnenwaarts en vormt de baai, mer overlast aangedaan. Sedert 1891 bezoeken
welke algemeen Geelvinkbaai wordt geheet'en, naai- de booten der Koninklijke Ncderlandsche Paket-
den naam van het vaartuig waarop Weyland haar vaartmaatschappij geregeld om de 2 of 3 maan-
in 1705 doorkruiste. Nabij haren ingang door den Sekar, Skroe, Saonèk, Samate, Doré, Ron,
grootere als de Schouten-eilanden en Japen be- Ansocs, Jamna en de Humboldtbaai. Zendelingen
schut, liggen in die baai bovendien tal van klei- van de Utrechtsche Zending-vcrecniging zijn ge-
nere eilanden, meerendeels bewoond, terwijl aan vestigd aan de Westkust der Geelvinkbaai en de
de kusten vele nederzettingen worden aangetroffen Katholieke Missie heeft er een statie in de Golf
en bovendien in het omringende gebergte nage- van Mac-Cluer; het getal bekeerden bleef tot heden
noeg overal afzonderlijke rapoca-stammen verblijf echter gering. Zie verder, ook voor de litteratuur,
houden. Onder de bewoners zijn het talrijkst die, het artikel PAPOEA'S.
welke men gewoonlijk Noemforcn (zie NOEMFOR) NIGERZAAD. Guizotia oleifera DC, fam. Corn-
noemt en verspreid zijn over de Schouten-eilanden, fositae. Eenjarig kruid uit Afrika, in verschillende
de Noordkust van Japen, de eilanden Noemfor en tropische gewesten gekweekt. De uit de zaden
Ron en een deel der West- en Noordkust van den geperste vette olie wordt ter vervanging van lijn-
vasten wal; de Zuidwestkust der baai wordt ingeno- olie gebruikt, en ook in plaats van sesamolie. In
men door de landschappen Wandamèn en Jaoer, de Eng.-Indië wordt deze olieplant als Rdm til ge-
30 NIGERZAAD. — NJONJA.
kweekt; wellicht ware ook in Ned.-Indië hier en nu bestuurt, is ons Gouvernement goed gezind en
daar uit den aanplant voordeel te trekken. verleende het zijn hulp bij de krijgsverrichtingen
NIKE. Zie ELEOTROIDES. ter Noordkust van Sumatra in IS9B en 1899.
NILA (ook wel LINA). Eilandje in de Banda- NISSI. Zie AWAB.
zee, op 1290 33' O.L. en 6° 43' Z.8., een der NIWAN. Zie BIJ.
Zuidwestereilanden en administratief ressorteerende NJAHI (NJAI). Jav. Verccrende betiteling van
onder de afdceling Aroe-, Kei-, Tenimber- en eene fatsoenlijke vrouw van jaren, gelijkstaande
Z.W.-eilanden. Men vindt er den nog werkenden met kjahi (Zie aldaar) voor mannen. De huishoud-
krater Lina, ongev. 480 meter hoog. Vroeger was ster en bijzit van een Europeaan wordt gewoon-
het eiland rijk aan muskaatboomen, die echter lijk ook zoo genoemd.
allen door de Coiii]). zijn uitgeroeid. De bevol- NJAMOEK, NJAMOK, NJAMOQ. Zie MUS-
king, op ongev. 1200 personen geschat, bewoont KIETEN. Agas (Zie aldaar) zijn bepaaldelijk
een drietal dorpen, op de bergen aangelegd; de zeer kleine, zwarte vliegjes, niet grooter dan een
huizen zijn er op palen gebouwd. Aan de Z.0.- slip, die door de klamboe's heen vliegen en zeer
----zijde ligt het onbewoonde eilandje Noespipi. Zie pijnlijk steken.
Riedel, De sluikharige rassen, bl. 466. NJAMPLOENG. Jav.. Soend. en Bat. Mal.;
NILA. Tav. Zie INDIGO, Dl. 11, bl. 79. PENAGA, Mal.; POENAGA, Mak. en Bat.;
NILLEM. Zie MILLEM. KAI'OICRATJA, Mal. Min.; INTJALÈN (minder
NIL-NILAN. Zie OEWIS. juist LINTJAREN), MINAH.; FITAKO, Tem.;
NIPA. Mak. en Boeg. Zie NIPAH. WOIJO, Amb. Gok.: i'.ROBA, Engg.
NIPAH. MAL.; BOEJOEK, Jav.; DAON, Calophyllum Inephyllum L., fam. Guttiferac.
Soend.; BHOENJOK (minder juist BOENJOEH), De inlandsche naam wordt in samenstellingen ook
Mad.; NIPA, Mak., Boeg. en Bat; 8080, Tem. op verwante soorten toegepast. Een boom die
en Mal. Min.: SI,SA, Alf. Men.; LATAF, over de droge kuststreken van geheel Indië ver-
N. G. 4 R.: SANENEM, id. Noemf.; KOKOK- spreid is, met fraaie, stijve, glimmende, donker-
KOKOK, Engg.; POENG-POENG, Tid. Bom.; groene, evenwijdig-generfde bladeren en welrie-
POEREN en POENÈL, Alf. Amb. kende witte bloemen. Algemeen bekend om het
Nipa fruticans Wurmb., fam. Palmae. Aan de fraaie hout dat hij bevat. De „schoonbladboom"
moerassige zeekusten en riviermondingen zeer alge- schiet niet hoog op, maar bereikt dikwijls een
meen, veelal in uitgestrekte bosschen voorkomende kolossalen omvang. Reeds laag boven den grond
bijna geheel stamloozc moeras-palm. Op vele plaat- spreidt hij zijne zware takken uit. Op vele plaat-
sen is de nipah de boom, die het aanzien van het sen groeien de njamploeng-boomen in groote hoe-
landschap bepaalt; zonder dat er andere gewassen veelheid bijeen en vormen dan op zich zelve kleine
tusschen groeien, bedekken deze palmen groote boschjes, zoo op Java o. a. in Zuid-Bantam en het
moerassige streken, waar het zoute water der zee, Zuidwestelijk gedeelte der Preanger-regentschap-
binnenwaarts stroomende, zich vermengt met het pen. Het hout is hard, taai, sterk, fijn van vezel,
water der buiten hare oevers getreden rivieren. donker roodbruin van kleur, dikwerf fraai gevlamd
In de binnenzeeën, waar geen branding staat, en daarom ter vervaardiging van meubelen bijzon-
zooals in de Kinderzee, ook hier en daar langs de der gezocht: echter ook als bouwmateriaal, zoowel
Oostkust van Sumatra, worden strooken, bedekt op het land als onder water, alsmede voor masten
met nipah-bosschen, dikwijls aan de buitenzijde der en ander houtwerk voor de inlandsche scheep-
rhizophoren-wouden gevonden. De bladeren dezer vaart waarvoor het ook, door de sterke vertakking
„strandpoelpalm" dienen vooral tot dekking van der boomen, geschikte kromhouten oplevert; s. g.
huizen (atap) en voor afdaken op schepen en in =0,770. De bast bevat hars, die als inlandsch
sommige streken ook tot het vlechten van hoofd- geneesmiddel gebruikt wordt. Uit de zaden perst
deksels en deksels voor schotels; op vele plaatsen men een olie (Jav. lenga njamploeng), een
worden de bladeren daartoe in het groot verza- middel tegen hardnekkige huidziekten en ook als
meld; in Dcli zijn uitgestrekte nipah-bosschen ten lampolie gebezigd. De bloemen heeten als ml.
behoeve van de tabakscultuur uitgeroeid en wor- drogerij sari, s. koening ofs. njamploeng.
den thans groote hoeveelheden nipah-blad voor De verwante boom Mammea Americana L. staat
dekmateriaal ingevoerd. De vruchten, van een on- op Java als Njamploeng besaar of Nj.
aangenamen, zuren smaak, worden rauw bij gebrek sabrang bekend.
aan iets beters als toespijs gebruikt en ook gecon- NJATOEH. Mal. Si'Matra. Algemeenc naam
(ijt gegeten. De opperhuid der jonge bladeren voor getah pertja-leverende boomen, uit de familie
dient als omhulsel van inlandsche sigaretten. In der Sapotaceae. Vele geven ook goed timmerhout.
Westelijk N.-Guinea en op Ternate wordt het uit Zie voorts BALAM en BAI.AM BARINGIN.
den afgesneden bloemkolf druppelende sap in NJIHA. TEEN. Zie KANARI.
bamboezen kokers opgevangen en als palmwijn NJIRÈH. Mal. Zie KIRA-KIRA.
gedronken. NJOGA. N. G. 4 R. Zie TJAMARA.
NISAM. Een staatje op de Noordkust van Su- NJ*ONJA (ook wel NONJA). Woord, in het
matra met Kroeng l'.oengkas ten Westen aan Sawang Maleisch en Javaansch overgegaan, en waarschijn-
en met Kroeng Koekoes ten Oosten aan Boeloe lijk ontleend aan het Chineesche nio-a, dame,
grenzende. Beide riviertjes worden verbonden door mevrouw. Het wordt gebruikt om de vrouw van
een lagune-arm, die de 6 kilometer lange begroeide een Chinees aanteduiden; ook wel voor de vrouw
kust van het binnenland scheidt. Ten Zuiden van van een Europeaan (b. v. njonja residen). Nona
deze lagune vindt men eenige uitgestrekte kam- of non na, misschien van het Portugeesche dona,
pongs. Het binnenland tusschen beide Noordwaarts is de benaming voor een jongmeisje, zoowel Euro-
Stroomende riviertjes, wier oevers niet rijstvelden peesch als van gekleurd bloed; in het laatste geval
bedekt zijn, bestaat uit een heuvelreeks. Dit staatje wordt het gewoonlijk gebruikt om de meisjes aan-
heeft menigmaal gebukt gegaan onder machtsaan- teduiden behoorende tot dezelfde klasse van per-
matiging van Pasangan. De Oeloebalang, die het I sonen als de sinjo's (Zie aldaar).
NOCTILUCA. — NOEFOORSCH. 31

NOCTILUCA. Zie LICHTGEVENDE ORGA- broeder; kama-ri, de (of: zijn, haar) vader, uit
NISMEN. tama; sno-ri, de neus; sne-ri, de buik;
NOCTUINA. Familie van Nachtvlinders. Zie rwu-ri, het hoofd, voor win, uit ulu. Maar
VLINDERS. lichaamsdeelen, waarvan ieder mensch twee of
NODJA. Bal. Zie KEMBANG PAGI-SORÉ. meer bezit, hebben als lidwoord of bezittelijk voor-
NOEANG. Zie BIJ. naamwoordelijk aanhechtsel van den 3<l"i pers.
NOEFOORSCH. Ook wel Mafoorsch ge- si; dus mga-si, het (of: zijn, haar) oog, voor
naamd, is de taal van een volksstam die afkom- mka, uit mata; knd-si, 't oor, voor krna-si,
stig van 't eiland Noefoor (of Noemfor, zie aldaar), en dit uit talinga -f- si; wepur-si, de knie;
zich verbreid heeft op de vaste kust, zooals aan de na-si, de tand. De lichaamsdeelen die ri ver-
Dorehbaai en op eenige nabijgelegen eilanden, o. a. eischen, nemen bij een bezitter van den pers.
op Manaswari. Het is eene zuiver Maleisch-Polyne- vóór ri het aanhechtsel m (uit mv) aan; dus
sische taal, meer inzonderheid zich aansluitende bij sne-mbri (met ingelaschtc b), dijn buik; rwu-
de Oostelijke taalgroep, welke zich zoowel van de mbri, dijn hoofd; insgelijks de lichaamsdeelen
West-Indonesische als de Melanesische en Polyne- die met si verbonden worden; dus mga-111-si,
sische talen kenmerkend onderscheidt door de omge- dijn oog; kna-m-si, dijn oor. Als bij deze be-
keerde orde der bestanddeelen eener samenstelling namingen van lichaamsdeelen, onverschillig tot
in genitiefconstructie en door de innige verbinding welke der twee categorieën ze behooren, een meer-
van 't voornaamwoord met den werkwoordelijken voudige bezitter wordt uitgedrukt, hetgeen een
stam ter aanduiding der 3 personen. Met de meeste meervoud van de lichaamsdeelen of stellen van
Melanesische en Polynesische talen heeft het Noe- lichaamsdeelen in zich sluit, voegt men achter si,
foorsch gemeen het bezit van Dualisvormcn, doch dat tot s verzwakt wordt, nog een meervoud-
het mist den Trialis. Het klankstelsel van 't Noe- exponent na; dus ko-sno-s-na, onze neuzen;
foorsch is vrij goed ontwikkeld: het heeft al de si-sno-s-na, hun neuzen; ko-mga-sna, onze
Italiaansche klinkers en daarenboven nog de doffe oogen; si-mga-sna, hun oogen; doch bij een
è'\ de klinkerverbindingen ai en aoi, en bezit 2<ien pers. mgo-snó-m-na, ulieder neuzen;
aan medeklinkers b, d, ƒ g, h, j, k, m, n, p, r, mgo-mga-m-na, ulieder oogen. Eenigszins meer
s, t en w ; het mist de /, die vervangen is door ingewikkeld en nog niet voldoende onderzocht is
/'. Eene doorgaande klankwet van 't Noefoorsch de uitdrukking van enkel- en meervoud der ver-
is het, dat de niet-geaccentueerde eindklinker van wantschapsnamen bij een meervoudigen bezitter.
alle twee- en mcerlettergrepige woorden is afge- Het woord swa-ri, de (of: zijn of haar) echtge-
worpen; b. v. fik, zeven, uit pitu, Javaansch noot, volgt de analogie van sno-ri, enz.; de eigen-
enz. pitu; mnu of menu, dorp, uit wanüa, lijke vorm van 't woord moet sawa geweest zijn,
Oudjav. wanua, wanwa, Mal. bënüa; rim, Bisaya asawa, Dajaksch sawa, echtgenoote,
vijf, uit lima; war, acht, uit uwalu. Volgde Tagalog asawa, echtgenoot, echtgenoote; zoo
oorspronkelijk op den klinker der laatste letter- ook Iloko en Ibanag atawa; Mota ra-s o ai,
greep eene // of k, dan zijn ook deze mede afge- waarin ra hetzelfde beteekent als ra in Javaansch
worpen; dus samfur, tien, uit sampuluh, Jav. rabi, echtgenoote. Door de verspringing van
sapuluh, Tagalog sangpowo; man, vogel, 't accent, moest uit sawa + ri worden swa-ri.
uit manuk; daarentegen onëm, zes, uit ënëm; In 't algemeen kan men zeggen dat de kenmer-
urëk, ader, uit vrat; unëf, vischschubbe, uit king van een enkelvoudig voorwerp bij zekere
unap. In 't midden eens woords ondergaat een klassen van substantieven door een bepalend lid-
klinker dikwijls uitstooting ten gevolge van 't ac- woord, hetwelk tevens dienst doet als aanhechtsel
cent der onmiddellijk volgende lettergreep. Dit, van den 3den pers., zeer gewoon is in de talen
gevoegd bij de soms zeer sterke of schijnbaar der Oostelijk Indonesische groep, terwijl in ette-
onregelmatige veranderingen van ettelijke mede- lijke Melanesische talen zulks geschiedt door voor-
klinkers, bemoeielijkt de taaivergelijking in hooge
mate. Een van de meest kenmerkende verande-
voeging van een lidwoord. — Van de menigvul-
dige klankveranderingen kunnen, behalve de reeds
ringen is de overgang van / in k, behalve vóór vermelde, hier slechts enkele aangegeven worden.
een «'-klank, als wanneer de t in s overgaat. Een oorspronkelijke k valt vóór een klinker aan
B. v. kop, suikerriet, uit tëbu; fik, zeven, uit 't begin eens woords en tusschen twee klinkers
pitu; kior, drie, uit tëlu; urëk, ader, uit regelmatig uit; dus ai, hout, uit kaju of kai:
vrat; mkak, vreezen, uit matakut; na een an, eten, uit kani; uk, luis, uit ktttu; uren,
zachten medeklinker wordt zulk een k dikwijls ver- aarden pot, uit kuren; ijën, visch, uit ikan;
zacht tot g, b. v. mga-si, de (of: zijn, haar) fan, voederen, uit pakani; mkak, bevreesd,
oog, voor matri-si. Uit oorspronkelijk ti wordt is ontslaan uit matakut, nadat de k uitgevallen,
si, welks i verdwijnt als ze volstrekt toonloos is; de u tot ë verdoft was en met de voorafgaan de
b. v. snun, mensch, uit tinoni, Mahaga en a tot d samengetrokken werd; de sluitletter is
Anudha tinoni, Timor atoni, Ibanag tolay; ontstaan uit de t. — De gutturale triller vertoont
zich als r, gelijk in 't Maleisch, Makassaarsch,
sna-ri, de moeder, voor sind-ri, uit tina ol
tinang, moeder, met ri. Dit ri is een enclitisch enz.; b. v. rum, huis, Mal. r u mah, Segaar
woordje — vandaar dat het accent van 't substan-
tief verspringt —, een enkelvoud aanduidend be-
runia, Ambonsch luma, Jav. umah; afër,
kalk, hetzij dit oorspronkelijk eene k aan 't begin
palend lidwoord en tevens voornaamwoordelijk had of niet, is te vergelijken met Oudjav. apü,
aanhechtsel, te vergelijken met het achtervoegsel Tagalog apug, Mal. kapur; urëk, ader, Mal.
/, lo in de Ambonsche landtalen. Het staat achter
verwantschapswoorden en ook achter benamingen
vrat, Tagalog ugat. — De ƒ is in echt Noe-
foorsche woorden gewoonlijk in f overgegaan;
van lichaamsdeelen, die niet paarswijze voorko- b.v. fik, zeven, uit pitu; fiak, vier, uit ëpat;
men; dus sna-ri, de (of: zijn, haar) moeder fan, voederen, uit pakani; unëf, vischschubbe,
(doch sna-mi, dijn moeder, uit tina +
dijn, -)- bepalend lidwoord? i); naik-ri, de
rnu, uit unap, Ponosakan unap, Bentenan ono p,
Soemba en Samoa una. De Noefoorsche p heeft
32 NOEFOORSCH. — NOH.
zich ontwikkeld uit andere klanken; deels uit k, Méfor of Maf oor geheeten. Het is laag en, met
b. v. in pënór, ei, Mahaga kindoru, Niasch uitzondering van een kleine rotsige plek aan de
adulo, dat ook blijkens den genitiefvorm ga- Westkust, geheel omgeven door een breede koraal-
dulo uit kantëlu' (met gutturalen triller) ont- achtige kuststrook, die zich meer binnenwaarts
staan is; in 't suffix f en, dat identisch is met hoogstens tol 200 voeten verheft. De eenige anker-
Jav. aken, bijvorm Mal. kan, Bat. hon (kïn). Deels plaats is aan den Westkant, tusschen Kaap Enso-
is / ontstaan uit *, o. a. in prefix ha, wisselvorm wèni en het eilandje Manèm, nabij de kampong
van ma; b. v. paisim, zwart, Sesake maeto,
Nambèr, de eenige bewoonde plaats vlak aan
Malagasi mainty, Bisaya maitom, Burusch zee; andere kampongs liggen verder van het strand
mit e n, Oudjav. mahir ë n g, stamTagalog iti m
Mal. hitam, enz. Op ontleende woorden, ten
, verwijderd en in het binnenland houden zich de
Kamer op, die veel gierst verbouwen en slechts
minste dezulke die betrekkelijk jong zijn, laten tot ruiling met de strandbewoners in aanraking
zich de regelen niet toepassen; b.v. Mal. pajung komen. Noemfor is bekend wegens de houten
wordt paum; patora, katoenen stof, blijft pa- bakken, aldaar van j ar è n-hout vervaardigd en in
tora; evenmin gelden voor klanknabootsingen de huishouding tot velerlei doeleinden gebezigd.
de gewone regelen.
— Aan formatieven: voor-,
in- en achtervoegsels, welke nog levendig als zoo-
De bevolking behoort tot den stam der Noem-
danig gevoeld worden, is het Noefoorsch niet rijk
foren, een naam waarschijnlijk ontleend aan dien
van een opperhoofd, dat bij verhuizing van de
meer: het staat in dit opzicht nagenoeg op den- Schouten-eilanden zich met zijne onderhoorigen
zelfden trap als de overige talen der groep waar- eenigen tijd hier ophield. De omringende zee is
toe het behoort; versteende afleidingen met behulp zeer rijk aan tal van schelpsoorten.
van de oude pre-, in- en suffixen, zijn echter talrijk
Zie voor de taal onder NOEFOORSCH.
genoeg; b. v. fan uit pa-kan-i; mun, b.v. in NOENOE. Alf. Amb. Zie BERINGIN.
i-mun, hij doodt, en mamun, doodende; snnn NOERIT. Zie BIEL
mamun, moordenaar, bevat infix 111, nut, en pre- NOES. Zie TJOEMI-TTOEMI.
fix mang van den stam Oudjav. wunuh, Mal. NOESA. Zie ROESA en HERT.
bunuh; bë-umgu, baren, bevat prefix be (ver- NOESA. Jav. Eiland. Voor zoover de namen
gelijking onzeker) en umgu - Oudjav. umëtu,
Nieuwjav. mëtu. Het prefix per, Mal. pèr, Philip-
van eilanden, met „noesa" samengesteld, niet hier-
nevens worden aangetroffen, zoeke men op het
pijnsch pag, schuilt in frur, werken, maken, want hoofdwoord, b.v. Noesa Kambangan op KAM-
de stam nr beantwoordt klaarblijkelijk aan Oudjav. BANGAN.
ui ah, werk, handeling, Mal. olah, Battik vla. NOESA LAUT. Kleinste der 3 Oeliasers, op
Het prefix ma is vervat o. a. in mkak, bevreesd;
30 40' Z.B. en i 2B°47' 0.L., 1 D mijl groot, Z.O.
de wisselvorm ba in paisim. — De taal is in
haren bouw eenvoudig. De regelmatige onderschei-
van Saparoea, door een veilig kanaal daarvan ge-
scheiden ; het gebergte dat het eiland bedekt en
ding van enkel-, twee- en meervoud, b. v. Ru m , bijna overal de kust dicht nadert, draagt in 't mid-
een huis; rum-su, (twee) huizen; rum-si, hui- den de I.awakano, 300 meter; voornaamste baaien
zen, bevordert zeer de duidelijkheid en de pre- zijn die van Nalahia in het N.W. met goede anker-
cisie ; evenzoo de persoonsaanduiding bij 't werk- plaats, nabij de kust in 20 tot 25 vadem water,
woord in de drie getallen enkel-, twee- en meervoud. en van Sila in het W.; aan deze baai ligt 't ver-
Ook het onderscheid van Tegenwoordigen, Ver- vallen fort Beverwijk. De 6 of 7 dorpen liggen
leden en Toekomenden Tijd wordt duidelijk aan- allen aan de kust en zijn door een strandweg
gegeven. verbonden; de bewoners, vroeger zeeroovers en
Litteratuur: Ottow, Woordenlijst der te Doreh occasioneel menschencters, zijn thans allen Chris-
en omstreken gesproken wordende Myfoorsche taal
(Bijdr. N. Rks, V, 1862): Van Hasselt, Beknopte tenen; in 1884 4143 zielen en 2244 lidmaten;
te Amel, de grootste kampong, is een hulppre-
Spraakkunst der Nocfoorsche taal, 1876; Dez., diker gevestigd. Geologisch komt het eiland met
Hollandsen—Noefoorsch en Noefoorsch—Hol- Saparoea overeen, ook wat de warme bronnen
landsch Woordenboek, 1876; Dez., Noefoorsch—
betreft, waarvan er 3 vóórkomen, van 44 tot 66° C.
Hollandsen Woordenboek, 1893; Kern, Over de De voornaamste middelen van bestaan zijn het
verhouding van het Mafoorsch tot de Maleisch- sagokloppen, de klapperteelt, de vischvangst en
Polyncsische talen (Actes du 6™ Congres des de sedert de afschaffing der verplichte teelt en
Orientalistes, IV, 1885); Ottow en Geissler, Ge- levering zeer verminderde nagelteelt; van Ceram
zangen in de Mafoorsche taal, 1861; Het Evan- moet sago worden aangevoerd. Noesa laut behoort
gelie van Markus (vert. in 't Noef.), 1871; Rinnooy, tot de afd. Saparoea der res. Amboina.
Eenige Psalmen en Gezangen in de Papoesche Litteratuur: Van Hoëvell, Ambon en meer
taal, 1875; Dez., Genesis (Noefoorsch); Van Has- bepaald de Oeliasers, 1875: Ten Ilove, Eene
selt, Evangelie van I.ukas (Noef.), 1878; Geissler rondreis op Noesa-laut (Med. Ned. Zend. XXXIII.
en Van Hasselt, Bijbelsche Geschiedenissen (Noef.), 1889); Martin, Reise in den Molukken, 1894;
1880; Van Hasselt, Evangelie van Matthetls(Noef.), F. Quak, Het eil. Noesa-laut (Oeliassers) en zijne
1881; Dez. en Jens, Evangelie van Joannes (Noef.), bewoners (Ned. Zend. Tijdsein-. VIII, 1896).
1883; Dojasi ko disen sjoom faro Man,ren Allah NOESJAK. Zie AI.AP-ALAP en PANGANG-
roem skola ma roemsi kobena (Godsdienstige lie- K A KO.
deren voor school en huis), 1886.
NOESOE. Mal. Men. Zie KATAPANG.
NOEH. Mal. Pal. Zie AREN. NOH met POELOE RAYA. Het staatje Noh,
NOEKOER. Alk. Amb. Zie NIBOENG. gelegen op de N.W.kust van Sumatra, wordt gere-
NOEMFOR of NOEFOOR. Eiland, niet ver van kend onder de Zuidelijke nederzettingen van Groot-
den W. ingang der Geelvinkbaai in Nicuw-Ouinca, Atjeh. De kustlijn is slechts een paar kilometer
ongeveer tusschen o° 56' en 1° 8' Z.B. en 134°45' lang. I'ocloe Raya, een klein eiland op
en 134°55' O.E. gelegen; bij de bewoners als 850 meter
Z.W. van Noh gelegen, tegenover de baai van
Roemana bekend en door vreemdelingen wel Telok Kroet, werd in 1892 door de rechtheb-
NOH. — NOTARIAAT. 33

benden aan het Gouvernement overgedragen. Dit ceren, alle libellen, codicillen, instrumenten, pre-
opende aldaar den 18tle Mei 1892 een station paratoir informatie, contracte van coopmanschappe,
" en een stapelplaats
voor de scheepvaartregeling huwelijcxe voorwaerden, testamenten, ende muire
voor den handel van de Westkust. Eerst in Jan. actcn ende stipulatien nodich ende ten dienste
1895 werd de kusthandel vrijverklaard, nadat met der gemeente, gaende en comende man te passe-
Toekoe Oemar een regeling getroffen was over ren ende expedieeren, mits dat volgens den eedt
zijne vermeende rechten op uitvoer ter kuste. Op van getrouwicheijt in onze handen gedacn, ge-
het eiland werd een militaire post van 2 off. en houden sal wesen alle instrumenten ende notariale
75 minderen der inf. en eenige artilleristen ge- acten, sonder eenige fraude sincecr ende suyver-
vestigd. De pasar aldaar neemt meer en meer lyck te coucheren ende passeren, ende voorts in
in bloei toe. alles te doen, wat een goet ende getrouw nolarius
Het eiland is bijna geheel door koraalriffen om- toestaet ende behoort te doen".
ringd. Alleen aan de O.zijde zijn daarin twee smalle Bij aanschrijving van 4 Maart 1621 werd door
openingen; aldaar is een 60 meter lang laadhoofd de Kamer van Zeventien aan den Gouv.-Gen. en
bij het civiele en militaire etablissement aange- Raden voorgeschreven: „om de rechten en wetten
bracht. Het eiland is zeer heuvelachtig en zwaar te doen observecren, die hier in Ilollaut geobscr-
begroeid en valt aan Z.- en W.zijde steil in zee veert werden". Mochten de plakkaten en ordon-
af. De bevolking is gering. Zij woont meerendeels nantiën omtrent sommige punten niet voorzien, zoo
aan de N.zijde. De ass.-res. der Westkust van Atjeh behoorde „de practique van de civile Romainsche
woont op het eiland. Veel Chineezen vestigden wetten" te worden gevolgd. De eerste instructie voor
zich aldaar ter wille van den peperhandel. Stoo- notarissen, bevattende 10 artikelen, weid in Indië
mers van de K. Paketvaart Maatsch. doen het eiland vastgesteld den i6den Juni 1625 (Van der Chijs,
om de 14 dagen aan. Placaatboek, I, bl. 158). De notarissen moesten
NOKDIAK. Zie BLTDELDIEREN. ten minste „middelmatige kennisse hebben van de
NOLEM. Waarschijnlijk eene verwarring met costumen, statuyten ende rechten onser landen"
Nillem. Zie MILI.EM. en geëxamineerd worden. Ook waren zij verplicht
NOM. N. G. 4 R. NOEMF. Zie SADANG. borgtocht te stellen, „omme alle begaene faulten
NOMEI. Amb. Bah. Zie OEBI. ende abuyzen daerop te verhaeleu", prothocol ende
NOMOL. Amb. Bab. Zie OEBI. register te houden en dit ten allen tijde verthoo-
NONGKA. |av. Zie NANGKA. nen aan den president van den achtbaeren dagc-
NONGKA LONDA. Jav. Zie NANGKA WE- lijcksen raet off den baillui ende Magistraet dezer
LANDA. stede. „Sonder respect off aensicu van persoonen",
NOORDERDISTRICTEN. Afdeeling van het behoorden zij hun ambt uit te oefenen en gratis,
Gouv. van Celebes en onderhoorigheden, hoofd- om niet en pro deo te berichten de aiïaiien van
plaats Maros (Zie aldaar) bevattende de onder- armen en miserabelen". Zij waren gehouden zich
afdeelingen Maros, Pangkadjéné, Segeri en Berg- te wachten „voor eenige valsche, ongeoorlooffde
regentschappen (Zie op de namen); de 3 eerst- instrumenten, weshalve zij haer met giften ofte
genoemden worden ook wel „pachtdistricten'' gaven, geit off goet off eenich dinck ter werelt
genoemd. Zij grenst ten Z. aan Gowa en de afd. van deen of andere parthijen niet zullen laten
Makasser, ten W. aan de Straat Makasser, ten N. corrumperen". De secreten aan haar betrouwt,
aan Tanette en Lamoevoe en ten O. aan Boni en zouden zij niemand commuuicccren. „Geene actcn
de (losterdistricten. Over het algemeen zijn de N. opmaken tot haer eigen faveur ende particulier
districten vruchtbaar, met name in de laaggelegen proffijt en geen afschrift uitreiken dan aan den
pachtdistricten, welke door een menigte riviertjes belanghebbenden". Hij het reglement werd tevens
doorsneden worden, van welke die van Maros, de een tarief vastgesteld. Nadere voorschriften werden
Sangkara, en de riviertjes van Pangkadjéné en van opgenomen in de Bataviasche Statuten (Van der
Tala de voornaamste zijn. Chijs, t. a. p. I, bl. 486) en in de Nieuwe Bata-
NOORD-FLORES. Onderafdecling der tot de viasche Statuten (Van der Chijs, t. a. p. IX, bl. 103).
residentie Timor behoorende afdecling Larantoeka, Hoog op de maatschappelijke ladder stond de
onder het beheer van een posthouder, die te Mau- notaris niet. Bij de begrafenissen werd hij inge-
meri gevestigd is. Het binnenland wordt bewoond deeld bij de „coopluyden, schippers, chirugijns
door onafhankelijke stammen, waaronder de Tango's van de hooftposten, werkbasen en diaconen in
en Wogo's, die onder eigen hoofden staan en niet bedieningen". De notarissen met „haere" vrou-
de strandbevolking weinig aanraking hebben. wen mochten zich van de groote quitasol (zonne-
NOPAL. Naam der Cactusplanten uit het ge- scherm) bedienen. De afslaegers van de visch-
slacht Opuntia, die voor de teelt van cochenille markt en „haere" vrouwen genoten mede van dit
gekweekt worden of werden. (Zie Dl. I, bl. 360). eerbewijs.
NORIËL. AMB. Bar. Zie KANARI (waar ver- Tijdens het Engelsche tusschenbestuur bleven
keerdelijk staat Nouël). de oude voorschriften van kracht. In 1822 (St.
NOTARIAAT. De eerste notaris te Jakatra, n°. 1 1) werd een reglement vastgesteld, volgens
Melchior Kerchem, tevens secretaris van den ge- 'twelk een notaris een publiek ambtenaar is „die
regte '), werd aangesteld den 27 sten Aug. 1620, al de vigeerende wetten moet kennen". Dat regle-
eenige maanden na de stichting van Batavia. ment kwam meer overeen met de oud-Nederland-
Hem werd bij zijne aanstelling (De Jonge, IV, sche plakkaten dan met de destijds in Nederland
bl. 234) opgedragen „binnen het ressort ende juris- geldende wet van 25 Ventosc jaar XI.
dictie der stede Jacatra te bedienen ende exer- Bij Stbl. 1860 n°. 3 werd een nieuw reglement
vastgesteld dat op vele punten overeenkomt met
i) Bij besluit van 12 Nov. 1620 werd het de nog in Nederland geldende wet van 1842. Het
ambt van notaris public afgescheiden van dat is aangevuld en gewijzigd bij St. 1863 n°. 170,
van secretarius van den geregte (De Bruyn, R. art. 7, 8; 1864 n". 140; 1866 n». 8; 1572 n".
i. Indië, XXII, bl. 242). 51; 1880 n°. 199: 1893 n». 105, 235; 1894 n".
111 3
34 NOTARIAAT.

113, 214; 1896 n°. 101; 1897 n». 134. Zie ook die vastgesteld werd onder het Oud-Hollandsch
St. 1895 n°. 100. Het notariaat wordt bekleed recht, ofschoon we nu ruim een halve eeuw ons
door personen door den Gouv.-Gen. bijzonder in het bezit van een behoorlijk burgerlijk wet-
daartoe aangesteld en kan ook worden uitgeoefend boek verheugen. Evenmin mag hij zich in zijn
door ambtenaren aan wier ambt het wettelijk ver- betrekking als notaris inlaten met het houden
bonden is (secretaris of assistent-resident). De van openbare verkoopingen van vast en roerend
laatsten zijn bevoegd, als ter plaatse geen notaris goed en zelfs niet met eene openbare verhuring
gevestigd is, tot alle functiën het notariaat betref- van onroerend goed. Deze rechtshandelingen vor-
fende, doch alleen binnen de grenzen der betrok- men een monopolie in handen van de Regeering.
ken afdeeling; de notaris mag zijn ambtsbedie- Zie VENDUBEHEER.
ning uitoefenen binnen het geheele gewest. Door de vorming van vele cultuurmaatschap-
Bij ziekte, verhindering of afwezigheid wordt pijen, wier zetels in Nederland zijn gevestigd, gaan
een notaris vervangen door een ambtgenoot, can- de inkomsten van de Ind. notarissen niet vooruit
didaat-notaris of ander geschikt persoon. en houden deze geen gelijken tred met de alge-
Een notaris heeft geen aanspraak op vrije pas- meene ontwikkeling en den betrekkelijken voor-
sage of eenig tractement bij verlof naar Europa. spoed in Indië. Landerijen behoorende aan een in
Gewoonlijk wordt in zoodanig geval tusschen den Nederland gevestigde Maatschappij, beschouwt de
notaris en zijn tijdelijken vervanger overeengeko- Ind. notaris als gekomen in de doode hand. Geen
men dat de laatstgenoemde een vaste som of een maatschap meer tusschen verschillende mede-eige-
evenredig deel van de inkomsten, dikwijls '/3
zal uitkeeren. Nieuwe bepalingen omtrent de ver-
, naren, geen consignatie-contracten van producten,
geen scheidingen meer. En de boedels van perso-
loven werden vastgesteld bij St. 1897 n°. 134. nen, die in Indië hun fortuin maakten en daarna
De notarissen staan onder toezicht van de Raden repatrieerden, worden door notarissen in Nederland
van Justitie (art. 140 R. O. art. 50 regl.); buiten vereffend. De blijvers met fortuin zijn nog zeld-
gegronde redenen mogen zij hun ministerie niet zaam. Zie over de vooruitzichten bij het Indisch
weigeren als dit gevraagd wordt. Voor hunne notariaat W. v. h. Notarisambt en Registratie n°,
werkzaamheden is een tarief vastgesteld bij St. 1203, 1204 en 1205.
1874 n°. 9; over hunne verplichting kosteloos In de binnenlanden zijn vele notarissen tevens
hunne diensten te verrichten, zie art. 8 regl. Op vcndumeester, agenten van banken, brand- en
verbeurte van hun ambt mogen de Ind. notaris- levensverzekeringmaatschappijen, enz.
sen geene associatie aangaan; zoodanig verbod In het bijzonder als zoodanig benoemde nota-
bestaat in Nederland niet. rissen zijn of zullen worden gevestigd te Serang,
Batavia (4), Mecster-Cornelis, Buitenzorg, Tange-
In den regel wordt bij de aanstelling tot notaris
anciënniteit gevolgd. In den Reg. Alm. vindt men rang, Bandoeng, Soekaboemi, Cheribon, Indra-
een lijst van de notarissen en candidatcn naar rnajoe, Tegal, Pckalongan, Semarang (3), Salatiga,
de volgorde hunner inschrijving. Pati, Koedoes, Rembang, Toeban, Bodjonegoro,
Bij de vervulling van vacante notarisplaatsen Soerabaja (4), Grisee, Sidoardjo, Modjokerto, Pa-
wordt de voorkeur gegeven aan zulke candidaten, soeroean, Malang, Probolinggo, Besoeki, Banjoe-
die een stage van minstens één jaar hebben door- mas, Poerworedjo, Magelang, Djokjakarta, Soera-
gemaakt. Bijbl. n°. 5142. karta, Madioen, Ngawi, Kediri, Blitar, Soemenep,
Ten einde tot notaris benoemd te kunnen wor- Padang, Palembang, Kota-Radja, Tandjong Pinang,
den moet men hetzij in Nederland, hetzij in Indië, Tandjong Pandan, Pontianak, Bandjermasin, Ma-
een examen hebben afgelegd. Personen die in kasser, Banda Neira, Medan, Menado en Amboina
Nederland het volledig notaris-examen hebben af- (St. 1863 n". 170; 1865 n°. 16; 1872 n». 156;
gelegd, zijn in Indië zonder verder onderzoek be- 1890 n°. 101 en 122; 1891 n°. 151; 1892 n°.
noembaar. Het omgekeerde is niet het geval. 105 en 176; 1893 n". 52 en 201 en 1895 n°. 252).
Kennis van inlandsche talen wordt bij het examen Een dwaze regeling kan men noemen het' voor-
niet gevorderd, doch de cliënten, die zich van schrift vervat in art. 141 regl. R. O. om bij over-
die talen, doorgaans Maleisch, bedienen, gaan lijden of ontslag van een notaris, diens protocol
heen als de notaris hun taal niet verstaat. Het onverwijld over te brengen ter Griffie van den
Ind. examen-programma, vastgesteld bij St. 1894 Raad van Justitie of ten residentiekantorc. Elk
n". 214, is uitgebreider dan het Nedcrlandsche, nieuw benoemde notaris begint dus zijn praktijk
wat zich verklaren laat door het aanwezen van zonder protocol!
zoovele verschillende rassen en volken. Niettemin Er is nog al eens over gesproken om inlanders
zijn de cisehen minder hoog; de gelegenheid eene aan te stellen voor het opmaken van acten voor de
goede opleiding te genieten is voor de aspiranten inlandsche bevolking, waarover zie Handel. Ned.-
dan ook gering. Ind.Juristen-Vereen.lßß6. Bijna zonder uitzondering
Voor de ambtenaren van het Binncnlandsch zullen deze acten betreffen verkoopen en belee-
Bestuur, die als fungeerende notarissen krachtens ningen van rechten op gronden. Zoolang daarom-
hun ambt optreden, is het zoogenaamd klein trent geen de minste rechtszekerheid voor de in-
notaris-examen voorgeschreven. De wetgever be- landers bestaat, wordt het aanstellen van inlandsche
paalde daaromtrent dat bij de afneming van dit notarissen door velen voorbarig geacht. Zie voor
examen in aanmerking moet worden genomen dat het ministerie van den notaris bij het opmaken
de examinandus slechts wordt geroepen tot de van wissels, enz. tusschen Europeanen en met hen
uitoefening van het notarisambt als een wettelijk gelijkgestelden en inlanders en met hen gelijkge-
aan zijn ambt verbonden bijbetrekking. stelden St. 1867 n". 29, waarbij de vroeger be-
De Ind. notaris heeft, hoe ongeloofclijk het staande verplichte tusschenkomst van dien ambte-
ook moge klinken, met het afsluiten van koop- naar is vervallen.
contracten van vast goed en het vestigen van Litteratuur: P. Vellema, Het reglement op het
hypotheken geene bemoeienis; daarvoor geldt nog notarisambt in N. 0.-1., 's Grav. 1891; voorts
de ordonnantie op de overschrijving van 1834, Bijdragen omtrent Ind. vraagstukken van denzelf-
NOTARIAAT. — NOTENMUSKAAT, NOTENCULTUUR. 35

den schrijver, Semarang 1896; L. Ch. Kruijff, gelmatige mazen; de naam foelie is afgeleid van
Praktische handleiding voor het Ind. Notariaat, folium (blad). In den tijd der Comp. vergat men
Batavia 1868, thans verouderd; J. De Bruyn MG.zn, soms dat noot en foelie onafscheidelijk zijn, en
notaris te Soerabaja stelde samen drie werkjes, kwam wel eens het bevel, meer noten en minder
het Notariaat in N.-L; Handleidingen voor hen, foelie te doen kweeken!
die zich voor het zoogenaamd klein notaris-examen Aanvankelijk slechts klein, neemt de productie
voorbereiden, Djocdjakarta. Zie ook J. De Bruijn, van den boom in de volgende jaren eerst snel
Schets v. h. Notariaat in N.-L, in R. i. Indië, toe en dan langzamerhand, tot 2000 vruchten;
XLII bl. 163, 233, 302, 365 en XLIII bl. 11; ongeveer in het 20 u—2s= jaar bereikt deze het
vgl. ook Mr. A. Nilant in Vergad. Ind. Gen. 28 maximum, waarop zij tot ongeveer het jaar
Nov. 1898. blijft voortduren, waarna de oogsten weder ver-
NOTENMUSKAAT, NOTENCULTUUR. De minderen. De muskaatboom heeft dezelfde ontwik-
notenmuskaat of muskaatnoot (Semen myristi- keling en levensduur als de mensch, heet het op
cae v. Nux moschata, Lat.; Nutmeg, Eng.; Banda. Naar men zegt, kan de noteboom wel 100
Noix de muscade, Fr.; Muskatnuss, D.) jaar oud worden. Onder nootmuskaat (boea pala)
wordt verkregen van de vrucht der Myristica fra- verstaat men de zaadkernen, d. z. de zaden ont-
grans Houtt., uit de familie der Myristicaceëen daan van hun mantel (de foelie) en ook van hun
(Dioecia monadelphid), een altijd groene boom, donkerbruine harde broze schil, die nog de in-
8— 12 meter hoog, op een pereboom gelijkend, druksels der foelie vertoont; alleen de inwendige
met leerachtige, ovaal-langwerpige, aan voet en zaadhuid blijft dus om de „noot" zitten. Zij zijn
top toegespitste bladeren. De boom heeft, zich ovaal of eirond, gemiddeld 2/2 cm. lang en 2 cm.
vrij ontwikkelende, een zuiver pyramidalen vorm, breed, grijsbruin, netvormig geaderd. Doorgesne-
met horizontaal uitstaande takken tot beneden den heeft de noot een gemarmerd voorkomen,
aan den stam; de onderste takken kunnen een dat typisch voor alle Myristica-zaden is, en dat
lengte van 4 tot 5 meter bereiken. Ofschoon ook ontstaat door dat donkerder gekleurde plooien dei-
van andere soorten van Myristica noten verkregen inwendige zaadhuid in bochten tot aan het mid-
worden, die als muskaatnoten in den handel worden den der kern loopen.
gebracht (zie beneden), is de Myristica fragrans Soms worden aan een noteboom, en wel uit-
voor de notencultuur verreweg de belangrijkste. sluitend aan boei-boomen, samengestelde vruchten
De noteboomen komen in verschillend geslacht aangetroffen, zoogen. tweelingnoten, pala ba-
voor; nl. in hoofdzaak die, welke slechts mannelijke kam bar. De bloem bevat nl. soms 2, 3 of zelfs
bloemen geeft, en die, welke alleen vrouwelijke 4 vruchtbeginsels, die door wederzijdsche druk-
bloemen voortbrengt en dus ook vruchten afwerpt. king met elkaar vergroeid zijn. De noten, in zulke
Maar bovendien vindt men dikwijls zoogen. „boei- vruchten besloten, zijn niet volkomen rond, zoo-
boomen", d. z. boomen, die beide soorten bloemen als de gewone noot, maar hebben een min of meer
dragen, en die, voorzoover is waargenomen, altijd afgeplatten vorm, en worden in den handel een
mannelijke boomen zijn, welke een meer of min- soort lager gewaardeerd dan even groote en zware
der groot aantal vruchten voortbrengen. Men ronde noten. Daar de foelie tusschen de aan elkaar
meent echter, dat er ook vrouwelijke boomen zijn gedrukte noten zich dikwijls niet heeft kunnen
die mannelijke bloemen dragen; daaruit zou zich ontwikkelen, vindt men vaak slechts een net van
het feit laten verklaren dat vrij geïsoleerd liggende foeliedraden, die de noten te zamen omgeven.
tuinen, waaruit alle mannelijke en boei-boomen Andere afwijkingen zijn de pala meraja, vruch-
waren weggekapt, toch nog evenveel vruchten droe- ten die in trossen bijeenhangen; pala radja of
gen als te voren. Men acht ééne mannelijke plant koningsnoten, op Banda ook oogstnootjes genaamd,
voldoende voor de bestuiving van twintig vrou- buitengewoon kleine doch overigens normaal ge-
welijke. vormdenoten; pala dominee, vruchten bij welke
de foelie korter is dan gewoonlijk, zoodat het boven-

Wanneer de noteboom eenmaal genoegzaam ont-
wikkeld is om vruchten voorttebrengen, gemid- ste gedeelte van den dop bloot ligt en op een
deld met het io"; jaar, dikwijls echter reeds in het baret van een dominee gelijkt; pala mentjoeri,
8e jaar,— draagt hij het geheele jaar bloemen en
vruchten, zoodat de laatsten steeds door geoogst
of dievennoot, waarbij de harde dop geen gesloten
geheel vormt maar onvolledig is, waardoor de
kunnen worden; de maanden Juli en Augustus zijn noot, die bij haar groei niet overal denzelfden
echter de vruchtbaarste. De vorm der bloemen is weerstand ondervindt een onregelmatigen vorm
die van een urn, ongev. 5 —7 m.m. lang, met vrij aanneemt; pala poetih (witte noot) of pala
dik bloemdek van bleekgele kleur, met 3 naat- blanda (blanken-noot), waar de foelie zeer licht
buiten omgelegen tanden ofkorte slippen; de man- getint, zelfs wel geheel wit is en de pala kak-
nelijke bloemen bevatten een centrale vleezigc zuil, kerlak, bij welke de foelie wit of lichtgcspik-
gevormd door de vergroeiing van een aantal (9—18) keld is.
meeldraden; de vrouwelijke hebben een vruchtbe- Voor zoover kan worden nagegaan zijn niet,
ginsel uit één vruchtblad bestaande, dat steeds zooals wel beweerd is, de eigenlijke Molukken,

slechts één eitje bevat, met 2 kleine stempels aan
den top. Vrouwelijke bloemen derboei-boomen be-
Ternate en omliggende eilanden, — het vaderland
van den muskaatnoteboom, maar Ambon en de
vatten niet zelden meer dan één vruchtblad. De Banda- en omliggende eilanden, waar bij de komst
vrucht, die, naar men zegt, voor hare geheele ont- der Portugeezen in 1511, en ook later, notc-
wikkeling ongeveer 9 maanden vordert, heeft de boomen werden aangetroffen. De 0.-I. Comp. be-
kleur en grootte eener perzik, doch is min of meer perkte de teelt tot de Banda-eilanden en roeide
langwerpig; wanneer zij rijp is, splijt de bolster de noteboomen elders uit, waar zij die aantrof.
en vertoont zich de donkerbruine noot, omsloten Toen de Molukken in 1796 in handen der Engel-
door de scharlakenroode foelie (boenga pala; schen vielen, en ook later, werden verschillende
Lat. macis, zie Dl. 11, bl. 441), welke als het pogingen gedaan de notencultuur in andere lan-
ware een gesloten netwerk vormt met zeer onre- den, ook buiten den Archipel, intevoeren. In
36 NOTENMUSKAAT, NOTENCULTUUR.

Mauritius, Bourbon, Madagascar, Zanzibar, West- dcelen, welke het Gouv. uit de cultuur trok, ver-
Afrika, Cayenne, Brazilië, Suriname, St. Vincent, minderden sterk en dreigden optchouden; de Re-
Trinidad, Jamaica, Calcutta, het Z. gedeelte van geering besloot het zooveel mogelijk daarheen te
Voor-Indië en Ceylon, leidde dit tot geen blij- leiden, dat de gedwongen teelt en het monopolie
vende resultaten. In het eiland Granada (Kleine in cene vrijwillige cultuur met geheele beschikking
Antillen) werpt de cultuur betere vruchten af, over het product zou veranderen en stelde bij
doch heeft men te kampen met gebrek aan geschikt St. 1864 n°. 7l a de voorwaarden vast, volgens
werkvolk; in Penang en Singapore scheen de welke dit geschieden zou. De perkeniers, die daar-
cultuur bij uitnemendheid goed te zullen slagen toe toetraden, zouden ontheven worden van de
en leverde zelfs oogsten op, weinig minder en zelfs verplichting om noten te telen of aan het Gouv.
grooter dan die der Banda-eilanden. Eene hevige te leveren, en ontslagen van de vorderingen die
ziekte, die de plantsoenen op die beide plaatsen het Gouv. tegenover hen wegens verleende hulp
in 1860 teisterde, heeft de daar eenmaal bloeiende kon doen gelden; daarentegen zouden zij moeten
cultuur zoo goed als geheel ten gronde gericht. In afzien van alle tusschenkomst van het Gouv. in
den Archipel wordt, buiten de Banda-eilanden, de het bekomen en onderhouden der arbeiders en
notencultuiir nog gedreven op Sumatra, de Mina- zou de Regeering de perken aan eene grondbe-
hasa met Groot-Sangi en Siauw, Amboina, Java lasting kunnen onderwerpen. Na eenigen tijd waren
en Ternate met Halmaheira; daarover volgen later alle perkeniers tot deze voorwaarden toegetreden
eenige bijzonderheden. en hield sedert 1873 de verplichte teelt en leve-
I!ij de komst onzer voorvaderen in de Banda- ring der noten geheel op te bestaan ') (vgl. I. A.
eilanden werden notentuinen aangetroffen op Lon- Van der Lith, Ned. 0.-Indië, 11, bl. 155). Na
thor, Banda-neira, Ay en Rhun; op Gocnocng-api dien tijd is de productie van noten en foelie in
zouden vroeger ook noteboomen aanwezig geweest de Banda-eilanden, — die zich trouwens reeds
zijn, maar deze waren alle, waarschijnlijk door
vulkanische werkingen, verdwenen. De Compagnie
sedert 1857 had uitgebreid, — aanmerkelijk geste-
gen en bedroeg reeds in 1875—1884 het dubbele
zocht het monopolie der noten te verkrijgen; her- bedrag der jaren 1850—1874, terwijl zij sedert
haaldelijk kwam zij in strijd met de bevolking 1885 nog iets hooger klom. Over 1897 werd de
(zie BANDA-EILANDEN, Dl. I, bl. 95), watten productie der perken geschat op 6768 pikol noten
slotte leidde tot de uitroeiing of verbanning dei- in den dop, 3737 p. gedopte noten en 1270 p.
bevolking door Coen, terwijl de aanwezige noten- foelie (in 1896 resp. 8385, 5207 en 2807 p.); de
tuinen in perecelen, perken genaamd, verdeeld uitvoer van noten en foelie vertegenwoordigde in
werden (den eersten keer in 1627) en aan verschil- laatstgenoemd jaar eene waarde van ƒ 1.034.065 en
lende personen, perkeniers, uitgegeven, onder ƒ277.031. Van de erfpachtslanden werden 785 p.
voorwaarde dat zij daar uitsluitend noten zouden noten en 1 54 p. foelie verkregen. Ook in een ander
telen en het product tegen bepaalde prijzen aan
de Comp. afstaan. Zij zorgde door uitroeiing dei-
opzicht beleefden de perkeniers, — die trouwens
zich krachtig beijverden van den toestand partij te
planten, op andere eilanden aangetroffen, er voor trekken door het zoeken vannicuw-cafvoerwegen,—
dat alleen op de Banda-eilanden noteboomen goede tijden na de vrijlating der teelt, daar de prij-
werden aangetroffen; zelfs werden omstreeks 1638 zen van het product van 1870—1890 vrij hoog wa-
alle notentuinen op Rhun uitgeroeid, omdat de ren; immers bedroegen zij, met schommelingen,
„smokkelhandel" vandaar niet tegen te gaan van 1840—1855 van ƒ2,36—ƒ1,20; 1855—1863
was. De perkeniers lieten de gronden door perk- daling tot op ƒ0,60; na 1863 stijgend tot 1872
hoorigen, een soort van lijfeigenen aan de perken ƒ2,03; 1872—18S5 daling tot op ƒl,l85 ; 1885 —
verbonden, bebouwen; aanvankelijk verkregen zij
goede resultaten, niet alleen door de notcnculUiur,
1890 rijzing tot ƒ1,65; — doch na 1890 bijna
voortdurend sterke daling tot op ƒO,B6 5 ,— alles
maar ook ten gevolge van bijverdiensten, meest gewone eerste soort per half kilo. Terwijl de
door den handel op de Z.O.- en Z.W.-eilanden. productie der foelie natuurlijk ongeveer gelijken
Omtrent 1760 verminderden echter deze inkomsten, tred houdt met die der noten (met dien ver-
vooral door concurrentie van anderen; een orkaan stande dat de hoeveelheid foelie ongev. 4 maal
verwoestte in 1778 het grootste gedeelte der per- kleiner is dan die der noten), is dat met de prij-
ken, zoodat de perkeniers, die hunne winsten zen der beide artikelen niet altijd het geval;
steeds hadden verteerd, in treurige omstandighe- in de l6 e eeuw was die der foelie 3 a 4 maal
den verkeerden. Om hen te helpen werden, tegen hooger dan van de noten, doch daarna daalde
het einde der l8 c eeuw, door de Comp. de perken de verhouding steeds langzaam totdat de prijzen
overgenomen en de daarop rustende schulden af- ongev. in het midden dezer eeuw bijna gelijk ge-
gelost, en daarna de perken aan de vroegere eige- worden zijn. Van 1840—1856 waren zij vanƒ 2,51
naars in bruikleen afgestaan. Herhaaldelijk troffen tot ƒ1,06; van 1855—1863 voortdurende daling
nieuwe rampen den perkeniers; zij werden bijge- tot ƒ0,57; van "8Ö3 —1872 snelle rijzing tot
staan door het verstrekken van kapitaal, terwijl ƒ2,73; daarna tot 1885 daling tot ƒ0,85; tot
hun in 1824 de eigendom van hunne perken 1889 stijging tot ƒ 1,87; daarna voortdurende
werd overgedragen. Nieuwe tegenspoed maakte op- daling tot ƒ 0,95 in 1896, terwijl de prijs in 1897
nieuw geldelijke hulp noodig, vooral toen in 1852 tot ƒ0,98 steeg, alles per half kilo. In 1898 en
een aard- en zeebeving groote verwoestingen ver- bij de eerste veilingen in 1899 behaalde de foelie
oorzaakte. In 1860 werd, tegelijk met de slavernij iets hooger prijzen, t. w. van ƒ1,05 tot ƒ1,20.
de perkhoorigheid opgeheven; de Regeering kwam Naar het schijnt bestaat er niet veel hoop, dat
de perkeniers tegemoet in de aanschaffing van
vrijwillige arbeiders door voorschotten en door 1) Behalve op de toen reeds bestaande 34 no-
de kosten der loonen op zich te nemen. De per- tenperken wordt de notencultuur in de Banda-
keniers bleven, evenals te voren, verplicht noten eilanden thans nog gedreven op 2 landen op Rhun
te telen en die aan het Gouv. te leveren, maar in 1874 en 1877 en op één land op Rosengain
ook daarin kwam spoedig verandering. De voor- in 1874 door het Gouv. in erfpacht uitgegeven.
NOTENMUSKAAT, NOTENCULTUUR. 37

de lage prijzen slechts tijdelijk zullen zijn; de de Engelschen in


1798 ingevoerd, zij nam aanvan-
afzet van het product lijkt niet voor groote ver- kelijk een vrij hooge vlucht doch is sedert ver-
meerdering vatbaar, terwijl de productie van noten minderd en thans van weinig beteekenis, zoodat
in den Archipel, ook buiten de Banda-eilanden, de uitvoer in 1897 op slechts 84,5 pik. noten en
rich aanmerkelijk heeft uitgebreid. Met name is 5,5 pik. foelie gesteld wordt; ter Sum. O.kust
dit het geval in de Minahasa. Terwijl het pro- waar de uitvoer in 1892 tot 3930 pik. steeg,
duct der Banda-eilanden nog uitsluitend aan het bedroeg zij in 1897 648 en 74 pikols. Op Atjeh
Gouv. moest worden geleverd, werd reeds bij is de cultuur van weinig beteekenis; de uitvoer
besl. van 28 April 1839 de teelt van specerijen bedroeg in 1897 121 en 19 pikols.
op Java en Sumatra vrijgelaten en het over- In grove trekken is de wijze van cultuur en
brengen van planten en zaden uit de Molukken bereiding in grootere aanplantingen (perken en
naar andere streken veroorloofd. Dit geschiedde tuinen) de volgende: De boom, die het best in
o. a. naar de Minahasa, waar de notenteelt ook de lagere bergstreken tiert, wordt bijna uitslui-
eene volkscultuur werd, vooral sedert 1854 ten tend van zaden gewonnen, en niet van stekken,
gevolge van de bemoeiingen van den resident daar de proeven met de laatste plantwijze tot
Jansen. Zij gaf aanvankelijk weinig resultaten èn heden geen gunstige resultaten opleverden; daar-
wegens de moeilijkheid het product van de hand toe worden zaadbeddingen aangelegd, waar de
te zetten èn wegens de omstandigheid dat de be- noten in den dop worden uitgezaaid. Een jaar
volking toen geen geld bezat, ja dit zelfs niet daarna zijn de plantjes geschikt om in de tuinen
kende. Deze toestand veranderde echter weldra overgebracht te worden, hoewel het de voorkeur
en sedert 1870 breidde de cultuur zich aanmer- verdient ze eerst nog in kweekbeddingen te ver-
kelijk uit, zoodat het totaal der boomen, in 1897 zorgen. Op de Banda-eilanden worden de tuinen,
in de Minahasa aanwezig, op 902,470 wordt ge- om ze tegen den wind te beschermen, door een
raamd, waaronder 665,034 van I—lo jaar, terwijl gordel hooge boomen,
de uitvoer van noten in
— meest pandanen,
— om-
1894 op 2985 en in geven ; bovendien worden nog groote woudboomen
1895 °P 3814 pikols gesteld werd. Buiten de in de tuinen geplant, vooral kanari-boomen, doch
eigenlijke volkscultuur wierpen de particuliere ook andere nuttige boomen, o. a. kemiri. Ook
landerijen in de res. Menado in 1897 280 pikols elders, waar men geen last van den zeewind heeft,
noten in den dop, 10 pik. noten uit den dop en wordt dit laatste wel toegepast; die boomen zijn
91 pik. foelie af. Op Ambon werd tijdens de dan echter geen „schutboomen" maar „schaduw-
Comp. oogluikend toegestaan dat noteboomen boomen", zoodat de noteboomen bijna overal
gespaard bleven; toen de perken te Banda in in de schaduw gekweekt worden; iets waarvan
1778 zoo zwaar geteisterd werden, besloot zij de het nut wel betwijfeld wordt. Aan grondbewer-


teelt ook op Ambon intevoeren die zich echter king wordt in den regel weinig gedaan; van be-
weinig ontwikkelde, ook niet toen zij in 1827 mesting, behalve door de afgevallen bladeren,
vrij verklaard werd. Eerst sedert 1877 breidde enz. is zelfs in de geregelde aanplantingen geen
de cultuur zich krachtig uit; het getal noteboo- sprake. Daar de vrucht gedurende het geheele
men op dat eiland aanwezig, werd omstreeks 1896 jaar rijpt, wordt ook voortdurend geoogst; in
op ongev. 240.000 gesteld, terwijl de uitvoer aan Juli en Augustus zijn de werkzaamheden echter
noten en foelie in 1897 op respect. 2315 en 216 het menigvuldigst, omdat dan gewoonlijk de helft,
pikol gesteld wordt. Op de Oeliasers is de teelt soms meer, van den oogst wordt binnengehaald.
nog in haar begin, zoodat omstreeks 1896 van Daartoe gaan mannen en vrouwen's morgens vroeg
de 26.514 boomen nog slechts 2662 vruchtdra- naar de tuinen, voorzien van een langen stok
gende waren. Op Sangi en Siauw zouden in dat- (gaai-gaai), waaraan van boven een dubbele haak
zelfde jaar ongev. 10.000 boomen worden gevon- zit om de noot aftetrekken en daaronder een
den; van den inlandschen aanplant gaf nog geen m.andje om de vrucht optevangen; een mand om
enkele boom vruchten; een Europcesche onderne- de afgeplukte noten te bewaren, hangt hen om
ming op Groot-Sangi verkreeg in 1897 62 pikols de schouders. De bolster wordt van de geheel
noten en 8 pikols foelie. Op een erfpachtsper- rijpe en gave vruchten verwijderd, doch om de
cccl aan de Z.kust van Ceram werden ook note- onrijp afgetrokken vruchten gelaten om deze te
boomen geteeld, die pas vruchten begonnen te onderscheiden. De noten worden gesorteerd en,
dragen en thans wel bij de catastrophe van Oct. nadat zij van de foelie ontdaan zijn, in het „rook-
1899 vernield zullen zijn; op Ternate werden in kombuis" gedaan, een gebouwtje, waarin de noten
1896 van de daar liggende particuliere tuinen 206 aan den rook van langzaam voortsmeulende hout-
pik. noten verkregen; overigens wordt er van dat vuren blootgesteld zijn, ten einde ze in den dop
eiland een veel grootere hoeveelheid uitgevoerd, die te drogen. Na ongev. 6 weken zijn zij droog en
van Halmahcira,
Tidore, Batjan en Obi verkregen voor de verzending geschikt wanneer men ze in
wordt; van Halmahcira grootendeels niet de echte den dop wil verkoopen, waartoe zij dan nog eene
maar van de M. succedanca 81. (Halmahcira-noot). nauwkeurige sorteering ondergaan. Zijn zij direct
Op Java en Madoera is de teelt, die op enkele par- voor de Ettropeesche markt bestemd dan worden
ticuliere landerijen en in Soerakarta op huurlan- zij in zakken op een droge plaats bewaard en
den gedreven wordt van zeer weinig beteekenis ondergaan, als er eene groote partij bijeen is, eene
(1897: voor de part. landen 9633 k.g. noot en verdere behandeling, bestaande in het „kloppen"
769 k.g. foelie en voor de buurlanden 4909 k.g. of bevrijden van den dop, het sorteeren in gave of
notenmuskaat en foelie). Op Sumatra daarentegen is vette noten, in gerimpelde en in rompen, waarna
zij van veel meer belang; op Sum. W.kust werd zij de gave noten weder naar de grootte worden
in 1839 ingevoerd en nam vooral sedert 1860 toe, gesorteerd. Eindelijk worden de noten gekalkt;
zoodat in 1893 5032 pik. geoogst werden; daarna de op de Banda-eilanden meest gebruikelijke wijze
is zij echter afgenomen en
wordt de uitvoer over is de noten in een dikke brij van verseh ge-
1897 op 2429 pik. noten uit den dop en 940 pik. bluschte kalk met zeewater te leggen en ze daarin
foelie gesteld. In Benkoelen werd de cultuur door eenigen tijd te bewaren, waarna men ze op bam-
38 NOTENMUSKAAT, NOTENCULTUUR. — NIJVERHEID.
boezen horden laat uitlekken en daarna te drogen I volgens Prof. Janse, dezelfde ziekte te zijn. Een
legt. Bij het droge kalken, dat op Sumatra en ziekte, die eveneens veel schade veroorzaakt, is
Singapore in gebruik was, werden de noten met het onrijp openspringen der vruchten, waardoor
versche, fijn gezeefde kalk tusschen de handen de noten óf geheel onbruikbaar voor den handel
gewreven. Het kalken veroorzaakt het wit besto- óf een inferieur product worden (gerimpelde
ven uiterlijk van nootmuskaat, en is een voor- noten). Voorts worden nog vermeld de starvlek-
treffelijk middel om de noten tegen insecten te kcnziekte, de witte en de zwarte draadschim-
beschermen. In de dagen der Comp. diende deze mel en de wortelschimmel, terwijl de noteboom
handgreep tevens om het kiemvermogen der noten ook nog te lijden heeft van woekerplanten en
te dooden, uit vrees dat zij elders en vooral in dierlijke parasieten, voornamelijk kevers, zooals
vreemde koloniën zouden worden uitgeplant (dat de schadelijke „boor-boor", de „gaai", het tak-
de vogels, bepaaldelijk Carpophaga acnea en andere kevertje en het noten-boorkevertje.
muskaatduiven (zie Dl. I, bl. 476) op de versche Behalve van de Myristica fragrans worden
foelie verzot, de zaden van eiland tot eiland mede- ook nog zaden van andere soorten als notenmus-
voerden, kon de Comp. niet verhinderen). Na het kaat in den handel gebracht. De belangrijkste
drogen worden de noten nog goed nagezicn, in is de „papoea-noot" of „lange noot" afkomstig
kisten verpakt en dan naar Europa, vooral naar van Myristica argcntea Warb., die slechts in het
Nederland gezonden. Slechts ongev. '/3 gaat naar wild in Nieuw-Guinea schijnt voor te komen en
elders, grootendeels naar New-York en de rest door de inboorlingen wordt ingezameld. Zij wordt
naar Londen.
De foelie wordt, na van de noot verwijderd te
gebracht naar Banda, Ternate, Makasser,
naar

Mcnado, daar op de wijze der muskaatnoten
soms

zijn, op ronde vlakke bamboezen horden in de behandeld en naar Europa verscheept; hare waarde
zon gedroogd : daar er zeer op gelet wordt of zij wordt op y3 der gewone noten gesteld. Hare foelie
in haar geheel is of wel gebroken, laat men haar is als „wilde foelie" bekend ; deze heeft minder fijn
niet in eens drogen; als zij slap en buigzaam aroma, en wordt wel met de echte foelie vermengd;
geworden is wordt zij plat getrapt en verder ge- zij behaalt ongev. '/4 van den prijs der laatste. De
droogd. Daarna wordt zij gesorteerd en in zoogen. uitvoer der wilde noten zou in 1897 1126 pikol
sokkels (haaltjes van matten of boombladen) ver- hebben bedragen tegen ruim 3000 in 1896. Deze
pakt en verzonden. Noten en, foelie worden in soort wordt wel verwisseld met de mannetjesnoot
Europa door de makelaars nog eens nagesortcerd, of Pala laki-laki (Myristica fatua ILoitlt.) uit de
beschreven en gewaardeerd en in veiling gebracht. Molukken, welke slechts zeer weinig geur heeft

.
Uit de noten wordt ook wel een geel vet, de en die soms als medicijn gebruikt wordt. Uitslui-
zg. „notenzeep (Balsamum nucistae, Muskat-butter, tend aan de I.ondensche markt komt de Bombay-
nutmeg-butter)" vervaardigd. Op de Banda-eilan- foelie, afkomstig van Myristica malabarica Lam.,
den geschiedt dit hoofdzakelijk uit inférieure soor- zonder reuk of smaak, en die gebruikt wordt voor
ten, op eenvoudige wijze, nl. door de noten te vervalsenen van het poeder van goede foelie. Als
kneuzen, uittestoomen en uittepersen. De opbrengst bijmengsel bij de echte noten komen in den han-
bedraagt 25 —30 0/ 0 De overblijvende koek wordt del nog voor: de bovengenoemde Halmaheira-
gebruikt om een fijne soort champignons te telen, noot en de Batjan-noot van Myristica speciosa
door ze vermengd met den bolster en de doppen Warb. Van de niet-aromatische Myristica's heb-
te overdekken met een laagje aarde en daarover ben sommige nog eenige waarde als leverende
te leggen reepen van pisang-stammen en bladeren. kmo (zie Dl. 11, bl. 229), andere hebben vethou-
Op een paar fabrieken in Duitschland wordt mus- dendc zaden (zie OLIËN).
kaatbotcr in het groot bereid. Eindelijk wordt uit Litteratuur e Over de notenmuskaat en hare
minderwaardige noten nog wel „noten-olie" ge- cultuur verschenen laatstelijk twee zeer belangrijke
destilleerd. Deze is tot eene hoeveelheid van werken: Dr. O. Warburg, Die Muskatnuss, I.eip-
8—15% n noten aanwezig, het is eene kleur- zig 1897 en Dr. J. M. Janse, De Nootmuskaat-
'
looze, vluchtige vloeistof, die al het aroma der cultuur in de Minahasa en op de Banda-eilanden
noten bevat. Uit foelie kan men 4 —-15V0 eener (Meded. uit 's lands Plantentuin), Batavia—'s Grav.
soortgelijke olie destilleeren. 1898.Een kort, geïllustreerd overzicht gafO. Kamer-
Bij de kleine volkscultuur, met name in de lingh Onnes in „Holland abroad" July 1899.
Minahasa, wordt veel minder moeite aan de ver- NOTHOPANAX. Zie DAOEN MANGKOK.
zorging en den pluk van het product besteed. NOTON. N. G. 4 R. Zie TIMAHA.
Chineezen koopen de noten en foelie op en leve- NOVACULA. Zie LIPVISSCIIIN.
ren die aan de Europecsche firma's ter bereiding: NUMENIUS. AVES, GRALLAE, Scolopacidae,
fouten bij het afplukken en de aflevering der noten, Limosinae. Zie GAJAHAN.
o. a. door onrijp opengegane vruchten met de rijpe NUMMULITEN. Zie PROTOZOA.
noten te vermengen, en andere misbruiken, maken NYCTANTHES. Zie SRI GADING.
dat het Menado-product minder waarde heeft dan NYCTICEBUS. M AMMALIA, SIMIAE, PRO-
het geval zou kunnen zijn. SIMIAE, Nvcticebidae. Zie POECAN en AAP.
Verschillende ziekten teisteren de notencultuur; NYCTICÖRAX. AVES, GRALLAE, Ardcidae,
in de eerste plaats de bastziekte, ten gevolge waar- Botaurinae. Zie GOEWO.
van de boom, soms in één dag óf geheel óf aan NYCTINOMUS. MAMMALIA, CHIROP-
het bovenste gedeelte verwelkt, waarna de boom TERA, MICROCHIROPTERA, F.mballonuridac,
afsterft voorzoover hij verwelkt is. Op Singapore l'.iiiballoniirinac. Zie LOWI '.
en Penang heeft destijds de ziekte ontzaglijke NYCTIORNIS. AVES, PICARIAE, CORA-
schade aangericht; ook in den Archipel is zij, doch CIAE, Meropidac. Zie KOEMBANG.
niet zoo heftig, opgetreden; op de Banda-eilanden, NYENTEK. Javaansche naam voor een Wezel-
Ambon en omstreken, Ternate en Siauw schijnt das, LLelietis oriëntatie.
zij echter geheel onbekend te zijn. De zoogen. NYMPHAEA. Zie TARATÉ.
witte mierenplaag en de wortelschimmel schijnen NIJVERHEID. Wanneer wij de eigenlijke in-
NIJVERHEID. 39


landsche volksindustrie, waarover zie hier bene- scheepmakers, batikkers, kleermakers, pajongma-

den, terzijde laten, heeft de nijverheid in Ned.-
Indië, en met name de fabrieksnijverheid, slechts
kers, schoenmakers, leerlooiers, zadel- en andere
lederbewerkers, hoornbewerkers, metselaars, steen-
weinig te beteekenen, althans voor zoover zij niet houwers, kalkbrapders, potten-, pannen- en steen-
gevormd wordt door de tot verwerking van land- bakkers, touw-, zeil- en ncttenmakcrs, rotan-,
bouwproducten dienende ondernemingen, waarover bamboe- en mandenvlechters, bereiders van klap-
zie op de namen dier producten. Ofschoon in het persuiker en copra enz.
Koloniaal Verslag over 1898 Bijl. 1.1.1. een getal Verscheidene takken van nijverheid worden
van 348 fabrieken wordt opgenoemd, — de 47 algemeen uitgeoefend, anderen zijn meer aan enkele
drukkerijen niet inbegrepen, — zijn de meesten
slechts van beperkt belang; volgens de verstrekte
plaatsen of streken verbonden, terwijl weder in
sommige plaatsen of streken een' bepaalde tak
opgaven werken er niet meer dan 30 met meer van industrie, die overigens algemeen wordt be-
dan 50 werklieden. Op industrieel gebied is Soe- oefend, tot bijzonderen bloei is gekomen of het pro-
rabaja zeker wel de belangrijkste plaats, waar o. a. duct door fijnheid van bewerking uitmunt, zooals
beduidende fabrieken van stoom- en andere werk- het maken van goud- en zilverwerk in de Padang-
tuigen zijn. Ijsfabrieken zijn in tal van plaatsen sche bovenlanden. Spinnen, weven en batikken (zie
te vinden en vormen verreweg de grootste rubriek aldaar) worden bijna uitsluitend als huis-industrie
der industrieele onder-nemingen in Ned.-Indië; uitgeoefend; op een en ander heeft de goedkoopere
fabrieken van minerale wateren komen ook niet Europeesche industrie een ongunstigen invloed
zelden voor. Als beweegkracht wordt, —
zoover niet uitsluitend handenarbeid gebezigd
voor gehad. Houtbewerking kan ook in zoover als huis-
industrie worden beschouwd, dat bijna iedere
wordt, —■ meestal van stoom gebruik gemankt, inlander zijn eigen timmerman is; meubelmakers
zelden van water. De fabrieken zijn, voor zoover en kunstdraaiers worden echter ook op grootere
zij niet door naamlooze vennootschappen worden plaatsen aangetroffen, terwijl de scheepsbouw (zie
gedreven, in handen van Europeanen of Chinee- VAARTUIGEN) op verschillende strandplaatsen
zen; het grootste gedeelte der werklieden zijn beoefend wordt. Met uitzondering van het wapen-
inlanders. Europeanen en Indo-Europeanen oefenen smidswerk, dat op een vrij hoogen trap van ont-
zelden een ambacht uit (zie EUROPEANEN. Dl. wikkeling staat, is het ijzerwerk van den inlan-
I, bl. 5 r 3) ide onderneming Soerja Soemirat (Zie der in den regel slechts grof; de bedrijven van
aldaar) werkt echter hoofdzakelijk met Indo-Euro- koperslager en van gcelgieter kwamen tot meer-
peanen. Het schijnt echter ook daar moeilijk te dere ontwikkeling. Het eerste levert zoowel voor-
zijn jongens te krijgen, die geschikt zijn zich later werpen voor de huishouding als voor de nijver-
als baas te vestigen. Trouwens is het voor Euro- heid; vroeger werd als grondstof veel van de
peanen en Indo-Europeanen, — enkele bedrijven koperen duiten gebruik gemaakt, terwijl de cent-
uitgezonderd,— moeilijk om met Chineesche bazen stukken daarvoor niet kunnen dienen. De gecl-
te concurreeren, die met betrekkelijke kleine winst gieter vervaardigt de instrumenten van den gamel-
tevreden zijn en zich tegen laag loon gezellen weten aD en ook voorwerpen van persoonlijk gebruik
te verzekeren. zooals gordelgespcn, sirih-doozen, enz. Op Java
De inlandsche nijverheid is grootendeels schijnt het maken van het metalen overtrek voor
huisnijverheid. In grootere plaatsen hebben zich de scheeden van wapenen nog weder een afzon-
meerdere inlanders gevestigd, die zich uitsluitend derlijk bedrijf uiltemaken. Met enkele uitzonde-
op een tak van nijverheid of een ambacht heb- ringen leveren goud- en zilversmeden geen fijn
ben toegelegd en daarin hun levensonderhoud werk; de werktuigen door hen op Java in ge-
vinden. In de binnenlanden zorgt de bcbouwer bruik, zijn thans bijna alle van Europeesch maak-
van den grond met zijn gezin in den regel onmid- sel. Terwijl vroeger, althans op Java, de bewer-
dellijk zonder hulp van buiten, voor de voorziening king van steen een grooten trap van volmaaktheid
in al zijne behoeften. Dit wil echter niet zeggen bereikte, is de steenhouwer tegenwoordig een
dat er daar geen handwerkslieden gevonden wor- gewoon handwerksman; als hij zich aan beeld-
den ; op Java b. v. wordt in vele desa's een smid houwwerk waagt zijn de voorwerpen gewoonlijk
en een timmerman aangetroffen, en vindt men zeer onvolmaakt en ruw en vertoonen weinig
aldaar zelfs buiten de hoofdplaatsen der gewesten, kunstzin. Bij vlechtwerk daarentegen komt vaak
een niet onaanzienlijk getal inlanders die voor niet weinig kunstzin aan den dag; in dat opzicht
eigen rekening eenige ambachts- of fabriekmatige mogen Timoreezen en Dajaks (zie A. R. Hein,
nijverheid uitoefenen. Toch is dat getal betrek- Die bildende Künstc bei d. Dayaks auf Borneo,
kelijk niet groot; tegenover 4.289.614 landbou- Wien 1890) in het bijzonder genoemd worden.
wers vond men, volgens het Kol. Verslag, in 1895 Ook pottebakkers leveren wel voorwerpen, die
op Java 86.892 inlanders die, zonder landbouwer kunstsmaak verraden. Over het algemeen echter
te zijn, voor eigen rekening ambachts- of fabrieks- is de inlander bekwamer in het nabootsen, dan
nijverheid pleegden. Het is niet nategaan, hoeve- in het bedenken van oorspronkelijke vormen.
len hen als knechts of helpers bijstonden, daar Eindelijk moge hier nog vernield worden, dat de
onder het getal van 483.027 inlanders, welke als inlandsche nijverheid voor een goed deel in de
zoodanig vermeld worden, ook de koelies begre- behoefte aan lederwcrk voorziet, voor zoover het
pen zijn. Bovendien oefenden 61.270 landbouwers gebruik van fijn leder geen vereischte is, en dat
eenige industrie als bij-nijverheid uit en waren ook het bewerken van hoorn, schildpad, schel-
er 144.914 knechts of helpers, hetzij bij land- pen, beenderen en tanden een tak van industrie
bouwers, hetzij bij ambachtslieden of andere in- is die in Java's Oosthoek en vooral in Soerabaja
dustrieelen in dienst. De takken van nijverheid, vrij goed ontwikkeld is.
hier bedoeld, waren: metaalwerkers (goud- en zil- Sommige takken van industrie worden in be-
versmeden, koper-, wapen- en ijzersmeden), hout- paalde streken 't zij uitsluitend, 't zij met meer
bewerkers (timmerlieden, houtsnijders, meubelma- geluk beoefend dan elders. Sommige Christen-
kers, krisscheedenmakers), wagen- en karremakers, inlanders van Ambon leggen zich toe op het
40 NIJVERHEID. — 081-, OEBI- of OMBI-EILANDEN.
vervaardigen van allerlei voorwerpen, sigarenko- wordt de klacht vernomen dat zij, ook ten gevolge
kers, mandjes, modellen van vaartuigen, enz. uit van den invoer van buitenlandsche artikelen, eer-
kruidnagelen; op Ambon en in de Molukken der achteruitgaat dan zich ontwikkelt.
worden nagemaakte boompjes en bloemruikers uit Terwijl de patent-belasting (zie Dl. I, bl. 165)
papegaai-vederen vervaardigd, — waarbij alleen
de nagebootste vruchtknoppen uit het merg van
de nijverheid treft, uitgeoefend door Europeanen
en met hen gelijkgestelden, drukt de belasting
de papatjeda (Scaevola Koenigiï) worden gesne- op het bedrijf (Dl. I, bl. 166) op de bedrijven
den,
— waarvan getuigd wordt dat ze, zonder
voorbehoud, prachtig genoemd mogen worden.
Het gareel- en wagenwerk van Batavia en Buiten-
enz. der inlanders en met hen gelijkgestelden.
Een groot bezwaar, aan laatstgenoemde belasting
verbonden, is de moeilijkheid om ook maar eenigs-
zorg geniet een goeden naam, evenals de tuigen zins juiste gegevens te verkrijgen omtrent het be-
én het schoeisel van Semarang en de Solosche lastbaar inkomen der neringdoenden, die reeds
zadels. In Buitenzorg vervaardigt de bevolking bij zeer geringe inkomsten belastingschuldig zijn.
matten van de gespleten bladnerven van den Vooral is dit het geval in sommige gewesten,
kiraj- of sagoe-palm, die vooral te Batavia, maar waar de commissie van aanslag duizenden perso-
ook elders, grooten aftrek vinden. In het Tange- nen moet aanslaan zonder dezen te kennen, en
ransche heeft men een grooten afzet van bamboe- dus geheel moet afgaan op de rapporten der
vlechtwerk, met name hoeden, aan eenige op- hoofden. Een drukkend bezwaar is sedert 1892,
koopers van Fransche handelshuizen. De fraaie althans voor inlanders, vervallen: de minimum-
canrille-werken der goud- en zilversmeden van de aanslag van ƒl, volgens de interpretatie in Bijbl.
Padangsche Bovenlanden, — nabootsingen van
huizen, moskeeën, vruchten enz., —■ zijn alge-
3415, die geheel op den kleinen man drukte, en
waardoor menigmaal personen met zeer geringe
meen bekend en worden door hen met eenvou- inkomens toch in de belasting werden aangeslagen.
dig gereedschap vervaardigd. Op Borneo's Zuid- Deze gelukkige maatregel werd voorbereid door
kust, waar tal van ijzersmederijen voorkomen is een circulaire van den Dir. v. fin. dd. 27 Juni
vooral de Negarasche streek bekend om de uit- 1889 n°. 9537, ten gevolge waarvan over geheel
stekende wapensmeden; de door hen vervaardigde Java en Madoera een onderzoek werd ingesteld
wapens, en ook voorwerpen voor den landbouw, naar de inkomsten, die de verschillende bedrijven
worden naar Java en Borneo's Oostkust uitge- der inlanders opleveren. Vergel. T. v. h. binnenl.
voerd ; vroeger werden zelfs Negara-klingen aan best. 111, bl. 169, 583; H. A. De Groot, Ind.
de Regeering geleverd. Zij gebruiken Europeesch Gids 1894, I, bl. 25.
ijzer en staal als grondstof; in de Dajaklanden Belangrijke opmerkingen omtrent de nijverheid
verstaat men de kunst ijzer uit ijzererts te smel- in Ned.-Indië komen voor in de rapporten der
ten en daaruit wapens te vervaardigen, die zeer hoofden v. gew. best., als bijl. FF F, C en B
deugdzaam zijn. Meerdere voorbeelden zouden gevoegd bij de Kol. Verslagen over 1891, 1892
wellicht aantehalen zijn van industriën, die zich en 1893, in verschillende rapporten over ml.
plaatselijk ontwikkelden; zij zijn echter niet van kunstnijverheid in T. v. Nijv. en Ldb. in N.-I.
groot belang. Het blijft een waarheid dat de in. XI.IV, XLVII, XLVIII, XLIX en in een opstel
landsche industrie nergens krachtig bloeit; zelfs van A. M. K. De Does in T. Bat. Gen. XXXVI.

O
OA-OA. Zie SIAMANG. en 127°28' en 128°5' 0.L., vijf kleinere eilan-
OBAT SERIAWAN. Een in Indië vaak met goed den, genaamd Sélilé, Tapat, Bilatoe, Gomoemoe
gevolg aangewend kruidenmengsel tegen buikziek- en Toebalai, en tal van eilandjes, het meest langs
ten en spruw, vooral bij de Indo-Europeanen in de West- en Noordwestkust van Groot-Ombi ver-
eere, en als „Species antiaphthosa" ook in de spreid. Vroeger behoorende tot het sultanaat Batjan
apotheken voorhanden. Er zijn verschillende re- zijn die eilanden, bij acte van verkoop gedagteekend
cepten voor dit middel, dat veelal door Indische 9 Mei 1683, door Sultan Alwadin voor de som
dames als specialiteit wordt verkocht. Hoofdbe- van 700 rijksdaalders aan de 0.-I. Comp. afge-
:
standdeelen zijn de glycynhizinc-houdende blaad-
jes van saga (Abrus), de cumarine-houdende bast
staan, en maken sedert een deel uit van het zoo-
genaamde gouvernements grondgebied in de resi-
van poelasari (Alyxia) en de tannine-houdendc dentie Ternate.
bladen en bast van seriawan (Symplocos). Een Met uitzondering van het Oostelijk gedeelte is
goed voorschrift is: daoen saga, d. semboeng, d. Groot-Ombi zeer bergachtig en bereiken vele top-
pegagan (kaki koeda), d. meniran, d. seriawan, d. pen een hoogte van 3—4000 voet, terwijl daar-
atjaran, kajoc manis tjina, adas en poelasari, alles van naar het smalle strand vele riviertjes afstroo-
lijn gesneden en gemengd. Bij den patiënt bereidt men, die echter op kleinen afstand van de monding
men daaruit telkens het afkooksel voor één dag. zelfs voor prauwen niet bevaarbaar zijn: ook de
Zie voor deze medicijn: Dr. C. E. v. d. Burg's andere eilanden zijn bezaaid met heuvels en heb-
monographie over Indische spruw, in Gen. Tijdschr. ben een steile kust. Een vaste bevolking wordt er
v. Ned.-lnd. XXI (1881), bl. 69. niet aangetroffen, maar de eilanden worden druk
081-, OEBI- of OMBI-EILANDEN. Groep bezocht door lieden van Batjan, Makian, Tidore,
van eilanden ten Zuiden van het eiland Batjan, Tobélo en Galéla, die er sagoe kloppen en in de
bestaande uit één groot eiland, Ombi Ra of Groot- bosschen wilde muskaatnoten, damar en rotan ver-
Ombi, ongeveer gelegen tusschen I°lß' eni°42'Z.B. zamelen of in de omringende wateren gaan vis-
081-, OEBI- of OEMBI-EILANDEN.-OBSERVATORIUM (MAGN.-MET.) TE BATAVIA. 41

schen en naar parelen en paarlmoerschelpen dui- de te verrichten magn.-meteor. waarnemingen. Zijne


ken; zij verblijven dan aldaar eenige maanden en werkzaamheid bepaalde zich voorloopig tot de stu-
zetten hun product het meest te Laboeha op die der genoemde wetenschappen, waaronder het
Batjan van de hand. bezoeken van de magn.-meteor. observatoria in
Toen de zeeroovers deze streken nog onveilig Europa, en het aankoopen van de voor Batavia
maakten, strekten de door vele riffen moeilijk ge- noodige instrumenten.
naakbare Obi-eilanden hun herhaaldelijk tot schuil- Bergsma ontscheepte in den aanvang van 1862
plaats. te Batavia. Het bleek weldra, dat in Nederland
Aan de Westkust van Groot-Ombi vindt men de kosten voor het observatorium veel te laag ge-
nog de ruïne van het in 1672 door den land- raamd waren, zoodal het door Bergsma ontworpen
voogd C. Franks gebouwde blokhuis De Bril, volledige plan door de Regeering in Ned.-Indië
waar gedurende korten tijd een kleine bezetting werd afgekeurd. Daarop werd de vraag gesteld of
heeft gelegen, die in 1738 werd ingetrokken. een kleinere, minder kostbare inrichting voor een
:
Zie J. Stormer, T. Bat. Gen. XXXII, bl. 620.
OBIH. Mad. Zie OEBI.
observatorium van de 2e orde, waar slechts driemaal
daags zou worden waargenomen, niet voldoende
zou zijn. Zeer terecht was Bergsma daartegen, wijl
OBOEJOE. 801. Mong. Zie SIRIH. een dergelijke inrichting voor het aardmagnetisme
OBSERVATORIUM (MAGNETISCH-ME-
TEOROLOGISCH) TE BATAVIA. 6° 11'o Z.B. van geen waarde en voor de meteorologie slechts
en i06°48'26" O.L. Aan A. Von Humboldt. die van zeer beperkt nut zou zijn. Daarmede was een
door zijn krachtigen wetenschappelijken invloed langdurige periode van teleurstellingen, verdriete-
de oprichting van grootsche meteorologisch-mag- lijkheden en verdachtmaking voor Bergsma geopend,
netische observatoria in Engeland en de Engelsche uit welke hij echter, door zijne waardige houding
koloniën, alsmede een uitgebreid net van waame- en onafgebroken werkzaamheid, ten slotte over-
mingsstations in Rusland en Duitschland wist tot winnend te voorschijn is getreden. Ten laatste
stand te brengen, dankt ook het Observatorium te begrijpende, dat de Regeering voorloopig niet zou
Batavia zijn ontstaan. Deze beroemde naluuronder- toegeven, moest hij zich wel met een tijdelijk
zoeker maakte den, in 1856 op zijn doorreis naar observatorium vergenoegen. Den l c" Jan. 1866
Indië tijdelijk te Berlijn vertoeyenden Gouv.-Gen. weid in den tuin van een gehuurd huis ongeveer
van Batavia met de waarnemingen
Ch. I. Pahud opmerkzaam op het wenschclijko 7 k.m. ten '/■■
van de oprichting van een magn.-met. observato- begonnen. Eerst in 1873, nagenoeg 12 jaar na
rium in den Ned.-Ind. Archipel. Op verzoek van Bergsma's aankomst, werden de fondsen voor een
den landvoogd zond hij dezen later een schrijven te bouwen observatorium toegestaan. In 1875 werd
over dit onderwerp, hetwelk de aanleiding werd op het reeds in gebruik zijnde erf, dat inmiddels
tot een correspondentie tusschen den Gouv.-Gen. door het rijk was aangekocht, met het bouwen
en den Min. van Kol. De Minister wendde zich begonnen. Hoewel vele waarnemingen wegens het
in een schrijven van 19 Aug. 1857 tot den tegen- tijdelijk karakter van het 1 Jan. 1866 geopende
woordigen oud-hoogleeraar J. A. C. Oudemans, observatorium achterwege moesten blijven, werden
destijds hoofdingenieur van den geographischen toch diegene, welke in het werkprogram waren
dienst in Ned.-Indië, met de vraag, of deze bereid opgenomen, volkomen zóó verricht als op een
was, zich, vóór zijn vertrek, naar Engeland te hoofdobservatorium, nl. uurwaarnemingen, waarin
begeven, tot het verkrijgen van de noodige inlich- Bergsma door een zevental door hem opgeleide
tingen van kolonel Sabine, zoo als Von Humboldt geholpen. In 1874 werd hem eerst
Javanen werdtoegevoegd
rekenaar en van 1874—77 de luit.
in zijn schrijven had aangegeven, en verder ter een
verwezenlijking van diens denkbeeld in Indië werk- t/z, Backer Overbeek als tijdelijk onderdirecteur.
zaam te zijn. Daar in het antwoord van genoem- Deze laatste werd in 1877 door Dr. P. J. Van dei-
den hoofdingenieur gewezen werd op de onver- Stok met vaste aanstelling opgevolgd. Het tweede
eenigbaarheid der belrekking, waarin hij benoemd gedeelte van het plan, nl. het totstandbrengen van
was, met die van directeur van het opterichten een net van meteorol. stations der 2 ,; orde, kwam
magn.-met. observatorium, wendde de Min. van kort daarop tot uitvoering. De chef van den ge-
Kol. zich om advies tot den hoogleeraar Buys neeskundigen dienst Wassink had reeds vroeger

.
Ballot, directeur van het Kon. Ned. Meteorol. een maatregel ingevoerd, waarbij de officieren van
Instituut te Utrecht. Deze, instemmende met de gezondheid tot het doen van regenwaarnemingen
denkbeelden van Von Humboldt, ontwierp een verplicht werden. Hunne opgaven droegen echter
plan beoogende: I°. de oprichting van een magn.- dikwijls de duidelijkste blijken van onbetrouw-
meteor. observatorium te Batavia; 2°. die van sta- baarheid. Bergsma zag terecht in, dat hij het doel
tions der 2C orde voor gelijksoortige waarnemingen beter bereiken zou door de bestaande liefhebbers
in den geheclen Archipel; 30 een magnetische van meteorol. waarnemingen een weinig te leiden
opneming van den Archipel; 40 de opzending van en te hulp te komen. Bij Gouv. Besl. van 11 Juli
alle waarnemingen ter verwerking naar Utrecht. 1878 n°. 8 werd een reglement vastgesteld voor
(Gelukkig voor de wetenschap is dit laatste punt de regenwaarnemers met de van regeeringswege
nimmer tot verwezenlijking gekomen). Tevens verstrekte regenmeters (beschreven Nat. Tijdschr.
werd door hem Dr. P. A. Bergsma aanbevolen Ned.-Indië, Dl. 38, bl. 232). Den L" Jan. 1879
om met de uitvoering dier denkbeelden belast te begonnen de waarnemingen op 60 stations, waarbij
worden. Nadat de Minister nog den 2' lu Maart op 1 Feb. nog 34 andere kwamen. Het aantal
" stations bedroeg op 1 Jan. 1880 (resp. 1884) 125
1858 een gunstig advies van de Kon. Ak. v. (resp. 172). In 1890 waren er op Java en Madoera
Wetenschappen te Amsterdam verkregen had, en
de Heer Bergsma, na volbrachte studie te Delft, 104 op de Buitenbezittingen 88 regenstations,
bij Kon. Besl. van 7 Aug. 1858 tot ambtenaar hun aantal was in 1896 tot 106 resp. 103 aan-
klasse voor den Indischen dienst was aange- gegroeid. De waarnemers zijn alle vrijwilligers,
steld, volgde in 1859 diens benoeming tot inge- die zich slechts verbinden om eens per dag op
nieur van den geographischen dienst belast met hetzelfde door hen gekozen uur den regenmeter
42 OBSERVATORIUM (MAGNETISCH-METEOROLOGISCH) TE BATAVIA.

afletappen en de maandlijsten naar Batavia opte- 1400 m. verwijderd gouvernementsgebouw opge-


zenden. De waarnemingen komen dan een week steld, aangeteekend, wijl deze waarnemingen op
of zes later in de Javasche Courant in druk. Het het terrein van het observatorium onder den in-
derde doel van het observatorium werd bereikt vloed der boomen slechts gebrekkig konden ver-
door de op eigen kosten verrichte magnetische richt worden. Na 1874 was dit toestel voortdurend
opneming van den Archipel in de jaren 1874—77 in het ongereede, zoodat eindelijk de waarnemin-
door een particulier, Dr. E. Van Rijckevorsel uit gen ermede geheel gestaakt moesten worden. Sedert
Rotterdam. In het voorjaar van 1882 ging Bergsma, 1 Jan. 1879 wordt echter de richting en de
na een ruim twintigjarig verblijf in Indië, niet snelheid van den wind door een Becklcy's
verlof naar Europa; zijne gezondheid bleek onder anemometer voortdurend aangeteekend. Al deze
de langdurige tegenwerking en miskenning ge- waarnemingen geschieden gedurende ieder etmaal
knakt, hij overleed I Mei 1882 op de terugreis om het uur, behalve Zondags. Na 1876 werd ook
in de Roodc Zee '). In Juni 1882 moest de reke- Zondags ieder uur waargenomen. De regen waar-
naar wegens ziekte het werk staken en op het nemingen waren door Bergsma reeds in 1864—65
laatst van hetzelfde jaar was Dr. Van der Stok, van 's morgens 6 tot 's avonds 6 om de 2 uur
die Bergsma als directeur was opgevolgd, verplicht verricht, in 1866 beginnen ook hiervan de uur-
tot herstel van gezondheid een bergklimaat op te waarnemingen,uitgezonderd Zondags. Eenßeckley's
zoeken. De luit. t/z. 2e kl. J. J. Poortman werd zelfregistreerende regenmeter kwam I Jan. 1879
toen tijdelijk belast de meteorol. waarnemingen in werking. Sedert 1867 wordt aantcekening ge-
gaande te houden. De directeur, na eenige maan- houden van de onweders en de berichten over aard-
den teruggekeerd zijnde, zag zich weldra verplicht bevingen in den Archipel, die volgens een be-
met spocd-certificaat naar Europa te vertrekken. staand voorschrift van de Regeering inkwamen en
In hetzelfde jaar 1882 werd het observatorium vroeger niet bijeengevoegd werden ; Bergsma ver-
geheel los gemaakt van den geographischen dienst zamelde deze in een jaarlijksche lijst in het Natuurk.
en ressorteerde sedert dien tijd rechtstreeks onder Tijdschrift. Na terugkeer van Dr. Van der Stok
het Dep. van Marine. In Juli 1884 nam Dr. S. uit Europa werd een begin gemaakt met het dage-
Figee, als 2e directeur uit Nederland gezonden, lijks waarnemen van grond temperaturen. Ook
de leiding op zich; eindelijk in 1886 aanvaardde de intensiteit van de zonnestraling, se-
de inmiddels hersteld uit Europa teruggekeerde dert 1889 met behulp van een zelfregistreerend
Dr. Van der Stok weder de hoofddirectie. Met instrument van Richard, de duur van den zon-
dit jaar is ook de tijdelijke tegenspoed ten einde neschijn (Jordan's recorder) komen sedert 1886
en begint een nieuw tijdperk van bloei voor het op het waarnemingsprogramma voor. Sedert I Jan.
observatorium. In 1886 begonnen een 23tal sta- 1880 wordt ieder uur de hoeveelheid der wol-
tions in den Archipel windwaarnemingen te ver- ken aangeteekend, na 1888 wordt tevens aan de
richten (om 9 a. 2 en 9 p. m.); hun aantal is soort der wolken meer aandacht gewijd, terwijl
thans nagenoeg verdrievoudigd. In 1887 kwam te sedert Mei 1896 ook wolken-fotografiën worden
Tandjong Priok een zelfregistreerende getijmeter opgenomen. In Sept. 1886 komt ook de in 1884
in werking, in 1889 een zelfde instrument te Tji- door Dr. Figee uit Europa meegebrachte qua-
latjap en in 1893 te Padang, Amboina en Menado. drant-electrometer van Mascort ter registreering van
In verband hiermede werd op een /Otal andere de electrische potentiaal van den damp-
kustplaatsen 3maal daags de zeestand aan de peil- kring in werking.
schaal afgelezen en op enkele andere, b. v. een De absolute bepalingen van de aardmagnetische
viertal in de Straat van Madoera, is een zelf- constanten schijnen aanvankelijk met regelmatige
registreerende peilschaal tijdelijk opgesteld geweest. intervallen te zijn geschied met een uninlar van
Wel worden door deze laatste waarnemingen noch Jones voor declinatie en horizontale intensiteit en
meteorologie noch aardmagnetisme rechtstreeks ge- met Barrows dip-circle voor inclinatie. Gedurende
baat, wel is ook niet bekend in hoeverre zij recht- het tweede en derde lustrum van het observato-
streeks onder het observatorium te Batavia ressor- rium schijnen zij jarenlang in het vergeetboek te
teeren, maar dit is zeker dat zij onder leiding van zijn geraakt. In het laatste decennium zijn zij weder
den directeur van dit observatorium verricht en regelmatig verricht. De fotografisch zelfregistree-
verwerkt worden en dat Dr. Van der Stok op deze rende variatie-instrumenten van Adiekonden wegens
wijze een reeds lang gevoelde leemte in de geo- het tijdelijke karakter van het observatorium in
physische kennis van den Archipel aanvult. 1866 niet gebruikt worden. In plaats daarvan kwam
De waarnemingen op het magn.-met. observa- I Juli 1867 een variatie-declinometer van Lamont
torium begonnen I Jan. 1866 met uuraflezingen geschikt voor oogaflezing in gebruik. De uurafle-
van een tegen stralingsinvloeden beveiligden ther- zingen van dit instrument zijn tot 31 Juli 1875
mometer; in verband met de gelijktijdige afle- voortgezet. De variaties van horizontale en verti-
zingen van een zoogenaamden thermometer met kalc intensiteit werden niet waargenomen. In 1879
natten bol werd daaruit de relatieve voch- werden de door Dr. Van der Stok uit Europa
tigheid en de spanning van den water- meegebrachte fotografische variatie-instrumenten
damp in de atmosfeer afgeleid. De uurwaarne- (Kew-model) opgesteld. Gedurende de eerste jaren
mingen van den luchtdruk begonnen met een ondervond men hierbij veel tegenspoed, totdat
syphon-baiometer van Greiner, in 1872 kwam het eindelijk de goede werking van het fotografisch
observatorium in bezit van een zelfregistreerenden proces gewaarborgd bleek te zijn, wanneer het
barometer. De windrichting werd door een daartoe bereidde papier niet langer dan één week
zelfregistreerend instrument, op het dak van een in voorraad bleef. Sedert April 1883 zijn nu de
fotografische registreeringen onafgebroken voortge-
1) Zie over de oprichting van het magn.-met. zet. Sedert 1884 is het observatorium ook in het
observatorium: Levensschets van Dr. P. A. bezit van een magnetometer van Wild en een erd-
Bergsma door J. A. C. Oudemans, Jaarb. K. inductor voor verticale intensiteit van Weber.
Ak. v. Wet. Amst. 1882. De waarnemingen in het magn.-met. observato-
OBSERVATORIUM (MAGNETISCH-METEOROLOGISCH) TE BATAVIA. 43

rium te Batavia of onder zijne leiding in den Ar- loopt over een volledige periode in het aantal
chipel verricht, zijn neergelegd in: a „Observations zonnevlekken (u.2 jaar) van 1883 af.
made al the magnetical and meteorological Ob- De eerste drie deelen „Regenwaarnemingen"
servator}' at Batavia" (folio), thans gevorderd tot zijn door Dr. Bergsma uitgegeven en bevatten,
vol. 19 (1896); b „Regenwaarnemingcn in Ned.- behalve de waarnemingen, een overzicht van de
Indië" (B°. na vol. 16 4".), van welke vol. 18 ligging der stations. De overige declcn, uitge-
(1896) het laatste is. Het eerste deel „Observa- zonderd het 5 C en 6e zijn onder Dr. Van der

'
tions" door Bergsma in 1871 uitgegeven bevat Stok's leiding bewerkt. Het 6L deel geeft uitkom-
115 bl. tekst en 343 bl. waarnemingen in extenso sten over het lustrum 1879—84, nl. den gemid-
en wel de meteorologische van 1 Jan. 1866—31 delden regenval en het gemiddeld aantal regendagen
Dec. 1868, de magnetische van I Juli 1867—30 voor elke maand en de afwijkingen van deze ge-
Juni 1870. Het bleek uit dit deel overtuigend, middelden. Dergelijke overzichten over grooter
dat het observatorium, hoezeer ook tegengewerkt, aantal jaren komen in vol. 15 (1893) en 17 (1895)
zoowel in zijne werkzaamheden (uurwaarnemingen) voor. In 1895 was de gemiddelde regenval uit
als in zijne publicaties (alles in extenso) de moeder- minstens 5 jaar waarnemingen voor 190 plaatsen
inrichting, het Kon. Ned. Meteorologisch Instituut in den Archipel bekend. In jaargang 18 verscheen
in Utrecht, in belangrijkheid verre overtrof, een een voor de praktijk, vooral van irrigatie-werken,
standpunt door Bergsma en zijn opvolger niet zeer nuttige tabel, aangevende den maximum-
alleen gehandhaafd, maar steeds verhoogd. Prof. regenval in één etmaal gedurende de geheele waar-
Hann getuigde indertijd van dezen eersteling als nemingsperiode op de stations afgetapt.
„ein höchst werthvolle groszartig angelegte Publi- Dank zij Bergma's juiste opvatting van den aard
cation" en na het verschijnen van het 4<lu deel: van het observatorium te Batavia nl. dat het moest
„Bergsma hal eine riesige Arbeit geliefert". In zijn een hoofd- of centraal-observatorium met uur-
het eerste deel komt nog een onderzoek voor waarnemingen; dank zij zijne consequente door-
naar het „lunar atmospheric tide" (zie ook Versl. voering van den regel, welke Lamont in 1852
en Med. K. Ak. v. W. Amst. 2" reeks, dl. V) aldus formuleerde: „I'ür den Bekanntmachung
een periode in de barometerstanden door Sabine meteorologischer Beobachtungen gibt es uur eine
in 1847 voor St. Ilelena en door Elliot in 1852 einzige entsprechende Form; es mussen namlieh
voor Singapore afgeleid. In de voorrede van vol. die Beobachtungen in ihrcr ursprünglichen Voll-
111, verschenen in 1878, toen eindelijk de oprich- standigkeit gedruckt werden": dank zij de kunde
ting van een vast observatorium een feit gewor- en den ijver, waarmee Bergma's opvolger het aan-
den was, gaf Dr. Bergsma een kort relaas van de gevangen werk heeft voortgezet en uitgebreid;
daaraan voorafgegane geschiedenis. Dit deel bevat dank zij de vrijgevigheid der Ned.-Indische regee-
tevens een discussie van de storingen in de aard- ring, bezitten wij in de „Observations" en „Regen-
magnetische variaties.Vol. 5, de laatste door Bergsma waarnemingen" „ein Schatz von Beobachtungen
bezorgde uitgave, verschenen in 1882, bevat be- in umfassender und glanzender Weise der allge-
halve de waarnemingen in 1879 nog een overzicht meinen Benutzung zuganglich gemacht" (Harin,
van deze gedurende de tijdruimte 1866—1880. In Oesterr. Meteor. Zeits. April 1880) en zijn er
vol. 6, de eerste door Dr. Van der Stok bezorgde nut ganz wenige Punktc der Erde von denen
publicatie in 1885, zegt deze over de voorafgegane wir so detaillierte Kentnissc über alle meteorolo-
banden: (they) „are a model of judicious and exact gischen Elemente haben, sovvohl in Bezug auf die
treatment of carefully made observations; they are Mittelwerthe als auch auf die periodischen und
an imperishable monument to the author's memory unperiodischen Veranderungen, wie dies fiir Batavia
and for the observatory a firm base further to der Eall ist" (Ilarrn, Klimatologie, 1897, 2e cd.
build on". In hetzelfde deel komt ook een drie- 11, S. 236).
tal onderzoekingen voor ingesteld met de waar- Vraagt men: is die schat van waarnemingen
nemingen „with cxclusion of all attempts at ex- gebruikt? dan geven daarop antwoord:
planation and spcculation". Ook de deden 9, 10 i". De onderzoekingen in de verschillende dee-
en 17 bevatten dergelijke onderzoekingen, hande- len der „Observations" zelf afgedrukt. Van die
lende o. a. over den invloed van de maan op de in het 3d< deel getuigde Hann destijds als „eine
-'
von unserem jetzigen Standpunkte aus erschöp-

.
helderheid des hemels en de temperatuur der lucht,
over het „lunar atmospheric tide", over het ver- fend zu nennende Discussion der Resultate dei
band tusschen de dagelijksche barometer-variatie letzten 10 Beobachtungsjahre; 2°. de studies der
en de veranderingen in temperatuur en waterdamp- directeuren voorkomende in de Vcrh. en Med.
spanning, over de „solar-diurnal" and „lunar der K. Ak. v. Wet. Amsterdam, in het Natuurk.
diurnal" variatie van het aardmagnetisme, over Tijdschrift van Ned.-Indië, in de Archives Neer-
de 26daagsche periode. Met vol. 10 (1887) is de landaises en het Maandblad van Natuurweten-
vorm der publicatie eenigszins gewijzigd, de onre- schappen en andere periodieken; 30 de onder-
gelmatige verschijning der deden met waarne- zoekingen van niet aan het observatorium ver-
mingen maakt plaats voor de geregelde publicatie bonden personen, zooals die van Prof. Woeikoff
van Annalen, telkens de waarnemingen van één en Raulin over den regenval in Ned.-Indië (Me-
jaar bevattend. Vol. 13 (1890) geeft ook de resul- teorol. Zeitschrift), die van Dr. A. Schmidt (Der
taten van alle waarnemingen gedurende 25 jaar; tagliche Gang der erdmagn. Kraft in Wien und
slechts die van de „sunshine recorder", van de Batavia in seiner Beziehung zum Flcckenstand der
„black bulb thermometer in vacuo" en van de Sonne (Sitz.Ber. K. A. Wien, Bd. 97, 1888) en
electrische potentiaal der atmosfeer ontbreken, daar die van Prof. Hann (Ueber die tagliche Oscilla-
de waarnemingen hiervan nog niet over volle 5 tion des Barometers (Denkschril't K. Ak. Wien,
jaar voorhanden zijn. Een nieuw overzicht der Bd. 4, 1889 und folg.); 4». Wind and Weather,
meteorol. waarn., nu over 1866—95, is in vol. Currents, Tides and Tidalstreams in the East In-
18 voorhanden. Een overzicht der magnetische dian Archipelago by J. P. Van der Stok Ph. D.,
variatie-waarnemingen voorkomende in vol. 16 Batavia 1897. Dit laatste op kosten der Ned.-
44 OBSERVATORIUM (MAGNETISCH-METEOROLOGISCH) TE BATAVIA.

Indische Regeering uitgegeven met tal van kaar- en opeenvolging dezer verschijnselen te verklaren.
ten voorziene werk bevat: a een discussie van de De klimatologie is meer samenvattend, beschrij-
wind- en stroomwaarnemingen verricht aan boord vend. Zij tracht een beeld te geven van het samen-
van de gouvernementsschepen, die in de jaren werken van alle factoren. Meteorologie steunt op
1814—1890 de zeeën in den Indischen Archipel klimatologie en omgekeerd. Er is nog een ander
bevaren hebben en waarvan de honderden van log- verschil. In de meteorologie is het voornaamste
boeken door het Min. v. Mar. tijdelijk aan het verschijnsel, dat hetwelk als het primaire te be-
Observatorium in gebruik zijn afgestaan; b de schouwen is, waaruit de overige zijn afgeleid. Niet
resultaten van de wind- en regenwaarnemingen alzoo in de klimatologie, daar treden die verschijn-
verricht in den Archipel en ontleend aan de „Ob- selen op den voorgrond, welke op het organische
servations", de „Regenwaarnemingen", het Natuur- leven op aarde van grooten invloed zijn, dus die
kundig Tijdschrift en enkele buitenlandsche publi- welke als 't wave buiten het gebied der klimato-
caties; e een populaire verhandeling over getijen, logie liggen. Deze opvatting vindt hare uitdruk-
een poging om volgens een eenvoudige methode king in de bepaling van het klimaat als het totaal
het getij te voorspellen, de resultaten van de getij- der meteorologische verschijnselen, voor zooverre
waarnemingen (voor een tachtigtal stations zijn zij op hel dierlijk en plantaardig leven van invloed
meestal van een negental getijgolven de amplitudo zijn. De klimatologie in dien zin treedt op als
en phase berekend). hulpwetenschap voor geografie, voor landbouw-
Het bovenstaande geeft een beknopt overzicht kunde, veeteelt en voor bacteriologische patholo-
van de door het magn.-met. observatorium ver- gie (zie verder KLIMAAT).
kregen resultaten; vraagt men verder naar welk Meteorologie steunt in de eerste plaats op waar-
doel deze inrichting streeft, dan kan het niet anders nemingen der atmosferische verschijnselen. Uit-
of dit antwoord moet opgesloten liggen in de be- gaande van dit standpunt zijn in hare geschiede-
antwoording der vragen: wat is Meteorologie? nis drie perioden te onderscheiden. In de eerste
wat verstaat men onder Aardmagnetisme ? welk periode werden algemeene of buitengewone ver-
doel trachten deze wetenschappen te bereiken?') schijnselen zonder bepaald daartoe dienende instru-
Meteorologie is een der oudste wetenschap- menten waargenomen en in woorden aangeteekend
pen, echter omvatte haar gebied bij de oude Grie- (weerkronieken). Deze periode zal zoolang er men-
ken alle hemelvcrschijnselen, zoowel van astrono- schen zijn, die aanteekeningen over het weer maken,
mischen als van atmosferischen aard. Onder me- voortduren. De tweede periode neemt een aanvang
teorologie in den uitgebreidsten zin wordt tegen- met de uitvinding der meteorologische instrumen-
woordig verstaan de leer van de toestanden en ten (barometer en thermometer, omstreeks het mid-
de veranderingen der atmosfeer van de aarde. Zij den der I7t,e eeuw); de derde periode opent met
omvat nog twee in hunne methoden uiterst ver- de oprichting van observatoria van staatswege,
schillende doch door de te behandelen onderwer- veelal als centraal-inrichtingen, waar de waarne-
:
pen zeer verwante deelen a de klimatologie, welke mingen van kleinere meteorologische stations uit
de verschijnselen in de atmosfeer voornamelijk uit de omgeving samenkomen en verwerkt worden.
een geografisch-statistisch oogpunt beschouwt, b De niet-instrumenteele waarnemingen, welke ook
de meteorologie in meer beperkten zin, welke de thans nog, zelfs op centraal-observatoria verricht
atmosferische processen als zoodanig onderzoekt worden (b. v. wolkenwaarnemingen), kunnen, wan-
en tot physisch-mechanische wetten tracht lerug- neer zij slechts lang genoeg worden voortgezet,
tebrengen. Onder klimaat, zegt Prof. Hann, ver- gelijksoortig zijn, en vooral dan, wanneer zij vol-
staan wij het geheel van de meteorologische ver- gens de moderne internationale overeenkomsten
schijnselen, welke den gemiddelden toestand van geschieden, dikwijls niet te versmaden bronnen
den dampkring op zekere plaats der aarde karak- van onderzoek zijn. De meeste, vooral oudere dezer
teriseeren. Het weer is slechts een phase, een enkele aanteekeningen, liggen in manuscripten, archieven
acte van al die verschijnselen, welke jaarlijks terug- (scheepsjournalen), reisbeschrijvingen en andere
keerend het klimaat vormen. Die geheele reeks werken verborgen. Aanteekeningen van buitenge-
van verschijnselen, de totale geschiedenis van het wone verschijnselen hebben in de latere jaren dik-
weer in woorden of cijfers te reproduceeren is wijls dienst gedaan bij het onderzoek naar de
onmogelijk, daarom geeft men gemiddelde waar- periodiciteit van het klimaat. Over het algemeen
den, die echter slechts dan tot vorming van een zijn deze aanteekeningen juist door hunne onbe-
eenigszins juist beeld van het klimaat in staat kendheid nog weinig gebruikt en diezelfde uit-
stellen, wanneer zij vergezeld gaan van de afwij- spraak is ook toepasselijk op de vele instrumen-
kingen, welke vooral de uiterste gevallen aanwij- teele waarnemingen uit de tweede periode.
zen. Meteorologie in engeren zin is analyseerend, Hier is niet de plaats voor een volledige bron-
theoretisch. Zij verdeelt het complex der meteoro- nen- en litteratuuropgave voor de meteorologie
logische verschijnselen in hare onderdeden, om van den Indischen Archipel; enkele voorbeelden
deze met behulp van physische en mechanische mogen echter het bovenstaande toelichten. In
wetten te verklaren en den causalcn samenhang „Wind and Weather", enz. heeft Dr. Van der Stok
onlangs de meteor. waarnemingen uit de journalen
1) Een nog altijd zeer lezenswaardig opstel van de gouvernementsschepen van 1814—90 be-
van Bergsma uit den Java-Bode van 1869, dus nuttigd. Het bestaan van die oudere meteor. waar-
vóór de uitgave van het eerste deel „Obser- nemingen, hun groote verspreiding in tal van ver-
vations", is opgenomen als bijlage achter de handelingen, tijdschriften, brochures en boekwerken
Levensschets van Dr. P. A. Bergsma door J. A. mogen de volgende titels en opgaven toelichten.
C. Oudemans en geeft antwoord op een drietal Bericht wegens de hoogte der barometers en
vragen gedaan door den Heer R. in de Java- thermometers, de gesteldheid van weer en wind
Bode van 4 Dec. 1869 beginnende met: Welke en hoogte van het water aan het zeehoofd en in
zijn de praktische uitkomsten en het praktisch de rivieren in 1779 te Batavia en van weer en
nut van het magn.-met. observatorium te Batavia? wind tot Kaap de Goede Hoop en Nangasaki,
OBSERVATORIUM (MAGNETISCH-METEOROLOGISCH) TE BATAVIA. 45

Bataviaasch Genootschap, Vcrhand. Dl. V, 1790. op meteorologische vraagstukken toe te passen.


In de deelen 22, 23, 28 en 30 dezer zelfde Zoo ontstond de dynamische of theoretische mete-
Verhandelingen vindt men de verslagen van rei- orologie, het eerst in Amerika door de onderzoe-
zen naar Nias, Soembawa, Bima, Z.-Celebes en kingen van W.
Ferrel, den vader der moderne
de Bataklarrden, bevattende thermometer- en baro- meteorologie, daarna in Europa, waar Guldberg
meterwaarnemingen, zonder dat de titel zulks zou en Mohn, Hann, Von Bezold en Sprang zich door
doen vermoeden. theoretische onderzoekingen naam maakten. De
Meteorologische waarnemingen (barometer, ther- eerste poging tot verklaring van de zoo kenmer-
mometer, psychrometer, wind, onweer) te Buiten- kende wisselvalligheid van het weer in gematigde
zorg loopende van 1841 (Sept.)—lß4B (Juni) door streken is die van Dove. De uit de passaatzeeën
Dr. P. L. Onnen en anderen komen voor in de bekende luchtstroomen, een onderste naar den
Verh. der i'- kl. v. h. Holl. Instituut v. Wet. te evenaar en een hoogere naarde polen voerende, ver-
Amsterdam, dln. 7, 12, 13 en 3" reeks dln. I onderstelde men ook op hoogere breedten aanwe-
en 3. In deel 4 van hetzelfde Genootschap geeft zig, hier echter elkaar bestrijdende en op het aard-
Dr. C. Svvaving een „Proeve cener climatogra- oppervlak elkaar beurtelings verdringende. In den
phische plaatsbeschrijving der hoofdplaats Buiten- strijd tusschen deze equatoriale en polaire stroo-
zorg". mingen meende men den sleutel gevonden te heb-
In dl. 11, nO. 4, 1832, van het Tijdschrift toe- ben voor de spreekwoordelijke wisselvalligheid
gewijd aan het Zeewezen (uitgeg. door Tromp en van iiet weer buiten de keerkringen. Immers de
Verveer) geeft de kap. luit. t/z. A. C. Edeling van warmere streken komende winden (in het
een beschrijving „Over den loop der stroomen in Noordelijk halfrond de Zuidelijke) brengen warmte
de Straat Soenda en het uitwerken in de W. en vochtigheid aan, de uit arctische streken stam-
moesson". Verder H. Zollinger „Ueberdie Gewitter mende Noordelijke de koude. Vooral aan de leven-
und andere damit verwandte metcorol. Erschei- dige schildering die een autoriteit als Dove van
nungen im Ind. Archipel", Vierteljahrsschrift der dezen kamp ontwierp, is de snelle en algemeene
Naturf. Gesells. Zürich, Bd. 111, Heft 3 en 4; verspreiding dezer leer te danken. Maar toen men
H. D. A. Smits, „Nieuwe theorie van den damp- weerkaarten begon te teekenen, d. z. kaarten waarop
kring", Batavia 1849; J. Tromp, „Waargenomen voor een bepaald tijdstip de waarnemingen deels
regendagen te Batavia van 1829—-50", Natuurk. in cijfers, deels in teekens voor talrijke stations
Tijdschrift van Ned.-Indië", Dl. I, 1850. zijn aangegeven, terwijl tevens de plaatsen met
Vooral dit laatste Tijdschrift bevat talrijke meteo- gelijke luchtdrukking en temperatuur door lijnen
rologische waarnemingen uit vele deelen van den zijn vereenigd, bleek het, dat die zoogenaamde
Archipel. Bekend is zulks ook van Junghuhn's polaire en equatoriale stroomingen alleen niet vol-
Java. De waarde dezer oudere waarnemingen is doende zijn, maar dat veeleer de toestand van het
natuurlijk zeer ongelijk en nimmer met juistheid weer beheerscht wordt door het ontstaan, het voor-
aantegeven, om dezelfde reden waarom alle meteor. komen en de voortplanting van zekere luchtdruk-
waarnemingen zooveel mogelijk onveranderd ge- en windsystemen, later onder den naam van baro-
drukt moeten worden. Immers gezichtspunten en metrische maxima en minima algemeen bekend
onderzoekingsmethoden worden door het oogen- geworden. Luchtdrukminima waren in hun meest
blikkelijke standpunt der wetenschap bepaald en regelmatigen vorm als de zoo beruchte cyclonen,
dit laatste verandert met den tijd. de stormverwekkers uit de sub-tropen bekend.
A'raagt men naar het doel der meteorologie, dan Thans wierp men zich geheel op de studie der
moet men weer onderscheiden tusschen de oudere luchtdrukminima. Het onderzoek naar de algemeene
klimatologie en de jongere meteorologie. De eerste circulatie van de atmosfeer maakte plaats voor
heeft een meer onmiddellijk praktisch doel in zoo- de maximum- en minimum-theoric. Men bestu-
verre zij beoogt als hulpwetenschap te dienen voor deerde de verschijnselen, die deze minima verge-
aardrijkskunde, landbouw en geneeskunde; de me- zellen, hunne banen, de omstandigheden die gun-
teorologie in engeren zin heeft voorshands nog stig of ongunstig bleken voor hunne ontwikkeling
een meer theoretisch eindpunt, nl. het grondvesten en voortschrijding, aldus ontstond de zoogenaamde
van een natuurkunde van den dampkring, alhoe- convectie-theorie. Volgens deze scheen het alsof
wel de weerkunde ook nu reeds voor scheepvaart locale verwarming van het aardoppervlak, gepaard
en landbouw van onmiddellijk nut kan zijn. De met groote vochtigheid, en locale afkoeling op
weerkunde als afzonderlijke wetenschap bestaat andere plaatsen, in verband met de afwijking,
eerst sedert een veertigtal jaren. Wat tot in het welke de aswenteling der aarde op luchtstroomen
midden dezer eeuw als meteorologie gold, was uitoefent, de ontwikkeling en voortplanting der
slechts klimatologie. De onderzoekingen van Von minima bevorderde. Zonder ooit naar het ontstaan
Humboldt (die het eerst in 1817 isothermen = der minima onderzoek gedaan te hebben, veron-
lijnen van gelijke gemiddelde temperatuur voor derstelde men stilzwijgend, dat dezelfde factoren,
de aarde ontwierp), Dove en hun tijdgenooten die hen in kracht deden toenemen, hun ook het
rusten op gcographisch-statistische basis en zijn aanzijn verschaften. De onhoudbaarheid dezer con-
dus van klimatologischen aard. Eerst toen men zich vectie-theorie als uitsluitende verklaring werd door
losmaakte van de uitsluitende beschouwing van Prof. Hann uit waarnemingen op bergtoppen ver-
middelvvaarden en den actueelen toestand van den richt, overtuigentl aangetoond. Zoo werd men er
dampkring op zeker oogenblik met de oorzaken toe gedwongen de studie der algemeene circulatie
en gevolgen daarvan begon te bestudeeren, kon van de atmosfeer met de passaat-theorie, die
er sprake zijn van meteorologie in den zin van geheel over boord gezet was, weder op te vatten;
weerkunde. Men kwam er tevens toe een meer niet tot directe verklaring van het weer, maar
in bijzonderheden afdalend strenger onderzoek naar om te zien in hoeverre deze in verband met de
die afzonderlijke atmospherische verschijnselen in convectie-theorie het optreden, voortschrijden en
te stellen en daarbij was men genoodzaakt alge- ontwikkelen van luchtdruk-minima en -maxima
meen mechanische en thermodynamische wetten konden verklaren. Bij de studie dezer luchtdruk-
46 OBSERVATORIUM (MAGNETISCH-METEOROLOGISCH) TE BATAVIA.

en windsystemen werd dus van nu af niet meer Aardmagnetisme. Een magneet ergens op
uitsluitend rekening gehouden met de hun inwo- aarde, mits niet nabij de aardmagnetische polen,
nende krachten, maar ook met de invloeden van vrij beweeglijk opgehangen, neemt een bepaalden
buiten. De overweging, dat vele meteorologische stand aan, en tracht dien, daaruit gebracht, schom-
verschijnselen kringprocessen of periodiek statio- melend te hernemen. De kracht, welke een be-
nair zijn, is bij deze nieuwe behandeling zeer paalde lijn (magnetische as) in die magneet tracht
vruchtdragend geweest. Maar als gevolg van dit evenwijdig te stellen aan een bepaalde richting, is,
veranderde standpunt deed zich de behoefte ge- bij afwezigheid van storende invloeden b. v. nabu-
voelen naar waarnemingen, die vroeger niet of rig ijzer, de aardmagnetische kracht. De richting,
hoogst zelden verricht werden. Op die wijze ont- waarin de magnetische as tot rust komt, in welke
stond er een engere samenwerking tusschen the- dus de magnetische kracht werkt, wijkt, bijna
oreticus en waarnemer, waarvan nieuwe inzichten overal op aarde, min of meer af van het ware
in oude problemen of het opwerpen van geheel Noorden (den astronomischen meridiaan); daarbij
nieuwe vraagstukken het gevolg was. De convectie- wijst het naar het N. gerichte deel in het N.
theorie berustte uitsluitend op waarnemingen aan halfrond doorgaans naar onderen, in het Z. half-
het aardoppervlak verricht, zij was dus éénzijdig. rond omhoog. I let azimuth van de aardmagnetische
Een eerste vereischte was vermeerdering van onze kracht gemeten uit het N., m. a. w. de hoek tus-
kennis van hetgeen in hoogere luchtlagen d. i. schen de kompasnaald en de astronomische meri-
het grootste deel van den dampkring, plaatsgrijpt. diaan draagt den naam van magnetische declinatic
Een uitbreiding van het aantal berg-observatoria of miswijzing; de hoek tusschen de aardmagneti-
was een der eerste desiderata, daarneven werden sche kracht en het horizontale vlak heet inclinatie.
als van veel grooter belang, speciaal voor meteo- De richting, uit declinatie- en inclinatie-waarne-
rologische waarnemingen, ballon-opstijgingen geor- ming afgeleid, en de grootte, uit waarneming van
ganiseerd. Met behulp van aan elkaar gekoppelde horizontale intensiteit (kracht) en inclinatie, bepa-
vliegers trachtte men langs goedkooperen weg len de aardmagnetische kracht op eene plaats
langduriger waarnemingen uit hooge luchtlagen te volkomen. De richting en de intensiteit der aard-
verkrijgen. De wolken waarnemingen treden een magnetische kracht zijn van plaats tot plaats ver-
geheel nieuw tijdperk in. De problemen, welke schillend en met den tijd veranderlijk. De bepa-
hierdoor op den voorgrond traden zijn vele en ling van de waarden der drie elementen van het
velerlei. Zoo b. v. maakten de ballontochten de aardmagnetisme (declinatie, inclinatie en hor. in-
oplossing van het vraagstuk der absoluut foutvrije tensiteit) op verschillende plaatsen, een behande-
temperatuurbepaling noodzakelijk. Prof. Assmann ling van de wijze, waarop zij met tijd en plaats
is het gelukt voor dit doel een instrument samen veranderen, het onderzoek naar de oorzaken der
te stellen. Aldus kreeg men meer betrouwbare aardmagnetische kracht en hare veranderingen stelt
waarnemingen niet alleen over de regelmatige tem- samen de wetenschap van het aardmagnetisme.
peratuur-vei-mindering bij toenemende hoogte, maar Onze kennis hiervan is gegrondvest op het onder-
ook over de tijdelijke abnormale veranderingen, zoek van de verdeeling der magnetische krachten
over de temperatuur en luchtstroomingen nabij over het aardoppervlak op een bepaald tijdstip en
wolken, enz. De wolkenwaarnemingen bepaalden de veranderingen dier verdeeling in den loop
zich voorheen tot aantal en soort; in de latere van den tijd.
jaren kwam ook de bewegingsrichting daarbij. De oude Grieken en Romeinen droegen geen
doch men was te veel gewoon wolken als bestaande kennis van het bestaan van het aardmagnetisme
lichamen te beschouwen, die nagenoeg onveran- en zulks is te meer opvallend, omdat Plinius,
derd vrij met den omgevenden luchtstroom mede- Aristoteles e. a. wel melding maken van de aan-
dreven. Toch is dit veelal niet het geval. Een trekking uitgeoefend op ijzerdeelen door zekere
wolk kan stilstaan en een stormwind er doorgie- ertsen afkomstig uit de nabijheid der stad Magnes,
ren b. v. „table-cloth" op bergtoppen e. a. Het waaraan de naam magneet is ontleend. De meest
verschil tusschen wolken- en luchtbeweging is het kenmerkende eigenschap der magneten, nl. de
duidelijkst aan het licht getreden door de theoreti- door de aarde op hen uitgeoefende richtende kracht,
sche onderzoekingen van Helmholtz over „Wolken- was echter reeds 2400 jaren vóór de Chr. tijdre-
wogen". Ook in het wezen der cirri, der schaapjes- kening aan de Chineezen bekend. De kennis van
en cumuluswolken heeft men in de latere jaren het kompas schijnt door handeldrijvende Arabi-
nauwkeuriger inzichten gekregen, zoodat er lang- sche scheepvaarders van China uit verbreid te zijn.
zamerhand van een wolkcn-physiologie sprake kan De eerste berichten zijn door de kruisvaarders tot
zijn. Evenzoo gaat het met de meteorologie; het W. Europa doorgedrongen. Volgens sommigen zou
doel is niet meer empirische regels op te stellen, een der eerste berichtgevers Petrus Perigrinus de
maar het indringen in het wezen der verschijn- Maricourt omstreeks 1296 de magnetische decli-
selen zelve en zoo de meteorologie te maken tot natie of miswijzing van het kompas ontdekt heb-
een natuurkunde van den dampkring. ben. Zeker is het, dat Columbus op zijn eerste
Wanneer men voor oogen houdt, dat weer en reis niet alleen de declinatie, maar ook de ver-
klimaat in de tropen nagenoeg synoniem zijn, dat andering hiervan met de geografische lengte heeft
het arbeidsveld van het observatorium te Batavia waargenomen. Het is waarschijnlijk, dat de decli-
in de eerste jaren voornamelijk in klimatologische natie reeds vóór Columbus tijd bekend geweest
richting gelegen was, dat de hierboven geschetste is, wijl het bepalen van den astronomischen meri-
nieuwere inzichten eerst uit den laatsten tijd dag- diaan, waarop het hierbij neerkomt, reeds aan de
teekenen en men toetst dan de werkzaamheid dezer ouden bekend was. Onder zeevaarders schijnt de
instelling, zooals deze zich in hare jaarboeken af- declinatie eerst in de tweede helft der i6e eeuw
spiegelt, aan den hier in 't kort geschetsten gang algemeen bekend te zijn geworden. De eerste nauw-
der wetenschap, dan blijkt het hoe deze inrich- keurige bepalingen zijn van Bourough (1580) te
ting er naar streeft in de voorste rijen der be- Londen, volgens anderen van Ilartmann (1536)
vorderaars van de wetenschap voort te schrijden. te Neurenberg. In 1576 werd de inclinatie te
OBSERVATORIUM (MAGNETISCH-METEOROLOGISCH) TE BATAVIA. 47

Londen door R. Norman ontdekt, volgens anderen land 1890—92), Eschenhagen (Pruisen 1888—90)
komt hiervan de eer ook aan genoemden Hart- en Carlheim Gyllensköld (Zweden 1886 en 1892).
Warm (1544) toe. Nieuwe nauwkeurige waarne- Baanbrekend zijn geweest de onderzoekingen van
mingen van deze elementen in het begin der Gauss en Lamont (1830 —60), de stichting van
a<:
I7 eeuw te Londen, welke andere waarden op- het magnetisch Verein in 1836 door Humboldt,
leverden dan de oudere, brachten de seculaire Gauss en Weber, hetwelk de oprichting in 1840
variatie aan het licht. Volgens de destijds hecr- van een tiental magn. observatoria over de geheele
schende meening wees de kompasnaald naar een aarde verspreid ten gevolge heeft gehad.
onzichtbaar punt, pool of leidster. Dr. Gilbert, De magnetische waarnemingen geschieden met
de bekende lijfarts van koningin Elisabeth van instrumenten onderscheiden in die voor absolute
Engeland, gaf de ware verklaring van het ver- of reiswaarnemingen en die voor variatie-waarne-
schijnsel in zijn boek „de Magnete, etc." (1600) mingen. De voornaamste instrumenten der eerste
nl. dat de aarde als een grooten magneet op het groep zijn de unifilar (zoogenaamd omdat de mag-
kompas werkt. Hij is dus de grondlegger van de neet aan één draad is opgehangen) ofmagnetische
wetenschap van het aardmagnetisme. Gilbert meende theodoliet tot bepaling van declinatie en horizon-

, ,-,,,
echter, dat de magnetische polen met de astrono- tale intensiteit en het inclinatorium. De grootte
mische polen der aarde samenvallen. De miswij- der aardmagnetische kracht in hare hoofdpunten
van het kompas verklaarde hij door locale op aarde bedraagt nog niet het j-,1 der zwaarte-
aantrekking van landmassa's en bergen. Omdat kracht, hare variaties zijn nog veel geringer en
de aarde een magneet is en het water niet, moest daarom vereischen de instrumenten der tweede
de naald altijd naar het land afwijken. Op zee soort (variatie-instrumenten) een onveranderde op-
en in het midden van vlakke landmassa's was er stelling in speciale gebouwen van nagenoeg con-
volgens hem geen declinatie. Hiermee schenen stante temperatuur en daarom meest onderaardsch
de waarnemingen der Oostindievaarders overeen en van een niet-magnetisch induceerbaar materiaal
te stemmen, doch Halley weerlegde deze theorie opgetrokken.
afdoende door de afwijking langs de Braziliaan- Het grond-denkbeeld waarop de variatie-instru-
sche kust, waar het kompas juist van de kust menten berusten, is dat der Poggendorfsche spie-
afwijkt. Nochtans duikt deze theorie ook in onze gelaflezing ; de aan een magneet bevestigde spiegel
dagen op, wijl het door haar bedoelde verward kaatst het beeld eener schaalvcrdceling in een kijker
wordt met een andere magnetische werking, die terug. Brooke bezigde het eerst de fotografie voor
der locale attractie van gesteenten. Zeer spoedig een onafgebroken registreering van den stand der
schijnt men het gewicht van een juiste kennis magneetnaalden, later door Welsh verbeterd. Bij
der declinatie op vele plaatsen voor de scheep- het hieruit ontstane Kew-model, ook te Batavia
vaart te hebben ingezien. Zelfs op aandrang van in werking, zijn de instrumenten op 4 (beter 6)
prins Maurits van Nassau is een aansporing aan afzonderlijke zuilen geplaatst. Voor de fotografi-
de zeevaarders tot veelvuldige declinatie-waame- sche registreering werpt een lichtbron met behulp
ming uitgegaan (S. Stevins Havenvinding). Reeds van lenzen een bundel onderling evenwijdige licht-
in de l6e eeuw gaf men kaarten uit, waarop de stralen door een nauwe spleet op twee halfronde
declinatie voor verschillende havens stond aange- vlakke spiegeltjes, die met hun diameter elkaar
geven, zoo o. a. door de bekende Amsterdamsche bijna aanraken. Voor de declinatie staat het onder-
predikant P. Plancius (1590). De eerste declinatie- ste dezer spiegeltjes vast, het bovenste is aan een
kaart, in deze eeuw door een reproductie van vrij opgehangen magneet bevestigd en met deze
Airy (1869) en enkele jaren geleden door die van beweeglijk. Beide spiegeltjes werpen nu ieder een
Hellmann en Bauer bekend geworden, is de be- beeld van de verlichte spleet naar een met licht-
roemde kaart van den Engelschen astronoom Edm. gevoelig papier bekleede rol; alvorens deze te
Halley (1701). Zij berust grootendeels op scheeps- treffen worden beide beelden door een cilinder-
waarnemingen. Uit oude scheepsjournalen zijn ook vormige lens in lichtende punten veranderd. Het
in deze eeuw herhaalde malen oude magnetische lichtpunt van het vaste spiegeltje staat stil, dat
variatie-kaarten gereconstrueerd geworden, het van het bovenste brengt de beweging van de
eerst door Hansteen. Op deze magnetische kaar- magneet vergroot op de rol over. Daar de rol
ten zijn de plaatsen, waar de declinatie resp. in- met eenparige snelheid om hare as roteert, beschrijft
clinatie en hor. intensiteit dezelfde zijn, door lijnen, het eerste beeld een rechte lijn, het tweede een
isogonen resp. isoclinen, isodynamen vereenigd. kromme, welke door verwijdering van het papier
De isogonen hebben in hoofdzaak de richting dei- van de rol en fotografische ontwikkeling zicht-
meridianen, de isoclinen die der paralellen, doch baar gefixeerd worden. Variatie-instrumenten, hetzij
wijken meermalen aanzienlijk daarvan af. De eerste met fotografische registreering, hetzij voor directe
reis niet het bijzonder doel magnetische dcclinatics oogaflezing, zijn thans op een sotal plaatsen onaf-
waar te nemen is vermoedelijk die van Nauton- gebroken werkzaam. De fotografische instrumenten
nier door Frankrijk (1600). Uit deze eeuw zijn teekenen onafgebroken de drie componenten van
vooral bekend geworden de reiswaarnemingen door de krachten, die de magneetnaald van stand doen
A. Von Ilumboldt in Z.-Amcrika (1799—1804) veranderen, nl. een horizontaal en een vertikaal
en N.-Azië (1829), de reis van Ermann en Uansteen in den magnetischen meridiaan en een horizontaal
om de aarde (1828), die van Lamont in W.-Europa loodrecht op den eerste; maar de veranderingen
(1858) en de waarnemingen van Sabine in Gr.- in deze krachtcomponenten zijn niet geheel het
Britannië (1834—38 en 1857—62). In de latere gevolg van de veranderingen van het aardmagne-
jaren hebben zich met doorgaans meer gedetailleerde tisme. Zekere krachten zich openbarende, hetzij
magnetische opnemingen verdienstelijk gemaakt: als electrische stroomen in de atmosfeer of als
Rücker (Groot-Britannië 1884—88 en 1889—92), zoodanig in het lichaam der aarde, veroorzaken
Liznar (Oostenrijk-llongarije 1889—94), Mour- variaties in den stand der magneetnaalden. Der-
rcaux (Frankrijk, Rusland 1896). Van Rijckevorsel gelijke electrische stroomen hebben directen in-
(Ned.-Indië 1874—77, Brazilië 1880—85, Neder- vloed op den stand der naald en ook indirecten
48 OBSERVATORIUM (MAGNETISCH-METEOROLOGISCH) TE BATAVIA.

door de veranderingen, die zij in het aardmagne- gen zijn afteleiden, is het ook mogelijk geworden,
tisme veroorzaken. Beide variaties worden door a priori voor iedere willekeurige plaats de elemen-
de naald tegelijk aangewezen, tot nu toe zijn nog ten van het aardmagnetisme te berekenen. Gauss
geen pogingen in 't werk gesteld om beider wer- heeft tevens geleerd, hoe uit die potentiaal was
king afzonderlijk te registreeren. Uit de fotogra- aan te toonen of de aardmagnetische kracht ver-
Gsche aanteekeningen worden uurwaarden en hun oorzaakt wordt door krachten in het inwendige
gemiddelden afgeleid tot bepaling der dagclijksche der aarde (eigen magnetisme of electrische stroo-
en jaarlijksche periode, alsmede om een onder- men) of daarbuiten. Uit de destijds bekende waar-
zoek naar de storingen mogelijk te maken. Een nemingen leerde dit onderzoek, dat geen merk-
tweede doel der variatie-waarnemingen is het ver- baar deel van de gemiddelde magnetische potentiaal
schaffen der correcties, welke de absolute bepa- der aarde door uitwendige krachten wordt veroor-
lingen van een magnetische opneming der omlig- zaakt. De theorie van Gauss, hoewel een stevige
gende landen vereischen, om alle tot éénzelfde basis vormende, was volstrekt niet volmaakt: zoo
tijdstip herleid te worden. De magnetische varia- bleef b. v. wcnschelijk een ontwikkeling van de
ties zijn in hoofdzaak te onderscheiden in : „solar" veranderingen in potentiaal afhankelijk van den
variaties, afhangende van den uurhoek en de coör- tijd en van de zon en de maan. Langs dezen
dinaten van de zon; „lunar" variaties beheerscht laatsten weg zou het b. v. mogelijk zijn vast te
door dergelijke elementen van de maan; seculaire stellen, welk deel der variaties door ieder dier
variaties vermoedelijk ook periodiek, evenals de hemellichamen afzonderlijk wordt veroorzaakt.
voorafgaande, maar volgens perioden van langeren Voor dergelijke vraagstukken neemt men nog
duur en eindelijk storingen en magnetische stor- steeds zijn toevlucht tot groepeering der variatie-
men. De beide eerste soorten van periodieke va- waarnemingen. Stoney en Chambers hebben op
riaties (solar en lunar) herhalen zich niet in de die wijze aangetoond, dat het voornaamste deel
opeenvolgende jaren, maar zijn evenals de sto- dier variaties niet het gevolg kan zijn van eenige
ringen weer onderworpen aan een variatie van directe magnetische werking dier hemellichamen.
grootere periode (11,2 jaar) overeenkomende met Ook lord Keivin ontzegt de zon eenige directe
die in de veelvuldigheid der zonnevlekken. De werking als magneet, daarentegen heeft F. Bigelow
magnetische elementen zijn veelvuldig onderhevig (1898) in een uitvoerige uiteenzetting gemeend
aan plotselinge min of meer groote storingen, de directe werking te kunnen aantoonen. Van
welke soms f, van het normale bedrag kunnen welken aard zijn nu de indirecte werkingen der
bereiken. Somtijds zijn deze storingen krachtiger hemellichamen. Het gedeelte afhankelijk van de
en veelvuldiger dan op andere tijden, zóó zelfs, zon kan een thermische werking zijn: deze is
dat de regelmatige variaties, die in tijden van echter met betrekking tot de maan uitgesloten.
geringer storing duidelijk waarneembaar zijn, ge- Het is mogelijk, dat de aantrekking der hemelli-
heel onzichtbaar worden. Men heeft gevonden, chamen spanningen in het inwendige der aarde
dat deze storingen en bloc op bepaalde tijden van veroorzaakt, welke op hunne beurt veranderingen
den dag en van het jaar en na zekere groote tijd- in het eigen-magnetisme der aarde teweegbrengen
ruimten meer voorkomen dan op andere, hoewel of periodieke electrische stroomen in de aarde
iedere individucele storing onregelmatig optreedt. opwekken. In de allerlaatste jaren is onze kennis
Behalve deze gewone storingen komen er nu en van het aardmagnetisme vooral door de onderzoe-
dan tijdruimten voor, gedurende welke het aard- kingen van A. Schinidt, Schuster, Carlheim-Gyllens-
magnetisme soms voor enkele dagen sterk gestoord köld, Bauer en Von Bezold plotseling met reuzen-
is. Dit zijn de magnetische stormen, die dikwijls schreden toegenomen. Bij zijn eerste poging om
gelijktijdig op ver van elkaar verwijderde stations de verdeeling van het aardmagnetisme voor te
zijn waargenomen. Poollichten en aardbevingen stellen door ontwikkeling van de potentiaal in
zijn veelal van magnetische stormen vergezeld. een reeks van kogelfuncties, beperkte Gauss zich
Een groot gedeelte der storingen valt samen met bij de berekening van de coëfficiënten dezer tot
electrische stroomen in de aarde, zooals Airy het de termen van de 4e orde. Hij vond met behulp
eerst en later ook Ellis heeft aangetoond. dezer 24 berekende coëfficiënten, dat de uitdruk-
Waar zetelt nu de aardmagnetische kracht ? king, die hij onder de veronderstelling eener poten-
welke zijn de oorzaken der periodieke variaties tiaal voor het aardmagnetisme afleidde, voor zoover
en der storingen? De oudste pogingen tot ver- zijn waarnemingsmateriaal dit toeliet, de verdeeling
klaring van het aardmagnetisme zijn de hypothe- van de aardmagnetische kracht voldoende voor-
sen van Gilbert (1600), T. Mayer (1762) en Uan- stelde. De berekening dezer coëfficiënten is met
steen (1819). De aarde is niet een eenvoudige gebruikmaking van talrijker waarnemingen opnieuw
magneet en bergt ook niet een enkelen magneet uitgevoerd door Erman-Petersen, door Quintus-
in haar middenpunt, zooals Gilbert meende, im- Icilius en door Neumayer-Petersen, zelfs werd zij
mers dan moesten alle isogonen (isoclincn) meri- door de beide laatsten tot termen van de 5e orde
dianen (breedte-cirkels) op aarde zijn, hetwelk uitgebreid. Het bleek des ondanks, dat geen groo-
niet het geval is. Om hieraan tegemoet te komen tere overeenstemming met de waarnemingen te
veronderstelde Mayer een magneet op verkrijgen was, als reeds Gauss met onvollediger
'- van de
aardstraal uit het midden, Hansteen beproefde materiaal bereikt had; waaruit te besluiten is, dat
het met twee ongelijke weer anders geplaatste mag- de Gauss' potentiaaltheorie het magnetische veld
neten. De pogingen om deze hypothesen in een der aarde niet voldoende weergeeft. Schmidt (1895)
mathematisch kleed gestoken met de waarneming ontwikkelde, met inachtneming der niet geheel
in overeenstemming te brengen mislukten totaal. bolvormige gedaante der aarde, de aardmagneti-
Gauss (1838) liet iedere speculatie achterwege; sche krachtcomponenten in reeksen, zonder daarbij
hij leerde de verdeeling van het aardmagnetisme uit te gaan van een potentiaal; hij nam dus niet
geheel algemeen door hare potentiaal uit te druk- a priori een functie aan, waaruit de componenten
ken; en door deze in een reeks van termen te kunnen worden afgeleid. Ten slotte geeft hij uit-
ontwikkelen, wier coëfficiënten uit de waarnemin- drukkingen volgens welke de aardmagnetische
OBSERVATORIUM (MAGNETISCH-METEOROLOGISCH) TE BATAVIA. 49

Wacht uit drie deelen bestaat. Het grootste deel op rekening gesteld worden van het feit, dat de
zetelt in de aarde (permanent aarde als magneet roteert om een as niet samen-
magnetisme of een
systeem van O.—W. gerichte electrische vallende met de magnetische as. Bauer, die deze
stroomen)
e n heeft een potentiaal; een klein
gedeelte, onge- berekening heeft uitgevoerd en in kaart gebracht,
"
eei i,: wordt teweeggebracht door uitwendige
krachten en heeft ook een potentiaal. Ken derde
gedeelte, iets grooter dan het tweede, bezit geen
vindt, dat de equipotentiaallijnen van het restce-
rende veld groote overeenkomst vertoonen met
die van het magnetische veld, hetwelk Schuster
Potentiaal en moet derhalve veroorzaakt worden voor de dagelijksche variatie heeft gevonden. Schus-
door electrische stroomen van buiten door het ter en Bezold hebben aangetoond, dat de dage-
aardoppervlak gaande. Gemiddeld vond hij voor lijksche variatie waarschijnlijk in hooge luchtlagen
de sterkte dezer stroomen < Ampère per k.m. 2
zetelt. De eerste neemt daartoe een systeem van
Hierdoor wordt tevens aangetoond, dat de dub- equipotentiaallijnen aan, hetwelk in ().—W. rich-
bele veronderstelling van Gauss: alle krachten ting rondom de aarde wentelt. De oorzaak der
hebben een potentiaal, alle magnetische krachten jaarlijkschc variatie is volgens Schwalbe hoogst
zetelen in het inwendige der aarde, niet volkomen waarschijnlijk ook in hoogere luchtlagen te zoeken.
juist is. De proef voor het al of niet
aanwezig Waar zetelt nu de seculaire variatie en waarom
zijn der electrische stroomen (earth-air currents) is zij zooveel grooter dan de overige? Schuster
door het aardoppervlak is, dat de lineaire inte- komt door berekening tot het volgende resultaat.
graal van de magnetische kracht langs een geslo- De aarde als magneet rotecrend om een as, niet
len kromme over het aardoppervlak niet of wel samenvallende met de magnetische, induceert in
nul is. Deze proef was ook door Gauss genomen de interplanetaire ruimte, gesteld dat hier een
en in het speciale door hem onderzochte geval electrisch geleidend medium is, electrische stroo-
vond hij met zijn weinig talrijke waarnemingen, men, welke weer magnetische en mechanische
dat de integraal praktisch nul is en achtte hij reacties in de aarde teweegbrengen, die o.m. ver-
zich gerechtigd, het bestaan eener potentiaal voor oorzaken zouden, dat de noord magnetische pool
de geheele aardmagnetische kracht aan te nemen. der aarde langzaam in een spiraallijn van Oost
Deze proef is in de allerlaatste jaren door Riicker, naar West de ware noordpool zal naderen en ten-
Liznar en Carlheim-Gyllcnsköld uit hunne gede- gevolge dezer standverandering der magnetische
tailleerde opnamen van betrekkelijk geringe ge- as een verandering in de verdeeling van het aard-
deelten van het aardoppervlak berekend, zonder magnetisme zou veroorzaken, zooals de seculaire
afdoend resultaat. Bauer evenwel, deze integraal variatie die aangeeft. Nu heeft Wilde door een
berekenende voor de parallelcirkels van 50 tot 5 0
heeft het bestaan dezer stroomen op schitterende
, belangwekkend model aangetoond, dat de secu-
laire variatie kan nagebootst worden door rotatie
wijze bevestigd. Hij vond in de tropen een gordel van een magnetisch systeem in een bol en Bauer
van omhoog gerichte stroomen, ongeveer in de heeft er op gewezen, dat de seculaire variatie
kalmtegordcls een dalenden stroom, terwijl pool- wijst op een verplaatsing der magnetische as in
waarts van den 50=" breedtecirkel weer omhoog- den zin, zooals later door Schuster berekend is.
gaande stroomen voorkomen. In groote trekken Schmidt heeft bij zijn berekening, waarbij voor
stemt deze stroomverdeeling overeen èn met de 't eerst het inwendige van het uitwendige der aard-
vertikale beweging der lucht, zooals de moderne magnetische kracht gescheiden werd, aangetoond,
voorstelling der atmosferische circulatie deze eischt, dat het uitwendige deel zich vermoedelijk Oost-
èn met de electrische stroomen, welke het gevolg waarts verplaatst. Wordt dit als vaststaand aange-
zijn van de rotatie van een magnetischen bol in nomen en dus dat uitwendige krachten de magne-
een electrisch geleidend medium. Het geheel schijnt tische as in de richting der rotatie van de aarde
te wijzen op een samenhang van de verschijnse- trachten te verplaatsen, dan zou 't vast staan, dat
len der luchtelectriciteit met die van het aard- de seculaire variatie niet het gevolg kan zijn van
magnetisme. uitwendige krachten. ('arlheim-Gyllensköld heeft
De drie termen van de eerste orde van de reeks de magnetische toestand der aarde door een reeks
door welke Gauss het aardmagnetisme voorstelde kogelfuncties volgens Gauss berekend, daarbij de
zijn onafhankelijk van de geografische lengte; zij tijd als veranderlijke invoerende door een reeks
geven aan de normale magnetische verdeeling, van termen wier coëfficiënten functies zijn van
welke kan worden toegeschreven aan een homo- den tijd. De door hem aldus gevonden wet voor
gene magnetiseering ten opzichte van eenen met de seculaire variatie luidt zeer eenvoudig. De af-
betrekking tot de rotatie-as twaalf graden hellenden zonderlijke deelen van de potentiaal zijn constant,
diameter. De drie coëfficiënten van deze termen maar roteeren om de aardas met verschillende
der l e orde zijn zooveel grooter dan de overige, snelheden. Daar deze wet niet geldig blijft voor
dat deze homogene magnetisatie als feitelijk vast- een ander coördinaten-stelsel, zoo volgt daaruit
staand moet worden aangenomen en aan een afzon- met groote zekerheid, dat het aardmagnetisme in
derlijke physische oorzaak moet worden toegeschre- verband staat met de rotatie der aarde om hare
ven. Berekent men nu deze normale verdeeling as. De natuurkundige verklaring dezer uitkomst
en trekt haar van de waargenomenc aardmagne- is, dat de seculaire variatie van het aardmagne-
tische kracht af, dan rijst de vraag: is het restee- tisme toegeschreven kan worden aan de induc-
rende het anormale magnetische veld d. i. een tieve werking van een uitwendig magnetisch veld
zoodanig, dat geheel het gevolg is van de hete- welks afzonderlijke deelen, voorgesteld door kogel-
rogene geologische structuur der aarde welke niet functies, kleine fracties zijn van de overeenkom-
in rekening gebracht kan worden? Waarschijnlijk stige harmonische termen van het magnetisch veld
neen. In de rest schuilen èn het uitwendige deel der aarde en met bedekking tot dit laatste van
der aardmagnetische kracht hetwelk een poten- O. naar W. roteeren. Een dergelijk uitwendig veld,
tiaal heeft en het deel, hetwelk geen potentiaal zooals ook Schuster gevonden heeft, kan door
heeft en dus veroorzaakt wordt door earth-air cur- inductie van de aarde in de hoogste lagen van
rents. Een groot deel van het resteerende moet de atmosfeer veroorzaakt worden, indien deze
111 I
50 OBSERVATORIUM (MAGN.-METEOR.) TE BATAVIA. — OEBI KAJOE.
electrisch geleidend zijn en minder snel dan de KAPOE of OEWI, Alf. Men.; WIWI, Goront.;
aarde van W. naar O. roteeren. Volgens Carlheim- LAML' (verkeerdelijk LIJOENG-LIJOENG), Mak.
Gyllensköld roteert de magnetische as eenmaal in en Boeg.; WII.I, N. G. 4 R.; FARKIA, N. G.
de 3147 jaar rondom de aardas. Noi-.mi--.; MANGAT, Boer.; AÉLAN, ELAN,
Praktisch nut heeft de kennis van het aard- HERI MAÉLAN of MÉLAN, Alf. Amb. ; NOMOL
magnetisme voor scheepvaart, landmeelkunde en of NOMEI, Amb. Bab.; LEI of OEHI, Amb. Kis.
mijnbouw. en Wet.; TOEAL, Amb. Ten.; IMAH, Tem.
De oudste magnetische waarnemingen in Ned.- Algemeene benaming voor knolgewassen, vooral
Indië zijn, afgezien van de miswijzingsbepalingen van Dioscorea-soovten, behoorende tot de fam.
aan boord van schepen, die van Mac Donald te Dioscoreaceae. Onder de meest bekende soorten
fort Marlbourough (Sumatra) in 1795 (Phil. Trans. verdienen vermelding: Dioscorea alata L., oebi
R. S. 1796). De eerste magnetische opneming van lilin of oebi boetoeng, Mal.;hoewi boe-
den Archipel is die van Elliot in de jaren IS46
1849. Op veel uitgebreider schaal is die van Dr.
— toen (verkeerdelijk lilin), Soend.; en Dioscorea
pentaphylla L., oewi alas, Jav.; oebi matig-
E. Van Rijckevorsel (1874 —77), die op een hon- indano, Mal. Men.; kapoesajor, Alf. Min.
derdtal plaatsen de magnetische elementen be- De knollen van deze en andere soorten worden
paalde (uitgeg. door de Kon. Ak. v. W. te Amst.). gegeten, echter eerst na bepaalde toebereiding
Het belang van een dergelijke opneming ligt, be- ter verwijdering van een giftig bestanddeel, dat
halve in de juiste kennis van de verdeeling dei- vooral in sommige soorten (oebi oepas) aanwezig
magnetische elementen op zeker tijdstip voor zekere is. Zie bij GADOENG, Dl. I, bl. 533. Het giftig
landstreek en de daaruit voortvloeiende mogelijk- alkaloïd dioscorinc is in 1897 nader onderzocht
heid eener berekening der Gauss'sche coëfficiënten door Dr. H. W. Schutte (Diss. Groningen).
en der seculaire variatie, tevens in het opsporen Ook van de knoldragende geslachten Manihot,
van het verband tusschen het beloop der magne- Ipomoea en Solanum worden door de inlanders
tische lijnen en den geologischen bouw der aarde sommige soorten met oebi en een bijzonderen
en ten slotte bij zeer gedetailleerde opnemingen in naam genoemd; sommige knoldragende gewassen,
de vermeerdering van kennis van het magnetisme o. a. Colocasia en Dioscorea worden ook als
der gesteenten. Men heeft nl. gevonden, dat alle Koembili aangeduid.
plutonischc en vulcanisehe gesteenten (bazalt, OEBIAAT. Zie MAMBROEK.
porfier, lava, enz.), zelfs wanneer zij zonder merk- OEBI BOETOENG. Mal. Zie OEBI.
bare sporen van magneetijzersteen zijn, ja zelfs OEBI DJAWA. Vin;. Mal.; KELEDEK.
dat sediment-gesteenten magnetisch kunnen zijn. Mal.; KASTÉLA of KATLI.A, Jav.; HOEWI
Het is dus zaak vooral bij magnetische opnemingen DJAWA, Soend.; KELÈDÈK, Riouw; BATATA,
scherp onderscheid te maken tusschen het magne- Mal. Men.; BALADING, Lamp.; IMAH KA-
tisme der gesteenten en dat der geheele aarde, STÉLA, Tem.; OEBI KASTÉLA, Mal. Amb.;
daar het laatste vermoedelijk ook zonder het eerste KAPOE en OEWI, Alf. Men.; KAHITÉLA,
voorhanden zou zijn. Alf. Amb.;' MANGAT, Boer.; BLOËNT, Amb.
OCIMUM. Zie SELASI. Serm.; EËN MAW, Amb. Kei; BATATAS, Mal.,
OCTOMELES. Zie WENOANG. Amb. en Tim.; SANE, Amb. Wet.
OCTROOI DER OOST-INDISCHE COM- Lpomoea Batalas Lam. = Batatas cdulis Chois.,
PAGNIE. Zie COMPAGNIE (OOST-INDISCHE). fam. Convolvulaceae. Uit Z.-Amerika in alle tro-
ODAX. Zie LIPVISSCHEN. pische gewesten verspreid en sinds onheugelijke
ODINA. Zie GERONGGANG. tijden algemeen gekweekt.
ODJONG. Bat. Mal. Zie BLOESTROE. De knollen en jonge uitspruitsels worden gege-
OEA-OEA. Zie SIAMANG. ten; de gekookte bladeren dienen hier en daar
OEAN. Naam op Andai, Nieuw-Guinea, gege- bij gebrek aan maïs wel als varkensvoeder.
ven aan een Paradij svogel, PtHorAis magni- Eene verwante plant, nl. Ipomoea (Merremid)
fica. De huiden van een verwanten vorm, Seleuci- mainmosa Chois., is de „bidara oepas", waarvan
des niger, van Nieuw-Guinea, komen te Ternate de wortelknol ais inlandsche artsenij wordt ge-
in den handel onder den naam Boerong-mati- bruikt inwendig (tegen tering) en vooral ook uit-
kawat, of „doode vogel met draad". Zie PARA- wendig (tegen zwellingen en op brandwonden).
DIJSVOGEI S. OEBIEAN. Zie AWAB.
ÖEAR. Zie WILI-WILI. OEBI-EILANDEN. Zie 081-EILANDEN.
OEARATAN. Hoofdplaats van de onderafdee- OEBI KAJOE. Mal.; HOEWI DANGDEUR
ling Sera der tot de res. Amboina behoorende afd. of SAMPEU, Soend.; KATÉLA POÖNG of K.
Aroe-, Kei-, Tenimbar- en Zuidwestereilanden, DJÈNDRAL, Jav.; BOLET, Oost-Java; OEBI
gelegen aan de Noordkust van het eiland Sera, SI'NGKOENG of OEBI PRANTJIS, Bat. Mal.:
thans standplaats van den posthouder. OEWI TJAIOE of KAPOE KAJOE, Alf. Men.;
OEAU. Zie KOEAU. BISTOENGKEL, Mal. Amb.; MANGKAO, Boer.;
OEBANGAA. Amb. Gor. Zie BOENGA Kl-.M- OEBI GOA, Timor; SABRANG KADJOE, Mad.
BODJA. (Balading is de I.ampongsehe naam van Ipo-
OÉBAR. Mal. Boom van Sum. W.kust. moea batatas, zie OEBI DJAWA).
Deze naam wordt zoowel vermeld voor Enge-
nia jambolana Lam. (zie DJAMBELAN) als voor
Manihot utilissima Pnhl — fanipha Manihot
11. />'. K. = Jatropha Manihot L., fam. Euphor-
eene Gardenia-soort. Uit hout en bast van laatst- biaccae. Kruid met handdcelige bladeren en groote
genoemde wordt eene roodbruine kleurstof gekookt, knolvormige wortels, uit tropisch Amerika afkom-
waarmede in de Padangsche Bovenlanden vele stig, doch overal tusschen de keerkringen ge-
woningen geverfd worden. kweekt en bij de Europeanen gewoonlijk onder
OEBEH. Zie HARING. den naam van Cassave en Maniok (Dl. 11. bl.
OEBI. Mal.; OEWI of WI, Jav.; HOEWI, 462) bekend. De wortels worden gekookt of ge-
Soend.; 081 of OEWI, Mad.; PÉLO,Menamik.; braden gegeten; zij bevatten de zetmeelsoort die
OEBI KAJOE. — OEDANG. 51

als arrowroot bekend is. De versche (nog reus der Indische garnalen, 24 cm. lang, wordt
onge-
kookte) wortels zijngiftig door een gehalte aan gevangen in de rivieren der laaglanden en langs
blauwzuur. de oevers der riviermonden en is zeer gezocht
De cultuur van Cassave was vroeger op Java voor het maken van garnalen-gehakt, waartoe /ij
tot de residentiën Bantam, Semarang en Djapara rauw gepeld wordt; in de schalen der dieren
oeperkt; in den laatsten lijd heeft de aanplant in wordt de bereide gehakt-massa met klapperolie
de Preanger uitbreiding gekregen door de oprich- gebraden.
ting van fabrieken te Bandoeng en Garoet voor De oedang kali (Palaemon sundaïcus), een
de bereiding van tapioca-mcel, dat o. a. het hoofd- rivieren
7.5 cm. lange zoetwater-garnaal uil de
bestanddeel uitmaakt van Huntley en Palmer's en waterleidingen, die bij bandjir's veel langs den
beschuiten. oever gevangen wordt met schepnetten of met
OEBI KASTÉLA. Mal. Zie OEBI DJAWA. platte ronde schepmanden.
OEBI LILIN, Mal. Zie OEBI. De oedang satang (Palaemon longirostris), 22
OEBI MANGINDANO. Mal. Men. Zie OEBI. cm. lang, een rivier-garnaal, waarvan de kop en
OEBI PADJAL. MaI.;T|LI'JIKOERAN,Soend. zenuw-streng langs den rug vergiftig zijn.
Tacca pinnatifida Forst., fam. Taccaecae. Knol- De oedang api api (Fameus monoccrosf, wordt
gewas van Zuid-Azië, ook op Madagascar en in in de vischvijvers langs de kust o. a. bij Antjol,
Australië voorkomend, met gevinde bladeren en Tandjong Priok en Tjilintjing gevangen en dient
een langen, onbcbladerden, een bijscherm dragenden voornamelijk tot de bereiding van kroepoek
bloemstengcl. De knol is zetmcclhoudend en wordt oedang; zij is ruim 5 cm. lang, blijft buiten 't
gegeten. water lang in leven en wordt te Batavia dikwijls
OEBI PRANTJIS. Bat. Mal. Zie OEBI KAJOE. langs de huizen gevent. Kroepoek bestaat uit
OEBI RADJA. Onder dezen naam was bereids gelijke gcwichtsdeelen gekookte garnaal en tapioca,
door Rumphius in het Aniboinsch Kruidboek, innig vermengd tot een dik beslag, dat tot cylin-
Dl. VI, bl. 120, een „eetbare aardknol" der Mo- ders uitgerold wordt, welke gaar gekookt, in de
lukken beschreven, irr uiterlijk en grootte gelij- zon gedroogd en tot schijfjes gesneden worden;
kend op een echte oebi (Dioscorea), doch daar- in kokende klapperolie veranderen deze in broze
van verschillend door dat hij, onder gunstige koekjes die bij de rijst genuttigd worden.
omstandigheden, kon uitgroeien tot een groote De oedang pantjet (Fenaens monodon), is een
trechtervormige champignon. Deze knol diende des- groote garnaal, die langs de kust, nabij de rivier-
tijds, en dient nog heden, als inlandsche medicijn mondingen wordt gevangen en 18 cm. lang wordt.
tegen lruikziekten. Eerst eenige jaren geleden is De oedang tjandana, (Penaeus ind'nns), 17 cm.
de geschiedenis van dit natuurproduct opgehel- lang, wordt langs het zeestrand gevangen en
derd. Het is gebleken, dat deze aardknol inder- dient, bij overvloedige vangst, tot het maken van
daad is een onderaardsche zwamknol (.sclcrotiuin), dendeng oedang, waartoe, in ongekookten staat,
van de champignon Lentinus. Dergelijke melige de zachte schaal verwijderd en het spiervleesch
zwamknollen spelen in verschillende gewesten een in overlangsche richting in tweeën gespleten,
rol als voedingsmiddel. De beroemdste soort is gezouten en in de zon gedroogd wordt. De den-
Pachyma Cocos Fr., de Pc foelien der ('hineezen, deng oedang wordt alleen bij Chineesche gerech-
die ook veel op Java wordt ingevoerd voor de ten gebruikt. Garnalen zijn over het algemeen
Chineesche apotheken. Als inlandsche drogerij moeilijk verteerbaar, en deze bereiding verge-
heet deze in schijfjes gesneden knol sari tom- makkelijkt de omzetting zeker niet.
bong of sari poetih. Deze soort is zeer verspreid Gedroogde garnalen, oedang kering, zijn het
en komt o. a. ook in N.-Amerika voor, waar zij meest bekend onder den (Foekiën-) Chineezcn
„Indian Brcad" heet. In het Koloniaal Museum naam hé bi; op Java worden, bij overvloedige
te Haarlem zijn de fungi van oebi radja in de vangst, de dieren ongekookt van den kop ont-
verschillende stadia van ontwikkeling aanwezig, daan, gepeld en ongezouten in de zon gedroogd.
zijnde in den Amsterdamschen hortus gekweekt Die welke van Dcli en Palembang te Batavia
uit Ambonsche knollen. Andere inlandsche namen worden aangevoerd zijn grootcr en ongepeld. De
van zwamknollen zijn Koelat batoe, Djamocr gedroogde garnalen dienen voornamelijk bij de
bongkang, Dj. hati tanah, Soesoc rimau. bereiding van enkele Chineesche gerechten. Andere
OEBI SINGKOENG. Bat. Bal. Zie OEBI hoofdzakelijk door de Chineezen gebruikte gar-
KAJOE. nalia zijn tsao hê, een gegist mengsel van tapeh
ÖEBI WALANDA. Mal.; ook Oebi beng- ketan en in zout water gekookte garnalen; thó
gala. De aardappel. Zie KENTANG (Dl. IL hê, gekookte garnalen-larven, met zout en peper
bl. 215). gemengd en in de zon gezet; hê kè phoa, in
OEDANG, Mal. ; OERANG (Zie aldaar), Jav. zout water gekookte oedang api api, gepeld,
Is de algemeene naam van garnalen en kreeften, Sjngehakt, gezouten en gepeperd.
waaraan bijzondere namen worden toegevoegd Atjar oedang, garnalen in het zuur, is een
ter onderscheiding van de soorten. Garnalen zijn, bijgcrecht dat op Indo-Europeesche rijsttafels en
vooral in de kuststreken, een voornaam deel der bij Chineesche maaltijden nogal eens voorkomt.
volksvoeding; in gedroogden toestand vormen Te Makasser wordt het in den handel gebracht.
zij een handelsartikel en door verschillende be- Petis oedang is eerr garnalen-extract dat ge-
reiding worden zij verwerkt lot allerhande toe- maakt wordt door de dieren, bij overvloedige
spijs bij de rijst: dending-oedang, kroepoek, petis vangst, aftekoken en het afkooksel uittedampen
en trassi. tot een dikke stroop. Vooral langs de Rembang-
De meest vóórkomende soorten zijn: (Dr. A. sche en Sidoardjosche kust wordt veel petis oedang
G. Vorderman, Analecta op bromatologisch ge- gemaakt en vandaar in den handel gebracht. De
bied, III; Geneesk. Tijdschr. v. Ned.-Ind. dl. Rembangsche petis behoort tot de beste soorten.
39, 1899, bl. 147). Trassi oedang (Mal. belatjan) wordt gewoonlijk
De oedang tjakong (Palaemon carcinus), de van de oedang rebon gemaakt, een Mysis-soort,
52 OEDANG.

ruim 2 cm. lang, die in groote hoeveelheden Langs de rivieroevers wordt ook met het schep-
langs Java's Noordkust in zee wordt aangetroffen. net naar garnalen gevischt.
Op de Noordkust van Madoera en aan de Wijn- In de residentie Riouw worden garnalen ge-
koopsbaai worden de dieren eerst gekookt, elders, vangen met de djala, een gewoon, klein gemaasd
zooals in het Rembangsche en Bataviasche, onge- werpnet met tinnen ringetjes bezwaard; men onder-
kookt in de zon gedreogd, na gezouten te zijn. scheidt daar van de djala vier soorten, naar gelang
Daarna stampt men ze tot een brei (Jav. brabon) er visch of garnalen mede wordt gevangen. Ook
die weder gedroogd en vervolgens nogmaals ge- worden hier, evenals op Sumatra garnalen, zoowel
stampt en tot kleine cylinders gerold wordt, die aan de kust als in de rivieren gevischt met kleine
men laat fermenteeren. Aldus bereid kan de trassi fuikjes van bamboe- of van idjoek-nerven.
een maand bewaard blijven zonder te rotten, maar Op Billiton vindt men een garnalen-net, de
zij moet nu en dan in de zon gedroogd worden. soengkoer, dat door één persoon wordt voortge-
De garnalen-larven, oedang djambret geheeten, duwd; op Banka wordt door twee mannen met
die langs de kusten en op zandbanken in over- een gelijksoortig net gevischt.
groote hoeveelheden worden aangetroffen en in Eveneens op Billiton vangt men groote garna-
het Bataviasche, o. a. bij Tjilintjing, met fijnmazige len met de pantjing oedang, zijnde drie lijnen
agel-netten worden geschept om tot een inferieure met haken voorzien.
soort trassi te worden verwerkt, behooren tot eenige Op Borneo wordt doorgaans het geheele jaar
soorten van het geslacht Penaeus. Zij hebben de gevischt, maar alleen in Tanah Laoet, een rijkje
grootte en ongeveer den vorm van muskieten- in de Zuider- en Oosterafdeeling, gaat men voor
larven. de vangst van garnalen in Februari uit om in
Op de kust van Soerabaja worden garnalen ge- den loop van April terugtckeeren. Voor deze
vangen, bepaaldelijk de oedang rebon, met de vangst bezigt men de mijong, drie aan elkander
bandet, een net van grof geweven stof, 40 vadem verbonden netten, allen van touwen en drijvers
lang en 4 breed, dat in zijn geheele lengte wordt voorzien, t.w. twee langwerpige van 12 vadem
uitgezet en welks korte einden tot elkander wor- lang en 1 breed, die het derde, dat den vorm
den gebracht om een school garnalen intesluiten. heeft van een spits toeloopenden zak, aan de
In Pasocroean is de waring in gebruik, een opening insluiten. Deze opening heeft een mid-
driehoekige totebel, aan twee kanten, de opstaande dellijn van 5 vadem. De mazen zijn ongeveer
zijden, met bamboe gewapend, die bij het punt 1 duim in 't vierkant; aan den onderkant zijn
van samenkomst aan een stok zijn bevestigd en looden ringen en aan de punt van den zak is
waarvan het vrije gedeelte, de basis, voor de duur- een drijver bevestigd. Het net wordt door drie
zaamheid van een touw voorzien, een gaping heeft man bediend, waarvan twee zich te water bege-
van ruim 2 meter; de armen zijn omstreeks 3 ven (men vischt er namelijk mede in ondiep
meter lang en rusten op schoenvormige blokken, water) om het net aan beide uiteinden vast te
die voorkomen dat de bamboe te diep in het zand houden terwijl één in een sampan, met een stok
zakt wanneer de visscher, door met zijn schouder op het scheepsboord slaande, de garnalen naai-
tegen den stok te drukken, de waring langs den en in de opening tracht te drijven; zoodra dit
bodem doet glijden, om aan het doorwaadbare gelukt is brengen de beide helpers de uiteinden
gedeelte van het strand de garnalen te vangen. van het net tot elkander en wordt dit binnen
De dieren worden verzameld in een zak die aan boord gehaald.
het net hangt; de prijs van het geheele toestel Bij de Maleiers van Singkawang is vooral de
is ongeveer ƒ5. soengkoer in gebruik, een in den vorm van een
In dezelfde residentie wordt de tadak géwar pistoolholster toeloopend net, van grof doek ver-
gebruikt, een net of zak van gebang-bladeren ge- vaardigd, van boomschors geweven en voorna-
vlochten, uitloopende in twee vleugels van katoen. melijk van Madoera aangevoerd; het eigenlijke
Bij vloed wordt de zak, dien men op geringe net van de soengkoer is gebonden aan twee
diepte nabij het strand heeft laten zinken, met stokken in den vorm van een schaar, aan de
een touw gesloten en bij eb geopend, om een uiteinden rondgebogen om het vastraken in den
uitgang naar het droog geloopen zand te verlee- bodem te beletten; het wordt door één man in
nen aan de garnalen. Deze tadak doet nog op zee gebracht en voortgedreven, de schaar zooda-
andere wijze dienst; aan het zeestrand worden nig geopend, dat het voorste gedeelte van het
aarden dijkjes ter lengte van 13 tot 17 meter, ter net nagenoeg in een plat vlak uitgespreid wordt.
breedte van l'/, m. en ter hoogte van I meter aan- Het uiteinde van den zak wordt door een drij-
gelegd; deze afdamming heet tadak galangan; de ver omhoog gehouden. Men vischt het geheele
openingen tusschen de dijkjes worden bij vloed jaar met dit net. Daarmede overeenkomende is
afgesloten door een achter de opening geplaatst de djoeloek van Mempawa, uitsluitend voor de
zaknet, waarvan de naar zee gekeerde ingang bij garnalenvangst bestemd.
het begin van de eb wordt dichtgemaakt door In Pontianak vindt men een werpnet voor
een deurtje van gevlochten bamboe. garnalen dat djala oedang heet, en in de Zuider-
In verschillende localiteiten worden nog meer- en Oosterafdeeling kent men een klein garnalen-
dere netten, onderscheiden in vorm en gebruiks- net onder den naam tanggoek.
wijze, gebezigd; zoo dient op Madoera de gajeng, Op Celebes bezigt men aan de riviermonden
een éénmansnet voor de garnalenvangst en op de een schepnet, de boenri.
kust van Soerabaja de sodoh, een klein net, dat Op Halmahera wordt een groote garnalensoort
legen den stroom wordt voortbewogen. gevangen, aldaar boerro of doddie geheeten, die
Op Sumatra zijn in Palcmbang de bovenge- jin de rivieren voorkomt; tot die vangst dient
noemde bandet en waring mede in zwang en in een gesteelde schepper, soloppa genaamd, van
dezelfde residentie de krakad oedang, met de gevlochten bamboe en vooraf wordt het water
djaring van Java overeenkomende, een trek- of troebel gemaakt. In heldere beken worden de
sleepnet dat vertikaal in het water hangt. 1 garnalen gestoken met een kleine kalawaai, een
OEDANG.
— OELANGIO. 53
'jzercn twee- of drictand aan een 2 vadem lange de contróle-afdeeling Noord-Bandoeng, regent-
bamboe. schap en afdecling Bandoeng, residentie Preanger-
Dr. J. G. de Man heeft in Max Weber's Zoolo- regentschappen; met eene oppervl. van 19.520,44
gische Ergebnissc eincr Reise in Niederl. Ost- hectaren. Het district telt 51 desa's.
Indien, 1892, II bl. 265, 126 soorten decapoden OEDJOENGBROENGWETAN. District van
beschreven, waarvan 28 nieuwe; dit laatste groote de contróle-afdeeling Noord-Bandoeng, regentschap
aantal spruit voort uit de verwaarloozing die tot en afdeeling Bandoeng, residentie Preanger-rcgent-
dusver de zoetwater-fauna onderging. Van de gar- schappen; met eene oppervlakte van 22.036,17
nalen werden in genoemde verhandeling beschre- hectaren. Het district telt 31 desa's.
ven 2 Atya-soorten, waarvan 1 nieuw (Flores en OEDJONG ATAP. Mal.; GAMAT-OETAN,
limor); van Caridina 10 soorten, waarvan 6 Mal.
nieuw (Flores, Celebes, Saleyer, Sumatra); van Baeckca fi uteseens L., fam. Myrtaceae. Heester
-lipheus 3 soorten; van Merhippolyte 1 soort; van Sumatra, Borneo en Banka, ook in Malaka
van Palaemon 20 soorten, waarvan 10 nieuw en op de Philippijnsche eilanden. De naaldvor-
(Celebes, Java, Flores, Saleyer); van Leander 1 mige, aromatische bladeren zijn een bekend in-
soort; van Penaeus 4 soorten en van Philonicus landsen geneesmiddel dat men op Java steeds op
1 soort; te zamcn 42 soor'cn, waarvan 17 voor den pasar kan vinden (ook als djoong rahap,
de wetenschap nieuwe. Van het geslacht Caridina, tjoeroen atap) en dat vooral van Banka wordt
m zoetwater levende garnalen, waren tol dusver ingevoeld. Zij worden o. a. als abortivum gebruikt.
2 soorten uit den 0.-I. Archipel beschreven, I OEDJONG (DJOONG, TJOENG-TJOENG)
van Java en 1 van Celebes. De Palitc/non-soorten PANDAN. Inl. drogerij. Chineesche galnoten (voor-
Werden alle in zoetwater gevonden, slechts een komende aan de bladstelen van Rhus scmialata
enkele, P. carcinus, werd in zee gevangen, maar Murr.).
net is bekend dat zij ook vaak in zoetwater OEDJONG POELAU. Vasalstaatje van Kloe-
voorkomt. wat, ter W.kust van Atjeh (Zie aldaar).
OEDANG-LAOET. Maleische naam op Java OEDOHM. Zie BOEBOET.
en Madoera voor eene Langocsl-soort, Palinurus OEËN. Zie GOBGOBI.
homariis. Oedang is de algemcenc naam voor OEGAH-OEGAH. Tem. Zie PATJING.
langstaartige Decapoden; zoo Oedang laoet OEGAJ. LAMP. Zie PINANG.
leber, Ibacns antarcticus; Oedang bladok, OEGIS. Naam op Andai (N.-Guinea) aan eene
I henus orientalis. O edan g-karan g is een Ma- Papegaai-soort, Aprosmictus dorsalis, gegeven.
leische naam voor een kreeft, in 't Javaansch OEHDAR. Zie fOWAN-BONDOL.
Oerang-watang en Kara. OEHI. Amb., Kis. en Wier. Zie OEBI.
OEDANI. Bat. Mal. en Mak; KATEKI.OEK, OEILAT. Zie KEILILIR.
Jav.; WEDANI, ook Jav. (ofschoon meer de OEIP. Zie AROENG.
naam der vrucht). OEJAH-OEJAHAN. Jav.
Quisqualis Indica L., fam. Combretaccac. Klim- I'iiiis copiosa Steud., onderfam. Artocarpeae,
mende of neerhangende heester met fraaie roode fam. Urticaccae. Kleine boom of heester van Java
bloemen, kenbaar aan de lange kelkbuis. In geheel en Sumatra. Ook de bladeren van dezen heester
Indië gekweekt. De bladeren worden soms als worden fijn gesneden en met opium gemengd tot
groente gegeten en de zaden als wormdrijvend madat. Zie OPIUM.
middel aangewend. De groeiwijze dezer plant OEJARA. Zie MANTAOER.
verschilt zeer, daarom noemt Rumphius (V, 71) OEJIEN. Zie 1.E1.0E1.
haar, met eene toespeling op den Maleischen naam, OEJOI. Zie MANJAOER.
de wonderlijke „hoedanig"-struik, in het latijn OEKA. Boer. Zie BAMBOE.
Quisi/iia/is. OEKÈN. Alf. Amb. Zie DADAP.
OÉDAR. Zie DUIF. OEKI. Alf. Amb. Zie PISANG.
OEDI. Amb. Let. Zie PISANG. OELAATO. Naam op Celebes voor een Koe-
OEDICNEMUS. AVES, GRALLAE, Chara- koek, de Voorspeller, Scythrops novae hol-
driadae, Oedicncminae. Zie WILI-WILI. la ndiac, op de Aroe-eilanden Katoela, op de
OEDI MELAI. Ai f. LET. Zie PAPAJA. Kei-eilanden Jaap. Deze zonderlinge vogel leeft
OEDJOENG (OEDJONG). Jav. Kaap, uiterste ook op Timor, Halmahcra en Batjan; in kleur
Punt, hoek. De Tj i Oedjoeng is de belang- wel eenigszins op den Koekoek gelijkend, is hij
rijkste rivier van Bantam, die in haren boven- terstond te onderkennen aan den grooten snavel
loop onderscheidene watervallen vormt, zich niet met een diepe overlangsche groef bovenop. Zijne
ver van Rangkas betoeng met de Tji semoet of aanwezigheid houden de inboorlingen voor een
"vier van Lebak vereenigt, aan de N. strand- voorteeken van regenachtig weder, vanwaar de naam.
vlakte de Tji bodo en andere beken opneemt en OELAH-OELAH-DAHOEN. Naam op West-
Dl j Pontang
den naam van rivier van Pontang Sumatra voor een Bladvogel, Chloropsis eya-
ontvangt. Vandaar loopt het, naar men zegt op nopogon; Atgithina viridis heet aldaar Djan-
last van den Bantamschen Sultan Aboe'l fatah toe ng en op Java Chito. Zie ook BOERONG-
gegraven kanaal Tirtajasa naar de Tji doerian. TAMPO-PINANG. Deze fraaie vogels zijn prachtig
De Oedjoeng of Pontang stort zich ten O. der groen gekleurd, met zwarte vlekken en blauw of
Bantam-baai met 3 grootere en eenige kleinere geel op den kop; hun snavel is gekromd, de boyen-
armen in de Java-zee, deels in de O.zijde der snavel doet denken aan dien van den Papegaai,
bantam-baai, deels bij Tandjong Pontang. de staart is zeer kort; de vogel maakt een bizon-
OEDJOENG. District van het particuliere land der opvallendcn indruk door zijn ineengedrongen
Indramajoe-West, regentschap en afdeeling Indra- gedaante.
niajoe, residentie Cheribon; met eene oppervlakte OELAM-NOES. Zie TJOEMI-TJOEMI.
van 17.076,69 hectaren. Het district telt 20 desa's. OELANGIO (beter Hoelangio). Naam op
OEDJOENGBROENGKOELON. District van Celebes (Gorontalo) van het Zwijnhert, Baby-
54 OELANGIO. — OENGARAN.
russaalfurus,Maleisch Babiroesa. Komt slechts de titel van oelèëbalang dikwijls gegeven aan per-
op Celebes en Boeroe voor en niet, zooals in het sonen, die binnen het eigenlijke Sultansgebied
artikel „Babi roesa" Dl. I. bl. 76 gezegd wordt, ecnig bewind voerden, een hooge functie aan het
ook op de Soela-cilanden. De naam is ontleend hof hadden of enkel als gunstbewijs: zij heetten
aan de slagtanden, die in beide kaken naar boven oelèëbalang poten (Snouck Uurgronje, „De
in een min of meer gebogen vorm uitgroeien en Atjehers", I, bl. 91 vlg.). Ten gevolge van de in
in de verte gezien den indruk van een hertgewei 1884 door ons Gouv. in Atjeh ingevoerde bestuurs-
kunnen maken, 't Is een weinig behaard varken, organisatie werd het gebied in Groot-Atjeh buiten
dat irr levenswijze van de andere soorten niet de postenlinie verdeeld in hoelèëbalangschappen
schijnt af te wijken. Vermelding verdient nog, dat (districten), die weer in moekims en dezen weer
de gebogen slagtanden van de onderkaak soms een in kampongs werden onderverdeeld.
bijna gesloten spiraal of wel geheelen cirkel vor- De titel doebalang, gedragen door een der
men; vooral in den laatsten vorm worden ze duur leden van het Soekoe-bestuur bij de Menangka-
betaald en als ornament door de Hoofden gedra- bauers (zie SOEKOE), voorvechter in den strijd,
gen. Zuiver cirkelvormige zijn uiterst zeldzaam. is waarschijntijk een verbasterde vorm van oeloe-
OELAR. Maleische naam voor Slang in 't alge- balang.
meen. Dryophis prasina, een Snuffel sla ng, OELOENG. Zie ALANG en ANGKAL-ANG-
heet op Sumatra Oelar-poetjoekh. Homalopsis- KAL.
soorten, Waterslangen, worden door de Soen- OELOLITO. Naam op Celebes (Gorontalo)
daneezen Orai kadoet genoemd, terwijl Water- voor eene Papegaai-soort, Trichoglossus orna-
slang in 't algemeen Oelar-ajer heet bij de tus; op de Aroe-eilanden heet Trichoglossus hae-
Maleiers. Worm slangen, Calamaria's en ver- matodes Jarrau en op de Kei-eilanden Sirtein.
wanten heeten bij de Soendaneezen Orai tjabe. Bij de voorwerpen tot dit geslacht behoorende is
De Brilslang, Naja tripudians heet bij de de tong met vezels bezet, alsof 't een penseel is;
Maleiers op West-Sumatra Oclar-bieloedakh vandaar den naam Trichoglossus of Haartong.
en op de Oostkust Oelar-oepar; bij de Soen- OMBI-EILANDEN. Zie 081-EILANDEN.
daneezen Orai sindoek voor het jong, terwijl OEMBILENG. Atjeh. Zie BAJAM.
een oud voorwerp Orai babi e heet; bij de OEMGRAU. Zie KAMOER.
Beadjoe-Dajaks op Borneo wordt hij Hantiepch- OEMIRI. Amb. Gor. Zie KEMIRI.
p o e r a genoemd. OEMOEKIEA. Zie DOEWIWI en EEND.
Elaps fnreatus, een andere Giftslang heet OENANG. Lees in HOEDANG, Dl. 11, in
bij de Maleiers op Oost-Sumatra Oeiar-kapala- plaats van Oenang, OERANG.
doea; aldaar heet Homalopsis buecata, Oelar- OENDAKAN. District van de contróle-afdee-
bakau; Psammodynastes pulvcrulentus, Oelar- ling, het regentschap en de afdeeling Koedoes,
sampa; Dipsas dendrophila, Oelar-tiong; residentie Japara; met eene oppervlakte van
Leptognathns laevis, Oelar-ninisende; Lyco- 22.507,97 hectaren. Het district telt 57 desa's.
don-soortcn worden aldaar evenals de Brilslang OENDANG-OENDANG. Over deze Maleische
Oelar-oepar genoemd. Python reticiiloliis is rechtsbronnen Zie INLANDSCHE WETTEN,
de Oelar-sawah der Maleiers op Oost-Sumatra, Dl. 11, bl. 93.
terwijl Bothrops Wagleri door hen met den naam OENDOE-OENDOE. Naam voor Zeepa ard-
Oelar-nanti-boelan bestempeld wordt. jes, ffippocampus-SOOTten, op Riouw, vanwaar ze
OELAR BIELOEDAKH, OELAR MATA- naar China gezonden worden als middel tegen
HARIE en OELAR SENDOKH. Zie BRIE- oogziekten; Mal. Ikan koeda. Men zoude
SLANG. deze visschen kunnen noemen S-vormig gebogen
OELAR-BIESA. Zie ORAI-TANEH. „Zeenaalden", met een rechthoekig van den romp
OELAR-TJINTJIN. Zie HALALIPAN. gebogen kop, terwijl de min of meer verlengde
OELAT. Zie KA DAS. staart als grijporgaan dienst doet.
OELER. Zie KADAS. OENEK. Naam door de Dajaks langs de Doeson-
OELIASERS. Naam door niet-inboorlingen ge- rivier op Borneo aan het tamme varken, Sus
geven aan de drie eilanden Haroekoe, Saparoea scrofa, gegeven; bij de Soendaneezen Bedoel.
en Noesa-Laoet (Zie op de namen), beoosten het OENGARAN. Vulkaan op Java, res. Scma-
eiland Ambon gelegen; denkelijk een verbastering rang; in vorm een afgestompte kegel, waarvan
van Tan ah Lease, zooals het eiland Saparoea de breede top bestaat uit de Z.helft van een
somwijlen door de bewoners wordt genoemd. wijden ringwal met 2,8 K.m. straal: langs dien
OELIN. BANDJ. Zie BELIAN. wal liggen de toppen Boetak Koeion (2050 m.)
OELIN. AMB. Tin. Zie KOENTIT. Boetak wetan (2031 m.) en Soeralaja. Een wei-
OELOE. (ORANG) Zie ORANG OEI.OE. nig Z.O. van het middelpunt bevindt zich binnen
OELOEBALANG (IIOELOEBALANG). Mal. den wal waarschijnlijk een jonger eruptie-punt.
Krijgsoverste; in sommige Maleische staatjes de Aan de N.zijde liggen op den mantel 2 kegeltjes
titel van een der rijksgrooten die in den rijks- G. Moending en G. Ampel; aan de Z.O.zijde
raad zitting hebben. vindt men verscheidene toppen: de G. Kcndali Sada,
In Atjeh waren de oclèëbalangs de eigen- een verlengde van den G. Pajoeng; verder de G.
lijke volkshoofden, de territoriale hoofden bij uit- Ngrawan met eenige anderen in de Solosche en-
nemendheid, die wel in naam onder den Sultan clave Ngasinan. Aan de Z.zijde van den vulkaan
van Atjeh, den „havenkoning" stonden, maar in liggen de Hindoe-tempels Gedong Sanga. Ver-
werkelijkheid bestuurders, rechters en krijgsoverstcn scheidene warme bronnen worden bij den Oeng-
waren in hun land (oclèëbalangsehap), waar zij fei- aran aangetroffen; zij zijn de eenige sporen van
telijk geen hooger gezag erkenden. In de onder- vulkanische werking, die overigens geheel heeft
hoorigheden van Atjeh stellen de hoofden er vaak opgehouden.
prijs op, dat hun rang door dien titel wordt aan- OENGARAN. District van de gelijknamige
geduid: tijdens het Sultansbcstuur eindelijk werd contróle-afdeeling, regentschap Scmarang, afdee-
OENGARAN.
— OFFER, OFFERMAAL. 55

"ng Ambarawa, residentie Semarang; met eene en voor andere samenstellingen met O e rang bij
oppervlakte van 22.053,83 hectaren. Het district OEDANG.
telt 84 desa's, alle gouvernementsdesa's. De gelijkna- OEREMAAP. Zie AULIIIA.
mige hoofdplaats, standplaats van den controleur, OERHOE. Amb. Kis. Zie KALOEWIII.
'3V2 paal van Semarang op een hoogte van 313 OERIBANG. Bat. Mal. Zie KEMBANG SA-
m. gelegen, is bekend door het militaire reconva- PATOE.
lescenten gesticht, dat ongev. 1846 in het in OERIJOMAH. Tem. Zie OWAR.
1786 opgerichte fort, gevestigd werd. Verschei- OERIT. Alf. Amb. Zie KEDONDONG.
dene overblijfselen uit den Hindoetijd worden in OEROEL. Alf. Amb. Zie NIBOENG.
den omtrek aangetroffen waarover zie T. Bat. OEROT LAKOEM. Atjeh. Zie LAKOEM.
Oen. XIX. bl. 501. OESAR. Soend. Zie AKAR WANGI.
OENGEH TAMPALANO. Zie PIPI-LOEREJ- OESI. Alf. Amb. Zie DJEROEK.
AN en EURYLAEMUS. OESO. Zie HERT.
OENGGOEGOE. Zie PANGANG-KAKO. OESOENG-ESANG. Soendaneesche naam voor
OENGKO-ITAM. Zie SIAMANG. eene soort van Wilden Hond, die op Java voor
OENGKO-POETIH. Zie SIAMANG. zoude komen. Hij moet iets kleiner zijn dan de
OENGOENG-GOENGO. Zie BOEBOET. Adjakh, een spitseren snuit hebben en eene lich-
OENGO-NO-BOETO. Zie I.OEWAK. tere geelroode vacht. De tamme of huishond,
OENIN. Alf. Amb. Zie KOENJIT. Canis familiaris, heet op Misool Naf, op de
OENSOENA. Mal. Aroe-eilanden Koe va, op Hattam (N.-Guinea)
Scorodocarpus Bornetnsis Bccc., fam. Olacaceae. Tjerna en op Jappen Wohna. De Javanen
Hooge boom van Borneo, ook vrij algemeen in onderscheiden van Canis rulilans de variëteiten
net Maleische schiereiland. Hij levert hard en duur- War var, Adjag en Kék~ej| de eerste de groot-.;
zaam hout; alle deelen van dezen boom hebben ste, de laatste de kleinste; de eerste zoude in
een sterken stank naar uien. paren leven, de tweede in kleine troepen, de
OENTÉ. Batt. Zie DJEROEK. derde in grooter troepen.
OENTI. Mak. Zie PISANG. OESRAI. Collectief-naam op Nieuw-Guinea
OENTJAL. Zie ROESA enT|ABÉ.HERT. voor Ijsvogels (Zie aldaar).
OEOES. Amb. Wet. Zie OESTER. Zie SCHELPDIEREN.
OEÖET. Amb. Bab. Zie PISANG. OETA MALAI. Amb. Bab. Zie PAPAJA.
OEPAN of MARAPATI. Naam in West- OETÉ. Alf. Amb. Zie BAMBOE.
Sumatra voor een Langstaart-duif, Macro- OETERAN. District van de contróle-afdeeling,
Pygia ruficeps; eene verwante soort heet aldaar het regentschap, de afdeeling en de residentie
Limboean, Macropygia leptogrammica. Op Java Madioen; met eene oppervlakte van 22.789,75
heet Macropygia ruficeps Derkoekoe-sopa. hectaren. Het district telt 59 desa's.
Eene soort van een verwant geslacht, Turacocna OETI. Boeg. Zie PISANG.
"lenadensis, wordt op Celebes Padiboeboe ge- OETJI. Alf. Amb. Zie PISANG.
noemd. Macropygia keiensis heet op de Aroe- OETJING-LOWONG. Zie MATJAN.
eilanden Kwakoe. OEWI. Alf. Men. Zie OEBI DJAWA.
OEPAS BIDJI of BOEAH OEPAS. Vülg. OEWI. Jav., Mad. en Alf. Men. Zie OEBI.
Mal. OEWI ALAS. Jav. Zie OEBI.
Sophora tomentosa L., fam. Legumitiosae, onder- OEWI KENTANG. Jav. Zie KEMBILI.
familie Papilionaccae. Boompje met parelsnoer- OEWIS of SEMOETTAN. Javaansche naam
vormige peulen, in alle tropische gewesten voor- voor eene Vliege n vanger-soort, Muscicapa
komend, in Ned.-Indië vooral aan de kusten niet flaminea; andere soorten op Java zijn: Nil-ni-
zeldzaam. De cytisine-houdende giftige zaden had- lan, M.indigo; Chichingo-galeng (tj in tj ing
den eertijds groote vermaardheid als geneesmiddel goling. |.\v.) M. banyumas: Sikattan, M.
(„Anticholerica"). Javanica. Een andere Vliegenvangcr, Alseonax
OEPAS-BOOM. (Giftboom). Zie ANTIAE, latirostris heet op Sumatra Boeb ik. Muscicapa
(Dl. I, bl. 37). Aan het daar vermelde zij nog occidentalis heet op West-Sumatra Pipisalem.
toegevoegd, dat deze beruchte boom op Java OEWI TJAJOE. Alf. Men. Zie OEBI KAJOE.
nagenoeg verdwenen is. De meest verspreide in- OFFER, OFFERMAAL. Offers zijn, naar de
landsche naam op Sumatra en Borneo is Ipoeh; inlandsche begrippen, gaven aan de geesten, met
voorts Tatai in de I.ampongs, Tin gek op Banka. het doel deze welgezind te stemmen jegens den
Eene uitvoerige beschrijving met afbeelding vindt offeraar; soms gaven aan de zielen van afgestor-
men in het, door het Koloniaal Museum uitgege- venen met het doel dezen om voorspraak te vra-
ven werk van Dr. M. Greshoff over Indische gen bij de geesten. Door offers aan de goede
nuttige planten, ook in Ind. Mereuur van 15 geesten verzoekt men, altijd uit zelfzucht, hunne
Apr. 1895. hulp bij iets dat gebeuren gaat, of hunne be-
OEPAS TIEUTÉ. Zie TJETTEK. scherming tegen mogelijk ongeval. Aan de kwade
OEPI-OEPIAN. Zie BAMBANGAN. geesten, en deze den mensch vijandige soort is
OEPOËET. Zie CATALA. het talrijkst, offert men uit vrees, in de hoop het
OERA. Amb. Kis. Zie KALOEWIH. kwaad dat zij kunnen berokkenen afteweren. In
OERAAS. Zie PAGAM en DUIF. 't algemeen brengt men het offer vaker den kwa-
OERAJ. LAMP. Zie I'INANG. den geest dan den goeden, den minderen meer
OERANG. Javaansche naam voor Garnalen dan den hoogeren, den nabijzijnden eer dan den
(zie OEDANG) en Kreeften; Maleisch Oedang. verwijderden; bij voorkeur aan den oogenblikke-
Zoetwater kreeft en heelen op Borneo Ila- lijk incest te duchten geest. Aan de zielen der
koen. dooden offert men ter plaatse, waar zij heeten zich
OERANG-OERANGAN. Zie 'IJELENGAN. optehouden, nabij de graven en op andere heilige
OERANG-WATANG. Zie OEDANG-LAOET plekken. De neiging tot offeren ontspruit uit den
56 OFFER, OFFERMAAL.

waan, dat alle waargenomen werking en beweging bij gelijke gelegenheden in den Archipel aange-
uitgaat van persoonlijke, denkende en willende richt. De eerste is het eten dat de buren eens
wezens in geestenvorm, die dorpen, bosschen, overledenen moeten bereiden, ten behoeve van
wildernissen, grotten en wateren bewonen, alles zijn gezin, het eerste etmaal na de begrafenis. De
bezielen, de geheele bewerktuigdc en onbewerk- tweede is het bruiloftsmaal, door den man gege-
tuigdc wereld vervullen, en uiting geven aan hunne ven, waartoe de uitnoodiging niet dan om be-
macht bij iedere gebeurtenis, van de grootste tot paalde redenen mag worden afgeslagen.
de kleinste. Het sterkst waarneembaar is de zucht Het hiergenoemde, bij de Mohammedaansche
tot offeren bij die volken van den Archipel, welke wet bekende lijkmaal is in den Anhipel ineen-
aan den invloed des Islams geheel of bijna geheel gevloeid met de offermalen voor overledenen, Jav.
vreemd bleven. Maar ook bij de Mohammedaan- sedekah of sidekah wong mati (N.) of
sche inlanders is de behoefte tot het brengen tijang pedjah (K.), Mal. sedekah orang
van offers doorgaans niet veel door de overge- mati, s. koeboer kandoeri of makan
plante Moslemsche begrippen verminderd. Beter arwah, op den 3' 1"", 7 ,1<-'", ioo1-' 1-» en
dan elders blijkt dit op Java. De Javaan is bij iooo s,en dag na, gelijk mede op den isten en
het aannemen van hoogere wezens niet moeilijk gelen verjaardag van het overlijden. Bij die offer-
geweest; zoowel de Hindoe-mythologie als de malen of sedekah's (Arab. cadaqah = aal-
Islam heeft aan het getal der geesten uit den moes) wordt dan óf uit den Koran gelezen, óf
natuurdienst van zijn voorgeslacht anderen toege- een of ander niet ritueel gebed verricht of een
voegd. Hij brengt nu aan geesten van allerlei dsikr gehouden (zie Dl. 11, bl. 545 en Dl. I,
sla;/ err herkomst offers van allerlei soort en om- bl. 449). Ofschoon ook in andere Mohammedaan-
vang, soms terloops en zonder voorafgaand over- sche landen dergelijke herdenkingen van het over-
leg, doch soms ook na langdurige voorbereiding lijden niet onbekend zijn, hangen zij toch in Ned.-
en met veel omslag; en daartussehen, verbindende Indië hoogstwaarschijnlijk samen met het oud-
de eindtermen dezer reeks, vindt men bij hem een polynesische geestengeloof. Onder den invloed van
lange rij van offers min of meer eenvoudig en goed- den Islam zijn evenwel de offers aan de overledenen
koop, of samengesteld en kostbaar-. Evenals het allengs offers ten hunnen behoeve geworden. Over
gebed is het offer in aard en duur afhankelijk van de heilige dagen en nachten gevierd met offer-
de aanleidcnde gebeurtenis en van den offeraar, het malen, welke met die ter herdenking van overle-
individu of de gemeenschap. Gezamenlijk offert de denen in vorm geheel overeenkomen (zie Dl. 11,
desa ter eere van den akal ba kal, den stichter, bl. 545). In het bijzonder is bovendien de vasten-
en ter eere van den danjang of beschermgeest maand (zie Dl. 11, bl. 547) voor offermalen be-
van het dorp, want bij eene gunstige gezindheid stemd. Den laatsten avond der maand Sja'ban
van beiden heeft de desabewoner persoonlijk, maar houdt men soms eene bijzondere sedekah (Mal.
heeft tevens de geheele desabevolking belang. Het Jav. Saban of Roewah) en neemt daarna een
meest bij eene algemecne ramp nemen de bewoners bad. Dergelijke offermalen worden in de maand
eener desa of eener geheele streek aan het offer deel. Ramadhan den 21, 23, 25, 27 en 29 sten der maand
(Zie over eenige algemeene en particuliere offers: T. door de meeste welgestelde Javanen gegeven; deze
v. N.-l. V (1843), I, bl. 719 en 1853,1, bl. 96). Een nachtelijke feestmalen, doorgaans vergezeld van
zeer bescheiden, maar tevens den eigenlijken vorm verlichting der huizen waar zij plaats hebben,
van hel offer ziel men in het reukwerk, dat de Javaan dragen in 't Jav. den naam sedekah malem
langs den weg op een steen, aan den sawah-kant, en in het Mal. dien van ma la man. In Soera-
voor een Hindoe-beeld, of bij een heiligen boom karta en Djokjakarta wordt den 2Isten door den
nederlegt; in de bloemen die hij aan zijn kar, zijn Vorst ter eere van Aboe Bakr, den 23s,en door
prauw, zijn rijstschuur, aan kris of slaapstede beves- den Kroonprins ter eere van 'Omar, den 25
tigd ; in de rijst, de pisang, de sirihpruim, de duiten door de gezamenlijke Pangérans ten behoeve van ""
of de eieren die hij, waar het past, neerlegt ten be- 'Othman, den 27»'°" door de Toemenggoengs ter
hoeve van de geesten. Er spreekt meer poëzie uit eere van 'AH en den 29SU; door den Raden Adi-
dan er in gelegd wordt door den offeraar; wel offert
"
pati ter eere van de Wali's (zie Dl. 11, bl. 536)
hij iets op, maar 't geschiedt gedachteloos en zonder tegen zonsondergang eene uitdeeling van spijzen
innigheid, onvatbaar als hij is voor 't gemoedelijke, aan de bevolking gehouden, welke uitdeeling den
dat er ligt in het te vriend houden van al die on- naam malem ma 1, draagt.
zichtbare wezens en in den vredigen omgang met Offermalen voor iemands welzijn of bij cene
hen. En wie in het gelijktijdig aanroepen van Allah bijzondere feestelijke gelegenheid heeten in het
eene uiting ziet van zondegevoel of zondebcwust- Jav. slamettan (N.) of wiloedjengan (K.),
heid, overschat de diepte van het godsdienstig leven in het Mal. slamatan (Arab. sa lam ah = heil).
des Javaans. Waar de gedachte ontbreekt, daagt ook Deze gelegenheden zijn in letterlijken zin talloos;
hier te juister lijdeen woord op. Meer overeenkom- bij geen gebeurtenis van eenig gewicht in het
stig de beteekenis, die men krachtens het gebruik huiselijk en openbaar leven ontbreken zij, bij
aan het woord „offer" hecht,.zijn deze weggeschon- blijde gelegenheden van wajang-vertooning en ga-
ken gaven, dan de spijsoffers die men brengt, waar- melan-spel vergezeld. De adat heeft alles, den aard,
bij de spijs door de offeraars wordt genuttigd. De de hoeveelheid, de bereiding der offerspijzen tot
geesten mogen de onstoffelijke kracht van de hun ge- in bijzonderheden geregeld, het aanzitten van vrien-
boden eetwaren tot zich nemen, de offerenden eten den, betrekkingen en desagenooten geordend. Men
het overige op, al is, naar zij beweren, het lekkere offert, door gezamenlijk te genieten van een wel-
er af. Dit zijn de zoogenaamde „offermalen". voorzienen disch, wanneer een wensch is vervuld
< Her de offers, welke de Islam voorschrijft is of een gevaar afgewend; wanneer een huis in te
gehandeld in Dl. 11, bl. 4, 544 en 564. Eigen- wijden, een epidemie te verjagen valt; wanneer
lijke offermalen kent de Islam niet. De Moham- het land beploegd, de rijst geoogst, de oogst
medaansche wet noemt alleen twee maaltijden, opgeschuurd wordt; wanneer een kind geboren
die eenigszins verband houden met de olfermalcn, en wanneer eene vrouw voor het eerst,7 maan-
OFFER, OFFERMALEN. 57
den zwanger is (Jav. tingkëb); men offert bij verzoenen. Ook bij het uitplanten der banië
net vijlen der tanden, bij de besnijdenis, bij de (bibit) wordt dergelijk offer gebracht. Alvorens te
eerste menstruatie, en bij het huwelijk. Meestal beginnen met den oogst worden drie stengels padi
draagt de feestgever de kosten; maar het komt bijeengebonden, wordt wierook gebrand en een
°ok voor dat de offerspijzen of het geld daarvoor do'a (zie Dl. 11, bl. 545) uitgesproken. De eerste
door de deelnemers aan de plechtigheid worden rijst met vele formaliteiten behandelen, en daar-
medegebracht. Deze bijdrage heet soembang. na als dankoffer eten, moet getuigen van de
Omgekeerd gebeurt het vaak, dat de gasten een ingenomenheid met het gewas, en strekt tevens
en ander van het offermaal mede naar huis nemen : om zich een volgend jaar een goeden oogst te
dat deel heet berk at (Arab. b e rak ah). verzekeren; men behoort die rijst dan ook met
De Javaansche vrouw laat, na de geboorte van handen vol en niet bij kleine hapjes te eten, opdat
een kind, de placenta, met vruchten en bloemen blijke hoe voortreffelijk men ze vindt.
omgeven en door eenige lampjes verlicht, des In Atjeh worden offermalen veelvuldig gehou-
avonds de rivier afdrijven, als offer aan de kroko- den, zoowel in beperkten kring als door de geza-
dillen of liever aan de voorouders, die in deze menlijke bewoners eener kampong, de laatste bijv.
dieren gehuisvest zijn. Op den berg Bromo wordt bij het heerschen eener epidemie (kandoeri
telken jarc, den i" 1™ van de maand Kasadoso, toela;'bala), hetzij in het kampong-bedehuis,
door de Tcnggereezen een offer gebracht ter na- hetzij aan den ingang der kampong.
gedachtenis van den jongsten zoon hunner stam- Op het eiland Bras houden de inwoners één-
ouders, die aan den genie Bromo werd geofferd, maal een groote kandoeri, bij een ouden boom,
(Zie dl. 11, .bl. 534). Alle geloften, die gedurende welks geest, naar men meent, epidemieën kan ver-
het voorafgaande jaar werden gedaan, worden dan oorzaken. Men offert denboom bloemen en wierook,
volbracht; de doekoens in plechtgewaad en van en neemt in de nabijheid een zeebad.
de priesteileerlingen vergezeld, doen hunne gebe- Ook de Bataks hebben algemeene offerfeesten,
den opstijgen met den wierook, en besprenke- tam i-tam i geheeten, van man umi, „offeren"
len den gewijden grond met water; allen klim- eigenlijk „de geesten onthalen", maar zij komen
men op naar den rand des kraters, en werpen minder veelvuldig voor dan kleine offers, welke
hunne offeranden, vruchten, groenten, bloemen, dienen om de stoffelijke behoeften te bevredigen
kippen, geiten, kleederen en geld in den afgrond, van de zielen der lichamen, die als be g a I's een
"ij het verlaten van de Zandzee, dalen de knapen afzonderlijk geestenbestaan hebben. Bij het over-
zoo ver mogelijk langs den kraterwand af, om te lijden van aanzienlijken worden tal van karbou-
kapen wat zij machtig kunnen worden, opdat niet wen geslacht en gegeten. Bij de offerfeesten zijn
al dat heerlijks verloren ga. de dat o e's en sibas o's als medium en sjamaan
Als bijzondere offers aan heilige graven (zie onmisbaar, die zoowel mannen als vrouwen kun-
*'1. 11, bl. 545) zijn te vermelden het branden nen zijn.
v»n reukwerk en het daarbij nederzetten van Bij de Dajaks komen de groote offers veelvul-
spijzen. In de maand Sja'ban worden op vele dig voor, balian geheeten, waarbij de sjamanen
plaatsen van een groote rol spelen; het groote feest, balian
Java als eene hulde aan de overle-
denen ook niet als heilig beschouwde graven met hai duurt van één tot drie maanden. Het zijn de
geurige aan een snoer geregen bloemen versierd balian's, de mannelijke en de basir's, de vrou-
(njekar) of met een welriekend smeersel bestre- welijke sjamanen, die het verband vormen tusschen
ken. geesten en menschen, en die langzamerhand de
Het bovenstaande geldt in hoofdzaak ook voor geheele leiding der offerfeesten in handen hebben
de Buitenbezittingen. Eenige speciale mededee- gekregen; o. a. zingen zij, na door de geesten in
lingen omtrent offers en offermalen aldaar, ver- bezieling te zijn gebracht. Geofferd worden kar-
dienen hier echter nog eene plaats. bouwen, varkens, kippen en spijzen, d. w. z. de
Bij den huisbouw doet zich bij de Maleiers ziel, de g air a, van het geofferde is voor de geesten,
van Midden-Sumatra al dadelijk na het kappen de dieren en spijzen zelve voor de offerenden.
van den boomstam voor den eersten paal de Deze offerfeesten ontaarden soms in bachanaliën.
behoefte aan een offer gevoelen: om de bosch- De Kajans op Borneo scheuren na de begrafe-
gecsten te paaien wordt onmiddellijk een jonge nis een kip vaneen en werpen de stukken naar
boom geplant op den stronk van den geval- alle kanten om de kwade geesten te verjagen.
lene, een betelpruim en geld wordt daarbij neer- Voor de offers op Bali wordt verwezen naar Dl. I,
gelegd. Om te voorkomen, dat de werkman zich bl. 88 en 89. Alleen zij hier nog vermeld, dat in
wondt bij den arbeid wordt een kip geslacht, den huistempcl, waar steenen offernisjes of rijen
en met het bloed besprenkelt men het hout en houten offerhuisjes staan, ieder aan eene afzon-

'gereedschap: immers nu is er bloed vergo-


ten en nieuwe bloedstorting overbodig. Later
hangt men stukken wit katoen aan de huispa-
derlijke godheid gewijd, de vrouwen dagelijks, de
mannen minder vaak, offeranden van bloemen en
vruchten komen brengen, en bij bijzondere gele-
len, beteekend met figuren uit de kot ik a's (Zie genheden wierook branden en andere ceremoniën
TIJDREKENKUNDE) om de geesten, die het verrichten. In de dorpstempels wordt in den regel
bosch bewoonden, waar de woning verrees, te bij volle en nieuwe maan, de gunstigste tijd om
bevredigen. Dat de „bouwoffers" elders niet altijd met de goden in aanraking te komen, geofferd.
zoo onschuldig zijn, maar soms met het dooden Ook bij de Alfoeren van de Minahasa werden
van menschen gepaard gaan, is reeds opgemerkt de groote offerfeesten geleid door tusschen perso-
in de artikelen KOPPENSNELLEN en' MI'.N- nen, die den geest moesten krijgen en die den
SCHENOFFERS. naam walian droegen; soms waren er bij het-
Vóór het uitzaaien der zaad-padi wordt de si- zelfde feest tientallen walian's aan 't werk; de
Po el oei met het raspscl van een halve klapper- feesten heetten in 't algemeen fosso, posso,
noot in een kom neergezet op de pasamajan, poso of (het best) pos on, welk woord tevens
°m de aardgeesten, djoembalang tanah, te „verboden" beteekent. Men onderscheidde de offer-
58 OFFER, OFFERMALEN. — OLIËN (VETTE OLIËN, VETTEN).

feesten in particuliere of familiefeesten, en in nata facq. Aanbevolen voor teelt in warme ge-
algemeene of negarifeesten; van eerstgenoemden westen, om de eetbare wortelknollen, die als aard-
was de wawatian, het negendaagsche offerfeest, appels smaken.
't voornaamste, bestemd om allerlei weldaden, rijk- OKÉH. (IKAN) Zie KAPAS-KAPAS. (IKAN)
dom, nakomelingschap, gezondheid te erlangen; OLDENLANDIA. Geslacht van kruidachtige
voorts de irojor si okki, twee of drie dagen planten uit de familie der Rubiaceae. Uit den
na de geboorte van een kind; de manampeh, wortel van O. umbcllata L., die ook op Java
gegeven tot herstel van zieken. Een van de groot- voorkomt, wordt in Engelsch-Indië eene belang-
ste negari-offerfeesten was het toemalinga si rijke roode kleurstof (chay) gewonnen.
kook o, d. i. het raadplegen van den vogel bij De Mal. naam van O. diffusa Roxb. is indja
groote algemeene rampen of bij den aanleg van of indja pajoeng; de Soend. naam van O.
nieuwe nederzettingen. Ook de kleine offers waren paniciilata L. is dj o e koet ringgit.
bij deze Alfoeren niet onbekend; zoo gaf men OLÉ. Alf. Amb. Zie BAMBOE.
den dooden een halve pinangnoot mede en wierp OLEH-LEH (OELÈË LHEUË). Vrijhaven en
de andere helft weg. havenplaats van Groot-Atjeh op de N.kust van
Bij de Makassaren en Boegmeezen vindt men Sumatra. Het bezit een veilige reede en drie
als tusschenpersoon bij de offerfeesten de bis- piers voor laden en lossen van stoombootcn.
soe's, (zie ald.) zoowel mannen als vrouwen, Gedurende den oorlog op N.Sumatra werd Oleh-
maar de eerste gaan toch in den regel als vrou- leh gebouwd op een zandige landtong tusschen
wen gekleed, evenals de basir's der Dajaks. Zou de zee en de Arosan-lagune die ten Z.W. daar-
dit wellicht wijzen op een tijd dat alleen vrouwen van uitwatert in zee. Bij die monding ligt het
als mediums optraden ? mil. kamp. voor 3 comp. Oostelijk daarvan de
Te Dorei aan de Geelvinksbaai was, althans wijk der Europeanen met houten pak- en win-
vroeger, een tempel in den vorm van een omge- kclhuizen, logement, off. sociëteit, en de kleine R.
keerd vaartuig, waarin aan de zielen der voorouders K. kerk door pastoor Verbraak gesticht. Daaraan
werd geofferd. Andere voorbeelden van gebouwen grenzen de Chineesche en Maleische wijken en
waarin geofferd wordt kent men in den Archipel in het oostelijkste gedeelte wonen enkele Ara-
niet; het meest nabij komen nog de inrichtingen bieren en Japanners. Een houten brug over de
op Bali, hoewel zich weder ongemerkt daarbij aan- lagune verbindt de plaats met de Atjehsche
sluiten de huisjes, de afdakjes, de bamboe tafeltjes kampong. Van die brug voeren wegen naar Kota
waarin en waarop de offers worden aangelegd. De Radja Zuid en Lamdjamoe. Een andere weg ver-
tijdelijke gebouwen, die ten behoeve van de groote bindt het oostelijkste gedeelte met Kota Radja.
offerfeesten bij de Dajaks worden opgericht en De hoofdcommunicatie wordt echter onderhouden
vroeger ook bij de Alfoeren van de Minahasa door een stoomtram.
voorkwamen, kunnen evenmin tempels heeten. Telegraphisch is het verbonden met Kota Radja
OGAN. Belangrijke zijrivier van de Moesi (zie en Balawan; telefonisch met Kota Radja. De
aldaar). optische telegraaf met Poeloe Bras werd in 1899
OGAN- EN KOMERING ILIR EN BLI- opgeheven.
DAH. Afdeeling der rcs. Palembang, hoofdplaats OLIËN (VETTE OLIËN, VETTEN). Met
Tandjoeng radja, aan de l'.eneden-Ogan, standplaats den algemeenen naam „olie", Maleisch „minjak"
van een controleur. Zij bevat het stroomgebied (Dl. 11, bl. 514), bestempelt men zeer verschil-
van de bcneden-Ogan (Ogan ilir), van hare ver- lende vloeistoffen van dierlijken, plantaardigen of
eeniging met de Rambang tot aan de Moesi; dat mineralen oorsprong. De in dit opstel behandelde
van de beneden Komering (K. ilir) met hare plantaardige vette oliën zijn van geheel anderen
zijrivieren, ten Z. begrensd door de Masoedji err aard dan de hierna beschreven '.-luchtige oliën,
in het N. tot den mond der Saleh; voorts het gelijk uit eene vergelijking harer eigenschappen
stroomgebied van de riviertjes Keramasan, Blidah blijkt, en allereerst uit de chemische samenstel-
en enkele anderen, die tusschen de Ogan en de ling. Vette oliën en vetten nl. zijn mengsels der
Lcmatang in zee vallen. Van de verschillende glyceriden (glycerine-verbindingcn) van vetzuren,
daar gelegen plaatsjes noemen wij slechts Karta vloeibaar of vast al naar de temperatuur der om-
Moelija aan de Blidah, vroeger hoofdplaats der geving: wat men in Ned.-Indië klapper-olie
voormalige onderafdccling Blidah, en Kajoe agoeng noemt heet in Nederland cocos-vet. Dit verschil
aan de Komering, vroeger hoofdplaats der voor- in consistentie hangt echter ook samen met het
malige afdeeling Komering oeloe. feit dat oliën (vetten) steeds mengsels zijn en de
OGAN OELOE EN ENIM. Ondcrafdeeling bestanddeelen dier mengsels een verschillend smelt-
van de afdeeling Komering- en Ogan ocloc, Enim punt hebben. Tusschen vetten en oliën is dus
en de Ranaudistricten, hoofdplaats Batoe radja geen doorgaand verschil. Tusschen vaste vetten
aan de Boven-Ogan, standplaats van een contro- en wassen (zie aldaar) bestaat wèl een aanzienlijk
leur. Zij wordt bespoeld door de Boven-Ogan verschil: wassen leveren geen glycerine bij ver-
(Ogan oeloe) en de Enim; de Marga's Rambang zeeping. In hoofdzaak is de samenstelling eener
Kapak tengah, Loebei Soekoe Satoe, Rambang vette olie deze, dat zij in wisselende hoeveelheden
Ampat Soekoe en Moeara Koeang maken deel der bevat drie glyceriden, nl. die van palmitinczuur,
ondcrafdeeling uit. stearinezuur en oliezuur: tripalmitine, tristearinc,
OHO GAAIRI. AMB. Serm. Zie KEI.OR. trioleïne. De smeltpunten dezer verbindingen en
OIFETO. Staatje op het eiland Timor, behoo- der daaruit afgescheiden vetzuren zijn als volgt:
rende tot de ondcrafdeeling Babauw van de af-
deeling Timor der gelijknamige residentie.
,
tripalmitine s.p. 50 0 palmitinczuur s.p. 62 0 ; tri-
stearine s.p. 550, stearinezuur 69 0 ; trioleïne s.p.
OITELA. AMB. Aroe. Zie DJAGOENG.
OIWAKAN. Alf. Amb. Zie HATE BOELAN
.
I°, oliezuur s.p. 140 Van tripalmitine en tristearinc
zijn er ook modificaties met een hoogcr sinelt-
en KEMIRI. punt, nl. 66° en 71°; in de trioleïne's is nog
OKA. Eene zuring-soort van Peru, Oxalis ere- meer verschil en daarop berust de hierna toege-
OLIËN (VETTE OLIËN, VETTEN). 59

lichte onderscheiding der oliën in drogende en en dan heeft ook de zuurstof der lucht invloed
niet-drogende oliën. Bij het noemen der algemeene op de olie zelve, welke steeds dikker vloeibaar
v etbestanddeelen wordt vaak het woordje „tri" wordt, terwijl bepaaldelijk die oliën, welke men
van den naam weggelaten en spreekt men dus als de „drogende oliën" aanduidt, zooals lijn-olie
van „oleïne" in plaats van „trioleïne". Aldus wor- en kemiri-olie, zelfs spoedig overgaan in een vast
den echter in de techniek ook wel de vrije zuren hars, vooral indien zij in dunne lagen worden
(stearine = stearinezuur) aangeduid, en chemisch uitgespreid, zooals ook bij het verven geschiedt.
is die weglating van
„tri" minder juist; immers Op papier geven oliën eene vetvlek, die bij ver-
kan één molecule glycerine zich met I, 2 of 3 warming niet weder verdwijnt, zooals bij de vluch-
moleculen vetzuur verbinden, tot mono-, di- en tige oliën wel het geval is. De oliën hebben niet
tn-glyceriden. Van glycerine en stearinezuur heeft alle denzelfden graad van vloeibaarheid. Men be-
men bijv. de verbindingen monostearine (s.p. 61 ). paalt de vloeibaarheid (viscositeit) door nategaan in
distearine (s.p. 58 ) en tristearinc (s.p. 55°). In hoeveel tijd eene bepaalde hoeveelheid olie uit
de natuurlijke oliën en vetten spelen alleen de eene nauwe opening druppelt. Rekent men de
triglyeeriden een belangrijke rol. De hoeveelheid vloeibaarheid van water bij 15° als eenheid, dan
triglyeeriden eener olie noemt men het gehalte is onder gelijke omstandigheden de vloeibaarheid
aan normaalvet; zij is des te grooter, naarmate (viscositeits-graad) van lijn-olie 9,7 en van olijf-
de olie zuiverder is en kan dus tot 100' stijgen.
Dergelijke chemisch zuivere olie reageert neutraal
olie 21,6 — meest varieert zij tusschen 12 en
20, alleen ricinus-olie geeft het bijzondere cijfer
en is kleurloos, reukeloos en smakeloos. Wat aan 203.
de oliën kleur, reuk en smaak geeft, zijn slechts Oliën en vetten komen in het plantenrijk zeer

kleine bijmengsels, die 0,1 I % van het geheel
bedragen. Bij de bereiding eener olie gaan nl.
verspreid voor, meestal in de zaden, als reserve-
voedsel voor de ontkiemende plant, soms in het
ook wat kleurstoffen, hars, eiwit, celstof enz. uit vruchtvleesch (tangkallak, oliepalm, olijf), zelden
het oliezaad in oplossing, soms ook vergiften, als en slechts in veel geringer hoeveelheid in andere
bij pitjoeng- en bintaro-olie. Afgezien daarvan, deelen der plant, als bladen, wortel, hout. In de
ls er dus groote overeenkomst tusschen de samen- zaden ontstaat de olie uit zetmeel: oliezaden zijn
stelling der verschillende plantenoliën en vetten. dus nooit zetmeel rijk, en omgekeerd. Groeiplaats
Zij smelten des te moeilijker, naarmate zij meer en variëteit hebben op het oliegehalte grooten
tripalmitine en tristearine bevatten; wat zich in invloed, in de hiervolgende opsomming is dit ge-
de koude uit cene olie afzet, zijn deze vaste tri- halte voor alle de Indische oliezaden vermeld. De
glyeeriden. Er zijn echter vetten die ook nog bepaling van het oliegehalte geschiedt in de labo-
andere triglyeeriden bevatten dan de bovengenoem- ratoria door volledige extractie der zéér fijn ge-
de: zoo het tangkallak-vct, dat laurostcarine (s.p. poederde en geheel gedroogde zaden met petro-
45°) en de muskaat-boter, die myristitie (s.p. 550 ) leumaethcr in een Soxhlet-apparaat, in de praktijk
bevat, zijnde de triglyeeriden van laurine- (s.p. 44°) ook door eene proef-persing of proef-extractie. Het
en myristitie- (s.p. 54 ) zuur. Ook ricinus-(djarak-) ware „gehalte" is steeds grooter dan de „op-
°üe en klapper-olie hebben eene chemische ge- :
brengst" immers blijft bij de sterkste machinale


aardheid, van die der gewone oliën afwijkend en persing toch steeds 6—10% olie in de perskoek
°- a. blijkend uit de oplosbaarheid in alcohol,
waarin andere oliën niet of weinig oplossen. In
achter, en bij machinale extractie meest nog 2
3%. Wordt de olie op zoo primitieve wijze, als
Water zijn alle oliën en vetten onoplosbaar, doch door de inlandsche bevolking geschiedt, uitge perst,
Zl j laten zich wel door middel van gom of van dan wint men niet veel meer dan de helft van
een ander bindmiddel in water zeer lijn verdeden, het oliegehalte. Even onvoordeelig is natuurlijk
zoodat men dan melkachtige vloeistoffen (olie-emul- het uitkoken der oliezaden en het afscheppen van
sie s) krijgt, waarin de olie als zeer fijne bolletjes bovendrijvend vet. Dit is de reden waarom in
blijft zweven. Gemakkelijk lossen oliën op in Indië de verkoop van het oliemateriaal (klappcr-
aether en in eene reeks andere vluchtige vloei- coprah, tengkawang-coprah, illipé-kernen enz.) naar

-
stoffen, hiervan wordt bij de oliebereiding door Europa, vaak voordeeliger is dan de oliebereiding
extractie een nuttig gebruik gemaakt. ter plaatse, al spaart men daar de hooge vracht.
Het soortelijk gewicht der vette oliën is steeds Op het oliegehalte berust natuurlijk de waarde der
minder dan 1 (zij drijven dus op water) en be- grondstof: sesamzaad met 25 % olie maakt de
draagt gewoonlijk ongeveer 0,92 bij 150 ; bij ver- kosten van teelt en vervoer en oliefabricage niet


warming zetten zij sterk uit en daalt dus het goed; sesamzaad met 45 —55% lc » s een winst-
s g- Men kan rekenen, dat 1 liter olie per
C. 1 cm. 3 (= 0,1 %) toeneemt, waaruit zich
°'
gevend exportartikel. Zeer neemt de waarde van
een oliezaad toe, indien de uitgeperste zaadkoek
ne s. g. bij hooger temperaturen laat berekenen. (boengkil) bruikbaar blijkt voor veevoedering. Zoo
Afwijkingen van het gewone s. g. wijzen op eene niet, dan zijn zij toch voortreffelijk voor bemes-
andere samenstelling, als bijv. bij de reeds ge- ting: een hoog eiwitgehalte geeft den doorslag,
noemde djarak-olie (s. g. 0,96). Bij verhitting tot alsmede het gehalte phosphaten in de asch. Som-
ongeveer 3000 beginnen oliën onder ontleding mige perskoeken, als van Ricinus en andere euphor-
te koken, zij ontwikkelen daarbij brandbare en
biaceeën, zijn zeer giftig; andere hebben een
sterk riekende dampen, bepaaldelijk treedt dan scherpen smaak en worden door het vee versmaad.
°P de scherpe reuk van acroléine (d.i. allyl-alde- Voor Indië is verreweg de belangrijkste oliehoek
nyd), dat uit de glycerine door watcrverlics ont- die van Arachis; ook soja en sesam geven goede
slaat. Aan lucht en licht blootgesteld ondergaan veekoeken. De waarde eener veekoek (evenals van
alle oliën verandering, eerstens worden zij, vooral andere voedingsmiddelen) kan men vergelijkend
indien zij niet gezuiverd zijn, rans (door intre- bcoordeelen als men de percentage eiwit, olie en
dende ontleding van de 'glyceriden en dus het voedende koolhydraten (zetmeel en suiker) samen-
Vn j komen van een deel der vetzuren, die dan telt, maar vermenigvuldigd met de voedings-coëf-
allengs in scherp riekend boterzuur enz. overgaan) ficienten 5,5 voor eiwit en 2,3 voor olie. Sesamkoek
60 OLIËN (VETTE OLIËN, VETTEN).

bevat bijv. 30—35 % eiwit, 10—12% olie en de vervaardiging van zeepen, voor het smeeren van
22 —25 % oplosbare koolhydraten, een waarde- machines (niet-drogende visceuse oliën), voor de
cijfer gevend van 210 tot 245. bereiding van olieverven (drogende oliën), voor
De twee genoemde methoden voor de bepa- het appretecren van weefsels, ook in de spinne-
ling van het oliegehalte, persen en extraheeren, zijn rijen, voor pharmaceutische en cosmetische doel-
ook de in het groot voor de oliegewinning aan- einden enz. In tropische landen komt daarbij nog
gewende. Daar gaat dan aan vooraf het reinigen het aanzienlijk gebruik van de (met bloemengeur
(ziften en wannen) en drogen van het oliezaad, bedeelde) vette oliën voor het zalven van huid
en vervolgens het stampen of walsen. Hel persen en hoofdhaar. De grootste massa verbruiken de
geschiedt óf met de handpers, waarbij door het zeepziedcrijen en de stearinekaarsenfabrieken, die
indrijven van eene wig de druk op het gestampt beide de oliën en vetten eerst moeten ontleden
oliezaad wordt uitgeoefend („olieslagerijen"), óf (verzeepen) om ze voor haar doel geschikt te
machinaal met hydraulische persen. Voorde 11 lage maken. Kookt men nl. oliën met loog, d. z.
van oliezaad, het stampen of walsen, en natuurlijk geconcentreerde oplossingen van kalium of natrium-
ook voor het persen, zijn tal van goede machis hydraat in water, dan worden zij, dus de trigly-
nes geconstrueerd. Door koude persing gewint ceriden, ontleed: de glycerine (het oliezoet) komt
men de zuiverste olie, daarna kan door tweede en vrij en de gelijktijdig vrijgemaakte vetzuren ver-
derde warme persing uit het opnieuw gestampt binden zich met de kali of natron der loog tot
materiaal de rest der olie verkregen worden, be- harde of zachte zeep; de harde zeep meet uit het
houdens hetgeen nog in de perskoek blijft. In waterig loogvocht afgescheiden worden door toe-
concurrentie met de machinale persing is tegen- voeging van keukenzout (uitzouten). Als „verzec-
woordig de machinale extractie getreden, die wel pingsgctal" geldt de hoeveelheid milligrammen
gecompliceerde toestellen eischt, maar in het bedrijf kalihydraat, voor de verzeeping van 1 gram olie of
goedkooper is en meer opbrengst geeft. Als ex- vet benoodigd; daar één molecule vetzuur daarbij
tractie-middelen heeft men de keuze tusschen zwa- steeds één molecule kaliumhydraat eischt, is het
velkoolstof (kookpunt 46°), chloorkoolstof (k.p. verzeepingsgetal eener olie des te kleiner naarmate
37°), aether (k.p. 35r ), chloroform (k.p. 6i°), ace- het moleculair gewicht harer vetzuren grooter is;
ton (k.p. 56 ), benzol (k.p. 80"), enz., maar voor- voor plantenoliën varieert het tusschen 175 en 210.
namelijk bezigt men daarvoor verschillende laag- Bij de fabricatie van stearinekaarsen moet ook
kokende, zeer goedkoope doch ook zeer gevaarlijke eerst het vet „verzeept" worden, maar de industrie
(uiterst brandbare!) petroleum-destillaten (naph- heeft daarvoor goedkooper methoden uitgedacht,
tha's), die in de techniek bekend zijn onder de daar de „zeep" hier niet het verlangde product
namen gasoline (k.p. 40—6o°), canadol (k.p. is en men dus de kali of natron kan sparen. Men
60—650), petroleum-aether (k.p. 65—75°), petro- verzeept dus, d. i. scheidt de glycerine van de vet-
lcum-benzine (k.p. 75—100 ) en ligroïne (k.p. zuren, door zwavelzuur of stoom onder hoogen
100—120'), welke in volledig sluitende extractie- druk (15 atmosferen). De aldus gewonnen vetzu-
toestellen continu circuleeren, d. i. de olie uit het ren worden door destillatie met oververhitten stoom
fijngestampt oliezaad opnemen en daarna in den (van 180—2200 ) gereinigd en gescheiden in de
toestel vervluchtigd worden en weder afgekoeld vaste „stearine" (i. c. een mengsel van stearine-
druppelen op het zaadmeel en zoo telkens opnieuw en palmitinezuur), de verlangde grondstof voor de
olie extraheeren, terwijl deze, niet vluchtig zijnde, stearinekaarsen, en in de vloeibare „oleïne" of
achterblijft in het destillcervat. De door extractie elaïne (i. c. oliezuur), dat naar de zeepziederijen
gewonnen olie is zuiverder dan die door persing gaat. De voor velerlei technische en medicinale
verkregen, welke steeds reiniging behoeft. Deze doeleinden bruikbare glycerine is voor den kaar-
geschiedt door de olie Ie laten bezinken (klaren) sen- en zeepfabrikant een niet te versmaden ne-
of haar te filtrceren. Is de olie sterk gekleurd, venproduct.
dan kan zij worden gebleekt met waterstofper- Slechts weinig oliezaden worden in Ned.-Indië
oxyd, kaliumpermanganaat, chloorkalk, zwavelig- in het groot gekweekt, voor export of voor eigen
zuur enz. Van meer algemeene toepassing zijn twee gebruik: Arachis, Ricinus, Sesnmum, Cocos, gewas-
zuiveringsmethoden, die dan ook in de olie-industrie sen die elders in deze encyclopaedie uitvoerig be-
veel aangewend worden, nl. het reinigen door handeld zijn. In Engelsch-Indié is de cultuur van
filtratie over becnderkool, en het „raffineeren" oliezaden voor de Europeesche markt van zéér
door zwavelzuur: door de ruwe olie wordt I % groote beteekenis en wordt de uitvoer per jaar op
sterk zwavelzuur geroerd, dat de olie zelve onaan- 15 r'r 20 millioen cwt. oliezaad geschat, tot eene
getast laat, maar de organische verontreinigingen, waaide van 10 millioen E., waarvan trouwens de
als eiwit en plantenslijm, verkoolt; deze bezinken helft komt van lijn- en raap-zaad, geteeld in ge-
in vlokken of zijn door filtratie te verwijderen matigd Indisch klimaat. Niettemin kan men wel
en de olie moet dan nog slechts met water worden zeggen, dat op dit terrein in Ned.-Indië nog veel
gevvasschen. Is eene ruwe olie harshoudend, dan te doen valt en wij sterk ten achteren zijn, zoowel
wordt soms ook de zuivering door I —2 0/o loog wat betreft het praktische gebruik der vele Indi-
toegepast, dat de hars oplost. sche oliezaden en de cultuur van de beste olie-
Vette oliën en vetten zijn uit meer dan één oog- gewassen, als wat aangaat de technische voorlich-
punt van groot belang. In de eerste plaats voor ting, die over onze koloniale vette oliën ter be-
de voeding; ook de inlander bezigt olie of vet bij schikking van belanghebbenden staat: het laatste
zijne spijsbereiding, en is daarbij bijzonder graag meer uitgebreid chemisch onderzoek van Indische
op zaden die door een hoog olie-gehalte goeri, oliën is van A. O Oudemans en dateert al van
d. i. smakelijk vettig zijn, als keiniri, kloewak, 1867. In de hiervolgende opsomming zijn de voor-
djamboe monjet. Dan dienen oliën voor verlichting naamste gegevens uit de buiten-en binnenlandsche
als zoodanig, als lampolie en vetkaarsen, alsmede litteratuur over dit onderwerp bijeengebracht, aan-
voor tal van gewichtige industrieele doeleinden: gevuld met eenige onderzoekingen in het labora-
voor de kaarsenfabricagc (vaste vetten, talg), voor torium van het Koloniaal Museum te Haarlem.
OLIËN (VETTE OLIËN, VETTEN). 61

Acajou-olie. Uit de zaadkernen van Ana- Guizotia-olie. Uit de zaden van Guizotia
cardium occidentale /.., fam. Anacardiaccae. Gehalte oleifera DC, fam. Compositae. Gehalte 40 %,
4° °/o, s. g. 0,916. Deze lichtgele zoete olie kan s. g. 0,927. Zwakdrogende olie, in plaats van lijn-
als spijsolie gebruikt worden. De scherpe stof olie aangewend. Ook ter vervalsching van sesam-
(cardol) komt niet in de zaadkernen, maar alleen olie gebruikt. Zie NIGERZAAD.
in het vruchtvleesch voor.ZieDJAMBOE MONJET.

.
Gynocardia-vet. (Chaulmogra-olie). Uit de
A ra chis-olie. (Grondnoten-olie, Huile d'ara- zaden van Gynocardia odorata R.Br., fam. Bixa-
chides, Peanut-oil). Uit de zaden van Arachis
hypogaea L., fam. Leguminosae. Ochaltc 40—50 %,
ccac-Pangicac. Gehalte 50 %■ de en perskoek
giftig door blauwzuur (cyaanwaterstof). Als medi-
s-g. 0,917. Kleurloos, dun vloeibaar, op olijfolie cijn bij lepra in gebruik.
gelijkend. De koud geperste olie wordt voor spijs- Hodgsonia-vct. Uit de zaden van Hodgsonia
olie, ook veel voor de kunstboterbereiding ge- macrocarpa Cogn., fam. Cucurbitaceae. Vast wit
bruikt. De warm geperste olie voor zeepfabricage.
De uit deze olie afgescheiden vetzuren bestaan
,
vet. S.p. 40 0 dat der vaste vetzuren 56
0

Ilygrophila-olie. Uit de zaden van Hygro-


voor 20 o/ uit vaste en voor 80 °/ uit vloeibare.
0
Zie KATJANG TJINA en AARDNOOT-OLIE.
0 phila spinosa And., fam. Acanthaceae. Gehalte 25ü/0 .

. .
Iler-olie. Uit de zaden van Celosia cristata
Bengkoe-olie. Zie Dl. I, bl. 175. L., fam. Amaranlaccae. Drogende olie. Zie Deel
Iè e ngkoe wang-olie. Uit de boontjes van 11, bl. 69.
I achyrhizus angulatus
Riek., fam. Leguminosae. Illipe-vet. (Bassia-boter). Uit de zaden van
Gehalte 380/0- Zie Dl. 1, bl. 175. eenige soorten Illipe (BassiaJ, fam. Sapotaceae.
Brucea-olie. Uit de zaden van Brucea Sit- Gehalte 30—50 %. Voor zeepfabricage. Perskoek
matrana Ro.rb., fam. Simarubaceae. Gehalte 23 °/0 giftig door saponine.

.
Bevat 67 »/„ trioleïne en 33 % tristearine en tri- Ir v ingia-vet. Uit de zaden van Irvingia
palmitine. Zie Malayana Oliv., fam. Simarubaceat. Gehalte 5° %■
BIDJI MAKASSAR.
Buchanania-olie. Uit de zaadkernen van Smeltpunt 360 Voor kaarsen.
Piicha/rania-soOTten, fam. Anacardiaccae. Gehalte Japan-talg. Uit het vruchtvleesch van Rhus
tot 50 °/0 eener zoete olie, in Eng.-Indië veel in succedanea L. en R. vernicifera DC, fam. Ana-
spijzen gebruikt. cardiaceae. Gehalte 21 —27%, s. g. 0,97—1,00,
Castilloa-vet. Uit de zaden van Castilloa
dastica Cerv., fam. Urticaccae. Gehalte l6»/0 Bij
.
smeltpunt 550 Bestaat hoofdzakelijk uit tripal-
mitine, wordt dus ten onrechte wel Japan-wnj- ge-
30° nog vast. Zie Dl. I, bl. 314. noemd, daar wassen geen glyceriden zijn. Zie
Cacao-vet. (Cacao-boter). Uit de zaden van LAKBOOM.
Thcobroma Cacao L., fam. Sterculiaceae. Gehalte Ka dam-vet. Uit de zaden van Trichoscinthcs
,
4 5—55 %, s. g. 0,95, smeltpunt 30—32 0 dat dei- Kadam Mig., fam. Cucurbitaceae. Bij gewone tem-
vetzuren 50—52°. Geelwit hard vet van aange- peratuur een gele boter, samengesteld uit 30 °/ 0

.
namen reuk en smaak. Wordt gebruikt in de phar- vloeibare en 70 °/0 vaste vetten.

-
macie, voorts bij de vervaardiging van paifumc- Krangean-vet. Uit de vruchtjes van Tetran-
nën en van suikergoed (pralines). Zie Dl. I, bl. 309. thera citrata Nccs, fam. Lauraccae. Gehalte 20 %.
Ca ra pa-v et. Uit de zaden van Carapa Mo/u
eensis Lam., fam. Mcliaccae. Vast vet, smeltend
- De vruchtjes bevatten ook vluchtige olie. Zie Deel
11, bl. 304.
Dl l 250 , bitter van smaak en voor spijsbereiding Kalapa- of klapper-olie. (Cocos-vet). Uit
ongeschikt, goed voor zeepfabricage. Gehalte 40 °/0 de droge kernen (coprah) van Cocos nucifera L.,
Zie KIRA-KIRA.
Cerbera-olie. Uit de zaadkernen van Cerbera
s
fam. Palmae. Gehalte 50—-60%i g- 0,925, smelt-
punt 26', dat der vetzuren 24 '/f. Bevat weinig
Odollam Ham., fam. Apocynaceae. S. g. 0,914 bij of geen oleïne en laat zich reeds in de koude
30°. Door volledige extractie met aether gewint men verzeepen. Gemakkelijk oplosbaar in kokenden
75%- 62% trioleïne en 38%
Bevat tripalmitine alcohol. Dient voor de bereiding eener zuivere
en tristearine. Zie BINTARO. en zindelijke kunstboter (plantenboter, palmine),
Croton-olie. Uit de zaden van Croton Ti- alsmede voor kaarsen- en zeep-fabricage. Cocos-
glium /.., fam. Euphorbiaceae. Gehalte 35%, s-g' zeep laat zich niet uitzouten en houdt dus niet

.
°v9- Scherp en giftig, op de huid blaren trek- alleen nog de glycerine ingesloten, maar ook de
kend. Zie TJERAKEN. verontreinigingen der loog en het water, het is
Cyperus-olie. („Erdmandelöl"). Niet uit de eene zg. gevulde zeep. Zie voor den kalapa-boom
zaden, doch uit de wortelknollen (akar teki) van Dl. 11, bl. 183.
Cyperus esculentus L., fam. Cyperaceae. Gehalte Kam pis- of Moentjang tji na-olie. Uit

.
20 %, s. g. 0,92. Goudgele zoete olie. de zaadkernen van Hernandia sonora L., fam.
Dadap-olie. Uit de zaden van Erythrina Lauraccae. Gehalte 50 0/n Gele dikvloeibare olie,
Hypaphorus Poer/., fam. Leguminosae. Gehalte niet voor spijs geschikt. Zie Deel 11, bl. 189.
!8%. Zie Dl. I, bl. 411. Kanari-olie. (Makjansche olie). Uit de zaden
Dempel-olie. (Curcas-olic, Purgirnut-oil, van Canarium commune /-., fam. Burscraceae. De
Huile de pignons d'lnde). Uit de zaden van Ja- olie is bij 150 vast, niet-drogend, en bestaat uit
tropha Curcas /.., fam. Euphorbiaceae. S. g. 0,917, 51% °leïne, 12% stearine en 37% myristinc.
gehalte 30 —40 °/ Smeerolie en voor zeep. Van Zie Dl. 11, bl. 190.
0
'icinus-olie onderscheiden door de onoplosbaar-
heid in spiritus. Zie DJ ARAK KOKSTA.
-
K a n e e 1 z a a d v e t. Uit de pitten van Cinnamo-
miun Zeylanicum Nees, fam. Lauraccae. Gehalte
Garcinia-vet. Uit de zaden van verschillende
Soorten van Garcinia, fam.
.
34%. Vast wit vet. Smeltpunt 410 Zie Dl. 11, bl. 190.
Kapokzaad-olie. Uit de zaden van Erio-
Giittiferac. Die van G. In-
aica Chois. leveren in Eng.-Indië
30% kokam-boter, dendron anfractuosum DC, fam. Malvaceac. Ge-
voor kaarsen gebruikt, op cacao-boter gelijkend. halte 20%, s. g. 0,919. Bevat 75% oleïne en
Omelina-olie. Uit de zaden van Gmelina 25 % palmitine en stearine. Gelijkt op katoen-
L., fam. Verbenaceac. Gehalte 68 %. zaadolie. Zie Deel 11, bl. 193.
.
62 OLIËN (VETTE OLIËN, VETTEN).

Katapan-olie. (Jungle almond-oil, Huile soorten van dit geslacht: Teysmannia 11, bl. 380.
d'amandes sauvages). Uit de zaadkernen van Ter- Myrica-vet (zg. Myrtenwas). Door uitkoken
minalia Catappa L., fam. Combretaceae. Eene licht- der berijpte bessen van Myrica-soorten, fam. My-
gele zoete olie van den aard der amandelolie. ricaceae. S. g. 1,00, smeltpunt 49 0 Is geen was,
Gehalte 55%, s. g. 0,918. Bestaat uit 54 % oleïne doch een vast vet (dus geeft ook bij verzeeping
en 46 % stearine en pabnitine. De vruchtschil glycerine). Voor kaarsen.
kan nog als looimiddel dienen. Zie Dl. 11, bl. 202. Naharan-v et. Uit de zaden van Myristica
Katoen zaad-olie. (Cotton-oil, Baumwoll- Irya Gacrtn., fam. Myristicaccac. Hard donker-
samenöl). Zie voor deze olie Dl. 11, bl. 204. bruin vet. Smeltpunt 39°. Bevat 13,5% vloei-
Keli tj i-olie. Uit de bittere zaadkernen van bare en 86,5 °/n vaste vetten.
Caesalpinia Bonduc Ro.vb., fam. Leguminosae. Ge- Nj am pi oeng-olic. Uit de zaadkernen van
halte [8»/,,. Zie Dl. 11, bl. 212. Calophyllum Inopkyllum f... fam. Guttiferae. Ge-
Kemiri-olie. Uit de zaden van A/eurites halte 55 —7° %• Donkergroen onaangenaam rie-
Moluccana IVilld., fam. Euphorbiaceae. Gehalte kend vet, dat 58 °/o oleïne en 42 % stearine en
60—65 %, s. g. 0,923. Sterk drogende en gemak- pabnitine bevat.

.
kelijk te verzeepen olie. Geschikt voor lampolie, Palaquium-vet. (Njalo-olie). Uit de zaden
vernis, schildersolie, zeep; de perskoek is eene van Palaquium Gutta Burck, fam. Sapotaceae.
goede meststof (met 7,6 % stikstof en 3,6 % phos- Gehalte 56%, smeltpunt 37°. Vast wit vet. Zie
phorzuur). Dit is een der Indische oliën die in bij GETAH PERTJA.
Europa vermoedelijk eene goede markt zouden Palm-olie of Palm-vet. Uit het vrucht-
kunnen vinden. Zie Dl. 11, 1,1. 214. vleesch van Elaeis Guineensis 1., fam. Palmae.
Kepoeh-olie. Uit de zaden van Stercu/ia Gehalte tot 50%, s. g. 0,945, smeltpunt 30—40',
foetida L., fam. Sterculiaceae. Vloeibare bijna dat der vetzuren 48 0 Oranjegeel boterachtig vet van
kleurlooze olie. Gehalte 40 %. eigenaardigen reuk, met allengs toenemend gehalte
Ketiau w-ol ie. Uit de pitten van Sideroxylon vrije vetzuren en gelijktijdige afscheiding van gly-
glabrescens Miq., fam. Sapotaceae. Al naar de be- cerine. Belangrijke grondstof der stearinekaarsen-

of vast. ,
reiding (sterkere of warmere persing) vloeibaar industrie, ook voor zeepfabricage. Zie ELAEIS.
Palmkern-vct. (Palmkernel-oil). Uit de zaden
Koesambi-vet. (Makasscr-olie). Uit de zaden der voorgaand genoemde palmsoort. Gehalte 25 %,
van Schleichcra trijuga IVilld., fam. Sapindaceae. vaak echter 40—55%, s. g. 0,952, smeltpunt 25 0 ,
Gehalte 40%, smeltpunt 22°. Zie MAKASSER-
OLIE en KOESAMBI.
.
der vetzuren 26—280 Op cocos-vet gelijkend en
voor gelijke doeleinden gebruikt.
Koffieboonen-olie. Uit de zaden van Cof- Pcrsea-olie. Uit het vruchtvleesch van Persen
fea Arabica L., fam. Rubiaceae. Gehalte 12%, gratissima Gacrtn., fam. Lauraccae. Gehalte 15%.
s. g. 0,952. Gelijkt op olijfolie. Zie Dl. 11, bl. 260. Bevat 70 % trioleïne en 30 % laurostearine en
Komkommerzaad-olie. Uit de zaden van tripalmitine. Zie APOKAT.

.
Cucumis sativus L., fam. Cucurbitaceae. Gehalte Pinang-vet. Uit de noten van Areca Catechu
25 %. Helder geel, dun vloeibaar. Zie TIMOEN. L., fam. Palmae. Gehalte 15%. Vast wit vet.
Madjau-vet. Zie MINJAK TENGKAWANG. Een voor de voeding niet geheel onbelangrijk
M andarahan-v et. Uit de zaden van ver- element bij het sirih-kauwen.
schillende Sumatraansche soorten Myristica ge- Pi tj oeng-olie. Uit de kernen van Pangium
wonnen. De kernen van M. gigas Warb. geven editie Reiniv., fam. Bixaceae. (iehalte 50 %. De olie
60 % lichtgeel vast vet, s.p. 43 0 Zie verder bij (ongekookt) en perskoek zijn giftig door blauwzuur.
Muskaatnoot-vet. De hiertoe behoorende Simawoeng-olie van
Maïs-olie. Uit de kiemen van Zea Mays L., Sumatra bestaat uit % vloeibaar en V 3vast vet.
fam. Gramineae. Gehalte 6—9 % der geheele Poelassan-vet. Uit de zaden van Nephelium
zaden, s. g. 0,922. Gele dikvloeibare olie, als bij- mutabile BL, fam. Sapindaceae. Gehalte 30 %,
product der maïsmeel-fabricage gewonnen. Zie smeltpunt 34°.
DJAGOENG. Polygala-vet. (Beurre de Gabon). Uit de zaden
Meloenzaad-olie. Van Cucumis Melo L., van de boterplant, Polygala butyratea Heek., fam.
fam. Cucurbitaceae. Eene zeer zuivere olie, voor Polygalaceae. Gehalte 40%. Hiervan is bij 30° 3/s
fijne zeep. Zie Deel 11, bl. 480. vloeibaar en % vast (smeltpunt 490 ).
Mindi-olie. Uit de bittere zaden van Met'ia Pompelmoes-vet. Uit de zaden van Clrus
Atedarach L., fam. Meliaccac. Gehalte 50—60 %, decuinana /.., fam. Rutaecae. Hard wit vet. Ook
Eerst na zuivering met zwavelzuur bruikbaar (Zie uit andere Cilrus-zadcn kan vet bereid worden.
Dl. 11, bl. 513). Soortgelijk is de olie uit Imba Zie DJEROEK.
(Zie Dl. 11, bl. 69). Pompoen-olie. Uit de zaden van Cucurbita
Mesua-olie. Uit de zaden van Mesua ferrea Pcpo L., fam. Cucurbitaceae. Gehalte 20 —25 %,
L.. fam. Guttiferae. Gehalte in de geheele zaden s. g. °,923. Halfdrogende olie, zeer goed mate-
30%, in de kernen 70%, s. g. 0,95. Lampolie. riaal voor zeep. Zie LABOE.
Zie NAGASARI. Pon g a 1,1 ia-o 1ie. Uit de zaden van Ponga-
Moringa-olie. (Behen-olie). Uit de zaden van mia glabra Vent., fam. Leguminosae. Gehalte
Moringa pterygosperma Gaertn., fam. Moringaceae. 25—3° %• Tegen huidziekten in gebruik.
Gehalte 30 —35%, s. g. 0,912. Moeilijk rans wor- R amboetan-vet. Uit de zaden van Nephe-
dende olie, voor machine-olie en voor de berei- lium lappaceum 1., fam. Sapindaceae. Gehalte
ding van geparfumeerde oliën gebruikt. Zie KELOR. 12%, zeer vast wit vet. Levert bij verzeeping
Muskaatnoot-vet. (Notenzeep). Uit de zaden veel arachinez.uur en een weinig oliezuur.
van Myristica fragrans Heruit., fam. Myristica- Ricinus-olie. (Castor-olie). Uit de zaden van
ceae. Gehalte 28%, bij sommige variëteiten 42%, Ricinus communis L., fam. Euphorbiaceae. Gehalte
,
smeltpunt 460 s. g. 0,95—0,99. Als medicijn ge- 50 —60 %, s. g. 0,96. Dikvloeibaar, en wel 200 X
bruikt. Zie voor het vetgehalte van andere Indische dikvloeibaarder dan water. Oplosbaar in 2 dln.
OLIËN

BPintus
(VETTEN).
— OLIËN. (VLUCHTIGE OF AETHERISCHE OLIËN, ESSENCES). 63
van 90%, terwijl andere vette oliën in 47 %i S -P- 34°- Vast vet ) bitier van smaak (tenzij
spiritus moeilijk of niet oplosbaar zijn. Belang- door zwavelzuur gezuiverd).
rijk geneesmiddel; ook in de industrie (in de Zonnebloem-olie. Uit de zaden van Ile/ian-
urkschrood-ververij, bij het appreteeren van ka- Ihus auuuus /.., fam. Compositae. Gehalte tot 50 %,
een, voor het oliën van leder, voor zeepziederij s. g. 0,926. Ileldergde, langzaam drogende, olie.
enz.) vce j gebuikt. De perskoek is giftig en al- De koudgeperste olie wordt als spijsolie gebruikt;
leen voor bemesting van waarde. Zie wat daarna nog door warme persing te winnen
DJARAK.
Saffloer-olie. Uit de zaden van Carthamus is, is geschikt voor groene zeep; de perskoek is
[•nctorius 1.., fam. Compositac. Gehalte 30—35%. een goed veevoer. Zie HELIANTHUS.
Zie KASOEMBA. OLIËN. (VLUCHTIGE OF AETHERISCHE
Samad era-ol i e. Uit de zaden van Sumadera OLIËN, ESSENCES). Het zijn die plantenbe-
"i/ica Gaertn., fam. Simarubaceae. Opbrengst door standdeelen, welke de dragers zijn van den reuk
persing 32 %. Gele olie van bitteren smaak. Bevat der kruiderijen, waaruit zij gewonnen worden, en
4 /o trioleïne en t6% tristearine en tripalmi- die dus ook dezelfde aangename of onaangename
«ne. Zie GATEP PAIT. geuren bezitten, welke aan de plantendeelen eigen
Sesam-ol ie. (Til- of gingelly-oil). Uit de zaden zijn, en zulks in zeer verhoogde mate. Gewoon-
van Sesamum Indicum DC, fam. Bignoniaccac. lijk, doch niet altijd, is het riekend bestanddeel
gehalte van goed zaad eener plant eene vloeibare olie, soms ook eene
45 —55 %, bij sommige
variëteiten echter veel lager, 25 %. Eene gele, vaste stof, als kamfer, cumarine, vanilline, skatol.

.
reukelooze, moeilijk rans wordende, niet-drogende Sommige vluchtige stoffen komen wel soms met
°lic, s. g. 0,923. Bevat 75% oleïne. Sesam-olie is oliën gemengd voor, maar op zich zelve kan men
een der belangrijkste oliën voor de nijverheid: ze toch niet daartoe rekenen, als cyaanwaterstof,
s olijfolie-surrogaat, voor zeep, voor lampolie, aceton, methylalcohol, trimcthylamine en methyl-
voor parfumerieën. Zie WIDJEN. salicylaat, die alle vrij verspreid zijn in tropische
Si ndo ra-v et. Uit de zaden van Sindora Su- gewassen. Evenmin behooren tot de vluchtige
"i'i/raua Mig fam. Leguminosae. Tamelijk hard oliën scherpe stoffen als cardol. De vluchtige of
wit vet * aetherische oliën zijn op het gevoel vettige vloei-
Soelatri-olie. Uit de zaden van eene Calo- stoffen, doch zij verdampen geheel: druppelt men

-
fl'.rllum-soovl, fam. Guttiferae. Dikke donker- dus eene zuivere vluchtige olie op papier, dan
bruine olie. laat deze geen vetvlek achter. Deze oliën zijn
Soembawa-olic. Een aftreksel van verschil- meest lichter, soms (als bij kancel-olie) zwaar-
ende drogerijen in cocos-olic, aan het hof te der dan water; gemakkelijk oplosbaar in alco-
Soembawa bereid. Indische medicijn. hol, aether en vette oliën, alsmede in andere
Sojaboonen-olie. Uit de zaden van Glycine vluchtige oliën, zoo als in terpentijn-olie (waar-
°ya Sieb. et Zucc, fam. Leguminosae. Gehalte mede zij wel vervalscht worden, daar dit de goed-
,° /o, s g- 0,925. Eene zwak drogende olie. Zie
K ATJANG KADELÉ.
koopste vluchtige olie is). In water lossen zij
slechts weinig op, doch voldoende om hieraan
-
i a b a k zaad o 1 i e. Uit de zaden van Nicotiana haar geur medetedcelen, zooals bij rozenwater,

.
Tabacum L., fam. Solanaceae. Gehalte
30 %, s. g. oranjebloesem water enz. Aan de lucht verliezen
'923- Groengele drogende olie, als hennep-olie. de oliën allengs den geur, zij worden dikker en
landjoeng-olie. Uit de zaden van Mimu-
s°ps Elengi
donkerder („verharsen"); daarom moet men ze in
L., fam. Sapotaceae. wel gesloten en bijna geheel gevulde flesschen
1 ang kal lak-vet. Van Cylicodaphne bewaren, liefst in het donker en in ieder geval
sebifera
'-, fam. Lauraccae. Uit het gedroogde vrucht- buiten de zonnestralen. Vluchtige oliën vatten
vleesch:
Kernen :52
36% vet, smeltpunt 37°. Uit de zaad-
o/0 Vet, smeltpunt 440 (Bevat 85 %
gemakkelijk vlam en verbranden geheel. Zij koken
bij 150—300°. Het zijn sterk lichtbrekende vloei-

.
laurostearine en 15 o/0 oleïne). stoffen; de meeste zijn rechts- of links-draaiend,
'I'engka wang-vet. Zie MINJAK TENGKA- eene optische eigenschap die bij het onderzoek
WANG. der oliën van waarde is. Vele zijn niet onbelang-
Terindah-vet. Zie MINJAK TENGKA- rijke en zeer dure handelsartikelen. In de eerste
WANG. plaats worden zij veel gebruikt op het uitgebreid ge-
Th e e zaad-olie. Uit de zaden van Tliea chi- bied der reukwerk-fabricage, met inbegrip der toilet-
'ensis L. en T. assamica Griff., fam. Ternstroe- zeepen, tandmiddelen, enz. Sommige zijn als genees-
ruiaceae. Dunvloeibare bleekgele reukelooze olie. middel van waarde; een aantal Indische aromati-
b-g- sche plantendeelen worden juist om het gehalte
0,92. Gehalte 20—30 °/0 Bestaat uit Vé
eine en i/ stearine. Voor toiletzeepen geschikt. aan vluchtige oliën aangewend, inwendig als prik-
4
erskoek giftig door saponine. kelend en verwarmend middel, en vooral ook uit-
1 jampaka-olie. wendig, daar vele oliën sterk antiseptisch wer-
Uit de zaden van Michclia
Lhampaea L., fam. Magnoliaceae. Gehalte 32%. ken, o. a. sirih-olie. Oliën kunnen ook dienen
ikvloeibare geelroode olie, s. g. 0,90. Grooten- voor de bereiding van likeuren, enz. In onver-
eels vast wordend op gewone temperatuur (15°). dunden staat zijn alle aetherische oliën door hare
> ateria -ve t. (Malabar-talg). Uit de zaden groote scherpte als giftig te beschouwen; voor som-
van Vateria Lndica L., fam. Dipterocarpacatc. mige personen is trouwens reeds de intense geur
Gehalte 50 %. Geeft bij verzeeping 60 % vaste van sommige bloemen (b. v. tuberosen) schadelijk.

'Hipé in den handel.


.
vetzuren, s.p. 640 Komt ook onder den naam Ook bij overmatig gebruik van specerijen kan de
giftwerking der oliën merkbaar worden, o. a. bij
Ver nis-olie. Uit de zaden van Elaeococca muskaatnoot. Men vindt vluchtige oliën in bijna
verntcia Juss., fam. Euphorbiaceae. Gehalte %, alle plantengroepen, doch bepaalde families zijn
'2" °->94- Zeer sterk drogende olie.
50
er bijzonder rijk aan, als labiaten, rutaceeën (auran-
Zanonia-vet. Uit de zaadkernen van Zanonia tiaceeën), umbelliferen, cruciferen en coniferen;
'"aerocarpa BL, fam. Nhandirobaceae. Gehalte in eenige families zijn alleen enkele geslachten
64 OLIËN. (VLUCHTIGE OF AETHERISCHE OLIËN, ESSENCES).

oliehoudend, zooals bij de grassen Andropogon waarin laatstgenoemde gemakkelijk, eerstgenoemde


(zie GRAS-OLIËN). De vluchtige oliën worden zeer moeilijk oplossen. Naar het soortelijk ge-
meest slechts gevonden in een bepaald deel der wicht en het kookpunt eener olie kan men al
plant, in de bloem (bijv. melati), in de bloem- eenigszins uitwijzen, of terpenen aanwezig zijn,
knoppen (kruidnagel), in de bladeren (patchouli), in dat geval is nl. het s. g. lager dan 0,9 en gaat
in de vruchtschil (djeroek), in de vruchtjes (fenkel), het terpeenhoudend gedeelte reeds beneden 2000
in het zaad (notemuskaat), in het hout (santel), in over. Voor de praktijk heeft men dus hierop te

.
de wortels (gember). Soms echter houden alle letten, dat de destillatie wordt voortgezet tot den
deelen van een gewas olie, schoon niet altijd einde, daar men anders meest terpenen overhaalt
van denzelfden reuk (als bij den kaneelboom). en de kostelijkste gedeelten achterblijven. In som-
Meestal bevinden zich de oliën in de planten- mige oliën zijn terpenen van hooger kookpunt
deelen afgezet in bepaalde cellen, olieklieren en en grooter moleculair gewicht, sesquiterpenen (in
oliestriemen. Is de olie zeer rijkelijk aanwezig, nagel-olie) en diterpencn (in gurjun-balsem), met
dan treedt zij soms bij persen al te voorschijn, de samenstelling Cl5ïï.u en C2O IL!2
zooals bij djeroek-schillen; in vele oliehoudende Wat van de vluchtige oliën niet tot de terpe-
bladeren ziet men de oliestippen, als men de bla- nen behoort, dus het waardevolle gedeelte, bestaat
deren tegen het licht houdt. Uit elk plantendeel, uit een of meer zuurstofhoudende bestanddeelen
dat een bijzondere reuk bezit, laat zich ook een van zeer uiteenloopenden scheikundigen aard:
vluchtig bestanddeel afscheiden, doch soms is de alcoholen, aldehyden, esters, phenolen. In som-
hoeveelheid verbazend gering, zooals bij thee- mige gevallen zijn er uit ééne olie in de che-
bladeren. mische laboratoria reeds tien en meer stoffen af-
Somwijlen is de olie niet gepreformeerd in de gezonderd. Welriekende oliën bevat naast de reu-
plant aanwezig, doch ontstaat zij eerst door ont- kelooze terpenen soms ook een weinigje slecht
leding van op zichzelf reuklooze stoffen (gluco- riekende bestanddeelen (indol), die dan toch echter
sieden), zooals bij cruciferen-oliën, bij gaulthe- voor het bouquet onmisbaar blijken. Vaak echter
ria-olie. Tot de oliën naderen de balsems, die is er één hoofdbestanddeel aantewijzen, zoo be-
bij insnijding van den stam van sommige boomen vatten alle kaneel-oliën kaneel-aldehyd, nagel-
vaak in groote hoeveelheid uitvloeien (gurjun- oliën cugenol, citroen-oliën citral. De waarde eener
balsem, baroskamfer-olie). Deze balsems bevatten olie hangt dus van het gehalte van dergelijke stof
als hoofdbestanddeel inderdaad eene vluchtige olie, af, en men vindt diezelfde stoffen dan ook ge-
waarin niet-vluchtige bestanddeelen (harsen) zijn woonlijk in alle andere oliën, die eenigszins den-
opgelost: zoo vloeit uit vele coniferen balsem, zelfden reuk hebben, al zijn ze van geheel andere
die wij bij de pijnboomen kennen als terpentijn: herkomst: zoo is citral niet alleen in alle citroen-
destilleert men deze, dan gaat de terpentijn-olie oliën aanwezig, maar ook in citroengras, citroen-
over en blijft de hars (colophonium) achter. thym, citroenpeper (Teiranthera), enz.
De oliën, die men uit de plant wint, zijn meest Bij de zeer samengestelde oliën is het nage-
mengsels van verschillende vluchtige stoffen. Men noeg ondoenlijk, deze kunstmatig te bereiden,
bemerkt dit reeds aan de kristallijne uitscheiding, wèl is dit het geval bij oliën van eenvoudigen
die sommige bij afkoeling vertoonen: het vaste aard. De chemische industrie legt zich daarop
deel heet dan het stearopt, het vloeibaar blij- met ijver toe, omdat het vrij kostbare handels-
vende elaeopt, doch dit elaeopt is gewoonlijk ook producten betreft, die sterk aan vervalsching on-
nog gemengd, hetgeen blijkt als men het destil- derhevig zijn. Ook de reukwerken worden niet
leert, daar dan vloeistoffen van verschillend kook- altijd bereid uit de planten, waaraan zij den naam
punt en van verschillenden aard overgaan. Meest ontleenen: zoo zijn Stephanotis, Vanda, Ronde-
heeft het elaeopt weinig geur en is het stearopt letia, Ayapana enz. alleen mengsels van odeurs.
de hoofdzaak; zoo bij pepermunt- en poko-olie, Soms is de kunstmatige bereiding der planten-
waar het stearopt het sterk riekend ment h o 1 aromen nog slechts eene zeer gebrekkige naboot-
(de stof der bekende migraine-stiften) is, en bij sing der natuur: zoo bijv. bij het aroma van ananas
thym- en ajowan-olie, die het kristallijne thymol en andere vruchten, dat men vervangt door esters
bevatten, dat als bcderfwerend middel gebruikt van aethyl- en amylalcohol, welke echter geens-
wordt. Soms bestaat echter het stearopt slechts zins den waren vrachtengeur bezitten. Vaak echter
uit reukeloos vetzuur of terpeenhydraat. De be- is het al gelukt, werkelijk dezelfde geuren fabriek-
standdeelen eener olie zijn dus geenszins van matig te bereiden, die de plant ons levert. Dit is
gelijke waarde: vaak zelfs is het grootste deel vooral het geval, indien bij de plant de reuk ver-
eener welriekende olie reukeloos. Onder de meest oorzaakt wordt door slechts ééne, liefst kristallijne,
verspreide bestanddeelen behooren nl. koolwater- stof, zooals vanilline in vanielje, ionon in viooltjes,
stoffen, die men (daar zij ook het hoofdbestand- cumarine in tonkabooncn, enz. (Laatstgenoemde
deel van terpentijn-olie uitmaken; terpenen stof is in vele Indische planten aanwezig; in de
(C lO Hir>) genoemd heeft, en die in geheel zuive- parfumerie noemt men haren geur New mown hay
ren staat geen reuk hebben, maar bij intredende of Fom coupé). Ook de, van nature terpeen-vrije,
verharsing spoedig terpentijn-achtig gaan rieken. oliën, die door sjilitsing van glucosieden optre-
Verwijdert men dus door gefractioneerde destil- den, bestaan meest slechts uit één riekend bestand-
latie deze terpenen uit eene olie, dan worden de deel, dat dus gemakkelijk volledig te bestudeeren
aldus gezuiverde essences veel sterker en meest en daarna ook synthetisch te bereiden is, zoo de
ook zuiverder van reuk dan de oorspronkelijke cruciferen-oliën, die alle eene zwavclhoudcnde ver-
destillaten; in den handel zijn dergelijke gezui- binding bevatten: de blauwzuurhoudende bittere
verde oliën als „Haensel's terpeenvrije oliën" be- amandel-olie, die door splitsing van amygdaline
kend. Men kan de zuurstofvrije (terpenen) en optreedt; de gaultheria-olie, die ook eerst door
zuuistofhoudende bestanddeelen eener vluchtige splitsing eener reuklooze stof gevormd wordt, enz.
olie ook scheiden door deze te schudden met In dergelijke gevallen kan men ook de vluchtige
eene verzadigde oplossing van natriumsalieylaat. olie even goed en zelfs nog beter bereiden uit
OLIËX. (VLUCHTIGE OF AETHERISCHE OLIËN, ESSENCES). 65
gedroogde (i. c. naar Europa verscheepte) liggen; ook moet tijdens de destillatie koud water
Menaal,dan uit het versche, wat natuurlijk niet door het koelvat stroomen. Het is eene groote
f
'
CVaI S hii de ge Prefonnecrde
heet drogen oliën, die bij
der plant voor een deel ontwijken,
voldoening, als men er in slaagt den geur van
bloemen of bladeren te' concentreeren in eene
ooral zoo dit drogen in de felle tropische zon
g schiedt. Vele bloemengcurcn zelfbereide olie en uit liefhebberij worden deze
gaan trouwens bij dan ook op Java vaak gestookt. Voor aetherische
'ogen geheel verloren, en verliezen al aan I'rjn- oliën in 't algemeen is de grootste firma: Schim-
lc'd bij het vcrflenzen der bloemen.
mel & Co. te Leipzig en New-Vork, in wier half-
Om nu in de praktijk
uit getuige plantcndee- jaarlijksche handelsberichten men steeds goede
n de
vloeibare oliën (de vaste riekstoffen zijn informatie over dit onderwerp vindt. Voor beoor-
'een door een geoefend scheikundige te isolee-
") te
deeling van" nieuwe essences, die iets als parfum
verkrijgen, worden verschillende methoden beloven, wendt men zich het beste tot de groote
|fj°lgd, waarvan de meest gewone
echts zelden is zooveel
is destillatie. parfumeurs in Parijs en Londen, als L. T. I'iver
olie aanwezig dat men of l-'.d. Pinaud en Eng. Rimmel. De reuk-oliën,
lc er door uitpersen of
afsponzcii uil kan win- die in den Indischen handel voorkomen en bij de
en, zooals bij citroenschillen. De plantcndcclcn inlanders gezocht zijn, als mirrjak gandapocra, m.
orden voor de destillatie óf fijngesneden (bladc- patjar, zijn steeds met klapper-olie aangelengd;
lih gekneusd (vruchtjes), en gestampt (basten), ook de uit Britsch-Indië aangevoerde essences (attar)
1 als zij teer zijn, in hun geheel (bloemen), in zijn niet zuiver; men pleegt daar op den bodem
n destilleervat met
water overgoten, dit vocht van het destilleervat een laag santel-spaanders te
de kook gebracht en zoo lang kokende ge- leggen, waardoor dus eene gemengde olie overgaat.
u
°<len, liefst met behulp van stoom, als er nog
ie
Om voor den Europeeschen handel Indische
overgaat. Met de waterdeeltjes worden de oliën te bereiden in hoeveelheden, die wat te
, .!e°eeltjes medegevoerd en zij verzamelen zich beduiden hebben, ontbreekt het gewoonlijk op
'J behoorlijke afkoeling in den
ontvanger, aldaar Java aan voldoend materiaal en zou men moeten
P het ovcrgedeslilleerde water drijvende. Niet beginnen met hel kweeken der planten. Immers
c oliën zijn echter
op die wijze te winnen, nl. geurige bloemen zijn bij de inlanders zoo gezocht

• ZIJ zo ge» n ge hoeveelheid aanwezig zijn,


da.c zij-".in het water ° voor haartooi en om klapper-olie te parfumeeren
opgelost blijven, of als zij (mirrjak wangi), dat zij per stuk op de pasars
oor de kookhitte ontleed worden. In het eerste
geval verkocht worden. Van gouverncmentswege zijn
destilleert men het vocht uil den ontvanger er in Australië „flowerfarms" opgericht, als proef-
over telkens versche kruiden (coho-

.
velden voor de cultuur van welriekende gewassen.
*?e), "> 'iet tweede geval moet men naar eene In Indië zorr zulks voor de kruidachtige gewassen
meer voorzichtige bereidingswijze omzien. ook raadzaam zijn. Voorts zou dan de proefteclt
ooral sommige fijne bloemengcurcn kunnen niet van de olieleverende boomachtige gewassen, als
gen destillatie, als jasmijn en sering. Men past dan
tjampaka, kananga, enz., door het boschwezen
gewoonlijk de ..enllciirage" toe, welke berust op kunnen geschieden. Er is op dit gebied nog
, ' dat dc geuren van bloemen volledig
orden opgenomen door vette oliën, err dat
weinig of niets verlicht; wel zijn door de onder-
aan zoekingen van Dr. Van Romburgh in het agri-
* ldus m et geur beladen olie, deze weder door
lüdel van alcohol volledig kan onttrokken
cultuur-chemisch laboratorium te Buitenzorg de
en: raen weekt dus de bloemen in wor- bestanddeelen van vele Indische oliën ietwat nader
olijf-olie (resp. bekend geworden. De vluchtige en vette oliën
COS" of sesam-olie) en schudt deze met
ui > aldus verkrijgt alcohol der verzamelingen van het Koloniaal Museum te
men de essences de jasmin, Haarlem zijn vroeger beschreven door Dr. D. De
Niolettes, enz., die in den reukhandcl veel ge- Loos, in een afzonderlijk deeltje van denbeschrij-
kt w°rden. De eenvoudigste enfleurage is wel venden catalogus dier instelling. In de hier vol-
de van ouds in Indië gebruikelijke
wijze, geurig gende opsomming van alle thans bekende Indi-
da!" °
ai toe
sesam-°lie te persen uil sesam-zaad, dat
vooraf zoolang met versche bloemen is ver-
sche aetherische oliën (mcl. ook de nog niet in
den vorm van „olie" verkregen essences) is met
a( .engd, tot deze al haar geur aan het zaad hebben onze huidige kennis op dit gebied rekening ge-
oci eStaan De extractie
' »»
basse température" kan houden, en werd vooral gebruik gemaakt van het
chl "'T
fal'-'i'
aether of m et koolzuur en met methyl-
'
?eschiedeili doch eischt dan eene dure
onlangs verschenen magistrale werk van Gilde-
meister en Hoffmann, „Die aetherischen 0e1c",i899.

'
mo", at ge im ichli 'ig- In Indië zal men zich wel
'
bt;pa,en tot het winnen van die oliën,
Acacia-olie (Essence de cassic, de mimosa).
welk- Door enfTeurage uit de bloemen van Acacia Par-
e door eenvoudige
destillatie kunnen verkre- nesiana IVilld.. fam. Leguminosae. Een zeer fijne
worden. Er valt op dit gebied nog wel wat violenachtige bloemengeur, voor Extraits d'odeurs
d"' Want het
in 6 lropen zeer aalUal welriekende planten is
groot en er is in Europa steeds
gebruikt. Zie NAGASARI.
Agl ai a-olie. Uit de bloemen van Aglaia
„0,,;,!"
veel Vraag Q aar wèl
bereide vluchtige oliën van
0110 geuri die als nieuw reukwerk wellicht
odorata Lour., fam. Meliaceae. Zie TJOELAN.

g Z Uden kun nen
maken; daarentegen is
Aj o wan -olie. Uit de vruchtjes van Carum
Ajowan Benth., fam. Umbelliferae. Opbrengst
wemiB tB verwachte
eeu~
juist
. n van oliën met reeds bekende
bljv die van oranjebloesem, welke
3—4%, S -K- der olie 0,90—0,93 (dat is bij 150
C). Bevat thymol en cymol. Zie MOENGSI.

'
'

wel » geraden
%
-teer. roefnemin r
S aan eer vele Indische bloemen
'
gen *op dit gebied kunnen dus
Akar wangi-olie. (Vé ti v er-oli e). Uit de
wortels van Andropogon muricatus Retz., fam.
zoo dUUr Ct C worden. Pen destilleertoestel is Gramineae. Opbrengst 0,4—0,9%, s.g.
1,00—1,03.
Petrol
ditrer. _ v!!- Zo nood 'g laat 7-ich uil ledige
" °
en een eenvoudig toestel vervaar-
Zorge dat de kruiden in het water
Zie Dl. I, bl. 17 en 601, alwaar ook de andere
oliën uit dit geslacht genoemd zijn. In de parfu-
merie heet deze olie Mousseline des Indes.
-00 «f 1
'
netaalgaas en niet op den bodem des Aloëhout-olie. Uit hel hout van Aauilaria
111
5
66 OLIËN. (VLUCHTIGE OF AETHERISCHE OLIËN, ESSENCES).

Agalloclia Roxb., fam. Thymelacaceae. Opbrengst wordt het gcurigst verkregen door „afsponzen".
0,5—1,5 %. Het parfum Bois d'aloès bevat nog Opbrengst 1,8%, s.g. 0,87. Meest welriekend
verschillende andere bestanddeelen. Zie KAJOE bestanddeel: 7'/s% citral. Zie DJEROEK.
GAROE. Clan sena-olie. Uit de bladeren van Clau-
Ananas-olie. Afkomstig van (?) Ananassa scnit excavata Burm. e. a. s., fam. Rutaceae. Voor
sativa 1.. fam. Bromeliaceae. Eene lichtgeel ge- parfumerie aangeraden. Zie DAOEN BIÜJITAH.
kleurde olie, aangenaam van reuk. „Wellicht is Coca-olie. Uit de bladeren van Erythroxylon
dit eene gemengde olie, door ananas geparfu- Coca Lam. var. Spruceanum Fitrck, fam. Erythro-
meerd" (De Loos). Kunstmatige ananas-olie is xylaceae. Opbrengst der jonge bladeren 0,13%,
boterzuur-acthylester. Zie NANAS. der oude bladeren 0,06 %. De olie bevat methyl-
Anijs-olie. Uit de vruchtjes van Pimpinella salicylaat (Dl. 11, bl. 503). Zie COCA.
Anisum L., fam. I 'mbcllifcrae. Opbrengst 2—3 %, Clerodendron-olie. Uit de bloemen van
s. g. 0,98—0,99. Wordt vast bij ±15°. Hoofd- Clerodendron fragrans Vent., fam. Verbenaeene.
bestanddeel (90 %) anethol. Ook de bloemen van Cl. inerme Gacrtn. worden
voor parfum geroemd. Zie KEMBANG BOEGANG.

.
Artemisia-olie. Uit het versche kruid van
Artemisia vu/garis /.., fam. Compositae. Opbrengst Coleus-olic. Uit de versche bladeren van
°,2 %, s.g. 0,91. Colcus aromaticus Benth., fam. Labiatae.
Babado tan-olie. Uit het versche kruid van Costus-olie. Uit den wortel van Aplotaxis
Ageratum conyzoides /.., fam. Compositae. S. g. Lappa Dcc. fam. Compositae. Opbrengst 0,8—1 %,
1,015 bij 27°. s.g. 0,98. Riekt naar viooltjes. Zie PATJING.
Baeckia-olie. Uit het naaldloof van Baeckia Cub eb e-olie. Uit de vruchtjes (staartpepers)
frutesccns L., fam. Myrtaceae. S.g. 0,883 bij 270 van Piper Cubeba /.., fam. Piperaceae. Opbrengst
Abortivum? Zie OEDJONG ATAP. 10—18%, s.g. 0,91—0,93. Zie KOEMOEKOES.
Baroskamfer-olie. Uit Dryobalanops Cant- Cv reuma-olie. Uit den wortelstok van Cur-
phora Colcbr., fam. Diptcroenrpaccue. S. g. 0,88
0,91. Bij insnijding van den stam vloeien soms
— cuma longa L., fam. Zingiberaceac. Opbrengst
50/0, s.g. 0,94. Zie KOEN| II'.
groote hoeveelheden natuurlijke olie uit. Zie SIMAR Cyperus-olie. Uit de geurige wortelknollen
BANTAJAN en KAMFER. van Cyperus rotundus L., fam. Cyperacene.
Bcnzoë-olie. Uit de gomhars van Styrax i
I) Izaad-olie. Uit de vruchtjes van
Peuce-
Benzoïn Dryand., fam. Styraceae. Niet door destil- danum grovcolens Benth. (= Auethum So:oa DC),
latie, maar door extractie (met vette olie) te fam. Umbelliferae. Opbrengst 2—3 %, s. g. 0,97.
winnen. Zie Dl. I, bl. 177. Elc mi-olie. Uit de hars van Cunurium com-
Bergamot-olie. Door persen of afsponzen mune L., fam. Bui scrnccnc. Opbrengst 15—30%,
uit de versche vruchtschil van Citrus Bergamia s.g. 0,87—0,91. Om zeep te parfumeeren gebruikt.
Riss., fam. Rutaceai. Opbrengst tot 3'/j%? s.g. Zie Dl. I, bl. 490.
0,885. zie DJEROEK. Eucalyptus-olie. Uit de versche bladeren
Bintangoer-olie. Afkomstig van eene Calo- van Eucalyptus Glolmlus Lab., fam. Myrtaceae.
p/hyllum-soort, fam. Guttiferae. „De olie is licht- Opbrengst 0,8%, s.g. 0,91 —0,93. Gelijkt op
geel van kleur en aangenaam van reuk, zoodat kajoepoetih-olie. De bladeren der Indische E. alba
zij in de parfumerie kan dienen" (De Loos). Zie Reinw. geven slechts 0,1 % olie, s. g. 0,973 bij
Dl. I, bl. 208. 27°. Zie Deel I, bl. 512.
Boenga lawan-olic. l'it de vruchtnapjes E vod ia-olie. Uit de twijgen van Evodiakor-
van Cinnamomum Parthenoxylon Meisn., fam. tensis Forst., fam. Rutaceae. Zeer geurig.
Lauraccae. Riekt naar sassafras. Zie bij KOELIT Fenkel-olie. Uit de vruchtjes van I'oenicu-
LAWAN. lum vulgare Gacrtn., fam. Umbelliferae. Opbrengst
Cardamom-olie. Uit de vruchtjes van F.let- I—4 %, s. g. 0,97. Zie ADAS.
taria Cardamomum Wh., fam. Zingiberaceac. Op- F eron ia-olie. Uit de bladeren van Fcronia
brengst 4 —6 %, s. g. 0,9. Dient voor likeuren en Elephantum Corr., fam. Rutaceae. Zie KAWISTA.

- -
wordt in sommige landen in gebak gedaan. Zie Foelie-olie. Uit den zaadrok van Myristica
KARDAMOENGi fragrans Iloutt., fam. Myristicaceae. Opbrengst
Cassia-olie. Uit verschillende deelen van 4—15%, s.g. 0,91 —0,93. Zcep-parfum. Zie NO-
Cinnamomum Cassiu BL, fam. Lauraccae. Zie bij TENMUSKAAT.
KANEEL, Dl. 11, bl. 190. Opbrengst: uit de Gandasoeli-olie. Uit de bloemen van Hedy-
bast 1,2%, s.g. 1,042; uit de bladeren 0,54%, chium coronarium /.., fam. Zingiberaceac. Opbrengst
s.g. 1,056; uit de bloemknoppen 1,9%, s.g. 0,03 %, s g- °597- Geheel anders is de olie uit
1,031; uit de bloemstelen 1,7%, s.g. 1,046; uit de wortels, die gembcrachtig riekt. Zie Dl. I, bl. 537.
de twijgen 0,2%, s. g. 1,045. Aï deze oliën Galanga-olie. Uit den gedroogden wortelstok
bevatten als hoofdbestanddeel kaneel-aldehyd, in van Alpinin Galanga Stv., fam. Zingiberaceac.
eene hoeveelheid van 80—95 %, en worden Opbrengst 0,5 —1,4%, s -g- °s92 Zie bij KEN-
gebruikt in plaats van kancel-olie. TJOER.
Chloran th u s-ol ie. Uit het kruid van Chlor- Ga 111 i-olie. Uit de wortels van Ligusticum
anthus officiualis BL, fam. Chloranthaci acutilobum Sieb. et Zucc, fam. Umbelliferae. Zie
KRAS TOELANG. Dl. I, bl. 538.
Citronella-ol ie. (Serc wangi-olie). Uit de Oau 1 tl, e r ia-olie (Wintergreen-olie). Uit het
versche bladeren van Andropogon Nardus /... fam. versche kruid van Gaultheria letuocarpa BL, fam.
Gramineae. Dit is de zg. Huile de verveine des Ericaceae. Opbrengst 0,1 —0,5 u/rr Zie voor deze

GRASOLIKN.

Indes. Opbrengst 0,8 I %, s. g. 0,87—0,91. Zie olie Dl. I, bl. 590 en voor haar hoofdbestand-
deel (methylsalieylaat), Dl. 11, bl. 503. De op-
Citroen-olie. (Essence de cédrat.) Uit de brengst uit G. punctotn 81. (Tjantigi wangi) zou
versche vruchtschil eener variëteit (var. ctdratd) 1,2 % bedragen.
van Citrus medica Riss., fan,. Rutaceae. De olie Gember-olie. Uit den gedroogden wortelstok
J*n
O
2—3 o/0: .
OLIËN. (VLUCHTIGE OF AETHERISCHE OLIËN, ESSENCES).

Zingiber officinalc Roxb., fam. Zingiberaceae. nagel-olie eenigszins overeenkomt, zwaarder dan
Opbrengst s g 0,88. Zie Dl. I, bl. 552.
cran ium gr as-o lic. (Palmarosa-olie). Uit
water" (De Loos). Zie Dl. 11, bl. 254.
Komijn-olie. Uit de vruchtjes van Cuminum
Ai'dropogon Schocnanthiis L., fam. Gramineae. Cyminum L., fam. Umbelliferae. Opbrengst 3 %,
Opbrengst 0,3—0,5 "/„, s.g. 0,89. Zie Dl. \,h\.600. s.g. 0,89—0,93. Zie DJINTAN.
Oouania-olie. Uit de bloemen van Gouania Koriander-olie. Uit de vruchtjes van Co-
67

.
J&vanica Mi,]., fam. Rhammaceae. Voor parfumerie riandrum sativum /.., fam. Umbelliferae. Opbrengst
geroemd. 0,2—0,6 %, s. g. 0,87—0,88. Zie KATOEMBAR.

'
( urj unbalsem-olie. Uit den balsem van Kruidnagel-olie. Uit Fugenia coryophyl-
'''pterocurpus sp., fam. Dipterocarpaeeae. Op- lata Thnnb., fam. Myrtaceae. Opbrengst: uit de
brengst tot 70 «/„, s.g. 0,92. Zie Dl. I, bl. 619. bloemknoppen (kruidnagels) 15—18%, s.g. 1,045
Hang-ilan g-olie. Uit de bloemen van

.
—1,070; uit de bloemstelcn 5,5 —6%, s. g.
Cananga odorata Hook. et Thoms., fam. Anona- 1,040 —1,065; uit de bladeren I %, s. g. 1,02 bij
ce•t?e denOpbrengst 0,1 %, s. g. 0,93—0,94. De olie
handel isvaak met cocos-olie vervalscht.
24°. Hoofdbestanddeel dier oliën is eugenol. Zie
NAGELEN.
c
" erenolieen van Java is goudgeel en bezit een ster-
minder aangenamen geur dan de echte
Ladja-olic. Uit de wortelstokken van Alpinia
nutans Rosc, fam. Zingiberaceae. S. g. 0,95 bij
Vlang-ylang-olie van Manila, hetgeen wellicht is 290 Zie bij LENGKOI'.AS.
'Oeteschrijven aan het gebruik van in liet wild Ladja goa-olie. Uit de versche wortelstok-
groeiende bloemen" (De Loos). Zie KANANGA. ken van Alpinia Malaccensis Rosc, fam. Zingi-
.

.
J aborandi-olie. Uit de bladeren van Pilo-
trpus
,
beraceae. Opbrengst 0,25 °/0 s.g. 1,04 bij 270
Jaborandi Holmes,fam. Rutaceae. Opbrengst Lantana-olie. Uit het kruid van Lantana

°'
2
—*,«%, s.g. 0,87—0,89. Zie Dl. 11, bl. 97. Camara L., fam. Vcrbcnnceae. S. g. 0,95. Zie
Jasmijn-olie. Uit de bloemen van fasmiutim KITJENTÉ.
Srandifiorum
parfumerie.
L. e. a. s., fam. Olenccae. Gezochte Lawsonia-olic. (Patjar-olie, Essence de
henné.) Uit de bloemen van Lawsonia a/ba /..,
Kacm p fcria-olie. Uit den wortelstok van fam. Lythraceae. Riekt als theerozen. Als in-
Rnempfcria rolunda L., fam. Zingiberaceae. Op- landsch parfum bekend. Zie PATJAR.
brengst 0,2 »/„, s.g. 0,89 bij 260 Zie KENTJOER. Legoendi-olie. Uit de bladeren van Vi/ex
Kajoe kastocri-olie. Uit het hout van
/"''«•-soorten, fam. Coniferae. Opbrengst Juni-
3%,
trifolia Lf., fam. Verbenncene. S. g. 0,88 bij 27 0
Zie Dl. 11, bl. 400.
.
s-g. 0,96—0,98. Zie Dl. 11, bl. 179. Lemoen-olie. (E.ssence de citron). Uit de
Kajoepoetih-olie. Uit de bebladerdc twij- versche vruchtschil van Citrus limonum Risso,
gen van Mèlaleuca L.cueadendron /,., fam. Myr- fam. Rutaceae. S. g. 0,86. Zie bij DJEROEK.
'«-«. Opbrengst 0,5 %, s. g. 0,92. Zie Dl. 11, Lemoengras-olie. (Sere-olie). Uit An-
o'- 180. dropogon citratus FC., fam. Gramineae.Opbrengst
K amb odj a-olie. Uit de bloemen van Plu- 0,25 %; s. g. 0,9. Bevat 70—-85 % citral. Zuivere
'"'era acutifo/in Poir., fam. Apocynnceac. Het lemoengras-olie moet in haar drievoudig volume
Parfum Frangipane heet uit deze bloemen ge- spiritus van 70 % oplossen. Zie GRAS-OLIËN.
°okt, maar is een mengsel van extraits d'odeurs. Liberiakoffiebloemen-olie. Van Coffea
Kalmo es-olie. Uit Acorus Ca/amus L., fam. Liberica Ilicm. fam. Rubiaceae. Zie Teysmannia,
Araccac. Opbrengst.- uit het versche kruid 0,2%, I, bl. 205.
• g-
s-g. 0,964;
uit de versche rhizomen 1,5—3,5 %, Malati-olie. Uit de bloemen van Jnsminttm
0,96—0,97. Zie DAKINGO. Sambac Ait., fam. O/eaceae. Zie Dl. 11, bl. 453.
Ramfer-olic. Uit Camphora officinalis Nees,
,atn.
Malati toengkat-olic. Uit de bloemen van
Lauraccae. Opbrengst: uit de bladen 1,85%, Pcrgularia minor Audi-., fam. Asclepidiaccae.

'
S g
", °,93; uit hout en wortels 4"/,,. Bij 150 half- M a n d a r ijn-oli e. Door persen uit de versche
vloeibaar. Zie Dl. 11, bl. 186. vruchtschil van Citrus Mndurensis Leur., fam.
amoening-olie. Uit de bloemen van Mur- Rutaceae. S.g. 0,855. Zie DJEROEK.
r "ya exotica L.,
fam. Rutaceae. Zie Dl. 11, bl. 187. Mangga-olie. Uit de bloemen van Mangijera
Kancel-olie. Uit Cinnamomum Zer/aniciim Indien Z. e. a. s., fam. Anacardiaccae. Nog niet
"•s fam. Lauraccae. Opbrengst: uit den bast onderzocht. Zie Dl. 11, bl. 460.
5 . —
i 1%, s g. 1,025 I -r°3s, hoofdbestanddeel Masoibast-ol ie. Uit den bast van Mnssoia

,'
*~ 75 % kaneel-aldchyd, uit de oude bladeren
',8%, s.g. 1,045—1,060, bevat als hoofd-
aromatica Peee., fam. Lauraccae. Opbrengst 6,5
8%, s.g. 1,04—1,06. Zie Dl. 11, bl. 469.

bestanddeel
,ast 70—900/0 eugenol; uit den wortel-
3 ry 0) b evat veei kamfer. Deze drie oliën
Mesua-olie. Uit de bloemen van Mesua fer-
rea L., fam. Guttiferae. Zie NAGASARI.

. .
'in dus zeer verschillend: de eerste riekt naar Mimusops-olie. Uit de bloemen van Mimu-
,***> de tweede naar kruidnagel, de derde
aar kamfer. Alleen de kancel-olie uit den bast is
sops Elengi /.., fam. Sapotaceae. Zie TANDJOENI ',.
en belangrijk Mostaard-olie. Uit de zaden van Siuapis
handelsartikel, dat dient voor de juncea Ilook., fam. Crucifcrae. S.g. 1,015—1,030.

,
reiilmg van likeuren, parfumerieën, landtincturen Muskuszaad-olie. (Huile d'ambrette). Uit
n ook als
geneesmiddel. Zie Dl. 11, bl. 190. de zaden van Abelmoschus moschatus Mocnch.,
,

-
rv-itjapiring-olie. Uit de bloemen van Gnr-
' Kingkit-olie.
'"'a pictorum
I/assk., fam. Rubia,
Uit de vruchtjes van Friphasia
.
fam. Mn/vnccae. Opbrengst 0,1 —0,25 °/0 s. g.
0,9 bij 250 Vast bij 15 De olie riekt niet naar
0

muskus doch naar civet. (Zie Dl. I, bl. 357). Zie


"foliata DC, fam. Rutaceae. Zie Dl. 11, bl. 229. GANDAPOERA.
v °elit la wan-olie. M yrrh a-olie. Uit de gomhars van Commi-
amomum Culilaivan Nees,Uitfam. den bast van Cin-
Lauraccae. Op- pkora-soorten, fam. Burseraceue. Opbrengst 3—8%,

'
l^" 5t
k 3,5—4%,5.g. 1,05. Bevat eugenol. „Kleur-
ohe, die in reuk met kajoepoet- en met
s- R- °,99 P—
I I zie E>l. 11, bl. 661.
Nigella-olie. Uit de zaden van Nigella snlivn
68 OLIËN. (VLUCHTIGE 01' AETHERISCHE OLIËN, ESSENCES).

L., fam. Ranunculaceae. Opbrengst 0,5%, s.g. Rozen-olie. Uit de versche bloembladen
0,88. Zie DJINTAN. van Rosa Damasceua Mi//., fam. Rosaceae. Op-
Nootmuskaat-olie. Uit de zaadkernen van
Myristica fragrans Houtt., fam. Myristicactae.
brengst 0,02 "/„, s. g. .
0,85 bij 30 0
San tel- (Sandel-) hout-olie. Uit het hout
Opbrengst 8—15%, s.g. 0,87 —0,92. De jonge van Santalum album L., fam. Santalaceae. Op-
bladeren geven 0,7% en de oude bladeren 0,4% brengst 1,6—3%, s-g- 0,98. Belangrijk genees-
eener naar foelie riekende olie. Sommige boomen middel. Gezocht Indisch parfum.
geven olie, bij polarisatie linksdraaiende, andere Sa f fraan-olie. Uit de stempels der bloemen van
rechtsdraaiende olie. CrocussativusL., fam. Iridaceae. Opbrengst zeer ge-
Oleander-olie. Uit de bloemen van Neririm ring, daar de riekstof in gebonden staat aanwezig is.
odorum Sol., fam. .Ipocynaceae. Zie NERIUM. Saré bandon-olie. Waarschijnlijk uit de
Oranjebloesem-olie. (Néroli). Uit de ver- bloemen van Nyctanthes Arbor trislis 1., fam.
sche bloemen eener variëteit (var. Bigaradia) van Oleaceae. „De geel gekleurde olie komt in reuk
Citrus Aurautiitm Risso, fam. Rutaceae. Opbrengst eenigszins overeen met nagel- en met kancel-olie.
0,1 "/,,, s. g. 0,87—0,89. De olie uil de twijgen en Toepassing als parfumerie" (De Loos).
onrijpe vruchtjes is in de parfumerie bekend als Satijn houtbladeren-olie. Uit de blade-
Petit Gram. Te zamen vormen zij het hoofdbe- ren van Chloroxylon Swietenia DC, fam. Ruta-
standdeel van Eau de Cologne. Zie DJEROEK. ceae. S. g. 0,857 bij 27°.
Oranjeschillen-olic. Door afsponzen of Selasian-olie. Uit het hout van Cinnamo-
uitpersen van de versche vruchtschil van de mum Parthenoxylon Meisn., fam. Lauraccae. Op-

.
hier voren genoemde plant. Opbrengst 2 %, s. g. brengst 1,4%, s.g. 1,074 bij 28. Hoofdbestand-
0,85. Zie DJEROEK. deel safroi, evenals in sassafras-olie. Zie KOELIT
Pandan- of Rampé-olie. Uit de bladeren LAWAN.
van Pandanus latifolius Rumph., fam. Fauda- Sclasih hidjau-olie (Basilicum-olie). Uit
naceae. „De olie is geel van kleur en zeer aange- de naar fenkel riekende versche bladeren eener
naam van reuk, eenigszins kancclachtig" (De Loos). variëteit van Oeimiim Basilicum /.., fam. Labiatac.
Pandan wangi-olie. Uit de bloemkolven van Opbrengst 0,2%, s.g. 0,948 bij 25 0 Bij dezelfde
Pandanus odoratissimus Lf., fam. Fandanaccac. soort wordt echter ook een opbrengst van slechts
Patchouli-olie. Uit de (gedroogde) bladeren 0,02—0,04% vermeld. Hoofdbestanddeel tot 60%
van Pogostcmon Fatehouli Fe!!., fam. Labiatac. Op- mcthylchavicol. Zie SELASIH.
brengst 1,5—4 %, s. g. 0,975—0,995. Zie DILEM. Selasih mekar-olie. Uit de naar kruidna-
Peper-olie. Uit de vruchtjes (zwarte peper) gel riekende versche bladeren eener andere varië-
van Piper nigrum /... fam. Piperaceae. Opbrengst teit der zelfde plant. Opbrengst 0,2 —0,3%, s.g.
«— 2,3 70, s. g. 0,88—0,90.
Persea-ol ie. Uit de gedroogde bladeren van
0,9 bij 26°. Hoofdbestanddeel 30—50% eugenol.
Semboeng-olie. Uit de versche bladeren
Persea gratissima Gacrtn., fam. Lauraccae. Op- van Blumea (Conyzn, P/uehea) balsamifcra DC,

APOKAT.
.
brengst 0,5 °/oi s. g. 0,96. Riekt naar anijs. Zie fam. Compositae. S. g. 0,944 bij 28 0 Bevat kam-
fer (Zie Dl. 11, bl. 186). Uit de bladeren van
Plectranthus-olie. Uit het versche kruid Blumea lacera DC. is eveneens eene kamferhou-
van Plectrnnthits jriiticosus L' Hei., fam. Labiatac. dende olie verkregen. Opbrengst 0,1 %, s. g. 0,915.
Op patchouli gelijkend. Ter verdrijving van in- Se tj an g-olie. Uit de versche bladeren van
secten (motten) aanbevolen. Caesalpiuia Sappan /.., fam. Leguminosae. Op-
Poelasari-olie. Afkomstig van Aly.xin stel- brengst 0,2 %, s. g. 0,825 bij 280
Intn R. et S., fam. .-Ipocynaceae. „De gele olie,
.
Sintok-olie. Uit den bast van Cinnamomum
die door destillatie van den bast verkregen wordt, Sintok PL, fam. Lauraccae. S.g. 1,008 bij 27°.
is eenigszins kancclachtig van reuk. Zij dient als Riekt naar nootmuskaat en kruidnagelen.
reukwerk; de bast, ranken en bladeren eveneens" Sirih-olie (Betel-olie). Uit de bladeren van
(De Loos). De bast bevat de vaste riekstof cuma- Piper Belle /,., fam. Piperaceae. Opbrengst uit
rine, wellicht is de olie slechts een aftreksel. de gedroogde bladeren 0,6—0,9"/,,, s.g. 1,034.
Pogostemon-olic (= Dilcm-olie). Verg. De olie uit de versche bladeren heeft een lager
Patchouli-olic. Uit de bladeren van Pogo- s. g. (0,96). Sirih-olie bevat betcl-phenol en cha-
stcmon comosus Mig., fam. Labiatac. Opbrengst vicol, beide sterk antiseplisch.
°s9"/o, s -g- 0,96. Zie DILEM. S phaeran thu s-olie. Uit het versche kruid
Poko-olie. Uit het versche kruid van Pipe- van Spliaeiauthits ludieus L., fam. Compositae.
romia Javauica Mig., fam. Piperaceae. „Deze Opbrengst 0,03 %. Riekt naar rozen.
olie, die bijna kleurloos is en in reuk overeen- Steranijs-olie. (Essence de badiane) Uit de
komt met kruizemunt-olie, dient als geneesmiddel vruchten van Illicium verurn Hooh., fam. Magno-
bij rheumatische hoofdpijnen" (De Loos). Afkomst liaeeae. Opbrengst 5 %, s. g. 0,98 —0,99. Vast bij
niet geheel vaststaande. 15—17°. Zie ADAS TJINA.
Pompelmoes-olie. Uit de versche vrucht- Styrax-olie. Uit den balsem van Liguidambar
schil van Citrus decumana /.., fam. Rutaceae. S. g. orienlalis MUL, fam. Ilamamelidaceae. Opbrengst
0,86. Zie DJEROEK. °,4—l "/„, s.g. 0,89—1,06.
Rasamala-ol ie. Afkomstig van Altingia Taroem oetan-olie. Uit het versche kruid
excetsa A or., fam. Ilamame/idaceae. „De olie is van Indigofera galegoides DC, fam. Leguminosae.
T
lichtgeel van kleur, van een foelieaehtigen reuk, Opbrengst 0.251/11- Heeft de samenstelling van
eir waarschijnlijk door destillatie van den balsem bittere amandel-olie.
bereid" (De I.oos). Tegari-oli e. Uit de wortels van Dianella
Rasamalahout-olie. Uit het hout van Paucaua Mig., fam. Lilinceae.
('ana/ittm microcarpum IVilld., fam. Bursei Tetranthera-olie. Uit de vruchtjes van Te-
Opbrengst 0.2 "/„. Bij 30° smeltende kristalbrei, Iranthera citrata Nees, fam. Lauraccae. Opbrengst
naar kaneel en rhabarber riekend. 5,5%, s-g- °,^9—0,90. Bevat veel citral.
OLIËN. (VLUCHTIGE OF AETHERISCHE OLIÈN, ESSENCES). 69

Th e e-olie. Uit de versch gefermenteerde bla- PI. XCI, fig. 3 err ('IX, lig. 7), me! lokale wijzi-
deren van Camel/ia Thea Link, zoowel uit Assam- gingen, algemeen in gebruik en in de beschrij-
als Java-thee. Opbrengst slechts 0,006 %, s. g. ving van inlandsche oliebereiding is van deze
°,866 bij 26°. Het parfum klem-s de thé wordt pers met wiggen steeds sprake. De Javaansche
'net van theebloesem, maar van Olea fragrans oliepers, die volgens hetzelfde type is vervaardigd,
Vahl verkregen. heet gatoq-an en bestaat uit een op schragen
Tj abé dja wa-oli e. Uit de vruchttrossen van geplaatsten balk of pengeret, in wiens midden
e zg. lange een gleuf ter lengte van 2/2 voet en '/s v°et
"QC., peper, Piper (Chavica) officinarum
fam. Piperaceae. Opbrengst 1%, s.g. 0,86. breed en diep is aangebracht. In deze gleuf staan
Ijampak a - o 1i e. Uit de bloemen (kembang twee planken, keploq, in schuine richting tegen-
kantil, gele tjampaka) van Michelia Chamfaca_~ over elkander, zoodanig dat zij van boven wijd
Jam. Magno/iaceae. S. g. 0,91 —0,94. Bevat o. a.
benzoëzuur. „De olie, door destillatie der bloemen
uiteen staan en van onder bijna aan elkander
sluiten en aldaar in een gleuf van een lageren
met water verkregen, is geel van kleur en aan- balk, tjelengan, worden vastgehouden. Tus-
genaam van reuk; zij kan dienen als parfumerie" schen de twee keploq's is een bereide karbouwen-
U'e I.oos). „Von unbeschreiblicheni Wohlgeruch" huid, krakab, zoodanig bevestigd, dat een goot
(Schimmel). gevormd wordt waarlangs de olie kan afvloeien.
Tjampaka ceilon-olie. Uit de bloemen In de krakab wordt de met oliekoek gevulde
**n Myristica Horsfieldi 81., fam. Myr/s/ieaceae. djeleboeq gebracht, dat is een kegelvormige
'-eer geurig, doch de bloemen zijn moeilijk in llesch van gevlochten bamboe, waarvan de grootste
groote hoeveelheid te verkrijgen. diameter i voet is. die van den top '/3 voet, ter-
Tjampaka poetih-olic. Uit de bloemen wijl de hoogte 2—2'/., voet bedraagt. In het grond-
|[8n Michelia longifolia BL, fam. Mngnoliuceuc. vlak is een opening die met lapas of cocos-
*g- 0,88. „De olie is donkergeel van kleur en ve/.els dichtgemaakt wordt wanneer de gestoomde
'oelieachtig van reuk; parfumerie" (De Loos). en tot een koek saamgepaktc katjang er in ge-
Ij e rlan g-olie. Afkomstig van Plerosper- bracht is. Het werk van den olieslager bestaat in
"'["" diversifolium 81., fam. Sterculiaceae. „De het inslaan van kleine wiggen of djalerans,
o''e is lichtgeel van kleur, in reuk herinnerende daarna van grootere of pat j els, beurtelings aan
•Jan nagel- en aan foelie-olie; zij kan in de par- de buitenzijde van elke keploq, waarbij telkens de
fumerie dienst doen" (De Loos). djaleran door de patjel wordt uitgestooten. Zoodra
1 o ddal i a-ol ie. Lit de bladeren van Tod- aan beide kanten der keploqs of persplanken, die
aalia aculeuta Pers., fam. Rutaceae. S. g. 0,87. allengs dichter bij elkander komen en de djele-
>evat citral. Ook de andere deelen der plant hou- boeq hoe langer hoe meer knellen, de patjels diep
den olie in. genoeg zijn ingeslagen, laat men den toestel met
luberosa-oli e. Door cnflcuiagc der bloe-
men van Polianthes tuberosa /.., fam. Amarylli-
rust totdat er geen olie meer uitvloeit. Voor het
inslaan der wiggen gebruikt men eerst een klei-

'
"eeae. Ook in de Europeesche parfumerie bekend, nen houten hamer, ganden alit, daarna een
bestanddeel van Ess-bouquet, Jockey-club enz. grooteren, ganden ageng. Zoodra uit den toe-
Zle KEMBANG SEDEP MALEM. stel geen olie meer loopt worden de patjels ver-
\ anda-olie. Door enfleurage der bloemen van wijderd en de djeleboeq uit de pers genomen; de
' ""da suaz'is Lint//., fam. Orehidaeeae. Wordt in
e parfumerie door een mengsel
van andere es-
sences nagebootst. Feitelijk is nog uit geen enkele
katjang-koek wordt nu opnieuw in het rijstblok,
lesoeng, gestampt en weder gestoomd om ten
tweeden male en op de beschreven wijze in de
o.rdeeën-bloem net aroma afgezonderd. gatoq-an uitgeperst te worden. De olie wordt eerst
Zanthox y lum-ol ie. L'il de vruchtjes van in lederen zakken of bakken, kedoeq's. verza-
fanthoxylum piperitum PC. fam. Rutaceae. Op- meld om te bezinken en daarna in runder- ofbuffel-
brengst 3 o/Qi s-g citral-houdend. blazen, in,pes, overgegoten voor het vervoer of
Zedoaria-olie. Uit den wortelstok van Cur-
cuma Zedoaria Rosc.. hm. Zingiberaceae. Opbrengst
den verkoop; de overblijvende koek, boengkil,
wordt als niest gebruikt, of voor de bereiding van
1 2%, s.g. de door den Javaan gewilde tempe-boengkil, die
0,99 —1,01.
gebakken of met andere ingrediënten als djangan
Aanteekeningen. Aan de mededeelingen over toebereid, veel als toespijs bij de rijst wordt ge-
te-winning, kan nog een en ander worden toege- bruikt (Mayer, „Jav. Volksleven", 11, 479 v.).
legd. Reeds is vermeld dat van eene rationeele Het nadeel dezer pers is dat de druk ongelijk-
»bnekmatige bereiding in Ned.-Indië nergens sprake matig wordt uitgeoefend en van boven, waar de
1 veeleer overal eene hoogst primitieve, dezelfde keggen worden ingeslagen, geringer is dan bene-
e sedert jaren
en eeuwen in zwang was, gevolgd den, waardoor het noodzakelijk wordt den zak tot
01< H,
zonder dat naar eenige verbetering in de driemaal toe om te keeren en den koek weder te
ereidingsmanier,
tot verkrijging van ruimere pro- stampen en optestoomen. Bij den ongelijkmatigen
uctre of beter product, werd gestreefd. Wanneer is de onvoldoende druk door de oliepersen ver-
e verkregen hoeveelheid voor plaatselijk of indi- kregen een algemeen euvel dezer werktuigen.
vidueel gebruik niet voldoende bleek, dan werd Is deze persing dus weinig geschikt om uit de
neer grondstof, gewoonlijk kosteloos verkrijgbaar, vruchten of pitten een belangrijk gedeelte van de
erwerkt om het tekort aan te vullen, en de hoe- olie of het vet te halen dat er in zit, de extractie
van het product beter te verlangen door koking op inlandsche manier- is al even ver-
n zij altijd was geweest, kwistend. Wanneer men bedenkt, dat er op
daartoe ontbrak de Java
aanleiding. Zoo bleef de oliepers, bestaande uit schier geen eetbare vrucht is waaruit niet een
cc door wiggen tot elkander gedrongen plan- aangenaam smakende olie of een te waardeeren
n, waartusschen de oliehoudende pitten, vooraf vet zou kunnen gewonnen worden, dan is het
gei roogd, gekneusd,
verwarmd, werden geperst aantal planten door den inlander voor olieberei-
v Otksbeschr. van Midden-Sumatra, Ethnogr. Atlas ding gebezigd vrij beperkt. Van cenige belang-
70 OLIËN. (VLUCHTIGE OF AETHERISCHE OLIËN, ESSENCES).
— OLIFANT.

rijke inlandsche oliën, zij hier de wijze van be- koele plaats gelegd en daarna geklopt totdat de
reiding nog meer uitvoerig vermeld. vruchten loslaten; deze worden dan boven stoom
De Pi tj oen g-olie komt uit de zaden van gaar gekookt en vervolgens gestampt, ter verwij-
Pangium, die door de Javanen gedroogd, ver- dering van den bast. I laama wordt de olie tusschen
warmd en geperst worden, door de Boegmeezen twee planken en door belasting met steenen ge-
gedroogd, gestampt, gekneed en met warm water perst. Elke boom zou jaarlijks drie flesscben olie
overgoten worden, waardoor de olie zich afscheidt kunnen leveren. Deze productie, hoewel nog voor-
en aan de oppervlakte komt. Zij heeft dan weinig deelig vergeleken bij andere cultures, als rijst, waar-
smaak en wordt nagenoeg niet rans. Op Suma- aan de inlander veel meer arbeid besteedt, blijft
tra wordt de simauoeng-olie, die aan de minjak intusschen aanzienlijk beneden het bereikbare. De
petjoeng verwant is, op de volgende manier be- onvoordeeligc wijze van olie-bereiding zal daar-
:
reid de groene vruchten, iets kleiner dan een
klapper, legt men te rotten binnen een door tak-
van wel de reden zijn. De pitten, waaruit de
beste olie te winnen is, gebruikt men o. a. niet.
ken omheinde ruimte, dan hangt men de pitten Eene betere wijze van olie-winning is de vol-
24 uur in een gesloten mand in stroomend water gende: men kookt de vruchten in een aarden pot
om ze van het vruchtslijm te zuiveren, daarna met water tot zij week geworden zijn; de weeke
kookt men ze, slaat ze open met een kapmes, massa wordt vervolgens gestampt, met de handen
neemt de kernen er uit, die een paar dagen in gekneed en van schillen en pitten gezuiverd; het
manden worden gelegd met steenen bezwaard. restant kookt men andermaal met water en de
Nogmaals uitgespoeld (ter verwijdering van het ver- daarbij zich afzettende olie wordt gemakkelijk van
giftige blauwzuur), dan acht dagen op matten uit- de oppervlakte afgeschept. (Van Gorkom, 0.-I.
('uit. 11, bl.
gespreid in de zon gedroogd, worden ze in een 567 v.).
lesoeng tot gruis gestampt onder toevoeging van Ten slotte zij nog vermeld de bereiding der
citroensap. Het zoo verkregen meel verhit men I< a nari-ol ie, uit de pitten van Cauarium
in een ijzeren pan en vult er dan een mand van (Dl. 11, bl. 190) welke in de Molukken verzameld
boombast mede, die tusschen de bladen van de worden zoodra de vruchten bruinachtig beginnen
pers wordt gelegd. De pers is geplaatst op een te worden; deze ontdoet men nu van de buiten-
koe- of karbouwhuid, die met de binnenzijde naar schil en stelt ze eenige dagen aan de zonne-
boven ligt en waaraan men aan ééne zijde een warmte bloot; genoegzaam gedroogd worden zij
soort van tuit gemaakt heeft, waardoor de uitge- op roosters in den rook gelegd, vervolgens ont-
perste olie in bamboe-kokers wordt opgevangen. bolsterd, een paar dagen in water geweekt, ten
De Katjang-olie wordt uit de zaden van einde de binnenste schil, die met het drogen aan
Arachis hypogaea verkregen door ontschilling, ver- de kern kleeft, te doen loslaten; na verwijde-
warming, maling, blootstelling aan den damp van ring van deze schil worden de pitten nogmaals
kokend water en persing. De peulen worden, na in de zon gedroogd om de waterdcclcn te doen
gedroogd te zijn tot zij in de schil rammelen, op verdampen: daarna worden zij in fijngevlochte
matten of huiden gelegd en door gedurig slaan rotan mandjes besloten en geperst.
met stokken van de buitenschil ontdaan; de noten OLIENOOT. Zie KATJANG TIINA of KA-
worden daarna in een rijstblok fijngestampt en TJANG TANAII.
gestoomd in een koekoesan; nog warm wordt de "OLIFANT. (Ga dj ah, Mal.) De olifant wordt
hierdoor verkregen massa op de zooeven bespro- op Sumatra in de Noordelijke helft van het eiland
ken manier in de pers uitgeperst. Deze bereidings- gevonden, op Borneo slechts in het Noord-Ooste-
wijze, door inlanders en Chineezen toegepast, sluit lijk gedeelte. Zoo eenvoudig het is om den Indi-
het winnen van cene zuivere olie uit. Beter is de schen olifant op den eersten blik te onderkennen
volgende manier: door middel van een pulper met van den Afrikaanschen, — aan de kortere ooren
handbeweging, bestaande uit een trommel van 2%
voet lengte en 1% voet middellijn, bekleed met
en den langeren staart — zoo moeilijk is het uit
te maken of men meer dan ééne soort van Indi-
een koperen rasp, wordt de buitenschil der noten schen olifant moet aannemen. De moeilijkheid schuilt
verwijderd; daarna worden de schillen door zeven in het weinige vergelijkingsmateriaal ten dienste dei-
afgezonderd, de gepelde noten in een gewonen wetenschap gesteld; seriën huiden en skeletten van
buffelmolen, bestaande uit een trog waarin vier den Indischen olifant heeft niemand tot dusverre
houten wielen loopen, fijn gemalen en na ge- kunnen bcstudeeren. De zaak is deze: op het In-
stoomd te zijn tusschen een hydraulische pers ge- dische vasteland, op Ceylon en op Sumatra worden
bracht. De op deze wijze verkregen olie is van
lichtgele kleur. Men zou door verwijdering van
olifanten gevonden, — die in N.O. Borneo leven,
kunnen we buiten rekening laten, daar men weet,
het binnenvliesje of de binnenschil der noten stel- dat zij afstammen van een aldaar vroeger losgela-
lig bijna witte olie kunnen verkrijgen, maar daar-
voor is de boven beschreven pulper niet ingericht,
ten geïmporteerd paar — en nu beweren sommige
geleerden, dat deze allen tot ééne soort behooren,
en die witte olie zou bovendien voor inlandsch terwijl anderen reden hebben om aan te nemen,
gebruik niet een evenredig grootere waarde heb- dat die van Ceylon en Sumatra verschillen van de
ben. (T. v. Nijv. en Lndb. in N.-L XXI, 1877, olifanten van het vaste land. Die van Sumatra en
bl. 63 v.; XXXIII, 1886, bl. 187 v.). Ceylon zouden van een zachter aard zijn, zoodat
De Klapper-olie is bereids in Dl. 11, bl. vooral die van Ceylon sedert onheugelijke tijden
183, behandeld. Opmerkelijk is dat in Atjeh de uitgevoerd worden — ook naar het Indische conti-
klapper-olie algemeen geperst wordt uit den gerot-
ten inhoud der vruchten. Die stinkende olie gebruikt
nent — om daar als huisdier gebruikt te worden.
De huiden en beenige deelen van het continent
men voor lampen; wil men ze voor spijzen gebrui- ter bestudeering gezonden, zijn, zooals voor de
ken, dan wordt ze eerst opgekookt en bereid. hand ligt, afkomstig van Ceylon-olifanten en
De Palm-olie wint men als volgt: de tros- komen dus overeen met den eilandenvorm en zoo
sen met rijpe vruchten van de Elaeis (zie Dl. I, komt het, dat sommige onderzoekers genoopt wor-
bl. 490) worden gedurende 2 of 3 dagen op eene den slechts ééne soort aan te nemen, 't Schijnt
OLIFANT. — OMMELANDEN VAN BENKOELEN. 71

echter werkelijk, dat de echte continentale vorm verder terecht. China zendt wel keurig gesneden
tot eene andere soort behoort, verschillend be- tanden, opgesteld op fraai bewerk Ie voeten van
lialve door den meer woesten onteinbaten aard, ebbenhout naar ons terug, maar daartoe worden
o. a. door een ander getal ribben en ander be- veelal tanden uit Ceylon gebruikt, meestal groo-
loop van cmailjilooien op de kiezen. Hoe dit zijn ter van stuk.
moge, zeker is het, dat de zaak wetenschappelijk OLIVA. Zie DADELHOORNS.
niet uitgemaakt is en dat, daar het hier het OLOBOE. Zie KARBO.
grootste landzoogdicr geldt, het wel een ernstig OMA. Zie HAROEKOE.
onderzoek in loco waard is; en dit is alleen te OMBAAI (OMBAI.). Naam, die wel aan hel
doen, wanneer èn op het continent èn op Ceylon eiland Alor wordt gegeven (Zie aldaar). Straat
en op Sumatra seriën verzameld worden van wer- Ombaai of Maloewa wordt de ongev. 15 mijlen
kelijk in het wild gevangen dieren. Voor de breede straat genoemd, die Timor van Alor scheidt.
kennis van de verspreiding der dieren is dit onder- OMBERVISSCHEN. Deze familie omvat meer
zoek van groot gewicht. dan een honderdtal soorten: zij vertoonen den
In de bewoonde streken, dicht bij de groote uitwendigen vorm der Baarsachtigen en behooren
wildernis gelegen, richten de olifanten vaak hevige tot de groote zeevisschen, daar de kleinsten toch
verwoestingen aan op den padi-akker; de sterkste nog altijd ecu voet lang zijn. Hun kop is aan
heggen zijn machteloos tegen deze dieren; zij het voorhoofd sterk gewelfd, hun snuit weinig
vertrappen alles wat hun in den weg staat en vooruitstekend. Velen hebben een merkwaardig
alleen het branden van groote vuren kan hen verlakte zwemblaas. In het algemeen wordt hun
verwijderd houden uit de sawahs. In den regel vleesch als voedsel zeer gezocht. Gehemelte on-
'-ijn zij voor den mensch niet gevaarlijk en ont- gewapend; kop met tamelijk kleine schubben
loopcn zij hem, (zie o. a. Reisverhaal der Sumatra- bedekt, soms ook de kaken en vinnen; vaak
expeditie, Dl. I, bl. 324); gevaarlijk is echter de poriën of groefjes aan onderkaak. Sciaeua pama
ontmoeting met den mannetjes-olifant die in den leeft in de Indische Zee, wordt wel 5 voet lang;
strijd met eenen mededinger het onderspit heeft puntige staartvin, zeer korte aarsvin, tweede
gedolven, uit de kudde is gestooten en nu alleen rugvin zeer lang. De Otolilhus-sooxtea hebben
ronddoolt. Sporen in den vorm van groote ronde behalve de fluweeltanden nog enkele groote tan-
kommen en uitwerpselen van olifanten in hoopen
van soms merkwaardige hoogte, ontmoet men in :
den O/o/i fltvs argen leus, de Gigi djaran der
Maleiers op Java is paarsachtig zilverkleurig, ter-
de groote wildernis van de zuidelijke Padangsche wijl Ololithus luaculatus met bruine vlekjes ver-
Bovenlanden vaak genoeg, maar hoogst zeldzaam sierd is; zij worden wel 2V2 voet lang. De
de dieren zelf. In Tapanoeli is het echter volstrekt Diagramma's hebben ter weerszijden der onder-
niet zeldzaam olifanten te zien in de streken kaal, twee kleine en vier groote poriën, ruglijn
Waar ze zich veel ophouden, zooals in het zuiden gewelfd; D. punctatuiii is grijsachtig en heeft
van Padang Lawas en het noorden van Groot lichaam en boyenvinnen met bruine vlekjes bezet,
Mandeling. Op Sumatra worden zij alleen ter wordt een voet lang. De Pristipoma's hebben
wille van de slagtanden gevangen en niet om ze aan het einde van de onderkaak een groef en
'e temmen en af te richten tot het dragen van twee poriën; P. caripe, de Kr o t-Krot der
lasten; zooals uit de beschrijvingen en afbeeldin- Maleiers, zilverkleurig met vier zwarte vlekken
gen bij oude schrijvers blijkt, geschiedde zulks langs den rug, is een visch uit de Java-zee van
vroeger in het rijk van Atjeh. Het vangen ge- bijna een halve meter lengte. De Baars-om-
schiedt thans door middel van de val-lans en bervisschen, ZofW«-soorten gelijken het meest
van kuilen, die in het pad, dat de dieren gewoon op Baarzen; rugvinnen verecnigd; de aarsvin en
zijn te volgen, worden aangebracht en soms, op tweede rugvin zijn eenigszins verlengd en even-
odem, van scherp gepunte bamboes zijn als de staartvin met schubjes bedekt; Lobotes
voorzien. De jacht met speren en messen, vroe- erale, Kakap batoe in het Maleisch, wordt
ger in zwang, is door die met vuurwapens ver- wel 2/2 voet lang. Tot de St e kei-om be rv is-
vangen. Vier personen gaan daartoe uit, waarvan schen behooren Seolopsides torguatus met een
dne met geweren en kapmessen gewapend, de hoog lichaam en een breeden witten kraag over
vierde den leeftocht voor verscheidene dagen mede- de schouders en Sc. leucogenys met verlengd
voerende. Als de 1
dag wordt de 7' '- van de
maand beschouwd, 's morgens II uur, of de 13de
lichaam en een witachtige streep achter de rug-
vin. Ilelerognalhodon bifnseiatum uit de zee
°P den middag. Men schiet met koperen kogels, rondom Soembawa heeft hoektanden.
'be, na het schot, weder worden opgezocht en bij OMBILIN (OM- of OEMBILEN, verkeerdelijk
voorkeur een volgenden keer nogmaals worden OEMBILIËN).Rivier op Sumatra. Zie KW ANTAN.
gebruikt. De eerbied dien de Maleiers voor den OMBILIN-STEENKOLEN. Zie STEENKO-
olifant koesteren — zij noemen het dier orang LEN.
gadang of grooten mensch — houdt verband met
hun geloof aan het voortleven als olifanten van
OMMASTREPHES. Zie INKTVISCH.
OMMELANDEN VAN BENKOELEN. Af-
als mensch gestorven voorouders. Volgens het deeling van de residentie Benkoelen (Sumatra),
verhaal van Radja grenzende ten N. aan de afd. Laïs, ten Z. aan
Selan wandelde diens over-
grootmoeder als olifant
rond en verleende hem de afd. Sclocma, bestaande uil iS marga's (distric-
i>u en dan hulp
(Reisverhaal der Suiiiatra-cxpc- ten) en 4 zelfstandige pasars. De standplaats van
"tie, I, bl. 61 vlg.). den controleur is ter hoofdplaats Benkoelen. De
De uitvoer van ivoor naar Europa over Singa- pasar Silcbar, in deze afdecling gelegen aan den
P°rc is onbeduidend; wat niet plaatselijk of in mond der rivier Silebar of Socngei Andalas en
den omtrek wordt gebruikt, gaat op de inland- aan de baai van Silcbar, was vroeger eene bloeiende
se markten van hand tot hand, komt in den
de Philippijnen, China, ook in
haven, waar de inlandsche vaartuigen dikwijls de
waren, voor Benkoelen bestemd, losten, die dan
l 'e Molukken en zelfs tot op Nieuw-Guinea en verder over land vervoerd weiden; zij is ten ge-
72 OMMEL. V. BENKOELEN.— ONDERSCHEIDINGEN, ONDERSCHEIDINGSTEEKENS.

volge van de verzanding der baai, van weinig medaille (St. 1839 n". 27, 1865 n°. 98, 1870 n u
beteekenis meer. 32), heeft het bij St. 1898 n°. 167 den vorm van
.
OMMELANDEN VAN PADANG. Ondcraf- een kruis gekregen. Voor de toekenning van het
deeling van de afdeeling Padang, res. Padangsche eereteeken aan inlanders en met hen gelijkgestel-
Benedenlanden (Sumatra), bestaande uit 9 distric- den, niet tot het leger in Ned.-Indië behoorende,
ten, waaronder ook de Mcntawei-, de Pageh- en zie St. 1886 n°. 219. Aan gedecoreerde officieren,
de Nassau-eilanden. De standplaats van den con- die zich opnieuw- door daden van dapperheid heb-
troleur- is te Loeboeq Begaloeng. ben onderscheiden, kan een eeresabel worden toe-
OMMELANDEN VAN TELOK BETONG. gekend (B. 275); voor het onderschcidingsteeken
Afdeeling der res. Lampongschc districten (Suma- voor eervol vermelden, zie St. 1877 n°. 241. Bij
tra); standplaats van den controleur is Tandjoeng langdurigen dienst als officier heeft men recht op
Karang. Zij bevat den omtrek van de hoofdplaats een onderschcidingsteeken, van denzelfden vorm
der residentie, Telok Betong, ten N. van de Lam- als voor dergelijken dienst in Nederland (St. 1852
pong-baai en de O. helft van de landpunt, welke n°. 27, 1867 il». 65, Algemeene order 1546 n".
die baai van de Scmangka-baai scheidt volgens 2): militairen enz. beneden den rang van officier
een lijn, loopende van Tandjoeng Tikoes over erlangen naar gelang van den diensttijd gouden,
den Goenoeng Tangka en bij den G. Ratai de zilveren of bronzen medailles. Ook wegens lang-
Z. grens der afd. Sikampoeng ontmoetende. durigen dienst bij de schutterijen is een eeretee-
ÓMRA. Zie HADJ, Dl. li. bl. 6. ken ingesteld (St. 1852 n°. 27, 61; 1853 n°. 5;
ONCHIDIUM S.ONCIDIUM PERONII en 1867 n°. 65). Voor het dragen van militaire me-
PUNCTATUS. Zie GASTEROPODEN dailles, door vreemde Mogendheden verleend, is
ONDÈN. Zie DOEWIWI en EEND. de vergunning der Koningin noodig (B. 2763).
ONDERANDIR. District van de contróle-afdee- Terwijl voor verschillende klassen van Euro-
ling, het regentschap en de afdeeling Serang, resi- peesche ambtenaren een officieel kostuum is voor-
dentie Bantam: met eene oppervlakte van 6.156,4 geschreven, en ook voor verscheidene klassen van
hectaren, liet district telt 29 desa's. inlandsche ambtenaren een dergelijk kostuum van
ONDERSCHEIDINGEN, ONDERSCHEI- Gouv.wege bepaald is, hebben de laatstgenoemden
DINGSTEEKENS. In dit artikel wordt slechts in verscheidene gedeelten van Ned.-Indië het recht
gewag gemaakt van onderscheidingen van Gouv.- andere onderschcidingsteekcncn, aan hun rang ver-
wege toegekend; verder te gaan zou te veel in bonden, te voeren. Voor Java vindt men daar-
bijzonderheden doen afdalen. omtrent de belangrijkste bepalingen in de reglemen-
Eene afzonderlijke ridderorde ter belooning van ten vastgesteld bij St. 1820 n". 22 en 1824 n°.
hen die zich voor Ned.-Indië verdienstelijk maak- 13. liet voornaamste onderschcidingsteeken voor
ten, zooals de Star of India voor Britsch-lndië, ml. ambtenaren aldaar is de pajong of son-
is voor de Ned. koloniën niet ingesteld; de Ned. song, het zonnescherm, dat door de daarop in
ridderorden: de Militaire Willemsorde, de Orde het veld aangebrachte kleuren en strepen of cir-
van den Nederlandschen leeuw en de Orde van kels (seret) den rang van den ambtenaar aan-
Oranje Nassau, worden ook voor verdiensten jegens duidt. Het gebruik van den pajong is zeer oud
Ned.-Indië toegekend. Ook inlanders kunnen in en naar men zegt aan de Chineezen ontleend;
die orden worden opgenomen. Vreemde ordetee- de zonneschermen van de grooten in de Vorsten-
kenen mogen zonder bijzonder verlof der Koningin landen hebben als model gestrekt voor die, welke
niet worden aangenomen door Nederlanders of in de Gouv.landen officieel in gebruik zijn. F.lke
de vreemdelingen die in Ned. staatsdienst zijn pajong heeft een veld (latar) met een knop
(art. 67 grondwet), noch door de ingezetenen van (pentol), waaraan een stervormig uitgeknipt
Ned.-Indië (art. 114 Keg.regl.). Aan inlanders van aanhangsel met jrantige uitloopers (tlatjap); de
aanzien of verdienstelijke oostersche vreemdelingen beide laatsten zijn verguld. De stok (garan) is
kunnen ter belooning van bewezen diensten ccre- bij de pajongs der regenten verguld, bij die dei-
teekens worden toegekend van goud, zilver en andere ambtenaren wit of zwart geverfd met of
brons, Bij bl. 2500, 2893, 3179, 4158, 4961. zonder versierselen in den vorm van bloemguir-
Behalve de Militaire Willemsorde zijn er nog landes, terwijl de dunne stokjes (roedji), die
onderscheidingsteekenen ingesteld den pajong bij het openen op moeten houden,
voor diensten bewezen in de krijgsbedrijven in meest geel of wit geverfd en door een netwerk
Ned.-Indië. In 1869 (St. n°. 41) werd een eerc- van geel gekleurd of wit garen ontgeven zijn.
teeken ingesteld voor hen, die deelgenomen heb- Afbeeldingen van de op Java voor de ambtenaren
ben aan belangrijke krijgsbedrijven; bij St. 1874 aangewezen pajongs en van het kostuum van som-
n". 171 (vgl. St. 1875 n°. 14, 148; 1877 n". mige Javaansche ambtenaren vindt men o. a. bij
255) werd een medaille ingesteld ter zake van Mayer „Een blik in het Jav. volksleven" Dl. 11.
het deelnemen aan de krijgsverrichtingen in Bovendien hebben tal van ml. ambtenaren nog het
Atjeh, en bij St. 1895 n". 134 het Lombok- recht om zich te laten volgen door een naar den
kruis. Het eerstgenoemde eerctecken wordt ook grooter of kleiner getal personen, welke sie-
toegekend aan burgerlijke landsdienaren en aan raden en andere voorwerpen dragen, als insigniën
civiele personen, mits deze laatsten zich de zeer aan dien rang verbonden. Zoo heeft een regent
bijzondere tevredenheid der Koningin hebben recht om achter zich te laten voeren o. a.
waardig gemaakt; voor de toekenning der beide den, wapens, zitmatje, kwispedoor, beteldoosje,
laatste onderscheidingen, zie B. 2919 (bij Kon. zakdoek, enz.: in den regel bepalen de ambtena-
Besl. van 3 Jan. 1896 n°. 18 toepasselijk ver- ren zich echter wegens de kosten, zelfs bij plech-
klaard op het Lombokkruis). Voor inlandsche tige gelegenheden, tot het voeren van den pajong
militairen en schepelingen is een afzonderlijk eere- en het zitmatje. Het gebruik om dergelijke voor-
teeken voor moed en trouw (de Militaire Willems- werpen als teeken van rang te bezitten en bij
orde wordt gegeven voor uitstekende daden van plechtige gelegenheden te voeren staat waarschijn-
moed, beleid en trouw) ingesteld; vroeger een lijk in verband met de instelling der Rijkssieraden
ONDERSCHEIDINGEN, ONDERSCHEIDINGSTEEKENS. — ONDERWIJS. 73

(Zie aldaar) bij verschillende vorsten in den Ind. leeren haere ouders, overheeden ende meesters te
archipel. Óp Java en Madoera hebben de regen- gehoorsaemen; ten derde haer te leeren lesen,
ten ook het recht de Ned. vlag voor hunne wo- schrijven ende cijfferen; ten vierde haer te leeren
ningen te doen wapperen (B. 2330); ditzelfde alderley goede seeden ende manieren ende einde-
recht komt aan de Europeesche gezagvoerende lijek te betrachten dat inde schooien geen andere,
ambtenaren toe, zoowel op Java als op de Bui- als de Ncdcrlantse taaie, gebruyekt werde" (Ind.
tenbezittingen (B. 1665). Ook voor sommige Bui- placaatb. 11, bl. 52). Het schoolrcglcnient van 4
tenbezittingen zijn van Gouv.wege de onderschei- April 1684 (Ind. placaatb. 111, bl. 125) werd op
dingsteckenen van inlandsche hoofden geregeld. aandrang van den kerkeraad te Batavia vastgesteld
Zoo mogen de regenten in de res. Amboina krach- en eischte van de schoolmeesters onderteckening
tens de artt. 90 vlg., St. 1824 19», een rotting der confessie van de Nederlandschc kerk, den llci-
voeren met zilveren (als buitengewone onderschei- delbergschen catechismus en de acte der nationale
ding met gouden) knop, versierd met 's Konings synode van Dordrecht van 1618 en 1619; zij
wapen, en een zonnescherm; ook kan hun het moesten lidmaat zijn van de ware gereformeerde
recht gegeven worden een wimpel te voeren. De religie en licentie der Ilooge regeering hebben
ml. hoofden in het Gouv. van Celebes voeren, verkregen na een examen waaruit bleek, dat zij
volgens St. 1865 n". 75 eveneens een onderschei- „alle gedruckte boeeken en geschreven papieren
dend zonnescherm (latang, ta-doeng) en heb- promptelijk konden lezen, een goede hand schrij-
ben het recht zich door een zeker getal personen ven, de psalmen Davids bekwamelijk zingen en
te doen volgen en zich zekere voorwerpen te laten redelijk cijfferen". Behalve de door de Comp.
nadragen; de regenten hebben voorts de be> „gegagicerde" schoolmeesters, waren er ook bij-
heid 0111 de achtergevels hunner woningen niet zondere onderwijzers die van de kinderen school-
3 over elkander hangende vakken te dekken, voor geld mochten genieten „tot soulagiemcnt van haar
die woningen een trap zonder treden (sapana) verdrietigen arbeid".
te hebben en evenals de regenten op Java, de Bij het herstel van het Ned. gezag in 1816
Ned. vlag te laten wapperen. Ook de stok met schijnt het schoolwezen zeer in verval te zijn ge-
gouden knop wordt daar als onderschcidingsteeken weest; wij vinden althans vermeld dat er toen
van Gouv.wege uitgereikt; voor ml. hoofden in op gansch Java van gouvernementswege geen
de Minahasa en de afdeeling Gorontalo (res. onderwijs aan Europeanen werd gegeven. Com-
Menado) is het recht erkend tot het voeren van missarissen-generaal wijdden hun aandacht aan
een stok met gouden of zilveren knop: dezelfde dat onderwerp; bij besluit van 6 Nov. 1816 werd
onderscheiding wordt aan inlandsche hoofden in de eerste Gouv.school te Weltevreden opgericht,
verschillende gewesten van Gouv.wege toegekend, liet door hen vastgestelde Reg.-Reg. van ISIS
o.a. aan de pasirahs in de res. Palembang. (art. 99, 100) bepaalde, dat de Regeering zoo-
ONDERWIJS i). Onder de Comp. was'de zorg veel mogelijk moest zorgen dat op de onderschei-
voor het onderwijs nauw met die voor den gods- dene plaatsen in Ned.-Indië scholen bestonden;
dienst verbonden; in art. 13 der instructie van de onderwijzers zouden uit 's lands kas of uit bij-
den eersten Gouv.-Cen. I. Both wordt dezen aan- zondere fondsen bezoldigd worden, terwijl ook de
bevolen de predikanten en schoolmeesters op de noodige verordeningen omtrent de scholen der
vloot te stellen ter plaatse waar zij den meesten inlanders zouden gemaakt en aan dezen de gele-
dienst kunnen doen, goede zorg dragende dat „de- genheid gegeven worden op de Nederl. scholen
zelve zich getrouwelijk en vredclijk in hunnen onderwezen te worden. Het onderwijs werd ge-
dienst tot vermaning van de personen van de Comp. steld onder toezicht van Prof. Reinwardt, directeur
aan land zijnde en bevordering der bekeering van tot de zaken van landbouw, kunsten en weten-
de onkristenen en leering van derzelver jonge schappen; na zijn vertrek in 1822 werd hij door
jeugd mogen kwijten, ten einde de naam van J. v. d. Vinne vervangen als inspecteur over het
Christus verbreid en der Gom],, dienst mag be- middelbaar en lager onderwijs. Bij wijze van be-
vorderd worden naar behooren". In de instructie zuiniging werd die post door Du Bus de Ghi-
van den Gouv.-Gen. van 1617 wordt den Gouv.- signies ingetrokken en het toezicht overhet onder-
Gen. en Raden van Indië aanbevolen overal op richt opgedragen aan eene onbezoldigde Hoofd-
de voortplanting van de Christelijke religie, op- commissie van onderwijs; het Reg.-Regl. van 1827
bouwing van goede scholen en andere zaken daartoe (art. 99, 100) schreef der Regeering voor te zorgen
noodig alle behoorlijke ordre te stellen (art. 34). dat er op de onderscheidene plaatsen van Ned.-
De kerkordening voor de Bataviasche gemeente Indië scholen voor het lagere onderwijs zouden
wijdt eenige artikelen (79 vlg.) aan de school- bestaan en bepaalde dat de onderwijzers in de
meesters, wier ambt het is: „de jonge jeucht de eerste plaats uit bijzondere schoolfondsen zouden
vreese des Heeren intescherpen, haer l' ondcrwij- wórden bezoldigd; waren deze niet voldoende dan
sc'i inde fundamenten vandc
Christelijke religie, zou 's lands kas daarvoor worden aangesproken.
haer te leeren bidden, singen, met haer te kerek De regeering moest verder de noodige maatrege-
te gaen, te
catcchisccrcn; ten anderen haer te len nemen tot instandhouding van de scholen der
inlanders. Het Reg.-Regl. van 1830 bevatte (art.
1) Bij de bewerking van dit artikel is o. a. 97) ongeveer dezelfde bepalingen; dat van 1836
gebruik gemaakt van een nota over het Mid- zweeg geheel over dit onderwerp. Het Reg.-Regl.
delbaar onderwijs in Ned.-Indië van den Heer van 1854 (art. 125—128) maakt onderscheid tus-

' '•• <■• G. Valette, leeraar a. h. Gymnasium schen openbaar en bijzonder onderwijs: de inrich-
Willem 111 te Batavia en van eene nota over ting van het eerste, dat een voorwerp moet zijn
hel voorbereidend en het Eur. lager onderwijs van de aanhoudende zorg van den Gouv.-Gen.,
in Ned.-Indië van den
Heer P. J. v. Ravesteyn, wordt met eerbiediging van ieders godsdienstige
leeraar a. d. Normaalschool te Batavia; beiden begrippen, bij algemeene verordening geregeld.
bestemd voor de internat, tentoonstelling te Voldoende openbaar lager onderwijs moet gege-
Parijs (1900). ven worden overal waar de behoefte der Euro-
74 ONDERWIJS. (MIDDELBAAR)
peeschc bevolking dit vordert en de omstandig- ring subsidie werd verleend, kon zij zich niet
heden het toelaten ; voor het oprichten van scholen lang staande houden en werd in 1856 opgehe-
ten dienste der inlandsche bevolking wordt door ven. Niettegenstaande dit ongunstige resultaat
den landvoogd gezorgd. Overigens is het geven werden opnieuw door particulieren pogingen aan-
van onderwijs aan Eur. en m. h. g. personen vrij, gewend 0111 instituten voor middelbaar onderwijs
behoudens het toezicht der overheid en het onder- in Ned.-Indië te verkrijgen; in 1857 gaf de Re-
zoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid dei- geering echter te kennen dat zij het plan over-
onderwijzers; het Kol. Verslag doet den staat van woog om een of meer inrichtingen voor gym-
het openbaar onderwijs, ook dien van de scholen nasiaal onderwijs in het leven te roepen. De
voor de ml. bevolking, jaarlijks kennen. Tenge- Hoofdcommissie stelde nu voor 3 inrichtingen
volge van de oprichting van een departement van uitsluitend voor onderwijs te stichten (1858); de
onderwijs, eeredienst en nijverheid werd de Hoofd- Regeering kon zich daarmede echter niet vereeni-
commissie opgeheven (l°. Jan. 1867); onder den gen en besloot tot de oprichting van één insti-
Gouv.-Gen. is thans de Directeur van dat depar- tuut voor opvoeding en gymnasiaal onderwijs,
tement belast met de behartiging van de belangen waar echter ook externes zouden worden toege-
van het onderwijs in Ned.-Indië en oefent hij laten: het Gymnasium Willem 111, dat in 1860 in
daarop het toezicht uit. een gebouw in de wijk Salemba te Batavia geo-
Het onderwijs in Ned.-Indië gegeven is middel- pend werd. liet stelde zich ten doel de zedelijke,
baar en lager onderwijs. verstandelijke en lichamelijke ontwikkeling der
A. Middelbaar onderwijs. Middelbaar on- aan de inrichting toevertrouwde jongelingen en
derwijs in den geest zooals dit na de invoering dei- was bestemd voor de opleiding van hen die, hetzij
wet op dat onderwijs in Nederland (Ned. St. 1863, later tot de lessen op de hoogcscholcn en acade-
n°. 50) wordt opgevat, werd in Ned.-Indië eerst miën wenschten toegelaten te worden, hetzij zich
in 1867 of gedeeltelijk in 1860 gegeven. Tijdens door eene beschaafde opvoeding wilden voorbe-
de Comp. werden proeven genomen met seminaria reiden om met nut werkzaam te zijn in maat-
voor de opleiding van bedienaren van den gods- schappelijke betrekkingen, waarvoor geen acade-
dienst ; zoo werden te Naloer, een plaats in Jaffa- mische graad vereischt werd. Het onderwijs werd
napatnam en te Colombo op Ceylon seminariën diensvolgens in 2 afdeelingen gesplitst, terwijl
opgericht, maar de resultaten daarvan waren wei- bovendien een voorbereidende cursus (progymna-
nig bevredigend en na een langer of korter be- sium) aan de inrichting verbonden werd. Tenge-
staan werden zij beiden opgeheven (Van Troosten- volge van verschillende omstandigheden (zie o. a.
burg de Bruijn, „De Hervormde kerk in Ned. Dr. S. A. Naber in T. Staath. Stat. XXVI, bl.
Oost-Indië", Arnhem 1884, bl. 510 vlg.). Batavia 199; Herman, T. v. N.-Indië, 1868, I, bl. 271)
bezat een Latijnsche school van 1642—1656 en kwam de school niet tot bloei; met het oog op
van 1666—1669 die, zooals trouwens uit haar de in 1563 en 1864 in Nederland vastgestelde
kortstondig bestaan blijkt, niet tot bloei kon ge- regelingen op het middelbaar onderwijs en op
raken; evenmin was dit het geval met hel Semi- dat in de Indische taal-, land- en volkenkunde
narium theologicum aldaar, in 1745 opgericht, onderging zij in 1867 cene geheele reorganisatie
doch reeds in 1755 opgeheven, tegelijk met de en werd het Gymnasium Willem 111, met behoud
Academie der marine, die evenmin aan de ver- van dezen naam, verdeeld in 2 afdeelingen, die
wachtingen had voldaan (zie Mr. J. A. Van der thans nog bestaan; afdeeling a werd ingericht
Chijs in T. Bat. Gen. X, bl. 163). Geen beter op den voet eener hoogere burgerschool met vijf-
lot ondervonden verscheidene inlichtingen in het jarigen cursus, terwijl aan afd. // de gelegen-
begin dezer eeuw: een school voor het zeewezen
te Semarang werd in 1812 opgeheven; een mili-
heid gegeven werd tot voorbereiding voor het
examen voor den burgerlijken dienst in Ned.-Indië
taire school voor de land- en zeemacht, in dezelfde (zie OPLEIDING VAN INDISCHE AMBTE-
plaats in 1818 opgericht, verviel in 1826, terwijl NAREN). Hiermede werd de gelegenheid gesloten
de school voor de zeevaart te Soerabaja gevestigd, om in Indië eene klassieke opleiding te ontvan-
eveneens na korten tijd ophield te bestaan. Een gen; eene poging door den Min. Keuchenius ge-
instituut voor de Jav. taal te Soerakarta bestond daan om een gymnasium met zesjarigen cursus te
niet langer dan van 1832—1843. Van algemeen Batavia te vestigen, leed schipbreuk oj> een votum
middelbaar onderwijs was geen sprake; wel werd der Tweede Kamer (3 Dec. 1889).
bij St. 1819 n°. 49 een algemeene order voor de Behalve te Batavia zijn er thans in Indië nog
scholen van middelbaar onderwijs vastgesteld, maar 2 hoogere burgerscholen met sJarigen cursus: te
daarmede werd slechts meer uitgebreid lager onder- Soerabaja en te Semarang, respectievelijk in 1875
wijs bedoeld. Eene poging van de Hoofdcommissie en 1877 als scholen met 3jarigcn cursus opge-
om volledig middelbaar onderwijs, tevens geëigend richt en in 1879 voor een sjarigen cursus inge-
als overgang tot hooger onderwijs, in Ned.-Indië richt. Zie de reglementen voor de scholen: Bijbl.
intevoeren (1839), leed schipbreuk op den onwil 3487, 3488, 3787, 3788, 3896 en 4175 (vgl.
der Regeering, die in 1842 de Kon. Akademie Gouv. Besl. 29 Juni 1894 nO. 31, 28 Jan. 1895
te Delft stichtte. Daarop werd in 1850 door par- n°. 33 en 3 Juni 1895 n°. 4, Bijbl. 5185). Zij
ticulieren een poging gedaan om ook in Indië zijn vrijwel in overeenstemming gebracht met de
gelegenheid te verschaffen tot het verkrijgen van reeds in Nederland opgerichte hoogere burger-
meerdere kundigheden dan op de lagere school scholen ; dewijl het middelbaar onderwijs in Indië
konden verworven worden; zij leidde tot de op- niet bij de wet is geregeld kan men daar, indien
richting van de particuliere inrichting te Ilcrwij- de omstandigheden het vorderen, zijn eigen weg
nen (op het land Pondok gedeh bij Buitenzorg) volgen bij de regeling van het onderwijs en de
die in 1851 „voor opvoeding en gymnasiaal onder- benoeming van leeraren, zoodat het herhaaldelijk
wijs" met een zeer uitgebreid leerplan werd ge- is voorgekomen dat daartoe personen werden be-
opend (zie M. v. I'aber, T. Bat. Gen. XXX, bl. noemd, die niet volgens de Ned. wet van 1863
519 vlg.). Ofschoon aan de school door de Regee- de bevoegdheid bezitten tot het geven van 111id-
ONDERWIJS. (MIDDELBA AR )
75

delbaar onderwijs. Volgens St. 1897 n". 247 zijn doel de inlandsche kinderen opteheffen en hen
weliswaar tot leeraar en leerares bij het mid- voor iets anders geschikt te maken dan voor
delbaar onderwijs slechts benoembaar zij die dit schrijfwerk op een bureau. Zij ging te gronde
in Nederland zijn; bij uitzondering kan echter deels aan gemis van middelen, doch ook omdat er
ook ander geschikt personeel met het geven van voor de leerlingen weinig uitzicht op een bestaan
onderwijs aan cene inrichting van middelbaar na voltooide studie kon worden gegeven, terwijl
onderwijs belast worden. Het internaat, dat bij ook de Regeering niet meewerkte (zie Herman,
de oprichting van het Gymnasium Willem 111 werd t. a. p. bl. 266). Thans bestaat aldaar sedert 1897
ingevoerd, (in 1862 werden, ter opheffing van de eene burgeravondschool, bestemd voor jongelieden
bezwaren voor de docenten gelegen in de ver- die, na lager onderwijs te hebben genoten, de
plichting ten aanzien der opvoeding buiten de algemeene vorming verlangen vereischt voor
lesuren, afzonderlijke educators of opvoeders be- ondergeschikte betrekkingen van technischen of
noemd) bleef aanvankelijk na 1867 bestaan; in industricëlcn aard. Zij stond aanvankelijk onder
1876 werd het beperkt en in 1879 geheel opge- hetzelfde toezicht als de hoogere burgerschool;
heven. Het reglement voor de eindexamens dier in 1886 werd de school gereorganiseerd (St. 1885
hoogere burgerscholen is vastgesteld bij St. 1881 n°. 60), van de hoogere burgerschool afgescheiden
n 153, vgl. St. 1893 n«. 86 en St. 1898 n». 258; en onder eene afzonderlijke commissie van toezicht
°-
zij die dit met voldoenden uitslag hebben afge- en een eigen directeur gesteld; het leerplan werd
legd hebben, krachtens de wet van 21 Mei 1873 in meer practische richting hervormd, en de cur-
St. 128, gelijke rechten als een zoodanig in Ne- sus van 2 op 3 jaren gebracht. Ook werd voor
derland verworven diploma geeft. Algemeen toe- de leerlingen, die dit verlangden, gelegenheid
zicht, door inspecteurs b. v., wordt niet op het gezocht zich gedurende een gedeelte van den dag
middelbaar onderwijs in Ned.-Indië uitgeoefend: in gouv. of particuliere inrichtingen praktisch te
de verschillende scholen staan onder commissiën oefenen. Bij Besl. van 23 April 1891 werd bij
van toezicht, te Batavia college van curatoren wijze van proef het reglement gewijzigd, en bij
genoemd, dat ook het toezicht over de hoogere St. 1894 n". 105 de inrichting definitief gereor-
burgerschool voor meisjes aldaar uitoefent. ganiseerd en de cursus op 4 jaar gebracht; o. a.
Thans volgen eenige bijzonderheden over de 3 werd ook gelegenheid gegeven tot opleiding voor
scholen. Het bezoek daarvan nam, enkele jaren het opzichters- en machinisten-examen. Sedert 1890
daargelaten, vrij gestadig toe: in 1861 waren te staat de Directeur der hoogere burgerschool weder
Batavia 25 leerlingen, in 1867 44, in 1879 213, aan het hoofd der inrichting. Het getal leerlingen
in 1897 267; te Semarang in 1877 32, 1879 65, steeg van 41 in 1885 tot 156 in 1896. De school
1897 167; te Soerabaja in 1875 19, 1879 88, loopt voor rekening van den lande. Zie regl. Bijbl.
'897 155. Van 1879—1897 was het bezoek der 4137, 4942-
3 scholen als volgt: 370, 389, 369, 366, 370, Het ambachtsonderwijs te Batavia wordt gege-
363, 360, 348, 311, 321, 327, 359, 428, 447, ven aan eene particuliere inrichting, te danken
5 11 , 557, 5 05, 57°, 589- Sedert 1891 worden aan het initiatief der loge „De ster in het Oosten",
ook meisjes tot die scholen toegelaten; haar getal die in 1886 gelegenheid gaf tot het ontvangen
steeg van 7 in 1891 tot 45 in 1897, van welke van practische lessen in smeden en bouwwerken
9 te Batavia, 30 te Semarang, 6 te Soerabaja, gepaard aan eenig theoretisch onderwijs. Om het
terwijl alle verslagen getuigen van den gunstigen bestaan der school te waarborgen werd in 1887
invloed der meisjes op hel gedrag en den ijver eene stichting gevormd (St. 1887 n°. 230); vol-
der mannelijke leerlingen. Bijna alle leerlingen gens hare statuten is de school bestemd om jonge-
zijn kinderen van F.uropeanen : van 1888—1897 lieden optcleidcn tot bekwame ambachtslieden en
lieten zich inschrijven: te Batavia 13 Chineezen tot zooelanige andere betrekkingen als het bestuur
en 13 Javanen, te Semarang 3 en 35, te Soera- der school raadzaam zal achten. De inrichting gaat
baja 2 Chineezen; totaal 18 Chin. en 48 Jav. langzaam doch gestadig vooruit en kon in 1890
Tot het eindexamen werden van 1870—1897 745 in een eigen gebouw worden overgebracht. Be-
leerlingen der verschillende scholen toegelaten perktheid van middelen staat echter den bloei
n
van welke 521, d.i. bijna 70°/ slaagden en 224
werden afgewezen. Het schoolgeld bedraagt voor
der school in den weg; voorstellen zijn gedaan
haar door de Regeering te doen overnemen. Toch
de 3 laagste klassen ƒ 120, voor de 2 hoogste werd in 1896 een 3jarige cursus geopend voor
ƒlBO 'sjaars; voor enkele lessen wordt f 1 per hen die zich voor het examen voor opzichter bij
maand en per vak geheven. de burg. openbare werken willen bekwamen, liet
Voor meisjes bestaat te Batavia een hoogere getal leerlingen, dat op het einde van den cursus
burgerschool met 3Jarigcn cursus, die in 1882 1886—1887 48 was, bedroeg bij den aanvang van
werd opgericht en over de jaren 1882—1897 be- den cursus 1897—1898 62.
zocht werd door 40, 60, 42, 38, 33, 37, 27, 29, Te Semarang was het de vereeniging Soeria
43, 44, 44, 34, 25, 30 en 30 leerlingen, die een Soemirat (Zie aldaar) op wier initiatief de ambachts-
schoolgeld van ƒlBO 'sjaars of voor enkele les- school in 1892 tot stand kwam; evenals te Batavia
sen ƒ1,50 's maands voor elk vak betaalden. Even- is daartoe een stichting gevormd (Gouv. Besl. 12
als de genoemde hoogere burgerscholen werkt zij Aug. 1892 nO. 17). De school heeft ten doel jonge-
voor rekening van den lande. Zie regl. Bijbl. 3832, lieden opteleiden in het smids-, bankwerkers- en
3896, 5"8, 5223. Eene particuliere school voor timmervak en in zoodanige andere vakken als het
meisjes, die de lagere school verlaten hadden, in bestuur raadzaam zal achten. Ofschoon ook deze
1883 te Semarang opgericht, werd in 1893 opge- inrichting met gebrek aan middelen te worstelen
heven tengevolge van het besluit waarbij meisjes heeft, konden toch de lessen worden uitgebreid
tot de, aanvankelijk alleen voor jongens bestemde, en in 1895 een eigen lokaal gehuurd worden. Het
hoogere burgerschool werden toegelaten. getal leerlingen bedroeg begin cursus 1892—1893
Te Soerabaja was van 1853—1856 eene parti- 20 en steeg tot 61 bij het begin van den cursus
culiere ambachtsschool gevestigd, vooral met het 1897—1898.
76 ONDERWIJS. (LAGER)'
Voor de bezoldiging enz. der leeraren bij inrich-dit voorschrift niet kan worden nageleefd. Hoe-
tingen van middelbaar onderwijs zie Bijbl. 2142, zeer hun taak is toegenomen sedert de inspectie
2321. St. 1875 n°. 193, 1876 n". 322, 1877 n». in 1868 werd ingesteld, blijkt hieruit, dat in dat.
193, Gouv. Besl. 14 Sept. 1879 n». 15, St. 1881 jaar het getal der scholen en leerlingen was 103
11". 55, 1888 nO. 14, 1891 n». 34, B. 3678, 4872, en 6037 en in 1898 184 en 18.013. Daarentegen
St. 1894 n°. 97, 1897 n°. 21, 1898 n". 20, 30. zijn de middelen van verkeer aanmerkelijk ver-
De uitgaven voor het middelbaar onderwijs uit beterd. De inspecteurs worden gewoonlijk uit de
's lands kas bedroegen in 1888 ƒ450.939, voor onderwijzers gekozen. Schoolcommissies worden
gebouwen ƒ8.225, subsidicn ƒ 3.000; ontvangsten op alle plaatsen ingesteld waar een of meer open-
wegens schoolgelden /~4g.486; voor 1896 waren bare of bijzondere scholen aanwezig zijn en gele-
die cijfers ƒ564.648, ƒ3.900, ƒ 12.000 en ƒ89.902. genheid bestaat tot de samenstelling. Zij worden
/•'. Lager onderwijs. Het lager onderwijs is voorgezeten door het hoofd van gewestelijk be-
verdeeld in onderwijs voor Europeanen en onder- stuur, die ook de leden, bij voorkeur uit de ouder.,
wijs voor inlanders; terwijl het eerste ook door van leerlingen, benoemt, en daarbij toeziet dat
inlanders mag worden gevolgd, is het laatste uit- geene personen zitting nemen van wie het zich
sluitend voor inlanders bestemd. In de eerste plaats laat denken dat zij op de onderwijzers geen mo-
wordt gehandeld over het onderwijs voor reelen invloed kunnen uitoefenen. De commissies
Europeanen, waaromtrent art. 127 Reg. Regl. houden een nauwkeurig toezicht op alle scholen
bepaalt dat, overeenkomstig regels bij algemeene ter plaatse waar lager onderwijs gegeven wordt,
verordening te stellen, voldoend openbaar onder- bezoeken die minstens eens om de 2 maanden
wijs gegeven wordt overal waar de behoefte der door een of meer harer leden, zorgen dat de ver-
Europeesche bevolking dat vordert en de omstan- ordeningen op het onderwijs stipt worden nage-
digheden het toelaten. Zooals in den aanvang leefd en beijveren zich in het algemeen om den bloei
van dit artikel is medegedeeld werd in 1816 van het onderwijs naar vermogen te behartigen.
geen onderwijs van Gouv.wege op Java gegeven, liet lager onderwijs wordt onderscheiden in
doch reeds bij Besl. van 6 Nov. van dat jaar de gewoon onderwijs (omvattend: (/ lezen, b schrij-
eerste Gouv.school en wel te Weltevreden opge- ven, c rekenen, d beginselen der Ned. taal, e die
richt; daarna werd met het oprichten dier scho- der geschiedenis van Nederland en Ned.-Indië,
len, nu eens krachtiger, dan weder minder krach- ƒ die der aardrijkskunde, g die van de kennis
tig doorgegaan (zie Herman, t. a. p.), zoodat er in der natuur, // het zingen, /' de eerste oefeningen
1820 7 Gouv.scholen in Ned.-Indië aanwezig waren, van het handteekenen, j vrije en orde-oefeningen
in 1833 19, in 1845 24, in 1868 68, 1883 129, der gymnastiek, en k voor meisjes nog nuttige
1888 141, 1891 147, 1894 156, 1898 164. Ver- handwerken) en meer uitgebreid onderwijs (be-
schillende regelingen werden achtereenvolgens uit- ginselen der / Franschc, /// Engelsche en n Hoog-
gevaardigd: bij Besl. van 16 Jan. 1818 werd een dtiitsche taal, o algemeene geschiedenis, ƒ wis-
algemeen reglement voor het schoolwezen vastge- kunde, g het handteekenen, /- beginselen der
steld alsmede eene algemeene orde voor de lagere landbouw kunde, .f gymnastiek en voor meisjes t
.holen (St. ISIS n». 4), en bij Besl. van 28 fraaie handwerken). Het is voorts huis- of school-
Aug. ISIB eene instructie op het afnemen en af- onderwijs; het eerste omvat het onderwijs gege-
leggen der examens; zij waren in hoofdzaak cene ven aan kinderen van ten hoogste 3 gezinnen
navolging van de Ned. schoolwet van 1806. Zij gezamenlijk in de w-oning van het hoofd van een
werden vervangen door het Regl. op het lager dier gezinnen ; alle ander lager onderwijs is school-
onderwijs in N.-I. (St. 1868 n". 81) en het Regl. ondcrw ijs. Eindelijk is het verdeeld in openbaar en
van orde, lucht en beheer voor de openbare lagere bijzonder onderwijs; het eerste loo]3t geheel voor
scholen in Ned.-Indië (St. 1873 n». 65), welke rekening van den lande; bijzondere scholen kunnen
de Ned. schoolwet van 1857 ten grondslag heb- echter ook subsidie uit 's lands schatkist ontvangen.
ben. In 1878 en 1889 werden in Nederland be- Om als onderwijzer in Ned.-Indië te kunnen
langrijke wijzigingen gebracht in de organisatie optreden moet men in het bezit zijn (/ van een
van het lager onderwijs, welke haren weerslag von- bewijs van zedelijk gedrag, aflegeven door het
den in het Regl. op het lager onderwijs in Ned.- hoofd van plaatselijk bestuur waar de betrokkene
Indië (St. 1894 n°. 192, B. 4990) en het Regl. het laatst heeft gewoond, // van acten van be-
op de openbare lagere scholen (St. 1894 n°. 193, kwaamheid en c zoo het vreemdelingen betreft,
gewijz. St. 1898 n°. 186 vgl. B. 5014), die beicle van eene vergunning van den Gouv.-Gen. Door
nog van kracht zijn, evenals de instructie om- verschillende examens kan men die acten verkrij-
trent de verplichtingen van de schoolcommis- gen en wel om optetreden a als schoolondcrwij-
siën, van de inspecteurs en van het onderwijzend zer, // als hoofd eener school, c als huisonderwij-
jtersoneel werkzaam bij het openbaar lager onder- zer in een of meer vakken, // als school- en
wijs (Bijbl. 4989). huisonderwijzer in een of meer vakken; // en //
Het toezicht over het lager onderwijs is opge- sluiten tevens in zich bevoegdheid als huisonder-
dragen aan den Directeur van onderwijs, eere- wijzer. Alle in Ned.-Indië behaalde diploma's
diensl en nijverheid en wordt onder zijne bevelen onder een andere regeling dan de thans geldende
uitgeoefend door inspecteurs en plaatselijk door zijn in Ned.-Indië van kracht; hetzelfde is het
schoolcommissiën. De eersten zijn 3 in getal en geval met alle in Nederland behaalde rijksdiplo-
respectievelijk gevestigd te Batavia, Semarang en ma's. Omgekeerd zijn in Nederland, vlgs. Ned.
Soerabaja: voor het toezicht, door hen uitgeoefend, St. 1896 n°. 230, slechts geldig de in Indië be-
is Ned.-Indië in 3 afdeelingcn verdeeld. Zij zorgen haalde acten als onderwijzer en als hoofdonder-
voortdurend bekend te blijven met den toestand wijzer verkregen onder werking der sedert 1894
van het schoolwezen in hunne afdeeling en be- bestaande bepalingen; herhaalde malen is er uit
zoeken zooveel mogelijk, minstens eenmaal's jaars, Indië op aangedrongen de gelijkstelling te ver-
de in hunne afdeeling gelegen lagere scholen: de krijgen ook voor die acten vóór 1894 behaald,
uitgebreidheid der afdeelingen maakt echter dat doch tot de daartoe noodige wijziging der Ned.
ONDERWIJS. (OPENBAAR LAGER) 77

wet is men nog niet overgegaan. Diploma's, die zer 2e klasse benoembaar te zijn moet men echter
in Indië kunnen verkregen worden zijn a de acte in het bezit van een hoofdonderwijzersacte zijn
als onderwijzer, gevende bevoegdheid tot het geven de onderwijzers 1 -'I 1-' klasse staan aan het hoofd
;
van huis- en schoolonderwijs in de vakken o—7; van scholen. Onderwijzers en 2» kl. worden
b de acte als hoofdonderwijzer, gevende bevoegd- door den Gouv.-Gen. benoemd; die der 3= kl.
heid om te staan aan het hoofd eener school en door den Directeur, die ook de plaatsing van alle
tot het geven van huis- en.schoolonderwijs in de onderwijzers regelt. De sterkte van het corps der

vakken // i benevens oenq; ede acte als huis- onderwijzers steeg van 422 in 1883 tot 612 in

onderwijzer in een of meer der vakken tz g en
(/ de acte als huis- en schoolondcrwijzer in de
1898, van welke echter slechts 363 en 538 actief
dienden; de overigen waren met verlof, non-actief
vakken f — t. Voor het afleggen dier examens wordt of bij andere takken van onderwijs gedetacheerd.
minstens eenmaal 'sjaars gelegenheid gegeven te Aan elke school met minder dan
25 leerlingen
Batavia, Semarang en Soerabaja; ook op andere wordt 1 onderwijzer geplaatst; van 25—60 2, van
plaatsen kan door den Directeur daartoe gelegen- 61 —100 3, van 101 —150 4, van 151—200 5 en
heid gegeven worden, doch niet tot het afleggen van 201 —250 6. In 1898 kwam 1 onderwijzer
van het examen als hoofdonderwijzer, en dit wel op 27,8 leerlingen. De onderwijzers 3e kl. ont-
omdat op kleinere plaatsen geen genoegzaam aan- vangen een begin-salaris van ƒ125 per maand,
tal deskundigen aanwezig is om een examen-com- dat na 12 jaren dienst tot ƒ
225 's maantls stijgt;
missie te benoemen. Programma's en een regl. van onderwijzers 2 e kl. na minstens iS jaren dienst
orde voor de examens zijn vastgesteld bij St. 1894 ƒ5OO 's maands; onderwijzers ie kl. ƒ550 'smaands.
n'i. 194, 1899 n°. 226. Voor het afleggen van examen Bovendien genieten allen vrije woning of indem-
// moet men den leeftijd van 18 jaar volbracht niteit daarvoor.
hebben; het examen b eischt een bewijs van een Openbare lagere scholen worden opgericht en
minstens 2jarige practische werkzaamheid als onder- gesloten op machtiging van den Gouv.-Gen.; als
wijzer op een openbare of bijzondere school. regel wordt aangenomen dat geen school geopend
Over 1883—1898 zijn geslaagd voor het hoofd- of in stand gehouden wordt tenzij het getal Euro-
onderwijzers-examen 75 mannen en 50 vrouwen ie leerlingen minstens zij: op Java en Ma-
en afgewezen 79 en 29; voor het onderwijzers- doera 20, op de Buitenbezittingen 15. Bij bijzon-
examen geslaagd 39 en 450, afgewezen 85 en 331. dere omstandigheden wordt echter wel van dien
De oorzaak voor dit verschil tusschen mannen en regel afgeweken, alsook van den regel dat niet
vrouwen wordt voor een deel gezocht in de omstan- meer dan 200 leerlingen op één school worden
digheid dat in Indië goede opleidings-cursussen be- toegelaten. In het belang van de openbare ge-
staan voor onderwijzeres, doch geen enkele voor zondheid mogen, ingevolge het Regl. op den ge-
onderwijzer. Het personeel van het openbaar lager neeskundigen dienst van 1882, geene scholen op-
onderwijs wordt dan ook, wat de vrouwen betreft, of ingericht worden dan met goedkeuring dei-
aangevuld met dames die zich in Indië in voldoen- hoofden van gewest, bestuur, zoo noodig in over-
den getale aanbieden. Met mannen is dit niet het leg met den Directeur, en op advies van den
geval; jaarlijks wordt door den Min. v. Kol. het dirigeerenden of eerstaanwezenden officier van
vermoedelijk benoodigd getal onderwijzers uitge- gezondheid. Voor de regelen voor den bouw en
zonden, waarvoor in de laatste jaren slechts in aan- de inrichting der gebouwen zie Bijbl. 4970. De
merking komen personen in het bezit eener acte scholen zijn verdeeld in gemengde (voor jongens
als hoofdonderwijzer en van een acte voor de en meisjes) en meisjesscholen: terwijl in
Fransche taal. Voor de opleiding tot hoofdonder-
1877de
scholen allen gemengde waren, is sedert het getal
wijzer zijn norniaalscholcn gevestigd te Batavia der meisjesscholen aanmerkelijk toegenomen en
(1871) en Soerabaja (1891), beiden Gouv.-inrich- bedroeg in 1893 31 (tegen 119 gemengde), op
tingen niet .'jarigen cursus; van de leerlingen welk getal zij sedert gebleven zijn. Aan die scho-
slaagden van 1883—IS9B respectievelijk 45 en len zijn uitsluitend dames verbonden. De alge-
13 mannen en 25 en 8 vrouwen. meene meening in Ned.-Indië schijnt voor afzon-
Openbaar lager on de rwij s. Aan de Gouv. derlijke meisjesscholen te zijn, in verband niet
scholen zijn zoowel mannelijke als vrouwelijke de meestal vroeg invallende pubertcits-periode
onderwijzers verbonden; alle bepalingen in de in de tropen. Voorts worden de scholen onder-
onderwijsregeling zijn op beide catcgoriën toepas- scheiden in scholen der eerste klasse, die meer
selijk. Wanneer hier van onderwijzer wordt ge- dan 60 leerlingen hebben en aan wier hoofd een
sproken zijn de onderwijzeressen daaronder begre- onderwijzer I« kl staat, en der tweede klasse niet
pen. De indienststelling van dames dagteekent minder leerlingen, met een onderwijzer 2C kl. als
van 1875; zij zijn voor een groot gedeelte ge- hoofd. In bijzondere omstandigheden kan van
plaatst aan de meisjesscholen en voor een gedeelte deze rangschikking worden afgeweken. Voorts
aan de gemengde scholen. Aanvankelijk werden zijn de scholen: eerste klasse, waarin uitsluitend
vele onderwijzeressen aangesteld, zoodat deze in betalende leerlingen worden toegelaten en nict-
1888 40"/(, van het onderwijzend personeel uit- eerste klasse. liet schoolgeld is proportioneel, naar
maakten; sedert is dit echter verminderd tot op mate van het inkomen der ouders, behoudens
32,2 %. De verhouding op de gemengde scholen een zeker maximum, dat voor inlanders hooger
:
alleen was in 1878 3 1, in 1888 2,4 :I, in 1898 is dan voor Europeanen. Het hoofd der school
:
4,8 1. Men oordeelt dat vele dames geschikt voor is met de inning en administratie der school-
de lagere afdeelingen der gemengde school, in de gelden belast en geniet daarvoor 10
hoogere afdeelingen aldaarminderop hare plaats zijn. geïnde bedragen. De verhouding der betalende
% der
liet personeel is verdeeld in 3 rangen: tot de niet-betalende leerlingen was in
1883:
die in dienst treedt, begint als onderwijzer 3 klasse 55,2—44,8%; in 1898: 48,8—Si,2
0/ .
0 De om-
(hulponderwijzeres); de bevordering tot hoogere vang van het onderwijs is op alle scholen dezelfde,
klasse geschiedt bij vacature volgens een ranglijst met uitzondering van tic eerste scholen, waar
in den regel naar anciënniteit. Om tot onderwij- Fransch, en de meisjesscholen, waar die taal en
78 ONDERWIJS. (OPENBAAR en BIJZONDER LAGER)

handwerken worden onderwezen. Deze eenvormig- Bij de beoordeeling dezer cijfers moet echter
heid is wenschelijk in verband met de vele muta- worden opgemerkt dat de bijzondere scholen in
ties van ambtenaren, officieren en particulieren; 1898 b. v. telden als leerlingen 845 jongens en
toch is er feitelijk groot verschil tusschen vele 2213 meisjes, wat voor het totaal der leerlingen
scholen, zooals b. v. tusschen een eerste school bij het lager onderwijs een veel gunstiger ver-
te Batavia en een schooltje in de binnenlanden houding geeft.
van Celebes of Timor. waar het meerendeel der Op geen openbare scholen worden leerlingen
leerlingen dichter bij de inlanders dan bij de toegelaten, die hun 6 levensjaar niet en hun
Europeanen staat en een blank gezicht een uit- 16* wel volbracht hebben; van deze laatste be-
zondering is. Het godsdienstonderwijs is aan de paling is echter dispensatie mogelijk. Het getal
godsdienstleeraren overgelaten, die ten hoogste 2 leerlingen, die de lagere school bezoeken op een
uren per week daartoe van een of meer lokalen der ouderdom van 13 jaar en hooger is vrij aanzien-
school gebruik kunnen maken. De schooltijden in lijk: in 1898 toch was het getal jongens van 13
Indië zijn, in verband met het klimaat, gesteld van jaar 736, 14 jaar 593, 15 jaar 466, 16 jaar 114
's morgens halfacht tot 's middags één uur, afgebro- en meisjes respectievelijk 603, 500, 284, 70,
ken door 2 pauzes van een kwartier elk; voor het zijnde 9,2%, 8,2%, 5,5 0/0 en 1,3% van het
godsdienstonderwijs moeten op de daarvoor be- totaal getal leerlingen; vergeleken met 1883, toen
stemde dagen de uren van 7'/2—B/2 beschikbaar de procenten waren 9,7, 6,9, 5,3 en 2,1, is er
worden gesteld. Geen andere boeken, dan die dooi- in dit opzicht geen groote verbetering zichtbaar.
den Directeur zijn goedgekeurd mogen op de scholen Als redenen worden opgegeven: de ongunstige
gebruikt worden; de door hem vasttcstellcn catalo- verhoudingen, waarin vele leerlingen leven, het
gus wordt ontworpen door eene door hem te benoe- laat op school komen, de voortdurende mutaties
men commissie van Gouv.-onderwijzcrs te Batavia. en ook het gebrek aan kennis der Ned. taal,
Thans volgt een overzicht van het getal der waarover wordt gesproken bij Voorbereidend
leerlingen op de Gouv.-scholen van 1883—1898: onderwijs bl. 79. Het schoolverzuim is vrij aan-
zienlijk, meest ten gevolge van overplaatsing der
Euro- Inl. en xi 1. h. gelijkgestelden. ouders, ziekte, vertrek in den drogen moeson naar
peanen en bergstreken, van tropische regens en hevige warmte.
In: niet hen Inl. Inl. niet- Vreemde Toch is vooruitgang zichtbaar: het gemiddeld ver-
gelijk- Christc- Christc- Ooster- zuim bedroeg van 1883—1898: 23, 23, 23, 20,
gesteldcn. I ncn. nen. lingen. 21, 21, 21, 21, 22, 20, 21, 20, 18,5, 18,5, 17,
17 dagen per jaar en per kind. Geen onderwijs
1883 8.852 205 395 247 genoten van 1883—1898: 1023, 877, 709, 779,
1884 9.213 256 399 258 780, 783, 769, 839, 947, 774, 904, 774,' 614,
1885 9-445 254 360 263 625, 668 en 676 kinderen.
1886 9.863 259 373 252 Ofschoon de Gouvts. scholen voor Europeesche
1887 10.351 287 395 218 kinderen bestemd zijn, kunnen toch ook kinderen
1888 10.630 317 380 200 van inlanders en met hen gelijkgestelden worden
1889 IO-955 344 438 179 toegelaten. Zij moeten de Ned. taal voldoende
1890 11.421 338 47i 148 verstaan en spreken om de lessen der laagste
1891 11.634 405 533 149 klasse te kunnen volgen (voor kinderen van min-
i8g2 11.893 395 623 161 dere militairen afkomstig uit de gewesten Menado,
i8g3 12.262 4" 7" 153 Amboina, Ternate en Timor, die den Christelij-
i8g 4 12.621 418 812 164 ken godsdienst belijden en zich buiten deze ge-
1895 12.690 391 744 185 westen bevinden geldt dit niet) en den leeftijd
1S0Ó 12.915 397 756 212 van 7 jaren niet overschreden hebben, ten ware
1897 13-109 43i 758 228 zij geplaatst kunnen worden in de afdeeling waar
1898 I3-465 482 762 246 kinderen van hun leeftijd onderwijs ontvangen.
Zij worden niet toegelaten wanneer daardoor ge-
De ve: houding tuisschcn di beide seksen was
vaar dreigt dat Europeesche kinderen zouden
iver die jaren als vc>lgt:
moeten worden afgewezen. De Gouv.-Gen. kan
echter afwijkingen van deze bepalingen toestaan,
In: Jongens. Meisjes. wanneer 's lands belang dit in bijzondere gevallen
gewenscht maakt. Het schoolgeld voor de inland-
sche kinderen is iets hooger dan voor de Euro-
1883 5-905 3-994 peesche. Van de bevoegdheid de Eur. scholen te
1884 5-930 4.196 bezoeken wordt, zooals uit bovenstaande tabel
18S5 6.019 4-293 blijkt, door inlanders toenemend gebruik gemaakt.
1886 6.227 4.520 Door meisjes van niet-Christelijkc ouders en
1887 6.598 4-653 vreemde oosterlingen wordt dit onderwijs echter
18S8 6.724 4.803 weinig gezocht. In 1883 bezochten van meisjes
1889 6-959 4-957 3930 Eur., 45 Christen-inlanders, 15 niet-Chr.
1890 7-i83 5-'94 ml. en 4 vreemde oost. de scholen; in 1898:
1891 7-3 11 5.410 6105, 153, 44, 20. De uitgaven van het open-
i8g2 7-575 5-497 baar lager onderwijs voor Europeanen bedroegen
I8g3 7.821 5.716 in 1883 ƒ1.631.723 tegen ƒ 184.616 aan ontvang-
i8g 4 8.123 5.891 sten, in 1888/1.845.519 en ƒ207.106, in 1897
1S95 8.115 5-895 ƒ2.476.964 en ƒ277.953.
1896 8.260 6.020 Bijzonder lager onderwijs. De bijzondere
i8g 7 8.389 6.138 scholen worden door particulieren opgericht en
i8g8 8-633 6.322 onderhouden; uit 's lands kas kan echter aan haar
ONDERWIJS. (BIJZONDER LAGER, VOORBEREIDEND en INLANDSCH) 79

subsidie worden verleend onder zoodanige voor- onderhoud dier scholen houden zich vooral bezig
waarden als de Gouv.-Gen. noodig acht. Ofschoon geestelijke zusters, vrijmetselaarsloges en andere
elke aanvrage afzonderlijk wordt beoordeeld zijn particuliere vereenigingen: onder de laatsten moet
toch eenige algemeene beginselen aangenomen vooral genoemd worden de Vereeniging tot voorbe-
aan welke elke aanvraag getoetst wordt; onge- reidend onderwijs aan kinderen in Ned.-Indië. Het
veer '/3 der kosten van personeel en inventaris geven van onderwijs aan die inrichtingen staat
wordt vergoed met dien verstande, dat de school ieder vrij; rijksdiploma's worden niet gegeven, doch
een minimum-personeel moet hebben, voor de groote waarde wordt gehecht aan het einddiploma
( louv.scholen gesteld. Uitsluitend voor dit perso- afgegeven door in Nederland gevestigde opleidings-
neel wordt tegemoetkoming verleend. Volgens het scholen, met name die te Leiden, 's Gravenhage
regl. van 1868 moesten de gesubsidieerde scholen en Rotterdam. Het getal der scholen bedroeg in
evenals de openbare toegankelijk zijn voor alle 1883: 11 met ongev. 730 leerlingen; in 1898: 35
kinderen zonder onderscheid van godsdienstige met 1886 leerlingen.
gezindheid; deze beperkende bepaling is in 1894 De eerste poging tot verkrijgen van voorberei-
vervallen. De subsidiën, die in 1883ƒ 1200's jaars dend onderwijs ging in 1849 uit van de boven-
bedroegen, en in 1887 tot ƒ3OO daalden, stegen genoemde Hoofdcommissie van onderwijs; toen
in 1891 tot ƒ 2500 en zijn sinds aanhoudend ge- waren er wel zoogen. bewaarscholen, doch tlil
rezen: in ißg7 lot ƒ5.717, in 1898 tot ƒ 16.346. waren hoofdzakelijk slechts kinderbewaarplaatsen.
De bijzondere instellingen kan men verdeden In 1850 werd de eerste Fröbelschool te Batavia
in: afzonderlijke cursussen in een of meer vak- door particulieren opgericht; zij werd echter ten-
ken, die meestal door openbare of bijzondere gevolge van financieele moeilijkheden gesloten,
onderwijzers in den namiddag of in de avonduren hoewel de Regeering de inrichting geldelijk had
gegeven worden en in eigenlijke scholen. In 1883 ondersteund. Sedert 1877 kan men echter op
en 1898 bedroeg het aantal dier scholen: 20 en betere resultaten wijzen; de loge te Semarang
20; der leerlingen: 1721 en 3058; onderwijzers: richtte toen haar eerste school voor voorbereidend
72 en 138. Verscheidene dezer scholen zijn opge- onderwijs in en van dien tijd dagteekent de, zij
richt en onderhouden door vereenigingen wie liet het dan ook langzame vooruitgang van dat onderwijs.
niet 0111 geldelijk gewin te doen is; in het bij- D. Onderwijs voor inlanders. Tijdens het
zonder moet hier melding worden gemaakt van bestaan der 0.1. Comp. werden de belangen van
den arbeid der Roomsch katholieke geestelijke het inlandsch onderwijs niet geheel uit het oog
zusters, wier pensionaten en scholen over het verloren; door haar werden een aantal scholen
algemeen een zeer goeden naam hebben en waar op Ceylon, in de Molukken, op de Zuidwester-
gelegenheid wordt aangeboden tot het ontvangen eilanden, Rotti, Ternate, het Noordel. schiereiland
van uitgebreid lager onderwijs, wat in Indië anders van Celebes opgericht; zij zorgde ook voor het
bijna ontbreken zou. Tal van niet-Katholieke aanstellen van inlandsche schoolmeesters en richtte
meisjes bezoeken die scholen en bevolken die zelfs kweekscholen op, wel hoofdzakelijk bestemd
pensionaten. voor voorgangers bij de Christelijke godsdienst-
Ondcrwijzcrs-vercenigingen in Ned.-Indië zijn:
a het N.-I. onderwijzers-genootschap, dat in 1894
oefeningen, — zooals ook het onderwijs nauw
met den godsdienst verbonden was, —■ maar toch
werd opgericht en ongev. 450 leden telt, zich ook voor een belangrijk deel voor het vormen
ten doel stelt verbetering van het onderwijs en van onderwijzers. Bij den achteruitgang der Comp.
behartiging der belangen van het onderwijs, en vervielen die scholen voor een deel; zij werden
eene bibliotheek en een ondersteuningsfonds bezit: echter deels, meestal door de zorg der ml. hoof-
// Onderling hulpbetoon, in 1865 opgericht enten den, in stand gehouden, al zonken zij gewoonlijk
doel hebbende uitkeering van zekere sommen bij tot een zeer laag peil. Daendels beval in zijne
overlijden van een deelnemer. Het belang van het instructie voor de regenten op Java's N.O.kust
onderwijs wordt ook behartigd door het weekblad dat „gezorgd moest worden voor het onderwijs
„Het onderwijs", sedert 1892 te Batavia verschij- van de jeugd in de zeden, gewoontens, wetten
nende en het orgaan van het N.-L onderwijzers- en godsdienstige begrippen van den Javaan en
genootschap. het oprigten van de daartoe in de respectieve
C. Voorbereidend onderwijs (naar de me- hoofdnegorijen en districten benoodigde scholen",
thode van Fröbel). Dit onderwijs is vooral daarom maar daarvan kwam niets tot stand; ook na het her-
in Ned.-Indië van zoo groot nut omdat het, nevens stel van het Nederlandsch gezag vergenoegde de
de- algemeene ontwikkeling der jonge kinderen, Regeering zich langen tijd met het instellen van
bedoelt vermeerdering van de kennis der Ned. onderzoekingen en het ondersteunen van de op-
taal bij die kinderen, ten einde hen daardoor ge- richting van enkele scholen, zonder dat tot krach-
schikt te maken om het onderwijs op de gewone tige maatregelen werd overgegaan, niettegenstaande
lagere school van den aanvang af te volgen. Tal de instructie voor de regenten op Java van 1819
van kinderen van gemengden bloede toch leven hen opdroeg de inlandsche scholen zooveel moge-
in een bijna inlandsche omgeving en spreken lijk uittebreiden en te zorgen dat zoovele kin-
vóór zij naar school gaan, uitsluitend Laag- deren als mogelijk was, in het lezen en schrijven
Malcisch; doch ook zelfs verscheidene volbloed zouden onderwezen worden en hun vroegtijdig
Europeesche kinderen leeren in hunne eerste geleerd werd wat de plichten van goede en deugd-
kinderjaren slechts gebrekkig Nederlandsch en zame menschen zijn. (Zie Mr. J. A. Van der Chijs.
verkeeren in dat opzicht in niet veel beteren toe- T. Bat. Gen. XIV, bl. 212: XVI, bl. 1: XXV,
stand dan de cerstgenoemden. Het voorbereidend bl. 1). Hoc weinig het Gouv. na 1830 overtuigd
onderwijs tracht hieraan tegemoet te komen. was van de wenschclijkhcid van goed onderwijs
Het is uitsluitend bijzonder onderwijs, de scho- voor den inlander blijkt wel uit een tweetal be-
len genieten zelfs geen subsidie uit 's lands kas, sluiten, door den Gouv.-Gen. De Eercns in 1836
en de Regeering laat zich over het algemeen mei genomen, waarbij afwijzend werd beschikt op aan-
dat onderwijs niet in. Met de oprichting en het vragen van den res. van Banjoemas en van den
80 ONDERWIJS. (INLANDSCH)

ass.-res. van Krawang, respectievelijk om ƒ3O en subsidiën aan bijzondere scholen, werd hetzelfde
ƒ2O 's maarids ter bezoldiging van een inland- beginsel doorgevoerd; voor de gesubsidieerde scho-
schen onderwijzer; eene afwijzing waarbij de toen voor alle kinderen van inlanders en met
len, die
gevolgde batig-slot politiek een niet geringe rol hen gelijkgestelden zonder onderscheid van gods-
speelde. Niet voor 1848 werd de eerste beslis- dienstige gezindheid moeten openstaan, werden
sende stap gedaan op den weg die leidde tot dezelfde regelen gesteld. Vooral voor de Minahasa
een zich steeds uitbreidende bemoeiing der Regee- van Mcnado, waar het Ned. Zendelinggenootschap
ring met het inlandsch onderwijs: bij Kon. Besl. tal van scholen en zelfs een kweekschool voor
van 30 Sept. werd de Gouv.-Gen. gemachtigd onderwijzers had opgericht, werkte die bepaling
om op de Indische begrooting eene som van niet zeer gelukkig; er werden daar een menigte
ƒ25.000 'sjaars uittetrekken voor de oprichting Gouv.scholen opgericht, vaak op w-eelderigcn voet
van scholen onder de Javanen, voornamelijk be- geschoeid, die den zendelingscholcn cene zware
stemd tot opleiding van ml. ambtenaren; het Reg.- concurrentie aandeden en do beste onderwijzers
Regl. van 1854 bepaalde in art. 128 dat de Gouv.- tot zich trokken: eene handelwijze die den schijn
Gen. voor het oprichten van scholen ten dienste van tegenwerking der Evangelisatie niet kon ont-
der ml. bevolking zorgt. Een kweekschool voor gaan en „niet wenschelijk scheen in een land als
onderwijzers onder de inlanders op Java werd in de Minahasa, door pas bekeerde inlanders be-
1851 te Soerakarta opgericht, terwijl in 1866 een woond, die gelukkig nog niet door verschillen
dergelijke school voor de Soendalanden te Ban- omtrent geloofspunten werden verdeeld en geen
dong geopend werd, en verscheidene scholen voor gemoedsbezwaren hadden omtrent den (godsdien-
inlanders op Java en elders van Gouv.wege ge- stigen) geest, die voorzat bij het onderwijs, zoo-
sticht werden. Ook op Sumatra werd te Boekit als het reeds gegeven werd" (P. A. Van der Lith,
tinggi (Fort de Koek) een kweekschool voor Ned. Oost-Indië, 11, bl. 426).
ml. onderwijzers van Gouv.wege gevestigd, die Nadat de nieuwe regeling eenigen tijd gewerkt
echter op den duur weinig voldeed; een andere had, werden van verschillende zijden, ook door
school werd te Tanah batoe (Tapanoeli) opge- deskundigen, gewichtige bezwaren daartegen inge-
richt en geplaatst onder leiding van den in Neder- bracht, en de kostbare voet afgekeurd, waarop
land 1) tot onderwijzer gevormden inlander Willem het inlandsch onderwijs was ingericht, zonder dat
Iskander (over wien zie Ned. Spectator, 1866, de resultaten daartegen opwogen (zie o. a. het
bl. 181, 194, 202). De aanstelling van een in- uittreksel uit het rapport van den inspecteur A. W.
specteur over het ml. onderwijs (1864) die in P. Verkerk Pistorius, Begrooting van Ned.-Indië
1865 zijne eerste inspectie over Java volbracht, voor 1886 n°. 39: N. Graafland in Med. N. Zend.
leidde tot betere kennis van den toestand van XXXIV, bl. 223;'
F. S. A. De Clercq, Verg. Ind.
het inlandsch onderwijs. Het was echter vooral Gen. 12 Febr. 1883). Het bleek dat er geen be-
de oprichting van het Departement voor onder- hoefte was aan zooveel onderwijzers als bij de
wijs, eerediensten nijverheid, die een grooten kweekscholen waren opgeleid: het onderwijs aldaar
stoot aan de ontwikkeling van het inlandsch scheen ook weinig praktisch ingericht en met name
onderwijs gaf; sedert 1866 werd krachtig op dat werd de verplichting out het Nederlandsch aan-
gebied gewerkt, het toezicht werd uitgebreid, o. a. tclceren ■) en het gebruik van die taal bij het
door de aanstelling van adjunct-inspecteurs, het onderwijs afgekeurd, omdat de ondervinding leerde
aantal scholen aanmerkelijk vermeerderd en nieuwe dat moeite en kosten aan de vorming der kwee-
kweekscholen werden opgericht, zoodat het getal kelingen in dit opzicht besteed, voor een groot
der laatsten steeg tot 3 voor Java (te Bandong deel konden geacht worden vruchteloos te zijn
sedert 1866, Probolinggo en Magclang sedert 1875, en beter aan andere, meer voor hun aanstaanden
de laatste in plaats van die te Soerakarta, welke werkkring noodige vakken gewijd konden wor-
in 1875 werd opgeheven) en 6 voor de Buiten- den. Ook het leerplan voor de inlandsche lagere
bezittingen (te Tondano, Ambon, Makasser, Ban- scholen werd weinig geschikt geoordeeld voor een
iermasin, Fort de Koek en Padang Sidempoean, eenvoudige inlandsche volksschool; het onderwijs
de laatste in plaats van die te Tanah batoe). De aldaar zou, naar beweerd werd, hoofdzakelijk slechts
grondslagen, waarop het inlandsch onderwijs, van worden gevolgd door hen, die hoopten een plaat-
(iouv.wege gegeven, zou gevestigd zijn, werden sing in 's lands dienst te erlangen, landelijk
bij St. 1871 n°. 104 vastgesteld en nader uitge- werden ook ernstige bezwaren ingebracht tegen
werkt bij St. 1872 n°. gg. Bij die regeling werd de mechanische, weinig ontwikkelende wijze,
uitgegaan van het beginsel van strikte neutrali- waarop het onderwijs aan vele dier scholen gege-
teit; alle godsdienstig onderwijs werd op de Gouv.- ven werd ; de resultaten van het inlandsch onder-
scholen verboden met dien verstande, dat de wijs werden door velen geoordeeld bij lange na
schoollokalcn buiten de schooluren beschikbaar niet optewegen tegen de groote, steeds toene-
konden worden gesteld voor het geven van onder- mende uitgaven, daaraan ten koste gelegd. Een
wijs in den godsdienst. Toen bij St. 1874 n°. 99 en ander leidde tot een reeks van maatregelen
regelen werden gesteld voor het toekennen van ter vereenvoudiging. Achtereenvolgens werden ver-
scheidene kweekscholen opgeheven, zoodat er thans
1) Ook later werden enkele inlandsche jonge- nog slechts Gouv. kweekscholen zijn te Bandong,
lieden van Gouv.wege naar Amsterdam gezon- Djokjakarta (1896 in plaats van de school in
den, om onder deskundige leiding voor onder- Magclang, in 1884 opgeheven), Probolinggo, Fort
wijzer te worden opgeleid. Omstreeks 1883 is
die proefneming gestaakt met hel oog op even- 1) Een zeer belangrijke gedachtenwisseling
tuccle vereenvoudiging van het onderwijs aan over de waarde der bevordering van de kennis
de kweekscholen in Indië en ook omdat geble- va ti hel Nederlandsch onder de inlandsche be-
ken was dat de in Nederland opgeleiden niet volking had plaats tusschen de HH. Prof. Kern
bijzonder uitmuntten boven de onderwijzers aan en Van der Kemp. Zie Verg. Ind. Cen. 1890
die kweekscholen gevormd. bl. 205, 1891 bl. 141, 1893 bl. 183.
ONDERWIJS. (INLANDSCH) 81

de Koek en Amboina, die op minder kostbaren onderwijs mogen geene vreemde oosterlingen als
voet werden ingericht, terwijl het Nederlandsch onderwijzers optreden, B. 3676; geen andere boek-
als leervak verviel en ook enkele andere leervak- werken, dan die door het Departement worden
ken geschrapt werden (vgl. St. 1884 n°. 221, verstrekt, mogen op de scholen worden gebruikt.
1885 n°- 37); een nieuw reglement op de kweek- Te Batavia is het dépót van boeken en
scholen, van dezelfde beginselen uitgaande, is vast- andere leermiddelen voor het inlandsch
gesteld bij St. 1894 n". 100. Zie ook St. 1894 onderwijs gevestigd, waarvan het beheer aan een
n°. 99. Aan die scholen zijn externe-scholen ver- administrateur is opgedragen (St. 1878 n°. 32,
bonden : gewone inlandsche Gouv. lagere scholen, 275, 1883 n°. 2, 36, B. 3984). De Directeur van
waar de meest gevorderde leerlingen der kweek- Onderwijs enz. is gemachtigd tot het aanschaffen
scholen gelegenheid vinden om zich practisch en doen drukken en herdrukken van boeken ten
onder de leiding hunner onderwijzers in het geven dienste van dat onderwijs en tot het toekennen
van onderwijs te oefenen. Aan het hoofd van elke van belooningen aan schrijvers van zoodanige
kweekschool staat een Eur. hoofdonderwijzer (direc- werken, B. 4974. Voor het vervaardigen van goede
teur), wien Europeesch en inlandsch personeel leer- en leesboeken in de Maleische, Javaansche,
voor het onderwijs is toegevoegd. Madoereesche en Soendasche talen en van boe-
Het inlandsch Gouv.onderwijs buiten de kweek- ken, geschikt om den inlander de Ned. taal te
scholen en enkele hierna te noemen scholen is doen aanleeren, worden namelijk van Regeerings-
het laatst gereorganiseerd bij St. 1893 n°. 125 wege premiën en medailles toegekend (B. 962,
1581, 1931, 228g, 2577, 2587); die werken wor-

.
(vgl. St. 1893 n°. 126, 127 en 128, welke laatste
verordening, gewijzigd bij St. 1897 n°. 222 en den ter landsdrukkerij gedrukt en zijn bij boyen-
1898 n". 206, een nieuw reglement voor de open- genoemden administrateur tegen kostenden prijs
bare lagere ml. scholen bevat), o. a. ook met de verkrijgbaar; ook andere personen kunnen met
bedoeling om het eigenlijke volksonderwijs, van het debiet belast worden (B. 1348, 1846, 1847,
Gouv.wege gegeven, eenvoudiger te maken en 2004, 2212, 3807). Over de bevordering van het
meer aan de behoefte van den gewonen inlander inlandsch onderwijs zie 88. n u 138, 2376, 2567.
te doen beantwoorden. De scholen zouden daartoe Voor het toezicht op het inlandsch onderwijs
in 2 klassen worden verdeeld; die der eerste (openbaar en bijzonder) is Ned.-Indië in 5 afdee-
klasse, meer in het bijzonder bestemd voor kin- lingen verdeeld, in ieder van welke een inspec-
deren van ml. hoofden en van andere aanzien- teur en een adjunct-inspecteur is gevestigd (St.
lijke of gegoede inlanders, en waar een meer uit- ißg3 n". 128, B. 488 g, gewijzigd bij besl. van
gebreid leerplan is ingevoerd (lezen en schrijven den Directeur van 21 Oct. 1897). Voorts is op
der landstaal en der Maleische taal, rekenen, ook elke plaats waar een of meer scholen zijn, eene
met gebroken getallen, aardrijkskunde v. Ned.- commissie gevestigd, bestaande uit Europeesche
Indië, beginselen van de kennis der natuur, de en inlandsche leden, met het plaatselijk toezicht
geschiedenis van het eiland of het gewest, hand- belast, met name 0111 te waken voor de naleving
teekenen, beginselen der kennis van het land- der verordeningen en om den bloei van het onder-
meten) en die der tweede klasse, bestemd voor wijs te bevorderen (zie St. ißg3 n°. 233, 18S7
de kinderen der ml. bevolking in het algemeen, n». 196).
met beperkt leerplan (lezen en schrijven der voor Het getal der ml. openbare lagere scholen was
het onderwijs bruikbare landstaal of der Mal. op Java en Madoera in 1882 193, in 1887 201,
taal en rekenen met geheele getallen). Deze leer- 1892 205, 1897 207; op de Buitenbezittingen
plannen kunnen echter met vergunning of op 318, 318, 311, 296; het getal onderwijzers over
aanwijzing van den inspecteerenden ambtenaar dezelfde jaren op Java en Madoera 582, 683, 715,
worden uitgebreid; het onderwijs wordt in de
volkstaal gegeven; waar deze daarvoor onbruik-
:
814; Buitenbezittingen 659, 722, 824, 951 manne-
lijke leerlingen op Java en Madoera 16.300, 18.841,
baar is, wordt van de Maleische taal gebruik ge- 22.302, 24.818; Buitenbezittingen 15.953, 19.027,
maakt. De reorganisatie zou geleidelijk worden 22.819, 24.192; vrouwelijke leerlingen op Java
ingevoerd; bij het einde van 1898 waren 26 scholen en Madoera 52, 63, 198, 302; Buitenbezittingen
in de eerste klasse gerangschikt; in de Buiten- in 1887 5895, 1892 7366, 1897 7730'). De kosten
bezittingen bestond alleen te Menado eene zoo- van het openbaar onderwijs voor inlanders, met
danige school, terwijl in eenige gewesten de indee- inbegrip der subsidiën aan bijzondere scholen,
ling nog niet tot stand is gekomen. Godsdienst- bedroegen, na aftrek der ontvangsten in 1883
onderwijs is op alle Gouv.scholen uitgesloten; ƒ1.203,191 (subs. ƒ12.050), 1893ƒ1.153.546 (subs.
voor zulk onderwijs kunnen de schoollokalen echter ƒ51.520), 1897 ƒ 1.272.065 (subs. ƒ50.106).
buiten de schooluren worden beschikbaar gesteld. Behalve aan de scholen voor lager onderwijs
Voor de bezoldiging enz. van het onderwijzend r' klasse bestaat voor de zonen van inlandsche
personeel zijn regels gesteld bij St. 1875 n°. 1, hoofden en andere welgestelde inlanders nog gele-
1876 n°. 155, 187 Sn". 60, 1884 n». 221, 1893 genheid tot ontwikkeling in de zoogen. hoofden-
n". 128 art. 4 en 1897 n°. 303 art. 2; voor scholen, die van Gouv.wege zijn opgericht en
hunne rangen en titels op Java en Madoera,
eene zaak van gewicht in de inlandsche maat-
— worden in stand gehouden. Reeds in 1872 be-
stond het plan om een dergelijke school te
schappij, evenals de te voeren staatsie en kostu- Batavia opterichten; dit kwam echter niet tot
mes, waarover zie B. 3347 — St. 1879 n°. 75, uitvoering, doch daarentegen werd bij St. 1878
n°. 121 bepaald dat scholen voor zonen van hoof-
1890 n°. 198. Zie voor Amboina B. 2227. Voor
de benoembaarheid tot hulponderwijzer en onder- den en andere aanzienlijke inlanders zouden wor-
wijzer van personen, niet aan de kweekscholen
opgeleid, zie St. 1875 n". 107, 190; voor de be- 1) Deze cijfers zijn ontleend aan een nota
noembaarheid en bevordering van het onderwij- van den Heer C. Den Hamer, bestemd voor de
zend personeel aan de scholen l e en 2,; kl., St. tentoonstelling te Parijs 1900. Zij verschillen
1893 n°. 127, 302. Bij het openbaar ml. lager eenigszins van die der „Jaarcijfers".
111 ó
82 ONDERWIJS. (INLANDSCH en MILITAIR)

den opgericht te Bandong, Magelang, Probolinggo het toezicht der regenten op Java en Madoera
en Tondano, de laatste in de plaats van een in zich niet uitstrekte tot de scholen op Christelijk
1872 opgeheven hoofdenschool. Het leerplan dier godsdienstigen grondslag. Toen later bij St. 1895
scholen, waaraan ook een internaat verbonden n°. 146 nadere regelen weiden gesteld voor het toe-
werd, is buiten en behalve de Nederlandsche kennen dier subsidiën werd op dien maatregel niet
taal, hetzelfde als voor de kweekscholen voor ml. teruggekomen, maar hoofdzakelijk er voor gezorgd,
onderwijzers wordt gevolgd, met uitzondering van dat de te subsidieeren scholen minstens gelijk
de paedagogie. In verband met de wenschelijk- zouden staan met Gouv.scholen der 2" klasse.
heid eener voortgezette opleiding van inlandsche Het getal der gesubsidieerde scholen nam dan
ambtenaren bij het rechtswezen en voorbereiding ook aanmerkelijk toe; het bedroeg in 1888 55
voor verschillende andere functiën werd in 1893 op Java en Madoera en 2 op de Buitenbezittingen ;
aan de school te Magelang het onderwijs uitge- in 1891 87 en 67, in 1896 116 en 124. In 1897
breid met een cursus van 2 jaren, met de bedoe- had men op Java en Madoera 119 gesubsidieerde
ling daaraan het karakter te geven eener school scholen, waaronder 25 zendingsscholcn,met 14.575
tot opleiding van inlandsche hoofden; o. a. werd leerlingen gedurende en 5202 leerlingen op het
daaraan toegevoegd het onderwijs in de beginse- eind van het jaar, terwijl de niet-gesubsidieerde
len der rechtswetenschap en der staathuishoud- 88 scholen, waaronder 21 zendingsscholen, bezocht
kunde en het staats- en administratief recht van werden door 6910 leerlingen gedurende en 3563
Ned.-Indië. De landstaal of het Maleisch wordt leerlingen bij het einde van het jaar; de 506
op deze school bij het onderwijs gebezigd '). particuliere inlandsche scholen op uit. 1896 in
De onderwijzers aan de hoofdenscholen zijn voor de Buitenbezittingen aanwezig, bestonden uit 415
het meerendeel Europeanen; de meeste der leer- zending- (123 gesubsidieerd) en 91 andere scho-
lingen treden na het verlaten der hoofdenscholen len (1 gesubsidieerd) met ruim 25.000 leerlingen.
veelal in betrekking als onbezoldigd schrijver Het is natuurlijk niet mogelijk hier in bijzonder-
(magang) bij Eur. of inlandsche ambtenaren, om heden omtrent deze scholen te treden; vermel-
na eenige jaren in aanmerking te komen voor ding verdient de oprichting van particuliere kweek-
eene bezoldigde betrekking; anderen zochten eene scholen te Tanawangko en Tomohon (Menado)
betrekking bij het bosehwezen of de irrigatie. Het
aantal leerlingen, onder welke verscheidene zonen
en te Pansoer na Pitoe (Tapanoeli), — benevens
de particuliere kost- en dagschool te Tomohon
van regenten, bedroeg in 1897 voor de 3 scholen voor de opleiding der dochters van voorname
op Java respectievelijk 60, te Tondano 39. liet inlanders, welke school door het Gouv. wordt
reglement voor de scholen is vastgesteld bij B. gesubsidieerd en in 1897 44 leerlingen telde, onder
3399, 4193; voor Magelang zie ook B. 4914. welke 8 Europeesche. Voor het toezicht op het
Een bijzonder karakter dragen de Gouv.scholen bijzonder onderwijs, door Europeanen en met hen
te Depok en die te Ambon (Ambonsche bur- gelijkgestelden aan inlanders en m. h. g. te geven
gerschool), omdat zij door Europeesche onderwij- zie St. 1880 n° 201.
zers worden bestuurd en de leervakken er nage- Voor het eigenlijke volksonderwijs, geheel bui-
noeg dezelfde zijn als op de Europeesche lagere ten Europeeschen invloed staande, moet verwezen
school. De school te Depok werd in 1867 ver- worden naar de artikelen, waarin de verschillende
klaard een Gouv. instelling te zijn (zie St. 1873 volksstammen worden behandeld en waarin ook,


n°. 26, 82) en wordt hoofdzakelijk bezocht door voor zoover het kader dezer Encycloprxdie dit toe-

.
kinderen van landbouwers, allen Christen-inlan- liet, een en ander over dat onderwijs voorkomt,
ders ; de school te Ambon is speciaal bestemd alsmede voor zoover de Mohammedaansche bevol-
voor kinderen van Ambonsche burgers, doch tegen king betreft naar MOHAMMEDANISME, Dl. 11,
betaling van schoolgeld ook toegankelijk voor bl. 575 ylg- Ook Arabische scholen worden hier
anderen. Kinderen van onbemiddelde regenten in en daar aangetroffen, die echter meest samenval-
de residentie Amboina kunnen kosteloos worden len met de in dat artikel besproken godsdienst-
toegelaten. Zie B. 4979, St. 1878 nn 31, 1891 scholen. Eindelijk worde hier nog melding gemaakt
n°. 30, 1898 n". 128. van de scholen der Chineezen, waarin onderwijs
Voor het onderwijs aan de Gouv.school tot op- in hunne taal gegeven wordt en wier getal in 1897
leiding van inlandsche geneeskundigen (doktor 409 met 7069 leerlingen bedroeg: men vergelijke
djawa) en aan de school ter opleiding van vroed- daarover: J. E. Albrccht in T. Bat. Gen. XXV,
vrouwen zie Deel 1, bl. 555. bl. 225. Zie ook B. 2037.
Bijzonder inlandsch onderwijs. Nevens Hoofdbron voor de kennis van het onderwijs
het openbaar, ontwikkelde zich in Indië ook het in Ned.-Indië is het jaarlijks verschijnende alge-
bijzonder onderwijs voor inlanders onder Euro- meen verslag van den staat van het middelbaai-
peeschen invloed; vooral werd dit door de Christe- en lager onderwijs voor Europeanen in Ned.-
lijke zending behartigd, die o. a. in de Minahasa, Indië, en het om de 5 jaren verschijnende verslag
op de Sangi- (Sangir-) en Talauer-eilanden en onder van het inlandsch onderwijs in Ned.-Indië.
de Bataks krachtig voor de ontwikkeling van den F. Militair onderwijs. Opleiding tot offi-
inlander optrad. Dit streven kon ook van Gouv.- cier bij het Ned.-Indische leger. Mili-
wege bevorderd worden toen bij St. 1890 n°. 224 taire school en cursussen. Een militaire
de bepaling werd ingetrokken, dat op gesubsi- school, reeds onder het bestuur van den Gouv.-
dieerde scholen geen godsdienstig onderwijs mocht Gen. Daendels opgericht, doch zeer spoedig daarna
worden gegeven, terwijl tevens bepaald werd, dat weder opgeheven, werd bij besluit van Commis-
sarissen-Generaal (St. 1818 n°. 13) te Semarang
1) Vgl. over de opleiding van ml. ambtena- gevestigd; zij was bestemd niet alleen tot oplei-
ren de belangrijke nota van den regent van ding van officieren voor het Indische leger, maar
Demak Raden Mas Adipati Aria Adiningrat, ook van die voor de koloniale marine en inge-
gepubliceerd in T. v. h. binnenl. best. Dl. XVII, nieurs bij den waterstaat. Het toezicht berustte bij
bl. 367- een college van curatoren, waarin de legercom-
ONDERWIJS. (MILITAIR) 83
mandant zitting had. De leerlingen werden op de Militaire school vastgesteld, waarbij hare be-
den leeftijd van 12—15 jaren toegelaten als cadet, stemming werd uitgebreid; behalve 2<; luit. der
aanvankelijk ten getale van 70, waarvan 30 voor infanterie en administratie zouden er nu ook
de landmacht en 8 voor de koloniale marine be- officieren voor de cavalerie worden gevormd.
stemd waren. Nadat in 1823 het aantal kweekc- Voorts bepaalde dit reglement, dat het aantal
lingen op 77 was gebracht en in 1825 bepaald élèves jaarlijks naar de behoefte zou worden
was dat geen cadets voor de marine meer werden geregeld, dat de cursus in gewone omstandighe-
aangenomen, werd de militaire school als bezui- den 3jarig zijn zou en dat, evenals volgens het
nigingsmaatregel in 1826 door den Gouv.-Gen. reglement van 1860, de overgangs-examens door
Du Bus de Ghisignies opgeheven. In het geheel de officieren-instructeurs zouden worden afgeno-
zijn bij deze school geplaatst geweest 93 cadets, men. De school zou als een op zichzelf staande
waarvan 67 officier zijn geworden, nl. 38 bij de compagnie van het leger geadministreerd worden.
infanterie, 20 bij de artillerie, 7 bij de genie en Ook werden in dat jaar zwaardere examens vast-
2 bij de militaire administratie. gesteld voor het verkrijgen van den rang van
De opleiding tot officier geschiedde hierna uit- 2■•" luit., terwijl bij de vereischten om tot dit
sluitend bij de korpsen; de benaming cadets bleef examen te worden toegelaten de bepaling gevoegd
bij het leger behouden en evenals de toenma- werd, dat de adspirant moest zijn Nederlander
lige volontairs konden deze reeds na 2Jarigen of als zoodanig genaturaliseerd; deze bepaling is
dienst tot 2C luitenant bevorderd worden, sedert echter in 1876 weder gewijzigd, zoodat vreemde-
"
1842 eerst na 4Jarigen dienst. lingen wel tot het examen konden worden toe-
In 1852 werd wegens het groot gebrek aan gelaten en tot officier benoemd worden, maar latei-
infanterie-officieren een maatregel genomen, welke den kapiteinsrang niet konden verwerven zonder
enkele jaren later weder tot de oprichting eener te voren genaturaliseerd te zijn.
militaire school leidde. Toen werd nl. machtiging Vóór 1871 was het wetenschappelijk onderwijs
verleend om bij het 7e bataljon infanterie te Wel- bij de korpsen zeer onvoldoende geregeld; het
tevreden 30 a 35 onderofficieren te detacheeren aantal cursussen was niet bepaald; indien er bij
om voor 2C luit. bij dat wapen te worden opge- een korps een cursus was, dan was de officier
"
leid. Kort daarna werd deze gelegenheid tot op- met de korpsschool belast tevens onderwijzer op
leiding onder den naam van onderofficiersschool den cursus. In dat jaar is echter bepaald dat bij
naar Meester-Cornelis overgebracht en in 1856 elk veldbataljon een cursus zou zijn, waar onder-
Militaire school genoemd. Aanvankelijk alleen wijs werd gegeven door één officier, die van
voor de infanterie bestemd, werden er al spoedig enkele diensten kon worden vrijgesteld en waar
ook onderofficieren voor officier der militaire ad- minstens vijf malen 's weeks gedurende twee uren
ministratie opgeleid. In laatstgenoemd jaar werd les moest gegeven worden. Bij algemeene order
het aantal élèves reeds tot 60 en in 1857 tot 76 van 1872 n°. 110 werd dit onderwijs opnieuw
als maximum opgevoerd, in verband waarmede geregeld voor de onderofficieren en korporaals,
ook het personeel eenige uitbreiding onderging, die dit onderricht volgden en als boven de
een exercitie-batterij werd opgericht en de gebou- formatie geplaatst of als volontair din-
wen werden vergroot. In dit eerste tijdperk van gende naar den rang van officier te boek
haar bestaan van 1853—1859 had de school jaar- stonden. De cursussen werden gehouden bij de
lijks gemiddeld 34 infanterie-officieren aan het staven der veldbataljons, bij het regiment cava-
leger geleverd. lerie en bij het korps mineurs en sappeurs. Het
Bij besluit van 14 Maart 1860 n°. 6 werel een onderwijs werd gegeven door een luitenant;
tevoren beproefd reglement voor de Militaire school er moest minstens 15 uren les gegeven worden
vastgesteld. Volgens dit reglement was hare be- in de week. De boeken en de verlichting der
stemming de opleiding van onderofficieren tot cursus-lokalen moesten door de leerlingen bekos-
2 e luit. bij de infanterie en bij de militaire admi- tigd worden. Ken belangrijke wijziging van dit
"
nistratie. De cursus zou in den regel 2 jaren duren, voorbereidend onderwijs werd in 1875 ingevoerd.
doch kon ook korter zijn. De school werd gead- De cursussen bij de veldbataljons werden opge-
ministreerd als een compagnie bij een der batal- heven. Voor de infanterie werden 4 cursussen
jons te Meester-Cornelis. Tot 1872, gedurende geopend, nl. te Meester-Cornelis, te Willem 1,
welk tijdperk het gemiddeld aantal leerlingen te Soerabaja en te Padang Pandjang; later wer-
ruim 90 bedroeg en jaarlijks gemiddeld 37 offi- den hiervoor de dépót-bataljons aangewezen. Aan
cieren voor de infanterie en 5 voor de administra- het hoofd van eiken cursus stond de kapitein
tie door de school aan het leger werden geleverd, van den staf van het bataljon ; behalve door dezen
kwam in deze inrichting geen verandering. In werd het onderwijs gegeven door 2 luitenants.
1861 werd wegens het groote incompleet aan Élke cursus was ingedeeld in twee klassen. \ oor
infanterie-officieren machtiging verleend om het selioolbehoeftcn en verlichting waren nu gelden
aantal leerlingen zoo mogelijk zelfs tot 200 opte- toegestaan. Dit voorbereidend onderwijs werd in
voeren, ten gevolge waarvan nog in datzelfde jaar 1878 opnieuw geregeld en voor de infanterie be-
86 élèves tot officier werden benoemd, 72 bij de perkt tot twee cursussen, bij het I e en 2= dépöt-
infanterie en 14 bij de administratie. De uitzen- bataljon, nl. te Meester-Cornelis en te Willem I.
ding in 1862 van 80 officieren der infanterie uit Het onderwijs bleef opgedragen bij eiken cursus
Nederland, had weder ten gevolge, dat in de aan I kapitein en 2 luitenants; de toelating had
eerstvolgende jaren niet alle onderofficieren, die zonder admissie-exanien 4maal 'sjaars plaats. Be-
met goed gevolg officiers-examen gedaan hadden, halve een voorbereidende klasse, waren op den
dadelijk tot dien rang konden worden aangesteld, eigenlijken cursus 2 klassen of studiejaren, zoo-
maar, in afwachting van vacatures, gedurende kor- dat met den 3jarigen cursus van de militaire school
teren of langeren tijd, weder als zoogen. geëxami- de geheele opleiding tot officier 5 jaren vorderde.
neerd onderofficier in de gelederen dienst moesten Deze wijze van toelating op den cursus, waarbij
doen. In 1872 werd een nieuw reglement voor de candidaten o. a. van vreemde talen en van wis-
84 ONDERWIJS. (MILITAIR)
kunde niets behoefden te kennen, baarde vele reorganiseeren Militaire school te Meester-Cornelis.
teleurstellingen, daar tal van militairen werden In verband hiermede zijn in den loop van 1893
toegelaten, die door hun gebrek aan ontwikkeling de beide cursussen bij het l« en 2e dépöt-batal-
het onderwijs zeer belemmerden, zonder toch ooit jon opgeheven en de daarbij aanwezige onder-
hun doel te kunnen bereiken. officieren geplaatst op een daartoe tijdelijk geo-
De cursussen voor de cavalerie en genie bleven penden neven-cursus aan de Militaire school. Terwijl
bij den staf van het regiment cavalerie te Sala- bij Kon. Besl. van 20 Oct. 1893 n°. 16 de toe-
tiga en bij dien van het korps mineurs en sap- lating van Indische onderofficieren op den hoofd-
peurs te Willem I ; bij eerstgenoemde was het cursus te Kampen definitief werd geregeld, had
onderwijs opgedragen aan een luitenant, bij de zulks bij Kon. Besl. van 6 April 1894 n°. 36
genie aan een of meer officieren, door den chef plaats voor de toelating van jongelieden in Indië
van het wapen te bepalen. aanwezig, bij de cadettenschool te Alkmaar.
Een nieuwe regeling van het militair onderwijs De Militaire school ontving bij Kon. Besl. van
vond ook weder plaats in 1883. De Militaire 28 April 1894 n". 32 definitief hare nieuwe be-
school werd toen opnieuw bestemd voor de oplei- stemming, nl. de opleiding van hoogstens twintig
ding tot 2e-n l uit, der infanterie en militaire admi- onderofficieren tot het toelatings-examen voor den
nistratie (dus niet langer voor de cavalerie) en hoofdcursus in Nederland. Zie voor hare formatie
hare cursus werd tot 2 jaren ingekrompen; het St. 1897 n". 104.
aantal leerlingen werd jaarlijks naar gelang van Blijkens het bovenstaande bestaat er thans in
de behoefte bepaald; de school vormde een op Indië geene gelegenheid meer om voor officier
zichzelf staand korps onder bevel van een kapi- bij het Indische leger te worden opgeleid; die
tein der infanterie (directeur), terwijl het weten- opleiding geschiedt thans uitsluitend in Neder-
schappelijk onderwijs verder aan 4 luitenants der land en wel bij de Koninklijke Militaire Academie
infanterie en één der militaire administratie werd te Breda, den hoofdcursus te Kampen en de cadet-
opgedragen. tenschool te Alkmaar.
Voor de toelating tot de cursussen werd nu een Artillerieschool. De artillerieschool te Wel-
admissie-cxamen gevorderd, dat slechts éénmaal tevreden is korten tijd na het eindigen van den
'sjaars afgenomen werd; de cursus bleef in twee oorlog op Java op zeer cenvoudigen voet in
studiejaren ingedeeld. In plaats van de vroegere werking getreden en heeft steeds een bescheiden
volontairs dingende naar den rang van officier positie in het leger ingenomen; in de legerorga-
werden nu, volgens een nieuwe regeling, bij het nisatiën is zij nooit als een afzonderlijke instel-
leger hoogstens een 30tal jongelieden aangenomen ling genoemd, hoewel haar bestaan daarom niet
onder den naam van adspirant-offïcicr. Na aan minder wettig erkend werd, zooals uit de jaar-
een toelatings-examen voldaan te hebben moesten lijks er voor toegestane gelden en uit de Kolo-
zij een dienstverbintenis voor acht jaren bij het niale Verslagen na 1869 kan blijken. De inrich-
leger aangaan, met het bepaalde doel zich voor ting was bestemd tot opleiding van volontairs en
officier der infanterie of der militaire administratie reeds dienende militairen van de artillerie tot
te bekwamen; zij dienden bij het l c en 2e dépót- 2en luit. bij dat wapen en stond onder recht-
bataljon en logeerden daar in afzonderlijke, voor streeksch toezicht van den commandant der artil-
hen bestemde lokalen. lerie in de l e militaire afdeeling op lava. De
Volgens de nieuwe legerformatie van 1882 mocht élèves waren in een kazerne behoorlijk afzon-
het gezamenlijk aantal leerlingen op de Militaire derlijk gehuisvest. De geheele cursus duurde in
school en de cursussen hoogstens 140 bedragen. den regel 4 jaren, elk studiejaar was een afge-
Gemiddeld waren in de laatste jaren steeds onge- sloten cursus. Het aantal élèves kon hoogstens
veer 100 élèves bij de militaire school aanwezig 40 bedragen; dit aantal is echter nooit op verre
geweest en had zij jaarlijks een 20- a 30tal offi- na bereikt.
cieren aan het leger geleverd. In 1877 werd, als tijdelijken maatregel, om in
Gedurende het tijdvak 1883 t/m. 1894 waren het toen bestaand groot incompleet aan artillerie-
op de Militaire school gemiddeld 36 élèves aan- officieren te voorzien, het onderwijzend personeel
wezig en zijn er totaal 131 officieren der infan- der artillerieschool aanzienlijk uitgebreid. Nadat
terie en 28 der militaire administratie gevormd in overeenstemming hiermede het aantal leerlin-
of door elkaar gerekend jaarlijks respectievelijk gen gedurende enkele jaren vrij aanzienlijk was
11 en 2 k 3. Het gemiddeld aantal leerlingen toegenomen, werd de artillerieschool in 1882 op-
van de beide cursussen was ongeveer 45. geheven.
In de memorie van toelichting der Indische Gedurende de 52 jaren van haar bestaan heeft
begrooting voor 1893 bleek het voornemen van deze inrichting 119 artillerie-officieren aan het
de regeering om de gelegenheid tot opleiding voor leger geleverd.
officier van Indië geheel naar Nederland overte- Krijgskundig onderricht voor officie-
brengen. In Oct. 1892 was reeds in Indië bekend ren. Hoewel dit onderwijs bij de korpsen in
gemaakt dat geen adspitant-ofïïcieren meer zouden Indië, althans voor de infanterie, reeds bij circu-
worden in dienst genomen. Jongelieden in Indië laire van het legerbestuur in 1837 geregeld was,
aanwezig, die officier bij het N.-I. leger wensch- had het vóór 1869 al heel weinig te beteekenen
ten te worden, konden dit doel in het vervolg gehad. Bij alle korpsen der hoofdwapens werd
alleen bereiken door aldaar het toelatings-examen wekelijks, onder den naam van „cursus voor HU,
afteleggen voor de nieuwe cadettenschool in Neder- officieren", een bijeenkomst gehouden, waarbij
land, of door als vrijwilliger in dienst te treden alle officieren tegenwoordig moesten zijn, en waar
en zich dan voor te bereiden voor den hoofdcursus de kapiteins om beurten zoogenaamd cursus moesten
in Nederland te Kampen, om daar later tot offi- houden met de luitenants over de verschillende
cier der infanterie of der militaire administratie militaire vakken, zooals versterkingskunst, artille-
te worden opgeleid. De gelegenheid tot deze voor- riewetenschap, exercitiereglementen, taktiek, stra-
bereiding werd in het vervolg de tot dat doel te tegie, korpsgeschicdenis, enz. In de meeste ge-
ONDERWIJS. (MILITAIR)
vallen bepaalde zich dit cursus-houden tot het
overhooren van te voren opgegeven onderdeden
van eenig vak. Bij algemeene order van 1869 n°.
68 is eindelijk in dit hoogst onbeduidend onder-
wijs veel verbetering gebracht. De exercitieregle-
menten en de taktiek zouden voortaan uitsluitend
behandeld worden met de pas aangestelde 2e lui-
tenants; met het geven van onderwijs in deze
.
goed werd afgezien. In verband hiermede werd
nu, in overleg met den Min. v. Oorlog bepaald,
dat van de krijgsschool te Breda, welke sedert
kort de Nederlandsche stafschool had vervangen,
partij getrokken zou worden om Indische luite-
nants (voorloopig slechts een 3- a 4tal), na een
verblijf van minstens 4 jaren in den Archipel,
85

een hoogere militaire opleiding te geven, ten einde


vakken, dat het eenige speciaal verplichte bleef, uit hen, die dezen cursus met vrucht doorloopen
werd een der kapiteins voor vast belast. De be- hadden, bij voorkeur den generalen staf aante-
oefening der overige krijgskundige vakken moest vullcn.
geheel vrij blijven, en om dit onderwijs aan In Nov. 1876 zou deze maatregel in werking
te moedigen zouden strekken bijeenkomsten van kunnen treden. Wegens den te korten tijd van
de officieren der korpsen infanterie, cavalerie en voorbereiding en den te geringen lust, die aan-
artillerie, waaraan nu en dan ook officieren van vankelijk in Indië bij de officieren voor een deta-
andere wapens en diensten zouden deelnemen. cheering bij de krijgsschool bestond, is hiervan
Op deze bijeenkomsten, waarvan het bijwonen echter toen nog geen gebruik gemaakt. Intusschen
voor alle troepenofficieren verplicht was gesteld, had in 1878 in Nederland reeds een wijziging
moesten de subalterne officieren beurtelings voor- jilaats van de krijgsschool, waarvan nu de !■= af-
drachten of voorlezingen houden over een zelf deeling te Breda in de plaats trad van de vroe-
gekozen onderwerp. In 1889 is deze regeling, gere applicatie-school en de te 's Gravenhage ge-
welke veelal door verkeerde toepassing niet de vestigd wordende 2e afdeeling in die van de
resultaten had opgeleverd, welke er van verwacht vroegere krijgsschool te Breda. Bij deze inrichting
waren, bij algemeene order (n°. 31) opnieuw ge- met driejarigen cursus konden jaarlijks zes Indi-
wijzigd. Het houden der bijeenkomsten 2- a 3maal sche officieren geplaatst worden. In de eerste jaren
's maands en het houden van voordrachten of was het aantal candidaten, dat zich voor een deta-
voorlezingen door de subalterne officieren was nu cheering er bij aanmeldde, nog zoo gering, dat
niet langer verplicht. De bijeenkomsten zouden de geldelijke voorwaarden er aan verbonden ver-
voortaan alleen dan plaats vinden, wanneer de beterd moesten worden om hierin de gewenschte
korpscommandant zelf een voordracht wilde hou- verandering te brengen; bovendien moest de op-
den of een der officieren zich daartoe had aan- leiding der officieren tijdelijk worden gestaakt, daar
gemeld. Wanneer dit laatste had plaats gehad, de Tweede Kamer aanvankelijk geene gelden
werd een commissie benoemd, bestaande uit den daarvoor beschikbaar stelde. Toen echter bij de
korpscommandant en uit 2 bij meerderheid van Indische begrooting voor 1880 de noodige gelden
stemmen gekozen leden 0111 na te gaan en te be- waren toegestaan werd bij Kon. Besl. van 5 Dec.
slissen of het onderwerp geschikt was om op de 1879 n°. 27 (St. 1880 n«. 39), de toelating der
voorgenomen wijze, welke vooraf in schema moest Ind. officieren tot de krijgsschool nader geregeld.
worden aangegeven, in een bijeenkomst te worden Daarbij werd bepaald dat de lessen der ie afdee-
behandeld. Was dit het geval, dan werd den offi- ling dier school zouden worden gevolgd door de
cieren van het korps tijdig kennis gegeven wan- in Nederland nieuw benoemde 2C luitenants der
neer de bijeenkomst zou plaats hebben, om zich artillerie en genie in Indië; en voorts dat elke
van het onderwerp te voren eenigszins op de cursus der 2 U afdeeling krijgsschool in 't vervolg
hoogte te kunnen stellen. In speciale gevallen, zou kunnen worden bijgewoond door hoogstens
waaromtrent de officieren bij stemming besloten, 12 officieren (kapiteins of luitenants) van het
kon de voordracht ter kennis van het legerbestuur Indisch leger, die daartoe in Indië een admissie-
worden gebracht en wanneer dit drie- of meer- examen moesten afleggen. Wanneer dit aantal
malen ten opzichte van eenzelfden officier had niet vervuld werd, konden ook in Nederland met
plaats gevonden, werd daarvan in zijn belang in verlof of als gedetacheerd aanwezige officieren,
de conduite-beoordeeling aanteekening gehouden. eveneens na aan een admissie-examen voldaan te
Behalve dat de pas benoemde 2-- luitenants der hebben, tot de krijgsschool toegelaten worden.
artillerie en genie, alvorens naar Indië te vertrek- De toegelaten officieren genoten als kapitein ƒ 3000,
ken, nog eenigen tijd de lessen aan de applicatie- en als luitenant ƒ2300 jaarlijksch traktement. In
school te Breda moesten bijwonen of bij sommige 't begin van 1881 werd overeenkomstig de in
technische instellingen van hun wapen in Neder- Nederland bestaande regeling, ook voort Indische
land gedetacheerd werden, werd vroeger overigens leger bepaald, dat alleen luitenants tot de krijgs-
geen hooger krijgskundig onderwijs aan de offi- school konden worden toegelaten; tevens werd
cieren van het Indisch leger gegeven. in dat jaar de sedert bij deze inrichting opge-
Bij Kon. Besl. van 16 Aug. 1873 n°. 74 (St. richte intendance-cursus, ook voor Indische offi-
n°. 270), waarbij de oprichting van een genera- cieren opengesteld, in dien zin, dat er jaarlijks
len staf bij het Indisch leger werd bevolen, werd 3 officieren van dit leger, en wel bij voorkeur
tevens bepaald dat aan dien staf — evenals zulks van de militaire administratie, bij toegelaten kon-
in Nederland het geval was — een stafschool van
officieren met 4jarigen cursus zou worden verbon-
den worden. Bij Kon. Besl. van II April 1881
n°. 15 is bepaald, dat een officier van den genc-
den. Het bleek echter reeds spoedig dat deze op- ralen staf in Indie' als leeraar bij de krijgsschool
richting meer moeilijkheden medebracht, dan zou worden geplaatst. In 1885 werd bij algemeene
waarop aanvankelijk gerekend was. Bezwaren van order n°. 66 bepaald, dat de Indische officieren,
geldelijken aard voor het doen uitkomen van leer- die met goed gevolg den cursus aan de 2C afdee-
aren uit Nederland, het klimaat in Indië, dat zich ling der krijgsschool hadden doorloopen, een ver-
voor studie minder eigende en mogelijk nog andere, dere praktische vorming zouden ondergaan gedu-
waren oorzaak, dat van het tot stand brengen rende 2 jaren, alvorens voor plaatsing bij den
dezer inrichting in Maart 1876 reeds weder voor generalen staf in aanmerking te kunnen komen.
86 ONDERWIJS. (MILITAIR)

Deze verdere opleiding in Indië te ontvangen Enkele jaren na de oprichting in 1854, nadat
zou bestaan in detacheering gedurende één jaar door een hevigen storm eenige der gebouwen te
bij de andere wapens dan dat, waartoe zij be- Gedong-Kebo waren ingestort, is gevolg gegeven
hoorden, gedurende een half jaar bij een opne- aan een reeds bestaand voornemen om het korps
mingsbrigade van den topographischen dienst en over te brengen naar het fort Generaal Cochius
een half jaar bij het hoofdbureau van den gene- bij Gombong. In 1856 werd een tweede com-
ralen staf. In 1892, toen weder een nieuwe rege- jiagnic opgericht, het commando van het korps
ling van het hooger militair onderwijs plaats vond, aan een hoofdofficier opgedragen en een nieuw
is het leeraarspersoned aan de krijgsschool uit- reglement voor de inrichting vastgesteld. De pu-
gebreid met 2 officieren van het Indisch leger, pillen werden nu onderscheiden in betalende en
waarbij een van de intendance. Verder werd de niet-betalende.
cursus verdeeld in 3 studiejaren, in elk waarvan Bij het eind van 1861 waren in het geheel
een gedeelte van den tijd besteed werd voor deta- 568 pupillen aangenomen, waarvan 313 nog bij
cheering bij de verschillende wapens, voor dienst- het korps aanwezig waren en 200 bij het leger
en oefeningsreizen, voor het bezichtigen van ves- waren ingedeeld. In 1870 was de sterkte van het
tingwerken, artillerie- en zoo mogelijk maritieme korps ± 400 pupillen, voor ruim de grootste helft
inrichtingen en oorlogsschepen; de officieren die bestaande uit kinderen van mindere militairen.
den intendance-cursus volgden werden in de beide Sedert 1869 is de leeftijd, waarop niet-betalende
laatste studiejaren gedurende eenige maanden ge- pupillen konden worden opgenomen, evenals voor
detacheerd bij 's Rijkslandbouwschool te Wage- de anderen gesteld op 10—14 jaren. Het onder-
ningen en ook gedurende eenigen tijd bij de Rijks wijs in het topographisch teekenen en in de werk-
centrale magazijnen van militaire kleeding, uit- dadige meetkunst werd in 1871 opnieuw gere-
rusting, enz. te Amsterdam. De dctachceringcn in geld, met de bepaling dat daarvoor een officier,
Indië van de officieren die hun studiën aan de opzichter of onderofficier bij het korps gedeta-
krijgsschool voltooid hadden, werden mede opnieuw cheerd kon worden. In 1873 is een nieuw voor-
geregeld en wel in dier voege dat de officieren der schrift voor het voeren van de administratie bij
infanterie voor 3 maanden bij de bergartillerie, het korps ingevoerd en het bedrag van het zak-
die van de andere wapens voor 3 maanden bij de geld der pupillen eenigszins gewijzigd.
infanterie en de officieren van alle wapens voor In 1885 is weder een nieuw reglement voor
6 maanden gedetacheerd werden bij een opne- het korps pupillen ingevoerd, dat o. a. de vol-
mingsbrigade van den topographischen dienst, voor gende wijzigingen in den bestaanden toestand
zoover zij niet vroeger daarbij werkzaam geweest ten gevolge had. Kosteloos werden alleen toege-
waren: zij die voor den intendance-cursus waren laten zoons van in dienst zijnde of in dienst
gevormd, zouden voor één jaargedetacheerd worden overleden en gepensionncerde of gegageerde mili-
bij.de gewestelijke- of bij de hoofdintendance. tairen van de land- en zeemacht. Voor zoover
Korps pupillen. Dit korps bij Kon. Besl. overigens plaatsen beschikbaar waren konden ook
van 1847 opgericht, had blijkens het in 1850 andere jongelieden toegelaten worden, doch alleen
daarvoor vastgestelde reglement de bestemming tegen een geldelijke bijdrage van hoogstens ƒ3O
om zonen van Europeanen, in Indië geboren of 's niaands. De leeftijd voor de toelating werd ge-
gevestigd, tot nuttige leden der maatschappij opte- steld op B—ls jaren; tot hun 17= jaar moesten
voeden en hen door een militaire vorming voor de pupillen de Gouv. lagere school te Gombong
den militairen stand opteleidcn, en werd aanvan- bezoeken, na dien leeftijd werd dit bezoek gere-
kelijk te Gedong-Kebo gevestigd. Het aantal pu- geld door den korpscommandant met den hoofd-
pillen dat kon worden aangenomen, was onbe- onderwijzer. Aan het korps werden voorts verbon-
paald. Indien er meer dan 200 pupillen waren den een bibliotheek en een muziekkorps.
moest een tweede compagnie worden opgericht In de laatste jaren heeft het aantal pupillen
en een hoofdofficier als commandant van het korps bij het korps aanwezig gemiddeld 300 a 350 be-
worden aangewezen. Aanvankelijk was de leef- dragen, terwijl er jaarlijks ongeveer een 50tal
tijd, waarop de pupillen werden aangenomen van werd aangenomen.
7—lo jaren; behalve gewoon lager onderwijs, Daar in den laatsten tijd herhaaldelijk was ge-
werd ook onderwijs gegeven in ambachten als wezen op de gebreken van een regeling als de
kleermaken, schoenmaken, timmeren, voorts in bestaande, waarbij knapen, wier leeftijd uiteen-
rechtlijnig teekenen, administratie, muziek, gym- loopt van 8 tot 19 jaren te zamen gehuisvest
nastiek, schermen en militaire oefeningen. Wan- zijn, heeft de Regeering voor weinige jaren pogin-
neer het noodig mocht blijken konden ook andere gen in het werk gesteld om een nieuwe regeling
ambachten onderwezen worden. De straffen zou- te scheppen, welke ten doel had de voor het
den zooveel mogelijk, met inachtneming van leef- korps bestemde knapen tot ze hun I2 e jaar be-
tijd, naar het reglement van krijgstucht geregeld reikt zouden hebben, te herbergen en optevocden
worden en ook de straf van rietslagen, door andere in de protestantsche en katholieke weeshuizen te
pupillen toe te dienen, was niet uitgesloten. De Semarang en in de Soerabajasche jongensweczen-
pupillen werden geheel op 's lands kosten ver- inrichting. Als een gevolg hiervan is bij St. 1897
pleegd en genoten soldij. In den regel moesten n". 129 een reorganisatie van het korps pupillen
zij tot hun lße jaar bij het korps blijven en ingevoerd, waarbij in hoofdzaak het volgende werd
gingen dan bij het leger over met een tienjarig vastgesteld. Het bestaande korps pupillen werd
verband en zonder handgeld: zij stonden dan opgeheven, terwijl een nieuw soortgelijk korps zou
geheel gelijk met andere Europeesche militairen worden opgericht, bestemd om knapen en jonge-
en konden tot de hoogste rangen in het leger lingen ojt te leiden voor den krijgsdienst; de
opklimmen. Zij, die bijzonderen aanleg voor werk- pupillen in het nieuw op te richten korps moesten
tuigkunde hadden, konden als burger bij 's lands naar den leeftijd gesplitst worden in 3 categoriën,
constructie-winkel of eenig ander Gouvernements- voor de leeftijden van B—l 2, van 12—16 en van
etablissement geplaatst worden. 16 tot 18 jaar; overgang van pupillen van het
ONDERWIJS. (MILITAIR) — ONTEIGENING. 87
bestaande korps in het nieuwe korps was niet onteigening vordert, is toegestaan. De verklaring
toegelaten en de nieuw aan te nemen pupillen van algemeen nut geschiedt door den Gouv.-Gen.,
mochten niet met die van het oude korps te in overeenstemming met den Raad van Ned.-Indië,
zamen gehuisvest of opgeleid worden; de sterkte en wijst den aard, de strekking en de hoofdpun-
kon hoogstens zijn 400 pupillen, waarvan ten ten ter bepaling der algemeene strekking van het
hoogste 200 tot de 2e categorie konden behoo- werk aan en bij kanalen en wegen zooveel moge-
ren; de leeftijd van aanneming werd op B—l 3 lijk de gemeenten, door welke zij zullen loopen;
jaar gesteld, overigens bleef de toelating kosteloos zij is zonder beroep en wordt in den vorm eener
en tegen betaling onveranderd. De pupillen der ordonnantie afgekondigd. Daarna worden in elk
i e categorie zouden worden opgeleid in door den gewest conimissiën benoemd, waarin ook inland-
Gouv.-Gen. aan te wijzen liefdadigheidsgestichten, sche hoofden zitting nemen, ten einde de bezwa-
die zich ter zake contractueel moesten verbinden; ren van belanghebbenden tegen het plan van
die der 2 e categorie werden voor 's lands reke- onteigening aantehooren en daarvan verslag te
ning gehuisvest, gevoed, gekleed, verpleegd en doen; de aanwijzing der te onteigenen perceelen
opgeleid in uitsluitend daarvoor aantewijz.cn ge- geschiedt door den Gouv.-Gen., na raadpleging
bouwen; die der y categorie zouden bij het leger van den Raad van Indië, binnen één jaar nadat
worden gedetacheerd, uitgezonderd de voor den de conimissiën haren arbeid hebben volbracht.
topographischen dienst bestemden, die daartoe Het desbetreffende besluit wordt in de Javasche
behandeld moesten blijven als de pupillen der Courant gepubliceerd en ook in de afdeelingen
2 e categorie. De wijze van overgang van de pu- waar jjerceelen te onteigenen zijn, nog bijzonder
pillen bij het leger bleef onveranderd. Voor het bekend gemaakt. Geene onteigening, — behou-
lager onderwijs werden onder genot van een toe- dens de later te vernielden uitzondering, —
lage één of meer onderwijzers uit het jjersoneel plaats dan tegen voorafgaande schadeloosstelling,
heeft

der openbare lagere scholen aan het korps pupil- waarvan het bedrag zooveel mogelijk bij minne-
len verbonden; die onderwijzers zouden als zoo- lijke overeenkomst moet worden vastgesteld; kan
danig werkzaam zijn onder de bevelen van den die niet verkregen worden, dan moet dit door den
commandant van het korps pupillen. rechter worden vastgesteld, door wien zaken betref-
ONISCIDAE. ARTICULATA, CRUSTACEA, fende onteigening ten algemeenen nutte vóór elke
Isopoda, Ouiscidae. Zie TJELENG'AN. andere worden behandelt. In de genoemde verorde-
ONJI. Boec. Zie KOENJIT. ning is de wijze van rechtspleging zoowel voorde
ONRUST (POELOE KAPAL of SCHKEPS- Europeesche als inlandsche rechtbanken in bijzon-
EILAND). Eiland, gelegen aan de W. invaart der derheden geregeld; hier zij slechts vermeld dat de
baai van Batavia, ruim 2 uren N.W. van die stad, rechter een of meer deskundigen benoemt, ten einde
en een oppervlakte van ruim 3500 111. 2 beslaande. hem omtrent het bedrag der schadeloosstelling voor-
Tijdens de Compagnie was het de groote scheeps- telichten, waarbij slechts de werkelijke waarde dei-
timmerwerf en het tuighuis, waar de schepen goederen in aanmerking mag worden genomen,
konden hersteld en desnoods nieuwe gebouwd en niet gelet wordt op nieuwe, andere dan nood-
worden. In 1800 werden alle gebouwen op On- zakelijke veranderingen, gemaakt na de nederlcg-
rust door een Engelsch eskader onder Bali ver- ging van de plannen, welke minstens 14 dagen voor
nield; Van der Capellen liet van 1823—1825 de benoeming der vroeger vermelde conimissiën
de werken daar weder herstellen en Onrust tot moet hebben plaats gehad; evenmin wordt acht
een maritiem établissement inrichten, waarna er gegeven op de mindere waarde welke voor de
in 1856 een drijvend droogdok werd in dienst niet-onteigende goederen het noodzakelijk gevolg
gesteld. De toenemende belangrijkheid van het van de onteigening is. Nadat het vonnis in kracht
marine-établissement te Soerabaja had ten gevolge van gewijsde is overgegaan moet de schadeloos-
dat de werken op Onrust, dat den naam had van stelling binnen 6 maanden betaald worden of, als
zeer ongezond te zijn, slechts als hulpwerf en de betrokkenen deze weigeren aantenemen, wor-
hulpatelier dienst deden; sedert de openstelling den geconsigneerd; daarna kan de onteigenende
van de havenwerken te Tandjong Priok (Zie Dl. I, partij zich op bevelschrift van den voorzitter der
bl. 142) heeft het eiland zijne vroegere beteeke- rechtbank, desnoods door middel van den sterken
nis geheel verloren. arm, in het bezit der onteigende goederen laten
ONTDEKKINGSREIZEN. Zie TOCHTEN stellen. Wanneer, buiten geval van overmacht, niet
(ONTDEKKINGS-). binnen één jaar na eindvonnis met het werk be-
ONTEIGENING. Een zeer belangrijk regee- gonnen is of de arbeid daaraan meer dan één
ringsbeginsel is bevat in art. 77 Reg.regl., 'tgeen jaar wordt gestaakt of het werk blijkbaar niet tot
bepaalt dat niemand van zijn eigendom kan ont- stantl zal worden gebracht, kan de onteigende het
zet worden dan ten algemeenen nutte, en enkele goed terugvorderen, mits de schadeloosstelling
regels daaromtrent stelt welke nader zijn uitge- teruggevende in evenredigheid tot de terugont-
werkt in de verordening die, krachtens dat arti- vangen waarde.
kel, de wijze moet regelen waarop men van dat Wanneer oorlog, opstand, brand, watersnood,
recht ontzet kan worden. Die verordening is opge- aardbeving of andere dringende omstandigheden
nomen in St. 1864 n». 6 (vgl. St. 1864 n°. 185); onverwijlde inbezitneming, zelfs van onroerend
zij bevat, wat de hoofdzaken betreft, de volgende goed noodig maken, kan deze geschieden op last
regels. van het hoogste gezag ter plaatse aanwezig; dit
Onteigening, die zoowel eigendom als andere doet een voorstel tot onteigening aan den Gouv.-
rechten kan betreffen, kan slechts plaats hebben in Gen., die na raadjuleging van den Raad van Indië,
het publiek belang van den staat, van een gewest, de Onteigening gelast of weigert. In het laatste
afdeeling, regentschap, district of gemeente; in geval wordt het goed onmiddellijk teruggegeven
dat publiek belang kan ook onteigend worden en, kan het Gouv. op hem, die de inbezitneming
ten name van bijzondere personen of vereeni- gelastte, de evcntuecle schade verhalen. Wordt de
gingen aan wie de uitvoering van een werk, dat onteigening echter gelast, dan wordt de schade-
88 ONTEIGENING.
— ONTGINNING.

loosstelling zoodra mogelijk den onteigende aan- dien de noodige arbeidskrachten ten dienste staan,
geboden, en in geval van verschil door den rech- diepe bewerking de voorkeur verdient. Daarna is
ter bepaald. De onteigende heeft de voorkeur om, de grond geschikt om beplant te worden; bij ge-
wanneer het goed niet langer voor het beoogde regelde plantages zorgt men voor het aanleggen
doel noodig is, en nog geen 3 jaren sinds de van paden die het terrein in regelmatige vakken
onteigening verloopen zijn, dit terug te erlangen verdeden, ten einde het toezicht later gemakke-
tegen betaling van een prijs door deskundigen lijk te maken. Ook voor een geregelden afvoer
te bepalen. van water moet gezorgd worden.
Is de beschikking noodig over gronden, door Op hellend terrein zijn meerdere werkzaamhe-
inlanders ontgonnen of als gemcene weide of uit den te verrichten, althans wanneer men aan de
eenigen anderen hoofde tot de desa's behoorende, ontginning de noodige zorg besteedt. Immers is
dan kan var. Regeeringswege voor de toepassing de bouwkruin, na de verwijdering van 'den oor-
van de regels der verordening een onderzoek be- spronkelijken plantengroei, ten gevolge van de
volen worden naar de rechten der bevolking en afvloeiing van het water, aan wegspoeling bloot-
naar de voorwaarden waaronder deze van die gesteld, vooral wanneer in den regentijd het water
rechten afstand wil doen; ook in dit geval wordt, met kracht afstroomt. Het in de meeste gevallen

bij gemis aan overeenstemming, de schadeloos-

eenige afdoende middel, dat echter vrij kost-
stelling door den rechter bepaald. baar is, is de aanleg van terrassen, die zelfs op
ONTGINNING '). Onder ontginning verstaat zeer steile hellingen kunnen worden aangebracht.
men de ter geregelde bebouwing of beplanting Omtrent dien aanleg geeft Van Gorkom (t. a. p. bl.
geschiktmaking of voorbereiding van woeste gron- 27 vlg.) de volgende wenken. Den bodem bakent
den, waarop te voren slechts eene natuurlijke men af door lijnen, waterpas langs de hellingen
vegetatie voorkwam, of wel die na een tijdelijk getrokken, en hoopt daar langs het losgemaakte
gebruik weder tot den toestand van wildernis of gras en onkruid; de arbeider begint den grond
woestheid zijn teruggekeerd (Van Gorkom, De daarboven om te werken en wel zoodanig, dat
0.-I. Cultures in betrekking tot handel en nijver- de eerste spit op het onkruid komt te liggen en
heid, Amst. 1881, Dl. I). De werkzaamheden hier de noodige stevigheid geeft. Zoo gaat hij
daartoe gevorderd zijn verschillend, naarmate men voort totdat de geheele ruimte tusschen twee op-
te doen heeft met zwaar oorspronkelijk bosch of volgende, getraceerde lijnen hare glooiing geheel
met grond, bedekt met struiken of grasachtige ge- verloren heeft. Als deze ruwe aanleg over het


wassen. In het eerste geval moeten de boomen geheele terrein is afgeloopen, geeft men aan de
opgeruimd worden, voor zoover men niet enkele steile kanten, die geen opstaande randen mogen


ervan als schaduw- of schutboomen laat staan. hebben, waardoor de terrassen in kanalen zouden
Daartoe vergenoegt men zich in den regel niet ontaarden, door afkapping eenige helling en
het op stomp kappen der boomen, liefst in den maakt ze tevens wat effen. De kanten en hellingen
drogen tijd en bij voorkeur eenige voeten boven laat men zooveel mogelijk begroeid, hetgeen de
den grond, 't geen veel arbeid uitspaart en de stevigheid van den aanleg bevordert. Van den
beplanting niet verhindert; de stompen en de aard der gronden hangt het af of de grond vóór
wortels rotten mettertijd weg. Wenschelijk is het, of na de vorming der terrassen moet worden om-
dat men te voren onderzoekt naar welken kant gewerkt. Ook voor behoorlijken toevoer van water
de boom door zijn groei of kruinzwaarte neiging wordt door het aanleggen van waterleidingen ge-
heeft te vallen, en dan aan die zijde begint te kap- zorgd.
pen; na tot op de helft of een derde gevorderd Wordt deze werkwijze, in hoofdtrekken althans,
te zijn vervolgt men aan de andere zijde. Het gewoonlijk gevolgd wanneer 1-huopeesche onder-
Spaart veel arbeid uit als men in bosschen, waar nemers woesten grond in cultuur willen brengen,
de boomen vrij gesloten en regelmatig staan, een ook dan wanneer inlanders, die op eenigszins
zeker aantal uitsluitend aan den eenen kant kapt, hoogen trap van beschaving staan, land ontginnen
want bij het vellen van de boomen aan de gren- ten einde eene blijvende vestiging te stichten,
zen kunnen deze in hun val de anderen medeslepen. wordt gewoonlijk goede zorg voor het behoud van
Het verdient in den regel de voorkeur het hout te den bouwkruin gedragen: bij den aanleg van rijst-
verbranden, tenzij men dit met voordeel van de velden op Java is, vroeger vooral, zeer veel werk
hand kan zetten; de humus behoeft daardoor geen besteed aan het vormen van terrassen en het aan-
schade te lijden, terwijl de asch, met veel kool leggen van waterleidingen, waardoor het mogelijk
vermengd, een uitstekende meststof is en door de werd water tot groote hoogte optevoeren en sawahs
verbranding het terrein van onkruid en schadelijke tot op hooge berghellingen aantelcggen. De Javaan
dieren gezuiverd wordt. Is de bodem met struiken gaat er niet licht toe over om zijn dorp te ver-
en heesters bedekt, dan moeten deze geheel worden laten en eene nieuwe nederzetting in eene onbe-
uitgegraven, omdat zij anders lichtelijk weder uit- woonde streek te vestigen; wanneer meerderen
loopen; grasachtige planten moeten eveneens met daartoe besluiten is dit meestal het gevolg van
wortel en al worden uitgehaald, gedroogd en ver- overbevolking, oneenigheid of epidemie in de desa.
brand worden. Men stelt zich dan onder de aanvoering van een
Is het terrein vlak, dan is het verdere werk der uittrekkenden; op de plaats, die men te voren
betrekkelijk eenvoudig; de grond moet dan met heeft uitgekozen, aangekomen, wordt, nadat de
den ploeg of de patjol bewerkt worden, waarbij, in- geesten zijn aangeroepen om het werk te begun-
stigen, de plek uitgezocht voor de woningen,
1) In dit artikel wordt slechts in het alge- gewoonlijk op hoog gelegen terrein en 't minst
meen over ontginning gesproken; voor zoover begroeid en dus het schraalst, maar dan ook het
het ontginning voor speciale cultures betreft best o.a. tegen wilde dieren te verdedigen. Ge-
wordt daarover, waar dit noodig scheen, bij die meenschappelijk vangt men het werk aan voor
cultures gehandeld. Zie o.a. KOFFIE, Dl. 11, het oprichten eener ruwe woonplaats en dan voor
bl. 261. het ontginnen van den grond, waarbij de sterk-
ONTGINNING. — OOGSTVERBAND. 89
sten de boomen op stomp kappen #n de ouderen den te ontginnen, zonder voorafgaande toestem-
en jongeren de struiken en grassen verwijderen. ming van de in de verordening aangewezen auto-
Aanvankelijk ontgint men slechts zooveel als noo- riteit; zij bevatte bepalingen om de afspoeling
dig is voor de behoefte van één jaar; het gevelde van den bouwkruin door het aanleggen van ter-
hout wordt verbrand en de takken opgestapeld rassen tegentegaan en waarborgde den ontginner
om als omheining te dienen. Een offcrmaal be- het individueel erfelijk bezitsrecht van de ont-
hoort daarbij te worden gebracht om de bosch- gonnen gronden. Ofschoon veel goeds van deze
gecsten te bevredigen. In de volgende jaren wor- verordening gehoopt werd, bleek het spoedig,
den nu zooveel gronden ontgonnen, als de gemeente dat zij niet in staat was het gevreesde kwaad
noodig heeft; gewoonlijk krijgt ieder der ontgin- afdoende te keer te gaan; de uitvoering liet veel
nen een deel van den grond, en bestaat er dus te wenschen over, daar het vragen van vergun-
individueel grondbezit, dat in vorige tijden echter ningen dikwijls verzuimd werd en de voorwaarden
gewoonlijk in communaal bezit overging. Zie o. a. niet werden nagekomen. Zij is thans vervangen
Gids, 1874, I, bl. 58; Med. N. Zend. XIX, bl. 112. door de ordonnantie van St. 1896 n°. 44 (vgl.
Doch lang niet altijd wordt op deze rationccle B. 5086, 2963, 4716), die wat de hoofdbeginse-
wijze gehandeld. Vaak wordt een ware roof- len betreft, met haar voorgangster overeenkomt.
bouw gepleegd, en een stuk bosch op ruwe wijze Voor het ontginnen van grond op Java en Madoera,
door verbranding van de boomen gezuiverd, en deel uitmakende van het Staatsdomein en niet als
dan de vrij gekomen plek niet grondig bewerkt gemcene weide of uit eenigen anderen hoofde tot
maar gedurende enkele jaren gebruikt 0111 dik- de dorpen behoorende, moeten inlanders een ver-
wijls karige oogsten te verkrijgen en daarna gunning hebben van het districtshoofd of het hoofd
weder verlaten, waarna de grond ten prooi valt van plaatselijk bestuur; deze wordt verleend onder
aan het schrale alang-alang en in den regel voor voorwaarde dat de ontginning binnen een gestel-
verdere cultuur verloren gaat. Deze handelwijze den termijn volbracht zij, de grond behoorlijk zij
is vrij algemeen gebruikelijk bij min beschaafde afgebakend en bij gevaar voor afspoeling van den
stammen, doch ook onder meer beschaafden, zelfs bouwkruin, de aanleg terrasgewijze geschiede.
op Java, werd maar al te veel op deze wijze gehan- Andere voorwaarden kunnen in ieder bijzonder
deld, en zijn tal van bosschen uitgeroeid, zoodat geval worden gesteld. De ontginner is, bij voldoe-
vroeger dicht begroeide hellingen van bergen ning aan alle voorwaarden, erfelijk individueel
thans in woestenijen veranderd zijn. In hoeverre bezitter van den door hem ontgonnen grond.
deze ontwouding op groote schaal de vochtigheid Straffen zijn bedreigd tegen ontginning zonder
van het klimaat, den neerslag, vermindert, is niet vergunning. Krachtens deze ordonnantie werden
met zekerheid te zeggen; misschien is die invloed in de laatste 6 maanden van 1896 aan 14.751
slechts zeer gering. Ten dien opzichte zegt Hann inlanders vergunningen verleend tot het ontgin-
in zijn „Handbuch der Klimatologie", 1897, bl. nen van 8342 bouws; voor 1897 waren deze cijfers

-:
'g 3 v t) Aus den vorhin erwahnten Einflusscn 41 872 en 33.778; voor 1898 39.961 en 30.300.
des Waldes aufdie meteorologisehen Elemente darf Gestraft werden wegens ontginning zonder ver-
man mit ziemlicher Sicherhcit den Schluss ziehen, gunning: in 1896 5587, in iBg7 6435, in 1898
dass wenigstens in den Tropen der Wald in der 5968 inlanders.
That auch die Quantitat der Niederschlage zu stci- Dergelijke regelingen zijn vastgesteld voor de
gern vermag". En verder: „Es moge jedoch zuge- Gouv.landen binnen de res. Menado (St. 1896
standen werden dass man den Einfluss des Wal- n°. 107, B. 5136) en voor het eiland Bengkalis
des auf die Steigcrung der Niederschlage frühcr (St. 1889 n°. 63). Het getal vergunningen daar
vielfach weit überschalzt und so die jetzt vorherr- verleend is onbeduidend.
schende Neigung hervorgerufen hat, diesen Ein- ONYCHOTEUTHYS ANGULATA. Zie INKT-
fluss ganz zu leugnen. Ein so stark verdunstende, VISCH.
die Luft feucht und ktilil crhallende Unterlage OOGSTVERBAND. Zakelijk recht op te veld
für die Atmospharc, wie es ausgedehnte Wald- staande, onafgeplukte of reeds geoogste landbouw-
llachcn sind, kann nur die Tendenz haben die producten en op de ter bereiding daarvan be-
Niederschlage gegenüber cincm offenen trockenen stemde onderneming en inrichtingen, tot zekerheid
Boden untcr sousl gleichen Verhaltnisscn zu ver- van de nakoming eener verbintenis 0111 die pro-
niehren und haufiger zu machen. Kleinere zer- ducten aan een geldschieter afteleveren ten ver-
streute Waldparzellen werden naturlich diesen koop in commissie, ten einde op de opbrengst
Einfluss nicht haben". Zeker is het dat de toe- te verhalen de voorgeschoten gelden, interessen,
stand van den bodem en zijn bedekking van over- kosten en provisie. Dit recht, voor Ned.-Indië in
wegenden invloed zijn op den loop en de verdee- 1886 (St. n°. 57, 58), in het leven geroepen, dankt
ling van de watermassa's en dat door ontwouding zijn ontstaan aan de crisis, waarin vele landbouw-
op groote schaal het wegspoelen van den vrucht- ondernemingen en financieele instellingen in Ned.-
baren bouwkruin, die tevoren door de wortels der Indië in 1884, ten gevolge van de sterke daling
boomen werd tegengehouden, aanmerkelijk bevor- der suikerprijzen, verkeerden. Tal van landbouw-
derd wordt, zoodat jaarlijks millioenen kubieke ondernemingen toch werkten niet met eigen kapi-
meters vruchtbare grond door de rivieren in zee taal, maar met geleende gelden, niet alleen voor
worden gevoerd. Ook schijnt de gestadige bloot- werkkapitaal, maar ook voor oprichting of over-
stelling van den grond dezen op den duur voor neming der onderneming, zoodat de geklschieters
onvruchtbaarheid vatbaar te maken. Zie Van Gor- vaak in veel hoogere mate bij haar welslagen
kom, t. a. p. bl. gB. betrokken waren dan de ondernemers zelf. Bij de
Sedert eenigen tijd heeft de Regeering zich gestadige uitbreiding van het verlangde crediet


dan ook beijverd om, althans voor zoover dit werd het gebruikelijk dat de geldschieters het
binnen haar bereik lag, dit euvel te keer te van hen op langeren termijn begeerde bedrijfs-
gaan. Bij St. 1874 n°. 7g toch werd het inlan- kapitaal zelven weer bij anderen opnamen door
ders verboden op Java en Madoera woeste gron- middel van wissclopcraticn op korteren termijn.
90 OOGSTVERBAND. — OOSTKUST VAN SUMATRA.

Dit ging goed, zoolang de ondernemers goede weerloos maakt. Het verband gaat o.a. te niet
winsten maakten en daardoor in staat waren op door het vergaan van den verbonden oogst.
tij tl aan hunne verplichtingen te voldoen, maar Ruimschoots is dus den ondernemer de gele-
toen de daling der suikerprijzen plotseling juist genheid geschonken zekerheid aan geldschieters te
bij het binnenkomen van den nieuwen oogst den geven en daardoor op voordeeliger voorwaarden,
verkoop van dit artikel feitelijk onmogelijk maakte, dan anders het geval zou zijn, geld te verkrijgen
dreigde er groot gevaar voor den val der als cul- voor behoeften van tijdelijkcn aard, zooals voor
tuur- en wisselbanken werkzame instellingen, die het verkrijgen van werkkapitaal; van dit middel
op hare beurt den ondergang van de meeste met werd in 1898 gebruik gemaakt met betrekking
haar verbonden ondernemingen dreigden mcdetc- tot 128 ondernemingen, waarvan 115 op Java.
slepen (zie CREDIET-INSTEI.LINGEN, Dl. I, Zie J. P. Moltzer, Ned.-Ind. landbouwcrediet,
bl. 3gg en CULTUUR-MAATSCHAPPIJEN, ibid. 's Grav. 1886.
bl. 406); een gevaar dat door tijdige hulp in het OOPO. Naam op Celebes voor een Arend,
moederland werd afgewend. Doch aanvankelijk Neopus malayensis en voor een Vischarend,
had ook de Java-bank steun verleend (zie BANK, Pau, Hou Italiaelits.
Dl. I, bl. 108); op haren aandrang werd bij St. OOR. JUDAS-, MALABAARSCH-, MYDAS-,
1884 n°. 217 een maatregel ingevoerd om den OOSTINDISCHE EZELS- en ZEE- Zie GASTE-
ondernemer in staat te stellen het hem ontbre- ROPODI'.N.
kende werkkapitaal desnoods bij anderen optene- OORMETTING. Zie HARING.
men dan die hem tot dusverre geld hadden ver- OORLOG. (HEILIGE) Zie MOHAMMEDA-
strekt. Daartoe werd gelegenheid gegeven te veld NISME, Dl. 11, bl. 562.
staande gewassen en onafgcplukte boomvruchten, OOSTERDISTRICTEN. Afdeeling van het
bestemd tot bereiding voor de Europeesche markt, Gouv. Celebes en onderhoorigheden, bevattende de
tot zekerheid van schuld te verbinden en wel zóó onderafdeelingen Balangnipa, Bikeroe en Kadjang
dat de schuldeischer het recht verkreeg, zich bij (Zie op de namen). De hoofdplaats, zetel van den
voorkeur, boven alle andere privilegies behalve assistent-resident, is thans Sindjai.
van de kosten van uitwinning en tot behoud der, Over de vroegere afdeeling Sindjai, die een
zaak, uit het verbondene te doen betalen. Deze deel van de tegenwoordige Oosterdistricten om-
regeling gold echter voorloopig slechts voor een vatte, zie de belangrijke beschrijving door Bak-
jaar; die termijn werd niet verlengd, doch de kers, T. Bat. Gen. NI, bl. 262 vlg.
regeling vervangen door de instelling van het OOSTERSCHE VREEMDELINGEN. Zie
oogstverband, dat een zeer krachtig middel is VERDEELING DER BEWONERS VAN NED.-
voor den landbouwondernemer om zich tijdelijk INDI Ë.
crediet te verschaffen, doch geenszins bestemd om, OOST-FLORES. Zie I.ARANTOEKA.
zooals hypotheek, den geldschieter een blijvend OOSTINDIEVAARDER. Zie lIOORNVISI 11.
onderpand te geven, en dan ook slechts op den OOST-INDISCHE KERS. De onder dien
eerstkomenden oogst gevestigd kan worden. Het naam algemeen gekweekte sierplant Tropaeolum
recht kan alleen gevestigd worden op producten is geenszins uit Oost-Indië afkomstig, doch uit
voor de Europeesche maikt, rijst uitgezonderd, /..-Amerika (Peru). In de namen van verschillende
maar bij dezen dan ook onverschillig of de pro- plantaardige producten is Oost en West verwis-
ducten geteeld zijn op gronden bij den verband- seld. De oorsprong daarvan ligt deels hierin, dat
gever in gebruik, of dat zij krachtens overeen- de ontdekkers der Nieuwe Wereld in de meening
komst aan hem moeten worden geleverd of door waren, in Oostelijk Azië te zijn aangeland en daar
hem kunnen worden binnengehaald, b. v. produc- dus zochten naar de planten en specerijen der
ten door inlanders op hunne gronden geteeld (zie Oude Wereld: vandaar de „Amerikaansche peper-
OVEREENKOMSTEN). Verschillende bepalingen boom" (Schinus), de „Amerikaansche kaneelboom"
waarborgen de ongestoorde uitoefening van het „
(Cantlla), de Amerikaansche kruidnagelboom" (Pi-
recht van den verbandhouder, die zelfs het recht menta), de „Spaansche peper", de „Turksche
heeft (/ zich tijdelijk in het bezit te stellen van den tarwe", enz. Anderdeels is deze verwarring ont-
grond, waarop de producten geteeld worden, voor staan door dat vele Z.-Amerikaansche planten
zoover de verbandgever bij de vestiging van het spoedig naar Oost-Indië (de Philippijnen) zijn over-
verband in het bezit of genot was van of recht gebracht en eerst veel later van daar naar Europa
had op het bezit of genot van dien grond, en // kwamen, hetgeen tot de meerling aanleiding gaf,
van de geheele onderneming en de inrichtingen dat zij uit Oost-Indië afkomstig waren, zoo orlean,
waarop het verband gevestigd is. Hij heeft zelfs ananas, tropaeolum enz.
het recht den oogst in bezit te nemen en te ver- OOSTINDISCH LAMPJE. Zie CASH RO-
werken, waardoor hij echter de verplichting tot PODEN.
geheele afwerking op zich neemt. Maakt de ver- OOSTKUST VAN SUMATRA. Deze Resi-
bandhouder van die rechten geen gebruik, dan is dentie wordt gevormd door:
de verbandgever jegens hem aansprakelijk voor de a het gebied van den Sultan van Siak Sri
behoorlijke cultuur, afwerking, aflevering enz. der Indrapoera, bestaande uit eigenlijk Siak, de confe-
verbonden producten. Het verband blijft gevestigd deratief Tapong Kiri en Tapong Kanan, de on-
op geoogste producten ter bewerking naar de onder- derhoorigheden Bangka, Koeboe en Tanah Poetih,
neming overgebracht. Hypotheek staat niet aan de de eilandengroep, waarvan de voornaamste zijn,
uitoefening van oogstverband in den weg; in de Mandol of I'cnjalean (het Zuidelijkste), Serapong,
acte van hypotheek kan echter bepaald worden dat Topang, Rangsang of Medan, Rantaoe of Tebing
geen oogstverband verleend mag worden dan met Tinggi, Merbaoe, Padang. Roepat, Halang Ketjil
uitdrukkelijke toestemming van den hypotheekhou- en Halang Besar;
der. Strafbepalingen zijn vastgesteld tegen hem, " liet eiland Bengkalis, bij suppletoire overeen-
die verbonden producten of materieel opzettelijk komst met den Sultan en de Rijksgrooten van Siak
ten nadeele van den verbandhouder verduistert of van den 26'" Juli 1873 tegen een jaarlijksche
OOSTKUST VAN SUMATRA. 91


schadeloosstelling van ƒBOOO. in vollen eigen-
dom aan het N.-I. Gouvernement afgestaan.
c de Landschappen: Panei, Bila, Kota Pinang,
van Dcli) een zendeling van het Rotterdamsche
genootschap gevestigd, door wien het onafhanke-
lijke Batakgebicd meermalen werd bezocht, en
Koealoe, Asahan, Batoe Bahra, Tandjong, Si Parch die in het begin van 1899, vergezeld van eenige
Pareh, Pagoerawan, Dcli, Serdang, Langkat en Bataks van Toba (Sumatra's Westkust) naar zijn
Tamiang, welke vroeger tot de onderhoorigheden standplaats is gereisd. De aldaar met de zending
van het Siaksche rijk hebben behoord, en als verkregen resultaten zijn nog gering, doch wegens
zoodanig ook worden vermeld in het op den I" 1 de goede verhouding van dien zendeling met de
Februari 1858 met den Sultan en de Rijksgrooten omwonende bevolking zijn op den duur betere
gesloten tractaat. Tegen een jaarlijksche schade- uitkomsten te verwachten. Op ultimo 1897 waren
loosstelling van ƒ40.000 en kwijtschelding eener er 35 Bataksche Christenen.
schuld van ruim ƒ50.000 deed de Sultan van Onze verhouding met de ten Oosten van Asa-
Siak bij suppletoir contract van den 23°' Juni han wonende Na Dollok Bataks van Mcranti,
1884 afstand van de supprematie over die Land- Socanan en Perdoea-an, die vroeger een deel
schappen. van Toba onveilig maakten, en hun rooftochten
d het Gouvernementsgebied Labocan Batoe; tot in Asahan uitstrekten, is veel verbeterd, zoo-
e de Landschappen: Kotta Pinang, Pelalawan, dat thans het verkeer tusschen Asahan en Toba
Tandjong Kasaoe, Loeboeq Bandhara of Rokan volkomen veilig is, en te Pandbar Poelau (Asahan)
Ampat, Tanah Djawa en Siantar, welke bij de ver- een belangrijke handel met de Toba-Bataks wordt
klaringen respectievelijk gedateerd 2 October 1864, gedreven.
18 October 1881, 23 Februari, 15 Maart, 20 Het Bataksche landschap Toetoe pan wordt ge-
Juli en 16 October 1888 de Souvereiniteit van rekend tot Toba te behooren en van Asahansch
het N.-L Gouvernement hebben erkend. gebied door de Soenggapa-rivier te zijn gescheiden.
Bovendien behooren staatkundig tot de Oostkust Ook met de onafhankelijke Bataks aan de
van Sumatra de Rokanstaatjes: Kotta Intan, Ka- westelijke grens van Koealoe en Bila zijn vriend-
penoean, Ramba en Tamboesei, en is onze in- schappelijke betrekkingen aangeknoopt.
vloed, in sommige streken ons gezag, voor goed In het Zuiden grenst de Residentie aan Irulra-
gevestigd in het onafhankelijke Batakgebicd. giri (Riouw), ten Westen aan de Straat van
Met de Mohammedaansche Gajoe- en Alas-Bataks, Malaka en ten Noorden aan het Gouvernement
wier gebied aan Tamiang en Langkat grenst, be- van Atjeh en Onderhoorigheden (Stbl. 18S1 n". 5).
palen zich de bemoeienissen van ons bestuur tot De Westelijke grens kan niet nauwkeurig
het onderhouden van vriendschappelijke betrek- worden aangegeven. Bekend is alleen, dat Batoe
kingen, het geven van goeden raad, wanneer Bcrdoelang, een rots nabij de kampong Tampoer
deputatiën geschillen tusschen de Hoofden onder- een grenspunt is tusschen Tamiang en de Gajoc-
ling of met naburen komen voorbrengen, en het landen. De Dollok Merdinding en Dollok Toe-
aanmoedigen van den handel dier streken met sam zijn grenspunten van Langkat met het Alas-
plaatsen binnen ons gebied gelegen, voornamelijk gebied, terwijl als grens tusschen de Landschappen
Koeala Simpang en Seroeway (Tamiang) en Langkat, Dcli en Serdang met het onafhankelijke
Bindjey (Boven Langkat). Batakgebied aangenomen wordt de bergketen, waar-
De Gajoe- en Alaslanden werden nog nimmer van behalve de twee bovengenoemde de hoogste
door onze ambtenaren bezocht. punten zijn de D. Si Mclir, de D. Sibajak en de
Onze invloed is echter overwegend in de Karo- D. Simanabocn. Over dit gedeelte der grens rijzen
(Karaoc-)Bataksche Landschappen :Si l'.nani Roeta, echter herhaaldelijk geschillen, daar de Butaks
Si Pitoe Koeta, Soeka Piring, NII Koeta, Teloe beweren, dat hun gebied zich eigenlijk tot aan
Koeroe, Si Ampat Tran, Si Lima Senina, Koeta zee uitstrekt. Hoever de Karosche en Timorsche
Boeloe, XVII Koeta, Koeala en Perbesi, Goenoeng Landschappen, welke tegenwoordig onze suppre-
Goenoeng, in de zelfstandige Koeta's: Soeka, matie erkennen, zich westwaarts uitstrekken, kan
Boenoerrrya, Sebeganding en Bintang Maria, in niet worden opgegeven.
het gemengd Tinioi-Toba-Karo-liataksche Land- Verder Zuidwaarts wordt de westelijke grens
schap Si Lima Koeta, en het gemengd Karo- gedeeltelijk gevormd door den oostelijken oever
Toba'sche landschap Si Pitoe Koeta, zoomede in van het Tobameer, en loopt zij nabij het Toba-
de Timor-Bataksche Landschappen Raja, Poerba-
waartoe ook Kinalang en Negori behooren— Dol-
— sche Landschap Si Gaoel naar het Oosten om de
Tobasche Landschappen Oeloean en Toetoepan,
lok — het voormalige rijk Silau —Panei met de
onderhoorigheid Bandar, en in het gebied der
wordende de grens van laatstgenoemd Landschap
met Asahan door de Soenggapa-rivier gevormd.
Perdembanan-Bataks, een stam wonende aan de De grens van Koealoe, Bila en Kota Pinang met
N.W. grens van Asahan. In die Landschappen is ons het onafhankelijke Batakgebied is niet bekend,
gezag van geheel denzelfden aard als in de Timor- terwijl ook omtrent die met het Gouvernement
Bataksche Si Antar en Tanah Djawa, welke in van Sumatra's Westkust en Lima Kota nog veel
1888 onze Souvereiniteit hebben erkend en bij rkerheid bestaat.
ons rechtstreekse!, gebied zijn ingelijfd. Enkele Zonder de Rokanstaatjes en het onafhankelijke
Timorsche landschappen, zooals Toerba, Raja, Batakgebied, dat zich onder onze supprematie
Panei en eenige Karosche beschouwen zich trou- heeft gesteld, mede te rekenen, heeft de geheele
wens reeds als deel uitmakende van het Gouver- Residentie een oppervlakte van 1668.9 D geogr.
nementsgebied, omdat zij herhaaldelijk om inlijving mijlen, hoofdzakelijk bestaande uit een alluviale
daarbij hebben gevraagd. Deze landschappen, zoo- kustvlakte, in het noorden breed 20 tot 25 Kilo-
mede de voornoemde Karo-Bataksche, worden meter doch zich in het Zuiden tot _; 100 Kilo-
voortdurend door onze ambtenaren bezocht, en meter verbreedende.
zijn ook meermalen door particulieren bereisd Deze vlakte rijst zeer langzaam naar het Westen.
geworden. en wordt door een menigte rivieren doorsneden,
Sedert 1893 is te Boeloe Aoer (Batak-doesocn welke een ontzaglijke hoeveelheidbergzand en slib
92 OOSTKUST VAN SUMATRA.

afvoeren, en dikwijls buiten hare oevers treden,


zoodat een groot gedeelte van het land overstroomd
T. Sembilan, — het N. O.ste punt van het eiland
van dien naam, T. Langkat Toea, T. Karang
en met vruchtbaar slib bedekt wordt, waaraan de Gading, T. Belawan, T. Si Boenga Boenga, T.
bodem haar groote vruchtbaarheid dankt. Door Tambocn Toelang, T. Djoempoel, T. Si Men-
het geringe verval der rivieren treft men vrij doeloeng, T. I.eidong, T. Bangsi, T. Soesah, T.
diep het land in groote moerassen aan, die met Tongkoe, T. Kembang, T. Leban, T. Djati, het
de rivieren in verbinding staan, en is de kust N.W.ste punt van het eiland Bengkalis, T. Parit,
met uitzondering van kleine zandige gedeelten, T. Poeloe Kandar, T. Bomat, T. Kedadoe, T.
die in den regel aan de daarop staande Aroe- of Tanah Anggoes, T. Ongka.
Tjamaraboomen zijn te herkennen, moerassig en De eenige, maar dan ook prachtige, baai in
met rizophoren begroeid. deze Residentie is die van Aroe (Langkat), welke
Voor de mondingen der rivieren bevinden zich bij vloed in het Noorden bij Poeloe Kompeh en
zelden zand-, in den regel modderbanken, zoodat in het Zuiden bij Poeloe Sembilan met schepen
schepen van 8 voet af en soms met minder diep- van 16 voet diepgang kan worden binnengevaren.
gang op hoog water wachten moeten. Is men over Zij is zeer ruim, en de Poeloe Sembilangeul vol-
de bank, dan wordt de rivier over korter of langer gende kunnen schepen van 16 voet diepgang
afstand dieper. De eenige uitzondering is de doorvaren tot, en vastmeeren aan een los- en 1and-
Siak-rivier, waar bij elk getij schepen van 12 voet hoofd te Pangkalan Soesoe, waar de Kon. Ned.
diepgang kunnen binnenvallen en tot Pakan Baroe Maatsch. tot exploitatie van petroleumbronnen in
opvaren. N.-L petroleumtanks heeft. De Serangdjaya-, Sa-
De voornaamste rivieren naar gelang van haar lahadji- en Besitang-rivieren — waar voornoemde


geschiktheid voor de scheepvaart zijn na de maatschappij een petroleumraffinaderij heeft ge-
Siakrivier, de Belawan (Dcli), Panei, Langkat, bouwd monden in die baai uit, en zijn alle
Koealoe, Asahan, Batoe Bahra, Gebang, I.epan, een paar uur stroomopwaarts bevaarbaar met stoo-
Babalan, Besitang, Salahadji, Padang, Bedagei, mers van 4 a 5 voet diepgang, de Salahadji zelfs
Pagocrawan, Tamiang, Serang djaya en Ajer Masin. met booten van 11 voet diepgang. Dit ontbre-
De Kampar- en Rokan-rivieren zijn wegens de ken van baaien wordt goedgemaakt, door dat alle
hooge vloedgolf (Zie BENA) voor de groote rivieren uitmonden in zeeboezems, welke met de
scheepvaart ongeschikt, doch met kleine inland- straten tusschen de eilanden en den vasten wal
sche vaartuigen bevaarbaar tot in de V Kotta en goede ankerplaatsen voor schepen bieden.
Tamboesei. Langs de Panei-iivier kan men met Het geheele land is met bosschen bedekt, welke
dergelijke vaartuigen in Padang I.awas komen, uitmuntend bouwmateriaal opleveren. Hierop ma-
en met stoombarkassen van 3 a 4 voet diepgang ken alleen een uitzondering de streken, waar de
langs de Siak-rivier tot Batoe Gadjah, langs de tabakscultuur wordt gedreven, en de centra van
Paneh-rivier tot Kota Pinang, langs de Koealoe- Maleische en Batak-bevolking, die haar voedings-
rivier tot voorbij kampong Misdjid, langs de middelen op droge velden (ladang) aanplant.
Asahan-rlvier tot Bandhar Poelau, langs de Lang- Van de herbossching der voor de tabakscultuur
kat-rivier tot Stabat, langs de Salahadji-rivier tot ontwoitde terreinen wordt door de Europeesche
Boekit Kramat, langs de Tamiang-rivier tot Koeala planters veel werk gemaakt. Hun pogen wordt
Simpang en een eind de Simpang Kanan en door de inlandsche bestuurders gesteund, zoodat
Simpang Kiri op. aanvankelijk een goed resultaat is verkregen.
In de streken waar zich landbouwondernemingen Met uitzondering van eenige door moerassen
bevinden, moeten de gronden tegen overstroomin- omringde plaatsen kan de gezondheidstoestand
gen en het indringen van zeewater worden be- bevredigend worden genoemd. Hevige epidemiën
veiligd door aanleg van dijken en het graven van komen zelden voor, en voor de gezondheid der
afvoerkanalen. Op enkele plaatsen geschiedt dit werklieden op de ondernemingen wordt zoo goed
laatste met stoombaggermachines, en waar het mogelijk zorg gedragen. Dertien geneesheereir zijn
niet gelukken kan den grond vrij te houden van bij particuliere ondernemingen werkzaam.
zoet water, wordt dit met pomp- en scheptoestcllcn, De gemiddelde temperatuur is 270 C, en van
op enkele ondernemingen met stoomgemalen ver- September tot Januari en van April tot Juli zijn
wijderd. Daar verder uitgestrekte moerassen voor de nachten bepaald koel te noemen. Moesons
de tabakscultuur zijn gekanaliseerd en ingepol- bestaan niet. De meeste regens vallen van Sep-
derd, hebben enkele gedeelten van Dcli en Langkat tember tot en met Januari: droogten van langer
geheel het aanzien van een polderland gekregen, en dan acht dagen en lang aanhoudende regens komen
kan men, het landschap doortrekkende, — 'tgeen zelden voor. Zware stormen komen van tijd tot
zelfs met rijtuig gedaan kan worden,— alleen nog tijd voor, en de regens gaan gewoonlijk van
aan de dikke humuslaag en enkele overblijfselen zware onweders vergezeld. In de maanden Juli en
van moerasflora bemerken, dat men zich op den Augustus waait in Langkat, Dcli en een gedeelte
bodem van een vroeger diep moeras bevindt. van Serdang uit het Westen of Noordwesten een
Op eenigen afstand van de Westelijke grens hevige verschroeiende, soms eenige dagen aanhou-
begint de bodem te rijzen, eerst langzaam tot 6 dende wind, gewoonlijk Bohoroqwind genaamd,
a 700 voet, daarna snel tot 2000 voet en hooger. omdat bij van de Bataksche hoogvlakte komende
De voornaamste toppen van de Langkatsche en over het Langkatsche Landschap van dien naam
Delische grens zijn hiervoren reeds als grenspun- strijkt. Meestal blijft het windgebied tot de heu-
ten met het onafhankelijke Batakgebied genoemd. velstreek beperkt, doch soms staat hij door tot
Vermelding verdienen nog: de D. Simbolon en nabij de kust, en veroorzaakt dan zulk een hitte,
Soeroengan, welker hoogste toppen echter in on- dat alle bladeren uitdrogen en het fermenteeren
afhankelijk Batakgebied liggen, en de Boekit van tabak moet worden gestaakt.
Soeliki op de grens van Siak met het Gouver- In de Straat van Malaka is het weder in den
nement van Sumatra's Westkust. regel goed, en de zee kalm. In de maanden No-
De voornaamste kapen zijn : Tandjong Tamiang, vember tot en met Februari kan het daar echter
OOSTKUST VAN SUMATRA. 93

zoodanig stormen, en de zee zoo onstuimig zijn, rij- of voertuigen begaanbaar zijn. Enkele onder-
dat de schepen in veilige haven beter weder nemingswegen zijn echter begrint en voorzien van
moeten afwachten. In dat tijdvak komen ook de steenen duikers, groote ijzeren of houten brug-
meeste windhoozen voor, zoomede de valwinden, gen, en worden zoo goed' onderhouden, dat zij
door zeelieden Sumatraantjes genoemd, welke plot- de vergelijking met goede Gouvernementswegen
seling komen opzetten, de ondiepe Malaka-zcc kunnen doorstaan. Voor het onderhoud van enkele
binnen korten tijd in heftige beroering brengen, hoofdwegen en bruggen is aan de ondernemers
doch ook weer spoedig gaan liggen, waarna de het recht verleend om tol te heffen.
zee binnen korten tijd tot rust komt. Door het inlandsch bestuur wordt niets aan aan-
De Sumatrakust is tegenwoordig voldoende be- leg of onderhoud van wegen of bruggen gedaan.
bakend en verlicht. Scheepsongelukken komen Alleen de Sultan van Asahan maakt hierop een
zelden voor, ofschoon het scheepvaartverkeer zeer uitzondering, daar hij jaarlijks een gedeelte van
druk is. De voornaamste havens naar verhouding zijn inkomen bezigt om enkele wegen in of nabij
van het scheepvaartverkeer zijn: Belawan, Tan- de hoofdplaats Tandjong Balei, zoomede de ver-
djong Poera, Pangkalan Brandan, Tandjong Balei, bindingswegen met Bandhar Poelau en Passar
Bengkalis, Bagan Api Api, Seroeway, Siak, Te- Mcndogi te verbeteren en te onderhouden. In
bing Tinggi, Tandjong Tiram, Bandhar Chalipa, Dcli en Langkat zijn eenige hoofden en grooten
Tandjong Bringin en Besitang. In het jaar 1898 die bruggen hebben gebouwd om daar tol te
werden in de havens dezer residentie ingeklaard heffen, dus uitsluitend met het doel om daarvan
1326 stoomschepen, 40 Eur. getuigde en 1094 op voordeel te trekken.
ml. wijze getuigde schepen en uitgeklaard 1318 De Deli-spoorwcgmaatschappij exploiteert spoor-
stoomschepen, 38 Eur. getuigde en 1017 ml. ge- lijnen ter gezamenlijke lengte van 103 kilometers,
tuigde schepen, alle van en naar plaatsen buiten de havenplaats Belawan via Medan verbindende
N.-I. gelegen. De kustvaart is mede van grooten met de eindstations Selesseh via Bindjey, Dcli
omvang. Toea en Perbaoengan. Zij heeft concessie aange-
Alleen de booten van de Paketvaartmaatschappij, vraagd voor de verlenging harer lijnen van Per-
een enkele particuliere stoomer, eenige jachten, baoengan naar Soengei Rampa (Bedagei), van Se-
welke tusschen Tandjong Poera en Stabat varen lesseh via Tandjong Poera naar Pangkalan Soesoe
en van tijd tot tijd Seroeway via Pangkalan Bran- met een zijlijn naar Pangkalan Brandan, en voor
dan bezoeken, eenige ml. vaartuigen, zoomede oor- den aanleg van een zijlijn van haar station Loe-
logsstoomers, Gouvernementsvaartuigen en jachten boeq Pakam (Serdang) naar de Serdangsche koffie-
van inlandsche bestuurders voeren de Nederland- streek. Ook bestaat bij haar het voornemen haar
sche, de booten van de Duitsche Lloyd de Duitsche Langkatlijn later tot Koeala Simpang (Tamiang)
en al de andere vaartuigen de Engelsche vlag. en Edi (Atjeh) te verlengen. Met het doen van
De booten van de Paketvaartmaatschappij onder- de noodige opnemingen voor die verlenging is
houden een geregelden dienst tusschen Batavia en men bezig.
de kustplaatsen dezer residentie, Bengkalis, Siak, Een stoomtram, aangelegd door de Deli-maat-
L,aboean Biliq (Panei), Asahan en Belawan. De schappij, verbindt Bindjey (afdeelingshoofdplaals
stoomers van de Holt line, van de Duitsche van Boven-Langkat) met Stabat aan de Wampo,
Lloyd en van eenige Chineesche stoombootree- een andere het spoorwegstation Selesseh met de
derijen varen geregeld tusschen Singapore, Pinang houtaankap-onderneming Laoe Boentoe. Verder zijn
en Belawan. Er zijn ook booten welke een gere- door paarden- en ossentrams verbonden: eenige
gelde communicatie onderhouden tusschen Pinang, ondernemingen van de Dcli- en Deli-Batavia-
Tandjong Poera en Pangkalan Brandan, tusschen Maatsch. met de stoomtram Bindjey-Stabat, eenige
Penang, Tandjong Balei en Tandjong Tiram en ondernemingen van de Amsterdam-Dcli-Compagnie
tusschen Singapore, Tebing Tinggi, Bengkalis, en van de British Dcli and Langkatcompany met
Siak, Pakan Baroe en Bagan Api Api. Ook varen het spoorwegstation Disky in de lijn Medan-
geregeld Duitsche booten — —
14 maal in het jaar
tusschen Belawan, Swalow en Hongkong, gechar-
Bindjey en de ondernemingen van de Scncmbah-
Maatsch. met het spoorwegstation Batang Koéis
terd door het emigranten-bureau te Medan voor in de lijn Medan-Perbaoengan.
het overvoeren van Chineesche werklieden. Behalve de wegen op de hoofdplaatsen van het
De gemeenschapsmiddelen over land zijn in de gewest, de afdeelingen en onderafdeelingen zijn
laatste jaren belangrijk uitgebreid en verbeterd, door het Gouvernement aangelegd:
en staan in verbintling met havenplaatsen en water- I°. de w-eg van Tarataq Boeloe aan de Kam-
wegen, waarlangs voedingsmiddelen en ruwe mate- par-rivier naar Pakan Baroe aan de Siak-rivier.
rialen als goeniczakken, matten, planken, atappen, Deze weg dagteekent van 1886, en wordt niet
houtwerken, niboeng, rotan voor de tabaksonder- onderhouden, schoon daarvan een vrij druk ge-
nemingen worden opgevoerd. Op alle onderne- bruik gemaakt wordt door Mekkagangcrs en han-
mingen zijn plantwegen, welke van het etablisse- delaren van Sumatra's Westkust en Midden-Suma-
ment leiden naar reeds beplante of te beplanten tra, die zich naar Singapore begeven; 2°. de weg
velden. Deze wegen worden gewoonlijk om de leidende van Tandjong Balei (Asahan) over Laboean
twee jaar naar den nieuwen aanplant verlegd, zoo- Roekoe (Batoe Bahra), Tandjong Kasaoe, Tebing
dat een onderneming, die gedurende eenige ach- Tinggi (Padang en Bedagei) naar Perbaoengan
tereenvolgende jaren in exploitatie is geweest, in (Serdang): 30. de weg van Medan naar Laboean
.
alle richtingen door dergelijke wegen doorkruist Dcli; 40 de weg van Medan over Soenggal (Dcli)
.
wordt, welke alle in meer of min bruikbaren staat naar Bindjey; 50 de weg van Stabat aan de
verkeeren. Voorts zijn alle ondernemingen ver- Wainpo-rivicr naar Tandjong Poera (Langkat); 60.
bonden met de hoofdwegen, leidende naar spoor- de weg van Seroeway over Koeala Simpang
wegstations of afschcepplaatsen. De meeste dier (Tamiang) naar Boekit Kramat (Langkat) aan de
wegen zijn klei- of aardebanen, die bij droog weder Salahadji-rivier.
gemakkelijk doch bij slecht weder moeielijk met In aanleg zijn de wegen: 1". van Tandjong
94 OOSTKUST VAN SUMATRA.

Poera naar Pangkalan Brandan; 2°. van Koeala zelfs nu nog wel eens aanspraak op een groot
Simpang naar Edi; deel van het grondgebied van Langkat, Dcli en
terwijl ontworpen zijn: I°. de wegverlenging Serdang en van de daarvan getrokken inkomsten;
van Medan over Dcli Toea door de Tjinkempas bewerende, dat de Sultans dier landschappen alleen
naar de Bataksche hoogvlakte; 2U . de weg van recht hebben op den grond, waar hun voorouders
Bindjey naar Stabat; 3°. de weg van Perbaoengan zich bij hunne komst in hun gebied hebben geves-
over Loeboeq Pakam naar Medan; 4". de weg tigd, namelijk de mondingen der rivieren. Dat de
van Tebing Tinggi naar Bandhar Chalipah (Padang Bataks vroeger aan en nabij de kust hebben ge-
en Bedagei). woond, blijkt hieruit, dat de bevolking der land-
Indien dan nog de weg Tandjong Poera-Pang- schappen Kotta Pinang, Pagocrawan en Tandjong

.
kalan Brandan over Besitang wordt doorgetrokken Kasaoe van Batakschen oorsprong is, en zich in
naar Boekit Kramat door verbetering van den het begin der eeuw Bataks onder hun hoofd
bestaanden, aangelegd door de Kon. Ned. Maatsch. Si Margolang aan de Asahan-rivier hebben geves-
tot exploitatie van petroleumbronnen in N.-L, dan tigd ter plaatse, waar zij de Silau-rivier opneemt.
zal Tandjong Balei door een goeden rijweg met Tot de oorspronkelijke bewoners der Oostkust
de Atjehsche grens en verder met het Atjehsche worden gerekend te behooren de: I°. Orang Ta-
wegennet verbonden zijn. .
lang, 2°. Orang Sakei, 30 Orang Akit, 4 0 Orang
Bovendien worden nog tal van wegen gezamen- Rawa, 5". Orang Oetan.
lijk door het Gouvernement en de landbouw- De Orang Talang wonen aan de Mandaoe-rivier
ondernemers in goeden staat gehouden, waarvan en in de boschstreek tusschen de Siak- en Kam-
de voornaamste zijn de wegen van Loeboeq Pakam par-rivieren. Zij heeten tot den Islam te zijn over-
naar Dama Djamboe (Serdang) en van Tebing gegaan, doch weten zeer weinig van dien gods-
Tinggi naar Badja Linggei (Padang en Bedagei). dienst af, en zijn zeer gehecht aan hun heidensche
Langs de banen der Dcli Spoorwegmaatschappij gewoonten. Zij zijn verdeeld in de Talang Gasip,
bevinden zich telegraaflijnen, en op al haar spoor- T. Koetip, T. Dajoen en T. Pandan. Vermoede-
wegstations bestaat gelegenheid tot telcgrafeeren lijk zijn zij afstammelingen van enderhoorigen
naar alle plaatsen, welke in haar spoorwegnet van het voorheen machtige rijk van Gasip, waar-
zijn opgenomen. De Gouvernementstelegraaf loopt van de zetel was gevestigd aan de rivier van dien
van Padang Sidempoean over Goenoeng Toea naam, welke zich boven Koeala Mandaoe in de
(Padang Lawas), en de volgende plaatsen, waar Siak-rivier stort. Volgens de traditie werd ook dit
:
post- en telegraafkantoren gevestigd zijn Rantaoc
Perapat, Tandjong Balei, Tebing Tinggi, Medan,
rijk door de Atjèhers vernietigd, en zouden de
Orang Talang Pandan hen daarbij als gidsen heb-
Bindjey, Tandjong Poera, naar Pangkalan Brandan. ben geholpen. De Orang Sakei wonen aan de
Medan staat voorts door den Gouvernementskabel Boven Mandaoe-rivier en het daaraan grenzende
Bclawan-Oleh leb in verbinding met Kota Radja Rokan-gebied, de Orang Akit aan de Selat Moe-
(Atjeh), en door den kabel van de Eastern exten- roeng, aan de monding der Siak-rivier en op het
sion Company met Penang en het wcreldnet. eiland Roepat; de Orang Oetan en Orang Rawa
De Dcli spoorwegmaatschappij bezit een tele- (bosch- en moeras-menschen) op de eilanden nabij
foonnet, waarin alle Delische en een aantal Lang- de Siak- en Kampar-rivieren. Deze vier stammen
katsche en Serdangsche ondernemingen zijn op- zijn allen heidenen, en volgen met de Orang
genomen. Dit net wordt spoedig tot geheel Serdang Talang de Menangkabausche adat betreffende het
en een deel van Padang en Bedagei uitgebreid. huwelijks- en erfrecht.
Voorts bestaat in Benedcn-Langkat een telefoon- De volkstraditiën bevatten enkele aanwijzingen
net aangelegd en geëxploiteerd door de firma van een zeer oude Javaansche immigratie. Van
.,
Langereis & CO en zijn alle plekken, waar door de Orang Talang Dajoen wortlt gezegd dat zij
de Kon. Ned. Maatsch. tot exploitatie van petro- van Javaanschen oorsprong zijn. Hun hoofd voert
leumbronnen in N.-I. wordt gewerkt, dus ook nog altijd den titel van Patih. De Batoe Kinihin,
Pangkalan Soesoe, Besitang en Soendai Batoe nabij Pasar Mendogi (Asahan), een riviergeul in
(Tamiang) telefonisch met haar hoofdkantoor te het gesteente, heet gebeiteld te zijn door een
Pangkalan Brandan verbonden. Op alle plaatsen, Javaan, genaamd Si Lopak Ipon. Het Timor-Ba-
waar dit voor het postverkeer noodig is gebleken, taksche landschap Tanah Djawa zou zijn naam
zijn door het Gouvernement hulp-postcommiczen hebben ontleend aan door Javanen van Java mede-
aangesteld. gebrachte aarde. Nabij de kampong Doerian Tam
De flora en fauna is in de geheele residentie (Dcli) bevindt zich een gewelf in den rotsigen
dezelfde, zoodat naar de uitvoerige beschrijving bergwand, dat zichtbaar door menschen is uitge-
der planten- en dierenwereld in Dcli van Dr. B. houwen. Aan de buitenzijde bevinden zich sporen
Hagen (T. v. h. Aardr. Gen. 2° Serie VII) kan van menschelijke figuren, en de binnenwand heeft
worden verwezen. fraai gebeeldhouwde randen. De overlevering zegt,
De bevolking ter Oostkust van Sumatra bestaat dat dit gewelf door Javanen is uitgehouwen.
uit zeer verschillende bestanddeelen. Het woord „djawa" komt verder in eenige plaats-
Tot de oudste bewoners behooren de Bataks. namen voor, als Hatteran Djawa (Tanah I ijawa)
De volksverhalen maken melding van een mach- en Kampong Djawa (Soeka Piring, onafhankelijk
tig Bataksch rijk, Aroe genaamd, dat zijn zetel Batakgebicd). Eigenaardig is nog, dat de Maleiers
had aan de baai van dien naam, en zich uitstrekte door Bataks altijd Orang Djawi (krama van
ten Noorden tot Atjeh en ten Zuiden tot aan de „djawa") d.i. Javanen worden genoemd en de
Djohorsche nederzettingen aan de Rokan-rivier. In Maleische Radja's Radja Djawi.
de tweede helft der l6u eeuw werd het door de De Atjehsche, Menangkabausche en Djohorsche
Atjèhers vernietigd, waarna de Bataks door Atjèhers immigratie heeft duidelijker sporen achtergelaten.
en Maleiers van het schiereiland Malaka naar het 1 liervoren is reeds vermeld, dat de Atjèhers in
binnenland werden teruggedrongen. De onafhan- het midden der ió 1-' eeuw het rijk van Aroe (Lang-
kelijke Bataksche hoofden der hoogvlakte maken kat), en dat zij ook het rijk van Gasip (Siak)
OOSTKUST VAN SUMATRA. 95

vernietigd hebben. Dcli was in 1613 een Atjehsche gekoloniseerd, en was in de 18= eeuw een onder-
onderhoorigheid, doch wist zich in 1669 daarvan hoorigheid van Siak. Tegenwoordig geldt daar
los te maken. Nadat dit landschap in 1780 door nog de Menangkabausche adat en is het Menang-
Siak was onderworpen, gelukte het Atjeh in 1854 kabausch de volkstaal, evenals in het grootste
zijn oude aanspraken weder te doen gelden en deel van Siak. De Maleische bevolking van Asahan,
het tot een leenrijk te maken. Na het sluiten Dcli — waartoe vroeger ook Serdang behoorde
van het Siak-tractaat in 1858 sloot Dcli zich aan en Langkat, is van gemengd Menangkabausch-

bij het Gouvernement, en wist zich daardoor voor- Djohorschen oorsprong, terwijl van de Landschap-
goed aan het gezag van Atjeh te onttrekken. In pen Panei, Bila, de kuststreek van Siak en van
het begin der 17e eeuw deed Atjeh zich ook in Pelalawan wordt gezegd, dat de Maleische bevol-
Panei gelden, en werd een zoon, genaamd Abdoel king hoofdzakelijk van Djohorsche afkomst is.
Djalil, door den toenmaligen Sultan van Atjeh Het was voornamelijk door den steun van den
verwekt bij een zijner bij wijven, de dochter van Maharadja van Menangkabau en door den krach-
den Radja van Panei, de eerste Jangdipertoean tigen bijstand der in Siak en Batoe Bahra geves-
van Asahan en de stamvader van het tegenwoor- tigde Mcnangkabauers, dat het in 1717 aan Radja
dige Asahansche Sultansgeslacht. Tegen het einde Ketjil, die volgens de eene kroniek een zoon was
der 17" eeuw schijnt Atjeh zijn gezag in de Zui- van Sultan Mahmoed van Djohor en volgens cene
delijke landschappen dezer residentie verloren te andere een Menangkabauschen avonturier, gelukte
hebben. In het begin der lBe eeuw was batoe om Sultan Abdoel Djalil Rajat Sjah te onttronen
Bahra een onderhoorigheid van Siak, en van en zelf Sultan van Djohor te worden.
Atjehsche overheersching in Batoe Bahra, Asahan In 1721 werd Radja Ketjil door Radja Solei-
en zuidelijker gelegen landschappen wordt geen man, den zoon van Sultan Abdoel Djalil Rajat
gewag meer gemaakt. Sjah, bijgestaan door de Boegmeezen onder Daëng
Na het sluiten van het Siak-tractaat in 1858 Marewa, Daëng Parani en Daëng Pali genood-
voegden Dcli en Langkat zich bij het Gouverne- zaakt naar Siak de wijk te nemen. Herhaalde
ment, en na afloop der expeditie tegen Asahan in pogingen van Radja Ketjil om Djohor te herove-
1865, welke er toe leidde, dat ook dat landschap, ren mislukten, doch evenmin mocht het Radja
zoomede Batoe Bahra en Serdang de souvereini- Soleiman, Sultan van Djohor geworden, gelukken
teit van het Gouvernement erkenden, werden de om Siak weder onder zijn gezag te brengen, zoo-
Atjèhers van Poeloe Kompeh verdreven, en daar- dat Siak sedert dat jaar kan worden gerekend
mede een eind gemaakt aan de Atjehsche zeeroo- een zelfstandigen staat te zijn.
verijen in die baai. Daarna had alleen Tamiang De oudste vestiging der 0.-I. Comp. ter Oost-
nog last van Atjehsche invallen, o. a. in 1885, kust van Sumatra dagteekent van 1689, toen op
iBg3 en ïBg4. Wel werden de Atjehsche benden, grond van een contract met den Sultan van Djohor,
wien het hoofdzakelijk 0111 roof te doen was, tel- waarbij haar tolvrije alleenhandel op de Siak-rivier
kens verdreven, doch eerst door een krachtig op- werd verleend, een loge of handelskantoor te Peta-
treden in Tamiang van af lBg4, gevolgd door een pahan aan de Tapong Kiri werd opgericht. Dit
radicale wijziging in de Atjeh-politiek sedert 1896, kantoor werd echter in 1690 weder ontruimd we-
werden die strooptochten voor goed voorkomen, gens de geringe resultaten met den handel ver-
en kon Tamiang in het begin van ïBgg voor de kregen, zoodat het Malakaschc bestuur zich er
Nederlandschc industrie worden opengesteld. toe bepaalde nu en dan schepen met handelsgoe-
In Tamiang, en de Langkatsche onderhoorig- deren naar Siak te zenelen. In 1745 stond Sultan
heden Ajer Masin en Serangdjaya maken de Soleiman van Djohor, die weinig kans zag 0111
Atjèhers tegenwoordig het hoofdbestanddeel der be- Siak op Radja Ketjil te heroveren, „het land Siak
volking uit. Verder wonen Atjèhers op het eiland geheel en voor altoos af aan de 0.-I. Comp.",
Kompeh, aan de Besitang-, Salahadji-, Lepan- en die de schenking evenwel niet formeel aanvaardde,
Gebang-rivieren, en in de kampong Deras (Batoe omdat zij daardoor de verplichting op zich nam


Bahra). Langs de kust tot en met Batoe Bahra 0111 Radja Ketjil te gaan beoorlogen. Nog bij
komen nog wel Atjèhers om handel te drijven het leven van dezen
of te visschen, doch ten Zuiden van Batoe Bahra een oorlog uit over de opvolging tusschen zijn

hij stierf in 1746 brak
treft men tegenwoordig zelden Atjèhers aan. zonen Radja Mohamad en Radja Alam, die zich
In het begin der 17° eeuw stond Siak onder beurtelings van het gezag meester maakten, zonder
de suprematie van den Maharadja van Menang- dat Radja Ketjil, die over den dood van zijn vrouw
kabau, door wien dat landschap aan den Sultan aan het malen was geraakt, dit kon voorkomen.
van Djohor in leen was afgestaan. Het is zelfs In 1755 werd Radja Alam door een scheepsmacht
mogelijk, dat er reeds betrekkingen tusschen Me- der 0.-I. Comp. uit Siak verjaagd, en Radja Mo-
nangkabau en Gasip hebben bestaan, daar in hamad, die door den Sultan van Djohor werd
laatstgenoemd rijk ten aanzien van het huwelijks- gesteund, als Sultan van Siak hersteld. Ter ver-
en erfrecht de Menangkabausche adat werd ge- zekering van de rust in Siak, en omdat men daar-
volgd, welke nu nog bij de Orang Talang van van groote handelsvoordeelen verwachtte, werel
kracht is. Aanvankelijk stelde de Sultan van Djohor op Poeloe Gontong in de Siak-rivier een verster-
een zijner naaste bloedverwanten als Radja van king gebouwd, bezetting gelegd en een loge of
dat landschap aan, doch omstreeks 1662 benoemde handelskantoor geopend. De geheele bezetting
hij Sjabandar's of stedehouders, wier hoofdtaak werd in 1759 door Radja Mohamad uitgemoord,
het was de belastingen voor den Sultan te innen. omdat het Malakaschc bestuur toenadering tot zijn
:
In het begin der iB' eeuw lieten de in Siak tegenstander Radja Alam had laten blijken. De
gevestigde Menangkabatters blijken het Djohorsche 0.-I. Comp. was echter niet dadelijk bij machte
bestuur vijandig gezind te zijn, waaruit afgeleid Radja Mohamad te tuchtigen, en het duurde tot
kan worden, dat toen reeds de Siaksche bevolking 1761 voor tot dat einde een scheepsmacht kon
voor een.groot deel uit Menangkabauers bestond. worden uitgezonden. Inmiddels was Radja Moha-
Batoe Bahra werd mede door Menangkabauers mad in 1760 overleden, en opgevolgd door zijn
96 OOSTKUST VAN SUMATRA.

zoon Radja Ismaël. De expeditie had groot suc- vernement op te dragen. Op grond der bepalingen
ces; Radja Ismaël werd nabij de Mapoera-rivier, van het Londensche tractaat werd die opdracht
een zijtak van de Siak-rivier geheel verslagen, en evenwel van de hand gewezen. Hierop verbond
gedwongen uit Siak te vluchten. De versterking Sultan Ismaël zich met een Engelschman, Wilson
op Poeloe Gontong werd herbouwd en opnieuw genaamd, die hem met eenige gewapende Boegm-
bezet, en Radja Alam als Sultan van Siak erkend, eezen te hulp kwam, en aan wien het gelukte
met wien een contract werd gesloten, waarbij hij eenige voordeden op Tongkoe Poetra te behalen.
zich aan de 0.-I. Comp. onderwierp, en aan Djohor Toen echter Wilson den Sultan zeer hooge eischen
-vriendschap beloofde. Door dit contract kwam dus begon te stellen, besloten zoowel deze als zijn
Siak's formeele scheiding van Djohor tot stand. broeder de Onderkoning de bemiddeling van het
Bovendien werden aan de 0.-I. Comp. belangrijke N.-I. Gouv. in te roepen op grond van Siak's
handelsvoordcelen beloofd, en werd de aanstel- oude betrekkingen met de Ö.-I. Comp. Wilson,
ling van een opvolger van den Sultan aan haar die zijn eischen met de wapenen kracht bijzette,
goedkeuring onderworpen. De handelsvoordeelen dwong den Sultan om te vluchten, waardoor Siak
hadden echter zoo weinig te beteekenen, dat de ten prooi werd aan rcgeeringloosheid, welke ge-
vestiging op Poeloe Gontong in 1765 opgeheven vaarlijk dreigde te worden voor de naburige onder
werd. In datzelfde jaar stierf Radja Alam. Hij 's Gouvernements beheer staande landstreken.
werd opgevolgd door zijn zoon Mohamad Ali, die Daarom droeg de Indische Regeering in 1857
in 1779 verjaagd werd door Radja Ismaël voor- den resident van Riouw op zich naar Siak te be-
noemd. Deze werd door de 0.-I. Comp. als Sul- geven, te trachten den Sultan met zijn broeder
tan van Siak erkend, omdat hij zich met Mohamad den Onderkoning te verzoenen, en verder te doen
Ali verzoend had, die zich tevreden stelde met wat mogelijk was tot herstel van rust en orde in
het ambt van Onderkoning. Radja Ismaël stierf in Siak. Deze zending slaagde volkomen. De broe-
1781, en werd opgevolgd door zijn minderjarigen ders verzoenden zich, en een verdrag van vriend-
zoon Jahya onder voogdij van Mohamad Ali. liet schap, handel en scheepvaart werd gesloten. Wilson
contract van 1761 werd door een gemachtigde en zijn aanhangers, uit twee Engelschen en eenige
bezworen. In 1791 werd Sultan Jahya onttroond Boegmeezen bestaande, had zich bij de komst
door Said Ali, een zoon van Said Osman, ecn> van het Nederlandsche oorlogsschip verwijderd, en
rechtstreeksche afstammeling van den Profeet, en vestigde zich later op het eiland Bengkalis, waar
van een dochter van Sultan Radja Alam. Said hij de Engelsche vlag heesch en verschansingen
Ali, die den titel aannam van Abd'oel Djalil opwierp. Toen echter een Ned. oorlogsschip voor
Saif'ocdin bleef de 0.-I. Comp. goedgezind, en Bengkalis verscheen, verliet hij dit eiland. De
vervulde de door hem aangegane verplichtingen verdere onderhandelingen met den Sultan leidden
zoo goed als hij kon. In 1798, toen Malaka er toe, dat hij in overeenstemming met den Onder-
reeds in het bezit van de Engelschen was, en in koning en de Rijksgrooten zijn rijk aan het N.-L
1803 en 1806, toen de 0.-I. Comp. reeds opge- Gouv. opdroeg. De nieuwe orde van zaken werd
heven was, schreef hij aan de Hooge Regeering bevestigd en geregeld bij het hiervoren vermelde
te Batavia brieven, die van zijn trouw en vriend- tractaat, dat den i en Febr. 1858 werd gesloten,
schap blijk gaven. In 1810 of ISi I deed hij af- en de grondslag geweest is van ons tegenwoor-
stand van het gezag ten behoeve van zijn zoon, dig zoo hecht gezag in de gewichtige residentie
Sultan Ibrahim. In dien tijd liet de Regeering te Oostkust van Sumatra. Ingevolge St. 1858 n°. 132
Batavia zich echter weinig aan Siak gelegen lig- werd het rijk Siak en Onderhoorigheden een af-
gen, terwijl het Engelsche bestuur van Pinang deeling van de res. Riouw, bestuurd door een
herhaaldelijk zendelingen naar Sultan Ibrahim ass.-res. met Siak als standplaats, aan wien een
zond, aanvankelijk om gelijke handelsvoordeelen controleur werd toegevoegd. Reeds in 1864 —
voor de Engelschen te bedingen als aan de Hol- St. n°. 48 — bleek uitbreiding van het bestuurs-
landers waren verleend, doch later ook met het personeel noodig, en werden, met opheffing van de
doel den Hollandschen handel tegen te werken. betrekking van den aan den ass.-res. van Siak toege-
Nadat in 1825 Malaka ingevolge het tractaat voegden controleur, vijf controleurs in dienst ge-
van Londen aan de Engelschen was overgegeven, steld met Bengkalis, Panei of Bila, Asahan, Batoe
bleef de Regeering zich van bemoeienis met de Bahra en Laboean Dcli als standplaatsen. In 1860
Oostkust van Sumatra onthouden. Wel werd na braken opnieuw vijandelijkheden uit tusschen den
den val van Daloe Daloe door onze troepen door- Sultan en den Onderkoning. Tongkoe Poetra werd
gerukt naar de Oostkust, en in 1839 aan de afgezet en nam de vlucht. Het Onderkoningschap
samenvloeiing van de Panei- en Bila-rivieren een werd afgeschaft, en tot Rijksbestuurder aangesteld
militaire post opgericht, tevens de bcstuursafdee- Tongkoe Sjarief Kasoema, een jongeren broeder
ling Pertibi gevormd, doch op de vertoogen der van tien Sultan. Deze begon aan vlagen van ver-
Engelsche Regeering hiertegen werd die post, te standsverbijstering te lijden, en in 1864 trachtte
gelijk met dien te Indragiri, in 1841 opgeheven, hij een opstand tegen het Gouvernement te ver-
en Sumatra's Oostkust weder aan haar lot over- wekken, waarom hij in overeenstemming met het
gelaten, waarmede de Engelsche belangen het best Rijksbestuur van het gezag vervallen werd ver-
werden gediend. Sultan Ibrahim werd in 1827 klaard, en vervangen door den Rijksbestuurder
wegens krankzinnigheid vervangen door zijn min- Sjarief Kasoema, gewoonlijk Sultan Kasim genoemd.
derjarigen neef Sultan Ismaël onder voogdij van Deze bevestigde het tractaat van ISSB, en toonde
den Tongkoe besar van Pelalawan Said Hasjim, steeds het Gouvernement goedgezind te zijn. Zijn
een neef van wijlen Sultan Said Ali. Tot meer- contractueele verplichtingen kwam hij vrij getrouw
derjarigheid gekomen leefde hij voortdurend in na; ook trachtte hij de orde in zijn rijk te her-
vijandschap met zijn broeder, den Onderkoning, stellen en de welvaart te doen herleven, doch hij
Tongkoe Poetra, tegen wien hij niet opgewassen kon hierin niet slagen, omdat hij in het alge-
was. Door den nood gedwongen begaf hij zich meen zwak van karakter was, in het bijzonder
naar Singapore om zijn rijk aan het Britsche Gou- zwak tegenover de leden zijner familie, die hij
OOSTKUST VAN SUMATRA. 97

niet in bedwang kon houden, zoodat zij met kne- in dienst gesteld werden een ass.-res. van Dcli,
velen en kuipen bleven voortgaan. De meeste aan wien een controleur werd toegevoegd, 'en
moeiclijkheden had hij met zijn ouderen broeder, Laboean Dcli als standplaats aangewezen, en vier
den gewezen Onderkoning Tongkoe Poetra, die controleurs, namelijk van Siak, Bengkalis, Laboean
op zijn verzoek in 1862 was begenadigd, en in Batoe en Asahan met Batoe Bahra.


1868 tot Mangkoe Boemi of Rijksbestuurder be- De ass.-res. Dcli nam echter zoo snel in ont-
noemd.
Zooals zich begrijpen laat, lokten het Siak-
wikkeling toe, dat zij in 1876 St. n°. 103
in twee onderafdeelingen werd gesplitst, de eene

tractaat en de daarop gevolgde plaatsing van onder den ass.-res. bijgestaan door een aspirant-
ambtenaren op de voornaamste kustplaatsen klach- controleur, bestaande uit de landschappen Dcli
ten uit van Engelsche handelaren aan de over- en Serdang, de andere onder een controleur, be-
zijde van Straat Malaka. De Engelsche Regeering staande uit de landschappen Tamiang en Langkat.
trok zich die klachten aan, en bracht bij de Neder- In 1878 werd Tamiang een afzonderlijke onder-
landsche vertoogen in, welke in 1871 een nieuwe afdeeling onder een controleur (St. n". 2), en bij
overeenkomst tusschen de beide Regeeringen tot St. 1879 n°. 205 werd de hoofdplaats der ass.-
gevolg hadden, waarbij Engeland zich verbond res. verplaatst van Laboean Dcli naar Medan. In
zich van bemoeiingen met de zaken van Sumatra 1881 was de tabaksoogst tot 82.356 pakken ge-
te zullen onthouden, en aan Nederland ten op- stegen, welke in Nederland voor ƒ 14.750.000
zichte van Sumatra de vrije hand werd gelaten werden verkocht. Verdere uitbreiding van het be-
op voorwaarde, dat aan den Engelschen handel stuurspcrsoncel was het gevolg van de steeds in
geheel dezelfde rechten werden verleend als aan omvang toenemende tabakscultuur. Dit geschiedde
den Nederlandschen. bij St. n°. 31 van dat jaar, waarbij de ass.-res.
De gevolgen van het ordenend optreden van Dcli weid verdeeld in zes onderafdeelingen: Medan,
het Gouvernement bleven niet uit. Door beter
beheer van de in- en uitgaande rechten en pach-
Laboean Dcli, Serdang, Langkat, Tandjong Djati
later Timbang Langkat (St. n°. 216) en Tamiang.

ten, welke van de inlandsche bestuurders waren Wegens de overneming van de rechten en pachten
overgenomen, en het handhaven eener goede politie in Pelalawan (1883) en Tanah Poetih (1885) wer-
op de voornaamste havenplaatsen, namen handel den daar controleurs geplaatst, die tevens als ont-
en scheepvaart belangrijk toe, en werden de voor vangers der in- en uitvoerrechten fungeerden.
het overnemen dier pachten en rechten overeenge- Door de vermelde geleidelijke uitbreiding van de
komen schadeloosstellingen spoedig door de ont- bestuursmiddelen, die gepaard ging met vermeer-
vangsten overtroffen. In het bizonder was dit het dering van het politie-personccl, kwam steeds meer
geval in het landschap Dcli, waar door den Heer orde en regelmaat in den gang van zaken. Twee
J. Nienhuys in 1863 voor hel eerst tabak was gewichtige onderwerpen bleven echter dringend
geplant. Hij kreeg een oogst van 50 pakken. voorziening eischen: het onderdaanschap, dat tot
welke te Rotterdam ƒ4OOO opbrachten. De Dcli- dusver zeer onvoldoende geregeld was, en de ver-
tabak trok spoedig de algemeene aandacht om houding van den Sultan van Siak tot de bestuur-
haar uitmuntende geschiktheid voor de sigaren- ders der Onderhoorigheden. Het eerste geschiedde
industrie, zoodat weldra meer tabak werd ver- bij G. B. dd. 26 Dec. 1884, n°. 13, waarbij over-
bouwd, welke in Amsterdam en Rotterdam gretige eenkomstig de door de inlandsche bestuurders

.
koopers vond. In 1873 bedroeg de oogst reeds afgegeven verklaringen in de geheele residentie
9238 pakken, welke voor twee en een half mil- onderdanen van het Gouvernement werden en als
lioen gulden in Nederland werden verkocht. De zoodanig aan de N.-I. wetgeving onderworpen,
opbloeiende tabakscultuur veroorzaakte een nieuwe behalve eenige categoriën van minder belang,
immigratie, ditmaal op [groote schaal, en uitslui- i°. alle Europeanen en daarmede gelijkgestelden,
tend met industrieele en handelsdoeleinden. Die en alle Chineezen; 2°. alle personen in dienst
immigrantenstroom, welke tot op den huidigen van het Gouvernement; 30 alle andere niet tot
dag voortduurt, voerde naar Dcli, Langkat, Ser- de inheemsche bevolking van de res. Oostkust
dang en de overige landschappen, waar de tabaks- van Sumatra behoorende personen, gevestigd op
cultuur werd gedreven, vertegenwoordigers van ondernemingen van land- of mijnbouw, die ge-
bijna alle Europeesche natiën als planters en dreven worden door onderdanen van het Gouver-
handelaren, ganschc zwermen Maleiers, Javanen, nement. Tegelijk werd met de inlandsche bestu-
Mandelingers, Bojan's (Bawean) en Bandjareezen ren overeengekomen, dat de besturende ambtenaren
uit onze bezittingen en een menigte Oostersche het recht hadden zitting te nemen en een advi-
vreemdelingen, voornamelijk Chineezen, Klinga- seerende stem uittcbrengen in alle vergaderingen
leczen, Sikh's, en Japanneezen als werklieden, van de Kerapatan (Rijks- of I.andschapsbestuur),
kleinhandelaren en ambachtslieden. en werden de gevallen geregeld, waarin onder-
Hierdoor werden de aanrakingen van het Euro- danen van de inlandsche zelfbesturen voor de
peesche met het inlandsche bestuur vermeerderd, rechters en rechtbanken van het N.-L Gouverne-
evenzoo het aantal onderdanen van het Gouver- ment moesten terechtstaan. Deze regelen betref-
nement, terwijl het ontstaan van nieuwe behoef- fende het onderdaanschap en de rechtspraak wer-
ten, die wegens de groote toeneming van handel, den in het begin van 1899 herzien, voornamelijk
scheepvaart en industrie voorziening vereischten, in verband met de invoering van de bedrijfsbe-
de taak van het bestuur aanmerkelijk verzwaarde. lasting, optebrengen door niet-Chineeschc onder-
Dit deed de Indische Regeering in 1873 be- danen van het Gouvernement. De wijzigingen
sluiten het rijk Siak en Onderhoorigheden van bestaan voornamelijk hierin, dat voortaan onder-
de res. Riouw aftescheiden (St. n". 81), en tot danen van het Gouvernement zouden zijn, behalve
een zelfstandige residentie te verheffen met Beng- alle Gouvernementsdienaren en een paar catego-
kalis als hoofdplaats. De betrekking van ass.-res. riën van minder belang, alle Europeanen en met
van Siak werd opgeheven, de afdeeling Batoe d. g. g., alle Chineezen, Japanneezen en Manil-
Bahra bij de afdeeling Asahan gevoegd, terwijl lareezen, en alle lieden, uitgezonderd alleen de
lil 7
98 OOSTKUST VAN SUMATRA.

leden der inheemsche bevolking, in dienst van dernemingen in exploitatie waren gekomen, was
onderdanen van het Gouvernement. Tevens werd verdere uitbreiding der bestuursmiddelen noodza-
uitgemaakt dat burgerlijke geschillen, waarin onder- kelijk geworden. Om bovengenoemde redenen werd
danen van het Gouvernement als eischers of ge- bij St. 1887 n°. 21 Medan de hoofdplaats van
daagden betrokken waren, door de rechters en
rechtbanken van het Gouvernement moesten wor-
het gewest, en dit verdeeld in de afdeelingen :
a Dcli, rechtstreeks staande onder den resident
den berecht. en bestaande uit de onderafdeelingen: Medan,
Al dadelijk na het sluiten van het Siaktractaat Laboean Dcli, Boven-Langkat, Beneden-Langkat,
weigerden de meeste bestuurders van de daarin Tamiang, Serdang en Padang en Bedagei, elk be-
vermelde Siaksche onderhoorigheden de supre- stuurd door een controleur; // Batoe Bahra; c Asa-
matie van den Sultan van Siak te erkennen, schoon han; d Laboean Batoe, elk bestuurd door een
zij zich gaarne stelden onder de souvereiniteit controleur; e Bengkalis onder een assistent-resi-
van het N.-I. Gouvernement. Dit verzet had in dent en bestaande uit de onderafdeelingen: Beng-
1865 reeds geleid tot eene expeditie naar Asahan, kalis, Siak en Tanah Poetih, elk bestuurd door
welk landschap gesteund werd door Serdang, Batoe een controleur. Bovendien werd den resident een
Bahra en Panei (zie ASAHAN). Wel is waar assistent-resident ter beschikking toegevoegd. In
stond de Sultan van Siak in 1873 het eiland het begin van 1895 werd echter het laatstge-
Bengkalis voor altijd in vollen eigendom aan het noemde ambt vacant gelaten, doch in iBg7 (St.
N.-L Gouvernement af tegen een jaarlijksche scha- n°. 207) kwam, bij wijze van tijdelijken maatre-
deloosstelling van ƒBOOO, en werd hierdoor een gel, welke bij St. igoo n°. 64 werd bestendigd,
neutraal terrein verkregen, waar de verschillende een nieuwe gedeeltelijke reorganisatie van het be-
inlandsche bestuurders voor de behandeling van stuur tot stand, waarbij de onderafdeelingen Medan
hun zaken en geschillen konden samenkomen, en Laboean Dcli tot een afdeeling werden samen-
zonder dat de een de meerderheid van den ander gevoegd onder een ass.-res. van Dcli met Medan
behoefde te erkennen, doch de afdoening van zaken als standplaats, die tevens belast werd met de
en de voorziening in dringende behoeften, voort- politie aldaar, en de onderafdeelingen Boven-
vloeiende uit de snelle ontwikkeling der residentie Langkat, Bcnedcn-I.angkat, Tamiang, Serdang en
bleef lijden onder de scheeve verhouding van den Padang en Bedagei afdeelingen werden.
Sultan van Siak tot de bestuurders der Onder- In 1888 werd verder een controleur voor de
hoorigheden, en herhaaldelijk kwam het bestuur Bataksche zaken in dienst gesteld, wiens taak
in conflicten, omdat het contractueel verplicht was het w-as: het aanknoopen en onderhouden van
de suprematie van den Sultan van Siak over de vriendschappelijke betrekkingen met de hoofden
Onderhoorigheden, zij het ook in schijn, te hand- der onafhankelijke Bataks, de bescherming van
haven. Geldnood deed den Sultan tot het inzicht de Doesoen-Bataks — dat zijn de in Langkat,
komen, dat het toch niet meer gelukken kon de On-
derhoorigheden tot gehoorzaamheid aan zijn bevelen
Dcli, Serdang en Padang en Bedagei wonende
tegen willekeur en vexatiën van hun hoofden,

en de erkenning van zijn suprematie te dwingen, in het bijzonder van de Maleische, en de oplos-
en ten slotte werd het hem onverschillig, of hij sing van de geschillen dier Bataks onderling, met
de inkomsten — de eigenlijke beweegreden waarom Maleiers, met hun hoofden en met de Europee-
hij op zijn beweerd recht was blijven staan
welke hij van de Onderhoorigheden meende te
— sche planters, welke bij niet dadelijke behande-
ling zoo dikwijls aanleiding hadden gegeven tot
kunnen trekken, van het Gouvernement dan wel wraakoefeningen, zich meestal uitende in brand-
van de bestuurders dier Onderhoorigheden genoot. stichting in aan de planters toebehoorende ge-
Deze overweging, zoomede de aanwijzing van zijn bouwen, ook al waren dezen in die geschillen
oudsten zoon Tongkoe Moeda als zijn opvolger op geenerlei wijze betrokken. De werkzaamheden
en de verklaring, dat hij in rang hooger bleef van dien ambtenaar kregen spoedig zulk een om-
staan dan alle bestuurders van Onderhoorigheden, vang, en gaven zulke goede resultaten, dat in
deden hem besluiten in 1884 (contract dd. 23 Juni) 1891 een tweede Batak-controleur werd aange-
tegen een jaarlijksche schadeloosstelling van ƒ40.000 steld, aan wien in 1895 Soenggal (Dcli) als stand-
en kwijtschelding eener schuld van ruim ƒ50.000 plaats werd aangewezen, en opgedragen de be-
afstand te doen van alle suprematie over de Onder- handeling der zaken van de Bataks der Delidoesoen.
hoorigheden. Hierdoor kwam het Gouvernement De sedert lBg3 te Dama Djamboe (Serdang)
tegenover alle landschappen ter Oostkust van Su- geplaatste Batak-controleur behartigt de belangen
matra op een zuiver standpunt te staan, en kon- van de Serdangsche, Bedageische en Padangsche
den orde en rust beter worden verzekerd overeen- Doesoen-Bataks, en onderhoudt de betrekkingen
komstig de behoeften van den steeds in bloei toc- met de onafhankelijke Karo-, Dollok- en Timor-
nemenden landbouw, handel en nijverheid. Bataks van Raja en Poerba, terwijl de controleurs
Door de afscheiding der Siaksche onderhoorig- van Tamiang, Boven-Langkat, Batoe Bahra, Asahan
heden verviel de reden om het hoofd van het en Laboean Batoe zijn belast met de Bataksche
gewest in het neutrale Gouvernementsgebied Beng- zaken in hun afdeelingen.
kalis te laten wonen, en kon de zetel van riet In 1888 was Sultan Kasim van Siak — Sjarif
gewestelijke bestuur worden overgebracht naar
het daartoe aangewezen centrum van bevolking,
Kasim Abdoel Djalil Saifoeddin — wegens ouder-
dom en wezenloosheid niet meer in staat zijn rijk
van landbouw, handel en nijverheid, Medan (Dcli). zelf te besturen, en werd in overeenstemming met
Daar intusschen door het Gouvernement ook de den Rijksraad met de waarneming van het Sul-
pachten en rechten waren overgenomen in de tanaat belast diens als zijn opvolger aangewezen
Delische onderhoorigheden Bedagei (1884) en Pa- oudste zoon, Tongkoe Moeda. Het duurde niet
dang (1885), zoomede in Asahan en Koealoe lang, of deze kwam door eigendunkelijke hande-
(1885), en in Batoe Bahra (1884), en deze land- lingen in botsing met den Rijksraad. Ook nam
schappen voor de particuliere industrie waren hij een ongepaste houding aan tegenover het
opengesteld, zoodat ook daar tal van tabakson- Europeesche bestuur. Aanvankelijk meende dit
OOSTKUST VAN SUMATRA. 99

zi jn onhandelbaarheid te moeten wijten aan pla- Gouvernement tot de zelfbesturende landschappen


gerijen, kuiperijen en tegenwerking van zijn oom dezer residentie wordt naar het artikel CON-
den Mangkoe Boemi, Tongkoe Poetra, die meende TRACTEN en de artikels, over de verschillende
oudere en betere rechten op het Sultanaat te kun- staatjes verwezen. Tot recht begrip dier verhou-
nen doen gelden dan Tongkoe Moeda, schoon hij ding zij er op gewezen, dat voor de Gouverne-
in
1885 diens aanwijzing als opvolger van zijn ments-onderdanen alle N.-I. wetten en verorde-
vader had goedgekeurd. Daar ook tal van klach- ningen van kracht zijn en dat voor het nakomen
ten over knevelarijen en gezagsaanmatiging van der contractueele verplichtingen door de inland-
den Mangkoe Bocmi waren ingekomen, werd Tong- sche zelfbesturen gewaakt wordt voornamelijk door
koe Poetra in het begin van 1889, in overeen- het recht der besturende ambtenaren om zitting
stemming met den waarnemenden Sultan en den
Rijksraad, uit zijn ambt ontzet. Erwerd geen nieuwe
te nemen in de Kerapatan's — rijks- of land-
schapsbesturen —, waardoor tevens de belangen
Rijksbestuurder meer benoemd, en aan Tongkoe der inheemsche bevolking kunnen worden be-
Poetra werd Bengkalis als verblijfplaats aangewe- hartigd, en voor een behoorlijke bedeeling van
zen, waar hij in 1891 overleed. het recht gezorgd. Bij de overneming der pachten
Tongkoe Poetra's verwijdering had evenwel niet en rechten met de daaraan verbonden bevoegd-
het gewenschte resultaat. De waarnemende Sultan heid van het N.-I. Gouvernement om regeling en
bleef voortgaan de zaken buiten den Rijksraad heffing zelf vasttestellen is aan de inlandsche zelf-
om te behandelen, sloeg de raadgevingen en ver- besturen het recht gelaten, om hun eigen onder-
maningen van het Europeesche bestuur in den wind, hoorigen volgens den adat te besturen en om, met
en liet zich geheel leiden door zijn jongeren even uitzondering van enkele, handel en scheepvaart
onhandelbaren broeder Tongkoe Bagoes, die om belemmerende heffingen en met gezonde humani-
zijn knevelarijen en gezagsaanmatiging bij hoof- teitsbegrippen strijdige verplichtingen, welke zijn
den en bevolking gehaat was. De herhaalde klach- afgekocht en afgeschaft, de op den adat gegronde
ten over handelingen in strijd met 's lands adat belastingen te blijven innen, welke alsattributen van
deed voor het ontstaan van nieuwe onlusten vree- het gezag zijn te beschouwen, de grondrechten daar-
zen, zoodat in overeenstemming met den Rijks- onder begrepen. Voorts wordt geleidelijk er naar
raad Tongkoe Moeda uit zijn waardigheid van gestreefd, ook door stipulatie in de nieuwe poli-
waarnemend Sultan ontzet, zijn jongste broeder — tieke contracten, om de voor de onderdanen der
van een andere Arabische moeder
—Tongkoe
Ngah tot Hoofd van den Rijksraad (Kapala Kera-
inlandsche zelfbesturen geldende regelingen zoo-
veel mogelijk in overeenstemming te brengen met
patan) aangesteld en de Rijksraad met het gezag de voor de Gouvernements-onderdanen vastgestelde,
belast werd. Kort daarop —
einde 1889
Sultan Kasim te overlijden, en Tongkoe Moeda
—kwam en is het aan de inlandsche zelfbesturen verboden
martelende of verminkende straffen opteleggen,
en Tongkoe Bagoes ontwierpen het plan om bij terwijl hun de verplichting is opgelegd om mede
gelegenheid der begrafenis van hun vader zich te werken tot de afschaffing van slavernij en pan-
met geweld van het gezag meester te maken. Hun delingschap.
opzet werd evenwel aan het licht gebracht, en Volgens de laatste in 1895 gedane opname dei-
de beide broeders werden aangehouden en uit bevolking, die alleen ten opzichte der Europeesche
Siak verwijderd. Bengkalis werd hun als verblijf- op nauwkeurigheid aanspraak kan maken, was
plaats aangewezen, vanwaar Tongkoe Moeda zich het zielental dezer residentie 335.432, verdeeld
naar den Onderkoning van Riouw begaf, met wiens als volgt: 1.357 Europeanen, 73.124 Chineezen,
dochter hij was gehuwd. Aanvankelijk bleef de 215 Arabieren, 5.336 andere vreemde Oosterlin-
Rijksraad met Tongkoe Ngah als Kapala Kera- gen, meerendeels Klingalcezen en 255.400 inlan-
patan met het gezag over Siak belast, doch in ders. Hierbij komen naar schatting nog 120.000
1890 werd deze, overeenkomstig den wensch van zielen voor de Karo-Bataklanden en 25.000 zie-
den Rijksraad, als Sultan erkend en bevestigd met len voor Raja, Poerba en Dollok. Sedert is de
den titel van Jang di Pertoean Besar Sjarif Hasjim bevolking belangrijk toegenomen, en in aanmer-
Abdoel Djalil Saifoeddin, en met hem een nieuw king nemende, dat in 1895 58.650 werklieden —
contract gesloten, terwijl tevens bepaald werd,
dat voortaan geen Mangkoe Boemi of Rijksbe-
in 1898 78.845 — op Europeesche landbouw-
ondernemingen werkzaam waren, bestaat er grond
stuurder meer zou worden aangesteld. Aan zijn voor het vermoeden, dat men door de schatting
beide oudere broeders Tongkoe Moeda en Tong- tot een veel te laag zielental gekomen is.
koe Bagoes bleef tot nu toe het verblijf in Siak Een groot deel der inlandsche en daarmede
verboden, waar trouwens niemand hun terugkeer gelijkgestelde bevolking vindt zijn bestaan bij de
wenscht. Europeesche ondernemers, hetzij direct als werk-
In het begin van zijn bestuur had Sultan Hasjim lieden, hetzij als kleinhandelaren, ambachtslieden,
moeielijkheden met zijn ouderen doch wegens zwakte kar- en rijtuigvoerders, grondwerkers en bosch-

— kappers. De overigen leven voornamelijk van den


van geestvermogens van de opvolging uitgesloten
broeder —
van dezelfde moeder Tongkoe Soe-
loeng Moeda. Diens dood in het begin van 1900
landbouw, het inzamelen van boschproducten, waar-
onder houtwerken, de vischvangst en kleine in-
maakte hieraan een einde, zoodat thans een orde- dustrieën.
lijke gang van zaken verzekerd is, en de Sultan De landbouw der inheemsche bevolking staat
zich ongestoord wijden kan aan de opbeuring van nog op lagen trap. Het hoofdvoedsel is rijst, doch
handel en nijverheid in zijn land, waartoe hij zich schoon er overvloed is van voor de padi-cultuur
veel moeite geeft. Ter gelegenheid der troonsbe- geschikten grond, is de oogst ver van voldoende


stijging van 11. M. Koningin Wilhelmina bevond voor de locale behoefte, en moeten aanzienlijke
Sultan Hasjim zich in Nederland om hulde te hoeveelheden rijst — in 1897 685.000 pikols
via Pinang en Singapore van Siam, een enkele
bewijzen, en werd hij tot Ridder Ned. Leeuw be-
noemd. maal ook van China en Java, worden aangevoerd.
Omtrent de politieke verhouding van het N.-I. Rijstbouw op sawah's, die naar eisch bevloeid
100 OOSTKUST VAN SUMATRA.

kunnen worden, vindt alleen plaats in de door Maleiers in het kappen en verkoopen van hout
Karo-Bataks bewoonde dalen. In Asahan, La- een goed bestaan.
boea Batoe en Tamiang zijn ook sawah's die Langs de geheele kust en aan de mondingen
hoofdzakelijk van den regen afhankelijk zijn, en der rivieren wordt gevischt voor de plaatselijke
onder gunstige omstandigheden door het water consumptie en den verkoop op naburige verbruiks-
uit kleine waterloopen of moerassen bevloeid kun- plaatsen. In Banka en Koeboe en aan den mond
nen worden. Alleen in Asahan wordt meer padi der Paneirivicr, zijn nederzettingen van visschers,
geoogst dan voor plaatselijk verbruik noodig is, die hun bedrijf in het groot uitoefenen, en hun
zoodat vandaar bij een ruimen oogst groote hoe- vangst inzouten en drogen voor den uitvoer, groo-
veelheden — —
in den regel ongepelde rijst naar
Belawan (Dcli) en Pinang kunnen worden uitge-
tendeels naar Pinang en Singapore. In dit bedrijf
wordt de Maleier langzamerhand geheel door den
voerd. Overal elders wordt de rijst verbouwd op Chinees verdrongen. Te Bagan Api Api aan de
droge velden (ladangs), in streken waar tabaks- monding der Rokanrivier wonen b. v. ongeveer
ondernemingen in werking zijn op afgcplante 2500 Chineesche visschers en te Panipoetan 1500.
tabaksvelden, welke volgens de meeste landbouw- De vroeger zoo belangrijke troeboekvisscherij in
contracten gedeeltelijk — niet meer dan de helft
voor één jaar aan de opgezetenen moeten worden
— de vaarwaters tusschen de tot de afdeeling Beng-
kalis behoorende eilanden is sterk achteruitgegaan,


afgestaan om met eenjarige gewassen bijna hetgeen toegeschreven wordt aan de drukke stoom-
zonder uitzondering padi te worden beplant, vaart, waardoor de vischscholen zouden zijn ver-
en die bij eenige zorg een goeden oogst opleveren. dreven.
Van groenten- en vruchtenteelt maakt de inland- De inlandsche industrie is van zeer weinig be-
sche bevolking weinig werk, doch des te meel- teekenis. Als ambachtsman is de Maleier zoo goed
de Chinees, die daarmede een goed loon ver- als geheel verdrongen door den Chinees, in wiens
dient. Vier jaren geleden begon de Maleier zich
voornamelijk in Serdang, Batoe Bahra, Asahan
— handen ook de kleinhandel voor het grootste deel
is overgegaan. Zelfs hetgeen hij voor zijn een-
en Bila — op de cultuur van I .ibcria-koffie toe-
teleggen, doch tengevolge der lage prijzen van
voudige huishouding behoeft, als potten en pan-
nen, matten, kleeren enz. koopt hij in den regel
dit product gedurende de laatste twee jaren wor- in bij den Chinees of Klingalecs. Voor zoover
den de aanplantingen weinig of niet meer uitge- hij niet van den landbouw leeft, en van de hier-
breid, en niet met de noodige zorg onderhouden. voren vermelde bedrijven, komt hij in de streken
Overal waar de grond voor die cultuur geschikt met groot vertier gemakkelijk aan den kost als
is — voornamelijk in zandige kuststreken
men klapperaanplantingen aan, op groote schaal
— treft bediende, koelie, helper bij verschillende bedrij-
ven, koetsier of karrevoerder. Bij groote uitzon-
in Batoe Bahra, Asahan en Serdang, alwaar de dering is hij werkzaam op landbouwondernemin-
coprah een voornaam product van uitvoer is. In gen, en een werkcontract (zie het artikel KOELIE)
Tamiang, AjerMasin, Serangdjaya, Besitang, I.cpan, mag hij niet sluiten. Ook het goud- en zilver-
Gehang (Langkat), zoomede in Padang en Bila is smeden en het ivoor-, hoorn- en houtsnijden,
de pepercultuur van beteekenis, op welke cultuur waarop zich vroeger vele Maleiers toelegden, is
men zich in de laatste twee jaar meer is gaan tegenwoordig bijna geheel in handen van Chi-

prijzen — van jj 8 tot jj 25 —.


toeleggen, wegens de belangrijke stijging der peper-
De ramboeng,
een zeer gewilde getahsoort opleverende, wordt
neezen, Klingaleezen en Menangkabauers. De
eenige kunstnijverheid die nog genoemd kan wor-
den, is het weven van zijden sarongs. Hiervan
in Asahan, Bila, Batoe Bahra, Padang en Tamiang wordt vooral in de afdeeling Batoe Bahra werk
aangeplant, en in Dcli, Serdang en Tamiang ook gemaakt. Deze sarongs, welke gewoonlijk met
notenmuskaat. Van eenige beteekenis is nog de goud- of zilverdraad zijn doorweven, soms zeer
cultuur van pinangnotcn in Tamiang, van sirih- fraai van patroon zijn en schoone weerschijnen —
bladeren voor lokaal gebruik, terwijl op de tot
de afdeeling Bengkalis behoorende eilanden een
siang malam genoemd — hebben, vinden tot
in Pinang en Singapore aftrek, en worden duur
belangrijke handel in sago wordt gedreven, en betaald.
aan de sagobosschen daar in de laatste jaren door Van veeteelt maakt de Maleier weinig werk.
bijplanting — voornamelijk door Chineezen
een groote uitbreiding is gegeven. In de moeras-
— Het trek- en slachtvee is in den regel van Ben-
gaalsch of Siamcesch ras. Een belangrijke vee-
sige kuststreken — vooral Siak, Koealoe, Panei,
Bila, Asahan, Dcli Langkat en Tamiang zijn uit-
handel wordt met Singapore en Pinang gedreven.
Invoer van Madocreesch of Balineesch vee vindt
gestrekte nipah-bosschen, welke grootendeels van- alleen plaats, wanneer in de Straits een besmet-
zelf zijn opgekomen, doch in de laatste jaren ook telijke veeziekte heerscht. Het zoo gezochte Ba-


aangeplant worden. Met het inzamelen der bla- taksche paardenras gaat hard achteruit, door dat
deren en het vervaardigen van atappen dak- de beste hengsten worden verkocht en uitgevoerd.
bedekking — welke bij millioenen noodig zijn
voor de exploitatie der tabaksondernemingen, en
Een werkelijk schoon Bataksch paard is tegen-
woordig zelden te krijgen.
met het transport naar de hoofdverbruikplaatsen De groote meerderheid der vreemde Oosterlingen
over zee en vandaar in kleine vaartuigen langs bestaat uit Chineezen en Klingaleezen, waarvan
de rivieren of in karren, wordt door velen een verreweg het grootste deel als contract-koelie op
goed loon verdiend. landbouwondernemingen werkzaam is, de Chinees
In het jaar iBg7 werd voor een waarde van speciaal als landbouwer, de Klingalees als grond-
ƒ725.863 aan boschproducten uitgevoerd, hoofd- werker en veehoeder. De overigen vinden hun
zakelijk getah-soorten, rotan en was. Daar voor bestaan als kleinhandelaar, ambachtsman, visscher,
de exploitatie der ondernemingen veel wild- en groenten- en vruchtenboer. Een aantal Chineezen
gezaagd hout noodig is, bovendien steeds veel zijn varkensfokkers en slagers. Een belangrijke
huizen worden bijgebouwd en tijdelijke woningen industrie van de Chineezen is het houtkappen en
en gebouwen door betere vervangen, vinden vele -zagen op de tot de afdeeling Bengkalis behoo-
OOSTKUST VAN SUMATRA. 101

rende eilanden en op den vasten wal van Siak staat er op de twee laatstgenoemde plaatsen gele-
en Pelalawan, In genheid om kleine stoomvaartuigen te dokken en
IS9B waren daar ongeveer 130
houtzagerijen en balkenkappcrijen met te zamen te herstellen.
ruim 4000 werklieden in werking; voorts 50 brand- Het planterscomité heeft ten doel de bevorde-
houtkapperijen, en 15 kolenbranderijen met ruim ring der belangen van landbouw en industrie,
700 werklieden. Het gezaagde en gekapte hout speciaal van de tabakscultuur, terwijl de belangen
wordt voor het grootste deel naar Singapore uit- der koffiecultuur worden behartigd door de Ser-
gevoerd. De Javanen, Bojans (Bawean) en Bandja- dangschc koffieplantersvereeniging.
reezen (Z. en O.afdeeling van Borneo) zijn voor Betreffende de mijnexploitatie wordt naar het
het grootste deel koelie-contractanten op onder- artikel petroleum verwezen. Voor zoover bekend
nemingen, en hun werk bestaat voornamelijk in wordt bruinkool gevonden in Bohoroq (Langkat)
bosch kappen, schuren bouwen en graaf- en dijk- en Loeboeq Bandhara (Rokangebied), tin in Siak
werk. Als boschkappers en schurenbouwers wor- en Pelalawan
— volgens sommige-a ook in Batoe
den ook wel Bataks buiten werkcontract in dienst
genomen, doch in de laatste jaren in minder aan-
Bahra — en goud in het Langkatsche grensge-
bergte. Ook wordt door inlanders en enkele rei-
tal dan vroeger, omdat zij door bovenmatig ge- zigers hoog opgegeven van den mineralen rijkdom
bruik van opium minder geschikt voor dat werk in het onafhankelijke Batakgebied.
zijn geworden. Vele Javanen zijn huis- of winkel- Een zeer nuttige instelling is die der gemeente-
bedienden, vele Bojans koetsiers, terwijl de Palem- fondsen. Zij dagteekenen van 1886, en bestaan te
bangers, Menangkabauers en Mandelingers meestal Medan, Bindjey, Tandjong Poera, Pangkalan Bran-

.
met kleinhandel hun kost verdienen. Onder de dan, Laboean Dcli, Loeboeq Pakam (Serdang),
beide laatstgenoemden zijn er, die als schrijver en Tebing Tinggi (Padang en Bedagei) en Tandjong
voor het verrichten van administratieve werkzaam- Balei (Asahan). De inkomsten dier fondsen be-
heden goed bezoldigd worden. staan uit:

..
Verreweg het grootste deel der Europeanen is in de door de inlandsche bestuurders ter be-
bij de tabakscultuur betrokken. Met verwijzing schikking der commissie gestelde crfpachtsgcldcn;
naar het artikel hierover zij ten bewijze van den 2". de door hen mede ter beschikking gestelde of
grooten omvang dier cultuur vermeld, dat de oogst nader te stellen opbrengst van belastingen op de
van 1897, bedragende 201.736 pakken ieder van 80 voertuigen, die door hen ten behoeve van het
kilo, in Nederland werd verkocht voorf 37.130.000, onderhoud van bruggen en wegen van hun eigen
die van 189 Sbedragende 235.653 pakken voor onderdanen geïnd worden; 30 de vrijwillige con-
ƒ33.000.000, en dat de gezamenlijke oogsten van tributiën voor de straatverlichting Oji de plaatsen,
af 1864 — slechts 50 pakken bedragende —
en met iBgB hebben opgebracht ƒ 58g.000.000.
tot waar die wordt opgebracht; 40 uit alle andere
baten, die uit vrijwillige giften of contributiën
Nadat tengevolge van de slechte tabaksjareii aan dat fonds ten goede komen. Het fonds te
iSgo en 1891 een aantal ondernemingen waren Medan trekt nog een retributie van de visch- en
gesloten, besloten vele planters het met de Liberia- handelspasser aldaar, en de huur van een op kosten
koffie te beproeven. Het plan werd op Delische, van het fonds gebouwd petroleumpakhuis.
dat is energieke wijze uitgevoerd, en in 1898 De conimissiën bestaan uit het hoofd van plaat-
waren reeds 25 ondernemingen met ruim 4000 selijk bestuur als voorzitter en hoogstens tien
werklieden in werking, meerendeels in Serdang leden, voor de helft bestaande uit Europeesche
en op gronden, welke voor de tabakscultuur min- of daarmede gelijkgestelde ingezetenen. Leden
der geschikt werden geoordeeld. De lage markt- zijn ambtshalve de eerstaanwezend ingenieur of
prijs der I.ibcria-koflic gedurende de laatste twee ambtenaar der Burgerlijke openbare werken, de
jaren is echter de oorzaak geweest, dat slechts Chineesche officieren, de vertegenwoordiger van
weinig werd bijgeplant, en men zich hoofdzakelijk het inlandsch bestuur en het erkende Hoofd der
tot het onderhouden der bestaande aanplantingen Klingaleezen, terwijl de overige leden door den
heeft beperkt. De groei en vruchtdraging der boo- resident worden benoemd op voordracht der com-
men wordt algemeen, ook door specialiteiten in missiën. Hare bevoegdheid en werkkring strek-
die cultuur, geroemd. ken zich in hoofdzaak uit tot: i". het nemen
Op de tabaksonderneming Rimboen van de van maatregelen, die in hel belang der openbare
British Dcli and Langkatcompany wordt met goe- gezondheid, het openbaar verkeer, de straatver-
den uitslag thee geplant, en op de hout-exploitatie lichting, de netheid en de verfraaiing der plaats
I.aoe Boentoe, zoomede op het eiland bengkalis harer vestiging door haar worden wenschelijk ge-

.
(Soengei Alam) peper. In Siak is een rameh- acht, en voor zoover zij die maatregelen uit de
onderneming geopend met volledige installatie tot hare beschikking zijnde of komende geld-
voor de bereiding van die vezelstof. De eenige middelen zal kunnen bekostigen, en er vanwege
door Europeanen gedreven houtaankappen met de Regeering geen voorzieningen ter zake getrof-
stoomzagerij zijn l.aoe Bocntoc (Langkat) en Soen- .
fen zijn; 20 het doen van voorstellen aan den
gei Rawa (Siak). Verder worden allerlei bedrijven resident ten aanzien van de sub 1 bedoelde aan-
in dit gewest vertegenwoordigd. Men vindt daar gelegenheden, voor zoover haar eigen middelen
Europeesche handelaren, bankiers — te Medan, tekort schieten; 30 het geven van voorlichting
de Handelmaatschappij en de Chartered bank —
expediteurs en commissionnairs, kleermakers, win-
en advies over diezelfde onderwerpen, wanneer
haar dat door tien resident gevraagd zal worden.
keliers, slagers, horologiemakcrs, pianostemmers, Het bedrag waarover jaarlijks door de conimis-
ijs- en mineraalwater-fabriekanten, apothekers, pho- siën kan worden beschikt, hangt natuurlijk af van
tografen, zadel- en rijtuigmakers, aannemers van de uitgebreidheid der plaatsen, waarin zij werk-
bouwwerken, steenbakkers, cuisiniers. Ook zijn zaam zijn. Voor de hoofdplaats Medan is die som
er werkplaatsen voor het vervaardigen, gieten en ruim ƒ32.000, waarvoor bruggen gebouwd, wegen
repareeren van koper- en ijzerwerken te Medan, met een gemetseld goteustelsel aangelegd, goede
Tandjong Poera en Pangkalan Brandan, en be- drinkwater- en brandputten gemaakt en brand-
102 OOSTKUST VAN SUMATRA. — OPIUM.
spuiten aangeschaft zijn. Voorts is die hoofd- over een lavastroom van den Ophir, welke dezen
plaats op kosten van dat fonds veel verfraaid, en met den Goenoeng Gadang verbindt; de pad-
wordt zij sedert het begin van 1899 met electri- hoogte is 600 meter en de weg slechts als paar-
sche boog- en gloeilampen verlicht, welke ver- denpad te gebruiken.
lichting is aangelegd door een maatschappij, die Ophir, vanwaar Koning Salomo het goud ont-
ook een aantal winkels, de kazernes, sociëteiten, ving voor den Jerusalemschen tempel, 420 talen-
de hotels en particuliere woningen daarvan voor- ten, werd sedert eeuwen óf op Sumatra óf op
ziet. P. J. K. het Maleische schiereiland gezocht en zoowel deze
Litteratuur: Zie de artikelen: AROËBAAI, Goenoeng Pcsaman, als de G. Ledang ginds werd
ASAHAN, BATAKLANDEN, DELI; zoomede: door de oude Portugeesche zeevaarders Ophir
Reis van Siak naar Poelau Lawan door J. A. van geheeten.
Rijn van Alkemade, T. v. h. Aardr. Gen 2C Ser. OPHIR-DISTRICTEN. Onderafdeeling van de
111, bl. 100; De Oostkust van Sumatra door J. Gram- afdeeling Loeboe Sikaping (Padangsche bovenlan-
berg, Ind. Gids 1881; De uitbreiding van het Neder- den) met 8 larassen. De standplaats van den con-
landsch gezag door E. B. Kielstra, Gids, 1887, IV, troleur is Taloe. Voor de beschrijving van het land-
bl. 256; Onze Indische Financiën door De Waal, schap zie LOEBOE SIKAPING, Dl. 11, bl. 425.
deel VI, bl. 276 vv.; Dr. P. A. Tiele, De Europeërs OPHISURUS. PISCES, PHYSOSTOMI, Mu-
in den Maleischen archipel, Bijdr. t. t. 1. en vlk. raeuidae, Ophichthyiua. Zie BANGKO.
4e en 5 e Serie; P. A. Tiele en Heeres, Bouwstoffen OPHISURUS SERPENS en COLUBRINUS.
voor de Geschiedenis der Nederlanders in den Ma- Zie AAL.
leischen archipel; E. Netscher, De Nederlandcis in OPIOR-OPIOR. Javaansche naam voor een
Djohor en Siak (1602—1865) Verh. v. h. Bat. Gen. Zanger, Sylvin jnvanica; een andere, S. 1110/1-
XXNV, 1870; Aanteekeningen omtrent Midden- --tann, heet Chret.
Sumatra door E. Netscher, Verh. v. h. Bat. Gen. OPIUM. De Latijnsche, aan het Grieksche
1882, deel XLII. De Koloniale verslagen. o pion ontleende, naam van het voor menschelijk
OOST-LOMBOX. Onderafdeeling der afdee- gebruik bewerkte sap der onrijpe zaaddoozen van
ling Lombok (eiland van dien naam), bevattende den papaver of slaapbol (Pnpaver somnifcrum L.,
de Sassaksche districten Rarang, Masbagik, Pringa- fam. Papavcrncene), welke naam in het Arabisch
baja en Sakra. Sedert 1898 is Sclong de hoofd- in den vorm afioen is overgegaan, waaraan het
plaats en zetel van den controleur. Ncderlandsche woord amfioen ontleend is, dat
OOST-SOEMBA. Zie MELOLO. bij de Nederlanders in Indië de gebruikelijke naam
OPDAI. Naam op de Aroe-eilanden voor een voor het opium geworden is. In het Maleisch en
Rots pelikaan, Sula fiber. Javaansch wordt apioen of apjoen gebruikt om
OPEL-OPELLAN. Zie BOERENG. het opium in den ruwen staat aanteduiden; gezui-
OPHIOCEPHALUS. PISCES, ACANTHOP- verd heet het tjandoe en voor het gebruik ge-
TERVGII, Ophiocephnlidae. Zie KIWOENG. reed ma dat; in het dagelijkschc leven wordt dit
OPHIOCOMA. ECHINODERMATA, OPIIIU- onderscheid echter dikwijls uit het oog verloren.
RIDEA, Ophiocomidne. Zie KAKI-AYAM. De papaverplant wordt reeds sinds overoude
OPHIR. Vulkaan in de Padangsche Boven- tijden in de tuinen gekweekt (Ilias VIII, 305);
landen, landschap Pasaman, Mal. Goenoeng haar wilden stamvorm kent men niet meer, doch
Pasaman, door zijn geïsoleerde ligging en regel- wel komt de plant vaak verwilderd voor, tot zelfs
matigen vorm ook van zee uit gemakkelijk her- in Nederland. De in Klein-Azië gekweekte varië-
kenbaar. Hij werd in 1888 beklommen door den teit is de var. glabrum, met roode, lila of witte
kapitein bij den topographischen dienst J. J. A. bloembladen en nagenoeg ronde vruchten. De
Muller, die met zijn personeel een vijftal weken cultuur is daar vooral uitgebreid in het district
op den top doorbracht. De vulkaan, deelt hij Geiwa (Guévé); het product wordt meest via Ismid
mede, heeft drie toppen: de Telamon, Z.W. daar- aan de Zee van Marmara en Samsun aan de Zwarte
van de Pasaman en nog meer Z.W. de Nilam. Zee naar Constantinopel vervoerd, uit de Zuide-
De eerstgenoemde top is kaal; de beide andere, lijker districten (o. a. Afiun-Karahissar) wordt het
die lager zijn, zijn geheel met bosch begroeid. naar Smyrna gebracht. Dit opium van Klein-Azië,
Op den Telamon vindt men een vrij uitgestrekt de in Europa als geneesmiddel meest gebruikelijke
plateau en in het N.O. daarvan verheft zich en beste soort, komt voor als eene bruine, uit-
een kegel, die ruim 130 meter hoog is. Op het wendig vaste, inwendig weekere massa, die eenigs-
hoogste punt van dien kegel staat de trian- zins glanzig is op de breuk, van bitter-scherpen
gulatie-pilaar, 2912 meter. De eigenlijke krater smaak en verdoovenden reuk; meest aangevoerd
bevindt zich tegen de Z. helling van den berg. in koeken van 3—700 gr. of in grootere brooden,
Bij den top zijn ook nog enkele fumarolen; op in papaverbladeren gewikkeld en vaak met zuring-
het plateau ziet men een aantal 30 tot 40 meter vruchtjes bestrooid.
diepe gaten, waarschijnlijk door instorting ont- In Terzië kweekt men, vooral in Kermanschah
staan, met loodrechte vfanden en meest alle voor en Teheran, de var. album, die steeds witte bloe-
een gedeelte met water gevuld. Het plateau en men en eivormige vruchten heeft. Dit opium komt
de kegel zijn meerendeels met steenen en rots- in den handel in klompen en stangen en is vaak
blokken bedekt; behalve eenige struiken en wat vervalscht.
gras groeit er niets. Twee- of driehonderd meter In Britsch-Indië (Bengalen) is tegenwoordig de
beneden den top houdt de boomgroei op. De belangrijkste opiumcultuur, en wel in de opium-
berg wordt beklommen langs een pad, dat nabij districten van Bihar (Patna) en Benares (Ghazi-
kampong Sawah op de N.O. helling bij den weg pore). Men wint er meer opium per plant, doch
van Taloe naar Sasak aanvangt. Aan deze zijde met lager morphine-gchalte. Bijzonderheden vindt
is de koffiecultuur van minder beteekenis dan aan men in het hierna genoemd, met platen opgehel-
de Z.W.zijde in de laras Kinali. De weg van derd, werk van Wiselius, ook in de Pharmaco-
Bondjol Noordwaarts naar Loeboe Sikaping loopt graphia Indica I, 75 —108 en vooral zeer uitgebreid
OPIUM. 103

in Watt's Dictionary of the economie products of wordt slechts I a 2 millioen kg. als genotmiddel
India VI, 1, 17—105. gebruikt). Bekend is de ter wille der Engelsche
De slaapwekkende kracht der papaverplant, be- smokkelarij gevoerde beruchte „Opiumoorlog" van
paaldelijk der vrucht, was reeds in de oudheid 1840—42, die van weinig beter gehalte was dan de
bekend: in de Grieksche kunst zien wij haar sedert „Goudoorlog", thans (1899) tegen Transvaal onder-
Praxiteles (350 v. C.) als attribuut van den God nomen. Voor de geschiedenis van opium zie men
des slaaps en der droomen, Morpheus, gekozen; o. a. C. Hartwich, „Das Opium als Genussmittel",
en volgens de sage zocht reeds Ceres de harts- Zurich 1898.
tochtelijke smart over het verlies harer dochter Opium heeft eene zeer gecompliceerde scheikun-
te stillen door slaapbollen te eten. Het medici- dige samenstelling; het bevat nl. een aantal (18),
naal gebruik, dat zeker veel ouder is dan het meest kristallijne, alkaloïden (plantenbases), waar-
gebruik als genotmiddel, was bekend aan Ilippo- van het belangrijkst zijn morphine, codeïne, the-
krates, Theophrastus en natuurlijk ook aan Diosco- baïne ,
en narcotine. Morphine (C 1; H lu N() 3 s.p.
rides, Galenus en Plinius, die de gewinning in 2300 ), in alle opzichten het hoofdbestanddeel van
Klein-Azië vermelden; laatstgenoemde maakt (Hist. opium, is in 1806—1816 als het eigenlijk slaap-
Nat. 11, 76) gewag van het eerste geval van zelf- wekkend beginsel dezer artsenij ontdekt door den
moord door opium. Al de oude schrijvers kenden apotheker Sertiirner te Paderborn. Dit was het
het verschil tusschen opium, d. i. het ingedroogd eerst bereide alkaloïden dus een vondst, voor de
melksap der vruchten, dat ook lacrima papa- schei- en geneeskunst van het grootste belang; het
ver is geheeten werd, en het uit de geheele plant Institut de France kende Sertiirner dan ook terecht
geperste sap, meconium geheeten, vergelijkbaar den Prix Montyon (1831) toe: pour avoir reconnu
met het thans nog in de apotheek gebruikte la nature alcaline de la morphine et avoir ainsi
extracturn papaveris, dat van veel zwakker ouvert une voie qui a produit de grandes décou-
werking is. In de middeleeuwen was het gebruik vertes médicales (bedoeld zijn: kinine, strychnine
van opium in Europa gering, het meest in samen- enz.). Het gemiddeld gehalte aan morphine is bij
gestelde medicijnen, onder den naam theriaca goed opium io o/n (max. 22 o/„). Als bekend, is
bekend; Paracelsus (1524) voerde voor opium den het een uitnemend slaapverwekkend en pijnstil-
naam laudanum in, die thans nog aan den als lend geneesmiddel, waarvan echter ook veel mis-
geneesmiddel gebruikelijken opium-wijn gegeven bruik: gemaakt wordt (morphinisme). Codeïne
wordt. Naar het Oosten schijnt opium door de Ara- ,
(= methylmorphine, C| B H 2, N03 s.p. 155°), in
bieren gebracht te zijn, waarop de verspreiding van 1832 door Robiquet ontdekt, is even als morphine
den naam afiocn wijst; naarmate de Islam vor- een voortreffelijk geneesmiddel; er komt onge-
derde, kwam blijkbaar ook het opium in eere. Het veer 1% in opium voor. Thebaïne (Cm H J:) NO
algemeen gebruik als Oostersch genotmiddel schetst s.p. 1930 ) in 1835 door Thibouméry ontdekt, is
:„
reeds L. Rauwolf (1583) zeer duidelijk: „Man findet zeer giftig (krampwekkend), het wordt niet afzon-
im Bazar von Aleppo viel das gesaffts, von Apote- derlijk in de geneeskunst gebruikt; de hoeveel-
ekern Opium, den Inwonern aber Ofiun genennet, heid is 1%. Narcotine (C 22 H23 N0,, s.p. 1760 )
welchen die Türckcn, Moren, Persae, und andere is reeds vóór morphine ontdekt, door Derosne
mehr völcker einzunemmen pflegen, nit allein in (1803); het draagt zijn naam ten onrechte, want
kriegen umb die zeit, wenn sic wider ire feind 't is slechts weinig narcotisch, doch eenigszins met
sollen kempfen und streiten, men ein gut herz kinine te vergelijken; de hoeveelheid bedraagt
und stareken muth zu machen; sondern auch zu ongeveer 4 °/o (max. 14"/,,). De overige alkaloïden
zeilen des fridens, die sorgen und phantaseyen als nareeïne, papaverine, laudanine, pscudomor-
zu benemmen, oder auffs wenigst zu miltern". phine enz. zijn van weinig belang en meest slechts
Het gebruik als algemeen genotmiddel in Indië in zeer geringe hoeveelheid (max. 0,1 0/()) in opium
wordt door de schrijvers der ió" eeuw, als Bar- aanwezig. Alle alkaloïden komen er in voor in
bosa, Acosta, Van Linschoten, Garcia da Orta gebonden staat, als zouten van zwavelzuur en van
e. a. gemeld. Laatstgenoemde beschrijft in 1563 meconzuur, d. i. een aan opium eigen ongiftig zuur
,
zoowel het Indisch opium (van Cambaia, in Malwa) der formule C, H 40,, s.p. 1500 hoeveelheid onge-
als de betere Egyptische (Thebe) soort Opium veer 4%. De rest van het opium, d. w. z. het
Ihcbaicum, die van Cairo naar Indië kwam. In niet-alkaloïdisch gedeelte, bestaat uit caoutchouc,
China is vermoedelijk het opium reeds in de 8S was, plantenslijm, eiwit, asch en water.
eeuw door Arabische handelaars gebracht, doch " Over het medicinaal gebruik van opium kan
schijnt opium eerst in de i6c eeuw als genees- hier niet worden uitgeweid; het is zeer veelvuldig
middel, en niet voor het midden der I7 e eeuw en past in verschillende gevallen; zoo ook de
als genotmiddel, ingang te hebben gevonden. Na aanwending van morphine en codeïne. Wat eerst-
dien tijd is het gebruik van jaar tot jaar grooter ge- genoemd alkaloïd betreft is echter het gebruik
worden, en nu zijn de Chineezen over de geheele in den vorm van onderhuidsche inspuitingen thans
wereld de opiummisbruikers bij uitnemendheid. afnemende. De meest aangewende pharmaceutische
In dit land is het opiumschuiven (het ouder vormen van opium zijn het poeder (p ulv i s op ii,
gebruik is nl. het kauwen van opium of drin- met 10 o/0 morphine) en het samengesteld opium-
ken van opiumaftreksels) het eerst in eere geko- poeder (pulvis Doveri, met 10% opium), de
men, ingevoerd van Formosa en wellicht samen- aromatische opiumwijn (laudanum liquidum
hangend met het gebruik dat Kampfer (1685) van Sy de 11 ha mi, met 10% opium) en de even
Java bericht, om nl. het opium te vermengen met sterke opium-tinctuur; in Indië gebruikt men ook
tabak en zich door het rooken daarvan te bedwel- veel bij diarrhoea enz. chlorodyne, een Engel-
men. Vooral door den invloed der Engelschen is sche opiumhoudende medicijn. Het Nederlandsch
in China het opiummisbruik zoo ontzettend groot artsenijboek laat als grootste dosis per dag en
geworden (tegenwoordig bedraagt het bijna 20 mil- per keer toe: van opium 0,4 en 0,1 gr. en van
lioen kg. per jaar, waarvan 3/4 in China zelf ge- „morphine" (waaronder te verstaan het zoutzure
wonnen wordt; in alle andere landen te zamen zout, morphin. hydrochlor.) 0,03 en 0,1 gram.
104 OPIUM.

Terwijl het opium, als geneesmiddel door be- en hij, om dien te verkrijgen, er toe gebracht wordt
voegden toegediend, in vele opzichten heilrijk die hoeveelheid te vermeerderen. lCn dat het onma-
werkt, is het tegendeel vaak het geval waar het tig gebruik van opium op den duur het lichaam
als genotmiddel wordt aangewend, ten einde de sloopt, daarover bestaat wel geen ernstig verschil
tijdelijke opwekking te verkrijgen die het gebruik van gevoelen. Aanvankelijk lijdt men aan onrus-
van opium, in niet te groote hoeveelheid, althans tigen, niet verkwikkenden slaap, slapeloosheid, dui-
na voortgezet gebruik, gewoonlijk verschaft. „In zeligheid, hoofdpijn. Longen en hart worden aan-
kleine giften veroorzaakt het opium bij hen, die niet gedaan, weldra ook maag, darmen en urine-organen
aan het gebruik gewend zijn, eenige droogte in en het gezichtsvermogen neemt af. Gaat men op
mond en keel, vermeerderde dorst, eenige warmte den ingeslagen weg voort, dan nemen al deze ver-
in de streek der maag en eene zekere opgewekt- schijnselen in hevigheid toe, en worden de opium-
heid .... De gemoedsstemming is verlevendigd,
een gevoel van welbehagen treedt in, de kwel-
gebruikers ook door hun uiterlijk kenbaar. „Het
vaste vet wordt vervangen door eene olieachtige
ling van smart en zorgen wijkt, men heeft het afscheiding, tlic op hare beurt weder verdreven
naar den zin en aan de toekomst denkt men niet. wordt en waardoor het aangezicht iets perkament-
Ook acht men zich tot meerdere krachtsinspan- achtigs krijgt. Alle glans verdwijnt uit de oogen,
ning in staat. Was men vóór het gebruik moe, alle Sikkering gaat verloren. Zij schijnen in hunne
lusteloos, krachteloos, daarna is elk gevoel van holten geheel te zijn weggezonken, terwijl de

.
moeheid en afmatting geweken. Doch dan wordt wenkbrauwen kwijnender worden en een vaal
betrekkelijk spoedig verslapping van kracht waar- geel het gansche gelaat bedekt". Ook de nieren
genomen, dan is de spierkracht blijkbaar vermin- worden aangedaan en „vertoonen spoedig eene
derd, de geest werkt trager en hieraan paart zich ontsteking die de aanleidende oorzaak wordt van
een hol gevoel in het hoofd, met neiging tot waterzucht, opgezwollen, met water doortrokken
slapen". Een en ander schijnt het gevolg te zijn voeten, becnen en buik. De zoogenaamde Bright-
van den verlaniinenden invloed dien het opium sche ziekte komt voor den dag ." Klaagde de
uitoefent, waardoor, vooral bij veelvuldig gebruik, lijder reeds lang over spanning op de borst en
het zenuwstelsel sterk wordt aangegrepen. kortademigheid, nu wordt hem het ademhalen
Verschillend wordt geoordeeld over de gevol- bijna onmogelijk, zoodat hij ieder oogenblik dreigt
gen van een dagelijksch matig gebruik op den te stikken. Het bederf der vochten roept groote
mensch. Veelal is het opiumgebruik veroordeeld, puisten, vuile, boosaardige zweren, kliergezw ellen
niet op ervaringsgronden, maar op zuiver moreele en knobbels te voorschijn, zoo niet bij allen, dan
overwegingen, van een eenzijdig standpunt, dat toch stellig bij -j 3 der habitueele opiumgebruikers.
wellicht niet voldoende rekening houdt met het Intusschen is het lichaam vermagerd. Het vleesch
verlangen naar narcotische genotmiddelen dat den is allengs verteerd, het vel hangt als een zak om
mensch, niet het minst in de warme landen, eigen het gebeente. Het aangezicht wordt lijkkleurig
is. Veel schadelijker dan opium is b. v. hasjisj of en zwart, de beenen raken ontbloot als houten
gandja (Dl. I, bl. 537) en welke rampen alcohol blokken". Dat ook de werkzaamheid der hersenen
kan veroorzaken, is ook aan de Nederlanders niet wordt aangedaan spreekt vanzelf; het verstand
onbekend. Het is steeds verkeerd, als de inkomsten wordt beneveld, de denkkracht vernietigd, het
van regeeringen samenhangen met toch altijd tot geheugen vermindert. Dit lijden kan jaren lang
gevaarlijk misbruik aanleiding gevende genotmid- duren totdat de betrokkene sterft, 'tzij aan kar-
delen, maar afgezien daarvan, neigen de deskundi- bonkels, 'tzij aan hartlijden. Ook op de morali-
gen nu, meer dan vroeger, tot de meening, dat teit van den gebruiker werkt het opium vaak in
het matig gebruik van opium voor den Aziaat hooge mate ongunstig. Gezwegen nog van de uit-
weinig schadelijk is. O. a. wordt door J. A. B.
Wiselius, „De opium in Ned.-en in Britsch-Indië",
werking op de geslachtelijke driften, — 0111 welke
te verhoogen men niet zelden met het gebruik
's Grav. 1886, bl. 2 vlg. de gewone voorstelling van het opium begint, terwijl de vcrkoopplaatsen
van de nadeelige gevolgen van het opiumgebruik
als hoogst overdreven aangemerkt. Zij, die zijne
vaak tevens bordcelen zijn, — is menigeen tot
misdrijf vervallen ten einde zich de middelen te
meening deelen, wijzen er dan op, dat tal van in- verschaffen om het gebruik van opium voortte-
landers, vooral koelies, gewoon zijn dagelijks een zettcn. Ken niet gering getal misdaden op Java
zekere hoeveelheid opium te gebruiken en toch is aan misbruik van opium te wijten; het is
groote lichaamsinspanning kunnen verduren, ter- een feit, dat de inlanders zelven over hel opium-
wijl de kwalen, waaraan het overmatig gebruik schuiven en zijne moreele gevolgen ongunstig oor-
van opium zijne gebruikers zeker blootstelt, bij dcelen. Daarentegen wordt wel beweerd, dat het
hen niet in beduidende mate voorkomen. Krach- gebruik van opium het misbruik van sterken
tige voeding schijnt niet zonder invloed te zijn op drank te keer gaat, en dat daar, waar 't opiumge-
het tegengaan van de schadelijke gevolgen van bruik vermindert, dat van alcoholica zou toenemen.
het opiumgebruik: toch wordt beweerd dat zelfs Omtrent de gevolgen van eigenlijke acute of
bij minder goede voeding het opiumgebruik ge- chronische opium- en morphine-vergiftiging is men
ringer gevaar oplevert dan wel eens verzekerd is. volledig ingelicht (zie o. a. L. Lewin, „Lehrbuch
Daartegen wordt door de absolute bestrijders van der Toxicologie", bl. 352), maar over den invloed
het opiumgebruik aangevoerd, dat zelfs bij matige vau opiumschuiven weet men niet veel. Slechts
opiumgebruikers de krachten ondermijnd worden weinig goede beschrijvingen zijn er van den zelf
en dat dcz.cn, wanneer zij door ziekte worden aan- waargenomen invloed van opium eten of rooken.
getast, vaak daaraan bezwijken of althans in veel Bekend is een boek van Thomas De Quincey,
hoogere mate lijden dan zij, die het opium mijden. „Confessions of an opiumeater", (Zie over dezen
Bovendien staat de matige gebruiker voor het ge- aan opium verslaafden auteur eene studie van
vaar dat hij zich geheel aan het genot van opium Arvcde Barine, Essais de littérature pathologi-
zal overgeven, omdat de aanvankelijk gebruikte hoe- que: I'opium, in Revue des deux Mondes 1896,
veelheid niet meer den gewenschten prikkel geeft bl. 116, 343), doch dit geldt geen normaal (Azia-
OPIUM. 105

tisch) geval, maar is meer de toestand van den tengko en hoanko, bereiden, Chineesche woor-
hcdendaagschen morphinist te Londen of Parijs. den, die respectievelijk Chineesche en inlandsche
Le Singapore heeft de Russische natuurvorscher tjandoe beteckenen. Uit eene analyse door Prof.
N. Von Miklucho Maclay zichzelf aan een opium Stoeder van tjandoe, afkomstig van ruw Ben-
rookproef onderworpen; deze proef is uitvoerig, gaalsch en Levantsch opium, (zie „De opium-
doch wellicht ietwat opgesmukt, beschreven in vloek", 11, bl. 91), blijkt afdoende de empirische
het Natuurk. Tijdschr. v. Ned.-Ind. XXXV, bl. 243 bereidingswijze der tjandoe door de pachters, ken-
(„Kin Opium Rauchvcrsuch, Physiologische Notiz"); nelijk uit de telkens afwijkende samenstelling dei-
er zou uit blijken dat het opiumschuiven geenerlei monsters, genomen op verschillende tijdstippen
droomen of hallucinaties, doch alleen een beha- in dezelfde gewesten; niet één kooksel geleek op
gelijk gevoel van rust, veroorzaakt. De rook van het andere; de verhoudingen van morphine- en
tjandoe bevat slechts sporen morphine en onbe- nicotine-gehalte, water en asch zijn dan ook bij
kend is, welk bestandeleel de genietingen teweeg de verschillende monsters uiteenloopend. De be-
brengt (E. Martin, „L'opium, ses abus, mangeurs et reiding der tjandoe door de pachters geschiedt op
fumeurs", 1893). Over een en ander vergelijke men de volgende wijze, behoudens kleine afwijkingen
voorts J. L. Zegers, „Het opiuin-vraagstuk in Ned. hier en daar, die echter aan de hoofdzaak niet
Oost-Indië", Nijmegen 1890. Zie ook E. Metzger, raken. De opiumbollen worden in koud water
„Das Opium in Indonesien", in Revue Col. Inter- geweckt, om het verwijderen van het buitenste
nat. 1887, 11, bl. 175; Dr. J. Van Riemsdijk in gedeelte der schil, dat niet met opium doortrok-
„De Opiumvloek", 11, bl. 83; P. C. J. Van Brero, ken is, gemakkelijker te maken; soms blijft dit
in Gen. Tijdschr. v. Ned.-Indië, XX.YV, bl. 142. wecken achterwege, omdat het buitendeel der uit
(>ok het uitvoerig onderzoek der Engelsche lagen bestaande schil ook droog kan worden weg-
„Royal Commission on Opium" in 1893—94 heeft genomen. De bollen worden opengesneden, de
niet zooveel schuld op het opium geladen als wel inhoud er uit geschept en in eene groote ondiepe
verwacht werd, en de Regeering heeft, na 5 deelen koperen pan met ruim water boven een sterk
rapporten, onlangs (1898) vrijwel aangenomen het houtskolenvuur gekookt; bij enkele grootere pach-
oordeel van Sir W. Roberts, dat „it cannot be ten verwarmt men deze pannen met stoom; met
said to have been adequately proved that mode- een spatel van ijzer of hout wordt voortdurend
rate opium-smoking by itself, and apart from its geroerd en als het sap voldoende ingedikt is,
surroundings and from disease or semi-starvation, neemt men de pan van het vuur en blijft met
bas any prejudicial effect on health". Maar ook den spatel krachtig roeren en kloppen totdat het
daar te lande is de strijd nog niet uitgestreden en mengsel de vastheid van een weinig of niet meer
verneemt men ook het tegenovergesteld oordeel: klevend deeg heeft verkregen; daaraan geeft men
„these five volumes of evidence, carcfully compiled den vorm van een bol, die dan in de pan zelf
as they have been, in the mam through the in- met eene andere van gelijke grootte platgedrukt
st runientality of an ablc Government fighting for wordt totdat het deeg de geheele pan met cene
its revenue as neecssary for its life, yet leave an overal even dikke laag vult. De tweede bewer-
unmistakable conviction, that the opium habit, king bestaat daarin, dat de pan met het deeg et-
apart from any medical use, is physically inju- in omgekeerd boven een zacht houtskolenvuur
rious, and morally indcfensible, just in proportion geplaatst wordt, zoodanig dat het deeg rechtstreeks
to the extent to which it prevails" (J. Rowntree, aan de hitte is blootgesteld, het laat dan bij dunne
„The opium habit in the Easl; a study of the laagjes los, die telkens weggenomen worden ; elk
evidence given to the Royal commission 011 opium, laagje ziet er uit als een groote dunne koek van
1893—94", London 1895). eene zwartbruine viltachtige zelfstandigheid en
Daar de Regeering den aanplant van den papa- wordt binnen een paar minuten zoo bros, dat het
ver in Ned.-Indië verboden heeft, — wellicht ten
onrechte, dewijl cene eventueele cultuur gemakke-
bij aanraking breekt. Als derde bewerking worden
deze opiumkoeken in stjikken gebroken en in ruim
lijk onder controle kon gesteld worden en opium, water een nacht over te wecken gezet, waarna ze
met inbegrip van morphine, een kostbaar artikel ongeveer geheel opgelost zijn; deze oplossing wordt
is, terwijl uit de zaden (kem'bang apion, Dl. 11, gefiltreerd door een filter van doek en Chineesch
bl. 213) 30 —50 % eener goede vette olie te win- papier en dan door koken en kloppen ingedikt
nen is — is het opium, dat aldaar verbruikt wordt,
van vreemden oorsprong en komt uit de Levant
als bij de eerste bewerking; de tjandoe is dan
gereed. Het bovenstaande geldt zoowel voor Ben-
of uit Britsch Voor-Indië. Omtrent de teelt enz. gaalsch als voor Levantsch opium, alleen verdeelt
in het laatstgenoemde land zijn belangrijke mede- het laatste zich bij het roosten niet in koeken,
deelingen vervat in de vroeger vermelde werken maar blijft ééne massa, die daarom door elkaar
van Watt en Wiselius; voor nadere bijzonderheden kruisende insnijdingen in kleine blokjes wordt
zij naar die geschriften verwezen. verdeeld, zoodat de gloed van het vuur overal
De Ned.-Indische Regeering, die het opium doordringen kan. De vermenging van Bcngaalsch
hetzij' in Calcutta, hetzij in de Levant gekocht en Levantsch opium geschiedt na de roosting.
heeft, behoudt zich het uitsluitend recht van in- Het binnenste gedeelte der schil van de opium-
voer en verkoop van opium voor. Zooals later bollen, waaraan opium kleeft of dat daarmede
meer in bijzonderheden zal worden vermeld, heeft doortrokken is, wordt in ruim water uitgekookt
zij sedert 1894 in sommige gewesten het debiet in en het aldus verkregen opiumhottdend water na
het klein op zich genomen, maar in het grootste filtreering gebruikt om hoanko te koken, zoo-
gedeelte van Ned.-Indië staat zij nog het recht op dat niets verloren gaat; bij de duurdere tengko
dit debiet aan pachters af. Zij levert aan deze doet men dit niet, omdat het aftreksel der schil-
het opium, zooals zij het ontvangt, maar voor len een daar niet gewenschten bijsmaak geeft.
dat dit voor het gebruik geschikt is, moet het Voor elke soort van tjandoe wordt reeds bij de
nog cene vrij ingewikkelde bewerking ondergaan, eerste koking wat citroensap gevoegd ter betere
waarbij de pachters in hoofdzaak twee kwaliteiten, extractie der verschillende alkaloïden en voorts
106 OPIUM.

ter versterking van den smaak eene kleine hoeveel- (Afbeeldingen o. a. bij Hartwich, t. a. p.). Bij
heid dj i t j in g of tahi ma dat, d.i. de teerachtige het gesloten einde is eene kleine opening, waarin
zelfstandigheid, die zich in de koppen der opium- een breede, holle bol of kop (tjoepak) van
pijpen afzet en veel morphine bevat; deze stof hout, hoorn, aardewerk, ivoor, zilver of ander
wordt door de verbruikers en kithouders verza metaal door middel van een tuitvormig mondstuk
meld en aan de pachters verkocht. Het gemiddeld wordt vastgezet, welke kop een kleine en tepel-
rendement bij het bereiden van tengko kan vormigc boyenopening heeft waarin het balletje
gesteld worden op ruim 60 % van het bruto ge- opium gelegd wordt. Bij den rooker, die meestal
wicht van het gebruikte ruwe opium en bij ,
liggende schuift, staat een brandend lampje (d i a n
hoanko is dit hooger, omdat men daarvoor de palita), in de vlam waarvan hij den pijpekop
residuen der filtreeringen nader met citroensap houdt, totdat het balletje opgerookt is, waarbij
uittrekt en suiker, bijvoegt, dan wel tot gelei ge- de rook zoolang mogelijk binnengehouden wordt
kookte onrijpe maiskorrels om het volume te ver- ten einde zooveel men kan van het opium genot
meerderen ; hoe ver men hierbij gaat, is niet met te hebben. Mayer (Blik i. h. Jav. volksleven, 11,
zekerheid te zeggen, sommigen spreken van ren- bl. 502) deelt mede dat opium nog wel met tabak
dementen van 100%, wat als gemiddelde zeker- vermengd, in een strootje gerookt wordt. Ook
lijk ver overdreven is. Ook wordt de zware boete, wordt bij de toebereiding van rook-opium op Java
waarbij aan de pachters verboden is het opium wel gebruik gemaakt van gandja, van fijngesne-
te vervalschen of met vreemde bestanddeelen te den Chineesch papier of een stukje pisang. Soms
vermengen zelden of nooit opgelegd; aan den wordt een extract van andawali in plaats van
anderen kant is het echter zeker dat de officieel opium gebezigd, ook de bladeren van se la ton
aangenomen verhouding van 50 °/0 (art. 17 regl. (een Eraxinus-soort). Een uitgebreide verzameling
1890) niet te hoog genomen is. Door sommige van op opium betrekking hebbende voorwerpen,
pachters, voornamelijk in Midden-Java, wordt nog van papaverbollen tot opiumpijpen, vindt men in
ten behoeve der inlandsche bevolking tikee be- het Koloniaal Museum te Haarlem.
reid ; men neemt daartoe de als tabak fijngesneden Het gebruik van opium schijnt door vreemde-
bladeren van de awar-awar (Ficus septica, zie Dl. I, lingen, misschien wel door Chineezen, in den
bl. 74) en vermengt die met tjandoe (hoanko van Indischen archipel te zijn ingevoerd, en was bij
de minste soort). De aldus toebereide massa wordt de komst der Nederlanders vermoedelijk op Java
in eene zooveel mogelijk gelijke laag uitgespreid wel bekend, ofschoon weinig verbreid. Spoedig
en daarna tot dobbelsteenen gesneden, die ver- nam het eene plaats in onder de handelsartikelen
volgens met de hand tot bolletjes van ongeveer der 0.-I. Comp.; de handel in opium nam toe
2 c.m. middellijn worden gerold; uit een thail in belangrijkheid toen zij in 1676 het uitsluitend
tjandoe worden gewoonlijk 300 van die bolletjes recht op den invoer in het rijk Mataram, in
verkregen. 1678 in Cheribon en later in Bantam verkreeg.
De pachters verpakken de tjandoe voor den Zij kocht het opium in Bengalen door middel
verkoop in verschillende hoeveelheden, variccrende van inlandsche makelaars, die het in de opium-
van eene halve mata of tji (1,93 gram) tot een thail voortbrengende districten opkochten; nadat de
(38,6), grootere hoeveelheden dan van een thail Engelschen aldaar de macht in handen hadden
mogen niet tegelijkertijd verkocht worden; de gekregen (1765) werd die handel echter beperkt.
hoeveelheden van minder dan 4 mata worden in De Comp. behield zich het recht voor tot den uit-
een gedroogd bamboeblad gevouwen, dat met een sluitcndcn invoer van opium in Batavia, waar
splinter wordt toegestoken; verder gebruikt men zij het ingekochte opium in 't klein verkocht en
blikken doosjes. Elk bolletje tikee wordt in een aan de koopers licentien gaf voor den invoer in
stukje Chineesch papier gewikkeld. De verkoop- de Mataramsche of andere zeehavens. De winsten,
prijzen loopen in de verschillende pachtdistricten door haar behaald, werden echter aanzienlijk ver-
zeer uiteen en zijn zelfs in hetzelfde pachtdistrict minderd door den sluikhandel, die vaak op groote
niet altijd gelijk; als voorbeeld mogen de prijzen schaal gedreven werd en zelfs niet door be-
te Batavia vermeld worden namelijk '/2 mata dreiging met doodstraf kon worden tegengegaan.
ƒ0,16, I mata ƒ0,32, i/2 mata ƒ0,48, 4 mata Om dien smokkelhandel te beperken en tevens
fl, l2'/ 2 mata ƒ2,60, 25 mata ƒ5, '/2 thail de productie in hare bezittingen in Voor-Indië
(50 mata) ƒ9, I thail ƒ18; elders zijn de prijzen te beschermen, werd de invoer van Bengaalsch
meestal lager. Het bolletje tikee wordt gewoonlijk opium in 1742 opengesteld, doch de handel door
voor 4 centen verkocht. zware rechten getroffen. In 1745 werd de „Socie-
Terwijl oorspronkelijk, gelijk nu nog in Klein- teyt tot den handel in amphioen" opgericht, eene
Azië, Arabië en Britsch-Indië (alleen in Burma is naamlooze vennootschap wier aandeelhouders groo-
het rooken meer algemeen dan het eten) het opium tendeels ambtenaren waren en aan wie de Comp.
gekauwd of met water vermengd gedronken wordt, alle opium, welke deze uit Bengalen kreeg, afstond,
is het in Ned.-Indië gebruikelijk het te rooken (Jav. waarvan de sociëteit het uitsluitend recht van
uitdrukkingen zijn: ngoedoed, rooken; njc- verkoop in het klein kreeg (Plakaatboek V, bl.
rct, opslurpen; nginoem of minocm, drin- 284, 296) ten einde, zooals het octrooi van 30 Nov.
ken; ngisep, zuigen; mangan of makan, zich uitdrukte: het privative debiet der 0.-I. Comp.
eten), dat door ons „opiumschuiven" genoemd „soo evidentelijk competeerende, dog door de con-
wordt, misschien als uitdrukking voor „het krach- tramineurs van haren handel soo dikwils en onbe-
tig inzuigen of ophalen van den rook gepaard schaamdelijk door allerlei practyequen en sluykc-
met een sissend, sijfelend, schuifelend of fluitend ryen g'infringeert ende ondermynt werdende, op
geluid" (Veth). Daartoe wordt gebruik gemaakt de meest uitvoerlykste wyze aen haer voor het
van een pijp (bed oe dan), bestaande uit een vervolg versekert en teffens op een seker jaarlyks
steel of roer (oeroen g) van metaal of bamboe, inkomen uyt dit voornaamste articul van haren
ter dikte van iets meer dan een vinger, onge- handel staat gemaakt kan werden met uitsigt tot
veer een voet lang en aan één zijde gesloten. verdere verbeteringe van dit middel door den
OPIUM. 107

tijd". Den 15Jt.11 Maart 1794 werd de sociëteit kelhandel wel middelen wist te vinden die hoeveel-
opgeheven (Plakaatboek XI, bl. 666), nadat de aan- heid aanzienlijk te vermeerderen. Deze handel werd
deelen grootendeels in handen waren gekomen soms op reusachtige schaal gedreven; organisa-
van lieden in Europa of, voorzoover zij nog in tiën, waarbij millioenen op het spel stonden, wer-
het bezit waren van personen in Indië, deze ver- den in 't leven geroepen, die op tal van plaatsen
mogende lieden of ambtenaren waren, zoodat de hare agenten hadden, om het opium intevoeren
intentieom haar te „doen dienen tot een vast en aan den man te brengen. Op allerlei wijzen werd
en geaccrediteerd fonds voor de gemeente om het artikel, dat in kleinen omvang groote waarde
daar in haere capitalen en middelen te bestee- vertegenwoordigde, ter sluiks ingevoerd; kisten,
den,... niet langer kon worden bereikt en dat
ook de tegenwoordige omstandigheden van de
potten, vaten, bierflesschen, sardijntjes-blikken,
zolen van Chineesche muilen, Chineesche graven,
maatschappij (d. w. z. de 0.-I. Comp.) ....
langer toelaten om een gedeelte der voordeden
niet steenen beelden, duiven, — ja zelfs het mensche-
lijk lichaam werd benuttigd om het opium in te
uit den verkoop en het debiet der amphioen in verbergen'). Onwillekeurig werkte het Gouv. soms
deeze gewesten proflueerende .... aan particulieren
aftestaan". Met het beheer van het monopolie,
tot den smokkelhandel mede, door de verpachting
der Duizend-eilanden (Dl. I, bl. 160) die hoofd-
dat thans geheel ten bate der Comp. kwam, werd zakelijk goede resultaten opleverde, omdat zij bij
de Amphioen-directie belast, die het opium, door uitstek gunstig gelegen waren voor de opium-
de Comp. aangevoerd, in het groot verkocht, smokkelarij. En wat men aanvankelijk niet ver-
'tgeen de koopers dan weder in het klein moch- moedde, ook de pachters bleken in den smokkel-
ten debiteeren. Daendels hief ook deze instelling handel betrokken te zijn. Deze, zonder uitzonde-
op en voerde de verpachting in van het recht ring vreemdelingen, Chineezen, en zich niet om
tot het bereiden en in het klein verkoopen van het welzijn der bevolking bekommerende, hadden
het opium in daarvoor aangewezen verkoopplaatsen groot belang bij een uitgebreid debiet, en wan-
(kitten), een maatregel reeds in 1747 op kleine neer het Gouv. hun slechts weinig opium ver-
schaal ■te Batavia genomen, doch na 3 maanden strekte, vulden zij dit door den smokkelhandel aan;
weder ingetrokken. Raffles beval in 1815 beper- ja zelfs, wanneer dit hen dwong veel opium te
king van het gebruik van opium tot de steden nemen, trachtten zij nog meer te verkoopen, des-
Batavia, Semarang en Soerabaja, doch reeds in noods ook door invoer ter sluiks in andere pacht-
1816 moest op bevel uit Bengalen deze maatregel districten. Niemand dan de pachter was beter
weder worden ingetrokken. Na het herstel van het in staat, smokkelhandel te drijven, daar hij be-
Nederlandsche gezag, bleef de pacht gehandhaafd; voegd was groote hoeveelheden opium te bezitten,
de invoer in het groot was vrijgelaten, maar de terwijl vaak eene machtige organisatie hem ten
pachters alleen waren tot het debiet in het klein dienste stond, en hij in zijne afhangelingen, o. a.
gerechtigd. Een belangrijke maatregel werd in 1827 de agenten voor den verkoop, gewillige werktui-
genomen, toen de Handelmaatschappij het recht gen vond die soms voor geen geweld terugdeins-
verkreeg om tegen zekere uitkeering aan den lande, den, zooals o. a. in 1852 bleek, toen inlandsche
opium uit de eerste hand te koopen en in het huisgezinnen in Pasoeroean, die den pachter had-
klein te verkoopen, welk laatste recht zij weder den kunnen verraden,' door hem onder bedreiging
verpachtte; in 1833 trok het Gouv. echter weder met den dood uit het gewest verbannen werden.
de exploitatie van het opium aan zich en heeft De stelsels, door de Regeering gevolgd, kun-
dit tot heden toe behouden. Verscheidene stelsels nen beschreven worden als eene afwisseling tus-
werden daarbij door de Regeering gevolgd, die schen tiban en siram. Tiban noemt men het
uitingen waren van haar streven om een tweetal, opium dat de pachter verplicht is van het
moeilijk te vereenigen, doeleinden te bereiken: Gouv. te nemen, en waarvan de hoeveelheid en
beperking van het gebruik onder de inlandsche prijs door het Gouv. worden vastgesteld; siram
bevolking, wegens de groote nadeden, die dit het opium dat hij nog bovendien kan verkrijgen.
voor deze ten gevolge had, en ...
de verkrijging
van eene zoo hoog mogelijke winst. Te moeilijker
Het uitsluitend tiban-stelsel zou zeker betrekke-
lijk het beste zijn, wanneer men precies de juiste
viel dit omdat de Regeering tot voor korten tijd hoeveelheid kende, die de pachter aan den man
zich voortdurend bediende van tusschenpcisonen, kan brengen, vooral wanneer het opium tegen
wier belang medebracht het debiet van opium hooge prijzen den pachter geleverd wordt en de
zooveel mogelijk uittebreiden: de pachters. De Regeering dus een ruim aandeel in de winsten
Regeering debiteerde namelijk de in het groot kreeg. Maar die kennis ontbreekt in den regel
verkregen opium niet aan de consumenten, maar geheel; de mogelijkheid meer of minder opium
stond het uitsluitend recht daartoe af aan hen, te slijten hangt te zeer van verschillende, niet te
die dit op de voor haar meest gunstige voorwaar- controleeren omstandigheden af. Er is dus groote
den, bij openbare uitbesteding bedongen, van haar kans dat men te weinig opium geeft, waardoor
verkregen. Daartoe werden Java en Madoera in de pachter geprikkeld wordt den smokkelhandel
pachtdistricten verdeeld; hij, die door de Regee- te hulp te roepen; geeft men hem te veel, dan
ring als pachter werd aangenomen, kreeg het uit- zet dit hem aan het debiet uittebreiden en zelfs
sluitend recht van opiumdebiet in het hem toe- in vreemde pachtdistricten te smokkelen. Dit laatste
gewezen district, maar mocht geen ander opium was vooral het geval wanneer men, zooals een
verkoopen dan dat, 'tgeen hem van Gouv.wege enkele maal geschiedde, de pacht aan hem gunde,
verstrekt werd. Wanneer nu bij de Regeering de die aannam de meeste tiban te nemen; men deed
wensch op den voorgrond kwam om het gebruik
van opium te beperken, lag het voor de hand 1) Men heeft wel aangeraden de tjandoe door
den pachter slechts een betrekkelijk geringe hoe- den fiscus te doen vermengen met een weinigje,
veelheid opium te verschaffen. Dit zou inderdaad door chemici gemakkelijk aantetoonen stof, b. v.
doeltreffend geweest zijn, ware het niet dat een een spoor lithium-zout, ten einde de gesmok-
vaak op zeer uitgebreide schaal werkende smok- kelde waar te kunnen herkennen.
108 OPIUM.

dit om de ware behoefte aan opium te leeren zooveel opium verstrekt als hij ten genoegen van
kennen. Gewoonlijk eischte men echter een pacht- het hoofd van gewestelijk bestuur zou aantoonen
schat en werd hij pachter, die aannam het hoog- te behoeven en dit wel tegen den uiterst lagen
ste bedrag te betalen; soms werd daarbij de tiban prijs van ƒl2 de kati (vgl. St. 1853 n°. 89 met
voor lagen prijs geleverd, 'tgeen in den regel nadee- 1854 n°. 76). Onder de werking van dit stelsel
lig voor den lande moest zijn, daar er voor de steeg de hoeveelheid opium, die wettig verkre-
exploitatie van de pacht, die groote kapitalen en gen werd, in beduidende mate; in 1855 nog slechts
zekere bekwaamheid vorderde, weinig concurrentie 622 kisten, nam zij achtereenvolgens toe tot 708,
te vinden was. 846, gi3, 998, 1056, tot zij in 1861 1022 kisten
Werd de tiban vaak slechts tegen hoogen prijs bedroeg. In laatstgenoemd jaar werd tot een ge-
verstrekt, zoo werd de siram, — wanneer deze
den pachter werd toegestaan ('tgeen vooraf in de
heel ander stelsel overgegaan. In de meening dat
men nu achter de behoefte aan opium gekomen
pachtvoorwaarden bepaald wordt), — gewoonlijk
tegen lageren prijs gegund. De hoeveelheid siram
was, werd de pacht hem gegund, die aannam de
hoogste pachtsom te betalen; hem werd echter
was soms beperkt, d. w. z. in de pachtvoorwaarden niet meer dan eene bepaalde hoeveelheid opium
uitgedrukt, soms onbeperkt, d. w. z. de pachter verstrekt, die voor 1862 op 875 kisten gesteld
mocht zooveel opium boven de tiban nemen als werd; eene hoeveelheid dus beduidend minder
hij wilde; soms ging dit echter gepaard met aan- dan het bedrag in 1861 door de pachters geno-
tooning der behoefte ten genoegen van den resi- men, en die later nog werd ingekrompen (765,
dent, die dan beslissen moest of de pachter ook 705, 705, 714, 714, 714, 704). St. 1861 n". 98.
te veel eischte, — een taak die den resident een
zware verantwoordelijkheid oplegde en waarvoor
Tegelijk met dezen maatregel, die ten doel had
het verbruik te keer te gaan, doch daarbij niet
hem de gegevens dikwijls ontbraken. De onbe- voldoende rekening met den smokkelhandel hield,
perkte verstrekking van goedkoop opium had werden nog andere van dezelfde strekking geno-
natuurlijk dit voordcel, dat de Regeering meel-
de behoefte aan opium leerde kennen en dat de
:
men uitbreiding der verboden kringen en beper-
king van het getal kitten. „Verboden krin-
smokkelhandel, althans voor zoover de pachter gen" worden de streken genoemd, waar het ver-
daarbij betrokken was, zoo goed als geheel op- boden is opium of overblijfsels daarvan intevoeren
hield, althans in zijn eigen district, — niet altijd
echter terstond, daar de pachter vaak nog aan de
of te verkoopen; de voornaamste dezer zijn de
Preanger regentschappen, waar de bevolking niet
leveranciers van gesmokkeld opium verbonden was. aan het gebruik van opium was overgegeven, en
Maar daartegenover stond het onmiskenbare gevaar met medewerking van de regenten, in 1824 (St.
voor grooter uitbreiding van het debiet, —
door smokkelarij in naburige districten; absoluut
ook n°. 44) dat gebruik verboden werd, deels zeker
in het belang der bevolking, doch ook om de
onbeperkte verstrekking zou trouwens het Gouv. Chineezen, wien men kort te voren het verblijf
in moeilijkheden hebben kunnen brengen tegen- aldaar ontzegd had, te weren en om klandestie-
over eischen van den pachter, waaraan het niet nen verkoop van koffie door de bevolking te fnui-

-
of slechts zeer moeilijk zou kunnen voldoen. ken. Ook in zulke kringen heeft men den smok-
De achtereenvolgende regelingen van den ver- kelhandel nooit geheel te keer kunnen gaan. Kit-
koop van opium in het klein nu waren hoofdza- ten zijn verkoopplaatsen van opium: alleen daar
kelijk een afwisseling van het tiban- en het siram- mag het opium worden verkocht. De kitten mogen
stelsel. Toen de Staat de exploitatie van het opium ook worden ingericht voor het verbruik van
niet langer aan de Handelmaatschappij opdroeg, opium; er wordt echter, — althans in de regee-
stond hij het recht tot den verkoop van opium
perceelsgewijze en voorloopig ondershands af;
ringsvoorschriften, — tegen gewaakt dat zij die
treurige tafcreelen van losbandigheid en verdier-
de pachter moest een zekere hoeveelheid opium lijking vertoonen welke in andere landen, b. v.
nemen voor den hoogen prijs van ƒlO.OOO de in China, zoo vaak worden waargenomen, waar
kist of ƒlOO de kati (de Handelmaatschappij gaf de verkoopplaatsen ook bordcelen zijn. Daarom
zelden meer dan ƒ3000 a ƒ4000); hij kon meer mogen o. a. vrouwen en jongelieden, van wie men
krijgen tegen ƒ40,60 per kati. In 1834 en 1835 niet zeker weet dat zij den leeftijd van 18 jaren
werd het opium in veilingen verkocht en hij werd bereikt hebben, niet in de kitten worden toege-
pachter, die aannam het meeste opium te nemen. laten; die inrichtingen mogen, zonder noodzaak,
Op grond van de ondervinding, toen opgedaan, niet gelegen zijn in de nabijheid van een pand-
werd de waarschijnlijke behoefte aan opium op huis of openbare sjicelplaats; dobbelspelen mogen
430 kisten gesteld en deze hoeveelheid als tiban er niet worden toegelaten noch mag er crediet
aangenomen; siram werd echter tot hoogen prijs worden verleend. Niet zelden echter is er, volgens
toegestaan. Pachter werd hij die aannam boven Dr. Van der Burg (De Geneesheer in Ned.-Indië,
het kostende van de tiban den hoogsten pachtschat I, bl. 240) een bordeel bij de kit of direct in de
te betalen (St. 1834 n«. 53, 1835 n'>. 49). In buurt aanwezig. Het spreekt vanzelf dat de ver-
1843 werd hij pachter, die aannam de grootste leiding tot schuiven toeneemt, naarmate de kitten
hoeveelheid opium te nemen, die tegen hoogen talrijker en dus gemakkelijker te bereiken zijn;
prijs (ƒ175 de kati) werd afgestaan (St. 1842 daarom worden het getal kitten en de plaatsen,
n°. 42); in 1848 werd weder eene bepaalde hoe- waar eleze gevestigd mogen zijn, van Gouv.wege
veelheid tegen ƒlOO de kati verstrekt, waarbo- vastgesteld. In 1861 bedroeg hun getal 1821, dat
ven nog één vierde als siram kon worden geno- in 1874 tot 676 was teruggebracht; daarna steeg het
men, en daarbij een pachtschat geëischt (St. 1847 tot 854 in 1887 en 894 in 1893. Voor 1898—igoo
n°. 42). is het op 818 bepaald; bovendien waren er op het
In 1855 werd een zeer stoute proef genomen einde van ißg7 84 regie-kitten. Er bestonden (en
ten einde de waarschijnlijk benoodigde hoeveel- bestaan vermoedelijk nog) geheime kitten, wier
heid opium te leeren kennen. Aan den pachter, getal vroeger zeer groot was en op duizenden ge-
die aannam de hoogste pachtsom te betalen, werd schat werd, 'tgeen wel geweten werd aan het zoogen.
OPIUM. 109

p atoengan-stelsel, waarbij werd toegestaan dat de opiumpacht van 1890, St. n". 149, aangevuld
met speciale vergunning van den resident eenige bij St. 1892 n°. 194, 1893 n°. 71, 1897 n°. 194,
inlanders te zamen de door een hunner ingekochte 223, Bijbl. 2257, 2269, 2333, 2440, 2441, 2894,
tjandoe gebruikten. Dit ontaardde langzamerhand 2g2g, 2g35, 352g, 3667, 4003, 4054, 4058, 4243,
in zoogen. erkende geheime kitten, waarop geene 5204. Bovendien worden nog bijzondere pacht-
de minste controle kon worden uitgeoefend, zoo- voorwaarden voor een of meerdere jaren vastge-
als dit wel in de openbare kitten geschiedt, daal- steld; voor iBgB dan wel voor lßg×l9oo zijn
de pachter en zijne boeken onder controle staan. zij geregeld bij St. 1897 n°. 195, 223; zie ook
In iB6g werd opnieuw van stelsel veranderd, St. IBgB n°. 256. Diensvolgens zijn invoer van
daar de Regeering de meening was toegedaan, dat opium en opium-praeparaten anders dan ten be-
het toen beslaande systeem den smokkelhandel in hoeve en voor rekening van het Gouv. verbo-
de hand werkte en dus den lande van belangrijke den; aan bevoegde geneeskundigen en apothe-
inkomsten beroofde, zonder daarom het misbruik kers is. echter die invoer tot zeer beperkte hoe-
van opium tcgentegaan. De pachter zou voortaan veelheden vergund. Zware vrijheidsstraffen en boe-
tiban verkrijgen en bovendien zooveel opium als ten zijn gesteld op bezit, vervoer en verkoop
hij zelf verlangde (St. 1869 n°. 81), 'tgeen echter van onwettig opium; als zoodanig wordt, voor
in 1871 (St. n°. 189) beperkt werd tot het dub- anderen dan den pachter, steeds ruw opium be-
bele van de tiban; alleen met bijzondere vergun- schouwd en ook bereid opium boven zekere hoe-
ning van het Gouv. kon daarna meer siram worden veelheid, al of niet van den pachter verkregen.
toegestaan. Verscheidene verboden kringen werden Deze laatste bepaling heeft er niet zelden aanlei-
om dezelfde reden ingetrokken. De hoeveelheid ding toe gegeven dat men uit wraak bij anderen
wettig verkochte opium steeg ontzaglijk en wel opium heimelijk verborg en dan van de aanwe-
in 1870—1872 tot 1263, 2033 en 2664 kisten, zigheid daarvan aangifte deed, ten einde hem, in
terwijl het aantal aanhalingen niet in beduidende wiens woning het opium gevonden werd, de straf
mate verminderde. In 1873 keerde men dus tot het te doen beloopen op onwettig bezit ervan ge-
niaximum-tiban-stelsel terug en werd den pachter steld; dit feit is echter in het reglement straf-
slechts eene bepaalde hoeveelheid opium verstrekt baar gesteld. Zeer strenge bepalingen, die een
tegen den lagen prijs van ƒ3OOO de kist (St. 1872 nauwlettend passenstelsel voorschrijven, regelen
n°. ig7). De hoeveelheid, toen verkrijgbaar ge- het vervoer van opium binnenslands; om den
steld, bedroeg 1170 kisten; zij is in 1881 op sluikhandel ter zee tegen te gaan mogen schepen
1765 kisten gebracht, in 1885 op 1753 kisten en met opium aan boord zich buiten het geval van
in lBg3 (het laatste jaar vóór de invoering dei- zeeramp of nood, niet binnen een bepaalden af-
regie) op 1759 kisten. Voor lBg7 is het maxi- stand van de kust ophouden, behalve in de straten
mum voor de 15 pachtperceelen, waarin Java ver- Soenda en Bali. Op Europeesche wijze getuigde
deeld is, (Batavia en Krawang maken met de Lam- schepen boven zekere groottekunnen echter in som-
pongs één perceel uit) op 13g2 kisten gesteld, of mige havens worden toegelaten; het opium, door
201 kisten minder dan voor den toen verloopen deze geladen, wordt dan gelost, bewaakt en weer
pachttermijn. Door de pachters wordt echter dat aan boord gebracht om uitgevoerd te worden. Op-
maximum niet genomen; van 1895—1897 namen slag van opium in entrepot, vroeger toegestaan, is
zij daarvan slechts 62,40%, 51,69% en 4g,og %. thans slechts bij uitzondering toegelaten. Het aan-
Met dit stelsel is ook eenige uitbreiding der ver- gehaald opium wordt vcrbcurdverklaard en te gelde
boden kringen gepaard gegaan; zij zijn thans de gemaakt; het grootste gedeelte van de opbrengst
gewesten Bantam en Preanger en gedeelten van en van de betaalde boeten wordt aan de aan-
Krawang, Cheribon, Banjoemas, Bagelen, Batavia, brengers, aanhalers en hunne handlangers uitge-
Tegal, Pekalongan en Soerabaja (afd. Bawean), keerd, ten einde hunnen ijver te verhoogen. De
St. 1824 n". 44, 1858 n°. 131, 1861 n". g7, 1862 verpachting van het recht tot den verkoop van
n<>. 122, 1863 n°. 127, 1864 n». 158, tjandoe (verkoop van ruw opium en alle daaruit
1870 n". 154, 1871 n». I7g, 1872 n°. 107, 1884 getrokken bestanddeelen heeft het Gouv. zich
n°. go, iBBg n°. 157, 1890 n". 121, 254, 1892 onvoorwaardelijk voorbehouden) geschiedt thans
n°. 166, iBgB n°. 254, iBgg n. 160. Maatrege- voor 1 of 3 jaren, naarmate van de min of meer
len werden genomen 0111 den smokkelhandel te groote voordeden voor den Staat; zij geschiedt
keer te gaan en daartoe belangrijke bedragen bij opbod in den regel op de hoofdplaatsen der
beschikbaar gesteld; een ambtenaar, de heer Te gewesten, welke laatsten, met de bovenvermelde
Mechelen, die als ass.-res. van Djoewana den uitzondering, ieder een perceel uitmaken, voor
verboden invoer van opium krachtig te keer had elk waarvan het maximum opium bepaald is dat
gegaan, werd belast met de leiding der maatre- de pachter kan ontvangen, doch niet behoeft te
gelen ter zee tot bestrijding van den sluikhandel nemen; de pacht wordt voorloopig hem toegewe-
ter zee, terwijl in iBBg een hoofdinspecteur voor zen die boven den prijs van ƒ3O voor elke kati
de opium-aangelcgcnhedcii werd aangesteld, bij opium, door het Gouv. geleverd, den hoogsten
wien ook de leiding van de opium-recherche ter pachtschat biedt. Staande de verpachting kan de
zee berustte. Thans is de leiding daarvan opge- pachter verklaren in welke verhouding hij Ben-
dragen aan den hoofdambtenaar, chef van den gaalsch en Levantsch opium verlangt", bezit van
dienst der opium-regie (St. 1884 n°. 41, 42, 1886 opium, niet door het Gouv. verstrekt, is strafbaar,
n». 34, 1889 n». 234, 1898 n°. 77, Bijbl. 4243, terwijl elke vervalsching of vermenging streng
4416, 4417, 4465, 4610). De ambtenaren enz. be- verboden is. Opiumprijs en pachtsom moet de
voegd controle uittcocfenen op het vervoer van pachter maandelijks betalen. De pachter, onder-
opium door de pachters en hun personeel zijn pachter, hunne zaakgelastigden of slijters zijn alleen
aangewezen in St. 1890 n°. 243. bevoegd tot den verkoop in het klein; de ver-
liet stelsel van 1873 wordt ook nu gevolgd, koop van opium, zelfs al is het afkomstig van
althans in die gewesten op Java waar de verpach- genoemde personen, alsmede alle vervreemding
ting nog beslaat. Daar geldt het reglement voor van overblijfselen van opium en van het opium
110 OPIUM.

dat daaruit is verkregen, is verboden aan ieder, mogelijk zijn: door te koken in vacuumpannen,
die daartoe niet volgens het reglement bevoegd is. te filtreeren door persen en te roosten op doeken
zonder eind van metaalgaas, die door verwarmde
Een voor het opiumvraagstuk belangrijk jaar ruimten loopen, kunnen veel tijd en kosten ge-
was 1893, toen besloten werd om, ter vervanging spaard worden; deze verbeteringen worden voor
van de opiumpacht, de proef te nemen met de een deel reeds aangewend, maar zullen voorna-
zoogen. opiumregie, d. w.z. bereiding, detailverpak- melijk in de nieuwe fabriek tot haar recht komen.
king en verkoop door den Staat in eigen beheer; Door een geheim in de bereiding is de tjandoe
een maatregel reeds in 1888 door Mr. P. Broos- der regie met zekerheid van alle andere te onder-
hooft in zijne Memorie (bl. 156) aanbevolen. kennen. De verkoopprijzen der regie regelen zich
Reeds lang waren de oogen geopend voor de ge- zooveel mogelijk naar die der pacht in welker
breken van het bestaande stelsel, waarbij de pach- plaats zij treedt.
ters, die aanzienlijke macht en invloed bezaten, De genomen proef nam, naar het oordeel der
groot belang bij uitbreiding van debiet hadden, Regeering, een zoo bevredigend verloop, dat zij
en in stede daarvan werd aanbevolen een stelsel reeds in 1896 ook in Pasoeroean, Probolinggo en
waarbij de verkoopers niet geïnteresseerd waren; Besoeki werd voortgezet, en dat zelfs in het vol-
met name geschiedde dit door den in 1890 opge- gende jaar, ook op grond van de ondervinding in die
richten Anti-opiumbond (zie zijn orgaan „deüpium- gewesten verkregen, in beginsel besloten werd tot
vloek") en zijnen oprichter, Jhr. Mr. W. Elout invoering der regie op Java en Madoera, zoomede
van Soeterwoude. Vgl. ook N. J. Struyck, „Opium- in de afdeeling Lombok; een en ander nadat bij
pacht of opiumregie", 's Grav. 1889. Het gelukte de wet van 30 Dec. 1897 (St. 1898 n«. 5) fond-
de Regeering in zooverre voor dit plan te win- sen waren toegestaan tot voorziening in de uit-
nen, dat het lid in den Raad van Indië W. P. gaven, daarvoor vereischt. In genoemde afdeeling
Groeneveldt de opdracht erlangde om zich naar is de proef met de regie genomen sedert I April
Cochin-China te begeven, ten einde de werking 1897, met dien verstande dat het gebruik van
van de daar ingevoerde opiumregie te bcstudee- opium beperkt moet blijven tot de nederzettingen
ren; de vrucht dier zending was een belangrijk van vreemdelingen, en aan Baliërs en Sassaks
rapport over het opium-monopolie in Fransch 'verboden is (St. 1897 n°. 17, 18, 20). Met I Jan.
Indo-China, dat o. a. als bijlage bij de Memorie iBgg is de regie ook in de res. Soerabaja inge-
van antw. Ind. begrooting 1892 gepubliceerd werd voerd; elders is de pacht nog voorloopig behou-
en waarin de steller met aandrang tot de in- den, doch zal door de regie vervangen worden,
voering eener regie volgens door hem aangegeven zoodra de nieuwe tjandoe-fabriek gereed is, die
hoofdpunten adviseerde. Ofschoon het niet aan op hetzelfde emplacement als de oude wordt op-
bezwaren ontbrak, tegen eene regie ingebracht, gericht, behoudens de mogelijkheid dat de uit-
die vooral door den oud-directeur van finantiën, breiding geleidelijk geschiedt, als het noodige
Dr. L. W. G. De Roo, krachtig werden ont- personeel wellicht niet in eens te krijgen is. De
wikkeld (zie Vergad. Ind. Gen. 5 Nov. 1889 bepalingen voor de regie zijn te vinden St. lBgB
en 19 Febr. 1890 en zijne brochure „De ver- n°. 277, 278, 27g (voor Lombok St. 1897 n". 17);
koop van opium op Java", Nijm. 1892), werden diensvolgens zijn invoer en verkoop van opium en
op initiatief van den Minister Van Dedem voor- opiumpraeparaten, anders dan door de regie, ver-
stellen aan de Stat.-Gen. gedaan (31 Oct. 1893), boden; deze verkoopt het in het klein op de aan-
ten einde beschikking te krijgen over gelden, gewezen plaatsen tegen vastgestelde prijzen door
noodig voor het nemen van eene proef met de daartoe aangestelde personen en in de daar-
de regie in een gewest, voorstellen die hunne voor bepaalde verpakking. Opiumverbruiksplaatsen
bekrachtiging kregen in de wet van 30 Dec. 1893, (kitten) mogen gehouden worden door personen
St. 1894 n°. 12. Madoera werd voor de proefne- die daartoe van den resident vergunning verkre-
ming gekozen en daarmede op 1". Sept. 1894 gen. Bezit van onwettig opium is strafbaar ge-
begonnen (St. 1894 n°. 161—163). Vooraf w-as steld ; als zoodanig wordt o. a. beschouwd opium
daartoe te Meester Cornelis bij Batavia door het in andere verpakking dan voor de regie vastge-
Gouv. eene voorloopige fabriek voor de berei- steld en meer dan een thail bereide opium, onver-
ding en verpakking der benoodigde tjandoe inge-
richt, nadat het zeer moeielijke vraagstuk eener
schillig van wien gekocht, — met dien verstande
dat koopers ten behoeve van derden licentien
doelmatige verpakking in Nederland tot oplossing kunnen verkrijgen tot vervoer en bezit van cene
was gebracht door wijlen den heer S. L. Huizer, grootere hoeveelheid. Overigens zijn in het alge-
ottd-hoofdingenieur van het stoomwezen in Ned.- meen de daarvoor vatbare bepalingen van het
Indië; deze koos als verpakkingsvorm tubes van pachtreglement ook voor de regie met de noodige
tin en de fabriek werd dadelijk voorzien van op wijzigingen overgenomen (o. a. die omtrent de
zijne aanwijzing vervaardigde werktuigen om die kitten); afwijkend is echter de bepaling dat over-
tubes automatisch te maken, te stempelen, te vul- blijfselen van gerookte opium bij de verkoop-
len en te sluiten. Dit laatste geschiedt zoodanig plaatsen tegen bepaalden prijs worden ingenomen,
dat de tubes niet opengemaakt kunnen worden 'tgeen bij de pachtvoorwaarden niet is toegestaan,
zonder het boveneinde geheel te vernielen; zij hoewel het toch overal en openlijk geschiedt. Ook
kunnen dus niet voor clandestiene doeleinden voor in het gebied der regie zijn de verboden kringen
de tweede maal gebruikt worden. De tubes wor- behouden. Voor de opsporingen van opium-over-
den in zeven afmetingen gebruikt, varieerende tredingen in het regie-gebied zie St. 1898 n°. 278,
van '/, mata tot '/, thail. De tikee wordt mede lBgg n". 122.
automatisch door bladtin in den vorm van een
doosje omsloten. De regie is begonnen de tjandoe Op de Buitenbezittingen is het pacht-reglement
op dezelfde wijze te bereiden, als bij de pachters van Java van 1890 met eenige wijzigingen (St.
geschiedde, maar weldra heeft de ervaring ge- 1890 11". 155) van kracht in het gouv. Sumatra's
leerd dat in het procédé belangrijke verbeteringen Westkust, Benkoelen, Lampongsche districten,
OPIUM. — OPLEIDING VAN INDISCHE AMBTENAREN. 111

Palembang, de gouv. nederzettingen in het rijk Zegers en naar de repertoria van Hooykaas en
van Djambi en onderh. en de rechtstreeks aan Hartmann.
het Nederlandsch gezag onderworpen gedeelten OPLEIDING VAN INDISCHE AMBTENA-
der Z. en O. afdeeling van Borneo. Vgl. ook St. REN. Ofschoon de Indische regeering, na het
1879 n°. 224; 1883 n". 131, 171; 1878 n». 269; herstel van het Ned. gezag, overtuigd bleek van
1890 n". 243. In de landschappen Boeleleng en de noodzakelijkheid dat hare ambtenaren bij het
Djembrana op Bali is de opiumpacht voor rekening Binnenlandsch bestuur grondige kennis zouden
van het gouv. (St. 1882 n". 289; 1883 n". 216). bezitten van de talen, zeden en gewoonten dei-
Voor Groot-Atjeh is de opiumpacht geregeld St. bevolking onder welke zij werkzaam waren, —
1885 n°. 183; 1886 n°. 181; 1890 n«. 128; voor te meer noodig, sedert de invoering van het lan-
de onderhoorigheden van Atjeh St. 1900 n°. 2. delijk stelsel door Rallies die ambtenaren op Java
Voor Banka zie St. 1855 n°. 71; 1882 n°. 96;
1886 n°. 181 en 1897 n°. 180; voor Billiton in
in nauwe aanraking met de bevolking bracht,
duurde het betrekkelijk lang voor zij er toe over-

St. 1855 n°. 71; 1856 n". 59; 1882 n°. 96 en 292; ging om eene inrichting in het leven te roepen
1886 n°. 181; 1894 n». 145 en 1897 n». 180; waar die kennis verkregen kon worden. Toch
voor Riouw en onderhoorigheden in St. 1857 werden enkele maatregelen door haar genomen
n». 105; 1879 n». 154; 1886 n">. 181; 1888 n». om de studie van land en volk bij hare ambte-
48; 1892 n°. 139 en 161 en 1897 n°. t8o; voor naren te bevorderen. Reeds had de Gouv.-Gen.
Celebes en onderhoorigheden in St. 1857 n°. 105; Janssens bij Besl. van 20 Juli 181 1 bepaald, dat
1886 n". 73 en 181 en 1897 n°. 180; voor Me- aan de residenten te Soerakarta en Djokjokarta
nado in St. 1857 n°. 105; 1876 n°. 213 en Europeesche jongelieden zouden worden toege-
1897 n°. 180 en 190; voor de Oostkust van voegd, onder de benaming van élèves voor het
Sumatra in St. 1885 n°. 167; 1886 n». 181; 1893 civiel, die zich door omgang met jeugdige Java-
n°. 41 en 1899 n°. 67, 204; voor de Westerafdee- nen van het vorstelijk geslacht, de Javaansche
ling van Borneo in St. 1857 n°. 105; 1876 n°. taal eigen maken moesten en trachten om door te
209; 1879 n«. 201; 1886 n°. 181; 1890 n°. 223 dringen tot de kennis der zeden en gewoonten
en 1897 n°. 180; voor Ternate, Timor en Am- van het land. Dit voorbeeld volgende, bepaalde
boina in St. 1857 n°. 105, gewijzigd, voor laatst- de Gouv.-Gen. Van der Capellen (St. 1819 n°. 34),
genoemde plaats bij St. 1894 n°. 189 en 1897 dat élèves geplaatst zouden worden te Amboina,
n°. 292, en voor de beide eerstgenoemde plaatsen Molukken, Makasser, Batavia, Soerabaja en Djokjo-
bij St. 1897 n°. 180; voor de Banda-eilanden zie karta, onder onmiddellijk opzicht en zorg der
St. 1876 n°. 210 en 1886 n°. 181. gouverneurs of residenten, en dat hun van Gouv.-
Verboden kringen zijn de gedeelten van de wege de gelegenheid zou moeten worden verschaft
res. Amboina, gelegen buiten het gebied der om grondig onderwijs in de inlandsche talen te
opiumpacht (St. 1893 n°. 70). Zie voor den in- ontvangen en om, door gestadigen omgang met
voer en het vervoer van opium in het gouv. Atjeh inlandsche hoofden en hunne zonen, bekend te
en onderh. St. 1879 n°: 216; 1883 n°. 202; worden met de zeden, gewoonten en beschaafde
1884 n°. 20; 1885 n". 183; 1890 n°. 141; voor spreekwijzen der inlanders. Aan de militaire school
de Tamiangsche landschappen (Oostk. v. Sumatra) te Semarang was (St. 1818 n°. 62) de gelegenheid
St. 1883 n°. 215; 1887 n°. 24; Nieuw Guinea geopend voor een zestal personen, geene vaste kwee-
St. 1889 n°. 108; de Sangi-, Talauer- en Nanoesa- kelingen der inrichting, om onderwijs in het Ja-
eilanden St. 1890 n°. 236 en eenige landschap- vaansch te ontvangen. Ook op andere wijze trachtte
pen in de res. Menado, St. 1898 n°. 17.
de verdeeling der gelden van vcrbeurdverklaard

Voor de Regeering hare ambtenaren optewekken studie
van de inlandsche talen te maken; in St. 1819
opium en boeten zie St. 1882 n°. 282. Bijbl. n°. 34 toch werd bepaald dat alle assistent-resi-
3667, 4054, 4058. denten, secretarissen der residentiën en der inland-
Uit het opium-monopolie trok de Comp. be- sche rechtbanken, op straffe van traktements-ver-
duidende winsten (in 1794 op ongev. ƒ 2.100.000 mindering, binnen een jaar de taal van hun district
gesteld); zij komen echter niet in vergelijking met zoo moesten kennen dat zij hunne werkzaamheden
de opbrengst welke de Staat vooral sedert 1850 zonder hulp van tolken of van de Maleische taal,
daaruit verkreeg. (Zie het overzicht van 1850—1888 in de landstaal van het district verrichten en
in „De Opiumvloek", eerste geschrift). In 1850 binnen 2 jaar die taal met gemak lezen en
bedroeg zij in duizend gulden 5.354, in 1860 schrijven konden. Jammer maar dat eene uitzon-
10.539, in 1870 9.440, in 1888 12.601 en in dering gemaakt werd voor hen, die door gevor-
1890—1893 18.538, 19.262, 19.069 en 17.707. derde jaren of andere omstandigheden buiten de
In het eerste jaar der opium-regle (1894) was de mogelijkheid waren gemakkelijk een hun onbe-
opbrengst daarvan ƒ92.000 en de totaalontvang- kende taal te leeren! Latere bepalingen (St. 1827
sten uit het monopolie ƒ 18.393.000; die cijfers n°. 109, 1837 n". 20, 23) zich aansluitende aan de
waren voor de volgende jaren volgens de „Jaar- artt. 100 van het Reg.regl. van 1827 en 98 Reg.-
cijfers" in duizend gulden 271 en 18.635, 2 -°53 regl. 1830, trachtten eveneens de kennis der in-
en 18.513; in 1897 waren de voorloopige cijfers landsche talen bij de ambtenaren te bevorderen;
2.051 en 18.457 en voor 1898 en 1899 waren ge- een eigenaardige maatregel werd in die richting
raamd 2.096 en 19.344 en 3.988 en 19.152. genomen bij besl. van 4 April 1826, waarbij ieder
Daartegenover stonden als uitgaven van 1892—1896 ambtenaar gelast werd zich de Maleische spraak-
in duizend gulden: voor de regie 11, 20,99,203, kunst en het woordenboek van Marsden, vertaald
566; totaal uitgaven 937, 1.200, 1.119, 1.297, door Elout, aanteschalTen !
2.028. De voorloopige cijfers voor 1897 waren Meer en meer kwam men echter tot de over-
547 en 1.501; geraamd voor 1898 en 1899 984 tuiging dat er behoefte bestond aan eene instel-
en 2.236 en 1.060 en 2.277. ling, waar de aanstaande ambtenaren opgeleid
Voor de overweldigend groote litteratuur zij konden worden voor de taak die hen wachtte.
verwezen naar het reeds genoemde werk van Aanvankelijk wenschte men de gelegenheid daar-
112 OPLEIDING VAN INDISCHE AMBTENAREN.

toe in Nederland te openen; art. 100 Reg.regl. feitelijk gedwongen deze, vaak op jeugdigen leef-
1827 gewaagt dan ook van krachtdadige maatre- tijd, naar het moederland te zenden, waar niet
gelen, die in het moederland zouden worden ge- weinigen het doel nooit bereikten. Dit veroor-
nomen. Het plan bestond om die opleiding aan zaakte in Indië groote ontevredenheid, welke zich
de Hoogeschool te Leiden te doen plaats hebben uitsprak in eene bijeenkomst van ingezetenen van
(Van Deventer, Bijdragen, Dl. 11, bl. 49); aan Batavia, aldaar 22 Mei 1848 gehouden, en waal-
dit voornemen werd echter geen gevolg gegeven, een adres aan den Koning werd vastgesteld met
omdat besloten werd daartoe in Intlië de gele- eerbiedig verzoek, dat in Indië de gelegenheid zou
genheid te geven door de oprichting van een geopend worden het radikaal voor de hoogere
Instituut voor de Javaansche taal te Soerakarta rangen te verkrijgen. Ook andere grieven werden
(1832). Dit was, blijkens het reglement (St. 1832 ingebracht tegen de opleiding te Delft, waarvan
n°. 26, 1834 n°. 66) bestemd om jonge ambte- weinig vormende kracht uitging; met name ook
naren in de gelegenheid te stellen wetenschap- tegen het groote overwicht dat aan de studie van
pelijke kennis der Javaansche taal te verkrij- het Javaansch werd gegeven Zelfs bleek Delft
gen en bekend te worden met de geschiedenis, niet bij machte te zijn het benoodigde getal ambte-
wetten en volksinstellingen der Javanen; daartoe naren te leveren; van 1842—1857 waren 305
zouden er 12 kweekelingen kunnen geplaatst leerlingen ingeschreven (110 uit Europa, 195 uit
worden. Na korten tijd werd de school opgehe- Indië), van wie 206 reeds de academie hadden
ven (St. 1843 n°. 1); de leiding der reeds vol- verlaten. Van dezen hadden slechts 34 uit Europa
wassen kweekelingen liet veel te wenschen over en 37 uit Indië hunne studie volbracht; al de
en ook de resultaten van het onderwijs, dat wei- overigen hadden dus onverrichter zake die studie
nig voeling met de praktijk scheen te houden, gestaakt. De Koning zag zich dus genoodzaakt
waren weinig bevredigend (Van Deventer, t. a. p. gebruik te maken van de bevoegdheid, die Hij
bl. 47). De Indische regeering had reeds in 1839 zich in 1843 had voorbehouden, om ook andere
voorgesteld tot die opheffing overtegaan en te personen het radikaal van ambtenaar i c en 2' kl.
Batavia voor de aanstaande ambtenaren de gele- te verleenen, zoodat gedurende 1842—1857 aan
genheid te verschaffen de noodige kennis optedoen, niet minder dan 418 personen de rechten van
o. a. door de oprichting van een Javaansch gym- ambtenaar 2C kl. werden toegekend •). Om aan
nasium; aan dit voornemen werd echter geen ge- de behoefte aan ambtenaren tegemoet te komen
volg gegeven, daar besloten werd de opleiding werd bij St. 1859 n°. 58 het candidaat-ambtenaar-
der Indische ambtenaren naar Nederland overte- schap ingesteld, waaraan vrijstelling van college-
brengen. In 1840 werd door den Amsterdamschcn gelden en, na voldoend eindexamen, aanspraak op
Hoogleeraar T. Roorda, op uitnoodiging van den benoeming verbonden werd; toen dit doel voor-
Minister J. C. Baud, een plan ontworpen tot loopig bereikt was werd bij St. 1862 n°. 83 de
inrichting eener instelling tot onderwijs van toe- genomen maatregel ingetrokken. Vgl. T. v. Ned.-
komstige Indische ambtenaren te Leiden; den Indië 1876, I, bl. 461.
14'len April 1841 werd in eene vergadering van Toen, ook ten gevolge van de verandering der
het Kon. Ned. Instituut, in tegenwoordigheid van Academie te Delft in een Polytechnische school
den Koning, door dien Llooglecraar eene redevoe- (1863), de opleiding der aanstaande Indische ambte-
ring gehouden over het staatkundig belang van de naren opnieuw werd geregeld, werd een geheel
kennis en het gebruik der Javaansche taal door alle ander stelsel aangenomen. Voortaan zou er niet
ambtenaren op Java, die met de Javanen in onmid- meer naar gevraagd worden waar de candidaat
dellijke aanraking komen. Een en ander werkte de vereischte kundigheden had opgedaan en werd
krachtig mede tot de oprichting eener inrichting daartoe een Staatsexamen ingesteld (zie AMBTE-
voor Indisch onderwijs in Nederland; zij werd ver- NAREN, Dl. I, bl. 28), aftenemen in Nederland
bonden aan de Koninklijke academie tot opleiding en in Ned.-Indië; van Staatswege zou èn in het
van ingenieurs enz. te Delft, die in 1842 was opge- moederland èn in clc kolonie cene gelegenheid
richt (vgl. St. 1843 n". 12, 15). Het lag in de be- worden geopend om voor den dienst te worden op-
doeling der Regeering voortaan de hoogere betrek- geleid. Daartoe werd in Indië aan het sedert 1860
kingen in Indië hoofdzakelijk opentestellen voor bestaande Gymnasium Willem 111 te Batavia (zie
hen, die aan die Academie examen met voldoenden ONDERWIJS, Dl. IIT, bl. 74) eene afdeeling
uitslag hadden afgelegd; het radikaal van ambte- toegevoegd voor de taal-, land- en volkenkunde

'
naar r- en 2 1 klasse werd door dit examen ver- van Ned.-Indië, waar onderwijs wordt gegeven in
kregen. Het „radikaal", d. w. z. verklaring van de vakken, waarin door den candidaat-ambtenaar
bevoegdheid voor den Indischen dienst, was reeds examen moest worden afgelegd; daar zij de eenige
bij St. 1825 n°. 32 (vgl. St. 1832 n». 12) ingesteld; inrichting van dien aard in Ned.-Indië is, heeft
daarbij werden 3 klassen van ambtenaren onder- zij feitelijk het monopolie voor de opleiding in
scheiden. De Koning benoemde de ambtenaren Indië tot ambtenaar. De inrichting van het onder-
uit hen, die voldoende getuigschriften konden wijs wordt beheerscht door het programma voor
overleggen en rangschikte hen in de verschillende het examen voor den Indischen dienst; de cur-
klassen volgens de regels, bij gemelde verordening sus, aanvankelijk op 2 jaren gesteld, duurt thans,
van 1825 aangenomen. Toen nu in 1843 bepaald sedert de wijziging van dat programma in 1893,
werd, dat het radikaal van ambtenaar l« en drie jaren. Er wordt onderwijs gegeven in de
2' klasse als regel slechts te Delft zou kunnen geschiedenis, land- en volkenkunde, godsd. wet-
worden verkregen, terwijl voor de ambtenaren der ten, volksinstellingen en gebruiken en de staats-
3 klasse,
,r
— tot welken zij behoorden, die wel instellingen, alles van Ned.-Indië, de Ned.-Ind.
algemeene geschiktheid voor den dienst bezaten, wetboeken en de Maleische en Javaansche talen.
maar het examen te Delft niet met succes hadden
afgelegd, — slechts de mindere betrekkingen open-
stonden, werden ouders enz. in Indië, die hunne
1) Zoo werd bij Besl. van 17 Dec. 1848 aan
220 personen het radikaal verleend (Rochussen,
betrekkingen voor den dienst aldaar bestemden, Toelichting en verdediging, 1)1. 110).
OPLEIDING VAN INDISCHE AMBTENAREN. 113

Door de oprichting dezer afdeeling werd voldaan dat der opengestelde plaatsen zeer klein was.
aan den wensch, reeds in 1848 geuit; haar be- Eene wijziging van het thans geldende reglement
staan wordt thans echter bedreigd, o. a. door de voor het examen, in B. 5260 opgenomen, die ei-
voorstellen der Staatscommissie van lBgg (zie naar streefde dit euvel tegentegaan, heeft ten
volgende kolom), die de opleiding der Indische gevolge gehad, dat er bijna geen examens meer
ambtenaren uitsluitend in Nederland wil doen

.
in andere talen dan het Javaansch en Maleisch
plaats grijpen. 'Legen dezen, reeds uit een poli- worden afgelegd.
tiek oogpunt niet van bezwaren ontblooten maat- Dit reglement met programma (B. 4907) werd
regel, zijn echter ernstige bedenkingen ingebracht, vastgesteld naar aanleiding van de nieuwe bepa-
o. a. in de beneden aangehaalde geschriften. lingen betreffende het groot-ambtenaars-examen,
In Nederland werd het onderwijs in de taal-, opgenomen in St. 1893 n°. 257 en aangevuld
land- en volkenkunde van Ned.-Indië bij de wet St. 1895 n". 238, 1897 11". 60, 1898 n°. 69, iB9g
geregeld (St. 1864 nn 126) en eene Rijksinstel- n°. I2g, die thans nog van kracht zijn. Het examen
ling te Leiden opgericht, waar in die vakken is thans in 2 deelen gesplitst; het eerste vormt
onderwijs gegeven werd en die voor de opleiding als het ware de voorbereiding voor het tweede ge-
tot Indisch ambtenaar bestemd was. Tegelijker- deelte en omvat het onderzoek naar de aardrijks-
tijd opende ook de gemeente Delft eene inrich- kunde van Ned.-Indië, de kennis van de N.-I. wet-
ting voor de opleiding van Indische ambtenaren, boeken, de inleiding tot de godsd. wetten enz., en
die weldra het grootste getal der leerlingen tot de beginselen der Javaansche en Maleische talen.
zich trok. De invoering der wet op het Hooger Het 2C gedeelte bevat de geschiedenis, land- en
onderwijs (Ned. St. 1876 n°. 102) had de ophef- volkenkunde, godsd. wetten enz. en de staatsin-
fing der Rijksinstelling ten gevolge; eene instel- stellingen, alles van Ned.-Indië, en de Maleische
ling voor de opleiding van Indische ambtenaren, en Javaansche talen als verplichte vakken; de
door de gemeente Leiden opgericht, werd iBgi candidatcn kunnen voorts nog in andere inland-
opgeheven; thans heeft de Delftsche gemeente- sche talen examen afleggen. Deze splitsing, die
instelling in het moederland het feitelijk mono- de groote massa leerstof in het belang eener
polie van de opleiding voor den burgerlijken dienst grondige studie verdeelt, biedt ook dit voordeel
in Ned.-Indië. De laatstgenoemde wet bepaalde aan dat ongeschikte candidatcn zich na korte
tevens dat er aan de Universiteit te Leiden leer- studie aan een anderen werkkring kunnen wijden
stoelen zouden worden opgericht voor het onder- en niet, zooals vroeger, jaren zoek brengen aan
wijs in Indische taal-, land- en volkenkunde, en een studie, die hen toch niet tot het gewensehte
stelde in art. 92 eep examen in, aftencmen door einde bracht en voor een andere loopbaan als
de faculteiten der rechtsgeleerdheid en der lette- Indisch ambtenaar weinig geschikt maakte. In
ren en wijsbegeerte, waardoor aan doctoren in de die richting werkt ook het voorschrift, in iSgS
rechtswetenschap de gelegenheid geopend werd gegeven, dat zij, die tweemaal zonder succes het
zonder aflegging van het staatsexamen in den eerste examen hebben gedaan, niet meer tot het
Indischen dienst te treden. Deze weg wordt thans afleggen daarvan worden toegelaten.
uitsluitend gevolgd door hen, die bij de rechter- Tegen deze regeling zijn verschillende bezwaren
lijke macht in Indië wenschen geplaatst te wor- ingebracht, o. a. die betreffende den langen duur
den. Dit zoogenaamde facultcits-examcn loopt over der studie; de verplichte studie van het Javaansch,
het Mohammedaansche recht en de overige volks- daar men de kennis dier taal voor een groot deel
instellingen en gebruiken in Ned.-Indië, het staats- der ambtenaren onnoodig oordeelde; hel examen
recht en de inrichting van 's Rijks koloniën en in den inhoud der Indische wetboeken die, naar
ovcrz.cesche bezittingen, de land- en volkenkunde men meende, zonder speciale juridische studie
van tien 0.-I. archipel en de Maleische en Javaan- slechts tot oppervlakkige kennis zou leiden; de
sche talen; beide talen sedert 1894 (St. n°. 140) tegenwerking van de studie in de inlandsche talen
als verplichte vakken. Zie ook B. 3356. buiten Javaansch en Maleisch, alsmede de ver-
De opleiding voor den burgerlijken dienst in deeling der vakken over de beide deden van het
Ned.-Indië moet zich uit den aard der zaak rich- examen. In den laatsten tijd is de opleiding der
ten naar het reglement met het programma van Indische ambtenaren herhaaldelijk ter sprake ge-
het Staatsexamen. Dit is herhaaldelijk gewijzigd. komen, niet het minst ten gevolge van de benoe-
Waarschijnlijk als reactie tegen den overheer- ming door den Min. v. Kol. cener Staatscommissie,
schenden invloed van het Javaansch aan de aca- die de opdracht kreeg hem voortelichten omtrent
demie te Delft werd het in 1864 den candidaat eene herziening der bepalingen betreffende de
vrijgelaten alleen in het Maleisch examen afte- benoembaarheid tot ambtenaar van den admini-
leggen; aanvankelijk had dit ten gevolge dat de stratieven dienst in Ned.-Indië (28 Dec. 1898).
veel moeilijker studie van het Javaansch bijna Zij bracht reeds 27 Mei 1899 een belangrijk rap-
geheel ter zijde werd gelaten. Toen echter het port uit, dat algemeen verkrijgbaar gesteld werd.
getal candidaten allengskens vaak veel grooter De door haar voorgestelde maatregelen hebben
werd dan dat der opengestelde plaatsen, veran- echter weinig bijval gevonden; zij zijn o.a. be-
derde dit en werd het Javaansch meer beoefend; streden door de HII. R. A. Van Sandick, Intl.
ten einde een grooter getal punten te behalen Gids 1899, bl. 901, 1182; P. J. Kooreman, Ibid.
en daardoor de kans op plaatsing ruimer te bl. 1165; I. D. Kransen v. d. Putte, Ibid. bl.
maken, legden vele candidaten zich op verschil- 1426; 11. J. E. Tendeloo, Europeesche bestuurs-
lende andere inlandsche talen en dialecten toe, ainbt. voor Ned.-Indië, Leiden 1900: vgl. de dis-
die daardoor in de studie een plaats verwierven, cussie in het Ind. Genootschap op 16 Jan. en
niet in verhouding tot het nut dat de kennis 6 Febr. 1900. Zie echter Dr. H. Kern in T. v.
daarvan opleverde. Dit leidde tot maatregelen om Ned.-Indië, 1900, bl. 107.
die eenzijdige studie tegentegaan, die echter niet Een gewichtig vraagstuk bij de opleiding van
altijd doel troffen, vooral niet in die jaren, waarin de Indische ambtenaren is dit, of de Regeering,
het aantal candidaten bij uitnemendheid groot, en die in Indië deze zelf ter harte neemt, dit ook
111 S
114 OPLEIDING VAN INDISCHE AMBTENAREN.
— OPPERBESTUUR.

niet in Nederland behoort te doen door de op- recht van vaststelling der begrooting op den
richting eener Rijksinstelling. Thans meent de Koning overdroeg, terwijl het ook in andere op-
Regeering genoeg te doen door het subsidieeren zichten het Indische bestuur meer aan het Opper-
der Delftsche inrichting, — in ruil waarvoor zij bestuur bond dan te voren het geval was. Op
het recht verkregen heeft op de benoeming van dien weg werd later voortgegaan; de invoering
curatoren dier inrichting, terwijl de benoeming en van het cultuurstelsel en de weldra gehuldigde
het ontslag van het onderwijzend personeel, als batig-slot-politiek had ten gevolge, dat in Neder-
ook het reglement en leerplan der school aan de land een scherp toezicht op het Indische gouver-
goedkeuring van den Min. v. Kol. onderworpen nement werd uitgeoefend, ten einde dit te nopen

—•
zijn (Overeenkomst tusschen den Minister en Delft in den geest van dat stelsel te besturen en ruime
van 25 Jan. 1894), alsmede door het vaststellen overwinsten naar het moederland overtezenden.
van het reglement en programma voor het examen. Weldra ging dit zoover, dat aan de Indische re-
Zij schijnt van oordeel, dat de eenige waarborg geering bijna alle zelfstandigheid ontnomen werd,
voor de voortreffelijkheid van hare ambtenaren 'tgeen te gemakkelijker viel toen in 1836 de Raad
in een, in den regel vergelijkend, examen behoort van Indië van mederegeerend lichaam tot een
te bestaan en dat zij zich niet behoeft te bekom- zuiver adviseerend college verlaagd (zie RAAD
meren over de ontwikkeling harer aanstaande die- VAK INDIK) en de Gouv.-Gen. uitsluitend met
naren op zoo menig gebied, die eene betere op- het bestuur belast werd. De Landvoogd werd meer
leiding voor den dienst zon waarborgen, dan alleen en meer een ondergeschikt agent van het Opper-
door examen-studie verkregen kan worden. bestuur; aan den Gouv.-Gen. De Ecrens werd
Over de opleiding der Indische ambtenaren o. a. te kennen gegeven, dat het den Minister
bestaat een zeer uitgebreide litteratuur, vooral van aangenaam was te kunnen berichten dat in het
vlugschriften en tijdschriftartikelen. Wij noemen register der besluiten over de maand Juni 1837
hier: A. J. Immink, Gids 1899, II; J. De Louter, geen aanleiding gevonden was tot het aanbrengen
Gids 1879, H, bl. 75; Verslag vergad. Ind. Gen. van eenige bedenkingen; — ja zelfs zag deze
1882, bl. 45; ld. 1883, bl. 1; H. J. E. Tendeloo, Landvoogd zich verplicht te protesteeren tegen het
Ind. Oids 1893, bl. 2053, 2088; Hasselman, Ind. mededeelen van bedenkingen en opmerkingen op
Gids 1899, I, bl. 300; Pennink, Vragen desTijds; zijne handelingen in openbare stukken, waarvan
IX, 1, bl. 137; \7 an der Kemp, Vragen des Tijds, de publickmaking niet kon worden voorkomen
1896, 11, bl. 261, 1899, 11, bl. 299; L. W. G. De (Van Deventer, Bijdragen, 111, bl. 74 vlg.). In
Roo, Indische dienst en Eur. personeel, 's Grav. de suppletoire instructie van den Gouv.-Gen.
1899. Voor het oordeel van een vreemdeling zie Merkus werd bepaald dat het bewaren van de
J. Chailley-Bert, La Hollande et les fonctionnaires meest mogelijke eenstemmigheid met het Depar-
des Indes néerlandaises, Paris 1893 en I.e recru- tement van Koloniën het doel zijner pogingen
tement des fonctionnaires des colonies in de moest zijn en werd de Gouv.-Gen., vooral in het
Comptes rendus van het Institut Col. internat. (inantieele, zeer gebonden (Cornets de Groot v.
Session a la Haye, Paris 1895, bl. 271 vlg., be- Kraaijenburg, „Over het beheer onzer Koloniën",
langrijk ook voor de overzichten betrekkelijk de 's Grav. 1862, bl. 163). Gerustclijk mag worden
opleiding der Fransche en Engelschc koloniale aangenomen dat deze verhouding zich later eenigs-
ambtenaren. zins gewijzigd heeft naar den kant van eenige
OPPERBESTUUR. Terwijl de samenstelling meerdere zelfstandigheid van het Indische bestuur;
en bevoegdheid van het opperbestuur behandeld toch heeft eene wijziging in de instructie van
zijn in het artikel BESTUUR (Dl. I, bl. 184) den Gouv.-Gen., door den Minister De Waal voor-
behoort hier nog in het kort besproken te wor- gedragen, die zelfstandigheid weder, beperkt. Ont-
den de verhouding van het Opperbestuur tot den kend kan het ook niet worden dat in latere tijden
Gouv.-Gen., en die van den Min. v. Kol. tot de verschillende omstandigheden er toe medewerkten
Kroon en den Landvoogd. om het Indische bestuur aan het Opperbestuur te
In de eerste jaren na het herstel van het Neder- binden, — met name de versnelde middelen van
landsch gezag genoot het centraal bestuur in Indië vervoer en vooral de telegraaf, die den Landvoogd
eene groote zelfstandigheid. Dit lag toen in den al licht er toe noopt om niet zelf eene beslissing
aard der zaak; in het moederland wist men wei- te nemen maar die aan het Opperbestuur overte-
nig van de kolonie af, terwijl ook de verre af- laten. Ook de meerdere bemoeiing der Staten-
stand tusschen Nederland en Indië, nog niet Generaal met de koloniale aangelegenheden werkte
zooals in onze dagen door snelle middelen van er zeker toe mede om den Minister, die aan de
gemeenschap tot een minimum ingekrompen, een Vertegenwoordiging rekenschap moet afleggen, te
sterken hinderpaal vormde tegen een daadwerke- nopen de zelfstandigheid van den Gouv.-Gen. te
lijk ingrijpen van het Opperbestuur in de leiding bekorten; het beweerde feit „dat Indië veel te
dei zaken in Indië. Doch ook het in 1818 dooi- veel uit het Plein (d. w. z. uit het Ministerie van
de Indische regeering (Commissarissen-Generaal) Koloniën) bestuurd wordt", wordt dan ook door
vastgestelde Rcgeerings-Reglement verzekerde haar sommigen vooral aan de vaststelling der begroo-
eene groote zelfstandigheid, met name door het ting bij de wet geweten en zij dringen er dus
voorschrift van art. 17, dat de vaststelling der op aan, deze aan de Indische regeering toetever-
jaarlijksche begrooting van inkomsten en uit- trouwcn, zonder daarom de bekrachtiging van het
gaven aan den Gouv.-Gen. en Raden opdroeg (>p]ierbestuur, noch de controle der Staten-Generaal
(zie Dl. I, bl. 153). Bekend is het dat de gevol- uittesluiten (zie Mr. J. De Louter, Verg. Ind. Gen.
gen van deze bijna onbeperkte machl in fïnan- 25 Sept. 1888, bl. 129). Herhaaldelijk is ook de
tieele aangelegenheden weinig bevredigend waren, vraag besproken of het noodig is dat de Min. v.
daar het bestuur van Van der Capellen met een Kol. in zijne aanraking met den Gouv.-Gen. steeds
tekort sloot; een der gevolgen daarvan was, dat doet blijken dat hij handelt krachtens machtiging
het Reg.regl. van 1827, door den Commissaris- van den Koninklijken Oppcrbestuurder, zooals De
Generaal Du Bus de Gisignics vastgesteld, het Waal dit noodig oordeelt (Kol. politiek der grond-
OPPERBESTUUR.
— OPSTAL. 115

wet, 's Grav. 1863, bl. 340 vlg., waar de politiek, Eindelijk zij hier nog vermeld dat door som-
die den Gouv.-Gen. tot den ondergeschikte van migen, als tegenwicht tegen de ingrijpende macht
oen Minister maakt, op uitnemende wijze be- van den rijkswetgever en tot steun van den Mi-
treden wordt). Zijne meening is echter van ge- nister, de instelling van cenen Kolonialen Raad
zaghebbende zijde tegengesproken, waarover te in Nederland is aanbevolen, een denkbeeld dat
i'aadplegen is Margadant, Het Reg.regl. v. Ned.- echter door-anderen, o.a. Thorbccke, ten sterkste
Indië, I, bl. 246 vlg. Ofschoon voorzeker het werd bestreden, voor zoover het althans een Raad
woord van Thorbecke „dat de Minister, waar hij van bestuur en niet een adviseerend lichaam be-
handelt als Minister, steeds namens den Koning treft. Zie o. a. Mr. P. A. Van der Lith, Verg.
handelt", volkomen juist schijnt, kan dit beginsel Ind. Genootsch. 27 Nov. 1888 en 26 Febr. 1889,
toch ook te sterk worden doorgedreven, zooals waar mededeelingen gedaan zijn omtrent derge-
tijdens het bestuur van den Gouv.-Gen. Mijer, die lijke instellingen voor Britsche en Franschc kolo-
in de rede, uitgesproken bij het nederlcggen van niën en E. De Waal, „Kol. pol. enz.", bl. 348
het gezag, (Kol. Verslag 1872, Bijl. A, bl. 219), vlg. In 1814 werd krachtens art. 35 der Grond-
verzekert dat de Minister zich bevoegd oordeelde wet den Minister een Raad van koophandel en
om voorstellen uit Indië, aan de beslissing des koloniën ter zijde gesteld; deze werd echter tijdens
Konings opgedragen, eenvoudig aftewijzen zonder het Ministerie van Falck in 1820 opgeheven (zie
dat bleek dat dit geschiedde overeenkomstig de opgave der leden T. v. Ned.-Indië, XVII, I, bl.
bevelen van den Vorst; dergelijke feiten zouden 53). Die staatsman stelde toen den Koning voor
zich ook tijdens het bestuur van Rochussen heb- den Minister eene adviseerende commissie toete-
ben voorgedaan (C. De Groot, t. a. p. bl. 212). Een voegen, met welk denkbeeld de Vorst zich ver-
belangrijk vraagstuk is ook dit of, sedert het Reg.- eenigde: het bleef echter onuitgevoerd. Naar aan-
regl. bij de wet is vastgesteld, het Opperbestuur leiding van eene memorie, den Koning door twee
nog bevoegd is aangelegenheden te regelen, waar- hooggeplaatste ambtenaren, de HH. Kruseman en
van de regeling door de wet aan den Gouv.-Gen. Elias, ingediend, benoemde de Vorst in 1841 eene
is opgedragen. Zij, die dit tegenspreken, zijn van Commissie die de wenschclijkheid van de oprich-
meening, dat het Reg.regl. aan verschillende mach- ting van eenen Kolonialen Raad zou moeten over-
ten bepaalde bevoegdheden opdragende, nu ook wegen ; haar rapport leidde niet tot de oprichting
andere, niet genoemde machten uitsluit en dat van een zoodanig lichaam, maar tot het Kon. Besl.
aldus de aard en uitgebreidheid van 's Konings van 9 Dec. 1843, ten gevolge waarvan Staatsra-
macht in Indië en de bevoegdheid van 's Konings den in buitengewonen dienst aan den Raad van
vertegenwoordiger aldaar moet worden afgeleid State werden toegevoegd (zie T. v. Ned.-Indië,
uit de bepalingen van dit reglement (zie De Brauw XVII, bl. 198 vlg.).
in Bijdr. v. h. staats-, prov.- en gemeentebestuur, OPSTAL. Het recht van opstal, zijnde het
1889, bl. 273). Het woord Opperbestuur is dus, zakelijk récht om gebouwen, werken of beplan-
volgens die meening, in de Grondwet ten opzichte tingen op eens anders grond te hebben, is gere-
van de koloniën niet omschreven, maar slechts aan- geld bij de artt. 711 vlg. Burg. Wetb. v. Ned.
geduid, en moet wat zijn omvang betreft, uit het Indië. Speciale bepalingen zijn vastgesteld voor
Reg.regl. verklaard worden. Door anderen wordt het afstaan met recht van opstal van grond tot
die beperkte opvatting van Opperbestuur afge- het Staatsdomein behoorende; zij zijn te vinden
keurd en althans voor de wetgeving gewezen op in St. 1893 n°. 114, waarbij bepaald is dat Gouv.-
de bepaling van art. 20 Reg.regl. waardoor de
wetgevende bevoegdheid van den Gouv.-Gen. ipso
gronden binnen den omtrek — of als uitbreiding
van de hoofdplaatsen der residentiën en afdee-
jure ophoudt te bestaan, wanneer in het betrok- lingen ook met recht van opstal kunnen worden
ken onderwerp door een Koninklijk Besluit is afgestaan ten behoeve van inrichtingen van tijde-
voorzien. Ook zou, naar die meening, art. 61 der lijken aard, en voorts in St. 1872 n°. 124, 1875
Grondwet bedoelen dat de rijkswetgever, door zelf n". 180, 1897 n°. 34. Volgens laatstgenoemde
te regelen, 's Konings bevoegdheid tot regelen verordeningen kunnen bedoelde gronden in opstal
wel kan beperken, maar dan ook uitgesloten zijn worden afgestaan hetzij voor woonerven, hetzij
elke opdracht van wetgeving aan eene andere voor inrichtingen van nijverheid, ook zoo deze tot
macht, die de Koninklijke bevoegdheid te niet
doet. Voorts zij hier nog aangeteekend dat, naar
landbouw-ondernemingen in verband staan, — doch
niet voor inrichtingen van landbouw, speciaal tot
de meening van sommigen, de hiërarchieke onder- het aanleggen van beplantingen, — voor hoogstens
geschiktheid van den Gouv.-Gen. aan het Opper- 30 jaar en tot eene uitgebreidheid van hoogstens
bestuur en de verantwoordelijkheid van de raads- 10 bouws en tegen de helft van hetgeen betaald
lieden der Kroon, ook voor de handelingen van zou moeten worden bij afstand in eigendom. Is
den Landvoogd, de bevoegdheid van het Opper- de grond door inlanders voor eigen gebruik ont-
bestuur in zich sluiten om aan laatstgenoemden gonnen of behoort hij als gemeene weide of uit
de noodige algemeene instructiën te verstrekken eenigen anderen hoofde tot de dorpen, dan moe-
omtrent de wijze waarop hij gebruik zal moeten ten de rechthebbenden in den afstand bewilligd
maken van de bestuurs-attributen hem door den hebben en moet met dezen zijn overeengekomen
rijkswetgever toegekend. Anderen meenen echter, omtrent den prijs voor het blijvend gemis van den
dat zulke algemeene instructiën inbreuk zouden grond te vokloen. Voorts bevatten die verorde-
maken op de zelfstandigheid van den Gouv.-Gen., ningen speciale bepalingen omtrent 'tgeen bij het
gewaarborgd door het Reg.regl., dat hem de rege- eindigen van den termijn geschieden moet met de
ling der betrokken onderwerpen opdraagt, en dat op den grond geplaatste gebouwen, werken en be-
het dus met die wet strijdig zou zijn indien een plantingen. 11. 3865 bevat een waarschuwing tegen
Koninklijk besluit regels vaststelde, waaraan de het lichtvaardig uitgeven in eigendom ofmet recht
Gouv.-Gen. zich zou hebben te houden bij het ge- van opstal van gronden, die vroeger in commu-
bruik maken van de bevoegdheden hem bij ver- naal bezit bij de bevolking waren. Voor den af-
schillende artikelen van het Reg.regl. toegekend. stand met altijddurend recht van opstal door den
116 OPSTAL. — ORANG BADJO of BADJAU.

Soesoehoenan van Soerakarta van gronden op de niettegenstaande zijne groote verplaatsbaarheid en


hoofdplaats der residentie en de hoofdplaatsen zijne aanraking met zeer verschillende stammen,
der afdeelingen en door Pangeran Adipatti Aria een eigen karakter schijnt te hebben behouden
Mangkoe Negara van gronden op de eerstge- dat door hen, die het leerden kennen, niet
noemde hoofdplaats. Zie B. 5193. ongunstig wordt beoordeeld. Hetgeen hier om-
ORAI BABIE en ORAI SINDOEK. Zie BRIL- trent hen wordt medegedeeld strekt ter aanvul-
SLANG. ling van hetgeen Dl. I bl. 76 is gezegd. Op de
ORAI-LEMAH. Zie ORAI-TANEH. Badjo's van de N.W. kust van Borneo, aan de
ORAI-TANEH of ORAI-LEMAH. Soenda- Mengkabong-riv. ten N. van de Gadja-baai, zijn
neeschc naam voor de S lang e n Trigo/iocphalus de namen sea-gypsics en tsigancs de la mer niet
rhodostoma en puniceus. De Timoreezen noemer, meer van toepassing; zij hebben hun zwervend
'J'i igonocephalus viridis Es au; op Rotti Kei- leven grootendeels vaarwel gezegd en zich in
sau; op Poeloe Samau Sm oio; de Maleiers op kampongs gevestigd. Op het N. deel der O.kust
Wcst-Sumatra Oei ar-bic sa. van Borneo hebben de Badjo's hun zwervend
ORANG. Mal. mensch, met onderscheidende karakter behouden en alleen daardoor hebben zij
achtervoegsels de namen van meestal zwervende zich weten te handhaven, want iedere vestiging
stammen in den Archipel, hetzij op zee als vis- op die kust beproefd, viel den zeeroovers in han-
schers of in het bosch de voortbrengselen van den; zij zijn zorgeloos en onverschillig, blijven
het woud inzamelend, gewoonlijk een eigen taal slechts enkele dagen op dezelfde plaats, ruilen
sprekend en meestal heidenen. Door den omgang hetgeen hun bedrijf oplevert tegen rijst en eten
met andere menschen hebben zij veel van hunne bij gebrek daaraan wat zij in 't bosch vinden.
kenmerkende eigenaardigheden allengs verloren. Vergeleken met ander werkvolk op de Engelsche
Terwijl velen in aard, uiterlijk en leefwijze scherp ondernemingen gebruikt, zijn zij grooter, ge-
van elkander gescheiden zijn, toonen anderen zoo- spierder en werkzamer. Op de door deze kust
veel overeenkomst met elkaar, dat sommigen ze begrensde Soeloe-zee, met haar stil water en
houden voor groepen van eenzelfden stam, even weinig slecht weder, hare parclbankcn en rijkdom
na verwant als b. v. de onderscheidene 1 lajaks aan producten, van welker inzameling de Badjo's
van Borneo (orang badjo, orang sekah, orang leven, zijn deze in hun clement. Indertijd, toen
tamboes, orang man tang, orang baroet, orang de Soelocsche zeeroovers met de Sultans van Bc-
laoet — zoo ook orang oetan, orang benocwa,
orang darat, -orang sakai, orang djakocn, orang
rou en van Boeloengan in betrekking stonden, is
aan de Badjo's, die men als derden in 't verbond
mantra); intusschen is in de volgende artikelen beschouwde, 't verblijf op de eil. Derawan en
nog de gebruikelijke indeeling, die vaak met de Pandjang, vóór den mond der Berou-riv., ontzegd
localileiten verband houdt, in acht genomen. Her- en werd hun vergund zich op 't veel zuidelijker
innerd mag hier nog worden dat evenals deels op gelegen eil. Bocdja te vestigen.
zee levende menschen met den algemeenen naam Naar Celebes overstekende, vinden we even be-
orang laoet (zeemenschen) worden geheeten, ter zuiden Tontoli op den N.W. hoek, eene vestiging
onderscheiding van hen die aan den wal blijven, van Badjo's, afwijkende van de Boegmeezen,
de bewoners der vlakte van orang goenoeng onder elkander trouwende en met een eigen taal
(bergmenschen; te Batavia zegt men orang oedik en kleeding: baadje met korte broek. Aan de
= bovenlanders) sprekend, menschen bedoelen golf van Tomini, even bewesten Tilamoeta, liggen
die op de bergen wonen, zonder daarmede een in het water gebouwde huizen van Badjo's, waar
speciaal ras aan te duiden. zij hunne prauwen, sopee's zooals deze hier hee-
De oud-resident van Riouw en onderhoorig- ten, herstellen; hetzelfde vindt men op de To-
heden, A. L. Van Hasselt, die meermalen de in gean-eil. in genoemde golf, waar de ellendige hutten
zijn gewest wonende nomaden bezocht, stelde der Badjo's, op palen gebouwd, ongunstig afste-
zijne nog onuitgegeven aanteekeningen ter be- ken bij de op 't land staande, stevige huizen der
schikking van de redactie; ter plaatse waar 't be- Boegmeezen. In Z.O. richting verder gaande naai-
hoort is van deze aanteekeningen, met vermelding den Bangaai-archipel vinden we wederom Badjo's,
van de herkomst, dankbaar gebruik gemaakt. tripang en schildpad vangende die zij aan Boegm-
ORANG AKIT. Maken een deel uit van de eezen en Chineezen, welke daartoe van Makasser
autochtonen der stranden van het Z. gedeelte dei- komen, inruilen. Vroeger bedroeg het aantal Ba-
Straat Malaka en van de kusten der daar gele- djoreeschc prauwen die jaarlijks op Bangaai aan-
gen eilanden, Poeloe Roepat e. a. Zij wonen kwamen 100 tot 150, met ongeveer 600 pikol tri-
gedeeltelijk op het land niet ver van zee of wel pang en 12 pikol schildpad; later is dat aanzienlijk
in hunne booten of raki tten; op den Siakschcn verminderd. De Badjo's worden ons geschilderd
wal wonen een paar honderd van deze menschen als een vreedzaam slag van volk, zonder landbouw,
en evenveel ongeveer op P. Roepat. Voor zoover menschen die het huwelijk met bruidschat ken-
zij op het vasteland wonen, zamelen zij bosch- nen, in kisten hunne dooden begraven en dezen
producten in, leggen ladangs aan of kappen hout kleederen en wapens medegeven, en aan een
voor den Sultan; zij zijn heidenen en zeer be- hiernamaals geloovcn, meer of minder aangenaam,
dreven in het vangen van de nangoci (zie aldaar naar gelang van goed gedrag. Op het Z.O. schier-
en bij ORANG MAMAQ). (Hijmans van Anrooy eiland van Celebes onderscheidt men land- en
in T. Bat. Gen. XXX, 1885, 347). zee-Badjo's, van welke eerstgenoemden zich meer
ORANG BADJO of BADJAU. Een over een vermengen met het volk waaronder zij verkeeren.
groot gedeelte van den Archipel verspreid volk, — Hunne padoeakan's zijn 10 a 15 kojans-prauwen,
aldus genoemd naar een legendarisch stamhoofd, —
dat, het visschersbedrijf uitoefenende, meerendeels
die een aantal lichte kano's kunnen laden, waar-
mede bij aankomst ter geschikter plaatse, naar
slechts tijdelijk aan den wal verblijf houdt, in tripang, enz. gevischt wordt. De vaartuigen der
hoogst eenvoudige woningen steeds in het water zwervende Badjo's zijn 7 of 8 kojans-prauwen,
gebouwd, een eigen taal schijnt te hebben en, waarmede zij, vergezeld van vrouw en kinderen,
ORANG BADJO of BADJAU. — ORANG BENOEA (BENOEWA) of ORANG DARAT. 117
ter vangst gaan in de baai van Kendari; zij vergezeld van kleine, langharige honden, met
leven op het water en reeds heel jong leeren de spitse ooren, die zij goed verzorgen. De kleeding
kinderen zwemmen en pagaaien; werkzaam en bestaat bij de mannen uit den schaamgordel, bij
openhartig, maar in hooge mate schuw noemt de vrouwen uit een sarong; hun wapen is het Bor-
men hen. Aan den wal wordt hunne taal ner- neosche blaasroer met een lanspunt van hard hout,
gens gesproken. Zij gelooven aan booze geesten zooals het Dajaksche, soms een parang. Overigens
die ziekte veroorzaken en sporen van Mohamme- is alles wat zij bezitten besloten in een bamboe-
danisme waren reeds zeer lang geleden onder hen koker van een voet lang: pijltjes, vergiftige gom
merkbaar. voor die pijltjes, wrijfhoutjes om vuur te maken
Op Batjan hebben de Badjo's kampongs in de en een mesje. Zij wonen in het bosch onder een
baai tegenover het eiland Membaat, half in zee afdak van takken en blad, gedragen door vier
gebouwde paalwoningen; hier ter plaatse zijn zij stokken en liggen onder deze beschutting te sla-
eer onverschrokken dan schuw en zelfs de Al- pen op een hellend raam van takken van een
foersche zeeroovers hebben ontzag voor hen; zij voet breed, 't hoofd aan 't lagere gedeelte rustende
zijn dan ook de eenige bewoners van Batjan die op een tak die dwars over de legerstede is ge-
zich op het eiland Ombi durven vestigen. bonden. Naast de legerstede worden de vuren
Op Groot-Basterd, in de baai van Geliting (N. aangelegd voor de spijsbereiding, voor den man
kust van Flores) zijn zij het geheele jaar vis- en de vrouw afzonderlijk. Hun voedsel is alles
schende, behalve bij slecht weer in den west- wat het bosch oplevert, zwijnen, ratten, slangen,
moeson; zij trouwen meestal onder elkander, apen, kikkers, jong blad en verder geruilde rijst.
maar hebben ook vrouwen van de landbevolking. Het huwelijk bestaat in het gaan samenwonen
Ook op de N.kust van het eil. Adoenara ten O. van den jongeling en het meisje, nadat de eerste
van Flores zijn nederzettingen van Orang badjo een soempitan van zijn vader, de laatste een pot
en langs de geheele kust van Soembawa, op Sa- van hare moeder heeft gekregen. Het zijn zachte,
leyer en Bonerate en op de Soemenepsche eilanden; lijdzame en vreesachtige menschen, ongeveer dui-
vermoedelijk ook op de Philippijnen. Op Timor zend in aantal, met inbegrip van de op zee levende
en Soemba komen ze niet voor. stamgenooten die eenigszins met de Orang badjo
Dat de Orang badjo „een mengelmoes van overeenkomen, in zooverre dat zij in hunne sam-
allerlei slag van volk" zijn, Javanen, Chineezen en pans wonen, met het geheele gezin en de hon-
Makassaren, zooals oude berichtgevers beweren, is den, zonder eenige geriefelijkheid leven en visch-
stellig onwaar; van de „zeekoeyen en schilpadden" vangst beoefenen. Zij gebruiken geen geld, kleeden
die zij destijds vingen zijn eerstgenoemden zoo zich als de Orang benoea en lijden aan huid-
zeldzaam geworden, dat men ze in de nieuwere ziekten. In naam zijn de niet varende Orang
berichten over de Badjo's niet meer vernield benoea onderworpen aan de hoofden van het eiland
vindt. Omtrent de oorspronkelijke herkomst der dat zij bewonen, maar inderdaad zijn zij, zwer-
Badjo's bestaan vele gissingen, maar zekerheid vende van de eene plaats naar de andere, aan
ontbreekt. (Zie verder: J. N. Vosmaer, in Ver- zichzelven overgelaten. In 1895 maakte de resi-
hand. Bat. Gen. XVII, 1839,bl. 113; Van Sprccu- dent A. L. Van Ilassell een tocht door het eiland
wenberg in T. v. N.-L 8" jg. 1846, I, bl. 35 Rempang met den controleur H. J. E. F. Schwartz,
(hoofdzakelijk van belang voor de mededeelingen bezocht daar denzelfden volkstam en deelt daar-
van Padbrugge, gouv. der Mol. 1677—82); Van omtrent het volgende mede. Te Semiang in Straat
der Dart, Rcize rondom het eil. Celebes, 1855, Tioeng woont de penghoeloc onder wien zij
bl. 84; Elout in T. v. N.-L 1881, bl. 202; Van staan; hunne verblijven waren toen in 't bosch,
Veischuer in T. Aardr. Gen. 1882, VII, bl. 1). ruim een uur van de kampong Tamiang en
ORANG BANTIK. Zie Dl. I, bl. 122. komen geheel met de beschrijving door Netscher
ORANG BARO, BAROEK of BAROET. Zie er van gegeven, overeen; zij zien er uit als Ma-
ORANG LAOET. leiers en kleeden zich als Maleiers, maar zeer
ORANG BELOM. Zie ORANG LOM. armelijk; spreken hun eigen taal, maar allen ken-
ORANG BENOEA (BENOEWA), of ORANG nen Maleisch, de meesten ook Chineesch, voeden
DARAT. Zoo noemen zichzelf de leden van een zich met apen, varkens, visch, krabben, schelp-
zwervenden volksstam op de eilanden Rempang, dieren en met rijst, die ze van de Chineesche koe-
Galang en Batam van den Riouw-archipel. De lies koopen voor 't geld dat ze van de Maleiers en
Maleiers noemen hen Orang oetan, wat zij als Chineezen ontvangen voor hunne boschproducten
een scheldwoord beschouwen. Volgens Netscher, of dat zij in dienst der Chineezen op de bangsals
die in het midden dezer eeuw als resident van (ganibir-fabriekcn) verdienen. Varkens vangen ze in
Riouw met hen op Rempang, recht W. van de strikken, apen schieten ze niet de soempitan, het
residentie-hoofdplaats in aanraking kwam, zijn zij blaasroer dat uit Borneo via Singapore wordt in-
van de Maleiers geheel verschillend. Van voren ge- gevoerd, waarmede zij zeer behendig schieten en
zien is hun gelaat bijna bolvormig rond, de neus zeer dat een lanspunt heeft; lansen heltben zij niet,
klein met openstaande neusvleugels en bovenaan daarmede gebeuren zoo licht slechte dingen, zeg-
bijna geheel plat; de oogen klein en langwerpig gen ze; wel kapmessen en bijlen. Zij dragen lasten
en eenigszins schuin geplaatst; de ooren groot op den rug, met een band over het voorhoofd en
en slap; het voorhoofd zeer laag, plat en achter- over de schouders, begraven hunne dooden niet
uitvliedcnd; de onderkaak sterk vooruitstekend; diep en hoogen het graf op waarbij zij offers
het haar lang en stijf, achteloos om het hoofd plaatsen in klappernootschalcn. De mannen dra-
gewonden: het lichaam zeer ruig; sommigen heb- gen kort haar en een rond 't hoofd gewonden lap
ben fraai krullende baarden. Eene overeenkomst als hoofddoek; de vrouwen winden het haar in
met de Orang benoea van Djohor valt op te een sanggoel; een enkele maal ziet men krullend
merken. Godsdienstig gevoel ontbreekt. Bij ziekte haar. Deze Orang benoea zijn heidenen en een
wordt de lijder in 't bosch achtergelaten. Velen enkelen zeldzamen keer gaat er een tot den
sterven aan pokken. De Orang benoea zijn steeds Islam over en vestigt zich dan in een Maleische
118 ORANG BENOEA (BENOEWA) of ORANG DARAT. — ORANG DONGO of DONGGO.
kampong. Er zijn drie groepen, die van Raja, oog- en huidziekten behept; vroeger zouden zij
van Boeton en van Semoelong: de boven beschre- de crematie hebben toegepast, thans begraven zij,
venen, ongeveer 50 in getal, behooren tot laatst- in het woud, hoog op een heuvel. Bij de oogst-
genoemde groep. Zij beweren in vroeger tijd van feestcn treden priesters (balians) op en gewoonlijk
Batam herwaarts te zijn gekomen, doch die van worden na den oogst de huwelijken voltrokken,
Batam beweren van het Maleische schiereiland af- waarbij de koopsom zelden in geld wordt voldaan.
komstig te zijn. In beide beschrijvingen van de De oudste van de bijeenwonenden is hoofd. Lang-
Orang benoea is bij eenige overeenkomst hier en zamerhand vindt de Islam ingang, vooral daar waai-
daar verschil op te merken dat van vooruitgang de Orang boekit zich in de uiterste dorpen der
getuigt. Op Batam vindt men er een honderd, zij Maleiers hebben neergezet, in Koempa en Laboean
spreken hun eigen taal, begraven hunne lijken niet (onderafd. Laboean Amas en Batang Alai); met
en zoeken allerlei boschproducten, rasem-stengels hen ruilen zij duurzaam houl, was en stofgoud tegen
om kélongs te maken, de staketsels in zee waarin hetgeen zij noodig hebben en allengs dringen
visch gevangen wordt, bast van antoei om de Maleische gewoonten zich tusschen de hunne; de
peperranken op te binden en schors van merawan Maleische taal spreken zij met neusgeluid en op
voor de omwanding der hutten. In de ongenaakbare zangcrigen toon en met enkele eigene woorden.
moeraswouden leiden zij een armzalig leven, schu- Lasten dragen zij aan een band over het voor-
wen evenzeer den arbeid als den omgang met hoofd. De getalsterkte van dit achterlijke volkje
vreemden, kleeden zich spaarzaam en maken zich wordt geschat op 5000; van zijne herkomst is
een afdak tot verblijf. Dat de Orang benoea oor- met zekerheid niets bekend, maar naar de be-
spronkelijk uitgeweken Maleiers zouden zijn, die schrijving komen zij in bijna elk opzicht met de
hun toevlucht in het bosch hebben gezocht om Dajaks overeen. (Zie verder Grabowsky in Aus-
zich te vrijwaren tegen de onderdrukking hunner land, 1885, bl. 782).
hoofden, is eene onderstelling die geuit maar niet ORANG BORGOR. Zie BURGERS.
bewezen is. Ook op Koendoer is eene nederzetting ORANG DARAT of ORANG GOENOENG.
van Orang benoea of oetan. (Zie verder ORANG Naam van de inheemsche bevolking van Banka (Zie
OETAN en E. Netscher in T. Bat. Gen. 11, 1854, aldaar Dl. I, bl. 117): ook van de inheemsche
bl. 108). bevolking van Billiton (Zie aldaar Dl. I, bl. 203).
ORANG BOEKIT. In families, dagreizen van' Deze zijn Mohammedanen met vele heidensche
elkander wonende in het Meratoes-gebergte, Zuid- begrippen, gelijken uiterlijk veel op Maleiers en
Oost-Borneo, van 30 30' tot 1° 30'Z.8., zijn noma- onderscheiden zich hierdoor en in vele andere
den die aan rijstboifw doen en jaarlijks minstens opzichten van hun eilandgenooten de Orang sakei:
tweemaal verhuizen; hunne woningen, meestal op zij zijn schuw, klein van postuur en nietig van
een heuvel gelegen, zijn dan ook niet voor lang- vóórkomen, lui en onverschillig. Een eeuw gele-
durig verblijf ingericht, staan op palen van de den waren zij nabij het strand gevestigd, maar na
houtsoort die 't meest voor de hand groeit, heb- veel overlast van zeeroovers te hebben verduurd,
ben eene omwanding van boomschors en een dak trokken zij naar het binnenland; sedert eenige
van palmblad; indien hunne ladang uitgestrekt is jaren zijn zij, vroeger verspreid wonend, door het
wordt er verderop nog een huisje gebouwd voor bestuur in kampongs vereenigd en komt de land-
hen die tegen den oogsttijd de vogels verjagen. bouw bij hen allengs meer in eere. De vloer van
Bij hel begin van den oogst zoekt de Orang hunne op palen staande huizen ligt ruim een
boekit een plek voor een nieuwe ladang en bouwt meter uit den grond; omwanding en dak zijn
een ander huis; de vorige oogst is dan op en van boomschors. Hunne hoofden zijn aan het Gou-
niets bindt hem meer aan de oude woning; op vernement ondergeschikt. (Zie verder bij ORANG
die nieuwe plek wordt gehakt, gebrand en ge- BENOEA en H. Zondervan, Bangka en zijne
zaaid en de rijst van den vorigen oogst opgege- bewoners in Ind. Gids, 1895; De Nooy in T.
ten; tegen den tijd dat de nieuwe rijp is bouwt Bat. Gen. XXXVII, bl. 606; Van Eek in Ind.
de Orang boekit een ander huis op een nieuwe Gids, 1883, I, bl. 307; H. Zondervan in Tijds.
plek gronds — en zoo voort. De aren worden
een voor een afgesneden met den scherpen kant
Aardr. Gen. 1900).
ORANG DJAMBAQ. Naam der Menangkabauers
van een aan den duim gestoken bamboe-ring; (Zie aldaar).
met de voeten treedt men de korrels uit de aren ORANG DJOEROE. Aldus worden genoemd
en in een ronde mand of bak van boomschors, de Orang sakei van Billiton, die tot den Islam
in een hoek van het vertrek wordt de rijst be- zijn overgegaan; zij moeten meer ontwikkeld zijn
waard. Ook de vuurhaard is binnenshuis en men dan hunne stamgenooten, die heidenen zijn ge-
kookt nog veelal in een bamboelid. Vogels wor- bleven. Ook noemt men zoo de Orang laoet die

.
den gevangen met lijmroeden en met het blaasroer, gezegd worden in de buurt van Poelau Ponggo
dat meestal in een lanspunt eindigt; onder de of Ponggoel op de N.O.kust van Banka thuis te
vergiftige pijltjes zijn er van koper met weerha- behooren ; vroeger waren zij zeeroovers maar thans
ken ; voor de groote jacht, op varkens, worden zijn zij onschadelijke zeevaarders, die langs de
lansen gebruikt en honden, die in grooten getale kusten van Banka en in de Gasparstraat rond-
bij de huizen zwerven. De mannen, meestal ge- dobberen.
spierde figuren, dragen een hoofddoek en de ORANG DJOHOR. Zie ORANG RAJA I
tjawat, de vrouwen, klein maar stevig gebouwd, ORANG DONGO of DONGGO. Een bergvolk,
eveneens een hoofddoek, een baadje en een (bij wonende in dorpen op de moeilijk toegankelijke
den arbeid korte) sarong, die vastgehouden wordt bergruggen ten Z.O. van Bima en ten Z. van de
door een gordel van schelpjes, beide geslachten Aroe Hassa op Soembawa, stil, vlijtig en arbeid-
sieren zich met gekleurde kralen; de kinderen zaam, levende van akkerbouw, veeteelt en jacht,
loopen naakt of kleeden zich met een enkele en verder van ruilhandel. De Orang dongo ston-
zilveren munt. De Orang boekit zijn grootendeels den bekend als heidenen en als een aan het Euro-
heidenen, gastvrij, onbeschrijfelijk vuil en niet pecsch gezag vijandig clement weiden zij vroeger
ORANG DONGO of DONGGO. — ORANG KOEBOE. 119

sjbergduivels" genoemd; misdaden zijn bij hen zen zieken wanneer zij in extase gebracht zijn
onbekend; hunne huizen zijn kleine op hooge door het rumoer van de dansende en muziek
palen gebouwde vertrekjes, met een ladder en makende bevolking. Bij het huwelijk heeft eene
een luik; bij het rusten gebruiken zij een hout- uitwisseling van ringen plaats; de man brengt
blok als halssteunsel. (Vgl. Dl. I, bl. 206 en een nacht door in de woning van het meisje,
zie verder Reinwardt, Reis naar het O. ged. v. beide worden met een aan het doesoenhoofd ver-
d. Ind. Arch. 1858, bl. 322). vallende boete gestraft en bij wederzijdsche nei-
ORANG GOENOENG. Zie ORANG DARAT ging tot trouwen wordt het huwelijk als gesloten
en Dl. I, bl. 117. beschouwd. De dooden worden begraven of in
ORANG GORAP. Onder dezen naam zijn in huisjes op stijlen neergelegd in het bosch.
de residentie Ternate bekend vroegere slaven uit Ten Westen van deze streken, in de afd. Rawas
den geheclcn Archipel, maar het meest van Flores en Limoen leven eveneens Orang koeboe, zonder
of Manggarai, Salcijer en Boeton door zeeroovers vaste woonplaats zwervende in het bosch. Aan
medegevoerd en later hetzelfde bedrijf uitoefenende. de Meroeng, een beekje dat bij Lesoeng Batoe
Met toestemming der inlandsche hoofden hebben in de Rawas valt, huisde eene kolonie van deze
zij zich nedergezet op Noord-Halmahéra in de menschen die door hun slependen, waggelenden
districten Dodinga en Lolodah en erneeren zich gang, dunne beenen en huiduitslag verraden een
tegenwoordig hoofdzakelijk met de vischvangst. kommervol bestaan te leiden; ook de kinderen
Zij zijn thans geheel vrij en verrichten met de zien er armzalig uit. De Koeboes hebben een
andere bevolking de gewone heeren- en negorij- veel meer ingedrongen gestalte dan de Maleiers
diensten. en komen in lichaamsbouw en uiterlijk meer met
ORANG KOEBOE. Leiden in de bosschen van de Niassers overeen. De mannen hebben veelal
Palembang en van Djambi, begrensd door de ri- lang, kroes haar. Het tiental hutten die daar bij
vieren Moesi, Rawas, Tambesi en Djambi, een elkander stonden, waren niet meer dan afdaken
zwervend leven — en van deze eigenlijke rimboe-
koeboe's, die iedere aanraking met Europeanen
van lipat-blad, rustende op vier stokken, nog geen
manslengte hoog, met een vloer van ruwe takken
vermijden is heel weinig bekend — maar komen
ook in de buurt van bewoonde streken in tijde-
nog geen voet boven den grond; daar slaapt de
familie en wordt het huisraad geborgen, kapmes-
lijke of vaste nederzettingen voor; laatstgenoem- sen, draagmanden, ijzeren pannen en borden; en
den, die men geen rimboe-koeboes kan noemen, daaronder liggen de kleine, nijdige, schurftigc,
vervloeien allengs in de bevolking waarmede zij steiloorige honden. In de nabijheid stapels van
aanraking hebben; zoo hebben b.v. de Koeboc's tjoebadak rimboe, poear en andere vruchten. Deze
aan de Kloempang, een tak van de Lemoeroes, Koeboes houden een, twee,' drie of vier vrouwen.
die in de Rawas valt, niets bijzonders en hunne Tusschen de hoofden der naburige doesoens is
hutten gelijken op de slechtste verblijven in de een aanhoudend gekibbel en geknoei over de
dorpen der Rawasscrs. Zeker waren de Kocboe's Koeboes; ieder wenscht hen gaarne in zijn gebied
vroeger niet binnen zulke enge grenzen beperkt te behouden, omdat het leveren van damar en
als thans; sporen van hun voorkomen en bekend- andere voortbrengselen voor de Maleiers een winst-
heid met hun bestaan vindt men nog in de VII gevende zaak is. Een Maleier uit de doesoen of
Kota, het Zuidelijkst landschap der Pad. Boven- marga binnen wier gebied zij verblijf houden is
landen. In de res. Palembang vindt men hunne de tusschenpersoon tusschen hen en de hoofden
grootste nederzettingen langs de Lalang- Toengkal- en draagt den titel djenang. Als heidenen bij de
Bajal- en Leka-rivieren (afd. Iliran en Banjoe Mohammedaansche bevolking veracht, staan de
Asin) die van Sekajoe uit bereikbaar zijn; de Koeboes aan allerlei verdrukking bloot. Ook de
zwervende, bij de inlanders bekend onder de zwervende stammen hebben dipali's en penggawa's
namen Koeboe octan of alas en Koeboe kepa- als hoofden, titels die zij waarschijnlijk aan de
hiang, bewonen de nog bijna geheel onbezochte Maleische maatschappij hebben ontleend.
wouden langs de Noordelijke streken der res. Een geheel anderen indruk maken de Koeboes,
Palembang en vertoonen zich zelden of nooit aan die tusschen de hoofdplaats Djambi en de Zuide-
Europeanen of aan andere inlanders. Zij leven in lijk daarvan stroomende Soengei Bahar hunne
horden, onder een hoofd, gewoonlijk de oudste hutten hebben opgeslagen; de mannen groot,
of krachtigste, bezitten geen vaste woonplaats en krachtig en flink van postuur, de vrouwen Wankel-
het meest primitieve afdak van ruw hout en bla- en gelijkend op een Zuid-Europeesch type; oudere
deren dient tot beschutting tegen regen en wind. personen leden daar aan knobbelachtige uitwassen
Zij hebben een verbazend ontwikkeld vermogen aan de buitenzijde der dijen; bij het traceeren
zich in de wouden te oriënteeren en zich aan van den weg van Djambi naar de Bahar zijn
vervolging te onttrekken; zoodoende bleven zij eenige gezinnen gebleven waar zij vertoefden,
vrij van vreemde invloeden. Aan de Batang maar de meerderheid is gevlucht naar rustiger
Leka, een zijtak van de Moesi, ligt de Koeboe- oorden. Deze laatste zijn boschmenschen, die een
doesocn Loeboek-Boeah, met 15 hutten; andere eigen taal spreken, geen vaste woningen hebben,


nederzettingen in die buurt zijn Doerian Dahoen rondtrekken om hun voedsel machtig te worden
en Loeboek Bentiala, bewoond door schuwe, nau- en de boschproducten zooals inderdaad ge-
welijks gekleede menschen die aan vischschub- beurt■— op een bepaalde, kenbare plaats neder-
leggcn, om daarvoor later terzelfder plaatse rijst,
benziekte (penjakit loksong) lijden, groote been-
wonden hebben en verregaand onzindelijk zijn. zout en kam in ruil te komen terughalen. Wel
Men onderscheidt aldaar Koeboc-laoet en Koeboe- leven ze niet in holle boomen, maar hunne wo-
darat, of Koeboes van den water- (niet zee-)kant ningen zijn toch van het eenvoudigste maaksel;
en van de landzijde; de Koeboe-laoet zijn min- zij eten wortels en allerlei dieren, weten handig
der schuw door meerdere aanraking met Malei- om te gaan met een lans van drie voet lengte en
sche handelaars. Doekoens of malims, vormende werpen daarmede behendig tot op vrij grooten af-
het verband tusschen menschen en geesten, gene- stand. Een doodc laten zij liggen in de hut waar
120 ORANG KOEBOE. — ORANG LAOET.
hij stierf en trekken dan onmiddellijk verder. De dragen bonte of witte baadjes en korte broek, de
aan de Bahar gevestigde Koeboes zijn Mohamme- kinderen kralen om den hals en touwtjes met
danen, hoewel nog zeer onvolkomen; de kinderen doorboorde centen. Met anderen dan hunne soort-
worden besneden; hun adat bij het huwelijk komt genooten spreken zij Maleisch met een van die
met die der Palembangers overeen; de man be- der Maleiers afwijkenden tongval. De rechtspraak
taalt een koopprijs en de vrouw blijft niet bij berust bij den batin, maar ernstige misdrijven
hare ouders. Bij overlijden van den man erft eerst worden voor den onderkoning te Penjingat ge-
de vrouw en dan de kinderen en zijn er geen bracht; doodvonnissen moeten voltrokken worden
bepaalde erfgenamen, dan eigent diegene zich den door het „melaboehkan di laoet", waarbij de ver-
boedel toe die er het eerst kans toe ziet. Schrift oordeelde met een steen om den hals in zee
kennen zij niet: wel is een door den dipati van wordt geworpen. In deze buurt van de zuidelijke
ingesneden teekens voorzien stukje bamboe (soerat Tambelan-eilanden verschijnt nooit een schip,
geheeten) voor den ontvanger eene aanwijzing uitgezonderd een Chineesche wangkang die met
betreffende een te volbrengen opdracht. De tijd- de Orang laoet ruilhandel komt drijven, terwijl
rekening geschiedt bij maanden, de onderscheiding deze eigenlijk hetgeen zij vangen en inzamelen
in dagen is hun vreemd en bepaalde feestdagen aan de datoeqs moeten verkoopen, dien zij bo-
kennen zij niet, tenzij men als zoodanig wil reke- vendien jaarlijks honderd paarlmoerschelpen om
nen de dagen waarop wel eens een kif) geslacht niet moeten leveren. Wanneer men verder van
wordt, waarschijnlijk voor offermaal. Wat zij inza- deze Orang laoet hoort vertellen, dat hunne groot-
melen in deze streken is hoofdzakelijk getah, ook ste euveldaden bestaan in het medenemen van
was en honig. Met andere Koeboe-stammen komen eenige klappers, van een enkele prauw of in het
deze Koeboes zelden in aanraking; naar die aan dieven van eetbare vogelnestjes, daarbij hoort
de Lalang-rivier bestaan geen boschpaden; men gewagen van hunne „eigene tuinen" waarin ze
heeft slechts gemeenschap met hen langs de rivier.
Op de Bahar doen zij, zoo noodig, als pagaaiers
kokosnoten telen — dan blijken zij meer een
nijver en zeer tam visschersvolk dan een bende
dienst. (Zie verder Valette in T. Binn. Best. I, woeste zeeroovers te zijn, zooals de naam van
1888, bl. 359; Reisverhaal Sumatra-Expeditie, een der Natoena-groepen (Serasan- of zeeroovers-
register, 11, bl. 313, Volksbeschrijving ibid.). eilandcn) zou doen vermoeden.
ORANG LAOET (LAUT). In engeren zin, daar Op de Oost-Sumatraansche kust, tusschen de
al de op zee levende visschers in verschillende monden van de Reteh en de Kampar komen meer-
deelen van den Archipel nu en dan Orang laoet dere groepen van Orang laoet voor. Niet ver ten
worden geheeten ; thans meer bepaaldelijk de op de Zuiden van de Indragiri-delta werd eene vesti-
Chineesche Zee zwervende soort, door oude Spaan- ging aangetroffen, bestaande uit een aantal prau-
sche schrijvers lutaos geheeten. Het eiland Boeng- wen in de nabijheid van een op hooge palen
oeran van de Groot-Natoena-groep herbergt op de gebouwd, met nipah gedekt en slechts gedeel-
W.kust 300 Orang laoet, Moslemen, die wanneer telijk met nipah omwind huis. Deze menschen
de zee te onstuimig is, zich met klappercultuur blijven niet veel langer dan een paar jaar op tle-
bezighouden. Op Poeloe Pandjang, behoorende zelfdc plaats, bedrijven daar vischvangst, betalen
tot de Soebi-groep van de Natoena-cilandcn, lig- eene jaarlijksche retributie per huisgezin, klamin,
gen 2 kampongs, met 100 personen samen, van aan Ongkoe Togoh, een der rijksgrooten van In-
deze menschen; alleen in den goeden moeson dragiri, leven hoofdzakelijk van rijst en visch,
gaan zij uit om zeeproducten in te zamelen die deze ruilend tegen gene, zijn gekleed als arme
zij aan den radja tegen vastgestelde prijzen moe- Maleiers, en spreken een eigen taal, hoewel som-
ten verkoopen: eene zware belasting, die zij migen Maleisch verstaan. De ouderen hebben
gaarne door een hoofdgeld zagen vervangen. Zij meestal () beenen door voortdurend in prauwen
zijn allen Moslemen ; hun batin (hoofd) op Poeloe te zitten. Lïnkelen hebben zich in een kampong
Seraja is zelfs hadji; toch blijven zij van de „(Trang gevestigd, maar de meesten verkiezen het leven
negri" (Maleiers) afgescheiden; zij hebben bij op zee, maken hun eigen vischtuig maar koopen
hunne kampongs een eigen begraafplaats. hunne prauwen. Een bijzonder type geven zij
Op Penaoe, een der zuidelijkste van de Tam- niet te zien, de huid is hard en ruw door weer
belan-eilanden, ten Z. W. van de vorige groep, en wind. Hunne vloten ontmoet men op de Oost-
houden de Orang laoet vast aan het heidensene Sumatraansche kust en in de straten en kreeken
geloof. In 't slechte jaargetijde worden de prau- ten N. van de Indragiri; zij verplaatsen zich naar
wen op 't droge gehaald en de eenvoudige hutten gelang het vischwater zulks medebrengt.
betrokken; deze prauwen, gocbang, zijn van 6 Op het eiland Baharoe, nabij de N.O.kust van
tot 8 M. lang en ruim 2 breed; zij hebben een Lingga, vond de resident Van Hasselt eene neder-
boord van boomschors, een dak van latten en zetting van Orang laoet met een twintigtal prau-
planken, een losse mast, een verhoogd gedeelte wen ; de mannen waren met de kleine sampans
dat, ook onder zeil, door een p\ gevouwen ka- uit om bengkoeang-blad te halen waarvan zij
djang wordt gedekt en waar de slaapmatten wor- kadjangs maken, die voor 4/2 dollarcent per
den bewaard; een zandbak met 3 steenen is de stuk worden verkocht; vrouwen en meisjes sjiie-
stookplaats en verder is het huisraad iets meer ten rotan waarmede de matten genaaid worden;
dan 't hoog noodige. De romp wordt met don- geheel naakte kinderen, ook groote maar nog
kerbruin kleurende kroéing-olie bestreken. Op niet volwassen meisjes, speelden in de nabij-
elke prauw leeft één gezin; het huwelijk tot den heid; de meeste vrouwen, lang en sterk van bouw,
derden graad is onder stamgenooten verboden. hadden het bovenlijf ontbloot, en 0111 den linker-
In het gezin is de langstlevende der echtgenooten bovenarm een band van doek, blijkbaar een amu-
eenig erfgenaam. De waardigheid van batin is let; bij hun donkere huidkleur viel op te merken
erfelijk van vader op zoon. De kleeding dei- sterk krullend, bij sommige zelfs kroeshaar, onge-
vrouwen bestaat uit een korten sitsen badjoe kamd, ruw saamgebonden in een knoop. Bij een
koeroeng, over de sarong gedragen: de mannen paar hutjes met niboeng-vloer allerlei huisraad,
ORANG LAOET. — ORANG LOEBOE. 121

vischgereedschap, klapperdoppen met getah, een zijn geweest. Van Batakschen oorsprong zijn zij
slede, waarmede men zich over de modder beweegt zeker niet, zooals hun kleinere en breede aange-
om de dieren te verzamelen die de zee daar achter- zichten doen zien; evenals de Klein-Mandelingers
liet (welke slede ook op de modderbanken van van de boyendistricten zijn Loeboe's van Groot-
de Oostkust wordt gebruikt), gereedschap om fak- Mandeling Maleiers; hun uiterlijk is het Maleische
kels te maken, voor de vischvangst bij avond, zoo- type, zij zijn grover, gespierder en flinker gebouwd
wel loopende langs het strand, memandjong, dan de Mandelingcrs; hunne taal is verbasterd
als in prauwen, menjoeloek, enz. 'Legen Euro- Maleisch (volgens Van der Tuuk is het Loeboesch
peanen spreken deze menschen gewoon Maleisch. een tongval van 't Menangkabausch), maar velen,
Op een landtong waren bezweringstoestellen op- de ietwat beschaafden, spreken Mandelingsch. In
gericht, trappen van 7 treden, oploopende tus- Oeloe Baroemoen worden zij Halak dolok, lierg-
schen piiiang-stammen; op drie achtereenvolgende of hoogtebewoners genoemd, of Halak karangan,
avonden spreekt een doekoen, op de bovenste boschbewoners. Vroeger, nog niet zoo heel lang
trede gezeten, de geesten toe, om dezen gunstig te geleden, woonden zij naar het heet „in nesten"
stemmen, opdat voor onheil en ziekte de nederzet- op de boomen, sliepen allen bij elkander; tusschen
ting, gedurende den tijd dat de krachtige N.< )■ ongehuwde en huwbare personen van verschillende
wind het leven op zee onmogelijk maakt, ge- sexe lag een mes, en hunne kleeding bestond uit
spaard blijve; muziek van gongs en rebana's be- een lapje boomschors of een halven klapperdop.
geleidt de bezwerings-formulieren. Thans is dat een weinig anders; als de mannen
De Orang laoet van den Lingga-archipel, die aan den arbeid zijn dragen zij een tjawat en overi-
Noordelijk tot Poeloe Abang en tot P. Mapor gens kleeden zij zich als de andere bergbewoners ;
komen, maar zich gewoonlijk in Straat Dasi en boomschors ziet men zelden meer; de vrouwen
in de Limbong-baai ophouden, zijn heidenen, om- dragen rokjes tot aan de knieën. De woningen ver-
trent wier godsdienstbegrippen nog weinig of niets toonen wel de kenmerken van aanraking met de
bekend is. Zij worden onderscheiden in Orang meer beschaafde Mandelingers, maar alles slaapt
mantang en Ö. baro, baroet of baroek; beide nog dooreen en honden, geiten, katten en soms
stammen wonen in hunne vaartuigen en zijn varkens loopen ongestoord in en uit, maar het
slechts tijdelijk aan den wal en zeer onderschei- houden van varkens is door den invloed der Man-
den van de meer of min geïslamiseerde Orang delingsche hoofden bijna geheel opgehouden. Het
laoet der strandkampongs; zij vermengen zich grootste gedeelte der Loeboes leeft nog afgezon-
onderling niet, komen zelfs met hunne vloten derd, op plaatsen die men pagaran's heet (evenals
niet in elkanders nabijheid, eten geen visch de nederzettingen, gehuchten uit de dorpen der
die door de anderen is gevangen. In kleeding bataks): zij staan onder een door het Gouv. be-
komen zij thans met de Maleiers overeen, ver- noemd ripé-hoofd, die weder een Mandelingsch
staan Maleisch maar spreken het op bijzondere kamponghoofd boven zich heeft; maar ook een
manier, nagenoeg onverslaanbaar en hebben een deel van de bevolking, dat niet tot de Loeboe's
groot aantal van het Maleisch geheel afwijkende behoort en door gebrek aan geschikte sawahgron-
woorden. Zij visschen uitsluitend met den harpoen den tot dezelfde leefwijze is gedwongen, woont op
(se roe wit), 's avonds bij fakkellicht. Aan den ongeveer gelijke manier, zij 't ook in betere wonin-
wal werken zij wel voor Chineesche houtkapperijen gen en nabij oordeelkundiger bebouwde ladangs.
en hunne dochters trouwen soms met Chineezen. De huizen der Loeboes zijn ellendige krotten, o p
In den Lingga-archipel bedraagt hun getal 750, palen op den grond en liefst wonen zij ver uit
waarvan een derde volwassenen. (Zie verder elkander om ruzie te voorkomen over de kinde-
:
ORANG RAJAT, ORANG SEKAH en ORANG ren velen zijn naar de vlakte verhuisd, heb-
TAM BOES, alsook Van Hasselt en Schwartz in ben zich daar in bestaande kampongs gevestigd en
T. Aardr. Gen. 1898, 1). zijn in marga's verdeeld; zij werken aan de wegen,
ORANG LEPAR. Zie ORANG SEKAH. hebben een aandeel in de koffictuinen en zijn dus
ORANG LOEBOE. Wonen in Mandeling en op weg om geheel in de Mandelingsche bevolking
Oeloe Baroemoen (Padang Lawas), nauwkeuriger: op te gaan. In Oeloe Baroemoen verkecren zij in
op de O. keten van het Barisan-gebergte, dat de staat van slavernij, zijn geheel afhankelijk van het
grensscheiding vormt tusschen Padang Lawas en hoofd van Djandji I.obi, mogen niet buiten het
Groot-Mandeling en het meest op de hellingen gebied van de kampong verhuizen, moeten nabij
naar de zijde van Mandeling. Omtrent hunne af- hun meester blijven, boschproducten voor hem in-
komst zijn verschillende gissingen geuit; volgens zamelen en ter jacht gaan. De Loeboe's zijn een
den een zouden de Loeboe's tot de oorspronke- lui, koppig en diefachtig volk, maar tegenover het
lijke bewoners van Sumatra behoord, met de Ma- Europeesch bestuur zeer gedwee. Zij voeden zich
leische bevolking der Padangsche Bovenlanden met het vleesch van allerlei dieren: tijgers, eek-
één volk uitgemaakt hebben en door burgeroorlog hoorns, vleerinuiz.cn en visch, die zij aan de rivier-
verdreven zijn; volgens den ander zouden zij van oevers steken, voorts met rijst, obi, djagoeng,
het Maleische schiereiland afkomstig zijn en zich keladi, en telen als genotmiddelen tabak en koffie.
op Sumatra het eerst aan de Rokan-rivier geves- Rotan, damar en idjoek worden tot nuttige doel-
tigd hebben; daar het niet bekend is dat zij ooit einden ingezameld. Hunne wapens zijn blaas-
elders woonden, buiten de Bataksche streken, be- pijp, messen en bijlen. Velen lijden aan huid-
staat er aanleiding tot de vraag of 't, bij de over- ziekten en allen verspreiden een onaangenamen
eenkomst, die zij in uiterlijk en gewoonten heb- geur; zij baden bijna nooit.
ben met de equivalente bevolking van het schier- De djoedjoer of huwelijksprijs bestaat in een
eiland, niet mogelijk is dat zij de Bataks gevolgd haan, een soekat rijst, een djantar (groote bamboe)
zijn toen deze vandaar vertrokken. Volgens Van toewaq (palmwijn) en 900 duiten; of wel uitwerk
der Tuuk (voorrede l ü st. Tobasche spraakkunst) (p aker dj aan) dat de man aan de ouders van het
zullen de Loeboe's wel de oorspronkelijke bewo- meisje moet leveren: een met rijst beplante ladang
ners althans van het Z. gedeelte der Bataklanden van 12 koelaks (60 kati), een huis van 3 vadem
122 ORANG LOEBOE.
— ORANG MAMAQ.

lang en een kleine soppo. Het aantal vrouwen dat bewoners; negen in het stroomgebied der Gangsal,
de man neemt is willekeurig, maar huwelijken tien metDjenala".De negen soekoe's van del'jinako
tusschen Loeboe's en Mandclingers kwamen waar- zijn: Doerian Tjatjar, Selantai, Perigi, Gedaboe,
schijnlijk nog niet voor; zij hebben een huwelijks- Parit, Soengel Limau, Sengkila, Menggahajan en
inzegening en kennen een eedsformulier. De over- Djerindjing. Deze wonen tusschen Tjinako en In-
ledenen worden in een kuil begraven; men gelooft dragiri; de sockoe-namen zijn de namen der
aan geesten en aan een leven hiernamaals, ook soengei's waaraan zij wonen; onder soekoe's wor-
op deze aarde, onzichtbaar, als geesten, die, in de den hier verstaan alle afstammelingen uitsluitend

.
lichamen der levenden varend, dezen ziek maken. in de vrouwelijke lijn van dezelfde stammoeder.
In naam gaan vele Loeboe's tot den Islam over, De leden eener soekoe wonen bijna zonder uit-
maar de voorschriften schenden zij zoo dikwijls zondering bij elkander en zijn zeer nauw aan
als daartoe aanleiding bestaat. Hun aantal wordt elkander verbonden: de soekoe is verantwoorde-
op 1500 tot 2000 geschat. (Zie Van Kerkhof!' in lijk voor de daden van elk harer leden. Huwelij-
'I A. G. II vu, bl. 576; Van Ophuyscn in T. ken in de soekoe zijn verboden; man en vrouw
Bat. Gen. XXIX, bl. 88; Van Dijk in Bijdr. t. t. blijven ieder tot hun soekoe behooren en slechts
1. en vlk IVe volgr. VIII, bl. 151). zelden heeft samenwoning plaats, waarbij dan de
ORANG LOM, ORANG BELOM, ORANG man bij de vrouw intrekt; man en vrouw vor-
MAPOR. Vroeger over het grootste gedeelte van men geen gezin, want dit omvat hier alleen de
Banka verspreid, worden zij thans op dat eiland vrouw met hare kinderen; aan het hoofd van zulk
gevonden in de Noordelijke districten Muntok, een gezin staat de oudste broeder der vrouw, de
Blinjoe en Soengei liat, hebben hun heidenschen mamaq (vandaar den naam); de vader heeft geene
godsdienst en de voorvaderlijke zeden grooten- rechten op zijne kinderen, deze gaan geheel op
deels behouden en zouden hun naam dragen omdat in de soekoe der moeder. Aan het hoofd der soe-
zij nog niet (belom) tot den Islam zijn overge- koe's staan batin's, behalve van één, die den titel
gaan (?). Het talrijkst zijn zij in Soengei liat, panghoeloe heeft. Onder dezen staan een manti
waar zij de landstreek Mapor bewonen, vandaar of een pemangkoe. Titels en waardigheden gaan
ook bovenstaande benaming. Aangaande hunne nog uitsluitend in de vrouwelijke lijn over, ter-
afkomst zijn fabelachtige verhalen in omloop. wijl ook in het erfrecht dezelfde beginselen toege-
Sommigen dragen nog het baadje van boomschors, past zijn; de soekoegenooten van den man worden
zooals hunne voorvaderen dat droegen, zij leven bij zijn overlijden aansprakelijk gesteld voor zijne
voornamelijk van obi, kombili, kladi, enz., heb- schulden, maar de kinderen kunnen hiervoor niet
ben weinig ladangs, eten varkensvleesch, de Orang in pandelingschap geraken; wel indien de moeder
lom in Blinjoe het hart en de lever rauw. Hun met schulden sterft. Het matriarchale verwantschap-
godsdienst is eene vereering van geesten, ook in stelsel is hier dus zeer zuiver bewaard gebleven.
den vorm van bergen, steenen en boomen, welke In 1896 bezocht de resident A. L. Van Hasselt
bezworen worden door dansende en zingende gees- de Orang mamaq. Volgens den datoeq toemeng-
tenbezweerders. De lijken worden in zittende hou- goeng, de Indragirische rijksgroote, onder wien zij
ding begraven met kussens, mat, rijstpan, potten staan, waren al de bewoners van Indragiri vroe-
en padi. Wanneer een jongeling eene levensge- ger mamaq's, d. w. z. die de adat kamanakan vol-
zellin naar zijne keuze heeft gevonden en deze gen „want wij stammen uit Mcnangkabau. Die
ook hem genegen is, dan begeeft zij zich met „tot den Islam overgingen worden Maleiers ge-
toestemming der wederzijdsche ouders naar de „noemd; deze zijn het ook die van Djohor een
woning van haren aanstaanden man en blijft daar „radja hebben gekregen. Ons historie-boek is de
2 dagen en 2 nachten; daarna biedt hij den vader „soela-sila, zooals de sedjara voor Riouw; maar
der bruid geschenken aan en het huwelijk is vol- „ons boek is vroeger verbrand en er bestaat geen
trokken. In het Muntoksche, waar de Orang lom „afschrift meer van". Ten tijde van Soetan Saïd
een zeer ruw leven leiden, komen beiden bij den is er eene volkstelling gehouden en toen waren
priester die hunne voorhoofden tegen elkander er 20.000 Orang mamaq in Indragiri en nog zijn
drukt, waardoor de echt gesloten is. Hunne taal, zij zeer talrijk, maar voortdurend gaan er tot den
die vroeger voor Maleiers weinig of niet verstaan- Islam over; zelfs van de naaste verwanten des
baar was, is langzamerhand verloren gegaan. De patihs waren destijds (1896) eenigen Maleiers
Orang mapor leefden vóór 1850, evenals de meeste geworden. Van de mamaq's aan de Gangsal werd
Bankaneezen, ongeregeld in hier en daar door de ongeveer de helft moslem. Aan het hoofd der
bosschen verspreide woningen; van dat jaar af mamaq's staat de patih, die te Doerian Tjatjar
hebben zij op last van het bestuur hunne huizen, woont. De kleeding der mannen bestaat uit een
tot kampongs vereenigd, langs de groote wegen tjawat van boomschors of doek en soms, daaren-
gebouwd; velen hunner zijn tot den Islam over- boven, uit een opgcroldcn doek rond het lichaam
gegaan en naderen in zeden en gebruiken allengs ter hoogte van den navel; de jongens dragen de
meer tot de overige bewoners. (Zie verder De tjawat als een suspensoir; de vrouwen kleeden
Orang lom of belom in T. Bat. Gen. XI, 1862, zich met een lendcdoek als sarong en met een
bl. 388; Teysmann in Nat. T. v. N.-L XXXII, baadje. Het haar wordt bij de kinderen kort ge-
bl. 31). knipt, door de vrouwen en mannen lang gedra-
ORANG MAMAQ. Ook Orang langkah lamo gen; laatstgenoemden slaan het links naar boven,
geheeten, worden aangetroffen in de Talang Eko, draaien het in een knoop en winden er een hoofd-
de Talang Djerindjing, de Talang Kclajan en doek om. Allen zijn met een ziekte behept die
langs den bovenloop der Tjinako en der Gangsal, de huid schilfert en hen aanhoudend het lichaam
alles in Indragiri. Zij zelf zeggen omtrent hunne doet krabben: van velen zijn vingers en teenen
woonplaatsen: „sembilan di batang Tjinakoe, se- verschrompeld en eenigen zitten vol wonden; zij
poeloch dengan anaq Talang; sembilan di batang hebben weinig mcnschclijks en zien er walgelijk
Gangsal,sepoeloeh dengan Djenala"; d.w.z.: „negen uit. Hunne woningen zijn ellendige krotten; op
in het stroomgebied der Tjinako, tien met de talang- de rijstvelden woont men boven de padi-schuren;
ORANG MAMAQ. — ORANG RAJAT. 123

zij verbouwen rijst op ladangs en offeren op een Oost-Bornco gezien is. Men heeft getracht allerlei
hoekje daarvan bloemen om de antoe rimboe kenmerken te vinden om die van Sumatra soor-
(boschgeesten) gunstig te stemmen; zij oogsten telijk te doen verschillen van de Borneo-cxem-
met den toewei (rijstmes). Antoe's (geesten) die plaren, kenmerken ontleend aan kleur en lengte
ziekten veroorzaken worden door overkruis in van haar, aan gedaante van kop, aan schedel-
het boschpad gestoken bamboe latjes geweerd. vorm, aan het al of niet voorkomen van een nagel
De mamaq's erkennen de macht der geesten en op den duim, aan macro- of microecphalie, progna-
vereeren de zielen der gestorvenen; de geesten- thisme en zoo voorts, doch men moet redelijker-
bezweerders, kamantan, zijn tevens geneeshee- wijze tot de conclusie komen, dat ze allen tot
ren en hun ambt is erfelijk; besmettelijke ziek- eene soort behooren, daar evenals bij de men-
ten worden voor I cent per persoon bezworen; schen geen twee individu's geheel op elkander
is dit geschied, dan wordt feest gevierd, geslacht gelijken; men kan hoogstens van verschillende
en gegeten, waarbij de kamantan zich bedwelmt rassen spreken. Selenka meent een vrij groot aan-
en bij de muziek van trommen danst. Zij zijn tal rassen te moeten aannemen: zijne onderzoe-
groote liefhebbers van hanengevechten, waarbij kingen steunen op een materiaal van ± 300 indi-
zij sporen van arèn-hout aanbinden. Feest is er vidu's. In zijn iir 1898 verschenen boek onderscheidt
daarenboven wanneer de nangoei's komen (1)1. 111, hij twee rassen of lokale variëteiten van Sumatra,
bl. 9), volgens de beschrijving der mamaq's een nml. Simia sumaliaiiiis de/iensis van Noord-Oost-,
zwijn, grooter dan het gewone en roodbruin, de en S. s. abougeusis van Noord-West-Sumatra; voor
beeren met kromme slagtanden; in groote kudden, Borneo gaat hij uit van de stelling, dat rivieren
van honderden, komen zij, in October of Novem- natuurlijke afscheidingen zijn. waardoor de rassen
ber, als de doerian rijpt; maar ook, en dit is het verhinderd worden zich met elkander te vermen-
nadeel van hunne komst, azen zij op de ladang- gen en aldus op weg zijn om constante soorten
padi, die zij onherstelbaar plat trappen. Over te worden; hij noemt die rassen naar de vind-
groote afstanden worden langs de wegen versper- plaatsen: Simia satyrus dadappensis, batangtuen-
ringen aangebracht met openingen, om de tien sis, landakkensis, Wallacei (van Sarawak), ska-
schreden, met strikken bezet ten einde daarin de laueusis(linkerbovenloop van deKatoengan-rivier),
nangoei's te vangen. Andere groote dieren die in tuakensis (oostelijk van vorige), rantaiensis (ander
deze streken voorkomen zijn de olifant, de neus- ras, woonplaats als skalauensis), en genepaiensis.
hoorn en de tapir. Onder de mamaq's zijn uitste- ÓRANG-PANDA, PANDAK ofPENDEKH.
kende wapensmeden, die prachtige krissen, kle- Zie ORANG-OETAN.
wangs, pieken en kapmessen maken. De taal dezer ORANG RAJAT. Worden, zooals vele ande-
menschen is een dialect van het Menangkabausch. ren, ook met den algemcenen naam Orang laoet
(Zie verderGraafland inßijdr. t.1.1. cnvlk. V' volgr. aangeduid, omdat zij op zee leven, het geheele
V, bl. 40; Gust. Schneider in Illustr. Zcitung, 29 gezin in een prauw, waarvan hel achterste gedeelte
Maart 1900, voornamelijk voor de afbeeldingen). met fornuis als keuken, het middengedeelte over-
ORANG MANTANG. Zie ORANG LAOET. dag voor de bezigheden, 's nachts als slaapplaats
ORANG MAPOR. Zie ORANG LOM. wordt gebruikt, waartoe groote matten, die des
ORANG OETAN en ORANG RAWA. Een daags opgerold liggen, worden ontrold; tevens
wezenlijk verschil tusschen deze beide stammen wordt zij 's nachts en ook bij slecht weer door
der Siaksche bevolking schijnt niet te bestaan, kadjangs overspannen, die anders eveneens opge-
niet anders ten minste dan dat laatstgenoemden rold een plaats op het achterschip hebben: op
bepaaldelijk de Orang oetan zijn, die op den het voorschip wordt het bedrijf uitgeoefend, het
vasten wal langs en in de buurt van de Soengei harpoeneeren van visch en krabben, het steken
Rawri verblijf houden. De Orang oetan zijn waar- van tripang en het verzamelen van agar-agar; tot
schijnlijk de oorspronkelijke bewoners van de de uitrusting behoort verder nog een kleine kist
eilanden in de nabijheid van de mondingen der voor de „kostbaarheden", ecu trom, een groote
Siak- en Kampar-rivieren; op het eiland Padang kam en meestal een kat, err lange houten lansen
zijn de oorspronkelijke bewoners allen Orang als verdedigingsmiddel. Overdag kruisen deze prau-
oetan. (Zie verder ORANG BENOEA en llymans wen op zee, 't nachts liggen zij nabij den wal
v. Anrooy in T. Bat. Gen. XXX, 1885, bl. 347; aan een paal of worden, de kleinere, op het strand
Gramberg, ald. XIII, 1864, bl. 497). getrokken. Het voedsel der Orang rajat is voor-
ORANG-OETAN. (Boschmensch). Maleische namelijk visch, schaal- en schelpdieren. Het is
naam op Borneo voor den welbekenden anthropo- een onzindelijk volkje, veel lijdende aan huiduit-
morphen rooden Aap, Simia satyrus, van Sumatra slag. Voor zoover zij zich in de buurt van Banka's
en Borneo. Op Sumatra wordt hij Maw ej of kust ophouden zijn de Orang rajat veelal Moham-
Ma was genoemd, ook wel O rang-panda , medanen, maar de verderaf zwervenden bleven
Orang-pandak of Orang- p endekh; de Ma- heidenen. Hun huid is donkcrklcurig, zij zijn
leiers onderscheiden twee soorten: Maw a s koe d a welgcmaakt en sterk, ervaren in het gebruik hun-
en Mawas messiah, de eerste zijn echter steeds ner wapenen en ondernemende zeeroovers; door
mannetjes, de tweede soort steeds wijfjes. In Zuid- de vorsten van Riouw en Lingga, die zich van
Borneo heet hij Kahies, bij de Doeson-Dajaks hen hebben bediend, is de neiging tot zeeroof
Keo e, terwijl door de Bcadjoe's het oude man- zeer gevoed en eenigszins gewettigd. Hunne meest
netje onderscheiden wordt met den naam Sa lam- bekende schuilplaats is het dorp Kampa (distr.
ping en het oude wijfje bij hen Boekoe heet. Djeboes, N.O.kust van Banka). Wanneer zij wer-
Over hunne levenswijze en geographische ver- den belast met het weren van smokkelprauwen
spreiding zie het artikel AAP. In het algemeen die op afgelegen plaatsen tinerts kwamen in ont-
kan gezegd worden, dat de Orang-Octan Noord- vangst nemen van mijnwerkers, kwam het wel
Sumatra en Midden- en Wcst-Borneo bewoont; voor dat zij zich door dezen lieten omkoopen. De
nauwkeurig onderzoek is evenwel zéér gewenscht; naam rajat belcekent onderhoorige, nl. van Djohor,
immers is er zelfs een vermoeden, dat hij in Noord- maar bij de Maleiers op Banka is hij synoniem
124 ORANG RAJAT. — ORANG SEKAH.

met zeeroovers; wellicht worden ook de Orang van Banka, voeden zich met varkensvleesch, rauwe
rajat hier en daar door den naam Orang djohor rijst, ongekookte en gezouten visch, gaan voor
aangeduid. (Zie verder ORAN'O LAOET en Hors- boosaardig en oorlogszuchtig door en plegen kleine
field in T. v. N.-L 1850, 1, bl. 363, uit Journ. rooverijen op zee en langs de kusten, maar ver-
Ind. Arch. 1848). kenen in dezen archipel ook dikwijls deugdelijke
ORANG RAWA. Zie ORANG OETAN. hulp aan in nood verkeerende schepen; zij zijn
ORANG SAKAI, SAKEI, SICCA. Komen grof gebouwd en groot van stuk, donkerbruin,
voor in Siak (vgl. het artikel OOSTKUST VAN met een schubbige huid (gadoes) misschien door
SUMATRA, Dl. 111, bl. 94) en worden door het zeewater, hoewel herinnerd moet worden dat
sommigen met de Orang akit, oetan en rawa ge- ook de Koeboes, boschmenschen die nooit de
zamenlijk tot de Rajat banang gerekend, bewo- zee zagen, aan dezelfde huidziekte lijden; zij vis-
nen daar Boven-Mandau en Kota Inten, 't laatste schen, vangen schildpadden en tripang, maken
een lijkje aan de boven-Rokan; de Soengei Man- kadjangs van pandanblad en leven in hunne
dau die haar naam aan 't land langs hare oevers prauwen.
mededeelt, is de voornaamste rechterzijtak van de In de reeds genoemde Klabat-baai, op de kust
Siak. Zij zijn volgens sommigen waarschijnlijk van het mijndistrict Blinjoe en, Zuidelijker, op
inheemsen op Sumatra's Oostkust, evenals op den de kust van het district Koba, benevens op het
wal van Malaka, waar zij ook gevonden wor- eiland Lepar (en aldaar worden zij wel als eene
den, volgens anderen afkomstig van Sumatra's afzonderlijke soort Orang lepar geheeten), vertoo-
Westkust en staan op den laagsten trap van de nen zich ook wel de Orang sakei, die eigenlijk op
maatschappelijke ladder; die van de.boven-Mandau Billiton thuishooren. Deze Orang sakei van Bil-
zijn verdeeld in 5 soekoe's, die van Kota Inten liton (zie het artikel BILLITON, Dl. I, bl. 203)
in 8, die ieder hun eigen batin hebben; de batin zijn verdeeld in 5 soekoe's, elk onder bestuur
lima moeten den Sultan van Siak producten op- van het districtshoofd binnen wiens gebied zij
brengen (barang larangan) als: ivoor, rhinoceros- zich meestentijds ophouden, elke soekoe daaren-
hoorn, goeliga's; de batin delapan hetzelfde aan boven bestuurd door eigen hoofden van verschil-
den vorst van Karang Inten. De olifanten worden lenden rang. De aan beide einden spits toeloo-
gevangen door met toeba, plantaardig vergif, ge- pende vaartuigen waarmede zij tripang, visch,
vuld suikerriet. Voorts moet den Sultan om niet schildpadden en agar-agar vangen en verzamelen
hout geleverd worden, maar deze kan de Orang zijn 24 voet lang, 5 breed en 3 hoog en herber-
sakei niet, zooals de Talang-bevolking, naar Siak gen man, vrouw en kinderen, kippen, honden en
oproepen. De Orang sakei batin lima komen het katten. Ten behoeve van een prauw worden eenige
meest met Maleiers in aanraking en zijn minder tjengal njato- of rissak-boomen geveld, uit de stam-
schuw; de Batin delapan komen zelden uit hunne men planken gespleten, van 2 tot 4 uit één boom,
ondoordringbare bosschen, waar zij door het planten de planken, van 12 tot 20 voor één prauw, bekapt,
van obi, pisang en suikerriet bij hunne hutten en tusschen wiggen gezet en door vuur gekromd; dan
van rijst op ladangs en het inzamelen van eetbare worden met een bijtelboor de gaten gemaakt en
boschproducten in hun onderhoud voorzien; een met houten pennen kiel, boorden en knievonnige
groot aandeel in hunne voeding hebben de wilde inhouten aan elkander gevoegd. De constructie
varkens en de nangoei (zie aldaar). Zij leiden laat weinig te wenschen over en de Orang sakei
een zwervend leven, zijn slecht gehuisvest, heb- leggen verbazende afstanden af met deze vaartui-
ben weinig behoeften, dragen kleeding van ge- gen ; riemen van het zeer buigzame plawan toedak-
klopte boombast, de mannen een tjawat, de vrou- of seloemar-hout, een mast van het veerkrachtige
wen een rokje, nog bij uitzondering een baadje, banitan-hout met een want van rotan en een door
voeren als wapens de kris en de koedjoer, een de vrouw gemaakt zeil van pandanblad voltooien
lans met breede punt, maken hun huisraad van het schip. Bij de vangst staat de man met een
bamboe, hebben zich gevormd tot zeer bedreven harpoen op den voorsteven, terwijl de vrouw het
jagers, schijnen eenig begrip te hebben van boven- scheepje stuurt, een bezigheid die het achterdeel
natuurlijke geesten, lijden veel aan pokken en van haar lichaam allengs bijzonder doet uitste-
zijn heidenen, die de afgestorvenen hoogelijk ver- ken; of hij vischt met de loeboe, een driehoekig
eeren. In het huwelijk volgen de kinderen de schrobnet, dat onder het zeilen langs den bodem
soekoe der moeder en de verdeeling van erfenis- sleept. Bij ongunstig weder zoeken de Orang sakei
sen heeft plaats volgens de Menangkabausche op 't land boomen wier bast of wortel verfstof
adat, hetgeen zou pleiten voor de bewering dat bevat, kappen zij balken voor timmerhout, waarin
zij van de Westkust afkomstig zijn. Zij leven zij zoo bedreven zijn dat soms met bouwen ge-
zonder rechten of plichten ongemoeid in hunne wacht wordt tot in den West-moeson, wanneer de
bosschen; hun getalsterkte in Siak wordt geschat Orang sakei niet kunnen visschen; of wel zij die-
op vier- tot vijfduizend. Zij spreken een dialect nen als koelis en steken dan gunstig bij andere
van het Maleisch met sommige eigen woorden; werklieden af. Zij vormen een niet groot maar
alleen als zij uitgaan om kamfer te verzamelen krachtig, werkzaam, opgewekt menschenras, uit-
spreken zij een zoogenaamde kamfertaal, evenals stekend geschikt om, zoowel te land, zooals bij
de Bataksche kamferzoekers doen.
ORANG SEKAH.
— Zie ook de tin-exploitatie blijkt, als te water, den zwaar-
sten arbeid te verrichten. Hun huidkleur is don-
ORANG SEKAH. Op Banka komen deze, wier ker en hun haar ietwat gekroesd: zij zijn zeer
naam men ook wel als Orang sakei vindt opgege- bewegelijk en spreken onder elkander hun eigen
ven en die eveneens onder den algemeenen naam taal met rammelende vlugheid. Sedert 1851 heb-
van Orang laoet worden begrepen, voor op de ij de zeerooverij gestaakt, maar kleine dief-
kust van het district Blinjoe (O. van Klabat-baai) stallen komen nog telkens voor en een gestrand
en bij Tampilang in Straat Banka vlak N. van schip beschouwen zij als een gave van den antoe
Sumatra's Derde Punt: door hun doen en laten laoet (zeegeest). Meer toenadering tot het andere
onderscheiden zij zich van de overige bewoners deel der inlandsche bevolking van Billiton, de
ORANG, SEKAH.
— OUDEMANS. (JEAN ABRAHAM CHRÊTIEN) 125

Orang darat, is in den lateren tijd merkbaar, zon- Europa voornamelijk gebruikt voor boter- enkaas-
der dat men nog van verbroedering kan spreken. kleursel.
> ceesachtig van aard varen of loopen zij nooit ORNAMENTEN. Zie RI | KSSIERADEN.
alleen, geloovende aan antoe's; als kinderen ver- OROK-OROK. Soend.; KAKATJANGANJav.
maken deze eertijds als zeeroovers beruchte gasten Crotalaria laburuifolia L. Door geheel Indië
ach met bok-sta-vast, touwtje springen en met zeil- eide peukhagende struik. Verg. GIRING
wedstrijden tusschen kleine scheepjes, nagemaakte I.ANDAR (Dl. I, bl. 584). Is aanbevolen voor
schoeners en kotters. Aan hun eiland zijn zij zeer groene bemesting op Java, doch staat, wat het
gehecht en de bergen van Billiton zullen zij zel- vermogen om stikstof te assimilecren aangaat, ach-
den uit het gezicht verliezen. De leden van een ter bij grondnoten of soja.
gezin zijn sterk aan elkander gehecht. Zijn muzi- OROMOL. Amb. Bab. Zie PINANG.
kaal gevoel uit de Orang sakei door urenlang op ORTHOSIPHON. Zie KOEMIS KOETJING.
een gendang te trommelen en allertreurigste melo- De gedroogde bladeren zijn onlangs (1898) als
diën daarbij te zingen. (Zie verder: Van Eek in geheimmiddcl tegen nierziekten weder in den
Ind. Gids, 1883, I, bl. 307: Van Rijn V. Alke- handel gebracht, onder den naam Thé indien.
made in T. A. G. II 11, 1885, bl. 218; Hijmans ORTHOTOMUS. AVES, PASSERIFORMES,
v. Anrooy in T. Bat. Gen. XXX, 1885,1,1. 347; PASSERES, Timeliidae, Cisticolae. Zie CHIGLET.
Korte schets v. h. eil. Banka in T. v. N.-L B<-' jg. ORTYGOMETRA. AVES, GRALLAE, Ral-
IV, bl. 125; Teysmann in Nat. T. v. N.-L XXXII, lidae, Rallinac. Zie SINTA.
bl. 31; Ecoma Yerstege in T. Bat. Gen. XXIV, ORYZA. Zie RIJST.
1877, bl. 201; Het eil. Billiton sedert 1851 in OSMOTRERON. AVES, COLUMBAE, Tre-
T. v. N.-L 1853, I, bl. 104; Loudon in Ind. ronidae, Treroninae. Zie KATE, BOEN AI en
Gids, 1883, bl. 700 v.). DUIF, Dl. I, bl. 477 (waar verkeerdelijk staat
ORANG TALANG. Zie OOSTKUST VAN Osme tr er on).
SI MATRA, Dl. 111, bl. 94. OSPHROMENUS OLFAX. Zie GOERAMI.
ORANG TAMBOES. Op het eiland Karimon OS SEPIAE. Zie INKTVISCH.
en omstreken, in zeer kleine nederzettingen en in OSSOEGIL. Zie MANOEK.
armelijke hutten van takken op het modderstrand, OSTEOGLOSSUM. PISCES, PHVSOS I'o.Ml,
zonder voldoende dekking; houtkappen, visschen Osteoglossidae. Zie TANGALASA.
en benkoeang-kadjangs maken voor de prauwen OSTREA. MOLLUSCA, GASTROPODA, LA-
zijn hunne bezigheden; voorts maken zij jacht op MKI.LIBRANCHIATA, Ostreidae. Zie KRANG-
wilde varkens en stelen tamme van de Chineezen, TAMBAK.
eten ook hondenvleesch en zijn heidenen; zij OT. Dajaksche stam. Zie DAJAKS, Dl. I, bl. 414.
verplaatsen zich dikwijls. In 1895 waren er, vol- OTAL. Bat. Zie LONT AR.
gens den resident Van Hasselt, te Potoet ter OTIDIPHAPS CERVICALIS, INSULARIS,
W.kust van Karimon 10 gezinnen onder een batin ; NOBILIS en REGALIS. Zie DUIF.
te Sebrang Kangka ter W.kust van Goenoeng OTOLITHUS. PISCES, ACANTHOPTERY-
Papan tegenover Belat 6 gezinnen onder een GII, Sclaeuidac. Zie GIGI-DJARAN.
djoeroe; ter N.kust van G. Papan 5 gezinnen OUD-AGAM. Onderafdeeling der afd. Agam,
onder een penghocloc te Pcnggajoe; te Penggajoe res. Padangsche bovenlanden, met 11 larassen
op de O.kust van Koendoer 8 gezinnen onder (districten); Banoehampoe, Ampal Angkat, Kapau,
een penghocloc; te Bawah Batang, ter Z.W.krist Salo, Soengei Poear, Tjandoeng, Tilatang, Karnang,
van Belat 6 gezinnen onder een batin; te Soengei Baso, Ampat Kota en Mageh. De hoofdplaats der
Asam ter N.O.kust van Belat 3 gezinnen onder res., Fort de Koek, is tevens hoofdplaats der ondcr-
een batin. Op Salor of Sangla woonde destijds afdeeling en zetel van den controleur.
op de W.kust een iootal van deze menschen, OUDEMANS. (JEAN ABRAHAM CHRÉ-
die bezig waren tot den Islam overtegaan met TIEN) Geb. te Amsterdam 16 Dec. 1827, vertrok
behoud van de jacht op varkens; zij spraken Ma- hij met zijn vader in 1834 naar Batavia, maar
leisch met vreemden tongval. Zie onder ORANG keerde in 1840 vandaar terug. In 1852 promo-
LAOET. veerde hij Ie Leiden op eene dissertatie: „exhi-
ORANJEVLAG. Zie GASTEROPODEN. bens observationcs ope instrumenti transitorii in-
ORAWEI. Zie KOEDARI. stitutas", behelzende de bepaling zoowel van de
ORCHIDEEËN. Zie ANGGREK (Dl. I, bl. 35). poolshoogte der Lcidsche Sterrcwacht (destijds
Over de cultuur en den uitvoer van Javaansche orchi- nog boven het Academie-gebouw) als van de

Op de Poeloe Toedjoeh poko lau genoemd: zij



deeën als sierplanten, zie Tevsmannia, Dl. IV VI. declinatie van 101 sterren, door waarnemingen
met een draagbaar passage-instrument. In 1853
worden vandaar naar Singapore uitgevoerd. Zie werd hij tot observator aan de Sterrewacht te
Van Hasselt en Schwartz in Tijds. A. G. 1898. Leiden, in 1856 tot buitengewoon hoogleeraal-
ORDONNANTIËN. Zie WETGEYIXO. in de faculteit der wis- en natuurkunde aan de
ORIOLUS. AVES, PASSERIFORMES, PAS- hoogeschool te Utrecht benoemd. In 1857 nam
SERES, Oriolidae. Zie KEPODANG. hij de benoeming aan tot hoofd-ingenieur van
ORLEAN. De roodc kleurstof van Bi.ra Orel- den geographischen dienst in Ned.-Indië, belast
lana, zie KASOEMBA KELING. Orlean wordt met de sterrekundige plaatsbepaling in den 0.-I.
bereid door de versche zaden en het kleurend archipel. In 1858 werd begonnen met het span-
moes, dat deze omgeeft, met water te roeren en nen van een telegraafdraad over geheel Java en
te wrijven. De orlean-kleurstof laat dan los en door dit hulpmiddel werd Oudemans in staat ge-
bezinkt uit het water; het drogen der verfbrei steld lengte-verschillen te bepalen. Inmiddels was
moet omzichtig geschieden. Men kan de kleur- door uitbreiding van het getal stoomschepen, zoo-
stof ook door slappe loog in oplossing brengen wel van de Koninklijke als van de Gouv.-marine
en door verdund zuur neerslaan. Orlean draagt en ook van de N.-L Stoomvaartmaatschappij, het
ook de namen Anatto, Ouroucou, en wordt in reizen in den Archipel gemakkelijker geworden,
126 OUDEMANS. (JEAN ABRAHAM CHRÊTIEN) — OUD- EN MIDDEL-JAVAANSCH.
zoodat Oudemans achtereenvolgens ten behoeve geheele triangulatie met inachtneming der drie
der plaatsbepaling kon bezoeken eenige kust- basismetingen (waarvan die van Midden- en van
plaatsen van Banka, verder: Palembang, Moeara Oost-Java nog niet herleid waren) had op zich
Kompeh, Djambi, eenige plaatsen aan de West- genomen, gevolgd door het derde deel in 1891, het
kust van Borneo en de Oostkust van Celebes, in vierde in 1895 en het vijfde in 1897; het zesde
de Molukken, aan de Zuid- en Oostkust van en laatste deel is thans (Febr. iyoo) ter perse.
Borneo en de Straat van Makasser, in den Riouw- Op uitnoodiging van het Ministerie van Kolo-
Lingga-archipel en aan de Westkust van Sumatra. niën heeft Oudemans ook op zich genomen om
Behalve de waarnemingen voor hydrografisch doel zee-officieren, die in Indië, ten behoeve van de
werden ook belangrijke sterrekundige verschijnse- verbetering der zeekaarten, de ligging van een
len geobserveerd, de overgang van Mercurius over aantal tusschen de reeds vastgelegde hoofdpunten
de zon (Batavia 1861), totale zon-eclipsen (eiland gelegen en door het Hydrog. Bureau aangewezen
Watoe Bela of Mantawaloe Kéké (Banda-zee) 1888 tusschenpunten gingen bepalen, voor die taak
en eiland I.awoengan, Peperbaai 1871), enz. Ook op te leiden. Tot Oudemans' werkzaamheden, zoo-
aan de lengtebepaling van Batavia ten opzichte wel in als buiten den kring van zijn studievak,
van Greenwich is Oudemans' naam verbonden; na behooren nog: het verblijf op Réunion (Sept. 1874
haar eerst zoo goed mogelijk door allerlei maan- tot Jan. 1875) voor de waarneming van den
waarnemingen van vroegere waarnemers en hem- Venus-overgang op 9 Dec. 1874; de ontwikke-
zelven bepaald te hebben, kon eerst in 1877, ling der formules waarnaar de tabellen der Ned.-
nadat Madras telegrafisch met Europa verbonden Ind. Levensverzekering- en lijfrente-maatschappij
was, eene lengte van Batavia worden vastgesteld, berekend werden; de uitgaaf van „llmoc Alani"
die enkel door telegrafische seinen, hoewel in of wereldbeschrijving voor inlandsche scholen
ten minste 7 gedeelten, bepaald was. Het vroe- (2 e dr. 1879), waarvan het eerste stukje ook in
ger aangenomen getal 7U 7 m werd nu met het Maleisch en Javaansch vertaald werd en dat
nagenoeg 15 ,20 verhoogd; daarna is het nog twee- gevolgd is door nog 4 stukjes. In het jaarboek over
maal gewijzigd, i". door eene Amcrikaanschc 1883 der Kon. Akad. van Wetensch., van welke in-
expeditie, uitgezonden om een reeks aaneenslui- stelling hij lid is, schreef hij een levensbericht van
tende lengte-verschillen door middel van kabel- Dr. P. A. Bergsma, directeur van het magnetisch-
seinen te bepalen, 2°. toen van Russische zijde' meteorologisch observatorium te Batavia. Verder
het lengte-verschil van Tulkowa en Wladiwostok, was hij curator van het Gymnasium Willem 111,
met tusschenstations in Europeesch en Aziatisch bestuurslid van het Bat. Genootschap en van de
Rusland bepaald werd. Hierdoor werd nu de keten Kon. Natuurk. Vereeniging. Sedert 14 Juni 1873
gesloten die van Greenwich om de Noord tot is Oudemans ridder Ned. Leeuw.
Wladiwostok, en vandaar om de Zuid tot Green- OUD- EN MIDDEL-JAVAANSCH. Het Oud-
wich liep en kon de sluitfout, die slechts 05 ,43 lavaansch, veelal Kawi genoemd, heeft twee tijd-
bedroeg, over 22 lengte-verschillen verdeeld wor- perken van klank- en vormontwikkeling doorloo-
den. Singapore was een der punten van deze pen, waarvan het eerste het Oud-Javaansche in
keten, en met dit punt was Batavia door een engcren zin (zie KAWI) moet worden genoemd,
kabel verbonden. Het resultaat was, dat de lengte terwijl het tweede gevoegelijk met den naam van
van Batavia, d. i. van de thans weggenomen tijd- het Middcl-Javaanschc kan worden bestempeld.
klep aan het oude havenkantoor, nu bepaald werd De voorstelling die een halve eeuw geleden nog
op 7U 7™ 14%53 of 1060 48'38",obeoosten Green- gangbaar was, dat namelijk het Oud-Javaansche
wich; hiermede overeenstemmende heeft men voor of Ilindoc-Javaansche tijdvak gerekend werd aan
den vuurtoren io6°4B' 24",2 en voor den tijdklcp te vangen met het jaar 1 van de Javaanschc tijd-
op Tandjong Priok 106 53' i0",5. rekening (het Christelijk jaar 78 van half Maart
0

Op verlangen van het Militair Departement tot half Maart 79) is mythisch en mist histori-
(later Dep. van Oorlog) om de reeds aangevangen schen grond. Met eenige zekerheid kan de aan-
militaire en topografische opneming van Midden* vang van dit tijdvak worden gesteld omstreeks
Java door eene triangulatie te steunen, was in het Javaansche jaar 700 (778 A. D.), en het loopt
1854 Cheribon, in '55 Banjoemas, in '56 en '57 tot den aanvang van het rijk Madjapahit tegen
Bagclen en Kedoe getrianguleerd. Overeenkomstig het einde van de dertiende eeuw onzer jaartel-
het bij de benoeming van Outlemans bepaalde ling. De Madjapahitsche tijd is de Middel-
werd die triangulatie toen gestaakt en hem wer- Ja vaa nse h e schakel, die Oud- en Nieuw-Ja-
den voorstellen gevraagd betreffende de wijze van vaansch verbindt. De voornaamste onderscheidende
hare voortzetting. Dientengevolge werd de trian- kenmerken van de twee eerste ontwikkelingstijd-
gulatie eene afdeeling van den geographischen perken der Javaansche taal (zie JAVAANSCH,
dienst en werd Oudemans belast met de oplei- in den aanvang) zijn de actieve werkwoords-
ding, voor zooveel noodig, van de ingenieurs en vorming en de klan k versmelting. In de
hunne assistenten. De basismeting van West-Java, oudste gedenkstukken, die door Javaansche hand
met een toestel van Repsold, waarmede de werk- aan het duurzame koper werden toevertrouwd,
zaamheden een aanvang namen, duurde van 12 Juli vinden wij de volle werkwoordsvormen, die in
tot 1 Nov. 1873. (VgL KAARTBESCHRIJVING, het Middel-Javaansche de eerste lettergreep af-
Dl. 11, bl. 156). werpen, en treffen wij de klank-koppelingen wa en
In 1875 vertrok Oudemans naar Nederland, ja aan, die in het Middcl-Javaansch versmolten
geroepen om opnieuw het hoogleeraarschap aan zijn tot o en é. Oud-Javaansch is mangambil,
de Utrechtsche Hoogeschool te aanvaarden en nemen, thans nog in het Maleisch mengambil,
aldaar de opvolger te worden van zijn opvolger; en wwang, de moedervorm van wong, mensch
in 1898 werd hij wegens 70Jarigen leeftijd eervol of persoon, benevens jjan, de moedervorm van
uit die betrekking ontslagen. Het eerste en het jèn, dat of indien. Reeds in den alleroudsten
tweede deel van „Die Triangulation von Java" tijd komt nevens de volle vormen van het werk-
werden, nadat Oudemans de herberekening der woord met het voorvoegsel man, de vorm anoe-
OUD- EN MIDDEL-JAVAANSCH. — OUDHEDEN. 127

rMiddel-
at, schrijven, voor, en het blijkt dus dat de naast dienen Bali en Madoera genoemd te worden
Nieuw-J avaanschc verlenging der actieve (doch denkelijk meer nog om den invloed van
en
werkwoorden met het voorvoegsel a reeds toen Java uit op deze beide eilanden uitgeoefend), het
de afgeknotte vormen, zooals nangis, weenen, eiland Sumatra, het massieve Borneo, en nog ver-
uit manangis, en noerat, schrijven, weder schillende andere kleinere, te vinden öf in de
drielettergrepig maakte. Een ander kenmerk van buurt van Sumatra, óf in die van Java, Ma-
het tweede tijdperk der taalontwikkeling is, dat doera, Bali.
die voorvoeging van n bij actieven in het Middel- Op Java vindt men eigenlijk overal oudheden
Javaansch regel werd. Als een overblijfsel van uit de Hindoe-periode, niet overal echter even
deze taalperiode leeft nog aan de Westzijde van druk, en ook niet overal van denzelfden aard. In
het groote Javaansche taalgebied het Cheribon- hoeverre de plaats, waar men die oudheden nu
sche Javaansch in den mond van drie millioen aantreft, nog dezelfde is als waar zij in die-
bewoners van de Noorderhelft der res. Cheribon, periode in eerste instantie geplaatst werden, is
van Tegal en van Banjoemas. Bij hen is de zachte veeltijds niet meer uit te wijzen. Waar zij ver-
en open oude a nog steeds a, maar tevens een voerbaar waren, kan dat zeer goed zijn geschied,
weinig verscherpt en verhelderd, terwijl die klank en is het dikwerf zelfs te veronderstellen; slechts
door de vijftien millioen Javanen van Midden- bij zeer zware voorwerpen (hoewel ook van de-
en Oost-Java als de Geldersche no wordt uitge- zulken er verscheidenen b.v. ter hoofdplaats zijn
sproken. Het grootste verschil echter dat de beide gebracht en opgesteld) bestaat er eenige zeker-
afdeelingen der hcdendaagsche Javaansche taal tot heid, die slechts volkomen is, waar het resten,
afzonderlijke en ongelijke geestesvoortbrengselen ruines, van oude bouwwerken geldt. Deze laat-
maakt, is juist datgene wat het kenmerkend onder- sten leeren ons dat er op Java eenige centra
scheid is tusschen Middel- en Nieuw-Javaansch, hebben bestaan. Eén op West-Java (men zou
te weten het gebruik der Taaisoorten (zie kunnen zeggen ter hoogte van de lijn Batavia—
JA\ AANSCH, Dl. 11, bl. 136, ad* kolom). Buitenzorg), één op Midden-Java (in de res.
Tijdens het afdrukken verscheen het artikel van Kedoe, Djokjakarta en Soerakarta), en één ooste-
Dr. 11. Kern, Bijdragen t. d. spraakkunst van het lijker (in de res. Soerabaja, Kediri en Pasoe-
Oud-Javaansch in Bijdr. t. t. 1. en vlk. VIC Volgr. roean), elkander ook chronologisch in deze orde
VII, bl. 263. opvolgende. Het West-Javaansche had een be-
OUDHEDEN. De geschiedenis van den Archi- trekkelijk kleinen omvang, de beide anderen be-
pel in zeer korte trekken samenvattende, zou men sloegen ieder een groot territoir, met uitloopers
kunnen volstaan met te zeggen dat hij vier perio- naar buiten in de omliggende gewesten, vooral
den doorleefd heeft. Na een zeer langen tijd van het laatste centrum, waartoe langzamerhand ge-
eigen ontwikkeling, volgde er een tijdperk waarin heel Oost-Java, Bali, Madoera gingen behooren,
de Ilindoe's de leiders of het voorbeeld waren; en Madioen gerekend moet worden, terwijl daar-
daarop begon er de Islam mede te spieken en naast, eenigszins zelfstandig, weer Hindoe-leven
sedert de l6c eeuw de Europeanen. De drie ge- op Midden- en op West-Java te bespeuren valt,
noemde invloeden hebben zich niet overal even dat intusschen voor den lateren tijd toch weder
sterk kunnen laten gevoelen. Er zijn streken, die direct verband houdt met het Oosten van Java.
door den Hindoe-invloed niet bereikt werden; er Bij het opsommen der belangrijkste vindplaatsen
zijn er tot waar de Ulam nog niet is doorgedron- schijnt het geëigend te zijn met deze feiten reke-
gen; er zijn er ook waar geen Europeaan tot nog ning te houden.
toe een voet zette. Men mag vermoedelijk zeggen i t; centrum. West-Java. Het bestaan van dit
dat de plaatsen of streken, waar de Hindoe-inwer- centrum is slechts bekend uit eenige opschriften
king zich vooral deed gevoelen dezulken waren, die aangebracht aan levende steenen, te Djamboc,
in de eerste periode reeds boven de anderen in ont- Kebon Kopi, Tjiaroeten en Toegoe.
wikkeling uitblonken; de Islam zette zich vooral 2'- centrum. Midden-Java. Talrijke opschriften
op die plaatsen, waar de Hindoe-invloed, zij 't dan en ruïnen van oude heiligdommen, sporen van
ook niet altijd rechtstreeks, had gewerkt, en de trappen naar de hoogvlakte van Diëng, grotten,
Europeanen deden al niet anders: hun eerste ves- wijzen hier uit hoeveel drukker en opgewekter
tigingen waren voornamelijk in reeds Moham- het Hindoe-leven hier was. Men vindt restanten
medaansch geworden gewesten. Ook is de inwer-
king dier drie invloeden verschillend van kracht
van tjandi's op de navolgende plaatsen
Semarang: Tjandi Argakocsoema (5 verval-
:
geweest, want de eerste vond den meesten ingang, len tjandi's). — —

Si Koemir (verdwenen), Kali
de laatste den minsten, maar heeft nog niet uitge- Taman (verv.), —Tj. Pengilon (2 verv. tjandi's),


werkt, evenmin als de tweede dat reeds deed, die Goenoeng Boetak wetan (verv.), Gedong sanga
voornamelijk in de laatste eeuw intrinsicker werd. (13 tjandi's aan weerskanten van een ravijn),
Waar nu over Oudheden gesproken wordt, denkt Bedana (verdw.), —Tjandi Doekoeh (verv.), —
men in de wandeling in de allereerste plaats aan Salatiga (mogelijk een tjandi),
zaken, voorwerpen, bouwwerken, enz., die, dagtee- (mogelijk een tjandi).
— Kali Sendjaja

kenende uit de tweede periode',denzoogenaamden Ba gelen: Sawangan (verv.), — Koeta ardja


Hindoetijd, gespaard zijn gebleven. Hoewel het (grotten),
voor de hand ligt, dat ook uit die andere perio- tjandi's).
— Desa Tjandi (verv.), — Diëng (44
den dingen van oudheidkundige waaide voorhan- Kedoe: Gcwanoe (verdw.), — Kedoeng lo
den zullen zijn, komen hier slechts ter sprake (verv.), — Tj. Argapoera (verv.), —
——
Tj. Keboe-
wat men gewoonlijk oudheden noemt, de Hindoe- men (verv.), — —
Tj. Bongkol (verv.), Tj. Perot,
Tj. Pringapoes, —

oudheden dus. Goenoeng Pertapan (verv.),
Java was naar waarschijnlijkheid reeds sinds oude Gandasoeli (verv.), — Brongkol (verdw.?), Pi-
— —

tijden onder de eilanden van den Archipel het katan (verdw.), Wanakcrsa (verv.), Selagana
belangrijkste. Het is ook dit eiland, waar zich de (2 verv. tjandi's), — Selagria, — Baraboedoer,
Hindoe-invloed bovenal heeft laten gevoelen. Daar- Tj. I'awon, — Goemboelan (verv.), —Desa Tjandi
—-
128 OUDHEDEN.

(mogelijk een tjandi), —


Tj. Kenteng (verv.), — — —
(.ambar, Tj.KaliTjilik, Tj. Pertapan (verv.), —
Tj. I'cndem, — Tj. Asoe, —Tj. Loemboeng, — —
Tj. Gempoer (2 verv. tj.), Tj. Proedoeng(verv.), —■
Mocng Kidan (mogelijk een tjandi), —
Kendal Tj. Tegawangi, — Tj. Soerawana.
(mogelijk een tj.), Ngradjek (mogelijk een Pasoeroean: Tenggiling (verv.), — Botjok
tj.), — Mendoet, —
Goenoeng Sari (verv.), —
(verv.), — Selabradja (verdw.), — Sanggariti
Goenoeng Woekir (verv.), — —
(verv.), Goenoeng Boetak, — —

Goenoeng Singa- Goenoeng Kawi,
bareng (verv.), —
Trasahan (mogelijk een tj.),— Tj. Toempang, Tj. Kidal, — Koeta Bedah (f),—
Blaboêran (mogelijk een tj.). —

Singasari (oorspr. 5 tjandi's), Goenoeng Ar-
Djokjakarta: Desa Tjandi (verv.), —
Pang- djoena, Indra Kila (verv.), — Tj. Djawi, —
gerang (verv.), — Moerang (2 verv. tj.), —
Tj. Belahan (badplaats), — Tj. Goenoeng Gangsir
— —

Djetis (verv.), Tj. Redja (verv.), Tj. Grim- (verv.).
bjangan (verv.), — Tj. Nagasari (verv.), Tj. P robolinggo: Tjandipoera (2 verv. tjandi's),—
Abang (verv.), — Tj. Krapjak (verv.), —
Tj. Koeta Renon, — Tj. Djaboeng.
Polangan (verv.), — Tj. Sawoek (verv.), —
Tj. Besoeki: Tj. Loeroes, — Goenoeng Arga-
Polengan (verv.), — Tj. Tindjong (verv.), —
pocra, —
Tj. Kedaton, — Koeta Bara, — Koeta
Tj. Idjo (11 tjandi's), — Tj. Miring (verv.), —
Kedawoeng, — Koeta Blaten, — Koeta Kran-
Tj. Sari (verv.), — Banjoe niba (mogelijk een djingan, —
Tjora Manis (verv.), — Meroe, —
tj.), — Tj. Semarangan (verv.), —■ Tj. Singa Matjan poetih, — Ardja Blambangan, — Mocntjar
(verv.), — Tj. Boebrah (verv.), —
Tj. Geblak (heuvel).
(verv.), — Tj. Watoc goedig (mogelijk een tj.), —
Ter oriënteering ten opzichte van bepaalde soor-
Tj. Ngaglik (verv.), —
Tj. Dawong (verv.), —
ten van oude stichtingen of bijzonderheden, zon-
Tj. Sanan (verv.), —
Tj. Kalasan, —
Tj. Sari, —
der daarbij te letten op periode of iets anders,
Tj. Prambanan (165 tjandi's), —
Tj. Koeion (verv.). zij hier verder nog gewezen op vindplaatsen van :
Soerakarta: Tjandi Lor (verv.), —
Tj. Asoe :
a. Badplaatsen in de res. Batavia: Kota Batoe;
(verv.), — Tj. Boebrah (verv.), —
Tj. Sewoe (246 Semarang: Tjandi Pengilon en Sidamoekti; Kedoe:
tjandi's), — Tj. Loemboeng (17 tjandi's), —■ Tj. Wanasari: Madioen: Sarangan; Soerabaja: Tra-
Plaosan (66 tj. met twee vierkante platcau's en woelan en Djalaloenda; Kediri: Djati Koewoeng

vele cirkelvormige voetstukken), Tj.Kalongan,'—
Tj. Soedjiwan (2 tj. met vele cirkelvormige voet-
en Panataran; Pasoeroean: Ngaglik, Belahan en
Banjoe biroc.
stukken), — Pelem (verv.), — Tampir (verv.), — :
b. Grotten: in de res. Bagclcn Kola Koeta
Tj. Krikil (verv.), —
Tawang (mogelijk een tj.). ardja; Kedoe: Watoe rong; Djokjakarta: Tjandi
Abang en Ratoe Baka; Soerakarta: Djatinom;
3e centrum. Oost-Java. Ook hier talrijke op-
schriften en ruinen, en in grooter verscheiden- Soerabaja: Djedocng; Kediri: Djoerang limas, Sela
heid (doch niet zoo grootsch en talrijk), daar men Mangleng n°. I, Sela bale, Goewa tritis, Sela
nevens eigenlijk gezegde tempels en grotten, ook mangleng n°. 2, Djoendjoeng en Djadjar; Besoeki:
badplaatsen, platformen, poorten, muren, verster- Salak.
kingen, lustverblijven, enz. kan aanwijzen, van c. Muren: in de res. Djapara: Kota Kali gelis;
welken op Midden-Java geen of zoo goed als geen Soerabaja: Koeta teboe (rosan), Mantjilan, Bang-
sporen werden gevonden; voorts steenen offer- sal en Dinaja; Kediri: Kawi-muur; Pasoeroean:
huisjes (de zoogenaamde lïjslschuren), zegelmerken, Kawi-muur; Probolinggo: Djaboeng; Besoeki:
zodiakbekers en voorstellingen betreffende den Koeta Bara, Koeta Kedawoeng, Koeta Blater,
lingga-dienst. De belangrijkste vindplaatsen van Koeta Krandjingan, Matjan poetih, Ardja Blam-
bouwwerken zijn de navolgende, waarbij dan nog bangan. Muren zijn ook bij verschillende grootere
gevoegd zullen moeten worden Soekoh en Tjeta, tjandi's voorhanden.
met de bouwwerken op den top van de Lawoe, in d. Poorten: in de res. Djapara: Perwata;
Soerakarta, en de vele platformen of aangelegde Soerabaja: Badjang ratoe, Wringin lawang, Dje-
terrassen op West-Java (zie beneden), die naar docng, Pasetran, Bangkal, Tjandi Derma; Kediri:
waarschijnlijkheid eerst in de jongste periode wer- Wali Koekoen, Ploembangan; Pasoeroean: Tjandi
den aangelegd, en niet behooren tot het tijdperk Djawi, Belahan.
van het eerste centrum. e. Rijstblokken en stampers: in de res.
Madioen: Kedong gong (verdw.), —
Sadon Preanger: Tji artja; Krawang: l.euwcung datar;
(verdw.), —
keting (verv.).
Gelang (verdw. kraton), —
Sirah Tegal: Panaroekan, Doekoeh Salam, Pcndawa,
Gambochan, Karang sari; Kedoe: Kenteng, Kan-
a:
Soera baj Tj. Ngrimbi,—Kedaton (verdw.), —
dangan, Loh Kenteng.
Tralaja, — Badjang ratoe, — Tj. Brawoe, Tj. — f. Rij stschu ren (o ff e rh u isj es): in de res.
— —
— —
Gentong (verdw.), Tj. Gedong (verdw.), Tj. Madioen: Madioen, Oeteran, Panaraga, Djaboeng.
Tengah (verdw.), Tj. Moeteran (verdw.), g. Terrassen: in de res. Bantam: Tji beo,
— —

Wringin lawang, Pangloengan (verdw.), Tj. Desa Tjandi, Kosala; Batavia: Goenoeng Gede;
Lima (Dinaja, verdw.), —
Kcsiman tengah, Preanger: Salak datar, Parakan salak, Goenoeng
Djalatoenda (badplaats), —
Pcnanggoengan (ver- Padang, Goenoeng I.oemboeng, Boekit Toenggoel,
dw.),
Bangkal,
— Djedoeng,
— —
Tasetran (2 tj.),
Bangsri (verdw.),
Kalang anjar (verv.).

Tj. Derma,

Tj. Tji Kapoendoeng, G. Tjakraboewana, G. Tjakra-

wati; Krawang: Mejang; Semarang: Scgara Goe-
noeng; Soerakarta: Tjeta, Soekoh, Goenoeng La-
Kediri: Tj. Lor (verv.), —Ngetos, — woe; Madioen: G. Darawati; Soerabaja: Kasiman
— —
Penam-
pihan, Walikoekoen (5 tjandi's), Sanggrahan tengah, Top Walirang; Kediri: Senampihan;

(verv.), Djoendjoeng (verv.), —Desa Gam- Pasoeroean: Indra Kila; Besoeki: Tjandi Djawi,

•— —


bar, Aria Blitar (verdw.), Soember djati Argapoera. Ook de Baraboedoer, Tj. Mendoet, Tj.
(verv.), — Batjem (4 tjandi's), Tepas (verv.), Panataran, Tj. Toempang, zijn terrasgewijzc oploo-
Ploembangan (verv.), — Tj. Kotes (Papoh, 2 pende. Evenzoo Tj. Prambanan, Bangkal, Papoh,
tjandi's), — Waringin brandjang, Tj. Sawen- Tegawangi, Soerawana, Kidal, Belahan, Tj. Keda-
— —
tar, Gedok (verv.), Panataran (complex), —Tj. ton en anderen.
OUDHEDEN. 129

«. Trappen: in de res. Pekalongan: Sigem- zaken. Door de gaandeweg ontdekte en gelezen


plong; Semarang: Tj. Pengilon; Bagelen: Kali opschriften is er echter veel aan den dag geko-
Lawang, Diëng; Kedoe: Telahap, Kanggan, Desa men, wat óf bevestigde wat de ruïnen leerden óf
Ijandi; Besoeki: Winong. bevestiging vond in hetgeen zij te aanschouwen
*'. Tunnels: in de res. Bagelen: Diëng; Soe- geven. Zoo bleek het dat, terwijl inmiddels aan
rabaja: Soember Pengantcn, Goenoeng Latsari, het licht kwam, dat de genoemde opschriften van
Kcscmen. West-Java de oudsten van het eiland waren, de
k. Uitkijken: in de res. Besoeki: Goenoeng plaatsers Wisjnoe vereerden, en dus geen Boed-
Loeloes, Moentjar. dhisten waren, wat overeenkomt met een bericht
/. Urnen: in de res. Pekalongan: Sinoetocng; van Fahian, een Boeddhistischen Chinceschen
Kedoe: Wanasari, Mergawati, Goenoeng ganar; pelgrim, die in het begin der 5e eeuw na Chr.
Djokjakarta: Prambanan; Soerakarta: Dompjang; Java aandeed, en daar geen of maar zeer weinig
Soerabaja: Djalatoenda; Pasoeroean: Poedjen. geloofsgenooten ontmoette. Uit denzelfden tijd
'". Verdiepingen: in de res. Djokjakarta: toch, een enkel stuk vermoedelijk wat later, dag-
Tjandisari; Soerabaja: Tjandi Bangkal; Pasoe- teekenen die opschriften, welke tevens uitwijzen,
roean : Singasari; Probolinggo : Djaboeng. dat de Hindoes, die toen daar werden aangetrof-
"• Waterbakken: in de res. Pekalongan: fen, hun oorsprong hadden uit het Zuiden van
Deles; Djapara: Soetarengga; Djokjakarta: Tirla; Engclsch-Indië (de Dekhan), aangezien het schrift,
Madioen: Kebon dalem: Soerabaja: Gresik, Se- waarin zij geschreven zijn ('t zoogen. Venggi-
inangka,Sepande; Kediri: DjatiKoewoeng; Pasoe- schrift), in dien tijd en in die streek het gebrui-
roean: Malang. kelijke was.
o. Werkplaatsen: in de res. Djokjakarta: Gaandeweg moeten de Hindoes oostelijker zijn
Ciwa-plateau, Ratoeßaka; Soerabaja: PoehDjedjer, doorgedrongen. Zonder twijfel zijn zij ook in
G. Boetak. grooter getale gekomen, en met prijsgeving van
p.
■baja
Zodiakbekers: in de res. Kediri, Soera- het te voren ingenomen of verkende gebied van
en Pasoeroean. West-Java, hebben zij zich later meer neergezet
ij. Zooi-afdrukken: in de res. op Midden-Java, waar men intusschen niet de
Bantam:
Tjipanas; Batavia: Djamboe, Kebon Kopi, Tjia- sporen vindt van Wisjnoeïten, maar van (Jivva-
roeten, Batoe toelis, Pasir Ani; Preanger: Batoe iten, en daarnevens van Boeddhisten. Ook hier
:
tapak; Cheribon Tji Pakoe, Kawali; Bagelen: wijst nog veel naar Zuidelijk Engelsch-Indië. Een
Diëng; Soerabaja: Doekoehan doekoet, Madja- opschrift van een zekeren koning Sandjaja, gevon-
;
djedjer Kediri: Boemen. den in 't Zuiden van de Kedoe en gedagtcekend
Deze soort van opsomming zou belangrijk uit- Qaka 654 (A. D. 732, 't oudste gedateerde stuk),
gebreid kunnen worden, vooral als men daarbij is evenzeer in Vcnggi-schrift, en dat zijn mede
verder letten zou op wat den inhoud der tempels twee rotsopschriften (opschriften aan den levenden
heeft uitgemaakt, als beelden, voetstukken, tem- steen), 't eene te Dakawoe (Z.O. Kedoe) en 't andere
pelgereedscbap, of utensilia van anderen aard, als op den Diëng gevonden. Vooral dit laatste is zeer
wapens, werktuigen, sieraden, enz. Hier zij slechts opmerkelijk. Fergusson toch, een kenner van bui-
nog vermeld, dat men eigenlijk gezegde reliëfs, tengemeene geloofwaardigheid, wees er jaren gele-
d. w. z. niet gewoon relicfwerk als lijsten, randen, den reeds op, dat de bouwtrant der tempels op
bloemvignetten, enz., maar tableaux en emblemen, den Diëng de Chalukya'schc is (Chalukya en
die men ook nog elders, bepaaldelijk bij zool-af- Venggi zijn in een zeker opzicht synoniem), en
drukken, of als zegelmerk aan beschreven steenen tegenover dat feit kon het slechts verwondering
vindt, aangetroffen heeft in wekken, dat er op den Diëng en in de onmiddel-
Kedoe: Tj. Pringapoes; Barabocdocr (Boeddha's lijke nabijheid geen spoor was aangetroffen van
leven, djataka's, heilige boeken); Dakawoe (em- het schrift, dat bij dien stijl om zoo te zeggen
blemen); Moentilan; Mendoet (fabels, djataka's); —
paste. Nu bleek het ten duidelijkste, dat de oudste
Djokjakarta: Tj. Sari; Tj. Prambanan (Ramayana, couche van Hindoes op Midden-Java, wal men uit
Hariwangca); —Soerakarta: Tj.Sewoe; Soekoh; —
de andere gegevens reeds kon afleiden, direct ver-
Soerabaja: Ngrimbi; Kesiman tengah; Doekoehan want was met de iets te voren op West-Java aan-
doekoet (emblemen); Djalatoenda; Madjadjedjer wezige. In een geheel andere schriftsoort zijn de
(emblemen);

Kediri: Sela mangleng; Desa oudste Boeddhistische opschriften van Midden-Java
Gambar; Panataran (Ramayana, Hariwangca, fa- geschreven. 700 (Jaka (A. D. 778) is het jaartal
bels); Tegawangi; Soerawana (Ramayana, Ar- van den steen van Tj. Kalasan, dat het oudste
djocna wiwaha); —
Pasoeroean: Tj. Toempang exemplaar van deze soort schijnt te zijn, en het
(Ardjoena wiwaha, fabels); Tj. Poetri Djawi; —
recht geeft te veronderstellen, dat het Boeddhisti-
Probolinggo: Djaboeng; —
Besoeki, Tj. Kedaton. sche leven op Midden-Java eerst later ingang heeft
Het is bovenal toch dit reliefwerk, dat meer gevonden dan het Ciwaïtische. Het schrift, een
dan iets anders tot den toeschouwer spreekt, en Nagari-typc, wijst naar het Noorden van Engclsch-
het is daarom dan ook vreemd dat de reliëfs der Indië, ook is de slijl der gebouwen (in casu Tj.
op Oost-Java gelegen ruïnen, behoudens Panata- Kalasan) een geheel andere dan die van den Diëng.
ran, voor het publiek door afbeeldingen nog niet Men heeft de meeste verwantschap ontdekt met
toegankelijk zijn gemaakt. bouwwerken in het Noordwesten van Ilindostan,
Beschouwt men de drie aangewezen centra wat ook vindt men daar vooral de hoog ontwikkelde
nauwkeuriger, dan blijkt het dat zij zich behalve kunst, die aan de Boeddhistische bouwwerken van
in plaats en in tijd, of in wat verder reeds aan- Midden-Java de eerste plaats toewijst onder alles
geduid werd, ook innerlijk van elkander onder- wat men op dat eiland aantreft. Doch hiermede
scheiden, al moet daarnevens dadelijk erkend is niet alles gezegd. De toestand op Midden-Java
worden, dat men ten opzichte van vele details is gecompliceerder dan uit het opgemerkte volgen
zeer voorzichtig moet zijn, met het oog op de zou. Naast de genoemde beide schriftsoorten, tref)
onzekerheid van de vindplaatsen van zoovele men er nog een derde aan, ontegenzeggelijk het
111 9
130 OUDHEDEN.

belangrijkste, ongelukkig ook het raadselachtigste. ken; een in goede en groote werken zich uitende
Het is het bekende oud-Javaansche (of Kawi) schrift rivaliteit, waarbij 't Boeddhisme in zijn eigen trant
in zijn oudste vormen. Dit schrift, direct verwant ook hier in de eerste plaats bouwde, gaf om beur-
aan het Pau-schrift en de Hindoesche alfabets ten aan beiden de bovenhand; eendrachtig leefden
van Achter-Indië, schijnt ongeveer gelijktijdig met beide kerkgenootschappen naast elkander (op één
het Nagari op Java te zijn gebracht (oudste jaar- opschrift wordt de Boeddha naast Ciwa aangeroe-
tal naar alle waarschijnlijkheid 731 Caka, A. D. pen). Wat de reden was dat, niettegenstaande de
809, op een steen op den Diëng gevonden, doch stichtingen der Boeddhisten over 't algemeen zoo-
er zijn opschriften in dit schrift van een ouder- veel grootschcr zijn, het Qiwaïsmc toch het veld
wetscher type), en is vrij spoedig daarop het behield, is onduidelijk, maar dit deed het zonder
meest gewone, zeker zoo na ± 750 (Jaka (A. D. twijfel, evenals in Engelsch-Indië, waar omstreeks
828). In zijn alleroudsten vorm (Tijdschr. v. h. 750 (A. D. 828) (Jangkaratjarya de zege-
liat. Gen. XXXII, 1889) vertoont het een groote praal over de Boeddhistische leer behaalde.
gelijkenis met het Girnar-alfabet (N.O. van Bombay), Ongelukkigerwijze zijn uit de periode van Midden-
en wellicht mag men, in verband met andere waar- Java, die tot db 850 (A. I). 928) voortduurde,
schijnlijkheden, daarom besluiten dat het inder- behoudens opschriften, geen of althans geen be-
daad op Java ook is gebracht door die Hindoes, wijsbaar zoo oude geschriften gespaard gebleven.
welke er ook dat Nagari gebracht hebben. Hier- Toch kan men de gedachte niet van zich zetten,
voor zou ook pleiten dat al wat er op Midden- dat reeds in deze periode de geschreven Javaan-
Java aan Boeddhistische zaken werd gevonden sche litteratuur een begin moet hebben genomen.
Een eigenaardig verschijnsel, dat gepaard gaat
(ook voor Oost-Java geldt dit, doch daarover be-
hoeft hier nog niet gesproken te worden), Maha- met het in gebruik komen van de hierboven in
yanistisch is, al mag men niet vergeten, dat het de derde plaats genoemde schriftsoort is toch, dat
Mahayanisme qua talis geenszins gelijkgesteld men, terwijl en waar Venggi-schrift, èn waar Nagari
mag worden met Noordelijk in dien zin, dat men gebruikt is, de taal der opschriften Sanskrit is,
het niet in het Zuiden zou kunnen aantreffen. in de plaats van deze, de heilige taal der Hindoes
Bekend is dat de termen Noordelijk en Zuidelijk (ook der Boeddhisten, die men op Java aantrof),
bij het Boeddhisme in gebruik, ontleend zijn aan de landstaal ziet treden, het Javaansch, in een
den hedendaagschen stand van zaken, die een bc-, phase welke men het best doet vóór-oud-Javaansch
trekkclijk jonge is. Tevens lette men er op dat te noemen. Daarmede was de weg voor het ont-
dat schrift op Java niet alleen bij Boeddhistische staan van een geschreven Javaansche litteratuur
opschriften voorkomt, maar ook en vooral bij Ci- gebaand, en daardoor is zij dan ook, mag men
waïtische, die men verreweg in grooteren getale zeggen, geworden. Het kan nu zijn dat in de
aantreft. Men heeft dan ook ten opzichte van zeer beduidende oud-Javaansche litteratuur, die
Midden-Java te veronderstellen, dat de nieuwe op zeer weinige uitzonderingen na uitsluitend
cottche er een was van gemengden aard, èn Boed- CJwaïtisch is, nog 't een of andere boek wordt
dhistisch èn Ciwaïtisch, of dat de invloed van de aangetroffen, maar dan in een althans wat de taal
eerste couchc (die van het Venggi-schrift en Ci- betreft omgeschreven, verjongden vorm, dat uit
waïtisch) reeds belangrijke afmeting had aangeno- deze periode dagteekent, waarvoor bijv. de be-
men, niet geheel gebroken werd, voortwerkte, zelfs kende Koca-bcwerking (Amaramala, Tjandrakirana)
de bovenhand weer kreeg, — al dient er vooropge-
steld te worden, dat wat er door Boeddhisten op
in aanmerking is gebracht. Maar een feit is het,
en een opmerkelijk feit tevens, dat er niets tot
Midden-Java werd verricht, of beter nog gesticht, ons is gekomen van Boeddhistische kleur, waar
ontegenzeggelijk het grootste, het rijkste, het juist te onderstellen was, dat waar zulke groot-
schoonste is wat men daar aantreft, zoo zelfs dat schc bouwwerken tot stand werden gebracht, ook
het bij een vergelijking met het beste van denzelf- de kennis van het Boeddhisme, Boeddhistische
den aard in Engelsch-Indië daarvoor niet behoeft legenden en verhalen, niet onbeduidend kan zijn
onder te doen. Tj. Kalasan, Tj. Sari, de Baraboe- geweest. Geen spoor van een leven van den Boed-
doer, Tj. Mendoet, Tj. Sewoe, Tj. Plaosan, om van dha, geen spoor van djataka-vcrhalen (dan alleen
andere kleinere monumenten niet te gewagen, zijn enkele stukken van latere dagteekening, die
nietCJwaïtlsch, zijnBoeddhistisch; met de genoemde zelfs stammen uit het laatste gedeelte der vol-
tjandi's is er wel beschouwd slechts één (Jiwaï- gende periode, die van Oost-Java). Zulks schijnt
tisch bouwwerk te vergelijken, in grootschheid en alleen verklaarbaar, als men aanneemt dat de
fraaiheid er niet voor schuilgaande. Bedoeld is Tj. liefde voor het Boeddhisme reeds in deze periode
Prambanan, waarover hieronder nader. Vindt men weer verflauwd is, dat het Qiwaïsme zijne oude
deze Boeddhistische monumenten voornamelijk of plaats herwonnen heeft, dat het bij den wedstrijd
uitsluitend in het Zuidelijk gedeelte van het ge- op Java, waarin het eerst terrein verloren bad,
bied, als men het terrein in zijn geheel beschouwt, althans naast zich terrein had afgestaan, weer heeft
dan blijkt het dat het CJwaïsme zich over het kunnen veroveren wat Boeddhistisch was gewor-
geheele territoir heeft uitgestrekt, ook al vergeet den. En als een argument voor zulk een gang
uien niet dat vele tjandi's geheel vervallen zijn, van zaken schijnt dan ook Tj. Prambanan nog te
en het van anderen niet meer uittcwijzen is tot aanschouwen te zijn, een unicum thans te midden
welk kerkgenootschap zij behoorden, omdat alle van een zuiver Boeddhistische omgeving, aange-
beelden er uit verdwenen zijn, en niets anders de legd op een architectonisch minder gunstige plaats,
kleur meer voldoende doet kennen. Mag men op opgetrokken geheel in denzelfden geest als de
de aan den dag gekomen opschriften afgaan, dan, kolossale, uitgebreide Boeddhistische schepping
zonder twijfel, is reeds op Midden-Java de Hindoe- Tj. Sewoe in de nabijheid, een ontwerp, zooals
Javaansche maatschappij vooral Ciwaïtisch geweest, er meer geweest zijn (in de vlakte van Saragc-
want de Boeddhistische opschriften zijn zeer schaars doeg), als 't ware om te bewijzen, dat 't CJwaïsme
en de Qiwaïtische zeer talrijk (zie boven). Aan een zich door het zoo rijk ontwikkelde Mahayanisti-
eigenlijk gezegden strijd valt ook hier niet te den- sche Boeddhisme, zooals het zich op Java ver-
OUDHEDEN. 131

toonde, niet in de schaduw behoefde te laten gaan: maar daartegenover mag worden gesteld dat
stellen. Men heeft bij het beschouwen van het vooral door Groenevcldt en IJzerman in vele zaken,
Hindoeïsme op Midden-Java, in het algemeen na- vooral de ikonographie betreffende, met meer of
melijk, wel in het oog te houden, dat er minstens mindere waarschijnlijkheid, belangrijk licht ont-
reeds evenveel eeuwen verloopcn waren na Chris- stoken werd, waarbij het bleek dat het Boed-
tus, als het Boeddhisme (volgens de noordelijke dhistische pantheon (gemakshalve zegge men van
kerk sinds 500 vóór Chr.), vóór Christus al had Nepal) niet slechts in hoofdtrekken, maar ook in
beleefd. Wat dit zeggen wil, is duidelijk. Het vele diepergaande of verder afliggende bijzonder-
Boeddhisme had zich in de richting, waarvan het heden op Midden-Java lenig gevonden wordt, iets
°ok op Java getuigenis aflegt, de Mahayanistische, wat bijv. ook bleek uit de belangrijke ontdekking,
wel beschouwd een compromis tusschen boed- dat het begin van de djataka-illustratic-reekscn
dhisme en Hindoeïsme, al ten volle ontwikkeld. aan de binnenzijde der borstweringen (dus n". I
Le tijd van de eigenlijk gezegde klassieke Sanskrit- zooveel, in dit geval n°. 136, van de borstwering

Utteratuur (de renaissancc-tijd dier litteratuur, vol- der l e gaanderij van de Baraboedoer) eene gere-
gens de terminologie van Max Muller) was al lang gelde verluchting is van Arjacüra's Djalakamala,
aangebroken, 550—650 A. D. (5»; en 6" Caka- of van een tekst (of een gedeelte ervan), die direct
ceuw), en de Hindoe-maatschappij in Engelsch- verwant is aan dat boek. Wat men er vindt van
Indië dus ook reeds geworden wat die litteratuur Ciwaïtischen aard is over het algemeen of zeer ver-
haar ons schetst, zij het dan ook, dat de Dckhan vallen of eenvoudiger van bouwtrant, maar zulks
'n vele opzichten ouderwetsch was en bleef.
D. w. z. is niet het geval met de boven reeds opzettelijk
even goed als het Boeddhisme van dien tijd in genoemde Tj. Prambanan, die in grootschheid van
zijnen Mahayanistischen vorm, ook in uiterlijker opzet, rijkdom van versiering en weelderigheid van
zaken, hoogst ontwikkeld was, zich b. v. kenmer- illustratie een waardige evenknie is van de boed-
kende door zijn systematisch ingericht, zeer uitge- dhistische monumenten in welker nabijheid zij
breid pantheon, was dit ook het in tegenstelling gevonden wordt, en die dus, naar het steller dezes
tot de Boeddhisten (en Djaina's en andere zoogen. toeschijnt, laat zien hoe ontwikkeld ook het Hin-
ketterschc sekten) eigenlijk verkeerd genoemde doeïsme was. Let men er op hoe Tj. Sewoe, waar-

Hindoeïsme, immers ook die anderen zijn Hin- van de bouwtrant met dien van Tj. Prambanan

does, al mag de terminologie bij hen èn anders groote overeenkomst vertoont, zeer wel eenTriralna-
luiden, èn ten gevolge daarvan de indruk niet tempel kan zijn, evenals de Baraboedoer een stich-
zoo overweldigend, zoo drukkend zijn of schijnen. ting kan heetcn van den Boeddha, in zijne plaats
Juist hier laat het zich voelen hoe groot het gemis in 't systeem, dan trekt het dadelijk de aandacht,
's aan vaste, zekere, betrouwbare gegevens, die dat Tj. Prambanan een aan de Trimoerti gewijde
men bezitten zou, als er eenige litteratuur uitdien stichting is, waarin aan de voorrang werd
tijd gespaard ware gebleven, en waarover men hoe- toegekend, waar ook Brahmü en Wisjnoc zetelen,
Wel in mindere mate, vermoedelijk ook beschikken als 't ware omgeven door de zich resp. om hun
zou, zoo de oude tjandi's in een ongcrepten staat wezen scharende kleinere goden, halfgoden, heroën
eerst in de jongste tijden het voorwerp van onder- (aartsvaders), evenzeer als in de grootere Boed-
zoek waren geworden, dat, aangevangen vóór het dhistische scheppingen de lagere goden, al zijn
Engelsche tusschenbestuur, reeds vele zaken niet dit ook zeer hoogslaanden, gevonden worden aan
meer op hare plaats vond. Men beseft hieruit hoe de buitenzijden, en ook op lagere verdiepingen
moeielijk het is vooral voor Midden-Java, voor- troonende. Brahma omgeven door resi's, V
alsnog veel positiefs te constateeren, daar alles omgeven door de grooten onder zijne vereerders
langs den weg van inductie moet worden verkre- (vertegenwoordigers), of verschillende zijner, min-
gen en vastgesteld, en feitelijk dus het licht slechts der bekende, maar talloozc awatlra's, en Ciwa
van buiten af, uit Engelsch-Indië, kan worden door een soortgelijke reeks van personen, die
aangebracht, waar de bezwaren voor dezelfde tijds- meer onmiddellijk met hem in verband stonden,
ruimte, hoewel van anderen aard, al even belemme- en wier houdingen en ornaat direct mogen her-
rend zijn. Immers juist voor den tijd, die omtrent inneren aan die der Boedhisatwa's in het boed-
de oudheden van Midden-Java de meeste toelich- dhistische pantheon, maar daarom nog niet dezelfde
ting zou moeten geven, is de toestand in Engclsch- wezens behoeven uittewijzen. Er behoeft hier zelfs
'ndië niet gunstig, door het gemis aan monumen- niet eens aan syncretisme te worden gedacht,
ten, die voor vergelijking in aanmerking gebracht evenmin als bij Tj. Mendoet, dan in zooverre als
zouden moeten worden, zij 't dat deze verdwenen het Mahayanistische Boeddhisme en het Hindoe-
zijn door vernieling, dan wel te loor gingen, isme beiden groot zijn geworden en zich ontwik-
doordat de maatschappij zich daar met den tijd keld hebben onder een geregelde inwerking op
belangrijk wijzigde. Uit de onderzoekingen ten elkander, overneming en uitwisseling van en aan
deze reeds ingesteld, bleek het, dat de meeste elkander, een proces van een langdurig verloop,
aanknoopingspuntcn voor het Boeddhisme van dal wel beschouwd reeds afgeloopen was, toen
Midden-Java te vinden zijn in 't Noordwesten van de Hindoes (boeddhisten en niet-BocddliisUn)
Engelsch-Indië, wat de bouwwerken betreft, en van 700 (Jaka (778 A. D.) Java bereikten, en
aangaande het Boeddhisme in leven in Nepal. zijn grootste proportiën had aangenomen in het
Maar toch bleef er nog veel onopgelost. Hier Noorden van Engelsch-Indië, vanwaar juist ver-
Z,
J slechts genoemd de eigenaardige vorm van ondersteld dient te worden, dat deze Hindoes
de Baraboedoer, waarvan een eigenlijk gezegde zijn gekomen. Bekend is het, dat in bijzonder-
wedergade slechts ontdekt werd in het (Ilinaya- heden over de verwording van het Boeddhisme
nistische) Burma (te Tagan), en te Mengun in zoowel als van het Hindoeïsme in de eeuwen die
Ava. Ook is ons bijv. nog niet bekend welke onze periode juist voorafgaan en er mede samen-
hoogere wezens werden voorgesteld aan de bui- vallen, nog niet te oordcelen valt, en dat, al gaat
tenzijden van de Tj. Mendoet, al zijn daaromtrent het langzaam, toch steeds meer en meer aan den
gissingen gemaakt, en zoo zou men kunnen voort- dag kwam, dat de goede weg door Von Hum-
132 OUDHEDEN.

boldt (1836) en Fergusson (1876) is ingeslagen. 978) wordt de taal der opschriften, die ook op
Al begrijpt men, helaas, te veel details van de Oost-Java tot op dien tijd was wat bij het be-
oudheden van Midden-Java voorshands nog niet, spreken van de periode van Midden-Java vóór-
de belangrijkste resultaten vooral in den lateien oud-Javaansch werd genoemd, één van vorm met
tijd verkregen door vast te houden aan de door het oud-Javaansch der kennelijk oudere teksten
de genoemden aangewezen richting, mag doen dier litteratuur, maar ook eerst daarmede krijgt
onderstellen, dat straks nog verschillende even men in het gelijktijdige gedeelte dier litteratuur
verrassende bevindingen de juistheid van hun weg- een zekeren steun bij het beschouwen der maat-
wijzing bevestigen zullen. schappij en hare omstandigheden. Die litteratuur
Tot ± 850 Caka (A. D. 928) moet men aan- is, het werd reeds gezegd, zoo goed als uitsluitend
nemen, dat het zonder twijfel buitengemeen krach- Ciwaïtisch. Zag men in de eerste eeuw dezer
tige Hindoe-leven op Midden-Java heeft geduurd. periode (van 800—900 Qaka, A. D. 878 —978)
Wat er een einde aan gemaakt heeft ligt in het het Boeddhisme op Oost-Java ter nauweraood nog
duister, maar kan niet enkel zijn geweest een af- leven, aan het wegsterven, sedert 900 (,'aka is het
sterven ten gevolge van gebrek aan voeding van voor een geruimen tijd, zoo al nog levend, wat
buiten. Immers het Hindoe-leven op Java neemt zeer wel mogelijk is, zoo goed als geheel onzicht-
met dat tijdstip geenszins een einde. Men vindt baar, zoodat men gedwongen is van uitsluitend
het daarna op Oostelijker Java, in het 3' ,,; cen- Ciwaïtisch te gewagen. Daarbij valt op te merken,
trum waar liet, men zegge omstreeks 800 Caka dat Pasoeroean op den achtergrond geraakt, en
(A. D. 878), naar alle waarschijnlijkheid door dat de beweging in Kediri zich geen nieuw terrein
er van Midden-Java uit een grooter terrein (in- schijnt te zoeken, of terrein verliest, zij zich dus
tellectueel) vermeesterd werd, dus vóór het einde om zoo te zeggen in het Soerabajasche concen-
van de Midden-Javaansche periode, reeds duide- treert, terwijl daarnevens in het begin Madioen
lijk zichtbaar is. Verreweg het duisterste gedeelte (met zijn rijstschuren, offerhuisjes) op den voor-
van de geschiedenis van het 3C centrum is die grond komt. Het is de periode, waartoe ook be-
eerste tijd. Het heeft er veel van dat Oost-Java hoort koning Erlangga, onder wiens regeering de
eerst eene onderhoorigheid van de vorsten op Balincczen, naar het schijnt, de oud-Javaansche
Midden-Java is geworden, dat dezen later óf Oost- litteratuur, voor zoover zij haar kennen, niet ge-
Java tot hun eigenlijken zetel hebben gekozen, of heel ten onrechte, laten ontstaan, hoewel er ge-
wel dat zij door een daar zetelenden, opgekomen schriften gespaard zijn gebleven, die anterieur
vasal van hun macht beroofd werden, waarna aan zijn bewind vervaardigd werden of dat moe-
sedert Midden-Java op den achtergrond geraakte. ten zijn, als de vier bekende parwas uit de eerste
Ook over den aard der stichtingen, de kerk waartoe helft van het Mahabharata (Adi-, Wirata-, Oedyoga-,
de groote gebouwen op Oost-Java behoorden, de Bhisma-parwa), en de oud-Jav. (metrische) bewer-
tijd waartoe zij eigenlijk gerekend moeten worden, king van het Ramayana. Weer een anderen toe-
kan er in verschillende gevallen nog niet beslist stand geeft de volgende eeuw (Caka 1000 en
worden. De periode duurt lang (Caka 800—1400 volg.) te aanschouwen. Madioen heeft blijkbaar
of daarna, A. I). 878—1478 en volgende jaren). een zekere zelfstandigheid behouden ('t rijk van
Verschil in tijd heeft ook hier zeker veel te be- Dahar), maar nu komt voor alles Kediri op den
teekenen, en van verschillende oorkonden, die uit voorgrond, wat blijkbaar zoo blijft tot omstreeks
den eersten tijd van deze periode schijnen te dag- het midden der I2 U Caka-ccuw ((Jaka "s°) het
tcekenen, mag en moet het de vraag zijn, of zij rijk van Toemapel (Pasoeroean, volgens de Para-
het werkelijk doen. Mag men rekening houden raton) de suprematie weet te verkrijgen, om haar
niet hetgeen omtrent Midden-Java in 't algemeen later voor een korten tijd weder aan Kediri te
werd opgemerkt, voornamelijk met het feit, dat laten, dat spoedig daarop (kort na CQka 1200)
in de latere jaren van die periode daar het Ci- haar weer voor goed verliest, als Raden Widjaya
waïsme weer de heerschende godsdienst was ge- met behulp van Chineezen en veel verraad, het
worden, dan ligt het voor de hand te vermoeden, rijk van Madjapahit, met zijn hoofdzetel in het
dat wat men op Oost-Java zal aantreffen, zoo de Soerabaja'schc, grondvest. Gedurende het bestaan
in bezitneming van het oostelijk gebied heeft plaats van dit rijk, dat ook naar buiten zeer machtig
gehad van Midden-Java uit en in dien tijd, ook was (wat met enkelen der voorafgaande ook het
overeenkomstig Ciwaïtisch, althans vooral (Jiwaï- geval kan zijn geweest, maar niet zoo duidelijk
tisch, gekleurd zal zijn. Dit is in overeenstemming spreekt), ontstaat er op Java een vernieuwd en
met wat de opschriften van Oost-Java uit den verhoogd Hindoe-leven. Dit had sinds 900 C aka
oudsten tijd deden weten. Van de monumenten daar geenszins geslapen, integendeel een gToot
die tot de oudere schijnen te mogen worden ge- gedeelte der oud-Javaansche litteratuur, voor zoo-
rekend, schijnt er geen een Boeddhistisch te zijn, ver deze ons gespaard is, misschien mag men wel
in den trant van Midden-Java. Toch mag men het zeggen het beste er van, ontstond in de drie eeuwen
vóórkomen van Boeddhisme op Oost-Java in die vóór Madjapahit, waarin ook de regeering van
jaren niet loochenen. Enkele malen, maar steeds Djayabaya valt, de verbinding van 't Hindoeïsme
in tweede instantie, wordt het in de te vertrou- met 't Javanisme werd toen inniger, dan in de
wen opschriften vermeld. Het is voornamelijk in periode van Midden-Java, toen de beide stroomin-
het Zuiden van Soerabaja, in 't Noorden van Pa- gen meer naast elkander liepen; maar tijdens het
soeroean en in Kediri, dat zich het leven uit, latere gedeelte van den vóór-Madjapahitschen tijd
en men vindt er vorsten, wier namen, als van herkreeg het Javaansche element, hoewel vergroeid
personen in lagere rangen dienende, ook in stuk- met het Hindoesche, gaandeweg steeds meer en
ken uit Midden-Java werden aangetroffen. Hier meer zijn oude rechten. Zoo was dan ook de toe-
wederom intusschen al hetzelfde bezwaar, dat ons, stand, toen Kediri voor goed viel, weder reeds
behalve de opschriften, uit dien tijd (den tijd van meer Javaansch geworden dan Hiiidoesch, van dat
koning Sindok), geen andere geschreven stukken standpunt vooruitgegaan, maar in werkelijkheid
zijn bewaard gebleven. Eerst na 900 C.aka (A. D. veel verminderd, omdat het intellectueel hooger
OUDHEDEN. 133

staande element, niettegenstaande zijne overwin- tusschen Oost-Java en de Socndalandcn, waai in-
ningen, ten laatste toch weder de nederlaag leed. tusschen, sedert ± 950 Caka (A. D. 1028) toch
Nieuw versch Hindoe-leven kwam toen den ouden ook een zeker zelfstandig leven schijnt te heb-
zuurdcesem versterken. Dit blijkt bepaaldelijk daar- ben bestaan, evenals wellicht, sedert ± 900 Caka
uit, dat ook het Boeddhisme weer van zich laat (A. I). 978) in het Semarangsche, een streek, die
bespeuren. Het telt bij de leden van het Vor- men misschien beter doet gedurende de Óost-
stenhuis van Tocmapel en Madjapahit verschillende Javaansche periode tot Oost-Java te trekken, ook
aanhangers, maar het ontwikkelt geenszins de al veroorloven de gegevens ook daar een zekere
kracht, waarvan het op Midden-Java getuigenis zelfstandigheid te onderstellen. Het is voorals-
had afgelegd, hoewel het ook nu weer het Maha- nog ondoenlijk 0111 de oudheden van Oost-Java
yanismc is dat bijval vindt. Van bepaald gezegde behoorlijk te ordenen, althans voor iemand die
Boeddhistische groote bouwwerken is geen sprake. ze persoonlijk niet in oogenschouw heeft kunnen
Wat men op Oost-Java aantreft en daarvoor in nemen. Zij zijn tegenover die van Midden-Java,
aanmerking gebracht zou kunnen worden, bijv. waar ook nog zeer veel te verrichten valt, stief-
de Tj. Toempaag, kenmerkt zich als zoodanig moederlijk behandeld. Dit laat zich om vele rede-
alleen door enkele losstaande Boeddhistische beel- nen begrijpen, maar heeft uit den aard der zaak
den : de gebouwen zelf sluiten zich in hunne ver- ook het gevolg dat men, doordat men er in zoo
sieringen, reliëfs, aan bij de overige uit denzelf- vele opzichten minder van weet, ook minder over
den tijd, en doen zich daarin vóór alles, zoo de oordcelen kan. Zij zijn niet zoo gemakkelijk
voorstellingen niet zijn wat men profaan zou te bereiken, en liggen van den grooten weg
kunnen noemen, kennen als £iwaïtisch.
hier een nieuwe vermenging, en wel een soort
Er heeft af. 11 1111 kunstwaarde is minder dan van de
belangrijkste monumenten van Midden-Java, en
van directe oplossing plaats gehad, getuigende zij liggen het verst verwijderd van het eigenlijke
van een groote inschikkelijkheid; men vindt er punt van uitgang bij de grootere archeologische
eene vermenging van ontegenzeggelijk niet geas- onderzockingstochten, Batavia, van waaruit Frie-
simileerde, heterogene bestanddeelen, die gemak- derich, Brumund, Van Kinsbergen, hunne surveys
kelijk uit elkander zijn te onderkennen, dus op- begonnen, die allen, vóór dat zij het einddoel
treden in hun eigen vormen, maar aan, in of bij konden bereiken, hun onderzoek hebben moeten
t zelfde heiligdom nevens elkander worden aan- staken. De afzonderlijke beschrijvingen voor zoo-
getroffen; een geheel anderen toestand dan vroe- ver zij bestaan, zijn niet voldoende; goede af-
ger op Midden-Java. waar Boeddhisme en Hin-
doeïsme met elkander samengingen, maar niet in
beeldingen bestaan er slechts — en dat is ook
met de oudheden van Midden-Java het geval,
elkander opgingen of opgegaan waren, behalve voor
zoover dit reeds elders, in verder terugliggcnde
maar in een betere verhouding, — van enkele
der monumenten, en veeltijds zijn ook deze nog
tijden, geschied was, om beiden te maken, te ver- niet geschikt voor een grondige vergelijking. Met
vormen tot wat zij in dien tijd waren, iets wal dat al is omtrent vele dier oudheden door het
op zijne beurt bij de ineenmenging in dien zoo lezen der jaartallen, die er bij aangetroffen wer-
veel latcren tijd op Oost-Java weer niet geschiedde, den, reeds veel licht ontstoken, en kan men met
althans nog niet geschied was. Ook nu zijn de behulp van de jaartallenlijst, voorkomende in Vcr-
eigenlijk gezegde Boeddhistische oudheden (beel- beek's „Oudheden van Java". Lijst der voornaamste
den), men lette daarop wel, voor 't meerendccl overblijfselen uit den Hindoetijd op Java, 1891,
van een zeer beduidende kunstwaarde, hoewel van verschillende monumenten den vermocdelijken
van een geheel anderen stijl dan de Midden- leeftijd uitvinden; bij de meesten zullen andere
Javaanschc, en gelukkig door het schrift van de gegevens moeten dienen, waarover nog niet te
bijschriften, of door een daarop voorkomend ge- beschikken valt. Maar het bleek toch uit verschil-
dateerd opschrift, gekenmerkt als zooveel jonger. lende opgemerkte kleinigheden of losse opmer-
Zooveel jonger als ook bijv. de Boeddhistische kingen door bezoekers gemaakt, dat de oudheden
Kakawin Soetasoma, ± 1300 Ca^a i evenals de in de buurt van Modjokerta, Tj. Soerawana en
Ardjoena-widjaja door Tantoelar vervaardigd, bleek Tj. Tegawangi, Tj. Toempang, Tj. Ngrimbi, met
te zijn, waarvan de vervaardigingstijd op zijne een groot deel van Tj. Panataran en Djedoeng,
beurt weder overeenkomt met het langs een ande- Trabaya. Tj. I'apoh, Tj. Kali tjilik, Tj. Pari, Tj.
ren weg verkregene en zooeven bekend gestelde. Kedaton en GoenoengPontang, om het voornaamste
Behoudens een vernieuwd leven in deze richting, te noemen, behooren tot de laatste der op ((ost-
dat ook misschien deed ontstaan de aan be- Java opgerichte bouwwerken.
denking onderhevige, Boeddhistisch getinte oor- Over de andere eilanden, die in het voor-
konden, die als van oudere dagteekening zich afgaande niet, of zoo goed als niet ter sprake
Reven, ziet men in deze periode, waarin ook het kwamen, behoeft na hetgeen er reeds gezegd is,
Javaansch zich geheel blijkt te hebben omgezet, niet veel te worden opgemerkt. Met de schilde-
zoodat hel zoogenaamde middel-Javaansch het oud- ring van het beloop op Java zijn de lijnen van
Javaansch ging vervangen, evenals in dezen tijd de geschiedenis van den geheelcn Archipel, ge-
de overgangsvormen lusschen het oud- en het durende hetzelfde tijdsverloop, gegeven, liet is
nieuw-Javaansche schrift reeds blijken te bestaan,
de laat ons thans zeggen Hindoc-Javaansehe be-
slechts noodig nog even te melden hoc, wat men
elders vindt, zich daarbij aansluit.
schaving ook over een grooter terrein zich uiten Op Madoera vindt men weinig. Het behoort
°f om zich grijpen. Is Pasoeroean, maar vooral zonder twijfel alles tot de periode van het 3e cen-
Soerabaja, zich weder naast Kediri komen stellen, trum, vermoedelijk ook alles tot de laatste eeuwen
men begint nu ook in Probolinggo en Besoeki, en daarvan, evenals het in* het uiterste Oosten van
°P Madoera, stichtingen te vinden. Ook Madioen lava gevondene.
c » het Oostelijk gedeelte van Soerakarta verloo- Op Bali is de toestand ingewikkelder. Wat men
tten ze, en het is van elders bekend, dal er in daar aantreft, ten minste in het Gouvernements-
dien lijd weder directe aanrakingen zijn geweest gebied, sluit zich direct aan bij diezelfde periode,
134 OUDHEDEN.

is er de voortzetting van, zooals ook het Balineesch- licht. Zoo inderdaad het rijk van Sri- of Sam-
Javaansche schrift (dat nieuw-Javaansch is in ouder- bodja (San botsai) in de nabijheid van Djambi
wclsche vormen) uitwijst, maar daarnevens schijnt gelegen heeft, wat naar het schijnt is aan te
uit oude oorkonden, en het jaartal in de grot bij nemen, maar door sommigen betwijfeld wordt,
Sangsit te blijken, dat er reeds vroeger in de dan was men ook aan die kust, in het einde der
9>: en io'- Caka-eeuw aanrakingen van beteekenis 7 C en het begin der 8e eeuw A. D., voorname-
tusschen Java en Bali bestonden. Daar er blijk- lijk, zoo niet uitsluitend, en ijverig Boeddhistisch.
baar geen gebouwen of resten van gebouwen uit Maar noch ter (tostkust, noch ter Westkust is de
een zoo ouden tijd op Bali worden aangetroffen, invloed van het Boeddhisme, van het Hindoeïsme
en ook dat gedeelte der oud-Javaansche litteratuur, in het algemeen, van een aard geweest of van

' "'
dat uit Erlangga's tijd (± 950 Ca <a) OI u l *le een kracht als op Java. Het heeft slechts betrek-
eerste eeuwen na hem dagteekent, op Bali alleen kelijk weinig ingegrepen in het volksleven, in
voorhanden is in den vorm, dien het in den Madja- de litteratuur, in de taal, en het schijnt zelfs,
pahilschen tijd reeds had, mag men aannemen, dat de vormen van vele overgenomen Sansktiet-
dat die oudere invloed van Java op het eiland woorden (wat ook uit de spraak der eigenlijk
uitgeoefend, sedert weder te niet was gegaan, ten gezegde Maleische stammen gesproten kan zijn)
minste onkenbaar was geworden. Ook hier heeft zeer opmerkelijk afwijken van die welke zij had-
men dus slechts de laatste eeuwen van de periode den of hebben op Java. Ook is het aantal over-
van het 3'lc centrum te vergelijken. Evenmin als genomen Sanskriet-woorden belangrijk veel klei-
oude tjandi's vindt men er oude beelden. ner, terwijl men verder niet vergeten mag, dat
Wat op Soembawa gevonden werd, zal daar een groot gedeelte der voorkomende vreemde
óf bij toeval gekomen zijn óf dagteekent naar alle woorden van Sanskriet-oorsprong in de Maleische
waarschijnlijkheid al evenzeer uit den laatsten tijd taal ontleend zijn aan het Javaansch, in de Malei-
dier periode van Oost-Java. sche schrijftaal ingevloeid zijn bij het maken van
Geheel anders is het op Borneo. Is tot nog vertalingen of navertellingen van Javaansche pro-
toe het opschrift van Sanggauw (Borneo's West- ducten of verhalen, niet rechtstreeks uit het Sans-
kust) nog een raadsel, wat men in Koetei en bij kriet overgenomen zijn. Intusschen, hoe dit alles
Martapoera gevonden heeft, dagteekent uit een- ook zij volgens de gegevens, die op dit oogen-
zelfden tijd als die van het centrum van West- blik voor ons beschikbaar zijn, men houde er
Java, deels schijnt het zelfs iets ouder te zijn. De wel bij in het oog, dat deze uiterst weinig in
opschriften zijn in Venggi-schrift en de beelden aantal zijn, en dat men tot nog toe den toegang
uit Koetei, naar Batavia overgebracht, van een niet heeft kunnen krijgen tot anderen, in Atjeh
geheel ander, ouder type dan alles wat op Java en in Korintji, waarvan het bestaan bekend is.
gevonden werd. In de nabijheid van Sumatra vond men op
(lok op het schiereiland van Malaka, ter loops Karimon, tegenover de monding der Kampar-
zij dit hier vermeld, vond men opschriften in dit rivier, een opschrift in Nagari, alweder Mahaya-
schrift, maar daarnevens andere in het zooge- nistisch-Boeddhislisch, en een ander, in Venggi-
naamde oud-Javaansche, dat men ook vertegen- schrift, te Kota Kapocr, aan de Moendo-rivicr,
woordigd vindt op Sumatra, tot op heden even- op Banka, waarin in een soort Maleisch een vloek
wel alleen op de Westkust van dat eiland. Uit wordt uitgesproken over hem die dien steen niet
de gedateerde opschriften blijkt dat het er in de ongedeerd zou laten, maar zonder dat met name

'
lO c Ca ia" e euw bekend was en er althans tot het Hindoe-goden worden aangeroepen, daar opge-
einde der 13° eeuw dier telling, in zijne oudere richt misschien in 608 (?) Caka.
vormen, een eigen type, in gebruik bleef, naar Wie verder over de oudheden ingelicht wil
waarschijnlijkheid om daarna sterk te verloopen zijn, kan hier verwezen worden naar de artikelen
en grootendeels in onbruik te geraken, zoodat HINDOEÏSME, CIWAISME en BOEDDHISME,
het nu nog slechts er voortleeft in de Bataksche, en makc kennis met Groencvcldt en Brandes'
de Rentjoengsche en Lampongsche vormen, van Catalogus der Archeologische verzameling van het
welken het Rentjoengschrift het eigenlijke oude Bat. (icn. v. K. en W., Batavia 1887, en de ver-
schrift der Maleiers is, vóór zij 't Arabische gingen volgen daarop jaarlijks in de Notulen der bestuurs-
bezigen. Behalve in dit soort schrift vond men vergaderingen van dat genootschap verschenen.
er ook een paar met Nagari beschreven stukken, Voorts met J. W. IJzerman, Beschrijving der oud-
te Tandjong Medan en in Tj. Boengsoe, waarvan heden nabij de grens der residenties Soerakarta
het eene duidelijk van Mahayanistisch-Bocddhisti- en Djogdjakarta, liat. 1891; de photo's van J. Van
scheu oorsprong is, evenals dat ook met het oudste Kinsbcrgen, in 1874 gereed gekomen, en die van
gedateerde stuk in oud-Javaansche letters, van K. Cephas, waarvan men er gereproduceerd vin-
Caka 946 (1024 A. D.), het geval is. Over het den kan in IJzermans boek en in J. Gronemati,
algemeen mag men zeggen, dat bij al deze stuk- Tjandi Prambanan op Midden-Java, na de ont-
ken van West-Sumatra, waar zij een kleur vertoo- graving, 's Gravenhage 1893. Een algemeen tot
nen, tot nog toe steeds bleek, dat het Boeddhisme op den tijd bijgewerkt overzicht van de oudhe-
vooral de godsdienst is geweest der kolonisten en den van Java en Madoera vindt men in I. J.
bekeerlingen, in overeenstemming waarmede het Veth, Java, 2e druk door Snelleman en Niermeyer.
feit is dat in diezelfde streek, men zegge van De litteratuur over dezelfde oudheden tot op 1891
Singkcl tot Moko Moko, de eigenlijk gezegde oud- geeft Verbeek in bovengenoemde Oudheden van
heden, resten van bouwwerken, die door eenvoud Java (Verft. 11. (1. XI.VI), Bat. 1891, ten naastenbij
uitmunten, in Padang Lawas en in de Padangsehe volledig. Voor de daarop volgende jaren kan men
bovenlanden, kennelijk Boeddhistisch zijn, ol dat raadplegen de pcricope over de oudheden in Neder-
bleken te wezen. In hoeverre dit ook van de oud- landseh-lndië onder het regentschap van Koningin
heden op de Oostkust bezuiden Asahan en in Emma, 1890—1898 (Batavia 1898) bl. 53. Onlangs
Palembang aangetroffen, in het algemeen geldeti verscheen: F. A. Van Saher, De versierende kun-
mag, kwam nog niet duidelijk genoeg aan het sten in Nederl. Oost-Indië, Haarlem 1899—1900.
OUDHEDEN. 135

De litteratuur over de oudheden der andere waarvan het eerste, 't Madjapahtt-type, cene over-
eilanden is gemakkelijk bijeen te vinden dooi drijving mag hecten van de echte Hindoe-kunst
kennis te nemen van de afdeelingen Inseriptiëti en zijn heil zoekt in overladen godenbeelden;
e n Oudheden in J. C. Hooykaas, Repertorium op waarvan het tweede, waarschijnlijk gelijktijdige,
de Koloniale litteratuur, Amsterdam het dikwijls knappe en zeer zeker altijd interes-
1877—1880,
2 dln., en A. Hartmann, Repertorium enz., 's Gra- sante werk geeft van den Javaan aan zichzelven
venhage 1895. Slechts zij daarbij opgemerkt, dat overgelaten, en wel omdat het gelaat der beelden
in deze werken geen melding wordt gemaakt van het Polynesische ras is en zij verder in lichaams-
van de vele mededeelingen over het onderwerp, bouw, kleeding, enz. aan den tegenwoordigen Ja-
en dit geldt ook voor vaan herinneren. Het derde type, waarvan echter
Java en Madoera, in de
Notulen van 't Bat. Gen., strikt genomen de beste nog weinig voorbeelden bekend zijn, heeft waar-
bron over alles wat er met het oog op de oud- schijnlijk een ouderdom die niet verder gaat dan
heden werd verricht. de i6e eeuw, alleen in Oost-Java te vinden is
In het artikel KUNST vindt men een schets en aansluit bij de oudste beelden die op Bali
van het beloop van het oudheidkundig onderzoek bewaard zijn. De steen waaruit zij vervaardigd
'n het algemeen. werden, is gewoonlijk van eene zachtere soort dan
die waarin de andere beelden uitgehouwen zijn.
In Voor-Indië hebben zich twee groote volks- De beelden zijn van steen, meestal andcsiel,
*-'" zeldzamer gebakken steen, en van metaal: brons,
godsdiensten ontwikkeld: de dienst van C'wa
die van Wisjnoe. De aanbidders van den eersten, ijzer, zilver en goud. De steenen zijn soms meters
de Caiwa's, waren veel talrijker dan die van den hoog, de metalen enkele centimeters tot enkele
laatsten, de Waisjnawa's. De Brahmanen namen decimeters. Het voetstuk der steenen beelden is
beide goden op in hun stelsel en deden Ciwa vtM" meestal een lotuskussen, padmasana, ook wel
delgen de wereld, door Brahma geschapen en door een vlakke plaat; meestal verrijst achter het
Wisjnoe onderhouden; deze leer vond hare vol- beeld en daaraan vastgebleven een ruggestuk; in
tooiing in het betrekkelijk jonge dogma der Tri- verband hiermede doorloopt de vorm der beelden
tnoêrti of Drie-eenheid, waarin Brahma de schepper, een reeks, waarvan het basrelief en het geheel
Wisjnoe de onderhouder en Ciwa de verdelger te vrije beeld de uiterste termen zijn; ter hoogte
zanten gedacht worden als de drieërlei openbaring van het hoofd is vaak een glorie- of stralenkrans
van het ééne en ondeelbare goddelijke wezen; de gebeiteld. Bij zittende beelden zijn de becnen
drie uit dit eene ondeelbare wezen ontsproten vóór het lichaam over elkander geslagen, met de
goden worden als mannelijk gedacht, met een gakti voetzolen naar boven gekeerd; soms hangt een
of gemalin aan ieder hunner ter zijde gesteld. De der becnen of hangen beide naar beneden. Ge-
Irijzende
rimoêrti voorgesteld met drie hoofden, woonlijk hebben de beelden twee bovenarmen,
uit één lichaam, het hoofd van Brahma het getal der onderarmen, die aan den elboog
in het midden rechtuit, de beide andere ter weers- ontspringen en zich in verschillende richtingen
zijden naar links en rechts kijkende; bij de Hin- uitstrekken, is afwisselend maar bedraagt zelden
does heeft deze gelijkstelling der drie hoofdgoden meer dan vier. Mannelijke en vrouwelijke beelden
nooit veel bijval gevonden. De Brahmaansche vertoonen bijna geen verschil in kleeding en ver-
godsdienstleer is stellig eer op Java gebracht dan siering; een diadeem omspant het voorhoofd, het
liet Boeddhisme. De oudste emigranten uit Hin- haar is hoog opgemaakt en van versierselen zoo
dostan naar Java waren Wisjnoeïeten. Evenals de overvloedig voorzien, dat haar en haartooi niet
oudste, wijzen ook een aantal der jongste over- van elkander te onderscheiden zijn. Do ooien
blijfselen uit den Ilindoetijd op den dienst van dragen hangers en 0111 dcii hals hangt een keten.
Wisjnoe, nl. de tempels van Sockoeh en Tjeta De oepawita, het heilige snoer der Brahmanen.
tegen den Lawoe. Elders op het eiland zijn zoo- is een hoofdzakelijk door de mannelijke goden-
wel beelden gevonden van Wisjnoe en van diens beelden gedragen band, die van den linkerschou-
schoone gakti, de uit zee geboren Laksjmi of Qri der, over de borst, langs de rechterzijde naat den
als van Brahma en van de Trimoertri. Maar uit rug loopt; bij meerdere vrouwenbeelden dalen
de tempels en uit het veel grooter aantal Ciwa- analoge koorden van beide schouders, samenko-
beelden blijkt dat van de oude eerediensten der mend tusschen de borsten om onder de armen
Hindoes het Ciwaïsme ook op Java de voor- naar achteren te verdwijnen. Behalve door dit
naamste plaats innam. vrottwensnoer worden de meeste beelden van
Bij de beelden op Java gevonden worden ver- Wisjnoe's gakti gekenmerkt door een lotusbloem
schillende typen onderscheiden. Het zoogenaamde in een der handen of naast het beeld, maar ook
Padjadjaran-type, aldus naar het West-Javaansche andere godinnen voeren dit attribuut. Een Laksjmi
Hindocrijk genoemd, wordt alleen in de Soenda- die onder de beelden, ook van het vasteland van
landcn (Artja domas, zie aldaar, Buitenzorg, Pre- Indië, uitmunt wordt in het Museum van Oudhe-
anger) aangetroffen; die beelden zijn van zeer den te Leiden bewaard (n°. 33 van den catalo-
primitieve bewerking, zeer zelden los van den gus van 1885). Nog een band dragen de beelden
steen gebeiteld, maar bijna steeds daarop uitge- onder de borst, terwijl een lendedoek en buikband
houwen en gewoonlijk met onzekere, smalle lijnen, ter bevestiging van den rok of sarong dienen, die
zonder goede verhouding tot het geheel, van vaak tot de voelen afhangt. Zoowel de bovenarmen en
gedrochtelijke vormen en de kentcekencn dragend de polsen als de enkels zijn met ringen en ban-
dat zij tot eene soort van ontwikkeling behooren den getooid. De metalen beelden wijken in hoofd-
waarin het Polynesische verre de overhand had zaak niet veel van de .steenen af; het ruggestuk
boven de Hindoe-inwerking. Hun ouderdom moet is in den regel geheel vrij van het beeld.
echter, naar sommige van jaartallen voorziene De beelden van de Trimoerti bezitten drie, die
beelden, eerder uit de periode 1200 —1500 geschat van Brahma vier hoofden. Beide hebben meestal
worden. De meer ontwikkelde beeldhouwwerken vier onderarmen en in de handen als attributen
kunnen nog in drie typen worden onderscheiden, het koralen bidsnoer (aksjatnala), de vliegen-
136 OUDHEDEN.

waaier (tjamara) zijnde een haarbos van den Prambanan, evenzeer als in de tempelgrotten van
Tibetaanschen jak (Bos grunniens) aan een kor- Koeta Ardja, op de open bidplaatsen van Soekoch
ten steel, en de buikige waterkruik (koendi); en Tjeta en onder de overblijfselen van Madja-
de vierde hand draagt bij Brahma soms een ge- pahit. De lingga-pedestal was het altaar waarop
vorkten staf. Naast Brahma is enkele malen zijn water ter eere van den lingga werd geplengd en
drager (w aha na), de gans (hansa), afgebeeld. is daarom steeds voorzien van een tuit, waardoor
Wisjnoe heeft, evenals de andere goden nooit meer het vocht naar een goot of bekken werd afge-
dan één hoofd, maar dikwijls vier handen; zijn voerd. Het is deze vorm die aanleiding gegeven
meest vóórkomende attributen zijn de sjangka heeft om in het pedestal van den lingga steeds
of als krijgstrompet gebruikte schelp en de tjakra, een joni te zien (zie Dl. 11, bl. 147) terwijl
een werpschijf of radpijl; op het voetstuk zit soms veeleer de vorm dezer steenen zich verklaren laat
de monstervogel G ar o cd a, Wisjnoe's wahana. Van uit hunne bestemming tot voetstukken en pleng-
de tien verschijningen of ncdcrdalingen (awatara) altaten; een enkele maal echter toont de vorm dal
waarin Wisjnoe in Hindostan wordt vereerd zijn inderdaad de joni bedoeld is, zooals op de gewijde
de voornaamste, die van Rama en Krisjna, niet op plek in den bebouwden en bewoonden krater van
Java gevonden; onlangs is in de tjandi Bangkal, den Raga Djambangan in Pekalongan, door de Ja-
afd. Modjokerta, de Wisjnoe op het witte paard vanen Antabaja geheeten. Qiwa's gemalin wordt
gevonden; twee andere waren reeds uit de Pram- evenals hijzelf onder drie vormen voorgesteld; de
banatt-tempels bekend, de Wisjnoe als manleeuw, meest vóórkomende is Doerga (Dl. I, bl. 466; ten
narasinga, en als dwerg, wa m a n a. onrechte wordt daar, op gezag van Veth, Java 2C dr.
Dat Ciwa in het stelsel der Brahmanen als ver- I, bl. 85, beweerd dat de hedendaagschc Javanen
delger optredend en dus vereenzelvigd met den Doerga-beelden bestempelen met den naam van
alverniclcr Kala of den Tijd, veelal onder geheel Lara Djonggrang; alleen aan het Doerga-beeld
andere vormen vereerd werd, die van Mahadewa, van Prambanan wordt door hen die naam gege-
opperheer en van Bhatara Goeroe, de goddelijke ven). Doerga wordt het liefst voorgesteld als
leeraar, werd reeds vermeld (Dl. I, bl. 358). Ook staande op den rug van een stier en met acht
als Kala komt hij veelvuldig voor en dan is er naar soms tien armen, die, behalve het benedenste
Til het bloeddorstige en vernielende in zijn paar, ieder een wapentuig voeten ; de benedenste
karakter uit te drukken door demonische gelaats- rechterhand houdt den stier bij den staart, terwijl
trekken, een derde oog in het voorhoofd, een de linker den boozen geest Mahisjasocra (mahisja
doodskop in den haardos, een knots in de hand =
= buffel, asoera booze geest) bij de haren houdt.
en een kort zwaard; een enkele maal ontaardt De tweede vorm waaronder de gaki van Ciwa
het karakter van Kala in woeste boosaardigheid; voorkomt is Oema of Parwati, voorgesteld door
dan is het beeld van C'wa (Mus. Leiden, cat. beelden die weinig kenmerkends vertoonen; de
r.o. 48) geheel naakt, met menschenschedels om derde is Kali, vrouwelijke vorm van Kala; som-
hoofd en hals, in de oorringen, aan de armban- mige beelden vertoonen schrikwekkende vormen,
den en aan de oepawdta; met woest hoofdhaar, een monsterachtig gelaat, met uitpuilende oogen,
uitstekende slagtanden en een jakhals als metge- dikke lippen en open mond, maar andere herin-
zel. Als Mahadewa bezit Qiwa meestal één hoofd, neren volstrekt niet aan het eigenlijk karaktervan
soms vier, en 2 of 4 handen; het beeld draagt de Kali. Met C'wa en Doerga vindt men in de Ja-
gewone godenversierselen maar toont toch even vaansche e,"' vvn.-temj"iels gewoonlijk beider zoon
den vcrnielenden trek door een doodshoofd in Ganega (Dl. I, bl. 537, waar de vermelding wordt
het haar en den slangvorm van de oepawita; de gemist van een zijner attributen, het nooit ont-
attributen zijn de vlicgcnwaaier, het bidsnoer, de brekende bakje, batasa, waaruit hij zich voedt met
waterkruik en de drietand (trisjoela), de laatste zijn snuit, symbool zijner onvcrzadelijke wijsheid).
Ciwa's meest kenmerkend embleem. Uit den ge- Naast de hier genoemde, de voornaamste, goden-
wonen naam dien de Javanen voor C'wa bezigen, beelden, komen er nog tal van minder belang
dien van Bhatara Goeroe, blijkt dat de voorstel- voor: Kartlikeya, de god des oorlogs, mede een
ling van dezen god als leermeester op den voor- zoon van Ciwa en Parwati; Soerja, de zonnegod
grond is getreden; de beelden stellen den god met den wagen waarop hij zijn dagelijkschcn weg
in dit karakter meestal voor als een bejaard, zwaar- door het luchtruim aflegt; Kama, de god der liefde,
lijvig man met knevel en spitsen baard, altijd in met een papegaai als drager; Koewera, de zwaar-
staande houding en met twee armen en zonder lijvige god van de onderwereld en des rijkdoms,
vrees-aanjagende attributen, maar met bidsnoer, de Plttto van het Oosten; Jama, de god en de
waterkruik, vlicgcnwaaier en drietand; versierse- rechter der dooden; Agni, die van het vuur. X
len aan het beeld en ornamenten aan het voet- het pantheon behoorende zijn de gandhar w a's,
stuk ontbreken. Van Qiwa's wahana, den nandi van boven mensch, van onder vogel, de zangers en
(stier) werd reeds vroeger gesproken (Dl. 111, bl. 8); muziekanten der goden; de rakshasa's of tcm-
uit de opvatting om C'wa als levenschenker te pclwachlers, zwaarlijvige gedrochtelijke wezens van
huldigen is de gewoonte ontstaan om zuilvormige gedrongen gestalte, met groote uitpuilende oogen,
steenen of lingga's (Dl. 11, bl. 414) voor hem slagtanden en knevels, maar niettemin goedaardig
opterichtcn als het vaak gebezigd symbool der van uiterlijk.
mannelijke teelkracht. Op gelijke wijze wordt zijne Het Boeddhisme heeft op Java geheerscht in
gemalin Dcwi symbolisch voorgesteld door de joni, den jongeren vorm van het Mahayana, eene rich-
het teeken der vrouwelijke ontvangbaarheid. Van ting in de Boeddhistische kerk die sterk den in-
de vereering dezer symbolen vindt men op Java vloed van het heeft ondervonden. Vol-
schier allcrwcgc de overblijfselen; er worden lingga- gens dit stelsel is Adi-Boeddha, de oorspronkelijke
pcdestallen, uit massieve stccnblokken bestaande Boeddha, een geheel abstract wezen. Adi-Boeddha
en op wier bovenvlak in een opening de, thans bezat vijf soorten van kennis (djnana) en schiep
meermalen daaruit verdwenen, lingga was geplaatst, door vijf handelingen zijner zelfbeschouwing
aangetroffen in de tempels van den Diëng en van (dhjana) vijf Dhjani-lloeddha's of hcnielschc
OUDHEDEN. 137

Boeddha's: Wairotjana, Aksjobhja, Ralnasambhawa, maten; uit het beeld als geheel spreekt een vol-
Aniitabha en Amoghasiddha; aan eiken Dltjani- maakte, zelfbewuste rust, maar daar zoowel armen
Boeddha wordt een vrouwelijk beginsel toegevoegd als beenen rolrond zijn, zonder iets van de muscu-
dat later tengevolge van thcïstisch-Ciwaïtischen

latuur te doen zien, geeft het lichaam den indruk
invloed als gemalin werd opgevat; deze vijf godin- van slappe krachteloosheid 'van volmaakte rust
nen heetcn Tara's. Te hoog om zich met de dingen een logisch gevolg. Dit geldt van de afzonder-
dezer aard te bemoeien, hebben deze Dhjani-Boed- lijke beelden evenzeer als van de beeldgroepen
dha's zich weder een zoon geschapen, Dhjani- op basreliefs. Een uitzondering hierop maakt het
Bodhisatwa; deze Bodhisatwa's zijn ieder gedu- beeldwerk op den tweeden omgang van Tjandi
rende een bepaalden tijd met het bestuur der Panataran (Kediri) dat meer de hoekige vormen
wereld belast; drie hunner hebben hun taak vol- der wajang-figuren vertoont.
bracht; de vierde, Awalokitegwara of Padmapani,
is heer der tegenwoordige wereld. De beelden der Thans volgen de bijzonderheden over eenige
Dhjani-Boeddha's hebben een aureool, zijn bijna tempels op Java, die hetzij in de betrekkelijke
niet versierd, hebben geen opgewerkten haardos, artikels, 'tzij in de beschrijving van gewesten
maar kleine, dicht aan het hoofd liggende krullen, of afdeelingen wel vermeld werden, maar voor
in regelmatige rijen; op het midden van den sche- welker meer uitvoerige bespreking naar OUD-
del verheft zich een halve bol, bezet met dezelfde HEDEN verwezen is. De nieuwe bewerking van
haarkrullen; het voorhoofd draagt een haarbultje, Veth's „Java" strekte daarbij tot leiddraad. De
dat waarschijnlijk ook een krul voorstelt; de oor- beschrijving van andere tempels of bouwwerken
lellen zijn lang uitgerekt; een dun gewaad dal zoeke men op het hoofdwoord, b. v. tjantli
van den linkerschouder schuin over de borst loopt Prambanan op PRAMBANAN.
en dus rechterarm en schouder onbedekt laat, sluit Tjandi Kidal is een fraaie tempel bij de
nauw aan het lichaam en hangt tot de voeten af. desa van dien naam; hij rust op een voetstuk
De gestalte is gevuld, zoo ook het gelaat, de van 2/2 meter hoogte en 7/.2 in 't vierkant, en
oogen zijn neergeslagen en vertoonen eene uit- verheft zich daarop, een weinig inspringende, zoo-
drukking van kalme berusting. De Dhjani-Boed- dat een smalle omgang overblijft, 10 meter hoog.
dha's werden altijd zittende afgebeeld met de bee- Het lijstwerk is fraai, en keurig gebeitelde orna-
nen onder het lijf. De gakli's en zonen werden menten zijn in overvloed aangebracht. Een ver-
steeds gebeiteld in het gewoon godenornaat der vaarlijke banaspati boven den ingang, kleinere
Brahmaansche beelden, hebben meestal in elke boven de nissen, singa's aan weerszijden van de
hand, soms in ééne, eene bloem aan langen sten- trap en op de vier hoeken, drie in basrelief ge-
gel. Enkele kenmerken hebben de beelden der houwen garoeda's op de muren van het voetstuk,
Dhjani-Boeddha's met die hunner gakti's en zonen vormen verder de voornaamste versiering. Het
gemeen, nl. dieren of dragers, de symbolen en de dak is zwak pyramidaal van vorm, in Oost-Java
kleur, voor zoover ze gekleurd waren; in de boven- geen ongewoon type, met rijen van pilasters die
genoemde volgorde der Dhjani-Boeddha's zijn de kleine nissen omsluiten. De kamer is 2 nieter in
dragers: leeuw, olifant, paard, pauw en garoeda; 't vierkant, zoodat, wanneer men 3/t meter breedte
de symbolen: rad der wet, wa'djra, drie staande voor den buitcn-omgang stelt, de muren 2 meter
pauwenveeren, open lotusbloem en twee gekruiste dik zijn; zij hebben geen nissen en het gewelf
wadjra's; maar dikwijls ontbreken deze kenmer- van de kamer is op de gewone wijze gevormd.
ken en dan zijn de Dhjani-Boeddha's onderling Tjandi Kidal is een der best bewaarde van Java;
alleen, maar ook volkomen zeker te onderschei- alleen het topstuk van het dak is afgestort. Op
den aan de houding der handen en indien zij de N.O. helling van den Sindoro liggen Tjandi
aan een tempel geplaatst zijn, aan de plaats die Perot en Tj. Pringapoes, de eerste niet een
zij daar ten opzichte der windstreken innemen.

beeld van Ganega in een buitennis in den achter-
Al deze hoogere en lagere goden juist te deter-
mineeren is doorgaans ondoenlijk; de beelden
wand — de beide andere muren zijn ingestort
de laatste met een nandi in de tempelkamer.
dei Bodhisatwa's en Tara's zijn soms niet van die Tj. Perot waar een beschreven steen ontdekt werd
der Brahmaansche goden en godinnen te onder- met het jaartal 774 Cak a is omklemd door de
scheiden en de voorstelling van Awalokitegwara wortels van een grootcn vijgeboom, wiens rechte
komt dikwijls met die van C'wa overeen, terwijl stam zich midden op den top van het tempeltje
een van Ciwa's
namen dezelfde beteekenis heeft verheft en honderd voet hoog zijn blad ontwik-
;ds Awalokitegwara. Ook het scheppen van zoo- kelt. Op het Z.O. voorgebergte van den Soem-
veelbeeldvoorstellingen, terwijl het oudere Boed- bing verheft zich Tj. Sela Grija, die evenals
dhisme geen beeld van den Boeddha toeliet, is Tj. Perot, Ganega buiten tegen den achterwand
een sprekend bewijs van den invloed der leer
iwa. Eindelijk kunnen nog vermeld worden
de beelden der Manoesji-Boeddha's, mcnschelijkc '
heeft, terwijl op den rechtermuur Ci«'a a s goeroe,
op den linker Doerga is gebeiteld; in zijn nabij-
heid zijn singa's op breede, platte voetstukken
Boeddha's, die zich door bespiegeling in een reeks gevonden. Bij de desa Telahap aan den Noorde-
van achtereenvolgende existentiën tot de hoogste lijken voet van den Socmbing is, aan den oever
volmaking hebben opgewerkt; het meest vereerd van de rivier Gandoel, in 1866 bij eene aard-
Wordt de allerlaatste, Sjakjanioeni, de historische storting in den steil opgaanden oever een trap
incarnatie van den Boeddha; de beelden der ontbloot, die sedert zoover is ontgraven dal 89
Manoesji-Boeddha's komen in kleeding en haar- treden zichtbaar zijn geworden. Zij is van dezelfde
dracht met die der Dhjani-Boeddha's overeen, zachte lavasoort, die tot bouwmateriaal voor de
maar niet in houding; óf de figuren zitten met tempels en trappen van den Diëng werd gebe-
afhangende becnen of zij staan. Vooral van de zigd, met zorg bewerkt en bijzonder goed be-
Boeddha-beelden kan men zeggen dat zij uit een waard. Waarschijnlijk is zij spoedig na de vol-
oogpunt van kunst meer waarde hebben door tooiing bedolven; tot den bouw zijn zeer kleine
houding dan door fraaie modelleering der lede- stukken steen gebezigd en zelfs in die kleine
138 OUDHEDEN.

steenen vindt men op eenige plaatsen nog lap- de merkwaardigste gedeelten van de trappen wer-
stukjes gezet van 5 cm. in 't vierkant. den gevonden tusschen Kali Lawang, drie kilo-
Batoe toelis, „beschreven steen", nabij de meter Z.W. van het meer Meudjer en het meer
kampong van denzelfden naam, 3 kilometer van Tjebong en tusschen laatstgenoemd meer en het
Buitcnzorg, is de naam van een gedenksteen van Diëng-plateau. Zeer veel van de steenen is weg-
de daden van zekeren vorst Pareboe Radja Poe- gevoerd en tot andere doeleinden gebruikt, en
rana, ook Ratoe Dewata geheeten, die mede in het geheel verkeert in een staat van verval die
de oude Soendasche handschriften vermeld is. omtrent den oorspronkelijken toestand weinig
Hij wordt op dien steen de stichter van Pakoean zekerheid geeft.
en de vorst (maharadja ratoe adji) van Pakoean- Het noordelijkst van de Diëng-tempels lagen
Padjadjaran genoemd. De naam Batoe toelis is Tj. Darawati en Tj. Parikesit, namen, evenals die
overgedragen op de plek waar de steen zich be- der overigen straks te noemen tempels, aan de
vindt en bij uitbreiding op twee nabijgelegen Brata Joeda ontleend; de eerste is zeer vervallen,
plaatsen, waar ook oudheden uit den tijd van de tweede verdwenen; beide waren fraai bewerkt;
Padjadjaran gevonden worden. Ter zijde van den ten Z.W. daarvan de Ardjoeno-tcmpels, ongeveer
Batoe toelis, die ruw en vormloos, 6/2 voet hoog, in het midden der vlakte en de best bewaarde
4 breed en een halven voet dik is, staat een der Diëng-groep; zij zijn vijf in getal, Tj. Ardjoeno
tweede langwerpige 5 voet hoogen steen, die met Tj. Semar als bijtempel of priesterverblijf,
van boven is afgerond; vóór den Batoe toelis ligt Tj. Srikandi, Tj. Poentadewa en Tj. Sembrada.
een platte steen met twee voetindrukken, eenige Tj. Ardjoeno is een vierkant, wat massief maar
andere steenen liggen in den omtrek verspreid. geenszins onbekoorlijk gebouwtje, met een eng
Tachtig meter verder staan twee ruwe beelden portaal, zwaar lijstwerk aan het voetstuk en zware
(Socndaneesche of zoogenaamde Padjadjaran-type), kroonlijst en een gebeitelde versiering rondom
het groote heetende Poerwakali, het kleinere de ingangspoort: als deurbekroning het kala-
Kidangpenandjong. Nog een weinig verder twee makara-ornament, bestaande uit een grijnzenden
Mohammedaansche graven, alles omgeven door kala-kop, met uitpuilende oogen en vervaarlijke
een pagar die de als heilig beschouwde ruimte slagtanden, langs de deurposten een smal blad-
afsluit. Holle gist dat het cijfer op den Buitenzorg-
schen steen 1055 Caka (1133 n. Chr.) zijn kan.
ornament, beneden — ter weerszijden —
gende in een buiten verhouding grooten makara-
eindi-
De oudheden van het Di ëng-gebergte be- of olifantskop, met een daarin zittend leeuwtje of
hooren tot de merkwaardigste van Java; zij ver- vogel; deze geheele versiering wordt, verkleind,
rijzen op en in den omtrek van een hoogvlakte, telkens herhaald langs de nissen in den voormuur
waarvan de grootste lengte 1800, de grootste aan weerskanten van den ingang en aan die van
breedte 800 meter bedraagt en die op een hoogte de buiten-zijmuren en van den achterwand. Van
van 2050 meter boven den zeespiegel is gelegen. het fraaie dak, uit drie telkens terugspringende
Eenmaal was zij een gloeiend lava-meer, dat door verdiepingen bestaande, met sierlijk gemodelleerde
bekoeling in vasten bodem veranderde; de in een pijnakels aan de vier hoeken van elke verdieping
grasveld herschapen vuurzee wordt door een rand en kleinere nissen daartusschen, zijn de bovenste
van bergen ingesloten, waaruit aan de W.zijde de verdieping en de spits ingestort en ook het be-
Tangonan, aan den O.kant tot 510 meter boven klcedsel der poort en de trapleuning hebben veel
het plateau de Prahoe verrijst. Het eerste onder- geleden. In de kamer werd een voetstuk voor een
zoek geschiedde in 1814 door Cornelius, een Ilol- lingga of een beeld gevonden niet waterafvoer
landseh genie-officier; de ontgravingen duurden naar buiten; de boven- en onderdorpel hebben
van 1864—78 en van de monumenten werden 62 gaten voor een, verdwenen, op houten speunen
photografiën gemaakt. De ouderdom van den Diëng draaiende deur. Daar de tempel geen venster-
is onzeker; op een der steenen is het jaartal 731 openingen heeft is hel inwendige der kamer zóó
Caka gelezen. Waarschijnlijk woonden er alleen donker, dat men het spits toeloopend door traps-
de priesters met hun aanhang; de hoogc, kille gewijs elkander naderende, maar tot cffenc vlak-
en niet bijzonder vruchtbare streek, waar 't zeer ken behakte steenen gevormd plafond en de vier
guur en onaangenaam kan zijn, lokte niet tot kleine nissen in de wanden, die misschien voor
vast verblijf. Van een tempelstad en hare bevol- het plaatsen der lampen bestemd waren, in het
king kan men dus niet spreken; veeleer van een eerste oogenblik nauwelijks kan onderscheiden.
lempclgroep met het dienstdoend personeel als Buiten tegen den achtermuur is, evenals achter
opgezetenen; allengs zal het plateau met zijn tem- al de andere tempels op deze vlakte, een diepe
pels verlaten zijn naarmate de eeredienst verliep, put gegraven, waarvan het doel bij de beschrijving
doordien de Hindoe-rijken van Midden-Java in der Prambanan-tempels zal verklaard worden.
verval geraakten en het godsdienstig leven Oost- Tj. Semar, de bijtempel, gelijkt op een boven-
waarts verschoof. In het begin van deze eeuw grondschen grafkelder, ontvangt van binnen licht
waren de bouwwerken tot op een vierde hunner door 8 openingen met tudor-bogen.
hoogte ingesloten door klei en vulkanische asch Tj. Poentadewa is een kleine, artistiek uitge-
en was de waterafvoer zoo onvoldoende, dat Cor- voerde tempel; op den top na, wiens vorm zich
nelius over de bouwvallen te midden van het door de harmonische afmetingen van het geheel
Diëng-meer gelegen schrijft. Uit de lage landen niet moeilijk laat raden, is er van dezen tempel
van Bagelen en Pekalongan loopen zoogenaamde weinig verloren gegaan; hij was, evenals Tj.
Boeddha-wegen en -trappen naar het Diëng-plateau, Ardjoeno met een tweede tempeltje verbonden en
met welke namen men wegen en trappen uit den paarsgewijze door een ringmuur omvat. Hetzelfde
ouden tijd bedoelt, want van Boeddha-dienst is was het geval niet Tj. Srikandi, wiens bijtempel
daarboven niets te bespeuren. De steenen die voor op de grondslagen na verdwenen is. Drie padraa-
de treden en het plaveisel van deze trappen en sana's, het gewone voetstuk der Hindoe-beelden,
wegen hebben gediend, zijn van dezelfde zachte op een zeer groot pedestal vindt men achter Tj.
lavasoort waarvan de tempels werden gebouwd: Poentadewa. Al deze tempels zijn met velerlei
OUDHEDEN. 139

bloem- en ornamentwerk bebeiteld; bij Tj. Sri- eenloopend aantal nissen voor beelden: daaren-
kandi zijn de nissen door halfvcrhevcn beelden boven bevatte ieder vertrek op een voetstuk een
van Brahma en Wishnoe op den muur zclven ver- Dhjani-Boeddha-beeld, waarvan nog een dertigtal
vangen. Tj. Bima ligt geheel in het Zuiden van aanwezig is. De hoofdtempel, 6 op 7 meter bin-
het plateau; hij is de best bewaarde en hoogste nenwerks, overtrof wat den rijkdom der versie-
van al de Diëng-tempels; het uitvoerig bewerkte ring aangaat, alle andere bekende tempels van
dak verheft zich op een omgaande lotus-lijst, met Java; lofwerk, koraaltrossen, guirlandes, door elkan-
vijf steeds kleiner wordende verdiepingen tot aan der slingerende gebogen lijnen, vakken met ruiten
de thans ingestorte spits en ieder van de verdie- en cirkels, door pilasters gescheiden en waarin
pingen draagt, in nissen met dubbele bogen, ver- herten, koeien, leeuwen en tijgers zijn uitgehou-
scheidene gebeitelde menschenhoofden; een bui- wen, wisselen elkander in rijken, nergens elders
ten verhouding groot voorportaal welks ingang aanschouwden overvloed af. Tegen iederen buiten-
omlijst is door beeldhouwwerk, doet geen goed muur rust een uitbouwsel van twee achter elkan-
aan den overigens slanken vorm van het gebouw. der gelegen vertrekjes; aan de Oostzijde komt
Behalve deze hier beschreven en genoemde tem- men door deze in den tempel; de drie andere
pels, heeft men op de Diëng-vlakte nog tal van ncvcngeboitwen loopen dood tegen den buiten-
andere overblijfselen uit den ouden tijd gevon- muur des hoofdtempels. Binnenstempels was plaats
:
den ondergrondsche waterleidingen niet naar den
beganen grond stijgende luchtkokers; opschriften
voor minstens 42 beelden, die echter in 1812
reeds alle ontbraken. Ook Tj. Sèwoe had voor-
op rotsblokken ; muren en daartusschen loopendc tempels, grooter en prachtiger dan de vele kleine
wegen; fondamenten van tempels; trappen met tempels, en alleen voor den hoofdtempel onder-
leuningen; putten en beelden; laatstgenoemde doende. Maar verreweg het grootste gedeelte der
zijn veelal weggevoerd en in verschillende musea tempels van deze groep is in louter puinhoopen
telandgekomen, en alle bevestigen dat de heilige verkeerd; veel is onkenbaar geworden en aller-
plaats op het Diëng-plateau eene stichting was wege geven voetstukken en fundamenten en hoo-
van Ciwaïten en vermoedelijk aan den dienst van pen steenen de plaatsen aan waar de gebouwen
Ciwa, zijn gakti Doerga en hun zoon Ganeca van dit eertijds zoo schoone geheel moeten hebben
gewijd. Van Boeddhistische voorstellingen geen gestaan. Van wcge de Vereeniging voor oudheid-
spoor. -1.-, t.- en volkenk. te Djokjakarta werd in 1898
Tj. Djogo (Tj. Toempang) is de mooiste der voortgegaan met de ontgraving van 'Ij. Sèwoe,
Malangsche tempels; hij heeft drie terrassen of waarvan de Zuidelijke voortempel, Tj. Boebrah
omgangen (zie de afb. bij Vcth, Java, 2 K dr. I, geheel werd blootgelegd.
bl. 191) gedragen door een onderbouw van 2 meter Op een der tempels van Sèwoe is het opschrift
hoog, 23 meter lang en 14 breed; deze breedte gevonden mahaprattaya sangra grenting: gift van
versmalt zich vier malen, tot op 6 meter breedte Prins Grenting. Hieruit mag men opmaken dat
aan de voor- of westzijde waar zich de trappen Tj. Sèwoe niet in zijn geheel is gebouwd door
naar het eerste terras bevinden. Langs 29 treden, één persoon; wel kan hij in zijn opzet de stich-
over de verschillende terrassen verdeeld, bereikt ting van één persoon geweest zijn, maar dan
men den eigenlijken tempel, waarvan de poort, werden verschillende gedeelten door anderen er
het portaal en een gedeelte van den muur zijn aan toegevoegd. Grenting moet iemand van hooge
blijven staan. Langs al tic omgangen was de geboorte, een prins van den bloede wellicht, ge-
tempel met uitvoerige basrelicfs bebeiteld, die weest zijn; behalve dit is uit de schrijfwijze opte-
redelijk goed bewaard zijn gebleven; zoowel in den maken dat de stichting ongeveer gelijktijdig met
tempel als op het voorplein schijnt een puit ge- die van Baraboedoer, omstreeks 800 van onze jaar-
weest te zijn en in de nabijheid bevinden zich telling plaats had.
twee beelden, het grootste, van 2,3 meter, een Tj. Sari in Djokjakarta, bij de desa van den-
achtarmige godin, en bevonden zich twee kleine zelfden naam, wijkt in gedaante geheel van de
Dhjani-Boeddha-beeldjes, met twee gakti's en vier meeste tempels af; het gebouw vormt een 17meter
andere, stellig Boeddhistische beelden, alle met langen en 10 meter breeden rechthoek, rustende
korte opschriften in Nagari; Tj. Djogo schijnt op een voetstuk van I '/, meter hoogte en zal
dus een Boeddhistische puttempel geweest te zijn. thans nog ongeveer 10 meter hoog zijn. liet
Tj. Sèwoe of Duizend-tempels is een groep bencdendeel heeft aan de O.zijde een ingang in
van de Prambanan-tempels en de uitgebreidste het midden en een venster links en rechts en
van alle tcmpelgroepcn die men op Java gevon- daarboven is een verdieping met 3 vensters; van
den heeft; zij ligt ten N.O. van Djokjakarta juist buiten vertoont het gebouw nog een tweede ver-
op de grens tusschen de res. Djokjakarta en Soe- dieping, doch werkelijk is hier slechts een reeks
lakarta. Ilier stonden op een vlakte van 24 hecta- van nissen, waaraan geen inwendige ruimte beant-
ren 246 tempels bijeen. De hoofdtempel was aan woordt; aan de N.- en Z.zijden zijn twee boven
alle zijden door vier in 't vierkant staande tem- elkander geplaatste paren vensters; de W.kant
Pelrijen omgeven; de binnenste rij telde 28, de heeft in plaats van vensters twee malen drie nis-
volgende 44, de derde 80, de buitenste 88 tjandi's. sen, liet dak is ingestort en had dagobs boven
vier hoofddoorgangen worden bewaakt door de nissen; zonder twijfel was Tj. Sari na zijne
twee reusachtige rakgasa's, met hun voetstuk 3 voltooiing een schoon en indrukwekkend gebouw.
meter hoog en ieder uit één trachietblok gehou- De sterk sprekende voet, de rijk versierde en
wen. Al de kleine tempels waren nagenoeg aan harmonisch gebroken gevels, de krachtige lijsten
elkander gelijk, van buiten met basreliefs, gedu- en wanden, de schaduwrijke nissen, de slanke
rig herhalend dezelfde voorstelling: een goden- dagobs met hun naar den hemel wijzende pijna-
beeld onder een banaspati in het middenvak en kcls, vormden een geheel dat onder de beste
in de vakken ter weerszijden kleinere beeldjes, voortbrengselen van de Hindoe-kunst mag worden
°°k van vrouwen; binnen in het vertrek, dat gerekend. Twee muren die tot het dak opgaan,
ï ->75 meter in 't vierkant meet, zijn een zeer uit- verdeden de inwendige ruimte in drie kamers en
140 OUDHEDEN.

ter halver hoogte dezer muren wijzen uitsprin- bouwd; hij behoort tot de vervallen tjandi's. Dit
gende lijsten met vierkante vakjes de plaatsen laatste geldt ook van Tj. Koeion ten westen
aan, waar de balken lagen bestemd om den vloer en dichtbij Tj. Sèwoe gelegen.
der verdieping te dragen. Een trap in de linker- Tj. Panataran, de merkwaardigste ruïne in
kamer voerde naar boven; de vensteropeningen Kediri en van geheel Oost-Java, in het district
konden door op speunen draaiende luiken geslo- Blitar aan den Z.W.voet van den Kloet en na
ten worden; waarschijnlijk diende de beneden- Baraboedoer het grootste Hindoe-monument van
ruimte, blijkens de voetstukken voor beelden, tot geheel Java. De vorm toont overeenkomst met den
godsdienstoefening, de bovenverdieping tot woning. meer Boeddhistischen Tj. Toempang; naar sporen
Tj. Kali Bening (Tj. Kalasan) ten W. van van Boeddhadicnst zou men hier echter te ver-
den vorigen, eenmaal een der schoonste en uit- geefs zoeken. Hel grondvlak is een vierkant, met
voerigst bewerkte tempels van geheel Java, bezit 24 meter zijde, met nevengebouwen op elke zijde;
nog alleen het zuiderfront om daarvan te getui- langs de opstaande kanten der terrassen en op den
gen, maar ook aan dien kant staat de versiering muur waarmede een put is omgeven, vindt men
op 't vallen; de tempel werd gebouwd in den basreliefs, voorstellingen aan de Rama ontleend,
vorm van een Gricksch kruis, met 21 meter als naar beweerd wordt, afgewisseld door medaillons
grootste lengte; het voetstuk vertoont hetzelfde met dierfiguren; het hoogste terras is uitsluitend
type als de voetstukken van alle Midden-Javaan- bebeiteld met gevleugelde griffioenen; aan den
sche tjandi's en de borstwering van den omgang voet der trappen naar den eersten en tweeden
gelijkt met haar ornamenten, in- en uitspringende omgang ter weerszijden groote beelden die Ciwa
platte banden, haar halfrond en ogief veel op dien als Kala voorstellen. De binnenkant van den put
voet. De vier poorten waren prachtig versierd en de fundamenten des tempels zijn van bak-
met het kala-makara-ornament als hoofdmotief; steen. Dat de beelden in vorm nader staan bij
het monsterhoofd bcheerschte de ingangen en de producten der moderne Javaansche snijkunst
zoowel boven de banaspati als onder deze was dan bij die der oude Hindoeschc kunst werd reeds
een met de beenen onder het lijf gezeten godinne- vermeld.
beeldje aangebracht, wellicht de godin Tara, aan Bij eene opsomming van de verder in Kediri
wie de tempel gewijd was; de poorten werden gevonden oudheden, moeten genoemd worden de
geflankeerd door bijna levensgrootc, naakte beel- overblijfselen die gewoonlijk als de sporen van
den in halfverheven werk, en in elk der 16 kleine het Oude Hindoe-rijk van Daha beschouwd wor-
zijden van den twintighoek bevond zich een fraai den, in 't bijzonder de bij de desa Gelang gele-
versierde nis, waaruit de staande beelden verdwe- gen vermoedelijke overblijfsels van den Kraton,
nen waren. De zeer samengestelde kroonlijst heeft in uitgestrekte, gedeeltelijk zichtbare, anderdeels
tot dragers aaneengerijde neergehurkte beeldjes nog onder den grond liggende fundamenten van
en de fries vertoonde een prachtigen band met rooden, gebakken steen. Tot datzelfde rijk van
bloemfestocnen. Het dak moet zeer sierlijk ge- Daha kunnen met meer of minder waarschijnlijk-
weest zijn met zijne Dhjani-Boeddha's in de 44 heid de vele merkwaardige Hindoe-overblijfselen
nissen, die door 16 dagobs werden gekroond; het van het grootste gedeelte der residentie Kediri
eindigde in een slanken hoofd-dagob van bijna gebracht worden; vooral de zuidelijke vlakte der
2 meter hoogte, die zich ongeveer 32 nieter boven Brantas bedekken zij in grooten getale en men
den grond zal verheven hebben; de geheele ver- vindt ze tot hoog tegen de aangrenzende berg-
siering met nissen, beelden en dagobs vertoont hellingen: aan de O. helling van den Wilis een
groote overeenkomst met die van Baraboedoer. bidplaats, uit 3 terrassen bestaande en van bas-
In de hoofdkamer des tempels was de zijde tegen- reliefs voorzien; Penampihan noemen de inlanders
over den ingang bijna geheel ingenomen door deze plaats, waar nog geofferd wordt; op den
een groot pedestal voor een, verdwenen, beeld; hoogsten top van den Wilis. in Madioen gelegen,
de drie andere kamers staan noch met elkander vier kleine steenhoopen in den vorm van pyra-
noch met het hoofdvertrek in verbinding; daar miden en twee ommuurde terrassen; aan den voet
moeten eveneens beelden gestaan hebben. Ook van denzelfden berg, bij de stad Kediri de tempel-
hier valt weder op te merken de geringe afmeting grotten van Selo Mangleng die aan Boeddha's
der vertrekken vergeleken met die van het ge- dienst gewijd waren; Noordelijker tegen de bene-
heel: een stecnklomp bij wiens bouw vier kleine denhelling van den Wilis Tj. Ngetos, met banas-
ruimten zijn uitgespaard. pati's van baksteen evenals de tempel zelf; dit-
Tj. Idjo, eveneens in Djokjakarta, en in 1886 zelfde vindt men bij Tj. Kali Tjilik, W. van
ontdekt, is een 2ohoekige tempel met één kamer Panataran; een groep van 5 tjandi's en een paar
van 6 meter in 't vierkant en een put die vroe- grotkamers met beeldwerk bezuiden Toeloeng
ger gedekt werd door een voetstuk, waarop waar- Agoeng in het Wadjakgebergte, een uitlooper
schijnlijk een in de nabijheid gevonden lingga van het Zuidelijk kalkgebergte; een der grotka-
geplaatst was. Tj. Idjo was dus een puttcmpcl met mers, de Goewa Tritis, bestaat uit 4 lage ver-
een Ciwaïtisch karakter; in den put werden twee trekjes met bakstecnen muurtjes, gebouwd onder
steenen bakken en eenige gouden plaatjes gevon- den overhangenden wand van den Goenoeng
den met godenfiguur en opschrift. Tien bijtem- Boedek; een vrouwenbeeld aldaar draagt het jaar-
pels lagen in de nabijheid; van alle gebouwen tal 1082 Cak a ; vlak ten N. van hetzelfde gebergte
zijn de daken en grootendeels de muren inge- in de desa Sanggrahan nog een ijandi-ruïnc, met
stort; de bouwstof, een grauwzwart andesiet, een vijf Dhjani-Boeddha's: oostwaarts een groot aantal
vulkanische steensoort, moet van elders naar het Hindoe-overblijfselen in het dal der Brantas, waar-
neptunisch gebergte zijn aangevoerd. onder een achttal fragmenten van gebouwen, som-
Tj. Abang, de verst zuidwaarts op een 60 mige van gebakken, andere van gehouwen steen;
meter hoogen heuvel gelegen tempel in de vlakte twee ruïnes van gebakken steenen tjandi's te
van Saragedoeg, was bij uitzondering niet van Batjem, Z.O. van Blitar, worden door de bevol-
gehouwen maar van roode, gebakken steenen ge- king goed onderhouden; twee andere te Gambar,
OUDHEDEN. — OVEREENKOMSTEN. 141

ten Z. van Ngoenock vertoonen zeer grove bas- Zijn bestuur werd slechts door weinige belang-
reliefs; onder de tjandi's van gehouwen steen rijke gebeurtenissen gekenmerkt. Tegen het einde
verdient die van Sawentar, O. van Blitar, vermel- daarvan overleed Mangkoerat 11, Soesoehoenan
ding. Bij het ontbreken van herkenbare beelden van Mataram; de niet-erkenning door de Comp.
is omtrent geen der tot dusver beschreven tem- van diens zoon als opvolger leidde tot een lang-
pels van Kediri, behalve die van Panataran, die durigen oorlog, die kort voor de aftreding van
om de Kala-bcelden voor Ciwaïtisch gehouden Van Outhoorn uitbarstte. In 1693 werd Pondichery
mag worden, uittemaken tot welken cercdienst zij op de Franschen veroverd en in 1701 werden
hebben behoord. contracten gesloten met Dompo, Tambora, Sangar en
De andere belangrijkste tempels enz., zoeke men Papekat. Tijdens de landvoogdij van Van Outhoorn
op de plaatsnamen. werden pogingen aangewend om de koffiecultuur
op Java intevoeren, van welke de eerste door een
Terwijl vroeger de monumenten uit ouden tijd watervloed mislukte; een tweede poging had beter
schromelijk verwaarloosd werden en menig voor gevolg, doch eerst onder zijn opvolger Van Hoorn
wetenschap of kunst belangrijk overblijfsel geheel werd grootere uitbreiding aan die cultuur gegeven.
teloor ging of onherstelbaar beschadigd werd, trekt OVEREENKOMSTEN. In dit artikel is uit-
de Regeering zich thans de bewaring dier oud- sluitend sprake van overeenkomsten tusschen in-
heilen veel meer aan, al zou op dat gebied nog landers en niet-inlanders, welke het onderwerp
heel nat meer kunnen geschieden. Volgens de cener speciale wetgeving uitmaken. De overeen-
bepalingen door haar gemaakt, zijn alle oudhe- komsten toch tusschen Europeanen onderling
den op Gouv.gebied openbaar eigendom; geene worden beheerscht door het Burgerlijk Wetboek
in particulier bezit geraakte oudheden mogen uit- en het Wetboek van Koophandel; tusschen inlan-
gevoerd worden zonder toestemming van den ders ouderling door hunne godsd. wetten, instel-
Gouv.-Gen., op de straffen bepaald in St. 1878 lingen en gebruiken waarover zie MOHAMME-
n". 146, waar tevens wordt aangegeven, wat onder
„oudheden" verstaan wordt. Oudheden, niet in
DANISME. Dl. 11, bl. 552; — zie voorts over
de onderwerping van oostersche vreemdelingen
particulier bezit overgegaan, mogen zelfs niet aan het recht van Europeanen en over conflicten
weggevoerd worden van de plaatsen waar zij van wetgeving het artikel VERDEELING DER
zich bevinden, zoolang nog maatregelen geno- BEWONERS VAN NED.-INDIË en voor werk-
men kunnen worden om ze daar tegen bederf of contracten met van elders ingevoerde arbeiders
vernieling te behoeden. Van op Gouv.grondcn het artikel KOELIE.
opgegraven oudheden, geld of geldswaardige voor- De hierbcdoelde speciale wetgeving had ge-
werpen zijnde, wordt de opbrengst geheel aan woonlijk hoofdzakelijk ten doel, den inlander, dien
den vinder uitgekeerd; zoo de Regeering daar- uien in vele opzichten als onmondig beschouwde,
over echter niet beschikt, wordt de schat geheel te beschermen tegen vreemde elementen, die van
aan hem gelaten, — alles mits hij van zijn vondst zijn onkunde, lichtgeloovtgheid, en geneigdheid
aangifte doet en het opgedolvene ter beschikking om meer op onmiddellijk voordeel te letten zon-
van het Gouv. stelt (B. 10, 248, 1023, 1523, der met de toekomst rekening te houden, zochten
2831, 4282). De hoofden van gewestelijk bestuur partij te trekken door hem zich tot iets te laten
zijn gehouden voor de goede bewaring der Javaan- verbinden, waarvan hij de strekking en gevolgen
sche oudheden te doen waken en de regenten niet voldoende kon vatten. Reeds vroeg vinden
en alle mindere inlandsche hoofden daarvoor aan- wij bijzondere bepalingen voor bedoelde overeen-
sprakelijk te stellen. B. 2915. komsten; bij art. 17 der resolutie van 21/29 Me'
Groote verdienste ten opzichte van de ontgra- 1690 (Ind. plakaatboek, 111, bl. 269) werd aan
ving, bewaring en bekendmaking van belangrijke de verschillende rechterlijke autoriteiten „gerecom-
oudheden verwierf zich de „Verecniging vooroud- mandeert voortaen ter reguarde van alle private
heid-, land-, taal- en volkenkunde te Djokjakarta", verbantschriften en verdere documenten der Chi-
hij St. 1886 n°. 196 als rechtspersoon erkend en neesen mitsgaders ook alle inlanderen, soo Maho-
ten doel hebbende het verzamelen en bearbeiden metancn als Heydenen natekomen" de bepaling
of doen bearbeiden van gegevens voor de genoemde dat tot voorkoming van vele cavillatien en dispu-
onderwerpen van wetenschap op Midden-Java. ten den Chineesen geordonneert werd, „dat hare
OUTHOORN. (WILLEM VAN) Geb. 4 Mei obligatien ofte schultbekentenisscn door secretaris
'635 te I.ariki (eiland Amboina), zoon van C. W. ofte notaris sullen doen maken ofte dat op de-
van Outhoorn, opperhoofd aldaar. Na te Leiden selvc geen regt gedaan sal werden." Tegen deze
gestudeerd te hebben, waar hij 28 Nov. 1657 in resolutie werd in 1828 bezwaar gemaakt door het
de rechten promoveerde, keerde hij 1659 naar bestuur der Javasche Bank, 'tgeen leidde tot de
Indië terug, werd 1662 lid in den Raad van justitie vaststelling van St. 1828, n°. 61 bepalende dat
te Batavia, 1672 ontvanger-generaal en 1673 vice- op acceptatiën of onderhandsche schuldbekente-
president van genoemden Raad. In 1678 werd hij nissen, spruitende uit wezenlijke handcls-trans-
met een zending naar Bantam belast en erlangde actiën van Christenen met Onchristenen recht
den rang van Raad-cxtraordinair van Ned.-Indië; mocht worden gesproken, wanneer door een
jn 1679 werd hij tot Raad-ordinair benoemd, en Notaris daarnevens werd bekend gesteld dat het
111 1681 als zoodanig in Indië erkend. In 1682 geschrift duidelijk aan den acceptant of teekenaar
Werd hij president van den Raad van Justitie, was voorgehouden en na goedkeuring met diens
1689 pres. van het College van heemraden en naamteekening ten zijnen overstaan bekrachtigd.
"og in hetzelfde jaar Eerste raad en Directeur- (Vgl. St. 1831, n». 49 en 1835, n". 27). Bij "de
Generaal van Ned.-Indië; 17 Dec. 1690 werd hij vaststelling der nieuwe wetgeving in 1848 wer-
'ot Oouv.-Gen. benoemd en trad 24 Sept. 1691 den én in het Wetb. v. Koophandel (art. 229)
•ds Landvoogd op. Den 20 ,:n Scpt. 1701 op ver- én in het inlandsch reglement (art. 171) die be-
dek ontslagen, trad hij 15 Aug. 1704 af; den palingen in hoofdzaak behouden, doch nu voor
:"
27' Nov. 1720 overleed hij te Batavia. zaken van koophandel tusschen Europeanen en
142 OVEREENKOMSTEN.

m. h. gelijkgcstclden en inlanders en m. h. gelijk- ondernemer te beveiligen: de resident moest zich


gestelden; bij St. 1867 n°. 29 (gewijzigd St. 1877, o. a. verzekeren van de volkomen toestemming
n°. 65) werden echter én de resolutie van 29 Mei der partijen, die daartoe persoonlijk voor hem en
1690 én de genoemde artikelen buiten werking den regent, of wel voor een speciale commissie
gesteld en vervangen door bepalingen omtrent moesten verschijnen.
onderhandsche acten afkomstig van inlanders of De publicatie werd echter niet goedgekeurd
met hen gclijkgestelden, welke aan het Burg. door het opperbestuur, dat in de ontwikkeling
Wetboek ontleend zijn. Toch is daarbij de be- der particuliere industrie een gevaarlijken con-
langhebbende, die meerdere zekerheid verlangt, current voor de gouv. cultures zag en vreesde
bevoegd verklaard om wissclpapicr aan toonder, dat ook zonder afstand van grond een aantal
onderteekend door een ml. of m. h. g. persoon, voordeelige gelegenheden ter uitbreiding dier
te laten voorzien van de verklaring van een notaris
cultures aan particulieren in handen zouden wor-
of anderen door den Gouv. Gen. daartoe gemach- den gespeeld. Dientengevolge werden door den
tigden Europeeschcn beambte, waaruit blijkt dat Gouv. Gen. een tweetal besluiten genomen, die
die ambtenaar den onderteekenaar kent, dat de echter niet gepubliceerd werden, en in de praktijk
inhoud der acte aan dezen duidelijk is voorgehou- de toepassing van de publicatie zooal niet geheel
den en dat daarna de ondcrtcckcning in tegenwoor- tegengingen, dan toch in hoogc mate belemmerden :
digheid van dien ambtenaar heeft plaats gehad. de Gouv. den. 1). v. Twist, oordeclende dat zij
belangrijk is vooral de speciale wetgeving, be- met art. 102 R. R. streden (Zie D. v. Twist in
trekking hebbende op het verhuren of in gebruik Bijdr. t. kennis staats-, prov.- en gemeentebestuur,
geven van gronden door inlanders aan niet-inlan- IX, bl. 1) stelde hen buiten werking en paste
ders, alsmede op het verrichten van werkzaam- de publicatie van 1838 toe. In 1863 werden zij,
heden enz. door inlanders ten behoeve van na voor korten tijd in het leven te zijn terugge-
ondernemingen van landbouw van niet-inlandcrs. roepen, voor goed ingetrokken. De publicatie
Zoodanige overeenkomsten werden tijdens de zelve werd bij St. 1863, n°. 152 in een belangrijk
Comp. dikwijls niet gesloten met de individueelc punt gewijzigd; zij had toch niet belet dat onder-
gebruikers der gronden maar met de „hoofden en nemers zich rechtstreeks met de ingezetenen der
oudsten" der dorpen, die daardoor hunne onder- desa's in betrekking stelden en daardoor bewezen
hoorigen mede verbonden. Deze zoogenaamde dat het aangaan van overeenkomsten met den
desa-verhuur gaf aanleiding tot groote misbruiken, gemeenen man zelven volstrekt niet onmogelijk
daar de hoofden in de eerste plaats hun persoon- was, terwijl zij door de vergunning om met de hoof-
lijk belang behartigden. Bij resolutie van 14 den overeenkomsten te sluiten, waarbij de gchcclc
Juli 1808 (I'lakaatboek XV, bl. 49) bepaalde desa verbonden werd, de gelegenheid aanbood
Daendels „met renovatie van alle vorige orders" door beloften en geschenken de ml. hoofden te
„dat geenc desa's mochten worden verhuurd, bewegen aan de bevolking een niet minder zwaar
verpand, verpacht, geleend of onder eenig ander dwangjuk opteleggen dan zij ten gevolge van
pretext onder de beheering van particulieren ge- het cultuurstelsel te dragen had. Daarom werd
steld", en verbond daaraan het verbod om voor- toen bepaald dat de in St. 1838, n°. 50 bedoelde
schotten op het gewas te geven „waardoor aan overeenkomsten niet anders dan individueel met
den landman de vruchten van zijn zweet en arbeid de bezitters of gebruikers der gronden zouden
met een ongehoorden woeker worden ontspceld". mogen worden gesloten. Vgl. B. 148, 490, 813,
Commissarissen-generaal handhaafden het verbod 1090, 1097, 1748, 1823, 2159.
van desaverhuur (art. 11 1 Reg. regl. 1818) en Noch het Reg. Regl.' van 1836, noch de pu-
schreven bij St. 1819, n°. 10 voor dat de con- blicatie zelve spraken van verhuring van gronden
tracten met inlanders zouden moeten worden ge- door inlanders aan niet-inlanders; men zou daar-
sloten individueel met elk ingezeten, die daar- uit hebben kunnen opmaken, dat dergelijke over-
door eenigermate verplicht werd; geene overeen- eenkomsten niet waren toegelaten. In de praktijk
komsten, van welken aard ook, zouden tusschen schijnt de publicatie aanvankelijk anders te zijn
Javanen en niet-Javancn. noch tusschen de eer- opgevat; in 1853 werd den Directeur van cultures
sten en hunne regenten of hoofden mogen bestaan echter te kennen gegeven, dat zij van het denk-
voordat zij bij den resident waren geregistreerd. beeld uitging, dat de grond zou worden bearbeid
Art. 117 Reg. Regl. 1827 herhaalt het verbod door de bevolking der desa's, waartoe hij behoorde,
van desaverhuur; de artt. 116 Reg. Regl. 1830 en dat slechts de levering van de vruchten van den
en 102 Reg. Regl. 1836 verboden wel aan wien arbeid door de te sluiten overeenkomsten zouden
ook, aan anderen de beschikking over de gron- worden verkregen, geenszins echter de tijdelijke
den en inwoners der desa's af te staan, maar beschikking over den grond met het doel dien door
bepaalden tevens dat gelegenheid zon worden ge- andere, niet tot de betrokken desa's behoorende
geven om, tot voortzetting van nuttige onderne- personen productief te maken (B. 148). 1 )c regeering
mingen, overeenkomsten aan te gaan met de vreesde toch dat de ondernemers, speculeerende op
oudsten en voornaamsten der desa's, zoowel tot de lichtzinnigheid van den inlander, dezen zouden
het bebouwen van gronden en het leveren van overhalen om tegen lage huurprijzen den grond voor
bijzondere voortbrengselen als tot het vcrlecncn langen tijd aftestaan, waartoe hij gemakkelijk zou
van persoonlijke diensten. Bij St. 1838, n°. 50 zijn te bewegen door de uitkeering terstond van
werd een en ander nader uitgewerkt en toege- een belangrijk bedrag. Maar zorgde men zoodanig
laten het sluiten van zoodanige overeenkomsten voor den „onmondigen" inlander, aan den anderen
voor hoogstens 5 jaren; de bovenvermelde bepa- kant onthield men den landbouwondernemer wat
ling omtrent de verplichte registratie werd ook hij in de eerste plaats noodig had en dwong
in deze publicatie opgenomen. Daarbij werden hem zijne ondernemingen op onvasten grondslag
verder verschillende bepalingen vastgesteld ter te stellen, daar zulke overeenkomsten hem af-
bescherming van de vrijheid van den inlandschen hankelijk hielden van den ouden slenter en voor-
contractant en om hem voor misleiding door den oordeelen van allerlei soort, den kleinen land-
OVEREENKOMSTEN. 143

bouwer eigen, en het welslagen der onderneming sluiten van overeenkomsten betreffende commu-
deden afhangen van de werkzaamheid, nauwge- naal bezeten gronden met icderen deelgcrechtigde
zetheid en goede trouw van den inlander: om afzonderlijk, bij den versnipperden staat van het
welke te verkrijgen het voor de hand lag dat de grondbezit, den ondernemers tot veel last strekte
ondernemer zich de welwillendheid, zooal niet de en inbreuk maakte op de rechten der gemeente. In
krachtige hulp der hoofden trachtte te verzekeren. de werkelijkheid moesten de huurders allerlei kunst-
Aan de particuliere industrie, die zich niettegen- grepen te baat nemen om zich in het bezit te stel-
staande die ongunstige voorwaarden langzamer- len van groote aaneengeschakelde stukken gromls
hand ontwikkelde, — met name aan de particu-
liere tabakscultuur in Remhang en suikercultuur
en zich daartoe door premiën en geschenken van
den invloed van het desahoofd verzekeren, zoodat
in Cheribon, — is dan ook van verschillende kanten
verweten, dat zij slechts in schijn op vrijen
de verhuring van zulke gronden toch niet door de
individuccle dcelgcrcchtigden, maar feitelijk dooi-


arbeid berustte, maar inderdaad grootendeels door de gemeente of het desahoofd geschiedde. Van die
„zachten dwang" in stand gehouden werd, zijde werd voorgesteld de verhuring van den grond
eene bewering die echter niet zonder tegenspraak namens de gemeente door het desahoofd te laten
Weef (zie o. a. Bijbl. St. C. 2 C Kamer Bijl., geschieden, zoodra de toestemming van de meer-
1863/64, bl. 857 en 1865/66, 1456). Een wets- derheid of wel van alle deelgerechtigdcn zou zijn
ontwerp, door den Minister Uhlenbeck in 1862 verkregen. De Regeering, ofschoon erkennende dat
ingediend, had o. a. ten doel verhuring van grond er verkcerdheden plaats grepen, meende echter niet
door inlanders aan niet-inlanders, voor hoogstens in die voorstellen te moeten treden, daar bij het
5 jaar op communale contracten, toetestaan met toestaan van verhuur door de gemeente, de deur
of zonder daarmede gepaard gaande levering van voor vrij wat grooteren dieper ingrijpende mis-
arbeid; contracten voor het verrichten van veld- bruiken zou worden opengezet.
of anderen arbeid, zonder gelijktijdige verhuring Allengskens werden echter ook in andere opzich-
van den grond, zouden echter individucel moeten ten ernstige klachten vernomen, meer in het bij-
worden aangegaan. Dit ontwerp werd niet tot zonder omtrent den toestand in de residentiën
wet verheven, evenmin als een uitgebreid wets- Besoeki en Pasoeroean. Het bleek dat de registra-
ontwerp „Tot vaststelling der grondslagen waarop tie, waarin men een waarborg voor de vrijheid
ondernemingen van landbouw en nijverheid in van den inlandschcn verhuurder gezien had, in
N.-I. kunnen worden gevestigd", dat in 1865 verreweg de meeste gevallen niet werd toege-
door den Minister F. v. d. Putte was ingediend past; zoo werden in 1893 slechts 8729 bouws ver-
en alleen individueel gesloten overeenkomsten huurd met geregistreerde overeenkomsten, terwijl
toeliet en den huurtermijn op hoogstens 10 jaren zulks bij 104.307 bouws verzuimd werd. Dit
stelde. Communaal bezeten gronden zouden echter verzuim was voortdurend toegenomen; terwijl in
niet dan met toestemming van de meerderheid 1889 nog 237 ondernemingen zich aan het betrek-
der gerechtigden verhuurd mogen worden. De kelijke voorschrift hadden gehouden, verminderde
agrarische wet bepaalde er zich toe om den inlan- haar aantal in de volgende jaren tot 206, 61, 94
der het recht toetekennen zijn grond aan niet- en 73. Voorts werd beweerd dat particuliere onder-
inlanders te verhuren, doch behield de uitwerking nemers bij de suikercultuur een ongeoorloofden
van dit beginsel aan eene nadere regeling voor, druk uitoefenden op de hoofden om zich de tijde-
welke voor Java en Madoera in St. 1871 n°. 163 lijke beschikking der gronden te verzekeren, als-
(vgl. St. 1879 n°. 209, 1894 n°. 52 en 64) werd mede bij het aangaan of nakomen van werkcon-
opgenomen. Volgens die bepalingen, welke uitslui- tracten. Bij de tabakscultuur werd geklaagd over
tend individuccle contracten toelieten, mochten misbruiken ten gevolge van ongebreidelde con-
gronden, in agrarisch eigendom gehouden, voor currentie der ondernemers; op gehuurde gronden
hoogstens 20 jaar verhuurd worden, en gronden voor rekening van den huurder tegen voorschot ge-
in individucel bezit voor hoogstens
5 jaren', de teelde tabak zou, naar beweerd werd, aan de recht-
deelgenoot in gemeentegrond mocht zijn aandeel hebbende ondernemers onttrokken zijn geworden
verhuren voor het tijdvak van zijn genot doch door tusschenpersonen in dienst van andere onder-
hoogstens voor 5 jaren, en sedert 1879 onder nemers en aan dezen heimelijk verkocht zijn; een
de voorwaarde dat, wanneer de grond gebruikt misbruik waartegen de Regeering optrad, door het
werd voor de teelt van gewassen die door den vervoeren en ontvangen van tabaksplanten en
huurder niet kunnen worden geoogst als hij den bladeren gedurende den nacht te verbieden (St.
grond niet langer dan één jaar in zijn bezit 1893 n°. 279). Onderhuur kwam menigvuldig
heeft, de huur bleef doorgaan tot na afloop van
den oogst, behoudens schadeloosstelling aan hem

voor, ook bij de werkcontracten zouden mis-
bruiken niet zijn uitgebleven. Een rapport van
die, bij de verdeeling der velden, in de plaats den resident van Besoeki (Kol. Versl. 1893 Bijl. B)
getreden was van den oorspronkelijken verhuur- bevatte tal van klachten over den bestaanden
der. Als huurders mochten alleen optreden perso- toestand; een nader onderzoek, op last der Re-
nen of vereenigingen in Nederland of Ned.-Indië geering door den res. van Soerabaja in 1892 inge-
gevestigd; op straffe van nietigheid moesten de steld, bracht ernstige misbruiken aan het licht
overeenkomsten door het hoofd van het plaatse- (zie het rapport Indische Begrooting 1894 Bijl. 49)
lijk bestuur worden geregistreerd. Vooruitbetaling die ook in de Tweede Kamer ter sprake kwamen
van huurschat mocht niet worden bedongen of bij de behandeling der genoemde begrooting. De
gedaan dan over een termijn van hoogstens een Regeering achtte nu een nader onderzoek noodig,
jaar en dat wel op straffe van nietigheid van het waarmede het lid in den Raad v. Indië Mulle-
beding of van de betaling. mcister belast werd; blijkens een kabinetsmissive
Aanvankelijk scheen de toepassing der bepa- van den Gouv.-Gen. aan de residenten van 3 Febr.
lingen dezer verordening geen overwegende be- 1894 kwam zij tot de overtuiging dat in de ge-
zwaren opteleveren; wel werd echter, ook door noemde gewesten door desahoofden en zelfs door
hooggeplaatste ambtenaren, opgemerkt dat het hooger geplaatste ambtenaren dwang werd uitge-
144 OVEREENKOMSTEN.

oefend; dat in lijnrechten strijd met het verbod ondernemers, zonder zich om de herkomst van de
van St. 1863 n°. 152 gemeentelijke werkcontrac- hun aangeboden tabak te bekommeren. In de
ten werden gesloten, terwijl het zelfs voorkwam overeenkomst mogen niet worden opgenomen het
dat desahoofden hierbij als vermomde fabrieks- beding van wederinhuur of verlenging der huur
gecommitteerden optraden. Tusschcnkomst der na verloop der vroeger genoemde termijnen, noch
Regeering scheen den Landvoogd noodzakelijk. bedingen aangaande het bebouwen van grond of
Een ontwerp-verordening tot regeling der grond-
verhuringen werd vastgesteld en in handen van
het leveren van daarop geteelde gewassen, — dit
laatste om huurovereenkomsten tegentcgaan, zooals
eenige gedelegeerden der suiker- en tabaks-indu- vroeger wel gesloten werden en die niets waren dan
strie gesteld, alsmede van een lid der factorij der vermomde inpandgevingen of contracten tot ver-
Handelmaatschappij. Een en ander leidde tot de koop van toekomstige oogsten, zooals reeds in de
vaststelling van St. 1895 n°. 247 (zie St. 1898 n". ordonnantie van 14 Juli 1808 verboden waren.
195, B. 5084); het is met eene zeer belangrijke Geene overeenkomst mag worden gesloten vóór de
toelichting afzonderlijk uitgegeven (Toelichting dei- intrede van het.jaar, voorafgaande aan dat, waarop
regelen omtrent de verhuring van grond door in- zij intreedt; wederverhuring door den huurder of
landers aan niet-inlanders, Bat. 1896). Zie Verg. inhuring van reeds door anderen verhuurden grond
Ind. Gen. 3 Dec. 1895; Recht in Indië, LXVI, mag niet plaats hebben dan gedurende de 12 maan-
bl. 133, LXVII, bl. 5, 23; D. F. W. Van Rees, den, voorafgaande aan het verstrijken van de loo-
De bezwaren enz., 's Grav. 1897. De voornaamste pende overeenkomst. Reeds verhuurde gronden
bepalingen der verordening volgen thans. mogen voor het geheel of een gedeelte van den
Als huurders worden toegelaten: Nederlanders, overeengekomen huurtijd niet opnieuw verhuurd
ingezetenen van Nederland en van Ned.-Indië, worden. Eindelijk mogen vooruitbetalingen van den
alsmede vennootschappen van koophandel aldaar huurschat niet meer bedragen dan het bedrag over
gevestigd. De verhuring van gronden, in agrarisch één jaar (c. g. oogstjaar) en niet plaats hebben
eigendom gehouden, geschiedt voor hoogstens 20 vóór de intrede van het jaar, voorafgaande aan
jaren; van grond, erfelijk individueel bezeten dan dat, waarop de vooruitbetaling betrekking heeft;
wel met vaste aandeelen, eens voor altijd aange- om ontduiking daarvan tegentegaan wordt bij ver-
wezen, voor hoogstens 12 jaren; ambtsvelden voor huring voor langer dan één jaar de huurschat ge-
een jaar of oogstjaar. Communaal bezeten grond steld op een voor alle jaren van den huurtermijn
met periodieke verdeeling of met vaste aandeelen, gelijk bedrag.
die niet voor altijd zijn aangewezen, mag verhuurd Het oordeel over de resultaten der nieuwe
worden voor het tijdvak der beschikking door regeling, in de Kol. Vcrsl. uitgesproken, is over
den deelhebber doch in geen geval voor langer dan het algemeen gunstig. Over 1898 werden 52.970
voor 5 jaren; zoodanige verhuring mag alleen ge- huurovereenkomsten geregistreerd, betrekking heb-
schieden met instemming van -/3 der gezamen- bende op 177.337 bouws, zijnde 21.264 overeen-
lijke dcelgerechtigden in den tot de gemeente komsten en 45.040 bouws meer dan in 1897.
behoorenden sawahgrond en heeft plaats ten over- Daarvan waren 25 bouws in agrarisch eigendom,
staan van eene commissie van landsdienaren. De 94.921 bouws in erfelijk individueel bezit of met
acten van overeenkomst moeten door het hoofd vaste, eens voor altijd aangewezen aandeelen in
van plaatselijk bestuur geregistreerd worden; die communaal bezit; 59-'s° bouws in ander com-
registratie wordt geweigerd o. a. wanneer de ver- munaal bezit en 23.241 bouws ambtsveldcn.
huring niet vrijwillig heeft plaats gehad en voorts Ook voor sommige Buitenbezittingen zijn ver-
wanneer de gezamenlijke uitgestrektheid der in eene ordeningen vastgesteld tot regeling van verhuur
desa gedurende een jaar door niet-inlanders in van gronden door inlanders aan niet-inlanders,
gebruik te nemen sawah-gronden naar schatting en wel voor de Minahasa (St. 1877 n°. 127),
meer bedraagt dan '/:i der tot het gebied der desa Amboina (St. 1881 n°. 217), Lampongsche distric-
bchoorende sawah-velden en de verhuur niet in over- ten (St. 1885 n". 45) en Z.- en O.afd. van Borneo
eenstemming wordt geacht met de belangen der (St. 1888 n°. 198). Zij volgen in hoofdzaak de
inlandsche bevolking. Evenmin mag de registratie bepalingen, in 1871 voor Java vastgesteld; in die
verleend worden wanneer niet is gebleken dat streken komt zoodanige verhuur echter slechts
de verhuurder de rechthebbende is op den grond, zelden voor. Voor werkovereenkomsten met vreemde
noch vergunning van den rechthebbende' heeft oosterlingen zie St. 1868 n°. 8, 107.
om namens dezen den grond te verhuren, zoo- Ofschoon bovenstaande bepalingen een krach-
mede wanneer de verhuurder om andere redenen tig ingrijpen van de ambtenaren in civiel-rechte-
het recht mist om over den grond te beschikken. lijke overeenkomsten tusschen niet-inlanders en
Niet-inlanders, die zonder deze registratie bedoelde inlanders mogelijk maken, heeft de Regeering ge-
gronden beplanten of op andere wijze gebruiken, meend dat zij voor sommige landbouwondernc-
worden gestraft met boeten van ƒ50—100; die- mingen nog verder moest gaan ten einde de eco-
zelfde boete beloopt hij die op den gehuurden nomische belangen der inlandsche bevolking in
grond loodsen, schuren of andere opstallen bouwt, de cultuurcentra van Java en Madoera te bescherm
die beschouwd worden als geheel of gedeeltelijk men. Reeds in 1894 (St. n°. 87, vgl. B. 4917)
te kunnen dienen voor ondernemingen van land- werd, in afwachting van later te nemen maatre-
bouw of inrichtingen van nijverheid, of andere gelen, o. a. omtrent de verhuring van grond door
gebouwen opricht zonder schriftelijke vergunning inlanders aan niet-inlanders, eene voorloopigc rege-
van het hoofd van plaatselijk bestuur. Zoodanige ling getroffen ten einde het in werking brengen
gebouwen, loodsen enz. kunnen zelfs worden ver- van nieuwe suikerondernemingen, berustende op
beurd verklaard. Deze bepalingen zijn getroffen overeenkomsten met de bevolking, te kunnen ver-
om tegen te gaan dat speculanten zich vestigen hinderen daar, waar zij hare oeconomische belangen
te midden van bestaande ondernemingen, op ge- zouden kunnen verstoren of bedreigen. De veror-
huurden grond een loods bouwen en tabak op- dening van 1894 is vervangen door eene van 1899
koopen tegen hoogere prijzen dan de gevestigde (St. n°. 263) die hetzelfde doel beoogt doelt tevens
OVEREENKOMSTEN.
— OVERLIJDEN. 145

tot indigo-ondernemingen is uitgestrekt. Diensvol- regel op voorschot leeft, zoodat die meester in het-
gens wordt op zelfde geval verkeert als de reeder tegenover zijne
Java en Madoera voor het inwcr-
kingbrengen en drijven van ondernemingen voor schepelingen; bij dezen toch was ook contract-
de bereiding van suiker of indigo, geheel of ge- breuk strafbaar gesteld volgens art. 2 en 3 der Wel
deeltelijk berustende op den grondslag van over- van 7 Mei 1856 omtrent de huishouding en tucht
eenkomsten met de inlandsche bevolking tot in- op de koopvaardijschepen. Ecnc aanvankelijk even-
huren van gronden of opkoop van gewas, een eens voorgestelde strafbepaling omtrent meesters,
vergunning van den Gouv.-Gen. veretscht, die,
voor zoover niet uitsluitend door opkoop verkre-
— die hunne dienstboden of werklieden binnen'stijds
wegzenden, werd door de Regeering niet overge-
gen gewas verwerkt wordt, — het maximum be- nomen, evenmin als de eveneens voorgestelde op-
paalt der uitgestrektheid van den jaarlijkschen neming van straf bepalingen omtrent contractbreuk
bruto-aanplant van suikerriet of indigo-gewas. Voor in het Algemeen strafpolitie-reglcment voor Euro-
uitbreiding van den aanplant boven het vastge- peanen (zie Memorie van Toelichting Strafpolitie-
steld maximum wordt eene nieuwe vergunning regl. inlanders bl. 75). Het bedoelde artikel, dat
van den Gouv.-Gen. vereischt, die niet geweigerd een groote macht in handen legde van den zon-
wordt tenzij de verhooging van het maximum der hooger beroep recht sprekenden politie-rech-
onverecnigbaar is met de irrigatie-belangen dei- tcr, — een administratief ambtenaar, —
bevolking of voor zoodanige uitbreiding van den toepassing waarvan niet gevraagd werd of er al
en bij de-

jaarlijkschen aanplant geen grond meer beschik- dan niet schade werd toegebracht, is ingetrokken
baar is, in verband met de daar ter plaatse in tengevolge van een votum der Tweede Kamer op
acht te nemen eischen van den wisselbouw. De 26 Febr. 1877 uitgebracht; daarentegen werd in
oorspronkelijke vergunning bepaalt den termijn het strafwetboek voor inlanders eene bepaling in-
binnen welken de onderneming in exploitatie gelascht (art. 328» zie St. 1879 n°- 203), waarbij
moet zijn gebracht, een termijn die echter dooi- strafbaar gesteld werd de inlander, die met het
den landvoogd kan worden verlengd; zij kan bij oogmerk zich ten koste van den meester of den
een met redenen omkleed besluit door den Gouv.- werkgever wederrechtelijk te bevoordeelen, zich
Gen. worden ingetrokken wanneer niet binnen geld of geldswaardige voorwerpen heeft doen afge-
één jaar na hare dagteekening een ernstig begin ven bij wege van voorschot voor werkzaamheden,
met de uitvoering is gemaakt, de exploitatie defi- die hij in gebreke gebleven is te verrichten. Dit
nitief gestaakt is of de voorwaarden, waaronder artikel, dat bedoelde den werkman alleen te straf-
zij verleend is, niet of niet voldoende worden fen bij kwade trouw, nadeel voor den werkgever
nagekomen. In het laatste geval kan ook de nadere ten gevolge hebbende, en de berechting dier zaken
vergunning worden ingetrokken. Eindelijk kan aan den politierechter te onttrekken, heeft ten
de Gouv.-Gen., in het belang van de irrigatie gevolge der minder gelukkige redactie zijn doel
ten behoeve van den landbouw der inlandsche grootendeels gemist, daar bewezen moet worden
bevolking terreinen of streken aanwijzen, die voor dat de kwade trouw reeds bestond voor of op het
eenen tak van landbouwnijverheid gesloten zullen oogenblik van de aanneming der voorschotten, iets
zijn,— en de bepalingen der verordening, ge-
heel of gedeeltelijk en voor één of meer gewes-
dat in den regel slechts zelden zal gedaan kunnen
worden. Voorts wordt geoordeeld dat het artikel
ten of gedeelten daarvan, toepasselijk verklaren op eigenlijk overbodig is, omdat art. 328 eene straf-
andere landbouw-ondernemingcn dan voor de be- bepaling bevat tegen oplichting, waardoor de mees-
reiding van suiker of indigo, indien zij voor haar ter tegen contractbreuk ter kwader trouw reeds
bedrijf de beschikking behoeven over bouwgron- voldoende gewaarborgd wordt. Zie De (ielder, Het
den der inlandsche bevolking. Zware boeten zijn strafrecht in Ned.-Indië 2" uitg. door Mr. M. S.
°P overtredingen dezer verordening gesteld; zij Koster, Bat.-'s Grav. 1897,bl. 231. In verband met
geldt niet voor landbouw-ondernemingcn in de
gewesten Soerakarta en Djokjakarta, noch op de
a
de vaststelling van art. 328 zijn de bepalingen
van art. 1601—1603 Burg wetboek op de inlan-
aan particulieren in eigendom of met het recht ders toepasselijk verklaard. St. 1879 n°. 256. Zie
Van erfpacht afgestane landerijen, tenzij de onder- Kol. Verslag 1879 Bijl. J; Mr. G. A. Van Hamel,
nemers op andere gronden suikerriet of indigo- Ind. Gids 1881 11, bl. 529; Kool, Art. 328 Wetb.
gewas telen, noch eindelijk op kleine onder- v. Strafr. v. inlanders, Amst. 1884.
nemingen, ter beoordeeling van het hoofd van OVERLIJDEN. Onder de Mohammedaansche
gewestelijk bestuur. inlandsche bevolking van Ned.-Indië worden de
voorschriften van den Islam omtrent de lijkplech-
Ofschoon de overeenkomsten in het algemeen tigheden over het algemeen nagekomen. Die plech-
door de regels van het burgerlijk recht beheerscht tigheden zijn vierledig: de lijkwassching (Arab.
Worden, heeft ook in Ned.-Indië het strafrecht ghosl, Mal. mandi, Jav. adoes), het wikke-
zich daarmede ingelaten. Op het voetspoor toch len in een lijkkleed (Arab. kafan, Mal. ka pa 11,
van art. 32 van het Soerabajasche politie-rcglement Jav. oei es), het gebed voor de rust van de ziel
hepaaldc art. 2 n°. 27 van het Algemeen politie-
strafreglement voor de inlanders (St. 1872 n". m)
-
des overledenen (Arab. galat al d j all a za h, Mal.
doha koeboor, Jav. donga koebocr) en het
dat de inlander strafbaar zou zijn die zich als begraven (Arab. dafit, Mal. Jav. pangoeboer).
dienstbode of werkman voor den gewonen huur- Voor de nakoming dezer plechtigheden zijn de
'ijd of een onbepaalden tijd bij de maand ver- erfgenamen, en is subsidiair de gemeente aan-
huurde en zonder aannemelijke redenen binnen zijn sprakelijk. Gedurende den doodstrijd legt men den
diensttijd zonder toestemming van den werkgever Muzelman op de rechterzijde met het gelaat ge-
zijn dienst verliet of weigerde te arbeiden. De richt naar Mekka (zie Dl. 11, bl. 543), en zegt
doorslag tot deze bepaling gaf wel de overwe- hem de geloofsbelijdenis (zie Dl. 11, bl. 532) voor,
ging, dat de meester in Ned.-Indië in den regel als onderrichting (Arab. talqin, Mal. Jav. Ta-
te doen heeft met een contractant op wien hij -lek i m) bij de intrede van de Eeuwigheid, en
gewoonlijk niets verhalen kan, en die zelfs in den wel met het oog op de ondervraging door de doods-
til 10
146 OVERLIJDEN.

engelen, welke den mensch na zijn overlijden in vallen zijn, zonder wassching, lijkkleed of gebed;
zijn graf te wachten staat. Zie Dl. I, bl. 599 en levenloos geboren kinderen (zie Dl. 11, bl. 559)
Dl. 11, bl. 533. Met deze onderrichting gaat veelal worden alleen in een lijkkleed gewikkeld, en dan
gepaard het voorlezen van de 3Óe soerah van zonder verdere plechtigheden begraven. Aan het
den Koran, welke soerah den naam van Ja sm gezag van een Mohammedaansch vorst onderwor-
draagt. Zoodra de doodstrijd is afgeloopen, moeten pen ongeloovigen (zie Dl. 11, bl. 562 en 563)
de evengenoemde lijkplechtigheden zoo spoedig mogen worden gewasschen, en moeten in een lijk-
mogelijk plaats hebben. De wassching moet een kleed worden gewikkeld en begraven. Ten aan-
oneven aantal malen geschieden, doch minstens zien van nict-ondcrworpen ongeloovigen zijn ook
drie malen, de eerste en laatste maal met water, de beide laatste handelingen facultatief. Een gebed
waarin bederfwerende stoffen zijn gedaan. Bij voor- voor de rust hunner ziel is ten aanzien van alle
keur geschiedt zij door iemand van dezelfde sexe ongeloovigen ongeoorloofd. Bijzonderheden om-
als de overledene. Het lijkkleed moet minstens trent de lijkplechtighedcn bij de Javanen en de
bestaan uit drie stukken wit goed, welke achter- Menangkabaucrs vindt men nog vermeld in Dl.
eenvolgens om het lijk gewikkeld worden, zoo- 11, bl. 145 en 492. Voor de lijkplechtigheden bij
danig dat in elk geval bedekt zijn, wat de Mohani- de niet-geïslamiseerdc volken wordt verwezen naar
medaansche wet onder „schaamdeelen" verstaat. de ethnographische artikels over elk hunner. Bij
Zie Dl. 11, bl. 543. Daarboven kan men den over- hetgeen daar vermeld werd, moet hier nog het
ledene de kleederen aandoen, welke hij bij zijn volgende worden gevoegd.
leven mocht dragen. Zie ibid. Het gebed voor de Het weeklagen bij de dooden, een gebruik dat
rust der ziel bestaat uit ééne rak'ah, welke van oudsher over de geheele wereld in zwang was
echter afwijkt van de rak'ah' s der andere ritucclc en nog, tot in Europa is, het weeklagen niet ver-
gebeden. Zie ibid. Het kan zoowel gemeenschap- wonding van borst en aangezicht en het verscheu-
pelijk als door één persoon geschieden, wanneer ren der kleeding, is door Mohammed verboden,
geen anderen tegenwoordig zijn. Het kan verder maar desniettemin in vele geïslamiseerde landen in
zoowel bij het graf als elders plaats hebben, mits gebruik. Op Java is het niet in zwang, op Sumatra
in tegenwoordigheid van het lijk. Voorganger wel, althans het zingen van klaagliederen, mar at o.
daarbij is bij voorkeur de naaste mannelijke bloed- In den regel zijn het vrouwen die deze taak, veelal
verwant, liefst agnaat, van den overledene. Daar tegen betaling, vervullen; in de klaagzangen wordt
echter in Ned.-Indië deze slechts bij hooge uitzon- alles wat tot verheerlijking van den overledene
dering de noodigc geschiktheid zal bezitten om kan strekken opgesomd; het geween wordt vaak
als voorganger optetreden, zoo belast zich een door gepraat en gelach afgebroken, waaruit dui-
geestelijke met het voorgangerschap. Nadat het delijk blijkt hoc hier alleen een formaliteit vol-
lijk in het graf is geplaatst, richt de voorganger bracht, niet aan het gevoel uiting wordt gegeven.
nog eene laatste onderrichting (Arab. talg i n, Bij de Bataks is de taal der weeklagende vrou-
Mal. Jav. tal e kim) tot den overledene in ver- wen, de zoogenaamde andoeng-taal, en dus van
band met de boven omschreven ondervraging. de gewone omgangstaal onderscheiden.
Deze onderrichting, waarvoor een vast formulier Voor den Mohammedaanschen rouw wordt ver-
in gebruik is, wordt bedoeld wanneer de inlan- wezen naar Dl. II bl. 558. Deze is evenwel over
ders van talekim zonder nadere aanwijzing spre- het algemeen in den Archipel geene gerecipieerde
ken, ofschoon in de Arabische rechtsbronnen de instelling. Slechts door vrouwen van Arabieren,
bovengenoemde op den voorgrond wordt gesteld. hadji's en anderen, die de voorschriften van den
Was de overledene een man, zoo plaatst de voor- Islam trouwer dan de massa der bevolking nako-
ganger zich aan het hoofdeinde, doch wanneer de men, worden de bepalingen der Mohanimedaansche
overledene eene vrouw was, achter het lijk. Het wet ten deze opgevolgd. Merkwaardig zijn echter
lijk moet naar het graf (Arab. qabr, waarvan de specifiek inlandsche wijzen van rouw te be-
de meervoudsvorm qoboer, als koe b o e r in het drijven, vooral bij de heidensche volken in zwang,
Mal. en Jav. is overgegaan) worden gedragen op maar voor een deel ook in de geïslamiseerde stre-
eene baar (Arab. djanazah, Mal. oesoengan, ken bekend.
Jav. bandoesa), en wel bij voorkeur door man- In eenige streken van den Archipel komt het
nen op de schouders, doch steeds met haastigen voor dat de verwanten en vrienden zich, pro
stap. Lijken van kleine kinderen worden naar het forma, tegen het wegbrengen van het lijk verzet-
graf gedragen in de armen van een man, of lig- ten. Bij de begrafenis van aanzienlijke Bataks
gende op eene kleine baar, welke een man op het b. v. wordt de lijkkoets (indien men althans het
hoofd draagt. In elk geval wordt het lijk met een ruw bewerkte voertuig op wielen zoo noemen wil)
doek bedekt gedurende de overbrenging naar het feitelijk door twee partijen afwusselend in de rich-
graf. Familieleden en vrienden volgen de baar, ting van het graf en in die van het huis een
waarboven men in den Archipel doorgaans een wit aantal malen heen en weder getrokken. Op Timor
katoenen zonnescherm houdt. Over de inrichting trachten de vrouwen op allerlei wijzen de lijkdra-
der graven en de plaatsing van het lijk daarin zie gers te verhinderen het lijk wegtevoeren, en op
GRAF. Het is geoorloofd den overledene te bewce- Rotti wordt zelfs gevochten, wanneer de dragers
nen, doch zonder misbaar te maken; terwijl het ver- het komen halen. Of ook deze handeling beschouwd
der verdienstelijk is de eerste drie dagen na de be- moet worden als eene, die zich de overledene niet
grafenis aan de naaste betrekkingen bezoeken van als een eerbewijs behoeft aantetrekken, maar die
rouwbeklag (Arab. ta'zijah, Mal. pengiboe- al mede ontspruit uit de vrees der achterblijven-
ran, Jav. panglajad) te brengen. De buren den voor den geest des overledenen, dient nog
maken het eerste etmaal na de begrafenis de noo- uitgemaakt te worden. Zeker is het, dat tal van
dige spijzen voor het gezin van den overledene gebruiken bij het overlijden en daaronder dezul-
gereed tot het houden van een lijkmaal. Zie ken die al het uiterlijk hebben van uitingen van
OFFERMAAL. Martelaars (zie Dl. 11, bl. 537) droefheid, te beschouwen zijn als eene soort van
worden begraven in den toestand, waarin zij ge- veiligheidsmaatregel tegen geesten of duivels. Het
OVERLIJDEN. 147

begraven op zichzelf vrijwaart niet tegen den terug- schiedt. Het rumoer, dat bij een begrafenis ge-
keer des overledenen in geestenvorm; de gewone maakt wordt, o.a. door de Alfoeren van de Mina-
loop van dien geest is het sterfhuis en men tracht hasa, de Bolang-Mongondowers, de Makassaren
dat bezoek te voorkomen en zoodoende ook de en Bocgineczen, Dajaks, Bataks en Niassers, moet
onaangename en schadelijke gevolgen daarvan. Het mede dienen om de geesten het spoor bijster
meest afdoende middel pasten de Orang bcnoewa te doen worden; heeft dit rumoer in de eerste
van het eiland Rempang, en misschien ook elders, plaats ten doel de ziel des gestorvenen uit het
toe, die reeds hunne zieken in het bosch achter- sterfhuis te verdrijven, ook het verjagen van de
laten en zelf verder trekken; de Orang sakei van booze geesten die zich bij dergelijke gelegenheden
Malaka begraven hunne dooden, verbranden het gaarne doen gelden, wordt er mede beoogd; het
huis waarin de persoon gestorven is en verlaten slaan op de gong bij de Niassers zoolang het lijk
de plaats, zelfs ten koste van het te veld staande niet begraven is, tot afwering van deze geesten,
gewas. De Orang koeboe ontvluchten aanstonds staat op één lijn met het luiden der klokken bij
de plaats waar zij een doode begraven hebben. eene begrafenis, dat oorspronkelijk dezelfde be-
De bewoners van Ccram's Z.O.kust trekken na teekenis had: de verdrijving van „duyvelen en
eene begrafenis naar elders; de Alfoeren van tempeesten". Opmerkelijk is het, dat bij enkele
Boeroe verlaten het huis, waarin iemand gestor- volken op dit geraas een periode van volmaakte
ven is, dat met den grond waarop het staat, rust en stilte volgt, gedurende welke de rijststam-
voortaan ongeluk brengt; maar om veelvuldig ver- per en het weefgetouw ongebruikt blijven, geen
huizen te voorkomen brengt men den zieke liever muziek of luid gesprek gehoord wordt en geen
bij voorbaat op een afgelegen plek. Eveneens om haan mag kraaien; aldus bij de Makassaren en
van het bezoek van den geest des overledenen Boegineczen, in Bolang-Mongondo, op de Kei-
verschoond te blijven, brengt men het lijk langs eilanden, op Bahar. Dient het rumoer om de
een anderen weg dan den gewonen buitenshuis, b. v. geesten uit het dorp te verjagen, de daarop vol-
door een opzettelijk daartoe gemaakte opening in gende stilte heeft ten doel om hen bij mogelijken
den wand die dadelijk weer gedicht wordt; de terugkeer in den waan te brengen, dat zij ver-
geest langs den zelfden weg pogende tcrugtekeeren keerd zijn en op een of ander onbewoond eiland
vindt de opening gesloten. Of de ook bij ons te aanlandden. Zooals straks blijken zal, heeft de
lande hier en daar bestaande gewoonte om het onthouding van feesten en muziek allicht ook
'ijk wcgtedragen door de deur, die alleen bij zeld- nog een anderen grond.
zame gelegenheden geopend wordt, met het hier In de eerste plaats zijn het de verwanten die
geschetste gebruik verband houdt, wordt ter over- zich voor den geest des overledenen hebben te
weging gegeven; dat de dooden niet de deur uit
niogen, waardoor de levenden in- en uitgaan is
wachten. Men sluit dus het sterfhuis — wij herin-
neren hier aan het analoge „gesloten" zijn van
stellig ook een Germaansche opvatting. In het het sterfhuis in Westersche landen ■— en komt
district Tonsawang in de Minahasa werd, ter ver- er zoo min mogelijk buiten; bij de Alfoeren van
wijdering van het lijk, eene opening in den vloer de Minahasa blijft de man, na het overlijden zijner
gemaakt van het op palen staande huis. Om den vrouw, dagen lang in huis zonder zich te vertoo-
tuin geleid wordt de geest in bijna letterlijken nen; bij de Noemforen is de familie verplicht
zin op Sumatra, waar de lijkbaar driemaal het erf thuis te blijven in den meest volstrekten zin, de
Wordt rondgedragen; in de Minahasa geschiedde weduwe zeifs maanden lang; bij de heidenschc
e n in Siam geschiedt hetzelfde rond het huis en stammen van centraal-Flores moet zij zeven dagen
nat full speed", zooals Frazer het noemt, of op in de woning doorbrengen, op de Aroe-eilanden
i,een koddig drafje" naar Graafland zich uitdrukt. den geheelcn rouwtijd; aan de Oostkust der Geel-
Intusschen heeft dit driemaal rondgaan ook bij vinksbaai houdt de rapoea-weduwe in een afzon-
andere gelegenheden plaats; wanneer bij de Boe- derlijk huisje verblijf, totdat alle formaliteiten
gineczen en Makassaren op den 9clcn dag na de afgeloopen zijn die bij den dood des mans ver-
geboorte de processie uitgaat met de placenta en vuld moeten worden. Nauw sluit zich hierbij
met de klappers die geplant worden als één van aan de gewoonte om zich op eene of andere
levensgeest met dien van het kind, dan loopt manier onkenbaar te maken, ten einde met nog
men drie malen rond de woning. En wanneer meer zekerheid de onaangename bejegening van
een Bataksche radja een hooggeplaatsten gast de geesten der gestorvenen te ontgaan. Dat hierin
groote eer bewijst, dan gaat hij met muziek ook de oorsprong ligt van het rouwdragen, later als
driemaal rond de woning. In 't laatste geval moet uiting van droefheid beschouwd, wordt met stel-
stellig aan eerbewijs gedacht worden; ondenk- ligheid beweerd. Op Nieuw-Zeeland, op de Nieuwe
baar is het niet, dat 't gebruik eer te bewijzen Hebriden en in Nieuw-Bretanje verft men zich in
°p deze manier, ontsproten is uit eene gewoonte den rouwtijd zwart; op de Aroe-eilanden zijn
die met eerbewijs niets te maken had. De Dajaks 't de weduwen die met breede, zwarte strepen ge-
•n het district Docsoen-Timor in Z.O. Borneo teekend worden; en de Alfoeren van de Mina-
gaan in looppas naar de begraafplaats, en na het hasa wreven elkander het gelaat met houtskool
'ijk haastig ltegraven te hebben, op dezelfde wijze in. Evenzeer wordt het veranderen van de klee-
Weder naar huis. Het bestrooien van den weg ding als- eene tot hetzelfde doel strekkende ver-
dien de lijkstoet volgt met asch op het eiland momming gebezigd. De Noemforeesche vrouwen
bahar en bij de Zcc-Dajaks van Serawak heeft aan de Dorci-baai verwisselen hare kleeding met
hetzelfde ten doel: den geest het vinden van den sarongs van grove, blauwe of zwarte stof; de
terugweg te bemoeilijken; laatstgenoemden zetten armere Papoea's doen eenvoudig een voorschoot
een tot ladder gekapten boomstam overeind op van boombast aan; de vrouwen die anders de
°f bamboe rantjoe's in het kerkhofpad; en met borsten door de sarong bedekt dragen, loopen nu
gelijk oogmerk heeft hel begraven in 't donker of met ontbloot bovenlijf. Bij de Papoea's van de
des nachts plaats, zooals bij dezelfde Zcc-Dajaks bocht van Kaimani (Z.W.kust van N.-Guinca)
en in het district Tobaroe op Ilalmahéra ge- rouwt de weduwe over haren man door een het
148 OVERLIJDEN.

achterhoofd bedekkende en tot op de schouders teekenis kan ook geweest zijn het achterwege
afhangende kap van zwart of blauw katoen of blijven van muziek en ander geraas en van fees-
van boombast; aan de Oostkust der Gcclvinks- ten en ook de onthouding van zekere spijzen,
baai dragen de vrouwen als rouwpak een mouw- het vasten, kan haar ontstaan gehad hebben in
loos baadje van boomschors, met schelpen ver- de meening, dat het niet paste onder het oog
sierd ; de mannen bezigen tot hetzelfde doel pols- en der geesten als gewoonlijk te blijven eten en
enkelbanden van rotan; bij de Papoea's van Noem- drinken, terwijl deze hun doodenfeest nog niet
for is een polsband van rotan een teeken van hadden gehad.
rouw, z.oomede het dragen, door de weduwe, van Ook het water dient in verschillende localitei-
een lap boomschors, bij wijze van kap over 't hoofd ten om aan de geesten der dooden den terugkeer
geslagen; het rouwpak der Papoea's van Japèn's tot de levenden te beletten; watervrees der geesten
Zuidkust is een van boven toegenaaide mat van is hier het punt van uitgang, besprenkelen met
pandanblad op het hoofd gedragen. Bij sommige water van den naar de begraafplaats afgelegden
Dajaksche stammen zijn ook rouw-kappen in ge- weg, het breken van een vat met water bij het
bruik ; op het eiland Rhoon dragen de vrouwen uitdragen van het lijk, uitgieten van water over
bij dezelfde gelegenheid een zak over het hoofd het graf (ook door den Islam aanbevolen), het
in den vorm van een monnikskap; bij de Alfoeren baden of het wasschen der handen of voeten na
van Ceram bestaat de rouw in het dragen van de begrafenis, zijn dan oorspronkelijk de middelen
oude kleedingstukken, het afleggen of met oud, wit geweest, om gelijk Frazer het (t. a. p. bl. 80) uit-
katoen verwisselen van arm- en beenringen en het drukt, „to place a physical banier between the
los laten hangen der haren; dezelfde haardracht is in living and the dead", wellicht later, toen de oor-
den rouwtijd bij de vrouwen van de Kei-eilanden spronkelijke betcekenis van het ceremonieel was
gebruikelijk en de mannen loopen dan blootshoofds; vergeten, hier en daar beschouwd als middelen 0111
ook de Dajaks leggen als teeken van rouw hunne zich te reinigen van de aanraking met den doode.
sieraden af en dragen rouwkleeding; op het eiland Het feit dat ook bij andere gelegenheden dan bij
Kisscr worden alle tooisels afgelegd, het haar blijft sterfgevallen het water gebezigd wordt tot afweet-
ongekamd en de voddige kleederen van donkere van onheil (= booze geesten) bevestigt deze op-
kleur worden gedragen. In de Minahasa zijn, bij vatting.
het heidensche gedeelte der bevolking groote, Dc rouw, de vermomming eindigt wanneer de
zwarte hoeden in gebruik of zwarte hoofddoeken; overlevenden hun plicht tegenover den overledene
bij de Makassaren en Boegincezcn mogen de man- hebben vervuld; die plicht bestaat in het vieren
nen in den rouwtijd geen broeken dragen, maar van het doodenfeest. Aan het geloof aan eene
alleen sarongs en moeten zij hun kris afleggen. Bij voortzetting van het leven na den dood voegt
de Maleiers dragen soms de mannen als teeken zich de verplichting der achtergeblevenen om te
van rouw een witten hoofddoek (kaboeng), van zorgen voor een behoorlijk uitzet van den gestor-
welk gebruik ook bij de Javanen en andere ge- vene; hem moet worden medegegeven alles waar-
ïslamiseerde volken van den Archipel sporen wor- aan hij ginds behoefte zal hebben: menschen
den aangetroffen. De Timoreezen dragen een zwart worden gedood om hem daar te dienen, dieren,
bovenkleed en bij de 010-Ngadjoe moeten de vrou- spijzen, kleederen, huisraad, wapens, dat alles
wen, die gewoonlijk blootshoofds gaan, in den wordt geofferd tot zijn nut; ten grondslag hieraan
weduwstaat een witten of zwarten hoofddoek dra- ligt mede het begrip dat de mensch ook na zijn
gen; ook bij de Bataks en de Baliërs is het adat dood, eigenaar blijft van zijn bezittingen en als
dat de weduwe het hoofd bedekt met een doek roof wordt beschouwd wat de achterblijvenden
of een slendang. Het rouwkleed is dus gemeen- zich daarvan toeëigenen; alles wat bij het graf
lijk juist het tegenovergestelde van de gewone wordt neergelegd, wapens, sieraden en kostbare
kleeding; wie bonte kleederen draagt trekt dan kleeding, zooals bij de Dajaks geschiedt, getuigt
witte of zwarte aan; wie anders voldoende ge- van deze opvatting. Indien het doodenfeest altijd
kleed gaat, legt de kleeding dan zoo goed als gevierd werd dadelijk na de begrafenis, dan zou
geheel af of doet oude of gescheurde aan; w-ie de geest van den overledene, uitgerust tot het
in den regel ongekleed gaat zoekt dan eenigerlei beginnen van zijn nieuw leven, voldaan zijn en
kleedingstuk op; wie sieraden draagt ontdoet zich niet terugkeeren tot zijne verwanten, dan zou dus
dan daarvan of indien dit niet kan, maakt hij de vermomming van dezen, hun rouw, overbodig
ze onzichtbaar door omwikkeling met doek; wie zijn. Maar meestal geschiedt dat niet en wordt
geen versierselen draagt tooit zich er dan mede; het doodenfeest wegens gemis aan de benoodigde
wie het haar wascht en kamt en opgestoken middelen uitgesteld, soms jaren lang, en opdat
draagt, laat het dan ongekamd hangen; wie bloots- niet de geest, haveloos ginds aankomend, een
hoofds loopt bedekt zich dan het hoofd met een slecht onthaal vinde in het land der zaligen
kap of een hoofddoek; en deze laatste manier is wordt de begrafenis vaak even lang verschoven;
wel de meest verspreide — men denke aan onze al dien tijd behoudt de geest, op aarde terugge-
rouwsluiers; trouwens waar vermomming bedoeld houden, zijne vordering op de levenden. Meestal
werd, lag het bedekken van 't hoofd wel het eerst wordt het lijk hier of daar, al of niet in een
voor de hand. goed gesloten kist, neergezet. Heeft de begrafe-
Naast deze pogingen tot misleiding der geesten, nis, het doodenfeest plaats gehad, is de plicht
zal ongetwijfeld het zich hullen in een armelijker van de overgeblevenen jegens den overledene ge-
kleedij dan gewoonlijk, in sommige gevallen oor- kweten, dan kan de rouw, oorspronkelijk de ver-
spronkelijk de bedoeling gehad hebben hen te momming worden afgelegd. Inderdaad geldt als
doen zien, dat men zich niets toeëigende van wat regel dat de rouw eindigt bij het doodenfeest;
des overledenen was; ook hun de spaarzaamheid de geest verlaat dan voorgoed de aarde, tenzij
der achtergeblevenen te toonen ten behoeve van men zich, zooals Dajaks en Bataks b. v., het zie-
het eerlang te vieren doodenfeest en hen zoo- lenland op aarde voorstelt, en men heeft hem
doende vriendelijker te stemmen. Van gelijke bc- niet langer te vreezen. Terwijl oorspronkelijk de
OVERLIJDEN. — OVERSTRATEN. (PIETER GERHARDUS VAN) 149

rouwtijd onbepaald van duur was, is bij eenige hem het haar af om de ziel het verlaten van het
volken een bepaalde termijn daarvoor in de lichaam te vergemakkelijken; eerst toen het dooden
plaats gekomen, afhankelijk alweder van den van het slachtoffer achterwege bleef, wertl zijn haar
stand des overledenen, evenals bij ons gebrui- het offer in zijne plaats. In den beginne moet het
kelijk is. afsnijden der haren alleen toegepast zijn bij hen die
In den regel is het aan de weduwe ofden weduw- verplicht waren den overledene bij zijn reis naat-
naar niet geoorloofd te hertrouwen voor de rouw- het onbekende land te volgen; allengs is de ver-
tijd om is. Oorspronkelijk is dit gebruik hoogst plichting ook aan anderen opgelegd, toen de cere-
waarschijnlijk het gevolg geweest van het geloof monie ophield een offer te zijn en een teeken
dat de gestorven echtgenoot of echtgenoote zoo- van rouw werd, waarmede zelfs dieren, paarden,
lang zijn of haar geest nog op aarde vertoefde, muilezels en schapen werden voorzien. Dat, zoo-
de macht had de weduwe of weduwnaar wegens als voor de hand lag te onderstellen, het afsnij-
ontrouw te straffen; bij het vertrek van den geest den der haren mede te rangschikken is onder de
naar het zielenland hield de vrees voor die straf vermommingen, hoewel het als vermomming uiterst
°P- Later zal aan dit gebruik de bctcekenis gege- geschikt is, mag op grond van het bovenstaande
ven zijn van een voorbehoedmiddel tegen con- betwijfeld worden.
fusio sanguinis. Litteratuur: Keyzer, De Rouw onder de Java-
Eenigszins afzonderlijk — voor zoover in de nen, in de Bijdr. t. t. 1. en vlk. Nieuwe Volg-
ethnologie iets afzonderlijk staan kan — vindt reeks, Dl. IV (1862) bl. 141 en vv.; Wilken,
men (ook) in den Archipel het gebruik om zich Ueber das Haaropfer und einige andere Tratterge-
ten teeken van rouw het hoofdhaar te doen af- brauche bei den Völkern Indonesiens, Revue col.
scheren of afknippen. Bij de Noemforeczen doen internat. 11 1886, I 1887; Frazer, Certain burial
zulks de naaste verwanten; de man laat het bij customs as illustrative of the pritnitive theory of
den dood zijner vrouw kaal afscheren op een voor- the soul, Journ. of the Anthrop. Inst. of Gr.
hoofdlok na. Evenzoo doen de Papoea's van het Brittam and Ireland XV; Mayer, Een blik in
Arfak-gebergte. Ook op de N.O.kust van Nieuw- het Jav. Volksleven, Leiden 1897, Dl. 11, bl. 543
Guinea en op de Z.Ó.kust bij Port Moresby is en vv., en verder de algemeene werken over het
scheren of kortsnijden van liet haar een teeken Mohammedaansche recht, aangehaald Dl. 11, bl.
v an rouw. De Galelareezen en Tobelorcczen van 567 en 568, gelijk mede de speciale werken aan-
Halmaheira knippen de familieleden des overle- gehaald in de artikels over de verschillende vol-
denen de wenkbrauwen en het haar boven het ken van den Archipel.
voorhoofd af. Op de Aroe-eilanden is het de vrouw OVERSTRATEN. (PIETER GERHARDUS
die na den dood haars mans zich het haar doet VAN) Geb. uit het huwelijk van J. 11. Van Over-
afknippen; maar ook mannen en kinderen volgen straten, burgemeester van Bergen-op-Zoom en
dit gebruik. Op de Loeang-Sermata-groep, op C. W. Aelmans en in die plaats gedoopt 19 Febr.
Babar, op Dawalor, bij de Timoreezen (de gcheele 1755. In 1780 benoemd tot extra-ordinair lid in
familie), bij de Baliërs (in het rijk Badoeng alleen den Raad van Justitie te Batavia, vertrok hij naar
de helft van het hoofdhaar), vroeger op Java, bij Batavia waar hij in 1781 aankwam; achtereen-
de 010-Ngadjoe, bij de Dajaksche stammen in het volgens werd hij benoemd tot ordinair lid in
binnenland van Koetei, bij de Tring-Dajaks, op dien Raad (1783), advokaat-fiskaal ad interim
Engano, bij de Maleiers van Malaka bestaat de (1783), 2e secretaris der Hooge Regeering (1784),
gewoonte van haar-afsnijden in verschillende wijzen l e secretaris (1786), Raad extra-ordinair van Ned.-
van doen en bij onderscheiden gelegenheden, zoo- Indië (1789), Gouverneur en Directeur van Java's
als bij hofrouw, enz. Noordoostkust (1791). In die betrekking werkte
Naast dit gebruik, dat in zekeren zin eene soort hij mede tot de verheffing van den I'angéran
verminking van het lichaam is, staan andere die Adipatti Anoni van Djokjakarta tot Sultan Mangkoe
stellig aldus genoemd moeten worden: het bloe- Boeana 11, meer bekend als Sultan Sepoch (zie
dig verwonden van het hoofd zooals vroeger bij JAVA, geschiedenis, Dl. 11, bl. 129) en regelde
de Bataks geschiedde en nog geschiedt bij de de troonsopvolging, zoowel in dat rijk als in Soe-
Orang sakei van de Mandatt en de Rokan ter rakarta en in het vorstendom van Mangkoe negara;
O.kttst van Sumatra het afsnijden van vinger- of eene memorie, door hem aan zijnen opvolger ter
teenleden, ja zelfs van geheele vingers. In al deze hand gesteld, bevatte belangrijke bijdragen voor
gevallen wordt het bij de begrafenis gebruikelijke de kennis van Java's Noordoostkust tijdens zijn
nienschenoffer afgekocht door een deel voor het bestuur. Den Aug. 1796 werd hij door Com-
geheel te geven; en zoo is ook het afsnijden, missarissen-Generaal aangesteld tot Gouv.-Gen.
geheel of gedeeltelijk, van het hoofdhaar oor- tevens Comm.-Gen., welke benoeming 22 Jan.
spronkelijk substituut voor het nienschenoffer ge- 1 798 in Nederland bevestigd werd. Hij trad 17
weest. Dat juist aan het haar tot dit doel de voor- Febr. 1797 als Landvoogd op; bij de ontbin-
keur wordt gegeven, moet worden afgeleid van ding der Hooge Commissie in 1799 trad hij
het geloof dat bij menschenoffers het ontwijken als Comm.-Gen. af maar bleef als Gouv.-Gen.
van de ziel uit het lichaam werd vergemakkelijkt met het bestuur belast, tot hij 22 Aug. 1801 te
door den le offeren mensch een haarlok aftesnij- Batavia overleed. In 1799 was hij aangesteld tot
den; op Nias gebeurt het nog heden ten dage Gcneraal-en-chef over de Indische troepen, en
dat bij de schijn-onthoofding (Dl. 11, bl. 22) den werd in 1800 door het Uitvoerend Bewind met
slaaf een bosje haar wordt afgesneden; en terwijl den rang van Luit.-Gen. bekleed.
op dat eiland in sommige gevallen het dooden Tijdens het bestuur van Van Overstraten, die
achterwege bleef en die schijn-onthoofding is be- als Gouv. van Java's N.O.kust zich zeer onder-
houden, verviel elders ook deze en bleef alleen scheidde, doch als Gouv.-Gen. zeer moeilijke tijden
het afsnijden der haren als offer over. Oorspron- beleefde, werd de 0.-I. Comp. ontbonden, ging
kelijk was dus het afsnijden van het haar geen Ternate in handen der Engelschen over en werden
offer; de mensch werd geofferd en men sneed Batavia door een Engelsche vloot geblokkeerd
150 OVERSTRATEN. (PIETER GERHARDUS VAN)
— PAARD.

en de werken op Onrust en eenige andere eilan- Flagellaria Indica L., fam. Ftagellariaecae. In
djes vernield. geheel Z.-Azië voorkomende klimplant, merkwaar-
Zie P. Myer in T. v. Ned.-Indië, 111 (1840), dig wegens de lange spiraalswijze opgerolde rank-
I, bl. 204 vlg. vormige bladtoppen. De laatste worden gebruikt
OVULA OVIFORMIS en VULVA. Zie als een middel tegen stuipen bij kinderen; bij
EIHOORN. gebrek aan rotan gebruikt men de stengels wel
OWAR. Soenu.; WOWOJav.; WALAN. Jav.; als bindtouw.
ROTAN TIKOES, Mal.; ROTAN JAKI, Mal. OXYURICHTHYS. Zie GOBIUS.
Mol.; OERIJOMAH, Tem.; PADOEPA, Alf. OXYURIS VERMICULARIS. Zie INGE-
M EN. WANDSWORMEN.

PAADAS. Alf. Men. Zie KATJANG IDJO. soorten te kunnen aantasten, zelfs djati. In 't Jaar-
PAAL. Lengtemaat van 1506,943 meter (Java- verslag omtrent den Staat der Burgerlijke open-
paal), ook wel op 20 minuten gaans gesteld. bare werken in N.-L over 't jaar 1895 vindt men
Soms wordt zij op 1851,8519 meter of I zeemijl een lijst van wildhoutsoorten, bewerkt door den
berekend (Sumatra-paal), (zie MATEN EN GE- houtvester Dr. S. H. Koorders, waaronder er voor-
WICHTEN, DL H, bl. 472). Bij die onderschei- komen, die gezegd worden tegen paalworm bestand
ding in Java- en Sumatra-palen dient echter te zijn, b. v. Nania vera Mig., Kajoe bcsi bener,
opgemerkt te worden, dat de wegen in de Padang- van welke proefpalen geslagen zijn, die na 2 jaar
sche Boven- en Benedenlanden niet in Sumatra-, nog ongeschonden waren. Hoezeer ook in Ned.-
maar in Java-palen zijn verdeeld. Ind. de Paalworm schade aan houten marine-wer-
PAALWORM. Deze gevaarlijke vijand van ken kan aanrichten, bleek door de vernieling van
alle met zeewater in aanraking komend hout is 't grenenhouten droogdok te Soerabaja in 1857.
evenmin een worm als zijn mededinger op het land, De soort, waardoor die schade werd aangericht,
de witte mier, een mier is, maar hij behoort tot moet een andere geweest zijn dan de Teredo no-
de Tweekleppige Weekdieren (Zie aldaar), en is valis der Europeesche kusten. In 't Nat. Tijdschr.
het naast verwant met de Stecnboorders of Boor- voor N.-L XVI, 1858, bl. 13 wordt hare lengte
mosselen (P/wtades). De wetenschappelijke naam als 5 —7 Ned. palm, haar dikte 3 Ned. duim opge-
is Teredo, en tot dit geslacht behooren een aan- geven ! In Amerika is in den laatsten tijd een
tal soorten, waarvan er ook in de tropische zeeën nieuw middel tegen den paalworm met goed gevolg
voorkomen. Het lichaam der Paalwormen is lang- aangewend, nl. de omhulling der palen met een
gestrekt, wormvornvig, en slechts aan het kopeind laag van een mengsel uit portlandcement (1 deel),
voor een zeer klein gedeelte bedekt met twee zand (2 deelen) en grint (3 deelen) bestaande, dat
rudimentaire schelpen, die elkaar aan rug- en er na het inheien omheen gegoten wordt, waartoe
buikzijde slechts even bereiken, maar voor en men over de palen een ijzeren koker schuift, die
achter een vrijen concaven rand bezitten. Volgens na 't hard worden van 't cement wordt weggenomen.
Prof. Harting's onderzoekingen gebruikt het dier In drijvende klappers wordt dikwijls een paal-
deze schelpen als kaken om het hout wegtesnijden. wormsoort gevonden: T. corniformis Lam.
Aan het achtereind zet het lichaam zich voort in Vele andere zeedieren boren eveneens gangen
een even langgestrekte siphonaalbuis, die zich in hout, of zelfs in steen, en worden daarom met
ten slotte in tweeën splijt: de uit- en invloei- Paalwormen verward, b.v. de Limuoria, een kreeft-
sipho. Op de grens tusschen lichaam en sipho achtig dier.
liggen twee kalkplaatjes (de paletten) op een Zoetwater verdrijft de Paalworm, en parasieten,
ringspier-verdikking. Boven deze plaatjes is de b. v. sommige ringwormen (Lycoris fucatn) brei-
eenige plaats waar de huid van het dier vastge- delen hare vermeerdering.
groeid zit aan den binnenwand van zijn woon- PAARD. De naam koe da voor paard, zoowel
kanaal, welke wand het geheel of grootendeels Riouwsch als Menangkabausch Maleisch, is dooi-
met een kalklaag heeft bekleed. Onderaan vormt den handel en de kolonisatie der Maleiers over
deze laag ook een overlangsch middenschot dat den geheelen Archipel verspreid. Op Java wordt,
zoover reikt als de siphonen van elkaar geschei- naast koeda, djaran (Ngoko) gebruikt en in de
den zijn. Bij het boren weten de dieren altijd Soenda-landen is dit 't gewone woord voor paard.
eikaars gangen te sparen, en ook de oppervlakte De naam kap al is op Java beperkt tot het
van 't hout, zoodat de aangerichte schade dikwijls Krama. De Toba-Bataks noemen het dier hoe da
lang onzichtbaar blijft. De Paalwormen zijn één- of hoda, de Atjehers oeda. Ook in het Lam-
slachtig, er zijn altijd veel meer wijfjes dan man- pongsch, het Laag-balineesch en het Sasaksch is
netjes. De voortplanting geschiedt door eieren, djaran voor paard gebruikelijk, mede op een
die binnen de mantelholte der wijfjes zich ont- gedeelte van Soembawa en van Flores. De Madoe-
wikkelen tot vrij zwemmende larven, welke dooi- reezen, hetzelfde woord gebruikend, spreken het
de uitvoer-sipho het moederdier en den voorgang djeureun of tjeureun uit.
verlaten, om zwemmend of kruipend te trachten Men kan de paarden van den Archipel in een
een plaatsje te bereiken, waar zij zich in hout willekeurig aantal rassen of soorten verdeden;
inboren kunnen. de eenvoudigste indeeling is die naar de eilan-
Paalwormen schijnen een korlstondigcn levens- den, waardoor men komt lot a het Sumatraansche,
duurte hebben, maar daarentegen bijna alle hout- 6 het Javaansche paard, e het paard van Celebes
PAARD. 151

en omliggende eilanden, d dat van de Kleine zorg die zij voor de paarden draagt, is hier al
Soenda-eilanden. Anderen gaan verder en onder- even weinig beteekenend als elders in Indië. De
scheiden b. v. op Soembawa Soembawa's en Bima- kwade droes, die op Celebes vrij veelvuldig schijnt
neezen; op Java Kedoe-, Besoeki- en Javaansche voortekomen doet, samen met onverstand en zor-
paarden; op Sumatra's Westkust Batakkers en geloosheid, aan den paardenstapel van Celebes
Sumatra-paarden en bij deze weder Bovenlanders, veel kwaad. De Makassaren zijn 1,15 tot 1,26 meter
Benedenlanders en Agammcrs. Feitelijk is het hoog, hebben sterke spieren, peezen en gewrich-
onderscheid niet zoo heel groot en schijnt er ten en zelden beengebreken, zijn duurzame loo-
veel fantasie te komen bij deze indeeling. leder pers en leveren daarvan 't bewijs bij de herten-
paardenkenner, die voor het eerst Indische paar- jachten. De dieren zijn taai, vurig en vast ter
den ziet en wien van ieder type een goed exem- been, vertrouwbaar zelfs op de glibberigste berg-
plaar wordt getoond, zal ze alle tot één ras reke- paden en galangans, tusschen de sawahs. De meest
nen, zegt de Gouv.-veearts C. A. Penning (t. a. p.). vóórkomenden zijn bruinen, valen, schimmels en
En de beste Indische paardenkenner zal groote bonten. Paarden die goed voor de hertenjacht
moeite hebben om in dit geval te zeggen welk zijn, komen later meestal weer bij de stoeterijen
individu van dit, welk van dat eiland afkomstig als dekhengsten terug. De uitvoer is weinig be-
is. Er is groot onderscheid tusschen een onooge- langrijk meer, in 1898 38 stuks, waartegenover
lijk, klein Javaansch paardje en een groot San- nog een invoer van 9 stuks stond.
delwood rijpaard, maar tusschen een uitgezocht Sandelwoods komen van het eiland Socmba
Java-paard en een Sandelwood van gelijke grootte (Sandelwood-island) en zijn de meest bekende en
is 't verschil reeds heel gering. Welke verschillen meest gezochte der Indische paarden; sommige
zich bij dezelfde soort paarden, maar van zwaar- paardenkenners echter zijn van meening dat een
der en lichter type kunnen voordoen, blijkt ten Sandelwood van 4 voet rijnlandsch (4 X 0,314
duidelijkste uit de afbeeldingen in lichtdruk van meter) niet beter is dan een ander Indisch paard
drie Sandclwood-hcngsten van verschillende hoogte, van dezelfde hoogte. Een feit is 't dat op Soemba
gevoegd bij het aan den voet van dit artikel geci- nog vele exemplaren van die hoogte gevonden
teerde opstel van den Gouv.-veearts Penning worden, terwijl ze door geheel Indië zeldzaam be-
(PI. I, II en III). ginnen te worden. Het Sandelwood-paard is zenuw-
Het paard van den Archipel behoort tot de achtig, heeft een zeer vurig doch goedaardig tem-
groote Tartaarsch-Mongoolsche familie, die in het perament, is sterk en volhardend en, in 't alge-
hoogland van Azië thuis is. In wilden toestand meen, een zeer goed draver; op de renbaan staat
komen er geen paarden op de Indische eilanden het bij de meeste Indische paarden achter, daar
voor, wel in verwilderden (Timor, Z.-Celebes en het slechts matig snel kan loopen. Sandelwoods
Lucon). Door de Arische veroveraars zullen de zijn de grootste en schoonste paarden van den
paarden naar Hindostan en door de Hindoe-kolo- Archipel, maar ten gevolge van den in 1841 aan-
nisten naar Insulinde zijn gekomen. Op de Phi- gevangen, snel toegenomen en nog steeds was-
lippijnen en in de Minahasa, waar de paarden senden uitvoer naar Java, die het eiland gedurig
uitsluitend of doorgaans met den Spaanscn-Portu- van zijn beste paarden berooft, zonder dat bij de
geeschen naam cabayo worden genoemd, zullen inlanders de zorg voor de achterblijvcnden ver-
zij door Spanjaarden en Portugeezen zijn ingevoerd. meerdert, is eenige ontaarding niet te miskennen.
De eilanden van den Indischen archipel die De uitvoer bedraagt ongeveer 3000 stuks per jaar.
paarden voortbrengen zijn Sumatra, Java, Bali, Het is op Soemba dat het gebruik bestaat de
Lombok, Soembawa, Soemba (Sandelhout-eil.), rijpaarden van den vorst bij diens dood aftema-
Savoe, Rotti, Timor, Celebes en Lugon met Panai. ken; de vooraf daartoe bestemde paarden worden
Het Indische paard heeft de gestalte van een met grooten eerbied behandeld en als heilig ont-
pony, is 1,13 tot 1,33 meter hoog, sterk en regel- zien. Volgens de Soembaneezen herleven zij reeds
matig gebouwd, het hoofd is matig groot, niet den volgenden dag en vergezellen hun meester naar
breed, met vierkant voorhoofd, groote, vurige het heilige bosch Parai Merapoe, in het binnen-
oogen en wijde neusgaten. De hals is recht, sterk land van Soemba, in het gebergte Massoe, om
gespierd, eer kort dan lang en vertoont dikwijls hem daar als rijpaarden te dienen. Inderdaad
neiging tot hertehals. De schoft is vrij goed ont- loopen daar verwilderde paarden rond, die nie-
wikkeld, rug en lenden zijn recht of dikwijls mand durft vangen. Ook bij de later volgende
eenigszins opgebogen (karperrug) en sterk ge- doodenfeesten worden nog paarden geslacht en
spierd; het ovale kruis is goed gericht, vrij lang, gegeten.
matig breed en goed ontwikkeld; de staart hoog Van de in het Sandclwood-stamboek ingeschre-
aangezet. De schouder is droog, dikwijls wat steil, ven paarden waren op uit. 1898 85 stuks inleven
eer kort dan lang; de borst breed, de ribben zijn en van de gefokte veulens, waarvan het gehalte
goed gewelfd en 't borstbeen is vrij lang, zoodat zeer geroemd wordt, 94.
de borstholte in alle afmetingen behoorlijk ruim Soembawa's en Bi man cc zen komen beide
is. De beenen zijn droog en krachtig gespierd, van Soembawa, de eersten uit het Westen, de
de gewrichten goed ontwikkeld, de hoeven klein laatsten uit het Oosten. De uitvoer van dit eiland,
en vast, de achterbeenen zijn steeds nauw in de welks veestapel ontzettend leed door de Tainbora-
spronggewrichten; veelal is de koot wat kort uitbarsting, is aanmerkelijk grooter dan van eenig
en steil. ander eiland, namelijk van 6 tot 7000 stuks per jaar;
Makassaren noemt men de paarden van Ce- de Bimaneezen, zeer vurig en onvermoeide dravers,
lebes. Het betrekkelijk klein getal goede exem- worden in grooten getale naar Java uitgevoerd en te
plaren dat nog vandaar wordt uitgevoerd, is vooral Soerabaja ter markt gebracht. Ook op Soembawa
afkomstig uit de half wilde stoeterijen van de wordt aan de fokkerij geen zorg besteed; de paar-
aanzienlijken des lands. In de streken onder ons den loopen het geheclc jaar in halfwilden staat
rcchtstrceksch bestuur worden door de bevolking rond in de nabijheid der kampongs; de beste heng-
bijna geen goede paarden meer gefokt en de sten worden uitgezocht voor den uitvoer en vele
152 PAARD.

paarden komen om door gebrek aan voedsel bij grootste en mooiste hengsten worden steeds door
langdurige droogte. In grootte staan de Soem- inlandsche hoofden en Europeanen voor rijpaar-
bawa's bij de Sandelwoods achter (gemidd. hoogte den opgekocht en niet tot de voortteling gebe-
1,15 meter), in lichaamsbouw en deugdzaamheid zigd. In bouw komen zij met de Batakkcrs zeer
met genen gelijk en als tuigpaarden boven hen. overeen; over 't algemeen zijn zij wat zwaarder
De Bimanees is slanker dan het Soembawa-paard, en gemiddeld een weinig hooger, en hebben een
heeft fijner beenen en vertoont meer het type minder vurig temperament. In de Padangschc
rijpaard. Beide hebben een uitmuntend, vurig, doch Bovenlanden zijn ongeveer 19.000 paarden, in
zeer goedaardig temperament, zijn volhardend, de Benedenlanden van 13 tot 14.000.
draven vlug en sierlijk en zouden, als ze wat Zoowel uit de Gouverncmentslanden ter Suma-
hooger waren, de beste tuigpaarden van geheel tra's Westkust als uit de aangrenzende onafhan-
Indië zijn. Paarden van Soembawa en van Timor kelijke Bataklanden worden paarden uitgevoerd,
worden jaarlijks bij honderden te Probolinggo, voornamelijk naar de Oostkust van Sumatra, naar
Besoeki en Sitoebondo in den Oostmoeson voor Atjeh en naar Benkoelen; van de in beide eerst-
ƒ25 tot/75 verkocht. Men noemt ze Bimaneezen genoemde gewesten aangebrachte paarden, worden
en Rottineezen (koeda kori) en zij halen geen vele naar Singapore en Pinang verscheept, in
4 voet, maar zijn vol vuur en schoon van gestalte 1897 438 uit Sumatra's Oostkust en 93 uit Atjeh;
en blinken boven het inlandsche ras uit. Zelfs in 1898 655 en 102.
onder de pikolpaarden treft men van deze over- Het Javaansche paard is mede zeer ach-
wallcrs mooie exemplaren aan; de karrepaarden teruitgegaan. Vroeger was het als troepen- (cava-
(d. w. z. de paarden die de karretjes voor perso- lerie- en artillerie-)paard zeer bruikbaar, thans
nenvervoer trekken) in Probolinggo en Besoeki vindt men er geen meer dat aan de eischen vol-
zijn doorgaans van dit ras en daaronder komen doet. Zij worden wel eens van steegheid beschul-
spannen voor waarop de eigenaars terecht trotsch digd, maar goed opgevoede en verpleegde Javaan-
zijn. Evenals aan zijn sapi's besteedt de Madoe- sche paarden zijn niet koppig en de goede en
rees wat meer zorg aan zijn paard dan de Javaan; grootere zijn nog steeds zeer bruikbare tuigpaard-
de paarden zijn bijna alle hengsten; castratie heeft jes, sober en volhardend. De beste en grootste
niet plaats en merries zijn niet gewild. exemplaren vindt men over geheel Java meestal
De Savonees komt van Savoe en is een deugd- in meer afgelegen kuststreken, waar nog voldoende
zaam en elegant paard,'veel gelijkend op den Bima- woeste gronden liggen om de paarden het gehecle
nees maar nog kleiner; kruising met Sandelwoods jaar vrij te laten rondloopen; de beste komen uit
geeft een best slag paarden, goede dienstdoeners, Kedoe, Besoeki en de Preanger; zij hebhen wei-
soms meer dan 4 voet hoog. De uitvoer bedraagt nig temperament.
van 6 tot 700 stuks, vooral naar Celebes en Java. Het Preanger-paard wordt niet gerekend
De paarden van Rotti behooren tot hetzelfde slag. tot bovenbedoelde Javaansche paarden te behoo-
Soemba, Soembawa, Savoe en Rotti voeren de ren, maar is in 't begin dezer eeuw ontstaan door
meeste paarden uit; in 1898 alleen naar Java kruising van Perzische, Arabische en Europeesche
1926, 1772, 441 en 265 stuks. hengsten en Javaansche merries. De afstamme-
De Batakkcr en het Sumatraansche lingen hiervan heeft men onder elkander doen
paard zijn de twee typen die men op Sumatra voorttelen en weer gekruist met Makassaren, San-
gewoonlijk onderscheidt, waarbij laatstgenoemde delwoods, enz. zoodat er eene „soort" paarden
groep de paarden omvat die op Sumatra's West- ontstaan is, die van elkander meer afwijken dan
kust voorkomen; verder heeft het eiland geen de meest uiteenloopende typen van Indische paar-
iiihcemsche paarden en de weinige, die men er den doen.
vindt zijn ingevoerd. De paarden van Bali en Lombok komen
Het Bataksche paardenras schijnt in den laat- met het Javaansche paard veel overeen, maar zijn
sten tijd te zijn achteruitgegaan; een groot ge- iets grooter en flinker.
deelte der paarden, vooral merries, heeft geen mooie Borneo en Nieuw-Guinca hebben, op een
lenden, met slechte aanhechting van het kruis. enkele later te noemen uitzondering na, geen
De onoordeelkundige wijze van fokken, gepaard paarden.
aan slechte voeding, zijn hiervan voor de hand Derhalve door nagenoeg geheel Indië een ras van
liggende oorzaken. De Batakkers draven zonder kleine paardjes, dat, wat de goede exemplaren
onderscheid allen zeer hard, hebben, afgezien van betreft, uitmunt door vele uitstekende hoedanig-
bovengenoemd euvel, zeer elegante vormen en een heden ; maar overal een toenemende schaarschtc
vurig doch goedaardig temperament; als luxe-tttig- van superieure paarden van 4 voet. Doelmatige
paarden zijn zij zeer gezocht, voor rijpaarden over voorschriften van Regeeringswege omtrent de paar-
't algemeen te klein; enkelen bereiken eene hoogte denfokkerij zullen dezen snellen achteruitgang,
van 4 voet. Het verbod tot uitvoer van hengsten, veroorzaakt door schrale voeding en slechte be-
bij welke de hoektand nog niet was uitgekomen, handeling, onverschilligheid en onwetendheid,
waardoor men het dekken der merries door hengst- wellicht kunnen tegenhouden. Zoo de pogingen
veulcns wilde voorkomen, heeft niet gebaat, daar tot verbetering met meer kennis, beleid, methode
de uitvoer toch geschiedde, niet over Siboga, maat- en vooral volharding worden bestuurd, dan is
naar de Oostkust; het verbod is dan ook weder aan de toekomst van het paard der Maleische
ingetrokken. Op de vlakte van Toba, die voor- landen niet te wanhopen.
treffelijke weiden bezit, komen paarden in groote Meermalen is gepoogd om door de oprichting
menigte voor. De paardenstapel in Tapanoeli be- van stoeterijen tot de gewenschte verbetering te
draagt tegenwoordig ongeveer 7000 stuks en ook geraken, zoowel door de inlandsche grooten als
in de onafhankelijke Bataklanden vindt men nog door het Gouvernement. Zoo werd in de tweede
een vrij groot aantal paarden. helft der i8ü eeuw door Pakoe Bocwana 111 eene
Bovenlanders worden gewoonlijk de overige stoeterij ten behoeve van de Kedoesche paarden
paarden ter Westkust van Sumatra genoemd. De gesticht te Mergawati. Onder den Gouv.-Gen. Van
PAARD. 153

der Capellcn werd in 1820 de eerste rijksstoetcrij Te Batavia werden in 1898 verkocht 747 inge-
op Java te Tjipanas in de Preanger regentschappen voerde paarden, nl. 62 Australische, onder den
opgericht, die nog in hetzelfde jaar werd overge-
bracht naar Pasir Ajam bij Tjiandjoer. In 1824
generieken naam van Sidncycr's —
Swan river's —bekend, voorts 306 van Soemba
w. o. ook

kwam de rijksstoeterij te Tamiadjing of Bawcrna en 379 bijna uitsluitend van Soembawa.


(in de residentie Soerabaja) tot stand, die echter Paarden worden in Indië gebruikt als rij-, trek-
reeds in 1826 door den Commissaris-Generaal Du en lastdieren. Bij den landbouw bezigt men hen
Bus de Gisignies werd opgeheven. De paarden niet. Als rijdier voor den inlander is het paard
werden overgebracht naar de stoeterij te Pasir gewoonlijk hoogst gebrekkig opgetuigd, ook de
Ajam, aan wier bestaan in 1831 door den Gouv.- paarden van de hoofden die, met doek, koorden
Gen. Van den Bosch een einde werd gemaakt. In en metalen plaatjes versierd, er veel fraaier uit-
1837 werd eene rijksstoeterij te Buitenzorg opge- zien, maar niet beter in het tuig zitten. Een in-
richt, die tot 1839 heeft bestaan. De paarden lander te paard is doorgaans geen verheffend
werden naar Pasir Ajam overgebracht, waar in schouwspel; dat hij een natuurruiter zou zijn is
hetzelfde jaar weder eene stoeterij tot stand kwam, onwaar; hij zit van jongs af op een paard, maat-
die tot 1843 heeft bestaan. Van de oprichting van hoe? „De Javaansche jongetjes die op een slik-
stoeterijen op de eilanden Soemba en Timor werd natten, pas gewasschen knol, in galop naar huis
in 1876 door de Indische regeering afgezien. De jagen" kunnen den Javaan niet tot een ruiter
vorsten van Boni hadden vroeger eene stoeterij aan gemaakt hebben. Een uitzondering hierop maken
de baai van Mallasoro, op de Zuidkust van het de jagers, die— voornamelijk in de Preanger regent-
Zuidwestelijk schiereiland van Celebes. Tijdens den
oorlog met Boni van 1824 heeft het Gouv. die aan
schappen en op Celebes — aan de hcrtcnjachteii
deelnemen, waarvoor lange oefening, zoowel van het
zich getrokken, maar het verwaarloosde de zorg rijdier als van zijn berijder, een bepaalde eisch is, uit
voor de paarden, zoodat de zaak verliep. In 1879 hoofde van het gevaar dat de jacht oplevert. Maar
is die stoeterij van Regeeringswegc hersteld, maar, in 't algemeen kan men zeggen: de inlander rijdt
nadat er veel geld aan was geofferd, in 1881 weder niet, hij wordt gereden en tracht door schudden
opgeheven. Intusschen bleven aldaar een aantal aan de trens en trekken aan den teugel zijn paard
inlandsche stoeterijen bestaan. In het leenvorsten- te doen begrijpen wat hij wil. Hijzelf beschouwt
dom Boni zijn nog 12 stoeterijen met gezamen- zijn rijpaard als een lastdier waarop hij gaat zit-
lijk 2000 paarden, in koppels van 20 of 30 stuks ten en dat hij laat loopen om zelf niet te moeten
onder aanvoering van een dekhengst. Deze stoe- loopen; het paard is er, volgens hem, om den
terijen, hoeveel gebreken ze ook hebben, behoe- mensch te dienen, maar van eenige zorg van den
den het paardenras voor geheel verval. kant des menschen in ruil voor deze diensten
De oprichting van nieuwe stoeterijen voor San- heeft hij geen begrip. Als de karbouw zwaar ge-
delwoods, Makassaren en Batakkcrs, elk op hun werkt heeft, gaat hij wandelen met een klein
eigen terrein, is volgens deskundigen een drin- knaapje als leider; hij eet gras en komt rustig
gende eisch, wil men den achteruitgang der Indi- thuis; en moet de karbouw ingespannen worden
sche paardenrassen stuiten. dan is hij rustig en kalm, net als een Javaan.
In de Preanger is men op den goeden weg; De karbouw is dan ook een edel dier. Welk een
de Regeering neemt daar op vrij groote schaal socsah geeft, hierbij vergeleken, het paard, vooral
een proef door in verschillende afdeelingcn dek- wanneer men het gaat oppassen, voeden en ver-
hengsten te plaatsen; gedurende 1898 leverde zorgen als blanken doen, roskammen, borstelen en
deze maatregel goede uitkomsten op; er hadden de beenen afwrijven! De omgang tusschen een
941 dekkingen plaats en er werden 333 geboor- karbouw en een Javaan is inderdaad van een heel
ten aangegeven. Op uit. 1898 waren er 371 inge- andere soort dan de omgang tusschen Javaan en
schreven veulens in leven. Het Gouvernement paard; met een karbouw verkeert hij hartelijk,
verkoopt aan inlanders hengsten tegen lagen prijs als met een goeden bekende, met iets dat tot
(/3 00) welke som zij in maandelijksehc termijnen zijn huishouden behoort, een stuk van zijn eigen
(binnen 4 jaar) kunnen afbetalen. De verkoop ik is; met het paard gaat hij om als met een
geschiedt met recht van wederinkoop, in geval vreemd beest, waaraan hij nooit en dat nimmer
het paard door ruwe behandeling of slechte voe- aan hem went. Het dier uit de geschiedenis van
ding achteruit gaat. I Jan. '97 is deze proef be- Saïdjah had nooit een paard kunnen zijn.
gonnen en aanvankelijk werden 15 hengsten ver- Verstand van paarden in den zin dien wij daar-
kocht. aan hechten, heeft de inlander niet. Maar hij
In de afdeelingcn Bandong, Soekaboemi, Tjian- beweert al de teekens (mati, koelin, tjir, oeser-
djoer, Soemedang, Tjitjalengka, Garoct en Tasik- oeseran, paléser) te kennen, waardoor het voor-
malaja worden af en toe tentoonstellingen gehouden treffelijke paard te onderscheiden is en het onge-
van rij-, draag- en trekpaarden, dekhengsten, fok- schikte te herkennen. Het zijn de haarkringen of
merries en veulens. De fokkers van veulens be- haarwervels op 't voorhoofd, den buik, de heupen
merken op die wijze alras dat afstammelingen van of de billen. Met het geloof aan al deze teekens
een koeda pemadjèk gocberncmèn over 't algemeen
(vermeld bij Veth, t. a. p. bl. 67) is het den Javaan
het best gebouwd zijn en de meeste prijzen behalen. volkomen ernst; waarvoor zouden de paarden ze
Van Regeeringswege is in
1897 een prijs van hebben als 't niet was om hunne deugden en ge-
/ 1000 uitgeloofd voor de beste beredeneerde popu- breken te doen uitkomen? En terwijl hij veel
laire handleiding voor inlandsche paardenfokkers geld over heeft voor een paard met een gunstig
en paardenbezitters.
kcntcckcn, b. v. met een dat den kooper voor
Ook op Sumatra is de maatregel tot plaatsing allerlei onheil bewaart, is een paard dat overigens
van dekhengsten met goed gevolg toegepast; in even mooi en goed is, maar een slecht kenmerk
1898 werden in de L Kota (Padangsche Boven- draagt, hem niets waard. Op Celebes bestaat dit
landen) meer dan 1000 merries tot dekking aan- geloof evenzeer en ook aan de Bataks is het
gebracht. bekend.
154 PAARD.
— PAARL- EN PAARLEMOERVISSCHERIJ.
De paarden die voor karretjes gespannen wor- de eenige paarden van het eiland. De jagers moe-
den, de rijtuigpaarden van den inlander, kennen ten stevig te paard zitten, want het is halsbre-
al geen betere behandeling; van dressuur is geen kend werk.

— —
sprake, zij doen dan ook soms heel onbehoorlijk Over de aanvulling van het paardenmateriaal bij
deze „biekjes", de gebruikelijke scheldnaam voor het leger remonte genaamd zie men Dl. 11,
sado- (dos-a-dos) en grobak-knollen, en worden bl. 386. Daarbij worde hier nog vermeld, dat zij
daarvoor gestraft door zweepslagen en rukken aan plaats heeft volgens eene laatstelijk in 1870 ge-
de teugels, die weder goed gemaakt heeten te arresteerde „Instructie omtrent den aankoop en
worden door het zoenend geluid van de lippen de keuring van troepen paarden enz." De vastge-
des koetsiers; niet wetende wat de voerman wil stelde leeftijd voor de vredesremonte der cavalerie
blijft het paard staan en bij nieuwe afstraffing is van 5 —7, der artillerie van 4 tot en met 7
slaat het achteruit, indien 't nog niet lang in en voor de oorlogsremonte van s—B5—8 jaren. De
betrekking is; de koetsier geeft de teugels aan hoogte der paarden, gemeten op den hoogsten
een der omstanders, stijgt uit, gaat vóór 't paard schoftwervel, mag niet minder zijn dan 1,256 meter
staan en trekt uit alle macht aan zijn kop; de en voor de Westkust van Sumatra (ten behoeve
jongen stijgt ook uit en tracht een der wielen van de aldaar gestationneerdc bcrgartillerie) aan te
in beweging te brengen; als 't paard eindelijk koopen paarden niet minder dan 1,177 meter. De
vooruit springt is er in den eersten tijd geen maximum hoogte voor Javaansche paarden en
houden aan; koetsier en jongen zijn als apen bastaards is 1,309 meter. Groote paarden van
voor- en achterop gewipt en in galop stuift 't paard vreemde rassen worden niet aangekocht dan op
voort; maar dit duurt niet zeer lang en spoedig speciale lastgeving. De remonte der cavalerie be-
verandert de galop in draf, de draf in stap; staat tegenwoordig nagenoeg uitsluitend uit San-
vooral waar warongs langs den weg zijn, hebben delwoods en Makassaarsche paarden.
deze soort paarden een zeer ongelijkmatige voort- Zie verder: o. m. A. Posno, Over paardenstoe-
beweging. Bij het gebruik van een voorspan plaatst terijen (Ind. Mil. Tijdschr. XXVII, 2, 1896);
dit zich, vooral bij stijging, vaak dwars op den C. A. Penning, De paarden van Ned.-Indië (Vee-
weg en dan volgt weder een even hardvochtige artsenijkund. 81. voor Ned.-Ind. VIII, 1894);
als ondoelmatige tuchtiging. Een goed koetsier is P. J. Veth, Het paard onder de volken van het
de inlander al evenmin als een goed ruiter. Over Mal. ras, 1894; Creusesol, Op en om Soeka Sepi,
de zoogen. gladag-paarden, zie GLADAG, Dl. I, 2 C dr. 1899; J. L. Van Gennep, De Madoereezen
bl. 584. (Ind. Gids, 1895, II); en voor de geschiedenis
De Gouvernements-paardenposterij is geheel op- der remonteering van het Ned.-Ind. leger en de
geheven. Eene opgaaf van de wegen op Java waar- verbetering der Indische paardenrassen, Indische
langs een binnenlandsche paardenposterij wordt Gids 1890; De paarden in Ned.-Indië, (Militaire
onderhouden, bevat de Regeerings-almanak; ook Spectator, 1900).
zijn aldaar vermeld de wegen waar de levering PAARL- EN PAARLEMOERVISSCHERIJ.
van bespanningen aan Gouv. reizigers geschiedt Het inzamelen van paarl- en paarlemoerschelpen
door aannemers; deze zijn gehouden te leveren maakt van oudsher een belangrijken tak van bedrijf
de noodige bespanningen (een 4- of 2-span ge- uit voor de inheemsche bevolking van verschil-
zonde, sterke, goed afgerichte paarden met goede lende gedeelten des Indischen archipels.
tuigen) benevens een koetsier en minstens één Reeds door Jan Huygen van Linschoten ') wordt
looper. In 1898 werden in een 7tal gewesten van melding gemaakt van de paarlvisscherij die ge-
Java waar deze paardenposterij langs de binnen- dreven werd langs de kusten van Borneo, en
wegen nog bestaat, 5706 bespanningen verstrekt. E'ernan Mendez Pinto 2) verhaalt dat de Batta's van
In de Padangsche Bovenlanden worden paarden Sumatra sedert onheugelijke tijden deze visscherij
ook als trekdieren gebruikt voor pedati's (vracht- uitoefenden „tusschen Poeloe Tigttos en Poeloe
karren), zg. paarden-pedati's, d. w. z. een kleiner Quenan" en het gewonnen product naar Pazcm
en lichter soort karren dan karbouwen-pedati's; en Pedir brachten om er ruilhandel mede te drij-
men ziet er met een en met twee paarden. ven niet Turksche koopvaarders uit de Roode Zee.
Het best er aan toe zijn misschien nog de pak- Vollediger en nauwkeuriger berichten hebben
of draagpaarden, bijna uitsluitend merries; zoo wij echter over de uitoefening van dit bedrijf in
niet op Timor, Soemba of Flores, dan toch op de nabijheid der Aroe-eilanden, waar de oester-
Java (djaran momottan) en Sumatra (koeda banken vanouds als zeer rijk bekend stonden. In
baban) waar het paard gebruikt wordt ten be- het „Daghregister van het Gasteel Batavia" wordt
hoeve van het transport langs wegen voor andere meermalen 3 ) melding gemaakt van de in die wate-
vervoermiddelen ongeschikt; in de Padangsche ren gedreven „considerabele parelvangst", welke
Bovenlanden hebben vele kleinhandelaars pikol- van zoo groote beteekenis was, dat, zooals Valen-
paarden om de koopwaar van pasar tot pasar te tijn 4) mededeelt, de bewoners der negorij Workey
brengen, die dan ter weerszijden van een houten geregeld 70 a 80 groote schepen tegelijk daarvoor
zadel wordt opgehangen. uitzonden, en vreemdelingen met kracht van hun
Bij de hcrtcnjachtcn die in verschillende streken vischgebied weerden. Toen de 0.-I. Comp. er naat-
van Indië een geliefd vermaak van vorsten en streefde de uitoefening van dit bedrijf te haren
grooten zijn, is het paard onontbeerlijk; die jach- bate te doen geschieden, had zij dan ook met een
ten worden nog gehouden in de Preanger, in de hevig verzet te kampen, zoo van de zijde der
Cheribonsche afdeeling Galoeh, in de voormalige
Vorstenlanden op Borneo en in de Makassaarsche 1) Itinerario, Amsterdam 1596, bl. 103.
en Bocginccschc landen op Zuid-Celebes; de paar- 2) Peregrinacam de F. M. Pinto, Lisboa 1614,
den worden tot die jacht afgericht door deskun- (cd. Valencia 1645, bl. 31 sq.)
dige jagers; op Borneo zijn de paarden in de 3) O. a.: jg. 1661, bl. 19, 147, 3°z; jg- 1663,
Vorstenlanden van Bandjermasin, welke hoofdza- bl. 261, 475.
kelijk voor de hertenjacht worden gebruikt, schier 4) Dl. 3, tweede stuk, bl. 42.
PAARL- EN PAARLEMOERVISSCHERIJ. 155

Aroe'sche visschers als van de Makassaren, die der Wldi- en Soela-eilanden, waar de banken van
zich ernstig bedreigd zagen in hunne handelsbe- oudsher aan de Sultans van Temate toebehooren,
langen. Nadat dit verzet eindelijk gebroken was alsmede aan de Zuidkust van Halmaheira, in de
werd de paarlvisscherij voortaan door de bevol- Arafoera-zce en langs de kusten van Nieuw-
king gedreven op last van de Comp., die van Guinea, het zeegebied der Sultans van Tidore.
de uitgevoerde paaiden eene belasting hief van Voorheen noodzaakten deze Vorsten hunne onder-
10%, terwijl zij den handel in paarlemoer geheel danen de kostbare schelpen in heerendiensl op
aan zich hield. In den loop der ißde eeuw ge- te duiken, waarbij de opbrengst echter tenge-
raakte deze gedwongen visscherij echter in verval, volge van onoordeelkundig beheer en slechte be-
doordat het toezicht van de zijde der Comp. begon waking der banken sterk achteruitging. Tegen-
te verslappen, en de bevolking, niet meer door woordig wordt de visscherij meerendeels door de
hare hoofden tot dit bedrijf aangespoord, zich Vorsten verpacht; in de meer verwijderde stre-
meer ging toeleggen op de gemakkelijker tripang- ken wordt echter hun monopolie weinig geëer-
vangst. biedigd. De paarlemoerschelpen van Waigéoe en
Ook in de zeeën om Java werd in den tijd der Moratai golden ƒ4O a ƒBO, die van Tidore en
Comp. naar paarlen gevischt. In 1721, onder het Ternate ƒ6O a f 100 per pikol. De paarlen langs
bestuur van den Gouv.-Gen. Zwaardecroon, werd de kusten der Ternataansche eilanden gevonden
daarmede een aanvang gemaakt in de Kinderzee zijn over 't algemeen klein van stuk maar van
(res. Banjoemas) waar ook tegenwoordig nog door een zuiver water, de grootere meerendeels dof en
de bevolking der kustdesa's paarlschelpen wor- van vorm onregelmatig.
den ingezameld. Van meer belang schijnt de vis- Voorts wordt nog naar paarlschelpen gevischt
scherij te zijn geweest die in het laatst der I7'le in de baai van Glimanoek op Bali, in de wateren
eeuw gedreven werd in de onmiddellijke nabij- van Batjan, in de Koepangbaai op Timor, en nabij
heid van Batavia. Volgens oude berichten, over- enkele andere tot de Molukken en den Timor-
genomen in het Tijdschr. voor Ned.-Indië, 1868, archipel behoorende eilanden. De belangrijkste
dl. 2, bl. 294, vormden de paarlduikers toen ter visscherijen zijn echter nog steeds die welke ge-
tijd aldaar eene bijzondere kaste, en werd de vis- dreven worden in de nabijheid der Aroe-eilandcn.
scherij er in het groot gedreven, op dezelfde wijze Vooral de banken langs het Oostelijk gedeelte
als zulks thans nog in Voor-Indië en op Ceylon dier eilandengroep, den zg. Achterwal, staan als
geschiedt. zeer rijk bekend en leveren een paarlemoer op
Tegenwoordig is op Java, behalve in de Kin- dat voor het kostbaarste doorgaat dat ter markt
derzee, waar het bedrijf echter slechts van wei- wordt gebracht. De hier gewonnen paarlen staan
nig beteekenis is, de paarlvisscherij beperkt tot echter bij die van Ceylon ten achter.
een enkele desa aan de kust van Banjoewangi, De paarlbanken der Aroe-cilanden worden ncgo-
o. a. in de Pampangbaai, waar grijze parels van rij'sgewijze communaal bezeten, zoodat ieder be-
weinig waarde opgedoken worden, terwijl nog op woner der negorij gelijke rechten heeft om daarop
sommige plaatsen langs het Zuiderstrand door de ten eigen bate te visschen. Met de tripang- en
bevolking paarlemoerschelpen verzameld, en voor haaienvangst maakt deze visscherij het voornaam-
ƒ3O per pikol naar Singapore uitgevoerd worden. ste, zoo niet het eenige middel van bestaan der
Ook op Poeloe Weh vormen deze schelpen een Achterwallers uit. De vrees schijnt echter niet
artikel van uitvoer; de uitvoer dezer schelpen, ongegrond dat tengevolge van onoordeelkundige
de zg. sementoeng, nabij Iboes en Paja door Chi- wijze van exploiteercn, in 't bijzonder door inza-
neezen gevischt, bedroeg in 1888 20.000, in '98 meling ook van jonge nog onvolwassen schelpen,
9800 stuks; overigens worden de in de nabijheid de Aroe'sche paarlbanken langzamerhand zullen
van Sumatra bekende oesterbanken, aan de Oost- uitgeput geraken. De jaarlijksche productie is al-
kust nabij de mondingen der Belawan- en Deli- thans belangrijk minder dan zij in het midden
rivieren gelegen, wegens de geringe waarde van dezer eeuw was. Deze productie bedroeg:
het gevonden product niet door de bevolking ge- omstreeks 1857 3000 a 3500 pik. schelpen
ëxploiteerd. In de wateren van Banka en Billiton in 1887 1330 „ „
houden de Seka's zich, wanneer zij op de tripang- omstreeks 1892 1700 „ „„
vangst zijn, mede bezig met de inzameling van in 1894 2300 „
paarlen, welke ook slechts weinig waarde heb-
- 1895 893 „
ben, en grootendeels haar weg vinden naar de Latere opgaven ontbreken; de prijs bleef gemid-
Chineesche apotheken. De uitvoer van paarlen deld ƒ65 per pikol. Aan paarlen werd uitgevoerd

uit Banka bracht in 1885 ±72500 op. Wat het omstreeks 1860 voor ƒ20.000 en in 1894 voor
Nedcrlandsche gedeelte van Borneo betreft, wordt, / 40.000.
voor zoover bekend, door de bevolking tegen- Behalve in de bovengemelde wateren komen
woordig alleen naar paarl- en paarlemoerschel- vermoedelijk nog op vele plaatsen elders in hel
pen gevischt langs de kusten van Bocloengan, zeegebied van den Archipel paarlbanken voor,
Goenoeng Taboer, en Sambalioeng met de nabu- met name aan de Oostkust van Sumatra en de
rige eilanden en riffen. De banken, die veelal Westkust van Borneo, nabij de Poeloe-Toedjoeh
kostbare schelpen opleveren, zijn daar eigen- en de Karimata-eilanden, en ten Oosten van Ma-
dom van de bestuurders, die de visscherij tegen doera. Met zekerheid is dienaangaande tot nog
eene vaste heffing toestaan. Nabij Celebes wordt toe echter weinig bekend, en voorzoover de aan-
de visscherij in hoofdzaak gedreven op enkele wezigheid van paarlbanken op die plaatsen ook
plaatsen in de Tominiboclit en aan de Zuidkust. al geconstateerd is, liggen zij in elk geval te diep
In het bijzonder wordt daar gezocht naar paarle- dan dat zij bij de primitieve wijze, waarop de
moer, terwijl de paarlen alleen als nevenproduct visscherij door de inheemsche bevolking gedreven
gewonnen worden. wordt, op eenigszins beduidende schaal door haai
Van meer beteekenis is de paarlvisscherij langs zouden kunnen geëxploiteerd worden.
de Oostkust van Halmahcira en in de omgeving Niet overal geschiedt deze inlandsche schelp-
156 PAARL- EN PAARLEMOERVISSCHERIJ.

visscherij op dezelfde wijze. Op sommige plaat- welke opgenomen is in St. 1893, n°. 261, is
sen aan de Oostkust van Borneo bezigt men daar- drieledig. In de eerste plaats beoogt zij te ver-
toe een hark, voorzien van vijf of zes tanden, hinderen dat de banken of reven, waarop paarl-
elk ongeveer een voet lang, en vervaardigd van of paarlemoerschelpen (en tripang) voorkomen, door
dik hoepelijzer, die uit een boot aan een lang vreemde visschers worden geplunderd. Vervolgens
touw tot eene diepte van dertig vademen wordt worden niet-inheemsche ingezetenen van Ned.-
neergelaten en waarmede de schelpen uit de diepte Indië (zoo Europeanen als vreemde Oosterlingen)
worden opgehaald. Somtijds geschiedt de inzame- voor het visschen naar de genoemde zeeproducten
ling der schelpen ook eenvoudig in ondiep water aan eene voorafgaande vergunning gebonden, zulks
niet de hand. Meestal echter worden zij op de omdat de Regeering het wenschclijk achtte, bij
van ouds gebruikelijke wijze verzameld door dui- de mogelijkheid dat deze tak van bedrijf in hunne
kers, die daartoe geenerlei bijzondere toestellen handen een grooten omvang zou krijgen, een mid-
of werktuigen bezigen. Daar voor deze visscherij del in handen te hebben om de rechten en be-
stil water een eerste vcrcischle is, kan zij slechts langen der kustbewoners te beschermen, en tevens
plaats vinden in enkele weinige maanden van het om, wanneer daarvoor aanleiding mocht blijken
jaar, welke afwisselen naar de verschillende visch- te bestaan, het bedrijf te belasten. Eindelijk wordt
plaatscn, in verband met de ligging der banken volgens de ordonnantie aan de inhecnische be-
en de heerschende winden. volking dezelfde vrijheid gelaten, als zij tot dus-
Van de Aroe-eilanden worden in het gunstige verre voor hare visscherij genoot.
jaargetijde (westmoeson) prauwen uitgezonden, op Reeds vóór de uitvaardiging van deze ordon-
elke waarvan zich omstreeks acht duikers bevinden. nantie hadden enkele personen zich tot de Regee-
Deze springen zonder voorbereiding met de voeten ring gewend niet het verzoek 0111 de paarlvis-
omlaag in zee, zinken meestal tot eene diepte van schcrij in de territoriale wateren van sommige
acht tot twaalf vademen, terwijl zij gemeenlijk van eilanden te mogen uitoefenen, welke verzoeken
dertig tot vijftig seconden onder water blijven. echter meerendeels, als afkomstig van vreemde-
Hoewel jaarlijks eenige duikers door de haaien lingen, geweigerd waren. Na 1893 namen derge-
verslonden worden gaan zij geheel ongewapend lijke aanvragen van de zijde van Ned.-Indische
te water; hun eenige voorbehoedmiddel is een ingezetenen zeer toe en werd een aantal vergun-
jaarlijksch offer dat vóór den aanvang der visscherij ningen door den Gouv.-Gen. verleend. Daar het
door de bemanning van elke prauw aan den god intusschen reeds dadelijk in de bedoeling der
der zee gebracht wordt. Na de handen zooveel Regeering lag om naast of in de plaats van even-
mogelijk met schelpen gevuld te hebben laten de gemelde ordonnantie, welke alleen verbods- en
duikers zich weder naar boven drijven, terwijl zij strafbepalingen inhoudt, nog eene meer volledige
zich, bovenkomende, optrekken aan twee aan den regeling van dit onderwerp tot stand te brengen,
voorsteven der prauw aangebrachte stukken hout. zoodra de daarvoor noodige gegevens voorhanden
Eerst in den laatsten tijd is men ook van niet- zouden zijn '), zijn die vergunningen alle nog
inlandsche zijde begonnen weder eenige aandacht slechts voorloopig en tot wederopzeggens toe van
te schenken aan de paarlvisschcrij in het Ncdcrl.- kracht. Bovendien vestigen zij geen uitsluitend
Indische zeegebied. Aanvankelijk geschiedde zulks recht, zoodat somtijds voor éénzelfde gedeelte der
in hoofdzaak door Engelsche en Australische vis- territoriale zee verscheidene vergunningen gelden.
schers, die zich omstreeks 1886 in de territoriale De uitgifte geschiedt kosteloos en onder de vaste
wateren van den Oostdijken archipel begonnen voorwaarden dat geen schelpen beneden de zwaarte
te vertoonen en zich niet ontzagen de banken van een katti gevischt worden, en geen nadeel
te exploiteeren, waarop de inheemsche bevolking worde toegebracht aan de inlandsche visscherij 2).
van ouds rechten uitoefende. In den beginne werd Sommige dezer vergunningen, welke betrekking
dit veelal door de hoofden toegelaten, daar zij er hebben op het territoriaal zeegebied van zelfbe-
eenige geldelijke vergoeding voor ontvingen. Spoe- sturende landschappen in de gewesten Celebes
dig werden zij echter gewaar dat de bevolking en onderh. en Timor en onderh., zijn verleend
groote nadeelen van deze visscherij ondervond. nadat reeds vooraf door de ondernemers, met in-
De vreemdelingen toch werkten met duikertoe- stemming van het hoofd van gewestelijk bestuur,
slellen, voornamelijk op ondiep terrein, en spaar- met de betrokken inlandsche besturen overeen-
den zelfs de jonge schelpen niet, zoodat terecht komsten waren gesloten betreffende de uitoefening
gevreesd werd voor eene snelle uitputting der van hun bedrijf, terwijl ten aanzien van de in de
banken. Toen dientengevolge bij de Aroe- en laatste jaren verleende vergunningen, welke be-
Papoea-eilanden een paar malen botsingen tus- lrekking hebben op het zeegebied der gewesten
schen de vreemdelingen en de bevolking waren Billiton en Amboina, bepaald is dat zij eerst van
voorgekomen, trad de Indische Regeering tus- kracht zullen zijn nadat de ondernemers zich, ten
schenbeiden, en vaardigde zij eene ordonnantie uit, genoege van het hoofd van gewestelijk bestuur,
bij welke het visschen naar paarl- en paarlemoer-
schelpen — alsmede naar tripang — binnen de
territoriale wateren van Ned.-Indië, door personen
i) Ten einde ook van belanghebbende zijde
de noodige voorlichting te verkrijgen liet de
niet behoorende tot de inheemsche bevolking, Regeering een ontwerp voor eene volledige
zonder vergunning van den Gouv.-Gen., strafbaar regeling der paarlvisscherij met toelichtende
werd gesteld. Aan de uitvaardiging dezer straf- memorie bekend maken en aan openlijke kri-
bepalingen werd door tusschenkomst der consu- tiek onderwerpen door middel van de Javasehe
laire ambtenaren in Australië, Tasmanië, de Straits Courant van 10 Dec. 1895, n°. 98. Eene nieuwe
Settlcments en Britsch Noord-Borneo bekendheid regeling, op dit ontwerp gebaseerd, is thans
gegeven, terwijl bovendien nog voor zooveel noodig nog in bewerking.
met behulp der Gouv. Marine tegen het optreden 2) Staten van de tot nog toe verleende voor-
van vreemde visschers gewaakt werd. loopige vergunningen zijn sedert 1895 opgeno-
De strekking van evenvermelde ordonnantie, men in de Bijlagen der Kol. Verslagen.
PAARL- EN PAARLEMOERVISSCHERIJ. — FAARLOESTERS. 157

met de betrokken inlandsche bevolking zullen tiger jaren is deze schelpenhandel te Makasser van
hebben verstaan aangaande het door deze uitge- eenige beteekenis geworden. De bewoners der tot
oefende vischrecht. deze afdeeling behoorende eilanden leveren de
Ofschoon de reeds in vrij grooten getale uitge- grootste hoeveelheid, terwijl verder aanvoer plaats
geven voorloopige vergunningen de meeste thans heeft van Boeton, Loewoc, Banda, Ternate en
bekende vindplaatsen van paart- en paarlemoer- andere Moluksche eilanden. Jaarlijks worden van
schelpen omvatten, hebben de daarmede bereikte Makasser uit eenige prauwen naar de Aroe- en
resultaten tot dusver niet aan de verwachting be- andere in de Molukken gelegen eilanden, naar
antwoord. Voor een groot gedeelte zijn zij dooi- Nieuw-Guinea, de Noordkust van Flores, den Timor-
de houders geheel onbenut gelaten, waartoe ver- archipel, Boeton en Menado uitgerust voor de
moedelijk heeft medegewerkt de omstandigheid visscherij van groote paarlemoerschelpen. Deze vaar-
dat zij slechts tot wederopzeggens toe verleend tuigen zeilen uit in December of Januari en komen
worden, en daardoor uit den aard der zaak min- in Juni of Juli terug.
der geschikt zijn om het kapitaal aantetrekken, De uitvoer van paarlemoerschelpen bedroeg in
terwijl ook de door de Regeering sedert gerui- 1896 ongeveer 150 ton, in 1897 200 en in 1898
men tijd reeds in het uitzicht gestelde nieuwe ruim 250 ton met inbegrip van de schelpen af-
regeling der paarlvisschcrij er toe moest bijdragen komstig van de Aroe'sche eilanden en van Flores.
om de houders der vergunningen cene afwachtende Ondanks deze toeneming zijn de prijzen vrij con-
houding te doen aannemen. stant gebleven; voor Aroeneeschc schelpen wordt
Waar deze bezwaren niet gegolden hebben zijn te Makasser ƒ 1600 a/1700 per ton betaald, voor
de ervaringen aangaande het bedrijf echter ook andere ƒIOOO a ƒI2OO.
niet onverdeeld gunstig geweest. Een zeker aantal Bronnen: Kolff, Reize door den weinig beken-
vergunningen, te zamen omvattende een gedeelte den Zuid-Molukschen archipel, 1825, bl. 190 vlg.;
van het zeegebied van Banka, Celebes, Amboina, Bosschcr, Beschrijving van de Parelbanken der
Ternate en Sumatra's Westkust, werd in 1896 Aroe-cilanden, Tijdschr. v. h. Bat. Gen. Dl. 2;
ingebracht in eene te Amsterdam opgerichte naam- Van Iloëvell, De Aroe-eilanden, geografisch, cth-
looze vennootschap „Nederlandsch-Indische Paari- nografisch en commercieel, Tijdschr. v. h. Rat.
schelpvisscherij", welke met eene vloot van één Gen. Dl. 32; Van Musschenbroek, Mededeelingen
schoener en zeven loggers in het Oostelijk ge- omtrent grondstoffen uit het Oostelijk gedeelte
deelte van den Archipel hare werkzaamheden aan- van onzen Archipel, 1880; Ploem, lets over parel-
ving, doch na een paar jaar genoodzaakt was te moer en paarlen, Tijdschr. v. N.-L 1868; Rap-
liquideeren, daar de beste terreinen bij de Kei- port bet*, zeevisscherijen langs de kusten der
en Aroe-eilanden in hoofdzaak reeds door de eilanden van N.-L, Tijdschr. v. Nijv. en Landb.
Australiërs bleken te zijn afgevischt, en de op- in N.-L, Dl. 26; Campen, De visscherij op Hal-
brengst niet voldoende was om de onderhouds- mahcira, id. Dl. 28; Memorie betreffende de ver-
kosten der vloot te dekken. Niet veel beter was gunning tot het visschen naar paarlschelpen enz.
het reeds vroeger gegaan met de Europeesche in de territoriale zee van het eiland Ceram, 1894;
ondernemers die niet toestemming der Regeering Soubeiran et Delondrc, De la Nacre et des loca-
van de Sultans van Ternate en Tidore het recht lités qui nous en approvisionnent, Buil. de la Soc.
tot uitoefening der paarlvisscherij binnen een ge- Imp. d'Acclimatation, 1867; Tijdschr. v. N.-L
deelte van hun zeegebied hadden gepacht. Ter- 1858, Dl. I, bl. 262; Nat. Tijdschr. v. N.-L 1851,
w-ijl voor den pachter van Ternate de winsten bl. 183; Consular Reports U. S. A. Aug. 1896,
uitbleven of zeer gering waren, 'tgeen toegeschre- n°. 191, Aug. 1899, n°. 227.
ven werd aan de slechte praktijken der duikers, Mr. A. G. N. Swart.
die de gevonden paarlen zelven heimelijk van de PAARLOESTERS. De gebruikelijke naam voor
hand deden aan opkoopers ter hoofdplaats, bleek die Tweekleppige Schelpdieren (zie aldaar), welke
de onderneming, die binnen het gebied van Tidore niet alleen de paarlen maar ook, en in de eerste
werkte, niet in staat de jaarlijksche pachtsom van plaats, het paarlemoer leveren. AllerleiWeekdieren
ƒ6OOO en de onderhoudskosten harer vloot uit brengen paarlemoer en paarlen voort, zoowel Slak-
de opbrengst der vangst te bestrijden, zoodat zij ken (zie GASTEROPODEN), als Tweekleppige
reeds in 1895 in liquidatie moest treden. Daaren- Schelpdieren, b. v. het Chineesche vensterglas
tegen moeten in de wateren van Batjan, waar het (Plncuna placenta /..), de Steekmossel (Piuua 110-
recht tot uitoefening der paarlvisschcrij begrepen ---bilis LI), de Groote en Kleine Uienschaal (Anomia
is in de anno 1881 door den Sultan verleende
ephippiam en cepa LI), zie Rumph. Amb. Rar.
concessie der Batjan-maatschappij, de resultaten bl. 155. Van werkelijk belang zijn echter slechts
in den jongsten tijd niet ongunstig zijn geweest diegene, die behooren tot de familie der Avicu-
en schijnt ook de in 1898 te Makasser opgerichte lidae, waarin zij het geslacht Mclcagrina vormen.
„Visscherij-Maatschappij Djoempandang", welke Zij onderscheiden zich van echte oesters, door-
met eene vloot van één schoener en tien loggers dien zij niet vastgroeien met hun (buik)schelp
haar werkzaamheden heeft aangevangen in de aan onderzeesche voorwerpen, maar zich daaraan
wateren van den Timor-archipel, er in geslaagd vasthechten met draadvormigc producten van een
te zijn zich waardevolle terreinen te verzekeren. klier in hun voet (byssus), en verder doordien zij
Evenals in vroegere eeuwen is nog steeds Ma- niet één, maar twee sluitspieren der schelpen be-
kasser de belangrijkste markt in den Archipel zitten, waarvan echter de voorste zeer klein is
voor paart- en paarlemoerschelpen. Aldaar bevin- (Ileteromyarii).
den zich verscheidene inlandsche en Chineesche, Het paarlemoer is de laagsgewijze binnenbe-
alsmede enkele Europeesche handelaars, die deze kleeding der kalkschelpen en dus een normaal
producten opkoopen en naar Java, Singapore of product, dat de paarloesters met andere tweeklep-
Europa verzenden. De paarlemoerschelpen vinden pige schelpdieren gemeen hebben, doch dat bij
haar weg voornamelijk naar Parijs, de paarlen naar hen in bijzondere mate ontwikkeld is. Paarlen
Londen, Hamburg of Amsterdam. Eerst in de zeven- daarentegen zijn toevallige, abnormale vormingen.
158 PAARLOESCERS. — PADANG.
Volgens recente onderzoekingen van Léon Diguet 30 meter, op banken, meest van koraalzand. In
aan de kust van Beneden-Californië (Comptes volwassen toestand ligt hij meest los, in jeugdigen
Rendus de I'Acad. des Sc. d. Paris 26 Juni 1899) is hij aangegroeid. Hij is verspreid over een zeer
bestaat een groot onderscheid in vormingswijze groot gebied binnen de keerkringen en een weinig
en daardoor in bouw tusschen „edele" paarlen en daarbuiten, de exemplaren van verschillende vind-
paarlemoerpaarlcn. De laatste zouden ontstaan op plaatsen zijn nog al sterk van elkaar onderschei-
dezelfde wijze als de normale paarlemoerlagen op den, waarom men een aantal variëteiten aanneemt.
de binnenvlakte der schelpen, nl. door afzetting Bovendien leveren nog een aantal andere soorten
van concentrische lagen paarlcmoerstof uit de man- van 't gesl. Melcagrina paarlemoer en paarlen.
telklieren over voorwerpen, die tusschen schelp Ten slotte vertoonen zelfs de exemplaren eener
en mantel geraakt zijn of over beschadigde plek- zelfde soort en van eenzelfde vindplaats nog menig-
ken van de schelp (blister-pearls, coq de pcrlc, vuldige onderlinge verschillen, naar gelang van
Kropfperlen). De edele paarlen daarentegen zou- ouderdom, groeikracht, adaptatie van de ligplaats
den nooit op de buitenvlakte van den mantel en invloed der op hen groeiende plantaardige en
ontstaan, maar in 't inwendige van 't dier, onver- dierlijke organismen (b. v. sponzen en koralen).
schillig in welke lichaamsstreek, en zouden zieke- De door de laatsten gevormde laag heet coda
lijke verkalkingsproducten zijn. Hun begin zou (paccachippy).
gevormd worden door een blaasje, gevuld met Volgens Rumphius heeten een soort Paarloesters,
vloeistof, dat vermoedelijk een parasitisch orga- die hij Ostrcuin p/acen/iforme of cphippium (Engel-
nisme omsluit. Deze vloeistof zou zich verdichten, sche zadels) noemt, in 't Mal. Tiram lebber,
en veranderen in conchioline (organische schelp- in 't Amboneesch Ea of Ija, in 't Boetonsch
stof), daarop zich verdeden in concentrische Calcpinda, in 't Xulua'sch Calvin de, in
lagen, waartusschen ruimten optreden, welke wor- 't Balinecsch Giwan, en een andere Ambonsche
den aangevuld door kristallijne kalkneerslagen. soort, die hij als tafclbordjes of zilveren pirings
Deze kalklaagjes wisselen dus af met laagjes van aanduidt, int Mal. Te lm ga andjing, int Amb.
organische stof. Zoolang de paarl besloten blijft Asso telinay, d. i. hondsooren. Inlanders ver-
in de holte van het lichaamsdeel, waarin zij is snijden paarlemoerstukken tot vischhaken, welke
ontstaan, groeit zij, maar ten slotte komt zij vlak zonder aas kunnen gebruikt worden, verder voor
onder de oppervlakte te liggen. Het dunne vlicsje, 't inleggen van vaartuigen, wapenen enz. De Al-
dat haar nog bedekt, barst, de paarl valt in de foeren van Halmaheira noemen de schelpen, waar-
ruimte binnen de schelp en kan uitgestooten mee ze hun zwaardgevesten inleggen Mvt ia ra,
worden. Volgens berichten van paarlduikers zou en beweren, dat deze schelpen lang in den grond
dit laatste voorkomen bij 't vangen der oesters, moeten begraven geweest zijn.
omdat deze zich dan plotseling sluiten. Ook komt In de laatste jaren zijn in Australië proeven
het voor dat de losgeraakte paarl aan de schelp genomen met de kunstmatige paarloesterteelt,
gaat vastgroeien door middel van een steeltje welke proeven voorloopig gunstige resultaten
(perle-bouton). Ten slotte kan de paarl zoo groot schijnen gegeven te hebben. Bijzonderheden daar-
worden, dat de schelp zich niet meer kan slui- over, alsmede over Australische paarloestervis-
ten, het dier dus sterft en de paarl er uitvalt en schcrij, vindt men in de werken van Savillc
verloren gaat. Kent: The Great Barrier Reef of Australia, en A
Beide soorten van paarlen zijn dus abnormale Naturalist in Australia.
producten, wat de reden zou kunnen zijn, dat, PACHTDISTRICTEN. Zie NOORDERDI-
naar de algemeene opgaaf van paarlduikers, geen STRICTEN.
paarlen gevonden worden in jonge gave schelpen, PACHYMA. Zie OEBI RADJA.
maar des te meer in misvormde oude, sterk door PACHYRHIZUS. Zie BENGKOEWANG en
boormossels (Pholadcn) aangeboorde schelpen. Dit TOEBA.
geeft echter nog geen recht, om de vorming der PACHYURA. MAMMALIA, INSECTIVORA,
paarlen in 't inwendige van verschillende lichaams- Soricidac. Zie TIKOES-KASTOERI.
deelen der oesters te verklaren als een ophoo- PADANG. Bat. Zie DJAMPANG.
ping van kalkstof, die dienen moet als voorraad PADANG. Afdeeling der residentie Padangsche
voor het herstellen der beschadigde schelpen. Benedenlanden. Zie aldaar.
Volgens beweringen der visschers bereiken de PADANG. Hoofdplaats van het Gouv. Sumatra's
paarlen na 4 jaar hun grootsten wasdom (rijpe Westkust, gelegen in de afdeeling Padang van de
paarlen) en sterven de oesters na 7 jaar. Ook residentie Padangsche Benedenlanden, aan de
zouden sommige duikers de kunst verstaan de Padang-rivier, zooals de vereeniging van de Ajcr
oesters van hun paarlen te ontdoen zonder ze te Padarrg Arau en de Ajcr Padang Idal heet. De
dooden, ze daarop weer in zee te leggen, en na plaats ligt zeer verscholen, in meer dan een opzicht.
drie of vier jaar opnieuw paarlen van hen te Vroeger, vóór den aanleg van den spoorweg naai-
winnen. de Bovenlanden, bleef de stoomer onder den wal
Het soortelijk gewicht van paarlen wordt opge- van Poeloe Pisang ten anker en dan maakte de
geven als 2,6, hun hardheid als gering, hun grootte Apenberg de plaats onzichtbaar; eerst wanneer
wisselt van speldeknop-groote korreltjes tot ovale de stoomprauw die de passagiers afhaalde, de klip
lichamen van 35 m.m. lengte, hun aantal in één De Walvisch was omgevaren, kwam de stad in
schelp van 1 tot 80, hun kleur van blauwgrijs 't gezicht. Thans nu de boot de Koninginncbaai
tot geel en zwart. Zij bevatten 90 % koolzure binnenloopt en met een zwaai de Emmahaven
kalk, het overige is organische stof. indraait, liggen er, behalve de Apenberg, nog twee
De soort van paarloester die in den geheelen ver uitstekende landtongen tusschen het stoom-
tropischen gordel der Stille en Indische oceanen schip en de stad. In 20 minuten per spoor, de
voorkomt, heet Melcagrina margaritifcra, en be- Padang-rivier over een 100 meter lange brug pas-
reikt de grootte van I vierkante d.m. Hij leeft seerende, heeft men Padang bereikt, en zelfs dan
in grooten getale bijeen op diepten van 6 tot nog ligt de plaats verscholen; want zij bestaat
PADANG. 159

hoofdzakelijk uit eene verzameling van breede, landaard: 1805 Europeanen, 25.394 inlanders, 4103
goed onderhouden en grootendeels lommerrijke Chineezen, 121 Arabieren, 615 andere vreemde
wegen, beplant met tamarinde- en tjemara-boomen, oosterlingen.
afgewisseld door bamboe-struiken, wegen aan Padang is een handelsplaats van eenig aanzien.
weerszijden omzoomd door ruime erven en op vele De totale waarde van in- en uitvoer te Padang
van deze erven, te midden van een met zorg aan- bedroeg in duizenden guldens gemiddeld vóór
gelegden en met bloemen versierden tuin een ruime 1830, dus vóór de uitbreiding van het grondge-
woning, met de bijgebouwen op den achtergrond, bied 3300, in 1839 7000, '40 6700, '41 7090,
ligging en bouw dier huizen geven aan Padang '42 7200, '43 6000, '44 4350; de daling in 1844
een eigenaardig karakter; behalve door den paal- staat in verband met het verminderen der mili-
bouw onderscheiden zij zich door een hoog, pun- taire macht. In dezelfde jaren bedroeg de handel
tig dak van atap, dat, een paar meter buiten de (in- en uitvoer in duizenden guldens) met Neder-
woning reikende, galerijen vormt en de wanden land 1874, 2050, 1680, 720, 244 en 27; met
tegen den onmiddellijken invloed der zonnestralen Java 2500, 2770, 3100, 3360, 4200 en 3190; met
beschermt. De bewoners ondervinden in deze hoog Bengalen 502, 421, 391,
345, 288 en 202; en
boven den grond geplaatste huizen niet al te erg met Singapore en Poeloe Pinang 256, 260, 173,
het nadeel van het niet alleen zeer warme, maar 127, 307 en 123. Over het geheel is de handels-
tevens bijzonder vochtige strandklimaat. Verschei- beweging in 1844 tot bijna de helft van hetgeen
dene dier woningen met hare ruime voor-, achter- zij in '40 was gedaald, en met al de uitbreidin-
en binnengalerijen, hare luchtige kamers, de houten gen en al de door ons bezette posten, was zij
wanden met papier bekleed, zijn veel gezelliger niet veel aanmerkelijker dan zij vroeger was bij
dan de steenen huizen met bepleisterde muren het beperkte grondgebied en te midden der nog
van de meeste Indische hoofdplaatsen. De woningen niet geheel gestilde inwendige beroerten.
der Chineezen, de openbare gebouwen, de kanto- I >e landbouw- en boschproducten der geheele
ren en magazijnen van den Europccschen handel, Westkust worden thans door Padangsche hande-
het gebouw van den Raad van justitie, de nieuwe laren opgekocht en van de hoofdplaats naar Batavia,
woning van den gouverneur, de gebouwen in het Europa en Amerika verscheept. Van de voort-
militair kampement en een viertal particuliere brengselen des lands moet in de eerste plaats ge-
woningen zijn van steen, met pannen daken en noemd worden de koffie, waarvan de uitvoer over
wit gepleisterde muren. De Chineezen en de 1890—1899 in duizenden pikols bedroeg 67, 79,
Klingaleczen leven in wijken vereenigd, in aan 74, 69, 56, 62, 70, 72, 49 en 81. Van eenige
elkander gebouwde lage woningen; de Chineesche andere producten des lands volgen hier de uitvoer-
tempel verdient om zijn snijwerk en zijne muur- cijfers (in pikols, huiden in stuks, over't jaar 1890
schilderingen vermelding. De inlandsche bevol- (vóór de opening van den spoorweg) en over de
king woont grootendeels in de nabijheid van het jaren 1897—-99.
strand of van de rivier; langs deze staan ook, in
regelmatige rijen, de gouvernements entrepot- en
koffie-pakhuizen, meer boven waarts volgt een plein 1890 1897 1898 i8gg
met de gouv.-hureattx en het kantoor der Java-
Bank; achter deze gebouwen ligt de gevangenis
met het kettingkwartier. Hoogerop verrijzen de rotan 23.300 20.696 12.945 8.356
kantoren en pakhuizen der Europeesche firma's, eassia 10.825 16.116 8.808 8.030
de woning van den Kapitein Chinees en einde-
50111 benzoë
lijk de factorij der Handelmaatschappij, op den gom damar
.... 4-5I3 5.156 3-643 3-213
5-873 7.200 9-5I9 10.301
hoek van een nieuwe straat, welke toegang tot jetah pertjah.
het Chineesche kamp geeft. Vóór de stad, op het
.. 6.965 1.889 4.087 6.900
notenmuskaat... 3.522 3-492 3.014 2-343
koraaleiland Pandan is een vuurtoren gebouwd. Foelie 655 1.060 1.005 841
Belangrijke wijken zijn het Plein van Rome, de :abak
Belantong en het Michielsplein, met het monu-
5-73o 8.467 7-3«6 7.418
ment voor den generaal Michiels (DI. 11, bl.
gember 4-743 8.118 7.622 6.957
504 eoprah
van deze Encyclopaidie staat verkeerdelijk: Michiels-
55-615 43-36o 89.297 63.141
plein te Batavia). Aan het strand staat een graf-
luiden 28.843 43-36o 5I-985 47436
naald ter gedachtenis van den luit.-kolonel Raaff, De uitvoer van peper, het artikel dat de Hollan-
die in 1824 overleed, na zich in den Padri-oorlog ders naar de Westkust bracht, heeft in de laatste
te hebben onderscheiden. jaren zoo goed als geheel opgehouden; die van
Padang is de zetel van den gouverneur, van coprah is in 1883 begonnen.
den Raad van Justitie, den Eandraad en de Wees- De totale invoer bedroeg van 1895 tot '97, 4,
kamer en bezit vele inrichtingen die de behoeften 6 en 7 millioen gulden; de uitvoer in 1897 6
van het gewestelijk bestuur en van den handel
millioen; de invoer in '98 6 millioen en de uit-
cisehen; voorts is het de woonplaats van den voer in dat jaar 7 millioen. Volgens het verslag
militairen kommandant der kust, wat de aanwe- der K. v. K. te Padang over 1896, 't laatste dat
zigheid van verschillende staven en van een groot in druk verscheen, bedroegen de invoerrechten
garnizoen medebrengt, op uit.
1898 1718 man, van 1892 tot 1896 in duizenden guldens: 463,
en bovendien is het een maritiem station. In de
399, 421, 380 en 393; de uitvoerrechten over
behoefte aan onderwijs der vrij talrijke Europee- dien tijd: 48, 44, 33, 40 en 42. De groothandel
sche bevolking voorzien drie gouv. lagere scholen, berust geheel bij enkele Europeesche firma's, de
waarvan één uitsluitend voor meisjes; voorts zijn kleinhandel grootendeels bij Chineezen, Maleiers
er 3 gouv. en I particuliere lagere school
voor en enkele vreemde Oosterlingen. In 1895 bedroeg
inlanders. De stad, die onder onmiddellijk be- het getal aangekomen stoom- en zeilschepen 205
stuur staat van een assistent-resident voor de (790.000 M.- ), dat der vertrokken schepen
Politie telt 32.038 inwoners, van den volgenden (799.000 M.'); 1 in 214
1896 257 en 258; in 1897 286
160 PADANG.

en 2SB; in 1898 321 (1.304.569 M.3) en 321 val waagde en in dien tusschentijd moesten de
(1.348.149 M-' 1)- gezaghebber van Padang en meest alle de min-
Van den Staatsspoorweg ter Sumatra's West- dere bedienden terecht staan, beschuldigd van het
kust liggen aan zee twee stations, Stat. Emmahaven drijven van particulieren handel; eenige jaren
en St. Poeloe Ajer; van beide komen de lijnen later kwam dit nogmaals voor. Tijdens het alge-
te Padang samen. Groote veranderingen in den meen verval der Comp. en gedurende de oorlogen
economischen toestand van Padang heeft de spoor- der Republiek met Engeland en Frankrijk is
weg niet gebracht; wel is eene groote aanwinst meermalen overwogen Padang los te laten ter
voor de stad de Emmahaven, en de verbetering wille van het behoud van Ceylon en Java. Den
in de vroegere gebrekkige en onzekere gemeen- ißen Aug. 1781 in den oorlog der Vereenigde
schap met de reede; maar de groote levendigheid Nederlanden met Engeland, werd de stad zonder
die van haven en spoorweg het gevolg zou kun- slag of stoot aan de Engelschen overgegeven en
nen zijn, indien het gewest zelf beschikken kon 20 Mei 1784 kwam zij aan de Slaten-Gcneraal
over de factoren voor een zich uitbreidende land- der Vereenigde Nederlanden terug. Padang werd
bouwnijverheid en andere industrie, is nog niet als hoofdplaats behouden „om de Compagnie aan-
gekomen. zienlijker winsten op de lijnwaden te bezorgen,
lie stad bezit twee koffiepelmolens en twee ijs- „wijl dit het eenigst oogmerk is geweest om Padang
fabrieken door stoom gedreven; twee drukke- „te restabileeren en ook het eenigste zal moeten
rijen en een mineraalwaterfabriek zonder stoom- „zijn van ons continueerend verblijf aldaar, ter
vermogen; 14 rijstpelmolens van Chineezen, 5 „goedmaking der lasten en om de Comp. aldaar
Chineesche bakkerijen, 40 ijzersmederijen van Ma- „te doen bestaan". Na het vertrek der Engelschen
leiers, 5 Chineesche olieslagerijen en eenige steen- was de toestand allcrtrcurigst; de inlanders waren
bakkerijen, mede van Chineezen; 220 personen de baas en de handel verliep meer en meer. Den
beoefenen er het goud- en zilversmidsvak; het 7™ Dec. 1793 verscheen de Franschc kaperkapi-
goud komt als stofgoud uit Korintji, de Batang tein Le Méme te Padang; de Franschc Republiek
Ilari- en Ophir-districten, Rau en andere streken had den oorlog verklaard aan den Koning van
van de Bovenlanden en van Mandeling in Tapanoeli. Engeland en aan den Erfstadhouder der Vereenigde
Padang gelegen op o° 59' 30" Z.B. en 1000 20' 30" Nederlanden, en de weerlooze stad capituleerde en
O.L. heeft een zeer warm en vochtig, maar niet ging met al de Compagnic's goederen in handen
ongezond klimaat. Door de ligging nabij den evenaar der Franschen over. Veertien dagen later trokken
zijn de moesons er niet bekend; in 1898 bedroeg de Franschen weg, na de kassen en magazijnen

.
de regenval 4973 millimeter, met verreweg de geledigd te hebben, de ingezetenen van alles be-
grootste cijfers in Januari, September en Decem- roofd. Op het eind van 1795 was, ondanks hunne
ber en met 204 regendagen ('t gemiddelde van smeekbeden nog onbeslist of Commissarissen-
20 jaar is 184 regendagen en 4607 millimeter). Generaal de kantoren ter Westkust zouden op-
De temperatuur wisselt af des morgens omstreeks heffen; dit geschiedde niet, maar wel besloten
,
7 uur van 22 tot 270 bedraagt 's middags 30 0a zij in Maart 1795 zich vooreerst van alle open-
32 0 en daalt tegen den morgenstond tot 191120 bare daden van souvereiniteit omtrent Padang te
Drie-en-veertig jaar nadat in 1637 aan de 0.-I. onthouden; feitelijk had alle gemeenschap tusschen
Comp. vrijheid van handel was toegestaan langs
de Westkust van Sumatra, werden te Indrapoera,
:
Batavia en Padang opgehouden de aanvoer van
manschappen, goederen en geld was gestremd. De
Padang en Tikoe residenten gevestigd, ten bate handel had niets meer te beteekenen, verdedigings-
van het monopolie dat alle andere Europeanen middelen waren er niet, soldaten weinig en vele
van dien handel uitsloot. De inlandsche bevol- maanden leefden de Padangers in vrees voor een
king van Padang bleef trouw aan de Comp. maar algemeenen aanval door de bevolking van Kota
deze trouw werd onophoudelijk beproefd door de Tengah en Pau. Zoo was de toestand toen be-
lieden van Kota Tengah en Pau, die, door de richt kwam dat de Nederlanden in handen der
Atjehers opgestookt, telkens Padang aanvielen en Franschen waren gevallen en de Stadhouder de
zelfs (in 1669) het fort verbrandden en de Hol- koloniën gesteld had onder bescherming van de
landers noopten Padang en zuidelijk gelegen kan- Britsche kroon; 30 Nov. 1795 had de overgave
toren te ontruimen. Het opperbestuur, de einde- der Comp.'s bezittingen plaats. De stad bleef dooi-
looze hostiliteiten ter Westkust moede, besloot de Engelschen bezet tot 1819 toen zij aan Neder-
dat Padang voortaan zonder hulp der Compagnie land werd teruggegeven; de zoogenaamd Euro-
zijne aangelegenheden zelf zou regelen. De Engel- peesche bevolking bestond toen uit 150 zielen,
schen, die in 1683 vruchteloos getracht hadden en voorts waren er 6 a 7000 Maleiers, 200 Chi-
te Padang handelsbetrekkingen aan te knoopen, neezen, 1500 Niassers en 200 Bengaleezen. Padang,
kwamen omstreeks 1692 terug en werden met steeds als een buitenpost en als een lastpost be-
eene voorkomendheid behandeld die het personeel schouwd, was ook steeds als zoodanig behandeld;
der Comp. onder verdenking bracht bij deze begun- wat zij kreeg was haar met karige hand toege-
stiging voordeel te genieten. Door de verkiezing meten. In 1781 bestond zij uit een paar rijen
van een nieuwen en, zooals spoedig bleek, bij Europeesche woningen, een fort, een kerk, een
de hoofden gehaten panglima van Padang —
eene
waardigheid omstreeks 1666 in de plaats getreden
pasar met de woningen der inlandsche handelaars.
een hospitaal en eenige pakhuizen. Vlak achter
van die der Atjchschc stedehouders —
werd ons
gezag op de kust ernstig bedreigd en Padang's
de huizen en woningen begon de wildernis; in
1824 wordt de plaats nog als onaanzienlijk en
handel geraakte door den afval van schier alle ongeregeld beschreven, met weinig goede huizen
naburige plaatsen, zoo ten Zuiden als ten Noor- en slechte wegen; groote verbeteringen blijkt zij
den, in een buitengemeen kwijnenden toestand. onder het Engelsch bestuur niet te hebben onder-
Eene bestuursregeling in 1704 door een daartoe gaan. Het plaatselijk bestuur bleef, na de terug-
te Padang gekomen gezaghebber baatte weinig; gave, voorloopig op denzelfden voet en werd door
in 1713 en '26 was 't nogmaals Pau dat een aan- hetzelfde getal ambtenaren waargenomen; de be-
PADANG. — PADANG LAWAS. 161

zetting was 238 man sterk. De in- en uitvoer- lijke helft van de afdeeling daarentegen heuvel-
rechten bleven gehandhaafd als onder het Britsche achtig, licht golvend en soms geheel vlak. Het
interregnum, het zoutmonopolie werd herhaalde- Noordelijk deel draagt daarom den algemeencn
lijk afgeschaft en hersteld. De Padri's, van Padang naam Dolok, d. i. berg. Op de westelijke grens
verwijderd gehouden door Engelsch geld, begon- heeft men de uitgebrande vulkanen Maleja en
nen ras hunne vijandige gezindheid te toonen op Hadjoran. Voorts zijn de voornaamste bergen:
eene wijze, die het optreden der gewapende macht Gompoelon, zijnde het Noordelijk grensgebergte,
in de Bovenlanden gebiedend noodzakelijk maakte. Simorvvoeasos, Hoeroeng, Batoe Horing, Tabola,
Daarna, tijdens den lava-oorlog, een terugbrengen Maroekpak, Sordang, Si Lajang-Lajang, Patoenggoe
naar Java van alle militairen die maar eenigszins en Balanga. Door de bergen worden valleien, dalen
gemist konden worden op de kust, waar inmid- en dalkloven gevormd, waarvan de voornaamste
dels de vijandelijkheden voorkomen moesten wor- zijn: het Hocrocngdal, de valleien van Tano
den „door voorzichtig beleid en wijze inschikke- Rambe, Batang Onang, Sossa en het dal van Oeloe
lijkheid". In 1831 waagde de bevolking der XIII Baroemocn. Eindelijk noemen wij hier nog den
Kota, steeds een lastige buur, een aanval op Ingoel na godaug, een berg in het Westen van
Padang, maar zij werd teruggedreven. Langzamer- Padang Lawas, district Batang Pane of Portibi
hand veranderde het uiterlijk der stad; naargelang op den linkeroever der Pane-rivicr; de weg van
het verkeer toenam, verbeterden de verkeersmidde- Si Pirok naaf Si Piongot loopt over dezen berg.
len, wildernissen werden in tuinen herschapen, Eigenlijk Padang Bolak, het middengedeelte
en de grond werd allerwege dermate in beslag van de afdeeling uitmakende, is een grootendeels
genomen, dat thans voor sawah-aanleg geen plek dorre vlakte van belangrijke uitgebreidheid met
in de omstreken meer beschikbaar is; houten veel golvend terrein en doorsneden door talrijke
huizen werden door steenen vervangen, nieuwe inzakkingen, uitspoelings- en splijtingsdalen, waarin
gebouwen opgericht, en door uitbreiding en ver- de vele zoogenaamde steppe-rivieren stroomen.
fraaiing kreeg Padang zoodoende het uiterlijk, dat Alleen langs deze riviertjes en langs de hoofd-
nooit nalaat op den welwillend gestemden bezoe- rivieren wordt vruchtbare grond gevonden, als-
ker een aangenamen indruk te maken. mede de eenige teekenen van boschgroci. De geo-
PADANG. Een onderhoorigheid van den Sultan logische gesteldheid van het land is nog niet
van Dcli, bestuurd door een Maharadja Moeda, onderzocht. Klei, zand, kalk- en zandsteen vor-
bijgestaan door Landsgrooten, vormende met Be- men de algemeene bedekking. Enkele heuvels
dagei, apanage van dien Sultan aan een zijner bevatten de zoogenaamde eetbare aarde of tano
bloedverwanten, die den titel voert van Pangéran, bange, op Java bekend als tanah ampoh, terwijl
de contróle-afdeeling Padang en Bedagei van de langs enkele rivieren steenkolenlagen worden ge-
residentie Oostkust van Sumatra. De bevolking is zien en in het Zuiden goud voorkomt.
gemengd Maleisch-Bataksch en vrij welvarend door Het klimaat in den Dolok en Oeloe Baroemocn
handel, landbouw, vischvangst en door de tabaks- komt overeen met dat van het overige binnen-
industrie van Europeanen. land van Tapanoeli; dat van de dorre vlakte is
Zie verder het artikel PERBAOENGAN. geheel daarvan onderscheiden. Schoon niet onge-
PADANGAN. District van de contróle-afdeeling, zond is liet er in den drogen tijd ondragelijk
het regentschap en de afdeeling Bodjonegoro, heet en er heerscht dan een steeds aanhoudende
residentie Rembang; met eene oppervlakte van westenwind, die, volgens Willcr, gelijk de mistral,
68.033,24 hectaren. Het district telt 101 desa's. een alles verdrogende kracht heeft. Gedurende deze
PADANG EN BEDAGEI. Afdeeling van de periode, die 5 tot 7 maanden duurt, valt geen
residentie Oostkust van Sumatra, met de hoofd- droppel regen, en de aardbodem wordt door geen
plaats Tebing Tinggi, zetel van den controleur. dauwdrup bevochtigd. Aan de Pane en de Boe-
Zij omvat de landschappen Padang en Bedagei. roemoen liggen overblijfsels van tempels, waar-
Belangrijke plaatsen zijn nog de havens Tandjong schijnlijk van Hindoeschen oorsprong.
Bringin, alwaar de Pangéran van Bedagei, en Banda Ten gevolge van de Padri-oorlogen was het
Chalipa, waar de Maharadja moeda van Padang N.-L gezag op Sumatra's Westkust hoe langer
woont. Op beide plaatsen zijn ontvangers der in- hoe meer uitgebreid, en door de inmenging van
on uitgaande rechten gevestigd. T. Tamboesei in die oorlogen was men genood-
PADANG LAWAS ook wel PADANG BOLAK. zaakt zich ook in Mandeling, Angkola en Padang
De Oostelijkste afdeeling van de residentie Tapa- Lawas te vestigen. Na den val van Daloe, de ver-
noeli, gelegen tusschen 0° 50' en 2° 5' N.B. en sterkte kampong van T. Tamboesei, den 28-" Dcc.
99° 25' en 1000 5' O.L. Hare grenzen zijn, ten 1838, werden Padang Bolak, Oeloe Baroemocn,
N. de onafhankelijke Bataksche landschappen Baroemoen Tonga en Sossa gebracht onder het
Garoga en Parsosoran op de hoogvlakte van Bila, bestuur van een gecommitteerde voor de Bataksche
Poldocng en Na Ponipar in de Koewalo (Kowalo) aangelegenheden, die, gesteund door een militaire
bovenstreken; ten O. de tot de res. Sumatra's bezetting, zijn standplaats te Portibi (Zie aldaar)
Oostkust behoorende afd. Laboehan Batoe en Tanah had. In 1843 werden deze landschappen weder
Poetih; ten Z. deze afdeeling en de onderafdee- verlaten, om eerst in 1879 voor goed onder ge-
ling Rau en Loeboe Sikaping in de res. Padang- regeld bestuur te worden gebracht. Bij G. B. van
sche bovenlanden; ten W. de tot de res. Tapanoeli 14 Jan. 1879 n". 12 werd tot de inlijving van
behoorende onderafd. Klein en Groot Mandeling, Padang Lawas, w. o. nu ook Dolok werd gere-
Angkola en Si Pirok, daarvan gescheiden door kend, besloten en deze tot eene afdeeling gemaakt
Sumatra's lengte-bergketen of Barisan. Zij bevat onder het bestuur van een controleur B. 8., die
het geheele boyenstroomgebied van de Pane en eerst zijn zetel te Portibi had, doch dien later
Bila (Zie aldaar), benevens het stroomgebied van verwisselde met Goenoeng Toevva, de tegenwoor-
de Sossa (/.ie aldaar) en heeft eene oppervlakte dige hoofdplaats.
van circa 7maal de res. Kedoe op Java. De bevolking is geheel van Batakschen oorsprong,
In het Noorden zeer bergachtig, is de Zrride- en voor zooveel kan worden nagegaan afkomstig
111 11
162 PADANG LAWAS.
— PADANGSCHE BENEDENLANDEN.

van Si Lindoeng en Toba. In 1880 was het be- Indië, Buitenzorg niet uitgezonderd. T. a. p. is de
volkingscijfer van Padang Lawas 22.877, in 1890 invloed van het klimaat niet juist weergegeven :
26.887 en in 1895 32.451. Voor het meerendeel
is zij Mohammedaansch; in 1880 waren er 46
ondanks den regenval — in sommige jaren kwa-
men slechts 15 droge dagen voor —is het klimaat
hadji's, in 1894 173 ingeschreven; het heidendom niet ongezond en wordt de plaats geschikt geacht
wordt alleen nog in de noordelijke en noordweste- als verblijf voor militairen die langen tijd in heetc
lijke streken gevonden, alwaar ook kleine Chris- streken vertoefden.
tengemeenten verrijzen onder leiding van den zen- PADANGSCHE BENEDENLANDEN. Deze
deling te Sipiongot. In 1887 bedroeg het aantal zijn verdeeld in 4 afdeelingen: Padang, Ajer Bangis,
Christenen 62, in '93 651 en in '94 791; in dat Priaman en Painan. De afdeeling Padang, hoofd-
jaar waren er 6 zendingscholen met 80 leerlingen. plaats Padang, bestaat uit 2 onderafdeelingen:
Enkele Loeboes, afkomstig van Kota Sijantar I°. de hoofdplaats Padang, 2°. de Ommelanden
(Groot-Mandeling), wonen in Oeloe Baroemoen, van Padang, bestaande uit de districten Pau V,
waar zij zich meer en meer met de overige bevol- Pau IX, Nanggalo, Kota Tengah, Boengoes, Loeboe
king vermengen. Kilangan, Liman manis en Kasang en de Men-
De Bataksche adat is, schoon niet zuiver meer, tawei-eilanden. De afdeeling Ajer Bangis, hoofd-
behouden gebleven. Het kannibalisme, voor een plaats Ajer Bangis, is verdeeld in 2 onderafdee-
halve eeuw nog bestaande, is echter geheel afge- lingen: I°. Ajer Bangis met 4 larassen: Ajer
schaft. Omstreeks 1890 is in Padang Lawas eene Bangis, Si Kabau, Oedjoeng Gading en Si Kilang
administratieve regeling tot stand gekomen, waarbij en de negorij Batahan; 2°. de Batoe-eilanden. De
het streven was om de landschappen, die volgens afdeeling Priaman, hoofdplaats Priaman, is ver-
de adat bij elkander behooren of bondgenoot- deeld in 3 onderafdeelingen: i". Priaman, met 6
schappen hebben gevormd, tot districten te ver- larassen: Priaman, Mangoeng, V Kota, Piloebang,
eenigen. Daar ieder zich de voornaamste waant Oclakan en VII Kota; 2°. Loeboe Basong en Tikoe
of althans niet aan een ander ondergeschikt wil met 3 larassen: Loeboe Basong, Tikoe en de XII
zijn, konden aanvankelijk slechts enkele districten
gevormd worden; de meeste onderdistricten kon-
den nog niet tot grootere complexen worden ver-
.
Kota en 3 negorijen: Si Tanang, Batoe Kambing
en Si Talang (111 Loewak); en 30 Kajoctanam
met I laras: VI Lingkoeng en 10 negorijen:
eenigd en zelfs dwongen de toestanden om som- Goegoe, Kajoetanam, Andoering, Si Pisang, Kepala
mige kampongs voorloopig zelfstandig te laten. Hilalang, Si Tjintjin, Sintoek, Loeboe Along,
Eenige kampongs werden tot een rechtsgebied, Tobo Gadang en Poenggoeng Kassik (de nego-
karapatan, bijeengevoegd en in een paar land- rijen Andoering en Si Pisang staan onder één hoofd).

.
schappen van Dolok, het woeste bergland der De afdeeling Painan, hoofdplaats Painan, is
Boven-Bila kon in den ouden toestand nog geen verdeeld in 3 onderafdeelingen: 1". Painan, met
verbetering worden gebracht. De hoofden genie-
ten geene inkomsten van Gouv.wege. Hunne in-
komsten bestaan uit de belastingen en boeten, in
.
3 districten en I laras: Painan, Batang Kapas,
Bajang Poeloet Poeloet en Troesan; 2n Ajir Adji
met I district: Ajir Adji en verdeeld in 7 nego-
zake de rechtspraak, den arbeid hunner onderhoo- rijen: Amping Parak, Kambang, I.akitan, Plangci,
rigen, de belastingen op boschproducten, bekend Soengei Toenoe, Poenggasan en Ajer Adji; 30
onder de namen pantjong alas en boenga kajoe Indrapoera met 1 regentschap Indrapoera, be-
('/io van de opbrengst), de belasting in zake jacht staande uit 4 landschappen: Indrapoera, Tapan,
en visscherij (toelan en toelan ni ihen), het aan- Loenang en Si Laoet.
deel in het geslacht, de oeloe taon of retributie Van de Zuidelijke grens dezer residentie, de
van den oogst. Soengei Mendjoeto die haar van Benkoelen scheidt,
Het aantal slaven is zeer sterk verminderd, tot aan de Ophir in Ajer Bangis, vormt zij een lange
zonder dat tot emancipatie behoefde overgegaan smalle strook lands, in administratieven zin door
te worden; in 1880 waren er 1829 en in '95 het Barisan-gebergte — dus niet door de hoofd-
kwamen er nog slechts 966 in de registers voor.
Binnen enkele jaren zullen er in Padang Lawas
waterscheiding: het Middengebergte — van de
Bovenlanden gescheiden; voorbij de Ophir wijkt
geen slaven meer zijn. het gebergte terug en vormt het Pasamandal, het
De grondrechten zijn goed geregeld, zoodat stroomgebied der rivier van dien naam. De lig-
geene gronden res nullius zijn. ging der bergen ten opzichte van de kust, nl. op
Een uitgebreide handel in boschproducten wordt korten afstand daarmede evenwijdig, bepaalt in
met Sumatra's Oostkust gedreven, naar de West- hoofdtrekken den horizontalen vorm der Beneden-
kust wordt daarentegen vee en tabak uitgevoerd. landen. Die geringe afstand van het gebergte tot
Rijst wordt ep sawahs en ladangs verbouwd, de kust maakt de vorming van belangrijke rivie-
echter niet voldoende voor de behoefte, waarom ren onmogelijk. De ligging van Sumatra ten op-
ook maïs of djagoeng wordt geteeld. Koffie is op zichte van de hoofdrichting der winden, welke
aansporing van het Gouv. geplant. De veestapel in het N. en Z. deel hcerschen, de aanzienlijke
bedroeg in 1895: 1135 paarden, 2889 runderen, hoogte van het Barisan-gebergte en de geringe
15.441 buffels, 5739 geiten en 1116 schapen. afstand der kruin lot de zee, onttrekken de kust
Zie over Padang Lawas: F. J. Willer, Verza-
meling der Battaksche wetten en instellingen in
aan de werking van krachtige winden; eigenlijke
stormen zijn hier onbekend; de gevreesde orka-

'
Mandheling en Pertibie, enz. (T. v. N.-L BL'8L jaarg.); nen van de Indische Zee worden hier nooit waar-
J. B. Neumann, Het Pane- en Bila-stroomgebied genomen; slechts nu en dan — voornamelijk van
(T. Aardr. Gen. 2 e Serie, Dl. 11, Afd. meer uit-
gebreide artikelen, 1885, Dl. 111, 1886 en Dl. IV,

Juli tot Sept. waaien krachtige N.W. winden,
meest van lokalen aard en korten duur.
1887); A. L. Van Hasselt, aldaar 1897, bl. 412. Ajer Bangis is de Noordelijkste afdecling van
PADANG PANDJANG. (Zie VI KOTA, Dl. 11, de Padangsche Benedenlanden. Op de grens met
bl. 297). De plaats, ongeveer 800 meter hoog ge- Tapanoeli steekt Tandjong Toea, het uiteinde van
legen, is een der regenrijkslc stations van geheel een bergrug, in zee. Ten Zuiden daarvan de Baai
PADANGSCHE BENEDENLANDEN. 163

van Ajer Bangis, door alleenstaande bergen, tot worden opgenomen, meer benedenwaarts van de
bijna 500 meter, omgeven, open aan den Zuid- rivier. Zij bespoelt tegenover Padang den voet
en Zuidwestkant en gedekt door de eilandjes Tello, van een op zich zelf staande heuvelreeks, welke
Tamian, Pangkal en I'agaga. Aan de baai ligt van den riviermond tot de- Koninginnebaai steil
de hoofdplaats Ajcr Bangis met een veilige schuil- uit zee oprijst en met een zadel van ongeveer
plaats voor schepen achter het eiland Pandjang, 10 meter hoogte met het linker grensgebergte der
4 Eng. mijlen uit de kust. De plaats, tegen koe- Padang-rivier samenhangt. De rivier wordt aan
pelvormige granietbergen en aan eene rivier gele- de Noordzijde begrensd door zeer steile uitloo-
gen, die nogmaals denzelfden naam voert en 10 pcrs van de hoofdketen, welke reeds op enkele
a 12 zeemijlen voor prauwen bevaarbaar is, is de kilometers van de kust in de vlakte overgaan,
zetel van een controleur en 't verblijf van een zoodat de dalbodem daar één wordt met de ten
kleine bezetting; de groote weg verbindt Ajer Noorden der hoofdplaats Padang gelegen vlakte.
Bangis door het Pasaman dal, tusschen den Malin- Padang heeft door een weg, al spoedig een lijpad,
tang en den Ophir, over Taloe met het lengtedal gemeenschap met de Zuidelijke afdeeling Painan,
van de Soempoer en verder met den hoofdweg en door twee wegen met de Bovenlanden, een
van het bergland. De afdeeling is dun bevolkt over Kajoe Tanam naar Padang Pandjang, de
en landbouw is voornamelijk het bedrijf der be- eenige die voor voertuigen bruikbaar is, en de
woners. andere, de zoogenaamde nieuwe weg, naar Solok,
Priaman ligt ten Zuiden van de afdeeling Ajer die van Loeboe Prakoe tot Tindjoe laoet niet
Bangis, strekt zich uit van Tandjong Masang, een veel meer dan een bergpad is, dat zigzagsgewijze
uitst nl ping van de kustlijn, in het Noorden tot langs den dalwand stijgt.
aan de Anei-rivier (zie Dl. I, bl. 34) in het Zui- Painan is de Zuidelijkste afdeeling van de resi-
den; en in het binnenland tot aan de bergen dentie Padangsche Benedenlanden en tevens van
Singgalang en Ambatjang. Priaman, de hoofdplaats het Gouv. Sumatra's Westkust. De afdeeling strekt
der afdecling, ligt boven den mond der gelijkna- zich uit van de grens der Ommelanden van
mige rivier, heeft een veilige ankerplaats, door Padang ten N. tot aan de noordelijke grens van
eenige eilandjes gedekt en is de standplaats van de res. Benkoelen ten Z., van de kam van het
een assistent-resident; een controleur zetelt te centraal gebergte van Sumatra, tusschen bovenge-
Loeboe Basoeng. Van Tikoe, eveneens eene goede noemde grenzen ten O. tot aan den Ind. Oceaan
haven, loopt een groote weg over Loeboe Basoeng ten W. Tot de afdecling behooren een groot aan-
naar Manindjoe en vandaar naar Fort de Koek; tal dicht langs de kust gelegen eilanden, waar-
van Priaman gaat een kustweg naar Padang en, van de voornaamsten zijn : Poelau Njamoek, waarop
over Kajoc Tanam, een weg naar Padang Pandjang. een baken is gebouwd, dienende tot verkennings-
Priaman is de eenige afdeeling van de Bene- punt voor de schepen, die van Padang naar de
denlanden waar eenige industrie bestaat; er zijn Zuid gaan, verder P. Bintangor, Merak, Babi,
schrijnwerkers, draaiers en timmerlieden, enkele Aoer, Panjoe en Baringin. Deze eilanden, alleen
goud- en zilversmeden en kopergieters. van de Oostzijde te genaken van wcge de felle
De afdeeling Padang, de kleinste der vier af- branding op de overige kust, zijn onbewoond,
deelingcn van de Benedenlanden, zou tevens de doch geheel of gedeeltelijk beplant met klappcr-
onbelangrijkste zijn, indien zij niet tot hoofdplaats boomen. Slechts in den pluklijd van de klappers,
had de hoofdplaats van het Gouv. Sumatra's West- en zooals op P. Panjoe, wanneer de schildpadden
kust, Padang. De nagenoeg van Oost naar West eieren leggen, worden zij tijdelijk bewoond. Langs
gerichte Padang-rivier scheidt het terrein in twee de geheele kust der afdeeling bestaat branding,
topographisch zeer verschillende deelen; ten Noor- en zelfs de gedeeltelijk gesloten baai van Painan,
den van die rivier een vlakke kustzoom, slechts nabij de hoofdplaats, is daar niet vrij van. Alleen
plaatselijk verbroken door enkele geheel op zich- is de Troesanbaai, wel eens de schoonste baai
zelf staande uitloopcrs van het gebergte en Noord- van Sumatra genoemd, daarvan vrij. Deze is door
waarts begrensd door den vooruitgeschoven voet eilanden geheel omsloten, en heeft twee voor
van den tweelingsberg Singgalang-Tendiké. Daar- groote schepen bevaarbare uitgangen. Alle vaar-
entegen rijst de linker dalwand van de Padang- tuigen kunnen daarin een veilige ankerplaats vin-
rivier steil omhoog, als eerste rag van een woest den. Twee stoombootjes van Padang hebben een
terrein, dat, met het hoofdgebergte samenhan- wckclijkschen dienst naar Tjarotjok, aan de baai
gend, tot aan de zee reikt en eerst bezuiden gelegen.
Troesan ruimte voor een strand overlaat. De bron- liet kustland is bij gedeelten vlak, telkens door-
nen van de beide hoofdtakken van de Padang- sneden door uitloopers van het niet ver van de
rivier liggen op het rechter grensgebergte der Lolo kust zich verheffende hooge gebergte. Dit ge-
Gedang, dat nabij de bronnen dier rivier tegen bergte maakt de afdecling tot een bergland, in
de hoofdketen leunt en zich in Z. richting tot het N.O. tot een bergland bij uitnemendheid.
1480 meter boven de zee verheft. De Noordelijk- Eene uitzondering hierop maakt het Zuidelijk
ste tak, de Ajer Padang Arau, ontspringt nabij deel, ingenomen door het vroegere rijk van In-
den zadel van Tindjoe laoet: de andere de Ajer drapoera, dat nabij de zee vlak en moerassig, in
Padang ldal, heeft hare bronnen op het hoogste het binnenland slechts heuvelachtig is, waardoor
gedeelte van het secundair gebergte, tegenover de Piek van Indrapoera als een schoone kegel
den oorsprong der Si Goentocr. Terwijl de secun- uit het voorliggende land oprijst. Deze berg, ook
daire bergrug Zuidwaarts gericht is, verkrijgt het bekend onder de namen Goenoeng Korintji. Goe-
linker grensgebergte der Padang-rivier een meer noeng Gedang en Goenoeng Merapi, behoor! deels
Westelijke richting en daalt langzamerhand af tot Indrapoera en deels tot het gebied van Korintji.
naar de Noordzijde van de Koninginnebaai. De De rivieren hebben, met uitzondering van de rivier
voet van het zeer steile gebergte wordt in het van Indrapoera, geen groote lengte en bijgevolg
bovengedcelte door de rivier bespoeld, maar ver- ook geen groot stroomgebied, maar zijn nabij de
wijdert zich, zonder dat belangrijke nevenbeken kust breed en diep genoeg, om door inlandsche
164 PADANGSCHE BENEDENLANDEN. — PADANGSCHE BOVENLANDEN.

handelsprauwen van 10 kojans en meer te wor- kenis. Onder de nog niet genoemde uitvoerartikelen
den bevaren. Hare mondingen leveren echter, behooren boschproducten, timmerhout en brand-
wegens ondiepte en daarmede gepaard gaande hout, notenmuskaat, foelie, klappers, copra, tabak,
hevige branding, groote gevaren op. De voor den kapok, gedroogde en gezouten visch, goud en
handel bruikbare rivieren zijn, van het N. naar koffie van Korintji. De in de afdeeling geteelde
het Z. gaande: Batang Bahroe, Bajang, Batang koffie behoort tot de zoogenaamde Gouv. cultuur,
Kapas, Siranti, Kambang, Palangai, Ajer Adji en zoodat het product aan de verplichte levering
Indrapoera, welke alle haar oorsprong in het onderworpen is. Met het oog op de intevoeren
Middengebergte nemen. hoofdelijke of inkomstenbelasting is in de laatste
De afdeeling moet rijk zijn aan edele gesteen- jaren veel Liberia-koffie geplant. De Gouv. koffie-
ten. Voor goudwinning bestond reeds in den tijd cultuur bepaalt zich overigens tot de negorij
van de 0.-I. Comp. een mijn te Salida. Latei- Poeloet-Poeloet, in het Noordoosten van de af-
had men er de Tambang Salida mijnbouw-maat- deeling, waar bodem en klimaat samenwerken
schappij. Op verscheidene plaatsen zijn steenko- om die cultuur in stand te houden. Overal elders
len gevonden. De grond is zeer vruchtbaar en de werd zij wegens de geringe resultaten afgeschaft.
afdeeling rijk aan bosschen, die deugdzaam tim- Van de pepercultuur, waartoe de bevolking zich
merhout en boschproducten leveren. in het begin van deze eeuw verbonden had, is
Het klimaat is gunstig, met uitzondering van niets meer over. Feitelijk was zij reeds in 1856
dat van Indrapoera, waar het bovenmatig warm opgeheven.
kan zijn. Koortsen en oogziekten zijn daar steeds Vin al de streken van Sumatra's Westkust is de
heerschende, en hel sterftecijfer der bevolking kuststrook dezer afdeeling het langst in het bezit
is daar het grootst. Syphilis, frambosiae, scabies der Hollanders geweest (zie verder INDRAPOERA,
komen overal veelvuldig voor. Dl. 11, bl. 89).
De groote postweg doorsnijdt de geheele afdee- De Pad. Benedenlanden hebben eene opper-
ling van N. naar Z. en is tot Indrapoera, in den vlakte van 322,1 □ geogr. mijlen. De bevolking
drogen tijd tot Tapan en Loenang, over eene is aldus samengesteld: Europeanen 1888, Chinee-
lengte van ±130 palen van IV2 kilometer, voor zen 5566, Arabieren 197, andere vreemde ooster-
voertuigen geschikt. Het reizen langs dezen weg lingen 819, inlanders 319.984, totaal 328.454.
ondervindt belemmering door het groot aantal Over de vestiging van het Ned. gezag in de
overvaarten. Voorts bestaan goede voor rijtuigen Benedenlanden is in het art. PADANG reeds een
geschikte binnenwegen. en ander gezegd. Oorspronkelijk maakte Atjeh
De kampong Painan is afdeelingshoofdplaats. aanspraak op een groot gedeelte van Sumatra's
De ass.-res. heeft het direct bestuur over de onder- Westkust tot Bengkoelen of Silibar, maar de vor-
afdeeling Painan, bij tijden bijgestaan door een sten van Menangkabau betwistten aan Atjeh zijne
adspirant-controleur of een ambtenaar ter beschik- rechten; van deze tweespalt maakte de Compagnie
king, terwijl de andere onderafdeelingen bestuurd gebruik door bij monde van den commissaris Ver-
worden door controleurs, die resp. hun stand- speet in 1666 de Mcnangkabausche hoofden als
plaats hebben te Balai Selasa en Indrapoera. opperbestuurders van onze bondgenooten ter West-
In Painan zijn 14 en in Ajer Adji 7 bezoldigde kust te doen erkennen; een opperbestuur in
panghoeloe kapala. In Indrapoera is de regent schijn, want feitelijk was het de Compagnie die
het eenige bezoldigde hoofd. er gezag oefende.
De afdeeling, zoomede het Noordelijk deel van Vele bij Pad. Bovenlanden vermelde bijzonder-
Benkoelen, zouden door Menangkabauers zijn ge- heden gelden mede voor de Benedenlanden.
koloniseerd. Deze zouden in Painan een wilden PADANGSCHE BOVENLANDEN. Deze resi-
volkstam „Orang roepi" aangetroffen hebben, waar- dentie telt 6 afdeelingen: Agam, Tanah Datar,
mede de kolonisten een hardnekkigen strijd had- I. Kota, XIII en IX Kota, Batipoe en X Kota
den te voeren, en die zich volgens de traditie en Loeboe Si Kaping. De afdeeling Agam,
naar de bovenlanden van Palembang zou heb- hoofdplaats Fort de Koek, is verdeeld in 3 onder-
ben teruggetrokken. Nu wonen er bovenlanders,
benedenlanders, Bcnkoclcezen, Korintjiërs, Nias-
:
afdeelingen 1". Oud Agam met II larassen: Ba-
nochampoc, Ampat Angkat, Kapau, Salo, Soengei
sers, Javanen, Chineezen en Klingaleezen, ten Poear, Tjandoeng, Tilatang, Kamang, Baso, IV
getale van -_. 100.000 zielen, bestaande voor de Kota en Mageh; 2°. Danau-distr. en Matoea, be-
Chineezen alleen een wijk op de hoofdplaats. staande uit de landschappen Manindjoe en Matoea,
Middelen van bestaan zijn: landbouw, veeteelt,
vischvangst en handel. Indertijd heette Painan
de voorraadschuur van padi van de gchcclc Bene-
met 4 larassen: IV Kota, VI Kota, Matoea en
.
Andalas en de negorijen Paoe en Pantar; 30 VIII
Kota, VII I.oerah en Bondjol met 5 larassen:
denlanden. En door de groote vermeerdering van VIII Kota, VII Loerah, V Kota, Koempoelan en
bevolking, èn door den aanvoer te Padang van Alahan Pandjang en de negorijen Kota Tengah,
rijst uit de Straits-Settlcments is de uitvoer sterk Malampa en Ladang Pandjang. De afdecling
verminderd. De veestapel is belangrijk, waarom Tanah Datar, hoofdplaats Fort v. d. Capcllen,
ook groote uitvoer van karbouwen en runderen is verdeeld in 4 onderafdeelingen: i°. Fort v. d.
plaats vindt. Paarden worden daarentegen steeds Capcllen met 12 larassen: Lima Kaum, Padang
ingevoerd, hoofdzakelijk voor den aanfok. De Ganting, Pagarroejoeng, Soeroeaso, Salimpaoeng,
uitvoer van pluimvee, vooral naar Padang, is ook Rau Rau, Soengei Tarab, Goerocn, Soengei Djarn-
niet onbelangrijk. De bevolking aan de kust houdt boe, Pariangan, Soemani en Tandjoeng; 2°. Sing-
zich veel bezig met de vischvangst, die een bron kara of X\ Kota met 4 larassen: Tandjong Balit,
van inkomsten vertegenwoordigt. Nijverheidsarti-
kelen zijn gering en beperken zich tot matwerk
.
Saning Bakar, Singkara en Soelit Ajcr; 30 Lin-
tau en Boca, met 4 larassen: Lintau, Boea, Koe-
en aarden potten. manis en Socmpocr; 4". Kota VII met 7 laras-
De handel is zeer levendig en geeft aan de sen: Kota Baharoe, Si I.oengkang, Si Djoendjoeng,
schecpvaartbeweging langs de kust groote betee- Kota Vil, Padang Si Boesoek, Loeboe Tarab en
PADANGSCHE BOVENLANDEN. 165
Talawi. De afdeeling L Kota, hoofdplaats raja- Bij boekit Tinggi vereenigen zich drie groote
kombo, is verdeeld in 3 onderafdeelingen: I°. wegen. Van l'adang Pandjang herwaarts klimt de
I'ajakombo met 13 larassen: Batoehamper, Goegoe, weg vrij steil en steeds ten W. der hoofdwater-
Kotanan IV, Kotanan Gadang, Limboekan, Loeboe scheiding naar Pandjang Lajaq en I'akan Rebaa,
Patingko, Moenhar, Pajabasong, Sarilamak, Si dat reeds 180 meter hooger dan de hoofdplaats
Toedjoe, Soengei Baringin, Tarant en Ilalabau; der X Kota ligt. Niet ver van Pakan Rebaa over-
2». Poear Datar en Mahi, met 3 larassen: Kota ziet men de hoogvlakte van Batipoe, met het
Lawas, Socliki en Mahi; 30. Pangkalan Kota meer van Singkarah (hoogte 362 m., oppervl. 112
Baroe en XII Kota Kampar met 4 larassen: Pang- ,
km. 2 grootste diepte 268 m.) en steeds stijgende
kalan Kota Baroe VI Kota, VI Kota Kampar di gaat de weg verder, nu eens ingegraven, dan in
Moedik, Vil Kota Kampar di llir en Kapoer nan ophooging, boyenbeken van de Anei overschrij-
Sambilan en het landschap Gloegoer 111 Kota di dende, over de steenen Duivelsbrug (1133 meter
llir. De afd. XIII en IX Kota, hoofdplaats boven zee), niet een flauwe klimming langs Kota
Solok, is verdeeld in 4 onderafdeelingen, als i°. Baroe, om op 1161 meter de secundaire waterschei-
Solok, met 11 larassen: Solok, Selajoe, Tjoepak, ding, den rug tusschen Merapi en Singgalang en
Gantocng Tjiri, Goegoe, Talang, Kota Anau, dus de hoogvlakte van Agam te bereiken.
Moeara Panas, Panjakalan, Sawa Lawas, IX Kota; Van Fort de Koek in de richting van Matoea
2". Soepajang met 2 larassen: Socpajang en 111 (W.) voert een vrij sterk dalende weg naar het
.
Kota; 30 Alahan Pandjang met de laras van dien Karbouwengat; een riviertje dat op de Singgalang
.
naam en de negorijen Lolo en Soerian; 40 Moeara ontspringt en in de Masang uitmondt, heeft zich
Laboe, bestaande uit de landschappen Soengei hier een diep dal uitgespoeld in het puimsteen-
Pagoe en XII Kota, 't laatste verdeeld in 2 laras- tuf, met loodrechte wanden, soms wel 180 meter
:
sen I'asimpei en Abci, die weder zijn verdeeld boven den dalbodem. Ruim 4 kilometer loopt
in de negorijen Pasimpei-Doerian-Tarong en Loe- de weg langs de rivier, verlaat het steeds nauwer
boe gedang, Loeboe Malaka en Djapan en Bcdar wordende dal, voert naar eene tweede groote
Alani, en Moeara Kikor en Telaha, Abei en bergkloof, hel gat van I'antar en klimt vervol-
Doesoen Tengah. De afdeeling Batipoe en X gens naar 't plateau van Matoea. Een binnenweg
Kota, hoofdplaats l'adang Pandjang, niet 7 laras- leidt over het vruchtbare bergplateau naar den
sen: VI Kota, IV Kota, Batipoe di Atas, Batipoe rand van den reusachtigen krater, op welks bodem
di Bawah, Boenga Tandjoeng, Soempoer en Sema- het meer van Manindjoe ligt (hoogte 159 m.,
wang. De afdeeling Loeboe Si kap ing, hoofd- oppervl. 100 km.' 2, grootste diepte 268 m.). Het
plaats Loeboe Sikaping, is verdeeld in 2 onder- ontlast zich slechts door één opening, in de An-
:
afdeelingen i°. Loeboe Sikaping en Rau met tokkan. Met zigzag-slingers, waarvan er een enkele
de larassen: Loeboe Sikaping, Salibawan, Panti, maal negen onder elkander zichtbaar zijn, daalt het
Kota Radja, Langoen, Padang Matinggi, Loeboe pad met vrij sterke hellingen naar den oever van
Lajang, Taroeng Taroeng, Batoeng, Lansap ECadap, den stillen waterplas.
l'adang Gloegoer, benevens de in 1882 onder Een derde weg loopt van Fort de Koek naar

.
rechtstreeksch bestuur gebrachte Maleische land- Pajakombo, aanvankelijk flauw dalend, in het dal
schappen a Moeara Soengei Lolo, VI Kota, be- der Agam, verschillende zijbeken dezer rivier over-
staande uit de negorijen Moeara Soengei Lolo, schrijdend, welke haar het water van den Merapi
Rotan getah, Soengei Lolo, Kota Pandjang, Sopan toevoeren, langs Basso, over het Steenen Veld,
en Si Kamboeng; /' Mapat Tocnggoel bestaande langs Padang Tarap, over de Batang Agam en
uit de negorijen Silajang, Loeboe gadang en Mara daalt, over een terrein waar uit de sawahs kleine,
lalus: 2n de Ophir-districtcn met 8 larassen: op zichzelf staande platcaux van vulkanische tuf
Kanaikan, Tinggam, Taloe, Sinocroet, Tjoebadak, met bijna loodrechte wanden verrijzen, naar de
Simpang Tonang, I'asatnan en Kinali. kampong Piladang, waar de driesprong Fort v. d.
behalve het over de afdeeling Agam medege- Capcllen, Fort de Koek en Pajakombo is.
deelde in de artikelen Agam (Dl. I, bl. 11), De afdeeling Tanah Datar werd besproken in
Boekit Tinggi (1)1. 1, bl. 223), Kota Gadang de artikelen Fort v. d. Capellen (Dl. I, bl. 314),
(Dl. 11, bl. 301), Manindjoe (Dl. 11, bl. 462), XX Rota (Dl. 11, bl. 300), Boea (Dl. I, bl. 212),
Matoea (Dl. 11. bl. 474), IV Kota (Dl. 11, bl. 296), IV Rota (Dl. 11, bl. 296), VII Kota (Dl. 11, bl.
VI Rota (Dl. 11, bl. 296), Andalas (Dl. I, bl. 34), 297), Loeboe Tarab (Dl. 11, bl. 426) en Menang-
VIII Kota (Dl. 11, bl. 298), V Kota (Dl. 11, kabau (Dl. 11, bl. 482). Daaraan kan nog het
bl. 296) en Kota Tengah (Dl. 11, bl. 302) moet volgende worden toegevoegd:
nog worden vermeld dat het vruchtbare en dicht Tanah Datar of Vlakke Grond heeft tot afdee-
bevolkte plateau van Agam, het puimsteentuf- lings-hoofdplaats Fort v. d. Capellen (460 meter
plateau van Fort de Koek, is gelegen tusschen boven zee), gelegen op den Z.O. voet van den
den Sago en den Merapi ten Z., den Manindjoe Merapi, in de vlakte der Sello, die den tegen-
ten W., den
Seraboengan ten N. en verschillende over Fort v. d. Capcllen gelegen Boekit Bongso
lage, oude schiefer- en kolenkalkruggen ten O. bespoelt. Bij de bevolking is de plaats bekend
Door de laatste gaat de Agam, in
de kolenkalk onder den naam Batoe Sangkar, den naam der
met een onderaardschen loop van i/j kilometer. nabij gelegen kampong. De streek is zeer vrucht-
Het plateau vat. Fort de Koek behoort in het baar en heeft zorgvuldig bewaterde sawahs; de
W. tot de Masang, in het O. tot de Kwantan; ondcrafdeeling Fort v. d. Capellen behoort tot
juist op de waterscheiding
ligt de hoofdplaats, de meest koffie-produceerende districten der Bo-
bijna 940 meter boven zee. Het puimsteentuf dat venlanden, en levert bovendien veel rijst en andere
bij verweering een vruchtbare klei levert is mee- producten aan de Benedenlanden of voor uitvoer.


rendeels van den Merapi afkomstig, waardoor het De Europeanen in de plaats zelve wonen groo-
plateau een geringe afhelling naar het N. heeft tendeels langs een vierkant grasveld, dat aan den
de tufsteenlaag bij Fort de Koek is
meer dan ecnen kant overgaat in het glacis der versterking.
80 meter dik. Halfweg Padang Pandjang en Moeko Moeko
166 PADANGSCHE BOVENLANDEN.

aan het meer van Singkarah ligt Batipoe, waar, was aangesteld; eerst in 1837 viel deze sterke
in X. richting, de weg naar Fort v. d. Capellen plaats en toen in 1838 de XIII Rota waren inge-
begint, steil klimmende langs den rechteroever lijfd en in 't laatst van dat jaar de Padri's uit
van de diep ingesneden Ajer Senaan; hij over- Daloc-daloe waren verdreven, heerschte het Neder-
schrijdt de boyenbeken dezer rivier op 880 meter landsen gezag in deze streken. Ajer Bangis, dat
en gaat nagenoeg O. gericht op 909 meter over destijds tot Natal gerekend werd te behooren,
het gebergte dat Tanah Datar van het westelijkste kwam, bij het Londenschc tractaat van 1825, in
lengtedal scheidt, daalt dan langs ravijnen, voert ons bezit. Het geheclc voormalige Menangkabau-
over de waterscheiding tusschen de Bengkawas sche rijk was in naam onderworpen, maar de aard
en de Sello (633 meter) en gaat 40 meter lager van een Maleischcn staat bracht vanzelf met zich,
over de Melana, om, gelijkmatig dalend, nabij dat dit gezag slechts geëerbiedigd werd waar het
Pilang (513 meter) den weg van het meer van door de werkelijke aanwezigheid van ambtenaren
Singkarah naar Fort v. d. Capellen te ontmoeten. gehandhaafd en door militaire macht gesteund
Van Moeko Moeko, aan dat meer gelegen, werd. De Menangkabauers, ten allen tijde ver-
even benoorden de brug over de Ombilin klimt deeld in een aantal bijna geheel zelfstandige of
een weg langs den linkcrdalwand om weldra door gemeenschappelijke belangen tot grooter of
N.waarts gericht, het dal der Bengkawas te volgen, kleiner groepen verbonden gemeenten, waren nooit
daarbij aanvankelijk op vrij grooten afstand van gewoon geweest zich veel om het centraal gezag
de rivier blijvende; op den anderen oever ligt— te bekreunen; alle wezenlijkeregeerkrachtberustte
455 meter hoog — een uitgestrekt plateau met bij de plaatselijke hoofden en de band waarmede
sawahs. Nabij de brug over de Bengkawas (500 het gezag van de vorsten al die verschillende
meter) ontmoet de weg kleine kampongs en gaat gemeenten en groepen als een soort van federa-
op 571 meter in het gebied der Melana, een neven- tieve republiek samenhield, was een uiterst losse.
beek van de Sello over en daalt naar de kam- In zulk een staat moest tusschen eene nominale
pong Piliang, waar hij samenkomt met den zoo- en een wezenlijke onderwerping nog een wijde-
even beschreven weg van Batipoe komende. kloof liggen en het is dus niet te verwonderen
Een andere weg loopt van Fort v. d. Capellen, dat nog een reeks kleine gevechten moest gevoerd
het dal van de Sello volgend, naar Menangkabau, worden om de bevolking te leeren dat het nieuwe
vroegere zetel van den Vorst van Soeroassó, waar gezag op gehoorzaamheid aan zijne bevelen aan-
hij zich verdeelt in twee takken, waarvan de een spraak maakte. In 1844 en '45 toen Soengei Pagoe
naar Boea gaat, de andere meer westwaarts zich in de XII Kota waren onderworpen, was de onder-
met den weg naar Pajakombo vereenigt. De vele werping in zooverre voltooid, dat de nieuwe pro-
kampongs op den hellenden rechteroever der Sello, vincie der Padangsche Bovenlanden hare tegen-
hebben onderling en met den grooten weg ge- woordige grenzen bereikt en in sommige gevallen
meenschap. Een der belangrijkste zijwegen ver- zelfs een weinig overschreden had; Soengei Pagoe
laat op 750 meter den weg van Menangkabau werd dadelijk, de XII Kota werden eerst in 1876
naar Tabeh Patah en voert, aanvankelijk vrij steil onder ons rechtstreeksch bestuur gebracht. De meer
klimmende over het verbindingsgebergte van Me- afgelegen districten van de Rantau di baroeh ble-
rapi en Sago (879 meter) 0111 verder langs de ven van de feitelijke onderwerping buitengesloten
N.W. helling van den bergrug te dalen naar den en enkele andere, door het (rouvernement ver-
weg van Pajakombo naar Alaban. waarloosd, dat in een zoo uitgestrekt gebied zich
De weg naar de L Kota gaat nagenoeg N.W. niet overal met denzelfden nadruk kon doen gel-
langs den dalwand van het vruchtbare Sellodal, den, keerden allengs tot eene soortgelijke twijfel-
overschrijdt de Ajer Si Djangat, 525, de Ajer achtige onafhankelijkheid terug. Van zeer reeenten
Tarab, 615, en gaat langs Rau Rau, 830, over datum (Sept. 1899) is de vreedzame annexatie der
het gebergte dat den Merapi en den Sago ver- aan den noordoostclijkcn uithoek der Bovenlanden
bindt naar Tabeh Patah, 1028 meter. Van hier gelegen V Kota.
daalt hij over Tandjong Alam, 637, naar de vlakte De Padangsche Bovenlanden, eene oppervlakte
der L Kota; bij Piladang sluit hij zich aan bij beslaande van 409,6 □ geogr. mijlen, behooren
den weg Fort de Koek—Pajakombo. Van Tabeh tot de mooiste berglanden der wereld; de woeste
Patah voert een weg (hoogste punt 1172 meter) pracht van hel oerwoud, van de met forschen
naar Basso, halfweg Fort de Koek en het zoo- plantengroei getooide bergruggen en ravijnen en
even genoemde Piladang. de grauw getinte toppen der vulkanen, die in
De overige afdeelingcn der Padangsche Boven- kille eenzaamheid uit het groen naar boven rijzen,
:
landen de afd. L Kota is beschreven Dl. 11, vormen eene eigenaardige en aantrekkelijke tegen-
1.1. 300; de afd. XIII en IX Kota ald. bl. 298; stelling niet de ontgonnen vlakte en den bebouw-
de afd. Batipoe en X Kota Dl. I, bl. 145 en den bergvoet, waar, in een kalme natuur, en op
Dl. 11, bl. 296—7; en de afd. Loeboe Sikaping vruchtbaren bodem, gehoorzaam alles welig tiert
Dl. 11, bl. 425. wat men er plant en zaait. Zoowel de Boven- als
Zooals in het artikel Padang werd vermeld, de Benedenlanden behooren tot de welvarendste
bepaalde zich wat wij in 1819 van de Engelschen provinciën van ons Indisch rijk. Welke artikelen
terugkregen tot een gering kustgebied in zeer het land voortbrengt wijst de uitvoer van Padang
verwaarloosden toestand; het was de hoofdplaats aan; daarenboven is over de koffiecultuur reeds
Padang en eene vrij zwakke suprematie over de een en ander gezegd in Dl. 11, bl. 274. Uit. 1892
stranden, tot voorbij Priaman noordwaarts, tot waren er 24 perccclcn in erfpacht afgestaan voor
aan Benkoelen ten zuiden. Twee jaren later begon koffieteelt, waarvan 20 in exploitatie waren, samen
de Padri-oorlog (zie PADRI'S) waarvan het eind in aanplant hebbende 12.143 bouws, producee-
ligt in 1832, toen alle door de Padri's ovcr- rende 14.104 pik., verkocht tegen gemiddeld ƒ6B
hcerschte landschappen tot onderwerping genoopt per pik. Het geld door de cultures jaarlijks onder
waren; daarna volgde nog Bondjol, waar een der de bevolking gebracht wordt geschat opƒ 500.C00.
voornaamste Padri-hoofdcn door Elout tot regent Met de inzameling van boschproducten houdt de
PADANGSCHE BOVENLANDEN. — PADJADJARAN. 167
volkswelvaart nauw verband; tabak, voor de in- nl. de Batoe toelis (Zie aldaar) van Buitenzorg
landsche markt, maar ook uitgevoerd naar Java en (waarschijnlijk 1055 Caka), en net jaartal van
naar de Straits, wordt vooral geteeld in Singkarah Sadapaingan (nu Caka) in het Cheribonsche
en Pajakombo; de gambireultuur is vooral in de regentschap Galoeh, zijn in de Oud-Socndanee-
I. Kota van belang. De handel in rijst, het hoofd- sche taal en karakters gesteld. Op de Batoe toelis
voedingsmiddel, op sawahs geteeld en door vaak wordt de vorst Pareboe Radja Poerana stichter van
vernuftige waterleidingen besproeid, is zeer be- Pakoean, en vorst van Pakoean-Padjadjaran ge-
langrijk; naar de aangrenzende onafhankelijke noemd; na de stichting van Pakoean werd dus
landen wordt veel rijst uitgevoerd; behalve de waarschijnlijk het rijk Pakocau-Padjadjaran ge-
genoemde artikelen worden uit de Bovenlanden noemd. In overeenstemming hiermede is een uit-
nog afgevoerd suiker, sagomeel, vruchten, groen- drukking in Soendaneesche pantoens, „ratoe Pa-
ten en gevogelte. De opvoer bestaat voornamelijk koean, menak Padjadjaran", d. i. de vorst van
uit zout, lijnwaden en manufacturen, petroleum Pakoean, de edelen van Padjadjaran. Van de
en gedroogde visch. vorsten van Pakoean en Padjadjaran zijn piagem's
Het aantal bewoners bedraagt 737.422, en wel op koperen plaatjes te Bckasi gevonden, echter
479 Europeanen, 1096 Chineezen, 23 Arabieren, zonder jaartal. De hoofdzetel van Padjadjaran zou
237 andere vreemde oosterlingen en,735.587 in- omtrent de plaats van het tegenwoordige Buiten-
landers. Sterk bevolkt zijn vooral Tanah Datar, zorg gelegen hebben. Padjadjaran was het middel-
Agam en Pajakombo, zonder dat ook daar voor- punt van alles wat de overlevering aangaande
eerst voor gebrek aan bouwgrond te vreezen is. Hindoes in dit gedeelte van Java weet te verhalen
De veestapel is zeer belangrijk, maar heeft her- en ook wel wordt de stichting van die plaats aan
haaldelijk, en soms in hevige mate, van de vee- eene verhuizing der vorsten van Djenggala toege-
ziekte te lijden gehad. De nijverheid omvat de schreven ; maar omtrent de oorzaken daarvan loo-
goud- en zilversmederij; het snijwerk aarr en het pen de meeningen evenzeer uiteen als over den
beschilderen van de houten stijlen, omwarrdingen tijd. De vestiging van Padjadjaran heeft ongetwij-
en luiken van woningen, moskeeën, rijstschuren feld slechts tot een zeer onvolkomen onderwerping
en bruggen; het maken van wapens; de koper- der woeste bergstreken van West-Java met hare
gieterij en het vervaardigen van vischnettcn. Het dungezaaide bevolking geleid en de invloed der
weven van sarongs en andere kleedij dreigt ge- Hindoe-begrippen en Hindoe-gebruiken is daar
heel te niet te gaan door den toenemenden invoer oneindig minder sterk geweest dan in het eigenlijk
van Europeesche lijnwaden; het weven van zijden Java. In plaats van de overblijfselen van tempels
klecdingstukken met of zonder goud- of zilver- vindt men open bidplaatsen en het beeldhouwwerk
draad geschiedt nog op enkele plaatsen der Boven- bestaat uit steenen, waaraan men ruw den vorm van
landen. een hoofd, van armen en beenen heeft gegeven
PADANG SIDEMPOEAN. Zie TAPANOELI. (zie OUDHEDEN, Dl. 111, bl. 135), beelden waar-
PADATO ook PIDATO. Verhaal, overlevering van het maaksel zeer duidelijk te onderscheiden
in versmaat, op zangerigen toon door de Menang- is van de Ciwa's, Doerga's en Ganeca's en ook
kabau-Maleiers opgedreund, vooral bij feesten maar Boeddha's, van onbetwistbare herkomst uit de
ook bij andere gelegenheden. In 't algemeen be- Soenda-landen zelve, en bewijzende dat dezelfde
teekent bcpadato vertellen en de padato's zijn godsdienstvormen die Oost-Java beheerschten, zich
ook vaak vertelsels in proza, die de oude overle- óók toegang tot de Socnda-landcn hebben gebaand.
veringen of het doel van een feest tot onderwerp De geschiedenis van Padjadjaran is, met de
hebben; zijn zij in versmaat dan is de bouw gelijk geschiedenis van andere Javaansche rijken, neer-
aan dien van de pantoens, met dit onderscheid, gelegd in de babads of kronieken in dichtmaat
dat in de padato de eerste twee regels evenzeer en op last der vorsten vervaardigd, waarvan de
betrekking hebben op den inhoud van het liedje samenstelling niet vroeger dan in de l c helft der
als de laatste twee. Gewoonlijk bevat de padato l8c eeuw wordt gesteld; aan welke bronnen de
een toespraak tot de hoofden en eene mede- schrijvers hunne stof hebben ontleend is onbe-


deeling van het doel der samenkomst, afgewis- kend; waarschijnlijk zijn de pantoens die van
seld door pantoens; de toekang padato behoort Padjadjaran's grootheid getuigen (zie MUZIEK,
tot de waardigheidsbekleders in de soekoe en Dl. 11, bl. 631) naar de babads bewerkt. Door
zulks uit kracht van den invloed uitgeoefend door hare geheel afgezonderde ligging kon de stad niet
hen die in zeggingskracht uitmunten boven hunne hare onderhoorigheden zich zoo goed als onaf-
stamgenooten. De padato wordt zonder cenig ge- hankelijk beschouwen; de oudste poging waarvan
baar en zonder eenige vervoering voorgedragen; de legende melding maakt door Arabieren gewaagd
de pantoens die er in voorkomen zijn 't vooral tot invoering van den Islam op Java is die van
die de aanwezigen boeien. Hadji Poerwa in Padjadjaran, maar zij bleef zonder
(Zie ook A. L. Van Hasselt, De pidato bij de gevolg. De Barros (vóór 1570, toen hij stierf; zijn
feesten deiMcnangkabo-Maleiers, Bijdr. Inst. 1883). IVe Decade echter eerst uitgegeven in 1615) be-
PADAWANG. Zie SCHILDPADDEN. schrijft in het land (of eiland) Soenda een stad
PADDA. Zie RIJSTVOGEL. „Daio" = Dajoe = Dajeuh, de voornaamste stad
PADDESTOELEN. Zie DJAMOER, Dl. I, in het rijk, een weinig binnenwaarts in het ge-
bl. 456.
PADI. Zie RIJST.
' bergte gelegen, met eene bevolking van wel 50.000
zielen in den jare 1522, die Padjadjaran moet ge-
PADIBOEBOE. Zie OEPAN. weest zijn; terwijl het rijk, volgens hem, 100.000
PADJADJARAN. De overlevering plaatst in krijgslieden telde. Volgens de inlandsche over-
de 12e eeuw de stichting van een leveringen zou Soenan Goenoeng Djati, toen hij
de Soenda-landen, door uit
Hindoe-rijk in
Oost-Java en wel uit in Cheribon zijn gezag voldoende gevestigd had,
het rijk van Toemapel in Pasoeroean
stammende een zijner zonen, Maulana Ilasanoe'd-din naar
vorsten bestuurd en Padjadjaran geheeten. Het Bantam gezonden hebben, dat toen als ondcr-
opschrift in West-Java uit den tijd van Padjadjaran, hoorighcid van Padjadjaran beschouwd werd, om
168 PADJADJARAN. — PADRI'S.

daar den Islam te verkondigen. De verovering werd de Adipati van Djipang tot Sultan uitge-
van het Bantamsche gebied gelukte Ilasanoe'd- roepen; deze weigerde de regeering te aanvaarden
dln slechts gedeeltelijk, maar het gansene gebied en nu werd het bestuur over Padjang eerst aan
der I.ainpongs onderwierp zich aan zijn gezag en een jongeren broeder en na diens dood aan een
aan zijne leer; daarna lastte hij Padjadjaran aan, zoon van den Adipati opgedragen; echter met
versloeg eerst de troepen onder bevel van den den titel van Pangéran, want de Senapati voerde
zoon des konings Sili Wangi en belegerde daarna de regalia, hem bij de bestorming van Padjang
de hoofdstad, die hij in den nacht overrompelde in handen gevallen, met zich naar Mataram en
en tot onderwerping dwong. Door de Portugee- besloot zich als Oppervorst van Java te doen hul-
sche berichten weten wij beslist, dat in 1526 die digen. Maar toen het er op aankwam den Adipari
eerste overwinning van den Islam op Padjadjaran van Soerabaja, die als wedana van den Sultan
bevochten werd. Sili Wangi vluchtte met eenige van Padjang tot hoofd van de Oostelijke gewesten
volgelingen naar het Zuidelijk gebergte en zette was aangesteld en die zich onwillig toonde den
daar den strijd nog langen tijd voort. Van deze Senapati als heer te erkennen, te beoorlogen, nam
Padjadjaranschc vluchtelingen die, om hun geloof deze een bemiddelend voorstel aan van den Soenan
trouw te blijven, naar de bijna ondoordringbare van Giri, erkende de Adipati de suzereiniteit van
wouden van het Kcndeng-gebergte uitweken, zouden Mataram, maar bleef met het gezag over de Ooste-
de tegenwoordige Badoejs de nakomelingen zijn. lijke gewesten bekleed. Kort daarna kwam het
Samenvattende, moet dus het rijk Padjadjaran toch tot vijandelijkheden, waarbij de Senapati
met zijn dajcuh (d. i. nagara, of kota) Pakoean, overwon, zooals hij ten slotte over al zijne tegen-
zekerlijk beslaan hebben van ±1100—1526, standers zegevierde. In 1587 verbonden zich de
terwijl het, na zijn overweldiging door de Moham- Oost-Javanen met Padjang, maar de legerscharen
medanen aan de kust, nog een slepend bestaan van Mataram bevochten opnieuw de zege. Aldus
moet hebben geleid; welk laatste we, naar aan- is het machtige rijk van Mataram uit Padjang
leiding van zekere zinsneden bij De Barros, mogen ontstaan.
stellen op 1526—±1575. PADJARAKAN. District van de contróle-afdee-
PADJAGALAN (slachtplaats). Naam van een ling Gending, afdeeling Kraksaan, regentschap en
paar mofetten op Java. i°. Eene met meestal zeer residentie Probolinggo; met eene oppervlakte van
onbeduidende werking, gelegen bij het Telaga 6033,08 hectaren. Het district telt 36 desa's.
Bodas en dus veel door toeristen van Garoet uit PADJEG. Jav. Beteekent pacht, doch wordt
bezocht. Het gas komt uit spleten in 't gesteente ook gebruikt in den zin van belasting, met name
te voorschijn. Gewoonlijk liggen er eenige doode voor de landrente. Zie aldaar, Dl. 11, bl. 354.
insecten, soms ook een paar vogeltjes, en naar PADMA moet zijn PATMA. Zie aldaar.
men zegt vroeger wel eens grootere dieren, zelfs PADOENG. Zie RANGKOK.
tijgers en neushoorns, die nu hier niet meer voor- PADOEPA. ALF. Men. Zie OWAR.
komen. Volgens den tekst bij de topographische PADRI'S. Streng Moslemsche secte in de Pa-
kaart (ms. op het Topographisch Bureau te Batavia) dangsche bovenlanden, wier aanhangers er naar
is het koolzuurgas met zwavelwaterstofgas gemengd. streefden de volksinstellingen onder de Menang-
2°. De alleen door Junghuhn beschrevene Goeha kabauers die in strijd met den Islam waren, afte-
djagalan of padjagalan in den G. Kromong, be- schaffen en een nauwgezette opvolging der voor-
noorden den Tjerimaï in Cheribon gelegen. Tijdens schriften van dien godsdienst, zooals zij die
Junghuhn's bezoek was de gasontwikkeling in dit begrepen, desnoods met geweld van de bevolking
voor heilig gehouden en met een deur gesloten aftedwingen. Zooals in de artikelen MENANG-
hol sterk genoeg om hem te bedwelmen. KABAUERS en MOHAMMEDANISME in bijzon-
PADJANG. Een der Islamitische rijken die na derheden is medegedeeld, bestaan bij dien volks-
de Hindoe-heerschappij verrezen: Demak, Padjang, stam, met name in het huwelijks- en erfrecht,
Grissee en Kediri; Cheribon, Djakarta en Bantam. o. a. ten gevolge van het matriarchaat, instellingen
Pandji Mas (Mas Karebet) zoon van den regent die met de bepalingen van het Mohammedaansche
van Pengging, aanvaardde het bestuur over zijns recht in lijnrechten strijd zijn, en die toch door
vermoorden vaders regentschap, dat van toen af de hoofden gehandhaafd worden. Dezelfde instel-
gewoonlijk Padjang genoemd werd, bleef na den lingen waren ook in het begin dezer eeuw aldaar
dood van Pangéran Tranggana van Dcmak in het van kracht; bovendien werden de godsdienstige
bezit van de landschappen Padjang en Mataram. plichten slecht nagekomen, en heerschle er groot
Na den oorlog die van de verdeeling van het rijk zedenbederf onder de bevolking, die aan hanen-
van Tranggana 't gevolg was, werd Djipang met gevechten en dobbelpartijen was overgegeven, welke
Padjang vcreenigd en liet de Vorst van dat rijk zelfs in moskeeën gehouden werden. Dit alles
zich in 1568 als Sultan huldigen, waarschijnlijk was een doorn in het oog van de parlij der streng
de eerste maal dat een Javaansch vorst den sul- geloovigen, die de adats of volksgebruiken aan
tanstitel aannam. Zijn gezag breidde zich later de instellingen van den Islam wilden opofferen
nog uit toen hem tot hoofd kozen onderscheidene en de bevolking, desnoods met geweld, wilden
gewesten van Java die aan den Vorst van Madoera overhalen een leven te voeren, dat meer in over-
ondergeschikt waren. De zoon van een door den eenstemming was met de leer van den profeet.
Sultan van Padjang over Mataram aangesteld regent,
eveneens regent over dat landschap en in de ge-
Het waren vooral de Toeangkoe's, — de leeraren
en beoefenaren van de leer van den Islam, voor
schiedenis bekend als de Scnapali, streefde naar
onafhankelijkheid en toen na den dood van den
een deel aan de moskeeën verbonden, —
kern der Padri-bcweging uitmaakten; onder de
die de
Sultan van Fadjang niet diens zoon maar de Vorst scholen voor godsdienstig onderwijs, waar deze
van Demak tot Sultan was verkozen, vond de leer verkondigd werd, wordt vooral die van den
Senapati in deze hem onwelgevallige daad eene Toeangkoe van Kota toewah in het Aganisehe
aanleiding om den nieuwen Sultan den oorlog Ie genoemd, omdat uit haar de voornaamste geest-
verklaren. Na eene overwinning van den Senapati drijvers voortkwamen, niettegenstaande de gema-
PADRI'S. 169
tigdheid van den leeraar, voorstander eener vreed- aan het bestuur der vorsten van Menangkabau,
zame verkondiging der gezuiverde leer. De naam welke werden uitgenoodigd een vergadering te
padri is waarschijnlijk afgeleid van het I'ortu- Kota Tengah bijtewonen en daar verraderlijk over-
geesche padre, vader, dat reeds sedert lang in vallen en gedood werden, met uitzondering van
het Maleisch in de beteekenis van geestelijke een hunner, Radja Alam Mocning Sjah, die dooi-
schijnt te zijn overgegaan. Door de Maleiers zou de vlucht ontkwam. De gehcclc vallei van Tanah
de naam padri aan de geestelijken, hoofden der Datar onderwierp zich daarop aan de Padri's.
beweging, zijn toegekend, en deze later tot al de Eenige volkshoofden waren, om de vervolgingen
leden der hervorniings-partij zijn uitgebreid. der Padri's te ontgaan, naar Padang gevlucht, en
De stoot tot een krachtig optreden tegen de wendden zich om hulp tot den Engelschen Lui-
„adat-partij" schijnt te zijn uitgegaan van eenige tenant-Gouverneur van Benkoelen, St. Rallies,
hadji's, die te Mekka getuigen waren van de her- onder voorgeven dat de geheelc bevolking van
vormingen, in liet begin dezer eeuw aldaar dooi- Tanah Datar hem zou ondersteunen. Rafilcs be-
de Wahhabieten ingevoerd en van de strenge paalde er zich toe 0111 Scmawang, aan het meer
wijze, waarop dezen de geloovigen dwongen hunne van Singkarah, te bezetten en te trachten betrek-
godsdienstplichten natekomen en althans in het kingen met de Padri's aanteknoopen, die echter
openbaar gebruiken natelatcn die, volgens de op- tot geen resultaat leidden. Toen het Engclsehe
vatting dier hervormers, in strijd met den Islam bestuur te Padang door ons gezag vervangen was,
waren (zie M OI I AMMEDANISME, Dl. 11, bl. 525). werd een verdrag met eenige gevluchte hoofden
Een dier hadji's, Miskin genoemd, zou zich na gesloten (10 Febr. 1821) waarbij zij aan Neder-
zijn terugkeer op Sumatra naar Pandci-Siké bege- land de landen afstonden, die vroeger tot hel rijk
ven hebben, daar tegen verscheidene misbruiken, van Menangkabau hadden behoord: eene hande-
o. a. de hanengevechten, het dobbelspel en het ling waartoe deze hoofden niet bevoegd waren.
gebruik van opium geijverd hebben en eindelijk Daarop werd aanvallenderwijzc tegen de Padri's
die plaats hebben moeten verlaten, nadat hij uit opgetreden, waarbij vooral de luit.-kol. Raaff zich
wraak over den ondervonden tegenstand het raad- onderscheidde; met afwisselend geluk werd de strijd

-
huis, waar recht volgens de adat gedaan werd, gevoerd, en zelfs leden de onzen een beduidende
in brand had gestoken. Op zijne rondzwervingen nederlaag toen zij over den Marapalm in Lintau


ontmoette hij Nan Rintjeh, een leerling van den trachtten doortedringen (1823). Een overeenkomst
Toeangkoe van Kota Lawas die, door zijne aan- met de Padri's van Bondjol, waar onder Malim
sporingen aangevuurd, zich met eenige priesters Basa, later als T. Imam bekend, een krachtig
vereenigde tot een bondgenootschap, waarvan de ntiddenpunt der hervormingspartij gevestigd was,
leden later den veelzeggenden naam „de 8 tijgers" den 221 11 Jan. 1824 te Masang gesloten, scheen

verkregen, en aan welks hoofd de Toeangkoe den strijd te zullen beëindigen; spoedig werd zij
van Mensiangan geplaatst werd. Weldra werd echter verbroken en werden de vijandelijkheden
tot geweld de toevlucht genomen; op eene ver- voortgezet. Na den dood van Raaff (17 April
gadering, waartoe de hoofden van Agam wer- 1824) volgde onder De Stucrs een tijdperk van
den uitgenoodigd, werden deze vermaand zich onthouding van onzen kant; onder Mae Gillavry
strenger aan de voorschriften van den Islam le en vooral na hem onder Elout werd weder een
houden; het gebruik van betel, opium en sterke krachtige politiek gevolgd, die oorzaak werd dat
dranken, benevens hanengevechten en dobbel- in 1832 de Padri's geheel onderworpen w-aren
spelen werden verboden; de vrouwen moesten en de Padangsche Bovenlanden, in schijn al-
hare losse gewaden afleggen, lange kleederen een voor ons gezag bevredigenden toe-
thans, in
dragen en zich het hoofd niet den sluier bedek-
ken, terwijl de mannen zich door witte gewaden
stand verkeerden. In 1833 brak echter, —
een goed deel ten gevolge van verkeerde maat-
voor

van de tegenstanders moesten onderscheiden. Met regelen, door ons bestuur genomen,

groote kracht, soms met wreedheid, werden deze verzet uit, waaraan zelfs een deel der Maleiers
opnieuw
voorschriften gehandhaafd; Nan Rintjeh zou zelfs zich aansloot. Onder leiding van T. Imam werd
een zijner vrouwelijke bloedverwanten, die zich Bondjol overvallen en vermecsterd: Agam en
aan liet gebruik van betel schuldig maakte, omge- de L Kota waren weldra in vollen opstand en
bracht hebben. Meer en meer nam de partij der zelfs werd het fort Amerongen in Rau door de
Tadri's toe, zoodat vele hoofden die haar weinig Padri's vermecsterd. Als Regeeringscommissaris
genegen waren, toch zich genoodzaakt zagen haar werd Riesz aan het hoofd van onze troepen ge-
voortestaan. Geheel Agam en de IV en VI Kota's steld en het gelukte hem Agam en de L Kota
werden onderworpen, en in elke plaats, in stede- weder te onilerwerpen, maar de hoofdmacht der
der oude volkshoofden, een Toeangkoe Imam aan- Padri's bleef te Bondjol de onzen weerstaan, en
gesteld, die in de godsdienstoefeningen voorging eerst na langdurigen strijd werd die plaats in
en een T. Kali, met de rechtspraak belast. De Aug.
aanhangers der „adat-partij", gewoonlijk als Ma-
1837 onder Cochius en Michiels vermecs-
terd. Daarmede was het verzet der Padri's gebro-
leiers aangeduid, werden door de Padri's als onge- ken; T. Imam onderwierp zich en in 1838 werd
loovigen beschouwd en behandeld, en óf ter dood hun bij Daloe Daloe de laatste slag toege-
gebracht of tot slavernij gedoemd; wreedheden bracht. Moge ook later een enkele maal in de
en onrechtvaardigheden werden maar al te vaak Padangsche Bovenlanden verzet tegen het Neder-
door de Padri's gepleegd, zoodat zelfs Nan Rintjeh landschc gezag hebben plaats gehad, zoo is dat
zich terugtrok om in afzondering te leven. toch, voor zoover bekend is, niet van den aan-
Voortdurend breidde de macht der Padri's zich hang tier Padri's uitgegaan, die na den val van
uit: Batipoe werd onderworpen en ook de
L Kola's: Bondjol allen invloed verloor en thans geheel
het laatste landschap vooral door toedoen van den verdwenen schijnt.
Toeangkoe van Loeah. Deze werd daarin bijge- Voor een kort overzicht der krijgsbedrijven tegen
staan door den zoon van een landbouwer T. Pan- de Padri's zie LEGER, Dl. 11, bl. 396; Mr. I.
man of T. di Lintau, die zelfs een eind maakte A. Van der Lith, Ned. Oost-Indië, 11, bl. 60v1g.;
170 PADRI'S. — PAHUD. (CHARLES FERDINAND)

voor uitvoeriger bijzonderheden: Kielstra, Bijdr. 1958 zielen, onder een districtshoofd dat den titel
t. t. 1. en vlk. V« volgr. 11, bl. 7; 111, bl. 142, van Marsaolé heeft.
216; IV, bl. 161, 313, 467; V, bl. 127, 263; PAGOEJAMA. District van de onderafdeeling
Ind. Mil. Tijdschr. 1887, 11, bl. 224; H. M. Limboto der tot de res. Mcnado behoorende assi-
Lange, Het 0.-I. leger ter W.kust v. Sumatra, stent-residentie Gorontalo, met 2889 zielen, onder
's Hert. 1852; 11. I. J. L. De Stuers, De vestiging een districtshoofd, dat den titel van Marsaolé heeft.
en uitbreiding der Ned. ter W.kust van Sumatra, PAGOERAWAN. Dit landschapje, ressortec-
Amst. 1849. rende onder de contróle-afdeeling Batoe Bahra
PAEDERIA. Zie DAOEN SEKT'.NTOET. van de residentie Oostkust van Sumatra, grenst
PAÉNÉ. AI.F. AMB. Zie PAPA IA. ten N. aan de Delische onderhoorigheid Padang,
PAGAGA. Mak. Zie ANTANAN. ten O. aan Straat Malaka, ten Z. aan het landschap
PAGAM (juister PERGAM). Naam op West- Si Pare Pare. Ten W. grenst het aan het gebied
Sumatra voor een Muskaat-duif, Carpophaga van den Toean Bandar, een onderhoorige van den
aeuea, die op Billiton en Mendanao Pergoem Radja van het nog zelfstandige Bataksche land-
heet en waarvan eene variëteit op Java Gedoewo schap Panei, zoomede aan het Bataksche landschap
genoemd wordt. De Maleiers op Sumatra noemen Tandjong Kasaoc, dal vroeger tot het gebied van
hem Pergam en Carpophaga Iradia Lam pat- den Toean Bandar behoorde, door den Radja val,
toe of Pergam kal aboe. Carpophaga perspi- Pagoerawan veroverd en bij diens gebied gevoegd,
cillatn heet op Oost-Sumatra bij de Maleiers doch later weder zelfstandig werd door zich reeds
Pergam. Carpophaga forstcui heet op Celebes geruimen tijd geleden bij het Gouvernement aan-
Toe toep. Carpophaga coneinna heet op de Aroe- tesluitcn. De Radja wordt in het bestuur bijge-
eilanden K o eb é la, op de Kei-eilanden Taroch t. staan door drie hoofden (Orang Bcsar), en zijn
Carpophaga rosacen heet W a 1 o r op de Kei-eilan- onderhoorigen, hoogstens een duizendtal, leven van
den. Carpophaga gee/vi/ikiana heet op Noefoor den aanplant van padi op droge velden, van haar
Waimoen. Carpophaga pinon heet op Andai klapper-aanplantingen en van de vischvangst.
(Nieuw-Guinea) O era as. Zie DUIF. Dl. I, bl. 476. Litteratuur: Zie het artikel PERBAOENO.W.
PAGAR. Mal. Jav. Door Nederlanders gewoon- PAGOT. (IKAN) Zie SESARIE. (IKAN)
lijk pagger geschreven en uitgesproken, beteckent PAHAT. (IKAN) Zie BRONANG-BRONAM :.
heg, heining, wand, schutting enz. Pagger-koffie (IKAN)
noemt men de koffie die niet, zooals de tuin- en PAHOE. Bat. Zie PAKOE.
bosch-koffïe in geregelde plantages groeit, maar PAHOELI. Au-. Men. Zie GANDAROESA.
binnen de omheining der inlandsche dorpen ge- PAHUD. (CHARLES FERDINAND) Geb. ie
teeld wordt. Amsterdam 18 April 1803 uit het huwelijk van
PAGARAN. Bat. Beteekent gehucht, meestal A. I). T. Pahud, pres. van de Wees- en Boedel-
stichtingen afhankelijk van de moederkampong, kamer te Semarang en van A. P. C. Walther, ver-
met welke de pagaran een geheel uitmaakt; ook trok hij in 1823 als ambtenaar 4C klasse naar
de nederzettingen der Orang loeboe worden zoo Batavia, bekleedde achtereenvolgens de betrek-
genoemd (zie Dl. 111, bl. 121). kingen van confrontist der 2a klasse bij het bureau
PAGAR ROEJONG. Plaatsje in Tanah Datar van den achterstand der algemeene Rekenkamer
(Padangsche Bovenlanden), vroeger de zetel van (1824), eersten commies bij het bureau van den
een der vorsten van het oude rijk van Menang- hoofdinspecteur van den \Vaterstaat(lß24), adjunct-
kabau (zie Dl. 11, bl. 483), gelegen in de nabij- ontvanger der ink. en uitg. rechten te Padang
heid der rivier Sello. Men vindt er Hindoe-oud- (1825), commies-controleur dier rechten voor de
heden. De vorstelijke begraafplaatsen zijn ten Z. l c afdeeling op
Java (1826), fungeerend contro-
van het dorp gelegen op een groot vierkant plein, leur (1827) en controleur (1829) dier rechten in
door een waringin beschaduwd, en bestaan uit een de l e finantiëele afdeeling, in 1836 tevens ont-
aantal grafheuvels, waarvan de meesten met ver- vanger van het recht van successie en overgang
schillend gevormde steenen bedekt zijn. Een klein te Batavia, en waarnemend ontvanger der ink. en
zeshoekig houten koepeltjc wijst de rustplaats van uitg. rechten aldaar (1837). In 1839 met verlof
den laatsten vorst van Mcnangkabau aan, die hier naar Nederland vertrokken keerde hij het volgend
overleed. jaar weder naar Indië terug, werd 1841 inspec-
PAGEH- of PAGEI-EILANDEN. Groep van teur van fmantiën, 1844 directeur der producten
eilanden in den Indischen Oceaan, gelegen tus- en civiele magazijnen. In 1847 met verlof naar
schen 2° 32' en 30 20' Z.B. en op de gemiddelde Nederland teruggekeerd weid hij 1849 fungee-
lengte van ioo 0 8' 46" O.L. (Hinlopen en Sevcrijn), rend secretaris-generaal bij het Dep. v. Kol. en
door de Engelschen „The Poggies" genoemd. Staatsraad in buitengewonen dienst en trad met
Vroeger behoorende tot de afd. Padang, zijn zij ingang van 1 Nov. van dat jaar in het Ministerie-
met de Mcntawei-eilandcn in 1889 gebracht onder Thorbecke als Min. v. Kol., welke hooge betrek-
de bemoeienis van den controleur der Ommelanden king hij behield ook toen dat Ministerie in 1853
van Padang, Gouv. Sumatra's Westkust. Deze be- aftrad en door een van tegenovergestelde richting
moeienis strekt zich slechts uit tot het onderhou- vervangen werd. Tijdens Pahud als Minister fun-
den van aanrakingen met de nog onbeschaafde geerde kwam o. a. het thans nog geldende Reg.-
bevolking, die op patriarchale wijze door hare regl. tot stand. Den 21"1 Nov. 1855 werd hij
hoofden wordt bestuurd, zonder eenige inmenging eervol als Minister ontslagen (met ingang van
van het Europeesch bestuur. Het aantal zielen 1 Jan. 1856), en op denzelfden dag benoemd tot
zal nauwelijks 2500 bedragen, verspreid over een Gouv.-Gen.; hij aanvaardde 22 Mei 1556 het be-
25tal kampongs. Zie verder MENTAWEI-EILAN- stuur, dat hij voerde tot 2 Sept. 1861, toen hij
DEN, Dl. 111. bl. 498. zijne betrekking ncdcrlegde, na bekomen eervol
PAGOEAT of POGOEAT. District van de ontslag op verzoek (23 Juni 1861). Hij overleed
onderafdeeling Gorontalo der tot de res. Mcnado te 's Gravenhage 31 Aug. 1873; in 1867 had hij
behoorende assistent-residentie van dien naam, met verlof bekomen zich te noemen en te teekenen
PAHUD. (CHARLES FERDINAND)
— PAKARAMAN. 171

Pahud de Mortanges. De heer Pahud werd ach- tig schouwspel dat het opstuiven der branding
tereenvolgens ridder (1848), commandeur (1853) tegen deze rotsen levert, werd in den tijd der zeil-
en grootkruis (1854) Ned. Leeuw. vaart door meer reizigers genoten dan thans. Een
Zijn bestuur werd door vele belangrijke voor- dergelijke loodrechte rots aan den genoemden uit-
vallen gekenmerkt; van veel gewicht waren de looper vormt de bekende westelijkste spits van
gebeurtenissen op Borneo's Zuidkust, die leidden Java, Java-hoofd. Op de rots van Java's Eerste
tot de inlijving van het Sultansgebied van Banjer- punt is door Hooze een glasachtig gesteente ver-
masin en de expeditiën tegen Boni, die niet de zameld, dat door Verbeek als perliet is beschre-
onderwerping van dat rijk eindigden.'Te Siak werd ven, een steensoort, die elders op Java niet be-
het Ned. gezag gevestigd en met Djambi, na eene kend is.
expeditie, een nieuw contract gesloten. Krijgstoch- PAKAN BAROE. Een moekim, behoorende
ten hadden plaats in de Lampongs, Timor, Flores, tot het gebied van Toekoe Bintara Pinang, een
Rcteh, Bali en Ceram; de landschappen Ampat der staatjes, de op de Noordkust van Sumatra en
Patoelai, Ampat Lawang en Redjang op Sumatra in de Onderhoorigheden van Atjeh gelegen fede-
werden ingelijfd. De onlusten op Borneo's Wester- ratie van Gigiëng (Gighen) uitmakende. Deze moe-
afdeeling werden beëindigd en met Aljeh een kim speelde eene niet onbelangrijke rol in de twis-
tractaat gesloten. De regeling van het muntwezen ten tusschen de fedcratiën van Pedir ofdiederXll
kreeg onder zijn bestuur haar beslag; de slavernij en Gigiëng of die der VI hoeloebalangschappen.
werd afgeschaft en het pandelingschap geregeld; Twee kampongs in die moekim hebben in de ge-
een tractaat met Portugal gesloten regelde de schiedenis der laatste 50 jaren eene treurige ver-
grenzen op het eiland 'Timor. Vreemde consuls maardheid gekregen. De bewoners namelijk van de
werden in Ned.-Indië toegelaten; de eerste tele- kampongs Pakan Baroe en Pakan Sot hebben zich
graaf aldaar kwam tusschen Weltevreden en Bui- doen kennen als stoute zeeroovers en als zoodanig
tenzorg tot stand, terwijl eene nieuwe regeling meermalen ernstig nadeel toegebracht aan de be-
der Gouv. suikercultuur getroffen werd. Als Gouv.- langen der federatie van Pedir. Deze omstandig-
Gen. maakte Pahud een reis over de Molukschc heid was een der hoofdredenen van de slechte
eilanden en Mcnado, waarover Zie P. v. d. Crab, verhouding tusschen beide hier genoemde federa-
De Moluksche eilanden, Batavia 1862. tiën. De van bestuurswege aangewende pogingen
PAINAN. Afdeeling en onderafdeeling derresi- om in deze twisten tot een vergelijk te komen
dentie Padangsche Benedenlanden. Zie aldaar, Dl. stuitten meestal af op de eischen van het hoofd
Hl, bl. 163. der Pedirsche federatie on, het hoofd der federatie
PAITON (dikwijls verbasterd lot PIIAËTON). van Gigiëng verantwoordelijk te stellen voor de
District van de contróle-afdeeling en afdeeling rooverijen van Pakan Baroe, waaraan laatstge-
Kraksan, regentschap en residentie Probolinggo; noemd hoofd, waarschijnlijk uit onmacht, niet
met eene oppervlakte van 15.789,68 hectaren, wilde of kon voldoen. Een toestand van anarchie
"et district telt 49 desa's. trad voor deze moekim in 1886 en 1887 in, toen
PAJA. Bal. Zie PAPARÉ en PARIJA. dit gebied door den invloed der oelama's geheel
PAJAKOMBO. Ondcrafdeeling van de afdee- en al aan het gezag van Bintara Pinang werd
ling L Kota's, residentie Padangsche Bovenlanden, onttrokken. Hoe die toestand ontstaan is leest
met 13 larassen; de gelijknamige afdeelings- en men in het opstel „Segli van 1885—1887" (Ind.
onderafdeelingshoofdplaats is zetel van den ass.- Gids, 1890).
res, \ oor de beschrijving der streek en der hoofd- PAKARAMAN. Het bekende Doodendal op
plaats zie KOTA, Dl. 11, bl. 300. Java, in het Diëng-gebergte, aan de bencdcnhcl-
PAJOES.(IKAN)/.icKKKAT|ANGAN.(IKAN) ling van een der toppen van den Goenoeng Boetak,
PAJONG (PAJOENG). Zie ONDERSCHEI- den Djimat of Pakaraman, die zijn laatsten naam
DINGEN. ontleend heeft aan dezen kleinen, regelmatig trech-
PAJONG. Berg op het zuidwestelijk schier- tervormigen kraterput, waarvan de steile wanden
eiland van Java. De naam doet aan den gcribden dicht begroeid zijn, maar de bodem geheel kaal
kegelvorm der vulkanen denken en Junghuhn heeft is. Ten onrechte zegt Verbeek dat „de werking
den Pajong dan ook in zijn vulkanenlijst opge- altijd zwak is en in de laatste jaren zelfs zoo
nomen. Ten onrechte evenwel, zooals door het goed als opgehouden" (Verbeek en Fennema, Geol.
terreinonderzoek van Fennema en de petrogra- Beschr. v. Java en Madoera, bl. 402). Dichter bij
phische studiën van Behrens is gebleken. De berg de waarheid was Vcth (Java, I"-' druk 111, bl. 466),
bestaat groolendeels uit gelaagde gesteenten — die „de gasontwikkeling zeer ongelijkmatig en
breccicn, zandstecnen, tuffen en mergels
— waar- thans over hel geheel van weinig beteekenis" noemt.
tusschen aan de Westkust cruptiefgestcente in Door die ongelijkmatigheid stelden sommige
be-
banken voorkomt. Ook vormt hij geen
kegel, maar zoekers de werking voor als geheel opgehouden,
bestaat uit drie van N.O. naar Z.W. loopende andere
als vrij krachtig. Toen ik de plek bezocht
ruggen, waarvan de westelijke de hoogste
(ruim was geenerlei werking te bespeuren, maar het op
500 meter) en de middelste de laagste is; de den bodem liggend kadaver van een panter toonde
oostelijke draagt het signaal Pajong (480 meter). genoegzaam aan, dat zij soms vrij aanzienlijk is.
In steile ribben loopen zij af naar 't
W., Z. en Ook een Javaan was eenigen tijd te voren in
0., en flauwer glooiende naar 't N. Een noord- het dal omgekomen, wellicht door zelfmoord. Er
westelijke uitloopcr eindigt in
Java's Eerste punt. is dan ook op het steile pad, dat omlaag voert
Aan de Westkust verheffen zich eenige
torenvor- een hek gemaakt, waar voorbij men zich niet
mige rotsen, met bosch bekroond,
loodrechte wanden, 50 tot
maar met naakte, wagen mag als het gas op den bodem hangt. Uit
70 meter hoog. Een betrouwbare inlichtingen is mij gebleken, dat de
paar ervan zijn eilandjes, de overige zijn door
lage uitslrooming, of althans het blijven hangen van
landtongen met den berg verbonden. In enkele het gas met den tijd van den dag in verband
worden vogelnestspleten aangetroffen, die
zelfs staat. In den namiddag, tegen drie uur of wat
hier door inlanders worden geledigd. Het prach-
later, begint de gasontwikkeling; ze duurt den
172 PAKARAMAN. — PAKETVAART MAATSCHAPPIJ. (KONINKLIJKE)

geheelen nacht door, maar houdt 's morgens tegen tract begint het streven tot monopoliseering van
9 uren op, naar 't schijnt in verband met het het verkeer in den Archipel zich meer en meer
schijnen van de zon in den put en de daardoor te openbaren. Langzamerhand hadden, in den
veroorzaakte luchtcirculatie. Ongetwijfeld zijn er loop van 1862, al de op Java gevestigde stoom-
veel sterkere mofetten bekend, maar slechts wei- vaart-ondernemingen hare booten aan de firma
nige liggen op den bodem van kraters, waardoor W. Cores de Vries verhuurd; de handel klaagde.
de ophooping van het gas gevaarlijk kan worden. Bij de op 31 Juli 1863 gehouden aanbesteding
't Schijnt dat men niet met zuiver koolzuur te voor de jaren 1866 t/m. 1875 was minste inschrij-
doen heeft, want de damp is niet geheel doorzich- ver H. O. Robinson te Londen, die het contract,

'
tig en heeft een scherpen reuk. J. F. N. waarbij ƒ6,97 P ei n&ijl, ƒ293,000 per jaar, be-
PAKEM. District van het tot 't Suïtansgebicd dongen werd, in 1865 overdeed aan de Ned.-Ind.
behoorende regentschap Kalasan, res. Djokjakarta. Stoomvaart-niaatschappij, eene Engelsche onderne-
PAKETVAART MAATSCHAPPIJ. (KO- ming; door Paul van Vlissingen en Dudok van
NINKLIJKE) De sloomschepen zijn in Indië ge- Heel te Amsterdam was ingeschreven voor ƒ6,98.
bracht niet door particulieren maar door het Gou- De hoofdzetel der maatschappij was te Londen;
vernement; in 1545 beschikte dit over 4, in '47 geen schip werd in Nederland gebouwd, zelfs geen
over 6 en in '50 over 10 stoombootcn, waarmede ketel vernieuwd; alles werd uit Engeland betrokken
't vervoer van goederen en passagiers plaats had. en als in Indië een der schepen moest gerepareerd
(lok de maildienst tusschen Batavia en Singapore, worden, dan geschiedde dit niet op Java, maar op
in verband met de Engelsche overlandpost op Singapore; op de booten voeren Engelsche machi-
Europa (in 1845 aangevangen) werd door de nisten en alleen eene bepaling in het contract
Marine verricht; zij deed de paketdiensten, ver- maakte dat er Hollandsehc kapiteins op de brug
voerde ambtenaren, officieren, troepen en banne- stonilen. De contractueele diensten, die eerst in
lingen, soms ook particulieren. De koopvaardij- Maart 1866 alle bevaren werden, met 12 stoom-
vloot bleef ten achteren en in 1849 was er in schepen (7050 ton), ondergingen gedurig veran-
Indië slechts één particulier stoomschip aanwezig, dering, meestal in den zin van uitbreiding. Ook
„de" stoomboot geheeten; zij behoorde aan de de Ned.-Ind. Stoomv.-maatschappij streefde naat-
N.-I. Stoomv.-maatschappij, en bevoer Batavia, een monopolie van het vervoer van personen en
Semarang en Soerabaja; in 't volgend jaar werd goederen tusschen de Ned.-Indische havens onder-
bij wijze van proef een tweede boot, van 53V2 ling. Tegen aanslagen van de zijde der stoom-
last, in dienst gesteld voor de maandelijksche vaart-ondernemingen tusschen Nederland en Indië
vaart tusschen Makasser en Soerabaja; in '51 werd was zij gewaarborgd. Deze, belang hebbende bij
nog een boot in de vaart gebracht voor het onder- eene goede verstandhouding met de N. I. S. M.
houden der gemeenschap tusschen de drie hoofd- met het oog op doorvrachten naar plaatsen bui-
plaatsen op Java. De Indische Regeering sloot ten Java, verbonden zich om noch goederen, noch
in 1852 een contract met W. Cores de Vries, ten passagiers tusschen havens in Ned.-Indië te ver-
doel hebbende een geregelde stoomvaart in den voeren. Na het verstrijken van het contract met
Indischcn archipel; het bepaalde dat een maan- tle firma W. Cores de Vries gingen de stoom-
delijksche dienst zou onderhouden worden van schepen dezer firma over op de Maatschappij
Batavia over Bcnkoclen naar Padang en evenzoo en in 1869 ondervond deze nergens concurrentie
terug en van een soortgelijken dienst van Batavia dan op de lijn Batavia—Singapore van de Mcssa-
naar Makasser over Semarang en Soerabaja en geries (sedert 1862). Andere zich in den Archipel
cvenzoo terug, die in den Oostmoeson maande- bevindende stoomers voeren op avontuur, waren
lijks, doch gedurende den Westmoeson om de 2 bestemd voor sleepdicnsten of voor het vervoer
maanden zou worden voortgezet tot Aniboina, ter reedeen meestal van klein charter.
Ternate en Menado en van die laatste plaats Bij de aanbesteding voor het onderhouden der
rechtstreeks terug naar Makasser. Bij contract van paketvaart gedurende 1876 t/m. 1890 was de
I
Juni 1854 met de Maatschappij waarop Cores laagste inschrijver weder de Ned.-Ind. Stoomvaart-
de Vries inmiddels de overeenkomst had overge- maalschappij, thans voor ƒ 3,90 per mijl, ƒ 198,000
dragen, werd de dienst uitgebreid en o. a. het per jaar, niettegenstaande de voorwaarden in meer
traject Batavia over Muntok en Riouw naar Sin- dan een opzicht, minder gunstig waren dan die
gapore en terug daaraan toegevoegd. De aanslui- in het vorig contract.
ting met de overlandmail van alle diensten was een Alles wat bij contract was bedongen werd stipt
der voorwaarden. Het subsidie bedroeg ƒ 140.000 uitgevoerd, maar buiten haar contract was de Maat-
gedurende het le jaar en ƒ 160.000 gedurende schappij hoogst willekeurig in hare handelingen;
elk der volgende jaren, d.w.z. ƒ9,69 of ƒ8,73 vooral de particuliere handel had reden tot klagen
per mijl; daarenboven waren een aantal voorelee- en ook het Gouvernement moest hare ongenaak-
len toegekend. Door uitbreiding van den dienst baarheid ondervinden, toen de Atjeh-oorlog aanlei-
klom het subsidie in 1857 tot ƒ10,56 per mijl. ding gaf tot onderhandelingen buiten het contract.
Een in 1854 met de Ned.-Ind. Stoombootmaat- Een vast tarief voor particulier vrachtgoed ont-
schappij gesloten contract voor het onderhouden brak; op de Buitenbezittingen werd geklaagd over
van den zooeven genoemden dienst naar Riouw het ontbreken van de gelegenheid tot doorvoer
en Singapore, ging na afloop, einde 1859, op naar Nederland, enz. De aandrang om andere
Cores de Vries over. Een aanbesteding in 1859 maatregelen te nemen bestond dus.
voor het bedienen der paketvaart na 1860 mis- Het was de heer J. J. Van Kerkwijk, die in de
lukte, omdat Cores de Vries de eenige inschrijver zitting van 18 Dec. 1884 in de Tweede Kamer
was voor een buitensporige som; uit eene nadere aandrong op het overnemen van den dienst door
onderhandeling ontsproot een contract, waarbij eene Nederlandsche maatschappij, nadat het con-
hij op zich nam de paketvaart tot 1864 te onder- tract zou zijn afgeloopen. En het was de Ned.
houden tegen eene subsidie van ƒ 500,000, ƒ 18,21 Maatschappij t. bcv. der nijverheid die, naar aan-
per mijl. Met het in werking treden van dit con- leiding van verscheidene geschriften over dit
PAKETVAART MAATSCHAPPIJ. (KONINKLIJKE) 173

onderwerp, zich de zaak aantrok, het departement verlaagd; dat voor het vervoer van gouv.-passa-
Haarlem dat door eene motie de aanleiding was giers derde en vierde klasse groote verbeteringen
dat de Min. van Kol. zich bereid verklaarde om, zijn aangebracht; dat de nieuwe booten op Neder-
hoewel de voorwaarden reeds waren ontworpen, landsche werven moeten worden gebouwd en dat
met Nederlandschc deskundigen over de zaak te uitsluitend Nederlandsch personeel in dienst wordt
onderhandelen. De heeren J. Boissevain, W. Ruys gesteld; dat de particulieren niet meer aan wille-
en P. E. Tegelberg, allen directeuren van onze keur zijn overgeleverd, daar van hen nooit meer
stoomvaartlijnen op Indië, maakten van deze gele- dan 10% en voor goederen nooit meer dan 25 °/0
genheid gebruik, met dit gevolg, dat den 4 C Febr. boven het gouv.-tarief mag worden geheven.
1888 de Tweede Kamer het ontwerp van wet ont-" Bij de wet van 19 Mei 1899 (St. n°. 212, Ned.
ving voor de bediening van de paketvaart in den St. n°. 122) is de Gouv.-Gen. gemachtigd om met de
Ned.-Ind. archipel gedurende de jaren 1891 tot en Paketvaart eene overeenkomst aan te gaan, waarbij
met 1905, den d. a. v. met 54 tegen 3 stem- het met haar bestaande contract voor de bediening
men aangenomen (Wet van 19 Maart 1888, St. van de paketvaart gedurende 1891 t/m. 1905 in dier
n°. 95, Ned. St. n°. 48), daarna door de Eerste voege nader wordt gewijzigd dat de duur van het
Kamer zonder hoofdelijke stemming. Den 19011 Sept. contract tot uit. 1915 wordt verlengd en dat voor
1888 had de inschrijving plaats naar ƒ3,250,000 10 van de nog bestaande twaalf contractueele
der eerste serie van ƒ4,000,000, zijnde dit laatste diensten, de bij voornoemde wet van 19 Mei '99
bedrag 2/3 van het geheele kapitaal der Kon. bepaalde lagere eenheidscijfers van subsidie wor-
Paketvaart Maatschappij (statuten goedgekeurd bij den aangenomen. Deze lagere subsidie-cijfers welke
K. B. van 10 Aug. 1888, n°. 34). Het contract 1 Jan. 1899 ingingen, leidden tot eene jaarlijksche
met het bovengenoemde driemanschap kwam des- besparing van ƒ250.000. In de jaren 1896 t/m.
tijds aan vele financiers en Indische specialisten 1898 werd door het Gouvernement aan subsidie
zóó onercus en weinig voordeelig voor, dat het betaald ƒ704.526, ƒ666.353 en ƒ684.728. De
geen gemakkelijke taak was de zes millioen bijeen subsidie bij het nieuwe contract bedongen bedroeg
te brengen. Alleen door den krachtigen steun ƒ294.000 meer, voortspruitende uit eene wijziging
van enkele groote lichamen gelukte dit en het in de te bevaren lijnen en sterke uitbreiding van
was noodig om tijdens den aanbouw aan de aan- voor de ondernemers onvoordeelige diensten;
deelhouders eene rente van 4 °/o op hunne stor- voorts verviel voor de nieuwe onderneming het
tingen te verstrekken. Zoo was de dienst betref- voordeel uit een renteloos voorschot; werden haar
fende het onderhouden van gemeenschap met veel hoogere eischen gesteld wat de soort, de
stoomschepen, voor mail, passagiers en goederen snelheid der schepen en de behandeling van pas-
tusschen alle belangrijke plaatsen naar het uitge- sagiers betreft; zou ten gevolge van een lager
breid eilandenrijk in Ned.-Indië opgedragen aan tarief veel minder worden betaald aan vracht en
Ncderlandsche gegadigden. Daar de heeren Boisse- passage; 't Gouvernement meer vrijheid genieten
vain en Tegelberg directeuren zijn van de maat- in het gebruik maken van andere schepen en tot
schappij „Nederland", de heer Ruys van de „Rot- een vooruit bepaalden prijs schepen van den onder-
terdamsche Lloyd", kwam de Paketvaart in nauwe nemer kunnen huren. Sedert eenige jaren vervoert
verbinding met de twee stoomvaartlijnen, die de de Maatschappij Gouv. zout en Ömbilin-kolen
gemeenschap tusschen Nederland en Ned.-Indië voor Gouv. rekening.
onderhouden; zoodoende was zij verzekerd van De jaarlijksche toeneming der vloot van de
krachtigen steun tot ontwikkeling van het tran- Paketvaart en van het aantal doorloopen mijlen
sito-verkeer van geheel Ned.-Indië over Batavia, blijkt uit de hier volgende opgaaf:
Soerabaja en Padang met Europa, in concurrentie
met dat over Singapore; en tevens had zij voor
buitengewone behoeften van de Regeering beschik- Aantal
,
„ ,
Ton bruto I(v.Geogr. mijlen
king over het reserve-materiaal van de groote schepen 4 zeemijlen)
schepen der met haar verbonden Nederlandschc
maatschappijen, waardoor zij haar eigen vloot 188.112
geheel voor Paketvaart kon inrichten en bestem- 1891 28 28.go5
men. De indertijd gekoesterde en uitgesproken i8g2 30 30.611 206.087
i8g3 31 33.022 219-993
vrees, dat de Paketvaart het opkomen van parti-
culiere vervoer-onderncmingen onder Nederland- 1894 3i 33.022 240.767
schc vlag zou tegenhouden, is gebleken onge- 1895 32 35-558 241.847
grond te zijn geweest. Op alle lijnen der Paketvaart 1896 3i 35-991 256.461
waar het particulier vervoer maar cenigszins loo- 1897 34 40.280 261.066
nend is, bestaat feitelijk eene scherpe concurrentie. i8g8 34 43-o72 284.209
De voordeden die aan de Paketvaart verzekerd i8gg 33 42-3H 286.016
werden zijn een subsidie over de verschillende De grootste boot heeft 2300, de kleinste 400
lijnen, bij den aanvang afwisselend van ƒ 1,50 tot ton inhoud. De geheele vloot heeft ruimte voor
ƒ2O per mijl (samen ƒ 660.000 en dooreen ƒ 6,90) 720 passagiers kl., 490 2e kl., 19.520 3' kl.
maar later in dier voege gewijzigd dat en lusschcndekspassagiers.
geen enkele
lijn meer dan ƒlO subsidie had; en'het uitslui- Hel aantal doorloopen mijlen betreft zoowel de
tend recht op het vervoer van gouvernements- lijnen voor welke subsidie wordt genoten, de
goederen en -passagiers langs al de lijnen tegen regelmatige diensten buiten contract, de extra-
overeengekomen vracht en passage. Tegenover reizen, de uitvoering van de met de Ind. Rcg.
het hoogere subsidie dan aan de Engelsche maat- gesloten aannemingscontracten wegens zout- en
schappij staat dat de Regeering in tijd van nood kolenvcrvoer in de stoomschepen welke van regee-
de beschikking heeft over al de schepen, jazelfs ringswege worden gehuurd voor het overbrengen
ze kan overnemen; dat de tarieven, zoowel voor van troepen en oorlogsmaterieel naar en uit Atjeh.
gouverncments-passagiers als voor -goederen zijn Hel aantal vervoerde (gouv.- en portie.-) reizi-
174 PAKETVAART MAATSCHAPPIJ. (KONINKLIJKE) — PAKOE TIHANG.

gers bedroeg in 1891 122.047, '92 H9-5 42, 93 Soembawa, Bima, Laboean Hadji.
175-474, '94 178-572, '95 179-813, '96 212.885, Ten behoeve van de personen die met de boo-
'97 190.448, '98 193-334- ten der Paketvaart reizen is door de heeren Dr. J.
De uitkeering aan aandeelhouders bedroeg in F. Van Bemmelen en G. B. Hooyer een „Reis-
1889 4%, '9° 4%, '9i °%, '92 2%, '93 7%, gids voor Ned.-Indië samengesteld op uitnoodiging
'94 9%, '95 772%, '96 io'>/n, '97 9 0/0, '98 der Kon. Paketvaart Maatschappij''(Batavia 1896),
9%%, '99 B'/»%; samen 693/4% over "jaren een handig boekje met wetenswaardige mededee-
= 6,34 % gemiddeld. lingen omtrent de plaatsen die door de booten
Ongeveer 60 agenten vertegenwoordigen de Maat- worden aangedaan en de streken die, van daar-
schappij in Indië. Zij heeft te Batavia een hoofd- uit, waard zijn bezocht te worden.
agent en eene school voor officieren en machinisten PAKI. Op Sumatra's Westkust de naam voor
en te Soekaboemi eene inrichting voor ziekenver- boomvarens; andere varens hccten Pa koe.
pleging. PAKIS. District van de contróle-afdeeling 'Toem-
Volgens de dienstregeling van het l c halfjaar pang, regentschap en afdeeling Malang, res. Pa-
1900 worden onderstaande lijnen bevaren: soeroean; met eene oppervlakte van 48.139,96
Batavia, Telok Betong, Kroë, Benkoelen, Pa- hectaren. Het district telt 123 desa's.
dang, Oeleë Lheuë, Segli, Lho Semawé, Edi, PAKIS. District van de contróle-afdeeling, het
Penang; regentschap en de afdeeling Trenggalek, res. Kediri;
Batavia, Telok Betong, Bintoehan, Engano, Ben- met eene oppervlakte van 8251,6 hectaren. Het
koelen, Mokko Mokko, Padang; district telt 56 desa's.
Batavia, Billiton, Singapore; PAKIS. Jav. Zie PAKOE.
Padang, Poeloe Tello, Priaman, Ajer Bangis, PAKIS ADJI. Jav. Zie PAKOE AD|I.
Natal, Siboga, Baros, Singkel, Goenoeng Sitoli, PAKIS KIDANG. Jav. Zie PAKOE tl HANG.
Trocmon, Tapa Toean, Analaboe, Poeloe Raja, PAKOE. Jav. Beteekent „spijker", „spil";
Oelcë Lheuë, Penang, Singapore; Pakoe Boewana, „spijker of spil der wereld",
Batavia, Muntok, Palembang, Moeara Saba, d. w. z. „die de wereld vast doet staan en bijeen
Simpang, Djambi; houdt" is een der titels der Soesoehoenans van
Batavia, Muntok, Riouw, Belawan Dcli; Mataram en van Soerakarta, waaronder zij in den
Belawan Dcli, Edi, Belawan Dcli, Asahan regel worden vermeld, b. v. Pakoe Boewana I,
('Tandjong Balei), Paneh (Laboean Bilik), Bila die de eerste vorst van Mataram was, welke
(Si Djawi Djawi), Bcngkalis, Siak, Bengkalis, dien naam aannam (zie JAVA, Dl. 11, bl. 126).
Singapore; Pakoe alam, eveneens „spii der wereld", is
Batavia, Billiton, Pontianak, Palo; een der titels van een te Djokjakarta gevestigden
Batavia, Cheribon, Tegal, Pekalongan, Sema- prins, die van den Sultan onafhankelijk is en een
rang, Soerabaja; eigen gebied bestuurt (zie VORSTENLANDEN).
Singapore, Bawean, Soerabaja, Bawcan, Bandjer- PAKOE. Mal., Soknd., Mak., Boeg. en Alk.
masin, Kota Baroe (Poeloe Laut), Balik Papan, Men.; PAKIS, Jav.; PAHOE, Bat.
Moeara Djawa, Samarinda (Koetei), Donggala, Algemeene benaming voor varens. De soorten
Berouw, Boelongan; worden door verschillende toevoegsels aangewezerr.
Singapore, Batavia, Semarang, Soerabaja, Boc- Voor Arsam of Arsom zie PAKOE RASAM.
leleng, Ampenan, Makasser; PAKOE ADJI. Mal.; PAKOE BADAK,
Pare Pare, Donggala, Toli Toli, Boesak, Bwool, S. .KMi. ; PAKIS ADJI, Tav.; TANDIJANG, Bat.;
Matinan, Palehleh, Bolontio, Soemalata, Kwand- PAPA, Mak.; PATOKO, Tem.; PATOEKOE
ang, Amoerang, Mcnado, Totok, Gorontalo, To- of SAJOR KALAPA, Mal. Mol.
mini-bocht, Ternate, Batjan, Boeroe, Amboina, Cycas circinalis L., fam. Cycadaceae. Altijd
Banda, Amboina, Saleier; groene op een palm gelijkende boom, die in ooste-
Singapore, Bawean, Soerabaja, Boeleleng, Am- lijk tropisch Afrika en Z.-Azië, vooral in de kust-
penan, Makasser, Amboina, Banda; streken en op droge standplaatsen, wordt aan-
Singapore, Batavia, Semarang, Soerabaja, Boe- getroffen. De jonge bladeren worden gegeten; de
leleng, Ampenan, Makasser, Bontham, Boelekomba, vruchten wel fijn gestampt op wonden gelegd.
Saleier, Sindjai (Balangnipa), Palima, Paloppo Zij heeten giftig te zijn.
(Loewoe), Boeton, Temboekoe, Losoni, Salabangka, PAKOE BADAK. Soend. Zie PAKOE ADJI.
Kendari; PAKOENTJEN. District van de contróle-afdee-
Singapore, Batavia, Semarang, Soerabaja, Makas- ling, het regentschaj, en de afdeeling Ngrowo,
ser, Bima; res. Kediri; met eene oppervlakte van 14.390,28
Laboean Badjoe, Maoemeri, Larentoeka, Koe- hectaren. Het district telt 25 desa's.
pang, Atapoepoe, Timor Dcli, Alor, Kocpang, PAKOE RASAM (minder juist ARSAM). Mal,
Rottï, Savoe, Endeh, Waingapoe; G/eiche/iia linearis Purm. Eene in de Padang-
Singapore, Batavia, Semarang, Soerabaja, Boe- sche Bovenlanden veel voorkomende harde en
leleng, Ampenan, Makasser, Amboina, Saparoea, moeilijk te doorkomen varensoort.
Banda; PAKOE TIHANG. Soend. ; PAKIS KIDANG,
Gisser, Sckar, Skroë, Toeal (Kei-eil.), Flat Jav.
(Groot-Kei), Dobo (Aroe-eil.), 1410 O.L. (Silc- Dichsonia Plumei Moore =
A/sophila lurida
raka), I.cling Loewan (Larat), Adaoet (Sclaroe), Endl., fam. Polypodiaceae. Boomvaren van Java.
Tepa (Babber), Serwaroe (Letti), Kisscr, llwaki De goudgele rossige wol aan den stam bezit bloed-
(Wettcr), Woeloer (Dammer), Toeal (Kei-eil.); stelpende eigenschappen. Dezelfde kracht is eigen
Amboina, Wahaai, Ternate, Gani, Patani, aan de wol van Cibolium Paromelz Smith, van
Saonek, Sorong, Samatc, Doreh, Roon, Ansoes, Sumatra, bekend onder den naam van panawar
Djamna, Humboldtsbaai; djambi, en ook in Europa als bloedstelpend
Soerabaja, Socmenap, Panaroekan, Banjoewangi, middel in gebruik. Zij wordt in Sumatra wel ge-
Boeleleng, Ampenan; bezigd om kussens op te vullen.
PAKOE] WANGI. — PALEMBANG. 175

PAKOE WANGI. Mal. Tot de pala goemantoeng: lombok, terong, dja-


Lindsaea cullrata Sic., fam. Filices. Deze berg- goeng, djagoeng tjantèl, djawawoet, katjang lan-
varen, welks blaadjes aan die der chevelures djaran of Chineesche slingerboon, katjang toeng-
(Adiantum) herinneren, bevat cumarine en riekt, gak, kedelé, katjang idjo, kara of Egyptische
vooral gedroogd, zeer aangenaam. In Malaka ver- slingerboon, djarak, widjèn, kapas; ook teboe,
staat men onder dezen naam een andere welrie- bako of tabak, torn of indigo, en sommige blad-
kende (cumarine-houdcnde) varen, nl. Pleopcltis. groenten als kool, sawi of witte mostaard, enz.
PALABOEAN RATOE. Zie WIJNKOOPS- Tot de pala kasimpar: timoen of gewone kom-
BAAI. kommer, semangka of watermeloen, krat' of ge-
PALAEMON. ARTICULATA, CRUSTACEA, vlekte komkommer, enz.
MACRURA, Carididae, Falaemoninae. Zie Litteratuur: L. Th. Maycr, De Javaan als land-
OEDANG. bouwer en veefokker, Batavia 1898.
PALAEONTOLOGIE. Zie VERSTEENIN- PALEMBANG. Residentie op de Oostkust van
GEN. Sumatra, grenzende ten Z. aan de Lampongschc
PALAEORNIS. AVES, PSITTACI, I'silla- districten en Benkoelen; ten O. aan de Soenda-Zee
cidae, Palaeornithinae. Zie BETTET. en Straat Banka; ten N. aan Indragiri en Kwantan ;
PALA LELAKI (PALA PAPOEA). Drogerij. ten W. aan de Padangsche bovenlanden, Korintji
De mannetjes-notenmuskaat, van Myristica argentca en de overige onafhankelijke landschappen ten W.
Wurbg. Belangrijk handelsartikel van N.-Guinea. van Djambi en aan Benkoelen. De uitgestrektheid


De gewone soort (van M. fragrans Houtt.) is als van het gewest, met inbegrip van het rijk van Djambi
pala perampoean of pala baros bekend (884 D g. m.), dat tot Palembang behoort en
(verg. NOTENMUSKAAT, Dl. 111, bl. 38).
PALANDOEK. Zie PALANDOK.
waarover zie DJ AMBI,
geschat.
— wordt op 2526,7 Q g. m.

PALANDOK (juister: PELANDOEK). Malei- Het grootste gedeelte der residentie wordt door
sche naam voor Muskusdier, Tmgulus. Dwerg- eene vlakte gevormd, die door tal van rivieren
hert. De Banjereezen en Dajaks van Borneo noe- besproeid wordt en een zeer vruchtbaren grond
men Tmgulus napii Palandoek of Plandoek. bevat, welke echter meerendeels, vooral in de kust-
De Maleiers op Oost-Sumatra noemen deze soort landen, met wouden en wildernissen bedekt is.
Blandoh, vreemdelingen op Borneo Napoe en De laatstgenoemde landen zijn zeer laag gelegen,
Bataks Bloeach. Tragu/us knnchi! heet bij de aan overstroomingen blootgesteld en vaak moe-
Maleiers op Oost-Sumatra Kantjil (Zie aldaar). rassig. Het westen der residentie is echter, vooral
Op Zuid-Oost-Bornco wordt Tragulus jnvanieus in de grenslanden, bergachtig; de uitloopers van
aangeduid met den naam Plandoek akar. het Barisan-gebergte, die zich daar verheffen, be-
De naam Pelandok wordt ook gegeven aan reiken over het algemeen geen groote hoogte, of-
danseressen van beroep in Palembang (Dl. 11, schoon enkele toppen daarvan een aanzienlijke
1)1. hoogte hebben, met name de Tjoendoeng (Boekit
636).
PALAQTJIUM. Zie BALAM BARINGIN en Oeloe Moesi), de Dempo, de Kaba en de Rajah;
BALAM TAMBAGA. minder belangrijke toppen zijn de Boekit Amba-
PALASARI.SoF.Ni>. Zie POELASARI. lau (in Soengei Tenang), de Biti, Baleirang, Ge-
PALAWIDJA. Op de akkers, waarvan rijst dang, Loemoet, Pandjang, Tjemara, Bala, Tjcrmah,
geoogst is,
worden door de inlanders allerlei Selapan, Pematang Kambing, Maling, Basah, Ke-
Tweede gewassen geteeld, d. z. snelgroeiende moening of Karamoenting, Ilitani (alle in of nabij
planten die in 3 a 4 maanden product geven en de Redjang), Besar (Pasoemah-landen), Pandan
dus tegen den tijd, waarop men weder aan de (Semindo Oeloe Loeas), Seminoeng (Ranau-distric-
beplanting der sawah met rijst denkt, van het ten) enz. Baaien van beteekenis komen langs de
veld verwijderd kunnen zijn. Gewoonlijk wordt kust van Palembang niet voor; de zee is er
niet het geheele sawah-veld beplant, maar slechts ondiep en met zandbanken bezet. De voornaamste
de daarvoor meest geschikte helft of minder, dit kapen zijn de Lucipara-punt, de 1° Hoek of punt,
deel wordt dan zorgvuldig bewerkt met ploeg en de Valsche eerste punt, de 2e Hoek (Tandjong
eg. Door de palawidja-teelt krijgt de Javaansche Tjapat), de y Hoek (T. Kasocgihan), de 4'; Hoek
landbouwer niet alleen dubbel profijt van zijn (T. Palima Bangkoe), T. Api Api en T. Djaboeng
veld, maar brengt hij tevens de nuttige wissel- (kaap Bon). Vooral in het Z.O. van het gewest
cultuur in praktijk. Gewoonlijk worden als pala- worden verscheidene meeren (danau's) aange-
widja op de natte of bewaterbare velden aange- troffen, die zeer vischrijk zijn; wij noemen: Danau
plant lombok, terong, katjang landjaran, k. idjo, Talang Batin verbonden met de Masoedji en de
kedelé, djagoeng, timoen, ketéla. Op de droge Babatang; de D. Loewar, Itam en Lebak Tapoes,
velden in de vlakte en het gebergte (tcgal), kweekt verbonden met de Lampoejang en Babatang; D.
men dezelfde en andere gewassen als palawidja, Sabocdjang (Lebak Deling) verbonden met de
doch niet na de rijst. Palawidja is dus daar de Padang en de Loempoer; D. Baton, verbonden
naam voor alle landbouwproducten behalve pari, met de Komering; D. Lingkis, verbonden met
en wordt nader onderscheiden in pala kapendem, de Peladjoc en l'adang; en het belangrijke meer
d. z. planten, waarvan de vruchten onder den grond Ranau, dat in de Selaboeng uitwatert.
zitten, dus knolgewassen, pala goemantoeng, d. z. Van de talrijke stroomen en riviertjes, die in
planten met hangende vruchten (dus ook vrucht- het gewest gevonden worden, moeten hier ge-
boomen, en niet alleen heesters, die hangende noemd worden: de Soengei Toengkal en de Batang
vruchten hebben) en pala kasimpar, d. z. planten Hari, beiden in Djambi; de Banjoe Asin (Zie aldaar
wier vruchten over den grond groeien. Tot de en MOESI, Dl. 11, bl. 521), de Siloempoer en
pala kapendem behooren: ketéla of batata, keléla de Masoedji, die de grensscheiding met de Lam-
pohoeng of cassave (= k. djèndral, sikong, sing- pongschc districten vormt. Deze worden echter in
kong, kaspé), katjang tjina, kentang, kembili, belangrijkheid overtroffen door de Moesi of rivier
brambang of witte ui, bavvang of roode ui, enz. van Palembang, die met hare zijtakken het groot-
176 PALEMBANG.

ste gedeelte van Palembang besproeit en langs en vlk. IVC Ser. X, bl. 363). Ook de kleeding
wier wateren de gemeenschap tusschen de ver- der bevolking is ongeveer gelijk aan die der Ja-
schillende deelen van het gewest hoofdzakelijk vaansche. Het is niet met zekerheid te zeggen,
plaats vindt; veelal wordt daartoe gebruik gemaakt welke de betrekkingen waren tusschen de Hin-
van inlandsche vaartuigen, bidar's genaamd. De doe-Javanen en Hindoc-Sumatranen; volgens de
wegen in het gewest zijn meerendeels slechts overlevering zou Madjapahit op Java Palembang
smalle voetpaden, die door wildernissen loopen hebben vermeesterden die streek door een stad-
en vaak door tijgers onveilig gemaakt worden; houder van Madjapahit bestuurd zijn geworden.
er is echter een groote weg door de residentie De val van dat rijk schijnt ook de bekeering van
aangelegd, die zelfs voor het vervoer van troepen den stadhouder van Palembang, — en daarmede
geschikt is, en van de hoofdplaats naar Benkoelen
loopt; een zijtak gaat van Moeara Enim over Batoe
ook van de bevolking, — tot den Islam ten ge-
volge gehad te hebben, en geleid te hebben tot de
Radja naar Moeara Doea en verder over Banding onafhankelijkheid van dat wingewest, die gewoon-
Agong, hoofdplaats der Ranau-districten, naar Kroë lijk in het midden der XV" eeuw gesteld wordt.
(Benkoelen). Tot M. Doea is die weg voor rijtui- Een eeuw later, in 1544, zou eene nieuwe kolonie
gen geschikt. Een voor karren geschikte weg gaat van Javanen naar Palembang zijn overgekomen
van Kepahiang naar Benkoelen, dat ook door vrij en haar opperhoofd, Gedang Soera, eene nieuwe
slechte wegen met Ampat Lawang en Redjang ver- dynastie aldaar gesticht hebben, die haar gebied
bonden is. tot in het Redjangsche en Pasoemahsche uit-
Ofschoon er tal van plaatsen in Palembang breidde, maar onder suprematie van Bantam op
gelegen zijn, kunnen er slechts enkele als van Java geraakte. Wij komen op vaster terrein in
belang beschouwd worden. Wij noemen hier (be- den tijd van de aanrakingen der Europcërs met
halve de hoofdplaats, zie beneden bl. 181),Tcbing den Maleischen archipel. Vast staat b. v., dat,
Tinggi, aan den linker-oever der boven-Moesi, waai- toen de Nederlanders op hun eersten tocht naar
de wegen van Moeara Bliti en Kepahiang naar Indië in 1596 Bantam bezochten, kort te voren
Lahat samenkomen en zetel van den ass.-res. met de Vorst van Bantam gesneuveld was op een
een defensief kampement; Kepahiang (Zie aldaar. expeditie tegen den Vorst van Palembang, door
De versterking werd door eene aardbeving 6 Jan. hem als vasal van Bantam beschouwd. De rijks-
1900 vernield) in de Redjang; en Lahat (Zie bestuurder van Bantam vroeg toen hulp aan de
aldaar), zetel van den ass.-res. en standplaats van Nederlanders tegen Palembang, welk verzoek echter
een belangrijk garnizoen. niet werd ingewilligd. Van een daadwerkelijke
Verreweg het grootste gedeelte van het eigen- suprematie van Bantam over Palembang is uit de
lijke Palembang wordt ingenomen door de landen, archieven onzer Oost-Indische Compagnie niets
vroeger uitmakende het Rijk van dien naam, dat zekers gebleken; wel van een vijandelijke ver-
in 1823 en 1825 bij het directe Gouv.gebied werd houding tusschen deze beide staten in de eerste
ingelijfd. Reeds betrekkelijk vroeg werden die helft der 17" eeuw; o. a. over 't bezit van Toelong
landen door Hindoes gekoloniseerd; evenals in Bawang. Een tweetal vorsten, die toentertijd
vele streken in de binnenlanden van Sumatra zijn regeerden, zijn bijzonder bekend: de Pangéran
in Palembang sporen optemerken van den invloed Sindang Kinajang (1616—1628), wiens echtge-
door deze vreemdelingen uitgeoefend. Zoo heeft nootc, Ratoe Sinoehoen, aan de bevolking wetten
men in de binnenlanden van dat gewest, vooral zou hebben gegeven, die in onzen tijd als ge-
in de onderafdeeling Lematang Oeloe en de Pasoe- woonterecht bleven voortbestaan, en Tjindai Ba-
mah-landen, Hindoe-overblijfselen ontdekt (T. Bat. lang (1649 —1694) die onder den naam Abd ar-
Gen. XIX, bl. 3); zoo heet een der bergen van Palem- Rahman den titel van Sultan aannam, welke
bang, de Dempo, in Maleische kronieken Maha- titel daarna steeds door de vorsten van Palem-
méroe, de naam van de verblijfplaats van Indra, bang gedragen werd, ofschoon de bevolking hem
en dragen de goede geesten bij de Pasoemahers den Javaanschen titel Soesoehoenan gaf. Aan
nog heden den naam dewata. Het schrift, in de laatstgenoemden Sultan zou het Palcnibangsche
binnenlanden nog wel gebruikt, het zoogen. ren- rijk zijne organisatie te danken gehad hebben.
tjong (Zie aldaar), schijnt van Hindoe-oorsprong. Onder het Sultansbestuur waren de binnenlan-
Het is echter onmogelijk te zeggen of er voor den in afdeelingcn verdeeld, gewoonlijk gevormd
Palembang sprake kan zijn van een directe Hindoe- door het stroomgebied eener rivier, staande onder
kolonisatie uit hetvasteland van Indie; heeft zij plaats hoofden uit den adel benoemd, die óf ter hoofd-
gehad, dan liet zij toch gecne beduidende sporen plaats verbleven en dan raban's genoemd wer-
achter (zie OUDHEDEN, Dl. 111, bl. 134); zeker den, of onder den titel djenang zich in de bin-
is het echter, dat er uit Java machtige Ilindoc- nenlanden begaven, hoofdzakelijk om te zorgen
koloniën in het I'alcnibangsche gesticht zijn, die dat de opbrengsten aan den Sultan verschuldigd,
haren stempel op de bevolking gedrukt hebben, voldaan werden. Het bestuur in de binnenlanden
welke in uiterlijk voorkomen weinig van tlie der werd gevoerd door marga- en doesoen-hoofden,
Javanen verschilt. Vooral in de binnenlanden, door de bevolking gekozen. De Vorst werd be-
doch ook ter hoofdplaats, is de Maleische taal, schouwd als eigenaar van den grond, dien hij ten
door haar gebezigd, Javaansch gekleurd; het Ja- eigen behoeve deed bearbeiden, of aan bloedver-
vaansch was dan ook tijdens het inlandsche vor- wanten en djenang's afstond, terwijl het over-
stenbestuur de hoofdtaai hetgeen o. a. blijkt uit blijvende tusschen de marga's en doesoen's ver-
verscheidene bevelschriften van die vorsten. Zoo deeld was. De bevolking, die deze landen be-
is een dergelijk stuk op een zilveren plaat ge- bouwde, was tot heerendiensten voor Sultan en
graveerd en indertijd aan een hoofd der Pasoe- Rijksgrooten verplicht; de Vorst bezat voorts het
mahers uitgereikt, in gebrekkig Javaansch met monopolie van een aantal winstgevende produc-
Javaansche karakters opgesteld (T. Bat. Gen. IV. ten, die de bevolking tot lagen prijs moest leve-
bl. 186, 516; XXIII, bl. 517; XXXII, bl. 597, ren (tiban-toekon), terwijl zij ook verplicht was,
XXXIV, bl. 605; XXXV, bl. 209; Bijdr. t. t. 1. zekere goederen van den Vorst tegen zeer hooge
PALEMBANG. 177

prijzen te koopen tegen geld of producten, voor den troon geplaatst. Rallies weigerde die over-
welke laatsten de prijs door den Vorst werd vast- eenkomst te bekrachtigen; de jongere Sultan
gesteld. Aanvankelijk werd deze gedwongen han- werd weder in zijne waardigheid hersteld en
del slechts eenmaal 'sjaars gedreven; in de latere Badr-oeddin moest zich mét de opbrengst van
tijden van het Sultansbestuur 3- of 4maal 'sjaars eenige landen als levensonderhoud tevreden stel-
en tegen nog meer verhoogde prijzen. Ook was len. Na het herstel van het Nederlandsch gezag
het een gebruikelijk middel om aan geld te komen, werd de Vorst, die niet in staat was rooftochten
dat de pilaarmat in vieren gekapt, en aan elk uit de binnenlanden in Benkoelen en de Lam-
stuk de waarde van een geheel gegeven werd. pongs tegen te gaan, door den Regeeringscom-
Eindelijk moest de bevolking nog hassil (Zie missaris Muntinghe in 1818 genoodzaakt zijne
aldaar) opbrengen, een som voor verschillende rechten over de boven- en binnenlanden van zijn
voortbrengselen van landbouw en nijverheid en rijk aan Nederland aftestaan. Korten tijd daarna
bovendien werden nog van tijd tot tijd belastin- verscheen een gezantschap van Raflles, toen Luit.-
gen en geschenken van haar gevorderd. Gouv. te Benkoelen, in Palembang, ten einde den
De Compagnie knoopte reeds vroeg (1617) be- Sultan overtehalen, zich onder de bescherming
trekkingen met Palembang aan en had er sinds van Engeland te plaatsen; Nadjm-oeddin stemde
1619 ee n koopman, maar in 1621 werd haar kan- daarin toe en teekende een contract, waarbij hij
toor weder opgeheven en werd de handel op zich verbond, eene Engelsche bezetting te ont-
Palembang gedreven met gaande en komende vangen. Toen Muntinghe daarvan kennis kreeg
schepen, terwijl de Palembangsche peper ook met werd de Engelsche afgevaardigde Salmond, die
inlandsche vaartuigen te Batavia werd aangebracht. de Britschc vlag had laten hijschen, naar Batavia
Niet altijd was de verhouding tusschen Palem- gezonden; Nadjm-oeddin werd door Muntinghe af-
bang en de 0.-I. Comp. vriendelijk, vooral niet gezet en Badr-oeddin weder op den troon geplaatst.
toen Mataram in het 2° kwart der eeuw meer Deze maakte gebruik van eene tijdelijke afwezig-
en meer invloed in de Palembangsche zaken wist heid van Muntinghe om een aanslag op ons gezag
te verkrijgen. Toch werd in 1640 een contract voortebereiden; in Juni 1819 werd ons fort aan-
tusschen de 0.-I. Comp. en den Pangéran van gevallen en ofschoon de vijand werd afgeslagen
Palembang gesloten, waarbij de 0.-I. Comp. het moesten de onzen Palembang verlaten. Een expe-
recht verkreeg in Palembang residentie te nemen ditie onder Wolterbcek uitgezonden, moest onver-
en haar loge met geschut te voorzien tegen aan- richter zake terugkecren, daar de verdedigings-
vallen van Portugeezen en van Mataram, alles op werken bij Gombora voor onze vloot te sterk
verzoek van den Pangéran zelven. Maar reeds weder bleken. Een tweede expeditie onder De Koek in
in 1642 meende de O.T. Comp. gewapenderhand 1821 was gelukkiger; zij maakte zich meester van
tegen Palembang te moeten optreden: een con- de verdedigingswerken bij Gombora en aan de
tract werd ten gevolge hiervan nog in dit jaar Peladjoe en drong daarna ongehinderd tot de hoofd-
gesloten, waarbij de 0.-I. Comp. monopolie-voor- plaats door. Badr-oeddin gaf zich over en werd
rechten verkreeg. Van het vestigen van een kan- naar Ternate verbannen; een zoon van Ahmed
toor of versterkt huis kwam echter niets. Han- Nadjm-oeddin werd als leenvorst tot Sultan aan-
delsbetrekkingen bleven wel bestaan, maar waren gesteld en aan zijn vader werd het vergund zich
liet van groot belang, althans niet wat betreft in de nabijheid der hoofdplaats Palembang te ves-
den handel van Ncderlandsche schepen op Palem- tigen en den titel van Soesoehoenan aantcnemen,
bang. In 1657 werden de betrekkingen echter onder voorwaarde, dat hij zich niet met het be-
afgebroken ten gevolge van het afloopen van een stuur zou bemoeien. Aan deze voorwaarde voldeed
tweetal Comp.schepen; een expeditie onder Van hij echter niet; ook liet de toestand der bevolking
der Laan nam in 1659 Palembang in, en de Sultan in de bovenlanden, die door hare bestuurders in
zag zich genoodzaakt de stichting van een fort hooge mate onderdrukt werd, zeer veel te wenschen
aan de Moesi te dulden en opnieuw aan de Comp. over. De Regeeringscommissaris Van Sèvenhoven
het monopolie van den peperhandel toetestaan. sloot nu met den Sultan den lßen Aug. 1823
Na de ontdekking der tinmijnen op Banka (1710) een contract, waarbij den Vorst een vast inko-
(zie BANKA, Dl. 1, bl. 116), dat reeds minstens men werd toegelegd, maar bestuur en rechtsple-
sedert 1615 onder het al of niet betwiste gezag ging grootendeels aan het Gouv. getrokken werden.
van den Vorst van Palembang stond, nam het Nadat reeds door eenige verraderlijke aanslagen
belang van den handel op dat rijk niet weinig de ontevredenheid der beide vorsten gebleken
toe; toch ontwikkelde de Comp. daar weinig was, viel de Sultan in den nacht van 23
—24
macht, en kostte het den Sultan Mahmoed Badr- Nov. 1824 onze troepen aan, doch werd zonder
oeddin, die tijdens de vermecstering van
door de Engelschen te Palembang Java moeite afgeslagen; hij vluchtte naar de binnen-
veel moeite zich van de onzen
regeerde,'niet landen, waar hij in 1825 in onze handen viel,
te ontslaan. Een waarop hij naar Banka verbannen werd; zijn
verraderlijke overval van het fort bracht dat in vader was reeds
vroeger naar Batavia verwijderd.
z.tjnc macht en bijna alle Het Sultansbestuur werd nu geheel opgehe-
vermoord. De Luit-Gouv. van
Nederlanders werden
fava, Rallies, cischte ven en het gewest onder het onmiddellijk gezag
voor de Engelsche Comp., die in de rechten
van van den resident geplaatst, die daarbij door een
Nederland getreden was, den toegang
tot Palem- Rijksbcstierder, Eerdana mantri, werd bijgestaan,
bang, die hem echter door den Sultan geweigerd terwijl in plaats der djenang's, divisie-hoofden
werd; een expedttie onder Gillespie maakte zich (kapala divisie) werden aangesteld, die belast
in 1812 van Palembang meester, de Vorst vluchtte waren met het bestuur van de binnenlanden,
en zijn jongere broeder, Ahmoed Nadjm-oeddin, welke in groote afdeelingcn (divisies) waren ver-
werd tot Sultan aangesteld. De gevluchte Sultan deeld. Zij hielden echter meestal
ter hoofdplaats
maakte het echter den Engelschen zeer lastig en verblijf en werden dan in hunne afdeelingen door
in 1813 werd. hij door den resident Robinson adjunct-divisie-hoofden vertegenwoordigd. Doch ook
opnieuw, doch onder bezwarende voorwaarden op daarna bleef de toestand in de binnenlanden onbe-
111 12
178 PALEMBANG.

vredigend; deFerdana mantri en derijksgrootcn ble- graphisch behooren. Zie op de namen der ver-
ven de bevolking knevelen, terwijl zij de door hen schillende landschappen.
genomen willekeurige maatregelen voor bevelen van Administratief is Palembang verdeeld in de vol-
het Nederlandsch gezag deden doorgaan, dat daar- gende afdeelingen:
door in minachting kwam, en dit te meer omdat het 1. de hoofdplaats Palembang;
niet in staat was invallen van niet onderworpen 2. 'Tebing Tinggi (hoofdplaats Tebing Tinggi)
stammen, aan de grenzen der residentie wonende, bevattende de onderafdeelingen: Moesi Oeloe
met kracht tegentegaan. In 1849 braken er reeds (hoofdpl. Moeara Bliti); Ampat Lawang (hoofd pi.
onlusten uit, die echter geen grooten omvang aan- Talang Padang); Rawas (hoofdpl. Soeroclangoen);
namen ; een voorstel van den resident om Europee- Redjang en Lebong (hoofdpl. Kapahiang); Sin-
sche ambtenaren in de binnenlanden aantestellen dangstreken (hoofdpl. Padang Oelak Tanding);
en zóó op de handelingen der hoofden toetezien,
een maatregel reeds in het klein door hem toe-
— 3. Lcmatang Oeloe en Ilir, Kikim en de Pa-
soemah-landen (hoofdpl. Lahat), bevattende de
gepast, — werd door de Regeering afgewezen,
totdat een uitgebreide opstand, in de binnenlan-
onderafdeelingen: 1.ematang Oeloe (hoofdpl. La-
hat); Lcmatang Ilir (hoofdpl. Moeara Enim), be-
den onder Tiang Alam uitgebroken, haarde oogen nevens de marga's Lawang Kidoel, Panang Wo-
deed opengaan. Nadat de opstand door onze long Poeloe, Panang Karabla Soekoe Pedjaja,
troepen, onder aanvoering van luit.-kol. De Brauw, Panang Tenga Sclawi, Panang Sengang Poeloe
bedwongen was, werd de Ferdana mantri afgezet en Semendo; Kikim (hoofdpl. Boengamas); de
en verbannen; de divisie-hoofden en hunne ad- Pasoemah-landen (hoofdpl. Bandar);
juncten werden in 1864 afgeschaft en de lagere 4. Komering en Ogan Oeloe, Enim en de Ranau-
volkshoofden onder de controle van Europeesche districten (hoofdpl. Moeara Doea), bevattende de
ambtenaren gesteld. Sedert is het gewest in ont- onderafdeelingen: Komering Oeloe (hoofdpl. Moeara
wikkeling vooruitgegaan; eene samenzwering tegen Doea); Ogan Oeloe en Enim (hoofdpl. Batoeradja),
ons gezag, in 1881 hoofdzakelijk door eenige af- benevens de marga's Rambang Kapak Tengah,
stammelingen der vroegere Sultans op touw gezet, Loebci Soekoe Satoe, Rambang Ampat Soekoe
en waaraan fanatieke Mohammedaansche invloe- en Moeara Koeang; de Ranau-districten (hoofdpl.
den niet geheel vreemd schijnen geweest te Banding Agoeng), (met uitzondering van de bij
werd nog bijtijds voorkomen en onderdrukt. Zie Benkoelen ingelijfde landschappen Blalau en Batoe
E. B. Kielstra in Ind. Mil. Tijdschr. 1889, I, Brah);
bl. 101. Hierbij zij aangeteekend dat de Enimstreek,
Op de grenzen van Benkoelen, aan de ooste- vroeger behoorende tot de onderafdeeling ()gan
lijke hellingen en in de dalen en hoogvlakten Oeloe, eenige jaren geleden bij de onderafdeeling
van het gebergte, dat Palembang van dat ge- Lematang Ilir gevoegd is. Men heeft echter ver-
west scheidt, zijn verschillende stammen gevestigd zuimd den naam Enim uit dien der afdeeling
die wel aan den Vorst van Palembang onder- wcgtenemen.
worpen waren, maar toch eene groote mate van 5. Moesi Ilir (hoofdpl. Sekajoe);
zelfstandigheid genoten en als „vrije grensbewa- 6. Ogan en Komering Ilir en Blidah (hoofdpl.
kers" belast waren met het handhaven der grens- Tandjoeng Radja);
politie, het opvatten van vluchtelingen en het 7. Iliran en Banjoeasin (hoofdpl. Talang Betoe-
waken tegen vijandelijke invallen. Hunne ver- toe), waarbij gevoegd zijn de tot de vroegere af-
houding tot Palembang werd geregeld door de deeling Komering Ilir behoord hebbende marga's
Atoeran sindang mardeka of regeling der vrije Soengei Aren, Parang Priai, Djedawi, Koembang,
grensbewakers, die aan Tjindai Balang wordt toe- Tandjong Krang, Kemang, Ramboetan, Kocrah,
geschreven. Zooals reeds boven gemeld is, zijn Pangkalan I.impan, Tjambi en Selapan.
verscheidene piagem's of bevelschriften der be- Ter hoofdplaats is, behalve de resident een
stuurders van het rijk (o. a. van Ratoe Sinoehoen) ass.-res. voor de politie gevestigd; hoofden van
aan hoofden in de grensdistricten gevonden. Ook plaatselijk bestuur te Tebing Tinggi, Lahat en
na de opheffing van het Sultansbestuur bleef Moeara Doea zijn ass.-res., elders controleurs.
deze regeling den grondslag uitmaken van de De afdeelingen en onderafdeelingen zijn weder
verhouding tusschen het Europeesch gezag en de gesplitst in zclfbcsturcndc marga's of districten,
grensvolkeren, die echter meermalen zich aan onder een inlandsch hoofd, Pasirah, die den titel
strooptochten op Gouv.gebied schuldig maakten, draagt van Depati, tenzij de resident hem, bij
waartegen herhaalde tuchtigingen niet afdoende wijze van hooge onderscheiding, den titel van
bleken. Dit leidde achtereenvolgens tot inlijving Pangéran toelegt. Deze hoofden worden door de
van die grensstreken. In 1858 werd tegen Re- bevolking gekozen doch door den resident aange-
djang Ampat Lawang en R. Ampat Petoelai eene steld, bevestigd en ontslagen. Hun onderschei-
expeditie gezonden en werden deze streken aan dingsteeken is een geheel met gouddraad gestikt


het Gouv.gebied toegevoegd; in 1861 werd Le- hoofddeksel (kopiah); voorts ontvangen zij nog
bong zonder eenigen tegenstand aan het reeds van het Gouv. een zilveren of gouden knop


ingelijfde gebied toegevoegd. In 1864 werden, al naar mate zij den titel Depati of Pangéran
op verzoek der hoofden, Semindo, Klsam, Maka- dragen met 's Konings wapen, om dien op
kau en Blalau op vredelievende wijze ingelijfd, een stok te plaatsen.
en aan Palembang toegevoegd, met uitzondering De marga's zijn verdeeld in doesoen's of dor-
van Blalau met Batoe Brah, dat tot Benkoelen ge- pen, onder een Proatin, met den titel van Depati,
bracht werd, evenals later Semindo Oeloe Loeas. Kria, Ria, Loerah, Ginda; de Proatin van de
Eindelijk volgden in 1866 de Pasoemahlanden, door den Pasirah bewoonde doesoen vervangt
die na een hevig verzet ten onder gebracht en dezen gewoonlijk bij ontstentenis en voert den
bij Palembang getrokken werden, behalve Pasoe- titel: Pembarab, Tjahaja Depati, Penggawa Marga,
mah Oeloe Kroë en P. Oeloe Manna, die aan Kria- of Ginda-Marga, Depati- of Kria-Mangkoc.
Benkoelen werden toegevoegd, waartoe zij geo- Ook deze hoofden worden door de bevolking ge-
PALEMBANG. 179

kozen, doch aangesteld en bevestigd door de den heeten de kampongs, behalve op de afdce-
hoofden van de afdeclingen, die hen op eigen lingshoofdplaatscn, doesoen's, terwijl tijdelijk dooi-
verzoek mogen ontslaan; in andere gevallen ver- de landbouwers bewoonde gehuchten talang's ge-
leent de resident het ontslag. De hier genoemde noemd worden. Een houten bidgebouw wordt in
hoofden dragen als onderscheidingsteekenen een belangrijke dorpen aangetroffen, alsmede het ge-
kopiah van rotan, meer of minder met goud- meentehuis, de balé, een groote veelal open houten
draad versierd naar mate de drager Pembarab of loods, bestemd voor de bijeenkomsten der bevol-
Proatin is. De doesoen's zijn verdeeld in kam- king en voor feesten. Eigenaardig zijn de wonin-
pong s of wijken, aan wier hoofd een Penggawa gen gebouwd op bamboezen vlotten, rakit's, welke
staat, op dezelfde wijze aangesteld en ontslagen in het water liggen en aan palen vastgemaakt
als de doesoen-hoofden; zij dragen slechts een zijn, die in de rivier geheid zijn.
kopiah van rotan. Voorts worden er nog midji- Wij onthouden ons van het geven van een
doesoen's aangetroffen, die zich oorspronkelijk van karakterschets der Palembangers; het schijnt toch
eene marga hebben afgescheiden en op zichzelf bezwaarlijk om met enkele trekken eene bevol-
staan; hunne hoofden staan niet onder een Pasi- king te schetsen, wier intieme leven ons zoo weinig
rah, maar onmiddellijk onder de Europeesche bekend is, als dat der Palembangsche. Zij belijdt
ambtenaren. Zie MARGA. Pasars eindelijk wor- den Islam; op de hoofdplaats, waar de omgang
den in Palembang de plaatsen genoemd, die in met Arabieren grooten invloed heeft uitgeoefend,
de nabijheid der Europeesche etablissementen zijn w-orden de voorschriften van dien godsdienst het
ontstaan en waar de vreemdelingen, in de bin- best gekend en nagekomen. De bevolking ter
nenlanden gevestigd, zooveel mogelijk moeten hoofdplaats wordt als veel meer ontwikkeld ge-
hijeenwonen. roemd dan die in de binnenlanden; daar is zij in
De bevolking van het gewest werd op uit. vele streken ook zeer weinig met den Islam be-
1895 geraamd op 373 Europeanen, 6451 Chinee- kend, en heersenen voor een goed deel nog oude
zen, 1876 Arabieren, 126 Klingalccz.en, 607.941 met den Islam onverecnigbare instellingen om-
inlanders, bij welke nog voor Djambi 76.000 in- trent het familierecht (zie Dl. 11, bl. 63, 64, 556,
landers zouden komen, welk laatste getal echter 559), benevens godsdienstige begrippen als de
geheel op gissing berust. In dit artikel wordt vereering van de zielen der afgestorvenen en het
slechts over de eigenlijke Palembangers gehan- daarmede verbonden geloof aan zielsverhuizing,
deld; voor de overige bewoners van het gewest bijzonder in tijgers en krokodillen, die dan ook
zie PASOEMAH-LANDEN, door haar ontzien worden; naar men zegt is de
REDJANG en voor
de zwervende bevolking ORANG KOEBOE. vrees, die dieren te dooden, in de latere jaren
De Palembangers behooren tot het Maleische verminderd ten gevolge van de door het Gouv.
ras; zooals reeds vermeld werd zijn zij sterk uitgeloofde premiën, waarmede echter, wat de
met Javaansche elementen vermengd en ver- krokodillen betreft, in het jaar 1874 wederom
schilt hun uiterlijk weinig van dat der Javanen, is opgehouden. In 1873 is bepaald dat in de
ofschoon gezegd wordt dat zij eenigszins rijziger rapat's geene geestelijken als adviseurs zitting
en lichter bruin gekleurd zijn en minder uitste- mogen nemen; nieuwe geestelijke rechtbanken
kende wangbeenderen zouden hebben. Ook in de mogen niet worden opgericht; er is van de uit-
kleeding is de Javaansche invloed zichtbaar; voor spraken der zoodanige rechtbanken, voor zoover
de mannen bestaat zij in een lakensch buis of die bestaan, Steeds beroep op den rapat toege-
een kabaai van gebloemd katoen, met een broek laten, en hun invloed moet zooveel mogelijk
van gestreept katoen, waarover steeds een sarong verminderd worden. Boedelbeschrijvingen en ver-
gedragen wordt, en in den hoofddoek die bij den deelingen moeten geschieden door het kampong-
veldarbeid door een toedoeng wordt vervangen. bestuur en geschillen rakende boedels door den
Aanzienlijken dragen wel een wit katoenen vest rapat berecht worden. In de binnenlanden wordt
en buis van zijde met goud
doorweven, een zijden over inlanders recht gesproken door de rapat's en
broek en een sarong, opgehouden door een lede- in kleine zaken door districts- en dorpshoofden;
ren gordel met stalen of zilveren slot en gesp, de rapat's bestaan uit inlandsche hoofden (Pasi-
terwijl zij het hoofd met een kapje van katoen rahs of hunne vervangers) en worden voorgezeten
'f stroo bedekken, en de ambtenaren de kopiah door den bestuurder der afdeeling; zij spreken
dragen. Evenals de Javanen zijn zij met de kris niet recht in naam der Koningin en houden zich
gewapend, die evenwel niet van achteren gedragen aan de adat's of landsgebruiken en herkomsten,
wordt maar vóór in den gordel gestoken wordt. met dien verstande, dat het bestuur de wensche-
Voor de vrouwen is de kleeding de
badjoe van lijkheid heeft uitgesproken, dat zij het wetboek
donkerblauwe of gekleurde stof en een geruite van strafrecht voor inlanders zooveel mogelijk tot
ot gebatikte sarong, benevens een
borstkleedje richtsnoer zullen nemen. Deze adat's liepen in de
(kern ben) en de salcndang. Een zakdoek
wordt verschillende districten van het Rijk in niet on-
over den schouder gehangen of
opgevouwen in de beduidende mate uiteen; men trof er eene bonte
hand gedragen; het hoofdhaar wordt eveneens op mengeling van landsgebruiken aan, welke wel een
Javaansche wijze opgemaakt. Gouden, zilveren of zekeren familietrek vertoonden, maar toch in bijzon-
hoornen oorsieraden zijn
algemeen 'bij haar in derheden van elkander afweken, niet alleen ten
gebruik. De woningen zijn op palen
van bamboe en met palmbladeren gebouwd, aanzien van het bestuur en de politie, maar ook
gegoeden van hout en soms met fraai gedekt; bij ten aanzien van het familierecht, erfrecht en straf-
versierd gedekt met gespleten bamboe, snijwerk recht; waarschijnlijk wel een gevolg hiervan, dat
met dakpannen. Zij zijn gewoonlijk
idjoek of in de Palembangsche binnenlanden niet alleen de
2 door gordijnen afgeschoten verdeeld in gemeenten of dorpen van oudsher de regeling hun-
vertrekken, voor
woon- en slaapkamer dienende. Eenige ner huishoudelijke aangelegenheden hadden, maar
te zamen vormen een woningen evenzeer de districten. Ook de piagem's der Sultans
aan den oever cener
kampong die in den regel bevatten verschillende rechtsvoorschriften; zoowel
rivier ligt; in de binnenlan- deze voorschriften als de adat's werden toegepast,
180 PALEMBANG.

zonder dat er naar gevraagd werd of zij met het hen mindere werkzaamheden te verrichten waartoe
Moslemschc recht overeenstemden. Vooral de adat's gewoonlijk hunne zonen of naverwante familie-
die hecten te berusten op voorschriften (Oendang- leden worden aangewezen en alsdan van heeren-
Oendang) van Tjindai Balang en Ratoe Sinoehoen diensten vrijgesteld zijn.
waren zeer bij de bevolking in aanzien. Na de De bevolking is verplicht tot het verrichten
opheffing van het Sultansbestuur heeft men ge- van heerendiensten voor het aanleggen en onder-
tracht die adat's te verzamelen; eerst in 1854 ge- houden der land- en waterwegen en der bruggen
lukte dit, toen de ass.-resident J. F. R. S. v. d. buiten de hoofdplaats en het vervoeren van in
Bossche, met medewerking der inlandsche hoof- dienst reizende landsdienaren, waar aan dezen geen
den, cene verzameling opstelde, bekend als Oen- transportmiddelen van Gouv.wege verschaft kun-
dang Ocndang Simbocr Tjahaja (lichtstraal), die nen worden (St. 1878 n°. 33). Zij is, buiten de
aan de inlandsche hoofden werd toegezonden om hoofdplaats, onderworpen aan eene hoofdelijke
in voorkomende gevallen te raadplegen. Zij is belasting, in 1823 van den Sultan overgenomen,
uitgegeven door Mr. L. W. C. v. d. Berg, Bijdr. geheven van alle mannen tot de inlandsche be-
t. t. 1. en vlk. \' e volgr. IX, bl. 3. De samen- volking behoorende boven 16 jaar en gemiddeld
steller maakte van de gelegenheid gebruik om 6 % van het inkomen bedragende (St. 1877 n°. 197).
enkele instellingen, welke door ons bestuur ver- Zie BELASTINGEN, Dl. I, bl. 170. De inland-
keerd werden geacht, te verbieden, met name het sche bevolking ter hoofdplaats is onderworpen aan
pandclingschap en het huwelijk bij djoedjoer en de belasting op het bedrijf, evenals alle elders
ambil anak (zie HUWELIJK), welke laatsten wonende inlanders, in dienst op ondernemingen
trouwens reeds door een vroegeren Sultan verbo- van land- en mijnbouw, en niet behoorende tot
den waren, maar niet geheel zijn kunnen worden een bepaalde doesoen of marga, die dan echter van
uitgeroeid, zoodat het huwelijk volgens het Mos- de hoofdelijke belasting zijn vrijgesteld (St. 1899
lemschc recht alleen in de hoofdplaats en langs de n°. 23). Eindelijk betalen alle mannelijke perso-
benedenrivieren de inlandsche huwelijksvormen ge- nen op de hoofdplaats, behoorende tot de inlan-
heel verdrongen heeft, en zelfs daar nog de Molt. ders boven 16, en tot de met inlanders gelijk-
huwclijksgift dikwijls verhoogd wordt met een ge- gestelden boven 14 jaar een hoofdgeld van y'3,
schenk aan de bruid, belandja ka win of b. tegen ontheffing van verplichten arbeid voor het
da po er genaamd. De solidaire verantwoordelijk- onderhoud van wegen en bruggen.
heid (adat tanggoeng menang go eng) is uit- Ofschoon de eigendom van den bodem bij den
drukkelijk gehandhaafd. Op de hoofdplaats wordt Staat berust, heeft toch elke marga een uitslui-
over de inlanders recht gesproken door een land- tend recht op den grond die, door bekende gren-
raad, door een Europeesch rechtsgeleerde voorge- zen bepaald, tot haar gebied behoort; iedere
zeten en recht sprekende in naam der Koningin marga-bewoner heeft het recht op hare gronden
en waarin de Pangéran Penghoeloe als adviseur een stuk lands te ontginnen, waar hij wil; hij
zitting heeft. Deze is de voornaamste geestelijke kan er op planten wat hij verkiest en heeft dan
in het gewest; in de marga is dit de Lebai-peng- het volle vruchtgenot van den ontgonnen grond.
hoeloe en in de doesoen's staan een of meer Wanneer hij dien echter ontruimt, gaan de rechten
Katib's den laatsten ter zijde. Vroeger moesten weder op de marga terug en kan elk ander marga-
deze geestelijken zich vóór de aanvaarding van bewoner hem in bezit nemen en gebruiken. In
hun ambt onderwerpen aan een onderzoek naat- sommige gedeelten der residentie blijven de gron-
hunne bekwaamheden door den Pangéran Peng- den nog eenigen tijd ter beschikking van den
hoeloe op de hoofdplaats; in 1873 is dit afge- eersten ontginner. De eerste ontginners blijven
schaft. De districts- en doesoen-geestelijken wor- hun recht op sawah's behouden, onverschillig hoe
den door de bevolking gekozen, doch aangesteld lang deze ook braak liggen. Ook vruchtboomen
en ontslagen door de hoofden der afdeelingcn. door den eersten ontginner geplant, blijven ter
De adel wordt gevormd door de afstammelingen zijner beschikking, al heeft een ander den grond
der Sultans (p riaj i' s), die de Javaansche titels daaromheen in gebruik. De Staat behoudt zich het
van Pangéran, Raden enz. dragen; tijdens het Vor- recht voor, woeste gronden in erfpacht uittegevcn.
stenbestuur bezaten zij grooten invloed en leefden De voornaamste cultuur is die der rijst; de
op kosten der bevolking, die in hooge mate door dun gezaaide bevolking, die veel meer onbebouw-
hen gekneveld werd; onder ons gezag wordt dit den grond tot hare beschikking heeft dan voor
niet meer toegelaten en vormen zij een ontevreden hare behoefte noodig is, bepaalt er zich in vele
klasse, die o. a. in 1884 toonde dat zij ons vijan- streken toe om hoschrijke plekken schoon te
dig gezind was. De meesten zijn onbemiddeld, branden en te beplanten, zonder die behoorlijk
sommigen drijven handel of oefenen een ambacht te beploegen, zoodat de grond spoedig uitgeput
uit; velen leven van een kleinen onderstand door is, en na 2 of 3 jaren verlaten wordt, om dan
't Gouv. uitgekeerd. Zij zijn dan ook niet meer 7 a 10 jaar braak te liggen, waarna hij weder
in aanzien bij de bevolking. Onder de overige kan bebouwd worden. In sommige streken, zooals
bevolking kan men in de eerste plaats noemen in de Lematang Oeloe, Rawas, Ampat Lawang en de
de matagawé's, d. z. de heerendienstplichtigen, die Pasoemah-landen, wordt de rijst echter op sawahs
tot het verrichten van onbetaalde diensten kunnen geteeld. Ook andere gewassen worden verbouwd.
worden opgeroepen; tijdens het Vorstenbestuur De tabak der Ranau-districten is als zeer goed
bevond zich in elke doesoen een bepaald getal bekend; de cultuur daarvan gaat echter achteruit
dier personen, hoofden van huisgezinnen of ge- en wordt door die der koffie verdrongen, zoodat
slachten, die tot de meest gegoeden behoorden en er in 1898 slechts 180 pikols werden uitgevoerd.
ook bij de benoeming van hoofden enz. gekend De meeste van die zoogenaamde Ranau-tabak is
werden; onder ons bestuur is deze toestand meer echter tabak uit de bovenstreken van de Komering
geregeld geworden en meer bepaald. Aan de hoof- Oeloe, die als Ranau-tabak de wereld ingaat. De
den werden vroeger en worden in sommige stre- werkelijke Ranau-tabak uit de marga's, die om
ken ook nu nog alingan's toegevoegd 0111 voor het Ranau-meer liggen, wordt grootendeels voor
PALEMBANO. 181

eigen consumptie gebruikt en is moeilijk te ver- tot het delven van steen- en bruinkolen in wer-
krijgen. In Lematang Oeloe en llir, Kikim en de king. Tal van vergunningen tot mijnbouwkundige
Pasoemah-landeii wordt tabak veel voor wissel- opsporingen zijn door het Gouv. verleend; op
bouw gekweekt; ook in Redjang en Lebang wordt tilt. Mei 1898 waren er 271 van kracht. De arbei-
dit gewas geteeld. De koffiecultuur breidde zich ders op landbouw- en niijnondernemingen zijn
de laatste jaren niet uit, ten gevolge der lage prij- hoofdzakelijk van buiten aangevoerde werklieden,
zen en gemis aan geschikte gronden; in 1898 wer- met name Chineezen en Javanen.
den uit de hoofdplaats 22,500 pikols uitgevoerd, ter- Terwijl voor de nijverheid verwezen kan wor-
wijl ongev. 4000 pikols uit Redjang en Lebong en den naar het betrekkelijke artikel (zie ook T. v.
de Ranau-districten naar Benkoelen verzonden wer- nijv. en ldb. in N.-I. XI.VII, bl. 369), zij hier
den. (Over Palembang als koffic-land verschenen nog aangeteckend, dat zij vooral in de hoofd-
verscheidene artikels in de Ind. Gids van 1894 plaats wordt uitgeoefend en dat de Palembangsche
en 1895). Le teelt van kapas is vrij beduidend; meubels door geheel Indië bekend zijn, evenals
in
1898 werden ruim 68.000 pikols uitgevoerd, het Chineesche lakwerk. Goede goud-, zilver-,
tegen 15.000 en 14.000 in 1896 en 1897. Van ijzer- en wapensmeden alsmede kopergieters wor-
veel belang is de teelt van kapok, waarvan in den in Palembang aangetroffen. Niet onbelangrijk
1898 6600 pikols werden uitgevoerd, ter waarde is de scheepsbouw in de residentie; met name
van ƒ100.200; van pinangnoten was de uitvoer zijn de pantjalangs bekend, staatsievaartuigen, uit
35-3°° pikol. E'en ruime bron van inkomsten voor een enkelen boom vervaardigd, soms 60 voet lang
de bevolking levert de inzameling van boschpro- en fraai beschilderd. De handel concentreert zich
ducten op: hout, hars, rotan, cardamon, gom- vooral op de hoofdplaats; in de binnenlanden
dastiek, getah pertjah, bijenwas, honig en bam- wordt voor het vervoer van handelswaren gebruik
boe worden in groote mate verkregen. De bos- gemaakt van bambocvlotten, bidars, beloengkoengs
schen zijn niet onder geregeld beheer gebracht; en zelfs van kleine stoomscheepjes. Het totaal van
de leden eener marga hebben het recht in de den invoer in het gewest wordt voor de jaren
bosschen der marga's de producten intezamelen, 1894—1898 geschat op ƒ2.233.996, 2.120.543,
'net dien verstande dal de eerste vinder van een 2.055.071, 3.477.609, 3921.963; van den uit-
daittar-, gomelastiek- of bijenboom daarop een uit- voer: ƒ3.074.681, 3.410.182, 4.035.596, 4.309.497,
sluitend recht erlangt als hij de boom van een 3-757-865.
teeken voorzien heeft. In Lematang Oeloe en de Litteratuur: W. Marsden, The history of Su-
1 asoemah-landen, waar de grenzen der districten
matra, 2' l cd. Londen 1784; W. L. De Stttrler,
minder juist bekend zijn, wordt het recht van Proeve eener beschrijving van het gebied v. Palem-
inzamelen ook wel met bewoners van andere bang, Gron. 1843; Dezelfde, Bijdr. t. d. kennis
marga's gedeeld. Boomen mogen door de leden enz. v. h. Pal. gebied, Gron. 1555: Resumé v.
der marga vrijelijk worden gekapt, behalve de h. onderzoek naar de regten op de onbebouwde
kostbare temboesoe- en onglen- (ijzerhout-)boo-
men, voor het vellen waarvan eene vergunning
gronden .... uitgeoefend, Bat. 1872; J. J. De
Hollander, Handleiding b. d. beoef. der Land-
van den resident noodig is; in 1898 is door het en Volkenk. I<= deel; P. A. Van der Lith, Ned.
Gouv. een proef genomen met de exploitatie van Oost-lndië, 2C uitg.; A. G. Valette, Aant. betr. het
eenige onglen-bosscheu. Benzoë-boomcn worden bestuur in de binnenlanden der res. Palembang,
hier en daar door de bevolking aangeplant. Vogel- Bat. 1887; IL De Vogel, T. Binnenl. best. 1, bl.
nestjes komen veel voor in Tebing Tinggi, Lema- 301; Verbeek, Topogr. en geol. beschrijving van
tang Oeloe en Komering Oeloe; zij worden dooi- Zuid-Suniatra, laarb. v. h. mijnw. in N.-l. 1881,
de bevolking ingezameld en aan Chineezen ver- I, 1887, bl. 129, 1888, bl. 471; Kol. Verslag
kocht. Op de veeteelt legt zij zich weinig toe. 1891, Bijl. FFF; E. B. Kiclstra, Oids 1887, IV,
Zeevisehvangst wordt uitsluitend uitgeoefend door bl 256, 1892, 11, bl. 76; J. S. G. Gramberg, T.
de bevolking der
marga Soensang en door haar Bat. Gen. XV, bl. 446, XVI, bl. 536; H. Pauw
gedreven met vaartuigen van bijzondere constructie ten Katc, T. Bat. Gen. XVIII, bl. 525; E. Van
(prahoe Soensang), door de visschers zelven ver-
Vloten, T. Ned.-Indië, 1873, 11, bl. 280; J. C.
vaardigd. C. Lohman, Gids 1884, 111, bl. 423; L. Th.
In de laatste jaren tracht de particuliere land- Wcsly, T. Binnenl. best. 111, bl. 275, 351.
l.ouw-industrie zich in Palembang te ontwikkelen. PALEMBANG. Hoofdplaats van de gelijkna-
In 1897 waren er
40 ondernemingen, over 43
perceclen beschikkende,
mige residentie, gelegen op de Oostkust van Su-
sloegen, en hoofdzakelijk voor 206.935
die bouws be- matra, aan de heide oevers van de Moesi, tus-
de koffie- en tabaks- schen de uitwatering van de Ogan en van de
cultuur dienden, althans voor zoover reeds zijn
geëxploiteerd. Van 34 ondernemingenzij Peladjoe, op ongev. 90 km. van zee, met eene
menlijk 162.446 bouws toch, geza- bevolking op uit. 1895 van 53.788 zielen (242
beslaande, waren voor het
Kol. Verslag van !8 8 geene Eur., 46.870 ml., 4725 Chin., 1825 Arab., 126
9 bijzonderheden inge- Klingalcczen). De stad is geheel langs de oevers
komen, omdat verreweg de meesten dier der rivier gebouwd, zoodat zij, ofschoon ruim
len nog met in
perece-
vers ag waren „36
ontginning waren. Volgens dat 2/2 uur lang, landwaarts-in geen kwartier breed
bouws met koffie, en 150 met is; zij is op een groep van eilandjes aangelegd
tabak beplant, gevende
eene productie respectie- die gevormd worden door een menigte kreckjes,
vcbjk van 7.440 pikols en kilogr. Ook vooral aan den linkeroever der Moesi. Zij is ver-
de mijnbouw begint zich in 39.000
de laatste jaren te
ontwikkelen; ,n 1899 werden 3 petrolcum-con- deeld in kampongs of wijken, van welke 36 op
den linker- en 16 op den rechteroever der rivier
cess.es
verleend, waarvan een reeds te voren tot liggen (Kampongs llir en K. Oeloe, al nadat zij
w.nmng en raffineering was overgegaan beneden- of bovenstrooms van het gouvernements-
Dec. 1898 en in
24.505 units lichtolie verkreeg Voor clablisscmcnt en de benteng, de oude sultans-
het winnen van goud is aan eene
onderneming kraton, liggen), die verschillende namen hebben,
concessie verleend; voorts is er eene onderneming doch bij het bestuur slechts door cijfers onder-
182 PALEMBANG. — PALMEN.
scheiden worden. De woningen der inlanders zijn pen 193 inhoud 25.232 M 3., stoomschepen 51 met
door een pagger omringd en van hout of bamboe 72.258 M 3., en vertrokken 209 zeilschepen, inhoud
op hooge palen gebouwd; dit laatste is volstrekt 24.839 M 3. en 44 stoomschepen, inhoud 52.704.
noodig wegens de overstroomingen der rivier, Palembang is bekend voor zijn fraai lakwerk;
die vooral in Januari en Februari talrijk zijn; inlanders ter hoofdplaats vervaardigen doosjes in
's morgens kan men dan nog droogvoets gaan, den vorm van allerlei vruchten, en fraaie houten
om 10 uur is het verkeer alleen met schuitjes schenkbladen en sigarendoozen, die dan door Chi-
mogelijk, terwijl het water 's avonds weer weg- neezen geverfd of gelakt en verkocht worden.
zakt. Sommige huizen, vooral die welke aan rijke Mooie zijden of halfzijden kleedjes, dikwijls met
Arabieren en Chineezen toebehooren, zijn van goud- of zilverdraad doorweven, worden in het
het kostbare temboesoe-hout gebouwd en met gewest bijna uitsluitend in Palembang vervaardigd,
pannen gedekt. Eigenaardig zijn de tallooz.e vlot- evenals het zeer gezochte kantwerk, een tak van
huizen (rakit), uit planken en bamboe samen- industrie door vrouwen en meisjes als huiswerk
gesteld, op balken, met bamboe doorvlochten, gedreven. Een groot gedeelte der bevolking vindt
rustende en aan den oever of aan palen in het zijn bestaan in de vischvangst.
water vastgemeerd, terwijl zij door planken brug- Palembang wordt volgens den heer De Clercq
gen met de oevers verbonden zijn; soms liggen door de bevolking uitgesproken als Palimbang, en
zij geheel vrij in den stroom en moeten met zou afgeleid zijn van „melimbang" d. i. goud zoe-
prauwen genaderd worden. Dikwijls bestaat een ken in het rivierzand. Vroeger werd de plaats ook
rakit uit verscheidene aan elkander verbonden wel Lebar Daocn genaamd (T. Aardr. Gen. Dl. 11,
vlotten; waarvan een voor woonhuis, een ander bl. 174)-
voor winkel dient en de derde een soort van Zie J. A. v. Rijn v. Alkemade in T. Aardr.
binnenplaats vormt, terwijl men soms vlottende Gen. VII, bl. 51; F. S. A. De Clercq, ibid. 11,
badkamers vindt. Deze rakit's, soms met lakwerk bl. 174.
en met vergulde lijsten versierd, maken Palem- PALIMANAN. District van de contróle-afdee-
bang zeer levendig; het verkeer heeft vooral langs ling Ploembon, regentschap, afdeeling en residentie
de rivier plaats, zoodat zij wel eens de hoofd- Cheribon; met eene oppervlakte van 18.878,93
straat genoemd is, terwijl de kreckjes dan de zij-, hectaren. Het district telt 62 desa's.
straten en stegen vormen. Het voornaamste ge- Nabij de gelijknamige districtshoofdplaats be-
deelte der stad is de Tanah Kraton aan den vindt zich een warme bron (zie J. A. Hooze. Nat.
linkeroever der rivier, waar de in 1780 gebouwde T. v. N.-I. XXXVI, bl. 55) en een fortje, tevens
kraton der vroegere Sultans gelegen is, die thans reconvalescenten-gesticht.
als fort dient en tot verblijfplaats voor het gar- PALIMBANG ofPLIMBANG. Eene der onder-
nizoen is ingericht. In dit gedeelte der stad wonen hoorigheden van het op de Noordkust van Sumatra
de meeste Europeanen en aanzienlijke inboor- gelegen staatje Samalangan, onder het bestuur
lingen. Ook het residentie-huis is aldaar gelegen; staande van Tengkoe Maharadja Mangkoe Boemi
de zeer bevolkte Chineesche kamp ligt aan de van Telok Semaweh (zie „Overzichtskaart
overzijde. Een belangrijk gebouw is de moskee, van de richting van een ontworpen stoomtramweg
in 1740 gebouwd, een groot steenen gebouw, ter Noordkust van Atjeh van Segli naar Lho-
waarvan het boyengedeelte, uit 3 op elkander :
Seumawé, schaal 1 100.000", behoorende bij de
gebouwde daken bestaande, op deels marmeren, Memorie van Antwoord betreffende de Indische
deels djati-houtcn kolommen rust; de 4 zijvlakken begrooting voor 1900, en den Regeeringsalmanak
dragen driehoekige faces, met koranspreuken be- voor Ned.-Indië voor 1900). Zie verder SAMA-
schilderd, terwijl de vloer met marmer geplaveid LANGAN.
is. De minaret, een in 1753 gebouwde achtkan- PALINURUS. ARTICULATA, CRUSTACEA,
tige, 70 voet hooge toren met 3 verdiepingen, MACRURA, Loricatidae, Langustinae. Zie OE-
elk met een rondloopend balkon, staat afzonder- DANG-LAOET.
lijk ; het geheel was vroeger door een steenen PALMEN. Dit zijn boomachtige, tropische, ecn-
muur omgeven doch thans door een houten hek zaadlobbige planten, verwant aan de grassen, met
en van steenen gemetselde paaltjes. In Kampong enkelvoudigen stam en groote waaier- of veder-
3 llir (Lcmahbong) zijn graven van vroegere Sul- vormige bladeren, die meest tot eene schoone
tans in twee gebouwen waarvan een, in koepel- kroon vereen igd zijn, doch soms ook verspreid
vorm opgetrokken, de drie voornaamstcn bevat; staan. De bloemen zijn klein, meest eenslachtig,
zij worden door het Gouv. onderhouden. Ook vereenigd in een enkelvoudige of vertakte kolf
andere, heilige, graven worden bij Palembang aan- (spadix), die is opgesloten in eene bloeischcede
getroffen ; o. a. een graf op den Boekit-Lama, waar (spatha). De vrucht is een een- of driehokkige
DzoeT Karnein (Zie aldaar) begraven zou zijn, en steenvrucht of bes, met sterk ontwikkeld kieni-
dat uit niet veel meer dan een vervallen hut be- wit (albumen).
staat, niet pannen gedekt en een hoop aarde De meer belangrijke palmsoorten van Ned.-Indië
bevattende tusschen vier planken besloten en met zijn in deze Encycloprcdie afzonderlijk beschreven,
bakstcenen belegd. zoodat hier slechts eenige algemeene opmerkingen
De handel der residentie concentreert zich vooral over deze plantengroep behoeven plaats te vinden.
op de hoofdplaats, dank zij hare ligging aan de Linné noemde de palmen de vorsten van het plan-
rivier (zie MOESI, Dl. 11, bl. 521) en geeft hare tenrijk, principes plantarum, en in die hooge,
bevolking geen geringe welvaart. Hij wordt zoo- liefst solitaire, waardigheid vertoonen zij zich
wel met het binnenland gedreven als met Banka, vooral ook in Insulinde, waar palmen niet zelden
Java, de Oostkust van Sumatra, Lingga, Singapore, het karakter van het landschap bepalen. „Onbe-
Siam en China. In 1898 kwamen van buiten Ned.- schrijfelijk schoon", zegt de reiziger Zollinger,
Indië aan 185 schepen (184 stoomschepen) metende „is de aanblik, wanneer op een hooge rots of
89.572 M 3. en vertrokken 173 metende 89.876 M. „op steile riffen, enkele palmen zich rank ver-
Wat de kustvaart betreft kwamen aan: zcilsche- „heffen, en rustig den strijd der'golven aanschou-
PALMEN. — PALMWIJN. 183
„wen, die met onweerstaanbaar geweld tegen de belangrijke, palmproductcn nl. palmivoor (J'hyt-
„rotsen opbruisen, als wilden zij ze in hare elephas)ca. palmwas (Ceroxylori).
„diepste grondvesten doen sidderen". Litteratuur: Die over Ned.-Indische palmen
De eerste goede beschrijvingen der voornaamste is Teeds vermeld. De nieuwste algemeene beschrij-
palmen gaf Rumphius in het Amboinsch Kruid- ving aller palmen gaf Drud'e in Natürl. Pflanzen-
boek. Bij de verlevendiging der botanische stu- familien (Deel II). Een niet meer nieuw, maar
diën in het begin dezer eeuw werden ook de nog steeds voortreffelijk, populair geschrift over
Indische palmen stelselmatig beschreven en afge- palmen is: Seemann, Die Palmen (Leipzig 1863);
beeld, bepaaldelijk in Blume's Rumphia, Dl. 111 voorts Kcrchove, Les I'almiers (Paris 1878).
en IV. De plaats der palmen in het insulair land- PALMROLMARTERS. Van dit geslacht moet
schap werd met talent geschetst door de natuur- hier vermeld worden de ottermarter, Potamophilus
onderzoekers Junghuhn en Zollinger. In Miquel's barbatus; de oudere naam is Cynogale Bcnettii.
flora konden reeds
29 geslachten met 213 soorten Zie BOMPRANG, Dl. I, bl. 231.
opgesomd worden, zijnde nagenoeg '/4 van alle PALMWIJN. Dit is de naam voor het als
palmsoorten der aarde. Vele Indische genera tellen drank benutte suikerhoudende — en na gisting
slechts ééne soort, maar bij de geslachten der
slingerpalmen (Dacmonorops en Calamus) is groote
spiritueuze — sap, dat bij insnijding vloeit uit
de onrijpe bloemkolven van eenige palmsoorten,
verscheidenheid. Na de verschijning der genoemde in Indië bepaaldelijk Arenga saccharifera, Cocos
Hora (1855), zijn over onze Indische palmen nog nucifera, Borassus flabelliformis
bijdragen geleverd door Scheffer (in de „Annales
en Nipa fruti-
cans. Bij de in deze Encyclopedie voorkomende
de Buitenzorg", I, bl. 103 en 11, bl. 79) en vooral beschrijvingen dezer voorname palmen, is ook van
ook door Beccari, zoowel in dezelfde Annales hun sap melding gemaakt, resp. bij Aren (Dl. I,
(VI, bl. 77) als in zijn werk Malesia (I, bl. 96 en bl. 44), Kalapa (Dl. 11, bl. 183), Lontar (Dl. 11,
111, bl. 58). Over palmteelt in Indië schreef de bl. 435) en Nipah (Dl. 111, bl. 30). Ook andere
Buitenzorgsche hortulanus Wigman in Teysmannia palmen geven dergelijk zoet sap, als At/a/ca,
(IV, bl. 449); men zie ook voor sierpalmen de Caryota, Elaeis, Mauritia, Phoenix, Raphia; bij
opstellen van Masters c. a. in Gardener's Chronicle. sommige dezer wordt echter de palmwijn niet
Sommige palmen zijn vooral cultuurgewassen, door aftappen der bloemkolf doch door insnijden
als klapper, pinang en lontar, die dus gewoonlijk of doorhakken van den stam verkregen. Als in
nabij bewoonde oorden aangetroffen worden, doch den stam van den palm eene groote hoeveelheid
ook van kust tot kust verspreid raken. De meeste zetmeel is afgezet, wordt dit, oplosbaar gemaakt en
palmen komen echter uitsluitend wildgroeiend voor, in suiker veranderd, naar dat gedeelte der plant
in de
wouden, doch vaker aan de kusten of in gevoerd, waar het voor de ontwikkeling van nieuwe
kustmoerassen, gelijk de nipah (Dl. 111, bl. 30). deelen noodig is, hoofdzakelijk dus in de periode-
Lianen (Dl. 11, 1,1. 4 o8) uit de familie der palmen van bloei en vruchtzetting, gelijk men ook bij
zijn als rotan bekend. Als sierplanten kweekt men den sagoepalm kan waarnemen.
in Indië wel
Latania, I.odoicca, Oreodoxa, Livistona, De eigenschappen der versche „palmwijncn"
dadelpalm en vooral ook de roode pinang (Cyrto- zijn nagenoeg gelijk; het zijn verdunde suiker-
stachys Rendah). Veel belangrijker is natuurlijk oplossingen, die bovendien wat gom, eiwit en
de rol der palmen in den Europeeschen tuinbouw. zouten bevatten; zij doen zich voor als heldere
Zeer groot en veelvuldig is het nut der palmen kleurlooze of zwak geelgctinte vochten, aange-
in de
Indische huishouding, gelijk in de afzon- naam slijmig zoet smakend en flauw van geur.
derlijke artikelen is uiteengezet. De cocospalm Nauwkeurige chemische analyses der verschillende
kan even zoovele nuttige toepassingen vinden als soorten ontbreken. Op Java is de palmwijn van
er dagen in het jaar zijn, en 'tzelfde kan men den arèn-boom verreweg het belangrijkst, veel
van sommige meer echter ter bereiding der arèn-suiker (zie
andere palmen beweren, o. a. van
den lontarpalm (zie:
Eerguson, The palmyrapalm,
a popular descriplion
aldaar), dan wel om versch of gegist gedronken
of this palm and its pro- te worden. De gewinning van het arèn-sap in
ducts, Colombo 1850). Naar het voornaamste ge- W.-Java is o. a. beschreven door IL De Bic
bruik laten de palmen zich in groepen verdeden, (Tijdschr. Binnenl. Best. VI) en later door A. G.
zoo: wijnpalmen, welke een suikerhoudend sap Vorderman (Gen. Tijdschr. Ned.-Ind. XXXIII),
leveren, als b. v. Arenga saccharifera (zie AREN, die ook het verloop der gisting nader onderzocht
-
1 m 44); sagoepalmen, welke meel in den
stam ophoopen, als b. v. Metroxylon Rumphii
(zie SAGOE); ooftpalmen, met eetbaar vrucht-
heeft.
Hoewel de aren ook in de vlakte veel voor-
komt, produceert hij het meest sap (en suiker)
vlcesch, als b. v. bij gebreke van dadelpalmen, in hoogere streken. In de vlakte kan op onge-
Macca cdulis (zie aldaar); oliepalmen, met vetrijk veer 12-jarigen leeftijd (soms reeds 8—9 jaar),
kiemwit, als b. v. Cocos nucifera (zie KALAPA, met de aftapping van het palmsap uit de blocm-
Dl. 11, bl. 183) of vetrijk vruchtvleesch, als b. v. stelcn worden aangevangen, in bergstreken ge-
Llaeis guineensis (Dl. I, bl. 490); harspalmen, woonlijk eerst op ISjarigen leeftijd. De periode
als b. v. Calamus
(Dacmonorops) Draco (zie Dik:K- van sapwinning duurt meestal 3 jaar. Als ge-
NANG, Dl. 1, bl. 459); houtpalmcn, welke om middelde kan worden aangenomen, dat van een
het harde hout gezocht zijn, als b. v.
Areca Ni- boom in het i v jaar 3maal kan worden getapt,
bung (zie NTBOENG, Dl. m, bl. 27); vezelpal- in het 2C jaar 2maal en in het 3C jaar slechts
men, waartoe zeer vele palmen te brengen zijn, ééns. Men kan rekenen, dat elke aftapping ruim
I). v. Lorypha
umbraculifera (zie GEBANG Dl. een maand duurt en dagelijks 2 bamboekokers sap
h hl. 543); riclpalmcn, die in hun stengels het worden verkregen, bevattende eene hoeveelheid
belangrijk materiaal rotan leveren, enz Als ge- arèn-suiker ter waarde van ƒO,l0—0,30. De be-
notmiddel dient, bij het sirih-kauwen, vooral de rekeningen der bruto-opbrengst van een boom
areca-noot (zie PINANG), die ook
geneeskrachtig zijn voor verschillende gedeelten van Java ƒ27,
is. Niet in Indië gewonnen, worden
twee, elders 37, 81; bij geregelde cultuur, op 16' X 18' plant-
184 PALMWIJN. — PAMALANG.

wijdte, zou op 250 hoornen per bouw te rekenen


zijn. (Ind. Gids, Juni 1900).
drank op :
„in 't schenken moet hij wat springen
gelijk Rijnschc wijn, maar hij moet niet schuimen.
De inlanders drinken het versche sap, uit aren, De Europeesche nieuwelingen kunnen eerst geen
klapper en lontar, zéér gaarne; het heet op Java smaak in dezen drank krijgen, ja houden den neus
toeak manis, lahang, legen, nira. Aan Europeanen toe als zij dien aan den mond zetten, opdat zij
wordt het nuttigen ervan des morgens als gezond- den sterken en bitteren reuk niet zouden gewaar
hcidskuur al van ouds door de Indische medici worden, maar het is te verwonderen, dat deze
voorgeschreven bij verstopping en spruw. Wan- afkeerigheid zoo licht overgaat, ja er zijn perso-
neer dit sap korten tijd staat, gaat het in gisting nen, en daaronder ook van hooge qualiteit, die
over; uit de suiker vormt zich alkohol en kool- hem liever drinken dan Spaanschcn wijn, ook
zuur, ook begint spoedig azijnzuur optetreden. In maakt hij vaardig en aardig dronken". Ook Ds.
dezen staat is het palmsap een in zeer levendige Valentijn vertelt ons gemoedelijk, dat de Hollan-
beweging zijnd sterk troebel en schuimend vocht ders, die den bitteren saguecr ordentelijk gebrui-
van zuren reuk, dat in Indië de broodbakkersgist ken, goeden eetlust houden, doch dat zij, die zich
pleegt te vervangen; mengt men er meel onder, er aan te buiten gaan, hunne gezondheid verlie-
dan wordt dit bijna onmiddellijk geheel „vergist". zen en er uitzien of zij de waterzucht hebben.
Laat men de gisting doorgaan, dan maakt de Inderdaad is ieder gegiste palmwijn op zijn gun-
alkohol voor azijnzuur plaats. Óp die wijze ver- stigst even schadelijk als de percentage alkohol,
krijgt men dan ook de inlandsche azijn (tjoeka die hij bevat, en er is geen reden dezen drank
djawa), die gemeenlijk troebel en onzuiver is en te idealiseeren. Ook bij de inlanders blijven de
slechts 3—4% azijnzuur houdt. Destilleert men gevolgen van overmatig sagueer-gebruik niet uit.
de gegiste toeak, terwijl deze nog alkoholhoudend PALMYRA. De waaierpalm of lontar (Dl. 11,
is, dan gewint men eene soort arak — niet echter
de gewone arak, die op Java uit melasse, en in
bl. 435)-
PALOLO. N. G. 4 R. Zie TERONG.
China uit rijst, gestookt wordt. Het heet, dat op PALONGPA IKAN. Vischlijm of Ichthyocolla,
Ceylon uit 100 deelen palmwijn („toddy") 25 F.ngelsch: Isinglass. l let is de gedroogde binnenste
deelen arak worden verkregen, doch meer wordt laag (uit lijmgevend weefsel bestaande) der zwem-
daar ook het palmsap zoo gedronken of tot bruine blaas van verschillende vischsoorten, in Indië o. a.
suiker („jaggery") ingedampt. Meest dient daar- van Po/vucmus-sooTieTi.
toe in Zuid-Indië de toddy van cocos- en palmyra- PALOS. Dit op Celebes' Westkust aan de ge-
palm (lontar), in Bengalen die van den wilden dadel lijknamige baai en ten N. van Mandar gelegen
(Phoenix sylvestris) en de kitoel of zg. sagoc landschap vormt met Towaeli en Donggala dé
(Caryota mens), in Malaka die van kahong (aren). streek bekend onder den algemeenen naam van
Wil men van het palmsap een drank bereiden, Kajeli (zie KAII.I). De bevolking wordt op 4500
die niet als „suikerwater" maar ietwat als „wijn" zielen geschat. Het is door een weg met Parigi
kan worden bestempeld, dan moet dus de suiker verbonden, waarlangs de handelswaren door men-
door gisting omgezet worden in alkohol, doch schen en draag].aarden worden vervoerd. Voor de
zóó, dat er geen of weinig azijnzuurvorming bij 1 7« eeuw was het schatplichtig aan Ternate, daarna
plaats heeft. De inlander heeft daarvoor een prak- kwam het onder het gezag van het rijk van Ma-
tisch middel gevonden in de toevoeging van som- kasser, doch nadat dit door Admiraal Speelman
mige bittere basten en wortels, die de azijngisting onder de macht der 0.-I. Comp. was gebracht,
en het verder bederf belemmeren; op Java (be- werd het weder een onderhoorighcid van Ternate.
paaldelijk te Batavia) dient hiervoor de bast eener In 1854 erkende het formeel de souvereiniteit van
Carapa (babakan néri), in de Molukken o. a. de het N.-I. Gouvernement.
wortel eener Garcinia (obat saguecr). Aldus wordt Litteratuur: Zie: het contract dd. 10 Febr.
dan de toeak manis tot toeak kras, een 1889, Bijlagen van de handelingen der Staten-
meer op sterk bier dan op wijn gelijkende be- Generaal 1889—90; Reize rondom het eiland

dwelmende drank, welke 5 10% alkohol bevat,
en die men soms nog sterker pleegt te maken
Celebes van C. Van der Hart, Uitgave v. h. Kon.
lust. v. d. T. L. en V .kunde v. N.-I. 1853.
door het vocht te laten trekken met de bladeren PALOSBAAI. Afdeeling van het Gout. van
van tabak en zelfs van katjoeboeng (Dl. 11, bl. Celebes en ond., bestaande uit: Donggala, To-
204). Het is deze rinsig bitter en wrang smakende wacli, Palos, Sigi, Dolo Rindaöe, Dolo Kaléké
zg. „palmwijn", soms „kwak" geheeten, die in en Belomaroe. De hoofdplaats is Donggala, waar
Indië vaak de délice uitmaakt van Janmaat, als een civiele gezaghebber gestationneerd is.
hij aan wal komt passagieren, en van den sol- PALUDINA COSTATA en TRICARINATA.
daat, die den allergocdkoopsten weg wil inslaan Zie GASTEROPODEN.
om zich, door dit afschuwelijk goedje, zoo spoedig PAMAKOESOE. Mak. Zie KOEMOEKOES.
mogelijk te bedrinken. PAMALANG. Afdeeling en regentschap der
Een groote rol speelt de „palmwijn" in de residentie Tegal, groot 111.483,56 hectaren of
Molukken, daar meest onder den Portugeeschen 20,3 □ g. m., en uitmakende het oostelijkst derde
naam sagucer. Rumphius beschrijft in het Am- gedeelte van het gewest. Als afdeeling is 1'ama-
boinsch Kruidboek zeer uitvoerig twee wijndra- lang verdeeld in 2 contróle-afdeelingen en als
gende palmboomen, de „jagerboom" of lontar en regentschap in 5 districten; deze heeten Tamalang
de „sagueersboom" of goemoetoe, terwijl hij ook (hoofdplaats 1'aklintangan), omvattend Pamalang
de toeak-gewinning uit den klapperboom behan- en Tjomal (hoofdplaats Kebaloetan), en Moga
delt. Zijne beschrijving (Dl. I, bl. 5 en 6 ), hoe (hoofdplaats Randoedongkal), omvattend Randoe-
de Balineez.cn e. a. te werk gaan bij het „teifferen" dongkal, Banjoemoedal en Watoekocmpoel. De
of aftappen der hoornen, en hoe zij den gistenden niet genoemde hoofdplaatsen zijn gelijknamig,
drank op verschillende wijze kruiden („obatten"), liet aantal desa's bedraagt 300. Slechts de kust-
is zóó volledig, dat er nog heden weinig aan strook dezer afdeeling is vlak, voor het overige
toctcvoegen is. Hij merkt van den bereiden sagueer- is zij bergachtig. De begrenzingen zijn: ten Noor-
PAMALANG. — PAMBAOEWANG. 185
den, de zee; ten bestuursambtenaren zijn er gevestigd: de assistent-
ten Oosten, de residentie Pekalongan;
Zuiden, de residentie Banjoemas: ten Westen, resident, de regent en het hoofd van het gelijk-
de afdeeling Tegal van het gelijknamig gewest. namig district. Pamalangs omstreken zijn vrucht-
Met betrekking tot de kust is vermeldenswaard:
oostelijk de zeer sterk uitstekende hoek van Pama-
baar en welbebouwd. — Zuidwaarts voert van de
hoofdplaats via Randoedongkal een weg de resi-
lang (Oedjoeng of Tandjoeng Pamalang), en wes- dentie Ranjoemas in, terwijl de groote postweg
telijk, benoorden de hoofdplaats de zeer weinig verder oostelijk voert langs Paklintangan naar
uitstekende Tandjoeng Sari, waarbij een goede Kebaloetan en Oelocdjami; op beide deze plaat-
ankerplaats is, de reede vormend der afdeclings- sen zijn wijken voor Chineezen; de laatste, in
hoofdplaats; de hier gevischte oesters, die klein van den Compagniestijd hoofdplaats van een aan een
stuk zijn, gaan door voor de beste van
Java. De
oostgrens wordt ten deele gevormd door de navol-
Chinees verhuurd land en toen een der leven-
digste plaatsen van Java, is thans nog bijna uil-
gende rivieren: de benedenloop der uit de resi- sluitend door Chineezen bewoond en zeer tierig.
dentie Pekalongan komende kali Sragi, welke rivier Behalve de standplaatsen der controleurs en
ij de desa Oelocdjami den naam van deze plaats


districtshoofden verdient nog nadere vermelding
aanneemt en mitsdien als k. Oeloedjami in zee Moga, ten westen waarvan het „koningsbad"
v oett; zij is slechts over een


gering gedeelte voor Mandiradja ligt, bij welken naam men Moga
kleine prauwen bevaarbaar; de evenzeer uit dan ook wel noemt. Dit bad wordt gevormd door
Pekalongan komende k. Gcnteng, in haar bene- eerst onderaards afgevoerd bergwater, dat einde-
denloop Lajangan geheeten, en haar boyenzijtak, lijk met geweld zich een uitweg baant, zoodat
e Kcroeh;
— en op het deel tusschen Lajangan
en Sragi: de leiding Tocmbal. De genoemde k.
het ijskoud is. Niet ver van daar zijn zoulwaU-r-
---bronnen, nl. een bij de desa Ngasinan, de ander
Lajangan is een zijtak van de k. Tjomal, de bij de voornoemde desa Semingkir. Nog bevin-
grootste rivier der
geheele residentie Tegal, welke den zich in deze buurt eenige Hindoc-oudhcdcn
Jen Zuiden van Moga op de noordoostelijke hel-
ing van den
Slamat ontspringt en, rechts boven-
van ondergeschikt belang; het aanzienlijkste van
dien aard wat in dit regentschap wordt aangetrof-
dien nog de k. Poelogo opnemend, zich fen ligt op een heuveltje aan den grooten weg van
noord-
oostwaarts langs Banjoemoedal, Randoedongkal Watoe Koempoel naar Bongas, ter plaatse „tjandi
en Semingkir beweegt, tot dicht bij Tjomal en ardja" genaamd, en bestaat uit 4 steenen men-
zich dan noordwaarts wendt naar Oedjoeng Pema- schenbcelden, 7 ronde steenen en 2 steenen pila-
lang, Waar zij met een breeden mond in zee valt;
JIS .°P 6° palen landwaarts in voor mid-
ren. — Uitgegeven in erfpacht zijn in deze af-
decling 3 landen, waarvan I in ontginning is
delmatige prauwen bevaarbaar. Op 't noordelijk voor padl. Op overeenkomsten met de bevolking
deel der westgrens vloeit werken er 2 ondernemingen, beide voor suiker.
de k. Ramboet of Pa-
i
malang, n haar benedenloop ook wel k. Pala-
wangan geheeten naar een aldaar er aan liggende
Voor den houtaankap treft men er I onderneming
aan. Vergunningen tot mijnbouwkundige opspo-
esa van dien
naam; haar oorsprong is op de ringen zijn er 5 verleend.
noordelijke helling van den Slamat; noordwaarts PAMALANG. District van de contróle-afdee-
loopend valt zij na een loop van
25 palen be- ling, het regentschap en de afdeelingPamalang, resi-
westcn Pamalang in zee; bij den grooten post- dentie Tcgal; met eene oppervlakte van 25.304,51
weg, dus dicht bij de kust is hare breedte ruim hectaren. Hel district telt 84 desa's.
20 meter. Op het zuidelijk deel der PAMALI. Zie PEMALI.
oostgrens
van deze afdeeling ligt een bergrug; een andere PAMANGKAT. Onderafdeeling van de afdee-
ligt op hare zuidgrens. Dit laatste ling Sambas, residentie Westcrafdccling van Borneo,
gebergte ver-
bindt den Slamat, die juist op het grenspunt der met gelijknamige hoofdplaats. Pamangkat is in de
residentie Banjoemas met de afdeclingen Tegal Indische krijgsgeschicdenis bekend, omdat daar
en Pamalang ligt, met den verder oostelijk-op
in 1850 het eerste treffen plaats had tusschen de
gelegen Prahoc en wordt genoemd Centraal- of Nederlandsche troepen onder luit.-kol. Sorg en
1 embarisan-gebergte. Ter plaatse waar de k. Ram- de ons vijandelijke Chineesche kongsi's. Zie Dl.
boet het tertiair gebergte aan den noordvoel van 11, bl. 283.
den Slamat doorbreekt ligt PAMANOEKAN. District van het particuliere
de goenoeng Gadjah
of Olifantsberg, aldus genoemd naar zijn gelijkenis land Pamanoekan- en Tjiascmlandcn, residentie
met dit dier, 316 meter hoog, haast heel kaal Krawang; met eene oppervlakte van 34.839,40


en met overhangende rotsbrokken die als ten val hectaren. Het district telt 42 desa's.
neigen. De hoofdplaats Pamalang
— wier De bovengenoemde Pamanoekan- en Tjia-
grenzen zijn vastgesteld bij St.
ligt m het noordwesten der 1887 n". 65
afdeeling en telde
— scmlanden, gelegen in Krawang, verkocht
tijdens het Engclsche tusschenbestuur, vormen
op het eind van 1895 in 't geheel het grootste der particuliere landerijen op Java:
waarvan 10 Europeanen,
10.234 zielen,
neezen en 8 9642 inlanders, 574 Chi- zij zijn 300.000 bouws groot en telden op I Jan.
Arabieren; zij strekt zich ruim een 1899 eene bevolking van 175.342 zielen.Eigenares
paal ver uit langs den grooten postweg, die is de Maatsch. tot exploitatie der Pamanoekan-
met steenen muren is afgezet hier
en door een heer-
lijke laan van tamatindeboomen wordt bescha- Tjiasemlanden. De producten bestaan in rijst,
katjang, koffie, klappers, arènsuiker, gomelastick,
duwd; de inlanders wonen in 't groen achter de kma, notemuskaat, peper, cubébe en cassia.
gezegde muren, voor de Chineezen is er een wijk PAMBAOEWANG. Landschap, gelegen aan
aangewezen; de regentswoning is een fraai be- de W.kust van Midden-Celebes, behoorende tot
bouw, de markt wordt druk bezocht. Het geheel het bondgenootschap Mandar (Zie aldaar). Het
vormt een aardig stadje, dat met een fortje tegen
mogelijke aanvallen van inlandsche zijde beschut grenst ten N. aan Tjenrana, ten O. aan Balang-
nipa, ten Z. aan Madjene, ten W. aan de zee,
is.Er bevindt zich het in hooge eere staande en bestaat uit 3 districten: Bande, Adolang en
graf van den Islamprediker Saidi Prakidin.
Aan Siriendoe. De oppervlakte wordt op 227 km.' 2
186 PAMBAOEWANG. — PAMEKASAN.
geraamd, met eene bevolking van 18.000 a 20.000 geheel dan wel ten deele door het moeras Mangoe-
zielen; alles zeer globaal. Tot 1889 was Pam- nan, waar de Boender ook wel k. Mangoenan naar
baoewang met Tjenrana onder één bestuurder
vereenigd; in dat jaar stierf die vorst en werd
heet; — aan de Noordkust: de k. Kontjeh, ont-
staande in het gebergte benoorden Pagantenan,
door zijne dochter opgevolgd, die gehuwd was wier benedenloop de grens met de afdeeling Sam-
met den vorst van Madjene. Ook thans staat pang vormt, en de k. Bantje uit het gebergte bij
deze vorstin, I Latta, aan het hoofd van het lijkje. Waroe, die bij Pasejan uitmondt. Langs deze zelfde
PAMEKASAN. Afdeeling en regentschap der kust loopt dicht bij en evenwijdig met het strand
residentie Madoera, metende 78.705,84 hectaren een weg, zijnde een gedeelte van den Madoeree-
of 14,3 □ g. m. Het vormde het middelste regent- schen noorder-kustweg, waaraan een groot aantal
schap onder de Compagnie. Aan haar bewezen visschersdorpen gelegen zijn, o. m. 't genoemde
diensten waren oorzaak dat zijn hoofden
— even Pasejan. De Zuider zeekust vertoont de eerste ver-
als de anderen op Madoera — door haar bevoor-
recht werden boven de regenten op Java, waar
smalling van het eiland Madoera van West naar
Oost. Daardoor is gevormd de „bocht van Pame-
Daendels nog 't zijne aan toevoegde. Het Neder- kasan", die westelijk aanvangt bij den „hoek van
landsch-Indisch Gouvernement regelde bij over- Pamekasan" of Tandjoeng- dan wel Oedjoeng-Dato.
eenkomst de betrekking waarin het stond tot den Het zeewater hier werd voorheen benut voor den
pancmbahan, die zijn vazal was. Dit inlandsch zoutaanmaak, vooral te Boender; de hoedanigheid
zelfbestuur was het eerste op Madoera waaraan een van dit zout stond echter ten achter bij dat het-
eind werd gemaakt. Nadat de laatste panembahan, welk in de afdeeling Soemenep dezer residentie
Mangkoe Adiningrat, in 1842 gestorven was, be- wordt gewonnen, reden waarom het Gouverne-
rustte tot den dood van Pangéran Adipati Arja ment den aanmaak hier heeft gestaakt; sedert
Soerja Koesoema in 1853 het regentschap in diens heeft in de daardoor vrijgekomen zoutpannen de
handen, als wanneer het voorloopig Gouverne- vischfokkerij naarstiger beoefening kunnen vinden,
mentsbeheer aanving. Krachtens St. 1857 n°. 44 daar deze nu ook bij oostmoeson kan plaats heb-
vestigde zich ter hoofdplaats een resident, wien ben. Te Brantah, aan de Zuidkust, is de zoutaan-
het gewestelijk administratief bestuur over het maak mede door het kweeken van visch in de
eiland Madoera, afgescheiden van de residentie oude pannen vervangen. Waar de zeekust rotsig
Soerabaja werd opgedragen. De organisatie van is leveren hare holen veel eetbare vogelnesten.
dit regentschap, geheel als een regentschap op De groote postweg treedt deze afdeeling binnen
Java, dateert van 1858 (St. n°. 54). Deze afdee- bij Tandjoeng, loopt via Brantah op de hoofd-
ling is de kleinste van het gewest en haar west- plaats aan, van waar zij met eene van noordelijk
grens vormt nagenoeg juist de middenscheiding allengs in oostelijk overgaande richting, benoor-
van het hoofdeiland. Zij is de derde van het den haar om, de afdeeling Soemenep ingaat. De
westen uit gerekend en van het oosten uit de hoofdplaats der afdeeling en van het regentschap,
tweede. Begrensd wordt zij: ten Noorden en Zui- tevens hoofdplaats van het gewest, is de zetel
den door de zee; ten Oosten (noorderhelft) door van den resident, den regent, den controleur en
de afdeeling Soemenep van dit gewest en (zuider- het hoofd van 't district waar zij in ligt. Zij heet
helft) door de zee; ten Westen door de afdeeling Pamekasan. Het is een zindelijke, welvarende
Sampang van dit gewest. Zij vormt een contróle- plaats met flink residentshuis, en grooten voor-
afdeeling, genaamd Pamekasan, omvattende haar maligen kraton, thans regentswoning; hare gren-
4 districten: Pamekasan, Boender (hoofdplaats zen zijn vastgesteld bij St. 1887 n°. 137, die
Galis), Pegantenan en Waroe. De niet genoemde harer reede bij St. 1898 n°. 240. Op het eind
hoofdplaatsen zijn gelijknamig. Het aantal desa's van 1895 telde zij 7797 zielen, waarvan 134 Euro-
bedraagt 194. De waterscheiding loopt midden peanen, 6806 inlanders, 561 Chineezen en 296
door de afdeeling, die grootendeels overdekt is Arabieren. De beide laatste rassen hebben er elk
door heuvelen van kalkformatie. Tusschen Omhen hun aangewezen wijk. Met den tijd zal zij komen
en de hoofdplaats breidt zich eene vlakte uit die te liggen aan de lijn der „Madoera-stoomtram-
van 50 tot 10 meter boven zee ligt en de voor- maatschappij". Alle overige plaatsen van cenig
naamste is van het hcele eiland. Ten zuiden van belang zijn reeds genoemd; nader zij alleen van
Pamekasan en een weinig ten westen van den de districtshoofdplaats Pegantenan gemeld dat zij
grooten postweg komen op verschillende plaatsen tennaastenbij in het hart der afdeeling ligt, in
lichtkoolwaterstofgassen met tamelijke kracht te het middengebergte, ruim 300 meter boven zee;
voorschijn, die bijna voortdurend branden. Naai- er bevindt zich een pasanggrahan. De grond der
de meening van Verbeek en Fennema in hun afdeeling is over 't algemeen schraal; de wateren
boek over de geologie van Java zou het misschien die er vloeien zijn zooveel doenlijk aan den land-
de moeite loonen hier eenige proefboringen naar bouw dienstbaar gemaakt. Voor eigen gebruik
petroleum te verrichten. Een bruinkoollaag komt teelt de bevolking aardvruchten, djagoeng en rijst;
voor in het district Pegantenan; deze mineraal is van deze laatste moet evenwel nog heel wat van
dof van kleur en minderwaardig van soort.
afdeeling is arm aan water; hare voornaamste
— De Java ingevoerd worden. Behalve de tot nog toe
genoemde bronnen van bestaan als: zoutmaken,
rivieren — of, wil men, beken — zijn: de „rivier
van Pamekasan", in haar benedenloop den naam
vischkwecken, akkerbouw, vogclncstplitkken en
vischvangst, zoekt een zeker deel der bevolking
dragend van Samcdangan en Madjoengan; zij ont- elders zijn levensonderhoud, en drijft een ander
last zich aan de Zuidkust in zee door de koewala handel. Europeesche ondernemingen van land-
Padellegan; — de kali Boender, waar het gelijk- bouw — vroeger werkte in het Zuiden der afdee-
namig plaatsje aan ligt; deze is door hare zijtak-
ken de Tjapak en de Pandan verbonden aan de
ling de suikerfabriek Teedja — zijn er tegenwoor-
dig geene. Het aantal uitgegeven vergunningen
k. Boengkaling, welke wat noordelijker dan de tot mijnbouwkundige opsporingen bedraagt 7.
k. Boender op de oostgrens der afdeeling in zee PAMEKASAN. District van de contróle-afdee-
vloeit; alle vier laatstgenoemde rivieren stroomen ling, het regentschap en de afdeeling Pamekasan,
PAMEKASAN. — PANAROEKAN. 187
res.Madoera; met eene oppervlakte van 26.155,04 pongan, omvattend Kapongan, Kalitikoes en Soem-
hectaren. Het district telt 70 desa's. berwaroe (hoofdplaats Asembagoes). De niet ge-
PAMOR. De natuur levert het ijzer hoogst noemde hoofdplaatsen zijn gelijknamig, doch die
zelden in dien toestand, welke een onmiddellijke van Kalitikoes wordt ook wel Ardjasa genoemd.
verwerking gedoogt; de meteorieten bevatten zulk Het aantal desa's bedraagt 167. De bevolking is
gedegen ijzer (d. w. z. ijzer dat niet met andere schier uitsluitend Madoercesch, vooral in 't ooste-
elementen chemisch is verbonden) veront- lijk deel van het regentschap. Eene vlakte breidt
reinigd met nikkel, kobalt en andere metalen. zich uit tusschen Asembagoes, Pradjekan en Si-
Parnor is een Jav. woord, dat, in dezen zin men g- toebondo. Overigens is de afdeeling bergachtig.
m e taal, mengijzer beteekent (wor = ver- De zuidoostgrens wordt gevormd door den Ken-
mengd) en waarmede worden aangeduid de wapens deng, dat is den noordwestelijken Idjen-wal, en
van doorcengesmede donker en lichter gekleurde de westgrens gaat over den top van den Ringgit
ijzersoorten; na afloop der smeding en bevijling (Zie aldaar), üc Boeloeran, een uitgedoofde vul-
wordt de lichtere kleur in hare verschillende figu- kaan, behoort geheel tot deze afdeeling, in wier
ren te voorschijn geroepen door het plaatsen van oostelijk deel hij ligt met een geringe kuststrook
de klingen in een bijtend vocht. Het eigenlijke aan zijn voet. Het zuidelijkste punt der afdeeling
besi parnor uit onze Oost, is meteoorijzer, dus is de 1666 meter hooge top Angkrek II in den
het ijzer uit op aarde gevallen meteorieten, het- Kendeng. De zeekust vormt van T. Petjaran op de
welk aan het nikkel dat 't bevat zijne blankere grens met de afdeeling Besoeki, een inham, de
kleur en grootere smeedbaarheid ontleent; dit „Bocht van Panaroekan" geheeten, wier ooste-
meteoorijzer wordt tusschen twee stukken gewoon lijk grenspunt T. Patjinan is. Zij verschaft, niet-
ijzer tot één kling versmeed. Tot dusver zijn van tegenstaande er een paar zandbanken in liggen
Java vijf vindplaatsen van meteorieten bekend: die bij Panaroekan eenige branding veroorzaken,
Prambanan, Tjabé, Bandong, Ngawi en Djati- een goede ankerplaats met tot 9 vadem diepte.
-1 engilon. Over meteorieten van de overige eilan- In het midden van 't zeewater der baai is een
den van den N.-I. archipel is tot heden niets be- plaats waar zoet water opborrelt. Behalve de ge-
kend geworden (Jaarb. v. h. Mijnwezen 1886, noemde zijn te vermelden de kapen: T. Djang-
wet. ged.). Gewoonlijk echter wordt dit meteoor-
kar, Merak en Batok, alle 3 mede aan de Noord-
ijzer vervangen door eene óók lichter gekleurde kust, T. Sedano ter plaatse waar Java's kust zich
soort ijzer, die hoofdzakelijk gevonden wordt in van een west-oostwaartsche richting in een noord-
de bergen van Torongkoe en Oessoe in het Cele- zuidwaartsche afbuigt, en T. Tjandiban aan de
baansche rijk Loewoe, aan de golf van Boni; het Oostkust. Benoorden T. Sedano strekt zich in zee
ijzer dat met bovengenoemde soort tot parnor de Meindertsdroogte of Karangmas uit, waarop
wordt verwerkt, komt voor in de bergen om het een kustlicht van de 4 C grootte is geplaatst. Op
Matano-meer en de Tomori maken van een en de zuidgrens met Banjoewangi stroomt de Ba-
ander hunne beroemde zwaarden, pangho. Ook djoelmati, aldus heetend naar het daaraan gelegen
UP ümor en
op Billiton zou parnor gevonden dorp van dien naam; ontspringend op den Koe-
worden. Parnor dat geen meteoorijzer is wordt koesantop watert zij aan Java's Oostkust uit. Uit
op dezelfde wijze uit het erts gewonnen als ander het (kratcr-)meer van den Kawah Idjen, in de
ijzer. Onvermengd wordt het niet verwerkt. Ver- afdeeling Banjoewangi, vloeit het water af dat,
valsching van parnor heeft plaats door tin met wrang door een gehalte aan ijzersulfaten en ook
gewoon ijzer samen te smeden. zuur door vrije zuren, de rivier Banjoepaït vormt,
In Britsch-Indië kent men het met parnor ana- die in zijn benedenloop, na opneming der k. Sal
loge wootz, dat, door de Perzen vooral, tot de en doorbreking van den Kendeng, den naam
vermaarde klingen verwerkt wordt en dat men draagt van Banjocpoctih; in den Kendcng-rand
verkrijgt door samensmelting van magneetijzer uit heeft zij zich een kloof van 650 meter diep ge-
Hyderabad met het metaal uit 't bruinijzererts graven ; hare uitmonding in zee ligt beoosten
van Indore en door langzame kristallisatie, waar- Asembagoes. De belangrijkste rivier der afdeeling
door, evenzeer na bijting door eenig scherp vocht, is de Sampejan of „Rivier van Panaroekan", die
het j au har of de natuurlijke bebloeming van het op het topje Tanah Woclan van het Jang-gcbcrgtc
ijzer te voorschijn treedt. in de afdeeling Bondowoso ontspringt, in haar
PAMOTAN. District van de contróle-afdeeling, loop door die afdeeling door talloozc beken ge-
hel regentschap, de afdeeling en de residentie


voed wordt, door den kloof van Pradjekan waar-
Rembang; met eene oppervlakte van 16.666,36 aan zij haar naam van k. Pradjekan ontleent
hectaren. Het district telt 48 desa's. deze afdeeling instroomend voortdurend veel linker-
PAMPAOESOE. Naam voor Walvisch, op en rechterzijtakken, o. m. van Ringgit en Kendeng,
Celebes. De Makassaarsche naam is paoesoe. opneemt, en eerst nog langs Sitoebondo vloeiend,
PANAN. (IKAN) Naam op Timor voor een bij Panaroekan in zee valt. Haar bed is sterk
p^Ad'"l Letkrinus ofercularis. kronkelend, diep en steenachtig. Ter plaatse waar
'
PANAROEKAN. Regentschap en afdeeling van zij de tertiaire heuvelreeks doorbreekt, die uit de
het gewest Besoeki, ter oppervlakte van 159.368,88 groote vlakte oprijst, dat is even boven Sitoe-
hectaren of 28,9 O g. m., uitmakend de oostelijke bondo, is een belangrijk kanaal gegraven om de
helft van het noorder kustland der residentie, en overstrooming dezer plaats bij hoogen waterstand
begrensd door: ten Noorden en Oosten, de zee; der rivier te voorkomen; beneden Sitoebondo
ten Zuiden en Zuidoosten, de afdeeling Banjoe- komt dit westelijk loopend kanaal weer in de
wangi van dit gewest; ten Zuidwesten, de afdee- Sampejan terecht. De hoofdplaats der afdeeling
ling Bondowoso van dit gewest; ten Westen, de en van het regentschap is Sitoebondo, gelegen
afdeeling Besoeki. De bcstuursverdeeling is in 2 tegen 't westelijk uiteinde der groote vlakte en
contrólc-afdeelingen en 6 districten, als volgt: aan de Sampejan, die naar haren vroegeren naam
Panaroekan (hoofdplaats Sitoebondo), omvattend van Dawoean of Dowan ook wel k. Dowan wordt
Sitoebondo, Panaroekan en Pradjekan; en Ka- genoemd. Het is eene welvarende plaats met 10.636
188 PANAROEKAN. — PANDEGLANG.

inwoners — op —
't eind van 1895 waarvan 169 Mal. Men.; HÈNDAK, Mal.Tim.; INIMA,Engg.;
Europeanen, 10.096 inlanders, 118 Chineezen en SEKEH (juister SEKEË), Atjeh.
253 Arabieren; de beide laatste rassen hebben Algemeene benaming van Pandanus-soorten,
hier elk hun eigen wijk. De bestuursambtenaren behoorende tot de familie der Pandanaccac. Het
die er wonen zijn de assistent-resident, de regent, geslacht is kenbaar aan den spiraalswijze met blad-
een controleur en het hoofd van het district waarin litteekcns bezetten stam, welke vaak aan de basis
zij ligt. Hare grenzen zijn vastgesteld bij St. of hooger door luchtwortcls wordt gesteund en
1887 n°. 101. De tegenwoordige districtshoofd- op den top tusschen de, meestal met doornachtige
plaats Panarockan was voorheen de machtige hoofd- zaagtanden bezette, lintvormigc bladeren bij het
stad van een afzonderlijk rijk, dat nog in 't laatst eene exemplaar de dikwijls geurige mannelijke
der 170 eeuw onder een Ngabehi stond en eene bloemtrossen draagt, bij het andere de vrouwe-
bevolking telde van 8000 gezinnen, met een der lijke kolven voortbrengt, waaruit zich de vruchten
levendigste markten van Java. Hier ter plaatse ontwikkelen.
vestigden de Portugeezen onder Alfonso d'Albu-
querque hun eerste nederzetting. Hoewel haar
a.:
Soorten zijn o.
P. laevis Rtimph. of P. latifolia Hassk., p. ber-
havenwerken sinds lang verwaarloosd en vergaan baoe of p. rem.p ei, Mal.; p. baoe of p. rampè,
zijn, blijft de stad — —
die aan de spoor ligt
nog steeds een belangrijke afscheepplaats van
Mak.; bakong, BoL Mong.; kawaë, Boer.
I. littoralis Juiigh., p. pantei, Mal. Men.;
gouvernements-producten en van voor uitvoer naar loölon, Alf. Men.; boeró-boeró, Tem.
Madoera bestemde rijst. Er is voor Chineezen en P. moschatus Rumpk., p. poe dak, Mal. en
voor Arabieren een wijk aangewezen. Haar gren- Soend.; p. eri, Jav.; p. doeri, Bat. Mal.
zen zijn vastgesteld bij St. 1887 n°. 101, die harer P. Samak Hassk., p. tikar, Mal.; sekeh
reede bij St. 1898 n°. 240. De groote postweg tikar, Atjeh; kaoekoed of kaoekocr, Alf.
doet in deze afdecling vooreerst de beide genoemde Men.
plaatsen aan en dan Kapongan, Ardjasa of Kali- P. humtlis Rumph., bok, Tem.; la wat, N.
tikoes, Asembagoes en Soemberwaroe. Van dit G. 4 R-
eindpunt leidt sinds 1875 een rijweg bij de desa De Pandanen („screw pines" der Engeischcn)
Badjoelmati het gebied der afdeeling Banjoewangi groeien zoowel in den dorren zandgrond der
binnen. Van de hoofdplaats gaat in zuid-weste- kusten, als op den kalkachtigcn rotsbodem van
lijke richting een zijtak van den grooten weg via het strand, in welks gaten en uithollingen de
I'radjekan de afdeeling Bondowoso in. De hoofd- wortels doordringen. De bladeren, vooral van de
teelt der inlanders is rijst. Aan Europeanen zijn langgcbladerdc soorten, worden tot het ve
uitgegeven 20 erfpachtslanden, op 8 waarvan sui- digen van matten veelvuldig gebezigd. De wel-
ker, 7 koffie en 1 koffie en kma wordt gekweekt
van 4 ontbreken opgaaf—, terwijl deze er 6 onder-
— riekende bloemschcedcn zijn vooral bij de vrou-
wen zeer gezocht. De vruchten van sommige
nemingen op overeenkomsten met de bevolking soorten dienen als spijs, terwijl op andere door
irr werking hebben, waarvan 5 voor suiker en 1 de vliegende honden gretig wordt geaasd.
voor tabak. Het aantal uitgegeven vergunningen PANDAN. Zie AWAB.
tot mijnbouwkundige opsporingen bedraagt 6. De PANDANG. Mak. Zie PANDAN.
in dit regentschap verspreid aanwezige Hindoe- PANDANG NIKANRÈ. Mak. Zie NANAS.
oudheden zijn weinige en bescheidene: 4 beeldjes PANDANG RAPO. Mak. Zie NANAS.
en 3 min of meer beschreven steenen. PANDAN-LIELI. Zie LOWO.
PANAROEKAN. District van de contróle- PANDANUS. Zie PANDAN.
afdeeling, het regentschap en de afdeeling Pana- PANDEGLANG. Afdeeling en regentschap der
roekan, res. Besoeki: met eene oppervlakte van residentie Bantam, groot 81.621,3 hectaren of
16.437,56 hectaren. Het district telt 42 desa's. 14,8 □ g. m. Om zijn betrekkelijke ligging in het
PANASA. Boeg. Zie NANGKA. gewest heet het 't „middenregentschap". De gren-
PANATARAN. (TJANDI) Tempel in Kediri. zen zijn: West en Noord (westerhelft), de afdec-
Zie 01 DHEDEN, Dl. 111, bl. 140. ling Anjer; Noord (oosterhelft) en Oost, de afdec-
PANAWAR DJAMBI. Zie PAKOE TIHANG. ling Serang; Zuidoost, de afdeeling I .ebak; Zuidwest,
PANAX. Zie DAOEN MANGKOK.
PANDAK. District van het tot 't Sultansgebied
de afdeeling Tjaringin — alle van dit gewest De
5 districten Pandeglang, Baros, Tjiomas, Kollelet
behoorende regentschap Bantoel, res. Djokjakarta. en Tjimanoek, waarin het regentschap is verdeeld,
PANDAKAN. District van de contróle-afdee-
ling Kasri, regentschap en afdeeling Bangil, res.
:
vormen I contróle-afdeeling Pandeglang. De hoofd-
plaatsen van Kollelet en Tjimanoek zijn resp. Pelir
Pasoeroean; met eene oppervlakte van 19.496,32 en Kadoeboengbang; alle andere zijn gelijknamig.
hectaren. Het district telt 188 desa's. Het aantal desa's bedraagt 387. In deze afdecling
PANDAN. Uit eruptiefgesteenten bestaande berg, verhefl zich Bantanis bodem het hoogst, 't Is een
die zich hoog uit het tertiaire middengebergte van echt vulkanenland: nagenoeg pal in 't midden der
Oost-Java, op de grens van Rembang en Madioen, afdeeling rijst met fraaien kegel de Karang (1775
verheft. Uit den spoortrein valt zijn klokvormige meter) omhoog; ten zuidwesten daarvan, op de
gedaante op het traject Madioen—Kerlasana dui- grens met Tjaringin, in gelijken vorm, de Poelasari
delijk in 't oog. Een goede beschrijving van dezen (1340 meter); ten noordwesten van dezen, op die-
met dichte bosschen begroeiden berg ontbreekt. zelfde grens, de Asepan (Aseupan, 1160 meter);
De vindplaatsen van fossiele zoogdiertanden, die door passen hangen deze 3 onderling samen. Ten
door Junghuhn van den Pandan worden vermeld, noordwesten van den Karang ligt de vuurberg I'ara-
zijn volgens Dubois niet op dezen berg te vinden, kasak en ten noorden van dezen, tegen de Anjersche
maar in de zand- en kleisteenlagen, die zich be- grens, de uitgebrande Danoevulkaan. Volgens de-
zuiden den bergvoet uitstrekken. sage zijn Karang en Poelasari door Hanoman, den
PANDAN. Mal., Jav., Soend. en Bat.; PAN- apenkoning, op hun tegenwoordige plaatsen neer-
DANG, Mak.: PANRENG, Boeg.; PONDANG, gesmeten, nadat hij
— met hun massa de Straat
PANDEGLANG. — PANDELING, PANDELINGSCHAP. 189
Soenda willende dempen — tot zijn teleurstelling
gemerkt had dat daar reeds door een anderen geest
met de bevoegdheid zijne diensten te gebruiken
totdat de schuld, die ten allen tijde voldaan kan
de bekende daar liggende eilanden waren neerge- worden, afgelost is. De pandeling kan óf zich
zet; de Karang, eerst tot de sterren reikend, werd zelf, óf anderen, die in zijn macht zijn, b. v.
door vorst Loerah Dalam met een schaar afge- zijn kind, in pand gegeven hebben, bij het op-
knipt, om den apen te verhinderen den hemel te nemen van geld, dan wel in pandbeslag zijn ge-
beklimmen waar zij de sterren verslonden; de nomen, wanneer hij eene schuld niet op den over-
omringende kleinere bergen zijn van dien top een gekomen vervaldag heeft betaald. Als grond-
afkomstig. Op verschillende punten langs den slag van het pandelingschap strekt dus eene schuld,
Karangvoet zijn warme bronnen; ten zuid-zuid- liet contractucelc pandelingschap in den Indischen
westen van de hoofdplaats Pandeglang zijn bekend Archipel is eene Polynesische instelling. Wel is
de baden van Tji-Panas. Op eenigen afstand daar- waar heeft in het Hindoesche recht de schuld-
van, juist zuidelijk van de hoofdplaats, ligt het eischer de bevoegdheid, zijn schuldenaar gebon-
lauwe zwavelbad Tji-Bijoek. Het water van al den naar huis te voeren en hem door slagen en
deze bronnen bezit heilzame eigenschappen. Onder bedreigingen te dwingen tot het nakomen zijner
de werkzame solfataren van den Karang zijn ver- verplichtingen, maar dit pandbeslag is geheel iets
meldenswaard die genaamd Soemoer-toedjoeh en anders dan het pandelingschap, dat bovendien in
Legok-prijoek. Aan den zuidelijken rand van den verscheidene gedeelten van den Archipel, waar
Danoevulkaan zijn op eene plaats warme bron- de invloed der Hindoes zich niet deed gevoelen,
nen; doch merkwaardiger dan deze is het meer, wordt aangetroffen. Evenmin is de gedwongen
Dano (Zie aldaar). Een 3t.1l riviertjes voedt het arbeid van den schuldenaar tot afbetaling zijner
Dano :de Danghijang, van de noordelijke helling schuld met het contractueel pandelingschap gelijk-
van den Karang; de Lehem, die het water van testellen; op den pandeling toch rust een zakelijk
de oostelijke Parakasak-helling ontvangt; en de recht, terwijl de debiteur, die zulken arbeid moet
Kalocmpang, die al het water van de westelijke verrichten, volgens het Moslemsch recht zijnen
Parakasak- en de oostelijke Aseupan-helling af- persoonlijken staat behoudt en, als vrij persoon,
voert.. De Pasangtenang vormt in haar boven- niet het voorwerp van zakelijke rechten kan zijn.
loop de grens met de afdeeling Anjer, welke zij Alleen op een slaaf is volgens den Islam pand-
verderop doorstroomt, aan Java's westkust uitwa- recht mogelijk. Een slaaf is echter de pandeling
terend. De Tji Oedjoeng is grensrivier met Serang niet, daar hij zich ten allen tijde, door afbetaling
tot zij die afdeeling betreedt. De Tji Lemer, in der schuld vrij kan maken en, in beginsel althans,
haar benedenloop Tji Boengoer geheeten, ontspringt bevoegd is tot het aangaan van rechtshandelingen.
°P den bergpas tusschen Karang en Aseupan en Schuldslavernij, ook nu nog in den Archipel niet
stroomt in zuid-zuidoostelijke, draaiend tot zuide- onbekend, schijnt althans op Java reeds vroegtij-
lijke richting de afdeeling Tjaringin in; zij neemt dig bestaan te hebben; het Oud-Javaansche wetboek
al het water van de zuidoostelijke helling van Koetara Manawa (Jonker, Een Oud-Jav. wetboek,
"en
Aseupan en van de oostelijke helling van Leiden 1885), maakt melding van schuldslaven
'icn Poelasari op. De Tji Banten ontspringt (art. 270, 271). Zie Mr. A. W. C. Verwey in
op de
noordelijke helling van den Karang en stroomt, B. t. t. 1. en vlk. V= volgr. VIII, bl. 237 en
na over een korten afstand grensrivier met Serang MOHAMMEDANISME, Dl. 11, bl. 548, 549, 553,
te zijn geweest, met noordoostwaartschen loop die
554, 5°5-
afdeeling binnen en haar hoofdplaats langs; tus- Ofschoon het pandelingschap eene vrij alge-
schen Serang en Bantam neemt zij de Tji Kadoe- meen in den Indischen archipel verspreide instel-
weun op die op de oostelijke helling van den ling is, werkt zij niet overal op dezelfde wijze,
Danoe-vulkaan ontspringt. De hoofdplaats Pande- doch wordt hier in een harderen, elders in een
shl2 ~ Wie grenzen ziJn vastgesteld bij St. zachteren vorm toegepast. Terwijl de arbeid van
'—
1887 n o. 224 ligt in het zuidoosten der afdee- den pandeling in sommige streken strekt tot aflos-
ling, aan den oost-zuidoostvoet van den Karang, sing van de schuld en hij dus na eenigen tijd
niet ver van de weder geheel vrij man is, dient het verrichte werk
grens, in een bekoorlijke omge-
vnifó ± 250 nieter boven zee, in een koel en elders hoogstens tot voldoening der rente, ja soms
gezond klimaat. Er zijn gevestigd de assistent- wordt het bedrag der schuld, niettegenstaande dien
resident, regent en controleur alsmede het hoofd arbeid, steeds grooter en is het den pandeling feite-
van het gelijknamig district. lijk onmogelijk zichzelf te bevrijden. Het pandeling-
Het vroegere fort is
geslecht in 1876. Einde 1895 woonden er schap gaat in vele streken over op vrouw en kin-
3216
menschen, te weten 22 Europeanen, 3075 inlanders
en 119
Chineezen; de laatsten in hun eigen wijk.
deren van den pandeling — in landen waar het
matriarchaat bestaat soms niet van den vader op
veel levendigheid veroorzaakt hier ter plaatse de zijne kinderen, maar wel van de moeder, wanneer
samenkomst van den weg Serang—Tjaringin en deze met schulden sterft, zooals van de Orang
zijn tak naar Rangkasbetoeng.
Het voornaamste Mamaq vermeld wordt (zie Dl. 111, bl. 122). Vaak
wat de afdeeling voortbrengt
is door inlanders kan het recht op den pandeling door den schuld-
gekweekte koffie. Europeesche landbouw wordt
er niet gedreven. Er zijn
eischer aan anderen worden overgedragen, ja zelfs
4 vergunningen tot mijn- worden de pandelingen feitelijk verkocht en ont-
bouwkundige opsporingen uitgegeven. aardt het pandelingschap in slavernij, waarin het
PANDEGLANG. District van de contróle- geheele huisgezin van den pandeling en al zijne
afdeeling, het regentschap et. de afdeeling Pan- afstammelingen geraken, zonder ooit de hoop te
deglang, res. Bantam; met eene oppervlakte van hebben hunne vrijheid te verwerven. Niet alleen
11.033,6 hectaren, liet district telt 78 desa's de schuldenaar en diens afstammelingen kunnen
PANDELING, PANDELINGSCHAP. Een in pand genomen worden, doch ook voor de schuld
pandeling (Jav. moedjangan, Soend. boe- van anderen kan men pandeling worden. Eigen-
djang, Mal. orang beroctang) is een vrij aardig is in dit opzicht de instelling vroeger o. m.
persoon, op wicn een ander pandrecht uitoefent bij de Pasoemahers bestaande, volgens welke de
190 PANDELING, PANDELINGSCHAP.

schuldeischer gerechtigd was out een persoon, man waarde dat de verdiensten maandelijks in tweeën
of vrouw, in het dorp van den schuldenaar woon- zouden verdeeld worden (winstverdeeling = b c b e-
achtig, optevatten en aantehouden ; laatstgenoemde lah pen tjaharian), waarvan de eene helft
is dan echter bevoegd, den schuldenaar of een van voor den geldgever was en de andere helft voor
diens familie te laten opvatten die dan in ruiling den geldnemer, die nu pandeling (orang beroe-
gegeven wordt voor den aanvankelijk aangehouden tang) was geworden. Wanneer deze pandelingen
persoon. De schuld wordt tegelijk verdubbeld; hunne verplichtingen niet nakwamen, konden zij
wordt zij afgelost, dan is de pandeling vrij en tot gewone pandelingen gemaakt worden. In de Oen-
de schuldeischer krijgt zijn oorspronkelijke schuld dang Oendang van Menangkabau eindelijk is be-
betaald, terwijl het meerdere, betaald ten gevolge paald, dat de crediteur den schuldenaar kon aan-
der verdubbeling van de schuld, verdeeld wordt houden om als pandeling dienst te doen, welke
onder de hoofden die de zaak hebben afgedaan, bevoegdheid zich ook tot diens familieleden uit-
en de aanvankelijk gevatte persoon. Zie Bijdr. t. strekte. In enkele streken was de bepaling in
t. 1. en vlk. V<: volgr. dl. IX, bl. 111 en vv. zwang, dat een pandeling door ieder jaar dienst
Op Java, waar het pandelingschap thans geheel /10 zijner schuld delgde (Van Hasselt, Midden-
verdwenen is, bestond het reeds in vroege tijden. Sumatra, Volksbeschrijving, bl. 228). Het gebruik
Het bovengenoemde wetboek spreekt in de arti- om geen interest te heffen van de schuld eens
kelen 80, 107 en 161 van pandelingen; ook de pandclings bestaat o. a. bij de Dajaks van de
Soerja Ngalam (Bijdr. t. t. 1. en vlk. Nieuwe volgr. Barito, met name de 010-Ngadjoc's, bij de Bataks
VI, Itl. 22) maakt van hen gewag, terwijl de Ja- van het boven- en midden-stroomgebied van de
vaansche wetten der Vorstenlanden het pandeling- Pane en Bila, en bij de bewoners van het land-
schap nog erkennen (Naw. Prad. art. 9, 10; Angg. schap Laboean Batoe. In laatstgenoemde streek
Ag. art. 2; Angg. Sad. art. 3, 12, 50). In de komt het echter voor dat het werk van den pan-
vorige en in het begin dezer eeuw bestond het deling dient tot schulddelging, in welk geval eene
in sommige streken van het eiland op groote afzonderlijke rente berekend wordt, zooals ook in
schaal; in Cheribon waren b. v., volgens getuige- Pclalawan de regel is. Verschillend zijn natuurlijk
nis van Daendels, duizenden inlanders, mannen, de redenen die de schulden veroorzaken, waarvoor
vrouwen en kinderen voor een geringe schuld de vrije man in pandelingschap geraakt; bij ver-
verpand en werden in de huizen hunner schuld- schillende stammen zijn speelschulden en opge-
eischers, zoo Europeanen als Chineezen, als slaven legde boeten de voorname oorzaak. Daar waar een
gehouden, totdat zij hunne schuld hadden afge- jongeling om te huwen een bruidschat moet uit-
lost, wat hun meestal onmogelijk was. De Gouv.- keeren aan de ouders van de bruid, zou dit wel aan-
- < len. Mossel verhaalt omtrent de Jakatrasche regent- leiding geven tot pandelingschap van den jongge-
schappen dat de regenten er gewoon waren aan huwde, dat weder op zijne afstammelingen overgaat.
hunne onderhoorigen geld te leenen, waarvan het Vaak is het moeilijk onderscheid te maken tusschen
kapitaal, naar hunne rekening, nooit ten volle slavernij en pandelingschap, daar de schuldeischer
inkwam; al de vruchten van den arbeid der pan- zoo groote macht over zijne pandelingen heeft,
delingen werden beschouwd als nauw voldoende dat deze van die eens meesters over zijn slaaf zoo
tot kwijting der renten, zoodat zij levenslang in goed als niet verschilt. Vooral is dit bij de Dajaks
dien toestand bleven. van de Z.- en O.afdeeling van Borneo het geval,
In het wetboek Nawala Pradata (art. 9) wordt waar zelfs het offeren van pandelingen bij doo-
echter bepaald, dat de pandeling dagelijks een denfeesten toegelaten was (Perelaer, Ethn. be-
dubbeltje krijgt met- en twee dubbeltjes zonder schrijving der Dajaks, bl. 155 vlg.). Belangrijk
den kost en dat dit in mindering strekt van zijne zijn de mededeelingen van W. IL Senn v. Basel
schuld. In de Maleische wetboeken treft men (T. v. N.-Indic, 1875, I, bl. 181) omtrent het
enkele bepalingen in het belang van den pande- pandelingschap der Dajaks op Borneo's Westkust,
ling aan, t. w. art. 70 der Oendang Oendang zooals dit zich onder den invloed der Maleische
Malajoe (Newbold, 11, bl. 301 vgl. art. 59) bepa- heerschappij ontwikkeld heeft; volgens hem komen
lende, dat de schuld nimmer hooger dan tot het o. a. meisjes, door een Dajakschen stam aan den
dubbele van het oorspronkelijke kan klimmen; Vorst afgestaan, na bekeering tot den Islam,
dat de vrouw en kinderen van den schuldenaar benevens krijgsgevangenen, eveneens na hunne

niet in pandelingschap kunnen geraken, wanneer bekeering in dien toestand. Van de Kei-eilanden,
zij geen kennis nebben gedragen van de schuld; waar, evenals op de Aroe-, Tenimber- en Zuid-
dat de weduwe van den pandeling, die gedurende Wester-eilanden, het pandelingschap een diep ge-
zijn diensttijd sterft, slechts '/3 van de schuld wortelde volksinstelling is, wordt medegedeeld, dat
behoeft aftedoen; en dat de vrouwelijke pande- de echtgenoot van een meisje, die de koopsom
ling, door den schuldeischer tot bijzit genomen, aan het hoofd der familie niet betaalt, zoolang in
van de schuld bevrijd is. Volgens art. 7 der Oen- zijn macht blijft en hem moet dienen, tot hij de-
dang Oendang Laoet Negeri Malaka is de schuld schuld heeft afgedaan. Op het eiland Nias is het
van een matroos-pandeling na 3 jaar, 3 maanden pandelingschap een algemeen verbreide instelling;
en 3 dagen afgedaan. Volgens de Adat Lembaga vroeger werden pandelingen van dat eiland in
van Benkoelen, die in art. 30 het pandelingschap grooten getale naar Sumatra's Westkust gevoerd,
afschafte, bestond vroeger in Zuid-Sumatra een waar zij vooral te Padang ook door Europeanen
tweeledig pandelingschap: de orang beroe- in dienst genomen werden; het Gouvernement
tang mengiring, de gewone pandelingen, die zelf bracht hij duizenden pandelingen van Nias
slechts aanspraak hadden op voedsel en klee- naar Padang om de Maleiers van de drukkende
ding, en wier arbeid strekte tot betaling der inte- transportdiensten te ontlasten.
ressen, en de orang heroetang pembela- bij de Bocgincezen en Makassaren is het pan-
han. De laatsten waren personen, die geld of delingschap eveneens een diep gewortelde volks-
goederen van een ander leenden, om te trachten instelling, en verschilt daar dikwijls weinig van
daarmede zelfstandig winst te behalen, onder voor- slavernij. Reeds in de Oendang Oendang Boegis
PANDELING, PANDELINGSCHAP. 191

van 1676 wordt van pandelingen gesproken en aanhef van het besluit van Daendels van 20 Aug.
gezegd dat „de stam der zoodanigen uitgerukt is" 1808 (N.-I. plakaatboek, XV, bl. 113), waarbij
(art. XIV); naar de meening van Mr. A. Ncder-
hurgh (I. W. v. h. Recht n». 1419) zou J. het verbod hernieuwd werd, doch nu onder be-
het pan- dreiging van zware straffen voor de overtreders.
'icbngschap echter eerst in zwang zijn gekomen Deze bepalingen golden voor Java; het Reg.rcgl.
toen menschenroof en eigenrichting door onzen van 1818 schafte wel het geven of nemen van
vloed begonnen te in-
verminderen. De pandelingen pandelingen ter verzekering van eenige geldelijke
worden bij de Boegmeezen niet alleen voor huis- schuld of aangegane verbintenis in geheel Ned.-
aienst en veldarbeid gebruikt; maar ook talrijke Indië af (art. 112), maar St. 1822 n°. 10 beperkte
pandelingen dienen aan boord der vaartuigen, die afschaffing tot het eiland Java, en bepaalde dat
waarmede de Boeginecschc kooplieden tot op verre in de Buitenbezittingen registers zouden worden
tanden van hunne woonplaats aangelegd, waarin de pandelingen zouden worden
en eveneens handel drijven,
op vaartuigen voor de tripangvangst. ingeschreven; hunne schuld zou door de verrichte
ervoer van pandelingen buiten hun geboorteland diensten worden afgelost. Voor Java trof die ge-

.. ' -
Komt vaak
voor, en leidt niet zelden tot slavernij, nomen maatregel volkomen zijn doel; ofschoon
et schijnt zelfs
voortekomen, dat iemand, wiens later van tijd tot tijd overtredingen voorkwamen,
even bij schipbreuk gered wordt, daardoor pan- zoodat in 1851 (St. n°. 55) nog bepalingen wer-
ling wordt; hij is toch
verplicht den redder den gemaakt omtrent de verdeeling der geldboe-
een zeker bedrag uittekeeren en wordt bij wan- ten bij veroordeelingen verbeurd, is het pande-
OZX --ui ent de
Verg. 1)1.
Boegmeezen van Koetei vinden wij
11, bl. 554- lingschap er thans geheel verdwenen. Op vele
der Buitenbezittingen kon het besluit van 1822
Vol?.-r
'
mp n Bi J dr
' - Len vlk 5°
- jicitiers '95) dat men bij'• '•hen bijna gecne vrije
dl U1 1 slechts gebrekkig worden nagekomen; de herha-
' heeft; wie werkkrachten noodig heeft
ling van het verbod van het Reg.regl. van 1818
in dat van 1827 (art. 118), baatte natuurlijk even-
neemt pandelingen
(taoe manginrang). Als be- min. De Reg.regl. van 1830 en 1836 (art. 117
g nsei geldt bij
g hen, dat het pandelingschap ein- en 103) maakten onderscheid tusschen Java en
de VT\ do d Van den andclin S; dat alleen
° P
, u ti cnaar in zijn vrijheid belemmerd mag
Madoera, waar het pandelingschap verboden was
'
en
en de overige eilanden waar het onder vaste rege-

.
> dat pandelingen, zonder hunne toe- len moest worden gebracht, ten doel hebbende de
stemming, niet verhandeld
omen echter ontzaglijk veel mogen
worden. Er trapsgewijze afschaffing van dat gebruik. Art. 118
overtredingen dezer van het thans van kracht zijnde Reg.regl. hand-
1
° V or Ei g enaardig is het, dat ook bij haaft het verbod voor Java en Madoera en draagt
hen' ev enals op'
Zuid-Sumatra, pandelingschap den Gouv.-Gen. op dit toetepassen op de Buiten-
'
aak voortkwam
uit een overeenkomst van winst- bezittingen, waar de maatschappelijke toestand het
verdeeling (bahagilaba); als bij den handel gedoogt; elders zouden algemcenc verordeningen
noren werd moest de geldschieter eerst bijpas- worden ingevoerd, die de afschaffing van het pan-

n, zoo noodig tot driemaal toe; daarna kon delingschap moeten bevorderen. In geen geval
ms van rekening eischen en werd de mocht het op de kinderen van den schuldenaar
verm
,
m 1e u

w%
Seld ontvangen had om daar-
hrmdel te drijven, pandeling voor het be-
Van de helft van het verlies. Gewoonlijk
overgaan, terwijl het vervoeren van pandelingen
over zee, zoo licht tot slavernij leidende, abso-
luut verboden werd.
werd ihet geld niet
geleend dan onder voorwaarde, Ter voldoening aan de voorschriften van gemeld
aat « e vrouw van dengene
die het geld in han- art. 118 werd in 1859 (St. n°. 43) een reglement
ucti kreeg, de
overeenkomst goedkeurde; deed zij op het pandelingschap afgekondigd, waarbij het
M1 schuldT?. werden z'j en hare kinderen ook voor
aansprakelijk. Ook kunnen bij de Boe-
nemen van pandelingen verboden werd op Java
en Madoera, Sumatra's Westkust, de Lampongschc
gmeezen crfslaven door
den meester tot pandeling districten, Banka, Billiton, de res. Riouw, Am-
gemaakt worden voor een bedrag van hoogstens boina, Ternate en Timor; in 1859 (St. n°. 101)
/ lbo; na afbetaling dier schuld zijn zij vrij. werd dit verbod tot de Minahasa, en in 1865
(St. n°. 104) tot Banda en Benkoelen uitgestrekt.
fschoon m eene primitieve maatschappij, waai- Zware boeten zijn op overtredingen van dit ver-

.
de middelen tot executie op de goederen van den bod gesteld. Elders werd het pandelingschap ge-
aeoitcur zoo weinig doeltreffend zijn, het pande- handhaafd, doch registratie der pandelingen voorge-
nngschap als middel van schuldaflossing zeker schreven; het reglement bevatte voorts verscheidene
zijn goede zijde heeft
en aan eene behoefte dier voorschriften in het belang der pandelingen. Bij St.
maatschappij voldoet, leidt het echter, zooals wij 1860 nn 61 werd het echter voor de Zuider- en
zagen, tot groote misbruiken, die vaak onafschei- Oosterafd. van Borneo voorloopig buiten werking
kTw ™n de instelling geworden zijn, en heeft
net Ned Gouv. dan ook
terecht zijn invloed uit-
.
gesteld doch bij St. 1862 nO 140 weder ingevoerd;
voor het Gouv. van Celebes schorste een niet in het
geoefend om het zooveel
mogelijk tegentegaan. Staatsblad afgekondigd besluit van 3 Maart 1860
Reeds 24 Aug.
1696 werd een verbod uitgevaar-
digd tegen het uitleenen van de werking van het reglement, dat echter bij St.
onder verband van hunne
geld aan inlanders 1864 n°. 17 weder in werking gesteld werd. Bij
lichamen, en werden St. 1872 n°. 114 werd een belangrijke stap ge-
zoodanige schulden, met het vernietigen van
corporeele verbintenis in eene „simpele civile
de daan, daar het nemen van pandelingen tot zeker-
heid van schuld op straffe van boete in geheel
schultkcnmsse en obligatie" veranderd (N pla- Ned.-Indië verboden werd; de reeds wettig inge-
kaatboek, 111, bl. 410), welk verbod in-I Aug schreven pandelingen bleven echter in dien toe-
1699 voor Cheribon en op 8 Nov. 1715 Ojj stand verkceren. Zie over dit regl. Verwey, t. a. p.
plakaatboek, IV, bl. 73) algemeen herhaald wed bl. 234 en Mr. 11. C. Van Meerten in het Tijd-
terwijl ook later dergelijke verbodsbepalingen schrift Het Recht in Ned.-Indië, LIX, bl. 32.
volgden. Dat dit niet afdoende was blijkt uit
den Deze bepalingen gelden niet voor de landen,
192 PANDELING, PANDELINGSCHAP.
— PANEL

welke nog recht van zelfbestuur bezitten, tenzij verschillend en ongelijkmatig. Vooreerst bestaan
dit in de contracten, met hunne vorsten of hoof- er 2 geulen, waarvan de eene slechts door inland-
den gesloten, bepaald is. In het directe Gouv. sche handelsvaartuigen, de andere geul (Panei-
grondgebied kunnen dus sedert 1872 menschen geul) ook door groote schepen bevaren kan wor-
niet meer op wettige wijze tot pandeling gemaakt den. Tusschen deze geulen verheffen zich zand-
worden. Overtreding van dit voorschrift schijnt en modderbanken, die zich ook in de monding
echter, met name op Celebes, niet zelden voorte- bevinden. Deze wordt begrensd door Tandjong
komcn; zooveel dit in hun vermogen is, wordt si Rongit aan den west- en Tandjong Bangsi
het nemen van pandelingen echter door onze Dalam aan den oostkant. Daar die banken zich
bestuursambtenaren tegengegaan. telkens vervormen, zoo wordt eene herhaalde op-
PANDHUIZEN. Zie BELASTINGEN, Dl. I, neming van de geul en van de monding dringend
bl. 160. vereischt. Het verval van de Panei is zeer gering
PANDION. AVES, ACCIPITRES, Pandiones. en bedraagt gemiddeld niet meer dan 1,2 meter
Zie OÖPO. per mijl, gerekend van Portibi. Door dit geringe
PANDITA. (POELOE) Zie PENIDA. verval doet de vloed bij springtij en laag water
PANE. Naam van een marga of stam in de zich tot Tapamain, ongev. 22 g. m. van de mon-
Bataklanden, bijna uitgestorven. Slechts in enkele ding gevoelen. Met hoog water in den regentijd
deelen van de Bataklanden worden nog leden, bespeurt men den vloed nochtans te Laboehan
weinig in aantal, aangetroffen. Vermoedelijk heeft Batoe door nog meerdere opheffing van het water-
deze stam aan de Pane- of Panei-rivier (zie PANEI) niveau. Een eigenaardig verschijnsel, dat de Panei
den naam gegeven. met slechts weinig rivieren gemeen heeft, is de
De Bataks verstaan onder dien naam ook een vloedgolf of bena. Met schrikbarend geweld treedt
zeegeest, en geesten die in het luchtruim zwe- de vloed binnen de rivieroevers en vervolgt als
ven. In oorlogstijden zoekt men hunne plaats door een enkele golf met een 5" a 6-mijlsvaart zijn
berekening te weten en men voorspelt dan den weg tot voorbij de kampong Laboehan Batoe,
vcrmoedelijken uitslag van ondernemingen. (Zie waardoor het niveau terstond een paar voet rijst.
Bataksch woordenboek van Dr. H. N. Van der De kracht van dezen vloed is bij springtij zóó
Tuuk). groot, dat vastgemeerde prauwen losgerukt en af-
PANEL Naam van een soekoe in de Malei- varende prauwen omgekanteld worden. De rivier
sche landen van Sumatra's Westkust, veel voor- is voor stoomschepen van het kaliber der gouv.
komende in de Padangsche Benedenlanden. stoomschepen tot voorbij Laboehan Batoe bevaar-
PANEI (PANE). Naam van eene van de belang- baar, voor prauwen van 5 a 6 kojangs tot aan
rijke rivieren van de res. Sumatra's Oostkust. Zij Haro, kampong nabij de grens van Padang Lawas,
ontspringt in het grensgebergte van de afd. Padang en voor kleinere laadprauwen tot aan Oenter-
Lawas en Si Pirok in de res. Tapanoeli, en door- oedang, bij de vereeniging van Panei en Baroe-
stroomt met hare zijtakken en nevenrivieren een moen. Zes- en achtpersoonsprauwen varen tot Por-
groot gedeelte van eerstgenoemde afdeeling, om tibi. Ook de Soengei Kanan is voor 3- en 4-kojangs
bij de kampong Sorik in het gebied van Sumatra's prauwen bevaarbaar tot aan de hoofdplaats van
Oostkust te loopen. Haar water erlangt zij voor- die streek, met name Oeta Godang. De voor-
namelijk van de vele en soms belangrijke neven- naamste handelsplaats langs deze rivier isLaboehan
rivieren, waarvan de Baroemoen (Boeroemon, Zie Bilik, waar de vorst van Panei zijn paleis heeft en
aldaar) wel de grootste is. Vandaar dat de rivier, sedert 1893 de standplaats van den controleur van
na hare vereeniging met deze, den naam van Ba- Laboehan Batoe. Daar is ook een vrij groote Chi-
roemoen draagt, en dien behoudt tot zij de grens neesche kamp, waarom vele handelsvaartuigen van
van het landschap Soengei Toras of Kampong Singapore en Poeloe Pinang deze plaats herhaal-
Radja bereikt, alwaar zij tot aan hare monding delijk aandoen. De Chineezen aldaar toch houden
weder Panei genoemd wordt. De rivier heeft een zich op met den inkoop van boschproducten, de
zeer kronkelenden loop, en 2 hoofdrichtingen. bereiding van tripang, gedroogde en gezouten
Had zij eerst om uit het gebergte te geraken eene visch, die naar de Straits Settlements worden uit-
zuidelijke en zuidoostelijke richting, bij Portibi gevoerd. Deze handel geeft eenig gewicht aan de
neemt zij over korten afstand eene bijna oostelijke afd. Laboean Batoe, maar voornamelijk aan het
richting tot bij Binanga en Oenteroedang, alwaar rijk van Panei, waartoe Laboehan Bilik behoort.
zij de Baroemocn opneemt, waarna hare hoofd- Dit rijk werd in het laatst van de I7e eeuw
richting noordelijk wordt. Benoorden Portibi heeft door een vorst van Bila gesticht en bleef tot in
zij de Siioemambc opgenomen, een rivier, die in het midden der I9 e eeuw onafhankelijk, toen de
het Si Pirokschc gebergte Sordang ontspringt en Sultan van Siak het beoorloogde en zijne supre-
door geheel Padang Bolak djoeloe stroomt. In de matie deed erkennen. In 1864 erkende het de
vlakte van Padang Lawas neemt zij verscheidene souvereiniteit van het N.-L Gouv. Het is een
stepperivieren op, die slechts in den regentijd land rijk aan bosschen en boschproducten, aan de
veel water afvoeren. Nog een belangrijke rivier bevolking, die behalve met de inzameling van
neemt zij in het rijk van Kota Pinang op, nl. boschproducten ook met den ladangbouw zich
de Soengei Kanan, eene vereeniging van vele bezighoudt, een goed bestaan opleverend, liet
bergstroomen, die alle in het gebergte van Dolok aantal zielen zal 2500 niet overschrijden.
(Padang Lawas) ontspringen. Verder neemt zij Het hoofd van het rijk is de Soetan met den
geene rivieren van beteekenis op, totdat zij bij erfelijken titel van Soetan Gagax Alam, die in
'Tandjong Kopiah zich met de Bila-rivier (Zie zijn bestuur wordt bijgestaan door een radja moeda
aldaar) vereenigt, om met deze gezamenlijk in de of rijksbestierdcr, na aan den vorst verwant, en
Straat van Malaka uittewateren. De vereenigde door rijksgrooten of orang besar. Voorts zijn er
rivier heeft eene lengte van ten naastenbij 10 datoes, kapala kampong in de verschillende kam-
KM. en eene breedte, varieerende tusschen 1300 pongs, panglima's, panghoeloes, nachoda's, die
en 2100 M. De diepte van dit gedeelte is zeer min of meer gezag uitoefenen. De Soetan vormt
PANEL — PANGERANGO. 193

met zijne rijksgrooten en zijn radja moeda een in gebruik. Al deze toepassingen berusten op de
raad of karapatan, die wetten kan maken, en in aanwezigheid van blauwzuur (cyaanwaterstof), dat
wiens hand de hoogste rechtsmacht berust. In in alle deelen van dezen boom rijkelijk voorhanden
deze heeft de controleur der afdecling een advi- is en ook voorkomt in de andere gewassen der-
seerende stem. zelfde groep (Pangieae). Voor de plantenphysio-
PANEMBAHAN. Jav. Soend.; PANEMBEUII- logie is dit gewas van groote beteekenis gewor-
EUN, Mad., afgeleid van „sembah", dus „voor- den door Prof. M. Treub's onderzoek over het
W'crp van eerbiedige vereering". Hooge titel, een verband tusschen de cyaanwaterstof- en de eiwit-
vorstelijken rang aanduidende, die op Madoera vorming in deze plant („Sur la localisation, Ie
vroeger door regenten en te Cheribon door de transport et Ie róle de I'acide cyanhydrique dans Ie
vorsten gedragenwerd, doch op Java thans slechts Pangium", in Annales de Buitenzorg, XIII, 1895),
zelden wordt toegekend. De vorsten van Mataram PANGÉRAN. Jav.Soend.; PANGÉRAN, Mad.
voerden van ongev. 1586—1620 dien titel, die Van de godheid gezegd beteekent dit woord „Heer";
ook thans nog wel, bij wijze van hooge uitzon- het wordt als titel toegekend aan personen van
dering, door den Soesoehoenan aan een der prin- zeer hoogen rang; in de Vorstenlanden op Java
sen, voor wien hij grooten eerbied koestert, zou duidt het, in den regel, personen van vorstelijke
kunnen worden gegeven. De titel zou ook door afkomst aan (zie ADEL, Dl. I, bl. 9); soms
het Gouv. aan regenten als bijzondere onderschei- worden echter personen wegens bewezen diensten
ding verleend kunnen worden; voor zoover be- of op grond van het huwelijk met eene van
kend is, geschiedde dit nimmer. In de Wcster- 's vorsten naaste vrouwelijke bloedverwanten tot
afdccling van Borneo eindelijk voeren verscheidene Pangéran verheven (Pangéran sengkan). De
inlandsche vorsten dien titel. zoons van den vorst worden als Pangéran
PANEMBANG. District van de contróle-afdee- poe tra onderscheiden; onder hen draagt de
ling Garoet, regentschap en afdecling Limbangan, oudste zoon van den vorst uit eene hoofdvrouw, als
res. Preanger regentschappen; met eene opper- hij meerderjarig is en door het Gouv. tot troon-
vlakte van 9883,28 hectaren. Het district telt 16 opvolger is verheven, den titel van Pangéran
desa's. adipati anom; de oudste zoon uit een bijzit
PANGA. Een landschap, behoorende tot het draagt den titei van Pangéran ngabèhi.
staatje Tenom, een der Atjehsche Onderhoorig- Alle andere zoons zijn Pangéran aria; dit
heden, op de Westkust van Sumatra gelegen en laatste praedicaat wordt dikwijls in een ander,
zich uitstrekkende van Aroe Patah, de grens met b. v. toemenggoeng veranderd. In Soerakarta er-
het landschap Kroeëng Sabil, tot Aroe Berpintoc, langen de oudste zoon van een Pangéran poetra
de grens met het landschap Waila; terwijl de en soms ook andere zoons den titel Pangéran;
Oostelijke grens de Goenoeng Itam is. Zie voor in Djokjakarta is dit meer een uitzondering. Zij
verdere bijzonderheden bij TENOM. worden als Pangéran sentana onderscheiden,
PANGANG-KAKO. Eene Koekoek-soort, waartoe ook verder verwijderde afstammelingen
Cuculus concretus, wordt in West-Sumatra aldus van een vorst behooren, wanneer deze, bij wijze
genoemd, en in Oost-Sumatra Radja-wali. Op van gunst, den titel Pangéran ontvangen. De
Celebes heet Cuculus canorus Oenggoegoe. zoogen. onafhankelijke vorsten in de Vorstenlan-
Op Andai (N. Guinea) wordt Cuculus intermedius den voeren den titel Pangéran adipati aria.
Noesjak genoemd. Cuculus sonnerati wordt door Zie Mr. L. W. C. Van den Berg, De inlandsche
de inboorlingen op Ternate Bocrong-swangi titels en rangen, Bat. 1887, bl. 76 vlg.
genoemd, op West-Sumatra Sikoh-bilalang. In de Gouv. landen op Java kan de titel van
PANGASIH. District van het tot 't Sultansge- Pangéran bij wijze van hooge onderscheiding ver-
bied behoorende regentschap Pcngasih, res. Djok- leend worden aan regenten, die den lande groote
jakarta. diensten hebben bewezen; slechts een tweetal
PANGÉ. Bat. Zie PANGEI. regenten op Madoera voeren thans dien titel.
PANGEI, PANGI. Boeg., Mak., Bal., Bat., Over het algemeen wordt de titel Pangéran in
Mal. Mol., Alf. Min.; POETJOENG, Jav.; PI- de Gouv. residentiën nimmer door geboorte ver-
TI oI'.NG, Soend.; KEPAJANG, Mal.; SIMA- kregen, doch uitsluitend als gunst van het Gouv.;
OENG, KAPÈTJONG, Menangk.; NGAFOE, eenige malen is het voorgekomen dat een ver-
Amb. Ten. dienstelijk Arabisch hoofd met dien titel in den
Pangium editie Rci/iw., fam. Bixaceac-Pangieae. inlandschen adel werd opgenomen. Verscheidene
Fraaie boom, in den geheelen Indischen archipel familieleden van de vroegere vorsten van Cheri-
voorkomend en ook vaak bij de kampongs ge- bon voeren nog dien titel; in 1872 is echter
kweekt. De oliehoudende zaden zijn een gezocht door de Regeering bepaald dat voortaan niemand
inlandsch voedingsmiddel, maar zij moeten daar- dien zou mogen voeren dan krachtens een spe-
toe vooraf ontdaan worden van een vluchtig giftig ciale door haar verleende vergunning, interoepen
bestanddeel (blauwzuur), hetgeen geschiedt door door het hoofd der familie.
de zaden te koken of te roosten, in water te weeken Op sommige Buitenbezittingen wordt de titel
of in den grond te begraven; het zoo toebereide Pangéran door vorsten gevoerd, zooals door den
zaad heet in Jav. kloewak, Soend. kelewik. troonsopvolger, tevens rijksbestuurder van Djambi,
De bladeren dienen als uitwendig geneesmiddel en op Borneo door de vorsten van Mampawa, Soc-
en als vischbedwclmend middel; de fijngestampte haid, Boenoet, Silat, Kota waringin en Pasir, ge-
versche zaden in Bantam als zoutsurrogaat om woonlijk met bijvoeging van Ratoe. In het Palem-
zecvisch lang frisch te houden. De uit de zaden bangsche kan de titel Pangéran aan districtshoofden,
geperste olie dient als lampolie en als uitwendig Pasirah's, verleend worden. Ook in het Riouw-
geneesmiddel bij huidziekten, op de wijze van sche dragen enkele hoofden den titel Pangéran.
chaulmoogra-olic. liet gebruik der simauoeng-olie PANGERANGO. Een der beide kratertoppen
op Sumatra is reeds op bl. 70 van dit deel uiteen- van den bekenden tweelingvulkaan Gedé-Pange-
gezet. Ook als inscctcndoodcnd middel is Pangium rango op de grens van de Preanger regentschappen
111 «3
194 PANGERANGO. — PANISI.AMISME.

en Batavia. De Pangerango bestaat, evenals de wendige geneesmiddelen vermengd. De bij Ko c-


Gedé, uit een hocfijzervormigen kraterrand; de njit padi (Dl. 11, bl. 255) gemaakte opmerking
noordelijke rand heet eigenlijk Pangerango, de over de onzekerheid der inlandsche namen bij de
zuidelijke G. Sela. Waar beide randen zich in gembergewassen geldt ook hier.
't oosten vereenigen, verrijst een jongere vulkaan- PANGLIMA. Mal. Krijgsoverste, aanvoerder;
kegel, de Mandalawangi, boven op den ouden titel van een rijksgroote in Maleische staatjes,
krater. De laatste is geopend naar 't zuidwesten, soms ook lid van den Rijksraad. In Atjeh heeft
en zet zich daar voort in een wijd, steilwandig men drieërlei panglima's van zeer uiteenloopende
dal, waardoor de Tji Heulang stroomt. Een over- beteekenis: de panglima's sagi, de in naam althans
eenkomstige bouw vertoont de Gedé, waarvan de voornaamste oeleebalangs der 3 sagi's (confede-
oude, wijde krater naar 't noordwesten is geopend, ratie of gewest), de panglima's kavvom, hoofden
terwijl daarboven zich de jongere Gedé in enge- van geslachten, en de panglima's prang, personen
ren zin verheft. Een verschil is dat de Mandala- die zich als krijgsman hebben onderscheiden en
wangi juist verrijst op het tegenover de ope- bij wijze van onderscheiding, dien titel ontvangen
ning gelegen deel van zijn ouden rand, terwijl zonder, althans in vredestijd, iets met bestuur of
de Gedé in de opening staat; een ander dat de rechtspraak te maken te hebben. Ook de chef
Mandalawangi een regelmatige kegeltop is, met van het gild der pawangs (baas van een visschcr-
kleinen, gesloten krater, terwijl de jongere Gedé schip) voor een thö (baai) heeft aldaar den titel
zelve ook hoefijzervormig geopend is en wel naar panglima.
dezelfde zijde (nw.) als zijn oude kraterrand. PANGOESAIO. Zie TOEREAN IN TATE.
PANGGANG. District van het tot 't Sultans- PANGOLING-SISIK of TANGILING. Malei-
gebied behoorende regentschap Bantoel, res. Djok- sche naam voor een Schub dier, Mnnis jnva-
jakarta. nica, de eenige soort die op de eilanden van den
PANGGANG. District van het tot 't Sultans- Archipel gevonden wordt, en daarbij de eenige
gebied behoorende regentschap Pengasih, res. Tandelooze aldaar; wordt ook Pengoeling
Djokjakarta. en Tanggilang genoemd. Op West-Sumatra
PANGGOEL. District van de gelijknamige benoemt men verschillende leeftijden van dit dier
contróle-afdeeling, regentschap en afdeeling Treng- Tenggiling-bras, Tenggiling-andjing
galek, res. Kediri; met eene oppervlakte van en Tenggiling-ikan.
43.622.96 hectaren. Het district telt 53 desa's. PANIK. Zie AWAB.
PANGHOELOE. Zie PENGOELOE. PANINGGARAN. District van de contróle-
PANGI. Mak. Tem. en Alf. Men. Zie PANGEI. afdeeling Kadjen, regentschap, afdeeling en resi-
PANGIUM. Zie PANGEI en TOEBA. dentie Pekalongan; met eene oppervlakte van
PANGKADJÉNÉ. Onderafdeeling der afdec- 28.235,99 hectaren. Het district telt 41 desa's.
ling Noorderdistricten, Gouv. van Celebes en ond., PANING-PANING (juister PANIING-PANI-
bevattende de regentschappen Pangkadjéné, l.abak- ING). Op West-Sumatra benaming voor verschil-
kang en Boengoro. De standplaats van den con- lende soorten van het geslacht Qriercus (Eik),
troleur is Pangkadjéné, op ruim 2 uur van de kust o. a. Q. Teysmanni 81. Paniïn g-pan iïng is
gelegen aan het gelijknamige riviertje, dat op de de Menangk. naam voor het Mal. mëmpëning.
Piek van Maros ontspringt en zich even beneden Alle worden nog door een bijnaam onderschei-
de hoofdplaats in 2 armen, de Towa en de Patong, den. De Paniïng-Paniïng's behooren over 't alge-
splitst. meen niet tot de beste eik-soorten, hoewel eenige
PANGKAH. District van de contróle-afdeeling toch een goed hout bevatten, z. a. P.-P. saga,
Protjot, regentschap, afdeeling en res. Tegal; met een hard, zwaar hout, licht grauwachtig-wit van
eene oppervlakte van 9536,41 hectaren. Het district kleur, voor stijlen, alsook voor scheepsbouw, zeer
telt 66 desa's. geschikt; P.-P. sira wè h, zeer zwaar en hard,
PANGKALAN KOTA BAROE EN XII KOTA meer donkerbruin gekleurd, ook voor stijlen doch
KAMPAR. Onderafdeeling der afdeeling L Kota, meer nog voor binnenwerk bij huisbouw gebruikt;
res. Padangsche Bovenlanden, bevattende 4 laras- P.-P. boengó, een tamelijk goed, hard hout,
sen : Pangkalan Kota baroe VI Kota, VI Kota grijsgrauw van kleur, voor stijlen en planken
Kampar di Moedik, VII Kota Kampoer di ilir (zie geschikt e. a. Zie voorts over de Indische eiken:
het artikel KOTA, Dl. 11, bl. 297) en Kapoer PASANG.
nan Sembilan, en het landschap Gloegoer 111Kota PANISLAMISME. Onder P.-in islamisme ver-
di ilir (Zie op de namen). Hoofdplaats is Kota staat men het streven der Muzelmannen naar staat-
baroe, zetel van een controleur. Aan deze onder- kundige eenheid. Dit streven uit zich door het
afdeeling grenzen de pas onderworpen landschap- bevorderen der leer van het Mohammedaansche
pen V Kota Kampar en Tambang, die met 111 recht, naar de opvatting der zoogenaamde Son-
Kota Si Belimbiug en IV Kota Moedik waar- nictcn, dat alle Muzelmannen van welken landaard
schijnlijk eerstdaags aan haar toegevoegd en dus ook, en welke taal ook sprekende, behooren te
mede onder rechtstreeksch bestuur zullen gebracht vormen ééne enkele ideale staatsgemeenschap,
worden. onder één vorst, of althans dat de verschillende
PANGKAL PINANG. Afdeeling (mijndistrict) Mohammedaansche vorsten één oppervorst behoo-
van de res. Banka, bevattende de onderdistricten ren te erkennen, van wien zij de investituur ont-
Pangkal Pinang, Boekit en Mundobarat. De hoofd- vangen, en die hunne onderlinge geschillen be-
plaats, eveneens Pangkal Pinang geheeten en ge- hoort te beslechten. Verg. Dl. 11, bl. 525 en 563.
legen aan het gelijknamige riviertje, is een wel- Het is dus een begrip, principieel onderscheiden
varend plaatsje en zetel van een administrateur. van het Pangermanisme, Panslavisme of Panhel-
PANGLAJ. Soend.; SOENTI, Jav.; BOENG- lenisme, omdat aan laatstgenoemde verschijnselen
LAI KAJOE, Mal. eene ethnologische eenheid ten grondslag ligt,
Zingiber gramincum BL, fam. Zingiberaceac. Op maar aan het Panislamisme eene godsdienstige
Java. De wortelstok wordt veel met in- en uit- eenheid. Volgens de tegenwoordig als orthodox
PANISLAMISME. 195

erkende rechtsleer is het aanstellen van zulk een zich tot het voorgaan bij de openbare godsdienst-
algemeenen Souverein (Arab. imam, lett. „voor- oefening, het benoemen van geestelijken aan de
ganger") zelfs een plicht, voor de nakoming waar- staatsmoskeeën, en verder het tegengaan van ket-
van de Mohammedaansene gemeente solidair aan- terij en ongeloof. Ten aanzien van de geloofsleer
sprakelijk is, welke nakoming alleen mag worden heeft hij echter evenmin gezag als ten aanzien
achterwege gelaten ingeval van overmacht (Arab. van de sjari'ah. Zie Dl. 11, bl. 530—532. Met
dh ar oer ah). Verg. Dl. 11, bl. 541.
De aanstelling van den Imam geschiedt in de
één woord zoude men de regeering van den I m ri m ,
volgens de Arabische rechtsbronnen, kunnen om-
eerste plaats bij wege van designatie door zijn schrijven als een verlicht despotisme. De eenige
voorganger. ledere Im a m kan namelijk bij zijn praktische waarborg, welke de onderdanen heb-
leven zijn opvolger aanwijzen, mits de aangewe- ben tegen vorstelijke uitspattingen, is gelegen in
zen persoon reeds bij de designatie voldoe aan hun recht om in opstand te komen, enden Imam
de vereischten, door de wet voor de vervulling aftezetten, wanneer deze zich niet houdt aan de
der souvercine waardigheid gesteld. Zie beneden. heilige wet, of de eigenschappen verliest, voor
Uit dezen regel volgt, in verband met de straks het verkrijgen der souvereiniteit in die wet ge-
te vermelden vereischten, dat nooit een minder- steld. Ten aanzien van den Im a m krachtens het
jarige of eene vrouw kan worden gedesigncerd, recht van den sterkste, kan dus eene afzetting
zoodat regeeringen van minderjarigen of vrouwen geoorloofd zijn, indien hij ophoudt het Moham-
met den Islam in theorie strijdig zijn. Is er, bij medaansche geloof te belijden, indien hij ophoudt
het overlijden of aftreden van een Imam, geen feitelijk de sterkste te zijn, en indien zijne regee-
gedesigneerde troonopvolger, dan moet een Imam ring niet in het belang van den Islam is. Dit
door de notabelen der gemeente worden gekozen. laatste sluit natuurlijk de gevallen van krankzin-
Hoogst onvolledig en verward zijn echter de be- nigheid, ongeschiktheid, enz. enz. in zich. Daarbij
palingen omtrent de vraag, wie als notabelen zijn mag evenwel niet worden vergeten, dat bij het
te beschouwen, gelijk mede omtrent den vorm, verkrijgen der souvereiniteit het positieve bestaan
waarin de verkiezing moet plaats hebben. Strenge der eigenschappen gevorderd wordt, maar, bij het
cisehen zijn daarentegen gesteld omtrent den te recht tot afzetting, de positieve afwezigheid daar-
kiezen persoon. Hij moet zijn een te goeder naam van. Behalve het verlies der eigenschappen wor-
bekend staand Mohammedaan, van het mannelijk den als redenen opgegeven voor het ophouden
geslacht, vrij, meerderjarig, in het genot zijner ver- der Souvereiniteit, de dood, afstand van den troon,
standelijke vermogens, en behooren tot den Ara- en perpetueele krijgsgevangenschap. Bij tijdelijke
bischen stam der Qoraisjieten, waartoe ook Mo- verhindering om de Souvereiniteit waartencmen,
hammad behoorde. Verg. Dl. I, bl. 8. Bovendien kent de Islam een regentschap.
mag hij geene lichaamsgebreken hebben, welke De Imam is de beheerscher der geloovigen
hem in houding, gang of manieren belemmeren, (Arab. amlr al-móminin). Dezen zijn jegens
en worden nog zekere moreele, en daardoor zeer hem tot gehoorzaamheid en hulp verplicht. Over
onbestemde, eischen van geschiktheid gesteld, als het vermelden van zijn naam in de preek bij den
inzicht in staatszaken, dapperheid, rechtskennis, Vrijdagdienst, zie Dl. 11, bl. 544. Zijn titel is in
enz. De Islam kent niet het recht tot opvolgen, het Arabisch chalifah, waarvan ons „chalief".
aan bloedverwantschap met den vorigen Imam Dit woord heeft echter in het Arabisch eene dubbele
ontleend. Volgt de zoon den vader op, zoo moet beteekenis, namelijk: „stedehouder" en „opvolger".
zulks door designatie of verkiezing plaats hebben. De eerste beteekenis aannemende, is de Souven in
I laarentegen erkennen de lateren, zelfs onder de „Stedehouder van Allah" (Arab. chalifat Al-
klassieke juristen (zie Dl. 11, bl. 539 en 540), het lah, Mal. Jav. kalipato ellah); met de tweede
verkrijgen van de souvereiniteit of, gelijk men beteekenis is hij „Opvolger van den Godsgezant"')
veelal, ook in het Hollandsen zegt, het imamaat (Arab. chalifat rasoel Allah). Deze laatste
(v. h. Arab. imam ah) door het recht van den titel wordt in Ned.-Indië niet door vorsten ge-
sterkste. Indien er namelijk geen wettig gedesig- voerd, maar wel is dit het geval met ka 1i pa-
neerde of gekozen Imam bestaat, moeten de toellah en met den in de Arabische rechtsbron-
Muzelmannen gehoorzamen aan den persoon, die nen onbekenden titel chalifat al-móminin
zich van de heerschappij heeft meester gemaakt, (Mal. kalipat o elmoeminin). Eerstgenoemde
en zich daarin weet te handhaven, ook al is die titel wordt, behalve door sommige Maleische vor-
persoon eene vrouw, een minderjarige of iemand sten ook door den Sultan van Djokjakarta gevoerd ;
van minder goed gedrag, mits geen ongeloovige, laatstgenoemde is alleen in enkele Maleische staatjes
en mits zijne regeering in het belang van den in zwang. Die titel heeft trouwens in het Arabisch
Islam zij. geen zin; want „stedehouder" of „opvolger" der
De Imam verecnigt in zich het hoogste admi- geloovigen (Arab. móminin) kan men moeielijk
nistratieve, rechterlijke, kerkelijke en militaire zijn. Daarbij komt, dat de inlandsche Vorsten,
gezag. Over zijne wetgevende bevoegdheid, zie die den titel van Chalief voeren, nimmer hebben
Dl. 11, bl. 541. Hij is een alleenheerscher, die beweerd, noch zelfs stilzwijgend de houding heb-
slechts aan Allah verantwoording schuldig is van ben aangenomen van algemeene hoofden aller Mu-
zijne daden, en hij is alleen aan de Mohamme- zelmannen, ook buiten hun gebied. Dientengevolge
daansche wet (Arab. sjar' of sjari'ah) gebon- kan, ook naar het rechtsbewustzijn van den inlan-
den. Zie Dl. 11, bl. 538, 539. Wel wordt hem der, bedoelde titel slechts als een klank, zonder be-
aanbevolen in gewichtige gevallen geene beslis- paalde staatkundige beteekenis worden beschouwd,
sing te nemen, dan na eene soort van staatsraad dan alleen dat daardoor het bijzonder hooge stand-
te hebben geraadpleegd; maar dit lichaam is louter punt van den betrokken vorst tegenover zijne
adviscerend. Eene parlementaire regceringsvorm onderdanen schijnt uittekomen. Dit verheven karak-
is dus met den orthodoxen Islam onvereenigbaar. ter der vorstelijke waardigheid blijkt op Java nog
Over de rechterlijke functiën van den Imam zie
Dl. 11, bl. 564; zijne kerkelijke functies bepalen i) d. i. Mohammad.
196 PANISLAMISME.

sterker uit den titel Soes oehoenan, d. w. z. van Chalief aan, doch zij noemden zich emir
„voorwerp van eerbiedige vereering", van den (Arab. amir, lett. „die bevelen geeft") of Sultan
Vorst van Soerakarta, gelijk mede uit de namen (Arab. sol tan, Mal. Jav. soeltan, Mal. ook
Sajidin (Perz. sjah-i-din) d. i. „heer van den soetan, lett. „machthebber"), enz. Juridisch werd
godsdienst", en Panatagama d. i. „regelaar van hun gezag geconstrueerd als dat van gouverneurs,
den godsdienst", welke zoowel in Soerakarta als die namens den Chalief van Baghdad eene pro-
in Djokjakarta de vorsten, als aan hunne waar- vincie van het rijk bestuurden, maar die bedoeld
digheid inhaerent, dragen. Blijkens het zooeven bestuur naar eigen inzicht mochten voeren, en
opgemerkte zijn deze titels met den Sonnietischen wel zooveel mogelijk met inachtneming, voor dat
Islam in strijd. Men zie over een en ander het gebied in het klein, van de regelen in de wet
slot van dit artikel, en vergl. voor de andere voor het bestuur van het groote Chaliefenrijk aan-
afwijkingen in Ned.-Indië van het recht van den gegeven. De wet zegt b. v. uitdrukkelijk, dat zij
Islam omtrent de souvereiniteit: TITELS EN RAN- aan dezelfde vereischten als de Imam moeten vol-
GEN (INLANDSCHE), RIJKSRADEN, RIJKS- doen, behoudens dat zij geene Qoraisjieten be-
SIERADEN, TROONOPVOLGING, VROUWEN- hoeven te zijn, ofschoon dit natuurlijk eene wen-
REGEERINGEN, en de speciale artikels aan de schelijke eigenschap bleef. Zelfs ging men later nog
verschillende inlandsche staatjes gewijd. een stap verder, en nam aan, dat de Imam in som-
De ideale Imam's van den Islam waren de mige gevallen verplicht was iemand als gouverneur
vier eerste, zoogenaamde „rechtvaardige" (Arab. eener provincie aantestellen, ook al voldeed hij niet
rasjid) Chaliefen, Aboe Bakr, 'Omar, 'Othman aan de wettelijke vereischten. De aanstelling van
(Mal. Jav. Oesman) en 'Ali, allen behoorende tot deze gouverneurs, ofliever vorsten, door den Chalief
den Arabischen stam der Qoraisjieten, en allen was feitelijk niet meer dan eene investituur. Na-
door aanhuwelijking met Mohammad persoonlijk tuurlijk liet de Chalief zich daarvoor betalen, hetzij
verbonden. 'Ali was bovendien zijn volle neef van bij de aanstelling, hetzij in den vorm eener jaarlijk-
vaderskant, en zijn pleegzoon. Zij waren niet slechts sche schatting; maar verder ging zijne bemoeienis
vorsten, maar hadden tevens, als metgezellen van met hen niet. Hij was trouwens ook niet bij machte
Mohammad, eene groote autoriteit ten aanzien van eenig werkelijk gezag over hen uitteoefenen. De
het recht en de geloofsleer. Zie Dl. 11, bl. 530, beloofde schatting bleef zelfs dikwijls spoedig ach-
539. Op dezen patriarchalen tijd van het Chaliefaat, terwege, en slechts zelden kon de Chalief in hunne
volgde echter weldra een tijdperk van een ander onderlinge oorlogen tusschenbeide komen. De for-
karakter. Het Chaliefaat van 'Ali was van den maliteit der investituur had voor de vorsten in
aanvang af betwist door Mo'awijah, den stadhou- quaestie eene zekere moreele waarde tegenover
houder van Syrië, en na 'Ali's dood (661) werd hunne onderdanen en vijanden, als gevende aan
deze door de groote meerderheid der Sonnieten hun gezag den stempel van wettigheid volgens
als Chalief erkend. Sedert bleef het Chaliefaat in het theoretische staatsrecht. In naam bleef de Cha-
diens familie, welke die der Omajjaden heet. Ook lief het hoofd aller Muzelmannen en de opper-
deze familie behoorde tot den Arabischen stam der vorst, behalve uit den aard der zaak, waar het
Qoraisjieten. De rijkszetel, tot dusverre Medina, vorsten gold die zijn gezag ontkenden, als de
werd naar Damascus verplaatst. De vroegere een- Sonnietische Spaansche Chaliefen (757 —'492 ) en
voud der hofhouding verdween; juridisch of theo- de SjTietische dynastie der zoogenaamde Fatimidi-
logisch gezag, op grond van hunne persoonlijk-
heid, hadden de Chaliefen niet meer; ja men kan
sche Chaliefen in Noord-Afrika en Egypte (910
1171). De meesten der staatjes, die aldus op de

zelfs veilig beweren, dat de groote meerderheid puinhoopen van het instortende Chalifaat van
der Omajjadische vorsten een alles behalve stich- Baghdad ontstonden, hadden een zeer onrustig en
telijk leven leidden. De Omajjaden waren over kortstondig leven. Dit droeg er ook toe bij om
het algemeen de incarnatie van den aristocratisch- den Chaliefen als de oude, traditionneele vorsten
arabischen geest, welke de bekeerlingen uit andere een zeker prestige te doen behouden. In den loop
volken, hoe hoog zij in intellect of vroomheid der volgende eeuwen verminderde voortdurend het
ook mochten staan, in eene ondergeschikte positie feitelijke gezag der Chaliefen van Baghdad. In
wilde houden. In één woord, het Chaliefaat nam 936 was reeds door den Chalief ar-Radhl de uit-
een meer wereldlijk en politiek karakter aan; oefening van zijn geheele gezag voor goed over-
maar des ondanks, en niettegenstaande tal van gedragen aan een zijner Turksche gouverneurs
opstanden, bleven de Chaliefen toch Je heerschers onder den titel van Amir al-Omara d.i. „emir
over den geheelen Sonnietischen Islam. der emirs", welke functie men, om met het the-
Hierin kwam verandering in 750 toen de dy- oretische recht van den Islam in overeenstem-
nastie der Omajjaden werd van den troon gestoo- ming te blijven, construeerde als die van een
ten door die der 'Abbasicden, aldus genoemd, vizier (Arab. wazir, Mal. Jav. wadjir), die-
omdat zij afstamden van Mohammad's oom 'Abbas. naar eigen inzicht het rijk mocht besturen. De
Zij waren dus eveneens Qoraisjieten. Deze dynastie- Chalief was hierdoor tot niet veel meer dan een
verwisseling ging wederom met eene verplaatsing zinnebeeld van de gemeenschap der Muzelmannen
van den rijkszetel, nu naar Baghdad, gepaard. gemaakt. Hij bleef alleen in beginsel het hoofd
Een lid echter van de familie Omajjah vluchtte van den Islam. De verbrokkeling van het rijk
naar Spanje, en deed zich aldaar als Chalief er- nam hand over hand toe, en toen in 1258 de
kennen. Dit was het eerste stuk van het groote destijds nog heidensche Mongolen Baghdad inna-
en algemeene Muzelmansche rijk, dat zich los- men, en aan het Chaliefaat aldaar een einde
scheurde. In de lo' J<! eeuw begonnen echter met maakten, was het rechtstrecksche gebied van den
het verval van het Chaliefaat verschillende, groo- Chalief tot niet veel meer dan die plaats en hare
tendeels Turksche gouverneurs, vooral die der naaste omgeving beperkt.
afgelegen provinciën, zich meer en meer onafhan- Daarmede was echter de zaak van het Chalie-
kelijk te maken, en als vorsten in hun gebied faat niet uit. Een lid van de familie der 'Abba-
te heerschen. Geen hunner echter nam den titel sicden vluchtte naar Egypte en werd aldaar door
PANISLAMISME. 197

de kort te voren (1254) opgetreden, zoogenaamde ging onder de Sonnieten om het bewustzijn leven-
Mamelukken-Sultans als Chalief en theoretisch ') dig te houden, dat de Islam in theorie een alge-
hoofd van den Islam erkend, doch zonder eenige meen staatkundig hoofd moet hebben, kan dus
macht. Dit naam-chalicfaat der 'Abbasieden in niet anders dan aan de Verheven Porte ten goede
Egypte werd zelfs na den dood van den eersten komen, zij het al niet in den vorm van gebieds-
titularis gecontinueerd. De naam-chaliefen beston- vergrooting, dan toch stellig in dien van vermeer-
den alleen om, zoo noodig, te sanctionneeren wat dering van invloed, en daardoor indirecte bevei-
de Mamelukken-Sultans verlangden, en om, bij liging van hare positie tegenover de Europeesche
het optreden van een nieuwen Sultan, ten zijnen Groote Mogendheden, die Mohammedaansche onder-
behoeve de formaliteit der investituur natekomen. danen hebben. Mekka schijnt tegenwoordig het
Daar de Chalief voorts nog altijd beschermer der brandpunt der propaganda op dit gebied te zijn;
twee Heilige Steden (Arab. hami al-haramain), terwijl velen der zoogenaamde geestelijke broeder-
namelijk van Mekka en Medina, heette te zijn, schappen, door hunne vertakkingen over de geheele
konden de Mamelukken-Sullans, door de rechts- Mohammedaansche wereld, die propaganda zeer be-
fictie van namens den Chalief te handelen, dien- vorderen. Zie GEESTELIJKE BROEDERSCHAP-
tengevolge ook met een schijn van wettigheid PEN en HADJ. Intusschen mag niet worden ver-
hun gezag over het heilige land, Hidjaz, uitbrei- zwegen, dat de Turksche regeering, ofschoon haar
den. Het vragen van de investituur aan den naam- recht op het Imamaat principieel staande hou-
chalief, door buiten Egypte heerschende vorsten, dende, zich tot dusverre altijd tegenover de Euro-
geraakte echter in onbruik, en zoo ging, door peesche Mogendheden correct heeft gedragen,
de kracht der omstandigheden, het in de Arabi- wanneer oproerige Muzelmansche onderdanen van
sche rechtsboeken als de wettige souvereiniteit laatstgenoemden hare hulp, of zelfs zedelijken
beschreven Imamaat over den geheelen Islam, fei- steun, inriepen. De in den laatsten tijd ook ten
telijk over in de souvereiniteit van de plaatse- onzent in openbare geschriften vaak geuite klacht,
lijke Mohammedaansche vorsten, elk in zijn eigen dat in het geheim door die Regeering anders wordt
gebied, als de normale toestand. Deze locale sou- gehandeld dan zij officieel schijnt te doen, is,
vereiniteit over de verschillende Mohammedaan- speciaal wat Nederland betreft, niet alleen onbe-
sche landen noemt men, in tegenstelling van het wezen, maar wat meer zegt, onwaarschijnlijk, al
Imamaat, het Sultanaat. Het naam-chaliefaat ein- ware het slechts omdat het belang der Porte aller-
digde eerst bij de verovering van Egypte door minst kan zijn juist ons gezag te ondermijnen.
den Turkschen Sultan Selim I, in 1517, die den Men heeft dan ook vermoedelijk bij de anti-Neder-
laatsten Chalief dwong hem zijne waardigheid over landschc inblazingen, waaraan de bedevaartgangers
te dragen, met eenige reliquieën, welke nog in te Mekka bloot staan, slechts aan particuliere pro-
zijn bezit waren. De voornaamste dezer reliquieën paganda te denken. Verg. Dl. 11, bl. 527. Merk-
is de zoogenaamde chirqah, d. w. z. een stuk waardig is het in dit opzicht, dat de beslist van
van den mantel van den Profeet, dat thans nog Mekka uit voorbereide Bantamschc opstand in
te Constantinopel wordt bewaard, en de hei- 1888 niet gericht was op het uitroepen van den
lige standaard van het Ottomanische Rijk is. Op Sultan van Turkije als vorst van Java, maar op
deze overdracht berusten de aanspraken der Turk- het stichten van een nationaal Javaansch rijk. Van
sche Sultans op de titels van Chalief en Bescher- Turkije en van het Imamaat van de Porte werd
mer der Heilige Steden; doch het behoeft geen daarbij, voor zooverre uit de gepubliceerde stuk-
beloog, dat, uit een oogpunt van Mohammedaansch ken blijkt, zelfs niet gesproken.
recht, die aanspraken zeer zwak zijn. Men denke Er bestaat evenwel nog eene andere aanleiding,
slechts aan het feit. dat de Turksche Sultans, niet waarom tegenwoordig een streven naar eenheid
alleen niet behooren tot den stam der Qoraisjie- in den Islam valt waartencmen. Dit streven wordt
ten, maar zelfs niet eens van Arabische afkomst gewoonlijk niet Panislamisme genoemd, en zelfs
zijn, en verder dat de opvolging der Turksche wordt daaraan betrekkelijk weinig aandacht ge-
Sultans noch bij designatie, noch bij keuze plaats schonken, ofschoon het voor de toekomst van den
heeft, maar het zoogenaamde senioraat die opvol- Islam inderdaad van meer beteekenis kan worden
ging behcerscht, d. w. z. de in leeftijd oudste dan het Imamaat van de Potte. Dit streven name-
agnaat uit het regeerende geslacht volgt van rechts- lijk wortelt niet in een kunstmatig in elkander
wege den overleden of afgezetten Sultan op. De gezet juridisch dogma, doch in de tegenwoordige
Turksche Sultans zouden hoogstens als Imam's tijdsomstandigheden, en in den geest van onzen
kunnen worden beschouwd krachtens het recht tijd op godsdienstig gebied. Deze zich meer orga-
van den sterkste; maar dit is in den tegenwoor- nisch ontwikkelende eenheidsbeweging bestaat na-
digen tijd een argument, dat zich wel eens tegen melijk in een merkbaar afslijten van de scherpe
hen zelven zoude kunnen keeren, en dus hoogst verhouding, waarin het Sonnietisnie, gewoonlijk
gevaarlijk is om zich op te beroepen. de Mohammedaansche orthodoxie genoemd, tegen-
Intusschcn kan niet ontkend worden dat, be- over de ketterschc sekten, vooral tegenover die
halve de Vorst van Marokko, die zelf op het der Sji'ieten staat.
Imamaat aanspraak maakt, door zeer vele Son- De Sji'ieten zijn de legitimisten van den Islam.
nietische Muzelmannen, vooral die onder Euro- Van de vier „rechtvaardige" Chaliefen erkennen
peesche heerschappij staan, de Sultan van Turkije zij alleen 'Alt als rechtvaardig. Deze had, als
werkelijk als de opvolger der Chaliefen, en het schoonzoon, pleegzoon en vooral als naaste agnaat,
hoofd van den Islam in staatkundigen zin wordt volgens hen onmiddellijk Mohammad moeten op-
beschouwd, zij het dan ten onrechte. De bewe- volgen ; terwijl, na zijn overlijden, het Chaliefaat
aan zijne mannelijke afstammelingen naar recht
1) Minder juist spreekt men veelal van „geeste- van eerstgeboorte toekwam. Aboe Bakr, 'Omar
lijk" hoofd; want wij zagen reeds, dat de Cha- en 'Othman waren dus slechts overweldigers, en
lief, als vorst, in geloofszaken geen gezag heeft. nog meer was dit het geval met de Omajjaden,
Zie boven. wier optreden oorzaak is geweest van den dood
198 PANISLAMISME.

van 'Ali en van het, volgens de Sji'ieten, tegen het Wereldgericht zal worden gevolgd. Om die
alle recht en billijkheid uitsluiten van zijne af- reden kan er thans, volgens hen, geen zichtbaar
stammelingen van de regeering. De 'Abbasieden rcgeerende Imam meer bestaan, en is het Ima-
hebben dit onrecht voortgezet, en zoo is het maat zelf tot het gebied der theologische abstrac-
duidelijk, dat ook het geheele Imamaat van de ties teruggebracht. Elk land moet, tot op de
Porte, als primitief aan de 'Abbasieden ontleend, wederverschijning van den afwezigen Imam, als
door de Sji'ieten moet worden verworpen. I let Mahdi, geregeerd worden door een plaatselij-
verschilpunt tusschen hen en de orthodoxen was ken en nationalen vorst (Perz. sjah), die vol-
dus oorspronkelijk van politieken aard, en heeft strekt niet van 'Ali's geslacht behoeft te zijn,
als zoodanig aanleiding gegeven tot de burger- ja, wat meer zegt, ten gevolge van dit Mahdi-
oorlogen in den Islam, in de tweede helft der leerstuk, valt voor de Sji'ieten het aanvaarden
7C eeuw. Door dieper liggende oorzaken is echter van de heerschappij van ongeloovigen, mits deze
dit politieke verschilpunt uitgcloopen op een ver- hunnen godsdienst en zooveel mogelijk ook hun
schil van opvatting van den Islam, en aldus oor- recht eerbiedigen, gemakkelijker dan voor de
zaak geworden van eene scheuring, welke tot op Sonnietcn. Trouwens zij zijn feitelijk onder onge-
onzen tijd is blijven voortbestaan. Door het ont- loovige heerschappij nooit zoo vervolgd en ge-
kennen van het gezag van Aboe Bakr, 'Omar kweld, als onder de heerschappij hunner Son-
en 'Othman als wettige Chaliefen, ontkenden de nietischc geloofsgenooten dikwijls het geval was.
Sji'ieten tevens het gezag van hunne uitspraken Van de pretendenten op het Imamaat volgens
op theologisch of juridisch gebied, en als gevolg de Sji'ieten zijn in Ned.-Indië Hasan en Ilosein,
daarvan het gezag van den idjma' of de dja- zoons van 'Ali bij Mohammad's dochter l-'ati-
ma'ah (zie Dl. 11, bl. 525, 531, 539), d. w. z. mah, en Mohammad bin al-Hanafijah, zoon van
van één der grondslagen van den orthodoxen 'All bij eene andere vrouw, de meest bekenden.
Islam. De aanhangers van 'AH en zijne nakome- De beide eersten- namelijk worden ook door de
lingen waren vooral de Perzen, die als Ariërs Sonnieten, als kleinzoons van Mohammad, hoog
eene andere geestesrichting hadden dan de Scmie- vereerd; terwijl laatstgenoemde een nationale sagen-
tische Arabieren, en dit verschil in geestesrich- held is geworden vooral bij de cosmopolietische
ting deed zich ook hij de verdere ontwikkeling Maleiers. Tegenwoordig is alleen in Perzië het
van den Islam, speciaal op het gebied van de Sjl'ietisme de staatsgodsdienst. Behalve in dat land
souvereiniteitsleer, gevoelen. Gewoon aan hunne vindt men de meeste Sji'ieten in Britsch-Indië.
vroegere koningen bijna afgodische eer te bewij- De in beide landen heerschende partij der Sji'-
zen, brachten zij, Muzelmannen geworden, eene ieten is die der zoogenaamde Im&mi's, d. w. z.
dergelijke vereering op 'Ali en zijn geslacht over. zij die het Imamaat beschouwen als overgegaan
De Imam is bij hen niet slechts het hoofd van in de mannelijke linie van Ilosain, en wel spe-
den staat hij de Gratie Gods, maar een wezen, ciaal die der zoogenaamde „Twaalvers" (Arab.
dat persoonlijk en specifiek hooger staat dan I thna'asjari), d. w. z. zij die als twaalfde en
de onderdanen, en met hoogere wijsheid is be- laatste wettige zichtbare Imam beschouwen zekeren
giftigd. De vraag, in welke linie van 'All's af- Mohammad al-Mahdi, van wien zij gelooven, dat
stammelingen de souvereiniteit wettig is overge- hij in 879 in eene grot is verdwenen, om daar tot
gaan, is bij hen een geloofspunt, en niet slechts zijne wederverschijning als Mahdi of Messias
eene politieke of juridische quacstie. Onder den onzichtbaar te verblijven. Voorts heeft men in
invloed van allerlei mystieke begrippen, voor een Jemen nog eene partij van Sji'ieten, die in der
deel zelfs aan de Indische godsdiensten ontleend, tijd als pretendent aannamen een kleinzoon') van
gingen sommige Sji'ieten in deze vergoding van Ilosain, Zaid geheeten. Deze Sji'ieten noemen
den waren Souverein nog verder dan anderen. De zich Zaidi's. In Ned.-Indië zijn de Sji'ieten te
overdreven hooge opvatting der souvereine waar- weinig talrijk, dan dat men hen als van poli-
digheid gaf aanleiding tot voortdurende twisten tieke beteekenis zoude kunnen beschouwen. Zie
omtrent de opvolging in het Imamaat, of liever Dl. 11, bl. 525.
in het pretendentschap daarop, tusschen de af- Evenmin als door de Sji'ieten kan het Imamaat
stammelingen van 'Ali, elk met een eigen partij, van de Porie erkend worden door de Wahhabie-
en deze twisten waren op hunne beurt oorzaak ten. Zie Dl. 11, bl. 525, 526. Doordat zij de auto-
van de innerlijke zwakte der Sji'ieten en van riteit der vroegere Arabische juristen verwerpen,
het eeuwenlang mislukken hunner pogingen om heeft ook hetgeen deze omtrent de noodzakelijk-
zich duurzaam van de regeering meester te maken. heid van een algemeenen oppervorst over den
Eenige betrekkelijk kort bestaan hebbende of Islam leeren, al dadelijk voor hen geen gezag.
kleine Sji'ietische staten buiten rekening latende, Voorts beschouwen zij de Sonnieten in het alge-
kan men zeggen dat dit hun eerst in 910 in meen, en de Turken in het bijzonder, als niet veel
Noord-Afrika en Egypte met de Fatimidische beter dan ongeloovigen. Daarbij komt voor de
Chaliefen (zie boven), en in 1512 in Perzië na Wahhabieten in Centraal-Arabië de nationale trots,
het optreden der (Jafieden-dynastie is gelukt, in dat zij van afkomst het edelste volk der wereld zijn,
welk laatste land het Sji'ietisme thans nog staats- en daarom nooit onder de heerschappij van een
godsdienst is. Bijna alle Sji'ieten komen echter Turk mogen staan. Zie ADEL, Dl. I, bl. 8. In dit
tegenwoordig daarin overeen, dat hun laatste pre- opzicht kunnen zij zich zelfs beroepen op eene uit-
tendent niet is gestorven, maar in het verborgene spraak van Mohammad, die het Imamaat uitdruk-
voortleeft tot het einde der dagen om dan, als
Mahdi of Mohammedaansche Messias, een dui- dat de Sji'ietische opvatting van den Mahdi van
zendjarig rijk van vrede en eendracht te stichten de orthodoxe verschilt. De Sji'ietische Mahdi
(zie Dl. 11, bl. 22, 537'), welk Messias-rijk door leeft thans reeds, maar is onzichtbaar; de Ortho-
doxe zal tegen het einde der dagen geboren
1) Uit het hier in den tekst medegedeelde, worden.
in verband met laatstgenoemde plaats, blijkt, i) Volgens anderen een achterkleinzoon.
PANISLAMISME. 199

kelijk aanden stam der Qoraisjieten beloofde. sche Sultan Selim I (zie boven) 40.000 Sji'ieten
Behalve in Arabië vindl men de Wahhabieten nog in zijn rijk als ketters deed ombrengen, hebben
in een groot aantal in Britsch-Indië, en voor tegenwoordig de regeeringen van Constantinopel
deze, al zijn zij niet zelf van het edele Bedoe- en Teheran onderling bij elkander vaste gezant-
winen-bloed, zal laatstgemeld argument toch ook schappen. Ook de verhouding tusschen Turkije
moeten gelden tegen de erkenning van den Sultan en Marokko is tegenwoordig in elk geval niet
van Turkije als het eminente hoofd aller Muzel- vijandig meer, ofschoon van eene officieele diplo-
mannen. matieke vertegenwoordiging van het eene land
De Ibadhieten in 'Oman, Zanzibar en het Zui- bij het andere niet blijkt. Daarbij komt de tijd-
den van Algerië zijn een overblijfsel van de vroe- geest. De geloofsijver bekoelt tegenwoordig, in
gere Charidjieten, eene partij, die zich in 657 van den Islam, bij de hoogere standen, over het alge-
'ATr afscheidde, hoofdzakelijk omdat zij begreep, meen meer en meer, zoodat men ook minder be-
dat het dezen meer om eigen voordeel dan om het teekenis begint te hechten aan de verschilpunten
belang van het ware geloof te doen was. De bewe- van theologischcn, of, wat bij de Muzelmannen
ring der Charidjieten, dat zij aan 'Ali de gehoor- op hetzelfde nederkomt, van juridischen aard,
zaamheid opzegden, omdat deze met zijn tegen- waarvoor men elkander vroeger tot den dood
stander Mo'awijah de transactie had aangegaan hun toe bestreed. Onder de volksklasse is deze onver-
onderlingen strijd door scheidsmannen te doen be- schilligheid lang niet zoo sterk als in de regee-
slechten, was in zooverre onwaar, dat dit feit hoog- ringskringen, maar toch ook in sommige streken
stens als aanleiding, maar niet als de dieper lig- merkbaar. Alle deze oorzaken van toenadering
gende oorzaak van hun uittreden te beschouwen is. komen uit den aard der zaak aan de Porto het
De Charidjieten waren oorspronkelijk intransigentc meest ten goede, als zijnde zij feitelijk nog ver-
democraten, maar tevens hoogst ernstige geloovi- reweg de machtigste der Mohammedaansche regee-
gen. Zij erkenden alleen Aboe Bakr en 'Omar ringen, en die toenadering verhoogt haar invloed,
als rechtvaardige Chaliefen, en verwierpen als ook bij de geloovigen, die haar Imamaat in be-
zoodanig 'Othman en 'Ali, die zij, wegens hunne ginsel niet kunnen erkennen zonder met hunne
zonden, als gelijkstaande met ongeloovigen be- tradities op dit punt te breken, zoo niet opte-
schouwden. Dit is ook thans nog de leer der houden zichzelf te zijn. Dat dus van Constan-
Ibadhieten. Van de Omajjaden en 'Abbasieden tinopel uit de hier geschetste toenadering zelfs
willen zij natuurlijk in het geheel niets weten; officieel wordt bevorderd, en de Turksche diplo-
terwijl bovendien hunne opvatting van het Imamaat matieke of consulaire agenten zich eventueel voor
van otids in beginsel niet slechts van die der hunne gcloofsgenooten in de bres zouden stel-
Sji'ieten, maar ook van die der Sonnieten ver- len, ook al zijn het ketters, is niet meer dan
schilt. Voor hen is de Imam niets dan een magi- natuurlijk.
straatspersoon, eene soort van president eener repu- Tegenover alle deze uitingen van gemeenschaps-
bliek. De Mahdisten in Soedan beweren, dat de gevoel tusschen de Muzelmannen, staat intusschen
in 1885 overleden Mohammad bin Ahmad de eene andere geestcsstrooming, welke zich meer
Mahdi was, en deze leer laat natuurlijk voor en meer doet opmerken bij Mohammedaansche
een Imamaat van de Porte, of van wien anders onderdanen van Christen-mogendheden, en wel
ook, geene plaats over. Zie Dl. 11, bl. 537. De juist bij velen der ernstigsten en meest ontwik-
Sultan van Marokko eindelijk beweert, als afstam- kelden hunner. In beginsel toegevende, dat de
meling van 'Ali's zoon Hasan, en dus als Qoraisjiet, heerschappij der ongeloovigen onwettig is, en
meer aanspraak op het Imamaat te kunnen maken, onmogelijk blijvend kan zijn, legt men zich daarbij
dan de Sultan van Turkije. neder op utiliteitsgronden en door een beroep op de
Wordt dus door alle deze Muzelmannen de overmacht. Men weet, dat de toestand der Moham-
Sultan van Turkije niet als Chalief erkend, zoo medaansche wereld zoodanig is geworden, dat
neemt dit niet weg, dat de hierboven reeds ge- pogingen tot opstand geene andere uitwerking
noemde oorzaken — de tijdsomstandigheden en kunnen hebben dan den Muzelmannen zelf stof-
de tijdgeest — oorzaak zijn van eene zekere toe-
nadering tusschen de verschillende sekten en par-
felijk te benadeelen. Hoogstens zoude, in geval
van slagen, van Europeeschen meester worden
tijen in den Islam. Wat de tijdsomstandigheden verwisseld, en de goede zaak dus geen stap ver-
betreft, zoo bedenke men, dat de Islam sedert der wolden gebracht. De eenige Vorst, die nog
het begin der 19"= eeuw eene merkbare depressie medctclt is de Sultan van Turkije, maar dat die
doorleeft. De eene Mohammedaansche vorst na b.v. Algcrië, Britsch-Indië of Nederlandsch-Indië
de andere wordt vazal of althans onder de sfeer zoude kunnen veroveren, is ondenkbaar. Boven-
van invloed gebracht van eenige Christen-mogend- dien is deze vorst, door zijne zoogenaamde her-
heid. Van andere Mohammedaansche vorsten zien vormingen, of althans door de hervormingen zijner
wij het gebied telkens inkorten, of wel hun be- voorgangers niet met één pennestreck te niet te
staan hangt af van den onderlingen naijver dei- doen, reeds zoozeer van den waren Islam afge-
Christenen, die elkander het gebied in quaestie weken, en bootst hij zoozeer in zijne levenswijze
niet gunnen. Van eene uitbreiding van het geloof de Europeesche vorsten na, dat hij alle aanspraak
door het zwaard is al lang tegenover den groo- op de sympathie der streng geloovigen heeft
ten vijand, de Christenheid, geene sprake meer. verloren. Zijne ministers en andere dignitarissen
Dat onder deze omstandigheden het gemeenschap- volgen zijn voorbeeld, zoo zij niet nog verder
pelijke gevaar in den Islam eene toenadering van gaan. Dat deze treurige toestand kon ontstaan,
vroeger vijandig tegenover elkander staande ele- is niet de schuld van het tegenwoordige ge-
menten bewerkt, overal waar geen nationaliteits- slacht, maar de wil van Allah, waarbij men zich
gevoel, als bij de Wahhabieten in Arabië, of moet ncderleggen. Men heeft ondervonden, dat
geen pas ondervonden bestrijding, als bij de Mah- de Muzelmannen het onder de heerschappij der
disten in Soedan, de Turken in het bijzonder doet ongeloovigcn meestal beter hebben, dan zij het
verafschuwen, is duidelijk. Terwijl nog de Turk- onder de heerschappij hunner eigene vorsten vroe-
200 PANISLAMISME. — PANRENG.
ger ooit hebben gehad, en men beschouwt, zoo- in den Indischen archipel bij velen onmiskenbaar
lang aan de vrije uitoefening van den godsdienst is, zij het dan niet bepaald bij de hoogere stan-
geene belemmeringen worden in den weg gelegd, den, en dat dientengevolge de specifiek inland-
en zoolang vooral het Mohammedaansche familie- sche instellingen wel eens in de toekomst gevaar
en erfrecht gehandhaafd blijft, elke zelfs zijde- zouden kunnen loopen minder populair te wor-
lingsche poging tot verzet als beslist ongeoorloofd. den. Vgl. Dl. 11, bl. 524.
Trouwens de strijd tegen de ongeloovigen moet Over de wijze, waarop het geloof door de Muzel-
altijd zijn een „oorlog"; terwijl individueele daden mannen, volgens hunne wet moet worden verbreid
van vijandschap in de wet zijn verboden. Met deze onder andersdenkenden, en over de wijze, waarop
en soortgelijke redeneeringen verdedigen de hier die verbreiding in onzen tijd feitelijk plaats vindt,
bedoelde Muzelmannen hun afkeer van Panislam- gelijk mede over de wettelijke verhouding tus-
ietische propaganda, ja, wat meer zegt, de hier schen geloovigen en ongeloovigen, zie Dl. 11, bl.
bedoelde Muzelmannen zijn in gemoede overtuigd, 524, 541, 562, 563.
dat zij, door loyale onderdanen te blijven, onder Litteratuur '): Th. W. Juynboll, Het Imamaat,
de gegeven omstandigheden, het meest naar Allah's in De Indische Gids, Jaargang 1898, dl. I, bl. 517
wil handelen. Naast deze Muzelmannen ontmoet en vv.; Van Goltstein, De Mahdi en zijn rijk, in
het Panislamisme, in het bijzonder in Ned.-Indië, De Gids, Jaargang 1892, dl. 111, bl. 408 en vv.;
als tegenwerkende factor, de onverschilligheid van De Goeje, lets over den modus vivendi der
de groote massa voor een streven, dat buiten haar Moslims onder Nederlandsch gezag, in De Gids,
gezichtsveld reikt, waarbij voor sommige streken, Jaargang 1899, dl. IV, bl. 550 en vv.; Snouck
als Midden-Java, Midden-Sumatra en Zuid-Celebes, Hurgronje, Der Mahdi, in de Revue Coloniale
nog gevoegd moet worden de gehechtheid aan internationale, dl. I (1886), bl. 25 en vv.; S.,
nationale instellingen, welke met sommigen der Panislamisme, in het Ncderlandsche Zendingstijd-
meest principieele voorschriften van den Islam schrift, Jaargang 1890, bl. 49 en vv.; De wording
onvereenigbaar zijn. De vorsten in Midden-Java en het verloop der Tjilegonsche troebelen in Juli
b. v. zouden stellig niet gaarne een streven begun- 1888, in De Indische Gids, Jaargang 1891, dl. 11,
stigen dal, in geval van slagen, hunne hier boven- bl. 1137 en vv.; Keyzer, Mawcrdi's publiek en
genoemde overdreven titels en namen zoude doen administratief recht van den Islam, 's Grav. 1862;
verloren gaan. De erfelijkheid der waardigheden Brunnow, Die Charidschieten, Leiden 1884: Van
in de vrouwelijke lijn bij de Menangkabauers en Vloten, Recherches sur la domlnation arabe, Ie
de zoo populaire vrouwenregeeringen in Zuid- chiitisme et les croyanecs messianiques sous Ie
Celebes zouden, ingeval van een dieper indrin- khalifat des Omayades, Amst. 1894; Dozy, Het
gen van den Islam in het algemeene rechtsbe- Islamisme, derde druk herzien en bijgewerkt door
wuslzijn, evenmin zijn te handhaven. Zij dus, die Van der Mey, Haarlem, 1900, Hoofdstuk VI, VIII,
aan deze instellingen gehecht zijn of daarvan XII, XIII en XIV; Niemann, Inleiding tol de
voordeel hebben, kunnen een dergelijk dieper in- kennis van den Islam, Rott. 1861, bl. 256 en vv.
dringen onmogelijk wenschen. Het karakter der en het opstel van schrijver dezes, getiteld Pan-
vorstelijke waardigheid komt in Ned.-Indië eigen- islamisme, in de afl. November en December 1900
lijk nergens overeen met hetgeen volgens den van De Gids. L. W. C. v. D. B.
Islam het Sultanaat behoort te zijn, dan alleen PANJEREDAN. District van de contróle-afdee-
in de weinige staatjes, waar de dynastie tot de ling Mangoenredja, regentschap Soekapoera, af-
Qoraisjieten behoort, d. w. z. in Siak, Pelalawan, deeling Soekapoerakolot, res. Preanger regentschap-
Pontianak en Koeboe. Zoowel in Siak als in pen; met eene oppervlakte van 15.209,53 hectaren.
Pelalawan behoort de dynastie tot de familie Bin Het district telt 18 desa's.
Sjihab, in Pontianak tot de familie al-Qadri en PANKAO. Zie AHLO.
in Koeboe tot de familie al-'Aidroes. Alle dezen PANOA. Naam op Celebes voor een Loop-
zijn familiën van sajjid's uit Hadhramaut (zie hoen, Megapodius Gilbertii. Op de Aroe-eilanden
Dl. I, bl. 8, 38, 39), die zich in bedoelde lan- heet Megapodius Duperreyi Djanggoel, op de
den respektievelijk in 1791, 1811, 1771 en 1769 Kei-eilanden Kwaar. Megapodius Freyciuetii
van het gezag hebben meester gemaakt. Ook in heet op Andai (N. Guinea) Mahepreak en op
de Onderhoorigheden van Atjeh vindt men enkele Noefoer Mangi ai r. Megapodius Wallacei heet
sajjid's als vorsten vermeld. De tegenwoordige Mamoa op Ternate. Zie LOOPHOENDERS.
Javaansche vorsten zijn van Ilindoe-afkomst. Op PANOLAN. District van de contróle-afdeeling,
de Builenbezittingen komt dit ook voor, doch zijn het regentschap en de afdeeling Blora, res. Rem-
de meeste vorsten, volgens hunne stamboomen, bang; met eene oppervlakte van 26.735,10 hecta-
autochthonen. Het karakter nu der vorstelijke waar- ren. Het district lelt 58 desa's.
digheid in de niet door Arabische families gere- PANRENG. Boeg. Zie PANDAN.
geerde staatjes is veel meer Hindoesch of Per-
zisch dan Sonnictisch-Mohammedaansch. Vooral 1) De buitenlandsche litteratuur wordt ook
op Java doet de vorstelijke waardigheid aan mensch- hier niet vermeld, ten einde den lezer niet te
vergoding denken, geheel in overeenstemming met overstelpen met titels van boeken en tijdschrift-
het Hindocsche kastenbegrip. Elders is de Perzi- artikelen. Men vindt trouwens de belangrijkste
sche vorstenverheerlijking merkbaar. Dit alles blijkt daarvan in de hier geciteerde bronnen aange-
ook uit de ethisch-politieke geschriften der Java- haald. Evenals in het artikel MOHAMMEDA-
nen, Maleiers en Makassaren of Boegmeezen. Zie NISME, worden ook hier geene polemische
Dl. 11, bl. 574, en vergl. hetgeen hierboven om- geschriften genoemd. De billijkheid zoude dan
trent het Sji'ietisme en de titulatuur van sommige vorderen eveneens de tegengeschriften te ver-
inlandsche vorsten werd gezegd. melden, en de grens tusschen hetgeen belang-
Intusschen moet hier worden bijgevoegd, dat rijk of onbelangrijk is, kan men bij deze soort
aan den anderen kant eene neiging tot den inter- van geschriften onmogelijk objectief trekken.
nationalen en doctrinairen Islam in onzen tijd ook Vergl. Dl. 11, bl. 527 noot I.
PANTAR. — PANTOEN. 201

PANTAR of PANDY. Eiland behoorende tot dahh, roebaï, qocthah, natlam, ghazal, die echter
de Kleine Soenda-eilandcn, gelegen tusschen 8° 8' voor de Maleiers even vreemd zijn gebleven als
en 8° 33' Z.B. en 123°53' en 1240 14' O.L. en die namen zelf. Alleen wat zij met het, insgelijks
een deel uitmakende van de onderafdeeling Alor Arabisch, woord sja'ïr noemen (zie LITTERA-
der tot de res. Timor behoorende afd. Larantoeka TUUR (MALEISCHE) Dl. 11, bl. 419), zouden


en ond. In het Zuiden ligt een piek, die 31 10 voet wij gedichten kunnen noemen, ofschoon ook daar-
hoog is. Het eiland is verdeeld in drie rijkjes, onder vele niet meer of niets beters zijn dan be-
Barnoesa, Blagar en Pandjai, — welke bestuurd
worden door Radja's; de bevolking wordt ge-
rijmde verhalen.
In de Handleiding voor Maleische Taal- en
schat op 50.000 zielen. Letterkunde van Dr. J. J. De Hollander, kan
PANTAR. (GAT VAN) Van Fort de Koek, men (bl. 302 uitgave 1893) eene vrij volledige
op Sumatra's Westkust, voert, in de richting van opgave vinden van alles wat omtrent Maleische
Matoea, een vrij sterk dalende weg naar het Kar- poëzie bekend is; „vrij" volledig omdat men latei-
bouwengat. Een riviertje dat op den Singalang door meer vertiouwelijkcn omgang met inlanders,
ontspringt en in de Masang uitmondt, loopt ruim wel tot de ontdekking zal komen van nog andere
4 Km. met den weg mede, die, 't steeds nauwer populaire vormen van gedichten dan de deftige
wordende dal verlatend, over een onregelmatig sja'ïr en de in den mond van geringe lieden zoo-
terrein, langs woeste ravijnen en langs enkele wel als van aanzienlijken levende pantoen. Deze
kleine kampongs, naar een tweede groote berg- onderstelling krijgt eenige vastheid door het be-
kloof, het zoogenaamde Gat van Pantar, voert. staan van een gedicht, genaamd Rantjak Masidin.
PANTEH RADJA. Een ter Noordkust van Die rantjak bestaat evenals de pantoen uit vier-
Sumatra gelegen en tot de Onderhoorigheden van regelige coupletten, waarvan de 2° regel wordt
Atjeh behoorend staatje, dat onder de suprematie herhaald als I» regel van 't volgend couplet, en
van Endjoeng (N'jong) staat en ten Westen aan
het eigenlijke Endjoeng, ten Noorden aan Straat
:
de 4e regel als y van 't volgend couplet. De
inhoud van dit berijmd verhaal is de vervolging
Malaka, ten Oosten aan Pedoeë en Triëng Ga- en dood van den roover Masidin; wat dichterlijke
ding en ten Zuiden aan de Gajoelanden (zie de waarde betreft gelijk aan de balladen die voor-
figuratieve schetskaart op de schaal 1 : 50.000 der gedragen werden op de kermissen.
Pedirstreek van den controleur C. L. J. Palmer Het woord pantoen wordt echter niet alleen in
Van den Broek, 1898) grenst. Het strekt zich den zin van een vierregelig couplet gebezigd, zoo-
vrij diep in het binnenland uit en wordt over de dat wij het een vers zouden noemen, maar ook in
geheele lengte doorsneden door de Kroeëng Pantch de beteekenis van spreekwoord. Van de pantoen
Radja, die in het gebied van den Kedjoeroewan in de eerste beteekenis zegt Prof. Brandstetter in
van Trocsib ontspringt. Omtrent de grootte en het zijn „Natursinn", bl. 7: „Die Pantuns sind kleine,
bevolkingscijfer is nog weinig bekend. liet werd nieist einstrophige eigenartigc Gedichte, aus zwei
omstreeks 5° jaren geleden gesticht door een der Halften bestehend, die keinen Bezug zu cinandcr
zonen van den toenmaligen Vorst van Endjoeng. haben. Der eigentliche Sinn liegt in der zweiten

.
Voor den handel is Panteh Radja van eenig be- Hrilftc. Sic kommen den italienischen Stornelli
lang; het voert pinang, peper en tabak uit, ter- am nachsten". Terwijl het deftige gedicht, de
wijl rijst, kaïn's, kramerijen, enz. tot de invoer- sja'ïr, opgeschreven en gelezen wordt, behoort de
artikelen behooren. pantoen eigenlijk improvisatie te zijn; terecht
PANTER. Zie TIJGER. zegt De Hollander, bl. 303 vv., dat het „veelal
PANTJING TAWA. Jav. minnedichten zijn, die (vroeger) bij feestelijke
Geneeskrachtige kruiden uit het geslacht S/riga gelegenheden, bij wijze van beurtgezang voor de
fam. Scrophulariuccue, voornamelijk S. eupkmsioi- vuist werden gereciteerd of gezongen, hetgeen
des Benth. Op Java wordt dit eenjarig kruid ook echter thans door den invloed der priesters groo-
als giftig beschouwd. Als wortelparasiet kan het tendeels in onbruik is geraakt". Zooals straks zal
aan suikerriet veel schade doen. Verwant is S. worden aangetoond is de uitdrukking „vroeger"
flava Mig. en S. hirsuta Benth., die te Buiten- minder juist. De pantoen is nog altijd de meest
zorg Djoekoct tjengtjeng heet. De Javaan- bekende en geliefde vorm voor de „dichterlijke"
sche naam doelt op eene plant, die verkoelt en aandoeningen van den Malcicr, b. v. als hij ver-
verlichting van pijn aanbrengt. liefd is.
PANTOEN of PANTON. De naam van den De beste, maar wel wat langwijlige beschrij-
meest gebruikelijken, en misschien ook éénig 001- ving van de pantoen geeft Abdoellah in zijne
-spronkelijken vorm, waarin wij de poëzie der reis naar Kalanten. Beter doet een enkel voor-
Maleiers kennen. beeld ons die kennen.
In den laatsten tijd is met zeer veel waardee- Dari mana datangnja lintah?
ring over Maleische poëzie gesproken door Prof. Dari sawah troes kakali.
Dr. R. Brandstetter, in zijne „Epik der Malaien" Dari mana datangnja tjinta?
(Luzern 1891) en „Malaio-Polynesischc Forschun- Dari mata troes kahati.
gen" en „Der Natursinn in den alteren Littcratur- Van waar komen de bloedzuigers ? Van de sawah
werken der Malaien" (beide Luzern 1893) Poëzie, gaan ze rechtuit naar de rivier. Van waar komt
in den meer uitgebreiden zin des woords, is even- de liefde? Van de oogen gaat ze rechtuit naar 't hart.
zeer te vinden in hunne romantische verhalen, Hierin is nu wel eenig verband te vinden en
hetzij geheel verdicht of een mengsel van waar- zulke pantoens worden ook voor de mooiste ge-
heid en verdichting, als in dat wat de Maleiers houden, maar dikwijls is hoegenaamd geen ver-
gedichten noemen. band te zien tusschen de beide eerste en de beide
Reeds lang geleden is door P. P. Roorda van laatste versregels, dan alleen dat ze afwisselend op
Eysinga in zijn „De Kroon aller Koningen" (Batavia elkander rijmen, of zooals Abdoellah het noemt
1827) een aantal soorten van Maleische gedichten „mendjadi pasangnja"; en ook dat rijmen is niet
genoemd met de vreemde namen matznoevvi, ma- volgens de eischen die wij aan een rijm stellen :
202 PANTOEN. — PAPANDAJAN.
lintah op tjinta zou naar onze opvatting reeds niet PAI.NÉ, Alk. Amb.; OETA MALAI, Amb. Bab.;
geoorloofd zijn, maar het rijm behoeft niet eens OEDI MELAI, Amb. Let.; POENTI KAJOE,
te bestaan uit de twee eindsyllaben, ééne syllabe, Lamp.; TANGANG-TANGANG NIKANRÈ, Mak.;
ja zelfs het eindigen op dezelfde letter wordt reeds KALIKI, Boeg.
=
als rijm beschouwd; b. v. latih jubrï verboden' Carica Papaya L., fam. Passifloraccac. Boom
of boomachtig kruid uit tropisch Amerika, in alle
op lctih 2OLI = vermoeid, en omgekeerd doet de tropische gewesten gekweekt.
eindletter geen schade aan het rijm, als de klank Bij den papaja wordt een gelijksoortig verschijn-
maar zoowat rijmt, b. v. m'ami rijmt op sel opgemerkt als bij den notenmuskaatboon,: aan
de mannelijke boomen, waar de bloemen tot lang
kasana. Zooals men ziet zijn onze Maleiers gesteelde bloeiwijzen zijn samengevoegd, ziet men
ultraliberaal in hunne opvatting omtrent poëzie, vaak aan de uiteinden dier bloeiwijzen zich een
ja zelfs doet het er weinig toe, als soms een vers- of meer vruchten ontwikkelen. Deze hangen dan
regel eene syllabe te kort of te lang is. Bij het ten slotte, vaak in vrij groot aantal, aan lange
zingen komt dat wel terecht, omdat zij in dat stelen langs den stam naar beneden, terwijl, zoo-
geval maar ééne syllabe als twee opzingen, zoo- als bekend is, de gewone vruchten geheel onge-
als wij trouwens ook dikwijls doen. steeld zijn.
Zooeven werd gezegd dat het zingen van pan- De vruchtdragende en niet-vruchtdragende boo-
toens (vgl. MUZIEK EN MUZIEKINSTRUMEN- men worden in het Jav. onderscheiden als katès
TEN, Dl. 11, bl. 635) nog altijd evenals vroeger wadon en k. lanang en naar gelang de vruch-
gebruikelijk is. Men zingt ze of solo, of in geïm- ten met korte stoeltjes aan den stam zitten of
proviseerden beurtzang, of ook wel met een soort wel de bloemen en vruchten aan takjes hangen
refrein dat door een koor herhaald wordt. De in katès gamblok en k. gantoeng (betik
inhoud is meest van erotischen aard, maar dient batang en b. rambai Mal.). De naam der bla-
ook wel tot bespotting van personen of toestan- deren als geneesmiddel is in het Jav. god on g
den, de pantoen sindiran. Als voorbeeld moge gampleng. De in uiterlijk en smaak eenigszins
dienen de volgende pantoen, toegezongen bij een aan meloenen herinnerende vruchten (in het
feest in het Buitenzorgsche aan eenige ronggengs Duitsch heet de papaja „Melonenbaum") worden
door een mandoer van een troepje wajang-meiden, rijp en onrijp gegeten, en gestoofd evenals wor-
die jaloersch was over het succes dat de eersten teltjes, ook de zaden, die naar sterrekers smaken.
boven zijne meisjes verwierven: In de Minahasa dient de vrucht algemeen als var-
kensvoeder. De jonge bladeren zijn zeer bitter en
Apa itoe di poeloe itoe ?
bevatten carpaïne, een alcaloïde dat eene bijzondere
Koepoe koepoe mati telentang.
Apa itoe di kondé itoe? werking op het hart uitoefent. Zij worden op Java
Koetoe koetoe di kata kembang. wel, ten einde geschikt te zijn om als sajor gege-
ten te worden, ontbitterd door koken met schie-
Wat is dat ginds op dat eiland? Een vlinder die ferklei (wadas). Algemeen is het gebruik de bit-
dood op haar rug ligt. Wat is dat in haar haar- tere bladeren af en toe aan paarden te voederen,
wrong? 't Zijn luizen die zij bloemen noemt. —■ als gezondheidsvoer. Het melksap bevat eene als
Waarna hij haar in een volgende strophe erg leelijk pepsine werkende stof, papayotine, die ook in
noemde, „met een bek als een krokodil die krengen Europa niet zelden als geneesmiddel wordt aan-
verslindt"; maar de ronggeng antwoordde door gewend. Van den wortel wordt het vleczig ge-
heel kalm den laatsten versregel overtenemen en deelte afgeschrapt en dit gelegd op wonden,
den mandoer toetezingen, „dat zeker de bek van b. v. bij tuinarbeid met den patjoel aan de voe-
een krokodil, die krengen verslindt, erg leelijk is, ten gekregen.
maar nog afschuwelijker de schurftige hond van PAPANDAJAN. Vulkaan in de Preangcrregent-
Batavia, die komt aansluipen om te zien of de schappen, ten Zuidwesten van Garoet, 2660 meter
krokodil ook wat overlaat om er zijn hongerige hoog; naar 't N. ketenvormig verbonden met den
pens mee te vullen". De mandoer, uit het veld Kendang, naar 't W., Z. en O. als een regelma-
geslagen, kon niet in pantoen-vorm antwoorden tige kegel afdalend. Van Garoet den vulkaan
en droop af; dikwijls eindigt de strijd echter niet naderend, heeft men de opening van den hoef-
zoo snel en duurt de beurtzang tot in het oneindige. ijzervormigen werkenden krater juist naar zich
Men mag zich niet boos maken over 't geen toe gekeerd en ziet dus reeds van verre zijne ver-
als pantoen wordt gezongen; ronggengs mogen bleekte wanden scherp tegen de donker begroeide
zelfs de daden van vorsten en grooten afkeuren, buitenhellingen afsteken. Den krater binnenkomend
mits zij het doen op geestige wijze in pantoen-vorm. ziet men den lavastroom, die bij de eenig bekende,
De pantoens worden door de Maleiers zelven geweldige uitbarsting van 1822 zich uit den krater-
niet opgeschreven. Verzamelingen pantoens zijn een weg gebaand heeft en daarbij het noord-
o. a. uitgegeven door L. K. Harmsen in T. Bat. oostelijk deel van den wand voor zich uit duwde,
Gen. XXI, bl. 480. waardoor een bergstorting ontstond, die een groot
PAO. Boeg. en Sal. Zie MANGGA. deel van de helling overdekte en volgens de door
PAOH. Mad. en Atjeh. Zie MANGGA. Mohr verzamelde berichten 40 dorpen bedolf en
PAOH LASENG. Mad. Zie KAWËNI. 3000 slachtoffers maakte. In den krater liggen
PAPA. Mak. Zie PAKOE ADJI. thans een groot aantal krachtig werkende solfa-
PAPAE. Alt. Amb. Zie PAPAJA.
PAPAJA. vulg. Mal. ; BETIK of KEPAJA,
taren en modderbronnen. — Meer was van dezen
berg niet bekend vóór de topographische opne-
Mal.; GEDANG, Soend., Bal. en Lamp-. ; IIANGO, ming, waaruit bleek dat de vulkaan nog twee
Sawoe; KATÈS, Jav.; KALIKIH, Menanck.; andere kraters telt, ten westen en zuidwesten van
KOESTÉLA, Bandj.; POPAJA, Mal. Men.; den vorigen gelegen en met deze door één groo-
KAPAJA, Alf. Men.; SEMPAIN, N. G. 4 R.; ten, naar 't noorden geopenden ringwal, die in
AISAWA, N. G. Noemf.; PAPAÉ, PAPAOE of 't oosten met den wal van den werkenden krater
PAPANDAJAN. — PAPEGAAI. 203

samenvalt, verbonden. De zuidelijkste heeft een PAPEGAAI. Van de Papegaaien, Psittaci, zijn
Volkomen vlakken bodem, de Tcgal aloen aloen, een 500-tal soorten beschreven, waarvan 200 op
met zwakke solfataren; vandaar daalt een steile de eilanden van den 0.-I. archipel gevonden zijn;
rotswand af naar den noordelijken, die ook een van de 6 families zijn daar 4 vertegenwoordigd,
vrij vlakken bodem, de Tegal boengbroeng, heeft, van de 57 geslachten leven dddr 25. Ned. Oost-
in 't midden waarvan zich een diep ravijn be- Indlë kan dus met evenveel recht het vaderland
vindt. — De Papandajan is een der vulkanen,
waaromtrent zonderlinge verhalen in omloop zijn
der Papegaaien als dat der Apen genoemd worden;
dat deze coïncidentie niet toevallig is, maar een
gekomen, die tot steun gediend hebben van nog gevolg van de boschrijkheid van die eilanden,
zonderlinger theorieën. De door Lyell aan Hors- behoeft wel geen nader betoog; ook de Pape-
field ontleende onjuistheid, dat bij de eruptie gaaien zijn echte boschbewoners, geheel op klim-
van 1772 „een groot deel van den berg en zijn men en vruchteneten ingericht. De Papegaaien
omstreken, een stuk van 15 Eng. mijlen lang en zijn terstond van alle vogels te onderkennen door
volle 6 breed, in de ingewanden der aarde ver- hun sterk gebogen meestal krachtigen boyensna-
zonk", is door Junghuhn uit de wereld geholpen. vel, een klimorgaan, dat als een haak het lichaam
Maar wat Lyell er zelf bij verzon, dat de hoogte draagt, wanneer de klimpooten (twee teenen voor-
van den berg van 9000 tot 5000 voet vermin- en twee achterwaarts) een ander steunpunt trach-
derde, kan men nog heden ten dage in de nieuwste ten te vatten; verder aan hun korte, dikke,
geologische handboeken vermeld vinden als een zachte tong, waarvan de punt in den regel met
bewijs, dat er explosie-kraters bestaan (Judd, Vol- harde wratten voorzien is; deze trouwens stelt
canoes, 5 e druk, London 1893,bl. 169; De l.ap- velen hunner in staat om min of meer duidelijk
parent, 'Traite de Geologie, 4 1-' druk, Paris 1900, gearticuleerde woorden te leeren naspreken met
I, bl. 454). meer gemak dan dit bij de weinige andere zoo-
PAPANGERS of PAPANGOS. Corps van genaamde sprekende vogels het geval is.
inlandsche soldaten op het eiland Timor, in de Wegens hun talrijkheid zullen wij ons bepalen
nabijheid der hoofdplaats Koepang, voor het mee- tot het geven van korte beschrijvingen van enkele
rendeel te Babauw geconcentreerd, oorspronkelijk soorten, karakteristieke vormen, die om de eene
bestaande uit slaven, die na de in 1749 tegen de of andere oorzaak nader de aandacht verdienen.
Portugcezen verleende hulp zijn vrij verklaard, Microglossus aterrimus heeft een enorm stevig
benevens eenige vrij geboren inlanders, en staande gebouwden snavel, sterk zijdelings samengedrukt,
onder het commando van Europeesche officieren bijna loodrecht naar beneden gerichte punt aan den
met een kapitein-commandant als chef. Zie: 1 laga boyensnavel, die bovendien als een vijl diep inge-
in T. Bat. Gen. XXVII, bl. 191. kerfd is; kopzijden naakt; vleugels veel langer
Ook te Batavia heeft een corps Papangers be- dan de staart, ongeveer tot halfweg reikend; staart-
staan, vroeger Mar dij kers genoemd; het was vederen zeer breed, afgerond; een hoog opstaan-
samengesteld uit vrijgegeven slaven, Maleiers, de kuif van naar achteren gebogen lange vede-
Mooren. Bengaleezen en hunne afstammelingen die ren; deze zwartgekleurde vogel leeft op Australië,
hun l6e jaar waren ingetreden en hun 40e nog Nicuw-Guinea, Waigeoe, Gemien, Sorong, Sala-
niet hadden bereikt (Kol. Verslag 1849). Zij vorm- wati, Misol, Jobi en de Aroe-eilanden; hij eet
den een inlandsche schutterij voor 's lands reke- de zaden uit de steenharde kanarienoot, deze
ning en soldij genietende. Het corps is bij St. 1862 noot weet hij door eene zagende beweging van de
n°. 43 ontbonden. Omtrent de herkomst van den scherprandige onderkaak open te maken, wat geen
naam Papangers bestaat geen zekerheid. andere vogel hem kan nadoen. De jonge vogels
PAPAOE. Alf. Amb. Zie PAPAJA. worden door de inlanders uit het nest gehaald,
PAPAR. District van de contróle-afdeeling opgevoed en aan handelaren verkocht; zij wor-
Parcc, regentschap, afdeeling en residentie Kediri; den zeer tam; hun stemgeluid klinkt als een
met cene oppervlakte van 23.669,8 hectaren. Het krakende deur; vreemd genoeg zijn deze kloek
district telt 95 desa's. gebouwde vogels uiterst gevoelig voor zelfs kleine
PAPARÉ of PEPARÉ. Bat. Mal.; PARIJA, verwondingen. De Lissak of Serindit, Malei-
Soend., Mak., Boeg., Mal. en Alf. Men.; PARE, sche namen op Oost-Sumatra voor Loriculus gal-
Jav.; PARIJO, Menangk.; POPARÉ, Mal. Mol. gulus, een Papegaai van Sumatra, Nias, Riouw,
en Tem.; PAJA, Bal. Banka en Borneo; om de fraaie kleur wordt hij
Momordica Charantia Liuu., fam. Cucurbitaceae. ook Sierpapegaai genoemd, bovendien Vledermuis-
In alle warme landen gekweekt, waarschijnlijk papegaai, naar de wijze waarop hij in rust aan
in Z.-Azië thuis behoorend. De bladeren en vrucht- zijn pooten in den boom hangt en zoo aan een
jes worden als groente gegeten; in rijstepap ge- groote Vlcdermuis doet denken; op den kop
kookt vooral na herstel van zware ziekten om een blauwe schcdelvlek, slaartdekvederen en een
den eetlust op te wekken. De andere Momordica- groote ronde kcclvlek scharlakenrood, op den rug
soorten worden door toevoeging van bijzondere een hoog-oranjekleurige vlek; de inlanders houden
namen onderscheiden. hem veel in gevangenschap. Von Rosenberg zegt,
PAPASAN. Tav. en Soend.; PAPASANG, Mak.; dat men in de stad Amboina in iedere hut en
AREUJ PAPASAN, Soend.; KAPASANG, Boeg.; in ieder huis den Lorius domicclla vindt; geen
PASPASAN, Bal. vogel wordt méér in gevangen staat gehouden
Coccinia cordifoliu Cogn., fam. Cucurbitaceae. en dat wel wegens zijne schoonheid, zachten aard
Algemeen gekweekt in de tropische gewesten. De en leerzaamheid; hij leert vrij vlug spreken. 11 ij
bladeren worden gegeten. wordt gevonden op Ceram en Amboina. Bovenkop
PAPASANG. Mak. Zie PAPASAN. zwart, naar het violette overgaand op 't achterhoofd;
PAPATAT. Alt. Amb. Zie BAROE. onderste vleugelvederen en tibia blauw; borst-
PAPATJÉDA. Tem. en Mal. Mol. Zie AM- schild geel; staart scharlakenrood; overige deelen
BONG-AMBONG. karmijnrood. Quoy en Gaimard brachten van hun
PAPEDA. Zie SAGO. reis rond de wereld het eerste paar van den rood-
204 PAPEGAAI.
— PAPIER-NAUTILUS.

borsligen Specht- papegaai mede, dit is de Nasi- bij de proeven dienaangaande hebben al de groe-
terna pygmaca, die overal op N.W. Nieuw-Guinea, pen van plantenvezels reeds een beurt gehad.
Waigéoe, Guebeh, Salawati, Misol en Koffian Rameh, jute, areng, pisang, maïs, alang-alang,
gevonden wordt. Deze Papegaai is grasgroen ge- cactus, gras, kapok, ampas, pandan, bamboe, ka-
kleed, onderzijde sterker grasgroen; bovenkop toen, agave, ananas, padi-stroo en andere plant-
geel; kleine vleugeldekvederen zwart, breed met aardige stoffen, werden genoemd en geroemd als
groen gezoomd; middelste tweestaartvederen blauw, uitstekende grondstof. Twintig jaar geleden reeds
de anderen zwart, de buitenste met groen langs werd geschreven „dat het onmogelijk is een vezel-
den buitenkant, de drie buitenste met een gele plant te vinden die meer geschikt is om in de
vlek. Deze vogel is uiterst moeilijk waartenemen, behoefte der papier-industrie te voorzien dan de
dus ook te vangen, doordat hij zoo klein is en bamboe". De Chineezen gaven het voorbeeld van
zich daarbij ophoudt in hooge dicht bebladerde deze toepassing en maken door weeken, kalken,
boomen; de Papoea's halen hen levend uit het bleeken, koken en stampen van de bamboe-sten-
nest in de boomen. gels eene brei, die in het Chineesche papier
PAPEGAAI-VISCH. Zie LIPVISSCHEN. wordt omgezet door de vellen te scheppen, te
PAPIER. In ruimen zin genomen kunnen onder drogen en te persen. De Chineezen gebruiken dit
papier begrepen worden de latten van bamboe, papier ongelijmd voor hun penscel-schrift; met
waarop, met een puntig mesje, in rentjong-schrift vischblaas en aluin gelijmd, wordt het in Europa
de jongens en meisjes van Rawas en Lebong gebezigd voor het maken van fraaie afdrukken
(Palembang) beurtzangen en minneliedjes krassen; van platen. In 't oog dient gehouden te worden,
voorts de ronde bamboe-stengels, waarop de Bataks dat hier niet alleen de vraag is of goede grond-
griften wat bewaard moet blijven en de reep ge- stof in voldoende hoeveelheid aanwezig blijkt,
klopte boomschors, waarop zij met een houten stifl maar ook of het papier in Indië even goedkoop
in inkt gedoopt schreven en schrijven, welke reep, kan vervaardigd worden als het uit Europa inge-
zigzagsgewijs opgevouwen, door twee dekplanten voerde in Indië kost. De mislukte pogingen in
beschut en tegen insecten in den rook wordt opge- Calcutta, Australië, Venezuela, Brazilië, Buenos
hangen; verder de tot langwerpige latjes gesneden Ayres, Egypte, geven te denken. De vezelstoffen
bladeren van den lontarpalrn, Borassus fiabelli- zijn aanwezig, maar zij moeten in cellulose wor-
formis, die met een ijzeren stift of met een mesje, den omgezet en tot nu toe is nog geen methode
pengoetik, beschreven werden en worden door gevonden volgens welke deze omzetting kan ge-
Balmeezen, Makassaren en Boegmeezen, in de schieden met gebruik van minder steenkool en
Lampongs en ook op Java, tegenwoordig alleen van minder chemische producten dan thans noo-
nog in Soerakarta, waar de rapporten van 's vor- dig zijn. Het is thans niet meer de kunst om
sten ambtenaren die in den kraton verschijnen, papier te maken, maar om met de fabricatie van
eiken Maandag, Donderdag, Vrijdag en Zaterdag, papier een kapitaal productief te maken. Daaren-
in lontarblad worden gekrast; en eindelijk de boven is het rendement van sommige stoffen veel
bast van den gloega-boom, den papier-moerbezie, te gering. De bereiding van papier in Indië uit
Broussonetia papyrifcra, die als schrijfmateriaal lompen stuit op het beletsel, dat de grondstof
veel van het hier genoemde heeft vervangen (zie niet in voldoende hoeveelheid verkrijgbaar is.
GI.OEGA). De bereiding van dezen bast tot papier, De Ned.-Ind. Regeering heeft, o. a. toen in 1883
daloewang, dat vooral van Ponorogo wordt sprake was van de oprichting en exploitatie in
uitgevoerd, bestaat in het afschillen van den boom, Ned.-Indië van een stoom-papierfabrick van lom-
liefst in diens tweede jaar, het wegnemen van pen en van vezelstoffen, verklaard, dat als de
de opperhuid; in vochten, kloppen, drogen, fer- kwaliteit goed en de prijs behoorlijk was, de
mentceren, wasschen en schuren; zij eischt veel chefs der gouveinements-bureaux dit papier zou-
zorg en is hoofdzakelijk vrouwenarbeid; dit papier den aanschaffen. Een voortdurende controle zou
wordt in drie kwaliteiten afgeleverd: gaar papier, dan stellig noodig zijn om te voorkomen dat,
,
lengkowo en kaper, resp. i e 2e en 3e soort, die waar de prijs van het inlandsche fabrikaat door
voor 8, 3 a 4 en i/j cent per vel worden ver- dien van het uit Europa ingevoerde werd bepaald,
kocht. Het gare papier wordt voor leesboeken, de kwaliteit, bepaaldelijk de duurzaamheid, van
werd vroeger ook voor briefwisseling gebruikt; het Indische papier, o. a. door een nog ruimer
de beide andere soorten voor omslagen van boe- gebruik van hout, nog slechter werd dan van het
ken, de derde soort ook voor vliegers (gawokkan). ingevoerde.
Deze Broussonetia is dezelfde boom, wiens bast, In 1898 werd in Indië voor rekening van par-
na een door geheel Polynesië bekende en met de ticulieren papier ingevoerd voor eene waarde van
hier beschrevene in hoofdzaak overeenkomende be- ƒ707.579 uit Nederland en/1.217.704 uit andere
werking;, de kleeding, niet alleen eenvoudige tja- landen; en voor rekening van het Gouv. uit Ne-
wats, maar ook broeken en buisjes levert. Het zoo- derland ƒ68.578 en uit andere landen ƒ3OO, alles
genaamde Chineesche rijstpapier zijn dunne plaatjes bijeen voor een waarde van bijna 2 millioen gulden.
gesneden uit het merg van de Aralia pnpyrifern. Litteratuur: T. Nijv. Lndb. N.-L 1877, bl. 83;
Voor de opgenoemde materialen, bestemd om Ind. Gids 1881, I, bl. 553, 784; 11, bl. 504;
letters in of op te teekenen, is het van Europa 1883, I, bl. 419; 1886, I, bl. 841; 1887, 11, bl.
ingevoerde papier niet geheel, maar toch grooten- 1808, 1929; 1888, I, bl. 126; 1894, I, bl. 142;
deels in de plaats gekomen. Op de manier zoo- T. I. Lndb. Gen. 1881, bl. 93; Economist, Mei
als die o. a. in Europa in zwang is, werd tot 1886; Ind. Merc. 1886,bl. 497; T. N.-L 1887,11,
dusverre in Indië geen papier gemaakt. Herhaal- bl. 316; S. Bleekrode, Grondstoffen voor papier-
delijk is de oprichting van papier-fabrieken be- bereiding, bijzonder in Ned.-Indië.
sproken en zelfs beproefd en nog onlangs werd PAPIER-NAUTILUS (Argonautn). Schelp
weder de oprichting eener fabriek aangekondigd eener soort van weekdieren, de zoogen. argonau-
(Ind. Mereuur, 1899, bl. 819). Papier kan uit ten; voor de beschrijving dier dieren zie DOE-
iedere plantaardige vezelstof gemaakt worden en KENIIUIF.
PAPINJO. — PAPOEA'S. 205

PAPINJO. Mal. Amb. Zie TIMOEN. men bij hen andere bijzonderheden aantoonen,
PAPIO NIGER. Zie AAP en BAVIAAN. welke op eenige verwantschap met de Negrito's
PAPOEA'S. De bewoners van Nieuw-Guinea zouden wijzen.
en omliggende eilanden zijn algemeen bekend Wat hun uiterlijk voorkomen betreft zijn de
onder den naam van Papoea's, een woord dat Papoea's, door elkaar genomen, goed gebouwd en
vermoed wordt door samentrekking uit het Malei- van middelbare grootte. Zij hebben regelmatige
sche poea-poea of „kroesharig" ontstaan te zijn trekken, eenigszins uitpuilende jukbeenderen, een
en derhalve met den eigenaardigen haarbos ver- breeden dan wel arendsneus, dikke lippen en
band kan houden, maar waarvan overigens tot grooten mond met vooruitstekende kin, goed ge-
heden niemand, evenmin als van den naam Al- vulde wenkbrauwen, donkerbruine oogen en witte
foeren, eene passende verklaring heeft gevon- tanden, de wangen veelal ingevallen. Hunne lede-
den. In navolging van hetgeen zij van inlandsche maten zijn in den regel wèl ontwikkeld, met
handelaren hoorden, noemen de strandbewoners groote handen en vaak kleine voeten. Het lichaam
van Nieuw-Guinea, en vooral der Westelijke eilan- is sterk behaard en velen dragen baard en knevel.
den, zich wel Papoea's en duiden dan de berg- De huidskleur verschilt van geelbruin tot donker-
bewoners als Alfoeren aan, op dezelfde wijze bruin en komt in enkele oorden dikwerf het zwart
als in de Molukken de minder beschaafde en niet- nabij, ofschoon menigmaal onkenbaar door de nage-
Mohammedaansche bevolking der binnenlanden noeg alom verspreide schubziekte. Zeer karak-
overal door den laatsten naam wordt onder- teristiek is daarbij het wollige kroeshaar, dat door
scheiden. velen hoog boven het hoofd opgewerkt zich als
Al heeft de naam Ta po e a door langdurig ge- een ragebol vertoont, en ook hierdoor geheel ver-
bruik bij inlanders en Europeanen het burgerrecht schilt van den haartooi in aangrenzende deelen
verkregen, zoo dient niet uit het oog verloren, van den Archipel. Deze kenmerken treden weder
dat die nog in geen der eigenlijke landstalen is het minst op den voorgrond binnen het Gebied
aangetroffen en de betrokkenen zich volstrekt niet der Vier Radja's, waar op de kusten der eilanden
beschouwen als tot eenzelfde ras te behooren, het oorspronkelijke type teloor ging door vermen-
zoodat schier elke nederzetting eene afzonderlijke ging met Cerammers, Tidoreezen, Makassaren en
benaming heeft, het gevolg der vele afwijkingen, Boegmeezen, en die tegelijkertijd velen tot den
die vaak bij onmiddellijke naburen worden aan- Islam bekeerden, zonder dat die verandering van
getroffen. Zoolang de bestaande leemten in onze godsdienst ingrijpende maatschappelijke verande-
kennis van land, volk en taal niet in grooter ringen teweegbracht.
mate zijn aangevuld, blijft het wenschelijk de ter I. Het gebied der Kalana Fat of Vier
plaatse gebruikelijke indeeling te behouden. Radja's. Deze naam ontlecnen de in Westelijk
Aan de vraag of op Nieuw-Guinea naast de Nieuw-Guinea gelegen eilanden aan den gemeen-
Papoea-bevolking of te midden van haar Negrito's schappelijken oorsprong met later gevolgde split-
worden gevonden als een van de Papoea's onder- sing der strandbevolking, wier oudsten of hoof-
scheiden ras, wijdt A. B. Meyer in zijn boekje den, die aanvankelijk als leiders optraden, op
„The distribution of the Negritos" (Dresden 1899) aandrang van Tidore den titel van Radja of Kalana
een afzonderlijk hoofdstuk (bl. 76 —87). Hij be- aannamen en zich wisten staande te houden in
antwoordt die vraag ontkennend en beroept zich Waigéoe, Salawati, Misol en Waigama. De behoefte
op Micluko Maclay, die Papoea's en Negrito's tot samenwoning is hier niet groot; van daar
identisch noemt. „Een ras van Negrito's, zegt dat vele woningen er hoogst vervallen en ver-
Meyer (t. a. p. bl. 85; heeft nog niemand naast waarloosd uitzien, niet uit duurzame materialen
een ras van Papoea's kunnen ontdekken, om reden zijn opgetrokken en verre achterstaan bij andere
dat 't niet bestaat; en het bestaat niet, omdat het meer oostelijk gelegen plaatsen.
Papoea-ras, ondanks zijne veranderlijkheid, een Die woningen zijn óf op palen, en dan gewoon-
uniform ras en tevens zoo goed als identisch met lijk boven de zee, óf op den beganen grond ge-
de Negrito's is". A. C. Haddow, die in het Engelsch bouwd.
tijdschrift „Nature" van 7 Sept. '99 Meyer's boek De eerste worden met een ladder van hout of
bespreekt, zegt dat deze, evenals Maclay, aanneemt, door middel van een vonder van losse planken
dat Negrito's en Papoea's uit denzelfden stam zijn beklommen, zijn gedekl met aaneengeregen nipah-
voortgekomen en redenen aanvoert voor de stel- of sagoebladeren en hebben veelal een voor- en
ling, dat uit de Papoea's meerdere volksstammen achterdak, waarvan de zijkanten door losse bla-
van verschillend type zijn ontstaan. Hij vraagt deren slechts gedeeltelijk worden dichtgemaakt.
zich af, schrijft Haddow, of dit aan kruising met Het dak rust op vier stevige houten stijlen. Zol-
andere rassen is toeteschrijven, dan wel op groote ders zijn er niet, maar wel bamboezen horden
veranderlijkheid van het oorspronkelijke ras wijst, langs de wanden, soms in twee of drie lagen
en is geneigd het laatste te gelooven, ofschoon boven elkaar, tot opberging van brandhout, doo-
hij, ten rechte, doet opmerken dat onze ethno- zen met goederen als anderszins. De vloer bestaat
graphische kennis wat deze punten betreft, nog uit dunne latten van bamboe of niboeng-hout;
zeer gebrekkig is, zoodat het, voor 't oogenblik, de omwanding is van nipah-bladeren of sagoe-
een onbegonnen werk zou zijn de genesis der bladnerven. De huizen hebben voor en achter
verschillende bestanddeelen van het Papoeasche eene overdekte uitbouwing of galerij, die met een
ras vasttestellen. Haddow is' geneigd de uiteen- deur toegang geeft tot het middcnvcrtiek, dat door
loopende groepen der Papoea's uit kruising van doeken of bladeren tot drie of vier afzonderlijke
de stammen te verklaren en zegt uitdrukkelijk, vertrekjes, meestal slaapplaatsen, is afgeschoten;
dat hij in Nieuw-Guinea nooit gehoord heeft van in de zijwanden zijn soms openingen tot venster
echte Negrito's noch er sporen van heeft kunnen aangebracht, maar lang niet overal.
ontdekken. Hij heeft er brachyccphale en doli- De woningen op den beganen grond zijn wei-
chocephale inboorlingen onderzocht, maar de eer- nig meer dan hutten, geheel uit bladeren samen-
sten waren niet kleiner dan de laatsten, noch kon gesteld, waarmede ook het binncnvertrek wordt
206 PAPOEA'S.

afgescheiden; waar de bamboezen rustbanken ont- Hunne wapenen zijn bogen met pijlen en lan-
breken, is het zeezand op den bodem tot een sen; velen hebben nog messen of houwers, die
voet dikte opgehoogd, waarover des nachts het zij van de handelaren koopen.
slaapmatje wordt uitgespreid. De leefwijze is hoogst eenvoudig; tweemaal
Boven allen munten ook in grootte uit de wonin- per dag, des morgens en des avonds, wordt sagoe
gen der Papoea's te Biga op Misol: een stevige gegeten, als brij of gebakken, met visch en schelp-
trap verleent den toegang, bcvloering en omwan- dieren als toespijs, een en ander met zeewater
ding bestaan uit regelmatig gestelde houten latten toebereid. Als drank dient daarbij palmwijn en
en het dak is behoorlijk afgewerkt. De bamboe- den gehcelen dag door, naar gelang van opwel-
zen horden worden aldaar omhangen met uitge- lende behoeften, gebruiken zij pisang, suikerriet,
rafelde pandan-bladeren of mandjes, waarin reuk- keladi en vruchten, bij wijze van versnapering,
werk gebrand wordt lot afwering van kwade geesten. terwijl een gelukkige vangst van varkens, buidel-
Het front is afwisselend gekeerd nu eens naai- dieren en schildpad steeds een welkome aanlei-
de zee-, dan weder naar de landzijde. Waar mos- ding is voor een feestelijk maal.
keeën zijn, zien die er al even vervallen uit, en Feesten vallen trouwens zeer in den smaak,
de begraafplaats ligt gewoonlijk vlak achter de het huwelijk en overlijden van familieleden bie-
woningen op den vasten wal. Nabij enkele wonin- den daartoe de beste gelegenheid. Kleine houten
gen zijn afzonderlijke hokken tot aanfokking van huisjes, die den zetel of de verblijfplaats der voor-
kroonduivcn. vaderen voorstellen, worden dan rijk versierd in
Het inwendige der woningen is niet erg aan- het middenvertrek geplaatst en daaromheen in de
lokkelijk: borden, glas- en aardewerk, visschers- rondte gedanst, onder begeleiding van zang en
gereedschap en tal van andere zaken liggen in trom, in groepen van 2 of 3 achter elkaar, ver-
groote wanorde dooreen of zijn hier en daar aan gezeld van vrouwen en meisjes, tot drie en meer
de wanden opgehangen en van reinheid ontbre- dagen achtereen, slechts bij kleine tusschenpoozen
ken zelfs de eenvoudigste sporen. De vuurhaard afgebroken om de overvloedig gereed gemaakte
of kookplaats is bij de Mohammedanen meestal gerechten te gebruiken. Andere vermaken zijn het
in de achter- en bij de Papoea's in de voorgalerij Moluksche spicgelgcvecht en het tweegevecht met
en wordt gevormd door een vierkanten of lang- sagoebladnerven, terwijl het voordragen van liedjes
werpig-vierkanten bak met in elkaar sluitende bij lichte maan mede een zeer geliefde tijdkorting
houten latten afgezet, waarbinnen op zand en is. Het volk gevoelt zich tevreden en zorgeloos;
asch eenige steenen liggen en het vuur altijd bij de geringe dagelijkschc behoeften is de prik-
smeulende wordt gehouden. Daaromheen staan de kel tot arbeid niet groot en worden bijzondere
aarden potten en sagoe-oventjes met een dikke uitgaven voor feesten gevorderd, dan is met wei-
laag roet bedekt en soms ijzeren pannen voor de nig inspanning het noodige in korten tijd bijeen-
bereiding van schildpadvleesch, en tusschen de gebracht. Van oude zeden en gebruiken wordt
latten der omwanding gestoken of daaraan vast- nimmer afgeweken en zelfs de Radja's wachten
gehecht hangen zeefjes tot zuivering der rauwe zich wel hierin eenige verandering te brengen.
sagoe, rekjes voor bewaring van toebereide visch, De vrees voor wraakoefening houdt hen in toom
dissels voor het kloppen van sagoe, spatels om en vandaar dat diefstal en moord zelden voorko-
die omteroeren, pijlen, bogen, elgers en harpoe- men, en ook kleine overtredingen tot de uitzon-
nen; terwijl op de bamboezen horden de doozen deringen behooren.
zijn opgehoopt die tot bewaarplaatsen van klee- Van godsvereering is geen spoor te ontdekken,
deren, talismans, sieraden en sirih-bcnoodigdheden wèl van een geloof aan goede en kwade geesten,
dienen, ofschoon een en ander ook wel wordt de eerste belichaamd in de reeds genoemde hou-
gehangen aan kettingen van rotanringen, tusschen ten beeldjes en in hoofdzaak dienende als voor-
de stijlen opgehangen. De afgeschoten vertrekken behoedmiddel tegen kwade invloeden, benevens
bevatten de kussens en hoofdblokken, waarop de tot afwering van onheilen en ziekte. Om dezelfde
vermoeide ledematen ter ruste worden gelegd, en redenen zijn talrijke handelingen verboden; zoo
daarin is tevens de bewaarplaats der kar war, mag men des nachts op zee varende geen licht
zijnde van hout vervaardigde beelden van afge- ontsteken, de namen van zwager en schoonmoeder
storvenen of talismans, die in den strijd worden niet noemen, moeten woningen waar hoofden over-
medegenomen. leden zijn onbewoond blijven, enz.
De gewone dracht der bevolking van dit gebied Als ondergeschikt aan deze Radja's worden nog
is de volgende: in het haar steken zij een krab- enkele stammen beschouwd, omtrent wie het vol-
ber of kam, in de ooien dragen zij hangers, om gende valt mcêtedeelen.
hals en armen hebben zij ringen van rotan of i°. De Amber in Oost-Waigéoe. Deze hebben
schelpen en aan de vingers ringen van schild- een hoog postuur, zijn vrij donker van huidskleur,
pad: de buik wordt omwonden met dun gesple- sterk behaard, vooral in het gezicht, en lijden
ten rood geverfde rotan en de lendenen met een veel aan de schubzickte. Hun hoofdhaar staat als
doek van boomschors, die, tusschen de becnen een ware ragebol uiteen, dat voor een groot sie-
doorgestoken, met een lang eind naar voren af- raad wordt gehouden, vooral tegenover het zwakke
hangt; dikwerf is nog een schelp aan het hielge- geslacht. Zij hebben een kleinen niet zoo heel
wrieht bevestigd en over den rug of de schouders breeden neus, het neus-tusschenschot is niet door-
hangt aan een band van boomschors een mandje boord, de mond is groot en vooruitstekend, maar
van rotan of tasch, waarin bamboezen kokers voor de wangen zijn erg ingevallen. Zij gaan geheel
tabak en geoliede kapok, lepeltjes van schelp, ongewapend en staan als goedaardige en rustige
kalk, tabak, sirih en pinang bewaard worden; lieden bekend. Zij hebben eigen hoofden, zooveel
veelal dragen zij hoeden van pandanbladeren en als hoofden van gezinnen of oudsten, wien de
bij feestelijke gelegenheden worden al die ver- Radja zijn bevelen doet toekomen. Als afwijkende
sierselen met kralen en bloemen opgetuigd en ook dracht gebruiken zij buikbanden van ganémoe-
kralen halssnoeren omgedaan. touw vervaardigd en met stukjes schelp versierd,
PAPOEA'S. 207

benevens houten armbanden. Zij tatoueeren of De M ó of Mo i, zich ophoudende tusschen het


besnijden zich niet en hebben een of meer vrou- riviertje Maga tot aan Kaap Sélé, dalen te As of
wen, naar gelang zij den bruidschat kunnen beta- Wasé af om handel te drijven. Zij wonen in
len, die minstens vijf stukken katoen bedraagt. grooter aantal langs de vertakkingen van de rivier
Hunne lijken begraven zij in den grond en zien Sarnsom en houden zich uitsluitend bezig met het
er verder niet naar om. kloppen van sagoe en het verzamelen van vogel-
2°. De lieden der negen negorijen of huiden. Hun type komt veel overeen met dat der
afstammelingen van Papoea's van Wiak, Sowèk bewoners van het binnenland van Salawati; het
en Ansoes, die in vroeger tijden herwaarts ver- haar hebben zij echter in twee bossen, een van
huisden en thans gedeeltelijk op Waigéoe, op voren en een van achteren, samengebonden.
net eilandje Dom en nabij het riviertje Wéwé De Sègèt onderscheidt men in Scgèt Sélé
Wonen, zijn in het algemeen stevig gespierd en en Sègèt Fasia, naar gelang zij dichter bij de
vrij donker van kleur; sommigen hebben een kaap of aan de kust, dan wel dieper in het bin-
Semitisch type en zijn opvallend lichter van kleur, nenland vertoeven. Bepaalde grenzen, waartusschen
maar over het geheel komen zij overeen met de zij wonen, zijn niet aantegeven; Zuidwaarts zijn
Papoea's op de plaats hunner afkomst, die hier- de stam der Karabra hunne naburen. De mannen
onder nader zullen worden beschreven. zijn fiksch gebouwd, vrij groot en goed gespierd,
3°. De bergbewoners van Salawati zijn ofschoon met weinig ontwikkelde onderste lede-
van middelbare lengte, slank gebouwd met magere maten, het gezicht is sterk behaard, de huidskleur
ledematen, de huidskleur bijna tot het zwarte over- zeer donker. Zij hebben niet den ragebol, maar
hellend. Hun haar is op de kruin tot een dikke toch dicht kroezig haar, de oorlellen wel maar het
laag plat gedrukt, maar aan den rand krulachtig neustusschenschot niet doorboord. De vrouwen zijn
uitloopende, zoodat het als het ware een kring meer lichtbruin van kleur en velen hebben de
om het hoofd vormt. Zij dragen wat baard en voorzijde van het lichaam zwak bctatoueerd met
knevel, maar hun lichaam is weinig behaard, of- twee rijen ronde figuren, aan weerszijden over
schoon zij zware gevulde wenkbrauwen hebben. den buik naar de onderokselstreek. Zij leven in
Hun voorhoofd is rechtstandig, de oogen zijn onmin met de Karabra, omdat zij onder dezen de
donkerbruin, de neus is van middelbare grootte, koppen snellen, benoodigd voor het huwelijk. Zij
het neus-tusschenschot doorboord en de mond iets, huwen nl. in hun eigen stam of nemen een vrouw
maar niet veel vooruitstekende; de onderste lede- uit de aan hen verwante Mó, maar kunnen daar-
maten zijn mager, dikwerf binnenwaarts gebogen toe in het eerste geval niet overgaan, alvorens
en hun voeten klein. Zij erneeren zich met de als verplichten bruidschat twee koppen te hebben
jacht op varkens en kangoeroes, het schieten van aangebracht. Nadat de eerste kop is verkregen,
vogels en het kloppen van sagoe en hebben eigen dat bij jeugdigen leeftijd der knapen met behulp
hoofden, die echter weinig gezag bezitten. van ouderen geschiedt, verloopen een paar jaar,
4°. De bergbewoners van Misol kenmer- en eerst bij aflevering van den tweeden kop, die
ken zich door middelbare grootte, goede spieront- door den bruidegom zelven moet zijn afgeslagen,
wikkeling, fijn gekroesd haar, breede jukbeende- wordt er drie dagen feest gevierd en de bruid
ren en neusvleugels, grooten vooruitstekenden zonder verderen omslag aan den heldhaftigen kop-
mond, zware wenkbrauwen en baard met knevel, pensneller overgegeven. Zonder noodzaak brengen
een vrij behaard lichaam en donkerbruine huids- zij echter niemand om het leven en antropopha-
kleur. Van nature zijn zij goedaardig, bedaard en gen zijn zij volstrekt niet; de vrouw, die door
niet luidruchtig. Zij laten hun kinderen niet be- twee koppen verdiend is, onderhouden zij tot haar
snijden, hebben maar één vrouw, gebruiken geen dood en aan meerdere vrouwen wordt niet gedacht.
zout bij de bereiding hunner spijzen en tatoueeren Zij eten sagoe en drinken daarbij water, omdat
zich niet. Zij leggen hunne lijken op een horde zij het tappen van sagoewcer niet verstaan. Overi-
in het bosch en dekken die met een mat toe; gens vinden zij hun bestaan in de schildpad- en
tegen den tijd dat het lijk vergaan is, nemen zij tripangvangst. Zij gaan met hun vlerkprauwen ver
het hoofd weg en scalpeeren dat zoo noodig, om in zee, 2 a 3 personen in een prauw en zelden
het dan met de onderkaak in de uitholling van meer dan twee prauwen te gelijk. Dikwerf veron-
een grooten boom te plaatsen, waarna de opening gelukken deze, maar dat weerhoudt hen niet, want
met een bord gesloten en er niet meer naar omge- zij hebben een merkwaardige doodsverachting en
keken wordt. De strandbewoners van Biga zien zeggen, dat als het tijdstip van sterven is aange-
er minder krachtig uit, terwijl hun onderste lede- broken, dit toch niet te verhinderen is. Zij mee-
maten vooral erg mager zijn; zij dragen veel nen dat met den dood alles eindigt; de lijken dei-
ringen van koperdraad in de ooien en hebben afgestorvenen worden eerst drie dagen in de woning
als schaambedekking een lapje doek voor den bewaard tot ze opzwellen en dan gebracht naar
buik hangen. een der eilandjes, waar ze op horden te rotten
Nog worden als ondergeschikt aan den Radja worden gelegd, soms na wegneming van het hoofd.
van Salawati of den Kapita-laut van Sailolof De Sègèt Sélé brengen de lijken naar het eilandje
beschouwd de stammen Arfoe, Mó en Sègèt, Lago. In het bosch worden door hen geesten-
welke in het binnenland van af Kaap lèrmoer Sba huisjes opgericht tot vereering van de schimmen
aan de Noordkust tot nabij de monding der Karabra- der voorvaderen, welke huisjes door de familie-
rivicr aan de Westkust van Nieuw-Guinea ver- leden niet mogen betreden of genaderd worden.
spreid wonen en aan deze hoofden een soort be- Het eten van eenige vischsoorten en ook kroko-
lasting opbrengen. dillen is aan sommige personen of familiën ver-
De Arfoe, verblijf houdende ongeveer tus- boden.
schen de riviertjes Kor en Maga, dalen gewoon- 11. De golf van Maccluer en aangren-
lijk af naar het strand te Wéwé, tegenover Mios zende streken. In de strandnegorijen is de
Soe, waar zij sagoe aanbrengen, die nergens groeit gedurige aanraking met vreemde handelaren van
in de uitgestrekte laagvlakte achter deze plaats. Ceram en elders, die zich dikwerf voor goed in
208 PAPOEA'S.

deze streken vestigen, een sterke prikkel geweest liet slijpen der tanden is niet gebruikelijk,
tot het bevorderen van samenwonen, ofschoon de evenmin de besnijdenis; maar de bruidschat is
behoefte aan gedurige verplaatsing bleef bestaan over het geheel vrij hoog en bestaat gemeenlijk
en ziekte of vermeende kwade invloeden daartoe uit zilveren oorhangers, gouden kettingen, water-
nog altijd spoedig doen overgaan. scheppers, gong's, lila's, oude borden, lijnwaden
Als gevolg hiervan hebben de meeste kampongs en slaven. De overeengekomen partijen wisselen
een vervallen en onoogelijk aanzien en zijn de daarbij toestelletjes, van het merg van sagoe-
huizen wrak, met weinig zorg van slechte mate- palmtakken vervaardigd, waarin pennetjes steken,
rialen gebouwd en volstrekt niet onderhouden. aanwijzende de voor elk onderdeel vastgestelde
Aan de zeezijde door ingekerfde boomstammen hoeveelheid, welke bij gedeeltelijke afbetaling
en aan de landzijde door vonders van hout of achtereenvolgens verwijderd worden. Tot aan de
bamboe beklommen, bieden zij inwendig niet veel geheele voldoening is de bruidegom tot een soort
bijzonders aan. Slechts enkele hebben een voor- van dienstbaarheid tegenover zijne schoonouders
en achtergalerij, alwaar een overdekte kookplaats, verplicht.
bestaande uit zand met 3 of 4 steenen, maar de Wat het begraven betreft, zoo worden langs
meeste bestaan uit één vertrek met door bladeren het strand, overal waar een zandige plek aanwe-
of vuile gordijnen afgeschoten kamertjes, de vuur-
',
zig s graven van Mohammedanen aangetroffen,
haard in het midden en de ledige ruimten aan- daaraan herkenbaar, dat er roode en witte doe-
gevuld door rasterwerk tot bewaarplaats voor huis- ken omheen hangen. Op de eilandjes in het ge-
raad, voedingsmiddelen, goederen en brandhout; bied van Argoenoeng en tegen den vasten wal
benevens een zolder, waarop visch- en ander ge- van Erikwanas worden de lijken bijgezet in uit-
reedschap, netten, bamboezen kokers voor drink- hollingen van de rotsen en deze versierd met
water en tal van andere voorwerpen in de grootste allerlei figuren, afbeeldingen van vogels en van
wanorde dooreen liggen. Waar het terrein dit toe- handen, ter betere herkenning dikwerf door sirih-
laat, is in de Mohammedaansche kampongs voor speeksel langs de randen rood gekleurd.
de moskee een zandige plek op den beganen grond Feesten bestaan in het voordragen van liedjes
uitgekozen en daarbinnen een door een gordijn of het in een kring samenzitten tot aanschouwing
afgescheiden vertrekje voor den imam bestemd. van den krijgsdans; ook de vrouwen nemen daar-
De woningen der onvervalschte Papoea's zien aan deel en de gewone begeleiding heeft plaats
er wel niet zindelijker uit, maar zijn steviger door door middel van een inheemsche trom.
een omwanding van planken; in deze is de kook- Hun wapenen zijn houten lansen, soms van
plaats overal binnenshuis en huisraad in veel ge- speerpunten van kasuarisbeenderen voorzien, en
ringer hoeveelheid voorhanden. bogen met pijlen; ten strijde trekkende steken
Dieper in de golf wordt binnen het voor elk zij boven het voorhoofd veeren van den jaarvogel
gezin afgezonderd vertrek tevens een afzonderlijke in het haar of tooien zich met paradijsvogels en
vuurhaard aangetroffen en zijn in zee, waar de dragen talismans van hout of beenderen, waaraan
stroom het sterkst is, tot boven het water uitste- tresjes van menschenhaar zijn gehecht, één voor
kende steenen opgehoopt, om de inwerking op elk afgehouwen hoofd. Koppensnellen is anders
de houten palen eenigszins te temperen. onder hen geen gewoonte; wel volgt moord en
De Strandpapoea's van Rocmbati, Pa- doodslag bij liefdesavonturen.
tipi, Sekar en Argoenoeng hebben krul- De zielen van afgestorvenen, die zich door dap-
haar, maar niet lang en niet stijf opstaande, de perheid of anderszins zekeren naam verwierven,
oorlellen doorboord, niet al te breeden neus, een worden vereerd in den vorm van houten beeldjes,
weinig vooruitstekenden mond en mooie witte soms met doeken omwonden en den hals mei
tanden; zij zijn niet zoo heel groot van gestalte schelpen versierd. Dergelijke beelden, maar groo-
met betrekkelijk lichte huidskleur, goed gebouwd, ter en I meter hoog, plaatst men wel bij grond-
fiks gespierd, regelmatig gevormd met naar ver- geschillen op de plek, die de grens heet, voor
houding kleine handen en voeten en min of meer de vijandelijke kampong, een teeken om aldaar
behaard op het aangezicht, de borst en onderste niet voorbij te gaan. Tot afwering van kwade
ledematen, naar gelang van jeugdiger of ouder invloeden zijn bovendien hier en daar aan boo-
leeftijd. Zij kenmerken zich door een zekere vrij- men houten beelden of vlechtwerk van bamboe
moedigheid bij het ontmoeten van vreemdelingen, bevestigd, het laatste tevens een beletsel tegen
zonder daarom onbescheiden of lastig te worden. het gemakkelijk beklimmen.
De vrouwen zijn opvallend weinig ontwikkeld en De Papoea's van Bentoeni zijn vrij don-
zeer leelijk. ker van huidskleur, hebben een zuiver gewelfd
Sommigen, vooral niet-Mohammcdanen, dragen voorhoofd, dunne wenkbrauwen, een goed gevorm-
den gewonen lendengordel van boomschors, maar den niet al te grooten neus met doorboord tus-
anderen omwikkelen de heupen met van franjes schenschot, weinig vooruitstekende onderkaak,
voorziene gele doeken, die zij van Makassaarschc langen hals, dunne onderste ledematen en nogal
handelaren inruilen. Van velen is dit de geheele achterwaarts gekeerde billen; zij zijn door elkaar
kleederdracht, aangevuld met een bamboezen kam van vrij hooge statuur, eenigen sterk behaard, en
in het hoofdhaar, van sagoevruchten vervaardigde velen getatoueerd op borst en schouders. Enkelen
oorringen en arm- en buikbanden van planten- hebben in navolging van de Mohammedanen een
vezels. Hun hoofdvoedsel bestaat uit sagoe, als doek om het hoofd gewonden, maar anders dra-
brei of in den vorm van hard gebakken koekjes gen zij het haar in den ragebolvorm of tot een
genuttigd; voor de bergbewoners meerendeels uit bos op het achterhoofd samengebonden, waarin
pisang, keladi en andere aardvruchten. Als op- de met kralen versierde bamboezen kam wordt
wekkende drank wordt sagoeweer genuttigd, waar- gestoken; voorts hangers in de ooren, een stukje
toe bij gebreke van arèn-boomen de nipahpalm riet of schelp in den neus, om den hals kralen
door het afsnijden van den bloemkolf wordt ge- of schelpen, over de borst gekruiste, van blad-
tijferd. nerven vervaardigde banden, over den schouder
PAPOEA'S. 209

taschjes met sirihbenoodigdhedeu en een touwtje waar zich de kookplaats bevindt. Huisraad is niet
met talisman en om de lendenen een gordel of aanwezig, alleen hangen langs den wand de wapens
lapje van katoen; verder om arm en pols breede der mannen. Die wapens bestaan uit pijlen, bogen,
van plantcnwortcls gevlochten ringen en onder lansen en houwers. Zij voeden zich met aard-
de knie of om den enkel aaneengeregen schelpen. vruchten en sagoe en houden zich onledig met
De vrouwen dragen sarongs van de bladeren van jacht en vischvangst, terwijl de vrouwen ook
den sagoepalm, die aan de heupen open zijn en matten vlechten, die tevens als zeilen op hunne
van voren en achteren tot de knie reiken, maar prauwen gebezigd worden. Zij drinken enkel water.
anders dichtgenaaid zijn. In het laatste stadium van graviditeit betrekt de
Hun wapenen zijn bogen, waaraan nagels van vrouw een afzonderlijke hut, waar zij hare beval-
kasuaris, met pijlen en lansen, waaraan menschen- ling afwacht. Bij overlijden wordt het lijk in wit
haar is gehecht; paradijsvogels worden hier ge- katoen gewikkeld en daarna in een matje niet
schoten met pijltjes van sagoebladncrf. De wonin- ver van de woning begraven; laat de overledene
gen verschillen niet van de boven beschrevene; een weduwe achter, dan moet deze eenigen tijd
alleen is het hoofdvertrek minder hoog door lage den rouwkap dragen, zijnde een stuk boomschors
zoldering. of katoen, dat het achterhoofd bedekt en over de
De Papoea's van Bira zijn klein van ge- schouders neerhangt. Het koppensnellen is hier
stalte, nog al donker van huidskleur en sterk alom gebruikelijk; de gesnelde koppen worden
behaard; zij hebben een breeden niet doorboor- gereinigd en boven het vuur gedroogd en daarna
den neus, zeer vooruitstekenden mond, doorboorde geeft men een feest ter eere van den held, die het
oorlellen en magere ledematen, met schubben bedrijf volbracht. Overigens worden deze Papoea's
overdekt. Karakteristiek is hun haardracht, zijnde als goedaardig geroemd en komen overtredingen
bosjes haar van 6 a 8 duim lengte, die tot tres- onder hen weinig voor.
sen worden ineengcdraaid, gewoonlijk twee lagen, De Papoea's van Oeta zijn van een krach-
met een vlokje op de kruin. Zij hebben den naam tigen lichaamsbouw en hebben een middelmatige
van brutale koppensnellers te zijn. gestalte. Het hoofd heeft een smallen aan de zijden
Als het meest gevreesd staan echter de Papoea saamgedrukten vorm, het aangezicht is langwerpig
As ra bekend, die verblijf houden in het binnen- rond, de jukbeenderen staan slechts matig voor-
land van de Noordkust der golf, tegenover Ben- uit, de neus is van gewone grootte maar breed en
toeni, en slechts van tijd tot tijd naar het strand plat, hun mond is wijd en de voorste tanden in
afdalen. Van hen wordt beweerd, dat als zij vreem- beide kaken zijn driehoekig afgeslepen. Het fijne
delingen ontmoeten, die zij niet kennen, zij deze kroeshaar vlechten zij in 6 tot 9 tressen, die van
terstond afmaken en de kluifjes poffen en opeten, de kruin langs de zijden en over het achterhoofd
of wel gedeelten van het lichaam boven hel vuur afhangen en de huidskleur is zwart-bruin. Van
hangen en de afdruipende vochten op hun sagoe velen is het geheele lijf met gitzwart haar ruig
opvangen, een en ander als bijzondere lekkernij begroeid, dat echter niet verhindert dat de huid
tot versterking van eigen kracht. Ook zou een der meesten door de schubziekte afschilfert. De
Asra, vriendschappelijk met een gast etende, dezen mannen dragen allerlei soorten van mutsen en
plotseling den genadeslag toebrengen. als versierselen bovendien halssnoeren, armbanden
Ten Noorden van dezen wonen aan de bronnen en buikgordels; de vrouwen ook nog een schaam-
en vertakkingen van de Karabra-rivier een ge- bedekking van boomschors en houten pennetjes
lijknamige stam, benevens de Seremoek, om- in den neus. Ook de eersten bedekken de geni-
trent welke stammen nog volstrekt niets bekend is. taliën gedeeltelijk met een kokertje van bamboe
111. De Zuidkust van af Kaap Van den of de kalabasvrucht. Dagelijksche benoodigdheden
Bosch tot aan de Engelsehe grens. Daar worden in een over den schouder hangend taschje
dit deel van Nieuw-Guinea nog nooit goed is medegevoerd.
onderzocht, moet een opvolgende behandeling dei- Hun wapens zijn pijl en boog, lansen en knod-
verschillende stammen achterwege blijven. De sen, deze van minstens 1 meter lengte met ronden
eenigszins uitvoeriger berichten over de bewo- steel en aan het einde drie- of vierhoekig, of
ners der baai van Kaimani, der Oeta, Mairasi, wel met ruwe figuren uitgesneden. Als eigenaar-
der bewoners van de Prinses-Mariannc-Straat en dige gewoonte dezer Papoea's wordt vermeld, dat
der Toegéri nabij de Engclsche grens komen in zij uit een bamboezen koker van een armslengte
hoofdzaak op het volgende neer. een fijn stof in de lucht werpen, dat, op eenigen
De Papoea's van Kaimani zijn van mid- afstand gezien, het voorkomen heeft van een lucht-
delbare gestalte en goed gespierd, donkerbruin wolk; hetgeen zou geschieden met het doel om
van kleur en sterk behaard. Het kroczige haar elkaar onderling op eenigen afstand te doen ver-
wordt tot tressen gevlochten, langs het voorhoofd kennen; een zijwaartsche slingering van het stof
afhangende of in drie rijen rond de kruin uitge- zou daarbij op een vredelievende gezindheid, het
spreid. Zij hebben regelmatige gelaatstrekken, een recht opwaarts werpen op een uitdaging of tegen-
hoog maar smal voorhoofd, dikke wenkbrauwen, standbieding duiden. Als eenig muziekinstrument
een tamelijk vooruitstekenden neus met breede hebben zij een trom, welke voornamelijk tot bege-
vleugels en een puntige kin. De mannen tatouee- leiding van den zang gebezigd wordt.
ren het voorhoofd en beide seksen branden zich De Mairasi zijn bergbewoners, die te Lobo
met een stuk hout allerlei figuren op borst, buik afdalen. Zij hebben welgespierde ledematen, vrij
en armen. Zij dragen een lendengordel of enkel regelmatige gelaatstrekken, een donkerbruine huid,
een lapje vuil katoen, opperarm-, pols- en kuit- geen bijzonder lang haar en een zwaren baard.
banden en ringen in de ooren. Hun huizen staan Om het midden hechten zij een strook boombast
op palen boven den beganen grond, hebben twee diè tusschen de boenen wordt doorgehaald en
zijden open, omgeven door een wand van boom- dan bevestigd. Hun versierselen zijn weinig en
schors en met nipahbladeren gedekt; achter den bestaan uit snoeren van gedraaide bastvezelen om
voorwand is over de geheele breedte een gang, den hals en ringen van gevlochten rotan om armen
111 H
210 PAPOEA'S.

en beenen. Zij gaan steeds gewapend met pijl en IV. De Geelvinkbaai met daartoe be-
boog benevens werpspiezen en maken hiermede hoorende eilanden.
jacht op varkens, buideldieren en vogels. Zij drij- a. De Papoea Noemfor, die in grooter aan-
ven handel in masoi-schors, die zij naar het strand tal de Schouten-eilanden bewonen en zich ver-
tot ruiling afvoeren. Voor het aangaan van een spreid hebben over de Noordkust van Japen, de
huwelijk vlucht een meisje met haar geliefde naar eilanden Noemfor, Ambarpon en Ron, benevens
het bosch en vertoeft daar enkele dagen en nachten enkele plaatsen aan de Noordkust beoosten lèr-
om dan door de familie te worden teruggehaald. moer Sba.
De lijken worden eerst boven vuur op een stel- Met uitzondering van de boschbewoners op Wiak,
laadje uitgerookt, maar na afloop der feestelijkhe- de Ombonda op Soepiori, de Kamer op Noemfor
den ergens op een verborgen plaats nedergelegd. en de Monoarfoe op Ron, wonen deze overal in
De Papoea's der Prinses-M ariannc- kampongs bijeen; eene neiging bij hunne weste-
Straat zijn goed gespierd en hebben een forsch lijke naburen nog minder ontwikkeld, al komen
aanzien, bij middelbare gestalte en donkerbruine zij met dezen hierin overeen, dat bij voorkeur de
huidskleur, een tamelijk breeden, soms wat voor- woningen op palen boven het water worden op-
uitstekenden neus en dikke lippen. Het wollige gericht.
haar dragen sommigen zeer kort, anderen in meer- Als regel kan gelden, dat de woningen eene
dere vlechtjes van een vinger lengte rondom het langwerpig-vierkante gedaante met ruw afgewerkte
hoofd geslingerd of bij wijze van staart in den omwanding van planken of sagocbladnervcn heb-
nek afhangende; allen hebben baard of knevel. ben en gedekt zijn met aaneengeregen sagoe-,
De ooren versieren zij met ringen van rotan en nipah- of pandan-bladcrcn, bevestigd aan gesple-
den hals met snoeren van vruchtzaden, den boven- ten bamboelatten, die zoodanig zijn omgebogen
arm met gevlochten banden en den onderarm met dat de bovenzijde van het dak den vorm krijgt
een uit takjes gemaakten koker, die als schild tot van de bolle zijde van een schildpadschaal, met
afwering van pijlen moet dienen. Om de lende- de punt zeewaarts gericht en naar voren en ach-
nen slaan zij een gordel van bastvezels, die van teren over het uitgebouwde rasterwerk overhel-
achteren franjesgewijs uitloopen en waaronder van lend. Na de woning door middel van een ge-
voren het mannelijk lid wordt verborgen. De kloofden boomstam te hebben beklommen, treedt
vrouwen zijn klein en schraal, hebben kort haar men door een niet zeer breede opening in een
en besmeren, evenals vele mannen, borst en aan- middengang, waar gewoonlijk een groote prauw
gezicht met een donkerkleurig smeersel. op den vloer staat of aan de zoldering is opge-
Dun wapenen zijn pijl en boog en lange werp- hangen. Ter weerszijden van deze gang zijn
spiezen van bamboe, aan het einde voorzien van door aaneengehechte sagoebladnerven of -bladeren
weerhaken en in een op den rug gedragen lang- de vertrekken der afzonderlijke gezinnen afge-
werpigen zak worden dagelijksche benoodigdhe- schoten, die, dikwerf weder door een gangetje
den bewaard. Zij zijn zeer woest van aard en gescheiden, van een kleine deur zijn voorzien en
het schijnt zeer moeilijk met hen in aanraking in een kook- en slaapplaats worden afgedeeld.
te komen. De kleinere woningen bestaan slechts uit één
De Toegéri wonen langs de oevers der rivier vertrek.
Wai-Koesa. Het is een fiere en woeste stam, die Binnen die woningen liggen in bonte menigte
door forschen lichaamsbouw en goede spieront- dooreen, hetzij op bamboezen horden, dan wel
wikkeling uitmunt. Hun wapens bestaan alleen aan de wanden vastgehaakt of aan de zolder-
uit pijl en boog. Zij dragen het wollige haar tot planken hangende: schildpadschalen, honden- en
een groot aantal tresjes saamgedraaid en versie- varkenskoppen, geraamten van visschen, visch-
ren die met bladeren, zoodat het den schijn van tuig, pijlen, bogen, elgers, lansen, taschjes en korf-
een hoofddeksel heeft. Het voorhoofd is hoog, de jes, sagoekloppers, spatels, tabakskokers, potlepels,
oogen hebben de kleur van een hazelnoot. In het dissels, hoopen brandhout, doozen met snuiste-
oor steken zij breede ringen van de pennen van rijen, manden met sagoe, gedroogde boontjes of
Casuarisvleugels. Behalve het tusschenschot zijn gierst, ritsen van schildpadeieren, gerookte visch,
ook de neusvleugels doorboord en met stukjes potten en pannen, hoofdblokken en matten, alles
bamboe of been versierd. Om den nek slingeren zwart van den rook of vuil geworden door lang-
zij meerdere varkensstaarten. De borst is bedekt durig gebruik.
met een versiersel van bastvezels, opgetooid met Zeer merkwaardig zijn in de meeste kampongs
zaadjes en schelpen, ook om den buik dragen zij de roem-seram of huisjes, waar de aankomende
een gordel en het lid bedekken zij met een schelp. jongelingen zich afzonderen tot zij in den echt
Zij tatoueeren zich niet en schubzickte komt onder treden en steeds den nacht doorbrengen. Zij onder-
hen veelvuldig voor. Om den nek hangt een scheiden zich van andere woningen door de goede
kokosdop, waarin openingen gemaakt zijn en die afwerking bij veel kleinere afmetingen en hebben
dient om elkaar teekens te geven. Allerlei klei- schuin toeloopende, torenvormige, uitgeholde of
nigheden worden door hen in gevlochten tasschen schildpadschaalachtigc daken en in de omwanding
medegevoerd. De vrouwen hebben geen versier- twee openingen aan twee tegenovergestelde kan-
selen en alleen een strootje in het neus-tusschen- ten, waardoor de enge ruimte kan worden bin-
schot en de neusvleugels, het haar is platgedrukt nengetreden, die zoo laag is dat een kind er nau-
in zeer kleine krulletjes, de onderste ledematen welijks rechtop in kan staan en niets bevat dan
worden bedekt met een dikke laag plantenvezels, enkele hoofdblokken, doozen met goederen en
van voren en van achteren aan den gordel be- matten. De balken, die op de in het water staande
vestigd, haar voorhoofd is even hoog als dat der palen rusten, zijn gemeenlijk met allerlei figuren
mannen, maar over de jukbeenderen is haar ge- beschilderd en de niet tot beneden doorloopende
laat breeder. stijlen zijn aan het einde uitgesneden in een vorm,
Tot de Toegéri behooren de bewoners van Sile- welke in ruwe trekken toespelingen op de ge-
raka. Zie aldaar. slachtelijke gemeenschap voorstelt. Aan vrouwen
PAPOEA'S. 211

Is het dan ook ten strengste verboden zich in nen verscholen zijn, een zekeren afstand binnen
den omtrek dier huisjes te vertoonen. Het meest een bepaalden tijd moet worden afgelegd. Overi-
staan zij dwars op de in zee gebouwde woningen gens zijn zij vlug genoeg en bewegen zich ver-
en zijn daarmede door lange vonders verbonden; wonderlijk snel langs hellingen en over boom-
m elke kampong treft men er een of twee aan. stammen, terwijl het bestijgen der woningen met
Deze Papoea's hebben bij velerlei verscheiden- groote behendigheid geschiedt.
heid een vrij donkere huidskleur, regelmatige ge- Bij de vele veeten tusschen de stammen onder-
zichten en grooten vooruitstekenden mond, met ling heerscht er bij de Papoea's niet veel meer
dikke lippen, bovendien vrij goed ontwikkelde dan een betrekkelijke rust, daar zij voortdurend op
ledematen bij middelmatige statuur. De ragebol hun hoede moeten zijn om zich, alleen zijnde, niet
is_niet zoo heel breed; velen dragen kort haai- te ver van de woonplaats te verwijderen. Niet dat
en op lateien leeftijd een ringbaard met dunnen zij licht tot een openlijken strijd overgaan, daar-
knevel. De vrouwen kunnen in niets op schoon- toe zijn zij te lafhartig van aard; maar met hun
heid bogen, het zijn ware monsters van lcelijk- velen een enkelen te overvallen, diens hoofd af
heid, tevens klein en nietig van gestalte. te slaan en in triomf huiswaarts te voeren, of
De dagelijksche kleeding der mannen bestaat weerloozc vrouwen en kinderen weg te roovcn,
uit een lendengordel van boomschors of de bui- daaraan kunnen zij geen weerstand bieden, ai
tenbekleeding van het omhulsel van een pisang- houdt somwijlen de vrees voor het nemen van
boom vervaardigd. Voorts wordt een bamboezen wecrwraak hen van dergelijke handelingen terug.
kam in het haar gestoken en dit dikwerf gedekt Voor zijn omgeving is hij, die nog niemand ge-
met een hoed van pandanbladeren en dragen zij dood heeft, geen held, al wordt er nooit naar
elkaar kruisende borstbanden, opperarmbanden en gevraagd op welke wijze iemand een kop machtig
polsbanden, benevens enkelbanden van schelpen. is geworden.
De vrouwen, zoo gehuwde als ongehuwde, winden Hun wapenen zijn pijlen, bogen, lansen en
zich touwen van rotan om het lijf, waaraan van houwers; in het treffen met pijlen munten zij niet
voren een lapje blauw katoen of reepje boom- uit en bij ontmoeting op open plaatsen blijven
schors is bevestigd; en beide geslachten, maar de strijders veel te ver van elkaar om te kunnen
vooral de vrouwen, versieren de ooren met hangers raken; de lans is dan ook beter geschikt om iemand
van glas of schelp, terwijl zij aan de vingers uit een schuilplaats te overvallen en zoodra de
ringen van schildpad of haaienwervels dragen. getroffene neerstort, maakt een slag met den houwer
Kralen van Europeesch maaksel zijn overal zeer een einde aan zijn leven.
in lick. Het eenige muziekinstrument is de trom, waar-
Slaven dragen gemeenlijk iets korter haar dan van twee soorten, een groote en kleine, de laatste
vrije lieden en weinig of geen versierselen, maar onder den arm gehouden bij den huppelenden
zijn anders niet te herkennen. Er zijn personen, rondedans; er wordt gewoonlijk met de vlakke
die twintig en meer slaven bezitten en ofschoon hand op geslagen. Bij feesten wordt de zang ook
deze het over het geheel niet kwaad hebben, wordt begeleid door trommelslag; hierbij zijn het de
toch over de vrouwen naar goedvinden beschikt. heldendaden van voorvaderen, die onder het af-
Zij moeten de minst in tel zijnde werkzaamheden roepen hunner namen in het breede worden her-
verrichten en staan steeds aan het gevaar bloot dacht.
vervoerd of verkocht te worden. Sterk ontwikkeld is bij deze Papoea's de liefde
Het vijlen der tanden is niet gebruikelijk, hoog- lot hun kroost en de vermeerdering van het gezin
stens wordt de onderrand gelijk geslepen, maar wordt steeds met vreugde tegemoet gezien. Zij
wel hebben velen het septum nasi doorboord. volgen echter niet het gebruik van afzonderlijke
Tatoueeren is meer in zwang; het geschiedt steeds woningen bij de bevalling; deze heeft plaats in
door vrouwen met de doornen van een Citrus- het door hen bewoonde huis. Het kind wordt
soort, waarna op de bloederige plekken met houts- niet van de nageboorte los gemaakt, maar deze
kool wordt gewreven. Op enkele plaatsen is het tegelijk uitgehaald, om het terugblijven in den
een teeken van rouw. De mannen hebben dik- uterus te voorkomen. Dadelijk na de geboorte
werf kleine uitpuilingcn der huid op maag, borst wordt het in een bak met lauw water gelegd en
of schouder, veroorzaakt door het opleggen van verder geholpen. De naamgeving volgt later, als
brandend zwam; na elke nieuwe kampong, die het kind zoowat begint te loopen, maar daarbij
bezocht is, wordt er een bijgezet, zoodat iemand heeft niets bijzonders plaats; daarentegen worden
die veel van die littcekens heeft terstond als een het afscheren van het hoofdhaar, het doorboren
bereisd persoon in het oog valt. van neus-tusschenschot of oorlellen en het voor
Als bijzondere karaktertrek valt spoedig op hel eerst over zee gaan steeds feestelijk gevierd,
hun vroolijkheid, tot luidruchtigheid toe, zich open- vooral wanneer het eerstgeborenen geldt.
barende in druk en hard praten en groote bewe- Als man wordt de jongeling eerst beschouwd
gelijkheid der handen, om hun woorden kracht bij de intrede in de roem-seram, zijnde een feeste-
bij te zetten. Meermalen vindt die kunstmatige lijkheid, die met velerlei afwisseling wel 10 dagen
opwinding echter haar oorzaak in het misbruik duurt en bij het uittreden, wegens het sluiten
van sagoeweer, als elders ook hier aanleiding van een huwelijk, wordt herhaald. Dagen achtereen
gevende tot grootspraak en verheerlijking van eigen prijkt hij dan in feestdos, met het haar tot een
moed en heldendaden. wrong op het achterhoofd saamgeknoopt en daarin
Een groote mate van vadsigheid kenmerkt al versiersels van pandan- en seréh-bladeren gestoken,
hun doen en laten en ook dit is begrijpelijk, daar het gelaat getatoueerd, om den hals een snoer van
zij zichzelven geen hooge eischen stellen en gaarne kralen niet witte schelpen, bosjes seréh-bladeren
veel ontvangen voor weinig arbeid. Lang achter- tusschen de gevlochten armbanden, aan den pols
een schijnen zij zich niet te kunnen of te willen breede schelpen ringen en zilveren platen, een
inspannen, tenzij door eenigen prikkel gedrongen, breeden buikband van kralen over den lendcngor-
als b. v. in het woud, waar overal vijanden kun- del en schelpen aan de onderste ledematen, alles
212 PAPOEA'S.

nog opgeluisterd door llibiscus-bloemen en veel berooking met wierook of andere bedwelmende
gevlekte Codiaeum-bladeren. middelen in een toestand van verdooving gebracht.
Hij neemt zijn mat en hoofdblok mede en moet Van de ziel, wier meening men verlangt te ken-
in de roem-seram den nacht doorbrengen, ofschoon nen, wordt het beeldje op den schoot of den
hij zich anders vrijelijk kan bewegen: ook wor- schouder van den verdoofde geplaatst, met het
den hem door zijn familie daar de spijzen ge- doel de ziel daaruit in het lichaam van den ver-
bracht, en in de ouderlijke woning eerst weder doofde te doen overgaan. Op het oogenblik, dat
een afzonderlijk vertrek aangewezen, als hij zich dit gebeurt, vangt deze aan te beven, en, aange-
met het meisje zijner keuze in den echt heeft moedigd door de omstanders, spreekt de ziel door
verbonden. Dit laatste nu staat in verband met de middel van den mond des verdoofden, noemt de
betaling van den bruidschat, nu eens bestaande uit middelen tot genezing, en, na bijgekomen te zijn,
een zeker getal kapmessen of houwers, oude bor- weet deze niet wat hij gezegd heeft.
den en zilveren armbanden, dan weder uit een Men ziet hieruit, dat de vrees voor onheil-aan-
groote prauw of een ander voorwerp van waarde, brengende invloeden groot is. Wel gelooven zij
20 tot 30 stukken lijnwaad, die evenwel niet op aan een opperheer, die macht heeft over alles wat
eens behoeven te worden afbetaald, daar het leeft, maar hij houdt zich stil en wordt dus niet
huwelijk al spoedig na de overeenkomst kan vol- vereerd. Het zijn de kwade geesten (manoeèn
gen en het sluiten met geen bijzondere plechtig- of manwèn), die het hart uit het lichaam halen
heden gepaard gaat. Het is aan ieder vergund en dit verslinden en die waarneembare rampen
zooveel vrouwen te nemen als hij betalen kan en in velerlei vorm teweeg brengen, zoodat men ver-
de meesten hebben daarom maar ééne vrouw, plicht is hiertegen te waken. Alle hoop op red-
behalve op Ron, waar zij er gewoonlijk twee ding is dus gevestigd op de hulp der zielen van
hebben. afgestorvenen door middel van de amuletten, waarin
Van gewone lieden worden de lijken óf achter die zielen gehuisvest zijn; deze worden op reis
de kampongs, omwonden met matten begraven in de prauwen medegenomen of om den hals ge-
en de grafplaats met een hoop steeneü gedekt, dragen en men ontdoet er zich eerst van, als het
óf op een bamboezen horde in het bosch gelegd, gebleken is dat het voorbehoedmiddel zijn kracht
het lichaam gestrekt met tegen het onderlijf hoog heeft verloren.
opgetrokken knieën, en, als de weeke deelen ver- Bij diefstal worden ordaliën toegepast, zijnde
gaan zijn, de beenderen op een eenzame plaats het duiken onder water, waarbij de eerst boven
of in een rotsholte weggeworpen, zonder dat er komende voor schuldig wordt gehouden, of het
verder naar wordt omgezien. Meer werk wordt dompelen der vingertoppen in een bak met kokend
gemaakt van de begrafents van hen, die zich een water, dat den schuldige de vingers zal verschroeien.
zekeren naam verwierven. Van deze wordt het Aan deze proeven wordt onvoorwaardelijk geloof
lijk bijgezet in een tusschen het kreupelhout op gehecht.
palen rustende prauw, na alvorens met lijnwaad Van tijdrekening hebben zij geen begrip. Als
en matten te zijn omwikkeld, het hoofd rustende Venus na zonsondergang opkomt en tot zonsop-
op een oud bord en aan hoofd- en voeteneinde gang aan den hemel zichtbaar blijft, dan rekenen
van roode vlaggetjes voorzien; of wel in een lange zij dit als Oost- of droge moeson, en bij hetzelfde
doodkist gesloten, die eenigszins slen vorm eener van de Pleiaden als West- of regenmoeson; maar
prauw heeft en op een stevigen staak in den daartoe bepaalt zich dan ook alles.
grond onder een dak van bladeren rust, na de b. De bergbewoners van het Vaste-
verrotting vervangen door een kleinere kist, waarin land. Met eenige zekerheid kan worden aange-
de schedel in een uitgcholden karwar bewaard nomen, dat in het binnenland van Nieuw-Guinea
wordt. Mondbehoeften worden anders niet in het van af Kaap lèrmoer Sba tot aan het riviertje
graf gelegd, wel de versierselen door den doode Waraboesi meerdere stammen wonen, opvolgend
tijdens zijn leven gedragen en voorwerpen van geheeten: Karon, Kébar, Ambèrbakèn, Arfak,
waarde, als oude borden en zilveren platen. Andai, Hatam, Masibabé en Mnam.
De nalatenschap wordt verdeeld door den oudste De Karon zijn klein van gestalte, flink ge-
der familie. De vrouw en kinderen krijgen het bouwd, zeer gespierd en hebben vooral krachtig
meest, maar ook de ouders en andere verwanten ontwikkelde onderste ledematen. Sommige man-
krijgen een zeker aandeel, naar gelang het plaat- nen scheren het hoofd en houden alleen een vlok
selijk gebruik dit medebrengt. Slaven vallen aan haar op de kruin; anderen dragen het- haar kort
de vrouw en kinderen ten deel. Ook van een en weer anderen hebben lang haar en vlechten
overleden vrouw ontvangen de familieleden iets dit van de kruin naar voren; ook zijn er die het
en dezen wordt ook de bruidschat teruggegeven, tot bossen samenbinden, welke ten getale van
als de echt kinderloos is gebleven, anders niet. acht regelmatig over het hoofd zijn verdeeld.
De polsband van rotan is een teeken van rouw; Velen hebben vederen in het haar gestoken, be-
ook wordt het haar afgeschoren en door weduwen nevens roode en groene bladeren, die ook de
een lap boomschors bij wijze van monnikskap ooren versieren. Voorts slaan zij om de heupen
over het hoofd geslagen. een lap boomschors, voorzien armen en beenen
Ten einde de ziel van den overledene te kun- met gevlochten banden, hangen ringen van schild-
nen aanroepen, hetzij om regen en wind, hulp pad en schelp in de oorlel en doorboren zich het
bij de vischvangst, ter genezing van ziekten, af- ncus-iniddcnschot, waarin zij slagpenncn van Casua-
wering van onheilen of tal van andere gevallen, rissen of stukjes hout steken. Nog worden voor
maakt men houten beeldjes (karwar), die met het voorhoofd slagtanden van wilde varkens be-
wat haar van het lijk tusschen de beenen gesto- vestigd, zoodanig dat de puntige einden den neus
ken in de woning worden bewaard of wel in de raken.
prauwen meegevoerd. Als b. v. iemand ziek is en De vrouwen dragen het haar meestal kort en
men wil het middel tot genezing weten, dan wordt de enkele met lang haar vlechten dit op het
in bijzijn der geheele familie een der leden door midden van het hoofd tot dunne tressen ineen.
PAPOEA'S. 213

Een stuk boomschors, sarongsgewijs om de heu- door het ecnigszins den vorm eener ruige muts
pen geslagen, hangt tot even over de knie. Be- verkrijgt; ook zij versieren het voorhoofd met een
halve buiktouwen, oorhangers en arm- en been- schelp en hebben verder alleen rotanbanden om
banden winden zij nog gevlochten snoeren om den bovenarm. Hunne woningen bouwen zij bij
den hals. Bij haar zijn de neusvleugels doorboord voorkeur tegen de helling van een bergrug, zoo-
en daardoor fijne dorens, vogelbecnderen of dunne danig dat die slechts van ééne zijde te naderen
houten pennen gestoken. zijn; ook bij hen zijn de vloeren met boomschors
Van hunne alleenstaande woningen zijn de wan- belegd. Deze worden niet in vertrekken afge-
den en vloer vervaardigd van boomschors, stevig deeld en slechts één afgeschoten kamertje dient
bevestigd aan elkaar kruisende latten en bestrial somwijlen tot verblijfplaats der vrouwen. Voor
het dak uit aaneengeregen sagoebladeren. De vloer kraamvrouwen wordt een afzonderlijk gebouwtje
is ook de slaapplaats en bij koude dekken zij in de nabijheid opgericht, waarin zij tot hare her-
zich met een stuk schors. De Karon zwerven voort- stelling moeten verblijven. Geestrijke dranken ge-
durend in het gebergte rond, in de bosschen voed- bruiken zij weinig en ofschoon de arènpalm in
sel zoekende; zij voeden zich met boombladeren, de lagere bergstreken groeit, tappen zij dien boom
die de vrouwen verzamelen en in bamboezen kokers zelden. Karwar worden door hen niet gemaakt.
boven vuur toebereiden. Hun wapens zijn kap- De Andai zijn van lichaamsbouw eer zwak
messen, van de Papoea Noemfor ingeruild en zelf dan krachtig, het gevolg van ontoereikende en
gemaakte lansen van ijzerhout met punten van slechte voeding; vandaar schrale armen bij voor-
varkensbeenderen; met deze kunnen zij op tamelij- uitstekenden buik en een dik hoofd op een dun-
ken afsland met juistheid het doel treffen. Behalve nen hals. De oogen zijn groot en de oogopslag is
voor de jacht op wilde varkens dienen die ook vrij, de neus is min of meer afgeplat met breede
voor het dooden van menschen, daar zij groote vleugels, de mond groot en de kin wijkt iets
liefhebbers van menschenvleesch zijn. Van een terug; enkelen dragen een ringbaard; de kleur dei-
gedooden vijand worden de romp en de vingers huid is tamelijk donker, in geelachtig grijs over-
en teentoppen met de nagels weggeworpen, maar gaand koffiebruin. Een schaamgordel van boom-
het hoofd en de ledematen afgekapt en aan de schors is hun eenige kleedingstuk; voorts ste-
vrouwen ter toebereiding gegeven. Deze snijden ken zij in het spiraalsgewijs naar boven gedraaide

-
van armen en beenen het vleesch in kleine stuk- krulhaar een kam en sieren zich op met hals-
ken en vullen daarmede bamboezen kokers, die snoeren, opperarm-, pols- en schouderbanden,
met een prop gesloten boven het vuur worden ge- heupkoorden en een stukje Tritonschelp in het
plaatst totdat het vleesch gaar is, en een smakelijk doorboorde neus-tusschen-schot. Tatoueeren is bij
voedsel vormt. De schedel wordt gekloofd, de herse- hen niet gebruikelijk.
nen worden daarin gebraden en liefst met sagoepap Het huwelijk gaat niet met plechtigheden ge-
genuttigd. Dergelijke maaltijden zijn zeer feestelijk paard. Bij de bevalling wordt de kraamvrouw
en geven aanleiding tot het drinken van groote naar een weinige schreden van de woning verwij-
hoeveelheden sagoewecr, door tijfering van den derd afdak gebracht en moet aldaar onder de
arènpalm verkregen. Ten einde aan den hartstocht hoede eener oude vrouw twee weken blijven, om
van menscheneten te voldoen, gaan zij op roof bij terugkeer in de echtelijke woning deze langs
uit bij de Kébar en ook onder de Papoea's van een afzonderlijken opgang binnentetreden, daar
Ambèrbakèn. de bewoners zich anders een ziekte op den hals
De Kébar wonen dieper in het gebergte en kunnen halen. Bij sterfgevallen hebben vele for-
leggen zich op groote schaal op den landbouw maliteiten plaats. Men legt het lijk getooid met
toe. Hoofdzakelijk planten zij aardvruchten, groen- de sieraden, die de overledene dagelijks droeg,
ten en tabak en veel van de overal in Nieuw- op den vloer met de voeten in de asch der kook-
Guinea verspreide en als van Ambèrbakèn afkom- plaats. Om het lijk zetten zich de vrouwen der
stig bekende tabaksbladeren zijn door de Kébar huisgenooten en van familieleden en maken een
geteeld. Daar zij nooit hunne bergen verlaten, oorverdoovend misbaar. De mannelijke bloedver-
zijn de Karon de tusschenpersonen, die het pro- wanten treden dan een voor een nader, hurken
duct naar elders overbrengen. Echter planten ook bij het lijk neer en bestrijken zachtjes het een
de Ambèrbakèn veel tabak; overigens is van of ander lichaamsdeel, waarna zij zich verwijderen.
hen nog weinig bekend. Terwijl dit plaats heeft, wordt bij het sterfhuis
De Arfak bewonen het gebergte van dien een 7 a 8 voet diepe kuil gedolven, in den vorm
naam, ten minste dat zoo door de Noemforcn ge- cener halve maan, en men kapt tevens eenige
heeten wordt. Zij zijn vrij donker van huidskleur, stevige en aan het einde gaffelvormige boomtak-
hebben een hoog voorhoofd, zware wenkbrauwen, ken. Is men hiermede gereed, dan wordt het lijk
een breeden platten neus en dikke lippen. Het met het hoofd vooruit uit de woning naar het
haar binden zij tot bosjes bijeen of wel tot een graf gebracht en daarin geplaatst in zittende hou-
rechtopstaande pluim juist boven de kruin, terwijl ding, met opgetrokken knieën en over de borst
anderen het in drie grootere bossen vereenigen, gekruiste handen, met den rug tegen den hollen
waarvan een op het midden van het achterhoofd kant der kuil leunende. Nu worden aan beide
en de twee anderen aan weerszijden der slapen zijden van het lijk de boomtakken in den grond
uitsteken. Om het hoofd wordt een lap boom- gestoken, met de gaffeleinden naar boven, zooda-
schors gewonden, waarop van voren eenige plat- nig dat deze een halven voet boven het lijk uit-
geslepen schelpen bevestigd zijn; het neus-tus- steken, en daarop takkebossen gelegd, zoodat er
schenschot is doorboord; in de ooren hangen zij als het ware een dak boven het lijk wordt ge-
ringen van kralen of schildpad, om de armen vormd. De kuil wordt dan verder met aarde aan-
banden van schelpen, en om de lendenen slaan gevuld en het breekbare cetgerccdschap van den
zij een gordel van boomschors. Tatoueeren of het overledene boven het graf stuk geslagen en de
maken van brandwonden heeft bij hen niet plaats. scherven er op geworpen. Met de plaatsing aan
De vrouwen krullen het hoofdhaar ineen, waar- het hoofdeinde van een staak, waaraan een zakje
214 PAPOEA'S.

hangt met dagelijksche benoodigdheden, is de zijn het krachtige, goed gevormde lieden van mid-
begrafenis afgeloopen. Als teekeu van rouw snij- delmatige grootte, min of meer sterk behaard,
den de naaste verwanten het hoofdhaar kort, met uitstekende posteriores, de huid zelden door
maar laten een vlok boven het voorhoofd staan, de schubzickte gehavend en bijna allen geta-
waaraan een snoer kralen wordt bevestigd, welks toueerd, velen zelfs in het gelaat met krulvormige
ondereinde om het linker oor wordt geslagen. figuren over neus en voorhoofd, waarvan de einden
De Ha tam verschillen in uiterlijk slechts daarin tot de slapen reiken. Een zelfde overeenkomst
van de Andai, dat hun haar minder dik en lang bestaat in de versierselen. Ook de vrouwen zijn
is en zij over het algemeen een meer havcnloos veel getatoucerd en omhangen zich met tal van
en ellendiger voorkomen hebben. Zij dragen een lange snoeren van witte kralen; om de heupen
met veeren versierd kalotje, een hoofdband met winden zij een sarong van boomschors of de roode
zijstukken van schelp, een voorhoofdsplaat, een en witte buiktouwcn, waaraan van voren een lapje
schouderband en schelpen oorhangers. In zeden blauw katoen tot schaambedekking en zij sieren
en gewoonten verschillen zij in menig opzicht van zich bovendien gaarne met ringen en oorhangers,
hunne stamgenooten. Zoo zijn zij er op gesteld het liefst met die, welke van vreemde handelaren
hunne huizen met doodskoppen optcsicren en, zijn ingeruild.
daar zij te laf zijn om een mensch zelfs onverhoeds In zeer ruime mate geven beide seksen zich
aantevallen, schenden zij de graven hunner buren over aan het gebruik van sagoeweer, zoo van
door er de schedels uit te stelen, tot welk einde kokos- als nipahpalmen. Zij kunnen heelwat ver-
zij ook geroofde lieden het hoofd afslaan, daar dragen, voordat zij dronken zijn en de meeste
zij geen behoefte aan het houden van slaven heb- wandaden worden verricht in een toestand van
ben. Hun voedsel bestaat uit pisang, bataten en kunstmatige opwinding, die zich kenmerkt door
boomvruchten. Zij rooken tabak uit korte pijpen, zekeren overmoed, welke op andere stammen al-
die met een tabakszakje verbonden aan een koord licht een gevoel van vrees teweegbrengt.
om den hals worden medegevoerd. Hun wapens zijn pijlen met boog, lansen en
Hunne huizen staan op hooge stutten, doch be- houwers. De schedels van verslagen vijanden wor-
vatten slechts één groote, hier en daar van lage den in triomf huiswaarts gebracht; met kalk en
schotten voorziene ruimte en hunne spijzen berei- klei bestreken legt men die op den grond: te-
den zij met zeewater, dat voor dit doel vaak drie midden van een kring daaromheen wordt door
dagreizen ver in bamboezen kokers van het strand de in fecstdos .gehulde mannen en vrouwen de
gehaald wordt. huppelende rondedans uitgevoerd, onder bege-
De Masibabé wonen in het binnenland, vier leiding van het slaan op trommen en gepaard
dagreizen van Andai verwijderd. Zij zijn heel wat met een oorverdoovend gejuich, dat dagen en
kleiner van gestalte dan de Hatam en eenigszins nachten achtereen duurt en waarbij in tallooze
ineengedrongen, hebben weinig ontwikkelde lede- wijzigingen de heldendaden der bedrijvers worden
maten, een zeer donkere huidskleur en zwaren bezongen en hulde gebracht aan de zielen der
baard. Aan tatoueeren doen zij niet, maar enkelen afgestorvenen, die bij de uitvoering hulp verleen-
vertoonen veel brandwonden op de schouders. den. Ook zij belichamen deze, waar noodig, in
Het haar draaien zij in tal van kleine vlechten ineen houten beeldjes, herkenbaar aan een bolvormige
en ook dragen zij een voorhoofdsplaat van schelp verlenging van het achterhoofd, als uitdrukkende
en voorhoofdsversierselen van uitgesneden paarle- de wijze, waarop het haar somwijlen in een wrong
moer, met gedraaide plantcnvezels in de ooren. wordt samengebonden.
Het zijn ordelijke stille lieden, niet ongenegen Zij huwen steeds met betaling van een bruid-
een eenmaal aangenomen taak vlug ten einde te schat, vooral uit lijnwaden en zilveren armbanden
brengen. bestaande; naar gelang zij het betalen kunnen
De Manam of Mnam zijn enkel bij naam nemen zij meerdere vrouwen, in vele gevallen
bekend. een nieuwe aanleiding tot twist en doodslag.
c. De Papoea's van Wandamcn wonen Dunne lijken begraven zij of leggen die op een
aan de gelijknamige baai in het Zuidwesten der bamboezen horde in het woud, overdekt met eene
Geelvinkbaai. Hunne woningen zijn nagenoeg ge- mat; zijn deze geheel tot ontbinding overgegaan,
heel gelijk aan die der Noemforcn, met het onder- dan worden schedel en beenderen in de een of
scheid dat stijlen van bamboe die van hout ver- andere grot weggeworpen en er niet meer naar
vangen en dat men aan de zeezijde dwarsbalken omgezien. Als teeken van rouw wordt een rotan
vindt, rustende op 3 of 4 in zee staande palen, polsband gedragen en door weduwen een lap
welke dienen 01,1 er de prauwen overheen te halen, boomschors, bij wijze van monnikskap over het
als die bij hoog water opgeheschen en in den hoofd geslagen.
middengang nedergezet worden. Verbinding met d. De Papoea's van Jaoer wonen in het
den vasten wal komt zelden voor: bij eb staan landschap van dien naam aan de Zuidkust der
de huizen op het droge, maar bij vloed zijn zij Gcclvinkbaai. De woningen en jongelingshuisjes
geheel door water omgeven. komen nagenoeg geheel met die van Ron over-
De jongelingshuisjes (anjo-saran) zien er in den een; eigenaardig is evenwel dat de meeste deu-
regel even vervallen uit als de hoofdwoning en ren der voor elk gezin afgeschoten vertrekjes van
hebben vaak, in plaats van het schildvormige dak, hout zijn, dikwerf met krulvormige figuren ver-
een in het midden recht oploopende bedekking, sierd. Hun uiterlijk voorkomen biedt niets bijzon-
terwijl de midden- en hoekstijlen ten getale van ders aan. De mannen zijn zelden getatoueerd,
acht beneden den vloerbalk uitsteken en de af- maar hebben wel het septum nasi doorboord en
hangende einden uitgekapt en beschilderd zijn in in menigte stukjes boomschors, Codiacumbladcrcn
den vorm van mannelijke en vrouwelijke geni- of fijn uitgerafelde sagoebladeren tusschen de arm-
taliën. en polsbanden gestoken, met oorhangers van glas
Een noemenswaardig verschil met het type der of wortels van slingerplanten: in feestklccdij aan-
Noemforen is niet merkbaar. Over het algemeen gevuld met een voorhoofdsversiersel van op boom-
PAPOEA'S. 215

schors bevestigde schelpjes, een lendengordel van betrekkingen, die zij zeer in waarde houden. Fees-
Casuarisvederen en banden van schelpen aan enkel ten vallen als elders erg in den smaak, o. a. bij
en kuit. het doorboren der oorlellen van kinderen, ge-
De vrouwen winden hel haar tot twee wrongen woonlijk op den leeftijd van 3—5 jaar.
samen, één boven en één achter op het hoofd, /. Bij de Papoea's van Waropèn, aan de
welke worden opgehouden door bamboezen koker- Oostkust der Geelvinkbaai, hebben de huizen het
tjes en hebben in het oor lange schildpadden schildpadschaalvormige dak, worden door middel
hangers, terwijl het schaamlapje wordt gehecht van een ingekerfden boomstam beklommen en
aan veelmalen om het middel gewikkelde touwen; zijn langs de wanden verdeeld in kamertjes, met
bij feesten komen hierbij tal van versierselen, kleine ingangen in de middengalerij. Jongelings-
van op rotan in zeer kunstige figuren geregen huisjes ontbreken in den regel. Daarentegen staat
kralen, in den vorm van arm-, pols-, rug- en been- naast het hoofdgebouw en daarmede verbonden,
versieringen, buikbanden en schaambedekking, zoo- hetzij in dezelfde richting of er dwars tegen ge-
als die nergens elders wordt aangetroffen. Hun bouwd, een soort afdak ofhuisje, waarin de weduwe
wapens zijn geheel gelijk aan die der Papoea's tijdelijk verblijf houdt, totdat alle bijzondere ge-
van Wandamèn en als muziekinstrumenten dienen bruiken bij den dood van haren man zijn afge-
alleen trommen en de blaasschelp om nog meer loopen, daar het haar eerst dan geoorloofd is naar
geraas te verwekken. Aan talismans wordt als de vroegere woning terugtekeeren. Soms ziet men
elders groote waarde gehecht; houten beeldjes in de kampongs breede vierkante stellaadjes, waarop
vervaardigen alleen de lieden van Siéboc, daar een menigte Codiacum-bladcrcn zijn uitgespreid
de bewoners der Noordelijke kampongs, zoo noo- en waar na een gelukkig beëindigden snel- of
dig, de zielen der afgestorvenen aanroepen in rooftocht de alsdan met bloemen en lapjes ge-
de uitgehouwen stijlen der jongelingshuizen. Een kleurd katoen versierde wapens worden opgesteld.
bijzonderheid is, dat als bruidschat een jongeling De mannen zijn in het algemeen krachtig ge-
iemand moet gaan rooven en als slaaf aanbieden, bouwd en hebben regelmatige trekken, sommigen
welke persoon later weer wordt vrijgelaten, nadat met leekens van brandwonden en tatoueering, maa»
betaling door middel van zeker getal houwers, allen met doorboord neus-tusschenschot. De vrou-
oude borden en stukken zwart lijnwaad is gevolgd. wen hebben allesbehalve fraaie vormen, zijn klein
De Papoea's van O en, ar in het gebergte van gestalte en krijgen al spoedig een verlept
achter Jaoer zijn opvallend donkerder van huids- aanzien; zij kenmerken zich door opvallend kleine
kleur en hebben ook het neus-tusschenschot door- borsten en van velen zijn deze en is ook de geheele
boord, maar tatoueeren zich niet. Zij vervaardigen rug getatueerd. Beide seksen dragen snoeren van
zelf hun lendcngordels van boomschors en hou- tien en meer kralen in de ooren en versieren zich
den zich voornamelijk onledig met de inzameling de vingers met tal van schildpadden ringen; de
van masoi, die zij naar Napau afvoeren. schaambedekking is een lapje blauw katoen.
e. Van de Papoea's van Mor, het eenige Als ïoiivvpak trekken de vrouwen een baadje
bewoonde eiland der gelijknamige groep in het van boomschors aan, zonder mouwen, dat even
Zuidoosten der baai, zijn de huizen met de leng- over de billen reikt en met schelpen en figuren
te-as evenwijdig aan het strand opgetrokken, dat is versierd; de mannen bezigen tot dat einde breede
nergens anders wordt teruggevonden; de daken pols- en enkelbanden van rotan; een en ander
hebben niet den vorm van een schildpadschaal wordt eerst afgelegd en weggeworpen, als de ge-
en reiken niet over het voor- en achterstuk van bruikelijke betaling heeft plaats gehad, ook hier
den uilgebouwden vloer. In den wand zijn vier als zoenoffer door den drager aan de andere bloed-
deuropeningen aan de vier zijden, gewoonlijk zoo verwanten verplicht geacht.
klein, dat men slechts in gebukte houding kan Zij maken zelden houten beeldjes bij den dood
binnentreden. Daar al de woningen met een von- van familieleden en, waar zij dit in navolging
der aan het strand verbonden zijn, zoo ontbreken van de Noemforen doen, werpen zij die na een
de trap en ingekerfde boomstammen. Inwendig paar maanden op de een of andere plaats in het
verschillen ze zeer van de huizen van andere bosch weg. Zijn het evenwel erfstukken, vervaar-
Papoea's: er is nl. maar één vertrek, waar op digd bij den dood van voorvaderen, die een zeke-
kleine afstanden, één meter boven den vloer, langs ren naam hadden, dan worden ze zorgvuldig be-
de omwanding langwerpige hokken van een mans- waard en gelden zooveel als beschermheiligen
lengte zijn aangebracht, aan vier zijden gesloten, van het gezin, dat bij verwijdering dier voorwer-
met een kleine vierkante opening aan de binnen- pen zeker door een ongeluk getroffen wordt. Deze
zijde, en die tot slaapplaats dienen; naast deze beeldjes worden bij ziekten of bij het ten strijde
hokken staan overal horden met allerlei huisraad, trekken geraadpleegd, in zooverre de wichelaar er
levensmiddelen en brandhout en in een hoek is met sirihspeeksel eenige kringen omheen trekt en
wat zand op den vloer gestrooid, waar eenige hieruit den afloop voorspelt. Het wichelen speelt
cylindcrvormigc steenen op de kookplaats wijzen. trouwens hier een even groote rol als elders.
Het is een goed gevormd ras, fiks gebouwd, De Papoea's van Waropèn vieren groote fees-
niet zoo heel donker van huidskleur, weinig niet ten, als het eerstgeboren kind voor de eerste maal
de schubziekte behept en ook niet sterk behaard. naar buiten komt. Aanvankelijk blijft het in het
Het hoofdhaar is de gewone ragebol, waarin zeer vertrek bij de moeder, maar na ongeveer een jaar
lange kammen worden gestoken. Aan tatoueeren wordt het geacht het licht te kunnen verdragen
doen zij niet, maar wel hebben zij litteekens van en brengt men het in de open lucht; niet min-
brandwonden voor gedane reizen, en allen dragen der geur is er, als het eerstgeboren kind zoowat
in den neus een stukje geslepen schelp; hun begint te loopen en men het naar het strand
schaamgordel is van boomschors en wordt door brengt om dit in het zand te beproeven. Voor
henzelven vervaardigd. latergcborencn wordt zooveel omslag niet gemaakt.
Jongelingshuisjes zijn bij hen niet te vinden; Als tot Waropèn beperkt schijnt het gebruik, dat
wel vervaardigen zij beeldjes bij den dood van ongehuwde meisjes op danspartijen de jongelingen
216 PAPOEA'S. •

plagen, door hen met een gloeiend stuk hout mummies later tusschen de takken van een Brtr-
hier en daar te branden, hetgeen beantwoord guiera-boom gelegd en, als zij geheel vergaan zijn,
wordt door een lichten steek met een puntig voor- de beenderen in een kistje begraven en de sche-
werp. Ook het verwisselen der haarkammen tus- dels in een vierkant mandje gelegd. Te Ansoes
schen meisjes en jongelingen is een toeken van worden die mandjes verzameld op het eilandje
wcderzijdsche genegenheid en de eerste aanlei- Noc Wowar, vlak benoorden het eiiand Manoepa;
ding tot het sluiten van een nauweren band. De het bestaat uit een rots van zandsteen en daarop
vrees voor kwade geesten is ook hier sterk ont- zijn die mandjes vrij regelmatig naast elkaar ge-
wikkeld. plaatst.
Zeer karakteristiek is echter voor deze Papoea's De bergstammen, geheeten naar de plaatsen
en die van Zuid-Japèn het uitdrogen der lijken. waar zij wonen, voeren boschproducten af en
Eerst maakt men daartoe insnijdingen, dat de spreken een geheel andere taal dan de strandbe-
vochten er uitdruipen en dan wikkelt men het woners. Zij worden overigens als goedaardig ge-
lijk in een mal en hangt het boven een opzette- roemd en van een gerucht, alsof zij menschenelers
lijk aangelegd vuur, waar het minstens tien dagen zouden zijn, weet niemand iets af. De enkele hier
lang aan den rook blijft blootgesteld, om alsdan en daar aangetroffenen verschillen in uiterlijk
aan den zolder te worden opgehangen onder de niet van de strandbewoners, maar dragen het haar
gebruikelijke feesten met den huppelenden ronde- korter en hebben minder versierselen. Zij drogen
dans. Na eenigen tijd worden de beenderen weg- hunne lijken niet uit, kloppen de schaambedek-
geworpen en de schedel onder afdakjes van bla- king van boombast en zoeken in de bosschen
deren in het Rhizophoren-woud bewaard. damar.
g. De Papoea's van Abcré wonen op het V. De Noordkust van af Kaap d'Ur-
eiland van dien naam en hebben huizen, die niet ville tot aan de Duitschc grens. Daar de
van andere Papoea-woningen verschillen. De man- Papoea's aan dit deel der kust, op een kleine
nen kenmerken zich door niets bijzonders; lijders uitzondering na, hoegenaamd geen aanraking heb-
fan de schubz.iekte zijn er weinig en aan tatouee- ben met de westelijker wonende stammen, zoo
ring wordt vrij veel gedaan; ook dragen allen kunnen ze als een afzonderlijk geheel worden be-
het neusschelpje. De vrouwen hebben het geheele schouwd. Men onderscheidt daar achtereenvolgens
lichaam overdekt met tatoueerfiguren en soms neus- de landschappen Takar, Witriwai, Tarfia, Tantih-
stekers van 4 decimeter lengte, aan de einden met Mérah en de Humboldtbaai, terwijl ook de in de
bloemen versierd. Beide seksen tooien zich de nabijheid gelegen kleine eilandengroepen alle be-
vingers met veel ringen, de mannen bovendien woond zijn.
met oorhangers van parelmoer en de vrouwen De Papoea's aan de M amb è ram o schij-
met 7 tot 10 glazen oorringen.. De lijken worden nen veel punten van overeenkomst aantebieden
hier in een prauw op een paar slaken in zee met die der Geelvinkbaai. Als woningen dienen
begraven. slechts vervallen hutten. Sommigen dragen voor
h. Van de Papoea's van Japèn's Zuid- het voorhoofd een versiersel, uit varkenstanden
kust zijn de huisjes zeer lang; de meeste worden en kralen bestaande, of hebben het hoofdhaar op
bewoond door 50 en meer personen, en bezitten zonderlinge wijze bijeengebonden en meteen krans
ter weerszijden van de middengang vier vertrek- van Casuaris-vccrcn omhangen. De schaamlap is
ken, nog in kleinere tot stook- en slaapplaats er vervangen door een vischlijn, die wel twintig-
afgescheiden, welke men binnenkruipt door een maal om het lichaam wordt gewonden. Als neus-
kleine vierkante opening in den zeer stevigen, sieraad hebben zij stukjes been en in de oorlel
uit sagoebladnerven vervaardigden wand. Voor de dragen zij houten kokertjes. In het binnenland
daken worden als latten geen gespleten maar houden nog meerdere stammen verblijf, waarover
heelc, zeer dunne bamboestengels gebezigd, naar evenwel niets anders bekend is, dan dat een hun-
boven omgebogen om het gebogen vlak van een ner den naam draagt van Oedambesoe.
schildpadschaal te krijgen. Evenals in Waropèn Van de eilanden komt het eerst in aanmerking
vindt men er de weduwenhuisjes, alwaar de vrouw de Koe m amb a-groep, alwaar de woningen een
moet vertoeven totdat de feestelijkheden voor haar goed aaneensluitende, behoorlijk afgewerkte om-
man geëindigd zijn. wanding van de bladnerven van den sagocpalm
De bevolking heeft een type, dat niet veel van hebben, met dwarslatten stevig aan elkaar ver-
de Noemforen verschilt. Allen dragen den schaam -
bonden, en twee valdeuren van dezelfde nerven
gordel en een beentje of stukje schelp in den aan voor- en achterzijde, welke men ovcrklimt
neus; zij steken behalve de kam lal van veertjes om naar binnen te komen. Een ingekerfdc boom-
van witte duiven in het haar om zich optetooien stam dient tot trap, en de binnenruimte is niet
en mannen en vrouwen, echter niet die op leef- in vertrekjes afgedeeld, terwijl het dak van sagoe-
tijd, gebruiken 2, 3 of 4 bamboezen kokertjes, bladeren over de twee andere zijden tot laag bij
waar zij haarbosjes doorsteken, na die vooraf met den grond afhangt en tusschen de huizen allerlei
olie te hebben ingewreven. Een bijzondere vrou- Codiacum-soorten zijn aangeplant. In de omwan-
wendracht zijn zeer breede schildpadden armban- ding zijn verder geen openingen aangebracht en
den. Rood is als elders de geliefde kleur; met de tempel is zelfs aan al de vier zijden gesloten,
roode lapjes en pluimpjes versieren zij de kam- de reten zijn met droge bladeren toegestopt. De
men, talismans, armbanden en wapenen. tempel heet tosi en in eene daarnaast staande
Het rouwpak is een van boven toegenaaide kleine woning zonderen zich de jongelingen af.
mat van pandanbladcren, welke het hoofd bedekt De bevolking is zeer hulpvaardig en tot scherts
en bij overlijden van vrouw of kind zoowat een geneigd. De mannen zijn krachtig en gespierd,
maand lang door den echtgenoot of vader gedra- vrij donker van huidskleur, sterk behaald, enkelen
gen wordt. met fraaicn ringbaan! en knevel, echter niet ge-
De lijken worden eerst boven een vuur ge- tatoueerd en zonder litteckens van brandwonden.
rookt en dan eenigen tijd in huis bewaard: de Het haar der meesten hangt in tressen over het
PAPOEA'S. 217

achterhoofd, waartoe het op betrekkelijk jeugdi- bonden. Litteekens van brandwonden ontbreken
gen leeftijd in kleine vlokjes door een soort gom en slechts weinigen zijn op rug of borst gcla-
wordt bijeengehouden, onder het verder groeien toueerd, maar allen hebben het neus-tusschenschot
naar gelang zulks noodig is telkens herhaald, tot- en de oorlellen doorboord, de laatsten voortdurend
dat de tres de verlangde lengte van 2 of 3 deci- vergroot door steeds dikkere bamboe te nemen.
meter heeft, waarna die aan het einde wordt De vrouwen zijn allesbehalve mooi, maar vrij
vastgehecht en met een kraaltje versierd; sommi- hoog van statuur; allen dragen het haar kort.
gen dragen een pruik, om het haar voor nat Versierseken worden van den vasten wal ingeruild
worden te beschutten. Velen hebben in den neus en hun wapens zijn pijl en boog.
twee aan elkaar gehechte slagtanden van varkens, Het belangrijkste en best afgewerkte gebouw
in de ooien ringen van schildpad, over den schou- is de tempel of dar ma, dienende tot het vieren
der en onder den tegenovergestelden oksel door- van feesten gedurende den tijd der haaicnvangst
loopcnde een borstriem van hondentanden, hals- en bij rooftochten, de laatste alleen tot weer-
versiersels van schelpen en zaadjes, gevlochten wraak ondernomen. Dit gebouw heeft den vorm
arm- en beenbanden, buikgordels van touw en eener gewone woning, maar is veel grootcr en rust
schelpjcs, en van voren een uitgcrafcld stuk boom- op hooge palen; de voor- en achterwanden, naar
schors, met een touwtje van dezelfde schors om het Oosten en Westen gekeerd, zijn geheel onbe-
het middel vastgemaakt. dekt en bestaan uit beschilderde planken met een
De vrouwen zijn ineengedrongen van gestalte kleine vierkante opening in het midden, die be-
en leelijk, dragen het haar ook tot tressen ge- klommen wordt langs een ingekerfden boomstam.
vlochten, oorhangers van schildpad en schelp en Deze stam heeft aan den voorkant de gedaante
soms geslepen stukjes schelp door den neus ge- eener mannelijke figuur met hoofdbedekking en
stoken. Zij dragen twee lapjes uitgerafclde boom- groote penis en aan den achterkant die van een
schors, een van voren en een van achteren over haaienkop met borstvinnen, beiden rood en wit
het buiktouw hecngcslagen. Over het voorhoofd geverfd. De op de planken wanden aangebrachte
achter de ooren 0111 hangt bij beide seksen het figuren zijn meest verlengde krullen, witte, roode,
koord van een taschje, waarin zij hun tabak en zwarte en gele door elkaar, en aan de palen,
pinang bewaren, en in den opperarmband zijn waarop het gebouw rust, zijn in duidelijk waar-
lepeltjes van varkenstanden gestoken, dienende neembaren vorm groote en kleine krokodillen uit-
om klappers uitteschrappen. Hun wapens zijn gesneden, dezen als het ware omvattend. De deur-
zorgvuldig bewerkte lange pijlen en bogen. openingen zijn met kokosbladeren dicht behangen,
In de tosi wordt in den Westmoeson dage- zoodat men er niet door kan zien, en aan weers-
lijks en ook des nachts feest gevierd. Alle man- zijden zijn, ter hoogte van den bovenland, in
nen komen dan daar bijeen en brengen, onder elk zijvlak tegen den beschilderden wand men-
begeleiding van trom- en fluitspel, den tijd zin- schclijke beeldjes van 3 decimeter hoogte met
gende en in vroolijkheid door. Verschillende sagoc- rotan bevestigd.
bereidingen worden in huis gereed gemaakt en Inwendig ziet men niets anders dan twee groote
door jongens derwaarts gebracht; somwijlen brandt vuurhaarden met de aan de zolderlattcn beves-
men er woudvruchten. Het doel is afwering van tigde toestellen, waarin het vleesch der gevangen
onheilen door aan de geesten der afgestorvenen haaien gerookt en toebereid wordt en tegen den
hulde te brengen, tot dat einde overgebracht in wand, achter ringen van rotan, de fluiten, die be-
houten beeldjes, die hen op verre reizen over zee staan uit ééne dunne bamboezen geleding. Rondom
steeds vergezellen. Ook bij terugkeer van een de darma zijn tal van Codiaeum-soortcn aange-
sneltocht worden de afgeslagen koppen hier be- plant; zij eten daarvan een stukje bast, als zij
waard. De vrouwen mogen er niet nabij komen een tocht gaan ondernemen en steken bij feesten
en in den omtrek mag geen leven gemaakt of de bladeren in het haar en de ooien en tusschen
gesproken worden; daarbinnen echter wel. de armbanden. Ook planten zij er Andropogon
De gewoonte brengt mede steeds zijn vrouw te en vlak voor het gebouw is de plaats, waar de
schaken. Voor de leus brengt men den man dan beenderen der schildpadden worden verbrand,
een lichte pijlwonde toe, waarna de familie het nadat het vleesch genuttigd is. Dit toch en haaien-
meisje geeft, naar het heet om de wond te gene- vleesch wordt alleen in den tempel gegeten. Ver-
zen. De bruidschat bestaat in snoeren van hon- der zijn in de nabijheid de huisjes opgericht, waar
dentanden en andere versierselen. de jongelingen vóór hunne deelneming aan de
Voor de andere eilandjes is hier Jamna als feestelijkheden twee maanden moeten doorbrengen.
voorbeeld genomen. Aldaar verschillen de wonin- Buiten de darma dansen mannen en vrouwen
gen niet van Koemamba; alleen is de vloer iets afzonderlijk. De feestkleeding, bestaat in het haar
naar buiten uitgebouwd en liggen daarop keuken- helmvorrnig naar boven gewonden en daarin een
gereedschap en brandhout. In het binncnvertrok paradijsvogel gestoken, omhangen mei allerlei ver-
zijn gewoonlijk vier vuurhaarden, twee geheel sierselen en een rood katoenen schaamlapje. Een
open en twee met toestellen om visch te rooken. man gaat zingende voorop, met de vlakke hand
Het eenige huisje in zee is een afdak op vier de maat op de trom slaande, om op een gegeven
stijlen, alwaar de mannen zich vereenigen om den oogenblik in gebukte houding met de beenen af-
Oostenwind te roepen, wanneer zij dien noodig wisselend achterwaarts op den grond te trippelen,
hebben om op schildpadden jacht te maken. wat al zijn volgers terstond nadoen, gelijktijdig
Ook hier zijn de mannen goed gevormd en ge- met den zang als in koor invallende. De vrouwen
spierd, hebben een brecden neus, dikke lippen, houden elkaar met de armen over de schouders
vooral de bovenlip, een bijzonder grooten mond vast, eveneens het bovenlijf voorovergebogen, in
en zijn over het geheele lichaam zeer behaard. een halven kring met kleine passen op de maat
Het kroeshaar wordt veelal kort gedragen, maar vooruitgaande.
is bij enkelen tot tressen incengedraaid of som- Bij voorgenomen strijdtochten is er steeds feest
wijlen op het achterhoofd kiansvormig samenge- in de darma, ook na den terugkeer. Het grootste
218 PAPOEA'S.

feest is echter eenmaal 's jaars, met het begin te gelden het maken van krulvormige figuren van
van den Westmoeson, zijnde de aanvang der haaien- een vingerbreedte op borst en buik met natge-
visscheiïj, dat bijna onafgebroken op kleiner schaal maakte sirihkalk. Niet meer dan één oorlel is
wordt voortgezet, totdat de tijd voorbij is. Met doorboord, gewoonlijk de linker, nog door bam-
het doorkomen der Oostenwinden wordt dit bedrijf boezen kokertjes uitgerekt; in den neus dragen
voorloopig gestaakt. De darma laat men dan zij rondgeslcpcn stukjes schelp en over het voor-
vervallen, om dien weder in orde te brengen en hoofd een sieraad van kralen en schelpjes. De
opnieuw te beschilderen tegen het intreden van linker pols is omwonden met 4 tot 10 stuks rotan-
den volgenden Westmoeson. Het wichelen wordt banden, waardoor kwetsing bij het afschieten der
enkel toegepast bij diefstal om den dader te ont- pijlen voorkomen wordt, en om onderbeen en
dekken. Wel dragen de Papoea's hier overal opperarm zijn breede banden gevlochten, tevens
talismans, als zij ten strijde trekken; de op de de dragers voor dolken en beenen schrapertjes,
haaienjacht medegenomene hebben vaak den vorm die er tusschen gestoken worden. Op den buik
van een vischstaart. hangt een soort voorschootje, dat weinig bedekt
Hun dooden begraven zij in den grond: als houdt, en ieder heeft bij zich een taschje van
het lijk vergaan is, wordt de schedel ojngegraven kalapa-bladeren ter bewaring van tabak en klei-
en in de ruimte onder de woning bewaard. nigheden.
a. Van de Papoea's van Takar zijn de De vrouwen draaien het haar eveneens tot tres-
woningen stevig en goed afgewerkt en van het- sen of wel zij hebben zich kaal geschoren en be-
zelfde model als op de eilanden, met deze bijzon- dekken het hoofd met 2 of 3 kransen van aan
derheid, dat het omliggende terrein buitengewoon elkaar gehechte tressen, die het «aanzien hebben
zindelijk wordt gehouden en elke onreinheid ter- van krulletjes met een kale plek op de kruin.
stond verwijderd; aanplantingen van aardvruchten Voorts slaan zij een breed stuk boomschors sarong-
en groenten zijn door een afzonderlijke omheining vormig om het middel en zijn met tal van hals-
afgescheiden. Ook hun uiterlijk voorkomen ver- snoeren omhangen. Ook zijn het de vrouwen,
schilt niet; alleen is hun neus vrij sterk gekromd, die, achter in de prauw gezeten, die sturen en
bij overigens breede neusvleugels. Slechts enkele daarbij een wakend oog houden op de kinderen,
vrouwen zijn getatoueerd. Velen hebben de oor- welke op het breede middenstuk bijeenzitten.
lellen niet doorboord, of wel aan één kant, en Hun wapens zijn boog en pijlen en houwers;
maar weinigen een doorboord neuskraakbeen, waar- steenen bijlen zijn er wel te krijgen, maar in
toe zij het schelpje van de eilandbewoners inruilen. het gebruik reeds lang door ijzeren kapmessen
Hun wapens zijn boog en pijlen, de laatsten soms vervangen. Hun hoofdblokken zijn zeer groot en
aan de punt met een beentje van een spiinghaas hebben de gedaante van een dier. Klapperwater
voorzien. Er is maar één tempel, gelijk aan dien is bij feesten de eenige drank. Houten beeldjes
te Jamna, zonder beeldjes, met een huisje, waai- worden niet vervaardigd; wel is aan den voor-
de jongelingen vertoeven. Zij erneeren zich in steven hunner prauwen de kop van een strand-
hoofdzaak met het kloppen van sagoe. vogel ingesneden.
/'. De aan de Witriwai wonende Pa- ./. Bij de Papoea's van het zoogenaamde
poea's komen genoegzaam geheel met die van Tanah-Mérah hebben de woningen veel over-
Jamna overeen. eenkomst met die der Tarfia, ofschoon zij dichter
.-. De woningen der Papoea's van Tarfia op elkaar staan en niet door ladders of ingekerf-
zijn omtrent de helft kleiner dan die in Westelijk de boomstammen beklommen worden. Behalve door
Nieuw-Guinea en hebben naar vier zijden afhan- valluiken .wordt toegang verleend door gewone
gende daken, van voren en achteren met een kleine deuren. Van binnen is ongeveer een derde ge-
opening, welke toegang verleent tot een naar die deelte afgeschoten tot slaapplaats, welke binnen-
kanten bij wijze van galerij uitgebouwd gedeelte. gegaan wordt door over die afscheiding heente-
Intusschen zijn het voor- en achterstuk der klei- klimmen. In het hoofdvertrek zijn twee vuurhaarden
nere woningen niet overdekt en is het opvallend, en daarboven groote trechtervormige bakken van
dat de naar de zee gekeerde bedekking min of bladscheeden van palmen, waarop visch gerookt
meer den vorm eener schildpadschaal heeft, welke wordt en die aan een der wijd uitcenliggcnde
elders aan dit deel der Noordkust geheel ont- balken van de zoldering zijn opgehangen; voorts
breekt. De omwanding is van bamboe of sagoe- allerlei huisraad, niet het minst zwart berookte
bladnerven stevig in elkaar gezet; de deurope- potten, van de hier alom aanwezige roode klei
ningen worden door valkleppen van hetzelfde gebakken. Vóór of terzij van de huizen zijn niet-
materiaal gesloten. overdekte vloeren boven vrij diep water aange-
Te Pigajab ligt de fecsttempel aan de oostzijde bracht, waar des avonds met fakkels gevischt
en heet marim; hij is tevens de verzamelplaats wordt, door de visch, die op het licht afkomt,
der jongelingen, waar zij den nacht verblijven. tusschen de reten der planken met harpoenen te
Hun trommen zijn met zorg bewerkt en de flui- steken.
ten bestaan gewoonlijk uit meerdere bamboe- De huizen op den vasten wal staan ook op
geledingen. palen en verschillen niet van de andere; nabij
Zoowel mannen als vrouwen zijn goed gevormd den ingang is een horde uitgebouwd tot zitplaats
en krachtig ontwikkeld. De eersten zijn niet erg en daaronder een stevig omheinde ruimte, alwaar
behaard en hebben het haar in tressen van ± 4 de lijken der afgestorvenen worden begraven.
decimeter saamgebonden, het achtereinde iir den Aan het oostelijk einde ligt de tempel, hier
nek hangende en met bosjes van Casuaris-veêrcn kanewa milé geheeten, in zee gebouwd op
versierd; verder een breeden grooten neus en ± 10 voet hooge stijlen, waartoe een kleine vier-
over het geheel een gladde huid, weinig aange- kante opening in den vloer toegang verschaft.
daan door de schubzickte. Litteekcns van brand- De rood en wit beschilderde einden van den nok-
wonden ontbreken geheel en slechts enkelen zijn balk stellen visschen voor, hetgeen doelt op een
getatoueerd; daarentegen schijnt als verfraaiing zinnebeeldige beteekenis van voordeel bij de haaicn-
PAPOEA'S. 219

en schildpadvangst. De kampongs zijn vrij sterk voorraad levensmiddelen, op bamboezen horden


bevolkt met een goedaardig ras van Papoea's, die saamgehoopt.
veel werk maken van het uitrekken der oorlellen, De netst afgewerkte gebouwen, die tevens den
door er telkens een dikkere bamboe intesteken; grootsten omvang hebben, zijn de tempels, onggi,
van daar dat bij velen de oorlel is ingescheurd. met afzonderlijke bestemming voor het vieren dei-
De meesten hebben een grooten dikken baard, feesten voor of na een gelukkige vischvangst
zijn nog al met de schubziekle behept en dragen (meer bijzonder van haaien) en gezamenlijk onder-
een lapje van voren of gaan geheel naakt. nomen strijdtochten. De eerste hebben een zeer
De vrouwen kunnen niet op schoonheid bogen; hoog spits toeloopend dak, met een tjèhè in top
enkelen zijn op het voorhoofd getatoueerd en velen of een torentje van hout en palmbladeren, waar-
scheren het hoofd kaal en besmeren de kruin boven een afbeelding van een visch is bevestigd;
met roode klei. Van jongens en meisjes wordt de laatste zijn veel lager en het dak heeft den
op 4- a sjarigen leeftijd aan weerszijden het vorm eener groote prauw; beiden zijn achtkantig.
haar boven de slapen afgeschoren, zoodat er een Uit de daken steken aan lange staken houten
soort kam of helm in het midden overblijft; figuren van vogels, visschen, salamanders en zelfs
het groeit echter spoedig aan en tegen de man- menschelijke gedaanten ten voeten uit, terwijl de
of huwbaarheid heeft het haar weer zijn gewone omwanding van buiten omhangen is met risten
lengte. Zoowel mannen als vrouwen dragen het gedroogde schildpadtieren en ketens van rotan-
haar kort en daarover pruiken van menschenhaar ringen. Het inwendige vertoont een groote ruimte,
of een soort kap van rotan, om de zonnestralen slechts gedeeltelijk aangevuld met netten voor de
afteweren. Neus-, oor-, pols-, been- en enkelver- jacht op wilde varkens, afbeeldingen van visschen,
siersels verschillen soms met die van elders, andere gereedschap voor het visschen, kleine prauwen,
komen weer overeen; als eigenaardig verdienen ver- wapens en kleedingstukken die tot den krijgsdos
melding vooihoofdsieraden met pitjes van wilde behooren, niet zonder regelmaat hier en daar op-
pisang-vruchten en oorhangers van de sneb van gehangen of nedcrgelegd rond de vuurhaarden,
een jaarvogel. Het borstversicrsel van varkens- alwaar bij feestelijke gelegenheden enkele gerech-
tanden met sagoe-pitjes is geheel gelijk aan dat ten worden bereid. Bijzondere waarde wordt ge-
uit de Humboldtsbaai; evenzoo de steenen bijlen. hecht aan de hier in gebruik zijnde trommen en
Behalve pijlen en boog gebruiken zij als wapen Buiten, deze worden met doeken of bladeren om-
nog dolken, uit scherp toegepunte beenderen van wonden naar buiten gebracht, opdat de vrouwen
den Casuaris vervaardigd. Hun prauwen hebben ze niet zouden zien.
maar één vlerk: voor- en achtersteven zijn zeer De mannen zijn gemeenlijk fiks gebouwd,
eenvoudig bewerkt, maar langs den buitenkant prij- sterk gespierd en zien er Hink uit. Zij zijn vrij
ken stervormigc figuren; hun pagaaien zijn bijna behaard en allen dragen een ringbaard, maar
2 meter lang en kunstig uitgesneden. Als eenig zonder knevel. Ongehuwde jongelingen dragen
muziekinstrument dient de trom. geen baard en, daar bij de kinderen het hoofd-
In het binnenland wonen de Papoea Moki; haar boven de slapen wordt weggeschoren, is bij
deze zijn veel donkerder van huidskleur, bijna volwassenen het haar midden op het hoofd tot
zwart, dragen het haar in tressen en hebben be- een soort helm samengegroeid, waarvan de ach-
halve het neusschelpje houten klosjes met been- terste langere haren met bloemen versierd in den
tjes van vleermuizen in de ooren. nek hangen. Getatoueerd zijn slechts zeer enkelen
e. Van de Papoea's in de lluniboldt- en litteekens van brandwonden ontbreken geheel;
baai zijn de huizen achtzijdig, goed afgewerkt, daarentegen is veler huid door de schubziekte ge-
op groote palen rustende, met een vloer van ste- schonden. Zij gaan geheel naakt of steken de roede
vig bevestigde niboeng-latten en een omwanding in kalebassen, waarin een ovale opening is ge-
van sagoebladnerven, terwijl de hooge daken, aan maakt. Het hoofd bedekken zij dikwerf met rotan
vier hoeken eenigszins afgerond, betrekkelijk ver vlechtwerk en met pruiken; ieder heeft een neus-
over den wand naar beneden afhangen; deze vcrsierscl van bamboe, of van twee aaneenge-
laatsten nog door een galerijtje omgeven, waarop hechte varkenstanden, met de holle zijde naar
stukken van prauwen en brandhout liggen en dat boven gekeerd en de punten tot den buitenoog-
tevens als zitplaats dient. De top der daken wordt hoek reikende. De borst wordt beschermd door
gestoken door de t jèhé, zijnde het onderste deel een hartvormig harnas; om opperarm en pols heb-
met de wortels van een soort Arcca of I'tycho- ben zij breede banden en om zich een woester
sperrrra, waarop zich een gedeelte van den stam voorkomen te geven maken zij het gelaat zwart
verheft, dat zoowat in de gedaante van een men- en besmeren het haar met roode klei.
schclijke figuur is uitgekapl en gedeeltelijk met De vrouwen zijn lang niet zoo leelijk als in
roode aarde bestreken, terwijl op het hoofdge- Westelijk Nieuw-Guinea; het kort afgesneden krul-
deelte een scherf van een aarden pot rust. De lend haar geeft het gelaat eenigszins de uitdruk-
binnenruimte is in een paar vertrekken verdeeld king van een prettig jongensgezicht; in de ooren
en op een paar plaatsen wordt door asch en dragen zij schildpadden ringen, waarvan er tot
steenen de vuurhaard gevormd, waarboven breede tien aan één lel hangen; de meisjes uitgezonderd,
toestellen tot het rooken van visch. Tot de voor- hebben alle vrouwen een stuk boomschors sarongs-
naamste voorwerpen, in deze huizen aanwezig, gewijs om de heupen geslagen; eenige zijn geta-
behooren: tampajans, uit klei vermengd met zand toueerd, maar niet vele.
door vrouwen vervaardigd; veelsoortig aardewerk, Clnder de feestelijkheden noemen we nog die,
van Tanah-Mérah afkomstig; wateremmers, ge- welke plaats hebben bij de bevalling eener
maakt van de bladschecde van den niboeng-palm; vrouw; na een dag of vijf worden dan de familie-
steenen bijlen; hoofdblokken, potlepels; pijlen, leden ten eten genoodigd en steenen bijlen uit-
met veel weerhaken aan de houten punten; bogen, gedeeld. Het begraven geschiedt op den vasten
laschjes en kala-kokers; vischtuig, waaronder algen wal, door het lijk in gestrekte houding in den
en harpoenen; een en ander afgewisseld door een grond te leggen. Bij een dood, die het gevolg is
220 PAPOEA'S. — PARADIJSVOGELS.
van wonden in den strijd bekomen, blijft het lijk dien, aan het licht blootgesteld, langzamerhand
drie dagen boven aarde voordat het begraven geheel hun schoone kleur verliezen. Volgens zeg-
wordt en viert men feest in den tempel. gen der inlanders hadden deze vogels geen poo-
Litteratuur: Nieuw-Guinea in 1858, ethnogra- ten en moesten dus steeds blijven rondvliegen;
phisch en natuurkundig onderzocht en beschreven men beschouwde hen dus als ongewone wezens,
door eene Nederlandsch-lndischc Commissie aan die hun rustplaats in het Paradijs moesten hebben,
boord van Z. M. Etna, Amsterdam 1862; P. J. vanwaar de naam Pa rad ijsvogels; Linnacus
B. C. Robidé van der Aa, Reizen naar Neder- beschreef nog eene soort, die hij met het oog
landseh Nieuw-Guinea, ondernomen op last der op deze eigenaardigheid, Paradisca apoda, „poot-
Regeering van Ned.-Indië in de jaren 1871, 1872 looze Paradijsvogel", noemde. Toen men later be-
en 1875—1876 door de heeren P. Van der Crab merkte, dat vogels met vleugels en poolen voor-
en J. E. Teysmann, J. G. Coorengel en A. J. zien meer waarde vertegenwoordigden, kwam het
Langcvcldt van Ilcmert en P. Swaan, met geschied- bedrog aan het licht en liet men de pooten aan
en aardrijkskundige inlichtingen, 's Gravenhage de huid; een feit is het dat de oudste Museum-
1879; C. B. H. Von Rosenberg, Reistochten naai- exemplaren valsche pooten hebben, meestal van
de Geelvinkbaai in de jaren 1869 en 1870, 's Gra- Kraaivogels. De hooge prijzen, die in den handel
venhage 1875; Dr. A. B. Meyer, Auszüge aus voor Paradijsvogelvcderen gemaakt werden, wekten
den auf einer Neu-Guinea Reise im Jahre 1873 verzamellust en het gevolg is, dat er steeds meer-
geführten Tagebiichern, als Erlauterung zu der dere nieuwe en ongedacht vreemd versierde en
Kuste der Geelvink-Bai und des Maccluer-Golfes, gekleurde vormen uil het binnenland van Nieuw-
Dresden 1875; L. M. d'Albertis, La Nouvelle Guinea te voorschijn kwamen, zoodat men thans
Guinee, traduction de F. Bernard, Faris 1883; het aantal beschreven soorten op een 100-tal kan
Dr. O. Finsch, Samoafahrten, Leipzig 1888; Feest- stellen; er is gegronde reden voor het vermoeden,
uilgavc van het Koninklijk Instituut te 's Graven- dat de thans nog voor blanken — soms zelfs
hage, bevattende de rapporten der reizen van voor kustbewoners — ontoegankelijke bergen in
J. Van Oldenborgh in 1879, 1880 en 1881, van het binnenland een aantal verrassende vormen
11. J. Monod de Froideville en Jhr. Th. G. V. verborgen houden. Nieuw-Guinea is het eigenlijk
Boreel in 1882; verder meerdere deelen van het vaderland der Paradijsvogels, verder komen zij
Tijdschrift van hel Bataviaasch Genootschap van voor op de eilanden ten Oosten van Celebes, met
Kunsten en Wetenschappen, van de Bijdragen name Ilalmahéra, de eilanden tusschen llalmahéra
van het Koninklijk Instituut, van De Indische en N.-Guinea, om op de Aroe-eilanden en Australië
Gids, van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijks- te eindigen. Men onderscheidt twee hoofdtypen,
kundig Genootschap, van het Natuurkundig Tijd- nl. de Epimachinae met verlengden slanken snavel
schrift voor Nederlandsch-Indië, van de Nuova en de Paradiseinae met korten steviger gebouw-
Antologia di scienze cd artz, van Le Tour du den snavel. Van de Epimachidae noemen wij:
Monde en van het Anthropological Institute. Epimachus speciosus van Nieuw-Guinea, versierd
Van de talen is alleen het Nofoersch (Zie aldaar) met een staart van verlengde vederen, waarvan
meer dan oppervlakkig bekend. Woordenlijsten de twee langsten 75 centimeter meten, de borst
van Papoesche talen komen voor in verschillende, voorzien met een fluweelachtig zacht schild waaruit
ook Duitsche tijdschriften. Over de taal der Jo- ter weerszijden sikkelvormige vederen te voorschijn
tafa's aan de Humboldtbaai vindt men gegevens komen, die eindigen in een breeden rand van
in een opstel van Prof. Kern, Bijdr. t. t. 1. en paars en blauw en groen; de zijden van den rug
vlk. VI" volgr. Dl. Vil, bl. 139 vlg. vertoonen verlengde op zij uit hangende vederen,
PAPOEA-NOOT. Zie NOTENMUSKAAT, Dl. de buitenste breed getopt met metallisch glin-
111, bl. 38. sterend bronsgroen; de twee langste staartvederen
PAPOKOER. Alf. Amb. Zie TJAMPAKA. zijn staalblauw gekleurd; de verlengde snavel
PAPRIKA. Zie TJABÉ. slank en gebogen. Ptilorhis magtiifica met een
PARADISEA. AVES. PASSERIFORMES, driehoekig borstschild van kleine als schubben
PASSERES, Paradiscidae, Paradiseinae. Zie uitziende vederen, blauw-groen schitterend, pur-
ATOEDA en PARADIJSVOGEI.S. perkleurig bij andere verlichting; mantel als het
PARADOXURUS. MAMMALIA, CARNIVO- ware van zacht zwart glinsterend zijdeachtig flu-
RA, FERAE, Viverridae. Zie LOEWAK. weel; purperen verlengde pluimen langs de lichaams-
PARADOXURUS DERBIANUS en ZEBRA. zijden; staart kort als 't ware vlak afgesneden, de
Zie CIVETKAT. twee middelste vederen schitterend groen; de lange
PARADIJSVOGELS. In het algemeen denkt snavel zwak gebogen. Sclcucides niger evenals de
men bij het noemen van den naam „Paradijsvogel" laatstgenoemde soort van Nieuw-Guinea heeft daar-
aan die prachtige vogelhuiden versierd met heer- entegen den langen snavel steviger gebouwd en
lijk gekleurde bundels zijvederen. Deze sedert de bijna recht; bundels zuiver witte vederen komen
tweede helft der zestiende eeuw ingevoerde vogels van onder de vleugels te voorschijn, waarvan een
waren verminkt door de inboorlingen van Nieuw- zestal uitloopt in zeer lange zwart gekleurde schach-
Guinea; de Papoea's toch schoten die vogels met ten, met een zeer elegante bocht naar buiten
pijlen, verwijderden daarna de romp met de poo- gebogen; hals en borst met fluwcelzachte diep
ten, meestal ook de vleugels evenals het vleesch zwarte vederen, aan hun einde, waar zij de basis
van den kop; deze aldus verminkte huiden werden der eerstgenoemde witte vederen bedekken, ge-
strak aangebonden rondom een stokje, en voor het rand en getopt met helder metallisch schitterend
vuur gedroogd; aldus kwamen zij in den handel. smaragdgroen; mantel zwart met groenen weer-
Als eene eigenaardigheid zij terloops opgemerkt, schijn; vleugels voor 't grootste gedeelte vurig
dat bij zulke huiden de schitterende zij vederen purperkleurig. Tot de kortsnaveligen der Para-
steeds frisch en goed gekleurd blijven, beter dan diseinae behooren onder anderen: Astrapia nigra
men ze conservecren kan volgens de tegenwoordig van Nieuw-Guinea met een staart zoolang onge-
gebruikelijke behandeling, welke huiden boven- veer als bij Epimachus speciosus, doch kopvederen
PARADIJSVOGELS. 221

lluweclachtig zwart met staalblauwen glans; vede- sierd met twee verlengde smalle vederen, ter weers-
ren van achterkop en nek breeduitloopcnd, goud- zijden in een krul uitstaande. Oranje, okergeel en
kleurig groen; terzijden van den kop een sterken zwart zijn de kleuren van Xanthomelas aurcus,
bundel fluweelen vederen breed naar achteren ge- slechts op Nieuw-Guinea gevonden. Kop bovenop
richt; vederen van hals en keel staalklcurig zwart prachtig oranjerood met een dito kuif in den nek,
omzoomd door een prachtigen schitterend goud- een groot rugschild van die zelfde schitterende
koperen band, die naar boven doorloopt tot achter kleur; schoudervederen, rug en andere boven- en
het oog; buik rijk dof grasgroen, de zijvederen onderdeden oranje-geel-okcr, aan borst en boyen-
getopt met smaragdgroen. Parotia sexpennis mede buik meer met oranje; hals en wangen even als
uitsluitend van Nieuw-Guinea, heeft een zuiver wit staart zwart. De echte Paradisea's zijn overbe-
schild van tusschen de oogen naar voren gericht, op- kend, zij behoeven geen nadere beschrijving; we
vallend contrasteerend met den donker gekleurden herinneren slechts P. apoda, met zijpluimen van
kop; boven achter de oogen ter weerszijden drie heldergeel overgaande in chocoladebruin, dicht
zeer verlengde naar achteren en op zijde gerichte gezette heerlijk verlengde vederen, die het geliefde
vederschachten eindigend in een donker gekleurd damesornament zijn; deze vogel komt van de
plaatje, een aantal korte haarvedcren aan de basis Aroe-eilanden; P. sanguinca van Waaigeou, Ge-
van deze verlengde ornamenten; 't borstschild be- mien en Batanta heeft die bundels praclitpluinicn
staat uitkleine verguld koperkleurige schubvedcren, helder karmozijn grijswit getipt, terwijl P. minor
staalgroen schitterend, met blauw en purper, ieder die versiersels schitterend geel gekleurd heeft voor
schubje met een zwart hart. Nog prachtiger is de benedcnhclft, en de boyenhelft van iedere veder
Parotia Carolae uitgedost, even als de vorige te wit is; deze vogel wordt gevonden op Nieuw-Guinea
kennen aan de verlengde kopornamenten, ook wit en naburige eilanden. Tot besluit nemen wij den
boven op den kop, doch terwijl bij sexpennis dit kleinsten Paradijsvogel, doch daarom niet minder
wit een vlek van vederen vormt die naar voren schitterenden Cicinnurus regius van Nieuw-Guinea,
overeind gebogen kunnen worden, hebben deze Salawati, de Aroe-eilanden, Misool en Jobi; boven-
witte vederen bij carolae een gansch andere be- deden heerlijk metaal glinsterend karmozijn met
stemming, zij kunnen namelijk uit elkander ge- oranje weerschijn, speciaal boven op den kop;
bogen worden, waardoor middenin een witte paarl boven ieder oog een kleine donkere vlek bestaande
te voorschijn komt, liggende als het ware in een uit groen fluweelachtige vederen; hals en borst
bed van schitterend purper-violetzwart, door een rijk purper karmozijn, getipt met dof oranje, waar-
witten rand omzoomd, prachtig uitkomend tegen door een dwarsband ontstaat; onder dezen laatsten
een goudkleurige kopplaat, waarachter zich op een tweede brecdere dwarsband van rijk metaal-
het achterhoofd een kam verheft bestaande uit glinsterend groen; ter weerszijden van de borst
rijen glanzende schubvedcren, de voorsten groen, ontspringt een bundel verlengde pluimen, asch-
de achtersten blauw-violet; zijvederen langs borst grauw gekleurd, gerand met mctaalgroen, dat van
talrijk en lang, de boyensten wit, de anderen van het grijs gescheiden is door twee bandjes, een van
kastanjebruin langzaam naar beneden toe over- lcdcrklcur en een van roodachtig bruin; buik en
gaande in zwart. De meest zonderling versierde andere onderdeden zuiver wit; uit den met asch-
van alle vogels is Pteridophora Alberti ook in grauw karmozijn gekleurden korten staart ontsprin-
Wcst-Nieuw-Guinea gevonden; deze vogel heeft gen twee verlengde vederen als naar buitenwaarts
namelijk als kopversicring achter ieder oog één gebogen draden, die eindigen in een gedraaide
verlengde vederschacht, lang 35 cm., deze draagt schijf van fraai metaalgroen. In bovenstaande be-
een groot aantal perkamentachtige vaantjes of schrijvingen is steeds slechts sprake geweest van
lapjes, naar de spits van den schacht steeds kleiner het volwassen kleed van het mannetje; de wijfjes
wordend, de kleur van deze lapjes is een „ver- zijn als regel buitengewoon eenvoudig gekleed,
geetmeniet"-blauw, van onderen glanzend donker- wat vooral treft bij deze zoo overdreven met goud
bruin; elk lapje is fijn behaard langs den achter- en diamanten getooide mannetjes. Hoewel het te
rand; deze zonderlinge schacht is met een wijden betreuren is, is het tegelijk begrijpelijk dat juist
boog naar achteren gericht. Met een lichtgelen deze vcdcrcnpracht de mannetjes maakt tot een
opstaanden kam is de nek versierd bij Diphyllo- gezocht handelsartikel; wanneer de mensch niet
des magnifica van Nieuw-Guinea en Misool; deze verstandig genoeg wordt om in te zien welke
kam eindigt rechts en links in een bundel langere moorden gepleegd worden voor zijn pronk en
bruin gekleurde pluimen, hier en daar oranjekleu- praal, zullen deze ornamenten der schepping weldra
rig; rugvederen metaalkleurig kastanjebruin; boyen- uitgeroeid zijn, tenzij er door streng toegepaste
vederen der vleugels hel oker geel; langs den wetten aan die moorden een grens gesteld wordt.
middenhals loopt een schitterend gekleurde sma- Van levenswijze en voedsel valt weinig mede-
ragdgroene streep; uit den korten staart komen twee tedeelen, aangezien de Paradijsvogels zelden door
zeer lange schachten ieder voor zich in een cirkel blanken in hun doen en laten bespied zijn en
gebogen en metaalachtig glinsterend, deze schach- omdat verreweg de meeste soorten door inboor-
ten zijn aan den buitenkant fijn en kort behaard; lingen gevangen of geschoten worden. Uit hunne
buikzij de van 't lichaam rijk groen gekleurd, met maagrestes en het voedsel dat de weinige exem-
metaalglanzende buitenranden. Schlcgclia Wilsoni plaren tot nu in gevangen staat levende tot zich
van Waaigeou en Batanta behoort tot de klein- nemen, besluit men dat dit bestaat uit vruchten,
sten der Paradijsvogels; de kleurverdecling is als bloemenhonig en insecten. De mannetjes zijn bui-
volgt: bovenkop helderblauw, in regelmatige figu- tengewoon ijdel: zij schijnen werkelijk te weten
ren gedeeld door zwarte strepen; dergelijke zwarte hoe fraai zij zijn uitgedost niet alleen maar ver-
smalle banden omranden de zeer contrasteerende heugen er zich klaarblijkelijk over; zij vermijden
kleuren van de rugzijde, nl. vooraan helder geel, den feilen zonneschijn en komen slechts om te
daarna een veld helder vermiljoen, boyenvleugels drinken op den grond ook al om hunne pracht-
iets lichter; op de borst een schild van een metaal- klccdij niet te bevuilen; wanneer zij niet eten,
glinsterend grasgroen; staart kort afgesneden, ver- zijn ze steeds bezig met zich schoon te maken,
222 PARADIJSVOGELS. — PARIGI.
ieder veertje wordt zorgvuldig door den snavel men er ingravingen verricht, maar in 1731, tien
getrokken, vleugels en versierende ornamenten jaren nadat de eerste „stuxkens Ertz" te voor-
worden voordurend uitgespreid en in volle pracht schijn waren gebracht, is dat werk gestaakt. Zie
vertoond, en met innige bewondering door den Fokkcns, Goud- en Zilvermijnen op Java, 1886.
pronklievenden bezitter beschouwd en aan alle PARANG. District van de contróle-afdeeling,
zijden met verrukking bekeken; dansende spron- het regentschap en de afdeeling Magetan, resi-
gen worden uitgevoerd, tonen van blijdschap en dentie Madioen; met eene oppervlakte van 19.294,8
tevredenheid worden uitgestooten; kortom als de hectaren. Het district telt 34 desa's.
meest behaagzieke onder de schoonc vrouwen wijdt PARANG. Naam in Palembang en Djambi. op
deze vogel al zijn vrijen tijd aan zijn toilet. De Riouw en Banka, aan Wolf- II ar in gen, Chi-
mannetjes schijnen te beseffen, dat de mensch op rocenlrus-soorten, gegeven.
hun tooi verzot is en mijden derhalve den jager. PARANG-PARANG. Mal. Zie TJARTOE.
De inboorlingen beloeren deze vogels in de boo- PARAPATAN-GESTICHT. Zie LIEFDADIG-
men, waar zij zich doodstil houden; zij schieten HEIDS-INSTELLINGEN, Dl. 11, bl. 410.
ze met stompe pijlen, waardoor de vogel bedwelmd, PARA-RUBBER. Engelschc naam van Hevea
niet dood naar beneden valt; zij worden dan of (Dl. 11, bl. 40). Zie voor de cultuur van dezen
levend verkocht of levend gehouden totdat ze belangrijken caoutchouc-boom: Teysmannia 1898,
sterven, waarna de vogel dan in vaak putriden bl. 145.
staat den blanken verzamelaar ter hand gesteld PARASIETEN. Zie WOEKER-DIEREN en
wordt. Sedert in het groot verzameld wordt voor WOEKER-PLANTEN.
den handel gebruiken de inlanders moderne moord- PARAWATA. Bokt. Zie BAMBOE.
tuigen. PARE. Jav. Zie PAPARÉ, PARIJA en TJA-
In sommige streken behooren de paradijsvogels RIOE.
tot de dingen die als belasting worden opge- PAREE, PARE, PAREH of PARI. (IKAN)
bracht ; aldus leveren b. v. de bewoners van Moeka Collectiefnaam voor Roggen, Trygon-, Mylio-

paradijsvogels, karet of sago. ,


op Waigéoe, onder het bestuur van den Sultan
van Tidore, dezen jaarlijks eene schatting van

De handel in huiden van paradijsvogels is in


balis- en Rkiiiobatis-soorten, op Sumatra, Banka,
Billiton, Borneo, Java, Madoera en Timor.
PAREMPASA. Mak. Zie GANDAROESA.
PAREPA. ALF. Men. Zie PEDADA.
het Oosten niet onbelangrijk, sedert bijna twee PARE PARE. Een landschapje, gew ilijk Si
en een halve eeuw strekken de gedroogde huiden Pare Taré genoemd, behoorende tot de afdeeling
van de zoogenaamde apoda tot een artikel van Batoe Bahra van de residentie Oostkust van Su-
uitvoer; de hoofden der dorpen aan de kust koo- matra, bestuurd door een Radja en begrensd dooi-
pen de huiden van de bergbewoners en verkoo- de landschapjes Tandjong en Pagocrawan, zoo-
pen ze weder aan de Boegmeezen die hen op de mede door het Bataksche landschap Panei.
kustvaart bezoeken. Op enkele plaatsen zooals Litteratuur: Zie het artikel PERBAOENGAN.
Doreh zijn de inlanders niet gewoon de vogels PARE PARE. Een goed bevolkte kampong
te vangen; hetgeen men daar vindt wordt aan- en na Makasser de belangrijkste handelsplaats ter
gebracht van Ambarbaki, 100 paal westwaarts. Westkust van Celebes, gelegen aan de gelijkna-
Te Ternate bestaat een uitgebreide handel in mige baai nret veilige ankerplaats, welke maan-
vogelhuiden. De Ned. Nieuw-Guinea Handelmaat- delijks door een stoomer van de Kon. Paketvaart
schappij, voorheen C. W. R. van Renesse van Maatschappij op haar reis naar Koetei heen en
Duyvenbode, die te Amsterdam, Parijs en Ternate terug bezocht wordt. Die kampong met het om-
vestigingen heeft, zendt hare jagers uit naar Nieuw- liggende land werd in 1824 door den Vorst van
Guinea en verscheept van Ternate kisten met Sidenreng in eigendom afgestaan aan het N.-L
vogelhuiden naar Parijs. Gouvernement, dat echter om politieke redenen
De Javaansche naam manoek dewata, de nimmer bezit nam van dit gebied, en het tot nu
Maleische boeweng dewata, godenvogels, dui- toe in bewaring gaf aan voornoemden inlandschen
den op hun uiterlijk schoon. De Ternataansche bestuurder, schoon het Makasser een scherpe con-
naam is sof o, vanwaar de namen boer o eng currentie aandoet door haar handelswaren, w. o.
sopo, sopan, soepan, sepeh soffoe af- vroeger ook geweren en ammunitie, grootendeels
komstig zijn. rechtstreeks van Singapore te betrekken. De han-
PARAGUAY THEE. De gedroogde en fijn- del is in handen van Boegmeezen en Arabieren,
gewreven bladen van Ilex pnrnguayensis St. HU., en het belangrijkste uitvoerproduct koffie.
een hulst-soort van Z.-Amerika. Zij zijn daar als Litteratuur: Zie de acte van den Vorst van
Ycrba maté de gewone thee en het verbruik dezer Sidenreng, dd. 28 Oct. 1886, Bijlagen van de
maté bedraagt per jaar 30 millioen kg. In de Handelingen der Staten-Generaal 1888—89.
laatste jaren begint men maté, die eveneens I a PARIGI. Dit landschap, eigenlijk I'ahigi ge-
2 °/ 0 caffeïne (= the'r'ne), maar minder looizuur naamd, ligl aan den Westelijken kant van de golf
dan gewone thee bevat, ook in Europa te ge- van Tomini, en strekt zich uit van Amfibaboe
bruiken. Wellicht voor Indië eene cultuurplant Noordwaarts tot Tobinoto. Het is door een moeie-
der toekomst. lijk begaanbaren weg verbonden met het op de
PARAMBANAN. Zie PRAMBANAN. N.kust van Celebes gelegen landschap Palos, langs
PARAMPOEAN-LAUT. Zie DOEJONG. welken de handelsgoederen grootendeels vervoerd
PARANG. Steile, uit eruptiefgestcenten be- worden. Met Moeton, Saoesoe, Poso, Todjo en
staande top in 't Zuiden der residentie Krawang, de eilanden in de Tominibaai, w. o. de Togcan-
nabij den oostclijkcn oever der Tji Taroem, 930 of Schildpad-eilanden, vormt het de onderafdeeling
meter hoog. Aan de hellingen van dezen berg Tominibocht (Poso) van de ass.-res. Gorontalo.
liggen pyriethoudende klei- en kiezelleien; de De bevolking wordt geschat op _; 9000 zielen.
pyrieten bevatten goud, maar volgens Verbeek in Het wordt bestuurd door een vorst met den
uiterst geringe hoeveelheid. In de iße eeuw heeft titel van Magaoe, wiens geslacht van Mandar af-
PARIGI. — PARTICULIERE LANDERIJEN. 223

stamt, bijgestaan door vier rijksgrooten: de Djoe- secretaris van de Hooge regeering (1741), eerste
goegoc of rijksbestuurder, de Hoekoemi, de Ka- secretaris (1747) en in hetzelfde jaar Raad extra-
pitan Laut en de Galar. Voorheen hadden de ordinair, daarna Raad ordinair (1751), en president
vorsten van Parigi een overwegenden invloed in van het college van heemraden (1752). In 1753
de Baai van Tomini, en maakten zij ook aanspraak werd hij gedesigneerd tot commissaris van Ban-
op Saoesoe en Poso, doch tegenwoordig is hun tam; in 1755 benoemd tot eersten raad en direc-
gezag tot bovengenoemde grenzen beperkt. De teur-generaal en 15 Mei 1 761 tot Gouv.-Gen. aan-
verhouding van het N.-L Gouvernement tot dit gesteld. Hij overleed 28 Dec. 1775 te Weltevreden.
landschap is door een contract van 1863 gere- Tijdens zijn bestuur werd de vorst van Candia
geld. Het Rotterdamsche Zendelinggenootschap op Ceylon onderworpen en Siak veroverd en wer-
is thans in de onderafdeeling Tominibocht (Poso) den contracten gesloten met Bima, Soembawa,
werkzaam. Dompo, Tambora, Sangar en Papckat.
Het eigenlijke Parigi, waar de vorst woont, PARTICULIERE LANDERIJEN. Aldus wor-
ligt niet aan het strand, maar 5 palen binnen- den de soms zeer uitgestrekte landen genoemd
waarts. De voortbrengselen van het landschap zijn welke door de Compagnie en de haar opvolgende
rijst, maïs, boschproducten, paarden en buffels; besturen aan private personen vervreemd zijn:
de handel geschiedt hoofdzakelijk met Boegmeez- aan dezen zijn belangrijke rechten tegenover de
en en Chineezen die van Makasser en Goron- op die landen gevestigde opgezetencn toegekend.
talo uit een belangrijken handel in de Tomini- Gewoonlijk wordt, wat Java betreft, onderscheid
bocht drijven. gemaakt tusschen de particuliere landerijen be-
Litteratuur: Zie De vestiging der Mandaren wcstcn de rivier de Tji-manock en de overige
in de Tominilandcn door J. G. F. Riedel, 'T. Bat. landen, omdat de eerstgenoemden in 1836 aan
1
Gen. deel XIX, 6 -' Serie, deel I; Overzichtskaart een bijzonder reglement zijn onderworpen, dat
der zelfbesturende rijkjes rond de Tominibocht voor de anderen niet geldt.
door G. W. W. C. baron van Hoëvell, T. Aardr. Reeds spoedig na de verovering van Jacatra
tien. 2e Serie, deel X. werden door Cocn gronden bij Batavia in leen
PARIGI. District van de gelijknamige contróle- of in gebruik uitgegeven; volgens eene mededec-
afdeeling, regentschap en afdecling Soekapoera, ling van J. Facs (zie zijne Geschiedenis particu-
residentie Preanger regentschappen; met eene lier landbezit op West-Java, Bat. 1893, bl. ix)
oppervlakte van 20.962,17 hectaren. liet district gaf een plakaat van 1 April 1627 de bezitters
telt 9 desa's. dier leenen het recht ter vervanging hunner leen-
PARIJA. Soend., Mak., Boeg. en Alf. Men. brieven behoorlijke eigendomsbewijzen te beko-
Zie PAPARÉ. men; de eerste acte van eigendomstoekenning is
PARIJO. Menangk. Zie PAPARÉ. van 8 April 1639. Daar het belang der veilig-
PARIPOEFOE. Engg. Zie MEDANG. heid van de omstreken van Batavia medebracht
PARIRA. Bat. Zie PETË. de uitgifte van gronden te bevorderen, werden zij
PARITAN. Amb. Aroe. Zie SIRIH. aanvankelijk geschonken of om niet uitgegeven;
PARITI. Hoofdplaats van de ondcrafdeeling de resolutie van 15 Febr. 1686 (ibid. bl. 70) be-
Amfoeang der tot de gelijknamige residentie be- paalde echter, dat geene landen meer om niet,
hoorende afdeeling Timor, gelegen in de Baai doch alleen tegen taxatie of bij openbaren ver-
van Koepang, tevens standplaats van den post- koop in eigendom zouden worden afgestaan. Voor
houdcr. De bewoners zijn nagenoeg allen van het eerst werd bij acte van 15 Febr. 1686 een
Roti afkomstig. stuk grond tegen taxatie in vollen eigendom afge-
PARKIA. Zie PETË. staan, en ook daarna werden in den regel de in
PAROENG. District van de contróle-afdeeling eigendom uitgegeven landen verkocht, hetzij bij
Mangoenredja, regentschap Soekapoera, afdeeling taxatie, hetzij bij openbaren verkoop. Op landen
Soekapoerakolot, residentie Preanger regentschap- van groote uitgestrektheid werd die regel steeds
pen; met eene oppervlakte van 24.817,01 hecta- toegepast ; verscheidene kleine landen zijn echter
ren. Het district telt II desa's. nog nu en dan bij wege van donatie aan ml.
PAROENG. District van de contróle-afdeeling hoofden afgestaan. Tijdens de Compagnie wer-
en afdeeling Buitenzorg, residentie Batavia; met den o. a. vervreemd de landen Seringsing en Depok
eene oppervlakte van 40.815,62 hectaren. Het (zie DEPOK) aan den Raad van Indië Chastelein,
district telt 80 desa's of kampongs. en het land Bogor (Buitenzorg), dat bij resolutie
PAROENGKOEDJANG. District van de con- van 10 Aug. 1745 aan den Gouv.-Gen. Van Imhoff
tróle-afdeeling Lcbak-kidoel, regentschap en af- als eene bezitting in officio voor hem en zijne
deeling Lebak, residentie Bantam; met eene op- opvolgers werd afgestaan. De laatste maatregel
pervlakte van 66.697,6 hectaren. Het district telt droeg de goedkeuring der HH. XVII niet weg,
43 desa's. doch hunne beslissing kwam eerst na het over-
PAROTIA. AVES, PASSERIFORMES, PAS- lijden van Van Imhoff in Indië en alsnu werd
SERES, Pamdiseidae, Paradiseinae. Zie CORANA. het land bij resolutie van 7 Juni 1751 aan den
PARRA. AVES, GRALLAE, Parridne, Par- Gouv.-Gen. Mossel en zijne erfgenamen in eigen-
riuae. Zie PICHISAN. dom afgestaan. Sedert werd Buitenzorg echter aan
PARRA. (PETRUS ALBERTUS VAN DER) eiken nieuwen landvoogd overgedragen, zoodat
Geb. Ie Colombo (Ceylon) 29 Sept. 1714 uit het zelfs onder Alting in 1780 werd aangenomen dat
huwelijk van C. Van der Parra, secretaris van het het „als een apanagie aan Zijne Edelheids suc-
Gouv. van Ceylon, en G. S. Spannyt. In 1728 cesseurs in officio tegen een zekere bepaalde prijs
als soldaat „van de penne" in Comp. dienst ge- diend over te gaan" (Ind. plakaatboek, X, bl. 451),
treden, klom hij op tot assistent (1731), boek- totdat Daendels, tegen teruggave van Weltevreden
houder (1732), onderkoopman, tevens collationist en de betaling van een geringen koopprijs Bui-
en boekhouder ter generale secretarie te Batavia tenzorg in beschikbaar eigendom verkreeg en het
(1736), koopman en geheimsehrijver (1739), tweede daarop met groote winst in perceelen verkocht.
224 PARTICULIERE LANDERIJEN.

Probolinggo en Besoeki, door dezen Gouv.-Gen. het volk geheven dan de zoodanige die uit de
voor 's lands rekening vervreemd, werden door voortbrengselen van den grond of wel van de
Rallies weder ingekocht, die echter andere aanzien- huur van huizen of gebouwen voortspruiten en
lijke landen in Krawang, Cheribon, de Preanger, bestaanbaar zijn met de wetten en gevestigde ge-
Semarang en Soerabaja afstond, waaronder het
bekende landgoed Soekaboemi, dat onder het be-
bruiken des lands. — Tegenover de boven ver-
melde meening van Faes staat echter de ziens-
stuur van Van der Capellen door de Regeering wijze van anderen, die van oordeel zijn dat in
werd teruggekocht. Daarna zijn nog de Tjikandi- West-Java zich bij de bevolking het bewustzijn


landen (Bantam) in 1828 en 1829 verkocht. Zie van een zakelijk gebruiksrecht op den grond had
J. Faes, Geschiedenis der Tjikandi-landen, Bat. ontwikkeld en dat de Compagnie, die geene
1895 en de daar en in zijn vroeger aangehaald meerdere of andere rechten kon overdragen, dan
werk vermelde litteratuur. de vorsten, in wier plaats zij getreden was, be-
Zij, die deze landen van de Regeering verkre-
gen, oefenden belangrijke rechten uit tegenover
zaten, — bij den landverkoop die gebruiksrech-
ten der bevolking, ook zonder uitdrukkelijke ver-
de bevolking, op die landen gevestigd en die klaring van zelf moest reserveeren; 't geen natuur-
aldaar gronden in gebruik had. Naar de meening lijk niet gold voor onbebouwden of door eene
van Faes stonden tegenover het volle eigendoms- vlottende bevolking bewoonden grond, zooals de
recht van den eigenaar geene erfelijke bezitsrech- meerderheid der vervreemde perceelen was. Zie
ten der opgezetenen en had de eigenaar, enkele L. W. C. v. d. Berg, Bijdr. t. t. 1. en vlk. V*
uitzonderingen daargelaten, de bevoegdheid om volgr. 111, bl. 169.
van hen zonder beperking diensten en opbreng- Was, in de meeste landen, de macht der land-
sten te vorderen; de diensten, gevergd voor het hecren groot tegenover de opgezetenen, zoo trad
gebruik van den grond of voor het recht, daarop toch de Regeering meermalen tusschenbeide, wan-
te wonen, waren volgens hem gegrond op het neer zij daarvan een te grof misbruik maakten.
privaat recht van den eigenaar om daarvoor zoo- Zoo werd bij de instructie voor den adjunct ge-
danige bedingen te maken als hij goedvond. In- committeerde tot en over de zaken van den in-
derdaad kunnen er geene wettelijke bepalingen lander van 21 Febr. 1806 (Plakaatboek XIV, bl.
worden aangehaald, waaruit blijken kan, dat een 281) gelast op „gewcctenloose landeigenaren, welke
maximum van heffingen en diensten tijdens de zich, den welvaart der arme in- en opgezetenen
Compagnie voor die landen werd vastgesteld. niet bekreunende, hun het knellend juk eener
Weliswaar spreekt Daendels in zijn „schriftuur", nooit verzadigde hebzucht zonder mededoogen doen
behandeld in de Vergadering der Hooge Regee-
ring van 3 Maart 1809 (Plakaatboek XV, bl. 538)
gevoelen .... een zeer nauwkeurig en toeziend
oog te houden en, bij bevinding, dat zij zich aan
van een wet, waarbij het aan alle landeigenaren een onbillijke behandeling hunner onderhoorigen
in de Bataviasche ommelanden verboden zou zijn schuldig maaken, daarvan zonder eenige conside-
meer dan een tiende gedeelte van het product ratie aan deze regeering kennis te geven en te
hunner landen van dcrzelver opgezetenen te be- bepaalcn, dat daarin als dan zal worden voorzien
dingen, — maar zoodanige wet schijnt nooit te
hebben bestaan. In een stuk van 27 Nov. 1807
door hunne landerijen ten hunne profijte bij open-
bare vendutie te verkoopen". Bij het bovenver-
(Plakaatboek XIV, bl. 536) wordt zelfs uitdrukke- melde stuk van 27 Nov. 1807 werd aan een land-
lijk geconstateerd, dat er geen vast tarief voor de eigenaar uitdrukkelijk verboden den kooper van
helling der landhuur bepaald is, terwijl het voor- zijne landerijen „door eenige voorwaarde te restrin-
schrift, door Daendels bij den verkoop van Bui- geren om in het heffen der huur een bepaling te
tenzorg gegeven, — dat de opgezetenen niet meer
dan V5van het gewas aan den landheer moesten
volgen, waarnaar het reeds gebleken is, dat de
ingezetenen der gemelde landen zig niet willen
opbrengen en bij voldoening hunner verplichting schikken en dewelke door een locaal onderzoek
jegens den landeigenaar in het bezit gelaten wer- ook te beswarend is geoordeeld". In 1817 (St.
den der door hen zelvcn aangelegde sawah's, — als
een vrijwillige schikking tusschen landeigenaar en
n°. 43) kende de Regeering zich zelfs het recht
toe voor de „Crawanger, Preanger en bijgelegene
opgezetenen beschouwd werd, die ook door de districten te bepalen dat geen der daar gelegen
landeigenaren in de Bataviasche ommelanden ge- landerijen meer dan 20 ten 100 van de padi-
volgd werd. In zijne publicatie van 13 Maart 1809, inzaam van de inlanders op dezelve wonende, zal
uitgevaardigd om de bovenbedoelde, waarschijnlijk mogen worden ingevorderd, noch door hen be-
nimmer bestaande wet intetrekken, bevrijdde hij taald".
de landeigenaren in de Bataviasche ommelanden Natuurlijk was de toestand der opgezetenen op
ten opzichte van het recht tot heffing van een de landerijen verschillend naarmate van het karak-
gedeelte van de voortbrengselen der door de op- ter van den landheer, die zulke groote rechten
gezetenen gebruikte landen van restrictiën en be- tegenover hen kon uitoefenen, en van de agenten
palingen: zooals hij beweerde omdat door het die hij gebruikte. Op verscheidene dier landen
bepalen van een maximum dier heffingen „aan was hij zeker diep ellendig. Zoo wordt in het
de aangeboren traagheid en ijverloosheid van de rapport der Staatscommissie van 31 Aug. 1803
Javaansche opgezetenen en gebruikers dezer landen (Mijer, Verzameling van instructiën enz. bl. 186)
een nieuw voedsel wordt gegeven", en „de alge- gesproken van de onzekerheid van het lot en de
meene industrie veragterd en de landbouw onder- bezittingen der gemeene Javanen op de uitge-
houden in dien staat van kwijning en stagnatie, strekte landgoederen in de Bat. ommelanden, waar-
waarin dezelve zich nog bevindt". De verkoop door dezelve gedurig aan de knevelarijen en mis-
van de landen door Raflles, zoowel bewesten als handelingen van sommige baatzuchtige landeige-
beoosten de Tji manock, geschiedde onder de voor- naren waren blootgesteld, en maakt de aangehaalde
waarde, dat geene heerendiensten van de op die instructie van 1806 gewag van goede, vreedzame
landerijen wonende lieden zouden worden gevor- ingezetenen, die moede van de willekeur der land-
derd, noch eenige betalingen of inkomsten van eigenaren „zich aan dezelve onttrekken, verhuizen
PARTICULIERE LANDERIJEN. 225

en in de bovenlanden gaan rondzwerven om het ontginnen en bebouwen van gronden en in het


brood voor hen en hun kroost met rooven en algemeen alle ondernemingen welke de landeige-
moorden te verkrijgen". Ongeregeldheden, in 1816 naar voor eigen profijt, risico en rekening aan-
in de Krawangsche en Cheribonsche distrikten vangt, moet hij tot stand brengen zonder de hulp
voorgevallen, werden gedeeltelijk toegeschreven der ingezetenen, tenzij hij zich daarvan verze-
aan slechte behandeling der opgezetenen op par- kert door het aangaan van vrijwillige overeen-
ticuliere landerijen. Een en ander leidde tot de komsten, welke behoorlijk moeten worden gere-
benoeming eener commissie (besluit van 3 Jan. gistreerd; neemt hij huurlingen in dienst builen
1819, zie Faes, Ontwerp nieuw reglement op de de opgezetenen, dan moet daarvan mededeeling
part. landerijen enz. Bat. 1897, bl. m) belast aan het bestuur gedaan worden, dat een register
met het onderzoek naar de wederkecrige rechten van hen aanhoudt. Landeigenaren die andere,
en verplichtingen tusschen het Gouv. en de be- meerdere of hoogere opbrengsten en diensten van
zitters van particuliere gronden en tusschen de hunne opgezetenen vorderen, dan bij het regl. is
laatstgcmelden en de opgezetenen, bij besluit van toegestaan of die het regl. ten hunnen opzichte
5 Maart 183 1 vervangen door eene andere com- overtreden, kunnen daarvoor vervolgd worden;
missie, die in Febr. 1835 rapport uitbracht (T. zelfs kan hun het verblijf op hunne landen ont-
Nijv. en Ldb. in N.-L XIV, bl. 201), waarin zegd worden als de Regeering hunne aanwezig-
vooral het lid Van Beusechem de hand schijnt heid schadelijk acht. Zij heeft zich enkele rechten
gehad te hebben en dat door den Heer Faes als onvervreemdbaar voorbehouden, zooals de be-
(t. a. p. bl. 135) van grove partijdigheid en gemis scherming van alle ingezetenen, de administratie
aan waarheidszin beschuldigd wordt. Het diende van justitie en politie, beschikking over de inge-
echter ten grondslag van de regeling welke spoe- zetenen tot wering van rampen en onheilen, het
dig daarna door de Regeering gemaakt werd in opleggen van belastingen, voor zoover de wettig
het reglement omtrent de particuliere landerijen aan den landeigenaar toegestane heffingen daar-
gelegen ten westen der rivier Tji manok (St. 1836, door niet verminderen enz. De laatste is verplicht,
n°. 19); eene regeling welke, bij art. 624 B. W. hoofden over de bevolking aantestellen en in geld
gehandhaafd, ook thans nog van kracht is, be- of land te bezoldigen; zij worden door het be-
houdens eenige later ingevoerde wijzigingen (St. stuur van een acte van aanstelling voorzien en
1869 n». 66, 1871 n". 134, 1874 n°. 236, 1880 staan onder zijn toezicht.
n». 57. Zie ook St.' 1831 n°. 23, 1555 n 75, Is aldus door de regeling van 1836 getracht
1878 n». 12 en B. n". 708, 1532, 1774). Enkele°- om de wederzijdsche rechten en plichten der
harer hoofdbepalingen mogen thans volgen. eigenaren en opgezetenen en de verhouding van
De vraag, of tegenover het eigendomsrecht van beiden tot het publiek gezag naar de toenmaals
den landheer ook zakelijke rechten van de bevol- bij de Regeering bestaande inzichten zoo goed
king stonden, wordt in bevestigenden zin opge- mogelijk aftebakenen, zoo is zij naar de mee-
lost door de bepaling, dat, behoudens bepaalde ning van vele tot oordcelen bevoegden (zie o. a.
uitzonderingen, alle gronden door de ml. bevol- Mr. N. P. v. d. Berg, Over de econ. belangen
king met der daad bebouwd, bewerkt of onder- van N.-L, Amst. 1900, bl. 52) gebleken niet
houden, voor eigen rekening en risico, verstaan meer te voldoen aan de eischen, die in het be-
worden haar in erfpacht en ter verbetering te zijn lang zoo van eigenaren en opgezetenen als van
uitgegeven, onder voorwaarde om aan den eige- het bestuur redelijkerwijze kunnen worden ge-
naar optebrengen het hem toekomend aandeel in steld ; belangen, die zeker niet gering geacht
den oogst en om de verder op haar rustende ver- zullen worden als men bedenkt, dat er op uit.
plichtingen natekomen; welk recht de erfpachters 1897 waren 345 landen met eene oppervlakte
kunnen verkoopen en vervreemden, — waarbij
echter de vraag of het voor overdracht aan Euro-
van 1.534.350 bouws en 1.494.891 opgezetenen,
terwijl over de 150 landen ieder meer dan 1000
peanen of vreemde oosterlingen vatbaar is, door opgezetenen tellen, er verscheidene landen voor-
den rechter in verschillenden zin is beantwoord komen met meer dan 20.000 opgezetenen, ja dat
(zie Van den Berg, t. a. p. bl. 171). Nieuwe opge- er landen zijn met ± 75.000, 76.000 en 175.000
zetenen, behalve ambtenaren, mogen zich echter, opgezetenen. Dat zulke toestanden tot bezwaren
tegen den wil van den eigenaar, niet op het aanleiding kunnen geven valt niet te ontken-
land nederzetten; daar de woeste gronden vrij nen; verwikkelingen tusschen de bevolking en
eigendom van den landheer zijn kan de inlander den landheer, die in 1886 op het land Tjiomas
daarop geen erfpacht door ontginning verwerven, (Buitenzorg) ontstonden en zelfs de tusschenkomst
dan met diens toestemming. liet erfpachtsrecht der militaire macht noodzakelijk maakten, deden
kan den opgezetenen door den landheer niet ont- de wenschelijkheid eener herziening van het regle-
nomen worden; komen zij hunne verplichtingen ment van 1836 sterker uitkomen, zoodat de Regee-
niet na, dan kan, op last der plaatselijke autori- ring bij Besl. van 24 Juli 1890 n". 5 eene uit
teit, het recht verkocht of, als er geen gegadigden verschillende elementen bestaande commissie van
zijn, ten profijte van den landeigenaar verhuurd 7 leden benoemde, welke met dien arbeid belast
worden. Evenmin mag de eigenaar een opgezetene werd. Blijkens het laatste Koloniale Verslag is
van zijn land verwijderen ; daartoe is de tusschen- die herziening nog steeds in bewerking. Aankoop
komst van het plaatselijk bestuur vcreischt. De
verplichtingen der opgezetenen bestaan in het
der landerijen van Staatswege, — een maatregel
waarop van verscheidene kanten is aangedrongen,—
opbrengen van een zeker gedeelte van het gewas wordt door de tegenwoordige Regeering niet als
tot een maximum van een vijfde, in het betalen van urgenten aard beschouwd.
van tuin- en grondhuur en in het praesteeren van Bewesten de Tji manoek worden ook in de resi-
heerendiensten tegen behoorlijke voeding voor het dentiën Tcgal, Semarang, Japara, Soerabaja en
verrichten van arbeid, in het reglement bepaal- Pasoeroean particuliere landerijen aangetroffen, die
delijk genoemd; voor andere diensten moet hun echter veel minder uitgestrekt zijn, dan de eerst-
een geldelijke belooning gegeven worden. Het -1 genoemde, en waarover zie Van Dissel in T. N.-L
111 '5
226 PARTICULIERE LANDERIJEN. — PASANGAN.

maatsch. v. landb. en nijv. Dl. XXII. Op uit. vertegenwoordigd. Op Java vindt men verscheidene
1897 bedroeg haar getal 89, groot 33.974, bewoond aangeduid door Pasang met een bijvoegsel, zooals
door 124.639 opgezetenen; slechts één dier land- P. batoe = Q. favcnsis Mig., P. minjak = Q.
goederen telde meer dan 10.000 opgezetenen. Of- pruinosn BL enz. Zij behooren tot de hoog op-
schoon bij St. 1880 n». 150, gewijz. St. 1886 n°. schietende woudboomen, bezitten rechte, zuilvor-
172 van Regeeringswege enkele bepalingen voor mige stammen en groeien op de bergen van Java
deze landen gemaakt zijn, betreffen zij slechts be- tusschen iooo en 1800 meters hoogte, op Sumatra
trekkelijk ondergeschikte punten (o. a. verplichting enkele soorten veel lager. De Indische Quercus-
der opgezetenen tot het verrichten van Gouv. soorten onderscheiden zich van de Europeesche
diensten, bepalingen omtrent aanstelling van hoof- door gaafrandige bladeren. Over 't geheel staat
den, regelen omtrent waterwerken, verplichting het hout der Indische eiken in kwaliteit achter
van den eigenaar om de wegen enz. te onder- bij de Europeesche soorten; zij zijn grover van
houden); overigens worden de betrekkingen tus- vezel en minder bestand tegen afwisselende droogte
schen de landeigenaars, opgezetenen en Regeering en vochtigheid en daardoor minder duurzaam.
door de oorspronkelijke koopcontracten bepaald. Toch zijn er verscheidene onder, die als timmer-
Aan de bevolking aldaar is geen zakelijk recht hout worden gewaardeerd en ook voor huisbouw
op de door haar bebouwde gronden van Regee- gewild zijn, sommige ook voor meubelen. Hun
ringswege toegekend. Een groot gedeelte der lan- hout is over 't algemeen tamelijk hard, vast en
derijen op Java, 62 groot 622.971 bouws met zwaar en laat zich goed bewerken. De Javasche
592.631 opgezetenen, worden door naamlooze ven- Pasang-soorten worden door bijnamen onderschei-
nootschappen geëxploiteerd. In handen van Euro- den, z. a. P. gadja, P. kihioer (ook wel alléén
peanen bevonden zich uit. 1897, 10l groot 557-0 3° Ki hioer), P. kapoer, P. minjak, P. soe-
bouws met 513.092 opgezetenen; van Chineezen soe, P. kent ing, e. a. Zie voorts over de eiken
197 groot 368.810 bouws met 469.937 opgeze- van Sumatra: PANING-PANING en RASSA.
tenen ; van andere vreemde oosterlingen 74 groot PASANGAN (PEUSANGAN). Eene der Atjeh-
18.907 bouws met 43.870 opgezetenen. Vooral sche onderhoorigheden op de Noordkust van Suma-
tegen het landbezit van Chineezen werden meer- tra. Volgens eene der Atjehsche kronieken zou
malen bezwaren ingebracht en werd beweerd dat Pasangan zijn gesticht door eene volkplanting
deze vaak misbruik maakten van de macht, die uit de sagi der XXVI moekim's van Groot-Atjeh
de landheer tegenover de bevolking bezit. Ter- onder zekeren Dja Lam Oe. Volgens den aan
wijl vroeger het landbezit der Chineezen zich uit- diens kleinzoon door den Sultan van Atjeh ver-
breidde schijnt dit in latere jaren te verminderen;
in 1888 bedroeg dit volgens de „Jaarcijfers" nog
leenden schenkbrief (serkata) — waarop het
tegenwoordig bestuur van Pasangan nog altijd
426.667 bouws en nam in 1895 af tot 365.714
bouws, terwijl het 't volgende jaar ongeveer even
zijne rechten steunt — zouden de grenzen van
het toenmalige Pasangan zich hebben uitgestrekt:
groot was als over 1897. in het Oosten van de Koewala Merasa (in Bajoe)
Ook op de Buitenbezittingen komen particuliere over de kampong Poentat naar den Gleh Mena-
landerijen voor, en wel in vrij grooten getale in loeng en in het Westen naar de Koewala Ajer
de Pad. Benedenlanden, het Gouv. v. Celebes en Masin. Welke riviermonding onder de laatstge-
ond., in de Minahasa en de Banda-eilanden (in noemde moet worden verstaan, is onzeker, omdat
de beide laatsten notenperken); in de Pad. Boven- zoowel de Koewala Djempa als de Koewala Boe-
landen vindt men 1 part. land, in Benkoelen 4, ging (in het aan Samalangan onderhoorige land-
Ternate 11, en in de afdeeling Djembrana (Bali) schap Pedada) — die door Pasangan als de oor-
een land, indertijd door den vroegeren ml. be-
stuurder aan een Europeaan ter ontginning afge-
spronkelijke westelijke grens opgegeven wordt —
zoutvvater bevatten. In het laatste geval zou der-
staan. Eigenaren zijn zoowel Europeanen als Chi- halve het geheele gebied van Pedada vroeger
neezen en inlanders; met uitzondering van de tot Pasangan hebben behoord, terwijl dit staatje,
notenperken worden de landerijen, die over het volgens bovenbedoelde serkata, zijne aanspraken
algemeen van kleinen omvang zijn, niet gebruikt op het grondgebied der 5 verbonden hoelocba-
voor de teelt van producten voor de wereldmarkt. langschappen Gloempang Doewa, Sawang, Nisam,
De landerijen op Celebes zijn landen door het Tjoenda en Bajoe altijd heeft doen gelden. Er
Britsche tusschenbestuur tijdens den oorlog met bestaat dus, evenals een Pedir- en een Pasei-streek,
Boni beschouwd als door de vlucht van den een Pasangan-streek, waaronder de kust-
Vorst van dat rijk, Aroe Palakka, ontruimd eigen- strook wordt verstaan, die zich van Gedong en
dom, en aan personen geschonken die zich tijdens Blang Mch in het Oosten tot Samalangan in het
de onlusten met Boni bijzonder verdienstelijk had- Westen uitstrekt. Deze streek omvat derhalve de
den gemaakt, onder dezelfde voorwaarden als waarop staatjes Pasangan, Gloempang Doewa, Sawang,
zij vroeger door de Boniërs bezeten waren. Zie over Nisam, Tjoenda, Telok Semaweh en Bajoe, waar-
de rechten en verplichtingen dier eigenaars B. n°. van de kustlijn circa 65 Km. lang is, terwijl de
3909. Eene belangrijke monographie over deze lan- diepte van het binnenland tot aan het hoogere
den gaf Van Dissel, De part. landerijen in Celebes gebergte van 15 tot 30 Km. varieert.
en ond., Bat. 1885. De grenzen van het tegenwoordige of eigenlijke
PARUS. AVES, PASSERIFORMES, PASSE- Pasangan, met de onderhoorigheden Djempa
RES, Paridae, Pnrinae. Zie GLATE-WINGKO. (Djeumpa), Leboe (Leuboe) en Lapeihan,
PASA. N. G. 4 R. Zie GOFASA. zijn nog onvoldoende bekend. De westelijke grens
PASAL. Alf. Amb. Zie GOFASA. loopt, zooals zij van de zijde van Pasangan wordt
PASAMAN. (GOENOENG) Zie OPHIR. opgegeven, langs de Kroeëng Djempa, den Tjot
PASANG. Soend., Jav., Mad. Algemeene bena- Bom, de Pintoe Karei en het beekje Sarah Siroeng
ming voor sommige Quercus-zoofien, fam. Cupuli- naar den Goenoeng Itam, met welken naam in
fcrae. Het geslacht Qucrcus L. is in Ned.-Indië, be- het algemeen het Barisangebergte wordt bedoeld;
paaldelijk op Java en Sumatra, door talrijke soorten terwijl deze grens volgens Pedada iets oostelijker
PASANGAN. 227

loopt, d. w. z. van de Kroeëng Djempa over den feitelijk te niet gegaan. Een groot gedeelte der
Tjot Tjoet en den Rom Mcndjangoet (een boom) sawah's ligt braak ten gevolge van gebrek aan
naar den Goenoeng Itam. Van de zuidelijke grens werkkrachten en ploegvee.
weet men nog weinig. De linkeroever van de Kampong's van eenige beteekenis zijn, behalve
Kroeëng Pandjoï vormt de oostelijke grens. Djempa, aan de Koewala Djempa, Boegah, Iloe-
Van het terrein kan worden gezegd, dat op kamanoct, Poelau Siroen, Poelau Tomadja, Keniroï
betrekkelijk korten afstand van het strand breede en Tandjong, alle gelegen tussehen de Kroeëng
en doorwaadbare lagunes worden gevonden, met Pasangan en Kroeëng Pandjoï. De kampongs Leboe
zware bakoe-bakoe omzoomd, waarachter eerst het en Lapeihan liggen in de ten Zuiden van Gloem-
sawah- en kampongterrein begint, dat door vaak pang Doewa gelegen onderhoorigheden van die
zeer modderige rivieren is doorsneden. In dit ter- namen, die, zooals gezegd is, met Djempa nog
rein springen de uitloopers van het Barisangc- een deel van Pasangan uitmaken.
bergte (zware en steile heuvelterreinen) tot op Pasangan heet sedert 6 Aug. 1874 zich aan het
korten afstand van de kust vooruit. Deze heuvels, Nederlandsch gezag te hebben onderworpen, doch
voor het meerendeel met ilalang (alang-alang) of de houding, die het hoofd van dit staatje daarna
bosch begroeid, zijn door diepe dalen en insnij- tegen ons bestuur in Atjeh heeft aangenomen, gaf
dingen gescheiden, waar het regenwater bijna altijd weinig reden tot tevredenheid. Hij werkte den
blijft staan en zich zoodoende poelen èn moerassen uitvoer uit de door de Marine geblokkeerde havens,


vormen. De sawah's zijn met uitzondering van o. a. door het afgeven van passen, in de hand en
de moeras-sawah's, die hier talrijk zijn in Mei, zond zelfs in 1877 strijders naar Samalangan om
Juni, Juli en Augustus droog. In het begin van tegen onze troepen op te treden. Toen hij weigerde
September begint men reeds de sawah's te be- te Kota Radja te verschijnen om opheldering van
werken en zoodra de regens goed doorkomen zijn gedrag te geven, werd zijne aan de Koewala
(gewoonlijk begin October) de bibit uit te planten. Djangka gelegen ge dei (marktplaats) door de
Tusschen de reeds genoemde grensriviertjes Marine gebombardeerd en hijzelf als hoofd van
Kroeëng Djempa en Kroeëng Pandjoï heeft men dit staatje afgezet. Zijn broeder, die hem opvolgde,
nog — van het Westen naar het Oosten —
de Doï, Tjangkoel, Bikoh, Djangka- en Pasangan-
o. m. was ons bestuur wel genegen, doch miste den
invloed, die noodig was om zich met kracht tegen
rivier. De Kroeëng Pasangan, die op de Gajoe- den afgezetten hoeloebalang te kunnen verzetten.
hoogvlakte uit het groote meer Laut Tawar ont- De daardoor ontstane oneenigheden tusschen de
springt, is in haar bovenloop, volgens de nieuwste beide broeders werden wel in 1880 beëindigd,
gegevens, een majestueuse stroom, waarvan de doch in dat jaar braken onlusten uit tusschen
breedte bij Tjot Pi en Awih Getah soms meer Pasangan en Gloempang Doewa. Ten einde aan
dan 300 M. bedraagt. Na hare splitsing bij de die woelingen een einde te maken wilde de Gou-
kampong Raja verliest de rivier zich in tal van verneur van Atjeh en Ond. in Pasangan gewa-
kleine armen, die zich herhaaldelijk verleggen en penderhand optreden, doch wegens bezwaren, aan
daardoor een groot en zandig delta vormen, waar het debarkement verbonden, moest van dat plan
men, zelfs in den drogen tijd, eenige decimeters worden afgezien. Aan den toestand van regee-
in den muilen bodem zakt. Aangaande de Koe- ringloosheid, die langzamerhand door de intrigues
wala Pasangan vindt men aangeteekend, dat het van den afgezetten hoeloebalang in Pasangan ont-
in- en uitvaren met vele moeilijkheden gepaard staan was, dacht ons bestuur een einde te kunnen
gaat tengevolge van de ondiepten, die zich meer- maken door dien hoeloebalang weder tot hoofd
malen verleggen, en de zware branding, die zelfs van Pasangan te benoemen op voorwaarde, dat hij
bij kalme zee op de kust staat. den vrede zou bewaren met het hoofd van Gloem-
De poelen en moerassen zijn slechts zelden pang Doewa. Spoedig daarna verbrak hij niet alleen
om te trekken. Vóór 1898 trof men alleen over de zijne belofte om dat te doen, doch verklaarde hij
smalle rivieren bruggen aan, die dan nog zeer ook den oorlog aan de hoofden van Sawang, Nisam,
primitief en slechts voor enkele voetgangers te Tjoenda en Bajoe. Toen Telok Semaweh in 1881
gebruiken waren. Evenmin vond men tot dat door ons bezet werd en de vijandelijke benden
tijdstip wegen in dit land, tenzij men de be- bij Paleuh onze troepen verontrustten, kwam zijne
kende Atjehsche voetpaden dien naam zou willen dubbelzinnige houding nog duidelijker aan het
geven. Sedert laatstgenoemd jaar is onzerzijds ook licht. Zijn onwil om aan dezen toestand een einde
in dit gedeelte van Atjeh met wegenaanleg en te maken had het bombardement van Kroeëng
bruggenbouw begonnen. Voor de richting van den Koekoes en Djangka door de Marine tengevolge.
ontworpen stoomtramweg van Segli naar Telok De verbonden hoofden der zooeven genoemde vijf
Semaweh zie men de overzichtskaart op de schaal staatjes, die in 1882 door ons bestuur van vuur-
:
van 1 100.000, behoorende bij de Memorie van wapens, munitie en vivres waren voorzien, wisten,
Antwoord betreffende de begrooting van Ned.- gesteund door het geschutvuur der Marine, den
Indië voor 1900. Deze kaart behoort tot het laatste hoeloebalang van Pasangan tot over de Kroeëng
der op cartographisch gebied, met opzicht tot Pandjoï terug te drijven. Tot 1884 konden de 5
Pasangan, gepubliceerde officieele gegevens. verbonden staatjes hunne onafhankelijkheid be-
Omtrent het bevolkingscijfer bestaan nog geene houden, doch nauwelijks was onze vestiging te
betrouwbare gedrukte opgaven. Telok Semaweh in October van dat jaar opge-
De voornaamste bronnen van bestaan zijn land- heven of het hoofd van Pasangan trok de Kroeëng
bouw en handel. Ook wijdt zich de bevolking aan Pandjoï weder over om die staatjes opnieuw te
veeteelt. De voornaamste voortbrengselen zijn rijst, veroveren. Bij de invoering der scheepvaartregc-
pinang, suikerriet en djagoeng. De artikelen, waarin ling in 1892 dankten die staatjes het aan het
de meeste handel wordt gedreven, zijn huiden (die beleid van den resident G. A. Scherer, dat zij
in groote hoeveelheden worden uitgevoerd), pinang, wederom onafhankelijk van Pasangan werden ver-
waarvan de export nog grooter is, en rijst. De klaard; doch de bepaling, dat de lieden van
rijstuitvoer is sedert de met ons gevoerde oorlogen Pasangan, die zich van lieverlede in die staatjes
228 PASANGAN.
— PASAR GEDÉ.

hadden gevestigd, daar mochten blijven wonen, hen Gouv. dienaren zag, het niet waagde zich
was de voorname oorzaak van het ontstaan van tegen die afpersingen te verzetten. De Gouv.-Gen.
nieuwe verwikkelingen, die in 1897 den strijd Duymacr v. Twist schafte bij publicatie van 16
tusschen Pasangan en Gloempang Doewa opnieuw Dec. 1851 de belasting in het grootste gedeelte
deden ontbranden en in 1898 wederom tot een van Java af (vgl. E. De Waal, Aanteek. over Kol.
oorlog tusschen Pasangan en de 5 verbonden staatjes onderw. I, bl. 303); in 1853 en 1555 werd deze
aanleiding gaven. Toen het hoofd van Pasangan, maatregel over geheel Java uitgestrekt, behalve
na tweemalen gelast te zijn, de vijandelijkheden op de particuliere landerijen, waar het recht van
te staken, halsstarrig weigerde, dien last op te heffing aan de eigenaars toekwam, en in de Pre-
volgen, achtte de Gouverneur van Atjeh en Ond. anger, waar de belasting echter bij de hervorming
den tijd gekomen, gewapenderhand tegen Pasangan van het Preanger-stelsel in 1871 eveneens werd
en diens onwilligen hoeloebalang, Toekoe Tjihik opgeheven. Zij wordt nu slechts op die particu-
Semaoen, op te treden. Deze optreding slaagde naar liere landerijen opgebracht, waar zij vóór 1851
wensch en in October van laatstgenoemd jaar was geheven werd; het oprichten van nieuwe markten
Toekoe Tjihik Semaoen weder tot rede gebracht. is toch den landheeren alleen geoorloofd als er
Voor de bijzonderheden dezer expeditie zij ver- geene rechten geheven worden.
wezen naar het opstel „De Pasangan-expeditie in Met den naam pasar wordt op Java ook een
1898", Indisch Militair Tijdschrift, 1899. Uit de week van 5 dagen (legi, païng, pon, wagé, kliwon)
na 1898 ter Noordkust van Atjeh plaats gehad aangeduid, aldus genoemd naar de 5 markten, die
hebbende gebeurtenissen mag worden afgeleid, op 5 verschillende plaatsen in de buurt dagelijks
dat het in Pasangan nog niet rustig is. Wellicht, bij beurten gehouden worden.
dat de dood van Toekoe Tjihik Semaoen in 1900 In Benkoelen wordt een dorp of wijk, waar de
voor de geheele Pasangan-streek betere toestanden winkels zijn, markt gehouden wordt en de vreem-
in het leven zal roepen. delingen vertoeven, pasar genoemd; zulke pasars
Betreffende de organisatie van het inlandsch staan direct onder het Europeesch bestuur. In
bestuur en het rechtswezen zie men het daarom- Pa'embang noemt men pasars o. a. de plaatsen
trent onder PASEI aangeteekende. waar vreemdelingen, die zich in de binnenlanden
PASANGRAHAN. Gebouw bestemd tot tijdelijk vestigen, zich zooveel mogelijk behooren te ver-
verblijf voor personen in 's lands dienst, welke verzamelen; zij zijn meest in de onmiddellijke
zich op reis bevinden. Ook door particuliere rei- nabijheid der (Europeesche) etablissementen ge-
zigers kan daarvan gebruik worden gemaakt. De vestigd. (Valette, Aanteek. betreffende Palembang,
verplichting der bevolking op Java, om pasangra- Bat. 1887, bl. 6).
hans in heerendienst aanteleggen en te onderhou- In Painan wordt voor markt meestal het woord
den is in 1882 afgeschaft. balei gebruikt (balei selassa en b. isnain (senin),
PASAN-RATAHAN-PONOSAKAN. District doch ook pekan.
der afdeeling Belang van de Minahasa der resi- Pasar gelap is een bekend Javaansch feest,
dentie Menado, staande onder een hoofd, dat dat een week duurt, met de garebeg poeasa
den titel heeft van Majoor. Vroeger waren dit samenvalt en in alle grootere plaatsen gevierd
drie afzonderlijke districten, sedert tot een geheel wordt en wel 's avonds (vanwaar de naam). De
vereenigd. kinderen loopen dan met dezelfde kermisverma-
PASAR. Alf. Amb. Zie GOFASA. kelijkheden rond als hier te lande (toeters, lucht-
PASAR (Mal.; Jav. Ng., PEKEN, Kr. '); door ballons, molentjes enz.).
sommigen — misschien ten onrechte, zie Veth, PASARÉAN. Jav. Kr. beteekent rustplaats,
Uit Oost en West, bl. 363 —afgeleid van het namelijk van Amangkoe Rat (1646 1677), na
Perzische bazar; door Nederlanders gewoonlijk zijn dood gewoonlijk geheeten Soesoehoenan Tegal

passer, soms wel pas sar, geschreven en uit- Aroem, die in de priesterlijke desa Pasaréan, nabij
gesproken). Markt, marktplaats, marktdag. Zoowel Bandjaran (Tegal) begraven ligt; het graf is door
op Java ais in het Gouv. van Sumatra's Westkust een houten huisje overdekt, door verscheidene
speelt de markt, die tot in de kleinste desa's op muren omgeven en met fraaie boomen omplant;
een bepaalden dag in de week gehouden wordt, 't wordt jaarlijks door een gezantschap uit Soera-
een groote rol in het volksleven; eene levendige karta vereerd.
beschrijving van een Javaanschcn pasar gaf o. a. PASAR GEDÉ. District van het tot 't Sultans-
Poensen in Med. N. Zend. XXVI, bl. i.Vóór 1851 gebied behoorende regentschap Kalasan, residentie
bestond op Java de zoogen. passerpacht; door het Djokjakarta.
Gouv. toch werd het recht verpacht om van alles, PASAR GEDÉ. Plaats, 3V2 paal ten Zuidoosten
wat op die markten te koop werd aangeboden, van Djokjakarta, met vele bouwwerken, die aan
belasting te heffen. Was de heffing op zich zelve Sultan Ageng worden toegeschreven. Van den
reeds drukkend, daar zelfs de arme Javaan, die kraton door den Senapati, den stichter des Mata-
eene kleinigheid ten verkoop uitstalde, belasting ramschen rijks, gebouwd en door Sultan Ageng
moest betalen, zoo werd het bezwaar nog ver- vergroot en verfraaid, is weinig meer over, maai-
hoogd door de omstandigheid dat de pachters Chi- de astana of begraafplaats wordt nog steeds onder-
neezen waren, die zich weinig om het belang der houden ; zij bestaat uit verscheidene hoven, waar,
bevolking bekreunden en wier handelingen in de omringd door muren met poorten die met snij-
binnenlanden niet gecontroleerd konden worden, werk versierd zijn, beschut door houten loodsen
zoodat zij vaak hoogere rechten hieven, dan de en bewaakt door priesters, de graven liggen van
verordeningen toelieten, terwijl de Javaan, die in het regeerend vorstenhuis; het meest in aanzien
is dat van den Senapati zelven. Nog bevindt zich
i) Een ander Menangkabausch woord voor te Pasar Gedé een blauwe steen met twee lang-
inrukt is pakan dat in vele plaatsnamen in werpige, uitgesleten indrukken, omgeven door in
Menangkabausche landen als Pakan Rebari, P. den steen gesneden spreuken in het Hollandsch,
Sabtoe e. a. wordt teruggevonden. Fransch, Italiaansch en Latijn. Een zware steenen
PASAR GEDÉ.
— PASEI. 229

vijzel staat in de nabijheid; naar den oorsprong ren broeder moest besturen, zoodat de suzereiniteit
van een en ander is vruchteloos gezocht. De nicc- van Samoedra op Pasei was overgegaan.
ning dat Pasar Gedé en Karta, waar Sultan Ageng Onder het bestuur van deze beide vorsten trachtte
gewoonlijk huisde, dezelfde kraton zouden geweest de radja van Siam Pasei cijnsplichtig te maken
zijn, is waarschijnlijk onjuist. aan dat rijk, doch hij moest de daartoe aange-
PASAR-SENEN. District van de afdeeling wende pogingen opgeven, nadat de sultan van
Stad en Voorsteden, residentie Batavia. Het district Pasei de Siameezen had verslagen. Deze vorst
telt 17 kampongs van inlanders. geraakte daarna in verwikkelingen met zijn broe-
PASEI (PASAI, PASÈ). Een gedeelte der der, den sultan van Samoedra, die gevankelijk
Onderhoorigheden van Atjeh, dat geogra- naar Tamiang werd gebracht, waarna de rijken
phisch tot de Noordkust behoort. Uit een histo- Pasei en Samoedra onder het bestuur van den
risch oogpunt beschouwd, is dit gedeelte zeker ouderen broeder werden vereenigd tot één rijk
niet minder merkwaardig dan Pedir en Groot- Pasei. liet was onder het bestuur van diens op-
Atjeh. Volgens sommigen zou eene Atjehsche volger en zoon, dat Pasei door eene Javaansche
beeldspraak Groot-Atjch het hoofd, Pedir het hart legermacht van het groote en machtige rijk Madja-
en Pasei de voeten van het aloude Atjeh noemen. pahit veroverd en verwoest werd. De sultan van
Terecht is beweerd, dat de grond, die tot het Pasei vluchtte, doch niemand wist waarheen. Af-
voormalige rijk Pasei behoorde, klassiek is. Men gaande op de geschiedenis der stichting van Singa-
vond hier, vele eeuwen geleden, verschillende poera door den vorst van Madjapahit in 1252,
plaatsen, die in de oude geschiedenis van Sumatra zal deze gebeurtenis in dezelfde eeuw hebben plaats
beroemd waren. Een daarvan — die men thans gehad. De tot heden bekende Maleische geschied-
zelfs niet meer topographisch zou kunnen be- bronnen zwijgen verder over de geschiedenis van
schrijven — werd gezegd aan het geheele eiland Pasei, terwijl de bouwstoffen voor een aaneen-
haren naam te hebben gegeven, namelijk het geschakeld verhaal daarvan niet alleen uiterst
landwaarts in (volgens Raffles) aan de Djamboe schaars, maar bovendien van weinig beteekenis
Ajer-rivicr gelegen en in inlandsche kronieken ge- zijn, zoodat sprongen van eenige tijdvakken moe-
noemde Samoedra of Samadra, waarvan de ten worden gemaakt en bij de vermelding der
Arabieren, die reeds in de I2C eeuw op dat rijk meest wetenswaardige feiten grootendeels op mon-
handel dreven, Sjamatra hebben gemaakt; een delinge overleveringen behoort te worden afgegaan.
naam, die, door misverstand, op het geheele eiland In 1509 kwamen de Portugeczen voor het eerst
toegepast, van hen in den vorm Sumatra tot in Pasei handel drijven. Diëgo Lopez Sequeira,
de Europeesche zeevaarders is overgegaan. De die er aanzienlijke hoeveelheden handelswaren
veronderstelling van Marsden, dat het door Marco laadde, werd er goed ontvangen; doch toen de
Polo genoemde en om zijne baai bekende Sa- sultan zich kort daarna schuldig maakte aan mis-
mara het tegenwoordige Samalangan (Samcr- handeling van eenige uit de gevangenis te Malaka
langan) zou zijn, schijnt volgens anderen minder ontvluchte Portugeezen, gaf deze gebeurtenis aan-
juist te zijn. Zij gelooven eerder, dal met Samara leiding tot de eerste vijandelijkheden tusschen hen
werd bedoeld Simawas of Simaweh (Telok en Pasei, met dit gevolg, dat de Pcrtugeezen, tien
Semaweh), omdat Samalangan in het bezit van eene jaren na hunne vestiging te Malaka, in 1521, er
slechte en open reede is, terwijl Telok Semaweh in slaagden, een vorst aan het bestuur over Pasei
eene vrij goede baai heeft. te plaatsen, die zich als vazal van Portugal be-
De stichting van Samoedra komt volgens eene schouwde, den Portugeezen den uitsluitenden peper-
Maleische kroniek van Pasei op het volgende handel tegen vaste prijzen vergunde en hun toe-
neer. Een van Samalangan afkomstige Atjeher stond, op zijne kosten, een fort te bouwen voor
had zich in deze streek met der woon gevestigd en eene bezetting van 100 man. Toen de Portugeezen
was bij de bevolking tot zoodanig aanzien geste- niet lang daarna met den sultan van Atjeh in
gen, dat hij haar vorst werd, waarna hij als zoo- oorlog geraakten, werd deze bezetting door de
danig te Samoedra zijn verblijf hield. Kort daarna Atjehers uit Pasei verdreven en vluchtte de sultan
werd deze plaats door zekeren, uit Mekka af- van dit rijk naar Malaka. waarop zijn gebied aan
komstigen sjech Ismaïl bezocht, die den vorst den sultan van Atjeh werd onderworpen.
en het meerendeel zijner onderhoorigen tot den Tasei geraakte daarna in verval en langzamer-
Islam bekeerde en hem den titel van sultan gaf, hand ontstonden uit het eenmaal zoo machtige
waarop deze met eene dochter huwde van den rijk eenige van elkander onafhankelijke staatjes.


Vorst van Perlak (Peurela), wiens hoofdplaats De oorzaken, die tot deze verbrokkeling aanlei-
spoedig daarna, tengevolge van een vijandelijken ding gaven welke gedurende het verval van
inval, werd verwoest. De bevolking vluchtte naar het Atjehsche sultanaat plaats vond
Samoedra en de sultan stichtte eene nieuwe neder-
— zijn onbe-
kend. Het bestaan evenwel van eene federatie
zetting, Pasei genaamd, die hij den vluchtelingen van Pasei, toen de Ned.-Ind. regeering in 1873
tot woonplaats gaf en waarover hij, met het daar- den oorlog aan den sultan van Atjeh verklaarde,
toe behoorende gebied, zijn zoon, ook onder den wettigt de veronderstelling, dat de Paseiers het
titel van sultan, tot bestuurder benoemde. Dit denkbeeld van vroeger één rijk te hebben ge-
verhaal wordt tot zekere hoogte bevestigd door vormd, niet geheel hebben kunnen vergeten.
den beroemden Arabischen reiziger Ibn Batoetha, Welke in den bloeitijd daarvan en later de
die, ruim eene halve eeuw na Marco Polo, in grenzen waren van het rijk Pasei is niet op te
1345, Sumatra's Noordkust bezocht en Samoedra geven. Wellicht verschilde de uitgestrektheid daar-
den hoofdzetel van den Islam in dit gedeelte van van niet veel van die der landschappen, welke
het eiland noemt. samen uitmaken hetgeen wij na 1873 hebben ge-
De eerste sultan van Samoedra overleefde den noemd: de Paseistreek. Onderde Paseistreek
eersten sultan van Pasei, die twee zonen naliet. wordt verstaan het gebied van: a de federatie
De oudste volgde zijn vader en de jongste zijn van Pasei en b de op zichzelf staande, geen
grootvader op, die zijn rijk als leen van zijn oude- deel van die federatie uitmakende landschappen:
230 PASEI.

Telok Semaweh (Lho Seumawè) en Blang Lantjang in Straat Malaka stort; 7. de Kertih-
M e h. rivier, die in haar bovenloop geheel tot het ge-
Het op zichzelf staand staatje Telok Semaweh bied van Kcrtih behoort en in haar benedenloop
behoorde eertijds tot Tjoenda, een der tot de Blang Meh van Kertih scheidt; zij is gedeeltelijk
federatie van Pasei behoorende staatjes. Blang door de Marine opgenomen en bij hare monding
Meh maakte een deel uit van het tot de Oost- circa 150 M. breed; 8. de Koewala Tjangkoel,
kust van Atjeh gerekend wordende staatje Tandjong in Kertih gelegen, van geringe lengte en waar-
Semantoh en Merbau (Meureubó). Telok Semaweh schijnlijk gedeeltelijk gegraven; 9. de Koewala
dankt zijne onafhankelijkheid van Tjoenda aan Piada, in Kertih; 10. de Koewala Telaga, even-
den sultan van Atjeh, die het in het begin der eens in Kertih; 11. de Djamboe Ajerrivier (Djambo
negentiende eeuw tot leen van het sultanaat ver- Ajé) de grens vormende tusschen Kertih en Sim-
klaarde. De federatie van Pasei bestaat uit de pang Olim en met eene circa 150 M. breede
volgende staatjes: (zie Regeerings-almanak van monding bewesten Diamantpunt in Straat Malaka
Ned.-Indië van 1900) I. Tjoenda met de onder- vallende; de rivier kan alleen in de kentering
hoorigheden a Blang Lantjang, /' Palcuh, c Bocloh zonder gevaar door de sloepen der Marine bin-
Beureugang of Boeloh Baroh, d Boeloh Blang Ara nengevaren worden wegens de hevige branding
of Boeloh Toenong, e Boeloh Gampong Teungoh, bij de monding.
ƒ Boeloh Mantjang of Boeloh Raja; 2. Bajoe; De rivieren hebben slechts een gering verval.
3. Blang Mangat met Mambang; 4. Samakoeroe; De vloed is tot diep in het binnenland merk-
5. Bloeë; 6. Gedong, verdeeld in a Kroeëng Pasei baar, waardoor het rivierwater niet voor den sawah-
linkeroever en b Kroeëng Pasei rechteroever met arbeid is te gebruiken. Overigens vormen de rivieren
Leubo Klieët; 7. Kertih met de onderhoorigheden : in dit land, waar bijna geene gebaande wegen wor-
a Matang Pandjang, b Mocliëng, e Aron, d Nibong, den gevonden, het voornaamste communicatiemiddel
e Blang Gloempang, / Boewa, g Ara Boengkoe, tusschen de kampongs.
/* Ara Keumcudóë, i Pira, j Seuleuma, k Minjè en Behalve den grooten verbindingsweg tusschen de
/ Matang Ben; 8. Matang Koeli en 9. Peutóë. Noord- en de Oostkust, die sedert 1899 wordt
De grenzen der staatjes, die in de Paseistreek aangelegd en de sedert 1881 in Telok Semaweh
zijn gelegen, zijn niet nauwkeurig aan te geven, door ons bestuur aangelegde wegen worden in de
daar zelfs onder de bestuurders daarvan nog groot Paseistreek geene ten allen tijde bruikbare land-
verschil van meening dienaangaande bestaat. De wegen aangetroffen. De gemeenschap tusschen de
door Dr. C. Snouck Hurgronjc bij het l e deel verschillende kampongs heeft, behalve te water,
van zijn in 1893 verschenen werk „De Atjehers" langs voetpaden plaats, die in den regenmoeson
gegeven kaart van Atjeh en Onderhoorigheden zelfs voor Atjehers moeilijk begaanbaar zijn. Daar
laat tot dusver het nauwkeurigst de ligging en de route voor den binnenlandschen handel tus-
de grenzen dezer staatjes zien. (Peutóë — zie schen de Oost- en de Noordkust door de Pasei-
Kol. Verslag 1899 — komt daarop niet voor). streek voert, zij hier vermeld, dat de handelaren
Ten aanzien van de grootte van een of meer van Edi (Idi) uit langs den weg gaan, gedeeltelijk
der staatjes zijn nog geene cijfers gepubliceerd. door ons bestuur na 18S0 aangelegd, over Edi
De bevolking bestaat uit gemengde Atjehsche 'Tjoet, Bagoh, Boeging en Gloempang naar Djolok
bestanddeelen, d. w. z. niet slechts uit Paseiers, Besar. Van hier trekken zij via Tandjong Semantoh
doch ook uit Atjehers, van de Noord- en Oost- naar de op den rechteroever der Djamboe Ajer-
kust afkomstig (Groot-Atjehers, Pedireezen, enz.). rivier, een weinig bezuiden Telok Nibong gelegen
Het bevolkingscijfer wordt geschat o. a. voor: kampong Djamboe Ajer. De handelsweg voert ver-
Kertih en onderh. op 25.000; Blang Meh op 500; der van hier naar de aan de Koewala Piada gele-
Bajoe op 4000; Telok Semaweh op 3500; Tjoenda gen kampong Gloempang en vervolgens vrij dicht
en onderh. op 7000; Blang Mangat en Mambang langs, doch niet over het strand, naar de Koewala
op 2600; Bloeë op 500; Gedong op 4000; Sama- Tjangkoel en van hier naar Lapang aan de Kertih-
koeroe op 3000; Matang Koeli op 2000 zielen. rivier. Van Lapang gaan de handelaren over de
Met uitzondering van Tjoenda, Blang Mangat, gedei van Kertih (Djirat Majang) naar Blang Meh,
Samakoeroe en Matang Koeli, is de Pasei-streek waar zij zich over de Kroeëng Pasei laten varen
vlak land. De rest is slechts heuvelland. De om hun tocht over Lantjoet naar Merasa te ver-
ruggen der heuvels loopen ongeveer evenwijdig volgen. Van Merasa voeren twee wegen naar
met het strand. De hoogten daarvan zijn van 50 Tjoenda en Telok Semaweh. De een loopt weder
tot 200 M. en meestal met ilalang (alang alang) niet ver van, doch niet over het strand en de
begroeid. In het heuvelland treft men slechts op andere langs den voet der in Tjoenda gelegen
enkele plaatsen ladangs aan met enkele woningen. heuvels. (Vergelijk hiermede de wegen van de
De kampongs (gampongs) liggen in het vlakke Oostkust naar de Noordkust en Groot-Atjch, die
land en voor een groot deel langs het strand en de smokkelaars volgden tijdens de blokkades, vol-
langs de rivieren en bij de monding daarvan, gens W. C. Nieuwenhuyzen: „De politiek van
waar ook de gedei's (kedei's) of pekan's (pasars) den oorlog in Atjeh", Indisch Militair Tijdschrift,
worden gevonden. 1897). Gewoonlijk sluiten zich de handelaren bij
De voornaamste rivieren zijn van het Westen elkander aan, op deze wijze karavanen vormende,
naar het Oosten: I. De Kroeëng Koekoes, de om zich beter te kunnen beveiligen tegen de roo-
grens vormende tusschen Nisam en Tjoenda; 2. de verijen in de verschillende staatjes, die zij door-
Kroeëng Mampelam, de westelijke grens van Telok trekken. Het rooven van handelsgoederen heeft
Semaweh; 3. de Kroeëng Merasa, de grensschei- nog schier overal buiten Groot-Atjeh plaats, omdat
ding vormende tusschen Tjoenda en onderh. en orde, tucht en rechtszekerheid er nog bijna alles
Bajoe; 4. de Kroeëng Lantjoet; 5. de Kroeëng te wenschen overlaten en het vuistrecht (de adat
Sekei, tusschen Bajoe en Blang Mangat ten Westen èh) er nog welig tiert. In sommige staatjes wordt
en Blang Meh en Gedong ten Oosten; de Kroeëng op den doorvoer der goederen een zeker recht
Pasei, die door Gedong stroomt en zich nabij (3 % en minder) geheven of zijn de handelaren
PASEI. 231

verplicht, de aldaar gewilde artikelen aan de be- noemd en zijn niet veel meer dan hoofden van
volking te verkoopen. Oorlogscontrabande en opium kampongs, die in de Paseistreek nog al uitge-
werden langs de bovenbedoelde, door de boven- strekt zijn, omdat de huizen zeer ver uit elkander
streken gaande smokkelwegen vervoerd. zijn gebouwd; zij worden ieder door een wakil
Hoewel de Paseistreek eertijds zeer welvarend terzijde gestaan. Voorts wordt hier en daar (zoo-
was, heeft de handel er in de latere jaren weinig als in Telok Semaweh) de hoeloebalang nog bij-
te beteekenen. Men vond er voorheen volkrijke gestaan door 2 mantri's of kapala's bitjara
kampongs, uitgestrekte sawah's en eene aaneen- (meuntroè, Atj.) en overigens in alle aan zee ge-
schakeling van klapperbosschen. Behalve van han- legen staatjes door den sjahbandar of haven-
del en scheepvaart leeft de bevolking van land- meester, die de in- en uitvoerrechten int en het
bouw, veeteelt en vischvangst. Met de rijst- en toezicht op de gedci heeft, en door den pang-
klapperteelt vindt zij nog een hoofdmiddel van lima laut, belast met het politietoezicht op
bestaan in de pinang- en suikerrietcultuur. Peper de scheepvaart en de visscherij. In elk staatje
schijnt hier minder goed te gedijen en wordt vindt men bovendien den krani, die de cor-
slechts in geringe hoeveelheid aangeplant. De respondentie van den hoeloebalang voert en diens
uitvoer is van weinig beteekenis en bestaat hoofd- boeken aanhoudt.
zakelijk uit pandanmatten, klappers, klapperolie, Het rechtswezen, dat in alle staatjes gebleven
inlandsche suiker en geiten; alles in onbeduidende is, zooals het tijdens het Atjehsch sultanaat was,
hoeveelheden. De uitvoer heeft hoofdzakelijk plaats kenmerkt zich door de omstandigheid, dat de
naar Edi en de naburige Atjehsche staatjes. De rechtspraak rechtstreeks wordt uitgeoefend dooi-
invoer geschiedt uitsluitend van het Britsche Poeloe de besturende hoofden. Alleen de hoeloebalang
Pinang, nog altijd het centrum van den Atjehschen mag een doodvonnis uitspreken. Na 1874 zijn de
handel, en bestaat uit alle voor de Atjehsche huis- hoeloebalang's in hunne justitieele bevoegdheden
houding benoodigde artikelen, zooals lijnwaden, eenigszins beperkt door de met de Ned.-Ind. regee-
manufacturen, aarde- en ijzerwerk, tabak, enz. Ook ring gesloten contracten. Die beperkingen bestaan
wordt rijst en in de laatste twintig jaren hoornvee hoofdzakelijk in de uitlevering van sommige mis-
geïmporteerd. De rijstproductie is namelijk niet dadigers (zooals deserteurs) aan ons bestuur, het
meer, gelijk voorheen, voldoende voor de behoefte, verbod om verminkende straffen op te leggen en
terwijl in 1879 eene hevige epizoötie uitbrak, de verplichting om misdadigers, die in gemeenschap
waardoor het grootste gedeelte van het ploegvee met onze onderdanen misdrijven hebben gepleegd,
te gronde ging, zoodat van eene behoorlijke be- voor onze rechtbanken te doen terechtstaan.
werking der sawah's geene sprake meer kon zijn. Wat het Europeesch bestuur betreft, maakt de
Er is echter in de laatste jaren vooruitgang merk- Paseistreek een onderdeel uit van de onderafdee-
baar, zoodat mag worden verwacht, dat de vroe- ling Telok Semaweh (bevattende al de staatjes
gere welvaart langzamerhand zal wederkeeren wan- ter Noordkust van Atjeh van en met Merdoe tot
neer de veestapel uit den staat van verval zal zijn en met Blang Mangat) der afdeeling Onder-
opgericht. De weinige paarden, die men er aan- hoorigheden van Atjeh.
treft, zijn van de Gajoelanden afkomstig. Dit gedeelte van Atjeh is na 1873 het tooneel
De voornaamste bron van inkomsten is de hef- van voortdurende onlusten, beroering en strijd
fing van in- en uitvoerrechten door de hoofden geweest, die het de bevolking ten eenenmale
van de verschillende staatjes. Deze rechten, onder onmogelijk maakte, zich aan hare gewone bezig-
den algemeenen naam van hasil bekend, zijn heden geregeld te wijden, zoodat soms geheele
slechts van belang voor zoover het den uitvoer landstreken tijdelijk werden ontvolkt, wijl de be-
van peper betreft. De hasil werd vroeger gedeel- woners elders gelegenheid trachtten te vinden om
telijk door die hoofden en gedeeltelijk door den naar behooren in hun onderhoud te voorzien. De
sultan van Atjeh genoten. Na 1874 is ons bestuur volgende chronologische opsomming van feiten
in de rechten van den sultan getreden, ofschoon maakt een en ander duidelijk.
vóór dien tijd de hasil aan dezen zelden geregeld 1876. Mislukte poging van Toekoe moeda Ang-
werd opgebracht en van eene geregelde betaling kasa, hoofd van Blang Meh, onzen bondgenoot,
van het sultansaandeel aan ons bestuur, zelfs in om Tandjong Semantoh te veroveren.
de staatjes, die onze souvereiniteit hadden erkend, 1877. Vijandelijkheden tusschen Blang Meh en
trouwens ook zelden sprake was. Na 1892 is Gedong.
daarin, hoofdzakelijk tengevolge van de invoering 1878. Expeditie naar Gedong, die den politieken
der scheepvaartregeling, allengs orde en toestand van de Paseistreek en de vijandigheid van
regel gesteld. den hoeloebalang in hoofdzaak onveranderd liet.
Het inlandsch bestuur in al deze staatjes is vrij- Bajoe en Blang Meh schaarden zich aan onze zijde.
wel op gelijkvormige wijze geregeld. Onze vesti- 1879—1880. Verwikkelingen tusschen Gedong
ging in Atjeh bracht daarin, als gevolg van een en Blang Meh, waaraan door het hoofd van Telok
der fundamentcele beginselen onzer inlandsche Semaweh een einde werd gemaakt.
politiek, geene wijziging. Alleen kan men zeggen, 1881—1883. Woelingen van de moslemin
dat ons bestuur de verhouding tusschen enkele uit Paleuh (tanah waqf) onder Tengkoe di
staatjes op beteren grondslag heeft gebracht. Aan Awih Getah tegen onze nederzetting te Telok
het hoofd van elk staatje vindt men den hoe- Semaweh, waarin het hoofd van Pasangan, gesteund
loehalang (oelèëbalang), door ons vaak ten door de vier Boclohsche landschappen de hand


onrechte radja genoemd, die terzijde wordt ge- had, terwijl de hoofden van Nisam ten westen
staan door 4 ketocha's of ketoeha's am- van de Kroeëng Koekoes (Geukoeë) Sawang,
pat, door den hoeloehalang in belangrijke aan- Bajoe en Tjoenda onze zijde kozen.
gelegenheden te raadplegen. Zij staan aan het 1883. Vijandelijkheden tusschen Blang Mangat
hoofd van zoogenaamde districten, in de grootere met Gedong en Bajoe met Tjoenda verbonden.
staatjes moekim's geheeten. De hoofden der 1884. Vijandelijkheden tusschen Gedong en Bajoe
onderdistricten worden ketoeha's delapan ge- met Tjoenda, Nisam en Sawang verbonden.
232 PASEI. — PASOEMAH- (PASEMAII-, BESEMAH-)LANDEN.
1885—1886. Vijandelijkheden tusschen Gedong ling der res. Z.- en O.afdeeling van Borneo, be-
met Blang Mangat en de Boelohsche landschappen staande uit de lecnplichtige lijkjes Pasir, Pcgatan
en Bajoe met Tjoenda verbonden. en Koesan, alsmede uit de 'Tanah Boemboe (Zie
1892. Door het beleid van den resident G. A. op de namen). De zetel van den controleur is
Scherer kregen de door het hoofd van Pasangan Kota Baroe op Poeloe laut.
veroverde staatjes Gloempang Doewa, Blang Pan- PASIRPANDJANG. District van de contróle-
djang en Bajoe hunne onafhankelijkheid terug. afdeeling Manondjaja, regentschap en afdeeling
1898. Optreding onzer troepen uit Telok Semaweh Soekapoera, residentie Preanger regentschappen;
naar 'Tjot Triëng in Tjoenda. Expeditie tot ver- met cene oppervlakte van 17.611,35 hectaren. Het
drijving van de benden van den vorst van Pasangan district telt 20 desa's.
uit het gebied der verbonden hoeloebalang's van PASOEMAH- (PASEMAH-, BESEMAH-)
Gloempang Doewa, Sawang, Nisam, Tjoenda en LANDEN. Onderafdeeling van de afdeeling I.ema-
Bajoe. Vijandelijkheden in Gedong, waar een ge- tang oeloe en ilir, Kikim en de Pasoemah-landen,
deelte der bevolking deel nam aan de zich tot res. Palembang. Zij bestaat uit het grootste ge-
de residentie Oostkust van Sumatra uitstrekkende deelte van de vroeger vrij onafhankelijke Pasoemah-
beweging van den gcestdrijver Tengkoe Tapa en landen, die zich van den G. Dempo naar het Zui-
krijgsverrichtingen, tengevolge daarvan, in Kertih, den uitstrekken langs Benkoelen tot aan den G.
Matang Koeli, Kroeëng Pasei en Bloeë. Patah, waar zij aan Semindo oeloe loeas grenzen.
1899. Hernieuwde offensieve optreding onzer Pasoemah oeloe kroë en Pasoemah oeloe manna
troepen in de Paseistreek. Woelingen tengevolge zijn aan Benkoelen toegevoegd, waartoe zij geo-
van de beweging van Tengkoe Tapa. graphisch behooren; Pasoemah oeloe lintang en
1900. Hernieuwde offensieve optreding onzer Pasoemah lebar behooren tot Palembang en vor-
troepen in de Paseistreek. men deze onderafdeeling waarvan de hoofd],laats
PASEKAN. District van het particuliere land Bandar de zetel van een controleur is. De tot
Indramajoe-Wcst, contróle-afdeeling, regentschap Palembang behoorende landschappen zijn groote
en afdeeling Indramajoe, residentie Cheribon; met plateaus, afgebroken door ravijnen soms tot een
eene oppervlakte van 10.350,87 hectaren. Het diepte van 400 tot 600 voet. De naam Pasoemah,
district telt 23 desa's. die ook door het riviertje gedragen wordt, dat
PASILAN KELAPA. Inl. drogerij; varen- Pasoemah lebar doorsnijdt en in de Lcmatang uit-
wortelstok van Polypodium rigidulum Sw., ge- watert (welke laatste rivier evenals verscheidene
groeid op den cocospalm. andere hier aan den G. Patah ontspringt) zou
PASIR. Rijkjc op de Oostkust van Borneo, res. afgeleid zijn van de soemah of semah, een visch-
Z.- en O.afdeeling van Borneo, grenzende ten N. soort, die in grooten getale in dat riviertje gevon-
aan Koetei, ten W. aan de afdeelingen Amoentai den wordt.
en Martapoera, ten Z. aan de Tanah Boemboe- De Pasoemahers, die tot het Maleische ras be-
lrrnden en ten O. aan Straat Makasser. In de hooren, hebben in hooge mate den Javaanschen
Nota van toelichting op de acte van verband, ir, invloed ondergaan; zij beweren zelfs van Madja-
1875 door den Vorst onderteekend, wordt de be- pahit afkomstig te zijn. Tijdens het bestaan van
volking geraamd op 17.000 zielen en de opper- het Palembangsche rijk waren zij wel in naam
vlakte op ongev. 5000 vierk. palen. Het is in daaraan onderworpen, maar feitelijk zoo goed als
1826 door het Sultansbestuur van Banjermasin aan onafhankelijk. Hunne verhouding tot het rijk werd
het Ned.-Ind. Gouv. afgestaan. Een opsomming bepaald door de atoeran sindang mardéka (rege-
van de landen, het rijk van Pasir uitmakende, ling der vrije grensbewaking, zie PALEMBANG,
vindt men in het contract van 3 Dec. 1889 (Bijbl. Dl. 111, bl. 178); als vrije grensbewakers waren
Hand. St.-Gen. 1889/90 n°. 112). zij belast met het handhaven der grenspolitie, het
De W. helft van Pasir is bergachtig en wordt opvatten van vluchtelingen en het waken tegen
van het Z. naar het N. doorstroomd door de Ken- vijandelijke invallen. Toen Palembang door ons
dilo; het O. gedeelte is vlak. De eigenlijke Pasi- werd ingelijfd bleef de verhouding der bevolking
reezen zijn Maleiers; Orang badjo worden aan tegenover de Regeering ongeveer dezelfde; zij
de kust gevonden, terwijl Boegmeezen in de hoofd- werd tegen het vervullen dier verplichtingen
plaats en op verschillende plaatsen langs de rivier van cultuur- en heerendiensten en belastingen
wonen. Voorts wordt gewag gemaakt van de Loe- vrijgesteld. Herhaaldelijk ontstonden er echter
angan, een Dajaksche stam, die de N. bovenlanden botsingen tengevolge van rooftochten van Pasoe-
bewoont (Ind. archief, Dl. UI, bl. 452), doch geene mahers in de aan ons onderworpen aangrenzende
koppensnellers zijn zouden. De grond, die vrucht- landstreken,waarvoor zij weigerden voldoening te
baar- wordt genoemd, wordt weinig bebouwd; goud geven. In 1864 werd
nu door het Opperbestuur
zou vooral aan het boyengedeelte der Kcndilo machtiging verleend om krachtig tegen hen opte-
gevonden worden en steenkolen omtrent het mid- treden en zoo noodig de landstreek intelijven;
den van haren loop bij de kampong Boesoeï. Het nieuwe daden van geweld maakten dit noodzake-
bestuur berust bij een Sultan, wiens geslacht uit lijk en in 1866 werd eene militaire expeditie uit-
Madjapahit afkomstig zou zijn en die door rijks- gezonden, die echter alleen tegen Pasoemah lebar
grooten wordt bijgestaan, onder wie de Pangéran behoefde optetreden, daar P. oeloe manna en
Mangkoe Boemi of rijksbestierder de voornaamste Semindo oeloe loeas reeds uit eigen beweging
is. Voorts heeft elke volksstam hare eigen hoofden. verzocht hadden onder Gouv. gezag gesteld te
De belastingen, die de Vorst mag heffen, worden worden en P. oeloe lintang zich niet tegen den
in het contract van 1889 opgesomd. De voor- maatregel verzette. Na korten doch hevigen strijd
naamste plaatsen zijn Pasir aan de Kendilo, resi- werd P. lebar in Juli in bezit genomen; in Augustus
dentie van den Sultan, met vrij belangrijken han- barstte echter een opstand uit die eenen nieuwen
del, Rampa, Paraga, Saboeng Toeroeng, Boesoeï, troepenaanvoer noodig maakte, doch in November
Terobok en Teringsing. geheel bedwongen was. Nog eenigen tijd daarna
PASIR EN DE TANAH BOEMBOE. Afdee- werd de rust hier en daar verstoord, doch na
PASOEMAH- (PASEMAH-, BESEMAH-)LANDEN. — PASOEROEAN. 233

1868 bleek de landstreek geheel bevredigd en het zuiderstrand liggen bovendien nog enkele kleine
gaat de bevolking, tengevolge van den vrede, door zandvlakten. Eerstgenoemde vlakte bestaat langs
ons bestuur gehandhaafd, in welvaart vooruit. Zie de Noordkust en verder landwaarts in tot de hoogte-
J. S. G. Gramberg, De inlijving van het land- lijn van 10 meter boven zee uit alluviaal zand
schap Pasoemah, Bat. 1865; T. Bat. Gen. XVI, en zeeklei. Het onmiddellijk aan zee gelegen ge-
bl. 536; Ind. mil. tijdschr. 1870, 1871. deelte is bijna geheel tot vischvijvers ingericht.
De Pasoemahers zijn, — althans voor zoover
de Islam onder hen geen bekeerlingen gemaakt
Boven de hoogtelijn van 10 meter bestaat de bodem
geheel uit vulkanische producten, afkomstig van
heeft,— heidenen en vereeren geesten (orang
al o es), onderscheiden in goede en booze geesten
den Pcnanggoengan, den Ardjoeno en den Tengger,
wier flauw hellende voeten het zuidelijke deel van
(déwa's en djins); ook de zielen der voorouders de vlakte van Pasoeroean innemen.
(poejangs) deelen in die vereering. Afgodsbeel- De vlakte van Malang, die eene geringe helling
den en priesters worden niel onder hen gevon- heeft van Noord naar Zuid, begint bij Singosari,
den. De dorpen zijn, — waarschijnlijk wegens
de vroeger veelal hcerschende binnenlandschc oor-
500 meter boven zee, daar waar de voeten van
den Kawi, den Ardjoena en den Tengger in de
logen,— omringd door aarden wallen, met bamboe
doeri beplant waarin nauwe ingangen zijn open-
vlakte overgaan. In het O. wordt zij begrensd
door den voet van den Smeroe en in het Z. door
gelaten; somtijds zijn zij nog door een vrij diepe het Kendeng- of Zuidergebergte. In de aldus be-
gracht omgeven. In het midden van het dorp, dat grensde vlakte liggen: de afdeelingshoofdplaats
bestaat uit huizen, op palen gebouwd, vindt men Malang op 445 m. en de districtshoofdplaatsen
gewoonlijk een met steenen belegd plein aan 't welk Boeloelawang op 396 m., Kepandjen op 335 m.,
de vergaderzaal (balé) ligt. Hunne instellingen Toeren op 390 m. en Gondanglegi op 355 m.
komen overeen met die van de bewoners der bin- boven zee. In het laagste, Z.O. deel van de vlakte,
nenlanden van Palembang; de huwelijken geschie- nabij Soemberpoetjoeng (295 m.) heeft de kali
den bij wijze van djoedjoer en ambil anak. De Brantas zich een bed van 100 m. diepte gegraven
Pasoemahers zijn goede landbouwers en telen de in het vulkanisch materiaal, waarmede de geheele
rijst gedeeltelijk op sawahs; de koffiecultuur is er vlakte van Malang is bedekt. Dit materiaal is
niet onbelangrijk. De fraai bewerkte rotanmatten gedeeltelijk als steenbrokken uit de kraters weg-
der Pasoemahers worden in Palembang verkocht. geslingerd, gedeeltelijk als eene natte brei van
De bevolking is verdeeld in stammen (soembai), zand, asch en steenen met en door het regen-
wier dorpen door elkander verspreid liggen; het water naar beneden gevoerd. De lavastroomen,
bestuur berust bij stamhoofden (pasirah) en welke in de rivierbeddingen ontbloot zijn, heb-
dorpshoofden (pangéran, dipati); de eersten ben soms tijdelijk den loop van de Brantas, de
hebben echter weinig macht; gewichtige zaken afvoerrivier, gestuit en de afwatering belet, zoodat
worden in vergaderingen der hoofden of in volks- de vlakte moerassig werd. Dat zij echter vroeger
vergaderingen beslist. De stam is eigenaar van in haar geheel een meer zou zijn geweest, is niet
den grond; de pasirahs worden, als vertegenwoor- aangetoond kunnen worden. Behalve in het noorden
digers van den stam, beschouwd als bewaarders en zuiden wordt het oostelijke deel der residentie
van den grond, die echter door de bevolking in ingenomen door hellingen en toppen van het Teng-
gebruik kan worden genomen zonder dat zij be- ger- en het Smeroc-gcbergte. De oostgrens loopt
lasting behoeft te betalen. Daarentegen is zij ver- dwars door den krater van den Tengger, Dasar
plicht het hoofd te helpen bij het bewerken zijner genaamd, zoodat de G. Brama, een nieuw eruptie-
velden en zijne woning te onderhouden. punt in dien krater en 2380 m. hoog, tot Pasoe-
Eene verzameling van voorschriften op het recht roean behoort. Verder zuidwaarts loopt de grens
betrekking hebbende gaf G. J. Gersen, T. Bat. over den G. Ajeg-ajeg, hoogste punt de G. Djam-
Gen. XX, bl. 108. bangan, 3020 m. en over den 3671 m. hoogen
PASOEROEAN. Eene der residentiën van Oost- top van den Smeroe, een fraaie kegel, de hoogste
Java, ten N. door de Straat van Madoera en ten van geheel Java, wiens krater bij tusschenpoozen
Z. door den Indischen Oceaan bespocld. Zij grenst asch en stoomwolken uitstoot en bijna onafge-
ten O. aan de res. Probolinggo, waarvan zij in broken met eene rookpluim is versierd. Nog in
het N. door de kali Lawean, in het Z. door de 1885 is daaruit een lavastroom gevloeid, dieeene
kali Glidiq gescheiden is, ten W. aan de res. koffieonderncming verwoestte en vele opgezetenen
Kediri en ten N.W. aan de res. Soerabaja. Ten doodde. Het n.westelijke en westelijke deel der
O. loopt de grens over het Tengger- en Smcroe- residentie wordt ingenomen door de hellingen van
gebergte, ten W. over het Ardjoeno-, het Kloet- den Penanggoengan, een regelmatigen vulkaan-
en het Kawi-gebergte. In het Z. maken de Plctot-, kegel, hoog 1649 m., het Ardjocna-gebcrgte met
de Lengkasana- en de Tambakan-baai drie inham- de toppen Widodaren (3333 m.),Walirang (3i50m.)
men. Ten Z.W. van deze laatste is, op geringen en Kembar (3030 m.) den Andjasmara-keten, den
afstand van de kust het woeste eiland Sempoe Kloet (1731 m.) en den Kawi, hoogste top de
gelegen, dat geene vaste bevolking heeft. De N.O. G. Boetak, 2859 m. boven zee.
hoek heet Hoek van Warangan, ten N.O. daarvan Het zuiderdeel van de residentie is bedekt met
ligt op ruim 10 Eng. mijlen afstand het eilandje de hellingon van het Zuidergebergte, een tertiair
Karangkoko of Zwaantjesdroogte, waar een kust- gebergte, grootendeels bestaande uit kalksteen,
licht is opgericht. met toppen van 500—800 m. boven zee. Deze
De oppervlakte van de res. bedraagt 96 □ geogr. kalksteen is op de meeste plaatsen overdekt met
mijlen; op uit. 1895 telde de bevolking 1.045.985 eene dikke laag roodbruine klei, gevormd door
zielen of 10.895 per □ geogr. mijl. den kalksteen zelf en magneetijzer, afkomstig van
Het gewest is geheel bergachtig, met uitzonde- andesiet-gruis.


ring van eene vlakke strook langs de Noordkust De rivieren van dit gewest behooren tot het
de vlakte van Pasoeroean en een effen terrein gebied van de Noord- of van de Zuidkust. De
in het midden — de vlakte van Malang. Langs waterscheiding tusschen beiden loopt van den top
234 PASOEROEAN.

van den Smeroe naar het Zuidergebergte en verder hoofdplaatsen Pandakan of Porrong en daar voor
in westelijke richting, ongeveer evenwijdig met ongeveer ƒ3 per pikol aan Chineezen verkocht.
de kust, naar de grens van Kediri. Naar de Straat Warme bronnen vindt men bij Sanggariti, onge-
van Madoera stroomen de vroeger genoemde grens- veer 3 palen ten w. van de districtshoofdplaats
rivier Lawean, de kali Oemboelan, lager kali Ke- Sisir gelegen en op een paar paal ten n. van
pandjen en van de districtshoofdplaats Redjasa Ngantang. De bron van Sanggariti bevat 3,03 per
tot de monding kali Redjasa geheeten, de kali mille vaste stoffen, die bij Ngantang 10 tot 19
Gembong of rivier van Pasoeroean, welke door per mille. Het water dezer bronnen wordt met
de hoofdplaats stroomt, de kali Welang of kali goed gevolg aangewend tot genezing van huid-
Kraton, welke het land Alkmaar doorstroomt, ziekten; maar hare geneeskracht ontkenen deze
aldaar den schoonen, 85 voet hoogen waterval bronnen meer aan de groote zuiverheid en de
Baoeng vormt en ten n. van de districtshoofd- temperatuur van het water dan aan de daarin aan-
plaats Kraton in zee valt, de Kedoeng I.arangan wezige opgeloste zouten.
of rivier van Bangil en eindelijk de hoofdrivier Pasoeroean is een van de vruchtbaarste en wel-
der residentie, de kali Brantas (zie op dat woord). varendste gewesten op Java. De rijstcultuur staat


Deze rivier, welke met hare talrijke zijrivieren de er op een hoogen trap; de gemiddelde opbrengst
gansche vlakte van Malang en de aanliggende
vulkaanvoeten als stroomgebied omvat, ontspringt
per baoe — gemiddeld 40 pikol padi
hooger dan in eenig ander gewest op Java. De
is er

in het Ardjoena-gebergte op de oostelijke helling Gouv. kofiïecultuur, hoewel in dit gewest nog altijd
van den Andjasmara, even over de grens der resi- zeer belangrijk en van grooter omvang dan elders
dentie, dus op Soerabajaasch grondgebied. Reeds op Java, is ook hier achteruitgegaan; het aantal
beneden de districtshoofdplaats Sisir (Batoe) wordt erfpachlsperceelcn, waar koffie wordt geteeld, is
een groot gedeelte van haar water afgetapt ten in den laatsten tijd, voornamelijk op de z.w. hel-
dienste der bevloeiing. Zij stroomt verder zuid- ling van den Smeroe en in het Zuidergebergte,
waarts langs Malang en Kepandjen en daarna verbazend toegenomen en bedraagt ruim 200. Sui-
oostwaarts, voor een deel de grens uitmakende kerfabrieken, waarvan 3 in de afdeeling Malang,
tusschen de res. Pasoeroean en Kediri. Hare voor- zijn er 24; verder zijn er in de afdeeling Malang
naamste zijrivieren zijn: de kali Amproeng op eenige koffiepelmolens, waar de Gouv. koffie in
den Smeroe ontspringende, met de kali Bango, de roode schil wordt opgekocht en bereid, een
van den Ardjoena komende, welke vereenigd, ten paar perecelen waar indigo wordt geteeld en een
z. van Malang in de Brantas vallen; de kali 40U1I ondernemingen waar uitsluitend suikerriet-
Kernanten die een paal ten z. van Boeloelawang stekken worden verbouwd. Het eenige particuliere
de hoofdrivier ontmoet; de kali Lesti, die van land in deze residentie is Kedawoeng, groot 3512
de n. helling van den Djambangan komt, met de baoe; er wordt rijst en suikerriet geteeld.
kali Genteng, die van den Smeroe afstroomt, De gemiddelde regenval over 13—19 jaar be-
welke vereenigd, na een westwaartschen loop ten rekend, bedraagt voor de hoofdplaats Pasoeroean
z. van Kepandjen in de Brantas vallen. Verder
oostelijk ontvangt de Brantas nog de Metra en
1265 millimeter per jaar, voor Malang 1985, voor
Soekapoera, districtshoofdplaats op de helling van
de Lawor, welke laatste ontstaat uit de vereeni- het Tengger-gebergte 3293 en voor het erfpachts-
ging van de Biroe en de Leksa, alle rivieren, van perceel Limburg in het Zuidergebergte, 2153 m.m.
de z.o. helling van den Kawi komende. Eene be- De temperatuur ter hoofdplaats en langs de Noord-
langrijke zijrivier is nog de Konta, die, evenals kust komt overeen met die te Batavia. De hoog-
de Brantas zelf op den Andjasmara ontspringt. vlakte van Malang is opmerkelijk koeler; het
Zij stroomt met schilderachtige kronkelingen, over klimaat van Malang staat als aangenaam en ge-
steenen en rotsblokken bruisend, door het hoog- zond bekend; evenwel komt malaria er niet veel
land van Ngantang, dat bekend is door zijne groote minder voor dan aan de strandplaatsen. Evenals
koftïeproductie en vormt in haar meer noordelij- elders in Oost-Java heeft de oost-moeson in Pasoe-
ken loop de grens tusschen Pasoeroean en Kediri. roean meer dagen van droogte achtereen dan b. v.
Bij" uitbarstingen van den Kloet heeft de Konta de Preanger, hetgeen van belang is voor de koffie-
belangrijke hoeveelheden zand afgevoerd. Tot het cultuur, daar de bloesem minder door regenbuien
stroomgebied van de Zuidkust behooren slechts wordt getroffen en de vruchtzetting dus meer onge-
kleine rivieren, nl. de Leminoe of Iwoq, de Sri- stoord kan plaats hebben.
gantja, de Pengeloeran, de Soemberdoeren en de Door den invloed der oostelijk en westelijk ge-
Glidiq, vroeger genoemd. legen vulkanen wordt de Z.O. passaat van rich-
Door middel van talrijke bevloeiingswerken, te ting gewijzigd en veranderd in een zuidenwind,
veel om ze afzonderlijk te vermelden, wordt het welke in deze residentie den naam draagt van
water der bergstroomen voor den natten rijstbouw gronggong. Het is een warme droge wind, die
en voor de suikerrietcultuur benut; verder is door bijna even onaangenaam is als de gending in
bedijking de moerassige streek tusschen de districts- Probolinggo.
hoofdplaats Gempol en de afdeelingshoofdplaats Administratief is het gewest verdeeld in 3 af-
Bangil tegen het binnendringen van brmdjirwater deelingen tevens regentschappen, nl. Pasoeroean,
beveiligd. Malang en Bangil, met gelijknamige hoofdplaat-
Aan nuttige mineralen schijnt de res. Pasoeroean sen, II contróle-afdeelingen en 24 districten. De
arm: wel zijn ook in dit gewest talrijke vergun- contróle-afdeelingen zijn: Kota Pasoeroean, Grati,
ningen uitgegeven tot het doen van mijnbouw- Tengger, standpl. Poespa, Kota Bangil, Kasri,
kundige onderzoekingen, maar van de resultaten Pocrworedjo, standpl. Lawang, Kota Malang, Batoe,
dier onderzoekingen is nog zoo goed als niets standpl. Sisir, Kepandjeu, Toeren en Toempang.
bekend. Vermelding verdient als product van uit- De bevolking beslaat voor verreweg het grootste
voer alleen de zwavel, die verkregen wordt uit deel (ongeveer 7/s) °*t Javanen; in de afd. Pasoe-
den krater van den Walirang. Dit mineraal wordt roean en Bangil, zoomede in den omtrek van de
door de zwavelhaalders afgevoerd naar de districts- hoofdpl. Malang hebben zich vele Madocreezen
PASOEROEAN. 235

tusschen de Javanen gevestigd. Zoo als elders op klein plateau tusschen den Kembar en den Ardjoena
0.-Java dringen ook hier de Madoereezen als eene het nachtverblijf Lalidjiwa, 2515 m. boven zee.
wig de Javaansche desa binnen; zij zijn eerst Tosari 1777 m. boven zee in het Tengger-gebergte,
koelies op landbouwondernemingen of handelaars aan den weg naar den Bromo, heeft een droog,
en weten langzamerhand door vlijt en spaarzaam- koel klimaat; er is een druk bezocht gezondheids-
heid in het bezit te komen van gronden. De be- etablissement. Kendalpajak en Swaroe in de afd.
volking houdt zich voornamelijk bezig met land- Malang zijn zendingstations van het Ned. Zendeling-
bouw, langs de noordkust ook met vischvangst genootschap. Te Banjoebiioe bij Grati en te Mendit
en de vischteelt in vischvijvers; op de hoofd- ten n.o. van Malang zijn druk bezochte badplaatsen.
plaatsen ook met handwerksnijverheid. In de afd. De res. Pasoeroean is ook belangrijk wegens de
Pasoeroean wonen in 39 hooggelegen desa's de Hindoe-oudheden die men er vindt, nl. tjandi
Tenggereezen (zie op dat woord); zij houden zich Singosari, tjandi Toempang en tjandi Kidal, ten
bezig met den verbouw van aardappelen, kool, w. van Malang. Bij Sanggariti is nog overgebleven
uien en andere groenten, welke veel naar Malang, het voetstuk van een tempel en op de Oro-Oro-
Pasoeroean en Soerabaja worden vervoerd. De ver- vlakte bij den top van den Boetak bevinden zich
moedelijk uitgestorven Tenggereesche honden, ge- de grondslagen van twee gebouwen; eindelijk
lijkende op een Hollandschen herdershond, waren eenige beelden in het bosch Pengaradjan op de
bekend wegens hunne trouw en waakzaamheid. n. helling van den Kloet. (Zie over een en ander
Eene achteruitgaande industrie is het inzouten onder OUDHEDEN).
van eendeneieren in de desa Dawe aan het meer Geschiedenis. In eene oorkonde van het jaar
Kelindoengan (bij Grati) gelegen. Deze eieren wor- 1294 A. D., gevonden op den G. Boetak, wordt
den gelegd in de natte zoutachtige klei (padah) gesproken van een rijk Toemapel, elders ook wel
van de vischvijvers; ze worden a ƒ3,50 per 100 Singosari genoemd, dat hoogstwaarschijnlijk de
verkocht en kunnen ongeveer 3 maanden goed tegenwoordige res. Pasoeroean omvatte. Dit rijk
blijven. wordt ook vermeld in het Javaansche gedicht Rangga
De middelen van verkeer zijn: de staatsspoor- Lawe en daarin leest men van een oorlog tusschen
weg, nl. de lijn Soerabaja—Bangil—Pasoeroean, Toemapel en Daha, in Kediri. De Vorst van
welke over Probolinggo via Loemadjang naar Pa- Toemapel, Raden Widjaja, wordt daarin de stichter
naroekan gaat; de zijlijn Bangil—Malang, welke genoemd van Madjapait. Na de verovering van
in 1897 doorgetrokken is over Kepandjen naar dit rijk in 1478 door Raden Patah vluchtte de
Blitar in Kediri. Van Malang uit gaan of zijn in laatste vorst of een zijner zonen naar Malang, maar
aanleg stoomtramlijnen, n.oostwaarts via Mcndit werd door de troepen van Raden Patah verslagen.
naar Toempang, n.westwaarts over Pendem, Ka- Volgens eene andere overlevering vluchtte Gadjah
rangploso en Singosari terug naar Malang en van Mada, rijksbestuurder van Madjapait naar Seng-
daar zuidwaarts over Boeloelawang naar Gondang- gara, ten z. van Malang; zijn zoon wist het voor-
legi, met zijtakken van daar westwaarts naar malige rijk van Singosari uittebreiden en gaf het
Kepandjen en oostwaarts naar Dampit. Van de den naam van Soepit Oerang. Aan hem wordt
hoofdplaats Pasoeroean gaat eene stoomtramlijn de stichting van de sterkte Koeta Bedah, ten z.
over Waroengdawa naar Sengon met een zijtak van Malang, waarvan de ruïnen nog bestaan, toe-
naar Bekasi-oost. Verder zijn alle belangrijke plaat- geschreven. Door den Portugeeschen schrijver
sen door breede, goed onderhouden grintwegen Mendez Pinto wordt vermeld, dat Pangéran Trang-
verbonden. Van de rivieren kan voor het vervoer gana, Vorst van Demak, met de hulp van Bantam
geen gebruik worden gemaakt; alleen de kali Pasoeroean belegerde, dat nog in de macht der
Gembong is van de hoofdplaats Pasoeroean tot Siwaiten was. Pangéran Tranggana werd gedood
aan zee voor kleine prauwen bevaarbaar. door zijn bediende en na vruchtelooze pogingen
Behalve de hoofdplaats, de afdeelings- en dis- werd het beleg opgebroken. Bij de verdeeling van
trictshoofdplaatsen, elders in dit werk vermeld, het rijk van Tranggana onder zijne zonen kwam
zijn nog de volgende plaatsen belangrijk: Lawang, Pasoeroean met Soerabaja, volgens de inlandsche
500 m. boven zee, dat sedert eenige jaren niet verhalen, aan den regent van Madoera, schoon-
meer onder de afd. Malang maar onder Bangil zoon van Tranggana.
ressorteert; het is de standplaats van een contro- Na de stichting van Mataram onderwierp de
leur en aldaar heeft zich, aangetrokken door het regent van Pasoeroean zich aan Soetawadjaja; zijn
koele, aangename en gezonde klimaat, langzamer- gebied bleef onder Mataram tot 1685, toen Soe-
hand eene belangrijke Europeesche gemeente ge- rapati in 0.-Java een rijk stichtte met Pasoeroean
vestigd; de inlandsche bamboezen woningen langs tot hoofdstad. Soerapati sneuvelde in 1706 en in
den weg en de overzijde van de rivier zijn ver- 1707 stichtte de bevelhebber der Compagnie De
vangen door sierlijk gebouwde steenen huizen, Wilde een fort te Pasoeroean. In 1743 werd bij
optrekjes en villa's. Fr zijn: een ruim stations- verdrag met Pakoe Boewana II de Noordkust van
gebouw, een post- en telcgraafkantoor, eene school Java van de Tji Losari tot Pasoeroean aan de
voor Europeanen met ongeveer 100 leerlingen en Compagnie afgestaan, nl. het gebied langs de kust.
twee hotels, die vooral in de warme maanden Het gebied van Malang en Ngantang werd eerst
October—December door ingezetenen van Soera- in 1767 door den bevelhebber der Compagnie aan
baja en Pasoeroean worden bezocht. De heuvel- een afstammeling van Soerapati ontrukt.
achtige omstreken zijn zeer schoon. Prigen, 580 m. Bij de verdeeling van Java door Daendels in
boven zee op de helling van den Walirang, van 9 Landdrostambten ressorteerde Pasoeroean onder
waar men een schoon uitzicht heeft op de oostelijk het Landdrostambt Oost-Java; na de teruggave
gelegen bergen en de Straat van Madoera. Kr zijn der 0.-I. koloniën door Engeland in 1816 werd
een hotel, tevens gezondhcidsetablisscmcnt en vele Pasoeroean tot eene residentie verheven.
buitenverblijven. Tretes, 790 m. boven zee, met PASOEROEAN. Afdeeling en regentschap der
een schoonen waterval. Op den weg van Tretes gelijknamige residentie, wier n.o. gedeelte zij uit-
naar den krater van den Walirang ligt op een maakt, groot 86.373,08 hectaren of 15,7 O g. m.,
236 PASOEROEAN. — PASSIR-rASSIR. (IKAN)
en begrensd door: ten N. de zee; ten O. de resi- van 2606,04 hectaren. Het district telt 57 desa's.
dentie Probolinggo; ten Z. en ten W. resp. de PASOEROEAN (ook GEMBONG en in het
afdeclingen Malang en Bangil van dit gewest. De Hoog-Javaansch PASEDAHAN), de hoofdplaats
afdeeling telt 3 contróle-afdcdingen, het regent- van het gewest, het regentschap, de afdeeling en
schap 10 districten, met name: Kota Pasoeroean, het district van dien naam, ligt aan Straat Madoera
Kraton, Ngempit, Wangkal (hoofdpl. Kedjajan), en heeft eene veilige reede. Reeds in het begin
Kebontjandi (hoofdpl. Gondang-Wctan), Grati der i6e eeuw bestond de stad; twee eeuwen later
(hoofdpl. Grati Toenon), Djati (hoofdpl. Ngoling), was zij de hoofdplaats van het rijk van Soerapati.
Winongan (hoofdpl. Gading) en Redjasa (hoofdpl. Voor een 20tal jaren nog de vierde in rang onder
Redjasa-Lor), Tengger (hoofdpl. Ngepoh); de niet de handelssteden van Java is zij sedert het in
genoemde hoofdplaatsen zijn gelijknamig. Het aan- exploitatie komen van de staatsspoorlijn Soerabaja—
tal desa's bedraagt 484, waarvan 7 particulier en Malang, wat het vertier betreft, zeer achteruit
alle andere Gouvernements zijn. Langs de Noord- gegaan. Op het eind van 1882 bedroeg de bevol-
kust strekt zich eene vlakte uit, welke niet anders king 38.816 en op het eind van 1897 slechts
is dan de flauw hellende voet van den Tengger, 25.132 zielen.
waarop de zee tot zekere diepte alluviaal zand De kali Gembong die door de stad loopt is
en klei heeft afgezet. In die formatie zijn talrijke daar nauwelijks 20 meter breed en alleen voor
vischvijvers aangelegd wier peil onder hoogwater- kleine prauwen bevaarbaar. De drukte op de reede
stand ligt; de zee liep hier vroeger zeker verder is zeer verminderd, maar nog steeds geven de af-
landwaarts in. De kust heeft oostelijk een kaap, scheep van koffie en suiker, de visschersprauwen en
Tandjoeng Warangan en westelijk een bocht, die andere vaartuigen, die handel drijven op Madoera,
van Pasoeroean. De voornaamste der bergen dezer daaraan eene zekere levendigheid. Op de reede
afdeeling is de Tengger, die in haar zuidoosthoek komen de zeeschepen op I V2 paal afstand in 5
ligt, en dan ook slechts ten deele tot haar be- vademen water ten anker. Vóór den mond van
hoort. Aan den noordelijken Tcnggcr-voet grenst de rivier ligt eene zandbank, die het vaarwater
de zuidvoet van den Grati-vulkaan, welks krater zeer versmalt; de aanslibbing is in de laatste tien-
het meer Klindoengan bevat. Benoorden den Grati- tallen jaren nog toegenomen, zoodat thans geladen
vulkaan ligt de goenoeng Semongkrong die stel- 10 kojangsprauwen met het doode tij de bank
lig een eruptie-punt is, al valt er ook op den top niet kunnen passeeren. In de nabijheid van de
geen krater waartenemen. De Zuidgrens der af- bank wordt voortreffelijke tong gevangen.
deeling wordt gevormd door het zadel dat de Pasoeroean is overeenkomstig den landaard dei-
Tengger, naar het westen toe, verbindt met den bevolking verdeeld in wijken. Vroeger zag men
Ardjoeno; dit gebergte staat bekend als goenoeng in de hoofdstraat van de Europeesche wijk tal
Toenggangan, dan wel gebergte van Djaboeng of van fraaie heerenhuiz.en als villa's gebouwd; vele
van Selampar. De afdeeling is een paar badplaat- daarvan zijn thans vervallen; zij zijn door Chi-
sen rijk, die beide haar daarzijn te danken hebben neezen opgekocht, die aan het onderhoud weinig
aan een krachtig te voorschijn tredende bron van kunnen besteden doordat de huurprijzen zoo be-
zeer helder water; de meest bekende is 't „blauwe langrijk zijn gedaald. De Chineesche wijk bestaat
water": Banjoe-biroe, (zie op dat woord); de andere uit verscheidene straten met zeer fraaie huizen,
badplaats ligt bewesten de vorige en draagt den waarvan vele, en wel de aanzienlijkste, volgens
naam Oemboelan. Te vermelden rivieren zijn: de Europccsch model zijn gebouwd. Om de Euro-
k. Lawejan, grensrivier met Probolinggo; de k. peesche en Chineesche wijken liggen de kampongs
Oemboelan, in haar benedenloop k. Kepandjen der Javanen en Madoereezcn, die tot aan het strand
en bij haar monding k. Redjasa geheeten; deze en de daaraan gelegen vischvijvers doorloopen.
beide ontspringen op de noorder Tengger-helling; Pasoeroean heeft een fraai residentiehuis, eene
de k. Welang, die op de westelijke Tengger- nette regentswoning, eene in 1857 vernieuwde
helling ontspringt en als k. Kraton in zee vloeit. Protestantsche en eene in 1895 voltooide Roomsch-
De hoofdplaats der afdeeling is Pasoeroean (zie katholieke kerk, cene moskee met bidtoren, een
op dat woord). Vermeldingswaardige plaatsen in de fraai societcitsgebouw, dat getuigt van de vroegere
afdeeling zijn: het dorp Meiaten bij Ngoling, een welvaart der plaats, eene constructiewinkel „de
voormalige districtshoofdplaats, waar een bloeiende Bromo", met gemiddeld 100 inlandsche ambachts-
nijverheid bestaat, zijnde de vervaardiging van lieden, eene ijsfabriek en eene koffiepellerij. Ver-
stroozakken; de controleurs-standplaats Poespa, in der is er de onderneming Poeroet, die uit de ter
de buurt waarvan zich het landbouw-etablissement hoofdplaats gelegen Poeroet-bron drinkwater in
bevindt, hetwelk dient tot proefneming met Euro- buizen pompt naar het spoorwegstation, vanwaar
peesche kolonisatie in de Oost; tevens bestaat het in groote ijzeren ketels naar Soerabaja wordt
hier een gelegenheid voor ambtenaren om, dank vervoerd. De gasfabriek bestaat sedert jaren niet
zij cene Gouv.-toelage, als patiënt le klasse te meer, ook al tengevolge der verminderde wel-
worden verpleegd. Een dergelijke gelegenheid vaart; een proefstation voor de suikercultuur heeft
biedt Tclaga-sari, welk herstellingsoord onmiddel- hare plaats ingenomen. Het fortje, in 1845 ge-
lijk ligt bij Tosari, een om haar schoone en ge- bouwd, is in 1892 afgebroken. Eene stoomtram
zonde ligging en ook als hoofddorp der Tcngge- loopt van de hoofdplaats naar Waroengdawa en
reezen algemeen bekende desa. De Mohammedaan- Winangon; ze zal doorgetrokken worden naar
sche bevolking der afdeeling is van West naar Paserpan.
Oost al minder Javaansch en meer Madoereesch. PASPASAN. Bal. Zie PAPASAN.
In de afdeeling liggen het particuliere land Keda- PASSAR, PASSER. Zie PASAR.
woeng, 10 suikerfabrieken en 2 kinaplantages op PASSIFLORA. Zie LABOE.
gronden in erfpacht. PASSIR. (IKAN) Zie KADIR. (IKAN)
PASOEROEAN. District van de contróle- PASSIR-PASSIR. (IKAN) Maleische naam op
afdeeling Kota-Pasoeroean, regentschap, afdeeling Java voor eene Stckcl-Omberv isc h-soort,
en residentie Pasoeroean, met cene oppervlakte Scolopsidcs monogram ma.
PATAHO.
— PATERNOSTER-EILANDEN. (KLEINE) 237

PATAHO. Zie BIEJAWAKH. in gewone sawah herschapen, _: 500 bouws van


PATAH SEMBILAN. Hethoogstepunt,2sooM., regen afhankelijke sawah volledig bevloeid ge-
van het Barisan-gebergte op Sumatra. Volgens den worden, terwijl de aanplant van tweede gewassen,
naam zou de gekartelde top negen punten moeten die te voren slechts op weinige gronden voor-
hebben. Door een circa 1800 M. hoogen rug is de kwam, thans zonder eenig bezwaar over de volle
Patah Sembilan verbonden met den hoogsten top oppervlakte met zeer gunstigen uitslag gedreven
van geheel Sumatra, den Goenoeng Korintji, Goe- wordt. Niet minder dan 140 grootere en tallooze
noeng Gedang of (volgens de zeevaarders) Piek kleinere inlandsche dammen, in heeren- en desa-
van Indrapoera. Beide hebben, met den Goenoeng dienst onderhouden, konden door den aanleg der
Toedjoeh, waarschijnlijk één vulkaan gevormd werken vervallen. Merkwaardig is de in dit gebied
wiens uitbarstingen eerst de twee nevengebergten genomen, en voorloopig goed geslaagde proef om
deed ontstaan en daarna den Piek als jongste ver- de waterverdeeling in detail aan de landbouwers
heffing. zelve over te laten, waartoe het gebied in kringen
PATAH TOELANG, of DAOEN PATAH van 2—300 bouws is verdeeld. Alleen aan de vel-
TOELANG en SETOELANG. Mal.; KAJOE den bij suiker- en andere fabrieken wordt het water
OERIP of GETIII OERIP of TIKEL BALOENG, door de technische ambtenaren toegewezen.
Jav.; PATATOELANG, Mak.; TIIELISOH, Mad. PATÈK. Zie FRAMBOKSIA TROPICA.
Euphorbia Tirucalli L., fam. Euphorbiaceae. PATÉKA. Mal. Amb. en'Tim. ZieSEMANGKA.
Kleine boom of heester met dunne ronde takken PATELLA SACCHARINA. Zie GASTERO-
en nagenoeg zonder bladeren, in Afrika tehuis PODEN.
behoorend doch in Indië ingevoerd. Bejaarde lie- PATENE. Mak. Zie TJAMPAKA.
den stampen de stengels fijn en leggen die bij PATENGGANG. (TELAGA) Fraai gelegen
wijze van pap op pijnlijke plaatsen der ledema- bergmeer op de westhelling van den Patoeha,
ten. Het scherpe sap wordt uitwendig bij been- 1575 meter hoog.
breuken aangewend, en is inwendig gegeven een PATERNOSTER-BOON of -ERWT. Zie
bekend inlandsch abortivttm. In den laatsten tijd SAGA.
trekken deze en soortgelijke Euphorbia''s de aan- PATERNOSTER-EILANDEN. (GROOTE)
dacht wegens het caoutchouc-gehalte van haar Een tot de afd. Makasser van het Gouv. Celebes
melksap. en onderh. behoorende eilandengroep, tusschen
PATANI. District op hel Zuidoostelijk schier- de z.w.lijkste punt van Celebes en het eiland
eiland van het eiland Halmahéra, om de Noord Lombok, in de Soenda-zee, en wel tusschen 70 20'—■
begrensd door het district Maba en om de Oost 7° 55' Z.B. en 1170 6'— 118°o' 0.L., in richting
door het district Wcda, en behoorende tot het van z.w. naar n.o. zich uitstrekkende; deze archi-
sultanaat Tidore. Meerdere Sengadji's fungeeren pel, bij de zeelieden onder den naam van „het
er als hoofden en in de voornaamste kampong, kerkhof" bekend, bestaat uit een menigte eilandjes
nicl ver van de Oostelijkste punt gelegen, heeft en riffen, de namen dragende der schepen welke
de posthouder voor Midden- en Zuid-Halmahéra zij deden vergaan, is niet opgenomen en wordt
zijn standplaats. Tusschen de bewoners en die niet bevaren. De Siboga-expedilie bezocht deze
van het eiland Gébé, dat niet ver Oostwaarts eilanden in het voorjaar van 1899; de uitgebreide
ligt, bestaat veel aanraking; zij zijn meest allen strandriffen van Sailoes kctjil en Kawasang wer-
Mohammedanen en in het binnenland vindt men den faunistisch onderzocht. Evenals de Postillon-
geen Alfoersche slammen. Hun hoofdbestaan vin- eilanden liggen de Paternoster-eilanden blijkbaar
den zij in de vischvangst. op een plateau, door ongeveer 60 meter diep
PATATOELANG. Mak. Zie PATAH TOE- water overdekt; deze plateaus zijn van elkander
I.ANG. gescheiden door dieper water waarin tot 571 m.
PATCHOULI. Zie DILEM, alsmede het op- gelood werd. De afstorting dezer plateaus is zeer
stel over vluchtige oliën (Dl. 111, bl. 68). steil naar het bekken der Flores-zee. De eilanden
PATEGOEAN-WERKEN. Deze bevloeiings- zijn klein, dichtbegroeid en slechts gedeeltelijk
werken, in de afdeeling Bangil der residentie door enkele visschers bewoond; zij worden door
Probolinggo gelegen (vgl. Dl. I, bl. 192) zijn riffen, waaronder van enorme uitgestrektheid, om-
thans geheel voltooid. Zij omvatten een terrein geven. (40 Bulletin der Siboga-expeditie).
van ongeveer 86 Km. 2 of ruim 10.000 bouws, PATERNOSTER-EILANDEN (KLEINE) of
gelegen aan den noordoostvoet van den Ardjoena, BALABALANGAN-EILANDEN. Een groep
zuidwaarts van de desa Kasri (aan den weg naar eilandjes en riffen in Straat Makasser, die in een
Prigen), oostwaarts tot even voorbij de hoofd- vierhoek liggen, aan de n.- en z.-zijde begrensd
plaats Bangil en ten noorden begrensd door de door de parallellen van 2° o' en 2° 44' Z.8., aan
kali Porrong. Deze streek wordt bevloeid uit de de w.zijde door den meridiaan van 1170 O.L. en
rivieren Pategoean en Djaganalan of Kedoeng aan de o.zijde door de 100 vaams-lijn, zijnde de
Larangan (met haar zijtak Kedondong), die haar grens der groote bank van Borneo, welke met
ongeveer ten westen en oosten omgrenzen. Vroe- diepten van 17 tot 50 vaam in Straat Makasser
ger bestond hier een zeer gebrekkig inlandsch uitsteekt. De eilanden zijn onbewoond doch wor-
irrigatie-stelsel, in 't geheel niet ingericht op spaar- den veelvuldig bezocht door visschers, zoowel van
zaam verbruik en billijke verdeeling van het water, den Borneo- als van den Celebes-wal; soms blij-
bestaande uit een zeer onregelmatig en verward ven zij er een paar maanden, zich van het eene
net van leidingen, waarin genoemde rivieren zich eiland naar het andere verplaatsende; de groote
geheel verloren. liet is sedert het jaar 1885 ver- hoeveelheden gevangen visch worden er gedroogd,
vangen door een regelmatig systeem van aanvoer- ook verzamelen zij eieren van vogels en schild-
en afvoerleidingen, waardoor de bevloeiingstoe- padden, haaienvellen, tripang, schelpen, enz. De
stand radicaal werd verbeterd. Bovendien waren eilanden zelve leveren niets op; zij zijn alle van
tot uit. Dec. 1898 binnen het gebied 173 bouws dezelfde formatie, bestaande uit een koraalbodem,
nieuwe sawah gevormd, 467 bouws moeras-sawah waarop langzamerhand door den golfslag een laag
238 PATERNOSTER-EILANDEN. (KLEINE) — PATIH.
zand werd gebracht en eenige plantengroei zich van Maulana Mauliki, een zendeling van den
heeft ontwikkeld, behalve lage gewassen ook pan- Soenan van Koedoes, hier door ongeloovigen ver-
dan-, tjemara- en ficus-soorten, waaronder van 170 moord. Overigens bevat dit regentschap nog meer
voet en hooger. (Meded. op zeevaartk. geb. over Mohammedaansche heilige plaatsen. De eenige
N. 0.-I. Juni 1896, n°. 3). De schepen vermijden Hindoc-oudheden van het regentschap zijn een
de Borneo-bank en houden den wal, oostelijk of 3tal beelden bij de residentswoning. Bij de desa
westelijk daarvan. Administratief behoort de groep Pangoenan, district Sclowesi, is het graf van Pandoc
tot de res. Z.- en O.afd. van Borneo. Dewanata, die aldaar door de 5 pandawas is be-
PATI. Afdeeling en regentschap der residentie graven. Daar niet ver af is het graf van Pangéran
Japara, metende 112.569,23hectaren of 20,4Dg-m. Benawa, bekend in Java's geschiedenis als Adipati
De afdeeling beslaat het zuidoostelijk deel van van Djipang. De afdeeling is zeer vruchtbaar en
het gewest doch reikt niet tot aan de zeekust; bestaat in de vlakte uit een schier onafgebroken
immers haar grenzen zijn: N., N.O. en O. de af- aaneenschakeling van rijstvelden. Door Europeanen
deeling Djoewana van dit gewest; Z.O. de resi- wordt landbouw gedreven op 13 erfpachtspercee-
dentie Rembang; Z. de residentie Semarang; W. lcn, waarvan 5 voor koffie, cacao en notemuskaat,
de afdeeling Koedoes van dit gewest. Telt de 4 voor kapok en aloë, 2 voor kapok en Liberia-
afdeeling 2 contróle-afdeclingen, het regentschap koffie en I voor padi, djagoeng en kapok (van I
heeft 7 districten, als volgt: Pati I omvat Pati, ontbreekt de opgaaf), en op 5 ondernemingen
Selowesi (hoofdplaats Tlogowoengoe), Glonggong gebaseerd op overeenkomsten met de bevolking,
(hoofdpl. Poetjangakan) en Bogoramé (hoofdpl. nl. 4 voor suiker en I voor tabak, terwijl nóg I
Djakcnan); Pati II omvat Tenggeles (hoofdpl. dergelijke onderneming ten doel heeft de berei-
Djekoeloe-loe), Tjengkalsewoe (hoofdpl. Kajcn) ding van kapok, boengkil en katjang-olie. De
en Angkatan (hoofdpl. Gaboes); de niet genoemde bosschen op het gebergte dezer afdeeling geven
hoofdplaatsen zijn gelijknamig, De districten Ang- aanleiding tot het bestaande 2tal ondernemingen
katan en Glonggong zijn, hoewel klein van om- voor den houtaankap. Het aantal uitgereikte ver-
vang, na het district Pati de meest bevolkte van gunningen tot mijnbouwkundige opsporingen be-
gansch Japara. Het aantal desa's bedraagt 534. draagt er 6.
Het land bestaat uit eene alluviale vlakte, zuide- PATI. District van de contróle-afdeeling Tati
lijk besloten door de westelijke voortzetting van I, regentschap en afdeeling Pati, residentie Japara;
het Rembangsche kalkgebergte, dat zich voordoet met eene oppervlakte van 117.47,16 hectaren. Het
als een hooge, witte, verbrokkelde muur; noorde- district telt 84 desa's.
lijk door de afhelling van den vulkaan Moerija, PATIAMBANG. Een der drie rijkjes, de Gajoe-
welks top ligt op 't noordwestelijkste punt der landen uitmakende. Zie GAJOE (ORANG).
afdeeling, zoomede door den bezuiden dezen ge- PATIH. Ambtstitel van een ambtenaar op Java,
legen vulkaan Pati-ajam (353 meter), welke met den raadsman, plaatsvervanger ofvertegenwoordiger
een plat zadel aan den eerste is verbonden en van den Vorst. In de Vorstenlanden (Zie aldaar)
in wiens losse tuffen — zijn voornaamste bestand- is de Patih van den Vorst de Rijkshestierder of
deel — talrijke fossiele zoogdierbeenderen zitten.
De vlakte, die eene richting zuidwest—noordoost
Radcn-adipati. Ook hebben daar verscheidene pan-
gérans hunne patih's. De regenten op Java heb-
heeft, is tegen de grens met Koedoes aan, en ook ben eveneens hun patih (zie BESTUUR, Dl. I,
daar over, zeer laag en moerassig; de aldus tot bl. 189); waar een regentschap meer dan een af-
beide afdeelingen behoorende „rawa besar" watert deeling bevat, is in elke afdeeling een patih aan-
gedeeltelijk af door de kali Djoewana, wier aan- gesteld. Het voornemen bestaat de betrekking van
vang ligt in Koedoes, grootste lengte in Pati dat patih te verbinden aan die van districtshoofd ter
zij geheel doorstroomt, en benedenste loop in hoofdplaats der afdeeling.
Djoewana, waar zij bij de gelijknamige hoofdplaats PATIH. Gelegen op de Westkust van Sumatra
in zee valt. Deze rivier nadert zeer dicht maar en behoorende tot de Onderhoorigheden van Atjeh,
vloeit niet langs de benoorden ervan liggende omvat dit staatje de vier landschappen Patih, Lagen,
hoofdplaats der afdeeling en van het gewest, mede Telok Gloempang en Ranoï. Het strekt zich langs
Pati genaamd, waar de resident, assistent-resident, de kust uit: ten N. tot Oedjoeng Merak, ten O.
regent, beide controleurs en wedana van het haar tot den Goenoeng Itam en ten Z. tot de Koewala
bevattend district zetelen. Haar grenzen zijn vast- Baba Pintoc; terwijl het ten W. aan den Indi-


gesteld bij St. 1898 n°. 144; er woonden einde schen Oceaan grenst. De grootte van het land is
1895 17611 zielen, t. w. 241 Europeanen, niet bekend, doch het bevolkingscijfer werd in
15.479 inlanders, 1805 Chineezen, 31 Arabieren 1888 door Van Langen op 8370 zielen (waar-
en 55 Mooren; voor de Chineeeen is er wel, voor onder 1846 weerbare mannen) geschat. (Atjeh's
de beide andere vreemde oostersche natiën niet Westkust, T. Aardr. Gen. 1888, 1889, 1890).
een eigen wijk aangewezen; onder de inlanders Patih werd ontgonnen door zekeren Panglima Nja
bestaat er eene Christengemeente. Langs Djekoe- Din met volk uit de XXV moekim's van Groot-
loe-lor en Pati loopen de groote postweg en de Atjeh. Daarna werden Telok Gloempang, Lagen
lijn der Semarang—Joana stoomtrammaatschappij. en Ranoï, eveneens door Groot-Atjehers gesticht.
Aan den postweg heeft Pati te danken dat het Behalve deze hebben er zich later ook Pedireezen
de hoofdplaats der residentie is, want toen deze gevestigd. Behalve een gedei (kedei) in elk der
er in 1810 langs werd gelegd heeft Daendels landschappen treft men er de volgende kampongs
tevens de bestuurszetel van Djoewana naar Pati aan: Patih, Masin, Gleh Ngom, Lagen, Telok
verplaatst. Voorts gaat er een zijtak van den post- Gloempang en Ranoï. Overigens is de bevolking
weg van uit noordwaarts de afdeeling Djoewana over hare peperaanplantingen (sinaboeq's) ver-
in, en zuidwaarts een naar de residentie Sema- spreid. De pepercultuur, die in vroegere jaren
rang, welke Kajen aandoet, terwijl er ook door jaarlijks circa 30.000 pik. peper produceerde, is


wegen verbinding is met de andere districtshoofd- door de herhaalde hinnenlandsche twisten en den
plaatsen. In een kampong der kota is het graf oorlog in Groot-Atjeh waaraan door vele plan-
PATIH. — PATJITAN. 239

tets werd deelgenomen — schrikbarend achteruit-


gegaan. Behalve peper wordt rijst, op van regen-
juist OEGAH-OEGAH), Tem.; TA WAAN, Alf.
Men.
water afhankelijke sawah's en ladang's verbouwd, Costus speciosus Smilh., fam. Scitamineae. In
doch niet voldoende voor de behoefte, zoodat er geheel Indië voorkomend gewas met knolvormi-
altijd invoer van rijst plaats heeft. De over het gen wortelstok, hoogen bebladerden stengel en
algemeen zeer vruchtbare bodem is behalve voor dichte fraai gekleurde bloemaar. Het sap van den
rijst- en peper-, ook voor koffie- en tabaksteelt stengel is een middel tegen dysenterie. De wel-
geschikt. De handel beteekent er nog niet veel. riekende patjing-wortel is niet deze; zie daarover
De jaarlijksche invoer bedroeg, volgens Van Langen, bij POETJOEK.
tot 1888 circa 13.000/ en de uitvoer (behalve PATJITAN. Afdeeling en regentschap van de
die van peper) 3500/. De opiumconsumtie be- residentie Madioen, groot 140.979,84 hectaren of
droeg tot dien datum gemiddeld 4/3 kist 'sjaars. 25,6 □ g. m. Voor de geschiedenis zie men deze
De, ook in den Wcstmocson vrij goede anker- Encyclopa;die op het gewest MADIOEN. De gren-
plaats van Patih is achter Poelau Kas of Kah, zen zijn: ten W., N.W. en N., de residentie Soe-
doch de ontscheping is daarentegen — vooral in rakarta; ten N.O. de afdeeling Ponorogo van dit
den Westmoeson — moeilijk, omdat Patih slechts
door eene nauwe geul tusschen koraalriffen is te
gewest; ten O. de residentie Kediri; ten Z. de
zee. Het vormt dus 't zuidelijkst deel van 't ge-
bereiken. De baai van Gloempang is cene, even- west. Er zijn 2 contróle-afdeelingen en districten:
5
eens in den Westmoeson, vrij goede ankerplaats, Patjitan omvat Patjitan en Pringkoekoe (hoofdpl.
doch kan niet meer dan 2 schepen bevatten. Poenoeng); Tegalomho omvat Tegalombo, Seman-
PATIKAN. Zie NANANKAAN. ten (hoofdpl. Ardjosari) en Lorok (hoofdpl. Nga-
PATIMARAL. Alf. Amb. Zie DJARAK. diredjo); de niet genoemde hoofdplaatsen zijn ge-
PATIPI. Landschap op de Westkust van Nieuw- lijknamig. Het aantal desa's bedraagt 243. Bewesten
Guinea, tusschen Roembati en Sekar aan de Zuid- de hoofdplaatsPatjitan vangt het „Duizendgebergte"
kust der Maccluer-golf gelegen en bestuurd door of de Goenoeng Sèwoe aan, dat zich westwaarts
een Radja, die in de gelijknamige kampong ten voortzet door beide Vorstenlanden. De vrij hooge
Westen van den inham Wéri Aboeam verblijf rug Pager-goenoeng scheidt de afdeeling van Solo
houdt. De bewoners zijn deels Mohammedanen en van Ponorogo; op het gemeenschappelijk grens-
en deels Papoea's, behalve in twee grootere kam- punt dezer drie landen verheft zich daarin de
pongs nog over tal van kleinere nederzettingen 665 meter hooge top Gedé. Dit gebergte over-
in dien inham verspreid. Vele dezer lieden ver- dekt verder al het land dat niet beslagen wordt
toeven soms maanden lang aan de Noordkust der door het kalkgebergte langs de zeekust en de
golf tot het kloppen van sagoe. vlakten van Patjitan en Ngadiredjo, de twee eenige
PATJA. Mak. Zie KELADI. der afdeeling, die dus een waar hoogland vormt
PATJAR (heter PATJAR KOEKOE). Jav. en met afgezonderde ligging. In het oosten verheft
Soend.; INAI, Mal.; HATIRANGGA, Bat.; zich de Goenoeng Lima, dus genoemd om zijn
5
KAROENTIGI, Mak.; LAKA, Mal. Mol. (?);
LAAT, ALAAT,LALAAN, ofKOIRAKAT, Alf.
scherpe toppen, die — 777 meter hoog — den
zeevaarders tot veilige baak strekt. Dicht bij de
Amb.; GATJA of INENG, Atjeh. Solo-grens is de mooie druipsteengrot van Kalak;
Lawsonia inermis L., fam. Lythraceae. In de daarbij een 45 meter breede en 100 meter diepe
heete gewesten van de oude wereld algemeen ge- spleet die bij helder weer geheel te doorzien is;
kweekt, waarschijnlijk uit Perzië afkomstig. Deze oostelijk van de hoofdplaats ligt de bezienswaar-
plant is de henna; de fijngestampte bladeren zijn dige druipsteengrot van Nimbang, waarin een beek
in alle oostersche landen als verfmiddel voor nageis, ontspringt, terwijl aan een wand een nis met beeldje
(in Zuid-Celebes ook die der voeten), in gebruik is, door de natuur gewrocht, eenigszins den vorm
en worden daarvoor ook in Parijs enz. aangewend. vertoonende van de heilige Maagd met het kerst-
De wortel bevat eene roode kleurstof en was oud- kind. In het district Semanten is de dubbele bron
tijds als Alkana vera bekend. van Karang-gajam, een warme en een koude, voor
De patjar wordt ook wel boom-reseda genaamd, badplaats in gebruik. In de kalkrotsen die, be-
omdat hare bloemen iets op die der reseda gelij- halve waar hen de vlakten onderbreken, langs
ken; men kan uit deze reuk-olie bereiden (zie de kust zich uitstrekken bevinden zich talrijke
Dl. 111, bl. 67). Patjar koekoe duidt op het
verven der nagels.
:
vogelnestklippen. Er zijn 3 baaien die van Damas
en Koeripan, gescheiden door Kaap Lorok, en
PATJAR KOEKOE. Jav. en Soend. Zie die van Patjitan, welke de voornaamste inham is;
PATJAR. als een diepe zak met zijn monding tusschen de
PATJAR TJINA. Bat. Mal. Zie TJOELAN. punten Karang Semanoe en Penambon, bevat zij
PATJAR TJOELAN. Soend. Zie TJOELAN. de zelfs voor de grootste schepen veilige reede
PATJAT. Zie PATJET. van Patjitan, wier grenzen zijn vastgesteld bij
PATJÉ. Jav. Zie BENGKOEDOE. St. 1898 n°. 240. De hevige branding langs de
PATJET. Naam op Java voor een Spring- kust doet zich tot in de baaien gelden. De rivier
bloedzuiger, LLirudo zeylanica, in het Maleisch van het zuidwestelijk gedeelte der afdeeling is
1'atj a t. Gewone Bloedzuigers worden in Maleisch de kali Groedjoegan-sèwoe, in haar bovenloop k.
en Javaansch Lint ah genoemd. Kladen en Poetjoeng, in haar benedenloop k.
De naam „Spring"-bloedzuiger is eigenlijk min- Nglorobojo geheeten; die van het midden de k.
der juist; de dieren bewegen zich voort als span- Grindoeloe of rivier van Patjitan, in haar boven-
rupsen, met vrij groote snelheid, laten zich op loop, tot hare vereeniging met de k. Ploso ach-
den voorbijganger neervallen of hechten zich on- tereenvolgens k. Watoepatoek, Kendal en Klan-
middellijk aan zijn huid of kleederen als hij langs tang geheeten; in een nauwe kloof stroomt zij
een tak strijkt. Zie T. Aardr. Gen. 1898, bl. 475. langs Tegalombo (210 m.) naar Gading (65 m.);
PATJING. Jav. en Soend.; SETAWAR, Mal.; hier wordt haar dal breeder maar blijft ingesloten
TABAR-TABAR, Bat.; OEGA-OEGA (minder tusschen steile brecciën; nu neemt zij de van het
240 PATJITAN. — PATRIJS.
noorden komende Djetis op en loopt in zuid- die ook in Banjoewangi wordt gevonden, leeft
westelijke richting verder, over Ardjosari (25 m.) als wortclparasiet op eene soort Cissus (waliran).
tot Patjitan (7 m.) in een betrekkelijk smal allu- De bloemknoppen geven de inl. drogerij kern-
viaal bed, dat zich eerst hier verbreedt; bij Ardjo- bang patma (= patmo sari).
sari neemt zij de van het noorden komende k. PATOEHA. Samengestelde vulkaan, die de hoog-
Ardjosari, en beneden Patjitan, bij de desa Ploso, ste toppen bevat van de 20 Km. lange vulka-
een uit het oosten van den Goenoeng Lima komen- nische keten welke van den Powek tot den Ken-
den zijtak op; zij ontlast zich in de baai van dang-W'aringin gaat, in 't zuiden der Preanger-
Patjitan; in 1836 is zij verlegd, waardoor een uit- regentschappen. De Patoeha wordt bestegen van
gestrekt deel in het westen der vlakte bevloei- de districtshoofdplaats Tjisondari of Tjiwidej, aan
baar werd; voor matig groote prauwen is zij van den noordoostvoct gelegen. De gemakkelijkste weg
den mond tot boven de hoofdplaats bevaarbaar. In gaat vandaar eerst naar de oostelijk van den Patoeha
het oostelijk deel der afdeeling vloeien: de k. gelegen Kawa Tjiwidej, een zeer werkzame solfa-
Koeripan, in haar bovenloop k. Padi, die bij tare (1870 m.). Vandaar gaat het pad westwaarts
Toegoe in de kalk verdwijnt, tot Ngoempang onder- langs den top Boengaok naar den meest bekenden
gronds loopt, dan korten tijd in een diepe kloof krater van den Patoeha, de Kawah poetih, aldus
stroomt, nogmaals in de kalk verdwijnt, bij Tem- genoemd naar de witachtige kleur van het zwavel-
poer-sari weer te voorschijn komt, en in de Koe- en aluinhoudend meer, dat een deel van den bodem
ripan-baai uitmondt; en de k. Lorok of rivier van inneemt. Ten zuiden van dezen krater ligt de top
Ngadiredjo, welks boventakken zich uitstrekken met het signaal Patoeha II (2384 m.) en vlak ten
tot op de waterscheiding in Kediri, die veel hout- noorden van het meer de fraaie kegel Patoeha-
versteeningen meevoert, en uitmondt in de Damas- kalèr, het culminatiepunt (2433 m.), die ver in
baai. Steil gebergte sluit aan drie zijden de hoofd- den omtrek als den eigenlijken berg Patoeha wordt
plaats in, die in de vlakte ligt, bijzonder mooi, aangewezen. Deze kegel heeft een regelmatigen
tusschen rijstvelden en boschjes, niet ver van de topkratcr met vlakken bodem. Van het signaal
zee af, en aan de rijkbclommerde wegen van hier op den rand (Patoeha I) geniet men een prachtig
uit, west over Poenoeng naar Solo, oost over uitzicht, vooral over het zuidelijk bergterrein tot
Ardjosari en Tegalombo naar Ponorogo. De gren-

-
aan de zeekust. Een zeer steil en lastig pad voert
zen der hoofdplaats zijn vastgesteld bij St. 1887 van de kawah poetih recht noordoostwaarts om-
n°. 147; einde 1895 woonden er 6401 menschen,
t. w. 22 Europeanen, 6115 inlanders, 256 Chi-
laag naar Tjiwidej. — De bosschen van den
Patoeha behooren tot de weinige op Java, die
neezen en 8 Maleiers; voor de Chineezen is er


nog een groot aantal prachtige rasamala's bevat-
een eigen wijk aangewezen. Er zijn gevestigd: ten. Aan de westhelling van den Patoeha ligt
de ass.-res., de regent, 1 controleur en de wcdana °P 1 575 m hoogte het fraaie bergmeer Telaga
van het haar bevattend district. Het fortje — Patenggang.
eene versterking van den 4< len rang — heeft cene
geringe bezetting. Tusschen de stad en het strand
PATOEKOE. Mal. Men. Zie PAKOE ADJI.
PATOKO. Tern. Zie PAKOE ADII.
ligt een moerassige streek, ten deele al herscha- PATRAS. (ABRAHAM) Geb. te Grenoble 22
pen tot sawah. Op een rots nabij het strand is Mei 1671 uit het huwelijk van A. Patras, Konink-
de „Astana gentoeng", of begraafplaats van den lijk notaris en erfelijk acten-bewaarder en O.
aarden pot, zijnde een bergspleet waarin on dei- Blusset. Na de herroeping van het edict van
een aren-dakje een gesloten aarden pot staat welke Nantes in 1685 vluchtte zijne familie naar de
een been zou bevatten van onbepaalbare lengte, Nederlanden; onze Patras trad aanvankelijk in
wijl 't zich aan eiken beschouwer anders ver- dienst bij een koopman te Amsterdam, doch nam
toont. Van de hoofdplaats voert een weg naar de 1690 dienst als soldaat en vertrok naar Batavia,
desa Koetjoer, waar een lang los- en laadhoofd waar hij in 1691 tot provisioneel agent werd aan-
in de baai is uitgebouwd omdat de prauwen, door gesteld. In 1695 werd hij secretaris van den Chi-
middel waarvan de verderop liggende schepen neeschen boedelmeester te Amboina en assistent
bevracht en gelost worden, door de branding niet aldaar, in 1698 boekhouder, secretaris van de
de kust genaken kunnen. Het zuidwestelijk deel kleine en huwelijkszaken, in 1700 secretaris van
van 't regentschap is schaars bevolkt en onvrucht- den Raad van justitie en in 1703 onderkoopman,
baar; de overige deelen niet en er wordt heel secretaris van den Gouverneur en den Raad der
wat koffie geteeld, die van Patjitan uit verscheept Molukken. In 1707 werd hij opperhoofd te Djambi,
wordt. Wegens de onbevloeibaarheid van veel in 1709 koopman; in 1711 opperhoofd te Palem-
streken legt de bevolking zich toch meer toe op bang, in 1717 opperkoopman, gezaghebber van
handwerken als goud-, zilver- en ijzersmeden, tim- de Westkust van Sumatra, in 1720 visitatcur-
meren, steen- en pottenbakken en weven, dan generaal van Ned.-Indië, in 1721 commissaris en
op den landbouw. De kalklaag tusschen de brec- gezant naar Djambi, in 1722 tweede opperkoop-
ciën bij Tegalombo levert een buitengewoon goede man van het kasteel Batavia, in 1724 Directeur
kalk. Europeesche landbouw is er niet. Tot mijn- van Bengalen en in 1731 Raad extra-ordinair van
bouwkundige opsporingen zijn er 7 vergunningen Ned.-Indië. Na den dood van Van Cloon werd
uitgereikt. Hindoe-oudheden zijn er geene andere Fatras door het lot aangewezen en vervolgens aan-
dan 2 beschreven steenen te Watoepatock. gesteld tot provisioneel Gouv.-Gen. (11 Maart
PATJITAN. District van de contróle-afdeeling, 1735); hij overleed te Batavia in den nacht van
het regentschap en de afdeeling Patjitan, residentie 2 op 3 Mei 1737. Gedurende zijn kortstondig
Madioen; niet eene oppervlakte van 20.249,68 bestuur hadden geene belangrijke gebeurtenissen
hectaren. Het district telt 90 desa's. plaats.
PATMA. Mal. Zie TARATÉ. PATRIJS. De Groote Soenda-eilanden zijn be-
PATMA. Jav. Rafflcsia Patma BL, fam. Cyti- woond door een iotal soorten Patrijzen, gebracht
naceae. De beroemde reuzebloem van Noesa Kam- tot een stal geslachten; de tot eenzelfde geslacht
bangan, 40 en meer cm. in middellijn. De Rafflcsia, behoorenden bieden zeer geringe verschillen in
PATRIJS. — PAWEII. 241

kleur aan, die echter constant schijnen voor ieder en borst zijn als het ware beschubd, iedere schub
eiland. Het geslacht Arboricoln met 17 soorten goudkleurig blauw en groen glinsterend, met een
levert 5 die op de Groote Soenda-eilanden leven; zwarten subterminalen rand. Naakte huid rondom
A. javunicn wordt slechts op de bergen van Java het oog blauwachtig groen, naakte wang oranje ge-
gezien; de zeldzame A. rubrirostris, bekend als kleurd. Rug en vleugeldekvederen zwart met mctal-
een van de rariora der Sumatra-Expeditie, leeft lieken weerschijn. Andere pauwachtigen in Ned.
op de bergen van Sumatra; A. hyperythra, wei- 0.-Indië gevonden zijn de Spiegelpauwen,
nig verschillend met brunncopectus van het con- Polyplectron l/iculcurnlum en Schleiermachcri, Chal-
tinent, vindt men op de bergen van Borneo; Java curus chalcurus, en de Argus-pauwen, Argusianus
heeft nog een bergbewoner in A. oricnlalis, waar- argus en Grayi. Op Sumatra leeft P. biealcara-
van eene variëteit, A. sumatrana in de bergen tum, op Borneo P. Schleiermachcri; terwijl beiden
van Midden-Sumatra voorkomt; terwijl eindelijk den mantel en de vleugeldekvederen met schitterend
A. Char/to/ii van Sumatra en Borneo maar weinig metalliek glinsterende oogjes bedekt hebben en
verschilt van A. chloropus van het Indische con- korte kuifvederen den achterkop versieren, zijn
tinent. De kleurteekcning is zeer moeilijk met die kopvederen stijf bij bicnlcarntum, doch voor-
enkele woorden wéér te geven, zoodat de geogra- waarts gekruld bij Schleiermacheri en zijn de oogjes
phische verdeeling voldoende mag heeten om de bij de laatste soort meer hartvormig langs hals-
soorten uit te vinden; bovendien hebben de Pa- zijden en borst; bovendien zijn bij deze de pooten
trijzen geringe waarde in de Indische samenle- en teenen blauwgrijs, doch bij bicalcarntum zwart.
ving ; voor A. javunicn maken we eene uitzonde- Op Sumatra leeft Chalcurus chalcurus, die dwerg
ring, een gewild gerecht. Deze schuwe vogel is onder de Pauwen; nergens elders is hij gevonden.
aldus gekleurd: kop bovenop roodachtig bruin; Terstond herkenbaar aan de bruine kleur afge-
een band van zwarte vederen vangt aan ter weers- broken door de roodachtige banden op de vede-
zijden achter ieder neusgat, loopt rondom het ren ; de staart is langer dan het lichaam en ver-
oog, zij verbinden zich op het achterhoofd; deze ver- sierd met lichtere vlekken. De beide Argus-pauwen,
smolten band loopt langs 't midden van den nek en gewoonlijk Argus-fazanten genoemd, verschillen
verloopt in den zwarten band, die rond de basis van zeer weinig in kleur; A. Grayi heeft mantel,
den hals gaat; kin, bovenhals, wangen, oorbe- schoudcrvcdcrcn en vleugeldekvederen zwart even-
klecdselen en voorkant van hals roestkleurig, de als de A. argus, doch gevlekt met wit en rood-
laatste min of meer zwart gespikkeld; rug en bruin en niet met lederkleur zooals bij argus,
bovenstaartvederen donker grijs, met zwart ge- benedenruggedeelte niet gevlekt, hals en boven-
streept; borst, buik, zijden van lichaam en onder- borst helderder roodbruin, met gele schachtstre-
staartdekvederen kastanjebruin; staart zwart met pen, zijden van het lichaam min of meer wit ge-
grijs gestreept; snavel zwart; pooten rood. Slechts vlekt. Argusianus argus bewoont Sumatra, terwijl
van Noord-Borneo is bekend Ilaematortyx sangui- A. Grayi nergens anders dan op Borneo gevon-
niceps, een zwartachtig bruin gekleurde vogel; kop den is en wel in de bergbosschen. Overal waar
bovenop en nek karmozijn, lichter langs zijden nog dichte maagdelijke bosschen op Sumatra zijn,
van kop en wangen; kin en hals bleek roodbruin vindt men den argus, zich vaak verradend door
met karmozijn tint: hals en borst roodachtig zijn vèrklinkend „oeauw-wau", doch geen vogel
kastanjebruin; de langere onderstaartdekvederen is moeilijker te schieten, omdat hij zoo uiterst
breed getopt met schitterend karmozijn. Van het omzichtig is en bij 't minste gevaar zwijgt; jagen
geslacht Calopcrdix leeft sumatrana op Java en kan men hem dan ook niet, doch hij moet door
Sumatra en borucensis op Borneo alleen; het is list gevangen worden, hetzij door hem te lokken
de vraag in hoeverre zij werkelijk soortelijk ver- door klanknabootsing, hetzij door scherpgepunte
schillen van C. oculca van het vasteland; in het bamboestokken op hun speelplaatsen in den bodem
algemeen kent men deze vogels nog ongenoeg- te bevestigen; de haan tracht die op alle manie-
zaam. Beter bekend is Rollulus roulroul van Su- ren te verwijderen, maakt zich woedend en driftig
matra, Java en Borneo, ook van het Maleisch bij 't vergeefsche pogen en verwondt zich ten slotte
schiereiland en Siam beschreven; deze vogel is doodelijk. Zij worden gewoonlijk in strikken ge-
gemakkelijk te kennen aan den bundel stijve haar- vangen en kunnen dan lang in 't leven gehouden
achtigc schachten op het voorhoofd, en een kuif worden. Naar het geluid dat hij maakt, noemen
op het achterhoofd. Eindelijk hebben Sumatra en de Maleiers van de Oostkust den vogel O e au,
Borneo met het Maleisch schiereiland gemeen die van de Westkust Koe au.
:
Melanoperdix nigra het oude mannetje is geheel
uniform glanzend zwart gekleurd, slechts de uiterste
NB. In Deel I, bl. 485, wordt ten onrechte
gezegd dat de inlandsche naam van Ta-
vleugelvederen evenals hun dekvederen zijn bruin- lingen „Koeau" is.
achtig zwart; snavel zwart; pooten bleek leikleurig. PAVETTA. Zie ANGSOEKA.
Het wijfje is over 't algemeen meer bruinachtig. PAVO. AVES, GALI.INAE, ALECTOROPO-
NB. FraueoHuus genoemd onder dat hoofd en DES, Fhasianidae. Zie MERAK en PAUW.
onder HOENDERACHTIGE VOGELS zijn PAWAN. Rivier in de Westerafdeeling van
wel Patrijsachtige vogels, maar de soorten Borneo (zie BORNEO, Dl. I, bl. 245).
van dit geslacht zijn tot nu niet gevonden PAWANG. Mal. Zie KEMBANG BOEGANG.
op de eilanden van den 0.-l. archipel. PAWÈH. Naam op West-Sumatra van een
PAUSEKROON. Zie GASTEROPODEN. karperachtige visch, Rohita Hasseltii; Labeo pleu-
PAUW. Echte Pauwen (Merak, Jav., Mal.) rotacnia heet aldaar Leilam of Siboeroek;
behoorende dus tot het geslacht Pavo zijn er maar Crossockeilus oblongus heet Selimang; Puntius
twee bekend, van welke eene soort Pavo muticus lateristriga wordt Tjattoeh genoemd en Pun-
in den 0.-I. archipel slechts op Java gevonden tius obtusirostris Manseih; Ga ring is de naam
wordt. De rechtopstaande kopvederen zijn veel voor Labeobarbus soro; Baroeh voor Hampala
langer dan bij de andere soort en bijna geheel niacrolepidota; Djoewal voor Cycloeheilii hthys
gelijkvormig met gewone verlengde vederen; hals apogou; Sclariën voor Nemaeheilus fasciatus.
111 16
242 PAWENG. — PEDIR.
PAWENG. ALF. Men. Zie DAOEN GATEL. vastgemaakt en daaronder hangt een borstriem
PAWOES. Zie IKAN-I.ODAN. van breed gevlochten rotan; bij het inspannen
PAVEN. (ANTOINE AUGUSTE JOSEPH) rust de pedati met de boomen op den grond, het
Geb. te Brussel 10 Nov. 1792, werd tot schilder trekdier wordt tusschen de boomen gedreven, buigt
opgeleid en in 181 7 als teekenaar toegevoegd aan den kop omlaag en neemt het juk op een der
Reinwardt, die 't vorig jaar als „Directeur tot de hoorns, terwijl hij den kop tusschen het juk en
zaken van den Landbouw, Kunsten en Weten- den borstriem doorsteekt; zoo schuift het zich hel
schappen op Java en de naburige eilanden" in juk op den nek en den kop opheffende licht het
Indië was aangekomen. Payen vervaardigde, in de pedati op. Bij deze wijze van inspannen rust
Nederland teruggekeerd, een reeks schilderijen, vaak 't geheele gewicht van den last op de schoft,
hoofdzakelijk landschappen van Java, die in 's Rijks waardoor de dieren veel te lijden hebben, Een
Ethnogr. Museum te Leiden worden bewaard (zie derde trekdier wordt soms medegevoerd om een
de lijst van 31 dezer schilderijen in den Cat. der beide andere te vervangen; bij het opladen
Kol. Tentoonst. 1883).Payen overleed 13 lan. 1853. van de pedati wordt het dak, pajon, er afgeno-
PEBADAR. Zie BANG-KAKO. men. Niet zelden is de kar versierd met opge-
PECHOECK (PETJOEK). Javaansche naam plakte prentjes, met vederen, stukjes blik of koper
voor een Aalscholver, Grnculus javanieus. of een kleine vlag; de karbouw of de koe heeft
Op Celebes heet Grnculus melanoleucus Manon- veelal een klontongan, houten of metalen
oelobo. schel om den hals. De pedati is een zeer geschikt
PEDADA. Mal.; PI DADA, Soend. en Me- voertuig waar spoed geen vereischte is; de dieren
nangk.; BOGEM, Jav.; MANGGI-MANGGI, bewegen zich in stap en met snerpend gepiep en
Mal. Amb.; PARÈPA, Alf. Men.; LOLARO, geknars draaien de wielen achter hen, onder den
Tlkn.; AWAK-AWAK, Engg. sehokkenden en krakenden wagen. Wanneer de
Soorten van het geslacht Sonncratia L. f., fam. weg moeilijk is loopt de voerman vóór de bespan-
I.vthrncene. In Ned.-Indië heeft men S. acida ning; hij duwt, maar niet hard, mede als't bergop
L. f., S. nlbn Sm. en S. apctala Ham., vrij hooge gaat; moet hij uitwijken, dan drukt hij het boven-
boomen die in de Rhizophoren-bosschen voorko- waart: gekromde eind van den disselboom daar-
men, kenbaar aan de groote, neergedrukt kogel- henen waar de kar naai toe moet. Eenmaal op
vormige, door een langen stijl gekroonde vruchten den grooten weg haalt hij een trein van dergelijke
en vrij ver van den stam loodrecht uit den grond voertuigen in, en maakt hij den staart der colonne
opstijgende ademwortels. De zuurachtig wrange één wervel langer; bij avond, na zich overtuigd
vruchten worden gegeten; de week geslagen sten- te hebben dat het lantaarntje onder den dissel-
gels dienen wel als kurk en de stam als brand- boom nog brandt, klimt hij op den wagen en valt
hout. Ook soorten van het geslacht Bruguiera in slaap, in het vaste vertrouwen dat zijn karbou-
Lam. worden met denzelfden naam aangeduid. wen hem zullen brengen waar hij wezen moet.
PEDADA (PEUDADA). Ten Westen door de PEDAWA BESAR (PEUDAWA RAJOET of
Koewala Pedada en ten Oosten door de Koewala RAJEU). Is thans door den achteruitgang van de
Djempa (Djeumpa) begrensd, vormt dit op de pepercultuur een der onbelangrijkste landschapjes
Noordkust van Atjeh gelegen landschap een onder- van Atjeh's Oostkust, ressortecrende onder het
deel van Samalangan. Zie verder SAMALANGAN. Gouv. van Atjeh en Onderhoorigheden. I let wordt
PEDATI. Mal., grobak Jav., tjikar Soera!,.; begrensd door de landschappen Perlak en Edi
houten vrachtkar voor het vervoer van producten (Idi) en dringt niet zoover in het binnenland
en allerlei andere waren, in afgelegen streken, door, dat het aan de Gajoelanden raakt. Het
waar betere vervoermiddelen ontbreken, ook van lijkje is eene vestiging van jongen datum, gesticht
reizigers; lomp voertuig bestaande uit een grooten door een Arabier, die Atjeh in den strijd met
vierkanten bak, met losse sluitstukken voor en Dcli tusschen 1850 en 1855 had bijgestaan. De
achter, zonder veeren rustende op een as, waar- verhouding, waarin het tot Perlak en Edi had
aan twee houten wielen draaien, weleer altijd zoo- gestaan, gaf aanleiding tot aanhoudende twisten,
genaamde schijfwielen, d.w.z. cirkelvormige schij- die in 1887 door een vergelijk werden beëindigd,
ven uit één stuk hout, meestal van den Irma waarbij de Radja van Pedawa Besar zich verbond
glnbru, een tot de Sapindacecën behoorenden boom, aan dien van Perlak jaarlijks 1000 dollars te be-
met in lijsten uitstralenden stam; deze schijfwielen, talen. Zie Nota van toelichting op het contract
door afslijting spoedig den cirkelvorm verliezende, van 19 April 1887.
waren voor de wegen dermate nadeelig, dat naast Een tiental jaren geleden bedroeg de jaarlijk-
den grooteren een pedati-weg werd aangelegd. sche peperuitvoer ongeveer 600 kojang's of 12.000
Tegenwoordig ziet men deze schijfwielen zelden pikol's; door het wanbeheer van den tegenwoordi-
meer; in Europa bleven ze in de Baskische pro- gen oelèëbalang Ilabib Mochamat, die zich ove-
vinciën, in Asturië, waarschijnlijk ook in Gallicië rigens steeds zeer gouverncmentsgezind toonde en
bewaard. Grobaks met zeer groote wielen, van daarvoor beloond werd met de gouden ster van ver-
ongeveer 2 M. middellijn heeten glindings en dienste, hebben bijna alle peperplanters het land-
worden in Oost-Java gebruikt voor riet-transport. schap verlaten en bedraagt de uitvoer thans slechts
Meestal is de pedati gedekt door een dakvormig een zestigtal kojang's per jaar.
schutsel van gevlochten bamboe, van pandan- of Ook in dit landschap zijn verscheidene vind-
van roembio-bladeren, dat aan den voorkant een plaatsen van petroleum.
weinig oversteekt boven de zitplaats des voer- PEDIR (PIDIË). Onder dezen naam worden in
mans. Op Java worden voor de grobaks gespan- het algemeen verstaan de landschappen ter Noord-
nen karbouwen en koeien, op Sumatra bezigt men kust van Sumatra gelegen tusschen Groot Atjeh
ook paarden voor de pedati; dezulke waarvoor ten Westen, de Straat Malaka ten Noorden, Mer-
men karbouwen spant zijn grooter dan die, welke doe (Meureudoe) ten Oosten en het nog weinig
door koeien en paarden getrokken worden. Vóór bekende Gajoe-gcbicd van den Kedjoeroean van
op de boomen van de pedati is een houten juk Boekit ten Zuiden. De westelijke grens wordt in
PEDIR. 243

hoofdzaak gevormd door het plateau, waarop zich Koewala Beuratjan, een zich landwaarts uitstrek-
de Goudberg en de Wcesberg verheffen en het kende lagune-arm, vormt de oostgrens.
lage zadel, waarmede het in zuidelijke richting De Pedirstreek is verdeeld in de volgende land-
verbonden is met het centraal gebergte van Su- schappen; i. XII Moekims Pidië (Pedir), gebied
matra. De zuidelijke en oostelijke grenzen, tot van Tengkoe Radja Pakeh; 2. V Moekims Reu-
nu toe onvolkomen bekend, worden gevormd door beë, gebied van Tengkoe Béntara Reubèë; 3. II
heuvelreeksen, die dieper landwaarts in tot hoo- Moekims Arèë, gebied van T. Béntara Arèë; 4. 111
ger gebergte overgaan. De kustlijn is 36 KM. Moekims T. Béntara Blang Rana Wangsa, gebied
lang. De oppervlakte bedraagt ongeveer 560 □ KM. van T. Béntara Blang Rana Wangsa; 5. V Moe-
Het aldus ingesloten terrein is over het algemeen


kims Tjoemboe onder T. Béntara Tjocmboe; 6. II
vlak en hier en daar —
vooral nabij de zeekust
moerassig. In het noordwesten vormt een heuvel-
Moekims Troeséb onder T. Keudjroeën Troeséb; 8.
111 Moekims Aron onder T. Keudjroeën Aron;
rug met twee passen, waardoor de Kroeëng Peuët 9. VI Moekims lë Leubeuë (Ajer Leboe) onder
Plöh Peuët en de Kroeëng Padang Tidji in N.O. T. Maël; 10. VI Moekims Ndjong (Endjoeng)
richting naar zee stroomen, de oostelijke grens onder 'T. Laksamana; 11. 111 Moekims Gloem-
van de Vil Moekims. Meer zuidelijk liggen de pang Pajong onder T. Béntara Seumasat Gloem-
heuvels Gleh Tjirih en Gleh Djroeët ten W. en pang Pajong; 12. Moekims Mocsa en Langiën
den Gleh Gapoej ten O. van de Pcdir-rivier. onder T. Keudjroeën van dezelfde namen; 13.
Dicht bij de zuidergrens, ter plaatse waar de Moekim Pantei Radja onder T. Sjahboedin; 14.
Kroeëng Tiro uit het gebergte treedt, verheft Moekims Peudoeë onder T. Tjihik Peudoëe en
zich de zelfstandige heuvel Gleh Siblali. Nabij Triëng Gadéng onder T. I'anglima Triëng Gadéng
de oostergrens loopt een heuvelrug ten W. van (onderhoorig aan 'T. Laksamana). Deze landschap-
de Pantei Radja-rivier tot aan het strand. pen vormen sedert 1540 de federatie der XII oelèë
De geheele vlakte is bedekt met vruchtbare balang's, waarvan sedert 1800 de vorst van Pedir
rijstvelden, eenige peper-, pinang-, koffie-, noten- het hoofd is.
muskaattuinen, djati-aanplantingcn en vele uitge- Verder behooren tot de Pedirstreek de land-
strekte kampongs. In het N. van het eigenlijke schappen: 15. VIII Moekims Sama Indra en J.ho
Pedir, in de nabijheid van de kust, vindt men Kadjoe onder T. Béntara Sama Indra; 16. Moe-
bruinkolenlagen. Van W. naar O. gaande, wordt kims Bambi en Oenóë onder T. Panglima Meugóë;
de vlakte doorsneden door de Kroeëng Pandci, 17. Kroeëng Seumideuën onder T. Meuntróë Kroe-
die in O. richting, de Kroeëng Bahei (vervolg ëng Seumideuën; 18. 111 Moekims Pineung en Moe-
van de Kroeëng Peuët Plöh Peuët), de Kroeëng kim Peukan Baro-Peukan Sot onder T. Béntara
Oehci (vervolg van de Kroeëng Padang Tidji), Pineung; 19. 111 Moekims Gigiëng onder T. Bén-
en de Kroeëng Benggalang, die in N.O. rich- tara Paleuëh; 20. Moekim Gigiëng Meurandei
ting loopen en allen in een gezamenlijke lagune, onder T. Imcuin Gigiëng; 21. II Moekims Keu-
evenwijdig aan de kustlijn, uitwateren. De Koe- mala onder T. Béntara Keumala en T. Keudjroeën
wala Benggalang of Peukan Baro is ondoorwaad- Keuniala; 22. IX Moekims Keumangan onder T.
baar. Vervolgens ontmoet men de Pedir-rivier Béntara Keumangan, welke te zamen de federatie
over een lengte van 27 KM. in bijna N. rich- der VI oelèëbalang's vormen, waarover de sedert
ting de geheele vlakte doorstroomende en met honderden jaren uit een zelfde stamhuis spruitende
eenige vertakkingen in de lagune langs de kust vorst van Gigiëng het hoofd is. Eindelijk heeft
uitwaterend. Haar koewala is ondiep en gedeelte- men nog 23. Moekim VII (behoorende tot de sagi
lijk verzand. Zij ontslaat uit de samenvloeiing van der XXII Moekims van Groot Atjeh) onder T.
de Kroeëng Bambong en de Kroeëng Inong en Panglima I'oliin, en 24. de tanah waqf of wakeuëh
draagt bij Keumala den naam van Kroeëng Baro. van den Sultan. (111 Moekims Mètarcuëm, Hot
20 KM. ten Z. van Keumala daalt men over en Andeuëh).
een waterscheiding van 200 M. hoogte in het Wegen van eenig aanbelang werden er vóór
stroomgebied van de zuidelijk loopende Kroeëng 1898 niet aangetroffen, doch zijn sedert door ons
Tamseh af. aangelegd. Middelen van bestaan der bevolking
Ten O. van de Pedir-rivier, ter hoogte van Keu- zijn landbouw, veeteelt, vischvangst en handel,
mala, voert de waterleiding Boeëng Koeda Agam voornamelijk in peper en pinang.
een gedeelte van haar water door de geheele vlakte Voor den politieken toestand in het Pedirsche
naar de Kroeëng Tjoekah, wier westelijke monding vóór 1894 wordt verwezen naar ATJEH —Noord-
de bevaarbare Koewala Segli (Sigli) vormt, ter- kust. De Béntara Keumangan voldeed niet aan
wijl de oostelijke Koewala Beurabo heet. Een ons verlangen, krachtig optetreden tegen Paleuh,
tweede waterleiding, Locëng Bintang, voert naar dat zich van zijn federatie had afgescheiden en
het bed van de Gigiëng-rivier, wier koewala in de zijde van Pedir hield. Tengkoe Radja Pakeh
O. richting door den lagune-arm Aloëe in ver- van Pedir, die in 1894 Pekan Baroe en Pekan
binding staat met de Koewala I ,euë, Seuleuë of Sot, waaruit onze vestiging te Segli aanhoudend
Boeren. De reeds genoemde Kroeëng Tiro heeft bestookt werd, door ons met geld en oorlogsbe-
tot linker zijrivier de Kroeëng Titeuë, doorloopt hoeften gesteund, wilde zuiveren, zag daarvan af
meer oostelijk de vlakte in N. richting en heeft uit vrees dat de federatie van Gigiëng zich met
tol monding de Koewala Ajer Leboe (lë Leubeuë). de Moslemin vereenigen zou. Wel trad hij in
Oostelijk van deze rivier voert de Kroeëng Triëng September van dat jaar met Béntara Tjoemboe en
Meureudoe een gedeelte van haar water door de Paleuh tegen de Moslemin op, doch daar Paleuh
geheele vlakte naar de lagune, waarin meer ooste- zich spoedig terugtrok, had ook deze actie geen
lijk ook de Kroeëng Mampreh (stroomafwaarts resultaat. Tot aan zijn dood, in Juni 1895 bleef
Kroeëng Poetoe genaamd) bij Koewala Ndjong hij in twist met zijn broeder Tengkoe Radja Pedir.
uitwatert. Het oostelijkste gedeelte van de Pedir- Hij werd opgevolgd door den ons bestuur weige-
streek wordt doorstroomd door de Kroeëng Pantei zinden Tengkoe Radja Pakeh Mohamad Daoed.
Radja en de Peudoëe. De Kroeëng Pangwa met Den I4en Nov. 1896 vonden hij en zijn oom
244 PEDIR.

Tengkoe Radja Pedir den dood bij een aanslag de actie begonnen. Een colonne rukte in de rich-
op zijn leven door dezen en diens zoon Tengkoe ting van de Pedir-rivier naar kampong Garoet en
Hoesin ondernomen. Hij werd opgevolgd door bereikte den volgenden dag Mètareuëm, na de
zijn vierjarig zoontje Tengkoe Radja Pakeh Mo- benden van Toekoe Ocmar, die van de Westkust
hamad Ali Koeta Baro, die onder voogdij werd naar het Pedirschc getrokken was, te hebben ver-
geplaatst van Tengkoe Hoesin Ali Gedong. Het jaagd. Den 4<= M Juni rukte een colonne uit Seli-
slecht bestuur van dezen oelèëbalang gaf aanlei- moen naar Padang Tidji in de VII Moekims, en
ding, dat hij uit zijn waardigheid ontzet en ver- een afdeeling uit Garoet naar Grong Grong haar
vangen werd door de moeder van den minderjarigen tegemoet. Nadat deze troepen Panglima Polim
vorst, Po Tjoet Aisjah, die aan ons Gouvernement verdreven en zich in de VII Moekims vereenigd
het bestuur der inning van de Pedirsche inkom- hadden, trokken den I2 en Juni twee colonnes
sten opdroeg, doch in strijd bleef met haar voor- onder Kolonel Van Heutsz en Overste Willems
ganger en met T. Hoesin, die in Maart 1897 door door de Pedir-vallei. Pocloh Tjitjiëm en Kota Poe-
zijn broeder Tengkoe Hasjim werd vermoord. In loh werden stormenderhand op Habib Hoesin ver-
het binnenland bleef het eveneens onrustig. De overd, het gebied van T. B. Keumangan werd
Pretendent-Sultan, die het gebied van Sama Indra doorgetrokken, Toekoe Oemar bij Gleh Siblah
had veroverd, werd door eenige leden der Gigiëng- naar het Oosten verdreven en Keumala den 14c"
federatie binnen zijn kota le Keumala ingesloten bereikt. Den ißen was de colonne Van Heutsz
en door Toekoe Lampoesar genoodzaakt de vlucht op haar terugweg door de VII Moekims tot het
te nemen naar Pedir. Hoewel hij in medio 1895 strand ten W. van Segli genaderd, en den vol-
met zijn bondgenoot, het hoofd van Tjoemboe genden dag kwam Overste Willems, na meer
de kuststaten bereisde om hulp te vragen tegen Oostelijk te hebben aangehouden tot opsporing
zijne vijanden, zoo vond hij die toch niet in vol- van Toekoe Oemar, in het kampement te Segli
doende mate en verkreeg die eerst nadat hij zich terug. De Selimoen-colonne ging vervolgens over
bij de geestelijke partij had aangesloten, die hem zee naar Groot Atjeh terug; een weg naar Padang
met 500 strijders in Keumala terugbracht. In Jan. Tidji werd getraceerd en een Decauville-spoor-
1896 voegde hij zich voor enkele maanden bij baan tot het bezet gehouden Garoet gelegd. Den
de oorlogspartij in Groot-Atjeh. Tengkoe Béntara
Keumangan bracht inmiddels Sama Indra, dat
n
26,: rukten onze troepen in Z.O. richting naar
Gloempang Pajong, waarbij ernstige gevechten
strijd voerde met Tengkoe Mantroï Garoet, tot geleverd werden, en bezetten vier dagen later
onderwerping en verzoende zich met Paleuh, dat Teupin Raja, na Toekoe Oemar te hebben verslagen.
weder tot de federatie-Gigiëng terugkeerde. Ook Na op de Oostkust de door Tengkoe Tapa ver-
hierdoor kwam er verbetering in den toestand broken rust te hebben hersteld, keerde Kolonel
om onze vestiging te Segli, die tot dien tijd steeds Van Heutsz den i en Aug. naar Segli terug, van-
aan aanslagen en beschietingen had hlootgestaan, waar de Overste Willems de VII Moekims had
terwijl op de reede nu en dan gevallen van zee- doorkruist en hevigen tegenstand had ondervonden
roof voorkwamen. Tengkoe Béntara Pinang Brahim bij zijn tocht over Keumala en Tjot Moeroeng. De
bood aan de rust in Pekan Baroe en Pekan Sot te troepen van Toekoe Oemar werden uit het kust-
zullen bewaren als de Moslemin daaruit verdreven gebied naar Keumangan verjaagd, de Kolonel Van
waren en T. Panglima Meugóë van Bambi be- Heutsz, die doorgetrokken was tot den Siblah-
loofde hem te zullen steunen tegen afstand van heuvel, bracht hem een groot verlies toe, maar ver-
een derde der in- en uitvocrgeldcn. T. Béntara volgde te vergeefs Panglima Polim in de richting
Paleuh scheen zich onzijdig te willen houden. Om van Tamseh. De bergkloof van dien naam werd nu
die redenen vertrok den 31™ Juli 1897 eene ex- door Toekoe Oemar bezet en zoodanig versterkt,
peditie naar Segli. Den Aug. namen de vijan- dat Overste Willems haar niet kon forceeren. Den
delijkheden een aanvang en werden de verster- 22cn Aug. rukten Van Heutsz en Willems met
kingen der Moslemin tusschen Kroeëng Barabo 2 colonnes tegen die positie op. Toekoe Oemar
en Kola Soekoen vermeesterd. Kota Pantei Radja verliet haar en trok naar de Westkust. In het
en Kota Oedjoeng Lantjoe werden tijdelijk door begin van Sept. bezocht Van Heutsz Teupin
ons bezet. Twee dagen later werd geageerd tegen Raja, waar hij Toekoe Gloempang Pajong gevan-
de 111 Moekims Gigiëng en Poeloe Tjitjiëm en gen nam en waarheen een weg werd aangelegd.
Gedei Poetoe veroverd. Weder twee dagen latei- In het einde van die maand werden de oostelijk-
werd een tocht ondernomen naar Boeboeë en de ste landschappen Pantei Radja, Triëng Gadéng
vijand onder Habib Hoesin verdreven. Den 15=" en Peudoeë bezocht. In Endjoeng, waar het ons
werd de expeditie ontbonden. Een bataljon bleef vijandige hoofd Tengkoe Polim in Jan. 1898 was
voorloopig te Segli en T. Béntara Pinang werd gestorven, streden twee partijen over de troons-
met het bestuur over het gezuiverde gebied be- opvolging. Door onze voortvarende actie was het
last, waar het nu verder rustig bleef. Door deze verzet gebroken. Fr werden wegen aangelegd van
krijgsverrichtingen was, zooals reeds gezegd is, de Segli naar Tjot Moeroeng en van Mètareuëm naar
toestand om Segli aanmerkelijk verbeterd, maar Keumala en I. B. Keumangan, die 25.000 dollars
bleef het bezwaar bestaan, dat in de XXII Moe- moest betalen, werd opgedragen een weg aante-
kims van Groot-Atjeh nog steeds vijandelijke de- leggen van Gleh Siblah naar Teupin Raja. IJzeren
monstratiën verwacht konden worden, zoolang de bruggen werden over de Pedir- en Benggalang-
VII Moekims en het terrein van daar tot aan rivicren geslagen. Een stoomtramweg zal Segli
Segli niet van vijanden gezuiverd waren. Of er met de VII Moekims verbinden, om wellicht later,
tot dit doel nog dieper in de Pedir-riviervlakte en over de waterscheiding, mot die van Kota Radja
tot Keumala zou moeten worden doorgedrongen, tot Sclimocn in verbinding te worden gebracht.
zou de ondervinding moeten leeren. Onder de De colonne-weg daarheen kwam gereed. T. Man-
hevelen van den Kolonel J. B. Van Heutsz werd troï Garoet en vele andere hoofden onderwier-
in de eerste helft van 1898 te Segli cene expe- pen zich. Hunne inkomsten, uit de handen van
ditionaire macht bijeengebracht; den I' 11 Juni werd ons bestuur le ontvangen, werden geregeld. Het
PEDIR.
— PEKALONGAN. 245

dragen van wapenen door de bevolking werd rijst en peper worden vooral verbouwd, terwijl
verboden. Maatregelen werden getroffen om eene goud en diamanten de voornaamste delfstoffen zijn.
belasting te heffen op den invoer. Twee bataljons Koesan wordt geraamd op 73,7 D mijlen, met
inf. en een peloton cavalerie bleven in het Pedirsche eene bevolking van ongev. 10.000 zielen, die wei-
en te Padang Tidji in garnizoen. Den i6en Oct. nig welvaart geniet. De landbouw en nijverheid
werd onze versterking te Gleh Gapoei ontruimd. staan op lagen trap, evenals de handel, die gering
Bij een in het einde van dat jaar ondernomen is; de voornaamste bronnen van inkomsten zijn
tocht door het geheele gebied werd de bevolking het inzamelen van boschproducten en het bewer-
overal rustig gevonden. Slechts in het heuvelter- ken der goudmijnen in de districten Sela, Sclilau
rein en in de VII Moekims hielden zich nog enTamoeni; in het district Koesan worden diamant-
kleine benden kwaadwilligen op. In de vallei van mijnen gevonden. Behalve de genoemde districten
Tamseh verzamelden zich echter de nog vijandige bevat Koesan nog het district Pamoewoelan.
elementen onder den Pretendent-Sultan en Pang- Pegatan wordt op slechts 3,5 □ mijlen geschat
lima Polim. Daarheen werden uit Selimoen en met eene bevolking van ongev. 10.000 bewoners,
Segli colonnes gedirigeerd, die de vallei den I4 en meest Boegmeezen, welke vrij welvarend is en
Maart 1899 bereikten en den vijand gevlucht vooral ia den handel en landbouw haar onder-
vonden. Zij werd voorloopig bezet gehouden en houd vindt. Behalve dezen zijn de visscherij, het
van daar werden tochten ondernomen naar Geum- weven van sarongs en het diamantgraven hare voor-
pang en in het gebergte tot in de bovenlanden naamste bestaansmiddelen.
van Meureudoe. De beide garnizoensbataljons in PEGE. Bat. en LoEB. SOM. Zie ALIJA.
Atjeh konden nu worden verminderd. De Mare- PEJAPEH. Mad. Zie KAJOE APOE.
chaussee werd gebracht op ongeveer 2000 hoof- PEKALONGAN. Residentie van Midden-Java,
den met 20 officieren. Op den lcn Juni 1899 ten N. door de Java-zee bespoeld, grenst ten O.
ondernam Van Heutsz een tocht van Segli tot aan de res. Semarang. ten Z. aan de res. Bagelen
'Tamiang. In het Pedirsche ondervond hij daarbij en Banjoemas en ten W. aan de res. Tegal. Vol-
eenig verzet van de daarheen gevluchte benden gens den Javaanschcn schrijver Poerwa Lelana is
van ranglima Polim, het eenige hoofd van betee- de naam Pekalongan afgeleid van kalong of kaa-
kenis, dat met den Pretendent-Sultan en diens long, een visschersterm voor: vindplaats, nl. van
naaste familielid, Toewankoe Mohamad nog niet visch; het kramawoord Pengangsalan beteekent
tot onderwerping kwam. hetzelfde. De beteekenis: plaats waar veelkalorrgs
PEDOEË (PEUDOEÊ). Een der op de Noord- zijn, van kalong, vliegende hond, moet als minder-
kust van Sumatra gelegen en tot de federatie van juist beschouwd worden, ook omdat het krama-
Pedir behoorende landschappen en eene onder- woord daarmee niet overeenstemt.
hoorigheid van het staatje Endjoeng. In het zuiden loopt de grens derresidentie over
PEGADEN. District van het particuliere land het Diëng-gebergtc en den rug die de waterschei-
Pamanoekan- en Tjiascmlandcn, residentie Kra- ding uitmaakt tusschen Pekalongan en Banjoemas.
wang; met eene oppervlakte van 28.595,88 hecta- De oppervlakte van dit kleinste gewest van Java
ren, liet district telt 37 desa's. bedraagt 32,3 □ geogr. mijlen; de bevolking be-
PEGADINGAN. District van de contróle-afdee- droeg op het eind van 1895 567.727 zielen of
ling Madjenang, regentschap en afdeeling Tjilatjap, 17.576 per □ geogr. mijl.
residentie Banjoemas; met eene oppervlakte van Alleen het n.westelijke gedeelte der residentie
60.665,99 hectaren. Het district telt 38 desa's. is geheel vlak; oostwaarts van Batang begint de
PEGANTENAN. District van de contróle-afdee- bodem reeds heuvelachtig te worden. Verreweg
ling, het regentschap en de afdeeling Pamekasan, de grootste, zuidelijke helft van het gewest is be-
residentie Madoera; met eene oppervlakte van dekt met de uitloopers van den bergketen, die
15.270,52 hectaren. van den G. Prahoe in het z.o. loopt tot den G.
PEGATAN EN KOESAN. Een tweetal rijkjes Slamat in Tegal. Het vlakke n.westelijke gedeelte
op Borneo, ressorteerendc onder de afdeeling Pasir is eene voortzetting van de vlakte van Tegal; het
en de Tanah boemboe, res. Z.- en O.afd. van Borneo, strekt zich uit van de westgrens tot voorbij Batang.
en onder één vorst geplaatst. Zij grenzen ten N. Aan dit driehoekige alluviale gedeelte grenst eene
aan Tjantoeng en Boentar Laut, ten O. aan Batoe strook kwartairc grond, die ten o. van Batang de
Litjin en Straat Poeloe Laut, ten Z. aan Sebambau kust raakt en die, alleen door eenig alluvium af-
en Tanah Laut en ten W. aan de afdecling Mar- gebroken, voortloopt tot aan den moerassigen lin-
tapoera (voor nadere bijzonderheden zie contract keroever van de kali Koeta, die de grens met de
van 13 Nov. 1875). Het lijkje Pegatan werd onge- res. Semarang uitmaakt. Achter deze kwartaire
veer in het midden der l8e eeuw gesticht door strook ligt aan weerszijden van den grooten post-
een Bocginees, die het van den Vorst van Ban- weg eene strook heuvelachtig tertiair terrein, be-
jermasin in pacht ontving; door dien Vorst werd slaande uit brecciën, mergels en zandsteenen, mee-
het aan Nederland afgestaan. Het Gouv. gaf het rendeels tot het district Soebah behoorende. De
weder in leen uit aan den toenmaligen bestuurder hoogste top van dit terrein is de G. Lendjong
(1838), aan wien ook, wegens diensten tijdens de (429 M.). Ten n. van de districtshoofdplaats Kadjen
Banjermasinsche onlusten bewezen, Koesan in leen ligt mede eene smalle heuvelreeks, uit brecciën
werd gegeven, benevens de tot Tanah Boemboe en zandsteenen bestaande, welke aan de opper-
behoorende landschappen Poeloe Laut en Batoe vlakte tot eene bruine klei zijn verweerd, waar-
Litjin, die echter later een afzonderlijk bestuur tusschen brokstukken andesiet voorkomen. Het
verkregen. De Vorst wordt in zijn bestuur bijge- overige 3/4 van de residentie wordt bijna geheel
staan door den Rijksbestierdcr (Poea-adoe), den ingenomen door vulkanen en vulkanische berg-
Imam en volkshoofden; voor een lijst der belas- terreinen, die hunne grootste hoogte bereiken in
tingen, in de lijkjes geheven, zie het bovenge- de bergketen op de zuidergrens, waarop zich,
noemde contract. Het land is bergachtig, met bos- van het oosten naar het westen, de volgende top-
schen bedekt, en dooi' vele rivieren doorsneden; pen verheffen: de Trahoe (2565 m. boven zee),
246 PEKALONGAN.

de Boetak (2222 m.), de Sikoetjing (1900 m.) en Pekalongan. De bronnen ontleenen hunnen heil-
de Raga Djambangan (2175 m.). In het zuidwes- zamen invloed op enkele ziekten aan de tempe-
telijkste deel van het gewest bestaat de bodem ratuur en den hoogen graad van zuiverheid van
uit tertiaire sedimenten. het water. (Zie PELANTOENGAN).
In het vulkanische gebied — over het geheel Het n.w. gedeelte van de residentie is zeer dicht
zwaar bergterrein ■— worden diepe ravijnen be-
grensd door scherpe en smalle ribben, die zich
bevolkt en zeer goed bebouwd; behalve rijst wordt
suikerriet geteeld; dit laatste wordt verwerkt in
van het zuiden naar het noorden en noordwesten, 9 suikerfabrieken. Op ongeveer 20 erfpachtsper-
steeds afnemend in diepte en hoogte, uitstrekken,
tot zij zich verliezen in de kwartaire en alluviale
ceelen wordt koffie — meest liberia —
en op twee daarvan ook kma; eindelijk zijn er
geteeld

gronden van het n.westelijke deel der residentie. 3 indigo-fabrieken.


De Prahoe, wiens voet één paal ten oosten van De regenval bedraagt ter hoofdplaats Pekalongan
Soebah tegen het tertiair gebergte stuit, heeft een 2180 millimeter per jaar; de meeste regen valt
grooten, ingestorten kraterwand, waarvan nog enkele in Januari; de droogste maand is Augustus. Het
stukken overgebleven zijn; de kraterbodem wordt klimaat is ter hoofdplaats koeler dan op de andere,
het Diëng-plateau genoemd, hetwelk bezuiden de langs het noordcistrand gelegen hoofdplaatsen.
grens der residentie, dus in Bagelen, ligt. De Administratief is het gewest verdeeld in 2 af-
Sikoetjing heeft aan de noordzijde, dus binnen deelingen tevens regentschappen, nl. Pekalongan
de residentie, eene kraterachtige ruimte, waarin en Batang, met gelijknamige hoofdplaatsen, 6 con-
twee kleine meertjes, Telaga Lanang en Telaga tróle-afdeelingen en 11 districten. De contróle-
Indra, aan de kanten met biezen begroeid, gele- afdeelingen zijn: Pekalongan, Kadjen, Doro, Ba-
gen zijn. De Raga Djambangan heeft op den top tang, Keboemen (standplaats Soebah) en Bandar.
twee ingestorte, concentrische kraters; aan de De bevolking bestaat uit Javanen die in de noorde-
noordzijde, bij Tjoeroekmoentjar, is een lava- lijke helft het Javaansch met de 0-klank en in de
stroom te zien, waarover de Sangkarang, vele zuidelijke helft, evenals in Tegal, een deel van
watervallen vormende, naar beneden huppelt. De Bagelen en de westelijk daarvan gelegen gewesten,
kwartaire gronden bovengenoemd, die van 60 m. met de «-klank uitspreken. De plaatsnamen Peka-
tot 10 m. boven zee afdalen, hebben eene roode longan, Wiradesa, Batang en Soebah komen voor
of roodbruine kleur; de alluviale gronden beslaan in de beschrijving van den tocht, dien Dr. De
uit grijze klei, die nabij de zee sterk met zand Haan als afgezant van den Gouv.-Gen. J. P. Coen
vermengd is. in 1622 deed naar Mataram. In 1743 werd bij
De rivieren behooren alle tot het stroomgebied verdrag met Pakoe Boewana II de noordkust van
van de Java-zee; overeenkomstig de richting der Java van de Tji Losari tot Pasoeroean en dus ook
ravijnen stroomen zij van het zuiden naar het het regentschap Pekalongan aan de Compagnie
noorden en noordwesten. De voornaamste zijn: afgestaan. In 1808 werd Pekalongan een land-
de kali Koeta of Koeto, die op den Prahoe onder drostambt en in 1812 eene residentie.
den naam van kali Lampir ontspringt; haar voor- De Hindoe-oudheden die in deze residentie wor-
naamste zijrivier is de kali Satrian. Verder: de den aangetroffen zijn de hoogst belangrijke stee-
kali Langsean of rivier van Soebah; de kali nen trappen, Boeddha-trappen geheeten, die uit
Lodjahan, welke langs Bandjarsidajoe en Batang de laaglanden naar het Diëng-plateau voeren op
stroomt en onder den naam van kali Samboeng plaatsen, waar de hellingen steil zijn. De eerste
in zee valt; de kali Pekalongan, ontstaan uit de sporen van die trappen vindt men bij de desa
samenvloeiing van de kali Koepang en de kali Simbangklawen in het district Keboemen, van
Soemilir, welke door de hoofdplaats stroomt, waar- waar zij zuidwaarts langs de desa Deles en door
aan zij haren naam ontleent; de kali Boengangan, den koffietuin Kalipoctih, hoewel meermalen afge-
ontstaan uit de vereeniging van de kali Welo en broken, zijn te volgen tot de desa Sigemplong,
de Sengkarang. Eindelijk de kali Genteng, wier op den Prahoe nabij de grens van Banjoemas ge-
linkerzijrivier in het zuiden en de kali Sragi, die legen. De Boeddha-trappen in Pekalongan zijn
in het noorden de grens met Tegal uitmaakt. Al eerst in 1867 ontdekt. Zij zijn gehouwen van
deze rivieren ontspringen op het zuidelijke grens- zachte lava-steen, ongeveer l/2 m. lang en zonder
gebergte; ook in dit gewest zijn zij dienstbaar versiering. Behalve als middel om de tempels op
gemaakt aan de bevloeiing. Zoo is de beneden- den Diëng te bereiken zullen deze trappenwegen,
loop van de kali Genteng geheel gewijzigd door die ook in het n. van Bagelen gevonden worden,
tal van waterleidingen. Bij de desa Kesesi is een waarschijnlijk ook gediend hebben voor het ver-
groote stuwdam in deze rivier. keer tusschen midden-Bagelen en midden-Pcka-
In de mioceene lagen van dit gewest komt longan.
petroleum voor. De Ned. Handelmaatschappij heeft Door het in exploitatie komen van de stoom-
bij de desa Kendangserang, aan den linkeroever tramlijn Semarang—Cheribon in 1899, is Peka-
van de kali Genteng gelegen, boringen naar deze longan in het spoorwegverkeer opgenomen. Be-
vloeistof doen verrichten. De boringen van eene halve de groote postweg, die deze residentie van
andere Mij. in het district Bawang hebben geen west naar oost doorsnijdt, heeft de noordelijke
grrnstig resultaat opgeleverd en zijn gestaakl in helft een tal van goede wegen, die de districts-
1900. Op het eind van 1899 waren nog 10 ver- hoofdplaatsen en tusschengelegen desa's verbinden.
gunningen tot mijnbouwkundige opsporingen van In de zuidelijke helft treft men, wegens het zeer
kracht. Vermelding verdienen de warme bronnen zware bergterrein, slechts te paard berijdbare wegen
bij Pelantoengan; deze desa is, wel is waar, even- en voetpaden aan.
als de bekende badinrichting van dien naam, op PEKALONGAN. Afdecling en regentschap der
Semarangsch grondgebied gelegen, maar de warme, gelijknamige residentie, metende 16,9 O g. m. of
geneeskrachtige bronnen liggen op beide oevers 92.439,40 hectaren en vormende de westelijke ge-
van de grensrivier Lampir, dus ook in het Peka- westshelft. De grenzen zijn: ten N. de zee, ten
longansche. Ook het leprozengesticht ligt binnen O. de afdeeling Batang van dit gewest, ten Z.
PEKALONGAN. — PEL. (JOHANNES LUDOVICUS JACOBUS HUBERTUS) 247

de residentie Banjoemas, ten W. de residentie PEKALONGAN. District van de contróle-afdee-


Tegal. De afdeeling is verdeeld in 3 contróle- ling, het regentschap, de afdeeling en de resi-
afdeelingcn en 6 districten, als volgt: de contr.-afd. dentie Pekalongan; met eene oppervlakte van
Pekalongan, omvattend Pekalongan, Wiradesa en 6184,58 hectaren. Het district telt 112 desa's.
Kedoengwoeni; Kadjen, omvattend Kadjen en PEKALONGAN. Hoofdplaats van het gelijk-
Paninggaran; Doro, omvattend het zesde district, namige gewest, regentschap, de afdeeling en het
dat ook Doro heet. De hoofdplaatsen zijn alle district van dien naam, ligt op 2 paal afstand van
gelijknamig. Het aantal desa's bedraagt 659. Langs de Java-zee aan beide oevers van de kali Peka-
de kust is het land vlak; meer zuidwaarts is het longan, welke zich met kronkelenden loop dooi-
geheel overdekt door de uitloopers van het cen- de plaats slingert. De voornaamste straat is de
traal- of Pembarisan-gebergte, dat is de keten, groote postweg, die van het zuidoosten komt,
die den Slamat in 't westen verbindt met den eerst noordwaarts gaat, een grooten boog beschrijft


Prahoe in 't oosten, welke keten zelf voor zoo- en dan in zuidelijke richting de stad weder ver-
verre de zuidgrens der afdeeling vormt. Van laat. Eene brug op ijzeren schroefpalen verbindt
de talrijke toppen daarin zijn voor deze afdeeling de beide oevers van de vrij breede rivier. Nabij
te noemen : de Rogo-Djambangan (2175 m.), tevens de brug ligt het in 1753 gestichte fort, dat toen
de hoogste van alle, en de Goenoeng Sikoetjing aan het strand lag, waarvan het thans, tengevolge
(1900 m.) waarop het Indra-meer. Eene andere van de aanslibbing, ongeveer 2 paal verwijderd
bergketen ligt op het meer zuidelijk deel dei- is. De ruimte binnen de steenen wallen is thans
grens met Tegal. Onder de rivieren der afdeeling geheel ingericht tot gevangenis en hospitaal.
zijn te noemen: 1. de kali Pekalongan, ontstaande Het aantal inwoners bedroeg op het eind van
uit de vereeniging van de Koepang, die op de 1895 36.816 zielen, nl. 363 Europeanen, 32.327
waterscheiding bij het Telaga Indra ontspringt, inlanders, 3154 Chineezen, 921 Arabieren en 51
met de Socmilir; van slechts geringe bevaarbaar- andere vreemde oosterlingen.
heid, ontleent zij haren naam aan de hoofdplaats De Europeanen wonen meerendeels aan den
der afdeeling — tevens van het gewest —
zij door vloeit; 2. de k. Boengangan met hare
waar linkeroever van de rivier, deels langs den post-
weg, die met fraaie kanariboomen is beplant, deels
groote boyenzijtakken, de Sengkarang en de Welo; om een vierkant plein door tamarinden bescha-
3. de k. Sragi met de Paninggaran en de Oetama; duwd. Aan dit plein liggen de residentswoning,
in haren benedenloop is de Sragi grensrivier met het residentiebureau, de scholen en de in 1852
Tegal onder den naam van k. Oeloedjami, naai- gebouwde protestantsche kerk. De Hindoebeelden,
de zoo heetende desa op het gebied der Tegalsche die vroeger op het plein vóór het residentiehuis
afdeeling Pamalang; 4. de k. Genteng en haar stonden, zijn verdwenen. De aloen-aloen met de
boventak de Keroeh, beide grensrivieren met Tegal; regentswoning en de moskee liggen ongeveer een
de Genteng verdeelt zich in de Kajangan en de paal bezuiden het residentiehuis. Voor de Chi-
Gawe, waarvan de eerste direkt in de Tjomal-rivier neezen zijn 4 wijken en voor de Arabieren en
valt, terwijl de andere verdeeld wordt in eenige andere vreemde oosterlingen is ééne wijk aange-
leidingen, waaronder de Toemhal, die mede op wezen. De inlanders wonen tusschen de aloen-
de Tegalsche grens loopt, welke dus achtereen- aloen en de Chineesche wijken en verder aan
volgens wordt gevormd door de Keroeh, Genteng, alle kanten van de stad in dicht bebouwde kam-
Toembal en Sragi of Oeloedjami. De monding der pongs. Er is veel vertier ter plaatse door den
k. Pekalongan wordt versperd door een uitge- handel, waarvan de 5 pasars met hunne toko's
strekte, voortdurend zich verleggende zandbank,
waarop eene hevige branding staat, waardoor alle
en warongs de middelpunten zijn. —
Een voor-
naam handelsartikel zijn de gebatikte sarongs, de
varen hier gevaarlijk, en veelal in den Westmoeson bekende kam Pekalongan. De fraaist bewerkte
onmogelijk is. De begrenzing der reede van Peka- sarongs, voor den uitvoer bestemd, worden ten
longan is vastgesteld bij St. 1898 n°. 240, die huize der groothandelaren of in eene soort kain-
der hoofdplaats zelf bij St. 1886 n». 230. De beurzen opgekocht, waarvan de voornaamste ge-
hoofdplaats (zie op dat woord) behoort tot de legen zijn in de kampongs Godang en Kergan.
grootere plaatsen van Java. Zij ligt in het noord- Eene andere tak van nijverheid, vroeger zeer
oosten der afdeeling, niet ver van de zee, ter belangrijk, nl. het rooken van eenden voor den
weerszijden van de naar haar geheeten rivier, en uitvoer, is zoo goed als te niet gegaan.
evenals Wiradesa — dat in de vorige eeuw de Een goede rijweg loopt van de hoofdplaats
zetel van een afzonderlijken regent was
aan den grooten postweg,
— ook
haar voornaamste
evenwijdig met de rivier naar de reede, die ge-
heel open is, en waar 4—7 vadem water staat.
straat, van welken hier een zijtak uitgaat die De monding van de kali Pekalongan wordt ver-
in zuidoostelijke richting de afdeeling Batang van sperd door een zandbank, waarop eene hevige
dit gewest invoert. In de vlakte en het lagere branding staat, die het verkeer met de reede zeer
gebergte zijn de belangrijkste plaatsen onderling bemoeilijkt en in den Westmoeson dikwijls ge-
verbonden met een net van rijwegen. In het zwaar- heel onmogelijk maakt.
dere gebergte zijn geen zulke wegen. Machtige De hoofdplaats heeft een aangenaam en gezond
bosschen bedekken de bergen, maar niet overal; klimaat; het is er door de nabijheid der bergen koe-
de Europeesche landbouwnijverheid heeft zich hiel- ler dan op andere strandplaatsen aan de Noordkust.
en daar een arbeidsveld gezocht: 11 erfpachts- PEKISAR. Zie HOENDERS.
perceelen zijn in de afdeeling uitgegeven, waar- PEKKING. Zie BANDA.
van 8 voor koffie en kma, 2 voor koffie alleen, PEKOLA. Atikii. Zie TANDJOENG.
I voor padi, klappers en visch, terwijl nog 1 — PEL. (JOHANNES LUDOVICUS JACOBUS
deels in Batang gelegen — alleen voor klappers
in ontginning is. Op overeenkomsten met de in-
HUBERTUS) (leb. 10 Jan. 1823 te Maastricht,
trad hij op ißjarigen leeftijd als vrijwilliger bij
landsche bevolking werken er 3 ondernemingen het Ned. leger in dienst, vertrok als sergeant-
voor suiker en 1 voor indigo. majoor der inf. in 1846 naar Indië en werd in
248 PEL. (JOHANNES LUDOVICUS JACOBUS HUBERTUS) — PELANDOE.
Juni 1848 2e luit. Hij nam deel aan de beide landschap Pelalawan als apanage schonk aan
Bonische expeditiën (1859—60), alwaar hij het Abd'oerrachman's zoon Tongkoe Hasiin. Sedert
ridderkruis der M. W. O. 4<= kl. verdiende. In is Pelelawan een zelfstandig landschap, dat be-
1865 tot Majoor bevorderd werd hij in 1869 tot stuurd wordt door een Radja met den titel van
Directeur der Militaire School te Meester Comelis Tongkoe Besar, bijgestaan door een Rijksraad uit
benoemd, welke betrekking hij waarnam tot hij vier leden bestaande met de galar's Maharadja
in April 1870 tot Luit.-Kol. werd bevorderd. Na Lela Poetra, Datoeq Bandar, Datoeq Kampar en
ruim een jaar als Militaire commandant van Palem- Datoeq Laksamana. In 1881 erkende het de Sou-
bang gediend te hebben, vertrok hij wegens ziekte vereiniteit van het N.-L Gouvernement.
voor twee jaren naar Nederland. Na zijn terug- De grond is voor het grootste deel laag en
keer nam hij deel aan de 2e expeditie naar Atjeh. moerassig en slechts enkele ruggen (pematang),
Op 6 Jan. 1874 werd hij voorloopig en een maand die bij hoog water niet onderloopen, zijn voor
later als Kolonel definitief commandant der 2° bri- bewoning en landbouw geschikt. Heuvelachtig ter-
gade. In April d. a. v. werd hij, na het vertrek rein wordt alleen aangetroffen aan de grens met
van Van Swieten, belast met het civiel en militair de Lima Kota. In 1887 en volgende jaren werd
gezag te Atjeh. Na bevestiging onzer stelling trad een groot deel van het landschap in concessie ge-
hij aldaar offensief in de VI, IV en IX Moekims geven aan Europeesche ondernemers, doch wegens
op, tot afsluiting van ons gebied van Kroeng de moerassigheid van den grond, en de moeielijke
Raba tot Kroeng Raja en stierf plotseling den af- en opvoer langs de Kaïnpar-rivier — zie het
24 en Febr. 1876 in het bivak te 'Tonga, vóór dat
hij zijn programma had voltooid, om de kust-
artikel BENO
exploitatie.
— kwam geen enkele concessie tot

strook van Kroeng Raja tot Kroeng Raba en Volgens inlandsche berichtgevers zou de Batang
daarbij ook de VI Moekims te veroveren en in Nila, een rechter zijtak van de Kampar-rivicr, rijk
het bijzonder de toegangen naar zee te bezetten zijn aan stroomtinerts, doch uit een deskundig
en Groot Atjeh geheel van de zee aftesnijden, de onderzoek in 1888 is gebleken, dal zij magnetisch
bevolking van dit gebied hare beteekenis naar ijzerzand voor tinerts hebben aangezien.
buiten geheel te ontnemen en haar daardoor te Het landschap is zeer dun bevolkt; het zielen-
dwingen zich aan onze macht te onderwerpen; tal wordt op ongeveer 8000 geschat. De meerder-
een programma dat eerst in 1877 onder Gen.-
Maj. Diemont geheel volvoerd werd.
heid der bevolking bestaat uit Orang Talang
OOSTKUST VAN SUMATRA, Dl. 111, bl. 94 —,
— zie

Zie Ind. Mil. 'Tijdschr. 1876, bl. 97. de overige bewoners zijn afstammelingen van Djo-
PELA. Eigenlijk broeder, bij uitbreiding: de horeezen en Menangkabauers. De voornaamste be-
of- en defensieve verbonden, die, tot hulp in den staansmiddelen zijn landbouw ter voorziening in
krijg, tusschen de negorijen op Ceram, Ambon eigen behoeften en de inzameling van boschpro-
en de Oeliasers onderling bestonden en nog be- ducten, voornamelijk rotan, getah-soorten, balam-
staan, thans meer ten doel hebbende elkander en soentei-pitten. Behalve voedingsmiddelen, rijst
wederzijds te helpen; pela-schappen bestaan tus- en djagoeng, worden klapperboomen en op de
schen christen- en mohammedaansche en heiden- eilanden ook sagopalmcn aangeplant.
sche negorijen onderling. Het sluiten van derge- I)e voornaamste kampongs zijn: Pelalawan, waar
lijke verbonden heet angkat pela. (Van Hoëvell, de Radja woont, en een ontvanger der in- en
Ambon en de Oeliasers, bl. 157 v.). uitvoerrechten is geplaatst; Tandjong Moersaka;
PELADJOE. Naam van het benedendeel der Tanah Niboeng en Langgam. In die kampongs
Komering, een zijtak der Moesi, welke zich tegen- wonen eenige Chineezen, die zich met den handel
over het eilandje Gombora in die rivier stort. Zie in lijnwaden, aarde-, ijzer- en koperwerk, en met
MOESI. De Peladjoe is bekend door den hevigen den opkoop van boschproducten bezighouden. De
strijd in 1819 en 1821 om het bezit van Palem- in- en uitvoer geschiedt van en naar Singapore,
bang gevoerd. Zie PALEMBANG, Dl. 111, bl. 177. hetzij rechtstreeks per prauw, hetzij langs den
PELAGA. Mal. Zie KARDAMOENGGOE.
PELALAWAN (POELAU LAWAN). Dit land-
weg Trataq Boeloe-—Pakan Baroe; —
KUST VAN SUMATRA. Op het eiland Sera-
zie OOST-

schap, waartoe ook de eilanden Poeloe Moeda, pong wonen een aantal Chineesche houtzagers en
aan de monding der Kampar-rivier gelegen, Sera- balkcnkappers.
pong en Penjalean behooren, bestaat uit het bene- Litteratuur: Het rijk Pelalawan door J. Faes,
denstroomgebied van de Kampar-rivicr, en grenst T. v. h. Bat. Gen. deel XXVII; Tocht naar het
ten O. aan Straat Malaka, ten N. aan Siak, ten rijk van Poeloe Lawan door een oud-ambtenaar
W. aan Lima Kota en ten Z. aan Indragiri. De van het en de tocht naar de Batang
landgrenzen zijn nog niet nauwkeurig bepaald. Nila door G. Sieburgh, T. v. h. Binnenl. Bestuur
Vroeger maakte het een deel uit van de Djo- 1889; Reis van Siak naar Pelalawan door J. A.
horsche onderhoorigheid Siak, doch nadat laatstge- van Rijn van Alkemade, T. v. h. Aardr. Gen.
noemd landschap onder Radja Ketjil — zie OOST- 2C Serie; Dwars door Sumatra. Tocht van Padang
KUST VAN SUMATRA, Dl. 111, bl. 95 — een
zelfstandig rijk was geworden, werd het een onder-
naar Siak onder leiding van den Hoofd-Ingenieur
d. Staatsspoorwegen J. W. IJzerman, 1895.
hoorigheid van Siak, waarover Sultan Radja Alam PELANDOE. Naam van Macropus Bru/iii,
zijn schoonzoon Said Osman, die hem in zijn een Buideldier (zie BUIDELDIEREN), op de
strijd over de opvolging met zijn broeder Radja Aroe-eilanden ook Aijir; op de Kei-eilanden
Mohamad gewichtige diensten had bewezen, als noemt men het Aha. Den laatsten naam geeft men
Wakil of gemachtigde aanstelde met den titel van op Groot-Kei ook aan een ander Buideldier, Pc-
Tongkoe Besar. Said Osman werd opgevolgd door rnmeles dorcyana. Op Amboina wordt hij K o e s o e-
zijn zoon Said Abd'oerrachman, een broeder van aroe genoemd. De Maleiers noemen hem Pelan-
Said Ali, die in 1791 Sultan Jahya onttroonde, dok-aroe, naar de uitwendige gelijkenis op een
zelf met de galar Abd'oel Djalil Saifoedin Sultan, Muskusdiertje, Moschus of Tragulus, Palandokh
van Siak werd, en wegens bewezen diensten het in 't Maleisch.
PELANDOK-AROE. — PEMALI. 249

PELANDOK-AROE. Zie PELANDOE. gebruikt. Al naarmate het kajoc pelet meer of


PELANTOENGAN. Badplaats in de residentie minder fraai gevlekt is, stijgt of daalt't in waarde;
Semarang, afd. Kendal, op de grens van Peka- vooral zoekt de inlander naar stukken die hem
longan, gelegen in een van de n. helling van den schccdcn geven met zuiver kringvormige figuren.
Prahoe (Diëng-gebergte) afdalend ravijn, op 693 m.
boven zee. Op verschillende plaatsen vindt men
1 Pelet wordt lang niet in alle exemplaren van
Klcinhovia gevonden; volgens Teysmann ontstaat
warme en koude bronnen, waarvan de eersten het door inwatering in het gave levende hout,
een temperatuur hebben van 46, 41 en 37°; ver- dat daarna door nieuwe houtlagcn gedekt wordt
der welt er een dikke, zwartachtige aardolie in en niet tot bederf overgaat. Volgens de Javaan-
de onmiddellijke nabijheid van het riviertje dat sche legende wilde Dampoe-Awang de dochters
het dal doorsnijdt. Te Pelantoengan werd een van Kaloekoean ontvoeren, doch werden deze door
gezondhcids-etablissement opgericht, dat door Dr. Wishnoe's tusschenkomst opgenomen in het hart
Van der Stok uitvoerig beschreven is in Gen. T. van den timaha-boom (zie L. Th. Mayer, De Ja-
v. Ned.-Indië, XVI, bl. 259 (vgl. Ind. Gids, 1886, vaan als landbouwer en veefokker, 1898, bl. 20).
bl. 1478); de vroeger heerschende meening dat PELLOENG. Javaansche naam voor een Pur-
de bronnen een beduidende hoeveelheid jodinni perkoet, Porphyrio indicus; op Celebes heet
bevatten, is door zijne onderzoekingen bewezen zij Den toe la.
onjuist te zijn. De buitengewone kuren, die vroe- PELLONA. PISCES,
ger door een ondernemer aan de kracht van het Clupeiuu. Zie BOELAN-BOELAN en HARING.
water werden toegeschreven, zijn gebleken min- PÈLO. Menangk. Zie OEBI.
stens zeer overdreven te zijn voorgesteld; toch PELOEMAT. Een der tot het ter Westkust
gaf die kwakzalverij aanleiding dat lepra-lijders van Sumatra gelegen en van de Atjehsche Onder-
naar Pelantoengan werden gezonden, die er natuur- hoorigheden deel uitmakende staatje Laboean Iladji
lijk niet genazen en de reputatie van de bad- behoorende landschappen. Zie verder LABOEAN
plaats benadeelden. De bronnen behooren tot de 11 \ 1 )JI.
zg. indifferente thermen: heetwaterbronnen zonder PÉLOKKAN. Een ter Westkust van Sumatra
bepaald geneeskrachtige bestanddeelen in eenigs- gelegen landschap, tot het van de Atjehsche Onder-
zins beduidende hoeveelheid, wier waarde gelegen hoorigheden deel uitmakende staatje Laboean Hadji
is in de hooge temperatuur van het water. Vol- behoorende. Zie verder LABOEAN HADJI.
gens de mededeelingen van Dr. Kohlbrugge (Verg. PELOM. Lamp. Zie MANGGA.
Ind. Gen. 28 Nov. 1899, bl. 255) kunnen de PELOPERDIX. AVES, GALLINAE, Tclrao-
baden worden aangewend tegen chronisch rhcu- nidae, Perdicinat. Zie BOEJOE-RIMBO.
matisme en malaria, doch is het klimaat er in PELTOPHORUM. Zie BAKOE, PETA PETA
den W.moeson guur, vochtig en onaangenaam en en SOGA.

.
dan voor lijders aan de eerstgenoemde kwaal onge- PEMALI, pamali of boejoet, Mal.; ring-
schikt. Zie ook PEKALONGAN, Dl. 111, bl. 246. ker, Jav.; boejoet, Soend., is het Polynesische
De in het artikel Gebangan genoemde gelijk- taboe, namelijk de heiligheid en onaantastbaar-
namige bron ligt op 13 paal van Pekalongan heid van aan de hoogere machten gewijde of door
en ontspringt uit een trachiet-conglomeraal, waru' haar in bezit genomen zaken, personen of plaat-
zich een kom gevormd heeft; het water heeft een sen. Gevolg daarvan is de onttrekking aan het
temperatuur van 300 Het is jodiumhoudend even- handelsverkeer of zelfs het verbod van gebruik
als dat van de bron Asinam, op 5 paal van Ge- der zaken of plaatsen, en onschendbaarheid der
bangan, waarvan het water een temperatuur van personen. Overtreding van een en ander brengt
460 heeft. (Zie Schncider, Bijbl. 'T. Aardr. Gen. den schuldige noodwendig onheil aan. Ook han-
VII, bl. 20). Van het Gebangan-water, dat wel delingen kunnen op denzelfden grond aan alle
is aanbevolen ter versterking van de kracht der of aan sommige categoriën van personen verbo-
verteringsorganen, was, vroeger althans, een depot den zijn. De Bataks noemen het begrip kemali,
te Rotterdam gevestigd. de Boegmeezen pemali of pantong, de Toba's
PELARGOPSIS. AVES, PICARIAE, 11 Al roboe; de Oio Ngadjoe in Borneo's Z.O.afdee-
CYONES, Alccdinidae, Alcedininae. Zie BOEA- ling pali, in de Boesang-taal van Centraal-Borneo
BOEA, RADJA-OEDANG en TENGKE. lali, de land-Dajaks van Serawak porik. Andere
PELECANUS. AVES, ANSERES, Pelecauidac, of eenigszins afwijkende woorden voor hetzelfde
Pe/ecauinae. Zie WALANG-KADDA. begrip zijn bij de Timoreezen pomali, de Al-
PELEM. Jav. Zie MANGGA. foeren van Ilalmahéra boboso, de bewoners van
PELEM. District van de contróle-afdeeling, het Boeroe po toe, in de Molukken poso, ook pa-
regentschap en de afdecling Bodjonegoro, residentie poso en baboso, in de Minahasa posan,
Rembang; met eene oppervlakte van 23.406,32 poso, fosso, in Bolang Mongondo pota en
hectaren. Het district telt 141 desa's. lii; in Posso spreekt men van kapali en de
PELEM PESING. Oost-Java. Zie KAWENI. Makassaren noemen wat pemali is kasipalli,
PELENG. Eiland in den Bangaai-archipel. Zie de bewoners der Zuidwester-eilanden loeli. Het
het artikel BANGAAI (Dl. I, bl. 99) en verder pan tang der Atjehers, wat door de adat streng
HUIS (Dl. 11, bl. 61) en
HUWELIJK (Dl. 11, verboden is en,zounaar de algemeene opinie, heil-
bl. 63). looze gevolgen medebrengen, is gelijkwaardig
PELET. Jav. en Soend. Naam voor het ge- aan het pemali; de voorschriften daaromtrent be-
vlekte houtvan A'lciuhoviahospitaL.(zieTlMAHA) treffen zoowel zekere handelingen als het gebruik
en van sommige andere boomen. liet wordt ge- van bepaalde woorden. Het sabang der Bataks
vonden in het hart van oude boomen, zijnde dat komt met pantang overeen en is een van oudsher
gedeelte hetwelk zwarte, bruine en witle vlekken dagteekenend verbod.
of vlammen heeft, en wordt door de Javanen bij Het roboe der Toba's is meestal van tijdelij-
uitstek gaarne voor handvatscis en scheeden van | ken aard maar kan ook permanent zijn. Het is
I
krissen, fraaie piekstokken, kleine doozen enz. de afzondering waarin een persoon of eene zaak
250 PEMALI. — PENGASIII.
wordt gesteld, waarvan de aanraking of gemeen- PENANGGOENGAN. District van de contróle-
schap ongeluk zou teweegbrengen : jonggehuwden, afdeeling, het regentschap en de afdeeling Bondo-
moeder en kind kort na de geboorte, pas ge- woso, residentie Besoeki; met eene oppervlakte
bouwde kampong, hoofden in oorlogstijd, pocsaka's. van 18.945 hectaren. Het district telt 44 desa's.
Of het geldt de uitsluiting of afsluiting van per- PENANGGOENGAN. District van de contróle-
sonen of zaken die beveiligd moeten worden tegen afdeeling Batoe, regentschap en afdeeling Malang,
kwade invloeden van buiten, b. v. tegen epide- residentie Pasoeroean; met eene oppervlakte van
miën; ook het gebruik van de podoman als nacht- 24.713,44 hectaren. Het district telt 84 desa's.
verblijf door de volwassen meisjes behoort tot PENANGGOENGAN. Vulkaan op de grens
deze rubriek. van Soerabaja en Pasoeroean, 1652 M. hoog, uit
In Centraal-Borneo is pemali zoowel de naam den spoortrein nabij Bangil zichtbaar als een
voor het tijdperk van onthouding als die voor de voorberg van den Ardjocna en uit de pasang-
toestellen welke de geesten moeten bevredigen of grahan van Trawas, op de helling van den laat-
hun symbolisch de volkswenschen kenbaar maken; sten gelegen, als een lompen sta-in-den-weg, die
van deze toestellen zijn er een aantal, onderschei- het uitzicht naar de vlakte belemmert. De berg
den door verschillende achtergevoegde woorden. is een regelmatige kegel, met kleinen topkrater
Me 1 o noemt men daar het zich onthouden van en zou een fraaien vorm hebben indien hij niet
werken en van verkeer met anderen, den toestand omringd werd door een aantal kleinere toppen,
van lali (pemali). secundaire eruptiepunten; bijna op elk punt van
Wanneer plaatsen en zaken ondersteld worden waarneming wordt hij door twee dezer logge bij-
door geesten te zijn in bezit genomen of door bulten geflankeerd. De benedenhellingen zijn met
zielen van afgestorvenen te worden bewoond, is bosschen en tegalans bedekt, maar 't bovendeel
het pemali al zulke handelingen te verrichten is geheel met alang-alang en glagah begroeid,
welke die geesten zouden kunnen hinderen. Bij behalve eenig bosch in de ravijnen. Van werking
uitbreiding van beteekenis wordt dan de plaats is niets bekend.
zelve of het voorwerp zelf pemali, in den zin PENAWAR. Mal. Zie GEMBOLO.
van heilig, gewijd: tampat pemali, batoe pemali, PENDEN. Zie HARING.
enz. Is het noodzakelijk de plaats te ontwijden, PENDJALOE. District van de gelijknamige
dan dient een offer gebracht te worden om de contróle-afdeeling, regentschap en afdeeling Galoeh,
geesten te bevredigen. residentie Cheribon; met eene oppervlakte van
Pemali is het bij bepaalde gelegenheden als 25.339,5 hectaren. Het district telt 58 desa's.
ongeoorloofd geijkte dingen te doen; de denk- PENDJARINGAN. District van de afdeeling
beelden daaromtrent zijn legio en verschillen in Stad en Voorsteden, residentie Batavia. Het district
de onderscheidene deelen des Archipels. Er zijn telt 11 kampongs van inlanders.
denkbeelden te dien aanzien welke men schier PENGALADEN. Zie TOEREAN IN PATE.
overal terugvindt, en andere alleen voor bepaalde PENGARON. Hoofdplaats van het district Riant
localiteiten geldend. Somtijds is het verbod abso- Kiwa en Rian, Kanan, afd. Martapoera, res. Z.-
luut, doch niet zelden is het ook van tijdelijken en O.afd. van Borneo, standplaats van den con-
of voorwaardelijkcn aard. Het mag overbodig ge- troleur, gelegen aan de Riam Kiwa en den G.
acht worden deze verschilpunten door enkele voor- Babaris. De plaats is bekend door de steenko-
beelden toe te lichten. lenmijnen, Oranje Nassau, in hare nabijheid ge-
Dat men ook in het spreken kan zondigen tegen legen.
de adat van het pemali bleek uit het boven ge- PENGAS. Zie GARÈNG.
zegde over de pantang-voorschriften en uit het in PENGASIH. Regentschap behoorende tot het
het artikel Naamgeving medegedeelde omtrent het Sultansgebied der residentie Djokjakarta, gelegen
noemen van eigen-namen. Ook het gebruik van aan den rcchter(wester)oever van de rivier Progo
de gewone namen van sommige dieren is hier en en dus deel uitmakende van de zoogenaamde
daar pemali; men omschrijft dan en noemt den Koelon-Progo, welke landstreek ook wel vermeld
olifant een hooggeplaatst persoon, den tijger groot- wordt onder den naam Mataram-koelon. De hoofd-
vader, enz. Aan deze eerbiedsbetuiging is zeker- plaats van het regentschap, gelegen aan den voet
lijk het geloof aan zielsverhuizing mede niet vreemd. van het Koelon-Progo- of Kelir-gebergte, is ge-


Het niet mogen eten van sommige dieren, even- lijknamig; en de verdeeling in districten 14
eens locaal zeer verschillend, houdt desgelijks som- in getal is als volgt: Serang, Djasoctan, Ba-
wijlen verband met de zielsverhuizing. njoemeneng, Ngoelakan, Djombokkan, Banaran,
Nabootsingen van het pemali zou men kunnen Kedoengsago, Kedoenggalik, Boetoeh, Panggang,
noemen de verbodsbepalingen die tot de opvoe- Mahesan-kilen, Mahesan-wetan, Djantoeran en Pe-
ding der kinderen behooren en waarbij de voor- ngasih. Dit landschap is bepaald aangewezen voor
spiegeling van schrikbarende gevolgen niets dau het onderhoud van den vorst zelf; namens hem
bangmakerij is. worden er ambtenaren aangesteld, die de padjeg
PEMBOEAN of SOERIANG. Rivier aan de tegen een vasten maatstaf heffen en geheel uit-
Z.kust van Borneo. Zie BORNEO, Dl. I, bl. 246. keeren behoudens eene percentsgewijze belooning;
PENAGA. Mal. Zie NJAMPLOENG. Europeesche ondernemingen van landbouw zijn
PENANDJOENG-BAAI, aan de Zuidkust van er niet. De begrenzing van het zeer grillig ge-
Java en aan den Oostelijkstcn uithoek der Preanger, vormde regentschap bestaat uit: de regentschap-
is door een tandjoeng of in zee loopende land- pen Nanggoelan in het N. en W.; Adikarto of
strook verdeeld in een Westelijke (Dirk de Vries-) Karangkemoening in het W. en Z.; en Sen-
en een Oostelijke (Maurits-)baai, of Penandjoeng toio in het O. In zijn Z.O.lijken hoek heeft het
koeion en wètan. Nautisch belang heeft de baai regentschap eene Z.waartsche verlenging, welke
niet, daar zij zoowel voor z.w. als voor z.o. win- zich ten slotte O.lijk ombuigt, waardoor een
den open ligt. deel der Rawa Kadilompo hierbinnen komt te
PENANG. Mad. Zie PINANG. vallen. — Het heuvelland van dit regentschap
PENGASIH. — PEPER. 251

wordt — als reeds bleek— gevormd door den


ffauwen voet van het, boven bij een zijner plaat-
PENTAPRION. Zie GERRES.
PEPARÉ. Bat. Mal. Zie PAPARÉ.
selijke namen vermelde „W.lijke grensgebergte", PEPEK. Zie SINTAU.
dat den geheelen N.W.kant van Djokjakarta en PEPER. De peper, oudtijds in kleine hoeveel-
de aangrenzende deelen van Bagelen en Kedoe heden naar Europa gebracht en een kostbaar arti-
bedekt. De rivier Galoer doorloopt een paar kceren kel (peperduur),, was te Rome reeds in den tijd
het regentschap, dat bezuiden de hoofdplaats nog van Plinius eene gezochte specerij en werd dat
doorsneden wordt door den spoorweg, van de later in de middeleeuwen in steeds toenemende
residentie Bagelen uit op Sentoio. mate. De bloei van Venetië hing voornamelijk
PENGGAGA. Mal. Zie ANTANAN.
PENGHAWAR (PANAWAR) DJAMBI. Ook
samen met den peperhandel — tot het direct ver-
keer met Indië (1498) dien handel kwam verplaat-
in Europa als bloedstelpend middel gebruikelijke sen; toen de Portugeezen hunne tochten naar het
drogerij: de haren van Cibotium-soorten. Onder verre Oosten uitstrekten werd de aangevoerde hoe-
denzelfden naam worden op Java gebruikt de be- veelheid grooter. Nederland, dat ook zijne peper
haarde stronken van andere varens (Alsophila, Ba- en andere specerijen uit de Portugeesche havens
la ntium), in de Preanger als pakis kidang be- betrok, besloot, toen deze, op het einde der i6e
kend. Zie PAKOE TI HANG. eeuw, door de Spanjaarden gesloten waren, zelf
PENGOELING. Zie PANGOLING-SISIK. naar het Oosten te stevenen. Daar was peper aan-
PENGOELOE. Op Java, en ook wel elders, vankelijk het voornaamste artikel van ruil; wel
b. v. in Palembang, de naam van een geestelijke stond 't in wezenlijke waarde zeer ten achter bij
(Zie Dl. I, bl. 547); bij de Maleiers op Sumatra de kaneel, de kruidnagelen, bij muskaatnoten en
duidt de naam pengoeloe (panghoeloe) een volks- foelie, maar, algemeencr in gebruik, had 't een
hoofd aan, met name bij de Menangkabauers (Zie veel grooteren omzet. Nog in het jaar 1720 be-
Dl. 11, bl. 489). Door het Gouv. aldaar aange- droeg de opbrengst van de peper omstreeks 30 %
stelde districtshoofden worden wel panghoeloe van de geheele waarde der door de 0.-I. Comp.
laras genaamd, de negarie-hoofden panghoeloe gerealiseerde koloniale producten. In Bantam had
kapala. omstreeks dien tijd ieder inwoner boven de 16
PENGOENG. Zie BENGOENG. jaren 500 peperranken te onderhouden. Voor iedere
PENIDA. (NOESA) Ook Noesa Pandita bahar peper, ongeveer 3 pikols, ontvingen de man-
genaamd, waarvan de zeevarenden Bandieten-eiland doers die het opzicht hadden, een halven Spaan-
gemaakt hebben ; eiland gelegen aan den Z. ingang schen mat; het plantloon dat de bevolking in
van Straat Lombok, en behoorende tot het rijk natura ontving, stond gelijk met vier Sp. matten
Kloengkoeng op Bali. Het wordt wel als verban- per bahar. Handel in peper was aan ieder verbo-
ningsoord gebruikt voor die Balmeezen, welke vol- den en het gansche product moest aan den Sultan
gens de instellingen van dat rijk strafbaar zijn. geleverd worden, die voor de bahar zeven of acht
De straat tusschen Penida en de kust van Bali Sp. matten betaalde. Uit diens handen ging de
is voor de scheepvaart veilig. geheele voorraad over aan de Compagnie, die de
PENING. (RAWAH) De vlakte van Ambarawa bahar met 15 Sp. matten voldeed. Van 1687—1787
(-f- 475 M. boven zee) is een der oude meerbed- werden gemiddeld jaarlijks 9000 bahars aan de
dingen van Java. Zij wordt ten W. begrensd door Comp. geleverd, maar van jaar tot jaar was de
het Djamboe-gebergte, ten O. door de mergel- opbrengst zeer verschillend; in 1723 bedroeg zij
hcuvcls van Zuid-Semarang, en werd een meer 13.000, in '24 19.000, in '25 11.000 bahars. Na
toen de vulkanen Merbaboe en Telomojo ten Z. 1775 kon zij slechts éénmaal, in 1781, 11.000
en Ambarawa ten N. hunne producten tegen de bahars halen en zonk 't volgend jaar tot 4500
oudere bergen aanlegden. Het meer verkreeg eene bahars, waarna de vijf volgende jaren gemiddeld
afvloeiing naar 't westen en na verloop van eeuwen 5500 bahars leverden. In 1796 was, na eene korte
is deze, de K. Toentang, er in geslaagd de vlakte opflikkering, deze belangrijke cultuur bijna geheel
grootendeels droogteleggen. Het deel dat nog steeds te niet gegaan. In den loop der eeuwen is door
onder water staat is de Rawah Pening, een ovaal 't dwangstelsel en 't monopoliseeren van de 0.-I.
moeras, 4 Km. lang en 2,5 breed, waarin een Comp., het product uit de meeste streken onzer
aantal riviertjes hun slib aanbrengen, maar dat bezittingen verdwenen en de geheele handel daarin
grootendeels een slappen veenbodem heeft. Dat bijna uitsluitend in handen der Engelschen over-
het moeras vroeger grooter was, bewijzen de vele gegaan. Dat de peper ondanks die beperking van
met rawah samengestelde dorpsnamen in den om- aanplant een belangrijk artikel is gebleven, zoo-
trek. In 1838, 1845, 1865, 1868 en 1885 hebben wel voor Ned. Oost-Indië als in den wereldhandel
zich tengevolge van de ontwikkeling van gassen in het algemeen, kan blijken uit de onderstaande
heuveltjes van enkele meters hoogte in het meer tabel, waarin ook de loop der prijzen in de vei-
gevormd, de meesten aan de westzijde. Halfvergane lingen hier te lande gedurende de laatste tien
boomstammen werden daarbij zichtbaar. jaren is aangegeven.
PENIJOE. Zie ROELOEL. In het volgende staatje is nl. vermeld onder:
PENIOEH. Zie BOEJOE RIMBO. a de loop der prijzen in Nederland van Lampong-
PENIWEN. Bekende Christengemeente gele- peper; in centen per '/s kilo;
gen in Malang, res. Pasoeroean. Zie Eigen Haard, b de invoer in Nederland van peper;
1892, bl. 87. c de voorraad aldaar op 31 December;
PENJINGAT of POELOE MARS. Eilandje, dde invoer j op de 7 hoofd-
gelegen in de onmiddellijke nabijheid van Tandjoeng e de alleveringen j markten van Europa
Pinang (eiland Bintang, res. Riouw), residentie / de voorraad op 31 Dec.
van den Onderkoning van Riouw. Zie RIOUW. g de uitvoer uit Ned.-Indië;
' te zamen;

PENJOE. Zie KATONG. (alles in tons van 1000 kilo)


PENTALASMUS ANATIFERA. Zie EEN-
DEN MOSSEL.
252 PEPER.

voor peperplanters werd uitgegeven; Stbl. N.-I.


a c d 1829, n°. 56) en Van den Bosch werd de peper-
cultuur op Java krachtig opgebeurd, maar thans
heeft zij op dit eiland niet veel te beteekenen. In
de jongste jaren begint men aan de plant weder

..
1890.. 27 25 ig.670 19.250 5-575 9.426
.. 19
220
meer aandacht te schenken en stekken te planten
i8gi 1035 505 21.765
18.330 9.010 8.634 aan den voet der schaduwboomen op de koffte-

••
1892.. «51 1549 1913 22.530
19.680 11.860 12.426 ondememingen, om zoodoende eene bijcultuur te
1893 14 4096 52og 25.510
16.905 20.465 9.299 verkrijgen. Hoewel ook in andere gewesten van
1894.. 11 2854 6419 20.305 18.355 21.285 IO.278 den Archipel peper gekweekt wordt, als b. v. in
1895.. 11 2805 7842 ig.260 16.840 23-705 8.717 benkoelen, Palembang en op Banka, is de pro-
1896 10! 1277 6121 16.265 17.655 22.315 15-479 ductie daar niet groot genoeg om van merkbaren
1897.. 16Ï 1435 475i 18.920 19.640 21.595 14-532 invloed te zijn op den handel.
1898 221, 1999 4929 19.850 ig.góo 21.480 14-431 Wat de geografische verspreiding van de plant
i8gg.. 28] 1753114972 17.850 2i.igo 18.140
betreft, die volgens sommigen uit Voor-Indië, vol-
De waarde der van Ned.-Indië uitgevoerde peper, gens anderen uit Achter-Indië en Malaka afkom-
blijkt uit de volgende cijfers, betreffende het jaar stig is, men vindt haar over geheel Z.O. Azië

.
1898: en den 0.-I. archipel, voornamelijk op Sumatra,
Uitvoer naar Naar andere in Noord- en Zuid-Oost Borneo, in Siam, in het
Nederland landen Totaal
gld. g_ Kiel. Malabarsche gebied en eenige andere naburige
Witte peper... 16.535 261.815 278.350 streken van Voor-Indië; verder minder algemeen
Zwarte peper.. 271.783 1.725.911 1.997.694 in Cochinchina, in eenige gedeelten van Malaka,
Staartpcper... 32.075 247.170 279.245 op sommige Philippijnen en op Ceylon. Overge-
of gezamenlijk meer dan 2/2 millioen gulden. bracht is zij naar eenige Wcst-Ind. eilanden en
Van het geheele peperproduct, dat op ruim naar eenige plaatsen van tropisch Amerika.
30 millioen kilo wordt geschat, komt drievierden Botanisch behoort de peperplant (Piper nigrum
uit den 0.-I. archipel, en wordt het meerendeel LI) tot de groote familie der Piperaceae, waarvan
naar Engeland uitgevoerd; ook Hamburg is eene meer dan 1000 soorten bekend zijn. Zij is een
belangrijke stapelplaats van peper. klimmende heester, met knobbeligen, geleeden
De stijging der prijzen in de laatste jaren is stengel van donkere kleur, bit de stcngelknoo-
een bewijs dat het verbruik de voortbrenging nog pen ontspringen hechtwortcls. De stengel vormt
overtreft en heeft ten gevolge gehad, dat op ver- broze takken van niet meer dan twee voet lengte.
scheidene plaatsen in de 0.-I. bezittingen, waar De afwisselend geplaatste bladeren zijn lederach-
de teelt niet bestond of was verwaarloosd, deze tig, met donkergroen boven- en lichtgroen onder-
opnieuw is ter hand genomen. De gedwongen cul- vlak; de onderste bladeren zijn flauw hartvormig,
tuur die op Java bestond van 1830—63, leverde de hoogere hreed-eirond, alle gaafrandig, s—y5—y ner-
nooit op wat men er mede bedoelde. In 1872 werd vig, met toegespitsten top; zij zijn ongeveer 1 deci-
de gedwongen cultuur in Benkoelen opgeheven meter lang. De meestal tweeslachtige, witte bloe-
en thans voorziet de vrije cultuur op Sumatra en men zijn vereenigd tot gesteelde, hangende aren
de omliggende eilanden den handel van dit pro- of katjes. Na den bloei vervormen de vruchtbe-
duct en wel in de eerste plaats Atjeh, van ouds- ginsels zich tot bolvormige, eenzadige bessen, eerst
her het pepcrland bij uitnemendheid, in de tweede groen, later rood, daarna zwart; aan één aar vindt
de Riouw-Lingga-archipel en in de derde de Lam- men van 20 tot 30 bessen. De handel onderscheidt
pongsche districten. In Atjeh rijst en daalt de zwarte en witte peper, maar beide zijn van de
belangrijkheid der staatjes met de peper-productie Piper nigrum afkomstig. De bessen, gedroogd
in gelijke mate. Tcrlak of Peureula op de Oost- en ingcschrompeld, zijn de zwarte peper, de daarin
kust overtreft in uitvoer de overige landschappen zittende kernen, voor de droging van schil en
van Atjeh's onderhoorigheden; in de laatste jaren vruchtvleesch ontdaan, de witte peper. De Malei-
bedroeg die uitvoer ongeveer 26.000 pikols. Pedawa sche naam van de zwarte peper is lada itam,
besar daarentegen, waar 10 jaar geleden de uit- van de witte lada poetih. Te Batavia verstaat
voer nog 12.000 pikols bedroeg, welke thans tot men onder maritja de fijngestampte zwarte peper
op een tiende is verminderd, behoort daarom (Jav. ng. maritja, kr. marijos).
tegenwoordig tot de onbelangrijkste staatjes. In Een hoofdeigenschap van deze plant is de sterk
den Riouw-Lingga-archipel is de peper-cultuur, met prikkelende smaak en geur der vrachtjes; aan dit
die van de gambir, de eenige belangrijke; bijna kenmerk ontleent zij hare waarde als handelsarti-
uitsluitend zijn beide in handen van Chineezen. In kel. Bij chemische analyse blijkt de peper te be-
1896 leverde de residentie Riouw 75.000 pikols, vatten eene actherische olie (1,6—2,2%), een
de witte van ƒ6B tot ƒB2, de zwarte van ƒ3l weeke hars, brandend van smaak; piperine (tot
tot ƒ34 per pikol. In de l.ampongs neemt de 9%). een kristallijn, neutraal lichaam; ongeveer
cultuur, reeds sedert eeuwen bestaande, gaande- 5 % anorganische verbindingen; in peperasch is
weg toe. De ladingen peper, welke de 0.-l. Comp. steeds ijzer en mangaan. Soortgelijke aromatische
vroeger van den Sultan van Bantam, den ouden bestanddeelen vindt men terug in sommige dee-
leenheer der Lampongsche hoofden, ontving, waren len van eenige nauw verwante planten, de staart-
voor meer dan de helft van den Sumatraanschen peper of cubebe (zie KOEMOEKOES) een bekend
overwal afkomstig. In de onderafdeelingen licne- geneesmiddel, de sirih daoen en sirih boea (zie
den-Langkat en 'Tamiang, ter Oostkust, toont de aldaar) en de lange peper (lada pandjang,
bevolking veel lust voor de pepercultuur; moeras- tjabé djawa of tj. soela (zie aldaar) De zoo-
sige gronden worden daar drooggelegd en, op het genaamde „Spaansche" (zie de herkomst dezer be-
voorbeeld van Atjeh, boomen tot steunsels geplant naming bij 0.-I. KERS, Dl. 111, bl. 90 en voorts
in plaats van de vroegere staken. Onder Daendels. (ook voor lombok) het opstelTJABÉ) of Cayenne-
Du Bus (onder wiens bestuur eene handleiding peper (geslacht Capsicum), in smaak eenigszins
PEPER. 253

gelijkende op de peper, behoort tot cene andere eene groene bemesting met onkruid en afgewaaide
familie (Solanaccac). boomtakken, geen bemesting geschiedt. Daaren-
De pepercultuur slaagt zoowel in hooge als in tegen is overal waar de pepercultuur samengaat
lager gelegen landen en vereischt een vruchtbaren, met die van gambir, gewoonte de afgekookte
humusrijken bodem, veel warmte en vochtigheid, gambir-bladeren als mest te gebruiken, maar het
eenige schaduw en beschutting tegen wind. In is de vraag of dit wel bemesting is; hetzelfde kan
sommige streken gedijt de pcperplant ook op min- gevraagd worden van de op de Riouw- en Battam-
der vruchtbaren bodem. Daar de plant eene klim- eilanden en in de omstreken van Singapore gebe-
mende is, behoeft zij eenigen steun, om te voor- zigde houtskool. Een mede door de Chineezen
komen dat zij langs den grond kruipt en weinig veelvuldig gebruikte meststof is gebrande aarde,
vruchten kan dragen. Voor steun worden levende tanah bakar; op sommige plaatsen wordt met
boomen of wordt dood hout gebruikt. Het laatst- visch-afval en met bedorven visch bemest. Opmer-
genoemde vindt nog toepassing in den Riouw- king verdient hierbij, dat 90% der te Singapore
Lingga-archipel, maar aan deze manier is het ingevoerde witte peper van Riouw komt; de bes-
nadeel verbonden, dat, na eenige jaren, de staken sen zijn daar buitengewoon groot en dus bijzon-
door nieuwe vervangen moeten worden, en deze der geschikt voor witte peper.
verwisseling is voor de plant nadeelig. Bijna overal Heeft de plant eenmaal eenige hoogte bereikt,
elders bezigt men dan ook levende leiboomen en dan vereischt zij niet veel zorg meer en bestaat
wel de dadap-boom (Lirythrina) die tevens het deze alleen in het doen afsnoeien en op bepaalde
voordeel heeft eenige schaduw, voor de peper- hoogte houden der plant. Volgens sommigen kun-
plant noodig, aftewerpen, soms ook de areca-palm. nen de ranken tot eene hoogte van 15 meter
Volgens den schr. van het hieronder vernielde opgroeien, maar men houdt ze, om de bessen
opstel „De intensieve pepercultuur", zelf peper- gemakkelijker te kunnen oogsten en eene over-
planter, is het beter dat bij deze cultuur geen matige belasting der steunsels te voorkomen, veel
gebruik gemaakt wordt van leid- en schaduw- korter. Groote vochtigheid zal alleen dan scha-
boomen, omdat zij geenerlei voordeel, maar vele den, indien niet het terrein door aard en ligging
nadeden hebben; vooreerst moet de peper, die het water spoedig gelegenheid geeft tot afvloeien.
een zwak en weinig uitgebreid wortelgestel heeft, Plotseling invallende regens kunnen de bloe-
den bodem met de wortels van den steunboom sems wel eens benadeelen; langdurige droogte
deelen; verder wordt het omleggen zeer bezwaar- doet de planten geen goed, daar zij den voort-
lijk en kost het onderhoud der boomen geld. gang van den groei belemmeren. Ten bewijze van
Naar hij meent heeft de peper geen schaduw de taaiheid der plant mag nog worden aange-
noodig en geeft zij in de schaduw niet meer pro- voerd dat de aschregen, welke de groote Kra-
duct, al groeit zij sterker; alleen de pas geplante katau-uitbarsting in 1883 vergezelde en voor de
stekken behoeven eenige schaduw tot zij blad pepertuinen der Lampongs het ergste deed vree-
gemaakt hebben. Hij beveelt staken aan van ijzer- zen, integendeel oorzaak schijnt geweest te zijn
hout, Eusideroxylon Zwageri, die niet behoeven van een tijdperk van ongewone ontwikkeling en
verwisseld te worden na eenige jaren. Ter beschut- vruchtbaarheid. Op vruchtbaren grond kan de
ting of beschaduwing der jonge peperplantjes heeft plant reeds in het y of 4» jaar vrucht voortbren-
men wel de gewoonte den pepertuin eerst met een gen. Haar maximum van draagkracht bereikt zij
ander gewas te beplanten, vooral met rijst; in de eerst op 7 —9 Jarigen leeftijd, om terug te gaan
Lampongs plant men vóór de peper, ten einde na 15—20 jaren. In den 0.-I. archipel heeft men
den grond geschikter te maken, twee gewassen, gewoonlijk twee oogsten per jaar, één tusschen
eerst maïs en daarna, tegelijk niet het uitzetten October en Maart en één tusschen April en Sep-
der dadaps, rijst. Geplant worden de stekken, die tember. In dichter hij den evenaar gelegen stre-
in het tweede jaar hij het snoeien worden gesne- ken heeft men onregelmatiger oogsttijden, terwijl
den ; in enkele gevallen (in Siam b. v.) wordt zaad in sommige landen de oogsttijd geheel afhangt
gezaaid ter plaatse waar de peperrank behoort te van de wisseling der jaargetijden. Het oogsten
groeien. De plant ontwikkelt zich snel; in goeden geschiedt op tweeërlei manier, naar gelang zwarte
grond groeit zij in het eerste jaar 2 of 3 voet, in of witte peper zal worden bereid. Voor zwarte
het tweede nog 4 of 5 voet. In het begin vereischt peper plukt men de tros zoodra eenige der bessen
zij veel zorg aan snoeien en het uitbreken van rood worden; men wacht niet tot alle bessen rood
alle overtollige waterloten, en moeten de gevallen zijn, daar de eerstrijpenden dan zouden afvallen;
ranken zorgvuldig weer opgehonden worden. Voor in Natal wacht men tot er 10 of 12 bessen per

het opbinden wordt tali lon o gebruikt, de bin- tros rood zijn geworden; —de trossen worden op
nenste bast van verschillende planten. In den matjes in de open lucht, blootgesteld aan weer
Riouw-Lingga-archipel geschiedt dit met koelit en wind, uitgespreid om in de zon te drogen.
tepis. De dikke stengels worden met tali Na eenige dagen worden de bessen zwart en
idjoek, van de arenvezel, opgehonden. Bij uiter- netvormig gerimpeld; als de tros genoeg gedroogd
sten van droogte of vochtigheid sterven de stek- is, wordt deze tusschen de handen gewreven of
ken licht af. Om de plant in korten tijd sterk te met de voeten getreden om de bessen, de peper-
ontwikkelen, heeft men de gewoonte ze na een korrels of peper„bollen", van den stengel los te
jaar van haar steunsel los te maken, neer te leg- maken; zij zijn bijna kogelrond, 3'/2—4V2 millim.
gen en in den grond te begraven; uit de knoopen in doorsnede, met nauwelijks zichtbare sporen van
ontspruiten dan talrijke loten, die, opnieuw zich de 3 of 4 stempels en met 1 zaadkorrel. Bij warm
ontwikkelende en vasthechtende, binnen weinige weder zijn de bessen binnen 3 of 4 dagen, en bij
jaren een dicht, breed en krachtig omkleedsel koel weder of regen binnen 8 of 10 dagen droog;
vormen aan boom of staak. Behalve in Britsch- vervolgens worden zij door wannen van alle 011-
Indië, schijnt deze gewoonte overal te heerschen. -reinheden en de lichtere, nog onrijpe bessen ge-
Daar wordt het terrein tweemaal 'sjaars bemest, zuiverd en in manden of zakken bewaard tot
terwijl op Sumatra, uitgezonderd hier en daar later vervoer. Bij sterke hitte buiten gedroogd,
254 PEPER. — PEPERHAVENS.
wordt de peper zwart en bij lagere temperatuur jaren van volle vruchtbaarheid, zegge van onge-
binnenshuis of in loodsen lichtbruin; gewoonlijk, veer het zesde tot zestiende jaar en naar gelang
bij eenige vraag, maakt laatstgenoemde hooger van ligging en vruchtbaarheid des bodems, aard
prijs. Om het schimmelen tegen te gaan, waartoe en hoeveelheid van bemesting, enz. eene gemid-
de zwarte peper bij vochtig weder neiging ver- delde jaarlijksche opbrengst geven van 15, soms
toont, en tevens het drogen te bespoedigen wordt wellicht tot 30 of 35 pikols droogproduct per bouw.
de peper gerookt, op eene inrichting die met eene Vervalsching van peper geschiedt door vermen-
eest overeenkomt, in den rook van groen hout. ging met andere stoffen, om het gewicht te ver-
Wordt voor de zwarte peper rijp en groen door meerderen; de verwerking van oorspronkelijk
elkander geplukt, voor de witte peper (de grauw- zwarte peper tot witte, dus het schillen van eerst-
witte doffe, gladde korrel) welke vooral bereid genoemde handelswaar, zooals tegenwoordig op
wordt in Malabar, in den Riouw-Lingga-archipel en groote schaal gebeurt (alleen te Pinang jaarlijks
in geringere hoeveelheid in Atjeh en op Malaka, 12 tot 15.000 pikols) mag niet bepaald eene ver-
worden de rijpste roode bessen gekozen. Deze valsching genoemd worden, hoewel de langs den
worden uitgezocht en in mandjes in stroomend of anderen weg bereide witte peper superieur is:
in stilstaand water aan een fermentatic-proces onder- maar eene echte vervalsching is het vermengen
worpen; na 8 of 10 dagen barst de huid, waarvan met de zwarte bessen van Fmbelin Ribes, die een
de korrel vervolgens gescheiden wordt door trap- eenigszins kruidigen smaak hebben en in uiterlijk
pen en wasschen; daarop volgt het drogen in de zooveel op peper gelijken, dat het mociclijk is
zon, 't wrijven tusschen de handen en het ziften. ze daarvan te onderscheiden.
Welke soort de betere is, de zwarte of de witte, Litteratuur: Beschrijv. Catalogus Kol. Mus.
mag eene quaestie van smaak heeten; de witte Haarlem, I, 1884, 6e stuk, bl. 347; P. J. van
peper heeft dit voor dat zij alleen van de beste Houten, Handleiding voor de pepercultuur, Amst.
en rijpste vruchten verkregen wordt; maar daar 1890 en de zeer uitvoerige litteratuur-opgaaf daarin,
tegenover staat, dat door het wecken de kracht waaraan nog is toe te voegen: Econ. 1872, 11,
van de peper, naar men beweert, aanmerkelijk bl. 1057; TN.L. N.-L XXXVI, bl. 419, XXXVIII,
vermindert omdat de buitenschil, het parenchyma- bl. 461; Ind. Gids 1887, I, bl. 835; Teysmannia
leuse weefsel dat bij de bereiding verloren gaat, 1 (1890), bl. 95, II (1891), bl. 261, 351, 410,
een bijzonderen smaak en geur heeft door zijn 480; T. B. B. VI, bl. 85; J. Bosscha, De inten-
rijkdom aan olie- en harshoudende cellen. Som- sieve pepercultuur, Teysmannia XI (1900), bl. 65.
migen spreken dit tegen, op grond van het feit De oude geschiedenis van peper en peperhan-
dat het aroma van het vruchtvleesch ligt in eene del vindt men in de werken van F. A. Flückiger
vluchtige olie, die bij het drogen nagenoeg geheel (deze Encycl. Dl. I, bl. 527) alsmede in een op-
verdwijnt. Hoewel hooger in prijs, bijna het dub- stel van C. Hartwich, Aus der Gesch. der Gewürze,
bele, wordt zij veel minder aangevoerd dan de 1894. Eene uitvoerige beschrijving van den mikro-
zwarte peper; het schijnt dat de planters in den skopischen bouw van de peperkorrel, met afb. gaf
Archipel op hare voortbrenging zich niet toeleg- Dr. W. Busse in Arbciten a. d. Kais. Gesundh.
gen, wijl de zwarte, eerstens een grooter gewicht ambt zu Berlin, Bd. IX (1895). In dit opstel is
gevende, minder werk vereischt, spoediger is af vermeld de volledige litteratuur, tot 1895, over
te leveren en naar verhouding dus ook snelleren het chemisch en mikroskopisch onderzoek van
omzet verzekert. Daartegenover staat dat voor peper en de vervalschingen. Bijzonderheden over
witte peper vracht en verpakking goedkoopcr zijn. de pepercultuur in Eng.-Indië vindt men in Walt's
Al zijn de zwarte en witte peper van dezelfde Diclionary VI, 1, bl. 811, aangevuld door de
plant afkomstig, toch onderscheidt men in som- „Agricultural Ledger" (Calcutta) van 1898 n°. 7
mige landen van voortbrenging nog verschil- en 1900 n°. 3.
lende „rassen" of verscheidenheden van de ge- PEPÈREK. Zie KAREH. (IKAN)
kweekte plant. Die onderscheiding is gegrond op
——
PEPERHAVENS. De peperhavens vond men
verschil van ontwikkeling, opbrengst en levens- in de I7 e en lßü eeuw wat onze bezittingen
duur der plant en de geaardheid der vrucht. Het in den 0.-I. archipel betrof alléén op de West-
verschil in voorkomen en hoedanigheid of prikke- kust van Sumatra. Tijdens de 0.-I. Comp. en het
lend vermogen der vrachtjes, waarnaar de han- verblijf der Engelschen waren op Sumatra de
del zijne prijzen stelt, mag niet geheel als het
gevolg van min of meer zorgvuldige teeltwijze
:
voornaamste peperhavens Benkoelen, Indrapoera,
Padang, Priaman, 'Tikoe, Ajer Bangis, Natal en
beschouwd worden, maar wijst zeker op dieper Baros. De peper werd niet alleen in den omtrek
liggende invloeden, zooals die van verschil in dezer plaatsen gekweekt, doch ook derwaarts (in
bodem en klimaat. De van Singapore uitgevoerde tjoenia's) van de ter Westkust gelegen Atjehsche
schijnt 't meest gewaardeerd, daarop volgt die van havens heengevoerd. Het levendigst was de peper-
Pinang, terwijl de Bataviasche, meerendeels af- handel te Padang en Benkoelen. Na de ontrui-
komstig uit de zuidelijke gewesten van Sumatra, ming van Sumatra door de Engelschen en sedert
't minst gezocht is. De wereldhandel onderscheidt ons gezag aldaar, meer vasten voet verkrijgende,


de peper ook nog wel als Engelsch (van Mala- zich, hetzij door gedwongen levering of anders-
bar — Tellichery, enz. de allerbeste waar
Malaka), Portugeesch (uit Voor-Indië,zg. Goa-
en zins, met de pepercultuur bemoeide, ging deze
meer en meer achteruit en verplaatste zich in
peper) en Hollandsch. het begin der 19° eeuw de peperhandel langza-
Omtrent de vruchtbaarheid van de peperstruik merhand van onze bezittingen ter Westkust van
kan, op grond van eene vergelijking van de pro- Sumatra naar de Westkust van Atjeh, waar de
ductie in verschillende landen, worden aangeno- pepercultuur, ondanks het zoo gebrekkig bestuur
men, dat de peperplant, bij de tegenwoordig meest der Atjehers, bloeide en de peperhandel voorna-
zorgvuldige kweekwijze door de Oosterlingen, van melijk in handen kwam van Engelschen, Ameri-
haar derde tot haar twintigste, wellicht vijf-en- kanen en Franschen. De Westkust van Atjeh werd
twintigste jaar vruchten kan dragen en in hare onophoudelijk, doch het meest in de maanden
PEPERHAVENS.
— PERICROCOTUS. 255

Maart en September, door hunne koopvaardij- hoorigheid van den Sultan van Serdang (residentie
schepen bezocht, ofschoon die kust weinig ge- —

Oostkust van Sumatra) zie in het artikel CON-
makken voor deze schepen opleverde, de bran- TRACTEN de verklaring dd. 6 Oct. 1865 en
ding er steeds sterk is en het laden en lossen wordt bestuurd door een afstammeling van het
overal moeilijk en gevaarlijk kan worden genoemd. Serdangsche vorstengeslacht met den titel van
Tot omstreeks de helft der igl eeuw waren de Radja, die lid is van den Serdangschen Rijksraad
-'
meest bezochte Atjehsche peperhavens, behalve
de reede van O root-A tjeh, langs de Westkust te
of Kerapatan. Sedert 1895 heeft de Sultan van
Serdang den ouden sultanszetel Rantau Pandjang
vinden en, van het Zuiden naar het Noorden verlaten wegens de ongezonde ligging dier plaats
gaande: Sinkel (sedert 1840 door ons bezet), te midden van uitgestrekte moerassen, en zich met
Troemon, Bakongan, Asahan, Meuki (Maki), La- der woon gevestigd in de kampong Perbaoengan,
boean Iladji, Manging, Soesoe, Koewala Batoe, gelegen aan de rivier van dien naam, niet ver
Melaboe (Analaboe), Rigas en 'Telok Gloempang. van een uitgestrekt zeestrand begroeid met Aroe-
De talrijke kleinere strandplaatsen voerden der- of Tjamara-boomen en in een streek met zandigen
waarts de overige peper, waarvan de jaarlijksche bodem, waarom zij zeer gezond genoemd wordt,
productie op 300.000 pikols werd geschat; terwijl en het plan is ontworpen om daar een gezond-
de uitvoer te Padang, hoe langer hoe onbedui- heids-etablissenient voor Europeanen opterichten.
dender geworden, in 1844 tot 689 pikols was In die kampong staat het eindstation van den
gedaald. De vette peperjaren behooren echter ook Deli-spoorweg, welke tot Bedagei zal verlengd
ter Westkust van Atjeh sedert geruimen tijd tot worden. Zij ligl in het centrum van een aantal
het verleden. Verschillende redenen hebben daar- tabaksondernemingen en heeft een tamelijk groote
toe medegewerkt. De meeste daarvan dagteckenen inheemsche bevolking, die behalve van de cultuur
van vóór de vestiging van ons gezag in Atjeh van rijst op afgeplante tabaksvelden veel werk
(1873). Na de stichting van Singapore (1819) en maakt van die van klappers en Liberia-kofne.
sedert de opkomst van Poeloe Pinang en Malaka Het verkeer is daar vrij druk en de handel, die
kwam de Oostkust van Atjeh meer en meer in grootendeels in handen van Chineezen is, van
cultuur. De stichting der meeste Atjehsche neder- beteekenis.
zettingen aan die kust dagteekent van het eerste Litteratuur: Zie De grenzen van de residentie
gedeelte der 191: eeuw. De pepercultuur is daar Sumatra's Oostkust en van haar samenstellende
hoofdmiddel van bestaan geworden. De peper- deelen door H. A. Hijmans van Anrooy, 'T. v.
planters ondervinden aldaar de afpersingen niet, h. Aardr. (Jen. 2'« serie, Deel I.
waaraan zij ter Westkust, bij den verkoop van hun PERBOEAN. District van de contróle-afdeeling
product, blootstonden, noch het knellend mono- Gemoeh, regentschap en afdeeling Kcndal, resi-
polie der hoofden aldaar, dat ter Oostkust niet dentie Semarang; met eene oppervlakte van 6926,13
bestaat, waar de planters rechtstreeks met de op- hectaren. Het district telt 69 desa's, alle gouver-
koopers kunnen onderhandelen en voorschotten nements.
voor de cultuur door de (meerendeels Chineesche) PERDIKAN-DESA. Zie DESA'S. (VRIJE)
geldschieters te Pinang worden gegeven. Binnen- PERDIX. AVES, GALLINAE, ALECTORO-
landsche beroeringen, verwoesting der peperaan- PODES, Phasianidac. Zie PIKER en PATKIIS.
plantingen door overstroomingen, de met ons sedert PERELAER. (MICHEL THÉOPHILE HU-
1873 uitgebroken oorlog, de in 1877, 1878 en BERT) Geb. te Maastricht den 4"" Aug. 1831,
1879 heerschende cholera en veepest, de daarop werd hij aanvankelijk te Rome voor priester opge-
gevolgde mislukking van den padioogst en de leid doch trad in 1854 in dienst bij het 0.-I. leger;
daardoor ontstane hongersnood ter Westkust heb- in 1859 werd hij tot aeD luit. benoemd, nam deel
ben het overige gedaan om de peperteelt aldaar aan de krijgsbedrijven in de Z.- en O.afd. van
sedert aanmerkelijk te doen verminderen. In ver- Borneo, waarbij hij de Mil. Willemsorde verwierf
band hiermede ontstonden ter Oostkust ook peper- en van 1860—1864 het civiel gezag in de Groote
havens, die langzamerhand het leeuwenaandeel van en Kleine Dajak uitoefende. In 1864 keerde hij
den pepcruitvoer kregen, ook omdat de Noord- naar Java terug, werd in 1870 tot kapitein be-
kust van Atjeh slechts zeer weinig peper produ- noemd, en na een verblijfin Europa (1870—1873)
ceert. De meest bezochte peperhavens werden toen in 1877 tot majoor bevorderd. In 1879 werd hij
aan de Oostkust van Atjeh gevonden en wel: op verzoek eervol ontslagen.
Simpang Olim, Djolok Tjoct, Djolok Rajoet, Bagoh, Zijne voornaamste geschriften zijn: Ethnogra-
Edi Tjoet, Edi Rajoet, Pedawa Rajoet, Soengei phischc beschrijving der Dajaks, Zalt-Bommel 1870;
Raja, Perlak, Modjopahit en Langsar. De voor- De Bonische expeditiën, 2 dln. Leiden 1872; Borneo
naamste haven sedert 1873 werd Edi Rajoet of van Zuid naar Noord (ethnogr. roman), Rotter-
kortweg Edi genoemd. dam 1881; Uit de oude doos, Sprokkelingen over
Na de invoering der zoogenoemde scheepvaart- Ned.-Indië, Rott. 1882; Nederlandsch-Indië, met
regeling voor Atjeh (zie o. m. Staatsbl. 1892 n°. teekeningen van Jhr. J. C. van Rappard, Leiden
203 en 1893 n°. 83) waarbij slechts de daarbij 1882; Een kwart eeuw tusschen de keerkringen,
genoemde havens voor den algemeenen handel 4 dln. Amst. 1884—1885; Baboe Dalima (Opium
zijn opengesteld, terwijl de overige havens alleen roman), 2 dln. 1886.
toegankelijk zijn voor kustvaart, kan men sedert PERÈNG. Mad. Zie BAMBOE.
1892 onder de peperhavens slechts verstaan de PERGAM. Zie PAGAM, KATE en DUIF.
bij de Scheepvaartregeling voor den algemeenen PERGOEM. Zie PAGAM.
handel opengestelde havens. PERGULARIA. Zie TONGKENG.
PEPERREK-GIGI. Zie GAZZA. PERICHAETA. VFRMES, OLIGOCHAE-
PERAMELES. MAMMALIA, MARSUPIA- TAE, TERRICOLAE, I'crichacfidae. Zie KAD VS
LIA, POLYPROTODONTIA, Peramclidae. Zie PERICROCOTUS. AVES, PASSERIFOR-
PELANDOE en BUIDELDIEREN. MES, PASSERES, Campophagidae. Zie KAS-
PERBAOENGAN. Dit landschap is een onder- SOEMBO-METAH-KETJIL.
256 PERIJA. — PETÉ.
PERIJA. Mal. Zie PAPARÉ. PERON. LEM-LEM, Jav.; BRETAWALI,
PERING. District van het tot 't Sultansgebied Jav.; BARATAWALI, Soend.; POETARWALI,
behoorend regentschap Nanggoelan, residentie Mal.; TOEBA BIDJI, vui.g. Mal.; ANTAWALI,
Djokjakarta. Bal.; BOBATOE, Tem.; HOEMOEROET, Kei.
PERING. Lamt. Zie BAMBOE. Anamirta paniculutn Colebr. (= A. Coeculus
PERIPIA. Zie GEKKO. W. et Al), fam. Mcnispermaceae. Houtige slinger-
PERIPLANETA. ARTICULATA, INSECTA, plant, door geheel Indië verspreid. Zij levert de
ORTHOPTERA, Blattidnc. Zie TJORO. Cocculi Indici, die als „kokkelkorrels" een
PERKAMENT. Werd vroeger op Java uit buf- bekend vischvergift (zie TOEBA) en insectendoo-
felhuiden bereid en voor cartographische doelein- dend middel zijn, en sinds vier eeuwen daarvoor
den, plans, kaarten, enz. gebruikt; de enkele exem- ook in Europa worden aangevoerd. Kokkelkorrels
plaren die daarvan nog te vinden zijn geven blijk bevatten de giftige en bittere pikrotoxinc.
van eene deugdelijke bereiding. PERONIA. Zie GASTEROPODEN.
PERKEN. Zie NOTENMUSKAAT, Dl. 111, PERSE. Amb. Kis. Zie SRIKAJA.
bl. 36. PERSEA. Zie APOKAT.
PERKOETOET. Zie DERO en DUIF. PERTIBI. Zie PORTIBI.
PERLAK of PEUREULA. Een der oudste PERUBALSEM. Bruine welriekende balsem
en voornaamste rijkjes van Atjeh's Oostkust, res- verkregen uit den stam van Toluifera Percirac
sorteerende onder het Gouv. van Atjeh en Onder- BailL, fam. Pnpilio/iuccne, een boom der berg-
hoorigheden. Tot Perlak behooren de staatjes: wouden van San Salvador, die bereids naar Java
Djeungki, Simpang Anas en Bajan linkeroever werd overgebracht, doch daar nog niet ten nutte
(Bajan rechteroever is eene onderhoorigheid van gemaakt is. De Perubalsem (Balsamum Peruvianum
het rijkje Langsar. Zie Regeeringsalmanak van of B. Indicum) werd vroeger via Callao (Peru)
Ned.-Indië van 1900). Door de vruchtbaarheid naar Spanje verscheept, vandaar de naam. Hij
van het land, vooral van de Simpang Anas en wordt veel gebruikt als uitwendig geneesmiddel,
de Aloer Niri-streek, heeft de pepercultuur er een o. a. tegen schurft; voorts in de parfumerie en
zeer hooge vlucht genomen en overtreft de peper- als vanielje-surrogaat.
uitvoer verre dien van de andere landschappen PESANTREN. Zie MOHAMMEDANISME,
van Atjeh's onderhoorigheden. De laatste jaren Dl. 11, bl. 575-
bedroeg die ongeveer 1300 kojangs of 26.000 PESER. District van de contróle-afdeeling, het
pikols. regentschap en de afdeeling Tjiandjoer, residentie
In eigenlijk Perlak is de bevolking van Pasa- Preanger regentschappen; met eene oppervlakte
nganschen (Peusanganschen) oorsprong; in de van 16.834,51 hectaren. Het district telt 16 desa's.
pepertuinen van Aloer Niri vindt men veel volk, PETAI. Mal. Zie PETÉ.
afkomstig van Samalangan, terwijl Simpang Anas PETALING. Mal.
meest door lieden van Gedong (Gcudong) bevolkt Ocha/iostochys nmentacca Must., fam. Olncaceae.
is. De laatsten maakten het ons bestuur en dat Boom, algemeen in het Maleische schiereiland, en
van den oelèëbalang dikwijls zeer lastig, maar ook op Borneo (en Sumatra?) aangetroffen. Hout
worden thans in bedwang gehouden door onzen geschikt voor meubels.
post aan de Bajan. PETANAHAN. District van de contróle-afdee-
De Bajan-rivier vormt de zuidelijke grens tus- ling, het regentschap en de afdeeling Karanganjar,
schen Langsar (Langsa) en Perlak; in het bin- residentie Bagelen; met eene oppervlakte van
nenland grenst het landschap westelijk aan de 10.797,58 hectaren. Het district telt 105 desa's.
Gajoe-landen, waar de Perlak-rivier haar oorsprong PETA PETA. Mal.
heeft, noordwestelijk aan het landschap Edi (Idi) Peltophorum dasyrhachis Kurz = Caesalpiuia
en noordelijk aan het landschap Pedawa Rajoet ,/asyrliaehis Mig., fam. Leguminosae, onderfamilie
(Rajeu). Cnesalpineac. Boom van Sumatra, Java en Malaka,
I>e oeléëbalangs werden oudtijds afwisselend als schaduwboom in gebruik, evenals C arbo-
gekozen uit twee geslachten; met het bestuur van reu Zoll.
den tegenwoordigen oelèëbalang Teungkoe Tjhi PETAQ (SOUND.) of KOPO (Jav.). Naam voor
Moeda Pasangan — niet te verwarren met den verschillende boom- en heesterachtige Eugenia-
overleden radja van Pasangan, T. Tjhi Pasangan —
is daaraan een einde gekomen, daar deze zijn vader
soorlen. Eene volledige beschrijving van alle (62)
Javaansche soorten van dit geslacht en der sub-
opvolgde. geslachten die thans daartoe gerekend worden
Ook in Perlak wordt de radja terzijde gestaan (fumbosa, Syzygium, Caryophyllus) is in 1900
door vier oudsten— de ketoea's ampat geheeten
en door een sjahbandar, welke met de afdoening
— geleverd door Koorders en Valeton, in hunne
„Bijdrage n°. 6".
van handelszaken belast is. PETAR. Lamp. Zie PETÉ.
Er zijn in Perlak door de Kon. Maatschappij PETAURUS. MAMMALIA, MARSUPIALIA,
tot ontginning van petroleum-bronnen in Ned.- DIPROTODONTIA, Phalangeridae, Phalangcri-
Indië twee spuitende bronnen aangeboord; ge- »-.-. Zie TIKOES-KALAPA en BUIDELDIEREN.
noemde maatschappij zal deze petroleum door een PETÉ. Jav.; PEUTEUI, Soknd.; PETAI,Mai..;
meer dan 100 KM. lange leiding afvoeren naar PARIRA, Bat.; PETAR, Lamp.; KADAWONG,
hare ïaffincerderij aan de Bcsitang (Langkat, Su- Banda.
matra's Oostkust) omdat de Perlak-rivier en de Parkin Roxburghii Don, fam. Leguminosae,
overige rivieren van eerstgenoemd landschap een onderfamilie Mimoseac. Met nog eenige verwante
te lagen drempel hebben om den afvoer van petro- vormen, misschien als soorten te beschouwen.
leum te kunnen bewerkstelligen. Groote boom met dubbclgcvinde bladeren, in Z.-
PERLING. Zie SLING. Azië tehuis behoorend. De onrijpe zaden, die een
PERNIS. AVES, ACCIPITRES, FALCONES, zeer sterken knoflookachtigen geur bezitten, wor-
Falconidae, Aquilinae. Zie ALANG en AMISJAK. den gekookt of rauw, even als die van dj eng-
PETÉ.
— PETROLEUM. 257

kol, met graagte gegeten. Andere soorten van ding van deze berichten is in 1866 de oprichting
Parkia zijn bekend als in Jav. pet et, Soend. beproefd van eene maatschappij tot ontginning
peundeuj en Mal. alai of als Jav. goede en van petroleumbronnen in Ned.-Indië; in de toen
Soend. goendjaé. De zaden van P. intermedia verspreide circulaire, die ó. a. geteekend is door
Hassk. geven de inlandsche drogerij kedawoen g. P. Bleekcr en W. R. Van Hoëvell, wordt Oost-
Volgens Tjondra Negara moet deze boom in Java als 't rijkst aan petroleum voorgesteld. Hoe-
Oost-Java niet voorkomen, terwijl hij tevens ver- wel niet meer dan de bescheiden som van een
meldt, dat het gebruik der zaden hoofdzakelijk ton werd gevraagd, is deze niet bijeengebracht
tot West-Java beperkt is en men ze in Midden- kunnen worden en de zaak is afgesprongen. lets
Java slechts zelden nuttigt. later in hetzelfde jaar 1863 berichtte Junghuhn
PETÉ TJINA of PETÉ ZEYLAN. Mal. Ba- over bronnen bij Ipo tusschen Moko-Moko en
tavia; KEMLANDINGAN, Jav. Benkoelen en in de residentie Cheribon. Hij advi-
Leucaena glauca Benth., fam. Leguminosae, seerde den Min. van Koloniën niet naar bergolie
onderfamilie Mimoseae. Boom in warme landen te laten zoeken in de 0.-I. bezittingen. In 1865
algemeen. Levert een hard hout; de onrijpe peu- maakte J. S. G. Gramberg gewag van bronnen in
len worden bij de rijst gegeten. In W.-Indië schijnt de afd. Lematang Ilir bij Kasang Radja, in het
het eten der jonge takken het uitvallen der haren district Benakat beneden Moeara Enim, in de afd.
van manen en staart bij paarden en ezels te Moesi Ilir en bij Bali Boekit.
veroorzaken. Het eerste onderzoek van regeeringswege ge-
PETIS. Zie OEDANG. schiedde in 1873 in het Cheribonsche district
PETOLA. Mal.; PATOLA, Jav. Dit woord, Madja, en was door boringen van particulieren
van onbekende beteekenis, hangt met een aantal voorafgegaan; noch hier, noch in de res. Soera-
Indische zaken samen. In het Sanskrit beduidt baja, waar het onderzoek in 1875 plaats vond,
het i°. eene soort geschilderde zijde van Guze- waren de uitkomsten voldoende om de verleende
rate, en eenige andere geweven stoffen, 2°. eene concessies te aanvaarden.
.
soort bittere komkommer, 30 eene soort schelp-
dier (patolaka, Sanskr.). In de verschillende talen
In 1887 werd aan den voormaligen mijn-inge-
nieur A. Stoop concessie verleend ten name van
van den Ind. archipel heeft dit woord soortgelijke de „Dordtsche maatschappij tot opsporing en ex-
bctcekenissen behouden. In het Jav. is het eene ploiteeren van petroleumbronnen op Java", die
soort fijne zijden stof of zijden barège, meest in 1890 haar naam wijzigde in dien van „Dordtsche
helder van kleur (kam petola). Op Ambon is petroleum-maatschappij" en waarvoor in 1897 in
kam patola een rood lijnwaad van bijzonder pa- de plaats trad de „Dordtsche petroleum-industrie-
troon en zeer gewild. Voorts heeten verschillende maatschappij", om petroleum te winnen in eene
Cucurbitaceae, van de geslachten Luffu, Tricho- streek begrensd door de rivieren de Porong en
snnthes en Momordicu (zie PAPARË) in Indië de Soerabaja, de kali Mas en de Straat Madoera.
petola. Een dezer, Luffa Petola uit Japan, heeft Aan dezelfde maatschappij werd in 1889 de con-
er den soortnaam aan ontleend. Als naam eener cessie „Djabakotta" verleend, tot winning van
veelkleurige schelp, Beja petola, komt dit woord petroleum in de disa. Djabakota en Djenggolo I
o. a. voor in Rumphius, Amb. Rariteitkamer (11, (afd. Soerabaja en Sidoardjo). Bovengenoemde con-
bl. 71). Dezelfde auteur vermeldt ook een groote cessionaris verkreeg, als gemachtigde van de inland-
slang van dien naam, Oelar petola. In de Mina- sche rechthebbenden op de gronden van 12 desa's
hasa heet nog heden een Pytkon-soort petola, in het distr. Goenoeng Kendang der afd. Lamongan,
evenals eene Luffu. Verband tusschen dezen gelijken res. Soerabaja, daarenboven eene petroleum-con-
naam voor slang en plant schijnt alleen te worden cessie onder de benaming van „De twaalf dessa's".
gevonden bij ééne plantensoort, nl. Trichosauthcs De uit de mijnconcessiën „Djabakotta" en „De
anguina, een bitter komkommergewas met vruch- twaalf dessa's" verkregen ruwe olie, zoomede die
ten die op een slang gelijken. De „oelar petola" uit een naburig onderzoekingsterrein, dat in 1896
kan echter den naam ook gekregen hebben naar is overgegaan in de mijnconcessie „l.idah Koeion",
de heldere kleur, vergeleken met „kam petola" wordt sedert 1891 verwerkt in de rafrineerfabriek
en „beja petola"; ook een „kajoe patola" is op te Wonokromo, die door een 7 K.M. lange buis-
Ambon bekend. De slang petola is beschreven leiding met het boorterrcin verbonden is. In 1889
als Coluber pet hola /.., syn. Oxyrhopus petolarius, werd door de Maatschappij de eerste in Ned.-Indië
volgens Cat. Brit. Mus. levende in Z.-Amerika. In gewonnen petroleum aan de markt gebracht; zij
Fransche woordenboeken vindt men ook vermeld produceerde toen 8000 kisten. De uit de ruwe olie
Pétole (péthole): Serpent d'Afrique. verkregen bijproducten zijn gasoline, smeer-olie,
PETROLEUM. LANTOENG, LATOENG, asphalt, benzine, lucigeen-olie en residu. Door
Jav.; MINJAK TANAH, Mal. Bijna veertig jaar- hare ligging in eene nijvere landstreek exploi-
geleden, in 1863, is voor het eerst de petroleum teerde de Maatschappij van den aanvang af de
in Ned. Oost-Indië ter sprake gekomen. De hoofd- verkregen nevenproducten. In het l e jaar der ex-
ingenieur, chef van het mijnwezen De Groot noemde ploitatie begon zij met eene productie van 74.000 L.
destijds als vindplaatsen de residenties Semarang, residu en 720 L. smeer-olie; zij gebruikte de ben-
Soerabaja, Madoera en Palembang, en in eerst- zine als brandstof in de raffinaderij, terwijl o. a.
genoemde residentie meer bepaaldelijk de omstre- de ijsfabriek te Soerabaja het residu als brand-
ken van Pocrwodadi en Goeboek en in het regent- stof gebruikte. In 1892 steeg het verbruik van
schap Kendal bij I.imbangan, Selokaton en Pelan- gasoline van 4800 tot 7000 kisten en werden o. a.
toengan. De vindplaatsen in Soerabaja waren niet door eene suikerfabriek gedurende den maaltijd
met juistheid op te geven. Op Madoera waren 900 II.L. residu per maand verwerkt. Het vol-
het de afdeelingen Madoera, Pamekasan en Soe- gend jaar werd eene fabriek in werking gebracht
menep. In Palembang bij Bali Boekit inde Banjoe welke de speciale bereiding der smeer-olie beoogde.
Asin en bij het riviertje I.alang, een zijtak van In 1894 leverde de Maatschappij 56.000 kilo as-
de I.ingi, die in de Lematang valt. Naar aanlei- phalt aan den Waterstaat voor bestrating.
111 '7
258 PETROLEUM.

Gedurende de laatste vier jaren werden bijpro- deelte van het eiland geconstateerd. Het schijnt
ducten verkregen in de volgende hoeveelheden: dat de olie is ontstaan uit milliarden foramini-
feeren, want een menigte kalkschalen dezer orga-
nismen heeft men daarin aangetroffen en de
i8g6 i8g 7 i8g8 1899 olie-houdende lagen zijn veelal gelegen in fora-
minifeeren-kalkbanken te midden van de zachte
kleisteenen, die in den ondergrond dezer miocene
gasoline lagen veel talrijker zijn dan kalken en mergels.
(kisten) 4499 4542 6373 5745 Buiten onzen Indischen archipel ligt voor de petro-
machine- leum-industrie een uitgestrekt gebied open; de 6
olie & smeer hoofdmarkten van het Oosten, Bombay, Calcuüa,
(kisten) 6690 3866 I2.g32 12.568 Hongkong, Shanghai, Japan en Java worden van
residu Amerikaansche en Russische petroleum rijkelijk
(liters) 6.o6g.oo6 6.261.881 7.g5o.i26 11.545.6g8 voorzien; in lßg6 bedroeg de tolale invoer ruim
asphalt 35 millioen kisten. De consumptie neemt in het
(kilo) 359-037 416.578 421.824 276^46 Oosten belangrijk toe: in een zestal jaren ver-
lucigeen- meerderde zij met 3 millioen kisten. Tot in de
olie kleinste desa's en kampongs is het gebruik door-
(kisten) 1970 5000 8goo 8512 gedrongen. De hoedanigheid der 0.-I. petroleum
De productie aan lichtpetrolcum nam jaarlijks doet niet onder voor die der concurreerende soor-
met een aanzienlijk bedrag toe; de productie, in ten, en eerstgenoemde kan nog met winst verkocht
kisten, der Dordtsche petr.-ind.-maatsch. bedroeg in worden wanneer de laatste verlies opleveren.
1891 79.179 1894 452.728 1897 1.454.976 Omtrent de petroleum op Java deelt het Kol.
1892 247.839 1895 779.23 g 1898 1.490.338 Verslag van 1899 mede, dat van de tot medio
1893 276.062 1896 1.206.105 1899 1.642.780 1899 op Java uitgegeven 10 concessiën in 1898
1900 (Jan. t/m. Aug.) 1.115.000, tegen 1.078.000 de „Grobogan"-concessie in Semarang en de con-
in dezelfde periode van 1899; iedere kist inhou- ccssie-„Goenoeng Sahari" in Soerabaja niet wer-
dende twee blikken (a 36 L.). den geëxploiteerd, terwijl op „Dadoengan" in laatst-
In den aanvang van 1900 begon deze Maat- genoemd gewest wel boringen werden verricht,
schappij geregeld paraftine-kaarsen aan de markt maar geen product werd verkregen. De opbrengst
te brengen. van „Klantong-Sodjomerto" in Semarang van
Op Java wordt petroleum verkregen uit de kalk- 22.680 L. ruwe petroleum werd verkocht aan de
en mergelheuvels van Soerabaja, Semarang en omwonende inlandsche bevolking, daar nog geen
Rembang, in eerstgenoemde residentie ook uit den pijpleiding was aangelegd tot afvoer naar de te
voet dier heuvels, in de vlakte. Er zijn thans op Semarang opgerichte raffinaderij. Betere uitkom-
dit eiland 10 petrolcum-ontginningen; 6 in de sten gaven de concessiën „Djabakotta", „De twaalf
res. Soerabaja: „Djabakotta", „De twaalf dessa's", dessa's", Lidah Koeion" en „Metatoe" in Soera-
„I.idah Koeion" (distr. Goenoeng Kendang), be- baja, zoomede „Panolan" en „Tinawoen" in Rem-
nevens „Goenoeng Sahari" en „Dadoengan" (beide bang. Uit de terreinen van de eerste vier dezer


afd. Soerabaja) die aan Chineezen behooren en concessiën, die in Soerabaja, werden gewonnen
„Metatoe" (afd. Grissee). In de res. Semarang 35.049.891 L. ruwe petroleum, welke ruwe olie
liggen er twee, „Klantong-Sodjomerto" (distr. zonder de bijproducten te rekenen —ruim 55,7%,
Troeko, afd. Kendal) en de „Grobogan"-conce-.sie namelijk 19.542.920 L., licht-olie uitleverde of
(distr. Poerwodadi). Van de eerste waren Chinee- 542.858 kisten van 36 L., eene hoeveelheid welke
zen de houders die echter hunne rechten hebben nochtans minder was dan in 1897, toen alleen
ingebracht in de „Java petroleum-maatschappij" drie van de bedoelde concessiën („Metatoe" kwam
te Amsterdam; de tweede werd in 1896 inge- eerst in 1898 in exploitatie) 627.g6g kisten had-
bracht in de te Amsterdam opgerichte „Ned.-Ind. den opgeleverd. „Panolan" produceerde in IBgB
petroleum-maatschappij". In de res. Rembang lig- 34.473.474 L. ruwe petroleum, d. i. a 54 "/„
gen twee ontginningen, „Tinawoen" (afd. Blora) 571.614 kisten licht-olie, tegen 463.553 kisten in
en „Panolan" (afd. Bodjonegoro); de eerste be- 1897. Van Jan. t/m. April 1900 152.537 kisten,
hoort tot de „Maatschappij tot expl. der petro- tegen 168.303 in dezelfde periode van ißgg.
leum-concessie Tinawoen", gevestigd te Soerabaja; Omtrent „Tinawoen" is enkel het ruwe product op-
de tweede behoort aan de Dordtsche Maatschappij. gegeven, nl. 23.118.014 E- i n iBgB tegen ig.550.504
In 1897 werd nog opgericht de „Petroleum-maat- L. in 1897.
schappij Rembang" welker bron ligt in het district De zes concessie-velden „Klantong-Sodjomerto",
Ngawen. „Tinawoen", „Panolan", „Djabakotta", „De XII
De bovengenoemde Java petroleum-maatschappij dessa's" en „Lidah Koeion" hebben in 1899 opge-
bracht van Juli —Dec. lßgg uit 10 putten gemid- leverd 97.800.000 L. ruwe petroleum. Van „Matatoc"
deld per maand 95.000 L. te voorschijn; in Jan. ontbreekt de opgaaf.
1900 bedroeg deze hoeveelheid 105.000 L, in Mei De concessie van de „Madura petroleum explo-
van dat jaar leverden de productieve putten 100.000 ratie maatschappij" bestaat uit twee terreinen ter
L. De raffinaderij begon in Juli '99 te werken, gezamenlijke grootte van 157.560 bouws in de
en de productie aan ruwe olie was toen nog niet afd. Bangkalan en Soemenep. De rechten dezer
voldoende om haar geregeld in bedrijf te houden. Maatschappij werden op het eind van ißgg overge-
De totale consumplie voor de eilanden Java nomen door de Dordtsche petroleum-maatschappij.
en Madoera bedroeg in 1896 3.600.000 kisten, Jan Huyghen van Linschoten schrijft in zijn
welke consumptie voor 1889 slechts op 2.500.000 „Itinerarium, ofte Schip-vacrt" (cd. 1623, bl. 25)
kisten werd begroot. De vooruitzichten der petro- over Sumatra: „Het heeft eenen vierighen Swe-
leum-industrie op Java zijn dus gunstig; de aan- velbergh, ende affirmeren datter een Fonteyn is
wezigheid van het mineraal is over een groot ge- die louter en enckel Balsem vloeyt". In aanmer-
PETROLEUM. 259

kmg nemende dat de petroleum tegen huidziekten toestand, doordien de zoutwaterproductie der put-
gebruikt werd, en wordt, is het niet gewaagd deze ten van het terrein Telaga Said, waar in 't begin
fontein van balsem voor een petroleum-bron te van dat jaar 16 putten in exploitatie waren, ten
houden. De eerste mededeelingen in onzen tijd koste van de olie-productie vermeerderde. Ver-
omtrent petroleum op Sumatra hadden betrekking zwakking van putten is een gewoon verschijnsel
op eene geringe hoeveelheid aard-olie bij het dorp en treedt na meer of minder langen tijd steeds
Kollok op het voetpad vandaar naar Telawch, bij in; het middel daartegen is het boren van nieuwe
het Soengei Doerian-kolenveld (Pad. Bovenlanden). putten. Aanvankelijk kon men niet denken, dat
Omstreeks denzelfden tijd, 1876, werd eene aard- deze vermindering van productiviteit in korten
oliebron gevonden in het lijkje Perlak op Suma- tijd zulk een omvang zou aannemen als later ge-
tra s Oostkust; de hoeveelheid verzamelde olie bleken is het geval te zijn. Onder deze omstan-
bedroeg in dat jaar ongeveer 140 L. per etmaal. digheden werd de exploratie van het terrein Boekit
Het was bekend dat in dezelfde residentie, van Mas, waar reeds in 1897 op 10 plaatsen vruchte-
de oevers der Lepan-rivier tot aan de grens van loos was geboord, krachtig hervat. In
1898 wer-
Atjeh, dus over een afstand van meer dan 50 KM. den er 23 nieuwe boringen gedaan, gemiddeld ter
op verschillende plaatsen, aan de Besitan, de Hala- diepte van 770 voet, die echter wegens onvol-
ban, de Simpang kiri en de Simpang kanan, bij doende resultaten werden gestaakt, evenals eene
het graven van ondiepe putten petroleum werd in dat jaar ondernomen nieuwe boring ter diepte
gevonden; sedert jaren werd door de Maleiers uit van 825 voet op het terrein Besitang, waar nog
deze telaga's de ongezuiverde olie gebruikt voor geen oliebassin was aangetroffen. Inmiddels wer-
verlichting, voor het kalefaten van prauwen en als den ook op verschillende plaatsen van het oude
geneesmiddel. In 1883 werd door het inlandsche be- concessie-veld boringen gedaan, in de hoop nieuwe
stuur van Langkat concessie verleend voor petro- bronnen te vinden, zij het ook op grooter diepte;
leum-ontginntng op een terrein van 500 bouws, van de 18 slaagden er 7, zoodat hiermede op
de eerste concessie voor dit doel op Sumatra. In Telaga Said verkregen waren 25 rendeerende put-
1885 werd met de boring van de Telaga Toeng- ten, waarvan er in October 1898 3 ophielden te
gal-bron een aanvang gemaakt en op 31 M. ver- vloeien. De productie van alle putten op het oude
kreeg men door het uitpompen van het boorgat concessie-veld te zamen is teruggeloopen van
gedurende 3 dagen een rendement van 8640 L. 18.000 vaten (van 159 L.) ruwe olie per etmaal
olie; in 1887 was dit tot 23.000 L. per dag ge- tot 8000 vaten in Juni, 4000 in September en
stegen. In 1890 werd de concessie in de „Kon. 3500 in December 1898, in welke maand 22 put-
Ned. maatschappij tot exploit. van petroleum- ten olie gaven. De sterke vermindering hield ook
bronnen in Ned.-Indië" ingebracht. In Juni 1891 nog in November van 't volgend jaar, 1899, aan,
konden, nadat een tweede put geboord was, reeds daar in die maand de productie beliep 2000
18.000 kisten per maand aan de markt gebracht vaten licht-olie per etmaal, in December iets
worden. Een derde put leverde dagelijks 300 HL. meer. Tengevolge van deze vermindering bleef
en ruim een jaar nadat de exploitatie was aange- een teruggang van de noteering der aandeelen
vangen bedroeg de dagelijksche productie aan ge- niet uit; 2 Jan. 1897 waren zij genoteerd 850 °/0 ,
raffineerde petroleum 1300 kisten. In 1894 deed 1 Juli '97 800, 2 Jan. '98 625, I Juli '98 534V2,
de toenemende productie behoefte gevoelen aan 2 Jan. '99 243'/j, I Juli '99 196, 2 Jan. 1900
eene betere afscheepplaats dan die waarover aan 279, 2 Juli 1900 228/2 en op het eind van dat
de Babalan-rivier kon worden beschikt en werd jaar omstreeks 300 %. Bij de beoordeeling van
de iets noordelijker gelegen Aroe-baai daartoe dezen loop der aandeelen dient in aanmerking
aangewezen, de eenige zeeboezem in Straat Malaka te worden genomen de kapitaals-uitbreiding van
op de Oostkust van Sumatra die voor groote sche- ƒ5 millioen op /"6'/j millioen, die in de tweede
pen toegankelijk is; op het eiland Sembilan in helft van IS9B heeft plaats gehad.
die baai kwamen de noodige werken voor opslag De concessie-terreinen dezer Maatschappij in
en verscheping tot stand. De Maatschappij bedient Langkat: „Telaga Said", „Besitang", „Aroe-baai"
zich van tank-schepen om het product te vervoe- en „Boekit Mas" benevens de terreinen van de
ren en heeft te Hongkong en te Shanghai groote 2 in Maart 1899 van kracht geworden concessiën
tank-inrichtingen. In 1897 werden 8 nieuwe putten „Simpang kiri" en „Simpang kanan" in Tamiang
geboord; op het eind van dat jaar was de totale beslaan gezamenlijk een oppervlakte van 263.795
productie van de bronnen dezer Maatschappij tot bouws. Naar het Kol. Verslag van 1899 mede-
12.000 vaten daags gestegen. In 1895 bedroeg deelt, exploiteerde zij nog altijd slechts het eerst
de gemiddelde productie per put en per jaar in verkregen concessie-veld „Telaga-Said". Uit de
N.-Amerika 20.000, in Rusland 130.000 en in concessies „Telaga-Said" en „Boekit Mas" werden
Langkat 330.000 kisten. In verband met de groote in 1899 1.806.800 units licht-olie verkregen. Bij
productie was een tweede raffinaderij noodzakelijk; eene boring op het terrein „Aroebaai" werd geen
de eerste is gelegen aan de Balaban-rivier op olie-bassin aangetroffen; op het einde des jaars
10 KM. afstand van het concessie-terrein. De vol- was ook eene boring in Tamiang onderhanden.
gende cijfers geven van de toenemende voort- Van de 4 overige concessie-velden ter Oostkust
brenging tot 1898 een overzicht: van Sumatra, alle in Langkat en in verschillende
1892 144.703 units 1896 1.851.512 units handen, leverde in 1898 slechts „Boeloe Telang"
1893 401.370 „ 1897 4-564-987 „ product, nl. 8000 kisten licht-olie, in 1899 167.000
1894 1.042.943 „ 1898 5.479.294 „ units, „Boekit Tinggi" in '99 24.300 units.
1895 1-334-249 „ 1899 1.820.658 „ De petroleum-maatschappij „Sumatra-Palem-
1900 (tot en met Nov.) 1.164.900 units a 37,8 L. bang" (afd. lliran en Banjoeasin) met een con-
tegen 1.640.500 in dezelfde periode van 1899. cessie-terrein van 30.000 bouws, beschikte uit.
Deze productie werd uitsluitend verkregen in de 1898 over 28 produceerende putten. In Decem-
raffinaderij Pankalan-Berandan. ber kon met het raffineeren worden begonnen;
In 1898 kwam er een groote verandering in den de productie beliep in die maand 24.505 units
260 PETROLEUM.

en wisselde in de eerste 6 maanden van 1899 af takje van de Mahakam) 28.900 bouws groot, en
tusschen 31.000 en 58.000 units per maand; in „Mathilde" (of Balik Papan, aan de gelijknamige
't geheel werden in het l e semester van 1899 rivier) groot 22.900 bouws. Beide concessiën, zich
verkregen 286.500 units, in het 2'- 407.500, totaal in één hand bevindende en in 1898 voor 't eerst
694.000; van Jan. tot en met Nov. 1900 747.000 product, 3600 ton ruwe olie geleverd hebbende, zijn
units, tegen 601.500 in dezelfde periode van 1899. in 1899 overgedragen op de te Amsterdam gevestigde
Met den verkoop van het product belast zich de „Ned.-Ind. Industrie- en Handelmaatschappij". In
„Koninklijke". laatstgenoemd jaar was de productie 31.000 ton
De petroleum-maatschappij „Moeara Enim" zware olie, 265 ton geraffineerde licht-olie.
(onderafd. Lematang llir, afd. Lematang Oeloe en Van andere olievelden in Koetei, beheerd door
Ilir, Kikim en de Pasoemah-landen) bezit een de „Shell transport- and trading-Cy." wordt be-
concessie-terrein groot 31.205 bouws. Haar plan richt, dat in Augustus 1899 de exploitatie is aan-
om eene nieuwe maatschappij te stichten, met gevangen en dat zij in den aanvang van 1900
een kapitaal van 30 millioen, waarin de „Moeara wekelijks 20.000 ton ruwe olie voor den dag
Enim" zou deelnemen voor 4 millioen om dan bracht; de raffinaderij leverde dagelijks 2300 ton;
samen te gaan met de „Standard Oil Cy" van de hoeveelheid in 1899 geraffineerde olie bedroeg
New-Vork, die 6 millioen zou storten, kwam niet 250.000 ton; het hoofdetablissement is te Moeara
tot uitvoering, ingevolge een bericht van den Min. Djawa gevestigd. Ook op Poeloe Miang, op de
van Koloniën, waarin gewezen werd op de waar- kust van Berou, is een terrein in exploitatie.
schijnlijke bezwaren die bij de oprichting der Van de Nederlandsche petroleum-maatschappijen
nieuwe maatschappij door het Indisch Bestuur hebben de volgende de exploitatie van bronnen
zouden worden gemaakt. Daarna is van het maat- (ook) in Ned. 0.-Indië ten doel:
schappelijk kapitaal groot 10 millioen, en waar- I. Kon. Nederl. Maatschappij tot exploitatie
van reeds 4 millioen was geplaatst, nog evenveel van petroleumbronnen in Ned.-Indië, gevestigd te
in aandeelen uitgegeven en het avans, verkre- 's Gravenhage 16 Juni 1890. (Rechteroever der
gen bij die uitgifte, gebezigd om de koopsom Lepan-rivier). Kapitaal ƒ5.000.000.
te voldoen van het terrein Babat, groot 57-800 2. Oostersche exploratie- en exploitatie-maat-
bouws, op den linkeroever der Moesi. Deze con- schappij, gevestigd te Amsterdam 15 Nov. 1894.
cessie is op dezelfde voorwaarden verleend als Kap. ƒ600.000.
de concessie „Moeara Enim". In 1898 werden 3. Nederl.-Ind. exploratie-maatschappij, geves-
op laatstgenoemd terrein aangeboord 2 bronnen, tigd te 's Gravenhage 30 Dec. 1895 (explor. van
waardoor het getal op 7 werd gebracht, welk gronden in Palembang). Kap. ƒ300.000.
aantal in 1899 tot 10 vermeerderde; in de eerste 4. Ned.-Ind. petroleum-maatschappij, gevestigd
helft van 1900 werden 8 nieuwe bronnen aange- te Amsterdam 8 Mei 1896 (District Poerwodadi,
slagen, die bij werking met vol vermogen 525 ton afd. Grobogan en terreinen in de afd. Sragen en
ruwe olie per dag kunnen geven. In het geheel
kan het olieveld, na deze vermeerdering, ruim 900
Ampel). Kap. ƒ700.000. — (Wegens ongunstige
resultaten dezer maatschappij is eene nieuwe opge-
ton per dag opleveren. De hoeveelheid voor de richt, de Nieuwe Ned.-Ind. Petr.-Mij. met het doel
markt geschikte licht-petroleum van Januari t/m. boringen te doen en voort te zetten in de ver-
Mei 1900 verkregen bedroeg 276.800 units. De gunningen der Ned.-Ind. Petr.-Mij.).
140 KM. buisleiding naar de raffinaderij te Pe- 5. Java petroleum-maatschappij, gevestigd te
ladjoe bij Palembang, en de pompstations waren Amsterdam 13 Juni 1896 (Klantong res. Sema-
uit. 1899 zoover gereed dat de olie van Moeara rang). Kap. ƒ1.000.000.
Enim naar Peladjoe kon worden geperst; de pijp- 6. Oost-Indische exploratie-maatschappij, geves-
leiding kan 600 ton ruwe olie per dag doorlaten; tigd te Rotterdam 27 Jan. 1897 (res. Semarang).
in de raffinaderij kunnen 500 ton ruwe olie daags Kap. ƒ300.000.
verwerkt worden. De hoeveelheid voor de markt 7. Sumatra petroleum-maatschappij, gevestigd
geschikte licht-petroleum bedroeg vanJan. tot en te 's Gravenhage 4 Maart 1897 (res. Palembang,
met Mei 1900 8304
ton of ongeveer 276.800 units. distr. Moeara Enim). Kap. ƒ 100.000.
Op het terrein „Babat" waren in 't geheel, tot 8. Dordtsche petroleum-industrie-maatschappij,
Juni 1900, 14 bronnen geboord, omtrent welker gevestigd te Amsterdam 20 Maart 1897. Kap.
productiviteit echter nog geen opgaven kunnen ƒ15.000.000.
worden gedaan. Door de Maatschappij werd voor 9. Petroleum-maatschappij Rembang, gevestigd
den afzet van alle op de raffinaderij bereide licht- te 's Gravenhage 27 Maart 1897 (distr. Ngawen,
olie en residu een contract gesloten met de „Shell afd. Blora; distr. Rogorami, afd. Pati). Kap.
transport- and trading-Cy. (lim.)" te Londen, ƒ500.000.
welke als agent een en ander in hare schepen te 10. Japara petroleum-maatschappij, gevestigd te
Palembang in ontvangst neemt, ten vervoer naar 's Gravenhage 6 Mei 1897. Kap. 500.000.
de plaatsen van verkoop, om het product te ver- 11. Petroleum exploratie-maatschappij Tegal,
handelen tegelijk met hare eigene producten. gevestigd te 's Gravenhage 20 Mei 1897 (distr.
Volgens het verslag dezer Maatschappij over Watoekoempoel, afd. Pemalang). Kap. ƒ500.000.
1899 is door haar op het terrein Kollok in de 12. Petroleum-maatschappij Sumatra-Palembang,
afd. Tanah Datar der Pad. Bovenlanden een bron gevestigd te 's Gravenhage 21 Mei 1897. Kap.
aangeboord die 6000 L. per dag sterk paraffine- ƒ7.000.000.
houdende olie levert. 13. Petroleum-maatschappij Moeara Enim, ge-
Op Borneo is petroleum gevonden in de afd. vestigd te Amsterdam 26 Mei 1897 (onderafd.
Amoentai, en Martapoera (distr. Riam Kiwa) aan Lematang llir, afd. Lematang Oloe en Ilir, Kikim
den voet van den berg Pakken bij Rantoe Boedjoer. en de Pasoemah-landen). Kap. ƒ10.000.000.
In Koetei zijn twee concessiën van kracht (op 14. Exploratie-maatschappij Balangan, gevestigd
beide terreinen is ook de winning van steenkool te Batavia. (Afd. Amoentai, Z.- en O.afd. van
toegelaten) nl. „Louise" (of Sanga-Sanga, een zij- Borneo). Kap. ƒ150.000.
PETROLEUM. — PHARMACIE. 261

15- Madura petroleum-exploratic-maatschappij, Volgens den Regeeringsalmanak van 1900 zijn


gevestigd te Rotterdam 1897. (Afd. Bangkallnn een of meer particuliere apothekers gevestigd te
en Soemenap). Kap. ƒ 100.000. Batavia (12), Buitenzorg (2), Bandoeng (2), Soe-
16. Rotterdamsche petrolcum-maalschappij, ge- kaboemi, Cheribon, Tegal; Semarang (5), Soera-
vestigd te Rotterdam. (Distr. Selokaton, afd. Ken- baja (8), Modjokerto, Pasoeroean, Malang, Probo-
dal, res. Semarang). Kap. /1.500.000. linggo, Djokjakarta (2), Soerakarta (2), Kediri,
Litteratuur: E. 11. v. Baumhauer (V. M. K. Blitar, Padang, Medan, Makasser (2) en Banda.
Ak. v. W. afd. Nat. 2' rks. III); J. S. G. Gram- Veel meer dan in het moederland treedt in
berg (Nat. T. v. N.-I. XXVIII, 1865, bl. 467); Indië de militaire pharmacie op den voorgrond.
W. 11. De Greve (T. N. en L. in N.-L XI, 1865); De organisatie van dezen dienst is t. a. p. reeds

C. De Groot (T. Inst. Ing. 1871 72, Not. bl.
144; 1872—73, bl. 7); IL A. Mansfeldt (J. M.
vermeld en werd laatstelijk geregeld bij order
van den mil. gen. dienst 1897 n°. 1. Thans be-
N.-I. 1876, 11, bl. 183); A. Stoop (J. M. N.-L draagt het aantal mil. apothekers 40, die op II
1888, T. Adm. Ged. bl. 5); B. S. Raisden (Rep. ouderen na allen de bevoegdheid hebben de art-
Gons. U. S. n«. 153 June 1893, bl. 171); L. De senijbereidkunst uitteoefenen, 3 voeren den doctors-
Stoppelaar, De petroleuni-industrie, 1897; Een titel. Aan de opleiding der mil. apothekers heeft
poging tot oprichting eener maatsch. tot ontginn. de Regeering zich steeds bijzonder laten gelegen
van petroleumbronnen in N.-Ind. in 1866 (I. G. lig£en i ni et alleen met het doel goede pharma-
1898, 11, bl. 333); D. De Loos, Beschr. Cat. ceutische hulp in de hospitalen (nagenoeg de
Kol. Mus. XVIII, 2- dr. 1899; en de jaarver- eenige ziekeninrichtingen in Indië) te hebben,
slagen der verschillende maatschappijen. doch ook om te kunnen beschikken over analytici
PEUËUNG. SOEND. Zie EPOENG. en nattiurhistorici in 's lands dienst. Reeds in 1849
PEUHEUR. SOEND. /.ie lIIIANG. was op advies van den genialcn Prof. G. J. Mulder
PEUTEUJ. Soend. Zie PETÉ. te Utrecht een breed plan voor de opleiding der
PHALANGER. MAMMALIA, MARSUPIA- pharmaceuten vastgesteld, waarbij o. a. bepaald
LIA, DIPROTODONTIA, J'halangeridae, Pha- werd, dat de kweekeltngen na voltooiing hunner
langerinae. Zie KOESSI >E. chemische opleiding zouden worden gedetacheerd
PHALANGISTA. Zie BUTDELDIEREN. te Leiden, om zich aldaar bekend te maken met
PHALAROPUS. Zie TRANJEPOOT. de tropische planten in 's Rijks herbarium en met
PHALLUS. Groep van champignons, kenbaar de akademisehc verzamelingen van dieren en mine-
aan den zonderlingen vorm, door den naam aan- ralen. Tot voor weinig jaren is deze bepaling ge-
geduid; in onze taal heeten zij niet ten onrechte handhaafd, echter met weinig onmiddellijk nut,
„stinkzwammen". Reeds door Rumphius (VI, bl. 56) daar de ouderwetsche Indische hospitaaldicnst niet
wordt eene soort als Phallus daemouum of Boetoe wel vereenigbaar is met wetenschappelijker, ar-
setan beschreven; het is de op Java vrij alge- beid, en bovendien slechts karig bezoldigd werd.
meen voorkomende fraai gesluierde Dictyopep/os Een aanzienlijk deel der mil. apothekers heeft
c/egaus h'ulil et v. Hasselt (= Dictyophora phal- dan ook spoedig in Indië naar een goed heenko-
loideu Desvl). Nog 15 andere soorten zijn op Java men gezocht in andere takken van 's lands dienst
bekend; zij zijn onlangs alle bestudeerd door (den Raad van Indië niet uitgezonderd) en meer
O. Penzig. zie Arm, de Buitenzorg XVI (1899), nog in particuliere betrekkingen en in de cultures.
M. 133- De bloei der Gouv. kinacultuur (Dl. 11, bl. 222)
PHARMACIE. De bepalingen, die de uitoefe- is bijna uitsluitend het werk van pharmaceuten.
ning der artsenijbereidkunst in Ned.-Indië rege- In den laatsten tijd van Prof. G. J. Mulders per-
len, zijn bereids vermeld in Dl. I bl. 55 2 dezer soonlijke leiding was de pharmaceutische oplei-
Encyclopaedie, terwijl eenige opmerkingen over ding te Utrecht zeer in verval gekomen. Later is,
pliaiinaceutlsche praeparaten aldaar voorkomen op vooral door de toewijding van diens opvolger
bl. 556. Over 't algemeen kan men zeggen, dat Prof. 11. Wefers Bettink, de studie te Utrecht
de uitoefening der pharmacie in Indië niet essen- beter geworden, maar het valt zeer te betreuren
tieel verschilt van die hier te lande; de recepten dat, nu de opleiding toch zuiver universitair is,
zijn meerendeels dezelfde als die hier voorgeschre- de Indische pharmaceuten niet over de K
ven worden, en voor de bereiding zijner medicij- landsche hoogescholen worden verdeeld, gelijk
nen moet de Indische apotheker, zoo goed en zoo voor de Indische artsen reeds lang het geval is,
kwaad als hem zulks in het tropisch klimaat moge- en met uitstekend gevolg. Allengs werd de positie
lijk is, het voor Nederland vastgestelde artsenij- in Indië iets dragelijker en kwamen er dus meer
boek volgen, nl. de „Pharmacopoea Neerlandica", liefhebbers, en zoo bezit thans ons Indisch leger
Ed. 111 (1889). Thans wordt echter de uitgave weder een corps van kundige artsenijbereiders,
overwogen van een „Indisch supplement" bij de tot scheikundige en microscopische onderzoekin-
nieuwe lands-pharmacopoea, welke in bewerking gen alleszins bevoegd. Jammer slechts, dat van
is. De Indische civiele apotheken verschillen van hun capaciteiten zoo weinig partij kan getrokken
de Nederlandsche in uiterlijk, daar zij weinig op worden, door den drukken dienst, en vooral ook
winkels gelijken, doch meestal zijn gevestigd in omdat de laboratoria zeer onvoldoende zijn en
eene ruime en koele zg. binnengalerij. Zij zijn er eene goede regeling voor de daar te verrich-
gewoonlijk voortreffelijk ingericht en ruim voor- ten werkzaamheden ontbreekt. In tegenstelling
zien van artsenijen; toch kunnen zij den Indi- met de civiele apotheken in Indië, zijn nl. de
schen toko-aard niet geheel verloochenen, daar militaire apotheken erbarmelijk gehuisvest en
men er een aantal zaken koopt die hier te lande pover ingericht, zelfs op plaatsen als Batavia en
niet in de apotheken worden aangetroffen, als Soerabaja. Ook ontbreekt er het hulppersoneel
buitenlandsche gcheimmiddelen (spécialités), bril- bij de receptuur of geheel, of wordt dit genomen
len, fotografie-apparaten, chirurgische instrumenten uit vaak min geschikte hospitaalsoldaten en dwang-
enz. — verklaarbaar is zulks, daar er in Indië
geen drogist- en geen instrument-winkels zijn.
arbeiders. In vele, vooral kleinere garnizoenen
(zelfs te Buitenzorg!) worden de militaire apothe-
262 PHARMACIE. — PIEPERS. (Mr. MARINUS CORNELIS)
ken overgelaten aan apothekersbedienden (adju- dat vooral van Colombo wordt aangevoerd. Af
danten), die wel tot de receptuur bevoegd zijn, en toe komt ook van Java bassine aan de markt.
maar noch de zuiverheid der artsenijen kunnen Als surrogaat van deze bassine dient weder ge-
controleeren, noch ook keuringen en onderzoe- spleten bamboe, die echter in deugdelijkheid verre
kingen ten behoeve der legerverpleging zouden achterstaat bij piassava en bassine. Kittool-vezel,
kunnen verrichten. die o. a. voor haarborstels dient, komt van de
PHASCOGALE. MAMMALIA, MARSUPIA- palm Caryotn urens. Ned.-Indië zou vermoedelijk
LIA, POI.YPKOTODONTIDAE, Dasyuridae, meer voordeel kunnen trekken uit den (elders
Dnsyurinac. Zie KWARAN. sterk toenemenden) uitvoer van plantaardige bor-
PHASEOLUS. Zie KATJANG, KATJANG stelsurrogaten ; zie dienaangaande Buil. Kol. Mus.
IDJO en KATJANG ROEWAJ. XVI, bl. 27 (Juli 1897).
PHASMA. ARTICULATA, INSECTA, OR- PICA. Zie EKSTER.
THOPTERA, Pkasmidae, Bacilinae. Zie AY PICHISAN. Javaansche naam voor een klein
OKI.TT LAUN. Waterhoentje, Parra indica. Op Celebes heet
PHILEMON. AVES,PASSERIFORMES,PAS- Parrn crislata Pihndo.
SERES, Mcliphagidae, Meliphaginae. Zie FOEHR. PIDADA. Soknd. en Menangk. Zie PEDADA.
PHLEGOENAS. Zie DUIF. PIDJANTONG. Zie CHESS en BOERONG-
PHODILUS. AVES, ACCIPITRES, STRIGES, DJANTONG.
Strigidae. Zie WOWO-WIWI. PIDJER. In den inlandschen drogerijenhandel
PHOENICOPHAËS.AVES,ITCARIAE,COC- de naam van ruwe borax, uit China aangevoerd;
CYGES, Cuculidae, Pkoenicophainae.ZießOÉNAl- wordt ook bij het batikken gebruikt.
ANDOE en DAGM-DAGM. PIDJET (Mal. Jav.; minder juist PITJIT).
PHOENIX DACTYLIFERA L. De dadelpalm Massage van het geheele lichaam of van een ge-
wordt op Java wel als sierplant gekweekt, doch deelte daarvan, als aangenamen prikkel reeds in
draagt daar zelden vrucht. oude tijden in zwang. Bij pi dj et wordt meer
PHONYGAMA. AVES, PASSERIFORMES, geknepen; bij o e roet meer gewreven. Bij groote
PASSERES, Paradiseidac, Paradiseinue. Zie DO- vermoeidheid wordt deze massage veel loegepast
BERA. en ook bij verschillende ziekten. Bij pidj et wordt
PHORMIUM TENAX L. f., fam. Lilincenc. met de volle hand geknepen en met de duimen
Nieuw-Zeelandsch vlas. In Indië als sierplant ge- gewreven; het laatste meestal op plaatsen van
kweekt, doch nog niet voor vezelgewinning aange- het lichaam, waar een zenuwtak op een harde
wend, aangezien daarvoor geene geschikte machine onderlaag kan gedrukt worden. Meestal wordt
bekend is. daarbij geen olie of iets dergelijks gebruikt. Bij
PHOTINIA. Zie LOQUAT. oeroet worden vooral de spiermassa's gewreven
PHYLLANTHUS. Zie DAOEN MENIRAN, en daarbij gebruik gemaakt van de eene of andere
DEMPO LELET, KATOEMBA, MALAKA, olie. Meestal worden de beide methoden vereenigd
MAKEHWEH AWEHWEH, PLILAK en aangewend en daaraan toegevoegd het buigen en
TJERMË. rekken der gewrichten. Dus bezigden de inlanders
PHYLLIDIA AERUGINOSA. Zie GASTERO- al langen tijd massage voor geneeskundige doel-
PODI.N. einden alvorens die in de geneeskunde in Europa
PHYLLIRHOË AMBOINENSIS. ZieGASTE- werd ingevoerd. De man of de vrouw die het
ROPODEN. pidjetten als beroep uitoefent, toekang pidjet,
PHYLLIUM. ARTICULATA, INSECTA, OR- gebruikt daarbij dikwijls groote kracht, waardoor
THOPTERA, Phasmidae, Phylliinae. Zie AY de operatie wel pijn doet, maar na afloop ervan
OELIT LAUN. een dusdanig gevoel van welzijn geeft, dat velen
PHYLLORHINA. MAMMALIA, CHIROP- aan het pidjetten verslaafd raken.
TKRA, MICROCHIROPTERA, Rhinolophidae, PIDJETAN. Jav. Zie DOEKOE.
FhxUorhiiiinac. Zie LOWO en KEBBLEK. PIDJITAN. Mal. Zie DOEKOE.
PIEK VAN BONTHAIN. Zie BONTHAIN.
teridae. Zie LODAN (in addenda) en CACHELOT. (PIEK VAN)
PHYSIC NUT. Engelsche naam van Jatropha, PIEK VAN INDRAPOERA of VAN KO-
zie D|ARAK KOESTA (Dl. I, bl. 457). RINTJI. Zie KORINTJI. (PIEK VAN)
PIALLING. Zie TANAU. PIEPERS. (Mr. MARINUS CORNELIS)
PIASA (ITASSO). Klein rijkje aan de Boven- Geb. te Amersfoort 16 Nov. 1835, zoon van Mr.
Kapoeas, Westkust van Borneo, bestaande uit één P. E. Piepers en L. C. Krantz. Na te Leiden ge-
kampong met ongev. 270 zielen, onder een hoofd studeerd te hebben, promoveerde hij aldaar den
(radja) met den titel Raden Patih. De laatste acte 9"» Dec. ißsg op theses.
van verband is van 18 Mei 1896. Hand. Stat.- In Jan. 1863 trad hij in Indië in dienst en be-
Gen. 1896/97, Bijl. 139 n°. 4. kleedde aldaar eenige administratieve, doch meest
PIASSAVA. Grondstof voor borstels en bezems, rechterlijke betrekkingen zoowel bij het openbaar
zijnde de vezelstrengen uit de bladscheeden van ministerie en de militaire, als bij de civiele en
twee Braziliaansche palmsoorten, nl. Atinten funi- strafrechtspraak over Europeanen en inlanders. Als
fern (Bahia-piassava) en Leopoldina Piassava (Para- lid van het Hoog Gerechtshof nam hij een belang-
piassava, de fijnste soort). Van verschillende andere rijk aandeel aan verschillende zeer uitgewerkte
palmen heeft men dergelijk materiaal in den han- gewichtige adviezen door dat College uitgebracht,
del gebracht, zoo de African bassfibrc van bepaaldelijk over de invoering van een nieuw
Rap hia vinifera, en vooral de Bassin e, uit de strafwetboek en de herziening der rechterlijke
bladscheeden van den Indischen Palmyra-palm, organisatie; over dit laatste onderwerp werden
Bomssus filnbelliformis (zie LONTAR). Sedert door hem aan de Indische regeering bijzondere
1891 is deze bassine als goedkoop surrogaat van voorstellen ingediend. Mr. Piepers verliet in 1894
piassava een belangrijk handelsartikel geworden, als vice-president van het Hoog Gerechtshof den
PIEPERS. (Mr. MARINUS CORNELIS) — PINANG. 263
dienst met pensioen, en vestigde zich te 's Gra- men, vestigde hij zich in 1861 als koopman in
venhage; hij is Ridder Ned. Lectiu. zijn geboortestad, werd in 1865 Directeur der
Op juridisch en staatkundig gebied werden door Surinaamsche bank en in 1868 Directeur der
hem een tal van grootere en kleinere opstellen Nederlandsche bank. Pierson, die bij zijne drukke
gepubliceerd in het Recht in Ned.-Indië en het praktische bezigheden tijd en gelegenheid wist te
Indisch Weekblad van het Recht, van welke de vinden de wetenschap der staathuishoudkunde met
voornaamste zijn die over de priesterraden in uitnemenden uitslag te beoefenen, werd in 1875
n°. 1265 en 1266 van het laatste en in deel LX door den Leidschen Senaat benoemd tot doctor
van het eerste. Verder in de Handelingen der honoris causa in de rechten; toen, bij de stich-
N.-I. Juristenvereeniging, voornamelijk „Het nota- ting der Amsterdamsche universiteit in 1877 een
riaat voor Inlanders". In de Bijdragen tot de afzonderlijke leerstoel voor staathuishoudkunde en
kennis van het Staat-, Provinciaal- en Gemeente- statistiek werd opgericht, was hij de aangewezen
bestuur in Nederland (1888) „De Ned.-Ind. Staats- man om haar te vervullen. Hij bekleedde het
dienst en het Kon. Bcsl. van 14 Febr. 1888"; ambt van Hoogleeraar tegelijk met dat van Di-
in het Tijdschr. voor N.-L, waarvan het belang- recteur der Ned. bank; toen hij in 1885 tot pre-
rijkste is dat getiteld „Gelijkstelling van Vreemde sident-directeur dier instelling benoemd werd, zag
Oosterlingen met Europeanen" (1898). hij zich echter genoodzaakt het professoraat neder-
Afzonderlijk verschenen van zijne hand: De teleggen. In 1891 (21 Aug.) trad hij op als Min.
Politierol (1868); Een onderwerp van Ned.-Ind. van finantiën en vervulde die betrekking tot Mei
strafwetgeving in de 2e Kamer der St.-Gen. (1876); lßg4. In 1897 werd hij tot lid der 2e Kamer
Macht tegen Recht I e ged. (1884); drie brochures gekozen doch nam niet als zoodanig zitting, daar
over de quaestie der Costa-Rica-Packet (1895
1897); ééne over de Atjeh-qttaestic (1896); ééne
— hij belast werd met het samenstellen van een
Kabinet, waarin hij als Min. van finantiën optrad.
over De Indische mijnwet en het eigendoms- Deze betrekking wordt nu nog door hem bekleed.
recht (1899); De rechtszekerheid van den inlan- Mr. Pierson is lid der Kon. Akad. van Weten-
der in Ned.-Indië op het gebied van het straf- schappen en sedert 1898 Kommandeur Ned. Leeuw,
recht (1900). nadat hij in 1882 tot Ridder dier orde benoemd was.
Op zoölogisch gebied publiceerde Mr. Piepers Pierson's wetenschappelijken arbeid beweegt zich
verscheidene kleinere mededeelingen in het Tijd- hoofdzakelijk op het gebied der staathuishoudkunde.
schrift voor Entomologie, het Nat. Tijdschrift In meerdere werken van hooge waarde en in tal-
voor Ned.-Indië en andere periodieken. Meer uit- rijke tijdschrift-artikeleu bewees hij zijn meester-
voerig waren die in het eerstgenoemde tijdschrift schap op dat terrein. Zijn beide hoofdwerken „Leer-
toegevoegd aan de beschrijving door P. C. T. boek der staathuishoudkunde" (2 dln. 1° dr. Haarl.
Snellen van de soorten van Lepidoptera door hem 1884—'go, 2C dr. ißg6—'g7) en „De grondbe-
in Z.-W. Celebes verzameld; alsmede de opstellen ginselen der staathuishoudkunde" (l e dr. Haarl.
in datzelfde „Ueber das Hom der Sphingiden- 1875—'76, 4e dr. 1896) worden algemeen als stan-
Raupen", „Ueber die Farbe und den Polymor- daardwerken erkend en zijn ook voor den beoefe-
phismus der Sphingiden-Raupen", en „Ueber die naar van de koloniale huishouding van beteekenis.
Entwicklungsgeschichte einiger Javanischcn Papi- Meer speciaal op Ned.-Indië hebben betrekking
lioniden-Raupen", alsmede die in het andere ge- het nog altijd belangrijke werk „Het kultuurstel-
titeld „Observations sur des vols de lepidoptères sel Amst. 1868" waarvan in 1877 eene omwer-
aux I. O. N." (1890) etc, en „Nouvelles obser- king verscheen onder den titel „Koloniale politiek
vations etc." (1897). Van zijne beschrijving, met Amst.", alsmede een opstel „De nieuwe regeling
den heer Snellen, der lepidoptera van Java is der landrente op Java" in T. v. N.-Indië, 1873,
thans het eerste gedeelte, de Heteroeera of zoogen. I, bl. 171. Men zie ook zijn artikel „Nog iets
nachtvlinders verschenen in afl. I en 2 van Dl. 43 over de landrente in Bombay" in 'T. v. Ned.-
T. v. Entomologie. In het Tijdschrift der Ned. Indië", 1873, I, bl. 309.
Dierk. Ver. (1898) vindt men van de hand van Eene korte doch belangrijke bijdrage ter ken-
Mr. Piepers „Die Farbenevolution (Phylogcnie schetsing van Mr. N. G. Pierson gaf Mr. 11. B.
der Farben) bei den Pieriden"; in de Vragen des Greven in Woord en beeld, 1897.
Tijds (1895) „Bescherming van dieren en planten PIETIK. Zie BADJING en EEKHOORN.
van staatswege"; en in het Tijdschrift voor Ned.- PIEZORHYNCHÜS. AVES, PASSERIFOR-
Indië (1896) „Door welke maatregelen kan tot MES, PASSERES, Muscicnpidae. Zie BIEL
eene rationcele bescherming der inheemsche die- PIHNDO. Zie PICHISAN.
ren- en plantenwereld in N.-I. worden gekomen?", PIJE-PIJE. Zie CHODOK.
enz. Behalve het opstel in de Vragen des Tijds PIKA. Zie BOEDENG.
hebben alle deze geschriften op N.-I. betrekking; PIKER. Javaansch voor Pcrdix chinensis; een
ditzelfde is ook het geval met eene taalkundige andere Patrijs, Perdix javanicn, heet op Java
studie in De Gids (1875) gepubliceerd „Over de Dagoe.
Ned. taal in Oost-Indië". Van algemeene strekking PIKOL. Zie MATEN EN GEWICHTEN.
zijn Piepers onlangs verschenen opstel „Hcrvor- PILANG. Tav. Zie KI.AMPIS.
ntingsstudiën, I, De blijde boodschap der weten- PILEOPSIS HUNGARICUS. Zie GASTERO-
schap" en het artikel „De tegenwoordige inzich- PODFN.
ten omtrent het strafrecht en het onderwijs daarin PIMELODUS. PISCES, IMIVSOSTOMI, Si-
aan 's rijks hoogescholen" gepubliceerd T. v. Straf- luridac, Pimelodina. Zie I.IMPOK en DJENGAL.
recht, Dl. XIII, bl. 138. PIMPINELLA. Zie ADAS MANIS.
PIERSON. (Mr. NICOLAAS GERARD) Ge- PINA. Indisch weefsel van Ananasvezel. Wordt
boren te Amsterdam 7 Febr. 1839, uit het huwe- in kleine hoeveelheid van Singapore naar China
lijk van J. L. Gregory Pierson met J. Oyens. Na uitgevoerd.
eenigen tijd in het buitenland vertoefd te heb- PINANG. Mal.; DJ AM lil'.. Soend. en Jav.;
ben, ten einde zich voor den handel te bekwa- WOHAN,Hoog-Jav.; PENANG,Mad.; DJAMBI,
264 PINANG. — PINUS MERKUSII.

Mal. Pal. ; RAPS, Mak. ; HÈNA, Tem. ; TENGA bonsch geneesmiddel, volgens een door Ludeking
of WOEAK, Alf. Men.; KAMTJOE, N.G.4R.; medegedeeld voorschrift uit 59, meest aromatische,
BÈRÈN, N. G. Noemt.; FOEA, Boer.; SOI, bestanddeelen (fijngehakte wortels, basten, blade-
Alk. Amb.; BOEA of POEA, Amb. Gor. en ren, vruchten) bestaande. Het geniet in geheel
Leti; POEJA, Amb. Akoe; POÖ, Amb. Kis; Indië zekere reputatie als universeele medicijn,
OROMOL, Amb. Bab.; OERAJ of OEGAJ,Lamp.; tegen koortsen, diarrhoea, slechte spijsvertering
ISOE, Amb., Kei; ISÓA, Amb. Ten.; MAMAAN, enz. Men trekt er ook bitter van.
801. Mong.; PINENG, Atjeh. PINARIK. Bataksch landschapje, gelegen op
Arcca Catecku L., fam. Palmae. De naam betel- de grens van Padang Lawas en Laboean Batoe,
palm, aan deze plant gegeven, is minder juist, of op de grens van de residentiën Tapanoeli en
daar „betel" de benaming is voor de sirih, welke Sumatra's Oostkust. Het ressorteert onder de afd.
benaming door het Portugeesch uit het Tamiel Padang Lawas, doch was vroeger een twistappel
tot ons is gekomen (zie P. J. Veth, Uit Oost en tusschen Bila (Sumatra's Oostkust) en Goenoeng
West, bl. 227). Hooge palm met gevinde blade- Tinggih (Sumatra's Westkust), beschouwende ieder
ren en vertakte onder de kroon geplaatste bloem- Pinarik als zijne onderhoorigheid. De hoofdplaats
trossen. In geheel Indië gekweekt. De vruchten, Pinarik is een welvarende kampong en een van
betelnoten, ook wel areeknoten genaamd, worden de grootste kampongs van Padang Lawas, met
algemeen gebezigd bij het sirihkauwen. In het groote bevolking.
huishoudelijk leven der inlandsche bevolking van Geheel anders is het landschapje van dien naam,
Ned.-Indië vervult de betelpruim een groote rol; gelegen aan de zuidelijke grens van Padang Lawas
in iedere woning vindt men een koperen of hou- met Sumatra's Oostkust, dat zeer armoedig is en
ten schaal waarop betelblad, tabak, kalk, gambir weinig volk telt.
en pinang-noot in koperen doosjes en bakjes voor PINASA. Bat. Zie NANGKA.
de gasten gereed liggen. Het aanbieden daarvan PINDANG. (IKAN) Zie KEMBOENG. (IKAN)
gaat ook aan iedere beraadslaging vooraf en het PINDING. Zie GARÈNG.
aanbieden en aannemen beduidt vrede en vriend- PINDIS. Mal. .Zie KEPINI.
schap. In vele streken van den Archipel geldt PINENG. Atjeh. Zie PINANG.
het gereedmaken en het aanbieden van een betel- PINGGIRS. Onder dezen naam is een volks-
pruim door een meisje aan een jongeling als teeken stam bekend, in de Vorstenlanden op Java geves-
van genegenheid en het aannemen van de gave tigd; volgens Veth, Java T- druk Dl. I, bl. 390,
staat gelijk met een begin van vrijage. Om de afstammelingen van een deel der bewoners van
betelpruim te maken worden een of twee van de Balambangan die door Sultan Agong van Mata-
geurige, roodsappige en bittere bladeren der betel- ram, na de verovering van eerstgenoemd rijk, naar
of sirihplant (zie SIRIH) genomen, die men op Mataram werden overgevoerd, waar hunne vrou-
de knie afveegt, om er daarna de punten af te wen meestal als minnen in den Kraton gebruikt
scheuren en ze vervolgens te bestrijken met een werden, terwijl de mannen een handwerk uitoefen-
weinig kalk van eene fijne, uit schelpen gebrande den. In Ind. Gids, 1884, I, bl. 85 wordt echter
soort; dan breekt men een stuk van een schijfje verhaald, dat wanneer vorstelijke kinderen gezoogd
gambir en knijpt met den pinang-kraker een stukje moesten worden, deze minnen vroeger van Bali of
pinang-noot af en beide ingrediënten worden in Balambangan werden ontboden. De naam ping-
het blad gewikkeld, dat dicht gevouwen, in den gir, kant of wal, zou hunne afkomst van den
mond gestoken en gekauwd wordt. De Maleier Oosthoek of Oostwal van Java aanduiden. Zij waren
verkiest een jonge, de Javaan een oude pinang- meestal bij elkander in bepaalde kampongs, kam-
noot. Terwijl zij de betelpruim in den mond heb- pong mienggiran, die zoowel in Djokjakarta als
ben, steken zij een weinig gekorven tabak tusschen in Soerakarta gevonden worden. In de Nawala
lippen en tanden en brengen die om te kunnen Pradata, art. 24, wordt voorgeschreven dat, in
spreken tusschen de lippen en het tandvleesch. tegenstelling met de Kalangs, de afstamming der
Een sirih- of betelpruim duurt een goed kwartier, Pinggirs door de moeder bepaald wordt.
vandaar dat dit tijdsverloop in het Javaansch den PINGKO. Soend.; KRAMINAN, Jav.; KHEU-
naam heeft van sapanginang (van kinang) d. i. de
duur van een sirihpruim. Eenige vooraf gereed-
ROEH, Mad.; TOEMBAWA, Alk. Men. —
andere Dysoxylou-soorlcn worden met deze namen
ook

gemaakte pruimen draagt de inlander die dit genot- aangeduid.


middel gebruikt, op weg altijd bij zich. Dysoxylon -ramijloriiiu Miq., fam. Meliaecac.
Vooral tegen wonden en verzvaeringen wordt Hooge, lijnrechte boom in de bosschen der berg-
het met sirih en Areca-nooX vermengde speeksel, streken van West-Java. De stam, die in lijsten
onder het uitspreken van bezweringen, op de aan- uitloopt, geeft een grof maar sterk timmerhout,
gedane plek uitgespuwd. De blad- en bloemschee- dat zeer tegen insecten bestand is. Zie ook TOEM-
den dienen tot het inpakken van goederen. Ook BAWA.
het hout der stammen wordt gebruikt. Waar de PINJOE. Zie KATONG.
Areca-paXm in sommige streken van den Archipel PINKEL. Mal. Mol. Zie ADAS.
ontbreekt, worden de noten van elders aange- PINOEH (PINOH).. Zijtak van de Melawi, een
voerd en vormen een niet onbelangrijk handels- zijrivier der Kapoeas, Borneo's Westkust. Zie voor
artikel op de inlandsche markt; zoo wordt o. a. haar en voor de Pinoeh-landen MELAWI, Dl. 11,
van Padang jaarlijks eene hoeveelheid van 2—3000 bl. 479. Belangrijke bijzonderheden over de rivier
pikol uitgevoerd. In Europa wordt de areca-noot en de Pinoeh-landen zijn te vinden in een opstel
in de veeartsenijkunst aangewend, als middel tegen van J. P. J. Barth, T. Bat. Gen. XXXIX, bl. 581,
lintworm enz. die het getal der bewoners op niet meer dan 3
De tegenwoordig in Indië veel als sierplant ge- a 4000 stelt.
kweekte „roode pinang" is Cyrtostnchys Rendah PINTAU. Zie TAMPOOA.
BL, op Banka Pajong antoe heetend. PINTI PINTI. Zie MOEREI.
PINANG RATJE. Een zeer samengesteld Am- PINUS MERKUSII Jungh. et De Vriese.
PINUS MERKUSII. — PISONIA. 265
Hooge denneboom van Sumatra en Borneo, ook in het dorp een vriendelijk aanzien. In deze diepe
Eng.-Indië. Het hout (kajoe toesam) is zeer harsig, inscheuring der bladeren ziet men eene voordee-
zoo zelfs dat het voor fakkels kan dienen; bij in- lige inrichting in verband met de geweldige tro-
snijding vloeit terpentijn uit den stam. Zie verder pische regens. Bladeren met groote ongedeelde
bij HOUTSOORTEN, Dl. 11, bl. 56. bladschijven zijn in streken met grooten regenval
PIOSNE. Amb. Kis. Zie SAGOE. onbestaanbaar; het weefsel tusschen de zijnerven
PIPAKAN. BAKDJ. Zie ALIJA. is bij de pisang-bladeren plaatselijk uitermate teer
PIPER. Zie KOEMOEKOES, 1 PEPER en en scheurt dadelijk gemakkelijk in; de gewonde
SIRIH. rand wordt spoedig geheeld en zoo verandert elk
PIPI-DANTJIANG. Zie CHIGLET. blad, dat aanvankelijk enkelvoudig was, in een
PIPI-LOEREJAN. Naam in West-Sumatra voor samengesteld blad, ongeveer als de palmbladen
eene II apv og e 1-soort, Psarisomus psittncinus ; die in den knop enkelvoudig maar ontplooid
andere Hapvogels zijn Templanah, Eurylae- samengesteld zijn (Dr. Costerus in Eigen Haard,
mus ochromelas; Moegkoplano, Boerong- iS Maart 1899). Zelfs bij de nederzettingen der
palano of Tampalano voor Cymborhynchus Koeboes op Sumatra ontbreken de pisang-plan-
macrorhynchut; Limpi-limpi en Oen geh ten niet. Trossen (sisir's) pisang hangen in
tampalano, Corydon sumatranus. De Maleiers op eiken warong en lapau te koop. Van eene op
Oost-Sumatra noemen < 'ymboryuchus macrorhynchus Sumatra gekweekte soort, met oneetbare vruchten,
Tjoetjoeran-oetjan. Eurylaemus ochromelas worden de bladeren voor huishoudelijk gebruik,
heet op West-Sumatra Toeroenan oedjan. b. v. als emballage voor gekookte rijst gebezigd;
PIPI-SALEM. Zie OEWIS. in het Lebongsche brengen de vrouwen dagelijks
PIPIT-BONDOL. Zie RIJSTVOGEL. manden vol van dit blad, in vierkante stukken
PIPTURUS. Eenige soorten van het geslacht gesneden, tot dit doel naar de doesoen. Van de
I'ipturus Wedd., fam. Urticaceae, leveren soort- wilde pisang (in Midden-Sumatra pisang paro-
gelijken vezeligen bast als gloega (Dl. I, bl. 585). pah genaamd), die mede oneetbare vruchten heeft,
PIRIK. Zie BERI-BERI. is het blad dunner en taaier; het is ook in dit
PISANG. Mal. en Hoog-Jav.; GEDANG, blad, boven houtvuur of onder asch gedroogd, dat
Laag-Jav. en Mad.; TJAOE, Soend.; GAOL, tabak wordt gerold voor cigaretten. Dit droge blad
Bat.; OENTI, Mak.; OETI, Boeg.; POENTI, wordt mede bij wijze van papier gebruikt om voor-
Lamp., Alf. Men. en Tid. Bom ; KOI, Tem.; werpen in te bewaren. De wilde pisang (p. kol e)
'MBÈF, N. G. Noemf.; TAL, N.G.4R.; BAGO, van Java, vooral in Tjilatjap en Koeningan alge-
Ment. Som.; FOEAT,Boer.; FOEDI, Amb.Wat.; meen, levert de pisang-was, welk product onlangs
GAHÉ, Nias; IDJO, Engg.; Ï.OKA, Boet.; aan chemische analyse is onderworpen (zie Tijdschr.
MOEÖE, Amb. Kis. en Kei; MOEK, Amb. Aroe; v. Nijverheid ißgg). Voor het pisang-blad als
OEÖET, Amb. Bab.; OEDI, Amb. Let.; POETI, kleeding zie Dl. 11, bl. 499; voor de pisang, die
ook Lamp.; TAGIN, 801. Mong.; OEKI, HOEKI, de kofo levert, Dl. 11, bl. 277.
OETJI, KOERA, KOELAL, TEMA of TELE- De schoone sierplant, die in vuig. Mal. pisang
WAL, Alf. Amb.; LAMBI, Goront.
Algemeene namen voor soorten van het geslacht
kipas (waaier-pisang) heet, — ook wel pohon
ajcr (waterboom), uit hoofde van het water dat
Musa Linn., fam. Scitamineae. Door sommigen
worden alle pisang's beschouwd als variëteiten van
zich in de bladoksels verzamelt,
Maduguscariensis Adans., tot
— is Ravenala
dezelfde planten-
M. sapientum L. Het aantal soorten is bijzonder familie behoorend.
groot en deze worden plaatselijk door eigen namen PISANG. (POELOE) Rots-eilandje, behoo-
onderscheiden. De pisang's of bananen zijn ook rende tot de groep der Zeven-eilanden, op de
in den Ind. archipel zeer in tel als een smakelijk Westkust van Sumatra, ter hoogte van Padang en
en geschikt voedingsmiddel, dat deels bij de maal- de reede van deze plaats dekkende tegen Z.W.-
tijden het brood kan vervangen. De wijze, waarop winden. Het is 600 M. lang en 450 breed. Hel
de inlander zuigelingen met pisang voedl, nl. zoo- eiland is niet bewoond in den eigenlijken zin,
als men worst stopt, is echter bedenkelijk. Men maar er staat een verblijf voor dwangarbeiders.
eet ze rijp meest versch, soms gedroogd, ook ge- Aan de o.zijde liggen koraalbanken en in de
poft of door het tegenblazen van warme rook gaar nabijheid daarvan is een goede ankerplaats, waal-
gemaakt, in het Oostelijk gedeelte van den archi- een twintigtal schepen eene plaats vinden en die
pel vaak met zeewater toebereid. Voor de chemi- gebruikt werd vóór het tot stand komen van de
sche samenstelling en voedingswaarde vergelijke Emma-haven, waar de stoombooten en schepen,
men de tabel in het artikel VOEDINGSMIDDE- koers zettende naar een steenen merkpaal op het
LEN. De bloemen en blocmkolven zijn in enkele eiland, bij Poeloe Pisang ten anker kwamen; de
streken een gezochte groente. De stam, die uit de verbinding met den vasten wal van Sumatra werd
vast om elkander gerolde bladscheden gevormd per stoomprauw en door sloepen onderhouden.
wordt en zich laat afschilferen, is in gebruik tot De andesiet-heuvels van het eiland zijn 32 M.
het inpakken van tabak en vruchten; de bladeren hoog. De fraaie plantengroei en de uitstekende
bezigt men wel in de plaats van borden en als oog- gelegenheid tot baden, maken het tot een gezocht
schermen en pajongs.ln den laatsten tijd tracht men, oord voor uitstapjes van Padang's ingezetenen.
doch aanvankelijk zonder succes, opjavapisang-cul- Een teekening op schaal van 1 : 10.000 van Poeloe
tuur te drijven ter bereiding van meel (zg. Stanley- Pisang is gegeven op profielblad 6, kaart n". 11
meel) voor de Europeesche markt. Ook als vezel- behoorende bij Verbeek's Top. en geol. beschr.
plant begint de pisang daar meer de aandacht te van een gedeelte van Sumatra's Westkust, Bat. 1883.
trekken. PISANG. (IKAN TJOETJOET). Zie TJOE-
In en nabij desa's en kampongs vindt men den TJOET. (IKAN)
pisang aangeplant, soms in pisangtuinen, en de PISITAN. Soend. Zie DOEKOE.
sierlijke planten, met het mooie, maar door regen, PISONIA. Zie HATÈ BOELAN en WIDJOJO
wind en insecten spoedig gehavende, blad, geven KOESOEMO.
266 PISTIA. — PLANTENNAMEN.
PISTIA. Zie KAJOE APOE. PLAGIOCHILA. Belangrijkst geslacht van Indi-
PISUM. Zie POLONO. sche levermossen. Een 57 tal Javaansche soorten,
PITAI. Landschap op het eiland Timor, be- deels zeer schoon van vorm, is onlangs beschreven
hoorende tot de onderafdeeling Amfoeang der af- door Dr. V. Schiffner in zijne monographie: Die
deeling Timor van de residentie van dien naam; Hepaticae der Flora von Buitenzorg, Dl. I, 1900.
het ligt ten Zuiden van het staatje Amfoeang. PLAGUSIA. PISCES, ANACANTHINI, Pleu-
PITANG. Inlandsche naam van eene vischsoort. ronectidae. Zie LIDAH.
Zie DJENGAL. PLAJEN. District van het tot 't Sultansgebied
PITH. Zie KURKHOUT (Dl. 11, bl. 336). behoorend regentschap Goenoeng-Kidoel, residen-
PITHECANTHROPUS ERECTUS. Zie DU- tie Djokjakarta.
BOIS (Dl. I, bl. 474) en VERSTEENINGEN. PLANDOEK. Zie PAI.AXI )OKH.
PITHECOLOBIUM. Zie D|ENGKOL. PLANTENGORDELS. Junghuhn heeft, om de
PITHECOLOBIUM SAMAN Pth., fam. Legu- beschouwing van Java's planten gemakkelijker te
minosae, onderfamilie Mimcusene. De „regenboom" maken, het eiland naarmate van de verschillende
van Trinidad, op Java als schaduwboom gekweekt. hoogten boven den zeespiegel, in vier gordels of
In den bast komt een giftig alkaloïdisch bestand- zonen verdeeld, die zich zoowel door de eigen-
deel voor, evenzoo in P. bigeminum Hort. Bog. aardige cultuurgewassen als door het verschil van
(= Albizzia lucida Benth.). plantbekleeding van elkander onderscheiden, of-
PITJAQ. Zie AGAS. schoon er van eene scherpe begrenzing of van
PITJOENG. Soend. Zie PANGEI. plotselingen overgang geen sprake kan zijn. De
PITOEMPANOEWAË. Afgeleid van pitoe, verscheidenheid van plantengroei, in verband met
zeven en banoewa, negrie of landschap, is een het verschil in hoogte, houdt eenigermate gelijken
confederatie van zeven Bonische volkplantingen tred met die naar het verschil van geographische
in het ten Noorden der Tjinrana-rivier gelegen breedte, zoodat op Java in de hoogste of koudste
kustgebied van Wadjoe en Loewoe. Vroeger waren zone de vegetatie een karakter vertoont, dat in
zij onderhoorig aan Wadjoe, doch ongeveer in het vele opzichten aan den plantengroei der gema-
midden der I8» eeuw kwamen zij tegelijk met het tigde luchtstreck herinnert.
Wadjoesche landschap Timoeroeng onder de sou- De eerste of heete zone strekt zich uit van het
vereiniteit van Boni. Aan dit verlies van grond- zeeslrand tot op eene hoogte van 2000 voet; uit-
gebied, dus ook van de vrije vaart op de Tjinrana- sluitend tot dezen gordel behooren de uitgestrekte
rivier en van het uitsluitende recht tot heffing alluviale vlakten die den meest geschikten bodem
van in- en uitvoerrechten op die rivier, is voor- voor de teelt van voedingsgewassen aanbieden.
namelijk de gespannen voet te wdjten, waarop de Men zou deze zone die van de rijst- en suiker-
rijken Wadjoe en Boni voortdurend tegenover cultuur kunnen noemen.
elkaar hebben gestaan. De confederatie wordt be- De tweede of gematigde zone omvat de berg-
stuurd door een Doeloeng als palili of vasal van hellingen op eene hoogte van 2000 tot 4500 voet
Boni, bijgestaan door een raad of ada, waarin de boven den zeespiegel. Hare uitgestrektheid zal
Hoofden der zeven landschappen zitting hebben. nauw een vijftigste van de heete zone bedragen;
Zooals de titel Doeloeng reeds aanduidt, is het de tot haar behoorende bodem is bijna overal
Hoofd der Pitoempanoea een der voornaamste aan- sterk hellend en met eene zeer vruchtbare, door
voerders in den oorlog. Als zoodanig heeft hij aan verweering der vulkanische gesteenten ontstane
het Bonische hof een gelijke rang als de Doeloeng laag aarde bedekt. Daar waar nog niet de cultuur
van I.amoeroe, die tot de palili paseadjengang be- van koffie, kma, thee, enz. de plaats der bosschen
hoort, dus zich tot Boni verhoudt als een vriend, heeft ingenomen, is het terrein dezer tweede zone
aanverwant of bondgenoot, zoodat de invloed van bijira geheel met oorspronkelijke wouden bedekt;
het Bonische bestuur in dat landschap weinig te be- naar de cultuurgewassen kan men haar de zone
teekenen heeft, en de verplichtingen van den Doe- der koffiecultuur noemen.
loeng zich bepalen tot bijstand in den oorlog, het op De derde of koele zone reikt van de hoogte
bepaalde tijden verschijnen ten hove en het deelne- van 4500 tot die van 7500 voet. De bodem be-
men aan door den Vorst van Boni te geven feesten. staat hier alleen uit de hellingen van vulkanische
Litteratuur: Het Leenvorstendom Boni, door kegels en is zeer vruchtbaar, samengesteld als hij
J. A. Bakkers, Tijdschr. v. h. Bat. Gen. deel XV; is uit verweerde vulkanische gesteenten, vermengd
De Bonische expedities door M. F. 11. Perelaer, met vermolmde overblijfselen der bosschen. In
1872; Zuid-Celebes door P. B. van Staden ten uitgestrektheid bedraagt deze gordel nog geen
Brink, 1884. van die des eersten. Het karakter der
PITOEROEH. District van de contróle-afdee- vegetatie is in 't algemeen dat van schaduwrijke,
ling, het regentschap en de afdeeling Koetoardjo, hoogstammige wouden, eene gewijzigde voortzet-
residentie Bagelen; met eene oppervlakte van ting van die in den vorigen gordel.
8455,08 hectaren. Het district telt 89 desa's. De vierde of koude zone strekt zich uit van
PITRAH. Zie MOHAMMEDANISME, Dl. 11, 7500 tot 10.000 voet en omvat het bovendeel der
bl. 546. hellingen en de toppen van een twintigtal bergen.
PITTA. AVES, PASSERIFORMES, PASSE- De bodem is bedekt met lavabrokken, zand en
RES, Piltidae. Zie SINTAU. gruis; de verweering heeft zeer langzaam plaats.
PITTE-WONNO. Zie AJAM. De rijkdom der flora is in deze koude gewesten
PLABOEAN. District van de contróle-afdee- zeer verminderd en de gansche vegetatie bestaat
ling Tjitjoeroeg, regentschap Tjiandjoer, afdecling voor een groot deel uit aan Europa eigene ge-
Soekaboemi, residentie Preanger regentschappen ; slachten. (Vgl. Junghuhn, Java, 2e dr. 1850, I,
met eene oppervlakte van 81.144,94 hectaren. bl. 202 v.;'Veth, Java, I, bl. 134 v.).
Het district telt 14 de PLANTENNAMEN Planten kunnen op tweeër-
PLACOBRANCHUS HASSELTII. Zie GAS- lei wijze worden aangeduid, nl. met de wetenschap-
TEROPODEN. pelijke en met de inlandsche namen. Eerstgenoemde
PLANTENNAMEN. 267

namen hebben het voordeel dat zij streng systema- beteekenis en behoeft slechts eene taalkundige
tisch zijn, d. i. geslacht en soort aanwijzen, dus de revisie om voor het heden bruikbaar te zijn, te
plaats van elk gewas in het plantenstelsel, en dat meer daar Rumphius van bijna alle door hem ge-
zij door de geleerden van alle landen begrepen noemde namen de controle mogelijk maakt door
worden; zij hebben het nadeel, dat zij nog al eens zijne beschrijvingen en afbeeldingen, welke gemak-
door nieuwe namen (synoniemen) vervangen wor- kelijk met de tegenwoordige systematiek in ver-
den (zoo vaak nl. als de inzichten der botanici over band gebracht kunnen worden, gelijk destij ds (1864)
de verwantschap der plant wijzigingen ondergaan), reeds geschied is in Hasskarl's Clavis Rumphiana
en dat zij lang, alsmede lastig te onthouden en (zie Dl. I, bl. 274 en Dl. 11, bl. 24)
moeilijk correct uittespreken zijn, vooral voor de Na Rumphius is onze kennis der plantennamen
velen, die niet de Latijnsche of Grieksche naams- lang stationair gebleven, evenals trouwens de ken-
afleiding kennen en daarbij ook ongeoefend zijn nis der planten zelve. (Van de Moluksche flora
in de botanische kunstwoordenleer. Als leiddraad was men, het zij tot Neerland's schande gezegd,
voor deze systematische plantennamen geldt tegen- voor twee eeuwen beter op de hoogte dan thans!)
woordig algemeen de Index K e wen sis (zie Dl. De meeste auteurs, die zich in deze eeuw met de
11, bl. 219). Bij alle in deze Encyclopaidie ver- Indische flora hebben beziggehouden (zie BOTA-
melde Indische planten zijn de namen volledig NISCHE LITTERATUUR, Dl. I, bl. 270) ver-
medegedeeld; bepaaldelijk is achter hen steeds zamelden ook inlandsche namen, meer of minder
ook vermeld de naam van den auteur, eene bij- juist, naarmate hun taalgevoel zuiverder en hun
voeging die noodwendig moet geacht worden, daar kennis der inlandsche huishouding grooter was;
soms twee of drie soorten van planten door ver- dikwijls waren beide echter uiterst gebrekkig en
schillende auteurs met denzelfden naam aangeduid zoo zijn een groot aantal onjuiste of slecht ver-
zijn, en voorts, omdat de auteursnaam tevens eene stane inlandsche namen in de botanische littera-
vingerwijzing geeft, waar en wanneer de plant tuur opgenomen. Hoofdzakelijk hebben de plant-
door hem beschreven is. De namen der tweede kundigen hun arbeid tot Java beperkt. Door de
categorie, de inlandsche plantennamen, zijn voor werkzaamheden aan den Buitenzorgschen tuin zijn
het practisch gebruik in Indië van veel meer be- daar vooral de Soendaneesche namen goed hekend
teekenis dan de Latijnsche namen, aangezien de geworden; de catalogus van 's Lands Plantentuin
Europeaan gewoonlijk in plantenkennis verreweg (al van 1866 dateerend) bevat een zeer onvolle-
de mindere is van den inlander, en hij door dezen dige doch vrij nauwkeurige lijst van Soendanee-
moet worden onderricht aangaande den aard en sche plantennamen. Allengs werden bij den voort-
de eigenschappen der planten zijner omgeving. gang der Indische taalstudiën ook een groot aan-
Het aantal Indische plantennamen is aanzienlijk, tal plantennamen door de lexicographen bijeen-
wellicht meer dan 100.000, daar vooral de ge- gebracht, meest echter zonder botanische kennis,
kweekte gewassen, alsmede hunne onderdeden, in zoodat het dan onmogelijk is uittemaken, welke
verschillende stadiën van ontwikkeling zelfs, namen soort met een bepaalden inlandschen naam be-
hebben in elk der vele Indische talen en dialec- doeld is: feitelijk behoort bij iederen nieuwen in-
ten. Dit ongemeen groot aantal inlandsche namen landschen naam een gedroogd takje (herbarium)
bewijst zoowel den rijkdom der Indische flora als der plant als bewijsstuk. Eene poging, om alle
het goede waarnemingsvermogen van Indische vol- namen („rijp en groen") in een „Plantkundig
ken ; immers alleen dan ontvangt eene plant een Woordenboek van N.-Indië" te vereenigen, werd
inlandschen naam, indien zij door haar nut, vorm, in 1876 verricht door G. J. Filet; van dit boek
kleur, reuk, in bijzondere mate de aandacht heeft verscheen in 1888 eene slechts weinig verbeterde
kunnen trekken. Opmerkelijk is, dat de inlander 2e uitgave, die 9283 namen aanwijst. Eene ap-
ook vele namen heeft voor plantengeslachten en preciatie van dit feitelijk zeer gebrekkige botani-
voor grootere groepen, die z. i. gelijkenis en ver- sche woordenboek (Filet was nagenoeg leek en
wantschap vertoonen; over dergelijke „generieke" op botanisch èn op linguïstisch terrein en hij heeft
namen schreef Prof. P. J. Veth in de inleiding ook niet eenmaal het kruidboek van Rumphius ge-
van de Bijdragen tot de kennis der flora van Mid- kend) is al gegeven in deze Encycloptcdie (Dl. I,
dcn-Sumatra (Sum.-Exped. IV, 11, bl. 9—15). bl. 277). Het bock is algemeen verspreid, omdat
Onze kennis dier namen vangt aan hij G. E. Rum- het handig en beknopt is en vooral, omdat dit het
phius (1627—1702), bij dien uitnemenden natuur- eenige werk van dien aard is in onze Indische
onderzoeker, wiens invloed zelfs na twee eeuwen litteratuur. Een aantal gegevens over Indische
nog zóó groot en zóó onmiddellijk is, dat het plantennamen zijn bijeengebracht in het Koloniaal
soms schijnt alsof hij nog rondwandelt, leerende Museum te Haarlem; deze instelling bezit ook
van de Indische planten en dieren, en opwekkend een door 11. Doeff bewerkt register der Rum-
tot nader onderzoek der landen van de Oost- phiaansche namen, met vele aanvullingen. Verre-
Indische Compagnie. Hij heeft in het „Amboinsch weg het meest is op dit gebied gearbeid door den
Kruidboek" den grondslag gegeven voor het ver- oud-resident F. S. A. De Clercq, die zich sints
zamelen der inlandsche plantennamen, en wel van jaren met de studie der Indische plantennamen
de twee groepen, nl. de in den geheelen archipel bezighoudt, en daarvan thans eene breed opge-
voor cultuurplanten en landbouwproducten gang- vatte bewerking heeft ondernomen. Voor de namen
bare algemeene namen (meestal Maleisch), en het der geslachten (niet der soorten !) der boomen van
veel grooter getal locale namen. Rumphius ver- Java is in 1894 nog een woordenboek verschenen
meldt deze laatste voornamelijk van de Molukken; van den houtvester S. H. Koorders (zie 1)1. 1,
namen van Java en Bali geeft hij in geringer getal, bl. 277 en Dl. 11, bl. 289), accuraat bewerkt doch
die van Sumatra en Borneo bijna niet. Het aantal onpractisch ingericht; het bevat ook eene inlei-
Rumphiaansche plantennamen kan op 8000 geschat ding over de waarde van de inlandsche namen.
worden; er zijn daaronder in onbruik geraakte Vele Ned.-Indische namen zijn opgenomen in de
namen en zelfs van uitgeroeide volken (Banda), zeer degelijke „Index to the native and scientifie
doch verreweg het grootste gedeelte is nog van names of Indian and other Eastern Economie
268 PLANTENNAMEN. — PLANTENSTOFFEN.
Plants and Products, by J. Forbes Watson, 1866", toxicologie van Lewin (2 e uitg. 1897), Kobert,
in welk werk bij iederen inlandschen naam de e. a. Voor verschillende groepen plantenstoffen zijn
auteur is genoemd, door wien die naam het eerst in de laatste jarenafzonderlijke werken verschenen,
is vermeld. Eene mede voor ons gebied zeer bruik- zoo over alkaloïden van Guareschi en Kunz-Krausc
bare 3000 namen tellende lijst: Malay Plant Names, (1899), over glukosieden van Van Rijn (1900), over
by H. N. Ridley, verscheen te Singapore in 1897 vluchtige oliën vanGildemeisteru. Hoffmann(iB9g),
(Journ. Straits Branch R. As. Soc. XXX). Voor over vette oliën van Schaedler (1897), over suikers
de plantennamen der Filippijnen, die in vele ge- van Von Lippmann (1895), over celstoffen van Cross
vallen tot controle van in onze bezittingen ge- a. Bevan (1895), over eiwitstoffen van Cohnheim
bruikelijke namen kunnen dienen (zie Dl. I, bl. (1900), over harsen van Tschirch (1900), over looi-
559), bestaat geen afzonderlijk woordenboek. stoffen van Trimble (1894), over kleurstoffen van
Litteratuur: Behalve de in den tekst aange- Rupc (1900), over getah-pertja van Obach (1898)
wezen werken, bevatten opmerkingen over den enz. Veelal moet de onderzoeker echter voorlichting
aard en het gebruik van inlandsche plantennamen: zoeken in de speciale tijdschriften, in chemische
Junghuhn, Java; Veth, Java, I, bl. 483; R. 11. woordenboeken of in dissertaties, en nog vaker
C. C. Scheller, in Tijdschr. v. h. Bat. Gen. XXV, moet hij bij het onderzoek van plantenstoffen zijn
bl. 319; A. 11. Berkhout, in Tijdschr. v. Nijv. en eigen weg vinden.
Landb. in N.-1., XXXVII, bl. 355; A. G. Vorder- Wat nu betreft de Indische plantenstoffen, zoo
man, in Nat. Tijdschr. v. N.-I. LIX, bl. 140; als- is bereids in een tweetal opstellen dezer Ëncy-
mede eenige opstellen in Teysmannia (11, bl. 170; clopasdie medegedeeld, welke litteratuur daarover
111, bl. 391; IV, bl. 23, 327; V, bl. 52). Voor bestaat, en in welke opzichten deze studie samen-
het gebruik van Indische plantennamen als plaats- hangt met de algemeene plantenkunde en met de
namen, zie Ind. Gids, Dec. 1900. geneeskunde, nl. in de opstellen BOTANISCHE
PLANTENSTOFFEN. Uit den aard der zaak LITTERATUUR (Dl. I, bl. 270) en GENEES-
zal men in deze Indische Encyclopa-die slechts MIDDELEN (Dl. I, bl. 556). Het stelselmatig
eene opgave verwachten van die plantenstoffen, onderzoek dier stoffen is in Indië eerst aange-
welke uitsluitend of voornamelijk uit Ned.-Indische vangen in 1888, toen bij 's Lands Plantentuin te
planten worden bereid, dan wel, die voor Indië 'Buitenzorg een chcmisch-pharmacologisch labora-
van bijzonder belang zijn. Voor zooverre deze laat- torium werd opgericht. In die „Mededeelingen"
sten met landbouw, handel en nijverheid samen- van genoemden tuin, welke van dit laboratorium zijn
hangen, zijn zij in afzonderlijke opstellen meer uitgegaan, nl. in de nrs. VII, X, XIII, XVIII, XX V,
uitvoerig behandeld, zoo de gommen, harsen, in- XXIX en XXXI, vindt men" alle nieuwere phyto-
digo en andere kleurstoffen, kma- en opiumalka- chemische gegevens uit Indië bijeen. In Greshoff's
loïden, koffiebestanddeelen, looistoffen, vluchtige „Ind. Nuttige Planten" (1894 —1900) is de chemie
en vette oliën, suiker enz. Voor plantenstoffen als van een 50tal der belangrijkste gewassen geschetst.
voedsel raadplege men het artikel VOEDINGS- Hoewel tegenwoordig het onderzoek van planten-
MIDDELEN in dit werk. In de hier volgende stoffen ook in Nederland meer de belangstelling
tabel zijn bij voorkeur die Indische plantenstoffen wekt dan vroeger, zijn op dit gebied toch nog
opgesomd, welke de typische bestanddeelen zijn slechts de eerste schreden gezet en is onze phyto-
van planten onzer koloniale flora, voor zooverre chemische kennis der tropische plantenwereld nog
deze reeds chemisch onderzocht is. Bij iedere zeer onvolledig, gelijk ook uit de hier volgende
plantenstof is eene zoo kort mogelijk geformu- opsomming kan blijken, daar van vele belangrijke
leerde beschrijving gegeven van den aard en de geneeskrachtige en giftige gewassen, ja zelfs van
samenstelling; bijzonderheden over de stamplan- geheele Indische plantenfamiliën, nog geen enkele
ten en haar nuttig gebruik zoeke men in de af- scheikundige analyse bestaat.
zonderlijke artikelen, welke in deze Encyclopedie Abrine (J eg uiri ti ne). Giftige eiwitstof
aan de voornaamste Indische planten zijn gewijd. (phytalbumose) uit de zaden van Abrus prccalo-
De methoden, waarop chemische stoffen uit plan- rius L. Uiterst giftig, doch alleen indien zij direct

.
tendeelen worden afgescheiden, zijn toch eigenlijk in het bloed gebracht wordt. Inspuiting van 1
alleen toetepassen door de in dergelijk onderzoek mgr. is voor een mensch doodelijk.
geoefende scheikundigen, en zij behoeven hier Acaciine. Giftig alkaloïd uit den bast van
dus niet uiteengezet te worden. Eene goede Acacia tcnerrima Jut/gli.
handleiding voor die bereiding ontbreekt, juist Aceton (Dimethylketon). Vluchtige vloei-
omdat de phytochemischc analyses zeer varieeren stof, o. a. bij destillatie van sommige plantendee-
en geenszins zoo stelselmatig toetepassen zijn, len verkregen. Form. CjHjO; Kp. 580
als de scheiding van mineralen b. v. Eenige Acorine. Bitterstof in den wortelstok van Aco-
algemeene onderzoekingsmethoden vindt men in rus Calamus L. Form. C3(l H 6n O 0?; Sp. 97°.
een geschrift van wijlen Prof. G. Dragendorff, Ac se ui in e. Fluoresceerend glukosied in Acs-
„Die qualitative und quantitative Analyse von culus en verschillende andere planten (LLxmcno-
Pflanzen und Pflanzentheilen", 1882. Het beste dictyon, Gclscmium). Form.C 15 H|c09 ; Sp. i6o°(r).
handboek over plantenstoffen, echter reeds sterk Splitshaar in suiker en aesculetine (C<jll (i o 4 :
verouderd, is dat van A. en Th. Husemann en
A. Hilger, „Die Pflanzenstoffe in chemischer, phy-
:
Sp. 270°). Eene oplossing 1 1.000.000 vertoont
nog zwak blauwe fluorescentie. Tegen malaria aan-
siologischer, pharmakologischer und toxikologischer bevolen.
Hinsicht", 1882. Een kleine „Dictionary of the A 1angi i n e. Bitter alkaloïd uit den bast van
active principles of plants", door C. E. Sohn, Alangium, fam. Comr
verscheen in 1894. Eenige nieuwere gegevens over Albumine's (Albuminoïden , Proteï-
geneeskrachtige plantenstoffen vindt men in de den). Eiwitstoffen, zoowel van dierlijke als van
werken van Dragendorff („Die Heilpflanzen", 1898) plantaardige herkomst. Zij zijn alle stikstofhou-
en Hartwich („Die neven Arzneidrogen", 1897); dend, in koud water oplosbaar, doch bij verhitting
over plantaardige vergiften in de handboeken der tot 60 a Bo° onoplosbaar wordend (gestremd of
PLANTENSTOFFEN. 269

gecoaguleerd eiwit). De eiwitstoffen worden in


verschillende groepen verdeeld. Zie verder bij
VOEDINGSMIDDELEN.
Alen rit inez.u u r. Kristallijn zuur uit lak (zie
Dl. 11, bl. 345 — niet uit Aleurites !). Form.
den. Form. C 4H6 05 ; Sp. ioo°.
Ara b inezu ur. Koolhydraat in Arabische en

.
in onrijp ooft, deels vrij, deels aan kalk gebon-

andere in water oplosbare gomsoorten, deels als kalk-


en kali-zout aanwezig. Form. C, 2 1I2J olt.0lt Levert bij
inwerking van verdunde zuren de kristallijne zg.

.
C,3H26 04; Sp. 102°.
Alizarine (Dioxy anthrach inon). Oranje- gomsuiker of arabinose (C 5 H,o 0 5).
roode kristallijne stof, gebonden en ook vrij voor- A r a c h i n e z u u r. Kristallijn vetzuur uit Arachis-
komende in meekrap, mangkocdoe en chaywortcl. olie (zie Dl. 11, bl. 204 en 111, bl. 70) e. a. oliën.
.
Form. Cl 4H8 04 ; Sp. 290 0 Ook andere anlhra-
chinon-verbindingen komen in genoemde verfplan-
Form. Sp. 75°.
Arbutine. Kristallijn glukosied uit de blade-
ten voor, o. a. purpurine (= trioxyanthrachinon, ren van Arbutus en andere Ericncenc. Form.
Cl 4H8 05 ; Sp. 253 0 ). C|g Hm osj; Sp. 1880 Splitsbaar in suiker en hy-
Allylver bindingen. Reeks van onverza- drochinon. Naast arbutine komt in deze planten
digde verbindingen, de atoomgroep Csj H 5 bevat- ook methylarbutine voor Sp. 175°).
tend. Zij komen meest, gebonden tot glukosieden, Arecoline. Vluchtig vloeibaar alkaloïd uit de
voor in de Crucifcren, Capparidceën en verschil- zaden van Arcca Cnlecku L. Form. CB H| 3 N02 ;
lende andere planten; o. a. in papaya-zaad. Ertoe Kp. 209. De betelnoten bevatten bovendien nog
behoort bijv. de zwavelhoudende mosterdolie. eenige kristallijne alkaloïden, als Arecaïne
Aloïne. Kristallijne geelgekleurde bitterslof uit (C: H„ N0 2 ; Sp. 213°), Arecaïdine (C, IL, NOa ;
Aloë-soorleß. Form. C, 6 H ]6O,; Sp. 1470 Genees-.
krachtig (drastisch); staat in verband met emodine.
Sp. 223°) en Guvacine (C6 H„NO 2 ; Sp. 271 0 ).
Aristolochin e. Kristallijne giftige bitterstof

.
Alphonseïne. Kristallijn giftig alkaloïd uit uit verschillende Aristolockia-sooiten. Form.
bladen en bast van Alphonseu, fam. Aiiou-, C„H„Nj,Ots ?
Alstonine (Chlorogenine). Alkaloïd uit Artarine. Alkaloïd in den bast van Zanthoxy-
de basten van verschillende soorten van Alstoiiiu. /«wn-soorten. Form. C 2l H.2 j N04 ; Sp. 240°.
Form. C2] H 2O N2 O4 ; Sp. igs°. Koortswerend. Asparagine. Kristallijne neutrale stof(amide)
Andere alkaloïden uit dit geslacht zijn: Ditamine in vele, vooral kiemende, planten aanwezig. Form.
(C|6 H|O NO 3 ; Sp. 75°), Echitamine of Ditaïne C4 H8N 203
(C 22 II 28 N 204 ; Sp. 2060 ), Porphyrine of Alsto- Assamine. Giftig glukosied (saponine) uit de
nicine (C 2, H25 N3ü3 ; Sp. g7°) enz. zaden van Assamthee. Form. C lB H 8 0|o? Deze
Amygdaline. Glukosied uit de bittere aman- zaden bevatten nog eene andere soortgelijke stof:
delen en uit de zaden van verwante Pomaccae, ook Assamzuur.
in andere gewassen (o. a. Gymnema, Sloanea, Pha- Atropine. Zeer giftig alkaloïd in eenige Sola-
.
scolus). Form. C 2O II21 N0,,; Sp. 120 0 Geeft bij nncene,o.a. in AtropnenDntura. Form. C n Ii23 N0 3 ;
.

.
splitsing door emulsine suiker, benzaldehyd en Sp. 1160 Sterkwerkend geneesmiddel, o.a. in de
de uiterst giftige cyaanwaterstof (blauwzuur). oogheelkunst gebruikt ter pupilvernauwiug.
Amyrine. Kristallijne stof uit de elemi-hars, Aurantiamarine. Bitter glukosied uit de
van Cnnnrium. Form. C3O H 5O O; Sp. ig3u (ez) vruchtschillen van Citrus. Form. C2 3
en iBi°(/3). Basso tin e. Koolhydraat uit Tragacanth en
Anacardiumzuur. Kristallijn zuur, naast andere in water onoplosbare gomsoorten. Form.
cardol aanwezig in de vruchtschil van Anacnrdium Ce H lO 0 5
en andere scherpe planten derzelfde familie. Form. Bebee r i n e (B ibi r i n e). Alkaloïd in verschil-
C44 HO4 O,; Sp. 26°. lende plantenfamiliën aangetroffen, o. a. in Laur'nceae
Ancis trocladin e. Kristallijn giftig alkaloïd (Nectandra e. a.). Identisch met Buxine en Pelosine.
uit den bast van Ancistrocladus Vuhlii, fam. Pit-
tosporaceae.
.
Form. ClB Hj|N03 ; Sp. 1800 Koortsmiddel.
Benzoëzuur („Flores benzo ës"). Kristal-
Andrographid. Kristallijne bitterstofuitAn- lijn zuur, o. a. door sublimatie verkrijgbaar uit ben-
drogiaphis panieu/ata Nees. Form. Cl5II21 04
Andromedotoxine(Asebotoxine). Uiterst
. zoë en eenige andere harsen. Form. C-t H 602 ; Sp.
.
120°; Kp. 2500 Geneesmiddel.

..
giftige bitterstof, in geringe hoeveelheid aanwezig Berberine (Xanthopicrit). Geelgekleurd
in verschillende Ericaceae, als Andromeda, Azalea, bitter alkaloïd, in velerlei planten aanwezig, o. a.
Rhododcndron. Form. Cj| H5l O,0 ; Sp. 229.
Anethol. Kristallijn bestanddeel van anijsolic
in de Berberidaceae. Form. C ïO H n NO 4 ; Sp. 120 3
Geneeskrachtig, niet giftig. Verfstof.
.
en eenige andere oliën uit de familie der I 'mbel- Betaïne (Oxy n eur in e). Kristallijne ongif-

.
liferen. Form. C]O II, 2 O; Sp. 21 0 ; Kp. 232°. tige base in verschillende planten aanwezig. Form.
Anthocyaan. Kleurstof van vele bloemen, C5 H ]3NO3. Smelt na watervcrlics bij 1500
rood in zuur celsap, doch blauw wordend onder Bixine. Kristallijne oranjeroode kleurstof uit
invloed van alkaliën. orlean (Bixn). Form. C2B H34 05 ; Sp. 1890
Antiarine. Zeer giftig kristallijn glukosied Bocconiinc(Sanguinnrine). Kristallijn gif-
(hartgift), uit het melksap van Antiaris toxicaria tig alkaloïd uit de vruchtjes van Bocconia fru-
Leseh. Form. C2l II 4., O 10: Sp. 225 0 Splitsbaar tescens L.
in suiker (antiarose, C6 H l2 05 ) en antiarigenine Bonducid (G uilandinine). Bitterstof uit de
(Csi HjoOjJ Sp. 1800). Voorts bevat het melksap
nog kristallijne hars C2 4 Sp. 173°.
zaden van Guilaudiua Bon,luc I. Form. Cl 4H lfi 05
Borneol. Uit de echte Baros-kamfer, van
.
Api in e. Kristallijn glukosied in sommige i'm- Dryobatanops. Ir orm. C]o H I8 O; Sp. 2030 ; Kp.
bellifercn (Apium, AuthriscusJ. Form. C2l H :(2 0| fl ; 212°. Antisepticuni.
Sp. 228. Geeft bij splitsing suiker en de gele Bornesit. Kristallijn koolhydraat, voorkomende
sublimecrbare stof apigenine (C^HhjOj).
Appelzuur (Oxy barnsteenzuu 1). Kristal-
in Borneo-caoutchouc. Form. C, H, 4 06 ; Sp. 1750
Bornesit is de methyl-verbinding der suikersoort
.
lijn zuur, in het plantenrijk zeer verspreid, vooral Dambose Sp. 2120 ).
270

hout,
(C„H u 08).
..
PLANTENSTOFFEN.

B r a s ili ne. Kristallijne kleurlooze stof uit rood-


van Caesalpinin. F'orm. C]6II 14 05 Gaat
door oxydatie over in de violette kleurstof Brasileïne

Brucine. Alkaloïd in Slrychnos-%ooc\.en (nie t


in Bruccn!) F'orm. C23 H 2(! N204 ; Sp. 1700 Kramp-
wekkend gift evenals strychnine, doch somaal
groene plantendeelen, in alkohol oplosbaar met
fraaie roode fluorescentie. In de bladeren is het
bladgroen gemengd met bladgeel (xanthophyll).
Chloroxyline. Kristallijn alkaloïd uit den
bast van Chloroxylon, fam. Mclincene.
Cholesterine's (Phytosterine's). Kristal-
lijne neutrale stoffen, in verschillende modificaties
zwakker. in het plantenrijk verspreid, aldaar vaak de vette
Buteïne. Glukosied uit de bloemen van Buten oliën vergezellend. Form. van Phytosterine s. s.

.
frondosa. Geeft bij splitsing door zuren de gele C2 6 Sp. 133°-
kleurstof tesu, en ook eene kristallijne stof Choline. Kristallijne ongiftige basische stof,
Cl 5H 14 05 ; Sp. 217°. in geringe hoeveelheid in vele planten aanwezig.
Caffeïne (theïne, methyltheobrom me,
trimethylxanthine). Kristallijne werkzame stof
Form. C 5 H, 5 N02 .
Chrysarobine. Kristallijne neutrale stof uit
(diureïde) in koffie en thee, alsmede in maté,kola,
guarana. Form. CB H, 0 N4 O2 ; Sp. 229 0 Geneesmid-
del en essentieel bestanddeel van alle genoemde
Andira en vermoedelijk ook andere planten der
fam. Leguminosae. Form. CIS H|2 03 ; Sp. 1620
Uitwendig geneesmiddel bij sommige huidziekten.
.
plantaardige genotmiddelen. Geeft bij zuurstofopname:
Calpicarpine. Giftig alkaloïd uit de zaden Chrysophaanzuur (Rheïne). Kristallijne
van Culpicarpum, fam. Apocynaccne. Tetanus- gele stof in senna, rhabarbere.a. p.Form.C 15 H|o04 ;
wekkend.
Capsicine (Capsaicine). Alkaloïd uit de
Sp. 1020 .
Cinnameï'ne. Kristallijne stof, o.a. in Peru-
vruchten van Capsicum nnnuum en andere soor- balsem (Dl. 111, 1,1. 256). Form. Clfi H 14 02 ; Sp.
ten van dat geslacht, hetwelk ook nog scherpe har-
sige stoffen bevat. F'orm. C| 8 II 28 N03 ; Sp.630 . 390 ; Kp. 3200 .
Citral. Welriekend aldehyd uit citroen-oliën.
Cardol. Blaartrekkende olieachtige vloeistof uit
den vruchtwand van Anacardium. F'orm. C2I HjfjOj. (Dl. I, bl. 600).
.
Form. C| o H| 6 O; Kp. 2280 Ook in gras-oliën

Dit heet „cardol vesicans" in tegenstelling met Citroenzuur. Kristallijn zuur in citroenen
„cardol pruriens" uit Semccarpus. en vele andere vruchten. Form. Cc H 8 O,; Sp. 153°.

.
Carotine. Oranjegele kleurstof uit den wortel Cocaïne (Ben zoy lmethy lecgonin e). Uit
van Daucus Carotu, in meerdere modificaties zeer de bladeren van Erythroxylon Coca e. a. s. Form.
verspreid in het plantenrijk. De carotine's zijn C] 7H2 |N0 4 ; Sp. gB°. Geneesmiddel, plaatselijk
phytosterine-esters van verschillende vetzuren. gevoelloos makende. In de Java-coca zijn nog andere
Carpaïne. Bitter kristallijn alkaloïd uit de bla- alkaloïden, eveneens verbindingen van ecgonine
deren van Carica Papuya L. Form. Cl4H25 N0 2 ; (C 9 H,5 N03 ; Sp. 205 0 ), o.a. Cinpamylcocaïne (cin-
.

.
Sp. 1210 Hartgift. namylmethylecgoninc) C ] 9H 23 N04 ; Sp. 1210
Carposid. Kristallijn ongiftig glukosied, naast Coclaurine. Als curare werkend kristallijn
carpaïne voorkomend in papaja-bladeren.
Carthamine. Kristallijne kleurstof uit de
,
bloemen van Carthamus (saffloer). F'orm. C) 4H |r Osj.
alkaloïd uit bast en bladeren van Cocculus lauri-
folius DC.
Colchicine. Giftig alkaloïd uit Colchicum,

.
Caryophylline. Kamferachtige kristallijne vermoedelijk ook in verwante planten (Liliaccae)
stof in kruidnagels. F'orm. C2O H32 O2 ; Sp. 285 0
Castilloïd. Kristallijne bitterstof uit de zaden
aanwezig. Form.
geneesmiddel.
.
Sp. 1540 Heroïsch

Colocynthine. Bitter en drastisch glukosied

.
van Castillon elasticn Cerv.
Catechine (Catechuzuur). Kristallijne uit Colocyntkis, vermoedelijk ook in verwante
samentrekkende stof in de gele catechu, van Un- planten uit de familie der Cucurbitaceae aanwe-
caria. Form. C 2, H2 9 Sp. 2170 .
zig. Form. C 5O HB4 ()23 Wordt door verdunde zuren

.
Cathartinezuur. Glukosied, als calcium- en gesplitst in suiker en colocyntheïne.
magnesium-zout aanwezig in debladeren van Cnssia Coniine. Giftig vloeibaar en vluchtig alkaloïd
(senna) en Mimosu. Geeft bij splitsing suiker en uit Coniu 111, wellicht ook in eenige andere Umbellife-
rae. Form. CB H,7,N; Kp. 166 Nog andere alkaloï-
0
cathartogeenzuur.

.
Cerberinc (Cerberid). Kristallijne giftige den zijn in deze plant aanwezig, o. a. de kristallijne
stof (toxinc) uit de zaden van Cerbern Odollnm ,
Conhydrine (CB H„ NO; Sp. 127 Kp. 226 ).
0 0

Ham. F'orm. C2 71 Sp. 1910 Sterk hartgift. Crotonid. Uiterst scherpe harsige stof uit de
Cerine's (Cerotinc's). Groep van kristal- bladeren van Tiglium. Uit de blaartrekkende olie is
lijne stoffen van wasachtigen aard (hoogmoleku-
laire alkoholen), zeer verspreid in het plantenrijk,
afgescheiden eene hars ClB H ]8 ()4 ; Sp. 900
Cubebine. Kristallijne bitterstof uit Cubeba
.
bijvoorb. in kinabast de Cinchocerine (cinchol) (staartpeper). Form. C, 0 H 10 O3 ; Sp. I25 0
-
Q2O U34 O; Sp. I3g 3 Gelijken op phytosterine's. Cumarine (Tonka-kamfer). Kristallijne

.
Chavicol. Phenolachtig bestanddeel van sirih- riekstof in een groot aantal planten. Form. C9 He 02 ;
olie, van Chnvicn (Piper). F'orm. C, H )0 O; Kp.
. .
Sp. 67 0 ; Kp. 2900 Parfum. (Zie Dl. 111, bl. 64).

.
2400 Sterk antiseptisch. Curanginc. Bitter glukosied in het kruid van
Chinine, cinchonine, chinidine, cin- Cmanga amara Juss. Form. C 4B H)sj Ojj ; Sp. 172°.
chonidine. Zie over deze alkaloïden het arti- Geeft bij splitsing curangenine (C 3O H4l O,; Sp.
kel KINA in deze Encyclopaedie. 132 ) en suikers (rhamnose en glukose).
Chinovine. Glukosiedische kristallijne bitter-* Curcu m i n e. Kristallijne oranjegele kleurstof
stof in Calisaya-kina en sommige andere planten. uit Curcuma. Form. C2l HM 06 ; Sp. 1830
Form. C3O H 4B 08 Splitsbaar in suiker (chinovose, Cyaanwaterstof (Blauwzuur). Uiterst
,
C0 H )2O s zijnde eene methylpentose, isomeer met giftig vluchtig bestanddeel van vele Indische phin-
rhamnose en fucose) en chinovazuur (C32 H 4B Oj ?) ten (zie o. a. Pangium !), meest als glukosied (amyg-
Chlorophyll (Bladgroen). Kleurstof van daline e. a.) aanwezig. Form. CN H; Kp. 260 .
.
PLANTENSTOFFEN. 271

Cycleïne. Op buxine (bibirine) gelijkend cytisine gelijkend, uit den bast van Erythriun
alkaloïd uit Cyelea (fam. Menispermnccnc). (Stenotropis) Brotcroi Hnssk.
Cymol (Me thy 1 p ropylbenzol). Koolwa- Eugenol. Sterkriekend vloeibaar bestanddeel
terstof in vele aetherische oliën. F'orm. C, O H, 4 ; van kruidnagelolie, kaneélbladerenolie enz. Form.
Kp. 1750
v
Cytisine. Kristallijn alkaloïd uit Cytisus( Gou-
.
ClO H 12 O2 ; Kp. 253 0 Zie Dl. 111, bl. 4.
Eu p hor bon. Scherpe harsige stof, zeer ver-
den regen") en verschillende andere Papilionacene, spreid in het geslacht Euphorbia. Form. C2O H36 O ;
als Vlex, Sophora, Euckrcsta; redenen waarom Sp. 67°.
het ook als ulexine, sophorine, euchrestine, be- Euxanthinezuur. Kristallijn geel zuur, waar-
schreven is. Form. C,, II 14 N2 0; Sp. 1530 Zeer
giftig.
. van het magncsiumzout voorkomt in Indisch geel
en dat vermoedelijk gevormd wordt uit een eigen
Daphni p h y 11 in e. Hartspierverlammend alka- bestanddeel van manga-bladeren. F'orm. C, g ;
loïd uit de zaden van Daphnipkyllum bancanum Sp- 1 57°- Dit zuur is splitsbaar in glycuronzuur
Kurz, fam. Euphorbiaceae. (*--6 Ii 10 O,) en euxanthon (C 13 H8 04 ; Sp. 2400 ).
Filixzuur (Filicine). Kristallijne stof in de
.
Datiscine. Kristallijn glukosied uit Datisca.
F'orm. C2I H 24 0,i; Sp. 1900 Geeft bij splitsing
isodulciet (rhamnose) en de gele kleurstof Datisce-
wortels van sommige varens. Form. C| 4 H|(jo s ;
Sp. 1800 .
tine (C 15 n 12 06 ; Sp. 237 ). Flemmingid. Kristallijne oranje kleurstof uit
de peulen van Fleiumiugia. Form. C l
Daturine (= Hy oscy am in e). Alkaloïd uit 2HI203 ;

.
Datum, fam. Solannceae. Form. Cn H23 N0; Sp. 172\
Sp. 1060 .
Derrid. Giftige stof (toxine) uit den wortel
Fraxine. Kristallijn glukosied uit den bast
van l'iaxiiius en andere planten. Form. C| C H|B o,o;
van Derris elliplica Benth. Form. C3l H 3(,O iri; Sp. 320°. Geeft bij splitsing suiker en fraxetine
.
Sp. 73 0 Voor visschen doodelijk in eene verdun-
ning van 1 d. derrid op 5 millioen d. water. Derrid-
(C 10 H 8 O5 ; Sp. 2270 ).
Galluszuur (Trioxy benzoëzuur). Kris-

.
achtige lichamen komen in vele vischvergiften der- tallijn zuur, dat de looistof vergezelt in thee,
zelfde familie (Pupi/ionaceaeJ voor. dividivi, granaatbast enz. F'orm. C, H 605 ; 5p.2300
Digitalinc (beter: Digitoxine). Giftig Gambogiazuur. Gele harsige kleurstof van
kristallijn glukosied uit de bladeren van Digilalis
(vingerhoedskruid). F'orm. C4 9 Sp. 2430 . .
guttegom. Form. C 2O H 24 04 Zie Dl. I, bl. 619.
O nul theri ne. Kristallijn glukosied van Gaul-
Splitsbaar in suiker en digitogenine (C) 5H24 03 ). theria en eenige andere planten (o. a. Spiraca,
Deze plant bevat nog andere giftige bestanddeelen Polygala). Form. C, 4 11]8 08 Geeft bij splitsing
en de „digitaline" verschilt zeer in sterkte al naar door verdunde zuren, of door het in de plant aan-
de wijze van bereiding en graad van zuiverheid. wezige ferment gaultherase, suiker en methylsali-
Deze stof is de type der sterkweikende genees- cylaat. (Dl. 11, bl. 5 3).
middelen uit de „digitalis-groep", die voornamelijk Gel se min e. Giftig kristallijn alkaloïd in den
op het hart werken, en waartoe van Indische plan- wortel van Gelsemium-sootten, fam. Loganiaceae.
tenstoffen behooren bestanddeelen van Antiaris,
Cerbera, Ncrium, Vinea e. a.
Form. C 24 Sp. 45 0 .
Glukose (Dextrose). Druivensuiker; zeer
Dioscorine. Kristallijn giftig alkaloïd uit de verspreid in het plantenrijk, o. a. in vruchten, ook
knollen van Dioscorea hirsuta BL e. a. s. F'orm. als splitsingsproduct van glukosieden. Form.
.
encn H t-2 ofi;0fi ; Sp. 1460

.
CI3 H, 9 N02 ; Sp. 43°-
Dulciet (Melampyriet). Kristallijne zoete O lycyrrhizine. Zoete kristallijne stofinzoet-
stof (zeswaardige alkohol), in verschillende planten houtwortel, v. Glycyrrhiza-soorlen, alsmede in saga-
aanwezig. Form. C 0H )4 O6 ; Sp. 1880 .
Echinopsine. Kristallijn giftig alkaloïd uit
blaadjes, van Abrus. Form. C 44 Sp. 2000
G ossy petine. Glukosiedische gele kleurstof
.
Echiuops, fam. Compositae. F'orm. C n H9 NO;
Sp. 1520 Een phcnylpyridon?
uit de bloemen van Gossypium. F'orm. C]6HI2Og
Gelijkt op quereitrine.
.
Elaeocarpid. Giftige stikstofvrije bitterstof Grumileïne. Giftig kristallijn alkaloïd uit
uit de zaden van Flaeocarpus, fam. FJacocarpaceae. Gruwilca-soorlen, fam. Rubiacene. Sp. 135°.
Ellagen-looizuur. Looizuur, haast andere Gurjunzuur. Kristallijn zuur in gurjunbalsem.
in sommige Indische looimiddelen aanwezig, o. a.
in myrobalanen en dividivi. F'orm.
Form. C 22 Sp. 2200 ; Kp. 2600 .
Gym 11 e 111 azu ur. Uit de bladeren van Gyru-

.
Dit zuur gaat bij verwarming tot lio" over in ncma sylvestris R. Br., wellicht ook andere soorten.
kristallijn Ellagzuur (C I4 H,. Og). Form. C32H55 0 12 ; Sp. 6o°. Geneeskrachtig, neemt
Embeliazuur. Kristallijn oranjekleurig zuur

. .
tijdelijk het smaakgevoel weg.
uit de vruchtjes van Fmbe/ia Ribcs Burin. Form. Gynocardiazuur. Uit de olie van Gynocar-
.
CiB H2B O4 ; Sp. 1420 Geneeskrachtig (lintworm-
drijvend).
dia, vermoedelijk ook
. van andere Pangieuc. Form.
C,4 H24 02; Sp. 30 0 Geneesmiddel bij lepra (?).
F 2me ti ne. Alkaloïd uit braakwortel (Cephaelis). Haemateïne. Roode kleurstof van zg. blauw-
.
,
.
F'orm. C ]s H 22 N0, 2 ; Sp. 70 0 Deze medicijn bevat hout (Hacmaloxy/ou). Form. CI(1 H ]206 Zij ont-
:
alsneven-alkaloïdCephaëline,C 14 H.2.) N()2 Sp.l20 0
Emod i n e ('T rioxymethyl a n t h r a c h i n o n).
staat eerst door oxydatie der kleurlooze kristallijne
Haematoxyline (C lf II I4Ok ; Sp. 120°).
Kristallijne roodgele stof. In vele purgantia (aloë, Hedychiol. Kristallijne stof uit den wortel
senna, rhabarber, frangula) als werkzame stof vrij van Hedychiuiu spicalum Sm., fam. Zingiberaceae.
en gebonden aanwezig in verschillende modifica- Form. CI2 H l403
ties. Form. C 5H ]0 O5 ; Sp. 2230 (uit aloë) en 2500 Helianthzuur. Glukosiedisch looizuur in de
(uit frangula). zaden van Ilelianlhiis. F'orm. Cl4HlB Og
Ericoline. Harsig glukosied uit de bladeren Hernandiine. Alkaloïd uit Hernandin, fam.
van verschillende Ericnceac. F'orm. C34 H 56 021 ? Lauraccae. Ademhalingsgift.
Erythrinine. Giftig alkaloïd, eenigszins op Hesperidine. Bitter glukosied in de vrucht-
.
272 PLANTENSTOFFEN.

.
schillen van Cï/yw-r-soorten. Form. Cia HOO 02 (?); Kinazuur. Kristallijn zuur, als kalkzout voor-
.
Sp. 2500 Geeft bij splitsing suiker (glukose en
rhamnose) en hesperitine (C| 9 Hl60 4 ? Sp. 2250 ).
handen in kma, koffie e. a. p. Form. C 7H 12 (.)6 ;
Sp. 162°.
Hurine. Uiterst scherpe amorphe vluchtige stik- Kinorood. Roode hars uit kino. Form.
stofvrije stof uit het melksap van Hum crepitnns C2B II 2 2 0 M ; Sp.l6s'. Zij ontstaat uit de kleurtooze
.
L. Sp. 22 0 Geeft op de huid eczeem.
Hydrochinon (Paradi oxy ben zo 1).Kristal-
kristallijne kinoïne (C| 4 H ]206 ) door waterverlies.
Koffielooizuur. In koffie en andere plan-
lijne stof, in vrijen toestand en glukosiedisch ge- ten (Strycknos, Ilex). Form. Ci 5 H 18 08 Splits-
bonden aanwezig in de bladeren van verschillende baar in suiker en koflïezuur (dioxykaneelzuur,

.
planten uit de familie der Ericnceae. F'orm. C0H 602 ; C 9H8 04 ; Sp. 2130 ).
Sp. 1690 .
Hymenodictyonine. Kristallijn alkaloïd uit
Kopsiine. Giftig alkaloid uit de zaden en
den bast van Kopsiu, fam. Apocynaceac. F'orm.
den bast van Hymenodyclion-soorten. Form. C 2 2 Sp. 65°.
Sp. 66°. Laevulose (Fructose). Suikersoort naast

.
Hyoscine. Amorph giftig alkaloïd, o.a. in dextrose in vruchten voorkomende en zich van
Datura (vooral in de bloemen). Form. H 2l N 1 )4 deze bij polarisatie onderscheidend door het links-
II y paphorine. Kristallijne stikstofhoudende
giftige stof uit de zaden van Erythrinn (Hypa-
draaiend vermogen. Form. C e H, 2 08 .
Lansiumzuur. Giftig zuur uit de vrucht-
phorusj subumbmns Hassk. F'orm. C| 4 HIB N2 O2
Indigotinc (Indigoblauw) en andere be-
. schil en den bast van Lansium, fam. Meliaceae.
Lapachol. Kristallijne gele kleurstof in hout
standdeelen van indigo, zie Dl. 11, bl. 81. van Bignonia. Form. C IS H, 4 03 ; Sp. 1400
Indikaan (Indoxyl-glukosied). Kristal- Laurotetanine. Kristallijn giftig alkaloïd in
lijn indigo-leverend glukosied uit Indigofera e. a. p. verschillende Indische planten uit de familie der

.
(Polygonum,Phojus). F'orm.C )4 H n NO|?J Sp.ioo'. Lauraccae, o. a. in Tetranthcrn. F'orm. C l9H23 N 05 ;
8
Geeft bij splitsing suiker en indoxyl (C PI, N O),
welke stof op zich zelve het indigo-leverend lichaam
Sp. 134°-
Limonine. Kristallijne bitterstof uit de zaden
is bij weede (Isatis) e. a. p. van Citrus limonum en andere citroen-soorten.
Indol. Kristallijne vluchtige stof, vermoede- F'orm. C 2
Sp. 275.
lijk het riekend bestanddeel der bladeren van Lobeliine. Vloeibaar giftig alkaloïd uit Lo-
Pacderia e.a. p. F'orm. C 8H 7 N; Sp. 52 '; Kp.245 0
Inosiet (Nuciet, Phaseomanniet). Kris-
beliu-soorten. Form. C, B H23 N 02 .
Loganine. Kristallijn glukosied uit het vrucht-
tallijne suikersoort in verschillende planten voor- vleesch van Strycknos. Form. C25 H 34 0, 4 ; Sp. 215.

.
komend. Form. Cb H 12 0(j; Sp. 210°. Looizuur s.s. (Tannine s.s., Digallus-
Inuline (Sinis trine). Koolhydraat uit de
wortels van Inuln en andere composieten. Form.
zuur). Uit galnoten enz. Form. C ]4HlO 09 Ad-
stringent (samentrekkend) geneesmiddel. Er zijn
.
Cc H 10 O5 ; Sp. 160. nog vele andere looizuren, deels glukosiedisch.
Isodulciet (Rhamnose). Koolhydraat, bij Gemeen hebben zij o.a. de eigenschap huid in leder
de splitsing van sommige glukosieden gevormd. te veranderen (eiwitstoffen neerteslaan) en met ijzer-
Form. C,H 1( O0 ; Sp. 93 zouten donkerblauw of -groen te verven (als inkt).
Isotominc. Giftig, op lobeliine gelijkend, al- Lophopetaline (Pseudo-rabelaisine).
kaloïd uit het versche kruid van Isotomn longi- Amorph glukosied uit den bast van Lophopetatum.
filorn Presl. Hartgift.
Jambosine. Kristallijne niet-alkaloïdische stof Lunasiine (Rabelaisine). Giftig alkaloïd
uit denbast van Eugen iafa mbosn.Form. C ]o H l5Nü3; uit den bast van Lunasin of Rubelnisin, fam.
Sp. 77'- Rutaceae.
Javanine. Alkaloïd, bereid uit het amorph Macclayine. Kristallijn glukosied uit de zaden
alkaloïd-mengsel van Javaansche Calisaya-kina. eener Illipe-soort. Form. Cl 7H32 O 10 ? Splitsbaar

.
Kaempferid. Kristallijne gele stof uit den in suiker en macclayetine (Sp. 210 ).
wortelstok van Kacmpfei ia Gulangn (kentjoer). Mangostin e. Kristallijne neutrale gele stof
Form. C 1() H| 2 On ; Sp. 224 \ De galanga-wortel uit de vruchtschillen van Gnrcinin Mnngostnna
bevat ook nog galangine (CisH ]o O s ; Sp. 215 0 ) L. Form. C2O H 22 O5 ; Sp. 173.
en alpinine (Cn H ]2 O s ; Sp. 1730 ). Manniet (Fraxinine). Kristallijne zoete
Kaempferol. Kristallijne vluchtige stof uit stof (zeswaardige alkohol), in een groot aantal
vorenstaande. Form. C, 2 H ]4 03; Sp. 50°. planten (o. a. vooral in Oleacene), ook in lagere
Kamalid (Rottlerine, M allo t oxine). ;
(champignons), aanwezig. Form.C 6 ri I 406 Sp.l65 1

Bitter kristallijn werkzaam bestanddeel van kamrila, Marlcine. Giftig alkaloïd uit de bladeren van
d. z. de klierharen van Roltlcru-wuchtjcs. Form. Marlea, fam. Cornacene. Gelijkt op alangiine.
Qr.i UsoOfli S P- 200 Melksuiker (Lactose). Kristallijne suiker
"-

.
Kamfer (Camphora). Kristallijne stof (stea- uit melk. Zou ook in het plantenrijk voorkomen
ropt) door destillatie gewonnen uit de twijgen van (Achras). Form. Ci2 H 22 0,,; Sp. 205°.
den kamferkancelboom. Form. C lo H| n O ; Sp. 175'; Melodiuine. Giftig alkaloïd uit de zaden van
.

.
Kp. 2040 Melodinus luevigatus BL, fam. Apocynaceac.
Kaneclzuur (Pheny lacry lzuur). Kris- Ment hol. Kristallijn bestanddeel (stearopt) uit
tallijn zuur, uit sommige harsen en vluchtige oliën pepermuntolie en sommige andere aetherische oliën.
te bereiden. Form. C 9H8 02 ; Sp. 1330 ; Kp. 300\ Form. C, 0 H20 0; Sp. 43'; Kp. 212 0
Kickxiine. Giftige eiwitstof in het melksap Methylalkohol. Bij destillatie van verscha-
van Kickxia (fam. Apocynnceae). lende plantendeelen optredend en daarbij vermoe-
Kinarood. Amorphe stof, door oxydatie van delijk uit meer samengestelde stoffen ontstaande.
kina-looizuur gevormd. F'orm. C 2B H22 Ó]4 Zij is Form. C II 4 O ; Kp. 66°.
de oorzaak dat versch geschilde kina-bast aan de M e thy lsalicylaa t. Zie deze F'ncycl. Dl. 11,
lucht onmiddellijk een bruinroode kleur aanneemt. bl. 503.
PLANTENSTOFFEN. 273

Mierenzuur. Vluchtig zuur, ook bij destillatie Papayotine (rapaïne). Gestremd-eiwit en


van sommige plantendeelen optredend. Form. fibrine oplossend ferment (plantaardig pepsine)
CHjO,; Kp. 99°. uit het Papaja-melksap. Geneesmiddel.
Morindine. Kristallijne gele kleurstof uit Pelletierine (Punicine). Giftig alkaloïd
Morinda citrifolia L. Form. C26 H2B 0 14; Sp. 245°. uit den bast van Punica Granatum L. F'orm.
Gelijkt op ruberythrinezuur. Door sublimatie van C 8H 15 NO; Kp. 195°. Nog andere alkaloïden zijn
morindine ontstaat de ook reeds in de plant voor- uit granaatbast geïsoleerd, als methylpelletierine
komende morindon (C ]S HIO OS ; Sp. 272°). (C9 H n NO;Kp. 215") en isopelletierine (CB H)S NO;
Morine. Kristallijne kleurlooze (doch gekleurde Kp. 195°). Deze beide zijn even als pelletierine
verbindingen leverende) stof uit geelhout van vloeibaar; vast is de pseudopelletierine (C9 H, 6 NO;
Morus tinctorin en Artocarpus integrifolia. F'orm. Sp. 48 0 ; Kp. 246°).
J
.
Ci»}H|q02 ; Sp. 285 Genoemde geelhouten be-
vatten ook nog Maclurine (C 13 H 10 O6 ; Sp. 200 J)
Pentosanen. Groep van gomachtige lichamen,
in het plantenrijk zeer verspreid. F'orm. C5 H8ü4 .
en Cyanomaclurine (C lB H l6O,). Zij leveren suikers der pentose-groep (C s 111q0 5 ).
Morphine en andere opium-bestanddeelen, als P e r s eï t.Kristallijne stof (zevenwaardige alkohol)
codeïne, meconzuur enz., zie het artikel OPIUM. uit de vruchten van Persea. Form. Cj H, 6 O,;
Mudarine (Asclepion?). Harsige bitterstof Sp. I8 Levert een suiker der heptose-groep.
uit den wortel van Calotropis gignntea R.Br. Phillyrine. Kristallijn glukosied in verschil-
Braakwekkend. F'orm. C2O H34 O3? lende Oleaceae. Form. C26 H3J 0,,; Sp. 1 10. Splits-
Murrayine. Glukosied uit de bloemen van baar in suiker en phillygenine (C 2O H22 Oe).

.
Murrayn exotica. Form. C lB H22 O 10 ; Sp. 170°. Phoeniceïne. Violette kleurstof uit purper-
Geeft bij splitsing suiker en murrayetine(C 12 H 12 05 ; hout (Copaifera), verwant aan brasileïne en hae-
Sp. no°).
Muscarine. Zeer giftige alkaloïdische stof,
.
mateïne. Form. Ct4 H )4Of> Ontstaat uit de kleur-
looze kristallijne stof Phoenine, C l4H ](i 0,.
naast choline (amanitine) voorkomende in vlie- Phlobaphenen. Groep van amorphe meest
genzwam (Amnniln muscariu) e. a. giftige cham- bruinroode kleurstoffen, door oxydatie van looi-
pignons. F'orm. C 5 H,s N 03 zuren ontstaande en zeer verspreid in afgestorven
Naringine (Aurantiine, Isohesperi- plantendeelen, vooral basten. Vele hebben de form.
di n e). Bitter glukosied uit de bloemen van Citrus C( o H 8°4-
decumana. Form. C 2 3 Sp. 171°. Geeft bij Phloridzine. Kristallijn glukosied uit den
splitsing een suiker (isodulciet) en naringenine wortelbast van Pomaeeae. F'orm. C2I H 24 0, 0 ; Sp.
(C 15 H 12 05 ; Sp. 248 ).
Nelumbine (Nupharine?). Bitter alkaloïd
.
1080 Veroorzaakt bij dieren diabetes (glukosurie).
Splitsbaar in suiker en phloretine (C, 5 H,4 O s ;
uit de kiemen van Nelumbium. Form. C lB H24 N202?. Sp. 180 ).
Hartgift. Phyllanthid. Kristallijne bitterstof uit de

.
Neriine (Oleandrid). Giftig glukosied uit blaadjes van PhyllanthusNiruriL. Form.C30 H 31 Og.
Physalid. Amorphe bitterstof uit de bladeren
oleander-bladeren. Werkt als digitaline.
Nicotine. Uiterst giftig vloeibaar en vluchtig
alkaloïd in het geslacht Nicotiunu. F'orm. CI(,H I4N2 ;
van Pkysalis. Form. C l4 H| B 05 .
Pikrotoxine. Kristallijne giftige neutrale stof
Kp. 247°. uit de vruchtjes van Anamirta (kokkelkorrels) en
Ochnageel. Phlobapheen-kleurstof uit den de wortels van Slepkania. Form. C30 H34 0,3; Sp.
bast van Ochna. Form. C2B H 22 Os 201°. Volgens recent onderzoek is pikrotoxine een
Olie-bestanddeelen. Voor de in oliën en mengsel van pikrotine (C, 5 H 18 0-,) en pikrotoxinine
vetten voorkomende glyceriden en daaruit verkre- (C, 5 H, f ,0 6 ).
gen vetzuren, zie deze Encycl. Dl. 111, bl. 58. Pilocarpine. Alkaloïd uit de jaborandi-bla-
Ophioxyline (Pseudobrucine). Kristal-
lijn giftig alkaloïd uit den wortel van Rnuwolfia
deren, van Pilocarpus-soorten. F'orm. Cn Hi O N2 O2
Piperine. Alkaloïd uit de vruchtjes van Piper
.
(Ophioxylon). nigrum L. e. a. s. Form. C n II, 9 N03 ; Sp. 129°.
Oroxyline. Kristallijne sterkwerkende bitter- Piperovatine. Kristallijn alkaloïd in Piper
stof uit den bast van Oroxylum indiaan Vent. ovatum Vahl en vermoedelijk in andere soorten.
F'orm. Cm Hl208 ? Form. CI6 H2I N0 2 ; Sp. 1230 .

.
Orthosiphonine. Kristallijn bitter glukosied Pithecolobiine. Giftig alkaloïd, op sapo-
uit de bladeren van Orthosiphon statnineus Benth. toxine gelijkend, uit den bast van Pithecolobium

.
Oxaalzuur (Zuringzuur). Kristallijn zuur Snman Benth. en Albizzia lucida Benth.
in vele planten, bepaaldelijk in Oxalidaccac (o. a. Plumbagon (Plumbagine, Pseudo-
Averrhoa). F'orm. C 204 H2 ; Sp. 187°. In groote ophioxyline). Kristallijne oranjegele scherpe
dosis giftig. Het calciumoxalaat komt vaak als stof uit den wortel van Pluitibago-soorten. Form.
lange scherpe naaldkristallen (raphieden) in plan- C|o nl3 Oe ; Sp. 72 0
tendeelen voor en veroorzaakt dan een pijnlijke Plumierid (Agoniadinc). Glukosied uit

.
en zelfs gevaarlijke scherpte bij het kauwen, vooral den bast van Plumicra ncutifolia Poir. e. a. s.
indien de plant naast deze kristalnaalden opgeloste Form. C3»HM 0 1(ll Sp. 1530
giftige stoffen bevat, die dan als 't ware in de Podocarpin ezuur. Kristallijn hoofdbestand-
veroorzaakte wondjes worden geënt. deel van Javaansche Podocurpus-ha.rs. Form.
Oxyacanthinc. Kleurloos kristallijn alkaloïd, Cn H22 03 ; Sp. 187°.
naast berberine in Berberis-soorten voorkomend. Polychroit (C roe in e). Glukosiedische kleur-
F'orm. CIB H, 9 N03 ; Sp. 210 stof uit Crocus (saffraan) en vermoedelijk ook in
Pachymose. Koolhydraat uit de zwamknollen
van Pachyma. F'orm. C3O H4B 038 ?
Pachyrhizid. Giftige stof uit de zaden van
Pnckyrhizus angulntus. F'orm. C3O H24 O ]n; Sp. 81°.
,
andere planten (o. a. bloemen van Nyctanthes).
Form. C4 4 Splitsbaar in suiker en croce-
,
tine (C 34 FI 4r 09 ). Voorts bevat saffraan nog eene
glukosiedische bitterstof, pikrocrocine (C3B Hr 6 On ;
Komt in giftige eigenschappen met derrid overeen. Sp. 75°)-
111 i8
274

. PLANTENSTOFFEN.

den wortelbast van Polygonum. F'orm. C2l H 2O Ot0 ; Sp. 2550


Sp. 202 3 Geeft bij splitsing suiker en emodine.

..
Polygonine. Kristallijn geel glukosied uit siedische bitterstof uit Santadera. F'orm. C29 H 34 On ?;
.
Santaline (San talzuur). Kristallijne kleur-
Polyterpenen. Bestanddeelen van sommige stof uit rood santalhout, van Pterocnrpus. F'orm.
balsems en oliën, hoofdbestanddeel van caout- C ir, H1405; Sp. IO40

.
chouc. Form. (C)n H 10)«. Santonine. Kristallijne werkzame stof in worm-
Popowiine. Kristallijn alkaloïd in bast en kruid (van Artemisia). Form. Qg Hjg Oj; Sp. 1700
bladeren van Popowin, fam. Anonncenc. Nevenbestanddeel is Artemisine(C, 2 H lB 04; Sp.2Oo°).
.
Protopine (= F'umarine). Giftig kristallijn Sapindine. Giftig glukosied (sapotoxine) uit
alkaloïd in vele Papaveraceae en Fumuriaceae, het vruchtvleesch van Snpindns. Form. C34 HB4 021
o.a. ook in opium. F'orm. C2oH,9 N05 ; Sp. 204 J Saponine's. Groep van glukosieden, zeer ver-
Pseudo-cubebine. Kristallijne stot uit de spreid in het plantenrijk. F'orm. C„ H 2« 010O 10
valsche cubebe van Piper Lowong BL Form. (11 = 17—26). Saponine-houdende plantendeelen
C2O FI.20 O6 ; Sp. 122°. Gelijkt op cubebine, doch geven een sterk schuimend en scherp smakend
wordt niet rood met zwavelzuur. aftreksel. De giftige saponine's worden als sapo-
Pseudo-indikanen. Groep van chromogene toxine's aangeduid. Bij splitsing geven zij suiker
glukosieden in vele Indische planten, o. a. Ver- en kristallijne sapogenine's.
benaccne. Geven bij splitsing suiker en groene of Sapotine (Arganine?). Glukosied uit de
blauwe kleurstoffen, doch geen indigotine. zaden van Achras Sapota L. Form. C29 H, 2 O2 0;
Purpurine(Trioxyanthrachinon). Kleur- Sp. 240. Wordt door zuren gesplitst in suiker
.
stof uit meekrap e. a. p. F'orm. CI4 H 8 05 ; Sp. 253 0 en saporetine (Cn H32 O, 0).
Quassiine (Quassiid). Kristallijne giftige Sappanine. Kristallijne stof uit sappanhout,
bitterstof uit het hout van Quassia en vele andere naverwant aan Brasiline. Form. C l2HlO Ö4
Simarubnceac. Form. C 3 2 Sp. 210. Sarcolobid. Flarsige giftige stikstofvrijc stof
.
Querciet. Kristallijne zoete neutrale stof (vijf- (toxine) uit Sarcolobus, fam. Asclepidiaccne. Gelijkt
waardige alkohol) in de zaden van Qucrcus e. a. p. in werking op coniine.
Form. C„H 12 05 ; Sp. 235 0 . Senecionine. Kristallijn giftig alkaloïd uit
Quercitrine. Kristallijn geel glukosied uit Senecio-sooxien. Form. CtB H 25 N Oe
den bast van Quercus en vele andere planten.
.
Sesam in e. Kristallijne stof uit sesamzaad.

(rhamnose) en qucrcetine
.
Form. C2l FI 22 0 12; Sp. 1670 Splitsbaar in suiker Form. C2 2 Sp. 1230
Sp. 250).
.
Skatol (Methylindol). Kristallijne slecht-
Raffinose (Plussuiker, Mei i tos er). riekende stof uit faeces; ook in het plantenrijk
Kristallijne suiker in verschillende planten, o. a. optredend, o. a. Celtis-hout, Sterculin-blocraen,
in katoenzaad. F'orm. C]B H32 O 10 ; Sp. 87% Cyalhodium-mos, enz. Form. C9H9N; Sp. g3°.
Ricine. Giftige eiwitstof (phytalbumose) uit Solanine. Giftig alkaloïd uit de bladeren en

.
Ricinus-zaad. 0,2 gr. (uit 5 gr. zaad) bij onder- andere deelen van verschillende Solunum-soovten.
huidsche inspuiting voor den mensch doodelijk. .
Form. C4 2 Sp. 235 0 Solanine is een
Ricinine. Neutrale ongiftige kristallijne stof glukosiedisch alkaloïd, en wordt door zuren ge-
.
in Ricinus-zaad. Form. C)l H,gN 4 04 ; Sp. I94 3 splitst in suiker en solanidine (C26 H 4l N 02 ;
Splitsbaar in methylalkohol en ricininezuur Sp. 208 J ).
(C15 H 14 N4 04). Solan thzuur. Kristallijn zuur uit zonnebloem-
Rietsuiker (Saccharose). Kristallijne sui- bladeren (Ilelinuthus). F'orm. C„ H,O 0 ln ; Sp. 1440
ker in vele planten, bepaaldelijk in Sncchnrum Sorbiet. Kristallijne zoete stof (zeswaardige
en Bèta. Form. Cl 2H22 0,,; Sp. 1600 Zie ver-
der bij SUIKER.
. alkohol, isomeer met manniet en dulciet), in vele
vruchten aanwezig. Form. C G H l4O e .
Rhinacanthine. Harsige roode stof uit den Spigeliine. Zeer giftig amorph alkaloïd in
wortel van Rhinncantkus communis Nees. F'orm. Spigelin (fam. Loganiuceae).
C l4H lB °4- Stachyrine. Kristallijne alkaloïdische stof
Rubery thrinezuur. Kristallijn glukosied in de knollen van Stackys en de bladeren van
in meekrap en mangkoedoe. Form. C2 6 Citrus. F'orm. C 1H 13NO J; Sp. 210.
Sp. 260. Geeft bij splitsing suiker en alizarine. Streblid. Als antiarine werkende stikstofvrije
Deze verfwortels bevatten ook nog het Rubiadine-
glukosied (C 21 H2()09 ; Sp. 270 ).
harsige stof (toxine) uit Streblus. Sp. 65 0
Strophanthine. Uiterst giftig en bitter glu-
.
Rutine (Sophorine). Kristallijn geel gluko- kosied uit Strophnnthus en vermoedelijk ook in
sied uit Ruta en verschillende andere planten verwante Apocynaceac. Form. C 2fjH34 0, 0 ; Sp.
(Cappnris, Polygonuni). Gelijkt op quercitrine. .
172 Werkt als digitaline, doch 1500-maal ster-
Form. C2l H 32 0 18 ; Sp. 190°. Geeft bij splitsing ker. Splitsbaar in suiker en strophanthidine

.
quercetine en rhamnose. (C„H,8 0,; Sp. 1700 ).
Safrol (Sikimol). Zuurstofhoudend sterkrie- Strychnine. Kristallijn alkaloïd in Strychnos
kend bestanddeel van verschillende vluchtige oliën. en eenige verwanteLoguniacene. F'orm. C 2l H22 N 202;
Form. C, O H]O O2 ; Sp. I2 } ; Kp. 2320 . Sp. 265". Uiterst bitter (nog merkbaar I —600.000)
Salicine. Kristallijne glukosiedische stof uit en giftig: veroorzaakt stijfkramp of tetanus.
.
Salix e. a. p. Form. C l 3H 18 07; Sp. 1970 Splits-
baar in suiker (dextrose) en saligenine(= salicyl-
Styracine. Kristallijne vluchtige stof in Styrax
e. a. harsen. Form. ClB H l6O a ; Sp. 44 J Genoemde
alkohol), C,HB Oa ; Sp. 82. Als geneesmiddel hars bevat ook de aromatische koolwaterstof Styrol
gebruikt (werkt als salicylzuur). (C 8 H 8 ; Kp. 145°.
Salicylzuur (Oxybenzoëzuur). Kristal- Superbine. Alkaloïdische giftige amorphe stof
lijn zuur, o. a. te bereiden uit Gnullheria-o\ie uit den wortel van Gloriosa superba L. Form.
(methylsalicylaat). Form. C, H B 03 ; Sp. 156. Be- Cj-2 I leo Ns 0 17 ?
langrijk geneesmiddel en bederfwerende stof. Tectochinon. Kristallijne neutrale stof bevat
Samaderine. Kristallijne giftige niet-gluko- in djati-hout (Tectonu). Form. C ) 8H1( j02 .
.
PLANTENSTOFFEN. — PLANTLORE. 275

Terpenen en andere bestanddeelen van vluch-


tige oliën en essences, zie deze Encycl. Dl. 111, bl. 63.
inactief (druivenzuur). F'orm. C 4 H e 06 ; Sp. 1350 .
Xanthine. Kristallijne stof, in 't dieren- en plan-
Theobromine(Dimethylxanthine). Kris- tenrijk (o.a. in thee) aanwezig. F'orm. C 5H4 N4 02
tallijne stof (diureïde) in cacao en kola. F'orm. Zetmeel (Amylum). Koolhydraat, in korrels
, .
C, Hg N402 sublimeerend bij 2900 Genotmiddel;
ook als geneesmiddel (diureticum).
van bepaalde structuur in de plantencel aanwezig.
Form. (C„ H lO 05 )„. Zie verder bij VOEDINGS-
Theophylline. Kristallijne stof der zelfde MIDDELEN.
samenstelling als theobromine (dimethylxanthine), PLANTENTALG. Zie MINJAK TENGKA-
voorkomende in thee. F'orm. C, Hg N402 ; Sp. 2640
Thevetine. Kristallijn giftig glukosied uit de
. WANG.
PLANTENTUIN. ('s LANDS) Zie BOTANI-
zaden van Thevetiancriifolinyuss.F SCHE TUIN.
Sp. 170°. Gelijkt op cerberinc. Splitsbaar in sui- PLANTENVETTEN. Tusschen deze en vette
ker (glukose) en theveresine(C H O,l ?; Sp.l400 ). oliën is geen doorgaand verschil; alleen de con-
4B lo
Thy mol (Thy,mkamfer). Kristallijn bestand- sistentie, die van de temperatuur afhankelijk is,
deel (stearopt) van thym- en sommige andere vluch- doet een stof als vet, dan wel als olie aanwij-
tige oliën, vooral die van Carum copticum Benth. zen. Men zie dus voor alle vetten het artikel
Form. CIO H l4O ; Sp. 50°; Kp. 230-. Antisepticum. OLIËN, Dl. 111, bl. 58, alsmede MINJAK en
Toxalbuminen (Toxalbuminoïden, Bio- MINJAK TENGKAWANG, Dl. 11, bl. 514.
toxinen). Giftige eiwitstoffen, o.a. in de zaden PLANTENWAS. Dit product is van verschil-
van Abrus, Ricinus, Jutropha, Tiglium en in som- lende herkomst, en komt voor als een rijpachtige
mige melksappen (Artocarpus). Zijn uiterst giftig, laag op de bladeren of vruchten van sommige
mits direct in het bloed gebracht. Bij stremming planten, dan wel als uitscheiding van den stam
(door koken b.v.) houden zij op giftig te zijn. of als bestanddeel van het melksap. De belang-
Trichosanthine. Groene kleurstof (geen rijkste plantenwas is de Carnauba-was, afkomstig
chlorophyll) uit het vruchtvleesch van Trichosnn- van de bladeren der Braziliaansche palmsoort Coper-
thes pubera. nicia cerifern Mnrt., welke was in groote hoeveel-
Trimethylamine. Sterk als haringpekel rie- heid uitgevoerd wordt. Ook in Ned.-Indië worden
kende vloeistof, bij destillatie van sommige plan- plantenwassen gewonnen, die echter wel voor de
tendeelen, o. a. bladeren van Chenopodium, de inlandsche huishouding van eenige beteekenis zijn,
bloemen van Intidesma, enz. verkregen. Form. doch nog niet in den Europeeschen handel ge-
N C3H9 Kp.; 3°. bracht zijn. Zoo de pisang-was, die op Java (vooral
Tropacocaine(Benzoylpseudotropine). in Tjilatjap en Kocningan) verkregen wordt door
Kristallijn neven-alkaloïd der Java-coca. Form. uitkoken van de bladeren eener wilde Musn-sooxi
.
C, 5 II 19 N 02 Werkt als cocaïne.
Tylophorine. Giftig alkaloïd uit alle deelen
(pisang kole). Deze was smelt bij 80° en bestaat
uit myricine; zij wordt wel gebruikt bij het ba-
van Tylopkora, fam. Asclepidiacene. tikken. Uit het melksap van eene Ficus-soort ge-
Tyrosine. Kristallijne stof bij splitsing van wint men door koken op Java de gondang-was
eiwitstoffen optredend. Form. C9Hn N 03
Umbelliferon (Oxycumarine). Kristal-
. (zie Dl. 11, bl. 282) die bij 6o° smelt en meer
harsachtig is. Dan is er nog de proet-was, welke
lijne stof in sommige planten aanwezig of daar uit van de woekerplant Balanophora wordt ingeza-
andere bestanddeelen ontstaande. F'orm. C9H603 ; meld. Niet tot de ware plantenwassen behooren de
Sp. 2240 .
Uncariine. Giftig kristallijn alkaloïd uit de
zg. Japansche was en de myrten-was, zie voor deze
het artikel OLIËN (VETTE) (Dl. 111, bl. 61,62).

.
bladeren van Uncaria glabrata DC. e. a. s. PLANTENZIJDE. Aldus worden sommige als
Uvariine. Op buxine gelijkend alkaloïd uit zijde glanzende plantaardige vezels, meer bepaal-
Uvaria, fam. Anonaceae. delijk vruchtpluis, aangeduid. De meest bekende
Valeriaanzuur. Vluchtig vetzuur, bij destil- soort is die van Calolropis (zie BADOERI); ook
latie van sommige plantendeelen optredende. Form. andere planten uit de familie der Asclepidiacene en
C 5H 10 O2 ; Kp. 176°. Apocynaceae leveren soortgelijke zijde, o.a. Beau-
Vanilline. Kristallijne riekstof uit vanielje monlin gmndifiora Wall. De „silk-cotton" der
en benzoë. Form. C 8H8 03 ; Sp. Bi°; Kp. 285 0 Engelschen is onze kapok (Dl 11, bl. 194).

.
I d. vanilline kan als aroma
40 d. vanielje ver- PLANTLORE. Men noemt tegenwoordig aldus
vangen. de studie der planten in haar verband met het
Vasicine. Kristallijn alkaloïd uit de bladeren volksleven. Plantlore is dus een onderdeel van
van Adkatoda Vasica Nees. folklore, dat is de geheele schat van traditie door
Ventilagine. Harsige roode kleurstof uit den een volk zelf allengs verzameld. De „folklorist"
wortelbast vanF*«irï/«,gY>.F'orm.C 15H 14O fl ; Sp.no". zoekt het verband en de geschiedenis van oude
Veratrlne (Cevadine). Kristallijn alkaloïd volksgewoonten en volksverhalen in den loop der
uit Sabadilla-zaad. Form. C 32 Sp. 205 0 tijden te volgen tot den huidigen dag. Bij Ooster-
Vincine. Giftig alkaloïd in Vinca, fam. Apo- sche volken is de plantlore een veel belangrijker
cynaceae. Hartgift. onderdeel van de algemeene folklore dan in onze
Vitexine. Kristallijne glukosiedische gele gewesten, gelijk dan ook de volkskennis van plan-
kleurstof uit het hout van Vitex. F'orm. C|5 H 14 0,. ten in de tropen veel grooter is. Botanie is niet
Wistariine. Giftig kristallijn glukosied uit ten onrechte wel eens „de eenige wetenschap der
den bast van Wistnrin. Sp. 204°. natuurvolken" genoemd, en de zuiver inlandsche
Wrightiine (Conessine). Kristallijn alka- kennis van planten in den Indischen archipel, dus
loïd uit Wrightia en Holarrlienn-soorten. Form. onze „Indische plantlore", is bijzonder uitgebreid,
N 2 ?; Sp. 122°. zooals reeds uit het groot getal inlandsche plan-
Wijnsteenzuur. Kristallijn zuur in vele vruch- tennamen, en ook inlandsche plantaardige medi-
ten. Is in verschillende optische modificaties be- cijnen en vergiften blijkt. Er bestaat in onze
kend, nl. rechtsdraaiend, linksdraaiend en optisch- Ned.-Indische litteratuur geen werk over deze
276 PLANTLORE.
— PLOTOSUS.

plantlore, gelijk trouwens ook de Indische folklore- fraaie groote bloemen, zoowel in F'ngelsch- als
geschriften in 't algemeen veel zeldzamer zijn dan in Ned.-Indië voorkomend. In Midden-Java alge-
bijv. die over de folklore in Engelsch-Indië, en meen op berghellingen en vlakten. Deze boom
zelfs in Afrika en Australië. Men moet zich dus vormt het sieraad der alang-alang wildernis door
de gegevens voor de plantlore uit verschillende zijne vuurroode in trossen afhangende bloemen,
geschriften bijeenzoeken. Eenige aanduidingen, waaruit eene gele kleurstof wordt verkregen. Uit
wat tot dit gebied behoort, mogen hier plaats den bast vloeit de Butea-kino, die als samen-
vinden. Allereerst is een belangrijk element in trekkend geneesmiddel gebruikt wordt.
de plantlore: de inlandsche opvatting der bezie- PLASOE. Zie KEMANGGA.
ling van planten; over dit „plantenanimisme" PLATAX. PISCES, ACANTHOPTERYGII,
zijn verschillende bijdragen geleverd door G. A. Camngidae, Cnmngina. Zie GAMPRET.
Wilken en laatstelijk door A. G. Vorderman. PLATINA. In de goud- en diamantgroeven
Met de animistische opvatting hangen een groot der afd. Martapoera (Borneo) komt vrij algemeen,
aantal zaken op plantlore-gebied samen: zoo de doch zelden in eenigszins belangrijke hoeveelheid,
inlandsche waardeering van vele geneeskrachtige platina voor; het zijn de vroegere ontginningen
kruiden, zooals bereids in Dl. I, bl. 557 uiteen- bij Katapang, Mangalam en Kalaman en voorts
gezet is. Dan de vele animistische gewoonten bij die van Hinoet en Rinarit welke dit metaal leve-
het planten en oogsten: alleen van de rijst en ren; van de diamantgronden waren die bij G.
den klapperboom ware eene afzonderlijke plant- Lawak rijker aan platina dan de overige. De
lore te verzamelen, en evenzoo bij de andere oogst- oorsprong van het platina wordt gezocht in
gewassen. Hiertoe behoort bijv. het toespreken het serpentijn en dit schijnt ook voor de afd.
van vruchtboomen om ze tot vruchtdragen opte- Martapoera juist te zijn, in zoover dat ook hier
wekken, de vrees om vruchtboomen te vertoornen weder het contact van dit gesteente met de kris-
door het plukken van onrijp ooft, enz. Animis- tallijne leien als de oorspronkelijke plaats van
tisch zijn ook de plechtigheden, die vaak verbon- afscheiding moet worden aangezien. Het steeds
den zijn met het inzamelen van boschproducten, samen voorkomen met chroomijzer maakt de af-
alsmede de bijzondere taal, of juister een beperkt stamming uit serpentijn te meer waarschijnlijk.
aantal van bijzondere woorden, gebezigd bij het Posewitz (Borneo, bl. 316) vermeldt analyses,
winnen van Baros-kamfer (de zg. „pantang kapoer"), waaruit blijkt dat het platina-zand van Tjampaka
van aloë-hout („pantang garoe"), van getah pertja, bestaat uit onregelmatige grauw-glanzende blaadjes
van pelet enz. Herinnerd zij hier dat over planten- en afgeplatte kogeltjes van vrij zuiver platina
animisme de Duitsche philosophische litteratuur (s.g. 16,68) vermengd met topaas, hyacint, robijn,
een beroemd boek heeft aantewijzen, nl. G. T. diamant, spinel, kwarts, chroom-, magneet- en
F'echner, Nanna oder Ueber das Seelenleben der platina-ijzer. De zuiverheid was (8 analyses) 57,13
Pflanzen, waarvan de eerste uitgave in 1848, de tot 82,60 %. De inlanders wierpen het metaal
tweede in 1899 verscheen. Een modern tegen- (mas kodok = kikkergoud) weg omdat zij het niet
hanger van Fechner's geschrift is bijv. J. E. Taylor, smelten konden. (Ausland 1887, bl. 32g; Jaarb.
The Sagacity and Morality of Plants, 1884. mijnw. XXII, ißg3, bl. 408, wet. ged.).
Feitelijk heeft elk opvallend verschijnsel in de PLATOEK of PLATOK. Zie TOEKKI.
zoo rijke Indische plantenwereld zijne plaats en PLATYCEPHALUS. PISCES, ACANTHOP-
beteekenis in de plantlore der inlanders gekre- TERYGII, Triglidae, Cottina. Zie BOBOSSOK.
gen, en des te meer, indien het verschijnsel zeld- PLATYDACTYLUS, REPTILIA, LACERTI-
zaam of treffend is; men denke bijv. aan het ge- LIA, Gccconidae. 'Lic TOKÉ en GEKKO.
bruik als talisman van de steenen in cocosnoten, PLATYLOPHUS. AVES,PASSERIFORMES,
van de tabasheer in bamboe enz. PASSERES, Prionopidae, Prionopinac. Zie BOE-
Een bijzonder zuivere bron om kennis van vele RONG-KOEDOK.
dezer, op onmiddellijke natuurbeschouwing be- PLATYSMURUS. AVES,PASSERIFORMES,
rustende, détails van Indische plantlore te put- PASSERES, Corvidae, Corvinae. Zie TANKER-
ten, is de schat van spreekwoorden, spreek- OELANG en TANKEROEI.I 1..
wijzen en raadsels, aan het plantenrijk ont- PLEUROBRANCHUS PERONII en PLEU-
leend. Onze Ned.-Ind. litteratuur bezit van die ROTOMARIA. Zie GASTEROPODEN.
spreekwoorden in verschillende talen bereids zeer PLICHI-KEMBANG. Zie CHESS.
goede verzamelingen; ook voor andere onderdeden PLILAK, KI PARE. Soend.
van plantlore zijn vele elementen aanwezig. Eene Phyllauthus mol/is MUIL Arg. = Glochidion
inleiding tot Indische plantlore, ook in verband met molle BL, fam. Euphorbincene. Boom van Java en
de huidige natuurwetenschap, gaf onlangs Dr. M. Celebes. De bladeren hebben als „slangeblad"
Greshoff in eene Teyler-lezing (Album der Natuur eene kortstondige beroemdheid genoten als middel
1899). Van algemeene werken over de, eerst inde tegen slangen- en dollehondsbeten.
laatste decenniën meer op den voorgrond tredende, PLOCEELLA. AVES, PASSERIFORMES,
plantlore-studiën zijn bepaaldelijk te noemen de PASSERES, Ploceidae, Ploceinne. Zie TAMPOOA.
Engelsche handboeken van F'olkard en Thiselton PLOCEUS. AVES, PASSERIFORMES, PAS-
Dyer, en de uitgaven der „Folklore Society" te SERES, Ploccidoc, Ploceinne. Zie TAMPOOA.
Londen. Over een aan dat van Ned.-Indië verwant PLOEMBON. District van de gelijknamige
folklore, plantlore daaronder begrepen, verscheen: contróle-afdeeling, regentschap, afdeeling en resi-
W. W. Skeat, Malay Magie, being an introduction dentie Cheribon ; met eene oppervlakte van 6704,1
to the folklore and popular religion of the Malay hectaren. Het district telt 59 desa's.
Peninsula, London 1900. PLOEG. Zie LANDBOUWWERKTUIGEN,
PLAOSAN. (TJANDI) Zie PRAMBANAN. Dl. 11, bl. 353.
PLASA. Jav.; PALASA, Soend. PLOIARIUM. Zie BANGKA.
Butea frondosa Roxb., fam. Leguminosae, onder- PLOTOSUS. PISCES, PHYSOSTOMI, Silu-
familie Pupilionaceae. Boom van 40—50 voet met ridue, Flotosina. 'Zie LIMPOK en SAMBILANG.
PEOTUS. — POEI.OE LAUT. 277

PLOTUS. AVES, ANSERES, I'lolidae, Plo- POEGER. District van de contróle-afdeeling


tiuae. Zie DANDANG-AYER. en afdeeling Djember, regentschap Bondowoso,
PLUCHEA. Zie BEI,OENTAS. residentie Besoeki; met eene oppervlakte van
PLUGGE. (PIETER CORNELIS) Geb. te 107.241,48 hectaren. Het district telt 24 desa's.
Middelburg 12 April 1847, overleden te Buiten- POEJA.
Amb. Aroe. Zie PINANG.
zorg 29 Juni 1897. Hij studeerde in de pharmacie POEJO.
Zie DRIGOEL.
aan het athenaeum te Amsterdam en zette zijne POEKANG, KOEKANG of TOEKANG (ook
studiën voort aan de universiteit te Groningen, wel POECAN). Maleische naam op Sumatra voor
waar hij gedurende zes jaren assistent was van den
een Loris of Nachtaap, Nycticebus tardigra-
physioloog Prof. D. Huizinga, en waar hij op 29 dus; op Oost-Sumatra Boekang. De Maleiers
Sept. 1876 tot Dr. phil. nat. bevorderd werd op onderscheiden de grootere exemplaren onder den
een proefschrift, get. „Bijdrage tot de kennis der
naam Broeh-samoendi; zij koesteren voor
photochemie". Na rrijne promotie was Plugge kortendeze dieren een bijgeloovige vrees en durven ze
tijd werkzaam aan het staats-laboratorium te Tokio
niet in hunne woning houden.
in Japan. Hij verkreeg in 1878 den nieuw opge- POEKI ANDJING. Mal. Zie NAM-NAM.
richten leerstoel voor pharmacie aan de Groning- POEKIJANDJENG.. Mak. Zie NAM-NAM.
sche universiteit, welk ambt hij tot zijn dood toe POELAI. Mal. Zie GABOES.
bekleed heeft. Zijne inaugureele rede, op 24 Sept. POELASAN. Sound.
1878, handelde „Ovei de ontwikkeling en het tegen- Nephe/ium mutabilc BL Vruchtboom naverwant
woordig standpunt der vergiftleer"; zijne rectorale
aan ramboetan (Zie aldaar). Het vruchtvleesch van
rede, op 16 Sept. 1890, over „De invloed der poelasan is even smakelijk, en laat gemakkelijker
scheikunde op de ontwikkeling der geneesmiddel- van de schil los dan bij ramboetan.
leer". Plugge heeft zich verdienstelijk gemaakt POELASARI. Jav., Mal., Mak. en Soend.;
door een aantal onderzoekingen van phytochemi- PALASARI, Soend. ; ADAS POELASARI, Mal.
schen en toxicologischen aard, vooral op het ge- =
Gynopogon stcllatum Labill. Alyxia stellntn
bied der Indische plantenstoffen; ook wist hij R. et Sch., fam. Apocynaceac. Heester die in Malaka
belangstelling voor dergelijke studiën hier te lande
en over geheel Ned.-Indië verspreid voorkomt en
optewekken. In iBg7 ondernam hij, schoon lijdende,
ook in Nieuw-Caledonië wordt aangetroffen. Alle
eene reis naar Java, om eenigen tijd in het phar-
deelen der plant worden als reukmiddel tusschen
macologisch laboratorium bij 's lands plantentuin
kleederen gelegd. De cumarinehoudende bast wordt
werkzaam te zijn, doch overleed reeds weinige veel als ml. geneesmiddel gebruikt.
weken na zijne aankomst. Eene levensschets van POELAU. Zie POELOE.
Prof. Plugge (met portret en lijst zijner geschriften)
POELAU LAWAN of P. LAWANG. Zie
door Prof. D. Huizinga, komt voor in „Gallerie her-
PELALAWAN.
vorragender'Therapeutiker und Pharmakognostcn der POELÉ PANDAK. Jav. en Bat. Mal. Zie
Gegenwart",Genf'9s. Eene afbeelding van Plugge's AKAR TIKOES.
grafmonument op het kerkhof te Buitenzorg, met bij- POELOE (POELAU). Mal. eiland. Voor namen
schrift, vindt men in „Album der Natuur", 1899. met Poeloe samengesteld, niet in de hier volgende
PLUMBAGO. Zie DJARONG. artik. behandeld, zie het woord van onderscheiding.
PLUMERIA. Zie BOENGA KEMBODJA- POELOE KAJOE. Een tot de Atjehsche Onder-
PLUVIALIS. AVES, GRALLAE, Chamdrin- hoorigheden behoorend en op de Westkust van
dae, Chnmdrinne. Zie CHIBOEGAN. Sumatra gelegen staatje, dat door de Ajer Manis
PNIHINGS. Volksstam aan de boven-Mahakam, van Koewala Batoe en door de Ajer Bekali van
nabij het Müller-gebergte. Nog slechts enkele fami-
Soesoeh wordt gescheiden; terwijl het binnenlands
lies wonen aan de Kapoeas, van welke rivier zij aan Blang Pedir grenst. De bevolking is van Pedir-
naar de Mahakam zijn getrokken. Zie Dr. A. W. schen oorsprong en zal niet meer dan 200 zielen
Nieuwenhuis, In Centraal Borneo, Leiden 1900. bedragen, waarvan 30 weerbare mannen. De neder-
PO. Mak. Boet. Zie MANGGA. zetting beteekent weinig meer, doch heeft alleen
PODARGUS. AVES,PICARIAE, CORACIAE, eenig belang wegens de, ook in den kwaden moe-
Podargidae, Podarginae. Zie CHABA-WONNO son goede ankerplaats, die men er aantreft. De
en GEITENMELKER. landbouw bepaalt zich tot rijstcultuur en het plan-
PODI. Zie SIDOWAJA. ten van tweede gewassen. De pepercultuur, die
PODICEPS. AVES, ANSERES, Podicipidne, vroeger 20.000 pikol's jaarlijks produceerde, heeft
Podicipinnc. Zie TITIHAN. niets meer te beteekenen en de handel, die er
PODIN. Naam door de inboorlingen op de was, heeft zich naar Soesoeh verplaatst.
N.O.kust van Nieuw-Guinea gegeven aan een POELOE KAPAL. Zie ONRUST.
Buidel dier (zie BUIDELDIEREN), Dorcopsis POELOE LAUT. Eiland gelegen ten Z.O. van
Mulleri; volgens Quoy en Gaimard Kopewa; Borneo (Koesan), waarvan het door Straat Laut
bij de Papoea's in het district Lobo Fan ei. Poeloe gescheiden is. Het wordt van het N. naar
PODOCARPUS. Zie KI POETRI. het Z. door een bergketen doorsneden, die Z.W.
PODOCOCHLI. Zie GASTEROPODEN. tot de kust zich uitstrekt, waarin G. Sebetoeng,
POEA. AMB. Gok. en Leti. Zie PINANG. G. Djambangan en G. Soemalawi de voornaamste
POEAR DATAR EN MAHI. Onderafdeeling toppen zijn, en waarvan een aantal riviertjes (Sera-
der afdecling I. Kota, res. Padangsche bovenlan- tak, Boengoer, Sedjaka Oostelijk, Semboetan, Se-
den, met hoofdplaats Soeliki, zetel van een con- koejang, Siriroempoet Westelijk) afstroomen. Er
troleur. Zij bevat de larassen: Kota Lawas, Soe- worden steenkolenlagen in het N. van het eiland
liki en Mahi. Zie KOTA, Dl. 11, bl. 300. gevonden; ongev. 1880 waren er 4 ontginningen
POECAN. Zie POEKANG. in werking, thans is er volgens Kol. Verslag 1899
POËCILOPTERA. Zie CICADEN. slechts een concessie van kracht, waarvan de onder-
POEDING. MAL. Zie KATOMAS. nemers de terugneming verzocht hebben. Poeloe
POEDING PRADA. Mal. Zie ANDONG. laut wordt op 4,5 D mijlen geschat met ± 800
278 POELOE LAUT. — POELOE WEH.
een Pangéran
bewoners; het wordt bestuurd door eilanden tot de Anambas-groep behoorende worden
en behoort tot de 8 landschappen, die Tanah opgegeven en wel 19 als liggende bij Djemadja
boemboe (Zie aldaar) uitmaken. Het rotsachtige, en 77 bij Siantan. De naam Anambas-eilanden is
grootendeels uit den G. Sawangbestaande, eilandje bij de inlanders geheel onbekend. De huizen op
Seboekoe ressorteert onder Poeloe laut. Djemadja en Siantan staan op palen, op laatstge-
POELOENG. District van de gelijknamige noemd eiland meerendeels boven het water. Het
contróle-afdeeling, regentschap en afdeeling Pono- Maleische gedeelte van de bevolking belijdt den
rogo, residentie Madioen; met eene oppervlakte Mohammedaanschcn godsdienst en houdt zich bezig
van 29.608,72 hectaren. Het district telt 38 desa's. met klapper- en sagoc-cultuur en ook met visch-
POELOE PANAITAN. Zie PRINSENEILAND. vangst; de Orang laoet, die heidenen zijn, bijna
POELOEPETAK (RIVIER VAN) of AN- uitsluitend met de inzameling van alles wat de
DJAMAN. Rivier op Borneo's Zuidkust, zijtak van zee oplevert. Ook rijst wordt verbouwd maar niet
de Barito (Zie aldaar en BORNEO) die deze met voldoende voor de consumtie. Terempa op Sian-
de Kapoeas Moerong verbindt. liet door de rivier tan is de grootste Chineesche nederzetting van
doorstroomde gelijknamige landschap, ook Koeala de Poeloe Toedjoeh. Het uitsluitend recht tot ver-
Kapoeas genaamd, vroeger een afzonderlijk district, koop van opium wordt door het inlandsch zelf-
vormt een onderdeel der afdeeling Dajaklanden. bestuur verpacht; het pachtgebicd op de Poeloe
POELOE RAJA. Zie NOH, Dl. 111, bl. 32. Het Toedjoeh omvat slechts de Djemadja- en Siantan-
eiland is niet meer de zetel van een ass.-res. maar groepen. Het pandelingschap is er bekend en de
van den controleur der gelijknamige onderafdeeling. panclelingen mogen de helft der opbrengst van
POELOES. Luportea stimulans Mig., eene hunnen arbeid aanwenden tot schulddelging. De
netelplant die ook voorkomt in de stepperivieren gezondheidstoestand laat te wenschen over. (Zie
van de afd. Padang Lawas, en wellicht de oor-
zaak is van eene huidziekte, die veel heeft van

verder t. a. p. in Tijdschr. Aardr. Gen. bl. 27 45
en 154—175).
ringworm, waarmede de menschen, die van het POELOE WEH. Eiland, gelegen tusschen
water dier rivieren gebruik maken, geplaagd wor- 95 0 18' en 95° 24' O.L. en 5 0 46' en 50 56' N.8.,
den. Verg. DAOEN GATEL. door de Bengalenpassage van Poeloe Bras of 1,am-
POELOESAN. Jav. poejang en door de Malakapassage van Groot-
Triumfelta rhomboidea fncq., fam. Tiliuccuc. Atjeh gescheiden, waartoe het geographisch en
Kruidachtige plant, door geheel Indië verspreid. staatkundig behoort. Volgens H. P. T. Witkamp
Zij levert een goede vezel en geldt voor genees- (zie T. Aardr. Gen. 2e serie, Dl. IX, bl. 367)
krachtig. bedraagt de grootte 162,62, volgens E. Heldring
POELOE TJINGKO. Is een van onze oudste (zie T. Aardr. Gen. jaarg. 1900) met de daartoe
nederzettingen geweest op Sumatra's W.kust, waar behoorende eilandjes Klah, Roebia en Selakoï, 130
de ruïnes van een daar bestaand hebbend fort nog vierkante kilometers. Het is schaars bevolkt en telt,
zichtbaar zijn. Het is thans verlaten en niet meer met de niet-Atjehsche bevolking, nog geen 1000 zie-
dan een eilandje met geringen klapperaanplant len. Enkele Pedireezen uitgezonderd, is de Atjehsche
aan den ingang van de baai van Painan. bevolking, evenals hare hoofden, uit de XXVI
POELOE TOEDJOEH. Eilandengroep in het moekim's van Groot-Atjeh afkomstig. Herhaalde-
Z. gedeelte van de Chineesche Zee, tusschen het lijk gaan Atjehers van genoemde sagi voor kor-
Maleische schiereiland en Borneo, meer dan 300 teren of langeren tijd derwaarts om, na er eenige
grootere en kleinere eilanden omvattende tot het maanden te zijn gebleven, naar Groot-Atjeh terug
Linggasche rijk behoorende, die gezamenlijk eene te keeren. De plaatsen, van waar zij gewoonlijk
afdeeling vormen van de res. Riouw en Onder- uitzeilen, zijn de koewala's Gigiëng, Loeë en Doe-
hoorigheden, met een Luit. der Chineezen te roeng. Als aanlegplaats op het eiland Weh wordt
Siantan gevestigd. Zij zijn begrepen tusschen in den regel gekozen Anoï Hitam (anoï' = zand)
1050 20' en 1090 20' O.L. en reiken van 1° Z.B. omdat op deze plaats geen koraal wordt aange-
tot 50 N.B. Waarom aan die eilandenwereld de troffen. De wetenschap hiervan is noodig om, bij
naam van Zeven eilanden gegeven is, valt mogelijke beroeringen, de landing van vijande-
niet met zekerheid te zeggen; wel heeft men be- lijke benden uit Groot-Atjeh te kunnen beletten.
weerd: omdat van de 3 hoofdgroepen waarin zij Gedurende het sultanaat behoorde het eiland
verdeeld worden nl. de Anambas-, Natoena- en tot het sultansdomein of tanah waqf. Het eiland
Tambelan-eilanden (zie op deze namen), slechts is in 6 districten verdeeld: Balohan, Paja ofTelok
7 eilanden, t. w. Djemadja, Siantan, Poeloe Laoet, Goeloeng, Anoï Ilitam of Lamnga, Sabang, Anak
Boengoeran, Soebi, Serasan en Gr. Tambelan, be- Laoet en Iboes of Silang. De districten werden
woond zijn en onder geregeld bestuur staan. Maar door hoofden bestuurd, die onder de onmiddel-
inderdaad zijn veel meer dan deze 7 eilanden lijke bevelen van den sultan stonden en daarom
bevolkt en, naar de bewoners zeggen, sedert over- hoeloebalang radja werden genoemd.
oude tijden. De inlanders verdeelen dezen gehee- Het district Balohan strekt zich rondom de baai
len archipel in 7 groepen, aangeduid door de boven van dien naam uit van af Oedjoeng Sekeh tot
gebezigde zeven namen en in de Maleische kro- aan Oedjoeng Djaboï' en is van het district Paja
nieken vindt men ze als Poeloe Toedjoeh ver- gescheiden door de waterscheiding van den Boekit
meld; van deze indeeling is de naam hoogst waar- Tjot Laboe; van het district Anoï Hitam door
schijnlijk een gevolg. In de lijst behoorende bij de waterscheiding van het gebergte Tjot Roeng
het suppletoir contract van 19 Aug. 1864 vindt of Bak Getoem; van het district Anak Laoet door
men 205 eilanden als tot de Poeloe Toedjoeh de waterscheiding van den Tjot Abeh. Het district
behoorende opgenoemd en in groepen verdeeld. Paja strekt zich uit oostwaarts van Oedjoeng Djaboï
(Tijdschr. Aardr. Gen. 2* Ser. XV, 1898,bl. 21). tot westwaarts de Goeha Sarang en van hier noord-
Ter aanvulling van het op 't artikel Anambas- waarts over de waterscheiding van den Goenoeng
eilanden (Dl. I, bl. 33) gezegde, kan hier nog wor- Long Angen naar de Pria Laoetbaai; terwijl het,
den vermeld, dat in de bovengenoemde lijst 96 zooals reeds gezegd is, door de waterscheiding
POELOE WEU. 279

van den Boekit Tjot Laboe van het district Balohan vaarwaters tusschen die eilandjes en Poeloe Weh
is gescheiden. liet district Lamnga strekt zich uit zijn voor kleine inlandsche vaartuigen bruikbaar.
van Oedjoeng Sekeh langs de waterscheidingen De wegen zijn nog schaars op het eiland. Er
van het gebergte Tjot Bak Getoem en den Boekit loopt een llinke, 4 a 5 M. breede karreweg van
I.amkroeëng tot aan Ocdioeng Tapak Gadjah. Het de steigers te Sabang, heuvelop langs de woning
district Sabang strekt zich uit langs de baai van van den administrateur van het steenkolen-etablis-
dien naam van af Koewala Pantjoer tot aan Oedjoeng sement, de gebouwen der „Atjeh-associatie", de
Masam, van waar de grens verder loopt tot Oedjoeng woning van den dokmeester, het marine-etablisse-
Tapak Gadjah, om voorts de waterscheidingen te ment of schippershuis, het civiel-etablissement,
volgen van den Boekit I.amkroeëng en Oelak het post- en telegraafkantoor, de rapatzaal en
Batoe. Het district Anak Laoet strekt zich uit controleurswoning en verder langs de versterking
van Oedjoeng Teping Poe Oeë tot aan de Koe- naar Balohan. Deze weg, die op de hoofdplaats
wala Pantjoer, waar de grens verder de water- begrint, maar daarbuiten met laag gras begroeid
scheidingen volgt van den Boekit Oelak Batoe is, wordt geacht voor infanterie, cavalerie en ar-
en het Tjot Abeh-gebergte. Het district Iboes is tillerie begaanbaar te zijn. De weg naar de prise
van het district Paja gescheiden door de water- d'eau (het meer Anak Laoet), den terminus dei-
scheiding van den Goenoeng Long Angen en waterleiding, die de versterking en Sabang van
grenst verder aan zee. water voorziet, is circa 2 M. breed, doch niet
De voornaamste kampong's zijn: in het district geschikt voor karren. (Zie de eerste der drie kaar-
Balohan, i. Balohan, 2. Lekong, 3. Blang Baroe; ten, behoorende bij de brochure „Sabang bay
in het district Paja, I. Paja, 2. Kenekaj, 3. Dja- coaling station Pulo Weh or Way, North Sumatra.
boï, 4. Begrawang, 5. Merelo, 6. Ateuh; in het Proprietors: The Sabang-Bay Harbour and Coal
district Anoï Hitam, 1. Anoï Hitam, 2. Oedjoeng Company Limited"). Verder treft men op het
Sekeh; in het district Sabang, I. Sabang, de stand- eiland de van ouds bestaande voetpaden aan,
plaats van den controleur met eene militaire be- waarvan de voornaamste zijn: I. van Sabang naar
zetting sedert 18 Mei 1893, toen onze vlag er Ijer Meleh, 2. van Sabang over den Tjot Abeh
geheschen werd, onder de bevelen van een luite- naar Anoï Hitam, 3. van Ijer Meleh naar Anoï
nant der infanterie, 2. Ijer Melch, 3. I.amkroeëng; Hitam, 4. van Anoï Hitam naar Oedjoeng Sekeh
in het district Anak Laoet, I. Kroeëng Raja; twee voetpaden, waarvan het eene het strandpad
en in het district Iboes, I, Tepang Lajoe. en het andere het landpad wordt genoemd, 5.
De bevolking legt zich op ladangbouw en peper- van Balohan naar Oedjoeng Sekeh. (Zie voor deze
cultuur toe. Hoewel de grond zich uitmuntend paden o. m. de reeds vermelde „Overzichtskaart",
voor laatstgenoemde cultuur eigent, werd tot onze Topogr. bureau).
komst op het eiland niet meer geproduceerd dan Van den mineralen rijkdom van het eiland is
150 pikol's in het district Balohan, 600 pikol's nog weinig bekend. Niet ver van Djaboï, in het
in het district Paja en 120 pikols in het district district Paja, wordt zwavel gevonden en verza-
Sabang per jaar, hetgeen voornamelijk te wijten meld. In lß9g werd door den Gouv.-Gen. aan
was aan oneenigheden tusschen eenige Atjehsche een Europeesch ingezetene op Java vergunning
hoofden. In de laatste jaren bedroeg de peper- verleend tot het doen van mijnbouwkundige onder-
productie jaarlijks gemiddeld ongeveer 1000 pikol's. zoekingen op P. Weh.
Het eiland is zeer bergachtig zooals de „Over- Sedert 1877 is de aandacht op dit reeds vóór
zichtskaart van Groot-Atjeh en aangrenzende kust- 1873 door onze Marine bezocht eiland gevestigd
:
staten", schaal I 200.000, van het Topographisch wegens de gunstige ligging er van voor den wereld-
Bureau in Ned.-Indië van 1898 laat zien. De handel en de groote scheepvaart door de aldaar
voornaamste berg- en heuveltoppen zijn de G. aangetroffen wordende baaien van Sabang en Ba-
Iboes, 470,8, de G. Koelam, 615, de G. Lemo lohan '). Eerst in 1884 namen wij er feitelijk
Mati, 563,6, de G. Si Meregoeh, 540,9, de Tjot bezit van, doch op zeer bescheiden wijze, zonder
Bak Kroeët, 146,4, en de Tjot Laboe Bak Oeë vestiging van Europeesch bestuur en militaire be-
363,4 M. hoog (de verhevenheden beneden de zetting. Deze kwamen er eerst in 1893. Sedert
300 M. boven het omliggende terrein worden 1895 werd Sabang een kolenstation, waarvan
volgens de Ned.-Ind. terreinleer hoogte of heuvel de administratie, volgens contract met het Ned.-
genoemd). Het eiland telt eenige beken en spruit- Ind. Gouv., door de firma De Lange en C°. te
jes, waarvan de Kroeëng Pantjoer, de Kroeëng Batavia wordt gevoerd, eerst onder den naam van
Raja, de Kroeëng Pria Laoet en de Kroeëng „Atjeh-associatie", later dien van „Maatschappij
Blang Koewala tot de voornaamste behooren, doch zeehaven en kolenstation Sabang", die thans be-
heeft geene enkele rivier van beteekenis. Voorts schikt over eene uitgestrekte vestiging aldaar. In
vindt men op het eiland twee kratermeeren; het 1897 werd Sabang telegraphisch verbonden met

'
grootste, Anak Laoet genaamd, ligt op ± '/2 mv Atjeh en verder met Ned.-Indië, enz. In 1898
afstand van de zee, bij de Sabangbaai; het klein- werd er een 3000 (beter gezegd een 2800) tons
ste, ten zuiden van het grootste gelegen, heet Paja dok van Soerabaja geplaatst. De Sabangbaai is
Senarah of Nagrah (zie de kaart, behoorende bij vrij van hindernissen en zoowel over dag als
het opstel van W. C. Nieuvvenhuyzen, „Poeloe Weh- 's nachts gemakkelijk binnen te komen, zóó zelfs,
zeehaven", Ind. Gids, 1897). Beide meren leveren dat het gebruik van een loods niet noodig is.
goed drinkwater. De ingang der baai is 750 M. breed. De anker-
De zee maakt in het eilartd twee diepe insnij- plaats is ruim, circa 1500 M. lang en 900 M.
dingen: de Balohanbaai in het Zuiden en de Sa- breed, binnen den afstand van ongeveer 100 M.
bangbaai in het Noorden. De laatstgenoemde baai van de kust met eene diepte van 15 tot 22 vadems;
kan in drie deelen worden verdeeld: 1. de eigen-
lijke Sabangbaai met het eilandje Klah, 2. de Pria 1) Door sommigen wordt weinig vertrouwen
I.aoetbaai, 3. de Iboesbaai met het eilandje Roebia in de toekomst van P. Weh gesteld. Zie o. m.
en bij Oedjoeng Bak Oeë het eilandje Selakoï. De Verg. Ind. Gen. 9 Jan. 1894 bl. 25.
280 POELOE WEH. - POENTJAK.

25 groote stoomschepen kunnen er thans veilig kristen, Javaansch catechisatieboek, 1889; Bijbel-
ten anker komen zonder elkander in doen en laten sche geschiedenissen des Ouden Testaments, in
hoegenaamd te hinderen. De bodem der baai, uit het Javaansch, 1881; Bloemlezing uit Javaansche
eene combinatie van zand en koraal bestaande, prozageschriften, 1893; Eerste Javaansche lees-
kan dus niet anders dan uitmuntende ankergrond oefeningen, 1893; Volzinnen en opstellen ter ver-
worden genoemd. De schepen liggen er zoo kalm taling in het Javaansch, 1894; Grammatica der
als maar gewenscht kan worden. De voornaamste Javaansche taal, 1897; Brieven over den Islam
vuurtoren van Atjeh bevindt zich op P. Bras (Breuë), uit de binnenlanden van Java, 1886.
doch aan de zuidwestelijkste punt van den ingang Voorts schreef hij de volgende tijdschriftartike-
der Sabangbaai, op het eilandje Klah of Klas is len: in „Mededeelingen vanwege het Ned. Zend.-
een wit licht, op een afstand van 60 en op de Gen.: Een en ander over den godsdienstigen toe-
noordoostelijkste punt van den ingang der baai, stand van den Javaan, VIII, bl. 214, IX, bl. 161;
bij Oedjoeng Perhimpoewan, is een rood licht, op Bijdragen tot de kennis van den godsdienstigen
een afstand van 32 mijlen zichtbaar, terwijl een en zedelijken toestand des Javaans, IX, bl. 333,
rood licht op het gouvernementsgebouw tegenover X, bl. 23, XIII, bl. 153, 313, XIV bl- 259; Een
den ingang der baai haren omtrek aanduidt. De Javaansch handschrift: Djaka Sëlining, X, bl. 235;
steigers en boeien zijn met witte lampen en lan- Uit mijnen werkkring, aan het einde van 1865,
taarns verlicht, zoodat de schepen ook 's nachts XI, bl. 130; Eenige vragen over de zending op


ten anker kunnen komen. Het dok een drij-
Java beantwoord, XII, bl. 32; De Javanen en
vend droogdok wordt door dezelfde maat- het Evangelie, XIV, bl. 123; lets over Javaansche
schappij bediend. Behalve Cardiff- en Ombilinkolcn naamgeving en eigennamen, XIV, bl. 304; Mang-
verkoopt zij ook Bengaalsche kolen. oen Dosiah, XV, bl. 207; De Wajang, XVI, 1,1.
Het klimaat van P. Weh heeft veel overeen- 59, 204, 233, 353, XVII, bl. 138; Gato-lotjo, Jav.
komst met dat van Singapore en Colombo. Het handschrift, XVII, bl. 227; Uit Kediri, XVII, bl.
kan er nogal waaien. De afstanden van Pinang, 422; Djakat en Pitrah, XVIII, bl. I ;' Djaka SoepS,
Singapore, Hongkong en Colombo zijn respectie- pangéran van Sëndang (Sëdaju), Jav. handschrift,
velijk 308, 608, 141 7 en 902 (zee)mijlen. Stoom- XIX, bl. 33; Javaansche woningen en erven, XIX,
schepen van of naar China en Japan gaan dicht bl. 101, 317, XX, bl, 21; Belastingen op de inland-
langs het eiland, zoodat zij geen tijd verliezen, sche woningen, XIX, bl. 317; Lijst van Javaan-
zich daar van kolen en water te voorzien, het- sche woorden, die betrekking hebben op den huis-
geen zoowel over dag als 's nachts kan geschie- bouw, XX, bl. 21; lets over de kleeding der
den, aan den steiger liggende; twee voordeden, Javanen, XX, bl. 257, 377, XXI, bl. 3; Javaan-
die te Colombo en Singapore niet vereenigd zijn. sche dieven, XXII, bl. 394; Karakterschetsen (Uit
Ten slotte is Sabang eene vrijhaven. het desa-leven op Java), XXIII, bl. 157; Djimat,
POELOSARI. Vulkaan in Bantam, 1346 M. XXIII, bl. 229, 333; Djati Koesoema, Javaansch
hoog, tot de Karanggroep behoorend. Het hoogste handschrift, XXIV, bl. 97, 213; Mattheus Aniep
deel vormt een fraaien, slanken kegel; in den krater,
(Eene bijdrage tot de kennis der geschiedenis van
waarvan slechts de oostelijke wand aanwezig is, de zending op Oost-Java), XXIV, bl. 333; Naar
liggen eenige solfataren; uitbarstingen zijn niet en op de Pasar, XXVI, bl. 1; Bijgeloof, XXVI,
bekend. bl. 80; Johannes Paq-Dasimah, XXVII, bl. 161;
POENAGA. Mak. Zie NJAMPLOENG. Paulus TS Sari, XXVII, bl. 283, 333; lets over
POENAI. Zie BOENAI. den Javaan als mensch, XXIX, bl. 26, 113; lets
POENAI-DJAMBOE. Zie JOWAN-BONDOL over het Javaansche gezin, XXXI, bl. 113, 221;
en DUIF. lets over de Javaansche desa, XXXVII, bl. 226,
POENANS. Zwervende Dajaksche volksstam. 309, XXXVIII, bl. 24, 97; Dadoeng-kapoentir,
Zie DAJAKS, Dl. I, bl. 414 en vgl.: Dr. A. W. XXXI, bl. 26; Een Mohammadaansch tractaatje,
Nieuwenhuis, „In Centraal Borneo", Leiden 1900. XXXII, bl. I ; Het Daboes van Santri-Soenda,
POENDAK. District van het tot 't Sultansge- XXXII, bl. 253; De evangelisatie op Java, XX XIV,
bied behoorend regentschap Nanggoelan, residentie bl. 391; Welke beteekenis heeft de genees- en
Djokjakarta. heelkunde in en voor de Zending? XXXVII, bl.
POENEI. Zie BOENAI en DUIF. 273; Eene treffende Javaansche term, XLIV, bl.
POENEJ. Zie POONAI.
POENEJ TANAH. Zie DELIMOE.
I. —
In „Tijdschr. v. h. Bat. Gen.": Aanteeke-
ningen op de Lakon Karta. WijogS, XXIX, bl.
POENÈL. Alf. Amb. Zie NIPAH. —
101 190; Aanteekeningen op de Lakon Djrila-
POENG-POENG. Tid. Bom. Zie NIPAH. dara-rabi, XXXI, bl. 387 —476.
POENSEN. (CAREL) Geb. te Amsterdam t. 1. en vlk.":
— In „Bijdr. t.
wetten, VI, 6, bl. 74;
Javaansche
den 9 en Mei 1836, volgde hij van 1855—1860 Mangkubumi, VI, 8, bl. 223.
als zendeling-kweekeling de lessen aan het Zen- PÖENTANG. Zie GOBIUS.
dinghuis te Rotterdam, vertrok in het laatste jaar POENTI. Lamp., Alf. Men. en Tin. Bom.
naar Java, waar hij tot 1863 zendeling-leeraar was Zie PISANG.
te Madjawerna en daarna tot 1891 te Kediri. Den POENTI KAJOE. Lamp. Zie PAPAJA.
I2 en Juni 1891 werd hij benoemd tot Hoogleeraar
POENTJAK. Naam van het hoogste punt op
in het Javaansch aan de Indische instelling te den postweg Buitenzorg—Tjiandjoer, op de water-
Delft, en aanvaardde het ambt 10 Sept. d. a. v. scheiding van Tji Liwong en Tji Taroem, en de
met een toespraak: „De Indische ambtenaar en grens van Batavia en de Preanger regentschappen.
de beoefening der Indische talen". Het werd door Daar poentjak top beteekent, meent men wel,
hem bekleed tot de opheffing dier instelling den dat de weg over den top van den berg Mega-
1
i" Sept. igoo. mendoeng (Zie aldaar) is gelegd door „een gril
Aan Poensen danken wij de volgende werken: van Daendels". Tot zulk een dwaasheid was Daen-
Kidung, Javaansche liederen, 3 deelen; Ontjèn- dels echter niet in staat en men kan hem hoog-
ontjèn, Javaansch leesboek, 3 deelen; Wuwulang stens verwijten den postweg niet te hebben gelegd
POENTJAK. — POERWAKERTA. 281

zooals thans de militaire weg en de spoorlijn loo- venden afstand westelijke grensrivier der afdeeling.
pen, over het vlakke zadel tusschen Salak en Ocdé. Uit het Oosten, dus links, neemt zij eerst op de
De top van den Megamendoeng (Telaga) is 1725 M. Gintoeng, die op het noordelijk deel van de oost-
hoog en behoort tot een steilen, vulkanischen berg- grens der afdeeling loopt; lager de Pekantjangan,
rug, die zich zuidelijker tot 2040 M. in den Geger uit Bandjarnegara, die meer zuidelijk over zekeren
Bintang verheft. Tusschen deze beide toppen ligt afstand de oostelijke grensrivier der afdeeling
de pas Pocntjak, met een hoogte van 1482 M. is. De Klawing eindigt met te vallen in de k.
De weg stijgt aan weerszijden zeer steil omhoog, Serajoe, die der afdeeling tot zuidelijke grens-
aan den Buitcnzorgschen kant met hellingen van rivier strekt. De hoofdplaats heet ook Poerba-
12°—14°; vóór de voltooiing van den spoorweg lingga. Hare grenzen zijn vastgesteld bij St. 1887
was hier een druk postverkeer. De reiswagens n°. 138. Er zijn gevestigd de assistent-resident,
werden met tot 10 of 12 karbauwen in plaats van regent en controleur, zoomede het hoofd van het
de paarden, of met voorspannen van karbauwen haar bevattend district. Zij ligt in de vlakte die
vóór de paarden, omhooggetrokken. Thans doet zich uitbreidt tusschen den Slamat en het gebergte
men de reis meestal met „klein vervoer", een „kar- bij de gewestelijke hoofdplaats Banjoemas, 46 M.
retje" (kahar ballon) met drie of vier paardjes. b. z., en is een keurig net oord met fraaie be-
Van den pas heeft men een prachtig vergezicht stuurshoofdswoning. Op het einde van ißgs telde
over een groot deel der Preanger. zij eene bevolking van 11.883 zielen, waarvan
POERABAJA. Eene kampong in het district 5g Europeanen, 11.430 inlanders en 3g4 Chinee-
Djampang-Tengah, afdeeling Soekaboemi, resi- zen. Deze laatsten hebben er hun eigen wijk, wat
dentie Preanger regentschappen (Java), waarbij ook het geval is te Bobotsari en Boekatedja. Be-
gevestigd is het in 1888 opgerichte remonte- halve aan de Klawing, welke rivier bij de hoofd-
dep ót (zie Dl. 11, bl. 387), beschikkende over plaats eene aanmerklijke breedte heeft, ligt Poer-
eene uitgestrektheid gronds van ruim 546 bouws.
POERBALINGGA. Afdecling en regentschap
balingga — en ook Bobotsari — aan den weg
van Pamalang op Banjoemas; verder zal de plaats
der residentie Banjoemas, ter oppervlakte van eindpunt worden van de zijlijn Bandjarsari—Poer-
81-935,79 hectaren of 14,gQ g. m. Het vormt — balingga der Serajoedal-stoomtrammaatschappij.
van 't westen gerekend — het derde kwart der
noordlijke helft van het gewest. De grenzen zijn:
Erfpachtperceelen zijn er in deze afdeeling niet;
wel een 3tal ondernemingen werkende op over-
Noord, de residentie Tegal; Oost — voor het eenkomsten met de inlandsche bevolking, waar-
allernoordelijkste deel — de afdeeling Poerwa- van 2 voor suiker — een derde suikeronderneming
kerta, en —■ voor het overige —, de afdeeling
Bandjarnegara, beide van dit gewest; Zuid en

is tijdelijk gesloten en I voor tabak. Het aan-
tal uitgegeven vergunningen tot mijnbouwkundige
West, de afdeeling Banjoemas van dit gewest. opsporingen bedroeg (tot 31 Juli ißgg) 6. Hindoe-
De afdeeling is in haar geheel en onder denzelf- oudheden zijn er niet te vermelden.
den naam tevens contróle-afdeeling, en deze omvat POERBALINGGA. District van de contróle-
de 3 districten van het regentschap: Poerbalingga afdeeling, het regentschap en de afdeeling Poer-
(gelijknamige hoofdplaats), Kertanegara (hoofd- balingga, residentie Banjoemas; met eene opper-
plaats Bobotsari) en Tjahjana (hoofdplaats Boeka- vlakte van 20.958,87 hectaren. Het district telt
tedja). Het aantal desa's bedraagt 312. De gesteld- 130 desa's.
heid des lands is in het Noorden zeer bergachtig, POEREN. Alf. Amb. Zie NIPAH.
met mindering naar het Zuiden toe, alwaar zich POERI. Aldus worden de vorstelijke paleizen
het noordelijk deel der Serajoe-vlakte bevindt. Het op Bali genoemd die, evenals de kratons op Java,
gebergte der afdeeling is de over de noordgrens uit verschillende gebouwen en pleinen bestaan,
verloopende centraal- of Pembarisan-keten en de door een muur omgeven, en waar vaak honderden
daaruit vrij recht Zuidwaarts loopende dwarsjukken. personen, tot de vorstelijke hofhouding behoo-
In dien keten verheft zich op het gemeenschappe- rende, verblijf houden. Eene beschrijving van het
lijk grenspunt dezer afdeeling met hare zusteraf- paleis van den Vorst van Badoeng, vrijwel met
deeling Poerwakerta en met de residentie Tegal de overige poeri's op Bali overeenkomende, gaf
de vuurberg Slamat (3472 M.); andere toppen zijn: Jacobs, „Eenigen tijd onder de Baliërs", bl. 176.
op de grens met Tegal, de Poelasari (1136 M.) en Ook op Lombok heetten de paleizen poeri's (op
de Djaga, welke laatste het noordlijkst punt der bl. 431 Dl. II wordt ten onrechte gezegd dat de
afdeeling is; op de grens met hare zusterafdeeling tempels er aldus genoemd werden); de poeri's
Bandjarnegara en de residentie Pekalongan, de om en nabij Mataram zijn uit den strijd in 1894
Kendoeng. In het Noorden van het district Tjahjana op Lombok gevoerd bekend. Zie platte grond
ligt niet ver van de grens de Lawit met het graf van den poeri te Tjakra Negara. Cool, De Lom-
van den pangéran Djamboekarang, dat ten doel bok-expeditie, bl. 130 en 180.
strekt aan bedevaarten; naar de „tjahjakanabejan" POERI-MEJRAH, -POETIH. Zie HARING.
hem op een zuidwaarts van dezen gelegen heuvel POERING. Jav. Zie KATOMAS.
geopenbaard, zou de eerstbedoelde — en bij uit- POERING. District van de contróle-afdeeling,
breiding zijn later regentschap — „tjahja" of
„tjahjana" zijn geheeten; het graf wordt onder-
het regentschap en de afdeeling Karanganjar, resi-
dentie Bagelen; met eene oppervlakte van 16.781,33
houden door de perdikan-desa Makam, die tus- hectaren. Het district telt 126 desa's.
schen Lawit en Tjahjana ligt. De westgrens der POEROE. Koeb. SüM. Zie RAMBOETAN.
afdeeling wordt bijna geheel gevormd door de POERWAKERTA. Afdeeling en regentschap
kali Djompong, van den Slamat afstroomende, der residentie Banjoemas, met een oppervlak van
een rechter zijrivier van de Klawing, den grooten 75.625,48 hectaren of 13,7 D g- m., uitmakende —
stroom van het onderhavig landschap, waaraan
de hoofdplaats ligt; zij voert in hoofdzaak alle
van het Westen gerekend — het tweede kwart
van het noorderdeel van het gewest, en begrensd
water van het noordlijk grensgebergte af; na op- door: in het Noordwesten, de residentie Tegal;
neming der Djompong is zij langs den overblij- in het Noordelijkste gedeelte van het Oosten, de
282 POERWAKERTA. — POERWOREDJo.
afdeeling Poerbalingga; in het overig gedeelte van in het Zuidwesten en Westen, de afdeeling Koe-
het Oosten en in het Zuidoosten, de afdeeling toardjo van dit gewest; in het Noordwesten, de
Banjoemas; in het Zuiden en Westen, de afdee- afdeeling Ledok van dit gewest. De geheele af-
ling Tjilatjap; alle genoemde afdeelingen behoo- deeling vormt I contróle-afdeeling: Poerworedjo,
ren tot het onderhavig gewest. Op de noordgrens omvattend de 3 districten waar het regentschap
ligt ter plaatse waar de afdeeling zoowel aan have in verdeeld is: Poerworedjo, Loano en Tjangkrep.
zusterafdeeling Poerbalingga als aan het gewest De hoofdplaatsen zijn alle gelijknamig. Het aantal
Tegal grenst, de vuurberg Slamat (3472 M.), die desa's bedraagt 413. De afdeeling is in 't noorden
zich verheft in het over de noordgrens verloo- en oosten bergachtig, overigens vlak. Het gebergte
pend centraal- ofPembarisan-gebergte, dat in weste- op de grenzen der afdeeling met de residentiën
lijke richting hem met den Tjerme verbindt. Voorts Kedoe en Djokjakarta is bekend onder den naam
is de afdeeling langs de zuid- en westgrens met van het Kelir-gebergte. Over de hoogste toppen
gebergten overdekt, doch langs de oostgrens — hiervan loopt de grens der afdeeling met die ge-
noemen:

behalve waar die wordt gevormd door de uitloo- westen. Van die toppen zijn te op de
pers van den Slamat vlak. De geheele afdee- grens Loano-Kedoe, de Koenir (969 M.) en op
ling vormt 1 contróle-afdeeling, genaamd Poerwa- de grens Tjangkrep-Djokja, de Gepak (857 M.).
kerta, welke al de 3 districten van het regentschap Verder ligt in Loano, nabij de grens van dit
omvat, m. n.: Poerwakerta, Adjibarang en Djamboe district met Tjangkrep, de 7 a 800 M. hooge
(hoofdplaats Djatilawang). De niet genoemde hoofd- Kelir-top Wangsi met de 4 grafsteden van raden
plaatsen zijn gelijknamig. Het aantal desa's be- Djamboe, prins van Mataram, eersten verkondiger
draagt 235. Op een deel der oostgrens vloeit de des Islams in Bagelen, en zijne twee helpers, zoo-
Peloes, een rechter zijrivier der Klawing; op de mede van een vromen Loano'schen prins, die in
zuidoostgrens de Serajoe, die zich van hier zuidelijk dit gezelschap begeerd heeft te rusten. Op dezen
buigt, en van den Slamat en het Pembarisan-ge- zelfden berg wast een waroe-soort, van welks hout
bergte gevoed wordt door de Logawa met hare onvergelijkelijke lansschachten vervaardigd worden.
boyenzijtakken: de Bandjaran of rivier van Poer- Op de grens van Loano met Ledok verheft zich
wakerta en de Proekoel, zoomede door de Tadjoem. de 606 M. hooge top Talok. Andere Mohamme-
De hoofdplaats der afdeeling heet ook Poerwa- daansch-heilige plaatsen, dan de genoemde, zijn:
kerta. Het is een uitgestrekte, fraaie en belom- het graf van njaï Bagelen in de desa Bedoek aan
merde plaats, tegen de helft der oostgrens van den weg van Tjangkrep naar Semanggi in Koe-
de afdeeling gelegen, in de vlakte tusschen den toardjo; en het graf van den stichter van het
Slamat en het gebergte bij de hoofdplaats Banj- rijkje Banjoe-oerip, een van het hof zijns vaders
oemas. Behalve aan de voornoemde rivier ligt zij verbannen Madjapahitschen prins met name pangé-
aan den weg van Banjoemas over Adjibarang op ran Djaja Koesocma, in de desa Gangeng. Hin-
Tegal. De grenzen zijn vastgesteld bij St. 1887 —

doesche oudheden zijn volgens Dr. Verbeek's
n°. 138. Zij strekt ten zetel aan den assistent-resi- lijst in dit regentschap slechts ter hoofdplaats,
dent, den regent, den controleur en het hoofd van t. w. de 3 beelden en 4 ornamenten van tempels
het haar bevattend district. Op het eind van 1895 op het erf achter de residentswoning; maar in
woonden er 11.588 menschen, t. w. 75 Euro- Prof. Veth's Java (Dl. 111, bl. 405) wordt nog
peanen, 10.872 inlanders, 616 Chineezen en 25 melding gemaakt van een lingga in het klaarblij-
andere vreemde oosterlingen. Den Chineezen is hier, kelijk naar dat voorwerp genoemde dorp Bagelen,
en ook te Adjibarang en Djatilawang, een afzon- gelegen in de huurt van Bedoek, dat bij uitbrei-
lijke wijk aangewezen. Europeesche landbouw ding zijn naam vervolgens aan 't geheele regent-
wordt in deze afdeeling gedreven: op 3 erfpachts- schap heeft gegeven. In het oosten van 't district
ondernemingen, waarvan 1 voor kma en 1 voor Loano bevindt zich de zoute bron Banjoe-asin.
liberiakoffie en cacao (van de derde ontbreekt de Door haar uiterst geringe bevaarbaarheid strekt
opgaaf); en op 2 ondernemingen berustend op zich het belang van de rivieren dezer afdeeling
overeenkomsten met de inlandsche bevolking, waar- slechts uit tot den landbouw. Op zoo goed als
van I voor suiker, de andere voor tabak. Er zijn de geheele westgrens vloeit de kali Dijak van het
4 vergunningen tot mijnbouwkundige opsporingen gebergte bewesten Sapoeran in Ledok; zij valt
uitgegeven (tot 31 Juli l8gg). met doorgaans zuidwaartschen loop in de k. Le-
POERWAKERTA. District van de contróle- rong. Van deze laatste is de k. Bogowonto een
afdeeling, het regentschap en de afdeeling Poer- andere groote zijtak; ontspringend op de zuid-
wakerta, residentie Banjoemas; met eene opper- westelijke helling van den Soembing (afd. Ledok)
vlakte van 19.618,1 hectaren. Het district telt heeft zij ook een zuidwaartschen loop, doorsnijdt
107 desa's. de afdeeling geheel, haar in eene westelijke en
POERWAREDJA. District van de contróle- eene oostlijke helft deelend, vormt in haren boven-
afdeeling, het regentschap, de afdeeling en de loop voor een zeer klein gedeelte de noordweste-
residentie Banjoemas; met eene oppervlakte van lijke afdeelingsgrens en in haren benedenloop de
21.446 hectaren. Het district telt 84 desa's. zuidoostelijke grens der afdeeling, tot aan het punt
POERWODADI. District van de gelijknamige waar de residentie Djokja aan deze afdeeling en
contróle-afdeeling, regentschap en afdeeling Gro- aan Koetoardjo grenst, als wanneer zij vervolgens
bogan, residentie Semarang; met eene oppervlakte laatstgenoemde afdeeling — en daarmee de resi-
van 35.036,16 hectaren. Het district telt m desa's,
alle Gouvernements.
dentie Bagelen — van het gewest Djokja schei-
dend, in de Lerong valt; zij is onbevaarbaar. De
POERWOREDJO. Afdeelingen regentschap der gezonde en ruim aangelegde hoofdplaats der afdee-
residentie Bagelen, ter oppervlakte van 49.576,92 ling, mede Poerworedjo geheeten, ligt aan de Bo-
hectaren of 9 □ g. m., beslaande het zuidoostelijk gowonto in eene vruchtbare vlakte; zij strekt —
deel van het gewest, en begrensd door: in het Noor-
den en Noordoosten, de residentie Kedoe; in het
tevens hoofdplaats van het gewest zijnde — ten zetel
aan den resident, regent en controleur alsmede
Oosten en Zuidoosten, de residentie Djokjakarta; aan het hoofd van het haar bevattend district.
POERWOREDJO. — POESPA. 283

Hare grenzen zijn vastgesteld bij St. 1887 n°. 119. gelegd of met water overgoten, en dat water wordt
gebruikt om de velden te besprenkelen ter verze-

Einde 1895 woonden er 13.21 1 menschen, nl. 331
Europeanen, 11.528 inlanders, 1300 Chineezen kering van een rijken oogst, om zieken te bevochti-
in hun eigen wijk — en 52 Afrikanen. Bekend
is het voorheen belangrijke militaire kampement,
gen ten einde herstel aan te brengen en voor ge-
zonden als voorbehoedmiddel. Maar ook het neder-
dicht bij de hoofdplaats gelegen, Gedongkebo. leggen van het heilaanbrengend voorwerp, wat het
Loano en de hoofdplaats liggen aan den grooten ook zijn moge, bij of de aanraking er mede van
zuidelijken weg van Java; bij laatstgenoemde geeft den zieke, meest gepaard met een reukoffer, wordt
deze een tak af naar Semanggi aan den Lcrong- voldoende geacht.
mond. Een klein blokhuis nabij de rivier bestrijkt Tot de belangrijkste poesaka's behooren de rijks-
het scheipunt dezer wegen. De meening is geop- sieraden (Zie aldaar), kabesaran, die van vorst
perd geworden, dat bij oorlog, Poerworedjo het op vorst overgaan en niet slechts beschouwd wor-
geschiktst is voor tijdelijken zetel der Ned.-Ind. den als de schutspatroons der vorsten, maar aan
regeering. De spoor, deze afdeeling in zuidooste- welker bezit als het ware de volle uitoefening van
lijke richting doorloopend, doet met een oostelijk de vorstelijke waardigheid gebonden wordt geacht.
gerichte zijlijn de hoofdplaats aan, die daarvan Toch zijn er voorbeelden dat ook zonder de rijks-
eindpunt is. In de bergdistricten telen de inlan- sieraden het gezag der vorsten werd erkend. Ook
ders veel koffie. De eenige Europeesche onder- tot deze poesaka's behooren de meest uiteenloo-
neming is eene voor suikerrietbihit, op overeen- pende zaken; het meest voorkomend zijn wapens,
komsten met de inlandsche bevolking werkend, als krissen, lansen en zwaarden, in 't algemeen
en gelegen in 't district Poerworedjo. Tot 31 Juli voorwerpen waarmede vroegere vorsten in nauwe
1899 waren er 3 vergunningen tot mijnbouwkun- aanraking zijn geweest. Dat ook deze poesaka's
dige opsporingen verstrekt. hun waarde daaraan ontleenen dat zij alle be-
POERWOREDJO District van de contróle- schouwd worden als door de zielen dier vorsten
afdeeling, het regentschap en de afdeeling Poer- bewoonde relieken, blijkt vooral daaruit dat men
woredjo, residentie Bagelen; met eene oppervlakte er onder aantreft klecdingstukken door die vorsten
van 10.873,33 hectaren. Het district telt 146 desa's. gedragen, zelfs deelen van het lijk, zooals hoofd-
POERWOREDJO. District van de gelijknamige haar, of de placenta van een vroegeren vorst, in
contróle-afdeeling, regentschap en afdeeling Bangil, diens hoofdhaar gewikkeld.
residentie Pasoeroean; met eene oppervlakte van Is aan poesaka altijd het begrip verbonden:
17.454,84 hectaren. Het district telt 61 desa's. overgegaan van vroegere geslachten op het tegen-
POESAKA. PoesEka, Jav. k. en ng. Onder woordige, en wordt dan ook het woord wel in
dezen naam wordt nagenoeg algemeen in den de algemeene beteekenis van gëerfd goed ge-
Archipel verstaan heilig of heilaanbrengend erf- bruikt, toch is volstrekt niet alles wat gëerfd is,
goed, dat met grooten eerbied wordt behandeld poesaka, in den hierbedoelden zin, al kan het
en vaak met offers, meestal reuk- of spijsoffers dat door de een of andere omstandigheid worden.
vereerd. Die vereering is een uiting van fetisisme Op Java wordt een gewoon erfdeel dan ook niet
en eigenlijk is een poesaka dan ook een fetis, poesaka, maar warisan genoemd. De Maleier
waaraan de ziel of geest van vroeger geleefd heb- van Sumatra's Westkust daarentegen noemt, naast
bende personen gedacht wordt voortdurend of harta pentjarian: het zelfverworven goed (zie
tijdelijk gebonden te zijn en op wier hulp en MENANGKABAUERS, Dl. 11, bl. 490), harta
bijstand men in ruil voor offers en vereering poesaka alle onverdeeld erfgoed, als velden,
meent te mogen rekenen. Daaruit volgt, dat de wildernis, huizen, vee, wapens, kostbaarheden, al
meest uiteenloopende zaken, dingen van allerlei datgene wat in den regel onder toezicht van de
aard, poesaka kunnen zijn en dat is ook inder- hoofden der gezinnen, bestemd is tot onderhoud
daad het geval. Zoowel een handschrift als een van de leden daarvan. Hetzelfde denkbeeld van
steen, zoowel een haarlok als een wapen, een gelukbrengend door toedoen van de daarin ver-
kleed of een stuk huisraad treft men als poesaka aan. blijvende geesten der voorouders, ligt waarschijn-
Niet alle poesaka's bezitten gelijke heilaanbren- lijk hieraan ten grondslag, maar tegenwoordig
gende kracht; de meesten hebben slechts betee- wordt ook door de Maleiers groot onderscheid
kenis voor den bezitter en diens nakomelingen, gemaakt tusschen de harta poesaka in het alge-
maar er zijn er ook die door velen, ja door elkeen meen en een poesaka als fetis.
worden beschouwd als schutspatroon, als helper Ook de erftitel der Menangk. Maleiers, waar-
in ziekte en nood, als vervuiler van wenschen en van bijv. elke familie er één bezit, die van den
begeerten. Is de gewone poesaka als familie-fetis laatsten broeder op den oudsten zusterszoon be-
te beschouwen, deze zoude men volks-fetisen kun- hoort over te gaan, wordt galar poesaka ge-
nen noemen. Voorbeelden van deze laatsten zijn noemd.
de schedels en de tempajan's, djawet's of POESARAN. Zie GOGE.
balanga's (aarden potten, zie POTTEN) der POESO. Zie GOBIUS.
Dajaks, de barang pamanahan der Maleiers, POESOE. Alf. Amb. Zie ALIJA.
de pinggan pasoe (heilige schotels) der Bataks, POES-OETAN. Zie MATJAN.
evenals de voorafgaande, voorwerpen van ouden, POESPA. Soend.
niet met juistheid bekenden oorsprong, en ook Schima Noronkae Reiniv., fam. Ternstroemia-
de mastika's of bezoarstecnen. ceae. Een hooge, rechte boom in de bergstreken
Poesaka's, waaraan men groote heilaanbrengende van West-Java, alwaar hij zeer menigvuldig in de
kracht toeschrijft, worden gewoonlijk zorgvuldig bosschen groeit. Hij draagt eene donkere, dicht
toegedekt veelal boven in huis, op een zoldertje bebladerde loofkroon met groote witte bloemen,
bewaard en niet dan met allerlei plichtplegingen en is reeds op een afstand te herkennen aan de
voor den dag gehaald bij bijzondere gelegenheden rozeroode kleur van het jonge loof. Zijn stam
of wanneer van hen hulp in een bijzonder geval bevat een roodachtig, fijn, vast en sterk, deugd-
moet worden gevraagd. Veelal worden ze in water zaam timmerhout, dat voor huisbouw en andere
284 POESPA. — POESPO.
doeleinden, vooral ook voor harde voorwerpen, bijgebouwen en kleine stallingen voor paaiden
zooals rijststampers, zeer gezocht is. S. g. 0,69. en koeien benevens kippenhokken. De kolonis-
De bast dient tot het bedwelmen van visschen. ten verklaarden echter de geldelijke tegemoet-
De bloemen heeten als ml. drogerij tjangkok. koming van het Gouvernement gaarne als een
Met poespa wordt wel verward Gordonia excelsa voorschot te willen beschouwen en bereid te zijn,
81., een verwante boom van W.-Java, daar ook die gelden, te beginnen met het jaar 1892 af te
als Ki sapi en Ki man dj el bekend. betalen. Bij gebrek aan kundig dagelijksch toe-
POESPO. Eene desa, gelegen in het district zicht en tengevolge van den spoed, bij de ont-
Tengger, afdeeling en residentie Pasoeroean (Java) ginningen betracht, en ook doordat de kolonisten
in de nabijheid waarvan, te Gandasoli, in wegens hunne onwetendheid herhaaldelijk de dupe
September 1890 werd begonnen met het nemen werden der kunstgrepen van het inlandsch werk-
van eene proef met het doen ontginnen door min- volk, werd over het algemeen zeer duur gewerkt.
vermogende Europeanen (hoofdzakelijk gepensio- Het grove en zware werk der eerste ontginning
neerde militairen beneden den rang van officier) en de grondbewerking werden door inlanders ver-
op Java en Madoera verblijf houdende, van stuk- richt; de lichtere arbeid kwam op de schouders
ken grond voor den kleinen land- en tuinbouw, der kolonisten. Deze moesten steeds met inlan-
voor ieder niet grooter dan 5 bouws. Uitbreiding ders samenwerken, die, als vaste opgezetenen der
van een perceel of toewijzing van een tweede perceelen, de Europeanen in het werk bijstonden
perceel aan denzelfden persoon zou later, wan- en lief en leed met hen deelden.
neer daartoe termen aanwezig mochten zijn, op De landbouwkolonie is op een terrein geves-
aanvraag plaats kunnen hebben. Zij, die als kleine tigd, dat vrij staatsdomein geacht wordt te zijn.
land- en tuinbouwers werden toegelaten, moesten De hoogte boven den zeespiegel varieert van 2000
een certificaat van goed gedrag kunnen overleg- tot 2600 voet. De gronden zijn van middelmatige
gen en mochten ieder binnen de grenzen van de kwaliteit en over het algemeen nog al geacciden-
daarvoor bestemde terreinen een perceel uitkie- teerd; zij beslaan eene uitgestrektheid van 112
zen. Bij elk der terreinen zou, tot leering en lei- bouws. Ofschoon het terrein aan de oost- en west-
ding der toegelaten personen, zoo noodig, een zijde door water is omgeven, ging de geregelde
ervaren tuinman — waarvoor ook een hunner zou
kunnen worden gekozen —■ in tijdelijken dienst
watervoorziening met niet weinig moeilijkheden
gepaard, omdat de riviertjes in die streken steile,
worden aangesteld. Het Gouvernement zorgde ver- hoogopstaande ravijnwanden als oevers hebben,
der voor de behoorlijke afbakening, de kaartee- zoodat men het water op grooten afstand boven-
ring en het opmaken van den meetbrief dezer strooms moest afleiden of aftappen. Een groot
perceelen alsmede voor de oprichting van een- bezwaar was het, dat de kolonie niet met karren
voudige bamboezen woningen en de aanschaffing kon worden bereikt, zoodat voor den op- en afvoer
van het hoogst noodige huisraad (waaronder hang- van goederen — hoewel slechts over een afstand
lampen) en gereedschappen. Ten slotte werden
de toegelaten personen op Gouvernements kosten
van I J/2 paal— van paarden moest worden ge-
bruik gemaakt. Het Gouvernement schafte zich
met hun gezin naar de plaats van bestemming daarom voor ieder kolonist een paard aan. Boven-
vervoerd. Hun, die zich misdroegen of de goede dien ontving ieder hunner nog eene koe, terwijl
bedoelingen der Regeering zouden trachten te voor de voortteling van het rundvee een bastaard
verijdelen, kon het verder gebruik van en ver- Europeesche dekstier werd aangekocht. Een der
blijf op het geoccupeerde perceel binnen zekeren kolonisten wenschte zich speciaal op de veeteelt
termijn worden ontzegd. Op elk perceel kon ook toe te leggen; eenige anderen hadden zich Euro-
de teelt van koffie door den resident van Pasoe- peesche en Chineesche varkens aangeschaft en
roean worden toegestaan, wanneer hiermede niet bijna allen legden zich op het fokken van pluim-
in strijd met de bepalingen en de belangen van vee toe. Een hunner hield een toko.
het Gouvernement werd gehandeld. Daar het slechts Op het einde van 1891 was de totaal-indruk
eene proef gold, werden de perceelen van Gou- der kolonie nog ver van gunstig en was de wel-
vernementswege slechts tot wederopzeggens in stand der kolonisten nog zeer gering; doch op
bruikleen afgestaan. het einde van 1894 konden deze reeds op vol-
Toen de plannen der Regeering omtrent de doende wijze door land- en tuinbouw in hun levens-
oprichting dezer landbouwkolonie bekend waren onderhoud voorzien. De kolonie telde toen 16 kolo-
gemaakt, meldden zich circa 80 personen, meest nisten; het gros ontving rijkspensioen, de anderen
gewezen militairen, schriftelijk en mondeling tot kregen eene geldelijke ondersteuning van Gouvcr-
den resident van Pasoeroean, met het verzoek ncmentswege. In 1895 en iBg6 bevonden er zich
om zich als kolonist te Poespo te mogen vesti- 17, op het einde van 1897 waren er 16, op het
gen. De resident vond het echter om verschil- einde van 1898 telde men 20 en medio lBgg
lende redenen raadzaam, voorloopig slechts aan 18 personen als hoofden der gezinnen van kolo-
10 personen, waarvan 8 gewezen militairen, gron- nisten, voor het meerendeel volbloed Europeanen,
den uit te geven. leder ontving 5 bouws grond, waaronder echter niet veel Nederlanders. Te be-
omdat, naar 's residents oordeel, geringere uitge- treuren is het, dat onder hen in vele gevallen
strektheden den kolonisten niet genoeg konden nog weinig samenwerking bestaat, doordat er tus-
opleveren om in hun levensonderhoud te voor- schen hen te veel naijver heerscht, de oorzaak
zien, met het oog op de geïsoleerde ligging der van vele twisten. De verhouding tusschen de kolo-
terreinen en de daaruit voortvloeiende hooge trans- nisten en de inlandsche bevolking was over het
portkosten naar de verkoopplaatsen. De ontgin- algemeen goed. Ofschoon de meesten hunner met
ningskosten vielen nogal tegen, ook tengevolge inlandsche huishoudsters leven, die hun niet zel-
van voortdurende regens, door het verrichten der den van veel nut zijn, werkt dit de toenadering
allereerste werkzaamheden, zooals het rooien van tusschen de kolonisten en de bevolking over het
het terrein, het kappen der woudboomen, enz., en algemeen niet in de hand. Voor godsdienst en
den bouw van de woningen der kolonisten met onderwijs arbeidt een evangelist onder hen.
POESPO.
— POETJOEK. 285
Tot het verrichten van veldarbeid waren bijna te verzekeren ? De kolonisten hebben tot dusver
alle kolonisten genegen en geschikt. Zelfs op het het bewijs daarvan niet geleverd. Gaat de Regee-
heetste gedeelte van den dag werd gewerkt, waar- ring hierbij door met hun bronnen van inkom-
van door gewoonte geene nadeelige gevolgen wer- sten te verschaffen, geheel vreemd aan het land-
den ondervonden. Over het algemeen voldeden bouwbedrijf — zooals het bij sommige kolonisten
zij, die in de kolonie gevestigd bleven, zeer goed.
In dit opzicht was geen verschil merkbaar tus-
huisvesting verleenen aan weesjongens — dan zal,
hoe goed die maatregel op zichzelf overigens moge
schen hen, die uit noordelijk en hen, die uit zui- zijn, dat bewijs ook later moeilijk kunnen worden
delijk Europa afkomstig waren. Zij, die er bleven, geleverd en kan die kolonisatie ons niet leeren,
waren tevreden met hun lot. Blijkbaar was het wat wij zoo gaarne zouden willen weten.
hun ernst met de zaak. Nu deed het Gouverne- De landbouwkolonie te Poespo bezit reeds eene
ment trouwens veel voor hen. Zelfs genoten de rijke litteratuur. Behalve hetgeen daarvan in de
kolonisten met hunne gezinnen medische hulp sedert 1889 verschenen Koloniale verslagen, de
uit Tosari op Gouvernemcnts kosten. De water- Javaschc courant en de stukken der Indische be-
voorziening werd zoodanig verbeterd, dat zelfs in grooting wordt medegedeeld, vindt men daarover
den oostmoeson de kolonie in voldoende mate zeer belangrijke opstellen in Indische en Neder-
over het noodige water kan beschikken. De in landsche dagbladen en tijdschriften. De lezens-
de eerste jaren na de vestiging der kolonie tal- waardigste zijn de reeks artikelen van Batavus
rijke mutatiën, het veelvuldig va et vient der in De Javabode van Oct. 1891 en de verhande-
kolonisten zijn in den laatsten tijd verminderd. ling van J. E. Barkmeijer in het Tijdschrift voor
De aanvankelijk verkondigde meening, dat zij, die Nijverheid en Landbouw in Ned.-Indië, jg. 1899.
blijven, slechts in de ochtend- en namiddaguren POESSAR. Sobnd. Zie TEMPONÈK.
veldarbeid zouden kunnen verrichten, is sedert, POETER. Zie DERO.
nadat zij door de feiten was weerlegd, losge- POETER-GENNI. Zie DERO.
laten. POETER-LAHOET. Zie TOYANG.
In de kolonie worden verschillende soorten POETI. Lamp. Zie PISANG.
groenten en aardappelen gekweekt en klapper- POETIEJA. Zie BOEROENG-DARA-LA-
boomen, koffie, allerlei vruchtboomen en kapok HOET.
aangeplant, terwijl verder nog rijst, druiven, va- POETIH. (BANJOE) Beek aan de noordelijke
nille, enz. worden geteeld. De kapok- en pisang- helling van den Idjen, de afvloeiing vormende
cultures zijn zeer voordeelig. De groententeelt, van den grooten kratercircus van dien vulkaan.
waarbij in het begin door de concurrentie der Zij neemt als Banjoe pait (bitter water) haren
inlandsche bevolking en de hooge transportkosten oorsprong in het meer van den werkenden krater,
vele teleurstellingen werden ondervonden, begint de Kawah Idjen en heeft daar een sterk samen-
den kolonisten eene aardige verdienste op te leve- trekkenden, inktachtigen smaak door het groot
ren. Later werden ook notemuskaatboomen en gehalte aan zwavelzure aluinaarde, zwavelzuur
ananassen aangeplant. De cultuur der ananassen ijzeroxyde, zwavelzure kalk en zwavelzure mag-
bleek zeer loonend. De koffie staat er zeer goed nesia. In 't noorden van den krater neemt de
en de koffieplantsoenen zijn er in den laatsten Banjoe pait de Kali sat op, die zich met een
tijd belangrijk uitgebreid. Een groot deel der ge- hoogen waterval in de steile, huiveringwekkende
teelde producten wordt verkocht en onder de kloof stort, waardoor de Banjoe poetih tusschen
opkoopers zijn veel inlanders. De veeteelt begon honderden meters hooge wanden den krater ver-
reeds spoedig resultaten af te werpen. Thans kan laat. Het water der Kali sat is, vooral door eenige
de veestapel vrij aanzienlijk worden genoemd. daarin uitstroomende warme bronnen, sterk alka-
De melk der koeien en de daaruit bereide boter lisch; het bevat koolzure kalk en koolzure mag-
worden gedeeltelijk verkocht. nesia. In de meeste gevallen neutraliseeren het
Waren de resultaten der in lBgo met de stich- alkalische en het zure water elkaar en dan heeft
ting der kolonie genomen proef aanvankelijk niet de Banjoe poetih dezelfde vuile slijkkleur als alle
gunstig, langzamerhand verbeterde dit, zoodat de rivieren van Java; soms heeft het alkalisch water
jaarlijksche subsidiën der Regeering allengs kon- de overhand en dan heeft waarschijnlijk een zwakke
den verminderen. De in dat jaar door de Regee- afscheiding van aluminiumhydroxyd plaats, die aan
ring getroffen maatregel verkeert echter nog steeds het water der Banjoe poetih alsdan de melkkleur
in de phase van proefneming en heeft niet veel geeft, waaraan zij haar naam dankt. Maar na zware
meer dan één schrede op den weg der Europee- regens in 't gebergte zwelt de Banjoe pait sterk,
sche en Indo-Europeesche kolonisatie in Oost- en is ook het water der Banjoe poetih zuur. Het
Indië afgelegd. Wanneer het juist is, dat hier op is dan kristalhelder; het vee dat ervan drinkt,
eene hoogte van 650 meter, zoowel door den sterft; de rijst wordt er geheel door gedood,
Europeaan als door den Indo-F'uropeaan, zonder evenzoo het jonge suikerriet, soms ook het oudere;
nadeel voor hunne gezondheid, een groot gedeelte de machines der suikerfabriek Asem bagoes wor-
van den dag veldarbeid kan worden verricht, dan den er sterk door aangetast. Deze sterkste ver-
is daarmede zeker een der voornaamste argumen- schijnselen komen tegenwoordig zelden voor; ook
ten van de baan geschoven, waarmede steeds de kan men door een sluis en een afvoerkanaal het
mogelijkheid van landbouwkolonisatie in Oost- water buiten de sawahs om naar zee voeren. Men
Indië door Europeanen werd bestreden. Is de heeft hier te doen met een der zeer zeldzame ge-
quaestie echter daardoor opgelost? Men mag in vallen, waarin de vulcaniciteit van den bodem,
dit geval nimmer den machtigen steun, dien de die overigens de vruchtbaarheid zoozeer bevor-
Regeering tot het welslagen der proef verleende, dert, schadelijk werkt voor den landbouw
uit het oog verliezen. Zullen de kolonisten in POETJÉ KANIPA. (IKAN) Maleische naam
latere jaren geheel op eigen wieken kunnen drij- op Java en Madoera voor eene Mo er-aal-soort,
ven? Zal het hun gelukken, zich door eigen arbeid Muratna talabou.
op den duur een eenigszins menschwaardig bestaan POETJOEK. Indische drogerij: CVv/wx-wortel,
286 POETJOEK. — POLITIE.

van Snussurea Lappa Clnrke, fam. Compositae, uit POLAND. (THEODORUS) Geb. te Alkmaar
noordelijk Eng.-Indië aangevoerd en in alle ooster- 20 Febr. 1795, trad hij op Isjarigen leeftijd in
sche landen, vooral in China (ook bij de Chinee- dienst bij het korps pupillen; hij behoorde tot
zen op Java) een zeer gezocht geneesmiddel, dat het gedeelte van het korps dat in 181 1 bij de
in eigenschappen op Radix hclenii (alant) gelijkt. zeemacht werd ingelijfd. In 1814 werd hij soldaat
Oudtijds was Costus-vtoxteX ook in Europa bekend bij het Ned. leger, weldra bij een regiment, voor
en kwam het, als andere Indische producten, door 0.-lndië bestemd en maakte daarmede den veld-
tusschenkomst der Arabieren derwaarts; reeds Theo- tocht van Waterloo mede. Den I2=" Mei 1817
phrastes en Dioscorides beschrijven deze artsenij. kwam hij als korporaal te Batavia, werd denzelf-
Vroeger meende men dezen wortel afkomstig van den dag tot sergeant bevorderd en woonde in
eene gembersoort, daarom Costus speciosus gehee- dien rang verschillende krijgstochten in Cheribon,
PATJING.
ten. Zie Bantam en Riouw, en als sergeant-majoor de krijgs-
POETJOENG. Jav. Zie PANGEI. bedrijven in Celebes bij. In 1825 (2 Juni) tot
POETRAWALI. Jav. 2en luitenant aangesteld, onderscheidde hij zich
Tinospora crispa Miers., fam. Menispermnceae. zeer in den Java-oorlog, zoodat hij in 1828 tot
In Engelsch- en Ned.-Indië voorkomende slinger- Ridder Mil. Willemsorde benoemd werd. Na het
plant. De bittere stengels dienen als inlandsch einde van dien oorlog werd hij naar Sumatra's
geneesmiddel. Westkust verplaatst en nam daar, sedert 24 Dec.
POETTOET. Zie BAKOE. 1832 als l c luit. deel aan de krijgsbedrijven tegen
POEWAR. Mal. Zie KARDAMOENGGOE. de Padri's, waarbij hij opnieuw zich zeer onder-
POEWASA. Zie MOHAMMEDANISME, DI. scheidde o. a. bij het ontzet van fort Amerongen.
11, bl. 546. In 1834 werd hij benoemd tot adjudant bij den
POGOEAT. Zie PAGOEAT. Sultan van Madoera; 24 Aug. 1836 werd hij kapi-
POGONATHERUM. Zie DJOEKOET PA- tein, 7 April 1842 majoor en 7 Jan. 1845 luit.-
LIJ AS. --kol.; in dien rang maakte hij deel uit van de
POGOSTEMON. Zie DILEM. 3= expeditie tegen Bali en werd als belooning
POHON GEMOETI. Mal. Tim. Zie AREN. voor de daarbij bewezen diensten tot Ridder
POHON MERAH. Vulg. Mal. y- kl. Mil. Willemsorde bevorderd; in 1834 was
Eupkorbin (Poinsettin) pulcherrimn Grnh., fam. hij tot Ridder Ned. Leeuw benoemd. Kort nadat
Euphorbiaceae. Bekende Indische sierplant, uit Poland den rang van kolonel tit. verworven had
Centraal-Amerika afkomstig; zij is o.a. afgebeeld (4 Juli 1853) werd hij (7 Nov. d. a. v.) eervol uit
in het plaatwerk van Mevr. Hoola van Nooten den dienst ontslagen; hij overleed te Tjilatjap
(zie deze Ene, Dl. I, bl. 275). Het melksap is zeer den 19™ Dec. 1857.
scherp, als van de meeste planten dezer familie. „Toontje" Poland was een bij uitnemendheid
POHON OEPAS. Mal. Zie ANTJAR. populaire figuur; met bijzondere voorliefde is zijn
POHON SAGÉROE. Mal. Amb. Zie AREN. leven beschreven door W. A. v. Rees, Toontje
POHON SAGOE. Vulg. Mal. Zie SAGOE. Poland, Indische typen, Arnhem 1867. Vgl. Hand.
POHON TALANG. BANDA.ZieHATÈ BOEL AN. Ind. Gen. VII, bl. 77.
POINSETTIA. Zie POHON MERAH. POLEJANG. Dit landschap is een onderhoo-
POKI-POKI. Alf. Men. Zie TÉRONG. righeid van Boeton, en is gelegen tegenover Moena
POKOK BOEAH KERAS. Mal. Zie KEMIRI. op het Z.O. schiereiland van Celebes. Het wordt
POLAJ. Mad. Zie GABOES. begrensd ten W. door Loewoe, ten N. door Laï-
POLAMBANGKING. Een regentschap van de woeï, ten O. door Roembya en ten Z. door de
onderafdeeling Takalar, vormende met de onder- Straat van Tyoro. Het wordt bewoond door Al-
afdeeling Bankala de afdeeling Takalar (Gouver- foeren, die bekend staan onder den naam van
nement van Celebes en Onderhoorigheden). Het Neneboer.
grenst ten N. en O. aan het Goasche rijk, ten Litterutuur: Beschrijving en geschiedenis van
Z. aan de onderafdeeling Bankala, ten W. aan Boeton door A. Ligtvoet, Bijdr. t. t. 1. en vlk.
de Glarangschappen Lakatong en Linkes en aan IVe Serie, 11.
het Lomoschap Topedjawa. Het bestaat uit de POLIAETUS. AVES, ACCIPITRES, PAN-
landschapjes Malewang, Bonto Kedatto, Montjong- DIONES. Zie ALANG en RADJA-WALI.
komba en Lassang, elk bestuurd door een Gla- POLITIE. In kringen met zuiver inlandsche
rang, uit de rechtstreeks onder den regent staande
ornaments- of Kalompowankampongs Patalassang,
organisatie, — staatjes met recht van zelfbestuur,
dorpen aan welke de regeling harer huishoude-
Sompoe, Pasoeleang, Bilatjadi, Tamasongo, Salaka
en Sabientang, en uit de vroeger zelfstandige doch

lijke aangelegenheden is overgelaten enz., maakt
de handhaving der openbare orde en veiligheid
thans onder den regent van Polombangking ge- een onderdeel van het bestuur uit, dat daarmede
stelde Glarangschappen Ballo en Manoedjoe. De als het ware samensmelt en geheel berust in han-
enclave Pappa vormt een zelfstandig district. De den der hoofden met gezag bekleed, zoodat geen
regent woont te Paleko (Malewang), en moet ge- bepaalde lijn tusschen politie en bestuur getrok-
kozen worden uit de Glaranggeslachten van Male-
wang, Bonto Kedatto en Montjongkomba. De bodem
ken kan worden. Maar toch — ook afgezien van
het feit dat met name de dorpshoofden in tal
is voor het grootste deel vlak en nabij de ooste- van gewesten door ons bestuur met zekere politie-
lijke Goasche grenzen heuvelachtig. Landbouw en werkzaamheden'belast worden en in zooverre spe-
veeteelt zijn de bestaansmiddelen van de bevol-
king, die als onrustig, roofziek en zeer aan haar
ciale politie-ambtenaren zijn, — treft men ook
daar, waar de genoemde organisatiën ongerept
adat gehecht bekend staat. bestaan, vaak personen aan, die met bepaalde
Litterutuur: De feitelijke toestand in het Gou-
vernementsgebied van Celebes en Onderhoorig-
politie-werkzaamheden belast zijn, —
o. a. met
het opsporen van misdrijven en het vervolgen
heden door P. J. Kooreman, Ind. Gids, Febr. 1883
en volgende.
van overtreders — zooals de djogobojo op
Java (zie DESA, Dl. I, bl. 443) e de malim,
°
POLITIE. 287

manti en doebalang der Menangkabauers (zie lingen en politie-dienaren. Bij de reorganisatie


SOEKOE). van de politie op Java en Madoera in 1897 (St.
Ook waar men met eene organisatie van Gouv.- n°. 65) zijn de corpsen pradjoerits (politie-solda-
wege te doen heeft, vormt de politie geen afzon- ten) opgeheven en zijn in hunne plaats in dienst
derlijken tak van bestuur, maar is hare uitoefening gesteld 10 corpsen gewapende politie-dienaren,
voor een goed deel toevertrouwd aan de bestu- bij elk van welke een Europeesch instructeur is
rende ambtenaren en hoofden, met name waar aangesteld. Eindelijk hebhen de inlandsche offi-
het de preventieve politie geldt, t. w. de zorg cieren van justitie, de djaksa's en hunne adjunc-
voor de openbare orde en veiligheid en de hand- ten, eene gewichtige taak hij de uitoefening der
having der daarop betrekking hebbende verorde- politie onder de inlanders; hunne werkzaamheden
ningen, alsmede het opsporen van plegers van liggen echter meer op het gebied der rechts-
strafbare handelingen, een en ander voor zoover politie en zullen, evenals die der Europeesche
dit niet valt binnen de repressieve of rechts- ambtenaren van het openbaar ministerie, bij het
politie, d. w. z. het vervolgen of doen vervolgen RECHTSWEZEN vermeld worden. In hetzelfde
van strafbare handelingen voor den bevoegden artikel zullen ook de strafwetten en de keuren
rechter. Het hoofd van het openbaar ministerie en reglementen van politie ter sprake komen,
in Indië, de procureur-generaal hij het Hoog Ge- welke hoofdzakelijk de politie-ambtenaren tot leid-
rechtshof, oefent het algemeene toezicht op de draad bij hunne werkzaamheden dienen. Maar
politie uit; wat de preventieve politie betreft bovendien zijn er nog tal van verordeningen welke
moeten de daarbij werkzame ambtenaren wel zijne onderwerpen op het gebied der staatshuishouding
aanschrijvingen nakomen en hem kennisgeven van regelen, die min of meer tot het gebied der politie
alles, wat zijne tusschenkomst kan vereischen, behooren, zooals de zorg voor de openbare ge-
maar is het toch vooral het hoofd van het ge- zondheid (zie EPIDEMIEËN, PROSTITUTIE,
westelijk bestuur dat in zijn gewest de algemeene voor maatregelen tegen hondsdolheid St. 1890
leiding der politie in handen heeft. Daarbij staan n°. 144), het toezicht op de aanwerving en het ver-
dezen ter zijde zoowel de assistent-residenten als voer van inlanders als werklieden (zie KOELIE),
het personeel van het inlandsch bestuur; op Java alsmede op de hadji's (zie HADJ) enz. Het is
de regenten, patihs, districts- en onderdistricts- onmogelijk hier al de onderwerpen optesommen,
hoofden, elders de met dezen gelijkstaande hoof- waarover de zorg der politie, en met name van
den. Ook het dorpshoofd heeft binnen den kring het hoofd van het gewestelijk bestuur zich uit-
zijner gemeente een vrij uitgebreide politie-macht, strekt; hier zij alleen nog melding gemaakt van
die voor een deel haren oorsprong in de gemeen- de voorschriften omtrent het voeren van passen
telijke instellingen vindt en door dezen bepaald bij binnenlandsche reizen. Voor Europeanen is
wordt, maar toch ook deels berust op verorde- de verplichting daartoe geheel afgeschaft, zelfs
ningen van Europeeschen oorsprong, zooals het buitenlandsche passen zijn voor hen niet meer
reglement op de uitoefening der politie enz. op verplicht; voor zoover zij geen ingezetenen zijn
Java, en die moet worden uitgeoefend met inacht- hebben zij voor het doen van reizen eene spe-
neming der bevelen door de betrokken ambtenaren ciale vergunning noodig (zie VERDEELING
gegeven. Deze hebben ook daarbij de regelen dei- DER BEWONERS VAN NED.-INDIË). In het
ambtelijke hiërarchie in acht te nemen doch kun- belang hunner veiligheid is echter voor het rei-
nen zich, wanneer spoed noodzakelijk is, onmid- zen in sommige streken buiten Java en Madoera
dellijk tot den lageren ambtenaar of hoofd wen- een afzonderlijke pas noodig, afgegeven door
den. Terwijl de taak der controleurs bij het het hoofd van gew. bestuur. Inlanders mogen
hinnenlandsch bestuur op de Buitenbezittingen, zich vrijelijk bewegen in het gewest hunner in-
voornamelijk wanneer zij hoofden van afdeelingcn woning, op Java over het geheele eiland, doch
zijn, ook de zorg voor de politie omvat, hadden kunnen van het plaatselijk of districtsbestuur
hunne collega's op Java vroeger slechts zeer wei- kosteloos een reispas bekomen. Over zee reizende
nige bemoeiingen met dien tak van dienst; in moeten zij voorzien zijn van een pas door het
latere jaren is hunne taak in dit opzicht uitge- plaatselijk bestuur eveneens kosteloos afgegeven
breid en zijn zij ook daardoor meer dan vroeger op vertoon van eene vergunning tot reizen door


bestuursambtenaren geworden. Bij St. 1880n°. 164 het betrokken inlandsch hoofd. Andere inlanders
werd hun, — enkele uitzonderingen daargelaten,
de verplichting opgelegd om van misdrijven en
en met inlanders gelijkgestclden moeten bij reizen
van een pas voorzien zijn, die gewoonlijk voor
overtredingen binnen hun ressort begaan en waar- een jaar geldt en aan de plaatselijke besturen
van zij kennis droegen, onmiddellijk mededeeling vertoond moet worden; zij kunnen daarmede slechts
te doen aan den bevoegden ambtenaar van politie, korten tijd in dezelfde afdeeling verblijven. Tal
terwijl hun in sommige gewesten of gedeelten van verordeningen regelen dit onderwerp in de
daarvan is opgedragen het opsporen van overtre- Buitenbezittingen; voor Java en Madoera zie St.
dingen van de wettelijke bepalingen betreffende 1863 n°. 83, 1870 nO. 88, 1875 n». 103, 1886
de opiumpacht, St. 1876 n°. 136, 1892 no. 80, n°. 56, B. 3218, 3966, 4510; Sumatra St. 1870
1897 n». 18, 1898 n». 91. Over de rechtsmacht n«. 12; Banka St. 1870 n». 8; Billiton St. 1870
in politiezaken, den controleurs toevertrouwd, zie n°. 11; Borneo's W.afdeeling St. 1865 n". 141,
RECHTSWEZEN. Speciaal met de uitoefening 1870 n°. 90; Z.- en O.afd. v. Borneo St. 1870
der politie, onder de bevelen van het hoofd van n«. 13; Celebes St. 1864 n». 137, 1870 n°. 89;
gewestelijk bestuur, zijn belast de assistent-resi- Menado St. 1880 n°. 100; Ternate St. 1870 n°.
denten voor de politie — te Batavia, Semarang,
Soerabaja (aan wien in 1897 controleurs voor de
92, 1897 n». 149; Amboina St. 1870 n». 91, 1897
n». 149; Timor St. 1870 n«. 9, 1893 n». 89; Bali
politie zijn toegevoegd, zie ook St. 1900 n. 135, en Lombok St. 1888 iv». 60. De strafbepaling
136), Padang, Palembang en Makasser,
peesche wijkmeesters, schouten,
— Euro-
waterschouten,
voor inlanders e. m. h. g., aangetroffen zonder
pas in de gevallen waarin het voeren van de reis-
onderschouten, hoofden der Oostersche vreemde- pas wettelijk is voorgeschreven, is te vinden St.
288 POLITIE. — PONOROGO.
1887 n. 74 (waarover zie T. Binnenl. Best. 11, Noorden, de afdeeling Magetan van dit gewest —
bl. 27),1892 n°. 220. Voor buitenl. passen voor voor het westelijk '/:, — en de afdeeling Madioen
van dit gewest — voor het oostelijk 2/3 gedeelte —;

'
vreemde Oosterlingen zie B. 3190, 3268, 4509.
Belangrijk voor de kennis der politie op Java ten Oosten, Zuidoosten en Zuiden, de residentie
en Madoera zijn de praeadviezen en discussiën Kediri; ten Westen, de afdeeling Patjitan van dit
— voorvoor
de zuidelijke — en

over dit onderwerp in 1887 gehouden in de N.-I. gewest de residentie
juristcn-vereeniging; zie hare Handelingen over Soerakarta de noordelijke helft —. De
dat jaar. In 1874 werd door eene commissie een afdeeling heeft 2 contróle-afdeelingen, het regent-
rapport uitgebracht over de politie op Java, dat schap 6 districten, als volgt: Ponorogo omvat
echter geene nieuwe organisatie voorstelde, maar Ponorogo, Somoroto en Djebeng (hoofdplaats Sla-
zich bepaalde tot het voordragen van enkele ver- hoeng); Poeloeng (hoofdplaats Soegian) omvat
beteringen ten opzichte van inmenging van het Poeloeng, Koetoe (hoofdplaats Gandoe) en Ardjo-
desabestuur en meerder Europeesch toezicht. winangoen (hoofdplaats Sambit). De niet genoemde
POLLICIPES. Zie EENDENMOSSEL. hoofdplaatsen zijn gelijknamig. Het aantal desa's
POLONG. Soend. en Bat. Mal.; KATJANG bedraagt 313. De gesteldheid des lands is berg-
KAPRI, Jav. achtig, aan drie zijden insluitende het in 't midden
De erwt, Pisu/n sativum L., fam. Leguminosae, gelegen zuidelijk deel der Slahoeng-Ngawi-vlakte,
onderfamilie Papilionnccne. Algemeen gekweekt welke flauw van zuid naar noord helt. Van hare
gewas. Erwtjes zijn als groente zeer gezocht. zusterafdeeling Patjitan wordt de afdeeling ge-
POLYANTHES. Zie KEMBANG SEDEP scheiden door den bergrug Pager-goenoeng, waarin
MALEM. ter plaatse alwaar zij beide grenzen aan de resi-
POLYGALA BUTYRACEA Heckel, fam. Po- dentie Soerakarta, de 665 meter hooge top Gedé
lygnlnceue. Kruidachtige plant uit tropisch Afrika. verrijst. Voorts verheft zich op de oostgrens de
In Indië proefswijze gekweekt om de oliehoudende
zaden, die de „Beurre du Gabon" leveren. Er

Wilis, welke als een ineengestorten vuurberg
bestaat uit een aantal onregelmatig door elkander

zijn op Java ook vele inlandsche soorten van dit geworpen toppen en pieken, waarvan een is de
geslacht; sommige dienen voor geneesmiddel, als
I'. glomeratn Lour. (Soend. Djoekoet malela),
andere worden giftig geacht, als P. venenosa Juss.
F'erstgenoemde soort bevat vooral methylsalicylaat,
Goenoeng Ngebel, bekend om het er op gelegen
meer van dien naam:
zijn diepst 46 meter
Telaga Ngebel, dat
— —
734 meter boven zee
ligt, omgeven door steile, met acazia's begroeide
op

laatstgenoemde saponine. oevers, en rijk is aan visschen en schildpadden.


POLYNEMUS. PISCES, ACANTHOPTERY- Het meer heeft aan de zuidzijde uitwatering, niet
GII, Polvnemidue. Zie DRAADVISSCHEN. direkt, maar door poreuze zand- en lapilli-lagen.
POLYPLECTRON. AVES, GALLINAE, Aan den westvoet van den Wilis, aan den groo-
ALECTOROPODES, Pkasianidae. Zie KARO- ten weg van Madioen naar Ponorogo, ligt een
KARO. warme bron, met name Oemboel, wier water drink-
POLYSTICTUS Fr. Een geslacht van cham- baar is en, versch, een frisschen smaak heeft, doch
pignons, na verwant aan Polyporus en daarmede eenigen tijd bewaard naar zwavelwaterstof begint
vaak vereenigd. Ruim 400 soorten, meest op boom- te rieken. De afdeeling bevat bijna het geheele
stammen levende en vooral in tropische gewesten boyenstroomgebied der k. Gandoeng of rivier van
algemeen. In Ned.-Indië zijn verschillende als giftig Madioen, dien zeer voornamen zijtak van den
bekend („koelat oepas"). De meest gewone is de bengawan Sala. Hare boventakken ontspringen
bloedroode djamoer bromo (Zie aldaar). deels op den Wilis: k. Watoe of Ngendeng; deels
POLYSTOMA. Zie INGEWANDSWORMEN. op de waterscheiding bezuiden Slahoeng (den
POMACENTRUS. PISCES, ACANTHOPTE- Pager-goenoeng): k. Watoepajoeng of k. Slahoeng;
RYGII, PHARYNGOGNATHI, Pomaccntiidac. deels op den benoordwesten de afdeeling gelegen
Dit zijn de Juffervisschen, kleine maar prach- Lawoe: k. Tempoeran, die uit het Solo'sche komt.
tig gekleurde vormen, die onder de tropen leven Al deze takken vereenigen zich omtrent de hoofd-
op de levende koraalriffen en zich met de Polypjes plaats Ponorogo tot de bengawan Madioen, welke
voeden. Hun lichaam is kort, zijwaarts samenge- verder noordwaarts stroomend ook het overige
drukt, bedekt met kamvormige schubben; de mond naar haar toestroomende water van den Lawoe
is klein; de oogen zijn middelmatig of vrij groot; en Wilis opneemt. Gezegde hoofdplaats, die ook
zij zijn meestal met dwarsbanden en fraaie kleuren Karang-gebang wordt geheeten, ligt 100 meter
voorzien. Zie voor inlandsche namen onder KA- boven zee in de vruchtbare vlakte. Bij het eind


TOENKO. van 1895 bedroeg haar zielental 15.312, waarvan
POMATORHINUS. AVES, PASSERIFOR- 42 Europeanen, 14.790 inlanders, 478 Chineezen
MES, PASSERES, Timcliidae, Crateropodes. Zie
BOXKREK.
voor wie er een afzonderlijke wijk is aangewezen —
en 2 Maleiers. Zij strekt ten zetel aan den assistent-
POMPAK. Zie KATE. resident, den regent, een der controleurs en het
POMPELMOES. Zie DJEROEK. districtshoofd van het haar bevattend district. Het
PONDANG. Mal. Men. Zie PANDAN. is eene nette, welvarende plaats, met inlandsche
PONDJI. Bat. Zie KAPOEK. Christengemeente, en de astana (begraafplaats) van
PONGAN. Zie BLO-KETOEPA. Batara Katon, een Madjapaitsche prins, stamvader
PONGGOK. District van het tot Soesoehoenans- van het heerschend regentengeslacht; diens tal-
gebied behoorend regentschap Klaten, afdeeling rijke afstammelingen vormen den zoogenaamden
van dien naam, residentie Soerakarta. Ponorogo'schen adel, die zeer arm is, den akker-
PONGO. Zie DARIS. bouw uitoefent, maar met onderscheiding door
PONOROGO (PANARAGA). Afdeeling en re- den gemeenen man behandeld wordt. Die astana
gentschap der res. Madioen, metende 124.324,36 heeft zeven dikke ringwallen ; de toegang is verbo-
hectaren of 22,6 D g. m. en vormende het mid- den. Voorts is de hoofdstad bekend om de inland-
dendeel van het gewest. De grenzen zijn: ten sche papiermakerij: in groote hoeveelheid wordt dit
PONOROGO. — PONTIANAK. 289
hier vervaardigd en uitgevoerd; de deugdzaamheid op Timor, een mes bij zich om zich tegen de
er van wordt zeer geroemd (zie PAPIER). De
landwegen waaraan Ponorogo ligt, zijn: een weste-
spoken te verweren, — wordt hier en daar ook
aangenomen dat de pontianaks de mannen van
lijke over Somoroto het Solo'sche in; een zuidelijke hunne genitalieën trachten te berooven, zooals op
naar Sclahoeng m;t zuidoostelijke afsplitsing over Borneo's Westkust, de Ambonsche eilanden en
Sambit naar 't gewest Kediri; een noordelijke naar ook bij de Maleiers van Malaka. Om te voorko-
Madioen; en een oostelijke naar Poeloeng. Onder- men dat gestorven vrouwen als pontianaks zullen
ling zijn al deze plaatsen door nog meer wegen rondvliegen worden bij Makassaren en Boegmeez-
verbonden; aan een daarvan ligt ook Djaboeng. en aan in het kraambed gestorvenen in iedere
Op 6 palen afstands van Ponorogo is de perdikan- armholte een ei geplaatst en daarna de armen
desa Tegalsari met zijn grooten en wijdvermaarden goed tegen het lijf gedrukt en steekt men in de
pesantrèn (Mohammedaansche ondeiwijs-inrich- binnenzijde van de handen eenige naalden; uit
ting), door een tot 3000 bereikend aantal jonge- vrees de eieren te laten vallen en de naalden
lingen bezocht. Deze desa heeft natuurlijk een verder te doen indringen houden zij zich rustig.
heel drukke pasar, is groot, netjes en welva- Bij de Amboneezen worden de armen en beenen
rend. De school werd in 1742 gesticht door Pakoe der bedoelde vrouwen bij het in de kist liggen
Boewana 11, die na de inneming zijner kraton met spelden beprikt en plaatst men onder iederen
Kartasoera hierheen gevlucht was. Bij de desa arm en onder de kin een ei, bedekt het lijk met
Glang, die ook Ngoerawan wordt genoemd, lig- het stuk van een vischnet en windt het haar om
gen ruïnen van een kraton, wellicht die der hoofd- een in de kist geslagen spijker. Ook bij de Timo-
stad van het oude Hindoerijk Ngoerawan. Talrijk reezen geschiedt iets dergelijks. Op Borneo's West-
zijn de Hindoc-oudheden van dit regentschap: kust worden ook wel als pontianaks beschouwd
een zeker aantal bevindt zich te Weltevreden in de zielen der kinderen die tengevolge van het
't museum; op 't assistent-residents-erf ter hoofd- ontijdig overlijden der moeder levenloos geboren
plaats staan eenige beelden en een loemboeng zijn. Zelfs op Java bestaat onder Javanen en Soen-
met jaartal. Ook is hier in 1868 eene oorkonde daneezen het geloof aan pontianaks, die bij laatst-
op 4 koperen platen gevonden. Een andere loem- genoemden koentianaks genoemd zouden wor-
boeng met inschrift staat te Djaboeng (distr. Koetoe) den. In de Z.- en O.afdeelingen van Borneo wor-
aan den weg naar Trenggalek. Op verschillende den dergelijke spoken hantoe-barawak ge-
punten liggen beschreven steenen, ook hier en noemd, op Nias bechoe matiana.
daar heelden, o. a. een klein beeld dat gebroken PONTIANAK. Landschap gelegen op de West-
is, met 4 armen bij den pasanggrahan aan het kust van Borneo, ressorteerende onder de residentie
meer Ngebel met jaartal aan de achterzij. In de Borneo's Westerafdeeling. Het wordt begrensd: ten
doekoeh Sirah Keting (desa Bedingin, distr. Ardja- W. door de Chineesche Zee, ten N. door Mam-
winangoen) bevindt zich onder groote boomen pawa en Landak, ten N.O. door Landak, ten O.
een geheel vervallen tempel; nu zijn er slechts door Tajan en Meliouw en ten Z. en ten Z.O.
een trap van 7 treden en een banaspati van over. door Koeboe, en wordt gevormd door het stroom-
Op den Goenoeng Darawati (den hoogsten Wilis- gebied van de Kapoeas, de machtigste rivier van
toPi 255 1 meter) treft men 4 steenhoopen in den de residentie Westerafdeeling van Borneo, wier
vorm van afgeknotte pyramiden aan. Daarbij, een bronnen in het centraalgebergte zijn gelegen. Op
weinig lager, 2 terrassen door muren van aarde ongeveer 12 geogr. mijlen van haar monding
en ruwe steenen omgeven. De inlanders verbou- splitst zij zich in twee armen, waarvan de eene,
wen in dit vruchtbare regentschap rijst, koffie, de Mendouw, in een zuidelijke richting voort-
tabak en suiker. Door Europeanen wordt hier loopt, de andere den naam Kapoeas behoudt,
geen landbouw gedreven; erfpachtsperceelen zijn en in een hoofdzakelijk westelijke richting met
er in 't geheel niet. Voor den houtaankap werkt een bocht naar het Zuiden, haar vaart zcewaarts
er 1 onderneming. Tot 31 Juli 1899 waren er voortzet. Tal van zijtakken scheiden zich vooral
verstrekt 5 vergunningen tot mijnbouwkundige van de Mendouw af in haren loop naar zee, zoo-
opsporingen. dat zoodoende een ware delta wordt gevormd, die
PONOROGO. District van de contróle-afdeeling, in haar geheel genomen een uitgestrektheid heeft
het regentschap en de afdeeling Ponorogo, resi- van ongeveer 144 vierkante geogr. mijlen, waar-
dentie Madioen; met eene oppervlakte van 13.052,25 van er ongeveer 83 tot Pontianak behooren, de
hectaren. Het district telt 54 desa's. rest tot Koeboe (Zie aldaar), een weinig bevolkt
PONTIANAK. In verschillende streken van landschapje, dat zich indertijd van Pontianak heeft
den Indischen archipel wordt door de inlandsche afgescheiden. Beneden Soeka Lanting zendt de
bevolking vrij algemeen geloofd dat vrouwen, die Kapoeas geen zijtakken meer naar zee. Tot het
vóór de bevalling in het kraambed bezwijken, in landschap Pontianak behoort ook het eiland Datoe.
geesten of spoken veranderen, welke pontia- De stichting van het Sultanaat Pontianak dagtee-
nak's genoemd worden en dan de levenden, kent van de laatste helft der iBe eeuw. In 1772
vooral zwangere vrouwen, leed trachten te doen. bracht Pangéran Sjarief Abdoe'r Rahman, de zoon
Soms worden zij voorgesteld als eene vrouw met van een Arabischen fortuinzoeker, genaamd Sjarief
eene holte in den rug of wel met eene opening Iloesein ibn Ahmed el Kadri, die zich voorna-
voor in de borst die door het geheele lichaam melijk door zijn vroomheid tot rijksbestuurder van
tot aan den rug gaat. Meestal hebben zij echter Mampawa had weten te verheffen, eene vestiging
de gedaante van een vogel, zooals een witte gans tot stand nabij de plek, waar thans de hoofd-
en houden verblijf op de toppen van boomen, plaats Pontianak is gelegen, welke haar naam
van waar zij een klagend geluid „nja! nja!" laten ontleende aan de geesten, pontianak's, die daar
hooien. Op Borneo's Westkust is haar gewoon verblijf hielden, en door Abdoe'r Rahman met
verblijf onder een kapokboom. Terwijl zij het geweervuur werden verdreven. Door haar gunstige
vooral op zwangere vrouwen voorzien hebben,
deze dragen dan ook bij sommige volken, b. v.
— ligging en llet verstandige bestuur van Abdoe'r
Rahman, dat den handel zekerheid verschafte, en
111 «9
290 PONTIANAK. — PORONG.
de veiligheid handhaafde, geraakte die vestiging woordigen Sultan, die den titel voert van Pangé-
spoedig zoo zeer tot bloei, dat zij een welvarende ran Ratoe Sjarief Mohamad Pakoe Negara. De
handelsplaats werd. Het duurde niet lang, of de bevolking van het geheele landschap Pontianak
0.-I. Comp. kwam met haar in aanraking. De wordt op ongeveer 35.000 zielen geschat.
Sultan van Bantam stond namelijk aan haar zijn Over landbouw, nijverheid, handel, verkeers-
aanspraken op Soekadana en Landak af, waarna middelen, zie het artikel BORNEO; voor de ge-
zij in 1778 een commissaris daarheen zond, die lijknamige gewestelijke en afdeelingshoofdplaats
met Abdoe'r Rahman een contract sloot, waarbij wordt mede verwezen naar dat artikel, Dl. I,
deze formeel als Sultan werd erkend, aan hem bl. 253, waarbij alleen nog zij aangeteekend, dat
Pontianak en het landschap Sanggouw of Sesango de bevolking volgens de laatste telling bestaat
in leen werden afgestaan, en aan de 0.-I. Comp. uit: 186 Europeanen, 11.542 inlanders, 4590 Chi-
handelsvoordeelen werden verzekerd, die tot de neezen, 724 Arabieren en 187 andere vreemde
oprichting van een handelsetablissement te Pon- Oosterlingen, en dat de gezondheidstoestand niet-
tianak leidden, hetwelk evenwel om de geringe tegenstaande haar ligging onder de linie in een
winsten in 179 1 weder gesloten werd. De pogin- zeer moerassige streek bevredigend, en het kli-
gen van Abdoe'r Rahman om zich met geweld maat gematigd is, althans minder warm, dan op
meester te maken van Sanggouw of Sesango mis- vele plaatsen gelegen op de Noordkust van Java.
lukten evenwel, en ook later heeft Pontianak's Halverwege de monding van de Kapoeas en de
heerschappij zich nimmer over dat landschap uit- stad Pontianak ligt Batoe Lajang, waar zich de
gestrekt. Meer succes had Abdoe'r Rahman in begraafplaatsen van de Sultans van Pontianak be-
Mampawa, waar hij zijn oudsten zoon Sjarief vinden, deels bestaande uit natuurlijke rotsblok-
Kasim als Panembahan aanstelde. Na zijn over- ken, deels uit opgetrokken muren, welke door
lijden in 1808 volgde Sjarief Kasim hem als een batterij worden beschermd, en prijken met
Sultan van Pontianak op, die Goesti Djali, een een aantal graftomben, omringd door welriekend
zoon van den verdreven vorst, tot Panembahan geboomte. Merkwaardig is vooral de grafstede
van Mampawa aanstelde, en zich door onderlinge van den stichter van het Pontianaksche vorsten-
huwelijken van diens vriendschappelijke gezind- huis, die onder de heilige graven gerekend, en
heid verzekerde. Abdoe'r Rahman en zijn opvol- met bedevaarten vereerd wordt.
gers beweerden ook de suprematie te hebhen Litteratuur: Borneo's Westerafdeeling door P. J.
over Landak, Tajan en Matan, zonder dat zij in Veth; Nederlandsch Oost-Indië door Mr. P. A.
die landschappen echter ooit eenig gezag hebben Van der Lith; Twee maanden op Borneo's West-
kunnen uitoefenen. Dientengevolge is hun su- kust door M. Buys; Bijlagen der handelingen der
prematie over die landschappen nimmer erkend Staten-Generaal zitting 1857—1858 n°. 35, zitting
geworden. Na het herstel van het Nederlandsche 1875—1876 n°. 82, zitting 1881—1882 n<>. ICO
gezag in den Indischen archipel werden nieuwe en zitting 1895—1896 n°. 110.
contracten gesloten met Pontianak, Landak en PONTIANAK EN OMMELANDEN. Afdee-
Matan, en toen de Sultan van Pontianak in 1822 ling der res. Borneo's Westerafdeeling, omvat-
voor goed afstand had gedaan van zijn aanspra- tende het landschap Pontianak, met uitzondering
ken op Tajan, ook met den Vorst van dat land- van de districten Peneti en Soengei Kakap, die
schap, aan wien de titel van Panembahan werd onder de afdeeling Soengei Kakap ressorteeren.
verleend. Blijkens het met Sultan Kasim van Pon- Zij wordt bestuurd door een assistent-resident, die
tianak gesloten contract stelde hij zich onder de zijn zetel op de hoofdplaats heeft.
bescherming van het N.-I. Gouvernement, dat samen POÖ. Amb. Kis. Zie PINANG.
met hem het gezag zou uitoefenen en de inkom- POONAI of POENEJ. Maleische naam op
sten deelen. Kort hierop stierf Sultan Kasim. Zijn Sumatra voor Duif; Poonai jamboe is PUlo-
broeder Sultan Osman volgde hem op, met wien pus fiambu; Poonai tanna is Chalcophaps in-
nader werd overeengekomen, dat hem jaarlijks dien; Poonai oebar is Treron nipalensis.
een vaste som zou worden uitgekeerd, terwijl het POPAJA. Mal. Men. Zie PAPAJA.
meerdere der inkomsten zou komen ten bate van POPAK.,Zie SINTAU.
's lands kas. In 1855 werd de meer dan tachtig- POPARÉ. Mal. Mol. en Tem. Zie PAPARÉ.
jarige Sultan Osman op eigen verzoek van het PORAH. Het 2e groote eiland van den Men-
gezag ontheven, en opgevolgd door zijn zoon tawei-archipel, door de eilanders Si Kobou, en
Sultan Hamith, met wien een nieuw contract werd door de Hollanders in de vorige eeuw Goed For-
gesloten, bepalende, dat de vaste jaarlijksche toe- tuyn, geheeten. Zie verder MENTAWEI-EILAN-
lage aan den Sultan zou bedragen ƒ50.400, en DEN, Dl. 11, bl. 498.
dat justitie en politie over alle inwoners van het PORCELEINHOORNS. Zie GASTEROPO-
rijk, van welke natie ook, door het Gouvernement DEN.
zou worden uitgeoefend. Sultan Hamith stierf in PORONG. Hoofdarm van de Brantas (Zie
1872, en werd opgevolgd door zijn oudsten zoon aldaar). De i. v. Brantas genoemde werken tot
Sjarief Joesoef, met wien een nieuwe overeen- het geschikt maken van dezen arm voor den af-
komst werd aangegaan, inhoudende o. m., dat de voer van nagenoeg al het Brantas-water zijn thans
uitoefening der politie over de inlandsche bevol- voltooid; zij bestonden, behalve uit de bijko-
king in Pontianak buiten de Gouvernements- mende werken ten behoeve der irrigatie, voorna-
etablissementen wordt toevertrouwd aan het rijks- melijk uit het verbreeden en verdiepen en gedeel-
bestuur in overleg en in overeenstemming met telijk verleggen der geheele rivier. Het laatste
de Gouvernementsambtenaren. Tegelijk werden ge- geschiedde op twee plaatsen: over een afstand
regeld de belastingen, welke de Sultan van zijn van 8 K.M. beneden den spoorweg bij Gambiran,
onderdanen — ook van de Dajaks — mocht hef-
fen, en welke heerendiensten deze verplicht waren
waar de rivier een meer rechten loop kreeg ten
zuiden der vroegere bedding en aan den bene-
te presteeren. Sultan Joesoef stierf in 1895 en denmond, waar het recht naar zee gaande over-
werd opgevolgd door zijn oudsten zoon den tegen- laadkanaal, dat beneden de spoorbrug bij Porong
PORONG. — PORTUGEEZEN IN DEN MALEISCHEN ARCHIPEL. (DE) 291

aanvangt, in de plaats van den vroegeren rivier- Chineezen, of door tusschenhandelaren in naderbij
mond gesteld werd. Dit kanaal heeft thans groo- gelegen streken; of door te Malaka gevestigde
tendeels eene breedte van 120 M., zich naar den kooplieden zelf opgehaald) langs de vaste kust of
over Ceilon naar de Westkust van Vóór-Azië,

—-
mond tot ruim het dubbele verwijdend. De mond
is geheel nieuw gegraven door de vischvijvers
(zie de kaarten in Verslagen over de Burg. Op.
vanwaar zij vóór de komst der Portugeezen
gewoonlijk langs de Perzische Golf en de Roode

Werken, 1892 en 1898). Zee de Levant en Egypte bereikten en zóó hun-
PORPHYRIO. AVES, GRALLAE, Galliuuli- nen weg vonden naar Europa.
dae, Porphyrioninae. Zie PELLOENG. Die handel bewesten Malaka was grootendeels
PORTIBI (PERTIBI). Eertijds een zeer voor- in handen van Arabische kooplieden; de Portu-
name kampong in Padang Lawas, res. Tapanoeli; geezen werden bij hunne komst in Azië commer-
zij is thans gesplitst in Portibi djoeloe (boven- ciëele mededingers van kooplieden, welke den
strooms) en Portibi djai (benedenstrooms). In het Mohammedaanschen godsdienst beleden en niet
begin dezer eeuw had Portibi 33 kampongs onder alleen kooplieden waren, maar ook, zelfs in stre-
zich met _: 1000 huisgezinnen, daarmede het land- ken waar geen Mohammedaansche staten waren
schap Batang Pane vormende. De hoofden hadden gesticht, grooten staatkundigen invloed bezaten.
toenmaals grooten invloed en groot gezag. Een Die invloed is gebruikt, om de Portugeezen te
onder hen was de krijgshaftige Patoewan Djoe- weren, óók uit den handel, en al spoedig zagen
madoel Alam, trouw bondgenoot van Toeankoe de laatsten in, dat, wilden zij handel drijven, zij
Tamboese, die in den Padri-oorlog in het noorden dien handel moesten verdedigen en monopolisee-
zulk een gewichtige rol gespeeld heeft. Na den ren: hun handel moest in vele streken een mono-
val van Dalo, de hoofdplaats van T. Tamboese, polistisch karakter dragen of zou niet kunnen be-
in 1838, werd nabij Portibi eene redoute met staan. Drie hoofdfactoren hebben dan samengewerkt
een kleine militaire bezetting gebouwd, die in tot een strijd tusschen Christendom en Halve Maan
1843 weder verlaten werd. In den onrustigen tijd, bijna van het eerste optreden af der Portugeezen
die daarop volgde, waren Portibi en Hadjoran de in Oost-Afrika en West-Azië: want naast gods-
hoofdkampongs op de vlakte van Padang Lawas, diensthaat en handelsconcurrentie kwamen nog te
doch ook sedert dien tijd dagteekent de splitsing staan de wat men thans zou noemen imperialisti-
van eerstgenoemde kampong, ten gevolge van sche neigingen der Portugeezen. De Portugeezen
oneenigheid tusschen Patoewan Djoemadoel Alam nu hebben al spoedig een groot deel van den
en zijn broeder Patoewan Kocmala di atas, die handel op Europa in Oostersche producten in
hem overleefde en feitelijk zijn opvolger werd. handen gekregen. En dit te gemakkelijker, omdat
Deze had toen Portibi djai gesticht. Toen in 1879 de handel langs Klein-Azië en Egypte hoe langer
het Gouv. zich andermaal in Padang Lawas ves- hoe meer groote bezwaren bood: hooge tollen,
tigde, werd Portibi tot afdeelingshoofdplaats aan- drukkende rechten door de beheerschers dier stre-
gewezen, totdat in 1882 het wenschelijk werd ken op de koopwaren gelegd, onveiligheid in de
geacht de hoofdplaats te verleggen naar Goe- Middellandsche Zee, veroorzaakt door het optre-
noeng Toewa. den der Turken tegen de Italiaansche steden,
Beide Portibi zijn aan den rechteroever van de tegen Venetië in de eerste plaats.
Batang Pane gelegen, nabij de monding van de Maar, al mocht reeds in de eerste jaren der
Siroemambe. Beide kampongs zijn vuil en smerig, l6c eeuw de handel bewesten Vóór-Indië wijzi-
omgeven door levende bamboe-omheiningen. gingen ondergaan ten voordcele der Portugeezen,
PORTUGEEZEN IN DEN MALEISCHEN ten nadeele hunner mededingers, daar beoosten
ARCHIPEL. (DE) Onder de handelsartikelen, bleef eerst die handel nog zijn oude wegen gaan.
in de Middeleeuwen langs den weg, welke liep Ook bleef Malaka een uiterst gewichtig centrum.
over de Italiaansche stedenrepublieken, naar de Behalve Arabische kooplieden hadden zich daar
verschillende landen van Europa gevoerd, bekleed- gevestigd of kwamen daar handel drijven Flindoe-
den de producten van den Maleischen archipel, kooplieden van Vóór-Indië en van Java, niet be-
zijne specerijen vooral, een eerste plaats. Natuur- lemmerd om het verschil in godsdienst door den
lijk, dat, toen de Portugeezen in 1498 onder Mohammedaanschen sultan van Malaka. Ook hier
Vasco da Gama Vóór-Indië hadden bereikt en al had plaats gevonden wat in de geschiedenis zoo
spoedig daar een stelling van beteekenis waren dikwijls plaats vindt: de handel bracht welvaart,
gaan innemen, zij hunne oogen wendden naar het bracht rijkdom; de rijkdom stelde in staat macht
verre Oosten. uit te oefenen ook buiten eigen grenzen, wanneer
Eén der desiderata hunner koloniale staatkunde de lust daartoe kwam of wanneer het belang van
van die dagen is geweest het beheerschen der den vorst of van zijne onderdanen — handelsbe-
handelswegen, welke leidden van Oost naar West;
en dit kon slechts bereikt worden door het zich
langen vooral — daartoe aanspoorde. De beheer-
scher van Malaka, eenmaal aan Siam onderworpen
nestelen in vaste punten langs die wegen, welke geweest, had zich vrij gemaakt en op zijn beurt
reeds gewichtige handelscentra waren of beloof- zijn macht doen gevoelen aan streken in den
den zulks te worden. Nu vloeide de handel van omtrek zijner stad.
Oost-Azië, voorzoover die zeehandel was, en van Het belang van Malaka dan is den Portugeezen
den Maleischen archipel in dien tijd bijna geheel niet ontgaan. Evenmin ontging het hun, dat hunne
samen in één middelpunt, nl. Malaka, door zijn Arabische en Hindoe-mededingers, niettegenstaande
ligging aan de zeestraat tusschen het Oosten van hunne pogingen het te beletten, nog wel kans
Azië en het Westen daartoe als van zelf aange- zagen, de te Malaka opgekochte handelsartikelen
wezen.
Van dit handelsemporium uit gingen de spece-
Westwaarts — zelfs naar de Roode Zee —
blijven vervoeren, zij het dan ook in toenemend
te

rijen en andere koopwaren van Oost-Azië en den geringere mate. Wilden de Portugeezen den han-
Archipel (aangebracht door de bewoners der stre- del met Oost-Azië en den Archipel in handen
ken zelve, waar de producten tehuis hoorden, o. a. krijgen, dan moest dat in Malaka zelf geschieden.
292 PORTUGEEZEN IN DEN MALEISCHEN ARCHIPEL. (DE)

Schepen werden uit Lissabon naar het Oosten Portugeesche vesting, werd het bestuur over Malaka
gezonden met de bepaalde bedoeling, Malaka te door de Portugeezen geregeld; Malaka werd een
trachten te bezeilen. Het gebeurde. Op het eind Portugeesche stad. Men trachtte den verloopen
van 1509 werd de Noordkust van Sumatra be- handel er weder heen te trekken en aldra gelukte


reikt, de peperhavens Pedir en Pasei beide dit, en wèl niettegenstaande Malaka zelf in de
toen onafhankelijke rijkjes bezocht, daarna eerste jaren moest worden verdedigd en met suc-
Malaka. De ontvangst was in den beginne gun- ces verdedigd werd tegen aanvallen der Maleiers
stig, handelsbetrekkingen werden aangeknoopt. van het schiereiland zelf, tegen aanvallen van Ja-
Dit was echter niet naar den zin der Arabische vanen (1513), van den op Bintang gevestigden
kooplieden. Zij waarschuwden Malaka's vorst voor verdreven vorst, welke laatste het den Portugee-
de nieuw aangekomen vreemdelingen, door hem zen in Malaka soms zeer moeilijk maakte in den
te wijzen op den invloed en de macht, die zij strijd, die soms werd overgebracht naar Bintang zelf.
reeds op de kust van Malabar hadden weten te Malaka is onder Portugeesch bestuur niet alleen
verkrijgen; zij maakten gebruik van der Portu- gebleven een bloeiende handelsplaats, niettegen-
geezen onhandig optreden; zij stookten den Sultan staande de soms onrustige tijden door aanvallen

——
tegen hen op en tevens door den godsdienst van buiten (gebeurtenissen, waarbij hier slechts
in 't spel te brengen diens onderdanen. Een kan worden stilgestaan, voorzoover zij invloed
verraderlijke overval deed de Portugeezen Malaka, hadden op der Portugeezen verhouding tot som-
na het bedrijven van vijandelijkheden, verlaten mige deelen van den Maleischen archipel), Malaka
en naar Vóór-Indië terugkeeren, onderweg weer- is ook geworden het uitgangspunt der betrekkin-
wraak uitoefenende op vaartuigen van den Ar- gen tusschen de Portugeezen aan de ééne zijde,
chipel. Oost-Azië en den Maleischen archipel aan den
Inmiddels was in 1509 de onderkoning van anderen kant.
Portugeesch-Indië, Francisco de Almeida, afgetre- Reeds vóór Malaka's verovering — het bleek
den en opgevolgd door Affonso de Albuquerquc,
onder den titel gouverneur. Deze krachtige per-
zoo juist — waren de Portugeezen met het Noor-
den van Sumatra: met Pasei en Pedir, in aanra-
soonlijkheid was meer dan zijn voorganger de king gekomen. Toen waren de aanrakingen goed,
man van een zich van hare gevolgen bewuste maar de Portugeezen bedierven ze, doordat zij
koloniale politiek; minder dan zijn voorganger kaapvaart dreven op schepen, welke de havens
werd hij door de omstandigheden geleid, meer van Noordoost-Sumatra bezochten. En al is de
dan de Almeida beheerschte hij ze. Hij was bij verhouding met Pasei b. v. al spoedig weder ver-
uitstek de man, om het hooge gewicht van Malaka beterd en al zagen de Portugeezen door zich te
voor den handel in te zien niet alleen, maar ook mengen in binnenlandsche twisten, in 1521 kans,
om de gelegenheid aan te grijpen, dat handels- daar een versterkt punt te bezetten, een der gron-
centrum in de macht te brengen der Portugeezen: den was gelegd voor de ongunstige verhoudingen
een middel te meer om den handel tusschen het tusschen de Portugeezen en verschillende inland-
Oosten en Europa te monopoliseeren. sche staten, groot of klein.
Goa, dat de hoofdstad zou worden van Portu- Weldra toch waren de Portugeezen in het eerste
geesch-Indië, werd in 1510 door de Albuquerque tiental jaren van hun zijn in Malaka met andere
veroverd; in het volgend jaar was Malaka aan de streken van den Archipel en omgeving in aanra-
beurt. De vorst van dit rijk had blijkbaar wel king gekomen: met Sumatra's Oost- en West-
begrepen, dat hij gevaarlijk spel speelde, vooral kusten, ook (1519) met Atjeh (aanrakingen, die
toen de verovering van Goa het aanzien der Por- spoedig van vijandelijken aard werden). Verder
tugeezen aanzienlijk had verhoogd. Hij trachtte met Pahang, Patani, Siam, China en andere stre-
nog den storm te bezweren en nam een vriende- ken buiten den Archipel, waarop echter hier niet
lijke houding aan. Maar Malaka's lot was reeds verder kan worden ingegaan.
beslist. Ook meer Zuid- en Oostwaarts breidden zich al
Niettegenstaande de bezwaren van vele zijner spoedig na Malaka's verovering de betrekkingen
raadslieden zette de Albuquerque — die wist,
dat hij hiermede handelde in overeenstemming
der Portugeezen uit. Het waren vooral de eilanden-
groepen, welke de specerijen leverden, die hunne
met de te Lissabon opgevatte denkbeelden —
zijn plan door: in Mei 151 1 ging een flinke vloot
aandacht bezig hielden. Geen wonder: men ver-
nam, dat te Malaka de kruidnagelen en muskaat-
onder zeil, onder leiding van den gouverneur zel- noten van 5 tot 7 maal den prijs maakten dien
ven: wèl een bewijs, hoe hoog deze het belang zij in 't land der producten zelf hadden opge-
van Malaka aansloeg. Bij aankomst vóór Malaka bracht. Nog op het eind van 1511 zond de Albu-
werden nog onderhandelingen gevoerd, men kon querque, toen nog zelf in Malaka, eenige schepen
het niet eens worden, de Portugeezen openden de naar de Molukken onder bevel van Antoniod'Abreu:
vijandelijkheden en hunne eischen stegen: zoo het was de eerste tocht van Europeesche schepen
werd gevorderd vergunning, een fort te Malaka naar het Oosten van den Archipel. Grësik, toen
te bouwen. Deze werden niet ingewilligd; de een druk bezochte handelsplaats op Java, werd
vijandelijkheden werden voortgezet en na ernsti- aangedaan en van daar uit werd koers gezet naar
gen strijd, waarbij Malaka's vorst niet door al Banda. Hier op de Bandagroep werd handel ge-
zijne onderdanen in voldoende mate werd ge- dreven en d'Abreu verkreeg een lading niet alleen
steund, viel Malaka in Augustus den Portugeezen van de muskaatnoten van Banda zelf, maar ook
in handen. Zijn beheerscher vluchtte naar Pahang, van de kruidnagelen, welke door de Bandaneezen
een leenstaat van Malaka, later op het eiland uit de Molukken werden gehaald en op de Banda-
Bintang, dat tot zijn rijk behoorde. eilanden ten stapel gebracht. Katoentjes van Vóór-
Een Portugeesche vesting werd gebouwd en toen
de verdreven vorst weigerde, het voorstel der Por-
Indië waren het — zeer gezochte — ruilmiddel,
door de Portugeezen gebruikt bij deze handels-
tugeezen te aanvaarden, om terug te kecren en het operatiën.
bewind weder op zich te nemen behalve over de D'Abreu keerde toen naar Malaka terug, maar
PORTUGEEZEN IN DEN MALEISCHEN ARCHIPEL. (DE) 293

een vaartuigje waarop een zijner officieren zich vanwaar zij grootendeels verder naar Malaka enz.
bevond, F'rancisco Serraö, geraakte van hem af
en kwam na eenige lotgevallen bij 't schiereiland
werden vervoerd — des noods met geweld, deed
weerwraak uitoefenen. Fr was meer: de Portu-


Hitoe aan. Hij stond de Hitoeeezen bij tegen de geezen zagen reeds spoedig in, dat zij ook in den
bewoners van Hoeamowel en met succes. De Archipel het monopolie niet zouden verkrijgen
mare hiervan verspreidde zich tot in de eigenlijke of behouden tenzij desnoods met wapengeweld.
Molukken en de sultan van Ternate, de mach- Het stichten van versterkingen langs de handels-
tigste der vier op elkaar naijverige vorsten, die wegen moest dus een deel hunner koloniale poli-
onder elkander de heerschappij over de Molukken tiek uitmaken. En niet ieder land volgde het voor-
hadden verdeeld (die van Ternate, Tidore, Batjan beeld van den sultan van Ternate, om vrijwillig
en Djilolo) noodigde de Westerlingen in zijn rijk. een dergelijke versterking te dulden. Een poging
Serraö ging hierop in en in 1512 verschenen de om op de Banda-eilanden een vast punt te be-
eerste Portugeezen op Ternate. zetten (1523) stuitte af op het verzet der bewo-
Handel was het hoofddoel, en in de eerste jaren ners : van staatkundigen invloed der Portugeezen
ziet men thans de Portugeezen van Malaka uit op die groep is dan ook geen sprake geweest,
handel drijven met Ternate niet alleen, maar ook slechts dreven zij daarop een handel, die in de
met Tidore. Reeds in deze eerste jaren kwam tweede helft der 16= eeuw echter om de geringe
weder een eigenschap van de Portugeezen aan winsten geheel werd overgelaten aan de inland-
den dag, welke ontevredenheid wekte en de kiem sche handelsvaartuigen, welke de specerijen via
legde voor ernstige onaangenaamheden: de min- Java naar Malaka en Atjeh brachten.
achting dezer Westerlingen voor den bruinen broe- De vijandschap nu, welke de monopolie-poli-
der. Maar voorloopig bleef het in dit opzicht bij tiek der Portugeezen bij de Oostersche volkeren
op zichzelf staande uitingen en er waren genoeg opwekte, gaf hun gelegenheid hun invloed uit te
factoren, die de Portugeezen welkom deden zijn breiden. Op den duur toch waren de Oosterlingen
in de Molukken: naijver onder de vorsten onder- in den krijg niet tegen de Westerlingen bestand
ling en hunne hoop op handelswinsten. en ten gevolge van overwinningen der Portugee-
Zelfs drong de sultan van Ternate er op aan, zen werd de vijandschap der inboorlingen de
dat de Portugeezen zich blijvend op zijn eiland indirecte oorzaak, dat Portugal veld won. Vooral
zouden vestigen. Dit geschiedde in 1522, toen gebeurde dit, waar, zooals o. a. in de Molukken,
Antonio de Brito op Ternate een fort bouwde. de verschillende vorsten tegenover elkander ston-
De Portugeezen verkregen toen het monopolie den en niet één lijn trokken tegen de Europee-
van den kruidnagelhandel. sche indringers, ja, waar binnenlandsche twisten
Zij waren thans echter niet meer de eenige de Europeanen in de gelegenheid stelden, terrein
Europeanen, welke in de Molukken waren ge- te winnen of uit te breiden. Natuurlijk kan in


vestigd. Antonio de Brito vond op Tidore ook het bestek van dit artikel niet in bijzonderheden
de Spanjaarden. Deze waren op Magalhaes' worden getreden ten aanzien van het optreden
bekenden tocht — over de Thilippijnen in de
Molukken gekomen (zie het artikel SPANJAAR-
der Portugeezen in de Molukken, een optreden
dat niet beperkt bleef tot Ternate en Tidore,
DEN IN DEN MALEISCHEN ARCHIPEL, maar waarin ook andere eilanden der Molukken
waarin ook zal worden besproken de strijd tus- werden betrokken, en zich dikwijls door wreed-
schen Portugal en Spanje om de Molukken) op heid, bijna altijd door laatdunkendheid en gebrek
het eind van 1521. De sultan van Tidore ont- aan waardeering van den godsdienst, de gebrui-
ving hen vriendelijk: hij, de mededinger van Ter- ken enz. van den inlander, meestal door onver-
nate's vorst, zag in de Spanjaarden rivalen der stand, heeft gekenmerkt. Met woeker werd echter
Portugeezen, welke immers Ternate tot verblijf wat misdreven was tegen den vijand, door dien
hadden gekozen. Ditmaal echter deed de vestiging vijand terugbetaald. Moeilijke dagen hebben de
der Spanjaarden in de Molukken den Portugeezen Portugeezen in de eerste helft der 16° eeuw in
nog geen hinder, integendeel de Spanjaarden gin- de Molukken doorleefd en de onvoldoende hulp
gen op Portugeesche schepen Tidore verlaten het
gevaar voor concurrentie was voorloopig verdwe-
: (door onmacht of door onwdl der onderling zoo
dikwijls overhoop liggende Portugeezen) uit Malaka
nen. Wèl zijn later de Spanjaarden teruggekomen of Goa vermeerderde meer dan eens die moeilijk-
en met gejuich door Portugals vijanden in de Mo- heden. Moeilijkheden te bedenkelijker nog, als
lukken (b. v. Tidore, Makjan) ingeroepen, maar onderlinge naijver de Portugeezen in de Molukken
ten slotte zijn zij tot op de inlijving van Portugal
bij Spanje in 1580 geene vijanden of tegenstanders
onder elkaar verdeelde — en dit was niet zeld-
zaam. Dat aan hun eigen houding in de eerste
geweest van zooveel beteekenis, dat zij de Portu- plaats de ongunstige toestanden waren te wijten,
geezen hebben weten te verdringen uit den Moluk- blijkt wel hieruit, dat nobele, flinke, onbaatzuch-
schen handel of ook maar ten slotte hunne ernstige tige gouverneurs der Molukken, als Antonio Galvaö
mededingers zijn geworden in de Molukken. (1536—1540) den invloed der Portugeezen, ook
Concurrentie toch in den handel trachtten de buiten Ternate, handhaafden en vermeerderden en
Portugeezen zooveel mogelijk te weren: een mono-
polie in den handel van de Molukken stond op
tevens zich bemind wisten te maken bij den Aziaat.
In '535 was door den voorganger van Galvaö,
hun program. Ilct gevolg is geweest verzet van den capitaö de Moluca of gouverneur te Ter-
hen, te wier nadeele deze monopoliezucht in nate, Tristaö d'Ataïde (1533 —1 de toenma-
praktijk werd gebracht; een verzet dat te grooter lige sultan van Ternate, Tabaridji, die ontevreden
afmetingen aannam, naarmate de middelen om was over de ergerlijke handelingen der Portugeezen
daartoe te geraken forscher waren. Het beletten en waarschijnlijk zijne ontevredenheid had doen
van den handel van inlandsche vaartuigen
handel b. v. tusschen de Molukken en Java was
— de blijken, op voorgeven van verraderlijke plannen
naar Goa gezonden om zich bij den Onderkoning
in handen van Amboneezen, Javanen en Banda- te verantwoorden. Als sultan van Ternate werd
neezen, welke de specerijen naar Java brachten, aangesteld een zeer jonge prins, Hairoen.
294 PORTUGEEZEN IN DEN MALEISCHEN ARCHIPEL. (DE)
I
De verbannen sultan nu nam in Goa het Chris- en verder gepaard zou gaan met de uitbreiding
tendom aan en deze daad nam den koning van van het gezag en den invloed der Westerlingen
Portugal zoozeer vóór den ex-sultan in, dat van welke dien godsdienst predikten. Vooral sedert
Lissabon het bevel kwam, hem in zijne waardig- dekomst en het verblijfin die streken (1546—1547)
heid te herstellen. Tabaridji had buitendien aan van den bekenden edelen Jezuïeten-zendeling Fran-
Portugal geschonken het eiland Ambon, waarop cisco Xavier, werd met kracht de propaganda in
Ternate rechten pretendeerde, gelijk trouwens èn het Oosten van den Archipel (de Molukken en
de vorst van Ternate èn andere vorsten der Mo- de Ambon-groep, vooral de Oeliasers) gedreven.
lukken eilanden der Ambon-groep hadden onder- In Malaka, dat in 1559 door den Paus was ver-
worpen of althans aan zich onderworpen rekenden. heven tot zetel van een bisschop, die den Malei-
De nagelcultuur was ongeveer het tweede kwart schen archipel tot zijn geestelijk gebied had, had
der 16'- eeuw van de Molukken naar Ambon over- men een Jezuïeten-college en op Ternate. Op Batjan
gebracht en van ongeveer dezen tijd dagteekenen b. v. had de Kerstening groot succes. Op Solor
ook sporen omtrent nadere aanrakingen der Por- en Timor en aangrenzende eilanden hebben de Je-
tugeezen met het schiereiland Hitoe. Ook hier zuïeten, later vooral echter de Dominikanen (sedert
echter werkten allerlei factoren mede om hen in ± 1560), gunstige resultaten hunner bekeerings-

—-
botsing te brengen met de Hitoeëezen, aanhangers pogingen gezien. Toch zijn de vruchten van dit
van den Islam: godsdienstgeschillen, monopolie- alles niet in verhouding geweest tot de pogingen
zucht, de laatdunkende houding der Portugeezen om het Christendom er te planten. Nergens in
en hunne ongebonden leefwijze. Zij werden ver- den Archipel (Malaka er buiten gerekend) —■ ook


dreven van Hitoe —■ althans van de Noordkust niet in het Oosten (de Solor- en Timor-grocp uit-
en vestigden zich ongeveer 1537 op Leitimor, gezonderd) heeft het Portugeesch gezag een
welks heidensche bewoners overhoop lagen met zóó diepgaanden invloed gehad, dat het iets blij-
de Hitoeëezen. Deze laatsten nu dreven veel handel vends van beteekenis heeft tot stand gebracht.
op de Molukken, en Hitoe was een der stapel- Het politiek gezag heeft ten slotte nergens diep
plaatsen der kruidnagelen, waar Javanen, Banda- wortel geschoten, al heeft het zich lang staande

kelen aanbrachten

neezen, Makassaren ze opkochten en hunne arti-
o. a. wapenen, welke in de
Molukken tegen de Spanjaarden werden gebruikt.
Galvaö liet in 1538 de handelsvloot, welke van
gehouden; en dit politiek gezag was een eerste
vereischte voor het instandblijven van het Katho-
licisme, de propaganda waarvoor een staatkundig
doel tevens beoogde, en die meer naam-Christe-
alle zijden aan Hitoe's kusten was gekomen, ver- nen maakte dan Christenen. En buitendien, de
nietigen en de Portugeesche invloed werd zeer Christelijke propaganda vond steeds meer tegen-
versterkt op de Ambongroep, al werkten ook hier over zich de propaganda van den Islam, die in
dezelfde factoren als elders in een voor dien in- den Archipel een grooten voorsprong had, vooral
vloed schadelijke richting. De schenking nu van omdat hij de vorsten en Grooten van verschillende
Tabaridji kon dien invloed nog vergrooten. rijken reeds had gewonnen of in den Portugeesehen
In 1544 werd tot maatregelen overgegaan, om tijd nog won en uit Java, Banda, Makasser enz.
dien ex-sultan op Ternate's troon te herstellen. steeds voedsel vond. De Islam won het dan ook
Maar men had daar geplaatst sultan Hairoen. in den strijd om uitbreiding van het geloof in het
Deze werd nu in 1545 door verraad opgelicht en Oosten van den Archipel in den tijd der Portugee-
in boeien naar Malaka overgebracht, waarheen zen zeer beslist van hunne propaganda en dit is
Tabaridji zich reeds had begeven. Deze laatste gevoelig merkbaar geweest bij der Portugeezen po-
echter overleed te Malaka, vóór hij weder naar gingen in die richting. Zoo op het eiland Ambon,
Ternate had kunnen vertrekken. Hij had bij testa- waar ongeveer 1565 de Christelijke propaganda
ment den koning van Portugal tot zijn opvolger het zoo goed als geheel moest afleggen tegen den
benoemd en in 1545 werd aan de Ternataansche Islam en vanwaar de Portugeezen moesten wijken
Grooten verklaard, dat het rijk aan Portugal was naar de Oeliasers, waar het Christendom beter
overgegaan. Hairoen werd nu op den troon her- stand hield.
steld; het motief voor zijn vervanging door Taba- Inmiddels bleef — om tot Ternate terug te
ridji was met diens dood vervallen.
Het aldus steeds meer onder Portugal's invloed
keeren — sultan Hairoen een volkomen loyale
houding ten aanzien der Portugeezen aannemen.
komend Ternataansch rijk werd overigens uiter- Al moge hij niet hebben vergeten de onrecht-
lijk in aanzien vergroot, doordat door den krani- vaardige en vernederende behandeling hem aan-
gen gouverneur Bernaldim de Sousa (155° —155 2 ) gedaan, trouw bleef hij (misschien ook uit vrees
het lastige Djilolo in 1 55 1 aan Ternate werd onder- voor Portugal's macht, die op Ternate wel gering
worpen en Tidore vernederd. was, maar van Malaka en Goa hulp kon krijgen;
Met de uitbreiding van den invloed der Portu- ook uit de overweging, dat Portugal's bijstand
geezen in het Oosten van den Archipel trachtten zijn invloed kon doen en ook deed toenemen
zij gepaard te doen gaan Christelijke propaganda. tegenover zijne mede-vorsten in de Molukken,
Onder het gouverneurschap van de Ataide vindt vooral tegenover Tidore) de zijde der Portugeezen
men daarvan reeds sporen op Halmaheira, maar houden, trouw bleef hij zijne verplichtingen tegen-
de overgang van de Heidenen daar tot het over hen nakomen. Portugeesche tijdgenooten ver-
Christendom vond veelal plaats in de hoop, voor- klaren van hem, dat hij den Portugeezen meer
deel te verkrijgen, b. v. hulp der Portugeezen gerechtigheid bewees, dan zij hem.
tegen Mohammedaansche tegenstanders. Galvaö Dit laatste nu was niet jurer gros. Hairoen
heeft ook ten zeerste voor de Kerstening geijverd had niet te roemen over overgroote gerechtigheid
ook op de Ambon-eilanden, en trad hierbij op van den kant der Westerlingen. De gouverneur
tegenover de Mohammedaansche vorsten van Ter- Duarte d'Eca (1555 —1557) laat Hairoen gevangen
nate en andere eilanden die van deze pogingen nemen, omdat deze zich verzette tegen diens inha-
niet waren gediend, omdat zij inzagen, dat de uit- lige handelingen en doet hem een pijnlijke en
breiding van het Christendom reeds gepaard ging vernederende gevangenschap ondergaan. Een op
PORTUGEEZEN IN DEN MALEISCHEN ARCHIPEL. (DE) 295

stand van Ternate, die de Molukken geheel in engeren zin, over een deel der Ambon-groep en
beroering brengt, is het gevolg. De storm wordt de Papoesche eilanden, over de Noordoost- en
bezworen, toen Hairoen weder in vrijheid wordt Oostkust van Celebes en aangrenzende eilanden,
gesteld en d'Eca naar Voor-Indië wordt opgezon- zelfs tot op Bima. Maar zijne dagen waren geteld:
den. Hairoen wreekt zich niet. Eenige jaren latei- in 1583 of 1584 overleed hij. Hij had aan den
wordt hij opnieuw vernederd, doordat men hem invloed der Portugeezen in de Molukken een zeer
uitdrukkelijk bij acte laat erkennen, dat hij slechts gevoeligen slag toegebracht, had aan de Kerste-
als vazal van den koning van Poitugal zijn rijk ning van die streken eveneens beletselen in den
bestuurt. Maar daarentegen wilde hij geen afstand weg gelegd zóó groot, dat de resultaten er van
doen van de rechten van zijn kroon op h. v. Klein- zoo goed als vernietigd waren geworden; maar
Ceram en bleef hierbij op zijn stuk staan. Hij had geheel verdwenen was die invloed nog niet. Ook
op de Ambon-groep overigens den voortgang van na zijn dood hebben de Spanjaarden en Portugee-
het Portugeesche gezag te aanschouwen; in 1569 zen den krijg met Ternate moeten voortzetten,
werd door de Portugeezen een fort op Hitoe ge- hun plaats op Tidore hebben zij weten te behou-
bouwd, nadat de macht der Hitoeëezen met wapen- den, maar hunne positie was in de Molukken ten
geweld was gebroken. zeerste verzwakt. Ook op Ambon en omliggende
Hairoen, hoewel steeds een loyale houding tegen- eilanden hebben zij zich gehandhaafd en hier
over de Portugeezen aannemend, bleef dan, binnen beteekende hunne stelling iets meer dan in de
de perken van het hem opgedrongen vazalschap, Molukken.
zijne rechten handhaven, zijn macht uitbreiden Zóó was de toestand der Portugeezen in het
en tegelijk daarmede de uitbreiding van den Islam Oosten van den Archipel, toen de Nederlanders
bevorderen. Botsingen bleven dan ook niet uit in 1595 hun eersten tocht naar Indië begonnen.
en vooral zijn post vatten tegenover de Christe- Zooals dit alles in 't Oosten van den Archipel
lijke propaganda deed hem gehaat worden in de geschiedde, zoo ook in het Westen. En juist daar
oogen der Portugeesche Jezuïeten-zendelingen. greep spoedig na de verovering van Malaka door
Hairoen werd het slachtoffer: in 1570 werd hij de Portugeezen een wijziging plaats in de machts-
op laaghartige wijze vermoord op aanstoken van verhoudingen der inlandsche rijken onderling en
den Portugeeschen gouverneur van Ternate, Diogo wel door de grootere plaats, welke Atjeh gaat
Lopez de Mesquita. vragen in de rij der staten en staatjes op Sumatra.
Die moord werd het sein voor een algemeen De monopolie-politiek der Portugeezen was hier-
verzet der Ternatanen tegen de gehate Wester- van een der oorzaken. Deze trachtten den vrijen
lingen, onder leiding van Hairoen's oudsten zoon, handel te verhinderen overal waar zij invloed
sultan Baboellah of Baab, die zwoer het verzet hadden, zoo b. v. in Pasei. Het gevolg was dat
niet te zullen opgeven vóór de Portugeezen uit de handel andere havens zocht: in dit geval Atjeh,
de Molukken waren verdreven. Hij ontving steun dat een tusschenstation van beteekenis was, dat het
van een groot aantal Tidoreezen en het verzet tusschenstation is geworden voor den handel door
tegen de Portugeezen werd door hem ook over- de Mohammedaansche kooplieden bewesten Malaka
gebracht naar de Ambon-eilanden. Geheel het op den Archipel gedreven. Dit bracht welvaart
Oosten van den Archipel werd het tooneel van in dit tot nog toe tamelijk onbeteekenend rijk,
den strijd. Op het eind van 1574 ging de Por- dat, nog in 't begin der i6e eeuw een vazalstaat
tugeesche vesting op Ternate aan Baboellah bij van Pedir, zich onafhankelijk maakte en Pedir
verdrag over. De meeste Portugeezen weken uit onderwierp en ook Pasei, waaruit in 1524 de Por-
naar Ambon, waar zij zich hadden weten staande tugeezen door Atjeh werden verdreven. In 1567
te houden. Anderen gingen naar Tidore, en wer- werd Aroe door Atjeh veroverd. Atjeh wordt nu
den daar goed ontvangen door den Sultan, die gaandeweg het centrum van het verzet tegen de
evenals de vorst van Batjan begon te vreezen Portugeezen in het Westen van den Archipel, een
voor de machtsuitbreiding van Ternate en die trou- centrum van te meer beteekenis, toen in 1526
wens hoop had, handelsvoordeelen voor zijn rijk de Portugeezen den ex-sultan van Malaka van
te trekken uit het verblijf der Portugeezen in Bintang verdreven en dit broeinest van vijandelijk-


zijn land. Het werd open oorlog tusschen Ternate heden voorloopig onschadelijk maakten. Djohor
en Tidore en op verzoek van Tidore's sultan op het Maleische schiereiland een nieuwe stich-
bouwden de Portugeezen van Ambon op Tidore
in 1578 een Portugeesch fort.
ting — werd thans de zetel van het Maleische
rijk, en Djohors sultans gaan voort met den strijd
lets later, in 1580, en op het Iberisch schier- tegen de Portugeezen, welke hunnen voorzaten
eiland vallen de bekende gebeurtenissen voor, Malaka hadden ontweldigd. In dezen kamp tegen
welke Portugal met Spanje vereenigen en dus ook Djohor aan den eenen, Atjeh aan den anderen
het Portugeesch-lndië. Die vereeniging heeft wei- kant hebben de Portugeezen van Malaka zich weten
nig invloed gehad op de wijze van bestuur en staande te houden, zij het dan ook meer dan eens
handel der Portugeezen in het Oosten, in den met groote moeite (b. v. bij het beleg in 1551
Maleischen archipel. Er was voor hen zelfs een tegen Djohor, gesteund door Javanen van Djapara;
voordeelige kant aan verbonden: doordat de bij de aanslagen in 1568 en 1573 tegen Malaka
Spanjaarden, op de Philippijnen gevestigd, thans door de Atjèhers, in 1574 tegen een Javaansche
met hen één rijk uitmaakten, konden deze hen vloot, spoedig daarop (1575) tegen Atjèhers), vooral

——
hulp verleenen b. v. in de Molukken en op Ambon. ook met het oog op het zwakke garnizoen van
En de toestand der Portugeezen dadr was zorg- Malaka. Ook deze verwikkelingen die schade-
wekkend genoeg. Baboellah bleek hoe langer hoe lijk werkten op Malaka's handel kunnen in
meer een geduchten tegenstander te zijn en breidde dit artikel over dezen Archipel slechts in het alge-
steeds meer zijn macht en invloed uit. Hij, die meen worden besproken, niet in bijzonderheden
zich noemde de heer der 70 eilanden, strekte zijn worden nagegaan. Ook hier in het Westen van
gezag uit over of pretendeerde rechten op Min- den Archipel handhaven zich de Lusitanen en
danao, over een groot deel der Molukken in weten zij ten slotte den handel te beveiligen —,
296 PORTUGEEZEN IN DEN MALEISCHEN ARCHIPEL. (DE)

maar ook doet dit Atjeh, dat steeds in bloei, in kwart der l6e eeuw in handelsaanrakingen waren
aanzien, in macht stijgt; terwijl het Maleische rijk gekomen. Vooral het sandelhout werd in die stre-
langzaam, maar zeker in aanzien daalt — niette- ken door hen opgekocht en al spoedig werden
genstaande vleugjes van herstel in macht
tengevolge van verwikkelingen en oorlogen met
— ook deze eilanden geregeld door Portugeesche schepen
bezocht. In de tweede helft der i6e eeuw is ook
Atjeh sedert ongeveer het midden der i6e eeuw. hier sprake van Christelijke propaganda, evenals
Wat in de Molukken gebeurde, gebeurde ook hier: op het Oostelijk en Zuidelijk gedeelte van F'lores.
de vrees van de naburige inlandsche staten voor De pogingen tot Kerstening, welke hier vooral
een machtig rijk, in dit geval Atjeh, deed nabu- uitgingen van de Dominikanen, leidden hier in het
rige streken toenadering zoeken tot Malaka (b. v. uiterste Zuidoosten van den Archipel, tot het ves-
van Sumatra's Westkust) en de Portugeezen veel tigen ook van staatkundigen invloed. Op Solor
minder last van die staten (b. v. Djohor) krijgen, werd tusschen ongeveer 1560 en 1570 een fort
dan anders het geval zoude zijn geweest. Ja! in gebouwd en de Dominikanen legden daarin op
1568 bezocht Djohor's sultan Malaka, de vroegere hunne kosten garnizoen; zij regelden het Euro-
hoofdstad van het rijk zijner vaderen, vereenigd peesch bestuur op het eiland: eerst later (op het
als Portugeezen en Djohorieten toen waren in ge- eind der ió 1-' eeuw) werd de aanstelling van een
meenschappelijken krijg tegen Atjeh. Die gemeen- capitaö (gouverneur) overgenomen door de Regee-
schappelijke vijandschap was oorzaak van verbon- ring. Ook hier stond de Christelijke propaganda
den tusschen Malaka en Djohor, welke plaats tegenover die van den Islam en het bouwen
maakte voor den vroegeren oorlogstoestand; een eener versterking op Solor door de Dominikanen
gunstige verhouding, welke verkoelde, daarna ver- was een vciligheidsmiddel om veilig te zijn tegen
broken werd (1585—1587) door „monopolische de aanhangers van den Islam. Maar de Moham-
proceduyren" van den eenen zoowel als van den medanen waren ook hier weder niet de voor-
anderen kant. Deze hernieuwde vijandschap tus-
schen de Portugeezen en Djohor had een voor
:
naamste vijanden der Portugeezen dit waren zij
zelf, die door hunne laatdunkendheid en hun
eerstgenoemden gunstige terugwerking op de hou- minachtend optreden tegen de inboorlingen dier
ding van het in die dagen tijdelijk door binnen- haat opwekten en hen tot krijg dreven, totdat in
landschc beroeringen verzwakte Atjeh, welks toen- 1598—1599 de Portugeezen bijna door hen uit Solor
malige sultan, de usurpator Ala-oed-din Sjah, vrede waren verdreven en slechts met groote moeite zich
met Malaka sloot in 1587 of 1588, een vrede, hebben kunnen staande houden.
die den omtrek van Malaka veiliger deed worden De betrekkingen der Portugeezen met de Kleine
voor den handel dan in lang het geval was ge- Socnda-eilanden in deze periode laten wij verder
weest, en die ongunstig heeft gewerkt op de ont- rusten, om even te wijzen op die met Java. Staat-
vangst der Nederlanders, toen deze in 1599 voor kundigen invloed van hlijvenden aard hebben de
het eerst Atjeh aandeden. De vriendschap tus- Portugeezen nergens op dit eiland uitgeoefend en
schen Atjeh en Malaka verminderde echter al ook hun handel, op Java gedreven, nam geen
spoedig weder, vooral toen Atjeh's sultan zag, groote plaats in. Slechts een enkel woord kan
dat de Spaansch—Portugeesche macht het plan dan ook in het bestek van dit artikel aan de be-
koesterde, een versterking in Atjeh op te richten trekkingen der Portugeezen met dit eiland worden
en daartoe een verzoek aan Atjeh's beheerscher gewijd.
deed; en toen de Portugeezen weer handelssche- Bij de komst der Portugeezen in Malaka waren
pen gingen aanslaan langs Atjeh's kusten. daar gevestigd Javanen, daar zeer invloedrijke
De Molukken en Ambon in het Oosten, Malaka kooplieden en niet te verwonderen is het, dat de
in het Westen zijn de hoofdvestigingen der Por- verovering der stad indruk heeft gemaakt in die
tugeezen in den Archipel geweest. Maar daarbij streken van Java, vanwaar die kooplieden waren
zijn hunne betrekkingen met, hun invloed op die gekomen en waarmede drukke handelsbetrekkin-
streken niet gebleven. gen werden onderhouden. Die indruk blijkt uit
Met de Papoesche eilanden en Nieuw-Guinea betrekkingen, welke tusschen Java en het Portu-
zijn zij in aanraking gekomen; op Banda hebben geesch Malaka kwamen te ontstaan. Zij waren
zij handel gedreven. Verschillende streken van niet steeds van vriendelijken aard. Op Java breid-
Celebes (vooral de Noordoostkust met de eilanden den de Mohammedaansche beheerschers van de
benoorden, de Sangi-groep, en den Zuidwesthoek) havensteden in die jaren ten zeerste hun gezag
zijn hun bekend geworden; met Borneo hebben en gebied uit ten nadeele van den Hindoe-vorst
zij deels betrekkingen gehad, vooral met Noord- van Madjapait. Deze laatste heeft onmiddellijk
en Noordwest-Borneo; deels hebben zij althans getracht, in goede verstandhouding te komen met
de kusten verkend. De aanrakingen met de eilanden de nieuwe beheerschers van Malaka. Een der haven-
benoorden ons tegenwoordig gebied (Mindanao, vorsten daarentegen, dipati Oenoes van Djapara,
enz.) vallen buiten het bestek van dit artikel, even- die reeds vroeger, vóór de verovering van Malaka,
als die met verschillende streken van Oost-Azië het oog op die stad schijnt te hebben geslagen, be-
(China, Japan enz.): Macao was in de 2C helft proefde in 1513 een vergeefschen aanslag daarop.
der i6e eeuw een zeer belangrijk punt voor de Al spoedig daarna zijn Portugeesche schepen
Portugeezen geworden voor hun handel met die om handel te drijven opzettelijk of op hun tocht
streken. Toch zijn al die relaties niet van zoo naar de Molukken in de havens van Oost-Java
groote beteekenis geweest, vooral ook hebben vele verschenen. Eerst vriendelijk ontvangen, ook in
ervan in het tijdperk vóór de komst der Neder- de havens van Oenoes, dre, met Madjapait in
landers in het Oosten te weinig hlijvenden in- strijd, geen lust had de Portugeesche schepen
vloed gehad, om in dit artikel er anders dan ter zich tot vijand te maken, deed de eigenaardige
loops op te wijzen. handelspolitiek der Portugeezen, in kaapvaart ont-
Dit is niet het geval ten opzichte van de Solor- aardende, die vriendelijke verhouding veranderen:
en Timor-cilanden en naaste omgeving, waarmede de Portugeesche schepen werden in de Javaansche
de Portugeezen reeds in het begin van het tweede havens aangehouden, vooral toen Madjapait in
PORTUGEEZEN IN DEN MALEISCHEN ARCHIPEL. (DE) 297

1518 was gevallen en de Mohammedaansche rijkjes stuurshoofden; wantrouwen en ondank van de


(onder hoofdleiding van denbeheerscher van Demak) Regeering in Europa; ongeschiktheid van vele
vrijer in hunne bewegingen waren. In die streken ambtenaren en officieren; hiermede zijn enkele
van Java, waar de Islam de overhand nog niet oorzaken aangestipt. Maar bovenal de hebzucht
had verkregen, vonden de Portugeezen daarente- der Portugeesche ambtenaren en officieren. „Vroe-
gen eene betere ontvangst: zóó nog na den val ger" zegt Jan Huygen van Linschoten, die onder
van Madjapait in den uitersten Oosthoek, zóó in Portugeesch bestuur Azië had bezocht: „vroeger
West-Java (Soenda), zoolang dit nog niet onder streed men hier 0111 prijs en eerc te verwerven,
den invloed van den Islam was gekomen. Ja, op maar nu ter tijt zijnse al om rapen uyt". En er
West-Java stonden zij tusschen 1521 en 1526 op bestaat voor dat „rapen" te meer gelegenheid,
het punt, met toestemming van den Hindoe-vorst, omdat onder zekere omstandigheden de handel
een versterking op te richten bij Soenda Kalapa was opengelaten, óók voor de ambtenaren en offi-
(Djakatra), toen de Mohammedanen van Demak cieren, de beambten en soldaten; een regeling,
meester werden van West-Java en het plan der ten overvloede onvoldoende geregeld. De winsten
Portugeezen verijdelden. Aanslagen van eigenlijk kwamen niet in de schatkist, zij kwamen groo-
Java uit op Malaka toonden verder een vijandi- tendeels in de zakken van het regeeringspersonccl
gen geest van de Mohammedaansche beheerschers in 't Oosten. Er kwam bij de vijandschap van vor-
tegen het Malaka der Portugeezen, die den handel sten en volkeren in Azië; de achteruitgang van
ook der Javanen in den Archipel bemoeilijkten, 't moederland.
(in vereeniging met Djohor in 1551, in overleg En toen verschenen op het eind der l6c eeuw
met Atjeh in 1574). Daartegenover staat, dat de andere Westerlingen, onder wie de Nederlanders
Portugeezen van Malaka minstens sedert ongeveer op den voorgrond treden, welke slagen zouden
het midden der l6c eeuw weder handel hebben toebrengen, die de Portugeesche macht in het
gedreven op Java, ook op West-Java (o. a. op Oosten zoo goed als geheel hebben vernietigd.
Bantam en Soenda Kalapa). En da&r in Bantam Wij bepalen ons hier weder tot die slagen, welke
troffen hen de Nederlanders in 1 596 aan op hun in den Archipel zijn gevallen, en behandelen deze
eersten tocht naar Indië. te korter, wijl hunne geschiedenis samenvalt met
Toen de Nederlanders begonnen te overwegen de reeds in verschillende artikelen besproken ge-

——
de mogelijkheid, zelven de specerijen van het Oosten schiedenis der Nederlanders in den Archipel.
uit die streken te gaan halen in plaats van uit Por- De eerste aanrakingen der Nederlanders het
tugal, was er in hunne oogen o. a. één bezwaar dat bericht van wier verschijning in het Oosten groo-
niet licht woog, dat nl. de Portugeezen een mach- ten schrik onder de Fortugeezen teweeg bracht
tige macht in dat Oosten vormden. Nu was Por- met de Portugeezen in den Archipel zijn geweest


tugal sedert 1580 aan Spanje onderworpen en de die van de Houtmans vloot met de Portugeezen
mogelijkheid bestond, dat die Portugeesche macht
in Azië een vijandige macht zou blijken te zijn.
in Bantam in 1596 : zij waren het isbekend
niet van vriendschappelijkcn aard. De Portugee-

Al spoedig na hunne komst bleek dan ook, dat zen waren toen met Bantam in goede verhouding,
die mogelijkheid een werkelijkheid was: de Por- maar in den tijd, die sedert verliep tot aan de
tugeezen hebben de verhouding, waarin zij ston- komst der tweede Nederlandsche vloot in Indië,
den tot het aan de Nederlanders vijandige Spanje,— waren de bordjes verhangen, vooral door het onhan-
voor hen zelf te kwader ure — gebruikt om de
nieuw aangekomen Westerlingen, waarin zij gevaar-
dig en aanmatigend optreden der Portugeezen.
Dit had invloed ten goede op de ontvangst van
lijke mededingers zagen, te bemoeilijken. Maar er Jacob van Neck in Bantams havens in 1598. lets
bleek nog iets anders, nl. dat het Portugeesche dergelijks vond plaats, toen in 1599 Wybrand
koloniale rijk, hoe machtig uiterlijk nog, veel van Waerwijck met een eskader van van Neck's
minder krachtig was, dan men wel had gevreesd. vloot Hitoe bezocht: hij steunde, zij het ook in
Wèl wist men, dat zijn beste dagen reeds voorbij geringe mate, de Hitoeëezen in hun strijd tegen
waren, maar al spoedig zag men, dat de Neder- de toen nog op Lci-Timor gevestigde Portugeezen.
landers in het Oosten opgewassen waren tegen Eveneens bij van Waerwijk's komst op Ternate
de Lusitanen, vooral toen door de oprichting in in hetzelfde jaar.
1602 van de Oost-Indische Compagnie ook de Al spoedig begonnen dan ook de vijandelijk-
Nederlanders in Indië een ecuheid van belang heden tusschen de Portugeezen en de Nederlan-
hadden. Reeds was het verschil tusschen uiterlij- ders in den Archipel. Onder de belangrijke ge-
ken schijn en innerlijke macht gebleken bij de beurtenissen uit dien tijd zijn te memoreeren de
verschijning der Engelschen in 't Oosten sedert zeeslag bij Bantam in December 1601, toen Wol-
het laatste kwart der l6 e eeuw, toen Drake's fert Hermanszoon tot wijken dwong de veel
komst in 1579 schrik bracht in de harten der grootere, maar minder goed bruikbare, Portugee-
Portugeezen in de Molukken, toen Lancaster in sche vloot onder André Furtado de Mendoza, die
1592 met één schip de omstreken van 't Maleische uit Goa in den Archipel was gekomen, om de
schiereiland onveilig kon maken. Nederlanders tegen te staan en Bantam te tuch-
Het ligt niet op den weg van dit artikel, de tigen: een overwinning, die den naam der Neder-
oorzaken na te gaan van het verval der macht landers in den Archipel zeer verhoogde; de ver-
van de Portugeezen in het Oosten, te minder daar overing in 1603 door het eskader van Jacob van
de kern van die macht niet in den Archipel heeft Heemskerck van een rijk geladen Portugeesch
gezeten. Misbruiken in bestuur, in rechtspleging; galjoen in de buurt van Djohor, welk feit een
overwegende invloed der geestelijkheid in de wereld- voor de Nederlanders gunstigen indruk maakte
lijke aangelegenheden ten bate van de macht dier op Djohor's sultan; de overgave in Februari 1605
geestelijkheid zelf, waardoor de koloniale inkom- van het Portugeesche fort op Lci-Timor aan Steven
sten voor een groot deel werden opgeslokt; jaloe- van der Hagen, waardoor de Portugeesche invloed
zie en twisten onder de ambtenaren, die dikwijls op de Ambon-eilandcn geheel werd gebroken; de
ten gevolge had o. a. snelle afwisseling van be- verovering van het Portugeesche fort op Tidore
298 PORTUGEEZEN IN DEN MALEISCHEN ARCHIPEL. (DE)

in Mei 1605 door Cornelis Bastiaenszoon, waar- liet zou te ver voeren, de pogingen der Neder-
door het rijk der Portugeezen op de Molukken landers om Malaka in handen te krijgen te be-
uit was: niet zij, maar de Spanjaarden zagen in schrijven, of het politieke schaakspel tusschen
1606 kans, zich daar weder te vestigen; de mis- Atjeh, Djohor en de Compagnie te schetsen. In
lukte aanslag op het door Furtado de Mendoza 1629 o. a. liet de toenmalige sultan van Atjeh,
verdedigde Malaka, in 1606 door Cornelis Mate- Iskandar Moeda, een aanval doen op Malaka, maar
lieff de Jonge met behulp van Djohor onderno- werd door de Portugeezen, gesteund o. a. door
men, onmiddellijk gevolgd door de vernietiging Djohor, op gevoelige wijze teruggeslagen. Dit suc-
van een deel der Portugeesche vloot vóór Malaka ces had ten gevolge dat de Portugeezen onder
door denzelfden Nederlandschen vlootvoogd, het- bevel van Nuno Alvares Botelho in 1630 voor
welk onder meer een toenadering tusschen de Djambi verschenen en eenige Nederlandsche en
Nederlanders en het toen vijandelijk tegenover Engelsche schepen, daar zich bevindende, met suc-
de Portugeezen staande Atjeh ten gevolge had; ces aanvielen. Aan de andere zijde werden de
de verovering in 1613 van het Portugeesche fort plannen tot een gezamenlijk optreden van de Com-
op Solor door Apollonius Scotte. pagnie en Atjeh meer en meer overwogen. De
Scotte verdreef echter de Portugeezen niet uit Nederlanders begonnen de Malakasche wateren
deze streken, niettegenstaande hij hunne verster- steeds meer te bekruisen en sedert 1633 begint
king had genomen. Integendeel, hij liet toe, dat een insluiting der stad. Toch wilde Atjeh eerst
op Flores Portugeezen met der woon gevestigd Djohor geheel ten onder brengen, zoowel Iskandar
bleven, te eerder, omdat hij meende, dat zij den Moeda, als na zijn dood in 1636 diens opvolger.
Nederlanders van dienst zouden kunnen zijn bij De vrees voor vergrooting van Nederlands macht
den handel op Timor. Dit nu had ten gevolge, in den Archipel bracht het hare bij tot den onwil
dat in den uitersten Zuidoosthoek van den Archi- van Atjeh's beheerscher. Maar de Compagnie ging
pel de Portugeezen gevestigd bleven. En zij heb- met de „besettingh" der veste voort; de handel
ben zich in dien uithoek gehandhaafd. Larentoeka
op Flores werd eerst hun centrum, vanwaar uit
der stad verliep — en die tusschen Vóór-Indië
en Macao werd bemoeilijkt —, de levensmiddelen
zij met de Nederlanders in die gewesten den strijd werden schaarsch: de stad werd „in d'uyterste
voortzetten. extremiteyt gebracht ende de negotianten ten prin-
Overigens waren dus de Portugeezen al spoe- cipale van daer gediverteert". In Augustus 1640
dig na de komst der Nederlanders in het Oosten begon met behulp van Djohor een geregeld beleg
beroofd van staatkundig gezag op de eilanden van en den I4 en Januari 1641 gelukte het aan Minne
den Archipel. Wèl bleven zij handel drijven op Willemszoon Kaartekoe en Johannes Lamotius de
sommige streken van Java, op Makasser, op Broenei stad te veroveren, na een dappere verdediging
enz. Maar Malaka was in den omtrek het over- onder leiding van Manoel de Sousa Coutinho.
blijfsel van hun politieke macht geworden. Dit Hiermede was, met uitzondering van hunne stel-
overblijfsel nu was echter van groote beteekenis. ling op de Solor- en Timor-groep, de staatkundige
Het was het aanknoopingspunt tusschen wat de rol der Portugeezen in den Archipel uitgespeeld.
Portugeezen bezaten bewesten Malaka, met Goa Wèl daarentegen bleven zij van Macao en Solor-
als centrum, en wat zij nog aan betrekkingen had- Timor uit handel drijven op verschillende streken
den behouden met den Archipel (waaronder b. v. van den Archipel. Toen in 1642 bekend werd,
de Oostkust van Sumatra) en Oost-Azië met Macao dat in 1641 tusschen Portugal, hetwelk in 1640
als eindpunt. Buitendien, daargelaten het gewicht zijne onafhankelijkheid had verkregen, en Neder-
dat Malaka voor de Portugeezen had, op zich zelve land een tienjarig bestand was gesloten, bleek het,
was de veste door haar ligging voor ieder begeer- dat de Portugeezen nog handel dreven in den
lijk, die invloed in het Oosten wilde hebben. Archipel op Makasser, op Bima, op Solor en Timor.
Geen wonder, dat zoowel in Europa als in Indië De handel op Makasser was de belangrijkste.


de Nederlanders omgingen met het plan, zich van Immers tengevolge der cynisch-streng doorgezette
die stad meester te maken; en dit het bleek monopolie-staatkunde onzer Oost-Indische Com-
reeds — van de eerste jaren van hun zijn in Azië pagnie ten aanzien der Molukken en der Ambon-
af. Gemakkelijk ging dit echter niet, te minder, eilanden werd van uit die streken een drukke
omdat van de krachten der Nederlanders elders zg. smokkelhandel in de specerijen gedreven op
in Azië veel werd gevorderd. Nooit echter werd Makasser. Daarheen kwamen nu ter markt de Euro-
dit doel uit het oog verloren, te minder omdat peesche kooplieden, Portugeezen in de eerste plaats.
de Portugeezen van Malaka uit de Nederlanders De strijd tusschen Makasser en de Compagnie is
in den Archipel (Bantam, Mataram, enz.) tegen- niet uitgebleven en toen, eerstin 1660, ten gevolge
werkten, zoodra de gelegenheid zich voordeed van de welgelukte expeditie onder Van Dam en
Hetzelfde doel had de sultan van Atjeh, en de Truijtman, Makasser werd overwonnen, later in
hoop, dat de Nederlanders hem zouden helpen in 1667 en 1668 Speelman dit rijk volkomen verne-
de verovering der stad, deed de verhouding tus- derde, was het gedaan met den handel der niet-
schen Atjeh en de Compagnie beter zijn dan Nederlandsche Europeanen op Makasser. Uitdruk-
ijverzucht tusschen de beide machten en handels- kelijk werd bepaald, dat geen vreemde Europeanen
geschillen haar anders zouden hebben gemaakt. tot den handel mochten worden toegelaten. Het
Ook Djohor, dat, bevreesd voor Malaka en tevens bleek toen, dat nog een aanzienlijk aantal Portu-
voor Atjeh, afwisselend in oorlog en vrede met geezen in Makasser verblijf hield: hunne uitzet-
die stad was, vergat nooit, dat Malaka eens tot ting was een nieuwe slag voor der Lusitanen han-
het rijk had behoord. Maar de Compagnie wilde del in den Archipel.
niet, dat die stad Atjehsch zoude worden of Djo- Met de onderwerping van Makasser was weder
horsch; geen van beide rijken mocht in macht een deel van den Archipel door de monopolisee-
toenemen, integendeel zij moesten elkaar „consu- rende Compagnie voor den handel gesloten, voor-
meeren"; en Malaka moest Nederlandsch territoir zoover die handel niet in haar handen was. Het
worden. terrein voor kooplieden buiten de Compagnie was
PORTUGEEZEN IN DEN MALEISCHEN ARCHIPEL. (DE)
— POSSO. 299

al weder beperkt geworden; de handel had zich Posso en Todjo met eene gemiddelde hoogte van
buiten dit onvrije terrein geconcentreerd, vooral 1500 M., welke den naam dragen van Wanam-
in Bantam. Ook daar dreven Portugeezen handel. pompanejo en naar de zijde van het meer in een
Ook daar was hun commercieel rijk uit, toen de glooiend, vrij dicht bevolkt heuvelland overgaan,
bekende gebeurtenissen van 1682—1684 ten ge- hetwelk Lamoesa heet, en ± 500 M. boven de
volge hadden de sluiting van Bantam voor de zee ligt. Vlakten van eenige beteekenis vindt men
Compagnie, die Bantam naar haar wil zette. slechts aan de kust bij Mapane, ten z. van het
Thans was nog alleen de uiterste Zuidoosthoek meer bij de monding der Kodina, ten n., waar
van den Archipel voor de Portugeezen van belang. de Posso-rivier het meer verlaat en bij de samen-
De geschiedenis van hun zijn daar is echter na vloeiing v. de Posso- en Tornasa-rivieren. De bergen
hunne verdrijving uit de Molukken, uit Malaka, ten n. van het meer zijn steile en scherpe toppen
uit Makasser, uit Bantam een zuiver locale ge- van koraal-kalk, waaronder een der voornaamste
schiedenis, die het best kan worden besproken is de Lebanoe, ± 400 M. hoog. Ten o. van het
bij de behandeling dier streken zelf. (Zie artikel meer zijn de toppen meer afgerond en bestaan
TIMOR). zij uit kwartshoudende, kristallijne schiefer waarin
Litteratuur: de bekende opstellen van P. A. ijzererts wordt aangetroffen. Ook aan de w.zijde
Tiele over de Europeërs in den Maleischen archi- is deze formatie de overheerschende, doch wordt
pel; De Jonge, Opkomst; Tiele—Heeres, Bouw- zij op de halve lengte van het meer onderbroken
stoffen. door een breede bank van korrelige, kristallijne
Vooral in Tiele's opstellen vindt men de Por- kalksteen.
tugeesche bronnen en litteratuur besproken en De Posso-streek is zeer waterrijk. Zij omvat
genoemd; men kan hierbij vergelijken Danvers' het geheele stroomgebied der Posso-rivier, die de
overigens onbetrouwbaar boek over The Portu- afwatering vormt van het meer v. Posso, waarvan de
guese in India en Rouffaer's opstel over het Tijd- belangrijkste voedende stroom de Kodina is. Het
perk van den godsdienstovergang in den Malei- meer, gelegen op eene hoogte van ± 500 M., is
schen archipel in Bijdr. t. t. 1. en vlk. VIe volgr. geen kratermeer, doch ontstaan tengevolge eener
dl. 6, bl. in. J. E. H. tektonische inzinking van de aardkorst. Volgens de
PORTULACA. Zie GELANG. volkslegenden ontstond het in den strijd der goede
PORTUNUS. ARTICULATA, CRUSTACEA, en booze geesten: „Lamoa" en „Longga". De
DECAPODA, Thalamitidae, Portuninae. Zie KE- lengte-as loopt van z.z.o. naar n.n.w., terwijl de
PITING. grootste lengte ± 30 K.m., de grootste breedte
PORZANA. AVES, GRALLAE, Rallidae, Ral- ±15 K.m. bedraagt. De bodem bestaat uit blauw-
linne. Zie BOELOE-ITO. grijze klei, doch aan de n.kust komen op som-
POSSO (POSO). Landschap v. Centraal-Celebes, mige plaatsen breede zandbanken voor. Het meer
gelegen aan de Zuidkust der Golf v. Tomini, in het heeft ongeveer den vorm van een rechthoek, maar
O. begrensd door de Maleë-rivier, die het scheidt op de plaats waar de Posso-rivier het verlaat, vormt
van 't landschap Todjo; in het W. door de Bega- het een diepe trechtervormige inham. Langs de
rivier en het hooggebergte v. Centr.-Celebes, die oevers is het zoo ondiep dat de bewoners hunne
de grens vormen met de rijkjes Saoesoe, Sigi en
Mandar; in het Z. door de voortzetting v. het
vaartuigen— „Motto's" genaamd, bestaande uit
een uitgeholden boomstam, en waarvan er soms
gebergte van Centr.-Celebes die het scheidt v. meerdere door dwarsbalken tot één geheel worden
het rijk Loewoe aan de Golf v. Boni. Vóór de
reizen v. den zendeling Kruyt meende men tot
vereenigd — daar voortboomen, maar op eenigen
afstand van de kust bedraagt de diepte meer dan
het landschap alleen het gedeelte te moeten reke- 312 M. Het meer kreeg zekere vermaardheid door-
nen ten O. der rivier en het meer v. Posso. dat de ingenieur R. F'ennema er gedurende een
De kustlijn, zich uitstrekkende van de monding onderzoekingsreis in verdronk (op 27 Nov. ißg7)
der Bega tot die der Maleë-rivier vertoont twee De w. oever van het meer is woest en rotsachtig
tamelijk groote inhammen: de baaien v. Mapane en weinig bewoond, terwijl de o. oever tamelijk
en v. Posso. Behalve in de baai van Mapane is dicht bevolkt is. Het water schijnt zeer helder blauw,
de geheele kust zwaar begroeid en begint het en er komen veel mollusken, krokodillen en eene
terrein er direct te stijgen. Overal langs de kust soort zeer groote bloedzuigers, „oelengkara" ge-
loopt een zandbank, tot 100 M. breed, die bij naamd, in voor. Den grootsten watertoevoer krijgt
laag water op sommige plaatsen droog valt en het van de Kodina, eene aan de monding ± 25 M.
hier en daar met rizophoren begroeid is. Alleen breede, sterk kronkelende rivier met vele zijri-
in de baai v. Mapane vertoont zich ook koraal. viertjes, die een onbekenden oorsprong heeft, en
De kust is voor kleine vaartuigen gemakkelijk te zich aan de z.zijde, door eene moerassige vlakte
bereiken. liet verschil tusschen hoog- en laaglij in het meer stort. Ónder de vele kleinere rivier-
is ± 1 M., bij springtij 1,25 M. Buiten de zand- tjes die verder aan het meer water toevoeren is
bank zinkt de zeebodem dadelijk zeer diep. de Kaija aan de w.kust de voornaamste. De afwa-
Het land is uiterst bergachtig. Op de Z.grens tering heeft plaats door de Posso-rivier, die het
vinden wij de gebergten Lembangpango en Taka- meer verlaat bij Tandongkajoekoe. Bij eene lengte
lekadjo, met eene gemiddelde hoogte van 1700 M., van ±17 geographische mijlen heeft de rivier,
die de waterscheiding vormen tusschen de Golf welker hoofdrichting van z. naar n. is, aan de mon-
v. Tomini en die v. Boni, en zich in n.w. rich- ding eene breedte van _: go M. die gaandeweg tot
ting, dicht langs den w. oever van het meer voort- 50 M. afneemt. Een breede zandbank aan de mon-
zetten in een woest, rotsig hooggebergte, dat aan ding maakt haar voor grootere schepen ontoegan-
de kust eindigt bij Kaap Pemandingi (of Posso). kelijk, hoewel hare diepte daar voorbij van 3 tot
De naam van dit gebergte is Paamposoe. Naar Met blotto's is ze bevaarbaar tot Pa-
7 vademeenis. eind
het n.o. zet de Takalekadjo zich voort in het hooge loeasi, boven de samenvloeiing met de
waterscheidingsgebergtc tusschen de Golf v. Tomini Tornasa, dat in 2'/j dag roeien is te bereiken.
en die v. Tomori en het grensgebergte tusschen Boven Paloeasi vindt men zeer vele watervallen
300 POSSO.

die soms eene hoogte van 10 M. hebben. Het door een weg welke van de monding der Kodina
water, in den bovenloop helder, wordt stroomaf- z.waarts loopt over het grensgebergte met Loewoe,
waarts grijs van kleur. De stroomsnelheid is vrij waarover drie passen voeren, van w. naar o.: de
aanzienlijk. De oevers zijn beneden Paloeasi laag, Watangkoeme, de Takalekadjo die het meest ge-
zoodat zij dikwijls overstroomd worden. De linker- bruikt wordt en op 1670 M. boven de zee gele-
zijrivieren zijn weinig in getal en zeer onbedui- gen is, en de Djarari Kodina. Deze weg komt
dend. Onder de rechterzijrivieren neemt eene eer- aan de Golf van Boni uit te Watoe, terwijl een
ste plaats in de Tornasa, die zich bij Kalingoea zijpad afgaat naar Bocraoe.
door een 40 M. breede kloof in de Posso-rivier Het klimaat is zoowel aan de kust als in het
stort en tot ± 10 minuten gaans stroomopwaarts binnenland gunstig te noemen. De afwisseling
bevaarbaar is. De Tornasa, die ontspringt op het der moesons is ongeveer gelijk aan die op Java:
waterscheidingsgebergte tusschen de Golf v. Tomini de droge tijd loopt van Augustus tot November,
en die v. Tomori heeft zeer vele zijrivieren, waar- de meeste regen valt in de maanden Januari en
van de linker voornamelijk ontspringen op het Februari. In het binnenland valt het geheele jaar
hoogland der To Ondaë, de rechter, waaronder door zeer veel regen, hetgeen aanmerkelijk bij-
de Sinaoelea en Kinapapoea de voornaamste zijn, draagt tot den waterrijkdom der streek. Aan de
in het grensgebergte v. Todjo. kust is de gemiddelde temperatuur ± 850 Fahren-
Verdere rivieren van eenige beteekenis zijn:
de Mapane, die in het gebergte v. Centr.-Celebes
,
heit, aan het meer _; 75 0 terwijl ze hier 's nachts
en 's morgens soms tot 68° daalt. De meest voor-
ontspringt, en de Tongko, die haar oorsprong komende ziekten zijn koorts en pokken, welke
vindt in het grensgebergte van Todjo, terwijl beide laatste soms hevig woeden. Ook lijden zeer velen
zich uitstorten in de Golf v. Tomini. Geen van aan huidziekten, van welke een eigenaardige vorm
beiden is bevaarbaar. De voornaamste plaatsen die is, waarbij zich bulten op het lichaam ver-
aan de kust zijn Posso en Mapane. De eerste is tooncn. De voornaamste cultuurgewassen zijn: rijst
sedert lßgs standplaats van den controleur en (die op droge velden op groote schaal wordt ver-
tevens het zendingsstation voor de Posso-streck, bouwd), miloe (mais), suikerriet, sagopalmen (die
terwijl er ook een korps van 30 pradjoerits is alleen in het binnenland voorkomen), arèn-palmen
gestationeerd. Mapane is de belangrijkste uitvoer- (waaruit de sagoweer wordt bereid) en kokosboo-
haven voor boschproducten. Er is eene Boeginee- men. Onder de boschproducten nemen de voor-
sche vestiging en er bevinden zich eenige' Chi- naamste plaats in: ebbenhout, ijzerhout, bamboe,
neesche handelaren. Verder liggen alle kampongs foeja (boomschors, die geklopt de grondstof voor
meer in het binnenland, gewoonlijk op heuveltop- de kleeding oplevert), rotan, was en dammar (welke
pen, terwijl zij tevens zijn versterkt met levende laatsten de voornaamste artikelen van uitvoer zijn).
bamboe-omheiningen waarin smalle poorten, soms De veestapel bestaat uit geiten, varkens en kar-
met vvachthuisjes erboven. Wanneer eene kampong bouwen, welke laatste men in het wild laat rond-
in de vlakte is gelegen bevindt zich steeds in de loopen totdat men voor den rijstbouw hunne dien-
nabijheid eene hooggelegen versterking, om in sten noodig heeft. Onder de wilde dieren zijn de
tijd van oorlog tot woonplaats te dienen. Door meest voorkomende: herten en wilde zwijnen; ver-
de vele oorlogen der stammen onderling, epide- scheurende dieren worden niet aangetroffen.
mieën en den wisselbouw worden telkens kam- De bevolking van Posso behoort tot de Alfoeren
pongs verlaten en nieuwe gegrondvest. Als voor- v. Centr.-Celebes die worden aangeduid met den
naamste plaatsen in 't binnenland zijn te noemen: collectieven naam: Toradja of Toriadja = men-
Saijo nabij Posso, Kalingoea en Taliboi in het schen van het bovenland („to" = mensch). (Zie
land der To Kadomboekoe, Imboe en Kajoekoc voor zeden, godsdienst enz. onder TORADJA).
in de streek der To Wingkemposso, Pentjawoe Ftno Aldus worden zij genoemd door de bewoners van
van de To Lamoesa, Bomba van de To Ondaë, Loewoe en andere zuidelijke streken, terwijl die
Bandoa van de To Lage en Tamocngkoe van de in het w. hen noemen: „Topantoenocosoc", d.i.
To Pebato. hondeneters. Zij worden verdeeld in verschillende
De verbindingswegen van het landschap worden stammen, waarvan de voornaamste zijn, gaande
gevormd door de rivieren en, voorzoover deze van het z. naar het n., en ten o. van de rivier en
onbevaarbaar zijn, door zeer moeilijk begaanbare het meer van Posso: de Tolamoesa, Topalandé,
voetpaden. Er bestaan twee verbindingen van de Torano, Toondaë, Tolagé, Torompoc, Towingkem-
Golf v. Tomini met het meer: i<= een weg van posso en Tokadamboekoe. Ten z. van het meer
Posso langs den rechteroever der Posso-rivier, die wonen de Topoeoembotto, ten n. ervan en ten
bij eene lengte van ± 55 paal in 6 dagen is w. van de Posso-rivier: de Topebato. Onder de
afteleggen; 2 e een weg van Mapane, die bij Ta- oudste stammen worden gerekend de Toondaë en
moengkoe door een rotan hangbrug over de Posso- de Tolagé. Tusschen deze stammen zijn geen be-
rivier heengaat en zich daar met den vorigen ver- paalde grenzen aantegeven. Het zielental wordt
eenigt en die in 5 dagen kan worden afgelegd. voor de geheele Possostreek bij benadering ge-
Uit het binnenland loopen vele paden samen te schat op ± 25.000. Over de taal van al deze stam-
Roemoeroe aan de Posso-rivier vlak bij Paloeasi, men zie TORADJASCHE TALEN; aan de kust
waarheen de verzamelaars van boschproducten deze wordt ook Boegineesch gesproken. Al de stam-
brengen om ze verder per blotto naar de kust te men zijn heidenen en het werk der zending is
voeren. De afstand Posso—Roemoeroe kan stroomop nog geheel in zijn begin.
in 2 dagen worden afgelegd, stroomaf in ±6 uren. Behalve met landbouw houden zij zich voorna-
Het meer kan van de uitwatering der Posso-rivier melijk bezig met het smeden van lanspunten en
tot de monding der Kodina in 2 dagen worden klewangs, waarvoor in het binnenland overvloedig
overgestoken. De verbinding v. de meerstreek met ijzererts wordt gevonden, de foeja-bereiding en
de Golf v. Tomori wordt tot stand gebracht door het pottenbakken (zie over industrie onder TO-
een pad dat uitgaat van Lamoesa, aan de z.o.zijde RADJA). De handel bestaat grootendeels in uit-
van het meer; die met Loewoe aan de Golf v. Boni voer van boschproducten die zij te Posso of Mapane
POSSO. — POST- EN TELEGRAAFDIENST. 301

inruilen tegen katoentjcs, garens, kralen, gereed- gaande de eerste menschen, ibid. 38 e Jrg. bl. 339;
schappen enz. De meest gangbare munten voor den Een en ander aangaande het geestelijk en maat-
ruilhandel in het binnenland zijn: rijksdaalders, schappelijk leven v. de Posso-Alfoeren, ibid. 39c
gambir en kralen. Jrg. bl. 2, 106; 40= Jrg. bl. 7, 121; 41= Jrg. bl.
Het landschap Posso is staatkundig eene onder- I ; Het tengkè-offer bij de Posso-Alfoeren, ibid.
afd. van de afd. Gorontalo der res. Menado. De 39ee Jr g- hl. 230; Van Paloppo naar Posso, ibid.
controleur dient vooralsnog slechts tot bevordering 42 Jrg. bl. 1; Grammaticale schets v. de Barcë-
van de aanraking met het binnenland, waar de taal, Bijdr. Inst. 5= Rks. VIII, bl. 203; Het
invloed van ons Gouvernement nog uiterst gering stroomgebied v. de Tomasa-rivicr, Tijdschr. Aardr.
is. Wel werd op 14 Aug. 1888 met eenige radja's Gen. 2e Ser. Dl. XVI, bl. 593; Mijne reis v.
van Posso een contract gesloten (te vinden in B. Gorontalo naar Poso (Posso) met den Gouv.st.
H. St.-G. 1889—'90 n°. 103 en Ind. Gids, 1890, „Zeeduif" 4—16 Febr. 1892, Med. Ned. Zend.-
11, bl. 1326) doch weldra bleek dat al de stam- gen. Jrg. bl. 225; Mijne eerste ervaringen te
men de souvereiniteit erkennen van den Datoe van Posso (Menado); Maandber. N. Z. G. 1892, n°. 12,
Loewoe, zoodat dit contract van geenerlei waarde bl. 193 (vgl. ibid. 1893, n°. 4, bl. 49); Mijne
is. De Datoe van Loewoe oefent zijn gezag door
tusschenkomst van den makolév.Lamoesa, die woont
te Pantjawoe F'no ten z.o. van het meer, uit op
—.
ervaringen in Posso (Sept.—Dec. '92), ibid. 1893,
n°. 6, bl. 81. Adriani en A. C. Kruijt, Van Posso
naar Parigi, Sigi en Lindoe, Med. Ned. Zend.gen.
de overige kabosenja's (kamponghoofden). (Zie —
42« Jrg. bl. 396. S. C. J. W. Van Musschenbroek,
Toelichtingen bij de kaart v. de bocht v. Tomini en
over bestuur onder TORADJA). Om de 7 of 9
jaren ontvangt hij van de verschillende stammen aangrenzende landen, Tijdschr. Aardr. Gen. Dl. IV,
eene schatting, bestaande uit: foeja, genaaid bok-
kenhaar, was, rijst en witte kippen; van de Toon-
bl. 93. — G. W. W. C. Van Hoëvell, Todjo, Posso
en Saocsoe, Tijdschr. v. h. Bat. Gen. XXXV, bl.
daë en Tolagé uit een slaaf. Sedert 20 a 30 jaren I ; Bijschrift bij de kaart der Tomini-bocht, Tijd-
erkennen bovendien de Topebato de souvereini-
teit van den vorst van Sigi, aan wien zij dezelfde
schr. Aardr. Gen. 2 C Ser. Dl. X, 1893, bl. 64. —
J. G. T. Riedel, De Topantunuasu of oorspron-
schatting verschuldigd zijn, terwijl de Tokadom- kelijke volksstammen v. Centraal-Celehes, Bijdr.
boekoe ook den vorst van Todjo als heer erken-
nen. Deze machtsverhouding heet „palili" of „mé-
Inst. 5'- Rks. I, bl. 77. — Petermann's Mittei-


lungen, Der Posso-See in Celebes, Bnd. 42 (1896)
poewé" (als heer erkennen). Bij de bevolking bl. 160. 11. Von Rosenberg, Het meer v. Posso
zelve zijn omtrent de geschiedenis slechts legen- op Midden-Celebes, Tijdschr. Aardr. Gen. VII
den bekend. De verklaring die zij geeft van het
gezag van Loewoe is dat de Datoe in het bezit is
(Med.) bl. 153. — P. und F. Sarasin, Reisebe-
richte aus Celebes, Zeitschr. d. Gesellschaft f.
van eenige voorwerpen, afkomstig van een ouden Erdk. zu Berlin, Bnd. XXX (1895) bl. 311; P. A.
vorst, die heerschte in de meerstreek, en welke Gallas, Het landschap Posso, Tijdschr. Aardr. Gen.
veroverd werden toen deze vorst in een oorlog 2= Ser. Dl. XVII, bl. 801; R. F'ennema, De geo-
met Loewoe onderworpen en zijn kampong „Pa- logie v. het Posso-Meer, Tijdschr. Aardr. Gen.
mona", aan de n.o.kust van het meer, verwoest Dl. XV, bl. 53.
werd. Reeds in de I4 e eeuw werd Posso met de
overige Tomini-landen onderworpen door Goron-
talo, dat het later afstond aan Limbotto. Te mid-
dienst.
— —
POST- EN TELEGRAAFDIENST.

Compagnie.
Historisch overzicht. —— Post-
0.-I.
Van een eigenlijken postdienst
den van de vele oorlogen tusschen beide rijken tijdens de 0.-I. Comp. kan geen sprake zijn. De
herkreeg de streek weldra hare onafhankelijkheid. voorschriften op het verzenden van brieven wer-
In de I7<-' eeuw werden deze landstreken bij het den bijna uitsluitend gegeven tot handhaving van
Bangaaische tractaat door de 0.-I. Comp. gegeven het verbod om, anders dan officieel aan de be-
aan Ternate, waarna ze in de 18 eeuw werden voegde autoriteiten, iets omtrent den handel enz.
verklaard tot grondgebied v. de Comp. zelve. Bij van de Comp. te schrijven. Hoewel tegen de over-
een later contract wees zij Posso weer toe aan treding van dit verbod zware straffen waren be-
Limbotto en bij contract van g Jan. 1828 werd dreigd, schijnt er nog al eens tegen gezondigd te
het land opnieuw vrij verklaard. Inderdaad heb- zijn, het werd althans telkens herhaald en ver-
ben al deze onderwerpingen zich bepaald tot het scherpt. De uit Indië naar Europa te verzenden
brandschatten van kampongs aan de kust, even- particuliere brieven moesten gelegd worden in
zeer als de veroveringen waarop èn Loewoe èn „de gemeene doose", aanwezig bij een opperkoop-
Parigi hunne aanspraken gronden, berusten op man der Comp. te Batavia, waarmede ze met de
strooptochten die niet tot in het binnenland door- officieele brieven „aan de Bewindhebberen" ver-
drongen, daar de bergvolken van Posso voor woest zonden werden. Ook de uit Holland naar Indië
en wreed doorgingen. verzonden particuliere brieven moesten in een
Het gezag dat Parigi zich aanmatigde (en dat verzegeld pakket gesloten worden en was het aan
„mosentoewé" samenleven als vrienden, wordt ge- ieder, die niet daartoe aangewezen was, verboden
noemd doch inderdaad weinig verschilt van het zich met het overbrengen en bestellen der brie-
„mépoewé") wordt door het Gouvernement tegen- ven te belasten. Te Batavia werden de brieven
gegaan, zoodat de Datoe van Loewoe nog de eenige ter hand gesteld aan den deurwaarder bij den
is die rechten op Posso kan doen gelden. Raad van Justitie, die ze opende en ze „naer
Litteratuur: Alb. C. Kruijt, Mijne eerste erva- lecture" sorteerde en in een alphabetisch register
ringen in Posso, Med. Ned. Zend.gen. 36" Jrg. inschreef. De brieven moesten afgehaald worden
bl. 225; ibid. 37e Jrg. bl. 1; Mijne tweede reis bij den deurwaarder, die daarvoor niets in reke-
v. Gorontalo naar Posso, ibid. 37c Jrg. bl. 101; ning mocht brengen. Er bestond echter gelegen-
Eenige feesten bij de Posso-Alfoeren, ibid. 37" Jrg. heid om gaven in een bus te doen, waarvan de
bl. 115; Naar het meer v. Posso, ibid. Jrg. opbrengst half voor den deurwaarder en half voor
bl. 1; De foeja-bereiding in Posso, ibid. Jrg. de armen was. Dit voorschrift schijnt in verge-
bl. 200; De legenden der Posso-Alfoeren aan- telheid te zijn geraakt; het werd in 1660 ten
302 POST- EN TELEGRAAFDIENST.

minste weder verordend, ten einde een ingeslopen bliek en de voornaamste gezaghebbers der Comp.
misbruik tegen te gaan, nl. om de brieven in in Europa en in Indië.
herbergen ten toon te stellen. De deurwaarder Bij aankomst te Batavia van een Compagnies-
kreeg bij de nieuwe ordonnantie recht op eene schip uit de Republiek of de Kaap de Goede
vergoeding voor zijne bemoeiingen. In verband Hoop afkomstig, werden de pakketten met brie-


met het verbod om in particuliere brieven iets ven losse brieven mochten niet medegenomen
over 's Compagnies zaken te schrijven, mochten worden door de gecommitteerden van boord
de schepen na vertrek geen brieven meer aan afgehaald en overgebracht naar het „Kasteel",
boord nemen en vóór aankomst geen brieven vanwaar ze, na ten overstaan van den Commis-
afgeven. saris-Generaal geopend en nagezien te zijn, bezorgd
Omtrent de verzending van brieven tusschen werden : de officieele rechtstreeks aan hunne be-
Batavia en de verdere plaatsen van Indië (de stemming en de particuliere door middel van het
buijtenposten) blijkt alleen dat de zg. patsjallangs postkantoor te Batavia, en c. g. de gecommitteer-
(een soort van inlandsche vaartuigen) behalve den op de „buijtenposten". De gecommitteerden
voor het kruisen op roovers en zeeschuimers ook die een „douceur" genoten naar mate der ont-
aan het bestellen van brieven enz. op de buiten- vangen porten, hadden jaarlijks verantwoording
posten dienstbaar werden gemaakt. De eerste ge- te doen aan de Indische Regeering, die verslag
regelde vaart — nl. om de veertien dagen
vervoer van brieven dateert van 1754 en wel
— voor naar Nederland moest zenden.

tusschen Batavia, Cheribon, Tegal en Semarang. Tijdvak van 1800—1811. Zoolang de


Voor de verzending van officieele brieven tus- wegen in slechten toestand verkeerden, kon van
schen de Republiek en Indië werd bij voorkeur een geregeld postverkeer geen sprake zijn. Ook
van de schepen der Comp. gebruik gemaakt; in dit opzicht heeft de voltooiing van den groo-
moest de verzending met vreemde schepen plaats ten postweg onder Daendels enorm veel verbe-
hebben, dan mocht de correspondentie niets be- terd. Van een geregelde paardenpost blijkt dan
vatten, waaruit nadeel voor de Comp. kon voort- ook eerst uit het in 1808 uitgevaardigde „provi-
vloeien. Dat de overbrenging van brieven tusschen sioneel reglement op het postwezen", dat reeds
Holland en Indië in die dagen niet bijzonder in het volgende jaar (den I*™" van Wintermaand)
vlug ging, kan hieruit blijken, dat de kennisge- werd vervangen door het „Reglement voor de


ving van het optreden van Mr. v. Cloon als posterijen en voor de inspectie der wegen en her-
Gouv.-Gen. niet minder dan 7/2 maand onder- bergen op Java". Voor de posterijen het zg.
weg bleef.
In 1746 werd het eerste postkantoor opgericht
generaal postwezen
districten, nl.:
— was Java verdeeld in vier

nl. te Batavia. Het werd beheerd door twee post- Bantam, van Bantam tot Batavia;
meesters, die belast waren met het aannemen en Batavia, van Batavia tot Karrang Sambong;
verzenden der aankomende en uitgaande brieven Semarang, van Karrang Sambong tot Sema-
en pakketten, welke alle in een register werden rang, en
geboekt. Aan hen was geheimhouding opgedragen. Soerabaja, van Semarang tot Soerabaja.
Voor hunne bemoeiingen kregen zij eene beloo- In elk van deze districten, waarover een com-
ning, die afhing van de grootte en zwaarte der missaris der wegen en posterijen was aangesteld,
blieven en pakketten. Het postkantoor heeft voor werden één generaal postkantoor en verschillende
de verzending van officieele brieven niet lang prefecturen (stations) opgericht. Het postkantoor
gewerkt; reeds in 1747 werd bevolen om die te Batavia stond onder directie van het college
brieven op den ouden voet (met de „gemeene van President en Schepenen en dat der overige
doose") te verzenden. districten van de respectieve prefecten. Over elk
Naar aanleiding van de vele klachten omtrent der prefecturen was de scriba of „ander intelli-
de ongeregelde bezorging van particuliere brieven gent persoon" aangesteld.
en de aanzienlijke porten, werd in 1785 bepaald De inkomsten der posterijen, nl. de portgel-
dat de voor Holland bestemde brieven moesten den, kwamen ten voordeele van het Gouverne-
bezorgd worden ter Generale Secretarie te Batavia, ment, behalve die van het district Batavia, welke
waar ze gepakt werden in verzegelde pakketten, in de stadskas vloeiden. Bij het provisioneel regle-
geadresseerd aan de Kamer te Amsterdam of eene ment waren de vroeger vastgestelde porten ver-
der andere Kamers, met bijvoeging van de letters hoogd met 100 °/0, maar bij het Reglement van
P.B. = particuliere brieven. In 1789 werd eene 1809 werd het port van een enkelvoudigen brief
betere regeling gemaakt omtrent het vervoer en (tot een lood wegende) bepaald op 7/2 tot 15
de porten. Voor de behandeling van particuliere stuivers naar mate van den afstand, voor zwaar-
brieven, die men op „Compagnies etablissemen- der brieven liep het tarief op tot 3 rijksdaalders.
ten" in Indië naar Europa en omgekeerd van de Voor gefrankeerde brieven werd het port met een
Republiek naar Indië wenschte te zenden, werden vierde verhoogd. Voor brieven uit Europa en
zoowel te Batavia als op eenige der „buijtenpos- Amerika of andere overzeesche landen aange-
ten", zg. gecommitteerden aangesteld, die de brie-
ven hadden te sorteeren naar hunne grootte, waar-
bracht, werd een port berekend van I tot 22/ e
rijksdaalder. Voor brieven van meer dan gewone
naar ze in 9 klassen verdeeld waren. Het port, dikte (wat onder „gewone" dikte werd verstaan
dat voor de l« klasse 6 st. en voor de ge klasse blijkt niet) was dubbel port verschuldigd. Vrij-
7 gulden bedroeg, werd door middel van stem- dom van port voor particuliere brieven werd niet
pels op de brieven aangeteekend. De pakketten verleend.
met brieven gingen vergezeld van eene lijst aan- Op elk der postetablissemcnten werd een re-
duidende het aantal brieven der verschillende klas- gister aangehouden, waarin van eiken aankomen-
sen en het bedrag der porten. De lijst van vrij- den en uitgaanden brief aanteekening werd ge-
stellingen van briefporten was vrij groot en bevatte houden.
voornamelijk de hooge autoriteiten in de Repu- De overbrenging der brieven geschiedde in
POST- EN TELEGRAAFDIENST. 303

gesloten valiezen door in uniform gekleede postil- te geven. Voor de verzending der brieven uit
lons te paard, die steeds vergezeld waren door Indië waren de postkantoren te Batavia, Sema-
een wegwijzer, des nachts toortsdrager (om het rang en Soerabaja aangewezen.
wild gedierte af te schrikken) en op zeer onvei- In 1823 (St. n°. 3) verscheen een nieuw „Re-
lige wegen daarenboven door twee gewapende glement op de brieven- en wagenpost op het
mannen. Aan de postillons was de bijzondere eiland Java". De administratie van dezen dienst
zorg over de zakken aanbevolen „exponerende was, onder het bestuur van de hoofddirectie van
des noods hun leven voor deszelfs behoud". financiën en het plaatselijk toezicht van de resi-
Tusschen Batavia en Buitenzorg bestond een denten, opgedragen te Batavia, Semarang en Bui-
dagelijksche dienst; tusschen de overige plaatsen tenzorg aan postmeesters en elders aan postcom-
tweemaal 's weeks. miezen. Als grondslag voor het port, dat steeds
vooruit betaald moest worden, werd gerekend één
Engelsch bestuur (1811 —1816). Onder het duit voor eiken paal afstand met een minimum
Engelsch bestuur werden aanvankelijk de bestaande van 10 duiten. Voor het drukwerk onder kruis-
bepalingen omtrent de posterijen gehandhaafd. band bedroeg het port '/g van dat van een brief
Slechts werden eenige onbelangrijke wijzigingen met een minimum van enkel briefport. Behalve
gebracht in de porten en betere voorzieningen dienstbrieven waren vrij van port de zendingen
voor het verkeer tusschen Batavia en Buitenzorg van gedrukten door de Landsdrukkerij aan parti-
getroffen. culieren, en de „in officio" geschreven stukken
9 Maart 1813 werden uitgevaardigd nieuwe van de onder de bescherming van het Gouverne-
„Regulations for the post establishment on the ment staande sociëteiten en instellingen, zooals
island of Java". Behalve een verbetering in de kerkelijke genootschappen, armenverzorgers enz.
wijze van verantwoording der ontvangen porten, Gelden en verdere zaken van waarde moesten
valt te vermelden dat de brieven, waarvan het worden aangeteekend en werd daarvoor dubbel
port door den geadresseerde moest worden vol- port berekend; dit aanteekenen gaf echter geener-
daan, verzonden werden onder het opschrift „hear- lei recht op schadeloosstelling in geval van ver-


ing postage"; bij weigering van betaling werd lies. Van de onbestelbare brieven werd elk kwar-
het dubbel port
— voor heen en terug inge-
vorderd van den afzender, aan wien geen brieven
meer bezorgd werden, vóórdat de betaling was
taal opgaaf gedaan in de Javasche Courant.
Tusschen de voornaamste plaatsen bestond eerst
3maal, en sedert 1828, 2maal 's weeks een post-
geschied. Aan speciaal genoemde officieele perso- dienst. In 1829 (St. n°. 102) werd bevolen dat
nen was portvrijdom voor hunne particuliere cor- bij alle postkantoren expeditie-boeken moesten
respondentie toegestaan. Het port werd evenals worden aangelegd, waarin alle aankomende brie-
vroeger naar het gewicht en den afstand bere- ven werden ingeschreven en waarin door de ge-
kend. Voor „open" verzonden „registers, news- adresseerden voor de ontvangst der brieven moest
papers" enz. was een lager port vastgesteld. Dit worden geteekend. Deze maatregel bleef bestaan
is de eerste maal dat van een port voor druk- tot 1873 toen zij wegens de groote belemmering
werken sprake is. Zoowel de postwagendienst als van den dienst, die niet opwoog tegen het nut,
de paardenpost op Java werden ingetrokken. werd ingetrokken (St. 1873 n°. 232).
Het brievenvervoer in Indië was geen Gouver-
Als bronnen voor het bovenvermelde zijn gebe- nementsmonopolie; wel werd van Gouvernements-
zigd: Ned.-Ind. Plakaatboek door Mr. J. A. v. d. wege door een postillonsdicnst of op andere wijzen
Chijs; Staat der Nederlandsch Oostindische bezit- in het vervoer der post voorzien, maar slechts op
tingen onder het bestuur van den Gouv.-Gen. bepaalde routes, zooals op den grooten postweg
H. W. Daendels (1808— 1811), 2= stuk, 's Gra- van Anjer naar Banjoewangi en op eenige andere
venhage 1814; Plakkaten, Reglementen enz. van wegen.
het Britsche Gouvernement op het eiland Java, Over het eiland Madoera werd de postdienst
3 deelen, Batavia 1813—-1816. op kosten van de Vorsten ten behoeve van het
Gouvernement onderhouden.
Tijdvak van 1816—1862. De opgeheven paar- Verzending der post van de eene Indische haven
denpost moet blijkens latere besluiten reeds in naar de andere moest, behoudens eenige uitzon-
1816 weder zijn ingevoerd. In 1818 (St. n". 64) deringen, geschieden met schepen, die in Indië
werd het in Nederland vigeerende „Reglement thuis behoorden en werd daarvoor alleen zeeport
op de behandeling der correspondentie van en geheven, dat berekend werd volgens het regle-
op de Koloniën en verdere overzeesche landen ment van 1818.
met uitzondering van Groot-Britannië" ook toe- Brieven bestemd naar of afkomstig uit andere
passelijk verklaard op de correspondentie van de landen dan Nederland waren bij verzending langs
Koloniën met Nederland, met bijvoeging van eenige den gewonen weg zoowel aan land- als aan zee-
bijzondere bepalingen omtrent de verzending, ont- port onderworpen. Frankeering was verplicht.
vangst en verdere behandeling der brieven. Het Langs den zg. landweg verzonden gold een spe-
port voor een enkelvoudigen brief, niet meer dan ciaal tarief, dat blijkens het Kol. Verslag over
een lood wegende, was vastgesteld op 12 stuivers 1849 aan de leden der Kamer overgelegd, maar
Nederl. = 15 stuivers Ind. (in 1823 werd bepaald, niet daarbij afgedrukt werd.
dat de tarieven alleen in Holl. munt zouden wor- Voor de correspondentie tusschen Nederland
den uitgedrukt) met opklimming per half lood en Indië met de overlandpost via Southamp-
van het half port, tot 200 lood = 23/2 maal het ton kwam in 1848 (St. n°. 53) een reglement
enkelvoudige port. Frankeering was facultatief ge- tot stand, dat, met aanvulling van eenige bepa-
steld. Voor de per scheepsgelegenheid aangebrachte lingen in het volgend jaar (St. 1849 n°. 22) ook
brieven werd aan den gezagvoerder van het schip toepasselijk werd verklaard op de verzending via
5 stuivers Ind. per brief uitbetaald, waarvoor hij Marseille. In beide gevallen werden de brie-
verplicht was de brieven aan het postkantoor af ven enz. door de Indische administratie te Singa-
304 POST- EN TELEGRAAFDIENST.

pore afgehaald en gebracht, waarvoor een maan- wordt uitgestrekt en het verdere behandeld is in
delijksche stoombootdienst tusschen Batavia en verschillende onderdeelen.
Singapore werd onderhouden. Via South amp- Behalve van de Staatsbladen, Ind. Almanakken


ton bedroeg het port voor een enkelen brief en Kol. Verslagen is voor het hierbesproken tijd-
tot 16 wichtjes ƒ1,70 en voor elke 8 wichtjes vak nog gebruik gemaakt van het overzicht van
meer '/2 X dit port daarenboven. Het port voor de ontwikkelingsgeschiedenis van den Ind. post-
nieuwspapier en andere drukwerken werd per vel en telegraafdienst door Ten Brumtneler, voorko-


berekend. Via M ar se i lic was voor een enkelen mende in de eerste uitgaaf (1883) van den bij
brief tot 7/2 wichtjes— verschuldigd ƒ 1,80,
van 7V2 tot 10 wichtjes '/.2 X dit port en daar-
Kolff en C°. te Batavia uitgegeven post- en tele-
graafgids.
boven opklimmende met een '/2 X het port per
6 wichtjes. Later werden ook schikkingen getrof- I. B innenlandsche dienst. De in 1856
fen voor verzending over Triest tegen hetzelfde in Nederland aangekomen rapporten van den heer
port als over Marseille. Theben Terville werden, na overwogen te zijn
Behalve de geregeld onderhouden postgemeen- bij de Departementen van [Koloniën en van Fi-
schap tusschen de voornaamste plaatsen op Java nanciën, onder welk laatste Departement de Nederl.
kon zelfs in 185 1 nog geen sprake zijn van eene posterij toen ter tijde ressorteerde, ter omwerking
algemeene organisatie van den postdienst. In naar Indië teruggezonden. Na veel wikken en
eenige residentiën bestond zelfs nog geen posterij, wegen en veel correspondentie kwam in 1862 het
maar vond de bestelling plaats door politiediena- „Nieuwe reglement op de brievenposterij" (St.
ren of onbezoldigde bestellers; in andere residen- 1862 n». io3«) tot stand, dat reeds i°. Jan. 1863
tiën liet de posterij veel te wenschen over, ter- in werking trad, behalve de bepalingen omtrent
wijl in slechts enkele residentiën een postdienst frankeerzegels en postwissels, welke eerst in 1864
was georganiseerd en die was nog vrij primitief. ingevoerd konden worden.
Om verandering in den toestand te brengen Bij dit reglement werd het Gouvernements-
werd in 1852 de ambtenaar bij het Nederlandsch monopolie voor de posterij ingevoerd waar het


postwezen J. P. Theben Terville naar Indië ge- gouvernement den postdienst uitoefent; in het hin-
zonden om de posterij aldaar te bestudeeren en nenlandsch verkeer werd een uniform briefport]
de middelen aan te wijzen welke tot verbetering van 10 cent per 15 gram zoowel bij gefrankeerde
konden leiden.
In afwachting daarvan werden op Java eenige
als ongefrankeerde verzending — vastgesteld; het
Gouvernement stelde zich aansprakelijk voor aan-
wijzigingen in de tarieven en de postenloopcn geteekende brieven, waarvoor bij verlies, behou-
gebracht en werd de in 1823 aan verschuilende dens overmacht, ƒ25 werd vergoed; frankeer-
instellingen verleende portvrijdom beperkt tot de zegels werden ingevoerd; de gelegenheid werd
van Gouvernementswege erkende godsdienstige of opengesteld tot verzending van kleine sommen
kerkelijke genootschappen. Voor uit Nederland geld per postwissel.
langs den gewonen weg aan militairen beneden Voor monsters en stalen van koopwaren boven
den rang van officier gezonden brieven werd een 15 gram wegende bedroeg het port V 3van het
verlaagd port van 5 cent ingesteld. Ook op de briefport; voor dag- en weekbladen, onverschillig
buitenbezittingen werden eenige verbeteringen aan- de grootte, 2 cent per vel, en voor andere druk-
gebracht. werken 2 cent per heel, I cent per '/s, en V2
Bij gebrek aan statistische gegevens is het niet cent per V 4vel druks. Voor bestelloon binnen
mogelijk om door cijfers eenig beeld te geven den afstand van 4 palen van een kantoor werd
van de ontwikkeling van het postverkcer vóór niets berekend; buiten dien kring moesten de
1846. Hoewel over de jaren 1846—1862 in de geadresseerden zich met den kantoorchef verstaan
Kol. Verslagen wel opgaven voorkomen van het voor hel afhalen der correspondentie.
aantal brieven welke in het buiten- en in het Nadat in 1864 het port voor ongefrankeerde
binnenlandsch verkeer werden verzonden en ont- brieven en pakketten op 10 cent boven dat voor
vangen, heeft men gemeend ook over dit tijdvak gefrankeerde gesteld was, werd het port der mon-
geen statistieken te moeten geven, aangezien de sters gebracht op 10 cent per 50 gram en dei-
bedoelde opgaven weinig vertrouwen verdienen drukwerken, geen couranten zijnde, op 5 cent
en er dus toch geen conclusiën uit te trekken per 50 gram. Naar aanleiding van requesten van
zijn. Over sommige jaren zijn geen opgaven ver- uitgevers op Java werd het port voor couranten
strekt; over andere jaren slechts gedeeltelijk. Soms in 1875 gebracht op 1 cent per 25 gram en der
wordt in een volgend verslag over een bepaald andere drukwerken op 2 cent per 20 gram. In
jaar een geheel ander cijfer vermeld dan in het 1863 werden de eerste brievenbussen in Indië
vorig verslag was opgegeven, met bijvoeging van geplaatst, nl. te Batavia, Semarang en Soe-
de vrij leuke opmerking dat die verschillen niet rabaja.
op te helderen waren. Telkens blijkt dat de op- Om zoo spoedig en zoo goedkoop mogelijk uit-
gaven niet juist waren, doordat de brieven soms breiding te geven aan het aantal postenloopen
dubbel, ja zelfs drie- en vierdubbel waren geteld; op Java, waaraan dringend behoefte bestond, werd
nl. niet alleen werden de cijfers der kantoren in 1863 een proef genomen met aanbesteding
van afzending en ontvangst, maar dikwijls ook van het bezorgen der post (en het overbrengen
de opgaven van de tusschenliggende kantoren der van reizigers) aan particulieren. De aanbesteding,
doorgezonden brieven opgenomen. Daarbij komt waarvan de voorwaarden zijn opgenomen in de Jav.
nog dat men in de wijze van statistiek niet con- Cour. van 7 Jan. 1863, mislukte totaal. In 1874
sequent bleef. werd deze proef, echter op kleiner schaal, her-
Naar aanleiding van de rapporten van den Heer haald en met succes. Sedert zijn vele contracten
Theben Terville kwam in 1862 een eigenlijke in bedoelden zin gesloten (zie opgave in de Reg.
organisatie der posterij tot stand, waarom het Alm. 1900, deel I, bijl. L L). Langzamerhand
historisch overzicht niet verder dan tot dat jaar werden de postenloopen op Java belangrijk uit-
POST- EN TELEGRAAFDIENST. 305

gebreid; in 1877 bestond tusschen de voornaam- geheel herzien. Na lange voorbereiding kwam in
ste plaatsen reeds een dagelijksche dienst, terwijl 1881 (St. n». 138) het thans (1900) nog vigee-
ook vele plaatsen 3maal 's weeks door de post rende „Reglement voor den postdienst" tot stand,
bezocht worden. Voor het overbrengen der dienst- dat beter en systematischer is ingericht dan dat
correspondentie tusschen de bestuursambtenaren van 1862. Het Reglement kwam, evenals de „Alge-
van een gewest op Java werden voornamelijk meene bepalingen" tot uitvoering daarvan, den
hecrcndienstplichtigen gebruikt (de zoogenaamde l c Jan. 1882 in werking. De voornaamste wijzi-
districtspost). " die het Reglement in dat van 1862 bracht
gingen
Op de Buitenbezittingen was het overbrengen zijn de volgende:
der post—

voornamelijk uit dienstcorrespondentie I°. openstelling der gelegenheid tot invordering
bestaande op vele plaatsen uitsluitend aan van quitantiën (zie §111);
heerendienstplichtigen overgelaten. Gaandeweg .20 verlaging van de porten in het binnen-
werd ook aldaar speciaal personeel aangesteld voor landseh verkeer, o. a. de toelating van documen-
de bezorging der post. ten (papiers d'affaires) tegen verminderd port, dat
Ter uitvoering van art. 87 van het Reg.-Rcgb, evenals de monsters op 2 cent per
50 gram is
luidende „Het geheim der aan de post of andere bepaald. Het port van ongefrankeerde brieven
instellingen van vervoer toevertrouwde brieven werd echter verhoogd tot het dubbele van dat
is onschendbaar, behalve op last des rechters, der gefrankeerde brieven;
in de gevallen bij algemeene verordening om- 3". toelating van 'aanteekening ook van andere
schreven", werden bij K. B. in St. 1868 n". 42 stukken dan brieven en briefkaarten en open-
bepalingen vastgesteld betreffende het in beslag stelling van de hulppostkantoren tot verzending
nemen en openen van brieven en pakketten. van aangetcekende stukken en postwissels;
Art. 1 van dit besluit is vervangen door art. 8 .
40 regeling van het eigendomsrecht van ter
van het nog vigeerende postreglement van 1881 post bezorgde stukken; deze blijven het eigen-
(St. n°. 139). Art. 2 is zelfstandig blijven be- dom van den afzender, terwijl er geen beslag op
staan: terwijl bij K. B. in St. 1893 n°. 240 de kan worden gelegd dan met medewerking van
bevoegdheid is geregeld om brieven enz. aan te den rechter;
houden en in beslag te nemen. (Het K. B. in s°. regeling van de zg. expresse bestelling,
St. 1868 is dus niet


zooals Margadant, R. R. waarvoor een port van 50 cent binnen den bc-
deel 111, bl. 186, zegt vervangen door dat stelkring is vastgesteld. Bij het reglement zijn
van 1893). verschillende straffen toepasselijk verklaard op
De postdienst, welke nog steeds ressorteerde fraudes met binnenlandsche postzegels enz., het-
onder den Directeur der producten en der civiele geen in 1887 uitgebreid werd tot huitenlandsche
magazijnen, werd in 1867 onder het Departement postzegels enz.

— —
van Binncnlandsch Bestuur gebracht. De Chef Blijkens de Mem. v. Antw. Ind. begr. 1901 is
van den dienst Inspecteur was tevens chef een herziening van het postreglcment onderhanden.
van het postkantoor te Batavia; de kantoren te In verband met de uitbreiding die het vervoer
Semarang en Soerabaja stonden onder directie der post langs spoorwegen — gaandeweg ook
van postmeesters, de overige 32 kantoren op Java langs stoomtramwegen
en de 17 kantoren op de Buitenbezittingen wer-
— verkreeg, werd in 1892
overgegaan tot het invoeren van een ambulanten
den door postcommiezen beheerd, en de hulp- postdienst langs de staatsspoorwegen op Java.
postkantoren door hulppostcommiezen. Met die Daardoor ontstond de gelegenheid om bij alle
laatste functie werden op verschillende hulppost- stations en halten, waar geen post- of hulppost-
kantoren telegrafisten belast. Het plan bestond kantoren gevestigd zijn, niet-aangeteekende stuk-
om de combinatie van den post- en den tele- ken te verzenden en af te halen; bestelling aan
graafdienst zoodoende langzamerhand te verkrij- de huizen heeft van die stations en halten uit
gen; aanvankelijk had dit echter geen succes, niet plaats. Aldaar zijn de voornaamste soorten
zoodat van het voornemen werd afgezien. In 1870 van frankeerzegels enz. verkrijgbaar gesteld.
kwam het denkbeeld echter weer op en werden In 1892 is de districtspost op Java en Madoera
meer en meer proeven voor de vereeniging van van het binncnlandsch bestuur overgegaan op
die diensten genomen, met het gevolg dat die den postdienst en werd zij tevens dienstbaar ge-
vereeniging in 1875 tot stand kwam (zie St. n°. maakt aan een geregeld particulier postverkeer.
72) en in 1878 geheel was doorgevoerd (St. n°. Op plaatsen waar post- en hulppostkantoren zijn
29). De vereenigde dienst ressorteert onder het gevestigd zijn deze belast met het verzenden en
Departement der Burg. Openh. W.; de Chef — ontvangen der stukken der districtspost, op de
die intusschen van zijn functie van chef van het overige stations zijn postinrichtingen van eenvou-
postkantoor te Batavia was ontheven — draagt digen vorm, zg. bestelhuizen, opgericht. Deze
den titel van Hoofdinspecteur; onder hem zijn bestelhuizen, welke door postbodenloopen eens of
gesteld inspecteurs, adjunct-inspecteurs en com- meermalen per week met elkander en met het
miezen en verder personeel. naastbijzijnde post- of hulppostkantoor in verbin-
In 1878 (St. nO. 48) kwamen nieuwe voor- ding staan, zijn voor dezelfde doeleinden aange-
schriften voor benoembaarheid van het vereenigd wezen als de evengenoemde stations en halten.
personeel in werking, welke gewijzigd zijn bij De algemeene bepalingen tot uitvoering van het
St. 1884 n°. 225. Tevens kwam in dat jaar een postreglement werden bij St. 1891 n°. 254 geheel
regeling tot stand voor het vervoer der post langs opnieuw vastgesteld, waarbij tevens eenige noo-
de spoorwegen. dige wijzigingen werden aangebracht. Ook werden
In 1880 bedroeg het aantal kantoren 164, nl. de, sedert 1881 hij wijze van proef ingestelde,
81 post- tevens telegraafkantoren, 19 postkanto- depots van postwaarden bij neringdoenden enz.,
ren, 1 telegraafkantoor en 63 hulppostkantoren. wegens het geringe gebruik dat er van gemaakt
Aangezien het reglement van 1861 niet meer werd, opgeheven.
voldeed aan de eischen van den dienst, werd het I>e formatie van het personeel van den post-
111 20
306 POST- EN TELEGRAAFDIENST.

en telegraafdienst werd bij St. 1896 n°. 162 op- elkaar staan en vallen. De vereischte goedkeuring
nieuw vastgesteld en later nog eenigszins uitge- door de wetgevende macht werd verkregen bij de
breid. Op I Jan. 1900 bestond het personeel uit Wet van 8 April 1893 (Ned. St. n°. 59). Aan de
548 Europeesche ambtenaren, inbegrepen de beide Maatschappijen werd toegezegd ƒ 2400 per enkele
postagenten te Singapore en Pinang; 1116 inland- reis, indien de verschillende trajecten binnen be-
sche klerken en verder personeel. Het Europeesch paalde tijden werden afgelegd, welke tijden bin-
personeel is verdeeld als volgt: I hoofdinsp., nen 5 jaar verkort moesten zijn, waartegenover
chef v. d. dienst; 11 inspecteerende ambt.; 125 ƒ4OOO per reis wordt uitbetaald. De versnelde
kantoorchefs, 180 hoofd- en andere comm.; 40 dienst is door beide Maatschappijen reeds in 1895
adjunctcomm., 91 hulppostcomm.; 93 klerken (waar- ingevoerd.
van 12 vrouwelijke), 2 technische ambt. en 5 Tot 1876 had de verzending van alle brieven-
lijnopzichters. malen uit Indië naar Europa en verdere landen
In 1899 bedroeg het aantal kantoren — be- via Nederland plaats; in dat jaar werd met de
halve de bestelhuizen der districtspost —
nl. 114 post- tevens telegraafkantoren; 11 post-
412, Italiaansche administratie een regeling getroffen
voor eene rechtstreeksche uitwisseling.
kantoren; 91 hulppostkantoren, waarvan 21 tevens Op de tusschen Batavia en Singapore varende
telephoonkantoren en 26 tevens spoorwegtelcgraaf- mailbooten deden Ned.-Ind. postambtenaren dienst
kantoren; 191 spoorwegtelegraafkantoren en 5 speciaal voor het in ontvangst nemen en afgeven
telephoonkantoren. der brievenmalen te Singapore. Deze dienst werd
De postambtenaren zijn tevens belast met den in 1878 opgeheven en vervangen door de plaat-
verkoop van gezegeld papier en plakzegels als- sing van postagenten (Ned.-Ind. postambt.) te
mede met de behandeling van den dienst der Singapore en Penang (St. 1878 n°. 38), aan wie
postspaarbank (zie POSTSPAARBANK). is opgedragen om de correspondentie van en voor
Uit de hierna volgende tabel (bl. 307) moge Indië zoo spoedig mogelijk hare bestemming te
de ontwikkeling van het binncnlandsch postver- doen bereiken. Van dezen maatregel profiteeren
keer van 1865 af blijken. De cijfers stellen de voornamelijk de in de nabijheid der Straits Settle-
hoeveelheden per post verzonden stukken in ge- ments gelegen streken, zooals de N.- en O.kust
heele duizendtallen voor. van Sumatra, Riouw, de W.kust van Borneo, aan-
gezien voor het buitenlandsch zoowel als voor het
11. Buitenland sche dienst. Gaandeweg hinnenlandsch postverkeer dier streken daardoor
was het port voor brieven in het verkeer van gebruik kan worden gemaakt van de vele en snelle
Nederland en Indië verminderd tot 90, 105 en stoomverbindingen der Straits.
80 cent naar gelang de verzending over Mar- Het port bij verzending geheel over zee (per
seille, Triest of Southampton plaats vond. zeepost) van Nederland naar Indië onderging ver-
Nadat die porten nog verlaagd waren resp. tot schillende wijzigingen, nl. in 1882 werden ook
70, 100 en 65 cent, werd in 1870 de dienst via briefkaarten en documenten tegen verlaagd tarief
Southampton gestaakt, en het port voor ver- verzonden; in 1885 werd het port voor gefran-
zending via Marseille en Triest gebracht op 60 keerde brieven gebracht op i2'/2 cent per 15
en 65 cent voor gefrankeerde en 80 en 75 cent gram en voor ongefrankeerde op 25 cent; in 1889
voor ongefrankeerde brieven. De dienst over Triest gefr. brieven 10 cent en ongefr. 20 cent; docu-
verviel in 1877. Door de opening van het Suez- menten, drukwerken en monsters 2 cent per 50
kanaal (1871) werd een rechtstreeksche dienst gram (met diverse minima); in 1899 (St. n°. 69)
(zeepost) om de 6 weken ingesteld; port: brieven brieven 5 cent per 15 gram en briefkaarten 2/2
20 cent per 1 5 gr., drukwerken en monsters 5 cent.
cent per 40 gr. Ook de porten voor verzending tusschen Neder-
Met de stoomvaartmaatschappij „Nederland" land en Indië per „mail" ondergingen gaandeweg
werd in 1875 een contract gesloten voor een ge- vermindering, vooral door toetreding van Ned.-
regelden maildienst tusschen Nederland en Indië Indië tot de Algemeene Postvereeniging (1877).
éénmaal 's maands via Napels en op de thuisreis Per Franschc en Fmgelsche mail verzonden werd
via Padang, tegen een subsidie van ƒ3OOO per toen geheven voor gefr. brieven 25 cent per 15
reis. De dienst werd achtereenvolgens uitgebreid gr., voor ongefr. 40 cent, gedrukte stukken en
tot een 14- en tot een iodaagschen, maar in 1887 monsters 7Va cent P er 5° g r -i briefkaarten l2b/2
weder op een I4daagschen teruggebracht, waar- cent per stuk. In verband met het verdrag van
voor telkens nieuwe contracten gesloten werden. Parijs (1878) werd het port der briefkaarten ver-
,
Ook werd bepaald dat van Jan.—Mei in plaats laagd tot 7/2 drukwerken en monsters tot 5 cent
van Padang, Penang en Atjeh zouden worden aan- per 50 gram, tegen welk port ook documenten
gedaan. Ingevolge het contract van 1887 wordt (papiers d'affaires) werden toegelaten. Ingevolge
Padang steeds (op de uit- en thuisreis) aange- het verdrag van Lissabon (1885) wordt voor onge-
daan, en later is Napels door Genua vervangen. frankeerde brieven het dubbele van het port dei-
Ook met de „Rotterdamsche Lloyd" werd een gefrankeerde geheven. In 1889 kwamen de vol-
contract gesloten voor een I4daagschen dienst via gende porten tot stand: gefr. brieven 15 cent
Marseille, aanvankelijk echter tegen uitkeering per 15 gr., documenten, drukwerk en monsters
van de bij het Algemeen postverdrag bepaalde 3 cent per 50 gram met een minimum resp. van
bedragen voor zeevervoer, aangezien die Mij. niet 15, 3 en 5 cent, welke porten na het verdrag
aan denzelfden eisch van snelheid kon voldoen van Weenen (1891) voor verzending van Neder-
als de „Nederland". land naar Indië verlaagd werden tot de thans
Reeds in 1887 bestond een wekelijksche dienst nog geldende porten, nl. gefr. brieven l2'/ 2 cent
tusschen Indië en Nederland door beide maat- per 15 gram; briefkaarten 5 cent; drukwerk,
schappijen te zamen. In 1892 werden met de documenten en monsters 2/2 cent per 50 gram,
„Nederland" en de „Rottcrd. Lloyd" nieuwe con- ,
met een minimum resp. van 2/2 i2'/2 en 5 cent.
tracten gesloten voor den tijd van 15 jaar, die met In het verkeer van Indië met andere landen
POST- EN TELEGRAAFDIENST. 307

.:
dan Nederland bedragen de porten gefr. brieven van 15, 5 en 7/2 et. Voor het verkeer met de
25 et., ongefr. brieven 37'/ï et per 15 gram; Straits en Port. Timor is een verlaagd port vast-
briefkaarten 7/2 et., documenten, drukwerken en ,
gesteld, nl. gefr. brieven l2'/2 ongefr. 25 et.
monsters 5 et. per 50 gr., met een minimum resp. per 15 gr.; briefkaarten 5 et.; documenten, druk-

Binnenlandsch postverkeer (in duizendtallen).


AANGETEE-
BRIEVEN z DRUKVl'ERKEN V. KENDB STUK-
y>

x 't cd H KEN ONDER


o < . w /:
M VOREN-

_
Cl t/3
3
«> ?!
PARTICULIERE O X. STAANDE BE-
a O
DIENST ü
J-i
O
ï y
c GREPEN
gefr. I ongefr. I totaal s <U O)
•O
q
3
g
'S-0 dienst I part.

863 1070
4 1233
5 •397
6 1467 i9
7 1549 f
6
8 1636 1270 16
9 1625 1278 .6
7o 1705 «379 '5
1 1811 1330 lo
2 1883 1515 (6

3 2064 1641 &


4 i53i 442 !974 873 '9
5 1627 460 2087 756 13
6 1912 2g6 2208 716 1705 76 9 28 76
7 2047 274 2321 729 1605 159 ij 26 109
8 2207 320 2527 812 1808 152 ■5 30 114
9 2253 2go 2543 877 1820 ng 17 35 132
80 2466 294 2760 931 1963 127 17 38 141
1 2498 285 2783 915 5i7 1756 137 21 42 151
2 2603 299 2902 976 582 1807 199 25 0,4 49 167
3 2762 291 3053 977 640 1965 274 25 1,6 55 174
4 2799 280 3079 972 716 2101 363 21 4 62 187
5 3004 254 3258 1005 788 2259 388 26 3 73 210

6 3053 253 3306 956 821 2532 455 35 7 79 209


7 3"4 265 3379 998 906 2362 577 33 9 94 217
8 3303 231 3534 1049 1001 2510 702 28 8 96 234
9 3637 236 3873 1211 1079 2846 813 41 9 101 259
90 3665 241 3906 I22g 1165 3056 920 39 11 109 268
1 3713 229 3942 1233 1278 3353 1000 47 16 121 288
2 3872 245 4117 1368 1360 3571 1058 5' 17 '33 3io
3 4172 226 4398 1629 1407 3444 1158 54 26 150 324
4 435o 236 458i 1708 1513 3722 1337 5« 32 159 348
5 4904 259 5163 1922 1611 3965 1456 7" 33 214 405
6 5156 224 538o 1S70 1674 4430 963 76 35 210 463
7 5435 236 5671 2029 1799 4186 ic57 77 40 257 476
8 6263 243 6506 2167 1924 5094 1276 83 48 284 512
9 6311 251 6562 2201 2033 537o 1405 89 57 308 549
308 POST- EN TELEGRAAFDIENST.

werken en monsters 2/2 et. per 50 gr. met een werd echter in 1891 besloten de koloniën door
,
minimum van 12V2 2/2 en 5 cent. een afzonderlijken afgevaardigde te doen verte-
Het aanteekenrecht is van 50 et. op 25 et. en genwoordigen. Zoowel op het congres te Weenen
in 1877 tot 10 cent verlaagd. (1891) en te Washington (1897) als op de tele-
Op de eerste postcongressen werden de Neder- graafconferentiën te Parijs (1890) en Budapcst
landsche koloniën steeds vertegenwoordigd door (1896) werd daarvoor aangewezen de Heer joh.
de gedelegeerden voor Nederland. Met het oog J. Perk, thans Referendaris, Chef van het Kabinet
op het toenemende belang van de koloniale posterij van den Min. van Koloniën.

Buitenlandsch postverkeer (in duizendtallen).

UIT INDIË VE1 .ZONDi :n in het buitenla: :D ONTVANGEN

x. V, H
o
B
z a/.«.,

-
V. DRUKWERKEN H HSB pE DRUKWERKEN ï* esj c
B> Z
& > z a *
SHog
H3 S r.
y. KoaS
in vel-
Kg. len
£
3 '-c
-j z 3
a
in vel-
Kg. len
J
B
3o I - ,- -
E
S l*j O Q \< ='
866 154 127 150 500
7 153 133 H3 523
8 151 118 147 547
9 167 135 147 614
70 163 134 143 610
1 162 140 146 639
2 193 166 155 661
3 l8l 164 181 617
4 193 168 2 190 620
5 205 169 3 212 633 2
6 213 156 5 220
525 4
7 258 9 4 6 242 40 5 4
8 287 7 0.01 6 10 294 5i 11 7
9 ■309 8 0.02 8 15 33i 55 0.03 8 11

80 358 9 0.0 1 6 19 360 66 0.1 6 i.i


1 367 9 O.OI 7 22 376 69 0.05 8 16
2 407 10 0.02 9 27 444 81 0.1 13 20

3 412 H 0.04 10 3° 426 87 0.2 17 22

4 459 n 0.2 8 34 419 94 0.7 9 22

5 473 12 "■3 9 39 431 96 0.4 10 25


6 452 i.è o-5 11 41 448 99 0.6 i5 27
7 465 •3 0.7 9 45 518 100 1 10 3'
8 515 i-I I 8 50 551 113 2 i5 36
9 540 16 2 11 54 580 127 3 16 42
90 557 «7 2 10 60 685 134 3 «5 -15
1 57i iS 3 16 64 789 149 3 17 5'
2 597 20 4 31 69 745 6
172 34 5o
3 592 23 3 IS 76 637 173 7 3i 60
4 642 23 3 19 82 734 180 6 3» 68
5 640 208 6 31 80 837 1463 7 <>5 78
6 688 224 6 27 85 792 1377 5 ■17 67
7 735 210 8 45 101 761 1256 4 5- 75
8 762 217 8 36 110 75i 1226 4 4S Si
9 803 2l8 13 26 121 764 1227 5 5' SS
POST- EN TELEGRAAFDIENST. 309

Op het Weener congres en later ook op dat te 1892 (St. n°. 137) tot stand kwamen. Evenals
Washington werden voor Indië behalve het hoofd- voor den buitenl. postwisseldienst zijn ook alle
verdrag (met bijbch. slotprotocol) onderteckend: postkantoren voor den buitenl. incasseeringsdienst
de postwissel- en incasseerings-overeenkomsten en opengesteld.
het pakketpostverdrag met de bijbehoorende regle- De voor Nederland, Suriname en Curagao be-
menten. stemde postwissels worden tegen een bepaalden

'
De hiervoorgaande tabel (hl. 3°B) geeft de hoe- koers afgegeven (thans, 1900, ioo 3/4 0 0 ), terwijl
veelheden stukken die per post verzonden werden voor de naar andere landen bestemde wissels eer!
in het buitenlandsch verkeer, in geheele duizend- maatstaf van herleiding van de verschillende mun-
tallen. ten is vastgesteld.
In 1896 is ook een postwisseldienst geopend
111. Postwisseldienst en Incasseeringsdienst. met de Ver. Staten van Amerika, en wel via
a. Binnenland. Volgens het postreglement van Nederland. Van de in 1899 (St. n°. m) open-
1862 (St. n°. 1030) werden aan alle postkantoren gestelde gelegenheid om met de niet tot de intern,
postwissels verkrijgbaar gesteld aanvankelijk tot postwisselovereenk. toegetreden landen bijzondere
een maximum van ƒlOO, later tot een onbepaald schikkingen of overeenkomsten tot het onderhou-
bedrag (St. 1875 n". 230), betaalbaar aan de daar- den van een rechtstreekschen postwisseldienst te
toe opengestelde kantoren. liet recht bedroeg 1 % treffen, is tot nu toe geen gebruik gemaakt. In
met een minimum van 5 et. De wissels worden niet het evengenoemde St. zijn verdere voorzieningen
door de posterij, maar door de nemers zelf, hetzij getroffen, noodig door de besluiten van het post-
als brief, hetzij op andere wijze, overgemaakt. Bij congres te Washington (1897); o.a. is het recht
het reglement van 1881 (St. n°. 138) werd de dienst vastgesteld op i2'/2 cent voor elke ƒ12,50 of ge-
opnieuw geregeld en het maximum bedrag gesteld deelte van ƒ12,50 tot ƒ 50, daarboven l2'/ 2 cent
op ƒ1000; het recht bedraagt 10 cent per ƒlO voor elke som van ƒ25 of gedeelte van ƒ25,
of gedeelte daarvan. Bij laatstgenoemd reglement uitgezonderd voor Groot-Britannië en de Ver.
werd tevens de gelegenheid opengesteld tot het Staten van Amerika, dat op 25 en 15 cent per
invorderen van gelden op kwitantiën tot een /"io bepaald is.
maximum bedrag van ƒlOO en voor een gelijk Blijkens de Memorie van Antw. Ind. begr. 1901
recht als voor de postwissels. Aanvankelijk wer- zal eerlang de gelegenheid worden opengesteld
den slechts eenige kantoren voor dien dienst tot verzending van telegrafische postwissels.
opengesteld; met ingang van 1883 werd hij echter Door de in de volgende tabellen (bl. 310 en
reeds tot alle postkantoren uitgebreid, terwijl in 311) vermelde cijfers over 1864—1898 kan men
het volgend jaar ook eenige hulppostkantoren met een beeld krijgen van de ontwikkeling van de
den postwisseldienst werden belast, welk aantal postwissel- en incasseeringsdiensten.
gaandeweg vermeerderde.
b. Buitenland. In 1874 werd ook gelegen- IV. Pakketpost. Reeds in 1887 bestond er ge-
heid gegeven tot overmaking van geld per post- legenheid om postpakketten van Nederland naar
wissel tusschen Nederland en Indië tot hoogstensIndië te verzenden, doordat de Nederlandschc
ƒ 150. Het in Nederland geheven recht bedroeg postadministratie met de stoomvaartmaatschappijen
20 et. per ƒ10; in Indië werd aanvankelijk ge- „Nederland" en „Rott. Lloyd" contracten daar-
heven 10 et. per ƒlO, welk recht echter al spoe-voor had gesloten. Met dezen dienst had echter
dig (1876) uit vrees voor speculatie en om de de Indische administratie geen rechtstreeksche be-
concurrentie voor handelswissels niet onmogelijkmoeienis.
te maken op 25 et. per ƒlO gebracht werd. Het te Wcencn in 1891 gesloten internat, pakket-
In 1877 werden met Duitschland, Zwitserland,postverdrag werd voor Indië onderteekend onder
België, Luxemburg en Groot-Britannië overeen- voorbehoud, dat de invoering van den dienst niet
komsten gesloten tot het overmaken van geld, aanstonds behoefde te geschieden.
waartoe de Nedcrlandsche postadministratie hare De binnenlandsche dienst werd geregeld
tusschenkomst verleende; van het recht dat p. m.bij het Reglement in St. 1892 n". 268, dat I April
3 % bedroeg ontving genoemde administratie een 1893 in werking trad, evenals de uitvoeringsbepa-
zeker gedeelte. In het volgend jaar kwam een lingen welke opgenomen zijn in St. 1892 n°. 269.
rechtstreeksche dienst tusschen Indië en Frankrijk
De pakketten mogen niet meer dan 5 Kg. wegen
tot stand. De postwissels werden aanvankelijk niet
en geen grooter inhoudsmaat dan 20 dM.3 en langs
zelf verzonden, doch zg. advieslijsten. Ter bespoe-
geen der vlakken grooter afmetingen hebhen dan
diging werd in het nieuwe postwisselreglement 60 cM., welke maxima in 1896 (St. n°. 29) voor
van 1879 (St. n°. 159) — dat in 1881 in werking
het vervoer per postbode, postillon of postprauw
trad— bepaald dat de postwissels zelf zouden
worden verzonden. In het postreglement van 1881
werden verlaagd tot resp. 3 Kg., 6 dM.3 en 40
cM. Het vervoer geschiedde aanvankelijk alleen
(St. n«. 138) werd ook de buitenlandsche post- langs de spoorwegen, stoomtramwegen, met de
wisseldienst geregeld. Het reeds genoemde maxi-booten der Kon. Paketvaartmij. en andere gere-
mum van ƒ 150 in het verkeer tusschen Neder- gelde stoomvaartdiensten en met postkarren. In
land en Indië werd in 1888 verhoogd tot ƒ250 1896 werden de vervoermiddelen aanmerkelijk uit-
en ook van toepassing verklaard op het verkeer gebreid door openstelling van verschillende tra-
met België, Duitschland, Italië, Luxemburg en jecten welke per postbode, postillon of postprauw
Zwitserland. bediend worden.
Door toetreding van Ned.-Indië tot de inter- Het port is samengesteld uit: iO. een vast recht,
nationale overeenkomsten omtrent de postwissels dat naar gelang van het gewicht (1, I—3 3 5
en incasseeringen (1891) was eene regeling noo- Kg.) bedraagt 25, 30 of 35 et.; 2". de kosten
dig voor den laatstbedoelden dienst en werden van vervoer, volgens voor de verschillende ver-
ook nieuwe bepalingen gemaakt voor den buiten- voermiddelen vastgestelde tarieven. De sub 2°.
landschen postwisseldienst, welke regelingen in genoemde bedragen worden aan de ondernemers
Postwisseldienst (in duizendtallen guldens).

Binnen! ndsche Buitenlandsche

naar Nederland uit Nederland naar andere uit andere


3 ■ afgegeven ontvangen landen afgegeven landen ontvangen
-o

aantal bedrag aantal bedrag aantal bedrag aartal bedrag

866 1 19,

7 1725
8 1808

9 i865

7° 2000

ï 2l5 7

2 2196
5 2470
4 63 3833
5 67 4271 i3 n54 0.6 34
f, 75 4556 11 946, 07 47 o 1 7 O.06 1 8
7 82 5o46 i4 992 0.8 46 o.4 3o O 1 5
8 84 5090 i5 1023 3o 1 58 O2 9
9 88 552G 1G no7 48 1 86 o3 i4
8o 95 6073 *7 1167 55 2 111 o4 16

98 63oi n 7o o o5
ï '9 7-' 122 21
i 102 6297 18 n34 63 3 i5i o5 »7
3 106 638o '9 n64 74 3 i52 o4 16
4 110 6000 '9 n3o 73 3 i49 o5 20

5 11G 5g5o '9 1111 2 7^ 3 160 o.5 21

6 118 588o 20 1149 2


74 3 171 o5 22

7 121 5872 20 1116 2 73 3 165 0.6 33


8 128 5452 21 lo.'n 2 86 4 i 75 06 34
9 i35 5917 21 1008 2 io5 4 i53 0.6 3i
9° l42 63o8 io4i 98 4 i53 o5
2.1 2
*9
ï i5i 5969 23 1106 4 98 4 i63 oJ 22

2 161 G56 7 24 "97 4 io4 4 181 o4 21

3 167 63i3 25 12l3 3 i4i 5 228 o5 5o


4 180 6687 a8 l3ig 3 .57 6 •J32 o5 2o'

5 i85 6goC 29 i366 4 166 6 a58 °7 35


6 i85 7022 34 i44i 4 166 7 269 0.8 36
7 187 685 7 35 1372 4 i84 7 287 08 38
8 '9i 6864 33 i386 4 206 8 32-i 0.9 4o
9 19S 66og 39 i564 4 2t% 9 322 1 5i
POST- EN TELEGRAAFDIENST. 311
der vervoermiddelen uitgekeerd voor zoover voor ketten, pakketten met expresse bestelling en zg.
die uitkeering geen bepaalde tarieven zijn vast- hinderlijke pakketten. In het buitenlandsch ver-
gesteld. keer zijn pakketten toegelaten tot een gewicht
Met de pakketpost mogen niet worden ver- van 3 of 5 KG. Zij mogen langs geen der zijden
voerd: levende dieren en planten, ontplofbare de afmeting van 60 c.M. te boven gaan en geen
stoffen en andere gevaarlijke voorwerpen, en de grooter inhoudsmaat hebben dan 25 dM.3 ; echter
voorwerpen waarvan de in- en uitvoer verboden zijn pakketten toegelaten die een lengte hebben
is (opium) alsmede eetbare vogelnestjes. Voor van I M., mits de breedte en dikte niet meer dan
verlies of beschadiging, mits niet veroorzaakt door 20 cM. bedraagt (regenschermen, wandelstokken
overmacht of het gevolg van slechte verpakking enz.). Voor den buitenlandschen dienst zijn op
zijnde, wordt schadeloosstelling verleend naar de enkele uitzonderingen na dezelfde kantoren open-
waarde, tot een maximum van ƒ2,50 per Kg. gesteld als voor den binnenlandschcn dienst (zie
De voor den binnenlandschen dienst opengestelde genoemde bijl. p. en t. gids).
kantoren zijn genoemd in den post- en telegraaf- Behalve hetgeen in het binnenlandsch verkeer
gids 1900 bijl. C; van de aankomst van pakket- verboden is, mag in het buitenlandsch verkeer
ten bestemd voor andere plaatsen of buiten den niet verzonden worden per pakketpost, hetgeen
bestelkring wordt per post kennis gegeven. niet toegelaten is in andere landen. Het port en
Na de invoering van denbinnenlandschen dienst de verdere formaliteiten zijn voor de verschillende
werd de bui tenlandsche dienst ter hand ge- landen afzonderlijk bepaald,
nomen en overeenkomstig de bepalingen van het In het rechtstreeksch verkeer over zee tusschen
internat, verdrag geregeld bij het K. B. in St. Nederland en Indië wordt, naar gelang de pak-
1893 n 2 53 en de uitv. bepalingen in St. 1893 ketten wegen, 1, I—3 of 3—5 Kg., geheven
°-
n<). 255, terwijl bij het K. B. in St. 1893 n°. 254 ƒ0,85, ƒ1,25 °f/!,7- Voor dit verkeer werden
de porten van de rechtstreeks over zee tusschen met de stoomvaartmaatschappijen „Nederland" en
Nederland en Indië uitgewisselde pakketten wer- „Rott. Lloyd" contracten gesloten, waarbij de ver-
den bepaald. goeding bepaald werd op ƒ4O voor 1 M.' pak-
Van de uitzonderingsbepalingen van het intern, ketten en ƒ2O voor eiken M.' meer. De ledige
verdrag werd gebruik gemaakt om zich niet te manden en zakken beneden 1 M.' worden koste-
belasten met pakketten met aangegeven waarde
welke blijkens de Mem. v. Antw. Ind. begr. 1901
—loos, daarboven tegen ƒ2O per M.' vervoerd.
In 1895 (St. 215) werd gelegenheid gegeven
eerlang zullen worden toegelaten — verreken pak- om regelingen te treffen met landen, die niet tot

Incassecringsdienst (in duizendtallen guldens).

1UNNENLANDSCH VERKEER BUITENLANDSCH VERKEER

totaal be- Uit Xederland ter invorde- Uit andere landen


drag der ter ring aangeboden ter invordering aangeboden
inv. aang.
quitantren
betaald onbetaald
, ,'
bedrag
betaald lonbetaaldj
| bedrag
, , betaald onbetaald

1882 II 4 7
3 31 12 19
4 6l 27 34
5 139 61 78
6 215 97 118
7 346 178 168
8 437 238 199
9 503 286 217
i8go 485 307 178
1 57i 35i 220

2 615 387 228


3 698 463 235 22 12 lo 0.1 0.08 o.o3
295 16 0.8
4 926 631 29 '3 0.4 o.4
5 1061 721 340 47 26 21 1.4 0.7 o-7
6 1221 821 400 5i 3i 20 1.1 0.8 o-3
7 1427 g6o 467 54 33 21 2-5 2.1 o.4
8 1607 1087 520 66 40 26 2.7 1.2 i-5
9 1789 1224 565 66 37 29 3-8 2-3 i-5
312 POST- EN TELEGRAAFDIENST.

het intern, verdrag zijn toegetreden, waarvan in ,


zegels in diverse kleuren nl. van 1, 2, 2-/2 3, 5
lßg6 gebruik werd gemaakt ten opzichte van de (eijfertypen), 10, 12'/,, 15, 20, 25, 30, 50 en 250
Straits Settlements eninißgßvan Queens- cent. In afwachting van een nieuw type zijn in
land. 'Tevens werden de uitvoeringsbepalingen 189S van alle waarden van 10 et. en hooger (be-
(St. ißg3 n°. 255) geheel opnieuw vastgesteld bij halve van 30 et.) uitgezonden Nederlandsche zegels
St. 1895 n°. 216, en de datum van inwerking- met de nieuwe beeltenis van 11. M., voorzien van
treding voor een en ander bepaald op I Oct. 1895. een zwarten overdruk; boven de waarde, onder
Overeenkomstig het verdrag van Washington Ned.-Indië. De zegels met de beeltenis des Konings
werden bij St. 1899 n*. 110 eenige onbelangrijke kunnen met ingang van I Jan. 1901 niet meer
wijzigingen in den buitenlandschen dienst gebracht. voor frankeering gebezigd worden, terwijl tot 1 Juni


De hieronder vermelde cijfers duiden het aan- 1901 gelegenheid tot inwisseling bestaat.
tal pakketten aan —in geheele duizendtallen
dat gedurende 1893—1898 in het binnen- en bui-
Tortzegels. Als de outlst bestaande portze-
gels van Indië worden beschouwd de etiquettcn
tenlandsch verkeer werd verzonden en ontvangen. waarop het „te betalen port" werd ingevuld en
waarvan exemplaren datcerende van 1845/47 ge-
Pakketpost. vonden zijn in het oude archief te Batavia. In
1874 werden de eerste feitelijke portzegels uit-
8 7 6 5 4 1893 gezonden. Het type is hetzelfde als in Ne lerland
gebruikt wordt. Langzamerhand worden de oude
typen, waarop alleen een groot cijfer stond, ver-

BlNEL.
6
2 57 5i 42 33 ió O il. vangen door zegels waaronder „cent" staat. Vroeger
had elke waarde een verschillende kleur, thans
40 35 28 22 I

co ■ii. zijn alle waarden van dezelfde kleur nl. rood.


9
,
Er zijn 9 soorten, nl. van 2/3 5, 10, 15, 20, 30,

VERK
— VERZOND BUITENLADSCH
ïS 17 15 12 9 3
I
40, 50 en 75 et.
Briefkaarten. De eerste uitgaaf had plaats
in 1874 nl. voor het hinnenlandsch verkeer, en
124 114 IOl 82 64 28 z
in 1877 voor het buitenlandsch verkeer. De vorm,
Kg. tot kleur en de opschriften zijn herhaaldelijk gewij-
2.4 2.4
2.8 2-3
2.1 2.1
2-3 2
>-5 0.2
1.6 0.2
11 UIT
Kg. Ne inp:
3
na r zigd. Ze dragen dezelfde zegelstempels als van
de frankeerzegels en de binnenlandsehe, behalve
llollandsche ook Maleische en Javaansche op-
schriften. Er bestaan 4 soorten: enkele en dub-
3-5 ■derlan

2.2 1.8 1.9 1.6 i-3 o.i Kg. bele binnenlandsehe met zegelstempels van 5 et.,
en enkele en dubbele buitenlandsche met stempels

6.2 5-6 4.4 0.5 7/2 cent.


7-4 6.5 o| van
In 1899 zijn briefkaarten welke door de par-
ticuliere nijverheid uitgegeven zijn, toegelaten,
0.9 0.1 é^ 11
ü
2
1.8 1.4 1.2 mits de stevigheid van het papier en voor zoover
de voor het buitenlandsch verkeer bestemde kaar-
4 4 4 4 3
0.8 Kg. tot uit IN ten betreft, ook de opschriften, overeenkomen met

V E R K
i
de door het Gouv. verkrijgbaar gestelde.
7
Kg. 1—3 INDIË Gezegelde briefomslagen werden voor

Nedrlan
9 8 6
10 1-3 het eerst gebezigd in 1878. Er zijn 5 soorten,
Kg. 3—5 nl. van 10, 12-/2, 15, 20 en 25 cent. Die na 1884

ONTVAGE
17 '5 15 12 9
*S
uitgegeven dragen een ovaal stempel. Van alle
waarden behalve van 25 et. zijn in 1900 nieuw-
3i 28 27 23 4.6
i8 o1
model Nederlandsche briefomslagen uitgezonden
'3 ■ou voorzien van overdrukken als bij de frankeerzegels.
8.8 7
5-4 4.6 3-5 0.8 <ja Voor nadere bijzonderheden zie men het „Stan-
daardwerk over de postwaarden van Nederland
V. Postwaarden. Bij het reglement van 1862 en zijne Koloniën", Deel 11, Amsterdam Maart 1895.
(St. n". 103(7) werd de uitgifte van frankeer- en
portzegels mogelijk gemaakt en bij dat van 1881 Officieele periodieke uitgaven. —■ Jaarlijks ver-
(St. n». 138) en de alg. bep. tot uitvoering daar- schijnt een verslag omtrent den post- en telegraaf-
van (St. 1891 n". 254) werd de ingebruik- en bui- dienst, alsmede sedert 1897 een post- en telcgraaf-
tengebruikstelling opnieuw geregeld. gids. Het eerste verslag voor den vereenigden
F ran keerzegels. De eerste frankecrzegels dienst was over 1875; van den telegraafdienst
waren die van 10 cent, met de beeltenis van zijn van 1858 tot 1875 afzonderlijke verslagen
Koning Willem 111 (3/4 gezien), waarvan 2 uit- verschenen. Fcn door Kolff en C°. te Batavia
giften (1863 en 1865) plaats hadden. Dit type bezorgde gids heeft slechts twee jaargangen (1883
werd in 1870 gewijzigd, niet alleen wat betreft en 1884) beleefd.
de beeltenis (en profil) maar ook de rand; o.a.
werden de bloem en dolfijn vervangen door een Volledigheidshalve geeft men in de volgende
mercuurstaf en een anker. Van dit type werden tabel (bl. 313) eenige cijfers in duizendtallen van
zegels van verschillende waarden uitgezonden. guldens omtrent de ontvangsten en uitgaven van
Voor alle waarden beneden 10 cent is de beelte- de beide diensten. Men houde echter daarbij in
nis (1883—1888) vervangen door een groot cijfer, het oog, dat de ontvangsten niet geheel juist zijn,
aanduidende de waarde. In 1892 werd de beelte- omdat daaronder begrepen zijn fictieve posten voor
nis des Konings vervangen door die der Koningin dienstbrieven en regeeringstelegrammen, terwijl
(kinderkopje). Er bestaan 13 soorten van frankeer- onder de uitgaven voor het personeel alleen reke-
POST- EN TELEGRAAFDIENST. 313

ning is gehouden met de kosten der actief-die- verduisteren, vervalsenen en openen van telegram-
nenden, dus niet met vcilofs- of nonactiviteits- men of mededeelen van den inhoud daarvan aan
traktementcn en kosten van overtocht. onbevoegden door telegraafbeambtcn.
Ook zijn straffen opgenomen tegen het vernie-
Telegraafdienst.— Aanleg van telegra- len of beschadigen van telegraafwerken te land
phische verbindingen. In 1855 werd op en onder zee, dit laatste als gevolg van de toe-
voorstel der Ind. Regeering 's Konings machti- treding van Indië tot de in 1884 te Parijs geslo-
ging verkregen tot het oprichten van electro- ten internationale overeenkomst tot bescherming
magnetische telegraphen in Indië. De eerste rege- van onderzeesche telegraafkabels.
ling omtrent den aanleg kwam in 1858 (St. n°. 37) Landlijncn. Met den aanleg van landlijnen
tot stand, welke in 1876 (St. n°. 257) vervangen werd aangevangen tusschen Batavia en Buiten-
werd door bepalingen omtrent den aanleg en het zorg, over welke lijn 23 October 1856 het eerste
gebruik van telegrafen in Ned.-Indië. Ingevolge telegram verzonden werd. Die lijn diende aan-
deze bepalingen, die, behoudens de in 1878 (St. vankelijk slechts ten gebruike van het Gouver-
n». 101), 1889 (St. nO. 213) en 1891 (St. n". 235) nement, maar nadat in 1857 de lijn Batavia—
daarin gebrachte wijzigingen, nog van kracht zijn, Soerabaja met een zijtak Semarang—Ambarawa
mogen in Indië geen telegraphen — kabels daar- tot stand was gekomen, werd het gebruik van de
onder begrepen — aangelegd en voor het ver-
keer opengesteld worden dan door of met ver-
telegraaf voor het algemeen opengesteld. In 1859
bedroeg de lengte der lijnen reeds bijna 2700 K.M.
gunning van de Regeering, met uitzondering van en het aantal kantoren 28. Gaandeweg werd het
die welke over het eigendom van een bijzonder net op Java en ook het aantal kantoren uitgebreid.
persoon of van eene onderneming loopende, alleen In 1866 werd een aanvang gemaakt met den
voor den eigenaar dienen. In het algemeen belang aanleg van landlijnen op Sumatra. De aanleg, die
kan de Regeering tijdelijk bezit nemen van par- bij Telok Betong begonnen werd, was in 1871
ticuliere telegraphen of die doen opruimen. Onver- reeds gevorderd tot Padang (ruim 1200 K.M.) en
minderd recht op schadevergoeding moet ieder de in 1873 tot Singkel (ruim 600 K.M.).
voor den aanleg van telegraphen door de Regee- Op Java, maar meer nog op Sumatra, had men
ring of bijzondere ondernemingen noodige gra- met verbazende moeilijkheden te kampen bij den
vingen, opmetingen enz. op zijn eigendom gedoo- aanleg van landlijnen. Een zeer groot bezwaar
gen. Straffen zijn bedreigd tegen het opzettelijk werd ondervonden in het verkrijgen en houden

Ontvangsten en uitgaven (in duizendtallen guldens)

ITVANGSTEN z SA .DO
> TOELICHTING VAN BIJZONDERE
<
1 UITGAVEN
1
werke- 3 voor- 1
nadeelig

'
lijke memorie totaal
deelig

880 I3i7 549 1866 2158 293


1 1282 502 1784 2054 270
2 1292 463 1755 2167 412
3 1337 427 1764 2403 639
4 1362 404 1766 2318 552
5 1354 376 I730 2065 335
6 1324 384 1708 2070 262
7 1357 388 1745 2138 393
8 1388 338 I?26 3127» 1401 * o. a. Kabel Java-Bali-Celebes
9 i47o 344 1814 2049 235
90 I5 12 378 1890 2034 144
1 1656 380 2036 2054 18
2 1746 617 2363 2790* 427 * o. a. Kabel Deli-Atjeh
3 1741 568 23og 1979 330
4 1869 592 2461 2035 426
5 1965 57i 2536 1947 588
6 2116 684 2800 2058 742
7
8
2145 618
643
2763
2847
2533*
2176
230
67I
• o. a. Kabels Lombok cn Poeloi
Weh
2204
9 2306 630 2936 2073 864
314 POST- EN TELEGRAAFDIENST.

van goede steunpunten. De aanvankelijk gebe- graafambtcnaar was geweigerd, werden geen pogin-
zigde palen en dolken waren niet alleen zeer gen meer gedaan om Batavia rechtstreeks met Sin-
kostbaar, maar hadden zeer veel te lijden van gapore te verbinden, totdat de onderhandelingen,
stormen, terwijl ze ook dikwijls door dieren (o. a. aangeknoopt met de „British Australian" telegraaf-
olifanten) werden omvergeworpen. Het bezigen maatschappij in 1870 leidden tot het verleenen van
van levende boomen (vooral kapokboomen) had eene vergunning aan die Mij. tot het in werking
veel succes, hoewel een groot bezwaar was dat brengen van eene telegrafische verbinding van Java
vele boomen door de aanhechting van de isola- (Batavia) met Singapore en Java (Banjoewangi)
toren, door den bliksem of door witte mieren stier- met Australië (Port Darwin). Deze vergunning,
ven. Ook werd de communicatie dikwijls gestoord die zonder eenig uitsluitend of over een bepaald
door afvallende takken, hetgeen op verschillende aantal jaren uitgestrekt recht werd verleend, is
trajecten voorkomen werd door het aanbrengen opgenomen in de Staatscour. van 3 Mei 1870 en
der lijnen in het midden van den weg. Het toe-
zicht van de lijnwachters liet aanvankelijk veel
.
in Bij bl. nc 2351. Door de verbinding Batavia
Singapore, die einde 1870 tot stand kwam, was

te wenschen over; toen dit verbeterd werd kwa- Indië tevens aan het wereldtelcgraafnet aange-
men de storingen veel minder voor, doordat de sloten, daar de genoemde Mij. reeds kabels gelegd
lijnen beter onderhouden werden. had tusschen Singapore en Penang en Madras.
Bij het aanleggen van spoorwegen werden de In het volgend jaar werd de kabel Banjoewangi—
telegraaflijnen daarlangs gelegd en de bestaande Port Darwin voor het publiek opengesteld. De
lijnen opgeruimd. Daardoor is het o. a. te ver- vergunning ging in 1873 over op de „Eastern
klaren dat de lengte der lijnen soms verminderde, Extension Australasia and China" telegraafmaat-
zie de statistische opgaven hieronder. Om ver- schappij, welke Mij. successievelijk verdere kabel-
sperring van de spoorbaan te voorkomen werden verbindingen in den Archipel tot stand bracht, nl.
als steunpunten voor de spoorweglijnen ijzeren Singapore—Banjoewangi (1879), een tweeden kabel
palen gebezigd. Banjoewangi—Port Darwin (1879), Banjoewangi—
Met veel moeite werd in 1887 eene verbinding Roebuckbaai [West-Australië] (1889) en Penang—
van West- met Oost-Sumatra (van Padang Sidem- Medan (ißgi), terwijl aan haar in lßg3 de be-
poean naar Medan) tot stand gebracht, welke schikking werd gegeven over den reeds genoem-
ook met het oog op de sedert (1891) internatio- den draad, welke van Batavia tot Banjoewangi
nale verbinding met Penang van belang is. was bijgespannen. De vergunning van 1870 werd
Als schakel in de internationale verbinding tus- op de bedoelde kabels en de landlijn van toe-
schen de Straits en Australië verdient verder ver- passing verklaard (zie de Staatscour. van 15 Juli
melding dat in ißg3 tusschen Batavia en Banjoe- 1879, iq Oct. 1888,4F'ebr. 1892 en 30 Dec. 1891).
wangi voor het internat, verkeer een speciale De kabel tusschen Batavia en Singapore was
draad werd bijgespannen (1165 K.M.), welke ter herhaaldelijk gestoord, hetgeen werd toegeschre-
beschikking van de „Eastern Extension" telegraaf- ven aan de inwerking van zeediertjes (teredo's),
maatschappij — zie hieronder — werd gesteld. waarom hij in 1881 vervangen werd door een
Oorspronkelijk werden overal Morse-toestellen nieuwen, waarvan de kern niet alleen met getah
gebezigd, die met een stalen punt teekens in het perlja maar ook met een spiraalsgewijze strook
papier drukten, deze werden echter reeds spoedig van dun messing omkleed is.
vervangen door blauwschrijvende toestellen of als Na de reeds genoemde kabelverbinding tusschen
zoodanig ingericht (Digney-systeem). Een proef Java en Sumatra waarop nooit een geregeld ver-
om Hughes-toestellen, welke onmiddellijk druk- keer is onderhouden, werd in 1871 een nieuwe
letters in plaats van telegraaftcekens overbrengen, Gouvernements-kabel tusschen Anjer en Telok
in te voeren, mislukte; deze toestellen bleken Betong uitgelegd, welke, na herhaaldelijk bescha-
voor Indië ongeschikt. Als batterijen waren eerst digd te zijn geweest, vooral door witte mieren,
die van Daniell in gebruik, welke echter vervan- in 1875 eene groote herstelling en in 1878 een
gen werden door Meidinger-elementen en later gedeeltelijke vernieuwing moest ondergaan. Met
door die van het systeem-Leclanché, dat nog ver- de Krakatau-ramp (1883) verdween de kabel spoor-
beterd werd. loos; in 1884 werd een nieuwe kabel gelegd,
Zeekabel v erbi ndinge n. Reeds in 1859 van dezelfde constructie als die tusschen Batavia
kwam eene kabelverbinding tusschen Batavia, en Singapore en wel van Anjer naar Kalianda
Muntok (Banka) en Singapore, met een zijtak (Lampongbaai). In 1896 werd, in plaats van Anjer,
van Muntok naar Palembang, tot stand. (Zie het Bodjong (Java's 4e punt) het uitgangspunt van
in druk verschenen verslag omtrent het leggen den kabel.
van den kabel van Batavia naar Singapore door Het in 1876 ontworpen plan om eene rond-
J. Groll). Kort na de uitlegging brak de kabel gaande verbinding te maken Java—Celebes—Borneo
en dit herhaalde zich zóó dikwijls en de herstel- (Bandjermasin en Pontianak) —Banka—Billiton—
ling daarvan vorderde zulke groote kosten, dat Sumatra—Java kwam, wegens de groote kosten,
hiervan in Oct. 1861 werd afgezien. In 1865 werd niet tot uitvoering. In 1887 werden gelden toege-
een gedeelte opgehaald, en na met gemoetie (zie staan voor een kabel van Java (Landangan)—Bali
het „Verslag wegens de bekleeding van een tele- (Boeleleng, later bij de juiste benaming Singaradja
graafkabel met gomoetoe-vezelstof", opgenomen genoemd)—Celebes (Makasser), welke in het vol-
in het Tijdschr. d. Ned. Mij. v. Nijverh. 1867, gend jaar gereed kwam. Het bij de begrooting
Deel VIII, S. 7) te zijn omkleed, bij wijze van voor 1890 gedaan voorstel tot kabelverbinding
proef uitgelegd tusschen Anjer en Teiok Betong, van Makasser met Bandjermasin werd verworpen.
doch zonder gunstige resultaten. Nadat eene aan In 1889 werd een kabel gelegd tusschen Java
een Engelsch ingenieur verleende concessie — (Scmanboeng) en Madoera (Tandjoengan). In 1892
waarbij een regeeringssubsidie was toegezegd — werd het net uitgebreid met eene kabelverbinding
wegens niet-nakomen der voorwaarden vervallen tusschen Belawan (Sumatra's Oostkust) en Oleh-
was en eene concessie-aanvraag van een Ind. tele- leh (Atjeh) en in 1897 met die tusschen laatstge-
POST- EN TELEGRAAFDIENST. 315

noemde plaats en Sabang (Poeloe Wèh) en tus- de reglementen van 1873 (St. n°. 103) en 1876
schen Singaradja (Bali) en Ampenan (Lombok). (St. n". 119) uitgevaardigd alvorens het, behou-
Behalve de kabel tusschen Java en Madoera, dens de in 1889 (St. n°. 113), 1890 (St. nO. 131),
welke met eigen middelen uit den in Indië aan- 1891 (St. n». 237) en 1892 (St. n°. 255) daarin
wezigen kabelvoorraad werd gelegd, werden al gebrachte wijzigingen thans nog vigeerende „Regle-
de genoemde Gouvernementskabels geleverd en ment voor den telegraafdienst" van 1886 (St. n°.
gelegd door de „Eastern Extension", hetgeen meer gg) werd ingevoerd. Volgens dat reglement mogen
dan 22 ton gekost heeft. Om een denkbeeld te de telegrammen gesteld zijn in elke taal waarvan
geven van de enorme kosten, die het onderhoud de letters door de seinteekens kunnen worden
der kabels vordert, moge dienen dat van lßgo overgebracht, mits zij in die taal duideiijk ver-
tot lßg4 ruim ƒ g2.000 voor reparatie moest wor- staanbaar zijn. Ook zijn telegrammen in overeen-
den betaald. De kabel tusschen Java en Sumatra gekomen taal toegelaten, indien zij gesteld zijn
kostte in het elfjarig tijdvak van 1872 tot 1883 in het Nederlandsch, Engelsch, F'ransch, Duitsch,
aan herstelling en vernieuwing niet minder dan Italiaansch, Latijn, Spaansch of Portugeesch en
ƒ214.828 of p. m. ƒ20.000 per jaar. elk woord niet meer dan 10 letters bevat. Desge-
Bij de Indische begrooting voor 1901 zijn gel- vorderd moet den beambte inzage gegeven worden
den toegestaan voor eene kabelverbinding van van de gebezigde code. Eveneens mogen telegram-
Java (Landangan) naar Borneo (Bandjermasin) en men in geheimschrift verzonden worden. Het ge-
voor eene landlijn van Bandjermasin over Amoentai heim letter- of cijferschrift moet echter uitsluitend
er, Balik
Papan naar Samarinda (Koetei), terwijl uit letters van het alphabet of uitsluitend uit
blijkens de verklaring van den Min. v. Kol. in Arabische cijfers bestaan. Overeenkomstig de in-
de Tweede Kamer het in de bedoeling der Regee- ternationale bepalingen zijn verschillende facilitei-
ring ligt om eerlang credietcn aan te vragen om ten ingevoerd zooals: collalionncment, ontvang-
die verbinding door te trekken tot Menado.
De ervaringen opgedaan tijdens den oorlog tus-
schen en de Zuid-Afrikaansche Repu-
LANDLIJNEN KABELS
blieken hebben de aandacht gevestigd op het ge-
vaar, dat er in gelegen is, dat Indië slechts door
kabels van een Engelsche maatschappij aan het lijnen draden lijnen draden lijnen draden
wereldtelegraafnet verbonden is. Uit de op de
desbetreffende vragen van de Staten-Generaal dooi-
de Regeering gegeven antwoorden blijkt, dat de
Regeering zich zeer ernstig bezig houdt met het 1857 1000
1889 6853 9.I26 897 897
1000

vraagstuk hoe een of meer van Engelsche lijnen 8 2670 2670 90 6863 9-097 910 949
onafhankelijke verbindingen van Indië met Neder- 9 2725 2725 1 6851 9-095 910 948
land zouden verkregen kunnen worden. 60 375o 3800 2 6843 IO.272 1447 1486
De ontwikkeling van het telegraafnet kan blij-
ken uit de volgende cijfers, aangevende de lengte
1 375o 3800 3 6909 10.559 1447 1486
der lijnen en draden in K.M.; na het totstandkomen 2 2700 2750 4 6984 IO.82O 1452 1491
van de kabelverbindingjava— Bali—Celebes (1888) 3 2700 2750 5 6891 IO.84O 1452 1491
gesplitst voor landlijnen en kabels. 4 2700 2750 6 6818 IO.779 1452 1491
Binnenlandsch verkeer. In de eerste jaren
bestond het personeel uit den aard der zaak slechts 5 2700 2750 7 6834 IO.995 1673 1714
uit weinig beambten. De eerste feitelijke formatie 6 3750 3800 8 6834 IO-995 1673 1714
werd in 1860 (St. n°. 41) vastgesteld onder het be- 7 3750 3800 9 6942 n.ng 1674 1716
heer van den Directeur der producten en civiele 8 375o 3800
magazijnen. De chef van den dienst droeg den titel
van hoofd-ingenieur, onder hem stonden ingenieurs, 9 3225 3775
adj.-ing., telegraphisten die in 3 klassen verdeeld 70 3250 3775
waren en leerling-telegraphisten. Omtrent de samen- 1 43oo 4700
smelting van den postdienst met den telegraafdienst
is reeds in het artikel over eerstgenoemden dienst
2 4525 55oo
gesproken.
3 5200 6250
Aanvankelijk bestond er slechts eene voorloo- 4 5600 6750
pige regeling voor de verzending van telegram- 5 5600 6850
men, welke in 1863 (St. n°. 12) vervangen werd 6 5625 6850
door het „Reglement voor de correspondentie
door middel van de Gouvernementstelegrafen in 7 5650 6goo
Ned.-Indië". Volgens dit reglement mochten slechts 8 5600 7000
de Nederlandsche en Maleische talen gebezigd 9 5800 7400
worden, terwijl geheimschrift alleen voor regee- 80 5862 7413
ringstelegrammen was toegelaten. Het tarief werd 1 5880 7402
berekend naar den afstand (kringen ten getale
van 6) en per telegram van 20 woorden; het be- 2 5885 7547
droeg 70 cent per kring voor een enkelvoudig 3 5762 7358
telegram en 35 cent voor elke 10 woorden meer. 4 5765 7805
Een woord van meer dan 7 lettergrepen en een
getal van meer dan 5 cijfers werden elk voor 5 5774 7814
twee woorden gerekend. 6 5745 7812
Nadat het reglement was vervangen door dat 7 6556 8705
van 1871 (St. n°. 19), werden achtereenvolgens 8 9640
316 POST- EN TELEGRAAFDIENST.

berichten, openbestelling, dringende verzending Voor het verkeer langs de kabels werd boven-
enz. Vooruitbetaald antwoord wordt berekend even- dien een kabeltarief geheven, dat voor den kabel
als een gewoon telegram; oorspronkelijk werd Java—Bali oorspronkelijk per woord op 8 et.,
daarvoor het driedubbele tarief gevorderd.
Het aantal kringen werd gaandeweg tot 10 uit-
Bali—Cclebes op 20 et. en voor het traject lava
Celebes op 28 et. werd vastgesteld, maar reeds

gebreid; de straal van den ien kring bedroeg 10 spoedig verlaagd resp. tot 6, 8 en 10 cent. Voor
geogr. mijl, van den 2'" 15 g. m. meer, van den den kabel Laboean Deli—Oleh Leh werd een tijde-
3«" 20 g. m. meer enz., zoodat de lo= kring een lijk kabeltarief ingevoerd van 10 et. per woord.
straal had van 325 g. m., terwijl het tarief werd Deze kabeltarieven werden in 1892 afgeschaft
verminderd tot 50 et. per kring, voor elke 10 toen voor geheel Indië het 5 kringenstelsel werd
woorden meer 25 et. meer. Een enkelvoudig tele- ingevoerd. De stralen der eerste 4 kringen be-
gram in den i'" kring kostte dus 50 et., in den dragen resp. 75, 335, 1200 en 3000 K.M.; groo-
2en ƒl, in den loen ƒ5. tere afstanden vallen in den se"5e kring. Het vaste
Met ingang van 1882 (St. n". 203) werd het "
recht werd vastgesteld op resp. 25, 50, 75, 100
woordtarief ingevoerd, maar het kringenstelsel be- en 125 cent en het woordtarief op 3, 6, 9, 12
houden. Het aantal kringen werd echter verminderd en 15 cent.
tot 3. Er werd geheven een vast recht dat voor de In 1893 werden alle spoorwegtelegraafkantoren,
3 kringen bepaald was op resp. 20, 40 en 60 cent die sedert 1883 voor het algemeen verkeer zijn
en een tarief per woord van resp. 4, 8 en 12 cent. opengesteld, in het kringentarief opgenomen.
Binnenlandseh verkeer.

TELEGR .MM EN
OPBRENG 1
DER BIJ» iNDERE TELEGRAMMEN
BIJZONDERE- REGEERING!

aantal
aantal E«niddeld aantal
aantal gemiddeld in het gemiddeld gemiddeld
tele- , aantal tele- aantal geheel
woorden , woorden
grammen woorden grammen woorden (duizend- per per
(duizend- (duizend- per (duizend- (duizend- per tallen
guldens) telegram
tallen) tallen) telegram tallen) tallen) telegram woord

875 286 .• r 416 1.45


6 289 23 421 1.42
7 297 22 443 1.46
8 291 «3 1.45
422
9 308 22 446 i-53
880 6-755 38.50
310 21-79 «4 924 424 i-37 O.OÓI I
1
307 6.383 2o.7g «9 1.080 37-24 415 i-35 O.0650
2
295 5-631 ig.06 *9 957 33-— 428 1.45 O.0760
3 271 4.066 14-99 29 97o 33-45 440 1.62 0.1083
4 278 4.054 14.60 29 974 33-59 45° 1.62 O.I I IO

5 280 3.912 13-99 29 947 32.65 448 1.60 0.1146


6 265 3-593 2S 918 32.78
13-57 414 1.56 0.1152
7 264 3-443 '3-03 27 927 34-33 4" ■•55 0.1194
8 285 3-633 12.40 32.12 1.51 0.1186
24 7gi 43i
9 316 3.968 12.54 29 924 32.12 487 1.54 0.1228
890 319 3.876 12.15 30 977 32.40 483 i-5i 0.1246
351 4-233 12.07 32 1.000 31.61 526 1.50 0.1240
2
355 4.240 11.91 30 871 28.83 543 i-53 0.1282
3 377 4.586 12.18 31 899 28.g6 507 i-35 0.1106
4 39 1 4-845 12.42 37 1.236 33-o6 539 1.38 0.1113
5 377 4.607 12.22 36 1-079 3o.37 538 1.49 O.I2I2
6 385 4-729 12.2g 1-350 166
42 32.39 552 1-43 O.I
7 376 4-457 ".85 42 1.318 31-38 5o5 i-34 O.H33
8 360 4.216 11.70 38 32.61
i.22g 483 i-34 0.1146
9 362 4.201 11.59 36 1.160 3I-85 490 1-35 0.1166
POST- EN TELEGRAAFDIENST. 317

Voor telegrammen die over de kabels van de tie een beter aandeel te bedingen in de op-
„Eastern Extension" (d.i. over Medan —Penang —
Singapore—Batavia) tusschen Sumatra en de andere
brengst van het buitenlandsch telegraafvcrkeer.
De genoemde eind-taks werd nl. in ißgo voor
eilanden van den Archipel worden gewisseld, wordt de eilanden buiten Java verhoogd tot 40 cent en
slechts 50 cent per woord gerekend. Bij alle post- in lßg7 voor Java tot 15 cent, waartegenover
kantoren in de Buitenbezittingen kunnen telegram- echter de transittaks (geheven voor de telegram-
men worden aangenomen ter verzending door de men die over de lijnen der „Eastern Extension"
Gouv. telegraafkantoren of door de te Penang gaan, maar noch voor Indië bestemd noch van
en Singapore gevestigde kantoren der „Eastern daar afkomstig zijn) van 7/2 cent tot 5 cent ver"
Extension". minderde.
De hiervoorgaande statistiek (bl. 316) geeft het Niettegenstaande deze verhóogingen werd het
aantal bijzondere en regeeringstelegrammen gedu- tarief tusschen Nederland en Indië aanmerkelijk
rende 1875—1899 in het binnenlandsch verkeer verlaagd nl. in ißgo tot ƒ3,72 5 per woord voor
verzonden, en de opbrengst der bijzondere tele- Java en ƒ4,05 voor de overige eilanden, welke
grammen. bedragen in 1897 gebracht werden op ƒ3,14 en
Hoe het verkeer zich over de verschillende ƒ3,47; het laatste cijfer spoedig nog tot f3,30..
kringen verdeelt kan blijken uit het volgende Sedert 1890 bestaat verder een speciaal tarief
overzicht, getrokken uit het Verslag over 1898: voor dagbladtelegrammen, d. z. telegrammen die
door correspondenten aan hunne bladen worden
aantal opbrengst
'
Opli:
..urnen per telegram per woord geseind en alleen nieuws ter publiceering in die
I« kring IO5.82I ƒ0.59'4 ƒ0.0510 bladen bevatten; zij moeten in verstaanbaar En-

3C
4 C
„-»
I45.589
9°-347
18.457
-1.18"
-„ 1.84»
2.62 3B
„ O.I O39

B o.i5
, 0.19
14
gelsch gesteld worden.
Dat tarief bedroeg aanvankelijk ƒ 1,42 per woord,
39 maar werd reeds spoedig verminderd tot ƒ 1,35 en
5C ,, 67 B 3-34'
5
s, Q-23
96 in 1897 tot ƒ1,03, van welk bedrag de Ind. admi-
alle kringena nistratie als eind-taks 2 cent ontvangt.
te zamen 360.281 /i-34 /o.n« Voor het locaal verkeer tusschen Penang en
de Oostk. van Sumatra en Atjeh bedraagt het
In de laatste jaren waren van de ioo binnenl. tarief slechts ƒ0,50 per woord, waarvan aan de
telegrammen gemiddeld 40 in inlandsche en 60 Ind. administratie als eind-taks 20 cent wordt
in Europeesche talen gesteld. toegekend.
Buitenlandsch verkeer. Aangezien over Het buitenlandsch verkeer is evenals het bin-
de in 1859 tot stand gebrachte verbinding tus- nenlandsche geregeld bij het reglement van 1886
schen Java en Singapore nooit een geregeld ver- (St. n». 99)-
keer is kunnen worden gevoerd, kunnen de
1870 geldende bepalingen voor het buitenlandsch Uit de volgende cijfers (tabel bl. 318) van de
verkeer buiten beschouwing blijven. verzonden, ontvangen en doorgezonden telegram-
Toen in 1871 Indië met het wereldtelegraafnet men en de opbrengst van die telegrammen moge
verbonden was, werd besloten om toetetreden tot de ontwikkeling van het buitenlandsch verkeer
het Internationaal Telegraafverdrag, hetgeen ge- blijken van 1875—1899.
schiedde op de in Dec. 1871—Jan. 1872 te Rome
gehouden telegraafconferentie. Telephonen. De bepalingen omtrent den aan-
Aanvankelijk gold voor het buitenlandsch tarief leg en het gebruik van telegrafen werden in 1883
een 3 kringen stelsel en werd het evenals in het (St. n°. 145) toepasselijk verklaard op telephonen.
binnenlandsch verkeer berekend per telegram van Omtrent den Gouvernements-telephoondienst,
20 woorden. Een telegram van 20 woorden van welke feitelijk een uitbreiding van den telegraaf-
Indië naar Nederland kostte ongeveer ƒ 73 a ƒ 75. dienst is, werden regelen gesteld bij St. 1884
Naar aanleiding van het Intern. Verdrag van n°. 52. Op verschillende plaatsen waar geen tele-
St.-Petersburg (1875) werd met ingang van 1876 graafkantoren bestonden werden telephoonkantoren
het woordtarief ingevoerd, bij welke gelegenheid opgericht, die met het naastbijzijnde telegraaf-
de kringen werden opgeheven. Het uniform tarief kantoor werden verbonden.
tusschen Indië en F'uropa (behalve eenige landen)
bedroeg aanvankelijk ƒ4 per woord, welk tarief Particuliere telephonen. In 1880 werd
echter al spoedig verhoogd werd tot ƒ4,12' per aan eenige particulieren voor den tijd van 25 jaar,
woord. zonder eenig uitsluitend recht, concessie verleend
Van dit bedrag ontving de Ind. administratie voor het aanleggen en exploiteeren van telephoon-
als eindtaks het bij de concessie van 1870 be- verbindingen te Batavia, Weltevreden, Tandjong
paalde bedrag van 7VI cent P el woord. Priok, Semarang en Soerabaja en tusschen de eerste
Op de internat, conferentiën was Indië steeds drie plaatsen onderling. Van de bruto ontvangst
vertegenwoordigd door de Nederlandsche afge- moet aan het Gouvernement als cijns worden be-
vaardigden, maar aangezien het Indisch net zoo taald 10% 's jaars. De plannen, tarieven en verdere
zeer was uitgebreid, werd het van belang geacht voorwaarden moeten door de Regeering worden
om op de conferentie te Parijs (1890) een afzon- goedgekeurd. Aanvankelijk werd voorgeschreven
derlijk gedelegeerde voor Indië te doen optreden, dat de verbindingen met de centraal-stations onder-
nl. den bij het artikel over den postdienst reeds gronds moesten worden aangelegd; maar wegens
genoemden hoofdambtenaar bij het Dep. v. Kol. de bezwaren door inductie werd van die verplich-
Joh. J. Perk, die ook als afgevaardigde op de ting spoedig ontheffing verleend. De Regeering
conferentie te Budapest (1896) fungeerde. De heer kan de lijnen ten allen tijde naasten.
Perk vond èn te Parijs èn te Budapest gelegen- Reeds in 1882 werd met den aanleg der lijnen
heid om in overleg met den vertegenwoordiger een begin van uitvoering gemaakt. Aan dezelfde
der „I'astern Extension" voor de Ind. administra- concessionarissen werd op dezelfde voorwaarden
318 POST- EN TELEGRAAFDIENST.

ook eene concessie verleend voor telephonen ter schen Batavia, Semarang en Soerabaja, welke con-
Sumatra's Oostkust, welke echter niet uitge- cessie sedert is overgedragen aan de Intercom-
voerd werd. munale telephoonmaatschappij. De lijnen zijn ge-
In Batavia, Weltevreden en Tandjong Priok legd langs de Gouv. telegraaflijnen en verbonden
begon de exploitatie in 1883; in Semarang en niet alleen met de perceelen der geabonneerden,
Soerabaja in 1884. maar tevens met publieke spreekcellen en de
De concessionarissen droegen hunne rechten telegraafkantoren. Voor een gesprek van hoogstens
over aan eene maatschappij, nl. de Ned.-Indische 3 minuten wordt gevorderd tusschen Batavia en
telephoon-maatschappij. Soerabaja ƒ6, tusschen Batavia en Semarang ƒ5
Het aantal aanvragen om concessiën nam in de en tusschen Semarang en Soerabaja ƒ3,50.
volgende jaren steeds toe, waarom in ißg4 model- De concessie is verleend voor 25 jaar, maar
voorwaarden werden vastgesteld voor dergelijke reeds nadat de onderneming 10 jaar in exploi-
concessiën. tatie is kan de Staat haar naasten. Van de bruto-
In het volgend jaar werden ook modelvoor- ontvangst is 10% als cijns aan het Gouverne-
waarden gepubliceerd omtrent intercommunale ment verschuldigd.
telephoonverbindingen, waarvoor als voorbeeld
genomen was de in ißg4 verleende concessie Aangezien men in de intercommunale telepho-
voor aanleg en exploitatie van telephonen tus- nen nadeel ziet voor de opbrengst van de tele-

Buitenlandsch verkeer.

TELEGRAMMEN

Opbrengst
voor de
VAN EN NAAR I] in ï; DOORGEZONDE!
Ind. adm.
aantal gemiddeld aantal gemiddeld (in duizend-
aantal aantal
telegram- woorden
aantal telegram- aantal tallen
men woorden men woorden
woorden
(duizend- (duizend- per (duizend- (duizend-
guldens)
per
tallen) tallen) telegram tallen) tallen) telegram

1875
6
20

24
ö v
'5"Sc
a

O ö cj
N
3 rr
o.
- 46
43
7 40 "a
u a> c
■o ara S 62
§ tïr K
o &»

t2V T3 -&«
8 42 62
9 52 712 13-69 'JZ u ■"
•e 67
80 31 352 11.26 27 346 12.88 54
1 32 344 io.4g 33 397 11.8g 55
2 35 362 10.14 38 436 "•49 59
3 *1 408 9-96 43 486 11.42 66
4 41 407 9.96 48 520 10.86 68
5 42 399 9-36 49 538 11.06 69
6 40 368 9.14 46 555 11.11 70
7 42 368 8.72 53 649 12.31 77
8 50 433 8.69 59 770 13-09 86
9 57 487 8-57 61 782 12.74 84
90 63 528 8.33 66 814 12.41 95
1 69 583 8-39 78 i.og6 i4.og 139
2 68 549 8.10 87 1.306 15.08 165
3 68 537 8.— 90 1-393 15-52 166
4 7i 556 7.84 89 i-3i4 14-75 164
5 70 545 7.78 121 i-97o 16.23 212
6 77 607 7.92 153 2.364 15.48 257
7 87 676 7.82 150 2.092 13-92 243
8 90 713 7-93 150 1-943 12.99 241
9 97 79i 8.15 177 2.315 13-05 274
POST- EN TELEGRAAFDIENST. — POSTSPAARBANK. 319



graaf, gaan er in den laatsten tijd stemmen op ook naar aanleiding van de jongste verslagen der Post-
in de Staten-Generaal om den telephoondicnst spaarbanken, in Groot-Britannië en Frankrijk",
aan den Staat te trekken. Daaromtrent is echter en geschreven in bovengenoemd Weekblad enz.,
nog geen beslissing genomen. De Regeering heeft stelde zich in betrekking met den schrijver en
alleen verklaard dat de zaak in overweging is. noodigdc hem uit om — in overleg met Indische
Blijkens de Mem. v. Antw. Ind. begr. igoi wacht colleges en autoriteiten — de organisatie eener
de beslissing nog op een rapport van den Dir. Postspaarbank, ginds, te willen bewerken.
B. O. W. betreffende de financieele gevolgen. De voornaamste moeielijkheden, die hier te over-
Op het aanleggen van telephonen voor eigen winnen waren, bestonden in: n het vinden van
gebruik zijn ingevolge het reeds genoemde St. een geschikt stelsel voor de plaatsing der gelden;
1883 n°. 145 dezelfde bepalingen van toepassing b het treffen eener doelmatige voorziening in de
als op het aanleggen van telegraaflijnen voor dat bezwaren die (bij het, ter juridische karakterisee-
doel. Vele vergunningen werden daartoe verleend. ring der boekjes, hier éénig aanbevelenswaardig,
W. F. Gerdes Oosterbeek. stelsel, dat van titels op naam) voortvloeien:
POSTO. Zie LARANTOEKA (Hoofdplaats). uit het gemis van een Burgerlijken Stand voor
POSTSPAARBANK. Reeds lang bestond bij de inlanders. Over de vraag of deze bezwaren
enkelen de overtuiging, dat het dringend noodza- volkomen zijn opgelost, zie A. Sassen, T. v. Ned.-
kelijk was, aan de in Ned.-Indië bestaande, zéér Indië, Jan. igoo.
beperkte gelegenheid, tot vruchtdragend beleggen De organisatie der Indische postspaarbank werd
van spaarpenningen, van Rijkswege uitbreiding te geregeld bij St. ißg7 n». 2g6, iBgB n". 274, 1899
geven. n°. 4. (Vgl. St. 1898 n°. 102); zij trad den i<="
Immers, wèl waren er ginds door het loffelijk Juli IBgB in werking, nadat haar toekomstige be-
particulier initiatief eenige niet-gouvernementeele heerder zich — onder leiding van den Directeur
spaarbanken tot stand gekomen, nl.: die te Sema- der Rijkspostspaarbank in het moederland
rang in 1853, te Batavia in 1857, te Soerabaja noodige ervaring te Amsterdam had eigen gemaakt.
— de

in 1859, te Makasser in 1876 en te Padang in Enkele der voornaamste onderdeelen van de


1879; wèl werden er, naast deze grootere insti- organisatie der nieuwe instelling laten wij hier
tuten, nog twee kleinere, beter met den naam volgen: i°. De interest, aan de inleggers uitte-
van spaarkassen te bestempelen, vooral door toe- keeren, is gesteld op 2,4%; 2°. De rentegevende
doen van Prot. zendelingen in den laatsten tijd maxima werden gebracht: a voor afzonderlijke
in 't leven geroepen, nl.: die te Modjowarno in personen, en voor collectiviteiten, niet vallende
1888, en die te Menado in 1896; maar, hoeveel onder de bij letter b aantegeven rubrieken, op
nut haar in werkingtreden ook stichtte, dat door ƒ1200; b voor vereenigingen, stichtingen en fond-
haar bestaan niet in genoegzame mate was vol- sen, van maatschappelijk of godsdienstig belang,
daan aan de behoeften ten deze, begon men in of tot onderling hulpbetoon, op ƒ2400; terwijl
steeds klimmende mate te beseffen. genoemde maxima niet gelden: voor de Regeering
In Indië zelf was het vooral de Ned.-Ind. Maatsch. van Ned.-Indië, wanneer zij zelve van de Post-
van Nijverheid en Landbouw, te Batavia (Zie o. a. spaarbank gebruik maakt, voor de belegging van
dl. XXXI, bl. 209, van haar tijdschrift), die zich onder haar berustende, aan derden toebchoorende
met warmte deze gewichtige zaak aantrok. En, .
gelden; 30 Ten aanzien der beschikbare gelden
naast die Maatschappij, mogen met volle recht werd vastgesteld, dat zij, voor zooveel mogelijk,
enkelen harer leden (vooral de hh. Jonker en Mr. in Ned.-Indië zouden rentegevend gemaakt wor-
N. P. v. d. Berg) hier meer bijzonder worden den, door: a het disconteeren van vendu-accepta-
genoemd. tiën en van Gouvcrnements wissels; b beleening
In het moederland was het voornamelijk de op onderpand, voor drie maanden of op korteren
heer Armand Sassen, die (aanvankelijk in „De termijn, van fondsen, welke als zoodanig door de
Economist", 1885—1887, en later in het Weekbl. Javasche Bank worden toegelaten, zoomede van
voor Prov., Gem.- en Waterschaps-Obligatie's"), aandeelen dier Bank; c belegging in fondsen,
de dringende noodzakelijkheid van het tot stand welke in aanmerking komen voor de belegging
komen eener Postspaarbank in Ned.-Indië, meer- van de gelden der Rijkspostspaarbank, in Neder-

o. a. ook op de goede resultaten, door instellingen,


.
malen krachtig bepleitte. Deze schrijver wees toen land; 40 Voorts is bepaald, dat, indien het niet
mogelijk blijkt, het geheele bedrag der beschik-
als de bedoelde, verkregen in Britsch-Indië, Cey- bare gelden in Ned.-Indië rentegevend te maken,
lon, Japan, de Kaapkolonie, Sierra-Leone, Canada, voor de belegging van het overschietende gedeelte
Nieuw-Zeeland, Nieuw-Zuid-Wales, Queenskvnd, door den Gouv.-Gen. de tusschenkomst wordt inge-
Victoria, Zuid-Australië en Tasmanië, en hij maakte roepen van den Min. v. Koloniën; geschiedende
tevens melding van de succursale's: a der Fran- alsdan de belegging in Nederland, volgens nog
sche Postspaarbank, i°. te Alexandrië, 2°. te nader vasttestellen regelen. In afwachting van het
.
Tanger, 30 te Constantinopel; b der Italiaansche tot stand komen daarvan, zal bedoeld gedeelte
:
Postspaarbank te Assab, Massawa, en in Tunis; worden geplaatst: a in Inschrijvingen, op een dei-
c der Japansche Postspaarbank: in Korea en in Grootboeken van de Nationale Schuld; b in be-
China. wijzen van aandeel, of in schuldbekentenissen:
Bij den geringen steun dien de zaak vond, was in de geldleeningen, die, respectievelijk, ten be-
het van groot gewicht, dat een onzer volksverte- hoeve van het Immigratiefonds, en voor produc-
genwoordigers, door eigen waarneming met Indi- tieve werken, ten laste van de kolonie Suriname
sche toestanden bekend geraakt, Mr. H. D. Le- worden uitgegeven.
vyssohn Norman, zich met volle overtuiging aan De resultaten, door de Indische Postspaarbank


de zijde der voorvechters stelde (Hand. ißgi/g2, tot dusver verkregen, mogen alles in aanmer-
bl. 168). De toenmalige minister, Mr. W. K. king genomen gunstig worden genoemd.
baron van Dedem, kennis genomen hebbende van Aan het einde der éérste dienstperiode, welke
een artikel, door Arm. Sassen, getiteld: „Over en tot afsluiting kwam (1 Juli—31 Dec. i8g8), be-
320 POSTSPAARBANK.
— POTTEN EN POTTENBAKKERIJ.

droeg het aantal in omloop zijnde spaarbankboek- ducten der hedendaagsche pottenbakkerij is zóó
jes 6114 (waarvan 2738 ten name van inlanders groot, dat 't voor de hand ligt een invoer van
en vreemde oosterlingen), terwijl het gezamenlijk eerstgenoemde voorwerpen aan te nemen, tenzij
saldo te goed der inleggers, met inbegrip der er aanleiding is om te gelooven aan eene ver-
rente, ƒ766.666,g1 beliep. Er werd aan de 123, vaardiging in den Archipel zelf, maar door vreem-
voor den spaarbankdienst opengestelde kantoren den of althans met vreemde leiding en onder
der posterijen gedurende dat tijdsbestek ingelegd vreemden invloed. Op de inlandsche pottenbak-
ƒ863.1g1,32, en terugbetaald ƒ100.208,23 (zie: kerij heeft dan deze meergevorderde kunst blijk-
het Verslag, omtrent den dienst der Postspaar- baar niet den geringsten indruk gemaakt; zij is
bank, in Ned.-Indië, over iBgB. er langs en overheen gegaan, zonder meer.
Volgens het Verslag, over ißgg, waren er, aan
het einde van dat jaar, in omloop: 17.010 spaar- In de volgende bladzijden is bijeengebracht het
bankboekjes, waarvan 7608 gesteld ten name van voornaamste uit de litteratuur over het onderwerp.
inlanders en vreemde oosterlingen. — Het saldo-
tegoed der gezamenlijke inleggers beliep (rente
Aanvangende met het westelijk gedeelte van den
Archipel, komt het. eerst aan de beurt:
inbegrepen) op dat tijdstip ƒ 2.10g.800,58.
Voor den dienst der Postspaarbank waren er
StTMATRA. — In de res. Tapanoeli neemt
het pottenbakken, dat bijna uitsluitend door vrou-
toen opengesteld: 125 hoofdkantoren en 53 hulp- wen geschiedt, eene voorname plaats in onder de
kantoren der Posterijen. takken van nijverheid. De vervaardiging geschiedt
De som der inlagen, in lßgg gedaan, bedroeg: op zóó primitieve wijze, dat het product weinig
ƒ2.404.430,85; terwijl die der terugbetalingen soliede is en ruw van maaksel, waarop alleen de

.
ƒ1.091.966,75 beliep.
Ten slotte zij hier nog vermeld, dat— zoowel
in het moederland, als in Indië, zich een streven
waterkruiken van Padang Lawas een gunstige
uitzondering maken. De gele klei wordt op een
buffelhuid door middel van een rijststamper met
openbaart, om, op deze of gene wijze, de Post- fijn zand en water vermengd. Dan vormt men de
spaarbank in 0.-lndië dienstbaar te maken aan klei tot een cylinder en snijdt daarvan met een
de bevordering van het landbouw-crediet aldaar draad uit den klapperbast kleine reepjes af om
(Zie het aangehaalde artikel van Sassen, T. v. de steentjes te kunnen verwijderen uit de grond-
Ned.-Indië, in welk artikel o. a. zijn aangeduid stof. Nu maakt men er ballen van, die ieder
de officieele stukken, betrekkelijk de Begrooting groot genoeg zijn voor één pot; deze kleiklompen
van Ned.-Indië, dienstjaar 1900, die ten deze te worden drie etmalen onder groene bladeren be-
raadplegen zijn). waard om uit te zweeten. Met behulp van een
POTAMIDES. Zie GASTEROPODEN. ronden steen en een houten, ingekorvcn plak
POTAMOPHILUS BARBATUS. Een op Bor- wordt de klomp uitgehold; met een gladde plak
neo en Sumatra voorkomende Ottermarter; de oudere doet men de in de klei geslagen ribben weder
naam is Cynogalt Beuetlii. Zie BOMPRANG. verdwijnen. De rand wordt gevormd met behulp
POTROMÈNGGALA. Jav. Zie TENGGOELI. van een rotan hoepeitje, dat als mal dienst doet.
POTTEN EN POTTENBAKKERIJ. Hetgeen Zoover gekomen moet de pot vijf uur in de scha-
de pottenbakkerskunst in den 0.-I. archipel voort- duw drogen alvorens afgewerkt te kunnen worden,
brengt is, op weinige uitzonderingen na, niet ge- d. w. z. de pot moet nog meer buik krijgen,
schikt om onze bewondering te wekken. Door vorm, alweder door kloppen, de figuurtjes moeten er
kleur of versiering munten potten noch pannen uit; op getrokken worden en hij moet drogen en in
en van een praklischen kant bezien blijken zij zoo een vuur van ilalang en bamboe bakken. Een
onsterk te zijn, dat een enkel stootje hen gemak- vrouw kan tien potten per dag maken en krijgt
kelijk doet barsten of breken. Hun leven is kort, daarvoor op de markt 30 tot 50 duiten.
maar daar zij onverglaasd gebruikt worden en bij Als bewaarplaats voor water en palmwijn ge-
de spijsbereiding de poreuze wand telkens iets van bruikt men in Silindoeng, Toba en aangrenzende
de spijzen opneemt, is de groote breekbaarheid streken aarden potten, hoedan, van gelijken
voor de gebruikers allicht niet uitsluitend nadeel. vorm als die voor het koken van spijzen worden
Schier allerwege bepaalt men zich voor dagelijkseh gebezigd. Vooral op het schiereiland Samosir en
gebruik tot het vervaardigen van pannen en pot- in Si Gaol, aan den meeroever tegenover Lagoe
ten in den eenvoudigst denkbaren vorm, zooals Boti gelegen, is de pottenbakkers-industrie van
ook ten onzent sedert eeuwen weinige en weinig beteekenis; men maakt er hoedans van verschil-
gecompliceerde stamvormen erfelijk bleven in het lende grootte, doch steeds in den gewonen prioek-
pottenbakkersbedrijf. Oost en West verschillen, vorm. In Padang Lawas bloeit de pottenbakkerij
op het glazuur na, in dit vak al heel weinig. vooral in Baroemoen Tonga en Oeloe Baroemoen,
F.cnvoud en schoonheid gingen, hier noch daar, zoomede hier en daar in het veel noordelijker
hand aan hand. Niet op deze voorwerpen is 't, gedeelte, de zoogenaamde Dolok; er wordt deug-
dat in den Archipel de kunst van modelleeren delijk en vrij sierlijk werk geleverd, dat niet
en versieren zich heeft geoefend; het broze mate- alleen in Padang Lawas gezocht is. De grondstof
riaal vond men blijkbaar ongeschikt voor het vast- is een lichtgrijze klei, die, na gedroogd te zijn,
leggen eener kunstuiting; en zoo bleef het potten- tot poeder gestampt en vervolgens gezift wordt,
bakkerswerk door allerlei tijden heen onveranderd, daarna met asch van rijstkaf in verhouding van
totdat de ongelijke strijd van Ie pot de fer et Ie
pot de terre aanving, waarin laatstgenoemde bin-
:
2 I gemengd en, onder bijvoeging van wat kiezel,
met water gekneed wordt. Het bakken geschiedt
nenkort en onbetreurd zal ten onder gaan. op den grond, met droge, gespleten bamboe en
Geheel anders is 't met hetgeen uit den ouden droog gras als brandstof. Figuren worden op den
tijd in den Archipel aanwezig bleef. Het verschil buitenwand aangebracht, vóór het bakken, met
tusschen de vaak polychrome, verglaasde schotels een ijzeren mes, zoowel naar de versiering op
en potten van eertijds, in factuur, lijn en kleur andere voorwerpen als naar vinding en smaak
iets voornaams vertegenwoordigend, en de pro- van de werkster. Van verschillende figuren voor
POTTEN EN POTTENBAKKERIJ. 321

verschillende stammen en van dezulke die stam- stroo of droge ilalang bedekt. Waterkannen wor-
teekens der bezitters voorstellen is geen Batak den op dezelfde wijze vervaardigd, doch na het
iets bekend. De gendi's zijn, naar gelang van den bakken, nog heet zijnde, met hars bestreken, waar-
vorm, onder verschillende namen bekend: taboe door al de poriën gedicht worden en de kan een
nan marlangkat, die soms een zilveren be- zwart glanzend oppervlak krijgt. De poreusheid,
legsel om den kop hebben; t. pantjaran, die de verdamping bevordert, waardoor het water
beide zonder tuit; t. sahan, met een tuit en afkoelt, gaat zoodoende verloren.
aan de tegenovergestelde zijde een looze tuit; In de afd. L Ko t a (Sumatra's Westkust) wordt
deze taboe is van boven gesloten en de vulling de pottenbakkerij voornamelijk beoefend in de
geschiedt door 8 gaatjes in den kop; een balletje larassen Goegoe en Pajabassoeng. Naast potten
van klei in de buikholte dient als schuurmiddel en pannen en ander aardewerk voor dagelijksch
bij het reinigen. De looze tuit is voor de aar- gebruik, worden daar niet onverdienstelijke water-
digheid om iemand te laten beproeven aan den kruiken (gendi's) en bloempotten vervaardigd.
verkeerden kant te schenken; t. tsewa lang- Alles geschiedt uit de hand, zonder wiel.
kat, zwart, zonder en t. na marsahan met In Palembang is Kajoe-agoeng aan de Ogan
tuit. In vroegere tijden waren in Padang Lawas de hoofdzetel dezer industrie. Bijna alle vrouwe-
zoogenaamde t. oengang in gebruik; zij worden lijke bewoners dezer doesoen zijn pottenbaksters
niet meer gemaakt en zijn heel zeldzaam; eene en de daar vervaardigde potten, pannen en vuur-
van deze soort heeft den vorm van een rhino- testen worden met prauwladingen naar de hoofd-
cerosvogel, met den staart als tuit. De gendi's stad Palembang gezonden en vandaar naar elders
van Padang Lawas worden gevormd op een rond uitgevoerd. Ook zijn de arbeidsters in staat een
pottenbakkerswiel, barombang, dat op een pen en ander volgens model te maken.
draait en waarop de vormplaat, panopaan of Op de Batoe-eilan den Lorang en Si Gata
djoegoehan (van djoegoek, zitten) komt te houden zich vele vrouwen onledig met het maken
liggen. Met de linkerhand wordt het wiel ge- van aarden potten, die te Poeloe Tello en op de
draaid terwdjl de rechter aan het voorwerp den andere eilanden te koop worden aangeboden. Uit-
gewenschten vorm geeft; de steen en de plak gevoerd wordt er bijna niet. Regel is echter dat
bij het vormen van den buik gebezigd heeten ieder zijn eigen potten maakt; er wordt eene fijne,
landasan en topa-topa; op het platte eind- gele kleisoort voor gebruikt die, meestal in een
vlak van den steel dezer plak is soms en relief uitgcholden boomstam, door menging met water
een gestyleerde bloem uitgesneden, waarmede figu- en treden met de voeten — dus, op den boom-
ren worden gedrukt op het buitenvlak der gendi's. stam na, zooals ook nog bij ons geschiedt
Het gladwrijven geschiedt met de vrucht van een tot een dikke brij wordt gekneed. Na de massa

liaan, pastee, welker sap als zeep wordt ge- gezuiverd te hebben van steentjes, wordt zij, weder
bruikt ; ook wordt wel geglansd met de bladeren door middel van de voeten, met fijn zand gemengd
van eene sampiloeloet genoemde plant. in een verhouding van 2:1; vervolgens droogt
In de Menangkabausche landen vindt men deze grondstof 15 a 30 dagen op een be-
men het pottenbakkersbedrijf o. a. in Soengei- schaduwde plaats. Met steen en plak wordt de
Pagoe; het is daar 't werk van vrouwen, die de klomp klei tot pot hervormd en dezen laat men
producten van haren arbeid naar naastbijzijnde 3 dagen in de zon drogen alvorens hem te bakken;
markten ten verkoop brengen. Uitvoer heeft niet dit laatste geschiedt door de potten, met vol-
plaats. Er zijn twee soorten van klei die voor doende tusschenruimte, bij elkander te zetten en
't pottenbakken gebezigd worden: de eene geel- brandhout er omheen te leggen en aan te steken.
achtig wit, de andere zwartgrijs; de eerste is de Na de afkoeling is de pot ten gebruike gereed;
fijnste en de daarvan gemaakte voorwerpen doen naar gelang van de grootte is de waarde 4 tot
in fijnheid voor terra cotta niet onder. Men maakt 25 cents, liet baksel is zeer broos en ten hoogste
waterkannen, vuurtesten en potten van verschil- duurt iedere pot een paar maanden. Versiering
lende grootte, met en zonder deksels. Het vormen wordt niet aangebracht. Vroeger moet het fabri-
geschiedt uit de hand. Nadat de klei met een kaat beter en mooier geweest zijn, toen er meer
zware aio e, onder toevoeging van water, is ge- zorg aan besteed werd.
stampt, wordt ze tusschen twee steenen fijngewre- Java.— In de residentie Kediri valt een
ven, waarbij men tevens de steentjes er uit ver- vooruitgang in „degelijkheid" van het pottenbak-
wijdert. Nu neemt de werkster eene hoeveelheid kerswerk niet te miskennen. Vooral in de nabij-
klei, voldoende voor het verlangde voorwerp, werkt heid der suikerfabrieken wordt het bakken van
daarin de laka of bingkai, een ring van rotan steenen, pannen en potten beoefend; dat zoo-
of lidi anau, die dient om te zorgen, dat bij doende de eigen-aard dien de voorwerpen nog
den arbeid de rand van pot of kan de vereischte hadden, grootendeels verloren ging, .is begrijpe-
wijdte behoudt, en vormt met de vingers de klei lijk. Er wordt nu ook naar voorbeelden gewerkt,
tot een ruwe kom. Dan drukt zij met de linker- een en ander afgekeken van Europeesch, Chi-
hand een ronden steen van binnen tegen den neesch of Japansch fabrikaat, versieringen aan-
potwand en klopt met een ruitvormig gekerfde gebracht volgens aanwijzing. Wat er dan langza-
plak terzelfder plaatse tegen den buitenwand, tot- merhand te voorschijn komt, kan men zich bij
dat de pot, die aanhoudend rondgedraaid wordt, benadering denken. Erg schaden doet 't in dit
den gewilden vorm en dikte heeft gekregen. Dan geval niet.
neemt zij de laka weg en plaatst den uit de hand Niet alleen op Java geschiedt dit namaken; ook
gekneden rand op den potbuik. Na in den op Sumatra, in Tapanoeli en de Pad. Bovenlanden,
wind gedroogd en met de vrucht van den damar- wordt volgens model gewerkt.
karc-boom gladgewreven te zijn is hij gereed om De bloempotten van Pesantren (afd. Kediri)
gebakken te worden, waartoe hij een paar uur zijn om de deugdelijkheid en „sierlijkheid" zeer
op een vuur van regelmatig gestapelde takken gewild; zij kosten 40, 50 cent, tot een gulden per
of bamboestokken wordt geplaatst en met padi- stuk, naar gelang van de grootte. De in gebruik
111 21
322 POTTEN EN POTTENBAKKERIJ.
zijnde werktuigen bestaan uit een draaiende schijf, De stukken die gereed zijn om gebakken te
het oeroude pottenbakkerswiel, prebot genaamd, worden, zet men op gandjel, steunsels van
dat niet als het straks te beschrijven werktuig pottenbakkersaarde, bij elkander op een hoop,
van gelijken naam, in gebruik bij de vervaardiging dekt dien toe met klei en stroo en verwekt de
van waterkruiken, uit één doch uit twee ronde warmte door het branden van bamboe-knoesten
schijven bestaat, van trenggoeloeng-houl, die en stroo. Op dien brandstapel wordt klei onvol-
boven elkander zijn geplaatst en waarvan de bo- doende gebakken, hoewel er nog heel wat brand-
venste, oentjer wèdok (vrouwelijk draaibord) stof noodig is om den warmtcgraad te verkrijgen
eenigszins grooter, op de onderste, oentjer die hier bereikt wordt.
lanang, (mannelijke schijf) draaien kan. De In de buurt van Soerabaja worden ook door
bovenste schijf, waarop nog een plat bord, dj oe- Chineezen potten en pannen gebakken, die uit
boeng, ligt, bestemd om den kleivorm te dra- een artistiek oogpunt boven het baksel der inlan-
gen, wordt gedurende den arbeid met den voet ders staan. En ook het bakken zelf geschiedt op
rondgedraaid. De klei, eerst in de zon gedroogd zorgvuldiger manier, zoodat de hoedanigheid ook
en daarna door vocht weder kneedbaar gemaakt, beter is.
wordt met de hand tot allerlei vormen verwerkt;
de wand van den pot wordt opgebouwd uit oor-
Borneo. — In Centraal Borneo aan de
Merase (boven-Mahakam) worden vierkante aarden
spronkelijk rolronde ringen van klei, verschillend schotels gemaakt 3 bij 5 dM., met opstaanden
van middellijn, afhankelijk van den vorm dien rand van 1 dM. hoogte. Men gebruikt voor deze
het voorwerp zal krijgen; met de vingers worden zware baksels lichtgrijze klei, die, gezuiverd en
deze ringen op elkander gedrukt en daarna helpen, fijn gemaakt, eerst vermengd wordt met rijstze-
om den wand uit te kloppen en tegelijk de grond- melen en daarna met water gekneed tot een vaste
stof meer vastheid te geven, een geslepen keisteen, brij; met de handen geeft men aan deze grond-
watoe of tetek en een houten plak, tatab. stof de gedaante van groote platte schotels. Zij
Met een plat ovaal van bamboe, kerik, wordt, worden in de zon gedroogd en zijn dan voor het
terwijl het voorwerp ronddraait, de buitenwand gebruik geschikt. Vocht verdragen zij niet en om
geëffend; de verdere schuring geschiedt met de ze daartegen te beschermen worden zij boven den
schaal van de Molukken-krab, LJmulus moluccantts. haard bewaard. Zij dienen om halfrijpe rijst boven
Met deze werktuigen maakt de Javaansche pot- het vuur te drogen en geschikt te maken om door
tenbakker, behalve de voorwerpen die men hem stampen ontbolsterd te worden. Zelden duren zij
laat namaken en waartoe ook de tempalong, langer dan één oogst.
een kleine bloempot behoort, de dj oen om water Op vele plaatsen is in Centraal-Borneo de pot-
te dragen; de djembangan, de gedeeltelijk in ten hakkerskunst teniet gegaan, omdat hare pro-
den grond begraven waschkuip, half zoo groot als ducten door ijzeren pannen werden verdrongen;
de gentong (0.-Java) of genoek (W.-Java) de zoo bij de Kajans aan de Bloeöe. De Ma Soelings
dikbuikige waterton; de tjobek, 't sambel-wrijf- die als de pottenbakkers onder de Mahakam-
bord; de gendi of lantingan, de schenk- Bahau's golden, maken sedert menschenheugenis
kan; de kendil, een rijstpot; de kenaron, geen kookpotjes meer. Nog kort geleden hield
de groote rijstkom, de koewali of koewang- de kleine stam der Oema Tepai er zich mede
soel, de kookpot, met of zonder kebeb, dek- bezig, maar hij verhuisde naar een plaats waar
sel; de keren of dingkliq, het komfoor; de geen goede klei aanwezig is en toen hield het
paso, de pot voor water, met wijd uitstaanden pottenbakken op. Blijkens de oude, thans veelal
rand; de tjletis, iets kleiner dan de paso; de door rook zwart geworden en gescheurde kook-
mendangan van ongeveer denzelfden vorm als potjes, die nog op verschillende plaatsen aan de
de paso, maar kleiner dan de tjletis; de djo- Mahakam gevonden worden, was het pottenbakken
rongan of draineerbuis; de djabong of buis in die streken vroeger vrij algemeen.
voor putten; de tjelengan, het spaarvarken; Die van de Kenja aan de Mendalam en de
de pedoepan, 't wierookpotje en de tente- Oema Tepai aan de Mahakam werden op dezelfde
ngan of het opengewerkte lantaarntje dat bij wijze gemaakt als de bovengenoemde schotels,
feesten wordt gebruikt. maar om ze geschikt te maken voor het koken
Het district Trenggalek in de res. Kediri heeft van water, werd het in de zon gedroogde voor-
eenige vermaardheid gekregen door zijn aarde- werp bepoederd met fijngestootcn damar en in
werk, meer bepaaldelijk de gendi's, die in velerlei een groot vuur gehangen, waardoor de hars ge-
vorm en afmeting ter markt worden gebracht. De deeltelijk verbrand, gedeeltelijk gesmolten in den
arbeid wordt doorgaans door vrouwen verricht; poreuzen pot drong. Na bekoeling behandelde
het pottenbakkerswiel draait heen en terug door men de binncnvlaktc evenzoo. Lang in water
middel van een touw van loel oe p (bastvezel liggen kon de pot ook daarna niet goed verdra-
van den waroeboom), dat om den spil, lengen- gen. Hoewel ook slechts met de hand gevormd
an, van het wiel is geslagen en aan het uit- zien de potjes der Kenja er veel beter afgewerkt
einde van een veerkrachtige bamboe-lat, wale- uit dan die van de boven-Mahakam, die dikker
san, is bevestigd; met den linkervoet wordt dit van wand en plomper van vorm zijn. Onder de
werktuig in beweging gebracht, door te trappen stammen aan de boven-Kajan moeten groote vaten
tegen een aan het andere uiteinde van het touw van 4 dM. middellijn op dezelfde wijze vervaar-
bevestigde lat, pantjallan. De vervaardiging digd worden; daar ze voor langere tochten te
der gendi's geschiedt op de boven omschreven breekbaar zijn, nemen de Kenja ze niet mede op
wijze, voor de bloempotten en pannen in gebruik. reis naar de Mahakam, maar wel de kleine potjes
De eenige versiering in kleur die de Javaan om rijst in te koken. Sommige worden in een
op zijn pottenbakkerswerk aanbrengt, is een orna- omhulsel van matwerk bewaard, andere hebben
ment van roode bloemen, op de voorwerpen ge- een omvlechtscl van rotan en de mccslc onder
teekend met de verfstof uit de watoe poeroe, den uitgcstulpten rand een ring van rotan en een
eene donkcrkleurige steensoort. daaraan vastgemaakt handvat. Versiering ontbreekt.
POTTEN EN POTTENBAKKERIJ. 323

De mooiste exemplaren van de zoogenaamde hoofdstad in vroeger eeuwen eene belangrijke


martavanen vindt men bij de Dajaks van handelsplaats, maar is thans als zoodanig door
Borneo. Het zijn potten die veel overeenkomst het naburige Maulmain geheel in de schaduw
hebben met groote Kculsche potten, behalve dat gesteld. Reeds Ibn Batoeta (± 1350) en Barbosa
de opening nauwer en de buik wijder is; zij (1516) spreken uitdrukkelijk van Martavancn,
hebben 6 of 8 staande ooren, zijn meestal geel- de laatste met vermelding van „Martabam" als
bruin van kleur, van binnen en van buiten ver- stad van vervaardiging; vgl. Yule and Burnell,
glaasd en kenbaar aan mooi-dekoratieve slangen Hobson-Jobson, London 1886, i. v. „Marta-
en leguanen, ka wok, die in eenigszins verheven bans", en de reeks getuigenissen daar. Valentijn
werk den dikken buik omgeven, en „bij de fijnere (1726) spreekt van Siamsche potten en dit is
soorten van binnen uit, terwijl de klei nog nat juist, daar Martaban, thans aan Siam grenzende,
was, zijn uitgedrukt, en bij de mindere soorten er oudtijds toe behoorde; zoomede van marta-
er van buiten tegen zijn geplakt". Naar grootte, vancn, die alleen in Martavan en Taway wor-
vorm en versiering worden zij in door verschil- den gekocht. Reeds eerder sprak P. van der Burg
lende namen aangeduide soorten verdeeld en iedere in gelijken geest van „de Potten, die van Marta-
soort heeft mannelijke en vrouwelijke exemplaren. vaan en Taway alleen komen" (Curieuse Beschrij-
Schwaner vermeldt 8 soorten, Perelaer 12, Gra- ving enz., Rotterdam 1677, bl. 121). Moeten we
bowsky geeft beschrijvingen en afbeeldingen van nu onderstellen dat de martavanen op Borneo
18 soorten. De prijs loopt van ƒ8 tot ƒ3OOO uitsluitend van Martaban herkomstig zijn? Zeker
per stuk en sommige zijn tot geen prijs te koop; heeft er eenmaal tusschen de volken langs de Ira-
aan het hoofd Landau te Njabau zou voor de waddi en de bevolking van westelijk Insulinde een
martavaan Soerat Lekijan geheeten, een zeer oud druk verkeer plaats gehad en A. B. Meyer herinnert
erfstuk, te vergeefs 8000 dollars zijn geboden. daaraan, waar hij van de martavanen spreekt,
De neiging der Dajaks naar het bezit van een echter zonder bepaaldelijk te zeggen dat Borneo
of meer oude en kostbare martavanen is zeer de potten uit Achter-Indië betrok. Rouffaer meent
groot, hun gansche doen en streven is op dat dat het mogelijk is, dat een goed deel van deze
bezit gericht, omdat deze potten als heilig be- nu heilige vaten, zij het dan onder Chineeschen
schouwd en vereerd worden, als erfstukken door invloed (een Chineesche kolonie was gevestigd
vele geslachten geschat werden, als pronkstukken van Broenei tot Kma Batangan), vervaardigd zijn
dienen welke tevens den eigenaar aanzien, geluk op Borneo zelf en wel in de kota Broenei, waai-
en zegen geven, ziekten afwenden en booze gees- de Spanjaarden bij hunne eerste komst in 1521
ten verdrijven, bij ceremoniën onmisbaar geacht, een zeldzame beschaving en o. a. porcelein-fabri-
tot sprekende orakels verheven en als bezielde katie beschreven. Hij acht het niet onmogelijk dat
voorwerpen, waaraan men offert, geëerbiedigd de Pegoeancn, van wier komst op Borneo bepaalde
worden. Aan het water dat er in bewaard wordt, overleveringen bestaan, de pottenbakkerskunst uit
kent men heilzame kracht toe, en vaak worden het Martabansche naar Broenei hebben overge-
er de karohai in bewaard, die eerst gediend heb- bracht en dat deze daar onder Chineeschen in-
ben den tegenwoordigen bezitter aan een djawet vloed is geraakt, zoo voortbrengende de thans
te helpen. Én niet alleen de ongeschonden exem- nog onder de Dajaks hooggeëerde en verschillend
plaren van een goed merk hebben groote waarde, benoemde potten. Naast deze oude en dure exem-
ook gebarsten en door vlechtwerk bijeengehou- plaren schijnen er thans moderner Japansche en
den potten worden soms nog met duizend gulden Chineesche namaaksels in den handel te zijn, die
betaald en ook de scherven hebben nog waarde. de Dajak, blijkens den prijs van enkele guldens
Het krammen van gebroken potten is een afzon- welken hij er voor besteedt, zeer wel van de
derlijk vak, dat goed betaald wordt. De reden echte weet te onderscheiden. Dezulken komen
van den schier fabelachtigen prijs dien de Dajaks ook voor op Java en op andere eilanden van den
voor de echte martavanen der zeldzame soorten Archipel, tempajans tot bijna een meter hoog,
betalen, is de overtuiging dat zij een boyenna- meestal onversierd en dan gewoonlijk groen, maar
tuurlijken oorsprong hebben, het werk zijn van soms met opgelegde ornamenten, aan het plan-
geesten. Wellicht heeft het feit dat de herkomst tenrijk ontleend. Echte oude potten — met de
der martavanen niet met juistheid bekend is, al eigenaardige dierfiguren — kan men ook op Java
evenmin als die der bronzen „keteltrommen", de bepaaldelijk bij Chineezen op de hoofdplaatsen,
Dajaks doen genoegen nemen met het altijd zeer ontmoeten. In verscheidene streken van Soemba
gemakkelijke geloof aan een daad der alles ver- zijn scherven van martavanen gevonden; wellicht
mogende en dus ook potten kunnende bakken werd het vaatwerk er gebracht door Chineezen,
geniën. Is dus de vereering der tempajan's een die nog tot in de eerste helft der 19= eeuw slaven
zuiver fetistische, oorspronkelijk moeten zij als kwamen halen op Soemba, misschien ook door
mediums bij de vereering der afgestorvenen ge- Bimanccsche of Makassaarsche slavenhandelaars
diend hebben en vóór dien tijd zullen zij derhalve en zeeroovers.
ook reliekhouders zijn geweest. Werkelijk blijkt, Behalve de eigenlijke martavanen heeft Borneo
dat de martavancn hebben gediend als bewaar- nog een trouwens veel kleiner aantal andere pot-
plaatsen van de asch van verbrande lijken, als ten uit den ouden tijd afkomstig opgeleverd (af-
urnen voor schedels en gebeente van familieleden. gebeeld bij Meyer) die het in vorm zeker van
En bij de Moealang- en Sekadan-Dajaks dienen ze de martavanen winnen en in versiering voor dezen
daartoe nog. niet onderdoen. Zij zijn van verglaasd aardewerk
Dat de martavanen oorspronkelijk uit Marta- (ten onrechte betwijfelt Meyer of er niet porse-
ban stammen en aan dat landschap, thans deel leinen onder zijn) soms in verschillende kleuren,
uitmakende van de Britsche provincie Tenasse- en met figuren in vlak relief. Zij kunnen even
rim, hun naam ontleencn, wordt door niemand goed uit een bakkerij van aardewerk in Kota
in twijfel getrokken. Van dit Martaban was de Broenei afkomstig zijn — hoewel Pigafetta alleen
gelijknamige aan de golf van Martaban gelegen over porcelein-fabrikatic spreekt
— als de niar-
324 POTTEN EN POTTENBAKKERIJ.

tavanen. In vorm en versiering laten zij alles ver de Alfoer eiken nieuwen pot eerst bezielen, want
achter zich wat heden ten dage in den Archipel wanneer de ziel in den pot wordt opgenomen zal
gemaakt wordt. En evenver staat van het laatst- hij sterker zijn. In den nieuwen pot wordt houts-
genoemde product eener nooit aan hare kinds- kool gelegd en daarna wordt hij ledig en schoon
heid ontgroeide industrie, het meeste aardewerk te vuur gezet en wanneer hij warm geworden is
uit vroeger tijd dat op de andere eilanden is strijkt men met een hakmes driemaal over den
teruggevonden, de borden, kommen, schotels, urnen rand, daarbij van i tot 3 tellende; vervolgens
en potten van Java, Sumatra, Flores, Saleyer, Ce- strijkt men met den voetzool drie malen langs den
lebes, Ceram, oudtijds Banda, de Kei-eilanden, buitenkant, van den bodem af. Is er een groente-
en de Philippijnen. Naar de herkomst van deze soort, longoeroe geheeten (in de Minahasa
voorwerpen kan men voorloopig slechts gissen. sajoer gedi) bij de hand, dan zijn die strij-
Betrekkelijk zeldzaam als de vondsten zijn, ligt — kingen overbodig, want het koken van die groente
óók volgens historische aanduidingen — de onder-
stelling voor de hand, dat deze utensilia niet de
in den nieuwen pot wijdt hem in; dit inwijden
heet mompanahi. De beteekenis van de cere-
producten zijn van lokale industriën, maar nu en monie is: de ziel van den pot moet aan het vuur
dan medegebracht werden van elders, van een gewend worden, want als de ziel wegloopt valt
land waar men — zij 't niet in de volmaaktheid
de kunst van het verglazen verstond, die thans
— de pot in stukken. De bolle bodem van den pot
maakt 't noodig hem op een voetstuk van ge-
in den Archipel onbekend is, wanneer men het vlochten rotan te zetten, komvormig van boven;
bestrijken met hars niet met het aanbrengen van dit voorwerp heet okota. Gebroken of gebarsten
glazuur gelijk stelt. potten worden op de stookplaats gebruikt in
Celebes.— In Midden-Celebes is de kunst
van pottenbakken algemeen verspreid. In Saoesoe,
plaats van steenen en wel drie bij elkander, met
de opening naar beneden; op de driebolle bodems
in Todjo (vooral bij den stam Toraoe), in Oendae rust de pot waarin gekookt wordt; zulk een stel
(te Peladia) en in Pebato (te Tainoengkoe) en potten die als komfoor dienen heet tondi. Be-
verder om en bij de meren Matauna en Tewoeti halve de gewone kookpotten, maakt men nog
(Tomatana, Tokiwadoe) vindt men pottenbakkers. aarden kommen of bakken, met hoogen rand,
De klei die men in het Pososchc gebruikt, wordt katowangi genaamd. Bij tijden gaan de pot-
op een paar voet diepte gevonden en is zwart tenbakkers hun waar aan andere stammen ver-
(tana maeta = zwarte aarde). Te Tainoengkoe in koopen; vier of vijf potten worden dan op elkan-
het land der Topebato graaft men gele klei. De der gezet en tusschen bamboe latten geklemd,
Alfoer stampt de klei in een rijstblok, onder toe- waarna zij de vrachtjes met draagbanden over den
voeging van een weinig water, later van rijstekaf schouder hangen (mekojo). De Poso-rivier vaart
en eindelijk, nadat het mengsel uit 't blok is ge- men op met prauwen volgeladen met deze pot-
nomen, wordt er zand door gekneed. Om een ten ; de gewone prijs van een kleinen, eenper-
pot van gemiddelde grootte te maken neemt hij soons rijstpot is 10 duiten; de grootste soort,
een kluit klei iets grooter dan een mannenvuist, beko geheeten, kost 60 duiten; meestal echter
legt die op een plankje en draait er eerst een ruilt men de potten tegen rijst. Hier en daar zijn
cylinder van; tusschen deze en 't door water be- ook aangevoerde ijzeren potten in gebruik, maar
vochtigde plankje wordt een blad gelegd, zoodat rijst er in koken wil men niet, uit vrees dat de
de klomp klei gemakkelijk kan draaien. Vervol- rijstoogst zou mislukken.
gens steekt hij met twee vingers van de rechter- Ook in de Minahasa (te Remboken, Bantih en
hand een gat in het bovenvlak en draait met de zeker ook elders) worden op de boven omschre-
linkerhand de klomp rond totdat de opening zoo ven wijze potten gemaakt, maar algemeen, zooals
groot als een vuist is; al draaiende wordt er een vroeger, is de pottenbakkcrij in de Minahasa niet
opstaande rand aan gefatsoeneerd en de buik ver- meer. In Gorontalo wordt de gebezigde aarde
wijd; dan wordt de binnenwand afgeschrapt met gehaald uit de bergen die langs de Bocht van
een schelp en na deze bewerking moet de pot Tomini loopen; twee soorten, een zwarte en een
wat drogen. Daarna wordt de wand verder uitge- roode aarde, worden dooreengemengd en met water
klopt met een houten hamertje, beter: gegroefd tot klei gekneed, zonder dat ze vooraf in een
plakje, waarbij een terzelfder plaatse tegen den rijstblok worden gestampt. Een paar personen in
binnenwand gedrukte ronde steen belet dat men deze assistent-residentie kunnen, naar een model,
den wand inslaat. Sommige potten maakt men eenvoudige bloempotten vervaardigen, die tegen
glad van buiten; bij andere laat men de indriik- ƒ4 per dozijn worden uitgevoerd; ook hiervan
sels der groeven van het plakje staan; dit heet geschiedt de vorming uit de hand.
ndarando. De potten worden nu in een kring De plank waarop de klei wordt rondgedraaid,
te drogen gezet en in 't midden wordt een groot heet lilitode, de schelp tinggi en het plakje
vuur aangelegd dat zijne warmte naar alle kanten pepelo. Te Remboken zet men de potten tus-
uitstraalt; achtereenvolgens draait men de potten schen twee lagen gaba-gaba en steekt die in
om, zoodat de geheele oppervlakte geblakerd wordt. brand om de potten te doen bakken. Alleen
De Toraoe-Alfoeren hebben de gewoonte hunne potten en pannen voor huiselijk gebruik worden
potten terwijl deze nog gloeiend zijn, met hars hier gemaakt; het werk wordt uitsluitend door
te bestrijken, om ze sterker te maken, wat niet vrouwen gedaan, behalve het fijnstampen der ge-
als een deugdelijk middel is aan te nemen, omdat droogde klei.
bij het eerste te vuur zetten de harslaag er af Het bondgenootschappelijk rijk Gowa heeft
smelt. Maar de glans van die potten reeds maakt pottenbakkerijen in Djipang, vanwaar gewone
ze meer waard dan die van Saoesoe en andere potten, kleine eenvoudige gendi's en vuurtesten,
streken, waar het bestrijken met hars achterwege dapoer, naar Makasser, Djongaja en elders wor-
blijft. De potten der Alfoeren zijn broos; bij den den vervoerd.
minsten stoot barsten of breken zij. Om dit euvel Van Flor es zijn uit de kampong Langga in
weg te nemen, althans er naar te trachten, zal het Rokka-gcbied potten bekend van grove, roode
POTTEN EN POTTENBAKKERIJ. 325

leem; en uit Sikka schotels op voet met aardige, verricht, het verzamelen van 't brandhout, dat
diep ingesneden versieringen, producten van de door kinderen wordt gedaan, en den prijs der
Lio's of Lioneezen, de bergstammen, in de buurt hars mede, dan kan de verdienste op één dag
van Maumeri. Kleine potjes van fijne klei, op worden geraamd op 15 a 20 cent. Een gendi
een draaischijf gevormd en verglaasd, werden, in kost ongeveer 16 cent; een zeer eenvoudige bloem-
dezelfde streek, oudtijds vervaardigd en enkele pot wordt te Ambon voor 25 cent en een groote,
exemplaren zijn daarvan nog over; zij dienden met figuren en voetstuk voor ongeveer ƒ2,50
om amuletten en geneesmiddelen te bewaren, die verkocht.
men in oorlogstijd met zich voerde als bescher- Eenige vermaardheid om zijn pottenbakkerswerk
mende middelen. geniet het eilandje Mare (zie aldaar), ook onder
Op Soemba vindt men de pottenbakkerijen den naam Pottenhakkers-eiland bekend en gelegen
alléén daar waar geschikte klei in overvloed is, ten zuiden van Tidore en ten westen van Gilolo;
hoofdzakelijk in het westen (Memboro) en in de het wordt door Tidoreezen bewoond. De naam Mare
nabijheid van Waingapoe en van Waimbidi, een beteekent in het Ternataansch en Tidorccsch
dorp in het binnenland van Oost-Soemba. De steen en van de aldaar aanwezige klei worden
potten, voor het koken van maïs gebruikt, heb- de potten en pannen vervaardigd, die, naar den
ben den gewonen prioek-vorm, zijn bruinrood, vorm, in sempé, balangan, kleine tampa-
de kleur van de klei, en soms met ingekraste jan en sagoe-oventjes onderscheiden, over de ge-
figuren versierd. Uitsluitend vrouwen beoefenen heele residentie in gebruik en zeer gezocht zijn.
dit handwerk. De klei is in de grootste hoeveelheid voorhanden
Molukken. — Oudtijds bestond er op Banda
en omliggende eilanden een zeer belangrijke pot-
op een heuvel aan de z.w.zijde, door zijn grillige
gedaante het kenmerk dragende van bij eene
tenbakkerij, waarvan nog Valentijn (1726) getuigt, eruptie als 't ware te zijn afgehouwen. Zij is geel
doch welke allengs — deels ook door Coen's van kleur en wordt vóór het bakken bestreken
hardhandige middelen — verdreven was naar
andere afgelegener eilandengroepen, en zoo waar-
met een dunne laag roode aarde, die van llal-
mahera niet ver van de Woda-eilanden wordt ge-
schijnlijk geboorte heeft gegeven aan de nog haald; men mengt de klei met water, tot het
krachtig levende, zeer artistieke, zeer merkwaardige deeg geschikt is voor kneding, maakt den vorm
potten-iiulttstrie der K e i-eilanden, waarover zoo met de handen en klopt dien zachtjes met een
Mraks meer. — In de residentie Ambon is
Ouio, een negorij op Saparoea, een der Oeliasers,
stuk hout, om daarna de buitenzijde met een
steen glad te wrijven. De aldus vervaardigde pot-
de voornaamste plaats waar potten, pannen, water- ten worden nu in eenige cirkelvormige rijen ge-
kruiken en bloempotten worden vervaardigd, poso plaatst en gedurende een paar dagen aan de
uren o. Het werk wordt bijna uitsluitend door inwerking der zonnehitte blootgesteld; bij heel
vrouwen verricht. De uitgegraven klei, umel warm weder stapelt men in de tusschenruimte
beliling, wordt in de zon gedroogd, fijn ge- droog hout opeen, dat wordt aangestoken en waar-
stampt, gezuiverd, in water geweekt en met fijn van de heete rook de stevigheid zou bevorderen;
gezeefd zand, lasano, tot klompen gekneed. Van enkele worden hierdoor zwart, andere niet. Vóór
de aldus bereide grondstof worden ringen gefat- het gebruik wrijft men de pan of den pot met
soeneerd van verschillende grootte en deze der- de stengels van Agati grandifiora om het spoe-
wijze op elkander gelegd, dat zij gezamenlijk ten dige barsten te voorkomen. Het zijn alleen vrou-
ruwe den vorm van het te maken voorwerp aan- wen en kinderen, die zich met dezen arbeid be-
nemen ; door drukking doet men ze aan elkander zighouden.
verbinden, houdt met de eene hand een gladden, In welk opzicht de op dit Pottenbakkerseiland
eenigszins ronden steen tegen de binnenzijde en vervaardigde potten en pannen uitmunten, wat
klopt met een plat, licht stuk hout tegen de bui- de producten dezer industrie gezocht doet zijn
tenzijde, om de wanden overal even dik en glad door de geheele residentie, blijkt uit bovenstaande
te maken. Vervolgens wordt de buitenwand met beschrijving niet. Waarschijnlijk is de klei van
een scherf van aardewerk afgeschrapt en rood zoo superieure soort, dat zelfs bij deze hoogst
gekleurd met de kasoemba këling, de ga- gebrekkige fabrikatie nog redelijk deugdzame voor-
loega. De voorwerpen worden dan op een luch- werpen worden verkregen. Op welke wijze het
tige plaats buiten de zon te drogen gezet en later bestrijken met plantcnstengels (elders staat met
gebakken, 30 of 40 stuks tegelijk, door er hout het sap van de plantcnstengels) na het bakken
onder te leggen, er omheen en er bovenop, en 't spoedige bersten kan voorkomen, is evenmin
den stapel in brand te steken. Als de potten duidelijk.
doorbakken en nog heet zijn, worden ze met ge- Op Boeano ten w. van Ceram vereert de be-
smolten hars van buiten en van binnen bestreken. volking potjes of urnen, boeli boeli, die, naai-
Deze arbeid gaat eenigszins fabriekmatig; de den vorm, in mannelijke en vrouwelijke onder-
4 of 5 vrouwen zitten op een rij gehurkt, ieder scheiden en in afzonderlijke huisjes bewaard wor-
met een plankje voor zich. Eén kneedt de klei den. Zij hecten bezield te zijn en worden als me-
en vermengt ze met zand, een tweede maakt er diums gebruikt tusschen levenden en overledenen.
de ringen van, die een derde op elkander legt, Key-Eilanden. Op deze eilanden is het artis-
een vierde vormt het voorwerp door kloppen en tieke in het pottenbakkers-bedrijf tot op een
een vijfde polijst en verft het. Het product is hoogte gekomen, die het misschien nergens in
niet sterk; de grootere bloempotten b. v. kunnen den Archipel heeft bereikt. Op Laag-Key wordt
niet lang mede, want de zwaarte van aarde en uit goede klei, in de buurt van Doelah gevon-
plant doet ze spoedig barsten; beter houden ze den, uitsluitend door vrouwen pottenbakkerswerk
zich wanneer men ze nog eens overbakt. Wat gemaakt, waarvan vorm en versiering valt te roe-
met dezen arbeid verdiend wordt, valt niet nauw- men, nl. drinknappen, trekpotten, koelkruiken,
keurig op te geven; rekent men het uitgraven tabakspotten, sago-oventjes enz. De bewerking is
van de grondstof, dat meest door mannen wordt de gewone, met plak en steen; vóór de klei ge-
326 POTTEN EN POTTENBAKKERIJ. — PRADJEKAN.

heel droog is, worden symmetrische figuren, tak- de plak. lets bijzonders valt omtrent het vormen,
ken, golflijnen, cirkels, zeesterren, schaakbord- drogen en bakken niet op te merken. Alleen
vakjes, geheel uit de hand, met een stukje bamboe wordt de gebakken pot met een aftreksel van
in het oppervlak gegrift of en relief er op runboom-bast bestreken, dat er een rooile kleur
aangebracht; na het bakken worden de figuren aan geeft en daarna nogmaals korten tijd aan het
op ruwe wijze beschilderd met een bruinroode vuur blootgesteld. De meeste pottenbaksters heb-
oker, waardoor de kunstig geteekende figuren veel ben haar eigen fabrieksmerk, dat zij in de potten
van hare zuivere omtrekken verliezen. krassen.
Van Banda Eli op Hoog-Key zijn een aantal Litteratuur: P. J. Veth, Bornco's Westerafdee-
voorwerpen bekend met figuren in witte kalk, ling, 1854, I bl. 171, II bl. 262; C. Kater, Iets
soms afwisselend met figuren in rood. over de bij de Dajaks in de W.afd. van Borneo
„Uit lang vervlogen" tijden zijn van de Key- zoo gezochte tempajans of tadjau's (T. Bat. Gen.
eilanden afkomstig zeer fraai met uitgestoken XVI, 1867, bl. 438 en 4 pi.); O. Finsch,Tópfcrei
figuren versierde waterkruiken, die tegenwoordig in Neu-Guinea (Verh. d. Berl. Ges. f. Anthrop.
aldaar niet meer gemaakt zouden kunnen worden. 1882, bl. 574); A. L. Van Hasselt, Volksbeschr.
Op Tajando, een eilandje ten W. van de Key- van Midden-Sumatra, 1882, bl. 406, pi. LXXI,
cilanden worden de potten, wanneer ze gereed 1.XXI1, XCIV, CVII; G. A. Wilken, Het ani-
zijn om gebakken te worden, met zeewater over- misme bij de volken van den Ind. archipel (Ind.
goten „waardoor het zout dat in de poriën dringt Gids VI, 2, 1884, bl. 73); A. B. Meyer, Alter-
een soort glazuur aan het vaatwerk mededeelt". thiimer a. d. O.-I. Arch., 1884, bl. 7, pi. 11 —14;
Dat men deze „bewerking het verglazen" zou F. S. Grabowsky, Ueber die „djawets" oder hei-
kunnen noemen, is voor tegenspraak vatbaar. ligen Töpfe der Oloh ngadu (Dajaken) von S. O.
Voorts is mede op dit eiland gebruikelijk (wat Borneo (Zeitschr. f. Ethnol. XVII, 1885, bl. 121
men ook in sommige streken van Nieuw-Guinea en pi. VII); J. G. F. Riedel, De sluik- en kroes-
vindt) dat de vervaardigster haar teeken bij wijze harige rassen, enz., 1886, bl. 65; G. A. Wilken,
van fabrieksmerk op elk door haar gemaakt voor- Iets over de schcdclvcreering bij de volken van
werp krast, een ster, een klaverblad e. d. den Ind. archipel (liijdr. Kon. Inst. 5° volgreeks
Nieuw-Guinea. Overal wordt In N.-Guinea de IV, 1889, bl. 122); F. S. A. De Clcrcq, liijdr.
pottenbakkerij sporadisch beoefend. Er zijn ook t. d. kennis der res. Ternate, 1890, bl. 76;
plaatsen waar potten en pannen niet gebakken, M. Weber, Ethnogr. Notizen über Flores und
maar ook niet gebruikt worden, zooals op Kiwaï Celebcs (Supplem. zu Bd. III Int. Arch. f. Eth-
in de monding van de Fly-rivier, waar de inboor- nogr. 1890); A. L. Van Hasselt, Aanteek. omtr.
lingen noch aarden potten, noch houten bakken, de pottenbakkerij in de res. Tapanoeli (Int. Arch.
maar schelpen gebruiken. Behalve potten worden f. Ethn. VI, 1893, bl. 41, pi. IV); Ibid., De ml.
veel sago-oventjes gemaakt. Meestal wordt op kunstnijverheid in de res. Palembang (T. v. N.
iedere plaats waar het bedrijf wordt beoefend een en L. in N.-L, XLVII, 1893); De Clercq en
uitsluitend aan die plaats eigen vorm gevolgd en Schmeltz, Ethnogr. Bcschrijv. v. d. West- en
worden vandaar uit de producten door den inter- Noordkust van Ned. N.-Guinca, 1893 (en de lit-
insulaircn handel naar soms veraf wonende stam- teratuur-opgaaf aldaar bl. 60); Versl. v. d. wet.
men verspreid. Te Doré worden potten gebakken opnem. en onderzoek, op de Key-eil. gedurende
en hoogstwaarschijnlijk is het bij Wallace-Veth. 1889 en '90, 1893; J. Kluiver, De inl. kunst-
Insulindc 11, bl. 354 afgebeelde pottenbakkers- nijverheid in de Minahasa (T. v. N. en L. in
werktuig eer een plak voor het uitkloppen van N.-L, XLVIII, 1894); Van Hoëvell, id. in de
den kleivorm, dan een spatel om de klei om te ass.-res. Gorontalo (ibid.); J. II. J. Laats, id. in
werken, door welk gebruik 't fraaie ornament spoe- de res. Amboina, Menado en Ternate (ib. XI,IX,
dig verdwenen zou zijn. In de Maccluergolf wordt 1894, bl. 59); Wittenrood, id. in de res. Kcdiri
voor de bewerking van pannen geschikte klei (ibid. bl. 77, fig. 67 en 68); H. J. Monod de
aangetroffen achter Sekar en 't tot Argoenoeng Froideville, id. in de afd. 50 Kotla's (ibid.); A. L.
behoorende deel van den vasten wal van N.-Guinea. Van Hasselt, id. in de res. Tapanoclie (ibid.);
In Wandamen (W. Gcelvink-baai) vindt men de C. H. Hall, id. op de Batoc-eilanden (ibid.); Ten
beste kleiaarde achter Rosjé. Oostelijker is Tanah Kate, Verslag eencr reis in de Timorgroep (T.
Merah de streek die de eilanden van den vasten Aardr. Gen. 2« serie XI, 1894, bl. 571); Ten
wal van aardewerk voorziet; van zee uit zijn in Kate, Beitr. zur Ethnographie der Timorgruppe
het lage kustgebergte overal roode plekken zicht- (Int. Arch. f. Ethn. VII, 1894, bl. 242); Jacobsen,
baar, waar de grond wordt uitgegraven tot het Reise in die Inselwelt des Banda-Meeres, 1896; Alb.
bakken van potten en tempajans. Vrij algemeen C. Kruijt, Een en ander aangaande het geestel.
is dit in N. en W. Nieuw-Guinea het werk dei- en maatsch. leven van den Poso-Alfoer (Med. Ned.
vrouwen. In sommige streken (Japen o. a.) wor- Zend.gen. XLI, 1897, bl. 23, pi. 2/'); L. C.
den de potten boven een zacht vuur langzaam Westenek, De Moealang- en Sekadan-Dajaks (T.
verwarmd en dan met een dun laagje hars be- Bat. Gen. dl. 39, 1897, bl. 314); Dr. A. W.
streken. Dat deze bewerking geen equivalent is Nicuwenhuis, In Centraal-Borneo, 1900, II (zie
voor verglazen, behoeft geen betoog; indien de register), pi. 84 en 85; J. E. Jasper, De potten-
pot alleen dient om water te bewaren kan de bakkerskunst der Javanen (Eigen Haard, 1900);
harslaag langen tijd standhouden. J. J. K. Enthoven, Bijdr. t. d. geogr. v. Borneo's
Hetgeen Finsch van de pottenbakkerij in Nieuw- W.afd. I« st. 1901, bl. 63, 69.
Guinea mededeelt, betreft hoofdzakelijk de Zuid- POTVISCH. Zie CACHELOT.
oostkust en dus niet het tot Ned.-Indië behoorend PRADATA. Benaming voor verschillende recht-
deel. Anoeapata in de Moresby-haven is de voor- banken in de Vorstenlanden op Java. Zie RECHTS-
name plaats van deze industrie; de grondstof is WEZEN.
een mengsel van klei en zand en de werktuigen PRADJEKAN. District van de contróle-afdee-
bij den arbeid gebruikt zijn alweder de steen en ling, het regentschap en de afdeeling Panarockan,
PRADJEKAN. — PRAMBANAN-TEMPEI.S. 327

residentie Besoeki; met eene oppervlakte van engeren zin, ook de Lara Djonggrang-tempels ge-
42.104.56 hectaren. Het district telt 34 desa's. heeten, valt hier nog een en ander mede te deden.
PRADJOERIT. Jav. Krijgsman, strijder. Meer Vooraf zij gezegd, dat Groneman zich sterk verzet
speciaal werden onder dien naam een soort politic- tegen den naam tjandi Lara Djonggrang, dien hij
soldaten verstaan, die in verschillende gewesten even onjuist noemt als de opvatting der Javanen,
van Java uit 's lands kas onderhouden, als mili- die in het Doerga-beeld de dochter van hun legen-
tairen uitgerust en geoefend werden, in eigen dairen Ratoe Bïika zien. Hij spreekt van de Pram-
kazernes woonden en in tijd van nood bij het banan-tenipelgroep, maar gebruikt zoodoende den
leger gevoegd konden worden. In gewone tijden naam dien reeds de geheele verzameling tempels
waren zij bestemd voor politic-diensten, zooals op de Prambanan-viakte heeft. Zoolang de zooge-
het transporteeren van gevangenen, hel bewaken naamde Nachtwacht van Remhrandt haar naam
van gebouwen, enz.; zij werden door de regen- behoudt, kan de Lara Djonggrang-groep ook den
ten voltallig gehouden en stonden onder het opper- haren behouden.
gezag van den resident (zie Reglement St. 1849 Van alle Hindoe-tempels van Java hebben de
n». 29). Sedert 1871 (St. n». 12) stonden zij niet tjandi's die over de Prambanan-vlakte verspreid
meer onder inlandsche officieren, maar werd het zijn ook in vroeger tijd 't meest de aandacht der
bevel over elk detachement door een Europeesch Europeanen getrokken. De oudste beschrijving is
onderofficier gevoerd. Bij St. 1897 n°. 65 zijn de die van den onderkoopman en fiskaal van Sema-
korpsen pradjoerits opgeheven. Reeds Van Over- rang, Lons, die in 1733 over de bouwvallen schreef.
stratcn richtte korpsen pradjoerits in Java's N.0.- Van Imhoff maakte er gewag van in 1746 en
--kust op, die een soort van landmilitie vormden. vijftig jaar later gaf Cornelius, na een nauwkeu-
(T. v. N.-Indië, 1840, I, bl. 231). rig onderzoek ter plaatse, er teekeningen en be-
In de Vorstenlanden vormen de militairen niet schrijvingen van. Doch de meer algemeene be-
hunne huisgezinnen eene afzonderlijke bestuurs- kendheid dagteekent eerst uit den tijd van Rallies
afdccling (golongan) pradjocritan genaamd, en Crawfurd. Later hebben inzonderheid Brumund
gesteld onder het hoofd van de vorstelijke lijf- en Leemans zich voor de kennis dezer oudheden
wacht (zie VORSTENLANDEN). verdienstelijk gemaakt. De belangrijkste arbeid is
PRAHOE. Vulkaan, 2565 M. hoog, op de grens echter te danken aan de Oudheidkundige Veree-
van vijfresidentiën (Pekalongan, Semarang, Kedoe, niging te Djokjakarta, die de eigenlijke Lara
Bagelen en Banjoemas), den noordelijken rand Djonggrang-tempels opnieuw en veel vollediger
vormende van het Diëng-plateau. Naar 't noorden dan Cornelius had kunnen doen, liet ontgraven.
heeft hij de regelmatige vulkaanhelling, waarop De eerste leider van dezen arbeid, IJzerman, gaf
verschillende crfpachtslandcn gelegen zijn, waar, een beschrijving van alle tempels, gebouwen en
althans in het Seinarangschc, een zeer gunstige beelden in de vlakte van Prambanan, vergezeld
verhouding tusschen de werkgevers en de bevol- van eene kaart, van plattegronden, teekeningen
king bestaat. De reizende koelies, in Java's Oost- en lichtdrukken. Hel werk werd door Groneman
hoek zoo veelvuldig, zijn hier onbekend. De voortgezet en deze beschreef daarna de Lara-
gezeten bevolking werkt op de perceelen om Djonggrang-tempels nader in een tekst, die een
bijverdienste te verkrijgen; men is dus verplicht uitgebreide verzameling afbeeldingen der onder
zijn werklieden goed te behandelen, anders blij- zijne leiding uitgegraven bas-reliefs toelicht. Hoe
ven ze weg. Minder gunstig is 't, dat de koffie- sterk de verweering is der oude andesiet-lava's,
cultuur in de laatste jaren bijna geheel mislukte, blijkt uit het treurig verval van de beeldengroe-
zoowel die der particulieren als van 't Gouverne- pen en reliëfs ook van deze tempels, welker ont-
ment. De hoofdreden daarvan is de uitputting der graving toch van nog zeer reeenten datum is.
gronden, waarbij er zijn, die zestig jaar met koffie De Lara-Djonggrang-groep heeft eenmaal een
zijn beplant. De koffie wordt meer en meer door vierkant gevormd, waarvan de zijden naar de wind-
kma en thee vervangen. De aaltjesziekte, waar- streken gericht waren. De middengroep, uit achl
aan ook de koffie lijdt, heeft in de laatste jaren tempels bestaande, staat op een in 1893 en '94
de inlandsche tabakscultuur, vroeger vrij aanzien- ontgraven plateau; de sobere lijnen der geheel
lijk, bijna geheel te gronde gericht. — Aan de van bas-reliefs verstoken wanden van deze ver-
zuidzijde verheft de Prahoe zich met een steilen, hooging vormen een eigenaardig contrast met de
500 M. hoogen wand uit het Diëng-plateau. De rijke versiering der tempels. Een ringmuur van
hoogere deelen van den berg zijn nog niet vol- 170 M. in het vierkant sloot de groep in; bui-
doende beschreven en in kaart gebracht. ten dien muur waren, in drie elkander omge-
PRAMBANAN. District van het tot Socsoe- vende vierkanten, zeer kleine tjandi's gebouwd,
hoenans-gebied behoorend regentschap Klaten, waarschijnlijk 157; een tweede en een derde
afdeeling van dien naam, residentie Soerakarta. ringmuur, resp. van 220 en 390 M. zijde, lagen
PRAMBANAN-TEMPELS. Deze de schoonste hier omheen. De zes grootste tempels der groep
en meest beroemde Hindoe-monumenten van Mid- staan in 2 rijen, de hoofdtempel, de eigenlijke
den-Java, liggen in de groote vlakte die zich aan Tj. Lara-Djonggrang, de grootste en hoog-
den naar het z. afloopenden voet van den Merapi ste van allen, ook de geheeten, is
uitbreidt, in de nabijheid van de desa Prambanan de middelste aan de westzijde, en heeft vier
en aan den weg van Djokjakarta naar Soerakarta, kamers, evenals Tj. Kalasan. Voorts is ook hier
even over de grens van de res. Soerakarta. Zij een omgang met borstwering aanwezig, maar naar
zijn onder den naam van de bouwvallen van het terras klom men langs een trap en naar de
Prambanan bekend. Van de tempels die op de tempelkamers evenzoo. De vloeren dezer kamers
Prambanan-vlakte liggen, werden reeds beschre- werden zoo hoog gelegd om ruimte te winnen
ven Tj. Sèwoe (Dl. 111, bl. 139), Tj. Sari (Dl. voor vierkante putten, die bij den bouw van den
111, bl. 139), Tj. Kelasan of Kali Bening (Dl. 111, tempelvoet werden uitgespaard; in eiken tempel
bl. 140), Tj. Idjo (Dl. 111, bl. 140) en Tj. Abang wordt er een aangetroffen. Waarschijnlijk hebben
(Dl. 111, bl. 140). Van de Prambanan-groep in deze putten gediend om de asch van aanzienlijke
328 PRAMBANAN-TEMPELS.

personen op te nemen. De versiering der tempel- volgelingen te moeten zien. Maar de beelden in
poorten is bijna geheel verdwenen, maar de meeste den tempel zijn zuiver Ciwaïtisch en er is geen
beelden binnenstempels zijn nog aanwezig; Ciwa enkele Dhjani-Boeddha, ja geen enkele bekende
als Goeroe, als Kala en als Mahadewa; Doerga, Bodhisatwa in deze tempels gevonden; daarenbo-
Ganeca; Brahma, Wisjnoe; voorts de nandi, Soerja, ven ontbreekt het echt Boeddhistische dagob-
de zonnegod en Tjandra, de maangod. Het Doerga- motief, zoodat hier eer aan overneming van Boed-
beeld is onder den naam van Lara-Djonggrang, dhistische symbolen door Ciwaïten, dan aan het
de dochter van den held Ratoe Baka, nog het omgekeerde moet gedacht worden (vgl. Dl. 111,
voorwerp van de hulde der Javanen uit den om- bl. 130 en 131).
trek, uit Solo en Djokja, die om de 35 dagen, De Wisj noe-t empel ligt noordwaarts van
wanneer de pasar op Vrijdag valt, hier bloemen den vorigen; binnenstcmpels bevonden zich 4
en wierook komen offeren en het beeld met boreh Wisjnoe-beclden en aan den buitenkant geven de
zalven; maar ook hadji's volgen dat gebruik en beeldgroepen Bodhisatwa's te zien op een
Indo's en zelfs Europeanen komen het Doerga- hoogen troon, zonder lotuskussen, gezeten tus-
beeld een of andere gunst of om bescherming schen twee naast en achter hem staande vrouwen.
vragen. Die Doerga is een meesterstuk der Ilindoe- De Brahma-tempel komt in bouw geheel
Javaansche beeldhouwkunst. De ontgraven deelen met den Wisjnoe-tempel overeen, maar heeft nog
van den tempel behooren tot het fraaiste beeld- meer geleden; behalve de Brahma-beelden in de
houwwerk dat op Java werd aangetroffen; het inwendige ruimte, zijn er aan de buitenzijde beel-
bevindt zich in vier rijen om den geheelcn tem- den te zien van Ciwa als Goeroe.
pel : vlak boven den voet, aan de buiten- en aan Van de oostelijke tempels valt weinig anders
de binnenzijde der borstwering van den ingang te zeggen dan dat zij de in den aanvang genoemde
en tegenover laatstbedoelde reeks, aan den buiten- beelden bevatten en van de overige bouwvallen
muur van den eigenlijken tempel. Het beeld- is niets bijzonders te vermelden; zij zijn, op den
houwwerk der onderste reeks, boven den zwaar voet en enkele muurbrokken na, geheel verloren
geprofileerden voet, vertoont in elk der 24 vak- gegaan.
ken een gedurig gewijzigde herhaling van dezelfde Op de Prambanan-vlakte liggen, behalve de
groep: een nis met vooruitspringenden boyen- reeds genoemde, nog eenige bouwvallen die ver-
dorpel in den vorm van een gestyleerden mon- melding verdienen. Vooreerst Tj. Loemboeng,
sterkop, met een bidschcl midden er in, in hèt uit één hoofdtempel en 16 kleine tjandi's be-
kasement een mythische leeuw, aan weerszijden staande, tusschen Tj. Lara Djonggrang en Tj.
ervan een bodhi-boom en onder dezen boom twee Sewoe. Hij was met schoon en uitvoerig beeld-
gandharwa's of twee bekende dieren. In de hoe- houwwerk bedekt, o. a. bijna levensgroote man-
ken, gevormd door de wanden van den voet en nelijke en vrouwelijke figuren; een dagob op het
de trappen, zijn fraaie hoekversieringen geschoven achtkantig dak getuigde van het Boeddhistisch
met mannen- en vrouwenbeelden. Van het beeld- karakter. Blijkens de vele onvoltooide beelden is
werk der tweede reeks, aan de buitenzijde der de afwerking gestaakt.
borstwering, is veel verloren gegaan. In alle kase- De Tj. Plaosan behoort, met Tj. Sari, tot
menten stonden, bijna geheel vrij van den ach- de Boeddhistische tempels in de Vorstenlanden,
terwand, drie in houding telkens gewijzigde, elkaar die in anderen vorm zijn gebouwd dan den regel-
omvattende of tegen elkander aanleunende vrou- matigen in- en uitsptingenden twintighock en is
wenbeelden, hemelnimfen of apsarasa's, rijk de noordelijkste tempel in de Prambanan-vlakte,
versierd, naakt en buitengemeen welgevormd. Het ten oosten van de boven-Oepah gelegen. De bene-
merkwaardigste beeldwerk naar den inhoud der denkamers van de beide hoofdgebouwen, wihara's,
voorstellingen, bevindt zich aan den binnenkant zijn redelijk bewaard gebleven, maar bovenverdie-
der i/j M. hooge borstwering; daar is in base- ping en dak zijn ingestort; de aanwezige beelden
menten het eerste gedeelte der Rama-legende voor- zijn van bijzondere grootte, schoon gehouwen en
gesteld, van den aanvang af tot aan den overtocht prachtig versierd; de buitenmuren waren kunstig
van den vasten wal van Vóór-Indië naar Ceylon. met halfverheven beeldwerk behouwen; de twee
Ook hier ontbreken een aantal stukken, 'ongere- gebouwen zijn ingesloten door vierkante muren
kend de hyaten in het steenen verhaal, waaraan en om den rechthoek dien deze samen vormen
de beperkte ruimte schuld is. Maakt men na de liggen drie omloopende rijen tempeltjes, waarvan
bezichtiging van deze bas-reliefs rechtsomkeert, dan de binnenste met die van Tj. Sèwoe overeen-
doet men bij de beschouwing van de reeks beeld- komt. (Verbeek, Oudh. v. Java, bl. 189, n". 364;
houwwerk aan den muur van den tempel zelven, IJzerman, Beschr. d. oudh. pi. 29 en 30; Veth,
de ontdekking, dat hij van binnen Ciwaïtisch, van Java, 2« dr. I, bl. 168).
buiten Boeddhistisch is; op Boeddhistischen invloed Tj. Kalongan of Sodjiwan werd in 1893
wijzen reeds de bodhi-boomen en bidschellen en in door de Vereeniging te Djokjakarta ontgraven,
de bovenste beeldenrij doen ook de godenbeelden en toen is een geheel ongeschonden, schoon ge-
aan het Boeddhisme denken. Een zelfde motief beiteld Boeddha-beeld ontdekt. Het hoofdbeeld
is hier 24 malen herhaald: een godenbeeld in dat eenmaal op het altaar gezeten was, lag aan
't midden, niet als de beelden binnenstempels op stukken op den grond. Merkwaardig vooral is dat
een lotuskussen, maar op een bekleeden troon zich voor het altaar een put bevindt, daar putten
gezeten, de beenen onder 't lichaam gekruist, tot dusver het kenmerk van Ciwa-tempels waren.
steeds met de gewone godenversierselen: licht- Over de andere tempels op de Prambanan-
schijf, hoogen haardos en oepawita. Aan weers- vlakte werd in het art. OUDHEDEN gesproken.
zijden van dit beeld zitten in 2 kasementen, drie, Litteratuur: I. Groneman, De Ver. voor oud-
enkele malen twee personen, meestal mannen, heid-, land-, taal- en volkenkunde te Jogjakarta
in godenomaat, maar veelal zonder aureool of en de Tjandi Parambanan (Ind. Gids 1887, 11,
oepawita, soms ook zonder kroon. Men heeft ge- bl. 1425); Verbeek, Oudheden van Java, 1891,
meend in deze groepen Bodhisatwa's met hunne bl. 179, en de uitvoerige litteratuur-opgaaf aldaar;
PRAMBANAN-TEMPELS. — PREANGER REGENTSCHAPPEN. 329

J- W. IJzerman, Bcschr. der oudh. nabij de grens fen. Tijdens den opbouw dier vulkanen ontstonden
der res. Soerakarta en Djokjakarta. Met atlas. L'it- hooggelegen binnenmeren, die later door vulka-
geg. door het Batav. Gen., Bat. en 's Grav. 1891; nische produkten werden gedempt en door eene
L Groneman, Tjandi I'arambanan op Midden-Java rivier gedraineerd. De voornaamste dezer voorma-
na de ontgraving. Met lichtdrukken door Ccphas. lige meren zijn de thans .dichtbevolkte en vrucht-
t'tgcg. van wege het Kon. Inst. d. t. 1. en vlk. bare vlakten van Bandoeng, van Garoet en Socme-
v. N.-1., Leiden 1893; I. Groneman, De koning dang. Eerstgenoemde is door een smallen bergrug,
van Siam te Parambanan, Loc.
5 Aug. 1896; uit brecciën bestaande, in tweeën gedeeld, de beide
Veth, Java, 2C dr. dl. I 1896, bl. 154—172; laatste zijn geheel door vulkanisch terrein omge-
1. Groneman, De bouwvallen van Parambanan, ven, liet geheele zuidelijke deel en de N.O.hoek
Gids voor bezoekers, Djokjakarta 1897; I. Gro- van de residentie worden ingenomen door tertiair
neman, De Hindoe-bouwvallen in de Parambanan- gesteente; in het midden zijn het brecciën, zand-
vlakte, Sent. Soer. 1900; Von Saher, De versie- steenen en mergels; tusschen Prigi en Pameung-
rende kunsten in N. 0.-1., 1900; Rouffaer, De peuk aan de oostzijde en tusschen Sindangbarang
monumentale kunst op Java, Gids 1901. en Oedjoeng Genteng in het Westen bestaat de
PRANG-PRANG. Zie BOMPRANG en AN- bodem uit kalkstcenen. In de omstreken van de
DJLNG-AYER. Tjiletoe- of Zandbaai zijn gesteenten aangetroffen,
PRANG SABIL. Zie MOHAMMEDANISME, ouder dan de mioceene lagen, waaruit Java's bodem
Dl. 11, bl. 562. grootendeels bestaat, nl. schicfers, kwartsieten en
PRAPAK. District van de gelijknamige con- andere kristallijne gesteenten, die tot de krijtfor-
tróle-afdeeling, regentschap en afdeeling Temang- matie gerekend worden.
goeng, residentie Kedoe; met eene oppervlakte liet bovenvermelde vulkanische terrein in deze
van 10.388,13 hectaren. Het district telt 81 desa's. residentie is ook te onderscheiden in een oostelijk
PRAUW (PRAHOE). Zie VAARTUIGEN. en een westelijk, daarmede samenhangend deel. Het
PREANGER REGENTSCHAPPEN. Resi- grootere, oostelijke deel beslaat eene oppervlakte
dentie op Java, beslaat bijna i/0 van het geheele van meer dan 120 □ geogr. mijlen waaruit 39 vul-
eiland. De inlandsche naam is Tanah Prijangan, kaankegels oprijzen. Zij liggen vrij onregelmatig
afkorting van Parahijangan = verblijf van de gees- door elkaar, maar kunnen volgens Verbeek in reek-
ten. Het gewest wordt begrensd: ten N. door de sen gerangschikt worden. Dikwijls zijn twee toppen
res. Batavia, Krawang en Cheribon, ten O. door zoo dicht bij elkander gelegen, dat de hellingen op
Cheribon en Banjoemas, ten Z. en Z.W. door den groote hoogte in elkander loopen en het schijnt
Indischen Oceaan en ten W. door Bantam. In het alsof men niet twee, maar slechts één vulkaan met
N. loopt de grens over den kam van het Salak- twee eruptie-punten voor zich heeft. De voornaamste
Gede- en het Boerangrang-Tangkoebanprahoe-ge- vulkanen liggen in rijen evenwijdig aan de lengteas
bergtc; in het O. scheidt de Tji Tandoej, over van Java of in dwarsspleten, die met de lengtespleet
eene groote uitgestrektheid, de Preanger Regent- een grooteren of kleineren hoek maken. Op de
schappen van Cheribon en Banjoemas. De zuid- zuidelijkste lengtespleet liggen de Tjikoeraj (2820
kust heeft een regelmatig beloop; alleen in het M.), de Papandajan (2660 M.) en de Goenoeng
W. dringen de Wijnkoopsbaai of Palaboehan Ratoe Kantjana (2182 M.); de tweede, noordelijker, bevat
en de Zandbaai of Tjiletoe — en in het Z.O. de de vulkanen Telagabodas met den Galoenggocng
Panandjoengbaai, door het schiereiland van dien (2200 M.), den Kratjak (1790 M.), den Kendang
naam verdeeld in Dirk de Vries-baai of Bocht of Kawah-manoek (2608 M.), den Wajang-Windoe-
van Parigi en Mauritsbaai,
— eenige mijlen land-
waarts in. Zij begrenzen het genoemde schier-
vulkaan(2o7oM.),denKendeng-Waringin(2oioM.)
en den Patoeha (2433 M.). Van deze lengtespleet
eiland Panendjoeng, dat met een zeer smalle, gaan in N.O. richting dwarsspleten uit, waarop
laaggelegen landengte aan het vaste land verbon- de Telaga-Patenggang-vulkaan (1870 M.) en de
den is. Aan de Z.- en Z.W.kust steken Oedj. Tji- Sedakeling (1667 M.) gelegen zijn. Noordooste-
lauteureun, O. Genteng en Tandj. Antjol in zee lijk van den Sedakeling ligt op eene dwarssplcct
uit. Het eenige, tot dit gewest behoorende eiland is de Tjakrabocana (1720 M.). Op de derde lengte-
Noesa Were, groot 33 hectaren en gelegen tusschen spleet liggen: de Goentoer (2119 M.), de Malabar
Nocsa Kambangan en de oostkust der residentie. (2343 M.), de Tampakroejoeng (1990 M.), de
De oppervlakte bedraagt 371 D geogr. mijlen; Masigit-Pataroeman (2050 M,) en de Kendengloe-
op het eind van 1895 telde de bevolking 2.195.109 hocr (1854 M.). De vierde of noordelijke reeks
personen of 5916 per □ geogr. mijl. In de vermeer- bevat den Simpaj (1666 M.), den Boekit Toenggoel
dering van het zielental op Java en Madoera heeft (2208 M.) en den Tangkoeban Prahoe-Boerangrang
deze residentie een ruim aandeel gehad; in de (2080 M.); ten oosten hiervan ligt geïsoleerd de
laatste 20 jaar is de bevolking met bijna één mil- Tampomas (1683 M.). liet westelijke vulkaangebied
lioen zielen toegenomen. bestaat uit eene lengtereeks met de toppen Gede-
Het noordelijke gedeelte en het oostelijke mid- Pangerango (3019 M.), Salak (2211 M.), en cene
denstuk van dit zeer bergachtige gewest bestaan dwarsreeks met de toppen Perbakti (1706 M.),
bijna geheel uit vulkanisch terrein, gevormd door Endoet (1475 M -) en Halimoen (1744 M.).
uitbarstingen van de talrijke vulkanen, wier be- De vlakte van Bandoeng, die van het O. naar
groeide toppen zich van 1800 tot 3000 M. boven het W. zich uitstrekt, is gemiddeld 40 paal lang
zee verheffen en wier uitbarstingsprodukten eerst en 10 paal breed; zij ligt van 650—680 M. boven
langs hunne hellingen en later voor een groot zee. Een smalle bergrug uit brecciën bestaande
deel door stroomend water over het tertiaire grond- die van N. naar Z. loopt, deelt de vlakte in eene
gebergte werden uitgespreid. Er is geene land- grootere oostelijke en eene kleinere westelijke
streek op aarde, waar op cene uitgestrektheid van helft. Zij behoort over hare geheele lengte tot
deze grootte, zoovele, deels nog werkende, deels het stroomgebied van de Tji Taroem en hare zij-
vroeger zeer werkzame vulkanen voorkomen als rivieren. In het oosten zijn nog aanwezig de moe-
in dit gedeelte van dit gewest worden aangetrof- rassen Moendjoel ten Z. en Loear ten N. van
330 PREANGER REGENTSCHAPPEN.

genoemde rivier, als laatste overblijfselen van het bevaarbaar. Vóór het in exploitatie komen der
groote binnenmeer. De vlakte van Garoet of de spoorwegen was er druk verkeer op deze rivier
Limbangan-vlaktc is 17 paal lang en 3 paal breed; door het vervoer van koffie en zout van af Bandjar,
zij watert naar het N. af door de Tji Manoek. op ongeveer 50 paal van de monding gelegen.
De veel kleinere vlakte van Soemedang, in het Behalve de genoemde moerassen aan de oevers
midden waarvan de plaats van dezen naam ligt, van de Tji Tarocm is nog meldenswaard de groote
is gemiddeld 460 M. hoog en heeft de Tji Peles rawa Lakbok ten z.o. van Bandjar tusschen de
tot afvoerrivier. Tji Tandoej en de Tji Seël, verder de Sitoe Ba-
Ofschoon de berghellingen aan de zuidkust het gendit ten O. van Garoet, de Sitoe Tji I.euntja
strand zeer dicht naderen, treft men aldaar bijna op het plateau van Pangalengan, Telaga Patcng-
overal eene smalle strook zeezand aan. Op som- gang, een kratenneer ten W. van de Patoeha met
mige plaatsen heeft dit zand tot duinvorming aan- ondergrondschen, natuurlijken waterafvoer, Telaga
leiding gegeven. Oostwaarts van Pameungpeuk is bodas, een aluinmeer in den krater van den vul-
over eene lengte van enkele kilometers eene drie- kaan van dien naam en Telaga warna, het kleu-
dubbele duinenrij ontstaan met toppen van 20 —35 renrijke meer op de helling van den Gede. In
M. hoogte. Hoogstwaarschijnlijk hebben koraal- dit gewest vindt men een 25tal warme bronnen,
riffen, zooals er op verschillende punten van de waarvan 15 in vulkanisch en 10 in tertiair ter-
kust zijn aangetroffen, onder den invloed van den rein. Bekend is die achter het buitenverblijf Tji-
passaatwind, tot de vorming der duinreeks en van panas van den Gouv.-Gen. Verscheidene dezer
afzonderlijke duinen, welke uit donker vulkanisch bronnen worden gevonden aan den Oostdijken
zand bestaan, aanleiding gegeven. voet van den Tamponias.
De rivieren van dit gewest behooren tot het Aan nuttige mineralen is dit gewest, voorzoo-
stroomgebied van de Java-zce en dat van den ver bekend, vrij arm. Men vintlt koper-, lood-
Indischen Oceaan. De waterscheiding tusschen en zinkertsen in het riviertje Tji karang, bij de
beide gebieden loopt van den top van den Tjakra- desa van dien naam, maar deze bleken bij onder-
boeana in Z.W. richting over den Tjikoraj, den zoek voor ontginning niet rijk genoeg; de ligging
Papandajan, den Wajang, den Patoeha, van daar der terreinen nabij Java's zuidkust is bovendien
n.w.waarts naar den top van den Gede en ver- niet bevorderlijk voor eene exploitatie. Intusschcn
der westwaarts over de grens tusschen de Preanger is door een der exploratie-maatschappijen koper-
en Batavia. kies, loodglans en zinkblendc uit het district Djam-
Tot het stroomgebied van den Ind. Oceaan be- pang-tengah tot onderzoek naar Europa gezonden.
hooren : de Tji Tandoej met de Tji Seël, de Tji Tot het doen van mijnhouwkundige opsporingen
Medang, de Tji Woelan, de Tji Langla, de Tji in dit gewest zijn in de laatste jaren 75 vergun-
Kandang, de Tji Laki, de Tji Daoen, de Tji ningen verleend; van de meeste wordt echter tot
Sadea, de Tji Boeni, die over een groot deel van nog toe alleen in zooverre werk gemaakt als noo-
hare lengte langs den noordelijken rand van den dig is om te voorkomen dat de vergunning wordt
Bcngbrengwand stroomt, de Tji Djampang en de ingetrokken. Petroleum is tot 1899 in deze resi-
Tji Balapoelang opneemt, de Tji Kaso en de Tji dentie alleen aangeboord in de districten Darma-
Karang. Al deze rivieren hebben een zuidzuid- wangi en Tandjongsari. Dicht bij Soekaboemi
wcstclijken loop. De Tji Letoe valt in de baai wordt in de eoceene formatie steenkool van goede
van dien naam; de Tji Mandiri, cene vrij belang- hoedanigheid aangetroffen. Een in 1890 opgerichte
rijke rivier, mondt uit in de Wijnkoopsbaai; hare maatschappij tot ontginning van dit terrein moest
voornaamste rechterzijrivieren zijn de Tji Tjatih wegens te geringe dikte der lagen de werkzaam-
en de Tji Tarik. De Tji Bareno maakt mei hare heden spoedig staken. Zwavel wordt slechts bij
zijrivieren de grens uit tusschen de Preanger en enkele solfataren o. a. van den Wajang, den Papan-
Bantam. dajan en andere vulkanen verzameld voor inlandsch
Tot het stroomgebied van de Java-zee behooren verbruik. Van de eoceene kwartszandsteenen, in
de belangrijkste rivieren van het gewest, nl. de het district Tjihea vooral, maakt men slijpsteenen,
Tji Taroem, welke op den G. Wajang ontspringt, voor neuten onder de stijlen hunner op palen
de Bandoengsche vlakte draineert en na hare voor- gebouwde woningen gebruiken de Soendaneezcn ge-
naamste zijrivier, de Tji Sokan opgenomen te heb- woonlijk platte rolstcenen van andesiet, verkregen
hen, noordwaarts stroomende, voor een deel de uit de rivierbeddingen, of de gemakkelijk te be-
grens tusschen dit gewest en Krawang uitmaakt. werken kleisteencn uit de brcccic-etage. Op vul-
Van hare talrijke zijrivieren vermelden wij: de kanische terreinen worden de lava-achtige ande-
Tji Tarik, de Tji Kapoendoeng die door Ban- sieten en bazalten tot vierkante neuten behakt.
doeng stroomt, de Tji Meta, de Tji Sangkocj, de Uit de roode klei worden goede mctselstcenen
Tji Mahi met hoogen waterval, de Tji Hca, de gebakken; kalk van zeer goede hoedanigheid wordt
Tji Widej en de Tji Goendoel. Waar de Tji Tarocm veel gebrand bij Tagogapoc, Tjibadak en elders,
de w. grens van de vlakte doorbreekt vormt zij waar in de nabijheid van de spoorbaan goede kalk
een fraaien, breeden waterval, Tjoeroeg Halimoen voorkomt.
geheeten. De vulkanische terreinen en oude meerbodems
De Tji Manoek, mede zeer belangrijk, ontspringt in dit gewest zijn de vruchtbaarste en zijn vrij
op de z.o. helling van den Papandajan, stroomt dicht bevolkt, nl. de afdeelingen Tasikmalaja,
langs Garoet, Baloeboerlimbangan, Darmaradja en Limbangan, Bandoeng en gedeelten van de afd.
Tomo, waar zij bevaarbaar wordt en het gewest Tjiandjoer en Soekaboemi. Sedert 1871 is dit ge-
verlaat. Hare voornaamste zijrivieren zijn de reeds west zeer in welvaart vooruitgegaan door eene
genoemde Tji Peles en de Tji Loetocng. Van betere organisatie van het inlandsch bestuur, eene
bovenvermelde rivieren is alleen de Tji Tandoej billijker regeling van de landrente en de heeren-
wat haar loop binnen of op de grens van het gewest diensten alsmede door den aanleg van waterlei-
betreft, voor de scheepvaart geschikt. Zij is bijna dingen en spoorwegen.
over haar geheele lengte voor kleine prauwen De bevolking, die over de geheelc residentie
PREANGER REGENTSCHAPPEN. 331

de Soendancesche taal spreekt, staat als zeer goed- peratuur wijst op de hoogvlakten in de droge
aardig bekend en is niet aan opium verslaafd. In maanden Juli t/m. September groote verschillen
strafzaken bekent de overtreder bijna zonder uit- aan; te Bandoeng daalt zij des 's morgens vroeg
zondering schuld. De huizen zijn allerwege op meermalen tot 56° F. en stijgt des namiddags tot
palen gebouwd en binnen de bebouwde kom van 85" F. In de bergstreken. is het klimaat over het
grootere plaatsen met pannen gedekt. De hoofd- geheel aangenaam en gezond.
middelen van bestaan zijn de verbouw van rijst liet aantal inlandsche scholen is in de laatste
en tweede gewassen, o. a. maïs en katjang tjina jaren niet van beteekenis uitgebreid, maar zij
op sawah's, die tot op 1200 M. boven zee wor- worden veel beter bezocht dan een 25tal jaren
den aangetroffen. In die hooge bergstreken zijn geleden.
de galengans of dijkjes veelal gevormd uit los Administratief is het gewest verdeeld in 5 regent-
opeengestapelde, dikwijls zeer groote steenen, het- schappen, 9 afdeelingcn, 19 contróle-afdeelingen
geen van verre den indruk geeft alsof verdedi- en 62 districten. De afdeelingen zijn: Tjiandjoer
gingswerken waren aangelegd. Een belangrijk irri- en Soekaboemi, uitmakende het regentschap Tji-
gatie-werk van den laatsten lijd, de bevloeiing van andjoer; Bandoeng en Tjitjalengka, vormende het
de Tjihea-vlakte, nadert hare voltooiing. Fen groot regentschap Bandoeng; Socmedang en Tasikmalaja:
deel van de bevolking in de bergstreken vindt een het regentschap Socmedang; de afd. tevens het
bestaan op de talrijke erfpachtsperceelen, waarop regentschap Limbangan met de hoofdpl. Garoet,
voornamelijk kma, koffie, thee en ook wel liberia- en de afd. Soekapoera, hoofdpl. Manondjaja met
koliie, cacao, groenten en vezelplanten gekweekt de afd. Soekapoera kolot hoofdpl. Mangoemedja,
worden. De kinaonderncmingen liggen tusschen samen het regentschap Soekapoera vormende. In
1000 en 1800 M. boven zee; de thee- en koffie- de afd. Soekaboemi, Tjitjalengka, Tasikmalaja en
ondernemingen tusschen 300 en 1400 M. Suiker- Soekapoera kolot zijn zelfstandige patihs onder
fabrieken vindt men in deze residentie niet, maar de bevelen van den regent, aan het hoofd van
er zijn 12 ondernemingen op gehuurde gronden, het inlandsch bestuur geplaatst. Plannen tot ver-
waar suikerriet verbouwd wordt 0111 als plantma- mindering van het aantal afdeelingen van 9 tot
tcriaal te dienen. De Gouv. kofficcultuur, die in 6 zijn in uitzicht gesteld.
goede jaren 200.000 pikol leverde, is in de laat- Vóórdat de spoorlijn, die het noorderdcel van
ste jaren belangrijk achteruitgegaan en de pro- de residentie doorloopt en waaraan alle hoofd-
ductie is tot minder dan de helft gedaald door plaatsen van afdeelingen op twee na gelegen zijn,
afschrijving, tengevolge van uitputting der oude in exploitatie kwam, waren de door Daendels aan-
koffietuinen en door gebrek aan geschikte, niet gelegde weg van Buitenzorg over den Megamen-
te ver van de bewoonde streken gelegen gronden doeng via Bandoeng en Cheribon en de militaire
voor den aanleg van nieuwe tuinen. Ook de weg om het Gede-gebergte van Buitenzorg via
kuffieculluur op part. landen is al sedert vele jaren Soekaboemi naar Tjiandjoer de hoofdmiddelcn van
achteruitgaande. Kinabast wordt op meer dan 75 verkeer. Langzamerhand zijn de binnenwegen ook
erfpachtsperceelen gekweekt, koffie op 25, thee op zeer verbeterd, zoodat nu bijna alle districtshoofd-
35, liberia-koffie op 6 en vezelplanten op twee plaatsen in de noorderhelft van het gewest door
ondernemingen; verder zijn er 37 rijstpelmolens, goede rijwegen verbonden zijn. Vermeldenswaar-
meest in handen van Chineezen. In de zuidelijke dige plaatsen behalve de gewestelijke hoofdplaats
districten wordt veel aren-suiker gemaakt, een niet Bandoeng, met 27.000 inwoners en de afd.hoofd-
onbelangrijk artikel van uitvoer voor huishoudelijk plaatsen zijn: Sindanglaja, herstellingsoord op
gebruik naar Europa. Java is al sedert eenige jaren 1070 M. boven zee in het N.W. aan den grooten
het voornaamste kinabast produceerende land der postweg, ingericht ook voor de verpleging van
wereld, zoowel om het hooge kinagehaltc van den Gouv. ambtenaren en militairen; Tjimahi 6 palen
bast als wegens de uitgestrektheid der aanplan- ten W. van Bandoeng, met een groot kampement
tingen. De oorspronkelijke wildhoutbosschen, waar- en militaire inrichtingen, Tjibatoe, spoorweghalte,
van er vele ten behoeve van de Europeesche cul- vanwaar een zijtak van de wcsterlijnen z.o.waarts
tures zijn gekapt, hebben veel bruikbaar timmerhout gaat naar Garoet enz.
geleverd, o. a. het rasamalahout dat zeer goede GESCHIEDENIS. Bewijzen van Hindoekolonisatie
balken oplevert voor bruggen en huizenbouw. In in dit gewest leveren de opschriften op steen, in
de afdeeling Soemedang vindt men eenige djati- het Buitenzorgsche gevonden, welke, naar men
bosschen. Kleine takken van nijverheid zijn het meent, dateeren uit de 4,: en 5C eeuw. Overigens
vlechten van matten of tikars in de afd. Tasik- treft men in de Preanger vrij veel beelden aan
malaja, vooral in het distr. Tjiawi, het weven van van Maleisch-Polynesisch type en slechts weinige
gestreepte sarongs, het batikken van sarongs en van Hindoe-lavaanschen oorsprong. Op eenige


hoofddoeken in de kampoeng Tjipcdes en het koperen plaatjes, bij Bekasi gevonden en op een
vlechten van huishoudelijke artikelen van rotan beschreven steen —
debatoetoelis bij Buitenzorg
in het district Singaparna. Onder de middelen wordt melding gemaakt van een rijk Padjadjaran
van bestaan moet ook genoemd worden de kunst- (zie op dat woord) waarvan de zetel lag bij Bui-
matige vischteclt op sawahs, na afloop van den tenzorg; van dit rijk is verder weinig met vol-
rijstoogst en in vijvers, o. a. van de ikan goerame doende zekerheid bekend. Volgens inlandsche over-
en den goudvisch. leveringen huwde Soenan Goenoeng Djati van
De uitkomsten der regenwaarneniingcn toonen Cheribon met de dochter van den vorst van Padja-
aan, dat de regenval te Bandoeng (1804 mM. djaran. Zijn zoon veroverde dit rijk, voerde er
gemidd.) niet veel verschilt met die op de kust- den Islam in en werd de stichter van het rijk
plaatsen aan de Java-zee. In de bergstreken is de van Bantam. De Preangerlanden kwamen bij de
regenval veel aanzienlijker. Te Sindanglaja valt westwaartsche uitbreiding van Mataram omstreeks
gemidd. "3925, te Soekaboemi 3369, te Soemedang 1580 onder de heerschappij van dit rijk. De pangé-
3079, te Patenggang 3962, en te Parigi, aan de ran Dipati van Soemedang werd aangesteld als
zuidkust, 3702 mM. per jaar. De dagelijksche tem- hoofd over de Preangerlanden, onder Matarams
332 PREANGER REGENTSCHAPPEN. — PREANGER-STELSEL.


oppergezag. Onder sultan Ageng werden deze in de Gouv.landcn. Niet dat zij, zooals men
landen geheel aan dit rijk onderworpen. De hoof- vroeger wel meende, tegenover de Regeering
den ontvingen hunne bevelen van den vorst van aanspraak hadden op grootere onafhankelijkheid
Mataram en waren verplicht hulpbenden te leve- dan de regenten elders konden doen gelden, ofdat
ren zooals geschiedde in 1629, toen Dipati Ockoer zij gelijk aan vorsten waren, zoo goed als onafzetbaar
met Soendaneesche troepen gedwongen werd aan en wier verhouding tegenover haar door met hen
de belegering van Batavia deel te nemen. In 1677 gesloten contracten werd bepaald (Zie o. a. Mem.
werden bij contract door Speelman met Soesoe- v. Beantw. op het Eindverslag 2C begrooting voor
hocnan Amangkoe Rat gesloten, de Preangerlan- N.-I. voor 1871), maar zij waren tegenover de be-
den bewesten eene lijn die van de Tji Pamanoe- volking met grooter macht bekleed, o. a. door het
kan recht zuidwaarts liep, aan de Compagnie recht van belastingheffing in natura, geld en arbeid.
afgestaan en in 1705 verwierf zij het overige ge- Zij mochten nl.de tjoeké heffen, bestaande in '/| 0
deelte van het tegenwoordige gewest benevens van het product, dat door de geestelijken geïnd
Galoeh en het westelijkste deel van Banjoemas. werd en waarvan '/3 in het district bleef als ver-
Vereenigd kwamen deze landen onder het bestuur goeding voor de inlandsche ambtenaren, die geene
van den resident van Cheribon en pangéran Aria bezoldiging van Gouv.wcgc erlangden. Behalve
van Cheribon. Laatstgenoemde stierf in 1724 en deze tjoeké werd nog ten bate der regenten en
toen werd een Europeesch gecommitteerde over hoofden een passer-belasting geheven alsmede een
de Preangerlanden aangesteld met Europeesche recht op de visscherijen, belasting op het slachten
beambten onder zich. In 1706 werden door den van vee en heffingen tot het vieren van feesten
Gouv.-Gen. Van Hoorn de eerste koffiehoonen uit bij huwelijken enz. Ook was het den hoofden
de Preanger naar Nederland gezonden; in 1712 geoorloofd, voorwerpen, aan de bevolking toebc-
kwam voor het eerst eene eenigszins belangrijke hoorende, tot zich te nemen wanneer zij die voor
partij ter markt. De levering was aan de regen- zich verlangden, b. v. jonge paarden, die de be-
ten tegen vastgestelde prijzen opgedragen. In zitter dan dikwijls nog moest onderhouden totdat
1743 werd in de Preanger, nl. te Tjiandjoer en zij geschikt waren voor het gebruik dat de regent
te Soemedang, eene proef genomen met de kolo- er van maken wilde. Bovendien moest de bevol-
nisatie van Hollandschc boerengezinnen. Zij be- king nog aan de geestelijken de zak ah of ver-
antwoordde niet aan de verwachting, omdat de plichte aalmoezen opbrengen (zie MOHAMME-
boeren van landbouwers spoedig landheeren wer- DANISME, Dl. 11, bl. 545); de godsdienstige
den. In Soemedang slaagden de cultures door de verplichting daartoe bestond ook in de overige
kolonisten gedreven, beter dan in Tjiandjoer. Op gewesten van Java, maar daar bemoeide het bestuur
de boerderijen werden nevens koffie, peper en zich met de inning niet en werd de zakah gewoon-
indigo, Europeesche groenten geteeld; ook werd lijk vrij slecht opgebracht. In de Preanger daaren-
aan veeteelt gedaan. tegen, waar de geestelijken ook heffers van de
Onder Daendels werd de hoofdplaats Bandoeng belastingen voor de regenten waren en grooten
van het regentschap van dien naam en gelegen invloed uitoefenden, zorgden deze er wel voor,
aan de Tji Taroem, ongeveer 4 palen noordwaarts dat de bevolking hare verplichting nakwam. Ein-
verlegd aan de Tji Kapoendjocng. Na op verschil- delijk bestond nog het ngawoela-stelsel, vol-
lende wijzen onder Daendels te zijn ingedeeld, gens 't welke de kleine man zich beschouwde als
werd in 1818 de residentie Preanger Regentschap- de onderhoorige van een aanzienlijke en van dezen
pen samengesteld zooals zij thans is, vermeerderd bescherming genoot, doch daarvoor dan ook dien-
met de Krawangsche districten Wanajasa en Gan- sten moest verrichten en kleine heffingen opbren-
dasoli, die later weer bij Krawang ziju gevoegd. gen. Het Gouv. hief geene landrente enz. in de
De bepalingen door Daendels betreffende de koffie- Preanger, maar gaf aan de inlandsche kofficplan-
cultuur gemaakt verminderden den druk die op ters aldaar voor de geleverde koffie slechts de
de bevolking rustte; overigens werden de aan- helft van de belooning, die elders aan de bevol-
plantingen van koffie onder zijn bestuur belang- king werd uitgekeerd.
rijk uitgebreid. Onder Raffles werden verscheidene Ook in het bestuur over de bevolking werd
gedeelten van de Preanger Regentschappen als den regenten, bij gemis aan controle door Euro-
particuliere landen verkocht, o. a. Soekaboemi, peesche ambtenaren, langen tijd de vrije hand
Tjipoetri, Oedjoengbroeng e. a. Onder Gouv.-Gen. gegeven, 'tgeen groote willekeur ten gevolge had,
Van der Capellen werden deze landen terugge- zoodat menig regent feitelijk heer over leven en
kocht. In 1820 werd dit gewest voor den invoer dood zijner onderhoorigen was. Langzamerhand
van opium gesloten, welke regeling nog van kracht werd echter in dat opzicht verbetering aangebracht.
is. Nevens de koffiecultuur werd de gedwongen In 1825 werd de bezoldiging van het mindere
teelt van thee, indigo en kaneel ingevoerd, maar inlandsche bestuurspersoneel, voor rekening van
deze cultures werden wegens de slechte resulta- den regent, van Gouv.wege geregeld; sedert 1831
ten in 1864 alle opgeheven. In genoemd jaar werden assistent-residenten in de binnenlanden
werd de zetel van het gewestelijk bestuur van aangesteld; in 1840 werd de benoeming van de
Tjiandjoer naar Bandoeng verlegd. districtshoofden aan de Regeering getrokken ter-
PREANGER-STELSEL. Toen doorRaffles ge- wijl de invoering der nieuwe wetgeving van 1848
broken werd met het dwang- en monopolie-stelsel de werkzaamheden der regenten over rechtspraak
der 0.-I. Comp. (zie LANDRENTE, Dl. 11, 1.1. 354) en politie op denzelfden voet regelde als dit elders
werden in de Preangerregentschappen, toen het op Java geschiedde. Maar het recht van belasting-
koffieland hij uitnemendheid, zijne hervormingen heffing bleef hun toevertrouwd, totdat ook dat
niet ingevoerd, maar werd daar alles grootendeels hun in 1871 werd ontnomen.
in den vorigen toestand gelaten, die ook gerui- Niet zonder reden toch werd het door velen
men tijd daarna voor een goed deel onveranderd als onbillijk beschouwd dat de bevolking, die
bleef. Diensvolgens namen de regenten daar een zware belastingen had optebrengen, slechts de
andere stelling in dan hunne ambtgenootcn elders helft van de belooning voor de door haar gele-
PREANGER-STELSEL. — PRIESTERRADEN. 333

verde koffie kreeg. Wel is waar hief het Gouv. Ofschoon doorliet uitsluitend heerschen van het
in de Preanger geen belasting, maar het had daar individueel bezit der sawahs in de Preanger het
ook niet te zorgen voor de bezoldiging van het dorpsleven daar natuurlijk eenigszins anders ge-
ml. bestuurspersoneel, en voor de bevolking was kleurd is dan in een communale desa, bestaat
het vrij onverschillig of zij aan den regent of aan er echter tusschen de kaloerahan der Preanger
het Gouv. een deel van haren oogst uitkeerde. en de desa elders groote overeenkomst. Ook de
Een amendement, op de begrooting van 1870 door kaloerahan bestaat uit een of meer hoofddorpen
de HH. v. d. Hucht en Mirandolle ingediend, (lemboer) en eenige gehuchten (babakkan)
bedoelde de regeering in staat te stellen den koffie- en wordt bestuurd door een dorpshoofd (loerah,
prijs voor de bevolking te verhoogen, deels om koewoe gedé) wien een of meer pangla-
de onbillijkheid wegtenemen, deels omdat men koe's of koewoe's letik terzijde staan, bene-
daarvan groote vermeerdering van de productie vens een geestelijke (amil, lebé), een of meer
verwachtte. De Min. v. Kol. De Waal wenschte politie-dienaren (p an tjalangs) en een schrijver
echter dezen maatregel uittestellen, totdat de ge- (djoeroetoelis). Bovendien wordt nog gewag
heele hervorming van het Preanger-stelsel onder- gemaakt van een lèngsèr, den gemachtigde van
nomen kon worden, ook om in de verhoogde be- den lengser van het district, die zorgt voor het
looning voor de bevolking een tegenwicht te vinden ten uitvoer leggen der bevelen van het hooge
tegen mogelijke ontevredenheid, welke die her- bestuur. Deze hoofden vormen de voornaamste
vorming misschien zou veroorzaken. De Tweede klasse, de pang k a t; zij worden gekozen uit
Kamer vereenigde zich met deze zienswijze; ter- de bewoners van het dorp, die daar geboren of
stond werd de hand aan het werk geslagen en lang gevestigd zijn (orang boe mi,. tja tja h
een stel maatregelen ontworpen, die tegelijk met bakoe), soms ook uit de menoempangs, men-
de begrooting voor Indië voor 1871 aan het oor- schen die geen grondbezit hebben, doch nimmer
dcel der Staten-Generaal werden onderworpen. De uit de boniaga's, de daar pas gevestigden. Zie
Tweede Kamer vereenigde zich daarmede en nu Bijdr. t. t. 1. en vlk. Nieuwe volgr. IV, bl. I.
meende de Indische regeering, die reeds alles had PREDIKANTEN. Zie EEREDIENST, Dl. I,
voorbereid voor de invoering der hervorming en bl. 487-
o. a. het lid van den Raad van Indië Van Rees PREMBOEN. District van de contróle-afdee-
naar de Preanger gezonden had, bevoegd te zijn ling, het regentschap en de afdeeling Keboemen,
om op het oordeel der Eerste Kamer vooruit te residentie Bagelen; met eene oppervlakte van
loopenen hief met i". Jan. 1871 het stelsel op 8.719,54 hectaren. liet district telt 110 desa's.
(St. 1870 n°. 121—124). Maar die Kamer, niet PRGAM. Zie PAGAM.
wenschende aldus voorbijgegaan te worden, ver- PRIAMAN. Afdeeling der residentie Padang-
wierp de begrooting; de Minister trad af en de sche Benedenlanden met gelijknamige hoofdplaats.
besluiten der Ind. regeering werden weder door Zie PADANGSCHEBENEDENLANDEN,III,i63.
haar geschorst (St. 1870 n». 199, 200). De Hr. PRIDJEK. District van de contróle-afdeeling
Van Bosse als Minister opgetreden, diende nu Karang-Gening, regentschap en afdeeling Sidajoe,
dezelfde voorstellen in; de Staten-Generaal verec- residentie Soerabaja; met eene oppervlakte van
nigden er zich mede en dientengevolge werd met 35.067,12 hectaren. Het district telt 130 desa's.
I°. Juni 1871 het Preanger-stelsel opgeheven (St. PRIESTER. Zie GEESTELIJKEN,DI.I,bI. 547.
1871 n°. 45, 46, 50). Het Europeesch bestuursperso- PRIESTERRADEN. Terwijl de Islam slechts
neel werd gereorganiseerd; de inlandsche ambtena- ééne soort van rechters kent, heeft men onder de
ren werden, met inbegrip der regenten, uit 's lands Mohammedaansche bevolking van Ned.-Indië in
kas bezoldigd, maar hun werd daarentegen het recht de meeste streken van ouds eene dubbele recht-
van belastingheffing ontnomen; ook ten opzichte spraak, namelijk die door bestuurshoofden en die
der heerendiensten werden zij met hunne ambt- door geestelijken, welke laatste rechtspraak in den
genooten gelijkgesteld. Den regenten werd opge- regel tot het familie- en erfrecht beperkt is. Alleen
dragen er voor te zorgen dat de geestelijken zich in de Menangkabausche streken van Sumatra, waar
geen macht zouden aanmatigen en in hunne hef- het geheele familie- en erfrecht door van den Islam
fingen zouden blijven binnen de perken, door afwijkende beginselen wordt beheerscht, en slechts
hunnen godsdienst gesteld, terwijl de inning daar- de formaliteiten daarbij in acht te nemen Moham-
van buiten bemoeienis van het bestuur moest ge- medaansch zijn, ontbreekt deze geestelijke recht-
schieden. De koffieprijs voor de bevolking werd spraak ten eencnmale. Er zijn aldaar geestelijken,
verhoogd en weldra gelijk gebracht met dien, elders te wier overstaan huwelijken worden gesloten
door het Gouv. uitgekeerd; daarentegen werd zij en ontbonden, en die zorgen voor de nakoming
onderworpen aan eene belasting op het rijstge- der godsdienstplichten bij sterfgevallen; doch ver-
was, tot een kleiner bedrag dan dat der landrente der gaat de geestelijke bemoeienis met het familie-
elders op Java, met het doel haar in staat te stel- en erfrecht niet. Vergl. Dl. 11, bl. 556, 5.59, 566,
len de zakah op te brengen; ook werd zij onder- 586 en SOEKOE.
worpen aan de heffing van de belasting op het Deze geestelijke rechtspraak is echter lang niet
bedrijf en op het slachten van vee. Na korten overal gelijk. Er zijn streken, waar zij zoowel de
tijd werd de landrente ook in dit gewest inge- contentieuse als de voluntaire jurisdictie omvat,
voerd, doch eveneens tot een lager bedrag (zie en andere, waar de geestelijkheid alleen de vo-
Dl. 11, bl. 358). Algemeen worden de resultaten luntaire jurisdictie bezit. Zoo ook zijn er streken,
der hervorming geprezen; de welvaart der bevol- waar de geestelijke rechtspraak wordt uitgeoefend
king is toegenomen, terwijl van rustverstoring ten door het hoofd der geestelijkheid alleen, die hoog-
gevolge van ontevredenheid onder de geestelijken stens zijne ondergeschikte geestelijken raadpleegt,
geen sprake geweest is. en er zijn streken, waar men eene collegiale recht-
Zie O. Van Rees in Verh. Bat. Gen. XXXIX; spraak door geestelijken aantreft. Alleen in laatst-
Van Meerten, Overzicht der hervorming van het genoemde streken kan men dus het woord „Pries-
Preangerstelsel. terraden" in den eigenlijken zin bezigen; maar
334 PRIESTERRADEN.

niet zelden wordt dit woord ook gebezigd in den voortvloeiende, zullen gebracht worden voor de
zin van de geestelijke rechtsprekende autoriteit, in gewone rechtbanken, om daarop, met inachtne-
het algemeen, onverschillig of men aan eene colle- ming van die uitspraken en om derzelver uitvoe-
giale rechtspraak dan wel aan een alleen recht- ring te verzekeren, recht te doen". Het Reglement
sprekenden rechter hebbe te denken. Dit minder op de rechterlijke organisatie, enz. van 1848
juiste gebruik van het woord komt vooral in oudere bepaalde daarop in art. 3 als volgt: „De tusschen
stukken veel voor, en heeft herhaaldelijk tot mis- inlanders of tusschen met dezen gelijkgestelde per-
verstand aanleiding gegeven. Ofschoon in dit artikel sonen van gelijken landaard gerezen burgerlijke
nu wel niet het bedoelde, minder juiste, gebruik van geschillen, welke, volgens de godsdienstige wetten
het woord zal worden gevolgd, zoo zal toch in zoo- of de zeden en oude herkomsten van die perso-
verre daarmede rekening worden gehouden, dat nen, ter beslissing staan van hunne priesters of
de geheele geestelijke rechtspraak zal worden be- hoofden, blijven daaraan bij voortduring onder-
handeld, ook al wordt die niet door eigenlijk worpen".
gezegde „raden" uitgeoefend. Dat bovendien de „De uitvoering van de aldus gedane uitspraken
Mohammedaansche geestelijken moeielijk „pries- kan, indien zij niet vrijwillig geschiedt, niet anders
ters" kunnen genoemd worden, werd reeds opge- plaats hebben dan langs den gewonen weg van
merkt in Dl. I, bl. 547 i doch ook dit woord rechten, en na executoir-verklaring door het hoog-
heeft in Indië een zeker burgerrecht verkregen. ste inlandsche rechterlijke college".
Daarentegen zullen in dit artikel niet worden „In geval van twijfel of verschil over de com-
behandeld de met de rechtspraak samenhangende, petentie in de bij dit artikel bedoelde zaken, be-
en veelal aan dezelfde personen opgedragen, admi- slist de Gouv.-Gen."
nistratieve functiën der inlandsche geestelijken, Het hier bedoelde art. 3 R. O. is geplaatst in
ofschoon men ook van deze functiën, zij het ten de „Algemeene Bepalingen" van dat Reglement,
onrechte, dikwijls vermeld vindt, dat zij door den en geldt dus voor ons rechtstreeksch gebied in
„Priesterraad" worden uitgeoefend. Zie over deze geheel Ned.-Indië; terwijl daarentegen de geci-
functiën MOSKEEKAS. teerde bepalingen van Stbl. 1820 n°. 22 en 1835
De geestelijke rechtspraak wordt in ons recht- n°. 58 alleen op Java en Madoera betrekking heb-
streeksch gebied sedert 1854 heheerscht door art. ben. De artt. 78 en 83 Regeeringsregl., blijkbaar
78 van het Regeeringsreglement, dat in zijn eerste aan art. 3 R. O. ontleend, hebben dezelfde alge-
lid „alle twistgedingen over eigendom of daaruit meene strekking. Alle deze wettelijke bepalingen
voortspruitende rechten, over schuldvorderingen zijn hier letterlijk opgenomen, omdat zij tot veel
of andere burgerlijke rechten" bij uitsluiting brengt verschil van gevoelen hebben aanleiding gegeven,
tot de kennis van de rechterlijke macht; doch niet alleen omtrent de competentie der Priester-
daarop in een tweede lid doet volgen: „Evenwel raden, en de rechtskracht hunner uitspraken, maar
blijven de tusschen inlanders oftusschen met dezen ook omtrent het karakter der executoir-verklaring.
gelijkgestelde personen van denzelfden landaard In dezen ter zake sedert jaren gevoerden en, naar
gerezen geschillen, welke, volgens hunne gods- het schijnt, nog steeds voortdurenden strijd kan
dienstige wetten of oude herkomsten, ter beslis- hier ter plaatse geene partij worden gekozen.
sing staan van hunne priesters of hoofden, daar- Alleen moet worden opgemerkt, dat de „gods-
aan onderworpen". Uit dit voorschrift volgt, in dienstige wetten", waar het Regeeringsreglement
verband met art. 88 Regeeringsregl. dat de gees- naar verwijst, ten deze zoo goed als geen licht
telijke rechtspraak beperkt is tot burgerlijke zaken, verschaffen. Noch in de in Ned.-Indië gerecipieerde
dat het zaken moeten zijn, waarbij slechts perso- Arabische rechtsbronnen (zie Dl. 11, bl. 540, 576,
nen van denzelfden landaard betrokken zijn, en 577), noch in de nationale inlandsche wetten (zie
dat godsdienstige wetten of oude herkomsten de Dl. I, bl. 35 en Dl. 11, bl. 93—95) wordt de
zaak tot de competentie van de zoogenaamde geestelijke rechtspraak geregeld. Hoogstens vindt
priesters moeten brengen. Nader is de competentie men, in enkelen van laatstgenoemden, daarvan
der Priesterraden sedert 1854 nooit bepaald. In ter ioops als van eene bekende instelling gewag
art. 83 Regeeringsregl. wordt nog de beslissing in gemaakt. Men is dus verplicht bij het onbe-
geschillen over bevoegdheid tusschen de rechtban- schreven inlandsche gewoonterecht te rade te
ken en de inlandsche priesters of hoofden voorbe- gaan. Dit laatste wijst intusschen in het algemeen
houden aan den Gouv.-Gen., in overeenstemming slechts op rechtspraak in kerkelijke aangelegen-
met den Raad van Ned.-Indië. Vóór 1854 had echter heden en in zaken van familie- en erfrecht, waarbij,
de geestelijke rechtspraak reeds de aandacht van den voor de Vorstenlanden op Java, nog te voegen
Indischen wetgever getrokken. In art. 13 van het zijn de misdrijven, welke aldaar vroeger naar de-
Reglement op de verplichtingen, titels en rangen Arabische rechtsbronnen gestraft werden, namelijk
der regenten op het eiland Java (Stbl. 1820n°. 22) de feitelijkheden tegen de personen. Zie Dl. 11,
was namelijk voorgeschreven, dat de Regent moest bl. 560 en 561. De in boven aangehaalde arti-
zorgen, „dat aan de priesters het oefenen van hun kelen van het Reglement op de rechterlijke orga-
beroep, overeenkomstig de zeden en gewoonten nisatie, enz. en van het Regeeringsreglement ver-
der Javanen, worde vrijgelaten, zooals in huwe- melde bijzondere rechtspraak van „hoofden" kan
lijkszaken, boedelscheidingen en dergelijken". Dit in ons rechtstreeksch gebied alleen op de zooge-
artikel werd bij de Resolutie van 7 Dec. 1835 naamde „Chineesche Raden" betrekking hebben,
n°. 6 (Stbl. n". 58) „geampliecrd" en „geëxpli- sedert aldaar door geene andere inlandsche hoof-
ceerd" door de bepaling „dat zoo dikwijls tusschen den meer wordt recht gesproken, dan die bij alge-
Javanen, onderling, geschillen ontstaan omtrent meene verordening als rechters zijn aangewezen.
huwelijkszaken, boedelscheidingen en dergelijken, Niet minder loopen de gevoelens uiteen omtrent
welke volgens de Mohammedaansche wetten moe- den oorsprong van de, met den Islam onvereenig-
ten beslist w-orden, wel de priesters daaromtrent bare, splitsing in de rechtspraak in eene wereld-
uitspraak moeten doen, doch dat alle civiele ac- lijke, door bestuurshoofden uitgeoefend, en cene
tiën, tot uitkeering of betaling, uit die uitspraken kerkelijke, aan geestelijken opgedragen. Naast de
PRIESTERRADEN. 335

hypothese, te dien aanzien in Dl. I bl. 547 voor- ziet. Beslissingen, waarbij overschrijding van be-
gedragen, verdienen in elk geval nog twee andere voegdheid heeft plaats gehad, of waarbij de Pries-
vermeld te worden, namelijk: I°. dat de geeste- terraad niet wettig was samengesteld, of welke
lijke rechtspraak een voortleven zoude zijn van niet in den voorgeschreven vorm zijn ingericht,
de uitspraken der Brahmanen in den Hindoetijd zijn niet vatbaar voor executoir-verklaring. Uit
als bewaarders en uitleggers der heilige boeken, laatstgenoemd voorschrift volgt omgekeerd, dat
en 2". dat de geestelijke rechtspraak als een natuur- de executoir-verklaring niet mag worden gewei-
lijk gevolg zoude moeten worden beschouwd van gerd op grond van overwegingen, welke de al
het feit, dat de instellingen, welke door de invoe- of niet juistheid van de beslissing betreffen; ter-
ring van den Islam zich het meest hebben gewij- wijl eindelijk nog moet worden opgemerkt, dat,
zigd, ook grootendeels naar de Arabische rechts- volgens een vast gebruik, de motiveering van de
bronnen moesten worden beoordeeld, terwijl de beslissingen, wat het recht betreft, slechts bestaat
gewone rechters, namelijk de bestuurshoofden, die in aanhalingen uit de geschriften der in Ned.-
rechtsbronnen meestal niet konden raadplegen, Indië als gezaghebbend erkende Arabische juristen.
en dus wel genoodzaakt waren de toepassing dier Is de geestelijke rechtspraak in geschillen op
rechtsbronnen aan de geestelijken over te laten, Java en Madoera eene collegiale, hetzelfde kan
die ondersteld worden in elk geval meer Arabisch men niet zeggen van de voluntaire jurisdictie
te kennen dan de massa hunner landgenooten. (Mal. koewasa kakim, Jav. koewasa kakim).
Op Java en Madoera, ook in de Vorstenlanden, Behoudens de bij speciale verordeningen aan andere
is de geestelijke rechtspraak van ouds stellig cene colleges opgedragen bemoeienissen ten deze (zie
collegiale, evenals trouwens die der wereldlijke Dl. 11, bl. 566), worden door de regentschaps-
inlandsche rechtbanken. Dit neemt natuurlijk niet geestelijken en hunne agenten of vervangers in
weg, dat de voorzittende geestelijke, al ware het de districten de huwelijken gesloten en ontbonden
slechts door zijn hooger ambtelijk standpunt, wel (zie Dl. 11, bl. 559), en nemen zij alle functiën
eens een overwicht op de leden uitoefende, en waar, welke de Mohammedaansche wet aan den
nog hier en daar uitoefent, hetwelk meer doet qadhi opdraagt, ten aanzien van het verleenen van
denken aan de raadpleging van ondergeschikten den hij het huwelijk gevorderden rechtsbijstand, de
door hun chef, dan aan de positie, welke, naar voorziening in en het toezicht op de voogdij en
Europeesche begrippen, de president eener recht- de curateele, het bepalen van erfportics en het
bank met betrekking tot de leden inneemt. Der- maken van boedelscheidingen, enz. Vergel. Stbl.
gelijke afwijkingen zijn bij onbeschreven gewoon- 1895 n°. 198 en 1898 n°. 149, en, voor de kosten,
terecht onvermijdelijk. Het collegiale karakter blijkt zie MOSKKEKAS.
trouwens indirect uit de inlandsche namen voor In de Javaansche Vorstenlanden bestaat eene
„Priesterraad", welke alle op een rechtsprekend geestelijke rechtspraak, welke in hoofdzaak met
lichaam, doch niet op een alleenrechtsprekenden die in het Gouv.gebied overeenkomt. Alleen gel-
persoon doelen. In de Vorstenlanden spreekt men den aldaar natuurlijk niet de hierboven aange-
namelijk van soerambi d. w. z. het voorportaal haalde verordeningen, zoodat, om slechts een
der moskee, waar de raad zitting houdt; in ons paar voorbeelden te noemen, de executoir-ver-
rechtstreeksch gebied zijn daarnevens de uitdruk- klaring der priesterraadsvonnissen onbekend is,
kingen: rad agama, rad mesigit en hoe- en evenzeer het voorschrift, dat zij alleen praeju-
koem (v. h. Arab. hokm d. i. „recht") in ge- dicieele geschillen mogen uitmaken, terwijl de uit
bruik. In 1882 (Stbl. n". 152) zijn eenige be- hunne uitspraken voortvloeiende acties tot uitkee-
palingen uitgevaardigd omtrent het ressort, de ring of betaling voor den gewonen rechter moe-
samenstelling en den vorm der uitspraken van ten worden gebracht. Voorzitters der Priesterraden
de Priesterraden in ons rechtstreeksch gebied op in de Vorstenlanden zijn de hoofden der geeste-
Java en Madoera. Kort samengevat komen die lijkheid in de respectieve leenrijken van den Soe-
bepalingen op het volgende neder. Een Priester- soehoenan, den Sultan en de beide zelfstandige
raad vindt men in het ressort van eiken Landraad. Pangéran's Adipati; leden zijn een zeker aantal
De bij den Landraad als adviseur aangestelde ketib's, terwijl aan die raden bovendien nog
Pangoeloe is daarvan krachtens zijn ambt voor- eenige ngoelSma's en andere lagere geestelij-
zitter. De leden worden ten getale van minstens ken, een djaksa (zie Dl. 11, bl. 366) en een
drie en hoogstens acht door den Gouv.-Gen. be- deurwaarder (lawang (N.) kori (K.)) zijn toe-
noemd en ontslagen. De beslissingen moeten wor- gevoegd. In elk der vier leenrijken bestaat slechts
den genomen met minstens drie leden, de voorzit- één Priesterraad; doch de voluntaire jurisdictie
ter daaronder begrepen. Bij staking van stemmen wordt er door alle dorpsgeestelijken, als agenten
is de stem van laatstgenoemde beslissend. De be- van het hoofd der geestelijkheid, uitgeoefend. Oud-
slissingen moeten met korte vermekling der beweeg- tijds oefenden in de Vorstenlanden de Priester-
redenen worden in geschrift gebracht, gedagteekend, raden ook een deel der strafrechtspraak uit (zie
en onderteekend door de geestelijken, die daaraan boven), en was op die raden in het algemeen
hebben deelgenomen. Zij vermelden het bedrag der appel van devonnissen der lagere rechtbanken, Balé-
aan partijen in rekening gebrachte kosten. Zie MOS- Mangoe en I'radata geheeten. In Djokjakarta is
KEEKAS. Een door den voorzitter onderteekend de strafrechtspraak, bij de Resolutie van II Juni
afschrift wordt aan belanghebbenden uitgereikt. 1831 n». 29 (Tollens, W. en 8., Dl. I, bl. 358
De beslissingen worden door den voorzitter in en vv.) in verband met Stbl. 1887 n°. 47, aan de
haar geheel aangetcekend in een register, hetwelk nationale rechtbanken geheel ontnomen, zoowel
door tttsschenkomst van den Regent of anderen in het Sultansgebied als in dat van den Pangéran
hoogstcn inlandschen bestuursambtenaar, en in de Adipati. Die rechtspraak is namelijk opgedragen
residentie Batavia door tusschenkomst van het aan eene, op den voet der landraden elders, ge-
Hoofd van Plaatselijk Bestuur, elke drie maanden schoeide, Rechtbank voor criminecle zaken; maai-
wordt aangeboden aan het Hoofd van Gewestelijk de Priesterraden hebben de civiele appellen be-
Bestuur, die het register van zijn visum voor- houden. In Soerakarta werden in 1847 (Stbl. n°.
336 PRIESTERRADEN.
— PRIONODON.

30) in het gebied van den Soesoehoenan, en in residentie Madioen; met eene oppervlakte van
1848 (Stbl. n°. 9) in dat van den Pangéran Adi- 35.612,76 hectaren. Het district telt 35 desa's.
pati, aan de Priesterraden zoowel de strafrecht- PRING ORI. Jav. Zie BAMBOE.
spraak als de civiele appellen ontnomen, de Balé- PRING PETOENG. Jav. Zie BAMBOE.
Mangoe's opgeheven, en de Pradata's tot de gewone PRING SOERAT. Jav. Zie BAMBOE.
rechters in burgerlijke en strafzaken gemaakt. Zie PRING WOELOEH. Jav. Zie BAMBOE.
verder VORSTENLANDEN. PRINIA. AVES, PASSERIFORMES, PASSE-
Wat de Buitenbezittingen betreft, zoo vindt men RES. Tlmcliidac, Cisticolne. Zie PRINYA.
Priesterraden slechts in de streken, oudtijds door PRINS. (Mr. ARY) Geb. te Schiedam 28 Aug.
Hindoe-Javanen gekoloniseerd. Onder dezen zijn 1816 uit het huwelijk van A. Prins, cargadoor,
speciaal Palembang en Banjermasin te noemen. en J. Hj Hamel. Na te Leiden gestudeerd te heb-
Voor de hoofdplaats Palembang werd zoodanige ben werd hij 14 Mei 1838 bevorderd tot doctor
raad het eerst door ons gezag erkend bij Resolu- in de beide rechten (Diss. de sponsalibus,secun-
tie van 3 Juni 1823 n°. 12 (Tollens, t. a. p. Dl. I, dum jus antiquum Hollandicum), vertrok nog in
bl. gi). Elders heeft de geestelijkheid alleen de hetzelfde jaar naar Batavia, werd 20 Maart 1839
voluntaire jurisdictie, behalve in Zuid-Celebes, gezworen klerk bij den Raad v. justitie te Soera-
waar zij ook wel geschillen beslist. Naar het baja, 20 Juli d. a. v. secretaris en fiskaal bij de
schijnt, vormt echter aldaar de sar at of geeste- rechtbank van omgang in de Semarangschc afdee-
lijke rechtbank geen college, doch bestaat zij ling (sedert 11 Aug. in de Soerabajasche afdee-
slechts uit den kali of hoofdgeestelijke van elk ling), 15 Aug. 1841 griffier bij den Raad van
leenrijkje of regentschap, als alleenrechtsprekend justitie te Padang, 23 Sept. 1842 fiskaal bij dien
rechter, bijgestaan door eenige hem ondergeschikte Raad en auditeur-militair, 19 F'ebr. 1843 lid in
geestelijken als adviseurs. Over de Menangkabau- den Raad van justitie te Soerabaja. Den 2 cn Mei
sche landen, zie boven. 1845 werd hij in dezelfde betrekking naar Batavia
Litteratuur: C. B. Nederburgh, Bijdrage tot overgeplaatst, werd 16 Nov. 1846 griffier bij het
de interpretatie der Artt. 78 al. 2 en 83 van het Hooggerechtshof, 8 Febr. 1849 raadsheer in dat
Reg.-Reglement van Ned.-Indië, in verband met college, en 24 juli d. a. v. als regeringscommis-
Art. 3 van het Reglement op de Recht. Org., in saris naar Riouw gezonden. Na sedert 26 Maart
N.-L, Leiden 1880; L. W. C. Van den Berg, De 1851 als algemeen secretaris gefungeerd te heb-
Mohammedaansche geestelijkheid en de geeste- ben werd hij iq Juni d. a. v. definitief tot die
lijke goederen op Java en Madoera, Batavia 1882, betrekking benoemd, en als zoodanig 19 Jan. 1853
bl. 10 en vv. en bl. 32 en vv. Naar deze beide als Gouv.-commissaris naar de W.afdeeling van
geschriften wordt ook kortheidshalve voor de vroe- Borneo afgevaardigd, waar hij ternauwernood aan
gere litteratuur verwezen. Zie voorts nog Immink, eenen overval der oproerige Chineezen ontkwam.
De regterlijke organisatie in Nederlandsch-lndië, In 1855 met verlof naar Nederland gegaan, werd
's Grav. 1882, bl. 25 en vv. De jurisprudentie hij 6 April 1856 lid in den Raad van Ned.-Indië,
vindt men bij Abendanon, De Nederlandsch-Indi- keerde 1857 weder met verlof naar het moeder-

sche rechtspraak, Batavia 1881 iBgB, s. v. Pries-
terraad. Onder de geschriften over de geestelijke
land terug, fungeerde van 27 Maart— l Aug. 1859
als vice-pres. van den Raad v. N.-L, werd 21
rechtspraak, in de laatste jaren verschenen, moe- Jan. 1860 definitief als zoodanig benoemd en trad
ten in het bijzonder genoemd worden die van de van 2 Sept.—l9 Oct. 1861 als waarnemend Gouv.-
heeren J. A. Nederburgh, in het Indische Week- Gen. op. In 1864 (5 Nov.) op verzoek uit 's lands
blad van het Recht, jrg. ißgi, n». 1478—1483, dienst ontslagen, en naar Nederland teruggekeerd,
en jrg. 1893 n°. 1544; Dezelfde, in Wet en Adat, werd hij I F'ebr. 1865 opnieuw tot vice-pres. van
2e jrg.; Dezelfde, in het tijdschrift „Het Recht in den Raad benoemd, en nam van 25 Oct.—2B Dec.
Nederlandsch-lndië", dl, I.XXII (1899) bl. 339 en 1866 de functie van Gouv.-Gen. waar. Mr. Prins
vv., en dl. LXXIII (1899) bl. 59 en vv.; Piepers, overleed 28 Jan. 1867 te Sisipan, res. Batavia;
in het Indische Weekblad van het recht, jrg. 1887, hij was commandeur Ned. Leeuw en oprichter
n°. 1265 en 1266; Dezelfde, in het tijdschrift „Het van het rechtskundig tijdschrift: Het regt in Indië.
Recht in Nederlandsch-lndië", dl. LX (1893) bl. PRINSEN-EILAND (POELOE PANAITAN).
355 en vv.; Sibcnius Trip, Ibid. dl. LXXII(iB99) Eiland in de Meeuwenbaai, door de Behouden
bl. 2g5 en vv. en bl. 452 en vv. en dl. LXXIII Passage van Java gescheiden en op ongeveer
(ißgg) bl. igg en vv.; Verwey, in De Indische 72 □ palen geschat. Aan de N.W.- en Z.O.zijde
Gids, jrg. ißg3, dl. 11, bl. 1153 en vv. Eindelijk door een rif omgeven, bestaat het uit vulkanisch
wordt voor de verschillende gedeelten van Ned.- gebergte; een goede ankerplaats wordt aan de
Indië, wat de rechterlijke functiën der geestelij- O.zijde gevonden, terwijl de Kasuaris-baai aan
ken betreft, ook verwezen naar de aldaar geci- den Z.W.kant diep inloopt. Een paar kleine
teerde werken. L. W. C. v. d. B. eilandjes, de Timmerlieden, liggen tegenover
PRIMULA IMPERIALIS Jungh. Sierlijke Tandjoeng Harian, de zuidelijkste punt van het
1 meter hooge plant, wildgroeiend uitsluitend aan- eiland, dicht daarbij de Meeuwensteen en Poeloe
getroffen nabij den top van den Pangerango, op Mornik. Prinsen-eiland is niet voortdurend be-
3000 m. hoogte. „Als eene Koningin onder al de woond, doch strekt tot tijdelijk verblijf aan vis-
kruiden der Javaansche bergen verheft zich deze schers, vooral van schildpad en tripang; het is
Primula". Zij wordt tegenwoordig in Kcw Gar- zeer boschrijk en levert verfhout op.
dens (Dl. 11, bl. 2ig) gekweekt. PRINYA. Javaansche naam voor eene vogel-
PRING. Laag-Jav. Zie BAMBOE. soort, Prima fnmilinris, die haar nest bouwt als
PRING AMPEL. Jav. Zie BAMBOE. een Snijdervogel.
PRING APOES. Jav. Zie BAMBOE. PRIONITURUS. AVES, PSITTACI, Psitta-
PRING DJAWA. Jav. Zie BAMBOE. cidac, Palaeornithinae. Zie ILI-ILI.
PRINGKOEKOE. District van de contróle- PRIONODON. Zie HAAL
afdeeling, het regentschap en de afdeeling Patjitan, PRIONODON. MAMMALIA, CARNIVORA,
PRIONODON. — PROBOLINGGO. 337

Ferae, Viverridae. Zie DELOENDOENG en CI- alluviale strook grenst uit vulkanisch zand en klei
VETKAT. bestaande, aangevoerd door de rivieren Moedjocr
PRIPIH. District van het tot Sultans-gebied of Panting en Besoek-sat, welke over eene groote
behoorende regentschap Nanggoelan, residentie uitgestrektheid evenwijdig aan de kust loopen,
Djokjakarta. daartoe genoodzaakt door eene duinenreeks met
PRISTIGASTER. Zie HARING. duinen van B—l 2M. hoogte, die zij eindelijk
PRISTIPOMA. PISCES, ACANTHOPTERY- doorbreken. In het Z.W. der residentie ligt een
GII, Pristipomatidae. Zie GIGI-DJARAN. nog niet door vulkanische producten overdekt
PRISTOLEPIS. PISCES, ACANTHOPTERY- tertiair gebergte, bestaande uit conglomeraten en
GII, Nandidae, Nandina. Zie TEMBAKKANG. brecciën met toppen van 800—ruim 1000 M. hoogte.
PRIT. Zie BANDA. Het overblijvende, grootere middendeel van het ge-
PRIT ANDOEN. Zie CHESS. west is zeer bergachtig en vulkanisch en bestaat uit
PRIT-GANTIL. Zie CHESS. de uitloopers der grensgebergten en den Lemongan.
PRO. Zie BOERENG. De waterscheiding tusschen het stroomgebied
PROATIN. Zie BESTUUR, I, 190. van Straat Madoera en van den Indischen Oceaan
PROBOLINGGO. Deze residentie van Oost- loopt van den top van den Lemongan naar de
Java, welke als assistent-residentie bij de res. post Ranoejasa, het hoogste punt van den post-
Pasoeroean zal worden ingelijfd, grenst ten W. weg van Probolinggo naar Loemadjang en van
aan dit gewest, ten O. aan Besoeki, ten N. aan daar over de desa Ledokombo naar den rand van
de Java-zee en ten Z. aan den Ind. Oceaan. In den Tengger. Tot het stroomgebied van Straat
het W. loopt de grens over het Tengger-gebergte Madoera behooren: de kali Matihan, grensrivier
en wel dwars door den krater van den Tengger met Besoeki, de Tjangkahan, die van den top
of de Zandzee, langs het nieuwe erupticpunt in Saëng (Jang-gebergte) komende, door een ravijn
dien krater, de Bromo (2910 M. boven zee). De van 1500 M. diep stroomt en nabij Djaboeng in
W.grens loopt verder over den top van den Ajek- zee valt; de Pandanlaras, wier water in verschei-
ajek (2819 M.) en van den Smeroe of Semeroe dene waterleidingen verdeeld, bij Kraksaan de
(3671 M.) de hoogste berg van Java. De ooster- zee bereikt; de Paleran-Oloh of rivier van Padja-
grens gaat over den vulkaan Argapoera (3086 M.) rakan, de Gending, de Dringoe, de Bajeman en
hoogste top van het Hijang-Jang- of Ajang-gcbergte de Lawean, grensrivier met Pasoeroean. Naar den
(zie aldaar), terwijl niet ver van die grens, maar Ind. Oceaan stroomen: de kali Bondojoedo, een
binnen de res. Probolinggo, de vulkaan Lemongan, belangrijke rivier met de zijtakken Grobogan en
hoogste top de G. Taroeb, (1670 M.) gelegen is. Modjo, welke laatste door Loemadjang stroomt,
De oppervlakte van dit gewest bedraagt 63,4 en de Djatiroto, grensrivier met Besoeki, welke
D geogr. mijl; het is slechts één □ geogr. mijl grens na opneming van deze zijrivier door de
grooter dan de res. Bagelen. Op uit. 1895 telde Bondojoedo zelf gevormd wordt. De Besoek-sat,
de bevolking 574.637 zielen, nl. 1440Europeanen, o], den Semeroe ontspringende, loopt door een
3567 Chineezen, 441 Arabieren, 3 andere vreemde breed dal van los zand, waarover de postweg naar
Oosterlingen en 569.186 inlanders en onder deze Pasirian gaat. Zij mondt niet in zee uit maar
laatsten ruim 3000 Tenggereezen, dat is gemid- verdwijnt in een strandmoeras. De overige rivie-
deld 9063 per □ geogr. mijl. Tot dit gewest be- ren zijn de Moedjoer, de Besoek-semoet en de
hoort slechts één klein eiland, nl. Ketapang, een Glidik, alle op den Semeroe ontspringende; laatst-
koraaleiland, door de inlanders Gili geheeten; het genoemde vormt de grens met Pasoeroean. Rondom
ligt ten N.N.O. van de hoofdplaats Probolinggo den Lemongan ligt in een wijden kring een gordel
in Straat Madoera en heeft sedert eenige jaren van bergmeren; de voornaamste zijn Ranoe Kla-
eene gevestigde bevolking, uit visschers bestaande. kah, R. Pakis, R. Bedali op de westelijke, R.
De dunne laag teelaarde maakt hier en daar den Agoeng, R. Segaran op de oostelijke, R. Lading en
aanleg van tegalvelden, waarop maïs geteeld wordt, R. Logoeng op de zuidelijke helling van den vul-
mogelijk. De res. Probolinggo beslaat het smalste kaan. Het zijn oude crupticpunten of kraters met
gedeelte van Java; de afstand van de aan het noor- water gevuld. De R. Klakah is 34, de R. Pakis
derstrand gelegen hoofdplaats van het gewest tot zelfs 95 M. diep. Aan de binnenzijde zijn deze
aan de zuidkust bedraagt slechts 40 palen. Aan de meren begrensd door steile wanden, zoodat water-
noordkust ligt eene strook vlak terrein, de vlakte afvoer, anders dan ondergronds, onmogelijk is.
van Probolinggo geheeten, zich uitstrekkende van De diepte van den bovenwand tot den water-
grens tot grens en bestaande uit kwartaire afzet- spiegel is meestal aanzienlijk; bij de R. Agoeng
tingen en langs de kust uit eene smalle strook bedraagt die zelfs 100 M. De meren van Klakah
alluviaal zand en zeeklei, blauwgrijs van kleur en en Bedali zijn om hunne schoonheid bekend.
veelal tot vischvijvers ingericht, welke slechts Rondom den Lemongan liggen nog meer voor-
eenige M. boven zee en onder hoogwaterpeil lig- malige eruptiepunten; diepe gaten, welke niet
gen. Het zuidelijkste deel van de vlakte wordt met water gevuld zijn, maar toch den naam van
gevormd door de uiterst flauw hellende voeten van Ranoe dragen. Eene warme bron vindt men bij
den Jang, den Lemongan en den Tengger, welke Tiris aan den voet van den G. Taroeb. Het water
bijna overal met vulkanisch zand zijn overdekt, heeft eene temperatuur van 40 tot 42 0 C. en een
zoodat de grens tusschen de hellingen der vulkanen zuren smaak.
en de grootendeels kwartaire tuflagen moeielijk is Uit een mineralogisch oogpunt is het gewest,
aan te geven. Ook aan de zuidkust strekt zich een voorzoover bekend, weinig belangrijk. Er zijn een
nagenoeg vlak terrein uit, bestaande uit den bijna 30t.1l vergunningen tot mijnbouwkundige opspo-
horizontaal loopenden zuidoostelijken voet van den ringen verleend; van de resultaten vernam men
Semeroe en dien van den Lemongan. Deze vlakte evenwel tot heden niets.
heet naar de hoofdplaats der afdeeling, de vlakte De bevolking bestaat voor 4/ri uit Madoercczcn
van Loemadjang. Zij bestaat in het O. uit kwar- en voor '/s ult Javanen. Deze laatsten wonen
lairen grond, waaraan in het Z. eene vrij breede voornamelijk ter hoofdplaats en in de afdecling
111 22
338 PROBOLINGGO.

Loemadjang. De hoofden echter zijn — de loerahs


niet meegerekend —■ meestal van Javaansche af-
van de hoofdplaats
saan en Paiton.
eene stoomtramlijn naar Krak-

komst. De Madoereesche bevolking in dit gewest Hindoe-oudhcdcn vindt men in deze residentie
is arbeidzamer en meer tuk op winst of hoog weinig. Tjandipoera op de z.o. helling van den
arbeidsloon dan de Javaansche; zij is spaarzamer Semeroe is de naam van twee tjandi's, waarvan
en komt dan ook eerder tot welstand. Tengevolge de eene niet veel meer is dan een puinhoop en
van de hartstochtelijke geaardheid der Madoeree- de andere, bestaande uit een voetstuk van 17 M.
zen komen doodslag en verwonding zoomede vee- in het vierkant met twee omgangen en twee trap-
diefstallen veel onder hen voor; sluipmoorden pen mede zeer vervallen is. Merkwaardig daar-
daarentegen zeer zelden. De voornaamste midde- entegen is de tjandi Djaboeng op '/4 paal af-
len van bestaan zijn: de rijstbouw, die op den stands ten Z. van de onderdistrictshoofdplaats van
vruchtbaren, grootendeels vulkanischen bodem van dien naam gelegen. Deze tempel, uit rooden bak-
dit gewest zeer goed slaagt, de vischvangst en steen opgetrokken, is met het voetstuk 15,5 M.
de arbeid op landbouwondernemingen. In het hoog. Boven den voet die 7 M. hoog en 9,5 M.
gewest zijn 16 suikerfabrieken waarvan 2 in de lang en breed is, verheft zich een rond gebouw
afd. Loemadjang, 27 tabaksondernemingen, mede met eene kamer, waarvan het dak is ingestort.
in deze afdeeling, 3 erfpachtsperceelen waarop De muren zijn met fraaie kroonlijsten en met eenig
kma en koffie, 25 waarop enkel koffie, en 2 waarop beeldhouwwerk versierd. Verder zijn op het erf
indigo en tabak wordt geteeld. Van een vrij groot van de residentswoning nog eenige beelden.
aantal erfpachtsperceelen is nog niet bekend, welke De residentie Probolinggo maakte tijdens den
cultuur er op zal worden gedreven. De bevolking bloei van het rijk van Mataram deel uit van het
in deze residentie is over het geheel welvarend, rijk van Balambangan, dat onder het opperbestuur
voor een deel door de ruime gelegenheid om werk van Kloengkoeng, door Balineesche regenten werd
te vinden op de ondernemingen voor de cultuur bestuurd. Een tijd lang, van 1685 tot 1707, bleef
van uitvoerprodukten. de Oosthoek, en daarmee dit gewest, aan Soera-
Volgens de uitkomsten der regenwaarnemingen pati onderworpen. Bij verdrag in 1743 met Pakoe
is de regenval ter hoofdpl. Probolinggo gemid- Boeana II gesloten werd de Oosthoek van Java
deld 1091 m.M. per jaar, dat is minder dan op aan de Compagnie afgestaan. De kleinzonen van
eenige andere plaats op Java, van welke regen- Soerapati bleven zich echter in Loemadjang en
waarnemingen bekend zijn, Sitoebondo in Besoeki elders handhaven en eerst in 1768 werd Pana-
(gemidd. 1086 m.M.) uitgezonderd. Te Kraksaan roekan door de troepen der Compagnie ingeno-
(1310 m.M.) is de regenval mede gering. Te men en kort daarna de onderwerping van Balam-
Loemadjang bedraagt hij 2245 m.M. en op de bangan voltooid met de verovering van Banjoe-
onderneming Alaspetoeng, op de helling van den wangi, alwaar een regent werd aangesteld. Het
Lemongan, 4485 m.M. De maanden Augustus en gedeelte van Java's Oosthoek, gelegen beoosten
September zijn de droogste maanden des jaars. de tegenwoordige residentie Pasoeroean, was ver-
Ook October is over het geheel droog. In Novem- deeld in West- en Oost-Balambangan. liet regent-
ber vallen de eerste zware regens, die het geel- schap Banger, ongeveer overeenkomende met de
witte stof van boomen en gras afspoelen en nieuwe tegenwoordige res. Probolinggo, behoorde tot West-
groeikracht schenken. Tusschen de vulkanen op Balambangan. Dit regentschap werd omstreeks
de ooster- en westergrens heerscht bijna het ge- 1790 aan een Chinees verhuurd en onder Daen-
heele jaar overdag een zuidenwind. Het is de Z.O. dels aan dezen verkocht voor een millioen rijks-
passaat, die door de grensgebergten van richting daalders. Onder Raffles, in 1813, werd Probolinggo,
veranderd wordt in een zuidenwind. In den Oost- tegelijk met Besoeki en Panaroekan, teruggekocht
moeson heet hij gending en is dan een warme, en kort daarna met eerstgenoemd landschap tot
droge wind, die velen onaangenaam aandoet. Het eene residentie verheven. Sedert 1819 is Probo-
klimaat ter hoofdplaats staat bekend als gezond. linggo een afzonderlijk gewest.
Administratief is het gewest verdeeld in drie PROBOLINGGO. Afdeeling van het gelijkna-
afdeelingen, nl. Probolinggo, Kraksaan en Loe- mig gewest, en deel van het gelijknamig regent-
madjang, te zamen het regentschap Probolinggo schap, groot 83.423,68 hectaren of 15,2 □ g. m.,
uitmakende, dat verder verdeeld is in 7 contróle- en beslaande het noordwestelijke gedeelte der resi-
afdeclingen en 15 districten. De contróle-afdec- dentie. De grenzen zijn: ten N. de zee, ten O.
lingcn zijn: Probolinggo, Soekapoera, Kraksaan, de afdeeling Kraksaan, ten Z.W. de afdeeling
Gending, (lading, Loemadjang en Klakah.
kapoera ligt op 860 M. boven zee, op den weg
— Soe- Loemadjang, ten W. de residentie Pasoeroean.
De 5 districten van het regentschap, welke bin-
naar den krater van den Tengger en den Bromo, nen deze afdeeling zijn gelegen, ressorteeren onder
welke langs Ngadisari, eene zeer hoog gelegen 2 contróle-afdeelingen, als volgt: Probolinggo omvat
desa (1935 M.) loopt. Een andere, nog hooger Probolinggo, Dringoe en Soembcrkareng (hoofdpl.
gelegen desa is Ledokombo (1990 M.), bijna Pilang); Soekapoera omvat Tengger (hoofdpl. Soe-
uitsluitend door Tenggereezen (zie op dat woord) kapoera) en Tongas. De niet genoemde hoofd-
bewoond. plaatsen zijn gelijknamig. Het aantal desa's be-
Behalve de groote postweg langs de noordkust draagt igß. De afdecling is grootendeels bergachtig.
gaat een goede rijweg van de hoofdplaats zuid- Het gebergte in het O. beslaat uit de uitloopers
waarts over Klakah en Loemadjang naar Tempen; van den vuurberg Lemongan. Deze hangt door
verder zijn in de noordelijke en zuidelijke vlakten een zadel van ruim 200 M. hoogte samen met den
zeer goede wegen. Een staatsspoorweg verbindt Tengger, die zich op de westgrens der afdeeling
de hoofdplaats met Soerabaja en zuidoostwaarts verheft, en welks oostelijke helft met Dasar, Roedjak
met de afdeelingshoofdplaatsen in Besoeki. Van en Widodaren tot deze afdeeling behoort. In zijn
Klakah gaat eene zijlijn over Loemadjang en Tem- noorderrand draagt de hoogste top den naam van
pen naar de on derdistrietshoofdplaats Pasirihan, Penandjalln (2724 M.). In het zuidelijke deel van
middelpunt van koftïeonderncmingcn. Verder gaal den kraterrand is de voornaamste top de Ider-ider
PROBOLINGGO. — PROEFSTATIONS. 339

(2473 M.). De uitloopers van den Tengger in legd dan de meeste gewestelijke hoofdplaatsen
deze afdeeling strekken zich langs de westgrens langs de Noordkust en heeft met hare breede,
uit tot dicht bij zee. liet zuidelijke deel der af- elkander rechthoekig snijdende, goed beschaduwde
decling is overdekt door den geweldigen vulka- wegen, een vriendelijk en net voorkomen. Zij
nischen bergrug, welke den 'Tengger met den telde op het eind van 1895 8765 inwoners, waar-
Semeroe verbindt. Daarin ligt de 28ig M. hooge onder 532 Europeanen, 5681 inlanders, 2265 Chi-
top Ajek-ajek juist op het onderling scheipunt neezen, 286 Arabieren en I Bengalces. De voor-
der afdeelingen Probolinggo en Loemadjang met naamste straten zijn de groote postweg, die de
de residentie Pasoeroean. Tot aan de eruptie van plaats van oost naar west doorloopt en de zg.
Sept. lßg6 kon men aan den Lemongan bijna dage- Heerenstiaat die, ongeveer 20 M. breed, van de
lijks eene kleine uitbarsting waarnemen, die zich residentswoning, mede aan den postweg gelegen,
ter hoofdplaats Probolinggo vertoonde als eene loopt naar het stationsgebouw der staatsspoorwe-
schitterende horizon-verlichting. De Semeroe is gen. Aan deze met fraaie huizen bebouwde en
bijna onafgebroken met eene rookpluim versierd, met eene laan van tamarindc-boomen beplante
welke op verren afstand zichtbaar is. Aan het straat liggen de aloon-aloon met de regentswo-
noordeinde der Pasoeroeansche grens vangt de ning, de moskee, het zg. Engelsche kerkhof en
„vlakte van Probolinggo" aan, welke bestaat uit het niet meer bewapende fort, dat eigenlijk slechts
de uiterst flauwe voortgezette helling der vulkaan- bestaat uit eene langwerpig vierkante, door een
voeten. In het langs 't strand daarop afgezet al- steenen muur omgeven ruimte, sedert gebezigd
luvium zijn vischvijvers aangelegd. Kapen noch als werkplaats van den waterstaat en later als
baaien zijn er te vermelden; slechts bij de hoofd- magazijn der staatsspoorwegen. Aan de Heeren-
plaats de „reede van Probolinggo", wier grens is stiaat liggen ook nog de Protestantsche kerk van
vastgesteld bij St. iBgB n°. 240. Daartegenoverligt, gegoten ijzer op steenen voet en schuin daarte-
ietwat noordoostelijk van de hoofdplaats uit, in de genover het societeitsgebouw. De Chineesche be-
Straat Madoera het tot deze afdeeling behoorende volking woont grootendeels aan den postweg ten
Poeloe Ketapang. Op de grens met Pasoeroean vloeit O. van de residentswoning, die op 2V4 paal van
tot aan zee de van den Penandjaün komende k. het havenhoofd is verwijderd, in de nabijheid
Lawejan; langs Dringoe loopt de k. Dringoe die waarvan de meeste woningen der inlanders en
op het Lamongan-Tengger-zadel ontspringt en der Arabieren gelegen zijn. De haveninrichtingen
zoo zijn er meer kleine rivieren in deze afdeeling, bestaan uit een langwerpig vierkant bassin met
waarvan nog maar vermelding verdient de Boer- gemetselde kaden, waarlangs pakhuizen voor het
boekan of Banger, die langs de hoofdplaats vloeit, opschuren van koffie, suiker en tabak. Dit bassin,
welke ook wel Banger wordt genoemd, een naam dat tot ligplaats voor de laadprauwen dient, is
die in den compagniestijd gedragen werd door door een gegraven kanaal met de reede verbon-
het tot West-Balambangan behoorende landschap, den. Aan het eind van een lang in zee uitge-
dat ongeveer overeenkomt met het tegenwoordige bouwd havenhoofd bevindt zich een kustlieht.
regentschap Probolinggo. De spoorlijn komt uit De kali Banger, die het oostelijke deel der stad
Pasoeroean de afdeeling binnen, loopt evenwijdig doorstroomt, is alleen aan de monding bevaar-
aan den postweg op de hoofdplaats aan, en wendt
zich van daar zuidelijk naar de afdeeling Loe-
baar. — Ter plaatse zijn gevestigd eene kweek-
school voor de opleiding van inlandsche onder-
madjang. De postweg doet, dicht langs het zce- wijzers, thans met 25 leerlingen, en eene zg. hoof-
strand gaande, van het westen uit eerst Tongas denschool, zijnde eene inrichting tot opleiding van
en Pilang aan, dan de hoofdplaats, daarna Dringoe. de zonen van inlandsche ambtenaren en andere aan-
Van even beoosten de hoofdplaats gaat een zijweg zienlijke inlanders, met 60 interne leerlingen.
in nagenoeg pal zuidelijke richting de afdeeling PROËCHIDNA. Zie BL'IDELDIEREN.
Loemadjang in. De weg van Probolinggo naar PROEFSTATIONS. Behalve de Proefstations
den Tengger-krater loopt via Soekapoera en Nga- voor Delitabak en voor koffie onder 's Lands Plan-
disari en daarna door een kloof in den krater- tentuin ressorteerende en reeds vermeld op bl.
rand, de eenige die er in is, ofschoon ook daar 283 van Dl. I, bestaan in Ned.-Indië Proefstations
zich een dam verheft, die wei 100 M. boven den voor suikerriet en voor indigo. Aanleiding tot de
Dasar uitsteekt. De Mohammedaansche bevolking oprichting der Proefstations voor suikerriet op
der afdeeling is bijna uitsluitend Madocrecsch. Java was het epidemisch optreden van de sereh-
Op met die bevolking gesloten overeenkomsten ziekte, juist samenvallende met de suikercrisis.
werken in de vlakte een 4tal suikerfabrieken. Men besloot de hulp der wetenschap in te roe-
Voorts is er in deze afdeeling I perceel in erf- pen tegen de sereh en pas langzamerhand hebben
pacht uitgegeven; van wat men er teelt ontbreekt zich hieruit ontwikkeld de tegenwoordig bestaande
de opgaaf. laboratoria, waar de levensomstandigheden en de
PROBOLINGGO. Districtvan de gelijknamige ziekten van het suikerriet en de wijze van berei-
contróle-afdeeling, regentschap en afdecling Mage- ding van de suiker aan een grondig onderzoek
lang, residentie Kedoe; met eene oppervlakte van onderworpen worden, steeds met het oog op de
23.911,21 hectaren. Het district telt 380 desa's. mogelijk verkrijgbare praktische resultaten. Bijna
PROBOLINGGO. District van de contróle- tegelijkertijd werden in 1886 opgericht hel Proef-
afdeeling, het regentschap, de afdeeling en de station Midden-Java te Semarang en het Proef-
residentie Probolinggo; met eene oppervlakte van station voor Suikerriet in West-Java te Kagok-
10.448,76 hectaren. Het district telt 51 desa's. Tegalj in 18S7 eindelijk ontstond het Proefstation
PROBOLINGGO. Hoofdplaats van het gelijk- Oost-Java te Pasoeroean. Het eerste stond onder
namige gewest, het regentschap, de afdeeling en leiding van Dr. F. Soltwedel; nadat deze overle-
het district van dien naam, ligt aan de Straat den was, werd de toenmalige assistent Dr. F.
Madoera en aan de kali Banger, onder wel- Benecke directeur; het Proefstation verhuisde later
ken naam ook de hoofdplaats bij de inlanders naar Klatcn, vervolgens naar Bojolali en werd in
het meest bekend is. Zij is regelmatiger aange- ißg2 opgeheven; een tijdlang was chemisch as-
340 PROEFSTATIONS.

sistent Dr. H. Winter. Het Proefstation West- werden het eerst uitvoerig onderzocht door Dr.
Java had als directeur Dr. W. Krüger; onder hem Krüger, wiens werk vooral bestaan heeft in het
traden achtereenvolgens als assistent op Dr. 11. schiften en ordenen der verschillende waargeno-
Winter, Dr. Schollwien, Dr. F. Szymanski en W. men ziekteverschijnselen; deze werden door hem
I.cnders. In 1891 werd directeur Dr. F. A. F. C. beschreven en van een aantal de oorzaak aange-
Went met Dr. J. van Breda de Haan als plant- wezen-, op dezen grondslag werd verder voortge-
kundige en den Heer H. C. Prinsen Gecrligs als bouwd door Dr. van Breda de Haan, Dr. Wakker,
scheikundige. Laatstgenoemde trad in 1896 als Dr. Went, Dr. Zehntner, Dr. Raciborski en Dr.
directeur op; onder zijn leiding was eerst Dr. M. Kamerling. De belangrijkste dezer ziekten, de sereh-
Raciborski, later Dr. L. Kamerling plantkundige, z.iektc, werd natuurlijk het uitvoerigst onderzocht,
entomoloog werd Dr. L. Zehntner, die thans het zonder dat het nog gelukt is, de oorzaak er van
Proefstation verlaten heeft en wiens plaats nog met zekerheid aan te wijzen. Dr. Soltwedel meende
niet vervuld is, terwijl voor chemische hulp ach- de oorzaak te moeten zoeken in parasitischc Hern-
tereenvolgens aanwezig waren de assistenten O. L. atoden der wortels; Dr. Valeton gaf een grondige
J. E. Lohmann, Dr. E. Rosé en Dr. H. Bijvanck. beschrijving van de anatomische afwijkingen, die
Sedert 1 Nov. 1900 is ditProefstation (met behoud bij de serehziekte optreden; Dr. Krüger meende
van den naam Kagok) verplaatst naar Pekalongan. bacteriën in de zieke vaten als de oorzaak te
Aan het Proefstation Oost-Java was de eerste moeten aanzien; Dr. Went vermoedde, dat de
directeur Dr. J. G. Kramers, met als assistent sereh een bladscheedenzicktc is; terwijl Dr. Wak-
eerst den Heer J. D. Kobus, later ook Dr. Th. ker eindelijk de sereh niet voor een infectieziekte
Valeton. In 1892 werd directeur Dr. J. H. Wakker; houdt. De bestrijding der ziekte is echter gelukl,
onder zijn directeurschap waren assistent voor gedeeltelijk door het bezigen van min of meer
chemie de Heer Th. Marr en later de Heer A. C. immune rietvariëteiten (Loethers en Muntok inge-
Kuyt en entomoloog Dr. L. Zehntner. In 1897 voerd door het Proefstation West-Java, Cannc
werd tot directeur benoemd de Heer J. D. Kobus; Morte of Fidsjirict door Oost-Java), maar vooral
als scheikundig assistent waren achtereenvolgens door het opvolgen van den raad van Soltwedel
gedurende de laatste jaren werkzaam Dr. A. W. om afzonderlijke bibiltuinen in het gebergte aan
Nanninga en de Heeren J. A. van Ilaastcrt, 11. te leggen. Verder werden onderzoekingen verricht
Schaduc van der Does, B. Bokma de Boer, Th.' over het Rood Rot door Dr. van Breda de Haan
Marr en J. Schuit. De kosten der Proefstations (een bestrijding van deze ziekte is mogelijk ge-
worden bestreden door bijdragen van een aantal worden door het gebruik van bouillie borth
fabrieken, wier contributie berekend wordt naar over Rood Snot door Dr. Went, over Ananasziekte
de grootte van hun aanplant (op het oogenblik door denzelfden (de ziekte kan bestreden worden
bedraagt dit ƒ1,50 per bouw). Deze fabrieken door het afsluiten van de sneevlakten der stek-
kiezen een Bestuur, dat voor het Proefstation ken met teer), over de Marasmiusziekte door Dr.
Oost-Java te Soerabaja zetelt, voor dat vanWest-Java Wakker, over Wortelziekten door denzelfde, over
te Pekalongan. Hoewel het aantal contribueerende de Dongkellanziekte door Dr. Raciborski, enz.
fabrieken in de laatste jaren is toegenomen en de De dierlijke vijanden van het suikerriet werden
Proefstations in iets minder precairen toestand het eerst uitvoerig bestudeerd door Dr. Krüger,
verkeeren dan voorheen het geval was, zijn er later door den Heer Kobus en vooral door Dr.
toch nog vele eigenaren van fabrieken, die hun Zehntner. De laatste heeft door zijn onderzoek
steun onthouden (in 1899 contribueerden in Oost- van de Hoorders een rationeele bestrijding van
Java 52, in West-Java 57); de Regeering heeft deze schadelijke insecten mogelijk gemaakt, die
tweemaal geweigerd eenig subsidie toe te kennen. bij algemeene toepassing Java binnen niet al te
De werkzaamheid der Proefstations is gedeeltelijk langen tijd van deze plaag bevrijden moet. Ook
weinig merkbaar naar buiten, waar zij bestaat in de bestrijdingsmethode van den wawalan (Apo-
het geven van adviezen omtrent kuituur en ziekten gonia destructor), door Dr. Zehntner aangegeven,
van het riet of omtrent de fabricatie van de sui- wordt in Oost-Java op groote schaal met succes
ker, in analyses van grondsoorten, meststoffen, toegepast. Een samenvattende behandeling van
suikers, enz., in inspectiereizen naar de verschil- alle rietziekten wordt door de beide Proefstations
lende ondernemingen, in voordrachten gehouden Oost- en West-Java uitgegeven, waarvan het eer-
voor administrateurs en employés van fabrieken. ste deel, handelende over de ziekten, die niet
Gedeeltelijk wordt die werkzaamheid echter ook door dieren veroorzaakt worden, van de hand van
meer naar buiten zichtbaar, waar de resultaten Dr. Wakker en Dr. Went in 1898 verschenen
der onderzoekingen gepubliceerd worden. Deze is (217 blz., 24 platen, Leiden), het tweede deel
publicaties verschenen vroeger afzonderlijk, maar van de hand van Dr. Zehntner de dierlijke vijan-
in 1893 is vooral door de hulp der Proefstations den van het riet zal behandelen en spoedig zal
het tweemaandelijks verschijnende Archief voor gepubliceerd worden. De anatomische bouw van
de Java-suikerindustrie (Soerabaja) opgericht, waar- het suikerriet is vooral onderzocht door den Heer
van een groote invloed ten goede op de geheele Kobus, de chemische physiologie, in het bijzon-
suikerindustrie van Java is uitgegaan en dal thans der wat betreft de wijze, waarop de suiker in de
zeker wel met de Zeitschrift des Vereins fiir die bladeren wordt gevormd, vandaar getransporteerd
Rübenzuckerindustrie des Deutschen Reichs het en in den stengel opgehoopt wordt, door Dr.
beste bestaande suikertijdschrift is. In dit Archief Went. Bemestingsproeven werden aan de Proef-
worden, met enkele uitzonderingen, thans alle stations Oost- en West-Java genomen; vooral heeft
verhandelingen der Proefstations gepubliceerd. Het zich op dit gebied verdienstelijk gemaakt Dr. Kra-
is in een kort bestek niet doenlijk ook maar het mers. Het resultaat van die proeven is geweest,
meerendeel der publicaties van de suikerproefsta- dat duidelijk gebleken is, dat alleen stikstofhou-
tions le bespreken, daarom wordt hier alleen iets dende mest de rietopbrengst doet stijgen, terwijl
meegedeeld van de voornaamste resultaten, die kali- en phosphorzuur-houdende onder gewone
verkregen werden. De ziekten van het suikerriet omstandigheden geen invloed uitoefenen. De oor-
PROEFSTATIONS.
— PROGO. 341

zaak van dit schijnbaar vreemde verschijnsel werd bueerende fabriekeningevoerd, waardoor elke
ontdekt door den Heer Prinsen Geerligs, die aan- fabrikant in staat gesteld
wordt, te zien in welke
toonde, dat het met het irrigatiewater op de sawahs opzichten de in zijn fabriek verkregen resultaten
gebrachte vulkanische slib zooveel kali en phos- achterstaan bij die op andere ondernemingen ver-
phorzuiir bevat, dat deze voldoende zijn niet alleen kregen. Waren in den aanvang de fabrikanten
voor de rijstoogstên, maar ook voor de op die niet zeer gunstig gestemd voor de Proefstations,
gronden geteelde tweede gewassen en voor het hoofdzakelijk omdat zij daarvan te spoedig groote
eenmaal in de drie jaar daarop gekweekte sui- resultaten verwachtten, allengs is dit veranderd en
kerriet. Zooals boven reeds gezegd is, zijn door tegenwoordig wordt de arbeid der Proefstations
de Proefstations nieuwe rietvariëteiten ingevoerd; zeer gewaardeerd, zoowel op Java als in andere
er werd een zoo volledig mogelijke collectie va- rietsuikerproduceerende landen.
riëteiten uit alle rictproduceerende landen bijeen- Het Proefstation te Klaten werd in 1892 opge-
gebracht en van deze zijn er enkele in kultuur richt door de Klatensche Cultuurmaatschappij; de
genomen; zoo is b. v. de groote vlucht, die de kosten werden in hoofdzaak gedragen door de
suikerindustrie in Kediri genomen heeft, grooten- aan die Maatschappij behoorende ondernemingen.
deels te danken aan het bovengenoemde Loethers- Het doel was onderzoekingen te laten verrichten
riet. Daarnaast is getracht, nieuwe variëteiten te over kuituur en bereiding van indigo, tabak en
maken. Soltwedel heeft door systematische proe- suiker. Directeur werd de Heer C. J. van Looke-
ven aangetoond, dat het mogelijk is, suikerriet te ren Campagne, assistent de Heer P. J. van der
zaaien; hij verkreeg een zeker aantal zaadplanten, Veen; in 1896 werd laatstgenoemde directeur en
waarvan de ontwikkeling nader door Dr. Benecke een jaar later de Heer Boot. Al deze heeren
werd onderzocht. Nadat daarna door den Heer scheikundigen hebben zich vooral met agricultuur-
J. P. Moquette, administrateur van Kremboong, chemische en technische onderzoekingen bezigge-
proefondervindelijk bewezen was, dat uitzaaiing houden, sedert 1896 uitsluitend op het gebied
van suikerriet op groote schaal mogelijk is, wer- van de suikerfabricatie. Hoewel van de hand van
den aan de Proefstations Oost- en West-Java
procven genomen, die vooreerst ten doel hadden,
zaai- den Heer van Lookeren Campagne verschillende
verhandelingen over bemesting van het suikerriet
de mate van variabiliteit van het riet bij geslach-

en over de suikerfabricatie in het Archief voor
telijke vermenigvuldiging na te gaan en ten tweede de Java-suikerindustrie zijn verschenen sedert
te trachten een ras te verkrijgen, beter dan de tot dien tijd zijn er geen publicaties meer van hier
nu toe bekende; in hoeverre dit laatste gelukt uitgegaan —, is toch het hoofdbelang van het
is, zal eerst over eenige jaren beoordeeld kunnen Klatensche proefstation gelegen in de ontdekking
worden, wanneer sommige der aan het Proefsta- van het nieuwe procédé van den Heer van Loo-
tion Oost-Java gekweekte rassen op grooter schaal keren Campagne ter bereiding van indigo uit de
vermenigvuldigd zijn. Ondcrtusschen heeft in den Lndigofera Icptostachya, de zg. Natal-indigo. Dit
laatsten tijd de Heer Kobus getracht ook langs procédé is aanleiding geweest, dat te Klaten in
ongeslachtelijken weg een suikerrijker variëteit te 1896 een tweede Proefstation werd opgericht,
verkrijgen; uit zijn proefnemingen is reeds dui- waarvan het doel was: hulp te verleenen bij de
delijk gebleken, dat in het algemeen stekken van invoering van het nieuwe procédé van indigo-
suikerrijke rietstengels een neiging vertoonen om bereiding en in het algemeen onderzoekingen te
ook meer suikerrijk riet op te leveren; deze proe- verrichten in het belang van de kultuur en de
ven worden thans nog voortgezet. Omtrent de bereiding van indigo. De kosten van dit Proef-
fabricatie van de suiker werden in den eersten station (dat geheel onafhankelijk is van dat van
tijd van het bestaan der Proefstations onderzoe- de Klatensche Cultuurmaatschappij) worden ge-
kingen verricht door Dr. Winter, terwijl onze dragen door verschillende indigo-ondernemingen,
latere kennis van dit proces vooral veel te dan- alle geïnteresseerd bij het nieuwe procédé. Tot
ken heeft aan de verhandelingen van den Heer directeur werd benoemd 4e Heer J. J. Hazewinkel;
Prinsen Geerligs. Terwijl men vroeger in de riet- tot dusver zijn er een drietal bulletins verspreid,
suikerfabrieken meestal de werkwijze der beet- uitsluitend aan de leden, maar thans heeft de
wortelsuikerfabricken volgde, zonder zich veel te Heer Hazewinkel de hoofdresultaten van zijn onder-
bekommeren over het verschil in samenstelling zoekingen gepubliceerd in het Zittingsverslag der
der grondstoffen, werd nu die samenstelling nauw- Wis- en Natuurkundige Afdeeling van de Kon.
keurig bekend en kon een meer rationeele behan- Akademie van Wetenschappen te Amsterdam van
deling der sappen gevolgd worden. Vooral belang- 30 Maart 1900.
rijk onder de talrijke verhandelingen van den Heer De oprichting van een Proefstation voor Cacao
Prinsen Geerligs zijn die, welke handelen over wordt voorbereid; als directeur hiervan zal op-
de melassevormende bestanddeelen in de rietsui- treden Dr. L. Zehntner.
kerfabricatic, over de werking van alkaliën, kalk PROGO. De hoofdrivier van de vallei van
en baryt op glucose, over het centrifuge-rendement, Kedoe. Ze ontspringt op 1350 M. hoogte als een
over den invloed der glucose op de sttikcrvcrlic- waterrijke bron uit een rotsspleet op de n.n.o.
zen, over de onbekende verliezen bij de rietsui- helling van den Sindoro, nabij de desa Djombret,
kerfabricatie, terwijl als afzonderlijk werkje van buigt zich oost- en zuidwaarts om den voet van
zijn hand verscheen een Korte Handleiding tot Sindoro en Soembing heen en neemt vlak nabij
de Fabrikatie van Suiker uit Suikerriet op Java de desa Mendoet haar tweelingstroom de Elo op,
(Semarang, 2C dr. 1897, 129 blz.). Genoemd kan die op de n.n.w. helling van den Merbaboe ont-
nog worden een onderzoek door hem met Dr. springt, een tegengestelde bocht beschrijft en dan
Went ondernomen over de arakgisüng met het evenwijdig aan de Progo gaat stroomen. Beide
oog op het productief maken der onverwerkbare loopen in dalen met steile wanden; hunne bed-
afloopstroop. Eindelijk is in den laatsten tijd door dingen zijn met rotsblokken bezaaid. In den drogen
het Proefstation West-Java een onderlinge fabri- tijd zijn ze op eenige plaatsen doorwaadbaar, in
catie-contróle voor de aan dat Proefstation contri- den regentijd nergens; ze hebben een snellen
342 PROGO.
— PROSTITUTIE.

loop en zijn onbevaarbaar. Kort na de samen- gèng's fSoendan.) of Talèdèk's (Jav.), en


vloeiing gaat de Progo, een eenzijdig dal vor- haar bedrijf als prostituees moeten verklaard wor-
mend (als voortzetting van dat harer zijrivier, de den uit godsdienstige gronden. Zeer waarschijn-
Tangsi), stroomen langs den oostvoet van het lijk is het dat zij de opvolgsters zijn der prieste-
grensgebergte tusschen Djokjakarta en Bagelen, ressen van Ciwa, met wiens dienst de, ook overal
terwijl aan den oostoever de vlakke Merapi-voet in Indië voorkomende, phallusdienst gepaard ging,
zich uitstrekt. De grootste zijrivieren ontvangt zij en daarmee ook de ongebondenheid der prieste-
nu van laatstgenoemden berg, onder welke vooral ressen. Voor het oorspronkelijk rdigieuse karakter
de Belongkeng en de Pabelan na de erupties dik- dezer danseressen pleit bovendien, dat onder haar,
wijls geweldige hoeveelheden zand en steenen af- hoewel uiterst zelden, mannen worden gevonden
voeren. Ten zuiden van Sentoio breekt de Progo in vtouwenkleeren gekleed, bèksa's (Jav.). Veel
door een kalkrug en bereikt dan de kustvlakte, meer komt dit nog voor onder de balian's, die
waar zij zich tot 800 M. verbreedt, om met een op Borneo de plaats der ronggèng's innemen, en
smalleren mond door de duinstrook de zee te onder welke de mannelijke, den naam van basir
bereiken. dragen (zie voor litteratuur onder BALIANS en
PRONODJIWO. Jav. ; TJATJABËAN, Soend. DAJAKS). Eenigermate met deze priesters en
Euchresta Horsfieldii Beun., fam. Leguminosae, priesteressen op gelijke lijn staan de bissoe's,
onderfamilie Papiliouaceae. Heester met witte bloe- mannelijke en vrouwelijke priesters bij de Boegm-
men, zoowel in hooge bergstreken van Ned.-Indië eezen, van welke het echter niet geheel vast-
als in het I limalaya-gebergte en in China voor- staat of zij zich zoo algemeen aan prostitutie over-
komend. De bittere vruchtjes gelden als kostbaar geven. (Zie onder BISSOE'S). Als danseressen
inlandsch geneesmiddel tegen borstkwalen; de zg. treden de ronggèng's op bij bijna elke Javaansche
zoete pronodjiwo is het zaad van Stcrcnlia feestelijkheid, doch ook wel in het openbaar, op
Javanica R. Br., e. a. s. Eerstgenoemde soort is de passar enz., terwijl zij bijna alle het bedrijt
giftig en bevat cytisine, laatstgenoemde niet. van prostituee uitoefenen. (Zie verder onder
PROSTITUTIE. Prostitutie komt overal in RONGGENG).
Indië, op Java wel het meest, algemeen voor en Eigenlijke beroepsprostituées vindt men op alle
laat zich verdeelcn in vier soorten, nl.: die der grootere plaatsen, zoowel op Java als in de Bui-
ronggèng's op Java en der balian's op Borneo; tenbezittingen, op de garnizoensplaatsen, en vooral
die der eigenlijke beroepsprostituées; die der sol- op Java ook in kleinere dorpen in de nabijheid
datcnvrouwen; en die der zoogen. huishoudsters. van groote plantages. Verder treft men in de
Onvermeld laten wij hier den vooral bij Bataks, streken waar vele Chineezen tijdelijk verblijf hou-
Dajaks, Alfoeren, maar ook bij andere stammen den, als b. v. in de residentie Riouw, gewoonlijk
geoorloofde min of meer vrijen omgang der beide in de kangka's der Chineezen enkele aan. Daar
seksen vóór het huwelijk, daar immers het „ques- het meerendeel dezer vrouwen aan het politietoe-
tuin facere" bij dezen buitenechtelijken omgang zicht ontsnapt, kan men uit het aantal der inge-
ten eenemalc niet te pas komt en hij dus buiten schrevenen het werkelijke slechts bij benadering
ons begrip van prostitutie valt. Evenmin mogen leeren kennen. Ingeschreven zijn zij: te Soerabaja
wij hieronder rekenen den plicht die de gastvrij- ten getale van ± 600, te Batavia van ± 400 en
heid verschillende stammen van den Archipel op- te Semarang van ± 200.
legt, om hunne vrouw, of ééne hunner vrouwen Zij leven vereenigd in bordcelen, op Java socn-
aan den gast tot gezellin voor den nacht te geven. delan's genoemd, als wanneer zij het best aan
Als algemeene drijfvecren om zich aan dr- prosti- controle onderworpen zijn, of op zich zelve. Vooral
tutie overtegeven, mogen genoemd worderr: de- ter hoofdplaats Riouw en Dcli, doch ook op Java
bij inlandsche vrouwen zeer sterk ontwikkelde en in andere deelen van den Archipel treft men
zucht naar opschik en een gemakkelijk leven, en onder deze beroepsprostituées vele vrouwen van
verder hare sterke passie. Bovendien wordt zij Japanschen oorsprong aan, die over Singapore
nog in de hand gewerkt, doordat in de inland- worden ingevoerd en verder verhandeld, steeds
sche maatschappij de prostituee volstrekt niet de onder het voorwendsel dat hare koopsom is een
paria der Europeesche is, zoodat latere huwelijken schuld wegens voorschotten die zij van den bor-
van prostituée's en het zich aan prostitutie over-
geven van te voren gehuwd geweest zijnde vrou-
deelhouder zouden hebben ontvangen — een
euvel, dat in den laatsten tijd helaas schijnt toe-
wen, veelvuldig voorkomen, terwijl de begrippen tencmen. De prijs die voor dergelijke vrouwen
over huwlijksverhouding geheel anders dan in betaald wordt varieert tusschen ƒ2OO en ƒSOO, ler-
Europa zijn. Vooral de soldalenvrouwen en huis- wijl Chineesche vrouwen, afkomstig van Macao of
houdsters zijn volstrekt niet met Europa's prosti- uit enkele provincies van China met ± ƒ 1200
tuees gelijk te stellen. Van de bovengenoemde worden betaald en daardoor veel minder in Indië
klassen staan alleen de beide eerste, echter met te vinden zijn. Ook schijnt, voorul. van Semarang
uitzondering van de balian's, onder geneeskundig en uit Dcli, uitvoer van inlandsche vrouwen naar
politietoezicht, dat bovendien in Indië nog minder Singapore plaats te hebben. Als een geheel eigen-
krachtig werken kan dan in Europa, zoodat sta- aardige vin in van bcroepsprostitutic moeten hier
tistieken omtrent aantal, gezondheidstoestand enz. genoemd worden de panjeroan's van Bali. Dit
der prostituees zoogoed als niet bestaan, en alle zijn de dochters of vrouwen van zonder erfgena-
opgaven daarover uitteraard zeer onvolledig moe- men gestorven mannen uit de laagste kaste (s oc-
ten zijn. dra) of van vogelvrij verklaarden (bëdagan),
('ver het algemeen vindt men onder de prosti- die '111 eigendom aan den vorst vervallen en door
tuees slechts inlandsche vrouwen, doch komen, dezen, voorzoover hij ze niet in zijn eigen harem
voornl. onder de 2" soort, ook kleurlingen, en, opneemt, het land ingezonden worden om het
onder deze en de laatste, ook Japansche en Chi- beroep van prostituee in zijnen naam uittcocfencn,
neesche vrouwen voor. niet de verplichting een bepaald deel hater ver-
Het bestaan der dansmeiden op Java, rong- diensten aan hem uittekceren. Groote zedeloosheid
PROSTITUTIE. 343

en algemeene verbreiding van venerische ziekten Toen bij de Mem. v. Toelichting (bl. 44) bij
zijn het gevolg van deze lakenswaardige instel- de nieuwe politiestrafrcglementen van 1
Jan. 1873,
ling. (Zie voor litteratuur onder BALIËRS). Ook door de regeering was verklaard, dat het toezicht
elders in den Archipel komt dit voor, zooals in op de bordeelen een onderwerp van gewestelijke
Indragiri, waar Soetan en rijksgrooten dergelijke regeling behoorde uittemaken (de beide politie-
prostituees exploiteeren. strafreglementen bevatten hierover niets, terwijl
De soldatenvrouwen, levende in buitenechtelijke alleen het art. 1 &e en 9e van dat voor inlanders
gemeenschap met eenen militair, moeten ook onder cenigszlns preventief zou kunnen werken tegen
de prostituees gerangschikt worden, omdat zij zich de prostitutie als verbiedende het huisvesten van
dikwijls heimelijk aan prostitutie in de kazerne eene vreemde vrouw gedurende den nacht, zon-
overgeven. Het leven dezer vrouwen in de kazerne der toestemming van haren man), werd het boven-
en hun samenleven met de soldaten, worden door bedoelde Reglement ingetrokken bij een besluit
zeer vele redenen van utiliteit gerechtvaardigd en (Bijbl. Ind. Stbl. 2741) en de Directeur v. h.
de invloed ten goede dien zij veelal in het leven Departement v. Justitie uitgenoodigd aan de hoof-
der militairen in Indië uitoefenen, is zóó alge- den van gewestelijk bestuur het ontwerpen van
meen erkend geworden, dat het ontstaan eener reglementen op de prostitutie optedragen, die op
beweging in den laatsten tijd om betere verzor- 1 Jan. 1874 in werking zouden kunnen treden.
ging van Regeeringswege te verkrijgen voor deze Tengevolge hiervan zijn in de meeste gewesten
vrouwen zelve — die, vooral wanneer hun man
weggaat, door armoede dikwijls tot de prostitutie
dergelijke regelingen ontstaan, die grootendcels
niet het vorige, algemcene reglement overeenko-
gebracht worden — en voor hunne kinderen — men. De taak der stadsgeneesheeren blijkt o. a.
uit hunne Instructie in Ind. Stbl. 1875 n°. 46,
wier twijfelachtige nationaliteit en slechte opvoe-
ding hen veelal tot min-gewenschte elementen in terwijl reeds in art. 54 der Instructie voor de
de maatschappij maakt —, alleszins toejuiching civiele geneeshecren van 1827, Stbl. n". 68, aan
verdient. dezen werd aanbevolen om toetezicn op de ver-
Aan deze beweging is vooral verbonden de naam spreiding van venerische ziekten.
van den zendeling J. van der Steur, die voor de Op enkele plaatsen zijn gestichten voor zieke
soldatenkindcreu reeds veel verbetering tot stand prostituees opgericht, zoo o. a. te Batavia, te
bracht. Pontianak, te Tandjong Pinang en te Bandjer-
Verreweg het verst verwijderd van de beroeps- masin, waarvoor de organisatie plaats had bij
prostituée staal de zoogen. „huishoudster", de con- Stbl. 1876 n°. 127 aangevuld voor de beide laatst-
cubine van den alleenlevenden Europeaan in Indië. genoemde plaatsen bij Stbl. 1898 n°. 312, (welke
Haar ontstaan vindend in het, vooral vroeger zeer organisatie toepasselijk is op alle in Indië opte-
sterke, gebrek aan Europeesche meisjes in Indië, richten gestichten van dien aard), terwijl in 1855
is deze instelling aan scherpe eritick doch ook te (laroet een gesticht voor syphilislijdcrs werd
aan lof onderworpen geworden. Eene verdere be- opgericht. Bij Stbl. 1878 n". 93 werd de bezol-
spreking dezer huishoudsters valt echter buiten diging van het personeel dezer gestichten binnen
het bestek van dit artikel. In de groote centra bepaalde grenzen overgelaten aan de hoofden van
der Europeesche bevolking schijnt haar aantal in gewestelijk bestuur.
den laatsten tijd aftenemen. Na hetgeen boven gezegd werd omtrent de werk-
Op de ronggèng's nu en de eigenlijke bcroeps- zaamheid van het geneeskundig toezicht, mag het
prostituée's wordt een geneeskundig- en politie- geene bevreemding wekken, dat, voorzoover be-
toezicht uitgeoefend, in hoofdzaak gelijk aan het- kend, de gezondheidstoestand onder de prosti-
geen wij dienaangaande in Europa vinden. liet tuees eene zeer treurige is.
bestaat in eene verplichte inschrijving in regis- Van 1000 in 1889 op last der Regeering onder-
ters: afgifte van kaarten aan de gezond bevonden zochte Javaansche vrouwen,bijna uitsluitend prosti-
vrouwen; wekelijkschc visitatie der prostituée's tuees, bleken slechts i6"/ü gezond te zijn. Overi-
door de stadsgeneesheeren op de hoofdplaatsen gens werden de volgende ziekten geconstateerd:
en elders door de civiele gencesheeren, die daar-
voor van regeeringswege eene maande]ijksche toe-
lage ontvangen, terwijl zij ook in zeer vele ge-
vallen plaats heeft door de ondergeschikte dokter
,
retrollexio uteri 60 "/q, ovariaal-tumoren 13 "/u,
myomen 9"/,,, uterus infantilis enz. 2°/p, salpin-
gitis 10%, parametritis 2 /2 %, prolaps 2%.
Het buitengewoon veel voorkomen der rctro-
djawa's; politietoezicht op de bordcelen, tot welker ilexio uteri moest worden toegeschreven aan de
oplichting eene vergunning vcreischt wordt; en kunstbewerkingen der inlandsche vroedvrouwen,
opname der zick-bevonden vrouwen hetzij in ge- ter voorkoming van zwangerschap.
wone hospitalen, hetzij in speciaal voor dat doel Van 515 in 1893 te Socrabaja onderzochte pu-
bestemde inrichtingen. blieke vrouwen, bleken slechts 2 0/0 gezond te
Daar echter het meerendeel der openbare vrou- zijn, terwijl de verhoudingen der geconstateerde
wen aan elke controle weet te ontsnappen, de mid- ziekten bedroegen: venerische ziekten 19%, sy-
delen tot de visitatie ontoereikend zijn en dikwijls philis 10 "/u, vener. ziekten en syphilis 69 °/0
ruimte ontbreekt tot opname van al de besmette Gelukkig kan hiertegenover gesteld worden dat
.
prostituée's of om ze tot aan de geheele herstelling de venerische ziekten in Indië gewoonlijk niet in
te houden, is dit geneeskundig toezicht volgens die heftige vormen als in Europa optreden en
algemeen oordcel ten cencmale onvoldoende. bovendien het gestel der inlanders er beter weer-
Het geneeskundig- en politietoezicht werd voor stand aan schijnt te kunnen bieden.
geheel Ned.-Indië geregeld bij het Reglement, tot Reeds ten tijde der Compagnie lezen wij enkele
wering van de schadelijke gevolgen, welke uit de bepalingen, die ten doel hebben de prostitutie
prostitutie voortvloeien, van 15 Juli 1852 (Bijbl. te beteugelen, doch alleen geldende voor de stad
Ind. Stbl. 1255; 2C cd. bl. 685) welk reglement Batavia.
bij latere besluiten van den Gouv.-C.cn. in de af- Zoo vindt men in de Statuten van Batavia van
zonderlijke gewesten van toepassing is verklaard. 1642 een verbod aan alle Christenen om huis-
344 PROSTITUTIE. — PRUTJS VAN DER HOEVEN. (ABRAHAM).

houdsters te houden op straffe eener boete van Foraminifcrcn trit den Maleischen archipel werden
100 realen van achten voor de eerste, 200 voor 't eerst beschreven door Ehrenberg en door P.
de tweede en 300 voor de derde overtreding, ter- Harting, in zijne „Bijdrage tot de kennis der
wijl ook straffen werden bedreigd tegen publieke mikroskopische fauna en flora van de Banda-zee"
vrouwen die zich zonder vergunning naar de ter (Verh. K. Akad. Wetensch. dl. X, 1864), terwijl
reede liggende schepen begaven. Dergelijke bepa- onlangs F. W. Millett tal van nieuwe soorten be-
lingen vindt men terug in de Nieuwe Statuten schreef en afbeeldde (Journ. K. Mikrosk. Soc.
van Batavia van 1766, die echter nooit kracht lßg×gg). Bekend is dat reeds in voorwereldlijke
van wet gekregen hebben. Daarnaast bestonden tijden deze organismen een dergelijke rol gespeeld
enkele verbodsbepalingen tegen het toelaten van hebben als heden ten dage en het „krijt" b. v.
publieke vrouwen in herbergen, en tegen het grootendeels zijn oorsprong aan de afzetting van
openhouden van „ongepermitteerde kitten, kroegen Forumiuifcreu-schaaltjes te danken heeft. Maar
of kraampjes", daar deze de verzamelplaatsen der ook in jongere lagen der aardkorst ontbreken zij
prostituees schenen te zijn. (Ordonnantiën van niet; zoo toonde K. Martin hunne tegenwoordig-
27 Febr. 1682 en 6 Maart 1730). heid aan in de tertiaire kalklagen van Java; daarbij
Litteratuur: H. Ploss, Das Weib, 6 e cd. bl. treden vooral de Nummuliten op den voorgrond,
488; G. H. Stratz, Gynaecologisch onderzoek van daar zij ten gevolge van hun grootte en verba-
1000 Javaansche vrouwen, Ned. Tijds. v. Verlosk. zend aantal tot eene bepaalde formatie „de Num-
en Gynaec. 3U Jrg. 1891, bl. 47; J. F. H. Kohl- muliten-kalkstcen" aanleiding gegeven hebben.
brugge, Prostitutie in Ned.-Indië, Voordracht Ind. (Die Tertiarschichten auf Java en Die Fossilien
Genootschap, F'ebr. 1901; P. J. Veth, Java, l e ed. von Java).
I, bl. 336, 481; A. F. P. Graafland, Schets der Tot de Protozoa behooren ook de „zweep-infu-
Chineesche vestigingen in de afd. Karimon, Bijdr. soriën" waarvan de kosmopolitische Noctiluca of
t. t. 1. en vlk. 51-' Volgr. 111, bl. 528; J. A. Van zee-vonk het meest bekend is; het is een per-
der Chijs, Nederlandsch-Indisch plakaatboek, I,
bl. 586, 111, bl. 985, IV, bl. 252, IX, bl. 187;

zikvormig blaasje (0,5 I m.M.), met zweepvor-
mig aanhangsel nabij den mond en bekend om
J. G. Schot, Eenige Ned.-Indische belangen, 11, zijn lichtend vermogen (zie LICHTGEVENDE
Ind. G. 1890, 11, bl. 1632; Huwelijken in Indië, ORGANISMEN). Een groot aantal Protozoen lei-
Ind. G. 1893, I, bl. 385; Vuile ziekten en regee' den een parasitisch leven in de inwendige orga-
ringsbemoeienis, Ind. G. 1895, I, bl. 243; Mevr. nen van mensch en dier (zie WOFvKFÏRDIERF'.N).
Kemper-Stutterheim, Voordracht congres der ten- R. H.
toonstelling van vrouwenarbeid te 's Grav.; Pere- PRUNUS en PYRUS. De tot deze geslachten
laer, Ethnographische beschrijving der Dajaks, bl. behoorende vruchtboomen als pruimen-, perzik-
32; Jacobs, Eenigen tijd onder de Baliërs, bl. 120. en abrikozen-, alsmede pereen appelboomen
PROTIUM. Zie TRENGOELOEN. komen in Indië slechts voor als vrij zeldzame
PROTOZOA. De laagste dierlijke wezens, wier bergcultuurgewassen, het meest op den Tengger
lichaam of uit één enkele cel bestaat, of uit eene (Pasoeroean). Zij hebben geen eigen ml. namen.
vereeniging van eenige volkomen „gelijksoortige" PRUIJS VAN DER HÓEVEN. (ABRAHAM)
cellen, waarvan ieder voor zich in staat is alle Geb. te Leiden 30 Maart iß2g uit het huwelijk
levensverrichtingen (voeding, voortplanting enz.) van Prof. Dr. C. Pruijs van der Hoeven met M. C.
tot stand te brengen. In tegenstelling van hen Trompert ging hij in 1845 als scheepsjongen in
worden alle hoogere dieren bestempeld met den zeedienst, deed verscheidene zeereizen tot hij in
naam Metnzoa, wijl zij zijn opgebouwd uit eene 1852 als stuurman te Batavia kwam, daar examen
vereeniging van „ongelijksoortige" cellen, waar- voor 0.-I. ambtenaar aflegde, waarna hij in 1854
van verschillende groepen met de verschillende benoemd werd tot ambten, ter beschikking van
levensverrichtingen zijn belast. Het lichaam der den ass.-res. van Benkoelen. In 1856 werd hij tot
Protozoen bestaat uit een klompje protoplasma, contr. 3e klasse bevorderd, in 1858 naar Sumatra's
dat of naakt is en dan intrekbare uitloopers kan Westkust overgeplaatst; in 1859 werd hij benoemd
uitzenden, of het is bekleed met een celwand, tot politiek agent toegevoegd aan de militaire
waarop bij sommigen de Infusoriïn b. V. trilharen expeditie in Redjang en Ampat Lawang, waarbij
(cilien) geplaatst zijn, met behulp van welke zij hij zich zoozeer onderscheidde dat hij de Mil.
zich voortbewegen. Bij velen van hen wordt het Willemsorde verkreeg. In 1860 werd hij contr.
weeke lichaam gesteund door een huisje van ann- 2e kl. en in Sept. d. a. v. contr. I* klasse; hij
ééngekleefde zandkorrels, of door een kalkschaalljc, wist de onderwerping van het landschap Lebong
uit één of meer kamertjes bestaande, zooals bij te bewerken zonder dat eenig noemenswaardig
de Foraminifcrcn, terwijl bij de Radiolaricn die verzet plaats greep. In 1862 werd hij ass.-res. van
rol vervuld wordt door een kiezelgeraamte, uit de L Kota, in hetzelfde jaar van Mandeling; na
een sierlijk netwerk van balkjes gevormd. Beide een tweejarig verlof werd hij benoemd tot ass.-
groepen omvatten pelagische organismen, die in res., hoofd van gew. bestuur van Benkoelen, in
onnoemlijke hoeveelheden in de bovenste lagen IS7O tot res. der Lampongsche districten en in
der zee ronddrijven, terwijl na hun afsterven de 1873 van Palembang. Daar maakte hij in 1878
ledige schaaltjes op den bodem der zee zinken een ontdekkingstocht langs de Djambi-rivier tot
en daar tot de afzetting van bepaalde kalk- en de grens van Djambi (kampong Samalidoe). In
kiezelhoudcnde lagen (Globigerinen- en Radiolaricn- 1879 vertrok hij opnieuw met verlof; terugge-
slib) aanleiding geven. Ook in de zeebekkens van keerd, werd hij in 1880 regeeringscommissaris in
den Maleischen archipel ontbreken deze bezink- Atjeh, en in 1883 gouverneur van Atjeh en Ond.,
sels niet, zonder echter zoo op den voorgrond te waar hij het civiel bestuur invoerde. In 1883 ge-
treden als in de groote Oceanen, zooals de Siboga- pensionneerd, trad hij in 1886 weder in 's lands
expeditie aantoonde; in de Banda-zee vond Weber dienst als lid van den Raad van Indië, en werd
op groote diepte den bodem dicht bedekt met de in 1893 definitief op verzoek eervol ontslagen.
vertakte buizen van Rhizamn.ina algacformis. — Hij woont thans te Brussel.
PRUIJS V. D. HOEVEN. (ABR.) — PUTTE. (ISAAC DIGNUS FRANSEN VAN DE) 345
Van zijne geschriften noemen wij: Een woord der suikercontracten op Java", Gor. 1860, gaf
over Sumatra in brieven, Rott. 1864; Versterking blijken van zijne groote kennis der agrarische
der Indische middelen, Econ. Aug. 1865; Mijne aangelegenheden van Java en toen Olivier, tot
ervaring van Atjeh, 's Grav. 1884; Veertig jaren Minister van Justitie benoemd, zijn mandaat
Indischen dienst, 's Grav. 1894; Stemmen uit het nederlegde, werd Van de Putte in 1862 gekozen
Oosten, Vragen des tijds 1899. tot lid der Tweede Kamer voor het kiesdistrict
PSAMMODYNASTES. REPTILIA, OPHI- Rotterdam. In dat hooge college verwierf hij zich
DIA, Co/itbridae, Dipsadinac. Zie OELAR. reeds aanstonds een invloedrijke plaats; toen de
PSARISOMUS. AVES, PASSERIFORMES, Minister van Koloniën in het kabinet Thor-
PASSSRES, Ftirvlaemidae, Purxlacminae. Zie becke, Uhlenbeck, aftrad, werd Van de Putte in
PIPI-LOEREJAN. zijn plaats aan het hoofd van het departement
PSEUDOCHIRUS. Zie BUIDELDIEREN. gesteld (3 Febr. 1863), waar hij tal van belang-
PSEUDORECTES. AVES, PASSERIFORMES, rijke maatregelen tot stand bracht. Verschil van
PASSERES, Prionopidae,Prionopinae. ZieKOKEI. gevoelen tusschen het hoofd van het kabinet,
PSIDIUM. Zie DJAMBOE BIDJI. Thorbecke, en den Minister van Koloniën noopte
PSILOPOGON. AVES, PICARLAE, SCAN- den eerste tot het nederleggen van zijne betrek-
SORES, Capitonidae. Zie LAWEIJAN. king (10 F'ebr. 1866); het opvolgende ministerie,
PSITTINUS. AVES, PSITTACI, Psillucidae, waarin Van de Putte zijn portefeuille behield en
I'a/acoiiiithinae. 'Zie TANAU. aan welks samenstelling hij een groot aandeel
PSOPHOCARPUS. Zie BOTOR en KATJANG. had, trad reeds 30 Mei 1866 af, ten gevolge
PSYCHOTRIA. Zie IPECACUANHA (Dl. 11, van het aannemen van een amendement, door
bl. g6). In den laatsten tijd zijn door het Kol. Poortman voorgesteld op het „Ontwerp van wet
Museum weder pogingen aangewend, de cultuur tot vaststelling van de gronden, waarop onder-
dezer kostbare artsenij in Oost- en West-lndië nemingen van landbouw en nijverheid in Ned.-
te verzekeren. Indië kunnen worden gevestigd", waardoor naar
PTERACLIS OCELLATA. Zie DOLFIJN- het oordeel van den Minister de grondslag voor
VISSCHEN. de door hem beoogde hervorming vervallen was
PTEROCARPUS. Zie LINGOA KASTOERI (zie AGRARISCHE WET, Dl. I, bl. 12). Bin-
en SANA. nen een maand na zijne aftreding werd hij weder
PTEROCERA. Zie GASTEROPODEN. verkozen als lid der Tweede Kamer voor Rotter-
PTEROMYS. MAMMALIA, RODENTIA, dam en behield dien zetel, tot hij 6 Juli 1873
Simp/icidenlata, Sciuridae. Zie KECIIOEBOE en andermaal als Minister van Koloniën optrad in
EEKHOORN. het door hem en Mr. G. de Vries Az. gevormde
PTEROPUS. MAMMALIA, CHIROPTERA, kabinet, waarin hij van 18 Dec. 1873 tot 16 Mei
MEGACHIROPTERA, Pteropodidae, Pteropi. 'Zie 1874 tevens als Minister van Marine fungeerde.
AWAB. Tengevolge van het verwerpen door de Tweede
PTEROSPERMUM. Zie BAJOER. Kamer van een voorstel tot eensus-verlaging trad
PTILINOPUS. Zie DUIF. het Ministerie af en werd Van de Putte door
PTILONORHYNCHUS. AVES, PASSERI- Mr. W. Baron v. Goltstein opgevolgd (27 Aug.
FORMES, PASSERES, Timcliidae, Ptilonorhyn- 1874); spoedig daarna (Oct. 1874) werd hij door
chinac. Zie BATOETOE. Hoorn naar de 'Tweede Kamer afgevaardigd, waarin
PTILOPUS. AVES, COLUMBAE, Trcronidae, hij zitting hield tot hij in 1880 door de Provinciale
Ptilopodinae. 'Zie DUIF, JOWAN-BONDOL en Staten van Zuid-Holland tot lid der Eerste Kamer
POONAI. verkozen werd, welke betrekking hij nog bekleedt.
PTILORHIS. AVES, PASSERIFORMES, PAS- De Hr. Van de Putte is Commandeur Ned. Leeuw.
SERES, Faradiscidac, L'.pimachinae. Zie OEAN. Als staatsman heeft Van de Putte bij uitne-
PTYCHOZOON. Zie GEKKO. mendheid grooten invloed uitgeoefend op de ont-
PULEX. ARTICULATA, INSECTA, DIP- wikkeling onzer koloniën in liberalen zin. Met
TERA, Pulicidae. Pulicinae. Zie TINGGI. Van Hoëvell mag hij in één adem genoemd wor-
PUNICA. Zie DALIMA. den als de grondvester van het nieuwere koloniaal
PUNTIUS. PISCES, PIIVSOSTOMI, Cypri- beleid. Waar Van Hoëvell de eer toekomt, het
nidac, Cvpriuiiiac. 'Zie PAWÈII. eerst krachlig te zijn opgetreden voor de toepas-
PUPILLENKORPS. Zie ONDERWIJS (MILI- sing van nieuwere denkbeelden op koloniaal poli-
TAIR), Dl. 111, bl. 86. tiek terrein, heeft Van de Putte die verder ont-
PUPILLENSCHOOL. Zie ONDERWIJS (MI- wikkeld en op oorspronkelijke wijze daaraan vorm
LITAIR), Dl. 111, bl. 86. en leven gegeven. Vooral zijn eerste ministerie
PURPURA PERSICA.ZieGASTEROPODI'.N. is in dit opzicht baanbrekend geweest; aan zijn
PUT. Zie ARTESISCHE FUTBORING, Dl. I, initiatief of aan zijne krachtige medewerking dankt
bl. 46. Indië tal van belangrijke maatregelen, die een
PUTTE. (ISAAC DIGNUS FRANSEN VAN nieuwe periode openen, zooals de intrekking van
DE) Geb. 22 Maart 1822 te Goes uit het huwe- verscheidene verplichte cultures op Java, Amboina
lijk van J. Fransen v. d. Putte en D. J. Luteyn. en de Banda-eilanden, de afschaffing der verplichte
Aanvankelijk voor de marine opgeleid, trad hij in diensten in de Gouv.bosschen op Java, het ver-
1838 in dienst ter koopvaardij en verkreeg wel- bod tot het aangaan van contracten met de hoof-
dra achtereenvolgens den rang van 3C", 2en en den der desa's, de afschaffing van de straf van
IV" stuurman; in iß4g werd hij aangesteld tot rotanslagen, de concessie voor den aanleg en de
administrateur der suikerfabriek' Pandji op Java, exploitatie van een spoorweg van Batavia naar
doch keerde in 1859 naar Nederland terug, waar Buitenzorg, de regeling van de opleiding der 0.-I.
hij zich aanvankelijk te Rotterdam vestigde. Daar ambtenaren enz. De meest gewichtige wetten, op
trok hij reeds spoedig de aandacht door zijne zijn initiatief tot stand gekomen zijn de wet rege-
groote talenten; een brochure over de „Regeling lende het beheer en de verantwoording der Indi-
346 PUTTE. (ISAAC DIGNUS FRANSEN VAN DE)
— PIJLVERGIFTEN.
sche geldmiddelen en die tot vaststelling der tarie- de scherpzinnigheid van natuurvolken, dat deze
ven van in-, uit- en doorvoer in Ned.-Indië, waardoor voor pijlvergiften meerendeels stoffen in hun om-
gebroken werd met het beschermend stelsel. Zijn geving hebben weten op te zoeken, die van uit
boven vermeld wetsontwerp tot vaststelling van de bloedbaan aanzienlijk veel vergiftiger werken
de gronden enz. mocht hij niet tot wet verheven clan van uit het darmkanaal. Daardoor wordt het
zien; het bevat echter de kiem der voornaamste mogelijk dat een dier, met een vergiftige pijl ge-
hervormingen, die op agrarisch gebied in Ned.- schoten, zonder gevaar kan gegeten worden, vooral
Indië zijn ingevoerd en heeft als zoodanig een wanneer de gebruikelijke voorzorg genomen wordt
bij uitstek grooten invloed uitgeoefend. Gedurende de omgeving van de wond, waar zich uit den
zijn tweede ministerie werd de aangevangen her- aard het meeste vergift bevindt, vooraf weg te
vorming der in- en uitvoerrechten voortgezet en snijden. Reeds bij oude schrijvers vindt men deze
het beschermend stelsel geheel afgeschaft. Andere opmerking, zoo bij Celsus, waar hij spreekt over
hervormingen van geen gering belang, zooals de de jachtvergiften der Galliërs (De medicina libr.
reorganisatie van het districtsbestuur op Java, zijn VIII, lib. V c. 27). Hiermede hangt ook samen
ook gedurende zijn bewind tot stand gekomen dat de deugdelijkheid van sommige pijlvergiften,
of voorbereid; grootendeels echter werd zijn tijd b. v. van het bekende curare uit het Amazone-
in beslag genomen door den oorlog met Atjeh gel,ied, volgens de berichten der enkele reizigers
uitgebroken en door den parlementairen strijd, die de bereiding hebben bijgewoond, beoordeeld
die daarover in de Staten-Generaal gevoerd werd. kan worden naar den smaak. Over de oorzaak van
Ook na zijn aftreden als Minister heeft Van de dit verschil in werking bij verschil van toepas-
Putte grooten invloed in de Volksvertegenwoordi- sing kan hier niet nader worden uitgeweid; soms,
ging uitgeoefend; daarbuiten werkte hij eveneens b. v. bij het curare, kan dit aldus worden opge-
krachtig in 's lands belang o. a. als voorzitter eener vat, dat het vergift van uit het darmkanaal slechts
commissie voor den waterweg van Rotterdam naar langzaam wordt opgenomen, en daarentegen weder
zee (1877), en van eene commissie ter beoordeeling gemakkelijk wordt uitgescheiden, zoodat er telkens
van de bestaande indeeling der maritime middelen slechts een zeer kleine hoeveelheid tegelijk, onvol-
in Ned.-Indië (i88g). Ook nam hij een groot aan- doende om den dood te veroorzaken, in den bloeds-
deel aan 'de werkzaamheden voor de oprichting van omloop circuleert. In andere gevallen berust het
het „Institut colonial international", welks zittingen genoemde verschil op omzettingen, die de vergif-
hij te 's Gravenhage op uitnemende wijze presi- tige stof in het darmkanaal ondergaat. In de
deerde, en waarvan hij thans eerevoorzitter is. tweede plaats kunnen de pijlvergiften dienen als
Zie: zijne levensbeschrijving door Mr. B. H. toelichting van de scherpe natuurwaarneming van
Pekelharing in Mannen en vrouwen van betee- primitieve volken, omdat men veilig beweren kan
kenis in onze dagen, Haarlem ißgg; v. Deventer dat zij voor deze bereidingen de meest vergiftige
in Woord en Beeld, Mei 1900; voorts Parlemen- stoffen uit hun omgeving hebben weten op te
taire redevoeringen, Schiedam 1872—1873 (bevat- sporen. Inderdaad kent de scheikunde onder de
tende de redevoeringen van 1862—Sept. 1865). natuurproducten en onder de kunstmatig bereide

.
Die op Atjeh betrekking hebbende (Febr. 1873 stoffen bijna geen lichamen, die de werkzame be-
Dec. 1885) zijn afzonderlijk uitgegeven onder den standdeelen der pijlvergiften in giftigheid even-
titel: Atjeh. aren of overtreffen.
PYCNONOTUS. AVES, PASSERIFORMES, Dat neemt niet weg dat de bereiding der pijl-
PASSERES, Timcliidac, Brachypodiinae. Zie vergiften zelve, voor zooverre deze bekend is,
BRABA-RIMBO en KAMADJA. gewoonlijk een mengelmoes vertoont van scherp-
PYGEUM. Zie KI-lIADJI. zinnigheid, bijgeloof en hokus pokus. In den
PIJLVERGIFTEN. Pijlvergiften worden in regel zijn deze praeparaten in hooge male samen-
't Zuidoosten van Azië veelvuldig vermeld. Van gestelde afkooksels van verschillende planten,met
de Himalaya af, langs de oostkust van de golf veel omslag en geheimzinnigheid samengevoegd,
van Bengalen, op 't schiereiland van Malaka en vaak vermengd met deelen van vergiftige dieren,
verder in den Oostindischcn archipel vindt of en kan men in de gebruikte stoffen sommige onder-
vond men vergiftigde pijlen. Echter kan men geen scheiden aan welke de vergiftige werking in hoofd-
continuïteit in dit gebied aannemen, daar de wijze zaak toe te schrijven is, andere die op meer of
van toepassing der pijlvergiften vrij belangrijk minder goede gronden geacht kunnen worden de
verschilt. Met name is er een bepaald gebied aan werking van het vergift te bevorderen, of het
te geven waarde vergiftige pijlen met de blaaspijp product beter geschikt maken b. v. om aan de
worden afgeschoten, omvattende, — behalve het pijlen te blijven hechten of in de wond spoedig
zuidelijk deel van Malaka, — Sumatra, Java, Borneo
en Celebes. terwijl elders de boog wordt gebruikt.
op te lossen, en in de derde plaats een aantal
stoffen die met de giftwerking zeker niets te maken
Zie over de bijzonderheden der verspreiding dezer hebben. Zoo vindt men ook in de bewerkingen
beide wapens: Pleyte in Intern.Archivf.Ethnogr. sommige die zeer rationeel kunnen heeten, andere
IV, bl. 265. Op te merken valt dat het gebruik echter die de giftwerking zeker niet bevorderen,
van vergiftige, met de blaaspijp afgeschoten pijlen eerder zelfs schaden kunnen. Dit ten minste is
thans op Java niet meer voorkomt, doch dat men de indruk, dien de enkele beschrijvingen van de
er, als rudiment van vroegere toestanden, de blaas- bereiding van pijlgiften welke lot ons gekomen
pijp nog aantreft onder het kinderspeelgoed. Zie zijn, maken. Want om begrijpelijke redenen is
overigens voor de inrichting van de blaaspijp en de het duidelijk dat, is het al moeilijk voor reizigers
pijltjes de artikelen SOEMPITAN en WAPENEN. om zich de pijlgiften zelve te verschaffen, het
Het gebruik van vergiftigde pijlen heeft, waar nog veel moeilijker is voor vreemden om tegen-
dit voorkomt, in het algemeen tweeërlei strekking, woordig te zijn bij cene bewerking, die vaak voor
eensdeels voor de jacht, anderdeels als oorlogs- stamgenooten zelfs verborgen wordt gehouden.
wapen. In verband met de eerstgenoemde toepas- Als voorbeeld van de wijze waarop een pijlgift
sing is het een hoogst merkwaardig bewijs voor gemaakt wordt diene de beschrijving door Hrolf
PIJLVERGIFTEN. 347

Vaughan Stevens gegeven van een dergelijke be- namelijk uit Derris elliptica bereid (zie TOEBA)
reiding door hem bijgewoond op 't schiereiland echter met toevoeging van Autiaris toxicaria,
van Malaka (Materialen z. Kcnntnis der wilden Raildia Pumetoinm, Tabernaeiiioiitaua Malacen-
Stamme auf der Ilalbinsel Malaka in Veröffent- sis, Alocnsia singaporiana, en nog een zes- tot
lichungen aus dem Königlichen Museum f. Völ- tiental andere planten samen gekookt, waarin ook
kerkunde, Berlin, Spemann, Bd. II lßgi,bl. 109). nog een weinig arsenik en een pepertje gebracht
Het betreft een plantaardig vergift van de Pangghan- worden, 't laatste niet de bedoeling 't vergift te be-
stam. Hiertoe worden een twintigtal verschillende schutten voor een hantoe ofboozen geest, die bang
basten, bladeren, vruchten of wortels gebruikt is voor peper. De bereiding geschiedt desgelijks
waarvan Stevens de inlandsche namen opgeeft, als bij de andere stammen en wordt door Stevens
benevens zeven verschillende plantensappen, scor- uitvoerig beschreven met afbeelding der gebruikte
pioenen, duizendpooten en slangen. Voor zoover toestellen. Alleen valt op te merken dat ten slotte
deze materialen gedetermineerd zijn behooren zij als het plantaardige deel van het vergift klaar is,
tot een paar Strychnos-sooxten (Blay Besar en 't zuivere uitgeperste gift van slangen, scorpioenen
Blay Hitam), een variëteit van Pangium editie en duizendpooten toegevoegd wordt, alzoo niet
(Piyung), Cuesmoiii' javanicn, Amorphophnllus, mede gekookt, hetgeen zeker rationeeler is dan de
Dioscorea dacmoiiitm, Fpiprcmmum gigautenm. behandeling dezer stoffen bij de Orang Panggahn.
Speciaal de Blay Hitam is nader onderzocht Evenals bij de Orang Benoewa worden ook
door Santesson (Aren., d. Pharm. 1893, bl. 591) door de Orang Mentera voor verschillende doel-
die deze plant voor een Slryeknos-sooxt ver- einden, b. v. voor verschillende groote dieren, ver-
klaart welke uitsluitend brucine bevat en geen giften van verschillende sterkte vervaardigd, en
strychnine, en door Elfstrand (Arch. d. Pharm. de pijlen dienovereenkomstig gemerkt. Zij welen
1898, bl. 100) die haar met Strycknos lauccola/is ook dat bij 't maken van insnijdingen in de schors
geïdentificeerd heeft. De verschillende basten, van Autiaris toxicaria men voor het verkrijgen van
vruchten enz. worden in bepaalde volgorde en in een sterk werkend vergift slechts oppervlakkig moet
bepaalde groepeeringen verschillend lange tijden insnijden. Dit schijnt juist te wezen en zijn verkla-
gekookt met water, daarna de uitgeperste vochten ring daarin te vinden dat hel uitvloeiende sa], bij
bij elkaar in een pot gedaan, alles met uitzondering diepere insnijding vermengd wordt met een gonr-
van het Antiaris-sap, dat er pas later bijkomt, ver- achtig bestanddeel, dat als een vernis opdroogt en
volgens worden de slangekoppen, scorpiocnenstaar- de snelle oplossing van het vergiftin den weg staat.
ten en koppen van duizendpooten fijngewreven en Onder de halfwilde stammen van Malaka zijn
bij het vocht gevoegd, dat tot de helft wordt inge- de mannen, die een specialiteit van de giftberei-
kookt en door een bladtrechter gefiltreerd. Eerst ding maakten, uitgestorven; wie gift noodig heeft
daarna wordt het sap van Autiaris toegevoegd en en niet al de ingrediënten gemakkelijk bekomen
vervolgens de vloeistof zoover ingekookt tot zij niet kan voegt er allerlei aan toe waarvan hij wel
meer snel afloopt van een bamboestokje. Nog warm eens gehoord heeft dat 't vergiftig is. Hoewel
wordt het extract in bamboekokers gevuld en is iedere stam zijn eigen stamgift heeft, volgt hier-
dan klaar voor het gebruik. De gehceel bewerking uit nog geenszins dat 't van een der leden van
duurt ongeveer twee en een half uur. de stam verkregen vergift met dat van een ander
De Pangghan-lieden van wien Stevens deze overeenstemt. Alleen bij de meest wilde en ontoe-
bereiding bijwoonde waren giftmakers van pro- gankelijke Drang Sakei is de giftbereiding in
fessie. Zij beweerden zeer beslist dat het vergift, handen van enkele personen, bij wie het recept
voor de toevoeging van het Antiaris-S&p, als het van vader op zoon overgaat en dus zekere een-
gedronken werd, wel in staat zou zijn om iemand heid gewaarborgd is. Droomt b. v. bij de O. Mentera
ziek en duizelig Ie maken en maagpijn te ver- een man dat hij een dier doodt met een of ander
wekken, doch niet doodelijk zou werken tenzij in ingrediënt, hoc onschadelijk ook, dan kan men er
groote hoeveelheid, doch eerst na de toevoeging op rekenen dat hij 't een volgende maal aan het
van het Ipoch-sap zijn eigenlijke vergiftigheid vergift toevoegt; anderen echter nog niet. Van-
verkrijgt. In verband hiermede is het zeker op- daar reeds dat door velschillende personen geheel
merkelijk dat het Ipoek-sap eerst op het laatst verschillende samenstellingen worden opgegeven.
wordt toegevoegd, en dus zoo kort mogelijk wordt Uit Sumatra is bekend en nader onderzocht
gekookt, want met het oog op de eigenschappen door Lcwin een pijlvergift der Bataks, waarin
van het werkzame bestanddeel van het Antiaris- 't sap van Autiaris toxicaria gebruikt wordt en
sap, het antiarinc, mag men veilig aannemen dat ongetwijfeld ook nog andere planten, die niet
dit door lang koken ontleed en daardoor minder nader konden herkend worden.
vergiftig zou worden. Deze bewerking is dus alles- Op de Mentawci-cilanden worden vergiftigde
zins rationeel; minder echter het mede koken der pijlen gebruikt die niet niet de blaaspijp, maar
slangekoppen enz. Opmerking verdient echter met den boog afgeschoten worden. Vermoedelijk
weder dat van deze dieren juist de deelen geno- zijn Autiaris, Derris elliptica en Capsicuin de
men worden „nar zich de giftkliercn bevinden, hoofdbestanddeelen, echter wordt beweerd dat ook
even als van de scorpioenen. tabak err tabaksasch er in voorkomen.
Behalve dit hoofdzakelijk plantaardige vergift Op Borneo komen bij de Dajaks talrijke pijl-
der Orang Panggahn beschrijft Stevens (1. c. bl. giften voor, die deels onder den naam ipoh, deels
107) nog een ander pijlgift der Orang Benoewa als siren beschreven worden, zonder datdeze namen
„Dok" („Ngdok") of als het niet volledig is Kroy steeds dezelfde stof aanduiden. Zoo vindt men
(Krohi) genoemd, waarin behalve ipoeh-bast voor- siren, dat sttychnin-houdend is en ook wel dat
komen koppen, kaken of staarten van Sco/opcn- geen strychnin bevat. De voornaamste stamplanten
dra's, stekels en lever van verschillende visschen, vergiften zijn Strycknos Tieute, Antiaris
slangekoppen en sap van „Babooter" (Excoecaria ia en Derris elliptica (loeba), terwijl ook
Agnllochn) en „Gurah". Dioscorea hirsuta (gadoeng), tabakswater, en asch of
Bij de Orang Mcntcra vond hij vergiften voor- kool van verscheidene planten toegevoegd worden,
.
348 PIJLVERGIFTEN. — PYTHON.

Behalve de dierlijke vergiften treffen wij alzoo landsche rechtsgeschiedenis in de Werken dei-
als voornaamste stamplanten der indischc pijlver- Vereen, tot uitgave der bronnen v. h. oud-vad.
giften aan Antinris, Strycknos en Derris. De recht, n°. 2 en in de Werken v. h. Historisch
werkzame bestanddeelen dezer planten zijn het Gen. te Utrecht nO 4g; voorts verschillende klei-
glukosied antiarine, de alkaloïden strychnine en nere opstellen in de Nieuwe bijdragen voor rechts-
brucine, benevens derrid. geleerdheid en wetgeving en in de Bijdragen voor
Bij de Negrito's op de Philippijnen wordt een vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde.
pijlvergift bereid uit den bast van Rubelaisiuphi- PIJNAPPEL. (JAN) Geb. te Amsterdam 17
lippiuensrs, waarin als werkzaam bestanddeel het Nov. 1822 uit het huwelijk van G. Pijnappel en
rabelaisine voorkomt. (Plugge, Ned. Tijdschr. v. A. M. Kruseman, studeerde hij aanvankelijk aan
Geneeskunde, 1896, Dl. 11, n°. 4 en Gartner, het Athenaeum zijner geboortestad, later te Leiden
Diss. Erlangen 1895). waar hij 6 Juni 1845 in de letteren promoveerde
(Litterutuur: Lewin, Pfeilgifte, Berlin 1894). na publieke verdediging van het proefschrift: „Spe-
PIJNACKER HORDIJK. (Mr. CORNELIS) cimen literarum inaugurale continens vitas ex lexico
Geb. te Drumpt 13 April 1847 uit het huwelijk biographico Ibn Callicanis quae non exstat nisi
van A. Pijnacker Hordijk, mcd. doctor en G. J. in codice Amstelodamensi". Spoedig na zijne pro-
Van Wijk, studeerde hij te Utrecht en promo- motie werd hij (1846) benoemd tot leeraar, later
veerde aldaar tot doctor in de beide rechten op Hoogleeraar, aan de Delftsche Akademie, waar
stellingen (28 Nov. 1873). Reeds korten tijd daarna hij onderwijs gaf in het Maleisch en een tijd lang
(4 Maart 1874) werd hij benoemd tot Hoogleeraar ook ir, geschiedenis en in land- en volkenkunde;
aan het athenaeum illustre, later gemeentelijke bij de opheffing dier inrichting werd hij Floog-
universiteit te Amsterdam, welke betrekking hij leeraar in het Maleisch aan de Rijksinstelling voor
aanvaardde met het uitspreken eener redevoering: onderwijs in Indische taal-, land- en volkenkunde
„Nederlands behoefte aan meer dan een Hooge- te Leiden en sedert 1877 aan de Rijksuniversiteit
school". Den i™ Maart 1881 werd hij Hoogleer- aldaar, waar hij zijn ambt aanvaardde met eene
aar aan de Universiteit te Utrecht en aanvaardde redevoering: „Het recht en de waarde der beoefe-
het ambt 7 Oct. van dat jaar met het uitspreken ning van het Maleisch en in 't algemeen, van de
eener redevoering: „De taak van den beoefenaar Polynesische talen als vak van hooger onderwijs".
der Ncderlandsche rechtsgeschiedenis". Reeds to Den I7 en Sept. iBBg ontving Dr. Pijnappel op
Febr. 1882 verwisselde hij het professoraat met verzoek eervol ontslag; hij woont thans te Nijme-
de betrekking van Minister van Btnnenlandsche gen. Sedert 1875 is hij Ridder Ned. Leeuw.
Zaken; na 22 April 1883 als zoodanig eervol te Op het gebied van het Maleisch gaf hij uit:
zijn ontslagen, werd hij 19 Juni 1885 tot Com- Mal.—Ned. woordenboek, naar het werk van Dr.
missaris des Konings in Drenthe benoemd en 19 W. Marsden en andere bronncn_ bewerkt, 1863,
Juni 1888 tot Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië 2 e dr. 1875, 3C dr. 1884; Mal. spraakkunst voor
aangesteld, in welke betrekking hij 29 Sept. 1888 eerstbeginnenden, 1862; Maleische spraakkunst,
optrad. Den 15"' Juli 1893 werd hij op verzoek 1866; Maleische Grammatica, 1888; Reis van
eervol ontslagen en droeg 1 7 Oct. d. a. v. zijne Abdoellah in Meursinge's Mal. leesboek 4" stuk;
waardigheid aan zijn opvolger over. In Nederland De wortelvormen in het Maleisch in Compte
teruggekeerd vestigde hij zich te 's Gravenhage, rendu van het 6 C Orientalistencongres te Leiden
en werd in Mei iBg4 door de Staten van Zuid- 4* Tartie, Section V, bl. 21; Laag-Maleisch. Gids
Holland gekozen tot lid van de Fierste Kamer der 1865, IV, bl. 148; Over het Arab. Mal. alphabel,
Staten-Generaal. Bovendien wijdde hij zich aan Bijdr. t. t. 1. en vlk. N. vlgr. 111, bl. 229; Aan-
wetenschappelijke onderzoekingen, vooral op het teek. op H. C. Klinkert's supplement, ibid.
gebied van het Oud-Hollandsch recht, en is ook 3e vlgr. V, bl. 1; De Maleische atlas van Ver-
werkzaam geweest als voorzitter cener Staatscom- steeg, ibid. 3 e vlgr. X, bl. 373; De Mal. hand-
missie voor ouderdoms- en invaliditeitspensioenen. schriften in de bibliotheek der Leidsche Univer-
Verder is hij voorzitter van de Maatschappij tot siteit, ibid. 3 e vlgr. V, bl. 142; Catalogus der
bevordering van het natuurkundig onderzoek der Mal. handschriften i. d. Leidsche bibliotheek, ibid.
koloniën en van het Indisch genootschap, onder- 3e vlgr. V, bl. 149; Eene nieuwe uitgave van de
voorzitter van het Kon. Inst. voor de taal- land- Kalila en Damina, ibid. 4 e volgr. I, bl. 232;
en volkenkunde van Ned.-Indië. Hij was ook voor- Over de Mal. pantoens, Feestbundel Kon. Inst.
zitter van curatoren der Indische Instelling te 1883 (T. L.) bl. 161.
Delft. Thans is hij voorzitter van het Institut co- Verder schreef hij eene Geographie van Ned.-
lonial international. De Hr. P. Hordijk is Com- Indië, 's Hage 1863 (2 e dr. 1868, verdere uitga-
mandeur Ned. Leeuw. ven bewerkt door G. J. Dozy), alsmede verschil-
Tijdens zijn bestuur werd de oorlog op Atjeh lende artikelen in de Bijdr. t. t. 1. en vlk. over
voortgezet en daar de scheepvaartregeling inge-
voerd en was eene expeditie op Flores noodig
ethnographie en geschiedenis, — voorts De Kon.
Akad. te Delft, Amst. 1859; Drie stellingen over
tot tuchtiging der berg-Endaneezen. De regeling de opleiding van 0.-I. ambtenaren, 's Grav. 1863;
der heerendiensten op Java werd met kracht ter De rijksinstelling van onderwijs in Indische t. 1.
hand genomen en in bijna alle gewesten vol- en vlk. te Leiden en de Iloogeschool, 's Grav.
tooid; een nieuw reglement voor de opiumpacht 1868. Als secretaris van het Kon. Instituut voor
op Java en Madoera en sommige Buitenbezittingen t. 1. en vlk. bezorgde hij verschillende uitgaven,
werd afgekondigd, terwijl eene proef met de opium- o. a. de Reis naar het Oost. gedeelte van den
regie werd voorbereid; algemeene bepalingen om- Ind. arch. door Rcinwardt, Amst. 1858. Dr. Pijn-
trent het beheer van post- en telegraafdienst wer- appel beoefende met voorliefde de wijsbegeerte
den vastgesteld, terwijl het inlandsch onderwijs en gaf enkele studiën op dit gebied uit.
gereorganiseerd werd. PYRODON. Zie lIOORNVISCH.
Van de hand van den Heer P. Hordijk ver- PYTHON. REPTILIA, OPIIIDIA, Boidae,
schenen belangrijke bijdragen over de Oud-Neder- I Pylhoninac. Zie OELAR.
QUARANTAINE. — RAAD DER AZIATISCHE BEZITTINGEN EN ETABLISSEMENTEN 349

Q
QUARANTAINE. Zie EITDEMIËN, Dl. I, van de waardeering der belangelooze zorgen door
bl. 505. hen, gedurende een halve eeuw gewijd aan de
OUARLES VAN UFFORD. (Jhr. Mr. JACOB Mij. van Weldadigheid, aan wier hoofd hij ruim
KAREL WILLEM) Geb. te Rijswijk (Z.-H.) 22 20 jaar als voorz.-commissaris had gestaan en over
Mei 1818 uit het huwelijk van Jhr. Mr. P. P. welke hij tal van stukken had geschreven.
Quarles v. Ufford met 11. J. L. W. Baronesse Quarles v. Ufford heeft vele artikelen geschre-
Collot d'Escury, studeerde te Leiden en promo- ven over verscheidene onderwerpen, meestal echter
veerde daar tot Dr. in de beide rechten op 9 Dec. betreffende onze koloniën; zij zijn in verschillende
1844 na verdediging eener diss. „De vi rationum tijdschriften geplaatst, vooral in de Economist, in
externarum in domesticam patriae nostrae condi- welke hij van 1863 af o.a. jaarlijks eenige malen
tionem, inde a controversia M. Britanniae cum zijne „Koloniale kronieken" plaatste, eene be-
coloniis suis Americae septentrionalis, usque ad schouwing over belangrijke gebeurtenissen en ge-
foedum nostrum cum F'rancia d. 10 Nov. 1785". schriften op onze koloniën betrekking hebbende.
Na te 's Gravenhage als advokaat bij den Hoogen Zie over zijne vroegere geschriften Veth in de
Raad gepractiseerd te hebben, werd hij Jan. 1850 Gids Juli en Aug. 1864. Hij publiceerde ook
benoemd tot adj.-commies bij het Departement „Herinneringen uit Scandinavië", 's Grav. 1876.
van Binnenl. Zaken, en 7. Oct. 1855 bevorderd QUERCÜS. Zie PANING-PANING, PASANG
tot commies. In Febr. 1857 werd hij hoofdcom- en KASSA.
mies bij het Dep. van Koloniën; in 1860 en QUERQUEDULA. zie EEND.
1861 maakte hij eene reis naar Java, waarover QUINETUM (CHINETUM).Zie over dit koorts-
zie de door hem in 1862 en 1863 te 's Grav. uit- middel Dl. 11, bl. 225. Het is een geelwit amorph
gegeven brochures „Indrukken van Java medege- poeder, dat minstens 20 °/0 kinine moest bevat-
bracht" en „Wat is voor Ned.-Indië noodig r". ten, doch door de fabrikanten vaak uit den afval
In Maart 1865 bevorderd tot referendaris verzocht der kinine-bereiding vervaardigd werd; thans is
en verkreeg hij 8 Juli 1871 eervol ontslag uit dit mengsel geheel in onbruik geraakt.
's lands dienst, ingaande met I Juli. In 1893 QUISQUALIS. Zie OEDANI.
werd hij benoemd tot Ridder N. L., ten blijke

RAAD DER AZIATISCHE BEZITTINGEN Indische Zaken, tot den Koophandel en Zeevaart,
EN ETABLISSEMENTEN. Bij de Staatsrege- tot de Finantiën. De Raad zou „hebben en vit-
ling van 1798 werd o.a. bepaald, dat de Bataaf- oeffenen in naam van het Uitvoerend Bewind en
sche Republiek zou tot zich nemen „alle de bezit- op zijne verantwoordelijkheid aan hetzelve, het
tingen en eigendommen der gewezen Oost-Indische algemeen gezag en bestuur over de Bezittingen
Compagnie, benevens alle derzclver schulden". (enz.), gehoord hebbende aan de voormalige 0.-I. C.",
Nadere wettelijke voorschriften werden verder toe- een bestuur, dat zich zou „uitstrekken, zoowel
gezegd tot regeling van de verhouding tusschen tot het staatkundige, huishoudelijke, justitieele en
Moederland en Koloniën, m. a. w. óók tot rege- finantieele, als tot den handel van, op en in die
ling van het Opperbestuur hier te lande. Voor- landen, het onderhouden, vernieuwen, of aan-
loopig werd reeds bepaald, dat het Uitvoerend gaan, van verbintenissen met de Indiaanschc Vor-
Bewind zou hebben „de beheering over (de) bui- sten en Volken". Maar de Raad zou „verplicht
tenlandschc etablissementen en coloniën, en der- zijn, zich stiptelijk te gedragen naar en te han-
zelver inwendig bestuur", terwijl in uitzicht werd delen overeenkomstig de besluiten van het Uit-
gesteld de oprichting van twee koloniale bestuurs-
colleges, nl. een Raad van Asiatische Bezittingen
voerend Bewind". Gedurende zijn bestaan (1800
1806) heeft de Raad dan ook nooit bezeten eenige

en Etablissementen en een Raad der Amerikaan- zelfstandigheid van werkelijke beteekenis tegen-
sche Coloniën en Bezittingen. De opperleiding over het Uitvoerend Bewind, of, na de Staats-
van alles wat het koloniaal bestuur betrof (ten regeling van 1801, tegenover het Staatsbewind,
opzichte van de wetgeving op het terrein der kolo- of, na die van 1805, tegenover den Raadpensio-
niale aangelegenheden had het Vertegenwoordigend naris. Wel heeft de Raad beproefd, die zelfstan-

.
Lichaam meê te spreken) zou dus komen aan het digheid te verkrijgen, maar het is mislukt. Bij
Uitvoerend Bewind, waaraan verantwoordelijk en de beslissing omtrent zaken van eenig werkelijk
ondergeschikt zoude zijn o. a. de zg. Aziatische belang werd de Raad tamelijk wel genegeerd.
Raad. Pas II April 1800 werd de instructie voor Zelfs bij het vaststellen in 1804 der bestuurs-
den Raad vastgesteld, welk college in Mei 1800 reglementen voor Indië werd de Raad voorbij-
werd geïnstalleerd; tot zoolang was het Comité gegaan
voor de Oost-Indische Zaken in functie gebleven. In 1804 werd zijn zetel overgeplaatst naar
De Raad was gevestigd te Amsterdam en bestond 's Gravenhage en een nieuwe instructie voor hem
uit 9 bezoldigde leden, aan te stellen en te ont- opgemaakt. Na het optreden van Koning Lode-
slaan door het Uitvoerend Bewind. Zijne leden wijk bleef hij nog eenigen tijd voortleven, maar
werden verdeeld in 3 Departementen: nl. tot de bij Kon. Besl. van 29 Juli 1806 werd hij opge-
350 RAAD DER AZIATISCHE BEZITTINGEN EN ETABLISSEMENTEN. — RAADSEL.
heven tegen I Augustus. Reeds eenige weken Watoegoenoeng zich bereidwillig door Batara Wisnoe
vroeger was ingesteld de waardigheid van Direc- dooden.
teur-Generaal „voor de Zaken der Indien en van Den heer W. Meijer Ranncft komt de lof toe,
den Koophandel". ons het best met het „Javaansche Raadsel" te
:
(Litteratuur G. J. A. Van Berckel, Bijdrage
tot de geschiedenis van het Europeesch opper-
hebben bekend gemaakt door de mededeeling van
ongeveer 500 Raadsels, die hij „om eenige orde
bestuur over Nederlandsch-lndië 1780—1806, Lei- in den rijken voorraad te brengen" onder 4 rubrie-
den, 1880). J. E. IL ken heeft gebracht.
RAAD (HOOGE) DER NEDERLANDEN. a. Raadsels, waarin naar één woord of één be-
Zie RECHTSWEZEN. grip gevraagd wordt;
RAADSEL. Jav. TJANGKRIMAN (BADEJAN, /'. Woordspelingen van samengestelde uitdruk-
vergel. WANGSALLAN, PARIQQAN, POER- king;
WAK ANTI), de oplossing: BATANG; Mad. c. Verkortingen;
BIIAK-TEBBHAGHAN; Soend. TOETOEROE- d. Raadsels met figuren en op zich zelf staande
TJINGAN; Mal. PANERKA; Bat. Mai. BA- letters en cijfers.
DEJAN; Bat.IIOELANG-KOELINGAN; BarÉE. a. De eerste afdeeling bevat het grootste aantal.
WAILO; Bengk. TEKOQ-TEKI; Seraw. MOE- Ter kenschetsing slechts een paar voorbeelden.
NLNG-MOENING of MEMOENLNGAN; Bese- Kang tjëndaq di tjëndaqqi, kang dawa di sarn-
maiisch MOKNING-MOENING; Sang. TATINO- boengi; d. i.: wat kort is wordt korter gemaakt,
GOENG, de oplossing: TATIKA; Boeloesch wat lang is wordt verlengd. —
Batangipoen (op-
fINGKOEN (MEPEPOEREI); Pakewasch JIN- lossing): Ramboetting Tjina; d. i.: het haar van
TJ< »EN (KAINTJO-INTJOAN); TonseaschJlNG- eenen Chinees. — Toelichting: de korte haren
KOEN, SESILIGEN; Tondanosch SILIGAN; worden afgeschoren, en de lange haren worden
Bentenangsch TINGKUM; Ponosakansch, PO- met zijden draden tot eenen haarstaart gevlochten.
TANGKE; Bolaang-Mongondausch TOTANG- Raadsel: Jen isih tjiliq nganggo djarit, jen wis
KIJON: Mak. BOTO-BOTOWANG, BOE3INEESCH gëde woeda baë; d. i.: als het nog klein is draagt
ATAPPOE-TAPPOENG of PATAPPOENG. (Ver- het een kleedje, als het groot is geworden is het
gel. Bftsa to-Bakka, Boeg. Chrestom. 111, bl. 145). naakt.
Uit deze opgave, die nog met meerdere Vertdal-
— Oplossing: De Bamboeplant. Toelich-
ting: De jonge plant (Boeng) wordt beschut door
woorden zou kunnen worden aangevuld, blijkt dat, tjaloempring, d. i. het omkleedsel, dat zich ook bij
gelijk zich ook wel liet verwachten, het „Raadsel" de geledingen vertoont.
onder zoo niet alle, dan toch onder de meeste Raadsel: lja djënënge, ija roepane; d. i.: de
volken of volkstammen van den Archipel voor- naam is als de kleur. Oplossing: Këmbang Woe-
komt. En ook op Malaka en Madagaskar komt ngoe; d. i.: de Wocngoe-bloem; of: Ija djënënge,
het voor. Omtrent de Filippijnen en Borneo be- ija oenine; d. i.: de naam is als het geluid. Op-
zitten wij geene gegevens. In het „Raadsel" zien lossing: de vogel Tjoeliq.
wij overal den geest des volks aan het werk: wij /'. Raadsel: Matjan angëleng ing Walang ;d. i.:
leeren daardoor zijn waarnemingsvermogen kennen ; een tijger heeft zijn hol in een sprinkhaan. Op-
wij vernemen, hoe men zich al lachende en spe- lossing: Kombang angëleng ing kajoe; d. i.: een
lende weet bezig te houden en te vermaken; zich Kombahg heeft zijn hol in hout. —
Toelichting:
te ontspannen en tegelijk in te spannen; kort eene De tijger is een Matjan-koinbang; en met Walang
gedachte, een inval, eerre waarneming in raadsel-
vorm weet weer te geven, en een lust tot geeste-
is bedoeld de Walang-kajoe. —Een leng is een
klein gat; een hol voor dieren. De opgave is dus
lijk bezig-zijn verraadt, soms niet zonder eenigen

geheel en al onzin.
humor; nu eens zeer oppervlakkig en weinig be- c. Raadsel: lëm-poeq-dja-tos. Oplossing: Pëlërn
teekenend, of ook wel plat, en dan weer heel aar- empoeq, madja atos; d. i.: de Mangga is zacht,
dig gevonden en geestig — alles geheel overeen-
komstig den cultuurstaat waarin men leeft, maar
de Madja hard.
Raadsel: Me-ga; d. i.: een wolk. Oplossing:
juist daardoor voor den Europeaan dikwijls moeie- Menie sëga; d. i.: gekookte rijst in de zon zetten
lijk te verstaan en op te lossen. En zoo worden om te drogen.
wij dan ook door gebrek aan plaatsruimte gedwon-

d. Eenen andoren vorm treffen wij in de 40 af-
gen al die Raadsels — en dit zijn wel de meesten
die eene te breedvoerige ethnographische toelich-
deeling aan. De hoofdregel is, dat men het ant-
woord vindt door van eiken te verklaren zin in
ting zouden vereischen, achterwege te laten. Is het de opheldering de eerste en de laatste lettergreep
hier vooral de jeugd, elders zijn het vooral de te nemen. Doch hierop zijn uitzonderingen. Bijv.:
ouderen, die zich met het opgeven en oplossen Raadsel: ka. — Opheldering: ka-sidji, d. i.: één
van Raadsels bezig houden. Zelfs vindt men in ka. — Oplossing: Kadji (■= Hadji).
eene „Javaansche Babad" verhaald, hoe een strijd Raadsel: ka-8-9-dagang. — Opheldering: kane-
tusschen twee machtige persoonlijkheden —namel.
Batara Wisnoe en Watoegoenoeng vorst van Giling-
sidji-woloe-sanga-dagang. — Oplossing: krulji-
loenga-dagang; d. i.: de Hadji gaat handeldrijven.
wësi — kortweg uitgemaakt wordt door het voor-
stel van den laatsten, dat als Batara Wisnoe zijn
Een andere raadselvorm: „

ma
„ .
Opheldering :
„Raadsel" kon oplossen, hij zich gewonnen zou Djane tëloe, :
toemoempang d. i.: drie dja's,
mirre
geven, en door hem gedood mocht worden. En
zijn „Raadsel" luidde: Ana wit adikih adakah
de ma staat er boven. —Oplossing : Djaloemam-
pang (eene plant, waarvan de bladeren als genees-
wohe; ana wit adakah adikih wohe. En Balara middel voor paarden dienen).
Wisnoe loste het eerste deel van het „Raadsel": Ook bestaat er nog een Raadselvorm, waarin
Er is eene kleine plant (boom) met groote vrucht, eene teekening voorkomt; niet ongelijk aan onze
op door: Samangka (= Watermeloen): on het Rebus, doch waarvoor wij naar het werk van den
tweede deel: er is een groote boom met kleine heer Meijer Ranncft zelf moeten verwijzen.
vrucht, door: Waringin. En na die oplossing liet Met geen der in de verschillende talen voorko-
RAADSEL. 351

mende Raadsels zijn wij zoo goed bekend als met Raadsel: Bcsëpil boekannjo oedang, bëïkor pan-
die in het Javaansch; en ook onder geen volk djang boekannjo këro; apakoh itoe? d.i.: 't Heeft
schijnt het Raadsel zoo ontwikkeld en in verschil- eene schaar doch is geen garnaal; 't heeft een
lende vormen voor te komen als onder de Javanen.
Soendaneesche Raadsels. Anoe di ars
langen staart doch is geen aap. Wat is dat ?
Oplossing: Orang Tjina makan (Een Chinees die

aan het eten is. Met sëpit worden de stokjes be-


leumpang, anoe ngaïs tjitjing; d. i.: Hetgeen ge-
dragen wordt loopt, die draagt staat stil. Op- doeld, waarmee de Chineezen eten).
lossing: Pëntjoeran. Het water loopt, de pëntjoer- Lampongsche Raadsels: Badanni saj'i-
an (kleine, gewoonlijk kunstmatig met behulp roengni wat sëratocs; d.i.: Het heeft één lichaam
van een bamboe waar het water doorstroomt, ge- en honderd neuzen. — Oplossing: Njanjas (Ananas).


vormde waterval) staat stil. Raadsel.' Bakakni di 'atas, bocloengni di bah;
Raadsel: Anakna di saniping, indoengna di ta- d. i.: Zijn wortel is boven, zijn blad is beneden.
randjang; d. i.: Het kind heeft een baadje aan, Oplossing: Tabir (gordijn, voorhangsel).
de moeder is in paradijs-costuum. —
Oplossing:
Bamboe. (Het kind is de jonge spruit (iwoeng)).
Raadsel: Di tjoelik sakik, di kanik bangik; d. i.
Wordt hel even met de vingers aangeraakt doet
:
Raadsel: Ana beurat ka loehoer, ana hampang
ka handap; d. i.: Als het zwaar is gaat het naar
het pijn, wordt het gegeten is het smakelijk.
Oplossing: Dërijan (de Doerian).

boven, als het licht is naar beneden. —
Oplossing:
Een Timboean (d. i. een balanceerende bamboe,
Serawajsche R.aadsels: Mas di dalam, sëla-
kaw di loewar; d.i.: Van binnen goud, van bui-
waaraan door middel van een kleinere of van een
louw, een emmer hangt, die water uit een put
ten zilver. —Oplossing: Tëlor. (Een ei).
Raadsel: Bidawdari bësanggol goendjong; boei-
moet opbrengen). dong sëloendjor badan; d. i.: Eene hemelsche nimf,
Raadsel. Ana nangkoeban pinoeh, ana nang- die het haar in eenen wrong draagt, en neuzen
karak kosong; d. i.: Als het onderst boven is
gekeerd, is het vol; als het met de opening (of
langs het geheele lichaam heeft.
Nanas. (De Ananas).
— Oplossing:

holte) naar boven staat is het leeg.


sing: Een kapje of toedoeng.

Oplos- Raadsel: Lagi këtji'aq bëdamaw rë
Lah bësaq bëdamaw boe
Madoereesche Raadsels, ntunnsAl/M.nian Lab. mati bëdamaw bi
Apaw këtëgas kataw mi.
>/1 ir i/isn\ (fAcrnnivi-nw Oplossing: afr n.rU/\\ (ei). D. i.: Is het nog klein dan noemt men het rë
Is het groot dan noemt men het boe
Raadsel: tMnmopu/fianies inntciiijtut^'Tnniism^w Is het dood dan noemt men het bi
Wat is dat?
Oplossing: iun ri tui i tt.vrjr w (vuur).
Maleische Raadsels. Tëloeknja ëmpat, tan-
Oplossing: Boelo'ah (Bamboeriet).
=
— Rë
rëbong (eelbaar uitspruitsel van het bamboe-
djoengnja lima. Apakah dia? D. i.: Vier inham- riet). Boe = boelo'ah. —■ Bi =bilah.
men met vijf kapen. Wat is dat? Oplossing: Tangan (Stuk gespleten bamboe).
(de hand met hare vijf vingers en vier tusschen- Bësëmahsche Raadsels. Pohon kajoe ba-
ruiniten). njaq; pohon boeloh banjaq; ocwibanjaq; baqmanë
Raadsel: Mëruboewat roeniah dalam roemah më- ëmboevvatnjë mangkë patjaq nocdohnjë samë sëkali;
ramoe dalam badan. Apakah dia? D. i.: Een huis d. i.: veel hout; veel bamboe; veel rot tan; wat
maken in een huis, de bouwstoffen in het lichaam moet daarvan gemaakt worden, opdat een en ander
zoeken. Wal is dat?
Spinnekop).
— Oplossing: Laba laba (de in eens kan worden uitgesproken?
Aboe. (Asch).

Oplossing:
Raadsel: Toeroen boekit naik boekit, bërdjoempa Raadsel: Tëinbajnjë ta


tatal sakëping; d. i.: Heuvel op heuvel af, men Mangkë ëndjadi pë
ontmoet een spaander. Oplossing: Sikat kapala; Lah grëmas baliq ëndjadi ta
d. i.: Haarkam. D.i.: Eerst is het ta Dan wordt het pë
Raadsel: Bëreikoer bockannja këra, bërsëpit boe- Is het vergruisd (verbrijzeld) dan wordt het weer
kannja këtam. Apakah dia? d. i.: 't Heeft een ta Oplossing: Tanah (Aarde, potaarde).
staart en is geen aap, 't heeft knijpers en is geen Raadsel: Toelang toe'apë, pandjang sëkali ? d. i.:
krabbe. Wat is dat? —Oplossing: Orang Tjina.
Een Chinees. (Hier wordt gedoeld op den staart,
Welke „Toelang" is de langste?
Toelang pëmatang. (Bergrug).

Oplossing:
dien de Chinees aan het hoofd draagt, en op de Menangkabo'sche Raadsels. Raadsel
stokjes waarmee hij bij wijze van vork eet). (Taki-taki): Oerang balimd badaunsanaq, tibó di
Bataksche Raadsels: Madaboe ngada mar- gauoeng babocnoewan; d.i.: Vijf broeders die in
tampoek; d. i.: liet valt af en heeft toch geen een grot sterven.
— Oplossing (Djawab): Makan
steel. — Oplossing: Pira ni manock; d. i.: Kip- sirië langkóq-langkóq. (Een volledige betelpruim

....
....
penei. die fijn gekauwd wordt).
Raadsel: Djolo mate indoekna anso adong ija; Raadsel: Hidoeiqlah injó karanó awaq, hidoeiq
d.i. Na zijn moeders dood wordt het geboren.- awaq karanó injó; d.i.: Haar leven dankt zij mij,
Oplossing: Toenas ni hajoe na ti taba; d. i.:
Spruiten die uit eenen gevelden boom botten.
en mijn leven dank ik haar.
padi. (De rijstplant).
— Oplossing: Batang
Raadsel: Mardang mardoeng, mardangka so mar- Raadsel: Kètè ra
boeloeng; d. i.: het heeft lakken maar geene bla- Gadang ba
deren. — Oplossing: Tandoek ni oersa; d.i.: het
gewei van een hert.
Mati bi
A toe kó jó ?
Bengkoelensche Raadsels: Roema ken- D.i.: Klein is het ra....
tjiq bëpintoc tigo; apakoh itoe? d.i.: Een klein < iroot is het ba ... .
....
huis met drie deuren; wat is dat?
Badjoe (baadje) of: Tjëlana (broek).

Oplossing: I lood is het bi
Ra, ra, wat is dat?
352 RAADSEL.
— RAAD VAN NEDERLANDSCH-INDIË.

Oplossing: Raboeëng, batoeëng, bilah. (Raboeëng wisselend getal extra-ordinaire leden; de eersten
= jonge bamboe; uitspruitsels die gegeten wor- concludeerden, de laatsten hadden slechts een ad-
den. — Batoeëng = naam van eene groote soort viseerende stem, behalve bij de verkiezing van
bamboe.
gemaakt).
— Bilah ■> de latten van de batoeëng een Gouv.-Generaal „pro interim" en in enkele
andere aangelegenheden. Tijdens Valentijn bestond
Sangireesche Raadsels. Sëmpoto dano, de Raad uit 5 ordinaire leden, een ordinair lid
sëmpoto kahoeawa; d.i.: 't Eene deel is een meer, tevens president van den Raad van justitie die
het andere een toorts. —
Eene lamp met pit en olie.
Oplossing (= Tatika-e): vroeger niet mocht meestemmen, en 6 of 7 bui-
tengewone leden benevens den geheimschrijver.
Raadsel: Bara i Ansoeang Bawajë, sëngkapili In 1789 waren er volgens Huyser 7 voorzittende
soe Batawi; d.i.: Het zwaard van den Reus Bawalë leden (met inbegrip van den Gouverneur-Generaal
reikt, als het een houw doet, tot Batavia. — Op- en den Directeur-generaal) en 8 extra-ordinaire
lossing: De Bliksem. — Batavia is genomen als
het verste punt dat men zich kan denken. De
leden, welke laatsten wel mochten adviseeren maar
niet concludeeren dan alleen in zaken van oorlog
bliksem wordt hier voorgesteld, als het zwaard of vrede met inlandsche vorsten, gratie aan ter
van eenen reus die in de lucht vliegt; daarom dood veroordeelden en de verkiezing van een
wordt hij Bawalë genoemd. Dit is de naam van Gouverneur-Generaal.
iemand, die het hoofd van den romp kan losma- Tijdens de Comp. berustte de hoogste wetge-
ken, en daarmee tusschen zonsondergang en -opgang vende en uitvoerende macht in Indië bij dit col-
kan rondvliegen om kwaad te doen. (Vergel. Wilken,
Animisme, bl. 25—31).
lege, de „Hooge Regeering"; — over den om-
vang daarvan zie Dl. II t. a. p. De Gouv.-Gen.,
Ook in rythmischcu vorm komen hier Raadsels die in den Raad voorzat, was, althans volgens de
voor. Door accenten wordt de Sahola (de tenge- bestaande bepalingen, slechts gewoon lid en had
volge van de Kadans veranderde klemtoon) aan- alleen bij staking van stemmen dubbele stem; in
gewezen. Bijv.: de punten en artikelen van 1650 wordt van den
Raadsel: Apoe oe laürang, Gouv.-Gen. en den Raad van Indië gesproken als
Kapoc oe indalane, vormende te zamen een college waarin alle zaken,
Nëtamba, nëtéwogë, der generale Comp. .aangaande, moeten behandeld
Nakapia sëndinganeng. worden; zelfs mochten de brieven, aan den land-
D.i.: Kalk uit het zeegebied, slingerplant van voogd gericht, niet dan in volle vergadering ge-
het binnenland, hebben zich bijeengevoegd, en opend worden. In den regel echter was zijn invloed
vereenigd en doen het gezelschap goed.
lossing: De Sirihpruim.
— Op- overheerschend. Valentijn zegt dat, ofschoon de
Gouv.-Gen. maar voorzitter in den Raad was, en
Littemtuur: Verklaring van de meest bekende dus door de stemmen der overige leden beperkt,
Raadsels in proza door W. Meijer Ranneft, Ver- het toch zeker is dat hij gemeenlijk waakt meester
handel. Bat. Gen. XLVII, 2" stuk, 1893; F. S. to blijven en dat geen van de heeren het in zijne
A. de Clercq in Tijdschr. Bat. Gen. XX, bl. 570; gedachten zou durven nemen hem tegen te spre-
Mr. O. J. H. Graaf van Limburg Stirum in idem, ken. Als zij allen tegen hem samenspanden dan
XXXIV, bl. 360; J. Kreemer in Mededeel. Ned. nam hij aan de zaak alleen bij de HH. XVII te
Zend. Gen. XXVII, bl. 134; XXX, bl. I ; C. Poen- verantwoorden; Camphuys woonde zelfs gedurende
sen in Ontjen-ontjen, 3 deelen; Bladvulling in geruimen tijd de zittingen van den Raad niet bij,
Tijdschr. Bat. Gen. XXXV, bl. 480; C. A. van maar voerde de besluiten van den Raad niet uit,
Ophuysen in Tijdschr. Bat. Gen. XXVIII, bl. 201; als hij ze afkeurde. Toch beleefde Valentijn ook
XXX, bl. 459; In Bijdr. K. Instit. T. L. V.kunde, gevallen en tijden, waarin de opperlandvoogd,
3 I, bl. 245; O. L. Helfrich in Tijdschr. Bat.
0
kleinhartig zijnde, bijna niet dorst spreken, en de
Gen. XXXVII, bl. 98; In Bijdr. K. Instit. T. L. Directeur-generaal alles doordreef.
V.kunde, 5° VI, bl. 612; 6° I, bl. 44, bl. 60; Het charter van 1804 bracht eene belangrijke
Dr. G. K. Niemann in Bijdr. K. Inst. T. L. V.- verandering. Ofschoon de Raad van Indië, die
kunde, 30 I, bl. 245; Dr. 0N. Adriani in Bijdr. uit 3 ordinaire en 2 extra-ordinaire leden zou be-
K. Instit. T. L. V.kunde, 5 X, bl. 386; H. C. slaan, nog zou blijven de Hooge regeering, aan
Klinkert in Bijdr. K. Instit. T. L. V.kunde, 3° welke het beleid over alle zaken, de policie en
IV, bl. 24; K. F. Holle in Tijdschr. Bat. Gen. civile Regeering aangaande zou blijven opgedra-
XVII, bl. 369; N. Graafland, De Minahassa, I, gen, werd den Gouv.-Gen. de bevoegdheid gege-
bl. 285; 11. van den Spiegel in Tijdschr. Bat. ven om, wanneer hij oordeelde dat het nemen van
Gen. XXXVII, 1,1. 307; M. Joustra, Karo-Batak- een maatregel in het belang der Republiek, de
sche Raadsels in Mededeel. Ned. Zend. Gen. veiligheid of het behoud van eenige bezittingen
XLV, bl. 72; A. L. van Hasselt, Manangkabo'sche noodzakelijk was, en de meerderheid van denRaad
Raadsels in Midden-Sumatra 111, 2°, bl. 142. van een ander gevoelen was, dan toch op zijne
RAAD VAN JUSTITIE. Zie RECHTSWEZEN.
RAAD VAN NEDERLANDSCH-INDIË. Zoo-
verantwoordelijkheid dien maatregel te nemen;
een voorschrift, waarschijnlijk aan Britsch-Indië

als reeds vroeger (Dl. 11, bl. 72) werd medege- ontleend, waar, bij het optreden van Lord Corn-
deeld, valt de instelling van eenen Raad van Indië wallis ais Gouv.-Gen. eene dergelijke bepaling
samen met die van de betrekking van Gouverneur- was ingevoerd. Het charter werd nooit in Indië
Generaal; het college bestond toen, behalve den ingevoerd (zie Regeeringsreglement); in de In-
landvoogd, uit 4 leden. Dit getal werd tijdens structie voor Gouv. en R. v. I. van 1807 werd
het bestaan der 0.-I. Comp. herhaaldelijk gewij- echter eene dergelijke bepaling ingelascht. Daen-
zigd. In 1617 moesten er 9 leden zijn; 5 hunner, dels, voor wien deze instructie bestemd was, oefende
met inbegrip van den Directeur-generaal van den een zeer grooten invloed uit, deels door zijne per-
handel, zetelden bij den Gouv.Generaal, de overi- soonlijkheid, maar deels ook door de hem mede-
gen waren bestuurders van buitenposten. Omstreeks gegeven instructie en door de bevoegdheid hem
1650 waren er 6 permanente leden met een af- toegekend de Hooge Regeering te ontbinden. Daar-
RAAD VAN NEDERLANDSCH-INDIË. 353

van maakte hij in 1808 gebruik; de nieuwe Raad telijk hunne gevoelens mededeelen en wordt het
van Indië telde 4 gewone en 3 extra-ordinaire onderwerp opnieuw in eene vergadering van het
leden. Tijdens het Engelsche tusschenbestuur werd college behandeld, waarin de Landvoogd voorzit.
dat getal tot I vice-pres. (den kommandant der Terwijl deze wanneer hij in den Raad verschijnt
troepen) en 2 leden teruggebracht. slechts eene raadgevende stem heeft, stemt' hij in
Na het herstel van het Ned. gezag werd niet dit geval mede, en heeft hij zelfs, bij staking van
terstond een Raad van Indië ingesteld; eerst toen stemmen een beslissende stem. Reeds daardoor
Commissarissen-generaal hunne betrekkingen neder- kan de stemming anders uitvallen, dan in de eerste
legden, werd het college weder hersteld; het be- vergadering; bovendien moeten leden van den
stond uit 4 leden. De verhouding van den Gouv.- Raad, in commissie op Java en Madoera gezon-
Gen. tot den Raad van Indië werd op den voet den, worden opgeroepen om aan die vergadering
van het charter van 1804 geregeld; zijne bevoegd- deel te nemen, en moeten zij onverwijld aan die
heid om tegen de meerderheid van den Raad te oproeping voldoen. Blijft echter ook daarna nog
beslissen werd zelfs eenigszins uitgebreid (zie art. de meerderheid tegen het gevoelen van den Land-
20 R.R. 1815, art. 12 R.R. 1818, art. 9 R.R. 1827); voogd gekant, dan kan deze van de boven ver-
de besluiten der Hooge Regeering werden volgens melde bevoegdheid gebruik maken,
het R.R. van 1815 genomen door den Gouv.- R.R. zegt „op eigen gezag en verantwoordelijk-
— naar het

Gen. en Raden, maar sedert 1818 door den Gouv. heid". Het spreekt echter van zelf, dat ook dan,
in Rade. wanneer de Gouv.-Gen. in de beslissing van den
In 1836 werd een groote verandering ingevoerd. Raad berust, hij dit eveneens op eigen gezag en
Tijdens het bestuur van Van der Cappelle en van verantwoordelijkheid doet. De besluiten van den
Du Bus de Gissignies had de Raad dikwijls nei- Gouv.-Gen., al of niet in overeenstemming met
ging tot groote onafhankelijkheid getoond (zie den Raad gevallen, worden genomen „den Raad
Louw, De Java-oorlog, 11, bl. 93); toen Van den v. Ned.-Indië gehoord".
Bosch het cultuurstelsel invoerde, stuitte hij vaak Blijkt uit een en ander reeds voldoende, dat
op tegenwerking in den Raad, waarvan Merkus de Raad niet is een mederegeerend lichaam, ook
de ziel was. Toen Van den Bosch, in het moe- in andere opzichten komt het duidelijk uit dat
derland teruggekeerd, tot Minister van Koloniën het R.R. den Gouv.-Gen. alleen als den verant-
benoemd was, werd de Raad van Indië een advi- woordelijken bestuurder van Ned.-Indië erkent.
secrend college; de Gouv.-Gen. moest in alle ge- Wel heeft de Raad het recht, voorstellen aan den
vallen, niet bij zijne instructie uitgezonderd, het Gouv.-Gen. te doen, maar bij den Landvoogd be-
dagelijksch bestuur betreffende, dit college raad- rust de beslissing; hij moet echter, wanneer deze
plegen, maar besliste zelfstandig (Art. 11 R.R. 1836). afwijzend is, daarvan met opgave van redenen,
De besluiten enz. werden voortaan genomen dooi- aan den Min. v. Kol. kennis geven en voorts in
den Gouv.-Gen., den Raad van Ned.-Indië gehoord. alle gevallen zijn besluit ter kennis van den Raad
Deze maatregel had ten gevolge, dat het aan- brengen (art. 35 R.R.). Wel zijn alle collegiën
zien van het college aanmerkelijk daalde, en dat en landsdienaren verplicht aan den Raad, op
zelfs van zijn „volslagen isolement" gesproken diens aanvragen, inlichtingen te geven, maar alleen
werd; de Gouv.-Gen. woonde slechts zelden de omtrent de feiten, wier kennis vereischt wordt
zittingen bij en alles werd zooveel mogelijk schrif- voor de adviezen, door den Gouv.-Gen. van het
telijk afgedaan. In het Reg.-Regl. van 1854 werd college gevraagd (art. 34 R.R.); tot het geven
een middenweg ingeslagen; terwijl de Regeering van mondelinge inlichtingen kunnen ambtenaren
van Ned.-Indië uitsluitend door den Gouv.-Gen. en officieren door den Gouv.-Gen. gelast worden,
wordt uitgeoefend, en de Raad v. Indië een advi- de vergaderingen van den Raad bijtewonen (art.
seerend college is, wordt echter in sommige ge- 7 R.R.). Er kan dus geen sprake van zijn dat
vallen aan het advies van den Raad eene bijzon- de Raad de rol gaat innemen, tijdens de Comp.
dere beteekenis toegekend. De Landvoogd, die aan dat lichaam toevertrouwd; hij is de bij uit-
bevoegd is het advies van den Raad in alle zaken nemendheid hooggeplaatste en onafhankelijke raad-
van algemeen of bijzonder belang interoepen, is gever van den Landvoogd, zonder ooit diens regeer-
in verscheidene belangrijke gevallen verplicht macht te deelen. Eindelijk kan de Gouv.-Gen. den
dat advies te vragen (art. 28 R.R. — behalve de leden van den Raad bijzondere commissies opdra-
daar genoemde gevallen zijn er nog verscheidene gen en hen met zendingen in Ned.-Indië belasten,
andere, zie o. a. art. 10 en 95 R.R., art. 22 en mits behalve de vicc-president 2 leden ter hoofd-
55 Compt.wet). In sommige bepaald aangewezen plaats aanwezig blijven (art. 36 R.R.). Uit deze
gevallen (artt. 29, 45—48, 52, 53, 75, 77, 82, 83, bepaling schijnt wel te volgen, dat de vicc-presi-
109, art. 363 Wetb. v. Strafv.) is echter over- dent niet door den Gouv.-Gen. met eene derge-
eenstemming met den Raad noodig, en moet dus lijke zending kan worden belast, zelfs niet met
het besluit van den Gouv.-Gen. overeenkomstig het machtiging der Koningin (zie Mr. P. A. Van der
gevoelen van de meerderheid van het college zijn, Lith in Bijdr. t. d. kennis van het staats- enz.
tenzij hij er de voorkeur aan geeft, de beslissing bestuur in Ned. XVIII, bl. 349); toch werd in
van de Koningin interoepen. Zelfs mag hij, zon- 1858 de vice-president De Perez naar Boni en
der die aftewachten, de door hem noodig gekeurde in 1873 Nieuwenhuizcn naar Atjeh in commissie
maatregelen nemen, ook tegen dat gevoelen in, gezonden. andere vraag is het of de Koningin
wanneer hij oordeelt dat langer verwijl de veilig- bevoegd is, den vice-president zulk eene opdracht
heid of de rust van Ned.-Indië of andere gewich- te geven, en ook, of het aan het Opperbestuur
tige algemeene belangen zou in gevaar brengen vrijstaat, leden van den Raad met zendingen bui-
(art. 30 R.R.). Voor hij echter tot zulke maat- ten Ned.-Indië te belasten, zooals het geval was
regelen overgaat, moet er alsnog naar gestreefd met den heer Groenevcldt, die in 1890 in opdracht
worden, de gewenschte overeenstemming te ver- kreeg, in Fransch Indo-China een onderzoek inte-
krijgen; daartoe moeten de Gouv.-Gen., de vice- stcllen naar de werking der opium-regic. Haar
pres. en de leden van den Raad elkander schrif- beantwoording hangt grootendeels af van de op-
111 -3
354 RAAD VAN NEDERLANDSCH-INDIË. — RADEN SALEII.
vatting omtrent de vraag of het R.R., de macht verkregen kunnen worden door uitsluitend Indi-
van den Gouv.-Gen. regelende, daardoor ook die schen dienst.
van het Opperbestuur beperkt heeft (zie OPPER- Eindelijk is meermalen aanbevolen geworden
BESTUUR, Dl. 111, bl. 114). om, eveneens op het voetspoor van Britsch-Indië,
De Raad vergadert ten minste eenmaal 's weeks, den Raad voor bijzondere gevallen, te versterken
op den daartoe door den Gouv.-Gen. vastgestelden o. a. door de toelating van buitengewone leden,
dag (des Vrijdags), en houdt zijne zittingen in deels niet-ambtenaren, als hoedanig dan ook inlan-
het Paleis te Weltevreden ter hoofdplaats Batavia, ders zouden kunnen benoemd worden. In verband
tenzij in bijzondere gevallen, voor eene of meer met zijne plannen tot decentralisatie van het Indi-
zittingen van den Raad, een ander gebouw of sche bestuur (zie DECENTRALISATIE, Dl. I,
eene andere plaats wordt aangewezen. De Gouv.- bl. 428) werd tijdens het Ministerie van Mr. W.
Gen. kan zelf het voorzitterschap bekleeden of K. Baron van Dedem een wetsvoorstel ingediend
dit aan den Lt. Gouv.-Gen. opdragen; gewoon- (Bijbl. Staatscour. 1893/4 Bijl. n°. 4) tot wijziging
lijk presideert de vice-president. Behoudens in het van art. 7 R.R.; hoogstens 8 buitengewone leden
na te noemen geval, neemt de Raad geen besluit zouden voor 3 jaar in den Raad benoemd wor-
tenzij minstens drie leden (de vice-president daar- den, van wie hoogstens de helft ambtelooze per-
onder begrepen) tegenwoordig zijn. Zijne advie- sonen zouden zijn. Zij zouden deel nemen aan de
zen licht de Raad met redenen toe. Zaken die behandeling der algemeene begrooting en voorts
zóó spoedeischend» zijn dat de afdoening niet tot aan zoodanige werkzaamheden als waartoe de Gouv.-
de eerstvolgende vergadering kan wachten, kun- Gen., of op diens machtiging de vice-pres., hen
nen buiten vergadering worden afgedaan wanneer zou oproepen. Daardoor zou de dikwijls hoog te
uit de in rondlezing op de stukken gestelde aan- waardeeren voorlichting van particulieren verkre-
teekeningen blijkt, dat bij den Raad omtrent het gen kunnen worden, zonder dat er gevaar zou
uit te brengen advies volledige overeenstemming zijn dat de aldus uitgebreide Raad zou trachten
bestaat, dat niet minder dan evenbedoeld getal de macht van den Landvoogd te beperken, door
leden zijn gevoelen daaromtrent heeft te kennen als een soort van parlement optetreden. Het ont-
gegeven en dat geen der leden tegen de afdoe- werp is echter niet in openbare behandeling ge-
ning buiten vergadering bezwaar heeft. Het col- komen.
lege wordt bijgestaan door eenen secretaris,, die Zie over den Raad: Mr. J. de Louter's Hand-
door den Gouv.-Gen., op voordracht van den Raad, leiding; Mr. C. W. Margadant, Het Regeerings-
benoemd wordt en wiens werkzaamheden bij afwe- reglement.
zigheid, belet of ontstentenis worden waargenomen RAAD VAN TUCHT. Zie RECHTSWEZEN.
door een der Gouvernements-secretarissen, daartoe RAAS. (POELOE) Zie SOEMENAPSCHE
door den Gouv.-Gen., of bij afwezigheid van dezen, EILANDEN.
door den vice-president aangewezen. De Gouv.- RABIA. Amk. Aroe. Zie SAGOE.
Gen. voegt, op voordracht van den Raad, aan RABOENG.
den secretaris zoovele en zoodanige ambtenaren Mcliosma Sumatrana Jack ■= M. nitida />'/.,
toe als in het belang van den dienst noodig is. fam. Sabiaceac. Hooge boom met gevinde blade-
De Raad bestaat uit een vice-president en 4 ren, die op Java en Sumatra voorkomt en ook
leden, alle door de Koningin benoemd en die in Malaka is aangetroffen. Levert eene der deugd-
door Haar ontslagen worden; zij moeten Neder- zaamste houtsoorten van Sumatra. Het hout is fijn
landers zijn en den ouderdom van 30 jaren ver- van vezel, hard en zwaar, donker bruingeel van
vuld hebben (art. 8 R.R.). Tegen strijd tusschen kleur, zeer sterk en duurzaam. Timmerhout voor
de particuliere belangen van de leden en die van stijlen en planken, zoomede meubelhout.
het algemeen wordt zooveel mogelijk gewaakt RADEN. Jav. Soend.; RADIX, Mad. Adel-
door art. 9 R.R. Een en ander heeft natuurlijk lijke titel, samengesteld uit het oud-Javaansche
de strekking om den leden eene stelling te ver- „hadyan" heer en het voorvoegsel „Ra", in ge-
schaffen, die hen toelaat onafhankelijk hun oor- bruik op Java en Madoera, alsmede in die stre-
deel te uiten en dit, desnoods, tegen den Land- ken, waar de Javaansche invloed zich heeft doen
voogd te verdedigen; het hoofdbezwaar tegen gelden. Zie ADEL, Dl. I, bl. 9. Raden adipati
eene, meermalen als wenschelijk voorgestelde reor- is de titel van den rijksbestierder in Socrakarta
ganisatie van den Raad, door het college, op het en Djokjakarta.
voetspoor van Britsch-Indië (zie V. Pistorius en RADEN SALEH Sarief Bastaman, geboren te
Van der Lith, Het Britsch-Indische beheer, bl. Semarang omstreeks 1814, overleden te Bui ten-
190), te laten bestaan uit de Directeuren der depar- zorg 23 April 1880, stamde uit een voorname
tementen, is dan ook de overweging dat daardoor regenten-familie, die zich, zooals de titel Sarief
de onafhankelijke positie der raadsleden verloren bewijst, een Arabischen oorsprong toekent. Op
zou gaan, of dat aan die Directeuren eene positie jeugdigen leeftijd kwam hij in kennis met den
zou moeten worden verschaft, die hen zelfstandig schilder Payen (zie aldaar) die, zijn aanleg voor
tegenover den Gouv.-Gen. zou stellen, 't geen moei- de teekenkunst opmerkende, hem uit eigen bewe-
lijk overeen te brengen zou zijn met het gevolgde ging onderricht gaf en zich op zijne kunstreizen
systeem van eenheid van bestuur en uitsluitende over Java door hem deed vergezellen. In 1830
verantwoordelijkheid van den Landvoogd. Voorts ging Raden Saleh met den inspecteur van finan-
is meermalen aangedrongen op uitbreiding van tiën, den heer De Lange, naar Europa, waar hij
het getal leden, ten einde meer dan nu mogelijk onder leiding van Schelfhout en Kruseman zijn
is, belangrijke takken van dienst in den Raad te aanleg kon ontwikkelen. Daarna doorreisde hij
vertegenwoordigen of ook, zooals voor Britsch- een groot gedeelte van Europa, woonde 5 jaar in
Indië gebruikelijk is, leden in den Raad aante- Dresden, vergezelde Horace Vernet naar Algiers
stellen, die niet in Indië maar in Europa zich en was in '48 te Parijs getuige van de Februari-
hebben onderscheiden, om zoodoende ook andere omwenteling. In '51 of '52 keerde hij naar Java
inzichten in het college te doen vernemen dan terug. Hij is eerst gehuwd geweest met een ver-
RADEN SALEII.
— RAFFLES. (THOMAS STAMFORD) 355

mogende Europeesche dame, vervolgens met een RADJAMANDALA. District met gelijknamige
schoone Javaansche uit Soerakarta; met deze be- hoofdplaats van de contróle-afdeeling Wcst-Ban-
zocht hij nog eenmaal Europa en overleed kort doeng, regentschap en afdeeling Bandoeng, resi-
na zijn terugkeer op Java. Ter Koloniale Ten- dentie Preanger Regentschappen, met eene opper-
toonstelling van 1883 te Amsterdam was een vlakte van 34.093,88 hectaren. Het district telt
aantal schilderijen van Raden Saleh aanwezig, 16 desa's.
dieren en dierengevechten, jachten en landschap- RADJA-OEDANG. Naam in West-Sumatra voor
pen (zie Catalogus van deze tentoonstelling, groep de Ijsvogel-soorten Halcyon pileatus en Pclnr-
II bl. 289). gopsis javann; Halcyon chloris heet aldaar Kèkè
RADERMACHER. (JACOBUS CORNELIS of Si-k ik i; Halcyon sordidus heet op de Aroe-
MATTHEUS) Geb. te 's Gravenhage 30 Maart eilanden Kakerdardat. Halcyon chloris heet
1741, zoon van Johan Cornelis Radermacher, die op de Kei-eilanden Mant ik. Halcyon sanclus
thesaurier-generaal was van Willem Karel Hendrik heet op de Aroe-eilanden Kan, doch wordt op
Friso. Op iójarigen leeftijd als onderkoopman naar Goram Assal genoemd. Halcyon saurophngus
Indië vertrokken, werd hij in 1761 koopman, in heet op Misool Kinsoes. Op Sumatra heet Hal-
1762 opperkoopman. In 1763 keerde hij naar het cyon pileatus ook nog Boe rong oedang. Sapi-
vaderland terug, werd pensionaris honorair te Vlis- ocdang is een collectief-naam in West-Sumatra
singen, promoveerde in 1766 te Harderwijk tot voor Ijsvogel-soorten uit de geslachten Ceyx
doctor in de rechten, vestigde zich als advokaat te en Halcyon, b.v. Sapi-oedang ketjil, Ceyx
Arnhem, maar ging in 1767 opnieuw naar Indië, ritfulorsa.
werd te Batavia schepen, daarna baljuw, in Mei RADJA-WALI. Naam op Sumatra voor een
1776 extra-ordinair raad van Indië, in 1777 Vischarend, I yoliaelus ichthyuetus. Zie ook
president van schepenen, in 1781 kommissaris PANGANG-KAKO.
over de vloot en het leger, en in datzelfde jaar RADJOENGAN. Zie KEPITING.
raad-ordinair; het bericht dier benoeming kwam RAFFLES. (THOMAS STAMFORD) Geb.
echter eerst in 1783 te Batavia. In datzelfde jaar 5 Juli 1781 te Port Morant (Jamaica) aan boord
verzocht en verkreeg hij zijn ontslag; als vice- van het schip Arm uit het huwelijk van B. Rafflcs,
admiraal der retour-vloot keerde hij naar Neder- schecpskapitein, met Mej. Lindeman. Afkomstig uit
land terug, doch kwam bij een opstand van eenige een weinig bemiddelde familie werd hij reeds in
Chineezen, deel der equipage van zijn schip, den 1795 buitengewoon klerk bij de 0.-I. Comp. (East
24" Dec. 1783 om het leven. Radermacher heeft Indian House) te London; hij trok daar zoozeer
groote verdiensten gehad voor de beoefening van de aandacht, dat hij in 1805 als onder-secretaris
de wetenschap in Indië, vooral door de oprich- naar Penang gezonden werd, waar êen nieuw gou-
ting van het Bat. Gen. v. Kunsten en Weten- vernement zou worden opgericht. Daar was hij,
schappen, die hoofdzakelijk zijn werk was. Enkele sedert 1806 als secretaris, de ziel van het bestuur;
verhandelingen van zijne hand verschenen in de door zich voortdurend met de inlanders in aan-
eerste deelen van de Verhandelingen van dat Ge- raking te stellen, leerde hij hunne zeden en ge-
nootschap; eene korte beschrijving van een paar woonten kennen, zoodat de Gouv.-Gen. van Britsch-
reizen bij Batavia door hem gedaan vindt men in Indië, Lord Minto, in hem den aangewezen man
T. v. Ned.-Indië, 1856, 11, bl. 162. zag om als zijn agent bij de Maleische staten te
RADIKAAL. Zie OPLEIDING VAN INDI- Malaka werkzaam te zijn (1809). Daar knoopte
SCHE AMBTENAREN, Dl. 111, bl. 112. Rallies betrekkingen aan met verschillende staten
RADJA. Titel, afgeleid van het Skr. woord in den Archipel en stelde zich zooveel mogelijk op
„Radjan" vorst. In de eerste plaats komt hij aan de hoogte van de daar bestaande toestanden: toen
den vorst zelven toe, — die echter vaak niet meer Lord Minto in 181 1 met eene vloot naar Java
dan een dorpshoofd is; — ook zijne afstamme-
lingen in de mannelijke lijn voeren dikwijls dien
vertrok, om dat eiland te vermeesteren, werd hij
door Raffles als zijn secretaris vergezeld. Na de
titel. Op Java schijnt de titel alleen toetekomen verovering van het eiland werd Raffles benoemd
aan de zoons en dochters van den titulairen Sul- tot Luitenant-Gouverneur van Java en onderhoo-
tan van Cheribon, en kan met goedvinden van righeden (18 Sept. 1811); hij bekleedde die be-
het Gouv. in Pangéran Radja of Ratoe Radja ver- trekking tot 11 Maart 1816. Naar Engeland terug-
anderd worden. Maharadja, „oppervorst", is gekeerd werd hij in den adelstand verheven; in
een titel die gewoonlijk slechts aan den Koning Oct. 1817 werd Sir T. S. Rallies tot Luit.-Gouv.
der Nederlanden wordt gegeven; vroeger werd hij van Benkoelen benoemd, waar hij zich zooveel
door den vorst van Menangkabau gedragen. In mogelijk beijverde, om den invloed der Neder-
het Riouwsche worden de vorstelijke personen landers op Sumatra tegen te gaan en dien der
van Maleische afkomst met Tongkoe betiteld, Engelschen daarvoor in de plaats te stellen, 'tgeen
die van Boeginecsche met Radja. Radja moeda hem echter niet gelukte, daar Benkoelen bij het
is in 't algemeen de titel van den persoon, die traktaat van 17 Maart 1824 aan Nederland werd
voor den radja het bestuur voert, de zoogenaamde afgestaan en Rallies dientengevolge zijne betrek-
rijksbestuurder. king moest nederleggen. Beter slaagde hij in zijne
RADJA. Mak. Zie TENGGOELI. pogingen om het monopolie van den handel in
RADJAGALOEH. District van de gelijknamige den Archipel aan ons te ontnemen; de stichting
contróle-afdeeling, regentschap en afdecling Madja- van Singapore en de invoering van het stelsel
lengka, residentie Cheribon; met eene oppervlakte van vrijen handel, waaraan die plaats haren ver-
van 15.883,42 hectaren. Het district telt 50 desa's. rassenden bloei te danken had, waren zijn werk.
RADJA. (GOENOENG) Berg op Sumatra, ten Raffles keerde in 1824 naar Engeland terug en
z. van het meer van Korintji, een der hoogste overleed 5 Juli 1826 te Highwood, Middlesex.
toppen van het Barisan-gebergte, zuidwaarts van Het bestuur van Raffles over Java kenmerkte
den Piek en naar schatting ruim 2000 M. hoog. zich door groote hervormingen. In stede van het
RADJAH. Zie EEND. bestaande dwangarbcid-stclsel voerde hij het land-
356 RAFFLES. (THOMAS STAMFORD) — RAKSHASA.

rente-stelsel in, dat ten doel had den inlander eerste reis van Benkoelen landwaarts in. Dr. Arnold
de beschikking over zijnen arbeid en de vruch- vond haar te Poeloe Lebar aan de Manna-rivier
ten daarvan te verzekeren, doch tegen de opbrengst (Dl. 11, bl. 462), waai' de inlanders deze bloem
van een zeker gedeelte van zijn oogst (zie LAND- kroeboet noemden, elders heette zij amboen-
RENTE). Ook in het bestuur over den inlander amboen. In 1819 zond Raffles een brief over
en in het rechtswezen werden door hem belangrijke deze ontdekking van den kort na deze reis over-
verbeteringen aangebracht; evenals zijne voorgan- leden Dr. Arnold, aan Joseph Banks te Londen;
gers had hij met groote finantiëele moeilijkheden in 1 821 volgde eene, door Arnold's opvolger W. Jack
te worstelen, die hij gedeeltelijk door den ver- (Dl. 11, bl. 97) aangevulde, uitvoerige beschrij-
koop van uitgestrekte landen trachtte te overwin- ving en afbeelding der Rnfilesia Arnoldi, welke
nen. Een en ander was zeer tegen den zin van den door R. Brown gepubliceerd werd in de Transact.
kommandant der troepen, Sir R. R. Gillespie, die Linn. Soc. T. XIII. Zelden heeft eene botanische
tegen den Landvoogd bij het Hof van Directeuren ontdekking zoo aller aandacht getrokken als die
eene reeks van beschuldigingen inbracht; dit stelde der reuzenbloem van Sumatra; vertalingen van de
Raffles over het algemeen in het gelijk, doch beschrijving vonden weldra haar weg in alle landen;
noemde den landverkoop, waarbij de Luit.-Gouv. in onze taal vindt men die o. a. in de Alg. Konst-
persoonlijk betrokken was, „a questionable pro- en Letterbode 1820 11, bl. 318 en 1822 11, bl. 8.
ceeding". Een andere soort, tjendawan matahari
Tijdens zijn bestuur werden Bantam en Cheri- (zonnepaddestoel), werd door de leden der Sumatra-
bon bij het directe Gouv.gebied ingelijfd, en werd expeditie ontdekt in de bosschen tusschen de rivie-
Djokjakarta door de Engelsche troepen vermecs- ren Liki en Loempatan-andjing in het zuiden der
terd, Sultan Sepoeh afgezet, en werden met de Padangsche Bovenlanden en door Prof. W. T. R.
vorsten op Java contracten gesloten waarbij zij Suringar RnfiUcsin Ilusscltii genoemd. Behalve de
o. a. een deel van hun gebied afstonden. In Pa- A. Pat ma komt op Java nog de R. Rochusscnii
lembang werd de moord der Nederlanders door voor door Teysmann en Binnendijk beschreven.
eene expeditie gewroken, ten gevolge waarvan de Prof. Suringar plaatste een beschrijving van de

en Bali hadden kleine expedities plaats. ,


Sultan werd afgezet en zijn jongere broeder op den
troon geplaatst; zoowel op Borneo als op Celebes

Ofschoon Raffles zich steeds aan Nederland vijan-


A. Hasseltii en eene vergelijking met andere
soorten in het IVI deel, 2e ged. van „Midden-
-'
Sumatra" bl. 26 e. v., waarbij eene afbeelding
van de bloem is gevoegd. Zie ook Verslag Kon.
dig heeft betoond en hij aan ons gezag en onzen Akad. v. Wet., afd. wis- en nat.kunde 25 Oct.
handel veel afbreuk gedaan heeft, zijn zijne groote 1879. F.en nieuw overzicht der Rafflcsia's, met
verdiensten, óok door Ncderlandschc schrijvers, de litteratuur, gaf Graaf H. Solms-Laubach in
algemeen erkend. Zijne hervormingen op Java, Arm. de P.uitcnzorg IX, bl. 184.
die vooral den inlander ten bate kwamen, vormen RAJA (BOEKIT). Hoogste bekende berg in
een keerpunt in onze koloniale administratie, die Nederlandsch-Borneo, waarvan de hoogte door pei-
daarna op vrijzinniger grondslagen is gevestigd lingen op 2278 M. is bepaald. Hij is gelegen in
dan te voren het geval was. Zelfs al erkent men, het Schwaner-gebergte; het graniet, dat de kern
dat zijne hervormingen met groote overhaasting van dit gebergte vormt, is doorbroken door por-
werden ingevoerd en vaak meer op het papier phyriet, dat de hoogste toppen, ook den Raja samen-
dan in werkelijkheid bestonden, toch moet men stelt. De berg is alleen beklommen in 1894 door
eerbied koesteren voor de groote, menschlievende Molengraaff, die evenwel den hoogstcn top niet
denkbeelden, die daaraan ten grondslag lagen en bereikte, maar van een weinig lageren een prach-
mag men niet vergeten, dat hij met groote, vooral tig uitzicht had over een groot deel van Borneo
finantiëele moeilijkheden te worstelen had en steeds (Geol. Verkenningstochten in Centraal-Borneo,
moest verwachten, dat het bestuur weder in handen bl. 358). Vgl. deze Encyclopaedie Dl. I, bl. 238, 241.
der Nederlanders zou vallen, die misschien zich RAJAP. Zie ANI-ANI en TERMIETEN.
zouden haasten, zijne hervormingen te niet te doen. RAJAT. Zie ORANG RAJAT.
Ook op wetenschappelijk gebied heeft Raffles zich RAJAWALI. Zie ANGKAI.-ANGKAL.
onderscheiden; zijn „History ofJava, London 1817" RAKAT. RIOUW. Zie SAGA.
is misschien met eenige overhaasting saamgesteld RAKATA. Zie KRAKATAU.
maar was voor zijn tijd een werk van groote waarde, RAKSA. Maleische naam van kwikzilver.
die het ook thans nog niet geheel verloren heeft. RAKSHASA. F'igenlijk „booze geesten", maar
Een overzicht van zijne voornaamste hervormingen algemeen gebruikt als naam voor de tempelwach-
gaf hij in de „Substance of a minute on the intro- ters en voorgesteld als gedrochtelijkc wezens van
duction of an improved system of the internat zwaarlijvige, gedrongen gestalte en met een zoet-
management and the establishment of a landrental sappig uiterlijk, dat ondanks al de vreeselijke
for the island of Java, London 1814". Voorts schreef samenstellende deelen als geheel eer belachelijk
hij eene inleiding voor het werk van Leyden: dan angstwekkend is; zij hebben uitpuilende
Malay armals en The mission to Siam and Hué, oogen, twee rijen tanden en vier groote slagtan-
London 1824. den aan den neuswortel, een knevel, vaak een
Na zijnen dood gaf zijne weduwe uit: Memoir baard en zwaar hoofdhaar, dat naar achteren ge-
of the life and public services of Sir Thomas streken is en in krullen op den rug hangt; het
Stamford Rafïïes, London 1830. Zie voor zijn be- eene been is vóór het lichaam geslagen als bij
stuur, H. D. Levysohn Norman, De Britsche heer- Ganet}a (zie aldaar) of rust met de knie op den
schappij over Java en onderhoorigheden, 's Gra- grond; het andere staat met den voet op den
venhage 1857. grond, zoodat de knie naar boven steekt. De wijze
RAFFLESIA. Zie ook PATMA. van versiering is uiteenloopend; als wapen dient
1 lezereuzenbloem, van3voet middellijn, werd ont-
dekt door den arts-natuuronderzoeker Jos. Amold,
een knots, die op verschillende wijzen gedragen
wordt. (Veth, Eigen Haard 1879, bl. 202; Cat.
die Stamford Raffles in 1818 begeleidde op diens Archeol. Verz. Bat. Gen. bl. 67).
RALLINA. — RAMEII. 357

RALLINA. AVES, GRALLAE, Rallidae, Ocy- baar. De bevolking ongeveer 10.000 zielen bedra-
drominae. Zie TJEROELING. gende, is door wanbestuur verarmd. Zij houdt
RAMA. De hoofdpersoon van het Indische hel- zich bezig met de cultuur van padi op droge
dendicht Ramayana, was de oudste zoon van Daga- velden, van klappers, katoen, tabak en koffie voor
ratha, Koning van Ayodhya (Oudhe). Door toe- eigen gebruik en met het inzamelen van bosch-
doen van zijne stiefmoeder verbannen, ging hij producten voor den uitvoer, hoofdzakelijk: rotan,
met zijne gemalin Sita en zijn jongeren broeder getahsoorten, w. o. ook het welriekende goema-
Laksmana naar Zuidelijk Indië, waar hij in het jang, was, ivoor en gahroehout. De Mohamme-
Dandaka-woud leefde. Daar was het dat Sita door daansche godsdienst wordt algemeen beleden, en
den Reuzenvorst Rawana, den beheerscher van de voorschriften er van worden vrij stipt opge-
Lanka (Ceylon) geroofd werd. Nadat Rama te volgd. Adat en volkstaal zijn in hoofdzaak de
weten was gekomen door wien en waarheen zijne Menangkabausche. De Vorst, die den titel voert
vrouw ontvoerd was, sloot hij een verbond met van Jang di Pertoean dan wel Jampitoean of Jam-
den Apenkoning Sugriwa, liet door het apenheir toean, en den naam of galar van Djoemala Alam
een dam in zee opwerpen, die het vasteland van (Sieraad der wereld) vormt met zijn bloedverwan-
Indië met Ceylon verbond en slaagde er in na ten een eigen soekoe, gewoonlijk Soekoe of Kam-
verwoede gevechten Rawana te overwinnen en te pong Radja genaamd, omdat zij in een afzonder-
dooden, waarna hij met Sita naar Ayodhya terug- lijke kampong, thans te Parit, samenwonen. In
keerde en den troon beklom. De belijders van het bestuur wordt de Jamtoean terzijde gestaan
het Hindoeïsme erkennen Rama als een vleesch- door een Jangdipertoean Moeda, rijksbestuurder,
wording van den god Wisnoe, overal wordt hij welk ambt door een zijner naaste bloedverwanten,
hoog vereerd, evenals zijn trouwe medehelper, de soms ook door zijn opvolger, wordt bekleed, en
aap Hanuman, de zoon van den Windgod. Be- door vijf rijksgrooten (Orang besar), terwijl hij
halve het Sanskrit-cpos Ramayana van Walmïki, in godsdienstige aangelegenheden rekening moet
dat min of meer het karakter van een heilig boek houden met een raad, bestaande uit 4 imam's,
draagt, bestaan er in verschillende talen van Indië 4 chatib's en 2 bilals. De inheemsche bevolking
dichtwerken waarin de daden en lotgevallen van (anaq boemi = kinderen van den grond) is ver-
den als idealen held en vorst voorgestelden Rama deeld in 7 soekoe's, en de vreemdelingen, mee-
bezongen worden. Ook op Java genoot Rama rendeels uitgewekenen van Rau (Westkust van
hooge eer, zooals o.a. blijkt uit de bas-relicfs Sumatra), zijn ingedeeld in een enkele soekoe,
van Prambanan en het omvangrijke dichtwerk in Soekoe Saratoes genaamd, staande onder een den
Oudjavaansche taal, getiteld Ramayana, waarvan Jamtoean ondergeschikt Hoofd met den titel van
eene tekstuitgave in igoo verscheen; eene omwer- Bandahara. Volgens inlandsche berichtgevers wordt
king hiervan in Nieuwjavaansch bestaat reeds lang aan den bovenloop der Soengei Doea goud, tin
in druk onder den titel Rama. en steenkool gevonden.
RAMANG. Naam in Tapanoeli voor Zee- Litterutuur: Aanteekeningen omtrent Midden-
paling, Conger ta/abou; op Bali (afdeeling Boe- Sumatra aan officieele bescheiden ontleend. Verh.
leleng), Ik a n ema ng. van het Bat. Gen. van K. en W. deel XLII. De
RAMAYANA. Zie RAMA. Koloniale Verslagen.
RAMBA. Dit zelfstandige landschapje, gelegen RAMBAVE. Zie KOESSOE.
tusschen den bovenloop van de Rokan Kanan RAMBEGA. Mak. en Boeg. Zie BADOERI.
(rechterarm dier rivier) en een harer zijtakken, RAMBIPOEDJI. District van de contróle-afdee-
de Soengei Doea, wordt begrensd door Tamboesei ling en afdeeling Djcmber, regentschap Bondowoso,
en Kota Intan, ook genaamd Koento. Tijdens den residentie Besoeki; met eene oppervlakte van
Padri-oorlog vormde het met de beide laatstge- 29.507,38 hectaren. Het district telt 23 desa's.
noemde landschapjes en met Kapanoean een soort RAMBOET. Atjeh. Zie RAMBOETAN.
confederatie, waarin de beruchte Toeankoe Tam- RAMBOETA. Tem. en Mal. Mol. Zie RAM-
boesei, — zie het artikel over dit landschap
hadji Mohamad Saleh, een overwegenden invloed
— BOETAN.
RAMBOETAN. Mal., Soend. en Jav.; SAM-
had. Na diens dood is echter de confederatieve BOEBOEHON, Bat.; BALATOENG, Mak. en
band verslapt, en zijn herhaaldelijk onderlinge Boeg.; RAMBOETA, Tem. en Mal. Mol.; BOE-
geschillen voorgekomen over grondgebied en op- LANGAT, 801. Mong.; BOEBOE, Tm. Bom.;
volging, welke tot vijandelijkheden hebben ge- POEROE BIJAWAK, Koeb. Süm.; RAMBOET
leid, waarin ook Rokan Ampat Kota of Locboeq of SAPAI OEWEK, Atjeh ; BOENGLON, Mad.
Bandhara werd betrokken, waaraan feitelijk nimmer Nephcliitm lappaceum L., fam. Sapindaceae. In
een eind werd gemaakt. Dientengevolge heerscht Z.-Azië bijna overal gekweekt. De verschillende
in alle Rokanstaatjes een zeer verwarde toestand, variëteiten dragen vaak afzonderlijke namen. Zie
en weet het Europeesche gezag soms niet, wie ook POELASAN. De vruchten worden gegeten:
de wettige bestuurders zijn, waaraan het in ver- zij vormen een algemeen bekend ooft van aange-
band met de geïsoleerde ligging te wijten is, dat namen smaak en zeer behagelijk uiterlijk. De
het N.-L Gouvernement zich van bemoeienis met zaden bevatten 35 <>/0 vet, dat bij 440 smelt; voor
de aangelegenheden dier Staatjes heeft onthouden. eene volledige analyse dezer zaden zie Berl. Ber.
Blijkens het Koloniale verslag van 1900 schijnt 1896, bl. 30.
het echter die politiek van onthouding te zullen RAMEH (juister: RAMI). Naam van eenige
laten varen, en te willen pogen aan de daar be- vezel-leverende netelachtige planten, behoorende
staande treurige toestanden een eind te maken, tot het geslacht Bockmeria Jacq., fam. Urticaceac-
door de plaatsing in het Rokan-gebied, Loeboeq ('rliceae. Het genus Boekmeria telt ongeveer 45
Bandhara of Rokan Ampat Kota daaronder be- soorten, in de tropische en subtropische gewesten
grepen, van een controleur bij het binnenlandsch der beide halfronden. liet zijn boomen, heesters
bestuur. of halfheesters, met getande bladeren, zachtbe-
De bodem van Ramba is heuvelachtig en vrucht- haarde twijgen, en een- of tweehuizige bloemen,
358 RAMEII.

die in kogelvormige meestal eenslachtige bloem- vezelleverende Boehmeria, welke dan ook haar
kluwens langs de spil van eene okselstandige aar juiste soort- en variëteitsnaam zij, vindt men ver-
of de takken van een pluimvormig bijscherm ver- meld rimi Jav. Mal., haramaj Soend., voorts
spreid zijn. Van Urtica onderscheidt dit geslacht nog hori Bat., kloeï of kaloeë(?) Sun,., (kelai
zich o. a. door de afwezigheid van brandharen. In in Korintji), (de naam kloeï schijnt ook naar
Ned.-Indië zijn een il-tal soorten, met vele varië- Eng.-Indië overgebracht, en is nog aantetreffen in
teiten, waargenomen, doch is onze kennis dezer den Duitschen naam Kaluihanf), kamè Mak. en
soorten, en bepaaldelijk de kennis van hare waarde Boeg., kadjoe labeuj (Mad.).
als vezelplanten, nog uiterst gebrekkig. Men zie De eerste beschrijving en afbeelding van deze
voor de beschrijving van het geslacht: Boerlage's plant vindt men in Rttmphius, Amb. Kruidboek
Handleiding Dl. 111 i, bl. 348 (1900) en voor de V, bl. 214 (1750), waar o. m. is medegedeeld,
dat toentijds de plant in Amboina nog onbekend
Ned.-Indische soorten: Miquel's Flora Dl. I 11, bl.
was, doch zij te Makasar veel werd aangeplant:
250 (1859).
De twee soorten of variëteiten voor de industrie „van de stelen wordt een grof garen gemaakt,
van beteekenis zijn: waaruit de inlanders netten breien en vischlijnen
1) Boekmcria niven Hook. et Am. (= Urtica draaien, alsmede een fijner garen, waaruit zij schep-
nivea LI) of witte rameh, gekenmerkt door de netjes maken, die redelijk durabel zijn in zeewater,
eenjarige, na de vruchtzetting verdorrende, twijgen en de plant wordt daarom op alle plaatsen op
en door het sneeuwwitte dons aan de onderzijde Celebes, waar de orang badjos (zie deze Ene. 111,
der bladeren, waaraan zij haren naam ontleent. 116) wonen, naarstig onderhouden. De stengels
Deze soort stamt uit Oost-Azië en wordt bepaal- moeten van zelfs verdrogen, alsdan separeert zich de
delijk in China en vooral ook in Achter-Indië bast van zelfs en laat zich licht tot draden splijten.
sinds overoude tijden gekweekt; zij levert de met Anderen nemen de volwassen stengels van 't groene
de hand van de schors ontdane en van het hout kruid, schrappen daarvan af de buitenste groene
losgemaakte vezel-linten, die naar de oppervlak- en sappige schors, totdat men op den binnensten
kige gelijkenis met gedroogd gras, door Engelsche witten bast komt, die naast het hout ligt, denwel-
kooplieden weleer als China-grass zijn bestem- ken zij dan tot dunne draden splijten, eveneens
peld en dien naam behouden hebben, schoon als men met de wilde gnemon doet".
't geen gras is en de Europeesche handelswaar niet Soortgelijke oude berichten kan men ook uit
uit China komt. De B. niven groeit beter in een alle andere gewesten verzamelen, waar deze Boeh-
subtropisch dan in een tropisch klimaat. Zij wordt meria inheemsch of ingevoerd is: overal heeft
bijv. in Algerië gekweekt, wat met de volgende, men op eenvoudige wijze de vezels uit de sten-
die veel meer eene vochtige gelijkmatige warmte gels losgemaakt en vooral als sterk touw (tali
vereischt, geenszins het geval is. rami) voor netten gebruikt. Ook van B. platy-
2) Boekmcria tenacissima Guud., ook beschre- phylla Don (nanasi oetan Mal. Men.) wordt
ven als B. enndienns Hnssk. Dit is de groene touw bereid. De vervaardiging van touw van Boeh-
rameh, die zich van de voorgaande onderscheidt meria te Kampar is als volgt beschreven. „Nadat
door veel forscher heesterachtigen groei en de over- de buitenbast van den stengel is weggenomen,
blijvende, meerdere jaren durende, stengels. Deze wordt het groene gedeelte met een kapmes afge-
plegen dus na de vruchtzetting niet te verdorren, schraapt. Zoodra de vezels bloot liggen, worden
doch nemen allengs in omvang en lengte toe, zij door middel van een stokje, aan welks einde
zoodat de plant zelfs tot vijf meters in de hoogte een haak zit, in elkaar gedraaid en om een spoel
gaat en, als men den stengel afsnijdt, opnieuw of klos gewonden. Zijn twee spoelen voldoende
loten laat uitschieten, die het weldra tot eene lengte voorzien van de reeds tot draad verwerkte vezels,
(van 1,8—2 M.) brengen, welke voor de vezel- dan spant men die in een vierkant raam met
gewinning het meest geschikt is. De bladeren zijn handvat, zoodanig dat ze zich vrij om een as
grooter, langer gepunt, aan den voet veelal hart- kunnen bewegen. Daarna verbindt men de ein-
vormig; ook zijn zij aan de onderzijde groener, den van de klossen en hecht die aan den haak
en, daar zij weinig dons hebben, hoogstens grijs- van evengenoemd stokje, waaraan door een paar
achtig-viltig, doch nooit sneeuwwit. Deze soort malen wrijven over de knie een ronddraaiende
eischt de vochtige warmte van een zuiver tropisch beweging wordt gegeven. De hierdoor verkregen
klimaat; bij gematigde temperatuur is de groei dubbele draad wordt weder om een klos gewon-
langzaam en de vruchtzetting gering. („La raniie den, die eveneens in het raam kan geplaatst wor-
aime bien avoir la tête dans Ie feu et les pieds den, totdat de verlangde dikte is verkregen. De
dans I'eau"). Zij behoort in den Indischen archi- bewerking is zoo eenvoudig, dat zij in den regel
pel (Java, Sumatra, Borneo) tehuis en is daar van door één man wordt verricht".
ouds als „rami" bekend. Haar vezel is eerst in Veel grooter zorg hebben de Chineezen besteed
den laatsten tijd in de Europeesche industrie inge- aan de teelt en de bewerking dezer plant. Vol-
voerd, en munt uit door groote sterkte, in schoon- gens F. Portel' Smith is de Chineesche naam der
heid wordt zij achtergesteld bij chinagras. plant Choe ma en worden de vezels der stengels,
Deze plant pleegt door vele botanici beschouwd geweekt in soda-oplossing en dan gekamd, alleen
te worden als zijnde slechts eene der vele varië- of met zijde geweven.
teiten van den sub 1 genoemden stamvorm B. Al voor drie eeuwen, ja zelfs veel vroeger,
nivea, en de verschillen zouden dan te verklaren kwamen uit het Oosten rameh-achtige weefsels
zijn in het feit, dat de plant een aloud cultuur- naar Europa. Door de Hollanders werden zij uit
gevvas is. Deze meer omvattende soort, dus I en Goa en Calicut aangevoerd, en als „neteldoek"
2 te zamen, heeft dan als verspreidingsgebied: en „graslinnen" in den handel gebracht. Vooral
Engelsch- en Nederlandsch-lndië, Filippijnsche in Engeland was in de dagen van Koningin Eli-
eilanden, Mariannen, China; zoowel wild als ge- sabcth dergelijke waar als „nettlecloth" en „china-
kweekt. grasscloth" zeer gezocht. Het is echter niet zeker,
Als inlandsche namen voor de Ned.-Indische of dit Oostersch neteldoek ook niet uit andere
RAMEII. 359

vezels bestond; men noemt o.a. Villebrunea inte- lende methoden aangeraden, nl. koken met zeep-
grifolia v. appendiculata, eene verwante netel- water, bijtende soda, natriumsulfiet, kaliumchro-
soort. Deze plant, de Ban réha, wordt door som- maat enz. Het beste is dat de planter dit aan de
migen voor 't echte chinagras gehouden en is spinnerijen overlaat, maar zorgt dat deze de grond-
onlangs weder sterk aanbevolen (zie Agr. Ledger stof onverward en van gelijke lengte ontvangen.
1899, n». 3). Een groot aantal toestellen is uitgedacht, om
Onder echt „neteldoek" wordt tegenwoordig ge- langs mechanischen weg de vezels uit de versche
woonlijk verstaan een getwijnd fijn linnen ofkatoen- stengels te lichten. De meeste der voorgeslagen
weefsei; de beste en zeer kostbare soort heet fil decorticators waren te ruw, zooals bijv. nu nog
de mam. Als „graslinnen" duidt men in de huis- de machine-M ichottc (welke in IBBg de beste
houding aan eene breede soort gebleekt grof katoen. was), en zij vernielden de lange vezels. Reeds in
Het inheemsche neteldoek, uit den gewonen groo- 1870 werd in Engelsch-Indië eene premie van
ten brandnetel (Urtica dioicd) vervaardigd, was £ 5000 uitgeloofd voor eene goede rhea-machine,
reeds veel vroeger door linnen en katoen verdron- doch toen de wedstrijd van machines te Saharun-
gen, daar de opbrengst zoo gering was; het langst pur werd gehouden, kon helaas deze premie niet
schijnt het in Rusland in gebruik gebleven te zijn. worden uitgekeerd. In 1877 en 1883 werd deze
In den laatsten tijd wordt voor onderkleeding eene wedstrijd herhaald zonder veel succes.
nieuwe soort zg. „brandnetelweefsel" in den han- In Europa is de rameh op alle wereldtentoon-
del gebracht, dat uitsluitend bestaat uit rdmeh, in stellingen tot een onderwerp van studie gemaakt,
Duitschland gesponnen. Dit is de „Schiesser3s door wedstrijden en congressen, waartoe de inder-
Abhrirtungswasche", welke nu ook hier te lande daad prachtige weefsels, als expositie-proeven uit
in 'Twente vervaardigd wordt. Vindt dit fabrikaat, deze grondstof vervaardigd, steeds gereedelijk aan-
dat bij ons als brandneteltricot, netelwol, netel- leiding gaven. Bepaaldelijk op de tentoonstel-
flanel enz. wordt aangeduid, en geroemd is als lingen te Tarijs van 1867, 1878, iBBg en igoo
huidversterkend, luchtig, krimpvrij en duurzaam, is zulks het geval geweest. Men kan echter niet
bijval, dan is daardoor aan de rameh een belang- zeggen, dat zij reeds de oplossing van het vraagstuk
rijke nieuwe afzet verzekerd. gebracht hebben, al kon wel een gestadige voor-
De eerste pogingen, om de Aziatische— oelimeriu's uitgang in de constructie der rameh-machines ge-
op grooter schaal voor de Europeesche nijverheid constateerd worden en al bleek de groote industrie
ten nutte te maken, dateeren uit het begin der igd<: hoe langs hoe meer geneigd, zich de rameh-vezcl
eeuw. In Engelsch-Indië is de plant als Rhea ten nutte te maken. Ongetwijfeld neemt het prak-
(réha, rhia) bekend, de naam dien zij in 't wild in tisch gebruik dezer vezelstof van jaar tot jaar toe,
Assam draagt en die nu de gewone Engelsche geenszins echter in die mate als men uit de reclame
handelsnaam voor rameh is geworden (rhea- of van de ramehcultuur-speculanten zou vermoeden.
rhia-fibre). Voor de geschiedenis enz. dezer vezel- Van 1873—1900 zijn er niet minder dan 454
plant daar te lande raadplege men Watt's Dictio- rameh-machines en rameh-procédés gepatenteerd.
nary I, bl. g72, VI 1, bl. 444, en vooral ook eene Tusschen 1835 en 1891 heeft men 235 geschrif-
recente monographie in Agr. Ledger IBgB n°. 15 en ten over rameh geteld.
igoo n«. 18, getiteld: A review of existing infor- De heer F. W. Van Eeden, de onlangs (4 Mei
mation on Rhea or China-grass. Alleen zij nog igoi) overleden directeur van het Kol. Mus. te
opgemerkt, dat al in 1803 door Roxburgh kaloeé- Haarlem, die al in het Tijdschr. v. Nijverheid v.
planten (= rami) van Sumatra naar den tuin te lß6g een overzicht gaf van alles wat destijds over
Calcutta zijn overgebracht, en dat deze planten later het onderwerp bekend was, schetste later in den
identisch bleken met de Bengaalsche Kankhura. beschrijvenden catalogus van genoemd museum,
Voor Ned.-Indië werd de eerste stoot tot de afd. plantaardige vezelstoffen (uitg. 1887), den toe-
rameh-cultuur in 1817 door Koning Willem I ge- stand met de volgende, ook nu nog niet geheel
geven. De Ned. Mij. t. b. v. Nijverheid heeft in gelogenstrafte, woorden:
de vorige eeuw herhaaldelijk door prijsvragen enz. „Sinds dien tijd is de rameh-cultuur in vele
tot de teelt opgewekt, en op de eerste wereldten- koloniale en niet-koloniale landen het onderwerp
toonstelling te Londen, in 1851, ontbrak dan ook gebleven van onuitputtelijke plannen, voorstellen,
al niet de „Java-rameh". (Zie o. a. Bisschop Gre- cultuur- en bereidingstelsels. In Amerika, Frankrijk,
velink, Fl. v. N.-Ind. bl. 362). Spanje, Italië, Algerië en niet het minst in de
Het bleek echter spoedig, dat een groot bezwaar Nederlandsche en Britsche koloniën, heerschte een
de uitbreiding dezer cultuur in den weg stond. koortsachtige ijver om het groote probleem, de
De bewerking der stengels uit de hand, zooals zij bereiding der vezels tot een handelsproduct, op
door de inlanders geschiedt, gaat voortreffelijk, te lossen. Rameh-maatschappijen werden opge-
doch eischt veel tijd en wordt in het groot vaak richt, tijdschriften bepaaldelijk voor de raineh-
ook te kostbaar. De oorzaak daarvan ligt hoofd- cultuur in het licht gegeven, ja, zelfs uit het zui-
zakelijk in de kleverige stof, of juister gezegd, den van Frankrijk en Algerië kwamen van tijd
net collenchymatisch weefsel, door welke de bui- tot tijd berichten dat reeds groote oppervlakten
lenbast met den binnenbast verbonden is, en land in cultuur waren gebracht. Zelden is meer
welks verwijdering veel arbeid eischt. Ook zijn ophef gemaakt van een nieuw artikel, en toch is
de vezels in rameh niet onderling stevig verbon- later gebleken dat er eigenlijk nergens eenig gun-
:
den dit komt aan de sterkte en schoonheid der
vezels ten goede, maar heeft ook bezwaren. Fxne
stig resultaat verkregen was".
De werkelijk supérieure aard van de rameh-vezel,
zuivering door roting zou nl. van de losgeraakte vereenigd met de in vele landen toenemende
vezels allicht eene verwarde brei maken, en zij schaarschte aan linnen, hebben echter veroorzaakt
benadeelt bovendien kleur en duurzaamheid der dat men ten spijt dezer mislukkingen, niet kan
losse vezels; nog in hooger mate doet dat het eindigen dit industrieel en technisch probleem te
gebruik van chemicaliën (o. a. alkaliën of chloor) willen oplossen. Die deugden van rameh zijn de
voor dit doel. Voor de ontgomming zijn verschil- groote sterkte, de zijdeachtige glans, de spinbaar-
360 RAMEII.

heid in uiterst fijne draden, het bestand zijn in plant ter lengte van 10—12 c.M. afsnijdt. liet
waler, het goed kleur aannemen en het in weef- veld wordt 12 c.M. diep geploegd en in de voor
sels goed combineeren met andere vezels. Ondeug- legt men de uitloopers in de lengte. Daar de
den van rameh zijn somwijlen zekere glasachtige aanplant dicht moet zijn, heeft men per H.A.
stroefheid, het vertoonen van „vlammen" en het 10— 12 duizend stuks noodig. De grond moet
geel worden; weefsels uit versch geschilde vezels voor de aanplanting goed bewerkt en bemest
(chinagras) hebben dit veel minder dan uit ge- worden. De planten moeten in de volle zon staan,
droogde vezels (rameh s. s., filasse). het onkruid verwijdert men. Rijp om te oogsten
De vezels uit de stengels van de gebruikelijke zijn de stengels als ze onderaan geel beginnen
Boehmeria's, van verschillende herkomst, schijnen te worden".
in bouw overeen te komen, doch exacte vergelij- Wat betreft het rendement aan vezels loopen
kende onderzoekingen over de kwaliteit der vezels bij de Boehmeria's de cijfers zeer uiteen. Als voor-
van de variëteiten dezer plant ontbreken. Men beeld moge hier de berekening volgen, door Ch.
heeft de relatieve sterkte der vezels van rameh, Rivière in den tuin te Algiers opgemaakt. Op eene
hennep, vlas en katoen geschat op ioo, 36, 25 hectare land zijn per M2. 40 stengels van 1,6 M.
en 12. te telen, dus 400.000 per hectare en per oogst
De in den handel komende vezel-linten (het (gewicht 18—22000 K.G.). ledere stengel geeft
eigenlijke chinagras) bestaan uit bastvezelcellen 3 gram vezels, dus per hectare 1200 K.G. en bij
samenhangend met bastparenchym. Deze vezelcel- vier oogsten per jaar 4800 K.G. vezel-lint, na
len zijn 60—250 m.M., soms zelfs 500 m.M. lang, onlgomming 4000 K.G., tot een waarde van onge-
meest 40 m.m.M. breed, met vele wandverschui- veer 1600 gulden; de zuivere winst schat hij dan
vingen en zwellingen en wijde opening (lumen); per jaar en per hectare op 125 gulden. In de
eenigszins op hennep gelijkend. De bijzonder tropen kan de jaarlijksche vezel-opbrengst tot
groote lengte der vezeleellen (bij katoen is deze 12.000 K.G. per hectare stijgen, uit 6—googsten.
gemiddeld 10 m.M., bij jute slechts 2 m.M.) is Volgens eene oudere proef gaven te Algiers
kenmerkend voor rameh en veroorzaakt de onge- 100 K.G. versche stengels 52 K.G. id. ontbla-
meene sterkte van al hel uit deze grondstof ver- derd, en deze gedroogd 10,4 K.G., waarvan 2,08
vaardigde. K.G. vezel-lint, dat bij wasschen tot 1,6 K.G. ver-
Omtrent de cultuur in Ned.-Indië bestaat nog geen minderde en bij daarop gevolgd bleeken tot 1,12
op praktische uitkomsten gebaseerde handleiding. K.G., gevende 0,7 K.G. prima handelswaar.
Zeker is het, dat ook de teelt in 't groot moei- Als eene recente bijdrage om klaarheid te bren-
lijkheden met zich zal brengen. Een heeslerachtig gen in de rameh-quaestie, is het Internationaal
gewas, dat zeer uitstoelt en dus in massa nooit Rameh-Congres te noemen, dat bij gelegenheid
zoo gelijk groeit als vlas en hennep zal, aan zich der wereld-tentoonstelling te Parijs in igoo is ge-
zelf overgelaten, geen regelmatige oogsten geven. houden en dat door 100 a 150 belangstellenden
Ook schijnt de raineh-plant veel van den bodem werd bijgewoond. Het congres was voortreffelijk
te eischen in zake vruchtbaarheid. In 1847 gaf voorbereid en had plaats onder de bekwame lei-
Teysmann eene nota over deze plant, waarin hij ding van Prof. Max. Cornu (f 3 April igoi); er
er reeds op wijst, dat zij een humusrijken bodem was aan verbonden een wedstrijd van rameh-
verlangt en vooral bij de kampongs wordt geteeld machines. Bij dit congres bleek, dat de verschil-
op mesthoopen en dergelijke substraten. Een lichte lende industrieën geenszins dezelfde eischen aan
niet te droge grond, met goede afwatering, be- rameh als grondstof stellen, en dat er zoowel voor
mesting en omwerking tot 30—40 c.M., zijn hoofd- het product uit de versche stengels (het „china-
vercischten. De kweeking kan door zaaien of gras", als de groene schil (opperhuid en kurk-
stekken geschieden. De oogst der stengels moet weefsel) is weggenomen, de „laniérc brute" of
geschieden vóór zich de bloemen geheel hebben „ribbons" als zulks niet het geval is), als voor
ontwikkeld. Men raadplege voor een en ander: dat uit de gedroogde stengels (de losse vezels,
Dr. K. W. Van Gorkom, 0.-I. Cultures Dl. 11, filasse), afzet mogelijk is. Jammer slechts dat
bl. 516 (2 e uitg. 1884) en Supplement, bl. 233(1 Sgo). het drogen in 't groot in een tropisch klimaat
Er werden van wege 's lands plantentuin in zoo bezwaarlijk is.
1892 de volgende wenken gegeven, op grond der Eerstgenoemde methode geeft schooner en dun-
ervaringen in den cultuurtuin te Tjikeumeuh: ner vezel, en is als grondstof voor fijn tafelgoed
„De grond moet rijk aan humus zijn en voch- enz. gezocht, maar er is naar de vezel uit droge
tig, maar zonder grondwater; waar niet op de na- stengels grooter vraag, daar zij onmiddellijk met
tuurlijke vochtigheid van den grond gerekend mag linnen, c. g. ook met wol, kan concurreeren, en
worden, moet men voor voldoende irrigatie zorgen. weinig of niet behoeft ontgomd te worden. Uit
Men zaaie de zaden liefst in het begin van den filasse kan men tot garen n°. 35 maken, uit china-
westmoeson uit, na ze met het vijfvoudig volume gras zelfs n". 70 (d. i. 70 K.M. uil I K.G.). Voor
aarde gemengd te hebben. De zaaibedden worden de vezelbereiding uit de versche stengels werden
op een lichten grond aangelegd, met rundennest bij den wedstrijd te Parijs twee machines met goud
voorzien, zorgvuldig bewerkt en behoorlijk voch- bekroond, nl. die van F'aure en van Estienne.
tig gemaakt. Het met aarde gemengde zaad wordt Eerstgenoemde machine „Tlndustriel, a retour auto-
uitgestrooid en met een bezem gelijkmatig ver- malique", levert betrekkelijk weinig (nl. 30 K.G.
deeld. Men bedekt de zaden niet met aarde maar lanicre dépclliculée sèche per dag), doch zeer
plaatst boven de bedden een matten afdak, dat schoon, chinagras, dat thans (igoi) met 28—30 £
men vochtig houdt. Als de plantjes 10 c.M. hoog per ton (1015 K.G.) betaald wordt; eene proef met
zijn, worden ze in go c.M. van elkaar verwijderde deze Faure-machine op Java in iBgB genomen is
rijen, op 10 c.M. onderlingen afstand uitgeplant. beschreven in Teysmannia IX, bl. 235. De machine-
Gedurende een tiental dagen worden ze dagelijks Estiennc, „la Gauloise", a mouvement direct, die
begoten. Meer aanbeveling verdient de voortplan- ook gelijktijdig hout en schors wegneemt, is eenvou-
ting door wortelstok-uitloopers, die men van de diger en levert aanzienlijk meer, doch veel minder
RAMEH.
— RANDOE ALAS. 361
gelijkmatig product (volgens den uitvinder verwerkt Bouché u. 11. Grothc, Ramie, Rheea, Chinagras
zij 10 K.G. versche stengels per minuut); zij is und Nesselfaser (2 te Aufl. 1884). De meeste nieu-
in de praktijk nog weinig beproefd, doch werd were gegevens over rameh moet men uit de in
als constructie zeer gunstig beoordeeld. Ditzelfde dit opstel reeds genoemde en andere bronnen ver-
geldt van de eveneens bekroonde machinc-l.acótc zamelen. In iBgB verscheen te Berlijn een biblio-
cl Marcou, de eenige voor de verwerking dei- graphisch overzicht van Dr. A. Schultc im Hofe;
droge rameh-stengels bestemd; zij levert 80 a 100 zie ook van denzelfden schrijver een opstel, get.
K.G. filasse per dag. Bijzonderheden over deze Zum Ramie-Kongress in Paris (Tiopcnpllanzer
machines, en over den huidigen stand van het igoi, 54). Dier te lande vindt men eene uitge-
rameh-vraagstuk in 't algemeen, vindt men in het breide verzameling betreffende rameh en rameh-
stenographisch verslag van genoemd congres, dat litteratuur in het Koloniaal Museum te Haarlem.
in de „Revue des cultures coloniales" 1900 is RAMELAN. Zie MOHAMMEDANISME,DI. 11,
opgenomen; voor de vertaling zie men „Indische bl. 544-
Mereuur" 1900, bl. 883 e. v. Bedoeld verslag, met RAMIS Mal., REMIS Soend. Inlandsche naam
het rapport der internationale jury, is ook afzon- voor de in het zoete water levende schelpdieren
derlijk verschenen (1901). tot het geslacht Corbicula behoorend.
Of de rameh-cultuur voor Europeesch kapitaal RAMPHICULUS JAMBU. Zie DUIF.
eenmaal loonend zal zijn, is nog onzeker. Dat RAMPOK. In de Vorstenlandcn het afmaken
zal eerst kunnen bepaald worden, als de verschil- van levend gevangen tijgers. F2en aantal Javanen,
lende methoden om de vezel te winnen in de in een of twee rijen geschaard en met pieken
praktijk op grootere schaal beproefd, de vezels gewapend, vormt een vierkant om het hok waarin
zelve in grootere hoeveelheid op de markt ge- de tijger zich bevindt. Op een wenk van den
bracht zijn, en de prijs zich naar vraag en aan- vorst opent een tweetal mannen de schuif; het
bod geregeld heeft: als er eene behoorlijke ramch- dier, het vierkant rondloopendc, vindt aan alle
markt is. Tot nu toe ontbreekt deze en is er zoo zijden pieken die hem tegenhouden en als hij
weinig stabiliteit, dat de waar nu eens onver- eindelijk den sprong waagt wordt hij op de speer-
koopbaar is, dan weder sterk gevraagd wordt. De punten opgevangen. De stambeteekenis van het
spinnerijen en weverijen hebben weinig lust, veel woord is: met velen tegelijk aanvallen, gewoon-
geld te besteden voor de speciale machines, die lijk met pieken.
de rruneh-vezel eischt, als zij niet zeker zijn, dat RANAU-DISTRICTEN. Ondcrafdeeling van de
de grondstof steeds aan de markt is. De algemeene afdeeling Komering, Ogan oeloe, Enim en deRanau-
indruk is echter wel, dat de rameh langzaam maar districten, residentie Palembang, bevattende de
zeker veld wint, zoowel in de textiel-industrie als landschappen Kisam en Makakau (zie op de
voor de vervaardiging van papier van ongemecne namen) en het Ranau-gebied; hoofdplaats Ban-
sterkte. Ramch-papier is zeer gezocht voor munt- ding Agoeng, aan den N. oever van het Ranau-
biljetten en andere waarde-papieren; het heeft meer, zetel van een controleur.
eene breeklengte verre boven den eisch van 6000 Het eigenlijke Ranau-gebied is eene kleine vallei
M., die aan het beste Normaalpapier gesteld wordt. in den Z.W. uithoek van Palembang, ten N. gren-
Naai- de fijne en naar de grove rameh-garens is zende aan Makakau en Boeai, ten W. en. Z. aan
veel vraag; laatstgenoemde soorten o.a. voor visch- Benkoelen, ten O. aan de Lampongsche districten.
lijnen. Pluche, gordijnstof, passementwerk, lijf- I let Ranau -me e r is een ingestorte vulkaan;
goed, flanel, kantwerk, damast, zeildoek, touw, het heeft den vorm van een halve maan, is van
gloeikousjes, dat alles en nog veel meer laat zich W. naar O. 14 K.M. lang en van Z. naar N.
voortreffelijk van rameh vervaardigen. In Engelsch- 151/.2 met een oppervlakte van 106 O K.M. De
Indië is geraden, de cultuur ovcrtelaten aan de grootste diepte van het meer, dat 559 M. boven
inlanders, en deze er zoo noodig met staatshulp de zee gelegen is, wordt op 229 M. geschat; het
toe te brengen, kleine grondstukken met rameh is zeer vischrijk en geheel door heuvels omringd.
te beplanten en de door hen geoogste stengels Warme bronnen worden in zijne nabijheid aan-
afleleveren aan centrale fabrieken. De op inland- getroffen. Aan de N.zijde watert de Selaboeng
sche wijze van de versche stengels gestroopte uit, die de Makakau opneemt en in de Komering
bast („Rhea in ribbons") doet te Londen £ 15 uitmondt. De Ranau-tabak is beroemd; zij wordt
per ton. In Nederlandsch-lndië is in de rameh- echter weinig meer aangebouwd; de meeste tabak
quaestie van regeeringswege nog weinig of niets onder dien naam in den handel gebracht, komt
gedaan; toch verkeert deze nieuwe cultuur nog van elders. Zie PALEMBANG, Dl. 111, bl. 180.
niet in het stadium, dat zij er rijp is om aan de RANDJI. Jav. en Soend. Zie KRANDJI.
particulieren te worden overgelaten. De oprich- RANDJOE. Bamboestokken van verschillende
ting van eene Gouverncments Rameh- lengte met scherpe, in het vuur verharde uiteinden,
hoeve, te vestigen in het bij uitstek geschikt die met de punten naar boven schuin in het gras
klimaat der Preanger, met medewerking van 's lands geplant worden, en voornamelijk ter verdediging
plantentuin, zou de aangewezen weg zijn om tot dienen. De door randjoe veroorzaakte voet- en
oplossing te brengen, wat in de cultuur en de beenwonden genezen zeer moeilijk, waarschijnlijk,
vezelbereiding der Boehmeria's nu nog twijfel- omdat het gestoken wonden zijn en er vaak stukjes
achtig is, en daarmede zou aan Ned.-Indië wel- bamboe in de wond blijven zitten, (llleeker, Nat.
licht geen geringer dienst bewezen zijn, dan des- en Gen. Arch. N.-I. I, bl. 67).
tijds door de oprichting eener Gouverncments RANDJOEWA. Zie BENJOAR.
kina-onderneming is geschied. RANDOE. SOEND. en Tav. Zie KAPOEK.
Litteratuur: Als algemeen werk over deze vezel- RANDOE ALAS. |.\v.: DANGDEUR, Sok.ni>.;
stof is te noemen: F. Michotte, Traite scientifique NANGGHÈR, Mad.; D ANDERE, Mak.; KABOE,
et industriel de la Ramie. 1, Culture et décorticage SUM. W.K.
(l8go), II Dégommage et travail industriel (1893) Bombax Ma/abaricum DC, fam. Malvaceae.
met supplement: L'Ortie (1895). Voorts: C. B. Boom, hier en daar op Java en Madoera voorko-
362 RANDOE ALAS. — RARATÉ.

mend. Het vruchtpluis (zie Dl. 11, 1,1. 194) wordt tie Cheribon; met eene oppervlakte van 37.407,42
niet gebruikt tot het vullen van kussens, daar het hectaren. Het district telt 40 desa's.
jeuking veroorzaakt. Van het hout worden den- RAOEN. Een der reusachtigste vulkanen van
deng-hari vervaardigd, om binnen graf kuilen Java (res. Besoeki), 3333 M. hoog, door een hoo-
te gebruiken. ger zadel in 't n.o. verbonden met den Soeket
RANDOEBLATOENG. District met gelijkna- (2950 M.), een der toppen van het Idjèn-gebergte.
mige hoofdplaats van de contróle-afdeeling Blora, De Raocn heeft den grootsten en diepsten gesloten
regentschap en afdeeling Blora, residentie Rem- kraterput van Java; de ellipsvormige kraterrand
bang, met eene oppervlakte van 53.547,72 hecta- heeft een lange as van 2260, een korte van 1760 M.,
ren. Het district telt 38 desa's. voor den vlakken bodem bedragen deze cijfers
RANDOEDONGKAL. District met gelijkna- ± 1500 en 750 M.; de gemiddelde diepte van
mige hoofdplaats van de contróle-afdeeling I'ama- den bodem beneden den rand ongeveer 500 M.,
lang, regentschap en afdeeling Pamalang, resi- de diepte beneden het hoogste punt daarvan 630 M.
dentie Tegal, met eene oppervlakte van 25.304,51 Niemand is ooit in dien krater afgedaald. De wan-
hectaren. Het district telt 36 desa's. den dalen over twee derden van hunne hoogte
RANELLA CRUMENA. Zie GASTEROPO- op de meeste plaatsen schier loodrecht omlaag,
DEN. eerst aan hunnen voet hebben zich wat zachter
RANGEN EN TITELS. Zie TITELS. hellende puinkegels gevormd, tengevolge van af-
RANGKAS BETOENG. District van de contróle- stortingen. Het bovendeel van den berg bestaat
afdeeling Lebak-kalèr, regentschap en afdeeling namelijk bijna geheel uit los materiaal, dat zich
Lebak, residentie Bantam; met eene oppervlakte op den rand merkwaardigerwijze verheft tot een
van 24.591 hectaren. Het district telt 78 desa's. zeer groot aantal scherpe spitsen, een verschijnsel
De gelijknamige plaats, gelegen in eene vrucht- dat van geen anderen vulkaan bekend is. De bo-
bare vlakte aan de samenvloeiing van de Tji venste 6—700 M. van den Raoen zijn onbegroeid;
Oedjoeng en de 2 paal hoogerop vereenigde Tji daaronder volgt laag geboomte van Alpinisch
Berang en Tji Simeut, is hoofdplaats der afdee- karakter, dat lager plaats maakt voor tjemara-

trokken, is sedert geslecht.


RANGKOK of JONGRANG. Javaansche namen
,
ling en van het regentschap Lebak. Het kleine
fort, waarvan de bezetting al in 1875 werd inge-
bosschen, die op hunne beurt in het oerwoud
overgaan. Van den rand naar den voet helt de
berg regelmatig, eerst zeer steil, dan langzamer,
naar 't noorden, oosten en zuiden af, behalve dat
voor een Neushoornvogel (zie aldaar), Bucc- die afhelling in den zadel naar den Soeket reeds
ros rki/wceros; de Soendaneezen op Java noemen 600 M. benedenwaarts eindigt. Aan de westzijde
hem Rangkong, de Maleiers op West-Sumatra begint de regelmatige afhelling eerst op onge-
Anggang danto of Inggang danto, de veer 2000 M. hoogte. Daarboven liggen bewesten
Banjereezen op Borneo Anggang, de Dajaks op den krater een paar hooge ribben in gebogen
Borneo Tin gang en de Maleiers op Oost-Sumatra richting, die Verbeek als de wanden van twee
Anggang-ra of Padoeng. voormalige, ingestorte en gedeeltelijk verdwenen
RANGKONG. Zie ANGGANG en RANGKOK. kraters van niet minder dan 3 en 3,5 K.M. mid-
RANNAS. Zie TAKAHAN. dellijn heeft herkend. Binnen den westelijksten
RANOELEMONGAN. District van de contróle- verheft zich ongeveer 450 M. hoog, tot 2350 M.
afdeeling Klakah, afdeeling Loemadjang, regent- een afzonderlijke kegel, waaraan in dit wijd en
schap en residentie Probolinggo (thans residentie zijd onbewoonde land geen naam is gegeven.
Pasoeroean); met eene oppervlakte van 44.255,72 De Raoen is beklommen in 1844 eerst door
hectaren. Het district telt 50 desa's. Bosch, toen door Junghuhn en denzelfden, in
RANTAU BINOEANG. Een aan Tamboesei 1845 door Zollinger, later door den opnemer van
grenzende landstreek, gelegen aan de Rokanrivier, den topographischen dienst Van Raalte. Stöhr
ressorteerende onder Tanah Poetih (Siak), bewoond en Verbeek hebben aangetoond dat de geweldige
door lieden uit Tamboesei, staande onder een eigen uitbarsting van 1586, waarvan Cornelis Houtman
te Negrie Tinggi gevestigd Hoofd, dat onderge- gewag maakt en die vroeger aan den Ringgit
schikt is aan den Datoeq van Tanah Poetih. De werd toegeschreven, aan den Raoen toekomt. Naar
Radja van Tamboesei, genaamd Dzainal Abidin, inlandsche overleveringen en herinneringen van
maakte vroeger aanspraak op die streek, zelfs op Europeanen neemt Bosch verdere erupties aan
geheel Tanah Poetih, zich in hoofdzaak grondende omstreeks 1638, tusschen 1720 en 1750, tusschen
op de omstandigheid, dat zijn voorganger, Toean- 1787 en 1799, tusschen 1800 en 1808, in 1812
koe Tamboesei (zie het artikel RAMBA) gedu- en in 1815 of 16, waarvan de drie eerste en de
rende den Padri-oorlog een tijdlang daar gewoond laatste heftig geweest moeten zijn. Ook tegen-
en in het geheele Rokangebied een overwegenden woordig is aan den Raoen nog telkens werking te
invloed gehad heeft. Zijn eischen werden evenwel bespeuren door gasvorming, gerommel en gedreun.
afgewezen, waarna hij zich te Peraq (schiereiland RAOE PARORO. Tem. Zie DAOENMANG-
Malaka) vestigde, zonder op het bestuur over zijn KOK.
land behoorlijk orde te hebben gesteld. Zie ver- RAPAL. Zie NGÈLMOE, Dl. 111, bl. 17.
der het artikel TAMBOESEI. RAPANG. Zie HARDER.
Litteratuur: 'Zie het artikel RAMBA. RAPAT. Zie RECHTSWEZEN.
RANTI. Jav. en Bat.; LEUNTJA, Soend.; RAPO. Mak. Zie PINANG, alwaar verkeerde-
(KOLOTADA, Tem. is onjuist). lijk Raps staat.
Solarium nigrum L., fam. Solanaccae. Europeesch RAPO-RAPO DJAWA. Mak. Zie DJAMBE-
onkruid dat echter ook in de tuinen van Indië I.AN.
wordt aangetroffen. Ook S. dcnticulatum 81. schijnt RAPO TJIDOE. Mak. Zie NANGKA.
met deze inlandsche namen aangeduid te worden. RAPRAP. At.i-. Men. Zie DADAP.
RANTJA. District van de contróle-afdeeling RARANG-DJANGANG. Mak. Zie ILÈR.
Tjiamis, regentschap en afdeeling Galoeh, residen- RARATÉ. Alt. Men. Zie BOENTIRI.
RARINA.
— RASSEN. 363
RARINA. Alk. Men. Zie SIRIH. echte styrax „Kasamala", als eenige andere er op
RARINAKOERAMBER.AIk.Men. Zie SIRIII. gelijkende aromata. liet kajoe rasamala der
RAROENDOE. Alk. Men. Zie KELITJI. Molukken komt van Canariitm microcarpum Willd.
RASAM. Menangk., RESAM Mal. Zie voorts Op Madoera is eene Urostigma-aooxi als kadjoe
PAKOE RASAM. Deze varensoort komt niet rasamala bekend en wordt uit hel melksap van dien
slechts in de Pad. bovenlanden voor, maar in boom door toevoeging van aromatische bestand-
geheel het westelijk gedeelte van den Archipel deelen een reukwerk bereid ten dienste van inland-
(misschien ook in het oostelijk) in verschillende sche hoofden.
soorten, zoowel op golvend terrein nabij de kusten RASAQ. Menangk. Zie RASSA.
(Riouw-archipel), als nabij de toppen van hooge RASMALA. Mal. Zie RASAMALA.
bergen. De gewone rësam heeft lange dunne sten- RASON. Zie KOEDA-AJER.
gels die, evenals de dikkere soort (rësam gadjah) RASSA, RASAQ. Menani;k.; RESAK, M. Sum.
gebruikt wordt tot het vervaardigen van vischsta- Benaming voor sommige soorten van het geslacht
ketsels; ook worden er schrijfpennen van gemaakt. Qucrcus L., fam. Cupulifcrae, o. a. van Q. Rassa
Het hart der plant gelijkt op balein, is echter Mig. en van andere soorten, die zich door eene
bruin van kleur en wordt aangewend tot het ver- hardere en sterkere geaardheid kenmerken dan
vaardigen van hoofddeksels. Rësam piai is kort- die welke er door den naam van
stengelig en wordt door de bevolking niet gebruikt. Paning-Paning (zie aldaar) worden aangeduid. Alle
RASAMALA. Mal., Jav. en Soend.; RAS- zijn hooge en zware boomen die een deugdzaam
MALA ook Mal.; MALA, KIMALA ook Soend. timmerhout opleveren, zoowel voorhuis- als scheeps-
Altingiu excelsa Noronh., fam. Hnmaiiiclidnccae. bouw. Sommige zijn echter door de bijzondere hard-
Hooge en zeer schoone boom vooral op West-Java heid moeiclijk te bewerken. In het Gouvernement
veel voorkomend, doch ook op Sumatra en in Sumatra's Westkust zijn de meest bekende: Kassa
aangetroffen. Hij groeit vooral op padi, een uitermate hard, zwaar en sterk hout,
de bergen in het westelijke gedeelte der Preanger zeer donker grauwbruin of bijna zwart van kleur,
regentschappen, tusschen 700 en 1400 M. hoogte, somtijds fraai gevlamd, voor stijlen, dwarsbalken
zeer menigvuldig en wordt binnen het genoemde enz. uitnemend geschikt, de beste van alle Rassa-
beperkte gebied als de voornaamste boschboom soorten, eene der deugdzaamste houtsoorten van
beschouwd, zoowel om zijn talrijk voorkomen als Sumatra's Westkust; R. minjak, evenzeer een
om het nuttig gebruik dat van zijn hout gemaakt uitmuntend hard hout, ook donker, meer grijs-
wordt. Reeds van verre is de Rasamalaboom te bruin gekleurd, voor stijlen, planken en vooral
onderscheiden aan de heldergrijze kleur van den voor dwarsbalken zeer gezocht; R. gadja, ook
stam. Hij behoort tot de grootste, zwaarste boo- eene der beste Rassa-soorten, zeer zwaar en hard,
men, bereikt eene lengte van 50 tot 60 M. met licht bruinachtig-grijs, uitmuntend timmerhout,
een omvang van 5 tot 6 M. Zijn slanke, zonder vooral voor dwarsbalken; R. kait kait, uiter-
eene enkele bocht of kronkeling gevormde, stam mate hard en zwaar, iets donkerder gekleurd dan
schiet loodrecht naar boven, behoudt tot aanzien- R. gadja, voor allerlei bouwstof geschikt; voorts
lijke hoogte nagenoeg dezelfde dikte, verdeelt zich R. bamban, R. boenga en andere mindere
eerst op 25 tot 30 M. in enkele groote takken soorten. Zie ook: PANING-PANING en PASANG.
en vormt dan een fraaie, hoewel eenigszins onge- De hars-leverende boom rassak van Borneo is
lijkmatige, koepelvormige kroon. Zijn talrijk voor- geenszins eene soort Quercus, maar eene Vatica
komen, zijn reusachtige vorm en eigenaardig uiter- (fam. Diptcrocurpuceue).
lijk geven aan vele bosschen een bijzonder karakter. RASSE. Javaansche naam voor eene Civet-
Van vele plaatsen, alwaar hij vroeger menigvuldig kat, Viverricula indien; de afgescheiden reuk-
voorkwam, is de Rasamalaboom echter reeds groo- stof heet Ded e s bij de Javanen, Jib e t bij de
tendeels verdwenen. Het hout is een gewild, veel Maleiers; op Ternate heet het dier T ing ga-
gebruikt bouwmateriaal. Door hunne aanzienlijke lon g. De Maleiers op Sumatra noemen haar
hoogte en dikte leveren de boomen balken op van Tangaloeng, eene kleinere variëteit onderschei-
groote afmetingen. Het pas gevelde kernhout is den zij onder den naam Tangaloeng-padi.
roodachtig-bruin maar neemt, aan de lucht bloot-
gesteld, spoedig eene schoone meer donkergrijze
RASSEN. — i. Geschiedenis van de
classificatie der menschenrassen. Reeds
kleur aan. Het is vrij zwaar, vast, uiterst hard maar lang, en vooral sedert de groote ontdekkingsreizen
toch nogal lichtelijk aan scheuren onderhevig. Het der I5'le en l6cle eeuw, hebbeu de verschillen
wordt echter zelden door witte mieren of andere tusschen de bewoners der onderscheidene wcrcld-
insecten aangetast. De bevolking in de Preanger deelen en landen de aandacht getrokken, en weldra
regentschappen onderscheidt verschillende varië- begon men hen systematisch te groepeeren. De
teiten van Rasamala (de inlander zegt meer „ki- eerste ernstige poging daartoe was die van Bernier
mala"), al naar de kleur, zwaarte enz. van het (1672). Hij onderscheidde vier rassen: blanke
hout. S. g. = 0,850. Uit de schors vloeit in ge- Europeanen, zwarte Afrikanen, gele Aziaten en
ringe hoeveelheid eene fijne, welriekende hars, noordelijke Laplanders. Daarna kwam de groote
die de inlanders wel voor reukwerk gebruiken. systematicus Linnaeus met zijn Homo mon-
De ml. drogerij Getah (blendok, minjak) struosus, H. ferus en H. sapiens, de laat-
rasamala is echter niet deze, maar de storax- ste onderverdeeld in Europeanen, Aziaten, Ameri-
balscm van Liquidambar orientalis MUL Deze kanen en Afrikanen. F'ene volgende indeeling was
welriekende vloeibare balsem wordt in Klein-Azië die van Blumcnbach (1775), wiens benamingen
gewonnen en al van ouds door de Arabieren in der rassen (Caucasisch, Mongoolsch, Aelhiopisch,
den Indischen handel gebracht; de Archipel ont- Amcrikaansch en Maleisch) nog veel gebruikt wor-
vangt hem via Bombay. Van zijn Latijnschen naam den. Cuvier nam slechts drie rassen (Caucasisch,
Ros meileus („honigdauw") zijn de Indische Mongoolsch en Afrikaansch) aan. Voorbijgaande
namen afgeleid; Garcia da Orta noemt hem „Rosc de vele indeelingen uit de eerste helft der 19de
malloes", en in den Archipel heet dus zoowel de eeuw, en alleen aanstippende het misbruik toen
364 RASSEN.

(en ook nu nog) gemaakt van linguïstische gege- Denikcr's systeem bestrijdt) hebben op het oog
vens (waarover meer onder 2), komen wij tot de de oorspronkelijke bestanddeelen der tegenwoordige
nieuwere systemen, die, gebaseerd op meerdere, volken. Zoo vindt men tegenwoordig in Duitsch-
vooral vergelijkend-anatomische, kennis, eene nei- land blonde langhoofden, blonde rondhoofden,
ging vertoonen tot terugkeer tot Linnaeus' en Blu- zwarte langhoofden en zwarte rondhoofden. Vol-
menbach's indeelingen, evenwel met verschillende gens de Deniker'sche opvatting zijn dit 4 rassen
wijzigingen. Al deze systemen nemen als basis of althans onderrassen; volgens de meeste anthro-
hunner onderscheidingen bijna uitsluitend anato- pologen (o. a. Ammon, die hiervan uitvoerige studie
mische kenteekenen aan, speciaal de kleur van heeft gemaakt) zijn er twee oorspronkelijke rassen
huid, haar en oogen, den vorm van het haar en het blonde langhoofdigc en het zwarte rondhoof-
:
vooral den vorm van den schedel; maar de uit- dige, uit wier kruising de tegenwoordige bevol-
komsten verschillen onderling zeer. Haeckel onder- king is ontstaan. Wij aarzelen niet tegen Deniker's
scheidt wolharigen en sluikharigen en bij beide opvatting partij te kiezen'). Wel is het onderzoek
weer twee groepen en verscheidene ondergroepen. van de somatische eigenaardigheden der tegen-
Ook Broca en Frederik Muller nemen den vorm woordige volken en der individuen waaruit deze
van het haar als hoofdkenmerk. Huxley neemt bestaan een eerste eisch; maar men moet verder
vier typen aan: het Australoïde (Australiërs, don- gaan en zoeken naar de oorspronkelijke elemen-
kere Britsch-Indiërs en Egyptenaars), het Negroïde ten. Zóó alleen kan men komen tot oplossing der
(Negers, Boschjesmannen en Hottentotten, Negri- tegenwoordig zooveel besproken anthropo-sociolo-
tos, Melanesiërs, Papoeas en 'Pasmaniërs), het gische vragen. De strijd tusschen ras en omge-
Xanthochroïsche (blonde Europeanen), en het Mon- ving als oorzaak van psychische en sociale ver-
goloïde (Mongoolsche volken, Maleiers in ruimen schijnselen kan niet beslist worden, zoo men den
zin, Polynesiërs, Ainos, Amerikaansche Indianen toestand van het oogenblik op zichzelf beschouwt.
en Eskimos). Hiernaast staan de Melanochroën Alleen de kennis van de oorspronkelijke bestand
(donkere Europeanen), die waarschijnlijk geen deelen, hunne verhouding in de verschillende tijden,
hoofdtype vormen maar het product zijn var, krui- hunne variaties en hunne vermenging kan hier
sing tusschen Xanthochroën en Australoïden. De licht geven. Ook kan alleen deze kennis ons in
Quatrefages onderscheidt het blanke, gele en zwarte staat stellen voorspellingen te doen omtrent de
ras, en daarnaast de Amerikaansche en Oceanisphe toekomst der tegenwoordige variëteiten.
mengrassen. Dezelfde drie hoofdrassen vindt men methode van onderzoek vloeit in hoofd-
— De

in het werk der zoölogen Flower en I.ydekker. trekken uit het voorgaande voort. Het allereerste
Peschel, op Blumenbach's systeem voortbouwende, vercischtc is de bijeenbrenging van zeer omvang-
kent zeven rassen: Australiërs, Papoeas, Mongo- rijk statistisch materiaal door bevoegde onderzoe-
loïden, Dravidas, Hottentotten, Negers en volken kers. Zeer terecht zegt Dr. ten Kate, dat „al het
aan de Middellandsche Zee. Brinton (Races and generaliseeren en theorctiseeren over afstamming
peoples, 1890) onderscheidt: Eurafrican race en verwantschap .... praematuur stukwerk (zal)
(Europa en Noord-Afrika), Austafrican race (het blijven zoolang men niet over groote rijen van
overig Afrika), Asian race, American race en In-
sular or Litoral Peoples, waaronder geheel Indo-
detail-onderzoekingen ....
te beschikken heeft".
Met behulp van dit materiaal spore men vervol-
nesië en Oceanië. Eigenaardig is het „natuurlijke gens de samenstellende elementen van elke vol-
stelsel" van Deniker, die als hoofdkenmerk neemt kengroep op, en vergelijke de aldus gevonden
den vorm van het haar, en verder let op kleur, elementen der verschillende volkengroepen, 0111
lichaamslengte en vorm van neus en schedel. Zoo de verwantschap dier groepen te kunnen vast-
komt hij tot zes hoofdgroepen, zeer afwijkend stellen. Hier gebruike men alle beschikbare gege-
van de gewone opvatting; o.a. zijn in ééne hoofd- vens, niet alleen anatomische kenmerken, maar
groep samengebracht Ainos, Indonesiërs, Polyne- toch deze in de eerste plaats, daar ze veel con-
siërs en Zuid-Amerikanen. Keane keert, na uit- stanter zijn dan b.v. taal en cultuur. Veel gewicht
voerige kritiek der bestaande stelsels, terug tot wordt door anthropologen gehecht aan de ver-
Linnaeus'vierdeeling van Homo sapiens. Ripley, houdingen der maten van deelen van het skelet,
in zijn belangrijk werk The races of Europe (ißgg), vooral aan den vorm van den schedel, uitgedrukt
spreekt slechts terloops over de rassen buiten door den schedelindex. Die skcletmatcn hebben
Europa; de hoofdonderscheiding is voor hem die in het groote voordeel, dat ze minder dan andere
Noordelijke rondhoofden en Zuidelijke langhoofden. anatomische eigenaardigheden (b. v. huidskleur)

.
2. Beginselen van onderzoek. Uit het afhankelijk zijn van den onmiddellijken invloed
bovenstaande blijkt, dat hier nog volstrekt geen der omgeving, en bovendien dat ze ongeveer de
overeenstemming bestaat. De voornaamste oorza- eenige somatische gegevens zijn der vergelijking
ken hiervan zijn: i°. gebrek aan feitelijke gege- van vroegere geslachten met de tegenwoordig
vens, zoodat men theorieën opbouwt op onvol- levende. Toch zal men het best doen voorloopig
doend materiaal; 2". verschil in opvatting van het op alles te letten, tot men gevonden heeft welke
begrip „ras"; 30 verschil in methode van onder- eigenaardigheden onbedriegelijke raskenmerken
zoek. Over het eerste punt behoeven wc weinig vormen. Zeer terecht waarschuwt dan ook Trof.
te zeggen. De klacht van Di. ten Kate, dat voor Martin in zijne Antrittsrcdc (1901, bl. 17) tegen
het anthropologisch onderzoek van Ned.-Indië nog het gebruik van den schedelindex als uitsluitend ras-
zoo weinig gedaan is, kan ook gelden ten opzichte kenmerk. Ook physiologische kenmerken (lichaams-
der meeste andere landen. Alleen voor Europa warmte, raszickten, enz.) zijn van belang, maar
beslaan eenigszins omvangrijke feitelijke onder- hiervan is nog betrekkelijk weinig bekend. Van
zoekingen. — Wat betreft het begrip „ras" de taal als raskenmerk is veel misbruik gemaakt
staat de opvatting van Deniker tegenover die der door philologen, die op grond van taaiverwant-
meeste anthropologen. Deniker noemt „rassen" de
levende variëteiten, de bestaande verbindingen van l) Intusschen sluit Deniker in zijn laatste werk
bepaalde trekken; de anderen (o.a. Ripley, die zich bij de gewone opvatting aan.
RASSEN. 365
schap onmiddellijk concludeerden tot rasverwant- 3. De rassen van Nederlandsch-Indië.
schap. Zoo sprak men van het Germaansche ras, Reeds de meest oppervlakkige waarneming doet
het Slavische ras, enz. Hiertegenover is reeds dik- groote verscheidenheid onder de bewoners van
wijls gewezen op de vele gevallen van volken, onzen Archipel kennen. Vooral springt in het oog
die tengevolge van contact met anderen van taal het verschil tusschen de' Maleiers (in ruimen zin),
veranderden, terwijl ze hetzelfde type behielden die het grootste deel van Ned.-Indië bewonen,
(b. v. de l-'ranschcn). Toch kan de taal, mits voor- en de Papoeas. De Papoeas hebben over 't alge-
zichtig gebruikt, helpen ter bepaling van het ras. meen wollig haar, breeden convexen neus, bruin-
Zoo hebben de Basken zich door hun taal doen zwarte huidskleur, gemiddelde lengte, lang gezicht
kennen als een afzonderlijk volkselement, hoewel en zijn dolichocephaal. Men vindt ze het meest zui-
ze somatisch van de omwonenden moeielijk te ver op Nieuw-Guinea en de nabijgelegen eilandjes
onderscheiden zijn. De cultuur is als raskenmerk (Waigeoe, Salvatti, enz.) en op de Aroe-eilanden.
van zeer ondergeschikte waarde. De cthnologie Ook op Ceram, Boeroe en de Kei- en Tenimber-
levert tallooze voorbeelden van het voorkomen eilanden wonen Papoea-achtige volken (Riedel
derzelfde zeden bij de meest verschillende volken; echter, in de Verhandl. der Ges. f. Anthrop. in
en wat de materieele cultuur betreft, verspreidt Berlin 1895, ontkent dit voor Ceram en Boeroe,
de handel (zelfs bij natuurvolken als Eskimos en behalve ten opzichte der ingevoerde slaven). In
Negers) de voorwerpen over enorme afstanden. het overig deel der Molukken en op Flores en
I >at aan volkstradities niet te veel waarde moet Timor vindt men slechts sporen van een oor-
worden gehecht, behoeft in onzen tijd van reactie spronkelijk Papoesch element. De rest van den
tegen de mythologische school nauwelijks gezegd Archipel wordt bewoond door de Maleiers in den
te worden. De geschiedenis levert gewichtige bij- ruimsten zin, te verdeelen in de meer beschaafde
dragen, vooral over de aanraking der verschillende eigenlijke Maleiers en de onbeschaafde stammen
volken; men hoede zich alleen voor oppervlakkig- die men samenvat onder den naam Indonesiërs.
heden, h. v. voor het gelijkstellen van verovering De Indonesiërs hebben sluik of licht-golvend haar,
met uitroeiing. Psychische kenmerken zijn van zeer lichtbruine of gele huid, kleine gestalte, platten,
veel belang, maar uiterst moeielijk te vinden; wel soms concaven, neus, ruitvormig gezicht en zijn
spreekt men van het karakter der Indianen, der meso- of dolichocephaal. Zij omvatten de Bataks,
Negers, enz., maar de wetenschappelijke vergelij- Koeboes en eenige andere kleine stammen op
kende karakterstudie is nog niet meer dan een Sumatra, de bevolking van Nias en de eilanden
program. Met behulp van al deze kenmerken zoeke ten zuiden daarvan, de Tenggereezen en Badoejs
men, daar de tegenwoordige volken waarschijnlijk op Java, de Dajaks van Borneo en de zg. Alfoe-
alle van gemengd ras zijn, allereerst de bestand- ren van Celebes, de Molukken en de Kleine
deelen dier mengingen. Zoo concludeert men uit Soenda-eilanden; in het oostelijkste deel zijn zij
de veelvuldige combinatie (individucel en geogra- met Papoeas vermengd. De Maleiers zijn iets
phisch) van blondheid en langhoofdigheid in langer dan de Indonesiërs en brachycephaal. Tot
Duitschland tot het bestaan van een clement van hen rekent men de Maleiers in den engstcn zin,
blonde langhoofden. Historische en praehistorische nl. de bewoners van een groot deel der kust-
gegevens zijn hier van groot nut. Zoo verkrijgt men landen van Sumatra en Borneo, de Padangsche
rassen in relatieven zin. Vervolgens vergelijke men Bovenlanden en de Riouw-groep, waarvan ook
de elementen der verschillende volkengroepen, en de Redjangs, Pasoemahs en Korintjiërs vertak-
spore op, of een zelfde element hij meer dezer groe- kingen zijn; verder de Atjèhers en Pedireezen,
pen voorkomt. Hier gebruike men de geographische de Javanen, Soendaneezen en Madocreczen, de
waarschijnlijkheid, ook hetgeen de geologie ons Palembangers, de Lampongers, de Makassaren en
leert van de vroegere verdeeling van land en water. Boegmeezen, de Moluksche Maleiers, vooral op
Zoo komt men eindelijk tot rassen in absolutcn Ternate, Tidore, Batjan, Ambon en de Oeliassers,
zin, d. i. enkele grondtypen, uit wier menging de de Balmeezen op Bali en Lombok, en eindelijk
tegenwoordige menschheid ontstaan is. Natuurlijk de duurzame of tijdelijke kustbewoners van vele
moet men niet verwaarloozen den invloed van ook der oostelijke eilanden. Van sommige dezer
variatie en selectie in elk ras. Men beginne dan stammen echter is de plaatsing dubieus; zoo is
ook met het elimineeren der individueelc varia- er veel voor te zeggen de Soendaneezen en Madoe-
ties, zoodat slechts de erfelijke eigenschappen, die reezen tot de Indonesiërs te rekenen. (Van de ver-
alleen raskenmerken kunnen zijn, overblijven. Het tegenwoordigers der verschillende volkengroepen
ontstaan der verschillende rassen uit dezelfde voor-
ouders (de eenheid der menschelijke soort wordt
buiten den Archipel spreken wij hier niet). —■
wetenschappelijke studie der Indische rassen-
Eene

tegenwoordig algemeen aangenomen) is moeielijk problemen stuit op tallooze mocielijkheden. De


na te gaan en zal voorloopig wel onopgelost blij- reeds in het algemeen zoo zware taak der anthro-
ven. De prae-historie laat ons in den steek; de pologie is hier dubbel zwaar. Vooreerst is het maken
oudste onbetwist-menschelijke overblijfselen ver- van deugdelijke generalisaties tot nu toe vrijwel
toonen dezelfde divergentie die wij tegenwoordig onmogelijk door de schaarschte der detail-onder-
aantreffen. Verder dan hypothesen, zooals die van zoekingen, welke schaarschte (ook door Dr. ten Kate
de vorming der rassen in „isolatie-eentra" is men betreurd) treffend uitkomt als men Ripley's littcra-
nog niet gekomen. Beter dan aan dit vraagstuk tuuropgave over de anthropologie van Europa ver-
zal men voorloopig zijne krachten kunnen besteden gelijkt met hetgeen in dit opzicht over onzen Archi-
aan de studie van de physiologische en psychische pel is gepubliceerd. Wij ontkennen echter niet dat
corollarien der anatomische rasverschillen. Want er goed werk geleverd is. Wij noemen slechts de
daarom is het ons het meest te doen. Of iemand namen ten Kate, Hagen, Kohlbrugge, Stratz, La-
een lang of een kort hoofd heeft is niet op zich- picque en Modigliani, om van anderen niet te
zelf interessant, maar alleen wanneer men zeggen spreken. Een tweede bezwaar bestaat hierin dat
kan : dus heeft hij die en die physiologische en de bevolking van Ned.-Indië somatisch zoo hete-
psychische eigenschappen. rogeen is, dat het ontdekken van regelmatigheden
366 RASSEN.

hier veel moeielijker is dan b. v. bij de inboor- groot is, moet men, wat de Maleiers in ruimen
lingen van Amerika of van het Australisch con- zin betreft, vooral letten op hunne zuiverste repre-
tinent. Deze moeielijkheid bracht zelfs Ratzel er sentanten, de Indonesiërs (zie onder). Dit heeft
toe, te verklaren dat in de ethnographie de vraag Dr. ten Kate gedaan, die èn vele bewoners der
naar de oerbevolking van den Archipel van de residentie Timor èn verscheidene Polynesiërs nauw-


orde van den dag is afgevoerd (Vólkerkunde 11, keurig mat en vergeleek. Hij concludeert (in
bl. 270). Eene veel verbreide meening ver- L'Anthropologie 1893, bl. 300) dat het verschil
eenigt de Maleiers (in den ruimsten zin) met de grooter is dan men vroeger dacht, en geeft de
Polyncsiërs en de Micronesiërs tot het Maleisch- resultaten van zijn onderzoek in 't kort aldus weer.
Polynesische ras, onderscheiden van het Me- Indonesiërs: huidskleur bruin of donkerbruin, haar
lancsische ras, waaronder men Papoeas en meest golvend of krullend, mesocephaal, mesorrhi-
Melanesiërs in engeren zin samenvat. Bij het onder- niaan, neus meest concaaf, lichaamslengte bene-
zoek naar de juistheid hiervan komt allereerst ter den het gemiddelde. Polynesiërs: huidskleur licht-
sprake de poging door sommigen gedaan om beide bruin of geel, haar meest sluik, hrachycephaal,
groepen tot één ras te vereenigen. Men beroept mesorrhiniaan, neus meestrecht of convex, lichaams-
zich daartoe op de verwantschap der Melanesische lengte groot. Dezelfde schrijver zegt: „Dit pro-
talen met de Maleisch-Polynesische, welke niet bleem is dus niet zoo eenvoudig als men in de
het gevolg kan zijn van recente inwerking, daal- handboeken over volkenkunde leest", en waar-
de eerstgenoemde talen overeenkomen met de schuwt tegen praematuur theoretiseeren (in Veth's
oudere vormen der andere. Op deze verwantschap Feestbundel, bl. 212). Ook andere recente onder-
is het eerst gewezen door Von der Gabelentz, zoekingen (vermeld bij Deniker, Races et peuples
terwijl later vooral de onderzoekingen van Prof. de la terre, bl. 557) wdjzen er op, dat het vraag-
Kern en Codrington haar duidelijk in het licht stuk meer gecompliceerd is dan men vroeger
hebben gesteld. Op grond daarvan concludeeren
Wilken (Volkenkunde) en Robidé van der Aa (in
dacht. — Een ander punt van belang betreft de
verhouding van Maleiers (in engeren zin) en
Tijds. v. h. Aardr. Gen. 1885) tot rasverwant- Indonesiërs. Met „Indonesiërs" bedoelden
schap, terwijl Staniland Wake en Brown den oor- Logan en Hamy, die den term hebhen ingevoerd,
sprong van al deze volken uit één donkerkleurig de inboorlingen van onzen Archipel die noch tot
ras aannemen, en de tegenwoordige somatische de eigenlijke Maleiers noch tot de Papoeas be-
verschillen toeschrijven aan menging met vreemde hooren, dus vooral de bewoners van het binnen-
elementen. De meeste anthropologen echter (o. a. land der meeste eilanden. Later is die naam meer
Fr. Muller, Brinton, Flower, Ratzel, Virchow, slordig gebruikt; nu eens bedoelde men ermee
Ranke, Keane, Deniker) hebben hiertegen over- de Maleiers in ruimen zin, dan weer alle inboor-
wegend bezwaar en wel wegens deze zeer groote lingen van Ned.-Indië. Ten Kate en Deniker her-
somatische verschillen. Dr. ten Kate (in Veth's stellen den naam in de oude beteekenis. In 't al-
Feestbundel, bl. 212) verklaart uitdrukkelijk: gemeen zijn de eigenlijke Maleiers iets langer en
„Mogen linguïstische onderzoekingen ook al tot meer hrachycephaal dan de Indonesiërs (zie o. a.
de conclusie hebben geleid, dat Papoeas en Ma- Kohlbrugge in L'Anthropologie 1898), maar ook
leiers (in den ruimsten zin) voorheen één volk veel meer heterogeen. Op grond van deze ver-
moeten zijn geweest, zoo is deze theorie anthro- schillen nemen sommigen rasverscheidenheid aan.
pologisch niet te verdedigen en ook vergelijkend Junghuhn spreekt van het Bataksche en het Ma-
ethnographisch niet steekhoudend". Peschel wijst leische ras. Keane (Ethnology, 1896) rekent de
zeer terecht op het diepgaand psychisch verschil Indonesiërs tot het Caucasische ras, in tegenstel-
tusschen Papoeas en Maleiers. Volz (in Archiv ling met de Maleiers, die aan de Mongolen ver-
fiir Anthropologie 1895) noemt Melanesiërs en want zouden zijn. Ook de Quatrefages (Les races
Polynesiërs afzonderlijke rassen. Ook Mr. Stein- humaines, 1889) neemt een Caucasisch element
metz komt, na uitvoerige bespreking der betref- aan. Giglioli noemt zelfs de Australiërs „Arianoidi
fende litteratuur (Entwicklung der Strafe I, bl. degenerati". Dit punt is tot eenige klaarheid ge-
260—269), tot de conclusie, dat hier waarschijn- bracht door de onderzoekingen van Dr. B. Hagen
lijk twee rassen zijn aan te nemen. Tot eene be- (Anthropologische Studiën aus Insulinde. Verhandl.
vredigende combinatie der resultaten van linguis- der K. Akad. afd. Natuurkunde, deel 28), die
tiek en anthropologie is men hier nog niet gekomen. Keane's meening met beslistheid verwerpt. De
Keane onderstelt, dat de oostelijke Polynesiërs op schrijver begint met erop te wijzen, dat de be-
hun praehistorischen oostwaartschen tocht hunne woners van Malaka, Sumatra en Java reeds sedert
taal hebben opgedrongen aan de zwarte inboor- zeer lang Chineesch en vooral Voor-Indisch bloed
lingen, die ze vrijwel onveranderd behielden, ter- in zich hebben opgenomen, zoodat men bij kust-
wijl de meer progressieve Polynesiërs ze voort- Maleiers en Javanen eene zeer gemengde bevol-
durend wijzigden. Op te merken is nog dat vol- king mag verwachten. (Lubbers, in Geneesk. Tijds.
gens Sidney Ray (in Journal of the Anthrop. v. Ned.-Indië 1893, acht ook in de residentie
Inst., deelen 24 en 27) verscheidene Melanesische Menado inmenging van Vóór-Indisch bloed waar-
dialecten geene overeenkomst vertoonen met de schijnlijk), Menangkabau echter was reeds ten
Maleisch-Polynesische talen, maar waarschijnlijk tijde der Hindoe-invasie overbevolkt en zond zelf
takken zijn van een oorspronkelijk-Papoeschen emigranten uit, zoodat zoowel daar als in de Batta-
taaistam. Talen met de Polynesische verwant komen landen (vooral Toba), waar de vreemdelingen niet
volgens hem niet westelijker voor dan Cape Pos- binnendrongen, eene vrij zuivere bevolking onder-
session. — Een tweede probleem is dat van de
verwantschap der Maleiers (in den ruimsten
steld kan worden. Zijne anthropologische studiën
bevestigen dit ten volle. Hij onderzocht personen
zin) en Polynesiërs. In bijna alle classifica- van allerlei landaard op Sumatra gevestigd: Sikhs,
ties vindt men hen in één ras, zelfs in ééne onder- Bengalis, Tamyls (Klings), Maleiers van Penang,
groep vereenigd. Om na te gaan of de overeen- Dcli en Menangkabau, Bataks, Atjèhers, Alas,
komst van beide volkengroepen inderdaad zoo Soendaneezen, Javanen, Madoereezen, Boeginec-
RASSEN. 367
zen, Baweaneezen en Zuid-Chineezen. Hij lette Dus is het geen wonder, dat de reizigers zoo tel-
hierbij niet alleen op den schcdclvorm, maar op kens wijzen op de overeenkomst tusschen deze
allerlei anatomische kenteekenen. Het resultaat „Chineezen" en de Maleische volken, vooral de
was, dat de Vóór-Indiërs eene scherp gescheiden Javanen. Vandaar ook, dat Wallace op Bali nau-
groep bleken te vormen; evenzoo de geheel van welijks onderscheid kon zien tusschen de inboor-
hen verschillende West-Sumatranen (Maleiers van lingen en eenige Chineezen die de zeden des lands
Menangkabau en Mandeling, Bataks en Alas); de hadden aangenomen; dit waren dus geen zuivere
overigen waren van gemengd ras, waarbij de be- Chineezen, want die zijn ultra-conservatief. Met
woners van Malaka meer tot de Vóór-Indiërs, de eenige ondervinding kan men echter een Chinees,
Javanen meer tot de Sumatrancn naderden. Auteur zelfs een zg. Baba (van inlandsche moeder) her-
vindt dus op West-Sumatra een zuiver ras, niet kennen, al steekt hij zich in het meest volmaakte
op menging van Caucasiërs en Mongolen terug Maleische costuum. De schrijver wijst er verder
te voeren, de oer-Maleiers. Hiermee stemt over- op, dat op Java sedert lang kruising met Chi-
een het resultaat der studiën van den gynaeco- neezen heeft plaats gehad, op Sumatra minder.
loog Dr. Stratz, die op Java twee typen vond, Toch neemt ook hij verwantschap aan tusschen
het Hindoesche en het Maleische, waarvan bij Maleiers in ruimen zin en Chineezen, nl. Zuid-
Javanen en Soendaneezen beide, bij de Madoe- Chineezen, die van de Noord-Chineezen somatisch
reezen alleen het Maleische voorkomt (Archiv für totaal verschillen. Die verwantschap denkt hij zich-
Anthropologie deel 25). Tot dezelfde conclusie op twee wijzen ontstaan: vooreerst door immi-
leiden de metingen van binnenland-Dajaks door gratie van Maleiers in Zuid-China, evenals die
Dr. Nicuwenhuis, waarvan de resultaten aan schrij- plaats had in Formosa en Japan, en waarschijn-
ver dezes door Dr. Kohlbrugge welwillend ter lijk in Birma en Siam, en in de tweede plaats
inzage werden gegeven. Deze Dajaks hebben kleine door het eeuwenlange verkeer der Zuid-Chineezen
lichaamslengte (mannen 158,3, vrouwen 146,1 c.M.), met den Archipel, waarvan velen met inlandsche
en middelmatigen index (80,8 bij het levende indi- vrouw en kinderen terugkeerden. Eindelijk zij ei
vidu). Dr. Kohlbrugge wordt door zijne onderzoe- nog op gewezen, dat Deniker in zijn „natuurlijk
kingen (medegedeeld in de zitting der Berliner stelsel" de Indonesiërs of oer-Maleiers in eene
Anthropologische Gesellschaft van 21 Juli 1900) andere hoofdgroep plaatst dan de Mongolen (in
gebracht tot de uitspraak, dat alle vier groote ruimen zin), hetgeen tegen de zoo vaak aange-
Soenda-eilanden in het binnenland bewoond wor-
den door „mesaticephale Völker, die Indonesiër
nomen raseenheid pleit. — Het vraagstuk van
den oorsprong der Maleiers (in ruimen
oder Ur-Malayen". Verder zegt hij: „Malayen und zin) is in het bovenstaande reeds aangeroerd.
Indonesiër mussen einander nahe verwandt sein". Volgens de gewone opvatting vestigde zich een
Ook Deniker vindt de beschouwing der Indo- tak van de Mongoolsche bewoners van het Azia-
nesiërs als „le type des Malais purs, de véri- tisch vasteland op Sumatra, en zond vandaar loten
tables Protomalais" zeer plausibel. De Hollander uit naar de oostelijker gelegen eilanden tot in
Polynesië, waarbij de zwarte oerbevolking op vele

karakteriseert de Bataks, Dajaks, enz. als onbe-
schaafde Maleiers. Ook een open vraag is de plaatsen verdrongen werd. Dit punt is echter nog
verwantschap van Chineezen en Maleiers niet rijp voor beslissing. Vooreerst zijn nog veel
(in den ruimsten zin). In zeer vele classificato- meer exacte anthropologische onderzoekingen noo-
rische systemen vinden beiden eene plaats onder dig. Vervolgens roepe men de geschiedenis te
de Mongoloïden. Wij noemen hier alleen Brin- hulp, opdat men niet aan praehistorische eenheid
ton, die beslist verklaart, dat de Maleiers geen toeschrijve wat het gevolg is van het historisch
afzonderlijk ras vormen, maar van het Aziatisch verkeer (zie de bovenvermelde beschouwingen van
vasteland stammen. Er is geen redelijke twijfel Dr. Hagen). Eerst als de oorspronkelijke elemen-
aan mogelijk, zegt hij, dat zij afkomstig zijn van ten èn van Maleiers èn van Mongolen ontdekt
Achter-Indië. Het taalverschil is groot, maar de zijn, kan men vergelijken. Deniker zegt: „De
talen van beide groepen kunnen worden terug- vraag naar de wijze waarop de ontelbare eilanden
gebracht tot ééne Ursprache. Dus zijn zeer waar- van de Zuidzee en den Indischen Oceaan bevolkt
schijnlijk de Maleiers na verwant aan de Indo- zijn door drie afzonderlijke rassen, wier talen alle
Chineezen. Keane houdt, na de Caucasische Indo- met de Maleische verwant zijn, is een van de
nesiërs geëlimineerd te hebben, een Maleisch type interessantste problemen der ethnologie". Maar
over, dat hij niet aarzelt „distinctly Mongoloid" ook een der moeielijkste. „Buiten enkele historisch
te noemen. Hij beroept zich op Dr. Finsch, die vaststaande feiten is het zeer moeielijk de afkomst
bij de Maleiers die hij te Batavia onderzocht groote der bevolking van elk der Oceanische eilanden
homogeniteit in uiterlijk en overeenkomst met het nauwkeurig aan te geven" (Races et peuples de
Chineesche type vond. Wij moeten echter niet
vergeten de waarschuwing van Virchow, die in
la terre, bl. 579, 580). — De Papoeas zijn
veel minder homogeen dan men vroeger dacht.
zijn voorbericht van Finsch' boek wijst op het Terwijl zij over 't algemeen dolichocephaal zijn,
gebrek aan exacte anthropologische waarnemingen vond reeds in 1874 Maclay eenige zeer hooge
van dezen schrijver, die daardoor vaak tot prae- indices. Aan de monding van Fly River (Britsch
mature conclusies komt. Verder is het merkwaar- Nieuw-Guinea) is brachycephalie zelfs overwegend
dig, dat deze auteurs bij voorkeur letten op de (zie Chalmcrs in Journal of the Anthrop. Inst.
zeer gemengde kust-Maleiers en Javanen, in wie deel 27). Men heeft daarom wel een oorspronke-
Brinlon zelfs het zuiverste Maleische type ziet, lijk Negrito-element ondersteld. Ook vindt men
terwijl hij het daarvan verschillende type van vele individuen met lichtere huid en golvend of
Balaks, Dajaks, enz. toeschrijft aan kruising met sluik haar, vooral in Britsch Nieuw-Guinea. Som-
vreemde elementen. Zeer beachtenswaardig zijn migen nemen ter verklaring hiervan menging met
de opmerkingen van Dr. Hagen, die er op wijst, Polynesisch bloed aan; maar Maclay, Finsch en
dat minstens 3/s der in den Archipel wonende Haddon, die de bevolking op de plaats zelf bestu-
„Chineezen" afstammen van inlandsche moeders. deerd hebben, spreken dit tegen. Volgens Haddon
368 RASSEN.

is invloed van een Melanesisch clement (in enge- '9 2, '95 j


Wilh. Volz, Beitrage zur Anthropologie
ren zin) waarschijnlijker. Linguïstische factoren der Südsee, Archiv für Anthropologie 23 (1895);
maken deze problemen nog ingewikkelder, het- Dr. H. F. C. ten Kate, Een en ander over anthro-
geen Sidney Ray doet uitroepen: „Nothing is pologische problemen in Insulinde en Polynesië,
more perplexing or more indefinite than the pre- Overdruk uit Veth's Feestbundel, 1894; Dezelfde,
sent state of New-Guinea anthropology". — De Sur les eranes malais du musée de Leyden, Buil.
aanwezigheid van Negritos in onzen Archipel soc. d'anthrop. de Paris, 1881; Dr. B. Hagen,
is nooit voldoende aangetoond. Tot deze conclusie Anthropologischer Atlas ostasiatischer und mela-
komen A. B. Meijer (aangehaald in art. NEGRI- nesischer Vólker, 1898; I. C. J. van Brero, Een
TOS), verder Brinton, Deniker en Robidé van en ander over de psychosen onder de bevol-
der Aa in hunne reeds geciteerde werken, en Ling king van den Indischen archipel. Bijdrage tot
Roth in zijn boek: The natives of Sarawak and de vergelijkende rassenpsychopathologie, Genccsk.
British Northern Borneo, en in een opstel in Tijds. v. Ned.-Indië 35 (1895); G. Gerland, Die
Journal of the Anthrop. Inst. deel 25. Dat de Negritostamme des malayischcn Archipels, Jahres-
Kalangs van Java Negritos zouden zijn, wordt door bcrichte des Frankfurter Vereins für Geographie
Kctjen tegengesproken (zie art. KALANGS). Dr. und Statistik, Jahrg. 55/56, hl. 60 sqq.; Glogner,
ten Kate meent evenwel in de Timorgroep sporen Ueber sieben malayische Schadel, Verhandl. der
van een oorspronkelijk Negrito-element te vinden.— Eerliner Ges. f. Anthrop. etc. 1892; A. Marre,
Over de Aziatische en Europeesche vreemde- Malais et Chinois, Coup d'oeuil sur leurs rela-
lingen die zich in historischen tijd in Ned.- tions mutuelles antérieurement a I'arrivée des Por-
Indië gevestigd hebben (Arabieren, Chineezen, tugais dans les Indes Orientales, Extrait, Paris
enz.) zie de betreffende artikelen.— Ten slotte 1892; Dr. J. 11. F. Kohlbrugge, Anthropologische
mogen eenige schcdclindices eene plaats Beobachtungen aus dem Malayischon Archipel,
vinden, samengesteld door Deniker met behulp Verhandl. Berliner anthrop. Ges. 1900; L. Fro-
van de beste litteratuur. Waar niet anders aan- benius, Die Kulturformcn Ozeaniens, Petermann's
gegeven is de meting verricht bij het levende Mitteilungen 1900. Schedelmaten van Indische
individu; bij indices die het resultaat zijn van volken komen ook voor in de algemeene werken:
metingen van het skelet is dit afzonderlijk ver- J. v. d. Hoeven, Catalogus craniorum diversarum
meld. Hierbij houde men in het oog, dat volgens gentium; De Quatrefages en Hamy, Crania eth-
de gewone berekening de index bij het levende nica; Davis, Thesaurus craniorum, 1867; Flower,
individu ongeveer 2 eenheden grooter is dan bij Catologue coll. of Surgeons, 1879.
het skelet. Java. J. Deniker et L. Laloy, Les races exo-
Maleiers in ruimen zin: Dolichocephaal: tiques a I'exposition universelle de 1889, L'An-
(beneden 77), Alfoeren van Ceram 74,3 (skelet), thropologie 1890; Weisbach, Reise der Oesterreich.
Rottincezen 76,9; Sub-dolichocephaal (77—79,6), Freg. „Novara" urn die Ërde, Anthrop. Theil,
Sikancczcn (Centraal-Florcs) 77,7, Lios (Centraal- 1867; Dezelfde, Körpermessungen verschiedener
Flores) 78,1, Atoni (West-Timor) 78,8, Socmba- Menschcnrassen, 1878; Dr. Jul. Jacobs en J. J.
neezen 79,1, Niassers 77,6 (skelet); Mesocephaal: Meijer, De Badoej's, 1891 ; Langen, Bericht iiber
(79,7—81,9), Tenggireezen 79,7, Atjèhers 80,5, die Individual-aufnahmen aus dem Mal. Arch.,
Toba-Batlas 80,6; Sub-brachycephaal: (82 —85,2), Zft. f. Ethn. 1889; H. Welckcr, Die Capaciteit
Maleiers van Sumatra en Penang 82,8, Soloreezen und die drei Hauptdurchmesser der Schadelkapsel,
(Oost-Flores en Solor) 83,4, Boegmeezen van Archiv für Anthropologie 16 (1885); Dr. (' 11.
Makassar 84,6, 80,6 (skelet), Madoereezcn van Stratz, Ueber die Körperformen der eingeborenen
Madoera 82,6 (skelet), Javanen 84,6, 83 (skelet); Frauen auf Java, Archiv für Anthropologie 25
Brachycephaal: (85,3—86,9), Soendaneezen 86,3, (1898); Dr. J. IL F. Kohlbrugge, L'anthropologie
85,5 (skelet). des Tenggerois, Indonésiens-montagnards de Java,
Papoeas: Papoeas van Misore 70,2 (skelet), L'Anthropologie 1898.
van Fly River 74,2 (skelet), van Britsch Nieuw- Sumatra en omliggende eilanden.
Guinea 79,4. Glogner, Bericht iiber Lubbers' Anthropologie
Litteratuur: Voor de litteratuur tot en met der Atjcher, Verhandl. der Berliner Ges. f. An-
1893 raadplege men Hartmann's Repertorium. Wij throp. etc. 1892; A. Bassler, Ueber den Batak-
vermelden hier verscheidene door Hartmann niet Stamm der Rajas, Verhandl. der Berliner Ges. f.
genoemde titels, en verder de litteratuur na 1893, Anthrop. etc. 1892; Dezelfde, Schadel von Nias-
waarbij wij echter niet voor geheele volledigheid scru und Dajaken, Ibidem; J. Danielli, Studio
instaan. Men zie ook de artikelen over de ver- craniologico sui Nias, Archivio per I'antropologia
schillende volken. Opstellen van taalkundigen e la etnologia 21; Dezelfde, Crani cd ossa lunghe di
aard (al kunnen die somtijds licht verspreiden abitanti dell'isola d'Engano, ibidem 23; E. Zuckcr-
over anthropologische vragen) zijn hier niet ge- kandl, Zur Craniologie der Nias-Insulaner, Mitt.
noemd; evenmin ethnographische werken, ofschoon der anthrop. Ges. in Wien, deel 24, afl. 5 (1894);
die dikwijls opmerkingen over uiterlijk en af- J. von Brenner, Besuch bei den Kannibalen Su-
komst der volken bevatten. matras 1894; Lapicque, Quelques observations
Algemeen: Dr. C. Swaving, Eerste bijdrage anthrop. et ethnogr. sur les habitants des lies
tot de kennis der schedels van volken in den Ind. Mergui, Buil. soc. d'anthrop., 4e série, t. V ;
Arch., Kon. Natuurk. Tijds. 23 en 24; E. J. E. Modigliani, Un viaggio a Nias, 1890; Dezelfde,
Hamy, Les races nialaïques et américaines, L'an- LTsola delle Donne, Viaggio ad Engano, 1894;
thropologie 1896; Dezelfde, Les races nègres, Dezelfde, Artikel over de Mcntawei-eilanden in
Ibidem 1897; Dezelfde in Buil. soc. géogr. Paris, 8011. soc. geogr. Ital. 1898.
6e série, t. 13, bl. 375; Lapicque in Tour du Borneo. 11. Ling Roth, The natives of Sara-
Monde 1895 2C sem. en 1896 i ü sem.; Sarasin in wak and British Northern Borneo, 1896; Dezelfde,
Verhandl. der Ges. f. Erdk. Berlin 1894, 1895, Negritoes in Borneo, Journal of the Anthrop.
1896; Virchow, ibidem 1882, '85, '86, 87, '89, Inst. 25 (1896); A. B. Meijer, Ueber künstlich
RASSEN. — RATTEN. 369

deformirte Schadel von Borneo und Mindanao, den voorkomen moet: van Borneo kent men reeds
1881; W. Waldeijer, Ueber einen vollstandig er- een I2tal soorten, van Celebes en van Nieuw-
haltenen Dayak-Schadel, Verhandl. der Berliner Guinea ongeveer hetzelfde aantal. Verzekerd be-
Ges. f. Anthrop. etc. l8g4; E. Sonne, Die Bewoh- hoeft niet te worden, dat de alomtegenwoordige
ner Britisch-Nord-Borncos mit besonderer Bciück- bruine en zwarte rat sedert lang door de sche-
sichtigung der Badjohs, Zumbonoas und Sundajaks, pen overal gebracht zijn en zich daar evengoed
Mitt. der anthrop. Ges. in Wien 23 (l8g3). tehuis gevoelen als in Europa. Merkwaardig is
Kleinere eilanden. P. W. Bassett-Smith, het feit, dat in de nabijheid van Menado, op
Damma Island and its natives, Journal of the Noord-Oost-Celebes, een iotal rattensoorten leeft
Anthrop. Inst. 23 (ißg4); Kuckcnthal, Uebcr Al- op een betrekkelijk weinig uitgestrekt terrein als
furenschadel von Halmahera, Abhandl. Scnken- het ware broederlijk bijeen; de kennis van dit
berg. Naturk. Ges. Bd. 22 Anhang, ißg6; Dr. H. feit is te danken aan het ijverig verzamelen van
F. C. ten Kate, Contribution a I'anthropologie de wijlen Mr. Van Musschenbrock: wèl een bewijs,
quelques peuples d'Océanie, L'anthropologie l8g3; dat waar maar goed gezocht wordt, de ratten wel
Dezelfde, Verslag eener reis in de Timorgroep en te vinden zijn; daar leven, behalve onze bruine,
Polynesië, Tijds. Aardr. Gen. l8g4; Dezelfde, Sche- Mus decumanus en onze zwarte rat, Mus rattus,
dels van Soemba, Publicatie van het Rijks Ethn. de volgende soorten: Mus xanthurus meet meer
Museum te Leiden, ißgs; J. G. F. Riedel, Ver- dan een halven meter, de staart 3 decimeter, is
meintliche Papua-Typen auf Scrang (Ceram) und een woest uitziend dier, bruinzwart bovenop ge-
Buru, Verhandl. der Berliner Ges. f. Anthrop. kleurd, alle onderdeden evenals de binnenzijde
etc. ißgs. H. J. Nieboer. der bcenen zuiver wit; een groot aantal donker
RASSIAN. Een der tot het op de Westkust gekleurde zeer lange borstelharen langs rugzijde
van Sumatra gelegen en van de Onderhoorigheden hangende tot over de basis van den staart; de
van Atjeh deel uitmakende staatje Kloewat behoo- staart zelf donker gekleurd op de basale helft,
rende landschappen, dat eertijds in Groot- en vertoont de rest wit, de huid zoowel als de haren;
Klein-Rassian onderverdeeld, sedert tot ééne, aan deze zijn kort als gewoonlijk bij ratten, doch aan
Kloewat cijnsplichtige, onderhoorigheid is samen- den top eindigt de staart met een pluimpje van
gesmolten. De bevolking kan, volgens de schat- langere haren; de inlandsche naam is Torean.
ting van Van Langen in zijn opstel „Atjeh's Mus ca/litrichus is iets kleiner, zachtharig als
Westkust" (Tijdschrift van het Aardrijkskundig wol, staart korter dan lichaam en kop; rugharen
Genootschap 1888, IBBg, i8go) niet meer dan bruin getopt, buikharen lichter, allen leikleurig
300 zielen tellen, waarvan circa 50 strijdbare man- zwart aan de basis; staart voor het distale gedeelte
nen, en bestaat uit Maleiers en Atjehers (Paseiers). wit; inlandsche namen Mea, Pengaladen,
Wanbestuur en oorlogstoestand deden ook in dit Pangoesais, Tangkara en Loemalapait,
landschap de pepercultuur te gronde gaan. waarschijnlijk betrekking hebbende op geslacht,
RATAHAN. Hoofdplaats van de afdeeling Be- leeftijd en levenswijze. Een gansch ander uiter-
lang der Minahasa van de residentie Menado, lijk heeft de Loemandeng, Mus Helhoaldii,
tevens standplaats van den controleur. Ook is een prachtig dier; buitengewoon korte zachte haren
hier een hulpprediker gevestigd. van een fraai bruinachtig rood bedekken de boven-
RATEK HIDJO. Atieh. Zie KATJANG II HO. deelen, terwijl de onderdeden geheel wit zijn;
RATNA PAKADJA. Mal. Zie ADAS-ADASAN. de kop is spitser dan in den regel; lichaam en kop
RATOE. Jav. Soend.; RATOH, Mad. Vorste- 235 m.M., staart 160 m.M. Eene kleinere soort,
lijke titel, door vrouwen op Java en Madoera ge- doch ook zachtharig is Mus E'abcri; kop, rug en
dragen, alsmede in die streken, waar de Javaansche zijden zijn leikleurig zwartbruin, scherp afgescheiden
invloed zich heeft doen gelden. Zie ADEL, Dl. I, van de zuiver witte haren van hals, borst, buik en
bl. 9. Ook aan de eerste vrouw van een regent binnenzijde van extremiteiten; langs den rug enkele
wordt wel eens dien titel gegeven. langere uitstekende haren, ook zacht. De Peng-
RATOE. Zie SCHILDPADDEN. aladen, Lenomys Meycri, is langer dan een
RATOE LARA KIDOEL. Zie LARA KIDOEL halven meter, van welke lengte de staart de klein-
(RATOE) Dl. 11, bl. 368. ste helft meet; zonder stekelig te zijn, voelen de
RATTEN. Onder dezen naam verstaan wij rugharen stroef, zij zijn dicht gezet en lang,
knaagdieren van eene gedaante en met een gebit vooral aan het staarteinde des lichaams; staart
gewapend als de welbekende Europeesche ratten grofschubbig, tweekleurig, eindhelft wit; de stroe-
en ongeveer van dezelfde grootte of grooter en vere haren op 't ruggedeelte eindigen in een schoon
sterker gebouwd soms. Nu zou men denken, dat kastanjebruin. Door de groote breede ooren, den
op de eilanden van den Oost-Indischen archi- langen puntigen kop met zeer lange snorren onder-
pel een groot aantal soorten van ratten leeft, te scheidt zich terstond Echiothrix leucura; boven-
oordcelen naar het tot hunne leefwijze zoo uit- zijde van 't lichaam met wolhaar bekleed, waartus-
stekend geschikt klimaat en naar de enorme hoe- schen tallooze langere bruinroode stekclharen;
veelheden en verscheidenheid van vruchten. Toch onderzijde van kop, hals, borst en buik evenals
zijn er slechts weinige soorten bekend: dat komt binnenzijde van extremiteiten zuiver wit gekleurd;
omdat men in het algemeen een grooten afkeer staart korter dan lichaam en kop, welke onge-
van ratten heeft; ze worden doodgeslagen of veer 24 c.M. lang zijn. De Toerean-i n-pate,
gevangen en zoo spoedig mogelijk weggegooid, Mus Bcccarii, is eene kleinere vorm met buiten-
vernietigd; daarbij zijn ze listig en voor wie ze gewoon lange snorharen, maar nog stckeligcr dan
vangen wil nog niet eens zoo gemakkelijk te ver- de vorige; kop en lichaam 15 c.M., staart onge-
schalken. Dat er derhalve niet vele soorten tot veer 17 c.M.; bovendeden bruin strookleurig,
dusverre in handen van naturalisten gekomen zijn, onderdeelen wit; staart kort behaard, langer naai-
bewijst niets: wèl weet men, dat waar oordeel- den top toe, eindigend in een kleine kwast; de
kundig verzameld werd steeds gebleken is, dat er rug bekleed met zacht wolhaar, waartusschen dicht
wel degelijk een groot aantal soorten op die eilan- gezette langere stekclharen, terwijl overal nog
111 24
370 RATTEN. — RAWAS.
iets langere borstelharen uitsteken. lets grooter door het zuidelijke deel van het dal, om na opne-
is Mus Musschcnbrockii, de Kalendang of ming van de Sibinaïn en Batang Asih, die het
Wangetan; korte zachte donker kastanjebruine noordelijk deel besproeien, niet ver van de voor-
haren bedekken de bovendeden met een dichte malige hoofdplaats Rau door het oostcr grensge-
vacht, onderdeden met witgepunte leikleurige bergte Ie dringen.
haren; ooren groot in verhouding tot de lengte liet landschap, thans verdeeld in de larassen
van het dier; staartharen kort; kop en lichaam Panti, Padang Paroegoen, Lankat Kadap, Taroeng-
175 m.M., staart 124 m.M. Taroeng, Padang Nonang, Loeboe Lajang, Padang
In de Padangsche binnenlanden op Sumatra en Matinggi, Langoen en Kota Radja, werd het eerst
op den Gédé op Java leeft eene zeer merkwaar- in 1833 ten onder gebracht. In hetzelfde jaar af-
dige en schoone ratsoort, Pithecheir melanurus, gevallen, werd het in Mei 1835 andermaal onder-
een zachtharige roode rat met een donkergekleurdcn worpen en onder bestuur gebracht, met 2 redoutes
staart; aan de achterpooten vormt de duim een te Loender en te Rau, welke laatste in 1836 een
waar grijporgaan, als 't ware ingeplant tegenover benting werd met een garnizoen. In 1840 werd
de andere vingers; deze zeldzame rat maakt zich het met Soendatar en Loeboe Sikaping vereenigd
een nest in de boomen, zooals we uit de ijverige onder het bestuur van een assistent-resident. Sedert
nasporingen van den Heer J. D. Pasteur weten; heeft het daarmede eene ondcrafdeeling blijven
een zoodanig nest gaf hij aan het Rijks Museum uitmaken, eerst van de afd. Ajerbangis en Rau,
van Natuurlijke Historie te Leiden cadeau; kop en nu van de afd. Loeboe Sikaping en Rau. Rau
en lichaam zijn ongeveer 200 m.M., de staart is was tot de laatste reorganisatie de hoofdplaats,
iets langer. welke, evenals de benting, werd verlegd naar Loe-
Op Java en Sumatra vindt men een groote en boe Sikaping. Loender was sedert lang wegens de
sterke rat, Mus setifer, den Tikus-wirok der ongezondheid van de plaats verlaten.
Javanen; algemeene kleur ongeveer als bij donkere Vóór den Padri-tijd moet Rau een zeer welva-
exemplaren van Mus decumanus (de bruine rat), rend landschap geweest zijn. De gronden zijn uit-
doch zij heeft op den rug overal verlengde donkere nemend voor den rijstbouw; de indigo-cultuur
borstels, de langste op 't achterlijf; staart met moet zeer belangrijk geweest zijn; een schoon
zeer korte haartjes, ooren vrij groot en breed; en goed paardenras werd in Kota Radja gefokt,
nagels lang en bijna recht; staart korter dan kop en veel werk werd gemaakt van de goudwassching.
en lichaam; zij leeft langs de boschkanten' en De hoofden van Padang Matinggi o. a. exploi-
komt hoogst zelden in de nabijheid van de wo- teerden de mijn Lakapah met volk van de Padang-
ningen of dorpen; de inlanders vreezen haar om sche Bovenlanden. Deze was verdeeld in 25 a 30
haar krachtig lichaam en sterk gebit. Doch ver- tambangs, die elk gemiddeld 10 thail goud 'sjaars
reweg de grootste en sterkste rat in onze kolo- zouden hebben geleverd. De bewerking geschiedde
niën is wel Mus Armandvillci van Flores; dit niet door ingraving, maar door afstorting van den
reusachtig dier heeft eene lengte van 770 m.M., grond, die in aangelegde waterleidingen werd
waarvan de staart 350 m.M. inneemt; de achter- gewasschen, gespoeld en gewand. Van deze wel-
pooten zijn bijna 9 c.M. lang; het oor is 34 m.M.; vaart is niets meer over. Indigo heeft men er niet
bovendeelen roodbruin, waartusschen tot 35 m.M. meer; het paardenras is uitgestorven, tambangs
lange borstels, die zwart gekleurd zijn, doch aan bestaan niet meer, zoodat sedert het verval van
de onderzijde van het lichaam krijgen zij een de eertijds bloeiende koffiecultuur, het landschap
witte punt, zoodat die deelen lichter getint zijn; alleen kan bogen op vruchtbare rijstvelden.
handen en voeten zijn bedekt met zeer regelma- RAU. Zie KATE.
tig op evenwijdige rijen geplaatste korte zacht RAUWOLFIA. Zie AKAR TIKOES.
gebogen borstelharen; snorharen talrijk, zwart en RAWAH. Mal. voor moeras. Rawah's komen
tot 10 c.M. lang; staart met korte stijve haren. in Indië zeer veel voor, de meeste en uitgestrektste
Wij eindigen dit korte overzicht met eene be- in de laagvlakten, kleinere in de bergstreken, op
schrijving van een vrij groote rat van de Aroe- ingesloten plateaux of in uitgebrande kraters. Die
en Kei-eilanden, Mus aruensis, geheel bekleed deelen der rawahs, welke in den oostmoeson nage-
met kort haar; bovendeelen bruinrood met glin- noeg droogloopen, zijn meestal met bosch, bamboe
sterend wit getopte haren, onderdeden zuiverwit; of glagah begroeid, terwijl de steeds water bevat-
ooren vrij lang; de lange staart met zeer korte tende met lage moeras- en waterplanten bedekt
haren spaarzamer bezet dan bij de andere ratten, zijn. In bevolkte streken worden de eerste gedeel-
cene groote uitzondering; de ringen aan den staart ten veelal voor de rijstteelt gebezigd. Van vele
onregelmatiger dan bij andere ratten, de schub- rawahs, vooral op Java, is in historischen tijd
ben niet dakpansgewijs, maar meer den indruk een belangrijke verkleining door dichtslibbing
van een slangenvel gevende; kop en lichaam waargenomen. In sommige, vooral in de berg-
33 c.M., staart 27,5 c.M. streken, heeft veenvorming plaats.
RAU. Onderdeel van de onderafd. Loeboe Sika- RAWAPOELO I. District van de contróle-
ping en Rau, res. Padangsche Bovenlanden. Het afdeeling, het regentschap en de afdeeling Sic
landschap, onder dezen naam begrepen, is een dorudjo, residentie Soerabaja; met eene opper-
schoon lengtedal, evenwijdig loopende met de vlakte van 11.432,68 hectaren. Het district telt
lengte-as van het eiland Sumatra, zich uitstrek- 129 desa's.
kende van 0° 18' tot o° 35' N.B. Ten Z. begrensd RAWAPOELO 11. District van de contróle-
door de laras Soendatar van dezelfde onderafd., afdeeling Prambon, regentschap en afdecling Si-
is het overigens omringd van hooge bergruggen, doardjo, residentie Soerabaja, met eene opper-
die het ten O. van Silajang, Loeboek Gedang en vlakte van 8.036,76 hectaren. Het district telt
Mana Tahis, ten W. van de onderafd. Taboe en 121 desa's.
ten N. van de res. Tapanoeli scheiden. De Soem- RAWAS. Ondcrafdeeling van de afdecling
poer-rivier, een der bronnen van de Rokan, ont- Tcbing-Tinggi, res. Palembang, omvat het stroom-
springende in de laras Loeboe Sikaping, stroomt gebied van de Rawas (zie aldaar), een belang-
RAWAS. 371

rijke linker zijrivier van de Moesi, echter niet droegen en nog dragen. De marga's bestonden uit
het geheele stroomgebied, want het brongebied dorpen, doesoens, onder proatins met den
der Rawas en van eenige harer affluenten, zooals titel gindó, dipati, kr i ó of rió, die peng-
de Koclocs, Scnamar en Menkoelam ligt in het gouwo's of pengawa's, hoofden van wijken
landschap Soengei Tenang. Alleen het uiterste (gedeelten van het dorp) onder zich hadden. Al
westelijk gedeelte der onderafdeeling is bergland, deze hoofden hadden aandeel in de rechtspraak.
maar daarvan is, wat het stroomgebied der eigen- In 1853 werd het onmiddellijk Europeesch be-
lijke Rawas betreft, boven het op 166 M. zee- stuur ingevoerd en een civiel ambtenaar in Rawas
hoogte gelegen Kota Tandjong, niet anders be- geplaatst, nadat reeds sedert 1838 de militaire
kend dan dat het uit nagenoeg onbewoonde commandant te Moeara-Ra was en sedert 1840 die
wildernis bestaat. De Sumatra-expeditie leerde te Moeara Roepit met de betrekking van civiel-
het bergland om de Boven-Roepit, de belang- gezaghebber waren belast geweest. Zij waren fei-
rijkste zijrivier van de Rawas, kennen, dat even- telijk niet anders dan politieke agenten, zoolang
eens niets dan rimboe is. Het Barisan-gebergte, de geheele afdeeling onder het gezag stond van
dat de westgrens vormt, heeft een hoogte van het divisiehoofd te Moeara Roepit, die als Gou-
1200—-1600 M. De noordgrens is de waterschei- verncments inlandsch ambtenaar in de plaats was
ding tusschen de Rawas aan de eene en de Batang getreden van den djenang, den gemachtigde
Asei en Limoen aan de andere zijde. Deze heeft van den apanagc-houder tijdens het Sultansbestuur.
eene hoogte van 450—500 M. De tweede ooste- In 1864 werd de betrekking van divisiehoofd
lijke top van eenige beteekenis is de B. Rajah, opgeheven. Tot 1870 bleef Rawas een zelfstan-
400 M.; oostwaarts daarvan worden slechts onbe- dige controleursafdceling; toen werd die als onder-
duidende heuvelrijen aangetroffen, die zich al afdeeling bij Tebing Tinggi gevoegd.
verder en verder van de rivier verwijderen, in In 1876 werd, met uitzondering van Oeloe
welker nabijheid nog slechts alleenstaande heu- Rawas, de indeeling in marga's opgeheven en
vels van hoogstens 20 M. worden aangetroffen. werden de onderscheiden doesoens zelfstandig ver-
De westelijke bergen loopen met flauwe hellingen klaard en doesoen midji genoemd, welker
in tallooze ruggen af, zoodat het land tusschen hoofden rechtstreeks onder den controleur werden
Rawas en Roepit van Soengei Banocng a/d. Rawas geplaatst. De hoofden werden verkozen door de
en Soeka Manang a/d. Roepit nagenoeg vlak is bevolking en bevestigd door het Hoofd van Gew.
te noemen. Het geheele stroomgebied van de bestuur, behalve de proatins en penggawa's
Rawas kan op 7000 G kilometer worden geschat, wier bevestiging geschiedt door den afdeelingschef.
het aantal bewoners op ± 20.000, welke bevol- De midji-verklaring werkte zeer ongunstig, vooral
king nagenoeg uitsluitend langs de rivieroevers omdat door het vervallen der marga als commu-
woont, waarlangs ook de bouwlanden gevonden nale eenheid de bevolking het recht verloor bui-
worden die vaak van overslrooming hebben te ten de grenspalen der eigen doesoen te ontginnen,
lijden en van de verlegging van de rivierbedding boschproducten in te zamelen, enz. tenzij tegen
bij bandjirs. De bodem van het westelijk berg- betaling van hasil tanah, terwijl de heeren-
land bestaat uit oudere andesieten, waartegen naar diensten (nam. de antaran-diensten, voor trans-
het oosten een tertiaire sedimentaire afzetting port te water en te land) vermeerderden. In 1883
leunt, grootendeels door de verweeringsproducten werden dan ook de marga's weer in 't leven ge-
der oude andesieten gevormd. Daarop volgt het roepen. Vijf doesoens bleven midji, hoofdzakelijk
diluvium, voor het meerendcel uit roode klei be- omdat hare bevolking van een andere afstamming
staande. Het noordelijk scheidingsgebergte is ge- is dan de overige. De marga's werden genoemd:
vormd door oude schiefers, die goudvoerende Soeka Pinda Ilir, Soeka Pinda Tengah, Soeka
kwartsaders in zich sluiten en op de zuidelijke Pinda Oeloe, Oeloe Rawas en Roepit Dalam; de
grens op meerdere plaatsen door smalle dioriet- doesoen-midji: Pangkalan, Djangkat, Moeara Roe-
gangen zijn doorbroken. In de Boven Rawas bij pit, Maoer en Napal Melintang. Boven werd aan-
Napal-Litjin komen kalklagen voor. geteekend dat alle hoofden deel hebben in de
De regenval is tamelijk groot, ook in den zoo- rechtspraak; de rapat-doesoen bestaat uit den
genaamden drogen moeson; de dampkring is in proatin en eenige penggawa's, de rapat-marga
hooge mate vochtig en het mist er veelvuldig; de uit den pasirah en zijn proatins. Van beiden is
kenteringen kenmerken zich door hevige rukwin- hooger beroep op de rapat-pasirah of rapat-
den en zware onweders. Door vrij plotselinge af- batang-hari, ook kortweg rapat genoemd,
wisselingen in de temperatuur en koelte des nachts waarin de pasirah's zitting hebben en de contro-
na de groote hitte over dag is het klimaat niet leur de leiding heeft, echter zonder stem; haar
gezond. Koortsen komen veelvuldig voor. vonnissen worden door den resident bekrachtigd.
Soeroelangocn aan de Rawas is de hoofdplaats De rechtspraak geschiedt volgens de oen dan g-
en zetel van den controleur; het etablissement is oendang en ad at-perhoe koeman, voor zoo-
op den linker-, de doesoen op den rechteroever veel bestaanbaar met de algemeene beginselen
der rivier gelegen. Tot 1876 was Rawas verdeeld van wetgeving in Indië geldig. Overigens geldt
in 5 districten, marga's genaamd: Oeloe Rawas, nog de adat tanggoeng menan ggoeng, het
Lesoeng Batoe Troesan, Rawas ilir en Moeara solidariteitsstelsel, hoezeer besnoeid naar wester-
Roepit, met pasirah's aan het hoofd, die den sche begrippen van billijkheid en rechtvaardigheid.
titel dipati voerden of, zooals in Moeara Roepit, Door het aangrenzende Djambi wordt het stelsel
pangéran. Dat district was een zoogenaamde nog in al zijn omvang in schuldzaken op Rawas
sika p-af deeling, die wat belastingen en verplich- toegepast — adat-mangambat — zoodat alle
tingen betrof in exceptioneelen toestand verkeerde. tilbarc have van den eersten den besten Rawasser
Bovendien waren er twee panghoeloe-schappen, wordt aangehouden wanneer hij als schuldenaar
Pangkalan en Tikoe, districten van geringe uitge- in gebreke is gebleven een schuld af te doen.
strektheid, waarvan de bevolking uit Mcnangkahau De bevolking bestond volgens de overlevering
stamt en welker hoofden den titel panghoeloe oorspronkelijk uit zoogenaamde Koeboc's (zie
372 RAWAS.

aldaar) waarvan nu nog ± 300 in de onderafdee- het voornemen tot het aangaan van een huwelijk
ling voorkomen. Vermenging had plaats met Ja- wordt medegedeeld; bij de eerstvolgende rapat-
vaansche kolonisten en emigranten uit Menang- zitting moet het worden voltrokken met de rapat-
kabau, later uit Redjang en andere deelen van leden als getuigen. Monogamie is regel; sommige
Palembang en Djambi. Vandaar dat de Rawassche hoofden en rijken hebben meer vrouwen, elk in
marga's reeds van ouds Soeka pinda werden een afzonderlijke woning. Kwesties van echtschei-
genoemd. ding en erfrecht worden beslist door de rapat,
Het oordeel over de bevolking is verschillend; zonder inmenging der geestelijkheid; het erfrecht
zij is Gouvernements-gezind, volgzaam en gewillig wordt dan ook geenszins door de Mohammedaan-
en opgewekter van aard dan de Maleiers van sche wet maar uitsluitend door de oendang-oen-
Midden-Sumatra. Scholen zijn er niet, alleen wordt dang beheerscht.
door den ketib of een ander deskundige eenig De grond behoort aan het Gouvernement; alle
godsdienstonderwijs gegeven. Opium-verbruik is vaste ingezetenen hebben recht van ontginnen,
veel minder dan vroeger; kleine diefstallen en van inzamelen van boschproducten, goudwasschen,
verminking van vee uit wraakzucht komen veel- visschen binnen het doesoen-territoir en binnen
vuldig voor. Hanenvechterijen en dobbelspelen dat van de marga, als de ingezetenen van de doe-
staan onder controle van het bestuur en worden soen waartoe het behoort de gronden niet voor
slechts toegestaan bij groote feesten. De uiterlijke eigen exploitatie behoeven. Vreemdelingen beta-
godsdienst is de Islam, de innerlijke het anim- len hasil tanah, waarvan 2/3 aan de bevolking, '/s
isme. In elke doesoen is een ketib, in de pasi- aan de hoofden komt. Grondeigendom in letter-
rahdoesoen bovendien een leteh-panghoeloe. lijken zin heeft de bevolking dus niet, wel indi-
Van de geestelijken van minderen rang behoort vidueel of communaal bezit of gebruiksrecht dat
slechts de imam tot de erkende; modims en aan verschillende regels gebonden is. De land-
bilals zijn bij de Atoeran kaoem verboden. rente bedraagt voor gehuwden ƒ8 'sjaars, voor
Eigenlijke standen komen onder de bevolking ongehuwden de helft. Landbouw, handel en vee-
niet voor; wel zijn er twee groepen te onder- teelt zijn de voornaamste middelen van bestaan.
scheiden : die der gehuwden, pesakin of oerang De bebouwde velden, djadjaran nocgal (onbe-
batin en die der ongehuwden, boedjang ga dis, werkte droge velden), djadjaran badjak (be-
in kleeding, rechten en verplichtingen van elkan- ploegde droge velden) en sawah (uit vijvers,
der verschillend. De hoofden hebben geen bezol- tebat, of door kintjirs, waterraderen, bevoch-
diging van het Gouvernement, behalve een col- tigde velden) liggen langs de rivieroevers in de
lecteloon voor de inning van de hoofdelijke belasting nabijheid der doesoen's; overigens is het geheele
die landrente heet. Zij genieten een aandeel in de land wildernis. Ongestadigheiel van het klimaat
gerechtelijke boeten en beschikken over eenige en overstroomingen zijn oorzaak dat de rijstpro-
heerendienstplichtigen voor de bewerking hunner ductie niet voldoende is voor de consumptie. Van
velden, waaraan velen ook zelf, evenals hunne veel belang is de gambirteelt, die grooter voor-
zonen en dochters, deelnemen. Verder hebben zij deel afwerpt dan rijstcultuur. Ontbrekende rijst
aanspraak op eenige hulde, giften bij slacht, huwe- wordt geruild tegen bereide gambir en boschpro-
lijk, enz. ducten. Zoogenaamde tweede gewassen worden
De bevolking spreekt Maleisch mat eigenaardi- op afzonderlijke talangs verbouwd. Tabak wordt
gen tongval, sterk vermengd met Javaansche, ingevoerd uit Sindang en Redjang; koffie uit
Menangkabausche en Rcdjangschc bestanddeelen. Djambi. Peper, vroeger het voornaamste product,
liet algemeen gekende letterschrift is het Rentjong is na het Sultansbestuur te niet gegaan; daaraan
(zie aldaar). De doesoens of dorpen, waarvan de zijn voor de bevolking herinneringen van vrecse-
woningen en rijstschuren zonder regelmaat door lijke knevelarijcn verbonden. In de laatste jaren
elkander staan, zijn alle langs de rivieroevers ge- wordt getracht die cultuur te doen herleven. Kapok,
legen en door een ruwe houten heg omgeven ter klapper en aren (nau) worden in vrij aanzien-
afwering van tijgers en slecht volk, het laatste lijke hoeveelheid aangeplant. De inzameling van
veelal uit Djambi; de erven loopen in elkander boschproducten gaat op en neer met de markt-
en zijn met klapper- en andere vruchtboomen en prijzen ; in de nabijheid eler doesoens komen deze
een weinig suikerriet beplant. De kralen voor de producten niet veel meer voor. De veestapel, be-
karbouwen en runderen zijn gewoonlijk op den staande uit buffels, runderen, schapen en geiten
tcgenoverliggenden oever gebouwd. In het mid- is zeer aanzienlijk; de aankoop geschiedt in het
den van het dorp staat de balei, een groote open Djambische. De gunstige gelegenheid voor goed-
loods, tot verschillende doeleinden gebruikt. Eigen- koop en gemakkelijk watertransport is bevorder-
aardig zijn de geitenhokken, vlak bij den oever lijk aan een levendigen handel met de hoofd-
met een schuinstaande plank als een brug naai- plaats Palembang; het vervoer geschiedt zooveel
den ingang. Alle gebouwen staan op palen; de mogelijk te water; paarden en karren vindt men
ruimte beneden dient tot berging van brandhout niet bij de bevolking. Prauwen worden gebruikt
of prauwtjes, soms tot stalling van vee. van verschillenden vorm en grootte. Ingevoerd
Elk gezin moet een afzonderlijke woning heb- worden rijst, zout, klappers, petroleum, lucifers,
ben, een maatregel die gediend heeft om een einde garens, lijnwaden, kramerijen, ijzer-, koper-, glas-
te maken aan den vroeger veel voorkomenden en aardewerk, papier, lampen enz., waarvan een
huwelijksvorm amb il anak. Thans is nog slechts groot gedeelte dient voor doorvoer naar Djambi.
geoorloofd het vrije huwelijk, zonder koel o Uitgevoerd worden boschproducten, bereide gambir,
(djoedjoer) waarbij een huwelijksgift, mas vogelnestjes, gezouten visch, eenig stofgoud en
kawin, wordt gegeven en maaltijden worden ge- vooral karbouwen en runderen, die gedeeltelijk
houden. Algemeen is nog het gebruik dat het op overdekte bamboevlotten, rakit, worden ver-
meisje zich laat schaken onder geleide van een voerd; het vlot wordt mede te Palembang ver-
derde; met dezen er. haar aanstaande begeeft zij kocht. Hoezeer alle transport te water plaats
zich naar den bcsturenden ambtenaar, aan wien heeft, zijn êr toch in Rawas verscheiden wegen,
RAWAS. — RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-) 373

die alle de rivieroevers volgen; ze zijn 4 a 5 M. legen is. Was dat dal tot dit punt zeer nauw
breed, onder profiel gebracht en aangestampt, maar en vaak door steile bergwanden ingesloten, nu
niet verhard. In den regentijd staan ze op vele treden de bergen terug en worden al lager, met
plaatsen blank. Talrijke bruggen komen in die flauwe hellingen. Bij Loeboe Kocmbocng, 70 M.
wegen voor, die evenals de land- en waterwegen boven zee, wordt de rivier voor kleine prauwen
in hecrendienst worden onderhouden en aange- bevaarbaar tot haren mond in de Rawas (70 K.M.).
legd. Langs den linker Rawasoever ligt een weg Links ontvangt zij daarna het water van de over
van 17 paal (Sumatra-paal van 1851, 58 M.) van aanmerkelijkcn afstand bevaarbare Batang Empoe.
Moeara Roepit tot Poelau Kida, langs den rech- Dan wordt de stroom hoe langer hoe geringer, de
teroever van eerstgenoemde plaats tot Bingin Telok diepte neemt toe, stroomversnellingen komen niet
(18 paal) en van Moeara Roepit, langs den rech- meer voor, zoodat ook grootere vaartuigen op de
teroever der rivier van dien naam (23 paal) die rivier kunnen worden gebruikt. Op den rechter-
zich bij Soeka Radja ombuigt naar Terawas (Sin- oever ontvangt de Roepit slechts onbeduidende
dang) voor de postverbinding met Tebing Tinggi. beken; op den linker nog de belangrijke alïluen-
Overigens zijn er verschillende voetpaden, 9 naar ten Tikoe en Minak. Door korte rivierarmen is
het Djambisehe, waarvan vooral door veehande- de Rawas op verschillende plaatsen verbonden
laren gebruik wordt gemaakt. De nijverheid is met meer dan 25 zoogenaamde danau's, groote
van weinig beteekenis. plassen, die zeer rijk zijn aan visch.
Litteratuur: Midden-Sumatra, Reizen en onder- RAWEHMATJAN.jAV.ZieKATJANGGATEL.
zoekingen der Sumatra-expeditie; L. F. Wesly, RAWING. Zie BOWAJA.
De onderafd. Rawas, res. Palembang. Met een REAEL. (Dr. LAURENS) Geb. te Amster-
aanhangsel: verklaring van het Rawasche Rentjong- dam 22 Oct. 1583 uit het huwelijk van L. Jacobsz,
schrift, T. B. B. 111, bl. 275, 351; Dezelfde, De koopman „in den gouden Reael" en G. P. Nieuwes.
flora en fauna van de onderafd. Rawas, res. Palem- Na te Leiden in de rechten gestudeerd te hebben,
bang, Tijdschr. v. h. Bat. Gen. 1889/go, bl. 484. waar hij 23 Juli 1607 ingeschreven werd, vertrok hij
RAWAS (BATANG RAWAS). Linker zijrivier in Mei 161 1 als bevelhebber over 4 schepen naar
van de Moesi (zie aldaar). Haar stroomgebied 0.-Indië, werd het volgende jaar aan den Gouv.-
omvat de onderafd. Rawas (zie aldaar). De stroom- Gen. Both als rechtskundig raadsman toegevoegd,
lengte is ongeveer 250 K.M. op een afstand van 3 Aug. 1613 benoemd tot vice-gouverneur belast
+ 140 K.M. Zij ontspringt op het Barisangebergte met het bestuur over de Molukken, Amboina en
in Soengei Tenang, nabij de bronnen van de Batang Banda, in 1615 gouverneur der Molukken en 19
Asei, stroomt in oostelijke richting tot Kota Tan- Juni 1616 door den Raad v. Indië gekozen tot
djong 70 K.M. en langs de rivier 110 K.M. van Gouv.-Generaal. Zeer spoedig daarna verzocht hij
Moeara Roepit gelegen, buigt dan meer naar het echter reeds zijn ontslag, dat hem 31 Oct. 1617
zuiden, en stroomt na de vereeniging met de verleend werd; den 2l en Maart 1619 gaf hij het
Roepit (1.) zuidoostwaarts tot zij zich tusschen debestuur over aan J. P. Coen en vertrok naar Neder-
doesoens Kemang en Ngoelak (onderafd. Moesi land waar hij Jan. 1620 aankwam. Daar werd hij
Oeloe) in de Moesi stort. 9 Juni 1625 bewindhebber ter kamer Amsterdam;
Van de monding tot Moeara Roepit is zij be- in hetzelfde jaar vertrok hij naar Engeland als
vaarbaar voor de grootste handelsprauwen. Te vice-admiraal eener vloot; in 1626 was hij ambas-
Soeroclangocn, nog 100 M. breed, wordt de prauw- sadeur der Republiek bij de kroning van Karel I
vaart evenwel gaandeweg moeilijker, eerst door van Engeland. In 1628 ging hij als onderhande-
ondiepe plekken en verder in den bovenloop door laar naar Denemarken, leed op den terugtocht
gevaarlijke stroomversnellingen (kadjahatan) schipbreuk en geraakte in gevangenschap bij de
zooals de kolossale rotsblokken boven Loeboek keizerlijken, maar werd in 1629 weder vrij. In
Mas en de bijna 2 K.M. lange kadjahatan boven 1630 werd hij raad der stad Amsterdam en in
Djangkal. Van daar tot Napal Litjin is de bevaar- 1632 schepen; hij bekleedde in die plaats nog
baarheid beter, maar hoogerop kan op de rivier de betrekkingen van commissaris aan de wissel-
slechts van zeer kleine prauwtjes worden gebruik bank en weesmeester. Hij overleed te Amsterdam
gemaakt. Van de zeer talrijke zijrivieren zijn de den 21~ Oct. 1637. Reael, die in 1625 door
rechter verreweg de voornaamste, omdat zij het koning Karel I tot den ridderstand verheven werd
meeste water aanvoeren en omdat aan de grootste en zich op de studie der natuurkunde schijnt
ervan, de Roepit, tal van doesoens gelegen zijn. te hebben toegelegd, is ook bekend door zijne
Wij noemen als rechter zijrivieren de S. Djamban, Nederlandsche en Latijnsche gedichten; volgens
Koeloes, Poelai, Scnamar, Menkoclam, Koewis, Hooft zou hij een werkje hebben geschreven:
Koeto, Roepit, Liam en Poetih; als linker de S. Raad voor hen, die zich naar Indië begeven.
Kero, Seri, Meroeng, Lemoeroes en Kemang, die Flet kortstondige bestuur van dezen Gouv.-tien.
alle, behalve de Seri, bevaarbaar zijn, terwijl was getuige van een gedeelte van den strijd om
laatstgenoemde van beteekenis is om het vele de heerschappij over Jakatra tusschen de Neder-
stofgoud dat zij afvoert. De Roepit verdient om landers en Engelschen; voorts werd een zeeslag
de daaraan gelegen doesoens en bouwlanden eenige geleverd tusschen de onzen onder J. D. Lam en
nadere bespreking. Hare bronnen zijn gelegen in de Spanjaarden, werd Japara door A. Martsz ver-
de nabijheid van die van de Ketaun (zieREDJ ANG- brand en een verdrag met Solor gesloten.
LEBONG), op een hoogte van 1600 M. In den REBAH BANGÓEN. Soend. Zie DAOEN
bovenloop is het verval van deze in algemeenen TIDOER-TIDOERAN.
zin noordoost stroomende rivier zeer groot, zoo- RECEPIS. Zie MUNTWEZEN, Dl. ll,bl. 614.
dat verscheidene hooge en schoone watervallen RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-)
gevormd worden. Op 22 kilometer afstand van Onder de middelen ter voorziening in de behoef-
de bronnen vereenigt zij zich met de nagenoeg ten van den Indischen staatsdienst heeft de hef-
even groote linker zijrivier Batang Koejoh, waar- fing van rechten bij den in- en uitvoer van goe-
van de monding ongeveer 100 M. boven zee ge- deren van oudsher een niet onbelangrijke plaats
374 RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-)

ingenomen. Zij was zelfs een van de eerste hef- bodsbepalingen ten opzichte van den in- of uit-
fingen waarop de gezaghebbenden in Indië be- voer van eenig artikel komen er in het geheel
dacht waren toen de omstandigheden de invoering niet in voor. Wel voorzag het plakkaat verder in
van een min of meer geregeld belastingwezen de aanstelling van den ontvanger en den sabander,
mogelijk en noodzakelijk maakten. aan wie de taak van de visitatie en taxatie der
Ook bij hen toch schijnt de opvatting gegol- goederen gezamenlijk werd opgedragen.
den hebben, die de regeling dezer materie hier Vergeleken met het toenmaals hier te lande
te lande behcerschte, dat, gelijk in het ter zake vigeerende tarief van de rechten, die onder de
uitgevaardigde plakkaat van de Staten-Generaal benaming van convoyen en licenten van de me-
van 19 Juni 1625 te lezen staat, „onder alle n uitgevoerde goederen geheven werden, onder-
„Lands middelen zijn wel de vcrdraaglijkstc en scheidt het tarief van Coen zich door groote een-
„minst kwetsende die op de goederen inkomende voudigheid en soberheid, zooals dit trouwens wegens
„en uitgaande zijn gesteld". Zoodra dan ook de het hemelsbreed verschil in toestanden en verhou-
Compagnie door de verovering van Jakatra in dingen in den aard der zaak zelve lag. De Neder-
1619 vasten „voet en dominie in het land van landen waren het eigenlijke middenpunt van het
„Java had bekomen", begreep Coen, dat ter be- toenmalige wereldverkeer, terwijl Coen, al vleide
strijding van „de groote lasten en onuitspreke- hij zich het veroverde Jakatra „de treffelijkste
lijke excessieve kosten van de Vereenigde Neder- „plaats van gansch Indie, en de stapel van den
„landsche Compagnie, die geschapen zijn zoo lang „ganschen Indischen handel" te zullen zien wor-
„zoo meer te vermeerderen", —■ (de hier te lande den, alleen rekening had te houden met een be-
bij plakkaat van 20 Juli 1580 verordende heffing trekkelijk zeer beperkt handelsverkeer, dat zich
„van zekere generale middelen op de inkomende bepaalde tot den zoogenaamden binnenlandschcn
„en uitgaende koopmanschappen" had eveneens handel en de vaart van haven op haven, en het ver-
tot beweegreden „de vervallene groote kosten en keer met een paar havens in China en op de
„lasten, die dese Landen hebben moeten dragen vaste kust van Indië, waarvan inlandsche, Chi-
„en lijden, en nog na de apparentie geschapen neesche en Moorsche handelaren van oudsher hun
„zijn te lijden en te dragen",) — niet kon wor-
den volstaan met de „subsidiën", tot het opbren-
bedrijf maakten. Eerst later begonnen eigen land-
genooten, de zoogenaamde vrije burgers, aan dat
gen waarvan de ingezetenen van de nieuwe vesti- verkeer deel te nemen (zie SCHPiEPVAART EN
ging van tijd tot tijd schijnen te zijn uitgenoodigd, HANDEL), zonder dat dit evenwel aanleiding
maar dat moest worden uitgezien naar meer vaste gaf tot wijziging in het door Coen verordende
bronnen van inkomst. rechtentarief. Wel werd met ingang van i Jan.
Als zoodanig had Coen, blijkens zijn brief aan 1623 het recht van 5 pet. verhoogd tot 10 pet.
de Zeventienen van 26 Oct. 1620, het oog op zoowel voor ingevoerde als uitgevoerde goederen,
„het branden en tappen van arak, de erfpacht op grond van de omstandigheid, dat de Compagnie
„(van afgestane pcrceelen gronds), het visschen, „een groot stuk gelds" was ten achteren geraakt,
„houthalen, fruiten, hoven, kokosboomen, en ver- wegens de uitgaven voor „het graven van burg-
scheidene andere zaken, waarvan de gemeente „ wallen, timmeringe van reduiten en verscheiden

had hij reeds op den ien Oct. 1620 aan de ge-



„de gerechtigheid van den Heer schuldig blijft"; „andere werken"; maar deze algemeene rechten-
maar terwijl hij zich voorbehield de regeling van verhooging') schijnt later wanneer blijkt niet
een en ander „met der tijd te zullen vorderen", weder te zijn te niet gedaan, want in de onder
het bestuur van den Gouv.-Gen. Van Diemen uit-

meente kond gedaan van het „Plakkaat van de gevaardigde Statuten van Batavia (plakkaat van
„tollen gesteld op de inkomende en uitgaande 8 Juli 1642), eene codificatie van al de tot dien
„goederen", het eerste toltarief dus, dat van het tijd verordende bepalingen op administratief en
Nedcrlandsche gezag in Indië afkomstig is. rechterlijk gebied, leest men onder de rubriek,
Het was een over het algemeen zeer vrijgevig handelende over den ontvanger en licentmeestcr:
tarief, want eene uniforme heffing van 5 pet. van „De uitgaande en inkomende goederen zullen
de waarde van „goederen, waren, koopmanschap- „doorgaans (sic) vijf ten honderd voor licent be-
„pen, provisiën, als anderszins, van buiten inko- „talen, uitgezonderd eenige als rijst enz. (dezelfde
„mende", en van de goederen, enz. die naar elders artikelen waarvan in Coen's tarief sprake is),
uitgevoerd mochten worden, lag er in hoofdzaak „die voor inkomen vijf, en voor uitgaan tien ten
aan ten grondslag. In de termen van dit tarief „honderd zullen geven; maar de arak zal, zoo
vielen 84 met namen genoemde artikelen, waar- „voor het inkomen als uitvoeren, tien ten hon-
van sommige echter in vrij algemeene bewoor- „derd betalen".
dingen waren aangeduid, zooals b. v. „alderhande Het tarief van 1620 behield dus in zijn vollen
„Javaansche kramcrijen, alderhande garens, aldcrlei omvang kracht van wet, en behoudens enkele
„Chineesche waren, alderlei fruit" enz. Voorts partieele wijzigingen, waarbij thans niet opzette-
komen op de lijst voor opium, tabak, suiker, tal lijk behoeft te worden stilgestaan, bleef dit het
van andere zaken voor huishoudelijk gebruik, geval tot het jaar 1671, toen onder het bestuur
klecdcn (manufacturen), roode en andere lakenen, van den Gouv.-Gen. Mactsuykcr een op andere
en eindelijk ook olifanten, paarden, pauwen, gan- grondslagen rustend tarief er voor in de plaats
zen, eendvogels, hoenders, bokken, herten en var- werd gesteld, in zooverre namelijk voor verschil-
kens. Bij uitzondering zouden 22 andere artikelen, lende artikelen de heffing naar de waarde vei-
o. a. rijst, padi, benzoin, peper, foelie, noten,
nagelen, was, kamfer, kwikzilver, diamanten, ro- 1) Eene in 1629 door Coen verordende ver-
bijnen enz. bij den invoer 5, doch bij uitvoer hooging tot 20 % van „alle incomendc fruijten,
10 pet. hebben te betalen, terwijl van arak, zoo- eetwaren ende andere cleynichcdcn" werd kort
wel bij in- als uitvoer gelijkelijk 10 pet. zou ver- na zijn overlijden door zijn opvolger Spcex
schuldigd zijn. Van hoogere rechten dan 10 pet. weder te niet gedaan. Vgl. De Jonge, Opkomst
is in het plakkaat van Coen geen sprake en ver- enz. V, bl. 162.
RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-) 375

vangen werd door eene heffing naar de maat of vleesch, paterstukken enz.) of het gewicht, bij
het gewicht, en het percentage bij de heffing naar welke gelegenheid het recht op Engelsch bier
de waarde in vele gevallen van 5 tot 10, 15 en verhoogd werd van 40 tot 60 rijksdaalders per
20 pet. verhoogd werd. Onvoorwaardelijk verbo- vat, terwijl Deensch bier slechts 30 rijksd. en
den werd alleen de invoer van amfioen en arak, Hollandsch bier (Haantjes, Seysster en Delftsch)
bij den uitvoer waarvan (de invoer van amfioen niet meer dan 15 rijksd. zou te betalen hebben.
behield de Compagnie uitsluitend aan zich) respec- Naarmate van de omstandigheden hadden de gaan-
tievelijk 10 en 5 pet. van de waarde zou ver- deweg verordende tariefswijzigingen een uitslui-
schuldigd zijn. Peper was bij den in- en uitvoer tend fiscaal, of een meer bepaald protectionistisch
belast met '/4 rijksdaalder per pikol; maar andere karakter. Reeds vroeger, in 1656, was b. v. het
specerijen, noten en foelie, komen op de lijst inkomend recht op tabak verhoogd van 10 tot
niet voor. „Alderhande lijnwaat" zou bij invoer 20 pet., zoowel in het belang van de cultuur
10, bij uitvoer 5 pet. hebben te betalen; lakenen „van dat wel bekende en veel gewilde kruit",
daarentegen en „lakerassen" respectievelijk 20 en op welke cultuur men zich in de omstreken van
5 pet., doch katoen en katoenen garens, bene- Batavia was gaan toeleggen, als tot „eenige kleine
vens kleederen van zijde slechts 5 pet. in beide verbeteringe van 's Compagnies inkomsten". Toen
gevallen. Ook voor „zijden stoffen van alderhande het later, in 1669, bleek, dat het tin, hetwelk
soorten" en voor „zijden watten" gold ditzelfde door Javanen en anderen „voorbij Malakka uit
tarief; doch ruwe zijde, Persiaansche, Bengaalschc, de tinkwartieren" gehaald werd, wegens de hooge
was bij in- en uilvoer belast met 10 rijksdaalders „tol" niet naar Batavia maar naar de Engelschen
per pikol, terwijl Chineesche en Tonkinsche zijde te Bantam zijn weg vond, werd het inkomend
alleen tegen betaling van 15 rijksd. per pikol recht van 10 tot 5 pet. verminderd, en toen de
mocht worden in- en uitgevoerd. Van „dranken Compagnie „omtrent het rendement en den ver-
uit het Vaderland", zooals Brunswijksche en Hol- „trer harer drinkwaren" meer en meer belemmerd
landsche mom (bier), „Rynse wijn in bottels", werd door de concurrentie van Engelsche hande-
en alle andere wijnen, Persiaansche, Spaanschc, laren, werd in Oct. 1698 de invoer van Engelsche
F'ransche en „Clairette" moesten bij invoer 20 dranken geheel verboden.
en bij uitvoer 5 pet. voldaan worden. Ditzelfde De in 1743 opgetreden Gouv.-Gen. Van Imhoff
tarief gold ook voor alle soorten van tabak, en schijnt geen vrede te hebben gehad met het tarief
voor „FJuropeesche waren, in de lijst niet ge- van 1671 en de voorkeur te hebben gegeven aan
noemd" ; doch boter, Bengaalsche, Chormandel- het tarief door zijn voorganger Coen indertijd
sche, Ilollandsche en Engelsche was belast zoo ingevoerd. Hij achtte het althans dienstig om als
bij in- als uitvoer met 10 pet., terwijl kaas bij regel vast te houden aan een heffing van 5 pet.
invoer 10 en bij uitvoer slechts 5 pet. te betalen van alle inkomende en uitgaande goederen, „als
had. Engelsch bier was bij uitvoer vrij, doch bij „een redelijk en dragelijk recht, dat ook om de
invoer onderhevig aan een recht van 40 rijksd. ~West van Indien in de groote koopsteden meest
het vat. Geheel vrij en onbelast van inkomend „alomme gerecipieerd wordt, en voor de Comp.
recht waren goud en zilver, gemunt en onge- „toereikende is". Maar geen regel zonder uitzon-
munt, timmerhout en brandhout, lijfeigenen en dering, en zoo werd o. a. het invoerrecht op sui-
rijst „aan de Compagnie geleverd wordende". ker door hem verhoogd met 20 pet. „alles om
Andere rijst was bij in- en uitvoer belast met 4 „de producten deser Kolonie des te meer te favo-
rijksd. het last, timmer- en brandhout bij uitvoer „riseeren", terwijl het invoerrecht op vreemde
met 5 pet., en voor slaven en slavinnen moest manufacturen en snuisterijen verdubbeld werd „om
bij uitvoer voldaan worden 10 rijksd. per stuk „den aanbreng, ter bevoordeeling onzer eigene
voor volwassenen en 5 rijksd. per stuk, wanneer „fabrieken in Nederland, wat difficiel te maken",
zij beneden de 15 jaren waren, wel te verstaan een maatregel dien zijn opvolger Mossel nog wat
„als ze gevoerd worden naar plaatsen niet staande „aansterkte" door in Dec. 1753 „tot voorstand
„onder Comp. gehoorzaamheid, anders betalen „van de fabrieken onzes vaderlands" een verbod
„ze niet". uit te vaardigen tegen het invoeren en verkoopen
Tot eene algeheele herziening van het aldus te Batavia van wollen manufacturen buiten Neder-
in 1671 vastgestelde toltarief') kwam het in de land gefabriceerd.
eerstvolgende zeventig jaren niet; doch talrijk zijn Aan de betaling der door Van Imhoff bij plak-
de wijzigingen, die gedurende dat tijdsverloop kaat van 10 Dec. 1743 verordende rechten op
de nagenoeg tweehonderd onderdeden van dat den in- en uitvoer werden onderworpen alle par-
tarief veelal herhaaldelijk hebben ondergaan. Zoo ticuliere handelaren, onverschillig van welke natie,
werd reeds bij plakkaat van 5 Juli 1680 de hef- met uitzondering evenwel van de Chineesche han-
fing naar de waarde van de aangebrachte drink- delaren, die met hunne jonken op Batavia voeren,
en eetwaren vervangen door eene heffing naar de en die „naar de vorige usantie" inkomende rech-
maat, het stuk (met name kaas, hammen, gerookt ten „volgens taxatie" zouden betalen, „omdat die
„vaart nog wat gekoesterd moet worden". Wer-
1) Aan de tariefswijziging van 1671 schijnt kelijk golden te dien opzichte van oudsher zeer
door Bewindhebberen hier te lande weinig of bijzondere en eigenaardige bepalingen. Loven en
geen aandacht te zijn geschonken, want in bieden met de opvarenden „naar gelegenheid en
hunne correspondentie met het Indisch bestuur „bekomen informatie harer kostelijke of slechte
wordt er, voor zoover kon worden nagegaan, „ladingen" was aanvankelijk de regel; doch tijdens
niet van gerept, en in de (manuscript) „Be- het bestuur van Van Dicmen werd bij plakkaat
schrijving der Oost-Indische Compagnie" door van 3 Juni 1643 verordend, dat alle uit China
haar advocaat Mr. Pieter van Dam in de jaren komende jonken „'t zij veel of weinig, groot of
1693 en volgenden samengesteld wordt het in „klein, rijk of slecht geladen, zonder onderscheid
de Bataviasche Statuten van 1642 opgenomen „of eenige consideratie te dragen" bevrijd zouden
tarief als nog vigeereude aangehaald. blijven van „alle visitatie en kwellingen", tegen
376 RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-)

betaling in eens van 550 realen van achten per „heeft willen bieden, zoodat den Ontvanger en
jonk. Op dien voet bleef de zaak in beginsel ge- „Licentmeester met hare suppoosten dat werk nu
regeld; doch de te betalen afkoopsom werd her- „weder alleen en in het geheel bevolen blijft".
haaldelijk gewijzigd. Zoo werd zij in Maart 1654 Nagenoeg een eeuw lang schijnt de zaak op
vastgesteld op 1200 rijksdaalders per jonk en 800 dien voet te zijn geregeld gebleven, want eerst
rijksd. per wankang, om in Juni van hetzelfde onder het bestuur van Van Imhoff kwam men op
jaar echter respectievelijk tot 1500 en 1000 rijksd. de zaak terug in den geest van zijne aan Heeren
te worden verhoogd. Intusschen kwam het visi- Meesters ingediende voorstellen tot redres van
teeren van de Chineesche vaartuigen gaandeweg het verval van 's Compagnies bestuur, handel,
weer in zwang, totdat Van Imhoff de zaak op- scheepvaart en huishouding in Indië. „Als een
nieuw regelde door in Dec. 1746 te bepalen, dat „gezonde finantie", dus schreef hij in zijne Con-
voortaan van elke jonk naar gelang van grootte sideratien over den tegenwoordigen staat van de
en plaats van herkomst een vast recht zou gehe- Nederlandsche Oost-Indische Maatschappij (§ 3
ven worden. Wel werd in Dec. 1749 deze rege- van het hoofdstuk over de financiën en ménage),
ling weder ingetrokken, en besloten tot de gelijk- „kan worden opgegeven het verpachten van de
stelling van de Chineesche jonken wat de betaling „inkomende en uitgaande rechten en licentien
van inkomende rechten betrof met alle andere „tot Batavia in stede van de methode van het
vaartuigen; maar nog vóór het eind dierzelfde „invorderen en verantwoorden van deselve, die
maand kwam men op de zaak terug, en vond „men tot hiertoe daaromtrent gehouden heeft,
men goed het vroegere „redemptie"-stelsel ander- „aangezien men niet berekenen kan wat er in
maal in toepassing te brengen, met dien verstande „den weg zou wezen om niet werkstellig te maken
evenwel, dat het in Dec. 1746 verordende tarief „een middel, dat zoo veel liquider is als het andere
verdubbeld werd, en „groote jonken" van Aymoy, „schijnt te wezen, en dat veel meer dan hetzelve
Canton of Nimpho komende respectievelijk 1100, „belooft". Bij Heeren Meesters vonden Van Im-
1500 en 1800 rijksdaalders zouden te betalen hoff's inzichten omtrent deze aangelegenheid ge-
hebben tegen 840, 1400 1500 rijksdaalders te reeden ingang, en nog vóór het jaar, waarin hij
voldoen door „kleine jonken" van genoemde de Opperlandvoogdij aanvaardde, verstreken was,
plaatsen herkomstig. vaardigde hij een plakkaat uit ter regeling van
Ook deze redemptie zou begrepen zijn onder de de verpachting der in- en uitgaande rechten,
zoogenaamde „boompacht", de verpachting van waarbij tevens werd vastgesteld het tarief van de
de in- en uitvoerrechten, met welke wijze van te heffen rechten, dat hierboven bereids ter sprake
rechtenheffing reeds tijdens het bestuur van Coen kwam (plakkaat van 10 Dec. 1743). Het daaraan
een begin was gemaakt. Met ingang van I Maart ten grondslag liggende uniforme invoerrecht van
1622 namelijk was aan een Chinees verpacht het 5 pet., werd echter bij plakkaat van 6 Dec. 1748
recht op den in- en uitvoer van „vogelnesten, verhoogd tot 6 pet., terwijl daarentegen de uit-
vogelsbekken, rinochershoom, diamanten, besoar-
slcen, Borneesche en Sumatraschc kamfer en minjak
gaande rechten geheel werden afgeschaft,
maatregel, die in den tegenwoordigen tijd nog
— een

samara"; doch onder het bestuur van Brouwer tot de vrome wenschen behoort!
werd op last van de Heeren Zeventienen, over- Sedert bleef de pacht van de inkomende en
eenkomstig de vaderlandsche praktijk ') een derde uitgaande rechten of de pacht van den boom
of een vierde deel van de opbrengst der in- en steeds een eerste plaats innemen, onder de zoo-
uitgaande rechten verpacht, terwijl in 1653 onder genaamde groote pachten, tot het „mijnen" waar-
het bestuur van Maetsuyker besloten werd tot de van de gelegenheid telken jare opnieuw werd
verpachting van de helft dier opbrengst, als mid- opengesteld, met zoodanige „ampliatie der con-
del tegen het in- en uitvoeren van goederen zon- ditien" evenwel als dit in verband met de tijds-
der daarvoor de verschuldigde rechten te betalen. omstandigheden wenschelijk geacht werd.
Veel wil van dezen maatregel had men echter Van eenigszins ingrijpenden aard waren die
niet. „Met de pachters van de gerechte helfte der ampliatien, wat de boompacht althans betreft,
„tollen, die betaald worden van de inkomende veelal niet, en allerminst brachten zij verandering
„en uitgaande goederen en koopmanschappen", in het rechtentarief zelf, zooals dit laatstelijk in
dus schreef het Indisch bestuur aan Heeren Mees- 1748 in beginsel geregeld was. In het door Com-
leis in zijn generale missive van 26 Jan. 1655, missarissen-Generaal op 12 Dec. 1797 vastgestelde
onder mededeeling, dat die pacht 23.700 realen en afzonderlijk in druk rritgegevcn Compendium
in het jaar „gerendeerd" had, „hebben wij zoo van alle op dat tijdstip geldende pachtvoorwaar-
„nu en dan al vrij veel moeilijkheden gehad, dat den luidde het eerste van de 43 artikelen, waarin
„om de nieuwe instelling niet zoo zeer te ver-
„wonderen is .... Op 't uitgaan van dezelve pacht
de verordeningen op het stuk der in- en uitvoer-
rechten waren samengevat, dan ook: „Alle uit-
„hebben de voorzegde pachters aan ons overge- „gaande goederen, die in het vervolg niet speciaal
leverd een groot register van doleantiën, waarbij „zullen worden uitgezonderd en niet tot eenige
„geen kleine somme gelds zijn pretendecrende, „andere bijzondere pacht behooren, zullen voor-
„zijnde een deel opgeraapte en bijeen gezochte „taan vrij wezen van uitgaande rechten; doch
„zaken, op welke wij haar dan ook niet veel toe „daarentegen zullen van alle inkomende goede-
„en passen". Intusschen werd de „pacht der tol- „ren, alsmede niet speciaal geexcuseerd, bij het
len" op nieuw „opgehangen"; maar ten bepaalden „passeeren van den Boom 6 ten honderd betaald
dage verscheen niemand, „die daar geld voor „moeten worden volgens de wezenlijke en ïcëcle
„waarde der goederen te deser plaatse, zonder
1) „Ende sal de Pachter genieten een ghe- „dat daarvan iet zal mogen worden verzwegen of
„rechte vierdepart van alle 'tgecn de goederen „afgekort", en in geval over de taxatie der goe-
„schuldich zijn te betalen van uyt ofte inko- deren met den pachter verschil mocht ontstaan,
„mende Convoycn ofte Licentien". Plakkaat van kon krachtens art. 6 de te betalen „gerechtigheid"
de Staten-Generaal van 19 Juni 1625. worden voldaan „uit de goederen zelfs in natura,
RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-) 377

„dat is van ieder honderd stukken, ponden of zijn hand (Substance of a minute on the intro-
„maten zes, tien, twaalf of meerder naar de ge- duction of an improved system of internal mana-
stelde bepaling, van wat soort die goederen ook gement etc. on the island of Java, bl. 57); maar
//Zouden mogen wezen, waarmede de pachter zich op dezen algemeenen regel werden al dadelijk tal
„alsdan ook tevreden zal moeten houden". van uitzonderingen verordend, tengevolge waar-
De val der Compagnie bracht in de zaak der van het toltarief, dat tijdens het Engelsch tus-
rechtenhefiing geenerlei verandering. Het stelsel schenbestuur kracht van wet had, en dat gedu-
van verpachting der in- en uitvoerrechten, waar- rende de vijf jaren van dat bestuur niet minder
mede hier te lande reeds voorlang was gebroken, dan viermalen herzien werd, een ingewikkeld
werd onaangeroerd gelaten. Zelfs Dirk van Hogen- samenstel van bepalingen vormt, waarvan Mr. Le-
dorp, ofschoon van meening, dat bij toepassing vyssohn Norman in zijne bekende monographie
van het door hem voorgestane en aanbevolen getracht heeft een zoo volledig mogelijk overzicht
stelsel van bestuur voor Indië, het in eigen be- te geven (bl. '266/71). De meest ingrijpende wijzi-
heer nemen van die rechten „voordeeliger dan ging is die van 1 Febr. 1815, waarbij het invoer-
„de verpachting dcrzclve zoude wezen", ontkende recht van 10 pet. verhoogd werd met 30 pet.
niet, dat „in de tegenwoordige orde van zaken voor goederen met Britsche schepen en met 60
„veel in het voordeel der verpachting kon gezegd pet. voor goederen met vreemde schepen aange-
„worden" (Berigt van den tegenwoordigen toe- voerd ; een maatregel, waarop echter spoedig werd
stand der Bataafsche bezittingen in Oost-Indien, teruggekomen, want toen in het begin van 1816
bl. 41), en voor Daendels stond het vast, dat de dagen van het Britsche bestuur reeds geteld
het een volslagen gemis van plaatselijke kermis waren, werden de inkomende rechlen plotseling
verraadde om die rechten, zooals door sommigen van 10 op 6 verminderd, nadat eenige maanden
werd aangeprezen, „te willen heffen bij collecte, te voren Nederlandsche schepen met Engelsche
„op den voet van de convoyen en licenten hier schepen waren gelijk gesteld. Niet onwaarschijn-
„te lande". Elke verandering „in de thans plaats lijk hoopte men op deze wijs aan het Nederland-
„hebbende verpachtingen" achtte hij ongewenscht. sche gouvernement den zedelijken dwang op te
„De opbrengst geschiedt geregeld, en is aanzien- leggen om in het vervolg de Engelsche koop-
lijk; het ontbreekt aan geene mededingers, de vaarders tegen voldoening van hetzelfde inko-
„invordering gaat met omslag noch ongelden ge- mende recht in de Indische havens toe te laten ');
„paard, en geen van 's lands ambtenaren of be- maar in dit opzicht kwam men bedrogen uit.
„dienden staan aan concussie bloot" (Staat der Aanvankelijk wel is waar werd bij het herstel
Nederl. Oost-Indische bezittingen, bl. 103). van het Nederlandsch gezag over Java en onder-
Maar toen de hier aangehaalde woorden wer- hoorigheden het vigecrende rechtentarief nog een
den geschreven had het door Daendels tijdens lijd lang in stand gehouden, maar bij publicatie
zijn bestuur gehandhaafde stelsel reeds opgehou- van Commissarissen Generaal van 9 Dec. 1817
den te bestaan. Hel behoorde tot de eerste ver- (St. n°. 63) werd goedgevonden en verstaan, dat
richtingen van het in 181 1 opgetreden Britsch van I Jan. 1818 af geheven zou worden van goe-
tusschenbestuur om de te Batavia bestaande boom- deren met Nederlandsche schepen aangevoerd
pacht af te schaffen, en haar te vervangen door 6 pet. van de factuurwaarde met eene verhooging
directe collecte, een stelsel, dat van lieverlede van 30 pet., terwijl deze verhooging voor goede-
ook werd toegepast op de havens tot wier open- ren met vreemde schepen aangebracht 60 pet.
stelling voor het handelsverkeer de Compagnie zou bedragen.
in den loop der jaren was overgegaan, naar gelang Hiermede echter achtten Commissarissen Gene-
haar gezag over Java zich gaandeweg meer en raal de hun bij art. 21 hunner instructie opge-
meer uitbreidde. Getrouw echter aan haar van dragen laak om „bijzonderlijk na te gaan de be-
den aanvang af gehuldigd stelsel om Batavia het staande bepalingen omtrent de in- en uitgaande
middelpunt bij uitnemendheid van den handel in „rechten, en dezelve te wijzigen naar het meeste
het oosten te doen zijn en blijven, golden voor „belang van den Staat en den Nederlandschen
die andere havens, — voor de sabandarijen, zoo- „handel" allerminst volbracht. Integendeel: juist
als haar tolgebied in de administratieve taal der het vraagstuk der rechtenhefiing bleef voor hen

Compagnie werd aangeduid '), veel bczwarender een onderwerp van „aandachtige beschouwing en
toltarieven dan waarmede te Batavia rekening viel overdenking" uitmaken 2). Het kwam er toch op
te houden. Tegen slechts 6 pet. te Batavia be- aan om, „met behoud van het milde beginsel
droeg het te Semarang en Soerabaja verschuldigde „eens vrijen handels voor alle volkeren" op de
invoerrecht 11 pet., en bij rechtstreekschen invoer Indische gewesten, „zoodanige bepalingen daar te
zelfs 14 pet., en aan deze ongelijkmatige heffing „stellen, welke, zonder dien handel te bclemme-
werd door het Fmgelsch tusschenbestuur ook dade- „ren, echter aan den Nederlandschen handel en
lijk een eind gemaakt. „In cqualizing the duties, „de Nederlandsche scheepvaart die voorrechten
„it was to be considered whether those of the „kunnen bezorgen op welke zij in Nederlandsche
„Eastern ports should be reduced to a level with
„Batavia, or those of Batavia raised to meet them; 1) „De reden is te bevroeden, niet te bewij-
„or whether it niight be advantageous to make zen", merken Commissarissen Generaal op in
„a general average of the whole. The last ap- hun rapport van 28 Aug. 1818 over de in- en
„peared to me the most advisablc, and I thercforc uitgaande regten op Java, in zijn geheel opge-
„fixed a general import duty of 10 percent". Dus nomen in Elout's Bijdragen tot de geschiedenis
lichtte Rallies de zaak toe in een staatsstuk van der onderhandelingen met Engeland betreffende
de Overzeesche bezittingen, 's Grav. 1863,bl. 267.
1) Voor het eerst komt deze benaming voor 2) „Wij hebben steeds dit onderwerp als een
in het plakkaat van 10 Jan. 1744, regelende „der gewigtigste beschouwd, die wij te bchan-
de „verpachting van de sjahbandarijen langs „delen en te regelen hadden" (Rapport, a. b.
Java's noordkust voor den tijd van 1$ maanden". bl. 258).
378 RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-)

„bezittingen recht en aanspraak hebben", en deze mandel waren de in- en uitgaande rechten voor
beide eischen nu waren, naar het oordeel van de Britten op 8 en voor alle vreemdelingen op
Commissarissen Generaal, op doelmatige wijs met 16 pet. gesteld, terwijl voor Bengalen de regel
elkaar in overeenstemming gebracht door het, ter gold, „dat goederen in- of uitgevoerd op vreemde
vervanging van alle vroegere verordeningen, bij „schepen het dubbel recht moesten betalen van
publicatie van 28 Aug. 1818 (St. n°. 58) afge- „hetgeen geheven werd van goederen uit Britsche
kondigde Reglement op het heffen der inkomende „schepen aan- of vervoerd wordende".
en uitgaande rechten op Java en Madoera. Het uitvoerrecht zou, in gelijke verhouding als
In zeker opzicht intusschen was dit reglement het invoerrecht, verschuldigd zijn over de waarde
eene getrouwe voortzetting van de traditiën dei- der goederen berekend naar den marktprijs tijdens
Compagnie. Art. 1 toch bepaalde dat de schepen de aangifte, met uitzondering evenwel van koffie,
uit Europa, Amerika, of uit eenige bezitting van peper en suiker, die aan een vast, doch eveneens
Europeesche mogendheden in Azië of Afrika ko- differentieel recht werden onderworpen, terwijl
mende in geen andere haven dan die van Batavia arak, rijst en paarden een gelijkmatig vast recht,
mochten binnenloopen '), en te Batavia moesten onafhankelijk van de bodems waarmede zij uitge-
inklaren en lossen, tenzij de Regeering „om bij- voerd werden, te betalen hadden. Ter voorkoming
zondere redenen" vergunning verlcenen mocht tot van het misbruik, dat vreemde schepen zouden
inklaring en lossing te Semarang of Soerabaja. kunnen maken van een voorgewend voornemen
Uitklaring uit een van de drie plaatsen stond, om met hunne ladingen van Java naar Nederland
krachtens art. 2, naar verkiezing vrij, „mits de te stevenen, werd voor die schepen de volle con-
„schepen hunne geheele lading hebben ingeno- signatie van het recht door vreemden te betalen
„men ter plaatse, waar zij uitklaren", terwijl art. 3 bij art. 23 van het reglement verplichtend ge-
bepaalde, dat Chineesche jonken alleenlijk te Bata- steld, met belofte van teruggaaf van het te veel
via zouden worden toegelaten. betaalde, wanneer zij inderdaad in Nederland in-
Er werd dus met betrekking tot „de havens klaarden en losten.
„voor schepen en vaartuigen openstaande" gee- Van de heffing van doorvoerrechten was in het
nerlei onderscheid gemaakt tusschen Nederland- reglement van 1818 geen sprake. „Van goederen
sche en vreemde schepen, ook niet met betrek- „binnengebracht met oogmerk om weder te wor-
king tot de kustvaart, waartoe krachtens art. 4 „den uitgevoerd, worden geen rechten geheven",
alleen mochten worden toegelaten schepen en vaar- dus luidde art. 11, „mits van dit oogmerk vóór
tuigen toebehoorende aan ingezetenen van Java „de lossing worde aangifte gedaan, en de goede-
en Madoera of van andere plaatsen in de Ooster- „ren zelve worden opgeslagen in het pakhuis te
sche zeëen gelegen en onder het Nederlandsche „Batavia daartoe bestemd, tegen betaling van 2
gezag staande. „ten honderd der berekende waarde en van eene
Met betrekking tot het te heffen recht hij den „redelijke pakhuishuur". Een jaar lang mochten
in- en uitvoer van goederen daarentegen hield de goederen daar opgeslagen blijven; doch na
art. 16 van het nieuwe reglement de bepaling in, ommekomst van dien tijd was het volle invoer-
dat „tot grond van de verschuldigde inkomende recht verschuldigd.
„rechten" zou genomen worden de factuurwaarde De rechtenregeling van 1818 was allerminst
der goederen verhoogd met 30 pet., en dat van bestemd om gedurende langen tijd kracht van wet
het aldus verhoogde bedrag zou betaald worden: te behouden. Zooals in art. 15 met even zoo veel
door Nederlandsche schepen 6 pet.; door vreemde woorden werd te verstaan gegeven was het de
schepen uit vreemde havens komende 12 pet. stellige bedoeling van Commissarissen Generaal,
Zoodoende werd aan de Nederlandsche schepen dat de hoegrootheid der inkomende en uitgaande
een belangrijk voordeel verzekerd, zonder groot rechten, zoodra dit met nauwkeurigheid zou kun-
nadeel voor de vreemde schepen, zooals Commis- nen geschieden, „zou worden bepaald bij eene,
sarissen Generaal in hun boven aangehaald rap- „daartoe opzettelijk te vervaardigen lijst van al
port meenden te moeten opmerken (bl. 270), want „de bijzondere goederen, waren en koopmanschap-
Britsche schepen b. v. zouden slechts 2 pet. meer pen aan die rechten onderhevig". Zoolang deze
aan rechten hebben te betalen, „dan zij bctaal- Ujst niet zou zijn opgemaakt en afgekondigd, bleef
„den toen Java onder de Britsche magt was, en de heffing naar de geldswaarde op den boven
„zij dus als nationale beschouwd werden". Inder- aangegeven voet regel, en had nu deze geheel
daad waren Comm. Generaal volkomen in hun voorloopige regeling de grondslag kunnen blijven
recht door hun rechtentarief „zeer matig" te noe- van de in uitzicht gestelde nadere verordening,
men, en tegenover het toen in Britsch-Indië gel- dan zouden aan de Regeering heel wat moeilijk-
dende tarief onderscheidt het Nederlandsch-Indi- heden en dreigende verwikkelingen met het bui-
sche van dien tijd zich allerminst door overdreven tenland zijn bespaard gebleven.
protectionisme. Immers op de kust van Koro- Ernstige belemmeringen toch legde het regle-
ment van 1818 aan den vreemden handel en
1) „Belangrijk en noodzakelijk is deze bepa- scheepvaart niet in den weg; maar juist dit viel
ling; de zetel der Hooge Regeering is in Ba- hier te lande allerminst in den smaak. Nog vóór
„tavia; uit een staatkundig oogpunt, uit heden- men hier kennis droeg van de door Commissa-
„kingen van algemeen belang, van rust, veiligheid, rissen Generaal verordende maatregelen had o. a.
„uit aanmerking dat het der Hooge Regeering de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Am-
„van een buitenlandschc Bezitting ten hoogste sterdam in hare aan den toenmaligen Directeur-
„aan gelegen ligt om de eerste tijdingen te Generaal van Koophandel en Koloniën gerichte
„kennen, om te weten welke schepen, welke missive van 23 Jan. 1817 n». 7 er op gewezen,
„goederen, welke personen aanlanden, alle deze dat in art. 87 al. 1 van het bij besluit van den
„redeneringen dan, wedijveren om strijd voor Souvereinen Vorst van 3 Jan. 1815 n°. 48 vast-
„dezen maatregel, die in geen geval eenige gestelde Reglement op het beleid van de rege-
„uitzondering gedoogt". (Rapport, a. b. bl. 261). ring, het justitiewezen, de cultuur en den handel
RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-) 379

in 's lands Aziatische bezittingen wel bepaald „ren van wol of katoen in vreemde landen, be-
was, dat de Nederlandsche schepen minder dan „westen de Kaap de Goede Hoop vervaardigd,
de uitheemsche schepen aan in- en uitgaande „en met vreemde, dan wel met Nederlandsche
rechten zouden betalen; „maar hoeveel?" vroeg „schepen aangebracht wordende, aan inkomende
de Kamer. „Dit kan zoowel 5 als 50 pet. zijn", „regten zullen betalen, wanneer dezelve regtstreeks
en opdat nu. alle onzekerheid ten deze mocht „van plaatsen bewesten de Kaap de Goede Doop
worden weggenomen, verzocht zij, dat het Regle- „zullen worden aangevoerd, 25 ten honderd op
ment in quaestie „provisioneel zoodanig zou wor- „de getaxeerde waarde, tijdens den invoer; en
den gewijzigd, dat I°. het verhoogde regt op den „wanneer dezelve van eenige vreemde bezittingen
in- en uitvoer van ladingen op en van Java met „beoosten de Kaap de Goede Hoop worden aan-
vreemde schepen mag worden bepaald ten minste „gebragt 10 ten honderd daarboven, dan wel 35
tot een differentie van 25 pet. op de in- en uit „ten honderd"; terwijl art. 2 voorschriften bevatte
te voeren waarde der factuur; en 2". dat het regt omtrent de opmaking van de, ook thans nog ge-
0111 de Java koffie van daar te voeren bij uitslui- bruikelijke prijscourant, die bij de taxatie van de
ting worde toegekend en verleend aan Neder- waarde der in te voeren manufacturen zou moe-
landsche schepen en naar Nederlandsche havens, en ten dienst doen.
dit alles tot zoo lang dat zal blijken, dat de Neder- Door deze met 14 Febr. 1824 in werking te
landsche handel en scheepvaart vermogend en treden regeling werd in geenen deele te kort ge-
talrijk genoeg zal zijn om aan denzelven den vrijen daan aan de publicatie van 11 Maart 1823 (St.
handel op Java geheel en alleen over te laten, n°. 10), waarbij een additioneele verhooging van
en na eene vast te stellen tijdsbepaling voor alle 5 ten honderd werd verordend van alle inko-
andere natiën te sluiten". mende en uitgaande rechten, welke te Batavia
Tot eene verwezenlijking van dit laatste desi- zouden worden ontvangen, als „eene tegemoet-
deratum, waartegen de Kamer van koophandel en koming wegens de door het Gouvernement reeds
fabrieken te Rotterdam intusschen bij missive van „gemaakte of nog te maken onkosten tot het weg-
? Juni 1817 verzet aanteekende, kwam het eerst „nemen der belemmeringen veroorzaakt door de
later, zij het ook langs een omweg, toen door Van „bank voor den mond der rivier te Batavia gele-
den Bosch het consignatie-stelsel in het leven werd „gen" en die „door hare jaarlijks meer en meer
geroepen, en alle de aan den lande geleverde koffie „toenemende aangroeiing de gemeenschap met de
en andere producten met Nederlandsche schepen „reede hoe langer zoo meer belemmerde". Slechts
naar Nederlandsche havens ten verkoop werden gedurende zes jaren zou deze additioneele heffing
gezonden. Maar met betrekking tot het eigenlijke van toepassing zijn; maar overwegende, „dat deze
rechten-tarief werd, overeenkomstig het verlangen „verhooging niet gebleken is in het minst op
van het Amsterdamsche handelsorgaan, het werk „den handel van Batavia te drukken", vond de
van Commissarissen Generaal reeds spoedig uit Regeering het oorbaar haar „tot stijving van
zijn verband gerukt en gedeeltelijk te niet gedaan 's lands kas" ook „over te brengen" op Sema-
door het Kon. Besluit van 25 April 1819 n". 75 rang en Soerabaja (publicatie van 4 Jan. 1827,
(Ind. Sthd. n°. 2), waarbij werd goedgevonden en St. n°. 2), terwijl een half jaar later (publicatie
verstaan, dat „voorloopig, en in afwachting eener van 22 Juni 1827, St. n°. 63) besloten werd om
„finale beslissing op het Reglement op het heffen de heffing van de 5 pet. additioneel ook verplich-
„der inkomende en uitgaande regten op Java en tend te maken voor „alle verdere havens van Java
„Madura, de voortbrengselen van den Nederland- en Madura" onder gebondenheid evenwel om de
schen grond en nijverheid, wanneer dezelve op aldus te innen gelden te doen strekken tot vor-
„voornoemde eilanden met Nederlandsche bodems ming van een fonds „bepaaldelijk en uitsluitend
„worden aangebracht, geheel vrij zullen zijn van „bestemd om in het belang van handel en zee-
„de betaling der inkomende regten, mits dcrzel- „vaart te worden besteed aan zcewerken, bakens,
„ver Nederlandsche oorsprong door deugdelijke „tonnenlichten, jaagpaden enz. ter plaatse waar
„certificaten bewezen worde; zijnde echter mond- „zulks meest dienstig en noodzakelijk zal bevon-
behoeften in deze vrijstelling niet begrepen". „den worden". Van het bestaan van een derge-
Zoodoende werd aan de Nederlandsche nijver- lijk afzonderlijk fonds intusschen is nimmer ge-
heid een belangrijk voordeel verzekerd, dat even- bleken, en het additioneele recht, dat bij publi-
wel door het Opperbestuur bij nader inzien niet catie van 10 F'ebr. 1829 (St. n°. 12) ook op alle
voldoende werd geacht. Aan, „de vaderlijke be- havens der buitenbezittingen van toepassing werd
zorgdheid van Z. M. den Koning", dus heet het verklaard, bleef als een gewone bate in 's lands
in de publicatie van het Indisch bestuur van 14 algemeene kas vloeien tot 1566, toen het krach-
Febr. 1824 (St. n°. 9) was het niet ontgaan, dat, tens art. 8 van de straks te bespreken wet van
hoezeer de Nederlandsche fabrikanten „op de 3 Juli 1865 (St. n°. 142) voor goed werd afge-
treffendste wijze" getoond hadden aan hunne fa- schaft.
brikaten „een trap van volkomenheid te hebben Fnuiking van de mededinging van Engeland
„kunnen bezorgen, welke dezelve niet alleen gelijk op het gebied van den lijnwaadhandel was de
„met de buitenlandsche doen staan, maar zelfs niet verholen bedoeling van de rechtenregeling
„deze in veel opzigten doen overtreffen", het hun van Eebr. 1824, en het is zeker opmerkelijk, dat
toch dikwerf moeilijk viel 0111 aan de mededinging tot een dergelijken ingrij penden maatregel werd

.
der buitenlandsche fabrikaten het hoofd te bie- overgegaan op het oogenblik, toen de onderhan-
den, en ten einde nu „aan 's Konings heilzame delingen tusschen de Nederlandsche en Engelsche
„bedoelingen de gewenschte gevolgen te geven" regeeringen over de definitieve afbakening van
door „de ondernemingen der vaderlandsche fabri- beider grondgebied in Azië en de regeling van
„kanten zooveel mogelijk aan te moedigen en te de wederzijdschc handelsbelangen nog hangende
„ondersteunen", werd met intrekking van alle waren. Die onderhandelingen leidden tot de slui-
vroegere verordeningen bij art. I van de zooeven ting van het traktaat van 17 Maart 1824 (St.
aangehaalde publicatie bepaald, „dat alle goede- 1825, nu 19), waarbij het vraagstuk der handels-
380 RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-)

aangelegenheden in zooverre op den voorgrond zoek naar geest en strekking van het traktaat
trad, dat bij art. I de contracteerende partijen van 1824, bl. 73).
zich verbonden om in hunne respectieve bezit- Toch bleef men hier te lande op den duur niet
tingen in den Oosterschen archipel en op het ongevoelig voor de bezwaren, die Engeland voort-
vaste land van Indië en op Ceylon elkanders ging in te brengen tegen ons Indisch rechten-
onderdanen ten handel toe te laten (met uitzon- tarief, en die ten slotte gepaard gingen met den
dering van de Molukken, waar de van ouds be- eisch om aan belanghebbenden te restitueeren al
staande alleenhandel aan Nederland voorloopig hetgeen zij naar Engeland's opvatting te veel aan
verzekerd bleef; art. 7) op den voet der meest rechten betaald hadden sedert het tractaat van
begunstigde natie, terwijl art. 2 de bepaling in- 1824 in werking was getreden. Een eerste stap
hield, dat de onderdanen en schepen van de cene tot den vrede was het Kon. Besluit van 4 Mei
natie, bij den in- en uitvoer, in en van de havens 1831 (Ind. St. n°. 53), waarbij het invoerrecht
der andere in de Oostersche zeëen geen rechten op vreemde lijnwaden uit Nederland aangebracht,

.
zullen betalen hooger dan ten bedrage van het met Nederlandsche schepen werd vastgesteld op
dubbele van die, waarmede de onderdanen en i2'/2 P c -; maar bij Kon. Besluit van 20 Oct.
schepen der natie, aan welke de haven toebe- 1832 (Ind. St. 1833 n°. 28) werd deze maatregel
hoort, belast zijn. Voorts werd nog overeengeko- weder buiten werking gesteld, „in aanmerking
men (tweede alinea van art. 2), dat de rechten „nemende, dat hij niet aan de verwachting der
voor den in- of uitvoer met Nederlandsche sche- „Regeering heeft beantwoord", en daargelaten
pen in eene Britsche haven op het vaste land het besluit van den Gouv.-Gen. van 1 Juni 1834
van Indië of op Ceylon betaald wordende, in (St. nn 32), houdende dat vreemde lijnwaden
dier voege zullen worden gewijzigd dat deswege herkomstig uit landen „met welke het Koningrijk
in geen geval meer berekend worde dan het dub- „der Nederlanden niet in vriendschappelijke be-
bele der rechten door Britsche onderdanen en trekking staat" (men had het oog op Belgische
voor Britsche bodems te betalen; — en eindelijk fabrikaten) aan een invoerrecht van respectieve-
(derde alinea van art. 2), dat met betrekking tot lijk 50 en 70 pet. „naar gelang de invoer regt-
die artikelen op welke geen recht gesteld is, wan- „strecks of omweegs geschiedt", zouden worden
neer zij worden in- of uitgevoerd door de onder- onderworpen, bleef de regeling van Febr. 1823
danen of in de schepen der natie, aan welke de dus gehandhaafd, totdat onder dagteekening van
haven toebehoort, de rechten, aan de onderdanen 25 Mei 1836 (St. n°. 32), eene publicatie werd
der andere op te leggen, in geen geval meer dan uitgevaardigd, waarmede de Engelsche regeering,
6 ten honderd bedragen zullen. met ter zijdelating van den eisch van vergoeding
Dezerzijds werd de in onze bezittingen veror- over het verledene, genoegen nam als „a near
dende rechtenheffing, zooals zij op den voet der „approximation to the arrangements stipulated
publicatie van 14 Febr. 1823 geregeld was, aller- „for by the treaty of 1824".
minst in strijd geacht met de bepalingen van het Van I Juni 1836 af zoude van alle wollen en
tractaat van 1824. „Voor zoover hier te lande katoenen stoffen in Nederland gefabriceerd, van
hekend is", dus luidde de instructie aan den een certificaat van oorsprong voorzien, en met
Gouv.-Gen. die het Opperbestuur bij brief van Nederlandsche schepen in Ned.-Indië ingevoerd,
r Juli 1824 ter toelichting van dat tractaat deed geheven worden een inkomend recht van l2'/ a
afgaan, „zijn de regten, welke in Nederlandsch- pet., en van alle vreemde katoenen en wollen
„ Indië van Britsche schepen geheven worden, óf stoffen, van bewesten de Kaap de Goede Hoop
„beneden óf op het peil van deze overeenkomst" aangebracht, om het even onder welke vlag inge-
(Elout, Bijdragen, 1863, bl. 240). Maar in Enge- voerd, mits niet vervaardigd in landen met welke
land dacht men anders over de zaak. Daar achtte Nederland niet in vriendschappelijke betrekkingen
men het een tastbare verkrachting (a positive stond (zooals dit met België nog steeds hel geval
violation) van de bepalingen van het traktaat van was), 25 pet., met vrijheid om op den bestaan-
1824, dat de op Java aangebrachte katoenen en den voet voor beide categorieën van goederen te
wollen fabrikaten van Nederlandschen oorsprong blijven gebruik maken van het entrepot.
vrijgesteld waren van de betaling van invoerrech- Aan dit beginsel: belasting van vreemde lijn-
ten, en Engelsche en andere vreemde lijnwaden waden met het dubbele recht voor lijnwaden van
daarentegen een invoerrecht van 25 pet. bij aan- Nederlandschen oorsprong verschuldigd, werd ook
voer uit Europeesche (ook Nederlandsche) en vastgehouden bij de bewerking van „de lijst van
Amerikaansche havens, en van 35 pet. bij aan- al de bijzondere goederen, waren en koopman-
voer via Singapore of andere havens op de vaste schappen", waarvan reeds bij de regeling van
kust van Indië te betalen hadden. Reeds dadelijk 1818 gewaagd werd, doch die sedert steeds in de
kwam de Engelsche regeering dan ook in verzet pen was gebleven, om ten slotte haar beslag te
tegen het „almost prohibitory" invoerrecht op krijgen bij de publicaties van 25 Sept. en 10 Nov.
Britsche manufacturen gelegd door de regeling 1837 (St. n». 47 en 57).
van Febr. 1823; maar dezerzijds trachtte men de Wat de invoerrechten betreft was die lijst ge-
zaak goed te spreken door vast te houden aan splitst in vijf afzonderlijke tarieven, het rege-
de letter van het tractaat, dat in art. 2 het ver- lende de rechten op wijnen, dranken, enz., waarbij
schil in de te heffen rechten beperkte alleen voor heffing naar de maat of de hoeveelheid als maat-
de schepen en niet voor de goederen. Zelfs werd staf gold; het 2" de rechten op wollen en katoe-
de bewering vernomen, „dat het Nederlandsch nen goederen, waarvoor de heffing naar de waarde
„bestuur in Indië het traktaat op een meer milde, behouden bleef; het 3C de rechten op diverse
„meer ruime wijze had toegepast, dan men, naar goederen, zijnde voortbrengselen van Europa, Ame-
„aanleiding van het geschreeuw door vreemden, rika en de Kaap de Goede Hoop, en het 4 C de
„inzonderheid Engelschen, tegen de handelspoli- rechten op voortbrengselen van den Indischen
tiek van Nederland, bij mogelijkheid zou heb- archipel, voor welke beide laatste tarieven helling
„ben kunnen verwachten". (Prof. Lauts, Onder- naar de waarde veelal regel, en heffing naar de
RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-) 381
maat en het gewicht meerendeels uitzondering weerklank, en de Volksvertegenwoordiging achtte
was, evenals het 5I; tarief, regelende de rechten het vraagstuk van het Indische toltarief eene zaak
op diverse goederen, zijnde voortbrengselen van van zoo overwegend belang, dat op haar aandrang
landen bcoosten de Kaap de Goede Hoop, waarop in de scheepvaartwet van 1850 de bepaling werd
intusschen Chineesche goederen met Chineesche opgenomen (art. 5), dat in de bestaande koloniale
jonken uit China komende eene van ouds gebrui- tarieven der rechten van in-, uit- en doorvoer geen
kelijke uitzondering maakten, in zooverre die vaar- verandering zou mogen gebracht worden dan bij
tuigen voor de geheele lading met een som in de wet, en de Gouv.-Gen. alleen in dringende
eens belast werden. (Voor een groote jonk van omstandigheden bevoegd zou zijn die tarieven
Nympho was b. v. /"6000 verschuldigd, voor een tijdelijk te wijzigen. Nog stelliger luidde het in
kleine dito ƒ4OOO enz., mits de lading geheel het Regeeringsreglement van 1854, dat in art. 129
bestond uit goederen van Chineeschen oorsprong). imperatief voorschreef: „De tarieven van in-, uit-
Gelijktijdig werd ook het uitvoerrecht, dat sedert jen doorvoer worden vastgesteld door de wet";
1818 ongewijzigd was gebleven, geregeld hij het, maar het duurde verscheidene jaren alvorens aan
31 verschillende artikelen omvattend tarief n°. 6, dit wetsvoorschrift uitvoering werd gegeven.
waarbij bescherming van de Nederlandsche vlag Hel is intusschen niet de Regeering alleen, die-
met de helft van het recht, dat van vreemde vaar- schuld draagt aan deze vertraagde afdoening der
tuigen gevorderd werd, eveneens tot punt van zaak. Reeds in 1855 legde zij aan de Nederland-
uitgang diende. sche Kamers van Koophandel de vraag voor, of
Terwijl dus zes tarieven nu alleen voor Java er in verband met de toenmalige omstandigheden
en Madoera golden, werd de zaak voor Sumatra's bezwaren bestonden tegen de opheffing van het
Westkust op gelijken voet geregeld bij publicatie stelsel van differentieele inkomende rechten, en
van 1 Jan. 1838 (St. n». 1), en gaandeweg is het zoo ja, welke? De bij haar ingekomen antwoor-
voor Java en Madoera verordende toltarief ook den luidden over het algemeen niet gunstig, en
toegepast op al de toenmaals voor den grooten de zaak bleef dus hangen tot het jaar 1858, toen
handel opengestelde havens, zijnde buiten Java de Regeering een ontwerp deed gereed maken,
en Madoera en Sumatra's Westkust, Palembang, waaraan het beginsel ten grondslag lag, dat bij
Muntok, Banjerinassing, Makasser en Timor. aanzienlijke verlaging van het rechtencijfer, af-
De grondgedachte van de aldus voor het Ned.- schaffing der differentieele rechten het oogmerk
Indische grondgebied vastgestelde toltarieven was zijn moest door eene herziening der tarieven te
bij den goedcreninvoer de rangschikking dier goe- bereiken. Alle bescherming meende zij, moest hij
deren in twee groote categorieën: de eerste om- den invoer na driejarigen overgang ophouden,
vattende de artikelen van Nederlandsche industrie, terwijl alleen voor zeer enkele invoerartikelen,
die men wilde beschermen, en die, van een cer- met name voor de katoenen stoffen een langza-
tificaat van oorsprong of van bewerking voorzien, mer overgang kon worden toegelaten.
in den regel met een recht van 12 pet. en, voor In den loop van 1859 werd dit plan ook ter
zooveel de katoenen en wollen stoffen betrof, met kennis gebracht van belanghebbenden in Indië,
i2'/2 pet. belast waren, tegen respectievelijk 24 wier oordeel, zooals te verwachten was, zeer uit-
en 25 pet., aan de heffing waarvan alle artikelen, eenliep. De door de Indische Regeering geraad-
in deze categorie vallende en niet van zoodanig pleegde autoriteiten, ofschoon ten volle de wcn-
certificaat voorzien, onderworpen waren; —
wijl in de tweede categorie waren gerangschikt
ter- schelijkheid beamende om een eind te maken aan
de toenmaals op het stuk der rechtenheffing be-
de artikelen, die minder geacht konden worden staande „chaos van verwarring, waarin", zooals
een tak van Nederlandsche industrie uittemaken, Minister Rochussen zich ter zitting der Tweede
en die, naar mate de aanvoer rechtstreeks van Kamer van 14 Dec. 1858 uitdrukte, „schier geen
Nederland of van elders geschiedde, belast waren „ambtenaar zelfs tot het speciale vak behoorende,
met een recht van 6 in het eerste en van 12 pel. „den weg kon vinden", waren evenwel vrij alge-
in het tweede geval. Voor de voortbrengselen meen de opvatting toegedaan, dat het Regeerings-
van den Indischen archipel en van de landen ontwerp „in zijn milden zin", te ver ging; maar
bcoosten de Kaap de Goede Doop golden dezelfde bij een door een zeventiental Bataviasche handels-
beginselen, zoodat steeds de rechtstreeksche aan- huizen aan den Koning ingediend adres van April
voer van de plaats van oorsprong der goederen 1859 (in extenso te vinden in het Bijblad van
daardoor werd begunstigd. de Economist van 1860, bl. 36) gaven zij van
Nagenoeg dertig jaren achtereen, tot 1865,bleef hun kant te verstaan, dat zij van de aanneming
het in 1837 verordende samenstel van bepalingen van het te hunner kennis gekomen „Voorloopig
onveranderd van kracht wat de hoofdzaak betreft. „ontwerp van wet tot regeling der inkomende en
Alleen de Nederlandschc scheepvaartwet van 8 „uitgaande rechten in Nederlandsch-Indië" de
Aug. 1850, die hier te lande nieuw leven gaf heilzaamste gevolgen verwachtten voor den ver-
aan handel en scheepvaart door vrijheid van ver- deren vooruitgang van den handel en de welvaart
keer de plaats te doen innemen van het vroegere der kolonie en van hare bewoners. Met nadruk
stelsel van uitsluiting, bracht ook voor Ned.-Indië werd in dit adres betoogd, dat „lage inkomende
eene niet onbelangrijke wijziging van den bestaan- „rechten op zich zelve een weldaad zijn voor
den toestand mede, in zooverre de schepen van „millioenen bewoners van Indië door de eerste
staten, die aan zekere voorwaarden jegens de „levensbehoeften, zooals kleeding enz. in hun
Nederlandschc nijverheid wilden voldoen, voortaan „bereik te brengen tot prijzen, die meer geëven-
als Nederlandschc schepen zouden belast worden; „redigd zijn aan hunne middelen om zich dezelve
maar deze wijziging deed allerminst de klachten
verstommen, die van den aanvang af, zoo door
„te verschaffen", — eene zeker volkomen onbe-
twistbare stelling, die eenige jaren later den heer
eigen landgcnooten als door vreemdelingen, tegen E. de Waal in zijne Aanteekeningen over Kolo-
de tariefregeling van 1837 werden ingebracht. niale onderwerpen, deel I, bl. 104 ('s Grav. 1865)
Ook bij het Opperbestuur vonden die klachten tot de slotsom deed komen, dat door handhaving
382 RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-)

van het differentieele recht op vreemde lijnwa- ver gevigeerd hebbend normale invoerrecht van
den, door de Nederlandsche katoen-fan taisi e , l2'/2 en 25 pet. voor lijnwaden en van 12 en
zooals hij het noemt, de bevolking van Java in 24 pet. voor andere artikelen worden terugge-
een tijdvak van 25 jaren een bedrag van nage- bracht, zoowel voor die artikelen als voor lijn-
noeg veertig millioen gulden betaald heeft als waden tot 10 en 20 pet. gedurende de jaren 1866,
premie, opdat in Nederland de katoennijverheid 1867 en 1868, en daarna tot 10 en 16 pet. gedu-
inheemsen mocht worden '). Dat met de ontlui- rende 1869 en volgende jaren. Dit gold alleen
king en den bloei dier nijverheid een groot be- de artikelen, waarvoor, naar het oordeel der Re-
lang van het Nederlandschc volk en den Neder- geering, bescherming nog niet kon worden ont-
landschen Staat gemoeid is, valt niet te betwis- beerd (zooals aardewerk, glas en glaswerk, ijzer-
ten; maar wel betwistbaar is de rechtmatigheid en koperwerk, leder- en lederwerk, manufacturen
van de vroeger algemeen gehuldigde opvatting, van katoen en wol, staal- en zinkwerk, papier,
dat de bevolking van Indië ten deze het gelag enz. enz.), terwijl daarentegen zonder overgang
had te betalen. zou worden opgeheven het bestaande verschil van
Hier te lande deed het bekend worden van het rechten, vooreerst voor artikelen, waarin Neder-
wijzigingsontwerp der Regeering zooveel stemmen land, hetzij blijkens groote uitvoeren naar onbe-
er tegen opgaan, dat men het geraden achtte om schermde markten, hetzij uit den aard der zaak,
de zaak in statu quo te laten, totdat zij zes jaren een natuurlijk overwicht heeft; ten andere voor
later door den Minister Fransen van de Putte artikelen, wier uitvoer naar Indië met certificaat
weder werd ter hand genomen. Onder dagteeke- te weinig belangrijk is om van de opheffing van
ning van 24 Sept. 1864 namelijk werd bij Kon. het verschil van rechten nocmenswaardigen invloed
Boodschap aan de Tweede Kamer ter overweging te vreezen op de moedcrlandschc nijverheid. Voor
aangeboden een ontwerp van wet tot vaststelling zoover de onder deze rubriek vallende goederen
der tarieven van in-, uit- en doorvoer in Neder- niet geheel van rechten vrijgesteld of op andere
landsch-Indië, vergezeld van eene door Minister wijze bij het gewicht, de maat of de hoeveelheid,
Van de Putte gcteckcndc Memorie van toelich- belast zouden worden, wenschte de Regeering ze
ting, die ook thans haar belang nog geenszins aan een uniform ad valorem recht van 6 °/0 te
heeft verloren, want zij bevat eene breed gemo- onderwerpen, met uitzondering evenwel van enkele
tiveerde bestrijding van het sedert weder dikwerf artikelen, als eetwaren en provisiën, en reukwer-
ter sprake gebrachte denkbeeld van een vrij han- ken, die 10 pet. zouden hebben te betalen. In
delsverkeer tusschen moederland en kolonie bin- verhouding zouden de bij het gewicht enz. belaste
nen beider tolgehied, met rechtenheffing alleen artikelen, als gambier, gedistilleerd, tabak, snuif
van goederen uit den vreemde aangebracht. en sigaren, wijn, enz. met een aanmerkelijk hoo-
Nederland en Indië, zoo heet het bij de voor- ger recht worden belast.
standers van dit denkbeeld, zijn één. Het Koninkrijk Met betrekking tot de uitvoerrechten werd in
der Nederlanden bestaat in Europa uit de elf het Regeeringsontwerp uitgegaan van het begin-
provinciën, doch de overzeeschc bezittingen maken sel om de heffing er van te beperken tot artike-
daarvan evenzeer deel uit. Gelijk nu van bescher- len, die geheel of bijna uitsluitend voor het ge-
ming der Nederlandsche industrie geen sprake bruik buiten den Archipel bestemd zijn, ten einde
kan zijn, wanneer een lading van Amsterdam vrij den inlandschen handel zooveel mogelijk vrij te
van rechten te Rotterdam wordt toegelaten, maat- laten in zijne bewegingen. De toepassing van dit
van buiten het Nederlandschc tolgebicd ingevoerd beginsel bracht al dadelijk een zeer belangrijke
aan rechten is onderworpen, zoo valt daaraan ook vereenvoudiging van het bestaande tarief mede.
niet te denken, wanneer in Indië Nederlandsche De daarin opgenomen ruim dertig artikelen wer-
voortbrengselen vrijdom genieten en daarentegen den ingekrompen tot zeven, met name: huiden,
de vreemde met rechten worden bezwaard. indigo, koffie, suiker, tabak, tin en vogelnestjes,
Tegen deze opvatting nu werd door Minister maar met betrekking tot het van deze artikelen
Van de Putte met nadruk opgekomen. „Neder- te heffen uitvoerrecht, bleef alles vrijwel bij hel
land en Indië", dus leest men in zijne Memorie oude. Op de twee hoofdproducten van uitvoer,
van toelichting, „mogen staatkundig een rijk uit- suiker en koffie, bedroeg het verschil van rechten
„maken, op administratief en economisch terrein 6 pet.; suiker was vrij naar Nederland, maar be-
„zijn zij dit zeker niet. Eene vrijstelling dus bij taalde 6 pet. bij uitvoer naar den vreemde; koffie
„voorbeeld van Nederlandschc lijnwaden op Java, betaalde naar Nederland 6, naar elders 12 pet.
„bij behoud van een recht op vreemde stoffen, van de waarde. Dit laatste recht nu achtte de
„zou alleen de strekking hebben om aan de lijn- Regeering te hoog om te kunnen worden gehand-
„waadfabricatie hier te lande eene voortdurende haafd, en zij stelde dus voor het terug te brengen
„bescherming te verzekeren. Het recht op vreemde tot 9 pet.; maar verlaging van het uitvoerrecht
„lijnwaden, ja alle rechten zouden voortaan diffe- op suiker kwam haar in het belang van den fiscus
„rcnticele rechten zijn", en het was juist de traps- niet mogelijk voor, en den tot dusver geheel
gewijze afschaffing der bestaande differentieele vrijen uitvoer naar het moederland te bezwaren
rechten, die een der grondgedachten van het inge- achtte zij, om de ter zake in hare Memorie van
diende wijzigingsontwerp uitmaakte. Dienover- Toelichting aangevoerde beweegredenen, almede
eenkomstig zou, volgens dat ontwerp, het tot dus- onraadzaam. De rechten op suiker zouden dus
voorshands onveranderd blijven.
1) De berekeningen van den heer De Waal In velerlei opzicht kwam het door Minister
voortzettende kwam de heer 11. A. Wijnne in Fransen van de Putte ingediende wetsontwerp
de Economist van 1871, deel 11, bl. 898, tot tot vaststelling van het Indische toltarief aan her-
de slotsom, dat tot en met 1870 de instand- haaldelijk geopperde wenschen en eischen van
houding van de Nederlandsche katoennijverheid den kant der Volksvertegenwoordiging tegemoet.
aan de ingezetenen van Ned.-Indië op een offer Vooral de aan dat ontwerp ten grondslag liggende
van bijna ƒ5O millioen is te staan gekomen. gedachte om één algemeen tarief voor het geheele
RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-) 383
Nederlandsch-Indlsche tolgcbied in de plaats te aldus herziene ontwerp, waaraan ten slotte dooi-
doen treden van de reeks verordeningen, waar- de Regeering nog de bepaling was toegevoegd,
mede handelaren en ambtenaren bij hunne onder- dat de wet voor den l u Jan. 1872 zou worden
linge aanrakingen rekening hadden te houden, "
herzien, doch door herhaald uitstel is zij tot 1
vond, blijkens het Voorloopig Verslag der Tweede Jan. 1874 van kracht gebleven, op welk tijdstip
Kamer, bij schier alle leden onvoorwaardelijke de tariefwet van 17 Nov. 1872 in werking trad,
instemming, en ook in Indië werd het voorne- waardoor voor goed aan de heffing van differen-
men om „de onderscheidene verspreide tarieven, tieele rechten, zoo bij den in- als bij den uitvoer
„die eeji waren chaos vormen, tot één geheel een eind werd gemaakt.
„terug te brengen" met groote ingenomenheid De gronden waarop de Regeering den tijd ge-
begroet; maar voor het overige deed de kennis- komen achtte om met dat stelsel toen definitief
neming van het om advies naar Indië gezonden te breken, werden breedvoerig uiteengezet in de
ontwerp menigvuldige bezwaren rijzen, waarvan Memorie van Toelichting door Minister Van Bosse,
de Bataviasche Kamer van Koophandel reken- toegevoegd aan het bij Kon. Boodschap van 18
schap gaf in twee aan den Gouv.-Gen. ingediende Oct. 1871 aan de Tweede Kamer ingediende ont-
adressen van 7 Dec. 1864 n°. 140 en 23 Maart werp van de zooeven genoemde wet, waaraan ten
1865 n°. 57, het eerste voornamelijk strekkende grondslag lag, behalve afschaffing van alle diffe-
om op te komen tegen de bestendiging van de rentieele in- en uitvoerrechten, de heffing van een
in haar oog onrechtmatig hooge rechten op koffie normaal invoerrecht van 10 pet. van de waarde
en suiker bij uitvoer naar elders dan Nederland; van de meeste der in het tarief opgenoemde arti-
en het tweede een uitgewerkt betoog bevattende kelen, en van 6 pet., waar bestaande tractaten
tegen differentieele invoerrechten ter bescherming dit noodzakelijk maakten, alsmede voor alle niet
van de moederlandsche nijverheid. De noodzake- genoemde goederen, en behoud van het tarief van
lijkheid dier bescherming, in vroegere jaren al- uitvoerrechten met uitzondering van het recht op
thans, werd door de Kamer niet ontkend, „maar", koffie, dat voortaan naar het gewicht zou gehe-
dus merkte zij op, „had Nederland zooveel belang ven worden tot een bedrag van ƒ3 per 100 kilo-
„bij een beschermend stelsel om daarmede het doel gram, en van het recht op de suiker, die zoowel
„te bereiken, dat de Javaansche bevolking Neder- bij uitvoer naar Nederland als bij uitvoer naar
„landsch fabrikaat gebruikt, dan zou eigenaardig elders 30 centen per 100 kilogram zou hebben
„daar cene premie op den uitvoer zijn kunnen te betalen, terwijl als nieuw belast uitvoerartikcl
„worden gesteld, in plaats van die premie te de thee met een recht van ƒ1 per 100 kilogram
„laten betalen door den consument in Indië". in het voorgestelde tarief werd opgenomen.
(Verslag van de Kamer van Koophandel te Batavia 's Ministers Memorie van Toelichting ging ver-
over 1864, bl. 410). gezeld van de adviezen door verschillende autori-
De Semarangsche Kamer van Koophandel en teiten en collegiën, zoo hier te lande als in Indië,
Nijverheid besprak de zaak in gelijken geest, en over zijn voorloopig herzicningsontwerp uitge-
beider „even bezadigde als belangrijke adviezen" bracht. Blijkens het advies van de Bataviasche
(Memorie van Antwoord Bijl. Handelingen 1864/5, Kamer van Koophandel en Nijverheid door haat-
bl. 1159) legden bij den Minister genoeg gewicht onder dagteekening van 13 Juli 1870 n°. 54 aan den
in de schaal om hem hij gewijzigd ontwerp van Gouv.-Gen. ingediend was „het overgroot gedeelte
wet, den uden April 1865 ingediend, het recht „van het handelend publiek der hoofdplaats van
op suiker bij uitvoer naar nict-Nederlandsche „Ned.-Indië" van oordeel, dat met het stelsel van
havens te doen terugbrengen tot 3 pet., „waar- differentieele uitvoerrechten niet alleen behoorde
„door, in den geest der tariefsherziening, het te worden gebroken, maar in de Indische tarief-
„differentieel recht ook ten aanzien der suiker wet behoorde te worden overgenomen de bepa-
„zou worden getemperd". Daarentegen behoefde ling van de Nederlandsche tariefwet van 1862
in laatstbedoeld opzicht met betrekking tot de Ned. St. n°. 170, dat op den uitvoer in het geheel
koffie, naar 's Ministers oordeel, niet verder te geen rechten zouden worden geheven. Noch met
worden gegaan dan in zijn oorspronkelijk ont- de belangen van Indië, noch met de beginselen
werp was voorgesteld. van een gezonde, vrijzinnige handelspolitiek was
Behalve enkele aangebrachte wijzigingen van het belasten van den uitvoer te verdedigen; maar
louter technischen aard bleef dit ontwerp zoo daarentegen schonk de Bataviasche Kamer hare
goed als onveranderd gehandhaafd, ook wat be- volle adhaesle aan het voornemen om met verla-
treft de daarin opgenomen bepalingen, dat op ting van het stelsel van differentieele invoerrech-
de in- en uitvoerrechten geen opcenten zouden ten, in den vervolge voor alle goederen onver-
worden geheven, waardoor dus voor goed een schillig hunne herkomst een uniform recht te
eind werd gemaakt aan de heffing van de steeds doen heffen naar den maatstaf van 10 pet. van
zooveel aanstoot gegeven hebbende additioneele de waarde, zooals dit ook in de bedoeling der
rechten ten behoeve van een nimmer aangelegd Regeering lag. Doch van dit plan werd bij de
fonds voor havenwerken, enz.;— dat de entrepót- behandeling van haar ontwerp hier te lande te
en overscheepsrechten en de waaggelden voor den elfder ure afgeweken, omdat de overweging gold,
vervolge werden afgeschaft; — dat bij den door- dat zoodoende de Nederlandsche industrie wel
voer geen rechten zouden verschuldigd zijn; — haar vreemden concurrent, die op dat oogenblik
en dat het bestaande stelsel van vrijhavens (zie nog een invoerrecht van 16 pet. had te voldoen,
VRIJHAVENS), zou worden bestendigd, „ten zag bevoordeeld, doch niet tevens zelf eenige
„einde den bloei van havens, waar eenmaal vol- verlichting ondervond door vermindering van de
„komen vrije handelsbeweging werd toegelaten, rechten, die op haar eigen fabrikaat drukten, en
„niet door eene belasting op de invoer- en uit- het is deze overweging, die den inmiddels weder
„voerrechten in de opkomst te stuiten". aan het bewind gekomen Minister Fransen van
Met overgroote meerderheid (49 tegen 8 stem- de Putte aanleiding gaf om, zeer kort voor de
men) vereenigde de Tweede Kamer zich met het behandeling van het ontwerp, een nota van wijzi-
384 RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-)

ging in te dienen, waarbij het beginsel eener naar 's Ministers oordeel, speciaal voor inlanders
gelijke heffing naar den maatstaf van 6 pet. der een aanzienlijke verzwaring van druk zoude mede-
waarde werd aangenomen, — een beginsel, dat
in de Kamer niet onaangevochten bleef, doch
brengen. Bovendien zou de Nederlandsche industrie
worden blootgesteld aan de nadeelige invloeden
waarmede zij zich ten slotte vereenigde door art. I van eene verhooging van het invoerrecht, wijl in
van het regeeringsontwerp met 38 tegen 34 stem- dat geval mindere qualiteiten in grootere, en betere
men aan te nemen, nadat met 65 tegen 6 stem- in mindere hoeveelheden zouden worden verkocht,
men was verworpen een amendement om op den en op deze gronden scheen het volgens de Memorie
vroeger reeds aangeprezen voet (zie boven) een- van Toelichting aanbeveling te verdienen het in-
heid van tolgcbied tusschen Nederland en Indië voerrecht op manufacturen onveranderd te laten.
tot grondslag van het Indische toltarief aante- Waren de voorgestelde wijzigingen van het in-
nemen. voerrecht zoodoende van niet zeer ingrijpenden
Met betrekking tot het uitvoerrecht bleef het aard, met betrekking tot het uitvoerrecht was dit
oorspronkelijk ontwerp der Regeering onveranderd wel het geval, want het Regeeringsontwerp strekte
gehandhaafd. Een voorstel tot afschaffing van alle tot verlaging van het recht op de suiker op de
uitvoerrechten door opneming in de wet van de helft, en van de koffie op één derde van het be-
bepaling, dat op den uitvoer en op den doorvoer staande recht, en tot de geheele afschaffing van
geen rechten zouden worden geheven, werd met het recht op de thee. Toch wekte het bij velen
46 tegen 24 stemmen verworpen, en eene poging teleurstelling, dat de Regeering niet een stap
om ten minste het nieuw opgenomen artikel thee verder had gedaan, door ten minste alle cultuur-
uit het tarief te lichten, mislukte, daar een met producten vrij te stellen van uitvoerrecht. De
dat doel ingediend amendement als verworpen wenschelijkheid van een dergclijken door de tijds-
moest beschouwd worden, wijl tot twee malen omstandigheden dringend noodig geworden maat-
toe de stemmen staakten. regel, werd omstandig betoogd in eene door het
Op I Jan. 1874 trad de nieuwe tariefwet, zoo- Kamerlid J. T. Cremer aan het Voorloopig Ver-
als zij onder n°. 35 in het Indisch Staatsblad van slag toegevoegde nota, maar het gelukte hem niet
1873 is opgenomen, in werking, en hiermede zijne zienswijze ingang te doen vinden bij de
kwam Indië voor het eerst sedert de vestiging meerderheid der Kamer, want een voorgesteld
van het Nederlandsch gezag in het bezit van een amendement strekkende om behalve thee ook
zuiver fiscaal tarief, waaraan alle toeleg om de indigo, koffie, suiker en tabak geheel van uitvoer-
Nederlandsche nijverheid en de Nederlandsche recht vrij te stellen werd met 39 tegen 37 stem-
productenmarkt te begunstigen en te bevoordee- men verworpen. De door de Regeering voorge-
ïcn vreemd was. In dit opzicht bleef de wet van stelde wijzigingen van het uitvoerrecht werden
1873 tot heden onveranderd van kracht; maar ten slotte onveranderd aangenomen, evenals de
inmiddels zijn de tarieven zelf herhaaldelijk her- voorgestelde verhooging van sommige invoerrech-
zien en gewijzigd. Reeds in 1879 achtte de toen- ten, met uitzondering alleen van het artikel aar-
malige Minister van Koloniën Van Rees het ge- dewerk, waarvan krachtens een aangenomen amen-
raden om het tarief van uitvoerrechten aan te dement het recht bepaald bleef op 6 pet. in plaats
vullen met de heffing van een recht van 5 pet. der voorgestelde 10 pet.
der waarde van gom en harssoorten, specerijen Nog slechts weinige maanden was het gewijzigde
en drogerijen, gambier, hout, ivoor, neushoorn, toltarief (St. 1886 n°. 107) in werking, of de
peper, pinangnoten en rotting; doch zijn ter zake Regeering zag zich door den drang der tijdsom-
ingediend ontwerp van wet genoot van den kant standigheden genoodzaakt lot het beramen van
der volksvertegenwoordiging een weinig gunstig maatregelen ter bevordering der instandhouding
onthaal, terwijl de handel hier te lande er met van de suikercultuur op Java, in verband waar-
nadruk tegen in verzet kwam blijkens een door mede zij eene tijdelijke vermindering der op die
de voornaamste handelshuizen te Amsternam aan industrie drukkende lasten meende te moeten
de 'Tweede Kamer ingediend bezwaarschrift van voorstellen, door haar met, ingang van I Juni
Jan. 1880, en den 19de» April daaraanvolgende 1887 gedurende twee jaren vrij te stellen van
werd 's Ministers voorstel dan ook met groote het uitvoerrecht van 15 centen per 100 kilogram.
meerderheid verworpen. Aan dit voornemen hechtte de Tweede Kamer
Een gunstiger onthaal viel ten deel aan het hare goedkeuring niet alleen, maar zij vereenigde
ontwerp van wet tot wijziging van de tarieven zich zelfs met het voorgedragen amendement om
van in- en uitvoerrechten in Ned.-Indië, dat bij den termijn van twee jaren tot vijf te verlengen,
Kon. Boodschap van 11 Oct. 1885 aan de Tweede en mitsdien werd bij de wet van 25 Dec. 1886
Kamer werd ingediend, en dat blijkens de daar- (Ind. St. 1887 n°. 35) de heffing van het bij de
aan toegevoegde Memorie van Toelichting van Indische tariefwet bepaalde uitvoerrecht op suiker
Minister Sprengcr van Eyk ten doel had om geschorst tot 1 Juni 1892, welke termijn bij de
door verhooging van sommige invoerrechten te wet van 5 April ißg2 (Ind. St. n°. 113) tot 1
geraken tot versterking der inkomsten van Ned.- Juni lßg3 en daarna bij de wel van 30 Dec.
Indië, en om het tarief van uitvoerrechten te her- ißg2 (Ind. St. n°. 290) tot ultimo Dec. 1893
zien in verband met de veranderingen, die sedert verlengd werd. Met I Jan. 1894 werd het recht
1873 zoowel in de industrie als in de prijzen der dus weder geheven en wel tot 1 Juni 1895, toen
aan rechten onderworpen stapelproducten waren het ingevolge de wet van 20 April 1895 (Ind.
gekomen. Wat de invoerrechten aangaat strekte St. n°. 88) andermaal voor een jaar geschorst
's Ministers voorstel om het normale invoerrecht werd, om op I Juni 1896 opnieuw in werking
van 6 pet. te brengen op 10 pet. der waarde, te treden, totdat eindelijk door de wet van 1 Febr.
behoudens eenige noodzakelijke uitzonderingen, 1898 (Ind. St. n°. 65) het uitvoerrecht van suiker
waaronder zeer bepaaldelijk de manufacturen wer- voor goed werd afgeschaft, overeenkomstig het
den gerangschikt, daar cene verhooging van het daartoe door Minister Cremer ingediende ontwerp,
invoerrecht voor katoenen en wollen lijnwaden, ter toelichting waarvan in 's Ministers Memorie
RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-) 385
o. a. betoogd werd, dat een uitvoerrecht alleen het derde ontwerp, eindelijk, had ten doel de hef-
te verdedigen is, ingeval een land óf een natuur- fing van uitvoerrechten van boschproducten moge-
lijk monopolie voor het product bezit, óf althans lijk te maken in die buitenbezittingen, waar het
ten opzichte der productie in exceptioneel gun- bij de wet vastgestelde tarief van uitvoerrechten
stige conditie verkeert. van kracht is: eene wederopvatting dus van het
Inmiddels waren nog andere wijzigingen van in 1881 afgestemde ontwerp-Van Rees, doch op
het rechten tarief door de Regeering aanhangig beperkter voet, in zooverre Minister Cremer, ge-
gemaakt. Blijkens een bij Kon. Boodschap van trouw aan de beginselen indertijd uiteengezet in
19 Sept. 1894 aan de Tweede Kamer ingediend zijne boven aangehaalde nota van 1886, de in
ontwerp van wet achtte de toen aan het bewind dat ontwerp voorgestelde belasting van specerijen,
zijnde Minister Bergsma tot versterking der in- peper enz., van alle cultuurproducten in één woord,
komsten van Ned.-Indië eene verhooging van som- achterwege liet, om haar alleen te willen doen
mige goederen van het tarief van invoerrechten heffen van werkelijke boschproducten, waaronder
noodzakelijk, en meende hij tevens een terugkeer hij, in tegenstelling van cultuurproducten, die
tot het uitvoerrecht van koffie op het vroegere voortbrengselen wenschte verstaan te hebben,
bedrag van ƒ3 per 100 kilogram te moeten aan- welke, zooal niet geheel door de natuur zonder
bevelen. eenige hulp van 's menschenhand voortgebracht
Wat het invoerrecht aangaat strekte 's Ministers worden, dan toch alleen arbeid en weinig of geen
voorstel in hoofdzaak om de artikelen, die tot kapitaal vereischen, zooals benzoi, damar, getah,
dusver een recht van 6 pet. hadden te voldoen, gomelastiek en andere gom- en harssoorten, rot-
zooals aardewerk, meubelen, enz. voor den ver- ting, sago, was, enz. Al dergelijke artikelen wenschte
volge met 10 pet. te belasten, uitgezonderd even- de Minister bij den uitvoer belast te zien met
wel de manufacturen en garens, waarvoor hij het een recht niet te boven gaande 10 pet. van de
te betalen invoerrecht op slechts 8 pet. van de waarde of een daarmede overeenkomend bedrag.
waarde wenschte vastgesteld te zien. Dat het be- Aan zijn voorstel ter zake hechtte de Kamer hare
lang der inlandsche bevolking bij eene verhoogde goedkeuring, en zoodoende werd door de wet een
belasting der voor haar verbruik onmisbare lijn- nieuwe uitbreiding gegeven aan de reeds in Art. 6
waden inzonderheid was betrokken, ontkende de van de tariefwet van 1872 aan den Gouv.-Gen.
Minister niet, maar aangezien de marktwaarde der toegekende bevoegdheid om onder nadere goed-
manufacturen in de laatste jaren belangrijk was keuring van het Opperbestuur ten opzichte van
verminderd, zou zijns inziens de lagere prijs een de heffing van in- en uitvoerrechten in sommige
in verhouding iets hooger recht voor den ver- buitenbezittingen bijzondere regelingen te verorde-
bruiker gemakkelijker te dragen maken. Ook be- nen, mits hierdoor geen afbreuk zou gedaan wor-
nadeeling der Nederlandsche industrie was van den aan het beginsel der wet, dat alle differen-
den voorgestelden maatregel niet te duchten, wijl tieele rechtenheffing was uitgesloten.
naar zijne meening eene zoo geringe verhooging
van het invoerrecht aan den afzet van het artikel Het door den Nederlandschen wetgever vast-
weinig of niet schaden zou. gestelde, en naar gelang van omstandigheden ge-
Met dat al ondervond 's Ministers voorstel vrij wijzigde tarief van in- en uitvoerrechten in Ned.-
algemeen een weinig gunstig onthaal. Vooral Indië geldt alleen voor Java en Madoera, het
tegen cene verhooging van het uitvoerrecht op Gouvernement van Sumatra's Westkust, en de
koffie bleken van den kant van „zeer vele" leden residenties Benkoelen, Lampongsche districten,
der Tweede Kamer overwegende bezwaren te be- Talcmbang, Banka en onderhoorigheden, de assis-
staan, waaraan de Minister te gemoet kwam door tent-residentie Billiton en de residentie Zinder-
het ter zake voorgestelde artikel uit het inge- en Oosterafdeeling van Borneo. Overal elders
diende wetsontwerp te verwijderen. binnen het tolgebied van Ned.-Indië, en in de
Daarentegen bleef hij de voorgestelde verhoo- zelfstandige lijkjes, wier rechtenheffing voor reke-
ging der invoerrechten handhaven; doch ler zit- ning van het Gouvernement werd overgenomen,
ting der Tweede Kamer van 25 Oct. 1895 werd gelden min of meer afwijkende door den Gouv.-
het in behandeling gebrachte ontwerp met 58 Gen. vastgestelde tarieven, die gaandeweg intus-
tegen 14 stemmen verworpen. Voorshands bleef schen reeds grootendeels in overeenstemming zijn
het bestaande rechtentarief dus onveranderd van gebracht met de tarieven vastgesteld bij de wet
kracht, totdat nu laatstelijk de wet van 17 Nov. van 16 April 1886. Zoo hebben thans, naast het
1872, houdende vaststelling der tarieven van mu- algemeene rechtentarief, nog kracht van wet:
it- en doorvoer in Ned.-Indië, opnieuw eenige I°. het reglement voor de helling van inko-
zeer ingrijpende wijzigingen heeft ondergaan, over- mende en uitgaande rechten te Moeara Kompeh,
eenkomstig drie ontwerpen van wet door Minister in het rijk van Djambi (Sumatra's Oostkust), vast-
Cremer in Sept. lßgg aan de Tweede Kamer gesteld bij Gouv. besluit van 23 April 1847 n°. 4
ingediend. (St. no. ig);
Het eerste ontwerp strekte tot algcheele ophef- 2°. de ordonnantie van g April IBgB (St. n°.
fing van de vrijhavens in het oostelijk deel van I2g) regelende de heffing van idem in de afdee-
den Indischen Archipel, door de reeds vroeger be- ling Indragiri (residentie Riouw en onderhoorig-
volen inlijving bij het tolgebied van de Mina-
hasa en het overige gedeelte van de residentie
heden) ;
30. de ordonnantie van g April 1898 (St. n n
132) ter herziening van het in de residentie Oost-
.
Menado, ook uit te strekken tot Makasser (zie
VRIJHAVENS); door het tweede ontwerp, hou- kust van Sumatra geldende rechtentarief:
dende nadere regeling van het invoerrecht van 4.0. de ordonnantie van 9 April 1898 (St. n».
zout in Ned.-Indië, wenschte de Regeering eenige 133) houdende vaststelling van het tarief van
onregelmatigheden met betrekking tot de heffing rechten voor de afdeeling Lombok (residentie
van dit middel in een deel van het tolgebied van Bali en Lombok);
Sumatra uit den weg te ruimen (zie ZOUT); en 5 1). de ordonnantie van 3 Febr. 1899 (St. n".
111 -5
386 RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-)

74), regelende de heffing van rechten in de af- Terzelfder tijd steeg de opbrengst van de arak-
deeling Groot-Atjeh, met uitzondering van het pacht op de Buitenbezittingen (voor een goed deel
eiland Way; en tengevolge van uitbreiding van het belastingge-
6°. de ordonnantie van 27 Mei 1899 (St. n°. bied) van gemiddeld ƒ 122.000 per jaar in 1871/73
169), houdende invoering van de heffing van idem tot gemiddeld ƒ485.000 per jaar in 1896/98.
in Gorontalo en de Tominibocht (residentie Me- In verband echter met de op 1 Juli 1898 in
nado), en in het landschap Banggaai (residentie werking getreden nieuwe bepalingen ten opzichte
Ternate). van den drankaccijns (Ind. St. 1898 n°. 90 t/m.
Eenheid van toltarief voor geheel Ned.-Indië 93) verwacht men voor de toekomst een meer
bestaat dus op het oogenblik niet, en zal, vooral bevredigende opbrengst van dit middel dan tot
met betrekking tot de uitvoerrechten in de bui- dusver werd verkregen.
tenbeziltingcn, ook wel niet spoedig te bereiken Gelijktijdig met den accijns op het inlandsch
zijn, want de plaatselijke toestanden, ook in ver- gedestilleerd trad op 1 Jan. 1874 ook in werking
band met te voren door de inlandsche zelfbestu- de accijns op tabak, die ingevolge art. I van de
ren geheven rechten, loopen zoodanig uiteen, dat ordonnantie van 19 Dec. 1873 (St. n". 248) de
het vooreerst althans nog onvermijdelijk zijn zal belasting bekend onder den naam van consumtie-
om binnen zekere grenzen, zoowel ten aanzien recht zou vervangen en geheven zou worden
van het te heffen recht ais van de te belasten
van:
a, den uitvoer over zee van Java-tabak uit Java
artikelen, de heffing te regelen niet alleen voor en Madoera buiten de residentiën Bantam, Batavia
elk gewest, maar ook voor gedeelten van gewesten en Krawang naar een dezer gewesten, en b, den
afzonderlijk. invoer over zee in de Wester- en de Zuider- en
Oosterafdeeling van Borneo van Java-tabak en
Met den dienst der in- en uitvoerrechten gaat andere tabaksoorten, — en wel voor de Java-
gepaard de dienst der accijnsen, die eerst in de tabak tegen ƒ4 per 100 kilogram en voor andere
latere jaren eene niet onbelangrijke plaats onder tabaksoorten, in art. 3 der ordonnantie nader
de lands-inkomsten zijn gaan innemen. Met dat omschreven, respectievelijk ƒ 5, ƒ 6,50, ƒ8 en/ló
al betrof de invoering van het accijnsstelsel meer per 100 kilogram. Ook het aldus hervormde con-
eene quaestie van vorm dan van wezen, in zoo- sumtierecht bracht aan den fiscus weinig voordeel
verre namelijk de met I Jan. 1874 in werking aan, want terwijl in 1871/73 op den ouden voet
gekomen accijns op het inlandsch gedestilleerd in gemiddeld per jaar /130.000 als bate van dit
de plaats trad van de van ouds bestaan hebbende middel aan de schatkist ten goede kwam, heeft
arakpacht, en de accijns op de tabak het vroeger de tabaksaccijns in 1896/98 slechts ƒ42.000 ge-
geheven consumtierecht op tabak verving. middeld per jaar opgebracht.
De arakpacht dagteekent van de eerste jaren Voordeeliger voor den fiscus is de petroleum-
van het bestuur der Compagnie, en maakte steeds accijns, die met ingang van 1 Jan. 1887, krach-
een harer bronnen van inkomst uit. Door het tens de ordonnantie van 27 Dec. 1886 (St. n°.
Britsch tusschenbestuur aanvankelijk instandge- 249), verschuldigd is: •;, van de van buiten het
houden, doch ten slotte afgeschaft, werd zij bij tolgebied aangevoerde petroleum bij den invoer
de herstelling van het Nederlandsche gezag weder tot verbruik, en /<, van de binnen het tolgebied
opgenomen onder de zoogenaamde kleine midde- gewonnen petroleum, zoodra deze is verkregen.
len van Java en Madoera, totdat zij bij ordon- Noch in het tarief van 1865, noch in het gewij-
nantie van 13 Dec. 1873 (St. n°. 240) vervangen zigde tarief van 1872 was petroleum afzonderlijk
werd door den accijns op het inlandsch gedestil- genoemd, en toen dan ook omstreeks laatstge-
leerd, die tot op dit oogenblik ook nog steeds noemd jaar het artikel een zekere beteekenis in
op Java en Madoera in werking is. Aanvankelijk den invoerhandel begon te erlangen, werd het
was het bedrag van dien accijns gelijk gesteld gerangschikt onder „alle andere goederen" aan
met het bij de nieuwe tariefwet op den invoer een recht van 6 pet. van de waarde onderwor-
van buitenlandsch gedestilleerd bepaalde recht van pen, eene wijze van heffing, die met het oog op
ƒ4O per hectoliter van 50 pet. sterkte; doch in de groote fluctuatiën, waaraan de marktwaarde
verband met het bij ordonnantie van 12 Dec. onderhevig was, hoogst ondoelmatig bleek.
1892 (St. n°. 259) verhoogde invoerrecht op ge- Vandaar dat Minister Sprenger van Eyk in zijn
destilleerd is ook de accijns van ƒ4O op ƒSO boven besproken ontwerp tot wijziging der tarief-
per hectoliter gebracht, met dien verstande, dat wet voorstelde om het invoerrecht op petroleum
de Gouv.-Gen. gemachtigd is om vrijdom van in- te bepalen op ƒ 2 per hectoliter, zijnde ongeveer
voerrecht te verlcencn voor alcohol, die voor het drievoud van hetgeen op den voet van de
wetenschappelijke doeleinden bestemd is. Groot toenmalige marktwaarde eene heffing van 6 pet.
was de tegenkanting van de zijde van den han- vertegenwoordigde, eene verhooging van invoer-
del tegen de invoering van deze nieuwe belas- recht dus, waartegen zijns inziens geen redelijk
ting; maar de ter zake ontstane paniek is spoe- bezwaar bestaan kon. Ook van den kant der
dig geweken, want, volgens het Koloniaal Verslag Kamer werden tegen die voorgestelde verhooging
van 1874, bl. 165, leerde men gaandeweg inzien, op zich zelf gecne bedenkingen ingebracht, doch
dat die belasting niet zulk een schrikbeeld was, bij haar Voorl. Verslag meende zij der Regeering
als men zich had voorgesteld. in overweging te moeten geven om voor de ver-
Toch heeft zij de binnenlandsche nijverheid hoogde belasting, die zij op het artikel petro-
ernstig geschaad, en uit een fiscaal oogpunt heeft leum wenschte te leggen, liever een zoodanigen
zij geenszins aan de verwachting beantwoord, vorm te kiezen, waardoor de eventueel in Indië
want terwijl de arakpacht op Java en Madoera voort te brengen petroleum, op de mogelijkheid
in de jaren 1871/73 gemiddeld f 232.000 per jaar waarvan toenmaals eenig uitzicht begon te be-
opbracht, heeft de accijns op het inlandsch ge- staan (Nov. 1885), gelijkelijk met de geïmpor-
destilleerd in de jaren ißg6/g8 slechts gemiddeld teerde zou worden getroffen.
ƒ ióg.ooo per jaar in 's lands schatkist doen vloeien. Dit denkbeeld vond bij den Minister gcreeden
RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-) 387
ingang, en hij wijzigde dienovereenkomstig zijn welke de regeling zich uitstrekt, terwijl in twee
ontwerp door het bestaande invoerrecht van 6 afzonderlijke reglementen A en B is opgenomen
pet. van de waarde voorloopig te handhaven, al wat overigens nog is in acht te nemen in de
onder beding evenwel, dat bij invoering van een vijf belangrijkste havens (Batavia, Cheribon, Se-
accijns van ƒ1,75 P er hectoliter, waarover hij marang, Soerabaja en Padang) en in de overige
bereids met de Indische Regeering in overleg havens, geopend: <z even als de vijf genoemde
was getreden, het te heffen invoerrecht op ƒ0,25 voor den algemeenen in- en uitvoer, te weten:
per hectoliter zou worden vastgesteld. Op dien Tegal, Pekalongan, Djoeana, Pasoeroean, Probo-
voet werd de zaak definitief geregeld bij ordon- linggo, Panaroekan, Tjilatjap, Siboga, Baroe,
nantie van 27 Dec. 1886 (St. n". 249). Het in- Singkel, Palembang, Muntok, Tandjong-Pandan,
voerrecht bedraagt ook thans nog ƒ0,25 per hecto- Pontianak, Pamangkal, Sambas, Singkawang, Ban-
liter; doch de te heffen accijns werd gaandeweg djermasin, Menado, Kenia, Amoerang, Ratah-
verhoogd: bij ordonnantie van 19 Dec. 1893 Totok, Kwandang, Gorontalo, Benkoelen en Oleh-
(St. n". 308) tot ƒ2 en bij ordonnantie van 2 Jan. leh; en b voor beperkten invoer en algemeenen
lß9g (St. n». 1) tot ƒ2,50. Over de jaren 1896/98 uitvoer, te weten: Anjer, Bantam, Indramajoc,
heeft de petroleum een bate voor 's lands schat- Rembang, Besoekie, Banjoewangi, Priaman, Ajer-
kist van gemiddeld ƒ3.212.000 per jaaropgeleverd. bangis, Natal, Telok Betong en Sampit (zie ver-
Aanvankelijk alleen geheven in die gewesten, der voor havens en haveninrichtingen het artikel
waar in 1886 van wege het Ned.-Indisch bestuur SCHEEPVAART EN HANDEL).
invoerrechten geheven werden, is de petroleum- Publieke entrepóts zijn gevestigd te Batavia,
accijns in Jan. 1895 (St. lßg4 n°. 267) ook inge- Semarang, Soerabaja, Cheribon, Padang, Siboga,
voerd in een gedeelte der residentie Oostkust Singkel, Menado en Gorontalo. Bij opslag in
van Sumatra, en vervolgens in eenige andere entrepot van goederen, waarvan nog geen invoer-
gewesten. recht is betaald, is pakhuishuur verschuldigd, die
De jongste in de rij der accijnsheffingen is de per kub. meter en per dag wordt berekend, en
accijns op lucifers, die krachtens ordonnantie van herhaaldelijk is gewijzigd.
15 Dec. ißg3 (St. n°. 301) met 1 Jan. tßg4 werd Vergunning om lokalen als particulier entrepot
ingevoerd, en van kracht is verklaard voor dezelfde te bezigen kan alleen voor petroleum op de vijf
gewesten, waar de petroleum-accijns geheven wordt. eerstgenoemde plaatsen en te Menado worden
Accijnsschuldig zijn de van buiten het tolgebied verleend; zij worden èn door de belanghebbenden
aangevoerde lucifers bij den invoer ten verbruik, èn door de administratie gesloten. In de publieke
en de binnen het tolgebied gefabriceerde lucifers entrepóts worden geen goederen toegelaten, die
zoodra zij vervaardigd zijn; doch zonder voorken- bloot staan aan zelfontbranding of gevaarlijk of

.
nis en toestemming van de Regeering mogen schadelijk kunnen zijn voor het entrepot of voor
binnen het tolgebied geen lucifers-fabrieken worden de daarin opgeslagen goederen.
in werking gebracht. De accijns, die aanvankelijk Het personeel verbonden aan den dienst der
ƒ0,40 per gros van 144 gewone doosjes bedroeg, in- en uitvoerrechten en accijnsen staat onder de
is met ingang van I Jan. lßgg verhoogd tot bevelen van den Directeur van Financien, bijge-
ƒ0,70, en leverde in de jaren 1896/98 een bate staan door een Hoofdinspecteur, chef der admi-
op van gemiddeld ƒl 164.000 per jaar. nistratie dier middelen en een Inspecteur. De
heffing geschiedt door ontvangers der in- en uit-
Ingevolge art. 9 der tariefwet van 1872 werden voerrechten en accijnsen; op eenige plaatsen door
voor hare toepassing en tot waarborg tegen ont- ambtenaren, die aldaar met een anderen werk-
duiking der rechten nieuwe bepalingen gevorderd, kring zijn belast, doch daartoe speciaal zijn aan-
waartoe bij ordonnantie van 13 Dec. 1873 (St. gewezen.
n". 241) een „algemeen reglement op de heffing
„en verrekening der in- en uitvoerrechten en ac- De opbrengst van de inkomende en uitgaande
„cijnsen" werd uitgevaardigd, dat wegens de om- rechten bedroeg in 1817, het eerste jaar na het
slachtige en ingewikkelde formaliteiten tot groote herstel van het Nederlandsche gezag in den Indi-
ontevredenheid van den kant van den handel aan- schen Archipel, nog slechts ƒ432.000, doch was
leiding gaf. Reeds spoedig dan ook was de Re- bereids in 1820 tot ƒ 1.672.000 gestegen. Gedu-
geering er op bedacht eene herziening van dit rende de eerstvolgende tien jaren, 1821/30, kwam
reglement in beraad te nemen. Zij trad hiertoe gemiddeld per jaar een bedrag van ƒ2.575.000
in overleg met belanghebbenden door lusschen- wegens geheven rechten aan 's lands kas ten
komst van de Kamer van Koophandel en Nijver- goede, terwijl in het daarop volgend tienjarig tijd-
heid; doch het duurde geruimen tijd vóór de zaak vak, 1831/40, dit bedrag tot gemiddeld ƒ 4.675.000
haar beslag kreeg, want eerst met ingang van per jaar klom. Ten deele echter was die vooruit-
I
Jan. 1883 trad, krachtens ordonnantie van I Oct. gang louter fictief, in zoover er ook onder begre-
1882 (St. n°. 240), de nieuwe regeling in wer- pen is het uitgaand recht over de producten, die
king. Van de hoofdbeginselen van het toen afge- na 1830 door de Nederlandsche Handelmaat-
schafte reglement van 1873, met name van het schappij voor rekening van het Gouvernement
stelsel van eigen aangifte, werd in de nieuwe naar Nederland werden geconsigneerd. In stede
verordening intusschen niet afgeweken; maar door dat de storting van dat recht in geld geschiedde,
vereenvoudiging der formaliteiten kwam zij aan werd daarvoor een som opgegeven, die bij 's lands
veler wenschen Ie gemoet, hetgeen intusschen niet kas als gereed geld werd aangenomen; doch eerst
wegneemt, dat tegen enkele bepalingen ernstige met 1836 zijn de fictief geheven rechten afzon-
bezwaren rezen, die sedert echter zoo goed mogelijk derlijk bekend gemaakt, terwijl 1874 het laatste
werden uit den weg geruimd. Het thans nog van jaar is, waarover een dergelijke opgaaf in de
kracht zijnde reglement van 1883 bevat in zes Koloniale Verslagen voorkomt. Gedurende de jaren
hoofdstukken de algemeene bepalingen, welke zon- 1841/50 werd gemiddeld per jaar aan geïnde
der onderscheid gelden voor al de havens tot rechten geboekt ƒ6.975.000, doch kwam feitelijk
388 RECHTEN. (IN-, UIT- EN DOORVOER-) — RECHTSWEZEN.

slechts gemiddeld ƒ4.980.000 aan 's lands kas De accijnsen hebben gezamenlijk opgebracht
ten goede, en voor het tienjarig tijdvak 1851/60 (in duizendtallen) in:
bedroegen deze cijfers respectievelijk ƒ8.785.000 ißgo 1.840 1895 3-949
en ƒ6.770.000, welke cijfers, even als al de voor- 1891 '-790 1896 4-315
afgaande, alleen betrekking hebben op Java en 1892 2.056 1897 4-693
Madoera. Omtrent de rechtenheffing op de Bui- 1893 2.889 1898 4.755
tenbezittingen zijn, voor zoover bekend, geen af- 1894 2.972 ißgg 5-667
zonderlijke gegevens van vroegere jaren beschik- terwijl de opbrengst voor 1900 op ƒ6.330.000
baar. Een splitsing ter zake wordt voor het eerst en voor 1901 op ƒ6.364.000 geraamd is.
aangetroffen in het Koloniaal Verslag, dat door N. P. v. D. B.
Minister De Waal bij missive van 6 Oct. 1868
aan de Tweede Kamer werd ingediend, en met
RECHTSWEZEN. —
Historisch overzicht.
Dadelijk na de verovering van het koninkrijk
gebruikmaking van de toen verstrekte en sedert Jakatra en den bouw eener stad in het noorde-
geregeld voortgezette gegevens is het volgende lijk gedeelte daarvan, aan welke stad weldra de
overzicht samengesteld van hetgeen wegens de naam Batavia werd gegeven, ging de Indische
heffing van in- en uitvoerrechten werkelijk door Regeering er toe over maatregelen te nemen tot
's lands kas is genoten. verzekering van rust, orde en veiligheid in die
streken. Bij resolutie van 29 Maart 1620 werd
(In duizendtallen) een baljuw over de stad, jurisdictie en 't land
Java en Buiten-
van Jakatra aangesteld, terwijl bij resolutie van
Madoera bezittingen Totaal
1862 8.101 1.107 9.208 24 Juni 1620 een Collegie van Schepenen
in het leven werd geroepen, dat als gemeente-
1863 7-403 1.005 8.408 bestuur zou optreden en tevens recht zou hebben
1864 6.369 1.071 7-440 te spreken over de burgers en vreemdelingen. In
1865 7-148 1.093 8.241 dat College, hetwelk door een secretaris werd bij-

,
1866 7.120 831 7.951 gestaan en jaarlijks werd vernieuwd, hadden zoo-
1867 6.805 863 7-668 wel dienaren der Oost-Indische Compagnie als
1868 5.345 870 6.215 burgers zitting. Vielen er zaken voor, waarin Chi-
1869 5.027 790 5.817 neezen betrokken waren, dan namen ook een
1870 5. 181 6g9 5.880 paar Chineezen, waaronder minstens één hoofd
1871 6.111 932 7.043 der natie, als leden zitting. Het voorzitterschap,
1872 7.304 747 8.051 aanvankelijk door een der Europeesche leden maan-
1873 7.841 781 8.622
delijks om de beurt waargenomen, werd al spoe-
1874 8.416 845 9.261 dig aan een bepaald daartoe aangewezen persoon
1875 7.722 897 8.619 en wel een Compagniesdienaar opgedragen. De
1876 7.447 829 8.276 baljuw fungeerde bij het college als aanklager.
1877 7.795 ggo 8.785 In civiele zaken had hij eene concludeerende stem.
1878 7.156 1.096 8.252 Door het College uitgesproken veroordeelingen
1879 7.638 1.094 8.732 tot straf mochten niet worden ten uitvoer gelegd
1880 7.604 1.225 8.829 voordat het vonnis door den Gouverneur-Generaal
1881 7-777 1.276 9-053 was goedgekeurd. Tegen uitspraken van het Col-
1882 8.198 1.196 9-394 lege in civiele zaken stond, wanneer de waarde
1883 8.656 i.3Bg 10.045 der vordering een zeker bedrag overschreed, appèl
1884 8.677 i-390 10.067 open bij eene mede in 1620 te Batavia opgerichte
1885 8.021 1.452 9-473 hoogere rechtbank. Deze rechtbank, oorspronkelijk
1886 7.234 1.331 8.565 aangeduid met „de Ordinaris luijden van
1887 6.592 1.485 8.077 den Gerechte in 't fort ofte Casteel" en
1888 6.633 1-584 8.217 later, krachtens eene resolutie van 10 September
iBBg 7.041 1.810 8.851 1626, „Ordinaris Raet van
ißgo 6.886 1.8g5 8.781 Justitie bin-
l89« nen het Casteel Batavia" geheeten, kende
7-734 1-982 9.716 zich in
1798 eigenmachtig den titel toe van Hooge
1892 7.970 1.840 9.810 Raad, waartegen van hooger hand geen bezwaar
1893 8.147 i-6gg g.846
werd gemaakt. President, in den regel een lid
ißg4 9.290 1.788 n.078 der Hooge regeering, leden en secretaris van den
1895 8.250 1.815 10.065 Raad waren zonder uitzondering Compagnies die-
1896 8.314 2.146 10.460
1897 8.908 2.318 11.226 naren. Officier van justitie bij het College was de
Advocaat-fiscaal van Indië. In eersten aanleg kwa-
1898 8.328 2.625 10.953 men voor den Raad al de zaken,
1899 8.362 3.146 11.508 pagnie of hare dienaren betrokkenwaarin de Com-
waren. Behalve
Bovenstaande uit de Koloniale Verslagen over- de rechtspraak in appèl, welke zich aanvankelijk
genomen cijfers, waarin ook begrepen is de door bepaalde tot zaken, waarin het Collegie van Sche-
het Gouvernement geïnde entrepöt-pakhuishuur penen uitspraak had gedaan, doch zich later ook
(tot een gemiddeld bedrag van ruim ƒ70.000 per uitstrekte over zaken bij rechtbanken buiten Ba-
jaar gedurende de 1894/98) zijn doorloopend iets tavia behandeld, rustte op den Raad van
lager dan die voorkomende in de jaarcijfers van nog de plicht Justitie
om, voor het geval eene lagere
het Centraal bureau voor de Statistiek (Koloniën rechtbank weigeren mocht recht te doen of eene
A, rubriek XI, n°. IV), waarin ook (tot een ge- zaak niet binnen een behoorlijken tijd afdeed,
middeld bedrag van ƒ47.000 per jaar gedurende die zaak aan zich te trekken (recht van evocatie).
de jaren begrepen zijn de in de begroo- Revisie van een in een burgerlijke zaak gewezen
ting onder de middelen opgenomen rubriek c, vonnis van den Raad van
„andere ontvangsten".
Justitie was slechts in
enkele gevallen mogelijk. De herziening had plaats
RECHTSWEZEN.
389
door den Raad van
Justitie zelf, aangevuld met Wat de landen betreft, welke in de iBe eeuw
zooveel door de Regeering aangewezen leden door den Soesoehoenan van Mataram aan de 0.-I.
(adjuncten-reviseurs) als er leden van den Raad C. werden afgestaan, daar behielden de inlandsche
vonnis hadden geveld. hoofden voorshands de rechtsmacht, welke zij tot
Al naarmate Batavia in bevolking en bloei toe- dusver over hunne onderhoorigen hadden uitge-
nam, landbouw en nijverheid zich in de omme- oefend. In 1747 echter werd op de Noordkust
landen ontwikkelden en het gezag der 0.-I. C. van Java een landraad te Semarang opgericht,
zich over Java uitbreidde, waren nadere maatre- waarin de Commandeur van Java's Oostkust, wel-
gelen van voorziening onvermijdelijk. dra Gouverneur geheeten, als voorzitter, eenige
De taak van het Collegie van Schepenen moest regenten als leden, voorts nog een inlandsch fis-
worden verlicht door de oprichting van een col- caal met den titel van groot-djaksa, een Europee-
lege, bestaande uit een president, een vice-presi- sche scriba en een Javaansche secretaris zitting
dent en drie leden, Commissarissen van hadden. De landraad sprak uitsluitend recht over
huwelijks- en kleine gerechtszaken ge- Javanen. Zaken, waarin personen van anderen
noemd. Het had te waken tegen voltrekking van landaard betrokken waren, bleven ter kennisname
huwelijken van christenen in strijd met de be- van den reeds eerder te Semarang als hoofdkan-
staande verordeningen en, behoudens beroep op toor van Java's Oostkust gevestigden Raad van
de Schepenbank, ook recht te spreken in geringe Justitie.
zaken van de burgerij. Bij den Raad van Justitie Buiten Java en Madoera bestonden op verschei-
mochten zaken van gering belang voortaan ook dene plaatsen justitieele raden. Gewoonlijk door
niet meer dadelijk voor den vollen raad worden de opperhoofden der kantoren voorgezeten oefen-
gebracht. Eerst moesten zij worden onderworpen den vele dezer hoofden een zoo verderfelijken
aan de beslissing van een paar leden daarvan, invloed op de rechtspraak uit, dat de Indische
Commissarissen uit den Raad van Jus- regeering het in 1732 geraden achtte al die hoof-
titie voor kleine zaken genoemd. den van verdere deelneming aan de rechtspraak uit
Door de aanstelling van een Landdrost ofDros- te sluiten. Het praesidium moest in het vervolg
saard over de Ommelanden van Batavia werd het aan den in rang op hen volgenden persoon wor-
ressort van den baljuw beperkt tot de stad Batavia den overgelaten. Van vonnissen dier justitieele
en de Zuider-voorstad, terwijl ook de Advocaat- raden kon in sommige gevallen worden geappel-
fiscaal van een deel zijner werkzaamheden werd leerd bij den Raad van Justitie te Batavia.
ontlast door de aanstelling van een Water-fiscaal, Op de Compagniesschepen werden orde en tucht
wiens gebied zich uitstrekte over de reede van gedurende de reis gehandhaafd op de wijze voor-
Batavia en de eilanden bij Jakatra behoorende. geschreven bij „artikelbrieven". De meeste zaken
Landdrost en Water-fiscaal verkregen als Officie- werden aan boord door daartoe aangewezen scheeps-
ren van Justitie zitting, eerstgenoemde in het Col- rechters afgedaan. Tenzij het algemeen belang
lege van Schepenen en laatstgenoemde in den anders vorderde moesten alleen zij, die zich aan
Raad van Justitie. zware misdrijven hadden schuldig gemaakt, aan
Aan een College van Heemraden der Ba- den gewonen rechter ter plaatse van aankomst
taviasche ommelanden (opgericht in 1664) werd worden uitgeleverd. In geval van urgentie moch-
opgedragen om toe te zien op het maken en be- ten lieden, die dergelijke misdrijven op particu-
hoorlijk onderhouden van wegen, dijken, water- liere schepen hadden gepleegd, aan het eerste
leidingen enz. en om zooveel mogelijk de ge- compagniesschip, dat men tegenkwam, worden
schillen uit den weg te ruimen, waartoe het overgegeven ten einde des vereischt daar te wor-
verwarde landbezit voortdurend aanleiding gaf. den gestraft.
Van dat uit Compagnies-dienaren en burgers be- Wat den grondslag der rechtspleging gedu-
staande College was een Raad van Indië presi- rende het bewind der 0.-I. C. betreft, de te Batavia
dent en de Landdrost vice-president. gevestigde rechtbanken pasten, voor zoover Indi-
Een „Gecommitteerde tot en over de sche verordeningen niet in de materie voorzagen,
zaken van den inlander", verkreeg de be- reeds het Oud-Hollandsch en Romeinsch recht
voegdheid om voornamelijk in het ressort van toe vóórdat in 1625 eene verordening in dien
den Landdrost over de Ommelanden van Batavia geest door de Indische regeering werd uitgevaar-
„civiele en huiselijke zaken en geschillen" van digd. De instructie voor den Gouverneur-Generaal
inlanders te beslechten, terwijl in het belang van van 1632 handhaafde gezegd beginsel. Eene syste-
een deel der bevolking nog werd bepaald, dit matische rangschikking der verordeningen voor
echter eerst in de tweede helft der i8e eeuw, Batavia, voor zooveel noodig gewijzigd en aange-
dat twee leden van het College van Schepenen vuld, werd in 1642 tijdens het bestuur van den
en de Landdrost, geassisteerd door een secretaris, Gouverneur-Generaal van Diemen in den vorm
eenmaal 's weeks zitting zouden nemen te Meester van een wetboek afgekondigd en in 1650 door
Cornelis om recht te doen op vorderingen, waar- het Opperbestuur goedgekeurd. Steller van dit
van de waarde een zeker bedrag niet te boven wetboek, dat den naam droeg van „Ordonnantiën
ging en daar verder gerechtelijke informatiën in en Statuten van Batavia", was de als Gouverneur-
strafzaken in te winnen. Generaal wel bekende Joan Maetsuyker. Het werd
Een te Batavia gevestigd College, waarvan de in de tweede helft der volgende eeuw herzien.
leden Commissarissen van zee- en com- Ongelukkig werd echter op de „Nieuwe Batavia-
merciezaken werden genoemd, had slechts een sche Statuten" — het werk van den Opperkoop-
kortstondig bestaan. In 1746 te Batavia opgericht
in verband met de openstelling voor particulieren
man Jacobus Johannes Craan — nooit de goed-
keuring van het Opperbestuur verkregen, zoodat
van de vaart op verschillende plaatsen in Azië, zij geen kracht van wet hebhen bezeten. Bij de
werd het reeds in 1755 opgeheven èn omdat het rechtspraak der Europeesche rechtbanken op andere
geenszins aan de verwachting had voldaan èn plaatsen dan Batavia werden ongeveer dezelfde
omdat de vrije vaart niet langer geoorloofd was. rechtsbronnen toegepast. Alleen namen de recht-
390 RECHTSWEZEN.

banken, meer in het bijzonder voor Inlanders in- aan een „ambulant gericht" opgedragen in eer-
gesteld, in hoofdzaak inheemsche wetten en gebrui- sten aanleg te oordcelen over misdrijven, door
ken in acht. Als handleidingen bij de rechtbanken aldaar woonachtige niet-christcn-inlanders gepleegd.
dienden een „Compendium dervoornaamste Javasche De prefekt zat voor en had als leden bij zich
wetten", samengesteld ten behoeve van den Sema- den regent en den hoogepriester van het district,
rangschen landraad en door de Regeering in 175° waarin was misdreven, zoomede twee door den
goedgekeurd; een „Compendium der voornaamste prefekt aan te wijzen opzieners. Ook in deze stre-
Mahomedaansche wetten en gewoonten nopens ken mocht geen crimineel vonnis worden ten uit-
erfenissen, huwelijken en echtscheidingen", dat voer gelegd zonder voorafgaande approbatie van
in 1760 werd gedrukt en een soortgelijke verza- den Gouverneur-Generaal.
meling van voorschriften van Chineesch recht, Het al te groote ressort van den Raad van
vervaardigd door den Secretaris van Schepenen Justitie en van den grooten landraad te Semarang
I. llaksteen en in 1761 door de Regeering aan werd gesplitst, zoodat het aantal rechtbanken werd
de te Batavia gevestigde Collegiën van Justitie vermeerderd met een Raad van Justitie te Soera-
„ter speculatie" gezonden. baja en een grooten Landraad aldaar, speciaal voor
Nadat de bezittingen der 0.-I. C. op den Neder- den Oosthoek van Java. Tevens werd in elke pre-
landschen Staat waren overgegaan, meer in het fecture in die streken een afzonderlijk landgericht
bijzonder gedurende het bestuur van den Gouver- uitsluitend voor Javanen opgericht. Bij deze land-
neur-Generaal Daendels, werden in het rechtswe- gcrichtcn werden alle burgerlijke en lijfstraffelijke
zen gewichtige veranderingen gebracht. zaken afgedaan, die niet tot de bevoegdheid der
In de door den Koning van Holland in 1807 landraden behoorden. Aan de landraden verbleef
vastgestelde instructie voor den Gouverneur-Gene- alleen de berechting van enkele zware misdrijven
raal was bepaald dat alle militaire delicten voor- zoomede van misdaden, door regenten, eenige
taan door militaire krijgsraden zouden worden be- mindere inlandsche ambtenaren, hunne familiën
recht. In verband hiermede gaf Daendels machtiging en andere aanzienlijke inlanders begaan. Kleine
tot bijeenroeping van garnizoenskrijgsraden telkens geschillen tusschen Javanen moesten in de regent-
wanneer zulks noodig zou wezen en richtte hij schappen zelf worden berecht in eene vergade-
tevens een „hooge militaire vierschaar" te Batavia ring van den regent, eenige mindere ambtenaren
op, voornamelijk belast met de herziening van en priesters. Hooger beroep van uitspraken van
vonnissen, door militaire rechtbanken tegen krijgs- die zoogenaamde vredegerechten stond open bij
volk zoowel te land als te water gewezen. Te het landgericht. De zaken, waarin Europeanen,
Semarang, Soerabaja, Ambon, Banda en Ternate Chineezen, Maleiers, Boegmeezen en andere vreem-
namen geen officieren maar de fiscaals bij de Raden delingen gemeenschappelijk met een inlander be-
van Justitie de functiën van auditeur-militair waar. trokken waren, kwamen voor de Europeesche
De Hooge Raad werd gereorganiseerd, bij welke rechtbanken.
gelegenheid het ambt van Water-fiscaal kwam te In de Cheribonsche landen en in Bantam, welke
vervallen. De Advocaat-fiscaal had nu ook diens landen nog in een bijzonderen toestand verkeer-
werk te verrichten. den, verrezen eveneens landraden. Zij waren ge-
In het ressort van den Drossaard der Omme- vestigd de eene te Cheribon en de andere, zonder
landen van Batavia verrees een landgericht, dat rechtsmacht in civiele zaken, te Anjer.
recht had te spreken over allen, die in dat gebied Ten slotte zij hier nog vermeld dat Daendels
met uitzondering van een om Batavia gelegen ge- een einde maakte aan de verminkende straffen,
deelte woonachtig waren. Voorzitter daarvan was welke inlandsche rechtbanken, inheemsche wetten
de Drossaard, die voortaan geen plaats meer zou en gebruiken toepassende, pleegden op te leggen.
nemen in het College van Schepenen. Leden waren Eene nieuwe regeling, in enkele opzichten sterk
twee Christen-landeigenaren. Wanneer er zaken van de vroegere afwijkende, voerde het Engelsch
behandeld moesten worden van Inlanders of Chi- tusschenbestuur met opheffing van alle bestaande
neezen, betrekking hebbende op godsdienst, zeden, justitie- en politiegcrcchten in. Alle rechtsgedin-
huwelijk of successie, konden twee deskundige In- gen, hetzij civiele of crimineele, waarin Europea-
landers of Chineezen worden opgeroepen om aan nen of inwoners van Batavia, Semarang of Soe-
de berechting der zaak deel te nemen. Een aan rabaja waren betrokken, werden behandeld voor
den Drossaard toegevoegde Drost vervulde den de drie Raden van Justitie in die steden geves-
post van fiscaal. Tot op zekere hoogte was tegen tigd; die te Batavia (de Hooge Raad van Justitie
uitspraken van het landgericht in civiele zaken geheeten) was tevens Hof van appèl voor de twee
geen voorziening toegelaten. Overigens kon wor- andere raden en voor alle andere gerechten op
den geappelleerd, zoo het een landsdienaar gold Java, voor zoover hiervan bij bijzondere bepalingen
op den Hoogen Raad en anders op het College niet was afgeweken. Alle kleine civiele rechts-
van Schepenen te Batavia. Vonnissen in crimi- zaken, waarin de boven aangeduide personen be-
neele zaken moesten den Gouverneur-Generaal ter trokken waren, moesten door de zoogenaamde
approbatie worden toegezonden. requestenkamers worden behandeld, alle kleine
De rechtsmacht van den Gecommitteerde tot strafzaken door de Magistraten. Te Semarang en
en over de zaken van den inlander ging door de Soerabaja had men slechts één magistraat, later
oprichting van het landgericht te niet. Ook gaf resident geheeten, te Batavia daarentegen vier
de oprichting der nieuwe rechtbank aanleiding (later vijf) magistraten, die te zamen een Bank
tot ontbinding van het College van Heemraden, vormden. Zuinigheidshalve werden de magistraten
wiens administratieve werkzaamheden nu over- in 1815 ook met de werkzaamheden der reques-
gingen op het College van Schepenen. Sedert tenkamers belast. Het materieele recht onderging
traden de leden van dit College even als de Com- geen andere wijzigingen dan die tot verzachting
missarissen van huwelijks- en kleine gerechts- van het strafstelsel strekten. Wat het formeele
zaken niet meer jaarlijks af. recht betreft, in civiele zaken bleef de oude wijze
In de Jakatrasche en Preanger bovenlanden werd van rechtsvordering voor den Hoogen Raad en
RECHTSWEZEN. 391

de Raden van Justitie gehandhaafd. In strafzaken ting van de vaststelling van nieuwe wetten betref-
echter werd zooveel mogelijk de Engelsche rechts- fende het rechtswezen in Nederland bepaalden
pleging gevolgd, zoodat door een gericht van ge- tot eenige provisioneele regelingen, waarbij het
zworenen (jury) over de feiten werd geoordeeld. bestaande zooveel doenlijk werd behouden. De


De pijnbank werd afgeschaft. door het Engelsche bestuur begane fout van den
De rechtsbedeeling buiten Batavia, Semarang Hoogen Raad van Justitie voortaan Hoog Ge-
en Soerabaja werd den uden Februari 1814 voor
den inlander op zoo voortreffelijke wijze geregeld,
rechtshof geheeten — behalve zijne eigene met
de rechtsmacht van het voormalige College van
dat die regeling de grondslag is gebleven voor Schepenen te belasten, haastten zij zich te her-
alle latere organisatiën. De hoofdpunten der rege- stellen door ook te Batavia een Raad van Justitie
ling kwamen hierop neder: de Resident werd ver- te vestigen op gelijken voet als die te Semarang
klaard te zijn Opperrechter en de eerste Magistraat en Soerabaja. Zoodanige Raden van Justitie wer-
binnen zijne residentie, die verdeeld was in distric- den ook opgericht te Amboina, Makasser en Ma-
ten, door inlandsche hoofden bestuurd. Elk district laka. De Engelsche instelling der jury werd als
was weder in divisiën gesplitst, in elk waarvan voor Indië ongeschikt niet overgenomen. Ook werd
een politiebureau aanwezig was. Het hoofd van de rechtspraak over Europeanen aan de inland-
elke divisie had het recht lichte overtredingen sche rechtbanken onttrokken. Ten slotte werd een
met een kleine geldboete te bestraffen en geringe Hoog Militair Gerechtshof opgericht, dat zich te
civiele zaken af te doen behoudens appèl bij het regelen had naar eene provisioneele instructie,
hoofd van het district. Dit hoofd was voorzitter berustende op beginselen, bij de instructie van
van het districtsgerecht, waarin de Pengoeloe hel Hoog Militair Gerechtshof in Nederland aan-
(priester), de Djaksa en andere inlandsche beamb- genomen, en, ten aanzien van de manier van pro-
ten zitting hadden. Het gerecht nam in eerste in- cedeeren, hoofdzakelijk naar den stijl van prak-
stantie kennis van civiele zaken van ietwat hoo- tijk, bij den Hove van Holland tot in het jaar
ger belang, dan die voor het divisiehoofd moesten 1810 in gebruik geweest. Dit is nog het geval,
komen, namelijk tusschen de 20 en 50 ropijen. terwijl ook thans nog door de militaire rechtban-
De Resident besliste alléén als rechter in den ken wordt toegepast het Crimineel Wetboek voor
residentieraad na ingewonnen advies van de re- het krijgsvolk te lande, door den Koning in 1815
genten en na omtrent de inlandsche wetten en voor Nederland vastgesteld en op de Oost- en
gebruiken te zijn voorgelicht door den hoofddjaksa West-Indische bezittingen van kracht verklaard.
en hoofdpengoeloe, die beiden als griffiers fun- Overzicht van den tegenwoordigen toe-
geerden. In strafzaken nam de djaksa van het stand. Codificatie van 1848. Nadat de ver-
district, waar het misdrijf gepleegd was, meestal wachte nationale wetgeving voor Nederland in
de vervolging op zich. Alle misdrijven, waarop 1838 was tot stand gekomen maakte eene in 1839
niet de doodstraf stond en die niet tot de rechts- in Nederland benoemde Commissie, samengesteld
macht der divisiehoofden behoorden, waren aan uit Mr. C J. Scholten van Oud-Haarlem, President
de kennisneming van den Resident onderworpen. van het Hoog-Gerechtshof van N.-L en twee oud-
In sommige gevallen mocht de uitspraak niet ten leden van het Hof, ontwerpen van Algemeene be-
uitvoer worden gelegd alvorens daarop de goed- palingen van wetgeving voor N.-L, van een Regle-
keuring van den Landvoogd was verkregen. De ment op de rechterlijke organisatie en het beleid
civiele rechtsmacht der Residenten bestond uit der justitie in N.-L, van een Burgerlijk Wetboek
de appellen van de districtsgerechten, en, in eerste en een Wetboek van Koophandel, zoomede van
instantie, uit alle zaken boven de 50 ropijen. Bepalingen betrekkelijk misdrijven, begaan bij
Van deze laatste was appèl bij den Landvoogd. faillissement, kennelijk onvermogen en surséance
Alleen misdrijven, waarop de doodstraf stond, van betaling. En nadat deze ontwerpen in 1846
behoorden tot de kennisneming van het Omme- waren goedgekeurd (zie Ind. Stbl. 1847 n°. 23)
gaand gericht. Tot berechting van die zaken had werd de Staatsraad Jhr. Mr. H. L. Wichers, die de
een lid van eiken Raad van Justitie op gezette laatste hand had gelegd aan het door de Commissie
tijden zich naar de tot het ressort van den Raad van 1839 tot stand gebrachte, met eene zending naar
behoorende districten te begeven. Vijf inlandsche Indië belast, ten einde daar het nog ontbrekende
gezworenen beslisten aangaande het feitelijke. De te helpen tot stand brengen en daar inmiddels
rechter vonnisde volgens de inlandsche wetten en ook het voorzitterschap der beide hooge gerechts-
herkomsten, hem door den pengoeloe en djaksa hoven te bcklceden. Het gevolg van die zending
kenbaar gemaakt. Zijn vonnis behoefde de be- was de vaststelling onder meer van Reglementen
krachtiging van den Landvoogd. op de burgerlijke rechtsvordering voor de Raden
Europeanen waren aanvankelijk, ook al woon- van Justitie op Java en het Hoog Gerechtshof,
den zij buiten Batavia, Semarang en Soerabaja, op de Strafvordering voor diezelfde rechtbanken
alleen justiciabel voor een der Raden van Justitie. en voor de residenten op Java en Madoera, recht
Zaken tusschen Chineezen kwamen eveneens altijd sprekende in zaken van overtreding tegen Euro-
voor die rechtbanken. Na de regeling van 1814 peanen en daarmede gelijkgestelde personen, op
echter stonden Europeanen en Chineezen even als de uitoefening der politie, de burgerlijke rechts-
andere Oostersche vreemdelingen, ook voor inland- pleging en de strafvordering onder de inlanders
sche rechtbanken terecht, namelijk in strafzaken en de daarmede gelijkgestelde personen op Java
voor den ommegaanden rechter en in civiele zaken en Madoera (gewoonlijk Inlandsch reglement ge-
voor het residenticgerecht. noemd), benevens van bepalingen tot verzekering
Na herstel van het Nederlandsch gezag trad een van de regelmatige werking der nieuwe wetge-
voorloopige toestand in, welke meer dan een kwart ving op de Buitenbezittingen, en tot regeling
eeuw heeft geduurd. Commissarissen-Generaal toch van eenige onderwerpen van strafwetgeving, die
waren van oordeel dat de Indische wetgeving zoo- eene dadelijke voorziening vereischten. De nieuwe
veel mogelijk met die in het vaderland behoorde wetgeving trad op I Mei 1848 in werking (Ind.
overeen te stemmen, waarom zij zich in afwach- Stbl. 1847 n°* 40, 52 en 57; 1848 n»« 2, 6,
392 RECHTSWEZEN.

10 en 16). Op dat tijdstip vervielen alle vroe- op voorstellen van Mr. T. 11. der Kinderen, die
gere verordeningen of gebruiken betreffende al in 1863 tot Commissaris van het Gouvernement
de onderwerpen, bij de nieuwe wetgeving gere- tot het ontwerpen en voorstellen der vereischte
geld, voor zoover ze niet uitdrukkelijk in stand wettelijke bepalingen werd benoemd. Sedert 1849
werden gehouden. Het gezag van het Oud-Hol- was die taak herhaaldelijk te vergeefs aan anderen
landsch en van het Romeinsch recht werd af- opgedragen. Achtereenvolgens verschenen nu regle-
geschaft. Een strafwetboek voor Europeanen, dat menten tot regeling van het rechtswezen voor
de Code Pénal zooals die in Nederland herhaal- Banka en onderhoorigheden en Sumatra's West-
delijk was gewijzigd tot grondslag had, werd kust (Ind. Stbl. 1874 n os 33 en Palembang
eerst op 1 Jan. 1867 ingevoerd. Een dergelijk (St. 1878 n°. 14), de Lampongsche districten (St.
wetboek voor Inlanders trad eerst op I Jan. 1879 n. 65), Benkoelen, de Zuider- en Ooster-
1873 in werking tegelijk met twee algemeene afdeeling van Borneo (St. 1880 nos 32 en 55),
politie-strafreglementen, één voor Europeanen en Atjeh en onderhoorigheden (St. 1881 n" s 82 en 83),
het andere voor Inlanders. Deze reglementen stel- Celebes en onderhoorigheden, Timor en onder-
len feiten strafbaar, niet vallende binnen de wet- hoorigheden, Menado, Amboina, Ternate en onder-
gevende bevoegdheid, den hoofden van geweste- hoorigheden, Riouw en onderhoorigheden, Bali
lijk bestuur toegekend. Zij mogen namelijk alleen en Lombok (St. 1882 nos 22, 26, 27, 28, 29, 32,
reglementen en keuren van politie maken, hetzij 33, 84, 142 en 143), de Westerafdeeling van Bor-
voor hun geheele gewest hetzij voor een gedeelte neo (St. 1883 n". 59), de Oostkust van Sumatra
daarvan, welke zich niet uitstrekken tot onder- (St. 1887 n». 45) en Billiton (St. 1892 n<>. 183),
werpen van algemeen strafrecht (art. 72 R. R. al welke reglementen bij tal van latere verorde-
en St. 1858 n os 17 en 18). Bij evengemelde wet- ningen nog eenigszins zijn gewijzigd. Sedert het
boeken worden de strafbare feiten verdeeld in tot stand komen van die nieuwe regelingen zijn
twee soorten, namelijk misdrijven en overtredingen. in de Buitenbezittingen alleen Raden van Justitie
Overtreding bestaat in het doen of nalaten van gevestigd te Padang en te Makasser.
hetgeen onder bedreiging van geen zwaardere straf Overal waar de inlandsche bevolking
dan gevangenisstraf en geldboete voor Europea- niet is gelaten in het genot harer eigene
nen of van dwangarbeid buiten den ketting en rechtspleging wordt in Nederlandsch-
geldboete voor Inlanders, gezamenlijk of afzonder- lndië recht gesproken in naam des Ko-
lijk, met of zonder verbeurdverklaring van bijzon- nings of der Koningin. Landen, waar de
dere voorwerpen is verboden of geboden bij de bevolking in het genot harer eigene rechtspleging
reglementen en keuren van politie, gelijk mede is gelaten, treft men overal in Ned.-Indië aan,
bij de wettelijke verordeningen op het stuk van zelfs nog op Java. Voor zooveel doenlijk wordt
's lands middelen en pachten en van hetgeen onder op die eigen rechtspraak door het Nederlandsch
bedreiging van geen zwaardere straf dan gevange- bestuur invloed uitgeoefend b. v. door het vcrlce-
nis van drie maanden en geldboete voor Euro- nen van gratie, het aanwijzen der strafplaats en
peanen of ten-arbcidstelling aan tle publieke werken door de leiding der rechtbanken aan Europeesche
voor den kost zonder loon en geldboete voor In- bestuursambtenaren op te dragen. In sommige
landers, gezamenlijk of afzonderlijk, met of zonder streken gelukte het reeds ons milder strafstelsel
verbeurdverklaring van bijzondere voorwerpen, is te doen toepassen.
verboden of geboden bij algemeene verordeningen. Op welke grondslagen de rechtspraak van onze
De hoofdstraffen voor Europeanen zijn de dood- rechters moet berusten geeft het Reglement op
straf, tuchthuisstraf van vijf tot twintig óf tot het beleid der Regeering van N.-L van 1854 dui-
vijftien óf tot tien jaren; verbanning uit Neder- delijker aan dan de wetgeving van 1848.
landsch-Indië voor den tijd van vijf tot tien jaren; Voor zooveel de Europeanen betreft
gevangenisstraf van zes dagen tot vijf jaren, be- berust zij in burgerlijke en handelsza-
houdens bijzondere bepalingen aangaande haren ken, alsmede in strafzaken, op alge-
korteren of langeren duur, en geldboete. Voor In- meene verordeningen, zooveel mogelijk
landers de doodstraf; dwangarbeid in den ketting overeenkomende met de in Nederland
van vijf tot twintig óf tot vijftien óf tot tien bestaande wetten. In opvolging hiervan is
jaren; dwangarbeid buiten den ketting van ten niet lang geleden een nieuw strafwetboek voor
hoogste vijf jaren, behoudens bijzondere bepalin- Europeanen samengesteld, zooveel mogelijk over-
gen aangaande haren langeren duur, tcn-arbeid- eenkomende met het nieuwe Nederlandsche wet-
stclling aan de publieke werken voor den kost boek van Strafrecht. Ofschoon reeds in 1898 afge-
zonder loon van ten hoogste drie maanden; ge- kondigd zal het echter wel niet in werking treden
vangenisstraf van ten hoogste acht dagen en geld- voordat ook een nieuw strafwetboek voor Inlan-
boete. De straffen van dwangarbeid in of buiten ders gereed zal zijn gekomen.
den ketting worden met opzicht tot eenige aan- Aan den Gouverneur-Generaal is de bevoegd-
zienlijke inlanders, die niet voor inlandsche recht- heid toegekend om de daarvoor vatbare
banken terecht mogen staan, vervangen door weg- bepalingen van burgerlijk, handels- en
zending naar een oord van ballingschap. In geval strafrecht voor Europeanen, des noo-
het een feit geldt waartegen ten-arbeidstelling dig gewijzigd, toepasselijk te verklaren
aan de publieke werken is bedreigd wordt hun op de inlandsche bevolking of een ge-
in stede hiervan gevangenisstraf opgelegd. deelte daarvan. Van deze bevoegdheid is voor-
De nieuwe wetgeving van 1848 liet de be- namelijk gebruik gemaakt ten aanzien van Ooster-
staande verordeningen omtrent de samenstelling sche vreemdelingen. In 1855 werd een belangrijk
en de rechtsmacht van en de wijze van rechts- deel van de burgerlijke en handelswetgeving voor
pleging bij de rechtbanken en gerechten in de Europeanen benevens bepalingen omtrent de mis-
bezittingen buiten Java en Madoera grootendeels drijven bij faillissement, kennelijk onvermogen en
onaangeroerd-. Eerst ongeveer een kwart eeuw later surséance van betaling van toepassing verklaard
kon tot de Verziening daarvan worden overgegaan op alle Vreemde Oosterlingen op Java en Ma-
RECHTSWEZEN. 393

doera, welke tocpasselijk-vcrklaring sedert tot alle twistgedingen over eigendom of daaruit voort-
Sumatra's Westkust, Benkoelen, Celebes, de Mo- spruitende rechten, over schuldvorderingen of
lukken en Timor is uitgestrekt. Op de inheem- andere burgerlijke rechten bij uitsluiting behooren
sche bevolking werden zeer weinige bepalingen tot de kennisneming van de rechterlijke macht, doch
van Europeesch recht van toepassing verklaard. dat de tusschen inlanders of tusschen met dezen
Het R. R. spreekt verder van gevallen, gelijkgestelde personen van denzelfden landaard
waarin zich inlanders vr ij willig hebben gerezen burgerlijke geschillen, welke volgens hunne
onderworpen aan het voor de Fiuropea- godsdienstige wetten of oude herkomsten ter be-
nen vastgestelde burgerlijke en han- slissing staan van hunne priesters of hoofden, daar-
dels recht. Thans is dit nog slechts in één geval aan onderworpen blijven, geeft het R. R. eenige
mogelijk. Aan inlanders is namelijk — dit ge- waarborgen voor een deugdelijke en onpartijdige
schiedde reeds bij de wetgeving van 1848
bevoegdheid toegekend om zich ten aanzien
— de rechtspraak. Ze zijn hoofdzakelijk deze:
a. De rechterlijke macht wordt alleen
van een bepaalde handeling, het vermo- uitgeoefend door rechters, bij alge-
gensrecht betreffende, aan Europeesche wettelijke meene verordeningen aangewezen en
bepalingen te onderwerpen. Eene onderwerping tegen zijn wil kan niemand worden af-
aan de geheele Europeesche wetgeving was, getrokken van den rechter, dien alge-
volgens de wetgeving van 1848, verplichtend voor meene verordeningen hem toekennen.
den Inlander, die met een Europeaan in het huwe- (artt. 7g en 80 R. R.). De hierbedoelde voor-
lijk wilde treden. Dit voorschrift is echter ver- schriften worden gevonden in het Reglement op
vallen bij de in werking beding in iBgB van een de rechterlijke organisatie, eene resolutie van den
Koninklijk besluit, waarbij regelen werden gesteld Gouverneur-Generaal van Juni 1831, betreffende
ten aanzien van huwelijken tusschen personen, die de Vorstenlanden op Java en de regiementen tot
aan een verschillend recht zijn onderworpen (ge- regeling van het rechtswezen in de gewesten bui-
mengde huwelijken) en waarbij als beginsel is aan- ten Java en Madoera. Uit de bepaling volgt dat
genomen dat de vrouw, die een gemengd huwelijk het niet verboden is een burgerlijk twistgeding
aangaat, staande huwelijk, publiek- en privaatrech- met wcderzijdsch goedvinden van partijen aan de
telijk, den staat volgt van haren man. Met het oog beslissing van scheidslieden te onderwerpen. Schei-
hierop zijn nog een paar met dat beginsel niet ding der rechterlijke en administratieve macht
geheel overeenstemmende artikelen van een in heeft in Indië slechts voor een gering deel plaats
1861 vastgesteld bijzonder reglement op de huwe- gevonden, terwijl de onafzetbaarheid van denrech-
lijken tusschen de inlandsche Christenen in de ter daar ook niet is gewaarborgd, met uitzonde-
Moluksche eilanden, zoo onderling als met Euro- ring alleen van de leden van het hoogste rechts-
peanen, — welk reglement ook van toepassing college, aan wie ten minste in beperkte mate
was op Timor en onderhoorigheden
worden ingetrokken.
— moeten onafzetbaarheid is verzekerd.
b. Alle tusschenkomst van de Regee-
De rechtspraak over Inlanders, voor zoover zij ring in zaken van Justitie, niet bij het
niet aan bepalingen van Europeesch recht zijn R.R. toegestaan, is verboden (art.Bl R.R.).
onderworpen, berust op een gansch anderen grond- De uitzonderingen op den algemeenen regel zijn
slag dan die over Europeanen. Door den in- deze: De Gouverneur-Generaal heeft het recht
landschen rechter toch moeten worden van gratie van straffen door rechterlijke von-
toegepast de godsdienstige wetten, in- nissen in N.-L opgelegd zoolang de veroordeelden
stellingen en gebruiken der inlanders, zich daar ophouden. Onder dat recht wordt thans
voor zoo ver die niet in strijd zijn met geacht ook dat van rehabilitatie te zijn be-
algemeen erkende beginselen van bil- grepen. Voor zooveel inlandsche vorsten en hoof-
-lij klie iel en rechtvaardigheid. Daarop moet den betreft heeft de Gouverneur-Generaal ook het
ook de Europeesche rechter acht slaan bij de be- recht van amnestie en abolitie. Aan hem is
handeling van zaken der aan zijne rechtspraak de beslissing opgedragen van geschillen over be-
onderworpen inlandsche hoofden, alsmede bij de voegdheid tusschen de rechterlijke en de admini-
kennisneming in hooger beroep van door den stratieve machten, tusschen de rechtbanken en de
inlandschen rechter gedane uitspraken in zaken inlandsche priesters en hoofden, zoomede tusschen
van burgen-echtelijken aard; en zooveel mogelijk den burgerlijken en militairen rechter. Verlof van
ook bij zijne rechtspraak naar de voor Europea- den Gouverneur-Generaal of, buiten Java en Ma-
nen vastgestelde wetgeving telkens wanneer in- doera, van den hoogsten gewestelijken gezagheb-
landers als verweerders voor hem te recht staan. ber is noodig tot het instellen van burgerlijke
Geldt het zaken, die bij de godsdienstige wetten, rechtsvorderingen en van vervolgingen tot straf
instellingen en gebruiken niet zijn geregeld, dan tegen inlandsche vorsten en hoofden, bij alge-
neemt de rechter de algemeene beginselen van meene verordening aangeduid. Verder kan nog
het burgerlijk- en handelsrccht voor P'uropeanen de gewone loop der justitie worden gestremd door-
tot richtsnoer. Deze voorschriften — te vinden in dien aan den Gouv.-Gen. de macht is verleend
art. 75 van het Regeerings Reglement — munten iemand om politieke redenen in hechtenis te doen
niet uit door duidelijkheid, daar ze b. v. geen stellen en te verbannen, doordien is bepaald dat
antwoord geven op de vraag of voor Mohamme- tegen den vice-president en de leden van den
danen geoordeeld behoort te worden naar het Raad van N.-I. en andere, bij algemeene verorde-
Mohammedaansch recht (sarat) dan wel naar het ning aangeduide ambtenaren, met uitzondering
gewoonterecht (adat) en evenmin op de vraag of van het geval van voorloopige aanhouding bij
ten aanzien van Chineezen de in China bestaande ontdekking op heeter daad, geen bevel van ge-
godsdienstige wetten dan wel de gewoonten en vangenneming kan worden ten uitvoer gelegd en,
instellingen der Chineezen in Ned.-Indië tot richt- in het geval van ambtsmisdrijf, geen vervolging
snoer behooren te worden genomen. kan plaats hebben zonder voorafgaande machti-
Na in art. 78 voorop te hebben gesteld dat ging der Regeering; ten slotte doordien verboden
394 RECHTSWEZEN.

is om ergens, waar in naam des Konings wordt beurdverklaring. Behalve te Bawean, waar zij nog
recht gesproken, een doodvonnis ten uitvoer te door den resident wordt uitgeoefend, zijn thans
leggen zonder machtiging van den Gouverneur- de rechtskundige voorzitters der landraden met
Generaal. Het voorschrift betreffende deze mach- deze rechtsmacht belast. Ingevolge een Koninklijk
tiging is echter bij de nog niet in werking ge- besluit, opgenomen in het Indische Staatsblad van
treden wet van 2g April igoi (Ned. St. n°. 92) 1901 n°. 15, waarvan de datum van in werking
vervangen door de bepaling dat geen doodvonnis treding echter nog niet is bepaald, zal over eeni-
zal worden ten uitvoer gelegd dan nadat de Gou- gen tijd ook te Bawean een rechterlijk ambtenaar
verneur-Generaal volgens bij algemeene verorde- als residentierechter optreden. Bij dat zelfde Ko-
ning te stellen regels in de gelegenheid is ge- ninklijk besluit is de rechtsmacht der residentie-
weest gratie te verleenen. gerechten aanmerkelijk uitgebreid en meer in over-
c. De terechtzittingen zijn openbaar eenstemming gebracht met die van den kanton-
en de vonnissen worden in het open- rechter in Nederland.
baar uitgesproken behoudens de uit- 2°. de Raden van Justitie te Batavia,
zonderingen bij algemeene verordening Semarang en Soerabaja. Het ressort van
aangewezen. Niet in het openbaar uitgespro- deze rechtbanken strekt zich uit: dat van den
ken worden alleen de vonnissen in revisie van Raad van Justitie te Batavia over de residenticn
strafzaken en de beschikkingen op eenvoudige Bantam, Batavia, Preangerregentschappen, Cheri-
verzoekschriften; en bon en de gewesten Westerafdeeling van Borneo,
d. Alle vonnissen vermelden de gron- Banka, Billiton, Riouw, Oostkust van Sumatra,
den waarop zij rusten en in strafzaken, Palembang en Lampongsche districten; dat van
behalve het misdrijfof de overtreding, den Raad van Justitie te Semarang over de resi-
de stellige wetsbepalingen waarop zij dentiën Pekalongan, Semarang, Rembang, Banjoe-
zij n gegrond. Deze eisch geldt voor alle Euro- mas, Kedoe, Djokjakarta, Soerakarta en Madioen
peesche rechtbanken zonder uitzondering doch niet en dat van den Raad van Justitie te Soerabaja
onbeperkt voor den inlandschen rechter, aan wien over de residentiën Soerabaja, Madoera, Pasoe-
de eisch immers niet overal zou kunnen worden roean, Besoeki, Kediri, zoomede over de gewes-
gesteld. ten Bali en Lombok en de Zuider- en Ooster-
Het reeds vroeger aangeduide verschil in de afdeeling van Borneo. De Raden van Justitie zijn
grondslagen der rechtspraak bracht noodwendig samengesteld uit een voorzitter, een vice-president
de oprichting van tweeërlei soort recht- (te Soerabaja alleen is geen vice-president), eenige
banken mede, namelijk rechtbanken meer in het leden, een officier van justitie aan wien een sub-
bijzonder voor Europeanen en rechtbanken spe- stituut is toegevoegd, en een griffier met een of
ciaal voor Inlanders. Eerstgemelde rechtbanken meer substituten, allen Europeanen en rechtsge-
oordcelen ook over Inlanders doch voornamelijk leerden. In eersten aanleg nemen zij kennis van
alleen in hooger beroep, revisie of cassatie. De alle burgerlijke en strafzaken, niet behoorende
rechtbanken voor Europeanen zoowel als die voor tot de competentie hetzij van de residentiegerech-
Inlanders zijn wederom in twee soorten te ver- ten, hetzij van het Hoog Gerechtshof, zoomede
deden, te weten: alleenrechtsprekende rechters van burgerlijke geschillen, welke bij wege van
(gerechten) en collegiën. prorogatie rauwelijks voor hen worden gebracht.
In de wijze van procedeeren bestaat ook ver- In hooger beroep oordcelen zij in burgerlijke zaken
schil. Den maatschappelijkcn toestanden den graad over vonnissen, gewezen door de binnen hun rechts-
van ontwikkeling van den inlander in aanmerking gebied gevestigde landraden en daarmede gelijk-
nemende stelde de wetgever bij de inlandsche standigc rechtbanken en residentiegerechten, voor
rechtbanken in civilibus het ministerie van prak- zoover daartegen appèl bij den Raad van Justitie
tizijns niet verplichtend en schreef hij in verband is toegelaten; in zaken van overtreding over von-
hiermede veel eenvoudiger regelen van procedure nissen door de residentiegerechten en door de
voor dan die bij de Europeesche rechtbanken gel- landraden tot het ressort van den Raad behoo-
den. Zoodoende stelde de wetgever den inlan- rende gewezen, eveneens voor zoover daarvan in
der in staat spoedig en op gemakkelijke en wei- appèl kan worden gekomen. Wijders nemen de
nig kostbare wijze recht te bekomen. Raden van Justitie kennis van alle jurisdictie-
De rechtspraak over Europeanen is op Java en geschillen tusschen mindere rechterlijke autoriteiten
Madoera in de landen onder ons rechtstreeksch in hun rechtsgebied en zonder onderscheid
bestuur opgedragen aan: van den landaard van partijen van alle
I°. de Residentiegerechten, bestaande uit geschillen in zaken van prijzen en buit, van alle
een alleenrechtsprekenden rechter, bijgestaan door zee- en strandvonden, van het misdrijf van zee-
een griffier, die tevens ambtenaar van het open- rooverij, van alle misdrijven, gepleegd aangaande
baar ministerie bij het gerecht kan wezen. Zij prijzen en buit, van alle overtredingen der wet-
zijn gevestigd ter hoofdplaats van elke door een telijke bepalingen op het stuk van slavenhandel
resident of assistent-resident bestuurde afdecling zoomede van aanvaringen op zee en van misdrij-
en voorts op zoodanige andere plaatsen als de ven en overtredingen door middel van drukwer-

.
Gouverneur-Generaal heeft aangewezen of zal aan- ken gepleegd. Van vonnissen door de Raden van
wijzen. In burgerlijke zaken oordcelen zij over Justitie in burgerlijke zaken in het hoogste ressort
alle persoonlijke en tot roerende goederen betrek- gewezen kan in eenige gevallen revisie bij denzelf-
kelijke vorderingen, welke de som of waarde van den Raad worden verzocht.
ƒ2OO niet te boven gaan, door Inlanders tegen 1
3 het Hoog Gerechtshof van Neder-
Europeanen ingesteld; in zaken van overtreding landsch-lndië, te Batavia gevestigd en even
over alle klachten tegen Europeanen ingebracht, als de Raden van Justitie geheel uit Europeesche
wanneer op de overtreding geene andere of hoo- rechtsgeleerden samengesteld. De president alleen
gere straf is gesteld dan gevangenisstraf van acht wordt door den Koning benoemd. De vice-presi-
dagen of geldboete van ƒ 100 met of zonder ver- dentcn en raadshecren, de griffier en zijne sub-
RECHTSWEZEN. 395

stituten, de procureur-generaal en zijne substitu- Justitie op Java aan laatstgemelde rechtbanken


ten, advocaten-generaal geheeten, worden even- worden overgedragen.
als alle overige rechterlijke ambtenaren in Indië Nog één middel bestaat er om handelingen of
door den Gouverneur-Generaal aangesteld. Als vonnissen van lagere rechtbanken door het Hof
hoogste rechterlijk college in Indië is het Hof te doen herzien. Dat middel, cassatie geheeten,
belast met het toezicht op de bedeeling des rechts kan worden aangewend tegen handelingen en
in geheel N.-L en met de zorg dat die bedeeling vonnissen in het hoogste ressort van de Raden
behoorlijk en onvertogen plaats hebbe. In eer- van Justitie, alsmede tegen vonnissen in eersten
sten aanleg oordeelt het in burgerlijke zaken over aanleg tevens in het hoogste ressort door de land-
alle persoonlijke en gemengde rechtsvorderingen, raden en daarmede gelijkstaande rechtbanken zoo-
waarin als gedaagden worden aangesproken I°. de wel in burgerlijke als in strafzaken gewezen. Ver-
Gouverneur-Generaal en 2°. de Regeering van zuim van vormen, op straf van nietigheid voorge-
N.-L, als vertegenwoordigende den lande, uitge- schreven, verkeerde toepassing of schending van
zonderd die, welke de belastingen en pachten wettelijke bepalingen, overschrijding van rechts-
betreffen. Ingeval niet blijkt dat het onderwerp macht en onbevoegdheid des rechters zijn de gron-
der vordering eene waarde heeft van ƒIO.OOO of den, waarop cassatie kan worden gevraagd. Ook
minder kan tegen de beslissing van het Hoog kan een eisch tot cassatie worden ingesteld in-
Gerechtshof hooger beroep bij den Hoogen Raad dien door verschillende rechterlijke collegiën in
der Nederlanden worden ingesteld. Bij de wet het hoogste ressort tegenstrijdige vonnissen ge-
van 29 April 1901 (Ned. St. n°. 92), waarvan wezen zijn tusschen dezelfde partijen en op de-
de datum van in werking beding echter nog moet zelfde gronden door partijen aangevoerd. Aan den
worden vastgesteld, is het hier bedoeld forum Procureur-Generaal is het recht voorbehouden cas-
privilegiatum voor den Gouverneur-Generaal als satie in het belang der wet te requireeren
bijzonder persoon en als hoofd der Indische Re- na verloop der termijnen aan partijen toegestaan.
geering afgeschaft, met dit gevolg dat de bemoeie- Het te wijzen arrest kan echter geen nadeel toe-
nis van den Hoogen Raad met in Indië behan- brengen aan de rechten door partijen verkregen.
delde rechtszaken eerlang zal ophouden. Verder Van arresten van het Dof in burgerlijke zaken,
oordeelt het Hof in eersten aanleg doch tevens waarvan het College in eersten aanleg kennis
in het hoogste ressort over burgerlijke zaken, die heeft te nemen, kan, wanneer de zaak niet vat-
het krachtens het hem toegekende recht van evo- baar is voor appèl aan den Hoogen Raad en niet
catie aan zich heeft getrokken en die hij wege blijkt dat de vordering in geschil ƒ 500 of min-
van prorogatie rauwelijks voor het college worden der bedraagt, bij het Hof in revisie worden geko-
gebracht; bovendien over alle misdrijven en over- men, terwijl tegen arresten in burgerlijke zaken,
tredingen (enkele overtredingen uitgezonderd), door waarbij het Hof in hoogste ressort uitspraak heeft
bepaaldelijk aangewezen administratieve en rech- gedaan, het middel van. request-civiel kan worden
terlijke ambtenaren gedurende den tijd hunner aangewend.
functiën begaan (de Gouverneur-Generaal staat De rechtspraak over Inlanders is op Java en
wegens misdrijf of overtreding in Nederland te Madoera in de landen onder ons rechtstreeksch
recht), zoomede over jurisdictiegeschillen ontstaan bestuur opgedragen
tusschen inlandsche rechterlijke autoriteiten, die
aan:
I°. de Districtsgerechten. Deze treft men,
niet onder denzelfden Raad van Justitie behooren, voor zoover niet anders is bepaald, in elk district
tusschen de Raden van Justitie onderling, tus- aan. Zij bestaan uit het districtshoofd als rechter,
schen een Raad van Justitie en een lagere rech- bijgestaan door eenige mindere inlandsche hoof-
terlijke autoriteit en tusschen den burgerlijken en den als raadslieden, en nemen, behoudens hooger
den militairen rechter, uitgezonderd geschillen beroep aan het rcgcntschapsgerecht, kennis van
tusschen het Hoog Gerechtshof en het Hoog Mi- burgerlijke rechtsvorderingen tusschen of tegen
litair Gerechtshof, moetende deze zooals hierbo- eigenlijk gezegde inlanders tot een maximum van
ven reeds is medegedeeld door den Gouverneur- ƒ2O. Zij hebben ook de bevoegdheid om inlan-
Generaal worden beslecht. Voor zoover hooger ders wegens mondelinge beleediging tot een boete
beroep is toegelaten neemt het Hof in appèl van hoogstens ƒ3 te veroordeelen.
kennis van burgerlijke zaken, waarin uitspraak is 2°. de Regentschapsgerechten, bestaande
gedaan door de Raden van Justitie, door de resi- uit den regent of den patih als rechter, bijge-
dentiegerechten te Medan en Mcnado en die in staan door eenige mindere inlandsche hoofden als
de residentie Amboina en door schcidslieden, ver- raadslieden, een pengoeloe of priester en een
der van bij de Raden van Justitie behandelde djaksa. Zij oordcelen in eersten aanleg en behou-
zaken van misdrijf, waarin geen voorloopige in- dens hooger beroep aan den landraad over alle
structie is gehouden, en van zaken van overtre- burgerlijke rechtsvorderingen tusschen of tegen
ding. Tegen veroordeelingen wegens misdrijf uit- eigenlijk gezegde inlanders, wanneer het onder-
gesproken door Raden van Justitie nadat in de werp eene waarde heeft van niet minder dan ƒ2O
zaak eene voorloopige instructie heeft plaats gehad en niet meer dan ƒSO en over tal van geringe
en door landraden en rechtbanken van omgang overtredingen, waarvoor zij óf een geldboete van
op Java en Madoera kan bij het Hoog Gerechts- hoogstens ƒlO óf gevangenisstraf van een tot zes
hof in revisie worden gekomen. Aan verplichte dagen kunnen opleggen. Waar geen districtshoof-
revisie hij het Hof zijn onderworpen vonnissen den bestaan worden de zaken, tot de competentie
van veroordeeling wegens misdrijf, geveld dooi- der districtsgerechten behoorende, door de regent-
de landraden en daarmede gelijkstaande rechtban- schapsgerechtcn beslist en zoo deze ook niet be-
ken in de tot het rechtsgebied der Raden van staan worden die zaken even als die, welke anders
Justitie op Java behoorende gewesten der Buiten- voor het regentschapsgerecht zouden zijn gebracht,
bezittingen. Dit gedeelte van de taak van het door de landraden afgedaan. In de residentie Ba-
Hoog Gerechtshof zal bij de eerlang te verwach- tavia worden de tot de kennisneming der districts-
ten reorganisatie van het Hof en de Raden van en regentschapsgerechten behoorende strafzaken
396 RECHTSWEZEN.

.
berecht door de sub 30 te vermelden ambtenaren. dingen door inlandsche gouvernementsambtenaren
.
30 de Residenten of hunne wettelijke en beambten in de Vorstenlanden in hunne ambte-
vervangers. Op de hoofdplaatsen der gewesten lijke betrekking gepleegd;
en afdeelingen zoomede op verscheidene andere 2°. de politiegerechten. Even als elders
plaatsen wordt door ambtenaren van het Binnen- op Java worden geringe strafzaken ook in de
landsch Bestuur zoogenaamd politierol gehouden. Vorstenlanden ter politierol berecht; in Djokja-
Krachtens een Koninklijk besluit van 1892, afge- karta ter hoofdplaats van dat gewest, in Soera-
kondigd bij Indisch Staatsblad van 1894 n°. 216, karta niet alleen ter hoofdplaats maar ook nog
kan die bevoegdheid waar noodig — gelijk reeds op verscheidene andere plaatsen.
is geschied — ook aan controleurs bij het Bin-
nenlandsch Bestuur worden toegekend. Op de der vorsten zijn:
Rechtbanken en gerechten voor de onderdanen

politierol worden overtredingen berecht, welke I°. de pradoto's, welke onderscheiden wor-
niet ter beslissing staan van de districts- en regent- den in het gebied van den Soesoehoenan van
schapsgerechten en waartegen geen zwaardere straf Soerakarta in de pradoto negri en de pradoto's

.
is bedreigd dan een geldboete van ƒIOO óf acht kaboepaten en in het gebied van Mangkoe Negoro
dagen gevangenis óf drie maanden ten-arbeidstel- in de pradoto mangkoenegaran en de pradoto
ling aan de publieke werken voor den kost zonder kawedanan;
loon. Tegen uitspraken der hier bedoelde politie- 2°. de rechtbank voor crimineele zaken
rechters staat geen enkel middel van voorzie- te Djokjakarta. Prinsen en grooten staan niet
ning open. voor deze rechtbank maar voor den Sultan zelf
40 de Landraden. Zij zijn de gewone dage- terecht;
lijksche rechters voor inlanders en op alle hoofd- 3°. de politiegerechten, welke geringe
plaatsen van gewesten en afdeelingen gevestigd. strafzaken hebben af te doen.
Bovendien vindt men er nog een te Bekasi. In Verder heeft men nog in de Vorstenlanden
eersten aanleg oordcelen zij over alle zoowel ci- inlandsche rechtbanken tot beslissing van burger-
viele als strafzaken, waarvan de berechting niet lijke rechtsvorderingen tegen sentono's (leden der
aan anderen is opgedragen; in hooger beroep vorstelijke familie) ingesteld
over de daarvoor vatbare vonnissen der regent-
— in Soerakarta
draagt de rechtbank den naam van Kadipaten,
schapsgerechten. Krachtens het beginsel, vastge- in Djokjakarta dien van Balemangoe
steld bij een Koninklijk besluit van 1869 (zie mede priesterraden, Soerambi genoemd, welke
— zoo-

Ind. St. van dat jaar n°. 47) zijn thans bij alle recht hebben te doen in zaken van huwelijk,
landraden op één na afzonderlijke rechtsgeleerden echtscheiding, boedelscheiding en erfopvolging.
tot voorzitters benoemd. Overigens zijn de land- In de bezittingen buiten Java en Madoera zijn,
raden samengesteld uit ten minste twee voorname zooals boven reeds werd gezegd, thans slechts
inlandsche hoofden als leden, een griffier, een twee Raden van Justitie gevestigd, namelijk een
pengoeloe als adviseur en een hoofddjaksa of te Padang en een te Makasser. Het rechtsgebied
djaksa of adjunct-djaksa, die het openbaar ministe- van eerstgemelde rechtbank strekt zich uit over
rie heeft waar te nemen. Sedert 1891 wordt de de gewesten Sumatra's Westkust, Benkoelen en
pengoeloe zoowel bij deze als bij andere recht- Atjeh en onderhoorigheden. Dat van den Raad
banken niet meer geraadpleegd in zaken van te Makasser omvat de gewesten Celebes en onder-
c h r i s t e n-inlanders.
. hoorigheden, Timor, Amboina, Ternate en Menado.
5 0 de Rechtbanken van Omgang. De De bevoegdheid dezer geheel uit rechtsgeleerden
samenstelling dezer rechtbanken komt met die samengestelde rechtbanken is nagenoeg dezelfde
der landraden overeen, met dit onderscheid alleen als die der Raden van Justitie op Java. Zij oor-
dat het aantal leden minstens vier moet bedra- dcelen echter ook in revisie over de vonnissen
gen. Belast met de berechting van zware misdrij- in zaken van misdrijf door de inlandsche recht-
ven missen de Rechtbanken van Omgang alle reden banken in hun ressort gewezen.
van bestaan nu de landraden door rechtsgeleerden Residentiegerechten zijn in alle gewesten der
worden voorgezeten, zoodat aan deze rechtscolle- Buitenbezittingen gevestigd. Hunne rechtsmacht
ges ook de behandeling van zware misdrijfzaken is echter veel uitgebreider dan die der tegenwoor-
veilig kan worden toevertrouwd. Ingevolge een dige residentiegerechten op Java en Madoera. Zoo
reeds bij Ind. St. van igoi n°. 13 afgekondigd mogen ze b. v. in burgerlijke zaken tot een be-
doch nog niet in werking getreden Koninklijk drag van ƒSOO (te Medan en Menado en in de
besluit, zullen de Rechtbanken van Omgang eer- residentie Amboina tot een bedrag van ƒ 1500)
lang ophouden te bestaan. recht spreken en hebben zij kennis te nemen van
In de Vorstenlanden op Java bestaan afzonder- overtredingen, waarop geen zwaardere straf is ge-
lijke rechtbanken en gerechten voor de inlandsche steld dan van drie maanden gevangenis en ƒSOO
onderdanen van het Gouvernement en voor de boete.
onderdanen der vorsten. De rechtspraak over de inlandsche bevolking
Eerstbedoelde rechtbanken en gerechten zijn: in de Buitenbezittingen is voornamelijk opgedra-
I°. de residentieraden, gevestigd te Soe- gen aan de magistraten die kleine zaken hebben
rakarta en te Djokjakarta, welke bestaan af te doen en aan inlandsche rechtbanken met
uit den resident als voorzitter, eenige ambtenaren verschillende benamingen (b. v. landraad, rapat,
of burgers als leden, den secretaris der residentie proatin), min of meer gelijkstandig met de land-
als fiscaal en een griffier. Zij oefenen dezelfde raden op Java. Slechts enkele van evenbedoelde
rechtsmacht uit als de landraden en rechtbanken rechtbanken worden door rechtsgeleerden voorge-
van omgang op Java doch oordcelen ook nog zeten. In sommige gewesten treft men ook districts-
over burgerlijke rechtsvorderingen tot een bedrag of regentschapsgerechten aan.
van ƒSOO, door Inlanders tegen Europeanen in- Wat het Openbaar Ministerie bij boven-
gesteld, over politieovertredingen door Europea- gemelde van gouvemementswege ingestelde recht-
nen begaan en over alle misdrijven en overtre- banken en gerechten betreft, zij nog het volgende
RECHTSWEZEN. 397

aangeteekend. In het bijzonder is het O. M. belast maar tevens de betrekking van secretaris vervult.
met de handhaving der wettelijke bepalingen en Op acht der evenbedoelde plaatsen fungeeren
der besluiten van het openbaar gezag, met de rechterlijke ambtenaren als auditeur militair of
vervolging van alle misdrijven en overtredingen substituut auditeur militair. Op de beide overige
en met het doen uitvoeren van alle strafvonnissen. plaatsen zijn of worden voor die functiën officie-
De ambtenaren van het O. M. zijn verplicht om ren aangewezen. Niet alle aan de militaire recht-
de bevelen na te komen, welke hun in hunne spraak onderworpen personen staan in eerste
ambtsbetrekking door of van wege den Gouverneur- instantie voor de Krijgsraden terecht. Officieren
Generaal worden gegeven. Ook zijn zij gehouden van de landmacht b. v. die een hoogeren rang
om, des gevorderd, den Gouverneur-Generaal en bekleeden dan dien van kapitein en alle militai-
de Collegiën, bij welke zij geplaatst zijn te die- ren, van welken rang ook, die zich ter purge
nen van bericht, consideratiën en advies en om stellen, komen dadelijk voor het Hoog Militair
in alle burgerlijke zaken, waarin de belangen van Gerechtshof. De president, vice-president, raads-
den lande betrokken zijn, die belangen voor te heeren, griffier en substituten-griffier bij het Hoog
staan en te beschermen, voor zoo ver namelijk Gerechtshof zijn uit kracht hunner benoeming als
deze taak niet aan anderen is opgedragen. Bij de zoodanig tevens president enz. bij het Hoog Mi-
beraadslagingen der Europeesche rechtbanken in litair Gerechtshof. Aan de beraadslagingen van
raadkamer mogen de ambtenaren van het O. M. dit Hof nemen echter gewoonlijk alleen één vice-
niet tegenwoordig zijn. Daarentegen kunnen zij president en twee leden van het Hoog Gerechts-
alle terechtzittingen bijwonen en zijn zij hiertoe hof benevens drie gepensionneerde of actief die-
zelfs verplicht wanneer er zaken behandeld wor- nende hoofdofficieren der landmacht, die tot leden
den, waarin zij volgens de wettelijke bepalingen zijn benoemd, deel. De procureur-generaal bij het
moeten worden gehoord of waarin zij ambtshalve Hoog Gerechtshof en diens substituten fungeeren
als partij optreden. Zoo als hierboven reeds vrij bij het Hoog Militair Gerechtshof als advocaat-
duidelijk is gebleken wordt het O. M. bij de euro- fiscaal en substituut-advocaat-fiscaal. Al de von-
peesche rechtbanken en gerechten door europee- nissen der Krijgsraden moeten aan het Hoog
sche ambtenaren, bij de inlandsche rechtbanken Militair Gerechtshof worden gezonden óf ter ap-
en gerechten daarentegen door inlandsche ambte- probatie of confirmatie óf om de zaak in appèl
naren uitgeoefend. Deze laatsten, op Java en Ma- te behandelen. Disciplinaire straffen worden door
doera dj aksa's en in de Buitenbczittingen in- den kommandeerenden officier opgelegd overeen-
landsche officieren van justitie genoemd, komstig het Reglement van krijgstucht of disci-
kunnen echter, al worden zij meermalen met den pline voor het krijgsvolk te lande. Elke disciplinair
naam inlandsche ambtenaren van het gestrafte heeft echter het recht om te reclameeren
O. M. aangeduid, niet op eene lijn worden ge- bij den Krijgsraad.
steld met de europeesche ambtenaren van dat De Zeekrijgsraden, met de rechtspraak over
Ministerie. Immers zij missen de voornaamste aan het krijgsvolk te water belast, worden uit marine-
laatstgenoemden toegekende attributen, als zijnde officieren samengesteld en oordcelen geheel over-
zij niet belast met de vervolging van misdrijven eenkomstig de Nederlandsche wetgeving betref-
en overtredingen en met de tenuitvoerlegging van fende het militair zeerecht.
strafvonnissen. Voorts is hunne verhouding tot b. de Krijgsraden bij de schutterijen.
den procureur generaal bij het Hoog Gerechtshof De schutterijen maken in gewone tijden geen
als hoofd der rechtspolitie in N.-I. een geheel deel van het leger uit. Geringe vergrijpen van
andere dan die der officieren van justitie en lagere schutters tegen de orde en krijgstucht staan, voor
europeesche ambtenaren van het O. M., daar deze zoover ze niet door de kompagniescommandanten
onmiddellijk onder de bevelen van den procureur kunnen worden bestraft, ter kennis van den Krijgs-
generaal staan, genen daarentegen ondergeschikt raad der schutterij. De behandeling van vergrij-
zijn aan de europeesche administratieve ambtena- pen van meer belangrijken aard is aan den ge-
ren, met de politie belast. Instructiën in het belang wonen rechter overgelaten.
der justitie worden dan ook door den procureur c. den Raad van tucht, te Batavia geves-
generaal niet aan de inlandsche officieren van tigd en samengesteld uit den oudst-aanwezenden
justitie maar aan cvcngemeldc ambtenaren gegeven. zeeofficier ter reede van Batavia (Tandjong-Priok)
Bijzondere rechtsmacht wordt in Indië o. a. uit- als voorzitter en den havenmeester te Batavia en
geoefend door: drie koopvaardijschippers als leden. Aan dezen
a. de Militaire Rechtbanken. De militaire raad is opgedragen te oordcelen over disciplinaire
rechtbanken voor het krijgsvolk te lande, name- overtredingen van schippers en scheepsvolk van
lijk de Krijgsraden en het Hoog Militair Gerechts- in N.-L te huis behoorende koopvaardijschepen.


hof, dat te Batavia is gevestigd, nemen kennis Ofschoon ze niet met rechtsmacht zijn bekleed
van alle misdrijven zoowel militaire als ge- dient hier nog gewag te worden gemaakt van de
meene — en van overtredingen, door aan de mili-
taire rechtspraak onderworpen Europeanen en In-
Priesterraden, welke op Java en Madoera
naast eiken landraad en op de Buitenbezittingen
landers begaan, met uitzondering alleen van gemeene in verscheidene gewesten worden aangetroffen. Zij
misdrijven, gepleegd met andere personen, die nemen voornamelijk kennis van geschillen over
terechtstaan voor den burgerlijken rechter en van huwelijks- en erfrecht tusschen inlanders en tus-
misdrijven en overtredingen in zaken van belas- schen met hen gelijkgestelde personen van den-
ting. Op drie plaatsen op Java en zeven plaatsen zelfden landaard. Waar de uitvoering hunner uit-
op de Buitenbezittingen wordt voor elk voorko- spraken niet vrijwillig geschiedt, kan deze alleen
mend geval door den militairen kommandant een langs den gewonen weg van rechten plaats heb-
krijgsraad bijeengeroepen, samengesteld uit zeven ben na exccutoirvcrklaring van de uitspraak dooi-
officieren van verschillenden rang, bijgestaan door de hoogste inlandsche rechtbank. Eene verorde-
een auditeur militair of diens substituut, die niet ning betreffende de samenstelling der Priester-
alleen het openbaar ministerie heeft waar te nemen raden is alleen voor Java en Madoera gemaakt.
398 RECHTSWEZEN.

Bij de lezing van hetgeen hiervoren betreffende de geschiedenis der codificatie in N.-L in Tijd-
de competentie der verschillende rechtbanken is schrift van N.-I. 1839, I, hl. 221 vg., Batavia;
gezegd houde men in het oog dat, waar sprake Mr. S. K(eijzer), De oude Bataviasche statuten in
is van Europeanen ook moet worden gedacht aan Bijdr. t. t. 1. en vlk. van N.-L, nieuwe volgreeks
Inlanders, voor zoover deze aan bepalingen van deel VI, bl. 393 vg.; Mr. D. J. Mackay, De
Europeesch recht zijn onderworpen; dat aan in- handhaving van het Europeesch gezag en de her-
landsche vorsten, rijksbestierders, regenten en ver- vorming van het regtswezen onder het bestuur
scheidene andere inlandsche ambtenaren en aan- van den G.-G. Mr. H. W. Daendels (1808— 1811),
zienlijke inlanders een of meer der Europeesche bl. 87 vg., 's Gravenhage 1861; Mr. H. D. Levys-
rechtbanken (het Hoog Gerechtshof uitgezonderd) sohn Norman, De Britsche heerschappij over Java
als forum privilegiatum is aangewezen en dat ver- en onderhoorigheden (181 1 —1816), bl. 135 vg.,
der als regel is aangenomen vooreerst dat de eischer 's Gravenhage 1857; Mr. I. H. J. Hoek, Het her-
den rechter van den gedaagde volgt en in de tweede stel van het Nederlandsch gezag over Java en
plaats dat wanneer personen, uithoofde van hun- onderhoorigheden (1816—1819), bl. 235 vg.,
nen landaard, stand of betrekking aan de rechts- 's Gravenhage 1862; Jhr. Mr. H. van der Wijck,
macht van onderling in rang verschillende recht- De Nederlandsche Oost-Indische bezittingen onder
banken of gerechten onderworpen, in één en het bestuur van den Kommissaris-Generaal du
dezelfde zaak betrokken zijn, zij gezamenlijk voor Bus de Gisignies (1826—1830), bl. 237 vg..
de hoogste dier rechterlijke autoriteiten terecht- 's Gravenhage 1866; Mr. P. Mijer, Verzameling
staan. van instructiën, ordonnantiën en reglementen voor
Tot bijstand of vertegenwoordiging van par- de Regering van N.-L, Batavia 1848; Reglemen-
tijen of beklaagden zijn bij de Europeesche recht- taire en andere wettelijke bepalingen betreffende
banken rechtsgeleerden als advocaten tevens het beheer der justitie op de buitenbezittingen
procureurs toegelaten. Tot uitoefening van in N.-L en in de residentiën Soerakarta en Djokja-
hunne bediening hebben zij eene benoeming van karta, 4 e druk, Batavia 1874; Tijdschrift „Het
den Gouverneur-Generaal noodig. Niet gegradu- recht in N.-L", 76 dl., Batavia 1849—1901; In-
eerden in rechten kunnen alleen tot procureur disch Weekblad van het recht, Batavia 1863
worden benoemd. Vooraf dienen zij echter een 1901; Mr. J. IL Abcndanon, De Ned.-Indische

voldoend examen te hebben afgelegd voor twee rechtspraak van 1849—1897, 3 dl., Batavia 1881,
commissarissen uit het rechterlijk college, waarbij 1892, 1898; Handelingen der N.-I. Juristen-Ver-
zij wenschen te praktizeeren. Te Batavia, Sema- eeniging 1885, 1886, 1887, Batavia; Mr. J. de
rang en Soerabaja wordt steeds een der daar ge- Louter, Handleiding tot de kennis van het staats-
vestigde advocaten en procureurs tot landsadvo- en administratief recht van N.-L, 4e uitgave bl.
caat benoemd ter behandeling van alle burgerlijke 447 vg-i 's Gravenhage—Batavia 1895; Mr. C. W.
zaken, waarin de Regeering van N.-L, als verte- Margadant, Het Regeeringsreglement van N.-L
genwoordigende den Lande, als partij optreedt. toegelicht, Batavia—'s Gravenhage 1894, 1895 en
Bij de Europeesche rechterlijke colleges zijn ook 1897, zie vooral het y deel bl. 90 vg.; Mr. C.
nog deurwaarders. De gewone worden benoemd P. K. Winckel, Essai sur les principes régissant
door den directeur van justitie, de buitengewone I'administration de la justice aux Indes Orientales,
door het hoofd van het gewest, waarin zij hunne Semarang—Amsterdam 1880, beoordeeld in Ind.
functiën zullen uitoefenen. Waar bij de inland- Gids, 1880, 11, bl. 546 vg.; Mr. J. A. Neder-
sche rechtbanken deurwaarders bescheiden zijn, burgh, Wetgeving voor N.-L, 2 stukken, Batavia
of de aanstelling van zoodanige ambtenaren noo- 1899, en Wet en Adat, 3 dl., Batavia, zonder
dig blijkt, worden die mede door den directeur jaartal; Mr. J. H. Abendanon, Publiek- en pri-
van justitie benoemd. vaatrechtelijke verhoudingen tusschen Nederland
Dat het rechtswezen in Indië in menig opzicht en de Nederlandsche Koloniën, Batavia 1891; De
voor verbetering vatbaar is wordt algemeen erkend. rechtspraak in N.-L en speciaal die over den In-
Zonder aan de schatkist onredelijke eischen te lander, een voorloopig program door een N.-L
stellen is het echter niet wel mogelijk het rechts- rechterlijk ambtenaar, Leiden 1896; De magistra-
wezen in Indië in te richten op ongeveer den- tuur in N.-I. door een rechterlijk ambtenaar, Se-
zelfden voet als b. v. hier te lande is geschied. marang 1878; Mr. A. J. Immink, De rechterlijke
Bovendien worden in een gebied van zoo groote organisatie van N.-L, 's Gravenhage 1882; Mr. C.
uitgestrektheid als dat van Ned.-Indië, waar de A. de Jongh, Burgerlijk wetboek voor N.-L met
middelen van verkeer nog veel te wenschen over- aanteekeningen, Zalt-Bommel 1857; J. F. T. J.
laten en waar de bevolking bestaat uit lieden van Brondgeest, hetzelfde wetboek met aanteekeningen,
verschillenden landaard, karakter, denkwijze, gods- Batavia—'s Gravenhage 1897; Mr. J. G. Rochtts-
dienstige meeningen en maatschappelijken toe- sen, De causis cur in nonnullis capitibus praeci-
stand, tal van elders ongekende bezwaren onder- puis differat codex civilis indo-neerlandicus a
vonden, welke niet gemakkelijk zijn uit den weg codice civili nostro, Utrecht 1853; Mr. J. P.
te ruimen. Gaandeweg wordt waar mogelijk ver- Metman, De nonnullis locis in quibus differat
betering aangebracht. Als een der middelen om methodus procedendi in foro civili ex codice indo-
daartoe te geraken kan de instelling worden ge- neerlandico a codice nostro, Rotterdam 1855;
noemd der Staatscommissie, welke bij Koninklijk Mr. A. J. Immink, Het Reglement op de burger-
besluit van 30 Juli 1892 n°. 36 in het leven lijke rechtsvordering voor de Europeesche recht-
werd geroepen, ten einde aan de Regeering voor- banken in N.-L vergeleken met het Nederlandsche
stellen te doen omtrent de wijzigingen of voor- wetboek van B. R., I e deel 's Gravenhage 1900
zieningen, die in de wetgeving van N.-L op (2 e deel nog niet verschenen); Mr. C. P. K.
privaatrechtelijk gebied noodig zijn. Winckel, Formulicrboek van burgerlijke rechts-

—•
Litteratuur: Mr. J. A. van der Chijs, Ned.- vordering in N.-L, 's Gravenhage 1884; Mr. J.
Indisch plakaatboek (1602—1811), 17 dl., Batavia J. C. Gaijmans, De landraden op Java en Madoera
's Hage 1885—1900; Mr. P. Mijer, Bijdrage tot rechtsprekende in zaken van misdrijf, Batavia
RECHTSWEZEN. — RECHTVLEUGELIGEN. 399

1874; Mr. W. A. P. F. L. Winckel, De rechts- den Ned.-Ind. ambtenaar van het O. M. op Java
bedeeling onder de inlanders en daarmede gelijk- en Madoera, Amsterdam 1897; Mr. 11.P. Grobhee,
gestelden op Java en de Buitenbezittingen, 3 dl., De panghoeloe als adviseur in strafzaken, 's Gra-
Batavia 1884 en 1888; Mr. A. J. Immink, De venhage 1884; Mr. J. W. S. van der Aa, De leer
rechtspleging voor de inlandsche rechtbanken in van het bewijs in e
strafzaken, 2 druk, Batavia
N.-L, 2 dl., Batavia 1889; Mr. A. J. C. E. van 1876; Mr. M. C. Piepers, De politierol, Batavia
Heijcop ten Ham, De berechting van civiele zaken 1868; Mr. C. H. Nieuwenhuijs, De uitoefening
en van misdrijven op de terechtzitting der land- van politie in N.-L, Semarang—Cheribon 1896;
raden op Java en Madoera, Leiden 1888; Mr. P. Mr. W. E. van der Hout, Handleiding ten ge-
L. A. Collard, Roekoen-roekoen hoekoem jang bruike bij de uitoefening der militaire rechtsple-
lakoe di tanah Hindi-belanda, 2 dl., Batavia 1897; ging, bewerkt ten dienste van het leger in N.
Mr. J. W. S. van der Aa, Het civiel proces voor 0.-L, 3e uitgave, Batavia 1881; A. V. L. Barre,
de landraden en rapats op Het militair strafrecht in N.-L, 2 dl., 2C druk
Java en Madura en
ter Sumatra's Westkust, Batavia 1875; Mr. T. H. Semarang 1894; Mr. P. W. Filet, De verhouding
der Kinderen, De algemeene verordeningen tot der vorsten op Java tot de Ned.-Ind. regeering,
regeling van het regtswezen in het gouvernement 's Gravenhage 1895. W. C. Veenstra.
Sumatra's Westkust, toegelicht uit officieele be- RECHTVLEUGELIGEN (ORTHOPTERA).
scheiden, Batavia 1875; Mr. F. E. Couperus, Het Orde van Insecten met bijtende monddeelen en
rechtswezen op Sumatra's Westkust, Leiden 1882; meestal twee paar vleugels, waarvan de voorste
Mr. T. H. der Kinderen, De ordonnantie van 14 stijf, perkamentachtig zijn en min of meer het
Maart 1881 betrekkelijk de rechtspleging onder voorkomen hebben van dekschilden, terwijl de
de inheemsche bevolking van Groot-Atjeh met achtervleugels vliezig zijn en in toestand van rust
cene memorie van toelichting, Batavia 1881; For- als een waaier geplooid onder de voorvleugels
mulierboek ten gebruike bij de toepassing van opgeborgen worden. Zij doorloopen geen volko-
het reglement tot regeling van het rechtswezen men gedaantewisseling en ondergaan gedurende
in het gouvernement Sumatra's Westkust, Batavia hun groei enkel een aantal vervellingen. De meest
1875; Mr. C. B. Nederburgh, Bijdrage tot de bekende vormen dezer orde zijn de sprinkhanen
interpretatie der artt. 78 al. 2 en 83 van het (walangs), de krekels (djankriks, zie aldaar), de
R. R. van N.-L in verband met art. 3 van het veenmol (zie ANDJING-TANAH) en de kakker-
reglement op de R. O. in N.-L, Leiden 1880; lakken (zie aldaar); maar zij omvat tevens de
Mr. L. W. C. van den Berg, De beginselen van vangsprinkhanen en die merkwaardige insecten,
het Mohammedaansche recht volgens de imams waaraan de Indische natuur zoo rijk is, de wan-
Hantfat en asj' Sjafe'i, 3e druk 1884, in 'tFransch delende takken en bladeren (zie MIMICRY). Ook
vertaald door R. de France de Tersant, Algiers de oorwormen, hoewel door sommige dierkundi-
1896; Idem, De afwijkingen van het Mohamme- gen als een afzonderlijke orde beschouwd, mogen
daansche familie-, erf- en vermogensrecht, 's Gra- tot de Rcchtvleugcligcn gerekend worden.
venhage 1892; Idem, De Mohammedaansche gees- De sprinkhanen worden verdeeld in twee familiën,
telijkheid en geestelijke goederen op Java en de bladsprinkhanen (Locustidaè) en de ve Id-
Madoera, Batavia 1882; Mr. J. W. C. Cordes, sprinkhanen (Acrididae). Terwijl het lichaam dei-
De privaatrechtelijke toestand der vreemde oos- krekels rond en zelfs ruggelings eenigszins afge-
terlingen op Java en Madoera, Leiden 1887; Mr. plat is, zoodat de vleugels nagenoeg horizontaal
G. von Faber, Het familie- en erfrecht der Chi- liggen, is het lichaam der sprinkhanen zijdelings
neezen in N.-L, Leiden 1895; P. Vcllcma, Bijdra- afgeplat en liggen de vleugels bijna verticaal daar-
gen omtrent Indische vraagstukken, bl. 32—102, tegen aan. Bij de „bladsprinkhanen", ook wel
Semarang 1896; Nieuwe regeling van den privaat- sabelsprinkhanen genoemd, gekenmerkt door hun
rechtelijken toestand der Chineezen, ontworpen lange borstelvormige sprieten, is het wijfje in
op last der Regeering van N.-L, Batavia 1897; het bezit van een sabelvormige legboor, waarmede
Mr. A. Paets tot Gansoijen, Eenige opmerkingen zij de eieren vrij diep in den grond kan brengen;
over het ontwerp van die nieuwe regeling, Soera- zij leven grootendeels van dierlijk voedsel, maar
baja 1897; Mr. F. C. Hckmeijer, De rechtstoestand brengen toch somtijds aan de tabaksplanten eenige
der inlandsche Christenen in N.-L, Utrecht 1892; schade toe. Een veel voorkomende soort is de
Mr. A. A. de Pinto, Wetboek van strafregt voor groote Megalodon ensifer Brullé, die men evenals
de Europeanen in N.-L met memorie van toelich- hanen en kwartels wel met elkaar laat vechten.
ting, 's Gravenhage 1866; Wetboek van strafrecht Niet zeer gunstig bekend zijn de „veldsprink-
voor de Europeanen in N.-L (in 1898 vastgesteld) hancn", van de voorgaande aan hun veel kortere,
met memorie van toelichting, 's Gravenhage— draadvormige sprieten en het gemis van een leg-
Batavia 1898; Mr. T. H. der Kinderen, Wetboek boor gemakkelijk te onderscheiden; zij leven uit-
van strafregt voor Inlanders in N.-L met toelich- sluitend van plantenvoedsel en hebben in de laat-
tende memorie, Batavia 1872; ld., De algemeene ste jaren in onderscheidene koffietuinen belang-
politiestrafreglementen voor de Europeanen en rijke schade aangericht. Ook vreten verschillende
voor de Inlanders in N.-I. met toelichtende memo- soorten aan de bladeren en jonge spruiten van
rie, Batavia 1873; Mr. W. de Gelder, Het straf- het suikerriet. Tot deze familie behooren de be-
recht in N.-L, 2e uitgave, bijgewerkt door Mr. M. ruchte „treksprinkhanen", die door sommige volk-
S. Koster, Batavia—'s Gravenhage 1897; Mr. C. W. stammen als voedsel genuttigd worden; volgens
Margadant, Verklaring van de N.-I. strafwetboeken, Valentijn werden ook op Java en Bali in zijn
Batavia 1895; J. A. B. Wiselius, Het gevangenis- tijd walangs door de inlanders gegeten. Evenals
en dwangarbeidstelsel in Nederlandsch- en in bij de krekels bezitten bij de sprinkhanen de
Britsch-Indië, Zalt-Bommel 1885; Mr. J. Lion, De mannetjes het vermogen een sjirpend geluid voort
Ned.-Ind. strafvordering voor Europeanen en met te brengen, dat waarschijnlijk dient om het wijfje
hen gelijkgestelden, Leiden 1886; Mr. A. J.Dries- te lokken; de veldsprinkhancn strijken daartoe
sen, Schets der werkzaamheden in strafzaken van met den getanden binnenkant van de dij der ach-
400 RECHTVLEUGELIGEN. — REDJANG EN LEBONG.

terpooten langs den buitenrand der voorvleugels, Litteratuur: A. de Bormans, Midden-Sumatra,


terwijl bij de sabelsprinkhanen een der aderen Reizen en Onderz. der Sumatra-Expeditie, Nat.
aan den wortel van den linker voorvleugel van onde- Hist., dl. 11, Afd. 7. R. 11.
ren met tandjes is voorzien, als een „rasp", waar- REDIL. Zie BADOEK.
mede zij over den rechter voorvleugel strijken, REDJANG EN LEBONG. Redjang en Lehong
die op dat punt een sterk gespannen vliesje bezit, is de naam eener onderafdeeling van de afdee-
omgeven door een dikken rand, hij wijze van ling Tebing-Tinggi der residentie Palembang, die
een „trommel". Het sterkst ontwikkeld is dit grenst in het W. aan de afdeelingen Laïs, Mokko-
orgaan bij een op Java en Borneo voorkomende Mokko en Ommelanden van Benkoelen der res.
groote sprinkhaan, de Macrolyristes imperator Benkoelen, in het Z. aan de onderafdeeling Ampat-
Volt., wiens geluid men op verren afstand hooren Lawang, in het O. aan de onderafdeelingen Sin-
kan (zie Tijdschrift voor Entomologie dl. VIII, dang-streken en Rawas, in het N. aan de onder-
1865). afdeeling Rawas.
De Manlidae of vangsprinkhanen, die zich met Hoezeer dus staatkundig één geheel vormende,
andere kleine insecten voeden, zijn echte roofdie- bestaat deze onderafdeeling uit twee geografisch
ren; tot het bemachtigen van hun prooi kunnen en ook eenigermate ethnologisch geheel onder-
zij de getande scheen van hun lange voorpooten scheidene deelen, Lehong en Redjang, waarom
tegen de met twee rijen stekels gewapende dij het voor een juist overzicht dan ook wenschelijk
terugslaan, evenals een zakmes in zijn heft. Zij schijnt deze beide streken achtereenvolgens afzon-
zijn bijna uitsluitend bewoners der heete lucht- derlijk te behandelen uit aardrijkskundig en vol-
streek en slechts een paar soorten, zooals de be- kenkundig oogpunt.
kende Mantis religiosa (Gottesanheterin, prie-Dieu), Lebo n g. Dit landschap, ook wel genoemd
komen in Z.-Europa voor. Deze eigenaardige be- Redjang-Lehong, in tegenstelling met Redjang-
naming hebben zij te danken aan de zonderlinge Moesi of -Tengah, de eigenlijke Redjang, en
wijze, waarop zij het voorste lichaamsgedeelte en Rcdjang-Ampat Lawang, de onderafdeeling Ampat
de voorpooten, evenals een biddende de handen, Lawang, — behoort geheel tot het stroomgebied
omhoog richten; de Maleiers noemen ze daarom van Sumatra's Westkust, daar het den bovenloop
walang sembah, biddende vangsprinkhaan. De omvat der Ketaun, die zich bij Ketaun in de af-
wijfjes bevestigen haar eieren, in klompjes ver- deeling Laïs in den Indischen Oceaan stort.
eenigd, tegen de takken en omhullen ze met een Het is een golvend hoogland met eene uitge-
kapsel, gevormd door de slijmerige afscheiding strektheid van ± 1600 D K.M. dat begint op
van klieren van den eileider. Niet minder rijk het punt waar het Barlsangebergte zich, bij den
aan verscheidenheid van soorten is de familie der G. Seblat in twee takken splitst, in het O. afge-
Phasmidae, terecht spook-insecten genoemd, wijl sloten door den hoofdketen van genoemd ge-
hun nu eens bladvormig verbreed, dan weder bergte, die over eene lengte van ±45 K.M. in
stokvormig gerekt lichaam, met lange pooten, met 0.z.0. richting loopt met eene gemiddelde hoogte
of zonder vleugels, bladeren, knoppen, takken, van 1500 M. en zich vervolgens over eene lengte
ja bloemen zoo hedriegelijk nabootsen, dat de van ± 30 K.M. met eene gemiddelde hoogte van
inlander hen voor levend geworden plantendeelen 1100 M. in bijna z. richting buigt, om alz.oo de
aanziet. De wijfjes van het geslacht Phyllium, grens te vormen tusschen Lebong en Redjang en
Pseudophyllus en Phylloptera gelijken op blade- tevens de waterscheiding tusschen het stroomge-
ren; niet alleen komen haar vleugels in kleur bied der Ketaun en dat der Moesi. De tweede
overeen met versche of verdorde bladeren, maar lagere keten van het Barisangebergte loopt vanaf
ook het aderbeloop gelijkt veel op dat van een de G. Seblat eerst in nagenoeg z.w. richting, tot
blad en bovendien hebben de pooten bladachtige op het punt waar de Ketaun door het gebergte
aanhangsels. De soorten van het geslacht Truxalis heenbreckt, om vandaaraf de hoofdrichting, z.0.,
gelijken op spitse, half ontwikkelde grassprieten, te hernemen. De gemiddelde hoogte bedraagt hier
die van het geslacht Bacillus op takjes. Eury- slechts ± 700 M., terwijl dit gebergte de grens
cantha horrida Boisd. van Nieuw-Guinea heeft tusschen Lebong en Benkoelen vormt. De voor-
het geheele lijf met stekels bezet, zoodat men ze naamste toppen die men in deze keten vindt zijn
voor de takjes van een doornig gewas zou hou- van het z. af de drie toppen van den vulkaan
den. Hymenopus coronatus Oliv. gelijkt in kiem- Baleirang, nl. G. Gedang (2030 M.), G. Biti
en vorm op de blaadjes van een roos, waarop zij (1820 M.) en G. Baleirang (1870 M.) benevens
leeft, terwijl andere weer begonia-bloemen naboot- de G. Loemoet (1730 M.), terwijl de hoogste
sen. Wallace vond op Borneo een vorm, bedekt top van het oostelijk gebergte de B. Loemoet
met teêre, half-doorschijnende groene bladaanhang- (± 1700 M.) is.
sels, volkomen gelijkende op de levermossen, waar- Midden in dit hoogland strekt zich, ten n.o.
mee stukjes rottend hout in het oerwoud overdekt van het meer een alleenstaande, ± 1700 M. hooge
zijn. Zeer merkwaardig is het ook, dat de eieren bergrug, de G. Pandjang, uit.
dezer dieren meer gelijken op plantcn-zaden dan Een geheel volledig geologisch overzicht is van
op insecten-eieren. Lebong nog niet te geven. De oostelijke Barisan-
Ook de afwijkende groep der Oorwormen keten, en tevens het grootste deel van het stroom-
(Eorficulidac), met hun korte voorvleugels en ach- gebied der Ketaun bestaat uit augiet-andesieten,
terlij fsknijpers, is door een groot aantal soorten terwijl bij Sekandau in de rivier schieferklei werd
in den Indischen archipel vertegenwoordigd; bij aangetroffen. De oostelijke tak van het Barisan-
enkelen, zooals Opisthocosmia insignis, 't eerst be- gebergte bestaat uit oudere andesieten, terwijl de
schreven door De Haan (Verhandel, over de Na- Baleirang een sedert menschenheugenis niet meer
tuurl. Geschiedenis der Ned. Overz. Bezitt.), zijn werkende vulkaan is, die naar de zijde van Lebong
die knijpers zoo sterk ontwikkeld, dat zij aan de is ingestort.
vertakte bovenkaken van sommige kevers, 't vlie- De voornaamste rivier van Lehong is de Ketaun,
gend hert, herinneren. die vanaf haar oorsprong op den B. Loemoet tot
REDJANG EN LEBONG. 401

aan Sekandau, waar zij Lebong verlaat, een afstand Tengevolge van twisten worden dikwijls doe-
van dtz 74 K.M. doorstroomt, terwijl zij ongeveer soens verlaten, terwijl ook veelvuldig voorkomt
halverwege een meer vormt, ± 4 D K.M. groot, dat enkele gezinnen zich uit hunne doesoen ver-
op ongeveer 790 M. hoogte gelegen, met cene wijderen en zich ergens anders neerzetten (talang),
gemiddelde diepte van
± 50 M. en welks lengteas
ligt in de richting z.o.—n.w. (zie verder onder
waarbij deze nieuwe nederzetting echter steeds
eenigermate ondergeschikt blijft aan de moeder-
KETAUN). Boven het meer, waar de rivier stroomt doesoen. De wegen zijn goed onderhouden voet-
tusschen het Barisangcbergte en den G. Pandjang, paden, die echter voor voertuigen ongeschikt zijn.
is zij zeer smal, er
beneden' is zij voor kleine De Lebongers zijn Maleiers, en hunne overle-
prauwen bevaarbaar en stroomt zij door een veringen vertellen dan ook dat zij afstammen van
:fc 60 □ K.M. groote, moerassige vlakte, die waar- eenen radja die met vier raadslieden kwam uit
schijnlijk een vroegere meerbodem is. Menangkabau en zich vestigde te Aman. Een
De voornaamste zijrivieren zijn: boven 't meel- andere sage doet hen afstammen van de zwervende
de A. Soeloep, die op het schcidingsgebergte met Orang Koeboe. Men schat de tegenwoordige sterkte
Redjang ontspringt, er beneden de A. Oerang, der bevolking op ± 3700 zielen, terwijl berichten
die op den G. Pandjang en de Ketaun-Kotór, uit het begin van de I9 e eeuw een cijfer van
welke in den bovenloop Boengai heet, en die op ± 40.000 vermelden, dat echter door epidemieën en
den G. Baleirang ontspringt. Verder ligt in Lebong door een Engelsche expeditie door Th. S. Rallies
het boyenstroomgebied van den A. Satan, de van Benkoelen uitgezonden, gaandeweg afnam. In
voornaamste zijrivier van de Ketaun, die zich vroegere tijden moeten verscheidene malen kolo-
echter eerst in Benkoelen met deze vereenigt. nisatie's van Lebongers plaats gehad hebben in
Fauna en flora dezer streken komen, evenals Laïs, Ampat Lawang en Redjang, wat o. a. ver-
die van Redjang, voor zoover bekend, geheel met klaart dat vele hoofden uit laatstgenoemde land-
die van Midden-Sumatra overeen. Als eene eigen- streek nog grooten invloed hebben in Lebong. De
aardigheid dient echter vermeld te worden, dat Lebongers zijn krachtig gebouwde, welwillende en
in Lebong, waar het oerwoud voor den aanleg uiterst gastvrije menschen, waarvan echter velen
van ladangs is weggekapt en die ladangs weder verslaafd zijn aan hanengevechten, dobbelen of
verlaten zijn, niet, zooals elders, ilalang voor goed amfioenschuiven, hetgeen in dit uiterst vruchtbare
de plaats van het bosch inneemt, doch een bam- land betrekkelijk veel armoede doet heerschen.
boesoort, kapal genaamd, opkomt, die na niet Vooral de jonge vrouwen hebben dikwijls een
zeer langen tijd weer door het bosch verdrongen zeer innemend uiterlijk.
wordt. In het meer vindt men eetbare mosselen, Eigenaardig is het onder deze bergbewoners,
kidjing, terwijl tusschen het meer en de weste- evenals onder die der Redjang, veelvuldig voor-
lijke vulkanen zeer groote kudden herten worden komen van hypsistenocephalie. Zeden en gewoon-
aangetroffen. ten komen vrijwel overeen met die van de overige
liet klimaat is frisch en tamelijk gezond, zoo- Maleiers van Midden-Sumatra, zoodat alleen enkele
dat vooral de kindersterfte hier veel geringer is afwijkingen dienen vermeld te worden. De huizen
dan elders en ook melaatschheid zelden voorkomt. hebben hier niet de opwaarts gebogen dakpunten
Echter hebben nog al eens cholera-epidemieën der Bovenlanden, terwijl de dakbedekking bestaat
geheerscht die verschrikkelijke verwoestingen uit roembiabladeren, of uit gespleten bamboe
onder de bevolking aanrichtten. (geloepai) in welk geval het bijna geheel vlak
De doesoens zijn veelal ruim en gezond ge- liggen der daken een eigenaardigen indruk maakt.
bouwd, daar de huizen in twee regelmatige rijen De omwanding bestaat veelal uit boomschors, ter-
staan om een vierkant pleintje, waarop men ge- wijl de stijlen waarop de nokbalk rust dikwijls
woonlijk een wachthuisje vindt en de gewone besneden en met roode en witte figuren beschil-
bal ai, benevens een ruime loods, waaronder de derd zijn. Bij de huizen vindt men vierkante rijst-
gemeenschappelijke rijstblokken (lesong) dei- schuurtjos, toeawal genaamd. De vrouwen kleuren
gemeente staan. De voornaamste doesoens zijn: zich gewoonlijk de onderste oogleden donkerblauw
Tapoes, vroegere standplaats van den controleur met een fijn Arabisch poeder, tjclaq, en dragen
en zijn garnizoen en gelegen aan het verhindings- het haar, behalve in de gewone kondèh, dik-
pad van Lebong met Rawas over den ± 1670 M. wijls in een soort strik, basanggoewe. Verder
hoog gelegen pas van den 15. Loemoet; Kota dragen zij vele armringen en als eigenaardige
Danau, op het punt waar de Ketaun het meer hoofdversierselen: de seloepat, een bamboe
bereikt en tevens uitgangspunt van den weg naar kokertje met smalle reepjes van de witte papier-
Kepajang in Redjang; Teës, op het punt waar achtige binnenschil der auer-doeri; de sapang-
de Ketaun het meer verlaat en dat door een voet- djarang, een opengewerkten doek met roode
pad langs de A. Satan is verbonden met Ketaun, randen en witte franje of, doch deze alleen bij
en door een ander met Laïs in Benkoelen; Oedjoeng feestelijke gelegenheden, een soort diadeem van
Tandjoeng; Tandjoeng Agoeng, waar eene uitge- rotan of bamboe met goudpassement versierd of
breide tabakscultuur wordt gevonden; Sekandau, van goudblad. Dit laatste sieraad wordt ook in
dicht bij de plaats waar de Ketaun Lebong ver- Redjang gedragen. Bij den arbeid is de gewone
laat en in de buurt waarvan men verscheidene kleeding der vrouwen een b a d j o e van boom-
zeer moeilijk te genaken vogelnestgrotten vindt. bast. Ook verschillend van hetgeen men in andere
(De oogst in deze grotten heeft, met fakkellicht, Menangkabausche landen ziet is het gebruik dat
plaats om de 3 maanden, nadat men op denbodem de meisjes tot haar zesde jaar aan een touwtje om
bamboclattcn heeft neergelegd ten einde het weg- den buik een soort klein vijgeblaadje van goud,
zakken in de dikke laag uitwerpselen te voorkomen. zilver of blik (tjaping) dragen.
Elke opbrengst bedraagt van 4 tot 10 pikols, die De mannen dragen het haar lang of zóó ge-
ter plaatse eene waarde van dzf 15, te Benkoelen schoren dat aan eiken slaap een lange lok blijft
van ±ƒ4O het pikol vertegenwoordigen); Aman hangen. De hoofddoek, ikat-ikat, is meestal
en Toenggang, beide aan de Ketaun Kotór gelegen. van boombast vervaardigd.
111 26
402 REDJANG EN LEBONG.

De omgang tusschen jongelieden is zeer vrij. de teelt zeer uitgebreid was vóór 1860 toen het
Bij alle feestelijke gelegenheden voeren zij geza- pikol van deze zwarte, gedroogde pitten door de
menlijk dansen (besindjang) uit, ieder onder Chineezen met ƒ250 werd betaald, doch die aan-
leiding van eene ceremoniemeesteres of -meester, merkelijk achteruitging nadat de prijs daalde, die
radja-gadis en radj a-boedjang, en onder thans ± ƒ5O bedraagt. Men is zich toen meer
begeleiding van een soort viool, een trom (redo) en meer op de koffiecultutir gaan toeleggen, welke
of een soort gamelan (klintang). Wanneer aan- hier nu ook goede vruchten afwerpt. Verder wor-
zienlijke vreemdelingen in een dorp aankomen is den oehi-soortcn, klappers, pisang, sirih en dja-
het gewoonte dat zij worden ontvangen met het goeng verbouwd.
rhytmische stampen door de meisjes in de rijst- De uitvoer, voornamelijk van koffie, poear lako
blokken op 't dorpsplein. en vogelnestjes heeft tegenwoordig grootendeels
De in vele opzichten zoo nadeelige kinderhu- plaats over Moeara Bliti naar Palembang. De vee-
welijken komen hier niet voor. Men vindt vier stapel is uiterst gering en bestaat slechts uit
huwlijksvormen: semendo-betanem batoe, enkele karbouwen en geiten. De nijverheid staat
overeenkomende met het zoogen. ambil-anak; op niet zeer hoogen trap. Eenigszins van belang
semendo-bidap-idoep, waarbij een huwc- is het zijdeweven, waartoe zoowel hier als in Re-
lijksprijs van ±20 rijksd. vereischt is; semen- djang veel werk wordt gemaakt van de teelt van
do-radj ó-radjó, waarbij de man ±40 rijksd. zijderupsen op een soort moerbezieboom (Mortis
betaalt en ter dj oen pesoeni of het dj oe- indien Rumpk l). Verder beoefent men het netten-
dj oer-hu weiijk, waarbij de vrouw, voor een koop- breien, houtsnijden, pottenbakken, smeden en
som van minstens ƒ2OO geheel en al in het ge- gambir- en suikerberciden.
slacht van den man overgaat. Het totstandkomen Vroeger werd door de Lebongers, naar men
van deze laatste huwelijken wordt door de Regee- zegt, zeer veel goud gegraven. Zelfs leiden zij
ring zooveel mogelijk tegengewerkt, hoofdzakelijk daarvan den naam van hun land af, die hetzelfde
om de zeer schadelijke gevolgen voor den man, zou beteekenen als lobang, gat.
verbonden aan het bijeenkrijgen van het noodige F'enigszins nauwkeurig bekend werd dit land-
geld. schap eerst in 1876 door de tochten der Sumatra-
De godsdienst der Lebongers is de Mohamme- expeditie, uitgezonden door het Kon. Ned. Aardr.
daansche, hoewel nog vele overblijfselen van het Genootschap.
heidendom in de vereering van graven enz. zijn Vóór de vestiging van ons gezag, waren de
arm te wijzen. Missigits vindt men er in het ge- Lebongers geheel onafhankelijk.
heel niet, terwijl in elk der vijf marga's één Redjang. Dit tweede gedeelte der ondcraf-
malim wordt aangetroffen. De besnijdenis geschiedt deeling Redjang en Lebong, wordt ook wel ge-
bij jongens pas op hun i6u jaar. De meeste man- noemd Redjang tengah, als gelegen tusschen
nen verstaan en spreken het Menangkabau-Ma- Redjang Lebong en Redjang Ampat Lawang in,
leisch, doch de eigenlijke landstaal is het Re- terwijl men in oudere geschriften ook de namen
djangsch, een dialect met sterk geprononceerde Redjang Moesi, als brongebied van de Moesi, en
neusklanken en vermengd met vele Maleische Redjang Ampat petoelai, het Redjang van de vier
woorden. Het schrift is het sat ra rèntjong of stammen, vermeld vindt. Het is eene lichtgol-
ingesneden schrift, dat men schrijft op bamboe- vende vulkanische hoogvlakte, het lengtedal van
latten van 3 op 30 c.M. (zie RÈNTJONG). de Moesi, dat in het W. van Benkoelen wordt
Onder de letterkundige voortbrengselen noemen gescheiden door de gemiddeld 800 M. hooge
wij de serambah's, liedjes van ongeveer gelij- Barisanketen, in het O. door de bergreeksen
ken inhoud als de Maleische pantoen's, die men waarop de Megang, de Klingi en andere zijrivie-
bij alle feesten zingt, en de padato's, sagen ren van de Moesi ontspringen. Redjang behoort
in versmaat, die bij enkele feesten, doch ook wel dus geografisch geheel tot Palembang en het stroom-
bij tochten in de wildernis op eentonige wijze gebied van de Oostkust van Sumatra. Uit de hoog-
worden voorgedragen. De bevolking is verdeeld vlakte rijst, ten o. van de Moesi, te midden van
in 5 marga's, te weten: dj oeroekalang, ber- een groot plateau van puimstcentuf (waarschijn-
mani, seloepoe, soekoe semelako (8 soe- lijk een oud binnenmeer dat door tuf uit de Kaba
koe's) en Soekoe aman (g soekoe's), welke werd opgevuld) de tweelingvulkaan G. Itam
beide laatste vroeger ééne marga, toek a i, vorm- (± 1400 M.) en G. Kaba (_. 1650 M.) op, van
den. Aan het hoofd der marga staat de pasirah, welke twee toppen de Kaba nog steeds werkt
een oudtijds erfelijk en onafhankelijk hoofd, en (zie KABA). De Barisanketen bestaat grooten-
naast hem de pembarab, terwijl aan het hoofd deels uit oude andesieten, terwijl de vulkanen in
van elke doesoen de dipati of anak dalam het o. uit augiet-andesieten en basalt, met zand
staat. Tegenwoordig worden al deze hoofden, na en asch zijn opgebouwd. Verder werden op ver-
volkskeuze door het Gouvernement benoemd. Zware schillende plaatsen van de hoogvlakte kwartshou-
misdrijven komen voor den raad van pasirah's en dende augiet-diorieten aangetroffen. Aan den voet
pembarabs, terwijl kleinere zaken worden uitge- van den Kaba, bij de doesoen Kesambeh, vindt
maakt door den pembarab met de betrokken di- men verscheidene sterk-zvvavelhoudende warme
pati's. Opmerkenswaardig is dat, terwijl hier de bronnen, die zich ontlasten in de Ajer-Poetih, en
gewone indeeling in soekoe's ook gevonden wordt, waaraan de inlanders geneeskracht toekennen.
de kinderen behooren tot de soekoe van den vader De Moesi, die op den G. Tjoendoeng, ook wel
en niet tot die der moeder. B. Oeloe Moesi genaamd, in de Sindang ont-
De mannen houden zich voornamelijk met jacht springt en het land over eene lengte van ± 50
op vogels en vischvangst bezig. De voornaamste K.M. doorstroomt in z.z.oostelijke richting is de
:
cultures zijn die van rijst, voornamelijk op ladangs,
daar de sawah's uiterst slecht onderhouden worden,
voornaamste rivier, (zie MOESI). Het klimaat is
gezond, doch er komen enorm veel kropgezwellen
suikerriet, tabak, gambir, doch in zeer geringe van ernstigen aard voor, die men toeschrijft aan
hoeveelheid, cardamom (poear lako), waarvan de kwaliteit van het water der kleinere riviertjes.
REDJANG EN LEBONG. 403

Onder de doesoens, wier uiterlijk voorkomen schen welke laatste nederzettingen en het moe-
vrijwel met die in Lebong overeenkomt, noemen derland steeds zeer nauwe betrekkingen bleven
wij als de voornaamste: Kcpajang (Kepahiang is bestaan. Deze Benkocleesche Redjangers echter
de officieele doch onjuiste schrijfwijze) op 0
3 3840" moesten de suprematie der Sultans van Bantam
Z.B. en 1020 34' 18" O.L. v. Gr. gelegen aan de erkennen, terwijl de eigenlijke Redjang zich langen
Moesi en den grooten weg van Benkoelen naar tijd vrijwel onafhankelijk wist te houden, zoowel
Tebing Tinggi en Palembang, op cene hoogte van den Sultan van Palembang als van dien van
van 521 M., standplaats van den controleur; Pasar Bantam.
Tjoeroep, eene vrij belangrijke marktplaats aan Om zich echter tegen de invallen der Bantam-

'
den grooten weg van Kcpajang naar Padang mers te beveiligen zonden zij een jaarlijksche
Oelak-Tanding en het pad naar Lebong en Soerou. schatting aan den Sultan, aan welke zij zelve den
He beide genoemde groote wegen zijn goed onder- schooner klinkenden naam van geschenken gaven.
houden, breede grintwegen. In het geheel telt men Langzamerhand kregen toch de Sultans van Pa-
in Redjang ± 50 doesoen's die cene bevolking lembang meer invloed in Redjang, waarheen zij
hebben van ± 8000 zielen, waaronder, behalve dan een djenang als vertegenwoordiger zonden,
de Redjangers, ook vele Palembangers en Ben- en waarvoor zij later zelfs eene wettelijke rege-
koeleczen worden aangetroffen. ling vaststelden onder den naam van atoeran
De Redjangers zijn een veel minder gastvrij sindang mardika (de Redjangers noemden
en welwillend slag van menschen dan de Le- zich met grooten trots: orang sindang mar-
bongers, wier trots, krijgslust en roofzucht zoowel dika, d. w. z.: „vrije grensbewakers"), die wordt
den vorsten van Palembang als onze Regeering toegeschreven aan Sultan Tjindai Balang en die
meermalen veel zorg haarde. Marsden beschouwde later nog den grondslag bleef uitmaken, van 1825
hen als 't meest zuivere, 't oertype van de Maleiers, tot 1859, voor de verhouding der Redjang tegen-
hetgeen echter min juist is, daar de enkele afwij- over ons, op grond waarvan de Redjangers in
kingen van gewoonten enz. der Menangkabau- dien tijd o.a. jaarlijks eene belasting van ƒ2OO,
Maleicrs die zij vertoonen, uit Javaansche invloe- tiban toekang, aan ons opbrachten, waarna
den verklaard schijnen te moeten worden. Hun ze ten slotte in 1859, bij de inlijving, werd ge-
taal is het Redjangsch en ook bij hen is het wijzigd. Om zich tegen de voortdurende stroop-
rèntjong-schrift in gebruik. Zij zijn Mohammeda- tochten der Redjangers te beveiligen vestigde
nen, doch evenals bij de Lebongers vindt men Raffles in 1818 een militaire post te Poelo-gètok,
ook hier nog zeer vele overblijfselen van het hei- die echter in 1825, toen Benkoelen aan ons over-
dendom, o. a. in het brengen van offers bij den ging werd opgeheven. In dienzelfden tijd werden
krater van den Kaba, die als heilig wordt be- ook veelvuldig voorstellen gedaan om Redjang
schouwd, en op wiens hellingen men op enkele bij Benkoelen te voegen, daar het van daaruit
plaatsen nog resten van Hindoe-oudheden aan- veel gemakkelijker te beteugelen zou zijn. Wel
treft. De Mohammedaansche priesters zijn in eene werd in 1838 geheel Palembang, en daarmee dus
klasse, ketib, vereenigd, doch is volstrekt niet ook Redjang, aan Benkoelen toegevoegd, doch
in elke doesoen een lid van die klasse te vinden. deze wijziging heeft nooit anders dan op papier
Als afwijking van de Lcbongsche gebruiken bestaan, en, niettegenstaande in datzelfde jaar
dient nog vermeld te worden, dat de dansen hier eene expeditie er heen trok om den moord op den
altijd door jongens of meisjes afzonderlijk worden resident van Benkoelen, Bogaerd, te wreken, ble-
uitgevoerd. Niettegenstaande de tegenwerking van ven plundering en menschenroof in Benkoelen
de Regeering worden in Redjang nog altijd zeer door Redjangers bedreven, steeds veelvuldig voor-
vele djoedjoer-huwelijken gesloten. komen. Toen eindelijk in 1857 een met de op-
De bevolking is verdeeld in 4 marga's: Ber- name belast onderofficier in Redjang werd ver-
mani Oeloe, Seloepoe Oeloe Moesi, Bermani Uil- moord, en een ander in 1858 bijna een dergelijk
en Marigi, van welke de drie eerste onder een lot in Lebong ondergaan had, begreep men krach-
pasirah, de laatste sedert 1876 onder den con- tiger maatregelen te moeten nemen. 2 Mei 1859
troleur zelf staat. Overigens komt de inrichting verlieten 2 comp. infanterie met artillerie enz.
van het bestuur met die in Lebong overeen. De Padang, doch bij aankomst in Redjang ondervond
diensten die het volk aan de hoofden had te be- men geen tegenstand en, nadat eenige tijdelijke
wijzen, en die voor getrouwde en ongetrouwde versterkingen waren opgericht, werd Redjang bij
mannen verschilden, zijn sedert IS7O afgekocht Besl. van 1860 (Ind. St. n". 30a) bij de afdee-
voor een jaarlijksche som van ƒ720. Verder vindt ling Tebing Tinggi van Palembang gevoegd,
men hier en in Lebong de gewone heerendien- waarna bij Besl. van 9 Juni 1861 hetzelfde plaats
sten. Aan ons Gouvernement wordt een jaarlijksch had voor Lebong.
hoofdgeld, onder den naam van landrente opge- Het bestuur werd geregeld bij Besl. van 1860
bracht. (Ind. St. 110. 3o«) jo. dat van 1878 (Ind. St. n". 27).
De cultures zijn hier dezelfde als in Lebong, Later vielen in 1862 nog eenige ongeregeldheden
doch komt de teelt van poear lako hier niet voor, hij den aanleg van een weg voor, die toen eene
terwijl de klapperteelt ook uiterst gering is, daar kleine expeditie noodig maakten. Het bestuur
de grond er niet geschikt voor is. Van zeer groot wordt uitgeoefend door een controleur en een
belang daarentegen is sedert 1866 de koffiecultuur adspirant-controleur, heiden gevestigd te Kepa-
geworden, zoodat Redjang en Lehong nu geza- jang, alwaar tevens een klein garnizoen is gele-
menlijk jaarlijks ± 30.000 pikol uitvoeren, wat gerd in eene permanente versterking van den 4tlen
Redjang betreft grootendeels over Benkoelen naar rang (Ind. St. 1889 n». 27).
Padang. Ook de teelt van tabak is in Redjang Sedert 1898 zijn van Regeeringswege 81 con-
vrij belangrijk. cessiën verleend tot het doen van mijnbouwkun-
In oude tijden had meermalen kolonisatie van dige opsporingen, zoowel in Redjang als in Lebong,
uit Redjang plaats in de Pasoemah-landen en van welke echter nog maar ééne is overgegaan in
vooral in de Ommelanden van Benkoelen, tus- eene concessie tot het exploiteeren van goud in
404 REDJANG EN LEBONG. — REES. (WILLEM ADRIAAN VAN)

Lebong, die tot nu toe goede resultaten belooft. en G. J. E. Holmberg de Beckfelt. Reeds op jeug-
Litterutuur: Midden-Sumatra, Reisverh. 11, bl. digen leeftijd naar Indië vertrokken, waar hij
101; Talen en Letterkunde, bl. 5, 9, 15, 37, 66; 11 Juli 1837 aankwam, trad hij als klerk bij de
Aardrijksk. Beschrijv., bl. 4, 35, 80, 93, 145, algemeene secretarie in 's lands dienst, doorliep
151, 164; Volksbeschrijving, passim; I. |. Veth. daar de lagere betrekkingen en werd 31 Mei 1850
Aardrijksk. en Statist. Woordenboek, 111, bl. 22; tot Referendaris bij dat kabinet benoemd. Den
De geschiedenis van Sumatra, Gids 1849, 11, bl. sen5 en Juni 1851 tot adjunct-secretaris aangesteld,
44g, 690; R. Schuiling, Nederland tusschen de verwisselde hij die betrekking reeds 17 Julid.a. v.
tropen, bl. 246, 254; W. Marsden, The History met die van inspecteur van finantiën; na een kort
of Sumatra, bl. 37, 165, 175, 252; De Sturler, verlof in Indië werd hij achtereenvolgens resident
Proeve eener beschrijving van het gebied van van Kedoe (6 Juli 1856), van Bagelen (20 Aug.
Palembang, bl. 37, 192; Proeven van Redjangsch, 1857) en van Soerabaja (11 Mei 1860). Den 14™
Tijdschr. v. h. Bat. Gen. XXX, 1885, bl. 484; Jan. 1864 werd hij lid in den Raad van Indië,
Dr. C. Swaving, Beschrijving van schedels van in welke betrekking hij, na een 2j'arig verlof in
inboorlingen uit de bovenlanden van Palembang, Nederland, 25 Sept. lß6g herbenoemd werd. Den
Nat. Tijds. v. N.-L 1870, bl. 263; Eenige aan- IO'11 Juni 1872 op verzoek uit 's lands dienst ont-
teekeningen over de Sumatrasche volksstammen, slagen, werd hij Sept. d.a. v. tot lid van de Tweede
Nat. Tijds. v. N.-L 1863, bl. 304; L. F. Wesly, Kamer gekozen, doch legde dat mandaat neder na
De onderafdeeling Rawas, Aanhangsel, Tijds. B. zijne benoeming tot vice-president van den Raad
B. 111, bl. 366; R. D. M. Verbeek, Topografische v. Indië (30 Aug. 1873), welk ambt hij tot April
en geologische beschrijving varr Zuid-Surnatra, 1878 vervulde. In Nederland teruggekeerd, werd
Jaarb. Mijnw. 1881, I, bl. 2; Ibid. 1887, bl. I2g; hij weder tot lid der Tweede Kamer verkozen
E. A. F'rancis, Benkoelen in 1833, Tijds. v. N.-L (17 Juni 1878), trad 10 Maart lß7g als Min. van
1842, I, bl. 425; Korte aanstippingen nopens de Kol. op, doch legde die betrekking 20 Aug. d. a. v.
afdeeling Benkoelen, 'Tijds. v. N.-L 1838, 11, bl. weder neder, — werd weder lid der Tweede Kamer
(Sept. 1880) en daarna voorzitter dier Kamer (Sept.
347 ; De kofficcultuur in de Palembangsche Boven-
landen, Econom. 1874, 11, bl. 803; P. J. Maier, 18S1), en trad 20 Jan. 1884 als Gouv.-Gen. op,
Minerale bron op den Kaba, Nat. Tijds. v. N.-L welk ambt hij 11 April 1884 aanvaardde. Op zijn
1861, bl. 6g, 378; Onderzoek van het wat,er van verzoek werd hij iq Juni 1888 ontslagen, en legde
de Ajer-Poetih, Nat. Tijds. v. N.-L 1861, bl. 218, die waardigheid 2g Sept. d. a. v. neder; hij over-
382; A. A. von Karacson en R. Fennema, De leed te Arnhem den loen Maart lßg2. Van Rees
vulkaan Kaba op Sumatra, Tijds. Aardr. Gen. heeft als lid van den Raad van Indië een leven-
2* S. XIV, bl. 555; W. A. Van Rees, De an- dig aandeel genomen in de voorbereiding en uit-
nexatie der Redjang, Rotterdam 1860; Extract voering der hervorming van het Preanger-stelscl;
uit de beschrijving eener reis naar Lebong in een belangrijk rapport daarover is, onder den
1857 ondernomen door F. G. Steek, Bijdr. t. t. titel Ovcrzigt van d. geschied, der Prcang. Regent-
1. en vlk. 2<; Vlgrks. IV, bl. 31; J. H. Knoerle,
Aanteekeningen gehouden op eene reis in de bin-
schappen, gepubliceerd in Verh. Bat. Gen. XXX X,1
1880. Zijne hervormingsplannen in 1863 den Gouv.-
nenlanden van Sumatra, bijzonder met betrekking Gen. Sloet aanbevolen, vindt men besproken in
tot Benkoelen en Palembang, De Oosterling, I, Ind. Gids 1885, I, bl. 720. Van Rees was Com-
bl. 66; H. J. A. Raedt van Oldenbarneveldt, mandeur Ned. Leeuw.
Tochten in het stroomgebied der beneden-Ketaun Tijdens het bestuur van Van Rees werden eenige
en een vierdaagsch uitstapje in de Lebong. Tijds. Bataksche landschappen ingelijfd; de strijd in
Aardr. Gen. 2C S. V, bl. ig6. Atjeh, waar het bestuur gereorganiseerd werd, bleef
REDJANGSCH. Dit behoort, volgens hetgeen voortduren. Onlusten, spoedig bedwongen, braken
daaromtrent in het art. LETTERSCHRIFT is ge- uit in de Toba-landen, de W.afdeeling van Borneo,
zegd, tot de Redjangsch-I.ampongschc groep van de Noorderdistricten van Celebes en in Djambi;
de alphabetten van Indischen oorsprong, die in een opstand te Tjilegon (Bantam) werd eveneens
den Archipel worden of werden gebruikt en is als spoedig onderdrukt. Ongeregeldheden op het land
schrift verwant met het Rentjong, het Bataksch en Tjiomas (Buitenzorg) moesten met geweld worden
het Lampongsch. Het Redjangsch, dat in Redjang bedwongen en leidden tot de verwijdering van den
en Lebong wordt gesproken, bevat zeer vele administrateur. Aan spoor- en tramwegen werd
vreemde, vooral Maleische woorden. Bij de uit- grooter uitbreiding gegeven; te Boeleleng werden
spraak worden neusklanken gehoord. De klemtoon de slaven vrij verklaard. AL Minister werkte Van
valt zeer verschillend, nu eens op de laatste, Rees er toe mede art. 2 § 27 van het politie-
meestal op de voorlaatste, doch ook wel op de reglement voor inlanders (contractbreuk) afteschaf-
eerste lettergreep: (de klemtoon op de cursief ge- fen; eene poging om scheiding tusschen Neder-
drukte lettergrepen) doe-i'a/'(twee),j««bilan (negen), landsche en Indische finantiën tot stand te brengen,
herang ka/W (wellicht), smoelen (maagd). Vgl. mislukte.
Midden-Sumatra 111, 2, bl. 6; Tijdschr. Bat. Gen. REES. (WILLEM ADRIAAN VAN) Geb. te
XXX, bl. 484, Arnhem den 13e" Maart IS2O uit het huwelijk van
REDJASA. Jav. Zie ANTANAN. Richardus Van Rees met Constantia Wilhelmina
REDJASA. District van de contróle-afdeeling Piper, trad hij in Indischen krijgsdienst, welken
Grati, regentschap, afdeeling en residentie Pasoe- hij in 1864 met den rang van majoor verliet. In
roean; met eene oppervlakte van 4300,8 hectaren. 1870 werd hij benoemd tot lid der Algemeene
Het district telt 73 desa's. Rekenkamer; hij overleed te 's Gravenhage den
REDJOWINANGOEN. District van het tot 4<=" Juli 1898.
Sultansgebied behoorend regentschap Kalasan, Van Rees heeft zich vooral onderscheiden door
residentie Djokjakarta. meerendeels populaire werken uit de krijgsge-
REES. (OTTO VAN) Geb. te Culemborg 4 schicdenis van Ned.-Indië in de eeuw. Van
Jan. 1823 uit het huwelijk van Dr. J. Van Rees die werken noemen wij: Montrado, 's Bosch 1858;
REES. (WILLEM ADRIAAN VAN) — REISGELEGENHEDEN. 405

Wachia, Taykong en Amin, Rott. 1859; De an- ijverig werkzaam; de oprichting van denbotanischen
nexatie der Redjang, Rott. 1860; Herinneringen tuin te Buitenzorg was grootendeels zijn werk (zie
uit de loopbaan van een Indisch officier, 2 dln. deze Ene. I, 272). Benoemd tot hoogleeraar in
Leiden 1862; De Bandjermasinsche krijg, Arnh. de chemie, botanie, geologie en mineralogie aan
1865; De pionniers der beschaving in Ned.-Indië, de hoogeschool te Leiden, keerde hij in 1822
Arnh. 1866; Toontje Poland, 2 dln. Arnh. 1867; naar het vaderland terug en aanvaardde die be-
De Bandj. krijg nader toegelicht, Arnh. 1867; trekking 3 Mei 1823 met eene rede: „De aug-
Vermeulen Krieger, Arnh. 1870. Ook gaf hij ver- mentis quae historiae naturali ex Indiae investi-
scheidene werken over krijgskundige wetenschap- gationc accesserunt". In 1844 werd zijn onderwijs
pen uit. tot de botanie beperkt; in 1845 nam hij zijn
REGEN. Zie KLIMAAT, Dl. 11, bl. 235 en eervol emeritaat. Hij overleed 6 Maart 1854 te
OIISKRVATORIUM (MAGN.-METEOROL.) TE Leiden.
BATAVIA, Dl. 111, bl. 41. Op wetenschappelijk gebied is door Reinwardt
REGENT. Zie BESTUUR, Dl. I, bl. 188. niet zooveel gepresteerd geworden, als men wel
REGIE Zie OPIUM, Dl. 111, bl. 110. had verwacht; zijne vele en velerlei werkzaamhe-
REGOE. Jav.; WF.REGOE, Soend.; WIROE, den beletten hem zich geheel daaraan te wijden;
Jav. en Soend.; KOEWALA, Mak. toch zijn door Reinwardt verscheidene bijdragen
Algemeene benamingen voor palmen van het ook tot de kennis van Indië gepubliceerd, meestal
geslacht Licuala Thunb., ofschoon met den laat- in de Verh. van de Eerste klasse van het Kon. In-
sten naam meer bijzonder L. spinasa Witiinb stituut en van de Academia Caesareo-Leopoldina
bedoeld schijnt. Dit is een niet zeer hooge palm te Bonn, zooals over den aard en oorsprong der
met waaiervormige bladeren en gedoomde blad- eetbare vogelnestjes op Java, en eene beschrijving
stelen, die uit de kroon lange vertakte blocmtros- der Hepnticne Javanicuc, — alsmede een voorle-
sen voortbrengt. De soort is over Malaka en den zing over „de natuurlijke vruchtbaarheid der O -I.
Maleischen archipel verspreid. Het hout dient voor eilanden en bijzonder van Java en over de waar-
wandelstokken en in de gedroogde bladeren rolt schijnlijke oorzaken daarvan". In de Verh. Bat.
men tabak tot sigaretten. Gen. IX leverde hij een bijdrage „Over de hoogte
REINWARDT. (GASPAR GEORGE CARL) en verdere natuurlijke gesteldheid van eenige ber-
Geb. den SC"5C Juni 1773 te Lüttringhausen (Bergs- gen in de Preanger regentschappen". Groote ver-
"
land, Pruisen), uit het huwelijk van J. G. Rein- diensten verwierf hij zich in Indië door het bijeen-
wardt en C. Goldenberg. Ten einde zijn broeder, brengen van wetenschappelijke verzamelingen, die
die te Amsterdam als apotheker gevestigd was, door hem naar het moederland gezonden werden.
bijtestaan, begaf hij zich op I4jarigen leeftijd naar Ofschoon een groot deel daarvan op de zeereis
die plaats, en legde zich daar, met het doel om teloor ging, zijn o. a. het museum van nat. historie
zich voor de studie in de geneeskunde te bekwa- en het museum van oudheden, beide te Leiden,
men, met zooveel ijver en goed gevolg toe op de veel aan Reinwardt verschuldigd.
beoefening der natuurwetenschappen, met name Zie: Reinwardt's Reis naar het Oostelijk gedeelte
der botanie, dat hij in 1801 benoemd werd tot van den Indischen Archipel in het jaar 1821, uit
hoogleeraar in de natuurlijke geschiedenis aan zijne nagelaten aanteekeningen opgesteld, met een
de hoogeschool te Harderwijk, welke betrek- levensberigt en bijlagen vermeerderd: door W. PI.
king hij, na te voren aldaar tot doctor honoris de Vriese (uitg. door het Kon. Instituut v. d. 'T. L.
causa in de geneeskunde en natuurlijke wijsbe- en V. v. N.-Ind. 1858). Voorts: P. J. Veth, Ont-
geerte bevorderd te zijn, aanvaardde met het uit- dekkers en onderzoekers, Leiden 1884.
spreken eener rede: „De ardore, quo historiae REINWARDTOENA TYPICA. Zie DUIF.
naturalis, in primis botanicae cultores, in sua studia —
REISGELEGENHEDEN. I. Van en naar
feruntur". In 1808 werd Reinwardt door Koning 1 1, cl ië. In den tijd dat de Portugeezen in onzen
Lodewijk Napoleon benoemd tot directeur van Archipel gevestigd waren en ook nog in de eerste
een aanteleggen plantentuin, verbonden met dier- jaren van de Oost-Indische Compagnie was het
gaarde en kabinet voor nat. historie, die eerst te een waagstuk om de reis van Europa naar Indië
Soestdijk, later te Haarlem en te Amsterdam zou of omgekeerd te ondernemen. De schepen hingen
worden opgericht. In 1810 werd hij benoemd tot bijna geheel van weer en wind af; en hoe stout-
buitengewoon hoogleeraar in de chemie en phar- moedig de toenmalige schippers ook waren, door
macie en gewoon hoogleeraar in de nat. historie gebrek aan ondervinding en onbekendheid met
aan de illustre school te Amsterdam; zijne intree- stroomingen en winden was het hun dikwijls onmo-
rcde was getiteld: „De chemiae et historiae natu- gelijk de vele dreigende gevaren te trotseeren.
ralis studiis recle instituendis". Bij het herstel van Daarbij kwam nog, dat de zeeën onveilig werden
het Ned. gezag over Ned.-Indië werd Reinwardt gemaakt door zeeroovers, terwijl ook veel gevaar
uitgekozen om commissarissen-generaal bijtestaan opleverde het belasten van het schip verre boven
in zaken van wetenschappelijken aard en ten aan- het laadvermogen, waarvan maar al te dikwijls
zien van landbouw, onderwijs en de uitoefening het gevolg was, dat het met man en muis ver-
der geschiedenis, en benoemd tot directeur over ging, zooals o. a. blijkt uit de volgende aan Jan
de zaken van den landbouw, kunsten en weten- Huygen van Linschoten ontleende, in P. A. Tiele's
schappen op het eiland Java en ond. In 1816 „De Europeërs in den Maleischen archipel" ')
kwam hij in Indië; gedurende den tijd van zijn voorkomende zinsnede: „„Dat er een schip be-
verblijf aldaar maakte hij zich zeer verdienstelijk houden naar Portugal overkomt, „is niet dan
enckel mirakel van Godt", zoo slecht zijn ze

door de organisatie van het onderwijs en den ge-
nees- en heelkundigen dienst, dit laatste ook tegen zecgevaren bestand, zoo schandelijk worden
als „Kommissaris voor den civielen geneeskundi- ze overladen, en zoo onbedreven is het scheeps-
gen dienst", welke betrekking hem door den Gouv.-
Gen. Van der Capellen werd opgedragen. Ook 1) Opgenomen in Bijdr. t. t. 1. en vlk. v.
voor de bevordering van den landbouw was hij Xed.-lndië (zie 4» reeks Ve deel 1881, bl. 153).
406 REISGELEGENHEDEN.

volk. Ze varen daar maar heen op Gods genade Het werd den dienaren der Comp. niet gemak-
en als de nood aan den man komt „so ist mise- kelijk gemaakt om eene reis naar het vaderland
ricordia ende onse lieve Vrouwe, dat zij haer te ondernemen. Vrees voor het drijven van par-
helpen willen" ". ticulieren handel en uitlekken van de handelingen
Uit de woorden, die Jan Huygen den kapitein der Comp. was daarvan de reden. Zoo mochten
van het schip, waarmede hij eene reis van Indië zij niet anders dan met 's Compagnies schepen
naar Portugal deed, in den mond legt, kan wor- reizen, niet repatriecren vóór zij minstens 12 maan-
den opgemaakt dat de Engelschen in dien tijd den gage bespaard hadden, niet zonder vrouw en
betere zeevaarders waren dan de Portugeezen. kinderen vertrekken; in het heen- en weer reizen
Wij lezen daar „.. .en onse capiteyn wist noch
te segghen doen wij in desen noot waren/ dat
van getrouwde mannen zag men nl. „een pretext om
in het vaderlant correspondenten tot bevordering
hem geen dinck meer en verwonderde/ dan hoe van hunne particuliere handel te maken". Zelfs
dat God de Heer/ Haer (die goede Christenen vindt men plakalen waarin was voorgeschreven,
ende Catholyken waren) die Cabo al toos met soo dat de repatriccrenden, vóór hun vertrek al hunne
groote ende sterke toymenten ende schade liet goederen enz. te gelde moesten maken, en hunne
passeeren/ hebbende soo groote ende stereke sche- pretentiën op de Comp. opgeven.
pen/ ende die Engelschen dat ommers Ketters In de in 1783 geapprobeerde „Zeilag(i)e-ordres
ende Gods lasteraers zijn/ met soo cleijne ende om ten allen tijde van Nederland over de Kaap
zwacke schepen soo gemackelick die Caep pas- de Goede Hoop naar Straat Sunda te zeilen" en
seerden/ gelijk als in Indië die tijdinghe was/ omgekeerd, werd uitvoerig voorgeschreven welke
dat zij een Engelschman ghepasseert hadden met route de schepen der Compagnie op de uit- en
....".
groote faciliteijt/
In den aanvang van de 17e eeuwwerd bepaald, dat
op de thuisreis moesten volgen. De uitreis werd
gemaakt door het Kanaal (tenzij de schepen ge-
de dienaren van de Compagnie, die met 's Comp.'s noodzaakt waren „om agter Schotland om" te
schepen repatrieerden, niet meer mochten mede- zeilen) langs Madera, de Canarische en de Zoute
nemen dan de „waerdije van twee maanden gagie eilanden, naar gelang van den wind dichter bij
in Nederlant", terwijl naar gelang van hun rang de Afrikaansche of de „Brasilsche" kust; van Mei
en traktement was voorgeschreven de hoeveelheid, tot Aug. naar „Baay Fals" en anders naar „Tafel-
soort en grootte der colli, waarin de bagage mocht baay"; vandaar langs St. Paul en Amsterdam en
worden overgebracht. Al deze maatregelen, die tel- door Straat Soenda naar Batavia. Op de thuisreis
kens werden herhaald en verscherpt, hadden ten werd van de Straat Soenda af, zoo mogelijk recht-
doel het drijven van particulieren handel te voorko- streeks op Madagascar aangehouden, en tusschen
men. De straffen bedreigd tegen overtreding dier dit eiland en Punto de Fontes, langs het Rif van
plakaten hielden niet minder in dan „aanhouding Anguailhas naar de Kaap of Baay Fals (van Mei
ten profijte van de Comp. van alles wat buijten tot Aug. was het „op een boete van 3 maanden
de kisten en gepermitteerde potten ofte flessen in gagie" verboden om de Tafelbaai aan te doen);
het kooygoed of daar buijten werd overgebracht". verder langs St. Helena en „Assansaon" naar
De kosten van een reis naar Nederland in die Corooz en Flores. De verdere route hing af van
dagen kunnen blijken uit een plakaat van 1648, de „secreete order" door den gezagvoerder aan
waarbij bepaald was dat „vrijlieden" te betalen de Kaap ontvangen. Hield die order de vaart

.
hadden: i". vracht, te betalen aan het „comptoir door het Kanaal in. dan werd de route langs de
generaal" te Batavia ƒ150; 2°. kostgeld, te vol- eilanden Verde en Vigia of Magde en de Vijf
doen in Nederland aan de Kamer waaraan het klippen genomen.
schip geconsigneerd was, voor mannen, in de In 1788 werd eene regeling ontworpen voor
kajuit 30, in de „hutte" 18 en „bij 't gemeene eene „spoedige en gereguleerde correspondentie"
volck" 9 stuivers per dag; voor vrouwen respec- met 's Comp.'s hoofdbezittingen in Indië en de
tievelijk I gulden, 12 en 9 stuivers; 3U bagage Kaap de Goede Hoop. De vaart zou met 10 sche-
(geen koopwaar „alsoo die in alle gevalle verbeurt pen onderhouden worden, waardoor het mogelijk
zou zijn om geregeld om de 3 maanden uit Holland


sijn"), te betalen aan „onsen cassier" te Batavia
ƒ2OOO „voor 't last in volume offte gewigt". te vertrekken. De geheele reis uit en thuis —
In het laatst van de 17* eeuw — toen het varen
naar en van Indië reeds, zooals Busken Huet
werd gerekend op 11 maanden, nl. Holland—de
Kaap: 3 maanden; oponthoud aan de Kaap: 8
het in zijne Litterarische fantasieën en kritieken dagen; de Kaap, via Ceylon—Batavia: 2 maan-
(deel Xl) uitdrukt, waar hij over Valentijn's be- den; verblijf in Indië'. 14 dagen. Bij kortere rei-
kende Uit- en thuisreizen spreekt, een soort zen zouden premiën worden uitgekeerd. Het blijkt


van trekschuitdienst was geworden en alles als niet of deze geregelde dienst ooit tot stand is
van muziekpapier ging was de „wettige" duur gekomen.
eener reis van Nederland naar Indië 7/2 maand. In het begin van de I9 C eeuw kwam de zeil-
Voor korter reizen werd door de Comp. premie schipvaart tusschen Nederland en Indië tot groo-
verleend. De voormelde reizen van Valentijn (zie ten bloei; hoofdzaak bleef echter vrachtvervoer,
zijn „Oud en Nieuw Oost Indien", 40 deel, 2e zoodat er niet op geregelde tijden gevaren werd.
stuk of het door A. W. Stcllwagen in 1882 uit- Doch reeds in 1822 legde de firma A. van Hobo-
gegeven Van en naar Indië, Valentijns i e en ken & Zonen te Rotterdam zich toe op het gere-
2e uit- en thuisreis voorafgegaan door Busken geld vervoer van passagiers met hunne schepen,
Huets studie over F. Valentijn) duurden 6 tot 8 waarvan de voornaamste waren: de „Dijkzigt" en
maanden, wanneer men het oponthoud aan de de „Roon en Pendrecht", die gevolgd werden
Kaap — 1 tot 2V2 maand naarmate er meer of door vele anderen. In 1856 begon de firma Wm.
minder reparatie aan het schip noodig was
mederekent. Gewoonlijk werden de reizen met
— niet Ruys J.D.zn. te Rotterdam met passagiersvaart en
eerst na 1860 legden ook andere reederijen zich
een betrekkelijk groot aantal schepen te gelijk meer in het bijzonder op personenvervoer toe.
gedaan, Zoo hadden b. v. de thans niet meer bestaande
REISGELEGENHEDEN. 407

firma's Hcndrichs & Co. en W. 11. Meursing te derland" werd 13 Mei 1870 te Amsterdam opge-
Amsterdam en A. van Hoboken en Zonen te Rot- richt. In den aanvang had de Maatschappij met
terdam snelvarende schepen in de vaart, welke vele moeilijkheden te kampen (o. a. had het Suez-
behalve vrachtgoederen een betrekkelijk groot aan- kanaal aanvankelijk veel minder diepgang dan
tal passagiers konden opnemen en waarvan dan waarop bij den bouw der eerste stoomschepen
ook door het Gouvernement werd gebruik gemaakt was gerekend; werd moeilijkheid ondervonden met
voor het transport van troepen. Bekend waren o. a. het verkrijgen van goed personeel; ontstond op
de schepen: „Noach I, II en III" van de firma het eerste schip dat uitvoer, de „Willem 111", he-
Fop Smit en de „Cosmopoliet" van de Gebrs. vige brand en werd veel nadeel en vertraging
Blussé te Dordrecht, die de uitreis in 70 a 75 ondervonden van het breken van schroefbladen),
dagen konden volbrengen, terwijl de gewone sche- maar door de energie en volharding der oprich-
pen gemiddeld 100 a 120 dagen voor de uitreis ters bleef de Maatschappij niet alleen bestaan,
en 110 a 130 dagen voor de thuisreis noodig maar kwam zij langzamerhand tot grooten bloei.
hadden. De voornaamste havens van afvaart in Als haven van afvaart werd gekozen Nieuwe
Nederland waren Nieuwe Diep, Brouwershaven, Diep, welke, na opening van het kanaal van Hol-
Hellevoetsluis en Vlissingen en in Indië Batavia, land op zijn smalst (1879) vervangen werd door
Semarang en Soerabaja, waarna Makasser en Padang Amsterdam. In het laatst van 1873 werd besloten
genoemd mogen worden. De schepen hadden des- tot geregeld aandoen van Southampton voor het
tijds slechts t e klasse en de passageprijs bedroeg overbrengen van vrachtgoederen naar Indië, ter-
voor de uitreis gemiddeld ƒ 700 en voor de thuis- wijl Napels herhaaldelijk werd bezocht om passa-
reis ƒ1000; hieronder was de kost (zonder dran- giers, die de reis liefst zooveel mogelijk over land
ken) en geneeskundige behandeling begrepen. wenschten te doen, op te nemen. Door het post-
Behalve in geval van averij of anderen ernstigen contract, dat de Maatschappij in 1875 met de
tegenspoed werd op de uitreis nergens aangelegd; Regeering sloot, werd Napels geregeld op elke
op de thuisreis werd gewoonlijk de Kaap de reis aangedaan. Daar de spoorreis op den duur
Goede Hoop en St. Flelena, door sommige schepen wel wat lang bleek, werd met ingang van 1882
Ascension bezocht. Omtrent de reis per zeilschip in plaats van Napels, Marseille aangedaan, welke
om de Kaap in den loop der vorige eeuw is veel plaats in 1884 wegens het voorkomen van cholera
wetenswaardigs te vinden in den „Gids op eene aldaar tijdelijk werd vervangen door Napels en
reis naar en van Java met een koopvaardijschip" in ISBS definitief door Genua. Reeds bij den aan-
door D. van Batenburg Jr. (Utrecht J. G. Broese vang der Maatschappij werd, echter niet dan na
1865). veel overwegen, besloten niet alleen tot Batavia,
Reeds lang vóór de doorgraving van de land- maar langs de geheele Noordkust van Java te
engte van Suez tot stand kwam (1869) werden stoomen, om op de voornaamste kustplaatsen pas-
herhaaldelijk pogingen aangewend om een geregel- sagiers en goederen aan boord te nemen en te
der, Nederlandschen stoomvaartdienst in het leven ontschepen. Padang werd in de eerste jaren op
te roepen voor snellere verbinding tusschen Neder- de uitreis en van November tot Maart ook op de
land en Indië, welke dan zou kunnen concurree- thuisreis aangedaan: van 1877 tot 1880 werd in
ren met de vreemde maildiensten. Deze pogingen plaats van Padang, Penang en Atjeh (Jan. —Mei)
stuitten echter af op de zware kosten van zulk op de thuisreis bevaren; na 1880 werd Padang
een dienst en op de toen algemeen heersclrende facultatief bezocht, maar wordt sedert 1887 gere-
meening dat de handel weinig gebaat zou worden geld op elke reis aangedaan.
door eene snellere verbinding. De handel was De vloot bestond in 1873 uit 4 schepen hou-
dan ook geheel op de langzame zeilschipvaart dende 8132 ton en werd blijkens het verslag der
ingericht en ging niet dan na stellige bewijzen, Maatschappij over 1900 uitgebreid tot 10 mail-
dat grootere snelheid voordeel zou aanbrengen, schepen houdende 37.773 ton. De schepen, welke
over tot de ingrijpende wijzigingen, die daardoor uitsluitend voor vrachtgoederen dienen, worden
noodzakelijk zouden worden, terwijl uit den aard hier uit den aard der zaak buiten rekening ge-
der zaak de reederijen van zeilschepen de totstand- laten. Bij elk nieuw stoomschip, dat in dienst
koming van aan hun bedrijf zooveel afbreuk doende werd gesteld, werden verbeteringen aangebracht,
stooiiivaartdiensten, met alle kracht trachtten tegen zoodat de laatst aangebouwde schepen vrij wat
te houden. In 1866 werden door de firma van meer comfort aanbieden dan die van 1871. De
Zeylen en Decker te Rotterdam een tweetal groote nieuwste schepen kunnen dan ook, èn wat in-
clipper-fregatten met hulpstoomvermogen in de richting en wat bediening betreft met eerc wor-
vaart gebracht — de „'s-Gravenhage" en de den genoemd. De wel eens gemaakte vergelijking
„Utrecht" — welke wel is waar zeer goed vol-
deden, maar in de exploitatie te kostbaar bleken
met drijvende hotels eerste rang, is niet onjuist.
Vóór 1874 kon nog niet op vaste tijden geva-
en met het oog op de opening van het Sucz- ren worden, maar in dat jaar was het mogelijk
kanaal niet meer aan de verwachting konden om geregeld om de 4 w-eken van Nederland en
beantwoorden. van Indië uit te vertrekken. In 1877 werd de
Toen echter de kans, dat het Suez-kanaal tot dienst uitgebreid tot een 3wekelijkschen, in 1879
stand zou komen meer en meer verzekerd werd, tot een I4daagschen en in 1882 tot een 10- a
vatten eenige ondernemende mannen (o. a. de udaagschen (nl. 2tnaal in de 3 weken). Meer en
heeren G. J. Boelen, J. G. Bunge en J. Boisse- meer bleek de behoefte aan een wekelijksche
vain) ernstig het plan op 0111 eene maatschappij vaart op Indië; de maatschappij „Nederland" was
op te richten voor een geregelden stoomvaart- echter niet bij machte om die alleen te onder-
dienst tusschen Nederland en Indië. Ook door houden. In gemeen overleg met de Directie der
den financieelen en daadwerkelijken steun van stoomvaartmaatschappij „Rotterdamsche Lloyd"
Z. K. 11. Prins Hendrik, kon dit voornemen reeds (zie lager) werd besloten, dat beide maatschap-
spoedig nadat het Suezkanaal gereed was, verwe- pijen met ingang van I April 1887 te zamen een
zenlijkt worden. De Stoomvaartmaatschappij „Ne- wekelijkschen dienst in heide richtingen zouden
408 REISGELEGENHEDEN.

onderhouden; elk eenmaal in de 14 dagen, des gere reederijen, waren de aanvankelijke uitkom-
Zaterdags uit Nederland en des. Woensdags uit sten, als gevolg der toen bestaande handelscrisis,
Batavia. zeer onbevredigend. In 1884 kon dan ook geen
De passageprijzen voor particuliere reizigers be- dividend worden uitgekeerd, hetgeen des te meer
dragen van Amsterdam (Southampton) naar Padang teleurstellend was daar, zooals blijkt uit het eerste
of Batavia of omgekeerd i" klasse ƒ 815, 2e klasse verslag der Mij., de aandeelhouders der vroegere
ƒ450; van Genua naar Padang of Batavia of reederijen steeds flinke winsten trokken. Daarna
omgekeerd i e kl./750, 2e kl. ƒ400. Er worden werd het beter en breidde de Maatschappij haar
retourbiljetten afgegeven voor 12 maanden tus- vloot uit tot II stoomers in 1887. In dat jaar
schen Amsterdam en Batavia I"-' klasse/1350 en kon zij haar driewekelijkschen dienst via Mar-
2'' klasse ƒ770 en tusschen Genua en Batavia seille tot een I4daagschen uitbreiden. Eerst sedert
i e kl. ƒ1220 en 2e kl. ƒ670. Ingevolge een con- 1897 doen de booten dezer Maatschappij Padang
tract, dat de Maatschappij met de Rottcrdamsche geregeld op de uit- en thuisreizen aan.
Lloyd heeft gesloten, zijn de retourbiljetten van De Maatschappij heeft thans (1901) 8 mail-
beide maatschappijen wederzijds geldig, zoodat de schepen, houdende 26.400 ton, in de vaart, waar-
passagiers op een retourbiljet met de eene Mij. onder een dubbelschroefstoomschip van 5000 ton
de uitreis en met de andere de thuisreis mogen (het eenige dubbelschroefstoomschip, dat tusschen
maken. Nederland en Indië in de vaart is), terwijl nog
De duur der uitreis van Nieuwediep naar Batavia een dubbelschroefmailschip van niet minder dan
beliep in 1870/71 40 a 42 dagen en die der thuis- 5400 ton in aanbouw is.
reis 40 a 46 dagen. Sedert 1895 mag ingevolge Het kapitaal is groot ƒ5.000.000 in aandeden
het met de Regeering gesloten postcontract (Ned. van ƒSOO en eene 4"/0 obligatie-leening na de
St. 1893 n". 59) de uitreis (van Amsterdam naar aflossing groot ƒ 1.200.000.
Batavia) niet langer dan 38 a 39 dagen, de thuis- Het dividend bedroeg over 1885 3%, 1886
, ,
reis niet langer dan 39 a 40 dagen duren. Thans 2 «/o, iBB7 6,25 o/0 ,888 11 o/0 jBB9 g, 5 o/0 ,890,
,
(1901) hebben de stoomschepen op de uitreis van 7%, 1891 6,5 o/0 1892 5,5 o/0 1893 6,25 %,,
Amsterdam naar Batavia (inclusief oponthoud te 1894 6,5 •>/„, 1.895 6 %, ißg6 3,25 «/„, 1897
Southampton) noodig p. m. 34 dagen en op de 8,5%, 1898 9,75%, ißgg 10,5 %, igoo 3,2 %.
thuisreis 29 a 30 dagen. De reis van Genua naar De passagetarieven zijn gelijk aan die der Ne-
Batavia wordt volbracht in 22 a 23 dagen en derland, met dien verstande dat in plaats van
omgekeerd in 21 i 22 dagen. Genua, Marscille moet worden gelezen.
Toen in 1895 de Maatschappij haar 25Jarig De snelheid van de booten der Mij. „Rott.
bestaan vierde, gaf de Directeur, de heer J. Bois- Lloyd" is gelijk aan die van de „Nederland", terwijl
sevain, een zeer belangwekkend overzicht van de ge- hetgeen hierboven gezegd is van de inrichting van
schiedenis der Mij., hetwelk in druk verschenen is. en de bediening op de schepen der laatste Mij.
Het kapitaal der Maatschappij bedraagt ƒ7.000.000 ook van toepassing is op de nieuwste der Mij.
in aandeden a ƒ1000 en ƒ 500; ƒ891.000 4% „Rott. Lloyd".
obligatie-leening, zijnde het overschot na uitloting Met beide Maatschappijen heeft de Regeering
van ƒ2.000.000. een postcontract (zie POST- EN TELEGRAAF-
Vóór 1874 werd geen dividend uitgekeerd; over DIENST) en een contract voor het vervoer van

.
de jaren 1874 t/m. 1876 5 %, 1877 7 o/„, 1878 Gouvernementspassagiers en goederen gesloten,
,
2,5%, i879 4,5%, 1880 8,5 »/„, 1881 9 o/0 t882 omtrent welk laatste contract hieronder nog een
6.2 «/o, 1883 2,6 »/„, 1884 nihil, 1885 4 0/0, 1886 en ander zal worden medegedeeld (bl. 409).
nihil, 1887 6%, 1888 10%, 1889 10%, 1890 Omtrent de mailreis met de booten der Mij.
, ,
9,7%, 1891 7,3%, 1892 7,4 o/0 1893 9 o/0 1894 „Nederland" en „Rott. Lloyd" zijn vele bijzon-
10%, 1895 7,5%, 1896 7,7%, 1897 n,5%, derheden en nuttige wenken te vinden in den
1898 14%, 1899 8,2%, 1900 8,2 o/0 door A. Werumeus Buning en J. A. Kruyt samen-
Ook in Rotterdam werd de directe vaart op gestelden gids getiteld „Met de Hollandsche mail
Java spoedig na de opening van het Suezkanaal naar Indië en terug".
begonnen en wel in Januari 1873 met 4 stoom- Beide maatschappijen onderhouden met hunne
schepen van de Engelsche maatschappij „The extra-schepen een gecombineerden dienst voor het
Commercial Steamship Co." te Londen voor welke vervoer van bedevaartgangers naar Djeddah. De
Mij. de firma Ruijs en Co. als agent optrad. Om passage van Batavia naar Djeddah en terug be-
verdere uitbreiding aan deze vaart te geven weid draagt ƒllO voor volwassenen en ƒ55 voor kin-
in Januari 1875 de stoomvaartrecderij „Rottcr- deren, zuigelingen zijn vrij.
damsche Lloyd" opgericht ónder directie van de Behalve door de genoemde maatschappijen wordt
firma Wm. Ruijs en Zonen met 2 stoomschepen, nog een min of meer geregelde dienst tusschen
welke gezamenlijk met 2 stoomschepen der „Com- Nederland en Indië via Liverpool onderhouden
mercial Steamship Co." de dienst op Indië onder- door de te Amsterdam gevestigde „Nederlandsche
hielden. In 1878 werden nog 2 stoomcrs(i Engel- Stoomvaartmij. Oceaan" waarvan de leiding echter
sche en 1 Hollandschc) in de vaart gebracht. De te Liverpool berust. Deze Mij. werd in 1891
Engelsche schepen werden in 1881 onder Neder- opgericht door Liverpoolsche belanghebbenden
landsche vlag gebracht en alle 6 schepen kwamen met een kapitaal van 2 millioen gulden in aan-
onder directie van de „Rotterdamsche Lloyd". In deden a ƒ 1000; zij heeft 10 stoomschepen in de
1883 werd door de aandeelhouders dier reederij vaart. In ißg3 werd in ißg4 101,80 per
besloten om haar in eene naamlooze vennootschap aandeel van ƒIOOO als dividend uitgekeerd. Sedert
te veranderen. De statuten der naaml. venn. „Rot- eenige jaren vaart deze maatschappij geen passa-
terdamsche Lloyd", werden goedgekeurd bij Kon. giers meer.
besl. 15 Juni 1883 (zie Staatscrt. 29/30 Juli 1883). De verdere pogingen om Nederlandsche stoom-
Nd de vennootschap onder dezelfde directie vaartdiensten te onderhouden tusschen Indië en
en op denzelfden voet gedreven werd als de vroe- het moederland hebben weinig succes gehad; de
REISGELEGENHEDEN. 409

totstandgekomen maatschappijen hadden slechts geregelden stoomvaartdienst op Queensland te


een kort leven, zoodat met opsomming der namen openen, waarvoor de Regeering een subsidie van
en de jaren van hun bestaan kan worden vol- ƒ20.000 per reis toezeide. Nadat deze pogingen
staan: Stoomvaartmij. Batavia te Rotterdam (1873); mislukt waren, werd in 1872 aan den heer Fraser,
Java te Amsterdam (1874—76); Kon. Nederl. Hoofdagent te Batavia van de Ned.-Ind. Stoom-
Stoomvaartmij. Marseille—Java (1877 en 1878); vaartmij., vergunning verleend voor een vaart op
Stoomvaartmij. Insulinde (1882—1884); Stoom- Australië, onder gelijk subsidie van het Gouver-
vaartmij. Holland (1888—1889). nement. Niet voor 1874 werd de eerste proef ge-
De vreemde maildiensten, waarvan ook door nomen welke reeds in het volgend jaar wegens
vele Nederlanders gebruik wordt gemaakt voor de groote kosten gestaakt, maar in 1876, echter
hunne reizen naar en van Indië zijn: weder zonder succes, hervat werd. De in 1877 in
a. Compagnie des Messageries maritimes. 14- geregelden dienst ondernomen vijf reizen hadden
---daagsche maildienst van Marseille via Singapore zulke slechte resultaten, dat van verdere plannen
naar China en Japan, onderhouden met 11 stoom- definitief werd afgezien.
schepen houdende 51.572 ton, terwijl nog een Verder verdient vermelding de in 1880 tot stand
stoomschip van 2353 ton eenmaal per maand van gebrachte stoomvaart met Nederlandsche schepen
Singapore naar Batavia en Semarang vaart. Verder op China, waarvoor de Regeering een contract
sluiten de booten der Kon. Paketvaartmij. op de sloot met de Ned.-Ind. Stoom vaartmij. voor een
F'ransche mail te Singapore aan. Passagekosten 4maal 's jaarschen dienst van Soerabaja over Ma-
van Batavia of Semarang naar Marseille bedragen kasser, Manilla, Macao en Hongkong naar Amoy,
voor reizigers I°, 2C en 3C klasse respectievelijk tegen een subsidie van ƒIO.OOO per reis (ƒ40.000
ƒ630, ƒ420 en ƒ230 en voor bedienden ƒ 115, 'sjaars). In 1882 werd de dienst tot een maan-
terwijl voor kinderen beneden 12 jaar halve pas- delijkschen uitgebreid en een nieuw contract ge-
sage berekend wordt en kinderen beneden 3 jaar sloten voor den tijd van twee jaren; het subsidie
vrij zijn. Ook worden retourbiljetten voor 9 maan- bleef op ƒIO.OOO per reis (ƒ120.000 'sjaars) be-
den en 1 jaar tegen verminderde prijzen verstrekt. paald, maar de route gewijzigd nl. Batavia—Bil-
/'. Peninsular and oriental steam navigation com- liton—Pontianak—Hongkong—Amoy, terwijl het
pany. I4daagsche maildienst van Londen, via der Maatschappij vrijstond om andere havens —
Marseille, Port Said, Aden en Colombo naar uitgezonderd Singapore — te bevaren.


Singapore. De vroeger op dezen maildienst aan- De dienst had echter geen succes, waarom be-
sluitende booten der K. Paketvaartmij. varen sedert sloten werd na afloop van het contract Maart

van Batavia naar Nederland (Amsterdam of Rotter-



1899 op de Duitsche mailbooten. Passagegelden 1884 Singapore aan'te doen en zonder subsidie
de vaart voorttezetten. Het contract werd dienten-
dam) via Marseille bedragen: i' klasse ƒ 675,50; gevolge niet vernieuwd. De vaart via Singapore
en van Batavia naar Marseille: l e klasse ƒ 687,50, kon echter ook niet lang bestaan. Eene in ißg6
2 C klasse ƒ522,50. genomen proef om deze vaart zonder subsidie
e. Norddeutsche Lloyd. I4daagsche maildienst weder tot stand te brengen mislukte.
van Bremen (Flamburg) via Antwerpen, Genua, Gouvernementsreizigers. In St. 1897 n n
Napels, Port Saïd, Suez, Aden, Colombo en Penang 63 zijn regelen gesteld tot het verleenen van over-
.
naar Singapore, waar aansluiting wordt gevonden tocht van Nederland naar Indië en omgekeerd,
op de Kon. Paketvaartmij. Op de uitreis wordt ten laste van de Indische begrooting. Het regle-
Rotterdam aangedaan. Passagegelden van Neder- ment is in zijn geheel als bijlaag in den Rcgec-
land naar Singapore i e klasse ƒ825, 2ü klasse ringsalmanak opgenomen. De voor Gouvernements
ƒ515 en omgekeerd ƒ 772 en ƒ 500; van Genua rekening reizende personen zijn gesplitst in 4
of Napels naar Singapore ƒ 760 en ƒ 450, omge- klassen, naarmate waarvan zich o. a. regelt in
keerd ƒ725 en ƒ450. Twee der booten van dezen welke klasse aan boord gereisd mag worden, en
dienst op Oost-Azië doen Batavia en Makasser het bedrag der schadeloosstelling wegens verplicht
aan. De Norddeutsche Lloyd onderhoudt ook nog verblijf in een noodhaven buiten boord.
een dienst van Penang op Dcli en van Singapore De reizen worden ondernomen met de stoom-
op Pontianak. De geheele vloot van deze Maat- schepen van een der maatschappijen waarmede
schappij, welke diensten op alle wcrclddeelen de Regeering een contract heeft gesloten („Neder-
onderhoudt, bestond in 1900 uit 105 groote oceaan- land" en „Rotterdamsche Lloyd"), maar aan de

'
stoomers, houdende 470.000 ton. De rijk geïl- passagiers der IL'1L en 2 C klasse kan in Nederland
lustreerde gids der Maatschappij — een onder- door den Minister van Koloniën en in Indië dooi-
houdend en tevens praktisch boekje — geeft een den Gouverneur-Generaal worden toegestaan om
denkbeeld van de weelde en de comfort die op de reis te maken met de mailschepen der maat-
de booten heerscht. schappijen „Messageries maritimes", „Peninsular
De in 1891 opgerichte Duitsche stoomvaart- and oriental steam navigation comp." en „Nord-
dienst van Hamburg via Amsterdam naar Indië-— deutsche Lloyd" of met een onder Nederlandsche
Sunda-Linie
gestaakt.
— werd reeds in het volgend jaar vlag om de Kaap de Goede Hoop varend zeil-
schip, terwijl aan de passagiers der 3e en 4C kl.
d. Queensland Royal Mail Line and British vergunning kan worden verleend om met zulk
India Steam Navigation Comp. ld. Maandelijksehe een zeilschip te reizen, indien zulks voor hunne
maildienst van Batavia via Napels naar Londen gezondheid dringend noodig is.
en van Batavia naar Queensland (Brisbanc). Pas- In bijzondere gevallen kan de Gouv.-Gen. ook
sagegelden Batavia—Londen en Holland i l klasse nog toestaan dat eene andere route van Indië
/550. -'
De communicatie van Indië met andere wereld-
naar Nederland gevolgd wordt.
De passagiers ie en 2e kl. bespreken hunne
deden dan Europa wordt alleen met vreemde passage zelf, voor die der overige klassen wordt
schepen onderhouden. dit van Gouvcrnementswege gedaan.
In 1866 werden pogingen aangewend om een Aan de „Nederland" en „Rotterdamsche Lloyd"
410 REISGELEGENHEDEN.

worden uitbetaald de bedragen die bij de con- geschiedde met de gondels te Venetië, zoo al niet
tracten zijn bedongen, nl. voor personen boven het gebruik te weren, toch te beletten dat „de die-
II jaar van Nederland naar Indië 1 -'I 1-' kl. ƒ 700, naren der Comp. en de ingesetenen hun wegens
2 e kl. ƒ 400, 3e kl. ƒIBO en omgekeerd respec- de overdreven luxe, hovaerdijc, pragt, pompe en
tievelijk ƒ725, ƒ425 en ƒ250. Wordt de reis kostelykheijt, om derselve te onderhouden onmag-
van Nederland naar Marseille of Genua of omge- tig synde, in den grond hielpen en ruineerden
keerd over land gedaan dan wordt daarvoor in of de Ed. Comp. of haer even naesten benadeel-
mindering gebracht l« kl. ƒIOO en 2 C kl. ƒ 60, den". Er werd daarom een impost geheven van
hetgeen den passagiers wordt uitbetaald. Aan de rijtuigen, bedragende 40—300 rijksdaalders naar-
Fransche en Engelsche mails wordt betaald voor gelang van den rang en de nationaliteit; Chinee-
personen boven 11 jaar van de haven aan de zen betaalden het meeste, paardenverhuurders het
Middcllandsche Zee naar Indië of omgekeerd minste, 40 rijksdaalders, welk bedrag in 1754
le kl. ƒ6OO, 2e kl. 340. De passagiers krijgen verhoogd werd wegens de vele ontduikingen, die
dan voor de landreis respectievelijk ƒ 100 en ƒ6O. plaats hadden. In de verschillende maatregelen
De reederijen der zeilschepen ontvangen voor per- ter beteugeling van pracht en praal werd o. a.
sonen boven 11 jaar van Nederland naar Indië aan andere personen dan die behoorende tot de
,
ie kl. ƒ6OO, 2e 3e en 4e kl. ƒ350 en omge- Hooge Regeering op „poene van verbeurte" ver-
keerd respectievelijk ƒ650 en ƒ4OO. boden om een glazen koets, zg. carrosse coupé, te
Bij verplicht verblijf in een noodhaven buiten bezigen, de rijtuigen te voorzien van wapens, ze
boord wordt den passagiers vergoed eene som van te vergulden of verzilveren, de paarden op te
ƒ2 tot ƒlO per dag naarmate de klasse waarin tuigen enz. Ook was verboden het gebruik van
zij gerangschikt zijn en den leeftijd, terwijl in quitasol of sombreel (zonnescherm) en wasse dam-
geval van verblijf van het schip in een haven mers (hetgeen men tegenwoordig pektoortsen zou
wegens quarantaine gedurende meer dan 24 uur noemen). Later (1754) werd de impost voor wagen-
de passagiers, die gedwongen zijn aan wal te verhuurders buiten Batavia gevestigd verlaagd,
gaan, de onvermijdelijke uitgaven kunnen decla- omdat het slechts zelden voorkwam, dat zij wagens
reeren. konden verhuren. Van een eigenlijken geregelden
dienst tot vervoer van personen was in dien tijd
11. In den Archipel. i°. te land; a. paard geen sprake; alleen werden in 1747 tot „commo-
;
en wagen logementen. Het gebruik van den wagen ditcyt van veele zieke menschen, die genegen
als reismiddel is in den Archipel van zeer ouden zijn ten koste van hare eigen beurs nae Tji-panas
datum. Reeds op den Boroboedoer, die in de of 't warme bad getransporteerd te worden", buf-
8e eeuw na Chr. gebouwd werd, zijn rijtuigen felbecsten en karren aangeschaft, welke op de
afgebeeld (vgl. album van Kinsbergen n°. 23 en verschillende tusschen Batavia en Tji-panas gele-
31), welke voorzien zijn van spaakwielen. Wan- gen plaatsen (halten) gestationneerd werden, alwaar
neer de schijfwielen, welke thans nog voorkomen ook etenswaren tegen vastgestelde prijzen ver-
aan de pedatis (zie lager), in Indië door spaak- krijgbaar waren gesteld. Voor een buffelkar werd
wielen vervangen zijn heefl men niet kunnen gerekend 5/8 rijksdaalder van de eene halte tot
naspeuren. In de Babad Tanah Djawa (bl. 24 de andere, voor een rijpaard eveneens 5/g rijksd.
en 36), welke in :_ 1700 definitief naar oudere Voor het houden van een herberg of logement
geschriften werd opgesteld, vinden wij aange- was vergunning noodig van de Hooge Regeering,
teekend, dat de gerbong (= een met doek of welke vergunning alleen aan „eerlijcke bekende
gordijnen omhangen rijtuig, dus een soort van luijden, die goet huys houden" (echter niet aan
tentwagen) reeds onder Madjapahit (± 1450) dienaren der Comp. of hunne vrouwen) werd ver-
gebruikt werd en op bl. 23 dat toentertijde de leend. Niettegenstaande deze voorzorgsmaatregelen,
vrouwen op Java in zoodanige wagens mede ter bestond blijkens een plakaat van 1754 in dien
jacht uittogen. Dit laatste wordt volkomen beves- tijd te Batavia geen enkel „fatsoenlijk" logement,
tigd door Barbosa's Livro (van 1516). Dat de waarom bij dat plakaat een privilege gegeven
gerbong in aanzien was blijkt wel daaruit, dat bij werd voor het oprichten van een stads heeren-
het huwen van de prinses van Tjampa met den logement, dat gezond en ruim gebouwd moest
vorst van Madjapahit behalve een gong, een zijn en zindelijk onderhouden worden, terwijl
pedati (toenmaals koetskar voor den vorst) en een voor logementhouder alleen personen van onbe-
„gerbong" als „poesaka" uit Tjampa overkwamen, sproken handel en wandel in aanmerking kwa-
en dat aan Raden Patah van wege den vorst van men. Dit heerenlogement diende voor personen
Madjapahit, een olifant, een paard, een pedati en hooger in rang dan sergeant. Aan den logement-
een „gerbong" werden geschonken. houder was toegestaan om 6 huurrijtuigen te
In „Begin ende voortgangh van de vereenighde houden, later 12, terwijl hem in 1798 vergund
Nedcrlantsche geoctroyeerde O. I. Comp." wordt werd om twee vergulde koetsen te verhuren. Be-
o. a. eene beschrijving en afbeelding gegeven van halve de inkomsten van het logement zelf en de
den „seer konstigh ghesneden waghen", waarop wagenverhuurderij genoot de logementhouder pak-
de koning van Bali bij de aankomst der Hol- huishuur en percenten van openbare verkoopingen.
landers aan het strand kwam (1597); de wagen Het privilege werd voor 10 jaren verleend en
werd getrokken door twee witte, met kleederen eenige malen voor denzelfden tijd verlengd. In
behangen, buffels, terwijl, als men de afbeelding 1808 werd het heerenlogement verplaatst naar
mag gelooven, achter den koning nog een die- „zekeren tuin" te Jakatra, maar reeds in 1811
naar met pajong in den wagen zat. werd wegens „de veranderde tijden en omstan-
In den loop van de fj" eeuw was het gebruik digheden" het privilege voor dat zg. buitenloge-
van wagens en rijtuigen blijkbaar zeer toegeno- ment opgeheven.
men en schijnt er een groote wedde daarin te Paar dellp os t. Het begin van de Gouverne-
zijn ontstaan; althans er werden vele plakaten ments paardenpost schijnt te zijn geweest de door
uitgevaardigd, welke ten doel hadden om, gelijk den Gouv.-Gen. Daendels in 1808 gemaakte bepa-
REISGELEGENHEDEN. 411

bng, dat de door de respectieve „bovcnlandsche" spannen paarden voor die wagens en van twee
regenten aan hem geschonken wordende paarden rijpaarden ten dienste van reizigers „die niet ver-
op de „grote wegen naar Buitenzorg en verdere kiezen of aan wien het niet convenieert" zich
afgelegen districten op verscheidc pleyster plaatzen van postwagens te bedienen.
in daartoe op te richten bamboesen stellingen te Tweemaal 's weeks vertrok een postwagen met
plaatzen" om tot „relais" te dienen voor hem- minstens vier paarden bespannen en waaraan steeds
zelven, den gecommitteerde van en over de zaken 2 voorloopers voorafgingen „om bij het verspan-
van den inlander en verder door den Gouv.-Gen. nen te assisteeren en onderweg in geval van averij
aan te wijzen personen. De gecommitteerde was aan paarden of rijtuig, assistentie te verkenen",
met het opzicht daarover belast. In het volgend terwijl er zooveel mogelijk voor moest worden
jaar werd een meer geregelde paardenpost inge- gezorgd, dat extra paarden voor eigen rijtuigen
steld tusschen Batavia en Buitenzorg, zooals blij- beschikbaar waren. Elke zitplaats in een postwa-
ken kan uit de instructie voor den aannemer der gen kostte vijf stuivers zilver per paal en een
postcrij tusschen genoemde plaatsen. De aanne- span van 4 paarden voor een eigen rijtuig 16
mer moest een bepaald aantal paarden en koet- stuivers. Voor een goed rijpaard (koeda aloes)
siers houden en 2 postwagens voor 6 personen werd gevorderd '/2 ropij zilver en voor een paard
waarmede 2maal 's weeks een dienst in beide voor de bedienden (koeda gladag, zie GLADAG)
richtingen moest worden onderhouden en verder 4'/a stuiver zilver per 3 palen.
de noodige wagens om dagelijks een „extra-post Op den postwagen werden geen „vile of ge-
personen" te kunnen transporteeren. Het tarief meene personen geadmitteerd, waarmede verstaan
voor den gewonen postwagen bedroeg 5 rijks- worden slaven of gemeene inlanders, welke laat-
daalders zilver per persoon en voor het rijden ste ten minste niet tot de heffe des volks geho-
met een extra post voor 4 personen 18 rijks- ren, maar van eenigen staat, qualiteit of goede
daalders zilver. Verder waren verschillende bepa- conditie zullen moeten wezen". Ook werden niet
lingen gemaakt om het den reizigers zoo gerieflijk toegelaten dronken of ruziemakende personen.
mogelijk te maken en hen te vrijwaren voor onge- Voor degenen, die niet met de wagenpost moch-
lukken. De aannemer was aan een bepaalden tijd ten rijden, waren „tusschen de Jakatrasche, Che-
van overkomst gebonden, werd deze overschre- ribonschc en Preanger Regentschappen tot Soe-
den dan verbeurde hij boete. Op 5 halten (pleis- rabaya toe" pedati's verkrijgbaar tegen een prijs
terplaatsen) moesten versche paarden gestation- van 4 tot 6 stuivers per paal, naar gelang het
neerd zijn, terwijl te Buitenzorg van Gouverne- gezelschap uit I tot 7 personen bestond.
mentswege een geschikt gebouw tot het inrichten Onder het Engelsch bestuur is de paardenpost-
eener herberg werd afgestaan. Ook het „rid" van en postwagendienst ingetrokken, maar moet blij-
Bantam tot Batavia werd aanbesteed en daarvoor kens latere besluiten al spoedig na de herstelling
golden ongeveer gelijke bepalingen als in de voor- van ons gezag (1816) weder ingesteld zijn.
melde instructie. In 1823 (St. n°. 3) werd een nieuw „Reglement
De paardenpost werd tusschen Batavia en Soe- op de brieven- en wagenpost op het eiland Java"
rabaja van Gouvernementswege onderhouden en gemaakt, waarvan de bepalingen, voor zoover de
daarvoor verschillende bepalingen gemaakt bij het wagenpost betreft, weinig afwijken van die van
in 1809 (12 Wintermaand) verschenen Reglement het Reglement van 1809. Het tarief van de her-
voor de posterijen en voor de inspectie der wegen bergen beliep voor 24 uren ƒ5, terwijl berekend
en herbergen op Java" (zie POST- EN TELE- mocht worden voor logement alleen ƒl, ontbijt
GRAAFDIENST). Hieruit blijkt o. a. dat behalve ƒl, middag- of avondmaal ƒ2. Voor bedienden
Buitenzorg nog op II aan den grooten postweg in 24 uren 15 stuivers en voor middag- of avond-
gelegen plaatsen herbergen „tot gerief en nacht- maal 5 stuivers.
verblijf" der reizigers werden opgericht, welke Om het gebruik der Gouverncments herbergen
van ten minste zes of acht goede slaapvertrekken, aan te moedigen werd in 1553 bepaald, dat ambte-
koets- en wagenhuis, paardenstal, bijgebouwen naren en officieren, in dienst reizende, geen ver-
voor bedienden en van een aparte „intrek" voor goeding voor verblijfkosten mochten declareeren
den herbergier moesten voorzien zijn. Op tus- als zij van particuliere herbergen gebruik maakten.
schenliggende plaatsen werden nog zoogenaamde Blijkens het Kol. Verslag van 1849 bestond
pasangrahans (zie aldaar) opgeslagen tot rust- de Gouvernements paardenpost toen niet meer
plaats voor de reizigers. Het tarief der herbergen uit een paarden- en wagen- (diligence-) post, maar
bedroeg voor 24 uren (met inbegrip van 's mor- alleen uit een paardenpost. Als tarief gold ƒ 1,25
gens thee of koffie en eenig ontbijt, 's middags tot ƒ2 per paal voor een heel span.
en 's avonds goed warm eten, achtermiddags thee Langzamerhand werd het aantal trajecten, dat

, '
of koffie) een zilveren piaster (ƒ2,55) P el P cr~ van Gouvernementswege bediend werd, ingekrom-
soon, terwijl verdere verteringen naar billijkheid pen en deze aan particulieren uitbesteed. Nadat
moesten berekend worden. Voor de bedienden in 1879 (St. n°. 314) nieuwe regelen voor de
werd gevorderd in 24 uren (met inbegrip van Gouvernements paardenpost waren gesteld, werd
twee malen daags goede mondkost) '; /ï stuiver- in 1887 het laatste traject voor verstrekking van
zilver. Van deze ontvangsten behoefden de her- paarden aan dienstreizigers uitbesteed (nl. Batavia—
bergiers geen verantwoording te doen, maar het Serang—Tjilegon—Anjer) waarmede dus feitelijk
was hun streng verboden meer te vragen dan de Gouvernements paardenpost had opgehouden
hun was toegestaan „sub poene van, niet alleen te bestaan. Officieel had de opheffing echter eerst
van het hun aanvertrouwde opzicht ipso facto te in 1893 (St. n". 49) planls.
zullen worden ontzet, maar daarenboven zoodanig Naast de genoemde paardenpostcrij bestond nog
te zullen worden gepunicerd als na exigentie van de binnenlandsche of binnenweegsche paarden-
zaken zal worden bevonden te behoren". post, waarvan de paarden (zoogenaamde regents-
Elke herberg moest voorzien zijn van twee post- paarden) door de inlandsche bevolking moesten
wagens ieder voor zes personen en de noodige worden geleverd en onderhouden, en die onder
412 REISGELEGENHEDEN.

directie van den directeur der producten en civiele ook van de vierwielige kossong '); in Soerakarta
magazijnen stond. In 1853 ging deze dienst over en Djokjakarta de, eveneens vierwielige, andong.
op den directeur der cultures, aangezien de ver- Het rijden langs de post- en andere wegen ge-
strekking enz. der paarden in heerendienst ge- schiedt óf met reiswagens met van 2 tot 6 paar-
schiedde en daarom eigenaardig onder het ressort den, die bovendien op steile wegen nog van een
van laatstgenoemden directeur behoorde. Een eigen- voorspan buffels voorzien worden, óf met „klein
lijk reglement bestond er niet van de binnenland- vervoer"; daarvoor vindt men in Oost-Java veel
sche paardenposterij, waarom in 1879 (St. n°. 314), de zg. tjikar (kar op veeren, van een langgerekten
daarvoor, tegelijk met de Gouverncments paar- vorm, zonder banken, ingang voor); in de Preanger
denposterij, een reglement werd vastgesteld, dat de kahar-balon (kleine tweewielige rijtuigjes) en
behoudens de in 1881 (St. n«. 190) en 1893 verder in West- en Midden-Java, de geriefelijke,
(St. n°. 49) daarin gebrachte wijzigingen en aan- ook tweewielige „deeleman"; in de Padangsche
vullingen thans nog van kracht is. De binnen- Bovenlanden de zg. anaq tram (kleine tweewielige
landsche paardenposterij wordt alleen nog maar rijtuigjes); ter hoofdplaats Benkoelen de plankin
op eenige wegen in de residentiën Krawang, welke wordt getrokken door een sapi (altijd een
Preanger Regentschappen, Cheribon, Semarang, Ja- stier). Een model van een plankin vindt men in
para, Rembang en Madioen onderhouden, welke het Museum te Rotterdam. Een goede „sapi plan-
wegen gespecificeerd worden in eene bijlaag van kin" kan draven als een paard en wordt met
deel I van den Regeeringsalmanak, terwijl in eene ƒ2OO tot ƒ3OO betaald. In de Minahasa zijn geen
andere bijlaag opgaaf wordt gedaan van de over- huurrijtuigen te krijgen; de aldaar gevestigde
eenkomsten voor de levering van bespanningen F'uropeanen bezigen veel zg. spijkerbuggies
op verschillende dier wegen. De kosten van deze lichte tweewielige rijtuigen, aldus genoemd naar

posterij komen ten laste van den lande met uit- den fabrikant Spijker te Amsterdam.
zondering van de verstrekking van gras, voor De echte pedati (met schijfwielen) komt hoc
zoover dit in heerendienst geschiedt. Het bestuur langer hoe minder voor; ze wordt als vrachtkar
wordt gevoerd door de hoofden van gew. bestuur. nog slechts in afgelegen bergstreken aangetroffen.
De posterij dient in de eerste plaats voor gouver- Om het bederven der groote wegen te voorko-
nementsreizigers, maar wanneer de eischen van men, moeten de pedati's de parallel daarmede
den dienst het gedoogen, kunnen ook andere per- aangelegde pedati- of buffelwegen volgen. (Zie
sonen er van gebruik maken en wel tegen beta- verder PEDATI en Van der I.ith, Ncdcrl. Oost-
ling per paal voor een heel stel (4) paarden Indië, 11, bl. 457).
80 cent, en een half stel (2) 50 cent, met een Bekend is de verbazende en voor nieuwelingen
minimum van respectievelijk ƒ 8 en ƒ5. vaak angstwekkende vaart, waarmede de wagens
In de wagens waarvoor een heel stel paarden door de snelvoetige paardjes worden getrokken,
gespannen wordt, mogen niet meer dan 6 en in en waartoe die viervoeters door de inlandsche
die met een half stel bespannen 3 volwassen per- koetsiers op alle mogelijke, en naar Westersche
sonen plaats nemen (2 kinderen — 1 volwassene), begrippen, meestal onpraktische wijzen worden
terwijl het maximum gewicht der bagage voor aangedreven; de inlanders schijnen er geen be-
4 paarden op 5° K.G. en voor 2 paarden op grip van te hebben, dat de dieren ook wel eens
25 K.G. is gesteld, nl. voor het geval het maxi- rust noodig hebben en dat men veel sneller voor-
mum aantal personen wordt vervoerd, anders mag uitkomt door de paarden in een matigen maar
voor eiken persoon minder 30 K.G. bagage meer geregelden gang te houden, dan bij tusschenpoozen
worden medegenomen. De Gouv.reiziger geniet in een vliegende vaart (zie verder PAARD).
kosteloos vervoer voor zich zelven; voor eiken De hotels en logementen in Indië zijn, behalve
hem begeleidenden persoon is 20 cent per paal op de groote plaatsen, zeer primitief ingericht.
verschuldigd. De gemiddelde prijs der hotels bedraagt ƒ5 a
De aannemers zijn verplicht gezonde, goed af- ƒ6 per dag met inbegrip van alle maaltijden; bij
gerichte paarden met goede tuigen benevens een langer verblijf is schikking mogelijk. Op kleine,
koetsier en één looper te leveren. De reizigers van de hoofdroutes afgelegen plaatsen zijn door


mogen zich van hunne woning laten halen mits het Gouvernement, ten behoeve van reizende
daarvoor niet meer dan 2 palen om gereden be- ambtenaren of officieren kleine logeergebouwen
hoeft te worden en de wegen daarheen goed be- pasangrahans — opgericht, waarvan ook door par-
rijdbaar zijn. De spannen behoeven in den regel ticulieren mag gebruik worden gemaakt. In de
niet meer dan éénmaal per etmaal geleverd te Minahasa zijn deze inrichtingen het best; op Su-
worden, behoudens bij spoedeischende gevallen. matra daarentegen zeer gebrekkig, daar zijn ze
Of een heel, dan wel een half stel paarden moet zelfs gewoonlijk niet voorzien van levensmiddelen
worden verstrekt hangt af van den rang van den en beddegoed, dat de reizigers dan zelf moeten
reiziger. Voor den Gouv.-Gen., op wien het regle- medebrengen.
ment niet van toepassing is, wordt bij elke reis b. Draagstoel. De draagstoel kwam en komt
het aantal paarden bepaald. nog onder allerlei vormen en namen in den Ar-
Op Madoera bestond de zg. panembahans paar- chipel voor. De meest bekende is de tandoe
den postdienst, welke in 1884 bij den binnenland- (Maleisch en Javaansch). De djoli (van het Sanskr.
schen dienst werd ingelijfd, en in 1888 werd doli = draagstoel) is een groote draagstoel, slechts
opgeheven en aldaar het verstrekken van paarden
en wagens thans ook verpacht wordt. 1) Omtrent het ontstaan van dezen zonder-
Tegenwoordig zijn bijna overal in den Archi- lingen naam wordt het volgende verhaald: Een
pel paarden en rijtuigen te verkrijgen; wagens koetsier wees met zijn zweep op zijn ledig
en rijtuigen komen in verschillende vormen en rijtuig met de woorden „kossong, toean!" (= een
namen voor. In Batavia en omstreken wordt veel ledig, disponibcl rijtuig, meneer!), waarna dat
gebruik gemaakt van de tweewielige dos-a-dos soort van voertuigen den naam kossong behou-
(afgekort tot sado); te Soerabaja, behalve van deze, den heeft.
REISGELEGENHEDEN. 413

door prinsessen gebruikt en door 16 personen toezendt daarentegen groot is; terwijl de „controle-
gedragen. Voor de gordijnen der djoli werd een manie", zooals hij het uitdrukt, in Indië haar top-
speciaal batik geweven (samen djolen). Een groote punt heeft bereikt. De snelheid der treinen is
djoli met een gaanderij aan alle kanten er om over het algemeen gering (gemiddeld 60 K.M.
heen draagt den naam van djolang of djempana
(Maleisch djempana of sempana). Pclangki (Ma-
per uur — de bij het Alg. Regl. in St. 1895
n°. 300 bepaalde maxima zijn voor sneltreinen
leisch palangking, van het Portugeesche palan- 75 K.M., voor personentreinen 60 K.M. en voor


quin) is een palankijn, zooals men eertijds veel gemengde treinen 45 K.M. per uur; voor trams
in Britsch-Indië gebruikte. De kremoen (wellicht is de maximumsnelheid 25 K.M. per uur vgl.
van het Hollandsch-Japansche norimon) is een
draagstoel, zooals de Chineesche vrouwen gebrui-
St. lßg3 n°. igoj, terwijl de treinen — met uit-
zondering van het traject Batavia—Tandjong Priok,
ken; de krebong een met gordijnen omhangen
draagstoel. Een lawah of tandoe lawah is een
waar avonddienst bestaat —■ slechts overdag loo-
pen. (Zie verder SPOOR- EN TRAMWEGEN).
tandoe bestaande uit een hangmat met houten dak. 2°. Te water. Tijdens de Comp. was het per-
Of het gebruik van den draagstoel in den Ar- sonenvervoer te water in den Archipel zeer ge-
chipel inheemsch was, of wel van elders is inge- brekkig ingericht, daar door de Comp. dat ver-
voerd en zoo ja, wanneer, heeft men niet kunnen voer zooveel mogelijk werd belemmerd, zoowel
naspeuren. Zeker is het dat de draagstoel in den om den particulieren handel tegen te gaan als
tijd van de eerste vestiging der Hollanders in uit vrees dat personen, die zij liever niet in haar
den Archipel veel in gebruik was. Zoo vinden gebied zag, aldaar zich zouden vestigen. Geen
wij o. u. in „Begin ende Voortgangh van de Ver- vaartuig mocht van de eene plaats naar de andere
cenighde Nederlantschc geoctroyeerde 0.-I. Comp." varen dan met een pas, welke naar vele plaatsen
dat de „groote heeren of edelïuyden op 't Eijlant niet werd afgegeven. Geregelde diensten voor
Bali" gedragen werden in draagstoelen. Kan men het vervoer van personen bestonden niet tijdens
vertrouwen hechten aan de afbeeldingen in dat de Comp. Wel werd in 1754 een geregelde prauw-
werk, dan bestond zulk een tandoe uit twee bamboe vaart ingesteld tusschen Batavia, Cheribon, Tegal
staken, waarop een soort van bank onder een zeer en Semarang, maar deze diende uitsluitend voor
primitief bamboe tentje. postvervoer.
Uit vele plakaten in de ißü eeuw tot beteuge- De in 1811 te Batavia opgerichte prauwveeren
ling van pracht en praal uitgevaardigd, blijkt dat (tjoenia, djoekoeng en papan) hadden niet be-
niet alleen in de rijtuigen, maar ook in de draag- paaldelijk betrekking op vervoer van personen.
BlijKens het Kol. Verslag van 1849 was e
stoelen overdreven luxe bestond. Alleen aan de
Hooge Kegeeringspersonen was het vergund om
draagstoelen met glazen of zg. chaises a porter
Batavia het vervoer van personen en hunne bagage
te water uitsluitend toegestaan aan de voerders
'
met goud of zilver beslagen te gebruiken. Wel van de tambangans (kleine prauwen), die onder
mochten gebezigd worden ordinaire draagstoelen het tjoenia- of buitenprauwenveer behoorden en
en orimonts „zoodanig dezelve in practycq zijn". ook aan dezelfde regelen waren onderworpen.
Uit een in 1752 uitgevaardigd verbod op de sla- Ook te Semarang en Soerabaja bestond een der-
ven is op te maken, dat de lijfheeren en lijf- gelijk monopolie voor de tambangans, welke in
vrouwen zich door hunne lijfeigenen in draag- de kleine prauwenveeren waren ingeschreven. De
stoelen of norimon lieten vervoeren. In de op privilegiën werden in 1858 opgeheven, zoodat van
bl. 410 bedoelde regelen voor het transport van toen af ieder vrij personen mag vervoeren.
zieken naar Tji-panas (1747) is ook sprake van a. Stoomschepen. Tusschen bijna alle deelen
het vervoer per draagstoel of palenquin, waarvoor van den Archipel wordt gemeenschap onderhou-
aan eiken Javaanschen drager op elke halte 8 den door de stoomers der Kon. Paketvaart-Maat-
stuivers en aan den toezicht houdenden mandoer schappij, waarvan verschillende diensten door het
V* rijksdaalder betaald moest worden. Gouvernement worden gesubsidieerd, terwijl vele
Op Saparoea was een draagstoel in gebruik andere routes worden afgelegd zonder subsidie.
door 4 personen gedragen, en aan elke zijde nog Waar de booten niet kunnen aanleggen wordt de
2 om den toestel recht te houden, van een kap gemeenschap met den wal gevonden door kleine
voorzien en met kussens belegd; een model is te bootjes, dikwijls zg. tambangans (zeilkano's) die
zien in het Museum te Rotterdam. zich soms met haken aan het in volle vaart zijnde
Tegenwoordig zijn voor het bestijgen der hooge schip vastklampen, (zie PAKETVAART MAAT-
bergen op Java veelal draagstoelen te verkrijgen SCHAPPIJ (KONINKLIJKE)).
die men vervaardigt door aan een leunstoel bam- Eene opgaaf van de andere min of meer gere-
boe-stokken te binden; vooral dames bedienen zich gelde stoomvaartdiensten wordt jaarlijks in het
daarvan. Koloniaal Verslag opgenomen, waarvan een uit-
Omtrent het gebruik van draagstoelen omstreeks treksel voorkomt in den Regeeringsalmanak.
1860 zij verwezen naar het in Med. Ned. Zen- b. Zeilvaartuigen komen over den geheelen Ar-
delinggen. 'VII (1863) opgenomen artikel van chipel in allerlei vormen en onder verschillende
W. Hoezoo „Reizen en Rcisgelcgenhedcn op Java". namen voor. De zg. vlerkprauw, die nog veel wordt
c. Spoortrein en tram. Door het aanleggen van aangetroffen in de Molukken en op N.-Guinea
spoor- en tramwegen is het reizen in Indië zeer schijnt wel een der oudste vormen geweest te
vergemakkelijkt, maar het reizen per spoortrein zijn; daarvan komt althans een afbeelding voor
is in Indië nog verre van comfortabel; Heldring') op de Boero boedoer (8 e eeuw na Chr.). Eenige
maakt niet ten onrechte de opmerking, dat het der bekendste namen van vaartuigen voor perso-
comfort in de spoorwagens gering, de hoeveelheid
rook en ongerechtigheden, welke de locomotief
nenvervoer — waarmede dus gereisd wordt
mogen hier eene plaats vinden: Padangsche Bovcn-
en Benedenlanden : bidoeq gadang (meer van Sing-

1) Oost-Azië en Indië, beschouwingen en karah), biloengkang, pentjalang (kustvaartuig), tam-
schetsen, Amst. 1899. VII, Het reizen in Indië. bangan (id.), djaloer (id.); Palembang: kajochan
414 REISGELEGENHEDEN.

(Ranau-meer), tongkang (dienstvaartuig Eur. ambt. buiten zijn standplaats moet verblijven ad ƒlO,
B. B.), bidar, pantjalang (voor rijke inlanders en
hoofden); Sumatra's Oostk.: prahoe lantjang (voor-
, .
ƒß,ƒ6 en ƒ 5 voor reizigers ie 2e 3e en 4° kl.
In St. 1872 n°. 77 is opgenomen het regle-
heen voor vorsten), sampan pandjang (voor rijks- ment op het reizen van landsdienaren langs spoor-
grooten in Siak), prahoe gebeng; Riouw en ond.: wegen, dat aangevuld is bij St. 1873 n°. 166 en
Tongkang (Chineesch), kolik tetap, poekoet gambir, 1886 n». 72 en in 1887 (St. n». 250) zooveel
sampan pandjang tambang, sampan gèbèng, prahoe mogelijk van toepassing is verklaard op stoom-
pendjadjap (vorstelijke prauw uit vroegere tijden), tramwegen. De Gouvernementsreizigers moeten van
prahoe pandjang (vorstelijke prauw); Banka en deze vervoermiddelen gebruik maken wanneer deze
Billiton: prahoe gobang, prahoe sampan; Peka-
longan: broekoctan; Rembang: prahoe timbo sasak
hen in de richting van het oord hunner bestem-
ming kunnen brengen.
(riviervaartuig), prahoe tamben; Banjoemas: prahoe Terwijl vroeger steeds voor het reizen per spoor
papan; Madoera: sampan, tjemplon, majang, pa- en tram werd gedeclareerd, zijn in igoo bepa-
doean, djoekoeng; Probolinggo: prahoe djangolan lingen gemaakt tot het verstrekken van vrijbiljetten
en tjompreng; Westerafd. v. Borneo: bidar; Z.- op S.S. aan Eur. en ml. landsdienaren, de laatsten
en O.afd. v. Borneo: prahoe Negara, sampan. tot den rang van wedono. Ook de Ned.-Ind. Spoor-
djoekoeng, rangkang, aroet en djoekoeng patae wegmij. is met ingang van 1° Januari igoi bij
(Dajaksche prauwen), djoekoeng loemboeng (voor wijze van proef overgegaan tot het verstrekken
Dajaksche hoofden); Celebes: padewakang, djoe- van dergelijke vrijbiljetten, terwijl verschillende
loen-djoeloen (prauwen), palari (jacht); Timor: tramwegmaatschappijen eveneens zulke maatrege-
korra-korra, padewakang, bcro (kustvaart); N.- len hebben genomen.
Guinea: padewakang, korra-korra (grootere vaar- In de concessievoorwaarden voor spoor- en tram-
tuigen welke — blijkens de Clcrcq, N.-Guinea
niet door de Papoea's worden vervaardigd; dezen
— wegen wordt tegenwoordig het beding van vrij
vervoer voor bedoelde landsdienaren gesteld, boven
maken slechts prauwen zonder roer met 1 a 2 en behalve de verplichting van kosteloos vervoer
vlerken, de groote prauwen hebben wel 30 roeiers); voor in dienst reizende ambtenaren van de justitie
Makasser: bilölang, biröwang (afbeeldingen in en politie alsmede dwangarbeiders en hunne gelei-
Dr. Matthes'F'thnograph. atlas); Molukken: kokor ders, dat ook in de vroegere concessievoorwaarden
(voor de hoofden van de eil. I.eti en Moa, afb. reeds werd opgenomen.
model in Riedel), Belang sajir, ngaliau of haboo- Voor reizen over zee zijn bepalingen opgeno-
saru, ilwood, jabteel, tali, senrood, karis owae, men in het contract met de Kon. Paketvaartmij.,
lakacs en maruwe (vaartuigen van de ICei-eil., zijn met verschillende andere stoomvaartdiensten
afbeeldingen in Riedel); vgl. Catalogus Kol. ten- contracten gesloten, terwijl voor vervoer van Gou-
toonstelling Amst. 1883, bl. 277 —281. vernementsreizigers met zeilbooten steeds afzon-
Uit het desbetreffend, mede jaarlijks in het derlijk wordt gecontracteerd door het hoofd van
Kol. Versl. voorkomende overzicht blijkt, dat over gewestelijk bestuur.
1898 in Indië tehuis behoorden: 85 stoomschepen
(van minstens 30 M.3 ) metende bijna 94.000 M.3 Voor het reizen in den Archipel is vergunning
ruim 2000 andere vaartuigen (van minstens 30 M.3 ) noodig, welke aan Europeanen en met dezen ge-
metende ruim 153.000 M.3 lijkgestelden voor een bepaalden lijd kan worden
Gouvernementsreizigers. Het „reglement verleend in geheel Ned.-Indië door den Gouverneur-
op het reizen in Ned.-Indië van Europeesche bur- Generaal en voor bijzonder aangeduide gedeelten
gerlijke landsdienaren en andere personen" van door het hoofd van gewestelijk bestuur. In bij-
1862 (St. n°. 153") is vervangen door een nieuw zondere gevallen kan deze vergunning ook aan
reglement (St. 1890 n°. 209), dat slechts alge- Oostersche vreemdelingen worden verleend, maar
meene en aan weinig verandering onderhevige dan steeds door den Gouv.-Gen. (zie St. 1881
beginselen bevat. In afwachting van herziening n°. 226 en lßg6 n°. 161). Van de verleende ver-
der uitvoeringsbepalingen zijn de oude voorschrif- gunningen wordt jaarlijks melding gemaakt in
ten nog van kracht. het Koloniaal Verslag.
De Gouvernementsreizigers zijn voor de ver- „Een reisgids of „handbook", zooals er wel voor
goeding voor reis- en verblijfkosten naarmate van Britsch-Indië en Japan bestaan, is onze Oost nog
hun tractement verdeeld in 4 klassen. niet rijk", schrijft Heldring in zijn in de noot bl.
Bij reizen over land op Java en Madoera be- 413 aangehaald werk. De reizigers in onzen Ar-
staat de tegemoetkoming voor reis- en verblijf- chipel kunnen echter veel nut hebben van den,
kosten in: ook door hem genoemden zeer handigen, maar op
I". postpaarden (niet aan reizigers 4 e kl.) hetzij verscheidene bladzijden te beknopten „Reisgids
van Gouvernementswege gestationneerd, hetzij par- voor Ned.-Indië" door Dr. J. F. van Bemmelen en
ticuliere postpaarden volgens de daarvoor gesloten G. B. Hooyer samengesteld op uitnoodiging dei-
overeenkomst door den aannemer te leveren (zie Kon. Paketvaartmij., en voor reizen op Java van
hiervoor bl. 411). den in 1890 te Lcipzig, Batavia (G. Kolff en C°.)
2°. reisgeld tot goedmaking van kleine uitga- en Amsterdam (Seyffardt) verschenen „Führer auf
ven aan het reizen met postpaarden verbonden, Java" door L. F. M. Schulze, welk werk in het
ad 12 cent per paal; Duitsch werd gesteld om er meer bekendheid aan
3°. transportkosten, voor reizen zonder post- te geven, en van „Batavia, Buitenzorg en de Pre-

.
paarden en voor reizigers 4C klasse, bedragende anger" door M. Buijs (Batavia, G. Kolff en C». 1891).
voor reizen wegens plaatsing of verplaatsing voor Het gebrek aan goede reis- en logeer-gdegenhe-
i", 2e, 3e en 4e kl. respectievelijk 80, 65, 55 den, dat in vele streken van den Archipel bestaat,
en 45 cent per paal, welke bedragen bij reizen wordt dikwijls vergoed door de niet ten onrechte
in commissie en andere reizen beloopen 50, 50, spreekwoordelijk geworden Indische gastvrijheid
35 en 35 cent; en hulpvaardigheid.
40 daggeld, voor alle dagen die de reiziger W. F. Gerdes Oosterbeek.
REKENKAMER. (ALGEMEENE) — REMBANG. 415

REKENKAMER. (ALGEMEENE) 1 let opper- rale Rekenkamer van Indië" ingesteld, en wel bij
toezicht op het beheer en de verantwoording van besluit van iq Dec. 1808. Zie Ned.-Ind. plakaat-
alle landsgelden en goederen is in Indië opge- boek XV, bl. 403.
dragen aan een college, Algemeene Rekenkamer De controle op het beheer en de verantwoor-
in Ned.-Indië genaamd, bestaande uit een voor- ding der Indische geldmiddelen, voor zooverre
zitter en 6 leden, bijgestaan door een secretaris die in Nederland worden gevoerd, berust bij de
en een uitgebreid personeel van hoofd- en andere Algemeene Rekenkamer aldaar en geschiedt over-
ambtenaren. Dat oppertoezicht wordt door haar eenkomstig de voorschriften der genoemde Compt.w.
uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen der en voorts naar de bestaande of nader vasttestel-
Comptabiliteitswet (St. 1895 n°. 225) en met in- len bepalingen voor de controle der Staatsont-
achtneming van de bepalingen harer instructie, vangsten en -uitgaven. Van deze werkzaamheden
.
vastgesteld bij St. iBgB n n 164; het strekt zich
uit zoowel over de ordonnateurs als over de
biedt zij de Koningin jaarlijks een verslag aan,
dat aan de Staten-Generaal wordt medegedeeld.
comptabelen in Indië en neemt daarbij de be- REMAMEH. District van de contróle-afdeeling
grooting tot richtsnoer, waarvan de jaarlijksche Probolinggo, regentschap en afdeeling Magelang,
rekening, voor zoover het beheer in Indië betreft, residentie Kedoe; met eene oppervlakte van 7778,35
door haar wordt voorbereid. Over een en ander is hectaren. Het district telt 172 desa's.
gehandeld in de artikelen BEGROOTING VOOR REMBANG. Residentie van Midden-Java, ten
NED.-INDIË en COMPTABELEN, COMPTABI- N. door de Java-zee, ten O. door Soerabaja, ten
LITEIT. Z. door Kediri en Madioen en ten W. door Se-
Blijkens de daar medegedeelde bijzonderheden marang en Djepara begrensd. In de Java-zee be-
strekt zich het toezicht van de Rekenkamer uit grenst Oedjoeng Leran de reede van Rembang
tot over de handelingen van het centraal bestuur ten W. en Oedjoeng Awer-awer de reede van
in de kolonie en behoort haar dus eene groote
mate van onafhankelijkheid verzekerd te zijn.
Toeban ten O. — Van Madioen wordt Rembang
gescheiden door eene heuvelreeks, die haar hoog-
Daartoe worden de voorzitter en leden, die Neder- ste punt bereikt in den G. Pandan.
landers moeten zijn en den vollen ouderdom van De oppervlakte van de res. Rembang bedraagt
30 jaren bereikt hebben, door de Koningin be-
noemd en ontslagen (de secretaris door den Gouv.-
Gen.); buiten ontslag op eigen verzoek kunnen
-
135,z LJ geo gr mijl; °P dit grondgebied woon-
den op het eind van 1895 1.328.895 menschen,
dat is 10.568 per D geogr. mijl.
zij slechts in bepaalde gevallen, in artt. 53, 54 De G. Pandan (go 6M. boven zee) en de G.
Comptw. genoemd, worden ontslagen- en moeten, Lasem, die 100 M. lager is, ten Z. van Oedj. Leran,
wanneer de Gouv.-Gen. meent dat tot ontslag bestaan uit oud-tertiaire eruptief-gesteenten, nl.
aanleiding zou bestaan, in de gelegenheid worden hoornblende-andesiet, welke aan de oppervlakte
gesteld zich schriftelijk, ja zelfs desverkiezende tot eene bruine klei is verweerd. Overigens is de
persoonlijk in Nederland te gaan verantwoorden. bodem van Rembang geheel van sedimentairen
De Gouv.-Gen. heeft echter het recht den betrok- aard; hij bestaat in het N. uit een uitgestrekt
ken*: te schorsen. Ook omtrent het verlof buiten kalkterrein en in het Z. uit een breccie- en mer-
Indië zijn voor den voorzitter en de leden der gelterrein, tusschen welke de breede Solo-vlakte
Rekenkamer bijzondere bepalingen gemaakt: wan- gelegen is. Het noordelijke kalksteenterrein loopt
neer zij daarna in Indië terugkeeren, nemen zij van de grens met Japara over het midden en
onmiddellijk weder zitting. Wanneer door zooda- noorden van het gewest door tot de Soerabaja'sche
nig verlof of op andere wijze, een dier hoofd- grens; het wordt alleen afgebroken door de kwar-
ambtenaren in de vervulling zijner werkzaamheden taire gronden, gevormd door het stroomgebied van
wordt verhinderd, benoemt de Gouv.-Gen., onder de kali Loesi en de kali Geneng. Bedoelde kalk-
nadere bekrachtiging van de Koningin, een tijde- gronden bestaan echter niet uit zuivere kalksteen,
lijk lid. De voorzitter en leden worden op 65- maar zijn vermengd met andesietgruis en worden
--jarigen leeftijd ontslagen; in dat geval is er natuur- afgewisseld door mergelbanden en kleisteenen.
lijk geen sprake van verantwoording van den Het zuidelijke tertiaire gebergte dat zich langs
betrokkene. Zij mogen geene andere staatsambten de geheele zuidergrens uitstrekt, bestaat uit een
bekleeden; door de art. 52 Comptw. en 12 In- ondergrond van brecciën, welke ten N. van Ngawi
structie is er voor gezorgd dat er geen strijd besta door de Solo-rivier loodrecht op de richting dei-
tusschen hunne ambtsplichten en hunne persoon- lagen doorsneden worden. Deze brecciën worden
lijke belangen. De Kamer is in 2 tafels verdeeld; naar het noorden door zanderige mergels, en aan de
de verdeeling der werkzaamheden over die afdee- zuidzijde door kalkhoudendc zandsteenen overdekt.
lingen is geregeld in art. 18 der Instructie. Wan- De kwartaire afzettingen in het stroomgebied
neer de Kamer in vereenigde zitting vergadert, van de Solo-rivier bestaan uit bijna horizontale
moeten minstens 5 leden tegenwoordig zijn; de banken van rolsteenen, gele klei en zand, in
tafels beslissen met 3 leden en kunnen zelfs, bij vroegeren tijd bij hoogeren waterstand door de
eenstemmigheid, met 2 leden een besluit nemen. rivieren afgezet. De bovenste laag dezer afzettin-
De Kamer is verplicht jaarlijks een omstandig gen is eene gele klei, aan de oppervlakte eenigs-
verslag harer werkzaamheden intedienen, dat in zins donker gekleurd door plantaardige overblijf-
vereenigde zitting wordt vastgesteld; het wordt selen. De kwartaire gronden van het gebied der
door den Gouv.-Gen. aan den Min. v. Kol. gezon- Solo-rivier vinden westelijk eene voortzetting in
den en door de Koningin aan de Staten-Generaal de Randoeblatoeng-vallei. 'Ten O. en ten W. van
medegedeeld; voorts doet de Kamer den (lorrv.- den G. Lasem ligt nog een klein, vlak, kwartair
Gen. zoodanige voordrachten en mededeelingen terrein, bestaande uit gele klei en witte kalkhou-
als, volgens haar inzien, kunnen leiden tot ver- dendc tuffen. Langs de noordkust strekt zich eene
mindering of besparing van uitgaven en tot ver- zeer smalle strook alluvium uit, welke alleen ten
mdiging van het geldelijk beheer. W. van Toeban zich wat dieper landwaarts voort-
Door Daendels werd voor het eerst eene „gene- zet. Eindelijk ligt ten N. van Bowerno, tusschen
416 REMBANG.

de Solo-rivier en de Soerabaja'sche grens, een drie- In de zuidelijke heuvelreeks wordt zachte zand-
hoekig stuk alluvium, bevattende de rawa Mlangi steen gevonden die tot behaktc bouwsteen en
en het meer Kedoeng Djarakan. tegels (de bekende Ngawische tegels) wordt ver-
De rivieren van Rembang behooren alle tot werkt; verder harde zandsteen, gebezigd voor slui-
het gebied van de Noordkust. De Solo-rivier of zen en dammen; eindelijk harde kalksteen, waar-
kali Bengawan doorbreekt ten N. van Ngawi op van kalk wordt gebrand en zachte kalksteen, die,
de grens met Madioen den reeds vermelden zui- onder den naam van watoe koemboeng, de grond-
delijken heuvelrug. Over die grens ligt de bed- stof levert voor leksteenen, grafpaaltjes en lijst-
ding van de rivier ± 30 M. boven zee. Op Rcm- werk. Deze zachte kalksteen wordt, aan de lucht
bangschen bodem stroomt zij met vele krommingen blootgesteld, zeer hard. Uit de holen van het zui-
langs de districtshoofdplaatsen Panolan, Padangan, delijke kalkgebergte, die bewoond worden door
Malo, Kalitidoe en de afdeelingshoofdplaats Bodjo- ontelbare vledermuizcn, wordt salpeter verkregen.
negoro naar de Soerabaja'sche grens, alwaar de De kwartaire gronden in deze residentie zijn
bedding eene hoogte heeft van 10 M. boven zee. vergelijkenderwijs het best bevolkt en bebouwd;
De Solo-rivier verdeelt het vrij regelmatige paral- over het algemeen echter is Rembang tengevolge
lelogram, waaruit de res. Rembang bestaat, in een van gebrek aan bcvloeiingswater en wegens den
grooter noordwestelijk en een kleiner zuidoostelijk kalkachtigen, voor den landbouw minder geschtk-
deel. Hare voornaamste zijrivieren zijn: de Ran- ten bodem, het minst vruchtbare gewest van Java.
doeblatoeng, de Gcneng, de Gandocng, de Tidoe Komen de irrigatie-werken in de Solo-vallei tot
en de Patjal. De kali Locsi, mede eene belang- stand, dan zullen een groot aantal bahoes in deze
rijke rivier, ontspringt ten Z.O. van Blora en residentie van levend water worden voorzien. Be-
stroomt in zuidwestelijke richting naar de Scma- halve rijst worden djagoeng, katjang, katoen en
rangsche grens. Naar het N. stroomen: de rivier indigo verbouwd. Erfpachtsperceelen worden in dit
van Lasem en de Randoegocnting, grensrivier gewest niet aangetroffen; particuliere landbouwon-
met Japara. dernemingen, werkende op overeenkomsten met de
Nabij de grens met Semarang ligt, op kwar- bevolking zijn er twee, nl. ééne suikerfabriek in de
tairen bodem, de uitgestrekte slijkbron Kesongo, afd. Rembang en een indigoland in de afd. Toeban.
welke eene geheel kale oppervlakte van 100 M. In lßg4 is het monopolie voor de koffiecultuur
lengte en 800 M. breedte beslaat, waarop eene in Rembang opgeheven. Sedert worden pogingen
menigte slijkhoopjes verspreid liggen, waarvan aangewend om door het verstrekken van koffie-
enkele nu en dan slijk en zout water uitwerpen. plantjes van bestuurswege de bevolking voor de
Ook worden uitgeworpen, met de klei, stukken vrije cultuur van dit gewas te winnen. De tabaks-
van de onderliggende mergelkalk, fossiele been- cultuur voor de Europeesche markt in de afdee-
deren en tanden. De bron Kesongo ligt in dezelfde ling Bodjonegoro, reeds vóór 1854 van veel be-
lijn en op geringen afstand van de zout- en slijk- teekenis in dit gewest, is na een tijdperk van
bronnen van Koewoe en Djono in Semarang. In grooten bloei, allengs achteruitgegaan; in 1882
de nabijheid van Toeban vindt men, vlak aan is de laatste Europeesche tabaksonderneming te
zee ééne, en nabij de kust talrijke andere zoet- Malo, district Tinawoen, afd. Bodjonegoro, opge-
waterbronnen. De noordelijkste bron ontlast zich heven; voor de inlandsche bevolking in genoemde
gedeeltelijk ook in zee; vooral bij eb ziet men afdeeling is de tabakscultuur echter eene ware
het water in het zand opborrelen. Deze bron is volkscultuur en eene rijke bron van inkomsten.
nu door een gemetselden put omsloten; zij be- Zoodra echter de thans nagenoeg geheel van regen
stond al in oude tijden en vormde toen eene kleine afhankelijke sawahs in de districten Pelem, Tema-
kom, waarvan in een Chineesch bericht van 1416 jang en Bowerno door irrigatie van levend water
n. Chr. melding wordt gemaakt. zullen zijn voorzien, bestaat er groote kans, dat
In de mergels en klcistccncn ten Z. van Sedan ook Europeesche ondernemers zich daar weder
zijn eenige bruinkoollaagjes van 0,60 a 0,70 M. op de genoemde cultuur zullen gaan toeleggen.
dikte aangetroffen. De kolen zijn van mindere Het meest waardevolle product van Rembang
kwaliteit, zoodat van eene ontginning niet veel is het djatihout, voor de cultuur waarvan de lage
te verwachten is. De petroleum-industrie daaren- kalkgebergten bijzonder geschikt zijn. Al sedert
tegen belooft voor dit gewest van groot belang eeuwen wordt het djatihout (zie op het woord
te worden. Reeds van ouds waren eenige natuur- DJATI) voor den bouw van huizen, bruggen en
lijke petroleumbronnen bekend, maar men meende schepen gebruikt. Vroeger geschiedde de aankoop
dat eene exploitatie der bronnen niet loonend en het vervoer van dit hout door de bevolking
zou zijn, totdat deDordtsche pctroleummaatschappij in heerendienst; in dien tijd zijn tengevolge van
ook hier aan het werk toog. Te Ledok, te Tina- overmatigen en zorgeloozen aankap vele bosschen
woen en later te Semanggi werden bronnen aan- vernield, zoodat nijverheidsondernemingen die van
geboord en thans wordt de daaruit verkregen ruwe den houtrijkdom afhankelijk zijn, zooals scheeps-
olie te Ngareng aan de Solo-rivier tegenover bouw, in dit gewest bijna geheel zijn verdwenen.
Padangan, fabriekmatig gezuiverd. Vandaar wordt Aan het roekeloos gebruik van djatihout hebben
de gezuiverde petroleum door buizen naar het de F'uropeesche tabaksondernemingen een groot
etablissement te Bangle, op 2 paal afstands van aandeel gehad. Sedert de djatibosschen onder het
Blora, geleid, vanwaar zij per tram naar Semarang beheer van het boschwezen (zie op dat woord)
wordt vervoerd. De afvoer oostwaarts geschiedt zijn gesteld en vooral na 1875, in welk jaar een
te water over de Solo-rivier op bamboe-vlotten. nieuw reglement op dien tak van dienst in wer-
De voor de verpakking benoodigde blikken wor- king trad, worden de djatiperceelen, na door par-
den te Bangle machinaal vervaardigd. Voortdurend ticulieren tegen de betaling van eene overeenge-
is men bezig nieuwe bronnen op te sporen. Bij komen som te zijn leeggekapt of uitgedund, van
de desa Dermawoe in het district Rembes, zijn gouvernementswege opnieuw beplant. Van de 21
mede met goed gevolg boringen naar petroleum boschdistricten, waarin Java en Madoera zijn ver-
verricht. deeld, behooren er 7 tot Rembang. De djatibos-
REMBANG. — REMBEGA. 417

schen beslaan in Rembang cene oppervlakte van evenals de zuidwaarts daarvan gelegen G. Boetak
ongeveer 384.000 bahoe. (677 M.) uit hoornblende-andesiet bestaat, welke
Behalve in den landbouw vindt de bevolking aan de oppervlakte is verweerd tot eene bruine
een middel van bestaan in de zeevisscherij en de klei. Het zuidwestelijke deel van de afdeeling
teelt van visch in vijvers. wordt ingenomen door 'een heuvelrij van kalk-
De gemiddelde regenval, over iq jaar berekend, steen, waartusschen mergelbanken worden aange-
bedraagt voor de hoofdplaats Rembang 1415 milli- troffen. De rivieren in volgorde van het westen
meter per jaar, voor Toeban 131 2 en voor Bodjo- naar het oosten zijn: de Randoegoenting, de Soe-
negoro 1827 m.m. Over het geheel is het klimaat, lang, welke langs de districtshoofdplaats van dien
tengevolge van de weinige verheffing en den aard naam stroomt, en de rivier van Lasem, in haar
van den bodem in alle deelen van het gewest bovenloop kaii Gong en kali Djctak geheeten.
vrij warm maar niet ongezond. Al deze riviertjes hebben een noordwaartschen
Administratief is het gewest verdeeld in 5 afdee- loop en monden uit in de Java-zee. De hoofd-
lingen, tevens regentschappen, nl. Rembang, Toe- plaats der afdeeling is Rembang (zie op dat
ban, Bodjonegoro en Blora met gelijknamige hoofd- woord), gelegen aan den grooten postweg en
plaatsen, 5 contróle-afdeelingen en 23 districten. sedert kort door eene stoomtramlijn westwaarts
De contróle-afdeelingen zijn: Rembang (standpl. met Djoewana en zuidwaarts met Blora verbon-
Lasem), Toeban, Djatirogo, Bodjonegoro en Blora. den. Aan deze lijn ligt de districtshoofdplaats Soe-
De bevolking bestaat uit Javanen, die in het klei- lang, juist op de grens tusschen kwartair en ter-
nere noordelijke deel van het gewest Cheribonsch- tiair terrein, welk laatste voor een groot deel
en in het grootere zuidelijke deel Solo'sch-Javaansch door djatibosch is ingenomen. Erfpachtsperceelen
spreken. vindt men niet in deze afdeeling. Er is eene sui-
Tijdens het Hindoetijdvak bestond in het ooster- kerfabriek, nl. Pamotan. Te Lasem bloeide vroe-
deel der residentie het rijk van Bowerno, welks ger de scheepsbouw; thans worden er slechts
naam nog voortleeft in dien van de aldus genaamde kleine vaartuigen, meest visschersprauwen, ge-
districtshoofdplaats. In het daarop gevolgde tijdvak bouwd. Deze plaats is ook bekend door de ge-
van de vestiging en uitbreiding van den Islam be- batikte kleedjes, kam Lasem, die er vervaardigd
hoorde Rembang tot het rijk van Demak. Uit dit worden en door de bekende sigarenkokers en
tijdvak zijn de plaatsen Toeban en Bonang aan andere kleine voorwerpen van pauweveeren ge-
de noordkust bekend. Bij de verdeeling van het vlochten. Met deze laatste industrie houden de
rijk van Demak na den dood van Tranggono Chineezen zich bezig. Een weinig ten Z. van
werden de tegenwoordige afd. Bodjonegoro en een Lasem ligt Kadjar met een fraai landhuis, dat
deel van de afd. Blora onder den naam van Dji- veel door ambtenaren wordt bezocht. De desa
pang aan een zijner zonen toegewezen; het land- Bonang, 5 paal van Lasem, een bloeiend vis-
schap Rembang kwam aan een anderen zoon. schersdorp, isbekend doordat Soesoehoenan Bonang
Deze landschappen werden in het begin der daar leefde en stierf. Een voornaam middel van
17 eeuw door Mataram veroverd. Bij verdrag van bestaan vindt de bevolking van de stranddesa's
1743 tusschen de Compagnie en Pakoe Boewono dezer afdeeling in de vischvangst. De voormalige
kwam Rembang met zijne djatibosschen onder zoutpannen ten W. van de desa Waroe zijn tot
het Gouv. der Noordoostkust. Onder Daendels vischvijvers ingericht.
werd dit landschap eene residentie. REMBANG. Hoofdplaats van het gelijknamige
Na het in exploitatie komen van de stoom- gewest, de afdeeling en het regentschap van dien
tramlijnen Djoewana—Rembang—Lasem en Poer- naam, vlak aan zee gelegen. Aan de westzijde vormt
wodadi—-Blora is een deel van dit gewest in het het riviertje Geneng de grens der hoofdplaats.
spoorwegverkeer opgenomen. In aanleg zijn nog de Het residentiehuis ligt op nauwelijks tweehon-
lijnen Blora—Padangan en Goendih—Padangan— derd M. van het strand, dat droog en zandig is.
Bodjonegoro, welke laatste zal worden doorgetrok- Tengevolge hiervan is de ligging der plaats ge-
ken tot de hoofdplaats Soerabaja. Langs de Noord- zond te noemen in vergelijking met andere ge-
kust loopt de groote postweg van de wcstcr- tot westelijke hoofdplaatsen aan de noordkust van
de oostergrens. Verder zijn alle districtshoofd- Java. Naast het residentiehuis ligt de in iS2g uit
plaatsen door wegen verbonden, welke echter, vrijwillige bijdragen opgerichte protcstantsche kerk,
wegens het heuvelachtige terrein, niet over hunne een gebouw met een koepel gedekt en merkwaar-
geheele lengte per as berijdbaar zijn, hetgeen dig door den fraaien predikstoel, die door een
o. a. het geval is met het traject Blora—Randoe- Javaan is vervaardigd. De Europeesche wijk ligt
blatoeng, den weg van Blora via Ngawen naar- in het oostelijke, de Chineesche in het westelijke
de Semarangsche en dien van Padangan naar de gedeelte der plaats. Deze laatste bestaat bijna ge-
Madioensche grens. heel uit steenen huizen, waartusschen de fraaie,
REMBANG. Afdeeling en regentschap der ge- rijk versierde klenteng, met twee steenen leeuwen
lijknamige residentie, groot 18,8 Q geogr. mijlen voor den ingang, de aandacht trekt. De inland-
of hectaren, uitmakende het noord- sche wijken met de regentswoning, de aloen-aloen
westelijke '/, gedeelte van het gewest en begrensd en de moskee liggen ten O. en gedeeltelijk ten
door de afd. Toeban en Blora, de res. Semarang Z. van de Europeesche wijk.
en de Java-zee. De afdeeling is verdeeld in 6 De hoofdplaats had op het eind van ißgs
districten, nl. Waroe, Binangon of Binangoen, 13.724 inwoners, nl. i6g Europeanen (tegen 200
Kragan, Soelang, Pamotan en Sedan, met gelijk- in 1846, volgens Bleeker), 11.070 inlanders, 2476
namige hoofdplaatsen. Zij vormt slechts eene con- Chineezen en g Arabieren. De inlandsche nijver-
tróle-afdeeling; de standplaats van den controleur heid ter hoofdplaats brengt voort: geweven en
is Lasem. Van de Semarangsche grens tot Lasem gebatikte hoofddoeken en sarongs, karoengmatten
strekt zich langs de noordkust eene strook allu- en gemoeti-touw voor prauwen; verder is er uit-
viale en kwartaire grond uit, welke wordt afge- voer van trasi, troeboek en kroepoek.
broken door den 807 M. hoogen G. Lasem, die, REMBEGA. Mat.. Zie BADOERI.
111 27
418 REMBES. — RENTJOENG.
REMBES. District van de contróle-afdeeling, de toenmalige assistent-resident verblijf hield,
het regentschap en de afdeeling Toeban, residentie maar van beide posten is niets meer over.
Rembang; met eene oppervlakte van 29.663,24 Rengat, het centrum van den handel in Indragiri,
hectaren. Het district telt 98 desa's. is een uitgestrekte kampong, langs beide oevers
REMBOELOENG. Jav. Zie SAGOE. van de rivier een smalle strook gronds beslaande.
REMOEK DAGING. Inlandsche drogerij, eene Die oevers vormen langs den geheelen beneden-
uit den grond gegraven fossiele hars uit de Lam- loop der rivier als 't ware dijken waarachter het
pongs; ook als Damar batoe of D. sela bekend. terrein aanstonds veel lager wordt, in den regen-
REMOEK DJOENG. Jav. Zie KOEMIS tijd geheel onder water staat en in den drogen
KOETJING. tijd moerassig is. Het oostelijk gedeelte van de
REMONTE. (Aanvulling van het paarden- hoofdplaats op den rechteroever is Gouvernemcnts-
materiaal bij het leger). Zie LEGER, Dl. 11, bl. grond gedeeltelijk in 1838 afgestaan, gedeeltelijk
386 en PAARD, Dl. 111, bl. 150. in ißg3 (overeenkomst van 13 Mei ißg3) ver-
REMPELAS. Jav. Zie AMPELAS. kregen tegen teruggave van een stuk van het in
RENDOE. Soend. Verschillende soorten van 1838 aangewonnen terrein. Daar bevinden zich de
het geslacht Ruellin L., fam. Acanthnceuc. Aan Gouvernementsgebouwen: een controleurswoning
deze planten wordt eene groote kracht tegen be- met kantoor, steenen gevangenis en kazerne voor
toovering toegekend en zij gelden ook als de de gewapende politiedienaren. Vroeger was er een
voorname hulp van toovenaars, zoo R. hirsutn steenkolendepót, dat in lßg4 werd opgeheven; de
(daoen ketjik). De naverwante plant Strobilantkes kolen kostten daar toen ƒ45 de ton. Ook is er
crispus (ketjik beling) is de beroemde „glaseters- sedert 1892 een wijk voor Chineezen en woont
plant"; het sprookje, dat zij in staat zou stellen er de Luitenant-Chinees, het hoofd zijner landge-
straffeloos glas te kauwen wordt zelfs door som- nooten in de afd. Indragiri.
mige Europeanen op Java geloofd en verder ver- Dit gedeelte van Rengat, Kampoeng besar ge-
teld! Voorts heeten deze planten ook een voor- noemd, ziet er goed onderhouden uit; een breede
treffelijk middel tegen galsteen, welke daardoor aan beide zijden met boomen beplante weg, loopt
„oplost". De Rucllia's gelden verder als onfeil- over de geheele lengte langs den rivieroever. Het
baar middel tegen giftigen slangenbeet, evenals inlandsch gedeelte stroomopwaarts van het Gou-
Glockidion molle (zie PLILAK) en Mnzuf laevi- vernements grondgebied gelegen, bestaat uit de
folius (djoekoet mata keujup). kampong's Tengah, Poeloe kiri, Dagang en Baroe,
RENGAS. Mal.; DJINGA, ook Mal.; INGAS, waar de huizen op open erven zeer verspreid staan
Jav.; REUNGAS, Soend.; INGAS TELIK, ook Jav. en door geen weg of pad verbonden zijn. Op
Gluta Renghus L., fam. Anacnrdiaccae. Boom den linker oever ligt Kampong Poeloe kanan, die
in den geheelen Archipel vooral aan de monden 4 K.M. lang is (de overzijde is db 3 K.M.), waai-
der rivieren voorkomend. Het hout heeft eenige de Jamtoean of Jang di pertoean, de rijksbestier-
overeenkomst met mahonie-hout en biedt veel der der benedenlanden, zijne eenvoudige woning
weerstand aan de witte mieren; het wordt op heeft en vele anak-radja wonen. Bij langdurige
vele plaatsen door de inlanders echter ongaarne droogte staat ongeveer 9 voet water in de rivier,
gekapt wegens het scherpe melksap dat de stam dat in den regentijd tot het dubbele stijgt. Lage
bevat. Dit sap geeft op de huid eene erysipelas- waterstanden komen voor van April tot en met
achtige ontsteking. Het hout is fijn en hard, October, maar dikwijls is de waterstand tot in
bruinrood van kleur, dikwerf gevlamd en vooral Juni nog voldoende om met stoomschepen van
voor meubelen gezocht, s. g. = 0,8. Ook soorten 7 voet diepgang tot Rengat te komen. Het aan-
van de geslachten Semecarpus en Buckununia tal regendagen te Rengat bedraagt per jaar ge-
hecten rengas of ingas. In het Maleische schier- middeld 163 en de gemiddelde jaarlijksche regen-
eiland is Rengas ook de naam van Melanorrhoen val 222 gm.M. Van Mei tot en met Augustus
Curtisii Oliv., een boom derzelfde familie. komen de minste regendagen voor, in Juli gemid-
RENGAT (RINGAT) 85 zeemijlen stroomop- deld 8, terwijl in October tot en met Januari de
waarts aan beide oevers der Kwantan-rivier gele- meeste regen valt, in November gemiddeld iq dagen.
gen is sedert 1878 de hoofdplaats van de afdee- Er is een levendig handelsverkeer met Singa-
ling Indragiri der res. Riouw en Onderhoorigheden, poer, door kleine stoomers met Chineesche supcr-
de standplaats van den controleur, tot 1901 (Ind. carga's, in geregelde vaart onderhouden; die stoo-
Stbl. igoo n°. 304 waarbij het kantoor naar Prigi mers vervoeren ook passagiers en varen de post
Radja wordt verplaatst) tevens ontvanger der in- en tusschen Singapoer en Rengat vice-versa.
uitvoerrechten en accijnsen en van den aan hem Het zielental is gering in verhouding tot de uit-
toegevoegden asp.-controleur. Vroeger was daar ook gestrektheid der plaats; het is niet met juistheid
de Soetan van Indragiri gevestigd in eene eenvou- bekend, maar zal zeker geen vijfhonderd bedragen.
dige uit de materialen van het vroegere assistent- RENGEL. District van de contróle-afdeeling,
residentiehuis samengestelde woning. Door de over- het regentschap en de afdeeling Toeban, resi-
name der pachten en in- en uitvoerrechten door dentie Rembang; met eene oppervlakte van
het Gouvt., zoomede door de uitgifte van woeste 38.088,32 hectaren. Het district telt 124 desa's.
gronden aan particulieren voor tabakscultuur, die RENGGINANG. (IKAN) De Soldaat, een
echter nooit tot ontwikkeling is gekomen, ver- visch, Holocentrum oricntnlc, aldus op Bali (af-
meerderden de inkomsten van den Soetan zooda- deeling Boeleleng) genoemd.
nig dat hij zich een voor een inlander vorstelijk RENTJOENG of RÈNTJONG. De benaming
gebouw kon doen zetten, dat in lßg6 gereed kwam van het letterschrift dat in zwang is bij de bewo-
en gelegen is op den rechteroever der Batang ners der Rawas, Lebong en geheel Palembang,
K wantan, ongeveer een uur boven de hoofdplaats. en zoowel voor 't Redjangsch als voor 't Maleisch
Vroeger was het Europeesch etablissement te Koe- dient. Het is eene variëteit van het voorheen inge-
wala Tjenako, waar de Nederlandsene vlag het voerde Indische schrift en nauw verwant met het
eerst werd gcheschen; daarna te Pakan laïs, waar Lampongsche en Bataksche schrift. Het ontleent
RENTJOENG. — RETEH. 419

zijn naam aan rentjoeng of rèntjóng, welk en Onderhoorigheden en staat als zoodanig onder
woord de Maleische benaming is van een puntig een wakil van den Sultan met den titel Amir.
mes, dat gebruikt wordt om de letters op de gladde Het landschap omvat het stroomgebied van de
zijde van bamboelatten te griften; het wordt Re t e h-rivier en het benedengcdecltc van dat van
tegenwoordig ook op papier geschreven. De beste hare voornaamste bronrivier de Gangsal, waar-
afbeelding van de Rèntjong-lettertcekens vindt mede zij zich ongeveer een dag stoomcns van de
men in „De talen en letterkunde van Midden- monding links vereenigt. Ten zuiden grenst het
Sumatra" door A. L. van Hasselt, die tevens landschap aan Toengkal (Djambi); van Tandjoeng
eene verklaring geeft van de spelling en eenige Laboe volgt de grens de waterscheiding tusschen
teksten in Rèntjong-schrift. (Midden-Sumatra, Dl. de Toengkal- en Reteh-rivieren. De grens met
111, 2, bl. 7-23). Indragiri wordt door beide partijen verschillend
REPOO. Zie BIJ. opgegeven; de grensquaestie is sedert lang han-
RERAMDAM. Alf. Men. Zie ANDONG. gende. Hoezeer ze nog niet is beslist, werd onlangs
REREK. Soend. Zie LERAK. door het gewestelijk bestuur van Riouw in een
RERI. Alf. Men. Zie KANARL concessiezaak partij gekozen voor Indragiri, tot
RESERVE. (KOLONIALE) Blijkens Hoofd- groote ontstemming van den Sultan' van Lingga-
stuk I der Begrooting van Ned.-Indië, wat de Riouw en onderhoorigheden. Intusschen staat vast
bestrijding der kosten betreft, geheel ten laste dat in den bovenloop der Gangsal de bevolking
van Indië komende en daardoor feitelijk ook een zich beschouwt als te behooren tot Indragiri, dat
der instellingen van het leger aldaar uitmakende, van Lingga-Riouw volstrekt onafhankelijk is.
staat dit korps niettemin, zoolang het in Neder- De bodem van het landschap bestaat geheel uit
land dienst doet, onder het opperbestuur van den alluvium, is voor verreweg het grootste gedeelte
Minister van Oorlog en behoort het, hoewel, zeer moerassig en geheel met woud bedekt. In
wat zijne administratieve verhoudingen betreft, het westen en zuidwesten is het terrein hooger
meer onder het ministerie van Koloniën dan dat en rijzen de zandsteenheuvels geleidelijk tot een
van Oorlog ressorteerende, als zoodanig niet tot hoogte van 300 voet. De ondergrond is daar mee-
hel Indische leger. Opgericht bij Kon. Besl. van 24 rendeels zware klei.
Aug. lßgo n°. 18 — waarbij het Kon. Besl. van Van de beide bronrivieren is de Gangsal de
g Maart 1874 n«. 32 betreffende de steeds „voor voornaamste; zij heeft den langsten loop, ont-
memorie" bestaan hebbende Indische Bri- springt volgens de berichten der inlanders deels
gade ingetrokken en van de beginselen, neer- op den Boekit Pembatasan, deels uit een meer
gelegd in de artt. 2 en 10 van het Kon. Besl. en stroomt voortdurend in oostelijke richting. Na
van iq Oct. 1843 n 64, met opzicht tot de be- de vereeniging met de Reteh, die uit het zuiden

.
stemming van het te°- Harderwijk gevestigde Ko- komende loodrecht invalt, maar hoogerop in noord-
loniaal Werfdepót, afgeweken werd — is oostelijke richting stroomt, blijft de rivier de ooste-
het korps bestemd: 1". 0111 de wegens tijdelijke lijke richting behouden en valt met drie armen
ongeschiktheid uit Indië terugkeerende militairen in zee, de Bataparang, de Tengah en de Terap
op te nemen en 2°. om hier te lande te dienen of Kerana, die de riviereilanden Asam of Kitjang
als kern voor de uitzending van suppletietroepen. en Roekoe omsluiten. Voor de monding ligt een
Wat de ad 2Ü genoemde taak betreft, is het dus, modderbank waarin een geul, die met laag water
evenals het Koloniaal Werfdepót, tevens belast 6 a 7 voet diep is en toegang verleent tot de
met de aanvulling van onderofficieren en min- Bataparang, waarin bij laag water 11 voet water
deren voor het Indische leger en als zoodanig staat en die het beste vaarwater naar de rivier
een der twee instellingen hier te lande voor de is; de belde andere zijn minder goed bekend,
koloniale werving, waarvan het beheer, in- maar de 'Tengah is door stoomschepen met 7 voet
gevolge art. 10 van het Kon. Besl. van iq Oct. diepgang bevaren. Tot nabij de uitwatering der
1843 n°. 64, rechtstreeks aan den Minister van Gangsal is het water der bij laag water hier en
Oorlog, in overleg met, doch zonder onmiddel- daar slechts 5 voet diepe rivier zeer modderig;
lijke bemoeienis van den Minister van Kolo- daarna wordt het helder, maar met bruinroode
niën, is opgedragen. Sedert ißgo is het korps kleur, Waarschijnlijk door de oplossing van looi-
successievelijk samengesteld uit den staf, 3 com- zuur houdende plantendeelen, en eerst in den
pagnieën infanterie en I detachement artillerie, bovenloop is het kleurloos.
samen het valide gedeelte, benevens de uit De Gangsal is tot boven Pengalian bevaarbaar
2 compagnieën bestaande reconvalescenten- voor schepen van 7 voet diepgang, die de Reteh
afdeeling, het niet-valide gedeelte daarvan uit- slechts enkele bochten kunnen opvaren.
makende. Na een tienjarig bestaan telde het korps Eb en vloed doen zich gevoelen tot ongeveer
op 1 Juli 1900, behalve de officieren, 2351 man, een mijl boven de vereeniging der beide bron-
van wie 913 man (validen en nict-validen) hier rivieren met een verval van ongeveer 10 a 12 voet.
te lande dienden. Deze 913 man waren met de Tot daartoe zijn de oevers deels laag met rizo-
27 tot het korps behoorende officieren, over de phoren en nipah begroeid, deels wat hooger met
te Zutphen, Nijmegen en Maastricht garnizoen een meer vasten bodem; slechts hier en daar ver-
houdende gedeelten daarvan als volgt verdeeld: breekt een hutje met omliggende ladang de een-
I°. bij het valide gedeelte 17 officieren en tonigheid. In de bosschen zijn goede houtsoorten
387 man, en 2». bij de reconvalescenten- overvloedig en aan den bovenloop der rivier komen
afdeeling (te Zutphen en Maastricht) 10 offi- uitgestrekte bamboebosschen voor, die het mate-
cieren en 526 man. riaal leveren voor de vlotten, waarmede produc-
RESIDENT. Zie BESTUUR, Dl. 1, 1,1. 185. ten worden afgevoerd.
RETEH. Landschap, behoorende tot de afdee- Van de dierenwereld trekken hier de bij mil-
ling Indragiri der residentie Riouw en Onderhoo- liarden voorkomende muskieten, een vreeselijke
righeden. Het vormt niet een vasalstaatje maar plaag als ze zijn, het meest de aandacht, veel
een onderdeel van het Sultanaat Lingga-Riouw meer dan de enkele reiger, marabout en ijsvogel
420 RETEH.

en de krokodillen, die in de modder of op een de roemah-poetih, het verblijf van den Amir, door
omgevallen boomstam zich koesteren in de zonne- een palissadeering omgeven, waarvoor een vlagge-
warmte. En als de avond is gevallen, worden langs stok is opgericht en aan een dwarsbalk op twee
de oevers struiken en boomen verlicht door ontel- palen een klok is opgehangen, waarop door een
bare kevertjes die zich op de takken en bladeren der wachtlieden de uren worden geslagen. Boven-
bewegen en wier flikkerlicht een helder schijnsel strooms van de Maleische kampong aan den
in het water werpt. Gangsal-oever is sedert 1895 de wijk voor Chi-
Meer landwaarts in vinden we de boschfauna neezen; er zijn acht Chineesche kedei's, winkels
van Sumatra's Oostkust. Van de zoogdieren veel met een smal plankier er voor, waar de Chinee-
olifanten, tijgers, varkens, herten en apen. sche handelaars allerlei verkoopen wat de bevol-
Aan den bovenloop der Reteh, tusschen de king behoeft, als ijzer-, koper- en aardewerk, eet-
kampongs Baloi en Bringin en een paar uur boven waren, kramerijen en drogerijen en de opkoopers
laatstgenoemde nederzetting komen in den allu- zijn van wat wordt uitgevoerd.
vialen bodem bruinkolen voor in horizontale lagen. De Chineezen staan niet onder den wakil, maar
Zij werden in 1847 door den Engelschen kolonel zijn Gouvernements-onderdanen; hun hoofd is de
Low en in Jan. 1849 door de heeren G. F. de Luitenant der Chineezen te Rengat die onderge-
Bruyn Kops en Dr. C. J. IL Huberwald onder- schikt is aan den Controleur van Indragiri.
zocht. Voor zoover zij aan den dag komen langs Wegen of paden zijn er niet, zoodat de com-
en nabij den rivieroever varieert de dikte der lagen municatie met sampan's geschiedt, die vlak en
van I—41 —4 voet. De kool is vrij zuiver, glinsterend breed zijn, om gemakkelijk tegen den feilen stroom
zwart op de breuk, licht en bros. Waarschijnlijk te kunnen oproeien.
zijn de drie vindplaatsen deelen van een enkele De bevolking houdt zich bezig met ladangbouw,
laag. In het laatst van de eerste helft der vorige voornamelijk van pisang, rijst en aardvruchten,
eeuw werden de kolen door Chineesche arbeiders die in den vruchtbaren bodem welig groeien. De
voor rekening van den Sultan ontgonnen, die een Reteh-rijst is lang en dun van korrel, van goede
contract tot levering had gesloten met een parti- kwaliteit, maar kan niet lang bewaard worden.
culier te Singapore. In goede jaren wordt een weinig uitgevoerd naar
Zijriviertjes van de Gangsal zijn de Soengei de naburige eilanden.
Erang en Soengei Pengalian, beide links; van De sagoecultuur is toenemende; de uitvoer be-
den bovenloop der laatste voert een voetpad door droeg in 1893 ±20 kojans 'smaands.
het oerwoud naar het gelijknamig rechter zijri- Hier en daar komen vele doerianboomen voor;
viertje van de Batang Kwantan of rivier van andere vruchten zijn schaars.
Indragiri. Niet ver van het begin der delta valt Ook het inzamelen van boschproducten is een
links de uit het noorden komende Soengei Sampi belangrijk middel van bestaan.
(Sampeh) in de Bataparang. Hier was het tooneel De veestapel bestaat uit eenige weinige kar-
van het verzet van den Panglima besar Soeloeng, bouwen en geiten. De karbouwen worden te water
een gewezen zeeroover, die van het zelfbestuur vervoerd; men laat ze achter de sampan aan-
van Lingga-Riouw vergunning had verkregen zich zwemmen, terwijl de kop van het dier met een
aan de Reteh te vestigen en die met groote dap- rotan wordt opgehouden. Vertoont zich een kro-
perheid de zaak verdedigde van zijnen vorst, den kodil, dan laat men de rotan los, om den karbouw
in 1857 afgezetten sultan van Lingga-Riouw, gelegenheid te geven den krokodil te verjagen.
Machmoed Moethlafar Sjah. Zijne versterkingen De riviervischvangst dient nagenoeg uitsluitend
werden door de in Nov. 1858 gezonden militaire voor eigen gebruik. In de delta-armen wordt echter
expeditie vernield en hijzelf sneuvelde met velen eene groote hoeveelheid garnalen gevangen die ge-
der zijnen. droogd en naar Singapore wordt uitgevoerd.
In 1861 deed een bende Retehers, onder aan- Van meer beteekenis is de zeevisscherij, waar-
voering van zekeren Datoe Moeda Ismaïl, een aan niet alleen de walbewoners, maar ook en
inval in het Toengkalsche, welks hoofd Pangéran vooral de orang laoet deelnemen, die zich in hunne
Badri over de grens met Reteh in geschil was prauwen voor de mondingen der rivier ophouden.
met den daar gevestigden wakil van Lingga-Riouw Alle visch moet aan den wakil te Kota Baroe
Radja Berima. Van Gouvernementswege werd een worden geleverd tegen lagen prijs en op clan-
commissie naar Reteh tot onderzoek gezonden, destinen verkoop zijn hooge boeten gesteld. Meestal
die de zaak beëindigde. vergezeld een anak-radja de visschers om tegen
Aan de Gangsal liggen de kampong's Pesagoean, zulken verkoop te waken. Voornamelijk worden
Bringin en Pengalian, uit enkele hutten bestaande; selampei en senohong gevangen; van de eersten
aan de Reteh Bringin, Baloi, Tocpci, Tambangan moeten 3, van de laatsten 5 voor een dollar ge-
en Soeroetan, van niet veel meer beteekenis dan leverd worden. Na afloop van den moeson heeft
de vorige. Die kampongs vormen apanages van de afrekening plaats.
anak-radja, bloedverwanten van den sultan, die Het benoodigde hout voor de kèlong's en djer-
er een geringe belasting heffen. De voornaamste mal's, zoomede de netten en de akar pakies om
plaats is Kota-Baroe, gelegen op de landtong bij de palen en stokken te binden moeten de vis-
de samenvloeiing van Gangsal en Reteh, onge- schers voor eigen rekening aanschaffen.
veer 36 zeemijlen stroomopwaarts van de monding. Sedert 1899 is ook Reteh opgenomen in ons
Vóór de expeditie van 1858 was Kota Baroe, tolgebied en te Kota Baroe een ontvangkantoor
waar toen ook Panglima besar Soeloeng zetelde, voor de in- en uitvoerrechten gevestigd. Sedert
eene belangrijke Maleische vestiging, uit een vijf- dien moet in den toestand van het landschap wat
tigtal op 5 a 6 voet hooge palen gebouwde huizen het belastingwezen voor de inlandsche bevolking
bestaande. Maar sedert heeft het plaatsje in betee- betreft aanmerkelijke verandering hebben plaats
kenis aanmerkelijk verloren. In 1862 waren er gehad. Te voren had de wakil den allecnhandcl
nog 20 Maleische huizen, die nu tot ongeveer de in zout en tabak; het eerste verkocht hij voor
helft zijn verminderd, waarvan het voornaamste is ƒ 0,10 de gantang of / 1,60 het pikol, de tabak
RETEH. — RHAMPHOMANTIS. 421

voor jj 0,60 het kati. Van de boschproducten moest Batavia aangekomen werd hij den volgenden dag
alle rotan aan den wakil geleverd worden tegen klerk bij de Alg. rekenkamer en reeds 20 Oct.
rf 5° de 100 geloeng rotan-segah. Daar de beta- d. a. v. 2C commies bij dat college, en 2 Dec.
ling meestal zeer ongeregeld plaats had nadat de 1817 i<-' commies. Daarna diende hij als secretaris
wakil de rotan aan de Chineesche handelaren had te Cheribon (12 Maart 1818), secretaris van den
verkocht, werd aan de inzameling er van niet veel hoofdinspecteur van finantiën (15 Jan. 1819),
gedaan, zoodat de opbrengst luttel was. Van getah provisioneel resident te Sambas (26 Juni ißig).
werd een uitvoerrecht geheven van jj 2 per pikol; Den 18™ April 1822 werd hij toegevoegd aan
ook hiervan was de opbrengst gering. Het uit- den dir. der ink. en uitg. rechten te Batavia, iq
voerrecht op de sagoe bedroeg jj 8 per kojan. Juli d. a. v. aan den commissaris voor Palembang,
RETEH-RIVIER. Zie RETEH. terwijl hij 1 Juli 1823 adjunct van dien commis-
RETGERS. (JAN WILLEM) Geb. te Batavia saris en resident van Palembang werd, uit welke
20 Oct. 1856 en overleden te Utrecht 9 Aug. laatste betrekking hij 7 Aug. 1826 eervol ontsla-
'96. In Febr. '82 als mijningenieur in Indië terug- gen werd. Daarna werd hij achtereenvolgens pro-
gekomen, was hij tot Juni '86 werkzaam bij de visioneel directeur van 's lands producten enz. (24
geologische opname van Java in de Preanger Nov. 1826), waarnemend algemeen secretaris (18
regentschappen en daarna bij het grondpeilwezcn Mei 1827) en 1 Sept. 1827 weder voorloopig
te Semarang. In Juli '87 werd hem verlof wegens belast met de genoemde directie, tot hij 15 Maart
ziekte verleend; hij maakte zich dit ten nutte ter 1828 definitief directeur van dat departement werd.
voortzetting zijner studiën in Leipzig en werd In 1830 (5 Mei) werd hij belast met de waarne-
daar in '89 tot Dr. phil. bevorderd op een proef- ming der functie van directeur-generaal van finan-
schrift: „Das specifische Gewicht isomorpher Mi- ciën; 18 Febr. 1833 werd hij definitief tot die
schungen". In Aug. '90 verliet hij 's lands dienst. hooge betrekking benoemd en tevens, tot 3 Mei
Sinds dien tijd is hij onafgebroken bezig geweest 1833 belast met de waarneming van de betrek-
met kristallographische en mineralogische onder- king van Directeur van 's lands producten enz.
zoekingen, die zich door groote oorspronkelijk- Den 5™ April 1836 tot lid in den Raad van
heid kenmerkten. Vooral de leer van het isomor- Indië benoemd, nam hij gelijktijdig met die be-
phisme is door hem bearbeid. Zijne studiën zijn trekking nog tot 20 Maart 1838 de functie van
meest opgenomen in hetZeitschr. f. physik. Chemie; directeur-generaal van finantiën waar. In Jan. iß3g
een levensbericht van Retgers verscheen in Recucil vertrok hij met verlof naar Nederland en werd
d. trav. chim. 1898. 31 Aug. 1840 in den Ned. adelstand verheven;
REUNDEU. SOI.M). Zie AROEDA. van zijn verlof teruggekeerd trad hij in Jan. 1841
REUNGAS. Soend. Zie RENGAS. weder als lid van den Raad van Indië op, werd
REUZEBLOEM. Zie PATMA. 11 Oct. 1842 vice-president van dat Hooge
REYNIERSZ. (CAREL) Geb. te Amsterdam college en als zoodanig, na den dood van
in 1602. Opperkoopman en gouverneur en direc- Mcrkus, tot 30 Sept. 1845 belast met de waar-
teur van Coromandel zijnde, werd hij in 1636 neming van het ambt van Gouv.-Gen. Op zijn
Kruid extraordinair van Indië en in Dec. 1638 verzoek werd hij 11 Jan. 1850 uit 's lands dienst
raad ordinair. Na eenigen tijd in het moederland ontslagen; in Nederland teruggekeerd overleed
vertoefd te hebben keerde hij in 1645 in Indië hij 11 Oct. 1871 te 's Gravenhage. Reynst was
terug, werd pres. van schepenen en pres. van Commandeur Ned. Leeuw. Een artikel van zijne
weesmeesters en 26 April 1650 Gouv.-Gen. In hand over het inlandsch bestuur in de binnen-
1653 werd hij door de HH. XVII teruggeroepen, landen van Palembang is gepubliceerd T. v. Ned.-
doch stief te Batavia vóór dat hij de tijding daar- Indië, I, dl. I, bl. 258. Tijdens zijn bestuur als
van ontvangen had. Tijdens zijn bestuur weiden waarnemend landvoogd hadden geene belangrijke
de nagelboomcn in de Molukken, behalve op gebeurtenissen plaats; alleen behoort te worden
Ambon, uitgeroeid, een contract met den Sultan vermeld dat op zijn last aan de Javaschc bank
van Ternate gesloten, de Kaap de Goede Hoop voor een jaar verboden werd hare biljetten te
in bezit genomen en tegen de Portugeezen op verzilveren, ten einde deze instelling staande te
Ceylon strijd gevoerd. houden (zie MUNTWEZEN, Dl. 11, bl. 614).
REYNST. (GERARD) Geb. te Amsterdam, RHABARBER. Zie KELEMBAK.
zoon van P. Reynst en T. Zijvert. Hij was koop- RHAMNUS-GROEN. Deze kostbare verfstof,
man te Amsterdam en van de oprichting der ook als Chineesch groen of Lo-kao bekend, wordt
Comp. af een harer bewindhebberen. Den 20™ in China op omslachtige wijze verkregen uit den
Febr. 1613 werd hij tot Gouv.-Gen. benoemd en bast van Rhamnus utilis en R. ckloropkorus. Het
daarna van eene instructie voorzien ; in i6i4kwam is de aluin-lak eener glukosiedische kleurstof,
hij te Bantam aan, waar hij 6 Nov. van dat jaar lokaon-zuur (C m H 4B 021 ?). Zij wordt voor zijde
het bestuur aanvaardde. Hij hield zich den meesten en katoenverven gebruikt en was omstreeks 1860
tijd in de Molukken op, keerde in 1615 naar Java ook in Europa zeer gezocht; thans is zij geheel
terug en overleed 7 Dec. 1615 in het fort Jakatra. vergeten. In de jaren 1857—66 zijn op Java van
Tijdens zijn bestuur werd Straat Ie Maine ont- gouvernementswege vele proeven met deze verf-
dekt en een contract met den Vorst van Indra- plant genomen; zie dienaangaande: Bijdrage tot
giri gesloten. de geschiedenis der Rhamnus-kultuur op Java,
RÈYNST. (Jhr. JOAN CORNELIS) Geb. op door K. W. van Gorkom (Tijdschr. v. Nijverheid
den huize Larcnstcin bij Arnhem 23 Jan. 1798 en Landb. in N.-Ind. XV, 1871, bl. 17).
uit het huwelijk van P. Fl. Reynst, lid der Algem. RHAMPHOCOCCYX. AVES, PICARIAE,
rekenkamer van N.-I. en S. J. Radermacher. Na COCCYGES, Cuculidae, Phoenicophainae. Zie
korten tijd als fourier bij de vrijwillige jagers van KOEKOEKEN.
Gelderland gediend te hebben, werd hij 9 Febr. RHAMPHOMANTIS. AVES, PICARIAE,
1815 benoemd tot ambtenaar der 5 e klasse B. COCCYGES, Cuculidae, Cttculinae. 'Zie CHABA-
voor den dienst in Indië; den 8™ Juni 1816 te WONNO en KOEKOEKEN.
422 RHEA. — RHVNCHOTA.
RHEA. Zie RAMEH. worden vervolgd door eene soort van lievenheers-
RHINACANTHUS. Zie TREBA DJAPAN. beestjes, de F.xochomus nigromaculalus, die men
RHINOBATIS. PISCES, PLAGIOSTOMATA, zelfs van de Kaap naar Ceylon heeft overgebracht,
Patoidei, Rhinobatidue. Zie PAREEen TJOE- om de plaag der groene koffieluis te bestrijden.
TJOET. Ofschoon minder algemeen verspreid, is de bruine
"RHINOCEROS. MAMMALIA. PACHYDER- s ch i 1 d 1 u i s (Lccanium coffenc Nietner) toch geen
MATA, Rhinoccrotidae. 'Zie NEUSHOORNS en minder ernstige vijand van den koffieboom, want
WARAK. zij heeft op Ceylon gedurende de jaren 1843—47
RHINOCICHTA. AVES, PASSERIFORMES, ontzettende schade aangericht; in haar jeugd moei-
PASSERES, Timcliidae, Cratcropodcs. 'Zie BA- lijk van Lccanium viride te onderscheiden, groeien
LIGOH. de vrouwelijke larven spoedig niet alleen in lengte
RHINOCOCCYX. AVES, PICARIAE, COC- en breedte, maar ook in hoogte uit en doen zich
CYGES, Cuculidae, Phoenicophuinae. Zie INAN- ten slotte voor als groote bruine wratten op de
INAN en KOEKOEKEN. bladeren, de jonge takken en de bessen. Ten slotte
RHINOPLAX. AVES, PICARIAE, BRUCE- verdient nog vermeldtng de witte luis (Dacty-
ROTES, Bucerolidae, Bucoraeinne. Zie ANG- lopius adonidum Z.), door de Engelschen „mealy
GANG. bugs" genoemd naar de witte, meelachtige stof,
RHINORTHA. AVES, PICARIAE, COCCY- die het geheele lichaam der oudere dieren bedekt.
Cuculidae, Phocnicophainne. Zie BOF.BOET, Niet alleen de jonge takken van den koffieboom,
INAN-INAN en KOEKOEKEN. maar ook de groene bessen en haar steeltjes zijn
RHIPIDURA. AVES, PASSERIFORMES, voor deze schildluis een geliefde verblijfplaats,
PASSERES, Muscicapidac. Zie KAUWEEL. zoodat de bes niet rijpt, maar zwart wordt en ten
RHITHROSCIURUS. Zie EEKHOORN. slotte afvalt. Andere Dnctylopius-sooxten komen
RHIZOPHORA. Zie BAKOE. op verschillende cultuurgewassen voor, vooral op
RHOPODYTES. AVES, PICARIAE, COC- vruchtboomen; zoo zijn de cacao-vruchten dikwijls
CYGES, Cuculidae, Phoenicophainae. Zie INAN- geheel door witte luizen bedekt, evenals de vruch-
INAN en KOEKOEKEN. ten van den zuurzak, djeroek enz. (Zie: Dr. J. C.
RHUS. Zie KAJOE KAMBING. Koningsberger, De dierlijke vijanden der koffie-
RHYNCHAEA." AVES, GRALLAE, Scolopaci- cultuur op Java, Meded. uit 's Lands Plantcn-
dae, Scolopacinae. 'Zie BKNGOENG. tuin XX).
RHYNCHOTA (SNAVELDRAGERS). Insec- De bladluizen (Aphidne) kenmerken zich
ten, wier monddeelen een zuigtocstel vormen, door het bezit van lange, dunne pooten, die een
die bestaat uit een geleden snavel, waarbinnen de naar verhouding vrij groot, meestal ovaal en dik
boven- en onderkaken als zaagvormige borstels lichaam dragen; zij hebben lange sprieten, uit
heen en weer kunnen worden bewogen; zij heb- 5—7 leden bestaande; een zuigsnuit, die uit 3
ben een onvolkomen gedaantewisseling Deze orde leden bestaat en in de rust tegen de buikzijde
wordt in drie onderorden verdeeld: Pkytophthyrcs van het lichaam gedragen wordt; twee paar door-
(plantenluizen), Hoinop/era (cicaden) zie aldaar, schijnende vleugels, die evenwel bij de wijfjes
Ilemiplera (wantsen). De onderorde der Planten- meestal ontbreken en in zeer veel soorten bij beide
luizen omvat de familie der Schildluizen en die geslachten afwezig zijn. Op de rugvlakte van den
der Bladluizen. derden achterlijfsring (van achteren geteld) ziet
De schildluizen (Coccidnc) dragen dezen men meestal twee buisjes, vroeger ten onrechte
naam, omdat het lichaam van het vleugellooze aangezien als de organen, waardoor de „honig-
wijfje den vorm van een schild heeft, dat ook na dauw" wordt afgescheiden. Het voortplantingsver-
den dood van het dier nog de zich ontwikkelende mogen dezer luizen is zeer aanzienlijk, daar be-
eieren beschut. Zijn sommige dezer insecten voor halve de geslachtlijke generaties, uit mannetjes en
den mensch nuttig, wijl zij stoffen bereiden waar- wijfjes bestaande, in den loop van het jaar ge-
van de nijverheid weet partij te trekken, zooals woonlijk verscheidene ongeslachtlijkc generaties
Coccus cucti (zie COCHENILLE) en Coccus Ineen optreden, die levende jongen voortbrengen, welke
(zie LAK), verscheidene andere zijn bepaald scha- onmiddellijk na hun geboorte loopen en zich vast-
delijk, wijl zij de sappen uit de door hen be- zuigen kunnen. De meest berucht gewordene dezer
woonde cultuurplant opzuigen en deze dienten- plantenvijanden is voor Europa wel de „druifluis"
gevolge doen kwijnen. Het meest berucht is de (Phylloxern vnstatrix); voor Indië noemen wij
groene koffieluis (Lccanium viridc Green), de zwarte koffieluis (Aphis coffeae Nietnl),
die zoowel op de Java- als op de Liberia-koffie die soms in grooten getale op de jonge bladeren
voorkomt; zij is niet alleen schadelijk omdat zij en takken van den koffieboom voorkomt, en door
de plant van hare sappen berooft, maar haar zoet- deze van hun voedende sappen te berooven, maakt
achtige excrementen vallen op de lager geplaatste dat zij aan 't kwijnen raken. Deze luizen hebben
bladeren en overdekken die met een laag zooge- een breed, dik en rond lichaam, donker blauw-
naamde honigdauw, waarop zich heel spoedig een groen van kleur, terwijl zuigsnuit, sprieten en
zwarte schimmelplant ontwikkelt, die zich over pooten veel lichter van kleur zijn. Ook op het
de geheele oppervlakte van het blad uitbreidt. De suikerriet komen een paar soorten voor, Aphis
pas uit het ei gekomen larven hebben een geel- snechari Zehnt. en A. adusta Zehnt.
achtig witte kleur, maar nadat zij zich hebben De wantsen (Hemiptcra) hebben twee paar
vastgezet, scheiden zij over de rugzijde van het horizontaal op het lichaam liggende vleugels, waar-
lichaam een wasachtige stof af van grocnachtig van het voorste paar half lederachtig, half vliezig
gele kleur, die een soort van rugschild vormt, is. Van de het water bewonende soorten (Hydro-
waardoor het volwassen wijfje dan volkomen op cores), die van dierlijk voedsel leven, noemen wij
een vliezig schilfertje gelijkt. Deze luizen zuigen slechts de waterschorpioenen, wier voorste lede-
zich bij voorkeur vast aan de jonge takjes en de maten het voorkomen van grijppooten hebben;
onderzijde der bladeren, nabij de bladnerven. Zij daartoe behoort o. a. de groote Belostoinu indicum,
RHVNCHOTA.
— RIGAS. 423

die in alle moerassen (rawas) van Java voorkomt, werden de tinmijnen op Banka ontdekt, de be-
alsmede Diplonychus rusticiis, wiens wijfje de tot trekkingen met Banjermasin hernieuwd en werd
een koek aaneengebakken eieren op den rug met een contract met Djohor gesloten.
zich voert. Van meer belang voor den mensch zijn RIEDEL. (JOHANN GERARD FRIEDRICH)
de landwantsen (Gcocorcs), die zoowel door hun Geb. I 7Febr. 1832 te Tondano, Minahasa. Hij
soortenrijkdom als door hun bonte kleurenpracht trad, na zijne opvoeding in Europa te hebben vol-
de aandacht trekken, omdat onder deze verschei- tooid, in 1853 als ambtenaar in Ned.-Ind. dienst,
dene soorten voorkomen, die aan sommige cul- werkte als controleur in de Minahasa onder de
tuurplanten belangrijke schade kunnen toebrengen. residenten A. J. F. Jansen en C. Bosscher aan de
Zoo de beruchte walang sangit (Leptocorisa reorganisatie van dat gewest en werd in 1864
acuta Thunbl), die soms in kolossale zwermen assistent-resident van Gorontalo; hij wist veel bij
op de rijstvelden neervalt en binnen weinige dagen te brengen tot de welvaart van dit landschap, dooi-
den oogst vernielt. Zoowel in volwassen toestand, de aandacht van den handel op de in die streken
als als larve en nimf boort dit insect de pas te aanwezige boschproducten, rotan en gom copal, te
voorschijn komende aren aan, en zuigt er het sap vestigen. Gorontalo werd onder zijn bestuur het
uit, tengevolge waarvan de rijstkorrel niet tot handels-emporium beoosten Makasser. Naar Billiton
ontwikkeling komt of uitdroogt. De walang sangit als assistent-resident overgeplaatst, werd door hem
heeft een lengte van 15 tot 17 mM., is groen of eene reorganisatie van het inlandsch bestuur voor-
geelbruin met rookkleurige vleugels, en heeft twee gesteld, welke de Indische regeering goedkeurde.
paar stinkklieren op de rugzijde van het achter- Bevorderd tot resident van Timor en Onderhoorig-
lijf, waaraan zij de bekende onaangename wantsen- heden, maakte hij een reis door de binnenlanden
lucht te danken heeft. (Zie: L. Zehntner in „De van het eiland Timor tot op eenige palen afstands
Indische Natuur", i c Jrg. igoo, Afl. 5 en 6). Ook van de grens van de Portugeesche bezitting, om
Nezara viridula L., een zeer algemeen voorko- te trachten de woeste en koppensnellende bevol-
mende wants, is dikwijls hoogst schadelijk voor king bekend te maken met de bedoelingen van
de padi, wijl zij zich aan de halmen vastzuigt de Indische Regeering en haar gezag te handha-
en deze doet verkleuren. Op het suikerriet komt ven ; het door hem ingediende voorstel tot reor-
niet zeldzaam de walang konkang (Colobathristes ganisatie van het Europeesch bestuur werd door
saccharicida Karsch voor, die de bladeren aan- het Gouvernement goedgekeurd. In 1880 als resi-
steekt, welke dientengevolge geel worden en af- dent naar Ambon overgeplaatst, diende hij tevens
vallen. De zwarte dadapwants (Cyclopclta een voorstel in tot reorganisatie van het Euro-
obscura Lep. et Sewl) boort zijn snavel in den peesch bestuur, dat eveneens werd aangenomen.
bast van den dadap, waardoor deze opzwelt en In 1883 werd Riedel eervol ontslagen en gepen-
ten slotte de uiteinden der takken afsterven. Dit sionneerd.
in de bergstreken van West-Java als „kapi-pihi" Behalve het werk getiteld „De sluik- en kroes-
bekende insect is zwart en rood gekleurd en heeft harige rassen tusschen Selebes en Papua", naar
een lengte van circa 15 mM.; het legt zijn eieren aanleiding waarvan de hoogeschool te Leipzig
in breede banden rondom de takken. Verschei- Riedel den doctorstitel verleende, schreef hij tal
dene wantsen, tot het geslacht Helopcltis behoo- van artikelen over taal-, land- en volkenkunde
rende, brengen ernstige schade toe aan kinaboo- in Nederlandsche en buitenlandsche tijdschriften.
men, theeheesters en de cacao; zij zuigen het sap Als resident van Timor, later van Ambon was
uit de jonge plantendeelen, die dientengevolge hij in de gelegenheid menigvuldige gegevens te
verschrompelen en bruin worden. Van de van verzamelen betreffende de bevolking van de in
dierlijk voedsel levende soorten wordt hier nog vele opzichten nog onbekende streken in het z.o.
vermeld de bekende bedwants of weegluis (Acnn- van onze bezittingen, bepaaldelijk de Aroe-, Kei-,
tliin lectularia LI), die vleugelloos is en op het Tenimber-groepcn en de Zuidwester-eilanden.
bloed van menschen aast. R. H. RIEMSDIJK. (JEREMIAS VAN) Geb. te
RHYTIDOCEROS. AVES, PICARIAE, BU- Utrecht 18 Oct. 1712 uit het huwelijk van S.
CEROTES, Buocrotidne, Bucoracinae. Zie AHLO, Van Riemsdijk, predikant, met J. Bogaert. Hij
ANGGANG, GOGE en WAMA. trad als sergeant in dienst der Comp., doch ging
RL Bat. Zie ALANG-ALANG. spoedig na zijn aankomst te Batavia (24 Sept.
RIANG-RIANG. Zie CICADEN. '735) m burgerlijken dienst over, werd 1736
RICINUS. Zie DJARAK. onderkoopman, 1738 koopman, 1740 2C opper-
RIDDERORDEN. Zie ONDERSCHEIDIN- koopman, 1742 l e opperkoopman, 1743 kapitein
GEN, ONDERSCHEIDINGSTEEKENS. van de compagnie pennisten en Oct. 1753 be-
RIEBEECK. (Mr. ABRAHAM VAN) Geb. noemd tot Raad extraordinair. In 1759 werd hij
18 Oct. 1653 aan de Kaap de Goede Hoop uit pres. van weesmeesters; 15 Oct. 1760 werd hij
het huwelijk van J. Van Riebeeck, stichter dier benoemd tot Raad ordinair en 17 Aug. 1764
kolonie, met M. Quevellerius. Na te Leiden in Directeur-generaal. Den 28™ Dec. 1775 werd
de rechten te zijn gepromoveerd (25 Maart 1673), Van Riemsdijk tot Gouv.-Gen. gekozen; kort
vertrok hij als onderkoopman naar Indië waar hij nadat hij door het opperbestuur in die betrek-
Mei 1677 aankwam, werd 3 Jan. 1678 met een zen- king bevestigd was overleed hij te Batavia 3
ding naar Bantam belast, 2 Aug. 1678 lid in den Oct. 1777.
Raad van justitie aldaar, in 1684 secretaris van de RIGAS. Dit staatje strekt zich langs de West-
Hooge Regeering, in 1690 Raad extraordinair, 30 kust van Atjeh uit van af de Aloeër Batak, die op
Mei 1691 pres. van schepenen en 24 Sept. 1691 den Goenoeng Koewali ontspringende, de noorde-
Raad ordinair. Den l8c Sept. 1702 tot Directeur-
" lijke grens er van vormt en Rigas van Ranoï
gen, benoemd, werd dat ambt 31 Jan. 1704 hem scheidt, tot aan de Aloeër Trong, die op den
definitief opgedragen; den 2C Maart 1708 werd Goenoeng Tjellang ontspringende, de zuidelijke
"
hij Gouv.-Gen., en bekleedde de landvoogdij tot grens uitmaakt en Rigas van Tjellang scheidt. De
zijn dood, 17 Nov. 1 713. Tijdens zijn bestuur oostelijke grens is de Goenoeng Itam, de weste-
424 RIGAS. — RINGWORMEN.

lijke de Indische Oceaan. De bevolking, onge- den gescheiden, beantwoordt aan de uitwendige
veer 1 200 zielen, waarvan 300 strijdbare mannen, segmentatie gewoonlijk ook een inwendige, zoo-
tellende, is van Groot-Atjeh (de 111 moekim's dat het grootste gedeelte van het lichaam der
van de sagi der XXVI) en Pedir afkomstig en ringwormen uit gelijkvormige segmenten bestaat,
woont voor het grootste gedeelte verspreid in de die elk een zeker gedeelte der inwendige organen
peperaanplantingen (sinaboeq), zoodat men in bevatten. Een uitzondering daarop maken het kop-
dit staatje slechts 7 geregelde kampongs (Lo Ti- segment, dat de mondopening bevat en meestal
moen, Koewala Rigas, Broeë, Ramboet, Aloeër met bijzondere zintuigen is toegerust, en het staart-
Pinang, Lo Boeja en Batoe Toetoeng) aantreft, segment, waarin de aarsopening gelegen is en dat
waarin ook eenige Maleische kolonisten worden tevens de plaats is, waar bij den groei de nieuwe
gevonden. De bodem is geschikt voor aanplant ringen gevormd worden. Het weeke lichaam be-
van koffie, tabak, suikerriet en peper. Hoofdmid- staat uit een sterk ontwikkelde, zeer samentrek-
del van bestaan is de peperteelt, waarvan de pro- bare huidspierzak, die door geen harde deelen
ductie, zoowel door den oorlog als door binnen- gesteund wordt en uitwendig slechts door een
landsche twisten van 5500 tot 800 pikol's jaar- dunne chitinelaag is bedekt. Wij kunnen in deze
lijks is gedaald. De rijstcultuur heeft zoowel op klasse drie orden onderscheiden: de Borstelwor-
geregeld bewaterde sawah's als op ladangs plaats, men (Chaetopodd), de Bloedzuigers
doch de productie is niet voldoende voor binnen- zie aldaar) en de Zandwormen (Gcphyrea).
landsch gebruik, zoodat steeds rijst uit Poeloe De borstel wormen zijn, zooals hun bena-
Pinang wordt ingevoerd. De jaarlijksche invoer ming uitdrukt, gekenmerkt door het bezit van
van opium bedroeg tot 1884 ± 2 kisten en de borstels, die uit chitine-zelfstandigheid bestaan en
overige invoer beliep jaarlijks $ 2000 en de uit- de dieren bij de beweging van dienst zijn. Bij
voer, behalve van peper, $ 1000 hoogstens. I >e de aardwormen zijn deze borsteltjes klein, recht
handelsbeweging is hier nog onbeduidend, of- of S-vormig gebogen en hetzij alleen aan de buik-
schoon de baai van Rigas ook in den kwaden zijde geplaatst, zooals bij de in Europa algemeen
moeson vrij veilig is. Men treft er twee goede verspreide pier {Lumbricus terrestris Z.), of wel
ankerplaatsen aan, bij de eilandjes Anggang en zij staan in een kring rondom eiken ring, gelijk
Resain, waarvan de eerste voor een zestal, de bij het geslacht Fcrichaeta (S i n g g a t Jav.), dat
laatste voor een drietal vaartuigen ruimte aan- in O.-Indië door een groot aantal soorten verte-
biedt. Verscheidene bergstroompjes monden in genwoordigd is (zie Horst, Earthworms from the
die baai uit, waarvan de Kroeëng Rigas, die tot Malay Archipelago in Weber's Zool. Ergebn. einer
de kampong Aloeër- l'inang voor inlandsche vaar- Reise in Niederl. Ost-Indien; Michaelsen, Oligo-
tuigen van geringen diepgang bevaarbaar is, de chaeten in Kükenthal's Ergebn. einer zoolog. For-
eenige rivier van eenige beteekenis kan worden schungsreise in den Molukkcn und in Borneo).
genoemd. Het aantal vaartuigen, dat voor de zee- In tegenstelling met de meeste borstelwonnen zijn
vischvangst werd gebruikt, bedroeg tot 1884 niet de aardwormen tweeslachtig en in den tijd der
meer dan 2. Sedert Maart 1877 heeft Rigas zich geslachtsrijpheid ontwikkelt zich op eenigen af-
aan het Nederlandse!) gouvernement onderworpen. stand achter den kop een gordelvormige, klier-
(T. Aardr. Gen. 2e serie VI, M. u. a. bl. 33). achtige verdikking, die dienst doet bij de vorming
RIJO. Alf. Men. Zie AWAR-AWAR. der kapsels, waarin de eieren worden gelegd en
RIMAU. Zie MATJAN. waarbinnen de jongen tot ontwikkeling komen.
RIMAU-AKAR. Zie MATJAN. Zij leven in vochtigen grond, vooral die rijk is
RIMAU-BATEE. Zie MATJAN. aan humus, in vermolmd hout en in het zoete
RIMAU-BOELOE. Zie KOEWOEK en MA- water. Door de vele gangen die de aardwormen
TJAN. in den grond graven, waardoor deze als 't ware
"RIMAU-DAHAN. Zie MATJAN. voortdurend wordt omgeploegd en blootgesteld
RIMAU-KEMBANG. Zie MATJAN. aan de inwerking der lucht, spelen zij een belang-
RIMAU-LALAT. Zie MATJAN. rijke rol voor de vruchtbaarheid van den bodem,
RIMAU-TOENGAL. Zie MATJAN. zooals Darwin in zijn bekend werk (The forma-
RINGGIT. Ruïne van een vulkaan op Java tion of vegetable mould through the action of
(res. Besoeki), die sedert lang niet meer heeft worms, 1881) op uitnemende wijze heeft aange-
gewerkt en door erosie een allerzonderlingsten toond. In de hooge bergwouden der Preanger komt
vorm heeft gekregen, een steile graat of hanekam, een groote aardworm {Terichaeta musica Horst)
met vijf spitse toppen, waarvan de hoogste den voor, door de Soendaneezen tj atjing-son darie
naam Ringgit draagt en 1250 M. hoog is. Deze genoemd, die de merkwaardige eigenschap bezit
keten is door een dwarsjuk verbonden met een een kort afgebroken, schril geluid te kunnen voort-
boogvormige lagere bergrij; waarschijnlijk hebben brengen; het is een der grootste wormen die wij
beide samen vroeger éénen vulkaankegel gevormd; kennen, daar zij een lengte van circa 5 d.M. be
het geheel wordt in 't zuiden omsloten door een reikt, bij een dikte van ongeveer 2 c.M. (Zie
veel uitgestrekter, cirkelboogvormig ringgebergte, Vorderman, Bijdrage tot de kennis van den Son-
het overblijfsel van een ouderen kraterwal, door darie-worm en Nog iets over den Sondarie-worm,
Verbeek naar den hoogsten top (1303 M.) het Natuurk. Tijdschr. v. Ned.-Indië, dl. XLI en XLIV).
Bèsèr-gcbergte genoemd. De Ringgit is een der Na verwant aan de aardwormen zijn de Enchy-
weinige vulkaanbcrgcn van Java, die uit leuciet- kleine witte wormpjes, die men algemeen
gesteenten bestaan. in bloempotten en tusschen bladaarde aantreft; zij
RINGWORMEN (CHAETOPHORA). Deze worden door sommige natuuronderzoekers als scha-
klasse omvat alle lagere dieren, wier verlengd, delijk voor de cultuurgewassen beschouwd, wijl
wormachtig lichaam door ringvormige insnoeringen zij de wortels daarvan zouden aantasten. Zoo vond
min of meer duidelijk in een groot aantal ringen Prof. Zimmerman te Buitcnzorg, bij zijn onder-
of segmenten verdeeld wordt. Daar deze ringen zoekingen over het kofrie-aaltje (zie WOEKER-
inwendig door tusschcnschottcn van elkander wor- DIEREN), in de wortels van den koffieheester een
RINGWORMEN. — RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 425
kleine Enchylracide van circa 6 m.M. lengte (zie mers en werden dan ook beschouwd als een over-
Teysmannia,' dl. IX, bl. 182); in Europa werden gangsvorm, een brug (yétrvpz) tusschen de stekel-
zij aangetroffen in suikerbieten, aardappelen, graan- huidigen (zie aldaar) en de ringwormen. Zij bezitten
soorten enz. (zie Vanha und Stoklasa, Die Ruben- een rolrond, worstvormig lichaam, waarvan het
nematoden, mit Anhang iiber die Enchytraeiden, voorste gedeelte bij sommigen als een slurp kan
Bcrlin, 1896). ingetrokken en uitgestulpt worden; een duidelijke
Alle overige borstelwormen, wier verblijfplaats geleding uit ringen is hieraan niet waar te nemen,
de zee is, zijn langs de zijden van het lichaam maar door de aanwezigheid van gordelsgewijs ge-
met een rij van voetstompjes voorzien, waarin de plaatste knobbeltjes op de huid en van kransen
borstels zijn ingeplant; deze borstels munten uit van borstels nabij het vóór- en achtereinde, ver-
door een groote verscheidenheid van vorm en raden enkelen toch duidelijk hun verwantschap
vertoonen onder den mikroskoop dikwijls een met de ringwormen, die hoofdzakelijk blijkt uit
uiterst sierlijken bouw. Aan de rugzijde dezer hun inwendigen bouw. Alle Gephyreën zijn zee-
pootjes of vinnen zijn enkelvoudige of vertakte bewoners, die eigen gegraven gangen in het zand
aanhangsels geplaatst, die deels als gevoclszintui- of kalkgestcentc bewonen, of zich verschuilen in
gen, deels als ademhalingsorganen dienst doen. ledige slakkenhuizen of rotsspleten. De zeebodem
Terwijl de aardwormen geen gezichtszintuigen be- van den Indischen archipel herbergt een groot
zitten, treft men hij de in zee levende borstel- aantal soorten, die ons vooral door de onderzoe-
wormen gewoonlijk goed ontwikkelde oogen aan. kingen van onzen landgenoot C. Ph. Sluiter zijn
De meesten van hen bezitten het vermogen het bekend geworden. (Beitrage zu der Kenntniss der
voorste gedeelte van den slokdarm, als een slurp, Gephyreën aus dem Malayischen Archipel: Nat.
naar buiten uit te stulpen; bij die soorten, die Tijdschr. v. N.-L dl. 41, 43 en 45; die Everte-
van dierlijk voedsel leven, is deze slurp met een braten aus der Sammlung des Kón. Naturw. Ver-
aantal grootere of kleinere hoorn-tandjes bezet, eins in Niederl. Indien in Batavia, ibid. dl. 50).
zooals bij de Hcreiden en de Liunicidcn (Diopatrd). R. 11.
Tot deze laatste familie behoort ook een merk-
RINOE. Soend. Zie KOEMOEKOES.
waardige worm van de Molukken, de wawo of RIOE. Naam op de Aroe-eilanden voor de
oei e, waarvan reeds Rumphius en Valentijn ge-
Doejong of Meermin, Hnlicore duj'oug, die
wag maken, die op bepaalde tijden van het jaar,
overal in de wateren van den Archipel voorkomt.
in de maanden Februari, Maart en April, den RIOUW, RIAU, RIJAU, RHIO en RIO.
2 cn en nacht na volle maan, in groote hoe-
Zoo noemt men de hoofdplaats van de residentie
veelheid aan de oppervlakte van het water komt;
Riouw en onderhoorigheden, sedert 23 September
zij wordt dan bij fakkellicht door de inlandsche 1828 tot vrijhaven de plaats heet
bevolking gevischt, om op allerlei wijze toebereid, eigenlijk Tan dj oen verklaard;
g Pinang. (zie aldaar). Ook
als voedsel genuttigd te worden. Een gelijksoor- wordt het geheele gewest wel Riouw genoemd.
tig verschijnsel heeft plaats in de Stille Zuidzee, Den naam leiden sommigen af van het Portugee-
nabij de Samoa- en enkele andere eilanden, waar sche woord rio
in de maanden October en November, omstreeks
=
rivier, meer waarschijnlijk houdt
het laatste kwartier der maan, de Palolo-worm in hij verband met het Maleische woord ao. rijoeh,
verbazende massa aan de oppervlakte der zee dat, van een handelsplaats gezegd, „levendig"
komt, en dan door de bevolking eveneens verza- beteckent.
meld en als voedsel gebruikt wordt. Uit de onder- RIOUW- EN LINGGA-ARCHIPEL. Dus
zoekingen van den laatsten tijd is gebleken, dat heeten de eilandengroepen gelegen tusschen Straat
de Paloio niet uit volkomen dieren bestaat, maar Singapoera en 1° 8., die deel uitmaken van de
Z.
slechts uit de met geslachtsproducten beladen ach- residentie Riouw en (tnderhoorigheden. Zie aldaar.
tereinden van de in de koraalrots huizende Eunice RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. Deze
viridis Grav. Want waar de zeebodem rotsachtig residentie omvat verschillende, wijd uiteengelcgen,
van aard is, bieden de talrijke spleten en scheu- gcographisch niet bijeen behoorende gedeelten,
ren een welkome schuilplaats voor vele wormen; tusschen 40 50' N.8., de noordelijkste punt van
vele van hen bewonen echter eigen gegraven P. Sekatoeng, een der Noord-Natoena-cilanden,

'
gangen in den bodem, bij voorkeur in zulk een, 1 17' Z.8., de zuidpunt van P. Djoe, Joe of
die uit een mengsel van zand en klei bestaat en Round-island, het zuidelijkste van de Kadjangan
voldoende stevigheid aanbiedt om zich in te graven. of Zeven-eilandcn, 1090 20' 0.L., oostpunt van
Door samentrekking van het achterste gedeelte P. Sempadi der Serasan- of Zeeroovers-eilanden
van het lichaam perst de worm het lichaamsvocht (ten noorden van Sambas, Borneo) en ongeveer
naar het vooreinde, dat dien ten gevolge aan- 102° O.L. in het binnenland van Sumatra, op de
zwelt en waarbij tevens de slurp wordt uitge- grens van de Kwantan-landen met Indragiri.
stulpt ; op die wijze wordt het zand op zij ge- De uiterste grenspunten liggen ± 840 en 900
drongen en een gang gevormd, waarin het dier K.M. van elkander verwijderd, maar de landop-
nu gemakkelijk kan vooruitschuiven. Een groot pervlakte van het gewest is zeer klein in verhou-
aantal ringwormen bewoont eigengehouwde kokers, ding tot die groote afstanden en bedraagt naar
soms zeer sierlijk van vorm, hetzij uit aaneenge- globale berekening niet meer dan 459 D G. M.,
lijmde zandkorrels of schclpstukjes gevormd, hetzij is zoo groot dus als de Preangerregentschappen
uit kalk of een hoornachtige zelfstandigheid be- en Krawang te zamen. (Het Kol. Verslag van
staande. Slechts weinige soorten worden in zee 1894 geeft 769.120 D G. M., maar in dat getal is
vrij zwemmend aangetroffen; daartoe behooren begrepen een gedeelte van de Rantau Batang
b. v. de pclagische Alciopidcn, met hun glasachtig Hari, van de Kwantan-landen en van Poelau
doorschijnend lichaam en groote, uiterst samen- Lawan, alles niet tot de residentie Riouw en
gestelde oogen. Onderhoorigheden behoorende, terwijl de opper-
De zandwormen (Gephyrea) vertoonen uit- vlakte van de eilanden zeer zeker te groot is ge-
wendig veel overeenkomst met de z.ee-konikom- schat). Van het gebied, waarover zich de resi-
426 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

dentie uitstrekt wordt slechts 6,6 °/0 door land waarts van Banka gelegen Kadjangan- of Zeven-
en 93,4 % door zee ingenomen. eilanden in een niet bestaande afdeeling Toedjoh
De berekening der landoppervlakte kan niet herschapen.
anders dan een globale zijn, omdat er geen juiste De residentie omvat i°. een gedeelte van het
landkaarten van het gewest bestaan, want topo- vastland van Sumatra tusschen Tandjoeng Oengka,
graphische opneming of triangulatie van het land aan de monding der Kampar-rivicr en Tandjoeng
heeft nog niet plaats gehad. De bestaande kaar- Laboe Toengkal, aan den mond der Toengkal-
ten, met uitzondering van een enkele, kunnen niet rivier, 2°. een aantal van meer dan duizend eilan-
anders dan ruwe schetskaartcn worden genoemd, den, grootere en kleinere, gelegen in het zuide-
waarop de fouten legio zijn, waarop eilanden lijk gedeelte der Chineesche zee tusschen Straat
voorkomen die of in het geheel niet of in wer- Singapoera, Sumatra, Banka en Borneo.
kelijkheid uit twee, drie of meer eilanden bestaan. Het eerste gedeelte bestaat over een groote
In wetenschappelijken zin is de residentie Riouw uitgestrektheid uit onbewoond en onbewoonbaar
en Onderhoorigheden uog meerendeels terra incog- terrein, het moerassig alluviaalland, met kustwoud
nita te noemen. bedekt, van het stroomgebied der üanci, Kate-
Slechts van het eiland Singkep bestaat een man, Reboeng, Perapat, Tali Dindang, Ajer Tanah,
kaart, die, hoezeer nog verre van volledig en Belaras, Mandah, Igal, Pelandoek, Banteian, Ba-
nauwkeurig, iets meer dan een schetskaart mag tang Toemoe, Gaoeng, Batang Kwantan Enok,
hectcn. Zij werd in 1893 naar de opmetingen Reteh en tal van kleinere riviertjes en kreeken,
van het personeel der Singkep-tin-Maatschappij waar alleen langs de oevers hier en daar neder-
samengesteld door den directeur dier vennoot- zettingen worden aangetroffen. Meer binnenlands
schap Jhr. J. P. J. van der Does de Bije, op een is het hooger gelegen diluvium van den midden-
schaal van I : 50.000. loop der Kwantan en den bovenloop der Reteh
In 1862 en 1871 hadden bepalingen van de beter bewoonbaar, maar toch ook uiterst schaars
geographische ligging van eenige punten in den bevolkt.
Riouw- en Lingga-archipel plaats door Dr. J. A. De kustlijn loopt van de Kampar-monding in
C. Oudemans)) en in Juli 1894 werd door de hoofdzaak in zuidoostelijke richting naar den
Regeering machtiging verleend tot kadastrale op- mond der Kateman en buigt zich dan gaandeweg
neming van de hoofdplaats Tandjoeng Pinang, waar- naar het z.z.o. tot T. Datoe. Van daar wendt zij
mede in November van dat jaar een begin' werd zich recht westwaarts tot de S. Ajer Tanah, dan
gemaakt. in algemeene strekking z.w., z. en o. en vormt
In September 1895 werd bepaald dat de opne- aldus een zeer diepe inbuiging, waarvan het noor-
ming zoude worden uitgebreid tot het rechtstreeksch delijk gedeelte door de na te noemen delta als
Gouvernementsgebied in de afdeding Tandjoeng een afzonderlijken inham wordt afgesneden, Am-
Pinang en ter hoofdplaats van de afdeeling Indra- phitrite-baai genaamd, met een ingangswijdte van
giri, Rengat en omstreken, waarmede men in IBgB 21 zeemijlen, waarin de even genoemde rivieren,
gereed kwam. te beginnen met de Ajer Tanah tot en met de
Van wege het inlandsch zelfbestuur van Lingga- Kwantan uitwateren. De zuidelijke grens van de
Riouw en Onderhoorigheden worden op sommige Amphitrite-baai wordt gevormd door een aantal
eilanden terreinen opgemeten en in kaart ge- eilanden, die deel uitmaken van het delta-land
bracht,maar die arbeid is van niet de allerminste der Kwantan-rivier, waarvan P. Mas, P. Pisang,
waarde voor de geographische kennis van het P. Basoe en P. Nijoer of P. Keloeang de voor-
land en dient slechts tot dekmantel voor het doen naamste zijn. Ook de Mandah, Igal, Pelandoek,
van ongeoorloofde heffingen. Banteian, Toemoe en Gaoeng vormen in den
Valt alzoo voor de vervaardiging van een goede benedenloop een delta-land, door smalle wateren
landkaart der residentie nog nagenoeg alles te verdeeld. Verder liggen nog in de baai twee moe-
doen, veel beter is het gesteld met de kennis rassige eilandjes, Belarat of Kelajang in het noor-
van het hoogst belangrijk zeegebied dat het gewest den en Boesoeng in het westen vóór de Tocako,
omvat. de noordelijkste monding der Kwantan-rivier. (Zie
Sedert lßg4 werd de hydrographischc opneming
van de zeeën en straten krachtig ter hand geno-
verder. DANEI — waar ten onrechte is vermeld
dat het landschap onder het beheer van den ver-
men en voortreffelijk geleid door de luitenants tegenwoordiger van het inlandsch zelfbestuur te
t/z. i' kl. R. O. J. Verschoor, 11. O. W. Planten
en C. A. F'ock. De zeekaarten aan het slot van
Soelit staat ■— KATEMAN — waar evenzeer
onjuist is opgegeven dat het tot de afdeeling Batam
dit artikel opgegeven en die het resultaat zijn behoort en met de Batam-groep een wakil-schap
van hun moeitevollen en nauwkeurigen arbeid,
zijn tevens de beste landkaarten die tot op heden
van den onderkoning van Riouw vormt
DAH, INDRAGIRI, KWANTAN, RENGAT
— MAN-
en
van het gewest bestaan. RETEH).
Nog dient gewezen op de taalkaart, samenge- Het tweede gedeelte, de eilandenwereld, waar-
steld in IBBg door K. F. Holle en op de gods- van de Malcier zegt „banjaknja sagantang lada",
dienstkaart, behoorende bij het Kol. Verslag van zoovele als er peperkorrels gaan in een gantang
ißg6, die beide eene te eenenmale onjuiste voor- (ruim S/j liter), vormt verscheidene groepen, te
stelling van de taal- en godsdienstverspreiding zamen tot twee hoofdgroepen te brengen: die van
in den Riouw- en Lingga-archipel geven. Op de den Riouw- en Lingga-archipel en der Poelau-
taalkaart zijn bovendien de onbewoonde, noord- Toedjoeh. De eerste (zie daarover ook: BATAM,
KARIMON, LINGGA en TANDJOENG PINANG)
i) Voor de hoofdplaats werd in 1862 de zullen wij hieronder nader bespreken; voor de
lengte gevonden 104' 25' 33", in 1871 104° 25' tweede, zie POELOE TOEDJOEH.
43. Volgens de nieuwste zeekaart is de lengte De honderden eilanden die denRiouw- en Lingga-
104° 2612" 5, Batavia gerekend op 1060 48' archipel uitmaken behooren voor verreweg het
37" en de breedte o° 55' 50" 8 N. grootste gedeelte tot de zeer kleine, om eenige
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 427

grootere gegroepeerd. Ze zijn dientengevolge in zonder kenbaren top, zooals Karimon ketjil, dat
eenige hoofdgroepen te onderscheiden, die elk meer dan 1250' hoog is.
weer in meerdere nevengroepen te verdeden Wil men zich met behulp van de thans bereik-
zijn. Zooals hieronder zal blijken is bij de admi- bare gegevens een zooveel mogelijk juist beeld
nistratieve indeeling slechts gedeeltelijk met de vormen van de geologische gesteldheid van deze
geographische rekening gehouden. Soms vindt men eilandenwereld en van hare wording, dan dient
drie hoofdgroepen aangenomen, maar met het oog de blik niet tot hare grenzen bepaald, maar te
op de diepte en beteekenis der scheidende straten gelijk een grooter deel van het omliggend aard-
en de strekking der eilanden moet eene indeeling oppervlak te omvatten.
in vijf hoofdgroepen juister worden geacht, die Het westelijk deel van den Nederl.-Indischen
naar de hoofdeilanden zijn te noemen: I°. de archipel, en wel het deel bewesten Celebes—Bali,
Karimon-groep, 2°. de Batam-groep, 3°. de Bentan- bestaat uit eilanden (Sumatra, Java, Borneo enz.)
groep, 40. de Lingga-grocp en s°. de Singkep- die door een ondiepe zee van Achtcr-Indië zijn
groep. gescheiden. Daalde haar niveau circa 180 M. dan
De vorm der verschillende eilanden is weinig zou heel het aardoppervlak tusschen Cambodja,
constant; groote verandering wordt daarin gebracht Borneo, Java en Sumatra droog komen. In kwar-
door aanslibbing, afschuring en de werking van tairen tijd heeft dan ook eene verbinding bestaan
koraaldieren, hetgeen natuurlijk ook van invloed tusschen genoemde eilanden en Azië, de reden
is op de straten en geulen die de eilanden scheiden. dat dieren van uit Azië zich tot over Java heb-
Zoowel in den horizontalen, als in den verti- ben kunnen verspreiden. De flora en fauna van
kalen bouw der tallooze eilanden valt de meest dit westelijk deel van ons Indië staat dienten-
grillige verscheidenheid op te merken en den rei- gevolge in nauw verband met die van zuid-oost
ziger, die aan boord van een stoomer door den Azië, in vrij scherpe tegenstelling met het ooste-
doolhof van straten wordt gevoerd, treft niet alleen lijk deel, dat meer overeenkomst toont met het
die eindelooze afwisseling in lijnen, maar te gelijk Australisch vastland.
de harmonische kleurenpracht, zoo overweldigend Ten zuiden van Java en ten westen van Suma-
innig en rijk als geen penseel vermag weer te tra, bereikt de zee reeds op geringen afstand van
geven. Overal is Indië mooi, maar de Riouw- de kusten eenige duizende meters diepte, hoogst-
Lingga-archipcl, 't zij bij 't gouden licht van de waarschijnlijk het gevolg van een groote afbre-
zon der tropen, of wel bij het wazend schijnsel king, waardoor de bodem van den Indischen
van maan en sterren, is betoovcrend! oceaan van Indië werd losgescheurd, het laatste
Terwijl de kleinste eilanden rotsige klippen, vermoedelijk als een minder diepe zee met eilan-
zandplaten of koraalvormingen zijn, hoogstens een den achterlatend, welke eilanden in grootte, ge-
hectare in oppervlak, omvat Bentan, het grootste, daante en ligging geheel verschilden van de thans
± 21 D mijlen. Denkt men zich de jongste vor- bestaande. In die ondiepere zee hadden sedert
mingen, de aanslibbingen door zee- en hemelwater de oudste tijden afzettingen plaats van verschil-
en de scheppingen der koraaldieren (zie KORAAL- lende sedimenten; cruptieve gesteenten baanden
RIFFEN) weg, dan vertoont zich de kern van zich een weg naar de oppervlakte, wanneer, ten
den archipel, een rotsig berg- en heuvelland, dat gevolge van verschillende storingen, de gelegen-
in den Piek van Lingga of Goenoeng Dai 1189M. heid daartoe geboden werd. Die storingen waren
(volgens latere metingen 4020 voet — Zeemans-
gids v. d. 0.-I. arch. II) de grootste hoogte be-
tevens oorzaak dat de bodem van Indië, zoowel
onder- als bovenzeesch daalde of omhoog rees,
reikt. Die berg- en heuveleilanden vormden eens in sommige gedeelten zeer aanmerkelijk, elders
de toppen, flanken en hoogvlakten van een alpen- onbeduidend, totdat het tegenwoordig Indië is
land, dat één was met Malaka. Door inzinking gevormd.
verdwenen de laaglanden, dalen en valleien en de De ondergrond van Java, Borneo, Sumatra, zoo-
lagere bergen onder het niveau der zee, waarbo- wel als die van de omliggende kleinere eilanden
ven slechts de hoogere gedeelten als zoovele eilan- bestaat uit oude sedimenten, die vermoedelijk,
den uitstaken. Later weer werd het land opge- ten minste voor een groot deel, zijn gevormd
heven en ontstonden meerdere van de kleinere vóór de oudste gesteenten der steenkoolformatie.
eilanden, terwijl vele in den loop der eeuwen als Deze sedimenten moeten gerekend worden tot de
zoodanig verdwenen zijn, gehecht aan andere nabij- oud-palaezoïsche (devon en siluur), voor een deel
gelegen of rondom gevangen in het alluvium, zoo- tot de azoïsche formatie ').
als de enkele granietrotsen uitwijzen, te midden Die ondergrond is gedeeltelijk ten gevolge van
van mangroven wouden tusschen Kateman en Danei. storingen, die een deel der in Indië voorkomende
De horizontale vorm der eilanden is zeer ver- granieten gelegenheid gaven omhoog te stijgen,
schillend, de meeste zijn meer of minder langge- sterk verbogen, gescheurd enz. Enkele deelen
rekt en hebben weinig diepe insnijdingen van de kwamen daardoor boven zee, terwijl andere daar-
kustlijn. Andere, zooals Singkep en Koendoer,
zijn meer compact. Eigenaardig is de vorm van 1) De azoïsche formatie is gekenmerkt door
het eiland Mesana, tot de Lingga-groep behoo- het ontbreken van organismen. De toestand
rende, dat een rechthoekig gebogen elleboog ver- van de aarde was toen nog zoodanig dat orga-
toont, waarvan de lange arm in de richting n.n.w.—■ nisch leven niet mogelijk was. Gedurende het
z.z.o. is gelegen; over beide armen loopt een palaezoïsche tijdvak kon nog slechts in zeeën
heuvelreeks, die haar grootste hoogte bereikt in dierlijk leven bestaan, eerst later, toen door de
het ontmoetingspunt (355'). reusachtige ontwikkeling der flora in het steen-
Alleen onder de kleinste eilanden vindt men kolentijdperk de atmosfeer voldoende van kool-
er die geheel vlak zijn, zandplaten door zeestroo- zuur gezuiverd was, werd het mogelijk dat die-
ming en bezinking ontstaan, gelegd op rots en ren op het land konden leven. Op dat tijdstip
koraalrif, waarvan Terkoelei in Straat Riouw een ongeveer breekt de mezozoïsche formatie aan
voorbeeld is; andere zijn hoog, één bergmassa, (trias, jura, krijt).
428 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

onder bedolven bleven, op welke laatsten zich Karimon-djawa) steken nu als eilanden — de
gedurende de carbonischc formatie verschillende
diepzeevormingen (koralen enz.) konden afzetten,
Riouw-Lingga-archipel, Banka, Billiton enz.
verschillende toppen boven zee uit.

Die rug is
zoo bijv. de kolenkalk die men in Sumatra's west- vermoedelijk reeds omstreeks of in het kolentijd-
kust discordant op die oude gesteenten aantreft. perk ontstaan en sinds die periode grootendeels
Daarna schijnt het grootste gedeelte van den boven de zee gebleven. Op geen der eilanden in
Indischen archipel boven zee te zijn gekomen en dien rug werden dan ook jongere formaties aan-
het is bij die bewegingen, dat langs lange scheu- getroffen, dan alleen tot zeer bepeikte hoogte
ren in de bestaande gesteenten (allerlei leien, (eenige tientallen meters) kwartaire en geheel
kwartsieten, kleischiefers, zandsteenen, granieten, recente vormingen.
kalk enz.) verschillende cruptieve gesteenten (dia- De Riouw-Lingga-archipel bestaat dus grooten-
bazen, gabbras enz.) te voorschijn traden. deels uit zeer oude gesteenten, de zg. oude schic-
Op de vermoedelijk niet omvangrijke nog dooi- ferformatie, hoogstwaarschijnlijk dezelfde waaruit
de zee bedolven gedeelten hebben zich jongere een deel van Malaka, Banka, Billiton, Karimon-
sedimenten afgezet (perm trias, Jura, krijt) totdat djawa is opgebouwd, gesteenten welke men in
tegen het begin van de tertiaire periode een aan- Sumatra's westkust en Borneo terugvindt, terwijl
zienlijke daling plaats greep, waardoor het groot- er aanwijzingen bestaan dat zij ook beneden de
ste deel van den archipel weder zee werd, waaruit jongere afzettingen van Java zullen voorkomen.
slechts enkele eilanden en klippen omhoog sta- Die gesteenten nu, kwartsieten, klcischiefers, zand-
ken. Voor een deel werd daarna de zee weer steenen en granieten, zijn naar alle richtingen
opgevuld met koraalvormingen enz. (kalkban- doch voornamelijk in n.w.—z.oostelijke richting
ken) eenerzijds, gruis en puinmassa's anderzijds. gescheurd; de scheuren zijn opgevuld deels door
Deze dankten hun ontstaan aan inwerking van materiaal direct afkomstig uit het vuurvloeibare
regenwater en zee op het nog bestaande land, binnenste der aarde (waaraan de doorbraken van
maar hoofdzakelijk aan vulkanische uitbarstingen, diabasen hun ontstaan te danken hebben), deels
zoowel boven- als onderzeesche. In het laatste door stoffen, aangebracht door waterige oplossin-
geval ontstonden dikwerf nieuwe eilanden (vul- gen, getuige de talrijke kwartsgangen, die voor
kanen), die zich tengevolge van den nivclleeren- een deel het goud en het tinerts hebben aange-
den invloed van het water en van nieuwe uitbar- voerd, dat reeds eeuwen lang door de inlandsche
stingen naar alle zijden vergrootten, waardoor bevolking op min of meer groote schaal werd
verschillende kleinere eilanden zich met elkaar gewonnen.
tot grootere vereenigden. Reusachtige hoeveel- Al die gesteenten hebben gedurende een ont-
heden puin en gruis werden door de vulkanen zaglijk langen tijd blootgestaan aan de inwer-
te voorschijn gebracht, waardoor afzettingen ge- king van atmosfeer, zee, enz.; gedeeltelijk zijn
vormd werden van duizenden meters dikte. zij vergruisd en het gruis heeft zich naar alle
Na afwisselende rijzingen en dalingen van ver- richtingen over de lagere deelen van het land
schillende deelen van den bodem is ten slotte verspreid. Grootendeels vindt men het in de val-
Indië ontstaan zooals wij het thans kennen. Nu leien en vooral langs de kusten opgehoopt, ter-
nog zien we de vulkanen voortdurend hun mate- wijl slechts zeer weinig is blijven liggen op de
riaal te voorschijn brengen, dat opnieuw door hellingen der ruggen, die de valleien van elkan-
het regenwater naar heinde en ver wordt ver- der scheiden.
spreid. De oostkust van Sumatra, de noordkust In de kwartaire periode waren de eilanden van
van Java, vrijwel de geheele kust van Borneo den Riouw-Lingga-archipel waarschijnlijk, evenals
breiden zich door de alluviale vormingen voort- zulks met Banka en Billiton het geval is geweest,
durend uit, kleinere eilanden worden langzamer- iets minder hoog boven zee verheven dan thans.
hand met andere in hun nabijheid vereenigd en Men vindt op de laatste eilanden en waarschijn-
doen zich dan als min of meer uitstekende top- lijk ook in genoemden archipel kwartaire afzet-
pen boven een laagland kennen; in de zee ont- tingen, hoofzakelijk in de valleien, maar ook daar-
staan koraalriffen, die zich tot eilanden samenvoe- buiten, doch alsdan slechts tot een hoogte van
gen enz. Aardbevingen, vulkanische uitbarstingen, niet meer dan 40 M. boven zee, waarvan een
langzame en plotselinge dalingen, anderzijds op- deel zeker moet gevormd zijn in zee, ten minste
heffingen van verschillende eilanden wijzen er in inhammen en bochten langs de kust.
voortdurend op dat de aardkorst nog altijd in Geologisch is de Riouw-Lingga-archipel nog
beweging is. zeer weinig onderzocht. Behalve een tweetal ver-
Wij zien dan op verschillende punten in Indië slagen van de mijningenieurs R. Everwijn en
de oudste (azoïsche, palaeozoïsche) gesteenten J. H. Menten betreffende zeer vluchtige verken-
onder de jongere te voorschijn treden. Bij de ningen van enkele eilanden, voornamelijk met
groote plooiïngcn, waaraan die gesteenten in den het oog op het voorkomen van tinerts onderno-
loop der tijden hebben blootgestaan, schijnen zij men, vindt men slechts weinig belangrijke gege-
langs de westkust van Sumatra in de lengterich- vens in eenige tijdschriften, die zoo goed als niets
ting van dat eiland opgeheven te zijn. Zij schij- bijdragen tot de algemeene geologische keunis
nen zich onder Oost-Sumatra, Straat Malaka, van de eilanden. Wat ons de gegevens doen zien
Straat Banka enz. door, te hebben neergebogen, past in het hierboven in ruwe omtrekken gegeven
zich verder oostwaarts weer tot een ongelijk hoo- beeld van de geologische wording van dit deel
gen rug te hebben opgeheven, zich uitstrekkende van Ned.-Indië. De onderzoekingen toch van de
van Malaka naar de Karimon-djawa eilanden, genoemde mijningenieurs hebben geleerd dat het
dus evenwijdig aan de lengteas van Sumatra en grootste deel van de grootste eilanden uit dezelfde
Java; dan weer zich andermaal door te buigen gesteenten bestaat als op Banka worden aange-
onder de Chineesche zee naar Borneo, waar zij troffen. Op het eene eiland vindt men meer de
op verschillende plaatsen te voorschijn treden. granieten vertegenwoordigd, op het andere meer
In dien middelsten rug (van Malaka naar de oudere sedimentaire gesteenten.
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 429

Alleen verdienen in de hoogste mate de aan- behooren tot deze hoofdgroep de Peropos-groep,
dacht eenige afwijkingen die op Soegi, Galang en de groep van Salar of Sangla (Valsch Doerian),
J-iügSa schijnen te bestaan. Op de eerste twee ver-de Doerei-groep en de Roekan- of Rokan-eilan-
moedt de mijningenieur Everwijn het voorkomen. den, meest bekend onder de namen Noord-, Middel-
van jongere sedimenten (kiezclzandsteenen enz.) en Zuid-Broeder; 2°. van de Batam-groep: n.
Misschien zijn dit mezozoische afzettingen, zooals Straat Singapoera, o. Straat Riouw, z. Straat Dempoe
en Straat Doerian, w. Straat Doerian, omvattende
die in de laatste tientallen jaren in Sumatra, Borneo
en elders zijn aangetroffen. En op Lingga vond de groepen van Moro, op de zeekaarten Doerian

.
de ingenieur Everwijn gesteenten die hij niet aan- genoemd, van Soegi, van Tjombol, van Bolang of
stonds kon bepalen (dus vermoedelijk afwijkend Boelan, van Batam, Rempang en Galang en tal
van de op Banka voorkomende) en waarvan de van kleinere; 3". van de Bentan-groep: n. Straat
door hem verzamelde handstukken, jammer genoeg, Singapoera, o. en z. de Chineesche zee, w. Straat
verloren zijn gegaan. Het zuidwestelijk deel van Riouw; zij omvat het hoofdeiland Bentan met
het eiland bestaat uit bergen, tot ongeveer 1200 M. een aantal ten zuiden en oosten daarvan gelegen
hoogte, met hoekige vormen en spitse koppen, groepen kleine eilanden; 40 van de l.ingga-groep
wat al aanstonds het vermoeden opwekt dat men n. Straat Dempoe, o. en w. de Chineesche zee,
:
daar met doorbraken van diabaas-achtige gesteen- z. Straat Lima; verreweg de meeste tot deze
ten zal te doen hebben. Opmerking verdient in groep behoorende eilanden strekken zich uit in
verband hiermede het bericht van den Militair- een n.w.—z.o. richting. Behalve het hoofdeiland
apotheker Maier omtrent een aardsoort, afkom- Lingga met de daarom gelegen kleinere, kunnen
stig van het zuidelijk gedeelte van Lingga, die als de voornaamste groepen genoemd worden: de
volgens hen, veel overeenkomst moet hebben met Abang, Pangelap, Senimpan, Merodong, Temiang,
agalmatoliet, alleen veel zachter is. Men heeft Sebangka, Mahmoct, Bakoeng en Tjempa. Het is
dit gesteente ook in de kwartaire afzettingen op vooral dit gedeelte van den Riouw-Lingga-archi-
Banka aangetroffen. pel, waarvan de kaarten een lang niet juiste voor-
Zeer goed mogelijk is het dat een meer uitge- stelling geven. De zelfs op de jongste zeekaarten
breid geologisch onderzoek van den Riouw-Lingga- voorkomende grootere eilanden zooals Bakoeng,
archipel belangrijk zal kunnen bijdragen tot een Sebangka, 'Temiang bestaan in werkelijkheid uit

.
vollediger kennis van de oude gesteenten waaruit een aantal kleinere, door nauwe en ondiepe kre-
de llanka-reeks is opgebouwd, terwijl tevens de ken van elkander geseheiden. Hier en in het noor-
kans vergroot wordt om verder te komen in het delijk gedeelte van de Boelan- of Bolang-grocp
inzicht omtrent de wijze van ontstaan der tinerts- verdwijnen meer en meer eilanden door aanslib-
afzettingen. Men heeft toch op verschillende eilan- bing en koraalvorming, geholpen door de kust-
den van den Riouw-Lingga-archipel meerdere aan- vegetatie en worden aan andere nabijgelegene
wijzingen gevonden omtrent tinerts-ganggesteenten; gehecht; 50 van de Singkep-groep :n. Straat Lima,
zoo vond de ingenieur Everwijn op Groot-Kari- vv. en o. de Chineesche zee, z. Straat Berhala;
moen een soort greisen, een gesteente dat men de groep bestaat uit Singkep met de omliggende
bij de tinerts-gangen in Europa aantreft. kleinere eilandengroepen, waarvan Penoeba het
Behalve tin komt in den Riouw-Lingga-archipel grootste is.
ook ijzer voor op verscheidene eilanden. Op enkele De Kadjangan of Zeven-eilanden behooren
is goede pottenbakkersklei, leem en pijpaarde aan- geographisch tot het Banka-complex.
wezig. Wilde men een beschrijving van het bergland
De bouwkruin op de onderscheiden eilanden is geven, dan zoude elk eiland afzonderlijk moeten
zeer verschillend. Vaak zijn de heuvels bedekt worden behandeld, waartoe te eenenmale de ge-
met harde, scherp gekante ijzerhoudende steenen gevens ontbreken. Langere bergkammen kunnen
en dan voor den meesten landbouw nagenoeg uit den aard der zaak slechts op de grootere
ongeschikt; elders vindt men klei in verschillende eilanden voorkomen; men vindt ze echter niet
nuances van geel en grauw en rood, dan weer op alle; de meest beteekenende, echter toch van
zandvlakten, vooral langs de stranden of grauwe geringe uitgestrektheid, komen voor op Soegi (500'),
alluviale, zeer zachte modder. 'Tjombol, Batam (de Boekit Ladi), Rempang, Ga-
Meer binnenwaarts op de grootere eilanden is lang, Temiang (het Piang- en het Benaja-gebergte,
de grond zwart van kleur, weinig met steenen een tafelland met drie dicht bij elkander gelegen
vermengd en vruchtbaar. Óp het eiland Batoe bergtoppen 745'), Mesana, Lingga en Singkep.
belobang of Taroeng, bezuiden Karas aan den in- Maar het is ook op de grootere eilanden dat de
gang van Straat Riouw bevindt zich in den zach- uitgestrektste alluviale terreinen worden aangetrof-
ten rooden zandsteen een grot, waartoe van de fen, veelal met moerassigen bodem. Uit de wor-
zeezijde een spleet, die ruim 3 meter hoog en 2 ding van den archipel volgt dat vele eilanden
breed is, toegang verleent. De grot zelve vormt slechts uit een enkelen bergtop met diens uitloo-
een ronde plek van tien meter middellijn met pers bestaan en dat de hellingen van bergen en
wanden van twaalf a veertien meter hoogte. heuvels over het algemeen steil zijn te noemen.
Volgens Schot zouden op Lingga warme bron- Kegclvorm komt een enkele maal voor, maar dan
nen voorkomen, maar zekerheid daaromtrent be- nog onregelmatig, zooals de Piek van Merodong
staat niet; hijzelf heeft ze niet gezien. (620'); koepel- en tafelvorm is meer algemeen.
Zooals bij de bespreking van de administratieve De Bentan besar is een zadelbcrg, 1240' hoog.
indeeling zal blijken komt die niet met de hier- Tot de voornaamste bergtoppen zijn nog te reke-
boven genoemde geographische overeen. De gren- nen de Djantan en Betina, 1515 en 1390' in het
zen der vermelde hoofdgroepen zijn: i°. van de noorden van Karimon besar; de Djora of Piek
Karimon-groep: n. Straat Malaka, o. Straat Malaka van Doerian, op Moro, 1030'; de zadclberg Bekaka
en Straat Doerian, z. de kust van Danei en Kate- op Soegi, 1020'; de Sepintjang op Lingga met
man, w. Straat Malaka. Behalve de eilanden die een bijna plat bovenvlak 3425'; op Penoeba of
te zamen de afd. Karimon vormen (zie aldaar) Selajar de gelijknamige berg 1005' en op Sing-
430 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

kep den 1715' hoogen Landjoet en de Tjina, Terap nog in de eerste helft der eeuw de beruchte
en Laboe, respectievelijk 1295, 1425 en 1455 schuilplaats van stoutmoedige zeeroovers. De on-
voet hoog. Alle overige toppen zijn lager dan 1000. diepe, wijde Baharoe-baai is door een breed en
Tallooze rivieren voeren het water van de diep vaarwater gescheiden van de Singkep-Laoet-
heuvels en bergen naar zee, maar zij hebben alle eilanden, die haar aan de zuidzijde beschutten.
een zeer korten loop. Toch zijn zij voor handel Van ontzaglijk grooter belang dan de water-
en scheepvaart en dus voor de welvaart der eilan- arme, allengs verdwijnende baaien zijn de zee-
den van groot belang, althans diegene, welker straten, verkeerswegen bij uitnemendheid tusschen
benedenloop, zij het ook slechts bij vloed, voor de kwistig gestrooide eilanden, en zoo talrijk dat
prauwen en tongkangs bevaarbaar is. Die rivieren ze een wegennet vormen, zooals te land, met uit-
toch vormen de natuurlijke havens en afscheep- zondering van Java, nergens in Indië is aan te
plaatsen der landbouw- en boschproducten. Wij wijzen.
zullen een opsomming van de namen der soengei's F>n beschrijving van al die waterwegen gaat
achterwege laten en alleen nog doen opmerken het bestek van dit artikel verre te boven. Slechts
dat verreweg de meesten een voldoenden toevoer tot de voornaamste wat breedte en diepte betreft
van zoet water missen, zoodat het zeewater bij zullen wij ons moeten bepalen. Zoo slecht als de
vloed zeer ver landwaarts binnendringt en slechts landkaarten van den Riouw-Lingga-archipel zijn,
in den regentijd door het rivierwater wordt tegen- zoo goed zijn de kaarten die onze Nederlandsche
gehouden. zeeofficieren hebben gegeven van deze waterwe-
Moerassen, paja's, treft men zoowel langs de gen; zij hebben zich niet slechts bepaald tot het
kusten aan, als meer binnenslands in de groo- opnemen van de hoofdstraten, maar zich ook den
tere en kleinere dalen tusschen de heuvels en moeitevollen en een verbazende energie ver-
bergen gelegen, en daar waar vroeger ondiepe eischenden, voor de wetenschap en de praktijk
zeearmen waren, die door slibafvoer zijn veran- hoogst nuttigen arbeid getroost, de zijstraten, ste-
derd in laagland met een mangroven-bosch of met gen en sloppen zooveel mogelijk nauwkeurig in
nipah begroeid, dan wel met sagoepalmen beplant. kaart te brengen. De resultaten van hunne loo-
Zijn reeds daarom die moerasgronden van veel dingen en metingen toonen overtuigend aan dat,
belang, in meerdere mate werden ze dat in den zij het langzaam, op tal van plaatsen het land
laatsten tijd, voor zoover ze door drooglegging herovert wat de zee het eens ontnomen heeft.
geschikt zijn gemaakt voor de gambircultuur. Geleidelijk aan worden de stegen en sloppen op-
Bij het bespreken van de kustlijnen der eilanden geruimd en eindelijk zullen nog slechts stralen
werd opgemerkt dat langs de meeste eilanden geen en hoofdwegen openblijven voor de kielen van
diepe insnijdingen voorkomen. Toch zijn er enkele schip en prauw, waar de stroomkracht den strijd
die daarop een uitzondering maken, doch geen weet vol te houden tegen koraal, slib en rizo-
van alle zijn voor de scheepvaart van groote betee- phoren. Van de vele vaarwaters zijn Straat Singa-
kenis, omdat koraal en klippen ze onveilig maken poera, Straat Riouw en Straat Doerian voor de
en door verzanding en aanslibbing de diepte tot scheepvaart de voornaamste. De eerste, die 60
ver uit den wal zeer gering is geworden. De mijlen lang is, met een afwisselende breedte van
grootste zijn: van Batam: de Senimba, Djodoe en 2,5 tot 20 mijlen, scheidt Malaka en het eiland
'Tering, alle drie inhammen aan de noordzijde, Singapoera van de Batam- en Bentan-groepen. Zij
waarvan de laatste het diepst (4 zeemijlen) land- vormt een deel van den grooten weg naar Achter-
waarts in loopt, met een breedte van nagenoeg Indië, China, Japan en Australië, wel niet zonder
3 zeemijlen aan den ingang; van Bentan: de Se- gevaren door de vele blinde klippen, maar deze
boeng- en Soempat-baai aan de noordkust, waarvan zijn door het plaatsen van een aantal bakens en
de laatste met uitzondering van een paar ondiepe lichten en door nauwkeurige kaarteering vrij wel
plekken voldoende water bevat, de nagenoeg ge- onschadelijk gemaakt. Duizenden schepen bewegen
heel onbruikbare Bentan-baai aan de zuidwestzijde zich langs dezen heirweg en doen de groote
en de zuidelijk daarvan gelegen baai van Riouw of distributie-haven Singapoera, een stad met 200.000
'Tandjoeng Pinang, die goed bcbakend is en waar inwoners aan de noordzijde gelegen, aan, terwijl
kleine stoomers en handelsschepcn van niet meer langs de kusten van onze eilanden zich slechts
dan 3,9 M. met hoog water kunnen binnenkomen. nu en dan enkele visschersprauwtjes vertoonen.
Ook Lingga heeft eenige diepe kustinsnijdingen. Steeds gaat te Singapoera de handel voort zich
Aan de n.o.kust de schilderachtige Semarong-baai, uit te breiden, die thans reeds een invoercijfer
een wijde binnenzee met nauwen ingang, waarin van meer dan twee honderd millioen gulden aan-
de drie riviertjes Doeara, Semarong en Resoen wijst, bij een uitvoer van bijna 170 millioen. Een
uitmonden, maar die zoo weinig diep is dat ze zeer aanzienlijk gedeelte daarvan betreft den me-
slechts door kleine zeilschepen en prauwen beva- n uitvoer van en naar Nederlandsch-lndië.
ren kan worden. Zuidoostelijk van de evenge- Door de Phillipstraat tusschen de Takong-eilan-
noemde baai buigt de kust weer landwaarts in, den en de westelijkste eilanden van de Batam-
een wijde maar eveneens ondiepe bocht vormend, groep, die geheel vrij van gevaren is en goeden
die baai van Limboeng heet. Daartegenover in ankergrond heeft, is Straat Singapoera voor groote
zuidoostelijke richting is eene nog dieper inbui- schepen verbonden met Straat Doerian, de kortste
gende baai tusschen de kapen Roe en Djang aan weg voor stoom- zoowel als voor zeilschepen tus-
de zuidkust, Telok Soengei Kodong, die met eb schen Straat Banka en Straat Malaka en die
nagenoeg droog valt. Singkep heeft de Raja-baai vooral in de maanden December, Januari en Fe-
aan de noord- en de Baharoe-baai aan de zuid- bruari boven Straat Riouw de voorkeur verdient,
kust. De Raja-baai heeft een diepte van bijna 5 omdat dan beoosten Lingga harde noordelijke en
vadem, die echter door verscheidene zandruggen noordoostelijke winden doorstaan. Straat Doerian
wordt afgebroken; in het zuidwestelijk gedeelte wordt aan weerszijden begrensd door een aantal
geeft een nauwe, vrij diepe geul langs het eilandje eilanden van verschillende grootte, westelijk tot
Boentar toegang tot de ondiepe Sekanah-baai, de Karimon-groep, oostelijk tot de Batam-grocp
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 431

behoorende. Breedte en diepte van de straat zijn en verwijdingen, evenmin kunnen in bijzonder-
zeer ongelijkmatig; tusschen Pelangkat en Moro- heden de getijstroomen worden besproken die ook
Ketjil (Klein-Doerian) is zij het smalst en slechts de grootste onregelmatigheden vertoonen. Soms
4 mijlen breed. loopen die stroomen gedurende 6 uren in de ééne
Straat Riouw is goed verlicht, bebakend en en dan gedurende 6 uren in de tegengestelde rich-
betond en levert voor alle charters van schepen ting; soms gaat de stroom gedurende 10, 12 ja zelfs
een gemakkelijk en veilig vaarwater op. Zij ver- 18 uren doorloopend in dezelfde richting. In het
bindt Straat Singapoera zuidwaarts met de Chi- algemeen kan gezegd worden dat de Riouw-Lingga
neesche zee, wordt aan de westzijde begrensd archipel den overgang vormt van de dubbeldaag-
door de eilandenreeks, waarvan Batam, Rempang sche tot de ééndaagsche getijden. In Straat Singa-
en Galang de grootste zijn, en aan de oostzijde poera ontmoeten de getijstroomen van Straat
door het eiland Bentan en de zuidwaarts daarvan Malaka en de Chineesche zee elkander ten noor-
gelegen tot de Bentangroep behoorende eilandjes. den van het eilandje Nipah; de vloedstroom loopt
De diepte in het grootscheepsch vaarwater varieert in Straat Doerian om de zuid, de ebstroom om
van bijna 11 tot 54 Meter bij laagwaterspring; de noord, maar ook hier is de afwijking zoo groot
ook de breedte is zeer verschillend, het geringst dat de stroom soms 24 uur achtereen in dezelfde
(2 mijlen) tusschen Saoe en Bentan. richting blijft loopen. De vloedstroom uit de Chi-
Voor de residentie zelve zijn de tallooze klei- neesche zee komende wordt door het eiland Bentan
nere waterwegen van niet minder belang dan de in tweeën gedeeld en trekt rond het eiland. Aan
genoemde heirbanen der groote scheepvaart. Langs het eind van Straat Riouw buigt hij westwaarts
al die straten heeft het verkeer plaats en wordt om door Straat Dempoe. Zoo loopt in het noor-
alles vervoerd wat den handel voedt. Het zou delijk deel van de Bolangstraat de vloedstroom
geen nut hebben hier al die verkeerswegen te om de zuid, in het oostelijk deel om de west.
bespreken. Als de voornaamsten zijn te noemen Door de straten Dempoe, Abang en Pangelap
Straat Gelam of Itam ten zuiden van Karimon- loopt de vloedstroom in n.w., w. en z.w. rich-
besar, Straat Soegi tusschen Soegi en Soegi Bawah, ting; de laatste komt benoorden het eilandje
Straat Soelit tusschen Soegi en Tjombol, Straat Kebat samen met dien uit Straat Temiang en
'Tjombol tusschen het eiland van dien naam en Straat Merodong, waardoor niet slechts hevige
de Bolang- of Boclangroep, welke straten alle draaikolken en stroomrafelingen worden veroor-
naar Straat Doerian voeren. Voorts Straat Boelan zaakt, maar soms een opstaanden rug of kam van
of Bolang, aan natuurschoon de rijkste en die water is waar te nemen, die een schip met een
voor kleine schepen bij alle weer een veilige ver- zes- a zevenmijls vaart tegenhoudt. Door Straat
binding aanbiedt tusschen Straat Singapoera en Dasi loopt de vloed om de west, beoosten Lingga
Straat Riouw; dan de straten Dempoe, Abang in noordwestelijke richting, bewesten dat eiland
en Pangelap, die van Straat Riouw naar de Am- en Singkep over het algemeen om de zuid en
phitritebaai voeren, en Straat Temiang die van west, de ebstroom om de noord en oost.
de Chineesche zee naar Straat Doerian leidt. Genoeg om te doen zien hoe groot de ver-
Tusschen Lingga en het noordelijk daarvan scheidenheid is en hoe noodzakelijk plaatselijke
gelegen Bakoeng is de korte, om haren hevigen bekendheid om in den kortsten tijd en zonder
stroom gevaarlijke Straat Dasi, die toegang geeft ongelukken in dit stratennet den weg te vinden.
tot den doolhof van nog haast onbekende stegen De tijd van hoog en laag water verschilt even-
bewesten het op de kaart als één eiland getee- eens zeer voor de verschillende deelen van den
kende, maar inderdaad uit tal van eilanden be- archipel en is ook plaatselijk gedurende het ge-
staande Sebangka. En ten zuiden van Lingga heele jaar niet dezelfde. Zoo ook is het verval
scheidt de diepe Straat Lima dit eiland van Pe- ongelijk en verschilt van twee tot twaalf voet.
noeba of Selajar, dat door Straat Penoeba van In het algemeen staat er tusschen de eilanden
Singkep gescheiden is. weinig zee en treft men meestal een spiegelglad
In deze en de honderden hier niet genoemde watervlak of zooals de zeeman zegt, „slegt water"
straten loopt veelal een hevige stroom, die soms aan; alleen in de maanden December en Januari
een snelheid van 7 mijlen bereikt (b. v. in Straat komt meer zee en vaak hooge deining voor.
Pintoe bij den westelijken ingang van Straat Te- De z.z.0.-moeson begint in de laatste helft
miang). De stroomen zijn zeer onregelmatig en van April en staat spoedig met volle kracht door;
worden niet alleen door de getijstroomen gewij- in October kentert de moeson, de richting van
zigd, maar evenzeer door de talrijke landpunten den wind wordt westelijker en meestal worden
en vernauwingen tusschen de eilanden. n.n.w., z.w. en w. winden waargenomen, maar
Treden in de zeeën van den Oost-Indischen ook wel z.o. en z.z.o. De overgang naar de noor-
archipel min of meer halfjaarlijks wisselende delijke winden begint in November met n., n.w.
stroomen op, die echter op vele plaatsen door en n.n.w., welke laatste in December de heer-
de getij stroomen worden opgeheven, in de Chi- schende zijn, terwijl in Januari en Februari de
neesche zee, waarin de Riouw-Lingga archipel is noord-moeson met kracht doorstaat, die nog be-
gelegen, voigen de stroomen duidelijk de moe- stendiger is dan de zuidzuidoost-moeson.
sons. In den noordoost-moesson treedt dus een Als in Maart de moeson begint af te nemen,
zuidwestelijke stroom op, die het aangevoerde wordt de richting van den wind oostelijker, zoodat
water naar Straat Malaka en Straat Soenda drijft. dan veelal n.o. winden heerschen. April, in 't weste-
In den zuidwest-moeson is de stroom minder lijk gedeelte ook nog Mei, is de kenteringsmaand;
bestendig, maar toch in hoofdzaak tegengesteld er «aaien dan winden uit alle richtingen, 's Nachts
aan den evengenoemden. zijn de winden meestal krachtiger dan daags; hevige
Is het niet mogelijk den stroom in de ver- stormvlagen uit het westen doen zich gedurende den
schillende straten te beschrijven, onregelmatig als z.z.0.-moeson voor, maar buien ook voornamelijk
hij is door de velerlei richtingen van de kustlijn, van November tot Maart en in de kentering, wan-
door uitstekende landpunten, door vernauwingen neer ze door langdurige stilte worden afgewisseld.
432 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

De Riouw-Lingga archipel heeft over het ge- lambit en kalawalawar ( Vespertilio speel) ; schub-
heel een aangenaam klimaat, daar de groote hitte dieren, tanggiling (Manis javanica); eekhoorns,
wordt afgekoeld door sterke zeestroomingen en toepai ( Tupujn fierrug inea); verder een grootere,
veelvuldige regenbuien, 's Nachts valt veelal zware donkergrijze soort klapperratten (sciurns) ook
dauw waar te nemen. Vroeger werd het gewest toepai genoemd; dan de kerawah, de grootste der
steeds als gezond beschreven, maar moge dat al hier voorkomende eekhoorns, fraai geel gekleurd
zoo geweest zijn, thans is het niet meer het geval. met lichte vlekken aan den buik en breeden
De hij eb droogvallende modder- en koraalstran- pluimstaart, ook de vliegende eekhoorn, krawak,
den, die voortdurend in uitgestrektheid toenemen rood gekleurd (Pteromys mclauotis); ratten en
zijn oorzaak van veel malaria, waarvan een hoog muizen. Op Bentan, Lingga en Singkep worden
sterftecijfer het gevolg is en die meermalen de reeën, kidjang (Cervus munl/'ac) aangetroffen en
overgebleven bevolking genoopt heeft een eiland op laatstgenoemd eiland komen ook herten, roesa
geheel te verlaten. Meerdere eilanden zijn als zoo- (Cervus russu) voor, die naar men zegt ingevoerd
danig berucht. Ook berri-berri komt veelvuldig zijn van Sumatra.
voor, evenals huidziekten, die aan het dagelijksch Behalve apen en toepai's, nu en dan een wild
gebruik van visch worden toegeschreven, maar varken, een kantjil, soms een koekang, of vluch-
zeker ook met onreinheid verband houden. Kan ten kloewang's en 's avonds ook de kleinere vleer-
de hitte buiten de schaduw vaak zeer groot zijn, muizen, bemerkt de reiziger op de eilanden wei-
waartoe de steenachtige gesteldheid van den bodem nig van de daar levende zoogdieren. Veel meer
veel bijbrengt, in de schaduw liggen de thermo- dan deze verlevendigen de vogels het landschap
meterschommelingen tusschen 72° en 95°. De en het aantal soorten is dan ook aanmerkelijk
meest voorkomende temperaturen liggen tusschen grooter. Van de roofvogels zijn twee uilsoorten
74 en 840 ; de lagere en hoogere zijn minder en eenige valken en vischarenden bekend; de
veelvuldig. Dikwijls heeft men dagen achtereen boeroeng hantoe ofkera (Bubo minor) en de poeng-
droog weder, maar het aantal regendagen is tal- goek (Bubo javanensis); de lang (Haliastur iudus);
rijker dan dat der droge. De regens zijn echter lang sipoet, grauw van kleur met witten buik,
meestal niet aanhoudend en duren in den regel bruinachtige vleugels met witte punten; lang laoet
slechts enkele uren. Over het geheel is de regen- (Haliastur leucogaster); lang borik ( Circaétiis bnchn)
val vrij gelijkmatig verdeeld, zoodat van een droog en de lang sawi of soewit (As/ur trivirgatus). Tot
en nat jaargetijde geen sprake kan zijn. Uit waar- de kleine vogels behooren fraaie parkietsoorten
nemingen te Riouw (Tandjoeng Pinang), loopende (Palaeornis longicaudus) en een specht, de bajan;
over een tijdvak van 20 jaren, blijkt dat de regen- de pialing (Psittacula incerta); de serindit (Psit-
val in October en December een maximum be- tacus galgulus); de gelatok (Picus speel) zwart
reikt en dat een goed merkbaar minimum voor- van kleur met fraai roode kopharen. Talrijk zijn
komt in Februari en een tweede, minder sterk in de zangvogels, waaronder fraai gevederde moerai-
Juli. In de overige maanden bedraagt het aantal soortcn, zooals de Turdiis miudnnensis; te 'Tan-
dagen waarop regen valt gemiddeld van 11 tot djoeng Pinang is de musch (Fringilla mout ana) in
18. De gemiddelde regenval voor den Riouw- grooten getale, terwijl daar en elders vele andere
Lingga archipel is: April—September 12,5 °/0 ,muschachtigc vogels in allerlei kleuren worden
, ,
October—Maart 12,9 °/0 in Februari 9,8 °/0 in aangetroffen. Tot de grootste vogels behooren de
December 18,1 °/0 . neushoornvogels, de enggang (Buccros rhinoceros)
Te Tandjoeng Pinang was over 21 jaren van en de klènkèng (Buccros albirostris); aantrekke-
waarneming het aantal regendagen per jaar ge- lijk door kleurenpracht zijn de ijsvogels, radja
middeld 165 met een regenval van 3009 m.M.; oedang (Dacelo coromanda) en de kleinere boe-
te Tandjoeng-Boeton op Lingga waren die getal- roeng oedang (Alcedo minor). Het geslacht Corvus
len over 12 jaren van waarneming 132 en 3415. is vertegenwoordigd door de gagak, de zwarte
In het gedeelte van het gewest dat op den kraai en de bekaka, eveneens zwart doch grooter
vasten wal van Sumatra (zie aldaar) gelegen is en met roodachtigen glans, gele snavel en pooten.
komt de fauna met die van de kustlanden van Algemeen is de beo, de tioeng mas (Grncttlu
het oostelijk gedeelte van dat eiland overeen. Javitiicusis), wiens helderklinkende fluittoon veel-
Het dierenrijk van de eilandenwereld is nog slechts vuldig wordt gehoord. Dan de sepah poetri of
zeer onvoldoende onderzocht. Groote zoogdieren sepah pinang moedah, een grocnachtig boomkrui-
zijn niet velerlei en verscheurende dieren komen pertje en de tot de honigzuigers behoorende tjetjap
niet voor; wel zijn er tijgers op het eiland Singa- (Nectariniu lepidu). Van de zwaluwen zijn twee
poera dat geographisch tot den Riouw-Lingga soorten bekend, de lajang goeha (Cipselus eseu-
archipel behoort. In de omringende zeeën leeft leulus) die de eetbare nestjes bouwt en de lajang
de zeekoe of doejoeng (LLalicore dugong) en de (Hirundo rustica). Duiven en hoenderachtige
bruinvisch, loemba-loemba (Delphinus). Op de vogels zijn ook niet zeldzaam; de eersten ziet
grootere eilanden vindt men de volgende zoog- men vaak in groote vluchten. Op het eilandje
dieren: wilde varkens, babi oetan (Sus verruco- Kèkèh, benoorden Lingga komen des avonds dui-
sus), stekelvarkens, landak, vier soorten van dwerg- zenden witgevederde rawa's (Carpophaga bicolor)
:
reeën kantjil ( Tragulus kantjil), pelandoek neerstrijken om in het dicht geboomte den nacht
(Moschus pelandoc), napoe (Moschus javanicus) door te brengen. Overal komen vluchten groene,
en mengkonoh; grijze apen, kera (Simia fascieu- roodoogige poenai's voor (Plilopus jambu) waai-
laris), Lamponger apen, beroek (Innuus nemen- de woudboomen, vooral rijpe vruch-
trinus), een zwarte slankaap, loetoeng (Semnopi- ten dragen. Meer in paren leeft de krachtig ge-
thecus maurus); het spookdier, poekang (Stenops bouwde pergam (Carpophaga acnea), wier dof
tardigradus); de koekang of koengkang (Lemur gekoer een somberen indruk maakt, gansch anders
lardigradus); de vliegende vos, koehang (Gal/o- dan het zacht gekir van de merboek of merbak,
pit hecus volans); de vliegende hond, kloewang de bruingrijs gekleurde tortel (Ttirtitr tigrina).
(Pteropus cdu/is); verschillende vleermuizen, ka- Tot de hoenderachtigen behooren de schuwe poe-
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 433

joeh (Hcmimodius pugnax) en de limboek of van de vinnen door Chineezen zeer gezocht zijn;
dekoet. tal van rog-soorten, pari en de kleine ikan bilis, die
Waar zooveel water is, zooveel stranden en gedurende den noord-moessonbij honderdduizenden
moerasgronden zijn, vindt men natuurlijk de stelt- gevangen worden en meerendeels naar Singapoera
loopers sterk vertegenwoordigd. Wij noemen er worden verkocht om daar tot de zoogenaamde
van de ranggoeng (Ardea lyphon); de kleinere „roode vischjes" te worden bereid. Merkwaardig
witgrijze bangok; de witte poetjong en de zwarte, om hare levenswijze is de nasak, de „jumping
wit gespikkelde roekoe of kaki dian. Veelvuldig Johnny" (Periophtalmiis) die in het zachte slijk
leeft in de poelen en drassige paja's de snip, woningen maakt, bestaande uit gangen en holen.
sikoedidi (Scolopax gallinago); zeldzamer is de Talrijk zijn de oedang's, kreeften en garnalen;
djoloh (Tantnlus fuecincllus) zwart of lichtgrijs de ketan's en kepiting's, krabben; de oedang
van kleur en met gebogen snavel. Zwemvogels pepai dient voornamelijk tot de bereiding van de
zijn de itik laoet (Anas coromondelinnn) en de tja- bekende belatjan (trassi) (zie aldaar), terwijl een
mar (Ster/m njfiuis). De oendan (Pelecnnus onocro- andere garnaalsoort de muzikant schijnt te zijn,
talus) komt nog zeldzaam op Bentan en Lingga die, zich ophoudende in de mondingen der rivie-
voor. Aan reptiliën en batrachiërs is een in menig ren, het zoogenaamde zingen van het water ver-
opzicht ongewenschte overvloed. Hoezeer ook ten oorzaakt. Van de liolothuriu zijn drie soorten van
deze, en dit geldt eveneens de andere deelen der belang, de tripang (zie aldaar), de gerit en de
fauna, nog zeer veel te onderzoeken blijft, toch gamat. Van de mollusken komen als eetbaar in
is het aantal bekende soorten reeds te groot om aanmerking de tot de gasteropoden behoorende
er aan te denken ze in dit opstel te noemen. Tot oekas, een alikruik; de grootere sendjolih; locpat
de Emydosauria behooren de in alle kreken en en selat batoe en van de conchifeeren, de bijna
langs alle stranden levende krokodillen, bocwaja bolronde, minder smakelijke lokan; de tiram, een
(Crocodilus porosus); ook vindt men den leguaan oestersoort; de sinting, parelmoerschelp en de in
(Monitor bivittatus). Van den Riouw-Lingga ar- het slijk levende roko, zoo genoemd om zijn lan-
chipel bekende hagedissen zijn de Hemidactylus gen, dunnen sigaar-vorm.
plotyurus, Lepidodactylus lugubris, Draco volant, Tot de schadelijke diersoorten van deze lagere
Calotcs cristatcllus en Mubuin multifusciutn. orde zijn te rekenen de talrijke witte mieren,
Schildpadden kent de inlander twee die in zee anei-anci; myriapoden, lipan; schorpioenen, kala;
leven, de sisik (Chelonin umbricatd) wier schaal paalwormen, kapang en de veel grootere tembi-
het kostbare karet levert en de penjoe, die alleen lok die gevonden wordt in het hout der strand-
tot voedsel dient; een landschildpad, de koera- bosschen en door Maleiers en Chineezen wordt
koera, een testudo-soort van geringe grootte en de gegeten. Hoe rijk de Riouw-Lingga archipel ook
zoetwaterschildpad, labi labi. Van het groot aan- moge zijn aan de verdere diersoorten, zooals de
tal slangen en adders noemen wij de niet-giftige lepidoptera, coleoptera enz., van dien rijkdom is
reusachtige oelar sawah (Phyton bivittatus); de nog zoo luttel bekend dat hij hier onbesproken
oelar daoen (Dryophis prusinn) die door de Ma- moet blijven.
leiers meermalen als speelgoed wordt gehouden. Waar niet door menschenhand verandering in
Gevaarlijk zijn de tedong sendok (Naj'a Iripu- den toestand is gebracht, vertoont deze eilanden-
dians); de oelar bakau (Dipsndomorphus dendro- wereld een vegetatie, die zoowel om haar eigen-
philus) die men in de mangroven-wouden in groo- aardig voorkomen, verband houdende met het
ten getale ineengerold tusschen de takken der wordingsproces van den bodem, als om den over-
bakauboomen ziet en voor wier beet de Maleiers vloed van kostbare houtsoorten een grondiger
zóó bevreesd zijn dat ze 's nachts geen vuur in onderzoek waardig is, dan haar tot nog toe ten
hun prauwen durven hebben omdat, zooals zij deel viel. Maar de overvloed van edel hout van
zeggen, die slangen op het vuur afkomen. Ook reusachtige afmeting die nog geen eeuw geleden
in zee komen verscheidene soorten van slangen, elk der eilanden tot een schatkamer maakte, is
waaronder zeer giftige voor, zooals de oelar bérang, gevallen, voor verreweg het grootste gedeelte onder
de tedong kabis en tedong terbis. Van de Batra- de bijl van de arbeiders op de Chineesche gain-
chia die in ontelbaren getale voorkomen, zijn de birplantages en in vlammen opgegaan onder de
katak (Rana tigrinn) en de kodok (Bufo melo- pannen, waarin de millioenen pikols gambir zijn
nustictus) bekend; ook ziet men dikwijls debelen- gekookt, die in de vorige eeuw naar Singapoera
toeng, een kleine boomkikvorsch. werden uitgevoerd.
Aan de groote wereld van visschen, gelede die- Toch ontbreken de oerwouden nog niet geheel
ren, mollusken en andere kan hier slechts een en zijn zelfs sommige kleinere eilanden daarmede
kleine plaats worden ingeruimd en alleen enkele nog geheel bedekt; bcloekar, jong bosch heeft
zullen worden genoemd, die meer in het bijzon- echter de overhand.
der nuttig of schadelijk zijn. Geheel van elkander verschillend zijn de strand-
Onze kennis van de ichthyologische fauna van bosschen en die welke groeien op den vasten
den Riouw-Lingga archipel is hoofdzakelijk te bodem. Sommige eilanden, zooals Karas b.v. zijn
danken aan den verdienstelijken Dr. P. Bleekcr rijk aan casuarinen, anderen zooals Terkoelei,
die de visschen in het Natuurkundig Tijds. voor hebben een eigenaardige duin-vegetatie. Elders
N.-I. en in de Verhandelingen van het Bat. Cen. weer treft men golvende vlakten aan met gras
v. K. en W. beschreef. In groote hoeveelheden en struiken bedekt, vooral riang-riang (Ploiarium
worden gevangen, gezouten en dan gedroogd of elegans), ook alang-alang (Imperata arundinacea),
ongedroogd in den handel gebracht: de troeboek glaga en varens, waaronder veelvuldig rasemsoorten
(zie aldaar), waarvan vooral de kuit groote waarde (Gleickenia's) of wel karamoenting (Rhedomyrtus
heeft; de toenda; poerang en talang; de todak, een toiiienlosu) en tioep-tioep (Adinandru glnbru),
groote zwaardvisch; de op haring gelijkende ding- omslingerd met mojong (Nepcnthes sp.), mossen
kis en de blanak; de scmbilang, met scherpe gif- en orchideeën. Enkele eilandjes zijn geheel met
tige stekels aan den kop; de ijoe, een haai, waar- pisang begroeid.
111 28
434 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

De strandflora vormt nog op vele plaatsen onaf- bruikt worden tot het vervaardigen van kèlong's,
gebroken wouden van mangroven, dan wel van vischstaketsels en schrijfpennen en waarvan het
nipah (Nipa fruticans) of roembia (Metroxylon op balein gelijkende hart wordt aangewend om
sugus). Tot de mangroven behooren de bakau (zie er hoofddeksels, kopiah, van te maken. Andere
BAKOE) (Rhizophorcn) in drie soorten: b. akit, b. varens, de kokol en de pakoe leveren een sma-
beloekap en b. boeroes, de merkwaardige plan- kelijke groente op, evenals de plampong, gelang
ten, welke op vernuftige wijze in hun moeilijk (Portulnca sativa) en de bajam (Amaranthus
levensonderhoud voorzien en als bewust van de div.); van de wortels der Chloranthus wordt een
vele gevaren die de kiemen wachten, deze niet aftreksel gekookt, dat als geneesmiddel wordt ge-
aan de aarde toevertrouwen, dan nadat zij aan den bezigd. Rotans (Calnmus div.) slingeren zich
moederboom zich tot een aanzienlijke lengte ont- door kreupelhout en hooghout, waaronder die een
wikkeld hebben. Niet minder belangwekkend zijn lengte van 50 meter bereiken, zooals de r. toeng-
hun lotgenooten en concurrenten, de perapat (Son- gal, maar de door den handel meest gezochte
neratin ucidu), waarvan een deel der wortels, pun- soorten als r. sega (Cnlnmus siminnlis) en semam-
tig gebogen, zich als luchtwortels uit den ziltigen boe komen niet voor. Bamboe (Bambusa) is niet
bodem verheffen, dicht aancenstaande tot ver overvloedig, althans niet de deugdzaamste soorten
rondom den stam, het haast onmogelijk maken als bamboe betong (Bumbusn bitoeng); daarente-
dezen te bereiken; voorts de njiri (Xylocarpus gen zijn minderwaardige soorten, als de bamboe
oboratus), pedada en de toemoe. Daartusschen akar, die voor pieken en serampang's (vischlansen)
groeien de teroentoem, de tjingam, ngiri en tengar, gebruikt wordt, bamboe padi, bamboe kasap en
hier en daar gesierd door een bloeiende epiphy- andere niet schaars. Van de gom of hars produ-
lische Ericncen, op de rizophoren of door de zwa- ceerende gewassen noemen wij de taban, een
velgele bloemen van de rhododendron's, die zich dipterocarpus, de getah pertja (Isonandra gutta),
op een omgevallen bakaustam parasitisch hebben de soendi en de tot de slingerplanten behoorende
gehuisvest, dan wel door de guirlandes van de gerih. Het product van al deze gomboomen wordt
pelontjok, een liaan met fraai roode of, als ze rijp vaak gemengd met de minwaardige van den heng-
zijn, gele vruchten. koe, djeloetoeng en den ara itam en poetih (Ficus
Waar de kust zandiger is vindt men de gaboes speel). Damar wordt gewonnen van den resak, den
(Alstonin scholuris), waarvan het zachte witte hout tjengal, die de mata-koetjing levert, den kaminjan
lichter is dan kurk, en de overeenkomstige boeta. (Stirax benzoin), waaruit men benzoë en de amba-
Tot de kustflora behooren ook de zeer belang- loe, waaruit een andere geurige hars wordt ver-
rijke waroe laoet (Tkespesia populned), pandan's kregen. Veel ook komt de keroewing voor, een
(Pandanus) en de nijoer (Cocos nucifem), wel is dipteroenrpus, waarin naar binnen nederwaarts
waar in hoofdzaak een cultuurplant, doch die ook loopende nisvormige holten worden gekapt; na
dikwijls zelf haar woonplaats vindt, als de rijpe deze met fakkels gebrand te hebben verzamelt
vrucht door den vloed wordt aangespoeld aan het zich daarin een olie, die gebruikt wordt om hout-
strand. werk, prauwen enz. waterdicht te maken. Na her-
Waar de moerassige laaglanden niet door het haalde bestrijking wordt het hout ijzerhard. Ze
zeewater worden bespocld verdwijnen de man- kan ook tot verven worden gebruikt na lang ge-
groven, maar komt de pandan nog voor en ook noeg gekookt te zijn, is dan even goed als lijn-
de pachyrrhizus, van welks bladeren matten voor olie en veel goedkooper. Zeldzaam zijn de sepan-
omwandingen worden gemaakt, de op nipah gelij- boomen (Cncsalpinin snppnn) die de fraai roode
kende keloebi, de linsing, met fraaie witte bloe- kleurstof leveren en evenzoo de garoe, het ge-
men, de hooge niboeng ibocl, waarvan de stam zochte reukhout der Chineezen. Daarentegen groeien
voor latten en goten wordt gebezigd, evenals van kamferboomen (Dryobntanops camphora) veelvul-
den lageren niboeng (Areca nibung) en van den dig op de bergen van Lingga en Singkep. Djati
serdang. komt, behalve enkele aangeplante exemplaren,
Niet minder rijk aan soorten dan de lagere kust- b. v. op Karimon, die zich niet noemenswaard
streken is de flora der meer binnenwaarts gelegen vermenigvuldigen, in den archipel niet voor. Maar
hoogere gronden en van de berghellingen die dat gemis wordt vergoed door een aantal andere
nog meerendeels met een dicht woud zijn bedekt, voortreffelijke houtsoorten. Voor scheepsbouw,
waartusschen stortbeken zich een weg banen en masten en roeren gebruikt men o.a. kernpas, penaga,
het gesteente ontblooten. Hooger in het gebergte bintangor en ambaloe; niet door witte mieren
wordt het geboomte dunner en kleiner en zijn stam- aangetast worden merbati, tamboesoe, merawan,
men en bodem met lagere plantenvormen van seloemar, ampedak ajam, bengkoe, merpoejang,
mossen en varens, zooals de sierlijke pakoe seroeas laka oelar, evenals kajoe arang een fraai ebben-
(Polypodium sp.) en de op haar gelijkende Poly- hout en anderen; tegen paalwormen bestand zijn
podium dipteris, bedekt. Op en tusschen het ge- tampeni, resak, tjengal, medang koenjit en vooral
steente, langs en in de stortbeken worden veel het duurzame teroentoeng. Stammen van dit hout
gesneriaeeën aangetroffen. Dat de vegetatie op de die meer dan 50 jaren den landingssteiger van
toppen niet zoo krachtig is als meer beneden- Tandjoeng Pinang hebben geschraagd, zijn nog
waarts, is zeker minder een gevolg van de hoogte volkomen gaaf. Prachtig meubelhout geven de
dan van de omstandigheid dat de planten er aan ambaloe boenga (geel), de teralin (rooskleurig), de
alle winden zijn blootgesteld. Van eenige volle- medang (hoog geel), de tiop-tiop (rood), de batjan
digheid in het opsommen van 't geen van de flora hoetan (bruin met fraaie aderen) en tal van andere
van den Riouw-Lingga archipel bekend is kan boomen.
hier geen sprake zijn; wij zullen ons ook verder Vele van de lichtere houtsoorten worden aan-
bepalen tot het noemen van de boomen en gewas- gewend om er planken uit te zagen, dan wel
sen die zelf, of waarvan sommige producten voor worden de gekapte balken in vlotten naar Singa-
voeding, handel of nijverheid van belang zijn. poera gevoerd, om daar tot planken te worden
Reeds noemden we de resamsoorten die ge- gezaagd, die onder den naam van „Singapoer-
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 435

planken" in den handel worden gebracht. De ververschingsplaats van handelsprauwen, want van
meeste ook op Java bekende vruchtboomen wor- in- of uitvoer kan daar in die tijden wel geen
den in den Riouw-Lingga archipel aangetroffen, sprake zijn geweest.
zooals de: ramboetan (Nephelium loppaesum), Wat met eenige zekerheid omtrent de lotgeval-
poelasan (Nephelium mutnbile), doekoe (Lansium len van den archipel bekend is, valt na 1500 en
domesticum), tjampedak (Artocarpus polyphemn), voor een goed begrip dier.lotgevallen is het noo-
nangka (Artocarpus integrifolin), manggis (Gar- dig den blik te wenden naar Malaka, het Malei-
ciuia rnagostanu), doerian (Durio zibethinus), klam- sche rijk, dat, volgens de kronieken door den
pai (Elateriospermum Tnpos), mangga (Mnngi- vierden opvolger van Sri Tri Boeana, den stich-
fera div.), binjai (Mangifera knmangal), kranji ter van Singapoera was gevestigd.
(Dialium indum), roekern (Flacourtia div.), sen- Toen, in 1509, de Portugeezen voor het eerst
toel (Snndoricum indicum), katjapi (Sandoricum met den Maleischen archipel en het Maleische
nervosum), pisang (Musa div.), peteh (Parkin schiereiland in aanraking kwamen, was de stad
speciosn), djering (Pithecolobium lobatum),kaboeng Malaka dan ook reeds gedurende lange tijden de
(Arengn saccharifera), pinang (Areca entechu), zetel der vorsten en een Maleisch rijk van be-
brangan (Castnnopsis). teekenis.
Op Java niet of weinig bekend, zijn de: beda- Het ligt niet binnen het bestek van dit artikel,
roh (Nephelium eriopetnlum), kedompah [Nephe- te trachten de schaarsche en onzekere gegevens
lium sp.), rambai (Picrardin sp.), doekoe banang omtrent de immigratie der Maleiers op het schier-
(Hcdycurpus spl), tampea (Hedycnrpus spl), sen- eiland en omtrent de stichting daar van even
trang (Artocurpus spl), klèdang (Artocarpus spl), bedoelden staat weer te geven; alleen omdat de
tampang (Artocarpus spl). tegenwoordige residentie Riouw en onderhoorig-
Tot de belangrijkste cultuurgewassen behooren heden in dien ontwikkelingsgang is betrokken
gambir, peper, klappers, sagoepalmen, ananas, geworden, dient er hier op gewezen.
mangga's, bakei of bahik, een betelplant waar- Malaka's beheerschers hebben ééns in een onder-
van de vruchten worden gebruikt en tal van groen- geschikte verhouding gestaan tot Siam, maar in
ten en tuinvruchten, ook hier en daar suikerriet het begin der i6c eeuw was daarvan, in de prak-
voor eigen gebruik. tijk althans, geen sprake meer, al schikte laatst-
De zee eindelijk levert in groote hoeveelheid genoemd rijk zich noode in deze verandering.
agar-agar (Plocnrin candidn) een wier, dat gewas- Dat Malaka zich hoc langer hoe meer onafhan-
schen en gedroogd een belangrijk handelsartikel kelijk was gaan gevoelen en gedragen, had het
uitmaakt en, evenals vischlijm en gelatine, gebruikt te danken aan zijn welvaart, gevolg van zijn
wordt tot het bereiden van gebakken en ook om bloeienden handel, op zijn beurt een gevolg van
aan zijden stoffen meerderen glans te geven; ver- de gunstige ligging der stad, aan den zeeweg
der nog akar bahar, de glanzend zwarte, hoorn- tusschen Azië's Westen en Azië's Oosten. Deze
achtige koraal, waarvan allerlei lijfsieraden worden welvaart had niet alleen gewekt een gevoel van
vervaardigd. onafhankelijkheid bij Malaka's vorsten, maar ook
Omtrent de oudere geschiedenis van den hier- de kracht, om die onafhankelijkheid te handha-
voren beschreven archipel is niets bekend. Wel ven en verder de zucht en de kracht, om nabij
komen in Maleische geschriften legendarische ver- gelegen streken aan zich te onderwerpen. Ook te
halen voor, die er op wijzen dat in de zesde eeuw dezen opzichte kan niet met zekerheid het beloop
op Bentan een geregeld bestuur bestond met een der gebeurtenissen geschetst worden, maar als
vorstin aan het hoofd en dat tijdens hare regee- vaststaand mag worden aangenomen, dat in den
ring een vorstenzoon uit Palembang met een harer tijd, dat de Portugeezen met Malaka in aanraking

kwamen, zijn Sultan

dochters huwde en zich vestigde op het eiland behalve op eenige andere
Singapoera en de grondlegger werd van het Ma- streken, die hier niet ter zake doen in een of
leische vorstenhuis van Malaka, maar veel meer anderen vorm gezag uitoefende of rechten preten-
is van dat Bentansche staatje niet bekend en om- deerde op verschillende eilanden bezuiden het
trent de overige eilanden zwijgen de kronieken. Maleische schiereiland en op een deel der ooste-
Het schijnt zelfs dat Bentan daarna verlaten is lijke kustenlijn van Sumatra.
geweest, althans niet onder een aanzienlijk hoofd Wanneer en op welke wijze dit proces zich
heeft gestaan. Omstreeks het einde van de I4 tle heeft voltrokken is moeilijk te zeggen; misschien
eeuw vermeldt hetzelfde geschrift dat op Lingga zijn zonen of andere bloedverwanten van Malaka's
een onafhankelijke radja regeerde. Met vrij groote Sultan op buit uitgegaan in den omtrek, hebben
zekerheid mag worden aangenomen dat de ge- sommige er van zich hier en daar gevestigd en
schiedenis van den Riouw-Lingga archipel van Maleische nederzettingen gevormd en hebben zij
vóór 1500, die is van kleine vestigingen van onder- in een of anderen vorm erkend een eenigermatc
nemende stamhoofden die met hun onderhoorigen, ondergeschikte verhouding tot het Malaka'sch
de voorouders der tegenwoordige Maleiers en Orang hoofd van hun geslacht: een verhouding, meer
laoet, deels leefden van visscherij en zeeroof, deels of minder daadwerkelijk, naarmate Malaka's be-
van weinig beduidenden landbouw nabij de plaat- heerscher meer of minder lust en kracht gevoelde
sen waar ze in de nauwe, aan anderen onbekende haar in de praktijk te laten gelden en tevens
straten hun schuilhoeken hadden. naarmate zijn uitgeweken bloedverwanten geneigd
In het binnenland van de grootere eilanden waren zich haar in de praktijk te laten welge-
heeft toen ook zeker reeds een zeer schaarsche vallen.
zwervende bevolking geleefd, waarvan nu nog Zóó werd in het begin der i6e eeuw Lingga
overblijfselen worden aangetroffen in de Orang namens den vorst van 't Maleische rijk bestuurd
benocwah of Orang oetan. door een van diens bloedverwanten onder den
Op enkele punten, zooals aan de Bentanbaai, titel radja, maar geheel gewillig schikte zich deze
heeft waarschijnlijk een grootere vestiging bestaan, niet in zijne ondergeschikte verhouding; ook op
die tot zekeren bloei geraakte als veilige lig- en Bentan werd op bovengenoemde wijze het bestuur
436 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

gevoerd; Singapoera wordt eveneens bestuurd staan. In 1523 en 1524 vond een herhaling dezer
namens Malaka's beheerscher; de Karimon-eilan- gebeurtenis plaats. Maar in 1526 gelukte het Pero
den vermoedelijk ook reeds toen, zeker althans de Mascarenhas, Mahmoed te verdrijven van dit
in het begin der I7e eeuw. Wat Sumatra betreft, eiland, dat nu enkele jaren door een inlandschen
Siak wordt in het begin der i6e eeuw tot de vorst namens de Portugeezen werd bestuurd. Ver-
onderhoorigheden van Malaka gerekend, al wordt moedelijk werd na deze gebeurtenis Djohor meer
blijkbaar deze ondergeschikte verhouding niet dan voorheen de eigenlijke bestuurszetel van het
altijd in acht genomen; Kampar (Poelau Lawan) Maleische rijk, al hield de vorst daarvan zich al
eveneens, zij het dan onmiddellijk ondergeschikt spoedig (minstens reeds sedert 1539) weder vóór
aan Malaka of middellijk, doordat het was een en na op Bentan op.
onderhoorigheid van den radja van Indragiri, die Maar omdat het centrum van het Maleisehe rijk
op zijn beurt een vazal was van Malaka. Ook op deze wijze evenals vóór de verovering van
verder zuidwaarts heeft Malaka eens invloed trach- Malaka door de Portugeezen bleef op het Malei-
ten uit te oefenen: immers in 1630 is Tongkal een sche schiereiland, concentreerde zich het belang
twistappel tusschen Djohor (Malaka) en Djambi,
welk laatste rijk „over langen tijt" Tongkal aan
van dat rijk — ook voor de Europeërs — in de
eerste plaats op dat vastelands gedeelte: de be-
het Maleische rijk had ontrukt. richten omtrent het rijk Djohor van Europeesche
Hoogstwaarschijnlijk echter dagteekent Malaka's zijde bepalen zich dan ook vooral lot het schier-
invloed op verschillende der boven genoemde eiland. Weinige betrouwbare berichten zijn uit
eilanden en landstreken van veel vroeger dan de i6e en I7 e eeuw tot ons gekomen omtrent
't begin der l6e eeuw, maar stellige berichten die streken van Djohor's gebied, welke de tegen-
omtrent de tijden vóór de komst der Portugeezen woordige residentie Riouw en onderhoorigheden
ontbreken nagenoeg geheel: vandaar dat in dit uitmaken.
artikel het begin der l6e eeuw als beginperiode Dat in den langen, soms door een meer vre-
voor het aangeven der stellige gegevens in dit delievende verhouding afgebroken, krijg, tusschen
opzicht wordt aangenomen. Ook overigens trou- Djohor en Malaka gevoerd of in de veeten tus-
wens is, zooals boven reeds gezegd, weinig van schen Djohor en het zich in de l6e en de eerste
de geschiedenis bekend der tegenwoordige resi- helft der I7 e eeuw steeds meer ontwikkelende
dentie Riouw uit de tijden vóór de komst der Atjeh alweder de eilanden van het Maleische rijk
Portugeezen. De Vóór-Indiërs zullen in overpude werden betrokken, is gemakkelijk te begrijpen.
Eveneens, dat de sultans van Djohor soms ge-

tijden waarschijnlijk er mee in aanraking zijn ge-
weest. Lingga wordt in de eerste helft der I5 de
eeuw genoemd in Chineesche bronnen; Bentan
dwongen hun verblijf tijdelijk— op die eilan-
den hielden; op Bentan, ook op Lingga. Dieper
schijnt eveneens aan de Chineesche handelaren hierop in te gaan zou een bespreking zijn van
zich herhalende gebeurtenissen. Toen andere Euro-

bekend te zijn geweest, toen dezen, voordat Ma-
laka tot zijn grootsten bloei was gekomen, nog peërs dan de Portugeezen de Engelschen en
bewesten het Maleische schiereiland handel dreven
en blijkbaar ook dit eiland bezochten.
de Nederlanders — in 't begin der I7 C eeuw in
deze streek kwamen, vonden zij daar dien onze-
De Portugeezen waren dan in 1509 in aanraking keren toestand.
gekomen met Malaka. Weldra werden die aanra- Ook den Nederlanders bleek natuurlijk het
kingen van vijandelijken aard; in 15 11 verscheen groote belang dat gelegen was in het beheerschen
de gouverneur van Portugeesch-Indië, Affonso van Straat Malaka en het trachten te veroveren
d'Albuquerque, zelf vóór de stad en veroverde van de daar gelegen stad stond al spoedig op
haar. Deze gebeurtenis en de daarop volgende het program der Nederlandsche pioniers in het
oorlogen tusschen de Portugeezen en de uit hun Oosten. In 1606 sloot Cornelis Matelieff de Jonge
hoofdstad verdreven radja's hadden ten gevolge, een verdrag met den sultan van Djohor, met wien
dat deze zich meer gingen bemoeien met som- hij gezamenlijk Malaka ging insluiten; en hierbij
mige der eilanden, die thans deel uitmaken dei- werd bepaald, dat ingeval van welslagen Malaka
residentie Riouw. Verdreven toch somwijlen uit aan de Oost-Indische Compagnie zou blijven. De
het vastelands gedeelte van hun rijk, hebben zij aanslag mislukte, maar aan de 0.-I. Comp. werd
dan hun zetel gevestigd op Bentan, een enkele bij een nieuw contract (1606) afgestaan een of
maal op Lingga. Toch was dit slechts een ver- andere plaats aan den sultan van Djohor toebe-
huizing van zeer tij delijken aard, want al spoe- hoorende, om haar koopmansgoederen en amunitie
dig na de verovering van Malaka in 1 5 11 werden te verzamelen en te bewaren en om „zoo noodig
de eigenlijke bestuurszetels van de Maleische vor- ambachtslieden en huisgezinnen" uit Nederland
sten de stad Djohor en het in de nabijheid gele- „te brengen". Matelieff dacht o. a. aan Bentan.
gen Batoe Sawar. Het rijk zelf heette dan ook Van het plan is echter niets gekomen, ofschoon
spoedig het rijk Djohor, onder welken naam het in de eerste jaren onder de streken, waar men
steeds voorkomt in de bronnen van Nederland- een „algemeen rendez-vous" voor de Nederlanders
schen oorsprong. in het Oosten wilde gevestigd zien, ook de omge-
Bij de vijandelijkheden tusschen het nu Portu- ving van Straat Malaka blijft genoemd. Zoo werd
geesche Malaka en Djohor hadden ook de eilan- in 1614 nog gedacht aan Karimon (besar?), om
den Bentan en Lingga te lijden. Immers, wanneer dadr een versterkte plaats in te richten voor de
op een van beide eilanden de beheerscher van Oost-Indische Compagnie. Ook hiervan is niets
het Maleische rijk was gevestigd, dan werd van gekomen en al deze plannen kwamen op den
daar uit het Portugeesche Malaka bedreigd, dan achtergrond na Batavia's stichting in 16 19.
waren daarop gericht de aanvallen, door de Por- Dit nam niet weg, dat de Compagnie betrek-
tugeezen ondernomen tegen den vijand. In 1521 kingen onderhield met het rijk Djohor en met
werd een poging der Portugeezen, om sultan verschillende zijner onderdeden, ook met som-
Mahmoed van Bentan te verdrijven, verijdeld: mige van die, welke thans de residentie Riouw
zij kwam hun op een ncêrlaag van beteekenis te en onderhoorigheden uitmaken. Maar juist met
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 437

laatstgenoemde onderdeden zijn 's Compagnies 's Compagnies schepen gekruist op Portugcesche
betrekkingen al van zeer weinig beteekenis ge- vaartuigen en meer dan eens kwamen de onzen
weest '). Sedert 1615 staat vast, dat zij handel dan met de hoofden en bewoners dier eilanden
dreef op Indragiri, een handel dien zij deelde in aanraking. Ook werd van sommige dier eilan-
met Chineezen en Portugeezen en al spoedig ook den eenige smalle handel b. v. op Batavia gedre-
met de Engelschen. Van veel beteekenis was die ven. Van anderen handel kon zeker ook bezwaar-
handel zeker niet; van vriendelijken aard bleef lijk sprake zijn, want producten of goud vielen
de verhouding niet altijd. Zoo werd in 1622 onze van die schaars alleen langs de kusten bevolkte
handelsfactorij aldaar opgeheven, maar bleef de eilanden zeker niet te verwachten. De berichten
handel met kortere of grootere tusschenpoozen omtrent deze betrekkingen leveren weinig belang-
voortbestaan, al waren de voordcelen niet groot, rijks. In 1633 is sprake van een „coninck" van
vooral wanneer Indragiri's „Coningen" (de „Soe- het eiland Bintaug, maar in welke verhouding deze
tan" en de „Jang di pertoewan moeda") werden tot Djohor staat, wordt niet uitgemaakt. Belang-
lastig gevallen door Atjehers (o.a. 1624) of door rijk is een omschrijving van het Djohorsche rijk,
de bewoners der bovenlanden, welk laatste een opgemaakt in 1641 onmiddellijk na de verovering
gewoon verschijnsel was ongeveer 't midden der van Malaka. Toen werd aangenomen, dat tot
17"= eeuw. En „den peper valt er dier ende 't gout Djohor behoorde, behalve gedeelten van het Ma-
is oock niet abondant te becomen". Er kwam bij, leische schiereiland, het volgende gebied daar-
dat de politiek der Compagnie mcê bracht, dat buiten : „d'riviere Chiaca (Siak), gevende rys,
men trachtte den handel van deze streken te agulhout, besersteen, yser, verekens, etc; rio
trekken op Malaka, nadat dit in 1641 in handen Camphcr (de Kampar-rivier) geeft santgout ende
der Nederlanders was gekomen, of op Batavia; peper; d'riviere van Bencalis, d'selve heeft veel
en voorzoover dit gelukte, was de handel der cuyt, speek als andere lyfftochtcn; d'eylanden
Nederlanders op Indragiri zelf van te minder be- van Ongarangh (Oengar?), gevende alderhande
teekenis. En indien, zooals b. v. ongeveer het fruyten; Carimon, heeft goet water ende oock
midden der I7e eeuw plaats vond, de Nederlan- agulhout, doch van clcyner cstime; d'eylanden
ders optraden tegen Indragirische vaartuigen op van Boulongh ende Benten, synde van ontallicken
een wijze, die in de oogen der beide „Coningen" meenichfen, geven houtwerek, bcquaem om huysen
van Indragiri den zeeroof nabij kwam (het lichten ende scheepen van te bouwen; Lingen met de
„tegen ordre ende buyten redenen van 't een en omleggende eylanden, gevende campher ende olye,
't ander haerer goederen uijt eenige Andragierse soo meede d'eylanden Songi (Soegi?), Sedili (?)
vaertuygen"), dan werd de verhouding onaange- Besari ende Kitsil (besar en ketjil?); d'eylan-
naam, dan werd de handel van nog minder be- den van Sincapoura, synde visryck". Opmerkelijk
teekenis en bleef de Compagnie in de eerste is dat verscheidene der groote eilanden hier niet
plaats afwachten, tot de peper van Indragiri en zijn genoemd, wat er wel op wijst dat die eilan-
de westwaarts liggende streken in Malaka en den of niet of uiterst schaars bevolkt waren, en
Batavia werd aangebracht en werd pas in de dat ook het zielental der andere gering was blijkt
tweede plaats rechtstreeks door haar op Indragiri uit de vermelding van 'tgeen ze voor den handel
handel gedreven. De betrekkingen, welke de Com- opleverden. Van de groote eilandengroepen die
pagnie met dit rijk had, ressorteerden onder Ma- nu de afdeeling Poelau Toedjoeh vormen is geen
laka, wat verband zal gehouden hebben met de enkele genoemd. In de Maleische kronieken komt
onderhoorigheid van Indragiri aan Djohor, onge- wel het een en ander omtrent die eilanden voor,
veer het midden der I7 e eeuw eerder versterkt waaruit zou blijken dat ze althans toen ter tijde
dan verminderd. In tijden, dat de 0.-I. Comp. deel uitmaakten van het Maleische rijk. Zoo wordt
daar in Indragiri door een ambtenaar was verte- verhaald dat den I3<len Mei 1735 sultan Soleiman
genwoordigd, was deze ondergeschikt aan den naar Boengoeran, het hoofdeiland van de Groot-
Nederlandschen gouverneur van Malaka. Dit moet Natoenagroep, vertrok, van waar hij spoedig terug-
weder het geval zijn geweest ongeveer 167 1 en keerde op het bericht dat de nader te vermelden
1672, in welk jaar bepaaldelijk sprake is van „het Radja Ketjil Riouw bedreigde, die later (1735) zelf
Andragirys opperhoofd", die den rang had van op Siantan, een der Anambaseilanden landde, en
„coopman". Dit opperhoofd had weder de leiding de Maleische vestiging aldaar verwoestte. Ook
van een loge of factorij, welke de Compagnie in wijst men thans nog op Serasan het graf van
Indragiri bezat en die in 1679 werd afgeloopen een Riouwschen sultan.
door Bantamsche vaartuigen, bij welke gelegen- Door de verovering van Malaka in 1641 door
heid ons opperhoofd, Jan van Assendelft, werd de Nederlanders met hulp der Djohorieten, had
vermoord. Zij bestond nog minstens in ongeveer de toestand in deze streken groote verandering
1725, maar het opperhoofd had toen slechts den ondergaan. De Nederlanders hadden daar niet
rang van onderkoopman. Peper en goud waren langer rekening te houden met de Portugeezen
steeds de export-, kleedjes en contanten de import- en voorloopig evenmin met eenige andere Euro-
artikelen. peesche natie. Ook Atjeh, dat zich in de laatste
Wat betreft 's Compagnies betrekkingen met jaren der l6<le en de eerste decenniën der 17°
de overige deelen der tegenwoordige residentie eeuw geducht in de buurt van Straat Malaka had
in de I7e en de eerste helft der ißc eeuw, ook laten gelden, werd van minder beteekenis, vooral
hieromtrent is weinig zekers te berichten. voorzoover het aanrakingen met Djohor betrof.
In de Riouw-Linggagroep, „de menichte van Wat nu dit laatstgenoemde rijk aangaat, de Oost-
eijlandcn genoempt Bentem", werd vóór de ver- Indische Compagnie kon het over 't geheel goed
overing in 1641 van Malaka herhaaldelijk door met de beheerschers er van vinden. Maar opmer-
kelijk, dat na de verovering van Malaka zoo wei-
1) Van die welke thans behooren tot de nig notie wordt genomen van het eilanden-gedeelte
residentie Sumatra's Oostkust of tot Engelsch der tegenwoordige residentie Riouw en onderhoo-
gebied behoeft hier niet te worden gesproken. righeden, wederom een aanwijzing dat die eilan-
438 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

den wat hun bevolking betrof, van weinig betee- schiereiland en de Boegmeezen hadden haar daarin
kenis waren. Voorzoover men met Djohor in ten zeerste belemmerd, sedert zij zich op het schier-
aanraking kwam, gold dit die gedeelten van het eiland hadden gevestigd en daar tot macht en


rijk, welke op het schiereiland waren gelegen aanzien waren gekomen. Sultan Soleiman zocht
of, er is reeds op gewezen
op Sumatra lagen.
— die deelen, welke haar hulp te verkrijgen en stond in 1745 Siak
aan haar af, een schenking toen zonder groote
In het laatste kwart der I7 je eeuw begint beteekenis, omdat Djohor in de Siaksche aange-
daarin verandering te komen en wel door een legenheden zoo goed als niets meer had te zeg-
zelfden factor als in 't begin der I7 J<; eeuw. On- gen, maar die toch als nasleep had, dat de 0.-I.
geveer 1680 toch vestigde de toenmalige sultan Comp. zich al spoedig veel meer dan voorheen
(of jang di pertocwan besar) van Djohor zijn zetel met de Siaksche aangelegenheden inliet en haar
te Riouw, ter plaatse, tegenwoordig Riouw lama suprematie daar in 1761 deed erkennen, waar-
genaamd, vermoedelijk in verband met twist en door de band tusschen Siak en Djohor geheel
krijg tusschen Djohor en Djambi. In deze „konink- werd verbroken (vgl. het artikel OOSTKUST
lijke residentieplaats" werd dan ook in 1685 een VAN SUMATRA).
contract gesloten tusschen Djohor en de 0.-I. Hulp echter tegen der Boegmeezen invloed had
Comp., hetwelk in 1689 werd vervangen door de Compagnie aan Djohor's sultan niet zeer spoe-
een nieuw, waarbij aan haar verschillende voor- dig verleend. Maar de toenmalige Boegineesche
rechten in den handel werden afgestaan, vooral onderkoning van Djohor, Daeng Kambodja, ver-
ten opzichte van Siak. Het contract van 1689 bond zich ongeveer 1756 met de, der 0.-I. Comp.
was gesloten te Djohor, toen weder de residentie vijandige partij in Siak en de Boegmeezen traden
van het rijk. Het schijnt dit te zijn gebleven tot vijandig tegen ons Malaka op, sloten die stad
1709, toen sultan Abdoe'l Djalil Rajat Sjah, een zelfs in, tot in Juli 1757 versterkingen uit Batavia
usurpator op Djohor's troon, weder zijn resi- den vijand noodzaakten af te trekken. De macht
dentie vestigde te Riouw. Met hem en zijnen der Boegmeezen ging voor 't oogenblik achteruit
onderkoning (jang di pertoewan moeda) sloot de en Soleiman rekende zich zelfs in dit jaar van
0.-I. Comp. in 1713 een nieuw contract met het Boegineesche onderkoningschap ontslagen.
voor haar nieuwe handelsvoordeelen. Daeng Kambodja onderwierp zich in 1758 aan
De reden, dat Djohor's Sultan in 1709 het de 0.-I. Comp. Maar Soleiman was zoo weinig
vasteland verlaat en te Riouw verblijf gaat hou- gerustgesteld, dat hij in 1759 aan de 0.-I. Comp.
den, moet misschien worden gezocht in aanvallen vroeg, dat zij een militairen post te Riouw zoude
die zijn rijk had te doorstaan van vijandelijke vestigen. Deze ging toen niet op dit denkbeeld
elementen, waaronder Boegmeezen een eerste plaats in. Nog in 't zelfde jaar verzoende Daeng Kam-
innemen: fortuinzoekers, die, los van eigen land, bodja zich met den hoog bejaarden Soleiman, die
roofden in verschillende streken of trachtten daar in 1760 overleed. Bij de snelle wisselingen van
hun invloed te vestigen. Al spoedig wisten zij sultans in 't Maleische geslacht, juist omstreeks
ook in het rijk Djohor hun rol te spelen, door dien tijd, trachtten Daeng Kambodja en andere
zich te steken in binnenlandsche verwikkelingen. Boegineesche aanzienlijken hun getaanden invloed
Ongeveer 1721 wordt met hunne hulp op den in Djohor, vooral in Riouw, weder te vermeerde-
troon geplaatst een zoon van Abdoe'l Djalil Rajat ren en zagen zij kans, het gezag weder aan zich
Sjah, nl. radja Soleiman. Tot belooning werden te trekken. De 0.-I. Comp. legde hun geen be-
bij acte van 1722, vernieuwd in 1728 en 1734 letselen in den weg en, toen in 1777 Daeng
aan verschillende hunner leiders aanzienlijke waar- Kambodja stierf, was de invloed der Boegmeezen
digheden verleend: één hunner werd onderkoning in het Djohorsch gebied, ook op de eilanden,
(radja moeda of jang di pertoewan moeda) van het weder overwegend. De Compagnie had het onder-
Djohorsche rijk, aan een ander werd de waardigheid vonden, want in strijd met de door haar met
verleend van radja toewah, onmiddellijk in rang Djohor gesloten contracten, had Kambodja den
volgende op den onderkoning. Aan beiden werd handel met andere natiën, o. a. met Engeland,
de titel sultan verleend. Door aanhuwelijking met begunstigd. Zijn zoon en opvolger in het onder-
vrouwen uit de allerhoogste Maleische geslachten koningschap, radja Ali, was meer genegen de
wisten de aanzienlijke Boegmeezen hunne po- 0.-I. Comp. naar de oogen te zien, omdat hij
sitie in het Djohorsche rijk hecht en sterk te met mededingers had te kampen, en daaronder
maken en zich te handhaven ook tegen aanvallen met gevaarlijke en hij wel begreep, dat de hou-
van buiten, o. a. van Siak (zie OOSTKUST VAN ding der 0.-I. Comp. ten aanzien van hem nog
SUMATRA). Ook op het Maleische schiereiland gewicht in de schaal kon leggen. Onder die mede-
buiten het Djohorsche rijk wisten zij grooten in- dingers trad op den voorgrond radja Hadji, bloed-
vloed en gezag te verwerven. verwant van radja Ali, een Bocginees van hooge
Met de toeneming van den invloed der Boegm- geboorte, wiens vader eens een zeer aanzienlijke
eezen in het Djohorsche rijk verminderde die positie in het rijk Djohor had ingenomen, maar
der aanzienlijke Maleiers, van den Sultan in de die thans zelf zwderf over de zee en de streken
eerste plaats. Sultan Soleiman was niets dan hun in den omtrek in onrust bracht. Hij had zich reeds
werktuig; zij heerschten, met Riouw als bestuurs- opgehouden op Lingga, had aan de rivier van
centrum, over het rijk Djohor. Het wekte steeds Indragiri bij de monding der Tjinako den handel
meer den haat op der Maleische aanzienlijken en op die rivier belemmerd, had deel genomen aan
ook den Sultan werd het te machtig. Ongeveer de onophoudelijke woelingen en krijgsverrichtingen
het midden der ißdu eeuw stelde hij zich in nau- in de omstreken van 't Maleische schiereiland, had
wer verbinding met de 0.-I. Comp. Dit handels- deWestkust van Borneo tot het tooneel zijner daden
lichaam had eveneens de schadelijke gevolgen gemaakt en was na den dood van Daeng Kambodja
ondervonden van de gezagsuitoefening en gezags- naar Riouw teruggekeerd, met de blijkbare bedoe-
uitbreiding der Boegmeezen in deze streken. Hoofd- ling zijn rol te spelen. Hij wist dan ookreeds in 1778
zaak voor haar was de tinhandel van 't Maleische radja Ali te verdringen uit zijn onderkoningschap.
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 439

De 0.-I. Comp. kreeg het met radja Hadji te De onderhandelingen hadden nog wel tot geen
kwaad. Wel wetend, dat hare macht niet meer beslissing geleid toen in 1795 Malaka aan de
die van vroeger was, vooral nu zij met Engeland Engelschen overging, maar waren toch zoover
oorlog voerde, wist hij, zonder zich om de mee- gevorderd, dat onze gouverneur van Malaka, Cou-
ning van Djohor's sultan te bekommeren, onder perus, die de stad aan de Engelschen overleverde,
de Boegmeezen van 't Maleische schiereiland zich ze nog als grondslag voor de toekomstige ver-
een aanhang van beteekenis te verwerven. Hij houdingen kon laten gelden. Mahmoed werd op
trad vijandelijk tegen de 0.-I. Comp. op en maakte den troon van Djohor hersteld en vestigde zich
Straat Malaka onveilig. De 0.-I. Comp. verklaarde op Lingga. In de eerste jaren had hij weder strijd
hem in 1783 den oorlog. Pogingen, om Riouw te voeren tegen radja Ali, die zich in 1800 weder
te bemachtigen, in 1783 en 't begin van 1784, had meester gemaakt van Riouw. In 1803 werd
mislukten; onze schepen en troepen moesten het echter de vrede gesloten tusschen Maleiers en
opgeven. Op zijn beurt ging nu radja Hadji Ma- Boegmeezen en radja Aii werd in 1804 door
laka verontrusten, maar door schepen van het zg. Mahmoed hersteld als onderkoning. In 1805 over-
Landeskader onder Van Braam werd hij in Juni leed Ali en werd opgevolgd door radja Djafar,
1784 bij Telok Ketapang verslagen. Hij zelf een zoon van radja Hadji. De sultan vestigde zich
sneuvelde. weder op Lingga (Dai), de onderkoning op Pe-
Radja Ali nam nu weder het onderkoning- njengat (Mars).
schap op zich. Van Braam blokkeerde daarop Djafar was nog onderkoning, toen na de res-
Riouw en trachtte met den sultan — toenmaals tauratie het gezag van Nederland krachtens het
sultan Mahmoed — in onderhandeling te komen.
Dit leidde, dank zij den invloed der Boegmeezen,
Londensch tractaat van 1814 in den Archipel
werd hersteld. Mahmoed echter was in 1812 over-
tot geen resultaat en Van Braam trad handelend leden. Hij werd opgevolgd door Abdoerrahman
op. Radja Ali en bijna allen der zijnen echter Sjah. De strijd tusschen de Engelschen en Neder-
zagen kans te ontvluchten; de sultan trad in landers om zich den invloed in Straat Malaka te
onderhandeling; de Nederlandsche vlag werd boven verzekeren, de contracten door beide partijen in
Riouw geheschen en in November 1784 werden 1818 met Djohor gesloten, de vestiging der En-
bij een nieuw contract de verhoudingen nader gelschen te Singapoera, enz. dienen hier te worden
geregeld. Djohor werd beschouwd als veroverd voorbijgegaan (zie het artikel ENGELSCHEN IN
grondgebied en sultan Mahmoed ontving het als DEN MALEISCHEN ARCHIPEL), omdat zij
leen terug uit handen der 0.-I. Comp. De ver- geen hlijvenden invloed hebben gehad op die
bintenissen tusschen den sultan van Djohor en deelen van het rijk Djohor, die thans vormen de
de Boegmeezen werden vernietigd; geen Boegm- residentie Riouw en onderhoorigheden. Alleen
ees mocht tot onderkoning worden verheven. dient er op gewezen, dat bij het contract, dooi-
De 0.-I. Comp. zou een garnizoen te Riouw, den schout-hij-nacht Wolterbeek namens het Gou-
toenmaals de hoofdplaats van het rijk Djohor, vernement in 1818 met Djohor gesloten, Neder-
leggen en daar een resident plaatsen, die in 1786 lands rechten op Djohor op den grondslag van
Tandjoeng Pinang als verblijfplaats koos. Hiertoe het contract van 1784 werden erkend en beves-
ging men dadelijk over, te eerder, omdat men tigd. In 1819 en 1820 diende dit gezag echter
vreesde, dat de Engelschen zich dddr zouden ves- nog gewapenderhand tegenover de Boegmeezen
tigen. In 1787 werd het contract vernieuwd en te worden gehandhaafd, maar het gevolg was, dat
thans werden o. a. de in- en uitgaande rechten de overgroote meerderheid der Boegmeezen Riouw
onder het beheer der 0.-I. Comp. gesteld. verliet en zich naar Singapoera verplaatste. Later
Een rustig bezit bleek de nieuwe leenstaat van keerde een deel hunner naar Riouw terug. Het
de 0.-I. Comp. al spoedig niet te zijn. In Mei contract van 1818 werd in 1820 nader geregeld.
1787 deden een aantal Soloksche vaartuigen een Bij het Londensch tractaat van 1824 werd Ma-
aanval op ons fort en het Europeesch garnizoen laka afgestaan aan Engeland en trok Nederland
capituleerde. Vermoedelijk stonden die Solokkers zich terug van het Maleische schiereiland. Verder
(Ilanoen's) in verbinding met radja Ali, die na werd bij artikel 12 bepaald, dat Nederland afzag
zijn vlucht in 1784 zich met de zijnen op de van alle vertoogen tegen het bezetten van Singa-
Westkust van Borneo en omliggende eilanden poera door Engeland, waartegen de koning van
ophield; zeker ook met Djohor's sultan Mahmoed Engeland beloofde „dat geen Britsch kantoor zal
zelf, die blijkbaar zich noode schikte in de con- worden opgerigt op de Karimon-eilanden, of op
tracten van 1784 en 1787. Maar zijn positie ver- de eilanden Batam, Bintang, Lingga of op eenig
beterde er niet op. De indringers stelden hem der andere eilanden, liggende ten Zuiden van
zoo hooge eischen, dat hij uit Riouw week en Straat Singapoera, en dat met derzelver opper-
zich elders op verschillende plaatsen in zijn rijk hoofden geene tractaten, onder Britsch gezag, zul-
vestigde, o. a. op Lingga. De 0.-I. Comp. ging in len gesloten worden". Ten gevolge van deze be-
1788 weder het door de Ilanoen's verlaten Riouw palingen diende het rijk Djohor te worden gesplitst.
bezetten, maar zij kwam na de gebeurtenissen van Sultan Abdoerrahman schikte zich in het onver-
1787 op gespannen voet met Mahmoed. mijdelijke en „schonk" in 1825 het Engelsch ge-
Al spoedig echter werden onderhandelingen bied van het rijk Djohor aan den pretendent,
gevoerd zoowel met radja Ali als met den sultan. indertijd ter wille van het bezetten van Singapoera
De 0.-I. Comp. had tegen onderhandelingen te door de Engelschen op den voorgrond geschoven.
minder bezwaar, omdat zij zelve in die dagen De sultan liet uit zijne titels dien van sultan van
weinig kracht kon ontwikkelen, wijl zij bevreesd Djohor weg; hij was thans alleen sultan van Lingga,
was voor den invloed der Engelschen van Poelau Riouw en onderhoorigheden.
Pinang uit en omdat Riouw door het uitwijken Nog een enkel woord over de geschiedenis van
van de Maleiers met Mahmoed was ontbloot van het aldus ingekrompen gebied. Over Indragiri is
zijn bevolking en de Chineezen, welke zich daar reeds elders in dit werk gesproken (zie aldaar),
vestigden, geen rustige elementen bleken te zijn. resten dus in hoofdzaak de eilandengroepen.
440 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

Niettegenstaande het tractaat van 1824 trachtte en van het Gouvernement werd daar hersteld en
de sultan van Djohor, hierin niet tegengegaan Mahmoed vluchtte naar het Maleisch schiereiland,
door de Engelsche autoriteiten, zijn gezag te laten waar hij in 1864 overleed (zie RETEH).
gelden op de Karimon-eilanden, maar in 1827 In 1857 was aan 't bewind gekomen sultan
verdreef de resident van Riouw, Elout, de indringers Soleiman (1857 —1883) met wien een nieuw con
van daar en handhaafde daarop de rechten van tract werd gesloten op 1 December 1857, dat
Riouw's sultan. In 1852 vestigden een paar Engel- sedert de grondslag is blijven uitmaken van onze
schen van Singapoera met vergunning van den verhouding tot het rijk, hoezeer daarin door latere
sultan Mahmoed Mocthafar Sjah een handels- overeenkomsten verschillende wijzigingen zijn ge-
monopolie op Karimon, doch werden door gewa- bracht (zie hier beneden en bij CONTRACTEN).
pend optreden van den onderkoning, gesteund Hij.was de eerste van de Riouwsche vorsten die
door een oorlogsschoener en kruisboot van het Batavia bezocht en werd door den toenmaligen
Gouv. genoodzaakt om Karimon te verlaten. Na resident geschetst als niet afkcerig van verbete-
dien tijd was van betwisting van rechten op de ring van den toestand van zijn land. Zelf verzocht
Riouw-Lingga-groepen van buitenlandsche zijde hij om de plaatsing van een gouvernementsambte-
geen sprake meer. Wel vielen nog nader te rege- naar op Lingga en toen daaraan werd voldaan,
len de betrekkingen tusschen het Gouvernement toonde hij er zich zeer mede ingenomen. Onder
en den sultan van Riouw. Dit geschiedde bij het de leiding van dien ambtenaar werd getracht den
contract van 1830, waarbij die van 1784 en 1818 landbouw en andere bronnen van bestaan te be-
tot grondslagen werden genomen. Dat Riouw een vorderen en verleende de sultan zijne medewer-
leen was van 't Gouvernement, werd dan ook uit- king tegen de zeeroovers, die nog op de noord-
drukkelijk bevestigd. Verder werd gestipuleerd, westkust van Singkep en bijgelegen eilandjes ver-
dat het bewind over het rijk, onder den sultan, blijf hielden en wist velen van hen te bewegen,
zou worden waargenomen door een onderkoning zich op landbouw toe te leggen. De ontginning
of radja moeda, uit het geslacht der Boegmeezen, der Singkeptinmijnen werd door hem afgestaan
en wel zooveel mogelijk uit het geslacht van radja aan de particuliere industrie. Op Sumatra trad
Djafar. De keuze zou steeds geschieden door den hij op in de zaken van het landschap Mandah,
sultan, onder goedkeuring van het Gouvernement. dat werd herinnerd aan zijne onderhoorigheid aan
Onder de verdere gebeurtenissen dient te worden Riouw-Lingga. Ook met andere landstreken van
gemeld het optreden tegen zeeroovers, die onge- Sumatra, ten noorden en ten zuiden van Indragiri

'
veer het tweede kwart der ißclc eeuw weer ge- werden de betrekkingen in zijn tijd onderhouden,
ducht zich lieten gelden en gesteund werden door terwijl ook het Gouvernement zich meer met die
aanzienlijke onderdanen van den sultan. Vooral streken ging bemoeien en ze in 1892 met de
sedert 1837 werd door ons optreden die plaag onderafdeeling Indragiri tot ééne afdeeling ver-
aanmerkelijk verminderd. eenigde.
Moeilijkheden berokkende ons de wijze waarop Doordat Soleiman door steun te zoeken bij het
de in 1842 opgetreden sultan Mahmoed Moethafar Gouvernement zijne positie trachtte te versterken,
Sjah in binnen- en buitenlandsche aangelegenhe- en de onderkoning Mohamad Joesoef daarentegen,
den handelde. Toen in 1844 de toenmalige onder- die zich geheel door fanatieke familieleden liet
koning overleed, trachtte de sultan het onderko- leiden, een zooveel mogelijk onafhankelijke hou-
ningschap afgeschaft te krijgen. Het gelukte hem ding tegenover den sultan aannam, was de ver-
niet en toen in 1845 een nieuwe onderkoning houding tusschen deze beiden niet altijd even
was aangesteld, werd zijne positie nauwer om- aangenaam en het kostle het bestuur vaak groote
schreven: „Voorts zal Lingga, Riouw en onder- moeite den onderkoning althans tot eenig bewijs
hoorigheden door den onderkoning beheerd wor- van eerbied voor den sultan te bewegen. Zelfs
den". Evenmin mocht het sultan Moethafar gelukken trachtte de onderkoning tot eene geheele politieke
zijne plannen op sommige streken in het Malei- scheiding tusschen Riouw en Lingga te geraken.
sche schiereiland ten uitvoer te leggen, streken, Wel verre van het voorbeeld van den sultan te
met de bemoeienissen waarvan Nederland zich op volgen ten opzichte van diens verhouding tot het
grond van het tractaat van 1824 had te onthou- Europeesch bestuur, was de onderkoning een vorst,
den. Het Gouvernement wilde Mocthafar's inmen- van wien niet alleen geen initiatief tot eenige
ging daarin dan ook niet en toen, nadat ook het verbetering van den toestand van land en volk
Engelsche bestuur klaagde over de gevolgen zijner- uitging, maar die zelfs elk streven in die richting
woelingen, deze voortging met zich daarmede in zooveel mogelijk tegenwerkte. Soleiman overleed
te laten, werd hij in 1857 van den troon verval- in 1883 zonder naaste bloedverwanten natelaten,
len verklaard. Zijn rol was echter nog niet uitge- die men geschikt achtte om hem op te volgen.
speeld. Hij — thans tongkoe Mahmoed genoemd
stelde zich in betrekking met onrustige elementen
— Met ter zijde stelling van de afstammelingen
in rechte lijn van den tweeden zoon van sultan
op Sumatra's Oostkust, nl. langs de rivier Reteh. Abdoe'l Djalil Sjah, de zoogenaamde anak radja's
Daar waren nog gevestigd afstammelingen der van Singkep, en van andere rechthebbenden, werd
Soloksche zeeroovers, die er in 't laatste kwart in 1884, volkomen in strijd met de adat en de
der i8* lc eeuw waren gekomen. In dezen tijd was bezworen overeenkomsten tusschen de Maleische
aan hun hoofd een zekere panglima besar Soe- en Boegineesche vorsten, aan het Maleische rijk
loeng of Long, die het handwerk zijner voorgan- een einde gemaakt door de verheffing tot sultan
gers weder had opgevat. Met hem stelde zich van een Boegmees, den oudsten zoon van den
tongkoe Mahmoed in verbinding en de panglima onderkoning, die onder den titel Abdoe'l Rach-
koos trouw de partij van zijn verbannen vorst. man Maridlam Sjah 18 Febr. 1885 zijne waardigheid
In 1858 had daarop een kleine expeditie plaats aanvaardde. Dit was eene diepe vernedering voor
tegen Reteh, onder bevel van den luitenant ter de Maleische landsgrooten en verbrak den band
zee l e klasse A. J. Kroef. De panglima besar tusschen het Maleische volk en de vorsten. Aan de
sneuvelde, het gezag van Riouw's nieuwen sultan allerzondcrlingste verhouding dat de vader de rijks-
RIOUW EN ONDEREIOORIGIIEDEN. 441

bestuurder was van zijn zoon, kwam in 1899 een beplanten en ook andere vruchten kweeken en
einde door den dood van den Jang di pertoewan eenigen handel drijven. Zij bezitten meer geest-
moeda Riouw, Mohamad Joesoef, die deze waar- kracht dan de Maleiers, van wie zij overigens in
digheid sedert 1859 had bekleed. levenswijze niet merkbaar verschillen.
Wat aan sultan Mahmoed in 1844 niet was De Chineezen mogen inderdaad de hoofdbevol-
gelukt, de afschaffing te verkrijgen van het onder- king van den Riouw-Lingga archipel worden ge-
koningschap, waarmede hij bedoelde het Malei- noemd, aan wie het land zijn economische en
sche lijkje van zijn Boegineesche indringers in iïnancieele beteekenis ontleent. Toch zijn het ook
het bestuur te ontdoen, geschiedde in 1900. Na de Chineezen die het land meer en meer van
Joesoefs dood werd geen opvolger benoemd; diens zijn rijkdommen hebben beroofd, een roof die in
jongere zoon radja Ali Kelana had al te voren de tegenwoordige toestanden zal blijven voort-
verzocht van zijne waardigheid als zoodanig ont- gaan tot uitputtens toe. Voor verreweg het grootste
heven te worden; de sultan zelf werd voorloopig gedeelte behooren zij tot de ruwsten en onbe-
met de waarneming van de functie van rijksbe- schaafdstcn van hun volk, die uit armoede hun
stuurder belast; hij verliet het Maleische Lingga, land verlieten. Er zijn onder hen een aantal deug-
waar de vorige sultans gevestigd waren en nam nieten, maar verreweg de meesten zijn nijvere en
zijn intrek in de astana van wijlen zijn vader op vredelievende personen, met zeer geringe behoef-
het Boegineesche eilandje Penjengat. Weldra is ten en een onuitputtelijke energie, die zich wel
een suppletoir contract te verwachten waarbij de zouden willen schikken naar orde en regel en
waardigheid van onderkoning wordt afgeschaft. niet moeilijk te besturen zouden zijn.
Het Maleische vorstenhuis, dat eens de Neder- De inheemsche bevolking is gedemoraliseerd
landers hielp om Malaka te veroveren, is nu door armoe, een gevolg van knevdarij en inlandsch
door ons Gouvernement van zijn gebied beroofd wanbestuur, slachtoffer als zij is van de vorsten
en daarmede werd beleend het Boegineesche ge- en grooten, waarvan de meerderheid lust heeft in
slacht, dat ons in den loop der tijden, zij het kwaad doen en een beter gezinde minderheid de
vaak niet zonder gegronde redenen, zoo fel had energie en bekwaamheid mist om het kwaad tegen
bestookt, van welks usurpatie reeds de 0.-I. te gaan. De eigenlijke volksklasse is dan ook al
Comp. zoo schadelijke gevolgen had ondervon- de vorsten en grooten en hunne aanverwanten
den en waaromtrent in het contract van 4 No- hartelijk moede; zij moet hen voeden en hunne
vember 1784 werd gezegd: „De sultan verklaart, uitspattingen bekostigen en ontvangt er niets,
dat hij door de wapenen der vereenigde Nederlan- zelfs geen redelijke bescherming, voor in de plaats.
ders en der Oost-Indische Kompagnie van het juk Waar, zooals hiervoren werd gezegd, betrouw-
der Boegineesche onderkoningen is bevrijd gewor- bare en voldoende gegevens ontbreken voor een
den en daarvoor eeuwig dankbaar zal blijven". geschiedkundig overzicht, dat verder teruggaat
In het voorafgaand historisch overzicht zijn dan vier eeuwen, daar spreekt het wel vanzelf
reeds de bestanddeelen der bevolking van den dat ook geen berichten bekend zijn omtrent de
Riouw-Lingga archipel genoemd: Orang oetan eerste vestiging van bewoners op deze eilanden.
(orang darat, orang henoewah), Orang laoet, Ma- Wel is het als zeker aan te nemen dat er nooit
leiers, Boegmeezen, Chineezen, Europeanen. De- een landbouwende inlandsche bevolking heeft ge-
zelfde categorieën worden ook nu nog in het gewest woond, dat vóór de komst der Chineezen in de
aangetroffen benevens een zeer gering aantal Ara- binnenlanden der grootste eilanden slechts weinig
bieren, Klingaleezen en inlanders uit andere stre- talrijke zwervende stammen leefden, die op den
ken van Ned.-Indië. Over de Orang oetan en Orang allerlaagsten trap van maatschappelijke ontwikke-
laoet handelen de desbetreffende artikelen; van ling stonden en nu, door de Nederlandsch-Indi-
de Europeanen en de het laatst genoemde vreemde sche Regeering aan hun lot overgelaten, nog
oosterlingen en inlanders valt niet anders te ver- geen trede hooger zijn gestegen. Meer dan eenig
melden dan dat zij bestaan uit ambtenaren, mili- ander deel van den Nederlandsch-Indischen archi-
tairen, enkele particulieren, waartoe het personeel pel was de doolhof van straten en kreken tus-
van de Singkep-tinmaatschappij behoort, hande- schen deze ontelbare eilanden de plaats voor het
laren, neringdoenden en bedienden. Maleiers, Boe- verblijf der stammen, die onder den zoo juist ge-
gmeezen en Chineezen (zie aldaar) vonden ook kozen naam van „orang laoet" worden samenge-
bereids bespreking, waaraan echter het volgende vat en men oordeelt dan ook ongetwijfeld niet
ter aanvulling kan worden toegevoegd. onjuist, door hen naast de „orang darat" als de
Eenige kleine eilanden zijn uitsluitend of nage- oudste bewoners van deze streken te rangschik-
noeg geheel door Boegmeezen of Maleiers be- ken. Hun aantal is niet groot meer en vermin-
woond ; ook zijn er eilanden, zooals b. v. Napang, dert, hoezeer langzaam, gaandeweg, omdat zij die
Mesana, Boewaja, Tjempah, Degong, waar niet tot den Islam overgaan, evenals overal elders
anders dan Chineezen gevestigd zijn, maar in het b. v. bij de Bataks, de Dajaks enz., zooal niet
algemeen geldt, dat heel het binnenland der groo- aanstonds dan toch in een volgend geslacht Ma-
tere eilanden door Chineezen is bevolkt, die er leiers heeten te zijn.
landbouw (gambir- en pepercultuur) drijven, en Hoe in later tijd Maleische vestigingen op de
op de hoofdplaatsen en hier en daar langs de kusten der eilanden min of meer blijvend heb-
kusten handelaren zijn, ambachtslieden en winke- ben plaats gehad, werd hierboven reeds aange-
liers, terwijl de Maleiers zich ophouden in kleine stipt. Op enkele eilanden, vooral Lingga en Bentan,
paaldorpen aan de kusten. Hoezeer deze in de nabij- zijn die vestigingen van meer beteekenis geweest
heid hunner woningen aanplantingen hebben voor en dit gold ook de streken dieper landwaarts in
huishoudelijk gebruik en vaak een vrij groot aan- gelegen, waar de grond werd ontgonnen en zelfs
tal klapper- of sagoepalmen onderhouden, zijn ze Maleische gambir- en pepercultuur heeft bestaan.
toch volstrekt geen landbouwers. Veel meer zijn Maar meerendeels waren visscherij, handel en
dat de Boegmeezen, die zich vooral op de teelt zeeroof de middelen van bestaan.
van ananas toeleggen, waarmede ze geheele eilandjes Tal van anak-radja's kwamen op zich zelf of
442 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

in het gevolg van andere grooten van het vaste- hebben geen hart voor den grond, die hun niet
land. Zij en hun talrijk nakroost, zijn eeuwenlang toebehoort en die ze zoodra mogelijk weer gaan
de geesel van de zich langzaam vermeerderende verlaten. Als rupsen vreten zij den boom kaal,
bevolking geweest en ze zijn het nog en zullen zich er niet om bekommerende wat er verder
het blijven zilfs in meerdere mate dan voorheen, van wordt.
zoolang Nederland een toestand gedoogt en door Het aantal op de eilanden aanwezig hangt voor-
dat gedogen met zijn gezag krachtig bevordert, namelijk af van de marktprijzen van peper en
als sinds jaar en dag onder het zoogenaamd zelf- gambir en van het aantal arbeiders op de plan-
bestuur bestaat. Sedert de Maleische en Boegi- tages benoodigd. Chineesche vrouwen vindt men
neesche vorsten zich voor goed van den vasten op de plantages maar hoogst zelden; ook in de
wal naar de eilanden verplaatsten, nam het aan- Chineesche dorpen, de kangka's, zijn er maar
tal anak-radja's en hun brutale willekeur en machts- enkele; soms is het soengei-hoofd, de Aboi of
misbruik in schromelijke mate toe. Sinds door het Thaulo, gehuwd of zijn er een of twee prostitué's.
Nederlandsch oppergezag de positie der vorsten In 1849 werd de bevolking van den Riouw-
en grooten voor het volk onaantastbaar is gewor- Lingga archipel geschat op 10.580 Maleiers (waar-
den, die vorsten en grooten de medewerking van onder begrepen Orang laoet en Orang darat), 6.472
het volk tegen buitenlandsche vijanden, die hun Boegmeezen, 9.838 Chineezen, 388 uitheemsche
positie zouden kunnen verderven, niet meer be- inlanders en andere vreemde oosterlingen en 62
hoeven, is als 't ware elke breidel die hen kon Europeanen.
intoomen verbroken. En men vergete bij de be- Op het einde van 1895 werd de getalsterkte
oordeeling van hunne schadelijke aanwezigheid der bevolking van de residentie Riouw en onder-
niet, dat zij, met zeer enkele uitzonderingen, in hoorigheden opgegeven als volgt, waarbij dient
ontwikkeling, kennis en beschaving niet hooger opgemerkt dat het cijfer der inlanders slechts bij
stonden dan het volk zelf en dat juist bij hen benadering is verkregen en daarbij 28.000 als
de overgeërfde ondeugden en slechte eigenschap- vermoedelijk zielental voor de afdeeling Indragiri.
pen van het volk door kweeking tot eene welige Europeanen 180 w. o. van h. mannel.gesl. 103
ontwikkeling zijn gekomen. Aan hen, die het
land en volk van nabij kennen, die hebben ge-,
Chineezen 22.218 „„ „ „ „„
„ „

„ 19-739
Arabieren 10 7
streden en geleden om in den beschamenden Andere vreemde
toestand verbetering te brengen, aan die ambte- oosterlingen
naren van het binnenlandsch bestuur zij hier een
eeresaluut gebracht, al was hun strijden te ver-
(Klingaleezen) 353 „ „ „ „ „ 222
Inlanders 85.100
geefs, afstuiten als het deed op lauwheid, onver-
schilligheid, onkunde, zoo niet vaak erger. Waar
te zamen 107.861
een inlandsch zelfbestuur zijne positie, kracht en Aannemende dat het cijfer der inlanders vrij
macht ontleent aan, en gewaarborgd ziet door ons juist mag worden geacht — ons komt het eer te
oppergezag, daar wordt aan de bevolking de ge-
legenheid benomen hare bestuurders te noodzaken
hoog dan te laag voor — dan moet daarvan onge-
veer 18.000 voor de afdeeling Poelau Toedjoeh
tot het voeren van een dragelijk bestuur. worden afgetrokken, zoodat dan voor den Riouw-
Bij het meer en meer toegankelijk worden van Lingga archipel overblijft 89.861, waaronder zeker
Chineesche bronnen bestaat er kans, dat daarin nog 8.000 Boegmeezen. De eigenlijke inheemsche
stellige gegevens worden gevonden omtrent de bevolking telt dus niet meer dan 81.861 tegen
eerste vestigingen van Chineezen op de Riouw- 22.218 Chineezen. Van deze laatste zijn 19.739
Lingga'sche eilanden. Thans is daarvan met zeker- volwassen mannen; van de inlanders zullen dat
heid niets bekend. In het laatste kwart der 18de niet veel meer dan 16.000 zijn.
eeuw was ter hoofdplaats Riouw reeds een aan- De Maleiers en Boegmeezen wonen langs het
zienlijk getal Chineezen gevestigd, maar dat zij strand, deels in kampongs, deels in verspreid
toen reeds de binnenlanden hadden bevolkt blijkt staande huizen, waarvan de vloer 4 tot 8 voet
niet en is ook niet waarschijnlijk. Veeleer mag boven den grond rust op een raam van balken,
worden aangenomen dat de groote toeneming van dat steun vindt op eenige in den grond gedreven
Chineezen op deze eilanden heeft plaats gehad rijen ruw bekapte boomstammen. De vloer is van
na de stichting van het tegenwoordige Singapoera, planken of niboenglatten, de omwandingen zijn van
waar het Chineesche clement hand over hand toe- bamboe, planken, soms van boomschors of mat-
nam en alzoo een invloedrijke positie zou gaan werk en het dak met roembia- of nipah-blad, ook
innemen. wel met boombast, op Pcnjengat en enkele andere
Het aantal Chineezen in den Riouw-Lingga plaatsen met pannen of met sirap gedekt. In de
archipel is weinig constant en ook kan men
een paar honderd handelaren en ambtenaren uit-
— omwandingen zijn smalle langwerpig vierkante
openingen aangebracht, meestal met houten staven
gezonderd — van de Chineesche bevolking veilig
als van een vlottende spreken; want het is niet
als tralies, en voorzien van een klep van hout
of matwerk om de opening te kunnen afsluiten.
met het doel zich er blijvend te vestigen dat de De daken zijn hoog en steil; te halver hoogte
Chineezen van het zuidoostelijk en zuidwestelijk ongeveer loopen zij naar beneden vlakker, met
gedeelte der provincie Foehkiën en het oostelijk het boyengedeelte een stompen hoek makende en
deel der provincie Kwangtoeng via Singapoera steken een eind buiten de wanden uit, aldus af-
derwaarts komen. Zij komen behalve levensonder- daken vormende boven de open ruimte of bor-
houd, overwinst zoeken, om daarmede, zoodra zij dessen, die zich vóór en achter de huizen bevin-
voldoende middelen hebben om er welgesteld te den en waarvan de vloer uit niboeng- of bam-
leven, naar hun vaderland terug te keeren. boelatten bestaat. Ruwe ladders of trappen of
Dit is een der oorzaken, waarom de landbouw een met treden behakte boomstam geeft toegang
zoo roekeloos en uitputtend voor den bodem wordt tot het bordes. Veelal liggen de woningen zoo
gedreven. Hoc goede landbouwers overigens, zij dicht aan het strand dat zij met vloed in het
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 443

water staan; de prauwen worden onder de wonin- stapeld. Er zijn op Lingga vier dergelijke Banka-
gen vastgelegd. sche dorpen.
De inwendige verdeeling der huizen bepaalt De woningen der Boegmeezen zijn meestal veel
zich tot eenige slaapplaatsen, een weinig boven beter bewerkt, hooger en grooter dan die der
den vloer verheven en door voorhangsels, uit bont Maleiers; vele zijn van het type als in hun vader-
gekleurde reepen katoen samengesteld, van de land en met eenig snijwerk versierd. Opmerkelijk
overige ruimte afgescheiden. De stookplaats, een is dat de daknok dikwijls den vorm vertoont van
houten bak met zand, waarop eenige steenen, drie vóór- en achtersteven van een schip; ook wel is
aan drie, om er de potten en pannen op te zet- boven het dak een scheepje geplaatst evenals een
ten, is veelal in een afzonderlijk vertrekje tegenwindwijzer.
de eigenlijke woning aangebouwd, maar ook wel De ordonnantie op het recht van verblijf voor
in het huis zelf. oostersche vreemdelingen geldt in de residentie
Beter gebouwd en ook in inrichting verschil- alleen voor het gebied dat gelegen is op den vasten
lend, gewoonlijk geheel van planken en voor de wal van Sumatra, dus voor de afdeeling Indra-
amir's, de vertegenwoordigers van het inlandsch giri, en dit sedert 1892; te voren stond de ge-
zelfbestuur op de verschillende plaatsen, wit ge- heele residentie, zooals nu nog de archipel, voor
kalkt en daarom den naam roemah poetih dragend, die vreemdelingen open zonder eenige restrictie
zijn de woningen van de anak radja's, terwijl de of eenig toezicht. Wijken voor Chineezen bestaan
vorsten op Lingga en Penjengat statige huizen sedert 1892 te Rengat, sedert 1895 te Kota Baroe
bewonen naar Indo-Europeeschen trant en deels (Reteh), Simpang (Gaoeng),Polih (Igal), Kria
op Europeesche wijze ingericht, welke gebouwen (Mandah), Soengei Goentoeng (Katcman) en sinds
astana worden genoemd. Nevens deze staat de 1899 ook te Prigi Radja en Koeala Tjinako
balei, kleiner bij de huizen der amir's, een vier-(Indragiri). De Chineezen zijn voor het grootste
kant gebouw, naar alle zijden open en waarvan gedeelte gevestigd in de bangsal's, dat zijn de
de vloer door een laag nederhangend dak tegen groote loodsen, met eenige afgeschoten hokjes als
de zonnestralen wordt beschut. Deze balei's die- woonhuis, die op elk der plantages worden aan-
nen tot het houden van vergaderingen; ook heeft getroffen en waarin de gambir wordt bereid. Die
er de rechtspraak plaats en worden ze bij feeste-bangsal's, met zeer hoog, sterk hellend dak, staan
lijke gelegenheden gebruikt. gewoonlijk op een hoog punt te midden der aan-
Bestaan de Maleische dorpen slechts uit een plantingen in de nabijheid van water. Hier wonen
enkele rij van naast elkaar staande woningen als de tauké kebon met de arbeiders; in de nabij-
de even beschrevene, van de Boegineesche huizen heid zijn een oflerplaats, de varkenshokken en
kan gezegd worden dat ze over het algemeen een groentetuintje. Gedurende den pluktijd van
beter en hechter zijn gebouwd. Bijzondere ver- de peper, het eerste kwartaal van het jaar, is de
melding verdienen de enkele dorpen van de be- bevolking der bangsal's het grootst; de overtol-
woners van Banka'schen oorsprong op Lingga, lige koelies worden daarna ontslagen en zoeken
zooals Merawang, tusschen Tandjoeng Boeton en op andere wijze, als houthakkers, houtskool- en
Dai gelegen, waarvan de inrichting aan een Batak- kalkbranders, balken- en planken zagers, visschers
sche hoeta doet denken. De van kamferhout ge- enz. aan den kost te komen; de meesten keeren
bouwde, nette woningen, meer diep dan breed, dan naar Singapoera terug. Het centrum der Ch:-
staan 40 in getal aan beide zijden van een van neesche vestigingen van de verschillende tot een
gras en onkruid gezuiverd 20 M. breed noord- zelfde ressort behoorende bangsal's is de kangka,
zuid liggend plein, waarop een balei is gebouwd. vanwaar ook de producten worden verscheept,
De daknok der huizen is aan beide kanten een tenzij, wegens het moerassige van den bodem ter
weinig naar boven gebogen; de dakbedekking is plaatse tot waar de rivier, waaraan de kangka
van roembiablad. De driehoek in den voorgevel ligt, bevaarbaar is, deze meer landwaarts in is
onder het dak is met een matwerk van roembia- gebouwd, in welk geval meer stroomafwaarts een
blad dat naar buiten gebombcerd staat, afgesloten kangka laoet of tjoenting is, gewoonlijk een loods
en de uiteinden van het overstekende dak zijn over het riviertje, waarin de producten worden
door een vloer van planken of rondhouten ver- opgetast om in de tongkang's te worden geladen.
bonden met de zijwanden, waardoor over de breedte Aan de loods zijn een keuken en een paar kamer-
van voren en langs de zijwanden een zoldertje tjes verbonden ten gebruike van de opvarenden
wordt gevormd, dat dient tot berging van huis- en van hen die de producten aanvoeren. De
raad, kleercn enz. De ingang van de huizen is kangka's of dorpen zijn niet overal gelijk, maar
niet naar het plein, maar naar het naaststaande bestaan toch altijd uit een onbegroeid of met
huis gekeerd; een goede trap geeft toegang en eenige klapperboomen bezet plein, waarvan ééne
op zij van de deur is een klein bordes onder een zijde wordt ingenomen door de woning van het
afdak, met banken als zitplaatsen. Overlangs is soengei-hoofd, die dadelijk door hare grootte en
het huis in tweeën verdeeld door een wand; de door de breede voorgalerij in 't oog springt. Achter
ééne helft, waar men door de deur binnenkomt deze is een minder breede binnengalerij, waar-
vormt het woonvertrek en bevat overlangs een aan rechts en links kamers grenzen. Het vertrek
verhoogd gedeelte met matten belegd; de andere dat grenst aan de voorgalerij wordt gebruikt als
helft is in kamertjes afgedeeld. Aan de achter- verkoopplaats van opium en arak, de andere ver-
zijde van het huis is de keuken onder een afzon- trekken dienen ter bewoning of als bergplaatsen.
derlijk dak en onder de vloer er van een vuil- De groote voorgalerij is de plaats waar de pach-
nisput van ± I M.3 met een omwanding van ter van de dobbelspelen gelegenheid tot dobbelen
planken. Als de put vol is wordt ze leeg geschept geeft en waar men geregeld dobbelaars aantreft
en de inhoud als mest naar de tuinen gebracht. op een matje gezeten met de kaarten in de hand,
Naast de put is een afgeschoten gedeelte dat tot om hun geluk of dat van degenen voor wie ze
kippenhok dient, terwijl rondom onder 't huis deels spelen te beproeven. Tegenover het huis van het
bekapt, deels gezaagd brandhout netjes is opge- soengei-hoofd staat de wajangloods, met drie wan-
444 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

den en open naar de pleinzijde. Hier worden de en de verwisseling geschiedt om de zes maanden
wajangvoorstellingen gegeven bij feestelijke gele- door een stoombebakenings-vaartuig.
genheden en dan stroomen de Chineezen van Met den dienst der bebakening is de haven-
heinde en ver samen, niet altijd alleen om van meester van Riouw belast, die twee havensloepen
het geliefde spel te genieten, maar vaak met met roergangers en roeiers te zijner beschikking
andere bedoelingen, die aanleiding geven tot ern- heeft en aan wien ook het onderhoud is opge-
stige rustverstoringen. Het plein is verder omslo- dragen ; tevens heeft hij de superintendentie over
ten door woningen en warong's of kedei's, een de kustverlichting.
paar apotheken, een barbierswinkel en ook vindt In Straat Riouw zijn drie bakenlichten der
men er den tempel en vaak een loge van een 6° orde op de eilanden Karas-ketjil, Terkoelei
der geheime genootschappen. Alles is ruw be- en Saoe. Het zijn opengewerkte ijzeren opstan-
werkt, smerig en draagt duidelijk blijk dat men den van 14, 13 en 11 M. hoog, waarop een wit
niet te doen heeft met een op eigen grond ge- vast bakenlicht in ijzeren lantaarn met spiegel-
vestigde bevolking. Achter de woningen en in ruiten. Zij hebben gebrand van 12 April 1887.
de hoeken van het plein treft men ware mest- De lichtwachters zijn gehuisvest in steenen wo-
hoopen aan, waar varkens van hun gading vinden, ningen, nabij de opstanden geplaatst. Op het
terwijl overal pluimgediertc en honden rondloo- uiteinde van het houten hoofd te Tandjoeng Pinang
pen. Nabij de kangka zijn de groentetuinen en brandt een rood vast licht.
vruchtboomen, waarvan de producten in de kangka In 1897 werd op de zuidoostpunt van Lingga,
worden verkocht. Tandjoeng Ilijang of Djang een ijzeren geraamte
Over de middelen van bestaan der verschil- gebouwd, waarop een wit groepschitterlicht van
lende categorieën van de bevolking is in dit werk de 4e orde brandt; ook daarnevens is een stee-
reeds gehandeld bij de bespreking der afdeelingen nen wachterswoning geplaatst.
waaruit de residentie bestaat en onder de namen Behalve deze van Gouvernementswege bezorgde
der verschillende producten die het gewest ople- verlichting worden in den Riouw-Lingga archipel
vert. Over de tin-exploitatie op Singkep zal hier- nog twee lichten onderhouden door bemiddeling
onder nader gesproken worden. De godsdienst van de controleurs van Karimon en Indragiri uit
der bevolking behoeft hier, als zijnde elders in bijdragen van de belanghebbende eigenaren der
dit werk behandeld, geen nadere bespreking. stoomvaartuigen en tongkang's. Beide zijn 8 mijlen
Hiervoren werd reeds opgemerkt dat het .ver- ver te zien; één is geplaatst op een heuvel achter
keer hoofdzakelijk te water plaats heeft. De be- Tandjoeng Ramboet bij den ingang van Straat
volking zelve behoeft daarvoor geen wegwijzers, Gelam, om het aanloopen van die straat en van de
maar anders is dat met de groote scheepvaart reede van Tandjoeng Balei bij nacht mogelijk te
die gebruik maakt van de voornaamste straten, maken, het andere brandt bewesten Prigi Radja
waarin de gevaren talrijk zijn. Door bebakening en vergemakkelijkt het binnenvallen van de In-
en kustverlichting wordt daarin voorzien. In allen diagiri-rivier.
deele toereikend is die nog niet, want Straat Volledige cijfers de scheepvaartbeweging en
Doerian b.v. is nog duister. De verlichting,bebake- den in- en uitvoer betreffende, zijn uit de be-
ning en betonning van Straat Singapoera geschiedt staande bronnen niet te putten en zoolang de
door de Engelsche Admiraliteit; de voornaamste toestanden in het gewest blijven zooals die zijn,
lichten zijn het Raffles-licht op Concy-eiland en zal het verzamelen van volledige en betrouwbare
het Horsburgh-licht op de Pcdra Branca-rots, ter- gegevens een onmogelijkheid wezen.
wijl nog meerdere lichten, tonnen en bakens den Volgens contract heeft de Koninklijke Paket-
veiligen weg zoowel door de straat als dien naar vaart Maatschappij een veertiendaagsche vaart-
Singapoera en Djohor aanwijzen. Den 6C Juni beurt die de communicatie van de hoofdplaats
"
1865 werd de betonning van Straat Riouw be- met Batavia en Singapoera onderhoudt. Veel meer
volen en met weinig verandering liggen thans dan met eenige plaats buiten het gewest in Ned.-
de tonnen nog op dezelfde plaatsen die daarvoor Indië bestaat gemeenschap van de hoofdplaatsen
toen werden aangewezen. De straten zijn nu bc- en meerdere eilanden met Singapoera, waartoe
bakend met 13 Ilerberts bakentonnen, één rivier- verscheidene kleinere stoomschepen worden gebe-
ton en 2 merkteekens als: zigd ; zoo is er een stoom-beurtvaart tusschen
I ton op het Rotterdam-rif; Tandjoeng Pinang en Singapoera; Soelit, Bojan en
I „„ op het 2/4 vadembankje z.o. van Pangkil; Singapoera; Dai en Singapoera; Tandjoeng Balei
oost van Poelau Sorej; en Singapoera; Rengat en Singapoera; zoowel voor
„ „
I
1 bij hoek Dompa; transport van personen als van goederen, van
1 „„ Terkoelei; welke gelegenheden ook tot overbrenging van de
s, de Sorej-reven; post wordt gebruik gemaakt. Die stoomvaart is
„ „
1
Isabella-bank; geheel in handen van Chineezen. Zij dagteekent
„ „
2
Toelau Tjemara; van 1869, toen het eerste stoomscheepje voor de
I
1 „„ „„ Klein Lobam;
het Malang orang-rif;
gemeenschap tusschen Tandjoeng Pinang en Singa-
poera in de vaart werd gebracht, weinige dagen
„ „
1
I Pan-rif; later door een tweede gevolgd. Sedert 1828 is
I „ „de Pas-op-klip;
I rivierton op de reede van Tandjoeng Balei (Groot
Tandjoeng Pinang een vrijhaven; het daarmede
beoogde doel handel en scheepvaart derwaarts te
Karimon): lokken en Singapoera naar de kroon te steken
1 ijzeren bolbaken op het Pan-rif; werd in het geheel niet bereikt. Behalve de
I steenen baken bij Tandjoeng Pinang. hooger besproken stoomscheepjes bevaren een
Verder is de geul, toegang gevende tot de aantal tongkang's en prauwen aan Chineezen be-
binnenreede van Riouw bebakend met 3 houten hoorende dezen archipel om de producten van
kegelvormige bakens en één bolbaken. de verschillende eilanden en den vasten wal naar
Voor het onderhoud wordt ƒ3OO 'sjaars besteed Tandjoeng Pinang of Singapoera te vervoeren, als
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 445

gambir, peper, machinehout, planken, balken, tot de visschersprauwen en de vaart met zeil-
houtskool, kalk, schelpen, visch, loepa-loepa (een prauwtjes naar Singapoera voor het overbrengen
soort vischlijm, zoogenaamd ijzerglas, vooral aan van visch, vruchten enz. Die prauwen voeren
de mondingen der Indragiri-rivier door Chineezen houten ankers met één arm met een grooten steen
bereid), boombast voor looistof, akar pakies (een of een stuk ijzer bezwaard. Enkele inlanders heb-
liaan die als bindtouw gebruikt wordt), sagoe enz. ben grootere zeilvaartuigen in hun bezit, vooral
en die vandaar medebrengen wat de bevolking in de afd. Poelau Toedjoeh.
noodig heeft. Zelfs de zoogenaamde sampan-kotak, De volgende cijfers aan de Koloniale Verslagen
de eigenaardige vaartuigjes die het plaatselijk ver- ontleend, hebben betrekking op de scheepvaart-
keer tusschen Tandjoeng Pinang, Sengarang en beweging over 1896/98; uit de Handelsstatistie-
Penjengat onderhouden en door den schipper ken zijn getrokken de cijfers van in- en uitvoer
staande met twee lange riemen worden geroeid, over 1895/99. Betrouwbaar zijn die cijfers alleen
zijn in handen van Chineezen. voor zoover ze betrekking hebben op de enkele
De inlandsche scheepvaart door de Singapoer- plaatsen waar toen onze tolkantoren gevestigd
sche Chineezen nagenoeg geheel verdrongen, is waren, namelijk te Koewala Ladjau en Anak Scrka.
van uiterst geringe beteekenis. Zij bepaalt zich

Scheepvaartbeweging. — Havens in de Residentie Riouw en Onderhoorigheden.

AANGEKOME! SCHEPEN. VERTROKKEN SCHEPEN.

Inklaringen bij aan]:omst Inklaringen bij aankomst


van- en uitklarinj;en van- en uitklaringen
Kustvaart. bij vertrek naar- buiten Kustvaart.
bij vertrek naar- b liten
Ned.-Indië. Ned.-Indië.

Aai rtal Aai rtal Aantal Aantal

-
a a zeilscl repen

u zeilsc' repen § zeilschepen 8O. zeilschepen
_
_
e
4>
-7Ï 45
5 a.
0
o,
3 XI
p* ö
aN
73 £*
5 45 ■ «j
S 71 v u
u
OS ?i
B_s
o-g o,_ N

d
S </) a -41
ei g ° o Ca m u U
rt ïï S-8
O 4,
ri
M
■als
*" i uil uU
<-
<§ a <; S
__ -o|S •o 8 Cl _Sjj
S B:e? Sb 2 8> a-=>
O
3P> '| s o .:.'
'IJ
»»■-
t/i
bJO— * tsfi« bo.5
'f
llC ï) bil."
+■» 5 o *
Mg
3 « r*
5-S

1898
"39 77 445 1661 201 202 I im 4' 470 1622 188 189
1897
IOII 33 263 I307 176 176 I 1020 33 275 1328 149 149

1896
1006 2S 278 1312 160 161 | 976 23 284 1283 IOI 102

Uitvoer van de residentie Riouw en Onderhoorigheden.

GAMBIR WITTE PEPER ZWARTE PEPER


[AREN.

Aantal Kilogr. Waarde. Aantal Kilogr. Waarde. Aantal Kilogr. Waarde.

1899 6.890.308 ƒ1.722.577 384-039 ƒ 115.212 123.300 ƒ 18.495 'to


31-079*) 7.770 n)
156.981 -8Efl
1898 5-372-439 1.343.110 523.271 ï89-343 28.401 1—1
56.485") 14.121 fl) u
O
1897 7-107-575 i.776.894 839.816 25I-945 366.186 54.928 O
>
10.431 a) 2.608 «) i-i
1896 7.672.222 i.gi8.056 1.331.808 399-542 488.417 73.263 i§
'Z
1895 7.915.072 1.978.768 I-539-2I5 461.764 1.002.832 150.425 -*—N
446 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

Waarde van den algemeenen in- en houdt het Gouvernement verschillende vaartuigen
uitvoer in guldens (Riouw en Indragiri). in de onderscheidene afdeelingen. In de laatste
jaren vóór 1868 waren in de residentie, waartoe
tot 1873 ook de tegenwoordige residentie Oost-
Jaren. Invoer. Uitvoer. kust van Sumatra behoorde, 9 kruisbooten gesta-
tioneerd, elk met 20 koppen bemand en sedert
'u 1863 tevens een raderstoomschip der Gouverne-
1899 1-301-750 2.293-003 'ö> ments Marine. In 1868 werd de formatie gewij-
712.0260) 955-492") d
zigd en bepaald dat zij zoude bestaan uit 7 ge-
I898 1.259.015 2.255-670 I a wapende booten met 16 koppen elk; in 1870
371-493 ") 612.625 fl) u
o
werden daaraan nog 3 kotters en 6 sampan's
1897 2-435-035 2.424.624 o
>
pandjang toegevoegd, bestemd voor den dienst
238.569 fl) 2g7-5ioa) [/) in de afdeelingen Lingga, Karimon, Batam, Noord-
i8g6 947-904 2.713.992 M
*? Bintang en Zuid-Bintang, later vermeerderd met
244.482 0) 218.516a) ;jjs
O
I kotter, 5 sampan's pandjang en I laadboot.
1895 I-233-736 2.806.535 c—.
« Terwijl het stoomschip der Gouvernements Marine
249-451") 188.179a) ter beschikking van den resident van Riouw en
In 1870 werd de handelsbeweging in de haven Ond. bleef, werd in 1879 de formatie der overige
van Riouw alleen (Tandjoeng Pinang en Senga- maritieme middelen weder gewijzigd en gebracht
rang) over het afgeloopen jaar door den toenma- op 4 groote zeilsloepen en 6 sampan's pandjang.
ligen resident geschat op niet minder dan 25 mil- In 1883 werd voor den dienst in de afd. Tandjoeng
lioen gulden. Pinang een stoombarkas aangewezen tegen intrek-
Wel opmerkelijk is dat meestal onder Engelsche king van I sampan pandjang en in 1894 kreeg
of inlandsche vlag wordt gevaren en behalve op de afd. Indragiri eveneens een stoombarkas, al
de Gouvernements-vaartuigen de Nederlandsche welke vaartuigen met inlanders zijn bemand.
driekleur weinig in de wateren van dit gewest Zal de dienst behoorlijk worden verricht en de
wordt gezien. Van controle op de geheel bande- besturende ambtenaar zijn plicht als zoodanig
looze kleine vaart is geen sprake. Behoorlijke kunnen vervullen, dan dient voor elke afdeeling,
controle zoude mogelijk worden en de inlandsche de Poelau Toedjoeh uitgezonderd, een stoomvaar-
scheepvaart zou zeer worden gebaat, wanneer de tuigje te worden aangewezen en voor den alge-
voornaamste havens voor den algcmeenen handel meenen dienst een residentie-stoomer, waartegen
werden opengesteld en artikel 130 van het Regee- het Gouverncments Marinevaartuig dat niet meer
ringsreglement van toepassing werd verklaard op dan 5 mijl loopt, daardoor weinig bruikbaar is
de havens, reeden en ankerplaatsen van dit gewest. in de straten met snellen stroom en 'sjaars aan
De kleinere prauwen vervaardigt men veelal traktementen, soldijen, werfloonen, voeding enz.
zelf, de grootere komen van Singapoera, maar ook bijna ƒ20.000 kost, kan vervallen.
in het gewest zelf zijn vermaarde scheepstimmer- Het inlandsch zelfbestuur bezit een aantal zeil-
wcrven op het eiland Poséh ten westen van Singkep. en roeivaartuigen en had ook een paar stoom-
Ook op verscheiden plaatsen in de Poelau Toedjoeh scheepjes, een barkas, te Dai gestationeerd, en
en op het eiland Mahmoed ten n.o. van Lingga een grooter schip de „Landjoet", dat zelfs voor
worden fraaie en deugdzame prauwen gemaakt, reizen naar de Poelau Toedjoeh werd gebruikt.
waaronder zeer snelle zeilers. Wedstrijden met zeil- Het onderhoud liet alles te wenschen over, ten
prauwen zijn het nationaal vermaak bij uitne- gevolge waarvan een paar jaren geleden de ketel
mendheid; vooral de vorsten en anak radja's hou- sprong en de stoomer verging, bij welke gele-
den er voortreffelijke prauwen voor deze wedstrijden genheid de sultan, die aan boord was, te nauwer-
op na, die overmatig groot zeil voeren, zoodat de nood er het leven afbracht.
bemanning bij de wedstrijden op uitleggers aan Vroeger waren er Gouvernements steenkolen-
de windzijde gezeten is om het omslaan van de depóts in de afd. Poelau Toedjoeh, te Rengat,
vaartuigen te voorkomen, iets wat intusschen her- te Mepar en te Tandjoeng Pinang, die alle zijn
haaldelijk gebeurt. Dan springen allen te water, opgeheven. In Maart 1893 werden de opgehevene
hoozen al zwemmende de prauw leeg, zetten de vervangen door één op Poelau Bajan, een eilandje
zeilen weer bij, om den wedstrijd te vervolgen. in de baai van Riouw gelegen, onder een man-
De planken en ribben worden van verschillende doer, die een sampan te zijner beschikking heeft.
houtsoorten gemaakt, de voorsteven steeds van Het gewest bestaat uit n. rechtstreeksch Gou-
kelèdang-, de gaffelvormige inhouten waarin de vernements grondgebied: I. in Indragiri
riemen rusten bij het staande roeien van mentada- (zie aldaar), 2. het evengenoemde eilandje Bajan
hout. De planken worden met pen en gat (de dat voorheen een inlandsche versterking droeg
pennen of houten spijkers van kepini-hout) aan en den i e Nov. 1784 door de onzen werd geno-
"
elkaar verbonden, en door een laag tusschen ge- men ; 3. het terrein, op een gedeelte waarvan de
nepen gelam-bast, die nat geworden uitzet, water- hoofdplaats Tandjoeng Pinang is gebouwd, dat
dicht gemaakt. Met de scheepvaart is ook de den igL Februari 1821 door Radja Djafar als
"
handel in handen der Chineezen; Europeesche gevolmachtigde van den Sultan met Bajan bij
handelaren zijn er niet. De inlandsche handel in contract werd afgestaan; b. het eilandje Loos
den Riouw-Lingga archipel is steeds achteruit- (zie aldaar) waarvan eigenaar is het Nederl. Zen-
gaande; op de eilanden vindt men enkele inland- delinggenootschap te Rotterdam, aan hetwelk resi-
sche winkeliers en reizende kleinhandelaren. Beter dent (majoor) Elout het voor ƒI6OO overdeed.
is het te dien opzichte gesteld in de afdeelingen Een voordeelig bezit was het niet. In 1838 had
Poelau Toedjoeh en Indragiri, waar vooral in de het behalve het traktement van den zendeling
laatste de inlandsche handel toeneemt in beteekenis. reeds ruim ƒ6400 gekost aan ontginning, terwijl
Ten behoeve van het bestuur, het transport dei- de opbrengst van groenten en vruchten slechts
ambtenaren en de uitoefening der politie onder- ƒll2O had bedragen. Ook uit een zendingsoog-
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 447

punt had het geen succes. Volgens Buddingh Chineezen hebben op te brengen en voor het
waren er in 1854 op Sengarang 200 Roomsche nemen van repressieve maatregelen wanneer de
Christenen, die zich „Hoei Serani" noemden, openbare veiligheid is aangerand. Onze recht-
maar geen enkele Protestant. Thans zijn er geen streeksche onderdanen buiten de hoofdplaats en
Christenen meer of een hoogst enkele en Loos is de etablissementen zijn sedert 1857 alleen de
geheel onbewoond en woest; c. de van elkander Chineezen, maar behalve met opzicht tot de bcdrijfs-
geheel onafhankelijke lcenrijkjes I. Lingga- belasting, de pachten en het rechtswezen voor-
Riouw en onderhoorigheden, 2. Indragiri. Het zooveel aangaat zaken die te onzer kennis komen,
eerste bestaat uit den eigenlijken Riouw-Lingga besturen die feitelijk zich zelf, regelen zelf hunne
archipel, hierboven nader omschreven, uit de sociale en economische verhoudingen, zorgen zelf
Poelau Toedjoeh (zie aldaar), d. z. de eilanden- of zorgen niet voor den aanleg en het onderhoud
groepen in de Chineesche zee tusschen Malaka van wegen en paden, naar gelang zij dat wen-
en Borneo, en de landschappen op den vasten schelijk en noodig oordcelen. De grondslag van
wal van Sumatra, die gelegen zijn ten zuiden de tegenwoordige bestuursinrichting werd gelegd
van Kampar van Danei af tot den rechter Gaoeng- in 1867, toen door de Indische Regeering voor-
oever, de zoogenaamde Batin 'nam soekoe en stellen daartoe aan het Opperbestuur werden ge-
verder uit het landschap Reteh, namelijk het land daan, die ten gevolge hadden de overeenkomst
aan den benedenstroom, daar het Gangsal-gebied met den leenman van 30 September 1868, noodig
meerendeels tot Indragiri (zie aldaar) behoort. omdat door de bestuursregelen bepalingen van het
Naast deze politieke indeeling staan admini- contract van 1857 werden aangetast. Toen werd
stratieve. Door het Gouvernement is het gewest bepaald, dat op eenige plaatsen buiten Tandjoeng
verdeeld in zes afdeelingen: I. Lingga onder Pinang Gouvernements-ambtenaren zouden worden
een assistent-resident te 'Tandjoeng Boeton '); 2. gevestigd en werden Dai op Lingga, Karimon,
Tandjoeng Pinang onder een controleur ter Boeroe (voor Batam), Pengoedjan (voor Noord-
gelijknamige hoofdplaats, aan wien een aspirant- Bentan) en Goenoeng Kidjang (voor Zuid-Bentan)
controleur is toegevoegd; 3. Batam onder een als zoodanig aangewezen, en de volgende afdee-
controleur op het alleen door Gouvernements die- lingen in het leven geroepen: Lingga, Karimon,
naren bewoonde rotseilandje Bojan, evenals Tan- Batam, Noord-Bintang, Zuid-Bintang en Tandjoeng
djoeng Boeton, een rotsig voorgebergte door moe- Pinang. Tevens werd bepaald dat de tot dusver
rassen van het eiland Lingga gescheiden, de meest door het Gouv. uitgekeerde tegemoetkoming tot
ongeschikte plaats, die met mogelijkheid te kiezen wering van zeeroof zou worden ingetrokken en
was; 4. Karimon onder een controleur te Tan- dat het Gouvernement zelf voor middelen tot
djoeng Balei; 5. Poelau Toedjoeh onder een uitoefening van politie zoude zorgen. Voor ont-
luitenant der Chineezen te Sianten (aan wien wikkeling van land en volk heeft de maatregel
echter niet de bevoegdheden van een controleur- niets uitgewerkt, maar wel stegen voor 1870 de
afdeelingschef zijn toegekend) en 6. Indragiri pachten met ƒ184.000. In 1888 werd den 26='.
onder een controleur te Rengat, aan wien sedert Januari een nieuwe overeenkomst met onzen leen-
1892 voorloopig en in ißgg definitief een aspirant-man gesloten, waarbij werd bepaald dat de plaatsen
controleur is toegevoegd. Het inlandsch zelfbe- waar onze bestuursambtenaren gevestigd werden,
stuur van Lingga-Riouw en onderhoorigheden zouden zijn de eilanden: Lingga, Groot-Karimon
heeft het lijkje verdeeld in wakilschappen, met en Bojan en dat de afdeelingen zouden zijn Lingga,
amir's aan het hoofd, aan wie de volkshoofden Karimon, Batam en Tandjoeng Pinang. De tegen-
ondergeschikt zijn, zoomede een aantal anak- woordige afd. Indragiri ressorteerde toen deels
radja's die over gedeelten van de wakilschappen onder de afd. Lingga, deels onder Batam; zij werd
zijn gesteld. Volgens het vigeerend contract ge- in 1892 tot een afzonderlijke afdeeling verheven.
schiedt de hier bedoelde indeeling geheel buiten De Poelau Toedjoeh behoorde tot de bemoeienis
weten of medewerking van het Europeesch be- van den controleur van Tandjoeng Pinang, d. w. z.
stuur dat ook, zeer ten nadeele van de bevolking, voor het innen der belastingen, want van eenige
geen de minste bemoeienis meer heeft met de werkelijke bestuursbemoeienis was geen sprake.
benoeming van de inlandsche hoofden, terwijl te Behalve de hooger genoemde besturende ambte-
voren de afdeelingshoofden werden benoemd in naren, het personeel op de Gouvernements vaar-
overleg met den resident, wiens handteekening tuigen, dat voor de bebakening en kustverlichting
mede onder hunne akte van aanstelling was ge- en het hierna te noemen politie-personeel zijn in
plaatst. Aan het hoofd van het gewest staat de de residentie bescheiden: een secretaris, fd. alge-
resident, wiens zetel te Tandjoeng Pinang is en meen ontvanger, ambtenaar voor den burgerlijken
aan wien de hooger genoemde bestuursambtenaren stand en bewaarder van de registers van in- en
ondergeschikt zijn. Behalve wat betreft het recht- overschrijving; een commies, vroeger fd. griffier
streeksch Gouvernements grondgebied, de etablis- van den landraad, voor welk ambt in 1894 tijde-
sementen en de nautische veiligheid der voor- lijk en sedert 1899 definitief een afzonderlijk
naamste zeewegen is van werkelijk bestuur, van ambtenaar is aangewezen; een ambtenaar voor
zorg voor de toeneming der welvaart van de be- Chineesche zaken; een tolk voor de Chineesche
volking, voor de ontwikkeling der hulpbronnen taal (Chinees); vier klerken te Tandjoeng Pinang;
van het land, voor den aanleg en het onderhoud een klerk, tevens fd. havenmeester te Tandjoeng
van wegen, bruggen en andere openbare werken Boeton; zes inlandsche schrijvers, waarvan die
geen sprake. Er wordt zooveel als mogelijk is bij den controleur van Tandjoeng Pinang tevens
gezorgd voor de inning van de belasting die de adjunct van den hoofddjaksa is; een inlandsch
oppasser bij den fd. algemeen ontvanger; een
1) De officieel aangewezen standplaats was inlandsch geldteller; een Chineesche schrijver te
sedert 1868 Dai, later sedert 1888 Lingga, Tandjoeng Boeton; een schout te TandjoengPinang;
maar de feitelijke is het meer dan een uur zuid- een landmeter; een rooimeester; een notaris, tevens
westwaarts daarvan gelegen Tandjoeng Boeton. vendumeester; een predikant; een hoofddjaksa;
448 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

een pangoeloe bij den landraad; een havenmees- hooren tot de ruwe heffe des volks en hebben
ter; een kantoorchef der l e kl. bij den post- en hun land tijdelijk verlaten om geld te maken,
telegraafdienst; een opzichter 2 e kl. eerstaanwe- niet eens met het voorbehoud „if you can ho-
zend waterstaatsambtenaar; een kapitein der Chi- nestly". Plichtsbetrachting stelt hen bloot aan aller-
neezen te Tandjoeng Pinang; twee luitenants der lei moeielijkheden en gevaren van de zijde der in
Chineezen te Tandjoeng Pinang; een luitenant der geheime genootschappen (zooals Loh Pah Tong,
overwalsche vreemdelingen te Tandjoeng Pinang; Sam Tiam Foei, Gie Hm, Gie Hok enz.) nauw
een luitenant der Chineezen te Noord-Bentan; verbonden landgenooten, genootschappen, waartoe
en id. te Zuid-Bentan (beide houden gewoonlijk zij trouwens evenals de Chineesche officieren zelf
ter hoofdplaats verblijf); een id. te Sengarang; behooren en die wel is waar niet het minste ge-
een kapitein der Chineezen te Tandjoeng Boeton vaar voor ons gezag opleveren, maar niettemin
(Lingga); een luitenant der Chineezen te Singkep een zeer verderfelijken invloed uitoefenen, omdat
(die te Dabo woont); een luitenant der Chinee- zij de leden a tort et a travers steunen en hen
zen te Rengat (Indragiri); een id. te Tandjoeng rechtigen tot het doen van memeeden voor de
Balei (Karimon); een id. te Bojan (Batam) en rechtbanken, wanneer het belang van den terecht-
een te Sianten (Poelau Toedjoeh); twee kam- staanden broeder zulks medebrengt. De soengei-
ponghoofden voor de Javanen, Maleiers en andere hoofden zijn de voornaamste helpers bij het innen
inlanders te Tandjoeng Pinang; een aantal Chi- der bedrijfsbelasting, maar van het collccteloon
neesche districts- of soengei-hoofden over de ver- krijgen zij geen cent. De benaming „districts-
schillende eilanden verspreid en drie vaccinateurs, hoofd" doet denken aan een wel begrensde af-
waarvan één te Tandjoeng Pinang, één te Tan- deeling, waarover het gezag van het hoofd zich
djoeng Boeton en sedert 1897 één te Rengat. Ter uitstrekt. Van geen enkel district echter is bij
hoofdplaats van het gewest ligt een garnizoen in het Bestuur de begrenzing hekend, ja, tot voor
het fort Kroonprins, dat op een heuvel is gebouwd weinig jaren was menige soengei nog nooit door
en de reede en het eilandje Penjengat bestrijkt. een Europeesch ambtenaar gezien en nog zijn er
Het fort is van steen, van diepe droge grachten die in dat geval verkeeren. De soengei-hoofden,
voorzien en bewapend met twee lange, getrokken, hoezeer ze thans op voordracht van den afdee-
bronzen kanonnen van 12 c.M., benevens eenige
kleinere gladde vuurmonden. De bezetting bestaat
lingschef door den resident worden benoemd
de Chineesche officieren worden op voordracht

uit een compagnie infanterie, sterk 4 officieren

—-
van den resident door den Gouverneur-Generaal
en 125 man, een detachement artillerie onder een benoemd zijn geen schepping van het Euro-
luitenant van dat wapen en eenig hospitaalper- peesch bestuur, maar van de Chineezen zelf; hun
soneel met een officier van gezondheid l e kl. In positie houdt verband met het hoofdbedrijf der
het fort bevinden zich behalve de noodige kazer- Chineezen in den Riouw-Lingga archipel, de
nes, rustkamers enz. nog een geweermakers-atelier, gambir-cultuur. De ondernemingen moeten, vooral
een buskruitmagazijn en een laboratorium. Daar- in het belang van den afvoer van het product
buiten is de woning van den kapitein-militairen en den aanvoer van al wat noodig is, langs de
commandant, de ziekenzaal, het kleedingmagazijn oevers van een riviertje (soengei) worden geves-
met woning voor een adjudant-onderofficier-kwar- tigd. Dat vestigen wordt „boeka soengei", „een
tiermeester, de gymnastiek- en schermzaal en de rivier openen" genoemd en had plaats door den
militaire cantine. een of anderen ondernemenden Chinees, hetzij
Wat dertig jaren geleden van de Chineezen op uit eigen initiatief of krachtens opdracht van een
de eilanden van den Lingga-Riouw archipel werd ter hoofdplaats of te Singapoera wonend hande-
gezegd, dat zij daar geheel hun eigen heer en laar. Met eenige koelies, waaronder ook een zoo-
meester waren, geldt in menig opzicht ook thans genaamd deskundige, de doekoen, zooals de Ma-
nog. Wel zijn de hooger genoemde Chineesche leiers dien noemen, wordt een terrein gezocht
officieren en hoofden door het Gouvernement over waarvan de ligging nabij een geschikte afscheep-
hen gesteld, maar behalve op de hoofdplaatsen plaats en verschillende teekenen, zooals kleur en
bepaalt zich hunne bemoeienis tot de zorg voor smaak van den grond enz. doen verwachten dat
de inning der belastingen en de pachten, waarbij de onderneming er zal kunnen slagen. Dan wordt
zij gewoonlijk zelf zijn geïnteresseerd. Vóór 1862 nagegaan hoeveel tuinen er te openen zijn, d. i.
waren ter hoofdplaats van het gewest twee kapi- hoeveel stukken grond elk genoeg gambir voor
teins, één voor de „Emoyer"- en één voor de een fabriek, een kawah (groote ijzeren pan) kunnen
„Kanton"-Chineezen. De moord op den eerstge- opbrengen. Nu worden de gronden aangevraagd
noemden gepleegd in 1858 op instigatie van den aan den sultan (dit voorbeeld geldt Lingga; voor
Kanton-kapitein, die naar Menado verbannen werd, de noordelijke eilanden had men zich tot den
was de aanleiding dat beide betrekkingen werden jang di pertoewan te wenden), die een „soerat
opgeheven en één kapitein en twee luitenants te besar" afgeeft tegen betaling van ,f 100 voor
Tandjoeng Pinang, zoomede twee luitenants te Se- elke kawah uitgestrektheid. Bezit de aanvrager
ngarang werden geplaatst. In 1883 werd één der lui- zelf geen middelen om een fabriek te openen,
tenantsplaatsen te Sengarang ingetrokken en een dan zoekt hij de verkregen concessie meest stuks-
luitenant te Rengat aangesteld. Al de Chineesche gewijze over te doen aan groothandelaren, die als
officieren ontvangen een bezoldiging, de kapiteins „tauké negri" optreden en door een planter, den
van ƒIOO 's maands, de luitenants van ƒ 50, een „tauké kebon", de bangsal doen bouwen, de plan-
bedrag van geen de minste beteekenis, vergele- tage doen aanleggen, ontginnen en beheeren. De
ken bij wat ze als handelaren, pachters, plantage- concessionaris zelf werd soengei-hoofd, thaulo of
houders en vaak ook door knevelarij weten te aboi over al de ondernemingen; hij vestigde zich
verdienen. Vóór 1869 waren ook de districts- of in de kangka, het dorp dat aan of nabij de af-
soengei-hoofden bezoldigd; nu vervullen zij hun scheepplaats werd gebouwd en waar hij de kedei's,
ambt om niet en is reeds daarom weinig toewij- de winkelhuisjes verhuurde. Als soengei-hoofd had
ding van hen te verwachten. Want ook zij be- hij recht op de pacht van het opiumdebiet, van
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 449

dobbelspelen en varkensslacht. Zelfs als hij naar Van de twee leenstaatjes die de residentie vor-
China terugkeerde bleef hij, volgens de door de men is het soetanaat Indragiri elders in dit werk
Chineezen aangenomen adat, de thaulo, in dien besproken. In Lingga-Riouw en Onderhoorigheden
zin dat hij aanspraak bleef houden op de even- is sedert 18 Februari 1885 onze leenman de sul-
genoemde voordeden. Deze thaulo's nu zijn het tan Abdoe'l Rachman Maadlam Sjah. Zijne ver-
of hunne opvolgers, die in den regel door het houding tot het N.-I. Gouvernement en verplich-
Bestuur tot districtshoofd worden benoemd en tingen tegenover de bevolking zijn te vinden in
van den resident een acte van aanstelling ont- het contract van 1 December 1857 en in de acte
vangen. Er is hier overeenkomst met onze soekoe- van verband en van bevestiging van 22 Decem-
hoofden (panghoeloe rodi) ter Sumatra's Westkust. ber 1884. Voor de verdere overeenkomsten zie
Als thaulo zijn zij adathoofden, als districtshoofd bl. 386 van dit werk, waaraan nog moet worden
een soort politiebeambten en helpers bij het innen toegevoegd het contract van 22 December 1897,
der belastingen. waarbij het recht tot tolheffing in de landschap-
De verhouding tusschen tauké negri en tauké pen op den vasten wal van Sumatra, de Batin
kebon is een zeer eigenaardige; de tauké negri is 'nam soekoe en Reteh, aan het Gouvernement
de geldschieter die de materialen, de koelielooncn, werd afgestaan tegen een jaarlijksche uitkeering
alles betaalt, die de rijst, het opium, de werktui- aan den onderkoning van ƒ36.000. Gaf jaren lang
gen en wat er verder noodig is, verstrekt, het- al wat bij plechtstatige aanrakingen met vertegen-
geen ten laste van de plantage wordt gebracht woordigers van het Europeesch bestuur aan cere-
en soms eerst na vele jaren bij kleine bedragen monieel over en weer viel in acht te nemen, aan-
wordt afgedaan. Zoodra er product is moet dit leiding tot aanmatiging en tekortkoming van de
geheel aan den tauké negri worden geleverd tegen zijde van het zelfbestuur, in 1897 werd eindelijk
den marktprijs, die gewoonlijk door de Chinee- door het N.-I. Gouvernement een reglement vast-
sche handelsvereeniging, de gezamenlijke tauké gesteld dat de zaak regelde. Behalve evengenoemd
negri's van een zelfde eiland, de konket, wordt bedrag van ƒ36.000 ontving de rijksbestuurder
vastgesteld en dan nog door den tauké negri ver- nog ƒ97.000 e s jaars uit 's lands kas, terwijl den
minderd wordt met de oentoeng datjing, een zeker Sultan een bedrag van f 35.000 'sjaars door het
bedrag voor spillage en met een willekeurig bedrag Gouvernement is toegelegd. Sedert den dood van
dat de rente voorstelt van het in de onderneming den laatsten onderkoning Radja Moeda Mocham-
gestoken kapitaal. Dit laatste vermeerdert en dus nied Joesoef is, zooals boven gezegd, de sultan
ook de rente, omdat de kosten van de rijst die zelf als rijksbestuurder opgetreden en wordt der-
de tauké negri verstrekt niet worden afgetrokken. halve het bedrag van ƒ 168.000 aan hem in maan-
Wat er eindelijk overblijft ontvangt de tauké delijksche payementen van ƒ14.000 uitgekeerd.
kebon, die er de koelies van betaalt en hunne Van een inlandsch bestuur te spreken heeft voor
tabak, sirih en voeding'; de dagen waarop zij niet Lingga-Riouw en Onderhoorigheden eigenlijk geen
gewerkt hebben, worden afgetrokken van het loon. zin. Door de niachthebbenden toch wordt niets
De groote feesten die in de kangka worden gedaan om land en volk te ontwikkelen en tot
gevierd met wajangvertooning, o. a. in de maand welvaart te brengen; alle inkomsten dienen uit-
Tsap-it-goë, worden bekostigd uit bijdragen van sluitend voor het onderhoud en de genoegens
de geheele bevolking der soengei; kleine feesten van de vorsten en anak radja's en wat er is van
bekostigt de thaulo. Levert een onderneming geen politie en justitie, een schout en eenige oppas-
genoegzame winst aan den tauké negri, dan tracht sers en een rechtbank te Penjcngat, heeft voor
hij die over te doen aan een ander tegen beta- de publieke veiligheid en de rechtsbedeeling luttel
ling van de op den tuin rustende schuld. Soms waarde. Wat de plichten betreft die het contract
ook betaalt dan de tauké kebon een gedeelte van aan het zelfbestuur ten opzichte van de bevol-
die schuld af, om zoodoende gemakkelijker een king oplegt, is het een doode letter gebleven en
ander tauké negri te kunnen vinden. Lukt dat waardeloos in de practijk is de bepaling van
niet, is er dus geen werkkapitaal meer te krijgen, art. 10, dat de sultan en zijne rijksgrooten zich
dan wordt de onderneming gesloten. Veelal is verbinden het welzijn des volks te bevorderen,
dat een gevolg van het zoogenaamde djoewal- met rechtvaardigheid te regeeren, den landbouw,
tjoeri, het clandestien verkoopen van het product de nijverheid, de scheepvaart en den handel in
door den tauké kebon aan een ander dan den het rijk te beschermen en te bevorderen en tot
tauké negri, vaak met medewerking van den thaulo. geene maatregelen te besluiten waardoor die kun-
De meerdere gemeenschap met Singapoera, de ban- nen belemmerd worden. Was het tegendeel voor-
delooze scheepvaart, het gemis van doeltreffende geschreven, dan zou het voorschrift een juister
bepalingen, chaotische toestanden, onvoldoende beeld van den toestand geven. Intusschen zou
kennis van land en volk bij de rechterlijke macht het een groote onbillijkheid zijn de schuld van
en dientengevolge uitspraken, niet gegrond op dien toestand alleen op de schouders van het
adat en rechtsbegrippen der bevolking, zijn zoovele zelfbestuur te laden. Voor het goed vervullen
oorzaken die het kwaad hebben doen toenemen en van de taak die het bij het contract is opgedra-
eene opheffing en verbetering van de gambir- en gen mist het de noodige middelen; daartoe zou
pepercultuur in den Riouw-Lingga archipel zeer in noodig zijn dat, wat Riouw opbrengt, ook ten bate
den weg staan. Dat die cultuur door de landbou- van Riouw werd besteed. Evenzeer mist het zelf-
wers onder zeer bezwarende voorwaarden wordt bestuur de krachtig leidende hand die onverbid-
gedreven is zeker. De Chineesche groothandelaar- delijk tot plichtsbetrachting dwingt. Heeft niet
geldschieter, neemt ware woekerwinst. Konden de de bevolking het recht van ons te verwachten
gambir- en peperplanters werkkapitaal bekomen, dat wij zorg dragen voor stipte nakoming van
u
al was het tegen 20°/ 's jaars, onder waarborg van
het product, dan zou de cultuur zeer zeker een
de schoonklinkende contractsbepalingen, die haar
heeten te vrijwaren tegen knevelarij en onder-
groote vlucht nemen en door de landbouwers met drukking en haar welzijn beoogen? En meent
aanzienlijk voordeel gedreven kunnen worden. men werkelijk dat volslagen verwaarloozing van
UI 29
450 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

onze plichten in dat opzicht onzen naam en onze nige prijzen als hij voor ieder geval in het bij-
positie in de overheerschste gewesten ten goede zonder vermeent te kunnen bedingen. Bij uit-
komt? De baten die uit de residentie in 's Lands zondering op dezen regel is het echter aan de
schatkist zijn gevloeid beloopen millioenen, en inheemsche onderdanen van het rijk toegestaan
wat is de indruk dien men krijgt als men de om, ten eigen gcbruike, vrijelijk en zonder eenige
eilanden doorkruist, de kampong's bezoekt? Ar- betaling deswege hun voordeel in de bosschen te
moede, totale afwezigheid van alles wat in zoo zoeken, mits zich onthoudende van het kappen
menig ander gewest getuigt van den weidoenden van wangkang-masten, krandji-hout (voor wang.
invloed van Neerlands oppergezag, waar fraaie, kang-roeren gebezigd wordende) en klédang-hout
breede wegen de welvarende dorpen verbinden, (voor Chineesche doodkisten gebruikt). Zijn die
waar bloeiende sawah's, uitgestrekte ladang's af- boschproducten, waaronder ook hout begrepen
wisselen, waar orde heerscht en veiligheid van wordt, echter bestemd om daarmede handel te
persoon en goed. Dat een zoogenaamd inlandsch drijven, dan betaalt men daarvan een recht ad
zelfbestuur tle minst wenschelijke bestuursvorm is 10% der plaatselijke waarde, 't welk naar ver-
voor land en volk, treedt overal, maar nergens dui- kiezing in natura of geld kan worden opgebracht.
delijker aan het licht dan het in Lingga-Riouw doet. De aankap van brandhout voor de bereiding van
Bij het suppletoir contract van 26 Januari 1888 gambir benoodigd, is, onverschillig den landaard
is een opgaaf gevoegd der wettig bestaande en der personen, die zich daarmede onledig houden,
werkende belastingen in het leenrijk. Deze zijn: vrij van iedere betaling. De agar-agar-visscherij
Belastingen op den handel: I°. een recht blijft belast met eene jaarlijksche retributie ten
van 75 dollarcenten per kojan (40 pikol) laad- bedrage van 60 bahara's (3 a 4/2 pikol) aan den
ruimte der vaartuigen, aan welke passen voor sultan uit te keeren van het in den eigenlijken
buitenlandsche reizen worden verleend, te betalen Lingga-archipel en van 20 bahara's aan den onder-
voor iedere reis, waartoe het vaartuig het rijk koning van het in den eigenlijken Riouw-archipel
verlaat; 2°. een uitgaand recht van 75 dollar- verkregen product.
centen voor iedere honderd tamping (4 pikol) Mag het vorenstaande volgens het contract wet-
sagoe bij den uitvoer uit het rijk. Belastingen tig worden gevorderd, het geeft in de verste verte
op den landbouw: I°. een jaarlijksche heffing geen beeld van hetgeen werkelijk wordt geëiseht.
van /, 6 of / 12 per gambir-ladang in het rijk, Legio afwijkingen en onwettige heffingen, ver-
naar mate de ladang's zijn kleine of groote. De schillend voor onderscheidene plaatsen, zijn be-
reeds bestaande gambir-latlang's blijven onderwor- kend: verplichte levering van sagoe; tabaksmono-
pen aan een heffing van jf 4, jj $ of jj 6 's jaars
per gambir-ladang, naarmate de ladang's zijn
:
polie opiumpacht, pacht van dobbelspelen, recht
tot verkoop van tabak en tot opkoop en uitvoer
klein, middelmatig of groot. 2°. een jaarlijksehe van tripang, schildpad en paarlmoerschelpen tegen
heffing van 15 dollarcenten per doesoen of (sagoe) vastgestelde prijzen in de Poelau Toedjoeh; be-
tuin in het rijk, onverschillig van welke uitge- lasting op laadruimte ook van vaartuigen die rei-
strektheid. Belastingen op personen: 1". zen doen binnen het gewest (zelf hebben de
eene heffing van 32'/., dollarcenten van ieder per- radja's handelsschepen in de vaart die, niet ge-
soon, die het rijk weuscht te verlaten en zich drukt door eenige belasting, den particulieren

.
daartoe van een pas voorziet; 2°. eene jaarlijk- handel belemmeren); heffingen voor vergunningen
sche heffing van één tot drie gulden per huis- tot het aanleggen van gambir-tuinen; vendurech-
gezin (klamin) naarmate de welgesteldheid van ten; grondlasten; belasting op erfenissen; onver-
het huisgezin te bepalen, op de eilanden uitma- plichte heerendiensten; en met deze opsomming
kende de Natoena-, Anambas- en Tambilau-groe- is lang niet alles genoemd.
pen, bij den inlander bekend onder den naam Toch luidt artikel 26 van het contract: „Zijne
Poelau-Toedjoeh; 30 een grondhuur van 20 dol- Hoogheid de sultan en zijne rijksgrooten verbin-
larcenten tot jj I 's maands naar gelang van den den zich, om de, volgens de landsinstellingen
omvang der nering vast te stellen, van alle ooster- wettig bestaande belastingen, waarvan het genot
sche vreemdelingen, die zich ter uitoefening van aan hen is overgelaten, hetzij die in geld, hetzij
den handel buiten de Gouvernements etablisse- in voortbrengselen, hetzij in arbeid worden ge-
menten in het rijk nederzetten, uitgezonderd in heven en voldaan, niet te verhoogen of te bezwa-
de kampong's Dai en Sengarang, zoomede op de ren, noch ook nieuwe belastingen in te voeren,
bereids aan niet-inhcemsche onderdanen ten be- zonder de toestemming van den Gouverneur-Gene-
hoeve van den landbouw verhuurde gronden, waar raal. Eene opgave van dusdanig wettig bestaande
men van deze heffing blijft vrijgesteld. Hee- en werkende belastingen wordt bij dit contract
ren diens ten: Bij het uitrusten van prauwen, gevoegd, om bij mogelijk geschil te worden ge-
zoo door den sultan als zijne mantri's is de be- raadpleegd. Z. H. de sultan en zijne rijksgrooten
volking, daartoe opgeroepen, verplicht die tot dragen zorg, dat met nauwgezetheid gewaakt worde
bemanning te dienen tegen het genot van voe- tegen bovenmatige of onwettige heffingen".
ding zonder meer, zoolang hunne voldoening aan Waarlijk, het behoeft geen verwondering te
de oproeping duurt. De bevolking bestaat uit baren dat de bevolking gaarne verlost zoude zijn
twee deelen: gegoede ingezetenen en rajah's. Over uit een toestand, waarbij alle rechtszekerheid voor
de diensten der rajah's kan niet langer dan ge- haar ontbreekt, die haar hulpeloos overlevert aan
durende honderd dagen achtereenvolgend worden uitzuiging en willekeur, te meer waar het stam-
beschikt, terwijl de gegoede ingezetenen verplicht huis, waaraan zij volgens de landsinstellingen
zijn dienst te presteeren zoolang de sultan dien onderworpen was, is ter zijde gesteld en hare
behoeft. Het opgaand hout in de bosschen en al tegenwoordige vorsten Boegmeezen zijn.
hetgeen wat zich van waarde in die bosschen en Nu het onderkoningschap feitelijk is afgeschaft
onder den grond bevindt, wordt als het eigen- en de vormelijke bevestiging daarvan zich wel
dom van den sultan beschouwd, waarvan hij den niet lang meer zal doen wachten, kan eene uit-
aankap en de ontginning toestaat tegen zooda- voerige bespreking van de vroegere gezagsverdee-
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 451

lmg, die ook geenszins overeenkomstig de con- vechtpartijen zijn in geen enkel deel van den
tractsbepalingen was, achterwege blijven. Alleen archipel zoo veelvuldig als hier, hoezeer ze in
zij opgemerkt dat reeds bij het contract van 1830 aantal verminderd zijn. Slavernij, hoezeer op het
de bepaling werd gemaakt, die in dat van 1857 papier afgeschaft, komt nog wel voor, maar in
werd herhaald, dat onder het opperbestuur van geringe mate; pandelingschap daarentegen is nog
den sultan het bestuur over het rijk zal gevoerd vrij algemeen.
worden, onder de voorwaarden en regelen bij het Het rechtswezen in het gewest wordt beheerscht
contract omschreven, door een rijksbestierder als door het zoogenaamde Riouw-reglement van 1882,
radja moeda. Feitelijk echter was die radja moeda dat den Landraad te Tandjoeng Pinang aanwijst
of onderkoning ongeveer als een vasal van den als de dagelijksche rechter der Gouvernements
sultan en beschouwden beiden, trots de contracts- onderdanen, zooals die door het contract worden
bepalingen, het rijkje als uit twee deelen bestaande,aangewezen. Maar ook kunnen onderdanen van
waarvan de sultan Lingga, Singkep en omliggende het zelfbestuur b. v. voor pachtsovertredingen,
eilanden, zoomede in den laatsten tijd Reteh ex- voor misdrijven te zamen met Gouvernements
ploiteerde en de radja moeda het overig gedeelte. onderdanen gepleegd e. a. voor den Landraad
Vroeger werd ook Reteh tot het gebied van den terecht staan. Leden van die rechtbank zijn de
onderkoning gerekend. In een Maleisch geschrift Chineesche officieren in de afd. Tandjoeng Pinang,
waarvan een exemplaar in het archief te Pcnjengat het hoofd der overwalsche vreemdelingen en de
aanwezig is en dat den titel draagt „Geschiedenis beide kamponghoofden ter hoofdplaats, terwijl
der verhouding tusschen de Maleische en Boegi- sedert 1899 ook Europeanen door den Gouver-
neesche vorsten of tusschen den Jang di pertoean neur-Generaal tot lid van den landraad kunnen
besar en den Jang di pertoean moeda, komt o. a. worden benoemd. Om eenig denkbeeld te geven
voor dat Reteh, de landen van den Batin 'nam van den omvang der werkzaamheden kan dienen
soekoe en de eilanden daaromtrent tot en met dat b. v. in 1895 op 93 dagen 152 zittingen
Karimon door Radja Hadji op zekeren Datoe werden gehouden. Zeer ten onrechte is den resi-
Malaikat van Menangkabau zijn veroverd en hem dent het voorzitterschap van den landraad opge-
behoorden voor zich en zijn nakomelingen. Gaan- dragen, waarmede èn om het aantal èn om den
deweg zijn de adathoofden van de verschillende aard der zaken èn in 't belang van den bestuurs-
bestanddeelen der bevolking, de batin's, orang- arbeid een afzonderlijk ambtenaar moest worden
kaja's, panghoeloe's, djoeroe's enz. geknot in po- belast. De rechtspraak in Riouw is een zeer
sitie en rechten, en zij hebten meerendeels een moeilijke, omdat de Chineesche bevolking van
even schamel bestaan als hunne onderhoorigen. groot tot klein met eene zeer zeldzame uitzonde-
De sultan is thans gevestigd op het eilandje ring moreel op den laagsten trap staat, zoodat
Penjengat of Mars tegenover de hoofdplaats Tan- valsche beschuldigingen, memeeden, omkoope-
djoeng Pinang, in de astana van wijlen zijn vader, rijen, hulp aan vermogende misdadigers de meest
den vroegeren onderkoning, een gebouw, hoofd- gewone zaken zijn. Eén landraad is voor het uit-
zakelijk bestaande in een groote pendoppo met gestrekte gewest, met moeilijke gemeenschap van
wit marmeren vloer en daaraan grenzend ruim de samenstellende deelen, ook ontoereikend. Gaat
binnenvertrek, en dat overigens een aantal kleine men na dat b. v. ter Sumatra's Westkust bijna
kamers bevat. Ook de familieleden van den sultan ieder controleur een landraad (rapat) voorzit, dan
hebben op het eiland fraaie woningen, waaronder kan het voorzeker geen bezwaar opleveren de
uitmunt de met een verdieping prijkende astana afdeelingschcfs in dit gewest, die een zooveel
van des sultans broeder, den edelen, energieken minder omvangrijken werkkring hebben, daar zij
en ontwikkelden Radja Ali, jarenlang de aange- niet veel anders dan magistraat, politierechter en
wezen opvolger van den onderkoning, doch die belastinggaarders zijn, met het landraadpresidium
bij den dood zijns vaders weigerde diens plaats voor hunne afdeeling te bekleeden. Vooral ook
in te nemen. Vroeger hielden de sultans verblijf aan de justiciabelen zou dit zeer ten goede komen,
op het eiland Lingga, in de kampong van dien daar bij den tegenwoordigen toestand de preven-
naam, nabij de groote Chineesche vestiging Dai: tieve hechtenis voor beklaagden uit de afdeeling
de astana van den laatsten Maleischen sultan is Lingga ongeveer twee maanden langer duurt dan
er tot een ruïne vervallen. Abdoe'l Rachman be- voor die uit de afdeeling Tandjoeng Pinang. Het
woonde er een houten huis, electrisch verlicht en aantal politie-overtredingen dat berecht wordt is
overladen met al wat in de Singapoersche toko's uit den aard der zaak op de hoofdplaats veel
te koopen is; een telefoon, die echter spoedig grooter dan elders in het gewest. Worden ter
onbruikbaar was, verbond de woning met Tan- politierol te Tandjoeng Pinang door den contro-
djoeng Boeton, den zetel van den assistent-resident. leur aldaar jaarlijks tusschen de 250 en 300 zaken
Het volk zegt van en tot den sultan „Toeankoe", berecht, op de andere afdeclingshoofdplaatsen zijn
van en tot den onderkoning „Jamtoean". Het het slechts enkele tientallen of minder. Van over-
praedikaat der Maleische sultanskinderen, zonen tredingen buiten die plaatsen toch wordt niets
en dochters, is „Tongkoe"; de aangewezen op- vernomen en op Bojan zelf, den zetel van den
volger draagt den titel „Tongkoe besar". De Boe- controleur van Batam, wonen niet anders dan hij
gineesche vorsten hebben den titel „Radja". en zijn ondergeschikt personeel met eenige be-
Al sedert een lange reeks van jaren heeft de dienden, huisgenooten van den luitenant der Chi-
algemeene veiligheid in Lingga-Riouw en Onder- neezen. Behalve het Algemeen Politie-strafrcglc-
hoorigheden veel te wenschen overgelaten, bij ment dat voor de geheele residentie geldt ten
het beoordeelen waarvan niet uit het oog mag aanzien van de Gouvernements-onderdanen, werken
worden verloren dat het gewest bewoond is door ter hoofdplaats verschillende keuren: een regle-
ruwe Chineezen, door geen tucht gebreideld en ment op de prostitutie; een keur op de orde
door een inheemsche bevolking die gedemorali- en netheid; een op den aankap van hout; een
seerd is door inlandsch wanbestuur en armoede. tot aanwijzing van de wijk waarbinnen het dek-
Moord, diefstal, plundering (rompak), zeeroof en ken met licht ontvlambare materialen verboden
452 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

is; een rooireglemcnt dat ook gedeeltelijk voor voor het geheele gewest ƒ606.466 en de inkomsten
de hoofdplaatsen der andere afdeelingen van toe- ƒ848.390, zoodat het batig saldo toen ƒ241.924
passing is, evenals de sampankeur of keur op het bedroeg.
gebruik van vaartuigen, geen zeeschepen zijnde; Behalve de bedrijfsbelasting die de Chineezen
een reglement voor de Europeesche begraafplaats hebben te betalen tot een minimum vanƒ3 'sjaars
en het begraven van lijken van Europeanen; een en overigens zoo na mogelijk 2 n/0 van het inko-
dergelijk voor de Chineezen; een reglement op men door het belastingplichtig bedrijf verkregen,
het bouwen en sloopen en een op het bakken en worden sedert 1898 in- en uitvoerrechten geheven
verkoopen van brood. Wat de rechtspleging van in de geheele afdeeling Indragiri, waarvoor kan-
het inlandsch zelfbestuur betreft zij aangeteekend toren zijn gevestigd te Rengat, Kota Bahroe,
dat martelende of verminkende straffen verboden Kwala Gaoeng, Kwala Mandah en Soengei Goen-
zijn, dat geen doodstraf of verbanning voltrokken toeng, onder ontvangers, en opzichters zijn geplaatst
mag worden dan nadat de resident het vonnis en te Prigi Radja en Kwala Igal, al welke ambtena-
de daartoe geleid hebbende stukken heeft onder- ren over roeivaartuigen voor den dienst beschikken.
zocht en er zijn gevoelen over heeft doen kennen In verband met die heffing werd den ie" Juli van
en dat de Gouverneur-Generaal in geval van ver- genoemd jaar de zoutpacht in het landschap In-
banning buiten het rijk de verbanningsplaats aan- dragiri opgeheven.
wijst. De vermindering van het aantal misdrijven Ter betere verzekering van de betaling der be-
in de laatste jaren is hoofdzakelijk een gevolg van drijfsbelasting, waarvan de inning bij een zoo
de uitbreiding en betere organisatie van het poli- vlottende bevolking en in verband met de hooger
tiewezen, van de uitbreiding der maritieme mid- beschreven toestanden uit den aard der zaak groote
delen en vooral ook van veclvuldiger dienstreizen moeielijkheden medebrengt, werd in 1897 bepaald
der bestuursambtenaren door de binnenlanden dei- dat die belasting over het loopende jaar in haar
verschillende eilanden. Het tegenwoordige korps geheel moet worden voldaan door iederen Chinees,
met beaumontgeweer en sabel gewapende politie- die de afdeeling waar hij verblijf houdt verlaat.
dienaren, dat onder de leiding staat van een Euro- Verdere belastingen zijn de personeele belasting,
peesch instructeur, werd in dienst gesteld in 1896 het patentrecht, het recht op de openbare ver-
en is bestemd om dienst te doen in de verschil- koopingen, het zegelrecht en het recht van over-
lende afdeelingen behalve Indragiri, waar zooda- schrijving en sedert 1901 de verpondingsbelasting.
nig korps sterk 18 manschappen reeds sedert 1883 Terwijl de bedrijfsbelasting ± ƒ60.000 's jaars
tijdelijk en in 1893 definitief was gevestigd en nu opbrengt bedraagt de opbrengst der laatstgenoemde
I inlandsch sergeant, 2 korporaals en 27 man- belastingen met uitzondering van die der verpon-
schappen telt. Dat voor de overige afdeelingen ding niet veel meer dan ƒ 5000 per jaar. De voor-
telt 4 sergeanten, 6 korporaals en 83 manschap- naamste bron van inkomsten zijn de verpachte
pen, terwijl voorts voor bureaudiensten nog 7 middelen (vroeger behoorden daaronder ook de
zoogenaamde politicoppassers zijn aangewezen. De
indeeling geschiedt door het Hoofd van geweste-
pacht van de vischmarkt en van de tombangs
overvaarten —, die in 1852 ƒ1236 en ƒ276 op-

lijk bestuur. brachten, en daarna zijn ingetrokken), die b. v.
Ter hoofdplaats Tandjoeng Pinang is een lands- in 1870 ƒ589.128, in 1896 ƒ653.888 hebben op-
kas gevestigd, waarvan de gewestelijke secretaris gebracht, waaronder de opiumpacht verreweg de
als fungeerend algemeen ontvanger beheerder is. grootste beteekenis heeft: in 1870 ƒ 420.120, in
De assistent-resident van Lingga en de contro- 1896 ƒ487.200. Gedurende het tijdvak 1890/1892
leurs van Batam en Karimon staan met hem in bedroeg die zelfs ƒ784.800 'sjaars, zoodat toen
rekening-courant. Hun credit bestaat uit de trak- alleen aan opium door de Chineesche bevolking
tementen van het bezoldigd personeel der afdee- gemiddeld zeker ƒ5O 's jaars per hoofd is betaald.
lingen en uit de gewone onderhoudsgelden voor Neemt men in aanmerking dat de overgroote meer-
de landsgebouwen enz., hun debet uit de geïnde derheid van die bevolking hoogstens ƒlO per
bedrijfsbelasting, waarvan 8 °/o collecteloon wordt maand aan loon ontvangt, dan springt de econo-
genoten. Daar die belasting meerendeels in de mische schade van het opiumverbruik duidelijk
laatste en eerste maanden van het jaar wordt in het oog. De opiumpachtcr voorziet zich van
betaald, hebben over en weer geldverzendingen opium te Singapoera tot een onbeperkte hoeveel-
plaats. In de afdeeling Poelau Toedjoeh int de heid; zijne winsten zijn hoofdzakelijk afhanke-
Luitenant-Chinees de bedrijfsbelasting en betaalt lijk van den marktprijs aldaar.
daaruit zichzelf en de politiedienaren die bij hem Tot voor korten tijd werden de verpachte mid-
gedetacheerd zijn. Eens in het jaar komt hij te delen in het gewest beheerscht door reglementen
Riouw en doet dan rekening en verantwoording dateerende van 1855 en 1857; zij waren geheel
aan den controleur van Tandjoeng Pinang, in geschoeid op de leest der oude Javaschc regle-
overleg met wien ook de nieuwe aanslag geschiedt. menten en in den volsten zin voor Riouw onbruik-
Aan den controleur van Indragiri worden dooi- baar. Toch hieven ze gehandhaafd tot 1898, toen
den algemeen ontvanger voorschotten verstrekt voor de pacht der peperbelasting, die per pikol
te goeder rekening, terwijl hij tevens de bedrijfs- zwarte ƒ1.50 en per pikol witte ƒ2 bedraagt, een
belasting in zijne afdeeling, de pachtschatten der nieuw reglement werd vastgesteld; in 1899 werd
kleine middelen en de in- en uitvoerrechten van de regeling voor de pacht van de toptafels of de
de kantoren in zijn ressort ontvangt. Het gewone pho en topho en andere spelen ter residentie
betaalmiddel in het gewest zijn de dollar en de Riouw, die sedert 1888 ook werkte in de land-
onderdeelen daarvan, waarin de in onze munt schappen Kateman, Mandah, Igal, Gaoeng, Reteh
uitgekeerde traktementen worden omgezet, die en sedert 1892 in het landschap Indragiri, ver-
door de handen der pachters in 's Lands kas vangen door een reglement op de pacht van het
terugkeert. Telken jare is er een aanzienlijk voor- recht tot het laten spelen van po- en andere
declig saldo, dat naar Batavia en Muntok wordt spelen door Chineezen in de residentie Riouw en
gezonden. In 1895 b. v. bedroegen de uitgaven Onderhoorigheden, welk nieuw reglement met 1
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. 453

Januari 1900 in werking kwam. In 1900 werd dezen van ƒ1 voor een speenvarken en ƒ 2,50
een nieuw reglement vastgesteld voor de pacht voor elk grooter tam varken.
van het recht tot het slachten van varkens en De thans bestaande verpachte middelen zijn
het verkoopen van versch varkensvleesch in de de volgende, die van 1892 t/m. 1896 de daarne-
residentie Riouw en Onderhoorigheden, waarbij vens gestelde bedragen (in guldens) hebben op-
ook aan anderen dan den pachter het slachten gebracht:
van varkens wordt vergund tegen betaling aan

1892 1893 1894 1895 1896 1897 i8g8 i8gg

.
igoo

>pium 7g2.8oo 456.000 456.000 456.000 487.200 487.200 487.200') 457-200 457.200
rterke dranken. 58.470 36.228 36.480 36.480 48.876 49.140 49-140 28.800 28.800
lobbelspelcn. 126.682 53.004 36.204 40.644 55.644 54.840 53-940 45.000 44.400

earkensslacht . 39-7H 21.084 20.544 19.968 26.328 25.164 26.004 16.860 20.280

..
ieperbelasting. 72.600 72.600 43-8oo 37-68o 33-000 33.000 33-ooo 18.120 25.920
:out (in Indra-
giri sedert I
Juli i8g8 op-
geheven) 3.500 8.400 1.680 2.640 2.840 3.840 I.g20

1.093-763 647.316 I 594-7°8 593-412 653-888 653.184 651.204 565.980 576.600


Twee groote nij verheidsondernemingen werken In 1895 sloot voor het eerst het boekjaar met
in de residentie: I°. de hooger genoemde te een voordeelig saldo van ƒ111.665, dat in elk
's Gravenhage gevestigde Singkcp-tinmaatschappij der volgende jaren heeft bedragen ƒ124.220,
(maatschappelijk kapitaal IV2 millioen) aan wie ƒ U2.6g5, ƒ i 30. 5g2, ƒ371.662 en ƒ384.204.
in 1887 concessie werd verleend, tot ontginning Gedurende het laatste boekjaar waren gemid-
van tin en andere delfstoffen op het eiland Sing- deld 1750 man in dienst, van wie gemiddeld
kep, terwijl op 27 Januari lBg3 door haar een 1522 in de groeven werkten Er waren 14 groe-
nieuw contract met het zelfbestuur werd gesloten ven, waarvan g in de Dabo-streek, 4 in de Raja-
dat 15 Nov. van dat jaar door de Indische regee- vallei en 1 in de vallei Siamang. 2°. de Tjinako-
ring werd goedgekeurd. De duur van de concessie stecnkolen-Maatschappij te Amsterdam (kapitaal
werd van 25 tot 50 jaar verlengd (t/m. 2 Juni ƒ1.000.000), die sedert 13 Oct. lßg3 voor 75
1937), de cijns van 10 tot 5 0/o in natura terug- jaren concessie heeft voor het ontginnen van steen-
gebracht; voorts wordt ƒ5 per 2 pikol gedurende kolen en andere delfstoffen in een mijnveld groot
het kalenderjaar uitgevoerd tin, na aftrek van de p. m. 25.000 bouws, gelegen in het landschap
in natura opgebrachte hoeveelheid, betaald, behou- Indragiri in het stroomgebied der Tjenako-rivier.
dens wat het eerste betreft een minimum-opbrengst Als cijns heeft zij te betalen 2 1/2 0/0 dcx waarde
van 150 pikol (c. g. tot een aequivaleerend bedrag van de gedurende het kalenderjaar van de onder-
aan te vullen in geld) en wat het laatste aangaat neming vervoerde steenkolen, tot een minimum
een minimum van ƒ4750 in geld. Bovendien werd van 3000 Mex. dollars 'sjaars, aan den Soetan
toen door de Maatsch. ƒ30.000 in geld aan het en de rijksgrooten van Indragiri. De Maatschappij
ml. zelfbestuur uitgekeerd en afstand gedaan van werkte in ißg9/igoo met 1100 Chineezen en 130
haar recht van voorkeur tot ontginning van delf- Maleische en Javaansche contract-koelies. De jaren
stoffen in overige gedeelten van Lingga-Riouw sedert het verleenen der concessie verloopen, wer-
en Onderhoorigheden. Aan een verzoek van de den besteed aan voorbereidende maatregelen als
Maatsch. om ook uit den bodem der territoriale bouw van woningen, schoonmaken der rivier, ver-
zee te ontginnen werd nog geen gevolg gegeven. vaardigen van steigers, traceeren van een spoor-

••
De productie bedroeg 1889/90.. 28,62 pikol baan naar de laadplaats der kolen, openkappen
'90/9 I 448,72 „„ van het terrein en grondverzet voor de op te

•••
'91/92.. 1.392,87 richten zeef-inrichting.
'9 2/93 ■ 2.746,25 „„ Verder is er een onderneming van landbouw
'93/94 4-240,27 „Victoria estate" van den Singapoerschen Chinees
'94/95 •• 12.828,— „Fan Toa tsie, die tot 16 Febr. ig64 concessie
'95/96.. 15.826,— „„verkreeg voor het ontginnen van een stuk grond
'96J97.. 12.108,— bij Tandjoeng Pinggir op Batam, waar met een
'97/98.. 11. igg,— „dertigtal Chineezen vooral ananas (_ 600.000 per
'98/99 •• n.i43,80 „
-
jaar) wordt geteeld, die in eene fabriek van den
'99/1900 9-533— ondernemer te Singapoera worden geconserveerd.
..
Totaal tot 1 Juni 1900 81.496,53 pikol Ook wordt Liberia-koffie gecultiveerd met een
productie van ± 125 pikol.
1) De pacht werd ontbonden wegens wanbe- Tal van concessies werden in de laatste tien
taling van den pachter en opnieuw uitgegeven jaren uitgegeven, zoo in Lingga-Riouw en Onder-
voor ƒ438.000. hoorigheden voor allerlei ondernemingen, als in
454 RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN.

Indragiri voor tabakscultuur, maar verreweg de Litteratuur: Bijdragen tot de kennis der resi-
meeste zonder succes. Zoo werd het eilandje Samboe dentie Rio, Tijds. v. N.-I. 1853, I, bl. 381; Bij-
aan den ingang van de Boelangstraat in concessie dragen tot de geschiedenis v. h. Rijk v. Lingga
gegeven tot het oprichten van een fabriek om en Riouw, Tijdschr. v. h. Bat. Gen. Nieuwe S.
getah pertjah langs chemischen weg uit bladeren I, 1855, bl. 411; C. P. Tiele, De Europeërs in
van de taban te bereiden. De fabriek kwam wer- den Maleischen archipel, 's Grav. 1879—1886;
kelijk tot stand, maar werd, na een enkel jaar Tiele en Heeres, Bouwstoffen, 's Grav. 1886—1895;
gewerkt te hebben, gesloten, hoezeer de onderne- Netscher, De Nederlanders in Djohor en Siak,
mers voortgingen met het inzamelen van de bla- Batavia 1870; Heeres, Colenbrander en Van der
deren, die in vrij groote hoeveelheid naar Singa- Chijs, Dagregister van het Kasteel Batavia, Batavia
poera worden verscheept. 1887—1899; De Waal, Indische financiën,'s Grav.
In verband met deze onderneming werd de 1876—1884; W. P. Groeneveldt, Notes on the
Ned.-Indische getah-pertja maatsch. opgericht met Malay Archipelago, Verhandelingen Bat. Gen.
ƒ200.000 kapitaal, te Medan, die in 1898 voor van K. en W. deel 39; Poelau Loos, Tijds. v.
25 jaar werd gevestigd en zich ten doel stelt het N.-I. 1869, I, bl. 443; Nog iets over Poelau Loos,
ontginnen en in cultuur brengen van getah-boo- Tijds. v. N.-I. 1869, 11, bl. 120; P. H. van der
men en andere gewassen van gronden op het eiland Kemp, De commissiën v. d. schout-bij-nacht C. J.
Lingga, zoomede van andere gronden en voorts Wolterbeek naar Malakka en Riouw, Bijdr. t. t.
het opkoopen en verwerken van de bladeren der 1. en vlk. v. N.-L 6<= vlgrks. dl. 7, bl. 1; Dezelfde,
getah-boomen en van andere boschproducten en De Singapoorsche Papieroorlog, Bijdr. t. t. 1. en
het verkoopen van de verkregen producten of vlk. v. N.-I. 6<= vlgrks. dl. 5, bl. 389; C. van
fabrikaten. Angelbeek, Korte schets v. h. eiland Lingga,
In hetzelfde jaar werd voor 77 jaar opgericht Verh. Bat. Gen. dl. 11, bl. 5; G. F. de Bruyn
de Industrie-maatschappij Blakang Padang te Am- Kops, Schets v. d. Riouw-Lingga archipel, Nat.
sterdam met ƒ500.000 kapitaal voor het drijven Tijds. v. N.-I. IV, bl. 41 ; E. Netscher, Beschrij-
van eene petroleum-industrie op genoemd eiland ving van een gedeelte der residentie Riouw, Tijds.
(nabij het hooger genoemde Samboe gelegen), het v. h. Bat. Gen. 11, 1854, bl. 108; De Karimon
oprichten voor eigen gebruik of voor verhuur van Eilanden, Tijds. v. N.-I. 1855, I, bl. 146, 238;
petroleumtanks, fabrieken, pakhuizen, gebouwen Singkep een tin-eiland, Tijds. v. N.-I. 1890, I,
en andere inrichtingen voor industrieele of koop- bl. 152; Bijzonderheden nopens de vrijhaven
mansdoeleinden, zoomede van laad- of lossteigers Riouw in Oost-Indië, De Recensent, ook dei-
en aanlegplaatsen, en voorts de exploitatie van recensenten Dl. 32, 11, 1830, bl. 440; S. A. Bud-
het eiland op zoodanige wijze, als waartoe het dingh, Neêrlands Oost-Indië, Reizen 1852—1857,
door een der oprichters van de vennootschap III; Pk Netscher, Togtjcs in het gebied van Riouw
daarin ingebracht, door hem in Augustus 1897 en Onderhoorigheden, Tijds. v. h. Bat. Gen. 4C S.
met het inlandsch bestuur van Lingga-Riouw en 111, bl. 233, 357; Nat. Tijds. v. N.-I. XXVI, bl.
Onderh. gesloten contract aanleiding geeft. Zonder 312; Sieburgh, De krijgsverrichtingen tegen den
resultaat bleef een in 1893 goedgekeurde concessie Panglima besar van Reteh, De Gids, 1859, bl. 304
voor het aanleggen van steenkolendepots en dok- v. en 327; J. M. Brevet, De expeditie van Reteh
ken aan de noordkust van Batavia. En zoo zijn (Lingga) door de Marine in 1858; waaraan voor-
er vele meer. Van de zeer talrijke in Indragiri afgaat: Een beknopt overzicht der diensten van

verleende concessiën voor tabakscultuur ■ onge-
veer het geheele soetanaat was in concessie uit-
de oorlogsschepen in het station Riouw-Lingga en
van de aanraking der 0.-I. C. met het rijk Djohor;
gegeven — werden twee in exploitatie gebracht, Oranjenummer van het Marineblad, 31 Aug. 1898,
één te Kelajan, die echter in 1892 gesloten werd bl. 211; J. G. Schot, De Battam-archipel, Ind.
en één „Gading Estate" genoemd, te Djapoera Gids, 1882, 11, bl. 25, 161, 470, 617, 1883, I, bl.
van de Indragiri Cultur Gcsellschaft. Ook op deze 201; J. A. C. Oudemans, Geographische ligging
10.000 bouws groot zijnde onderneming, mislukte van punten in den Riouw- en Lingga-archipel, Nat.
de tabak. Hoeveelheid en hoedanigheid beide Tijds. v. N.-L XXXIII, bl. 251; J. G. Schot, Het
waren ver beneden het middelmatige. Nu wordt stroomgebied der Kateman, Tijds. v. h. Bat. Gen.
er Liberia-koffie en gambir gekweekt. Een derde dl. 29, 1884, bl. 555; J. G. Schot, Bijdrage tot
onderneming is die te Soengei Lala, die behalve de de kennis van Oud-Bintan, Tijds. v. h. Bat. Gen.
beide evengenoemde gewassen ook peper en getah- dl. 32, 1889, bl. 602; R. Schuiling, Nederland
merah verbouwt. Het werkvolk, in 1899/1900 resp. tusschen de tropen, bl. 335; H. B. de Boer, Be-
236 en 14 man, bestaat hoofdzakelijk uit Chineezen, schrijving v. h. stroomgebied v. d. rivieren in h.
eenige Javanen en een hoogst enkelen Maleier. Rijk v. Indragiri, Tijds. Aardr. Gen. 2e S. dl.
Ook het inlandsch zelfbestuur drijft eenige VII, 1890, bl. 557; Riouw- en Lingga-Archipel
nijverheids-ondernemingen voor eigen rekening, I Noordkust Batam, II Straat Riouw, Med. op
een sagoefabriek, waar de ruwe sagoe door de zeevaartk. gebied N. O. I. 15 Aug., 15 Sept. 1891
bevolking geleverd, wordt gezuiverd en een stoom- nos n/12; Enkele mededeelingen omtrent de
steenbakkerij met vijf ovens bij Batoe-Hadji op Anambas-, Natoena- en Tambelan-eil., Med. op
Batam tegenover het eilandje Bojan, waar het zeevaartk. gebied N. O. I. 1 Aug. 1896 n°. 4;
mengen der specie en het vormen van de steenen A. L. van Hasselt en H. J. E. F. Schwartz, De
machinaal geschiedt. De klei die gebruikt wordt Poelau Toedjoeh, Tijds. Aardr. Gen. 2= S. dl. XV,
is zeer fijn en gelijkt deels op tegelaarde, deels 1898, bl. 21; P. J. van der Stok, Winds and wea-
op terra cotta; de steenen vinden te Singapoera ther Tides and Tidalstrcams in the East-Indian
gereeden afzet. Een stoomhoutzagerij op het eiland Archipelago; Zeemansgids v. d. Oost-Ind. archipel,
Doerci werd in 1892 gesloten en stortte weldra dl. I, passim, dl. 11, bl. 346; Riouw- und Lingga-
in, waarna een groot gedeelte van de machine- Archipel, Annalen der Hydrographie XXVII (1899),
rieën, aan weer en wind blootgesteld, spoedig ver- bl. 81—89, 123—136; Jaarb. v. h. Mijnw. in N.-I.
anderde in een stapel oud-roest. 1872, ie Jrg. 11, bl. 73, 127; 1877, 6= Jrg. 11, bl.
RIOUW EN ONDERHOORIGHEDEN. — RIVIEREN. 455
'45; Ind. Gids, 1882, 11, bl. 35; Nat. Tijds. v. gen. Zie BINTANG, RIOUW EN ONDERIIOO-
N.-I. IX, bl. 327; XX, bl. 178; XXIII, bl. 487, RIGHEDEN en TANDJOENG PINANG.
540; XXIV, bl. 225; XXXI, bl. 448; P. G. Krause, RISJESPEPER. Is Cupsicum. 'Zie TJABÉ.
Verzeichnis einer Sammlung von Mincralien und RITABEL. Hoofdplaats van de onderafdeeling
Gesteinen aus Bunguran und Sededap im Natuna- Larat der tot de residentie Amboina behoorende
archipel. Samml. des Geol. Reichs-Mus. in Leiden, afdeeling Aroe-, Kei-, Tenimber- en Zuidwester-
Ser. I, Bd. V, bl. 221; lets over de residentie Riouw, eilanden, gelegen aan de westpunt van het eiland
Aardr. Weekbl. 1878 n». 29 en 30; O. Mohnicke, Larat, tevens standplaats van den posthouder.
Die Chinesen in Niederlandisch Indien, Globus, Het is de eenige plaats, waar op de Tenimber-
dl. 37, 1880, n". 17; D. Herklotz, Die Orang eilanden in alle moesons veilig kan geankerd
Sekah und das Piratenwesen im Indischen Archi- worden.
pclagus, Globus, dl. 13, 1868, n°. 5; A. F. P. RITJAH. Tem. en Mm.. Men. Zie TJABÉ.
Graalland, Schets der Chineesche vestigingen in RIVIEREN, insulinde, de grootste archipel dei-
de afd. Karimon, Bijdr. t. t. 1. en vlk. v. N.-I. aarde, bevat ook de aanzienlijkste rivieren van
s>: vlgrks. dl. 3, bl. 505; J. W. Young, De wet- alle eilanden; aanzienlijk zoowel door hunne lengte
geving ten aanzien v. geheime genootschappen als door hunne watermassa, breedte en diepte.
onder de Chineezen in de Straits-Settlements en Evenwel komen deze groote stroomen alleen op
Ned.-Ind., Tijds. v. N.-L 1890, I, bl. 179, 241; Borneo, Sumatra en waarschijnlijk ook op Nieuw-
G. F. de Bruyn Kops, Lijst v. boomen en plan- Guinea voor, de eenige eilanden waar zich uitge-
ten in de residentie Riouw, Tijds. v. h. Bat. Gen. strekte laaglanden hebben gevormd; de groote
11, 1854,bl. 272; Plantaardige vetsoorten v. Riouw, rivieren dragen er dan ook bijna geheel het karak-
Tijds. ter bev. v. Nijverh. 1872, bl. 320; Nat. ter van laaglandstroomen.
Tijds. v. N.-L 111, bl. 345; XX, bl. 86, 142, De grootste rivier van den Indischen archipel,
179; XXIV, bl. 244, 453, 471, 48! ; XXVI, bl. de Kapoeas, heeft cene lengte van 1143 K.M. en
429; XXXIV, bl. 224; G. F. de Bruyn Kops, overtreft dus verre den langsten stroom van
Fauna der residentie Riouw, Tijds. v. h. Bat. Frankrijk, de Loire (930 K.M.) en zelfs de Wcich-
Gen. 111, 1854, bl. 480; P. Bleeker, Ichthyolo- sel (1050 K.M.); de Rijn is 1360 K.M. lang. De
gische fauna van Riouw, Nat. Tijds. v. N.-L 11, Barito staat niet veel bij de Kapoeas achter. Voor
bl. 469; Dezelfde, Ichthyologische fauna v. Singa- Sumatra's grootste rivier, de Batang Hari, wordt
pore, Nat. Tijds. v. N.-L 111, bl. 51; Zeevissche- eene lengte van 800 K.M. opgegeven, zoodat zij
rijen langs de kusten der eilanden v. N.-L Tijds. de Po (672 K.M.) en zelfs de Seine (776 K.M.)
v. Nijv. en Landb. in N.-L XXVI, 1882,bl. 73, zou overtreffen. Terwijl nauwkeurige gegevens voor
: 57, 257, 313; Giinther, Novitates zoologiae, 11, de lengte der meeste rivieren buiten
bl. 499; Die Preussische nach Ost-
Java nog
ontbreken, is het met de kennis van de opper-
asien, zoolog. Theil, bl. 406; Arm. and Mag. of vlakte der stroomgebieden nog slechter gesteld.
Nat. Hist. 1894, bl. 453. Varia. Tijds. v. N.-L Gering in verhouding tot de lengte is dat opper-
1853, I, bl. 71; J. E. Teysmann, De gambier- vlak bij de evenwijdig stroomende rivieren der
kultuur, Tijds. Nijv. en Landb. in N.-L XIX, Suuiatraansche laagvlakte, benoorden de Batang
1874,bl. 169, 2g5; Dr. D. W. Horst, Eene kunst- Plan, en bij de nog regelmatiger parallel gaande
matige eendenbroeierij, 'Tijds. Nijv en Landb. in stroomen van Borneb's Zuidkust, de Barito inbe-
N.-L XXXVII, 1888, bl. 479—484; Over de grepen. Aanzienlijker is de breedte en daardoor
ganibicr- en pepercultuur, Tijds. v. Nijv. en de grootte van het stroomgebied bij de Batang
Landb. in N.-I. I, 1854, bl. 136; B. W. F. Hari en de Moesi — vooral in den bovenloop
F'okkcr, De inlandsche kunstnijverheid in den bij de Mahakkam en vooral bij de Kapoeas. Voor
Riouw-Archipel, Tijds. v. Nijv. en Landb. in de laatste geeft Molengraaf! op 102.000 K.M. 1);

N.-I. XI.IX, bl. 369; Een maatschappij tot ont- bij dat voor den Rijn (157.000 K.M.) staat dit
ginning v. Batjan, Bisschop Grevclink, Indische cijfer aanzienlijk achter.
Handelsproducten, Ind. Gids, ISBO, 11, bl. gßg; De waterscheidingen tusschen de stroomgebie-
Sedjarah Malajoe of de Maleische kronieken naar den vertoonen hier en daar in de laagvlakten
de uitgave van Abdoellah bin Abdocl Kader onderbrekingen, waardoor bifurcaties mogelijk wor-
Moensji, 1884; Nederlandsche zeekaarten: n°. 38, den. Zeer veelvuldig zijn deze echter niet; men
Zuidelijk gedeelte van de Chineesche zee, Blad 1, vindt ze in het moerassige deltaland aan weers-
I: 1.000.000; n°. 40, Riouw- en Lingga-Archipel, zijden der Moesi en, reeds veel hooger stroomop-
Blad I, 1:250.000; n°. 41, Riouw- en Lingga- waarts, van de Barito naar de Kapoeas Moeroeng.
Archipel, Blad 11, 1 : 250.000; n°. 42, Straat De hoofdwaterscheidingen, die de stroomgebie-
:
Riouw, 1 100.000; n°. 105, Straat Doerian en den scheiden welke tot verschillende zeeën behoo-
oostelijke vaarwaters, 1 : 100.000; n°. 106, Straat ren, hangen in hunne hoofdrichting uit den aard
Boelan, 1 : 50.000; n°. 44, Reede Riouw, 1 :10.000; der zaak van den vorm der eilanden en de rich-

.
n°. 31, Noord-Natoena-eilanden, vaarwaters nabij ting der bergketenen af. Niet alleen Sumatra, waar
1:
zuidwestkust Groot-Natoena, 50.000; n°. 39, Zui- het lange ketengebergte de waterscheiding tusschen
delijk gedeelte van de Chineesche zee, Blad 11, oceaan en binnenzee draagt, is in dit opzicht een
1:1.000.000; n». 46, Westkust-Borneo, Blad I, zeer eenzijdig eiland, maar ook, hoewel in min-
:
I 500.000; n°. 181, Chineesche zee, Anambas- dere mate Java, waar toch het gebergte in 't oosten
cilanden, 1 :147.600; nO 182, ibid. Noordoostelijke zoo verbrokkeld is. Het stroomgebied der Brantas
groep, I : 74.500; n°. 43, Oostkust van Sumatra, blijft zelfs op ééne plaats, bij de baai van Gemah,
:
Monden der Indragiii-rivier, I 125.000.
A. L. V. H.
niet veel meer dan een kilometer van de zuidkust
verwijderd!
RIOUW-LAMA. Voormalige woonplaats van Op Borneo heeft de richting der hoofdwater-
den Sultan van Lingga, Riouw en Onderhoorig-
heden en diens rijksgrooten op het eiland Bentan 1) Geologische verkenningstochten inCentraal-
(Bintang), oostwaarts van 'Tandjoeng Pinang gele- Borneo, 1900, bl. 489.
456 RIVIEREN.

scheidingen langen tijd aanleiding gegeven tot een merkwaardige omstandigheid, dat zij achtereenvol-
zeer verkeerde voorstelling van het bergland. Oude gens naar alle vier de hoofdrichtingen van het
kaarten van Europa plachten een bergketen dwars kompas gericht is, iets wat wel met geen andere
door Rusland van den Oeral naar de Karpaten rivier op aarde het geval zal zijn.
te teekenen ter voldoening aan het dwaalbegrip, Onder de kleinere stroomen zijn er ook eenige,
dat de waterscheiding tusschen groote stroomge- die de afvloeiing vormen van lengtedalen of in de
bieden steeds een lijn van aanzienlijke bodemver- bergen ingesloten hoogvlakten. Aldus op Suma-
heffing moet volgen. Om dezelfde reden werd de tra o.a. de Batang Gadis, op Java de Tji Taroem,
hoogte van hydrographische centra, waarvan be- de Tji Manoek, Toentang, Tandoewi, Serajoe, op
langrijke rivieren uitgaan, als de Waldaïhoogten Celebes de Walanaë-Tjenrana en de Poso.
en het Fichtelgebergte, sterk overdreven. Gelijk- Sommige rivieren hebben een zeer eenzijdig
soortige dwaling heeft in onzen tijd het bergland stroomgebied. Onder de grootere is het duidelijkst
van Borneo doen teekenen als eene ster met vijf voorbeeld daarvan de Mahakkam, die schier al hare
stralen, totdat Molengraaff aan dit dwaalbegrip grootere zijrivieren van de noordzijde ontvangt.
een einde maakte '). Een van noord naar zuid Omgekeerd ontvangen Moesi en Batang Hari de
gerichte keten, die de waterscheiding tusschen meesten van het zuiden. Kampar en Rokan ontstaan
Kapoeas en Mahakkam en zuidelijker tusschen uit twee nagenoeg even lange en waterrijke stroo-
Mclawi en Barito zou vormen, bestaat niet. De men; ook Pane en Bila zijn tweelingstroomen met
Mclawi en de Djolooi, de voornaamste bronrivier een gemeenschappelijke monding.
van de Batang Moeroeng of Barito, stroomen in In een gebied als de archipel, waar de meeste
tegengestelde richting in hetzelfde iengtedal, ge- streken een scherp afgescheiden regentijd en drogen
legen tusschen het Schwaner-gebergte en het Madi- tijd hebben, zal ook het vermogen der meeste rivieren
platcau; de waterscheiding is slechts een toeval- een duidelijke jaarlijksche periode vertoonen. Ge-
lige, evenals die tusschen Mahakkam en Kapoeas, regelde waarnemingen omtrent den waterafvoer zijn
welke beide hunne bronnen in het Boven-Kapocas- alleen voor eenige rivieren van Java verricht, het
keten-gebergte hebben. best voor de Solo en de Brantas (Verslag nopens
Het eenvoudigste type der rivieren is dat, waarbij de werken in de Solo-vallei, 1900; Verslag der
men den loop verdeden kan in boven-, midden- Openbare Werken in 1894). In den oostmoeson
en vlakteloop; in den bovenloop hebben uitschu- bedraagt beider afvoer slechts enkele tientallen
ring en wegvoering van stoffen verreweg de over- M „Ziet men evenwel zulk een rivier in den be-
3.

hand boven ophooping en afzetting; het verval is nedenloop, dan meent men een statigen stroom
er groot en onregelmatig; er zijn nog hindernissen voor zich te hebben. Het zeer slibhoudende water
te overwinnen en het normale verval is nog niet be- verbergt de ondiepten voor het oog; prauwen van
reikt. Daardoor ontstaan zoowel stroomversnellin- aanmerkelijke grootte varen op en af, in het eerste
gen, watervallen en draaikolken, die met behulp van geval door mannen getrokken, ook wel geboomd,
rolsteenen erosieketels, fraai cilindervormige kui- in 't laatste door een paar man geroeid, maar
len in het rivierbed uitschurèn, als rolstcencilan- voornamelijk door den stroom voortgestuwd. De
den en rolsteenbanken. In den middenloop wisse- breedte bedraagt een honderdtal meters tusschen
len uitschuring en neerlegging plaatselijk af, maar de aanzienlijke dijken. Maar de illusie verdwijnt
zijn beiden niet aanzienlijk en houden elkander plotseling als een der prauwen midden in de ri-
in 't algemeen in evenwicht; het verval is regel- vier blijft liggen en de bemanning overboord stapt,
matiger, stroomsplitsing komt nog niet voor. In waarbij zij niet verder dan tot de knieën in het
den benedenloop is het verval ook regelmatig, water komt te staan. De vaargeul bezit hare on-
maar zeer gering, en daardoor de sedimentatie diepste plaatsen waar ze zich van den eenen oever
aanzienlijk, zoodat groote bezinkingsbanken aan- naar den anderen slingert en dit doet ze zeer dik-
leiding geven, dat de rivier herhaaldelijk haar wijls. De prauw blijft er wachten tot zich een aan-
stroombed verlegt. Zoo ontstaan eilanden, doode tal gelijkgezinde vaartuigen vereenigd hebben en
rivierarmen, en bij den mond veelal splitsing tot de bemanningen tijgen gemeenschappelijk aan den
delta-armen. arbeid, het uitdiepen der geul, waartoe zij een
Tot dit type wordt het meest genaderd door houten schop door het zand trekken"').
vele rivieren aan de oostkust van Sumatra en aan Een kenmerkende trek der Indische rivieren is
de zuidkust van Borneo. Alleen zijn er onder de de banjir, de plotselinge was tengevolge van hef-
eerste, waarbij een deel van den bergloop een af- tige regenbuien. Aan de benedenhelling en den
wijkend karakter vertoont, doordat zij in kalme- voet van de bergen, waar de dalen en ravijnen
ren loop een lengtedal doorstroomen; zoo de Moesi, niet zeer diep zijn, vertoonen de banjirs het vree-
de Kwantan. De Kapoeas daarentegen en waar- selijkst hun vernielend karakter. In de te voren
schijnlijk ook de Mahakkam, vertoonen eene afwij- dikwijls ledige bedding komt de watermassa aan
king, doordat de middenloop en de benedenloop als een door modder grijsgekleurden muur, rots-
zich herhalen 2). Bij de Solo, die nagenoeg geheel blokken en boomstammen van de zijhellingen mee-
eenen vlakteloop heeft, is deze door het doorbre- voerend, ja dikwijls inlandsche huizen meesleepend
kingsdal door de middelste tertiaire heuvelrij van als het stroombed niet breed genoeg is om den
Oost-Java, tusschen Ngawi en Ngloewak, in tweeën vloed geheel te bergen. Cultuurondernemingen
gedeeld. De Brantas is vooral gekenmerkt door de geven elkaar op Java dikwijls door telegraaf of
telefoon van het naderen van een banjir kennis;
1) Handelingen van het 5 C Nat. en Gen. en de stand der Brantas te Kediri wordt dagelijks
Congres, 1895, bl. 505. naar de stuw van Lengkong getelegrafeerd, bij
2) Zie voor de Kapoeas de belangwekkende hooge standen zelfs driemaal per dag. Gewoonlijk
uiteenzettingen van Molengraaff, Geol. Verken- houdt de hoogste stand in de bergbeken slechts
ningstochten 489 v. Uitvoerig handelt deze ook kort aan, maar duurt het eenige uren, eer het mo-
over de vorming van rolsteenbanken (karangans),
bl. 500 v. i) Veth, Java, 2e druk, 111, 155.
RIVIEREN. 457

gelijk is ze weer te doorwaden. In den beneden- een gebied onder water van ongeveer 6500 K.M.'-.
loop, ook der kleinere rivieren, gaat de rijzing De uitgestrekte meren, die na den afloop van het
langzamer en ook de stilstand duurt langer en de water overblijven, drogen, behoudens de diepere
daling is geleidelijker. Bij grootere stroomen ver- geulen, geheel uit in tijden van langdurige droogte.
lengen zich al deze tijden aanzienlijk en verkleint Behalve de stroomsplitsing is ook de maeander-
zich de was. vorming een kenmerk van den vlakteloop der In-
Terwijl vele kleine rivieren in de bergravijnen dische rivieren. Buitengewoon talrijk zijn de oude,
nagenoeg of geheel uitdrogen in den drogen tijd, afgesneden armen bij de rivieren van Borneo; ze
bevatten andere altijd vrij veel water. Zij kunnen heeten er evenzeer danau's als andere meren. De
dat te danken hebben aan verschillende oorzaken: geulen, die de bochten afsnijden, worden pintas
de groote uitgestrektheid van het boyenstroomge- (van het Mnl. werkwoord pintas, den weg afsnij-
bied; of de ligging daarvan in eene regenrijke den), antassan of teroesan (d.i. beide: de rechtste
bergstreek, die ook in den oostmoeson water ont- of kortste weg) genoemd. Bij de Solo zijn de meeste
vangt; of de aanwezigheid van waterrijke bronnen, armen dichtgeslibd en in cultuur gebracht. De lig-
die door het grondwater eener uitgebreide land- ging der desa's op hoogere strooken aan weers-
streek gevoed worden. Zulke bronnen komen vooral zijden geeft den oorsprong duidelijk aan. Soms
voor aan den voet van die vulkanen, welke uit loopt de districtsgrens nog langs den ouden loop,
losse, grove tuffen en poreuze lavastroomen bestaan. zooals dat bij de Maas nog met de provinciale
Melchior heeft getracht ') de waarschijnlijk grens tusschen Brabant en Gelderland en bij den
hoogste standen der rivieren in eene formule te IJsel met de gemeentelijke grenzen plaats heeft.
brengen, naarmate van grootte, vorm en helling De bekende eigenschap van laaglandsrivieren,
van het stroomgebied en de grootst waargenomen door hunne slibafzetting bij overstrooming hoogere
regenvallen; dat de poging niet in allen dcele strooken langs de oevers te vormen, komt ook in
goed geslaagd is, heeft hij, waarschijnlijk terecht, deze laagvlakten veelvuldig voor. Bij de Solo is
aan den invloed van niet in rekening gebrachte het terrein vlak langs de rivier gemiddeld I M.
oorzaken, als de aan- of afwezigheid van bosschen, hooger dan 100 M. eraf.
de meerdere of mindere doordringbaarheid van den Het slibgehalte der meeste tropische rivieren is
bodem, toegeschreven 2). Hoe aanzienlijk de banjirs zeer groot, bij dat der Europeesche vergeleken.
der Indische rivieren, en vooral die der kleine, in Waarnemingen zijn daaromtrent alleen weer van

.
verhouding tot de grootte van het stroomgebied zijn, de Solo en Brantas bekend. Het Solo-water is ge-
blijkt uit eene vergelijking met de hoogst bekende middeld ruim 60 maal meer met slib bezwangerd
stand der Maas bij Grave: dan dat van den Rijn.
Stroomgebied Waargenomen Reusachtige zandverplaatsingen hebben bij groote
in K.M.2 *) max.-afv. in M 3. banjirs plaats, vooral bij die welke vergezeld gaan
Maas bij Grave
Solo „ .. . ±20.000
Ngloewah ±10.000
2400 van aardschuivingen tengevolge van de doorwee-
king der aardlagen door de regens. Het beruchtste
Brantas bij Kediri .. ± 5.000
2700
1700 voorbeeld is de watervloed, die in Februari 1861
Serang 845 2000 Midden-Java, vooral Bagelen, bezocht en waarbij
Tjomal 543 1500 in drie dagen een regenmassa van bijna I M. hoogte
Genteng 178 ugo viel. In sommige rivieren steeg het water tot 18
Sragi 185 332 M. boven den gewonen stand. Bijna overal in Ba-
De beide laatste zijn buren, maar de Genteng gelen was het groen van den plantengroei ver-
heeft den bovenloop in mergelgesteente, de Sragi dwenen en had plaats gemaakt voor een kalen, vaal-
grootendeels in vulkanisch gesteente, waarin veel rooden bodem; in de bergen was debovenste aardlaag
meer water wegzakt. naar omlaag gegleden, met velden, koffietuinen,
Een voorbeeld van een rivier, die zeer krachtig boomen en al; de vlakten waren onder een onme-
banjirt, is de Embaloeh, een noordelijke zijtak telijke massa slib bedolven. Nagenoeg alle bruggen
van de Kapoeas. In een enkelen nacht „wies de en waterleidingen werden vernield. Gansche dor-
rivier 5Va Meter en bij het aanbreken van den pen verdwenen spoorloos met hunne huizen, boo-
dag zagen wij den helderen bergstroom van gis- men, vee en bewoners; duizenden menschen en
teren veranderd in een vuilgele watermassa, die dieren kwamen om (volgens de beschrijving van
in razende vaart voorbijstoof, groote massa's hout een ooggetuige, den hoofdingenieur CL A. Pot, ge-
met zich voerend" 3). Deze rivier doorstroomt eerst citeerd door De Meyier, Bevloeiingen, bl. 81).
een lengtedal in het hooggebergte, waar de regen- Deltavorming komt in den Archipel zeer veel
val zeer aanzienlijk is, en waarvan de richting, voor. F'venwel heeft Molengraaff er kortelings de
van west naar oost, bovendien samenvalt met die aandacht op gevestigd ') dat, wat Borneo betreft,
waarin de zware onweersbuien aldaar meestal plaats de voorwaarden voor deltavorming toch niet on-
hebben; daarna moet de geheele watermassa door verdeeld gunstig schijnen te zijn; aan de west- en
een betrekkelijk kort dwarsdal worden afgevoerd. oostkust schijnen alleen rivieren met een groot
Sommige rivieren overstroomen telken jare pe- slibhoudend vermogen in staat delta's te vormen,
riodiek hare oevers in den benedenloop, als de terwijl die bij andere, b. v. de Sambas en de Ba-
Kapoeas, de Mahakkam, de Solo. De beide eerste tang Loepar ontbreken; aan de zuidkust acht hij
hebben telken jare reusachtige overstroomingen in de verhoudingen nog ongunstiger, waarschijnlijk
haar eersten vlakteloop. De Kapoeas zet aldaar tengevolge van de sterke strooming die er 't ge-
heele jaar door, hetzij in oostelijke of in weste-
1) Tijdschr. v. h. Inst. v. Ing. Afd. Ned.- lijke richting, evenwijdig met de kust verloopt.
Indië, 1895—'96, bl. 15. Ook op Sumatra wisselen, zoowel aan de west-
2) Vgl. Veth, Java, 2 -1' druk, 111, 154—'5. als aan de oostkust, rivieren met en zonder delta's
*) Boven het punt waar de afvoer gemeten af. Aan de oostkust overwegen de eerste in 't zui-
werd.
3) Molengraaff, Verkenningstochten, 174. 1) Geol. Verkenningstochten, bl. 498 v.
458 RIVIEREN. — ROEMBATI.

delijk, de laatste in 't noordelijk deel. Dat de kust kruis Eikekroon. Hij publiceerde de volgende ge-
langs straat Banka volmaakt evenwijdig verloopt schriften: Verdediging der regten van Nederland
aan den overwal van het eiland, schijnt erop te tegen de aanmatigingen van Groot-Brittannië,
wijzen dat de stroom door deze straat een verder Amst. 1836; Toelichting en verdediging van eenige
vooruitdringen van de Moesi-delta verhindert. Op daden van mijn bestuur in Indië, 's Hage 1853;
Java is een scherp contrast tusschen de noord- en I let wetsontwerp op de part. cultuurondcrnemingcn
de zuidkust; aan de eerste vormen alle grootere in N.-L, 's Hage 1862; Du régime des colonies
rivieren delta's; aan de laatste zijn er geen te Hollandaises, Brux. 1864; Daniel Hooibrink's
vinden, tenzij waar de kust door eilanden (Noesa kunstmatige bewerking en bevruchting van gra-
Baroeng, Noesa Kembangan) beschermd is tegen nen en boomen en hare toepassing op cultures
felle branding; zie Veth, Java, 2e druk, 111, 84v.; in Indië, 's Hage 1864 en eene mededeeling over
hoe sterk sommige delta's aanwassen, blijkt uit de kinacultuur op Java in Buil. de la Soc. impér.
fig. g— II aldaar. Andere, als die van de Brantas, d'acclimatation, Paris, Mai 1863.
de Tanggoel angin met de Kali Demak worden Tijdens het bestuur van Rochussen moesten
door de stroomingen gedeeltelijk of geheel in hun- kleine onlusten in het Bantamsche worden be-
nen groei gehinderd. Ook Celebes heeft rivieren dwongen ; in Palembang brak in de binnenlanden
met en zonder delta's. Eerst nadere onderzoekin- verzet uit, evenals op Borneo's Westkust, waar
gen over de voorwaarden van deltavorming zullen tegen de Chineezen moest worden opgetreden.
in de oorzaken dezer afwisseling inzicht kunnen Een drietal expedities op Bali leidden tot de
geven. onderwerping der vorsten en tot de inlijving van
De beteekenis der rivieren voor den mensch is een gedeelte van het eiland bij het Gouv. grond-
ook in Indië zeer aanzienlijk. De laaglandsstroo- gebied. Een eskader tuchtigde de Soeloe-eilanden
men zijn meestal over aanmerkelijke lengte be- wegens gepleegde zeerooverijen; van een tweeden
vaarbaar, althans voor niet te groote vaartuigen, tocht moest worden afgezien omdat Spanje, van
en dus voor den handel van belang (zie de bij- welks koloniaal gebied die eilanden een deel uit-
zonderheden in de artikelen over de groote eilan- maakten, zich daartegen verzette. Belangrijk waren
den en de grootste rivieren). In onder cultuur ge- de maatregelen door Rochussen ten opzichte van
brachte streken is de beteekenis buitengewoon het muntwezen genomen, met name door de in-
groot, met name voor den rijstbouw (zie onder voering van het recepissen-stclsel; eene nieuwe
BEVLOEIINGEN). Ook riviervisscherij wordt,veel wetgeving werd ingevoerd en, ook ten gevolge
beoefend (zie VISSCHERIJ EN JACHT). van het uitbreken van een hongersnood in Demak
Bedijking komt, meer of minder geregeld, alleen en Grobogan, de lasten van het cultuurstelsel
bij eenige rivieren van Java voor. Aldaar alleen eenigszins verzacht. Ten gevolge van zijn verzet
heeft ook de Waterstaat met de rivieren uitge- tegen de bestaande verhouding tusschen de R. K.
breide bemoeienis (zie de Verslagen der Openbare kerk en den Staat nam Rochussen het besluit tot
Werken). verwijdering van den bisschop i. p. i. Graaff, met
ROA-ROA. Zie AJAM. eenige geestelijken; een en ander leidde tot her-
ROAH-ROAH. Op Sumatra en in den Riouw- ziening van die betrekkingen. Eindelijk moet nog
Lingga-archipel de naam van een waterhoen. vermeld worden dat 22 Mei 1848 te Batavia een
ROAH-ROAH BANKEH. Zie BAMBANGAN. vergadering van ingezetenen werd gehouden, ten
ROCHUSSEN. (JAN JACOB) Geb. te Etten einde de Regeering te verzoeken ook in Indië
bij Breda, den 23en Oct. 1797 uit het huwelijk gelegenheid te verkrijgen zich voor 's lands dienst
van J. Rochussen, directeur der accijnsen in N.- te bekwamen; zij verwekte bij het koloniaal be-
Holland met A. J. Erbervelt. In 18 14 controleur stuur groote ongerustheid maar liep in volkomen
der directe belastingen in het buiten-arrondisse- orde af.
ment van Amsterdam, werd hij 22 Jan. 1826 ROCHUSSEN-RIVIER. Zie MAMBÈRAMO.
secretaris van de Kamer van koophandel en fabrie- RODAMALA. Zie WARAK.
ken te Amsterdam, 10 Aug. d. a. v. entreposeur ROE. Boeg. Zie ROEMPOET.
aldaar, 18 Juli 1828 directeur van het Amster- ROE. Mal. Zie TJAMARA.
damsche entrepotdok. Den 2l en Dec. 1831 be- ROEA-ROEA. Zie BOERENG.
noemd tot lid van het college van gecommit- ROEAK. Zie ALANG.
teerden tot de zaken van den Rijnwaard, was hij ROEHAN. Bat. Zie LOBI-LOBI.
8 Maart 1837 commissaris voor de onderhande- ROEKAM. Menangk. Zie LOBI-LOBI.
lingen te Berlijn; 14 Nov. lß3g werd hij raad ROEKEM. Soend. en Tav. Zie LOBI-LOBI.
van legatie en 30 Juni 1840 Minister van Finan- ROEKOE. Mak. Zie ROEMPOET.
tiën, uit welke betrekking hij 14 Juni 1843 op ROEKOET. Alf. Men. Zie DAOEN SEKEN-
verzoek eervol ontslagen werd en tegelijkertijd TOET en ROEMPOET.
benoemd tot buitengewoon gezant en gevolmach- ROELOEL. Naam op West-Sumatra voor eene
tigd minister bij het hof van België. Tot Gouv.- P a t rij s-soort, Cryptonyx coronalus, ook P e ni j o e
Gen. benoemd (5 Febr. 1845) aanvaardde hij het en Boelanting genoemd.
bestuur 30 Sept. d. a. v.; 12 Mei 1851 trad hij ROEMANA. Zie NOEMFOR.
als landvoogd af. In 1852 tot lid der 2C Kamer ROEMBATI. Landschap op de Westkust van
der Staten-Generaal gekozen, legde hij het man- Nieuw-Guinea, tusschen Patipi en Ati-Ati aan de
daat in Febr. 1857 neder, doch trad spoedig Zuidkust der Maccluer-golf gelegen, en bestuurd
daarna (18 Maart 1858) als Minister van Kolo- door een Radja, die in de gelijknamige kampong
niën af. Opnieuw tot lid der 2e Kamer gekozen aan de naar het strand gekeerde zijde van het
(Nov. 1564) nam hij zitting tot Sept. iß6g; hij eilandje Sagemoer verblijf houdt. Door hem aan-
overleed te 's Gravenhage 21 Jan. 1871. Rochus- gesteld, en derhalve als min of meer ondergeschikt
sen, die van Mei 1853 tot Maart 1858 als 'sKo- beschouwd, zijn de hoofden van eenige aan dezelfde
nings commissaris bij de Ned. handelmaatschappij kust dieper in de golf gelegen streken en eilandjes,
fungeerde, was Commandeur Ned. Leeuw en Groot- waaronder Sekar en Argoenoeng de voornaamste
ROEMBATI. — ROMOÖN. 459

zijn. De kustbewoners zijn veelal tot den Islam op gelijke wijze ingericht als Ramba, en voor
overgegaan en geven zich nog al over aan het zoover bekend, geldt al wat in het artikel over
schuiven van opium, dat zij van Ceramsche han- dat landschapje is gezegd, in hoofdzaak ook voor
Rokan ampat Kota. In 1888 erkende de Jang di
delaren hebben geleerd; anderen zijn echte Papoea's
gebleven, zooals ook de bewoners van het bin- Pertoean de souvereiniteit van het N.-L Gouver-
nenland, bekend onder de namen van Sopi, Pa- nement. Hij kwam in 1896 te overlijden, naar
sèmsan en Basènsap, benevens die van het lage beweerd wordt door vergiftiging, doch wegens
land van Bentoeni, zooals de uitgestrekte vlakte geschillen over de opvolging en het plegen van
aan het oostelijk einde der golf genoemd wordt. vijandelijkheden tegen Ramba en Kapanoean werd
Sagoe wordt hoofdzakelijk van de noordkust der van Gouvernementswege tot nu toe geen nieuwe
golf gehaald, muskaatnoten en masoi-schors in de bestuurder erkend.
bosschen verzameld en de zee levert veel parel- Litteratuur e Zie het artikel RAMBA.
moerschelpen. De landbouw bepaalt zich tot kleine ROLLULUS. AVES, GALLINAE, Tetrnoni-
aanplantingen van aardvruchten rondom de hutten dae, Rollulinac. Zie BOEfOE-RIMBO.
of woningen in het gebergte, en de eenigste tak- ROMA (ROMANG). Eiland tot de Zuid-Wester-
ken van nijverheid zijn op sommige plaatsen het eilanden behoorende (zie aldaar) en meer in het
bakken van potten en pannen en de vervaardiging bijzonder tot de Letti-groep gerekend. Er toe be-
van vlechtwerk. hooren g kleine onbewoonde eilandjes, waarvan
ROEMBIJA. Mal. en Mak. Zie SAGOE. alleen Maoepora en Noesiata eenigszins vrucht-
ROEMPOE. Zie BANTENG. baar zijn en ebbenhout, kemoering, kajoe tjindana
ROEMPOEN. Atjeh. Zie BATATA PANTÉ. (Santalum album) en sapanhout opleveren; de
ROEMPOET. Mal.; SOEKET, Jav.; DJOE- overige eilanden zijn niet veel meer dan weinig
KOET, Soend.; DOEHOET, Bat.; DOEÜE, begroeide rotsen. Noesiata wordt beschouwd als
Nias; ROEKOE, Mak. ; DJOEKOE, Lamp. ; DOE- het land, waar de zielen der afgestorvenen ver-
KOET of ROEKOET, Alf. Men.; HOETA, blijven. Opdat de ziel eene zichtbare plaats zou
HOETAL of HOEAL, Alf. Amb.; ROE, Boeg. hebben om te betrekken wanneer zij in aanra-
Algemeene benaming voor grassen en onkruid. king met de levenden wil komen of wanneer dezen
ROEMPOET FI. Mal. Tim. Zie ALANG- haar oproepen, vervaardigt men de zielcbeelden,
ALANG. die onder het dak of in afzonderlijke huisjes,
ROEMPOET POETRI. Mal. Zie TALI „zolders", worden bewaard. De ziel wordt opge-
POETRI. roepen door middel van een spijsoffer. Roma en
ROEM-SERAM. Zie PAPOEA'S, dl. 111, bl. 210. de omliggende eilandjes worden op ongev. 1000
ROEPIT. Zie RAWAS, dl. 111, bl. 370. vt. hoogte geraamd; over 't algemeen goed met
ROEROENDOE. Alf. Men. Zie KELITJI. wildhout bewassen is Roma echter niet zeer vrucht-
ROESA. Collectief-naam bij de Maleiers voor baar, ofschoon de bewoners van Kisser, in tijden
Hert-soorten, ook Mindjangan. Op Sumatra van droogte, soms tijdelijk naar Roma verhuizen.
noemen de Maleiers Russa equina eenvoudig Op de N.kust zijn nog sporen van vulkanische
Roesa, op Borneo Mindjangan ajer of werkzaamheid en worden heete bronnen gevon-
Mindjangan-bannjoe; Russa russa heet in den. De veestapel is beduidend minder dan op
het hoog-Javaansch Sangsam, bij de Soenda- de overige grootere eilanden der Letti-groep; in
neezen op Java Oentjal, op Noord-Java bij de 1888 werd deze geraamd op 7 karbouwen, 3 scha-
Maleiers Mandjangan of Mindjangan, ter- pen, 245 geiten en 259 varkens. Ook de bevol-
wijl de Maleiers op Borneo het den naam Mi n- king is weinig talrijk, minder dan op de kleinere
dj angan-dj awa geven en de Dajaks van den eilanden Letti of Kisser; zij werd in genoemd
Bejadjoe-stam op Borneo beide Hertsoorten Ba- jaar geraamd op 1130 personen, van welke 294
djang en de Doesoeners Takajo noemen. In christenen en 836 heidenen, die over 5 negoriën
de Molukken noemt men Russa moluccensis ge- verdeeld zijn, waarvan Djeroesoc op de Z.kust de
woon Roe sa, de bewoners van West-Tïmor voornaamste is. De orangkaja, aan wien de orang-
Loesa, de Rottincczen Noesa. Op Celebes heet toewa's, over de andere negoriën gesteld, onder-
het Hert Bandongo-ogenge. Zie ook HERT. geschikt zijn, woont in die plaats. Bij Djeroesoc,
ROETJAU. Zie BAMBANGAN. dat schilderachtig gelegen is, staat een steenen
ROETOE-ROETOE. Tem. Zie TABOENG pilaar met het merk der Compagnie, welk ge-
BEROEK. denkteeken ook vereerd wordt op het jaarlijksch
ROGENIA. Zie HARING. parka-feest, waarbij veel varkens verbruikt en veel
ROGODJAMPI. District van de contróle-afdee- toeak gedronken wordt. De bevolking staat onge-
ling, het regentschap en de afdeeling Banjoewangi, veer op denzelfden trap als de overige bewoners
residentie Besoeki; met eene oppervlakte van der Letti-groep (zie aldaar); haar hoofdvocdsel is
279.428,48 hectaren. Het district telt 50 desa's. djagoeng; de areng-palm en de sago-palm komen
ROHITA. PISCES, PHYSOSTOMI, Cyprini- veelvuldig voor. Het vruchtbaarste gedeelte van
dae, Cyprininn. Zie PAWÈH. het eiland vormen de omstreken derRoewa Kocda-
ROJA. Alf. Men. Zie TJAMARA. baai, waar een klein riviertje zich in zee stort; de
ROKAN. Een rivier ter Oostkust van Sumatra. ankerplaats in den W. moeson is in die baai vlak
Zie de artikelen: BENA en OOSTKUST VAN tegenover het eilandje Noesmitan; in den O. moeson
SUMATRA. voor het kleine gehucht Hila. (Zie G. W. W. C.
ROKAN AMPAT KOTA. Dit landschapje, Baron v. Hoëvell, T. Bat. Gen. XXXIII, bl. 218;
ook genaamd Loeboeq Bandhara, naar de woon- Riedel, De sluik- en kroesharigc rassen, bl. 459;
plaats van den Jang di Pertoean, is gelegen aan J. 11. de Vries, T. Aardr. Gen. XVII, bl. 605).
de Rokan Kiri (linkerarm van de Rokan) en ROMOÖN. District van de afdeeling Amoerang
grenst aan Rau (Sumatra's Westkust). H-et heeft der Minahasa van de residentie Menado, staande
vier hoofdkampongs of kota's: Rokan, Pandalian, onder een Hoofd, dat den titel heeft van Hoc-
Si Kamban en Oedjoeng Batoe. Het bestuur is koem Besar.
460 RON. — ROORDA. (TACO)

RON. Eiland nabij de Zuidwestkust der Geel- zoodat hij reeds in 1841 zijne „Proeve van Jav.
vinkbaaiin Nieuw-Guinea, tusschen ongeveer poëzie uit het Jav. heldendicht Brata Joeda" kon
2° 15' en 2° 25' Z.B. en 1340 30' en 134 36' O.L.
0
publiceeren. In eene zitting den April van
gelegen. Het wordt aan de zeezijde nagenoeg datzelfde jaar gehouden door het Kon. Ned. In-
overal begrensd door dicht begroeide steenachtige stituut, in tegenwoordigheid van Koning Willen,
heuvels, welke slechts op enkele plaatsen beschut 11, werd door Roorda eene redevoering voorge-
worden door rotsige eilandjes, waar de bevolking, dragen over de onmisbaarheid der kennis van
vooral aan de noordwest- en zuidoostkust in kam- het Javaansch voor de 0.-I. ambtenaren, die den
pongs bijeenwoont. In het binnenland, dat lang- stoot gaf tot het openen van de gelegenheid voor
zaam stijgt tot een hoogte van 300 Meters, houden de opleiding dier ambtenaren aan de Delftsche
zich de Monoarboe op, die veel gierst telen, Akademie. Terstond bij de oprichting werd Roorda
maar anders niet van de strandbevolking verschil- tot Hoogleeraar aan die inrichting benoemd, waar
len. De bewoners der kusten zijn geen zuivere hij de ziel der Indische afdeeling was; zijn bij
Noemfoien, maar een mengelmoes van dezen met uitnemendheid wetenschappelijk en grondig onder-
lieden van Wandamen en Ansoes, zoodat hun taal wijs in het Javaansch werd hoogelijk op prijs
ook van het Noemfoorsch afwijkt. Rivieren wor- gesteld door hen die, academisch opgeleid, het
den er niet aangetroffen: hun drinkwater krijgen konden waardeeren, maar bleek te hoog voor de
zij uit waterstralen, die hier en daar tusschen de vele gebrekkig onderlegde studenten, die de meer-
steenen doorsijpelen. Sagoe is slechts in geringe derheid van zijn gehoor vormden. Zijne krachtige
hoeveelheid aanwezig en wordt veel van Wanda- persoonlijkheid deed weldra daar de studie van
men aangevoerd. Hun hoofdbestaan vinden de het Javaansch de hoofdplaats innemen, met min
Papoea's in de vischvangst. Aan de noordwest- of meerdere verwaarloozing van de andere vak-
kust is in de kampong Jendei een zendelingleeraar ken, wier kennis den aanstaanden ambtenaar was
van het Utrechtsch Zendinggenootschap werkzaam. voorgeschreven. Na de opheffing der Delftsche
RONAAN. Amb. Ki.i. Zie KELADI. Akademie werd Roorda als Hoogleeraar in het
RONDANG SABOELAN. Bat. Zie ADAS- Javaansch aan de Rijksinstelling voor onderwijs
ADASAN. der Ind. taal-, land- en volkenkunde te Leiden
RONGGA. District van de contróle-afdeeling overgeplaatst; hij aanvaardde deze betrekking 14
West-Bandoeng, regentschap en afdeeling Ban- Sept. 1864 met eene toespraak „Over het voor-
doeng, residentie Preanger regentschappen ;• met name doel en de methode van het onderwijs in
eene oppervlakte van 59-011 hectaren. Het de Javaansche taal". Tot zijn dood bleef Roorda
district telt 35 desa's. aan die Instelling verbonden; hij overleed 5 Mei
RONGGENG. Zie DANSEN, MUZIEK EN 1874 te Leiden. Roorda was Ridder Ned. Leeuw
MUZIEKINSTRUMENTEN en PROSTITUTIE. en lid der Kon. Akad. v. Wetenschappen.
RONGKOB. Zie VOGELNESTKN. Ofschoon Roorda ook op het gebied der wijs-
ROORDA. (TACO) Geb. 19 Juli 1801 te begeerte en der taalkunde buiten den Indischen
Britsurn (Friesland) uit het huwelijk van Gerrit archipel belangrijke bijdragen heeft geleverd, is
Roorda, predikant, en Martina Gzavius. Na door zijn hoofdwerkzaamheid toch geweest de beoefe-
zijnen vader tot de academische lessen voorbereid ning der Javaansche taal, waarvan de wetenschap-
te zijn, studeerde hij in de godgeleerdheid en let- pelijke studie door hem is gegrondvest. Wel ge-
teren te Groningen en ging in 1823 voor een jaar noot hij het voorrecht, de voorlichting te hebben
naar Leiden, ten einde de lessen in de oostersche van mannen als Gericke en Winter, die goede
talen van Hamaker te volgen; II Oct. 1824 pro- kenners van die taal waren, maar het is de ver-
moveerde hij te Groningen in de theologie, op dienste uitsluitend van Roorda geweest, de studie
eene „dissertatio exhibens commentarios in ali- van het Javaansch op zulk een vasten, weten-
quot Jeremiae loca", en werd 7 Febr. 1825 te schappclijken grondslag gevestigd te hebben, dat
Leiden doctor honoris causa in de letteren, na dit spraakeigen ook thans nog de meest grondig
verdediging van een „Specimen hist. crit. exhi- beoefende taal van den Indischen archipel is.
bens vitam Amcdis Tulonidis". Na een verblijf Reeds in 1843 verscheen door zijne zorgen eene
van 2 jaren als predikant te Lutjegast werd hij verbeterde uitgave van de Jav. spraakkunst van
in 1827 naar Burg beroepen, doch ternauwer- Cornets de Groot met lees- en woordenboek, dat
nood aldaar gevestigd, werd hij benoemd tot echter geheel in de schaduw werd gesteld door
buitengewoon lloogleeraar in de Oostersche talen, zijne latere werken op grammatikaal en lexicogra-
de Hebreeuwsche oudheden en de exegese van phisch gebied. In 1847 toch gaf hij uit het Jav.—
het Oude Testament aan het Athenaeum ill. te Nedcrd. Woordenboek, samengesteld door J. F.
Amsterdam, welke betrekking hij 20 April 1828 C. Gericke, uitgegeven door T. Roorda, waar-
aanvaardde met eene rede „de poetriis I lebracis". voor wel vele bouwstoffen door Gericke verzameld
In 1834 werd hem bovendien het gewoon pro- waren, maar waarop toch Roorda den stempel van
fessoraat in Bespiegelende wijsbegeerte opgedra- zijn geest drukte. Met J. J. Meinsma gaf hij in
gen ; eenige maanden later werd ook het buiten- 1862 daarop een Supplement; een en ander werd
gewoon Hoogleeraarschap in de Oostersche talen geheel omgewerkt in J. F. C. Gericke's Jav.—Mal.
enz. in een gewoon professoraat veranderd. Woordenboek, Amst. 1875, waarvan het laatste

-
Zijn verblijf te Amsterdam was van beslissen- gedeelte na Roorda's dood door A. C. Vreede is
den invloed op den loop zijner volgende studiën. bewerkt, die ook eene betere uitgave (1886) be-
Het lidmaatschap toch van het Hoofdbestuur van zorgde. Zijne „Javaansche grammatica, benevens
het Bijbelgenootschap aldaar was hem aanleiding een leerboek", Amst. 1855 2 dln. was een geheel
kennis te maken met de talen van den Ind. ar- zelfstandig werk; eene verkorte uitgave daarvan
chipel, met name met het Javaansch; eene op- verscheen in 1874. Behalve deze hoofdwerken gaf
dracht hem geworden om toezicht te houden op Roorda verscheidene Jav. teksten uit, zooals: Het
het aanmaken van nieuwe Javaansche typen deed boek Radja Pirangon, 's Hage 1844; Jav wetten,
hem zich meer op de studie dier taal toeleggen, Amst. 1844; Verzameling van Jav. brieven enz.
ROORDA. (TACO) — ROTAN. 461

1845; Wajang-verhalen, 's Grav. 1869; Kitab toeh- herhaaldelijk met terreinopneming werd belast,
pah,Jav.-Moh. wetboek, 2« uitg. Leiden 1874.
Verscheidene werken van Winter werden

door
waarbij hij natuurlijk geen gelegenheid ongebruikt
liet, om de menschen- en dierenwereld te bestu-
Roorda uitgegeven, met name de Jav. samenspra- deeren; vooral aan de Indische vogels wijdde hij
ken, i ll dl.; de verkorte uitgave van oud-Jav. ge- in 't bijzonder zijn aandacht. Onderwijl bevorderd
dichten; de vertaling van de 1001 nacht in het tot adjudant-onderofficier, werd hij in 1856 bij het
Jav. en van de anccdoten en leerzame verhalen Topografisch Bureau te Batavia gedetacheerd en
van Schmidt; — een bundel Jav. gesprekken,
opgesteld door een Javaan van Soerakarta, werd
maakte van daar in 1858, als teekenaar aan boord
van Z. M. stoomschip „Etna", een reis mede naar
mede door hem uitgegeven. In de Bijdr. t. t. 1. Nieuw-Guinea. Het volgende jaar ging hij in bur-
en vlk. plaatste hij een Beschrijving van de koffie- gerlijken dienst over en werd ter beschikking ge-
en suiker-cultuur in het plat Maleisch en Jav. steld van den Gouverneur der Molukken, om een
(1856); een verhaal van den oorsprong en het opneming van het eiland Ceram tot stand te bren-
begin van den opstand van Dipa negara (1860); gen. Ten einde evenwel meer partij te trekken
een verhaal der lotgevallen van Raden Padji van zijne liefde voor de natuurlijke historie, vooral
(1864); eene bijdrage tot de Jav. taaistudie in het belang van 's Rijks musea, werd hij bij
(1864) en eene bijdrage ter verklaring van som- besluit van 4 Juni 1862 door den Gouv.-Gen.
mige uitdrukkingen in de Wajang-verhalen (1870). speciaal belast met het doen van reizen in het
Eindelijk verwierf Roorda zich groote verdiensten belang van natuurkundige onderzoekingen; als
door de bewerking van de 2e uitgave van de Jav. zoodanig maakte hij van uit zijn standplaats Am-
vertaling van het Nieuwe Testament. boina reizen naar Gorontalo, de Kei- en Aroe-
ROOS VAN JERICHO. Zie KEMBANG PA- eilanden, Timor enz. Tot herstel zijner door deze
TIMAII (Dl. 11, bl. 214). vele reizen zeer geschokte gezondheid ging hij in
ROOSEBOOM. (WILLEM) Geb. te Amsterdam Jan. 1866 met een tweejarig verlof naar Europa.
den 9ell Maart 1843 uit het huwelijk van J. Roo- In Indië teruggekeerd vestigde hij zich opnieuw
seboom met F. F. Waller. In 1861 tot 2= luit. in de Molukken, om van uit Ternate onderzoe-
bij de genie Ned. leger aangesteld, werd hij 1864 kingstochten naar Nieuw-Guinea te doen, waar
I c fluit., 1872 kapitein, 1885 majoor, lßgo luit.- hij in 1869 o.a. de Geelvinkbaai exploreerde. Na
kol. en lßg7 gencraal-majoor, kommandant van twee jaren zag hij zich echter om gezondheids-
de stelling van Amsterdam. Bij Kon. Besl. van redenen gedwongen den dienst te verlaten en
1 Juni iSgg werd hij benoemd tot Gouv.-Gen.; keerde in 1871 voor goed naar Europa terug.
den 3e" Oct. d. a. v. werd die hooge betrekking Als zijn voornaamste werken moeten genoemd
door hem aanvaard, welke hij thans nog bekleedt. worden: Reistochten in de Afdeeling Gorontalo;
De Heer Rooseboom is luit.-gen. bij den grooten Reis naar de Zuid-Ooster-eilanden; Reistochten
staf van het Ned. leger a la suite, Ridder Ned. naar de Geelvinkbaai op Nieuw-Guinea in de jaren
Leeuw en Commandeur Oranje-Nassau. Tijdens iß6g en 1870, allen uitgegeven door het Kon.
hij in militaire rangen den lande diende werd Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde
Rooseboom, die van 1870—1874 de lessen der van Ned.-Indië en Der Malayische Archipel, Land
stafschool had gevolgd, in 1874 bij den gen. staf und Leute in Schilderungcn, gesammelt wahrend
overgeplaatst, werd weldra leeraar aan de tweede eines dreissigjahrigen Aufenthaltes in denKoloniën.
afdeeling der hoogere krijgsschool, bekleedde van Voorts publiceerde hij tal van opstellen in het
1884—1891 het lidmaatschap der 2" Kamer voor Tijdschr. v. h. Bat. Gen., het Natuurk. Tijdschrift
Arnhem, werd in 1891 directeur dier krijgsschool v. Ned.-Indië, de Mitthcilungen des Ornitholog.
en in 1894 weder aan den gen. staf verbonden; Vereins in Wien enz. Zie ook over hem: Dr. Th.
hij was lid van de Staatscommissie tot regeling C. L. Wijnmalen in de Bijdr. t. t. 1. en vlk. van
van de staatsrechtelijke verhouding tusschen de Ned.-Indië, dl. XXXVIII, IBBg en de litteratuur-
Ned. en de N.-L legers en voorzitter der Staats- opgaaf aldaar.
commissie tot onderzoek naar de wenschelijkheid ROSTELLARIA CURVIROSTRIS, FUSUS
van de samensmelting der Ned. en N.-L officiers- en RECTIROSTRIS. Zie GASTEROPODEN.
kaders. Verscheidene geschriften over militaire ROTAN. Hier te lande Rotting en ook wel
onderwerpen werden door hem uitgegeven; ook verkeerdelijk „Spaansch riet" genoemd (zijnde dit
een werk over De grondwet (1888). afkomstig van eene Zuid-Europecsche rietsoort,
ROSENBERG. (CARL BENJAMIN HER- Arundo Donnx). Rotans zijn de meestal dunne,
MANN Baron VON) werd den 7-" April 1817 gemeenlijk zeer lange stengels van eenige geslach-
te Darmstadt geboren en overleed te 's Graven- ten van palmen (zie deze Ene, Dl. 111, bl. 182),
hage 15 November 1888. Ofschoon aanvankelijk die over den bodem van het tropisch woud krui-
bestemd voor den militairen dienst, legde hij reeds pen of zich daar door het geboomte slingeren.
als jongen een groote voorliefde aan den dag voor Rotan groeit dus niet in of aan water, zooals ons riet.
de studie der natuur en het lezen der beschrij- Het geslacht der rotanpalmen is bepaaldelijk het
vingen van'vreemde landen en volken. Gedreven genus Calamus 1., dat door sommige plantkun-
door een vurig verlangen om met eigen oogen digen wel in twee verschillende geslachten (Cala-
de tropen te leeren kennen, besloot hij, na het mus s. s. en Daemonorops) verdeeld wordt.
volbrengen van zijn Hessischen militairen dienst, Eene bijzondere plaats onder de rotanpalmen
zich als vrijwilliger bij het Nederl.-lndische leger neemt het geslacht Eugeissonia in, waarvan o. a.
te laten aanwerven en verliet als zoodanig den de lichte, rechte, ijzersterke kadjatouw (van E.
23™ November 1839 Hellevoetsluis, op weg naar tristis), komt. Deze soort maakt geen stam, maar
Java. Nauwelijks in Indiëom aangekomen, werd hij zet zich in de breedte door jonge spruiten uit;
naar Padang gedirigeerd Junghuhn bij zijne wandelstokken worden van deze rotan verkregen
onderzoekingstochten op Sumatra als assistent te van wortels, die zich uit den voet horizontaal of
vergezellen. Zestien jaren bleef hij op Sumatra's opwaarts in de lucht verlengen.
Westkust werkzaam, gedurende welken tijd hij Er zijn van Calamus ongeveer 200 soorten be-
462 ROTAN.

kend, nagenoeg alle voorkomend in tropisch en den, voor het vervaardigen van matten, korfjes,
sub-tropisch Azië, en wel voornamelijk in de wou- koffertjes, doosjes, stoelen, zitbanken, wagens enz.,
den van den Indischen archipel. Naar het oosten deels zeer sierlijk door de Javanen gevlochten.
neemt de hoeveelheid rotansoorten af, slechts 4 De geheele teenen worden saamgedraaid voor
zijn er in Australië inheemsch. Dat Calamus in ankertouwen.
onze bezittingen bij uitstek thuis behoort, blijkt 6. Rotan kawah of R. tjavoni. (Calamus cques-
reeds hieruit, dat er al in de flora van Miquel onge- tris Willd.). Van deze soort worden de teentjes
veer 100 soorten opgesomd zijn; toch zijn bepaal- gebruikt als karwatsen enz.
delijk de rotanpalmen van Borneo slechts zeer Het is niet wel doenlijk al de botanische namen
onvolledig bekend. Het zijn alle fraaie planten, der rotans met zekerheid te vermelden, daar vele
wier lange sierlijke slingers met frisch groen loof onder twee of meer namen beschreven zijn. Als
een typisch deel der Indische vegetatie uitmaken de belangrijkste soort geldt Calamus Rotang L.
(zie ook LIANEN, Dl. 11, bl. 408). Vele zijn (= C Roxburghii Grif.), die de beste rotan voor
sterk gedoomd. Sommige groeien recht opgaand, vlechtwerk schijnt te geven. Voor rotan hang-
doch verreweg de meeste hebben een dunnen, hoog bruggen dient o. a. Calamus extensus Roxb. en C
klimmenden en slingerenden stevigen taaienstengel, montaniis T. Andr., voor koorden en touwen C.
die uit groote geledingen bestaat en eene lengte Intifolius Roxb. en C rudentum Leur.; voor wan-
van 150—200 M. kan bereiken; de opperhuid delstokken C. fasciculatus Roxb. en C. inermis T.
der stengels is meest glad en sterk verkiezeld. Andr. De z.g. „Malaca-canes", die veel van Su-
De sappige vruchten, ter grootte van een hazel- matra worden uitgevoerd, schijnen afkomstig ook
noot of kleiner, zijn „gepantserde bessen", d. i. van C Scipio/ium Lour.; door berooking worden
zij zijn van een bruingele geschubde huid voor- deze stokken fraai bruin. De Palembangschc rotan
zien. De vruchten worden wel in 't zout gelegd (semamboe en djernang) geeft eene fraaie soort
en gegeten; de zaden van sommige soorten worden stokken uit één lid, 3 a 4 voet lang. Van het
soms bij gebreke van pinangnoten (Dl. 111, bl. 263) vasteland van Indië werd er vroeger veel in
bij de sirih gekauwd; de jonge loten wel gege- Ned.-Indië ingevoerd het gemarmerd Arakansch
ten, zoo ook het merg, vergelijkbaar met de zg. rotan, uit Birma.
palmiet; de bladeren dienen soms voor dakbe- Door Teysmann is destijds (zie Tijdschr. v. Nij-
dekking. Verreweg het grootste nut echter heeft verh. 1868) de volgende opsomming van handels-
de stengel: de uitloopers van sommige dezer slin- rotans van Borneo (Sambas) gegeven: Rotan marow
gerpalmen worden in Indië veel gebruikt en ook semamboe (= Dnemonorops grundis), R. benkoan
in groote hoeveelheid tot stuwing van de scheeps- (= D. oblongus?), R. marow padi, R. gangoen, R.
ladingen naar Europa gevoerd en in den handel mata-hari, R. matan, R. babau (alle soorten van
gebracht, van andere soorten de kortere stammen Calamus), R. tria (= C adspersus ?), R. toengal
gebezigd. Over het velerlei gebruik van rotan in (= C Caesiusr), R. babi, Pinang oetan, P. boekit,
de verschillende deelen des Archipels vindt men P. goring en.P. kali (alle van Ptychosperma), R.
in de litteratuur weinig gegevens bijeen, wel zijn danan besi en R. loeak (= Korthalsiu) en Kadja-
deze overal verspreid. De meest volledige beschrij- touw (Eugcissonin Iristis-woxteX). Deze soorten zijn
ving schijnt nog die van Rumphius, welke in zijn toen door tusschenkomst van het Kol. Museum ')
Amboinsch Kruidboek (V, 97) de volgende 6 soor- te Haarlem onderzocht, en deels voor de ver-
ten van rotan of „palmriet" uitvoerig behandelt: vaardiging van wandelstokken en parapluie-stelen,
1. Rotan kalapa of Oeha hahoeloe (Calamus, v. deels voor vlechtwerk na splijting geschikt be-
Dacmonorops, Calapparius Bl). Dit is de grootste vonden; de hoofduitvoer bestond toen ook reeds
soort, met „touw" van een arm dik doch weinig uit de z.g. bindrotting, welke in Europa gebezigd
bruikbaar, dicht bezet met korte doornen. wordt niet alleen tot omwoeling van verschillende
2. Rotan itam of R. teboe (Calamus, v. Dac- voorwerpen, maar ook om rustiek en mandema-
monorops, melanochactes BL?) Evenals de voor- kerswerk te vervaardigen, alsmede stoelen en zit-
gaande weinig gebruikt, daar het touw bij het banken, waartoe vroeger alleen wilge-teenen dien-
draaien te veel splintert. Deze soort heet suiker- den. Van de overige soorten was steeds de z.g.
rotan naar het zoete sap, dat uit de afgekapte mannetjes-rotting of Rotan semamboe van betee-
stengels vloeit. Zij schijnt dezelfde als semamboe. kenis, onder welken naam de voor wandelstokken
3. Rotan poetih (C. albus Prs). Van deze soort zeer geschikte bruinkleurige soort met lange gele-
zegt Rumphius, dat zij is de meest gebruikelijke dingen, en van cilindrischen vorm, zonder rug,
voor allerhande bind- en vlechtwerk, als tot het verstaan wordt; zoo ook de zwarte rotan (van I).
binden van seroenen, tot het vlechten (uit de ge- mclnnochnetes). Voor zeer fijn mandewerk is ook
spleten rotan) van korven, matten, stoelen, enz., de stengel van de drakebloedpalm (djernang) ge-
en vooral ook tot touwen op Indische vaartuigen zocht, alsmede de gemakkelijk splijtbare Rotan
(kora-kora's); deze rotan-kabels zijn licht en sterk. sega. Voor badientjes dient veel de Pinang kali,
Wandelstokken of piekstelen maakt men uit de voor ooren van manden enz. de Toengal.
versche geschilde stengels, door deze met een ge- Over rotans van Sumatra vindt men eenige
wicht bezwaard in den rook te drogen te hangen. gegevens in „Midden-Sumatra" (Dl. IV, 11 bl. 40).
4. Rotan toeni. Dit is een algemeene naam voor De reuzen onder de rotans zijn daar de manau-
de dunnere taaie soorten, als R. boeboet (naar 't ge- soorten; uit hare armdikke stengels vloeit rijkelijk
bruik voor vischfuiken) en R. boeloc (d. i. bamboe- bij insnijding helder water.
rotan, naar de gemakkelijke splijtbaarheid). Het voornaamste gebruik van rotan in Indië is
5. Rotan djawa. (Calamus vimina/is Reinw). Dit al bij de soorten aangegeven. In het algemeen
dunne biesachtige touw, in de dikte van een pen-
neschacht, kwam al oudtijds vooral uit Bandjer- 1) In genoemd museum bevindt zich nu ook
masin naar Java; in geheel Indië is het in groot eene collectie handels-rotans uit Palembang, voor
gebruik tot allerlei duurzaam vlecht- en bindwerk, de Parijsche tentoonstelling in 1900 bijeenge-
daar het zich in grove of fijne riempjes laat snij- bracht.
ROTAN. — ROTINEESCH. 463

kan men zeggen, dat rotan ginds wordt gebruikt sche bevolking niet zonder beteekenis zijn. Ook
waar wij touw gebruiken, voor drooglijnen, schceps- hier doet zich gevoelen het gemis van kleine bota-
lijnen, scheepswant; verder voor vlechtwerk rond nische en cultuur-tuinen in de buitenbezittingen,
potten van aardewerk, rond kalebassen; voor potten- als filialen van den Buitenzorgschen hortus.
standaards, pothengels, boogpezen, wandelstokken, ROTAN JAKI. Mal. Mul Zie OWAR.
hoofddeksels, gordels en manden; ook voor snaren ROTAN LAUT. Onder dezen naam, of als
van muziek-instrumenten wordt rotan gebruikt. „stroomtouw" (tali haroes) beschrijft Rumphius
Waar het tot versterking dient, rond bamboeko- (VI, 202) eene soort van zwart koraal of akar
kers enz., is de rotan dikwijls heel sierlijk gevloch- bahar, nl. Anthipathcs spiralis Pall.
ten, evenzoo bij de vaak zeer kunstvaardig ge- ROTAN TIKOES. Mal. Zie OWAR.
vlochten rotan-ligmatten. Groote vloermatten van ROTÉ, ROTI of ROTTI. Eiland ten zuidwesten
rotan, ten gebruike in vóór- en achtergalerijen, van het eiland Timor en daarvan door Straat Rote
Worden o. a. uit Bantam aangevoerd. Halsbanden gescheiden, gelegen tusschen 10° 37' en 11° Z.B.
voor dieren vlecht men er ook van, zoomede vier- en 1220 52' en 123°29' 0.L., dat met Sawoe de
kante ringen, waarin de poestaha's (I, 134) zijn afdeeling Roti en Sawoe der residentie Timor
opgesloten. In Centraal-Borneo maakt men wel vormt. Het is in het midden heuvelachtig, maar
vuur, door een stuk rotan sëga heen en weer te aan het strand zijn hier en daar uitgestrekte lririg-
trekken langs een gevorkt stuk droog licht hout. vlakten, en langs de kust bevinden zich vele in-
In Europa dient rotan („stokrotan") vooral voor hammen, waaronder de Cyrus-haven aan de zuid-
wandelstokken, regen- en zonneschermen; de touw- oostkust de grootste en veiligste is. Talrijke rivier-
achtige uitloopers („bindrotan") meer voor mande- tjes loopen overal in zee uit en zijn voor den
werk, mattenkloppers en ander vlechtwerk. landbouw van veel nut; want de bodem is zeer
Bijzonderheden over handel en uitvoer van ro- vruchtbaar en onder de gewassen, welke het meest
tans in Ned.-Indië zijn slechts spaarzaam voor- wolden gekweekt, bekleeden rijst, gierst, maïs,
handen. Borneo vooral levert eene ontzaggelijke aard- en peulvruchten, benevens suikerriet, een
menigte rotan-soorten; deze worden door de inlan- eerste plaats.
ders in de bosschen gesneden en veel met Chineesche Het Nederlandsche gezag wordt er vertegen-
stoomers van Banjermasin en Pontianak naar Singa- woordigd door een Civielen Gezaghebber, die te
pore uitgevoerd. Eenige bijzonderheden dienaan- Namocdalé gevestigd is, en het geheele eiland
gaande geeft Dr. A. W. Nieuwenhuis' werk „In bestaat uit 18 staatjes of regentschappen, waar-
Centraal-Borneo" (11, 353). Vooral in het Barito- onder Termano, Ti, Dengka, Oënale, Renggo en
gebied leggen de Maleiers er zich tegenwoordig Belba de voornaamste en meest bevolkte zijn.
op toe, om in bosschen of op anderen grond rotan Acht dezer liggen in het oostelijk en de acht
van stekken aan te planten, nu de voorraad in de andere in het westelijk deel des eilands, welke
bosschen zoo vermindert. Na acht jaar moet de verdeeling tevens de taalkundige grens uitmaakt.
rotan ingezameld kunnen worden; laat men dan Zij worden bestuurd door radja's, bijgestaan
ongeveer 1 M. boven den grond staan, zoo loopt door een rijksbestuurder, en tot elk staatje behoo-
de plant op nieuw uit. Ook door Europeesche ren meerdere kampongs, welker hoofden als manek
planters zijn in de laatste jaren proeven met rotan- go rok bekend zijn. De geheele bevolking wordt
cultuur in Borneo aangevangen. op zb 60.000 zielen geschat en als zeer ijverig en
Aangaande de markt van „bindrotting" in Ne- goedaardig geroemd; meerderen hebben den Chris-
derland is op te merken, dat in igoo de aanvoer telijken godsdienst aangenomen. De grootte be-
te Amsterdam was: draagt 30,8 □ geogr. mijlen.
p. pik. ROTI. Zie ROTÉ.
Banjermasin 200 pik. a ƒ30—32 ROTI. Onderafdeeling der afdeeling Roti en
Borneo (Boelangan, Passir) 1500 „ „„ 15—28 Sawoe van de residentie Timor, bestaande uit het
g620
„ „„ „10—23

Padang gelijknamige eiland en de daaromheen gelegen
Sera wak „ 16—18 kleinere eilandjes, onder het rechtstreeksch beheer
„ „„ „„ B—
120
Gorontalo 3150 II van den Civielen Gezaghebber, die te Namoedah
Koetei 33-9°° » 6—12 gevestigd is.
Het totaal is 48.4g0 pikols, tegen slechts 14.730 ROTI en SAWOE. Afdeeling der residentie
pikols in l8gg: blijkbaar geschiedt de aanvoer van Timor, bestaande uit de onderafdeelingen Roti en
dit boschproduct zeer ongeregeld; zoo was de hoe- Sawoe, zijnde de eilanden van dien naam en nabij
veelheid die in ißg3 hier ter markt kwam van gelegen kleinere eilanden, onder het beheer van
de Banjermasin- en Borneo (Boelangan, I'rrssrr)- een Civielen Gezaghebber, die te Namoedah op
-soort resp. 2400 en 7600 pikols. Met den verbe- het eiland Roti gevestigd is; voor de onderafdee-
terden stoomvaartdienst, dien de Paketvaart Maat- ling Sawoe is een posthouder te Seka geplaatst.
schappij in onzen Archipel onderhoudt, gaat ook ROTINEESCH. De taal van 't eiland Roti,
dit artikel nu allengs minder naar Singapore, doch wordt gesproken in verscheiden tongvallen, die
meer herwaarts. Aan prima-soorten komt echter phonetisch min of meer van elkaar verschillen;
gebrek, niettegenstaande steeds hooger prijzen te de algemeene type echter der taal en haar bouw
bedingen zijn. is geheel dezelfde, zoodat de bewoners van ver-
Palmen, die tot de rotans naderen, zijn o.a. de schillende deelen des eilands malkander zonder
salak (zie aldaar) en meer nog de drakeblocdpalm moeite verstaan. Het klankstelsel onderscheidt
(zie deze Ene. I, 459 en 471). Ten Onrechte wordt zich in 't algemeen door zekere weekheid en de
soms wel de naam rotan gegeven aan de stengels neiging om de meeste sluitmedeklinkers af te
van Phyllostachys nigia en Flagellaria indica. werpen, waartegenover staat dat menigmaal een
Eene degelijke studie van dit voor Ned.-Indië onoorspronkelijke k of s als sluitletter wordt toe-
zoo belangrijke handelsproduct, en praktische wen- gevoegd aan stammen die oorspronkelijk op een
ken voor de teelt in 't groot der beste soorten, klinker uitgingen of reeds den ouden sluitenden
ontbreken geheel, doch zouden ook voor de inland- medeklinker verloren hadden. Bijv. uit ma, vrouw,
464 ROTINEESCH. — RUMPHIUS. (GEORGE EVERHARD)
wordt mak; uit tahi, drek, teis; maar man uk, familienaam Rumpf is bijna uitsluitend de latijn-
kip, gaat over in manu; de oorsprong der toe- sche vorm in gebruik.
gevoegde medeklinkers is nog niet opgehelderd. Wat wij van Rumphius' jeugd wetent is beperkt
Het Rotineesch bezit een bepalend lidwoord, dat tot eenige toevallige uitlatingen in zijne brieven
evenals bijv. in 't Makassaarsch gesuffigeerd wordt: en geschriften. Omstreeks 1627 werd hij geboren,
het onderscheidt voorts het meervoud van't enkel- waar en wanneer is niet met juistheid bekend;
voud; de verbinding van 't voornaamwoord met wellicht op 20 Maart 1627. Hij noemt Hanau aan
het werkwoord is veel inniger dan in 't Maleisch, den Mam als zijne vaderstad, doch vermeldt ook,
Javaansch, en de talen van 't Westen en Midden geboortig te zijn uit het graafschap Solms, nu
van den Indischen archipel. Dit alles weegt ruim- „Regierungsbezirk" Coblenz, in de Rijnprovincie.
schoots op tegen 't verlies van woordafleidende Volgens sommigen zou Münzenberg in de Wetlerau
suffixen; van dergelijke prefixen bezit het Roti- zijne geboorteplaats zijn. Zijne opvoeding genoot
neesch nog ettelijke. Ten opzichte van de geni- hij in ieder geval in de stad Hanau, waar zijn
tiefsamenstellingen sluit het zich aan bij de Ooste- vader zich vóór 1639 vestigde, en architect was;
lijke talen van den Indischen archipel; dus is de wij lezen zulks in een brief van Rumphius aan
volgorde van de bestanddeelen der samenstelling de bewindhebbers der 0.-I. C, waar hij verzocht
de omgekeerde van die welke in de talen ten een deel zijner gage te willen zenden „als recog-
Westen van de door Brandes getrokken lijn en nitie uyt kinderlijcke plight", aan zijnen ouden
in de talen van de eilanden der Stille Zuidzee vader, „genaeml Augustus Rumph, bouwmeester
gebruikelijk is; bijv. manu-teik, kippendrek, van Hanau".
tegenover Maleisch tahi manuq; nusa-isik, Tot zijn ið jaar bezocht hij het gymnasium
bevolking, eigenlijk: eiland-inhoud, van nu sa, te dier stede. In zijn onstuimig verlangen de wereld
Javaansch nusa, en isik, Javaansch isi. Voorts in te gaan, beging hij toen de onvoorzichtigheid
heeft het al de eigenaardigheden eener Maleisch- zich als soldaat te laten aanwerven door een jonge-
Polynesische taal. ren graaf Ludvvig von Solms-Greifenstein, die voor-
Litteratuur: D. P. Manafe, Proeve eener be- gaf commandant te zijn van het Venetiaanschc
knopte spraakkunst van het Rottineesch (Bijdr. leger en volk te zoeken voor een Italiaansch gar-
Kon. Inst. t. 1. en vlk. N.-L dl. XXXVIII, bl. nizoen. Die graaf was echter een geheim werf-
633 —648); H. Kern, Rottineesch-Maleische Woor- officier ten dienste der Hollandsche West-Indische
denlijst (Bijdr. dl. XXXIX, bl. 1—26); J. Fang- Compagnie, en ronselde toen soldaten, niet voor
gidaej, Rottineeschc Spraakkunst (Bijdr. dl. XLI, 't schoone Italië, maar voor het gevreesde wilde
bl. 554—572); H. Kern, Nederlandsch-Rottinee- Brazilië: later was hij commandant der vesting
sche Samenspraken (Bijdr. dl. XLII,bI. 71 —102); Maastricht. De jonge Rumphius heeft van al zijn
J. Fanggidaej, Fabelen in 't Rottineesch (Bijdr. Hanausch latijn gebruik gemaakt, om in een lang
dl. XLIV, bl. 452—45 g; 662—711). gedicht, getiteld Peregrinatio sive Iter in Brasi-
ROTNIA. AMB. Serm. Zie SAGOE. liam (Amb. Krdb. dl. VI of dl. I, vóóraan) uiting
ROUCOU. Zie KASOEMBA KELING. te geven aan zijne verontwaar liging jegens den
ROUW. Zie OVERLIJDEN, Dl. 111, bl. 146. vorstelijken bedrieger. Met zijn lotgenooten werd
ROWEFRAAR-SNAWEER. Zie TIKOES. hij, onder voorwendsel dat de reis via Nederland
ROXBURGH. (WILLIAM) Beroemd plant- naar de Adriatische zee ging, naar het koloniaal
kundige, geb. in 1759 te Underwood in Schot- werfdepót op Texel gevoerd en daar voor Per-
land, overleden in 1815 te Edinburg. Zie over nambuco ingescheept op „De Swarte Raef". Maar
zijne verdiensten voor de kennis der Indische dit schip viel in handen der Portugeezen en zoo
flora, deze Ene. Dl. I, bl. 272, alsmede eene levens- kwam Rumphius in Portugal terecht. Daar ver-
schets in Teysmannia VII (1897), 1,1. 457. toefde hij (als soldaat?) drie jaren (1647 —1649)
RUBIGULA. AVES, PASSERIFORMES, PAS- en rijpte zijn lust tot natuuronderzoek. Vooral
SERES, Timeliidae, Brachypodiinae. Zie KA- boeide hem, 't geen hij er over 't verre Indië ver-
MADJA. nomen had en zoo reisde hij in 1652 weder uit
RUBUS. Zie HAREUËUS. Hanau naar Nederland met bestemming naar de
RUELLIA. Zie RENDOE. koloniën, ditmaal niet als gevangene, maar vrij-
RUM of RHUM. Alkoholisch vocht met 50— willig en wèl bewust („de ondersoeckinge van
60 % alkohol, gedestilleerd uit gegiste melasse gewassen etc. is wel het meeste oogmerek waerom
of suikerrietsap. Rum is dus „rietsuiker-bran- ik mij in India begeven hebbe", schreef hij in i66g).
dewijn" evenals cognac „wijn-brandewijn" is, of Op 26 Dec. 1652 zeilde hij, bij de Comp. inge-
juister, behoorde te zijn, en arak (Zie Dl. I, bl. schreven als de „adelborst Jeuriaën (als vertolking
40) oorspronkelijk is „rijst-brandewijn". Aanvan- van het duitsche Georg) Rumph van Hanau",
kelijk kleurloos, neemt de rum op het vat allengs met het jacht „Muyden" naar Indië, vertoefde kort
een geelbruine kleur aan; ook het aroma ver- te Batavia en werd al in 1653 naar Amboina ge-
meerdert door het lange liggen. De beste soorten zonden; in 1655 werd hij daar tot vaandrig en


worden in West-Indië gestookt („Oude Jamaica- „fabryck" (ingenieur) aangesteld. Aangezien Rum-
Rum"); in Oost-Indië destilleert men dit voqht
niet, ten minste niet onder den naam rum. In
phius 't was in de dagen van de Vlaming
„tot de militaire chargie niet wel gehumcurt wns",

den handel wordt rum veelal nagemaakt, door werd hij in 1657 in 't civile overgeplaatst, als
aardappelspiritus te kleuren met wat gebrande onderkoopman en hoofd van Larike, een vrij be-
suiker (caramel) en te aromatiseeren met wat langrijke post op de Z.W.kust van het schiereiland
„rumessence" en soms ook met vanielje. Hitoe. Waarschijnlijk is hij toen. of eenige jaren
RUMPHIUS. (GEORGE EVERHARD) later, getrouwd met een meisje uit Ambon; immers
Beroemd Ambonsch natuuronderzoeker der 1 7 e in i66g kon hij spreken van „zijne familie", en
eeuw; de grondlegger der wetenschappelijke ken- had een zoon en meer dan één dochter. Te Larike
nis onzer 0.-Indische bezittingen, vooral wat be- voldeed hij zóó goed, dal hij in 't begin van 1662
treft de daar levende planten en dieren. Van zijn bevorderd werd tot koopman en opperhoofd over
RUMPHIUS. (GEORGE EVERHARD) 465
de geheele kust van Hitoe, na dit ambt al van eenenmale verschillend ook klimaat en planten-
1660 af provisioneel te hebben waargenomen; groei zijn, bijv. van West-Java en de Molukken.
zijne woonplaats was toen natuurlijk te Hila, in Wat eene vertroosting is geweest in „de lange
't fort Amsterdam. Men achtte hem te zijn: „een droeve nacht" van Rumphius' blindheid, was zijn
man van nuchtere bequaemheit, die sich heel wel gelukkig huiselijk leven en zijne briefwisseling
na de humeuren der Amboinesen weet te schik- met een groot aantal geleerden en geestverwanten,
ken, het Arabisch schrift lesende en schrijvende, zoo in Indië als in Europa; terwijl ook van heinde
daerenboven geleert in allerley slach van wiscun- en verre, uit alle Oostersche kantoren natitraliën
sten". In een andere „conduite-staat." van 1666, en curiositeiten hem werden toegezonden. Daar-
wordt de aard van Rumphius aldus zeer gunstig door vindt men in zijne werken (waarop helaas
geschetst: „hij heeft den roem en oock het uyter- nog een goed zaakregister ontbreekt) soms zéér
lijck aansien te sijn een man van goede kennisse nauwkeurige informaties over allerlei min bekende
en ervarentheyt in dese landen Van een goet gewesten. „Allengs was het huis van Rumphius,
en statigh leven en van een onhillijcken (?) maer met den blinden geleerde, die het bewoonde, voor
nedrigen en heusschen ommegangk en vooral van allen die Indië bereisden een middelpunt gewor-
een conscientieux en opreght gemoet, niet gierigh den, waaraan zij zich schatplichtig gevoelden en
of te inhaligh". waarheen zij alles zonden, wat hun vreemd en
Om zijne kennis der wis- en bouwkunst, die merkwaardig voorkwam, zeker, dat het daar aan
hij van zijn vader had geleerd, schijnt Rumphius een zorgvuldig onderzoek zou worden onderwor-
in Indië het eerst vermaard gew, rden te zijn, en pen en dienstbaar gemaakt aan de wetenschap"
soms vinden wij achter zijn naam vermeld: „de (llarting). In Indië telden onder zijne correspon-
Mathematicus". In 1654 was hij in die functie denten vooral: J. Camphuys en Is. de St. Martin,
op Ceram; in 1662 vertoefde hij op Banda om voorts A. Cleyer, W. ten Rhijne, H. de Jager,
rapport uittebrengen over de versterking van den J. de Vicq; in Nederland de leeraren derLeidsche
berg van Banda Neira (Dagh-Register 1663, bl. hoogeschool, benevens H. d'Acquet, P. Blaauw,
255); in 1673 schreef hij een belangrijk verslag J. Rulitius; in Duitschland C. Mentzel en J. M.
over de fortificatie van 't kasteel Victoria te Ambon Fehr. (Een groot deel dezer correspondentie van
(verg. Valentijn, Dl. 11, bl. 238). Rumphius werd, uit het nederlandsch eerst in het
De betrekking van „koopman" op Hitoe heeft duitsch vertaald, gepubliceerd door den natuur-
Rumphius tien jaren waargenomen, tot 1670, en onderzoeker M. B. Valenlini, professor te Giessen,
hij schijnt vooral in die periode zijne uitnemende in zijn „Museum museorum" (Frankfort am Mam,
kennis der Indische natuur bijeengegaard te heb- 1704—14, 3 dln. fol.) waar dl. 11 geheel met de
ben. In 't begin van genoemd jaar maakte hij briefwisseling van grootendeels hollandsche ge-
zich op, in 't belang zijner studiën naar Batavia leerden gevuld is. Een verkorte en in het latijn
te vertrekken, toen hem in April de ramp over- overgebrachte uitgaaf van dit werk kwam in 1716
viel eener oogziekte (glaucoma simplex), die bin- te Frankfort ook uit als „Historia simplicium retbr-
nen weinige maanden in volslagen blindheid ein- mata. Accedit India litterata, seu dissertationes
digde. Rumphius noemt als oorzaak zijner oogziekte epistolicae, ab Europaeiscuriosis et eruditis, Cleyero,
de te groote inspanning, en het dagelijksch wan- Rumphio, Herberto de Jager, ten Rhijne, Kaemp-
delen in de hitte der zonne, om planten te ver- fero aliisque in India reciprocatae de plantis, ar-
zamelen. Zoo was hij gedwongen het bestuur over boribus, gemmis aliisque rarioribus ad scrutinium
de kust van Hitoe — een belangrijk ambt in die
dagen, toen de Molukken nog „de Groote Oost"
naturae artemque medicam spectantibus. Hier vindt
men dus die (52) brieven nog eens ten tweeden
vormden en 't nu halfvergeten Amboina daarvan male in het latijn vertaald, zooals de titel verder
het gewichtig centrum was — neder te leggen.
Om zijne „langduyrige, goede en ouopspraekelijke
ook uitdrukkelijk vermeldt („ex autographis bel-
gicis ante hac in linguam germanicam translatae
diensten", liet de Comp. hem rang en gage be- nunc veró exterorum gratia latinitate donatae").
houden, onder benoeming tot een sedentair ambt Vergeeflijk zal men 't vinden, dat de beschei-
te Ambon. Sedert leefde hij stil op de hoofdplaats. den natuuronderzoeker in 1682 met vreugde zijne
Als magistraatspersoon heeft hij tot op hoogen schoonste schelpen en steenen liet bijeenzoeken
leeftijd velerlei belangrijke diensten bewezen, en om te voldoen aan het vereerend verlangen van
dat zijn rijp oordeel en goede raadgevingen door den bekenden Groothertog van Toscane, Cosimo
de regeering op prijs gesteld werden, bewijzen de Medici 111, aan wien hij ook afstond zijn kabi-
de rapporten en adviezen, bepaaldelijk over vesting- netje uit 400 fraaie Indische houtsoorten vervaar-
bouwkunde en landbouw, die van Rumphius' hand digd, dat hij den „bedelaarsmantel" noemde —,
in de archieven berusten. Een advies van Rum- vermoedelijk zal dit stuk nog wel in een der
phius over den Ambonschen landbouw is gedrukt Italiaansche musea of paleizen aan te treffen zijn.
in de hierna te noemen biographie van Leupe; In 1674 heeft andermaal een groot ongeluk
eenige andere rapporten van zijne hand kwamen Rumphius getroffen, nl. bij de aardbeving die in
later terecht in het Tijdschr. v. Staathuishoud- dat jaar op 17 Februari de stad Ambon teisterde,
kunde en Statistiek, Dl. XIII (1856). zijne gade en jongste dochtertje te verliezen:
Vóór alles was hij bezig met zijne geliefde „erbarmdijck was het dien man bij deze zijne
natuurkundige en ook met historische studiën, lycken te zien zitten, alsmede aen te hooren zijne
— weeklacht, beide op dit toeval ende zijne blind-

„zonder hetwelck hij anders sorgde, d. i. be-
zorgd was in melancholy zijne dagen te moe- heid gepast". De herinnering aan Rumphius' trouwe
ten eindigen". Bij zijne woning legde hij een tuin gade is bewaard in den soortnaam Susannne eener
van zeldzame Ambonsche planten aan (zie deze schoone orchidee. Hem zelven ter eere doopte
Ene. I, 279) — een uitmuntend voorbeeld, dat
helaas van 's landswege nog niet gevolgd is, daal-
later Linnaeus een Molukschen boom Rumphiu
Amboinensis L.
de Buitenzorgsche hortus tot heden de eenige is Nog een derde slag van het noodlot trof hem
gebleven in geheel ons Indisch gebied, hoe ten in 1687, toen bij den grooten brand van Ambon
111 30
466 RUMPHIUS. (GEORGE EVERHARD)

zijne boeken en een deel zijner geschriften, be- E. Th. Henschel, die tevens eene „Clavis Rum-
paaldelijk ook de reeds gereed zijnde platen voor phiana" bevat, d. i. synoniemie der botanische en
het Kruidboek, werden vernield. Veel leed zal zoölogische namen. Van 154 geneeskrachtige plan-
het den blinden geleerde ook gedaan hebben, dat ten uit het Ambonsch Kruidboek geeft Henschel
hem meermalen schrifturen en teekeningen werden een overzicht, als „Specimen materiae medicae
ontstolen; zoo lezen wij van zekeren Mr. C. Rumphianae".
Geraerts, chirurgijn, dat hij een Maleisch woor- Een feit, dat in Rumphius' leven telkens weder
denboek, door Rumphius omstreeks 1670 samen- de aandacht trekt is, dat — met geringe uitzon-
gesteld, te Batavia „op de gouwediefs passar
opgekogt" had. Van een soortgelijk onrecht van
dering — zoowel de machthebbers in patria en
te Batavia als de opvolgende gouverneurs van
nog grooter beteekenis, zal straks te gewagen zijn. Ambon, blijkbaar bewustheid hebben gehad van
In zijne latere levensjaren heeft Rumphius een het belang der studiën door Rumphius daar in
trouwe hulp gevonden in zijn zoon Paul August, stille bezigheid ondernomen, zoodat zij hem rustig
die blijkbaar met volle toewijding aan zijns vaders zijn gang lieten gaan, nergens tegenwerkend, doch
studiën deel nam, hem „zijne oogen leende", en integendeel meermalen hem verder helpend, soms
ook de oorspronkelijke teekeningen voor het Kruid- in ruwen, maar toch goedgemeenden trant. Dat
boek ontwierp. Van dezen jongeren Rumphius de 0.-I. C. niet alleen geleid en gediend werd
weten wij anders weinig, ook heeft hij zijn vader door lieden, die uitsluitend gevoel hadden voor
slechts weinige jaren overleefd (t 1706). gezwollen geldbuidels, maar dat er een zelfs vrij
Op 15 Juni 1702 is G. E. Rumphius te Ambon machtig gedeelte was, dat oog had voor de geeste-
overleden in den gezegenden ouderdom van 75 lijke waardij onzer Indische bezittingen, mag zeker
jaren. Op zijn verlangen werd hij begraven in wel in het licht gesteld worden, ten faveure dier
een eigen „grafstede" buiten de stad. Dit graf Comp., al kan 't natuurlijk in de geschiedenis
schijnt later in vergetelheid geraakt te zijn. In niet de schande keeren van haar hardvochtige
1824 heeft de Gouv.-Gen. van der Capellen, tijdens Molukken-politiek. Dat de Comp. Rumphius' Am-
zijn verblijf in de Molukken, een eenvoudig ge- bonsche Historie voor zich zelve wilde houden
denkteeken voor den grooten Ambonschen natuur- als „een secreet en zeer dienstig document", en
onderzoeker laten oprichten ter plaatse, waar vol- zich ook geenszins haastte zijne andere geschriften
gens de overlevering zijne woning en tuin was. wereldkundig te maken, mag men haar niet te
In de herinnering der inlanders leeft Rumphius zwaar aanrekenen: de opvatting der spreuk „ken-
voort door de verbeteringen, die hij in de sagoe- nis is macht" was in dien tijd eene andere en
bereiding heeft aangebracht. Ook is zijn naam minder vrijzinnige dan nu gehuldigd wordt.
verbonden aan een plantage (doesoen) en een De Comp. liet meer dan eens voor Rumphius
put, die hij in de nabijheid van Roemahtiga heeft de boeken komen, o. a. die Ds. Joh. Rulitius in
laten graven, alsmede aan een heuveltje nabij de 1665 te Amsterdam op zijne aanwijzing kocht.
eerste benteng. In Nederland werd, bij de herle- In zijne blindheid verzachtte zij Rumphius' lot,
ving der Indisch-botanische studiën na 1820,Rum- hielp hem aan teekenaars en copiisten en verge-
phius o. a. gehuldigd in het kostbare plaatwerk makkelijkte zijne uitgebreide briefwisseling. En
Rumphia van C. L. Blume, en is sedert dien tijd toen in 1697 het groote „Kruidboek" eindelijk
in wetenschappelijke kringen het onderzoek zijner na tal van wederwaardigheden veilig in Neder-
geschriften aan de orde gebleven. Meer dan ééne land was gearriveerd, overlegden de Zeventienen,
schoone bladzijde is in onze letteren aan Rum- hoe zij nu den ouden vader konden eeren en
phius gewijd, zoo door Dr. W. R. van Hoëvell verheugen, door zijn zoon, den reeds genoemden
(Tijdschrift van Ned.-Indië 1839, 11, bl. 25—30), Paul August Rumph, tot koopman te benoemen.
Cd. Busken Huet (Land van Rembrand, 1884, Vooral is het de Gouv.-Gen. Joannes Camphuys
dl. 11, tweede helft, bl. gi vlg.), Prof. P. Harting geweest, zelf ijverig verzamelaar van zeldzaam-
(Album der Natuur 1885,bl. 1 —15), G. P. Rouffaer heden op Indisch natuurhistorisch gebied en van
(de Gids, 1901, 11, bl. 228) e. a. Ook in het bui- Japansche curiositeiten, die op waardige wijze deze
tenland is de achting voor Rumphius en zijne „maecenatum caritas" der Comp. jegens Rumphius
werken zeer groot, vooral onder de Duitsche plant- betoonde. Nog op zijn sterfbed was hij bezig te
kundigen. Het voornemen bestaat, in 1902 hem zorgen voor het hem toevertrouwde handschrift
te eeren door eene Rumphius-medaille en gedenk- van den grooten Ambonschen botanicus. Na Camp-
boek. Indien eenmaal de Molukken uit hunne hui- huys' dood is onmiddellijk een Raad van Indië,
dige lethargie gewekt worden, dan zal er te llila Is. de St. Martin, daar, om verder voor de schriftu-
op Amboina een „Rumphius-station" moeten verrij- ren van Rumphius te zorgen; en in aansluiting
zen als centrum voor 't natuurhistorisch onderzoek daarmede laat de Gouverneur van Ambon dade-
der door Nederland zoo verwaarloosde Molukken. lijk diens teekenaar P. van Eyck, een gewezen
Het leven van Rumphius, gelijk het hiervoren scheepsjongen, en den klerk J. P. Sipman, een
geschetst is, werd het uitvoerigst beschreven door Duitscher, later tot gouverneur van Makasar op-
P. A. Leupe, in eene voortreffelijke archiefstudie, geklommen, uit Ambon naar Batavia overgaan om
die door de Kon. Akad. (Nat. Verh. Dl. XII) in die geschriften beter te ordenen.
1871 is uitgegeven; voor de waardeering van Rum- Zéér steekt bij deze nobele gezindheid af het
phius als natuurkundige is echter dit historisch reeds aangeduid gedrag, van Ds. F. Valentijn,
geschrift onvoldoende. Levensschetsen van hem den bekenden samensteller van Oud en Nieuw
komen o. a. voor in het groote fransche biogra- Oost-Indië. Over diens eigen verdiensten willen
phische werk van Du Petit-Thouars (T. XXXIX) wij hier niet oordcelen, maar een feit is het, dat
en in de nieuwere Allgemeine Deutsche Biogra- hij zich van een aanzienlijk gedeelte van Rum-
phie van de hand van E. Wunschmann. De voor- phius' nagelaten geschriften, hem te Amboina in
gangster van deze beide was eene in 1833 te 1707—1712 vermoedelijk door zijne familiever-
Breslau verschenen voortreffelijke, te weinig be- wantschap met Rumphius in handen gevallen,
kende, latijnsche verhandeling van Prof. A. W. meester gemaakt heeft en die als zijn eigen werk
RUMPHIUS. (GEORGE EVERHARD) 467
heeft uitgegeven: zoo met name de Ambonsche teekeningen te boek gesteld. Doch ook in zijne
Landbeschrijving en het vervolg daarop, de Am- blindheid heeft Rumphius, als intellectueel mid-
bonsche Historie, ja zelfs een deel der zoölogi- delpunt in een kleinen kring van trouwe helpers,
sche en botanische geschriften van Rumphius. zijne plantkundige studiën met onbegrijpelijke
Door P. A. Leupe is t. a. p. op Valentijn's han- energie voortgezet. Na den brand van Ambon
delwijze gewezen. Ten opzichte der Ambonsche in 1687 werden de platen opnieuw door P. van
Historie was het feit reeds in 1869 in 't licht Eyck e. a. geteekend, wellicht minder goed dan
gesteld door Dr. L. W. G. de Roo (Not. Bat. bij 't oorspronkelijke werk: sommige planten zijn
Gen. VII, bl. lxxxi) en ook in de Jonge's werk, zeer duidelijk afgebeeld, andere nauwelijks her-
Opkomst van het Ned. gezag in Oost-Indië, Dl. kenbaar. In i6g2 ging het eerste gedeelte (Lib.
IV, voorrede, bl. Vl—vil, is gedoeld op het stel-
selmatig verzwijgen van Rumphius' naam door

I VI) naar 't vaderland, doch verongelukte op
de reis met het schip „Waterland", dat 12 Sept.
Valentijn. Daar de oorspronkelijke manuscripten van dat jaar door de Franschen in den grond
van Rumphius nog in de archieven en bibliothe- geboord werd; gelukkig had de oud-Góuv.-Gen.
ken te 's Gravenhage en te Batavia, deels ook in Camphuys te Batavia de voorzichtigheid gehad
de bibliotheek te Turijn, behouden zijn gebleven, het handschrift te laten copiëeren, eene accu-
is het niet moeilijk den grooten omvang van ratesse, die ten eeuwigen dage hem tot hooge
Valentijn's litterairen diefstal na te gaan. Daarom eere zal strekken. Vermeerderd met drie boe-
klinkt het vrijwel als eene bespotting, dat nog
voor weinige jaren in Nederland eene „Valentijn-

ken (dus nu Lib. I IX, zijnde de vier eerste
folianten der uitgave van 1750) ging het in i6g6
medaille" is ingesteld, bestemd tot „het aanmoe- andermaal naar patria; een jaar daarop volgden
digen van oorspronkelijke wetenschappelijke
studiën in de koloniën"!

Lib. X XII en in 1701, slechts kort vóór Rum-
phius' dood, nog een „Auctuarium" of toegift.
De uitgave van Rumphius' historisch hand- Te zamen telt het werk 6gg platen; duizenden
schrift, waarop reeds van meer dan ééne zijde is planten zijn er duidelijk beschreven, of ten minste
aangedrongen, blijft nog te doen. Reeds in 1852 aangeduid. Waren de berichten, die voor Rum-
werd deze uitgave aan het Kon. Inst. voorgesteld, phius over de flora van Insulinde naar Europa
doch na een commissoriaal onderzoek besloot het gekomen zijn, slechts gering en beperkt tot ver-
Inst. er niet toe over te gaan, om reden Rum- halen over de meest voorkomende vruchtboomen,
phius' geschrift wel uitvoeriger en accurater was door hem, werd met eenmaal op dit gebied het
dan Valentijn's boek, maar de hoofdzaak in beide helderste licht verspreid. In de hoogste mate wordt
toch hetzelfde bleef. Andermaal is deze quaestie bevestigd in dit Kruidboek, wat Prof. Harting
in igoi in het Inst. behandeld, en ditmaal met van Rumphius in 't algemeen getuigde, nl. dat
volkomen kennis der verhouding van Rumphius door hem, meer dan door eenig ander, de natuur
en Valentijn. Alleen om financieele overwegingen der Indische gewesten bekend is geworden, en
kon toen de voorgestelde uitgave van het oor- dat hij de meesten zijner tijdgenooten door hel-
spronkelijk geschrift van Rumphius helaas niet derheid van voorstelling en klaarheid van inzicht
worden aanvaard. overtrof.
Of het feit, dat het handschrift van dit werk
Is aldus zijne verdienste als degelijk Indisch zoo lang onder de papieren der 0.-I. C. bleef
historiograaf nimmer goed tot haar recht geko- rusten, alvorens aan 't licht gebracht te worden,
men, een beter gesternte lichtte over zijn natuur- alleenlijk te wijten is aan de kostbaarheid der
historischen arbeid. De wetenschappelijke werk- uitgave, dan wel aan de vrees, dat er wellicht
zaamheid van Rumphius op dit gebied is ongemeen „passagien in moghten sijn tot nadeel van de
groot geweest. Zijne tijdgenooten noemden hem Comp.", is niet met zekerheid te zeggen: ver-
om zijne vermaardheid als natuurvorscher, schoon waarloosd of geringschat werd Rumphius' hand-
toen nog niets anders van hem gedrukt was dan schrift in geenen deele. Eerst in 1736 evenwel
eenige brieven over Indische onderwerpen in de meldde zich een ernstig liefhebber voor de uit-
„Ephemerides", den Plinius Indicus, zijnde dit de gave aan: de Amsterdamsche hoogleeraar Johannis
titel, aan Rumphius toegekend bij zijne benoe- Burman, een even vlijtig als kundig geleerde,
ming in 1681 tot lid der toenmaals te Weenen, die o. a. ook de nederlandsche uitgave van het
thans te Halle, gevestigde Academia Naturae Cu- botanisch plaatwerk van Weinmann be-zorgde.
riosorum, die sedert 1670 de genoemde Epheme- Onder zijne leiding, en door hem andermaal van
rides en Miscellnnea uitgaf. Terwijl er vaak in eene latijnsche vertaling voorzien, verscheen het
dergelijke eerenamen uit de I7 e eeuw een onver- in 1741—1750 te Amsterdam bij M. Uytwerf
diende lof schuilt, is bij Rumphius het tegendeel ca., in zes folianten, onder den titel „Het Am-
't geval, als oorspronkelijk natuurvorscher staat hij boinsch Kruidboek (Herburium Amboinense), dat
boven Plinius, die alleen publicist was. Verreweg is: Beschrijving van de meest bekende boomen,
het belangrijkst is Rumphius' plantkundige arbeid, heesters, kruiden, land- en waterplanten, die men
nl. zijn „Herbarium Amboinense", dat, als funda- in Amboina en de omliggende eylanden vind,
ment der Indische botanie, steeds in één adem ge- na hare gedaante, verscheide benamingen, aan-
noemd wordt met Van Rheede's beroemden „Hortus queking, en gebruik; mitsgaders van eenige insec-
Malabaricus". Beide Nederlandsche standaardwer- ten en gediertens. Voor 't meeste deel met de figu-
ken vullen elkander trouwens voortreffelijk aan, ren daar toe behoorende. Alles met veel moeite
immers het eerste handelt over de planten van en vlijt in veele jaaren vergadert; en beschreven
„Wrrier-Indië", het laatste over die van „Land- in twaalf boeken door Georgius Everhardus Rum-
Indië". Voor de afbeeldingen komt aan van phius". Oorspronkelijk had ook Rumphius zijn
Rheede de eerepalm toe, voor den tekst aan Rum- boek in de taal der geleerden geschreven, doch
phius. Omstreeks 1660 heeft hij dezen plantkun- later voor 't praktisch gebruik in Indië het in
digen arbeid aangevangen en toen hij 't gezicht 't nederlandsch overgebracht. De naam van zijn
verloor, was blijkbaar reeds veel als losse aan- werk moet, ook volgens de voorrede (dd. Amboina
468 RUMPHIUS. (GEORGE EVERHARD)
— RUND.

20 Sept. 1690), geenszins zóó opgevat worden als Het tweede groote werk, dat van Rumphius in
behandelde het geschrift alleen de planten van druk verschenen is, is de bekende „Amboinsche
het kleine eiland Amboina en niet die van overig Rariteitkamer, of eene beschrijving van allerhande
Indië, voor zooverre hem bekend, doch doelt alleen schaalvisschen en schelpen, alsook sommige mine-
op de plaats van ontstaan van dit Kruidboek. ralen, gesteenten enz." Dit boek was door den
Deel I, tevens Lib. I, versierd met Rumphius' schrijver bestemd als „trait d'union" tusschen zijne
portret, door zijn zoon geteekend, (met kleine wij- botanische en zoölogische geschriften, welke laatste
ziging hetzelfde als in de Rariteitkamer voorkomt), nimmer aan 't licht gekomen zijn, doch verminkt
handelt over de gekweekte boomen en hun nut, worden teruggevonden in Dl. 111 van Valentijn.
in de eerste plaats over de palmen; Dl. II over Het handschrift van de Rariteitkamer werd, blij-
de specerij-boomen (Lib. II) en over de hars- kens Rumphius' voorrede, dd. I Sept. 1699, aan
leverend; boomen (Lib. III); Dl. 111 over de tim- zijn vriend den Delftschen burgemeester Dr. H.
merhouten (Lib. IV).en andere boomsoorten (Lib. d'Acquet, almede een ijverig curiositeiten-verza-
V); Dl. IV (Lib. VI) over de heesters. Het is melaar, ter uitgave toegezonden, en verscheen als

dit gedeelte, nl. Lib. I VI, waarvan de eerste
zending met de „Waterland" verloren ging. Bij
een keurige foliant, rijk voorzien van in koper
gegraveerde schoone platen, in 1705 te Amster-
den vijfden foliant vangt eene tweede afdeeling aan,dam bij F. Halma. Daar in die dagen de lief-
door Rumphius, blijkens de voorrede van 31 Dec. hebberij voor „rariteiten", bepaaldelijk voor Mo-
1695, eerst ater ingediend. Dl. V omvat Lib. VII luksche schelpen, bijzonder groot was en de
'
over de lianen, Lib. VIII over de geneeskrachtige „zeetuinen van Ambon" wereldberoemd waren,
en andere gekweekte planten, en Lib. IX over de maakte het bock veel opgang en werd het herhaal-
slingerplanten en het kruipend gewas; Dl. VI delijk herdrukt (in 1740 en 1749) en ook in het

handelt in Lib. X XI over de wildgroeiende latijn (te Leiden in 1711 als: „Thesaurus imagi-
kruiden en Lib. XII over koralen en andere op num piscium, testaceorum etc") en hoogduitsch
planten gelijkende zeegewassen. Het Auctuarium (1766) overgebracht. Het bevat drie boeken, nl.
verscheen in 1755, zoo ook de Index, door Bur- over de weeke schaaldieren, over de harde schaal-
man bewerkt en in 1769 opnieuw uitgegeven, dieren of conchyliën, en over de mineralen en
intusschen verbeterd naar de geschriften van Lin- gesteenten. Men bemerkt, dat het handschrift niet
naeus, Pallas e. a. verzorgd is door een degelijk geleerde als Prof.
De vele wederwaardigheden, die Rumphius' Burman was: er is veel in tekst en platen inge-
handschrift heeft ondergaan en de aanmerkelijke slopen, dat er niet bij behoort, en daardoor heeft
vertraging der uitgave, zijn natuurlijk niet zonder het boek iets dilettant-achtigs verkregen, dat aan
nadeeligen invloed op het werk gebleven. Ter Rumphius' Kruidboek geheel ontbreekt. Niette-
eventueele verbetering zouden de handschriften, min blijft het almede een standaardwerk van
met de oorspronkelijke teekeningen of copieën ongemeene waarde, dat op bijna iedere bladzijde
daarvan, kunnen dienen, die berusten in de uni- een schat van waarnemingen bevat. In 1868
versiteitsbibliotheken te Leiden (2 ex. volledig) ondernam de Amerikaansche natuuronderzoeker
en te Utrecht (alleen van het Auctuarium) als- A. S. Bickmore de reis naar Amboina om de
mede in de stedelijke bibliotheek te Amsterdam schelpen, door Rumphius beschreven, daar opnieuw
(van Lib. I—VI). te verzamelen. Zijn reisverhaal vloeit over van lof
Zijne blindheid heeft hem belet op den fijne- voor de nauwkeurigheid van de oude „Rariteit-
ren bouw der bloemen te letten — reden, waarom kamer".
zijn werk niet wel paste in de systematische school „Wanneer wij den arbeid van Rumphius in zijn
van Linnaeus, met wiens binominale namenclatuur geheel overzien, schreef Prof. Harting 1. c, dan
de Rumphiaansche namen ook niet overeenkomen. moeten wij erkennen, dat voorzeker weinig man-
„Populair", gelijk zijn Rariteitkamer, is het Am- nen hebben geleefd, die hem in werkzaamheid
bonsch Kruidboek nooit geweest, maar bij de vak- en nauwkeurige natuurbeschrijving geëvenaard
geleerden is het nog heden uiterst gezocht en, hebben, terwijl zijne boeken tevens den stempel
zeldzaam op aucties voorkomend, brengt het daar dragen van die vroeger op hoogeren prijs dan
hooge prijzen (ƒ60—100) op; in Ned.-Indië zijn tegenwoordig gestelde geleerdheid, welke het
slechts drie exemplaren aanwezig. Het Kruidboek werk der voorgangers zorgvuldig heeft geraad
blijft de meest uitnemende type van een botanisch pleegd. Hij vereenigde in zich talenten, die thans
werk, dat de planten beschrijft in alle opzich- zeer zelden meer bij een enkelen persoon te
ten, niet alleen haar vorm, maar ook hare in- zamen voorkomen. Bovendien een man met ijzeren
landsche namen (zie deze Ene. Dl. 111, 167), wilskracht en stalen ijver begaafd, die, in weer-
eigenschappen, toepassingen, lore enz. In 1894 — wil dat hem op middelbaren leeftijd het grootste
1900 heeft Dr. M. Greshoff de „Methode van ongeluk overkwam dat een natuuronderzoeker kan
Rumphius" volgens den tegenwoordigen stand dei- treffen, toch zijn geestesoogen onverminderd op
wetenschap toegepast op een 50-tal gewassen, die het eigenlijke doel zijns levens gevestigd bleef
voor Indië van bijzonder belang zijn, voorname- houden, zoodat zijne ziel als het ware slechts de
lijk ook om te toonen, hoe uitnemend Rumphius' zintuigen van anderen behoefde te leenen, om
beschrijvingen nog voor het heden bruikbaar zijn. even werkzaam te blijven als vroeger; en dat
Zie dienaangaande, en over de beteekenis van gedurende meer dan dertig lange jaren!"
Rumphius voor de kennis der Oostersche flora in RUND. Zie BUFFEL, KARBO [waar, in het
't algemeen, de inleiding van bedoeld werk door lijstje van namen in de verschillende streken, te
Dr. J. G. Boerlage, alsmede diens opstel over
botanische litteratuur in Dl. I, bl. 270 vlg. dezer Ternate overleden is, tijdens eene botanische
Encyclopedie •). reis in de Molukken, door hem uitsluitend
ondernomen, om de Rumphiaansche planten
1) Vermelding mag hier zeker wel het feit opnieuw te verzamelen, en met hare systema-
vinden, dat Dr. Boerlage op 25 Aug. 1900 te tische studie op diens voetspoor voort te gaan.
RUND. — RUNDERPEST. 469

verbeteren en bij te voegen is: Mal. Amb. BOE- van een gewonen aard, maar spoedig neemt ze
FALO (de koe heet aldaar karbo), Saw. KEBAO, aan een bijzondere, kenmerkende, stinkende, rot-
Rot. KAMPA] en SAPI. tende reuk, is zeer waterachtig en vermengd met
RUNDERPEST (in het algemeen ook veepest onverteerd voedsel en slijm.
of veetyphus genoemd) is, volgens de in 187 1 „Derde tijdperk. Groote neerslachtigheid; het
door de Regeering uitgegeven, maar thans geheel dier ligt steeds, de ontlastingen zijn met bloed
verouderde „Handleiding tot de kennis der ken- vermengd en vinden dikwerf plaats in kleine hoe-
teekenen van runderpest of veetyphus" (bijbl. v. veelheden met hevige pijn en moeite; de pols
h. St. n". 2464), eene alleen aan het rund eigene, gaat snel en zóó zwak, dat ze nauwelijks gevoeld
met koorts vergezelde, besmettelijke ziekte, welke wordt, het lichaam koud, de oogen gezonken en
de dieren slechts eens in hun leven aandoet, zich de ademhaling snel."
oorspronkelijk alleen bij het steppenvee voordeed Driessen schat de duur der ziekte, nadat zij
en in Indië alleen door besmetting kan worden uiterlijk kenbaar is geworden, op 4 a 6 dagen;
ingevoerd. Sedert heeft de ondervinding geleerd, F. H. L. E. Meeng (De veepest in Krawang),
dat deze definitie op verschillende punten onjuist is. daarentegen op 1 a 2, hoogstens 4 dagen en de
In „Extracts from manuels of the more deadly Handleiding der Regeering op 4 ü II dagen.
forms of cattle diseases in India" by Thacker & De meerdere of mindere sterfte die bij de ver-
Hallan ') wordt runderpest genoemd een besmet- schillende epizoöthiën, zelfs van 2 tot 98% va-
telijke koorts, gekenmerkt door bijzondere aan- rieerde, hangt af van weersgesteldheid, tijd van
doeningen van het spijsverteringskanaal, welke het jaar, klimaat en voedsel. Het meest komt de
treft alle herkauwende dieren, zoowel huisdieren ziekte voor in den west- of natten moeson, in
als wilde. Rundersoorten zijn er echter het meest welken tijd zij zich ook het meest verbreidt en
vatbaar voor, schapen worden er somtijds door het moorddadigst is. In den drogen moeson daar-
aangetast, maar over het algemeen is de ziekte entegen is de ziekte gewoonlijk goedaardig en
bij hen goedaardig. blijft zij lokaal. Slechte stalling en voeding en
Volgens den controleur 8.8., P. J. E. van Heutsz, overmatige arbeid werken de ziekte in de hand.
die in 1883 regeeringscommissaris voor de vee- Hare uitbreiding gaat schijnbaar zeer willekeurig;
pest was, tastte de ziekte het sterkst buffels of Van Heutsz merkte op dat zij dikwijls met groote
karbouwen aan, terwijl zij percentsgewijze veel sprongen plaats vond; soms werden zeer vee-rijke
minder verwoesting aanrichtte onder koeien en streken overgeslagen en brak de ziekte uit onder
zich zoo goed als niet vertoonde bij schapen, geiten vee dat geheel afgezonderd was. Merkwaardig is,
en tamme varkens, echter wel bij wilde varkens, dat de ziekte zich langs rivieren steeds stroom-
honden en herten. opwaarts verbreidde; de besmetting kan overge-
Dr. D. P. F. Driessen 2), thans (1901) Insp. bracht worden zoowel door personen en dieren
Chef v/d. Ind. Veeartsenijk. dienst, zegt dat bij (loopende en vliegende) als door luchtstroomingen;
de epizoöthiën in Indië was gebleken dat het in vooral insecten schijnen goede overbrengers dei-
Indië inheemsche vee een gelijke vatbaarheid besmetting te zijn.
heeft voor de ziekte, dat buffels vatbaarder zijn Doordat in vroegere tijden weinig werk werd
dan ander vee, en dat alleen ingevoerd Bengaalsch gemaakt van studie van veeziekten en er van de
melkvee immuniteit vertoont; de jongen van dat besmettelijke ziekten, die den Indischen veestapel
ingevoerd vee zijn echter even vatbaar als het vóór 1870 geteisterd hebben, slechts zeer gebrek-
inheemsche vee. Het vatbaarst zijn, volgens Dries- kige beschrijvingen bestaan, kan niet met zeker-
sen, jonge en oude dieren; op den gemiddelden heid worden gezegd of runderpest reeds vroeger
leeftijd zijn zij minder aan de ziekte onderhevig. in Indië heeft geheerscht dan wel, zooals het Kol.
De verschijnselen, die zich bij de ziekte voor- Verslag van 1879 zegt, vóór 1878 aldaar niet be-
doen worden door de diverse schrijvers ook ver- kend was en toen van buiten moet zijn ingevoerd;
schillend opgegeven. welke laatste meening eerst werd bevestigd door
In de hooger genoemde „Manuels" (zie ook noot den adviseur der Regeering, den Ned. paardenarts
i) worden zij als volgt beschreven: I.améris (zie lager) en later nog door Dr. Wirtz te
„Eerste tijdperk. De aanval is verraderlijk, Utrecht, die in 1881 door de Regeering werd uit-
makende aanzienlijke voortgang alvorens uitwen- genoodigd om zijn oordeel o. a. over deze quaestie
dige teekenen tot de erkenning der ziekte leiden. uittespreken. Uit de hem overgelegde bescheiden
De eetlust is gedurende de eerste 3 of 4 dagen besloot hij, dat de ziekte op Java was overge-
slechts weinig aangedaan. Lusteloosheid, ruw op- bracht uit Atjeh, alwaar ze tijdens den oorlog zou
staande haren en hangende ooren zijn de voor- zijn ingevoerd en toen niet voor veepest maar voor
afgaande kenteekenen, gevolgd door huivering ge- miltvuur was aangezien. (Zie rapport opgenomen
durende de koude gedeelten van den dag, met in de Jav. Crt. 14 Juli 1882).
een onafgebroken bijzonder trekken van den nek Toch schijnt er veel te zeggen te zijn voor de
en de zijspieren, zwelling van het tandvleesch en meening van Dr. Driessen'), dat met vrij groote
binnen de lippen. zekerheid mag worden aangenomen dat runderpest
„Tweede tijdperk De eetlust houdt op; mond reeds vóór lange, wellicht overoude tijden in Indië
droog; de zichtbare slijmvliezen opgeloopen; veel geheerscht heeft.
slijm uit neus en oogen, ontlasting begint, eerst Voor het eerst vinden wij melding gemaakt van
een ziekte, die wat haar gevolgen betreft, voor
1) Zie voor de uit dit werk gedane aanhalingen: runderpest mag worden gehouden, tijdens het
P. H. v. d. Kemp. Een terugblik op de over beleg van Batavia door den vorst van Mataram
West-Java gewoed hebbende Runderepizoöthie (omstreeks 1628). Valentijn (Oud- en Nieuw Oost-
van 1879 t./m. 1882. Batavia 1885. Indiën 1726 deel IV 1= stuk pag. 90) verhaalt
2) Desertatie getiteld: „Ueber die Tierseuchen
besonders iiber die Rinderpest in Niederlandisch 1) Bijdrage tot de runderpest-geographie door
Ostindicn." Venlo 1885. D. Driessen, veearts; Bat. en Noordw. 1888.
470 RUNDERPEST.

ons van groote sterfte onder de buffels, hetgeen in 1883 en 1890 op Sumatra en in 1878 ter
hij toeschreef aan de overgroote vermoeienissen Westkust van Borneo geheerscht hebbende vee-
waaraan die trekdieren bloot stonden. De meening ziekten, bestaat geen twijfel dat deze bijna uitslui-
van het „gemeene volk" dat de ziekte het gevolg tend uit verschillende variaties bestonden, waarin
was van het gebruik van cassiabladen, wordt door de verschrikkelijke runderpest voorkomt.
den toen in Batavia wonenden „Opper-Chirurgijn In den aanvang van 1879 werd de ziekte het
of Opper-Medicijn in Indien" Jacobus Bontius eerst geconstateerd te Meester Cornelis, waarna
tegengesproken; zie Oost-indische Waranda (Amst. ze zich spoedig over de geheele residentie Ba-
1694) hoofdstuk „Van de purgerende Cassia". Naar tavia uitstrekte. Aanvankelijk door het afmaken
de meening van Bontius was deze ziekte gemak- van 3000 beesten gestuit, nam de ziekte weder
kelijker te voorkomen dan te genezen. in hevigheid toe en vertoonde zij zich spoedig
Raffles spreekt in zijn „History of Java" (Londen ook in de residentiën Bantam en Preanger Regent-
1817) over eene zeer besmettelijke ziekte die ge- schappen. Flet bij St. 1869 n°. 122 voorgeschreven
durende de 171= en l8 e eeuw telkens den veestapel stelsel van het onteigenen (tegen schadeloosstelling)
in verschillende deelen van Indië teisterde; voor- en afmaken van aangetast vee en van vee dat ver-
namelijk de buffels zouden aan die ziekte — die dacht was te zijn aangetast of met aangetast vee
naar alle waarschijnlijkheid pest zal zijn geweest
onderhevig geweest zijn.
— in aanraking te zijn geweest, werd krachtig door-
gevoerd; ook werd streng de hand gehouden aan
Omstreeks 1824 heeft in Indië — waar wordt de verdere voorschriften van genoemd St. be-
niet gemeld — veeziekte geheerscht, die voorna-
melijk vele offers eischte onder de buffels. Uit
palende, dat om de aangetaste plaatsen kringen
zouden worden getrokken, waarvan de grenzen
de beschrijving kan opgemaakt worden dat het werden bewaakt, hetzij door politie, hetzij door
runderpest was. de gewapende macht of door heerendienstplichtigen
Ditzelfde kan worden gezegd van de ziekte, en buiten welke geen vee uitgevoerd en binnen
die in 1836 en '37 den veestapel in de residentie welke geen vee van elders ingevoerd mocht worden.
Japara teisterde; evenals van de ziekte welke in Deze laatste bepaling werd nog aangevuld met
de jaren 1853 tot 1879 met afwisselende hevig- het verbod om binnen den kring vee te vervoeren
heid in de residentie Rembang optrad en die in (St. 1879 n°. 168). Met het oog op het gebrek
1875 in Madioen en Kediri en in 1877 in Cheri- aan slachtvee in Batavia liet men echter in bij-
bon heerschte. Alleen in Cheribon stierven in zondere gevallen dat vervoer toe (St. 180).
de genoemde twee jaren niet minder dan 10874 Voor zooveel dat mogelijk was, werden de stallen
buffels. De ziekte doodde op het eiland Bawean enz. waar het aangetaste en verdachte vee had
in 1858 een derde deel van den veestapel, terwijl gestaan, gedesinfecteerd, hetgeen echter door ge-
op het eiland Kangean (res. Madoera in 1873 brek aan desinfectiemiddelen in den aanvang be-
71- 4000 buffels aan de ziekte stierven. zwaarlijk ging. Eerst moest men zich behelpen

_
In de jaren 1866—'70 woedde op Sumatra onder met ongebluschte kalk, welke later vervangen
het vee een ziekte die het meest gelijkt op vee- werd door ruwe carbol.
pest, maar ook gehouden zou kunnen worden voor Niettegenstaande alle maatregelen tot bestrijding
miltvuur; 97% der aangetaste dieren stierven. breidde de ziekte zich langzaam maar onafgebroken
Volgens Hengeveld zou de sterfte niet minder oostwaarts uit en bleef zij in de residentie Batavia
dan 150.000 stuks vee hebben bedragen. Alleen afwisselend met meerdere en mindere hevigheid
in de Lampongsche districten werden in 1868, heerschen. Begin Nov. 1879 werd ook de vee-
behalve een zeer groot aantal geiten en schapen, stapel in Krawang aangetast, waar men eerst dacht
ruim 1500 buffels door de ziekte weggenomen, met miltvuur te doen te hebben.
terwijl Rau (in de Padangsche Bovenlanden) dat F2en gevolg van eene tusschen de residenten
als het eindstation van deze epezoöthie wordt van Batavia, Bantam met eenige assistent-residenten
beschouwd, ruim 1600 buffels verloor. De jaren gehouden conferentie was, dat bij St. 1879 n°. 327
1870 tot 1880 waren eveneens voor vele deelen de voorschriften tegen overbrenging der smetstof
van Sumatra (voornamelijk zuid- en zuidwest Su- werden aangevuld en verscherpt, waardoor o. a.
matra en de noordpunt van het eiland) noodlottig. ook het ontsmetten van personen verplicht werd
In de Bataklanden werd de geheele veestapel gesteld. Onder de Europeesche en inlandsche amb-
vernietigd. tenaren werd een handleiding, bevattende voor-
In denzelfden tijd braken op Borneo vele malen schriften en wenken verspreid, welke ook werd
ziekten onder den veestapel uit; of men hiervan opgenomen in dejavasche Courant van 25 Mei 1880.
pest kan spreken kan niet worden vastgesteld. De veeartsenijkundige dienst werd versterkt met
Omtrent de gedurende vele jaren op Celebes speciaal daartoe in de besmette streken gedeta-
geheerscht hebbende ziekten is weinig meer be- cheerde controleurs B. B. (24) en ambt. ter be-
kend dan dat zij vele offers eischten. Officieel schikking (5), paardenartsen van het leger en zg.
spreekt men slechts van „darmtyphus" zonder hoofdgecommitteerden en gecommitteerden voor
nadere aanduiding. Vooral in 1877 schijnt op dit de veepest, die een daggeld genoten van ƒls en
eiland een zeer boosaardige, zich ver uitbreidende ƒ 10 en waarvoor ambt. op wachtgeld of particu-
veeziekte te hebben gewoed, welke naar alle waar- liere personen werden gekozen. Verder werd de
schijnlijkheid pest is geweest. politie aanmerkelijk uitgebreid, terwijl militairen
De mededeelingen omtrent de veeziekten op (inf. en cav.) belast werden met het bewaken van
Madoera en Timor zijn te vaag om daaruit eenige de grenzen der kringen (afsluitpaggersvan bamboe).
conclusie te kunnen trekken over den aard dier Om uitbreiding der ziekte naar Zuid-Bantam en
ziekten. naar Krawang te voorkomen, besloot de Regee-
Kan van geene der hierboven vermelde epi- ring in begin 1880 tot het maken van 2 groote
zoöthiën met zekerheid worden vastgesteld of de afsluitlijnen (hooge paggers), welke door militai-
ziekte al dan niet runderpest was, omtrent de in ren zouden worden bewaakt: I°. dwars door de
1879—1882, 1889—1893 en in 1897 op Java, res. Bantam, van het westerstrand tot de noorder-
RUNDERPEST. 471

grens van de Preanger en 2°. langs de grens van dingen; sparen hadden de inlanders immers nooit
de residentiën Batavia en Krawang. Langs de kust gedaan; hun eenige rijkdom waren de buffels.
kruisten gewapende stoomschepen om clandestienen Ook toont hij aan hoe onnut de militaire cordons
invoer van vee te beletten. Onder het nemen dier waren; omdat ze te laat gereed kwamen, daar fei-
maatregelen werd echter Krawang meer en meer telijk aan beide zijden de ziekte heerschte en welk
besmet, waarom de aanleg van het 2 e cordon niet een dwaasheid het was om die cordons naar een
werd uitgevoerd, maar alles werd aangewend om op de kaart getraceerde rechte lijn te maken.
het besmette vee van het onbesmette gescheiden Verder schrijft hij de latere koortsepidemiën onder
te houden. de Bantamsche bevolking o. a. toe aan het onvol-
Het aantal veeartsen, dat tot 1876 slechts 5 doende begraven van afgemaakte dieren.
bedroeg en in dat jaar met 2 werd vermeerderd, In Bantam, waar de veestapel van 160,000 tot
bleek nu geheel onvoldoende (zie verder VEE- op 70,000 was verminderd, ook doordat de be-
ARTSENTJKUNDIGE DIENST) waarom verster- volking dikwijls uit angst voor afmaking tot slach-
king uit Nederland werd gevraagd en tevens uit- ten overging, werden maatregelen genomen om
zending werd verzocht van een bekende specialiteit het slachten van voor den landbouw geschikt vee
op veeartsenijkundig gebied, die na onderzoek in te voorkomen en om den veestapel te herstellen,
loco de Regeering van advies zou kunnen dienen o. a. werden premiën op den invoer van vee ge-
wat moest worden gedaan om de verschrikkelijke steld. Het premiestelsel had zeer weinig succes,
ziekte te stuiten en in het vervolg den veestapel waarom de Regeering in 1882 besloot om vee
voor een dergelijke ramp te behoeden. van elders aan te koopen, naar Bantam te ver-
Daartoe werd aangewezen de paardenarts Laméris, voeren en aldaar tegen den kostenden prijs aan
die in Nederland de veepest-epizoöthie (1865 —'67) de bevolking te verkoopen.
had medegemaakt. Ten einde de ziekte te beperken tot West-Java
Vóórdat de afsluitpagger in Bantam gereed kwam, raadde de adviseur Laméris reeds spoedig na zijn
werd besloten op een afstand van 6 a 12 paal komst op Java (1880) aan om daar waar het eiland
een tweede pagger aan te leggen en de strook het smalst is (nl. langs de grenzen van Cheribon
grond daartusschen door verwijdering van het vee en Tegal en van de Preanger en Banjoemas) van
geheel veeloos te maken. Een en ander kwam in Noord naar Zuid een breede strook grond van
Juli 1880 gereed, maar reeds te voren ontdekte vee te ontblooten en de grenzen van paggers te
men dat zuidelijk van de cordons de ziekte toch voorzien en zorgvuldig te bewaken. De bewaking
was uitgebroken. De besmette streken aldaar wer- en controle geschiedde door middel van politie,
den door paggers omgeven en zóó geïsoleerd. Ook welke uit de bevolking versterkt werd; een spe-
in de Preanger legde men dergelijke afsluitcordons ciale strandpolitie en gewapende stoomschepen
aan tot afsluiting van de residentiën Batavia en zorgden voor wering van clandestienen invoer.
Krawang en tot isoleering van de in de Preanger Op raad van Laméris werden in Krawang proeven
zelf besmette gedeelten. Wegens het zeer geacci- genomen met het laten doorzieken van het vee,
dentcerde terrein en de betrekkelijke schaarschte waartoe 79 parken (zg. doorziekingsparken) weiden
aan vee, werd naar het zuiderstrand der res. slechts opgericht. Al het vee werd naar die parken ver-
een enkelvoudige pagger gemaakt. In de res. Kra- voerd en aldaar met smetstof in aanraking ge-
wang waren inmiddels ook militaire cordons tot bracht. Laméris was nl. tot de conclusie gekomen
stand gekomen, welke men aan die in de Preanger dat het afmaaksysteem wel kon worden toegepast
wenschte te doen aansluiten. Voordat dit plan tot bij sporadische gevallen, maar niet wanneer de
uitvoer kon worden gebracht brak echter de ziekte ziekte zulk een uitgebreidheid had gekregen als
zeer hevig uit op de Pamanoekan en Tjiassem- op Java. Hoewel het resultaat met de nieuwe


landen en op het land Kandanghauer in Cheribon. methode niet ongunstig kon worden genoemd
Behalve dat deze besmette landen door paggers, (van de 5671 in de parken gebrachte beesten
omgeven van een vcelooze strook, werden afge- nl. 2589 aangetaste, 2937 gezonde maar met smet-
sloten, maakte men een groot cordon in aanslui-
ting met dat van de Preanger tot aan het noor-
stof ingeente en 145 gezonde maar niet ingeente
bleven 1650 of bijna 30% behouden) werd reeds

derstrand van Cheribon. spoedig daarmede gebroken, uit vrees dat de parken
In Oct. 1880 was de ziekte in Bantam gewe- brandpunten der ziekte zouden vormen, en ging
ken. De maatregelen ter bestrijding in die resi- men weder over tot het afmaaksysteem. Echter wer-
dentie genomen en de wijze van uitvoering daarvan den in 1882 proeven met de doorziekingsmethode
zijn zeer scherp gecritiseerd in R. A. v. Sandick's in de residentie Batavia genomen; welke in de
„Leed en Lief in Bantam" (Zutphen 1892). In stad Batavia een zeer gunstig, in Meester Cornelis
de eerste plaats trekt hij te velde tegen het aan- echter een minder gunstig resultaat hadden. In-
stellen van lieden van allerlei allooi als gecom- tusschen was de adviseur Laméris in Juli 1881
mitteerden ; vooral daar zij bijna onbeperkte macht naar Nederland teruggekeerd.
hadden in de streken waar zij kwamen om buffels In Batavia en later, 1883, ook te Meester Cor-
af te maken, d. w. z. dood te schieten met Beau- nelis en te Buitenzorg richtte men algemeene slacht-
montgeweren (vandaar den bijnaam toean dokter plaatscn op, welke onder voortdurend politie-
snaphaan) — in andere residentiën waren de ge- toezicht stonden en werden bijzondere voorzorgs-
maatregelen tegen besmetting genomen.
committeerden volgens v. S. van veel beter ge-
halte —; verder tegen het bijna geheel ontbreken Aangezien de ziekte langzamerhand afnam,konden
van instructiën voor de gecommitteerden en de in het einde van 1881 en begin 1882 de strenge
militairen, waardoor dikwijls grenzelooze verwar- maatregelen wat verzacht worden.
ring ontstond. Volgens v. S. is bijna geen cent De cordons in Midden-Java hadden het ge-
van de voor schadeloosstelling uitgegeven mil- wenschte effect (waarschijnlijk omdat men er tijdig
lioenen ten goede der bevolking gekomen; sluwe mede begonnen was en de maatregelen goed kon-
opkoopers profiteerden er gewoonlijk van of wel den worden doorgevoerd), waarom in Augustus
werd het geld verkwist aan allerlei onnoodige 1881 de bewaking werd verminderd en in Maart
472 RUNDERPEST.

1882 de z.g. veelooze streek werd opgeheven; de gulden gekost, waarvan p. m. 4 millioen als scha-
bevolking kreeg schadevergoeding (ruim 2V2 ton) deloosstelling aan de bevolking is uitgekeerd.
omdat hunne sawah's gedurende eenigen tijd niet Volgens de officieele opgaven verloor de veesta-
konden bebouwd worden wegens gebrek aan ploeg- pel door de ziekte p. m. 227.000 beesten.
vee. In Juni 1882 kon de bewaking van de paggers Hartverscheurend zijn de verhalen, die Van San-
geheel worden opgeheven; maar het vervoer van dick, v. d. Kemp en anderen geven van de ellende
vee naar het oosten mocht nog niet anders plaats die de ziekte, en vooral ook de wijze van bestrij-
vinden dan op een consent, dat werd afgegeven ding, over de bevolking brachten.
voor het vee dat bij keuring gezond bleek. Het Ook de Buitenbezittingen bleven niet van pest
vee, dat op de vroeger veelooze streek werd toe- verschoond. In 1882 brak in de Padangsche Boven-
gelaten, werd geregistreerd. landen vrij ernstig de veepest uit, waartegen de-
De gecommitteerden voor de veepest werden zelfde maatregelen werden genomen als op Java
in 1882 bijna alle ontslagen, en het aantal vee- (paggercordons, veelooze streek enz). Ze mochten
artsen, dat vrij aanzienlijk versterkt was, weer echter weinig baten; de ziekte woekerde afwis-
op 6 teruggebracht. Aangezien duidelijk gebleken selend met meerdere en mindere hevigheid voort.
was dat de veeartsenijkundige dienst dringend ver- Flet getal dieren dat in 1882—'86 stierf of afge-
bereiing behoefde nam de Regeering een geheele maakt werd, wordt geschat op ruim 16000, terwijl
reorganisatie in overweging. de kosten van bestrijding beliepen ƒ 100,000.
Om meer eenheid te verkrijgen in de bestrij- Toen de ziekte in de Padangsche Bovenlanden
ding der ziekte, werd den resident van de Preanger verminderde (1886), vertoonde zij zich niet minder
RegentschappenJ. M. van Vleuten, onder den titel hevig in de Padangsche Benedenlanden, waar ze
van Gouvernements-Commissaris in zake veepest, eerst in 1890 bedwongen kon worden geacht.
de algemeene leiding van de bestrijding der ziekte Ook in Palembang, dat herhaaldelijk door allerlei
opgedragen. In overleg met de residenten van veeziekten is geteisterd, kwamen vele gevallen van
Batavia en Krawang nam de Gouv.-Comm. ver- runderpest voor, o.a. zeer ernstig in 1890.
schillende beschikkingen betreffende het kralen, Gedurende 1884—87 bleef Java zoo goed als
registreeren en brandmerken van het vee. Daar vrij van de ziekte, maar in 1888 eischte zij weder
gebleken was, dat het vee minder vatbaar is en vele offers in de residentie Batavia, van waar de
eenmaal aangetast, meer kans heeft op genezing, ziekte zich uitbreidde over Krawang en Rembang
wanneer het in zijn gewone doen blijft en niet (1888) en over Bantam (1889). In 1890 deden zich
wordt opgesloten, werd op het land Kedoeng in Bantam niet minder dan 11.557 gevallen voor
Gedeh eene proef ') genomen met het vee in afge- o
waarvan -_ 93°/ met doodelijken afloop. Eerst
in 1893 was ook deze epizoöthie geëindigd.
paggerde streken in vrijheid te laten. Met goed-
vinden der Regeering werd dus van St. 1869 n°. Behalve van April tot November 1897 in de
122 afgeweken. Alleen het aangetaste vee werd stad Batavia kwam de ziekte na 1893 niet meer
afgemaakt; de verdachte dieren wel streng afge- epizoötisch op Java voor.
zonderd, maar in hun gewone leefwijze gelaten. Sumatra werd herhaaldelijk door runderpest
Dit nieuwe systeem had aanvankelijk goede resul- bezocht en wel voornamelijk: Benkoelen ('9l en
taten. Op eene zoodanige bestrijding was reeds 'g4); Palembang ('9l, 92, en'94); Sumatra's West-
van verschillende zijden aangedrongen o. a. door kust ('9l en '96); Sumatra's Oostkust ('92, '93,
den Chineeschen landheer van Kedoeng Gedeh en '94, '97 en '99); Atjeh ('94, '97, '99 en 1900).
Tjikarang Tan Yoe Hoa (wiens geschriften door De Z. en O. afdeeling van Borneo had in '97
v. d. Kemp in zijn bovengenoemde brochure dik- van de ziekte te lijden welke alleen in Martapoera
wijls worden aangehaald en zeer geroemd) en in 3891 beesten doodde. In de residenlie Riouw en
requesten van de Kamer van Koophandel en Nijver- Ond. heerschte de ziekte gedurende 'g 7en 'gB.
heid te Batavia. In een bijlage van het Koloniaal Verslag worden
Hoewel reeds medio November 1883 de ziekte (sedert dat van ißg9) statistieke opgaven betref-
als geweken werd beschouwd, duurde het nog tot fende de ernstigste veeziekten (o. a. runderpest)
Juni 1884 eer alle bijzondere maatregelen waren opgenomen.
ingetrokken. Men ging daartoe, geleerd door de
ondervinding dat de ziekte dikwijls eenigen tijd De ondervinding had — zooals bij het boven-
schijnbaar geheel verdwijnt om daarna weer he-
viger uit te breken, niet over dan nadat door
staande reeds meermalen bleek —
geleerd, dat de
voorschriften van St. 1869 ni. 122, ook na de
een nauwkeurig onderzoek was gebleken, dat de daarin gebrachte wijzingen en aanvullingen, niet
ziekte werkelijk niet meer voorkwam. alleen ten ecnemale onvoldoende waren voor de
De resident-commissaris kreeg eervol ontslag bestrijding van de runderpest, maar ook dat die
als zoodanig, maar ontving de opdracht om een bepalingen de bestrijding zelfs in den weg ston-
rapport bij de Regeering in te dienen omtrent den. Had het rapport van den resident-commissaris
den loop, het karakter en de beste wijze van Van Vleuten (zie de noot op de eerste kolom) dit
bestrijding der ziekte. Of aan die opdracht werd duidelijk aangetoond, ook de zéér scherpe kritiek
voldaan blijkt niet; het rapport is althans niet op die noodlottige bepalingen en op het a tort
gepubliceerd. et a travers doorvoeren daarvan, van v. d. Kemp
In het geheel heeft de bestrijding der pest in in zijn genoemd werk (zie noot blz. 469) en de
West-Java gedurende 1879—1884 ruim 14millioen daarin aangehaalde geschriften van deskundigen,
alsmede de requesten van de K. v. K. en N. te
1) Zie het rapport van den Gouv.-Comm. „de Batavia hebben zeker het hunne er toe bijgedra-
bestrijding der runderpest in de res. Batavia en gen, dat in 1892 (St. 240, aangevuld bij St. 1896
Krawang 1883—'84, benevens een beschrijving n°. 183) eindelijk nieuwe bepalingen tot bestrij-
der proef genomen op het land Kedoeng Gedeh" ding van veeziekten werden uitgevaardigd. Ter
fVeearts. 81. v. N.-I. deel 11, 1887, ook afzon- uitvoering daarvan verschenen bij St. 1892 n°. 241
derlijk uitgegeven Bat. 1887). en 242 instructiën voor de besturende ambtenaren
RUNDERPEST. — RIJKSGROOTEN. 473

en voor de veeartsen voor den burgerlijken dienst, Utrecht, alwaar hij 26 Febr. 1872 promoveerde als
welke laatste echter vervangen is door die in math. mag. atque phil. nat. dr. In 1898 verleende de
St. 1901 n°. 226 hoogeschool te Glasgow hem den titel van dr. in
Ingevolge St. 1892 n°. 242 kan bij ziektever- de rechten honoris causa. In de jaren 1873—1877
schijnselen onder vee (d. w. z. eenhoevige en her- bereisde hij den 0.-I. archipel en gedurende
kauwende dieren en varkens) door het hoofd v. 1879—1884 Brazilië tot het doen van magneti-
gew. best. bevolen worden, dat gezond vee geschei- sche opnemingen; op de laatstgenoemde reis met
den wordt van ziek vee, welk laatste ter genezing medewerking van Jhr. W. R. A. van Alphen,
wordt overgebracht naar een afgescheiden plaats daarna met die van E. Engelenburg. In 1889
waar niemand zonder vergunning wordt toegelaten

1892 verrichtte hij een gelijksoortige opneming
en waaromheen een kring wordt getrokken, waar- van Nederland en in 1895 —1897, met Dr. W.
binnen geen vee aanwezig zijn mag. van Bemmelen, een speciaal onderzoek op mag-
Breekt ziekte uit onder van elders aangevoerd netisch gebied in Zwitserland. De resultaten van
vee, dan wordt ziek en verdacht vee afgemaakt (bij de magnetische opneming van Ned.-Indië zijn dooi-
verspreiding der ziekte wordt de afmaking echter de Kon. Akademie van Wetensch. in 3 afleve-
gestaakt); terwijl om de plaatsen waar de ziekte ringen uitgegeven. Zijne Indische reisindrukken
voorkomt, kringen worden getrokken, waarbinnen verschenen in 1878 te 's Gravenhage onder den
geen invoer en waaruit geen uitvoer mag geschie- titel „Brieven uit Insulinde". De in Ned.-Indië
den van vee en alles wat van vee afkomstig is en Brazilië door hem bijeengebrachte ethnografi-
of daarmee in aanraking komt. Gestorven of sche verzamelingen berusten in het Museum voor
afgemaakt vee wordt begraven of verbrand. Alle land- en volkenkunde te Rotterdam.
stallen, kralen enz. en personen, die met ziek vee RIJKSBESTUURDER. Zie RIJKSGROOTEN.
in aanraking zijn geweest moeten gedesinfecteerd RIJKSGROOTEN. Aldus noemt men in Neder-
worden. Schadeloosstelling voor onteigening van landsch-lndië de hooge waardigheidsbekleeders in
vee en ook van stallen en kralen wordt geregeld de Inlandsche staatjes, met wie de Vorst naar de
door een commissie, bestaande uit een districts- of landsinstellingen verplicht is, althans in gewich-
onderdistrictshoofd en een Eur. ambtenaar of ander tige aangelegenheden, te rade te gaan. Wie als
Eur. persoon. In de kringen en de daaraan gren- Rijksgrooten worden aangemerkt, loopt in de ver-
zende streken moet alle vee gebrandmerkt worden schillende staatjes zeer uiteen, en hetzelfde is het
en opgaaf worden gedaan van elke geboorte en van geval met hun invloed. Hier zijn de Rijksgrooten
elk ziekte- en sterfgeval. 's Vorsten naaste bloedverwanten, elders ambte-
In de laatste jaren zijn proeven genomen om naren ter hoofdplaats resideerende, en wederom
de brandmerken te vervangen door oorringen, welke elders hoofden over bepaalde gedeelten van het
proeven wel geslaagd zijn, maar waarschijnlijk staatje, dan wel leenmannen. Ook hun maatschap-
niet zullen toegepast worden, omdat bij de be- pelijk standpunt is zeer verschillend, naar mate
volking het bijgeloof heerscht dat het vee door van den economischen toestand en de beschaving,
die oorringen vermagert. welke in hun land worden aangetroffen. Meestal
Tot voorkoming van verspreiding van besmet- vormen de Rijksgrooten een Rijksraad; doch er
telijke veeziekten in Indië zijn bij St. 1878 n°. bestaan ook staatjes, waar sommige zeer invloed-
163, j° St. 1891 n". 211, verbodsbepalingen vast- rijke Rijksgrooten geen lid van den Rijksraad zijn,
gesteld op den in- en doorvoer van vee, afkomstig en andere, waar de Rijksgrooten geen eigenlijk
van plaatsen in Ned. Indië waar besmettelijke gezegd college vormen, doch slechts accidenteel
veeziekte heerscht; terwijl bij St. 1893 n°. noj°. vergaderen, indien zij door of namens den Vorst
1895 n°. 279, 1897 n°. 294 en 1898 n°. 243 eene of het Europeesche bestuur worden bijeengeroe-
regeling is getroffen der verplichte quarantaine pen. Overal waar nog eigen rechtspleging in de
van uit het buitenland aangevoerd vee. Inlandsche staatjes wordt aangetroffen, is de Rijks-
In 1897 (St. n°. 20 en 126) werd verboden raad tevens de hoogste rechtbank, althans voor
de invoer op Java, Madura, Bali en Lombok van de zaken welke niet tot de geestelijke jurisdictie
vee afkomstig van Azië en Afrika; terwijl de behooren. Zie PRIESTERRADEN. In de Vor-
bestuurshoofden van andere streken bevoegd wer- stenlanden van Java en Madoera is de Rijksraad
den verklaard om voor hun gebied gelijk verbod een zuiver adviseerend en uit ambtenaren bestaand
uit te vaardigen. college. De invloed van bedoeld college op den
Door de Vereeniging tot bevordering der vee- Vorst en op zijne handelingen is in elk geval
artsenijkunde in N.-L te Batavia is (o. a. door haar van mindere beteekenis dan de invloed, uitge-
orgaan) veel gedaan voor het doen ingang vinden oefend door bejaarde of om andere redenen dooi-
van betere begrippen omtrent veeziekten speciaal den Vorst persoonlijk hooggeachte familieleden,
van runderpest. al zijn deze in den regel met geene bcstuurs- of
RUSSA. MAMMALIA, RUMINANTIA, Cer- administratieve functiën belast. In de meeste staatjes
vidae. Zie ROESA. der Buitenbezittingen vormen daarentegen de Rijks-
RUTA. Zie AROEDA. grooten een mederegeerend en op den Vorst con-
RUYL. (ALBERT) Waarschijnlijk koopman trole uitoefenend lichaam. Zelfs waar de erfelijk-
of opperkoopman in dienst der 0.-I. C, en een heid der vorstelijke waardigheid op den voorgrond
der eerste personen die zich in Indië met het staat, kan in die staatjes de aangewezen troonop-
Maleisch heeft bezig gehouden; in 161 1 verscheen volger niet als Vorst optreden zonder de medewer-
zijn eerste vertaling. Zie over hem en zijn werken: king van dat lichaam, evenmin als hij zonder die
Bijdr. Instit. Nieuwe (2<-") volgr. 11, 1859, bl. 102. medewerking officieel als troonopvolger had kunnen
RIJCKEVORSEL. (ELIE VAN) Geb. te Rot- geproclameerd worden. Waar de erfelijkheid niet
terdam 22 Maart 1845 uit het huwelijk van Hui- de troonopvolging ten volle behcerscht, gelijk in
bert van Rijckevorsel en Elise Susanna Marie de meeste staatjes van Zuid-Celebes, zijn de Rijks-
Schmidt, studeerde, na de polytechnische school te grooten tevens de kiesheeren. Wanneer de afzet-
Zurich bezocht te hebben, aan de hoogeschool te ting van een Vorst noodig blijkt, zijn het overal
474 RIJKSGROOTEN. — RIJKSSIERADEN, ORNAMENTEN.
de Rijksgrooten, die daartoe overgaan, en zoo ook die dan ook niet nalaten aan de Rijkssieraden
zijn het de Rijksgrooten dan wel één of meer van hunnen vorst bij allerlei gelegenheden hulp
hunner, die het bestuur waarnemen, ingeval de en raad te komen vragen natuurlijk na door offers
troon tijdelijk onbezet is, gelijk mede in geval getracht te hebben de zielen der gestorven heer-
van minderjarigheid van den Vorst. schers gunstig voor zich te stemmen. Daar zij
De voornaamste der Rijksgrooten is in den tevens de symbolen van de macht der vorsten
regel de Rijksbestuurder. In de Maleische staatjes zijn, is veelal het enkele bezit van de Rijkssie-
is hij veelal tevens de vermoedelijke troonopvol- raden van een zeker staatje voor iemand vol-.
ger, en ook wanneer dit niet het geval is, is zijn doende geweest om zijn gezag te doen erkennen,
ambt somtijds erfelijk. De Rijksbestuurders kun- zooals b. v. de Toradja-stammen langs het meer
nen verder zijn óf personen aan wie de geheele van Posso den Datoe van Loewoe als hun heer
feitelijke uitoefening van het gezag werd overge- erkennen, omdat hij in het bezit is van eenige
dragen, en die naar eigen inzicht het bestuur voorwerpen die in overoude tijden aan een vorst
voeren, zoodat de Vorst niet veel meer dan de van Posso moeten hebben toebehoord. Vooral bij
theoretische bron van het gezag is gebleven, óf de Makassaren en Boegmeezen van Celebes is de
ambtenaren, die onder de bevelen van den Vorst eerbied voor deze erfstukken zoo groot dat usur-
en binnen de grenzen hunner instructie werkzaam pators steeds vóór alles trachtten ze in handen
zijn. De Rijksbestuurders van dan Soesoehoe- te krijgen, terwijl aan den anderen kant dikwijls
nan van Soerakarta en van den Sultan van Djok- alleen het vertoonen der heilige voorwerpen vol-
jakarta worden door het Gouvernement benoemd, doende was om oproer te dempen en verzet te
ontslagen en bezoldigd. In Djambi en Boni moeten breken, zooals o.a. in het begin van de I9 e eeuw
de benoeming en het ontslag van den Rijksbe- meermalen voorkwam in het rijk van Gorontalo.
stuurder door het Gouvernement worden goedge- Zeldzaam zijn dan ook de voorbeelden dat men
keurd. Over den zeer bijzonderen toestand, waarin het gezag van een vorst erkende, zonder dat hij
de Onderkoning van Riouw tot in 1899 verkeerde in het bezit van zijne Rijkssieraden was, zooals
als Rijksbestuurder van Lingga. zie RIOUW EN het geval zich voordeed in Goa, welks vorstelijke
ONDERHOORIGHEDEN. Slechts in sommige poesaka's in handen waren van Boni, dat ze in
Maleische staatjes langs Sumatra's Oostkust, gelijk den oorlog van 1814 en 1815 aan de Engelschen
mede in de Onderhoorigheden van Atjeh heeft moest afstaan.
men geen Rijksbestuurders. In bedoelde staatjes In het Maleisch worden de Rijkssieraden ka-
heeft men trouwens niet zelden geen Vorst, maar bësaran, van bësar, groot, genoemd, hetgeen dus
een veelhoofdig en federatief bestuur, dat men zeggen wil: „grootheid". Zij worden op Sumatra,
als een Rijksraad zonder Vorst, ja zelfs zonder evenals de gewone poesaka's, bewaard op een
vasten president zou kunnen aanmerken. Ook in zoldertje in het huis van den vorst, veelal bedekt
Zuid-Celebes wordt hier en daar een gelijksoortige met een kleurigen doek, en vanwaar zij slechts
toestand aangetroffen. met ceremoniën, als het afleggen van wapens en
Voor de titulatuur en de functiën der Rijks- het branden van wierook, worden te voorschijn
grooten in de verschillende deelen van Neder- gehaald.
landsch-Indië wordt overigens verwezen naar de Op Java dragen zij den naam van upö tjórö,
afzonderlijke artikelen aan elk der Inlandsche en de afzonderlijke voorwerpen hebben meestal
staatjes gewijd. Een algemeen overzicht dier titels een eigennaam en worden vooral in de Vorsten-
en functiën, in verband met de voorschriften der landen, steeds met „kjai", heer, aangesproken. In
Inlandsche rechtsbronnen daaromtrent, vindt men het bijzonder op Java en Madoera, doch ook wel
in het opstel van schrijver dezes, getiteld: De in Palembang en bij enkele vorsten van Celebes
Mohammedaansche Vorsten in Nederlandsch-Indië, heerscht het gebruik dat deze voorwerpen, of al-
in de Bijdr. t. t. 1. en vlk. v. N.-I. 6° Volgreeks, thans eenige ervan, worden meegedragen door vrou-
dl. IX (1901), bl. 40 en vv. L. W. C. V. D. B. welijke of mannelijke volgelingen, zoodra de vorst
RIJKSRAAD. Zie RIJKSGROOTEN. zich in het openbaar vertoont. De vrouwelijke
RIJKSSIERADEN, ORNAMENTEN. Aldus draagsters heeten in de Vorstenlanden: këparak.
noemt men de voorwerpen van zeer uiteenloopen- Op Celebes worden de vorstelijke poesaka's dooi-
den aard, die door alle volken van den Archipel de Makassaren kalompo wan g, en door de Boe-
beschouwd worden als de schutspatroons hunner gmeezen aradjang genaamd, beide van gelijke
vorsten, de symbolen hunner macht, en die met beteekenis als de kabësaran der Maleiers (van de
eene bijzondere vereering worden omringd. stamwoorden lompo en radja die groot betee-
Zij maken een onderdeel uit,-— en wel het be- kenen). Deze volkeren onderscheiden onder de
langrijkste— van de poesaka's, de door zielen Rijkssieraden evenwel nog de g a u k an g, het mach-
van afgestorvenen bewoonde, en met bijzonderen tigste onder die van elk rijkje, en dat door den
eerbied behandelde erfstukken. Ook deze poesaka's, stichter ervan bezield heet te zijn. In deze landen
die de erfstukken van den vorst zijn, gelooft men voornamelijk worden de Rijkssieraden door de ICu-
dat door een vroegeren vorst gebruikt of, als ropeanen ornamenten genoemd. Zij worden in de
lichaamsdeelen e. d., van hem afkomstig en nu, woningen der vorsten bewaard in, met veelkleu-
door zijn ziel bewoond, de machtige raadgevers rige doeken behangen, vertrekjes, soms ook opge-
van den tegenwoordigen regeerder zijn. Evenals sloten in fraai bewerkte houten kistjes, en spe-
de vereering der gewone poesaka's is dus ook die ciale priesteressen, pinati genaamd, voor den
van de Rijkssieraden een uitvloeisel van het, hij dienst ervan aangewezen, brengen op gezette tijden
alle volken van den Archipel, diep ingewortelde offers van rijst en sirih bij de heilige voorwerpen
animisme. (Vergel. ook : POESAKA en HEIDEN- onder het branden van reukwerken en het zingen
DOM). Zijn zij dus in de allereerste plaats van van liederen. Zeer dikwijls worden in die ver-
groot gewicht als heilaanbrengende beschermers trekjes voortdurend eenige kaarsen, kandjoli,
voor het vorstengeslacht zelf, zij zijn dit in niet brandende gehouden. Ook brengen vooral op Ce-
mindere mate voor al de onderdanen daarvan, lebes aan de ornamenten zeer vele offers de on-
RIJKSSIERADEN, ORNAMENTEN. — RIJNSCHE ZENDING. (DE) 475

derdanen van den vorst, offers soms zelfs in kar- 11, bl. 56; A. L. van Hasselt, Volksbeschrijving
bouwen of geiten bestaande, hetzij met het verzoek v. Midden-Sumatra, bl. 86; Marsden, The history
eene ziekte te genezen, vruchtbaarheid te brengen of Sumatra, bl. 203; J. J. de Hollander, Hand-
op de velden van den offeraar, of eenigerlei an- leiding I, bl. 5g3; P. J. Veth, Java cd.) 111,
dere hulp te verschaffen. Hoe groot hier de ver- bl. 660; P. J. Kooreman, De feitelijke toestand
eering voor deze voorwerpen is blijkt wel daaruit, in het gouvernementsgebied v. Celebes en Onder-
dat vroeger weerspannigen tegen het vorstelijk hoorigheden, Ind. Gids 1883, I, bl. 174, 11, bl.
gezag het vruchtgebruik van hunne velden ver- 138; Newbold, Political and statistical account
loren, die ornamentsvelden werden, terwijl zij zelve of the British Settlements in the Straits of Ma-
ornamentsslaven, ata kalompowang, werden, lacca, 11, bl. ig3; I. Groneman, Javaansche rangen
en dat o. a. ook slavinnen zich tegen de gewel- en pajoengs, Tijds. Ind. Aardr. Gen. afl. IV, bl.
denarijen hunner meesters beschermen konden door 1; G. J. Ilarrebomée, Een ornamentenkist van
te kennen te geven dat zij slavin van de orna- Gantarang, Med. Ned. Zend. Gen. ige Jrg. bl.
menten wilden worden. Ook nu nog vindt men 344; Notul. Bat. Gen. 1877, bl. vi, 1887, bl.
zeer vele ornamentsvelden, wier opbrengst door XXIII, 1890, bl. 113.
den vorst genoten wordt. RIJNSCHE ZENDING. (DE) (RHEINISCHE
Bij groote epidemieën worden, vooral in Zuid- MISSIONS-GESELLSCHAFT). Gevestigd te Ban-
Celebes, dikwijls ornamentsfeesten gehouden, nen, stelt zich ten doel het Evangelie te verkon-
waarbij de Rijkssieraden, onder een troonhemel digen, ook in den 0.-I. archipel. Het Genoot-
en door priesteressen en gewapenden begeleid, in schap is het oudste van dien aard in Duitschland
plechtigen optocht worden gedragen rond een en werd in 1828 opgericht door samensmelting
kuil waarin men, ter bezwering van de booze van plaatselijke vereenigingen te Elberfeld, Ban-
geesten, eenige dieren, meestal een aap, een var- nen, Keulen en Wezel. Het aantal hulpvereeni-
ken, een leguaan en een schildpad offert. gingen heeft zich sedert de oprichting zeer uit-
Ook worden wel, ter genezing eener ziekte, de gebreid. Aan het hoofd van het zendingshuis te
heilige voorwerpen met water begoten, en dit ver- Bannen staat de in de zendingswereld zeer be-
volgens opgedronken, en in Redjang heerscht het kende inspector Dr. A. Schreiber. Het eerste
gebruik om eeden af te leggen op de sieraden der drietal zendelingen zond het Genootschap uit in
kamponghoofden en ook dan eerst het er over 1829, naar Zuid-Afrika; in 1834 landden er twee,
gegoten water op te drinken. De voorwerpen, die spoedig door anderen gevolgd, op Borneo; in
Rijkssieraden kunnen zijn, loopen in aard zeer 1859 werden op dat eiland verscheidene zende-
uiteen. In de eerste plaats vindt men er onder lingen door de Dajaks vermoord en eerst in '66
allerlei wapens: krissen, lansen, schilden, maliën- mocht de arbeid daar worden hervat. In 1862
hemden, oude geweren, enz., waaraan dan veelal werd een arbeidsveld gevonden op Sumatra, in
de kracht wordt toegekend dat zij den drager '65 op Nias (zie Dl. 111, bl. 25). Het seminarie
onkwetsbaar en onoverwinlijk maken. Verder: te Pansoernapitoe voorziet eenigszins in de groote
kleedingstukken, waarvan men verhaalt dat zij behoefte aan inlandsche helpers; de leerlingen,
alleen den wettigen vorst passen, sirihdoozen, gewoonlijk een groote veertig, moeten voor hun
kwispedoors, aaiden en metalen potten, wandel- eigen onderhoud zorgen; er is steeds veel aan-
stokken met gouden of zilveren knop, opiumpijpen, vraag voor plaatsing.
rijkversierde muilen, en dergelijke, voor gebruik In Juni 1901 verscheen het „Einundsiebzigster
door den vorst geschikte voorwerpen, doch ook Jahies-Bericht der Rheinischen Missions-Gesell-
wel: gouden beelden die mythologische wezens schaft ïorn Jahrc igoo". Het Nederlandsche Hoofd-
voorstellen, zooals o. a. in Djokjakarta, Soerakarta COmité te Amsterdam van de „Vereeniging tot
en Bantam, of allerlei wonderlijk gevormde of ge- bevordering der belangen van het Rijnsche Zen-
kleurde brokken steen of hout, zooals de gau- dinggenootschap te Bannen" geeft onder den titel
kang's op Celebes, of ook moes tik a's, kleine „De Rijnsche Zending" een van den aanvang af
in het lichaam van dieren gevonden steentjes, zoo- door Dr. J. P. G. Westhoff geredigeerd tijdschrift
als meermalen op Sumatra, of wel enkele lichaams- uit, waarvan in dit jaar (1901) de 32 su; jaargang
deelen van vroegere vorsten. Ten slotte vindt men aanving.
ook op sommige plaatsen oude stukken geschut, Het genoemde Jahresbericht noemt de volgende
die als Rijkssieraden worden vereerd, zooals te zendingstations van het genootschap. Op Borneo
Soerakarta, waar het voornaamste den naam njai acht: Bandjermasin, Koewala Kapoeas, Mando-
satomi draagt, te Batavia waar men het kjai mai, Pangkoh, Tameanglajang, Beto, Pahandoet
satómó noemt, het beschouwende als bezield en Koewala Koeron. Op Sumatra acht-en-twintig:
door den echtgenoot van de vrouw die in het Sipirok, Boengabondar, Sipiongot, Loboc Ha-
voornoemde huist; het wordt vooral door kinder- tongga, Pangaloan, Sigompoelon, Pansoernapitoe,
looze vrouwen met offers geëerd, daar men er Simorangkir, Hoeta barat, Pea radja, Sipoholon,
eene voorstelling op vindt die aan den phallus- Pangariboean, Sipahoetar, Boetar, Tampahan, Ba-
dienst herinnert, te Bantam en op enkele andere lige, Lagoeboti, Sigoempar, Si Antar, Parparean,
plaatsen. Parsambilan, Pangomboesan, Loemban na Bolan,
Evenwel moeten tot de eigenlijke Rijkssieraden Djandji Matogoe, Nainggolan, Palipi, Siboga en
niet gerekend worden de pajong's der Javaansche Si Monosor. Op Nias elf: Goenoeng Sitoli, Dahana,
hoofden, de stokken en vlaggen van vele hoofden der Ombolata, Lolowoea, Hoemene, Sogae Adoe, Laha-
buitenbezittingen, die zij veelal voeren met verlof goe, Lolomboli, Siromboe, Lahoesa en de Nakko-
der Regeering en die niet met heiligen eerbied eilanden; tot dezen kring van Nias behoort ook
omringd worden, doch veeleer het karakter van Padang ter Sumatra's Westkust. De stations op
onderschcidingsteekenen hebben (zie ONDER- Nieuw-Guinea liggen in het Duitsche grondgebied.
SCHEIDINGEN). Op Borneo waren op het eind van 1900: 1957
Litteratuur: G. A. Wilken, Het animisme bij gemeenteleden en 22 scholen, op Sumatra 46.154
de volken v. d. Ind. Archipel, Ind. Gids 1884, en 207 en op Nias (met inbegrip van Padang)
476 RIJNSCHE ZEND TNG. (DE) — RIJST.
5020 en 24, samen 53.131 gemeenteleden en 253 den oorsprong van den rijstbouw haar ontstaan te
scholen. Op de drie eilanden bijeen heeft het ge- danken heeft. Volgens de fantastische overleverin-
nootschap in dienst 135 zendelingen, 2g2 bezol- gen, die op Java in omloop zijn, hebben Retna
digde en 771 onbezoldigde helpers. Doemilah, de dochter van Batara Goeroe en Dewi
RIJST. — Inleiding, Naam, Legende Sri') (echtgenoote van Vishnoe) daarbij eene hoofd-
en Geschiedenis, Vaderland. — Rijst is
het graan, waarvan de grootste hoeveelheid in
rol gespeeld. Men vindt deze legende beschreven
door Dr. Sollewijn Gclpke in Bijdr. t. t. 1. en vlk.
vergelijking met andere granen door den mensch v. Ned.-Indië, 3-= volgreeks, g e deel, bl. 114, door
als voedsel wordt gebruikt, dat dus het meest ge- L. Th. Mayer in zijne geschriften: Een blik in
cultiveerd wordt. Men kan aannemen, dat bij onge- het Javaansche volksleven en De Javaan als land-
veer een derde tot zelfs de helft van het peheele bouwer en veefokker en door 11. C. H. de Bic
menschelijk geslacht rijst een belangrijk deel van in De landbouw der inlandsche bevolking op Java,
de voeding uitmaakt, evenals ze op Java zelfs het Batavia 1901.
hoofdvoedsel bij uitnemendheid is. De grootste De kennis van de rijst en den rijstbouw heeft
consumtie heeft ongetwijfeld plaats in China met zich van Oost-Indië langzamerhand naar het Westen
zijne ontzaggelijke bevolking en dan in Oost-Indië, verbreid. In Europa werd de rijst bekend door de
waarvan het Engelsch gedeelte de grootste hoe- veldtochten van Alexander den Groote, dus 300
veelheid verbruikt. a 400 jaar v. Chr. Noch in het Oude noch in
Reeds in de vroegste historische tijden is rijst het Nieuwe Testament wordt rijst genoemd, maar
als voedingsmiddel bekend geweest. De oudste be- in den Talmud wordt op enkele plaatsen van de
richten dienaangaande zijn afkomstig van China. rijstcultuur melding gemaakt. Nadat het eerst door
Ongeveer 2800 v. C. zou door den Keizer Chin- Aristoteles of Theophrastus in de 4 e eeuw v. Chr.
nung eene zekere ceremonie zijn ingesteld, waarbij rijst onder den naam oryze of oryza (naar het
door den regeerenden keizer elk jaar op een be- schijnt evenals de benamingen voor rijst in de
paalden dag eigenhandig rijst werd gezaaid. Vier moderne talen van het Sanskrietwoord vrihi 2)
andere veldvruchten werden dan gelijktijdig, maar afgeleid) is genoemd, komt deze als „oryza" in
niet door den keizer zelf uitgezaaid, waaruit schijnt Grieksene en Romeinsche geschriften herhaaldelijk
te volgen, dat reeds in dien tijd rijst de belang- voor en ten tijde van Christus' geboorte was de
rijkste veldvrucht in China was. In Oost-Indië is rijst reeds lang een handelsproduct bij de Romeinen.
de rijstcultuur eveneens zeer oud. Voor zoover het Van Z.-Azië verspreidde zich de rijst over Arabic
Engelsch-Indië betreft wordt in het oudste ge- naar Egypte en N.-Afrika, terwijl de cultuur van-
schrift, de Rig-Veda, van rijst geen melding ge- daar in Sicilië en door de Mooren in Spanje
maakt, wel echter in de latere Atharva-Veda, werd ingevoerd. In N.-Italië heet de invoering
dateerende van wellicht 1000—800 jaar vóór door de legers van Karel V in de eerste helft
Christus. Wat Nederlandsch-lndië aangaat, zoo van de l6e eeuw te hebben plaats gehad.
heeft men wel gemeend, dat de rijstbouw daar, In Amerika is de cultuur van rijst naar het
althans op Java en Bali, door de Hindoes is inge- schijnt begonnen tegen de helft van de I7 e eeuw
voerd en de oorspronkelijke bevolking zich hoofd- onder den gouverneur van Virginia William Bar-
zakelijk met gierst (djawawoet) voedde, maar dit keley. Eene belangrijke uitbreiding kreeg deze
schijnt niet juist te zijn en was ook in Ned.-Indië echter eerst in het laatst van de 17C eeuw, toen
de rijstbouw reeds eeuwen vóór Chr. geb. bekend. daarmede in de buurt van Charleston welgeslaagde
Het is zelfs niet onwaarschijnlijk, dat de eerste proeven waren genomen. Vooral in Z.-Carolina,

.
bewoners van Maleische origine, die zich op de maar ook in Louisiana werd de rijstbouw spoe-
eilanden van den Indischen archipel vestigden, dig daarna eene zeer belangrijke cultuur. Terwijl
met den rijstbouw bekend waren en dat speciaal zij zich in Europa (Italië) tot circa 45 0 N.B. en
op Java de sawahbouw reeds vóór de komst der in Azië (China) tot 400 heeft uitgebreid, komt
Hindoes bestond. De juistheid van deze conclusie de cultuur in Amerika niet veel noordelijker dan
volgt o. a. daaruit, dat de verschillende benamin- 350 N.B. (Z.-Carolina). In het Zuidelijk halfrond
gen, bij de rijstcultuur in gebruik, geen van allen is de grens ongeveer 320
op Sanskrietische afkomst wijzen, wat wel het Het blijkt dus, dat de rijstbouw zich van Azië
geval zou zijn wanneer deze van Ilindoe-origine uit naar het Westen heeft verbreid. Daarmede is
waren. echter nog niet uitgemaakt, dat ook het vader-
De belangrijkste van deze benamingen zijn: land van de rijst in Z.0.-Azië is te zoeken. Vol-
voor de te veld staande rijst padi, pari of pare, gens Roxburgh en anderen wordt wilde rijst o. a.
voor de geoogste halmen eveneens padi, voor rijst gevonden aan de oevers der meren in de Circars
in den bolster gaba, ontbolsterde dus geschikt (kuststreek aan de golf van Bengalen) in Eng.-
voor het gebruik bras of wwas en gekookt nasi. Indië. Volgens Barth en andere onderzoekings-
Daarvan komen paddi en bras in alle Maleische reizigers komt de rijst wild voor in Centraal-
talen voor. Voor alle stadiën van ontwikkeling Afrika in de streek tusschen Khartoum en de
bestaan afzonderlijke namen. Het Maleisch en monding van den Senegal en wel in bosjes langs
Javaansch ') is in dit opzicht zeer rijk. de oevers van riviertjes en andere wateren. Daar
Het is intusschen aantenemen dat de meerdere de wilde rijst zich van de gekweekte slechts door
beschaving der Hindoes veel invloed heeft gehad het gemakkelijk afvallen der schijnvruchtcn (vruch-
op de ontwikkeling der natte-rijstcultuur op Java, ten met kroonkafjes, gaba) heet te onderscheiden
en dat daaraan de Javaansche legende betreffende is het niet altijd gemakkelijk nategaan of men
met den wilden stamvorm of met verwilderde te
1) Zie Sollewijn Gelpke, De padie-kultuur in
de Afdeeling Ngrowo, 1875—1876, verder v. 1) Dewi Sri is de Ceres van Java, de godin
Hasselt, Volksbeschrijving van M.-Sumatra, bl. van den landbouw. (Zie I, 445)-
325 en de Waal in het Tijdschrift v. h. Bat. -2) Zie Dictionary of the economie products
Gen. 1885, bl. 400. of India, door George Watt, y deel, bl. 516.
RIJST, 477

doen heeft. Niet onmogelijk is het, dat zoowel De spil van de pluim is glad. De pluimtakjes,
in Z.-Azië als in Afrika de rijst oorspronkelijk enkel of in tweeën ontspringende, zijn nagenoeg
in wilden staat is voorgekomen. Heeft men tus- glad en dikwijls gekromd.
schen beide landstreken te kiezen, dan valt voor De bloei van de rijst is het best te vergelijken
Z.-Azië als vaderland het meest te zeggen. met dien van de rogge. Evenals bij het laatstge-


Plantkundige bijzonderheden, Eigen- noemde graan is kruisbevruchting regel. Het bloeien
schappen van het zetmeel. Evenals de begint bij den top.
andere granen behoort de rijst tot de familie der Het stuiven schijnt het meest plaats te hebben
Gramineae en volgens de indeeling van Hackel, 's morgens na het optrekken van den dauw, maar
voorkomende in Die natiirlichen Pflanzcnfamiliën is ook op andere uren van den dag waargenomen.
von A. Engler und K. Prantl, 2e deel, tot de Op Java is de meening verspreid, dat het bloeien
groep der Oryzcne en het geslacht Oryza. Van 's nachts plaats heeft.
dit geslacht zijn een zestal soorten bekend, waar- Bij het bloeien treden de gesloten helmknop-
van de rijst de eenige soort is, die gekweekt pen op de buigzame draden zijdelings naar bui-
wordt. Door Linnaeus is deze Oryza sativn ge- ten. Deze buigen zich spoedig daarna om en de
noemd. De rijst heeft stijfbehaarde, langwerpige, helmknoppen komen dan te hangen. Deze openen
éénbloemige pakjes aan korte verdikte steeltjes. zich vervolgens over de geheele lengte van den
Zij zijn zijdelings samengedrukt, stomp gekield, top naar de basis en de droge stuifmeelkorrels
met twee kleine, lancetvormige, toegespitste kelk- verspreiden zich in de lucht. Heeft het stuiven
kafjes, daaronder nog 2 uiterst kleine rudimentaire plaats gehad, dan openen de kroonkafjes zich
kafjes en verder 2 veel grootere, even lange, be- verder, de stempels treden naar buiten of blijven
haarde, diep schuitvormige, verschillend gekleurde wel tusschen de wijdgeopende kafjes zitten, wor-
kroonkafjes met stompe kiel. Het buitenste kroon- den in elk geval toegankelijk voor vreemd stuif-
kafje is 5-ncrvig en dikwijls van eene naald of meel. Later trekken de stempels zich in den regel
naaldpunt voorzien, eveneens verschillend ge- gedeeltelijk tusschen de zich sluitende kafjes terug.
kleurd. Het binnenste, smallere kroonkafje is 3- De rijst is dus op kruisbevruchting aangewezen.
nervig en wordt aan de randen door het buitenste In verband met deze omstandigheid, dus het feit,
haakvormig bedekt. De bloem heeft 6 meeldraden dat het stuifmeel steeds van eene andere bloem
met langwerpige, tweedeelige helmknoppen, onder moet overwaaien of door insecten worden overge-
in het midden aan de helmdraden bevestigd, een bracht, kan de bevruchting door ongunstig weer,
langwerpig, kaal vruchtbeginsel met 1 eitje, 2 veel regen en wind, zoodanig geïnfluenceerd wor-
eindstandige aan de basis vergroeide stijlen en 2 den, dat een groot deel der eitjes in de vrucht-
veervormige, ongekleurde of bruinachtige stem- beginsels onbevrucht blijven en de kafjes dus voos
pels, terwijl het bloemdek door 2 vergroeide zijn (Jav. gaboeg). Het ontstaan van nieuwe
schubjes wordt gevormd. De vrucht (graanvrucht variëteiten of middelvormen wordt er ook zeer
of caryopsis) is kaal, stomp, zijdelings samenge- door bevorderd. Misschien is het voorkomen van
drukt, in doorsnede elliptisch, met 2 stompe rib- roode en witte korrels in dezelfde pluim, dat waar-
ben op elk der vlakke zijden en wordt door de genomen is, ook daaraan toeteschrijven.
kroonkafjes nauw omsloten. De kleur van de De vrucht is bij de gewone rijst in den regel
vrucht is wit, rood, roodbruin, zwartbruin, wit doorschijnend. Bij de kleefrijst (Jav. ketan, Mal.
met roodachtige of zwartachtige strepen in alle poeloet), Oryzo glutinosn is zij mat en
overgangen. Het komt voor, dat men in de zelfde op de breukvlakte ziet deze er stearineachtig uit.
pluim naast witte, ook roode korrels vindt. De Tegenover jodium gedragen zich de zetmeelkor-
kiem ligt aan één van de kanten en is kort en rels van de kleefrijst anders dan die van de ge-
gekromd. De zetmeelkorrels zijn meestal tot min wone rijst en andere granen. Terwijl de laatste
of meer ronde massa's samengesteld en de enkele zich met jodium blauwviolet kleuren is de jodium-
korrels zeer klein (0,006—0,007 m.M.), scherp- verbinding van het ketan-zetmeel bruinrood tot
kantig-veelhoekig. violetrood gekleurd. Met jodium verzadigd wordt
Bij het kiemen dringen worteltje en stengeltje de kleur wel donkerder maar blijft rood en zet-
door het buitenste kroonkafje naar buiten. Dit meel van gewone rijst lijkt dan zwart. Hoewel
scheurt dan onderaan in het midden open. slechts bij uitzondering komt zetmeel, dat met
De rijst bereikt eene hoogte van ± 1 '/4 meter. jodium rood gekleurd wordt toch ook elders voor,
De holle halm is onderaan eenigszins samenge- o. a. bij eene gierstsoort.
drukt en bovenaan rond, kaal, glad of weinig Dafert, bekend om zijne geschriften over de
geribt. De bladscheden zijn open, samengedrukt koffiecultuur in Brazilië, schrijft deze eigenschap
en zooals bij de waterplanten, voorzien van groote van het zetmeel van kleefrijst toe aan het voor-
intercellulaire ruimten voor luchttoevoer. Het vlie- komen van erythrogranulosc in de zetmeelkorrels
zige tongetje of ligula tusschen bladschede en in plaats van granulose, zooals deze in ander zet-
schijf, is kaal, lang, puntig en splijt gemakkelijk meel voorkomt. Deze laatste wordt met jodium
in tweeën. Bij de bovfcnste bladeren is het veelal blauw gekleurd en de eerste rood. Anderen spre-
korter, afgerond, onregelmatig getand en uiterst ken eenvoudig van erythroamylum in kleefrijst
kort behaard. De bladschijf, in knop zijnde opge- tegenover amylum in gewone rijst.
rold, later vlak, heeft aan de basis smalle, hoorn- Het zetmeel van kleefrijst gaat bij vermengen
achtig gekromde oortjes, aan de bovenste blade- met water spoediger in gisting en bederf over;
ren veel kleiner dan aan de onderste. Zij is lijn- door koken met water en met zuren wordt het
vormig, onverdeeld en gaafrandig en heeft eene veel sneller opgelost en omgezet, eveneens door
lengte van ±25 c.M. bij eene breedte van ± 2 c.M. enzymen.
De bovenzijde is min of meer behaard en ruw, Door deze gemakkelijkere oplosbaarheid verlie-
terwijl de onderzijde bijna glad is en de randen zen de kleefrijstkorrels bij het koken hunne ge-
ruw zijn. Onderaan heeft de bladschijf eveneens daante, kleven aan elkaar en gaan gemakkelijk
wijde, intercellulaire ruimten. over tot eene brijige massa. De korrels van de
478 RIJST.
gewone rijst behouden in dit geval hunnen vorm. in de groepen Communis Kcke (groote of gewone
Volgens Boorsma )) bestaan er ook overgangen rijst) met zaden van 5 —7 m.M. lang en Minuta
tusschen gewone rijst en kleefrijst. In dezelfde Prest, (kleine rijst) met zaden van 4 m.M. De
pluim vindt men dan zoowel rood- als blauwkleu- Minuta wordt nog gesplitst in variëteiten met
rende korrels. min of meer ronde korrels en zulke met langwer-
Variëteiten, Indeeling. — Als bijzondere
rijstsoorten worden door sommigen genoemd, be-
pige korrels.
De variëteiten, die tot elk der aldus verkregen
halve de reeds genoemde Oryzn glutinosn ofkleef- groepen behooren, worden in de eerste plaats
rijst nog Oryza montana (bergrijst) en Oryza onderscheiden door het al of niet voorzien zijn
praecox (vroegrijpend). Wetenschappelijk heeft van kafnaalden (behaard of onbehaard) en vervol-
deze verdeeling echter niet veel beteekenis. gens door de kleur der vruchten. Ten slotte wor-
Oryza montann is hetzelfde als wat de Javaan den dan de variëteiten nog gekenmerkt door de
noemt padi gaga en elders padi ladang, kleur der kroonkafjes en bij de van kafnaalden
padi hoema of padi tegal wordt geheeten. voorziene door de kleur der naalden. Volgens het
Oryzn montana is het eerst beschreven door resultaat van de door Körnicke onderzochte, meest
Loureiro, die deze rijst in het midden der vorige van het Koloniaal Museum te Haarlem afkomstige
eeuw in Cochin-China vond. variëteiten wisselt de kleur der korrels van wit
De Oryza praecox heet in Indië padi gen- tot zwartbruin, die der kroonkafjes van geelrood
djah, waarbij gendjah de algemeene uitdruk- tot zwartachtig en van de naalden van geelrood
king is voor een vroegrijpend gewas, speciaal in tot zwart, met alle overgangen.
de Soendalanden p. hawara. Onder „geelrood" is hierbij te verstaan eene
De Oryza glutinosa is gekarakteriseerd door de kleur, die door anderen „wit" wordt genoemd.
van gewone rijst afwijkende eigenschappen van Behalve bij de afdeeling Minutn is aanvanke-
het zetmeel der vrucht, maar Oryza montana en lijk geen rekening gehouden met de breedte der
Oryza praecox zijn botanisch en chemisch niet te korrels in verhouding tot de lengte, hoewel die
onderscheiden van Oryzn sativa. Men moet deze ook bij andere groepen kan verschillen. Wanneer
beschouwen als bepaalde vormen van Oryza sativn, echter later de variëteiten nog tot bepaalde vor-
die langzamerhand door de cultuur, misschien ook men worden ingedeeld, dan is hiermede wel reke-
door toevallige variatie zijn ontstaan. Eene scherpe ning gehouden. Daarbij is tevens gelet op den
afscheiding tusschen vroeg- en laatrijpende rijst bladstand, den vorm der bladeren, de kleur der
bestaat niet. Tegenover de padi gendjah staat knoopen, de lengte der naalden, de meer of min-
de padi dalem (in de Soendalanden leuir), der krachtige ontwikkeling enz.
gewone sawahrijst, tusschenin de paditenga- Met de door Körnicke aangegeven kenmerken,
han. De langst rijpende noemt men wel padi die ten deele ook door Dr. Sollewijn Gelpke in
dj er o. Als variëteiten zonder kafnaalden spreekt zijne rapporten over de padicultuur in de afdee-
men op Java nog van padi tjempo (M.-Java) ling Ngrowo worden genoemd, kan men consta-
en van padi tjereh' 2 ) (W.-Java) en noemt de teeren of eene onder verschillende namen bekende
van kafnaalden voorziene rijst padi boeloe. rijstsoort tot dezelfde variëteit moet worden gere-
Eene scherpe afscheiding tusschen bergrijst en kend. Door eene cultuurproef zal men in som-
sawahrijst bestaat evenmin, al is de overgang wel- mige gevallen moeten uitmaken of ook de cul-
licht iets minder geleidelijk dan tusschen vroeg- tuurvorm (gendjah—dalem, gaga—sawah)
rijpende en laatrijpende. De Javaan onderscheidt al of niet dezelfde is.
zelfs nog de padi rawa, dus de moerasrijst van Het aantal variëteiten, zoowel van gewone padi
de padi sawah. De padi rawa is dan het als van ketan, is zeer groot en die der cultuur-
tegenovergestelde van de padi gaga, die het vormen van dezelfde variëteit eveneens. Op Java
minste water voor hare ontwikkeling noodig heeft, en verder in Ned.-Indië is dezelfde vorm of varië-
en daartusschen staat de padi sawah. teit dikwijls onder de meest verschillende namen
Ook van de kleefrijst kent men vormen, die bekend of wel zijn dat verschillende variëteiten
meer voor bewaterbare gronden geschikt zijn, onder denzelfden naam, hetgeen tot verwarring
andere voor onbewaterbare en eveneens vroeg- kan aanleiding geven. De namen staan in verband
rijpende en laatrijpende. met de kleur der kafjes of naalden, plaats van
Eene rationeele indeeling van de variëteiten herkomst enz. F>n groot aantal namen van padi-
van Oryzn sativn heeft men te danken aan Pro- soorten, samengevoegd tot de groepen: padi dalem,
fessor Körnicke, beschreven in het standaardwerk: padi gendjah, padi gaga dalem, padi gaga gendjah,
Handbuch des Getreidebaues von Professor Dr. F. ketan gaga dalem, ketan gaga gendjah, ten deele
Körnicke und Dr. Hugo Werner. nog weer gebracht tot groepen, die op eene hoogte
Bij deze indeeling wordt de Oryza sativn L. van -_ 1500 voet en van ± 2200 voet voorkomen
eerst verdeeld in de 2 groepen: Usitatissima Kcke vindt men in een opstel over De rijstcultuur op
(gebruikelijke rijst) en glutinosn (kleefrijst). Java van 11. A. Steijn Parvé in Bijdragen t. t. I.
De eerste groep wordt dan weer onderverdeeld en vlk. v. N.-Indië, nieuwe volgreeks, deel I.
Daarbij worden verschillende bijzonderheden van
i) Zie Dr. P. A. Boorsma, Scheikundig onder- de genoemde op Java voorkomende padisoorten
zoek van in Ned.-Indië inheemsche voedings- medegedeeld. Vermeld wordt, dat in zeer koude
middelen, l e deel, bl. 26. streken slechts padi gendjah wordt geteeld, daar
2) Volgens De Bic 1. c. bl. 83 is de p. tjereh padi dalem te lang zoude duren en dat in die
een padisoort, die als het ware het midden houdt streken (± 2200 voet) padi gaga niet tieren wil.
tusschen gewone padi en ketan, wellicht door Ook schrijver maakte de opmerking, dat bergrijst
toevallige kruising ontstaan. Zij stelt minder in koudere streken minder gemakkelijk groeit dan
cisehen aan klimaat, grond en behandeling. natte rijst.
Omdat de kafjes geen naalden hebben wordt Een groot aantal namen met onderscheidings-
zij veel als paardenvoer aangewend. teekenen en bijzonderheden noemt ook Mr. G. T.
RIJST. 479

H. Ilenny in Beschrijving van de Rijstcultuur (in werkten grond gezaaid, kan de diepte van onder-
Bijdr. Inst., nieuwe (2 e) volgr., deel IV). Een niet brengen tot 4 c.M. bedragen.
minder groot aantal, uit verschillende streken, Indien het zaad tevens geweekt is komen in
komt voor in den Catalogus der Afdeding Ned. de tropen de kiemplantjes reeds na een dag of
Koloniën van de Internationale Kol. en Uitvoer- 10 bij natte rijst boven het water uit. In deze
tentoonstelling, Amsterdam 1883. periode beginnen zich ook reeds de worteltjes te
Op Sumatra voorkomende padisoorten beschrijft bevestigen. Vóórdat dit is geschied mag niet te
de toenmalige controleur G. de Waal in het Tijd- veel strooming in het water zijn, omdat anders
schrift van het Bat. Gen., Dl. 30 en niet minder de wortelontwikkeling gestoord wordt. Ingeval de
dan I3g soorten van M.-Sumatra worden genoemd rijst niet wordt overgeplant, hetgeen in Indië
door v. Hasselt in Volksbeschrijving van M.-Suma- meestal wel geschiedt en de ontwikkeling ver-
tra, bl. 33g, die tevens de groeiplaats en de hoogte traagt, begint de uitstoeling bij middelrijpende
van enkele groeiplaatsen aangeeft. rijst circa 55 dagen na het zaaien. Ongeveer 50
Cultuur van de rijst. — I. G roe ivoor- dagen later begint de bloei en na verdere 40 a
waar den, Zaad keuze. — De behoefte aan 50 dagen is de korrel rijp.
water is bij de rijst veel grooter dan bij andere Werner (Landw. Reiseskizzen aus O. Italien in
granen, hoewel zeer verschillend bij de groepen Landw. Jahrb. 1882, bl. 264) nam in Italië waar,
bergrijst (padi gaga) en natte rijst (padi dat eene rijstplant eene ruimte inneemt van 60
sawah), al zijn deze ook niet, zooals onder Varië- □ c.M., zoodat 1,6 millioen planten op een hectare
teiten is opgemerkt als afzonderlijke soorten aan- kwamen te staan. Hij berekende, dat deze eene
temerken. De bergrijst is in de eerste plaats daar bladoppervlakte hadden van 250.000 □ M., waar-
van beteekenis, waar de middelen voor kunstma- door eene dagelijksche verdamping van 50 kub.
tige besproeiing ontbreken en verder op die plaat- Meter zou plaats hebben. Wanneer men daarbij
sen waar geen voldoend irrigatie-water voor padi de oppervlakte-verdamping van het water voegt
sawah aanwezig is. en hetgeen door den grond wegzinkt, dan zou
Meenende dat de eischen, wat warmte betreft, voor de irrigatie van de rijst dagelijks 220 kub.
minder waren heeft men vroeger gemeend de cul- Meter per hectare noodig zijn, of ten naastenbij
tuur van de bergrijst in M.-Europa te kunnen in- 2,6 liter per hectare en seconde, hetgeen in over-
voeren. Proefnemingen in die richting genomen, eenstemming met de praktische ervaring zou zijn.
leverden echter geen gunstig resultaat op. Wel- Het heet namelijk, dat in Italië verbruikt wordt
licht is vochtige lucht een vereischte voor weligen bij zeer zwaren grond 2.081 liter p. heet. p. sec.
groei van dezen cultuurvorm. zwaren
„ „ 2.3g8 „ „
„ „ „ „
Sawahrijst, waarvan dus vroegrijpende en laat- middelzwaren 3.486 „ „ „ „
rijpende (gendjah en dalem) verbouwd wordt,
groeit niet alleen op kunstmatig van water voor-
zien terrein, maar ook op laaggelegen gronden,
lichten„ 4-773
gemiddeld 2.637 -- -- - „ „ „ B B

waar door natuurlijken toevoer de grond steeds J. v. Hasselt en J. de Koning berekenen echter
drassig blijft. Stilstaand water is echter veel min- in hunne brochure „Een rijstpolder" ') de hoe-
der goed dan zacht stroomend water, dat lucht veelheid op -_ ii/ 2 liter per heet. p. sec, dus aan-
in den grond brengt. merkelijk minder. De opgaven loopen zeer uiteen.
Gronden die kunstmatig bevloeid kunnen wor- De rijstvelden van Italië zouden gedurende den
den, dienen gewoonlijk afwisselend voor rijst en groeitijd van de rijst 12.000 kub. Meter water per
voor andere gewassen. Er zijn er echter ook, die uit- hectare verbruiken. Daarbij valt op te merken,
sluitend voor rijstcultuur dienen, waar dus steeds dat bij droge grondbewerking, zooals daar ge-
rijst na rijst geteeld wordt. Zoowel in Ned.-Indië bruikelijk is, meer noodig is dan bij de op Java
(vooral moerassige gronden) als in andere landen gevolgde natte bewerking. Het koelere klimaat
(Italië) vindt men die. werkt in tegenovergestelden zin.
De groeitijd van de sawahrijst is ongeveer 150
200 dagen. Vóór het uitzaaien wordt het zaad
— Alle gronden, die niet te arm zijn voor eene
andere cultuur kunnen ook voor de rijstcultuur
gewoonlijk eerst 2 a 3 etmalen geweekt (Jav. gebruikt worden, mits voldoende water door regen
rendem), wat de rijst veel beter dan andere of irrigatie aanwezig is. De rijst stelt dus geen
granen verdraagt en de ontkieming sterk bevor- hooge eischen aan de grondgesteldheid. Veel humus
dert. Somtijds laat men het zaad zelfs vóór het is bij geïrrigeerde rijstvelden geen voordeel en
uitzaaien eerst ontkiemen. klei met zand gemengd voldoet in het algemeen
Voor eene regelmatige ontkieming is eene tem- meer dan uitsluitend klei, terwijl lichte zandgron-
peratuur van minstens 10—12° C. noodig; het den meestal het minst voldoen. Zouthoudende
maximum is 36—380 C. en het optimum, dus de grond is voor rijst niet geschikt. Daarentegen kan
gunstigste kiemingstemperatuur 30 —320 C. Voor laaggelegen grond, die om de ligging voor eene
normale ontwikkeling van de rijst moet buiten andere cultuur niet geschikt is, nog met succes
de tropen de voorjaarstempeiatuur minstens 130 C. voor de rijstcultuur gebruikt worden. Toch zal
zijn, de zomertemperaturen 22 —30' C. en het zulke grond gewoonlijk minder opbrengen dan
gemiddelde 20° C. zijn. Vermenigvuldigt men de de hooger gelegene, waarbij de rijst in wissel-
gemiddelde temperatuur met het aantal dagen, bouw treedt met andere gewassen.
dat het gewas te veld staat, dan behoort men te Van veel invloed op den groei der rijst is het
komen tot eene warmtesom van 3500—45000 C. gebruik van goed gesorteerd zaaizaad, alles van
Wanneer de rijst in de modder wordt uitgezaaid, dezelfde variëteit, dus ook op denzelfden tijd
zooals dit op verschillende plaatsen geschiedt, dan rijpende. Voor zaad zijn zooveel mogelijk de
is het voor normale ontkieming gewenscht, dat zwaarste, volkomen ontwikkelde, harde korrels,
het zaad zeer ondiep komt te liggen. Met een dun die het meest de karakteristieke eigenschappen
laagje water bedekt, zonder grond op de korrels,
is dikwijls het best. Bij bergrijst, op droog be- 1) Overgedrukt uit „De Economist".
480 RIJST.
der soort bezitten, te gebruiken. De korrels boven voor dan tegenwoordig. De beschikbare gronden
aan de pluim zijn meest beter ontwikkeld dan zijn sterk verminderd en in 1874 werd van Gou-
die onderaan en dus voor zaaizaad te prefereeren. vernementswege bepaald, dat zonder toestemming
Ingeval de rijst, zooals op Java nog veel geschiedt, van de autoriteiten door de inlandsche bevolking
pluimsgewijze in den nat bewerkten grond der geen woeste gronden voor den aanleg van gaga's
kweekbeddingen wordt uitgelegd, kan men natuur- mochten worden in bezit genomen en dat daarbij
lijk geen korrelsgewijze sorteering toepassen, maar aan bepaalde voorwaarden moest worden voldaan ').
alleen de beste pluimen uitzoeken, namelijk die Voor de Buitenbezittingen bestaan zulke bepa-
welke rijp, goed gevuld en naar het uiterlijk van lingen niet en daarom is de rijstcultuur op zoo-
ééne soort zijn. genaamde ladangs aldaar zeer algemeen, vooral in
Om goed zaaizaad te krijgen, gebruikt men in de binnenlanden van Sumatra. De uitgestrektheid
Amerika sorteermachines, waarbij de grootste en beschikbare woeste gronden is trouwens veel
zwaarste korrels, zooveel mogelijk van gelijke grooter.
grootte afzonderlijk worden verkregen. Het gebruik In de Buitenbezittingen kan men rekenen, dat
van goed zaad is niet alleen bevorderlijk voor de ladangbouw gemiddeld van nog meer beteeke-
de kwantiteit, maar ook voor de kwaliteit der nis is dan die der sawahs.
geproduceerde rijst. Deze is dan grooter van kor- Bij den aanleg van een gaga, zooals dit vroe-
rel en zuiverder wit. ger dus meer algemeen dan tegenwoordig op Java
Zaadwisseling, dus het gebruik van zaad van geschiedde, begon de inlander een stuk woeste
eene andere streek kan bij de rijst ook voordee- grond, meest met dicht houtgewas begroeid, dat
lig zijn. De omstandigheden van grond, watei en hem in ligging en grootte geschikt voorkwam,
klimaat mogen echter bij de streek vanwaar het uittezocken en door wegkappen van boomenen
zaad komt en waar het gebruikt wordt niet te takken de grens aan te geven. Het perceel werd
veel verschillen en waar het eene nieuwe varië- dan zooveel mogelijk met een kapmes van struik-
teit betreft kan men eerst over de waarde oor- gewas ontdaan (babad) en eveneens werden de
dcelen, wanneer ook het resultaat van eene vol- takken van grootere boomen verwijderd. Het ge-
gende generatie bekend is. kapte werd tot lange stapels samengevoegd en
Proefnemingen metuitheemsche variëteiten, waar- wanneer het na ongeveer ééne maand droog was
van het bekend is dat ze voortreffelijke eigen- geworden, verbrand. Ook kleinere stronken en
schappen hebben, zijn aanbevelenswaardig, maar wortels, die gemakkelijk uit den grond konden
in de eerste plaats is het rationeel uit de inheem- worden gehaald en droog onkruid werden even-
sche soorten de beste te zoeken en te trachten eens verbrand. Van de boomen liet men somtijds
door eene zorgvuldige inzameling van zaad tot enkele staan, maar zoo mogelijk werden ook deze


betere uitkomsten te geraken. verwijderd, althans de bovenaardsche deelen. De
11. Cultuur van rijst in Ned.-Indië. stronken met de wortels liet men zitten. Om ge-
Men kan in Indië twee hoofdvormen van rijstcul- makkelijk te kunnen omkappen werd dikwijls eerst
tuur onderscheiden, namelijk i°. de cultuur op de stam onderaan door een vuur, dat er tegen
onbewaterbare gronden, die meestal tijdelijk daar- gelegd werd, ten deele verbrand. Stukken hout,
voor gebezigd worden en niet geterrasseerd zijn, die niet geheel verbrand waren, werden aan den
de zoogenaamde gaga's (Jav.) of ladangs rand der ontginning tot eene omheining opgesta-
(Mal.) of hoemahs (Soend.) en waarop de als peld en boomstammen ook wel dwars over de
bergrijst (padi gaga enz.) boven reeds genoemde helling gelegd om afspoeling te voorkomen.
cultuurvorm van Oryzn sativa geteeld wordt, en Tegen dat de regens invielen werd de grond
2°. de cultuur op bewaterbare gronden of geter- tusschen de overgebleven stronken zoo mogelijk
rasseerde gronden, waarop het regenwater door met een tuinploeg (broedjoel), gewoonlijk
walletjes wordt teruggehouden, de algemeen be- echter met den patjoel bewerkt, en somtijds wer-
kende sawahs. 'Op die gronden wordt als regel den nog eenige schuin afloopende goten voor af-
de gewone natte rijst (padi sawah) geteeld, watering gegraven. De grond was na het oprichten
maar somtijds, wanneer gebrek aan water de cul- van een wachthuisje voor het zaaien der padi
tuur van den gewonen vorm onzeker maakt, ook (bergrijst, padi gaga) gereed. Met een poot-
wel bergrijst (gaga). stok werden gaten gemaakt, een paar rijstkorrels
De blijvende, onbewaterbare gronden, de zoo- in elk geworpen en dan dichtgetrapt. Ook werd
genaamde tegalgronden, tegalans of tipars') wel in voren op rijen gezaaid.
(Soend.), die voor allerlei cultures worden ge- Wanneer het weer niet te ongunstig was, werd
bruikt, dienen somtijds ook voor de cultuur van van eene dergelijke gaga een behoorlijken oogst
rijst, in dit geval bergrijst. In hoofdzaak geschiedt verkregen en meestal nog een tweede. Op enkele
dan de cultuur op dezelfde wijze als op de gaga's. plaatsen zaaide men widjèn (Scsnmum indiaan)
Dit is ook het geval met de cultuur van rijst in tusschen de rijst. Deze werd circa 2 maanden
Dcli, waar deze door de Maleische bevolking na later geoogst. Ook maïs (vroeger rijp dan de padi),
tabak op de gronden der Europeesche onderne- gierst en enkele andere gewassen zaaide men wel


mers geteeld wordt. Dit is eene soort ladangbouw. tegelijk met de rijst.
A. Gaga- of ladangbouw. Deze wijze van Somtijds werd het terrein na de rijst nog voor
rijstbouw kwam op Java vroeger veel algemcener eene andere cultuur gebruikt en anders aan zich-
zelf overgelaten en een nieuw stuk ontgonnen.
1) De Bic 1.c, bl. 15 noemt „tipars" ont- Onder de Badoej's in de afdeeling Lebak der
ginningen voor den drogen rijstbouw, aange- residentie Bantam wordt uitsluitend hoemahbouw
legd op gronden, welke de Soendanecs „tegal" gedreven, op dezelfde wijze als de beschreven
noemt, dus op terrein, dat te voren niet met gagabouw van Midden-Java (zie De Badoejs door
zwaar bosch bedekt is geweest. De tegalan van
M.-Java zou dus niet identiek zijn met de tipar 1) Zie Ontginningsordonnantiën, St. 1874
van de Soendalanden. n°. 79 en St. 1896 n°. 44.
RIJST 481
Dr. J. Jacobs en J. J. Meijer, bl. 102 e. v.). Het gepoot (van grondbewerking wordt niet gespro-
N.-L gouvernement laat hen daarin geheel vrij, ken), waarbij men een pad naar boven en een
ook omdat hun adat de sawahbouw moeilijk maakt. dwarspad uitspaart, die in geen ladang mogen
De ladangbouw in de Buitenbezittingen heeft ontbreken. Het maken der plantgaten (met den
in hoofdzaak op dezelfde wijze plaats. In de bin- pootstok) heeft meestal door mannen en het uit-
nenlanden van Sumatra, waar een deel van de strooien van het zaad door vrouwen plaats. Bij
inlandsche bevolking een nomadisch leven voert, warm weer worden de plantgaten wel bedekt
is de ladangbouw op verschillende plaatsen de met bebladerde takjes, mulle aarde, kool en asch.
eenige vorm van landbouw. In het bekende werk Onmiddellijk na het poten wordt de ladang om-
„Dwars door Sumatra, Tocht van Padang naar geven door een pagger van versch gekapte rond-
Siak" schrijft de houtvester Dr. Koorders uit eigen houten en dunne stammen, die slechts gedeeltelijk
aanschouwing o.a. het volgende over den ladang- bij de verbranding verkoolden, geklemd tusschen
bouw: „Voornamelijk wordt de landbouw in de lange, dunne houten, die met klimplanten daar-
binnenlanden van Sumatra gedreven op ladangs aan bevestigd worden. Wieden geschiedt met een
of droge rijstvelden. Dit zijn kale, uitgekapte, handschoffeltje, zooals de pantjong van Midden-
lichte plekken te midden van een donker, hoog-
Java. Gedurende bijna den geheelen tijd, dat de
stammig oerwoud, nu eens eenige tientallen, dan padi ladang te velde staat houdt men er dag
weer eenige honderden hectaren groot. Men vindt en nacht de wacht tegen olifanten, herten, apen
daarop steeds een aantal stronken van de grootste en varkens. Bij het oogsten wordt de eigenaar
onder de gevelde boomen, die bij het in gebruik bijgestaan door zijne bekenden, die voor eiken
nemen van het terrein zijn blijven slaan. Die dag oogsten 1 a 2 gantang (8,4 liter = 1 gantang)
stronken zijn meestal 2 a 3 Meter hoog en vuil- padi en vrij eten en koffie krijgen.
bruin verschroeid of zwart verkoold. Bij velen De paddi wordt gesneden met de „toewai"
staan nog de primitieve ladders, die bij het om- (Jav. ani-ani, rijstmesje). Somtijds wordt zij als
kappen hebben gediend. Men doet dit op meer gaba bewaard, na op de ladang zelve afgetrapt
dan manshoogte boven den grond, omdat aldaar te zijn, in de meeste gevallen echter als padi
de middellijn veelal de helft of een derde kleiner in bossen opgeschuurd.
is dan nabij den grond, ook wegens de groote Slechts bij uitzondering wordt in de streek,
wortellijsten, die den voet omgeven. Ook de omge- waar de berichtgever zijne waarnemingen heeft
vallen stammen, waarvan sommige 30 a 40 Meter gedaan (onderafdeeling Limapoeloeh Kota) den-
lang zijn, en zoo dik, dat een volwassen persoon zelfden grond 2 achtereenvolgende jaren beplant.
op den grond staande er niet over heen kan zien, De afgeoogste ladanggrond wordt dus na het oog-
zijn op het terrein blijven liggen. Men heeft ze sten van de rijst aan zichzelf overgelaten en gaat
met de kleinere boomen, welke vlak bij den grond langzamerhand weer tot boschwildernis over. Na
werden afgekapt, en de lianen, struiken en krui- verloop van jaren dient deze dan opnieuw voor
den, die op de plek groeiden, gezamenlijk in ladang.
brand gestoken. Het grootste gedeelte hiervan Omtrent de ladangbouw van M.-Sumatra vindt
wordt door de vlammen verteerd; de zware boom-
stammen alleen blijven in half verkoolden toe-
men verder bijzonderheden in het belangrijke werk
Volksbeschrijving van M.-Sumatra door A. L. v.
:
stand over. Hasselt. In Rawas en Lebong (Palembang) onder-
„De aldus van levende planten gezuiverde bodem scheidt men twee soorten nan droge rijstvelden,
wordt met den patjoel oppervlakkig bewerkt, en de gewone ladang, in Rawas djadjaran noe
met rijst en eenige andere gewassen beplant. gal genoemd, en de met zorg bewerkte velden,
Evenals op de droge rijstvelden van Java wordt die daar djadjaran badjak of bertanam
de rijst niet eerst op bevloeide kweekbeddingen heeten. Deze laatste zijn velden, die geheel van
uitgezaaid en daarna overgeplant, maar dadelijk alle boomstronken en wortels gezuiverd zijn. Na
op de ladangs zelf gezaaid in kleine plantgaten, twee- of driemaal overhoeks geploegd te zijn,
welke met een stok in den grond worden geboord. wordt de akker bij herhaling geëgd, waarvoor een
Tusschen de rijst vindt men meestal eenige andere bijzonder soort van egge gebruikt wordt, door een
gewassen, waaronder cassave en bataten. Ook ananas karbouw of een koe getrokken. De padi wordt op
en pisangs behooren tot de gewassen der ladangs". de aldus bewerkte velden niet direct uitgezaaid, maar
Verder noemt Koorders nog suikerriet, tabak, een als bibit van kweekbeddingen overgeplant. Dat
paar komkommersoorten, terong (Solnuu/u-sooxten) planten geschiedt op rijen, die zoover van elkaar
en Spaansche peper. Na 3 tot 5 oogsten wordt staan, dat het wieden met den ploeg kan plaats
de ladang verlaten om misschien in cle eerste 50 hebben, waarvoor een koe of een stier gespannen
jaren niet weer in cultuur te worden genomen. is. De veldarbeid vangt gemeenlijk in Juli aan,
Over den ladangbouw in de residentie Padang- en in Maart of April wordt er geoogst.
sche Bovenlanden vindt men eenige aanteekenin- In hetzelfde werk vindt men voor de opbrengst
gen van den controleur G. de Waal in het Tijd- van padi op ladangs in de Padangsche Bovenlanden
schrift v. h. Bat. Gen. 1885, bl. 400, met uitvoe- r a 15 pikol per hectare
3 aangegeven, terwijl
rige bijzonderheden over de geteelde rijstsoorten, maar zelden een cijfer van 25 pikol bereikt wordt.
de verschillende grondsoorten, de ceremoniën en Over Atjeh vermeldt Dr. C. Snouck Hurgronje
de Maleische benamingen van alle bijzonderheden in het bekende werk De Atjehers o. a. dat men
der ladangcultuur, ook der perioden van ontwik- op de Oost- en Westkust wel ladangs aanlegt om
keling der rijst en den duur dier perioden. Na het den bodem door een jaar rijstbouw voor de peper-
verbranden van boomstammen, takken en andere cultuur geschikt te maken. Behalve padi en peper
plantendeelen, zoodat er slechts kool en asch en plant men in de ladangs suikerriet, Spaansche
hier en daar een zwarten boomstronk te zien is, peper, uien enz.
laat men den grond ± 4 dagen tot ééne maand Over den ladangbouw op Borneo onder de Dajaks
(bij zwaar bosch) aan zichzelf over, in welken komen enkele bijzonderheden voor in het werk
tijd eenige uitzuring plaats heeft. Daarna wordt „The natives of Sarawak and British North Borneo"
111 31
482 RIJST.
bij Henry Ling Roth. In hoofdzaak heeft deze hen worden vele formaliteiten in acht genomen.
op dezelfde wijze plaats als op Sumatra. Dicht De cultuur in de Minahasa wordt beschreven
bosch wordt bij den aanleg van een ladang voor- door den zendeling N. Graafland in Mededeelingen
getrokken. Waar dit niet in voldoende uitgebreid- van het Ned. Zendelinggenootschap, 8<; jaargang,
heid aanwezig is, werden vroegere ladangs met bl. 6 e. v. Onder het medegedeelde valt te ver-
een tusschentijd van ± 7 jaar genomen. Bij het melden, dat in die streken vroeger eens in de
kappen werken vrouwen en kinderen ook mede. twee jaar rijst geplant werd. Door tusschenkomst
Deze verwijderen het struikgewas en de lagere van het Gouvernement doet men het nu elk jaar.
takken, terwijl de mannen de boomen vellen. De Minahasa-rijst, waarvan verschillende soorten
Zooals op Sumatra ook meestal schijnt plaats te naar personen zijn genoemd is minder goed vooral
vinden, worden dragende vruchtboomen en boomen minder duurzaam dan de Javarijst. Daarom wordt
waarop bijenzwermen voorkomen, dus wilde honig zaaipadi van Java ingevoerd. De inheemsche laat
van te krijgen is, gespaard. zich echter gemakkelijker dorschen (uittrappen).
Hoewel voor den aanleg van deze tijdelijke Eerst wordt maïs geplant en daarna rijst, vroeg-
rijstvelden de voorkeur wordt gegeven aan hoog- rijpende en laatrijpende in vakken naast elkaar.
gelegen terrein, zoo worden toch ook wel laagge- Bij het oogsten wordt zelden gebruik gemaakt
legen vochtige terreinen gebruikt, wat eveneens van een rijstmesje, maar de halmen worden een-
op Sumatra het geval is. De droge maanden voudig aan het eind der stengels met vinger en
worden gebruikt voor het plantklaar maken van duim afgeplukt. De werkzaamheden geschieden,
den grond, en de zaaitijd wordt zóó gekozen, dat evenals op verschillende andere plaatsen in Ned.-
de groeiperiode in den regenmoeson valt en het Indië, veelal in gemeenschap (mapaloes).
rijpen aan het einde van den regentijd. In N.-
Borneo begint de regenmoeson circa 1 a 2 maan-
B. Sawahbouw. — u. Op Java. Meer in over-
eenstemming met de groeivoorwaarden van de rijst-
den vroeger dan op Java en eindigt iets vroeger. plant en daarom meestal een grooter en beter
Het planten geschiedt weer in met een poot- product opleverend is de cultuur van rijst op
stok gemaakte gaten, waarin 2 tot 4 korrels wor- sawah's, de op Java bijna uitsluitende vorm van
den gedaan. Dit werk wordt verricht door vrou- rijstcultuur en die voor de wereldproductie van
wen en kinderen. De geheele aanplant wordt zeer veel grooter beteekenis is dan die op droge
omgeven door eene stevige, circa 6 voet hooge terreinen.
pagger van de resten der halfverbrande boom- Naar den aard van den grond en de meerdere
stammen. Deze dient om beschadiging door groo- of mindere bewaterbaarheid worden de sawah's
tere dieren als varkens en herten te voorkomen. verdeeld in (Zie Mayer, De Javaan als landbou-
Het veld wordt met een handschoffeltje tweemaal wer en veefokker, bl. g):
gewied, hetgeen met het oog op den groei van i. sawah loh, dit zijn vette, zoogenaamd
het onkruid zeer noodig schijnt te zijn. Vóórdat van levend water voorziene velden;
de rijst geheel rijp is, wordt somtijds reeds een 2. sawah tjengkar, of gares, dit zijn ma-
gedeelte geoogst om in de dagelijksche behoefte gere, niet of slechts van weinig levend water voor-
aan dit belangrijkste voedingsmiddel te voorzien. ziene velden;
De Dajak is niet minder bijgeloovig dan de 3. sawah rawa, velden, die op altijd voch-
Javaan. Hij neemt daarom bij zijn ladangbouw tige moerasgronden zijn aangelegd;
verschillende formaliteiten en ceremoniën in acht, 4. sawah banarawa, moeras-sawah, waar-
hecht veel aan goede en kwade teekens en acht van de grond op gezette tijden van het jaar op-
offerfeesten ook onmisbaar voor het welslagen droogt ;
van zijn padi. 5. sawah iler, of banjoe oerip l ), vel-
Bij de Kajan-Dajaks van Centraal-Borneo, over den, van levend water voorzien en ten allen tijde
wie Dr. A. W. Nieuwenhuis uitvoerige mededee- bevloeibaar (in de Soendalanden s. solokan);
lingen doet, wordt de rijstcultuur uitsluitend op 6. sawah tadah oedan of tadah toesan,
ladangs gedreven. Deze verschillen weinig van velden, van regen afhankelijk (s. geledoeg in de
die van Noord-Borneo. Behalve rijst, worden als Soendalanden);
voedingsmiddel vooral maïs en bataten geplant, 7. sawah boentaran, velden, die het verst
welke echter slechts bij gebrek aan het eerste in van de waterleiding verwijderd liggen, en het
gebruik komen. Ook suikerriet en tabak komen laatst water daaruit ontvangen; en
voor. Bij den aanleg en in andere gevallen laat 8. sawah toempang of banjoe toem-
hij zich door bepaalde vogels somtijds ook slangen pang, velden, die direct water uit de leiding
vertellen, wat hij doen zal. Behalve herten en krijgen, omdat zij er aan gelegen zijn.
wilde zwijnen richten apen en natuurlijk ook De benaming toempang wordt in enkele
vogels de meeste schade aan. Bij het oogsten streken meer bepaaldelijk gebruikt voor sawah's
wordt de rijsthalm met een eind van den stengel in het gebergte, die in vorenbedoeld geval ver-
afgesneden, waarvoor de vrouwen haar gewone keeren, terwijl de sawah's, die in de laaglanden
huishoudmesje gebruiken. Bij het bewerken der het dichtst bij de waterleiding liggen, dan sawah
velden en andere werkzaamheden helpen zij elkan- tjedaq wangan worden genoemd.
der. Hun eeredienst staat ook in nauw verband Zoowel de sawah's die van den regen afhanke-
met den rijstbouw en de groote godsdienstige lijk zijn als de overige zijn op geterrasseerd ter-
feesten van het jaar vallen samen met het begin
der verschillende werkzaamheden. Deze worden 1) De Bic, De landbouw der inlandsche be-
onderscheiden in houtkappen, branden, zaaien, volking op Java, 1901, bl. 3, geeft aan s. banjoe
wieden, oogsten, einde van den oogst en het vie- oerip eene eenigszins andere beteekenis. Hij
ren van nieuwjaar en het begin van een nieuwen zegt, dat daarmede bedoeld worden de zooda-
rijstbouw. De feesten bij zaaien en begin van een nige die het irrigatiewater uit bronnen of wellen
nieuwen rijstbouw zijn de voornaamste. De rijst bekomen, of velden waarvan het water door de
wordt daarbij als bezield voorgesteld en ook bij omgevende hoogere kanten heensiepelt.
RIJST. 483
rein aangelegd. In het eerste geval is het uitsluitend op 10 tot 200 en meer Aren stellen. Bij groote
versch gevallen regenwater, dat voor bevloeiing vakken veroorzaakt het zuiver waterpas maken
dient, terwijl bij sawah's, van levend water voor- meer moeite dan bij kleinere. Na het terrasseeren
zien, het bevlociingswater afkomstig is van berg- legt men direct de galengans om de enkele vak-
stroompjes of rivieren (kali's) en bronnen, ten ken aan en daarna laat men het veld onder water
deele ook van versch gevallen regen. In beide loopen, waarbij in den beginne goed wordt toe-
gevallen zijn de geterrasseerde gronden door dijk- gezien of de galengans ook water doorlaten. Is
jes (galengans) in vakken (petaks, kotaqs, dit het geval, dan worden deze met behulp van
kedags) verdeeld, waarbij de dijkjes dienen om graszoden of ieis anders hersteld.
het water tegen te houden. De vorm van de vakken wijkt dikwijls vrij sterk
De van regen afhankelijke sawah's kunnen uit van den rechthoek af en wordt niet altijd even
den aard der zaak alleen in den regenmoeson rationeel gekozen. De bewerking en behandeling
voor de cultuur van sawahrijst gebezigd worden. van de nieuwe velden geschiedt nu verder op
Volgens het Koloniaal Verslag van 1898 be- dezelfde wijze als bij reeds bestaande sawah's. De
stonden, buiten de particuliere landerijen, de oogst is echter in de eerste jaren gemiddeld min-
2.840.131 bouws sawahgronden op Java en Ma- der. Er wordt dan ook voorloopig geen landrente
doera in 1897 uit 1.751.301 bouws sawah van van betaald.
levend water voorzien, 1.039.174 bouws sawah
van regen afhankelijk en 49.656 bouws moeras-
Cultuur op sawah's. — In den regel wordt
op Java op de sawahgronden bij uitsluitend in-
sawah. landsche exploitatie éénmaal per jaar rijst geteeld,
In tegenstelling met de overige sawahgronden, in hoofdzaak gedurende den westmoeson. In den
die behalve voor rijstcultuur ook voor de cultuur oostmoeson teelt men dan, wanneer dit niet op van
van zoogenaamde tweede gewassen (polowidjo) regen afhankelijke sawah's onmogelijk is, een min-
en gewassen voor de wereldmarkt als suikerriet, der water eischend tweede gewas (polo widjo)'),
tabak en indigo dienen, kunnen de moerassawah's als ketella pohon (Cassave), djagong (Muis), tcrong
met hun vele water voor niet veel anders dan (Solanum-sooxtcn), lombok (Spaansche peper),
natte rijst gebruikt worden. timoen (komkommer), widjèn (Sesamum indicum)
Naar de ligging worden de sawah's'nog weer en verschillende katjangsoorten en knolgewassen.
onderscheiden in sawah ngare, die in de vlakte Waar veel water beschikbaar is tracht men echter
zijn gelegen en sawah pagoeno engan, in het gewoonlijk tweemaal per jaar rijst te telen, wat
gebergte gelegen. Een nieuwe sawah of pas ont- in dit geval dan voordeeliger is dan éénmaal
gonnen grond heet, in verband met de eerste padi en verder een droog gewas. De oostmoeson-
bewerking, namelijk het wegkappen (babad) van aanplant heet dan padi gadoe en in overeen-
het struikgewas en de lagere takken, sawah ba- stemming daarmede spreekt men van sawah gadoe.
badan, en zoo heeft men nog andere namen, Er zijn streken waar zelfs 5 oogsten in 2 jaar
verband houdende met gebruiks- en eigendoms- worden verkregen, hetgeen echter uitzonderingen
rechten (Mayer, 1. c). zijn. Uit den aard der zaak worden in zoon
Nieuwe aanleg van sawah's. — Groote
ontginningen, met het doel de gronden voor den
geval geen padisoorten gebruikt die zeer laat
rijpen 2) en de kweekbeddingen worden op een
aanleg van sawah's te gebruiken, komen op Java afzonderlijk stuk aangelegd, zoodat de rijst voor
alleen nog voor op plaatsen waar van gouverne- een volgend gewas reeds gezaaid is wanneer het
mentswege nieuwe irrigatiewerken zijn aangelegd vorige nog op het veld staat.
en kleinere ontginningen voor hetzelfde doel zijn Het is dus meestal de al of niet ruime beschik-
ook langzamerhand vrij zeldzaam geworden. Waar king over irrigatiewater, die de vraag beheerscht
zoon kleine ontginning nog voorkomt wordt ge- of men padi en een droog gewas of tweemaal
woonlijk eerst de waterleiding gemaakt. Bij de padi in hetzelfde jaar zal telen. Door sommigen
prise d'eau (bijv. vóór een stuwdam in een riviertje wordt wel gezegd, dat tweemaal padi den grond
of leiding) begint de Javaan eenvoudig in de rich- uitput en door anderen dat het de zoogenaamde
ting van het te irrigeeren veld te graven, daarbij ama mentek, eene zeer verbreide padiziekte be-
zorg dragende, dat zoo min mogelijk van de rechte vordert. Ingeval een ruim gebruik van bevlociings-
lijn wordt afgeweken, met dien verstande even- water wordt gemaakt, zal dit echter in het alge-
wel, dat de richting zóó genomen wordt, dat het meen niet het geval zijn en eerder het tegendeel
water, in verband met de helling van het terrein, zijn waartenemen. Waar de oostmoesonpadi eene
geregeld op eene gepaste diepte blijft nastroomen. mindere opbrengst mocht geven, behoeft dit nog
De uitgegraven aarde wordt langs de kanten op- niet het gevolg te zijn van gronduitputting door
gestapeld en met voet of patjoel vastgedrukt en het vorige gewas.
zoo noodig worden de kanten der leiding met Op de plaatsen, waar de sawahgronden niet
takken en graszoden versterkt. Deze worden dan uitsluitend voor inlandsche cultuur dienen, maar
door in den grond geslagen palen vastgehouden. periodiek voor de teelt van gewassen die pro-
Om stukken steen graaft hij heen of slaat deze ducten leveren voor de Europeesche markt, als
stuk met pikhouweel (tjoetjoeq dandang) of suikerriet, worden deze dikwijls langer dan een
koevoet (linggis). Is het maken der leiding jaar aan de rijstcultuur onttrokken. Uit den aard
naar wensch geslaagd, dan wordt de grond op der zaak worden dan de omstandigheden der cul-
dezelfde wijze ontgonnen als bij de gaga- en tuur eenigszins anders.
ladangbouw plaats heeft of, zoo dit met een tegal-
grond, die tot sawah wordt gemaakt niet noodig 1) Beteekent zaadvrnchten.
is, direct met terrasseeren begonnen. Hoe sterker 2) Wanneer de tijd het toelaat verdienen laat-
de helling van het terrein, des te smaller zullen rijpende padisoorten de voorkeur boven vroeg-
in het algemeen de terrassen en des te kleiner rijpende (gendjah), omdat de opbrengst van
de enkele vakken (petaks) worden, waarin de deze laatste zoowel kwantitatief als kwalitatief
terrassen worden verdeeld. Men kan de grootte in den regel minder is.
484 RIJST.

Wanneer bij uitsluitend inlandsche cultuur één- en met de zijtakjes min of meer uitgespreid, uit
maal per jaar padi geteeld wordt begint men ge- te leggen (oeritan) of door de enkele korrels
woonlijk ongeveer October, dus tegen den regen- (gaba) gelijkmatig uit te zaaien (sebaran).
tijd, de gronden voor de cultuur gereed te maken De laatste methode neemt toe, althans in de
(men zegt wel tegen den tijd, dat de gevleugelde Gouvernementslanden, ten koste van de eerste.
generatie der witte mieren (larons) de parings- Bezwaren van de oeritans zijn vooral, dat de
vlucht beginnen (penatan laron). Het tijdstip wordt korrels te dicht en ongelijk bij elkaar komen te
gewoonlijk door de gezamenlijke eigenaren van liggen, waardoor de bibit zwakker wordt en een
een complex sawah's na gehouden overleg vast- deel der korrels niet opkomt of plantjes geeft,
gesteld. Deze helpen dan ook elkaar. Bij padi die door andere verstikt worden, de onmogelijk-
gadoe loopen de planttijdcn iets meer uiteen dan heid om het zaad goed te sorteeren en de groo-
bij éénmaal rijst. tere hoeveelheid bcnoodigde zaadpadi. Tegen-
De eerste werkzaamheden bestaan in het her- over 80 a 100 kati's zaadpadi per bouw voor
stellen van doorgebroken of beschadigde of ook een oeritan zullen ongeveer 50 tot 60 kati's staan
wel in het opbreken en elders oprichten van voor een sebaran.
stuwdammen (zie BEVLOEIING), of waar dit Volgens wijlen K. F. Holle (zie HOLLE), den
niet noodig is in het uitdiepen en zuiveren der bekenden deskundige op het gebied der rijstcul-
irrigatieleidingen. Wanneer dit geschied is zal tuur zou het grootste voordeel van een sebaran
gewoonlijk begonnen worden met eerst de zaad- zijn, de mogelijkheid, een behoorlijken afstand
beddingen (pawinihan) in gereedheid te bren- tusschen de uitgezaaide korrels te houden. Hij
gen. Op Java wordt namelijk slechts bij uitzon- wenschte ijl uit te zaaien en dan l'/ri kati gaba
dering de rijst direct op het veld uitgezaaid per □ roede te gebruiken. Het gevolg van het
(sawoer), maar meestal een aanplant gemaakt ijl uitzaaien is dan, behalve besparing van zaad-
door jonge plantjes (bibit) van kweekbeddingen padi, het sneller groeien en het sterker worden
over te planten. Tegen het direct uitzaaien heeft van de bibit.
men het bezwaar, dat de aanplant licht onregel- Bezwaren van het korrelsgewijze uitzaaien zijn

.
matig wordt, dat voor de bewerking der gronden I°. het minder vastliggen van de enkele korrels;
minder tijd overschiet, dat door het langer te deze spoelen gemakkelijker weg dan de geheele
veld slaan meer tijd aan wieden moet worden pluim en zinken eerder te diep in de modder,
besteed en dat meer water noodig is. Waar men 2°. bij ijlen stand van de plantjes ontwikkelt zich

der gronden er zich toe.


.
hel op Java met voordeel doet, leent de aard het onkruid sterker, 30 bij weinig geoefendheid
van den zaaier kan het zaad ongelijk komen te
Hoewel het niet te ontkennen valt, dat bij direct liggen, en 40 het uittrekken van de bibit gaat
uitzaaien de padi sneller rijp is en de kosten bij korrelsgewijze uitzaaien minder gemakkelijk
van overplanting bespaard worden, zijn de ge- dan pluimsgewijze.
noemde bezwaren zóó groot, dat terecht bij de De voordeden der sebarans wegen echter meestal
op Java gevolgde wij z e van grond I> e- op tegen de nadeelen, hetgeen de oorzaak is dat
werking direct uitzaaien in het algemeen niet eerstgenoemde manier meer wordt toegepast.
wordt gedaan. Het uitdorschen van de gaba voor een seba-
Kweeking van bibit. — De bewerking van ran geschiedt gewoonlijk door aftrappen met den
den voor het kweekbed bestemden grond geschiedt voet. Het zaad wordt vóór het uitzaaien eerst
in hoofdzaak op dezelfde wijze als die van het eenige uren of langer in water geweckt (rendèm),
geheele veld, met het verschil, dat alles met meer ook bij pluimsgewijze uitzaaiing, somtijds nadat
zorg hoewel in korteren tijd plaats heeft. Door bij het water nog wat kalk of asch is gevoegd
een dijkje (galengan) om het uitgekozen gemak- waarmede het zaad ook na het weeken wel wordt
kelijk bevloeibare stuk kan men het een tijdlang gemengd. Het geweekte zaad laat men dikwijls
onder water zetten om vervolgens den grond in eerst nog tusschen pisangbladeren in een mand
natten staat te ploegen, te eggen en langs de ontkiemen en zaait het dan pas uit. Na het uit-
kanten en hoeken met den patjoel te bewerken. zaaien of het uitleggen van de pluimen wordt
Het einddoel is, een uitgezuurden grond te krij- eene dunne laag water op het veld gebracht. Dit
gen, waarvan de modderige bovenlaag volkomen water wordt van tijd tot tijd ververscht, waarbij
waterpas ligt, goed doorwerkt is en vrij van alle men het 's nachts laat afloopen en het 's morgens
onzuiverheden, als plantenwortels van een vorig weer laat toestroomen. Evenals bij de irrigatie van
gewas enz. De geheele bewerking duurt vrij lang, het veld zelve geschiedt dit afloopen en toestroo-
vooral omdat eene vrij langdurige, hoewel zeer men door eene met den patjoel gemaakte eenvou-
zachte doorstrooming van water over het kweek- dige opening in het omgevende dijkje (galengan),
bed gewenscht is om plantendeelen tot volledige op enkele plaatsen met een bamboekoker in het
ontleding te brengen en behoorlijke uitzuring te dijkje. Is de bibit grooter geworden, dan laat
verkrijgen. De bewerking zelve kan men stellen men dagen achtereen het water dag en nacht
op _. 10 dagen en de doorstroomingstijd van het doorstroomen, terwijl daarentegen eenigen tijd
water op -_, 20 dagen. Wanneer het kweekbed vóór het overplanten het kweekbed ook wel over-
klaar is wordt er somtijds een heg (pagar) om- dag droog blijft liggen. Dit duurt echter niet zoo
heen aangebracht, ter beschutting tegen losloo- lang, dat de grond hard wordt of begint te scheu-
pend vee, wilde varkens enz. ren. Kort vóór het overplanten moet steeds weer
De uitgestrektheid der kweekbedden bedraagt water op het bed gebracht worden om het uit-
± 30 D R. roeden voor één bouw en de hoe- trekken van de bibit te vergemakkelijken.
veelheid zaadpadi gewoonlijk van 50 tot 100 kati's Ongeveer 35 a 50 dagen na het uitzaaien kan
per bouw. Vóór het uitzaaien worden ze somtijds in het laagland gewoonlijk met overplanten wor-
door paadjes in bakken verdeeld. den begonnen. Het is .gewenscht de bibit niet
Het uitzaaien geschiedt of door de geheele plui- ouder te laten worden dan noodig is. In het
men, met de steekjes in de modder vastgedrukt hoogland moet men met overplanten iets langer
RIJST. 485
wachten dan in het laagland, omdat de groei daar ook de patjoel of een blok, dat op de wijze van
langzamer is en van vroegrijpende padi (gen- een eg over den grond wordt getrokken. Groote
djah) is de bibit eerder overplantbaar dan van kluiten worden steeds verbrokkeld en verder wordt
laatrijpende (dalem). de grond nog wel met eene hark van half vergane
Men heeft proeven genomen, o. a. in Bagelen, plantendeelen, wortels enz. gezuiverd. De duur der
met den aanleg van kweekbeddingen op droge bewerking van sawahgrond is gewoonlijk 50 tot
gronden zonder irrigatie, waarbij de gaba in 60 dagen, soms zelfs langer. Bij beschikking over
rijen werd uitgezaaid en de ontwikkeling van veel water kan het echter in korteren tijd, zonder
den regen afhankelijk was. De op die wijze ver- dat de groei der padi er door zal lijden. Het is
kregen bibit schijnt zich later op het geiïrigeerde trouwens duidelijk, dat als het gevolg van ter-
veld goed te hebben ontwikkeld, maar toch heb- reinsomstandigheden, vóórvrucht, arbeidskrachten,
ben de proeven in het groot weinig navolging en niet het minst door plaatselijk gebruik zich ver-
gevonden. schillen zullen voordoen, ook in den tijd, die aan
Bewerking van het veld, planten, elk der bewerkingen wordt besteed, het aantal
onderhoud van den aanplant en oog- malen ploegen en eggen enz.
sten. — Omstreeks denzelfden tijd, dat de
kweekbedden worden bewerkt en vervolgens be-
Bemesting wordt gewoonlijk niet toegepast.
Het met het irrigatiewater op de velden gebrachte
zaaid, begint men met de sawahvelden vaksge- slib is in den regel rijk genoeg aan plantenvoe-
wijze onder water te laten loopen, dus men brengt di lesstoffen om het verlies aan die stoffen door de
water op de met galengans omgeven vakken, rijst te vergoeden. Om uitputting van den grond
waarin de terrassen zijn verdeeld. Ingeval de rijst te voorkomen behoeft men dus gewoonlijk geen
volgt op suikerriet of een ander gewas, dat eene bemesting toe te passen. Eene andere vraag is, of
intensieve grondbewerking eischt, zoodat het voor runder-, karbouwen- of paardenmest de opbrengst
die bewerking vroeger noodig was een deel der der sawah's zoodanig doet toenemen, dat de toe-
galengans te verwijderen, zullen tevoren eerst passing rentabel is. Dit is gebleken niet altijd
nog nieuwe moeten worden gemaakt. Men maakt het geval te zijn en het is zeer begrijpelijk, dat
zulke galengans bovenaan gewoonlijk ongeveer de Javaan deze mest, waar het mogelijk is, liever
35 c.M. breed, onderaan 5 0 c.M. en de hoogte voor zijne droge gewassen, bijv. tabak gebruikt
ook 35 c.M. Op de eene plaats zullen ze uit den en de padi van de nawerking laat profiteeren.
aard der zaak sterker moeten zijn dan op de Op vele plaatsen wordt de mest niet eens verza-
andere. Tijdens de geheele bewerking behoort er meld, zoodat het daar meer zorgeloosheid van den
voor gezorgd te worden, dat ze goed dicht zijn. inlander is, dat hij deze niet voor de rijst ge-
Ze moeten dus geregeld worden nagezien en waar bruikt dan berekening of 'tgevolg van bemestings-
noodig versterkt, dichtgestopt en schuin afgesto- proeven.
ken (tamping). Wat men bij de waarde van de dierlijke mest
Wanneer de grond na een dag of 10 door het voor de natte rijst niet uit het oog mag verliezen
onderwaterzetten goed doorweekt is vangt men is ten eerste het feit, dat door de natte bewer-
met de bewerking met de sawahploeg (zie LAND- king en het voortdurend onder water staan van
BOUWWERKTUTGEN) aan. Een Europeesche het veld de ontbinding van de mest in den grond
ploeg schijnt voor de bewerking van den door- niet steeds in de goede richting zal verloopen,
weekten grond te zwaar te zijn. Waar men niet waartoe ook de hooge temperatuur zal bijdragen,
kan ploegen (ml o e koe) geschiedt de bewerking ten tweede bevat de op Java verzamelde mest dooi-
met den patjoel. Tijdens het ploegen wordt de de inrichting der stallen en de wijze van verzame-
toe- en afvoer van water tijdelijk gestaakt, het- len minder urinedeelen dan de in Europa verza-
geen noodig is om sllbverlies door afspoeling te melde, terwijl juist de urine de waarde der mest
voorkomen. Er blijft echter zooveel water in de in sterke mate verhoogt en ten derde is de voe-
bewerkte vakken, dat door het ploegen eene zachte ding van het vee niet sterk en daardoor de mest
modder ontstaat. ook minder goed.
Na deze eerste bewerking blijven de velden Stikstofrijke kunstmest gaf evenals bij suiker-
eenigen tijd liggen. Zij mogen daarbij niet weer riet ook bij paddi eene aanmerkelijke verhooging
uitdrogen, hetgeen kan worden voorkomen door van opbrengst. De kosten van aankoop staan
van tijd tot tijd wat water te laten toevloeien. echter een algemeen gebruik in den weg.
Hoe meer water hoe beter, althans wanneer dit Afvalwater van de indigofabrieken z. g. lohor
in zachte beweging blijft, dus niet stagneerend en onverwerkbare stroop van de suikerfabrieken
is. Het best is, het water zachtjes te laten door- ziet men in de Vorstenlanden wel met het irri-
stroomen. Dit heeft dan gelegenheid lucht op te gatiewater op de rijstvelden brengen. Ook tabaks-
nemen, waardoor schadelijke bestanddeelen van toppen en andere tabaks-afval komt hier en daar
den grond worden geoxydeerd en vernietigd en aan de padi ten goede en eveneens kalkhou-
zoogenaamde uitzuring plaats heeft. dende schuimaarde van de suikerfabrieken. Het
Heeft het water voldoende tijd gehad (14 a 20 gebruik van deze producten blijlt echter van
dagen) om den grond te kunnen ontzuren, dan weinig beteekenis. De rijst profiteert dan nog
vangt de 2de beploeging (nrondjoli) aan, of meer van de nawerking der bij riet, tabak en
wanneer de grond deze bewerking niet behoeft, indigo gebruikte meststoffen, namelijk in de stre-
wat bij weinig zand bcvattenden, vochtigen, die- ken, waar die gewassen voor de Europeesche
pen grond (sawah dalem) het geval kan zijn, markt worden geteeld. Met suikerriet als vóór-
de I» egging (anggaroe). vrucht zal de rijst moeten profiteeren van de na-
Na eenigen tijd wordt het veld zoo noodig nog werking der bemesting met zwavelzure ammoniak
eens of zelfs nog 2 maal met de Javaansche egge en boengkil, die bij de rictcultuur veel gebruikt
(garoe) bewerkt en de grond tevens gelijkge- worden. Of deze nawerking van beteekenis is valt
maakt (angler). Voor het gelijk en waterpas moeilijk uit te maken. Vermoedelijk is dit in veel
maken wordt niet alleen de egge gebruikt, maar sterkere mate het geval van de bij tabak en indigo
486 RIJST.

in de Vorstenlanden en op sommige plaatsen ook gehouden kan men rekenen, dat tweemaal gewied
bij suikerriet gebruikte desa-mest, een mengsel (matoen) behoort te worden, voor welk doel
van dierlijke mest met keukenafval, asch, blaren, sommigen het veld eerst laten droogloopen. Ge-
aarddeeltjes enz., terwijl ook daar waar titèn, uit- woonlijk geschiedt het vrij zorgeloos. Het onkruid
geloogde, vergane indigoplanten als mest wordt wordt dikwijls eenvoudig met de voeten in de
gebruikt, dit het geval zal zijn. modder getrapt, zelden behoorlijk uitgetrokken en
Wanneer de laatste bewerking van den grond verwijderd. Inboeten (soelam) wanneer dit bij
heeft plaats gehad en deze dus ook volkomen uitzondering gedaan wordt, kan tegelijk met den
genivelleerd is, noodig om eene gelijkmatige ont- eersten keer wieden geschieden.
wikkeling van de padi te geven kan men direct Men kan rekenen, dat de padi dalem in het
met planten beginnen. Voor dit doel wordt eerst laagland 5 a 6 maanden na het uitplanten rijp
de noodige hoeveelheid bibit, die eene lengte is en de gendjah I a l/2 maand vroeger. Bij
heeft bereikt van 20 a 30 c.M. uitgetrokken zeer zorgvuldige cultuur en ruime beschikking
(tjaboet), in bossen gebonden, gewoonlijk met over irrigatiewater kan de groeitijd ongeveer eene
de arit getopt, en over het natte veld ter plan- maand bekort worden.
ting verdeeld (bandjari), hetgeen doormannen Voor de verschillende groeiperioden van de
geschiedt. Het planten zelf geschiedt in den regel padi zoowel vóór en na het uitzaaien op de
door vrouwen, ten deele familieleden van den kweekbedden als van het overplanten tot het rijp
eigenaar of rechthebbenden. Deze plantsters, die zijn heeft de Javaan verschillende uitdrukkingen.
dikwijls tot over de enkels in den doorweekten Men vindt deze vermeld in de geschriften van
grond staan, nemen elk een bosje zaailingen in Dr. Sollewijn Gelpke en die van L. Th. Mayer 1. c.
de linkerhand, waarvan zij, na er het onkruid uit Ongeveer tegen den tijd, dat de bloei begint
verwijderd te hebben, telkens ± 3 plantjes nemen, worden wachthuisjes van bamboe (go e boeg of
die dan te zamen op de zelfde plaats, met de ranggon) in de velden opgericht om van daar-
worteltjes in de modder, meestal iets schuin, wor- uit de padi, vooral tegen het rijp worden te kun-
den geplant. Gewoonlijk is het voldoende de nen bewaken. Van uit de wachthuisjes worden
worteltjes in de modder vast te drukken. Bij padi o. a. door het spannen van touwen, waaraan ge-
tjempoh (zonder kafnaald), die beter uitstoclt, ge- trokken wordt, de vogels verjaagd. Daarvoor die-
bruikt men veelal telkens maar één plantje. De nen ook windmolentjes (ki tiran), die een gon-
plantwijdte varieert nogal. De minste is één këpël zend geluid geven en toestelletjes, die door een
of de breedte der vuist. Dan heeft men de tjoc, waterstroom het gewenschte schrikaanjagend ge-
de breedte van de vuist plus de lengte van den luid geven, evenals andere toestellen om vogels te
recht uitgestoken duim, één voet (sakaki) enz. verschrikken, weden-weden genaamd.
Gemiddeld kan men den afstand tusschen de bun- Bij beginnende rijpheid buigt zich de pluim
deltjes op II c.M. stellen, op vruchtbaren grond van de rijst door het gevuld worden min of meer
iets verder dan op minder vruchtbaren en hoog- om en krijgt deze de karakteristieke kleur der
gelegenen. Er wordt, behalve op eenige plaatsen soort. Ongeveer tegen dien tijd laat men het veld
in de Preanger, meestal niet op gelet of de droog worden om rijpheid te bevorderen, in de
plantjes in rijen komen te staan. Met eenige vochtige bergstreken eerder dan in de vlakte.
moeite is dit echter wel mogelijk. Gewoonlijk Aan het oogsten, dat meest door vrouwen wordt
worden voor het planten zooveel vrouwen geno- gedaan, nemen in de eerste plaats deel allen, die
men, dat dit denzelfden of den volgenden dag mede hebben geplant, maar daarvoor geen beta-
afloopt. Men kan rekenen, dat 50 a 60 vrouwen ling hebben genoten. Dit oogsten geschiedt halm
de uitgestrekheid van een bouw in 3 a 4 uur voor halm. Het daarvoor gebruikt wordende mesje
afplanten. Zij beginnen gewoonlijk 's morgens van eigenaardige constructie heet ani-ani, vol-
tegen half 7 a 7 uur en eindigen tegen 10 a 11 gens De Bic in de Soendalanden e tem 1). De
uur. Het planten geschiedt ook wel door minder pluimen worden daarmede afgesneden met een
vrouwen, somtijds alleen door de vrouw van den steel ter lengte van 30 c.M. Zij worden in de
eigenaar met eenige vrouwelijke familieleden. Het hand waarmede zij gesneden zijn zoo lang vastge-
komt ook voor, dat een deel 's namiddags tusschen houden tot deze vol is en dan in de andere hand
4 en 6 uur wordt geplant. Ingeval het plantloon genomen. Onder het snijden worden de aan de
niet tijdens den oogst, waaraan dezelfde vrouwen stelen nog vastzittende blaren afgetrokken. Zoodra
meestal deelnemen, wordt verrekend, krijgen zij een bundel te groot is geworden om vastgehouden
behalve voeding nog eene geringe betaling. te worden, wordt hij dicht gebonden en na van
Eerst 2 a 4 dagen na het planten wordt nieuw- een merk voorzien te zijn op het veld neerge-
water op de sawahs gegeven, uit vrees, dat anders legd, waar de snijdster hem gemakkelijk kan terug-
de nog niet vaststaande plantjes losspoelen. Men vinden.
laat dit dan zeer langzaam door de in een galengan Na afloop van het oogsten krijgt elk der snijd-
gemaakte opening toevloeien. Na ongeveer 10 a sters als snijloon een aandeel in den oogst, de
12 dagen, wanneer de plantjes zich hersteld heb- zoogenaamde ba won. Te zamen bedraagt dit
ben (lilir) laat men somtijds het veld voor eene
volkomen waterverversching geheel droogloopen,

aandeel gewoonlijk '/5 'jlo van het geoogste. De
snijdsters nemen het haar toekomende direct mede
doch voorziet het daarna direct van versch water. naar huis. Het aan den eigenaar verblijvende
Het veld vereischt steeds oplettendheid. Het water wordt meestal voorloopig bij één der wachthuisjes
moet telkens, wanneer daarop schuim te voor- opgestapeld, nadat het voor zaadpadi bestemde
schijn komt, ververscht worden. Wanneer de uit- afgezonderd is. Bij droog weer wordt het vervol-
stoeling (goemoenda) heeft plaats gehad be- gens op het veld bosgewijze gedroogd, maar bij
hoeft men niet meer zoo voorzichtig met het nat weer naar huis gebracht en daar onder een
water te zijn, maar wanneer de padi in de aren
schiet, moet weer ruim water worden gegeven. 1) Over de inrichting en de wijze van ge-
Hoewel daaraan volstrekt niet de hand wordt bruik van het rijstmesje zie De Bic 1. c. bl. 53.
RIJST. 487
afdak gedroogd. Het drogen kan tot zelfs een lium, onder verkleuring van bladeren en bloem-
maand duren. pluimen geheel kan doen afsterven. De bij de
Zoodra de padi goed droog is wordt zij opnieuw padi onder den naam ama mentek (mentek
saamgebonden tot bossen, die men algemeen ge- = booze geest) op Java bekende ziekte, die o. a.
el e n g s noemt. De oogst wordt dan naar de padi- tot vorming van bruine vlekken op de bladeren
schuur >) (loemboeng) overgebracht en daarin en eveneens tot sterven van de planten kan aan-
opgestapeld om later (volgens de adat na 40 dagen) leiding geven zal het gevolg kunnen zijn van
tot bras te worden verwerkt. cultuurfouten (slechte grondbewerking, onvol-
Bij de rijstcultuur hebben op Java evenals elders doende waterverversching enz.). Volgens een onder-
in Ned.-Indië verschillende ceremoniën en forma- zoek van Dr. Janssen, te Buitenzorg aan den
liteiten plaats, waarvan de Javaan het welslagen Plantentuin ingesteld en beschreven in Teysmannia
van de cultuur voor een groot deel afhankelijk 1895, is echter de directe oorzaak eene bepaalde
stelt en die ten deele in verband staan met de zwam. Van deze zwam, die misschien ook op
legende aangaande het ontstaan van de padi. bamboebladeren en onkruid voorkomt, zouden de
De doekoen-sawah is in deze de deskundige raads- sporen of conidiën op de bladeren vallen en zich
man van de desa. Bij zijne adviezen en voorspel- daar ontwikkelen, waarbij de kiembuizen in het
lingen beroept hij zich op de voorschriften door blad doordringen en als gevolg daarvan het weef-
Dewi Sri, de echtgenoote van Wisnoe en de pa- sel afsterft. Volgens Janssen treedt de ziekte wei-
trones van den landbouw op Java gegeven, ook nig of niet op in Batavia en de Preanger, daar-
wel op die van Batara Goeroe, den opperste der entegen veel in Midden- en Oost-Java. In 1883
goden, een en ander in verband staande met den zouden in Rembang en Soerabaja 100.000 van
vroegeren godsdienst van den Javaan. de 425.000 bouws door de ontwikkeling van deze
Rekening houdende met den tijd van het jaar zwam mislukt zijn.
weet de doekoen-sawah uit den stand der sterren, Dezelfde ziekte is onder zeer verschillende namen
de aan elk jaar, elke maand, eiken dag en elk bekend. Janssen deelt verder mede, dat droge
tijdstip toegeschreven eigenschappen ook te bere- winden de verspreiding bevorderen. Hij raadt
kenen wanneer met de verschillende onderdeden aan, op plaatsen waar de ziekte voorkomt geen
der rijstcultuur moet worden aangevangen om het padi in den oostmoeson (padi gadoe) te telen.
welslagen van den oogst te verzekeren. Men vindt Rijpe en bijna rijpe velden naast pas beplante
dit eveneens uitvoerig beschreven door Sollewijn bevorderen de verspreiding.
Gelpke en Mayer 1. c. Velen achten eene bere- Ziekten die wellicht ook door zwammen of
kening van het juiste tijdstip, het nauwkeurig in schimmels veroorzaakt worden of identiek zijn
acht nemen van de voorgeschreven formaliteiten, met ama mentek, zijn de onder de namen ama
bezweringen en aanroepen van geesten van niet soendep, ama lodoh, ama poetih, ama
minder waarde dan groote zorg bij de cultuur, het- bambangan enz. bekend.
geen het aanbrengen van verbeteringen in den Onder de schadelijke insecten, die op Java in
weg heet te staan. de padi voorkomen >) behooren in de eerste plaats
Voordat met de verschillende bewerkingen als genoemd te worden de walang-sangit, behoo-
het maken van een dam, ploegen, zaaien, planten, rende tot de plantenluizen of wantsen (orde der
oogsten enz. wordt begonnen gaat in den regel halfvleugeligen). Deze walang-sangit, die vooral
een slametan of sedekah (offermaal met bepaalde in de maanden April en Mei zeer talrijk kunnen
gerechten) vooraf of wordt ook wel een eenvou- voorkomen, zuigen de melkrijpe korrels uit, zoo-
dig offer (s adjè n) gebracht. Zonder slametan dat deze geheel voos kunnen worden. Ook andere
zou volgens Sollewijn Gelpke de Javaan evenmin halfvleugeligen zijn schadelijk. Een drietal, door
gerust zijn op de uitkomsten van den oogst als Koningsberger genoemd, tast bladeren en halmen
zonder het inachtnemen van eene serie van for- aan. Onder de insecten komen o. a. nog op de
maliteiten en het beginnen van de werkzaamheden padi voor: gelijkvleugeligen, die bladeren en blad-
op door kabalistischc berekeningen gevonden tijd- scheden aansteken, sprinkhanen (walang), maar
slippen. vooral rupsen van vlinders. Over deze laatsten
Ziekten en plagen van de rijst. Door vindt men uitvoerige mededeelingen in Teysmannia,
K. F. Holle is indertijd een boekje geschreven 8«= Jaargang, i e afl. van Dr. Koningsberger. Het
over „Ziekten en plagen van het padigewas". schadelijkst schijnt nog te zijn de padiboorder,
Wanneer men de in dat boekje voorkomende de rups van een vlinder, behoorende tot de
opsomming van de verschillende ziekten en pla- Lichtmotten (Pyraliden), genaamd Schoenobius
gen, door den Javaan ama's genoemd, nagaat, puuctellus Zeil. Deze maakt boorgangen in den
dan moet men wel tot de conclusie komen, dat stengel van boven naar beneden, hetgeen den
de padi, althans op Java, aan vele ziekten en groei benadeelt, of de plant doodt. Er komen
plagen is 'blootgesteld. nog andere zoogenaamde hoorders op de padi
De bij Europeesche granen voorkomende ziek- voor, maar deze zijn van minder beteekenis. Het
ten als roest en stuifbrand, die door draadzwam- vlindertje van den padiboorder is geelbruin, met
men worden veroorzaakt, vindt men ook bij de op elk der vóórvleugels een zwart stipje. Eitjes,
rijst. Speciaal als ziekte bij rijst in Italië wordt met eene viltachtige stof bedekt vindt men op
beschreven Pleospora oryzae, een zwam, die aan- de meest verschillende plaatsen, niet alleen op
getaste planten door het voortwoekerend myce- padiblad, maar ook op allerlei voorwerpen van
huiselijk gebruik, bij welke het vlindertje toegang
1) In de Soendalanden heet deze leuit. De heeft. De rupsjes spinnen een draad, waaraan zij
padischuur heeft dikwijls den vorm van eene
omgekeerde, afgeknotte, vierzijdige pyramide 1) Zie Dr. J. C. Koningsberger, Eerste over-
en een dak van atap. De deur is bovenaan zicht van de schadelijke en nuttige insecten
bij het dak, zoodat men voor het vullen en op Java, in Mededeelingen uit 's Lands Plan-
ledigen een ladder noodig heeft. tentuin.
488 RIJST,

hangen en kunnen dan door den wind gemakke- heet het dat eenige Scolylidc-'ke\exs schadelijker
lijk een eind voortgevoerd worden. Zij verpoppen zijn dan de klander. Het rupsje van een mot,
zich in de stengels, nadat de opening, die buiten behoorende tot de familie der Tineïden, wellicht
in den stengel is gevreten, met spinsel is gesloten. identiek met de in Europa voorkomende Tinen
Andere door Koningsberger genoemde rupsen granella, vreet, evenals de klander, de korrels uit.
zijn die van een dagvlinder Catopsilia crocale, Naphtalinepoeder op den grond gestrooid heet
behoorende tot de familie der Pierideae of witjes deze insecten te verdrijven.
en van Melanitas Leda 1., behoorende tot de In Ned.-Indië worden door den inlander eigen-
schemeringvlinders, familie der Satyrineae (zand- aardige bestrijdingsmaatregelen tegen rijstziekten
oogjes). Vele Hesperideu-xupsen (ook Dikkoppen toegepast, sommige van zeer twijfelaardige waarde,
genaamd) behoorende tot eene andere groep dag- bijv. het doen van paardenmest of schijfjes citroen
vlinders vindt men eveneens op de padi. Deze in het irrigatiewater tegen de ama soendep, ama
leven in een opgerold en samengesponnen blad. lodoh en ama poetih. Andere, zooals het branden
De vlinders zijn herkenbaar aan de sprieten. Het van vuurtjes op de galengans, om door den rook
verdikte gedeelte eindigt in een zijdelings gebo- insecten als de walang-sangit te verdrijven lijken
gen spits uiteinde. Sommige vliegen overdag, rationeeler.
andere in de morgen- en avondschemering. Ver- b. Sawahbouw in de Buitenbezittin-
schillende andere rupsen zijn nog gevonden, maar gen.
zeldzaam zijn de spanrupsen. De groep der spin-
— Als regel kan men aannemen, dat in de
Buitenbezittingen de sawahbouw op lageren trap
ners is ook door eenige soorten vertegenwoor- staat dan op Java. Er zijn echter uitzonderingen.
digd, waaronder een paar vrij veel schade kunnen Zoo deelt de toenmalige controleur F. A. Liefrinck
veroorzaken. Opmerkelijk is het voorkomen van in den 8"" jaargang van de Indische Gids uit-
eene rups, die in het water kan leven. Deze heeft voerige bijzonderheden mede over de rijstcultuur
draadvormige ademhalingsorganen. Aardrupsen, op Bali, waaruit blijkt, dat de sawahbouw aldaar
zooals bij de tabak, die overdag in den grond een zeer hoog standpunt inneemt. Hij zegt, dat
kruipen, komen uit den aard der zaak bij de de rijstcultuur bij de Balincczen in hooge eere
sawahrijst niet voor. staat en niemand, van hoe aanzienlijken stand
Evenals bij andere granen kunnen muizen of ook, zich schaamt daaraan deel te nemen. De
ratten (t iko es) ook aan de rijst veel schade ver- meeste leden der hoogere kasten bebouwen zelf
oorzaken, zelfs reeds aan het gezaaide op de kweek- hunne velden en de brahmaan, die in verzet zou
beddingen. Die dieren huizen in de galengans, komen, zoo men hem wilde noodzaken, aan het
in de dijkjes langs de leidingen, in onbewaterbare onderhoud der wegen of eenigen dergelijken hee-
gronden in de nabijheid van de sawah's (bijv. desa- rendienst deel te nemen, acht het niet beneden
gronden) of in de bosschen. Van daaruit maken zich om bij het herstellen van eene waterleiding
zij dan strooptochten in de rijstvelden. Bestrij- of het verrichten van eenigen anderen soebak-
dingsproeven met Loefïïer's typhusbaccil hebben dienst (een complex sawah's, die met hetzelfde
weinig resultaat opgeleverd. Hun grootste vijand water geirrigeerd worden, heet soebak) met den
is wel de groote sawahslang (Oela saba). De patjoel in de hand te staan naast den minsten
Javaan ziet deze slang gaarne op zijne sawah's '). soedra (Baliër tot de laagste kaste behoorend),
Op plaatsen, waar die nog voorkomen, kunnen die als soebak-genoot zijn gelijke is. In het be-
wilde varkens (tjeleng) schadelijk zijn, terwijl doelde artikel worden de instellingen, belasting-
losloopend vee het gewas kan benadeelen, op heffing, bepalingen en formaliteiten met betrek-
Sumatra ook nog herten en olifanten. De varkens king tot den sawahbouw uitvoerig beschreven en
wroeten de padi om en eten de planten. Men aangetoond hoe o. a. door samenwerking van de
tracht ze te verschrikken of van het veld af te deelhebbers aan een soebak eene goede rege-
houden op dezelfde wijze als waarop de vogels ling van de waterrechten is verkregen. De for-
worden verjaagd en bovendien door in het veld maliteiten en offerfeesten blijken op Bali bij den
met urine gedrenkte oude lappen op te hangen. rijstbouw van nog meer beteekenis te zijn dan
Door de jacht die erop gemaakt wordt, beginnen onder de Mohammedaansche Javanen.
echter de varkens in de bebouwde streken zeld- Over den sawahbouw in de onderafdeeling
zaam te worden. Aanmerkelijk meer schade wordt Limapocloeh Kota der residentie Padangsche Bo-
daarom veroorzaakt door de zwermen rijstetende venlanden vindt men bijzonderheden van meer
vogels, die op het rijpend gewas neerstrijken. technischen aard in een opstel van den vroegeren
Vooral Amadina oryzivora, de zoogenaamde gela- controleur G. de Waal in het Tijdschr. v. h. Bat.
tiks kunnen zeer hinderlijk zijn. Verder heeft Gen. Dl. 30. In dit opstel komt in de eerste
men de bondols en pekings, Mitnia mega plaats de verdeeling voor, die de Maleier van de
en Munia nisoria en de in Indië ingevoerde verschillende padi- resp. poeloetsoorten maakt. De
musch, de boerenhuismusch of ringmusch die schrijver deelt verder mede, dat de sawahbouw
schade veroorzaken. Zooals boven reeds is ver- aldaar moet onderscheiden worden in den bouw
meld, is het noodig wachthuisjes (goeboegs) in op sawah's met levend water (sawah bantjah)
de velden op te richten, om van daaruit de vogels en dien op sawah's, welke van den regen afhanke-
te kunnen verjagen. lijk zijn (sawah bebandar langit). Bij de
In de opgeschuurde padi kunnen schadelijk laatste is het water uitsluitend hemelwater en is
worden de klander (Calandra oryzn) een snuit- er dus geen sprake van eene leiding. In den
kevertje en ook andere kevers. In Eng.-Indië aanleg van waterleidingen zou de Maleier voor
den Javaan niet onderdoen. Eene speciaal Malei-
1) Nuttig zijn ongetwijfeld ook de veel voor- sche wijze van wateropvoering is het gebruik
komende kikvorschen en padden, die insecten maken van het waterrad (kintjir) 1).
eten. Slangen, die kikvorschen eten, kunnen
schadelijk zijn. Ook komen in de lage sawah's 1) Zie ook A. L. v. Hasselt, Volksbeschrij-
bloedzuigers, alen en krabben voor. ving van M.-Sumatra, bl. 320.
RIJST, 489
Het werk aan het kweekbed begint meestal wisselen van zaad bekommert de Maleier zich
reeds vóórdat de sawah voor de eerste maal om- niet; eerst wanneer de oogst herhaaldelijk bene-
gewerkt is. De uitzaaiing geschiedt korrelsgewijze, den het gemiddelde blijft, gaat hij er toe over,
nadat de korrels met fijngehakte bladeren zijn ander zaad dan van zijn eigen velden te gebruiken.
vermengd. Het scheiden van gaba en stroo ge- Juli en Augustus zijn de oogstmaanden.
schiedt door uittrappen. Men heeft eene zekere Bij den sawahbouw verleent men elkander wcder-
voorliefde voor droge kweekbedden, omdat de keerig hulp. Zoo vereenigen zich een zeker aantal
aldus verkregen planten sterker zijn. De bezaaide personen om hunne sawah's gezamenlijk te bewer-
grond wordt dan toegedekt met klapperbladeren, ken. Die vereeniging heet tobo.
om te voorkomen, dat de korrels door vogels In eene nota van v. Hasselt, destijds resident
worden opgepikt. Voor de overplanting worden van Tapanoeli (Tijdschrift voor Indische taal-,
de plantjes uitgetrokken, vervolgens eene nacht land- en volkenkunde, Dl. 36) vindt men eene
op het veld in water geplaatst, gedoopt in eene beschrijving van de rijstcultuur in die residentie.
mestoplossing of met droge mest bestreken, en Vermeld wordt, dat de sawah-rijst aldaar, na 5
de toppen er afgesneden, waarna ze overgeplant tot 7 maanden, ook wel eens 8 maanden nadat
worden op de eigenlijke sawah. Op sommige het zaad op de kweekbeddingen is uitgezaaid,
plaatsen heeft men de gewoonte om vee, karbou- geoogst wordt. De „vlugge" padi heeft 5 tot 6
wen, koeien of paarden op de sawah rond te maanden noodig, de „langzame" 6 tot 7, soms 8
drijven om vóór de eigenlijke bewerking het maanden. Behalve in het geval, dat de sawah's
onkruid te dooden en den grond reeds eenigs- van regenwater afhankelijk zijn, zooals te Sorkam
zins om te werken en het water erin te doen (Baros) en op de Banjak-eilanden, waar men het
doordringen. Is de bewerking, die in hoofdzaak eerst begint met het aanleggen van dijkjes om het
dezelfde is als op Java, afgeloopen, dan laat men regenwater te verhinderen weg te vloeien, bestaan
den grond eenigen tijd, meestal vrij kort, aan de eerste werkzaamheden in het aanleggen der
zichzelf over en begint dan te planten. De plant- waterleidingen.
wijdte is gemiddeld grooter dan op Java; even- In Toba wordt het water niet dadelijk na het
als daar worden er 2 of 3 plantjes bij elkaar gereedkomen der leidingen op de sawah's gebracht,
gezet. Wanneer na ± 2 maanden gewied wordt, maar vooraf de grond in drogen toestand omge-
brengt men tevens wat mest bij den voet van werkt. In Silindoeng en Toba wordt de padi
eiken bundel planten. niet eerst op kweekbeddingen, maar direct op het
Het oogsten geschiedt met het rijstmesje (ani- plantklaar gemaakte veld uitgezaaid. Op andere
a n i), dat op Sumatra toewai genoemd wordt, of plaatsen worden de kweekbedden bij voorkeur
met den sikkel (sabit). Van wat er met den sabit aangelegd op schrale gronden, omdat de inlander
geoogst wordt, trapt men op het veld de korrels meent, dat welig gegroeide bibit minder kans
af en bewaart het geoogste dus als gaba. geeft op een goed gewas.
De laatrijpe padi staat circa 140 dagen op Behalve van den gewonen inlandschcn ploeg
het veld en 40 dagen op het kweekbed, de vroeg- wordt voor het bewerken van den grond, evenals
rijpe 90 dagen op het veld en 30 dagen op het op Java, gebruik gemaakt van den patjoel, op ver-
kweekbed. schillende plaatsen van Sumatra pangkoer ge-
In de Volksbeschrijving van M.-Sumatra door naamd. In de Tobalanden gebruikt men ook nog
A. L. v. Hasselt vindt men eveneens bijzonder- een hak met lange, houten pinnen in plaats van
heden over den sawahbouw in de Padangsche een blad. De dijkjes verdeden het veld in meestal
Bovenlanden. Hij noemt sawah bantjah de rechthoekige vakken. De bewerking heeft in hoofd-
op moerasgronden aangelegde sawah's en s a w a h zaak op dezelfde wijze plaats als op Java, maar
dare, di goeroen of katanahan, welke het in tegenstelling van Java schijnt men algemeen
meest voorkomen; het zijn velden die een ge- mest van karbouwen, koeien en paarden te ge-
deelte van het jaar droog liggen en alleen ter bruiken. Ook verschillen de gebruikte werktuigen
wille van de cultuur besproeid worden door water, nogal van de Javaansche. Men gebruikt op som-
dat men afleidt uit een beek of een bron. Onder mige plaatsen o. a. puntige stokken om den grond
de sawah di goeroen worden er echter ook aange- omtewerken, dus omtesteken. Men werkt dan met
troffen, die geheel van den regen afhankelijk zijn. 2 stokken tegelijk, één in elke hand.
De dijkjes om de vakken, waarin de sawah's Het onkruid brengt men op de dijkjes, ten
zijn verdeeld heden p ama tang en de vakken deele met het doel deze ermede op te hoogen.
zelf piriïng (bord). Het wordt dan met slib bestreken. Op hellend
Gewoonlijk wordt de sawah daré driemaal ge- terrein heeft men grootere en sterkere dijkjes
ploegd, telkens met een dag of 10 tusschenpoo- noodig dan op vlak. Men hoogt ze daarom in den
zing. Ook worden de sawah's wel bewerkt met planttijd, behalve met het afgeslagen gras, nog
de slagspade of rechte steekspade, in het laatste met aarde op. Om het water van het eene vak
geval tot iets grootere diepte. op het andere te kunnen brengen maakt men wel
Volgens v. Hasselt worden bij het overplanten gebruik van korte bamboekokertjes, die in de
van de bibit (banië) vier, hoogstens acht plantjes, dijkjes worden gelegd.
gewoonlijk op den onderlingen afstand van ± 30 De geheele bewerking der velden tot het over-
c.M. in de modder gestoken en wel op rijen. Op planten duurt 40 a 50 dagen. Het overplanten
zeer vruchtbare akkers wordt de padi wijder uit geschiedt op dezelfde wijze als op Java. De plant-
elkaar geplant, omdat zij daar sterker uitstoelt. wijdtc is ongeveer 20 c.M. Er worden 3 tot 8
Op de koudere bergvlakten wordt sterk gemest plantjes bij elkaar gezet, iets schuin en zooveel
met asch en dierlijke mest. mogelijk in rijen. Vooral bij harden en zandigen
Voor een hectare sawah wordt tusschen de 24 grond wordt van een houten of bamboezen poot-
en 28 kilo zaad gebruikt. Voor zaadpadi worden stokje gebruik gemaakt.
altijd de krachtigste aren uitgezocht en afzonder- Behalve het directe overplanten van de kweek-
lijk in de padischuren weggeborgen. Om het ver- bedden op het veld, wordt in Siboga en Baros
490 RIJST.
nog het volgende toegepast: Over een klein ge- wordt toegepast in een deel der Bovenlanden, bij
deelte van het veld worden de zaailingen bij uitzondering in de Benedenlanden, in de IV Moe-
bosjes van 30 tot 40 stuks en met onderlinge kims en met zekere wijziging in moerasstreken
tusschenruimten van niet meer dan 5 c.M. uitge- als de VII Moekims Boëeng. Bij mocrassigen grond
plant, om na 30 dagen wederom uitgetrokken en is de eerste methode niet goed toetepassen. De
dan pas definitief uitgeplant te worden. Het eerste tijd tusschen zaaien en overplanten is ongeveer
is echter meer algemeen. 44 dagen, een getal waaraan men veel waarde
In enkele streken, vooral daar waar de grond hecht.
steenachtig is en minder vruchtbaar plant men Bij de cultuur op moerasgrond komt het voor,
ook wel eenige korrels bij elkaar op dezelfde af- dat men het zaad eerst op nat gehouden matten
standen als waarop men gewoon is de bibit uit of pisangbladeren uitzaait, waardoor het in 2 of
te planten direct op het veld uit. Ingeval de 3 dagen gaat kiemen. Dit ontkiemde zaad spreidt
rijst direct breedwerpig op het veld wordt uitge- men uit op een eenigszins drooggelegd stuk van
zaaid, laat men het zaad tevoren ontkiemen. Na den moerasbodem.
het uitzaaien wordt het met een bosje nerven van De werkzaamheden van den rijstbouw worden
arènpalmbladercn in den grond geslagen om te in de Benedenlanden alleen door de mannen ver-
voorkomen, dat het door de vogels wordt opge- richt; in Pedië, Daja en hier en daar in de Boven-
pikt. Ook wordt het wel met een hark onder- landen laat men de uitplanting (poe la) wel aan
geharkt. vrouwen over, die zich voor een gering dagloon
In de Tobalanden wordt, evenals in de andere daarvoor verhuren.
streken der residentie Tapanoeli, tweemaal gewied. liet bleek Dr. Snouck Hurgronje, dat het
Als iets bijzonders mag wel genoemd worden, bijgeloof bij den rijstbouw der Atjehers niet
het maken van muizenpaadjes door de paddi, zóó sterk is als bij de Javanen. Nji Sri is zelfs
waardoor het geheele veld in strooken wordt ver- bij name niet bekend. Ook van de op Java in
deeld. Het heet, dat deze paadjes het binnen- zwang zijnde formaliteiten bij het bewaren van de
waarts staand gewas tegen de veldmuizen bescher- rijst vindt men op Atjeh bijna niets.
men. Deze zouden zich bij voorkeur langs de Elders op Sumatra worden ook weer, evenals
opengelegde gangen bewegen en alleen de aan bijna overal in Ned.-Indië bij de rijstcultuur allerlei
weerszijden staande halmen beschadigen. Deze formaliteiten in acht genomen en offerfeesten ge-
paadjes dienen tevens om bij het rijpen van de houden. Onder de Maleiers zijn de ceremoniën
padi de vogels te kunnen verjagen. Dit verja- niet minder talrijk dan onder de Javanen. Ook
gen geschiedt op ongeveer dezelfde wijze als op berekent men weer een gunstigen dag voor den
Java. De touwen, die over het veld gespannen aanvang van het een of ander onderdeel der cul-
zijn, worden op enkele plaatsen door middel van tuur, waartoe o. a. goede geesten worden opge-
waterkracht bewogen. Voor het verjagen wordt roepen, die men in de rijst mede naar huis neemt.
wel gebruik gemaakt van een boog, waarmede Aan voorteekens hecht ook de Maleier veel waarde.
men van klei geknede kogeltjes schiet of van een Op Borneo vindt men sawahbouw vooral in de
van touw gemaakten slinger, waarmede men steen- kuststreken, zoowel bij Dajaks als gewone Ma-
tjes werpt. Verschillende andere vogelverschrik- leiers. In hoofdzaak komt deze overeen met die
kers worden in de nota van A. L. v. Hasselt op Sumatra. Het oogsten met het rijstmesje (toe-
uitvoerig beschreven. wai of ani-ani) vindt men ook toegepast. In
De meeste werkzaamheden komen in die stre- het algemeen is de uitvoering minder zorgvuldig
ken voor rekening van den man; het lichtere dan op Java.
werk zooals het keeren en verzamelen van het In de Koloniale Verslagen van 1898 en 1899
onkruid, het bewaken der kweekbedden en van vindt men over den sawahbouw in de Buitenbe-
het rijpende graan, het in bossen binden en ver- zittingen vermeld, dat deze o.a. zeer toeneemt of
deelen der bibit, het uitplanten en het wieden verbetert in de residentie Palembang, in de afdee-
wordt in den regel door vrouwen en meisjes ver- ling Asahan en Laboean Batoe (residentie Oost-
richt. Bij den oogst werken alle geïnteresseerden kust van Sumatra), in het gouvernement Atjeh
te gelijk en worden dikwijls bijgestaan door familie (vooral afdeeling Groot-Atjeh), op Banka, in Me-
en vrienden. Meestal wordt met de sikkel geoogst. nado en in de afdeelingen Timor en Soemba der
In de strandafdeelingcn gebruikt men ook het residentie Timor en onderhoorigheden, op Lom-
rijstmesje (t o e w a i). bok en in de Minahasa. In laatstbedoeld gewest
Op Atjeh vindt men veel sawahbouw, o. a. in ging de bevolking, op aandrang van het Bestuur,
de Pediëvallei. Bijzonderheden er over zijn ver- over tot het kweeken van padi-bibit op kweek-
meld in het reeds genoemde werk van Dr. Snouck bedden, terwijl van bestuurswege mede gezorgd
Hurgronje, De Atjehers. Men heeft er vrij veel wordt voor den aankoop te Makassar van betere
moerassawah's, paja genaamd. De overige zijn soorten zaadpadi.
allen wat men op Java sawah tadahan noemt, van Bij eene vergelijking tusschen den sawahbouw
den regen afhankelijk. Nergens worden dus rivie- op Java en die in de Buitenbezittingen komt men
ren of stroomen voor de irrigatie gebruikt. tot de conclusie, dat daargelaten de in het alge-
Een stuk sawah geheel door dijkjes afgezet heet meen op Java zorgvuldiger uitvoering, in de ver-
oemoeng, een complex rijstvelden blang. liet schillende deelen der Oost-Indische archipel prin-
beploegen van een oemong duurt circa 10 dagen. cipieel hetzelfde wordt gedaan. De verschillen, hoe
In de Benedenlanden en een belangrijk deel talrijk ook, betreffen meer de onderdeelen. Het
der Bovenlanden is de taboe-methode, direct oogsten met de sikkel, zooals dit op Sumatra meer
uitzaaien op het veld in gebruik, volgens zeggen gedaan wordt dan met de toewai, en dat men op
omdat dan bij gebrek aan regen minder kans op Java nooit doet, zou men een verschil van eenige
mislukking bestaat en de groei ook beter is dan

beteekenis kunnen noemen.
bij overgeplante (padi peunoela). De laatste c. Sawahbouw in andere landen. Bij
methode (dus eerst op een kweekbed uitzaaien) eene vergelijking tusschen den sawahbouw in
RIJST. 491

Ned.-Indië en die in andere landen vindt men de kanten) gemetselde, van sluizen voorziene dam-
bij sommige landen veel grootere verschillen; bij men, zooals op Java alleen bij grootere werken.
andere daarentegen, namelijk China, Japan, Voor- tn die landen besteedt men zeer veel zorg aan
en Achter-Indië, Philippijnen geschiedt de sawah- het zaaizaad, niet alleen wat de keuze der varië-
bouw ook ongeveer als op Java. In die landen teit betreft, maar ook met betrekking tot de her-
wordt de grond eveneens in natten staat bewerkt komst, kiemkracht, grootte en gewicht der korrels,
en wordt de rijst als regel niet direct op het iets wat in Indië dikwijls te wenschen overlaat.
veld uitgezaaid, maar van kweekbeddingen over- In verband met het intredende warmere weer
geplant. heeft in Italië het uitzaaien van half April tot
Groote verschillen merkt men op bij eene ver- half Mei plaats en in Carolina misschien eene
gelijking tusschen de cultuur op Java o. a. met maand vroeger. Tegen September is in beide stre-
die in Italië (Po-vlakte, Lombardije) en die in ken de rijst rijp, in Carolina iets vroeger dan
de Zuidelijke Staten van Noord-Amerika (Zuid- in Italië.
Carolina, Georgia, Alabama, Louisiana), welke In Italië speelt de wisselbouw eene belangrijke
onder de rijstproduceerende streken tot de meest rol bij de cultuur. Op kleigrond wordt in wissel-
bekende behooren, minder om de productie van bouw met rijst o. a. geteeld: tarwe, maïs, klaver
die landen dan wel om de cultuurwijze. De cul- en raygras, terwijl men dan gewoonlijk 2 of 3

die landen tot voorbeeld voor andere kunnen


.
tuur wordt er rationeel gedreven, met eene goed jaar na elkaar rijst teelt en wel het eerste jaar
geregelde irrigatie, zoodat in sommige opzichten eene andere variëteit dan het of y^e Er zijn
echter ook velden waar jaar in jaar uit rijst wordt
dienen. Het Nederlandsch-Indisch gouvernement geteeld. Bemesting wordt regelmatig toegepast,
heeft zelfs meer dan eens ambtenaren naar Italië maar evenals op Java heeft men de ervaring op-
afgevaardigd om daar de irrigatie en de rijstcul- gedaan, dat het veelal beter is, de rijst van de
tuur ten bate van Indië te bestudeeren (Zie: nawerking te laten profiteeren en de mest dus te
Sollewijn Gelpke, De rijstcultuur in Italië in gebruiken voor de gewassen waarmede de rijst
Bijdr. t. t. 1. en vlk. v. Ned.-Indië, 3 0 volgreeks, in wisselbouw treedt. Het oogsten geschiedt met
gde deel en P. Grinwis Plaat, Bevloeiingen in de sikkel.
N.-Italië en Spanje). Dorschen en pellen van de rijst.
In N.-Italië en Z.-Carolina, gelegen op 450 en Dorschen en pellen geschiedt op Java gewoonlijk

30 —35° N.8., dus reeds in de gematigde lucht- in ééne operatie, althans direct na elkaar, beide
streken en op de grens der subtropen, kan de bewerkingen in een uitgehold houten blok met
rijstcultuur alleen in den zomer gedreven worden één of twee uithollingen, door stampen ') met
en uit den aard der zaak heeft deze er veel meer een langen, houten, ronden stok, aloë genaamd.
overeenkomst met de cultuur van andere granen, Gewoonlijk dient een groot langwerpig blok
zooals die in Europa en elders gedreven wordt (1 esoe ng) om de gaba uit te dorschen en ge-
dan dit met den sawahbouw in Indië en andere lijktijdig het grootste deel der kafjes te verwij-
tropische streken het geval is. Het is de irrigatie, deren en heeft dan het afwerken, dus volledige
die een belangrijk verschil blijft vormen, ten deele pellen, waarbij ook het zilvervlies (pericarp -f-
ook de wijze van uitzaaiing. aleuronlaag) verwijderd wordt, in een tweede klei-
De grondbewerking heeft in die landen voor ner vierkant blok met ronde uitholling (loem-
de natte rijst in hoofdzaak op dezelfde wijze pan g) plaats. Dit stampen geschiedt door vrou-
plaats als in Europa voor tarwe, gerst enz. In wen en jonge meisjes, en ook hierbij worden
Carolina wordt in den herfst droog geploegd en zekere formaliteiten in acht genomen, als bijvoor-
het land blijft dan tot het voorjaar braak liggen, beeld het op bepaalde wijze hantecren der stam-
waarna het gewoonlijk nog eens geploegd wordt pers of aioe's.
en dan geëgd en den grond gelijk- en schoonge- Bij het eerste stampen, dat dus een soort dor-
maakt. In Italië wordt somtijds in den herfst, in schen is, wordt de gaba van de padi gescheiden.
elk geval echter ook in de lente geploegd en Wat overblijft heet merang, een soort stroo dat
daarna worden de kluiten met spade of egge fijn- rijk is aan potasch en waarvan de asch een extract
gemaakt en wordt de grond genivelleerd. In Ca- geeft, dat o. a. voor wassching van het hoofd-
rolina wordt pas geïrrigeerd wanneer de geheele haar kan worden gebruikt. Bij het volgende uit-
grondbewerking is afgeloopen en zelfs de rijst stampen wordt ook het zilvervliesje afgeschuurd.
reeds is uitgezaaid, wat daar, zoowel als in Italië Het scheiden van de schoone korrels en de zeme-
steeds direct op de velden geschiedt, in Carolina len (dedeq) heeft plaats door middel van eene
gewoonlijk met eene zaaimachine in rijen. In Italië eenvoudige platte wan van gevlochten bamboe
prefereert men het uitzaaien breedwerpig in de (tampah of tapen). Bij dit wannen wordt het
modder. Men brengt dan kort vóór het uitzaaien mengsel van rijst (bras) en zemelen opgegooid,
water op het veld, strijkt de kluiten in het water waarbij de zemelen over den rand vallen. De
fijn en zaait de rijstkorrels in de gevormde mod- kleine gebroken korrels (menir) komen daarbij
derlaag. Wat die landen gunstig onderscheidt van aan den rand der wan te liggen en kunnen dus
Indië is o. a. de groote regelmaat bij de verdee- afzonderlijk verzameld worden. Zij worden voor
ling der velden en de voortreffelijke nivelleering gebak gebruikt, terwijl de zemelen een goed vee-
en watertoevoer, waaraan zeer veel zorg besteed voeder leveren. Op Java geschiedt het eigenlijke
wordt. Men kan op die wijze groote vakken tege- dorschen voor het verkrijgen van zuivere gaba
lijk bevloeien en daar men voor den vorm der bij uitzondering door uittrappen. In de Buiten-
vakken zooveel mogelijk eene rechthoekige neemt bezittingen komt dit vrij algemeen voor. Na dro-
is eene regelmatige verdeeling ook van het irri- ging van de padi op het veld, geschiedt dan het
gatiewater mogelijk. In plaats van aarden water- uittrappen, door mannen of vrouwen, hetzij op
keeringen of andere min of meer primitieve stuw-
dammen vindt men in de elkaar rechthoekig 1) In Atjeh wordt de stamper wel door mid-
kruisende leidingen (dikwijls met boomen langs del van een wip bewogen.
492 RIJST,

een vloer van latten die op eene zekere hoogte en dan bij grootere snelheid van den molen op
van den grond is opgesteld, waarbij de korrels bras verwerkt. Nadat de wielen nog ongeveer 7
tusschen de latten door vallen en op eene mat uur hebben rondgeloopen is dit resultaat gewoon-
worden opgevangen of eenvoudig op den vastge- lijk bereikt. De bras wordt dan in eenen wanmo-
trapten grond. len van de zemelen gezuiverd. Men rekent op 10
Het pellen voor eigen gebruik heeft overal in pikol bras en 8 pikol dëdëq (zemelen) van 20 pikol
Ned.-Indië op dezelfde wijze plaats als op Java. padi, hoewel het rendement gunstiger kan zijn.
De vorm, grootte en het getal der uithollingen De bras wordt door eene schudzeef (machinaal)
van het gebruikte blok kunnen verschillen, ook van het rijstmeel (minier) en zoo noodig van de
het opstellen (bijvoorbeeld in sommige streken gebroken korrels gescheiden.
van Sumatra op een vloer op eenigen afstand De zemelen zijn zeer geschikt voor varkensvoe-
van den grond) en het aantal openingen, maar de der, zoodat aan een pelmolen met een Chinees
wijze van toepassing blijft dezelfde. In den vorm als eigenaar, in den regel eene varkensfokkerij is
en de grootte van de gebruikte wan vindt men verbonden.
ook verschillen, bijvoorbeeld driehoeksvorm met Eene pellerij van eenige beteekenis levert op
afgeronde hoeken tegenover ronden vorm, maar Java 40 tot 75 pikol bras per dag.
op de werkwijze is dit evenmin van invloed '). De verzending geschiedt in goenizakken van 1,80
Bij deze inlandsche wijze van pellen worden tot 2 pikol.
vele korrels gebroken en wordt de oppervlakte In Italië en Z.-Carolina wordt de rijst veelal
niet glad en zuiver genoeg om de rijst duurzaam in dorschmachines evenals andere granen gedorscht
te maken. Door het stampen kunstmatig te doen, en het pellen heeft dan in grootere machinale
bijv. door middel van een waterwiel, dat ver-, pellerijen plaats.
schillende stampers zooals in eene olieslagerij Zeer eenvoudige pelinrichtingen van Ameri-
achtereenvolgens in op- en neergaande beweging kaansch fabrikaat, die in Engelsch-Indië op ver-
brengt, hetgeen op enkele plaatsen in Ned.-Indië schillende plaatsen reeds zijn ingevoerd, zijn, I°.
is toegepast, kan men de sterkte van het stam- „The Engelberg Rice Huiler and Polisher" van
pen beter regelen dan met de hand, maar veel The Engelberg Huiler Co., Syracuse N. Y. en
kan het effect toch niet verschillen. De circa 100 2\ „The Hand Rice Huiler, Hand Rice Separa-
rijstpelmolens 5 ) zooals die op Java voorkomen, tor en Polisher" van George L. Squier in Buffalo ').
vooral voor de bereiding van rijst voor den han- Al naar de capaciteit kan men voor 150 of
del, ten deele voor de Europeesche markt, be- 300 dollars eene Engelberg Rice Huiler and Po-
rusten daarom meestal op een ander beginsel. lisher koopen, waarvan de kleinste, die van 150
Deze bestaan uit bijvoorbeeld 4 kleine steenen dollars, eene capaciteit heeft van 70 tot 80 pond
wielen in het midden dikker dan aan den rand. gezuiverde rijst per uur en eene drijfkracht van
Deze wielen zijn bevestigd aan de vier armen 2 paardekracht vereischt. Voor 30 dollar kan men
van een horizontaal draaiend houten kruis, dat ook eene machinale rijstsorteerder krijgen. Met
door eene vertikale as in beweging wordt gebracht dergelijke machines verkrijgt men uit gaba direct
en draaien rond in eene cylindervormige steenen consumtierijst en kafjes met zemelen. Die van
goot. Deze goot met een diameter van ± 6 Meter George L. Squier zijn ook niet duur. Zij zijn ver-
rust op een houten cylinder van ± 1 Meter hoog. plaatsbaar, kunnen in tegenstelling van die van
Het kruis, waaraan de wielen zijn bevestigd, is Engelberg door de hand bewogen worden en heb-
niet onwrikbaar met de vertikale as verbonden, ben de capaciteit van minstens 130 K.G. per dag.
maar heeft een weinig speling in vertikalen zin, Het is moeilijk te zeggen of dergelijke eenvou-
zoodat de wielen ongeveer een halve voet hoog dige, machinale pelinrichtingen voor Ned.-Indië
kunnen worden opgelicht. Vóór elk wiel is eene toekomst hebben. Voorloopig zal de bereiding
aangepunte bamboestaak bevestigd, die ook in de aldaar nog wel op dezelfde eenvoudige manier
goot rondloopt en de padi omroert. Als bewecg- blijven plaats hebben.
kracht dient meestal een waterwiel, somtijds stoom De rijst, die uit Engelsch- en Nederlandsch-
of buffels. De beweging wordt door kamwielen op lndië en andere Oost-Aziatische streken in Europa
de vertikale as overgebracht. wordt aangevoerd, is slechts bij uitzondering vol-
Op het bovenvlak van den molen wordt de padi ledig gepeld, dus direct voor de consumtie ge-
die men wil pellen, opgestapeld, nadat men de schikt. Bij de rijst van Java, zooals die in Neder-
stengeldeelen heeft afgesneden. Met een plankje land wordt aangevoerd, zijn de kafjes geheel
en een harkje wordt een weinig van de padi in verwijderd en ook ten deele het zilvervlies, maar
de steenen goot getrokken, en nu de molen in toch moet deze nog eene napelling ondergaan om
beweging gezet, in het begin langzamer dan later. voor den verkoop in het klein geschikt te zijn.
De gaba is na ± 3 uur van de stelen gescheiden, Bij de rijst uit Laag-Birma en andere streken, de
terwijl deze laatste successievelijk verwijderd wor- zoogenaamde cargarijst, is ook nog een deel der
den. Door middel van een wanmolentje wordt de kafjes niet verwijderd. Deze is, zooals de hande-
gaba eerst gezuiverd van gebroken kafnaalden enz. laars in Nederland zeggen, niet gedopt en niet
gepeld, terwijl die van Java wel gedopt, maar
i) Voor den verkoop in het klein dient een niet geheel gepeld is.
klapperdop (op Java batok of berock) veelal De wijze waarop in Nederland de Java-rijst
als maat, maar in het groot een gantang = '/ t0 nagcpeld wordt en de Birma-rijst voor de con-
pikol en als grootste maat de kojang van 27 pikol. sumtie wordt gereed gemaakt is eene andere dan
2) Volgens het Koloniaal Verslag van iBgB bij de pelmolens op Java gevolgde. Deze wijze
bedraagt het getal rijstpellerijen in Pasaroean van pellen heeft veel overeenkomst met het gort-
I, Bantam 4, Krawang4i, Preanger Regentschap- pellen. De pelmolen bestaat uit een ronddraaien-
pen 38. Ook komen nog eenige groote pclle-
rijen voor in Cheribon en op particuliere lan- i) Ook de firma J. Hignette te Parijs levert
derijen in Batavia. zulke machines.
RIJST. 493

den, eenigszins conischen steen en op korten af- aanmoediging van het bestuur, in verschillende
stand (i a 2 c.M.) van dezen steen een plaatijzeren streken proeven in die richting genomen. De
mantel, waarin op de wijze van eene rasp gaatjes pogingen in de Preanger Regentschappen aange-
zijn gemaakt, met het scherpe gedeelte naar de wend, om de uit Krawang afkomstige Indramajoe-
binnenzijde gekeerd. Het geheel is omsloten door en Pamanoekan-rijst te acclimatiseeren, slaagden,
eene houten kast. wat laatstgenoemde soort betreft, in de afdeeling
De te pellen rijst wordt door eene goot op Soemedang naar wensch, doch wat de Indramajoe-
hellenden snel ronddraaiende steen gebracht en rijst aangaat, bleven de uitkomsten beneden de
door de centrifugaalkracht naar den omtrek tus- verwachting. De proeven in Semarang genomen
schen steen en mantel geslingerd, om daar door met het verbouwen van Tjiomas-padi uit Buiten-
de scherpe kanten van de gaatjes van het zilver- zorg slaagden bevredigend, uitgenomen echter in
vlies bevrijd te worden, terwijl stof en meel door de afdeeling Grobogan. Proeven met Indramajoe-
de gaatjes verwijderd worden. In een eersten zaadpadi ') zouden nu worden genomen in de
molen geschiedt het pellen nog slechts onvolledig. districten Sambocng en Manggar (afdeeling Demak),
Dit wordt daarom herhaald in een tweeden molen tot aanschaffing waarvan, op kosten van de bevol-
en dan nog eens in een derden of zelfs vierden king, de noodige gelden (ten hoogste ƒ2100) van
molen, zoodat de rijstkorrels volkomen van het gouvernementswege zouden mogen worden voorge-
zilvervlies worden ontdaan en eene gladde opper- schoten. In Soerabaja werd het in de afdeeling Modjo-
vlakte krijgen. kerto weder toegepaste middel om de landbouwers,
Bij het pellen ontstaan steeds, dus ook bij de die moeite hadden om zich van goede zaadpadi te
Eui-opccsche methode, gebroken korrels. Deze voorzien, tot den aankoop daarvan in de gelegen-
worden door eene zoogenaamde harp, dat is eene heid te stellen door rentelooze voorschotten uit de
machinale zeefinrichting (schudzeef) verwijderd en moskee-kas, met gunstige uitkomsten nagevolgd in
afzonderlijk verkocht, dikwijls na ook weer eerst de afdeeling Djombang. In Kediri werden, met ge-
naar de korrelgrootte gesorteerd te zijn. wenscht gevolg, proeven genomen met zaadpadi, af-
De Javarijst wordt in Nederland na het pellen, komstig van Buitenzorg, en in Madioen met zaad uit
wannen en sorteeren ook nog gepolijst, hetgeen Pasaroean; ook nam men aldaar bemestingsproeven.
geschiedt tusschen 2 concentrische cylinders, waar- „Met de door wijlen den Heer K. F. Holle aan-
van de binnenste bewegelijke met wol bekleed bevolen plantwijze 2) werden in verschillende stre-
is. Men verhoogt dan nog de glans door de kor-
rels met wat olie rond te draaien, deze dus iets
ken — op aanmoediging van het bestuur —
inlandsche landbouwers nieuwe of nadere proeven
door

vettig te maken. Sommige consumenten verlangen genomen. De daaromtrent door de besturende


de rijst ongepolijst, terwijl deze bewerking bij de ambtenaren ingediende verslagen werden den hoofd-
mindere soorten niet noodig schijnt te zijn. inspecteur der Cultures ter beoordeeling toege-
Bemoeiingen van het Nederlandseh- zonden.
Indische gouvernement met de cultuur, „Het in 't vorig verslag besproken en bij de
Padicultuurproeven. — Behalve door het
maken van uitgebreide irrigatiewerken tracht het
Indische begrooting voor 1898 goedgekeurde plan,
om de verbeteringen, waarvoor de inlandsche land-
gouvernement nog op andere wijze de voor de bouw vatbaar wordt geacht, voortaan onder de
inlandsche bevolking zoo bij uitstek belangrijke aandacht van den inlander te brengen door middel
natte rijstcultuur te bevorderen, niet alleen door van geheel op 's landskosten aan eene rationeele
het vergemakkelijken van den aanleg van nieuwe teelt voor padi en andere inlandsche gewassen
sawah's en het mogelijk maken van den natten dienstbaar te maken zoogenaamde modelvelden,
rijstbouw in den drogen moeson, maar ook door kwam nog niet tot verwezenlijking, omdat het in
het geven van adviezen, het aanleggen van demon- het belang van de zaak wordt geacht al dadelijk
slratievelden, het doen nemen van proeven en het met meer dergelijke velden te doen beginnen dan
publiceeren der verslagen, het verstrekken van de drie, waarvoor fondsen waren toegestaan, en
goed zaaizaad, het verkrijgbaar stellen van eene tevens om voor de leiding en de technische con-
serie leesboekjes in Hollandschen, Javaanschen trole den directeur van 's Lands Plantentuin een
en Soendaneeschen tekst, getiteld: „De vriend afzonderlijken deskundige toetevoegen, die de helft
van den Javaanschen landman" waarin nuttige van het jaar de beoogde model- of demonstratie-
aanwijzingen ten aanzien van de padicultuur velden bezoekt en voor den overigen tijd te
voorkomen, het uitloven van premiën voor het Buitenzorg zich bezighoudt met al wat de op die
dooden van schadelijk gedierte, onderzoek van velden gekweekte gewassen betreft. Ten einde in
ziekten in het gewas door ambtenaren van 's Lands- voldoende mate rekening te houden met het ver-
Plantentuin enz. Het is vooral te danken aan schil in cultuurvoorwaarden, dat de eene streek
wijlen den adviseur-honorair voor inlandsche zaken boven de andere aanbiedt, wordt thans gedacht
K. F. Holle, dat dergelijke bemoeiingen in ruime aan een minimum van 8 velden, elk ter grootte
mate plaats hebben en aan de ambtenaren van van 5 bouws. Op deze uitbreiding van het plan,
het Binnenlandsch bestuur is opgedragen aandacht zoomede op de aanstelling van een ambulanten
te schenken aan de ontwikkeling der padicultuur. deskundige als de bedoelde, is gerekend bij de
In het Koloniaal Verslag van iBgB vindt men ontwerp-begrooting voor ißgg.
over deze pogingen tot ontwikkeling der padi- „De in 't vorig verslag in uitzicht gestelde op-
cultuur o. a. het volgende vermeld, hier medege- treding van een geheel ter beschikking van de
deeld om zich een juist denkbeeld van de gou- Regeering staanden landbouw-zoöloog bij 's Lands
vernements bemoeiingen te kunnen vormen: Plantentuin heeft zich in den aanvang van iBgB
„Daar het nut van zaadverwisseling over het verwezenlijkt.
algemeen door den inlander nog niet genoeg wordt
ingezien, en dit belang in de hand zou kunnen 1) Indramajoe-rijst wordt veelal als de beste
worden gewerkt door op kunstmatige wijze een van Java beschouwd. C. J. v. L. C.
zaadhandel in het leven te roepen, werden, op 2) Korrelsgewijze, ijle uitzaaiing.
494 RIJST.

„Van de serie leesboekjes, getiteld: „De vriend de volgende gewesten: Bantam, Preanger, Cheri-
van den landman", verscheen in ißg7 het 13de bon, Pekalongan, Semarang, Soerabaja, Pasaroean
deel (Soendaneesche tekst), waarvan een 800-tal en Bagelen. Uit den verzamelstaat blijkt dat er, be-
exemplaren kosteloos werden verspreid onder de halve proeven, waarvan geen verslag is uitgebracht,
inlandsche ambtenaren in die streken, waar het in het geheel zijn genomen 2762 proeven op eene
Soendaneesch de volkstaal is. Voorts werden om- uilgestrekhcid van 2476 bouws; dat de opbrengst
streeks medio 1898 de tekst voor het I4 ïie deel der proeven was gemiddeld per bouw 37.02 pikol
en de Javaansche tekst voor het Il de deel voor tegen 30.54 pikol van de vergelijksvelden of 6.48
den druk gereed gemaakt." pikol meer of met de besparing aan zaadpadi ad
Ook in de Buitenbezittingen beijvert zich het ± een halve pikol circa 7 per bouw. Neemt men
Gouvernement de inlandsche rijstcultuur op ver- nu in aanmerking, zegt Holle, dat ook de mindere
schillende wijzen te bevorderen. In de afdeeling opbrengst van enkele proefvelden is afgetrokken;-
Iliran en Banjoeasin der residentie Palembang was dat niet alle proeven geheel volgens den eisch
het nadeel door veldmuizen aangericht in dier zijn genomen, en last but not least, dat nog maar
voege toegenomen, dat de padi haast niets meer enkele verbeteringen zijn toegepast van de vele,
opbracht. Dit gaf aanleiding, dat de directeur van welke noodig en mogelijk zijn, dan lijdt het geen
's Lands Plantentuin de vraag in studie nam, of twijfel, dat de opbrengst der reeds bestaande
de plaag wellicht met behulp van de Loeffler'sche rijstvelden nog enorm kan worden opgevoerd en
bacil met goed gevolg zou zijn te bestrijden. Vol- zij 'sjaars een 20 a 30 millioen pikols padi meer
gens het verslag van 1898 werden op Lombok kunnen opbrengen dan nu, vertegenwoordigende
onder controle van het Bestuur waterleidingen en eene geldswaarde van 40 a 60 millioen guldens.
dammen hersteld en, waar noodig nieuwe leidin- En als dan tevens, zegt Holle verder, door
gen aangelegd; van regeeringswege werden ploeg- betere keuze van zaad en het gebruik van groote
vee, zaadpadi en landbouwwerktuigen verstrekt korrels de kwaliteit der rijst verbeterd wordt, zal
aan de nieuwe nederzettingen die daaraan de meeste uit de Gouvernements residentiën ook meer rijst
behoefte hadden. Op Banka werd voortgegaan met worden uitgevoerd naar het buitenland, hetgeen
den aanleg van proefsawah's. De tot het verkrij- nu slechts in geringe mate het geval is; geschie-
gen van betere landbouwkennis, op kosten van dende de meeste uitvoer van de particuliere lan-
de Regeering in de eerste maanden van IBgB den in West-Java, waar men zich niet zonder
naar Java overgekomen zes gewezen leerlingen succes op de verbetering der kwaliteit van het
van de hoofdenschool in de Minahassa hielden product heeft toegelegd.
zich gedurende den verderen loop van het jaar Volgens de verslagen zijn in het district Gempal
in verschillende gewesten op en waren nu laat- afdeeling Bangil zelfs opbrengsten verkregen van
stelijk in Pasaroean in de leer. In Tegal hadden go en een van meer dan 100 pikols per bouw,
zij zich o. a. op de hoogte gesteld van de water- waarbij de gemiddelde opbrengst van alle sawah's
verdeeling uit de Goeng- en Koemisik-rivieren op Java ad niet veel meer dan 25 pikols ') per
en van de bewerking van moerassawah's. bouw, ongunstig genoeg afsteekt.
Proeven volgens de methode-Holle met ijle, kor- Uit de verslagen blijkt ten slotte, dat proeven
relsgewijze uitzaaiing zijn op aandrang van het Be- werden genomen met korrelsgewijze, ijle uitzaaiing
stuur ook in de Buitenbezittingen genomen, even- op de kweekbedden met vroeg overplanten van
eens met ander zaaizaad. Zoo leest men in het de bibit in vergelijking met dichte uitzaaiing,
verslag van ißg7 van eene proef met ijle uit- pluimsgewijze uitleggen en later overplanten, ver-
zaaiing in de districten Kwandang en Limboto der met bemesting, zorgvuldiger bewerking en
(afdeeling Gorontalo) der residentie Mcnado (met verschillende padisoorten.
geen bevredigenden uitslag) en van eene proef Het is te verwachten, dat in het vervolg meer
met van Java ontvangen zaadpadi in de Minahasa, aandacht zal worden geschonken aan de boven
onder leiding van de in 1895 van Java terugge- reeds genoemde demonstratievelden onder leiding
keerde districtshoofden van Mcnado en Toalimam- van Professor Treub. Begin igoi waren er 8 aan-
bot. In Januari lßg6 werd door de Indische Regee- gelegd, waarvan 4 sawah's, deze laatste te Gom-
ring ƒSOO beschikbaar gesteld voor de aanschaffing bong, Magelang, Modjowarno en Ponorogo. De
van zaadpadi en van zaden en stekken van tweede velden staan onder mandoers, die direct aan de
gewassen, en de verzending van een en ander inlandsche hoofden hunner woonplaats onderge-
naar de residentie Menado. schikt zijn. Behalve eenige weinige vaste koelies,
De door de Regeering van de bestuursambtena- wordt met betaalde daglooners gewerkt, zoodat
ren ontvangen verslagen nopens de uitkomsten, nergens de inlander eenige schade bij de proeven
welke de genomen padicultuurproeven hebben kan hebben.
opgeleverd, worden gepubliceerd, om zoodoende, De sawahproeven bestaan voorloopig in een
door verspreiding van die verslagen onder de beproeven van zaadwisseling, voornamelijk uit
Europeesche ambtenaren bij het binnenlandsch hooger gelegen streken, dan uit een ijle sebaran
bestuur, allengs meer tot navolging op te wekken. (1 kattie gaba ongeweekt per Q R. R.), al of
De verslagen o.a. van gedurende ißg3/94 op niet bemest, verder de toepassing van diepe grond-
Java genomen padicultuurproeven met eene ver- bewerking, ook met geheel ijzeren ploegen, en
zamelstaat van de op Java en Madoera gedurende het ijl uitplanten op rijen. Bovendien zal de in-
1866/94 genomen proeven, gedrukt te Batavia in vloed van de voorvrucht op het padigewas worden
de landsdrukkerij vormen een lijvig boekdeel. gedemonstreerd.
Wijlen de heer Holle, aan wien de samenstel- De rijstcultuur in verband met den
ling was opgedragen, deelt in de inleiding mede,
dat de vooroordeelen bij ambtenaren, hoofden en
economischen toestand van Java.
Wanneer men nagaat hoezeer de volkswelvaart

bevolking tegen de aangegeven verbeteringen
gaandeweg verminderen, 1) 25 pikol padi komt overeen met l2'/2 a
Verslagen over 1893/94 werden ontvangen van 15 pikol bras.
RIJST. 495

van Ned.-Indië, in het bijzonder van het dicht- Volgens het „Bulletin Economique de I'lndo-
bevolkte Java, afhankelijk is van het welslagen Chine" N°. 24, 1900 (zie Teysmannia 11 de deel)
der rijstcultuur, dan zijn de bovenvermelde be- bedraagt de rijstproductie van Birma naar de op-
moeiingen van het N.-L Gouvernement alleszins gaven van „the Agricultural Statistics of British
verklaarbaar. Stelt men zich de vraag of de pogin- India" de volgende hoeveelheden padi per hectare:
gen van Gouvernementswege aangewend om de op geirri j maximum 3013 K.G.
productiviteit der rijstvelden te verhoogen veel geerde < minimum 1588 „
resultaat hebben opgeleverd, dan is men echter , velden (gemiddeld
.2300 „
Noorden < , „
~. KT
in het fa
2 c
geneigd deze vraag ontkennend te beantwoorden. I maximum 2636
In de laatste 25 a 30 jaren is op weinig of geen velden 1
minimum 6 »
vooruitgang in de opbrengsten te wijzen. Beschou- 1 gemiddeld 207 „
j maximum 2636 „
1
wingen dienaangaande vindt men in de verhan- ,
deling van den ingenieur J. Homan van der Heide, in het Zuiden . ° < minimum 1569 „
„Over de volkswelvaart en het irrigatiewezen op I gemiddeld 2102 „
Java" en in eene voordracht van Mr. N. P. v. d. Als het gemiddelde van de geïrrigeerde velden
Berg, „Over de economische belangen van Ned.- komt men op eene opbrengst van circa 26 pikol
Indië". Beide bevoegde beoordeelaars van den per bouw. Als padi zal echter hetzelfde bedoeld
economischen toestand van Java zijn van mee- zijn wat men op Java gaba noemt, zoodat men
ning, dat de toename der bevolking dringend ter vergelijking met Javapadi de opbrengst met
eischt, dat de productiviteit van den bodem en 14 a ls°/o dienen te verhoogen. Men komt
daarmede het resultaat van de landbouwnijverheid dan op circa 30 pikol per bouw. Het gemiddelde
verbetert. Terwijl echter de heer Homan v. d. van Java op 25 stellende wint Birma het zeer
Heide verhooging van de rijstproducties voorna- zeker, maar het verschil is toch niet zóó groot
melijk tracht te bereiken door verbetering en uit- als wel wordt voorgesteld.
breiding van het bevloeiingswezen en verbetering Het blijft intusschen een feit en daarmede is
van de afwatering der velden, verwacht de heer de ondergeteekende het geheel met Mr. v. d. B.
v. d. Berg naast deze verbetering van het irri- eens, dat door zorgvuldige cultuur, zelfs zon-
gatiewezen meer heil van algemeene verbetering der verandering der gevolgde metho-
van het inlandsche landbouwbedrijf, niet alleen den, de opbrengsten der geïrrigeerde rijstvelden
van de rijstcultuur, maar ook van andere cultures. op Java aanzienlijk kunnen stijgen. Dit blijkt
De heer v. d. Berg is tevreden wanneer de rijst- o a. uit eene proef door den ondergeteekende
cultuur zooveel opbrengt als noodig is voor de vroeger genomen. Hij liet een stuk middelmatige
directe behoefte der bevolking, dus geen rijst be- sawah, dat vroeger niet meer dan 25 a 30 pikol
hoeft te worden ingevoerd. padi zal hebben opgebracht, geheel op de inland-
De heer H. v. d. H. zegt „Hetgeen de heer sche wijze behandelen, zelfs met pluimsgewijze
Holle voorstelde aangaande grondbewerking, be- uitzaaiing op het kweekbed, maar zorgde in de
mesting, keuze van zaaizaad, uitzaaiing, planten, eerste plaats voor goed zaaizaad, verder dat alles
wieden, enz. was alles even logisch als juist, daar- met de noodige zorg geschiedde, dat de grond
over is men het op enkele punten na, algemeen niet te ondiep, maar ook weer niet te diep werd
eens, maar dat zijn volhardende pogingen des- bewerkt, dat geen enkel stukje onbewerkt bleef,
niettemin teleurstelling baarden, is alleen te wijten dat de bewerkte grond goed schoon was en water-
aan de omstandigheid, dat zij niet gepaard gingen pas lag, dat op tijd werd overgeplant, op den
met eene algemeene verbetering en uitbreiding van goeden afstand, dat op tijd werd water gegeven,
het bevloeiingswezen en eene stelselmatige verbe- niet te veel en niet te weinig, dat de vogels niets
tering van afwatering der te bebouwen velden". weghaalden enz. enz. Het gevolg was, dat 43
Naast dit programma van den heer H. v. d. H. pikol per bouw werd gemaakt, eene toename die
wenscht de heer v. d. B.: uitbreiding van de mid- men kan schatten op circa 5° proc. Het schijnt
delen van gemeenschap naar gelang van de daar- dus meer de zorgeloosheid bij de uitvoering dan
aan bestaande behoefte, den inlandschen land- het gevolgde systeem (hoewel dit ook van veel
bouwer door raad en daad tot het besef brengen, invloed moet zijn), dat de gumiddelde opbrengst
dat zijn belang medebrengt zijn akker beter te der natte rijstvelden zoo laag doet blijven. Zoo-
bebouwen, bevordering van het ontstaan van par- lang de inlander niet meer doordrongen is van
ticuliere landbouwondernemingen, het geleidelijk de wenschelijkhcid elk onderdeel van de rijstcul-
staken van de gedwongen kofhecultuur in streken tuur met overleg en zorg uittevoeren en minder
waar ze eene ware verspilling van arbeid en eene gaat opzien tegen wat extra-moeite, zullen verbe-
dure en drukkende belastingheffing voor den in- teringen van het gevolgde systeem weinig kunnen
lander is, het elders productiever maken van de uitwerken. Het ontbreekt den Javaan minder aan
koffiecultuur door betere regeling en betaling, niet kennis, dan aan de energie om van die kennis het
voor den fiscus, maar voor de bevolking en gelei- noodige voordeel te trekken. Onderwijs schijnt
delijke vermindering der persoonlijke diensten, ondergeteekende het middel daarin verbetering te
zoo heeren- als desadiensten. Wordt dit programma brengen.
in zn geheel uitgevoerd, dan is er volgens den Overzicht van de productie en den
heer v. d. B. geen reden om zich in de naaste handel. — Zooals reeds onder Inleiding is op-
gemerkt, is rijst het graan, waarvan de grootste
toekomst over den aanwas van Java's bevolking
bezorgd te maken. hoeveelheden als voedsel voor den mensch gepro-
De ondergeteekende is het met Mr. v. d. B. duceerd worden en waarvan de cultuur in alle
eens, dat ook zonder directe verbetering van het warme streken der werelddeelen, waar voldoende
irrigatiewezen de sawah's op Java aanmerkelijk water aanwezig is, voorkomt.
meer kunnen opbrengen. Dat ze zeer veel minder In Z.-F'uropa is de productie het belangrijkst
opbrengen dan in het belangrijke rijstland Laag- in Italië, waar in de Po-vlakte van ongeveer
Birma is echter niet bewezen. 200.000 hectaren een productie van iets minder
496 RIJST
dan 10.000.000 hectoliter') ongepelde rijst (gaba) teiten de rijst ook inheemsch is. Nergens in Zuid-
wordt verkregen. Amerika is echter de productie groot genoeg om de
In Spanje (oostelijke kuststreek) worden onge- consumtie geheel te dekken. In Brazilië en Columbia
veer 20.000 hectaren voor de rijstcultuur gebe- wordt rijst, uit Azië afkomstig, ingevoerd.
zigd, in Portugal 4000, terwijl in de overige stre- In Australië wordt rijst geproduceerd in N.Z.-
ken van Zuid-Europa, waar rijst geteeld wordt Wales en Queensland, maar niet in voldoende
(Rhone-delta, Griekenland enz.) de cultuur en dus hoeveelheid om een handelsartikel te vormen.
ook de productie van niet veel beteekenis is. Op de Sandwich-eilanden wordt veel rijst ge-
In N.-Amerika is de rijstproductie slechts in kweekt. Na suikerriet is rijst er de belangrijkste
het zuidoostelijk gedeelte der Vereenigde Staten cultuur.
van eenig belang. De voor rijst gebruikte velden Als rijstproducecrende streken in Afrika ver-
bedragen niet veel meer dan ongeveer 60.000 hecta- dienen genoemd te worden: Egypte, Senegal,
ren met eene productie van circa 60.000.000 K.G., F'ransch Soedan, Madagascar, lic de la Réunion
waarvan het grootste gedeelte in Louisiana en ver- en Mauritius, maar bijna overal aan O. en W.kust
der voornamelijk in Z.- en N.-Carolina en Georgia. van Afrika wordt door de inboorlingen rijst ge-
Hoewel de productie in die landen volgens de teeld. In Egypte is het vooral de Nijldelta en het
medegedeelde cijfers niet groot is, werd vroeger Fayoum, waar zooveel rijst geproduceerd wordt,
toch nog rijst van Carolina naar Europa uitge- dat uitvoer, vooral naar Turkije, mogelijk is. In
voerd. Deze gold aldaar voor de beste. De uitvoer de overige deelen van Afrika is de invoer meestal
is echter geheel opgehouden en wat in Nederland grooter dan de uitvoer.
thans als Carolina-rijst verkocht wordt is Java-rijst Het belangrijkste rijstproduceerend, rijstuitvoe-
van goede kwaliteit. rend en rijstverbruik-end werelddeel is ongetwij-
In Z.-Amerika is de rijstproductie het belang- feld Azië, waar niet alleen op de meeste plaatsen
rijkst in Brazilië, Vereenigde Staten van Columbia in eigen behoefte wordt voorzien, maar vanwaar
en Peru. In Brazilië is vooral de Amazone-vlakte ook de andere werelddeelen een deel van de be-
een goed rijstland, waar volgens enkele autori- noodigde rijst ontvangen. De noordelijke streken
uitgezonderd wordt in Azië bijna overal veel rijst
1) Het gewicht van 1 H.L. van kafnaalden geproduceerd. China, Japan, Vóór-, Achter-Indië,
voorziene ongedopte rijst (gaba) bedraagt Indische Archipel, Philippijnen, Pcrzië en Klein-
40—45 K.G., van onbehaarde rijst 50 K.p., Azië zijn allen rijstlanden.
terwijl het voor gepelde rijst op 72 —80 K.G. Voor den uitvoer naar Europa en ten deele
verhoogd moet worden. ook naar andere werelddeelen zijn het meest van

Invoeren in Nederland (in tons van 1000 K.G.).

.
Jaren
Java Akyab Rangoon Bassein Moulmein en Perzië Saigon Bankok Japan Totaal

1891 .. 15-337 I4-505


16.071
42.054 22.938 3-251 7-953 106.038
1892 9.896 15.681 2.749 M., 900 P. 15.498 2.898
1893 .. 15.360 11.597
42.479
45.400 29.497 1.802 M. 14.865
2.922
11.691
109.094
130.212
1894.. 21.361 6-535 39-708 21.211 3-455 P- 98 8.291 100.659
1895.. 18.178 11.597 42.847 3i-i59 4.425 M., 170P. 2.064 25.589 136.011
1896.. 19.086 9.163 41.226 32-555 6.142 M. 7-055 115.227
1897 •• 540 22.756 36.095 41.280
1898 .. 13.004
22.976 7.624 58.927 55.580 2.371 M. 3-578
12.947
693
10.471
1.188
I37-093
152.937
1899..
1900..
28.296
24.905
7.902
7.719
37-309
27.328
35-135
52-745 ..
78 P.
1.833M., 278P.
8.702 M.r.
35.242
7.410
5-613
3-9'3
21.956 I73-564
3-969 136.691

Ti oer (in tons van 1000 K. G.) lit di onderstaan Ie ha- ens, voor zoover Ie opgave strekken.

u 1 rf
td Java Akyab Rangoon Bassein Moulmein Saij ;on u 3 Bankok Japan
>— 1

n.Eur. Totaal n. Eur. Totaal n. Eur. Totaal n. Eur. Totaal n.Eur. Totaal n.Eur. Totaal n. Eur. n. Eur. n.Eur-

1891II23.306 32-939!1149.300'I90.90o'492.ooo 897.500 1 10.300 110.300 67.200 99.200 30.100 395-500 73.600 10.000
18921 J 3-424 17.870! 133.100 189.900 457.000 879.200 1 12.900 112.900 73.100 96.500 172.400 557-500 64.300 18.100 5 8.4°°
1893'34-353 35-I76!! 99.000! 165.000479.000 1.063.000 I I I .ooo 124.000 49.000 90.000 122.600 654.800!!44-5°° 80.800J
1894 31.070 41.824 69.500! 191.200 425.900 949.000 121.600 153.300 60.400 101.600 82.000 560.400 78.700 69.900 79
1895 30.050 39-55o 124.100 205.900i420.400 866.000 113.300 113.300 95-500' 127.400 71.400 577.200 72.500 20.600
.s^
1896 28.490 33-120 89.300 136.500^04.600 985.000 116.500 116.500 106.100 142.900 50.700 492.600 45.700 37.400 88.7^
1897 14.782 16.282 50.900 107.500 388.000 1. 179.800 145.700 148.400 64.100 132.800 203.800 532.800 28.000 145.000
1898 40.082 47.712 78.000 174.400 506.400 1.323.200' 160.800 168.900 96.500! 158.600 168.600 630.500 51.000' 42.200
1899 46.727 54-354 141.000 196.000.504.600 1. 166.500 120.200 123.000 75.800! 114.300 171.800 679.600! 38.500
1900 31.200 34.400 91.700!i249.300378.500 1.438.000, 167.300] 167.300 104.000! 158.300,1163.700!5602.400!,65.400, 32.900 J88.200J d
RIJST, 497

beteekenis: i«. Laag-Birma (Engelsch) met de ruim i m'llioen pikol, namelijk respectievelijk
uitvoerplaatsen: Rangoon, Bassein, Akyab en 655.000, 183.000 en 145.000 pikol. Ook in Atjeh
Moulmain. De oogst in Birma wordt geraamd en onderhoorigheden waren de rijstinvoeren be-
voor igoi op 2.035.000 ton (1 ton = 1000 K.G.) langrijk; op de plaatsen aldaar, waar havenkan-
tegen in igoo i.g00.000, 1899 1.600.000 ton, iBgB toren bestaan, werd van buiten Ned.-Indië, uitslui-
1.900.0-0 en 1897 1.500.000 ton; 20. Cochin- tend uit Penang en Singapore, ingevoerd 112.000
China (Fransch) met de uitvoerhaven Saigon; pikol, terwijl in de overige gewesten, altijd vol-
3°. Laag-Bengalen met Calcutta als uitvoerhaven; gens de betreffende handelsstatistiek, de cijfers
4°. Siam met Bangkok als havenplaats; 5". |apan beliepen: Sumatra's Westkust 40.000, Banka en
en 6°. Java. Billiton 33.000 en 51.000 pikol, Wester- en Zuid-
De staat aan den voet der vorige bladzijde Oosterafdeeling van Borneo 38.000 en 46.000 en
(opgemaakt door de firma's G. Duuring en Zoon, Oostgedeelte van den Archipel 164.000 pikol. De
Dalen en Plemp, Kolff en Witkamp en Leonard uitvoer van de Buitenbezittingen was onbeduidend.
Jacobson en Zonen, makelaars te Rotterdam) geeft Niettegenstaande den grooteren invoer is de rijst-
een overzicht van den uitvoer van die landen en productie op de bouwgronden der inlandsche be-
van den invoer in Nederland over de jaren 1891 volking eene zeer aanzienlijke. Voor de gouver-
tot en met 1900. nements-residentiën van Java en op Madoera wordt
Volgens eene opgave van de makelaars Valken- deze in ißgg geschat op 75.000.000 pikol padi,
burg en Dunnewold te Amsterdam hebben de aan- afkomstig van 3. 161.273 bouws (23,75 pikol per
voeren in FCuropa zich in 1900 verdeeld als volgt: bouw). De waarde van die padi is minstens even
Engeland 186.000 ton, Duitschland 273.000, groot als van alle uitgevoerde produkten bij elkaar.
Nederland 146.000, België 35.000, Denemarken Het is alleen aan de groote consumtie tengevolge
36.000, Frankrijk 134.000, Italië 2.000, Oosten- van de dichte bevolking toe te schrijven, dat zoo-
rijk en de Levant 184.000, totaal ggó.ooo ton. veel meer moet worden ingevoerd als uitgevoerd.
Hoewel Java volgens de cijfers in bovenstaan- Er bestaat bij sommigen zelfs vrees, dat op den
den staat rijst uitvoert, overtreft de invoer den duur de rijstproductie niet in overeenstemming zal
uitvoer toch ver, wat ook voor de overige eilanden blijven met de toeneming der bevolking.
van den Indischen Archipel geldt. Tegenover een De rijst, die van Java naar Nederland en den
invoer van 1. 108.000 pikol (alles als gepeld be- vreemde wordt uitgevoerd (ongeveer 3/4 naar Ne-
rekend), grootendeels aangevoerd van Singapore, derland), is voor het grootste gedeelte afkomstig
Siam, Saigon en Hongkong zou, volgens de jaar- uit de residentie Cheribon en van particuliere
lijksche handelsstatistiek van Ned.-Indië, in 1899 landerijen in de residentie Batavia. Deze uitge-
voor Java en Madoera een uitvoer staan van voerde rijst is van veel betere kwaliteit dan het
732.000 pikol. In verband met een beteren of ingevoerde product en daar voor superieure kwa-
minderen oogst loopt deze hoeveelheid nogal uit- liteit in Nederland hooge prijzen betaald worden
een. Op de marktwaarde van het ingevoerde pro- en het verschil op Java tusschen den prijs van
duct is de dollarkoers in de landen van uitvoer mindere en betere rijst niet zóó groot is, is het
van invloed. Evenals bij de op Java zelf gepro- duidelijk, dat het loonend kan worden mindere
duceerde rijst ') is die waarde aan vrij groote rijst in- en de beste uit te voeren.
schommelingen onderhevig. Begin 1901 was de De in Nederland (Amsterdam en Rotterdam)
engrosprijs op Java voor i L kwaliteit bras ƒ8 a aangevoerde Java-rijst is gemiddeld de beste van
8,50, 2" kw. ƒSO. 5,50, rijstmeel (minier) ƒ2 a 3 alle ingevoerde rijstsoorten en maakt in verband
per pikol. De padi kostte toen ƒ2,20 de pikol, daarmede ook de hoogste prijzen. In ißgg, toen
een betrekkelijk hooge prijs. De ingevoerde rijst de prijzen vrij goed waren, kon per 50 K.G.
is regelmatig iets lager in prijs dan de inlandsche. _: ƒ 8 worden gemaakt, terwijl Birma-rijst slechts
De kwaliteit is trouwens ook minder. Is het ver- _■ /4V2 kon bedingen. Daarbij moet echter in
schil groot, dan vindt ongetwijfeld een groot deel aanmerking worden genomen, dat de aangevoerde
der ingevoerde rijst haren weg bij Chineesche Java-rijst slechts cene geringe napelling behoeft
groothandelaars tot vermenging onder Java-soorten. te ondergaan om voor de consumtie te kunnen
In de Buitenbezittingen zou de invoer in 1597 dienen, en die van Birma nog in het geheel niet
hebben bedragen 1.502.000 pikol (de padi her- gepeld en slechts ten deele gedopt is.
leid naar het gewicht van gepeld product), waar- Na de Java-rijst is die van Japan de beste.
van in de gewesten O.kust van Sumatra, Riouw
en onderhoorigheden en Palembang te zamen
Deze gold in ißgg _: f 7.
Een gedeelte van de Cheribon-rijst wordt niet
zooals de overige Java-rijst in Amsterdam of Rot-
1) Het Koloniaal Verslag van 1898 vermeldt terdam door tusschenkomst van een makelaar
dienaangaande: De prijzen van het product (meestal op aflading) verkocht, maar te Batavia
liepen als altijd zeer uiteen, niet alleen in het bij inschrijving verkocht. Deze verkoop geschiedt
cene gewest, vergeleken met het andere, maar dan per kojang (zie KOJANG) van 27 pikol. De
ook in verschillende gedeelten van een zelfde „Kandanghauer", een der bekendste merken, bracht
gewest en bovendien naar gelang van den tijd in het laatst van Augustus iSgg ƒl9B op tegen
van het jaar of uit andere oorzaken. Volgens ƒ259 in 1898,7242 in 1897 en ƒl7O in 1896.
de maandopgaven was in de meeste gewesten „De Indramajoe-West" ') bracht ± ƒ207 op tegen
de hoogste noteering voor witte rijst ƒ 7 a ƒ 8 ƒ232 in 18985/230 in 1897 en/162 in 1896.
per pikol (in eenige wdnige zelfs ƒlO a/11) Bij de verkoopen in Nederland scheidt men de
en de laagste ƒ2 a ƒ3. Over het geheel waren Java-rijst in de kwaliteiten Java-tafel en Blanke
de noteeringen over 1897 belangrijk hooger lava als betere soort en Ordinaire Java, zooals
dan die over 1896. de naam aanduidt, als mindere.
De handelsstatistiek van het Dep. v. Fin. over
iBg7 neemt als gemiddelden prijs aan ƒO,OB 1) Evenals Kandanghauer een particulier land
per K.G. gepeld en ƒ0,05 ongepeld product. in Cheribon.
3-*
498 RIJST,

De koopers van de Java-rijst en andere rijst- Museum te Haarlem over de samenstelling van
soorten op de Nederlandsche maikt zijn meestal Indische voedingsmiddelen onder leiding van Dr.
bezitters van rijstpcllerijen, o. a. in de Zaanstreek. M. Greshoff door den heer J. Sack zijn verricht,
Deze verkoopen het gepelde en bewerkte product is de samenstelling van Java-rijst uit den handel,
weer aan tusschenhandelaars en winkeliers. rijstmeel, kleefrijst of witte ketan, kleefrijstmeel


Samenstelling, Voedingswaarde, Ge- of ketanmeel en zwarte kleefrijst of ketan, als in
bruik. Volgens de uitkomsten der onderzoe- onderstaand staatje is aangegeven (alles in pro-
kingen, die in het laboratorium van het Koloniaal centen):

Koolhy-
Stikstof Voedings-
draten be- Asch
Stikstof X 6,25 Vet Vezelstof Water
rekend als (ruwasch) cijfer
z.g. eiwit zetmeel

[ava-rijst uit den


handel I-I3 7.06 0.60 80.27 0.51 1.50 10.09 121

1.05 6.56 0.20 77-36 0.50 0.48 14.84 114


kleefrijst of witte
ketan 1.23 7.69 O.30 77.92 o.55 0.64 13.00 121

ketanmeel ...
Cleefrijstmeel of
1.30 8.13 O.80 73.12 0.26 0.70 13.68 120

iwarte kleefrijst
of ketan .... 1.21 7.56 i.6g 72.48 i.ii 0.82 15-33 118
Onder voedingscijfer wordt verstaan de som en de voedingswaarde werd ingesteld
van rijst
van eiwit, vet en zetmeel, resp. vermenigvuldigd door Dr. P. A. Boorsma (zie Geneesk. Tijdschr.
met 5,5, 2,3 en 1. Aangenomen wordt dus dat eiwit voor Ned.-Indië, Dl. 39, afl. 5 en 6), welk onder-
5,5 en vet 2,3 maal zooveel waard is als zetmeel. zoek rekening houdt met de vraag of het optre-
Verder wordt bij de opgave opgemerkt dat rijst- den van beri-beri in eenig verband kan staan
meel op Java tepoeng bras en ketanmeel te- met rijstvoeding, wat door sommigen is beweerd.
poeng siam" l) genoemd wordt. Terwijl door den een de meening wordt uitge-
Het spreekt vanzelf, dat de samenstelling van sproken, dat bedorven rijst de uitbreiding der
rijst evenals die van andere granen niet constant beri-beri bevordert, meent de ander, dat geheel
is, evenmin voor dezelfde variëteit als voor ver- gepelde dus afgewerkte rijst, als hoofdvoedsel ge-
schillende variëteiten. De wijze van cultuur, de bruikt, het ontstaan van deze ziekte in de hand
aard van den grond, het klimaat enz. zijn facto- werkt, dat althans roode rijst, die het zilvervliesje
ren die op de samenstelling invloed uitoefenen. nog bevat, in dat opzicht een beter voedsel is
Een uitvoerig onderzoek over de samenstelling dan de volledig gepelde witte rijst.
Boorsma vond als gemiddelde samenstelling van
i) Dit wordt van Bangkok aangevoerd en sawah-padi en die van de weefsels afzonderlijk
dient veelal tot bereiding van gebak. het volgende:

Ruw eiwit
Water (stikstof O pi. kool- Kleurstof Asch
Vet Zetmeel Cellulose
hydraten
X 6,25)

fitte rijst
(iaba: 13-72 6.71 2.08 51.06 9.69 2.58 5-2
bestaande uit:
24 % kaf 12.50 3-13 2.7 35-o 2.1 «7-5
7 % vlies 13.20 11.25 14.6 8.5 IO.O
9.8
69 % kern 14.10 7.50 0.6 74.0 1.0 2.0 0.55
oode rijst
bestaande uit:
(24 % kaf)
6 °/0 vlies 12.9 15.0 15.4 10 i 22 10
70% kern 13-5 7.82 0.6 71.0 1.0 3-5 0.6
ifitte ketan
bestaande uit:
(28 0/0 kaf)
7,5 7o vlies 14-5 11.50 13.0 10 ? 9.0
64,5 o/o kern 14.8 7.38 0.7 70.0 1.0 3-9 0.65

RIJST. 499

De opgegeven verhouding geldt alleen voor Daarvan was in water oplosbaar: kali 6.8%, kie-
gevulde padikorrels. Daar iedere rijstpluim on- zelzuur 1.2% ■).
ontwikkelde korrels bevat, soms in groote hoe- Rijst is dus het graan, dat het meest als voedsel
veelheid, verkrijgt men meestal meer kaf. Verder voor den mensch wordt gebruikt. Voor milliocncn
is van belang, zegt Boorsma, dat de cijfers be- is het zelfs de bijna uitsluitende voeding, ongeveer
trekking hebben op volwassen sawah-padi; de zooals in Nederland bij de mingegoede arbeiders-
samenstelling van padi, op gagavelden geoogst, bevolking brood en aardappelen bij elkaar. Toch
wijkt mer-rbaar af. Boorsma vond zulke padi van is de voedingswaarde betrekkelijk niet hoog en
minder gehalte, althans wat eiwit betreft, dan die moeten daarom zeer groote hoeveelheden gebruikt
van geïrrigeerde velden. worden om aan de behoeften van het lichaam aan
Onder de niet bepaalde bestanddeelen vallen verteerbaar eiwit en ten deele ook aan vet te vol-
te vermelden pentosanen en lecithine. Deze komen doen. In werkelijkheid worden ook door de rijst-
echter alleen in het kaf of in de zemelen voor. ctcnde bevolking van Indië en China groote hoe-
Bij ketan vond hij weinig meer oplosbare veelheden gegeten. Men zegt, dat een Maleische
koolhydraten dan bij gewone rijst, wat anderen arbeider van Achter-Indië maandelijks 28 K.G.
meenen gevonden te hebben. gebruikt, een Siamees zelfs 32 K.G. en Japanners
Voor de samenstelling der reinasch werd ge- en Chineezen ook niet minder dan I K.G. per
vonden, wat betreft hare hoofdbestanddeelen, bij: dag consumeeren. In de gevangenissen op Java
is het rantsoen 3/ t K.G. per dag.

reinascK
Om zich een juist denkbeeld te vormen van de
kern voedingswaarde is eene vergelijking met die van
aardappelen en gebuild tarwemeel resp. wittebrood

Geïsolrd
van waarde. In de eerste plaats behoort dan het

0.52% 53 4.2 l.I H-o


o
II. 22
gehalte aan eiwit, vet en koolhydraten in die
voedingsmiddelen bekend te zijn en op water-
vrije droge stof te worden berekend en in de
(met
l | l f

tweede plaats dient met de verteerbaarheid reke-


ning te worden gehouden.
Stelt men het gehalte van watervrije rijst (bras)

vlies asch) op 9.1% eiwit, l.o°/0 vet en 88.0% koolhydraten,


zoo kan men de aardappelen ongeveer stellen op

Geïsolrd 8.7% 5.0 5.0 2.4 7.90/0 eiwit, 0.6% vet en 84.0% koolhydraten en
46 '5-5 IO.O 27 tarwemeel op 13.5% eiwit, 1.8% vet en 82.7%
koolhydraten. De verteerbaarheid bij rijst werd
(met
f I I |

voor eiwit, vet en koolhydraten respectievelijk


gevonden (König, Die menschlichen Nahrungs-
und Genussmittel) 79.6%, g2.g°/o en 99- 10/o, D j
asch) aardappelen 67.g%, g6.3°/o en 92.4°'d, bij witte-
brood 74.3V0, vet niet bepaald en 98.o0/o- Deze

Gaba 1.4% 44.8 2.4 6.0 2-5 16.0


2
II. 26
cijfers zijn gevonden bij vergelijkende proeven,
waarbij deze voedingsmiddelen uitsluitend werden
toegediend. Gemengd met ander voedsel zouden
(met de cijfers wellicht iets anders geweest zijn.
Volgens bovenstaande cijfers is het gehalte aan
voedende bestanddeelen bij rijst iets hooger dan

max. min. max. min.


bij aardappelen, maar minder dan bij tarwemeel.
Wat verteerbaarheid betreft (de geringe hoe-
veelheid vet legt hierbij geen gewicht in de schaal)
wint de rijst het echter, ook van het wittebrood.

Phosprzu IJzeroxyde Calciumoxyde


Met het oog op de beteekenis van rijst als een
voedingsmiddel meer in het bijzonder voor tro-

Magnesia Kali
pische landen, waar moeilijk verteerbaar voedsel
eerder digestie-stoornissen veroorzaakt dan in een
koeler klimaat, is deze gemakkelijke verteerbaar-
heid een punt van groot gewicht. In elk geval
Volgens een onderzoek van den ondergeteekende blijft echter rijst evengoed als aardappelen en
werd bij eene productie van 43 pikol luchtdroge brood eene eenzijdige voeding. Men krijgt te veel
padi per bouw 63 pikol droog stroo (damèn) ge- koolhydraten in verhouding tot eiwitstoffen en
produceerd, dus 40.6% padi op het gewicht dei- vermoedelijk ook vet te verteeren. Het is dus ge-
planten berekend. wenscht naast rijst een eiwitrijk voedsel als vleesch,

'
Het betrof eene soort padi boeloe (van kaf- visch of wel booncn te gebruiken 2), hetgeen dan
naalden voorzien) die 87.5% gaba bevatte, dus ook gewoonlijk, zelfs door de armste inlanders'
12.5% merang. Per bouw werd dus naast 43 pikol gedaan wordt. Mager rundvlcesch bevat, op droge-
padi en 63 pikol gewoon stroo 37.6 pikol gaba
en 5.4 pikol merang (kort stroo, waaruit de gaba
stof berekend, ±87% eiwit en ee_ 8% vet, en
is verwijderd) verkregen. In de merang werd 0.5% i) De samenstelling van Europeesch rijst-
stikstof bij 15.g% water gevonden, terwijl eene pelmeel (dëdëq) kan men stellen op: water
analyse van het op het veld achterblijvende stroo 1 1.5 %, ruw eiwit g.0%, vet 7.3%, koolhydra-
het resultaat opleverde: water 10.2%, stikstof ten 54.8%, ruwe celstof 10.7%, asch 6.7%.
0.36%, asch 18.4%. In de asch kwam voor: phos- 2) Klapperolie kan o. a. in het tekort aan
phorzuur 0.2%, kiezelzuur 81.0%, kali g.8%. vet voorzien.
500 RIJST. — RIJSTTAFEL.
daarvan is ongeveer g7% en 81% verteerbaar. het mesten van varkens gebruikt en staat, wat
Er behoeft in verband met deze cijfers niet veel voedingswaarde voor vee betreft, zelfs hooger dan
vleesch bij de rijst gebruikt te worden om de de rijst zelve, dit laatste in verband met het aan-
voedingsverhouding aanzienlijk te verbeteren. zienlijk hooger vetgehalte, circa 8 <•/„, naast circa
Boorsma maakt in zijne verhandeling over Rijst 9 °/o ruw eiwit en 55% koolhydraten.
1. c. de opmerking, dat de rijst zóó arm is aan Het rijststroo vindt volgens Scmler o. a. toepas-
anorganische verbindingen, dat niet genoeg sing voor papierbereiding, waarvoor het zeer ge-
voedingszOuten aanwezig zijn om aan de behoef- schikt is. De waarde van rijststroo als veevoeder
ten van het lichaam ook in dat opzicht te voldoen. doet niet onder voor stroo van andere granen '),
Dit tekort moet dan eveneens door de nevenvoe- zoowel dat van bergrijst als dat van sawahrijst.
ding worden aangevuld. Het eerste schijnt echter van iets minder gehalte
Om gewone rijst voor het gebruik gereed te te zijn dan het tweede. Aan verteerbare voedings-
maken wordt deze op Java gaar gestoomd. stoffen overtreft het rijststroo zelfs het haverstroo.
Dit geschiedt in een trechtervormig, bamboezen Gevonden werd bij een onderzoek in Japan:
mandje, koekoesan genaamd, geplaatst in den Stroo van Stroo van
hals van een koperen ketel, den zoogenaamden sawahrijst bergrijst
dandang. Somtijds wordt echter de rijst een- Ruw eiwit 3,2 proc. 3,0 proc.
voudig in een aarden pot gekookt, wat echter Koolhydraten 36,1 „ 31,6 „
het bezwaar heeft, dat zij licht aanhakt, hetgeen
bij het stoomen in een koekoesan niet mogelijk
Ruw vet 0,9 „ 1,1 „
Het stroo behoort dan in den vorm van haksel
is. De rijst wordt opgedischt in een zoogenaamde bij ander voeder te worden gegeven, wat op Java
tjëting, een open, eenigszins eng toeloopend bij de cavalerie ook geschiedt.
mandje van fijn gevlochten bamboe. Litteratuur: De Sturler, Landbouw in N. Oost-
De korrels van de kleefrijst (ketan) verliezen Indië; v. Gorkom, Oost-Indische cultures, l c deel
bij het koken in water hun vorm en worden kle- en supplement; Semler, Die tropische Agrikul-
verig. Men maakt er eene soort brij (boeboer) tur; Sollewijn Gelpke, Verslagen over de padi-
van of men gebruikt de ketan voor het maken cultuur in de afdeeling Ngrowo; Sollewijn Gelpke,
van gebak. De rijstkultuur in Italië en De rijstkultuur op Java
Behalve als voedsel voor mensch en dier dient in Bijdr. t. t. 1. en vlk. v. Ned.-Indië, g,J deel,
de gewone rijst nog voor de bereiding van rijst- 1874; v. Gorkom, Rijst, in Beschrijvende catalo-
stijfscl of bedak (poudre de riz), gebruikt voor gus v. h. Koloniaal Museum; v. Hasselt, Volks-
waschstijfsel, appretuur van weefsels en papier en beschrijv. van M.-Sumatra; Snouck Hurgronje, De
kosmetiek. In Europa wordt voor de bereiding Atjehers; Jacobs, De Badoej's; A. W. Nieuwen-
van rijststijfsel de gebroken rijst eerst uitgetrokken huis, In Centraal-Borneo; Ling Roth, The Natives
met zwakke loog, dan gewasschen en gezeefd en of Sarawak and British North-Bornco; K. F.
de in het water bezonken stijfsel (zetmeel), na Holle, De Vriend van den Javaanschen landman,
zooveel mogelijk van het water bevrijd te zijn, 14 deeltjes; K. F. Holle, Bijdrage tot de kennis
gedroogd en in den voor den handel gewenschten der ziekten en plagen van het padigewas; K. F.
vorm gebracht. Door menging met kleurstoffen Holle in Tijdschrift voor Nijverheid en Land-
wordt een mengsel verkregen, dat voor het verven bouw in N.-Indië, deel 12—28; Mayer, Een blik
van geweven stoffen kan dienen. in het Javaansche volksleven, 2e deel; Mayer, De
Bij de in Indië bereide rijststijfsel (zie BEDAK) Javaan als landbouwer en veefokker; H. C. H.
worden de kleefstof en andere bijmengingen van de Bic, De Landbouw der inlandsche bevolking
het rijstzetmeel, opgelost door de rijst met water op Java; Koningsberger, Schadelijke en nuttige
te laten gisten, waarbij verzuring plaats heeft. insecten van Java; Wcrner und Körnicke, Die
Rijstmeel wordt gebruikt voor de bereiding van Getreide-Arten; Amory Austin, Rice: its cultiva-
raggi (zie aldaar). Van gewone rijst en ketan maakt tion, production and distribution in the United
men ook nog gebruik voor het maken van tapej States and foreign countries; Koloniaal Verslag;
(zie aldaar), uitvoerig beschreven door Vorderman De Bussy, Jaaroverzichten van den handel in kolo-
in Geneeskundig Tijdschrift voor N.-Indië, deel niale producten, enz.
33, afl. 3, 1893, nader onderzocht door Went en <'. |. V. LOOKEREN CAMrAGNE.
Prinsen Geerlings (Archief voor de Java-suiker- RIJSTPAPIER." Zie PAPIER.
industrie, jaargang 1894, p. 529), een product, RIJSTTAFEL. De rijst, het voornaamste voed-
dat o.a. dient bij de bereiding van arak. sel van de Indo-Maleische volken in Zuid-Oost-
De kleefrijst is meer dan gewone rijst geschikt Azië en den Aziatisch-Indischen archipel, is van
voor de bereiding van alkoholische dranken, hoe- de zich in die streken vestigende Europeanen,
wel ook de gewone rijst daarvoor wordt gebruikt. vooral van de Nederlanders en hunne afstamme-
De Japanners maken er den rijstwijn, z.g. sake lingen, het hoofdbestanddeel der tafelgerechten
van, waarvan jaarlijks millioenen hectoliters ge- geworden. De rijst vormt bij de mingegoeden
produceerd worden, en de Chineezen eveneens doorgaans, even als bij de inlanders, de hoofdspijs
eene soort wijn. Deze heet lo tsioe en is in der drie dagelijksche maaltijden; terwijl ze in het
vele Chineesche warongs in het binnenland van huisgezin der gegoede Europeanen als regel althans
Java verkrijgbaar. Dit product schijnt meestal op voor één maaltijd, dien omstreeks het middaguur,
de hoofdplaatsen bereid te worden en dan ver- ook den hoofdschotel uitmaakt.
zonden. Is nu zulk een dagelijksch rijstmaal bij den
De bruine kleur van Japansche soya is afkom- gewonen inlander en den armen Europeaan hoogst
stig van geroost rijstcmcel. eenvoudig, wijl de rijst daarbij slechts gekruid
De afval van de bereiding van rijst dient ten
slotte nog voor veevoeder. In Europa is het rijsl- 1) Zie Dr. O. Kellner, Die Zusammensetzung
pelmeel, Jav. dëdëq, onder den naam rijstvoeder- und Verdaulichkeit des Reisstrohes, in Die land-
meel bekend. Het wordt voorul met succes voor wirtschaftlichcn Versuchsstationen, Bd. 37, bl. 23
RIJSTTAFEL. — RIJSTVOGEL. 501

wordt door wat Spaansche peper, een gedroogd garnalen); gepofte of in de aren gekookte maïs
of gebakken vischje, een stukje gedroogd vleesch (dj a gong). Van de kruiderijen (boemboe-
of eenige saus uit kerrie of groenten gekookt bo cm boe) in al deze spijzen voorkomende, zijn
(1 od e h), zoo is daarentegen bij den meergegoe- de voornaamste: laos (galanga); djahé (gem-
den inlander en Europeaan deze rijstmaaltijd dooi- ber), uien, knoflook, ketoembar (komijn); djin-
de zeer talrijke en afwisselende bijgcrechten, welke te n (karwei), curcuma, enz. Confituren (m an i-
daarbij worden opgediend, een rijk voorziene disch san), zooals van tamarinde en mangga-vrucht,
geworden. zuren (atjar) van Europeesche of Indische her-
Het bestaan van geheele kookboeken, bijzonder komst, zijn almede een gezochte toespijs; terwijl
behandelende die verschillende gerechten, hunne voor de echte liefhebbers, wien al de in de spij-
samenstelling en toebereiding, bewijst wel de groote zen voorkomende kruiderijen nog niet prikkelend
verscheidenheid daarvan, doch tevens de onmoge- genoeg zijn, afzonderlijke schoteltjes met fijnge-
lijkheid in een werk als dit een eenigszins volle- wreven Spaansche peper gereed staan. Het spreekt
dig denkbeeld van de rijsttafel te geven. De vol- wel van zelf, dat, bij deze groote verscheiden-
gende beknopte schets moge dus volstaan. heid, voor elk bijzonder rijsttafelmaal slechts eene
De rijst zelve wordt voorgediend na vooraf keuze uit de vele in aanmerking komende scho-
behoorlijk te zijn uitgewasschen en gekookt of tels en toespijzen kan gedaan worden. Bij goede
gestoomd, zoodat de korrels, hoewel gaar, vrij droog keuze en toebereiding is de hier beschreven rijst-
zijn en niet aaneen mogen kleven tot eene vaste tafel een disch, waaraan de nieuw aangekomene
massa. Bij de rijst dienen verschillende sausen, zich spoedig gewent en ze weldra als bijzonder
waarvan de meest algemeene wel is de kerriesaus, smakelijk waardeert, zoodat feitelijk de rijsttafel
het aftreksel van den Curcuma-wortel; voorts ver- het hoofdmaal in Indië is. Buiten Ned.-Indië
schillende groentesausen (sajoran), eveneens schijnt door den Europeaan van de rijsttafel min-
mcestijds naar het hoofdbestanddeel genaamd als der werk gemaakt te worden; vooral is dit het
b.v. sajor lodeh (van verschillende groenten), geval in de Britsch-Indische koloniën. In Neder-
sajor assem (van tamarinde en spinazie (bajem), land is de rijsttafel bij vele Indische familiën in
sajor kloeak, enz. Vleeschschotels worden in eere, en men kan tegenwoordig in onze steden,
hoofdzaak gevormd door kip of rundvleesch, beide bepaaldelijk te 's Gravenhage, eene ruime keuze
ook veel tot gehakt (frikadel) gemaakt. Kip (ajam) der ingrediënten bij de kruideniers aantreffen;
wordt op allerlei wijze toebereid: gekookt, ge- echter blijft de Nederlandsche rijsttafel slechts
braden, ingewreven met kerrie en allerlei krui- eene gebrekkige vertooning der echt-Indische.
den. Kip in stukken gesneden met dikke uit Wie meer uitvoerig de rijsttafel beschreven
verschillende kruiden bereide saus wordt ajam wenscht te zien, zij verwezen naar Indische kook-
besengeh genoemd. Ofschoon in mindere mate, boeken, b. v. Oost-Indisch kookboek (G. Kolff en
worden ook van eenden (bebèk) soortgelijke Co. Batavia); voor eenvoudiger rijsttafels heeft
schotels gemaakt. men 't kookbockje van Mevr. G. G. Gallas (Nij-
Varkensvleesch komt voor in den vorm van megen, bij IL C. A. Thieme, 1878). Wetenschap-
dobbelsteenljes geroosterd op bamboestokjes (het pelijke studiën over dit onderwerp zijn vooral
is de zoogenaamde sesa té, die echter ook van door Dr. A. G. Vorderman te Batavia gemaakt.
andere vleeschsoorten gemaakt wordt). Hier zij Zie voorts bij VOEDINGSMIDDELEN.
ook vermeld de dengdeng, zijnde dunne lapjes RIJSTVOGEL. leder kent dit fraaie vogeltje,
rund-, buffel- of hertenvleesch, ingewreven met zoo groot als onze huismusch, met rooden snavel
kruiderijen, in de zon gedroogd en voor het ge- en witte wangen, buik grijspurperkleurig, stuit
bruik rrnrr tafel in olie of boter gebraden. en staart zwart. Oorspronkelijk inheemsch op Java,
Verschillende zee- en riviervischsoortcn vormen, thans ook op Sumatra een vrij onwelkome gast
gekookt, gebakken of in een kerriesaus voorge- voor den rijstbouwenden inboorling. Bij naderen-
diend, zeer gezochte bijschotels. Ook de als han- den oogst ziet men ze, in zwermen san honder-
delsartikel in gedroogden toestand te verkrijgen den, als dichte wolken boven de rijstvelden zwe-
vischsoorten— voor den inlander vaak zijn eenige ven; zij zouden aan het gewas groote schade toe-
dierlijke spijs bij de rijst— komen als bijscho-
tels voor. Garnalen en krabben (oedang en ke-
brengen, indien niet de inlanders, naar de grootte
van het veld een of meer, op hooge bambocpalen
p i t i n g) gekookt en met Spaansche peper bereid, staande wachthuisjes bouwden en in alle richtin-
of gehakt en in de eigen schalen voorgediend, gen dunne bamboestokken plantten, waarover tal-
vormen ook menigen schold. rijke draden loopen, allen samenkomende in het
Van eierspijzen als gewone schotels moeten ge- wachthuisje; aan deze draden hangen droge bla-
noemd worden ommelettes en vooral gezouten en deren, gekleurde lappen, poppen, klepperende
hard gekookte eendenderen (telor as sm). houtjes en dergelijke schrikwekkende voorwerpen;
Bij dit alles komt nu eene geheele reeks van vertoonen zich nu de rijstvogels dan wordt in de
kleinere schoteltjes, de zoogenaamde sambalans wachthuisjes aan de draden getrokken en het gan-
van den meest verschillenden aard, waarvan de sche veld verandert irr eene ratelende en kleppe-
Spaansche peper, kokosnoot en ook soya en rende en bont bewogen massa, die de verschrikte
trasi (ook een produkt van visch, vrij onwel- vogels verjaagt. Na den oogsttijd kunnen zij zich
riekend doch wegens den smaak onontbeerlijk) vergasten aan de enkele vergeten aren en aan
een bestanddeel uitmaken. Wij noemen slechts het zaad van het dan overal welig opschietend
levertjes van kippen, zeer kleine garnalen en ge- onkruid; door dit laatste zijn ze weder nuttig voor
droogde vischjes (de Makasaarsche roode visehjes), den landbouwer. Wanneer op de rijstvelden niets
gezouten vischkuit (troeboek genaamd); ta- te halen is, leven zij paarsgewijze en voeden zich
ngée (ontkiemde katjang idjoe) (Phaseolus); met allerlei zaken, vruchten, wormen en kleine
gebraden terong (vrucht van eene Solanum- schaaldieren, leven in tuinen, boschjes en huizen;
soort); peteh (boonen van I'arkia); kroe- dan worden de 6 ri 8 witte eieren gelegd in
poek (bereid van gedroogde tot poeder gestampte nesten van allerlei vorm afhangende van de ver-
502 RIJSTVOGEL. — SAGA.

schillende nestplaatsen. Op Java heet deze vogel rijstwortel te Londen en Hamburg aan de markt
Glate of Gëlatik ofPadda; de laatste naam komt, is Zacaton.
is volgens v. Rosenberg ten onrechte in verband RIJSWIJK. Zuidelijke wijk van Batavia, niet
gebracht met het Maleische woord voor rijst. De haar naam ontleenend aan het bij 's Gravenhage ge-
naam Gla tik zal wel eene verbastering zijn van legen plaatsje, maar aan een aldus geheeten fortje,
Glate of Gëlatik, tegelijk met den vogel naar dat in 1656 werd opgetrokken ter plaatse waar
Padang's omstreken overgebracht. Deze Rijstvogel zich thans het marine-hótel of de cavalerie-kazerne
draagt in de wetenschap den naam van Amudina bevindt. Er werden 5 forten gebouwd tegen de
oryzivora. strooptochten van de Bantannners, die in den loop
RIJSTWORTEL („REISWURZEL", CHIEN- van dat jaar de vijandelijkheden tegen de Com-
DENT). Materiaal voor de vervaardiging van bor- pagnie op 't onverwachts hadden hervat. Soute-
stels en vegers. Het gelijkt in uiterlijk op akar lande o. a. heette naar „de bracke gronden in
wangi (I, 16) en komt trouwens van hetzelfde dewelcke dat fort is liggende". Batenburch was
plantengeslacht; het zijn de (reukelooze) geschilde gemaakt „van een tempel eenige jaren voorleden
wortels van verschillende Andropogon-sooxten, door de Chinezen tot haere duy vel-dienst gebouwd".
meest uit Mexico. Eene zeer goede soort komt uit En Rijswijk lag „in de rijsvelden", die men tegen-
N. Italië, deze is van Andropogon Lschaemum L. woordig rijstvelden noemt. (T. Bat. Gen. XVIII,
en Chrysopogon gryllus Trin. afkomstig. De bl. 328).
eigenlijke handelsnaam, waaronder Mexicaansche

s
SAAS. Zie HARING. doch niet zeer duurzame dakbedekking en dienen
SABAJOE. Zie HAMPALA. tot het inpakken van goederen.
SABAMBAN. Behoorende tot de Tanah Boem- SADENG. Jav. Zie SADANG.
boe, deel van de afd. Pasir en de Tanah Boemboe, SADI-LATA. Jav.
res. Zuider- en Oosterafd. van Borneo, is een Androgmphis puuicululu Nees, fam. Acantha-
zelf besturend landschapje, gelegen aan de Z.O. cene. Een zeer oud en nog heden gebruikt Indisch
kust van Borneo en begrensd door het landschap kruid, o. a. tegen slangebeet. Reeds in de Scrat
Batoe en de afd. Martapoera. Het heeft een opper- Rama wordt verhaald, hoe Rama dit sadi-lata ter
vlakte van slechts 3 □ g. m., terwijl de geringe genezing aanwendde, toen hij en zijn leger ge-
bevolking, bestaande uit Maleiers en Boegmeezen, troffen waren door het vergift van een slang,
zich voornamelijk op de vischvangst toelegt. Het waarin Raden Indradjet zich gemetamorphoseerd
wordt bestuurd door een hoofd met den titel had. In de Serat Manikmaja heet de plant sam-
pangéran. bilata. Dr. Boorsma isoleerde uit de bladeren
SABELO. Zie AROENG. dezer plant de kristallijne bitterstof andrographid;
SABETA. Maleische naam voor een kever- voorts bevatten zij een zeer hoog gehalte aan
larve, die in palmstammen leeft en gegeten wordt; kalizouten, waarop bij vele planten dezer familie
mogelijk is het Calandra ferruginea. het gebruik als inwendig geneesmiddel berust.
SABI. Bat. Zie SESAWI. SADING. Oost-Java. Zie SADANG.
SABRANG KADJOE. Mad. Zie OEBI KAJOE. SADJIRA. District van de contróle-afdeeling
SACCA-KOFFIE. Het gedroogd en geroost Lebak-kalèr, regentschap en afd. Lebak, res. Ban-
vruchtvleesch der koffiebes, soms als (waardeloos) tam; met eene oppervlakte van 42.136 hectaren.
koffiesurrogaat gebruikt, op de wijze van cichorei. Het district telt 58 desa's.
SACCHARUM. Zie GLAGA. SAÈH Soend. Zie GLOEGA.
SADAGORI. S kno. Zie SIDAGOERI. SAFFLOER. Zie KASOEMBA.
SADANG. Rivier, ontspringende in het Toradja- SAFFRAAN. Zie KONKOMA. Het zijn de
gebergte in Centraal-Celebes. De atlas van Stern- stempels uit de bloemen van Crocus sativus L.,
fort en ten Siethoff, blad Celebes (igoi) geeft fam. Lridncene. Ruim 100.000 bloemen zijn noo-
deze rivier over bijna haar geheele lengte door dig voor één gram saffraan.
stippellijnen aan. Zie het art. CELEBES I, 323 SAFRAN DTNDE. F'ransche handelsnaam voor
en Tijdschr. Aardr. Gen. XIX, igo2. den tot gele kleurstof gebruikten kurkuma-wortel,
SADANG, SERDANG of SADENG. Jav.; zie KOENJIT (11, 255). Deze „Indische saffraan"
SADING, Oost-Java; WOKA, Alf. Men. en heeft dus niets te maken met de echte saffraan
Tem.; MANMÈN, N. G. 4 R.; NOM, id. Noemf.; (zie hiervoren).
SIMBEL, 801. Mong. SAGA I. Jav., Soend., Mal., Mak. en Boeg.
Livistona rotundifoliu Mart., fam. Pnlmue. Een SAGA, ofschoon ter onderscheiding van II in Jav.
hooge waaierpalm met slanken stam, in Ned.- wel SAGA TELIK en in Mal. SAGA POEHOEN;
Indië vrij algemeen. Van het hout maakt men KOENDIR, Menangk.
lansen, pagaaien, huisstijlen en daksparren; in Adenanthera pavonina L., onderfam. Mimoseae,
0.-Java o. a. de stijlen in de tabaksloodsen. De fam. Leguminosae. Boom van Z.-Azië. De schoone
stammen van oude boomen zijn zeer hard, sterk roode zaden worden aaneengeregen veel tot sie-
en duurzaam, mits zij niet boven den grond afge- raad gedragen. Zij dienen wel als gewichtseenheid
kapt, maar uitgegraven worden en dus aan het voor goudwerk en soms voor geneesmiddelen. Op
ondereinde gesloten blijven. De zeer breede, op Java worden zij geroosterd, de schil weggeworpen
de nerf gedoomde, bladeren geven eene goede en het witte gedeelte met rijst gegeten.
SAGA. — SAGOE. 503

11. Hetzelfde woord of SAGA TOENTENG, anderen emmer met water bezinken. Gedroogd
Jav.; TJAÈ, Soend.; SAGA KENDERI, Mal.; zijnde wordt het meel verpakt in van bladeren
RAKAT, Riouw; IDI-IDI MALAKO, Tem.; gevlochten mandjes (toeman, Mal. Mol.) en
KALEPIP, N. G. 4 R.; TOTOMBÈ of TAM- aldus vervoerd. Er zijn meerdere soorten van sagoe-
POENEI, Alf. Men. boomen, maar de meerdere of mindere waarde
Abrus prnecatorius L., onderfan,. Papilionacene, daarvan heeft betrekking op de verkregen hoe-
fam. Leguminosae. Slingerplant overal tusschen veelheid meel en niet op de hoedanigheid der
de keerkringen gekweekt, doch in Z.-Azië tehuis sagoe. Met water gekookt vormt de ruwe sagoe,
behoorend. De zaden zijn of rood met een zwarte als Sagoe-manta of Lapia-mata bekend,
vlek of bruinzwart met een zwarte vlek en wor- een dikke, lijmige brij, van een min of meer
den gebruikt bij het wegen van goud en ook samentrekkenden smaak, die met zout, limoenen
voor halssnoeren. De glycyrrhizine-houdende bla- en spaansche peper gegeten wordt. Deze brij,
deren behooren tot de geneesmiddelen der inlan- sagoc-brij of sagoe-pap, genaamd Papeda, Popé-
ders (o. a. tegen spruw, zie OBAT SERIAWAN) dah (De Clercq, Bijdr. Ternate, 292), volgens
en te Ambon wordt hun sap aan zuigelingen Riedel (Sluik- en kroesh.rassen, 82) ook Lapia, is
onmiddellijk na de geboorte toegediend. In Ma- een in de Molukken zeer algemeen voedingsmid-
laka verstaat men onder Daoen saga niet deze del. „De sagoe wordt door den Ambonees onder
blaadjes, maar de Senna van Mekka (zie DAOEN verschillende vormen gegeten en op zeer verschil-
SONA MAXI). De ongekookte zaden bevatten lende wijzen bereid. Het liefst wordt de sagoe
eene zéér giftige stof (abrine, eene soort toxalbu- door hem als papeda genuttigd, hetzij warm of
mine) en het is dus gevaarlijk, deze zaden aan koud. Warm zijnde wordt de papeda niet met
kinderen als speelgoed te geven, gelijk vaak ge- een lepel, doch met twee stokjes, gata-gata
schiedt. Onder den naam „Jequirity" zijn zij in genoemd, al draaiende opgeschept en dan van
de oogheelkunde gebruikt. In Duitschland kent het bord opgeslurpt, terwijl een saus van visch
men deze zaden als „Paternostererbsen"; hier te (koeah ikan) gekookt met spaansche peper
lande (in Amsterdam) wordt wel de aardige naam (t ji 1i), of ook wel van mosselen en andere
„Weesboontjes" gehoord. schaaldieren, niet mag ontbreken. Koud zijnde
SAGA KENDERI. Mal. Zie SAGA. wordt zij in een stuk pisangblad gewikkeld en
SAGA POEHOEN. Mal. Zie SAGA. dan als proviand op kleine tochten medegenomen."
SAGA TELIK. Jav. Zie SAGA. (Van Hoëvell, Ambon en de Oeliasers, 56). Het
SAGA TOENTENG. Jav. Zie SAGA. best te bewaren en het gemakkelijkst op reis mede te
SAGO. Uitgebrande vulkaan in de Padangsche nemen zijn de koekjes, die in aarden of metalen
Bovenlanden op Sumatra, met een gedeeltelijk oventjes gebakken worden en welke men bij het
verbrokkelden kraterrand en drie toppen, de B. gebruik vooraf even in water weekt; zij hceten
Malintang (2262), B. Karos (2033) en B. Sago Sagoe maroeka, op Banda Sangjera, op
(2007 M.). De Sago heeft een hoefijzervormigen, Celebes Palekoe. Voorts heeft men Sagoe
naar het zuidoosten openliggenden krater, met tetoepoea, het zwak gerooste meel; Sagoe
zwak glooiende hellingen, zoodat men er — wat boeksona, het meel met cocosraspsel, suiker,
bij weinige vulkanen mogelijk is — gemakkelijk peper en zout gekookt enz. De sagoe der Moluk-
in kan afdalen. De groote diepte der ravijnen ken komt weinig naar Europa, wel van die Borneo
bewijst, dat de vulkanische werkzaamheid reeds (de paarlsagoe heet in Indië wel Sagoe Borneh),
lang is geëindigd. De Sago vormt met den Merapi doch meer nog van Malaka; de hoofdplaats van
en den Singgalang een reeks, die de meren van dezen sagoehandel en sagoebereiding is Singapore,
Menindjau en van Singkarah scheidt. waar beide in handen der Chineezen zijn. Ook
SAGOE of POHON SAGOE. vui.c. Mal.; REM- op Oost-Sumatra wordt veel sagoe geklopt en
BOELOENG,Jav.; KIRAJ, Soend.; ROEMBIJA, naar Singapore uitgevoerd, om vandaar in den
Mal. en Mak.; lIOEDA, Tem.; of vorm van geparelde of korrel-sagoe Europa te
TEWASEN, Alf. Mkn.; LABIA, Goront.; 81, bereiken. De ruwe sagoe wordt te Singapore eerst
N. G. 4 R.; BARIAM, N. G. Noemf.; BIA, door slibben gereinigd (Sago flour) en dan
Boer.; MARIA, Atjeh.; LAPIA of LEPIA, Alf. nog vochtig gekorreld en meest ook geroosterd
AMB.; BAI en SOEAT, Amb. Gor.; KAMRIOE, (Pearl sago). Wat men in de kruidenierswinkels
Amb. Wet.; MANGAA, Amb. Kei; PIËONE, als „sago" koopt, is vaak niets anders dan ge-
Amb. Kis; RABIA, Amb. Aroe; ROTNIA, Amb. pareld aardappelmeel.
Serm.; EËRA, Amb. Ten. Behalve het meel van den sagoepalm, zijn de
Metroxylon Sngus Rottb., fam. Palmae. In ge- bladeren zeer in tel als de meest duurzame dakbe-
heel Indië tehuis behoorende 20—30 voet hooge dekking. De gedroogde bladeren zelve vormen een
boom met groote gevinde bladeren; in den gehee- goede soort atap. De 12 tot 15 voet lange blad-
len Maleischen archipel voorkomend, in 't wild steelen geven de „gaba-gaba" en worden op de
en gekweekt. Hoofdzakelijk dient de sagoeboom wijze van bamboe gebruikt.
ter verkrijging van het bekende meel, dat in het Eene monographie over de beteekenis van den
oostelijk deel van den Archipel nagenoeg het sagoepalm en zijn product in Ned. Indië ontbreekt
eenige, geenszins rijkelijke, voedsel der bevolking nog, zoo ook statistische gegevens. In de litteratuur
vormt, en trouwens ook elders niet zonder betee- zijn echter wel verschillende beschrijvingen aan-
kenis is (zie VOEDINGSMIDDELEN). Te dien wezig. Zoo gaven onlangs A. 1.. van Hasselt en
einde wordt de boom op 14- of Isjarigen leeftijd H. J. E. F. Schwartz een uitvoerig bericht over
geveld en in lange stukken gekapt, welke in de de sagoe-gewinning in de Poelau Toedjoeh (Zie
lengte gekloofd worden. Door middel van een Tijdschr. Aardr. Gen. XV, 1898,blz. 453), waaraan
dissel wordt het merg hieruit gekapt en in een het volgende ontleend is: „Twee soorten vanden
soort emmer gedaan die van onderen een zeef Metroxylon zijn hier bekend, de roembia doeri,
heeft. Alsnu met water gekneed, vallen de fijnere zoo genoemd om de menigte doorns aan stam en
deelen door de zeef en laat men deze in een bladstelen en de roembia bamban of bcmban,
504 SAGOE. — SALAK.
die nagenoeg geen doorns heeft, maar meer meel als in de kampong Kangkong, gebruik van ronde,
bevat. En ofschoon de bevolking dit weet, plant ondiepe, van boven geheel open ovens, vaak bijna
ze liever eerstgenoemde soort, omdat de doorns i/i Meter ; n middellijn, die men van klei, ver-
de wilde varkens weren, die anders heel wat van mengd met asch en plantengom vervaardigt."
het plantsoen kunnen vernielen. SAGOEWEER (SAGUEER). Zie PALMWIJN.
De zorgen, die een sagoe-aanplanting vereischt Ook wel Kolwater genoemd, d. i. water van den
zijn gering. De roembia plant zich, de eene soort kole-palm, waarover zie T. Bat. Gen. XXXIII,
meer, de andere minder, door uitloopers voort, bl. 208.
zoodat men volstaan kan met op groote afstanden SAGRIJNLEDER. Zie HAAI.
jonge plantjes in den grond te brengen, om na SAJAH MA-GOETÉLÉ. Tkkn. Zie TELANG.
verloop van een tiental jaren een bosch te hebben. SAJOR KALAPA. Mal. Men. Zie PAKOE
Men heeft verder te zorgen dat de grond van ADJI.
onkruid en de boomen van parasieten en slinger- SAJOR POETIH. Mal. Amb. Zie ll All',
planten gezuiverd worden en ook geeft het voor- BOELAN.
deel als men de droge en verdorde bladeren tijdig SAKAI. Zie ORANG SAKAI, 111, 124.
verwijdert. Heeft de boom zijn vollen wasdom SAKÉTA. Alf. Men. Zie DJARAK KOESTA.
bereikt, wat door de zwelling van de bloemkolf SAKKI. Zie HARING.
blijkt, dan wordt hij geveld, van doorns en bla- SAKSEN WEIMAR EISENACH. (KARL
deren ontdaan en, naar gelang van de lengte van BERNHARD Hertog van) Tweede zoon van
den stam, in tweeën of drieën gezaagd of gehakt. den toenmalig regeerenden vorst van dat land,
Na overlangs een deel van den harden bast ver- werd in 17g2 geboren en ging, na reeds op jeug-
wijderd te hebben gaat de werkman op den stam digen leeftijd in de Napoleontische oorlogen den
zitten en klopt of beitelt, memaloek, het merg vuurdoop te hebben ondergaan, in 1815 ais kolo-
er uit met een pemaloek, ook wel eenvoudig paloek nel in Nederlandschen dienst over. Hij streed in
genaamd. Dit gereedschapje bestaat uit drie deelen: dat jaar en, na in 1816 en later successievelijk
de tjadoek, die van niboeng, bengkoewang of een tot Gencraal-Majoor en Luitenant-Generaal te zijn
andere houtsoort vervaardigd wordt, en vergeleken bevorderd, gedurende de Belgische revolutie met
kan worden met een naar voren breed uitloopende onderscheiding in de gelederen van het Neder-
guts van ±3 dcc. lengte; de paloek, een hand- landsche leger, om in December 1848, als Gene-
vat van nangka of boeashout, dat aan het dikkere raal der Infanterie, te worden benoemd tot Com-
boveneinde eene langwerpige opening heeft, waar- mandant van het Indische leger. In April iß4g
door het smalle einde van de tjadoek gestoken op Java aangekomen, zou hij, na den dood van
wordt; en een wig, teradjau of badji om de tja- den Gcneraal-Majoor Michiels, in dat jaar tic derde
doek vast te zetten en den stand er van te regelen. Balische expeditie commandeeren, toen hij bij
Ter versterking van den beitel wordt het boven- zijne komst op Bali vernam, dat de oorlog zoo
einde door een rotan-koord, tali pcrapat, met het goed als geëindigd was. Tot het laatst van 1851
handvat verbonden. aan het hoofd van het Indische leger gestaan
Terwijl de sagoeklopper aan den arbeid is, legt hebbende, zag hij zich wegens ziekte genood-
hij aan weerszijden van den stam de bladscheden zaakt Indië te verlaten, om in October 1853 op
van den boom om het wegspringende merg op zijn verzoek te worden gepensionneerd. Na in
te vangen. Het fijne, uit den stam gebeitelde merg, 1854 te zijn benoemd tot lid van het Comité
serampin genoemd, brengt men naar het wasch- van defensie in Nederland, overleed hij in 1862
werktuig, dat aan een riviertje is opgesteld. Het in zijn geboorteland. Door een samenloop van
is een houten niet niboenglatten belegde stelling, omstandigheden kon hij gedurende zijn verblijf
waaronder een uitgeholde roembia-stam op schragen in Indië van zijn onbetwistbare gaven van aan-
ligt. De niboeng-vlocr is belegd met een mat van voerder meer in het kabinet dan in de gelederen
djakasbladeren of een stuk bast van den terab- of te velde doen blijken. Aan zijne voorstellen
boom. De werkman brengt de serampin op de
mat, gaat er vervolgens op staan en giet telkens
dankte het Indische leger — waarvoor hij, blij-
kens zijne laatste, uit het hart gevloeide dagorder,
water over het fijne merg, dat hij voortdurend met
zijne voeten trapt en kneedt. Het meel vermengt
groote sympathie koesterde — o. m. de oprichting
van het korps pupillen te Gombong en de geweer-
zich met het water, dat door de mat in den daar- makersschool te Meester Cornelis; terwijl zijne
onder liggenden trog vloeit, waarin het weder be- adviezen meer dan eens in zake de defensie van
zinkt. Het overtollige waler loopt er uit of wordt, Nederlandsch-lndië tegen een buitenlandsehen
als het meel bezonken is, uitgeschept. Het meel vijand werden ingewonnen, waarvoor hij in 1851
is nu voor den verkoop gereed en wordt in cylinder- een Raad van verdediging wist te doen in het
vormige manden verpakt en dan langs het riviertje leven roepen. In 1834 verscheen zijn „Précis de
stroomafwaarts vervoerd, waartoe men weer van la campagne de Java en 1811".
de uitgeholde sagoe-stammen als sampan's gebruik SALA. Mak.. Zie SALAK.
maakt; om deze beter te doen drijven worden rechts SALADANG. Zie KOEDA-AJER.
en links bamboestengels er aangebonden. SALAK. Mal., Jav. en Soend.; SALA, Mak.;
Doch niet alleen ruwe sagoe, ook parelsagoc KOEMBA, Atjeh.
wordt bereid, in welken vorm ze geroosterd als Zalacca cdulis Reinw., fam. Palmae. Uit Bali
voedsel wordt genuttigd. Om die parelsagoe te en Oost-Java afkomstig, wordt deze palm ook in
maken, wordt het bezonken meel, na gewasschen het overige deel van Ned.-Indië vooral op voch-
te zijn, op een mat uitgespreid die men aan de tige plaatsen veel gekweekt. Even als bij nipah
hoeken optilt en in schommelende beweging brengt. ontbreekt hier een eigenlijke stam. Het vleezig
'S an lieverlede vormen zich dan de korrels, die omkleedsel der zaden, dat een aangenamer, rin-
voor het gebruik in braadpannen worden geroosterd, schen, doch ietwat samentrekkenden smaak heeft,
waarbij ze met een houten lepel, pengharau, ge- wordt gegeten, rauw, gekookt of ingelegd in zout.
roerd worden. Ook wel maakt men daartoe, zoo- SALAK. Vulkaan op de grens der residentiën
SALAK. — SALEYER. 505

Batavia en Preanger regentschappen. Het topge- plaats ligt op 580 M. boven zee en heeft een
deelte is sterk geërodeerd; men kan echter nog koel, aangenaam, maar eenigszins vochtig klimaat.
twee kraters onderscheiden met een gemcenschap- Men heeft er fraaie gezichten op de hellingen
pclijken middenrug (hoogste top 2211 M.); de van den Merbaboe en den Oengaran, welke laatste
oostelijke is naar 't n.o. geopend door de diepe geheel begroeid is. De woningen der Europeanen
kloof der Tjiapoes, de westelijke naar 't w., door liggen grootendeels om de aloon-aloon, waaraan
een kleine beek, die langs de solfataren stroomt, ook de assistent-residentswoning gelegen is. Na
de eenige geringe overblijfselen der vroegere wer- het slechten, in 1848, van het fort „de Hersteller"
king. Men meent thans dat de Salak in histori- is het garnizoen overgebracht naar een kampe-
sehen tijd geene uitbarstingen heeft gehad; die ment, ten z. van de hoofdplaats, waar o. m. de
van iögg, die vroeger als schuldig aan de ver- Indische cavalerie gevestigd is. Op het eind van
ondieping der Tji Liwong en de verslechtering 1 895 bestond de bevolking der hoofdplaats uit
van den gezondheidstoestand in Batavia beschouwd g705 personen en wel: g 4Europeanen, 7401
werd, is door Hageman, Verbeek en Wichmann Inlanders, 1327 Chineezen, 21 Arabieren en 15
naar het fabelland verwezen; zij nemen aan, dat andere vreemde Oosterlingen. Op één paal ten
toen slechts bergschuivingen, waarschijnlijk door z. van de plaats ligt de bekende badplaats Kalita-
aardbevingen en banjirs, hebben plaats gehad.
— —
man. Salatiga is in de geschiedenis bekend door
De bodem op den Salak andesiet en bazalt de capitulatie van G. G. Janssens in Sept. 181 1.
is sterk verweerd; de hoogere hellingen zijn mee- In het laatst van igoi is de afdeeling Salatiga
rendeels met zwaar bosch begroeid en de lagere opgeheven en als contróle-afdeeling gevoegd bij
goed bebouwd en vooral aan de noordzijde dicht de afdeeling Ambarawa.
bevolkt. Naar 't z.w. is de Salak ketcnvormig ver- SALATIGA. District van de gelijknamige con-
bonden met de lagere toppen Perbakti en Endoet. tróle-afdeeling en residentie Semarang; met eene
SALAKMALANG. District van het tot Sultans- oppervlakte van 2g.535,14 hectaren. Het district
gebied behoorend regentschap Kalibawang, res. telt 121 desa's, alle gouvernements.
Djokjakarta. SALAWATI. Eiland aan de noordwestkust van
SALAM. Jav., Mal. en Soend. Nieuw-Guinea, gelegen tusschen ongeveer o' 40'
Eugenia polyantha IVight. = F. liicidula Miq., en i°3o' Z.B. en 130°35' en 131" 10' O.L. en
fam. Myrtuceuc. Een slanke 80 voet hooge boom, behoorende tot het Gebied der Vier Radja's; het
die zoowel op Java (M. en O.), als in het ooste- wordt door Straat Sagawin van het eiland Batan
lijk deel van F'.ngelsch-lndië voorkomt. Het hout Ta en door de straten Sakaboc en Kalobolol van
is vast en hard, voor huisbouw geschikt, en in het vasteland gescheiden.
groote platen te verkrijgen. De bladeren worden De kusten zijn vrij regelmatig en vertoonen
als specerij gebruikt in plaats van laurierbladeren. geen diepe inhammen; de noordkust is hooger
SALAMPING. Zie ORANG-OETAN. dan de westkust en bestaat uit kalkbergen, die
SALANGANES. Zie GIERZWALUW. ruim 1000 voet hoog zullen zijn; oostwaarts wordt
SALAPIA. Amb. Kam. Zie DJAMBOE. de kust laag en het terrein moerassig met uitge-
SALA-SALA. Mak. Zie BAKOE. strekte sagoebosschen en aan het strand een groot
SALASIH. Sol.Ni>. Zie SELASI. aantal klapperboomen. Rivieren worden er niet
SALATIGA. Zuidelijkste afdeeling van de resi- aangetroffen.
dentie Semarang, vóór ißgs een afzonderlijk regent- Behalve eenige kleine nederzettingen zijn er
schap, maar in genoemd jaar gevoegd bij het regent- twee groote kampongs: Samaté aan de noordoost-
schap Semarang. De afd. is groot 8,3 |J g-". of punt, alwaar de Radja verblijf houdt, en Sailolof
45.778,5 hectaren, zij is tevens contróle-afdeeling aan de zuidwestkust, dat door een zelfstandigen
en is verdeeld in de districten Salatiga en Tenga- Kapita-Laoet bestuurd wordt; alleen in deze vindt
ran met gelijknamige hoofdplaatsen. Het aantal men Mohammedanen, daar het binnenland door
desa's bedraagt 213. In het N. grenst deze afd. echte Papoea's bewoond wordt.
aan eene enclave, tot het gebied van den soesoe- Arm de noord\\ estkust van den vasten wal, van
hoenan van Soerakarta behoorende; vier kleinere af Kaap Jèrmoer Sba aan de noordkust tot de
enclaves liggen binnen de grenzen der afdeeling. monding der rivier Karabra op de westkust, heb-
Deze afd. bestaat geheel uit vulkanisch bergter- ben zich hier en daar enkele onderhoorigen dei-
rein, hetwelk voor een groot gedeelte behoort tot genoemde hoofden gevestigd en wordt door dezen
de hellingen van den Merbaboe (3145) welke op eenig gezag uitgeoefend over de in het gebergte
de zuidergrens gelegen is. De belangrijkste rivier wonende stammen Scgèt, Mo of Moi en Arfoe,
is de kali Gagatan, lager kali Serang geheeten, die naar Kaap Sélé en de kampongs As en Wéwé
welke het z.o. gedeelte der afd. doorstroomt. Er afdalen, om boschproducten aan de strandbewo-
zijn twee erfpachtsperceelen nl. Tlogo en Golli, ners te verkoopen.
waarop hoofdzakelijk koffie, maar ook cacao en Vooral in de nabijheid van Sailolof en de zui-
andere gewassen geteeld worden; verder twee delijker gelegen eilandjes zijn vele parelbanken.
ondernemingen voor den aanplant van suikerriet- SALEM. District van de contróle-afd. Boemiajoe,
stekken. Voor het doen van mijnbouwkundige regentschap en afd. Brebes, res. Tegal; met eene
opsporingen zijn in deze afdeeling vijf vergun- oppervlakte van 35-085,0g hectaren. Het district
ningen uitgegeven. Het plateau in hel z.w. der telt 3g desa's.
afdeeling is zeer geschikt voor de cultuur van SALEYER. Afdeeling van het gouv. Celebes
Europeesche groenten; ook werd er vroeger wel en Onderh., gevormd c.oor het eiland van dien
tarwe verbouwd. naam, P. Pasi of Varkenseiland, gelegen ten W.
De afdeelingshoofdplaats Salatiga ligt aan den van het hoofdeiland met de noord-punt ongeveer
weg die van de spoorweghalte bringin (van de tegenover de hoofdplaats, en een groot aantal klei-
lijn Kedoengdjati —Willem 1) zuidwaarts over Te- nere eilanden meerendeels zuid-en zuid-oostvvaarts
ngaran naar de hoofdplaats Soerakarta loopt en van Saleyer gelegen, waarvan Bonerate, alwaar
tevens aan den grooten weg naar Semarang. De zich een posthouder bevindt, het voornaamste is.
506 SALEYER.

De afdeeling wordt bestuurd door een controleur, nog veelvuldig worden aangetroffen. De Saleye-
met standplaats Saleyer, hoofdplaats van het eiland. reezen zijn een handeldrijvend volk bij uitnemend-
SALEYER. (SILAYARA). Eiland gelegen tus- heid, koene zeevaarders, met hun prauwen den
schen ongeveer 120° 25 en 350.L. en 50 45'en geheelen Archipel doorkruisende. Hun vloot be-
6° 30' Z.B. ten Z. O. van Celebes en daarvan ge- stond in iß7g uit niet minder dan 400 vaartuigen.
scheiden door Straat Saleyer. Het heeft een opper- Sedert de Kon. Paketvaart een geregelden dienst
vlakte van 12024 □ g.m. op de hoofdplaats opende, was dit ongetwijfeld
Over de geheele lengte van het eiland loopt van invloed op dien handel. Daar het eiland een
een bergketen, met verschillende benamingen, waar- onnoemelijk aantal klapperboomen oplevert, is de
van de uitloopers aan de O.zijde bijna zonder oliefabrikage de voornaamste industrie, ook wordt
uitzondering loodrecht in zee eindigen, terwijl zulks er Makasar- en ricinus-olie bereid. Andere takken
aan de W.kust geenszins het geval is. De eenige van industrie zijn: kalkbranden, pottenbakken,
hooge berg dezer keten is de Bontana Haroe ijzersmeden, zoutfabrikage, scheepstimmeren, ver-
(1700 M.), O.waarts van de hoofdplaats gelegen. vaardigen van vlechtwerk enz.; doch vooral is
Wel is het aantal stroomen talrijk, maar voor eenigs- Saleyer beroemd om zijn weverij, welke aldaar
zins groote vaartuigen bevaarbare rivieren worden een bewonderingswaardige hoogte heeft bereikt.
op het geheele eiland niet aangetroffen; de eenige Het weven wordt uitsluitend door vrouwen be-
rivier die nog genoemd kan worden als van eenige oefend; het zijn echter voorn, de vrouwen der
beteekenis, is de Tamanroya aan de W.kust, in aanzienlijken die ware kunstenaressen in het vak
de nabijheid der kampong van dien naam uit- zijn. De vervaardigde saroengs zijn zeer gezocht
mondende. en worden nog meer uitgevoerd, dan tot eigen ge-
Aan de vlakke en zandige Westkust vindt men bruik aangewend. Evenals elders in den Archipel
op sommige plaatsen moerassen, enkele bedekt is deze ml. industrie een gevoelige slag toege-
met dicht hout, andere benut voor vischcultuur of bracht door den invoer van minderwaardige, doch
zooals ten Z. der hoofdplaats, in de onmiddellijke veel goedkoopere in Europa nagemaakte stoffen.
nabijheid der kampong Padang, voor zoutaanmaak. Het weven van zeildoek, doch ook door mannen
De bodem is voorn, van kalk- en zandsteenformatie verricht, komt insgelijks veelvuldig voor. Ook het
doch de bovenlaag over 't algemeen zeer vrucht- inzamelen van boschproducten, zooals rotan, was
baar. Volgens meerdere schrijvers is de geologische en honig, vormt een middel van bestaan. Ten
gesteldheid van het eiland van vulkanisehen oor- slotte neemt de visscherij eene belangrijke plaats
sprong, doch Engelhard bestrijdt dit en meent in. Eigenlijke visschers van beroep zijn de mede
dat ze van neptunischen aard is. Metalen worden op het eiland, inzonderheid te Padang wonende
op het eiland niet aangetroffen. De voortbreng- Badjo's, die voor tripang- en schildpadvangst verre
selen van den bodem zijn hoofdzakelijk rijst, die tochten ondernemen en vaak met eene rijke lading
echter niet in die mate geteeld wordt dat in de terugkeeren.
behoefte kan worden voorzien; gierst en maïs, Het is dus geenszins te verwonderen dat de be-
hoofdvoedsel der mingegoeden, en aardvruchten. volking een zekere welvaart geniet, en dat be-
De voorn, cultures bestaan in: katoen, een ware langrijke centra van bevolking worden aangetrof-
volkscultuur, Spaansche peper, een weinig indigo, fen. Toch komt het voor dat nog vele Saleyereezen
tabak en koffie. Verder zijn er groote aanplan- het eiland verlaten, en elders een bestaan zoeken,
tingen van klapper-, kamiri- en ritaboomen. zoodat men allcrwege Saleyereesche nederzettingen
Het eiland mag dicht bevolkt worden genoemd. vindt. Door de rotsachtige gesteldheid van de
De bevolking bedroeg in 1880, volgens opgave O.kust van het eiland, komen aldaar geen be-
der ml. hoofden 57.143 zielen, men vermoedt langrijke plaatsen voor. Langs de Westkust, met
evenwel dat deze opgaaf ver beneden de waar- verscheidene goede ankerplaatsen, bevinden zich
heid is, en dat het aantal zonder overdrijving op talrijke en dicht bevolkte kampongs, die boven-
75.000 kan gesteld worden. De tegenwoordige be- dien door een goeden weg, loopende langs die
volking is eene vermenging van Makassaren, die geheele kust, met elkander in gemeenschap staan.
het hoofdbestanddeel vormen, Boegmeezen, Ma- De belangrijkste plaatsen (van N. naar Z.) wegens
leiers en andere stammen. hun handel zijn: Batamatabara, waar de groot-
Ter hoofdplaats en te Padang bevindt zich een handel in handen van hadji's is, Djoöng, Baroe-
gering aantal Chineezen. De taal is nauw verwant gaya en Bonea, verder de hoofdplaatsSaleyer, ook
aan de Makassaarsche en heeft ook haar letter- wel Benteng of Panggilijang genoemd, eigenlijk
schrift, hoewel er ook wel geschreven wordt in uit twee kampongs bestaande, Padang, met zeer
't Maleisch met Arabische karakters. De Saleyereezen levendigen handel en Tilé-Tilé. Op de drie laatst-
belijden den Mohamm. godsdienst, welke in het genoemde plaatsen wordt dagelijks pasar gehouden.
begin der I7 e eeuw schijnt ingevoerd. De uitoefe- In het algemeen worden uitgevoerd de voort-
ning van dezen godsdienst bestaat evenwel feitelijk brengselen van het eilanden de omliggende eilanden,
alleen in het werktuigelijk nakomen der uiterlijke waarvan olie de belangrijkste plaats inneemt, terwijl
vormen. Overal zijn de sporen van het heiden- de voornaamste artikelen van invoer zijn: rijst,
dom zichtbaar, waarmede ook verband houden de tabak, koffie, ijzer, koper, Europ. lijnwaden.
op verschillende plaatsen van het eiland voor- Administratief is het eiland verdeeld in g dis-
komende zgn. doodengrotten, moeielijk te bereiken
holen of spelonken, tot begraafplaats ingericht.
:
tricten, volgens Reg. Alm igoi geheeten Tanette,
Batangmate, Boekit, Bonea (of noorder-regentschap-
Eene verklaring van het ontstaan dezer graven pen), Benting (of Saleyer, dus alleen omvattende
en meerdere bijzonderheden daarover worden door het gebied van de hoofdplaats) Bonto Bangoen
Engelhard gegeven. (waaronder ressorteert P. Pasi), Balla Boeloe, La-
De middelen van bestaan zijn handel, waar- jolo en Barang-Barang (de laatste 4, zuider-regent-
onder zeevaart, industrie en landbouw. De laatste schappen genoemd.) Ze worden bestuurd door
is minder ontwikkeld, en de veldarbeid wordt regenten, (uitgezonderd Benting, waar een gla-
veelal verricht door slaven en pandelingen die rang aan het hoofd staat), dragende verschillende
SALEYER.
— SAMALANGAN. 507

titels als daëng of karaëng, vroeger opoe. Ze door en schilderde een aanzienlijk getal landschap-
worden bijgestaan door mindere hoofden en door pen van Java, die op de koloniale tentoonstelling
het Gouvernement bezoldigd, terwijl ze onder het te Amsterdam in 1883 te zien waren. (Cat. dezer
onmiddellijk gezag van den controleur staan. De tentoonst. Groep I, klasse, bl. 57). Een 24tal
kamponghoofden voeren den titel glarang. De werd op steen gebracht dooi Greive en verscheen
geestelijke hoofden hebben eveneens eenig wereld- bij Buffa te Amst. Zie ook P. J. Veth, Javasche
lijk gezag, doch zijn aan de regenten ondergeschikt. landschappen, Amst. 1872.
Eertijds werd het eiland door twee, later door SALPETER. Inlandsche naam Sandawa;
drie vorsten, elk over een gedeelte heerschende, wordt soms door de inlanders bereid uit vogel-
bestuurd. Ze waren steeds onderhoorig, hetzij aan mest, doch meestal uit Britsch-Indië en Europa
Goa, Boni en, bij het sluiten van het Bongaaisch ingevoerd. Soetji, nabij Gresik, is bekend wegens
contract in 1667 aan Ternate. Feitelijk evenwel de salpetermakerij, die daar vele jaren bestaan
had de vorst van Ternate heel weinig op Saleyer heeft, en waarvoor de menigvuldige grotten, die
te zeggen (de Comp. plaatste er een gezaghebber in de nabijgelegen kalkheuvclen gevonden wor-
en een kleine bezetting), alleen waren de Saleye- den, een overvloed van materiaal leverden. Het
reezen aan eene jaarlijksche schatting onderworpen. in I7gi opgericht salpeter-etablissement te Seda-
Niet lang daarna echter ontnam de Comp. genoem- gara, evenals Soetji in 't district Petambakan ge-
den vorst alle gezag over Saleyer, en werd het legen, werd in 17g6 herwaarts verplaatst; in 1841
onder rechtstrccksch bestuur gebracht, waaronder werd het etablissement ingetrokken, echter met
het tot heden is gebleven. De rust wordt op het last om de gebouwen en de salpeterbeddingen in
eiland nimmer noemenswaardig verstoord en het stand te houden. Zie Veth, Java, l c druk, 111, 842.
ter hoofdplaats gebouwde fortje heeft dan ook SAMADERA Zie GATEP PAIT.
tegenwoordig geen militaire bezetting. SAMADOEWA. Tot de Atjehsche Onderhoo-
Litteratuur: W. M. Donselaar. Aanteekeningen righeden behoorende, strekt zich dit op de West-
over het eiland Saleyer. Meded. Nederl. Zend. gen. kust van Sumatra gelegen staatje uit van de Aloeër
1. (1857) 277. N. P. v. d. Stok. Het eiland Saleyer. Pinang (grens met Lo Paoeh Zuid) tot den Goe-
Tijdschr. Bat. Gen. XV. (1865) 3gß. H. E. D. noeng Krambil (grens met Tampat Toewan). Ten
Engelhard, De Staatk. en econ. toestand van het Oosten grenst het aan Kloewat, ten Westen aan
eil. Saleyer, Ind. Gids. 1884, I, 519, 817. 11, 134, den Indischen Oceaan. De bevolking is van Malei-
306, 470 en 613; Dez., FCthnogr. en natmak, be- sehen oorsprong en van Rau en Priaman afkom-
schrijving van het eiland Saleyer, Bijdr. Kon. Inst. stig. Het land is in 4 districten verdeeld, die elk
4' Volg*. VIII, (1884) 263; Die Insel Saleyer, door een datoe worden bestuurd. Het hoofdbe-
Peterm. Mitt. 1886, ig3; Dr. A. Wichmann, Zur diijf der bevolking is de rijstcultuur. Ook voor
Geologie der Insel Saleyer, Nat. Tijdschr. v. N.-L koffie- en pepcrtcelt is de grond geschikt, doch
LIV, (i 89 5) 236. de koffie- en peperoogsten zijn door binnenland-
SALIARA. Soend. Is Lantana (zieKITJENTÉ). sche oorlogen zeer onbeduidend geworden. De
Deze naam is afgeleid van liar, verspreiden. bevolking, die gedeeltelijk ook van de vischvangst
SALIDA. Voorheen een radjaschap en onder- leeft, is tengevolge daarvan zeer verarmd, zoodat
hoorigheid van het rijk van Indrapoera, nu eene in- en uitvoer, die van en naar Tampat Toewan
negeri van het district Painan in de afd. van ge- plaats hebben, weinig te beduiden hebben. De
lijken naam, res. Padangsche Benedenlanden, met bevolking mag op 2600 zielen worden geschat.
een bezoldigden panghoeloe kapala onder de be- SAMAKA. Ai.F. Men., Lamp., Alf. Amb. Zie
velen van het districtshoofd. Deze wordt in het SEMANGKA.
bestuur bijgestaan door 4 panghoeloes soekoe van SAMALANGAN (eigenlijk SAMERLANGAN).
de soekoes Tandjoeng, Djambak, Melajoe en Tje- Een der op de Noordkust van Sumatra gelegen
niago. Zeer welvarende landstreek met uitgestrekte Onderhoorigheden van Atjeh, grenst ten Noorden
rijstvelden; door het bezit van een lange kust- aan Straat Malaka, ten Westen aan Merdoe, ten
strook levert de vischvangst aldaar ruime inkom- Zuiden aan een hoogen bergrug, die van den
sten. In de hoofdkampong Salida wordt eenmaal Olifantsberg in westelijke richting loopt, en ten
's wgeks een drukke pasar, op die van Taroesan Oosten aan Pasangan. Dit zich van de Koewala
na de drukste pasar van de geheele afd., gehou- Olim tot aan de Koewala Djempa uitstrekkende
den. Voorheen bestond in deze negeri eene mijn- kuststaatje is een smalle strook van ongeveer 7V2
exploitatie van de Tambang Salida Mij, die ten uur lang en 2 uur gaans breed. In de nabijheid
doel had goud te winnen, welke maatschappij der zee bestaat het terrein uit onregelmatige, lage
wegens te geringe productie van ertsen moest wor- duinen, waarachter lagunes, die bij eb en vloed
den ontbonden. (Zie Eigen Haard 1886, 53g). De beurtelings droog vallen en onderloopen en be-
groote postweg van Padang naar Indrapoera loopt groeid zijn met bako-bako. Waar de lagunes ein-
door de geheele negeri, alwaar nog goede binnen- digen en het terrein wat hooger begint te wor-
wegen naar Loempo en Tambang, negeriën van den, treft men uitgestrekte sawah's aan, die zich
hetzelfde district, worden gevonden. tot het zuidelijk grensgebergte uitbreiden. Zooals
SALIMBATOEK. Bat. Zie DARINGO. de nieuwste kaart van dit gedeelte van Atjeh en
SALIMBAU. Zie BORNEO, I, 255 en SIN- Onderhoorigheden (namelijk de kaart, behoorende
TANG. bij de Memorie van Antwoord betreffende de Indi-
SALIMENG. Atjeh. Zie BELIMBING. sche begrooting voor igoo) laat zien, wordt het
SALINTJAWOENG. Alk. Men. Zie SAROENT. land van het Zuiden naar het Noorden door vele
SALIPAN-BATOE. Zie HARING. rivieren doorsneden, waarvan, van het Westen
SALIRO. Zie BIEJAWAKH. naar het Oosten gaande, de Olim, de Samalangan
SALISA. Alf. Amb. Zie KATAPANG. en de Djempa de voornaamste zijn. Vóór de mon-
SALM. (ABRAHAM) Geboren te Amsterdam dingen hebben zich banken gevormd, die bij laag
2g Oct. 1801 en aldaar overleden 4 Dec. 1876; water, zelfs voor weinig beladen sloepen, zeer
hij bracht een groot gedeelte zijns levens in Indië moeilijk over te komen zijn. Bij hoog water kun-
508 SAMALANGAN. — SAMBALIOENG.
nen stoombarkassen de banken overkomen en de 1887, niet ongenegen vorst was gering, die der
Olim- en Samalangan-rivieren een eind opstoo- oelama's daarentegen zeer groot, ofschoon sedert
men. Deze banken zijn, evenals de riviermonden IBgS verminderende, doch in igoo en igoi weder
(koewala's) tengevolge van den sterken stroom opflikkerende, toen onzerzijds in dit land opnieuw
en de zware deining, aan vele verplaatsingen gewapenderhand moest worden opgetreden.
onderhevig. Bij eventueele operatiën op dit gedeelte Tot het gebied van Samalangan behooren de
der kust kan dan ook niet op de rivieren, tot landschappen Djangka Boe ja (aan Merdoe
opvoer van oorlogsbehoeften, worden gerekend. grenzende) en Pedada (aan Pasangan grenzende),
De kust bestaat over de geheele lengte uit eene die tot de gedurige botsingen met genoemde
zandstrook van geringe breedte, die op sommige grensstaatjes aanleiding hebben gegeven. Ten
plaatsen niet breeder is dan 10 of 15 M. Het Westen van Pedada ligt de onderhoorigheid Pa-
strand loopt flauw hellend af, zoodat groote sche- limbang. F'.cne andere onderhoorigheid vormen
pen ongeveer 1500 M. uit den wal moeten blij- de II moekim's Toenong, ook genaamd Sama-
ven; slechts op enkele punten kan deze tot 700 langan Toenong, onder het gezag van den
of 800 M. circa worden genaderd. Gewone stoom- bekenden Tengkoe Sech Koebat.
barkassen kunnen de kust tot op gemiddeld 100 M. SAMANGKA. Soend. Zie SEMANGKA.
afstands naderen. De voortdurend op de kust SAMAO. Zie SAMAUW.
staande branding veroorzaakt, in verband met de SAMARANG. Zie SEMARANG.
deining, aan kleine vaartuigen wel hevige bewe- SAMARINDA. Hoofdplaats van de Afdeeling
gingen, doch zal in den regel eene landing niet Koetei en de N.O. kust van Borneo. (Zie de artt.
beletten. Hel landen in de koewala's gaat echter BORNEO I, 258 en KOETEI 11, 256).
met groote moeilijkheden gepaard, omdat de bran- SAMARINDA. Voornaamste handelsplaats van
ding daar veel heviger is. Onder wegen kan men de Oostkust van Borneo, gelegen aan de Mahakam,
in dit land slechts voetpaden verstaan, waarvan de even boven haar delta en zetel van den assistent-
voornaamste zijn aangegeven op bovengenoemde resident van Borneo's Oostkust. De ongeveer 1000 M.
kaart. Behalve de ontworpen spoorweg komt langs breede rivier scheidt de nederzetting van Boegm-
de kust een rijweg. De bevolking draagt de sporen eezen, die onder den Sultan van Koetei staan, op
van aan de Batak's verwant te zijn en staat op den rechteroever van die op den linkeroever, waar.
een lagen trap van ontwikkeling en beschaving; op den door den Sultan afgeslanen grond, naast
zij is door wanbestuur gedemoraliseerd. Het zie- den assistent-resident en zijne beambten enkele
lental wordt op 25.000 of 30.000 geschat, waar- Europeanen en een aanzienlijk aantal Chineesche
van 3500 weerbare mannen. De landbouw is de en Bandjareesche handelaren wonen. Deze hebben
hoofdtak van bestaan. De rijstcultuur heeft ten den in- en uitvoerhandel met Singapore, Celebes
gevolge van de vruchtbaarheid van den bodem en Java bijna geheel in handen; hoofdzakelijk
met het beste gevolg plaats. Een goede rijstoogst worden uitgevoerd getah pertja en rotan, die het
is voldoende voor de behoefte van twee jaren. stroomgebied van de Mahakam opleveren. De
Het land levert verder pinangnoten, klappers, plaats heeft een zeer onoogelijk aanzien ; de huizen,
suikerriet en tabak op. Behalve met den land- van bamboe en met atap gedekt, zijn voor een
bouw houdt de bevolking zich bezig met handel, deel drijvende op vlotten in de rivier; er be-
vischvangst en verschillende ambachten. Men vindt vindt zich een huis van den Sultan, die echter
er zoowel ijzer- en wapen- als zilver- en goud- niet hier maar hoogerop, te Tengaroeng, woont.
smederijen. Ook legt men er zich toe op timme- In de nabijheid van Samarinda zijn een steen-
ren, voornamelijk de vervaardiging van prauwen. kolenmijn en petroleumbronnen in exploitatie.
De voornaamste artikelen van uitvoer zijn rijst, SAMAR-LAOET. Zie TOYANG.
pinang, olifantstanden, rhinöceroshorens en ver- SAMAUW of SAMAO. Eiland ten westen van
schillende boschproducten. Ingevoerd worden o. m. Tinror's zuidwestpunt, tusschen 107 en
slendang's, kaïn's, garens, zijde, verfstoffen, land- Z.B. en 123° 12' en 123° 31' O.L. gelegen, be-
bouwgereedschappen, aardewerk, kramerijen, lijn- hoorende tot de onderafdeeling Koepang der af-
waden, olie en opium. Het laatste artikel wordt deeling Timor van de residentie van dien naam.
bij groote hoeveelheden verbruikt. Tot de voor- De Radja van Koepang houdt hier met het»mee-
naamste kampongs behooren de gedei van Sama- rendeel zijner onderhoorigen verblijf. In de straat,
langan ; Pengilit, ongeveer 2 K.M. ten Oosten die het van Timor scheidt, ligt het eilandje P.
van de Koewala Tamboer; Roem; zuidwaarts daar- Kambing, bekend door zijn slijkvulkanen.
van Aroegan; ten noordwesten van Roem vindt SAMBAL, SAMBALAN. Zie RIJSTTAFEL.
men Mëlek en Tangsoer; ten oosten van Oedjoeng SAMBALIOENG. Landschap met zelfbestuur,
Radja ligt Djenip; in het gebergte Batoe Iliq vormende het Zuidoostelijk gedeelte der onder-afd.
(Bate 116). Berouw, afd. Koetei en de N. O. kust van Borneo,
In de geschiedenis van onze vestiging in Atjeh res. Z. en O. afd. van Borneo. Het wordt begrensd
en Onderhoorigheden speelt ook dit staatje, waar ten W. door Boelangan, ten N. door Goenoeng
menschen-, zee- en strandroof eertijds op groote Taboer, ten O. door de zee van Celebes en ten
schaal plaats vonden, eene voorname rol. De der- Z. door Koetei. Tot het landschap worden gerekend
waarts gezonden militaire expeditiën van 1877 en een Btal eilandjes. (Voor de namen zie Keg. Alm.
1880 en de vijandelijkheden van 1881 en 1882 igoi). De uitgestrektheid bedraagt ongeveer 327 Q
tegen onze vestiging aldaar, die in 1884 werd g. m., terwijl het naar schatting (Rapport Res.
opgeheven, leerden ons, dat de bevolking —
dooi- Joekes, ißg3) 6000 inwoners telt. Ilcl geheele
den invloed der oelama's —
zeer tegen ons be-
stuur gekant was. Ook de verhouding met de
land is, behoudens een smalle kuststrook, zeer berg-
achtig. Het wordt doorstroomd door de Kalai-rivicr,
naburige staatjes Merdoe en Pasangan was in 1882 met haar zijtakken, die op de W. grens in het
en 1883, maar vooral in 1888, toen het tot vijan- gebergte ontspringt en bij Sambalioeng, (de ver-
delijkheden kwam, en in IBBg zeer gespannen. blijfplaats van den vorst en de eenige kampong van
De invloed van den ons bestuur, vooral sedert beteekenis) in de Berouw-rivier uitmondt. De bin-
SAMBALIOENG. — SAMBAS. 509

nenlanden zijn vrijwel onbekend en uiterst dun Na de vereeniging bij Loeboek-Koempai stroomt
bevolkt. Het bestuur berust bij een Sultan, met ze onder den naam van Sambas westwaarts tot
wien 6 Juni 1878, ter vervanging van een vroeger, Se Helitak waar ze de Bantanan opneemt, en ver-
een uitvoerig contract is gesloten, waarbij o. a. de volgens als Groote Sambas Z.W.waarts gaat en
grenzen meer nauwkeurig dan hierboven, zijn aan- tusschen P. Pekak en T. Bila, met een breedte
gegeven. (Zie Bijl H. St. Gen. iß7g—Bo. N°. 86). van ruim 1500 M., in zee uitmondt. Dan de Kleine
Dit contract is o.a. in lßg6 eenigszins aangevuld, Sambas, waaraan de hoofdplaats Sambas is gele-
waarbij aan het Gouvernement het recht werd toe- gen. (Voor beschrijving dezer plaats zie het artikel
gekend concessiën uit te geven en mijnbouwkundige BORNEO, I, 254.) üc Kleine Sambas is tusschen
opsporingen te doen. De geschiedenis van Sam- Kartijasa en Sambas door een kanaal met de Gr.
balioeng houdt ten nauwste verband met die van Sambas vereenigd en mondt bij Kerimoen in deze
Goenoeng Taboer waarvan het geruimen tijd een uit. Andere rivieren van belang zijn de Sebangkau,
deel uitmaakte: zie daarom aldaar. De bevolking de Selakau, de Raja en de Doeri, alle ten Z. van
bestaat uit Mohammedanen (Maleiers met Boegm- de Gr. Sambas. Ten slotte hoog in het Noorden,


eezen en andere stammen vermengd, waartoe ook de Paloh, een breede rivier, met vele zijtakken,
behooren de Badjo's, zie ORANG BADJO — ontstaan op den G. Asoe Ansang. Zie voor de
en heidenen, voornl. beslaande uit twee stammen: bevaarbaarheid der rivieren BORNEO, 1,242. liet
de Basaps en de Sagai's. Het gebied van den geheele land wordt door deze rivieren, met tallooze
Sultan strekt zich inderdaad slechts uit over de bijrivieren, bevloeid.
Mohamm. bevolking, daar de andere stammen, De afdeeling Sambas is administratief verdeeld
vooral de Sagai's, zich weinig om den Sultan in 4 onderafdeelingen, en wel:
bekommeren. De laatsten zijn het ook, die door i°. Sambas, met de hoofdplaats van dien naam,
voortdurende sneltochten, het land en de nabu- verblijfplaats van den Sultan (zie beneden), tevens
rige rijken onveilig maken. De bevolking drijft standplaats van den assistent-resident en van der,
eenigen handel in de voortbrengselen des lands, kapitein der Chineezen. Van eenig belang zijn nog
voornl. bestaande in goud, ijzer, steenkolen, bosch-

.
de kampongs Kartijasa en Scbawi.
producten enz. Voor litteratuur zie BEROU. 2». Pemangkat (zie PAMANGKAT) met gelijk-
SAMBANGAN. Inlandsch geneesmiddel; de namige hoofdplaats, standplaats van den contro-
stengel van Spa/holobus fcrrugiiieiis Benth. Wordt leur en van den kapitein der Chineezen. Tot de
gebruikt bij bloedingen, signatuur-middel naar onderafdeeling behoort nog het district Siminis
het roode sap dat uit den versch doorgesneden (Seminis), ten O. van Pemangkat, met gelijkna-
stengel welt. mige hoofdplaats.
SAMBAS. Noordelijkste afdeeling van de resi- 30 Singkawang, het gebied van de in ißgs
dentie Wester-Afdeeling van Borneo, waartoe ook opgeheven afdeeling Montrado (zie aldaar) met
behooren de, meest onbewoonde, eilanden Poeloe gelijknamige hoofdplaats — gelegen aan den mond
Baroe, Lomboekoetan, Penatah Besar en Ketjil, van een klein riviertje van dien naam, met stand-
Kabong, Saloewar, Landias, Pika, Pontianak, Kam- plaats van den controleur, den Pangéran Adipati,
bang, Poewah en Gading (Keg. Alm. igoi). De gecommitteerde van den Sultan te Montrado —
-
geheele uitgestrektheid met de eilanden bedraagt welk ambt intusschen bij Staatsblad igoi, n°. 2gi
2225 J D mijl. De afdeeling wordt begrensd ten W. is opgeheven —, en van den Kapitein der Chi-
en N.W. door de Chineesche Zee, van den mond neezen. Op de hoofdplaats is eene kleine verster-
der Doeri-rivier tot Kaap Dato; ten Z. en Z.O. king gebouwd en ligt een compagnie infanterie,
door Mempawah —■ waar de Doeri gedeeltelijk de benevens eenige artillerie in garnizoen. Overigens
grens uitmaakt —, I.andaken Sanggau, ten O. en zijn de voornaamste plaatsen in deze onderafdee-
ten N.O. door Serawak. De grenzen met dit laatste ling: Djintan, Sedan, l.ochabang, Koelor, Fatc-
land worden gevormd door een bergketen, waar- ngahan en Montrado.
van zich op 110 130.L. een tak Zuid-Westwaarts
afscheidt, welke gedeeltelijk den naam Bajang-
.
4 0 Larah en Loemar (zie aldaar), met de hoofd-
plaats Bengkajang, standplaats van den controleur
gebergte draagt; deze tak vormt de natuurlijke en den kapitein der Chineezen. Van de overige
grens met de bovengenoemde landschappen. De plaatsen mogen nog genoemd worden Sebalau,
hoogste toppen zijn: de G. Bekoempai (1250 M.) en Sa I.in Se (Selinsé), hoofdzetel der goudgrave-
G. Roompoet (1505 M.) op de grens van Serawak"j rijen aan den N. voet van het Pandan-gebergte,
de G. Nijoet (1701 M.), de hoogste top van het Loemar en Ledo.
Bajang-geb., op de grens van Sanggau en Landak De meer bevolkte plaatsen zijn door betrekke-
en de G. Pandoeng (770 M.), op de grens van lijk goede wegen verbonden.
Landak en Mempawah. Behoudens een breede, De bevolking van Sambas is, vooral benoorden
moerassige kuststreek benoorden Singkawang, tot de hoofdplaats, waar ze voornamelijks uit Dajaks
dicht bij T. Dato, is het land zeer bergachtig; die bestaat, zeer dun gezaaid. Hare sterkte is onbe-
vlakke strook wordt alleen in het noorden door kend, doch wordt op ongeveer 50.000 geschat,
een vrij hoog gebergte afgebroken. Van bedui- waarvan behoudens Maleiers en Dajaks, Chinee-
dende hoogte zijn de G. Raja (g2O M.), Z.O. van zen een belangrijk bestanddeel vormen. De juiste
Singkawang en de G. Bawang (1442 M.), benoor- verhouding is evenmin te bepalen. Voor midde-
den Bengkajang. Volgens onderzoekingen van late- len van bestaan, voortbrengselen van den bodem,
ren tijd zijn sommige van vulkanischen oorsprong. handel en nijverheid en landbouw zie het art.
Op de bergen ontstaan tal van stroomen, die BORNEO, en — vooral voor tal van bijzonder-
het aanzijn geven aan groote rivieren. De mach- heden omtrent cultures enz.
tigste rivier is de Groote Sambas (zie ook BORNEO, euur, ißg6, n°. 12.
— de Indische Mer-

I, 242) ontstaan uit de samenvloeiing van de De afdeeling Sambas vormt tevens het Sultanaat
Koemba — die haar oorsprong vindt in het ge- van dien naam. De oudere geschiedenis van het
bergte op de grens van Serawak — en de Sam- rijk ligt nagenoeg geheel in het duister, alleen
bas, welke op de grens van Landak ontspringt. valt met zekerheid te zeggen, dat in het begin
510 SAMBAS.

van de I7 e eeuw het geregeerd werd door een aantal reeds duizenden. In de eerste jaren brach-
Maleischen vorst (Pangcran Ratoe), die de sup- ten ze nog de verschuldigde jaarlijksche schatting
prematie van Djohor erkende. De 0.-I. C. kwam aan den Sultan geregeld op, doch langzamerhand
al zeer spoedig na hare oprichting met Sambas verslapte dit. Omstreeks 1770 achtten de Chinee-
in aanraking, en sloot (opperkoopman Bloemaert) zen zich sterk genoeg, om zich van het toezicht
I Oct. 1609 reeds een contract met den vorst, der door den Sultan aangestelde Dajaksche hoof-
waarbij o. a. werd bedongen, dat de handel in dia- den, te ontslaan, en richtten zelfs, bij een hunner
manten (waarvan het heette dat vele werden ge- jaarlijksche feesten, onder de genoodigde Dajaks
vonden) alleen aan Hollanders zou zijn toege- een waar bloedbad aan, naar het schijnt, zonder
staan, terwijl aan alle andere Europeesche natiën dat de Sultan hen hiervoor durfde bestraffen.
de toegang tot Sambas werd ontzegd; daaren- Onder het bestuur van zijn opvolger, Aboe Bekr
tegen beloofde de Comp. den vorst tegen diens Kamaloe'd-din, was hun macht zoo groot gewor-
vijanden te beschermen (hij was in voortdurende den, dat ze de opgelegde schatting geheel wei-
twisten met Landak en Broenei). De vorst trachtte gerden te voldoen. Het werd er niet beter op
het contract zoo goed mogelijk na te komen, toen een jongere broeder van den Sultan, Pangé-
doch de diamanten bleven uit, hetgeen den Be- ran Anom, tegen dezen in openbaar verzet kwam
windhebbers der Comp. ten slotte aanleiding gaf en zich bij de Chineezen neerzette. (Zie overigens
de aldaar opgerichte factorij in 1623 te lichten. voor de Chineezen het artikel KONGSI). Genoemde
Ofschoon, naar het schijnt, de betrekkingen nim- Pangéran ging nog verder en sloot zich aan bij
mer geheel zijn afgebroken, bleven ze nu langen de zeeroovers, die de omstreken geducht onveilig
tijd te onbeduidend om eenige aandacht te ver- maakten. Daarna verzoende hij zich weer met zijn
dienen. Na den dood van Ratoe Sapodak, die 2 broeder en keerde als Pangéran Bandhara (Rijks-
dochters naliet, volgde zijn schoonzoon Ratoe Anotn bestuurder) naar de hoofdplaats terug. Van dien
Koesoema Joeda hem op, doch werd na eenigen tijd af werd Sambas één groot rooversnest, zelfs
tijd gedwongen het bestuur over te dragen aan schuilplaats van de beruchte Illanons. Zelfs de
Radin Soleiman. Deze was de zoon van Radja Sultan nam aandeel in de rooverijen. De eerste
Tengah van Broenei, gehuwd met de zuster van groote onderneming van Pangéran Anom had in
den Sultan van Soekadana. Deze laatste gaf Radja 1799 tegen Bandjermasin plaats, alwaar hij even-
Tengah, met welk recht is niet bekend, verlof wel werd verdreven. Hij ontzag zich zelfs niet
zich in Sambas te vestigen, waar hij veel invloed Engelsche vaartuigen aan te tasten en de beman-
kreeg. Radin Soleiman verlegde na zijne troons- ning te vermoorden, of gevangen te houden. In
bestijging, de zetel van het rijk naar Loeboek- 1812 eindelijk, besloten de Engelschen aan dezen
Madoeng en ontving van zijn mantri's den naam toestand een eind te maken, doch de expeditie,
van Mohammad Tsafioe'd-din. Zijn afstammelingen nog wel versterkt met hulp van den Sultan van
regeeren tot heden ten dage. (Zie voor de ge- Pontianak, mislukte. Heel spoedig daarop werd
slachtslijst der vorsten: E. Netscher, Tijdschr. Bat. echter de expeditie hervat, en nu met meer succes.
Gen. Deel I, 1853, bl. I, maar ook: de Hollander, Sultan en Pangéran vluchtten, doch de Engel-
Bijdr. t. t. 1. en vlk. 3e Volgreeks, 6' deel, 1871, schen, niet van plan zich te Sambas duurzaam te
bl. 185). Als van minder belang slaan we een vestigen, namen den Sultan weder in genade aan.
groot tijdperk over, en komen tot het jaar 1760, Deze overleed een jaar daarna kinderloos, terwijl
in welk jaar Sultan Omar Akama'd-din, aange- Pangéran Anom, niettegenstaande zijn vele mis-
moedigd door het succes van zijn buurman, den daden, het zoover wist te brengen, dat hij in
Panembahan van Mampawa, eenigen Chineezen toe- 1815 als Sultan werd erkend. Hij besteeg onder
stond zich voor het goudgraven te Larah te vesti- d6n titel Sultan Anom Mohammad Ali Tsafioe'd-
gen. Die Chineezen vormden al zeer spoedig een din den troon. Hij was evenwel in zijn bestuur
macht waarmede rekening diende gehouden te niet gelukkig en ondervond vooral van zijne vroe-
worden. Er werd nogal veel goud gevonden, met gere vrienden, de Chineezen, veel onaangenaam-
gevolg dat dit den naijver van den Panembahan heden. Toen dan ook in 1816 het Nederlandsen
van Mampawa opwekte, die, aangezien de gren- gezag hersteld was, zond hij een gezantschap naar
zen nimmer goed waren vastgesteld, beweerde dat Batavia, om de oude betrekkingen weder aan te
het goudrijke distrikt Montrado tot zijn gebied knoopen. In 1818 werd aan dit verzoek gevolg
behoorde. Hij deed dan ook in 1772 een inval gegeven. Op den y September van dat jaar
in Sambas en verwoestte de Chineesche vestiging woei de Nederlandsche vlag te Sambas, Muller
Selakouvv. De Sultan deed op zijn beurt een inval, werd als waarnemend resident geïnstalleerd, ter-
doch trok terug tegen schadeloosstelling, toen de wijl er een compagnie infanterie in garnizoen
Sultan van Pontianak door Mampawa was te hulp werd geplaatst. In hetzelfde jaar nog werd met
geroepen. Eenigen tijd later, in 1787, bij een tuch- den Sultan een contract gesloten, in 1819 en 1823
tiging van Mampawa door de Comp., koos de eenigszins gewijzigd en aangevuld, waarbij wel
Sultan voor dat land openlijk partij en zond tot de voornaamste bepaling was dat de Sultan zijn
hulp 24 prauwen, waarvan eenige door de Hol- rijk, tegen eene jaarlijksche bezoldiging, aan het
landers al dadelijk in den grond gehoord werden, Gouvernement afstond, om het in leen terug te
zoodat de overige overhaast aftrokken, Mampawa ontvangen. Later onderging het contract nog ver-
aan zijn lot overlatende. Van eene bestraffing voor schillende wijzigingen of werd vernieuwd en wel
dat feit kwam echter niets. De Sultan bleef in in de jaren 1828, 1848, 1866, 1877 en l87g;
voortdurende twisten met de omliggende rijkjes, voor den inhoud van dit laatste, nog geldende
zoodat hij zelfs in 1792 zich hierover bij de Comp. contract, zie Bijl. Hand. St.-Gen. 1880—1881,
beklaagde, zonder gevolg evenwel, daar de laatste n°. 87. Omstreeks 1830—'32 had Sambas verba-
in 1791 geheel Borneo had verlaten. De grootste zend te lijden van de strooptochten der Zee-Dajaks
last evenwel ondervond de Sultan van de Chi- van Seribas, moordpartijen in 't groot, waarbij ge-
neezen, die zich onrustbarend uitbreidden; drie heele Chineesche kampongs werden verwoest.
jaren na het ontstaan der kolonie bedroeg hun Hetgeen in een volgend tijdperk gebeurde, houdt
SAMBAS. — SAMPANG. 511

ten nauwste verband met den opstand der Chi- eiland, wordt een smal voorland aangetroffen. Het
neezen in dat gebied, waarvoor zie het artikel algemeen aanzicht van het land is gelijk aan dat
KONGSI. Doch behalve de Chineesche was ook van het hoogland van Toba. Grassen vormen de
de Dajaksche bevolking niet altijd rustig. Zoo algemeene bedekking, en ook water, althans goed
hadden o. a. voortdurend twisten plaats tusschen drinkbaar water, is er schaarsch, zoodat het meer
Dajaks van Serawak en die van Sambas en hielden grootendeels in die behoefte voorziet. Geologisch
deze over en weer sneltochten, doch door samen- is het eiland onderzocht door den Nederlandschen
werking van ons bestuur met dat van Serawak, mijningenieur N. Wing Easton, die o. a. dicht
hebben deze langzamerhand opgehouden. Alleen bij den oever van het meer in het Z.W. solfataren
de Songkong-Dajaks, een stam verblijfhoudende en zwavelvelden van groote uitgebreidheid heeft
op de grenzen van Sambas, Landak en Sanggau, gevonden. Door verscheidene Bataksche stammen
tot voor korten tijd onderhoorig aan den Panem- bewoond, was Samosir voorheen berucht wegens
bahan van Sanggau, doch op eigen verzoek bij de rooverijen op het meer gepleegd. Sedert de
Sambas ingedeeld, maken het den Sultan vrij lastig.zuidelijke aan het meer grenzende Toba-land-
In lßg3 vermoordden zij eenige Dajaks van de schappen onder ons bestuur werden gebracht, zijn
Boven-Sekajan, voor welk feit zij door den Sultan die aanmerkelijk verminderd. Nochtans staat de
bestraft werden, hetgeen evenwel niet verhinderde bevolking, vooral die van Simboloe aan de west-
dat ze in lßgg zich wederom in gouv. gebied aan kust van het eiland, bekend als woest en wreed.
koppensnellen schuldig maakten. Daar bovendien Zij is nog onafhankelijk, doch heeft de vestiging
deze stam alle gehoorzaamheid aan den Sultan toegelaten van 2 zendelingen van het Reinische
had opgezegd, werd onder leiding van de bestu- Missionsgesellschaft, een te Nainggolan en de
rende ambtenaren van Landak en Sanggau een andere te Palipi, beide plaatsen aan de zuidkust
excursie tegen hen ondernomen, waarbij hunne van het eiland gelegen. Weinig heidenen hebben
voornaamste vestiging, Songkong Besar, getuchtigd er zich tot nu toe bekeerd. (Zie ook BATAK-
werd. Volgens het Kol. Verslag van igoi is thans LANDEN (ONAFHANKELIJKE) Dl. I, bl. 128).
het verzet gebroken, nadat de Sonkong-Dajaks SAMPAKA. Alf. Amb. Zie TJAMPAKA.
den grooten eed van trouw aan den Sultan van SAMPAN. Zie VAARTUIGEN.
Sambas aflegden. SAMPANAHAN. Behoorende tot de Tanah
De tegenwoordige Sultan, Mohammad Tsafioe'd- Boemboe, deel van de afd. Pasir en de Tanah
din, regeert sedert 6 Aug. 1886. Boemboe, res. Z.- en 0.-afd. van Borneo, is een
SAMBAS. Hoofdplaats van de afd. Sambas, zelfbesturend landschap, gevormd door het stroom-
res. Wester-Afdeellng van Borneo. Zie BORNEO, gebied van de Sampanahan-rivier, met een opper-
I, 254. vlakte, naar schatting, van 28 D g. m. De be-
SAMBER-GALENG. Javaansche naam voor volking, bestaande uit Maleiers en Dajaks, wordt
eene Gier-z wal uw-soort, Macropteryx longi- geschat op een paar honderd personen. Aan het
pennis, op Billiton K e laj ang-kele pi t o et, op hoofd staat een vorst met den titel pangéran,
Sumatra Lajang, op West-Sumatra meer bepaal- verblijf houdende te Sampanahan, gelegen bij de
delijk Lay an g-layang. Macropteryx mystucea monding der rivier van dien naam.
heet op de Aroe-eilanden Foerkabel. Litteratuur: Tijdschr. Bat. Gen. dl. I. 1853.
SAMBIKI. Tem. en Mal. Men. Zie LABOE. SAMPANG. Afdeeling en regentschap van de
SAMBILAN. (IKAN) Zie LIMPOK. (IKAN) residentie Madoera, groot 22,5 □ geogr. m. of
SAMBILANG. Collectiefnaam voor Slang- 123.870,8 hectaren. De afd., ten O. door de afd.
vallen, visschen van het geslacht Plotosus, te Pamekasan en ten W. door de afd. Bengkalan
Palembang en Djambi. begrensd, strekt zich over de geheele breedte van
SAMBODJA. Jav. Zie BOENGA KEMBODJA. het eiland Madoera uit; zij vormt de contróle-
SAMBOE. Zie HERT. afdeeling Sampang welke verdeeld is in vier di-
SAMBOEBOEHON. Bat. Zie RAMBOETAN. stricten, nl. Kota Sampang, Kedoengdoeng, Tor-
SAMBOENG. District van de contróle-afd. djoen en Ketapang, met gelijknamige hoofdplaatsen.
Godong, regentschap en afd. Demak, res. Sema- Met uitzondering van een alluviaal terrein aan
rang; met eene oppervlakte van 16.048,03 hecta- de zuidkust bestaat de bodem van deze afdeeling
ren. Het district telt 104 desa's, alle gouver- uit tertiair gesteente, nl. mergels en mergelachtige
nements. kalksteenen; de mergels vindt men meer in het
SAMGEE of SAMGÈH. (IKAN) Zie GIGI midden, de kalksteenen aan de noord- en de
DJARAN. (IKAN) zuidkust. Het terrein is over het algemeen zeer
SAMIGALOEH. District van het tot Sultans- heuvelachtig; van de drie heuvelreeksen die men
gebied behoorend regentschap Kalibawang, res. op Madoera onderscheidt, wordt de zuidelijkste
Djokjakarta. door alluviaal terrein ten O. van de Balega-rivier
SAMODJA. Soend. Zie BOENGA KEMBODJA. afgebroken, maar zij verheft zich op nieuw in
SAMOENTÉ. Alf. Men. Zie ANGSOEKA. oostelijke richting tot nabij de rivier van Sam-
SAMOSIR. Schiereiland in het meer van Toba, pang en verder ten o. daarvan. De middelste
aan den westelijken oever door een uiterst smalle rug, ongeveer 10 paal van de zuidkust verwij-
landtong verbonden aan het hooge bergland van derd, is van den zuidelijken door kwartaire gron-
Toba, met eene oppervlakte van ruim 750 □ kilo- den gescheiden die voor de natte rijstcultuur ge-
meter. Het heeft in het midden een ruim 1500 M. bezigd worden, maar zendt op enkele plaatsen
hoog plateau, dat in het N.W. en W. gelijkmatig uitloopcrs naar de zuidelijke keten. De noorde-
afhelt naar het meer. In het Z.W. en W. loopen lijke kalkreeks, waarover de waterscheiding tus-
ruwe smalle bergruggen met bijna loodrecht inge- schen het N. en Z. des eilands loopt, is op ge-
sneden enge dalen van het meer naar het plateau, middeld 8 paal van de noordkust verwijderd. Met
dat in het N. en N.O. met steile wanden in het uitzondering van een paar toppen is deze heu-
meer eindigt. Slechts in de landschappen Tomok, velreeks geheel boomloos, tengevolge van het roe-
Ambarita en Tolpoeng in het N.O. van het schier- keloos kappen der djati-bosschen in den vorsten-
512 SAMPANG. — SANA.
tijd. De streek tusschen de noordelijke en de Waringin, ten N.W. en ten N. aan Sintang (waar
middelste heuvelketen, welke mede door uitloo-
pers zijn verbonden, is bijna geheel van levend
de grens wordt gevormd door gebergte —
oostelijk deel Schwaner-gebergte genaamd—), ten
het

water verstoken en maakt daardoor het minst be- O. aan de Dajaklanden en ten Z. van Kaap Tji-
bouwbare gedeelte der afdeeling uit. Naar de mantan tot Kaap Poeting, aan zee. De juiste grootte
zuidkust stroomen: de rivier van Balega, die met is niet bekend (zie art. BORNEO I, 256) en
haar zijrivier de Ragoeng het grootste stroomge- wat het zielental betreft, daaromtrent loopen de
bied heeft van alle rivieren van Madoera, verder gegevens zeer uiteen; volgens het Rapport van
de rivier van Sampang, welke tot de hoofdplaats res. Joekes (ißg3) bedraagt het 25000. De be-
voor kleine schoeners bevaarbaar is. De rivieren volking bestaat uit Maleiers vermengd met Ja-
die aan de noordkust uilwateren, zijn zeer kort vaansche bestanddeelen, en Dajaks, die in ver-
van loop; de voornaamste is de rivier van Batioh. schillende stammen zijn verdeeld.
Langs de geheele noordkust van de afdeeling De zuidelijke kuststreken zijn nagenoeg geheel
zijn zeevisscherij, de bereiding van droge visch vlak en, voornamelijk tusschen de rivieren Pem-
en trasi, benevens handel en ooftteelt de midde- boeang en Mentaja, met talrijke meren bezet. Meer
len van bestaan. Daar liggen de welvarende desa's naar het noorden is het land bezet met heuvel-
Ketapang, Djatrabarat, Djatratimoer en Banjoeates. rijen, uitloopers van het grensgebergte, welk laatste
Aan beide cevers van de rivier van Temberoe, in het art. BORNEO I, 23g wordt beschreven.
grensrivier in het N. met de afd. Pamekasan, Sommige toppen bereiken een aanzienlijke hoogte,
worden uit kalksteen neuten en metselstcenen bijv. (van Oost naar West) de Boekit Raja (2278 M.)
gehouwen, waardoor tal van diepe groeven zijn de Rangbabi (1263 M.), de Batoe (i2sg M.), de
ontstaan. De afdeelingshoofdplaats Sampang was Pemantjoeng (1552 M.) en de Raja of Segoeroeh
reeds tegen het eind der I7*-' eeuw, naar Valen- (1031 M.). (Zie Atlas Stemfoort en Ten Siethoff,
tijn's beschrijving te oordcelen, eene handelsplaats 2<= uitg. bl. 13, ißgg.)
van beteekenis. Zij had op het einde van 1895 De afdeeling wordt hoofdzakelijk gevormd door
8520 inwoners, waaronder 28 Europeanen, 8145 het stroomgebied van drie groote rivieren, nl. de
Inlanders, 344 Chineezen en 3 Arabieren. Er is Pemboeang of Serojan, de Sampit of Mentaja en
eenige drukte door den handel in rijst en petro- de Mendawei of Katingan. De beschrijving dier
leum door Chineezen en hadji's gedreven, maai- rivieren geschiedde reeds bij het art. BORNEO, I,
de stad op zich zelf, met hare lage, steenen en 246—247. Plaatsen van noemenswaardig belang
bamboezen huizen aan beide zijden van den post- worden in de afdeeling niet aangetroffen, de be-
weg, biedt niets merkwaardigs aan. Tusschen deze langrijkste werden trouwens bij het art. Borneo
huizen ligt de woning van den assistent-resident; reeds vermeld. Alleen mag nog genoemd worden
de regentswoning ligt op bijna een paal afstands Kasoengan, grootendeels door Dajaks bewoond,
ten westen van de hoofdplaats. De Sampang- de grootste en welvarendste kampong aan de ge-
rivier, die ter hoofdplaats 35 M. breed is, verge- heele Katingan. Het districtshoofd is een Christen,
makkelijkt het handelsverkeer, doordat de uit zee terwijl er zich een zendingsschool bevindt. In de
komende prauwen en schoeners voor de woningen Bovenlanden houden zich voornamelijk de Dajaks
der kooplieden kunnen worden gelost. De stoom- op, wier hoofdbedrijf, behoudens landbouw, be-
tramlijn Kamal—Soemenep zal weldra Sampang staat in het inzamelen van boschproducten, waar-
met de hoofdplaatsen op Madoera in nauwer ver- mee ze handel drijven met de bewoners der Be-
binding brengen. nedenlanden, die de artikelen uitvoeren.
Op 5 paal afstands van de zuidkust ligt het Zie voor litteratuur de aangehaalde bronnen bij
eiland Mendangin of P. Kambing. Het is bijna het art. BORXEO, maar vooral Dr. Molengraaff:
eene vierkante paal groot en heeft eene bevol- Geol. Verkenningstochten, Leiden 1900, die een
king van 1700 personen, die van de vischvangst mooie beschrijving geeft van de Katingan-rivier,
leven. met haar voornaamsten zijtak de Samba en tal
SAMPEN. Zie HARING. van bijzonderheden mededeelt omtrent de bevol-
SAMPEU. Soend. Zie OEBI KAJOE. king aan die rivieren.
SAMPI-HALAS. Zie BANTENG. SAMPOELAN. Zie BOEDENG.
SAMPIT. Rivier in de Z. en O. afdeeling van SANA of SANA KEMBANG, [av.; SENA,
Borneo (zie BORNEO).
SAMPIT. Afdeeling van de res. Zuider- en
:
Mal.; SANAH, Mal. ANGSANA,Batav. Mal.;
LIGOEAH, Tem.; LENGGOEA, Mal. Mol.;
Oosterafdeeltng van Borneo, onder een controleur NAGA, NAGHA of AGHA, Alf. Men.; NALA,
met standplaats Sampit, bestaande uit de districten NALOL of NARA, Alf. Amb.; SONDANA,
Sampit (met de onderdistricten Tjempaga, Men- 801. Mong.
taja en Kwajan); Mendawei (met de onderdistr. Ptcrocnrpus Indicus IVilld., fam. Leguminosae,
Beneden Katingan, Boven Katingan en Samba) onderfam. Papilionaceae. Boom met nagenoeg cir-
en Pemboeang (met de onderdistr. Semboeloe en kelvormige, platte, gewoonlijk éénzadige vruchten,
Serajan), alsmede het leenplichtige landschap Kota die in den Indischen Archipel zeer verspreid en
Waringin, waartoe gerekend worden het landschap menigvuldig voorkomt en algemeen bekend is om
Koemai en een deel van het landschap Djelei. het kostbare hout, dat hij geeft. Hij groeit op
Aangezien Kota Waringin met onderhoorigheden Java, Sumatra, Celebes, in de Molukken en elders
reeds dl. 11, 302 besproken zijn, wordt het hier in de lage bergstreken, doch is ook van vele
geheel buiten beschouwing gelaten. plaatsen, waar hij vroeger voorkwam, reeds ge-
De districten en onderdistricten worden bestuurd heel uitgeroeid. Het hout is vrij zwaar, hard, fijn
door Inl. hoofden met verschillende titels. De van vezel, vast en sterk, zeer deugdzaam, donker
districtsbestuurders worden door het Gouvernement van kleur, veelal fraai gevlamd, voor bouwmate-
aangesteld en bezoldigd en staan onder het on- riaal alleszins geschikt, maar vooral gezocht voor
middellijk gezag van den controleur. de vervaardiging van meubelen, wapenscheeden
De afdeeling grenst ten W. aan Koemai en Kota enz. De stammen bereiken wel een aanzienlijkeu
SANA. — SANDELHOUT-STAMBOEK. 513

omvang maar slechts eene middelmatige hoogte, in het zuidelijk deel van Dekhan, waar hij in on-
ook groeien de boomen veelal wat krom en knoestig, vruchtbare gronden, tot op 3000 voet wast, en in het
zoodat stukken hout van groote lengte er zelden groot gekweekt wordt, bepaaldelijk in Mysore; in
uit kunnen worden gekapt. De breedste en schoonst Ncdcrlandsch Indië vooral wildgroeiend op de
gevlamde stukken worden verkregen uit de uit- kleine Soenda-eilanden, en voorts op Java, Ma-
staande ribben of lijsten, waarin de boomen bene- doera en de Molukken.'
den uitloopen. Tafelbladen van meer dan 2 M. Levert het welriekende wit en geel Sandel-,
breedte zijn niet zeldzaam, soms tot 3 M. Kleine, Santel- of Santal-hout, dat belangrijk is als reuk-
nog fraaiere stukken verkrijgt men uit de dikwijls hout en medicijn. Verreweg de grootste beteekenis
reusachtige uitwassen aan den stam. Het talrijkst heeft dit hout voor het vaste land van Indië, als
groeit deze boom in de Molukken, alwaar hij den zijnde daar onmisbaar bij alle godsdienstige ceremo-
naam draagt van Lenggoa, vooral op Ceram niën; voorts voor parfum en geurige olie bereiding,
en Boeroe. Van daar worden ook geregeld kleine voor snijwerk enz. In Nederlandsch Indië is Su/i-
hoeveelheden van dit hout naar Nederland uitge- --------laltim op Java bijna uitgeroeid, o. a. door de ge-
voerd, hier bekend onder den naam van „Am- zochtheid van het geurig en duurzaam hout voor
bonsch Wortelhout". In de Molukken onderscheidt fijn schrijnwerk, wapengevesten enz. Int eigenlijk
men verschillende variëteiten van Lenggoa-hout: Sandel-gebicd, nl. Timor, Savoe, Rotti, Soemba,
L. batoe, L. gaba gaba, L. kastoeri e. a., is zulks niet het geval, doch wordt er toch weinig
wellicht ten deele behoorende tot andere soorten verricht om dit kostelijk gewas voortteplanten of
van het geslacht Plerocorpus. De in water ge- zelfs maar tegen vernietiging te beschermen.
weekte bladeren dienen tot hoofdwassching. In Vrij aanzienlijke hoeveelheden worden nog ieder
de Molukken gebruikt men de fijngestampte bla- jaar uitgevoerd van Koepang en Atapoepoe. Ma-
deren als nieswekkend middel. De bast wordt kasar, oudtijds de stapelplaats van het geurigst
gebezigd tot touwwerk voor vischnettei, en het sandelhout, voert nu weinig uit, en meest van infé-
sap tot het polijsten van meubelen. De hars fgetah rieure kwaliteit, vergeleken met het uitgezocht My-
angsana) is als eene der soorten k in o in de ge- sore-hout De Makasaren halen of haalden hun
neeskunde bekend. sandelhout vooral van de Letti-eilanden ; ook van
SANAH. Mad. Zie SANA. de Palos-baai komt dit hout in den handel.
SANA KELING. Jav. Voor Europa heeft het sandelhout, dat trouwens
Dalbcrgia latifolia Roxb., fam. Leguminosae, al voor eeuwen een kostbaar artikel was en door
onderfam. Fapi/ionaceae. Boom van Java, die voor- de O. I. Cic geregeld werd aangevoerd, in de tien
treffelijk meubelhout geeft en gemakkelijk voort- laatste jaren eene nieuwe beteekenis gekregen door
teelt door wortelspruiten. Zeer geschikt voor her- het zeer belangrijk gebruik van sandelolie (oleum
wouding. santali, zie 111, 68) in de geneeskunde, voor-
SANATORIA. Zie GEZONDHEIDSETABLIS- namelijk als antigonorrhoïcum, eene medicatie die
SEMENTEN (I, 578) en verder J. L. van Gennep, trouwens reeds aan Rumphius bekend was. Ook
De wenschelijkheid tot exploit. van de hoogvl. als luxehout en voor reukwerken blijft de sandel


van het Janggeb. in Oost-Java; (Irrd. Gids lßg6, zeer gezocht. Het vermeerderd gebruik is aanlei-
I. 611). J. H. F. Kohlbrugge, Rapp. belr. een ding geweest, dat in Ned. Indië de aandacht op
geneesk.-topogr. en voorbereidend climatol. onder- Santalum meer dan vroeger gevestigd is, en er
zoek van de hoogvlakte van het Janggeb. Bat. thans op Java (Bezoeki) en op Madoera door 's lands

-
ißg7. — Dez., geogr. beschr. van het Jang-geb. boschwezen cultuurproeven worden ingesteld.
(Argopoero) op Java; (T. Aard. Gen. lßg7, 6g5). — Sandelhout draagt de bijvoegingen wit en geel,
J. L. van Gennep, Opmerkingen naar aanl. van resp. voor het spint- en kernhout, ter onderschei-
het voorafgaande opstel; (T. Aard. Gen. lßgg, ding van het als verfstof dienende roode sandel-
25g).— J. 11. F. Kohlbrugge, Sanatoria in Ned. hout, dat afkomstig is van Plerocarpus Santalinus
Indië; (Versl. Ind. Gen. ißgg, 243). — I. Grone- Lf. en ook van P. Indicus Willd. (Zie SANA).

—•
man, Nogmaals de Jang-hoogvlakte; (T. Aard. Gen. Een onecht Javaansch sandelhout van veel zwakker
igoo, 653). J. F. Niermeyer, Óver klimaat en aroma komt van Exocarpus ovotus BL, een boom
plantengroei van den Jang; (T. Aard. Gen. igoo, die op San/a/urn gelijkt en- tot dezelfde planten-
7gß). — I. Groneman, De plantengroei van den familie behoort.
Jang (T. Aard. Gen. 1901, 409). — J. 11. 1". Nog andere planten, geenszins aan Santalum
Kohlbrugge, Bronnen en badpl. In N. I. die tot verwant, leveren aan den handel houtsoorten, die
herstel van gezondh. door Inl. en Eur. worden als sandelhout verkocht worden, omdat zij in uiter-
gebruikt, (Ind. Gids 1901, 883). lijk of reuk daarmede eenigszins overeenkomen.
SANDANG-LAWE. Zie BANGOE. F'ene afbeelding en uitvoerige beschrijving van
SANDAWA. Zie SALPETER. den echten sandelhout-boom komt voor in de Ind.
SANDEAN. Bergachtig landschap inZuid-Dolok Merc. 1897, blz. 1.
van de afd. Padang Lawas, res. Tapanoeli. Wegens SANDELHOUT-EILAND. Zie SOEMBA.
de geringe vruchtbaarheid van het land is het SANDELHOUT-STAMBOEK. Deze belang-
ook weinig bevolkt, en is de bevolking, die hare rijke, door de Indische regeering gesubsidieerde
rijst op droge velden teelt, zeer arm. Te Boroe- en in 1893 te Bandoeng (Preanger regentschappen
angir, eene kleine kampong van het landschap, opgerichte en aldaar gevestigde vereeniging stelt
wordt goud van goede kwaliteit gevonden. zich ten doel: het fokken van Sandelhout-paarden
SANDELHOUT. Op Java Tjcndana (m.s.j.), op
Java te bevorderen, dit ras te verbeteren en
zijnde dit de sanskrit-naam, die door geheel Indië de zuiverheid daarvan te beschermen door het aan-
bekend is. Op Timor Haumani en Ai kamenil. houden van een stamboek. (Zie PAARD, Dl. 111,
Op Soemba Ai nitoe, d. i. gecstenhout. Op Ambon bl. 151) Zij erlangde rechtspersoonlijkheid bij
Ai sriroe. Gouv. besluit van iq Mei 1593 N°. 16. De voor
San/a/urn album /.., fam. Saulalaceae, kleine de instandhouding en verbetering van het Indisch
altijd groene boom; in Engelsch Indië inheemsen paardenmateriaal van het hoogste belang zijnde in-
111 33
514 SANDELHOUT-STAMBOEK. — SANGI EN TALAUER-EILANDEN.
stelling wordt, ondanks den finantieelen bijstand dei- In de nabijheid dier plaats werden indertijd
Indische regeering, blijkens de „gedrukte Notulen Hindoe-oudheden aangetroffen. (Zie Veth, Borneo's
der Algemeene Vergadering te Bandoeng gehouden Wester-Afdeeling I, bl. 45).
op 16 Juni igoi," in haar voortbestaan ten ern- SANGGÉ-SANGGÉ. Bat. Zie SERË.
stigste bedreigd. (Zie Regeeringsalmanak van Ned.- SANGHIL. Bat. Zie GANDAROESA.
Indië igoi en Indisch Militair Tijdschrift igoi). SANGHJANG. Zie JAVANEN, 11, 142.
SANDELWOOD. Zie PAARD. SANGI (SANGIR)-EILANDEN. Groep van
SANDING-EILANDEN. Ook wel Laag en eilanden, noordwaarts van de Minahasa en met de
Bergen geheeten, zijn 2 eilanden in den Indi- Talauergroep uitmakende de onderafdeeling Sangi
schen Oceaan, door het zg. Addingtons-kanaal en Talaucr der afdecling Menado van de Minahasa
gescheiden van den noordelijk daarvan gelegen der residentie Menado. Zij zijn gelegen op ge-

'
Pagei-archipel. Zij zijn onbewoond en moeilijk te middeld 125 30' O.L. tusschen 2° 7' 30" en ruim
bereiken door de omliggende koraalriffen. Volgens 5° N.B. en de voornaamstcn zijn: Sangi of Groot-
Marsden (Hist. of Sumatra) zouden er wilde noten- Sangi met een bevolking van 45.000 personen
muskaat en de marbo (Mctrosideros Amboincnsis) en verdeeld in 4 rijkjes: Taboekan, Kandar, Manga-
voorkomen. Hij maakt ook gewag van eene bezet- nitoe en Tarocna; de hoofdnegeri van het laatste
ting van enkele soldaten met een officier, die in tevens de standplaats van den controleur; hoofden
1769 korten tijd op Bergen zou geweest zijn. der rijkjes zijn radja's die de opperheerschappij van
SANDOEDOEK. Bat. Zie HARÈNDONG. het Gouv. erkennen; voorts Siauw met 24.000 en
SANDORICUM. Zie SENTOEL en KATJAPI. Tagoelandang met 5000 inwoners. Deze eilanden
SANE. Amb. Wet. Zie OEBI DJAWA. zijn zeer bergachtig (behalve in 't algemeen langs
SANÈNÈM. N. G. 4 R., Noemf. Zie NIPAII. de kusten) en van vulkanischen aard. Vooral de
SANGAROENG (TJI). Zie I.OSARI (TJI). in het noordelijk gedeelte van Groot-Sangi gele-
SANGGAR. Zie SOEMBAWA. gen vulkaan G. Awoe richtte meermalen groote
SANGGAU. Landschap op Borneo, met eene verwoestingen aan; bij de laatste uitbarsting, van
oppervlakte van 143 D g. m. en naar schatting 7 Juni ißg2, werden meer dan 2000 menschen
30.000 inwoners. Het grenst ten W. aan Tajan gedood en was de materiëele schade eveneens
en Landak, ten N.O. aan Sambas, ten N. aan zeer aanzienlijk. Op Siauw vindt men de werk-
Serawak, ten O. en Z.O. aan Sekadau en ten Z. zame vulkaan G. Api (G. Awoe), zoo ook een
aan Meliau. Het rijk bevat het stroomgebied van op het eilandje Roeang (westwaarts van Tagoe-
de Sekajam-rivier, die ontspringt in het gebergte landang), welke bij een uitbarsting in 1872 de
op de grens van Sambas, terwijl ze bij de hoofd- geheele negeri Tagoelandang verwoestte, waarbij
plaats, eveneens Sanggau geheeten, in de Kapoeas 300 menschen omkwamen. Behalve in timmer-
uitmondt. De Sekajam telt talrijke zijrivieren, waar- hout, wordt er veel handel in kopra gedreven.
van de voornaamste, de Mengkiang bij de kam- Op Siauw wordt in den laatsten tijd de muskaat-
pong van dien naam zich met haar vereenigt. Voor noten-cultuur met goed gevolg uitgeoefend. Een
grootere vaartuigen is deze rivier en hare zij- groot deel der bevolking is reeds tot het Chris-
takken geheel onbevaarbaar. Het zuidelijk deel tendom overgegaan, tot welk einde op meerdere
des lands wordt door de Kapoeas doorstroomd. plaatsen zendelingen werkzaam zijn; op de drie
Behoudens een strook land aan beide oevers dezer genoemde eilanden waren op het eind van ißgg
rivier, is het landschap geheel bergachtig. Tot 43.354 inlandsche christenen. De bevolking dezer
een aanmerkelijke hoogte evenwel verheft zich eilanden houdt zich voornl. met landbouw, visch-
in het binnenland alleen de G. Boedoek. (950 M.) vangst en weven bezig; tot voor korten tijd was
De bevolking bestaat uit Dajaks, Sanggauers — een de weverij de belangrijkste tak van nijverheid der
ras, feitelijk ontstaan door vermenging der Dajaks vrouwelijke bevolking. De kofo-plant, hoté (een
met Maleiers (overheerschend), Hindoe-Javanen pisang-variëteit, oneetbare vruchten dragend) en
en Boegmeezen, — en Chineezen. De Dajaks be-
wonen meer de bovenlanden, houden zich voornl.
meer speciaal de vezelen der bladscheeden van
die plant leveren de grondstoffen. Bij het weven
bezig met landbouw en inzamelen van bosch- zijn verschillende toestellen in gebruik (zie Notu-
producten, waarin ze met de Maleiers handel len Bat. Gen. dl. XXXI, 1893, Bijl. XIII), ter-
drijven, welke laatsten de artikelen uitvoeren. De wijl van de weefsels zoowel kleeding, als gordij-
Chineezen en Maleiers vinden veelal een bestaan nen, matjes etc. gemaakt worden. Aangezien echter
in de goud- en diamantgraverijen, in mindere mate (met de primitieve middelen) het weven uiterst
echter dan voorheen. Het zelfbesturende landschap langzaam gaat en voor geringen prijs katoenen
wordt geregeerd door een vorst, met den titel stoffen worden ingevoerd, terwijl bovendien de
Panembahan, vcrblijfhoudende ter hoofdplaats Sang- Christen-bevolking zich meer en meer Europeesch
gau. Reeds vroeger werden met dezen contracten wil kleeden, gaat de eigenaardige kofo-industrie
aangegaan, doch het laatste, nog geldende dateert snel achteruit, en houdt ook het kweeken derkofo-
van 4 Maart 1882. (Voor den inhoud zie Bijl. plant hiermede gelijken tred. De hoofdplaats Ta-
Hand. St. Gen. 1883—84. N~. 133, 8). Voor meer- roena, vanwaar rotan wordt uitgevoerd, wordt
dere bijzonderheden, zooals plaatsbeschrijving, maandelijks geregeld bezocht door de booten dei-
ethnographie, gelijk mede voor de geschiedenis Kon. Paketvaart Maatschappij. Zie S. Coolsma:
van het landschap, zie: 11. P. A. Bakker. Het De zendingseeuw voor Ned. Oost-Indië, Utrecht


Rijk Sanggau. Tijdschr. Bat. Gen. dl. XXIX,(iBB4). 1901 en B. C. A. J. van Dinter: Eenige geogr.
Het landschap behoort administratief tot en en ethnogr. aanteekeningen betreffende het eiland
vormt het W. deel van de afd. Sanggau en Sekadau. Siaoe (met kaartje), Tijdschr. Bat. Gen. Dl. 41
SANGGAU EN SEKADAU. Afd. van de Res. (iß9g); en deze Encycl. I. 388.
Westerafdeeling van Borneo. Behalve bovenom- SANGI EN TALAUER-EILANDEN. Afdec-
schreven landschap omvat deze afdecling nog het ling van de res. Menado, omvattende de eilan-
landschap Sekadau, (zie aldaar) en staat onder het dengroepen van dien naam, staande onder een
bestuur van een controleur, met standplaats Sanggau. controleur, waaraan toegevoegd is een asp.-con-
SANGI EN TALAUER-EILANDEN. — SANTANI. 515

troleur met standplaats Taroena op het eiland en de afdeeling Bawean (zie op dat woord), tot
Groot-Sangi, en een posthouder op de Talauer- de residentie Soerabaja behoorende. De plaats, aan
eilanden. de Zuidkust van een ruime baai, heeft ongeveer
SANGIJA. Zie ALKAI. 4000 inwoners, waaronder een Istal F'uropeanen.
SANGIR. Zie BATANG HARI. Het in 1801 gebouwde fort is sedert lang ge-
SANGIREESCH of SANGIRSCH. De alge- sloopt; op de plaats waar het stond is de assis-
meene benaming der taal die op de Sangi-eilan- tent-residentswoning opgericht. Sangkapoera heeft
den gesproken wordt, waarin men drie tongvallen geregelde verbinding per stoomschip met Soerabaja
onderscheidt: Manganitoesch, Tagoelandangsch en
Siauwsch. De voornaamste en best tong-
en Singapoera.
SANGKIR. Zie KORINTJI.
bekende
val is die van Manganitoe, waarin dan ook de SANGKO. Zie HARING.
meeste geschriften bestaan, zoowel oorspronkelijke SANG-SAGAN. Zie CHABA-WONNO.
teksten als vertalingen. Het Sangirsch behoort in SANGSAM. Zie ROESA.
grammatisch opzicht tot de meest ontwikkelde SANINTEN. Soend.; SARANGAN, Jav.
Maleisch-Polyncsischc talen en evenaart in vor- =
Cnstanopsis argentea A.DC Castunea argentea
menrijkdom en fijnheid van uitdrukking de Filip- BL, fam. Cupuliferae. Een altijd groene boom
pijnsche talen, waarmede het ook in andere op- van 50 —60 voet, die in den Maleischen archipel,
zichten veel gemeen heeft. Het klankstelsel onder- o. a. in de bergwouden van West-Java, voorkomt
scheidt zich door zekere weekheid, in zooverre en in het oostelijk deel van Engelsch-Indië. Het
alle sluitmedeklinkers behalve de nasaal ng weg- harde, fijne, roodkleurige hout is geschikt voor
vallen, hoewel de vroegere aanwezigheid van een huisbouw; de zaden worden als kastanjes gegeten.
medeklinker zich nog openbaart in de afgestooten SANOELA. Staatje op het eiland Timor, be-
uitspraak van den voorafgaanden klinker. In veel hoorende tot de onderafdeeling Beloc der afdee-
gevallen blijft echter de oorspronkelijke sluitmede- ling Timor van de gelijknamige residentie.
klinker behouden, doch dan wordt hij voorzien SANSKRIT. In ruimeren zin is dit de meest
van een naslag, bestaande in een doffe e, te ver- gangbare benaming van de oude taal der Arische
gelijken met den naslag eener a in 't Makassaarsch; Indiërs, met inbegrip van 't dialekt der Weda's;
bijv. ahus, zoon, wordt ahusë. Wat den spraak- in meer eigenlijken zin is de benaming toepasse-
kunstigen bouw der taal betreft, die draagt het- lijk op de taal der klassieke letterkunde in 't na-
zelfde karakter als in de overige talen derzelfde Wedisch tijdperk, eene taal die, lang nadat ze op-
familie en berust voornamelijk op het gebruik gehouden had de gewone volkstaal te zijn, als
van voor-, in- en achtervoegsels; alleen munt het schrijftaal zich tot in den nieuwen tijd handhaafde
Sangirsch uit door een bijzonderen rijkdom aan en nog heden ten dage in Indië de plaats in-
voorvoegsels, waardoor het mogelijk is de fijnste neemt, die 't Latijn weleer in Europa bekleedde.
onderscheidingen uit te drukken. Een eigen let- Hoewel reeds eenige eeuwen vóór 't begin onzer
terschrift hebben de Sangireezen niet: men be- jaartelling zich uit het Oudindisch jongere dia-
dient zich van de Latijnsche lettcrteekcns met lekten ontwikkeld hadden, welke men als Prakrita's
enkele wijzigingen. De naaste verwanten van d. i. gewone volkstalen bestempelt in tegenstelling
't Sangirsch zijn het Talautsch, alsook het Ben- tot het Sanskrit, d. i. debeschaafde taal, bleef deze
tenansch en Bantiksch, die als dialekten van ééne laatste bij de verbreiding der Indische beschaving
taal kunnen beschouwd worden. in vreemde landen den boventoon voeren. De groote
Litterutuur: N. Adriani, Sangireesche spraak- invloed dien 't Sanskrit op verscheiden talen van
kunst, Leid. 1893; J. F. G. Riedel, Nederduitsch niet-stamverwante volken heeft geoefend, is zoo
en Sangi-Manganitusch woordenlijstje (Tijdschr. niet geheel, dan toch grootendeels te wijten aan
v. h. Bat. Gen. 1861); Eenige Sangireesche ver- de omstandigheid dat het de taal was eener on-
halen en liederen, Bat. 1868; N. Adriani, Sangi- gemeen rijke gewijde en profane letterkunde, zoo-
reesche teksten (Bijdr. t. t. 1. en vlk. 1894); wel van de Brahmanistische Indische secten als
Mattheus-Evangelie (vert. door Mej. C. W. J. Steller), van de Noordelijke Boeddhisten. In de talen van
Leid. 1889; Markus-Evangelie (door dez.), Leid. den Indischen Archipel openbaart zich die invloed
1890; Lukas-Evangelie (door dez.), Leid. 1893; door de menigte van aan 't Sanskrit ontleende
52 Ceschiedenissen uit het Oude Testament (door woorden. Rijk aan zulke woorden zijn vooral het
dez.), Leid. 1890; Christelijke Almanak voor 1893 Javaansch. Maleisch, Balinecsch, Soendaneesch, Ma-
(door dez.), Leid. 1893; van dezelfde hand be- doereesch, Tagalog, doch ook de overige talen
staan ook vertalingen van den Heidelbergschcn bezitten een grooter of kleiner aantal van aan
en den Lutherschen Catechismus, Leid. 1889— 't Sanskrit ontleende benamingen. Op de spraak-
1891. In een eenigszins afwijkenden tongval zijn kunst der Indonesische talen heeft het Sanskrit
de door F. Keiling, zendeling op Tagoelandang, geen invloed geoefend. In de grootere Javaansche,
:
bewerkte vertalingen van het Nieuwe Testament,
het Boek der Psalmen, de Spreuken van Salomo
Maleische en Bataksche woordenboeken, alsook
in 't Kawi-Balineesch Woordenboek vindt men den
(alle uitgegeven door 't Britsch en Buitenl. Bijbel- oorsprong der aan 't Sanskrit ontleende woorden
genootschap, 1883 en 1886); voorts de vertaling meestal behoorlijk opgegeven.
van den Heidelbergschen Catechismus, en van SANTALUM. Zie SANDELHOUT.
Prof. Doedcs Handleiding bij het onderwijs in de SANTAN, SANTEN, OESAM. Het geraspte
Bijbelsche geschiedenis, y uitg. (beide Bat. 1890). kiemwit van rijpe klappernoten, dat tot bereiding
Eene bijdrage tot het Siauwsch dialekt is gele- van verschillende spijzen gebruikt wordt.
verd door Riedel, Beschrijving van de uitbarsting SANTANI. Meer op Ned.-Nieuw-Guinca, 3/2
van den Awuh Taruna, in Siauwsch dial. (Tijdschr. uur landwaarts in van de Ilumboldtsbaai gelegen.
v. h. Bat. Gen. 1867). De oppervlakte is niet nauwkeurig bekend, doch
SANGIR-EILANDEN. Zie SANGI-EILAN- Bink schat het meer in de lengte op 6 a 7, en in de
DEN. breedte op 3</2 uur roeiens. Het heeft, de inhammen
SANGKAPOERA. Hoofdplaats van het eiland in het W. en Z. niet medegerekend, een ovalen
516 SANTANI.
— SAPI.

vorm. Het water is zeer helder, vischrijk en volgens gevestigd. Niet ver van het strand is in 12 vade-
de inboorlingen komen er ook krokodillen in voor. men water een goede ankerplaats. Door den op-
In het meer ligt een eilandje, P. Aseë geheeten stand in 1817 heeft Saparoea een treurige ver-
met gelijknamige kampong. Behoudens de N.zijde, maardheid gekregen, maar sedert is de rust nim-
ombuigende naar het W. die geheel vlak is, is de mer weder op zoo ernstige wijze verbroken.
omgeving van het meer heuvel- en bergachtig. SAPAUK. Zie SINTANG.
Aan de oevers bevinden zich kampongs, deels door SAPI. Jav. nj. en Soend.; LEMBOE (kr.). De
Bink bezocht en beschreven. De grootste is aan runderen van den O. I. Archipel stammen af van
de Z. zijde, tegenover P. Aseë gelegen en telt Bos indicus, het Indische rund of zebu, meer of
30 huizen, bewoond door misschien wel 1400 min gekruist met Bos laurus, het Europeesche
personen. De gehuwde vrouwen uitgezonderd, die rund, en met den banteng (zie aldaar).
een rokje van geklopte boombast om het middel De bult op den schoft aan het zebu-ras eigen,
dragen, loopen de bewoners geheel naakt; de bevol- is bij deze bastaarden van verschillende vermen-
king is volstrekt niet oorlogzuchtig. Zie G. L. Bink, ging niet zeer merkbaar meer. Daarnevens bestaat
Tijdschr. Aardr. Gen. 2e serie XI, 1894, bl. 325 een zuiverder Bengaalsch ras, waarbij die bult nog
vgg.; Tijdschr. Bat. Gen. dl. 39 (1897), bl. 143 goed ontwikkeld is en dat zich onderscheidt door
vgg., en vgl. T. Aardr. Gen. XIX, 1902. grooter kracht, forscheren bouw, 't gemis van

' SANTJANG. Zie MATJAN.


SANTRI. Zie MOHAMMEDANISME, 11,575.
SAOE-BÉBA.ZieGEELVINKBAAI(KLEINE).
SAOESOE. Kijkje in het zuidwestelijkst ge-
deelte der Tomini-Bocht, behoorende tot de assis-
horens, door een knobbel op het voorhoofd, nage-
noeg hangende ooien, korten hals en smallen kop.
De koeien der sapi's worden doorgaans slechts
aangehouden voor de voortplanting; de stieren
worden grootendeels gecastreerd en worden dan,
tent-residentie Gorontalo der residentie Menado, wanneer zij een goede weide hebben, groot en sterk.
met een bevolking van 1250 zielen, allen Moham- Over geheel Indië komt het rund verspreid
medanen, onder het bestuur eener vorstin met den voor. Ontegenzeggelijk heeft Java den grootsten
titel van Maradikafea; zij erneert zich met de teelt veestapel van de eilanden. In de oostelijke resi-
van rijst en maïs en als takken van nijverheid denties van Java en op Madoera is het rund het
worden de bereiding van zout en het kloppen van best ontwikkeld. In den Oosthoek worden ossen
boombast (foeja) genoemd. en soms ook koeien voor den ploeg gespannen.
SAPAI OEWEK. Mad. Zie RAMBOETAN.. Overigens gebruikt men den os meer als last- dan
SAPALIN. Alf. Amb. Zie KANANGA. als trekdier. Van algemeene bekendheid is het,
SAPANG. Mak. Zie SETJANG. dat op Madoera groote zorg wordt besteed aan
SAPAN-HOUT. Zie SETJANG. het rund. Er worden in dit gewest jaarlijks wed-
SAPAROEA. Afdeeling van de residentie Am- rennen gehouden met stieren, waarbij de Madoc-
boina, bestaande uit het gelijknamige eiland en rees, staande op een slede, met groote behendig-
de eilanden Haroekoe en Noesa-Laoct en enkele heid zijn keurig opgetuigde stieren weet te besturen.
daaromheen gelegen eilandjes. Zij zal in het ge- Hel Madoereesche runderras is klein en ineenge-
heel _; 20.000 zielen tellen, waaronder ruim 5000 drongen van gestalte, laag op de pooten, stevig
burgers, voor het meerendeel inlandsche christenen. gebouwd en tegen zware vermoeienissen bestand,
SAPAROEA. Eiland in de Banda-zee, tusschen waarom het als trekvee gewild is en veel naar Soe-
i28°32'50" en I28 3 43' 40" O.L. en 3°2g'so"en rabaja wordt uitgevoerd.
30 38' Z.B. gelegen, behoorende tot de gelijkna- Gewoonlijk ziet men, dat in streken waar de
mige afdeeling der residentie Amboina. Het wordt buffels de overhand hebben, het rund in minder
door twee inhammen, een aan de noord- en een goeden toestand verkeert. Terwijl de karbouw voor
de zuidzijde, in twee schiereilanden verdeeld, welke korten tijd buitengewoon veel kracht kan ont-
door een landengte van ongeveer een half uur wikkelen, is het rund meer tot gelijkmatige in-
gaans met elkaar zijn verbonden. De kusten zijn spanning in staat. Tijdens de grootste hitte van
laag met uitzondering van den zuidoosthoek, die den dag beweegt het rund zich met gemak over de
steil in zee afloopt; meer binnenwaarts wordt het grintwegen, een zwaar beladen kar (pedati) trek-
terrein hooger en verheffen zich enkele bergen, kende, wanneer althans voor behoorlijke beschutting
welker hoogte evenwel 1000 voeten niet te boven van de klauwen is zorg gedragen. De buffel is
gaat. Noemenswaardige rivieren worden er niet hiertoe ten eenenmale ongeschikt, omdat deze arbeid
gevonden; alleen de Wae Ila, die in den noor- geheel in strijd is met zijn natuurlijken aanleg.
delijken inham uitmondt, kan over een kleine uit- De anatomische bouw van de klauwen wijst er
gestrektheid met prauwen worden bevaren. De trouwens op, dat de buffel een dier is, dat uit-
bevolking woont in meerdere kampongs langs het sluitend in de sawah thuisbehoort en zich dus
strand en bestaat voor het grootste deel uit inland- bij voorkeur op zachten bodem beweegt; hetgeen
sche Christenen. Het voornaamste voortbrengsel niet belet, dat men karbouwen zwaar beladen
zijn de kruidnagelen; sagoe is wel voorhanden, pedati's over de honderden palen lange grintwe-
maar niet voldoende voor de behoefte en wordt gen van Sumatra's Westkust laat trekken.
veel van Ceram aangevoerd. De grootte bedraagt Van rationeele fokkerij is bij de bevolking geen
2,48 D mijlen. sprake, de zorg voor den veestapel wordt aan de
SAPAROEA. Hoofdplaats der gelijknamige af- natuur overgelaten. Zoolang de veest.apel uitslui-
decling, aan de zuidkust van het eiland van dien tend werd aangewend ten behoeve van de land-
naam, tevens standplaats van den controleur. Zij bouwende bevolking, behoefde er geen achteruit-
maakt met de westelijk gelegen negeri Tiouw gang van het ras gevreesd te worden. Nu evenwel
een geheel uit en behalve een kerk en school de Europeesche industrie zich veel heeft uitge-
vindt men er nog het fort Duurstede met een breid op Java en tengevolge van de toenemende
detachement van het garnizoensbataljon der Mo- bevolking eene neiging valt te bespeuren om zoo-
:
lukken bovendien is hier een afdeeling van de
Ambonsche schutterij. Ook is er een hulpprediker
veel mogelijk gronden productief te maken, waar-
mede gepaard gaat een gestadige vermindering
SAPI.
— SARASIN. (PAUL en FRITZ) 517

van de oppervlakte welgrond, wordt het welzijn res. Madoera; met eene oppervlakte van 26.421
van den veestapel ernstig bedreigd. Van bevoegde hectaren. Het district telt 50 desa's.
zijde is reeds meermalen op dit feit gewezen zon- SAPOERAN. District van de gelijknamige con-
der dat tot verbetering het noodige wordt gedaan. tróle-afd., regentschap en afd. Ledok, res. Bage-
Alleen van particulieren kant is hier en daar een len; met cene oppervlakte van 40.691,81 hectaren.
streven in de goede richting merkbaar. In de Het district telt 124 desa's.
zuidelijke Padangsche Bovenlanden werden prach- SAPOTILLA. Zie SAWO MANILA.
tige dieren verkregen door kruising met zuiver SAPROSMA. Zie DAOEN SEKENTOET.
Europeesche runderen. Behalve voor trekdiensten, SARAB. Zie SCHILDPADDEN.
wordt het rund als slachtdier gebezigd. Rund- SARAJ. Soend. Zie NIBOENG.
vleesch wordt versch en als dendeng gegeten. SARANGAN. Jav.; KALIMBOHROT, Soend.
Ook in dit opzicht staat het Madoereesche rund Zie TENGGOELI, SAN INTEN.
bovenaan, ofschoon in den laatsten tijd ook veel Castnnopsis Javanica A.DC, fam. Cupuliferac.
Balineesche runderen worden geslacht. Hooge boom van Java, Sumatra en Engelsch-Indië.
Blijkens de telling van 1895 (Kol. Versl. ißg7 Levert vast en sterk bouwhout, de zaden worden
Bijl. A) bedroeg het aantal runderen op Java en gegeten.
Madoera 2.572.231. Van de overige eilanden worden SARASIN (PAUL), geboren te Bazel 11 Dec.
geen opgaven gedaan. De uitkomsten der telling 1856 en FRITZ SARASIN, geb. 3 Dec. 1859,
van igoo zullen in het Kol. Verslag van igo2 eveneens te Bazel, neven in den tweeden graad,
worden opgenomen. en niet broeders, zooals zij gewoonlijk genoemd
De Maleiers van Midden-Sumatra onderscheiden worden, begonnen hunne studie aan de hooge-
drie soorten van koeien, de Maleische of djawi, school te Bazel en zetten die, onder Semper, voort
de Bengaalsche, en beider kruising de sapi; maar te Würzburg, waar zij in de dierkunde promo-
welke de herkomst is van deze Maleische koe veerden: Paul in 1882 op een dissertatie over

~
blijkt niet; wilde koeien komen op Sumatra niet „Bithynia tentaculata" (opgenomen in Arbeiten aus
voor. Het verschil tusschen sapi en djawi komt dem zoologisch-zootomischen Institut, Würzburg,
te voorschijn uit een prijsopgaaf, die voor een Bd. VI, 1882); en Fritz in 1883 op een dissertatie
sapi, moeder met kalf, hoogstens ƒ 150 vermeldt, over „Reifung und Furchung des Reptilieneies,
voor een djawi ƒSO tot ƒ7O; zware stieren van ibid. Bd. VI. Van éénerlei wetenschappelijke nei-
de djawi's kosten tot/go. Slechts bij uitzondering ging, vatten zij het plan op onderzoekingsreizen
wordt een djawi-koe 19 jaar, de gemiddelde leef- te gaan ondernemen, in den aanvang niet met een
tijd is 15 jaar en het aantal kalveren dat een koe geografisch doel, maar om in den vreemde zoölo-
werpt is 12, hoogstens 15, waarvan het eerste op gie te studeeren ; nu en dan weken zij daarbij op
3Jarigen leeftijd. Aan veredeling van het ras wordt anthropologisch gebied af. Het eerst vertoefden
niets gedaan; ieder die een kudde heeft, bezit zij drie jaar (ISB3 —'86) op Ceylon, wijdden zich
daarbij ook één of meer stieren, en dekstieren aan de studie van ongewervelden en gewervelden,
vindt men bij de Maleiers niet. In sommige stre- met inbegrip van den mensch, vestigden zich. na
ken, in Rawas b. v., worden koeien en stieren, terugkeer in Europa, te Berlijn en schreven daar
evenals karbouwen, als trekvee gebruikt en op het folio-werk in vier deelen, dat onder den titel
dezelfde wijze afgericht en bestuurd. In de Pa- „P'rgebnisse naturwissenschaftlicher F'orschungen
dangsche Bovenlanden ploegen alleen vrouwen met auf Ceylon" te Wiesbaden verscheen. De eerste
koeien, maar in den regel gebruikt men voor dit twee deelen bevatten verhandelingen over de ont-
werk stieren, gewoonlijk van drie tot acht jaar; wikkelings-geschiedenis der dieren, anatomisch toe-
dan wordt hun aard te gevaarlijk en worden zij gelicht; het derde deel is van anthropologischen
als slachtvee verkocht. Een djawi geeft hoogstens aard en behelst een beschouwing van de Ceylon-
I 2 liter melk per dag, welke hoeveelheid dezelfde volken, bepaaldelijk van de laag staande Wedda's,
'/.
blijft tot ongeveer 6 maanden nadat ze geworpen waarbij de schrijvers door een vergelijkend osteo-
heeft. De kudden worden door knapen of door logisch onderzoek tot belangrijke phylogenetische
oude vrouwen gehoed. resultaten komen; ook de ergologie, zooals het
SAPIA. Air. Amb. Zie DJAMBOE. nieuwcrwetsche woord voor de kennis van levens-
SAPI-LEWENG. Zie BANTENG. wijze en gebruiken luidt, werd met zorg door hen
SAPINDUS. Zie I.I.RAK. behandeld. Toen bij de bewerking van het ver-
SAPI-OEDANG. Zie RADJA-OEDANG. zamelde materiaal zich nieuwe vragen voordeden,
SAPI-OETAN. Zie BANDOGO-TOETOE. ondernamen de reizigers een tweeden tocht naar
SAPOEDI. I [euvelachtig eiland beoosten Ma- de Wedda's van Ceylon.
doera, tevens een district van de afdeeling en het Nadat het werk in 1892 voltooid was, kwam
regentschap Socmcnep van de res. Madoera, met bij de Sarasin's de lust op een of ander weinig
cene oppervlakte van 15.887,40 hectaren en bekend land geografisch te gaan onderzoeken en
41.000 inwoners en dus dicht bevolkt; het district de keus viel op Celebes met zijn onbekend bin-
telt 14 desa's. In den westmoeson wordt aange- nenland. Van 1893 tot 1896 doortrokken zij het
legd bij Gajam, de hoofdplaats en standplaats eiland in verschillende lichtingen (zie ook CELE-
van den controleur en het districtshoofd; in den BES, I, 316 v.), verzamelden er, met de hun
oostmoeson wordt Treboeng op de westkust aan- onontbeerlijke hulp van een door de Regeering
gedaan, waar een kustlicht der 2" orde is, dat beschikbaar gestelden, ontwikkelden irrlandschen
Straat Sapoedi verlicht ten behoeve van de sche- ambtenaar, een uitgebreid materiaal van aantee-
pen die van Soerabaja naar F'uropa varen. Bij de keningen en voorwerpen. Korte berichten over
bevolking heet het eiland Podaj. De middelen de resultaten verschenen in de Verh. der Ge-
van bestaan zijn dezelfde als van Madoera (zie sellschaft für Erdkunde te Berlijn Bd. XXIX',
verder T. Bat. Gen. XXXV, 234 en XXXVI, 343). 1894 en volgende. Na afloop van de reis ves-
SAPOELOE. District van de contröle-afd. tigden de Sarasin's zich metterwoon weder te
Noord-Bangkalan, regentschap en afd. Bangkalan, Bazel, hun geboorteplaats, en gingen er de
518 SARASIN. (PAUL en ERITZ) — SARONG.
„Materialien zur Naturgeschichte der Insel Cele- SARI TOMBONG (S. POETIH). Zie OEBI
bes" schrijven, dat in klein folio-formaat even- RADTA.
eens te Wiesbadcn werd uitgegeven; vier deelen SAROENG BOEA BELOESROE. Inlandsche
zijn daarvan thans, 1901, verschenen en daar- drogerij; het houtig weefsel der vruchten van
mede zijn de publicaties over deze reis, althans, Luffa, zie aldaar (11, 43g).
voorloopig, afgesloten. Deel een en twee behan- SAROENI.Jav.; SEROENAI,MaI.; TJINGA-
delen de molusken van het eiland, systematisch, TJINGA,MAL.,TERN.en Men.; TONTONDOEWÉ,
anatomisch, epi- en phylogenetisch; het derde LAIIOENOEI of SALINTJAWOENG, Alf. Men.
deel geeft de geografische verspreiding van een Wedelia strigulosa Schum.. fam. Compositnc, en
menigte diervormen, en de gevolgtrekkingen die waarschijnlijk nog andere soorten van het geslacht
daaruit te maken zijn voor de geologische geschie- Wedelin Jucq., waarvan er verscheidene in Ned.-
denis des Archipels; het vierde de geografisch- Indië voorkomen. Het jonge loof wordt als groente
geologische beschrijving van het eiland, ten deele gegeten. De bladeren en wortels zijn (als aftrek-
op grond van eigen petrografisch, hier en daar sel) een geneesmiddel tegen fluor albus.
ook van geologisch onderzoek. Ook nu hebben SARONG. Of juister Saroeng, naar zijn oor-
zich onder dezen arbeid weder een aantal onop- sprong een echt Mal.-Polynesisch woord, duidt
geloste quaesties voorgedaan, die tot hernieuwd
onderzoek nopen, zoodat de Sarasin's nogmaals,
— zie hiervóór onder KLEEDING, 11, p. 231
het kleedingstuk aan dat wij „rok, vrouwenrok"

via Ceylon, naar Celebes denken te gaan om de noemen, een gesloten, koker-vormigen doek, dien in
leemten aan te vullen die, naar zij oordcelen, nog onze Oost zoowel vrouwen als mannen over het
in hun weten bestaan. hoofd aandoen, en bij uitdoen eenvoudig op den
Inmiddels vordert de beschrijving en afbeelding grond laten zakken om er zoo uit te stappen.
der cthnologische verzameling door hen van Celebes Het woord, letterlijk beteekenend „koker, hulsel,
medegebracht, verscheidene honderden voorwerpen, scheede" in het Mal. en Jav., zelfs uitsluitend zoo
waaronder een aantal prachtige en zeldzame stuk- nog in Soend., heeft verre Verwanten. Allereerst
ken en vele tot dusver nog niet of onvoldoende Dajaksch „saloi", het korte nauwsluitende vrouwen-
bekende zaken, b. v. uit de Minahasa. Eerst was rokje dat van den navel tot even over de knieën
het plan de ethnographie van Celebes met behulp gaat; Bal. „saoeng", houten scheede, doch ook met
van de bestaande litteratuur, van hunne verza- nevenvorm „saroeng"; Tag. „salong", het zwaard
meling en hunne aanteekeningen op dezelfde wijze in de scheede steken: F'idji „salanga," inhullen.
systematisch en als een geheel te behandelen, zoo- Des te zonderlinger is het dat we het woord
als zij met de Wedda's van Ceylon deden; maar niet terugvinden bij Makassaren en Boegmeezen,
dit plan is opgegeven en thans bewerken prof. waar de saroeng-zelve zoo algemeen gedragen wordt.
A. B. Meyer en Dr. Osw. Richter te Dresden de Hun woord daarvoor is lipa of lip ag, wat nood-
collcctie-Sarasin; in igo2 zal dit werk verschijnen zakelijk in verband moet staan met Mal. „lipat",
als deel XIV van de werken des cthnografischen gevouwen, dubbel. Dit wordt verklaard door de
Museums te Dresden, en bestaan uit een beschrij- zeer oude gewoonte om de twee lianen die voor
ving en afbeelding der medegebrachte voorwerpen,
met toelichting waar die noodig is; ter zijde van
één saroeng noodig zijn — immers, die volgens
de lengte aaneengezet moeten worden om een
deze bouwstoffen voor een latere volksbeschrijving kleed van behoorlijke breedte (tevens neervallende
en daarmede verbandhoudende, staan monographiën
als „Die Bestattungsweisen in der Minahassa in
hoogte) te geven — ineengevouwen samen als één
stuk goed te verkoopen. In eene merkwaardige
Nord Celebes" en over de helmen van messing, handelsmemorie van 1603 ') wordt van de op Bali
beide van Meyer en Richter in de Abhandl. und talrijk geweven kleedjes o.a. verteld: „oock mede
Berichte. De mogelijkheid dat de Sarasin's na zoo syn die meest dooiden banck twee in mal-
hunne terugkomst alsnog zelf de ethnografie van canderen gevonden & als zy by paren zyn zoo zynt
Celebes onderhanden nemen, blijft bestaan. coobaers & een alleen wordt genoemt Saliea-
SARAT. Zie MOH. RECHT en PRIESTER- rangh... de Javanen noemense allegaer Cayn
RADEN. bally." Hier hebben we dus de „kam kebar"
SARCOCEPHALUS. Zie BANGKAL. (Jav.) of „kembar" (Mal.), het tweeling-kleedje
SARCOGRAMMUS. AVES, LIMICOLAE, tegenover „sa-lerang" (Mal.), één baan. Dit in-
CHARADRIIDAK, Chnrndriiuae. Zie KIEVITEN. eengevouwen tweeling-kleedje is de „kam lipat"
SARCOLOBUS. Zie WALI KAMBING.
SARDIN, SARDINELLA. Zie HARING.
— zooals men in de Oostelijke helft van onzen
Archipel nog in 1851 b.v. zeide 2) —in goed
SARÉ. Mak. Zie AKAR WANGI. Maleisch, de „lipa" van Zuid-Celebes, de „kam
SARI (S. NJAMPLOENG). Inlandsche drogerij, saroeng" of bij verkorting „saroeng" der Maleiers
bestaande uit de mceldraden van Njamploeng (zie en Javanen.
aldaar). Zij vormt ook den grondslag van de medi-
cijn Sari koening (S. naga), een grof poeder, ge- 1) Deze Memorie wordt thans in haar geheel
mengd uit 30 ingrediënten. Het Sanskrit woord 1
als Bijlage 111 afgedrukt voor de 3 -' aflevering
Sari, dat in verschillende medicijnnamen voor- van „De Batik-kunst in Nederlandsch-lndië en
komt, betcekent bloem. haar geschiedenis." Zie daar blz. xix der Bij-
SARIAWAN. Zie SPRUW. (INDISCHE) lagen, en noot 125—126. Het woord „sarong"
SARIKAJA. SOEND. Zie SRIKAJA. komt merkwaardigerwijze geen enkele maal
SARIMBATA. Alf. Men. Zie SERÉ. in deze Memorie voor; het woord „cayn" daar-
SARIRO. Zie BIEJAWAKH. entegen herhaaldelijk.
SARISA. Alf. AMB. Zie KATAPANG. 2) De resident Van Lijnden schreef toch bv.
SARI TJINA. De gele bloemknoppen van So- in Natuurk. Tijdschr. v. N.1., II (1851), p. 324:
phora yapo/iicn L., fam. Leguminosue-Fupilioita- „Op Solor zijn gewild: lijnwaden (kam serassa,
ceae. Zij worden op Java van China aangevoerd kam korassi, kam lipat (Fndch en Boeton),
en gebruikt als verfstof bij het batikken. tjindcjs, wit katoen)''.
SARONG. 519

Een normale geweven saroeng is dus tweemaal Daarnaast, als meer gecompliceerden en zeker
ook samengenaaid; ééns overlangs, waardoor de ook jongeren vorm, heeft men de kapala met
twee banen van elk _: 55 cM. breedte te zamen „torens", die de Maleier „poetjoek reboeng", dus
een kam geven met een behoorlijke neervallende „bamboe-scheuten" noemt, de Javaan „toempal".
hoogte van _: 1,06 cM; en ééns daarna overdwars, Deze torens of „pieken" staan in de gereede sa-
waardoor het doek tot kokerdoek wordt, de kam roeng op twee rijen tegenover elkaar, weer met
tot saroeng. Dit is hel oude Indonesische kleeding- een neutralen tusschenband tusschen beide. De
stuk, gebaseerd op het smalle Indische weefgetouw, beide zigzaglijnen ontwikkelen zich dus in de
en aldus nog van Celebes en Bali af naar het kapala, zonder elkaar met de tegengestelde spitsen
Oosten algemeen te vinden. Daar bewesten komen aan te raken. Natuurlijk moet ook hier de vol-
al meer en meer brcedere weeftoestellen in zwang, ledige kapala, met haar beide rijen van toempals,
waardoor het overlangs samennaaien vantwecbanen oorspronkelijk aan 't begin van het doek steeds
onnoodig wordt, en men slechts één doek noodig zijn ingeweven. Het is een jongere afwijking, wan-
heeft van minstens I M. breedte en ± 2 M. lengte ') neer de eene rij toempals aan het eene uiteinde,
wat dan overdwars ééns samengenaaid de saroeng de andere rij aan het andere uiteinde van het
geeft. De gebatikte saroeng, thans algemeen op doek zich bevindt, en de kapala dus in twee halve
Europeesch fabriekskatoen vervaardigd, is altijd gesplitst is. Terwijl de rechtlijnige kapala door
uit ééne breedte. gewoon weven met veranderden inslagdraad wordt

De geweven Indische saroeng draagt in scherpe
onderscheiding van het zoogenaamde „stukgoed,"
verkregen, worden de toempal's er in gebrocheerd.
Bij de gebatikte saroeng's heeft men de recht-
Eng. „piece-good", wat aan één stuk uniform voort- lijnige kapala van het weven niet overgenomen;
geweven en in elke afmeting daarvan afgenomen misschien óók omdat men dit te doodsch vond,


kan worden, het loutere begrip dus van „doek" maar hoofdzakelijk wel omdat de gemakkelijker
of Mal. kam een bepaald begin, de kapala was-techniek toestond de levendiger toempal-ver-
of „hoofd". Bij den ouderwetschen toestand dei- siering precies zoo snel aan te brengen. Bij batik's
smalle weeftoestellen weeft men daarna uniform heeft men dus alleen saroeng's met toren-kapala's
door tot op de dubbele lengte die de gereede in scherp onderscheid tot de effen voortloopende
saroeng later moet hebben, en sluit dan weer kain's-pandjang. Die kapala moet, in aansluiting
met precies zoon zelfde hoofd. Later moet toch met haar ontstaan, eigenlijk in haar geheel aan
het doek midden door gedeeld, en moet de kapala 't eene uiteinde van het doek gebatikt worden;
van de eene baan precies samenvallen met de doch in Midden-Java heeft men het besef daar-
kapala der andere. Dat aan dit zuiver samenvallen van meestal verloren, en komen veel saroeng's
nog al eens iets hapert, kan men telkens waar- voor waar de kapala in 't midden der kam zit,
nemen; iets wat natuurlijk vermeden wordt bij het hoofd dus op de hoogte van den buik!
getouwen die uit ééne volle breedte weven. Maai- De ruimte die de kapala eener saroeng inneemt
de saroeng is dus in haar wezen een zelfstandig varieert van '/4 tot V 3der totale lengte van het
doek, een katoenen of zijden individu. doek; bij gebatikte saroeng's is '/■, wel het aller-
Deze kapala moet dus bijna aan 't eerste begin meest voorkomend.
van het doek zich bevinden; niet onmiddellijk, Bij geweven saroeng's loopt een lichtere bies
want om een goede aansluiting te krijgen bij het (Mal. pinggir, Jav. seret) over de hecle lengte
samennaaien tot saroeng, weeft men eerst een langs beide uiteinden ■—■ bij de smalle halve banen,
kort zoogenaamd „vooreind", van hetzelfde dessin die per se samengenaaid moeten, langs één kant
als het „lichaam" der saroeng, waarop onmiddellijk
het „hoofd" in zijn geheel volgt, en dan het ge-
dus maar — verkregen door het opspannen van
lichtergekleurde kettingdraden aldaar. Bij gebatikte
heele uniforme „lichaam" (Mal. badan). Bij het saroeng's is deze lichtere bies weerzijds doorkleine
tot kokerdoek-samennaaien btijft aldus de kapala arceerlijnen, als met een soort tralie-werk ver-
onaangetast in zuiverheid van lijnen. sierd.
De oude, meest oorspronkelijke vorm der ka- Als variëteiten van de gewone saroeng, voor
pala is rechtlijnig. Het ontstaat door het een- volwassen personen berekend, heeft men nog 1".
voudig inweven daar van anders gekleurde inslag- de ki n der sar o eng, en 2°. de halfslag-
draden ; de geheele kapala is aldus in kleur saroeng (Jav. saroeng tanggoeng). Voor de eerste
verschillend van het „lichaam" èn bovendien zelve soort rekenen de fabrikanten hier te lande 3
weer onderverdeeld door rechte strepen, overdwars niinimum-maten, nl. 0,61 X 1,22M.; 0,69 X 1,27M.
loopend, eerst 6 op onderling gelijken en korten en 0,76 X 1,42 M. De maat voor de saroeng tang-
afstand, dan een breeder effen tusschenband, en goeng wordt 0,81 X l, 0 5 M. genomen.
dan weer 6 strepen op denzelfden onderlingen Dan moet nog gewezen op de eigenaardige zeer
afstand als daareven. Daarmee is de kapala gereed, nauwe, doch tegelijk zeer lang neervallende gewe-
en begint de badan. Die tweemaal zes kapala- ven saroeng's die de vrouwen in den Timor-
strepen sluiten dus telkens 5 smalle strooken archipel dragen, van boven de borsten tot bij de
tusschen zich — elk van deze weer door een fijner enkels nedergaande, en nauw aan het lijf slui-
lijntje in tweeën gedeeld — welke beide vijftallen
den broeden tusschenband van de kapala weer-
tend; daartoe zijn 3, zelfs 4 banen aan elkaar
genaaid, en vormen een echten „slaapzak". Zoon
zijds flankeeren. Alle uitzonderingen op dezen „slaapsaroeng", deels door de koudere nachten
zeer vasten regel bij geweven doeken zijn feitelijk geëischt, en ook in boomschors (foeja) bij de
abnormaliteiten. Toradja's van Midden-Celebes voorkomend, is dan
wel 1,70 M. breed (hoog) bij maar 1,15 lang (wijd).
1) De opgaaf der afmetingen voor een kam Curieus is dat nog tegenwoordig in Paleutbang,
op p. 231 dezer Encyclopaedie, dl. II is f o u tic f. bij gebatikte doeken zelfs, de oude gewoonte in
Een kam, d. i. kain-pandjang, is 2/2 a 3 M. zwang bleef de saroeng's uit 2 banen samen te
lang en I a 1,30 M. breed; doch nooit is die stellen. Naar een deskundig gegeven uit 1893
„4 a 5 M. lang." wordt daar blauw-op-wit gebatikt goed „in paren
520 SARONG.
— SAWIETTO.

verkocht, in de lengte aan elkaar gezet en dan als de Sasaks, kortom dezelfde menschen als deze
als Sarongs van dubbele breedte gedragen". Zoon
Palembang-sarocng in ouderwetschen stijl is dan
zijn — C. J. van Eerde, Aanteek. over de Bodha's
van Lombok, Tijds. Bat. Gen. XLIII.
1,57 breed bij 1,88 M. lang. SASAKSCH. Zie LOMBOK.
De algemeene regel voor het dragen van SASAPPO. Maleische naam voor bast- en hoorn-
de saroeng is deze: nadat men haar over het koraal, Juncella- en Gorgonia-soox\.en.
hoofd heeft aangedaan, en haar zoo van het mid- SASAWEA. Alf. Amb. Zie SESAWI.
del naar omlaag laat vallen dat de kapala rechts- SASAWEN. Alf. Amb. Zie SESAWI.
achterwaarts blijft, neemt men met de rechterhand SASAWI. Soend. Zie SESAWI.
de overtollige wijdte der saroeng daar in het SASSAFRAS. Zie MASOI.
midden van de kapala dubbel, en brengt nu SATOEI. District van de onderafd. Tanah Laoet,
die dubbele vouw of plooi met de linkerhand afd. Martapoera (Zie aldaar).
achterom naar de linker heup, zoodat de, SAURIDICHTYS. PISCES, PHYSOSTOMI,
hetzij rechtlijnige hetzij met toempal's versierde, Scopclidac, Saurina. 'Zie AROE.
kapala een klein gedeelte over die linker- SAUROMARPTIS. AVES, PICARIAE, HAL-
heup naar voren in dubbelgevouwen toestand CYONES, A/cediuidac, Daceloninae. 'Zie KAKER-
omlaag valt. Dan wordt ze daar boven om het DARI.
middel ingestopt, en draagt door haar eigen SAUROPTERA. Zie IJSVOGEL.
nauw aan gehaald-zijn zichzelve. Dat er echter op SAURUS. PISCES, PHYSOSTOMI, Scopelidae,
dezen algemeenen regel uitzonderingen zijn van Saurina. Zie KADIL en BOENTOET KARBAL'.
persoonlijken voorkeur of locale mode, spreekt SAVOE. Zie SAWOE.
vanzelf. G. P. R. SAWAH. Zie RIJST.
SASAKS. Zie LOMBOK, dl. 11, pag. 430—435. SAWAH-GEBERGTE of BOEKIT SAWAH.
Sedert 1898 hebben de nieuwe toestanden op Is de voortzetting van het Barisan-gebergte, welke
Lombok zich kalm ontwikkeld. De onruststokers, naam het in de afd. Kroë ontvangt, terwijl het
die in 1897 gedurende eenigen tijd Midden-Lombok ovcrirrgs de grens vormt van de afd. Kroë, res.
in beroering gehouden en zich na hunne onder- Bengkoelen en de afd. Semangka, res. Lampong-
werping te Praja gevestigd hadden, hielden zich sche Districten en ten slotte in zee eindigt. (Zie
verder stil. F'en der hoofden van den opstand werd verder SLM AIRA).
gearresteerd en enkele andere belhamels werden SAWAH LOENTO. ;ie KOTA, 11, 297, en
na hunne gevangenneming tot dwangarbeid buiten STEENKOI.KX.
Lombok veroordeeld. De Sasaks hebben zich verder, SAWANG. Een der op de Noordoostkust van
evenals de Baliërs, ongestoord aan den landbouw Sumatra gelegen Atjehsche onderhoorigheden. Ten
kunnen wijden, dank zij eene in 1897, door de Westen grenst dit staatje aan de Kroeëng Mand,
Indische regeering aangenomen gedragslijn met ten Noorden aan de Straat van Malaka en ten
betrekking tot de beslissing van agrarische ge- Oosten aan de Kroeëng Boengkas; terwijl de zui-
schillen tusschen deze twee volksstammen. Met delijke grens niet met juistheid is op te geven.
goed gevolg is verder gestreefd naar eene ver- Vóór den oorlog met Pasangan, waaraan in 1883
huizing van een gedeelte der bewoners van het door ons bestuur een einde werd gemaakt, vormde
zwaar bevolkte West-Lombok naar die streken Sawang met het ten Oosten daarvan gelegen
van Midden-Lombok, waar ruimer gelegenheid tot Nisam één staatje onder den naam Blang
uitoefening van den landbouw bestaat. Ofschoon Pandjang; doch toen in laatstgenoemd jaar de
na de laatste onlusten, elk jaar, na afloop van den door Pasangan veroverde landstreken aan hare
rijstoogst, geruchten werden verspreid omtrent te rechtmatige eigenaars werden teruggegeven, werd
verwachten woelingen, hebben die geruchten zich Blang Pandjang in eene oostelijke en eene weste-
nog niet bewaarheid. Moge onder de Sasaks, vooral lijke helft verdeeld, die door de Kroeëng Boeng-
bij sommige aanzienlijke familiën, nog veel naijver kas gescheiden zijn en sedert dien tijd bekend
op elkanders bezittingen en rang heerschen, waar- staan als de zelfstandige staatjes Sawang en Nisam.
uit soms het streven voortvloeit om tegenstanders, Spoedig na de intrekking onzer vestiging te Telok
in het bijzonder indien zij tot de hoofden be- Semaweh in 1884 werden de hoofden van beide
hooren, door het verspreiden van valsehe geruchten staatjes door den vorst van Pasangan naar de
in moeilijkheden te brengen, zoo is de geest van ontoegankelijke streken van hun gebied terugge-
dit element der Lomboksche bevolking ten op- drongen en eerst in 1892 kwamen zij, tengevolge
zichte van het bestuur over het algemeen goed van de door den resident G. A. Scherer met den
te noemen, zoodat de rust tot in October 1901 niet vorst van Pasangan gevoerde onderhandelingen,
weder verstoord werd en de bevelen van het be- weder in het ongestoorde bezit van hunne landen.
stuur behoorlijk werden opgevolgd, waardoor de De bevolking van Sawang werd in 1893 op 1000
militaire bezetting te Ampenan spoedig zou worden zielen geschat.
opgeheven. Aangezien de voor Baliërs en Sasaks SAWEH. Naam op West-Sumatra voorDicrurus-,
bevredigende bestuursorganisatie goed blijkt te Dissemurus- en Buc/tauga-sooilcn. 'Zie ook: BOE-
werken en de economische omstandigheden dei- NAI-ANDOE, DICRURUS en LAJANG LAJANG
bevolking sedert de laatste onlusten gunstig zijn BABI.
geworden, behoeft ook voor het vervolg weinig SAWEH ITAM. Zie SRI-GOENTING.
vrees te bestaan voor ernstige rustverstoring. SAWEI. Zie HENDENGO-MOITOMO.
Zie omtrent de in werkelijkheid niet van de SA WEL. Alf. Amb. Zie SESAWI.


hen omringende Sasaks verschillende Bodha's SAWÉLA. Naam op Ceram voor Ibis stric/i-
die dezelfde taal (een dialect van het alge- -------peu/iis. Op Celebes heet Ibis falcincl/us M oel o-
meene inheemsche Sasaksch) als al de bewoners lon e o.
der noorderdistricten, dezelfde kleeding, dezelfde SAWI. Jav. Zie SESAWI.
wijze van wonen, dezelfde adat, dezelfde denk- SAWIETTO. Boegineesch landschap aan de
beelden omtrent goden en godsvercering hebben W. kust van Z. Celebes, met gelijknamige hoofd-
SAWIETTO. -• SCHAALDIEREN. 521

plaats, behoorende tot het bondgenootschap Adja- ver en een alferes benevens eenige soldaten ge-
tapparang, met een oppervlakte naar schatting plaatst zijn. De Alfoeren planten veel padie en
van _■ 200 D palen. het zijn lieden van Sawoe die, als zij te Ternate
Het wordt door de Sadang in Z.W. richting heerendienst moeten verrichten, door het sultans-
doorstroomd en telt nog een aantal onbeduidende bestuur dikwerf worden afgestaan aan ingezetenen,
riviertjes. De voornaamste bergtoppen zijn in het ten einde te voorzien in de moeilijkheid van het
Noorden gelegen en zijn naar schatting :_ 4000 vt. bekomen van huisbedienden.
hoog. De bodem is zeer vruchtbaar, zoodat de ge- SAWOENEESCH. De taal van 't eiland Sa-
teeld wordende producten niet alleen in eigen woe, is in klankstelsel, spraakkunstigen bouw en
behoefte voorzien, doch ook uitgevoerd worden, woordenschat ten nauwste verwant met het Socm-
waaronder rijst, djagong, klappers, pinang en ka- baasch, waarvan het als een dialekt mag beschouwd
miri. Vischvangst verschaft aan de kustbewoners worden. Daarentegen wijkt het aanmerkelijk af
een ruim middel van bestaan, terwijl de handel van het Rotineesch, Timoreesch en de overige met
eveneens niet onbeteekenend is. De bevolking wordt deze in verband staande talen. Een van de ken-
geraamd op 30.000 personen, en bestuurd door merkende verschillen tusschen de taal van Sawoe
een vorst met den titel Adatoewang. Zie voor en die der meer oostelijk gelegen eilanden bestaat
:
verdere bijzonderheden D. F. van Braam Morris.
Tijdschr. Bat. Gen. dl. 36 (1893), blz. 213.
in de plaatsing der bestanddeelen van eene geni-
ticfsamensteHing, in welk opzicht het Sawoeneesch
SAWI-SAWI. Mal. Zie SESAWI. zich bij de westelijke verwanten aansluit. Over
SAWO. Vele talen. 't algemeen kan men zeggen dat het Sawoeneesch,
Mimusops h'auki L., fam. Sapotaceae. Een hooge gelijk het Soembaasch, veel punten van aanraking
boom die in geheel Indië vooral gekweekt voor- heeft met het Makassaarseh en Boeginecsch, meer
komt, en een zeer gewaardeerd hout bevat, dat dan met het Javaansch. Ten opzichte van het klank-
niet alleen voor bouwmateriaal geschikt, maar ook stelsel is op te merken dat het Sawoeneesch geen
voor de vervaardiging van meubelen gezocht is. sluitmcdeklinkers duldt en evenmin de verbinding
Het is fraai rood van kleur, dikwijls schoon ge- of verdubbeling van medeklinkers. Zeer gewoon
vlamd en hoewel zeer hard toch gemakkelijk te is de omzetting der klinkers in tweeletlergrepige
bewerken. Het staat bekend als een der fraaiste woorden, een verschijnsel dat ook niet zelden in
nieubelhouten van Indië en wordt ook voor kunst- 't Soembaasch en Bimaneesch voorkomt, b.v. amir,
draaiwerk en houtsneden gebezigd. De vruchten huis, Soembaasch amu, Javaansch umah, Ma-
worden gegeten, meest zijn zij ouder den naam leisch rum ah; adji, trappen, Javaansch idak;
Sawo djawa bekend. hakü, maat, Maleisch, Tagalog sukat. De bouw
SAWOE. Onderafdeeling der tot de residentie der taal is betrekkelijk eenvoudig. Van bestaande
Timor behoorende afdeeling Roti en Sawoe, be- wortels of stammen worden afleidingen gevormd
staande uit het eiland van dien naam en de daarbij met behulp van cene reeks voorvoegsels, die ook
gelegen kleinere eilanden onder het beheer van in de verwante talen voorkomen. Achter- en in-
een Posthouder, die te Laipaka gevestigd is. voegsels zijn in onbruik geraakt, maar er bestaan
SAWOE of SAVOE. Eiland in den Indischen nog afleidingen waaruit blijkt dat het Sawoeneesch
Oceaan, ten westen van het eiland Rote, gelegen die formatieven eenmaal bezeten heeft. De Sa-
tusschen en 122 0 O.L. en 1027 en woeneezen hebben geen eigen letterschrift: men
10° 38' Z.8., tevens met de omliggende eilandjes bedient zich van de Latijnsche karakters; proeven
vormende een onderafdeeling van de afdecling van vertellingen en volksdichting zijn tot nog
Roti en Sawoe der residentie Timor. Het bestaat toe niet bekend gemaakt.
uit een kalkformatic, is heuvelachtig en langs het Litteratuur: 11. Kern, Sawuneesche Bijdragen:
strand rotsig, terwijl stroomend water er ontbreekt Volzinnen, Samenspraken en Woordenlijst, met
en in de behoefte aan drinkwater door het gra- eene grammatische inleiding (Bijdr. T. L. en Vk.
ven van putten wordt voorzien. De voortbrengse- D. XLI). J. K. Wijngaarden, Sawuneesche Woor-
len zijn nagenoeg dezelfde als op Timor; vooral denlijst. Met een Voorwoord van C. Poensen.
de paarden hebben een goeden naam. Het Neder- ('s Grav. Nijhoff, 1896).
landsch gezag wordt er vertegenwoordigd door een SAWO MANILA. Vele talen.
Posthouder, ondergeschikt aan den Civielen Gezag- Achras Sapota L., fam. Sapotaceae. Lage boom
hebber op Roté, die te Seba gevestigd is; en uit tropisch Amerika afkomstig, doch in geheel
staatkundig verdeelt men het eiland in vier staatjes: Indië veel in de tuinen gekweekt. Het is de West-
Seba, Liai, 'I'imoe en Masara, welke bestuurd wor- Indische Mispelboom of Sapoti/la, die smakelijke
den door Radja's met een Rijksbestuurder, en waar- vruchten levert, alsmede een fraai hout, zeer ge-
toe meerdere kampongs behooren, over welke hoof- schikt voor fijn meubelwerk.
den met den titel van Tomoekon gesteld zijn. De SAXICOLA. AVES, PASSERIFORMES, PAS-
bevolking wordt geschat op ± 15.000 zielen en SERES, Turdidae, Turdinac. 'Zie DECHOE.
schijnt een gemengd ras te zijn van Timoreezen, SCAEVOLA. Zie AMBONG-AMBONC.
Rotineezen en andere eilanders; velen zijn reeds SCALARIA PALLASII en PRETIOSA. Zie
tot het Christendom bekeerd. De grootte bedraagt GASTEROPODEN.
11,3 □ geogr. mijlen. SCARABUS. Zie GASTEROPODEN.
SAWOE. District op de westkust van het noor- SCARUS. PISCES, ACANTIIOPTERYGII
delijk schiereiland van het eiland Halmahcra, ten PIIARVNGOGNATIII, Labridae, Scariua. Zie
noorden van het district Djailolo, waarmede de KAKATOEA en LIPVISSCHEN.
kleine inham Oebo-Ocbo benoorden het eilandje SCHAALDIEREN (CRUSTACEA). Deze klasse
Damar de grens vormt, en behoorende tot het omvat de dieren, die wij in het dagclijksch leven
sultanaat Ternate. Behalve vele kleinere zijn er met den naam van krabben (k e p i ti n g), kreeften
vier groote islamsche en zeven groote alfoersche en garnalen (oedang, zie aldaar) bestempelen.
kampongs, alle bestuurd door Sangadji's, terwijl Evenals bij de insecten is hun lichaam uit ring-
er van wege den Sultan een oetoesan, een schrij- vormige geledingen opgebouwd, die uitwendig door
522 SCHAALDIEREN.

een chitine-huid bedekt worden, welke door de of enkel steenen, tot ik ze met een stok omkeerde.
aanwezigheid van kalkzouten een zekere mate van In de mangrove-moerassen krioelt het van de
hardheid verkrijgt en zoo tot een pantser of schaal zoogenaamde Wenkkrabben (Gclasimï), die ge-
wordt, waaraan de naam van schaaldieren ont- kenmerkt zijn door de ongelijkheid van hun schaar-
leend is. Bij den groei van het dier wordt die pooten, daar de schaar van den rechter voorpoot
schaal van tijd tot tijd afgeworpen en heeft eene bij het mannetje zoo groot wordt als het geheele
vervelling plaats. Soms bestaat deze schaal uit overige lichaam, terwijl de linker bijzonder klein
twee of meer kleppen, zooals bij de Watervloo blijft. Die groote schaar dragen zij opgeheven
(Daphnia) en de Eendenmossel (zie aldaar), waar- voor zich uit, evenals een kampvechter zijn arm,
door het dier eenige uitwendige overeenkomst vóór hij den strijd begint; daaraan ontlecnen zij
vertoont met een schelpdier, waarmede laatstge- den naam van roepers of wenkkrabben. Zij prij-
noemden dan ook vroeger in eene groep veree- ken met de schoonste kleuren, sommigen zijn grijs
nigd werden. Ook kunnen bij sommige parasie- met een gele of purperen schaar, anderen groen
tisch levende schaaldieren de lichaamsgeledingen met zwarte vlekken of zwart met twee kobalt-
op lateren leeftijd geheel vergroeien, zoodat de blauwe vlekken in het midden van het rugschild.
dieren dan meer op wormen gelijken, zooals met Zij hebben de gewoonte om in het zand holen
eenige vischluizen (Lernaen) het geval is. te maken, soms van meer dan een voet diep,
Bij de laagst ontwikkelde schaaldieren (Ento- waarin zij takjes, bladeren en zaden slepen en
mostraca, geleede kreeften) zijn de lichaamsringen werken zoo mede om van koraalzand een humus-
of segmenten meestal duidelijk van elkaar ge- houdend en begroeid strand te maken. Tot de
scheiden en zeer verschillend in aantal; maar de meest in 't oogvallende strandhewoners onder de
hooger ontwikkelden (Malacostraca, gepantserde tropen behooren de Heremiet- of Kluizenaars-
kreeften) bezitten een vast aantal segmenten, van kreeften (Paguridae), die verscholen zitten in
welke er een of meer met den kop versmelten slakkenhuizen, waarin zij hun week en spiraals-
tot één stuk, zoodat men aan het lichaam van gewijs gekromd achterlijf verbergen. Bij de meeste
deze schaaldieren twee afdeelingen kan onder- soorten is de schaar der voorpooten aan eene
scheiden, het kopborststuk en het achterlijf. Ter- zijde grooter dan aan de andere en zoodanig ge-
wijl de kreeften (Macrurn, langstaartigen) een vormd, dat zij de opening van het slakkenhuis
lang, gestrekt achterlijf of staart bezitten, waar- juist afsluiten kan. Van tijd tot tijd is de kreeft
van zij zich in het water als een krachtige roei- genoodzaakt een grooter hoorntje op te zoeken,
spaan bedienen, zijn de krabben (Brachyura, omdat het oude haar le klein wordt. Ofschoon
kortstaartigen) door hun breed, schildvormig kop- van nature echte waterbewoners kunnen de here-
borststuk, waaronder het korte achterlijf verborgen mietkreeften langen tijd op het droge leven en
ligt, beter ingericht voor klouteren en loopen. ver het land intrekken; zoo heeft men ze op
Van de aan het kopborststuk ingeplantte acht mijlen afstand van de kust, en hoog op de ber-
pootenparen zijn de drie voorste als kaakpooten gen aangetroffen. Ja zelfs tegen loodrechte wanden
behulpzaam bij de opneming van het voedsel; de klimmen zij behendig op; zoo beschrijft Kükcn-
vijf achterste paren doen meer dienst voor de thal, hoe hij gewekt werd door het geluid van
beweging en hun eindlid is of een enkelvoudige kluizenaarskreeften, die zijn ramen binnenklommen
klauw, of een schaar, of het is vinvormig ver- en zich van het kozijn op den grond lieten vallen.
breed, zooals aan de achterste pooten van de zwem- Navcrwant met de ll eremietkreeften is de Klap-
krab (kepiting, Neptunus pelugicus). De aan perkrab (Birgus latro, ketam-kanarie), een
het achterlijf geplaatste ledematen doen of dienst der grootste kustkrabben, die ook een groot deel
als zwempooten, of worden door het wijfje ge- van zijn leven op het droge doorbrengt en wiens
bruikt om de eieren er aan te bevestigen. kieuwholte, in overeenstemming daarmee, gedeel-
Verreweg het meerendeel der schaaldieren be- telijk voor luchtadcmhaling is ingericht en in
woont het water en in overeenstemming daar- een longzak veranderd. Hij graaft diepe gangen
mede zijn zij met kieuwen voor de ademhaling in den grond, zoo wijd als konijnenholen en be-
toegerust. Gewoonlijk zijn deze bevestigd aan de kleedt die van binnen met de vezels van klap-
basis der borstpooten en dan in eene bizondere perdoppen. Hij leeft voornamelijk van het zaad-
kieuwholte, door zijdelingsche uitbreiding van het vleesch der kokosnoten, die hij met zijn sterke
rugschild gevormd, opgeborgen; bij de Pissebedden scharen openbreekt, na eerst de vezellaag zoover
evenwel vervullen de plaatvormig verbreedde ach- te hebben afgeschild als noodig is om het kiem-
terlijfspooten de rol van kieuwen. Ook bij de gat (een der drie oogen) te bereiken en te door-
Molukken-krab (zie MIMI) zijn de kieuwen aan boren. Ofschoon hij zich vooral van afgevallen
de achterlijfspooten bevestigd. noten voedt, is hij ook op klapperboomen klim-
Slaan wij een blik op de schaaldicren-fauna van mende waargenomen. Onder zijn staart vormt zich
den N.-L archipel, dan treft ons dat de Krabben een ophooping van een olieachtig vet, dat dooi-
(Brachyura) daar veel talrijker in soorten zijn dan in de Chineezen als voedsel zeer op prijs gesteld
het gematigd klimaat; zij zijn vooral kustbewoners en wordt; alvorens het dier te nuttigen wordt het
de rotsstranden, koraalriffen en zandbanken wemelen meestal eenigen tijd in gevangen staat gehouden.
gewoonlijk van krabben. Zeer gemeen op de zand- Ook de Gccarcinidae (Joe-joe) en Tclphusidae
banken der lagunen is een kleine krab, eene soort zijn krabben, die veel op het land worden aan-
Calnppa, die in toestand van rust een merkwaar- getroffen ; hun kieuwholten zijn sterk uitgezet en
dige gelijkenis heeft met een brok door het water kunnen als longen dienst doen. Jaarlijks trekken
afgesleten koraalsteen. Zijn scharen zijn groot en zij in groote troepen naar zee om te paren en
ruw en passen juist tegen het borstschild, dat eieren te leggen. De Gcotelphusa hcndcrsoniana
ook oneffen en rond is. Verscheidene malen, zegt werd door Dr. Ilallier in Sambas aangetroffen op
Ilickson (A naturalist in North Celebes), als ik een hoogte van meer dan iooo Meter. Van de
deze dieren half begraven in het zand zag liggen, groote kreeften van den Maleischen archipel noe-
was ik onzeker of het werkelijk krabben waren men wij slechts de prachtig gekleurde Langoe-
SCHAALDIEREN.
— SCHEEPVAART EN HANDEL. 523

sten (Palinurus), kenbaar aan hun verbazend zijn gedaan om nogmaals te trachten in het Gou-
lange buitenste sprieten en het gemis van eene vernement Sumatra's Westkust het schapenras te
schaar aan de voorpooten. verbeteren door invoer van Australische schapen.
Ook in de zoete wateren van N.-Indië zijn de Ma- Onder zaakkundige leiding kan de schapenteelt
locostraca veel talrijker vertegenwoordigd dan in eene bron van inkomsten worden voor de be-
Terwijl in laatstgenoemd werelddeel in ri- volking. Eene zorgvuldige huidverpleging is een
vieren en beken slechts een zevental krabben- en hoofdvercischte, waar het geldt wolproductie te
kreeften-soorten voorkomen, verzamelde Weber op verkrijgen. Hoewel de inlander over het algemeen
zijn reis 34 soorten van krabben en 41 soorten kreef- niet veel werk maakt van dergelijke zaken, zou
ten, onder de laatste het geslachtPalaemon met meer hij, eenmaal het linancicele voordeel ondervindende,
dan 20 soorten. Daarentegen ontbreken de Vloo- in dit vak wel iets kunnen en willen lecren.
kreeften (Gammdriden) en Water-pissebedden (Ascl- SCHADUWBOOMEN. Voor schaduwboomen
lidae), die de Europeesche zoete wateren bevol- in kofiietuincn, zie deze Ene. 11, 261, alsmede
ken, in den N.-L archipel ten ccnenmale; evenzoo de afzonderlijke artikelen betreffende verschillende
komen de Entomostraca daar veel minder talrijk geslachten, als Adcnanthera, Albizzia, Artocarpus,
voor, want Weber heeft, ondanks zorgvuldig onder- Bixa, Caesalpiiiia, Cassia, Ccdrela, Eriodendron,
zoek van een uitgestrekt gebied, slechts 15 soor- Erylhrina, Grcvillca, Inga, Melia, Musa, Pitkc-
ten van deszc groep kunnen verzamelen. co/obiiuii, Spondias, zijnde dit de boomsoorten,
Litteratuur: Max Weber, Zoolog. Ergebnisse voor schaduw in gebruik genomen of ten minste
einer Reise in Niederl. Ost-Indien, Bd. II ; J. G. aanbevolen. Een afzonderlijk geschrift over de Ned.
de Man, Bericht iiber die von Herrn Schiffscapi- Indische schaduwboomen ontbreekt; onlangs ver-
tan Storm zu Atjeh etc. sowie in der Javasee ge- scheen als algemeen overzicht der koffieschaduw-
sammelten Decapoden und Stomatopoden, Zoolog. planten: O. F. Cook. Shade in coffeeculturc,
Jahrb. Abth. Syst. Bd. X ; Idem, Zoolog. results Washington igoi.
of the Dutch Scient. Exped. to Central Borneo, SCHAKING. Zie HUWELIJK, 11, 65.
the Crustaceans: Notes from the Leyden Museum, SCHAM-SCHAM. Zie KOESSOE.
Vol. XX en XXI. R. 11. SCHEDEL-VERVORMING. Komt bij jonge

• . -
SCHAAP. Jav. Mal. Kambing blanda; Jav. kinderen in den geheelen Archipel voor, bepaal-
Kr. W edoes welandi. c. «x_ delijk op Sumatra, Java, Bali, Celebes, Borneo en
F'vcnals in Europa komt dit dier in onzen In- de Key-eilanden, en is óf eene kunstmatige af-
dischen archipel als huisdier voor; de schapen platting van het voor- of het achterhoofd, door
in Indië zijn vermoedelijk van Europccschen oor- middel van een band of een plankje, óf een ver-
sprong. Vergeleken met het Europeesche en Austra- vorming door handgrepen, die het hoofd meer of
lische is het Indische schaap klein van stuk, slecht min zouden fatsoeneeren. Volgens Virchow is de
ontwikkeld, de wol- en vleeschproductie zijn van vervorming ontstaan, door de kinderen, ten be-
weinig beteekenis en de vacht is meer harig dan hoeve van een gemakkelijk vervoer, op een plank
wollig, zoodat de schapen niet geschoren worden. te binden, ten gevolge waarvan het achterhoofd
Bekend zijn om hunne meerdere grootte en betere door de plank, het voorhoofd door de banden
wol de schapen van West-Celebes (Palos). Het waarmede het kind werd vastgemaakt, afplatten;
schijnt dat schapen zeer gevoelig zijn voor den daarna is men de vervorming mooi gaan vinden
invloed der voorwaarden waaronder zij moeten en zal men haar opzettelijk te voorschijn gebracht
leven, en dat vooral een betrekkelijk snelle over- hebben. Zie Int. Archiv f. Ethnogr. VI, ißg3,
gang van warmte tot koude aan de wollige beha- 190 en Wilken—Pleytc, Handleiding, 242.
ring nadeel doet. Van schapenfokkerij is in Indië SCHEEPVAART EN HANDEL. Binnen de
geen sprake; de inlanders laten alles aan de grenzen van elke eilandengroep, en binnen de
natuur over. Des daags worden de dieren in kud- grenzen van den Maleischen archipel inzonder-
den van 10, 20 of 30 stuks losgelaten om te heid, hangen scheepvaart en handel zoo nauw
grazen en 's avonds weer binnengehaald. Pogingen met elkander samen, dat eene afzonderlijke be-
om het schapenras uit zijn verval op te heffen handeling van elk dier beide takken van bedrijf
zijn tot heden niet geslaagd. Op Sumatra zijn en volksbestaan zich nauwelijks denken laat. Uit
indertijd Australische schapen ingevoerd, met de dien hooide is dan ook i. v. HANDEL EN HAN-
bedoeling het ras op de Westkust te verbete- DELSINRICIITINGEN, HAVEN EN HAVEN-
ren door kruising. Om den nadeeligen invloed INRICHTINGEN en INVOER verwezen naar
van het acclimatisatie-proces zoo gering mogelijk het artikel Scheepvaart, dat thans aan de beurt
te doen zijn, werden deze schapen overgebracht van behandeling komt, en dat uit den aard van
naar de Toba-vlakte, waar eindelooze weiden zijn deze Encyclopedie met een geschiedkundig over-
en waar door de veepest van lß7g de voorraad zicht van de opkomst en de ontwikkeling van het
buffels aanzienlijk was gedund. Tengevolge van scheepvaart- en handelsverkeer behoort aan te
de reis over land leden ze echter zooveel dat een vangen.
aantal bezweek, vóórdat de plaats van bestem-
ming bereikt was. Zij die levend aankwamen be- I. Reeds in het verre verleden, vele eeuwen
gonnen te kwijnen; deskundige leiding en goed vóór de verschijning van de eerste Europeanen,
toezicht, hier en daar aanwezig, ontbraken op was de Indische eilandenwereld het looneel van een
vele plaatsen, zoodat deze proef, evenals zoovele levendig en uitgebreid verkeer, waarvan Malaka
andere op het gebied van fokkerij, mislukte. De
ingevoerde schapen leden veel aan hoefzeer, de
het bedrijvig middenpunt vormde, — een verkeer
dat niet alleen de eilanden onderling omvatte,
gekruiste minder. Op het belang van de schapen- maar zich ook uitstrekte tot de vaste kust van
teelt is thans de aandacht van ondernemende Voor-Indië en Arabië, en die van Achter-Indië
particulieren gevestigd, hoofdzakelijk naar aanlei- en China. Van hetgeen uit dat in zekeren zin
ding van hetgeen Australië te zien geeft met zijn voorhistorische tijdperk ter onzer kennis kwam is
grooten uitvoer van vleesch en wol. Voorstellen bereids een beknopt overzicht te vinden in het
524 SCHEEPVAART EN HANDEL.

door Prof. van den Broek bewerkte artikel over Beide artikelen, van de hand van Prof. Mr. J. E.
de geschiedenis van JAVA (deel 11, bl. 126 vlgg.), Heeres, vullen elkander aan, en doen zien hoe
zoodat hierbij niet opnieuw behoeft te worden het streven der Compagnie gedurende haar bijna
stilgestaan, en evenmin is dit het geval met de tweehonderdjarig bestaan vóór alles gericht was
handelsbetrekkingen, die de Portugeezen met de op de ongeschonden handhaving van het haar ver-
Molukken en andere eilanden onderhielden nadat leende nunopolie, op de zorg van de „dierbare
zij reeds in het begin der l6e eeuw, dus nage- negotie", waarvan zij haar eigen wel en wee, en
noeg een eeuw vroeger dan de Nederlanders, in dat van het vaderland zelf te eenenmale afhan-
den Archipel waren doorgedrongen en Malaka kelijk achtte. Geheele uitsluiting van vreemden
in hunne handen was gevallen, want hierover bleef dan ook de leidende gedachte bij al hare
geeft het in dit deel opgenomen artikel van Prof. handelingen; maar het alvermogen der Compagnie
Heeres over de PORTUGEEZEN IN DEN MA- reikte toch niet zoover, dat zij alles zelve kon
LEISCHEN ARCHIPEL voldoende licht. omvatten. Daargelaten, dat er uit den aard der
Maar der Portugeezen rijk in den Archipel was zaak zelfs niet aan te denken viel om het autoch-
niet van langen duur. Het was hun niet alleen thone handelsverkeer geheel te onderdrukken, of
om handel, maar ook om de verbreiding van hun zelfs maar te veel te fnuiken, begon althans het
geloof te doen; en nu werd de haat, dien zij aller- bestuur in Indië er reeds spoedig voordeel in te
wege inoogstten door de gruweldaden, waarmede zien om den binnenlandschen handel aldaar, zoo-
zij de inboorlingen van de voortreffelijkheid dei- als de vaart van haven op haven genoemd werd,
christelijke leer meenden te moeten doordringen, voor een deel aan particuliere personen, aan niet
eerlang de voorname oorzaak van het schier ge- of niet meer in den dienst van de Compagnie
heel te niet gaan van hunnen handel in de Ooster- staande zoogenaamde vrije lieden over te laten.
sche wateren, waarvan zij zich een tijdlang heer In het octrooi der Compagnie zelf was het
en meester waanden. punt van den binnenlandschen handel in Indië
Een kalmer overleg lag ten grondslag aan de onaangeroerd gelaten, en dat de inzichten van
plannen, die hier te lande beraamd werden om hare bestuurderen ten dezen opzichte niet dade-
met de oostersche gewesten in rechtstreeksche en lijk vaststonden, blijkt uit de onder dagteckening
onmiddellijke aanraking te komen, toen de havens van 14 November 1609 vastgestelde instructie
van Spanje en Portugal op koninklijk bevel voor voor den eersten Gouv.-Gen. Pieter Both, waar-
de Nederlandsche rebellen gesloten werden. IDe van art. 20 het volgende inhield: „Wat aangaat
in 1595 ondernomen eerste „schipvaert" naar het den handel daar in 't land van de eene plaats op
verre oosten, had niet ten doel „om een ander de andere, al 't zelve staat ter dispositie en dis-
't sijne te ontweldigen maar om oprechtelijk met cretie van UE., waarin gij zult handelen met groote
de uytheemsche natiën te negocieeren", zooals opmerkingen, zulks gij ten meesten dienste van
admiraal Jacob van Neck in het onlangs uitgege- de Compagnie zult vinden te behooren; want wij
ven journaal van de door hem geleide tweede van hier, om diverse veranderlijkheid van de oc-
„schipvaert" zich uitdrukt. Waar het op aankwam currentien, geene vaste ordre kunnen of behooren
was het aanknoopen van handelsbetrekkingen met te geven, maar zult weten, dat in zulks met alle
„de vreemde landen ende Koningryken gelegen dexteriteit uit te voeren den Lande dienst, de
voorby de Cabo de Bonne Esperance", en hoe Compagnie profijt, en Uwer eere op 't hoogste
weinig „profytelyk" de uitkomsten van deze eerste gelegen is". Plet werd dus aan den Gouv.-Gen.
„voyagie" ook geweest zijn voor de ondernemende overgelaten om met betrekking tot den handel
mannen, die haar op touw zetten, „soo heeft zy in Indië van haven tot haven naar gelang van
nochtans vele menschen hertc en moet ghegeven, omstandigheden te werk te gaan, maar zeker zal
dat zy niet alleen na het groote Java, maar oock het niet zonder voorkennis en machtiging van
tot andere custen als doen noch onbekend vloten heeren hewindhebbcren geweest zijn, dat Both
wtgesonden hebben, sodat het naestvolgende jaer op de reis naar Indië zich liet vergezellen van
vele groote schepen, van alle dinghen wel voor- eenige buiten den dienst en het verband dei-
sien, wt de havenen van Hollant ende Zeelant Compagnie staande landgenooten met hunne ge-
na Oost- en West-Indien, ende andere seer verre zinnen, die vergunning kregen om zich te vesti-
gheleghen eylanden van de nieuwe wcrclt wtghe- gen te Amboina, den toenmaligen zetel van het
sonden zyn geweest". (Pontanus, Histori- bestuur der Compagnie in den Archipel, om zich
sche Beschryvinghe van Amsterdam, aldaar onledig te houden met het drijven van
Amsterd. 1614, bl. 237). handel op de omliggende eilanden in eetwaren
Doch over dit alles behoeft hier thans niet (boonen, sago, enz.) en katoenen lijnwaden en
verder te worden uitgeweid. Een uitvoerig over- kleederen. Zoo ontstond de eerste nederzetting
zicht van de verschillende compagnieën, die ach- van particuliere kooplieden, die onder de bescher-
tereenvolgens in Holland en Zeeland tot stand mende vleugelen van de Comp. hun bedrijf voor
kwamen „voor de vaerte op Oost-Indien", en van eigen rekening konden uitoefenen. Maar de proef-
de eindelijke samensmelting dier op zich zelve neming, want meer was het niet, viel ongelukkig
staande compagnien en reedcrijen in de bij octrooi uit. In eene „Remonstrantie van den tegen-
der Staten Generaal van 20 Maart 1602 tot stand woordigen staat eeniger plaatsen in
gekomen Generale Nederlandsche geoctroyeerde I ndie ende wat remedien vooreerst daar-
Oost-Indische Compagnie, vindt men in het eerste toe dienen gebruikt" door Jacob I'Hermite
deel van deze Encyclopedie onder het hoofd overgeleverd in de vergadering van de Zeventienen
COMPAGNIE (OOST-INDISCHE), terwijl voor van 20 Augustus 1612, heet het, dat er onder
eene uiteenzetting van de wijze, waarop de Com- de uitgezondenen eigenlijk niemand werd aange-
pagnie zich kweet van hare taak als handelslichaam troffen „daer men yets goets mede soude connen
kan verwezen worden naar het in het tweede beginnen", maar alleen personen in staat „om
deel opgenomen artikel INDIË (ADMINISTRA- alles goets in confusie en verwarring te brengen".
TIE DER OOST-INDISCHE COMPAGNIE IN). Met nadruk betoogt I'llermite, dat als men geen
SCHEEPVAART EN HANDEL. 525

andere „degelijcke gestelde" huisgezinnen naar nen voor hen aan te breken, toen na de verove-
Indië kon zenden, het veel nuttiger ware om ver- ring van Jacatra de Compagnie vasten voet en
dere uitzendingen te staken, „want soo voort- dominie op Java kreeg, eu Coen zich deed ken-
gaende sal Amboyna ende alle andere plaetsen nen als een beschermer, niet alleen van de Chi-
dacr se souden mogen gcstelt worden niet als neesche handelaren, wier welwillendheid hij zich
hoerecotten gemaeckt worden, alsoo het schijnt op velerlei wijze trachtte te verzekeren, daar hij
sij niet van sinnc sijn veel anders te doen om voor de nieuwe vestiging >), die, werden zijne
een stuyver te verdienen". wenschen vervuld, eerlang Malaka en Goa, de
Van nieuwe uitzendingen van zoogenaamde toenmalige handelsemporia in het oosten, in be-
kolonisten werd dan ook voorloopig afgezien, langrijkheid zou moeten voorbijstreven, hun op-
maar hel Indisch bestuur werd in den loop van treden en hunne aanwezigheid eene lcvensquaeslie
1613 door bewindhebberen gemachtigd om aan achtte; maar ook van de Nederlandsche vrijbui-
gehuwde lieden, die hunnen diensttijd bij de gers die van handel en scheepvaart hun werk
Compagnie behoorlijk zouden volbracht hebben, maakten. Waar hij er toe bij machte was bood
het drijven van handel voor eigen rekening in hij hen de behulpzame hand; hij verleende hun
zekere bepaalde koopwaren binnen de grenzen zelfs bij een verordening van 22 Juli 1620 ver-
van den Oostdijken archipel toe te staan. De gunning om op de kust van Coromandel en andere
toenmalige bestuurderen der Compagnie waren kwartieren met 's Compagnies schepen te varen
niet afkeerig van het denkbeeld om, bij strenge tot het handelen in en het overvoeren van slaven
uitsluiting van vreemde westerlingen, aan eigen en eetbare provisiën, „omme dese plaetse van
landgenooten, niet onder hare bevelen staande, Jacatra, alsmede de Moluccos, Amboyna ende
een aandeel te gunnen in het binncnlandsche Banda met verscheyde natiën te pcupleercn ende
handelsverkeer, en zoo ernstig namen zij de zaak met alle eetbaere wharen te doen versien"; en
op, dat in de nieuwe ordonnantie en instructie toen hij na bekomen eervol ontslag in Februari
voor den Gouverneur-Generaal en de Raden van 1623 Indië verliet liet hij aan zijn opvolger De
Indië, die ter vergadering van Zeventienen bin- Carpentier een uitgewerkte memorie achter, waarin
nen Middelburg op den 22 Augustus 1617 gear- o. a. met nadruk betoogd werd, „dat ten dienste
resteerd en bij zijne Prinselijke Excellentie en ende wclstant van de Nederlandsche Comp. 'tseer
Hunne Hoogmogenden de Staten Generaal op goet en nodich is, dat een goet deel van d'in-
den 3 November d. a. v. geapprobeerd werd, een lantsen handel van de Comp. aan particulieren
uit niet minder dan 19 artikelen samengesteld gedaen en toegelaten wordt".
hoofdstuk, „van den vrijen handel toe te laten" Coen's ter vergadering der Zeventienen van 22
getiteld, werd opgenomen '). „Alzoo", dus heet September 1623 overgelegd Vcrtoogh van de
het daar ter plaatse (art. 56), „voor dezen is ver- Staat der Vereenighde Nederlanden in
staan en goedgevonden den vrijen, doch met rede- de quartieren van Oost-Indien, bevatte
lijke conditie gelimiteerden binnenlandschcn han- een niet minder krachtig pleidooi voor de wen-
del in de Indien toe te laten, zoo wordt verstaan schclijkhcid om den binnenlandschcn handel in
hetzelve alsnog dienstig en noodig te wezen, en Indië aan de zich daar ophoudende vrije burgers
dat daarin zal worden gecontinueerd, doch met over te laten. Maar of het door hem aangeprezen
de navolgende conditien en limitatien", welke stelsel in de praktijk werkelijk de vruchten zou
limitatien der vrije lieden vrijheid van beweging hebben kunnen afwerpen, die hij er zich van
intusschen zulke knellende banden aanlegden, dat voorspiegelde, is minst genomen twijfelachtig, want
van de gezonde ontluiking en krachtige ontwik- de kiemen van ontbinding en bederf waren ook
keling van het particulier handelsverkeer als van in dat slelscl ruimschoots aanwezig. Immers ten
zelf geen sprake kon zijn. In geen geval mochten betooge, dat de belangen der Compagnie niet
zij zich vestigen buiten het gebied van de Mo- zouden geschaad worden door den vrijen binnen-
lukken, den toenmaligcn hoofdzetel van het bestuur landschen handel, voerde hij aan, „dat al hetgeen
der Compagnie in Indië; doch betere tijden sche- de vrije lieden zullen koopen, dienstig voor de
Comp. aldaar, of ook alles wat tot retour voor
i) Aan hetgeen het tegenwoordige spraak- Nederland dienstig is, aan de Comp. aldaar door
gebruik onder particulieren handel verstaat de vrije lieden zal moeten worden verkocht tot
hechtte de Compagnie eene geheel andere be- zekeren civielen prijs, minder als tegenwoordig,
teekenis. Zij noemde particulieren handel den indien het de Comp. van noode zal hebben". En
verboden en clandestienen handel van hare of dit nog niet genoeg ware voegt hij er ter
eigene dienaren, den zoogenaamden morshan- zclfdcr plaatse nog aan toe, „dat de Comp. niet
del, en volkomen terecht kon zij dan ook in zal nalaten ondertusschen den inlandschen handel
de Instructie voor Gouv.-Gencraal en Raden mede waar te nemen, zooveel haar noodig en
van 1650, die anderhalve eeuw lang van kracht dierrstig is, zulks dat zij daarvan de profijten zal
is gebleven, de verklaring opnemen, „dat de genieten nevens de andere particuliere handela-
particuliere handel is als een pest in 's Comp.'s ren". Derhalve zouden in Coen's stelsel de vrije
lichaam, denwclken geen tijd gegeven mag wor- handelaren steeds de Comp. als mededingster op
den om verder in te kruipen, maar met scherpe hun weg blijven ontmoeten, terwijl zij bovendien
remedien geweerd en geextirpeerd moet wor- verplicht zouden zijn om voor den afzet van hunne
den". Niemand zou dan ook, volgens datzelfde waren alleen bij haar ter markt te komen, voor-
staatsstuk, tot het Generaal Gouvernement van zoover het ten minste waren betrof, waarin ook
Indië geroepen of gepromoveerd mogen worden, door de Comp. gedaan werd, en nu is een blik
„die met particulieren handel besmet en daar-
van niet geheel zuiver zij". Wat wij in onze 1) „Daer is geen volck, die ons beter dan
dagen particulieren handel noemen droeg in Chinesen dienen, en soo licht als Chinesen te
de administratieve taal van de Compagnie den becomen syn". Coen aan Bewindhebberen, Reede
naam van gepermitteerden vrijen handel. St. Helena, 20 Juni 1623 (De Jonge, IV, bl. 280).
526 SCHEEPVAART EN HANDEL.

in de lijst van de „cargasoenen", die van Indië king tot de vaart en den handel der vrije lieden
naar patria gezonden werden, voldoende om te weder omverwierp, wat hij vroeger had helpen
ervaren, dat er niet veel Indische producten of opbouwen.
handelsartikelen waren, die de Comp. van hare Intusschen stelde Coen's verklaring bij brief
negotie meende te moeten uitsluiten. Om onder van 3 November 1628, dat „op het stuk van den
dergelijke omstandigheden met kans op voordeel vrijen handel geen verdere ouvertures zouden ge-
zaken te kunnen doen, zoude het voor de parti- daan worden" bevvindhebberen geenszins volko-
culiere kooplieden schier onvermijdelijk zijn ge- men gerust. Al scherper en scherper werden de
worden om zich de goede diensten te verzekeren aanschrijvingen aan het Indisch bestuur om „voor-
van de dienaren der Comp. met wie men in aan- eerst en alleen oogmerk te hebben op den dienst
raking moest komen. Zoodoende zouden de gele- en het profijt van de Compagnie". Geen „ver-
genheden voor 's Comp. beambten om uitbreiding keerde barmhartigheid" mocht dit verlangen uit
te geven aan den verboden handel zich uit den het oog doen verliezen, want mocht het blijken,
aard der zaak hebhen vermenigvuldigd, en het is dat de burgerij zonder den handel, die haar vroe-
dan ook zeer de vraag of de plannen van Coen, ger vergund was, zich niet zou kunnen staande
tengevolge van hun halfslachtig karakter, wel verre houden, „dan ware het beter dat zoodanige burgerij
van te strekken ter gezonde ontwikkeling van het niet op Batavia ware", immers „als een van beiden
particuliere handelsverkeer tusschen de verschil- moet lijden, de Comp. of de burgerij, dan is het
lende Indische gewesten, er niet veeleer toe zou- verre beter, dat de burgerij zich behelpt en lijdt"
den geleid hebben om den clandestienen handel (missive van bewindhehberen van 23 Novem-
van de ambtenaren, waarmede de Comp. van den ber 1631).
aanvang af te worstelen had, in de hand te werken. Geheel denzelfden geest ademde ook de op 17
Maar tot eene verwezenlijking van Coen's plan- Maart 1632 vastgestelde instructie, waarvan Hen-
nen met betrekking tot het openstellen van den drik Brouwer voorzien werd toen hij als nieuw
vrijen binnenlandschen handel kwam het niet, benoemde Gouv.-Gen. de reis naar Indië aan-
ofschoon zij aanvankelijk wel in den smaak van vaardde. Brouwer had jaren achtereen als mede-
heeren bewindhebberen schenen te vallen. Maar bewindhebber de zaken der Compagnie helpen
van hen alleen hing de beslissing niet af. Een besturen, en zijne ambtgenooten mochten er dus
in den geest van Coen's voorstellen door hen op rekenen, dat hij, zooals in zijn lastbrief ge-
ontworpen reglement behoefde, alvorens in wer- schreven stond, „punctueelijk, naar den letter,
king te worden gebracht, de goedkeuring van de zonder eenige infractie" zou „observeren en exe-
Staten-Generaal, èn deze meenden van hun kant cuteren de plakaten jongst naar Indië gezonden",
het hun aangeboden ontw-erp in handen te moeten waarbij „de gepermitteerde vrije handel geheel
stellen van de hoofdparticipanten der Comp., met afgeschaft en op het rigoureust verboden" werd;
verzoek om ter zake te dienen van advies, een maar in dit opzicht kwamen zij bedrogen uit.
verzoek waaraan echter nooit gevolg schijnt te Nauwelijks toch had Brouwer het bewind in Indië
zijn gegeven. Intusschen kon de zaak niet altijd aanvaard, of hij begon reeds tot een geheel andere
hangende blijven. Om er voorloopig althans een meening omtrent den vrijen handel over te hellen
eind aan te maken besloten de Zeventienen in dan die welke hij vóór zijn vertrek uit Neder-
hunne vergadering van 29 Maart 1626, dat „het land ongetwijfeld toegedaan moet zijn geweest.
punt van den vrijen handel in Indie voortaan tot In zijn brief van 1 December 1632 noemt hij
beter gelegenheid uit den beschrijvingsbricf zal het hard, dat men de Nederlandsche burgers in
worden weggelaten", en slechts weinige maanden Indië „van slimmer conditie wil maken als de
nadat Coen het vaderland had verlaten om voor Indiaansche inwoners, die men liber laat inko-
de tweede maal de opperlandvoogdij over Indië men en uitvaren", en hij voegt er de merkwaar-
te gaan aanvaarden, werd hem door bewindheb- dige opmerking bij, dat zijns inziens de Comp.
beren onder dagteekening van 10 Augustus 1627 zich in hare trafiek behoorde te bepalen tot de
eene aanschrijving nagezonden, waarin hem „op verrichtingen van een „machtigen grossier", dat
het serieust verboden werd eenige opening van de burgerij als tusschenband werkzaam moest zijn,
den vrijen handel toe te staan op den voet van terwijl de kleinhandel aan de Chineezen als „slij-
de vroegere concepten of andere dicrgclijke in ters, die hiertoe, ja zelfs als kooplieden de onzen
eenigerhande manieren". verre in habiliteit excedeeren", moest worden
Het is hier de plaats niet om stil te staan bij overgelaten.
de vraag, in hoeverre Coen's eigen inzichten En Brouwer liet het niet bij woorden alleen.
omtrent het openstellen voor particulieren van Ten gerieve van den particulieren handel stelde
den binnenlandschen handel in Indië zich gedu- hij in den loop van 1633 gezworen makelaars
rende zijn ruim driejarig verblijf in patria kunnen aan, wier bevoegdheid en verplichtingen omschre-
hebben gewijzigd, en of hij zelf ten slotte zich ven werden in eene instructie, die voor een goed
wel is blijven verzetten tegen de bedenkingen, deel overeenkomt met de makelaarsordonnantie
die zijne denkbeelden bij sommige bewindhebbe- van Amsterdam van 1612, en men mag aanne-
ren ontmoetten, niet, zooals veelal beweerd wordt, men, dat deze maatregel tegemoet kwam aan eene
uit bekrompen monopoliezucht, maar o. a. ook werkelijk bestaande behoefte, die zich zeker niet
omdat eene verwezenlijking dier denkbeelden, naar zou hebben doen gevoelen, indien het toenmalige
men meende, zou moeten uitloopen op nadeel voor particuliere handelsverkeer weinig of niets te be-
de belangen en de welvaart der inheemsche bevol- teckenen had gehad. Zeker zal dit een en ander
king. Maar hoe dit zij, niet twijfelachtig is het, aan bewindhebberen slechts zeer gedeeltelijk naar
dat Coen, na zijn terugkeer in Indië met eene den zin zijn geweest; maar toch legden zij er
hem vroeger ten ccnenmale vreemde gedweeheid zich bij neder, en gaven zij zelfs aan Brouwer te
zich schikte naar de bevelen van zijne heeren verstaan (missive der XVII van 19 September
meesters, en door het verordenen van allerlei be- 1633), dat het hunne meening niet geweest was
perkende en belemmerende bepalingen met betrek- „zoo precise in de woorden der plakkaten te
SCHEEPVAART EN HANDEL. 527

inhcrecren, dat daarin geen ampliatie en limitatie Deze verordening nu gaf aanleiding tot eene
naar gelegenheid van zaken zou mogen worden in de Bataviasche samenleving nog ongekende en
gemaakt", mits slechts vastgehouden werd aan ongehoorde beweging. In een door een zestigtal
„de maxime en intentie, dat ten principale de vrijburgers onderteekend aan de Regeering inge-
handel voor de Comp. moet worden behouden". diend betoog, werd niet alleen gewezen op de
Zoo bleef alles eigenlijk op den ouden voet; maar onbillijkheid, dat men den armen burger „zoo
tot bloei en welvaart kwam de handcldrijvende onrechtmatige travailje" heeft meenen te moeten
burgergemeente niet. Integendeel: onmachtig om aandoen van ten zijnen laste te publiceeren een
op den duur het hoofd te bieden aan de mede- „zoo rigoureus en hard drukkend plakkaat", waar-
dinging van de oostersche vreemdelingen, Chi- door een familie bestaande uit man, vrouw en
neezen en Arabieren, Mooren en Klingen, die twee of drie kinderen aan kost en wachtgeld wel
onder de beschermende vleugelen van de Comp. vijf a zes duizend gulden zal hebben te beta-
tusschen de verschillende havens in Indië heen
en weer voeren, nam de welstand onder de vrije
len; — maar werd zelfs de rechtmatigheid en de
rechtsgeldigheid van de nieuwe regeling betwist,
lieden meer en meer af, want ook als geldschie- omdat „der Heeren bewindhebberen autoriteit en
ters van de inlandsche en vreemde handelaren, macht niet zoo souverein en absoluut was om
een zaak waarvan velen gaandeweg hun bedrijf een plakkaat als het bedoelde ter executie te
waren gaan maken, werd hun het gras voor de kunnen stellen zonder daartoe machtiging te heb-
voeten weggemaaid door de mededinging, die zij ben erlangd van de Hoog Mogende Heeren Sta-
op dit gebied van de eigen dienaren der Com- ten Generaal der vrije Vereenigde Nederlanden".
pagnie moesten ondervinden. Wel werd aan hunne Vreemd genoeg schijnt deze vrijmoedige taal
klachten hierover te gemoet gekomen door een van ingezetenen op wier belangen, volgens de
van regeeringswege uitgevaardigd verbod tegen van hooger hand gehuldigde opvatting, niet be-
het uitzetten door Comp. dienaren „van gelden hoefde gelet te worden waar 's Compagnies be-
op bodemerij aan Chineezen of iemand anders lang op het spel stond, noch bij het bestuur in
onder wat dekmantel het ook zou mogen zijn",
een verbod dat intusschen reeds spoedig weer
— Indië, noch bij het opperbestuur in Nederland,
aanvankelijk althans, veel ergernis te hebben ver-
werd ingetrokken op verzoek van eenige Chinee- wekt. Een tijd lang zelfs scheen het, dat men in
sche kooplieden te Batavia, die van hun kant pallia niet ongezind was om een open oor te
zich beklaagden, dat zij geen geld op bodemerij leenen aan de grieven in het bezwaarschrift van
konden bekomen, „tenzij met groote en onge- de Indische burgerij uiteengezet; maar gaande-
rechtige winsten, waardoor de vrije negotie bin- weg begon de wind weder uit een minder vrij-
nen dezer stede werkelijk werd verhinderd";
maar over het algemeen bleef de toestand der
— gevigen hoek te waaien, en het eind van de ge-
schiedenis was, dat, met ongeschonden handhaving
vrijburgers verre van benijdenswaardig. Zelfs van van de verordening op de transportgclden van
rechtszekerheid tegen hunne nalatige debiteuren repatrieerende vrijheden, door bewindhebberen bij
was geen sprake meer sedert de opvolger van hunne missive van 13 April 1652 ter kennis van
Brouwer, Antonio van Diemen, goedgevonden had het Indisch bestuur werd gebracht dat „de bur-
in de onder zijn bestuur afgekondigde Statuten gerij, zoo op Batavia als andere residentiën van
van Batavia ook de bepaling te doen opnemen, de Generale Compagnie zal moeten blijven onder
dat de Comp. tegenover desolate en insolvente het gezag en de autoriteit van den Gouverneur
boedels steeds preferent zou zijn boven alle andere Generaal en Rade van Indie zonder haar daaraan
crediteuren, „niettegenstaande wat bezegelthcid of cenigzins te mogen onttrekken,.... en zoo eenige
ouder verband deze ook zouden mogen hebben". ongeruste wrevelige menschen zich daartegen moch-
Hoe men zich ook wendde of keerde, allcrwege ten verzetten, en onder den naam van de burgerij
stuitte men op belemmeringen, die doodend waren eenige verandering mochten zoeken in te voeren,
voor het handelsverkeer, en wanhopende aan beter zullen de Gouverneur Generaal en de Raden van
dagen keerden achtereenvolgens vele vrije lieden, Indie zoodanige personen als perturbateurs van de
wier getalsterkte een tijd lang slechts weinig gemcene ruste in Oost-Indic naar Nederland laten
onderdeed voor die van de te Batavia gevestigde keeren, zonder gehouden te zijn daarvan andere
dienaren der Comp., naar het moederland terug, redenen te geven, als dat zij zulks voor den wel-
een exodus die eerlang zulke verhoudingen aan- stand en de meerdere gerustheid van de Indische
nam, dat het Opperbestuur in Nederland zich Regeering bevinden zullen te behooren".
ernstig bezorgd begon te maken voor het alge- Wel is waar werd in dienzelfden brief door
heele verloop van de Indische kolonie, waardoor bewindhebberen te verstaan gegeven, dat het geens-
het nog altijd meende, „dat 's Compagnies staat zins hunne meening was „aan de vrije lieden te
te recht verzekerd zoude kunnen worden". Het benemen, 't geene andere Indiaansche natiën toe-
kwam aan bewindhebberen dus van belang voor gestaan werd, maar veeleer dezelve voor de zoo-
om aan het vertrek der vrijburgers uit Indië nieuwe danige te preferecren en daardoor de middelen
belemmeringen in den weg te leggen, en het aan te wijzen om met eere te mogen bestaan";
meest voor de hand liggende middel dat hiertoe maar dit gold alleen van het ter hand nemen
viel aan te wenden was een aanmerkelijke ver- door de particuliere ingezetenen van ter plaatse
hooging van de vracht en de kostgelden die de hunner vestiging uit te oefenen ambachten en
repatrieerende vrijheden aan de Comp. hadden neringen, en geenszins van de „opening van meer-
te betalen. Bij missive van heeren meesters van der vrijheid in de commercie voor de gemcene
7 October 1647 werden te dezer zake de noodige burgerij". „Willen wij coloniën stabilieeren", dus
voorschriften aan de Indische Regeering gegeven, werd eenige jaren later (5 September 1659) aan
en bij eene verordening van 29 September 1648 het Indische bestuur geschreven, „moeten wij de
kreeg de Indische gemeente kennis van de nieuwe luiden hanteeringen aanwijzen daaruit zij fatsoen-
bepalingen, waarmede voor den vervolge reke- lijk kunnen bestaan", en als zoodanig nu werd
ning zou moeten worden gehouden. door heeren meesters niet gerept van hunne toela-
528 SCHEEPVAART EN HANDEL.

ting tot den binnenlandschen handel en de scheep- eigene vaartuigen te handelen op „Malakka, Am-
vaart, maar van de wenschelijkheid om hen te boina, Banda, Makasser, Timor en Solor", mits
doen ter hand nemen het „maken van hoeden, zich onthoudende van eiken handel in kleeden,
waartoe de Kinmansche of Perziaansche wol goed lijnwaden, bieren, dranken, enz., en van het weg-
en bekwaam gevonden is"; of het „maken van halen van daar van eenige specerijen. „Wij kun-
papier", als het ten minste „aan bekwame stoffe nen zeer wel begrijpen", dus heette het in de
hiertoe niet zoude komen te mankeeren, hetwelk ten geleide van het nieuwe reglement strekkende
zoude dienen onderzocht te worden"; of het patriasche missive van 21 October 1676, „dat veel
„maken van schoenen, om de vaderlandsche schoe- van onze burgers en ingezetenen hierdoor zullen
nen des te meerder te excuseeren" (missive van komen te lijden, maar als een van beide moet
24 Augustus 1660), of het glasblazen, „indien de klagen, zoo is het veel beter dat zij dat doen als
specie daartoe vereischt uit Perzië of elders te de gansche Comp. 't Welvaren van 'tgansche moet
bekomen zoude zijn" (missive van 30 September daarin voor dat van eenige particulieren gelden,
1661); al die bedrijven in een woord waardoor behalve dat de mine van de Comp., die daaruit
in Indië zelf „gemaakt en toegesteld" zou kun- onfeilbaar zoude moeten volgen, bij gevolg ook
nen worden veel van hetgeen men gewoon was de hare zoude na zich trekken" 1).
uit Nederland te ontbieden. Het drijven van han- Met ongeveer dezelfde woorden dus herhaalde
del voor hunne eigene rekening werd den vrijen het opperbestuur wat het nagenoeg een halve
lieden door het opperbestuur hoe langer hoe meer eeuw vroeger over den gepermitteerden vrijen
misgund, niettegenstaande het Indisch bestuur bij handel naar Indië had geschreven, en de ver-
herhaling er op wees, dat 's Compagnies belang dienste van getrouw te blijven aan hare beginse-
in veel gevallen medebracht om niet te straf len kan der Comp. derhalve niet ontzegd worden.
tegen hen op te treden. Maar aan dergelijke ge- Maar die getrouwheid, in halsstarrigheid ontaar-
vaarlijke aanvechtingen mocht naar het oordeel dende, werd een van de voorname redenen van
van bewindhebberen, geen voet worden gegeven, haar eindelijken ondergang. Naarmate het getij
en ten einde de gezaghebbenden te Batavia eens verliep verzuimde zij de bakens te verzetten. Al
en vooral te doen weten, waaraan zij zich met mocht zij hare eigene landgenooten als onder-
betrekking tot den handel en de vaart der vrij- kruipers van hare dierbare negotie kunnen weren,
burgers voor den vervolge zouden te houden heb- hare macht schoot te kort om ook de vreemde
ben, werd ter vergadering van de Zeventienen handelaren, die meer en meer in haar gebied
van 16 October 1676 een geheel nieuwe „Ordre doordrongen, een „tot hiertoe en niet verder" toe
en reglement op den inlandschen handel in Indie, te roepen. „Het zoude wel te wenschen zijn", dus
item tot wering van den particulieren handel van schreven bewindhebberen onder dagteekening van
's Compagnies Ministers" vastgesteld, waarbij aan 30 October 1699 aan het Indisch bestuur, „dat
de Hooge Regeering in Indië „striktelijk en scher- de Engelschen met hare schepen bleven buiten
pelijk" gelast werd om „de vaart der vrije lieden de steden, landen en plaatsen, die wij in Oost-
zoo tot Batavia, als tot andere landen en plaat- Indie bezitten of ons daar eigen zijn"; maar hen
sen onder het gebied van de Comp. staande, als hiertoe te dwingen was niet wel mogelijk, en men
zijnde voor dezelve Comp. ten hoogste nadeelig, moest nu slechts zorgen, dat zij „uit dezelve hare
alomme zoo veel mogelijk in te binden en te schepen niet aan land brengen veel min verkoo-
besnoeien". Dienovereenkomstig werd de aanbreng pen eenige dranken of lijfsbehoeften, en vooral
en de invoer van kleeden en lijnwaden door mede geen koopmanschappen". Reeds was bij
anderen dan de Compagnie finaal verboden, ter- plakkaat van 4 September 1699 door Gouv.-Gen.
wijl de invoer van mom, wijnen, bieren en alle en Raden een verbod in dien geest uitgevaar-
andere Europeesche koopmanschappen alleen met digd, dat sedert meermalen „gerenoveerd" werd;
Comp. schepen zou mogen geschieden. De vaart doch zonder veel succes, want de Engelsche in-
en de handel tusschen Batavia en Bantam, waai- dringers en onderkruipers wisten slechts al te goed
de Engelschen nog steeds hunne vestiging had- welke gedienstige handlangers voor hun clande-
den, zou in geen geval meer mogen worden ge- stien bedrijf te vinden waren zelfs onder de hoogste
duld; maar aan de vrije lieden te Batavia verblijf autoriteiten te Batavia en elders ï). Het waren
houdende zou het daarentegen „tot wederopzeg- intusschen niet de Engelsche handelaren alleen
gens" ') kunnen vergund worden om met hunne
„na dezen geen equipage van belang op nieuw-
1) Van de bevoegdheid tot wederopzegging te zullen bij der hand nemen" (Zie Mr. J. A.
van de verleende vergunning werd reeds spoe- van der Chijs, Nederl. -Indisch Plakaatboek,
dig gebruik gemaakt. Bij missive van bewind- 111, 10).
hebberen van I November 1678 werd het Indisch i) Het waken tegen elke afwijking van het
bestuur gelast „de vaart van alle particulieren, Reglement werd bij art. 21 opgedragen aan de
zoo van onze burgers als inlanders naar en om fiscaals en officieren van justitie, en bij ver-
de oost, verder als na de oostkust van Java en zuimen hunnerzijds '„in het ontdekken en aan-
Bali" geheel te verbieden, een last die onge- halen van verboden en particuliere goederen"
twijfeld in goede aarde zal zijn gevallen, want zouden „deselve met deportement en confis-
bij resolutie van den 5 J u 'i van datzelfde jaar catie van goederen en in cas van fraude oock
hadden Gouv.-Gen. en Raden reeds besloten metter doodt, ten minste met openbare geesse-
„dé burgerij van Batavia van hare voornaamste lingh gestraft worden".
vaartuigen zonder schade te ontlasten, nadien 2) „The Dutch servants in the F'.nst, what-
wij, ingevolge van de jongste order van Hee- ever the public relations betwecn Holland and
ren Meesters dezelve naar vermogen van alle England, were always happy to do private bu-
vaart ter zee trachten te diverteeren en af te siness with the English factors for their mutual
leiden". Bij den verkoop van een dier vaartui- benefit". Sir W. W. lluntcr, History of
gen op 20 Juli beloofde de primitieve eigenaar British-India, London, 1900, vol. 11, 166.
SCHEEPVAART EN HANDEL. 529

wier steeds stoutmoediger optreden aanleiding gaf en slavinnen". Zijns inziens was er aan het bijeen-
tot de „overgroote bekommering", die bcwind- brengen van slaven meer gelegen „dan aan den
hebbcren bekroop bij het ter hunner kennis komen opkoop van klecden en andere profijt gevende
van het feit, dat in den loop van het jaar 1704 goederen", en behoorde er dan ook voor alles
niet minder dan 38 Engelsche schepen de reede naar gestreefd te worden „om in alle quartiercn
van Batavia hadden aangedaan, naar het heette door gansch Indië, daar de slaven ten minste
om te „ververschen". Ook van „de sterke vaart koop zijn, zooveel te doen koopen en in Batavia,
en voortzettende negotie van de Franschen, Por- Amboina en Banda te laten brengen als te beko-
tugeezen, Moorenen Armeniërs" (patria'sche mis- men zijn". Ook de vrije lieden moesten tot den
sive van 23 Juni 1706) ondervond de Compagnie opkoop van slaven geanimeerd worden; maar wel
den nadeeligen terugslag in haar eigen handel. zou men behooren toe te zien, dat zij, die zich
De „verminderde en afnemende sleet en vertier- met dien opkoop ten behoeve van de Compagnie
in Indie zoo der Indische als vaderlandsche koop- mochten belasten, niet, zooals meermalen gebeurd
manschappen" (id. 22 Augustus 1705) werd een was, „de beste achter de hand houden", tenge-
in de briefwisseling tusschen het Opperbestuur volge waarvan „het refuus aan de Compagnie
en het Indisch bestuur steeds meer en meer op duurder te staan komt dan de beste slaven aan
den voorgrond tredend onderwerp; maar tot andere particulieren".
„voorzieningen" dan nog gestrenger optreden tegen Ruim twee eeuwen lang bleef de handel in
den gcpeimittecrden vrijen handel en herhaalde slaven een bron van gewin voor velen, zoo Com-
renovatiën van de verordeningen tegen den clan- pagnies dienaren als anderen, want mogen wij
destienen handel van 's Comp. eigen dienaren Dirk van Hogcndorp's in 1801 uitgegeven Proeve
kwam het niet. Intusschen werd die „pernitieuse over den slavenhandel en de slavernij
particuliere handel", niettegenstaande de daartegen in Nederlandsch-In di e') gelooven, dan
„gestatueerde poenaliteiten, orders en inhlbitiën", het niet alleen Gouverneurs in de ooste-
op zulk eene „stoutmoedige en onbeschroomde lijke gewesten van den archipel, maar zelfs pre-
wijze" gedreven, dat, gelijk uit eene veordening dikanten, die zich tot dien tijd toe met dezen,
van 30 Mei 1730 blijkt, de van Comp. wege ge- zooals hij te recht zegt, „eerloozen handel" op-
houden openbare veilingen, die in het Kasteel hielden. Gaandeweg was Makasser het midden-
van Batavia plaats vonden, somwijlen moesten punt bij uitnemendheid van dit handelsbedrijf
gestaakt worden wegens „non-comparitie" van de geworden. „Meest alle Compagnies dienaren en
koopers, die het meer in hun voordeel schenen burgers aldaar hebben", volgens van Hogendorp,
te achten om zich te voorzien op „de publieke „in hunne huizen tronken of blokken, waarin ze
vendutiën gehouden voor de woonhuizen van deze de slaven, die ze gedurende het geheele jaar van
en gene ingezetenen in hare respectieve quali- de Makassaarsche en Boeginecsche kooplieden
teitcn van gemachtigden van dienaren van de inkoopen, opsluiten, totdat hunne vaartuigen ze
westerkantoren van Indie, speciaal Bengalen, Coro- naar Java en Batavia vervoeren om ze daar te
mandel, en Suratte". Dergelijke „licentieuse mor- verkoopen", met inachtneming van de bepalingen
serijen" en „vuile handel" mochten naar het oor- voorgeschreven in de Bataviasche Statuten van
deel der Regeering niet langer gedoogd worden, 1642, die o. a. den verkooper aan het in ons
en op nieuw werden belanghebbenden dan ook burgerlijk wetboek nedergdegd beginsel van ver-
bij de aangehaalde verordening herinnerd aan de antwoordelijkheid voor de verborgen gebreken van
zware straffen, waaraan zij zich blootstelden; maar de verkochte koopwaar bonden, en den kooper
van eenig afdoend redres in den zoo diep bedor- het recht gaven om den koop te vernietigen of
ven staat van zaken valt gedurende de eerste veer- vermindering van den koopprijs te eischen, bijal-
tig jaren van de achttiende eeuw niets te bespeu- dien het object van de transactie mocht blijken
ren. Scherpe en onvoorwaardelijke handhaving van „eenige kwalen of gebreken, vallende ziekte,
den alleenhandel der Compagnie bleef het wacht- Spaansche of Ambonsche pokken, krankzinnig-
woord, waarnaar de beambten der Comp. zich heid ende zoo voorts onderworpen, of stom, doof
hadden te gedragen en te regelen; maar feitelijk of gek te zijn", terwijl op de koopers, voor zoo-
vierden de clandestiene handel harer eigene die- ver zij Christen waren, de verplichting rustte om
naren en de smokkelhandel van de vrijburgers, hunne lijfeigenen „in de christelijke religie te
vreemde kooplieden en inlandsche handelaren op onderrichten en ten heiligen doop te brengen, op
steeds ruimer schaal hoogtijd. poene van arbitrale correctie", en de verkooper
Zoodoende werd tegelijk met hetgeen de Com- ten slotte ook moest instaan voor de „misdaden
pagnie toenmaals met den naam van particulieren bij den lijfeigen voor dato (van den verkoop)
handel bestempelde, ook de gepermitteerde vrije bedreven, 't zij hij daarvan kennis gehad heeft
handel inderdaad een „pest in 's Compagnies of niet".
lichaam", en ook uit anderen hoofde nog kan Ongetwijfeld is de slavenhandel de oorsprong
het toenmalig handelsverkeer in Indië ons weinig geweest van menig groot vermogen, ook onder
sympathiek zijn, want onder de toenmaals niet de vrijburgers, want hoe herhaaldelijk van dien
verboden en zeer gewilde koopmanschappen nam kant ook klachten vernomen werden over de be-
het artikel slaven eene niet onbelangrijke plaats narde omstandigheden, waarin men verkeerde
in. Reeds ten tijde van Coen weid de handel in wegens de belemmeringen en de tegenwerking
slaven een zaak van overgroot gewicht voor den die men van regeeringswege in het handelsbedrijf
welstand der Compagnie geacht. „Daar en is",
schreef Coen in het advies dat hij bij zijn ver- 1) Volgens Mr. J. A. Sillem (Dirk van
trek naar Nederland in 1623 aan zijn opvolger Hogendorp, Amsterdam, 1890, bl. 90) het
Pieter de Carpentier achterliet, „daar en is niet, eerste Nederlandsche geschrift waarin de nadee-
daar de Compagnie grooter dienst en profijt aan len van de slavernij in onze Oost, en de moge-
gedaan kan worden dan aan den aankoop en lijkheid der afschaffing, met een praktisch doel
verzameling van een zeer groote menigte slaven Morden uiteengezet.
lil 34
530 SCHEEPVAART EN HANDEL.

ondervond, — naar aanleiding van het zoo even


ter sprake gebrachte Reglement van October 1676
koffie en peper, waarvan men ten deele meester
kan zijn en blijven), maar voornamelijk de handel
kwam onder dagteekening van 30 Januari 1679 op China in 't bijzonder". Dien handel niet langer
bij de Indische regeering een door 66 van de in eigen beheer te nemen, maar hem over te laten
voornaamste burgers van Batavia onderteekend aan het particulier initiatief en den ondernemings-
bezwaarschrift in, houdende dat zij „door het af- geest van anderen, brengt 's Comp. eigen belang
snijden der vrijen en gepermitteerden handel ende dus als van zelf mede. „Dit hebben al overlang
vaert zo zeer tot armoede waren komen te ver- geobserveerd", dus vervolgt Van Imhoff, „onze zeer
vallen, dat het ons niet mogelijk is het alzoo

attente competiteuren, die daarom niet te vergeefs
langer gaende te houden en te connen bestaan", dien handel voor een ieder onder haar eigen vlag
toch waren er anderen wien het meer naar den en passen hebben opengesteld, en op deze wijze
vlcesche ging, zooals dit o. a. het geval was met door de betaling van zekere rechten voor de pro-
zekeren Jurriaan Beek, „vrijburger en koopman tectie die zij daaraan leenen, nog wat daarvan
buiten dienst van de Compagnie", van wiens hebben, (terwijl) wij alzoo vele jaren bloote aan-
weelderige levenswijze de tot ons gekomen be- schouwers van dien handel of liever van dat werk
schrijving der feestelijkheden ter gelegenheid van geweest zijn, en ons vergenoegd hebben met die
zijn in 1689 voltrokken huwelijk met Cornelia magere vaart van en naar Batavia direct, dewelke
van Beveren eenig denkbeeld geven kan (zie met vele vicissitude op sommige plaatsen nog
Dr. Schotel, Het oud-Hollandsch huisge- gaande gehouden wordt, op andere al lang geaban-
zin der 17 eeuw, bl. 307). Maar 's mans ge- donneerd, hoewel diezelfde plaatsen, daar wij het
lukster ging weldra onder, want in 1702 werd hebben moeten opgeven, gelijk Siam, Pegu, Ar-
hij op uitdrukkelijken last van bewindhebberen rakan, Atchin enz., sommige regulier en jaarlijks,
naar hier opgezonden, omdat der Compagnie uit andere nu en dan nog al eens door de particu-
door haar onderschepte brieven van zijn hand lieren uit onze mededingers worden bezocht, ten
gebleken was, dat hij, in gemeenschap met eenige blijke dat er nog iets te doen moet wezen".
Compagnies dienaren, schuldig stond aan „den Van Imhoff's denkbeelden en plannen, door
overgrooten particulieren handel, dewelke soo van hem zelven gekenschetst als „een groot project,
Indien herwaarts als van hier derwaarts en als doch niet nieuw", wat hij niet meende te moeten
in 't openbaar en schroomteloos wert gedreven, verhelen „omdat de eerste objectie daartegen pre-
in veraghtinghe en vilipendie van de ordres en sumptievelijk zal vallen over de nieuwigheid"
placcaten daertegen van tijd tot tijd gecmaheerd" (§ 17), vonden bij de toenmalige bewindhebberen
(missive van bewindhebberen van 15 Maart 1701). een welwillend onthaal. In hunne vergadering
Wel meende Jurriaan Beek met eenige van zijne van 2 April 1742 maakten zij een onderwerp van
lotgenooten aan de Compagnie het recht tot uit- ernstige gedachtenwisseling uit, als slotsom waar-
zetting uit Indië van burgers en vrijheden „die van bepaald werd, dat behoudens enkele uitzon-
in Indie haar eigen negotie drijven en buiten deringen, op den voet als door Van Imhoff zelf
dienst zijn van de Compagnie" te mogen betwis- was aangegeven, de vrije vaart van Batavia voor
ten, — eene bewering, die zij ook hier te lande
bij de Hooge Regeering voorbrachten, en die
een iegelijk zou worden opengesteld, „dus die
stad tot het centrum van alle Indische negotie
jaren achtereen een onderwerp van gestadige be- makende"; zoodoende 's Comp. staat in Indië
raadslagingen en overleggingen bleef uitmaken, „door den luister, rijkdom en macht van die stad,
zonder echter ten slotte tot eenig wezenlijk redres aanzien en vermogen bij te zetten" en „eindelijk
voor belanghebbenden te leiden. (Zie over de hare competiteuren een rival te opponeeren, die
zaak Jurriaan Beek, A. Bogaert's Historische vrij wal redoutabeler voor haar als de Compagnie
reizen door d'oostersche deelen van zelve zijn zal".
Asia; Amst. 1711, bl. 126—130). Voor gemis aan steun en medewerking van den
Een nieuw tijdperk, zoo voor de Compagnie kant van Heeren Meesters behoefde Van Imhoff
in het algemeen als voor de vrije gemeente in zicli dus niet ongerust te maken, en hij draalde dan
Indië opende zich toen Van Imhoff in 1743 als ook niet met het geven van uitvoering aan zijn
opperlandvoogd over Ned.-Indië was opgetreden, plannen, zoodra de gelegenheid hem hiertoe open-
want van hem, den Hersteller, zooals de faam hem stond. Nauwelijks had hij uit handen van zijn
doopte, verwachtte men een afdoend redres van al voorganger Thedens het bestuur overgenomen, of
de misbruiken en ongerechtigheden, die den wel- al dadeiijk werd bij plakaat van 14 Juni 1743
stand der Compagnie meer en meer ondermijnden een maatregel verordend, die aan particulieren,
en haar bestaan werkelijk bedreigden. Van het en ook aan 's Comp. dienaren, de gelegenheid
stelsel om althans den binnenlandschen handel in opende om voor hunne eigene rekening thee naar
Indië zoo veel mogelijk vrij te laten was hij een Nederland af te laden in hiertoe door de Comp.
beslist voorstander. „Alle handel", dus schreef hij op vracht aan te leggen schepen, eene bevoegd-
in zijne vóór zijn vertrek uit Neclerland aan Be- heid, die zelfs toegekend werd aan inlanders en
windhebberen aangeboden Consideratien over Chineezen, opdat „een ieder in deze avantagicuse
den tegenwoordigen toestand van de negotie zal kunnen participceren, ook zelfs (zij)
Nederlandsche Oost-Indische Maat- die geen kennissen of correspondentie in Neder-
schap pij, „alle handel heeft deze eigenschap, land hebben". Zoo was een begin van inbreuk
dat dezelve of geheel gedwongen of geheel vrij gemaakt op den alleenhandel van de Comp. tus-
moet wezen : het mixtum is in deze vol van incon- schen Indië en Nederland; maar van heel wat
gruiteit, en strekt meer tot schade als tot voordcel. verder reikende strekking waren de maatregelen,
Nu is het onmogelijk den handel te bedwingen die reeds kort hierop met betrekking tot den bin-
en binnen zekere palen te besluiten over dewelke nenlandschen handel genomen werden. Bij plakaat
men alleen geen meester is, en van dezen aard is van 16 Augustus werd de vaart tusschen Batavia
niet alleen de handel over geheel Indie in 't ge- en de oostersche gouvernementen Makasser, Ter-
meen (excepto de specerijen en anderen, als de nate, Ambon, Banda en Timor opengesteld, met
Java
SCHEEPVAART EN HANDEL. 531

het doel om „de arme inwoonderen aldaar dooi- en naviganten merkelijk ophouden, en andere
den handel te favoriseeren en eenigermate op te negotianten van buiten detourneeren en afschrik-
beuren", en bij plakaat van 20 September werd ken zouden om herwaarts over te komen en zich
ook de vrije vaart op de buitenkantoren „om de alhier (te Batavia) te stabileeren". In dit collegie
west van Indie" toegestaan, met last aan de aldaar zouden zitting hebben zeven commissarissen, die
bescheiden beambten om „aan burgers en ingeze- tegelijkertijd zouden optreden als bestuurdcren
tenen, die van de vergunning tot de vrije vaart van de gelijktijdig met het Collegie van com-
om de oost of west van Batavia gebruik maakten, mercie in het leven geroepen Bank en Bank van
de behulpzame hand te bieden, wel te verstaan leening, waarmede men de handeldrijvcnde ge-
„zooveel zulks buiten prejuditic van d'Edele Comp. meente en andere ingezetenen dacht te gerieven,
zou kunnen geschieden". Met dat al was die vrije in zooverre de nieuwe instelling „het benoodigd
vaart slechts gedeeltelijk vrij. Zeer „expresselijk" geld en leven" aan de negotie verschaffen zou.
bleef aan de particuliere kooplieden ontzegd alle Ten gerieve van die negotie werd aldus de
handel in „de artikelen van specerijen op de van rechtspraak in handelszaken en het credietwezen
ouds daartoe gestelde straffen; in amfioen op de op min of meer doelmatige wijze geregeld; doch
daartoe gestelde doodstraffe, mitsgaders peper, tin, de negotie bleef kwijnen niettegenstaande achter-
en Japansche staafkoper op poene van confiscatie eenvolgens nog verschillende belemmeringen, waar-
en andere daarop te vallen boeten en amenden". mede zij vroeger rekening had te houden, door
Daarentegen werd voor hen een groote belem- Van Imhoff werden uit den weg geruimd. Zoo
mering uit den weg geruimd door de resolutie werd op verzoek „van den Koning van Palem-
van 27 September 1746, waarbij hun de handel bang" de vaart tusschen Palembang en Java den
in alle andere soorten van lijnwaden dan blauwe, 24 Augustus 1747 „vrij en open gesteld", terwijl
roode en ruwe witte doeken, „als waarin tle han- den volgenden dag nogmaals geregeld werd de
del vooralsnog aan de Comp. gereserveerd blijft", vaart van Java naar plaatsen buiten Java, cene
werd toegestaan; maar groot was de vlucht niet, regeling intusschen, die het halfslachtig karakter
die de gepermitteerde vrije handel ten gevolge van Van Imhoff's stelsel duidelijk doet uitkomen.
van een en ander nam. In den brief aan bewind- Men was vrij om van Java te varen naar alle
hebberen van 31 December 1746 moest Van plaatsen in den Archipel en naar andere landen
Imhoff bekennen, dat de vrije vaart „nog maar of plaatsen van de vaste kust van Indië, mits in
weinig beschiet", en bij brief van 31 October dit laatste geval „na prealabele aangiering" op
1748 schreven Gouv.-Gen. en Raden naar patria, Malaka, waar men zich van passen voor de ver-
dat de binnenlandsehe vaart en handel in Indië dere reize zou hebben te voorzien. Ook was men
van plaats tot plaats nog vooreerst werd waar- vrij om naar de Molukken te varen, maar in het
genomen door de Compagnie zelve met Comp.'s wederkeeren van daar mocht alleen koers worden
schepen naast en gelijktijdig met den handel der gezet naar Batavia, en bleef „alle aangiering op
particulieren, omdat deze laatsten nog niet bij Java" verboden, en wilde men partij trekken van
machte waren, zoo wegens gemis aan voldoend de in Juni 1749 opengestelde vrije vaart op Su-
kapitaal als vooral door gebrek aan zeevarend matra's westkust, die tot dusver steeds verboden
volk, om dien handel en die vaart alleen voldoende was, dan had men zich te houden aan de ter
waar te nemen, en er dus vrees bestond dat, zake afgekondigde verordening, volgens welke ten
indien de Comp. zich geheel daaraan onttrok, strengste verboden bleef „niet alleen alle debiet,
deze handel en vaart in handen vallen zouden maar alle aanbreng van lijnwaden in het alge-
van machtige concurrenten, in de eerste plaats meen", want dien handel wenschte de Comp. alleen
der Engelschen. en uitsluitend voor zich zelve te behouden.
In hoeverre Van Imhoff zelf zich is blijven Zoo bleef op handelsgebied het „mixtum", dat
vleien met de hoop, dat, als de door hem ver- Van Imhoff wegens de daaruit voortspruitende
ordende maatregelen ten behoeve van de vrije „incongruiteiten" ten ecnenmale verwerpelijk had
vaart en handel slechts „recht bekend en geac- genoemd, zoo goed als onverzwakt gehandhaafd,
crediteerd zouden zijn onder degenen, die den en zonder algeheele loslating van den eigenlijken
inlandschen handel frequenteeren", Batavia wer- grondslag, waar de Comp. op rustte, zonder vol-
kelijk het niiddenpunt zou worden van het bin- strekte prijsgeving van haar karakter als handels-
nenlandsehe handelsverkeer in Indië, is thans lichaam kon het ook-moeilijk anders. Van Imhoff's
moeilijk meer na te gaan, maar aan pogingen stelsel, zooals het door hem zelven met de beste
0111 dit in de hand te welken heeft het van zijn bedoelingen in toepassing werd gebracht, was een
kant niet ontbroken. Zoo werd ter vergadering stelsel van transactie, van geven en nemen, en
der Indische regeering van 19 October 1745 goed- het pleit misschien voor het gezond verstand van
gevonden en verstaan „om tot meerder gerief voor zijn opvolger Jacob Mossel, die in 1750 door den
de burgers en inwoners van Batavia, en voorna- Raad van Indië onder nadere goedkeuring van
melijk voor de aankomende en vertrekkende nego- bewindhebberen tot Gouv.-Gen. benoemd werd,
tianten weder aan te stellen twee a drie gezworen dat hij zich vrij hield van de illusiën, die nopens
makelaars, gelijk dat in meest alle koopsteden in de ontluiking van den vrijen handel in Indië
Europa gepractiseerd werd, en ook bevorens (onder onder de beschermende vleugelen van de Com-
het bestuur van Brouwer) is geschied". In Augus- pagnie Van Imhoff zich geschapen had. „Het is
tus 1746 werd „tot verbetering en faciliteering altoos mijne betrachting geweest", dus schreef
van de vrije vaart" een Collegie van commercie Mossel in zijne onder dagteekening van 30 No-
ingesteld ter afdoening op mondeling geding „van vember 1753 aan bewindhebberen ingediende
de diffcrenten, dewelke over den koophandel en Memorie rakende den staat der Gene-
vaart der burgers ontstaan en spoed vereischen", rale Geoctroj eerde Nederl. Oost-Indi-
en die „zoo zij allen voor de ordinaris rechtban- sche Compagnie, „om een systeem te maken,
ken moesten worden gebracht met observantie der dat alle handel aan de Maatschappij doet komen;
ordinaris termijnen van rechten, de trafikanten doch hier en daar met die mits, zooverre zij de-
532 SCHEEPVAART EN HANDEL.

zelve beheeren kan", en deze van alle dubbelzin- bij herhaling worden in verzet gekomen, de drang
nigheid vrije opvatting maakt den grondslag uit der omstandigheden was te sterk om aan de op-
van de zeer uitvoerige voorschriften nopens par- volging van de uit patria ontvangen bevelen te
ticuliere vaart en handel, die bij plakaat van 29 kunnen denken, zooals dit bereids in het artikel
Maart 1754 ter kennis van belanghebbenden wer- MUNTWEZEN, deel 11, bl. 608—9 w<=rd uiteen-
den gebracht. Door die voorschriften, waarbij
hier niet in bijzonderheden kan worden stil ge-
gezet. Nood breekt wet: de deur van het mono-
polie, waarachter de Comp. zich nagenoeg twee
staan (in het Plakaatboek van Mr. van der Chijs eeuwen had veilig geacht was nu eenmaal open-
beslaan zij niet minder dan een tiental bladzij- geloopen, en de laatste jaren der achttiende eeuw
den), werd het door Van Imhoff opgetrokken ge- zagen dat monopolie feitelijk geheel te gronde
bouw, dat wegens verborgen gebreken toch reeds gaan, niet ten bate van eigen landgenooten, aan
te waggelen stond, zoo goed als geheel omver wie tengevolge van den in 1795 hernieuwden
geworpen. De banden, waarvan Van Imhoff de oorlogstoestand alle handelsverkeer met Indië was
vrije vaart van de particuliere handelaren bevrijd afgesneden; maar ten bate van vreemde hande-
had. werden haar door Mossel weder aangelegd, laren, die allerwege binnendrongen waar voor
en wel in volkomen overeenstemming met de toen hen wat te verdienen viel.
bij Heeren Meesters weder geldende opvatting, Het waren voornamelijk Amerikaansche koop-
dat alleen in een zoo gestreng mogelijke hand- lieden, die hierbij meer en meer op den voor-
having van het haar verleende monopolie het grond traden. Sedert Engeland's koloniën zich
wezenlijk heil der Comp. gelegen was. hadden vrij gevochten, en als de. Vereenigde
Doch de opvattingen van de bestuurderen der Staten van Noord-Amerika hun plaats in de rij
Comp. waren niet steeds bestendig van duur. der zelfstandige mogendheden waren gaan inne-
Aan de klachten van de Bataviasche ingezetenen, men, nam het handelsverkeer van de nieuwe repu-
dat aan vreemde handelaren werd toegestaan wat bliek zulk een vlucht, dat zij op dit gebied het
aan 's Compagnies eigen landgenooten verboden vroegere moederland eerlang naar de kroon begon
was, meende men op den duur geen gehoor te le steken. Amerikaansche schepen voerden op
mogen weigeren, en dienovereenkomstig werden Java de goederen en koopmanschappen aan, die
onder het bestuur van den Gouv.-Gen. van der het verbruik aldaar behoefde, en kochten in ruil
Parra bij ordonnantiën van 3 December 1771 en de producten in, waarvan het Gouvernement toen-
13 Mei 1774 »t er bevordering van de welvaart maals de eenige houder was, en die hun gretig
en bloei der Bataviasche kolonie" weder verschil- werden afgestaan, want de verkoop van produc-
lende concessies gedaan, waardoor de staat van ten was nu eenmaal, gelijk de Regeering in hare
zaken met betrekking tot den vrijen gepermit- resolutie van 27 April 1798 verklaarde, „het
teerden handel in hoofdzaak op den zelfden voet voornaamste middel, waardoor de zaken gaande
werd teruggebracht als onder Van Imhoff's be- en buiten een totale verwarring gehouden wor-
stuur. Op die concessies werd intusschen in enkele den", en zonder den afzet der producten „geen
opzichten teruggekomen bij eene verordening van middelen ter redding zouden overschieten".
18 September 1778; maar ten slotte werden alle Van den kant der Regeering werd dus ook
„restrictieve bepalingen en dwangmiddelen" weder alles in het werk gesteld om, zooals het luidt in
ingetrokken bij de resolutie van 9 October 1781, hare resolutie van 23 April 1799, „de Ameri-
op een tijdstip dus toen de worsteling reeds was kaansche kooplieden te animeeren om hunne sche-
aangevangen, die eerlang aan het bestaan der pen naar herwaarts ten handel te zenden", en
Comp. voor goed een eind zou maken, en voor toen het een paar jaren later, in Mei 1801 bleek,
Nederland het bezit der onder de macht der Comp. dat wegens den in hun oog te hoogen prijs van
gekomen overzeesche gewesten tijdelijk althans de suiker de vreemdelingen zich verzetten tegen
zou doen verloren gaan. den eisch om bij een zekere hoeveeldheid koffie
De in 1780 uitgebroken oorlog met Engeland ook suiker te moeten aannemen, werd de prijs
leidde in zijn onmiddellijke en middellijke gevol- van die „zoetigheid" onmiddellijk verlaagd, „ter
gen tot een volslagen ommekeer in de bestaande voorkoming, dat de zich thans hier bevindende
toestanden en verhoudingen op handelsgebied, Amerikanen bij hun retour in Amerika een mis-
niet alleen op het gebied van den zoogenaamden noegen en afkeer van Batavia zullen inspireeren"
binnenlandschen handel in Indië, maar in nog (resolutie van 5 Mei 1801).
veel ingrijpender mate op dat van den handel Toch beantwoordde die maatregel niet aan het
tusschen Indië en het moederland. Had de Comp., doel. Zelfs bij den verlaagden suikerprijs bleek
met wering van alle mededingers, zoo vreemtle- de verplichting, dat een vierde der lading van
lingen als landgenooten, dit verkeer steeds uit- elk schip uit suiker zou moeten bestaan, te be-
sluitend aan zich weten te houden, toen de Indi- zwarend. „Zij schijnt", dus verklaarde de Regee-
sche Regeering verstoken bleef van alle „secours" ring in hare resolutie van 13 October 1801, „op
uit het moederland, en haar dientengevolge de de Amerikanen een zoo nadeelige impressie te
kasmiddelen ontbraken om de zaken behoorlijk hebben gemaakt, dat sedert eenigen tijd minder
gaande te houden, moest zij wel de hulp van die schepen van die natie hier ten handel zijn geko-
vroeger zoo geschuwde vreemdelingen inroepen
ten einde de tot retour naar patria bestemde pro-
men", — een voor de Regeering inderdaad be-
denkelijk geval, want reeds begon zij de gevolgen
ducten tegen contant geld van de hand te zet- er van te ondervinden „door den geldeloozen
ten. „Sedert den jare 1781 tot 1783 heeft de staat, waarin de Comp. verkeert, zoodat het te
verkoop aan vreemde natiën bestaan in koffie, duchten is, dat zonder eene spoedige voorziening
tin, peper, nagelen, noolen, suiker, enz. bedra- de dagelijksche uitgaven eerlang niet meer zullen
gende eene som van Rijksd. 1.084.945", dus schreef kunnen worden gaande gehouden".
het Indisch bestuur aan bewindhebberen bij brief Maar in dien benarden toestand kwam eerlang,
van 15 November 1785; en nu mocht van den dank zij den in 1802 gesloten vrede van Aniiens,
kant van het Opperbestuur tegen dien verkoop eene verandering ten goede. De door den oor-
SCHEEPVAART EN HANDEL. 533

logstoestand zoo lang verstoorde gemeenschap benoodigd, bij preferentie uit de aan te brengen
tusschen Java en het moederland werd weder vrij ladingen te nemen onder betaling van een kapi-
en onbelemmerd, en bij de Verordening van het
Staatsbestuur van de Bataafsche republiek van
taal avans op den zuiveren inkoopsprijs", — eene
regeling, die slechts een paar weken later gewij-
1 Maart 1803 kon dan ook „de vaart en handel zigd werd (resolutie van 9 Maart 1804) door het
uit de havenen der Republiek naar Batavia en „avans" te verhoogen tot „een en een half kapi-
de West van Indien voor alle Bataafsche ingeze- taal", en zulks „ter aanmoediging van de te Batavia
tenen" worden opengesteld. Veel verwachting van ten handel komende vreemdelingen".
hetgeen die ingezetenen nu zouden ondernemen Op den aldus ingeslagen weg ging het Indisch
om voor eigen rekening handelsbetrekkingen met bestuur eerlang nog een stap verder. Het achtte
de voor een ieder opengestelde koloniën aan te in Augustus 1805 den tijd gekomen om „boven
knoopen schijnt het Staatsbestuur, dat in de plaats het benoodigde voor de huishouding (van het
van de ten onder gegane Compagnie het beleid Gouvernement) nog te lichten" uit de aange-
over de Indische zaken aanvaard had, intusschen voerde ladingen, en „tegen een billijk (sic) avans
niet te hebben gekoesterd. Het meende althans op de zuivere inkoopsprijzen over te nemen al
zelf handelend te moeten optreden om aan den zulke artikelen, als bij de gemeente benoodigd
Nederlandschen handel weder een aandeel in de zijn, en waarin het algemeen belang vordert, dat
vaart op Indië te verzekeren, en had te dien einde door baatzuchtige handelaren niet wordt gemono-
reeds eenige maanden vroeger met eenige Amster- poliseerd", met de zeer nadrukkelijk te kennen
damsche kooplieden het contract gesloten, waar- gegeven bedoeling om de overgenomen artikelen
over in het artikel Muntwezen (deel 11, bl. 609) te distribueeren tegen dezelfde prijzen, waarvoor
is gesproken, en dat den overvoer naar Nederland ze bij de Compagnie zouden worden aangeslagen.
ten doel had van een zekere hoeveelheid koffie In ruil van de door hen aangevoerde koopman-
en suiker, die te Batavia tegen een vooruit over- schappen zouden de importeurs geriefd worden
eengekomen prijs door de Regeering aldaar zoude met producten voor zooverre de beschikbare voor-
worden geleverd. raad het zou toelaten, en ten einde nu een te
In verband hiermede werd aan het Indische spoedige uitputting van de voorraden te voorko-
bestuur tevens „gcinterdiceerd alle verdere ver- men werd in October 1806 besloten, dat geen
koop van koffie" aan anderen, naar aanleiding producten meer zouden worden geleverd in ruil
van welk bevel bij de Indische resolutie van 17 van goederen, welke niet geacht konden worden
September 1802 werd besloten den verkoop van tot de „eerste noodwendigheden" te behooren.
koffie, het product waarom het den vreemden In verband hiermede moest natuurlijk ook worden
handelaren bij voorkeur te doen was, „finaal te uitgemaakt welke goederen als zoodanig al dan
doen cesseeren"; maar spoediger waarschijnlijk niet in de termen vielen, aan welken eisch werd
dan men zal vermoed hebben moest dit besluit tegemoet gekomen door de vaststelling van vier
weder ongedaan gemaakt worden, want slechts
weinige weken, nadat de verordening van het
verschillende categorieën, t.w.:
1. goederen „welke volstrekt als onontbeerlijk
Opperbestuur van 1 Maart 1803 te Batavia was moeten worden beschouwd", ten getale van 50;
afgekondigd (in September daaraanvolgende) zag 2. goederen „welke moeten worden geconside-
de Regeering zich andermaal geroepen tot het reerd als dienende tot gerief van de gemeente,
beramen van voorzorgsmaatregelen ter zake van en dus voor een gedeelte als benoodigd kunnen
den op nieuw uitgebroken oorlog tusschen Enge- worden aangemerkt", ten getale van 45;
land en Frankrijk, waarin de Bataafsche Repu- 3. goederen „die tot den handel behooren",
bliek noodwendig betrokken raakte, en dwongen ten getale van 136; en eindelijk
de aldus gewijzigde omstandigheden haar het be- 4. goederen „die ofschoon ook tot den handel
sluit af van 21 October 1803, waarbij de prijzen betrekking hebbende, alleen dienen tot de luxe
werden vastgesteld van de producten, die „voor- in het algemeen", ten getale van 30 (b. v. „spie-
taan aan de te Batavia ten handel komende neu- gels, dames-secretaires, schilderijen, koetsen en
trale handelaars zouden worden afgestaan" (t. w. dier toebehooren, nieuwmodes-damesversiersels,
koffie tegen 13 en 14 Sp. m., zwarte peper tegen forto-piano's, dag- en nachtkijkers", enz.).
15 Sp. m. en suiker tegen 4 Sp. m. per pikol). Het „finaal interdiceeren" van de onder deze
Alles werd nu in het werk gesteld om die laatste rubriek gerangschikte goederen werd door
handelaars te gerieven; doch blijkens resolutie het Bestuur in ernstige overweging genomen, wijl
van 17 Mei 1804 zou zeer bepaaldelijk „de pre- de aanvoer ervan „altijd nadeelig blijft en sedert
ferentie" moeten worden toegekend aan die sche- lange daarvoor geen producten meer gegeven zijn";
pen „welke contanten medebrachten". De geld- maar daargelaten, „dat het altijd ten uiterste moei-
nood was ten top gestegen; doch ook in andere lijk blijft om te bepalen, welke goederen volstrekt
opzichten werd de toestand, waaraan het Indisch onontbeerlijk zijn en welke niet, alzoo dit eenig
bestuur het hoofd had te bieden, hoe langer hoe en alleen afhangt van den meer of minderen aan-
benarder, en het zag zich gedrongen tot het nemen breng", meenden Gouv.-Gen. en Raden toch van
van maatregelen, die slechts in den nood van een dergelijk verbod te moeten afzien met het
het oogenblik hunne verdediging vinden kunnen. oog op de verwachte komst uit Nederland van
Zoo werd, op grond van de overweging dat „uit de Generale Commissie voor Indië, „wier eerste
hoofde van den plaats hebbenden oorlog de aan- werkzaamheden, volgens de ontvangen berichten,
breng van Europeesche benoodigdheden zeer irre- bestaan zouden in het invoeren van een nieuw
gulier geschiedt", en het te vreezen stond, „dat systhema van handel, wellicht aanloopcnde tegen
de concurrentie van particulieren daarin met het kortstondige voorzieningen en inrichtingen, die
Gouvernement tot prejuditie van hetzelve zoude men (voor het oogenblik) nuttig zoude kunnen
komen te strekken", bij resolutie van 7 Februari oordcelen daar te stellen".
1804 bepaald, dat de Regeering zich het recht In stede echter van de door het Staatsbewind
voorbehield „de artikelen voor de huishouding de-r Republiek tot leden dier Generale Commissie
534 SCHEEPVAART EN HANDEL.

benoemde, doch door Koning Lodewijk tijdens staan „van den exclusieven handel in suiker voor
hunne reis naar Indië teruggeroepen heeren Gras- het Gouvernement geheel af te zien" (wegens
veld en Elout, verscheen in Januari 1808 de dooi- stilstand van den handel zat de Regeering met
den Koning bij decreet van 28 Januari 1807 „tot groote voorraden suiker bezet) „en den vrijen
Gouverneur Generaal onzer Oost-Indische bezit- handel daarvan aan de suikermolenaren geheel
tingen" benoemde „Colonel Generaal" Daendels, over te laten"; dit alles nam niet weg, dat de
wiens lastbrief o. a. de bevoegdheid inhield (art. 34)
overwalsche en arabische kooplieden Java meer
om „voor zoo verre het gedurende den oorlog en meer ontweken en met hunne schepen bij
onvermijdelijk" zou zijn, te blijven voortgaan met voorkeur naar Bengalen ten handel voeren !).
den verkoop te Batavia „van zoodanige producten, Zoodoende kreeg de gemeente te Batavia en
welker aanbreng en verkoop hier te lande anders- elders op Java eerlang gebrek aan schier alles
zins voornamelijk de waarde der Indische bezit- wat de maatschappelijke samenleving bezwaarlijk
tingen voor het Koningrijk uitmaakt". Met den ontberen kon. Het kwam zelfs zoover, dat I lacn-
afzet dier producten was het gaandeweg intus- dels bij eene verordening van 8 Augustus 1810
schen minder vlot gegaan, sedert het door den de gemeente moest uitnoodigen om zich ter gele-
oorlog reeds zeer verstoorde handelsverkeer van genheid van den ophanden naamdag van „onzen
Europa en Amerika met de Oostersche gewesten beminden Koning Z. M. Louis Napoleon" te ont-
tengevolge van Napoleons decreet van 21 Novem- houden van het geven van „festijnen, uit hoofde
ber 1806, waarbij de Britsche eilanden werden van de voorbeeldelooze schaarschte aan wijn en
verklaard in staat van blokkade, en alle handel andere Europeesche provisien, welke daardoor,
en correspondentie met het Vereenigd Koningrijk ongerekend de aanzienlijke dépense, nog zoude
werd verboden, geheel uit de voegen was geraakt. moeten worden vermeerderd, hetgeen de goed-
Zoo noodlottig waren de gevolgen van het ter keuring van Z. M. den Koning ongetwijfeld niet
fnuiking van Engeland's handel door Napoleon -zou kunnen wegdragen".
bedachte Continentale stelsel ook voor de Ver- Wel is waar hadden in de laatste helft van het
eenigde Staten, dat zij ter beveiliging van hun jaar 1809 weder een paar Amerikaansche schepen
handelsvloot door het onder embargo leggen van de reede van Batavia aangedaan, hetgeen aanlei-
hunne eigene havens de uitzeiling van schepen ding had gegeven tot de vaststelling, bij besluit
een tijd lang trachtten te verhinderen. Zelfs door van 11 Augustus van dat jaar, van de prijzen,
schepen onder Amerikaansche vlag kon Batavia waartegen de specerijen en eenige andere uit-
dus niet meer bezocht worden, en hoe noodlottig voerartikelen beschikbaar zouden worden gesteld,
dit alles op het vertier aldaar terugwerkte, hoe en deed in December 1810 „het vooruitzicht, dat
de welvaart der ingezetenen onder dien staat van er gedurende den loop van het aanstaande jaar
zaken lijden moest, hierover behoeft te dezer weder als bevorens Amerikaansche schepen ten
plaatse niet verder in bijzonderheden te worden handel zouden komen", en die schepen „waar-
getreden. schijnlijk mede de havens van Samarang en Soc-
Onder het bestuur van den Maarschalk Daen- ra'oaie zouden aandoen", de Regeering besluiten
dels kwam in dien toestand van kwijning en ver- tot het openstellen ook van die havens voor den
achtering weinig of geen verandering ten goede. invoer van goedelen door vreemdelingen: maar
Integendeel: in meer dan één opzicht liep het met dat al bleef het met het eigenlijk handels-
van kwaad tot erger, want, terwijl de neutrale verkeer treurig gesteld, ook gedurende het kort-
groote vaart gestremd bleef met het gevolg, zoo- stondig bestuur van Daendels' opvolger, den door
als Daendels bij brief van 19 Maart 1809 aan Keizer Napoleon tot opperlandvoogd over de in
het Opperbestuur in Nederland meldde, „dat het Erankrijks bezit overgegane kolonie benoemden
debiet van de meest rendeerende producten van Generaal Janssens, die den 16 Mei 1811 het be-
deze kolonie geheel is komen te cesseeren, en stuur aanvaardde, doch reeds op den 18 Septem-
daarmede de invoer van contante speciën te gelij- ber daaraanvolgende Java bij capitulatie aan de
ker tijd is afgesneden", mag het minst genomen Engelschen moest overgeven, en Rafïles als Lui-
twijfelachtig genoemd worden, of Daendels door tenant-Gouverneur-Generaal zijn plaats moest zien
zijne met betrekking tot den smallen handel ver- innemen, in naam onder het oppergezag van den
ordende maatregelen het verkeer tusschen Java Gouverneur-Generaal van Britsch-Indië, lord Minto,
en de omliggende eilanden en gewesten niet meer
geschaad dan gebaat heeft. Wel werd de „ter 1) „A la voie des emprunts forcés, le Gén.
opbeuring" van dien smallen handel bij ordon- Daendels joignit celle des taxes de toute espcee,
nantie van 21 Maart 1809 ingevoerde heffing van dont il surchargea le petit commerce du pays
het ankeragegeld weder spoedig te niet gedaan, avec les peuples des iles voisines. Une consé-
in zooverre bij besluit van 3 Juli daaraanvol- quence toute naturelle fut la suite de ces
gende „alle kleine vaartuigen niet meer dan twee mesures. Les Arabes, établis sur differentes Hes
kojangs ladende" geheel werden vrijgesteld van Malaiscs, principalement dans une partie de
de betaling „van eenig ankerage of lastgeld", Sumatra et de Malacca, qui habituellement ve-
op grond van de overweging, dat „de smalle naient chaque année a Java, et y faisaient vn
handel langs de kust van Java door de intro- commerce qui donnait beaucoup aux douanes,
ductie van het nieuwe ankerage geld bijna geheel au lieu de revenir les annécs suivantes, sont
te niet" dreigde te loopen; — wel werd bij be-
sluit van den 18 van Zomermaand 1810 „tot
aller portcr leur argent au Bengale, et acheter
des Anglais le riz et autres objets de consom-
gerief van den smallen handel langs de Javasche mation qu'ils avaient précédemment tirés de
kust" aan de handelaars toegestaan om „met Java. Les Chinois et Malais eux-mêmes avaient
dispensatie van de anders gerequireerd wordende vn commerce de cabotage, qu'ilt ont été. forcés
formaliteiten bij kleine gedeelten contanten te d'abandonner". Mémoire sur le commerce de
mogen uitvoeren"; — terwijl bij besluit van den I'lsle de Java; bijlage XLVI van deel 13 van
25 van Herfstmaand werd goedgevonden en ver- De Jonge's Opkomst, etc.
SCHEEPVAART EN HANDEL. 535

doch in werkelijkheid met volkomen vrijheid van ning van een zestal burgers zou komen. In 1816
handelen. daarentegen bestonden te Batavia reeds een tien-
De Engelschen, men weet het, kwamen niet tal grootere en kleinere handelshuizen, zoo Neder-
als vijanden, maar als vrienden „van de achtens- landsche als Engelsche (m. n. Ainslie Addison &
waardige republiek en de brave natie van Hol- Co., J. F. Arnold «£ Co., Deans Scott & Co.,
land" ; hun oogmerk was „eeniglijk te vernietigen Jessen Trail & Co., Johannes van Reenen & Co.,
de onrechtmatige bezitneming door de macht der Rutter & Co., G. C. van Rijck, Skelton & Co.,
Franschen en Java over te nemen onder de be- Van der Kaa en Haste, en J. Velthuijsen), be-
scherming van Groot-Brittannien" (proclamatie halve nog een drietal Armenische handelshuizen
van lord Minto aan de Europeesche ingezetenen (Gavork Manttk, Stephanus Mackertich, en Johan-
van Java van 4 Augustus 1811). Vrijheid van nes Mathers), terwijl Semarang en Soerabaja elk
handel op alle landen oostwaarts van de Kaap, drie Europeesche handelshuizen telden. Intusschen
en bovendien op al het Engelsche grondgebied bleef het operatiegebied van deze handelshuizen
in Europa zou, behoudens de rechten van de binnen betrekkelijk enge grenzen beperkt. Zoo
Engelsche 0.-I. Compagnie, al dadelijk aan alle werd in een tijdsverloop van acht maanden (Juni
ingezetenen van Java, onverschillig tot welken 1815—Januari 1816) Batavia slechts bezocht door
landaard ook behoorende, worden verzekerd en 4 schepen uit Nederland, 8 schepen uit Engeland
gewaarborgd, en daar op dat tijdstip de Engel- en 2 schepen uit Amerika, en hoofdzaak bleven
schen heer en meester waren in de oostersche dan ook voor de handeldrijvende gemeente de
wateren, mocht het aanbreken van een tijdperk betrekkingen met Bengalen, van waar gedurende
van verlevendigd handelsverkeer tusschen Java en hetzelfde tijdsverloop 23 schepen ter reede van
de omliggende gewesten dus op goede gronden Batavia aankwamen. Meer levendigheid dan de
verwacht worden. groote vaart echter gaf de kustvaart tusschen de
Slechts zeer gedeeltelijk echter werd deze ver- havens van Java onderling en daarbuiten, waartoe
wachting verwezenlijkt. Wel geeft Raffles zelf op 1 Januari 1816 beschikbaar waren 58 op Java
hoog op van den toenemenden bloei, waarin tehuis behoorende vaartuigen van grooter en klei-
scheepvaart en handel zich gedurende zijn vier- ner charter, namelijk 28 vaartuigen meer dan 100
jarig bestuur mochten verheugen, en werkelijk tonnen metende, en 30 vaartuigen van geringer
toonen de door hem ten beste gegeven cijfers ladingsvermogen, volgens nominatievc opgaven in
omtrent het scheepvaartverkeer een niet onbe- de te Batavia met goedkeuring van het Gouver-
langrijken vooruitgang aan; maar juist die cijfers nement uitgegeven Java annual directory
bewijzen niets, omdat in vergelijking met vroeger and almanac fo r 1 8 I 6.
het aantal schepen, dat de reede van Batavia Een groote belemmering voor de ontwikkeling
aandeed met geen ander doel dan om water en van het handelsverkeer bleef tijdens het Britsch
ververschingen in te nemen, aanzienlijk toenam tusschenbestuur ook het gebrekkige munt- en cre-
sedert de uit Europa komende en naar China dietwezen (zie deel I, bl. 113 en dl. 11, bl. 611),
bestemde schepen zonder vrees voor belemmering en ten opzichte van het assurantiewezen was de
door Straat Soenda, in plaats van door Straat handel, na het te niet gaan van de in 1790 door
Malaka, hun koers konden nemen. Omtrent den Dirk van Hogendorp in het leven geroepen, doch
eigenlijken handelsomzet, het werkelijke waarde- „in hare geboorte gesmoorde" (Bericht, enz.
bedrag van den invoer en uitvoer van goederen bl. 136) onderlinge Assurantie-compagnie (verg.
gedurende het Engelsche tusschenbestuur ontbreekt ook de Jonge's Opkomst, enz. deel 13, bl.
het ten eenenmale aan gegevens, en nu moge het 93 —94), alleen aangewezen op de agentschappen
Raffles gelukt zijn om het verkeer van Java met van de Ganges Insurance Company, en de Canton
China en het vaste land van Britsch-Indië tot Insurance Company, die beiden haren hoofdzetel
ietwat meerdere ontwikkeling te brengen, over te Calcutta hadden.
het algemeen bleef de handel kwijnende, een Wat nu de door Raffles voorgestane en in toe-
natuurlijk gevolg trouwens van de staatkundige passing gebtachte handelspolitiek aangaat, kwam
gebeurtenissen van dien tijd. Het continentale niettegenstaande zijn smalen op de handelingen
stelsel toch bleef aanvankelijk althans in zijn volle van de 0.-I. Compagnie en zijn opvijzelen van
kracht gehandhaafd, en maakte den geregelden eigen vrijgevigheid, er weinig of geen verandering
afzet der koloniale producten op de markten van in den stand van zaken, zooals zij onder het be-
het vaste land volstrekt onmogelijk. stuur der Compagnie tot ontwikkeling waren ge-
Metdatal begint tijdens het Britsche tusschen- komen. Uitsluiting van vreemden was ook voor
bestuur het eigenlijke handelselement zich tot een Raffles het begin van alle staatkundige wijsheid :
meer zelfstandig bestaan te ontwikkelen. Voor vrijheid verlangde hij alleen voor eigen landge-
dien tijd was de handel, zooals D. van Hogen- nooten, voor de Engelsche vlag. In de traktaten
dorp het in zijn Berigt van den tegenwoor- die hij met de Sultans van Palembang en Johorc
digen toestand der bataafsche bezit- sloot werd hun de verplichting opgelegd „to ex-
tingen in Oost-Indie (bl. 136) noemt, in clude all other European nations", en „not to
de handen van enkele dienaren van de Compagnie enter into any treaty with any other nation, Euro-
en andere monopolisten „vastgesmeed", en hoe pean or American", en ook na de overgave van
weinig de enkele buiten de Regeering staande Java aan Nederland verloochende hij zijne opvat-
kooplieden, die van den handel hun bedrijf maak- ting over Engeland's roeping in het Oosten niet,
ten, in tel en in aanzien waren blijkt uit den want tijdens hij te Benkoelen in naam van de
door Daendels vastgestelden omslag van de bij Engelsche 0.-I. Compagnie het bewind voerde,
ordonnantie van 2 October 1808 verordende ge- schreef hij bij brief van 12 April 1818 aan hare
dwongen leening, die te Batavia alleen 487.000 bewindhebberen: „Our object in the first instance
rijksd. moest opbrengen, van welk bedrag 456.000 is to extend the British commerce by the exclu-
rijksd. voor rekening van ambtenaren of gewezen sion of other European and American powers"
ambtenaren, en slechts 31.000 rijksd. voor reke- (M. L. van Deventer, H e t Ne derlandsch
536 SCHEEPVAART EN HANDEL.

gezag over Java en onderhoorigheden werd meer en meer de uitsluitende koopmansbuurt,


sedert 181 i, bl. 39, en bl. 118 van de In- waar eerlang (September 1818) ten gerieve van
leiding). den handel ook het beursgebouw verrees, over de
Geen uitsluiting van vreemden daarentegen, maar oprichting waarvan kan verwezen worden naar
alleen bescherming van de vaderlandsche scheep- deel I, bl. I9g.
vaart en handel tegenover vreemden was de grond- Bestond er dus van een Indisch standpunt be-
gedachte van het Reglement op het beleid van zien reden om zich te verheugen over den gun-
de regeering, enz. in 's lands Aziatische bezittin- stigen ommekeer in den gang van zaken op het
gen van 3 Januari 1815 en van de gelijktijdig gebied van handel en scheepvaart sedert de her-
vastgestelde Instructie voor de Commissarissen- stelling van het Nederlandsche gezag in den Ar-
Generaal, aan wie na het herstel van het Neder- chipel, en kon zelfs van Regeeringswege zonder
landsche gezag over Java en onderhoorigheden de overdrijving getuigd worden, dat het „ter reede
bestuurstaak door den Souvereinen Vorst werd van Batavia wemelde van vlaggen van allerlei
toevertrouwd. Vrije handel dus, waarbij echter de volken, en de kusten van Java het schouwspel
welvaart van het moederland op den voorgrond opleverden eener toenemende levendigheid en
moest staan (zie de Inleiding tot Elout's Bij- welvaart"; hier te lande was de indruk eene ge-
dragen enz. van 1851, bl. vu) en dienovereen- heel andere. Met leede oogen toch zag men het
komstig werden de aan den lande geleverde spe- arm, dat het leeuwenaandeel in dit handelsver-
cerijen aan den vrijen handel onttrokken om voor keer met Indië meer en meer in handen viel van
rekening van den Staat ten verkoop naar Neder- vreemde kooplieden en reeders. „Wij zien Java",
land te worden gezonden; doch met betrekking zoo schreef o. a. de Kamer van Koophandel en
tot al de overige landsproducten zou verkoop in Fabrijken te Amsterdam onder dagteekening van
Indië regel blijven, tenzij daarvoor „geene be- 23 Januari 1817 aan den Directeur-Generaal van
hoorlijke prijzen konden worden bedongen", in Koophandel en Koloniën, „wij zien die kostbare
welk geval het Gouvernement de aldus onver- possessie, welke alleen jaarlijks acht a tien dui-
kocht gebleven partijen voor eigen rekening naar zend lasten ruimte in beweging houden kan, prijs
Nederland zou doen overvoeren. gegeven aan eiken vreemdeling welke er maar
Met het optreden nu van Commissarissen-Gene- komen wil om goederen te brengen en te halen,
raal brak voor den particulieren handel in Indië en daarmede te varen werwaarts hij wil, hetzij
een tijdperk aan van vroeger niet gekenden bloei naar zijn eigene of onze havens". Het verleenen
en welvaart, dat in de eerste plaats ten goede van dergelijke „bijzondere gunstbewijzen" aan
kwam aan Batavia, want Batavia te doen zijn en vreemden mocht, naar het oordeel der Kamer,
blijven het middenpunt van het Indisch handels- misschien zijn goed te spreken als een „provi-
verkeer was een van de zaken, die hun niet sioneele" maatregel „om de teruggave te facili-
minder ter harte gingen dan aan de gezagheb- teeren, en om gedurende den tijd, dat de Engel-
benden ten tijde der Compagnie. Alle schepen schen de kolonie nog in het bezit hadden, eenige
van Europa of Amerika komende moesten te Ba- voordcelen daarvan te behalen"; maar van het
tavia binnenloopen en lossen, tenzij om bijzon- oogenblik af dat „het bezit dezer belangrijke
dere redenen vergunning verleend werd om niet volkplanting weder voor dit Rijk herkregen en
ongebroken lading naar Semarang of Soerabaja verzekerd is", meende de Kamer ook het oogen-
te verzeilen. Het innemen van volle ladingen blik „rijp" te mogen oordcelen „ter daarstelling
mocht, wel is waar, ook aldaar geschieden; maar van meer efficacieuse en met de betrekkingen van
toen ter tijde was Batavia, in scherpe tegenstel- de kolonie tot het moederland meer overeenkom-
ling met latere tijden, nog steeds de stapelplaats stige maatregelen".
bij uitnemendheid van de voornaamste uitvocr- Welke maatregelen de Amsterdamsche Kamer
producten van Java (Preanger koffie, Jakatra sui- op het oog had kan men naslaan onder het hoofd
ker, tin, enz.), en zoodoende werd de eigenlijke RECHTEN, bl. 379 van dit deel, en nu moge
handelsbeweging daar in zekeren zin gemonopo- het niet dadelijk tot eene verwezenlijking zijn
liseerd. gekomen van die door haar aanbevolen maatre-
Gaandeweg nam het aantal der te Batavia ge- gelen, waartegen echter de Kamer van Koophan-
vestigde handelshuizen dan ook toe. Telde men del en Fabrieken te Rotterdam van haar kant
er bij den aanvang van 1816 slechts tien, vijf verzet aanteekende, de uit het Amsterdamsche
jaren later was het reeds tot 16 gestegen, en adres sprekende geest bleef gedurende vele jaren
terwijl in eerstgenoemd jaar alleen op 2 agentu- het richtsnoer van de door het moederland te
ren van buitenlandsche assurantie-maatschappijen volgen handelspolitiek met betrekking tot de over-
kon gewezen worden, was Batavia in 1821 in het zeesche bezittingen. Fnuiking van vreemde mede-
bezit van eene geheel zelfstandige Javasche Zee- dinging door bescherming tot in hare uiterste
Assurantie Maatschappij, naast welke agenturen cousequentiën van de nationale nijverheid, scheep-
van 5 te Calcutta gevestigde instellingen van dien vaart en handel werd van nu af het wachtwoord
aard werkzaam waren. Als eenige verkoopplaats van de moederlandsche Regeering en van de groote
van de in veiling te brengen Gouvernements pro- meerderheid der Nederlandsche belanghebbenden
ducten werd Batavia door landgenooten en vreem- bij die takken van volkswelvaart en volksbestaan.
delingen druk bezocht, en van dien tijd dagtec- Het was er vóór alles om te doen den invoer
kent eigenlijk de uitbreiding van de nieuwe boven- van Nederlandsche fabrikaten in Indië te begun-
stad Weltevreden, terwijl de statige woonhuizen stigen als het zekerste middel om aan de Neder-
van weleer aan beide zijden van de Kali Besaar landsche markt den aanvoer van de Indische uit-
allengskens herschapen werden in kantoorlokalen voerartikelen te verzekeren. Wie meester is van
en pakhuizen ten gerieve van de handeldrijvende den invoer in Indië, zoo heette het, is het ook
gemeente, die zich metterwoon hoogerop vestigde, van den uitvoer van daar, en vermits nu het
doch zich ter uitoefening van haar dagelijksch artikel lijnwaden van lieverlede het belangrijkste
bedrijf in de benedenstad ophield. De Kali Besaar invoerartikel van onze Indische bezittingen was
SCHEEPVAART EN HANDEL. 537

geworden, moest het streven der Regeering er van een voor het handelsverkeer zoo onmisbaar
wel als vanzelf op gericht zijn om in Indië aan goed geregeld credietwczeu; doch dit alles behoeft
de Nederlandsche katoennijverheid een zoo ruim hier ter plaatse niet verder te worden besproken,
mogelijk afzetgebied te verzekeren. want er werd bereids omstandig over gehandeld
Het middel hiertoe lag, meende men, voor de in de artikelen JAVASCHE BANK, NEDER-
hand. Door differentieele rechtentarieven zoo op LANDSCHE HANDELMAATSCHAPPIJ, CON-
den invoer als den uitvoer van goederen, waarbij SIGNATIE-STELSEL, CREDIETINSTELLIN-
met verwijzing naar hel artikel RECHTEN (IN-, GEN en MUNTWEZEN, waarnaar dus voor zooveel
UIT- EN DOORVOER-) thans niet verder be- noodig kan worden verwezen.
hoeft te worden stil gestaan, trachtte men het Betere tijden voor handel en scheepvaart bra-
hoofd te bieden aan de bovenal op het terrein ken eerst aan bij den aanvang van de tweede
van den lijuwaadhandel geduchte mededinging helft der negentiende eeuw, toen Nederlandsch-
van Engeland; maar het doel, dat men voor oogen lndië in het bezit was gekomen van een op deug-
had, werd niet bereikt. F'ngeland's mededinging delijke grondslagen rustend Muntwezen, de scheep-
bleek te machtig, en terwijl het den vreemden vaartwet van 1850 verschillende aan het scheep-
handelshuizen op Java naar wensch ging, terwijl vaartverkeer in den weg staande belemmeringen
het scheepvaart- en handelsverkeer van Java met uit den weg had geruimd, en ten slotte het con-
het buitenland in omvang toenam, was het met signatie-stelsel geleidelijk werd losgelaten door
het verkeer tusschen de kolonie en het moeder- op den vroegeren voet een deel althans der aan
land zoo treurig gesteld, dat, volgens een door den lande in handen komende producten in Indië
den gewezen Raad van Indië Mr. H. W. Mun- zelf weder aan de markt te brengen. Een werke-
tinghe onder dagteekening van 21 Februari 1824 lijk groote vlucht intusschen heeft het handels-
aan de Regeering ingediend rapport, een alge- verkeer eerst genomen nadat het Gouvernement
heele „ondergang" van dat verkeer te duchten zich aan alle rcehtstreeksche bemoeiingen met de
stond „zoo de beschermende en ondersteunende suikercultuur, op het oogenblik de hoofdcultuur
hand van Z. M. den Koning dit niet verhoedt".. van Java, had onttrokken, en het geheele suiker-
„De Indische retouren", dus vervolgt Mr. Mun- product ter beschikking komt van den particu-
tinghe, „welke de voorname winsten en voordce- lieren handel.
len van den handel in den schoot van het moe-
derland behoorden uit te storten, geven niets dan 11. Alvorens nü op de voorafgaande histori-
verlies. Zij geven dit verlies niet op een enkele sche schets van het Indische scheepvaart- en
plaats of aan één eenig huis van handel. Zij doen handelsverkeer een aan de beschikbare statisti-
deze verliezen ondergaan aar, alle onze groote sche gegevens ontleend overzicht van den tegen-
handelssteden van Gent af tot Amsterdam toe, woordigen omvang van dat verkeer te doen vol-
en aan alle de huizen zonder onderscheid die op gen, behoort hier een plaats te worden ingeruimd
Indië handelen, met uitzondering van een enkel, aan de bespreking van enkele met handel en
dat zich blootelijk met commissiën van vreemden scheepvaart ten nauwste verband houdende aan-
bezighoudt. De verliezen, welke zij doen onder- gelegenheden die nog niet, of niet dan zeer ter-
gaan zijn niet gering,.... en vallen er intusschen loops werden aangeroerd.
nog eenige voordeden op den Indischen handel,
zoo worden deze behaald op de uitgezonden car- Groote vaart en kustvaart. In beiderlei
gaisoenen, en wel uitsluitend door middel van de opzicht bracht de Nederlandsche scheepvaartwet
bevrachtigingen van Gouvernementswege tot over- van Augustus 1850 een niet onbelangrijke wijzi-
voering van manschappen of goederen. Zij wor- ging in den vóór dien tijd bestaande orde van
den dus betaald ten koste van de publieke schat- zaken. Met betrekking tot de groote vaart verviel
kist, en hoogstwaarschijnlijk zelfs in vele gevallen de vroeger door schepen onder Nederlandsche
door onregelmatige en tegen onbillijke prijzen vlag genoten bescherming, want art. 6 dier wet
aangerekende leverantien. Ja, deze onregelmatig- hield in, dat de vlaggen van zoodanige staten,
heden schijnt het zelfs gevaarlijker te zijn tegen die voldeden aan de in dat artikel aangegeven
te gaan dan te dulden, wijl men, bij stuiting van voorwaarden van wederkeerighcid, in de koloniën
dezelve, door de algemeene opinie gedreigd wordt en bezittingen van het Rijk in andere wereld-
met een algeheelen stilstand van den handel". deelen met de Nederlandsche vlag werden gelijk
Door dit alles werden de belangen van de voor gesteld, — eene regeling, die door de tariefwet
het meerendecl vreemde handelshuizen in Indië van 1865 in zoo verre werd gewijzigd, dat het
zelf betrekkelijk weinig gedeerd; maar anders beginsel van wederkeerigheid werd verlaten om
werden de verhoudingen toen in 1824 de Neder- plaats te maken voor eene onvoorwaardelijke ge-
landsche Handelmaatschappij in het leven werd lijkstelling van de vlaggen van alle bevriende
geroepen, want zij werd al dadelijk eene mach- natiën met de nationale.
tige medcdingster van de particuliere kooplieden, Om de Nederlandsche vlag te mogen voeren
zoowel op het gebied van den invoer, als meer moet elk in Nederl.-Indië tehuis behoorend zee-
bepaaldelijk nog op het gebied van den uitvoer- schip voorzien zijn van een door den Gouv.-Gen.
handcl, welke laatste tak van bedrijf grootendeels uit te reiken zeebrief, die slechts verleend wordt
te niet liep toen na 1830 het consignatiestelsel wanneer de schepen voor meer dan de helft toe-
in zijn volle gestrengheid werd toegepast, en zoo- behooren aan ingezetenen van Nederland of Ned.-
doende al de aan den lande geleverde producten Indië, aan vennootschappen aldaar gevestigd, welker
aan de Indische markt ontvielen. Als een natuur- leden of bestuurders voor meer dan de helft uit
lijk gevolg van een en ander brak voor den handel ingezetenen bestaan, of aan reederijen in Indië
in Indië een tijdperk van kwijning en ontmoedi- gevestigd. In elk geval moeten de eigenaars in
ging aan, waarin men bovendien nog te worste- Indië vertegenwoordigd zijn en het beheer aldaar
len had met den allerdroevigsten toestand van gevoerd worden.
het muntwezen, en het grootendeels ontbreken De voor de groote vaart aangenomen gelijk-
538 SCHEEPVAART EN HANDEL.

stelling van nationale en vreemde vlaggen strekt sche toltarief het recht van 6 pet. op zijden manu-
zich, volgens de bewoordingen van art. 6 der facturen onveranderd moest behouden blijven,
scheepvaartwet, niet uit tot de kustvaart in Ncder- terwijl voor de katoenen en wollen manufacturen
landsch Oost-Indië, maar wel worden bij alinea eene verhooging van 6 tot 8 pet. werd aanbevolen.
2 van dat artikel ook Nederlandsche schepen tot In nauw verband met de algemeene handelsbe-
de kustvaart toegelaten, terwijl vóór dien tijd de langen staan ook de door Nederland met verschil-
kustvaart, met uitsluiting van alle andere, alleen lende staten gesloten overeenkomsten tot regeling
geoorloofd was aan schepen in Nederlandsch-lndië der voorwaarden waarop consuls en consu-
tehuis behoorende, en aan inlandsche schepen met laire agenten in de voornaamste havens der
deze gelijk gesteld. Voor vreemde schepen is de Nederlandsche Overzecsche bezittingen zullen wor-
kustvaart ook thans nog gesloten; met dien ver- den toegelaten.
stande evenwel dat bij de wet van 20 Januari Reeds onder het bestuur van de Compagnie
ißgo (Ind. Stbl. n°. 82) aan den Gouv.-Gen. de waren aanzoeken ingekomen tot toelating en erken-
bevoegdheid is verleend om ook schepen, niet ning van vreemde handelsagenten, doch het ligt
daartoe gerechtigd, toe te laten tot de kustvaart, voor de hand dat bij de toenmalige gezagheb-
maar dan uitsluitend voor het vervoer van suiker- benden allerminst neiging bestond om op derge-
riet,een uitzonderingsmaatregel dus, die ten doel lijke aanzoeken in te gaan. Ook Daendels vond
had om de door de sereh-ziekte bedreigde suiker- het geraden om bij besluit van g Febr. 1808
industrie te hulp te komen. afwijzend te beschikken op het verzoek van John
Zoowel voor de groote vaart als voor de kust- Me Clallan om te Batavia „te mogen ageren en
vaart bracht de opkomst en de ontwikkeling van eikend te worden" als commercieel agent van de
het stoomvaartveikcer een groote ommekeer in Vereenigde Staten van Amerika, vermits, zoo
den vroegeren toestand teweeg. Wat de groote luidde de beschikking, „alhier geen consuls of
vaart betreft wordt die ommekeer eerst merkbaar agenten van vreemde naties worden geadmitteerd",
na de opening van het Suez-kanaal in 1869; en later vonden Commissarissen-Generaal het even-
maar aan de kustvaart werd reeds een twintigtal min geraden om toe te geven aan den aandrang
jaren vroeger door stoomschepen deelgenomen, van FCngeland's zijde. „Ik wenschte", schreef Elout
zonder evenwel veel afbreuk te doen aan de zeil- in November ißig, „dat ik mij gerechtigd voelde
vaart, zoo van de inlandsche, als van de Euro- om toe te stemmen in „the residence of commer-
peesch getuigde vaartuigen, die ook thans, nog cial agents", maar ik ben bang voor zulke perso-
een vloot van 146 op zeebrieven varende zeil- nen: zij doen nooit goed, altijd kwaad; overal
schepen omvat. In de groote vaart daarentegen geven dusdanige „agents" aanleiding tot onge-
heeft de stoomvaart de vroegere zeilvaart schier noegen" (Elout, Bijdragen enz. 1863, bl. 58).
geheel verdrongen, want tegen 3445 stoomschepen Doch op den duur kon de Regeering eene der-
te zamen metende 4.862.000 K.M. werden in den gelijke opvatting natuurlijk niet blijven huldigen,
loop van 1900 niet meer dan 184 op Europeesche en toen het gebeurde met Walter M. Gibson, die,
wijze getuigde zeilschepen, tezamen 172.000 K.M. beschuldigd van in Palembang en Djambi de
metende binnen het tolgebied van N.-L ingeklaard. hoofden tegen ons gezag te hebben opgeruid, te
Over de trapsgewijze ontwikkeling en den tegen- Weltevreden was gevangen gezet, van den kant
woordigen omvang van het stoomvaartverkeer bin- van de Vereenigde Staten aanleiding gaf totklach-
nen de grenzen van den Indischen archipel en ten over de ontstentenis van geaccrediteerde ver-
tusschen den Archipel en het buitenland, met inbe- tegenwoordigers in Indië wier bescherming in
grip van het moederland behoeft hier niet verder geval van nood zou kunnen worden ingeroepen '),
te worden uitgewijd, daar in de artikelen PAKET- liet onze Regeering alle verder verzet varen, en
VAART en RKISGELEGENHEDEN de noodige sloot zij met de Vereenigde Staten de overeen-
gegevens dienaangaande zijn bijeengebracht. komst van 22 Januari 1855, waarbij, „om te vol-
doen aan een herhaaldelijk te kennen gegeven
Handelsverdragen. De door Nederland met verlangen" van hunne Regeering, luidens art. 1
vreemde mogendheden gesloten handelsverdragen „consuls-generaal, consuls en vice-consuls der Ver-
hebben alle de „meest-begunstigings-clausule" tot eenigde Stalen van Amerika werden toegelaten
grondslag ook met betrekking tot den handel in in al de havens van de overzecsche bezittingen
zijne overzeesche bezittingen. De wetgever is dus of koloniën der Nederlanden, welke open zijn
volkomen vrij in de regeling en vaststelling van voor de schepen van alle landen". Sedert zijn
het Indische rechtentarief, met ééne uitzondering gelijksoortige overeenkomsten gesloten met nage-
evenwel, voortvloeiende uit de bepaling van art. noeg alle staten van Europa, en voorts met Co-
32r5 van het traktaat van handel en scheepvaart lumbia, met Haïti, de Dominikaansche republiek,
op 31 December 1851 tusschen Nederland en Siam en Japan. De voornaamste voorwaarden van
Pruisen, ook namens de staten van het Tolver- toelating zijn, dat de consuls geen diplomatiek
bond gesloten, krachtens welke de- in dat artikel
opgesomde voortbrengselen van den grond en van 1) Aan Gibson zelf was, volgens 1.1. 239 van
de nijverheid van het Tolverbond bij aanbreng zijn in 1855 te New-York uitgegeven boek:
in Indië met geen hoogere rechten zouden mogen The prison of Weltevreden and a
belast worden, dan overeenkomstig het toenmaals glance at the East-Indian archipe-
van kracht zijnde tarief van invoerrechten ver- lago, bij zijne inhechtenisneming te kennen
schuldigd waren. Zoolang deze overeenkomst van gegeven: „Hope nothing from any repres-
kracht blijft zijn de handen der Regeering dus entative of your country at Batavia; 110 consul
gebonden, in zooverre van geen verhooging van or other official agent is recognised in Nether-
rechten sprake kan zijn voor de artikelen, in de lands India, and the two or three Americans
overeenkomst bedoeld, en van daar dat bij de in who live in Batavia are all Dutch burghers,
1894 voorgestelde, doch door de Vertegenwoor- hold property, and would not dare to open
diging niet aangenomen verhooging van het Indi- thcir mouths in your behalf."
SCHEEPVAART EN HANDEL. 539

karakter hebben, maar slechts handelsagenten zijn, openstellen voor den algemeenen handel, zoowel
onderworpen aan de burgerlijke en strafwetten voor den invoer als voor den uitvoer van nog
des Lands. Ook is het jus asyli niet aan hunne 16 havens op Java, t. w. Anjer, Bantam, Indra-
woningen toegekend, zoodat zij geen geen der majoe, Cheribon, Tagal, Pekalongan, Rembang,
zoogenaamde exterritorialiteitsrechten genieten. De Passoeroean, Probolingo, Bcsoekie, Panaroekan,
consuls-generaal en consuls kunnen onder goed- Banjoewangi, Pangocl,-Patjitan, Tjilatjap en de
keuring van den Gouv.-Generaal, die steeds voor Wijnkoopsbaai, en nog 3 havens op de Buiten-
intrekking vatbaar is, binnen hun ressort onder- bezittingen, t. w. Natal en Priaman ter Sumatra's
geschikte consulaire agenten aanstellen. Westkust en Sampit in de Zuider- en Ooster-
Volgens den Regecringsalmanak voor Nederl.- afdeeling van Borneo.
Indië van 1901 zijn thans aldaar werkzaam I Maar de Regeering oogste niet veel voldoening
consul-generaal (die van Duitschland), 2g consuls, in van den genomen maatregel. Hij lokte hier
11 vice-consuls en 12 consulaire agenten. le lande een heftig verzet uit, waarvan zelfs de
Amsterdamsche en Rotterdamsche Kamers van
Havens en haveninrichtingen. Inge-
volge art. 130 van het Regecringsrcglemcnt zijn
Koophandel zich tot tolk maakten, — een verzet,
dat meer bepaald gericht was tegen de openstel-
de voor den algemeenen handel geopende havens ling der 19 havens voor den invoer. De nood-
van Nederlandsch-lndië toegankelijk voor de sche- lottigste gevolgen voor de Nederlandsche katoen-
pen van alle volken, met welke het Koningrijk nijverheid, en den daarmede verband houdenden
der Nederlanden in vriendschap is, behoudens de handelsomzet zouden te duchten staan, indien
naleving der algemeeneen plaatselijke verorde- niet bijtijds de in werking treding van dezen maat-
ningen, terwijl in andere havens alleen worden regel, die op één jaar na de afkondiging bepaald
toegelaten inlandsche vaartuigen en die tot de was, zou voorkomen worden, en het verzet had
kustvaart gerechtigd zijn. wil van zijn optreden, want bij ordonnantie van
Bij de inwerkingtreding van deze bepaling (i 28 Maart 1859 (Stbl. n°. 13) werd de invoer
Mei 1855) waren voor den algemeenen handel van wollen en katoenen goederen, vervaardigd
bereids opengesteld bij Stbl. 1825 n°. 48 de havens bewesten de Kaap de Goede Hoop en aange-
van Batavia, Semarang, Soerabaja, Muntok, Palem- voerd van plaatsen gelegen buiten Nederl.-Indië,
bang, Benkoelen, Padang, Tapanoeli, Banjerma- in de „nieuwelings opengestelde havens vooreerst
sing, Pontianak, Sambas en Koepang; bij Stbl. verboden, totdat dienaangaande anders zal zijn
1837 n°. 40 Soekadana; bij Stbl. 1841 n°. 40 bepaald".
Singkel en Baros: bij Stbl. 1847 n°. 19 Moeara Hiertoe strekte de ordonnantie van 24 October
Kompeh, terwijl bij Stbl. 1828 n°. 68 Riouw, bij 1859 (Stbl. n°. 79), waarbij alsnu bepaald werd,
Stbl. 1846 n°. 27 Makasser, en bij Stbl. 1848 dat van de 19 havens vermeld in de ordonnantie
.
nu 42 Menado en Kenia tot vrijhavens verklaard
waren. Voor de groote scheepvaart stonden op
van 31 Mei 1858 met ingang van I Januari 1860
voor den algemeenen invoer slechts zouden zijn
Java dus rechtens slechts drie havens open ; maar opengesteld, dus ook voor den invoer van wollen
bij wijze van uitzondering kon het innemen van en katoenen goederen, de havens van Cheribon,
lading in andere havens dan Batavia, Semarang Passaroean en Tjilatjap op Java, Natal en Pria-
en Soerabaja door de Regeering worden toege- man ter Sumatra's Westkust, en Sampit in de
staan, krachtens de haar daartoe verleende be- Z.- en O.afd. van Borneo. Met betrekking tot
voegdheid bij art. 3 van het Reglement op het den uilvoer daarentegen werd de openstelling van
heffen der inkomende en uitgaande rechten van al de 19 havens onveranderd van kracht gelaten.
28 Augustus 1818 (Stbl. n°. 58). Van deze bepa- Op dien voet bleef de zaak geregeld tot 1873,
ling werd echter vóór 1830 weinig gebruik ge- toen in verband met de tariefwet van 1872 een
maakt ; maar toen onder de werking van het cul- nieuw reglement op de heffing en verrekening
tuurstelsel de productie van artikelen voor uitvoer der in- en uitvoerrechten werd vastgesteld (ordon-
bestemd hand over hand toenam, werd die uit- nantie van 22 December 1873, Stbl. n°. 241),
zondering van lieverlede regel. Het lag toch voor waarvan art. I de bepaling inhield, dat in het
de hand, dat het Gouvernement om de kosten te Nederl.-Indische tolgebied de havens voor den
besparen op het vervoeren van zijne producten algemeenen handel geopend onderscheiden werden
van de kleinere afscheepplaatsen naar een van in: a, havens voor algemeenen in- en uitvoer, en
de drie groote havens aan de met den overvoer b, havens voor beperkten invoer en algemeenen
dier producten naar Nederland belaste Handel- uitvoer. De invoer in laatstbedoelde havens moest,
maatschappij vergunning verleende om de door voorzooverre het niet in Ned.-Indië tehuis be-
haar bevrachte schepen ook de kleine havens tot hoorende schepen betrof, beperkt blijven tot de
het innemen van lading te laten aandoen. Het- lossing van colli door de posterijen verzegeld;
geen nu aan de Handelmaatschappij werd toege- passagiersgoederen niet tot handelswaren behoo-
staan kon aan anderen op den duur niet ontzegd rende; lijfsbenoodigdheden der opvarenden; en
worden; maar voor alle schepen zonder onder- goederen niet aan invoerrecht noch accijns onder-
scheid bleef de bepaling gelden, dat zij met de worpen. Uit inlandsche vaartuigen zouden in de
op de kust ingenomen lading naar.Batavia, Sema- havens sub b alle goederen zonder onderscheid
rang of Soerabaja moesten verzeilen om aldaar mogen gelost worden.
te worden uitgeklaard. Het hieruit voortvloeiende Bij ordonnantie van 31 December 1873 (Stbl.
oponthoud en tijdverlies gaven aanleiding tot n°. 264) werden nu aangewezen :
velerlei klachten, die meer algemeen werden nadat als havens voor den algemeenen in- en uitvoer:
door de scheepvaartwet van 1850 de vreemde Batavia, Semarang, Soerabaja, Cheribon, Pasoe-
schepen met de Nederlandsche waren gelijk ge- roean, Tjilatjap, Padang, Siboga, Baros, Singkel,
steld, en ten einde nu aan alle bezwaren tege- Palembang, Moeara Kompeh, Muntok, Bandjer-
moet te komen besloot de Regeering bij ordon- masin, Pontianak en Pamangkat; en
nantie van 31 Mei 1858 (Stbl. n«. 65) tot het als havens voor beperkten invoer en algemee-
540 SCHEEPVAART EN HANDEL.

nen uitvoer: Anjer, Bantam, Indramajoe, Tagal, nen lossen en innemen. Maar voor alle overige
Pekalongan, Rembang, Probolingo, Besoekie, Pa- havenplaatsen, zelfs voor de belangrijke havens
naroekan, Banjoewangi, Patjitan, Pangoel, Wijn- Semarang en Soerabaja is de toestand, zeer ten
koopsbaai, Priaman, Ajer bangis, Natal, Benkoe- ongerieve van het verkeer en ten nadeele van
len, Telok-betong, Tandjong-pandan en Sampit; landbouw, nijverheid en handel, nog even gebrek-
met bepaling dat in elk dezer havens een kan- kig gebleven als dit in de laatste jaren van het
toor zou worden gevestigd voor het doen van bestaan der 0.-I. Compagnie, toen men trouwens
aangiften tot lossing, uitslag, inlading en vervoer, nog niet beter wist, het geval was. Aan het ver-
terwijl voorts zoo op Java als op enkele buiten- wijt van op dit gebied schromelijk te zijn ten
bezittingen nog eenige kleinere havenplaatsen achter gebleven kan Nederland zich onmogelijk
werden aangewezen waar kantoren zouden wor- onttrekken, hoe veel waardeering de aanleg van
den gevestigd voor het doen van aangiften tot 'de Bataviasche en Padangsche havengelegenheid
lossing en lading uit en in inlandsche vaartuigen ook verdienen moge.
en en het vervoer met kustvaarders. Het ligt in den aard der zaak, dat voor het
De in 1882 vastgestelde nieuwe bepalingen op verkeer in de haven van Tandjong Priok, die op
de heffing en verrekening van in- en uitvoer- den 15 Maart 1887 voor goed in gebruik werd
rechten (zie bl. 387 hiervoor) breidden het aantal gesteld, andere voorzieningen moesten getroffen
havens sub a aanmerkelijk uit, en sedert bleef worden dan ten grondslag lagen aan het hierbo-
men in die richting voortgaan, zoodat, behalve ven ter sprake gekomen algemeen politieregle-
de zooeven opgenoemde havens, thans ook nog ment voor reeden, ankerplaatsen, enz. in Ned.-
tot rubriek a behooren de havens van Tegal, Indië. Hierin voorzag het bij ordonnantie van 19
Pekalongan, Djoewana, Probolingo, Panaroekan, Augustus 1886 (Stbl. n°. 159) vastgestelde regle-
Tandjong pandan, Sambas, Singkawang, Menado, ment tot handhaving van de orde en veiligheid
Kema, Amoerang, Ratah-botok, Kwandang, Goron- in de haven van T. P., dat het nemen van een
talo, Benkoelen en Oleh-leh. Ook in een ander loods bij het binnenkomen of verlaten der haven
opzicht nog brachten die nieuwe bepalingen een verplichtend stelde (art. 3), maar overigens geen
verandering in de op het stuk der rechtenhefiing bepalingen bevatte omtrent het te betalen kaai-
bestaande regelingen door aan de voor alle havens geld bij het gebruik maken van den kaaimuur van
geldende algemeene voorschriften toe te voegen do binnenhaven. Deze aangelegenheid werd later
een reglement A, geldende alleen voor Batavia, geregeld bij ordonnantie van 1 October 1890
Cheribon, Semarang, Soerabaja en Padang, en (Stbl. 1,0. 202), terwijl voor de Emmahaven bij
een reglement B voor de zoogenaamde kleine Padang, die met I October 1892 in gebruik werd
havens, zooals bereids op bl. 387 hiervoor ver- gesteld, eene gelijksoortige regeling werd veror-
meld werd. dend bij ordonnantie van 5 November 1896 (Stbl.
In alle havens van eenige beteekenis is de n°. 221).
havenpolitie en het toezicht op de aankomende De exploitatie van beide haveninrichtingen ge-
en vertrekkende schepen opgedragen aan haven- schiedt door de Regeering in eigen beheer, en
meesters, wier bevoegdheden en verplichtingen zij is dus niet ingegaan op de haar indertijd met
geregeld waren bij het Havenreglement van Com- betrekking tot Tandjong Priok gedane voorstellen
missarissen-Generaal van 28 Augustus 1818 (Stbl. om voor de exploitatie in haar geheelen omvang
n°. 61), dat grootendeels ongewijzigd bleef tot eene concessie te verleenen, op den voet als dit
1885, om toen vervangen te worden door het bij in enkele groote Europeesche havens het geval
ordonnantie van 17 April (Stbl. n". 87) vastge- is; maar ten slotte heeft de Regeering toch een
steld Algemeen politiereglement voor reeden, deel van de op zich genomen taak aan particu-
ankerplaatsen en havens in Ned.-Indië, en de bij lieren overgedragen door het sluiten der bij de
ordonnantie van dezelfde dagtcekening (Stbl. n". wet bekrachtigde overeenkomst van 9 Juni 1890
88) verordende regeling van de heffing der haven- (Stbl. ißgi n«. 6) met den heer D. Croll (later
en ankeragegelden, krachtens welke de oorspron- de Droogdokmaatschappij Tandjong Priok te Rot-
kelijk ingevoerde heffing van 15 stuivers per terdam), waarbij tot ultimo 1915 een gedeelte
last van Nederlandsche en f I van vreemde sche- van het haventerrein te Priok aan den conces-
pen, die sedert intusschen reeds enkele malen sionaris in erfpacht is afgestaan voor het oprich-
was gewijzigd, werd vastgesteld op 16 centen per ten en exploiteeren van een reparatiewerf met
kub. meter voor schepen meer dan 60 kub. meter dokgclegenheid voor de schepen, terwijl de be-
metende. Kleinere vaartuigen werden vrijgesteld diening van de loopkranen langs den kaaimuur,
Van de betaling van haven- en ankeragegelden. de electrische verlichting van het geheele terrein,
Over het algemeen is de toestand van de havens enz. hem mede werd opgedragen, en hem tevens
in Ned.-Indië nog zeer primitief. De schepen vergunning verleend werd tot het bouwen van
ifomcn ten anker op geheel open reeden, waai- een steiger op schroefpalen in de buitenhavcn.
de gemeenschap met den vasten wal moet onder- De tot dusver verkregen resultaten van de Droog-
houden worden door grootere en kleinere prau- dokmij. T. P. zijn voor hare aandeelhouders zeer
wen, van wier diensten meermalen zelfs geen ge- bevredigend: over haar maatschappelijk kapitaal
bruik kan worden gemaakt, zoodra bij'het door- van ƒ500.000 deelde zij nooit minder dan 7'/j
staan van de Westmoeson de gemeenschap tus- pet., meermalen 10 a 11 pet. uit. (Zie voorts
schen wal en reede door het onstuimige weder over de geschiedenis van de haven te Priok, deel
voor korter of langer tijd geheel gestremd wordt. I, bl. 142).
Alleen Batavia en Padang zijn in dit opzicht in Elders dan te Batavia en Padang is het ver-
gunstiger omstandigheden gekomen door den aan- keer zich voor de ontlossing en belading der ter
leg en de openstelling van de haven van Tan- reedc voor anker gekomen schepen moeten blij-
djong Priok en de Emmahaven, waar de schepen ven bedienen van de tusschenkomst der voor dat
tegen wind en weer beschut zijn en aan de kaai- doel opgerichte prauwenveren, die trouwens
muren of steigers gemeerd hunne ladingen kun- ook te Batavia nog geenszins overbodig zijn ge-
SCHEEPVAART EN HANDEL. 541

worden, en een niet onbelangrijk aandeel nemen is het", dus leest men op bl. 178, deel I van
in het vervoer dat de nieuwe haven van Priok het in 1818 door den lateren stichter van het
met de oude stad verbindt. In vroeger jaren was cultuurstelsel J. van den Bosch uitgegeven ge-
ook het prauwenvervoer staatszaak. Op het voet- schrift Nederlandsche bezittingen in Azia,
spoor van de Compagnie lieten na het herstel Amerika en Afrika in derzelver toe-
van het Ncdcrlandsch gezag ook Commissarissen- stand en aangelegenheid voor dit Kijk,
Generaal er zich aan gelegen liggen, en vaardig- „dat de eigenlijke inboorlingen van Oost-Indië,
den bij hun besluit van 8 Juli 1817 (Stbl. n°. hoe zeer dagelijks ooggetuigen van de luxe en
41) een Ordonnantie en reglement op het buiten- verfijnde leefwijze der Europeërs nogtans over
of tjunia-veer te Batavia uit, houdende o.a. dat het algemeen weinig geneigdheid betoonen om
alle prauwvoerders zich ter registratie hunner dezen daarin na te volgen. In weerwil van alle
vaartuigen bij de plaatselijke autoriteit moesten aanmoedigingen is het gebruik van Europeesche
aangeven, en dat geen andere dan de geregis- voortbrengselen bij den Inlander ten uiterste be-
treerde prauwen ter reede varen mochten op straffe paald gebleven, en blijft de behoefte daaraan
van aanhouding en verbeurdverklaring. Het veer genoegzaam alleen bepaald tot de Européan,
zou beheerd worden door een „bootmeester", zich daar te Lande gevestigd hebbende", wier
ondergeschikt aan den havenmeester, aan wien aantal „buiten de Krijgsmagt" hij op niet meer
het toezicht over het veer in zijn geheelen om- dan 15.000 zielen meende te mogen aanslaan.
vang werd opgedragen. Geheel gelijksoortige be- De goederen, „voornamelijk in Indië getrok-
palingen golden ook voor Semarang en Soera- ken", waren volgens Van den Bosch (bl. 181)
baja: maar nadat de veren te dier plaatse bij de volgende: „cquipagegoederen, zeildoek, touw
ordonnantie van 30 December 1856 (Stbl. n°. 86) en teer; fijne lakenen en kasimirs; grof laken
waren opgeheven, werd dezelfde maatregel bij voor de krijgsmagt; provisien: ijzer en staal aan
ordonnantie van 3 April 1857 (Stbl. n°. 33) ook staven, en ander gewerkt ijzer, en voorts, wat de
voor Batavia verordend, en bleef het sedert aan voorwerpen van weelde betreft, zilvergoed, goud-
een ieder vrijgelaten om goederen en personen draad, en eenige bijoutericn, meubilaire goederen,
te vervoeren van en naar de reeden, zonder andere schoenen, laarzen, zadels en kramerijen". Van
verplichtingen dan die voorgeschreven bij de poli- katoenen lijnwaden, die eerlang verreweg het
tie- en havenreglementen en bij de bepalingen voornaamste invoerartikel uit Europa worden zou-
op de heffing der in- en uitvoerrechten en op de den werd door Van den Bosch nog met geen
scheepvaart in het algemeen. woord gerept; maar reeds waren met den aan-
Van deze omstandigheid maakte de handel dade- breng er van tijdens het Britsche tusschenbestuur
lijk gebruik tot het vormen van een naamloozc enkele proeven genomen '), die aanvankelijk wel
vennootschap, die onder den naam van Bataviaasch niet met het gewenschte gevolg bekroond werden,
Prauwenveer een groot gedeelte der vroeger gere- maar er toch toe leidden, dat Commissarissen-
gistreerde vaartuigen voor eigen rekening over- Generaal in hun rapport van 28 Augustus 1818
nam, en de dus ter harer beschikking gekomen over de in- en uitgaande rechten aan het Opper-
vloot uitbreidde door de aanschaffing van eenige bestuur schrijven konden, dat „het niet alleen
ijzeren prauwen en een paar stoomschepen. In- Bengaalsche lijnwaden, maar ook zeer vele Euro-
tusschen bleven enkele prauwcigenaren op eigen peesche, vooral I-'.ngclsche. meestal gedrukte lijn-
risico hun bedrijf uitoefenen, doch met weinig waden waren, die in deze streken worden ver-
goed gevolg, en dit deed hen nagenoeg allen handeld". Sedert nam het verbruik van de uit
overgaan in een tweede gelijksoortige combinatie, Europa herkomstige manufacturen gestadig toe,
die in 1864 onder de benaming van Bataviaasch en het duurde niet lang, of de officieele handels-
Tjunia-veer tot stand kwam. Tegenwoordig telt statistiek, die de Indische Regeering sedert 1825
Batavia drie veren van dien aard, en naarmate jaarlijks te Batavia het licht deed zien, leerde,
het verkeer zich uitbreidde zijn er ook elders dat de invoeren op Java en Madoera voor het
verschillende opgericht. Op Java en de Buiten- grootste bedrag uit katoenen goederen bestonden.
bezittingen te zamen worden er volgens den Re- Zoodoende is de lijnwaadhandel verreweg de
geeringsalmanak voor 1901 in het geheel 15 aan- belangrijkste tak van den invoerhandel en het
getroffen. arbeidsveld bij uitnemendheid voor den groot-
handel of eerste handshandel geworden, en niet
Groothandel en tusschenhandcl. Gedu- minder ook voor den tusschenhandcl, die van
rende het bestaan van de Compagnie was zij in oudsher, ook ten tijde van de Compagnie, in
werkelijkheid de eenige groothandelaar, voor zoo- handen was van Chineesche grossiers en de met'
verre het althans den aanbreng van handelswaren dezen weder in betrekking staande marskramers
van Europeeschen oorsprong betrof, want aan of rondventers (KLONTONGS, zie deel 11, bl.
Chineesche handelaren liet zij in hoofdzaak den 246). Op dit gebied nu zijn tusschen groothandel
aanvoer van de in den Archipel gewilde uitvoer- en tusschenhandcl zeer eigenaardige verhoudingen
artikelen van China over. Daarentegen behield ontstaan, waarvan een ook thans nog zeer juiste
de Compagnie ook in hoofdzaak aan zich den
handel in Japansche artikelen, en den handel met i) Onder dagteckening van 8 Januari 1813
de vaste kust van Indië, een handel die voorna- schreef Raffies in een particulieren brief opge-
melijk bestond in den aanbreng van daar van nomen in deel I bl. 193 van het door zijne
het artikel „doeken", onder welke benaming men weduwe uitgegeven Memoir of bis life and
de uit Voor-Indië herkomstige lijnwaden placht public services: „I am most sanguine in
samen te vatten. iny expectations about the extent to which
Voor de Compagnie nu maakte de invoer van painted cottons may be introduced into Java
uit Nederland of andere landen van Europa her- frorn England; the consignments, however,
komstige artikelen wel het minst belangrijke deel should in the first instance, be considered
van haren groothandel uit. „Opmerkenswaardig rathcr as an experiment".
542 SCHEEPVAART EN HANDEL.

schets wordt gegeven in een inliet Bij blad van staande den telkens herhaalden aandrang van be-
de Economist van 1862 opgenomen artikel over langhebbenden bij de Regeering om ook in dit
de Kali besaar te Batavia. „Een Chinees zonder opzicht hunne belangen beter waarborgende maat-
iets begonnen", dus leest men t. a. p. op bl. 163, regelen te willen verordenen. Intusschen was de
„maar die de eerste kleine betalingen op zijn tijd meening omtrent hetgeen te dien einde van Re-
afdoet, verkrijgt allengs voor tienduizenden en geeringswege zou kunnen en moeten geschieden
honderdduizenden crediet, zonder dat hij eenig niet eenstemmig. Terwijl men aan den eenen
kapitaal hoegenaamd bezit; het is niet zeldzaam kant bleef ijveren voor het in een uitvoerig request
dat één Chinees in één jaar voor anderhalf mil- van nagenoeg alle de te Batavia gevestigde han-
lioen goederen in manufacturen omzet en daar- delshuizen en credietinstellingen van September
mede nog niet één percent ten volle verdient, 1881 nader uiteengezet denkbeeld om te bepalen,
een handel die dan ook tegen buitengewone om- dat voor de boekhouding van vreemde Ooster-
standigheden niet bestand is, want bij eenige lingen gebruik zal moeten worden gemaakt van
daling in het artikel, hoe gering ook, is een fail- de Nederlandsche taal dan wel van de Maleische
lissement onvermijdelijk, en moet er een aceoord taal geschreven met latijnsche karakters, werd
met de crediteuren worden getroffen". Ten nadeele door anderen betoogd, dat van een dergelijken
dier crediteuren nu komen daarbij veelal tal van maatregel geen heil te wachten was, en de mis-
onregelmatigheden en knoeierijen aan het licht, bruiken, waar het op aankwam, alleen met goed
die naar het oordeel van belanghebbenden niet gevolg zouden te bestrijden zijn door ook na de
zouden kunnen voorkomen, indien de Regeering faillietverklaring lijfsdwang op den nalatigen schul-
van haar kant slechts gezorgd had voor eene met denaar te kunnen toepassen. (Zie over deze ques-
de eigenaardige handelstoestanden in Indië beter liën Mr. F. Alting Mees, De Indische groot-
verband houdende fai 11 issc 111 en ts wetgeving, handel en de Chineesche lijnwaadhandel
in plaats van te volstaan met de toepasselijk ver- in de Economist van Februari—Maart 1884 en
klaring bij ordonnantie van 8 December 1855 Mr. J. van Gennep, De vreemde Oosterlin-
(Stbl. n°. 79) van het voor Indië geldende Wet- gen en de lijfsdwang in de Economist
boek van Koophandel op de, volgens de alge- van April 1884). Dit laatste denkbeeld nu vond
meene bepalingen van wetgeving voor Ned.-Indië, bij de Regeering geen onwelwillend onthaal.
met Inlanders gelijk gestelde personen of vreemde Zij „am het althans in ernstige overweging,
Oosterlingen. Aan dezen werd het krachtens art. 5 en als resultaat hiervan vernam men door het
dier ordonnantie vrijgelaten om hunne koopmans- Koloniaal Verslag van 1891 bl. 62, dat eene
boeken te houden, zooals dit bij hunnen land- wijziging van de Indische wetgeving op het fail-
aard te doen gebruikelijk was, terwijl zij tevens lissement in beraad was, „in dier voege, dat i°.
werden vrijgesteld van de nakoming der bij arti- bemoeilijkt wordt de faillietverklaring op eigen
kelen 7 en 8 W. v. K. voorgeschreven verplich- aangifte, en 2°. uitgebreid met de bevoegdheid
ting om de ontvangen brieven te bewaren en van om den gefailleerde in verzekerde bewaring te
de afgezondenen kopij aan te houden en jaarlijks nemen ingeval hij niet aan zijne verplichtingen
een eigenhandig onderteckenden staat en balans voldoet". Maar verder dan dit beraad kwam de
op te maken en in een afzonderlijk daartoe be- zaak niet. De bij ordonnantie van 3 November
stemd register in te schrijven. Van deze vrijge- lßg2 (Stbl. n°. 238) vastgestelde bepalingen be-
vige bepalingen werd door de Chineesche en treffende het burgerlijk en handelsrecht en enkele
Arabische handelaren ruimschoots gebruik ge- onderwerpen van strafrecht voor de Chineezen op
maakt: maar de nadceligc gevolgen er van bleven Java en Madoera, die bestemd waren om met 1
niet uit. Bij menig faillissement bleken geene of Januari ißg4 in werking te treden, strekten alleen
slechts zeer onregelmatig gehouden boeken te om het bestaande Wetboek van Koophandel ge-
kunnen worden overgelegd, en voor zoover in heel ongewijzigd (uitgezonderd een vijftal woor-
enkele gevallen naar den eisch gehouden boeken den voorkomende aan het slot van art. 3gß van
aanwezig werden bevonden, waren zij voor den dat Wetboek) op hen toepasselijk te verklaren;
gewonen koopman en voor eiken magistraat, die doch om redenen, die hier ter plaatse geen opzet-
zich niet op de studie van het Chineesch of Ara- telijke vermelding vereischen, werden deze bepa-
bisch had toegelegd, onverstaanbaar en ontoegan- lingen bij ordonnantie van 17 November lßg3
kelijk. Met een dergelijken staat van zaken konden (Stbl. n°. 286) weder buiten werking gesteld, en
de Europeesche groothandelaren, wier belangen er met betrekking tot de faillissementwetgeving voor
ten ernstigste door bedreigd werden, op den duur vreemde Oosterlingen, op de gebrekkige regeling
geen vrede hebben, en bij herhaling, het eerst waarvan ook in den boezem der Volksvertegen-
bij een uitvoerig request van November 1862, woordiging herhaaldelijk de aandacht werd ge-
brachten zij hunne bezwaren er tegen onder de- vestigd, is de stand van zaken dus sedert 1865
aandacht der Regeering. De in 1863 opgerichte volkomen onveranderd gebleven, ook met betrek-
Kamer van Koophandel te Batavia nam blijkens king tot de Europeanen, want cene wijziging
haar eerste jaarverslag de zaak ook ernstig ter van het Indische W. v. K. in verband met de
harte, en niet geheel zonder gunstigen uitslag, op 1 September 1896 in werking getreden Neder-
in zooverre dat naar aanleiding van hare betoo- landsche faillissementswet van 30 September 1893
gen bij ordonnantie van 20 Juni 1865 (Stbl. (Ned. Stbl. n°. 140) bleef tot dusver nog achterwege.
n°. 60) de gewraakte vrijstelling van de artikelen Op het gebied van den uitvoerhandel neemt
7 en 8 W. v. K. werd ingetrokken, en de Ooster- de tusschenhandel een zeer bescheiden plaats in,
sche kooplieden verplicht werden de bij hen althans op Java, naardien al de voorname uitvoer-
inkomende en van hen uitgaande brieven te be- producten, die Java oplevert, t. w. suiker, koffie,
waren en alle jaren een balans op te maken. indigo, thee, tabak, enz. uit handen van den
Maar ten opzichte van hunne boekhouding ble- planter schier zonder uitzondering rechtstreeks
ven zij dezelfde vrijheid van vroeger behouden, in handen van den groothandelaar-exporteur over-
zooals dit ook thans nog het geval is, niettegen- gaan. Slechts voor de artikelen copra, huiden,
SCHEEPVAART EN HANDEL. 543

peper, en de verschillende van de Buitenbezit- lige Regeering als een den handel vertegenwoor-
tingen herkomstige gom- en harssoorten bedient digend orgaan erkend werd, en zich als zoodanig
de handel op Java zich van opkoopers, Inlanders, geroepen zag tot het uitbrengen van advies over
Chineezen en Arabieren; maar op de Buitenbe- verschillende de belangen van den handel rakende
zittingen zelf, te Padang, te Makasser en elders onderwerpen. Maar de goede verstandhouding tus-
vinden die opkoopers een ruimeren werkkring. schen de Directie der beurs en de Regeering werd
Daar vormen zij een inderdaad onmisbare scha- naar aanleiding van een namens den handel inge-
kel tusschen den kleinen man, die zich met eigen diend gemotiveerd betoog over den gebrekkigen
landbouw of het inzamelen van boschproducten toestand van het muntwezen dermate verstoord,
bezig houdt, aan den eenen en den groothandel dat bij missive van 23 Januari 1827 door den
aan den anderen kant. Aangaande het bedrijf en Commissaris-Generaal du Bus de Ghisignies aan
den handel dier opkoopers kan verwezen worden de onderteekenaars dier Memorie werd te kennen
naar de Overzichten betreffende den oeconomi- gegeven, dat welke ook zijne persoonlijke achting
schen toestand van sommige gewesten van Ned.- voor hen zijn mocht, „hij geene particulieren, en
Indië, die indertijd als bijlaag aan de Koloniale zelfs geene Directie der beurs, de bevoegdheid kon
Verslagen van 1891 en 1892 zijn toegevoegd. In toekennen, om zich in naam van anderen bij de
de Koloniale Verslagen vindt men telken jare Regeering te vervoegen, veel minder om den ge-
ook min of meer uitvoerige mededeelingen over heelen handel van Batavia en zijne belangen te
den binnenlandschcn handel, zoo op Java als op vertegenwoordigen". Hiertoe zou, volgens diezelfde
de Buitenbezittingen; doch het valt buiten het missive, een officieel lichaam, „op het voorbeeld
bestek van dit artikel om dienaangaande in bijzon- van dergelijke instellingen van het moederland",
derheden te treden. Slechts zij hier aangeteekend, als Kamer van Koophandel moeten worden in het
dat sedert de afschaffing van de pasarpacht (zie leven geroepen; maar de zaak geraakte van het
PASAR, bl. 228) en de intrekking bij ordon- tapijt, en alles bleef bij het oude tot dat de in
nantie van 21 Juli 1863 (Stbl. n°. 83) van het lß4g opgerichte handels-sociëteit „de Vereeni-
besluit van Commissarissen-Generaal van 6 Decem- ging" in 1857 herschapen werd in de thans nog
ber 1816 (Stbl. n°. 25), waarbij voor reizende in bloeienden toestand verkeerende Bataviasche
Inlanders en Chineezen het bezit van een door Handelsvcreeniging, die zich volgens hare statu-
de plaatselijke autoriteiten af te geven pas ver- ten o. a. ook ten doel stelde „het Gouvernement
plichtend werd gesteld, de kleinhandel in de bin- of de hoofden van algemeen of gewestelijk bestuur
nenlanden even vrij is in zijne bewegingen als voor te lichten in zaken den handel betreffende
de Europeesche handelaars en winkeliers. en al zulke voorstellen te doen als het belang
Bij het afsluiten van zaken tusschen groothan- van handel en scheepvaart mochten noodzakelijk
delaren onderling is de makelaardij in de maken". De Handelsvcreeniging was dus een dooi-
laatste helft van de onlangs ten einde geloopen den handel eigener beweging in het leven geroe-
eeuw zeer op den voorgrond getreden. Van ouds- pen den handel vertegenwoordigend orgaan; maar
her was het makclaarsbedrijf in Ned.-Indië niet alras ontstond er scheuring onder hare leden
onbekend. Het werd van Regeeringswege gere- omdat, naar sommiger oordeel, het vreemde ele-
geld door de Gouvs-Generaal Hendrik Brouwer ment in het bestuur te veel de overhand erlangd
in 1633 en Van Imhoff in 1745 (zie boven bl. had. Zeer invloedrijke magnaten in de Batavia-
526 en 529), en in de Bataviasche Statuten (nieuwe) sche handelsvvereld weigerden het gezag der Han-
werd een hoofdstuk opgenomen „van de geswoo- delsvereniging als vertegenwoordigend orgaan
ren makelaars", waaraan in hoofdzaak dezelfde van den handel te erkennen, en hierin vond de
beginselen ten grondslag liggen als aan boek I, Regeering aanleiding om van haar kant tusschen-
titel IV, 2C afd. van ons tegenwoordig W. v. K. beiden te komen door de oprichting bij ordon-
Door verloop van tijd schijnt het bedrijf geheel nantie van 2g October 1863 (Stbl. n". 144) van
in onbruik te zijn geraakt, en ook na het herstel Kamers van Koophandel en Nijverheid te Batavia,
van het Nederlandsch gezag in 1816 heeft men Semarang, Soerabaja, Padang en Makasser, wier
het vijftig jaren lang zonder makelaars kunnen leden door de Regeering zouden worden benoemd,
stellen, want eerst in Augustus 1865 werd, vol- en wier bestemming o. a. zijn zou om „aan de
gens het Koloniaal Verslag over dat jaar (Hoofd- Regeering en andere autoriteiten, hetzij op daartoe
stuk N, afd. V, § 3), te Batavia „een nieuw hulp- aan haar te kennen gegeven verlangen, hetzij uit
vak van den handel, nml. de makelaardij geves- zichzelvc adviezen uit te brengen, inlichtingen te
tigd" door „een persoon, die dit beroep wenschte geven of voorstellen te doen over onderwerpen,
uit te oefenen, en door den Gouv.-Gen. overeen- die den landbouw, den handel en het fabriek-
komstig art. 62 W. v. K. als makelaar werd aan- wezen betreffen".
gesteld". Die aanstelling was algemeen, zooals De Indische Kamers van Koophandel zullen
art. 65 W. v. K. het toelaat, en dit bleef ook dus weldra een bestaan van veertig jaren achter
het geval met alle volgende aanstellingen, die den rug hebben, en gedurende dat tijdsverloop
zich schier in het oneindige hebben vermenig- hebben zij zeker in veel opzichten aan het doel
vuldigd, met het gevolg, dat tegenwoordig in de harer instelling beantwoord, al bleef de uitwer-
drie hoofdplaatsen van Java meer makelaars dan king van hare bemoeiingen en hare adviezen dik-
handelshuizen worden aangetroffen, want hun aan- werf verre beneden de daarvan gekoesterde ver-
tal bedraagt volgens den Regeeringsalmanak voor wachtingen. Met groote opgewektheid werd de
1901 niet minder dan 73. aan de leden der Kamers opgedragen taak aan-
vaard, bovenal door de Bataviasche Kamer, van
Kamers van Koophandel. Op bl. 199 van wier groote werkzaamheid o. a. blijkt uit de reeks
deel I wordt melding gemaakt van de Bataviasche uitvoerige aan de Regeering ingediende versla-
beurs en van hare uit eene commissie van vijf gen, die met het jaar 1864 aanvangt, doch slechts
kooplieden bestaande directie, die (zie Ind. Gids doorloopt tot en met het jaar lß6g, toen de uit-
van 1895 deel II bl. 1599) ook door de toenma- gaaf eenige jaren achtereen gestaakt werd om
544 SCHEEPVAART EN HANDEL.

echter in 1878 weder hervat te worden, in meer stelsel eene algeheele wijziging onderging, in zoo-
beknopten vorm echter, daar de sedert telken verre het, volgens het Koloniaal Verslag van 1877,
jare geregeld verschenen verslagen slechts de bl. 226, „in Indië wenschclijk was geoordeeld de
voornaamste der bij de Kamer ingekomen en de aldaar verschijnende statistiek van den handel en
van haar uitgegane stukken bevatten. Gelijksoor- de scheepvaart niet meer uit twee afzonderlijke
tige verslagen werden ook door de andere Kamers gedeelten, het eene Java en Madura, het andere
v. K. en N. meer of minder geregeld aan de de Buitenbezittingen betreffende, te doen bestaan,
Regeering ingediend. maar al de bezittingen te zamen als één geheel
te behandelen". De aldus gewijzigde statistiek
111. Met betrekking tot de statistiek van het geeft alleen rekenschap van het verkeer van de
scheepvaart- en handelsverkeer is de Indische binnen het Indisch tolgebied ressorteerende ge-
Regeering die van het moederland ruim twintig westen met het buitenland, en nu wordt tevens
jaren vooruit geweest. Eerst in 1846 toch werd wel afzonderlijk aanteekening gehouden van het
hier te lande een begin gemaakt met de uitgave aandeel dat Java en Madura als administratieve een-
van de Statistiek van den handel en de heid in dat verkeer innemen, maar van het verkeer
scheepvaart der Nederlanden, die sedert tusschen de verschillende deelen van het tolge-
geregeld werd voortgezet tot 1877 met ingang bied, en van het verkeer van elk dier deelen op
van welk jaar er den titel van Statistiek van zich zelf met landen buiten Nederlandsch-lndië
den in-, uit- en doorvoer aan werd gege- wordt thans geen melding meer gemaakt, zoodat
ven, die tot nu toe verder onveranderd bleef. De van eene vergelijking van de sedert 1873 bijeen-
Indische Regeering daarentegen deed reeds over gebrachte gegevens met die van vroeger geen
het dienstjaar 1825 het licht zien een Verslag sprake meer zijn kan.
van den handel, de scheepvaart en der Van de handelsverslagen van Java 'en Madura
inkomende en uitgaande rechten op is eene de jaren 1825 tot en met 1866 omvat-
Java en Madura, dat sedert telken jare werd tende systematische bewerking verschenen van de
vervolgd, terwijl daaraan sedert 1846 ook afzon- hand van den heer G. F. de Bruyn Kops, waar-
derlijke verslagen met betrekking tot de Buiten- aan onderstaand overzicht van het waardebedrag
bezittingen werden toegevoegd. Op dien voet werd der op Java en Madura voor rekening van het
de uitgaaf van een en ander voortgezet tot en Gouvernement en van particulieren ingevoerde
met het jaar 1873, toen het daarbij geyolgdc en uitgevoerde goederen en specie ontleend is.

Invoer (maal f 1 000)

Goederen Speciën
Totaal
Jaren. generaal
Partic. Gouv. Totaal Partic. Gouv. Totaal

1825
1835
1845
12.438
15-554
26.518
2.987
7.181
12.438
18.541
33-6gg
1.879
2.311
573
.
1 11 o

2-949
1-879
3421
3.522
I4-3I7
21.962
37.221
1855 32.064 7.876 39-940 93o 7.111 8.041 47.981
1865 40.247 8.368 48.615 5-519 7.510 I3 02g 61.644

Uitvoer .
(; b.)

1825 .... 16.027 16.027 1.862 1.862 17-889


i835 32.158 509 32.667 336 1-994 2-330 34-997
1845 .... 64-455 407 64.862 1.440 1.781 3-221 6S.083
1855 .... 78.339 419 78.758 4.685 683 5-368 84.127
1865 .... 52.632 48-744 101.376 g.821 3-8ig 13.641 115.017
Het zal met betrekking tot de uitvocrcijfcis door de Nederl. Handel Maatschappij verscheepte
van 1865 vergeleken met die van 1855 wel geen Gouvernements producten, die toenmaals nage-
opmerking behoeven, dat de aanzienlijke stijging noeg den geheelen productenuitvocr van Java
van den goederenuitvoer voor rekening van het vormden, onder den particulieren uitvoer gerang-
Gouvernement, en de vermindering van het waarde- schikt, en kwamen onder den Gouvernements uit-
bedrag van den particulieren uitvoer slechts een voer alleen voor de artikelen, die ten behoeve
gevolg is van een gewijzigde boeking dier uit- van 's lands dienst van Java naar de Buitenbe-
voeren. Inderdaad werden tot en met 1559 al de zittingen werden verzonden. Ingevolge eene Regee-
SCHEEPVAART EN HANDEL
545
ringsaanschrijving van 18 December 1860 echter Alleen van de gegevens, die voor de laatst ver-
werd met deze misleidende samenstelling der han- loopen 25 jaren (1876 tot en met igoo) beschik-
delsstatistiek gebroken; doch gegevens om thans baar zijn gekomen zal verder worden gebruik
nog eene splitsing te maken tusschen den uitvoer gemaakt.
van de N. H. M. en dien voor rekening van den Met inbegrip van den in- en uitvoer voor reke-
particulieren handel vóór 1860 ontbreken geheel. ning van het Gouvernement liep de handelsomzet
Doch het ligt buiten het bestek van dit artikel in goederen en species over de volgende bedra-
om den omvang van het handelsverkeer vóór 1875, gen (in duizendtallen):
het jaar waarmede de thans nog geregeld ver-
schijnende Statistiek van den handel, de scheep-
vaart en de in- en uitvoerrechten in Nederlandsch- handelsstatistiek aan met het jaar 1874; doch
lndië aanvangt '), in bijzonderheden na te gaan. daarin sedert ontdekte misstellingen en gebre-
ken maken haar voor dat jaar zoo goed als
1) Eigenlijk vangt de als boven gewijzigde waardeloos.

Jaren Invoer Uitvoer Totaal Jaren Invoer Uitvoer Totaal

1875 125.672 177.076 302.748 1896 168.349 199-631 367-980


1876/80 gem. 148.746 192.878 341.624 1897 181.706 210.414 392.120
1881/85 „ 154.066 190.867 344-534 1898 179.821 217.754 397-575
1886/go „„ 145.241 186.338 331-579 1899 191.322 250.923 442.245
1891/95 172.484 211.345 383.828 1900 1 I95-924 I
259.034 454-958
in welke totale bedragen de in- en uitvoer van goederen en specie
respectievelijk deelen als volgt:

Invoer Uitvoer

Jaren Goederen Specie Totaal Jaren Goederen Specie Totaal

1875 m.g48 13-724 125-672 1875 172.243 4-833 177.076


i2g.3o8 I9-478 148.746 1876/80 gem. 187.963
„-
1876/80 gem. 4.915 192.878
1881/85 „ 141.899 12.767 154-066 1881/85 189.044 1.823 190.867
1886/90 „ 145-241 1886/90 185.241 186.338
- „
130.330 14-911 1.097
I89V95 161.802 10.682 172.484 1891/95 205.957 5-387 211.344
1896 158.802 9-547 168-349 1896 198.739 892 199-631
1897 172.468 g.238 181.706 1897 2og.475 939 210.414
1898 167.424 12.397 179-821 1898 216.557 1.197 217-754
1899 168.543 22.77g 191.322 1899 250.328 595 250.923
1900 183.064 12.860 195-924 igoo 258.237 797 259-034
Het aandeel van het Gouvernement in deze goederen- en specie-omzet heeft bedragen:

Invoer Uitvoer

Specie Totaal Jaren Goederen Specie Totaal


Jaren Goederen

1875 3-775 4.245 8.020 1875 41-474 41-474


1876/80 gem. g.560 7.722 17.283 1876/80 gem. 44-227
1881/85 „ 8.072 658 8-730 1881/85 „„ 44.227
32.695 32.695
1886/90 „ 4.366 2.400 6.766 1886/90 23-H3 23-H3
I89I/95 » 7-253 1.000 8-253 I89I/95 y, 21.628 21.628
i8g6 6.746 6,5 7-36i 1896 I4-325 I4-325
i897 5.172 5-172 1897 18.306 18.306
i8g8 6.563 1.600 8.i63 1898 13.560 i3-56o
i8gg 4-53o 4-53o 1899 14.944 14-944
1900 6-985 2.385 9-37o I900 26.954 26.954
De aanzienlijke vermeerdering van den goede- gevangen aanleg van staatsspoorwegen op Java,
reninvoer voor rekening van het Gouvernement en met de werkzaamheden voor den aanleg van
na 1875 houdt verband met den ingevolge de de haven te Tandjong Priok, waarmede op den
wet van 6 April 1875 (Ind. Stbl. n». 141) aan- I Mei 1897 een aanvang werd gemaakt, terwijl
111 35
546 SCHEEPVAART EN HANDEL.

de oorlogstoestand in het Noorden van Sumatra prijzen gedurende den loop van het jaar, op den-
den aanvoer van grootere hoeveelheden krijgsbe- zelfden voet als dit met de waardebepaling van
noodigdheden noodzakelijk maakte. Naarmate de de voor particuliere rekening uitgevoerde produc-
ondernomen groote werken hunne voltooiing na- ten geschiedt. Voor koffie heeft het herleidings-
derden nam de behoefte aan de uitzending uit cijfer zich bewogen tusschen ƒ0,50 in 1881, en
Nederland van materiaal voor een en ander weder ƒ0,97 in 1877, en voor tin tusschen ƒ0,70 in
af, en toonen de invoercijfers doorloopend, zij het 1877 en ƒ1,30 per kilogram in 1900, welke
ook met niet onbelangrijke afwisselingen, een lager prijsverschillen natuurlijk van grooten invloed zijn
bedrag aan dan vroeger. Onder het invoercijfer op het waardebedrag van den uitvoer, dat in
van igoo ad ƒ6.985.000 komen o.a. voor: bier hoofdzaak echter afhankelijk is van de uitge-
op fust met ƒ250.000, eetwaren met ƒ280.000, voerde hoeveelheden, die bedragen hebben in
fabriek- en stoomwerktuigen met ƒ560.000, ijzer kilogrammen
en ijzerwerken (spoorstaven, ijzeren bruggen, enz.
:
enz.) met ƒ 1.640.000, kleederen met ƒ 285.000,
steenkolen met ƒ 520.000, manufacturen met Jaren Koffie Tin Kinabast
ƒ360.000, opium met ƒ1.115.000, spoorwegmate-
rieel (rollend) met ƒIOO.OOO, vuurwapenen met
1875 42.64g.000 3.ogo.ooo 43.000
ƒ120.000, enz. enz.
1876/80 gem. 46.520.000 5.087.000 52.000
De specieaanvoeren van het Gouvernement zul-
1881/85 „ 50.442.000 4.505.000 167.000
len straks besproken worden tegelijk met den
specie-in- en uitvoer voor rekening van particu- 1886/90 „ 24.62g.000 4.857.000 321,000
lieren. I89I/95 s, 15.864.000 6.762.000 295.000
1896 g.374.000 6.g28.ooo 312.000
De Gouvernementsuitvoer bestaat nagenoeg uit-
sluitend uit de aan het Gouvernement in handen 1897 14.505.000 8.266.000 295.000
komende koffie, tin en kinabast, die door tus- 1898 10.099.000 g.231.000 386.000
schenkomst van de Nederlandsche Handel Maat- 1899 9.092.000 10.534.000 329.000
schappij voor 's lands rekening naar Nederland 1900 7.918.000 16.576.000 330.000
ten verkoop geconsigneerd worden, en waarvan Het waardi ebcdrag van den in- en uilrvoer van
het geldswaardig bedrag ten behoeve van de sta- goederen en specie voor rekening van particu-
tistiek berekend wordt naar de gemiddelde markt- lieren blijkt 1rit onderstaai id overzicht:

Invoer Uitvoer

Specie Totaal Jaren Goederen Specie Totaal


Jaren Goederen

1875 108.173 9-479 117.652 1875 130.769 4-833 135.602


876/80 gem. 119.746 11.717 131.463 1876/80 gem. «43-735 4-915 148.650
881/85 „ I33-827 11.109 144.936 1881/85 „ 156.348 1-823 158.171
886/90 , 125.967 12.507 I38-474 1886/90 „ 162.128 1-097 163.225
891/95
1896
- 154-545
152.055
9.683
8.932
164.232
160.987
I89I/95
1896
- 184.330
184.414
5-386
892
189.716
185.306
1897 167.296 9.236 176.532 1897 191.i6g 939 192.108
1898 160.861 10.797 171.658 1898 202.gg7 1197 204.ig4

1899 164.013 22.778 186.791 1899 235384 595 235-979


1900 176.078 10-475 186.553 1900 231.283 796 232.079

In igoo

het bestek van dit artikel laat niet
toe om ook voor vroegere jaren gespecificeerde
Kramerijen
Opium „ f„
voor

„„ „„
3.579
3.453
opgaven te verstrekken —
heeft de particuliere
goedereninvoer, voor zoover het waardebedrag het
Garens
Lucifers
3.246
2.904
cijfer van f\ millioen te boven ging, bestaan in
Meel „ „ 2.555
„ „ 2.500

....
= Aardewerk

„„ „„ 2.285
(1 1000):
Kleederen
Manufacturen voor / 4Ö.77g Papier
Eetwaren
Ri Jst
„ „
„ ~ 19.757 Thee „ „ 2.257
1.781
„ „ 1.751
17-475 Was
IJzer, staal
Fabriek en stoomwerktuigen
„„ „, 10.013 Spoorwegmateriaal (rollend) . . „„ „1.652
„ 1.524
-„ „--
Steenkolen
Mest
O hën
„ 7.414
5-450 Drogerijen, medicijnen
Modewaren
.... „ „ 1.402
„„ „ 1.346
5-i°4
Dranken
Machines v. suikerfabrieken
„ „ 4.643 Vuurwerk
„ „ n 1.197
3.892 Gambier 1.142
SCHEEPVAART EN HANDEL. 547

Manufacturen (onder welk hoofd hier zijn Wat laatstgenoemde rubriek betreft kan slechts
samengevat de in de statistiek afzonderlijk opge- naar de samenstelling er van gegist worden; maai-
geven gebleekte, ongebleekte, geverfde en ge- de omstandigheid, dat van het totaal bedrag slechts
drukte katoenen, wollen en halfwollen, zijden en voor ƒl.gig.ooo werd aangevoerd uit Europa en
halfzijden manufacturen, enz.) maken dus het alles Amerika (uit Nederland alleen /1.507.000) en de
overwegend bestanddeel van den goedereninvoer resteerende ƒ6.875.000 nagenoeg uitsluitend her-
uit, zooals dit gedurende de laatste tachtig jaren komstig zijn van Singapore, Penang en Hong-
gestadig het geval is geweest. Alleen echter van kong maakt het zeer waarschijnlijk, dat eetwaren
de laatst verloopen vijfentwintig jaren kan hier voor Chineezen bestemd er het hoofdbestanddeel
weder sprake zijn, en neemt men de voor dit van vormen.
tijdsverloop beschikbare gegevens ter hand, dan De meer bepaald voor het verbruik door Euro-
vindt men dat binnen het Nederl.-Indische tolge- peanen bestemde eetwaren, zooals boter, hammen,
bied in de jaren 1876/80 voor een waardebedrag kans, melk en vleeschwaren, zijn nagenoeg uit-
van gemiddeld ƒ40.869.000 aan manufacturen is in- sluitend uit Nederland herkomstig, en dat ver-
gevoerd, en in de jaren 1896/1900 voorƒ 45.021. 000 bruik blijft over het algemeen tamelijk stationair.
of ruim 10 percent meer, eene vermeerdering, die Alleen het artikel melk, dat in de statistiek van
zich niet gunstig verhoudt tegen de percentsge- igoo voor het eerst afzonderlijk vermeld wordt,
wijze vermeerdering der bevolking in hetzelfde schijnt in den laatsten tijd van meer beteekenis
tijdsverloop, terwijl die verhouding voor Java en te zijn geworden.
Madoera alleen nog veel ongunstiger wordt, want De invoer van gezouten en gedroogde visch
de invoer tot verbruik enkel van katoenen manu- strekt uitsluitend ter voorziening in de behoefte
facturen heeft in de laatste vijfjaar (1896/1900) van de inlandsche bevolking, en wel inzonder-
gemiddeld per jaar bedragen ƒ28.725.000 tegen heid van de bevolking van Java, want van het
ƒ27.871.000 in de jaren 1876/80, een vooruit- waardebedrag van ƒ 7.438.000 werd op Java alleen
gang dus van slechts 3 percent, bij een minstens voor ƒ 6.744.000 ingevoerd. In de jaren 1896/1900
met 30 percent toegenomen bevolking. Omtrent bedroeg die invoer ƒ 6.265.000 gemiddeld per jaar,
de sterkte der bevolking zijn op het oogenblik tegen slechts ƒ2.156.000 in de jaren 1876/1880,
nog geen latere gegevens beschikbaar dan die van een vermeerderd verbruik dus van 190 pet., het-
1895 (zie Koloniaal Verslag van 1901, bl. 1), in geen de veronderstelling zou kunnen wettigen,
verband waarmede zonder gevaar voor groote ver- dat de Javaan tegenwoordig wat meer dan vroe-
gissingen het zielental van Java en Madoera voor ger kan ten koste leggen aan het smakelijk maken
de jaren 1896 tot en met igoo veilig op 26.500.000 van zijn rijstmaal.
kan worden aangenomen '), terwijl het in de jaren
1876/80 gemiddeld ca. 19.000.000 heeft bedragen, Rijs t. De invoer van dit artikel vertegenwoor-
en volgens deze cijfers zou het verbruik van digde in 1900 een waardebedrag van ƒ 17.475.000,
katoenen lijnwaden per hoofd der bevolking dus een betrekkelijk hoog, doch niet abnormaal hoog
van ƒ1,46 tot ƒ1,09 z yn achteruit gegaan, het- cijfer, zooals blijken kan uit onderstaand tienjarig
geen intusschen nog niet zeggen wil, dat de Ja- overzicht van den rijstinvoer binnen
vanen tegenwoordig schameler gekleed gaan dan en Madoera
vroeger, want de prijs van de katoenen goederen
het Java
tolgebied alleen
is in de laatste vijfentwintig jaren met niet veel
1891 /" 11.965.000 ƒ 4.549.000
minder dan de helft gedaald. (Indertijd berekende
nu wijlen de heer Hendrik Muller Sz. het ver- 1892 „ 13.527.000 „„ 7.976.000
1893 „ 17.208.000
bruik van katoenen manufacturen in de jaren
°P ƒ1,04. Zie Staatk. en Staathuishoudk. 1894 „ 20.250.000
„ 14.648.000
„„ 10.171.000
12.697.000
1895
Jaarboekje voor 1857, bl. 344). ißg6 „ 14.318.000 „ 7.544.000
g. 181.000
Van het binnen het geheele tolgebied inge-
voerde waardebedrag van ƒ46.780.000 aan manu- 1897 „„ 19.g70.000 „ 12.786.000
facturen van alle soorten was herkomstig van: 1898
„ 11.71g.000
„„ 5.476.000
4.4gi.000

-
voor ƒ 19^67.000
ißgg 13.24g.000
Nederland „ 17.475-°°°
Engeland „ „ 15.181.000 igoo 9-445-°°°
Singapore „„ „„ 7.616.000 Gedurende de laatste tien jaren heeft de bevol-
Overige landen 4.016.000 king van Java dus gemiddeld ca. ƒ872 millioen
p. j. moeien besteden voor den aanbreng van
Eetwaren. Onder deze algemeene benaming, elders van het voor haar onmisbare voedingsmid-
met een totaal bedrag van ƒ 19.757.000, worden del, een op zich zelf weinig gunstig verschijnsel,
gerangschikt (1 = 1000): waar Java in vroeger jaren de voorraadschuur
van rijst placht te zijn voor de omliggende eilan-
Boter met ƒ 1.755
Hammen „ „ den en ook thans nog de volkswelvaart voor een
Kaas
Melk (gecondenseerd)
„„ „„ 205 184 belangrijk deel afhankelijk is van de uitkomsten
van den rijstoogst, zooals dit bereids op bl. 494/95
634
Visch (gezouten, gedroogd)
id. (andere)
... „„ „„ 7.438 van dit deel werd aangetoond. Hierbij behoeft
dus thans niet verder te worden stil gestaan;
373
„„ „ 374
Vleeschwaren maar niet van belang ontbloot kan het zijn nog
Diversen „8.794 op te merken, dat wanneer men de gegevens van
de handelsstatistiek omtrent de hoeveelheden rijst
i) Volgens berichten uit Indië onder het die Java heeft in- en uitgevoerd in verband brengt
afdrukken ontvangen wordt de uitkomst van met de opgaven van de Koloniale Verslagen om-
de in 1900 verrichte vijfjaarlijksche telling op- trent de rijstproductie in de Gouvernements resi-
gegeven met 28.745.698 zielen tegen 25.697.701 dentiën van Java, dus met uitzondering van de
op uit. Dec. 1895. particuliere landerijen bewesten de Tjimanoek en
548 SCHEEPVAART EN HANDEL.

de beide Vorstenlanden, men de volgende uit- terug tot 78.250.000 liter gemiddeld per jaar in
komst verkrijgt (2 pikols padi gelijk stellende iBg7/i9OO.
met 1 pikol gepelde rijst):
Dranken. Het totaalcijfer ad ƒ4.633.000,
waarin Java deelt met ƒ2.742.000, komt in de
Beschik-
tabellen der statistiek volgenderwijze gesplitst
Productie Invoer Uitvoer baar voor voor: bier met ƒ971.000 (Java alleen ƒ442.000),
verbruik gedestilleerd ƒ 1.948.000 (Java alleen ƒ 1.263.000),
Jaren
wijn ƒ1.347.000 (Java alleen ƒ839.000), mine-
raal water ƒ254.000 (Java alleen ƒ 179.000), en
Gemii deld per jaar, in pikols
diversen ƒ113.000 (Java alleen ƒ19.000)
De voor- of achteruitgang van het drankgebruik
in Indië gedurende de laatste tien jaren kan
881/90 32.466.000 1.824.000 514.000 32.864.000 eenigermate worden nagegaan uit onderstaand ver-
gelijkend overzicht. Er werden ingevoerd binnen
891/99 34-7° i -O00 1.507.000I465.000I35.743.000 het Nederl.-Indisch tolgebied:
Daar nu het gemiddeld zielental in de Gouver- Bier
nements residentiën van Java bedroeg, in 1881/1890 in 1891/1895 gemiddeld per jaar 2.268.000 liters
ruim 19 millioen en in iBgi/iBg9 ruim 22/3 mil-
lioen, zou dus in het eerste tijdvak voor verbruik
„ 1896/1900 „ „
of 4'/a pet. meer;

2.372.000 „
zijn beschikbaar geweest 1,73 pikol en in het
tweede slechts 1,65 pikol rijst per hoofd der be- Brandewijn
in 1891/1895 gemiddeld per jaar 541.000 liters
volking, of iets minder dan volgens de bereke-
ningen van Dr. J. H. F. Sollewijn Gelpke (zie „ 1896/igoo „ „ „
of 30 pet. minder;
377-°°° »
bl. 129 van zijne Gegevens voor een nieuwe

.
landrente-ordonnantie) noodig is voor de werke- Jenever
lijke behoeften der bevolking. Opvoering der rijst- in 1891/1895 gemiddeld per jaar 1.837.000 liters
productie blijft derhalve een overwegend groot „ 1896/1 goo „ „
„ i.g88.000 „
volksbelang. of 8 pet. meer;
De in Ned.-Indië ingevoerde rijst is nagenoeg Whiskey
geheel van Siam en F'ransch Cochin-China her-
94.000 liters
-
in 1891/1895 gemiddeld per jaar
komstig.
Mest. Dit artikel, met een waardebec.rag van
ƒ5.450.000 in igoo, is eerst in de latere jaren
„ 1896/1900
of
„ - -
52 pet. meer;
Wijnen (mousseerende)
143-°°°

van meer beteekenis geworden. Twintig jaren ge- in 1891/1895 gemiddeld per jaar 71.000 flesschen
leden, in 1876/80, bedroeg de invoer niet meer „ 1896/1900 „ „ „ 78.000 „
dan gemiddeld ruim ƒ200.000 per jaar, doch de of 10 pet. meer;
eischen van het meer intensieve cultuurbedrijf Wijnen (andere)
voor suiker en andere producten voor de Euro-
in iB9i/iBgs gemiddeld per jaar 1.737.000 liters
peesche markt, hebben de behoefte aan meststof-
fen, en wel van de meer en meer in gebruik ge-
„ iBg6/igoo „ „
of 13V2 pet. meer;

1.971.000 „
komen kunstmeststoffen aanzienlijk doen toenemen.
Van de bovengenoemde ƒ 5.450.000 was voor een Minerale wateren
bedrag van ƒ 2.605.000 herkomstig uit Nederland, in 1891/1895 gemiddeld p. jaar 1.815.000 flesschen
terwijl uit Engeland voor ƒ 1.057.000 en uit Singa- „ 1896/igoo „ „ „
1.545.000 „
pore, Penang, Hongkong en Australië voor of 15 pet. minder.
ƒ1.730.000 werd aangebracht. Het aandeel van In verband met de toeneming van het bevol-
Java en Madoera in het totaal van ƒ 5.450.000 kingscijfer, niet alleen van de Europeesche maar
bedroeg ƒ4.411.000. ook van de Chineesche en voor een klein deel
ook van de inlandsche gemeente, is het drankver-
Oliën. In het waardebedrag van ƒ 5.104.000
bruik in Indië dus over het algemeen tamelijk
deelt de van elders ingevoerde petroleum alleen
met ƒ waarvan Java en Madoera het
stationnair, want het sterk toegenomen verbruik
van whiskey wordt meer dan opgewogen dooi-
leeuwenaandeel, t. w. ƒ3.644.000 tot zich trok- den verminderden invoer van brandewijn, waar-
ken. In de handelsstatistiek van Java en Madoera
van de cognac het hoofdbestanddeel uitmaakt.
van 1865 wordt voor het eerst van den invoer
van petroleum afzonderlijk melding gemaakt en Gaat men echter eenige jaren verder terug, en
wel tot het jaar 1875, waarmede de reeks der
wel met een waardebedrag van ƒ105.000, dat
gewijzigde handelsstatistiek van N.-L aanvangt,
sedert gestadig bleef vooruitgaan en in 1880 reeds
dan komt men tot een ander resultaat, want dan
tot ƒ 7.313.000, in iBgo tot/g.387.000 was geste-
blijkt in de ondervolgende tijdperken gemiddeld
gen. In iBg3 werd met een invoer van 142.245.000
per jaar te zijn ingevoerd:
liters het waardebedrag van ƒ11.380.000 bereikt,
dat sedert echter niet meer voorkwam. Omstreeks 1875/1879 1891/igoo

.
1890 begon de binnen het tolgebied van Ned.- Bier 1.073.000 lit. 2.320.000 lit.
Indië geproduceerde petroleum gaandeweg van
meer belang te worden, zooals in bijzonderheden
Brandewijn, cognac
en whiskey .... 28g.000 „
„577.000 „
kan worden nageslagen op bl. 257 vlgg. van dit
deel, en in verband hiermede liep de invoer van
Jenever
Wijn (mousseerende)
1.314.000
108.000 ft.
i.gi2.000
75.000 fl. ~
buitenlandsche petroleum op Java van gemiddeld
104.750.000 liter per jaar in de jaren iBgi/g6
id. (andere)
Minerale wateren.
.... 2.105.000 lit. 1.854.000 lit.
685.0001!. 1.680.000 fl.
SCHEEPVAART EN HANDEL. 549

Derhalve staat tegen een sterk toegenomen ver- grootste deel herkomstig uit Australië, en voorts
bruik van bier en sterken drank, en ook van het in veel geringer hoeveelheden van Singapore en
meer onschuldige mineraal water een niet onbe- Hongkong. Van Nederland werd in 1900 slechts
langrijke vermindering van wijnverbruik over, wat voor een waarde van ƒ 19.700 aan meel ingevoerd.
inzonderheid voor de rubriek mousseerende wijnen
zeer in het oog valt, en zeker niet getuigt voor
Papier behoort tot de artikelen, waarvan de
invoer zich door een zeer aanmerkelijke vermeerde-
onder
toencmenden welstand de wijndrinkende
gemeente. Of kan misschien de veranderde smaak
ring onderscheidt, hebbende namelijk bedragen in :
van het publiek of het vervaardigen van wijn, 1 880 ƒ 849.000 waarin Java m. ƒ ögo.ooo deelde
volgens het recept medegedeeld door Dr. E. iBgi 1.436.000 „„ „ „ „ „ 1.057.000 „„
van Rijckevorsel op bl. 309 van zijne Brieven 1895 1.6 14.000
„ „„ „„ „„ „ 1.198.000

uit Insulinde, hierbij in het spel zijn, en op den 1900 2.257.000 „1.600.000
afgenomen invoer van echten wijn invloed hebben in welke vermeerdering Nederland verhoudings-
uitgeoefend ? Of wordt door de Europeesche ge- wijze is blijven deelen, en wel met p. m. één
meente op het gebruik van wijn wellicht bezui- derde deel van den totalen invoer. De overige
nigd om meer te kunnen ten koste leggen aan twee derden komen nagenoeg geheel van China
mode waren en kleedere n , waarvan het inge- en de Straits.
voerde waardebedrag in 1875/1879 gemiddeld per Van de voorziening in de eigen behoefte aan
jaar ƒ 1.723.000 heeft bedragen om in iBg6/igoo papier is Indië thans nog even ver af als in
te stijgen tot ƒ3.293.c00 gemiddeld per jaar?
1659 toen, zooals boven (bl. 528) bleek, Bewind-
hebberen van de Comp. het „maken van papier"
Kramer ij en. De invoer van de tallooze onder
aanbevalen als een van de middelen om de bur-
deze rubriek samengevatte artikelen blijft vrij sta- gerij van Batavia een middel van bestaan te ver-
tionair. Hij liep over een waardebedrag:
zekeren.
in 1880 van ƒ3.900.000, waarin Java met Thee. Even als het artikel vuurwerk is de
m.
/3.045/ deelde
in 1891 van ƒ3.674.000, waarin Java met
in Indië ingevoerde thee uitsluitend herkomstig
uit China en ook zoo goed als alleen bestemd
in 1895
m.
ƒ 1.908/ deelde voor de in Indië gevestigde Chineezen, met wier
van ƒ3.863.000, waarin Java met
aangroeiend aantal ook de invoer van thee gesta-
ƒ 1.912/m. deelde
in 1900 van ƒ3.579.000, waarin Java met dig toeneemt, en wel in veel sterker mate dan
de in de statistiek voorkomende waardebedragen
ƒ2.213/m. deelde aangeven, want de maatstaf waarnaar die waarde-
en ook met betrekking tot het grootendeels voor bedragen werden berekend loopt alleraanmerke-
de inlandsche huishouding ingevoerde artikel aar- lijkst uiteen. In 1880 toch gold als maatstaf een
dewerk blijkt evenmin van werkelijken vooruit- prijs van ƒl,BO, tien jaren later van ƒl, en nu
gang, want die invoer bedroeg in: laatstelijk van ƒO,BO per kilo. Per gewicht be-
1880ƒ 2.737.000 waarin Java m. ƒ 2.229.000 deelde droeg
de invoer van thee in:
„„
1891 2.021.000 „ „ „„ „ 1.421.000 „„ 1880 740.000 kilo, waarvan Java 587.000 invoerde
1895 1.965.000 „ „ „ „1.373.000
„ 1891 1.317.000„ „ „ 1.070.000 „

1900 2.501.000 „ „ „1.698.000 1895 1.569.000„„ „„ „ 1.278.000
„1.842.000
„„
Deze cijfers zijn echter in zoo verre misleidend 19002.226.000
dat onder de in 1880 ingevoerde kramerijen ook Steenkolen. Het in 1900 ingevoerde waarde-
begrepen is het artikel lucifers, dat sedert af- bedrag van ƒ 1.524.000 vertegenwoordigt op den
zonderlijk vermeld wordt en wel in: aangenomen berekeningsvoet van ƒl4 per ton
waarinjavam./ 2.0gg.000 deelde eene hoeveelheid van 108,917 ton,
waarvan Java
1891
„„
1895 „2.225.000 „ „„ „„1.889.000 „

ontving 105.465 ton. In 1891 bedroeg de invoer
nog 178.006 ton (waarvan Java 146.522 ton) en
1900 „2.895,000 „ „„2.307.000
in 1880 ruim 372.500 ton (waarvan voor Java
Van het in 1900 aan kramerijen ingevoerde 363.500 ton). Daar in 1880 voor de waaidebere-
waardebedrag ad ƒ3.579.000 was voor ƒ 1.701.000 kening der ingevoerde hoeveelheid een prijs van
herkomstig uit Nederland en voor ƒ 1.090.000 uit ƒ24 per ton werd aangenomen staat in dat jaar
Singapore, terwijl Nederland van de ƒ2.895.000 de invoer uitgetrokken met een waardebedrag van
voor ƒ 1.447.000 aan lucifers aanvoerde. ƒ8.941.000 tegen slechts ƒ1.264.000 voor den
invoer van 1900.
Meel. De invoer van dit artikel nam nu laat- De verminderde aanvoer van buitenlandsche
stelijk belangrijk toe, bedragende in: kolen houdt natuurlijk verband met de in de
1880 ƒ 1.549.000 waarin Java m. ƒ 1.272.000 deelde latere jaren aangevangen ontginning der Ombilin
iBgi„„ „ „ „ „ „ kolenmijnen, waarvan de productie tegenwoordig
1.423.000
„„ „„ 1.033.000

„„
1895 1.880.000 „1.406.000 p. m. 200.000 ton in het jaar bedragen zal.
igoo„ 2.554.000 „1.777.000 „ Omtrent de overige artikelen van invoer behoeft
In de laatste vijf jaren, iBg6/igoo, voerde Java hier in geen opzettelijke bespreking te worden
gemiddeld per jaar 8.650.000 liters meel in tegen getreden, want van hoeveel invloed op het eind-
4.176.000 liters gemiddeld in 1876/1880; maar cijfer van den invoer de rubrieken „fabrieks- en
daarentegen is de invoer van tarwe, die in dit stoomwerktuigen", „machineriën voor suikerfabrie-
laatste tijdperk nog gemiddeld per jaar 885.000 ken" en „spoorwegmateriaal" ook zijn mogen, als
liters bedroeg schier geheel te niet geloopen. In handelsobjecten zijn zij van minder beteekenis,
van een en ander in hoofdzaak
1900 bepaalde de invoer van tarwe zich tot 7.878 daar de invoer met vaste bestellingen voor reke-
liters ter waarde van ƒ630- verband houdt
Het aangevoerde meel is voor verreweg het ning van belanghebbenden.
SCHEEPVAART EN HANDEL.

.
550

.. ..
De particuliere goederenuitvoer, voor zoover het zich over Java en de Buitenbezittingen, meer in
waardebedrag insgelijks het cijfer van ƒ1 millioen het bijzonder Sumatra, en is, na een tijdelijken
te boven ging heeft bestaan in (1 •= 1000): teruggang in de jaren iBg3/iBg6 nu laatstelijk

. . .. „ „
weder zeer vooruitgegaan, en wel verhoudingsge-
iuiker. voor ƒ 73.660 Rotting. voor ƒ3.907

. .. „ „„
„ 31.439 Rijst 3.810 wijze het sterkst op Java, want de uitgevoerde

. ..
rabat. hoeveelheden bedroegen (l = iooo kilogr.):
Coffie *, 24.638 Huiden. „ „3.515
„„ „

..
19 162 Pinangnoten van Java van Sumatra
:opra. . „ „
lomsoorten,
„ B 10.311 Schelpen.
. „„
2.724
n 2.624
„ 1891. .. i3-5 64
Totaal
19.489
33-°53
...

..
. „ „„
ipecerijen 8.4Ög Indigo 2.431 1892. 16.071 18.272 34-343
. .. ..
■in • • 7-592 Katoen, ruwe
1.026 1893.
28.882
.. „„ „
B 1.393
'etroleum
v
4.592 Gambier 17.075 11.807
„ „„
1894. 16.177 13-840 30.017
1895. . . .
Cinabast n 4.235 Cacao.
:hee 4-198 Kapok „
n s, 1.007
1.003
1896.. .. 15-7°° 15-958 3 J -7iB
Suiker is en blijft het meest belangrijke uit-
n-737 16.480 28.217
1897. 20.343 15.903 36.246
voerproduct, niet alleen van Java, maar ook van
1898... 27.834 16.475 44-3°9
1899. . .
Nederlandsch-lndië in zijn geheel, en is als zoo-
29.724 19-555 49-2 79
danig van overwegende beteekenis voor het ge-
heele handels- en scheepvaartverkeer, en alles wat 1900. ... 30.196 22.202 52.398
daarmede in verband staat, zooals de vervoermid- Deze cijfers hebben alleen betrekking op tabak
delen te land, het crediet- en bankwezen, enz. bereid voor de Europeesche markt, en daarnaast
Het behoud van de suikercultuur met de daar- komt in de handelsstatistiek onder afzonderlijk
mede gepaard gaande nevenbedrijven is dan ook hoofd ook voor tabak bereid voor de inlandsche
voor de economische en financieelc belangen van
markt, waarvan in de jaren lBg6/igoo gemiddeld
Java eene wezenlijke levensquaestie, van niet min- per jaar 1.462.000 kilogr. (van Java alleen 775.000
der gewicht betrekkclijkerwijs gesproken dan het kilogr.) uit het Ned.-Indisch tolgebied zoo goed
behoud van den wijnbouw voor Frankrijk of de als uitsluitend naar Singapore en Penang werden
graanteelt voor de Vereenigde Staten van Noord- uitgevoerd.
Amerika en voor Rusland, en ongetwijfeld van Al de voor de Europeesche markt bestemde
veel grooter gewicht dan de bestendiging van de bladtabak gaat nagenoeg in haar geheel naar Neder-
beetwortelsuikerindustrie voor de volkswelvaart land. Wel wordt volgens de handelsstatistiek een
van Nederland. gedeelte naar Singapore en Penang uitgevoerd,

.... ..
Dank zij de toegenomen productie, die van maar de derwaarts vervoerde tabak vindt van daar
3.593.000 pikols in 1880 en 6.867.000 pikols in ook weder haar weg naar de Nederlandsche markt.
1890 nu laatstelijk tot boven de 12.000.000 pikols
is gestegen, is de suiker gaandeweg ook voor den Koffie. Aan de officieele statistiek van den
handel een voor zijn bedrijf onmisbare factor ge- handel en de scheepvaart van N.-L wordt sedert
worden. De uitvoer van suiker toch bedroeg in eenige jaren toegevoegd een vroeger niet daarin
tonnen van 1000 kilogr.: voorkomende staat van den uitvoer van koffie
1875 . 210.000 1896 . . 572.000 door particulieren, met afzonderlijke vermelding
1880 . 222.000 1897 .. 518.000 van den uitvoer van Java en Madoera, dien van
1898 .
de Buitenbezittingen en dien van de Vrijhavens,
1885
1890 . .
420.000
1899 . . 689.000 en wel van de laatste tien jaren a. v. (in tonnen

..
368.000 777.000 van 1000 kilogr.):
1895 . 576.000 1900 737.000 ABC
en daarnaast is geen ander uitvoerartikcl aan te Java en Buiten- Vrij-
-Madoera bezittingen havens Totaal
1891. .
wijzen, dat èn wat omvang, èn wat waardebedrag
28.495 6.052 38.758
1892. .
betreft, in de verte zelfs met het artikel suiker 4.211
in vergelijking kan worden gebracht. 28.782 6.235 6.042 41.059
De van Java uitgevoerde suiker had de vol-
gende bestemming:
1893. 17.069 5.320 2.972 25.361
1894. 38.422 4.425 4.925 47-772
i8 9 ö 1899 1900 1895.. 31.197 5.087 3.418 39.702
7.000 3.000 I.OOO 1896 .
naar
s'ederland 35.837 5.940 3.142 44-9!9
Canaal voor orders. . 106.000 123.000 86.000 1897. 39.041 6.283 5-4°5 50 -729
)verig Europa .... 29.000 8.000 8.000 1898. . 19.074 4.279 2.448 25.801
117.000 320.000 248.000 1899. . 36.928 6.550
Lmerika 2.261 45-739
'ort Said voor orders 200.000 120.000 50.000 190°- • 33-31° 5.458 4.349 43-"7
Iritsch-Indië 6.000 13.000 I 1.000 De uitvoer van koffie is van het eene jaar op
Itraits, China en Japan 215.000 191.000 265.000 het andere aan groote schommelingen onderhevig,
maar in doorslag vrij stationnair, want tegen 39.510
sAistralië 3.000 8.000 67.000 ton gemiddeld per jaar in de jaren 1 891/1895
ilders 6.000 bedroeg de uitvoer in de volgende vijf jaren
Het afzetgebied voor de Javasuiker is dus zeer 1 896/1900 gemiddeld 42.061 ton per jaar, of
afwisselend: maar zooveel leert men toch uit bo- respectievelijk 637.000 en 678.000 pikols.
venstaande cijfers dat het behoud van de Ameri- A. De uitvoer van Java omvat: I°. de te Batavia
kaansche markt en de markt van China en Japan in openbare veiling verkochte Gouvernements
voor Java eene levensquaestie kan genoemd worden. koffie; 2°. de productie van de op Java in exploi-
tatie zijnde particuliere koffieondernemingen, en
Tabak. De productie van dit artikel verdeelt de koffie herkomstig van de particuliere lande-
SCHEEPVAART EN HANDEL.

rijen bewesten de Tjimanoek en van de buur-


landen in de Vorstenlanden; en 3*. het koffie-
product van de Buitenbezittingen, dat ten ver-
koop op Java wordt aangebracht.
Met den verkoop van Gouv. koffie te Batavia,
1895
1896 . .
pik.
. . 43.828
46.953
18 97 • • 33-366
1898
1899
1900
..
..
.
pik.
38.911
. 48.095
?
Het overige één vijfde is herkomstig van de
551

.
werd in 1862 een begin gemaakt en sedert gere-
geld voortgegaan, aanvankelijk tot een hoeveel- op Sumatra's Westkust bestaande particuliere koffie-
heid van 50.000 pik., die echter spoedig tot 100.000 ondernemingen, wier productie volgens opgaven
pik. werd opgevoerd, zooals ook thans nog regel in de Koloniale Verslagen bedragen heeft:
is, met dien verstande evenwel, dat in mindering pik. pik.
van de 100.000 pik. te Batavia in veiling aan te
in ..
„ 1895 . . 9.439 1898 8.359 ..
bieden nu laatstelijk een hoeveelheid van 1500
a 2000 p. pleegt gebracht te worden om inge- 1896
.11.031 1899 7.517 .. ..
volge Gouv. Besluit van 28 December 1894 n°. 3
elders dan te Batavia ter voorziening in plaatse-
~ 1897 8.146 1900 ?
en voor het overige uit de te Padang en te Ben-

.
lijke behoeften bij opbod van de hand te worden koelen ter markt gebrachte koffie door de bevol-
gezet. Steeds vindt al de te Batavia in veiling king eigener beweging geteeld.
aangeboden koffie willige koopers; maar in 1897 De kofïieuitvoer uit de Lampongs en Palem-

.
begon de Regeering met het stellen van limites, bang blijft in de laatste jaren stationnair; maar
in verband waarmede sedert herhaaldelijk in vei- die van Sumatra's Oostkust heeft nu laatstelijk
ling werd opgehouden. een betrekkelijk hooge vlucht genomen, hebbende
Juiste gegevens omtrent de productie van koffie bedragen:
op de verschillende particuliere landbouwonder- pik. pik.
nemingen op Java kunnen niet verstrekt worden. in 1895 .. .. 18 1898 3.250
„ 1896 1899 . .
Aan de belangstellende zorgen van het bestuur
530 6.350
1897 . ..
ontbreekt het in dit opzicht niet; maar wel aan „
de indiening door de ondernemers zelven van de
1.820 1900 19.500
door het bestuur verlangde opgaven. Voor zoover en wel hoofdzakelijk ten gevolge van het gelei-
opgaven van oogstcijfers ontvangen werden heeft delijk in exploitatie komen van de in de afdee-
de opbrengst van de particuliere koffietuinen op ling Serdang van de residentie Sumatra's Oostkust
Java bedragen van : aangelegde particuliere koffieondernemingen, waar-
van een opgaaf wordt aangetroffen in de bijlagen
Buurlanden
Erfpacht* Particuliere in de van het Koloniaal Verslag. De hoofdafschcepplaats
perecelen landerijen Vorstenlanden Totaal is Belawang, het eindstation van den Deli-spoor-
pik. pik. pik. pik.
.
1895. 463.000 48.000 41.000 552.000
weg, en van de daarmede verbonden tramwegen.
De van Menado uitgevoerde koffie vertegen-
1896.. 171.000 35.000 21.000 227.000 culiere woordigt in hoofdzaak het product van de parti-
1897.. 486.000 36.000 19.000 540.000 koffieondernemingen in de Minahasa. In
1898.. 392.000 35.00024.000 451.000 hoever aldaar de teelt van koffie door de bevol-
1899.. 332.000 27.00018.000 377.000 king in eigen bedrijf, nu er met I°. Januari 1899
de verplichte levering aan den lande is afgeschaft
De invoer op Java van de boven sub 3 bedoelde (zie deel 11, bl. 275), eene toekomst zal hebben,
koffie van de Buitenbezittingen bepaalt zich, vol-
gens den in de handelsstatistiek opgenomen staat
moet, volgens het K. V. van 1900, bl. 159, de
tijd nog leeren.
van binnenlandsch vervoer van koffie gedurende
C. De uitvoer uit de vrijhavens verdeelt zich
1900, tot 36.500 pik. van Palembang, 3200 pik. in hoofdzaak tusschen Makasser en Singaradja
van Benkoelen en Kroë en 1700 pikols van de
(Bali), van waar in 1900 respectievelijk zijn uit-
Lampongs. Het heette in het Koloniaal Verslag gevoerd 2462 ton en 1847 ton, en in de jaren
van 1898, bl. 163, dat uitbreiding der koffiecul-
tuur op de Buitenbezittingen bij voortduring bleef
1896/1900 gemiddeld per jaar 1917 en 1453 ton
(30.900 en 23.400 pikols), of aanzienlijk minder
op te merken, vooral in Benkoelen, de Lampong- dan vroeger, een natuurlijk gevolg trouwens van
sche districten en Palembang; maar de latere de omstandigheid dat, zooals op bl. 194 van het
verslagen laten zich in dit opzicht minder hoop- K. V. van 1899 wordt opgemerkt, de koffiepro-
vol uit. ductie in Zuid-Celebes in de laatste jaren sterk
B. De in 1900 rechtstreeks van de Buitenbe-

...
achteruit is gegaan, terwijl op Bali de staat van
zittingen naar het buitenland uitgevoerde, 5.458 zaken niet veel beter is.
tonnen koffie laten zich als volgt splitsen: Vergelijkt men de bovenstaande gegevens met
van Sumatra's Westkust

. . 3.536 „ ton die voorkomende in de His tori sch-s ta t isti-
sche aanteekeningen over de voortbren-
Lampongschc districten 84
„-
„„ Palembang
Sumatra's Oostkust.
39°
1.210
ging en het verbruik van koffie opgeno-
men in het Tijdschrift van Nijverheid en Landbouw

„ Sumatra
Menado
te zamen. . 5.226
232 „
ton
van Nederl.-Indië,jaargang 1879, deel 24,b1. 42 7 /$ 18,
dan valt het niet te ontkennen, dat, met uitzon-
te zamen a. b. 5.458 ton
dering alleen van Sumatra's Oostkust, waar met
de cultuur eerst in de laatste jaren een begin is
De van Sumatra's Westkust uitgevoerde koffie gemaakt, de productie van koffie in Nederlandsch-
bestaat voor ongeveer vier vijfde van het geheel lndië over het algemeen belangrijk is afgenomen,
uit het aan den lande geleverde product, dat zeer ten nadecle natuurlijk van den uitvoerhandel
sedert Februari 1848 geregeld te Padang in vei- van koffie.
ling wordt gebracht. De op dien voet verkochte De bestemming der uit Nederl.-Indië uitge-
hoeveelheden bedroegen in: voerde gepelde koffie was:
552 SCHEEPVAART EN HANDEL.

naar in 1898 iBgg igoo Van de uitgevoerde notenmuskaat ging voor een
Nederland 11. 172 waarde van ƒ1.408.000 naar Nederland en voor
17.050 19.254 ƒ98g.000 naar de Straits. De foelie voor ruim
Frankrijk 693 599 1.161 drie vierde naar Nederland alleen, en de nagelen
Oostenrijk 189 58 134
Overig Europa .... 20 337 47 1
voor negen tiende naar de Straits.

Amerika 2.927 3-814 Tin. Tegen de


5-997 aangenomen herleidingswaarde
Port Said voor orders 2.491 1.643 2.188 van ƒ1,30 per kilo vertegenwoordigt het in 1900
uitgevoerde waardebedrag van ƒ7.592.000 eene
Singapore 3.377 3.438 4.057 hoeveelheid 5840 ton, waarvan 3652 ton of
Elders 256 280 465 62V2 percentvannaar Nederland werden verscheept,
terwijl van koffie in de hoornschil werd uitgevoerd: eene verhouding die reeds ettelijke jaren achter-
Nederland een vrij standvastig is gebleven, want in de vijf
4-171 15-171 9-79 1 voorafgegane jaren 1895/18gg hebben van de ge-
Oostenrijk 259 115 389 middeld per jaar uitgevoerde 5145 tons 3169 hun
Elders 244 7 18 1.242 weg naar Nederland gevonden of 6i'/2 percent.
Het overige tin gaat grootendeels naar Frankrijk.
Gomsoorten. De in igoo tot een gezamen-
lijk waardebedrag van ƒ21.g15.000 uitgevoerde

..
Petroleum. Terwijl tien jaren geleden de
gomsoorten bestonden uit: uitvoer van petroleum zich bepaalde tot de ver-
Gom benzoë .... ƒ 1.718.000 zending naar elders van geringe hoeveelheden
Gom dammar . .. „„ 2.645.000 van de uit Amerika ingevoerde olie, heeft het in
exploitatie komen van de petroleumbronnen op
Gom kopal 1.505.000
Gom elastiek.
Getah pcrtja
... . . „„ 12.862.000
439. 000
was,
en Sumatra, waarvan reeds boven sprake
Java een
belangrijken uitvoerhandel van dit arti-
kel doen ontstaan, die zich in de laatst verloo-
Anderegetahsoorten „ 2.746.000 pen vijf jaren door zeer opmerkelijke schomme-
Verreweg het meest belangrijke onderdeel is dus lingen kenmerkt, want volgens de handelsstatistiek
de getah pertja, die voor p. m. drie vierde van zijn uitgevoerd:
het geheel herkomstig is uit de Westerafdeeling in liters
van Borneo, van waar het artikel rechtstreeks
1895 36.330.000 waarvan v.Java nihil
naar Singapore wordt uitgevoerd. Gom benzoë en
1896 48.712.000 „ „ „ 3.000 liters
gom elastiek komen in hoofdzaak van Sumatra's
1897 163.259.000 „ „ „ nihil
Westkust en Palembang, en de gom kopal van
Celebes, terwijl de gom dammar op bijna alle 1898 81.469.000 „ „ „ 73.231.000 1.
Buitenbezittingen voorkomt. De bestemming der 1899 51.505.000 „ „ „ 17.000 liters
uitgevoerde hoeveelheden was: 1900 114.820.000 „ „ „ nihil.
Nederland Singapore Elders Van deze 114.520.000 liters gingen 76.767.000
Gom benzoë. .. . ton 38 306 ton
1 30 ton liters naar de Straits en de rest naar China, Siam
(lom dammar. ..
...1080 „ 3186 „ 924 „ en Japan.
Gom elastiek 38 „ 140 „ 41 „
Gom kopal ....2544 „ 1865 „ 604 „ Kinabast. Het met ƒ 4.235.000 uitgetrokken

Getah pertja ... 72 „ 6138 „ 211 „ waardebedrag kan geen dienst doen voor verge-
lijkingen met voorafgegane jaren, aangezien in
Andere getahsoorten 9 „ 2126 „ 61 „ 1900 voor herleidingscijfer eene waarde van ƒ 0.80
per kilogram is aangenomen, tegen slechts ƒ0,30
Copra, de gedroogde en in stukken gebroken in de jaren ißg6/i899. Alleen met de uitgevoerde
kern van de kokosnoot (zie deel 11, bl. 184) is hoeveelheden kan dus rekening worden gehouden
eerst in de laatste twintig jaren als handelsartikel ter beoordeeling van den loop dier uitvoeren, die
van eenige, en tegenwoordig vooral van groote hebben bedragen:
beteekenis geworden, want tegenover gemiddeld
ƒ4.661.000 in de jaren 1894/iBgB steeg de uit- in 1895 3.480.000 kg. 1898 4.174.000 kg.
voerwaarde totƒ 10.73g.000 in 1899 en/10.311.000 „ 1896 3.709.000 „ 1899 4.743.000 „

. .
in 1900. Laatstgenoemd bedrag vertegenwoordigt „ 1897 3.055.000 „ 1900 5.294.000 „
tegen de aangenomen waarde van ƒO,ll per kilo welke hoeveelheden zoo goed als uitsluitend haar
eene hoeveelheid van 93.734 ton, waarin het van
weg naar Nederland hebben gevonden. Van de
Java uitgevoerde quantum deelt met 47.288 ton. in 1900 uitgevoerde 5-294.000 kg. gingen slechts
Van de uitgevoerde 93.734 ton werden verscheept
naar: 130.000 kg. naar elders, waarvan 115.000 kg.
Nederland 26.776 ton Rusland. .1.863 ton
rechtstreeks naar Engeland.

Frankrijk 26.036 „ Port Said v/o. 5.532 „ Sedert een paar jaren wordt een gedeelte van
de op Java ingezamelde kinabast tot kinine ver-
Duitschland 6.851 „ Straits. 23.687 „ werkt in de te Bandoeng tot stand gekomen fabriek
(zie deel 11, bl. 226), terwijl voor den verkoop
Specerijen, ad ƒ8.469.000, waarvan:
van het aldus verkregen product te Batavia gere-
Notenmuskaat met ƒ 2.475.000 gelde kinaveilingen worden gehouden; doch van
Foelie „ „ 85 1. 000 den uitvoer van de uit die veilingen afkomstige
Nagelen „ „ 103.000 kinine wordt in de officieele statistiek nog geen
Peper, staart „ „ afzonderlijke melding gemaakt.
id. witte „ „ 417.000
331.000 Thee. Evenals de kinabast is de uit Nederl.-
id. zwarte „ „ 4.294.000 Indië uitgevoerde' thee uitsluitend het product van
SCHEEPVAART EN HANDEL. 553

op Java bestaande theeondernemingen, want op naar ißgg igoo


de Buitenbezittingen, met name op Sumatra's Oost- Nederland 34-387 ton 30.534 ton
kust, heeft men het vooralsnog niet verder ge- Overig Europa 1.261 „ 19 „
bracht dan tot een proefaanplant, die in 1899
p. m. 750 kilogrammen thee opleverde. Op Java,
Straits Settlements ... 8.312 „ 4.3 2.368 „
en meer bepaaldelijk in West-Java, is de thee-
Elders 884 „
cultuur in de laatste jaren vooral zeer belangrijk te zamen a. b. 44.847 ton 38.105 ton
vooruit gegaan en meer dan verdubbeld, want
de uitvoer bedroeg in: Huiden. De uitvoer van huiden, die in de
jaren 1891/1895 gemiddeld per jaar 3.898.000 kilo
1891 2.673.000 kilo 1896 3.264.000 kilo bedroeg is in het volgend vijfjarige tijdperk
1892 3.671.000 „ 1897 3.980.000 „ 1896/igoo gestegen tot gemiddeld 4.862.000 per
1893 2.712.000 „ 1898 4.411.000 „ jaar en dus met p. m. 24 percent vooruitgegaan,
1899 5.725.000 „
terwijl de uitvoer van Java alleen in dezelfde jaren
1894 2.729.000 „ respectievelijk 3.033.000 en 3.848.000 kilo heeft
1895 4.817.000 „ 1900 7.631.000 „ bedragen, een vooruitgang dus van p. m. 26 per-
cent. Van den totalen uitvoer ging ruim het drie
terwijl bovendien een niet onbelangrijke hoeveel- vierde deel naar Nederland, namelijk 3.001.000
heid thee op Java zelf verbruikt wordt, meer in kilo in het eerste vijfjarige tijdperk, en 3.82g.000
het bijzonder door de Europeesche gemeente, want kilo in het tweede of 27 percent meer. Het overige
de Chineesche gemeente blijft, zooals boven bleek, één vierde vindt zijn weg hoofdzakelijk naar de
de voorkeur geven aan de van China ingevoerde Straits en naar Amerika. Van splitsing in runder-
thee. en buffelhuiden houdt de statistiek geen aantee-
Van de in 1900 uitgevoerde 7.631.000 kilo- kening; maar beide soorten zijn hier te lande over
grammen die tegen den herleidingsfactor van ƒ 0,55 het algemeen zeer gewild. Volgens deskundigen
per kilo het boven uitgetrokken waardebedrag van zijn de uit Ned.-Indië aangevoerde huiden in den
ƒ4.198.000 vertegenwoordigen, werden 4.220.000 regel bijzonder gaaf, en veelal zuiverder van gaten
kilo naar Nederland en de rest grootendeels naar en vilsneden dan die herkomstig uit menige Euro-
Engeland verscheept, zoodat het aandeel van Ne- peesche slachterij.
derland in den uitvoer van thee ruim 55 percent
bedroeg, of iets minder dan het gemiddelde van Pinangnoten zijn een voor het verkeer bin-
de jaren 1896/1900, toen per jaar werden uitge- nen den Archipel niet onbelangrijk handelsartikel
voerd 5.002.000 kiio, waarvan 3.123.000 kilo of (zie bl. 264, art. PINANG), maar onder de uit-
62 V 4pet. naar Nederland. voerartikelen treedt het in den regel niet dermate
op den voorgrond als dit volgens de handelssta-
tistiek van igoo met het boven uitgetrokken
Rotting is gaandeweg een niet onbelangrijk waardebedrag van ƒ2.724.000 het geval is, een
uitvocrartikel geworden, sedert het gebruik van bedrag dat verkregen is door de uitgevoerde
rottingmeubelen in Europa meer en meer in zwang 18.166.000 kilo op den voet van centen per
is gekomen. De uitvoer, die in de jaren 1876/1880 kilo te herleiden, terwijl vele jaren 15 achtereen ge-
gemiddeld per jaar 12.243.000 kilo bedroeg is in regeld eene waarde van slechts 8 centen per kilo
het vijfjarig tijdvak ißg6/igoo tot gemiddeld werd aangenomen. Tenzij de marktprijs van het
18.886.000 per jaar gestegen. Die uitvoer vindt artikel werkelijk aanzienlijk mocht gestegen zijn,
voor het grootste deel plaats van de Buitenbezit-
wat hier niet kan worden nagegaan, berust de
tingen rechtstreeks naar de Straits, van waar het waardeering van
artikel weder zijn weg vindt naar Europa of vergissing, in welk 15 centen waarschijnlijk op eene
geval het waardebedrag van
Amerika. Van de in 1900 ter waarde van ƒ3.907.000 ƒ2.724.000 aanmerkelijk lager moet gesteld wor-
uitgevoerde 26.047.000 kilo waren 4.331.000 kilo den. Voor de Europeesche markt is het artikel
bestemd naar Nederland, 1.359.000 kilo naar elders geheel zonder beteekenis.
in Europa, 222.000 kilo naar Amerika en de rest
naar Singapore, Penang en Malaka.
Schelpen (t. vv. Parelmoerschelpen). De
uitvoer van dit artikel is in de laatste jaren vooral
Rijst. Onder verwijzing naar het in dit deel, zeer sterk toegenomen; hij bedroeg:
bl. 495 vlgg. voorkomend uitvoerig overzicht van in gem. ƒ 251.000 in 1898 ƒ 616.000
de productie en den handel, kan hier volstaan 1891/95 „ 1899 „
„ 1896
in „324.000 1. 120.000
worden met de mededeeling van eenige cijfers
met betrekking tot den uitvoer van dit artikel, 1897 „423.000 „ 1900 „2.625.000
volgens welke die uitvoer gaandeweg van meer ter toelichting van welke cijfers kan verwezen
belang is geworden, want terwijl hij in de jaren worden naar het in dit deel (bl. 154 vlgg.) opge-
1876/1880 gemiddeld per jaar 11. 135 tonnen be- nomen artikel PAARL EN PAARLEMOERVIS-
droeg, steeg hij in de jaren 1891/1895 tot gemid- SCIIERIJ. Frankrijk is de grootste afnemer van
deld 27.333 tonnen en in het daarop volgend het artikel, want van laatstgenoemd bedrag ging
vijfjarig tijdvak 1896/igoo tot gemiddeld 34.494 voor eene waarde van ƒ1.8g8.000 derwaarts, tegen
tonnen. In 1899 en 1900 vooral was de uitvoer van slechts ƒ iog.ooo naar Duitschland, ƒ90.000 naar
rijst uit Nederlandsch-lndië betrekkelijk zeer be- Engeland, ƒ53.000 naar Nederland en ƒ21.000
langrijk, hebbende respectievelijk bedragen 44.847 naar Oostenrijk. Naar de Straits werd voor ƒ452.000
en 38.105, waartoe de uitvoeren van Java alleen aan schelpen uitgevoerd, van waar zij haar weg
bijdragen 44.249 en 37.197, zoodat nagenoeg de naar Europa zullen gevonden hebben.
geheele rijstuitvoer gezegd kan worden uit Java-
rijst te bestaan. De bestemming nu van de uit- Indigo. Het waardebedrag van de in 1900
gevoerde rijst was 0.a.: uitgevoerde indigo ad ƒ 2.349.000 was grooter
554 SCHEEPVAART EN HANDEL.

dan in het jaar 1899 toen het ƒ2.193.000 be- voer naar Nederland, in verband waarmede die
droeg; maar de uitgevoerde hoeveelheid was ge- voorraad zich uitzet of inkrimpt. Alleen de specie-
ringer, respectievelijk bedragende 587.000 kilo beweging tusschen moederland en kolonie, zoo-
en 674.000 kilo. In 1899 namelijk werd voor de wel die voor Gouvernements als voor particuliere
waardebepaling van de indigo als herleidings- rekening, is mitsdien voor het verkeer van wer-
cijfer ƒ3,25 aangenomen, dat voor igoo verhoogd kelijke beteekenis, en hieromtrent nu blijkt uit
werd tot ƒ4, en houdt men nu alleen rekening de officieele statistiek van de laatste 25 jaren het
met de hoeveelheden, dan blijkt de uitvoer gedu- volgende:
rende de laatste tien jaren dooreen eer te zijn Gcuvernemenfs Particuliere
toegenomen dan verminderd, want hij bedroeg in rekening rekening
1896/1900 gemiddeld per jaar 718.000 kilogr. Invoer Invoer Uitvoer
tegen 624.000 kilogr. in het voorafgaande vijf- / / /
jarige tijdvak 1891/95. De uitvoer had plaats
naar de volgende landen: 1876/188037.500.000 3.560.000 18.080.000
1881/1885 1.300.000 1.000.000 3.500.000
1898 !899 1886/1890 12.000.000 21.030.000 —
Nederland .. 680.000 308.000
1900
249.000 kilo 1891/1895 5.000.000 18.450.000
Oostenrijk.. 83.000
Overig Europa 82.000
114.000 83.000 „
„ 1896/1900 4.600.000 8.154.000 —
37.000 24.000
Singapore .. 26.000 156.000 245.000 „ 1876/1900 60.400.000 33.744.000 44.030.000
Japan .... „ De Gouvernements en particuliere invoeren bij
21.000 55.000 20.000
Elders ....
elkaar hebben dus bedragen ƒ94.144.000 waar-
1.000 4.000 5.000 „ van ƒ40.030.000 weder naar Nederland terug-
Terwijl de uitvoer van indigo naar Europa dus vloeide, en de muntvoorraad van Indië kan dus
belangrijk afnam is de uitvoer naar de Straits, geacht worden in de laatste vijfentwintig jaren
en tijdelijk ook naar Japan, aanzienlijk toege- te zijn vermeerderd met p. m. ƒ54 millioen of
nomen. dooreen met ca. ƒ2 millioen per jaar, daarbij
buiten rekening latende de betrekkelijk geringe
Katoen en Gambir zijn voor het handels- hoeveelheden zilvergeld, die van Singapore en
verkeer van Indië met Europa van geen belang, Penang nu en dan via Londen naar Nederland
want beide artikelen vinden alleen afzet in de terugvloeien.
Straits en in China. Daarentegen geschiedt de uit- In de laatste jaren zijn voor particuliere reke-
voer van Cacao nagenoeg geheel en van Kapok ning ook zeer aanzienlijke bedragen aan gouden
grootendeels naar Europa, en van beide artikelen muntspecie in Indië ingevoerd. Van gemiddeld
neemt de uitvoer vrij geregeld in omvang toe. ƒ1.040.000 per jaar in de jaren 1891/1896 is die
De uitvoer van cacao bedroeg in: invoer gestegen, in:
1896 885.000 kilo, waarvan 662/m. naar Ned. 1897 tot ƒ 1.448.000 1899 ƒ6.086.000
1897 882.000 „ „ 718 „ „ „ 1898 „ „2.139.000 1900 „3.350.000
1898 974.000 „ „ 869 „ „ „
1899 1.089.000 „ „ „ 916 „ „
hoofdzakelijk als een gevolg van den maatregel
1900 1.342.000 „ „ „
1.018 „ „
der Javasche Bank om haren goudvoorraad te ver-
sterken, zoo met tienguldenstukken, die in hare
en van kapok in: kelders zijn opgeborgen, als met Engelsche sove-

1896 2.771.000 „ „ I.IÓO „ „„ „


reigns, die zij als handelswaar bezigt, en die,
voor zoo ver zij niet door de inlandsche bevol-
1897 2.410.000 „ „ 915 „ „ king worden opgekocht, door mailreizigers en
1898 3.154.000 „ „ 1.547 „„ „„ „„ Mekkagangcrs weder worden uitgevoerd, een uit-
1899 3.271.000 „ „„ 1.413 „ „ „ voer waarvan de statistiek natuurlijk geen aan-
1900 4.013.000 „ 1.803 teekening kan houden. Op een enkele schaarschc
uitzondering na maakt die statistiek dan ook geen
In- en uitvoer van specie. Zooals boven melding van den uitvoer van gemunt goud.
reeds bleek vindt invoer van specie plaats zoo- Van ongemunt goud bedroeg de uitvoer:
wel voor Gouvernements rekening als voor reke- ƒ46.000 ƒ128.000
in 1897 1899
ning van particulieren, doch uitvoer van specie „ 697.000
voor rekening van den lande komt nooit voor.
De Gouvernements specie-invoeren bestaan alleen
~ 1898 ~ 33-Qoo 1900
De in- en uitvoer van specie voor particuliere
uit specie-zendingen uit Nederland; maar hetgeen rekening hangt uit den aard der zaak ten nauwste
door particulieren wordt in- en uitgevoerd omvat, samen met den loop van den wisselkoers op
behalve de zendingen van en naar Nederland, Nederland en Engeland, de beide geldmarkten,
ook de specie, die langs allerlei kanalen uit het waarmede de omzettingen van den goederenhan-
tolgebied naar de omliggende buiten het tolge- del nagenoeg uitsluitend worden vereffend. Zoodra
bied gelegen gewesten en plaatsen, meer bepaal- het koersverschil grooter wordt dan de kosten op
delijk naar de Straits, wegvloeit en van daar specie-zendingen vallende, bedragen, wordt specie
weder binnen het tolgebied terugkeert, omdat ons aangevoerd of uitgevoerd, en die kosten zijn tegen-
zilvergeld alleen daar voor de volle nominale woordig tot een zoodanig laag peil teruggebracht,
waarde dienst kan doen. Het geldt hier dus een dat de koersafwijkingen reeds sedert ettelijke jaren
eenvoudige cirkelloop van ons zilver binnen de binnen betrekkelijk zeer enge grenzen beperkt
grenzen van den Maleischen archipel, die uit den blijven, zooals uit onderstaand overzicht van de
aard der zaak den voor het verkeer beschikbaren koersnoteeringen voor 6 maanden dato bankwis-
muntvoorraad in onze bezittingen ongerept laat. sels op Amsterdam en 6 maanden zichtwissels op
in tegenstelling met den invoer uit- en den uit- Londen blijken kan.
SCHEEPVAART EN HANDEL. 555

of hoeveelheid der voornaamste in- en uitvoer-


Amsterdam Londen artikelen door particulieren aangevoerd of ver-
zonden van of naar de verschillende landen of
Hoogste Laagste Hoogste Laagste plaatsen buiten Nederlandsch-lndië; maar in dat
overzicht wordt van sommige artikelen alleen de
waarde en van andere. artikelen alleen de hoe-
1891 99;'/-i IOI 12,05 II, 9 2 5 veelheid opgegeven, en het maken van eene reca-
1892 99'/- loi'/n 12,10 II,90 pitulatie van het totale waardebedrag is dus ondoen-
1893 IOO 102 1 /, 12,05 II,82 5 lijk, daargelaten nog dat in dat overzicht alleen
zijn opgenomen de invoerartikelen, waarvan de
1894 IOO IOI 1 /, I2,°5 11,90 algemeene invoer een waarde had van ƒ700.000
1895 IOO ioo5 /8 12,12 5 12,02 5 of meer, en de uitvoerartikelen, waarvan het
IOI 1 /, 5 waardebedrag niet meer dan ƒ 300.000 beliep.
1896 IOO 12,15 I2,02
Aan de aldus in de officieele handelsstatistiek
1897 ioo'/j IOI 1 /, 12,06'/, ",93 3 /4 bestaande leemte wordt intusschen tegemoet ge-
1898 iooVj IOI 1 /;, 12 — 11,90 komen door opgaven in de bijlagen van het Kolo-
1899 ioo3 4/ I02'/2 ",95 I 1,80 niaal Verslag, welke opgaven zonderling genoeg
heetcn ontleend te zijn aan de gegevens van die
1900 ioi 5 8
/ I02'/j n,86'/4 n,78 3/ 4 officieele handelsstatistiek, en met behulp van die
opgaven kon over de jaren 1896/1899 het vol-
Handel met verschillende landen. De gende overzicht van de herkomst en de bestem-
officieele handelsstatistiek bevat telken jare een ming der voor particuliere rekening in- en uit-
vergelijkend overzicht (tabel III) van de waarde gevoerde waardebedragen worden samengesteld:
nvoer van (i — 1000)

1896 1897 1898 1899


Nederland 46.659 49-4I9 54.488 54.762
Engeland 21.047 -9-300 19.312 20.993
Frankrijk 1.306 1.291 1-344 1.240
Duitschland 1.085 57° 1.202 2.036
Rusland 1.258 1.216 7°5 1.706
Amerika 3.543 4.125 3-472 2.742
Straits Scttlements 64.445 78.043 70.438 67.804
Saigon 444 2.218 2.664 3.466
China 5-547 5-335 3-5 J3 3-96 5
Australië 1.672 1.437 1.676 2.898
Elders 3.049 4.169 2.040 2.402
Uitvoer naar (a. b.)

Nederland 61.217 68.646 64.228 77.902


Engeland en Kanaal v/o.. . 9.999 10.050 14.067 15.426
Frankrijk 2-559 ï-753 3.209 5- 6 37
Oostenrijk 3.150 1.063 885 753
Port Said v/orders 19.935 16.192 22.449 12.430
Amerika i5'7 0 4 9-*73 12-375 36-259
Straits Settlements 46.634 48.466 48.648 61.678
China 14.931 20.540 26.918 16.604
Japan 79 767 1.671 2.300
Australië 3.362 3.520 598 1.185
Elders 6.727 10.953 7-7*5 5.081
Het aandeel van Nederland in het waardebe- den invoer als bij den uitvoer is het verkeer tus-
drag van den invoer gedurende deze vier jaren schen Nederl.-Indië en de aangrenzende gewesten,
was ca. 32 percent en in dat van den uitvoer meer in het bijzonder de Straits Settlements, wier
ruim 33 percent dooréén, terwijl het aandeel van aandeel bij den invoer ruim 43 en bij den uit-
Engeland respectievelijk niet meer dan l2'/ 2 en voer ruim 25 percent van het totaal bedraagt.
6 percent bedraagt. Met andere landen in Europa
is het verkeer van nog veel geringer beteekenis, Scheepvaart-statistiek. Omtrent de
en met betrekking tot Amerika is alleen de uit- scheepvaartbeweging van Nederlandsch-lndië kan
voerhandel derwaarts een niet onbeduidende factor. hier, met verwijzing naar hetgeen dienaangaande
Van overwegend belang daarentegen, zoowel bij in de voorafgaande bladzijden reeds ter sprake
556 SCHEEPVAART EN HANDEL.

kwam, met slechts enkele statistische gegevens en bij uitklaring naar:


worden volstaan. Dat verkeer heeft zich, zooals Nederland... 102 stoomers metende 599.154M-'.
bereids werd opgemerkt, in den loop der laatste Engeland
vijfentwintig jaren, in verband vooral met de
Duitschland..
18 132.552
94-Bgg



„„ „-
-
11
openstelling van
merkelijk gewijzigd,
het Kanaal
want
van
terwijl
Suez,
het
zeer
aantal
aan-
inge-
Frankrijk 6 39-993 „„ „ „
Amerika
klaarde schepen in 1876 bedroeg 7463 met een Britsch-Indië. 958 619.295
gezamenlijke inhoudsruimte van 2.294.187 M 3., Straits Settle- 50.420 „ „ „
daalde het in 1900 ingeklaarde aantal tot 5569
doch steeg de gemeten ruimte tot 5.211.755 M 3.,
ments 3024 2.423.388 „ „ „
China, Hong-
en tegen 7550 schepen metende 2.394.124 M3.
in 1876 werden in 1900 uitgeklaard 5727 sche-
kong
Japan
122 4Ó9.0g0 „ „„ „„
75-°oi
pen, te zamen 5.321.957 M metende. 3.

In deze totaalcijfers zijn ook begrepen de op


Australië
13
33 i84.g88 „* „ „
inlandsche wijze getuigde schepen en vaartuigen, Van de 5569 in igoo ingeklaarde schepen
behoorden te huis in:
wier aantal in 1876 bij inklaring bedroeg 4228
metende 131.621 M 3. tegen 1940 metende 177.802 Nederland... lig schepen metende 667.054 M3.
M 3. in 1900, en bij uitklaring in 1876 4413 me- Engeland 340 1.487-798 „ „ „„
tende 136.925 M tegen 1910 metende 182.572 M3. Frankrijk 27 gi.654 „ „
„„ „ „
3.

in 1900, blijkens welke cijfers de kleine vaartui- Duitschland.. 184 513.749


gen, waarvan de smalle handel zich bedient, gaan- Overig Europa 46 166.414 „ „
„„ „ „
deweg voor vaartuigen van grooter ladingsvermo- Amerika
.

..
11.371

2
gen hebben plaats gemaakt. Britsch-Indië 71 63.402 „
Straits Settle-
Van zeilschepen op Europeesche wijze ge- ments 3027 „ „ 912.098 „
tuigd werden ingeklaard: China 59 „ „ 23.397 „
in 1876 .. Japan „„ „ 55-438 „
„ igoo. 1813
bodems metende 937.14gM3. en 9
184 „ 171.902 „ „ Australië
Ned.-Indië...
7
1667 „ „„ 28.447
1.188.225
r,

en uitgeklaard:

..
terwijl van de in 1900 uitgeklaarde 5727 sche-
in 1876.. 1857 bodems metende 971.666 M en pen tehuis behoorden in:
„ 1900. 320 „ „ „
3.

195.442 Nederland... 124 schepen metende 685.119 M3.


terwijl het aantal stoomschepen bedroeg bij in- Engeland.... 359 „ „
1. 585.819 „
: „„ „
„~
klaring Frankrijk 27 91-654
in 1876 1322 stoomers metende 1.235.4 11 M3. en Duitschland.. 180 „ 502.300 „
„ 1900.. 3445 „ 4.862.051 „ „ Overig Europa 48
. „ „„
164.980
en bij uitklaring:
Britsch-Indië 70 „ 62.306 „
Straits Settle-
in 1876 1280 stoomers metende 1.285.531 M3. en ments 3167 „ „„ 940.800 „
„ ig00..3 4 g7 „ 4.943.943 „ „ China 36 „ 20.433
42.727 *
„„ „„ „
Van de in 1900 ingeklaarde 184 zeilschepen Japan 7
Australië
waren herkomstig
Nederland
van:
9 schepen metende 26.411 M3.
Ned.-Indië ... 11
1687 „
49-333 B

1. 172.973,

Engeland „ 7.608 „ „ Ten slotte zij aangeteekend, dat de in Nederl.-


„ „
2
Amerika 15 62.340 „ Indië tehuis behoorende koopvaardijvloot was
Singapore 130 „ „ 40.976 „ samengesteld als volgt:
1876 1899
terwijl van de 320 uitgeklaarde schepen bestemd Stoomschepen 45 104
waren naar: met. 40.495 M*. met. 109.612 M3.
Nederland 7 schepen metende 15.672 M Barken, brikken,
Engeland 3 „ 9.713 „ „ 3.
schoeners en

„„„
„ 50.266 „„
Amerika kotters 311 276
Singapore
14
266 34.840 „ met. 94.068 M3. met. 62.807 M*.
Australië 14 „ 54-232 „ Wangkans, toops
en andere vaar-
Het aandeel van de stoomschepen in de tuigen van meer
scheepvaartbeweging van 1900 bedroeg, bij in- dan 30 M3. in-
klaring van: houd 1028 195 1
Nederland... 108 stoomers metende 605.007 M3.
met. 60.835 M°- —**■ 10 7-53 Mo-s
Engeland... 26
Amerika „
„„ 178.637 „ „„ f te zamen 1384 vaart.
met. 195.398 M3.
2331 vaart.
met. 279.957 M*.
25.224
Britsch-Indië
Straits Settle-
4
16 „ 95-855 „ „ eene vermeerdering dus van ca. 70 pet. voor het

ments 3064 „ „ 2.855.419 „


aantal vaartuigen, doch van slechts 43 pet. voor
de inhoudsruimte.
China, Hong-
kong
Japan
S aigon
67
18
„„ „„ 286.395
116.099 „
n0.144 „
- In den loop van de laatste 25jaren is het scheep-
vaartverkeer derhalve in verhouding meer toege-
nomen dan de handelsomzet, want terwijl de aan-
Australië. ... 33
61 „
r,

n
389-909 „ gegeven scheepsruimte in 1900 tegenover 1876
SCHEEPVAART EN HANDEL. 557

bij inklaring met 127 pet. en bij uitklaring met from official records gelooven, alles te wen-
122 pet. steeg, bedraagt de vooruitgang van den schen overlaat, terwijl de Gouverneur van Ceylon
goederenomzet voor particuliere rekening bij me- zijn rapport over igoo besluiten kon met de
n uitvoer te zamen (nml. ƒ266 millioen gemid- woorden: „The last ycar of the century was the
deld in 1876/1880 tegen ƒ373 millioen gemiddeld most prosperous in the history of the Island, and
in ißg6/igoo) slechts ca. 40 percent, een zeer was marked by affluence and progress". Moge de
natuurlijk gevolg trouwens van de daling der goe- tijd niet verre zijn, dat van de bezittingen van
derenprijzen in het algemeen, in verband waar- Nederland in den Maleischen archipel even gun-
mede voor een gelijk waardebedrag aan manufac- stig zal kunnen getuigd worden!
turen, suiker, enz. enz. eene in verhouding veel
grootere vervoerruimte dan een twintig of dertig-
tal jaren vroeger noodig is. Metdatal steekt de
Naschrift. — Op grond van tijdens het af-
drukken ontvangen mededeelingen kan aan het
vermeerdering van den handelsomzet van Ned.- voorafgaande nog het volgende worden toegevoegd.
Indië sedert 1875 zeer ongunstig af bij die van Havens en haveninrichtingen. Nadat
het moederland, waar het gezamenlijk waardebe- bij Gouv. besluit van 3 Februari 18gg Stbl. n°. 74,
drag van den invoer tot verbruik en van den uit- regelende de heffing van in- en uitvoerrechten in
voer uit het vrije verkeer van gemiddeld ƒ 1.197 de afdeeling Groot-Atjeh, het eiland Way van die
millioen per jaar in de jaren 1872/1876 in de heffing uitgesloten en de op dat eiland gelegen
jaren lßg7/igoo tot gemiddeld ƒ3.409 millioen haven van Sabang dus feitelijk vrijhaven gewor-
gestegen en dus met 185 percent vooruit gegaan is. den was, werd die haven bij Stbl. 1901 n°. 188,
Ofschoon in mindere mate zijn voor Nederl.- als haven voor den algemeenen handel openge-
Indië de uitkomsten van de handelsstatistiek even- steld, in het tolgebied opgenomen, terwijl de
eens weinig gunstig wanneer men die in vergelij- haveninrichtingen aldaar sedert 1 Januari 1898
king brengt met de beschikbare gegevens omtrent geëxploiteerd worden door de naaml. vennoot-
den handelsomzet van Britsch-Indië en Ceylon. schap „Zeehaven en Kolenstation Sabang", wer-
Voor particuliere rekening werd in Britsch-Indië kende onder directie van de Factorij der N. 11. M.
aan goederen alleen ingevoerd en uitgevoerd voor te Batavia met een kapitaal van ƒ 500.000, met
een waardebedrag van Rs. 987 millioen gemid- welke vennootschap de Regeering overeenkomsten
deld per jaar in de jaren 1876/78 en voor ge- heeft gesloten voor de levering van steenkolen
middeld Rs. 1757 millioen in de jaren i897/g8 en drinkwater en voor de bediening van het aan
tot en met ißgg/igoo, eene vermeerdering dus van het Departement van Marine toebehoorende 3000
78 pet., terwijl de handelsomzet van Ceylon, wat tons dok. Even als te Tandjong Priok en in de
den goederen in- en uitvoer aangaat, steeg van Emmahaven kunnen de schepen ook in de Sabang-
gemiddeld Rs. 106 millioen in de jaren 1875/1877 baai aan de daar aangelegde steigers hunne lading
tot Rs. 180 millioen in de jaren 1897/18gg, en lossen en innemen.
derhalve met 70 pet. vooruitging. Nu gaat eene Het boven medegedeelde over de prauwenveren
vergelijking van deze verhoudingscijfers met die te Batavia vcreischt in zooverre wijziging, dat het
van den loop van zaken op dit gebied in Nederl.- daar ter sprake gebrachte Tjuniaveer niet meer
Indië in zoo verre mank, dat daarbij een factor bestaat, daar het in 18S4 met het Bataviaasch
in het spel is, de waardevermindering van het Prauwenveer is samengesmolten. Daarnaast is sedert
ruilmiddel, die zich in Britsch-Indië en Ceylon, 1882 ook werkzaam het Nieuwe Prauwenveer, dat
doch niet in Nederlandsch-Indië, dank zij de daar een prauwruimte van 808 koyangs ter zijner be-
gevolgde muntpolitiek, heeft doen gevoelen, en schikking heeft, tegen 1025 k. aan het Batav.
zeer wel mogelijk is het zelfs, dat ten slotte de Pr.veer toebehoorende. Er bestaat ook nog een
vooruitgang van den handelsomzet in de beide Binnenprauwenveer uitsluitend voor het vervoer
Engelsche bezittingen niet zoo veel zal verschil- met open prauwen (prahoe papan) door het Kanaal
len met hetgeen in dit opzicht in Nederland', van Batavia naar Tandjong Priok, waarvan schier
Oost-Indische bezittingen valt waar te nemen; uitsluitend door Chineezen gebruik wordt gemaakt.
maar dit alles daargelaten, kan eene vergelijking
van de uitkomsten der handelsstatistiek van Ned.- Groothandel en tusschen hand el. De in
Indië met die van Britsch-Indië en van Ceylon den loop van igoi schromelijk toegenomen fail-
juist daarom zoo leerzaam zijn, omdat voor Britsch- lissementen van Chineesche tusschenhandelaren
Indië het zwaartepunt van zijne economische ont- (te Soerabaja alleen is het gezamenlijk passief der
wikkeling gelegen is in de eigen cultures van de in gebreke gebleven Chineezen tot boven de
inheemsche bevolking, en Ceylon's economische f2l/ï millioen gestegen) hebben op initiatief van
toestand grooteudeels beheerscht wordt door de de te Batavia gevestigde firma Maintz en Co. eene
aldaar tot grooten bloei gekomen landbouwnijver- beweging doen ontstaan, ten doel hebbende de
heid van Europeesche ondernemers. In beide rich- afschaffing van het van ouds gehuldigde crediet-
tingen blijft voor Nederlandsch-Indië nog veel te stelsel en de invoering door geheel Nederlandsch-
doen overig, zooals steller dezer regelen o. a. lndië van contanten verkoop, op zoodanigen voet
omstandig uiteenzette in zijn in 1883 te Batavia dat de handelsomzet, even als dit in China zelf
uitgegeven geschrift De handel van Java ge- allerwcge het geval is, uitsluitend op gereed geld
durende de laatste acht jaren, en zonder bij verkoop en levering zal gegrond zijn. In hoe-
zich thans te mengen in den nu laatstelijk aan ver die beweging tot het gewenschte doel leiden
de orde gekomen strijd over de voorkeur die aan zal, moet de tijd nog leeren.
het eene of het andere stelsel behoort geschon- De aldus op het gebied van den invoerhandel
ken te worden, acht hij het niet te onpas er ten aangebonden strijd tusschen de Europeesche groot-
slotte aan te herinneren, dat de economische toe- handelaren en de Chineesche tusschenhandelaren,
stand van Britsch-Indië, mag men het onlangs vindt in zekeren zin een tegenhanger in het op-
verschenen geschrift van William Digby, „Pros- treden van Chineezen als mededingers van de
perous" British-India: a revelation Europeesche handelshuizen op het gebied van
558 SCHEEPVAART EN HANDEL.
— SCHELPDIEREN.

den uitvoerhandel, inzonderheid op dat van den van den slotband zal de schelp, in toestand van
suikeruitvoer, want als zeker kan worden aange- rust, dus altijd eenigzins gapen; het sluiten ge-
nomen, dat van de 2.720.000 pikols suiker die schiedt door tusschenkomst van één of twee spie-
in 1901 van Java naar Hongkong zijn verscheept, ren, die dwars door het lichaam van de binnen-
p. m. 1 millioen pikols voor Chineesche rekening zijde van de eene klep naar de andere loopen
derwaarts zijn verladen. Het wordt door velen en van welke men de inplantingsplaatsen als glin-
niet onwaarschijnlijk geacht, dat het meer en meer sterende plekken op de binnenzijde der schelp
op den voorgrond treden van de op Java geves- kan herkennen. Tegen deze binnenzijde der schelp
tigde Chineezen als groothandelaars, ook als im- ligt de zoogenaamde mantel, een soort huidplooi,
porteurs van rijst, verband houdt met het vrij die van de rugzijde van het weekdier langs de
komen van kapitalen, die tot dusver in de opium- rechter- en linkerzijde afdaalt, zoodat het lichaam
verpachtingen emplooi vonden, maar door de in- daardoor omgeven wordt, evenals een boek door
voering van het regie-stelsel thans op dit gebied zijn band. De schelp is opgebouwd uit een orga-
geen aanwending meer vinden kunnen, en aan nische zelfstandigheid, conchiolinc genaamd, waarin
dezelfde omstandigheid wordt het door sommigen zich kalkzouten (hoofdzakelijk koolzure kalk) heb-
ook toegeschreven, dat de Chineezen zich tegen- ben afgezet. Aan den buitenkant wordt zij gedu-
woordig meer dan vroeger op de van 's lands rende het leven bedekt door een olijfkleurige
wege uit te besteden boschperceelen werpen, en opperhuid, bij sommigen dun en doorschijnend,
daarbij schier alle concurrentie met Europeesche bij anderen dik en ondoorzichtig, die haar tegen
gegadigden onmogelijk maken. nadeelige uitwendige invloeden beschermt; waar
Litteratuur: Mr. J. A. van der Chijs, Plakaat- deze opperhuid begint te ontbreken, ziet men dan
boek van Nederlandsch-lndië, 1602—1811, 16 ook door het koolzuur-houdende water de schelp
deelen, met het als 1 7U deel daaraan toegevoegde aangetast, zooals b. v. aan den top van vele zoet-
voortreffelijk systematisch register; D. van Hogen- water-schelpen zichtbaar is. De groei van de schelp
dorp, Berigt van den tegenwoordigen toestand der geschiedt door afzetting zoowel van nieuwe stof
Bataafsche bezittingen in Oost-Indien en den han- langs den rand, waardoor dus haar oppervlak ver-
del op dezelve (1800); —G.K. van Hogendorp, Ver- groot wordt, als tegen den binnenkant, waardoor
handeling over den Oost-Indischen handel, Amster- zij in dikte toeneemt. Deze binnenste laag, die
dam 1801; — G. K. van Hogendorp, Memorie
over den tegenwoordigen staat van den handel
op het geheele buitenoppervlak van den mantel
wordt afgescheiden, vertoont dikwijls een paar-
en de cultuur in de Oost-Indische bezittingen lemoerachtigen glans, welke zijn oorzaak heeft in
van den Staat, Amsterdam 1801; — Staatkun-
dige beschouwing gegrond op de statistiek van
fijne golvingen, welke de op elkaar liggende, ge-
plooide, dunne laagjes vertoonen. Hoe dunner en
Neerlands handel, nijverheid en scheepvaart in doorschijnender deze laagjes, hoe schooner de
Nederlands-Indië, 'sGravenhage 1850; —
Mijer, Over het openstellen van kusthavens voor
Mr. I. paarlemoerglans is, en dit verschil zou de reden
zijn, waarom de paarlen van zee-schelpdieren
den algemeenen handel in Nederlandsch-lndië, 't winnen in glans van die van het zoete-water;
's Gravenhage 1859; — I. D. Kruseman, Het
openstellen van havens op Java, Borneo en Suma-
want ook de paarlen zijn uit dezelfde
opgebouwd (zie PAARLOESTERS). De afschei-
lagen
tra, 's Gravenhage 1859; — Hendrik Muller Szn.,
De Nederlandsche katoennijverheid en het stelsel
ding van de kleurstoffen, waarmede de meeste
zee-schelpen zijn versierd, heeft alleen langs den
van bescherming in Nederlandsch-lndië, Rotter- mantelrand plaats; ook allerlei oneffenheden van
dam 1857; — Mr. J. 11. M. Mollerus, Geschied-
kundig overzicht van het handelsstelsel in Neder-
de schelp, bulten, stekels enz. ontstaan op deze
plaats. Dat de groei der schelp niet altijd gere-
landsch-lndië, Utrecht 1865; — Mr. O. van Rees,
Geschiedenis der koloniale politiek van de Repu-
geld doorgaat, maar tengevolge van het ongun-
stige jaargetijde of van andere oorzaken soms langdu-
bliek der Vereenigde Nederlanden, Utrecht 1868;
Dr. R. Sonndorfer, Handel und Verkehr mit Nie-
— rig afgebroken wordt, kan men aan de oppervlakte
van vele schelpen waarnemen, waar de gedurende
derlandisch-Indien, Wien 1884; — voorts de in
verschillende tijdschriften verspreide opstellen over
opeenvolgende perioden gevormde afzettingen door
duidelijke lijnen van elkaar gescheiden zijn, even-
scheepvaart en handel in en met Indië, waarvan als zulks bij de jaarringen van het hout het geval is.
een volledige opgaaf te vinden is in de bekende De schelpdieren missen een kop en de werk-
Repertoria van Hooykaas en Hartman; —de door tuigen van het gevoel en het gezicht zijn langs
G. F. de Bruyn Kops systematisch bewerkte han- de randen van den mantel geplaatst, die daar ter
dels • en scheepvaartstatistiek van Java en Madoera plaatse dikwijls met talrijke voeldraden, soms ook


van 1825 tot en met 1865, die te Batavia het met een groot aantal oogen voorzien is (Kam-
licht zag; en eindelijk de verslagen van de in schelp). Bij de meeste soorten vergroeien de beide
Indië gevestigde Kamers van Koophandel en mantelhelften gedeeltelijk, vooral in het achterste
Nijverheid. N. P. V. D. B. gedeelte van het lichaam, evenwel op die wijze,
SCHELPDIEREN (CONCHIFERA). Bia of dat er altijd nog één of twee openingen over-
Krang, Mal. Weekdieren, wier lichaam ingeslo- blijven. Door de onderste dezer openingen wordt
ten ligt binnen twee schalen of kleppen, een het water voor de ademhaling ingezogen en deze
rechter en een linker, die aan de rugzijde bewe- heet daarom ademgat, terwijl de bovenste aarsgat
gelijk met elkaar verbonden zijn door middel van genoemd wordt, wijl daardoor het verbruikte water
een bruinen, elastischen band, terwijl op de schelp- met de excrementen wordt uitgestooten. Bij zulke
rand daar ter plaatse meestal tandjes staan op de schelpdieren, die zich diep in den grond of in
eene klep, die aan groefjes op de andere klep andere voorwerpen plegen in te graven, worden
beantwoorden en te zamen „het slot" vormen. die openingen tot lange buizen, adembuizen (S i-
Deze groep wordt daarom ook wel met den naam phonen) genoemd; waar deze voorhanden zijn,
tweekleppige weekdieren (Mollusca bival- kunnen de schelpkleppen natuurlijk niet dicht
via) bestempeld. Ten gevolge van de elasticiteit tegen elkaar aansluiten, maar zijn uitééngebogen,
SCHELPDIEREN. — SCHILDERKUNST. 559

gapen (Strandgape 1). In de ruimte tusschen De Kok hanen (Cardium, Kerang) hebben
het lichaam en den mantel, de mantelholte, lig- een gewelfde schelp, met sterke, knobbelige of
gen gewoonlijk ter weerszijden twee plaatvormige stekelige ribben, wier uiteinden langs de randen
kieuwen; daarom worden de dieren dezer groep in elkaar grijpen; met hun grooten, knievormig ge-
ook wel plaatkieuwige weekdieren (Moll. bogen voet kunnen zij zich springende voortbe-
lamellibranchiata) genoemd. Evenals de slakken wegen.
bezitten bijna alle schelpdieren langs de buikzijde Aan deze sluit zich de groep der Cyrena's, die
van het lichaam een voet, die niet, zooals bij de eigenlijke zoetwater-schelpdieren van den Indi-
eerstgenoemde groep, de Gastropoda, zoolvormig, schen archipel omvat. Het geslacht Batissa, dat
maar zijdelings samengedrukt, bijlvormig is, waarom op 't vasteland van Indië zeer spaarzaam verte-
zij tegenwoordig algemeen Pelecypoda genoemd genwoordigd is, komt in betrekkelijk groote soor-
worden. Met dezen voet kunnen zij niet alleen ten, wier schelpen van binnen violet zijn, op ver-
kruipen en zich springende bewegen, maar hij schillende eilanden voor: Batissa javanica, Soend.
kan ook als een bevestigingsorgaan dienst doen, toë. De echte Cyrena's zijn in tal van weinig
daar hij aan de onderzijde een groeve bezit, waarin scherp begrensde soorten over den geheelen Indi-
talrijke Miertjes uitmonden, die een kleverige, in schen archipel verspreid, voornamelijk in 't kust-
water verhardende stof afscheiden, welke in draden land, dicht bij zee, dikwijls in brak water; hier-
uitgetrokken wordt; met behulp van talrijke zulke onder behoort de C. coaxans (Bia kodok, zie
draden, te zamen „de baard" vormend, kan het aldaar), van welke Rumphius vertelt, dat zij goed
dier zich voor anker leggen (Mossel). Alle zijn om te eten, als men ze vooraf een halven
schelpdieren leven in het water en het meeren- dag in zoet water legt, opdat ze 't meeste zand
deel in zee; vooral de Indische Oceaan bevat een uitspuwen. De kleinste schelpen dezer groep be-
groot aantal soorten, waaronder er vele zijn, die door hooren tot het geslacht Corbiculn, in W.-Java
hun grootte, vorm of kleurenrijkdom zich onder- remis, op Sumatra ramis genoemd.
scheiden. De Oesters (Ostrca) zijn in den Indi- De Tr'niacna's of doopvontschelpen (zie
schen archipel door eenige soorten vertegenwoor- aldaar), die door hun sterke, straalsgewijs verloo-
digd, die zich vasthechten aan de in het water pende ribben aan Cardium herinneren, worden
hangende takken van de mangrove-boomen en slechts in den Indischen en den Stillen Oceaan
daarom ook wel boom-oesters genoemd worden. aangetroffen; zij liggen met den top hunner reu-
De vlakke, dunschaligc O. parnsitica (tiram ba- zenschelp in het koraalzand gedoken, terwijl de
saal', of— akkar) buigt zich met een der klep-
pen om de takken heen en groeit op die wijze
opening bovenwaarts gekeerd is, zoodat de bont-
gekleurde mantelranden zichtbaar zijn.
vast; daarentegen hecht zich de geplooide O. De laatste afdeeling der schelpdieren omvat de
folium met uit den schelprand ontspringende uit-
steeksels vast. Men treft haar dikwijls aan op
,
Pkoladen of boo rschel p en gekenmerkt door
het bezit van lange adembuizen en een sterke
fuiken (se 10), die eenigen tijd in zee gestaan vergroeiing der mantelranden, zoodat het dier als
hebben, waarom zij ook wel sero-oester genoemd 't ware in een wijden zak ligt besloten; zij leven
wordt. Bij de kam schelpen (Peeten, bia sissir in eigen gegraven gangen in den bodem, of in
Mal.) zijn de beide kleppen waaiervormig, straals- allerlei harde voorwerpen. De mes-vormige Solen,
gewijs geribd en bij het slot met oorvormige zij- cappang Mal., heeft een langgerekte schelp, waar-
stukken voorzien; zij kunnen door de schelp snel van boven- en onderrand evenwijdig loopen; met
open en dicht te klappen niet alleen vlug door hun sterken, cylindrischen voet, die van voren eikel-
het water zwemmen, maar zelfs daaruit springen vormig is aangezwollen, boren zij zich in den
of vliegen (bia terbang). De paarlemoersc hel- zeebodem. De paalworm (zie aldaar) is een
pen of paarloesters (zie aldaar) zijn van bui- pholndc met heel kleine schelp, die slechts een
ten geschubd, meest groen met witachtige stralen, gering gedeelte van het lichaam bedekt; wel
van binnen paarlemoerachtig met groenen, gelen of scheidt ook het overige naakte deel van den buis-
zwarten randzoom. Verwant met deze is de pool- vormigen mantel een dunne kalklaag af, waarmede
sche hamer {Mulleus vulgaris, bia kris Mal.), de binnenkant van het boorkanaal bekleed wordt,
met schijnbaar twee lange, smalle ooren aan het maar deze staat met de eigenlijke schelp niet in ver-
slot en een lang gerekte schelp, als de steel van binding. Verwant met dezen dwergvorm is Cyphus
een hamer. Van de Mosselen (Mytilus, astts- arenaritts, die in het zand tusschen de wortels der
seng Mal.), met hun verlengd driehoekige schelp, mangrove-boomen, reusachtige kalkkokers maakt,
die geen paarlemoerlaag van binnen bezit, noe- soms IM. lang en ï c.M. breed. Maar de meest
men wij slechts de groenachtige M. smaragdmus. afwijkende vorm vertoont de in den Ind. Oceaan
Veel grootere schelpen, van binnen wel met een levende Gieter-schelp (Aspergillum), wier
paarlemoerlaag voorzien, hebben de naverwante schelpbuis van voren wordt afgesloten door een
Steekmossels (Pinna, bia mantsjado Mal.); zeefvormige plaat, omgeven door een krans van
evenals de voorgaande hebben zij een sterk ont- buisjes, terwijl het achtereinde verscheidene kraag-
wikkelden baard, van welks zijdeachtige, goudkleu- vormige plooien vertoont. R. 11.
rige draden in Italië zelfs handschoenen vervaar- Litteratuur: Alb. Mousson, Die Land- und
digd worden. Süsswasser-Mollusken von Java; M. M. Schepman,
De in zoetwater levende Stroommossels of On a collection of shells from the Moluccas, Notes
Najaden (Unio) spelen in den Indischen archi- from the Leyden Museum, vol. XV ; idem, The
pel een veel minder beteekenende rol dan op Mollusca of the Dutch Scientific Bornco-Expedi-
het vasteland van Azië, wat moet worden toege- tion, ibidem, vol. XVII, pis. 2, 3 and 4; E. von
schreven aan het eilanden-karakter van 0.-Indië Martens, Süss- und Brackwasser-Mollusken des
en de daarmede samenhangende geaardheid der Indischen Archipels, Zoolog. Ergebnisse einer Reise
rivieren. Van de groote Soenda-eilanden schijnt in N. 0.-Indien von Max Weber, Bd. IV.
Celebes in het geheel geen Unio's te bezitten; SCHILDERKUNST. In den rechten zin des
op Java komt de Kidjing (Unio froductior) voor. woords, is zij niet zoo gemakkelijk in onzen Archi-
560 SCHILDERKUNST.

pel aan te wijzen. Toch leven er wel de elemen- koning van Java" (Madjapait), welke, onder andere
ten die haar moeten voortbrengen; teekentalent, geschenken, óók meebracht: „een doek zoo lang
vooral op Bali; en kleurgevoclighcid, op meer als een beirami'), waarop geschilderd waren al
dan een eiland in onze Oost. Op Bali wordt dan zijn veldslagen met zijn wagens met houten kastee-
ook meer bepaald schilderkunst aangetroffen; ter- len door paarden getrokken, en olifanten gewa-
wijl elders een dekoratief beschilderen te pend met dergelijke kasteelen, en de koning in
vinden is. die wagens met vier vlaggen, en geschilderd met
Toch moet weleer Java, vóór de komst van zijn gevolg, en ieder ding afzonderlijk, en zoo
den Islam, zijn schilderkunst hebben gehad. Reeds natuurlijk dat het niet beter kon" 2).
Raffles (History of Java, 1817, I, bl. 473) merkte Verder vertelt Buddingh — die het op reke-
van de Javanen op: „They have a tradition, that ning van „de traditie" stelt
the art of painting was once successfully culti-
— in zijn Neêrlands
Oost-Indië, I (1859), bl. 325, hoe, onder den
vated among them, and a period is even assigned voorlaatsten Bia Widjaja van Madjapait, „de kei-
to the loss of it; but the tradition does not seem zer van China had vernomen, dat er een groot
entitled to much credit". Maar dezelfde Raffles schilder aan het hof van Modjopahit leefde,
had ook reeds te voren uit de Radja Kapa-kapa, en verzocht Browidjoijo om hem dien schil-
een geschrift dat in oorsprong tot den tijd van der toe te zenden". Aan welke bron hij dit eigen-
Madjapait teruggaat, vertaald, hoe een man van lijk ontleende, blijkt niet. Oud-Jav. woorden als
rang, behalve kennis van letterkunst, muziek, tijd- „ranggadjiwa" en „tjitrakara", cLi. schilder,
rekening, en taal, óók op de hoogte moest zijn kunstschilder, bewijzen echter dat zulke be-
van 10 bedrijven of handwerken, van wdke tien weringen niet uit de lucht gegrepen zijn. En mis-
allereerst genoemd wordt het njoengging of schien is wel het „loekis" (•= toelis) in het merk-
schilderen (ib., bl. 255). waardige Soendasche hs. van 1440 Caka = 1518
Inderdaad, de djoeroe soengging (Jav.), A. D., door Holle in uittreksel vertaald (Tijdschr.
pënoelis (Mal.), de „fijnschilder" of kunstschil- Bat. Gen. XVI, 1867, bl. 457), niet terug te geven
der moet in het Hindoesche Java een persoon met „batikker", zooals Holle deed, doch met
van zekere beteekenis zijn geweest, zijnerzijds „schilder"; bij hem, zegt de tekst, moest men
aansluitend bij wat in Voor-Indië aan werkelijke terecht voor de kennis van verschillende patro-
schilderkunst leefde, waarvan nu nog de fresco's nen, waarvan 9 met name genoemd worden.
der grotten van Adjanta (N.O. van Bombay) het Slechts zelden krijgt men op Java nog antieke
meest sprekend getuigenis zijn l); terwijl ander- beschilderde papieren, voor de wajang bèbèr be-
zijds, wat tegenwoordig op Bali nog leeft, een stemd, te zien. Zij zijn van de breedte van „papier
voortzetting is van hetgeen vroeger Java bezat. sans fin", en ettelijke meters lang, door op mekaar
Dat op Java weleer zekere schilderkunst bloeide, klopping van den boombast verkregen. Slechts
blijkt uit afdoende historische getuigenissen. In ééns zag schrijver dezes zulk een antiek tafereel;
het Chin. reisverhaal Ying-yai Shêng-lan van Ma bij de besnijdenis van den Kroonprins van Jogja
Hoean, verschenen in 1416, en door Groeneveldt in Sept. 1889, tijdens de generale opkomst der
vertaald voorzoover ons Indië betreft, wordt over inlandsche ambtenaren ter eere daarvan („maka-
het toenmalige rijk van Madjapait o. a. verteld: djangan"), werd in de pondok van den Regent
„There is a soit of men who paint on paper van Goenoeng Kidoel vertoond de als poesaka
men, birds, animals, insects and so on; the paper vereerde wajang bèbèr uit de desa Gelaran,
is like a scroll and is fixed between two woo- onder zijn gebied. De voorstelling van dit zeer
den rollers three fect high; .... The man squats oude en fraaie papier-schilderij had plaats zonder
down on the ground and places the picture before eenige muziek-begcleiding, en met zeer zachte
him, unrolling one part after the other and turning stem van den dalang. De wajang-bèbèr-prenten
it towards the spectators, whilst in the native die onze musea bezitten, zijn daarentegen moderne
language and in a loud voice he gives an expla-
nation of every part" 2). We hebben hier de ouder-
makelij 3 ).— Het beschilderen van leêren en
houten wajang-poppen tegenwoordig op Java, met
wetsch-Javaansche wajang bèbèr, die een ge- kleuren „vermengd met een fijn soort lijm" (zie
schilderd breed vlak van dalocwang (papier van De Does, Tijdschr. Bat. Gen. XXXVI (1893),
gloegoe-boombast) 3 ) vereischt, waarop de verschil- bl. 95—96), is meer ververij dan schilderkunst.
lende episodes afgebeeld staan, die de dalang Desgelijks de vrij veel voorkomende gekleurde
verklaart. Dat dit schilderkunst met lijmvcrf Jav. wajang-poppen op papier, waarvan o. a. het
was, zal zoo dadelijk blijken. Ethnogr. Museum te Rotterdam (n°. 456) een
Een niet minder authentiek bericht dateert van heden boekband bezit met 384 vrij grove karoetjil-
bijna een eeuw later, 1 511, en ook uit Madjapait. figuren; hoewel daarbij nog een zeker teekenkunst
Kort na de definitieve verovering van Malaka tot haar recht komt, die echter geheel aan den
door de Portugeezen (15 Aug. 1511), kwamen uit leiband blijft der geijkte wajangpop-voorstelling.
verschillende streken afgezanten van inlandsche Een der beste overblijfsels van de schilderkunst
vorsten naar den zegevierenden Albuquerque, om tegenwoordig op Java is te vinden bij de djoeroe
hem hulde te brengen; daaronder was ook een
gezant van den nog heidenschen „voornaamstcn 1) Een gewoonlijk met meekrap rood geverfd
lang doek, weleer veel vervaardigd in Cambay
1) Zie de kostbare uitgaaf van J. Griffiths en omstreken (Voor-Indië).
„The painting in the Buddhist cave-tentples 2) Castanheda, lIIC boek (i e cd. Coimbra,
of Ajanta", Londen 18g6—97, 2 dln. fol. 1552), herdruk Lissabon 1833, bl. 218, in cap.
2) Notes on the Malay Archipelago and 62. Foutief verklaard en foutief aangehaald in
Malacca, compiled from Chinese sourees, 1876, Veth's Java, 2-1' cd., I (1896), bl. 262 en noot 1.
bl. 53. In Verh. Bat. Gen., dl. 39. 3) erg- hierover Dr. Hazeu's „Bijdrage tot
3) In deze Encycl. I, bl. 585, ie kol. heet de kennis van het Jav. tooncel", Leiden 1897,
het foutief g 1 o e g a. Dit is een heel ander gewas. bl. 72.
SCHILDERKUNST.
— SCHILDPAD. 561

soengging (of penjoen gging) der kratons 307 platen, deels alleen teekeningen in zwart,
van Solo en Jogja, vooral Solo; hof-schilders, grootendeels echter met dunne lijmverf gekleurd,
die de scheeden en gevesten van kostbare krissen die zeker van het Balin. teekentalent een goed,
beschilderen met fijne blad- en andere ornamen- hier en daar verrassend overzicht geven ; de schil-
ten in teedere kleuren, met lijmverf op het hout derkunst is daarin zwakker. Een mooi schilderij
gehecht, zooals Bali niet smaakvoller zou kunnen in hout bezit 's Rijks Kthn. Mus. in Ser. 366
maken. Een mooi staal van deze soort was door n°. 1, met den in staatsie tronenden Ardjoena als
11. M. de Koningin ingezonden op de i° Groep- hoofdfiguur, belaagd door duivelsche machten, her-
Tentoonstelling der Vereen. „Oost en West", Mei innerend aan de verzoeking van Boeddha; een
1900; n°. 2 van den Catalogus; een kris, door stuk, in 1883 van den heer Van der Keilen aan-
Pakoe Boewana X in ± 1895 geschonken; hier gekocht, waarschijnlijk vroeger een gedeelte van
was het schilderwerk (soenggingan; de Cat. een tempelwand.
zegt foutief „soengigan") gecombineerd met het Buiten Bali mag alleen nog van decoratief
bekende, door de Vorsten gereserveerde „rood- schilderwerk worden gesproken. De daarvoor
verlakt" (kemalon abang). onmisbare klcurgevocligheid uit zich in andere
Van de oude, nu in hoofdzaak verdwenen, schil- richting op Java in de Vorstenlandsche batik's
derkunst der Javanen op dalocwang, is het tegen- (kam sogan), in den Timor-archipel bij de prach-
woordige lijmverfschilderen der Balmeezen op doek tige met ikatten verkregen katoenen weefsels, op
en hout de voortzetting. Naar een persoonlijk op Bali weer en op Atjeh vooral in de rijke zijde-
Bali gemaakte notitie is de techniek daar aldus: weefsels. Doch op Halmahera, vooral aan de
men neemt antjoer (heenderen-lijm in dunne Noord-Oostkust, treffen we onmiddelijk decoratief
blaadjes, waarvan de beste soort uit Java komt), beschilderen aan, van groote distinctie. Ook hier
weekt die in water, wrijft ze met wat water en een weer is het materiaal, evenals vroeger op Java,
beetje kalk tot een verdunde brij, en voegt er de de primitieve foeja of geklopte boombast. In
verlangde verf (meest Chineesche pocderverf) bij; tecre gele en bruine tinten, deels herinnerend
de teekening moet eerst op doek of op hout met aan de soga-kleur der Vorstenlanden, en vrij strenge
potlood zijn aangebracht, en daarna met man gsi patronen, worden hier dingen gemaakt die een
(inlandschen inkt, gemaakt, volgens een oudja- feest zijn voor het oog. Mooie stukken bezat de
vaansch recept, van lampoliezwartsel 4- lak -)- loog voormalige Ind. Instelling te Delft, in haar Eth-
van den kepoh-boom)') zijn nagetrokken; is het nologische Verzameling, o. a. Nos 3202 en 3205,
doek, dan moet dit bovendien vooraf met ketan- resp. uit Galela en Tobelo. Dit Ternataansch Hal-
pap gedekt zijn. Op de nu aanwezige teekening mahera, met Galela als centrum, schijnt wel het
wordt, met lijmverven van verschillende kleuren, beste voort te brengen van deze tot kunst zich
de beschildering aangebracht. verheffende nijverheid. Dit is te opmerkelijker,
Aldus ontstaan die talrijke Balineesche schilde- omdat b. v. in Midden-Celebes, waar de Toradja's
rijen op doek, de langsé's of gordijnen, de ook tallooze kleedingstukken van foeja beschilde-
paleli n tangan's of doeken met kalendarisch- ren, dit bedrijf niet verder komt dan tot schreeu-
voorspellende voorstellingen, en dergelijke, die wende kleuren en stijllooze ornamenten '). Eenige
dienst doen bij het versieren van verbrandings- zeer mooie Halmahera-stukken werden in verdien-
toestellen, het omgeven van bedsteden, enz. Aldus stelijke chromo-lithographie gereproduceerd als
ook de veel voorkomende polychromie op hout, n"s 40, 41 en 42 (deze prachtig!) van plaat VII,
die van tijd tot tijd zich veredelt tot werkelijke en n°. 37 van plaat VI in Prof. Kiikenthal's „lm
schilderkunst. De meeste doeken brengen het niet Malayischen Archipel" (1896); de man, die, meer
verder dan tot een merkwaardige, maar schreeu- dan Campen en De Clercq, oog heeft gehad voor
wende voorstelling in kleuren en zwarte omtrek- deze karakteristieke schoonheid, en terecht o. a.
lijnen van de gewone Balin. wajang-achtige pop- zeide van Halmahera: „Die höchste künstlerische
pen, vaak door bijgevoegde letters nader verklaard; Vollcndung bekunden die Rindenkleider" (bl. 162).
's Rijks Ethn. Museum bezit er zoo verscheidene. De wijze waaróp deze foeja-kleedij aldus mooi daar
Een werkelijk fraai geschilderd doek zag ik in beschilderd wordt, is echter tot nog toe ononder-
Nov. 1888 in 't bezit van den controleur te Djem- zocht gebleven.
brana. Het met verven bedekken der Balineesche, Naast deze uitingen van werkelijke schilder-
meest uit hout vaardig gesneden beelden, waarbij kunst op Bali en Halmahera, mag men met
veel goud en rood en groen en zwart, bederft reden de woorden van Dr. Scrrurier uit 1883 over-
echter voor ons oog door harde kleuren het goede nemen, dat', „het bedekken met verf van de snij-
effect wat het oorspronkelijk snijwerk had. Doch werken op Sumatra, of het beschilderen van de
het schilderen op effen houten vlakken, vooral als schilden bij de Dajaks met fantastische voorstel-
versiering van tempelsieraden of tempelwanden, lingen den naam van schilderkunst (niet) ver-
reikt veelal hooger; een mooi bleek schilderij kan dient". (Cat. Kol. Tentoonstelling, Leiden 1883,
men zien op den zuidelijken achterwand van de He Groep, bl. 287). G. P. R.
bale-agoeng in den desa-tempel te Singaradja; SCHILDLUIS. Zie RHVNCIIOTA.
een prachtig teer beschilderde „pangogongan" SCHILDPAD. (Ecaillc, Fr.; Tortoise
(draagstoel voor goden) trof mij in den onaan- shell, Eng.). De hoornschaal van sommige groote
zienlijken desa-tempel te Bandjar Mala, even be- schildpadden; belangrijk handelsartikel. Schildpad
W. Singaradja. Hier is werkelijke kunst te genieten. heeft de eigenschappen van hoorn, doch is harder,
Onder het legaat—Van der Tuuk bezit het Le-
gatuni Warnerianum (Univ.-Bibl.) te Leiden als 1) Verg. de mooie studie van Dr. N. Adriani
n°. 823 een allermerkwaardigste verzameling van en Alb. C. Kruyt „Geklopte boomschors als
kleedingstof op Midden-Celebes en hare geogr.
1) Zie een oud-Jav. recept voor 't maken van verspreiding in Indonesië", met aanteekeningen
inkt, medegedeeld door Dr. Brandcs, in Tijdschr. van Dr. J. D. E. Schmeltz, in Intern. Arch. f.
Bat. Gen. XXXII (1888), bl. 438—440. Ethnogr. XIV (1901), bl. 139 vlg.
111 36
562 SCHILDPAD.
— SCHILDPADDEN.

neemt bij het polijsten meer glans aan en laat lang is, en onderscheidt zich bovendien van deze,
zich, warm en daardoor week gemaakt zijnde, evenals van alle andere soortgenooten door de
beter lasschen. De waarde berust voornamelijk op elkaar dakpansgewijs bedekkende hoornplaten van
de helderheid van kleur: een warm doorschijnend het rugschild. Het zijn deze platen, die het welbe-
geel met fraaie roodbruine vlekken is het meest kende „schildpad" leveren, waarvan een vol-
gezocht. Men onderscheidt in den handel Egyp- wassen dier 2 tot 6 K.G. kan opbrengen; het
tische schildpad (rood, zonder gele vlekken), West- fijnste en duurste komt van Celebes, maar het
en Oost-Indische. Laatstgenoemde soort is verre- wordt op verschillende andere plaatsen van den
weg de kostbaarste; zij wordt voornamelijk geleverd Archipel verzameld. Daar deze hoornplaten los-
door Chelone imbricata (zie KATONG). laten, wanneer het dier aan de warmte van een
SCHILDPADDEN (CIIELONIA). Deze orde goed vuur wordt blootgesteld, wordt soms het
der Reptiliën (zie aldaar) neemt geen in het oog levende dier daarvan op die wijze beroofd; na
vallende plaats in de dierenwereld van 0.-Indië in eenigen tijd in zee vertoefd te hebben, zouden
en is aldaar slechts door een klein aantal soorten de platen dan weer opnieuw gevormd worden.
vertegenwoordigd. Zondert men de in zee levende De 1 a n d- s c h i 1 d p a d d e n ( Testudinidae) zijn
vormen uit, dan zijn beoosten Java, Amboina en echte landbewoners, met plompe pooten, wier
Halmaheira geen schildpadden in den Maleischen teenen tot aan het nagellid onbeweeglijk met elkaar
archipel aangetroffen behalve Chelodina novae zijn vergroeid; zij hebben gewoonlijk een sterk
guiucac, in Nieuw-Guinea voorkomend en door gewelfd schild, aan rug- en buikzijde met een
Dr. 11. ten Kate ook op Rotti gevonden. De groot aantal hoornplaten bekleed, ook de kop is
grootste vertegenwoordiger dezer groep is de lede r- met schilden bedekt en meestal zijn de pooten
schildpad (Sphargis coriaccu), waarschijnlijk om ten deele met dakpansgewijs gerangschikte schub-
die reden katoeng of katong (zie ald.) ge- ben voorzien. Slechts twee soorten van landschild-
naamd, wat in het oud-Jav. vorst beteekent; de Boe- padden komen in den Ind. archipel voor: Testudo
ginecsche tripangvisschers noemen haar ratoe. Zij cmys in het Westelijk en 7*. Forstenii in het
onderscheidt zich van alle overige schildpadden daar- Oostelijk gedeelte. T. cmys, met zwak gewelfd
door, dat haar beenpantser, uit mozaïkgewijs naast schild en groote doornachtige schubben op de
elkaar liggende beenplaatjes bestaande, niet met buitenzijde der voorpooten en de dijen der ach-
de wervelkolom en de ribben is vergroeid; boven- terpooten, vertoont de merkwaardige eigenschap
dien zijn haar ledematen tot echte vinnen gewij- dat de pectoraal-schilden in de buikmiddellijn niet
zigd, waaraan de nagels ontbreken. De gladde aan elkaar stooten, maar vrij ver gescheiden blij-
huid vertoont op den rug zeven overlangs loo- ven; zij vertoont dit kenmerk in beide seksen,
pende kammen, terwijl er op de buikzijde vijf terwijl bij T. Phayrii van het vasteland van
voorkomen. Zij wordt in alle zeeën, hoofdzakelijk Indië het alleen bij het mannetje voorkomt. T.
tusschen de keerkringen, aangetroffen, kan tot cmys werd gevonden op Sumatra, 1600 a 1800
2 M. lang worden en een zwaarte van 500 a voet boven de zee, aan de oevers der rivier Aneh,
600 K.G. bereiken. Sal. Muller verhaalt, dat hij later ook in de bergen oostelijk van Padang. Op
in September 1834 te Padang een vrouwelijke Celebes en Halmaheira werd een tweede soort,
sphargis kreeg, wier schild 1,70 M. lang 0,82 M. met zeer bol schild, door Forsten ontdekt, en
breed was. Ofschoon iets minder groot dan de naar hem T. Forstenii genoemd. Een veel groo-
voorgaande, bereikt de groote zee-schildpad tere verspreiding hebben de zoogenoemde moe-
(Chelone inydas), door de inlanders pinjoe of ras-schildpadden (Emydac); zij komen op
penjoe genoemd, eveneens vrij belangrijke afme- bijna alle eilanden voor, waar schildpadden ge-
tingen, daar haar rugschild tot i,t M. lang wordt vonden zijn. Men herkent hem aan het matig
en haar gewicht 450 K.G. bedragen kan. Zij heeft gewelfde schild, dat met hoornplaten bedekt is,
evenals de katoeng vinvormige ledematen, van en de pooten, die gewoonlijk met goed ontwik-
welke evenwel de voorste met een nagel voorzien kelde zwemvliezen voorzien zijn, terwijl alle tee-
zijn; bovendien zijn zoowel het schild, als de nen nagels dragen. Hun kop is met een gladde
kop en pooten met hoornplaten bedekt. Zij be- huid bedekt en de tamelijk lange staart draagt
woont alle zeeën van den tropischen en sub- geen nagel aan het eind. Ér komen acht soorten
gordel en komt alleen aan het strand om eieren van moeras-schildpadden in den Ind. archipel
te leggen. Ook in den Ind. archipel is zij niet voor; van deze zijn Emys dhor (E. Diardi van
zeldzaam en een bekende legplaats aan de Zuid- de Verhandel, over de Nat. geschiedenis der Ned.
kust der Preanger is Panoemboh, ten Zuiden der overz. Bez.) en E. amboinensis (F. couro van de
Wijnkoopsbaai, waar Dr. J. F. van Bemmelen Verhandel.) de meest verspreide, wijl de laatste
de eigenaardige wijze, waarop zij haar eieren oostelijk tot in de Molukken voorkomt. Voorts
neerlegt, heeft waargenomen. Zij graven daartoe worden op Sumatra en Borneo Emys pla/ynota,
met haar lange vinvormige voorpooten en korte Geomydu spinosa en Clemiiys Spengleri aange-
meer handvormige achterpooten een grooten kuil, troffen ; Emys crassicollis is alleen op Sumatra,
waar zij zelven midden in gaan liggen en maken en Cistudo borneensis alleen op Borneo gevon-
dan aan het achtereinde daarvan, met behulp der den, terwijl Clcmnys sub/ryuga, die zich van de
achterpooten, een klein diep gat, waarin zij de op het vasteland van Indië levende Cl. tr.yuga
eieren leggen, ten getale van 50 tot 150. Is het voornamelijk onderscheidt door een grooten dikken
eieren leggen afgeloopen, dan schuift het dier kop, tot hiertoe alleen op Java (Bantam) door
met de achterpooten het gat zorgvuldig dicht. Kuhl en Van Hasselt werd aangetroffen. Bij de
De derde in zee levende soort is de carct- inlanders zijn deze schildpadden algemeen bekend
schildpad (Chelone imbricata), op Timor en als koera-koera of koekoe ra; zij worden in
Rotti Keah, door de Papoea's van Lobo Sarab, alle zoete wateren aangetroffen, maar niet zelden
door de strandbewoners van Ceram Fcnoe ge- ook daarbuiten, langs de oevers en op vochtige
noemd. Zij is veel kleiner dan de groote zeeschild- plaatsen in het bosch. De rivier-schildpad-
pad, daar het grootste bekende schild 85 c.M. den ( Trionychidae) onderscheiden zich door een
SCHILDPADDEN. — SCIILEGEL. (HERMANN) 563

cirkelvormig of ovaal, zwak gewelfd lichaam, dat van Schlegel voor het natuurkundig onderzoek
instede van met hoornplaten met een weeke huid van Indië. Zijne belangstelling in alles wat de
bekleed is. Dun kop is met een bewegelijken snuit fauna der koloniën betrof, dreef hem er toe om,
voorzien en de kaken worden door vleezige lip- van het oogenblik af dat hij met het directoraat
pen omgeven; de teenen van hun pooten zijn van het Museum bekleed werd, telkens weder
door sterk ontwikkelde zwemvliezen verbonden aan te dringen op het- verzamelen voor deze in-
en alleen de drie binnenste dragen nagels. Zij richting, hetzij bij reizigers die den tocht naar
leven hoofdzakelijk van dierlijk voedsel, voorna- Insulinde gingen aanvaarden of bij hen die uit
melijk uit visch en schelpdieren bestaande. De den aard van hun werkkring reeds ginds ver-
Amerikaansche natuuronderzoeker L. Agassiz heeft toefden. In het Kon. Besl. van 17 April ISSO,
het eerst opgemerkt, dat, terwijl sommige exem- waarbij de Natuurkundige Commissie (zie aldaar)
plaren eener soort smalle, scherpe kaakranden werd ontbonden, was bepaald, dat telkens wan-
vertoonen, andere voorwerpen van dezelfde soort neer zich een erkend bekwaam persoon aanbood
een breedenen platten kaakrand bezitten.Boulanger tot het doen van een natuurkundige reis naar Ned.-
tracht dit merkwaardig verschijnsel aldus te ver- Indië en het verzamelen van naturaliën ten be-
klaren, dat dezulke, die zich gedurende het ge- hoeve van 's Rijks Musea, zou worden overwogen
heele leven met visch blijven voeden, de scherpe of die onderneming van Gouvernementswege kon
kaakrand van het jonge dier zullen behouden, worden bevorderd door geldelijke of andere mid-
terwijl bij diegenen, die gedwongen zijn van schelp- delen. Naar aanleiding daarvan deed Schlegel in
dieren en harde zaden te leven, de scherpe rand 1859 het voorstel om Dr. H. A. Bernstein, des-
zal verloren gaan en plaats maken voor een breede tijds te Batavia, naar de Molukken te doen gaan en
kauwvlakte. Slechts drie soorten van rivier-schild- vandaar zoo mogelijk naar Nieuw-Guinea. Dit plan
padden, Trionyx subplunus en cnrtilngineus en werd uitgevoerd, althans gedeeltelijk; Bernstein
Pelochclys cantoris, worden in den Ind. archipel bereikte Ternate, ging naar Batjan, Halmahera,
aangetroffen en wel alleen in het westelijk ge- Morotai, de Obi-eilanden, Kajoa, Geheh, Gagie
deelte, op de drie groote Soenda-eilanden. Zij wor- en Waigeoe. Later, bij een bezoek aan Geheh,
den door de Soendaneezen koeja genoemd, wat Batante, Salwati en andere eilandjes vond hij den
„in stukken scheuren" beteekent, en ongetwijfeld 19=" April 1865 op Batante den dood. Voorts
doelt op de nijdige wijze, waarop zij om zich dient vermeld te worden Schlegels aansporing om
heen bijten, als men ze tracht te bemachtigen; Von Rosenberg (zie aldaar) en Diard (die echter
de eigenlijke Javanen noemen ze pa da wang, stierf voor hij aan de opdracht gevolg kon geven),
terwijl zij in sommige streken van Sumatra lab ie voor het Museum te doen reizen en verzamelen,
genoemd worden. Zij houden zich op in rivieren, ten gevolge waarvan Von Rosenberg naar Goram,
bergstroomen, meren en moerassen, in kort zijn de Key- en Aroe-eilanden ging, later naar de
echte waterbewoners, die alleen op den oever Geelvinkbaai op Nieuw-Guinea; en de reis van
komen om eieren te leggen; zij zijn buitenge- Hoedt, Von Rosenberg's opvolger, mede door
meen schuw en storten zich bij 't minste onraad Schlegel beraamd, naar Ambon, Kelang, Boano,
in het water. Manipa, Boeroe en Ceram, de Key- en Sangi-
Litteratuur: De schildpadden van den Ind. eilanden, Doreh en Misole.
Archipel door S. Muller en H. Schlegel in Verh. Vele waren de betrekkingen die Schlegel in
over de nat. geschiedenis der Nederl. Overz. Be- het belang van het Museum na dien tijd nog
zittingen ; On Testudo emys and its affinities by aanknoopte; daar waren Ludeking, Wassink, Van
Dr. Th. W. van Lidth de Jeude, Notes from the den Bossche, Wienecke, Bernelot Moens, Semme-
Leyden Museum, vol. XVII. R. H. link, Riedel, Van Renesse van Duyvenbode, later
SCHILDPAD-EILANDEN. Enkele koraalriffen Ritsema, De Gavere, Neeb, Vosmaer, Van Lans-
in de Banda-zee, gelegen op 127' 53' O.L. en berge, Piepers en Van Musschenbroek, die Schlegel
50 12'Z.8. zij zijn geheel onbewoond. tot het overzenden van verzamelingen in verschil-
SCHIMA. Zie POESPA. lende gedeelten van Indië gemaakt, wist te be-
SCHIZOPHYLLUM. Javaansche champignon wegen. Ware hem van regeeringswege grooter
op doodc bamboe en suikerriet groeiend, en merk- medewerking verleend, dan zou hij nog veel meer
waardig door hare vorming van zwavelkoolstof. tot stand gebracht hebben; zoo deed hij in 1877
SCHIZOSTACHYUM.Zie BAMBOE. aan de Regeering een voorstel dat ten doel had
SCHLEGEL. (HERMANN) Geboren te Alten- het zoölogisch onderzoek van den Indischen archi-
burg den io-11-'" Juni 1804, kwam hij in 1825 naar pel weder in gang te brengen, waaraan sedert
Holland, wetende dat Temminck, directeur van het 1870 door Nederland niets meer was gedaan; hij
Museum van natuurlijke historie te Leiden, een wenschte nu Van Musschenbroek, Finsch en A. A.
wetenschappelijken helper zocht. In dat jaarbegon W. Hubrecht naar Indië te zenden en laatstge-
hij zijn werkzaamheden als prepatcur ad interim; noemde te belasten met de oprichting van een
in 1828 werd hij benoemd tot conservator van de zoölogisch station. Financieelc bezwaren deden
afdeeling gewervelde dieren, osteologie en fossi- dit plan onuitgevoerd blijven. Nog in hetzelfde
len en in 1857, na Temminck's dood, kwam het jaar ontwierp Schlegel een schema strekkende om
Museum onder het tijdelijk bestuur van Schlegel een onderzoek op touw te zetten naar de hoogere
en Susanna; in 1858 werd Schlegel tot directeur en lagere georganiseerde diervormen, welke in de
benoemd, terwijl Van der Hoeven opperdirecteur zeeën van den Indischen archipel voorkomen,
werd; in 1860 vroeg Van der Hoeven ontslag en zoowel visschen als mollusken, wormen en straal-


werd Schlegel alleenhecrschend directeur, dat hij dicren. Een Siboga-expeditie derhalve. Dit veld
bleef tot zijn dood, den 171» Januari 1884.
Met verwijzing voor andere bijzonderheden uit
van onderzoek schreef Schlegel— ligt nog
zoo goed als braak, hoewel daarmede zonder twij-
het leven van dezen geleerde naar de hieronder fel talrijke en belangrijke resultaten zouden te
genoemde levensberichten, moet bepaaldelijk hier verkrijgen zijn, wetenschappelijke vruchten, die
ter plaatse gewezen worden op de verdiensten op dit oogenblik alleen door vreemdelingen, die
564 SCHLEGEL. (HERMANN)
— SCHORPIOENVISSCHEN.

zich daartoe naar onze koloniën begeven, geplukt aantal supplementen verschenen. Schmeltz werd
worden. Hij was van oordeel dat men de beste redacteur van het Archiv en schreef daarin tal-
resultaten verwachten kon van een tocht naar de rijke opstellen van uiteenloopenden aard, meeren-
zeeëngten en baaien van Bali, Lombok, Socm- deels over of naar aanleiding van voorwerpen in
bawa, Flores, Soemba en Timor, van een reis het museum. Een zeer omvangrijke arbeid is zijne
door de Zuidwester- en Tenimber-eilanden, in de in gemeenschap met den oud-resident F. S. A.
richting van de Key- en Aroe-eilanden en terug de Clercq in 1893 gepubliceerde „Ethnographi-
langs de kust van Nieuw-Guinea en door het sche beschrijving van de west- en noordkust van
zuidelijk deel der Moluksche Zee. De Regeering Nederl. Nieuw-Guinea". Nadat Dr. Serrurier in
zweeg op dit voorstel — maar dat zwijgen was
geen goud waarmede de uitrusting van een onder-
1896 zijn betrekking als directeur van 's Rijks
Ethnographisch Museum had nedergelegd, werd
zoekingsvaartuig of de vestiging van een zoölo- Schmeltz eerst voorloopig met de leiding dezer
gisch station kon betaald worden. instelling belast, en den i6on Sept. lßg7 defini-
In 1827 is Schlegel zelf bij de Regeering als tief tot directeur benoemd. In ißg6 bevorderde
„reizend naturalist", zooals hij schrijft, aanbevo- de hoogeschool te Leipzig hem tot philosophiae
len, maar toen het bericht kwam van Boie's dood, doctor.
verzocht Temminck, die Boic tot zijn opvolger SCHORPIOENVISSCHEN. Met dezen naam
had bestemd, aan Schlegel om liever te Leiden worden bestempeld visschen behoorende tot de
in het Museum te blijven. groep der Scorpaenina, eene der groote groepen,
Zie verder: G. Schlegel in Jaarb. der Kon. waarin de familie der Trigliduc verdeeld wordt.
Ak. v. Wet. 1884 (autobiografie); Ed. Everts in Door hun vreemd uiterlijk, naar boven gerichte
Ned. Speet. 23 Fel,. 1884; A. A. W-. Hubrecht oogen, kop met pantsers of stekels, de lange
in Auf der Höhe; Joh. F. Snelleman in Eigen onderoograndsbeendcren en sterk ontwikkelde
Haard 1884 en Mannen van beteekenis 1884. In borstvinnen maken zij een afkeerwekkenden in-
het eerstgenoemde levensbericht een volledige lijst druk. Meer dan 20 geslachten met een overgroot
der geschriften van Schlegel door Dr. F. A. Jentink. aantal soorten behooren tot deze groep; een 7tal
SCHLEICHERA. Zie KOF.SAMBI. geslachten zijn in de wateren van den 0.-Indi-
SCHMELTZ. (JOHANNES DIEDRICH schen archipel vertegenwoordigd door een 44tal
EDUARD) Geboren te Hamburg den 17e" Mei soorten. Het zoude weinig nut hebben, al deze
1839, begon hij, na de school verlaten te heb- soorten te beschrijven en, daar zij bovendien voor
ben, een handwerk te leeren; een lichaamsgebrek de indische huishouding van weinig beteekenis
belette hem, in deze richting voort te gaan en, zijn, zullen wij ons bepalen tot eene korte be-
gesteund door invloedrijke vrienden, wijdde hij schrijving der geslachten en het noemen van
zich toen aan de studie van insecten en schelpen. enkele soorten. De Baars-schorpioenvis-

'
Op zijn 23 L jaar kwam hij in kennis met Johan sch en, het geslacht Sebnsles, kenmerken zich
Cesar Godeffroy, chef van een der grootste Ham- door hun uiterlijk, dat aan den Baars doet den-
burgsche handelshuizen, dat op Samoa en verschei- ken, doch van dezen terstond zich onderscheidt
dene andere eilanden der Stille Zuidzee kantoren door niet getakte stralen aan onderste helft van
had gevestigd; zelf belangstellende in dierkunde borstvinnen, terwijl het verlengd onderoogsbeen
en land- en volkenkunde, begon Godeffroy een vereenigd is met het voorkieuwdeksel. Van dit
museum in te richten voor de natuur- en volken- geslacht zijn reeds een 25tal soorten beschreven,
kunde der Stille Zuidzee en van Australië, tot drie daarvan uit den 0.-I. archipel. Zij hebben
welk doel hij wetenschappelijk gevormde reizigers veel overeenkomst met de Ze e-schorpioenen,
uitzond. Met de inrichting, later met de leiding van visschen van het geslacht Scorpnena, doch hun
dat museum werd Schmeltz belast en in dezen kop is slechts met een gering aantal stekels ge-
werkkring werd hem rijkelijk de gelegenheid tot wapend en met schubben bedekt, terwijl er geen
studie geboden. Toen in 1882 de firma Godeffroy huidaanhangsels zijn. De Zee-schorpioenen
ten gevolge van verkeerde speculaties haar for- kenmerken zich door hun met stekels gewapen-
tuin verloor, moest het museum worden opgehe- den, saamgedrukten kop, slechts aan de wangen
ven. Schmeltz had inmiddels met een aantal eth- onduidelijk geschubd; het lichaam bezet met franje-
nologen en zoölogen van naam kennis gemaakt, vormige huidaanhangsels; kieuwvlies met 7 stra-
was de leerling geweest van den anthropoloog len ; van de meer dan 20 bekende soorten van
Dr. Rud. Krause en had samen met dezen in dit geslacht Scorpaena leven een 6tal in den Indi-
1880 een beredeneerden catalogus geschreven van schen archipel; Scorpaena diabolus is rood, fraai
het bovengenoemde museum, onder den titel „Die gemarmerd met bruin en witachtig blauw, borst-
ethnographisch-anthropologische Abtheilung des vinnen aan binnenkant met zwarte banden en
Museum Godeffroy in Hamburg. Ein Beitrag zur vlekken, staartvin met zwarte dvvarsbanden. De
Kunde der Südsee-Völker". Dit boek, dat zijn Vliegende zee-schorpioenen, vereenigd
waarde behouden heeft als gids bij de studie der onder den geslachtsnaam Plerois, doen aan de
Zuidzee-volken en evenzeer als voorbeeld voor de vorige visschen denken, maar hunne vinnen zijn
inrichting van een museum-catalogus, vestigde de sterker ontwikkeld, bovendien onderscheiden zij
aandacht van Dr. Serrurier op Schmeltz; deze zich van alle verwante soorten door de sterk ver-
werd als conservator aan 's Rijks Ethnographisch lengde en grootendeels vrije stralen der eerste
Museum te Leiden voorgedragen en den 13"" rugvin en der bovenste helft der borstvinnen;
Mei 1882 als zoodanig benoemd. Voornamelijk van dit geslacht kent men een gtal soorten, waar-
wijdde hij zich hier aan de studie van de voor- van 6 in de 0.-Indische wateren leven. Merk-
werpen van Indonesië en van West-Afrika. In waardig lang zijn de borstvinnen bij Plerois voli-
1887 gaf hij uitvoering aan een plan van Prof. A. lans, namenlijk tot aan ofzelfs voorbij de staartvin,
Bastian te Berlijn door het oprichten van het vandaar de naam, ofschoon het niet uitgemaakt
„Internationales Archiv fiir Ethnographie", het is, dat ze zich werkelijk buiten 't water verheffen;
tijdschrift waarvan tot heden 14 deelen en een deze algemeen in de Indische zee levende vis-
SCHORPIOENVISSCHEN. — SCHUTTERIJ. 565
schen zijn roodbruin gekleurd met rosé-kleurige SCHOUW SANTVOORT. (JOHANNES) Werd
dwarslijnen, borst en buikvinnen lila met zwarte 10
Juli 1846 te Bennekom geboren, als zoon van
vlekken, de andere vinnen met donkerbruine ronde Pieter Dirck en van Maria llitta van Aaken. Voor
vlekjes. Nog sterker, in dien zin dat ze werkelijk de marine opgeleid, werd hij I Oct. 1860 adel-
tot vliegen dienen, zijn de borstvinnen ontwik- borst y- kl., 16 Sept. 1863 ie kl; en 1 Juli 1867
keld bij de soorten van het geslacht Apislus, de luitenant t/z. 2 e kl. Na een kruistocht in de Mid-
Stekel-schorpioenvisschen, waarvan wel dellandschc Zee gemaakt te hebben diende hij
een I3tal in de Indische zeeën worden aange- van 17 Maart 1865 tot 15 April 1868 en van
troffen; deze kleine vischjes verheffen zich soms 9 Sept. 1871 tot 5 Maart 1875 in Ned. Oost-
al springende buiten het water en strijken over Indië aan boord van verschillende oorlogsbodems
korte afstanden langs de oppervlakte; Apislus en werkte als rivieropnemer geruimen tijd op het
alatus, de gewoonste soort, is bleek bruinrood, eiland Borneo. Bij Kon. Besl. van 4 April 1876
borstvinnen zwart, op achtervinnen zwarte dwars- n°. 12 werd hem met ingang van I Mei d. a. v.
banden; Apislus barbaliis heeft twee voeldraden verlof verleend om deel te nemen aan de weten-
aan de onderkaak. De weinig talrijke soorten van schappelijke zending van het Aardrijkskundig
het geslacht Synanceia, de Wratkoppen, leven Genootschap naar Midden-Sumatra. Hij stond het
in de Indische wateren; in algemeene gedaante Comité tot voorbereiding en uitrusting der Sumatra-
met de Zee-schorpioenen overeenkomende, expeditie (zie aldaar) ter zijde. Van zijne hand
hebben zij echter hun lichaam bekleed met eene verscheen het „Plan van een onderzoekingstocht
van wratjes voorziene huid; zij zijn meer ineen- in Midden-Sumatra"; hij vertrok, in gezelschap van
gedrongen, even breed als hoog; kop groot, zijne medereizigers D. D. Veth en Joh. F. Snel-
vierkant met hoeken en uithollingen; mondope- lcman, 13 Jan. 1877 naar het terrein van zijn
ning nagenoeg loodrecht. Om hun afzichtelijk arbeid, waar hij als chef van het rivieronderzoek
uiterlijk worden zij gevreesd. Synanceia horrida zou optreden. Van Padang uit maakte hij een
is vaalbruin; Synanceia verrucosa heeft het gan- tocht dwars door Sumatra naar Djambi en begon
sche lichaam, zelfs de vinnen, bekleed met eene kort daarna, 17 Juni 1877, aan boord van een
losse sponsachtigc huid, met allerlei kleuren ge- stoombarkas zijn onderzoek van de Batang Hari,
wolkt en gevlekt, staartvin met een witten band dat hij echter niet ten einde mocht brengen, daar
en een dito rand. Zes soorten van het geslacht hij in den nacht van 22 op 23 Nov. 1877 te
Pelor zijn bekend, waarvan de helft in 0.-Indië Djambi plotseling overleed. Een houten kruis met
voorkomt. De visschen van dit geslacht worden het opschrift „Hier rust de luitenant ter zee 2C klasse
Duivel-zeeschorpioenen genoemd; zij Johannes Schouw Santvoort, overleden den 23 No-
komen in het algemeen, ook wat hun afschuw-lijk vember 1877, Djambi" wijst de plaats aan, waar-
uiterlijk betreft, met de Wratkoppen overeen, het stoffelijk overschot van dezen veelbelovenden
maar hunne oogkassen staan boven den kop uit, onderzoekingsreiziger werd begraven.
snuit bovenop sterk uitgehold, lichaam meer in SCHUBDIER. Zie PANGOLING SISIK.
de lengte gerekt, kop met huidaanhangsels, ste- SCHUTTERIJ. Reeds in den aanvang van de
kels van rugvin langer, hun bovenste helft vrij. Oost-Ind. Comp. (4 Dec. 1622) werd overgegaan
Pelor lilaiiienlosiiiii met huidaanhangsels aan de tot oprichting eener schutterij te Batavia, omdat
stekels der rugvin; grijs met bruin gemarmerd vroegere ordonnanties tegen „dieverijen, huijsbraeck,
en wit gestippeld. Pelor maculatu/ii heeft op de „quetsinge ende andere delicten, die bij nachte
zwarte huid drie witte vlekken, twee op de rug- „ende ontijden geplcecht ende in swanck gegaen
vin; rondom het oog een witten ring; kop met „sijn" onvoldoende waren gebleken. Schutterplich-
ronde witte vlekken; buikvin zwart met een tig waren alle „Nederlantse borgers deser stede"
witten dwarsband; staartvin met twee zwarte en behalve zij die „door comp. dienst verhindert ende
twee witte banden. Pelor Cuvieri is bruinachtig, daerdoor bij ons ofte Magistraet, met kennisse
donker gemarmerd en met blauwachtige puntjes. van den Capiteyn vrij gekent" waren.
Pelor didactylum is bruin met wit gestippeld, Chineezen, Japaneezen en de „swarte ofte Mar-
rugvin met gele banden, borstvinnen met bree- dyekers" waren verplicht om hunne kwartieren
den gelen dwarsband, binnenzijde zwart met gelen „behoorlijk geweert" te bewaken en bij brand
band en dito vlekken; staartvin met twee gele „ofte anderszints" zich gewapend gereed houden
dwarsbanden. De Snoek-schorpio en vis- om desverlangd mede te helpen.
schen, de soorten van het zeer soortenrijke (een In de talrijke plakaten betreffende schutterij (zie
30tal) geslacht Platycephalus, hebben een lang- Mr. J. A. v. d. Chijs, Ned. Ind. Plakaatboek) vinden
werpig, afgeplat en ruwbeschubd lichaam, platten wij verder ook melding gemaakt van een regle-
met scherpe lijsten voorzienen kop, groote naar ment voor de burger-cavalerie te Batavia (:6gß).
boven gerichte oogen, snoekachtigen snuit, met Deze cavalerie schijnt echter in den loop der tijden
eenigszins vooruitspringenden onderkaak. Platy- verdwenen te zijn; in 1803 werd althans weder
cephalus insidiator is algemeen verbreid, levert besloten tot oprichting van een kompagnie burger-
een smakelijk voedsel, verbergt zich in het zand cavalerie aldaar, welke echter reeds in 1807 weder
tegen vijanden; bovendeden grijsbruin, onder- ontbonden werd, aangezien zij niet aan de ver-
deden witachtig, op staartvin 3 of 4 breede wachting voldeed en moeilijk op de veieischte
zwarte vlekken. Een elftal soorten, tot het geslacht sterkte was te houden. Tijdens de 0.-I. C. bestond
Platycephalus behoorende, zijn als in den Indi- ook eene schutterij te Semarang; van wanneer
schen archipel voorkomende beschreven. deze dagteekent heeft men niet kunnen naspeu-
SCHOUTENIA. Zie WALIKOEKOEN. ren; de burger-cavalerie aldaar werd in 1751 opge-
SCHOUTEN-EILANDEN. Naam doorden ont- richt. Verder verdient nog vermelding de oprich-
dekker in 1616 gegeven aan de twee eilanden Wiak ting eener schutterij te Soemenep in 1810.
en Soepiori, welke ten noorden der Geelvinkbaai Omtrent de geschiedenis van de Ambonsche
in Nieuw-Guinea tusschen ongeveer o°4o" en 1° 15' schutterij (vóór 1828 „Burgerij" geheeten) zijn
Z.B. en 135°25' en 136' 20' O.L. gelegen zijn. vele belangwekkende bijzonderheden te vinden in
566 SCHUTTERIJ.

„Eenige grepen uit de geschiedenis der Amb. Tot de schutterijen behooren alle Europeanen
Sch. (Burgerij) door G. F. de Eiuijn Kops (Am- en daarmede gelijkgestelde personen van lß(vóór
boina 1895); waaruit o.a. blijkt dat die schutterij
meermalen zeer goede diensten heeft bewezen bij
1896 St. n° 179, 16) jaar tot 45 jaar, —
waar-
door tevens wordt voldaan aan art. 113 van het
oproer enz. Reg. Regl., dat alle ingezetenen de verplichting
Onder het Engelsch bestuur bleven de schutte-
rijen te Batavia en te Semarang bestaan en werd
in 181 2 nog een burgerkorps te Soerabaja geor-
.—
oplegt om deel te nemen aan schutterijen of andere
gewapende vereenigingen en, voor zoover daar-
omtrent niet anders is bepaald, alle Maleiers,
ganiseerd, waarin, met uitzondering van eenige Mooren, Bengaleezen, Boegmeezen van 16 tot
aangewezen ambtenaren, alle weerbare mannen 40 jaar.
van 17 tot 50 jaar moesten dienst doen. (Mr. H. Uitgesloten zijn de eerloosverklaarden, bedeelden
D. Levysohn Norman, De Britsche Heerschappij uit armenkassen enz. en lijfs- en huisbedienden;
over Java en ond., 's Grav. 1857). In dien tijd terwijl verder zeer vele personen wegens hunne
en ook later vinden wij geen gewag gemaakt van betrekking of om andere redenen vrijgesteld zijn.
het korps te Soemenep. De lijst van vrijstellingen heeft in den loop der
In den eersten tijd na het herstel van ons tijden een respectabele lengte verkregen. De vrij-
gezag schijnen de schutterskorpsen in verval ge- gestelden moeten echter (behoudens enkele uit-
raakt te zijn, maar de diensten die men gedu- zonderingen) een jaarlijksche contributie ten be-
rende den Java-oorlog (1825—1830) van de korp- hoeve der schutterij-kas betalen naar gelang van
sen heeft gehad, met name van de Semarangsche
schutterij, stelde het nut van goede schutterij
weder in het licht. Een enkele maal trokken de
van ƒ1.50 tot ƒll2. —.
hun traktement of vermoedelijk inkomen varieerende
Uit die kas, waarin ook
de door den krijgsraad opgelegde boeten moeten
schutters mede uit, maar vooral deden de korpsen worden gestort, wordt voorzien in de kleeding van
te Batavia, Semarang, Soerabaja en het inmiddels onvermogenden en in de toelage toegekend aan
opgerichte korps te Cheribon goede diensten door sommige officieren o. a. kwartiermeesteis en onder-
het bezetten van wachten. Van de Ambonsche officieren.
en Menado'sche schutterijen werden steeds vele De officieren worden door den Gouv. Gen. be-
diensten gevorderd; de laatste deed o.a. in 1861 noemd en ontslagen; de commandant in overleg
en '62 tochten tegen de zeeroovers en hielp in met den resident en de overige officieren op voor-
1871 tot herstel der rust in Limbotto en bleef dracht van den commandant.
in 1875 na den aanslag op de hoofdplaats zelfs Bij elk korps bestaat een krijgsraad, onder voor-
3 maanden onder de wapenen. (E. de Waal, Onze zitterschap van den commandant. De krijgsraad
Ind. Fin. 11, 's Grav. 1877). Zoo men ooit mocht is belast met de indeeling, vrijstelling en den
overgaan tot de opheffing van de schutterijen in aanslag in de verschuldigde contributiën, met de
Indië (zie slot van dit artikel) zou het bepaald handhaving der krijgstucht en het opleggen van
te betreuren zijn daaronder ook die te Menado straffen en boeten.


en Ambon te begrijpen. De bewapening geschiedt uit 's lands magazijnen,
Het thans (1901) nog vigeerende Reglement maar de schutters behalve de onvermogenden
voor de schutterijen op Java dateert van 1838
(St. n° 22). Het werd herhaaldelijk gewijzigd en
die uit de schutterijkas geldelijk gesteund worden
moeten op eigen kosten in hun uitrusting voorzien.

aangevuld, maar deze wijzigingen en aanvullingen Het leger en de schutterijen moeten elkanders
zijn van betrekkelijk weinig belang en betreffen rangen wederkeerig erkennen en huldigen (St.
voornamelijk de vrijstellingen van schutterlijken 1892 n» 1).
dienst. Op uit. 1900 bestonden de verschillende schut-
In 1857 (St. n° 88) werd het Reglement ook terijen uit p. m. 3000 man, waaronder 103 offi-
van toepassing verklaard voor de schutterij te cieren.
Padang en in 1875 (St. n° 199) voor die te Ter- Op Java en te Padang zijn alleen Europeanen
nate. Voor de verder op de Buitenbezittingen be- bij de schutterijen ingedeeld; op de overige plaat-
staande schutterijen gelden afzonderlijke regle- sen bestaan de korpsen hoofdzakelijk uit zooge-
menten welke eveneens dikwijls aangevuld en ge- naamde inlandsche burgers; doorgaans van elders
wijzigd zijn; voor die te Makasser dat van 1875 afkomstige inlanders en hunne afstammelingen.
(St. n» 275); te Mcnado, dat van 1878 (St. n» 107) Behalve te Amboina, waar een gedeelte der
en dat van 1886 (St. n° 136) voor de Molukken inlandsche schutters pieken draagt, zijn de schutters
— nl. te Amboina, Saparoea, Hila, Kajeli (Boeroe) bewapend met beaumontgeweren.
Ay en Neira (Banda). Meermalen werd aangedrongen op verbetering
In het Reglement voor Java is als beginsel aan- der schutterij, welke zooals zij thans is ingericht
genomen, dat op alle gewestelijke hoofdplaatsen niet voldoet aan de eischen die haar gesteld kun-
schutterijen zullen zijn, maar ze bestaan slechts nen worden, en toch in Indië van zooveel nut
te Batavia, Semarang, Soerabaja, Djokjakarta en kon zijn, hetzij tot het dempen van plaatselijke
Soerakarta. Ze staan onder gezag van de hoofden oproeren hetzij, in tijden van ernstig verzet of
van gewestelijk bestuur onder den Dir. B. B. oorlog, om het leger meer de handen vrij te laten.
Doel der schutterijen is in gewone tijden mede In het Ind. Mil. Tijdschr. jaarg. 1879 komt een
te werken tot handhaving der inwendige orde en uitvoerig artikel voor „De schutterij in Ned.-Indië"
rust in de plaatsen waar zij zich bevinden en om, waarin ernstig op reorganisatie aangedrongen wordt.
in tijden van oproer en gevaar en voor zoover De ongenoemde schrijver zoekt de fouten voor-
de gewone middelen niet toereikend zijn, die mede- namelijk in het volgende: de schutterij staat onder
werking ook buiten die plaatsen te vcrleenen, het binnenl. bestuur ■ —beter zou, volgens den
nadat de schutterij vooraf door den Gouverneur- schrijver, zijn onder het dep. v. Oorlog; te veel
Generaal mobiel is verklaard, hetgeen ook kan ge- vrijstellingen ook wegens weinig of niets betee-
schieden voor de schutterij op een bepaalde plaats, kenende lichaamsgebreken; slechte opgaven van
welke in staat van oorlog of beleg is verklaard. schutterplichtigen, waardoor velen niet worden
SCHUTTERIJ. — SEBOEKOE. 567
opgeroepen; de oefeningen zijn niet gebaseerd op Instituut voor de taal- land- en volkenkunde van
de vechtwijze der inlanders ; de oefentijden (alleen Nederlandsch-lndië, dat de uitgave op zich had
in den Oost-moeson) zijn slecht gekozen; weinige genomen, droeg deze op aan haren secretaris,
kennis van militaire zaken bij de officieren; in Prof. J. Pijnappel Gz., die het reisverhaal van
het algemeen het impopulaire van de schutterij aanteekeningen voorzag.
in Indië. Op dit laatste maakte Buitenzorg inder- Dit boek bewijst, dat Schwaner niet alleen als
tijd een zeldzame uitzondering. Blijkens het Kol. geoloog een voortreffelijk waarnemer en beschrij-
Versl. van 1871 nl. verzochten de inwoners dier ver was, maar dat hij ook het uiterlijk van een
plaats om aldaar een schutterij op te richten, land zoowel als de eigenaardigheden der bevol-
welk verzoek echter werd afgewezen omdat Bui- king meesterlijk wist op te nemen en weer te
tenzorg sedert 1867 geen gewestelijke hoofdplaats geven. Zoo is het boek ook voor geographie en
meer was. ethnographie van groot gewicht, te meer waar
Ook L. J. T. Timmermans (Geschriften, Batavia omtrent sommige der bereisde streken sedert geene
1887 Hoofdstuk 111 en brochure Batavia 14 Maart reisverhalen verschenen zijn. Schwaner schreef te
1901) bepleit ernstig verbetering en geeft een voren: Resultaten van een onderzoek naar den
geheel plan van reorganisatie. Feitelijk acht hij Barito-stroom (Ind. Archief, iß4g, II); Reis naai-
't beste om de schutterij geheel op te heffen en en aanteekeningen betreffende de steenkolen van
in plaats daarvan flinke politic-korpsen op te Batoe-Belian (Nat. Tijdschr. v. Ned.-Indië, III);
richten. Aanteekeningen betreffende Tanah Boemboe (Tijd-
Naar aanleiding van verschillende adressen van schr. v. Ind. taal-, land- en volkenkunde, I, 1);
ingezetenen der hoofdplaatsen op Java, waarin op De dood van George Muller (Tijdschr. v. Ned.-
den onhoudbaren toestand der schutterijen wordt Indië, iß4g, I).
gewezen, werd in April 1900 door den Gouv. Het genoemde grensgebergte is door Molen-
Gen. een commissie samengesteld, ten einde na te graaf!' het Schwaner-gebergte genoemd (zie daar-
gaan de mogelijkheid en wenschelijkheid 0111 de over Deel 1, 241 noot, art. BORNEO).
schutterijen, in den bestaanden vorm, te vervangen SCHIJFVISSCHEN.ZieDOLFIJNVISSCHEN.
door eventueel ook als versterking van het veld- SCIRPUS. Zie MÈNDONG.
leger aan te wenden, ook buiten de steden, op te SCIUROPTERUS. MAMMALIA, RODEN-
richten korpsen. TIA, SIMPLICIDENTATA, Sciuridac. 'Zie EEK-
De commissie bestaat uit den chef van den gen. HOORN en KECHOEBOE.
staf als voorzitter, een off. van het leger als se- SCIURUS. MAMMALIA, RODENTIA, SIM-
cretaris, den commandant van de schutterij te Ba- PLICIDENTATA, Sciuridac. Zie TOEPAI, BOK-
tavia, een gep. hoofdoff. van het leger en een KOL, BADJING en EEKHOORN.
particulier. SCOLIODON. Zie HAAI.
Blijkens het Kol. Versl. voor 1901 heeft de SCOLOPAX. AVES, GRALLAE, Scolopacidac,
commissie in November 1900 bij de Ind. Regee- Scolopacinne. Zie TEKKEN.
ring ingediend haar eindrapport, waarover het SCOLOPENDRA DEHAANIIenJAVANICA.
legerbestuur, de Dir. 8.8. en andere autoriteiten Zie DUIZENDPOOTEN.
zijn gehoord. Omtrent de resultaten daarvan is SCOLOPSIDES. PISCES, ACANTHOPTE-
thans (Dec. 1901) nog niets gepubliceerd. RYGII, Frislipomatidae. Zie PASSIR-PASSIR.
SCHWANER. (C.' A. L. M.) Geoloog en ont- SCOMBER. PISCES, ACANTHOPTERYGII,
dekkingsreiziger, werd in 1817 te Mannhcim ge- Scombridae, Scombrina. Zie KEMBOENG en TJA-
boren, studeerde en promoveerde in Duitschland
waar schijnt onbekend te zijn —, werd in 1841
— KALAN.
SCOPS. AVES, ACCIPITRES,STRIGES, Bu-
benoemd tot lid der Natuurkundige Commissie in. bonidae, Buboninae. Zie BLO-KETOEPA.
Nederlandsch-lndië en vertrok het volgende jaar SCOTOPHAGUS. PISCES, ACANTHOPTE-
naar Batavia. Daar ontving hij de opdracht der RYGII, Sqna/iiipi/ines, Chactodontina. Zie KET-
Regeering tot het onderzoek van Borneo, waar TANG-KETTANG.
hij van 1843 tot 1848 verbleef. Hij keerde toen SCYLLIOIDEI, SCYLLIUM. Zie HAAI.
naar Java terug, om zijne wetenschappelijke ver- SCYTHROPS. AVES, PICARIAE, COCCY-
slagen uit te werken. In het laatst van 1850 werd GES, Cuculidae, Cnculinae. 'Zie OELAATO en
hem opnieuw eene zending naar Borneo opge- KOEKOEKEN.
dragen ; hij trad te voren in het huwelijk, maar SÉBA. Zie LAIPAKA.
overleed vóór zijn vertrek, den 30 ell Maart 1851. SEBASSA. Sum.; SIBASSA, Mal. Sum.
Op Borneo had hij zich eerst geruimen tijd Talauma Sebassa Mig., fam. Magnoliaceae. Boom
bezig gehouden met het onderzoek der kolenlagen der bosschen van Sumatra, met zeer hard en sterk
in het Barito-gebied en met dat van de bevaar- hout, voor allerlei timmerwerk geschikt.
baarheid dier rivier voor grootere vaartuigen. In SEBITIK (SABITIK). Eiland, voor de zuide-
October 1847 begon hij zijn groote reizen, eerst de lijke helft behoorende tot de Tidoengsche landen
Barito op naar de bovenlanden van Koetei en (Res. Z.- en van Borneo) terwijl het noor-
terug. Daarna bezocht hij het stroomgebied der delijk gedeelte sedert ißgi aan de Britsche Noord-
Kapoeas Moeroeng of Kleine Dajak en eindelijk Borneo-Maatschappij is toegewezen (zie Stbl. 1892
gelukte het hem, de Katingan opvarende, over het n». 114).
grensgebergte tusschen de Wester- en de Zuider- SEBOEKOE. Eiland (zie POELOE LAOET).
en Oosterafdeeling de Melawi te bereiken, om SEBOEKOE (SIBOEKOE). Naam van een
zoo langs de Kapoeas bij Pontianak uit te komen. landstreek, kampong en rivier in de Tidoengsche
Het verhaal dier reizen is uitgegeven onder den landen, in het noord-oostelijkste gedeelte (gren-
titel: Borneo, Beschrijving van het stroomgebied zende aan Broenei) van de Res. Zuider- en Ooster-
van den Barito en reizen langs eenige voorname afd. van Borneo. De streek, vroeger veel tot ver-
rivieren van het zuidoostelijk gedeelte van dat blijfplaats van zeeroovers dienende, is thans bijna
eiland. Twee deelen, Amsterdam 1853. Het Kon. niet bevolkt. De bestuurder erkent het opperge-
568 SEBOEKOE. — SEGANG.
zag van den Sultan van Boelangan, en is ver- klerken zijn voor de aanrakingen met den Raad
plicht dezen schattingen op te brengen. van Indië aan den secretaris van dat college toe-
Geruimen tijd maakte deze streek een punt gevoegd, terwijl nog eenig personeel te Batavia
van grensgeschil tusschen Boeloengan en Broenei is voor de noodige aanrakingen met de Dep. v.
(of beter tusschen Nederland en de Britsche Noord- Alg. bestuur en het publiek. Aan het hoofd der
Borneo-Maatschappij) uit. Zoo o. a. werd in 1889 Alg. Secretarie staat de Alg. Secretaris, volgens
nabij den mond der Seboekoe-rivier een aan een zijne instructie de vraagbaak en voorlichter van
boom gebonden Britsche vlag aangetroffen, terwijl het bestuur; onder hem staan 2 Gouv. Secretaris-
in een paar andere boomen op die plek de mer- sen (o. a. belast met legalisecren van autentieke
ken B. N. B. met de jaartallen 1883 en 1889 akten, Bijbl. Stbl. n°. 763), 5 referendarissen, 1
waren aangebracht; een en ander werd door een archivaris, I expediteur, 5 hoofdcommiezen, 10
Nederl. ambtenaar verwijderd. Bij de op 20 Juni eerste, 5 tweede en 8 derde commiezen, bene-
1891 te Londen gehouden conventie (zie Stbl. vens eenig minder personeel.
1892 n°. 114) is aan de geschillen een einde ge- De in 1864 ingestelde afzonderlijke afd. statis-
maakt en zijn de grenzen nauwkeurig geregeld. tiek — belast met het samenstellen van een be-
Zie ook P. A. van der Lith, Het Noord-Borneo- hoorlijke statistiek van N.-L en de bewaring en
Tractaat, Gids, jaarg. 1891, dl. IV, bl. 444. rangschikking van het koloniaal archief — is in
SEBOEM. Zie ATOEDA. 1884 opgeheven en in 1891 is een landsarchiva-
SECRETARIE. (ALGEMEENE) Reeds in ris in dienst gesteld.
den aanvang van de Oost-Indische Comp. vinden Herhaaldelijk is de Alg. Secretarie een steen
wij melding gemaakt van een „generacle secre- des aanstoots geweest; in vroeger jaren voorna-
tarije" als een bureau dat de Gouv.-Gen. en de melijk wegens de groote kosten (welke sedert
Raden van Indië naast zich hadden voor de redac- veel verminderden) en, te beginnen met de in 1867
tie en expeditie harer besluiten en het onderzoe- te 's Gravenhage verschenen brochure van I. de
ken en toelichten der aan haar ingediende voor- Waal „aanteekeningen over koloniale onderwerpen
stellen en andere stukken. n°. XI", wegens den grooten, volgens velen, ongun-
Terstond na het herstel van ons gezag, in 1816, stigen invloed door het college op de bestuursza-
werd ingesteld de Gouvernements Secretary (Secr. ken uitgeoefend. De Waal wilde de Secretarie ver-
J. C. Baud), waarvoor een provisioneele organi- anderd zien in een onkostbaar bureau van ontvangst,
satie werd gemaakt en daarnaast een Generale registreering en verzending der regeeringsbeschei-
Secretary, welke niet organiek was vastgesteld. den. Ook in de Staten-Generaal is de Secretarie
Beide bureaux hadden niet minder dan 21 redac- dikwijls uit dit oogpunt ter sprake gekomen (zie
teuren en klerken behalve het ml. personeel. Bij de Indische begrootingen voor 1 891/1894 en voor-
het Reg. Regl. van 1818 werd de betrekking van namelijk de in de Tweede Kamer door Mr. 11. D.
Alg. Secretaris ingesteld „tot bijstand van den Levyssohn Norman uitgesproken redevoering, op-
G.-G." (de eerste Alg. Secr. was J. C. Baud) en genomen in de Ind. Gids 1893, I, bl. 60), waarbij
in het volgend jaar werden de beide genoemde door de Regeering herhaaldelijk het nut en de
bureaux vereenigd tot de „Algemeene secrctarij". onmisbaarheid van dit „Kabinet" van den G.-G.
Ze was te Batavia gevestigd en haar werkkring werd verdedigd. De ook in de Kamer meermalen
was en is nog steeds het opmaken in den geest uitgesproken bewering dat de Secretarie aanlei-
van het Gouvernement van alle besluiten, reso- ding geeft tot vertraging der werkzaamheden en
lutiën, voordrachten en rapporten; de samenstel- zelfs tot verlamming van de zelfstandigheid dei-
ling van het Staatsblad (waarvan de uitgave van Directeuren van Alg. bestuur werd door de Regee-
1817 dagteekent) en (sedert 1857) ook van het ring o. a. weersproken met een beroep op het
Bijblad op het Staatsblad en van het naamregis- oordeel dier Directeuren zelven, die dezen slech-
ter, (waarvoor in 1865 de Regeeringsalm. v. N.-L ten invloed niet erkenden (vgl. laatstelijk M. v. A.
in de plaats is gekomen). Vóór 1828 was een Tweede Kamer Ind. begr. igo2). Schier alle Gouv.s-
ambt. ter secr. redacteur van de Javasche Courant; Gen. hebben hulde gebracht aan de werk- en
in dat jaar werd de uitgifte geheel aan de Lands- waakzaamheid van de Secretarie, haar nut leven-
drukkerij opgedragen, maar verstrekte de Alg. dig ondervonden en dankbaar erkend.
Secr. nog vele gegevens. Terwijl in de R.R. van Een warm verdediger vindt de Secretarie in
1827, 1830 en 1836 de Alg. Secr. wordt gere- Mr. Margadant, zie R. R. I, bl. I2g/130. Ook
geld, is in het tegenwoordig R.R. van deze in- Mr. J. de Louter (Handl. tot de Kennis v. h.
stelling geen gewag gemaakt en is derhalve de Staats- en Adm. Recht v. N.-L, 's Grav. ißgs,
samenstelling en inrichting aan de Ind. Reg. over- bl. 174/178) is van meening dat de Secretarie
gelaten, voorzoover de begrooting de noodige gel- inderdaad niet gemist kan worden o. a. voor het
den beschikbaar stelt. algemeen toezicht op den gang van zaken en
Toen in 1836 de vaste verblijfplaats van den voor de stabiliteit der administratie bij de wisse-
G.-G. naar Buitenzorg werd overgebracht, ging lingen van het gezag.
ook de Alg. Secretarie gedeeltelijk mede, maar SEDAH. Hoog-Jav. Zie SIRIH.
reeds in 1847 werd de bestuurszetel weder te SEDAN. District van de contróle-afd., het re-
Batavia gevestigd en ook de Secretarie daarheen gentschap, de afd. en de res. Rembang: niet eene
teruggebracht, niettegenstaande de Gouv.s-Gen. oppervlakte van 25.368,44 hectaren. Het district
zoo dikwijls zij wilden te Buitenzorg mochten telt 55 desa's.
verblijf houden en dan ook gewoonlijk daar SEDEP. Alf. Men. Zie ALIJA.
waren. Hoewel de verblijfplaats van den G.-G. SEDINGIN. Mal. Zie BOENTIRI.
reeds sedert 1870 definitief te Buitenzorg is ge- SEGALAHERANG. District van het particu-
vestigd, bleef de Alg. Secr. nog tot 1888 te liere land Pamanoekan- en Tjiasemlanden, res.
Batavia, toen het voornaamste gedeelte weder Krawang; met eene oppervlakte van 22.879 hecta-
naar Buitenzorg verhuisde, waar ze thans (1902) ren. Het district telt 48 desa's.
nog verblijf houdt. Een hoofdcommies en eenige SÈGANG. Soend. Zie BAJAM.
SÈGANG BEUREUM. -- SELASIH. 569
SÈGANG BEUREUM. Soend. Zie BAJAM. met inzamelen van boschproducten, vischvangst
SÈGANG TJOETJOEK. Soend. Zie BAJAM. en landbouw, hetwelk ook het hoofdbestaan vormt
SEGERI. Onderafdeeling der afd. Noorder- der Maleiers en andere kolonisten, terwijl de wei-
districten (Gouv. Celebes en Onderhoorigheden), nige Chineezen voornamelijk gevestigd zijn te
een van de drie zg. pachtdistricten, aan de Straat Soengai Aja, gelegen aan de monding der rivier
van Makasser gelegen, verdeeld in de regent- van dien naam, in welker nabijheid zich goud-
schappen Segeri, Marang en Mandalle. De hoofd- wasscherijen bevinden. In het Blitangsche worden
plaats eveneens Segeri geheeten, gelegen aan de steenkolen aangetroffen, doch de ontginning ge-
rivier van dien naam, dicht bij de kust dient tot schiedt tot heden met weinig resultaat.
verblijfplaats van den controleur, terwijl er een Het landschap is in het genot van zelfbestuur;
kleine van garnizoen voorziene versterking is aan het hoofd staat een vorst, met den titel
gebouwd. Langs de kust vooral is de onder- Panembahan, verblijf houdende te Sekadau, gele-
afd. goed bevolkt, terwijl aldaar de verschillende gen aan den linkeroever der Kapoeas, bij de mon-
plaatsen door een zeer goeden weg zijn ver- ding van de S. Sekadau. Van de geschiedenis
bonden. van lief rijk is met zekerheid niets bekend. Het
SEGLI. De op de Noordkust van Atjeh en bij schijnt dat het vroeger onderhoorig was aan Soe-
de monding der rivier van dien naam gelegen kadana. In 1823, voor het eerst, is met den vorst
hoofdplaats van een der contróle-afdeelingen, een contract gesloten, waarbij het Gouvernement
-waarin tegenwoordig het gouvernement Atjeh en als opperleenheer werd erkend, en de vorst o. m.
Onderhoorigheden is verdeeld, met eene militaire beloofde het koppensnellen in zijn gebied te zul-
bezetting, en een der havens, die bij de scheep- len tegengaan en de pachten enz. met het Gouv.
vaart regeling voor dit gewest voor den alge- te deelen. Het thans nog geldende contract dateert
meenen handel zijn opengesteld. Deze plaats werd van 25 Oct. iB6g (Bijl. Hand. St.-Gen. 1871/72),
in Maart 1877 door onze troepen bezet. Onze en is gedeeltelijk herzien 27 Febr. 1881 (Bijl.
nederzetting, sedert twaalf jaren meer naar het Hand. St.-Gen. 1882/83 n°- '40 '*).
strand verplaatst, is op eene strook lands gebouwd, Litteratuur: L. C. Westenenk, De Moealang-
van oudsher tot de bezittingen van den Sultan en Sekadau-Dajaks, Tijdschr. Bat. Gen. dl. XXXIX
van Atjeh (tanah radj a) behoorende. Vóór eerst- (1897), bl. 305; J. J. K. Enthoven, Bijdragen
genoemd jaar hadden wij eene nederzetting met tot de Geographie van Borneo's Wester-Afd. igo2,
militaire bezetting ter hoofdplaats Pedir, doch bij bl. 574, zoomede de daarbij vermelde bronnen.
de vijandschap, die steeds tusschen de federatiën SEKADIDI. Zie BAKI-KETE.
van Pedir en Gigiëng hcerschte, was het voor onze SEKAH. Zie ORANG SEKAH, 111, 124.
politieke verhouding tot de hoofden dier federa- SEKEH. Atjeh. Zie PANDAN.
tiën, naar het oordeel in die dagen, wenschelijk, SEKENDAL. Mal. Zie KENDAL.
onze nederzetting in Pedir naar het neutrale gebied SÉKOE. Alf. Amb. Zie ALIJA.
van Segli over te brengen. Zij is meer dan een SELADANG. Zie KOEDA-AYER.
onzer andere vestigingen in Atjeh aan het vijan- SELAJA. Zie BOENAI-ANDOE.
delijk vuur blootgesteld geweest. In April, Mei SELANGET of SELANGKAT. Zie BELO en
en Juli 1878 en in Maart en April 1879 werd HARING.
zij herhaaldelijk aangevallen of ernstig verontrust; SELAR. PISCES, ACANTHOPTERVGII, Ca-
doch na dien tijd had er tot April 1886 niets rangidae, Carangina. 'Zie SELAR. (IKAN)
bijzonders meer plaats, toen daarna en men kan SELAR. (IKAN) Naam voor Makreelachtige
gerust zeggen gedurende de daarop volgende tien visschen uit de geslachten Selar, Caranx, Seriola
jaren Segli voortdurend door den vijand beschoten en Carangoides, in de Lampongs, aan Oost-
werd. Eerst na 1898 kwam in dezen toestandeene kust van Sumatra en op Bali (afdeeling Boe-
afdoende verbetering. leleng). Op Timor heet Caranx Forsten' Ikan
SÉHI of SÉKOE. Alf. Amb. Zie ALIJA. ka wan. Op Java onderscheidt men I. selar
SÉHO. Tem. en Mal. Men. Zie AREN. koen ing, Caranx cnmbou; I. kwee karpo,
SEKADAU. Landschap administratief behoo- C xauthopygus en I. kwee lilien, C ckala
rende tot de afd. Sanggau en Sekadau, res. Wester- en Lessonii.
afd. van Borneo. Het heeft eene oppervlakte van SELARIËN en SILARIAN. Inlandsche namen
106 □ g. m., terwijl de bevolking wordt geschat van een vischsoort. Zie DJELER en PAWÈII.
op 1 5.000 zielen. Het grenst ten W. aan Sanggau, SELAROE. Amb. Ten. Zie DJAGOENG.
ten N. en ten O. aan de afd. Sintang en ten Z. SELASI of SELASIH. Mal.; SALASIH,
aan de afd. Soekadana. Het wordt door de Kapoeas Soend.; SELASIH, SOELASIH, TELASIII en
in tweeën gedeeld en gevormd door verschillende TOELASIH, Jav.; TOLASI, Mak. ; WOÖNENE,
zijtakken dier rivier, waarvan de voornaamste zijn: Amb. Leti.
aan de linkerzijde, de Sekadau en aan de rechter Ocimum Basilicum L., fam. Labiatac. In geheel
de Ajah en op de grens van Sintang, de Beli- Indië gekweekt, afkomstig uit Engelsch-Indië. De
tang. Het stroomgebied dier rivier vormde eer- variëteiten dragen nog afzonderlijke namen ter
tijds gedeeltelijk het lijkje Blitang, hetwelk nu onderscheiding, b. v. lampes, Jav. en Soend.;
gerekend wordt tot Sekadau te behooren. Het kemangi, Mal. enz. De bladeren worden als
landschap is, behoudens streken langs de Kapoeas groente gegeten. Met de slijmhoudende zaden be-
en de Belitang, zeer bergachtig. Vooral in het reidt men op vele plaatsen een vcrkoelendcn drank.
Zuiden bereiken sommige toppen een vrij aan- Een aftreksel der geheele plant dient soms als
zienlijke hoogte. De G. Raja bijv., alwaar de geneesmiddel; voor de uit deze plant bereide
Taman, zijrivier van de Sekadau ontspringt, is vluchtige oliën, zie Dl. 111, bl. 68. Op het vaste-
1165 M. hoog; deze berg werd in iBgs door land van Indië speelt „tulasi" een groote rol in
Controleur Westenenk bestegen, hetgeen te voren de folklore (zie W. Crooke, Folklore of Northern
nimmer door Europeanen was geschied. De Dajak- India, iBg6 11, 110).
sche bevolking in het landschap houdt zich bezig SELASIH. Mal. en Jav. Zie SELASI.
570 SELEH. (IKAN) — SEMARANG.
SELEH. (IKAN) Eene Zilver-Haring, Me- Semarang; met eene oppervlakte van
galops indicus, algemeen voorkomende zeevisch, hectaren. Het district telt 114 desa's, alle gou-
op Bali (afdeeling Boeleleng). vernements.
SELEMPRANG. Zie BIJ en TAWON. SELO-POETO. Javaansche naam voor eene
SELEUCIDES. AVES, PASSERIFORMES, U i 1-soort, Svrnium seloputo.
PASSERES, Paradiseidac, Epimachinae. Zie SEMANGGI, ook S. GOENOENG. Javaansche
OEAN. naam van een kosmopolitisch plantje, de klaver-
SELIMANG. Zie PAWÈH. zuring-soort Oxalis coi uicii/ata L. De bladeren
SELIMBAU. Landschap op Borneo in het zijn in vorm bijna niet te onderscheiden van een
Boven-Kapoeas-gebied, administratief tot de afd. peuldragend bcrgplantje van Java, Parochetits com-
Sintang behoorende, met een oppervlakte (grens- munis Ham., dat semanggen heet. Zie de be-
regeling van 1880) van 32,7 Q g. m. en een be- schrijving der bergflora van Tosari en Ngadisari
volking (in 1895) van ruim 2000 personen, voor door Dr. S. IL Koorders, in Nat. Tijdschr. v.
3/4 uit Maleiers en '/4 uit Dajaks bestaande. Door N.-Ind. LX (1900), 241.
de groote onvruchtbaarheid van den bodem neemt SEMANGGI GOENOENG. Zie SEMANGGI.
dit geringe aantal, door verhuizing nog voortdu- SEMANGKA. Mal.; SEMONGKA, Jav.; SA-
rend af. Het noordelijk van de Kapoeas gelegen MANGKA,Soend- KKKAMBOEDJA, Menanhk.;
deel van het landschap is bijna geheel vlak en HARAMODJA, Bat.; HARAMOEDJO of LA-
rijk aan meren, waarom vischvangst aldaar een
belangrijk middel van bestaan vormt, terwijl het
MOEDJA, Lamp.; PATÉKA, Mal. Amb. en Tim.
SAMAKA en KATIMOE, Alf. Men.; BARONG-
:
gebied ten zuiden van genoemde rivier meer heu- KA, 801. Mong.; SAMAKA, Lamp.; TIMOER,
vel- en bergachtig is en in de vlakke gedeelten TIMOEL of SAMAKA, Alf. Amb.
aldaar veel steenkolen worden gevonden, welke Citrullus vulgaris Schrad., fam. Cucurbitaceae.
door de bevolking worden ontgonnen en door In tropisch Afrika tehuis behoorend, overal tus-
den vorst, die als de eigenaar der steenkolen- schen de keerkringen gekweekt en verwilderd.
velden wordt beschouwd, aan het Gouv. geleverd. De vruchten, bij de Europeanen watermeloenen
Het rijkje wordt bestuurd door een vorst met geheeten, worden wegens haar sappig vruchtvleesch
den titel Panembahan, door een contract aan het vaak gegeten.
Gouv. verbonden. Hij houdt verblijf ter hoofd- SEMANGKA-BAAI of KEIZERSBAAI. Groote
plaats Selimbau (alwaar ook eenige Chineezen baai, aan de bergachtige zuidkust van de l.rim-
wonen), gelegen aan beide oevers der rivier van pongsche districten diep in de afdeeling Semangka
dien naam, dicht bij haar monding in de Kapoeas. dringende; zij vormt aan de oostzijde de kleine
Tot het rijk wordt ook gerekend het' bijna niet baaien Telok Liman Badak, Poetih, Pertiwi, Ka-
bevolkte zgn. Empanang-gebicd, westwaarts van loembajan en Kiloeman; in het noordwesten Teloek
de Batang-Loepar-landen. Tandjoengan of Broenai; in het zuidwesten Teloek
Litteratuur: J. J. K. Enthoven, Bijdragen tot Tambang. In het midden van den ingang der
de Geographie van Borneo's Wester-Afd. 1901, Semangka-baai ligt het rotseiland P. Taboean,
bl. 140 vlg. Semangka of Keizerseiland; aan de oostzijde lig-
SELIMPOEKAN. Zie KI'.PODANG. gen twee kleine eilandjes nabij de baai van Per-
SELINDI of SILINDI, SERINDIT ofLISSAK. tiwi, vier in die van Kaloembajan en twee in die
Naam in West-Sumatra gegeven aan eene I'ape- van Kiloean.
ga a i-soort, Loriculus galgulus, op Billiton en SEMANGKA-BERG. Zie KEIZEKSPIEK.
Mendanao Kelinsak. In het Javaansch Silin- SEMANGKA BLANDA. Zie MELOEN (11,480).
dit of Silinditoen. Op Celebes heet Loricu- SEMARANG. Residentie van Midden-Java,
lus stigma lus Tin dit o. waarbij in het begin van igoi de residentie Dja-
SELIR. Naam van de bij vrouw, of go en dik, para is gevoegd. Het aldus vergroote gewest wordt
van lageren rang, zooals de aanzienlijke Javaan ten N. bespoeld door de Java-zee en verder be-
er, naast de eerste vrouw of padmi, een aantal grensd door de residentiën Rembang ten 0., Ma-
heeft; de sdir kan ter zijde gezet worden wan- dioen, Soerakarta en Kedoe ten Z. en Pekalongan
neer haar heer een andere vrouw huwen en het ten W. De naam van het gewest is in het Hoog-
wettig getal echtgenooten niet overschrijden wil; Javaansch Semawis. In het O. wordt de grens
zij verschijnt bij plechtige gelegenheden niet in gedeeltelijk gevormd door de kali Randoegoen-
't openbaar met haren echtgenoot en is in den ting; in het W. door de k. Koeta; op de zuider-
regel min of meer aan de padmi ondergeschikt; grens verheffen zich de bergtoppen Merbaboe
hare kinderen voeren lagere titels dan de kinde- (3145 M.), Telemojo(iß92 M.), Oengaran (2050M.)
ren van de padmi en zijn meestal van de opvol- en Prahoe (2565 M.). De in zee uitstekende pun-
ging in de waardigheden van den vader uitge- ten zijn van O. naar W.: Tg. Boegel, Tg. Batoe,
sloten. Het huwelijk met eene sdir heett zonder Tg. Djati, Tg. Piring, Tg. Koeniran en Tg. Koro-
veel omslag plaats; is de man van hoogen rang welang of Kendal.
of van adel, dan laat hij zich bij de sluiting van De oppervlakte van de res. bedraagt, na de
het huwelijk niet zelden door een gemachtigde inlijving van de res. Djepara 148,8 D geogr. mijlen;
of wakil vertegenwoordigen, wien hij tot teeken op het eind van 1895 telde de bevolking, die
zijner volmacht zijn kris of hoofddeksel mede- van Djepara medegcrekend, 2.449.458 zielen, dat
geeft. In de Vorstenlanden dragen de dochters is 16.461 per n geogr. mijl.
van de selirs aan de hoven den titel van Raden Het noordelijke gedeelte van het vergroote ge-
ajoe en vóór haar huwelijk dien van Raden adjeng. west wordt geheel ingenomen door twee vulkanen
De selirs zelven behouden hare eigen adellijke en hunne hellingen nl. de Moeria, hoogste top
titels indien zij deze bezitten; anders worden 1595 M. en den ten N. van den Moeria gelegen
zij gewoonlijk Raden of Raden ajoe genoemd. vulkaan Tjilering, die slechts 717 M. hoog is.
SELOKATON. District van de gelijknamige De gesteenten welke aan de oppervlakte van deze
eontróle-afd., regentschap en afd. Kendal, res. reeds sedert lang niet meer werkende vulkanen ge-
SEMARANG. 571

vonden worden zijn leucietgesteenten, welke overi- den hebben gekost. Zij bestaan uit een stuwdam
gens alleen in Besoeki en op Bawean worden aan- in de kali Serang en verscheidene kanalen, waar-
getroffen. In verweerden toestand hebben zij het door overstroomingen van deze rivier zeer werden
voorkomen van roodbruine klei. De Patiajam, een beperkt en 24.000 baoe's werden bevloeid.
kleinere vulkaan aan den zuidoostelij ken voet van Tot dit gewest behooren de Karimoen Djawa-
den Moeria en slechts 353 M. hoog, bestaat uit eilanden (zie op dat woord) welke, althans wat
losse uitwerpselen, meestal fijne tuffen, welke de grootere eilanden betreft, uit oude sedimentair-
merkwaardig zijn omdat daarin talrijke fossiele gestcenten, nl. uit afwisselende lagen van kwart-
zoogdierenbeenderen zijn aangetroffen, overeenko- sieten en kleischiefers bestaan. Op eenige der
mende met die welke in het N. van Madioen in kleinere eilanden komt bazalt voor. Ten N. van
kwartaire lagen voorkomen. Aan het bovenver- den vulkaan Tjilering ligt het eilandje Mandelike,
melde vulkanisch gebergte, dat aan de zeezijde met een vuurtoren.
omzoomd wordt door eene zeer smalle strook Ten N. van de districtshoofdplaats Oengaran
alluviaal zeezand en zeeklei, grenst in het Z. een en ten O. van de desa Lemahbang zijn brokstuk-
breede strook alluvium, waarschijnlijk eenmaal ken van steenkoollagen gevonden, welke echter
zee, en later gedempt door de aanslibbingen van tot dusverre, wegens onzekerheid omtrent de te
de kali Serang of Tanggoelangin en de kali Djoe- verkrijgen resultaten, tot geene ontginning aan-
wana. Deze strook is thans nog voor een deel leiding hebben gegeven. In de vlakte van Gro-
moerassig. Op dit alluvium volgt zuidwaarts gaande bogan worden bronnen aangetroffen, die zout water
eene strook kwartaire grond, die zich, met afwis- leveren, soms vermengd met een weinig aardolie.
selende breedte van de kali Koeta op de west- Ten O. van de districtshoofdplaats Wirosari bij
grens, in zuiver oostelijke richting tot de oost- Medangramsan, vindt men cene moerassige, nage-
grens der residentie uitstrekt. Ten N. van Toer- noeg cirkelvormige vlakte, waarin eenige poelen
wodadi, dat nog op kwartairen bodem is gelegen, liggen, waaruit een bruingrijs water met slijk
zijn de kwartaire afzettingen begrensd door een vermengd opborrelt. Door het opgevoerde slijk is
kalkgebergte en ten Z. door een mergclgebergte, sedert 1882 een heuveltje gevormd van 5 a 6 M.
dat zich van de oostgrens tot den G. Oengaran Bij de desa Djono, op het gebied der Solo'sche
uitstrekt. Ten O. en ten Z. van dezen berg ligt enclave Selo, wordt zout water geschept uit 4 a
een klein breccie-terrein. Tusschen dezen vulkaan 5 M. diepe gegraven putten. Bij en ten Z. van
en het zuidelijkste deel van het gewest, dat ge- de districtshoofdplaats Koewoe liggen verschei-
heel wordt ingenomen door de hellingen van den dene zout- en slijkbronncn; de uitgestrektste slijk-
Merbaboc en den Teleniojo, ligt een hoogplateau, bron ligt bij Koewoe, waar men van tijd tot tijd
de vlakte van Ambarawa, 476 M. boven zee, eer- de slijk ziet opzwellen als eene blaas, die ten
tijds een meer, dat door de Toentang-rivier werd slotte barst, waarbij stoom ontwijkt. Het zoute
afgetapt. De rawa Pening, een ondiep meer met water dat die bronnen opleveren wordt in gootjes
moerassige oevers, is als laatste overblijfsel van verzameld en in gespleten bamboes door bloot-
het vroegere meer te beschouwen. Van den uitge- stelling aan de zonnewarmte verdampt. Op deze
strekten mantel van den vulkaan Prahoe behoort wijze wordt in de omstreken van Koewoe jaar-
alleen de noordoostelijkste sektor tot Semarang. lijks gemiddeld 15.000 pikol zout gewonnen, het-
De rivieren van dit gewest behooren alle tot welk, na een daarvan geheven belasting, echter,
het gebied van de Java-zee. De voornaamste zijn in verband met het Gouvernements zoutmonopolic,
van Oost naar West: de Randoegoenting, grens- alleen in de afd. Grobogan en de residentie Soe-
rivier met Rembang; de kali Djoewana, die in rakarta mag worden verbruikt.
een laaggelegen, moerassig terrein ontspringt en In de desa Melatidarat, ten N.O. van de districts-
die door enkele kanaaltjes in verbinding staat hoofdplaats Goeboeg ligt eene gasbron, bekend
met de kali Serang, welke bij hoogen waterstand onder den naam van Merapi, waaruit een brand-
door de kali Djoewana ontlast; de kali Gelis; de baar gas (lichtkoolwaterstofgas) ontsnapt. Te Pelan-
kali Djepara; de kali Serang bovengenoemd ont- toengan, op de grens van Semarang en Pekalongan
springt op den Merbaboe; zij doorstroomt den heeft de aanwezigheid van eene warme bron, wier
z.o. hoek der residentie, loopt onder den naam water eene temperatuur heeft van 45 0 Celsius,
van kali Gogatan over Solo'sch grondgebied, vloeit aanleiding gegeven tot het oprichten van een
opnieuw, onder den naam van kalt Serang over militair hospitaal ter behandeling van lijders aan
het gebied der res. Semarang en neemt de uit allerlei huidziekten. Deze bron bevat geene noe-
Rembang komende kali Loesi op. Zij maakt in menswaardige hoeveelheid jodium, maar haar water
haar verderen loop de grens uit tusschen de afd. staat niettemin als zeer geneeskrachtig bekend.
Demak aan de eene en Koedoes en Djepara aan Het leprozengesticht aan de overzijde van de kali
de andere zijde. De kali Toentang bovengenoemd Lampir, dus op Pekalongan'sch grondgebied staat
stroomt langs de desa van dien naam, verder langs mede onder toezicht van den officier van gezond-
Kedoengdjati, kruispunt van spoorwegen en Demak heid te Pelantoengan. Op de helling van den
en valt onder den naam van kali Demak in de heuvel, aan welks voet het militair hospitaal
Java-zee. Eene belangrijke rivier is nog de kali gelegen is, wordt eene aardoliebron aangetroffen
Bodri, welke ontstaat uit de samenvloeiing van met hoog oliegehalte, doch deze mag evenmin
de Logong en de Lodoet, die beide op den G. als de andere bronnen op militair terrein, ont-
Prahoe ontspringen; zij ontvangt ook veel water gonnen worden.
uit beken die van de hellingen van den G. Oen- — nog te meer na hare

De res. Semarang is
garan komen. vergrooting met de res. Djepara het voornaam-
Talrijk zijn de bevloeüngswerken, in deze resi- ste gewest van Midden-Java. Hare hoofdplaats is
dentie tot stand gebracht. Bijzondere vermelding de voornaamste haven van dit deel van Java. De
verdienen de Demaksche irrigatiewerken, «elke inlandsche bevolking vindt haar hoofdbestaan in
zijn aangelegd na den hongersnood in de afd. den rijstbouw, verder worden maïs, en andere
Demak in 1873 en welke bijna 8 millioen gul- tweede gewassen zoomede katoen verbouwd, dit
572 SEMARANG.

laatste bijna uitsluitend in de afd. Grobogan en rang —Cheribon, welke over Kendal en Troeka
Demak. De voormalige res. Djepara heeft gebrek loopt, de groote postweg en talrijke andere goed
aan water voor den natten rijstbouw; de sawahs onderhouden rijwegen.
zijn er voor de helft van den regen afhankelijk, Op de noordelijke en oostelijke hellingen van
zoodat de oogst bij weinig regen voor een groot den Oengaran zijn verscheidene Hindoe-oudheden
deel mislukt. aangetroffen, bestaande in vervallen tjandi's en
In het vereenigde gewest liggen 38 particuliere (,'ivvaitische beelden. De tjandi's waren gebouwd
landerijen, waaronder eenige van meer dan 1000 op 4 elkander opvolgende terrassen; op de wegen
baoe's oppervlakte; men teelt er hoofdzakelijk die deze terrassen met elkander verbonden waren
rijst, kokosnoten en tweede gewassen. Het aantal op de steilste plaatsen steenen trappen aangelegd,
landbouwondernemingen op gronden in erfpacht, waarvan de sporen nog aanwezig zijn. De tempels
bedraagt ongeveer 60. Op de meeste daarvan hebben, wat stijl betreft, veel overeenkomst met
wordt koffie, veeltijds te zamen met kma, cacao, die op den Diëng maar zijn minder versierd. Vrij
indigo, kapok, peper en andere specerijen ver- goed bewaard is slechts één enkele groep tjandi's,
bouwd. Op een paar ondernemingen in de afdee- nl. die welke gelegen is aan de zuidzijde van den
ling Ambarawa wordt uitsluitend kma aangeplant. Goenoeng Soemawana. Deze groep, Gedong Sanga
Op eenige erfpachtsperceelen verbouwt men alleen of Tjandi Sanga geheeten, bestaat uit twee rijen,
rijst, suikerriet en tweede gewassen. Onder de waarvan de oostelijke op Semarangsch grondge-
landbouwondernemingen, werkende op overeen- bied, de westelijke in Kedoe is gelegen. Van vijf
komsten met de bevolking zijn 15 suikerfabrieken, dezer negen tempels bestaan de ingestorte muren
een indigoland, een tabaksonderneming en eenige nog; van een zesden alleen de fundamenten.
andere voor de cultuur van suikerriet als plant- Bij acte van 15 Januari 1678 tusschen den
materiaal. Sultan van Mataram en den admiraal Speelman
De gemiddelde regenval over 20—21 jaar be- werd de stad Semarang met alle landen en dorpen
rekend, bedraagt voor de hoofdplaats Semarang daaronder ressorteerende aan de Compagnie afge-
2170 millimeter per jaar, voor Pati 1599, Kendal staan. Over verdere vergrooting van het Sema-
1875, Salatiga 2515, Bodja 3075, Oengaran 3765 rangsch gebied zie men Dl. II bl. 133 e. v.
en voor Pelantoengan zelfs 4482 millimeter per Van 1743 tot den val der Compagnie was Se-
jaar. Deze cijfers zijn over het geheel belangrijk marang de zetel van den Gouverneur van Java's
hooger dan die voor de meer oostelijk gelegen N.O.kust, waaronder de kustlanden aan de Java-
gewesten Rembang, Soerabaja, Madoera, Madioen zee van de Tji Losari tot Pasoeroean ressorteerden.
en Kediri. De temperatuur ter hoofdplaats en Onder Daendels werd Semarang een landdrost-
langs de noordkust komt overeen met die te ambt en in 1816 eene residentie.
Batavia. De plaatsen Salatiga, Ambarawa en Oen- SEMARANG. Afdeeling en regentschap der
garan hebben een koel klimaat. gelijknamige residentie, en begrensd ten N. door
Administratief is het gewest na de vergrooting de Java-zee, ten O. door de afd. Demak en Gro-
met de res. Djepara, verdeeld in 10 afdeelingen, bogan, ten Z. door de afd. Salatiga en Ambarawa
nl. Semarang, Salatiga, Ambarawa, Kendal, Demak, en ten W. door de afd. Kendal. Het regentschap
Grobogan (hoofdpl. Poerwodadi), Pati, Koedoes, Semarang omvat ook het gebied der afd. Salatiga
Djoewana en Djepara. Het gebied der afdeelingen en Ambarawa. De afd. Semarang, groot 90.748
Ambarawa en Salatiga behoort tot het regentschap hectaren of 16,4 □ g. m., is verdeeld in 2 con-
Semarang, zoodat het gewest verdeeld is in 8 tróle-afdeelingen en 6 districten, als volgt: de
regentschappen en bevat verder 18 contróle-afdee- contróle-afd. Semarang, omvattend de districten
lingen en 41 districten. Controleurs zijn, behalve Semarang, Scrondol (hoofdpl. Djomblang) en Sin-
op de hoofdplaatsen der afdeelingen, gevestigd te gen-koelou (hoofdpl. Genoeh); de contróle-afd.
Oengaran, -te Soekoredja (hoofdplaats van de con- Goeboeg, omvattend de distr. Singen-kidoel(hoofd-
tróle-afd. Selokaton), te Bodja, te Gemoeh, te pl. Goeboeg), Singen-lor (hoofdpl. Broemboeng)
Godong en te Wirosari. en Grogol (hoofdpl. Karangtengah). Het aantal
De bevolking bestaat geheel uit Javanen die desa's bedraagt 652, waarvan er 168 op particu-
het Javaansch met de o-klank spreken. Ter hoofd- liere landen zijn gelegen. Binnen het grondgebied
plaats worden bekwame handwerkslieden, timmer- van het district Singen-kidoel ligt de tot Soera-
lieden, meubelmakers en goudsmeden aangetroffen. karta behoorende desa Goeboeg-Selo geënclaveerd.
Steen- en pannebakkerijen en kalkbranderijen zijn Het noordelijke gedeelte van de afdeeling be-
meest in handen van Chineezen. De Semarang- staat uit eene alluviale strook langs de zee, die
sche gebatikte sarongs worden veel uitgevoerd. ten O. en ten W. van de hoofdplaats moerassig
De kastenmakers te Djepara zijn bekend wegens is. De hoofdplaats zelf ligt op kwartairen bodem,
de vervaardiging van hun zeer goedkoop fabri- welke zich verder oostwaarts uitstrekt en de zeer
kaat, dat veel naar Batavia wordt uitgevoerd. Te goed bebouwde districten Singen-lor en Singen-
Koedoes wonen veel goudsmeden en handelaars, kidoel bevat. Het zuidelijke gedeelte wordt inge-
welke laatsten handelsreizen over geheel Java nomen door mergclgronden.
doen, die soms twee jaren duren. De welvaart De voornaamste rivier der afd. is de kali Toen-
door dezen handel ter hoofdplaats Koedoes en in tang op de oostgrens, wier oevers van Kedoeng-
den omtrek verspreid is merkbaar aan de fraaie djati tot waar zij de afdeeling verlaat, omzoomd
met houtsnijwerk versierde houten huizen. zijn met kampongs. Erfpachtsperceelen zijn er niet
De middelen van verkeer zijn: de spoorlijn van in deze afdeeling, evenmin suikerfabrieken; daaren-
Semarang over Goendih naar Soerakarta met een tegen liggen 34 van de 40 particuliere landerijen,
zijlijn van Kedoengdjati naar Ambarawa; de stoom- welke in de residentie Semarang (de twee parti-
tramweg Semarang—Djoeana (of Joana) met de culiere landerijen, welke in de residentie Djepara
zijtakken: Demak—Blora, Poerwodadi—Goendih, liggen, medegerekend) worden aangetroffen, binnen
Koedoes—Petjangaan, Wirosari —Kradenan en deze afdeeling. De productie dezer landen bestaat
Djoewana—Pakis; verder de stroomtramlijn Sema- bijna uitsluitend uit rijst en kokos- of klappernoten.
SEMARANG.
— SEMENDO. 573

SEMARANG. Hoofdplaats van het gewest, het Semarang is al sedert lang de voornaamste han-
regentschap, de afdeeling en het district van dien delsplaats van Midden-Java; door den aanleg van
naam, gelegen aan de Java-zee, aan beide oevers den spoorweg Semarang-Vorstenlanden en de stoom-
van eene weinig aanzienlijke rivier, de kali Ngaran tramwegen naar Djoewana en Cheribon is hare
of rivier van Semarang geheeten, welke in de beteekenis nog belangrijk toegenomen. Ook heeft
laatste jaren voor prauwen van de hoofdplaats tot daartoe bijgedragen de aanleg van een nieuwen
aan zee bevaarbaar is en door baggermachines op riviermond, het nieuwe havenkanaal geheeten met
voldoende diepte wordt gehouden. Het aantal in zee uitgebouwde havenhoofden, die de laad-
inwoners bedroeg op het eind van 1895 82962, prauwen het in- en uitvaren, vooral in den west-
n
-'- 3545 Europeanen, 66280 inlanders, 11375 moeson, vergemakkelijken. De inlandsche nijver-
Chineezen, 751 Arabieren en 1011 andere vreemde heid te Semarang is niet onbelangrijk; men vindt
oosterlingen. er bekwame handwerkslieden, meubelmakers, goud-
Reeds in de laatste helft van de 17c eeuw eene en zilversmeden, koperslagers, zadelmakers en
plaats van eenige beteekenis, was Semarang ge- blauwververs. De Semarangsche gebatikte sarongs,
durende de tweede helft van de iBe en het begin hoofddoeken en slendangs zijn nog steeds over
der 19» eeuw de zetel van den Gouverneur dei- geheel Java en daarbuiten bekend.
Noordoostkust, welke het huis te Bodjong, aan Door het verkrijgbaar stellen van artesisch water
het eind van den Bodjongschen weg gelegen, en door het bouwen van woningen te Tjandi staat
thans het verblijf van den resident van Semarang, Semarang, als woonplaats voor den Europeaan,
bewoonde. Het aan de westzijde van de rivier sedert de laatste jaren minder ongunstig bekend
gelegen gedeelte der stad wordt door den grooten dan vroeger.
postweg, die naar Kendal leidt, doorsneden. Ten De grenzen van de hoofdplaats zijn vastgesteld
N. daarvan ligt te midden van rijstvelden en klap- bij St. ißg4 n°. 24g; die van hare reede bij St.
pertuinen op moerasachtigen bodem, het fort Prins 1898 n°. 240.
van Oranje; het werd kort na het einde van den SEMBAMBAN. Zie TANAH BOEMBOE.
Java-oorlog gesticht. Door verzakking heeft men SEMBODJA. Jav. Zie BOENGA KEMBODJA.
er in den Westmoeson soms veel last van water. SEMBOENG. Soend., en andere talen; APA-
Het fort heeft veel van zijne strategische waarde APA KEBO, Jav.; TJAPA, Mal.; LANG-
verloren ook doordat het, tengevolge van de aan- GOENGOENG SAPA Bat.; TJAPO, Mak.
slibbing, meer landwaarts in is komen te liggen. Blumea bnlsnmifera DC, fam., Compositae, en
De Bodjongsche wijk en Pontjol worden voorna- waarschijnlijk een aantal verwante soorten. Zie ook
melijk door Europeanen bewoond, die er langs HAMBIROENG. Heeft den reuk en smaak van
den met fraaie tamarinde- en kanariboomen be- salie en de bladeren worden wel als groente ge-
planten postweg hunne villa's hebben, waaronder geten. Op Sumatra zijn zij in gebruik als middel
de woning van den Generaal-majoor, commandant tegen neusbloeding en verkoudheid. Blumea levert
der 2° militaire afdeeling. Meer in de nabijheid in China een niet onbelangrijk handelsartikel, nl.
van de rivier, maar nog aan de westzijde daarvan Ngai-kamfer.
liggen het residentie-kantoor, de regentswoning met SEMBOENG WANGLOT, Jav. Zie HAM-
de aloen-aloen, de moskee en het groot militair BIROENG.
hospitaal. SEMENDO of SEMINDO. In 1864 werd dit
Op den linkeroever van de rivier ligt de oude landschap met Kisam, Makakau en Bclalau, op
Europeesche stad. Zij is gebouwd in een tijd toen verzoek der hoofden, onder Nederlandsch gezag
men nog weinig rekening hield met de eischen gebracht en bij Palembang ingelijfd, aanvankelijk
van de gezondheidsleer in verband met het tro- in de afdeeling Komering en Ogan oeloe, Enim
pisch klimaat. De huizen zijn dicht aaneengebouwd en de Ranau-districten, maar in 1880 bij de afd.
langs rechthoekige straten en missen het beschut- Lematang oeloe en ilir en de Pasoemah-landen
tende lommer van boomgewas. De groote postweg gevoegd (Ind. St. 1880 n°. 180). Vóór dien tijd
doorsnijdt dit stadsgedeelte; aan de noordzijde was bij de bevolking de atoeran sindang mar-
ervan liggen de in 1794 gebouwde Protestantsche dika van kracht, de regeling der vrije grensbe-
kerk en het paradeplein met een artesischen put. waking, bij welke de bevolking belast was met
Langs den postweg, waar deze den naam van het handhaven der grenspolitie, het opvatten van
Heerenstraat draagt, liggen kantoren, schoolge- vluchtelingen en het waken tegen vijandige in-
bouwen, en een klein aantal woonhuizen, in sier- vallen van buiten, doch daarentegen vrijgesteld
lijken stijl gedurende de laatste jaren opgetrok- van heerendiensten, verplichte cultuur-werkzaam-
ken; verder eenige gestichten van liefdadigheid, heden en landrente.
nl. de weeshuizen der Protestantsche en der Ka- Semendo strekt zich zuidoostwaarts van Pasoemah
tholieke gemeente en een oudemannenhuis. De oeloe, Manaq, Pasoemah lebar en een gedeelte
Maleische kamp, ook bewoond door Arabieren en van Lematang oeloe uit en wordt gesplitst in
Klingaleezen, ligt langs den westelijken rivier- Semendo oeloe loeas en Semendo darat; het eerste
oever; de Chineesche kamp, ten Z.O. van de is een klein gewest, dat door de bronnen van
oude Europeesche stad, wordt aan de oostzijde de in de Bcngkoelensche afdeeling Kauer uitwa-
begrensd door den grooten weg, die over Oengaran terende rivier Loeas wordt besproeid en in 1866
naar Ambarawa leidt en waarlangs de stoomtram- bij de afd. Manaq is ingelijfd. Semendo darat,
lijn Semarang-Djomblang is aangelegd. Langs dezen ten N.O. van het vorige, wordt doorstroomd door
met toeri- en andere boomen goed beschaduwden de bronnen van de Enim en, voor een klein ge-
weg, liggen, gedeeltelijk tusschen de kampongs deelte, door die van de Ogan en wordt daarom
der inlanders, nog verscheidene goed gebouwde nog wel gesplitst in Semendo Enim en Semendo
Europeesche woonhuizen, tot daar waar men de Ogan oeloe. De hoofdplaats Poelau Pangoeng ligt
wijk Tjandi bereikt, op vrij steile heuvels gelegen, aan de Selaboeng. De Semendoërs zijn afkomstig
waar de tramlijn eindigt, alwaar sedert de laalsle uit Pasoemah lebar, waar zij vroeger in het dorp
jaren vele Europeanen zich hebben gevestigd. Perdipa een afzonderlijken stam schijnen gevormd
574 SEMENDO.
— SEPOELEH.

te hebben, die zich door eigenaardige gebruiken meest door levend water worden besproeid. De
en strenge grondbeginselen van de overige Pasoe- pepercultuur is ook hier achteruitgegaan. Koffie
mah's onderscheidde en bij wie waarschijnlijk wordt in geringe hoeveelheid aangeplant. Van
vroeger ook de Islam bekend was, waarvan tharrs boschproducten vindt men er getah, was, rotan
echter weinig sporen zijn overgebleven. Volgens en damar In de bovenlanden van Senagan treft men
hunne instellingen werden moordenaars en bloed- uitgestrekte kolenlagen aan. Een der vindplaatsen
schenders levend begraven; opiumschuiven en is de Goenoeng Mangkoeng, waarvan de kolen,
hanengevechten zijn verboden; de slavernij was in 1881 beproefd, tot cene jonge formatie be-
tot 1872 in zwang. Ten behoeve van het huwe- hooren. Ook in Trang en Tadoe worden kolen
lijk betaalt de man een kleine som als mas kawin gevonden. De veestapel werd door de veepest
of huwelijksgeld, doch hij is verplicht zich te van 1878 en 1879 bijna vernietigd. Senagan levert
vestigen in het dorp van de vrouw. Rijstbouw, voorts goud op, dat in kleine hoeveelheden door
hoofdzakelijk •op natte velden, is het hoofdbedrijf de bevolking wordt ingezameld. Zie verder ME-
van deze goedaardige en gastvrije bevolking. Zie LABOEH.
verder Tijdschr. Bat. Gen. XV, 446. SENANGA. Atjeh; Zie KANANGA.
SEMITAU. Zie SMIT AU. SENDARA. Jav. Eenige deels boomachtige
SEMLER. (HEINRICH) Geb. te Grunberg soorten van het plantengeslacht Anaphalis DC,
18 Mei 1841, ovcrl. te San Franciseo 7 Juli 1888. fam. Compositae, die om de witwollige bladen bij
Schrijver van het standaardwerk: „Die tropische Europeanen wel als Javaansch Edelweisz
Agrikultur, ein Handbuch fiir Pflanzer und Kauf- bekend zijn.
leute," in 3 deelen, Wismar 1886—88. Dit boek, SENDOEDOEK. Mal.; Zie HARENDONG.
dat ook ten onzent gunstig bekend is, bevat veel SENDOEROE. Mal. Koet.; Zie HAREN-
van Scmlcr's eigen ervaring in landbouwzaken. DONG.
Van eene tweede uitgave is in 1897 Dl. I ver- SÈNGGANG. Soend.; Zie BAJAM.
schenen. SÈNGGANG TJOETJOEK. Soend.; Zie BA-
SEMNOPITHECUS. MAMMALIA, SIMIAE, JAM.
Semnopithccidae. 'Zie AAP en BOEDENG. SENG-GOENG. Zie TELEDOE.
SEMOET KALONG. Inlandsche naam van een SENGON. Jav.; Zie DJEUNGDJING. Eene
Indisch kortschild-kevcrtje, Paedcrus peregrinus uitvoerige beschrijving van Albizzia Mo/uccaiia
Fabr., dat hevige huidontsteking veroorzaakt. (Zie Miq. en A. Minuhussae Koorders, komt voor in
Vorderman, Gen. Tijdschr. N. I. XLI, 282). Med. 'sL. plantentuin XIX (1898), 416.
SEMOETTAN. Zie OEWIS. SENTAGI. Mal.; Zie DJARONG.
SEMONGKA. Jav. Zie SEMANGKA. SENTE. Jav. en Soend.; KAREJO, SOEND.;
SEMPAIN. N.G.4R. Zie PAPAJA. BIRAH NEGRI, Mal.; KIHA, Tem. en Mal.
SEMPANG. Zie SIMPANG. Men.: KOI.ONGAN, Alf. Men., MAE, Tim.
SEMPIDAN. Zie FAZANT. Alocasia inacrorrhiza Schott, fam.Aruceae. Reus-
SEMPOER. Soend.; SIMPOER ofSIMPOEH, achtig kruid waarvan de stengels 2—5 Meter lang
Mal.; TALI MOREA, Mal. Amb.; ENEHE, Engg. worden, terwijl de bladeren meterlange bladstelen
Dilleuia Indien L., fam. Dillc/iiaceac. Hooge hebben. Waarschijnlijk in Ceylon tehuis behoorend,
boom in geheel Indië verspreid. De bladeren en doch in Nederl. Indië gekweekt. De onderaardsche
ook de asch van het zeer harde hout worden ge- stengels worden gegeten, nadat door koking het
bezigd tot reiniging van het hoofdhaar. scherpe bestanddeel is weggenomen.
SENA. Mal.; Zie SANA. SENTOEL. T-\v., Soend. en Mal.; KETJAPI,
SENAAM. Gelegen op de Westkust van Su- Soend.; SETOEI, Atjeh.; SENTOL, Mad.
matra, maakt dit staatje deel uit van de Atjehsche Sandoricum Indicum Cav., fam. Mrliaccae. In
Onderhoorigheden. Het wordt door de Koewala Nederl. Indië en op de Filippijnsche eilanden
Sikandang Rajoet van Tripah en door de Koewala algemeen gekweekte en ook wildgroeiende zware
Semajam van het staatje Koewala Batoe gescheiden; boom. De zure vruchten worden gegeten, het hout
terwijl het ten Oosten aan het rijkje Patiambang is een tamelijk goed bouwhout.
(Gajoelanden) en ten Westen aan den Indischen SENTOL. Mad.; Zie SENTOEL.
Oceaan grenst. De bevolking, die uit Pedireezen SENTOLO. Regentschap der residentie Djok-
en Paseiers bestaat, telt niet meer dan ongeveer jakarta, met gelijknamige hoofdplaats, welke ge-
300 personen, waarvan 60 weerbare mannen. Men legen is op den rechteroever van de kali Progo
vindt er slechts 3 kleine kampongs aan de Scnarirn- en aan den spoorweg Djokjakarta-Koetoardjo. Het
rivier: Kota Pasei, Pasir Roemeh en Oedjoeng regentschap is verdeeld in 15 districten en be-
Tanah. Overigens heeft zich de bevolking ver- hoort tot dat gedeelte van het gewest, dat bekend
spreid over de peperaanplantingcn. staat als Mataram-koelon. De bodem bestaat langs
SENAGAN. Eene der onderhoorigheden van de rivieren uit kwartairen grond, overigens uit
Melaboeh, gelegen op de Westkust van Atjeh en kalkgronden. Europeesche landbouwondernemingen
zich uitstrekkende van af Gelangang Merak (grens worden in dit regentschap niet aangetroffen. Ten
met Melaboeh) tot aan Anteran Tripnh-Tadoe(grens O. van de hoofdplaats zijn in de mergelachtige
met Tripah); terwijl het oostelijk aan de Gajoe- kalksteen door Raden Salch opgravingen gedaan,
landen en westelijk aan den Indischen Oceaan waarbij fossiele zoogdier-bcenderen aan het licht
grenst. De bevolking bestaat uit Pedireezen, ver- kwamen.
mengd met Groot-Atjehers en Maleiers. Tot deze SEPIA. Zie INKTVISCII.
onderhoorigheid behooren de landschappen Trang SEPANDO. Zie INAU-INAU.
en Tadoe. De gezamenlijke bevolking dezer drie SEPANG. Mal.; Zie SETJANG.
landstreken kan op ongeveer 5000 zielen, waar- SEPA-POETRI. Zie MANOEK.
van 800 weerbare mannen, worden geschat. Aan SEPAT of SEPAH. Zie BAMBANGAN.
de Senaganrivier en de Soengei Poelau Ije liggen SEPENG. Atjeh; Zie SETJENG.
58 kampongs. Het land is rijk aan sawah's, die SEPOELÉH. Mal.; zie AKAR TIKOES.
SERA. — SERAMPAS. 575

SERA. Zie TENLMBAR. plaats voor een reeks van dorpen en dien oever
SERAI. Mal.; Zie SERE. volgt ook de stoomtram naar Poerwokerto. Kort
SERAJOE. De belangrijkste rivier van Midden- voor de kloof neemt de rivier de van den Salak
Java en van de gansche zuidkust des eilands, komende Logawa, kort er na de Tadjoem op,
ontspringt op de zuidhelling van den Prahoe. welke laatste ook haar doorbrekingsdal door het-
Haar langste bronrivier komt van den hoogsten zelfde gebergte, meer westwaarts heeft. De Serajoe
top van dien vulkaan, maar een kortere, die in betreedt nu in uiterst tragen loop de moerassige
een meer zuidoostelijk gelegen ravijn ontstaat, strandvlakte, waar ze nog een paar scherpe boch-
draagt ter plaatse den naam Serajoe (cvenzoo op ten vormt, om dan met een wijden, zakvormigen
de beste kaart van het Diëng-gcbergte, Tijdschr. mond, die in den oostmoeson aan sterke verzan-
:
Aardr. Cen. 11, n°. 16, I 50.000, vervaardigd
door het Topographisch Bureau). Langs den oever
ding is blootgesteld, den Oceaan te bereiken. Een
prauwenkanaal verbindt haar met de reede van
der eerste loopt over een half uur gaans de weg Tjilatjap en maakt het dus mogelijk, de sterke
die van het Diëng-plateau naar Wonosobo voert, branding op de bank voor den mond te ontgaan.
door een allerliefelijkst dal, waar het riviertje in Een rivier, waarvan het stroomgebied zich over
zachtcn loop door een weide met ranonkels en zoo aanzienlijke lengte van west naar oost, dus
viooltjes vloeit. Waar de ribben van Prahoe en in de richting der hoofdketenen uitstrekt, moet
Pakoewadja elkaar het dichtst naderen gaat dit in den regentijd een groote watermassa afvoeren
dal over in een nauwe bcrgkloof en de weg volgt en door den loop door de kloof moet deze sterk
den smallen rug, die tusschen deze en het ravijn opgestopt worden. Berucht is de banjir van Fe-
der tweede bronrivier is gelegen. Na beider ver- bruari 1861, toen het water te Banjoemas in den
eeniging stroomt de rivier langs Kcdjadjar, waai- nacht van 22 op 23 Februari 10 Meter hoog op
de wegen uit Bagelen en Semarang naar den Diëng den grooten weg moet hebben gestaan (zie verder
samenkomen, en schiet dan in woeste vaart vlak Veth's Java, nieuwe druk, 111, 161). Gegevens
langs den steilen voet van den Telerep en daarna 0111 ticnt verval, stroomsnelheid en vermogen zijn
langs den Sindoro-voet. Hier neemt ze van de ons voor de Serajoe niet bekend; aangaande de
westzijde de spleetvormige afwatering van het bevaarbaarheid wordt slechts vermeld, dat deze
Telaga Mendjer, het grootste der Diëng-meertjes, tot bijna 30 palen van den mond reikt.
op. Thans gaat de rivier in steeds nagenoeg zuid- SERAMPAS. Onafhankelijke landstreek in
waartschen loop den westrand van het hoogland Midden-Sumatra, grenzende ten N. aan Korintji
van Ledok volgen, het Bagelensche Tempe, zoo- en Soengai-Tenang, ten O. aan dat landschap,
als Buddingh dit vruchtbare, dichtbevolkte, in ten Z. aan de afd. Mokka-Mokka (res. Benkoelen)
fraaicn berglijst gevatte landschap noemde. De en ten W. aan die afd. en Korintji. Het land-
Serajoe krijgt er haar meeste water van de Sin- schap is, vooral in 't Z. gedeelte, zeer bergachtig;
doro-hellingen en stroomt er langs het levendige, met uitzondering echter van den Bt. Tebat Telatas
vriendelijke Wonosobo (790 M.), met zoo schoone in het Z.W., welke een hoogte bereikt van 2050 M.
ligging en heerlijk koel klimaat. is de hoogte der toppen niet bekend. De vrucht-
Waar de Serajoe bij Leksono haar grootste zij- bare bodem is van vulkanischen aard; behalve
rivier in Ledok opneemt, de Begaloeh, die van dat hij op sommige plaatsen zwavel en goud (ook

.
den Kledoeng-pas tusschen Sindoro en Soembing in de rivieren) bevat, is het voorkomen van andere
afstroomt, gaat ze de richting van deze naar delfstoffen niet bekend. In het landschap ont-
't westen volgen. Het dal vernauwt zich hier springen: I°. op de Bt. Kajoe Oemboen de Tcm-
tusschen het Leksono- en het Midan-gebergte; besi, welke Serampas in O. richting doorstroomt;
de rivier vormt over enkele kilometers de grens 2°. in het Z.O. de Ipoe, ontstaan uit het meertje
tusschen Banjoemas en Bagelen en neemt dan Lebar, met eenige rechterzijtakken, welke rivier
de Kali Toelis op, die van hare bron op het het landschap zuidwaarts verlaat en 30 de belang-
Diëng-plateau af grensrivier tusschen beide resi- rijke Dikit, ontstaan uit meerdere stroompjes in
denties is. Bij de samenvloeiing betreedt de Se- het Z.W. gebergte bij de grens met Mokko-Mokko.
rajoe de residentie Banjoemas en doorstroomt nu De Mohammedaansche bevolking, bij benade-
een tweede vruchtbaar landschap, het hoogdal ring geschat op 2000 personen, is eene vermen-
van Bandjarnegara (288 M.), bij welke plaats ging van bewoners der Djambische Benedenlanden
zij door de aan de Toelis evenwijdig gaande (zoowel de oorspronkelijke als de in die streken
Merawoe versterkt wordt. Westwaarts gaat dit gevestigde afstammelingen van Javaansche kolo-
vlakke hoogdal over in een wat smaller en sterker nisten) en Menangkabausche Maleiers, terwijl ze
hellend dalstuk, dat toegang geeft tot de vrucht- in uiterlijk voorkomen veel overeenkomst heeft
bare meervlakte van Banjoemas, die de Serajoe met den Maleier van Sum. Westkust. De kleeding
in tal van maeanders langs den zuidrand door- der mannen bestaat uit een korte kam van wit
stroomt, dicht nabij den voet van het merkwaar- katoen, door een buikband opgehouden, terwijl
dig gevormde Zuid-Serajoe-kctcngebergte. Kort sommigen bovendien een korte broek dragen. Het
voor de hoofdplaats wordt de rivier zeer versterkt bovenlijf is verder bedekt met een om de schou-
door de waterrijke Kali Klawing, die vele der ders geslagen stuk katoen van eenige M. lengte,
talrijke en krachtige beken van den Slamat op- terwijl het hoofd gedekt is door een muts (kopiak),
neemt. Ten noorden der stad Banjoemas, die op of door een, eenige malen om het hoofd gewon-
slechts 16 M. hoogte is gelegen, verrijst een den, stuk wit of gekleurd katoen. In den gordel
kleine heuvelrij uit den oever, zoodat deze plaats steekt gewoonlijk een kris of sewar. Aanzienlij-
een zeer schilderachtige ligging heeft. Maar wel ken dragen de bekende Seloewar Atjeh en baadje
het fraaiste deel van den rivierloop is de kloof, en een ander model hoofdbedekking. Het hoofd-
die de Serajoe door het Zuid-Serajoe-gebergte haar wordt zoowel kort als lang gedragen; de
heeft tiitgeschuurd en waardoor het meer van geestelijken evenwel scheren het geheel af. Een
Banjoemas is leeggeloopen. Langs den oostoever eigenaardige haardracht is die van de zonen van
is in dit schoone, stcilwandige dwarsdal juist nog depati- en mendapa-hoofden, welke totdat ze tot
576 SERAMPAS. — SERBARASA.
genoemde functie worden verkozen, het hoofd aantal desa's bedraagt 324. Het langs de Bantam-
geheel kaal scheren, met uitzondering van drie baai en de Javazee gelegen gedeelte bestaat uit
vlokjes (gombaq), één op de kruin, en één aan alluviale gronden, welke in het N.O. moerassig
weerszijden van het hoofd, boven den slaap. Jonge zijn. In het overige gedeelte der afdeeling, n.l.
meisjes dragen gewoonlijk enkel een kam; ge- het grootste deel van de districten Tjiroeas en
huwde vrouwen nog een stuk katoen van 2 M. Tjikandi maken witte puimsteentuffcn, die door
lengte, om het lichaam geslagen en in een wrong verweering eene grijsbruine kleur hebben gekregen,
boven de borsten vastgemaakt. Bij feestelijke ge- het hoofdbestanddeel van den bodem uit.
legenheden zijn zij gekleed met sarong en nauw- De voornaamste rivieren van deze afd. zijn:
sluitend baadje (badjoe koeroeng) van rood of de Tji Doerian, lager Tji Kande geheeten, grens-
zwart katoen. Meisjes onderscheiden zich door een rivier met de res. Batavia; de Tji Oedjoeng, de
witten, gehuwde vrouwen en weduwen door een belangrijkste rivier der residentie, welke bij haar
zwarten hoofddoek; de eersten (en soms jonge ge- loop door de afd. voor kleine, inlandsche zee-
huwde vrouwen) tooien zich o. a. met armbanden schepen bevaarbaar is en de Tji Banten, welke
van kralen, koper, zilver of goud, met halsket- langs de hoofdplaats stroomt. De Tji Kande staat
tingen (van aaneengeschakelde Mexicaansche of door het Sultanskanaal of kanaal van Tirtajasa
Chineesche dollars) en met oorringen (soebangs), met de Tji Oedjoeng of Tji Pontang, — zooals deze
dikwijls zoo zwaar dat zij het inscheuren der oor-
lellen veroorzaken, waardoor de oorgaten buiten-
rivier dicht bij hare monding heet — in verbinding.
De noordelijkste punt van de door haar gevormde
gewoon groot worden. De huizen der bewoners delta heet Tandjoeng Pontang. In de afd. worden
onderscheiden zich in vorm gewoonlijk niet van geene erfpachtsperceelen maar wel twee groote
de Maleische; men vindt echter soms woningen, particuliere landerijen aangetroffen, nl. Tjikande-
bestaande uit een rij aan elkaar gebouwde roe- llir en Tjikande-Oedik, samen eene oppervlakte
wangs (roewang is een vak tusschen twee rijen beslaande van ruim 42000 baoe, met eene be-
palen van een huis) met een gemeenschappelijk volking van 60000 zielen. Evenals op deze landen,
afdak (berenda) die een lengte van 20 —50 vadem wordt in de geheele afdeeling hoofdzakelijk rijst
hebben. De voorgalerij is doorloopend en gemeen- verbouwd.
schappelijk eigendom van alle bewoners. In het regentschap Serang wordt Javaansch ge-
Het landschap bestaat uit slechts één district sproken. Dat ook in dit deel der res. de Soen-
(mendapa) Tandjoeng Keseri geheeten, verdeeld daneesche taal wordt gebezigd, evenals in de drie
in zeven doesoens (alle gelegen in het Z. gedeelte) andere regentschappen van Bantam, blijkt uit de
en elk verdeeld in een aantal soekoe's enz., (even- namen van bergen, rivieren, meren en desa's welke
als in Korintji). Het hoofd draagt den van den Soendaneesch zijn.
Sultan van Djambi (wiens suprematie erkend wordt, Niet alleen in taal, maar ook in voorkomen en
doch die zich weinig om Serampas bekommert) karakter is de bevolking van het regentschap Se-
ontvangen erfelijken titel Pamocntjak Tandjoeng rang van de overige bevolking van Bantam onder-
Keseri (het tegenwoordig hoofd noemt zich ook scheiden. Het waren wel grootendeels Javanen,
Depati Sri Boemi). Bij gewichtige aangelegenhe- maar ook Boegmeezen, Lampongers en andere
den roepen de Pamoentjaks van Serampas en het Maleiers, welke zich in vroeger eeuwen in Noord-
aangrenzende Socngai Tenang de tusschenkomst Bantam vestigden; vandaar dat er tusschen den
van den hoofddepati Rantau Telang van Korintji Noord-Bantammer en den Javaan van Midden-Java
in (die een soort patriarchale suprematie over een groot verschil bestaat.
beide landstreken schijnt te bezitten). SERANG. Hoofdplaats van deresidentie Bantam
Van de geschiedenis van het landschap is zoo en van de afdeeling en het gelijknamige district
goed als niets bekend (op het einde van 1804 Serang, gelegen aan de Tji Banten op 25 M. zee-
en begin 1805 werd het, evenals Soengai Tenang hoogte. Op het eind van 1895 had de plaats 5265
door een Engelsche expeditie getuchtigd). Overi- inwoners, nl. 145 Europeanen, 4507 inlanders,
gens vertoont het in alle opzichten groote over- 525 Chineezen, 55 Arabieren en 33 andere vreemde
eenkomst met Korintji, waarom wij voor verdere oosterlingen. Het is een lief gelegen plaatsje, dat
bijzonderheden (ook voor de geraadpleegde bron- bijna overal van stroomend water is voorzien en
nen) daarheen verwijzen. daardoor ook in den drogen moeson zijn groen
SERANG. Zie CEKAM. en frisch voorkomen behoudt. Het ligt aan beide
SERANG. Rivier op Java, res. Semarang, in zijden van den grooten postweg en heeft sedert
den benedenloop Tanggoelangin geheeten, grens- kort spoorweg-gemeenschap met Batavia. Aan de
rivier met Djapara. De boventakken dezer rivier ruime aloon-aloon liggen het residentiehuis, de
ontspringen op de Merbaboe, boven Tengeran regentswoning en de Protestantsche kerk, die ook
en stroomen vereenigd onder den naam van Kali bij de Roomsch-Katholieke gemeente in gebruik
Gatjatan, geruiinen tijd door Solo's grondgebied. is en in lßg7 geheel is hersteld. Tegenover de
Dan komt de rivier onder den naam Serang weder regentswoning ligt het fort, dat van twee bastions
in het Semarangsche. Een groote rechterzij tak is is voorzien en eene bezetting heeft van eene com-
de Loesi, die in Rembang boven Blora ontspringt. pagnie infanterie.
SERANG. Afdeeling der residentie Bantam, De weinige Europeanen wonen aan den post-
groot 76164 hectaren of 13.8 D g. m. Het regent- weg, in de nabijheid van het residentiehuis: de
schap van dezen naam omvat tevens het gebied inlanders en Chineezen voornamelijk in het noor-
van de afd. Anjer (zie op dat woord). De afd. delijke gedeelte der plaats. De Chineezen en thans
Serang beslaat het noordoostelijkste deel van het ook enkele Europeanen drijven een levendigen
gewest; zij grenst ten Z. aan de afdeelingen Lebak handel in rijst, copra, petroleum, koffie en lijn-
en Pandeglang en ten W. aan de afd. Anjer; zij waden ; de kleinhandel, welke te Serang zeer
vormt ééne contróle-afd., nl. Serang, omvattende bloeit, is grootendeels in handen van de inlanders.
de districten Serang, Tjiroeas (hoofdpl. Tjitcurcup), SERANG-LAO. Zie CERAM-LAOET.
Pontang en Tjikandi (hoofdpl. Pasirlama). Het SERBARASA. Atjeh: zie UOEAH NONA.
SERDANG.
— SEROEA. 577

SERDANG. Afdeeling van de res. Oostkust Meestal wordt hiervoor opgegeven A. Schoenan-
van Sumatra, bestaande uit het rijk van dien thus L. Daar echter niet bekend is dat deze soort
naam met de onderhoorige landschappen Senem- op Java voorkomt, wordt denkelijk A. Nardus L.
bah, Denai, Pebaoengan en Serbadjadi. De hoofd- bedoeld. De jonge wortels van het gras worden
plaats Loeboe Pakam, zetel van den Sultan, ver- als specerij bij de spijsbereiding gebruikt; men
blijfplaats van een controleur en een luitenant stookt er ook eene vluchtige olie (verg. GRAS-
der Chineezen, bestond uit. Dec. igoo uit 2074 OI.IEN, I, 600) uit, die bij allerlei aandoeningen
inwoners, nl. 12 Europeanen, 1376 Inl., 581 uitwendig wordt aangewend. Wegens de overeen-
Chin. en 105 andere Vr. O. Door de uiterst komst in den vorm van ziek suikerriet met dit
gunstige grondgesteldheid en het gezegend kli- gras, is de bekende ziekte bij het suikerriet Sereh-
maat, staat de landbouw in deze afd. op hooge ziektc genoemd; zie hiervoor bij SUIKER.
trap van ontwikkeling; voornl. evenwel heeft hiel- SERE. Mad.: zie SIRIH.
de tabaks- en koffiecultuur een groote vlucht ge- SEREBO DJADI. Landschap in de nog on-
nomen. Volgens het Kol. Verslag van 1901 werk- afhankelijke Gajoelanden, bewesten de Tamiang-
ten in Serdang 24 tabaksondernemingen, met een sche landschappen, en bestuurd door een kcdjoe-
gezamenlijke aanplant van 5169 velden, terwijl roean met 8 panghoeloes. De bevolking is Mo-
werden geoogst 42.295 pikol; bovendien waren hammcdaansch, reeds eeuwen geleden door Atjehers
er niet minder dan 24 koffieondernemingen ge- bekeerd.
vestigd (welke in hoofdzaak liberia-koffie verbou- SERE MANGAT BL Atjeh; zie SERE.
wen), die, uitgezonderd één onderneming waarvan SEREH. Soend.: zie SERE.
de resultaten niet bekend waren, gezamenlijk SERENDJAJA. Kleine rivier in de afd. Langkat,
20.260 pikol oogstten. res. Sumatra's Oostkust, met vele uitwateringen
Voor verdere bijzonderheden deze afdeeling be- in de straat Malaka, waardoor een delta gevormd
treffende, wordt verwezen naar de artt. OOST- wordt. Het grootste eiland van die delta is Poelau
KUST VAN SL'MATRA en DELI (toen laatst- Hompai, bekend door de herhaalde rooverijen,
gen. art. werd geschreven, vormde Serdang nog die aldaar door Atjehers worden bedreven. De
een onderafd. der afd. Dcli). meer landwaarts gelegen streek, door de Seren-
SERDANG. Landschap in de res. Oostkust djaja doorstroomd, bezit uitgebreide peper-aanplan-
van Sumatra, met bovengenoemde onderhoorighe- tingen van Atjehers, die zich daar bepaaldelijk
den. Het wordtbestuurd door een Sultan, die hierin voor deze cultuur gevestigd hebben.
ter zijde wordt gestaan door een Rijksraad, be- SEREWOENG. Alf. Men.; zie MIANA.
staande uit den rijksbestuurder (radja moeda, zon- SERINDIT. Zie SILINDI.
der afzonderlijk gebied) en vier rijksgrooten (die SERIOLA. PISCES, ACANTHOPTERVC.iI,
elk over een bepaald gedeelte van het landschap, Carangidae, Camnginn. 'Zie SELAR. (IKAN)
in naam des Sultans, gezagvoeren), terwijl de rijks- SERMATA. Eiland in de Timor-zee, met Loeang
grooten die den Sultan in de 4 aanhoorigheden en eenige kleinere eilandjes, benevens de Babar-
van Serdang vertegenwoordigen, wanneer zulks groep administratief een onderafd. vormende van
noodig blijkt, eveneens in den Rijksraad mogen de res. Amboina. Het is gelegen op ongeveer
zitting nemen. i2g°O.L. en 8° 15'Z.8. en vrij laag; de hoogste
Serdang was van ouds een onderhoorigheid van berg nl. de Bero is 260 M.; de kusten zijn» steil,
Siak. Omstreeks 1855 werd het door Atjeh bezet zonder ankergronden. Op het geheele eiland is
en gedwongen de Atjehsche vlag te voeren. In slechts één beekje, ontspringende op de Bcro en
1862 werd het door ons aan Atjehschen invloed in het noorden bij kampong Djerwali (waar de
onttrokken en legde de Sultan op 16 Aug. van 0.-I. C. vroeger een kleine bezetting had) in zee
dat jaar de gewone verklaring van Souvereiniteit uitmondende. De voorn, voortbrengselen zijn dja-
aan het Gouv. af, daarbij tevens weder den Sultan gong, katjang en oebi, die in zulke hoeveelheden
van Siak als opperheer erkennende. Bij contract worden aangeplant dat ze ook naar de naburige
van 23 Juni 1884 evenwel deed genoemde Sultan eilanden worden uitgevoerd. Behalve met deze
tegen schadeloosstelling algeheelen afstand van de producten, voedt zich de bevolking met rijst, veel
suprematie over Serdang. vleesch, visch, schelpdieren en schildpadden. Van
Het landschap is door de groote uitbreiding de huizen zijn sommige op palen, andere op den
der tabaks- en koffiecultuur in den laatsten tijd grond gebouwd, en vereenigd in een I2tal langs
zeer in belangrijkheid toegenomen. De Sultan de kusten liggende negariën, welke worden be-
verkeert evenwel, ondanks zijn aanzienlijke in- stuurd door orang kaja's bijgestaan door oudsten.
komsten, nog steeds in ongunstige financiëele Voor aanvallen van buiten zijn deze negariën van
omstandigheden, en kan daarom minder aan zijn hooge, dikke steenen muren omgeven. Het aantal
land ten koste leggen dan wenschelijk is. Behou- bewoners bedroeg in 1882, 5677 personen, allen
dens dat de tusschenkomst van ons bestuur in heidenen; de bevolking is verdeeld in twee klas-
zake grenskwesties nu en dan noodig is, laat de sen, vrijen en slaven; de laatsten verrichten echter
verhouding van den Sultan tegenover het Gouv. hetzelfde werk der overigen; in 't algemeen zijn
niets te wenschen over. de bewoners zeer werkzaam en vrij welvarend.
Zie overigens het met den tegenwoordigen vorst Litteratuur: J. G. F. Riedel, De sluik- en kroes-
gesloten contract van 29 Jan. 18S7 in Bijl. Hand. harige rassen tusschen Sclebes en Papua, 's Gra-
,
St.-Gen. 1889/90 n°. 1034 5 met Nota van Toe- venhage, 1886.
lichting. SERMO. District van het tot Sultansgebiedbe-
SERDANG of SORDANG. Zie SADANG. hoorend regentschap Nanggoelan, res. Djokjakarta.
SERE. Jav.; SEREH, Soend.; SERAI, Mal.; SERO. Zie ANDJING-AIJER.
GARAMA KOKSOK. Tbrn.; KORMA KOESOE, SEROEA. Eilandje in de Banda-zee, behoo-
Mal. Men.; SARIMBATA, Alk. Mkn.: SANGGE- rende tot de Damai(Dan,mer)-grocp en gelegen
SANGGE, Batt.; SERE MANGAT 81, Atjeh. op ongeveer 6° 15'Z.8. en 130" O.L. Het is van
Soort van Andropogon Hun., fam. Gramineae. vulkanische vorming, terwijl de werkende krater
111 .5 7
578 SEROEA. — SERRURIER. (LINDOR)
een hoogte van ongeveer 350 M. bereikt. Vroe- den worden vertoonen een grooten rijkdom aan
ger jaren was het eiland rijk aan specerijboomen, chromiet en koperertsen, in welke eigenschap zij
doch sedert de uitroeiing door de 0.-I. C. is het overeenkomen met die van Nieuw-Zeeland.
grootendeels met klapper- en manggaboomen be- Van eventueel gebruik der S. 'tzij voor siera-
plant. Voorts worden in kleine hoeveelheden dja- den, 'tzij voor nuttige dingen, is van Indië niets
gong, katjang en oebisoorten aangeplant. De be- bekend. J. van Baren.
volking legt zich voornl. op varkensteelt toe. De SERRAK. Zie DARIS.
woningen staan op palen en de negariën (4 in SERRANUS. PISCES, ACANTHOPTERYGII,
getal) op de bergen aangelegd en met steenen Percidae, Serranina. 'Zie KRAPO.
muren omgeven, staan onder het bestuur van SERRURIER. (LINDOR) Geboren 21 Dec.
orang kaja's, die zeer weinig gezag hebben. De 1846 te Dordrecht, waar zijn vader waalsch pre-
bevolking bestaat uit _; 1350 personen, is zeer dikant was, beproefde hij, na de schooljaren, eerst
onbeschaafd, kleedt zich nauwelijks en leeft in in het landbouwbedrijf, daarna in den tuinbouw,
't algemeen als wilden. Door Europeanen wordt vervolgens in het notariaat een werkkring te vin-
het eiland weinig of niet bezocht. den en bracht het in laatstgenoemd vak tot can-
Litteratuur: }. G. F. Riedel, De sluik- en kroes- didaat-notaris. Eene oproeping van de Japansche
harige rassen; Med. op zeev. geb. N. O. I. N°. 14, regeering, die Hollandsche jongelui als werkkrach-
20 Nov. '98. ten verlangde, gaf Serrurier aanleiding Japan seh
SEROENAI. Mal.; zie SAROENI. te gaan studeeren bij Prof. J. J. Hoffmann. Nadat
SEROEWAY. Standplaats van den controleur gebleken was, dat de in Japan vacante plaatsen
der afdeeling Tamiang (res. Oostkust van Sumatra),reeds van Ned.-Indië uit waren bezet, werd Ser-
en woonplaats van Soetan Moeda, radja van het rurier belast met de uitgaaf van het Japansch—
landschap Beneden Tamiang-rechteroever is gele- Nederlandsch woordenboek van Hoffmann. Hij
gen aan de rivier van dien naam. Te dier plaatse ging daarop in de rechten studeeren aan de Leid-
bevindt zich ook een militaire bezetting en een sche hoogeschool, waar. hij 23 Sept. 1873 werd
tolkantoor. Het grootste deel van de inwoners ingeschreven en 5 October 1877 cum laude pro-
zijn Chineezen, de rest Maleiers en Atjehers. Als moveerde op stellingen. In laatstgenoemd jaar
handelsplaats heeft Seroeway eenige beteekenis, werd hij benoemd tot conservator van het Eth-
voornamelijk als markt voor de Oajoe's en als nographisch Museum te Leiden en in 1881, na
afvoerplaats van de peper uit de naburige gedeel- het ontslag van Leemans, tot directeur van deze
telijk tot het gebied van Soetan Moeda, gedeel- instelling. Van het Japansche woordenboek begon
telijk tot dat van Radja Bandhara, radja van toen een en ander te verschijnen. Met kracht
Beneden Tamiang-linkeroevcr behoorende peper- breidde hij de verzamelingen van het Museum
kampongs, zoomede uit het gebied van den sedert uit, wist het aantal voorwerpen gedurende zijn
iSgg zelfstandig geworden radja van Soengei Ijoe.directoraat te verdrievoudigen. Hij bracht er eene
In geheel Tamiang zijn in 1899 de pachten en anthropologische afdeeling tot stand en schiep
rechten door het Gouvernement overgenomen, de verzamelingen uit den Stillen Oceaan, uit
tegen schadeloosstelling, niet alleen aan den radja
Afrika en Amerika, werelddeelen waarvan bij zijne
en de voornaamste hoofden, zooals overal in de komst slechts weinig aanwezig was. Meer en meer
residentie, maar aan alle hoofden met bestuur werden ethnografische collecties uit Ned. 0.-Indië
belast. naar Leiden gezonden, werd de instelling in de
SERPENTIJN. Onder dezen naam verstaat overzeesche bezittingen en elders bekend, werden
men een niet in bepaalden kristalvorm voorko- bezitters van voorwerpen tot schenking of tot
mend mineraal, dat meestal eene groene kleur bruikleen uitgelokt.
heeft, met talrijke nuances, liet optisch onder- De vreugde over deze uitbreiding van het snel
zoek leert, dat onder serpentijn eigenlijk twee opbloeiend en van zoo groote beteekenis gewor-
mineralen verstaan moeten worden, nl. vezelige den Museum, werd bij Serrurier in toenemende
S. of Chrysotiel en bladerige S. of Antigoriet. mate getemperd door de ten eenenmale onvol-
De hardheid bedraagt 3—4, het soortelijk ge- doende huisvesting van de aan zoo velerlei oorza-
wicht 2,5—2,7. Moeielijk smeltbaar zijnde, wordtken van bederf blootstaande verzamelingen ; voort-
het door zoutzuur, nog beter door zwavelzuur aan-durend sterker deed zich de behoefte aan ruimte
getast onder afscheiding van slijmig kiezel/uur. gevoelen. Aan noodkreten liet de directeur het
Volgens de voornaamste schrijvers is de serpen-
niet ontbreken; eerst verscheen (1893) Museum
tijn tot nog toe alleen van secundairen oorsprongof pakhuis? daarna Museum of mesthoop?
bekend, v.n.l. als verweeringsprodukt van olivijn.
Toen ook deze roep niet beantwoord werd en de
Toch mogen we niet nalaten om twee afwijkingen poging om het Museum naar Amsterdam over te
daarvan mede te deelen. Wcinschenk neemt nl. brengen mislukt was, nam Serrurier 22 Augustus
voor de bladerige Serpentijn, die in olivijnge- 1896 zijn ontslag als directeur en vertrok naar
steenten der Centraal-Alpen voorkomt, een pri- Indië, waar hij 28 October d. a. v. aan het Gym-
mairen oorsprong aan; hetzelfde nam ook Hooze nasium Willem 111 benoemd werd lot leeraar in
aan voor de serpentijn, die in Martapoera voor- de aardrijks- en volkenkunde, bij welken werk-
komt, hoewel Retgers, die de mikroskopische be- kring hij nog gelegenheid vond als secretaris van
schrijving der daar verzamelde gesteenten leverde,
het Bataviaasch Genootschap en als conservator
hierover geen woord verluidt (Zie Jaarboek v. h. van' het museum dezer instelling werkzaam te zijn.
Mijnwezen, 1891 en l8g3). Hij overleed te Batavia den 7 dc'i Juli 1901. Van
Als voorname vindplaatsen van serpentijn zijn het Japansche woordenboek zijn de letters A, O
de volgende bekend: en B verschenen, de laatste in 1892, en de uit-
1. Op Borneo in de afdeeling Martapoera, aan gaaf is op last van den Min. van Koloniën ge-
de Z.O.kust en O.kust. staakt. Voltooid daarentegen is De Wajang poerwo,
2. In den Riouw-Lingga Archipel. eene ethnologische studie, Leiden 1896,bestaande
3. Op Timor; de serpentijnen, die hier gevon- uit een verzameling van 21 platen, met tekst in
SERRURIER. (LINDOR) — SIAKRIVIER. 579

4°. (verkorte editie in B.). Behalve een aantal SEWAROE. Christengemeente ten Z. van
opstellen in vak-tijdschriften, kan nog vermeld Malang, res. Pasoeroean, met Wonoredjo, Kendal-
worden de catalogus van Japansche boeken te pajak en Pemiwen een vierhoek der zending vor-
Leiden aanwezig. Van de in 1890 geconstitueerde mende tegen den voortdringenden Islam. Sewaroe
Maatschappij tot bevordering van het natuurkundig is de voornaamste plaats van het viertal, een
onderzoek der Nederl. koloniën, die de Borneo- flink en net dorp, met goede en in regelmaat
expcditie (A. W. Nieuwenhuis) en de Siboga- gebouwde huizen, kerk, school en eene bevolking
expeditie (Max Weber) op touw zette, is Serrurier bijna geheel uit (ongeveer 500) Christenen be-
de stichter en was hij de secretaris. (A. A. W. staande. Zie Med. Ned. Zend. Gen. XVIII, 251;
Hubrecht in De Gids 1901, 539; G. Schlegel in XXI, 132; XXVIII, 1; Eigen Haard ißg2, 87.
T'oung Pao, Oct. 1901; J. D. E. Schmeltz in SEWEH. Loeb. Sum.; zie SIRIH.
Int. Arch. f. Ethn. XIV, 137); H. ten Kate, SEWON. District van het tot Sultansgebied
Lindor Serrurier herdacht, Tokyo, igo2. behoorend regentschap Bantod, res. Djokjokarta.
SERWAROE. Hoofdplaats van de onderaf- SHOREA. Zie MARANTI.
deeling Leti der tot de residentie Amboina be- SIAHOEL. Alf. Amb. Zie KEMBILI.
hoorende afdeeling Aroe-, Kei-, Tenimbar- en SIAKRIVIER. Deze rivier, de voornaamste der
Zuidwester-eilanden, tevens standplaats van den residentie Oostkust van Sumatra (zie het artikel
Posthouder, op de noordvvestkust van het eiland OOSTKUST VAN SUMATRA), ontstaat door de
Leti. Ook is hier een hulpprediker gevestigd. inéénvloeiïng der rivieren Tapoeng kanan en Ta-
SESA. Alk. Men.; zie NIPAH. poeng kiri, en ontlast zich in de Brouwerstraat.
SESAJAP (voorheen SIBAWANG genoemd). Naar deze beide Tapoengs wordt insgelijks het
Groote rivier in de Tidoengsche landen (noord- landschap genoemd dat zij begrenzen. De Tapoeng
oostel. gedeelte van de res. Z.- en 0.-afd. van kanan is de kleinste tak, en ontstaat door de
Borneo), ontstaan uit de samenvloeiing van de S. samenvloeiing van de Soengei Kapanasan en Soengei
Mentarang en S. Oeboei (die oostelijk van O. Landei en is door de vele zich in dien stroom
Litjang, op de grens, met Broenei ontspringen). bevindende boomstammen moeielijk bevaarbaar.
De rivier stort zich met verschillende zeer breede De weinig volkrijke kampongs, Si Kidjang, Teta-
mondingen (waaraan meerdere eilandjes hun ont- ling, Kota-Batak en Tebing-Tinggi, zijn aan de
staan te danken hebben) in de Soeloe-zee. Tapoeng Kanan gelegen. De Tapoeng Kiri is
SESAMUM. Zie WIDJEN.
SESARIE. (IKAN) Jonker visch, Julis op
meer bevolkt, daar treft men aan:de kampong
Batoe-Gadjah, waar sporen van tin zijn gevonden,
Bali (afdeeling Boeleleng); Ikan pagot, Julis en alwaar in 1888/90 de Siak-tin- en landbouw-
leucorhy/icliiis, Boeleleng. Ikan Tombilang, inaatschappij haar onderzoek naar dat metaal heeft
fu/is Schwarzii; Ikan la ml, oe won, flllis bi- aangevangen; haar pogingen hadden echter geen
notapsis; Ikan kawarin, Julis kawarin; succes. Van Batoe-Gadjah loopen twee wegen,
Ikan keiloe moquas, Julis timoriensis zijn één over Kaboen naar de Padangsche bovenlan-
soortnamen op Timor. den en een ander naar de V Kota's. Verder ligt
SESAWI of SAWI-SAWI. Mal.; SAWI, Jav.; aan de Tapoeng Kiri 't volkrijke Petapahan, (telt
SASAWI. Soend.; SABI, Batt.; SAWEL, SA- ruim 60 woningen, waaronder vele met planken
SAWEN of SASAWEA, Alf. Amb. omwanding) een welvarende kampong met goed
Prassica alba 11.f. et Th., fam. Crucifcme. De bevloeide sawahs en verbonden door een landweg
witte mosterd, een Europeesch kruid dat bijna met Ajer-tiris (V Kota). Het hoofd van Peta-
over de geheele wereld, ook in Nederl.-lndië, pahan voert den titel van Tengkoe Besar en ont-
wordt gekweekt. Ook B. juncea en B. chinensis vangt jaarlijks van het Gouvernement voor afstand
gelden als stamplanten der Indische mosterd. De van vroegere inkomsten een vaste schadeloosstel-
bladeren worden als groente genuttigd, het zaad ling. Aan de Tapoeng kiri ligt nog de kleine
ook in de ml. geneeskunde gebruikt. kampong Pantei Tjermin. De Tapoeng kiri, met
SESBANIA.V.ie TOERI. platbodemde vaartuigen (blongkang) van ongevoel'
SESEPANGA. Alk. Men.; zie KEMADOEAN. 20 pikol inhoud bevaarbaar tot Batoe-Gadjah,
SETARIA. Zie GIERST (I, 582). stroomt van West naar Oost, langs de heuvel-
SETAWAR. Mal. Zie PATJINC. reeks Soeligi, die haar talrijke voedende spruiten
SETJANG. Jav. en Soend.; SEPANG, Mal.; toezendt, weike als de bronnen der Siakrivier
SAPANG, Mak., SOPANG, Batt., SONJIHA, kunnen beschouwd worden.
Tem.; SEPENG, Atjeh. Na hare samenvloeiing met de Tapoeng kanan
Caesalpinia Sappan L. fam. Leguminosae, onder- draagt de rivier den naam van Siakrivier. Deze
familie Caesalpinieac. Een kleine boom of heester, is voor stoomschepen van het type „Ophir" en
in tropisch Azië algemeen voorkomend. In Indië „Siak" der Paketvaart Maatschappij bevaarbaar
gekweekt, zoowel ter wille van het roode verf- tot boven de hoofdplaats Siak, en door kleinere
hout (sapan-hout), als om het sierlijk loof en stoomschepen tot Pakan-Baroe, ja zelfs met de
de fraaie bloemen, en in dat geval meest als hegge. steamlaunch van den Sultan tot aan de samen-
Een afkooksel van het hout (gew. kajoe sam- vloeiing der beide Tapoengs. In 1874 is het s.s.
pling) dient om katoen, zijde en garens rood te „Koetei" met ± 7 voet diepgang de Siakrivier
verven, waarbij om het verschieten der kleur te opgevaren tot Koeala Tapoeng.
voorkomen, dit met gomlak wordt gemengd. Met De Siakrivier heeft ter hoofdplaats Siak een
een aftreksel van de schors wordt te Ambon de breedte van ruim 215 meter, te Pakan-Baroe
sagocweer gekleurd. Het harde hout wordt ook -f- 80 meter.
wel voor nagels in meubelen, vaartuigen enz. ge- De monding der Siakrivier is bijna één geogra-
bezigd. Het is ook een inlandsch medicijn. fische mijl wijd, terwijl daar ter plaatse de door-
SETOEI. Atjeh; zie SENTOEL. gaande diepte van 12 tot 16 vademen bedraagt.
SETOELANG. Mal.; zie PATAH TOELANG. Echter staat op een enkele plaats, nabij het eiland
SEUREUH. Soend.; zie SIRIH. Gontong .-.lechts 3'/s vadem water. De doorgaande
580 SIAKRIVIER. — SIAK SRI INDRAPOERA EN ONDERHOORIGHEDEN.

diepte van het vaarwater is van 4—12 vadem. n. eigenlijk Siak bestaande uit de penghoeloe-
Voor de hoofdplaats Siak staan 13 en te Pakan- schappen Siak besar, Siak ketjil, Batoeng en
Baroe 8 vadem water. (Gramberg, T. A. G. VI, Rempah;
bl. 102). Bij laag water echter vertoont zich aan /'. het gebied van den Datoe Laksamana be-
die monding eene zandbank, zoodat men dan staande uit het penghoeloeschap Domei, zich uit-
slechts door een geul de rivier in en uit kan strekkende van Soengei Seneboei tot aan Tan-
komen. — In 1592/93 werden door het opne-
mingsvaaituig „Bloemendaal" ter plaatse en a/d.
djoeng Leban, en het landschap Boekit Batoe,
zich uitstrekkende van Tandjoeng Leban, tot aan
kust dieptepeilingen gedaan. Tandjoeng Balei;
De Siakrivier is vrij van de beno of vloedgolf e. het landschap Mandau, zijnde het stroom-
(zie het artikel BENO), welke men bij de Rokan-, gebied van de Mandaurivier, daaronder begrepen
Panei- en Bilarivieren aantreft; daarentegen zijn de Batin Selapan;
eb en vloed in die rivier zeer sterk en zelfs merk- d. het landschap Pekan Baroe;
baar tot voorbij Pakan-Baroe. e. het landschap Tratak Boeloeh;
De meest bekende rechterzij takken der Siak- f. de eilanden:
rivier zijn de Soengei-Gasip, aan wier monding I. Poelau Roepat met P. Selat Moeroeng en
in vroeger tijden de vorsten van Casip hun zetel de andere nabij gelegen kleinere eilanden; 2. Poe-
hadden gevestigd, en de Soengei-Mampoera, die lau Padang; 3. Poelau Marbau; 4. Poelau Rantau
zich bij de hoofdplaats Siak in de Siakrivier stort. of Tebing tinggi; 5. Poelau Pantjoer of Rangsang;
Deze rechter zijtakken staan, wat bevaarbaarheid 6. Poelau Menggoeng; 7. Poelau Topang; 8. Poe-
betreft, verre beneden de Soengeimandau (linker lau Pandjang;
zijtak); toch zijn zij van belang, omdat zij voor g. de Onderhoorigheden zijn de landschappen:
kleine vaartuigen tot diep in het binnenland be- I. Tapoeng kanan; 2. Tapoeng kiri; 3. Tanah
vaarbaar zijn, en de natuurlijke wegen vormen Poetih; 4. Bangka en 5. Koeboe met de eilanden
waarlangs de orang talang uit hun bosschen de Poelau Djemoe, P. Tokong, Simbang, P. Lalang
Siakrivier kunnen bereiken en omgekeerd. besar en P. Lalang ketjil.
Aan de oevers der Mandaurivier treft men Het rijksbestuur van Siak wordt gevormd door
prachtig timmerhout in verscheidene soorten aan. den Sultan, de vier soekoehoofden (Datoe Pasisir,
Het water der Mandaurivier is donker roodbruin Lima Poeloeh, Tanah-Datar en Kampar) en den
van kleur, en veroorzaakt na haar samenvloeiing Datoe Laksamana (deze laatste voor het zeewezen).
met de Siakrivier een opvallende kleurverande- Zij zijn aansprakelijk voor de handhaving van orde
ring ook in dat water. Men zegt dat het water en rust onder hunne eigen onderdanen, terwijl
tannine bevat. Het Siakrivierwater is niettemin het Gouvernement zich heeft verbonden zich niet
goed drinkbaar; op de hoofdplaats Siak zijn geen met de inwendige huishouding des rijks in te
putten, doch drinkt de bevolking dat water. laten. Niettemin heeft de resident der Oostkust
Bezwarend voor het bevaren der Siakrivier is en de betrokken plaatselijk besturende ambtenaar
de vaak voorkomende dikke mist gedurende de het recht alle vergaderingen van het rijksbestuur,
nacht- en morgenuren en de hier en daar, veelal waarin rechtszaken of belangrijke bestuursaange-
na bandjir, in de rivier drijvende boomstammen. legenheden besproken worden, bij te wonen.
De Siakrivier is zeer vischrijk: haar oevers zijn Des Sultans onderdanen worden gestraft vol-
hooger dan het moerassig achterland. De kust- gens de in het rijk van Siak en Onderhoorigheden
zoom en de omtrek der riviermondingen, waar bestaande wetten en landsinstellingen; martelende
veel rhizophoren groeien, zijn onbebouwbaar; hoo- en verminkende straffen mogen echter niet wor-
gcrop vindt men nipa-, sago- en niboeng-palmcn den toegepast; terwijl de doodstraf niet mag
met verschillende rotan- en pandan-soorten, en eerst worden ten uitvoer gelegd dan na veroordcelend
ter halver hoogte van de hoofdplaats Siak komt aan vonnis der karapatan (van het rijksbestuur) en
de oevers goed timmerhout voor. De rivier verder na erlanging der toestemming tot ten uitvoer-
opvarende treft men tusschen Siak en Pakan-Baroe lcgging van den resident. De ter dood veroor-
slechts hier en daar enkele woningen aan, waarvan deelde kan zich met een verzoek om gratie tot
de bewoners zich met de teelt van rijst op ladangs den G.-G. wenden.
bezighouden, of wel eenige vlothuizen, maar deze In het Siaksche bestaat de slavernij nog wel,
nederzettingen hebben weinig te bctcekenen. doch deze is zoo goed als verdwenen, doordat in
Van meer belang is Pakan-Baroe, bekend om de politieke contracten menschenroof, slavenhan-
haar doorvoerhandel tusschen de V Kota's en del en in- en uitvoer van slaven worden verboden.
Midden-Sumatra met Singapore. Wekelijks wordt Pandelingschap komt meer voor, doch in de poli-
die plaats door een stoomschip van een diepgang tieke contracten is eveneens een artikel opgeno-
van B—lo voet varende onder Engelsche vlag, men waarbij de vorst en de rijksgrooten van Siak
bezocht, dat nagenoeg den geheelen doorvoerhandel zich verbinden om krachtig mede te werken tot
in hel Siaksche beheerscht. liet zijn voornamelijk de trapsgewijze afschaffing van het pandelingschap;
de Chineezen, die de uitvoerartikelen opkoopen zoo is het in Siak gebruikelijk dat maandelijks de
en verschepen; invoer heeft plaats door inlan- schuld van den pandeling met één gulden ver-
ders. Pakan-Baroe is door een goeden landweg mindert (soeroet), behalve voeding, kleeding en
van 20 K.M. lengte verbonden met Taratak-Boe- huisvesting, die de schuldeischer den pandeling
loeh, waarlangs de handelaren hunne goederen verschuldigd is.
dragen, en verder via de Kamparrivier de binnen- Het recht van belastingheffing in geheel Siak
landen van Sumatra invoeren, tot zelfs naar Paja- berust bij het Ned.-Ind. Gouvernement, behalve
kocmboeh. Te Pakan-Baroe treft men als hoofden enkele inkomsten, welke als samenhangende met
aan de Datock Bandar en vier penghoeloe's. het recht van den vorst op den grond niet voor
SIAK SRI INDRAPOERA EN ONDER- overneming vatbaar zijn, als pantjoeng-alas (hef-
HOORIGHEDEN. Dit rijk (zie OOSTKUST VAN fing van één tiende in natura van de producten
SUMATRA) bestaat uit: dei bosschen, uit het plantenrijk); tapak lawang
SIAK SRI INDRAPOERA EN ONDERHOORIGHEDEN.
— SIAMANG. 581
(bedragende tien gantangs padi per bidang ladang, de artikelen (handel) van den mond (Singapore)
alléén geheven van vreemdelingen); barang laran- naar de maag (midden Sumatra) gevoerd worden.
gan en hasil tanah of pachtschat bedongen bij de De grootte van Eigenlijk Siak wordt door Mel-
uitgifte van land- of mijnbouwconcessiën. Wegens vill geschat op 732, door Perelaer op slechts 200
de overneming van belastingen werd door het □ mijlen; dit groote verschil is naÉiurlijk een
Gouvernement den vorst en rijksgrooten van Siak gevolg van verschil in opvatting omtrent het wer-
toegekend een schadeloosstelling van ƒ178.945 kelijk gebied van de vroegere Sultans. Ofschoon
'sjaars. Bovendien sedert Mei lßg3 nog een scha- de Siakrivier één der best bevaarbare stroomen
deloosstelling van ƒ68.000 'sjaars voor de over- van de kust en daardoor een uitmuntende han-
neming van pachten over i<>. perceel Rokan, om- delsweg van de binnenlanden van Sumatra naar-
vatlende de landschappen Koeboe, Banka en Straat Malaka is, heerscht er in Siak bedrijvigheid
Tanah Poetih en 2°. perceel Boven-Siak en Mandau. noch vertier. Ongeveer zeven uur stoomens van
De tegenwoordige Sultan voert den titel
Jang di Pertoewan Besar Sjarif Hassim Abdoel
van: de hoofdplaats Bengkalis (afdeeling van dien naam,
waaronder de onderafdeeling Siak Sri Indrapoera
Djalil Saifocddin (acte van verband en bevesti- ressorteert) ligt Siak aan de rivier van dien naam,
ging d.d. 7 Januari 1891, Bijl. H. St.-Gen. 1891—g2 de zetel van het Europeesch en Inlandsch bestuur.
n°. 106/12—13). Het eerste is daar vertegenwoordigd door een con-
De Sultan van Siak heeft als vorst het bestuur troleur, die in 1873 in de plaats kwam van een
over zijn land, zoowel in wereldlijke als in geeste- ass.-resident. Tusschen de weinig beduidende socn-
lijke zaken; zijn onderdanen bestuurt hij echter gei's Mampoera ketjil en Klakap ligt het Gouver-
niet allen direct. Hij is wali in geheel eigenlijk nements etablissement, bestaande uit het fort (met
Siak, met daarbij behoorende eilanden, benevens 50 man en een officier als bezetting) dat in 1860
in Tanah Poetih, Banka en Koeboe, doch oefent werd voltooid, (in 1893 zijn de wallen geslecht
zijn walischap niet zelf uit, maar heeft zijn be- en door een ijzerdraadversperring vervangen), en
voegdheden ter zake overgedragen aan de imams. de woningen van den controleur, van den ont-
Men onderscheidt de inwoners van Siak in directe vanger der recherche (over 1892 werd te Siak
Sultans onderdanen, waartoe vooral behooren de voor ƒ23.000 geïnd aan in- en uitvoerrechten),
anak radja's, meest van Arabische afkomst en de zoo ook van den militairen commandant. Bij een
lieden van Menangkabauschen oorsprong of anak putboring op het controleurserf in 1901 werd petro-
ampat soekoe. Tot de laatsten behooren de bewo- leum geconstateerd. Aan gene zijde der Soengei
ners der „petalangan" naar talang = hooge grond. Klakap strekt zich de Maleische kampong van
Van de orang talang of kortweg „talang" genoemd, dien naam uit. Aan den linkeroever van de Siak-
(zie OOSTKUST VAN SUMATRA) zijn de Talang rivier heeft men schuin tegenover het fort het
Gasip, Talang Dajoen, Talang Koetir en Talang Chineesche kamp en iets verder de woning van
Mandau bekend. De hoofden der talang dragen den den Sultan, omgeven door een geheele kampong
naam van batin, terwijl een algemeen hoofd, dooi- van woningen, toebehoorende aan familieleden en
den Sultan over de talang aan de rechterzijde dienstbaren Wegen zoekt men op de hoofdplaats
der Siakrivier aangesteld, den titel voert van „bin- Siak tevergeefs, slechts loopt op het Gouverne-
tara kanan", die de bevelen van den vorst over- ments etablissement één rechte weg, en aan den
brengt aan de hoofden der talang, waarna zij aan overkant der rivier eveneens een weg, die het
de anak boewah worden medegedeeld. Over de Chineesche kamp verbindt met de kampong dalam
Talang Mandau heeft de Bintara Kiri een gelijk van den Sultan. Aan wegen heeft de inlander
gezag. In vroegere tijden hebben de orang talang geen behoefte, daar de talrijke soengei's en kreekjes
het meest blootgestaan aan de knevelarijen van uitkomende in de Siakrivier, hem overal heen-
den vorst en de anak radja. De bevolking van brengen. De handel der hoofdplaats Siak is groo-
het rijk Siak is schaars, niet werkzaam en arm. tendeels in handen van Chineezen (_: 200), die
Aan een eenigszins nauwkeurige begrooting der onder een wijkmeester in een afzonderlijke wijk
bevolking van Siak en de Onderhoorigheden is wonen. Even voorbij het Chineesche kamp ver-
niet te denken. De Gouvernements-commissaris dient vermelding de door een hoogen wal omgeven
Nieuwenhuyzen die in 1858 onze belrekking met en van steen opgetrokken begraafplaats (magam)
Siak regelde, schat de bevolking van Eigenlijk der vorsten, ook bekend uit de Siakgeschiedenis.
Siak op ruim 17.000, die der Onderhoorigheden Voor de Siakrivier wordt verwezen naar het
ruim 14.000 zielen; de Sultan echter schatte de artikel van dien naam.
bevolking van zijn rijk in lBg3 op totaal 25.000 Nog zij vermeld, dat op de Onderhoorigheden
zielen, buiten de vreemdelingen (vooral Chineezen). te Bagan Api-Api, bekend om haren grooten
De inheemsche bevolking van Siak vindt een handel met Malaka en Singapore in trassi en
middel van bestaan in de teelt van rijst op droge visch, een controleur is gevestigd (onder-
droge velden (enkele sawahs vindt men o. a. afdeeling Tanah Poetih, afdeeling Bengkalis).
slechts te Teratak Boeloeh en Petapahan), de Litterntuur: Gramberg, Geographische aantee-
inzameling van boschproducten, ook bijenwas, en keningen betreffende de res. Sum. O.kust speciaal
de vischvangst, vooral troeboekvisscherij. Rijst Siak, 'I. A. G. VI, bl. 100; J. A. van Rijn van
wordt van Singapore en klappers worden van Alkemade, Reis van Siak naar Paja Kombo, T. A.
Malaka in Siak ingevoerd. De handel, vooral de G. Rks. 2, 11,bl. 202; H. A. Hijmans van Anrooij,
erhandel met Pakan Baroe aan de Siak- Nota omtrent het rijk van Siak, T. B. G. XXX,
rivier en Teratak Boeloeh aan de Kampar als bl. 25g; E. Netscher, De Nederlanders in Djohor
transito-plaatsen, is hoofdzakelijk in handen van en Siak 1602—1865, Vh. B. G. XXXV, 1870.
Chineezen, lieden van Pajacombo (Pad. Boven- SIAMANG of AMANG. Een Langarm-aap,
landen) en personen uit de V Kota's. Niet oneigen- Hylobates syndactylus, van Sumatra, onderschei-
aardig is de vergelijking, die de Siakers gebrui- den van alle andere soorten van dit geslacht door
ken om den doorvoerhandel in hun gebied te eene merkwaardige vergroeiing van den tweeden
beschrijven: Eigenlijk Siak is de keel waarlangs en derden vinger der achterpooten. In het Deli-
582 SIAMANG.
— SIBOGA.

schc in den regel Imbau genaamd. Een andere van de burgerij aldaar en commissaris van het
Langarm-aap, Hylobntes leuciscus heet bij de Soen- klein zegel. Vier jaren later volgde zijn aanstel-
daneezen op Java Oa-oa of Wou wou. Hylobntes ling tot Raad ordinair van Ned.-Indië en in 17g3
concolor wordt door de Maleiers in Zuid-Borneo tot Eerste raad en directeur-generaal van Ned.-
Wawa of Oea-oea genoemd, in West-Borneo Indië ad interim, welke laatste betrekking hij
Kalampiauw, maar door de Dajaks aldaar echter wederrechtelijk en ten koste van Van de
Kalawet. De Maleiers op Sumatra onderscheiden Graaft", gewezen Gouverneur van Ceilon, die dooi-
een zwarten en een witten Oengko, Oengko- de heeren XVII reeds in 1 791 tot die functie
itam en Oengko-poetih, die slechts als varië- geroepen was, bekleedde. G.-G. tevens C.-G.
teiten van Hylobntes ngilis, die door hen Oengko Alting, wist zelfs te bewerken dat zijn schoon-
genoemd wordt, te beschouwen zijn. Zie verder AAP. zoon (14 Dec. 1793) werd benoemd tot Comn,.-
SIAP. Zie MANOEK. Gen., welke betrekking Siberg waarnam tot de
SIAP JANTOENG. Zie CHESS en MANOEK. ontbinding dier Hooge Commissie op 28 Sept.
SIARAS of SIAREH. Zie BENTET. I7gg. Bij het overlijden van den G.-G. van Over-
SIATOENG. Zie BOEJOE-RIMBO. straaten (die Alting als zoodanig was opgevolgd)
SIAUW (SIAOE). Zie SANGI-EILANDEN. den 22 Aug. 1801 trad Sibcrg op als waarn.
SIBAROEWAS ofSIBAROEWEH. Menangk.; G.-G. en werd in die functie bevestigd door het
BEROEWAS, Mal. Staatsbewind der Bataafsche Republiek dd. 16
Gnrcinin fnbrilis Mig., fam. Guttiferae. Boom April 1802, hoewel hij reeds als dir.-gen. in
van Sumatra, met tamelijk zwaar, sterk, taai, duur- Holland zeer gewantrouwd werd (De Jonge, XII,
zaam hout, fijn van vezel, donker roodbruin van bl. lxiv noot). Na meermalen ontslag te hebben
kleur. Voor huisbouw geschikt en om zijne bijzon- verzocht werd hem iq Oct. 1804 vergund zijn
dere taaiheid vooral ook voor roeiriemen en andere waardigheid over te dragen aan den dir.-gen.
buigzame voorwerpen gezocht. Wiese, doch hij trad officieel eerst af den 15 Juni
SIBAROEWEH. MAL.SuM.Zie SIBAROEWAS. 1805. Daarna bleef hij als ambteloos burger in
SIBASO. Naam voor de sjamanen bij de Bataks; Indië wonen en overleed op Molcnvliet bij Batavia,
letterlijk: het woord; bij uitbreiding: zij die door den 18 Juni 1817. Tijdens zijn bestuur als G.-G.
een geest bezield zijnde, ook geacht worden het woord had een algemeene opstand in Cheribon (zie aldaar)
van dien geest te spreken. (Zie SJAMANISME). plaats, en was het in Bantam wegens het ver-
SIBASSA. Mal. Sum. Zie SEBASSA. moorden van den Sultan (18 Maart 1804) ook
SI BERAGAS. In een der kampongs van dat niet rustig. Een doorslaand bewijs van zijn anti-
tot Toba behoorend landschap, door de natuur Fransche gevoelens (hij werd steeds verdacht
en de kunst der Bataks tot een bijna onneembare Engelsch gezind te zijn), maar ook van zijn zelf-
sterkte gemaakt, wierp zich in 1889 de Atjehsche standigheid gaf Siberg in 1803, toen den 11 Dec.
bende die, in dienst van Singa Mangaradja, een een Fransch eskader ter reede van Batavia kwam,
inval in Toba deed. Een militaire expeditie in meldende den hernieuwden oorlog met Engeland.
Augustus van dat jaar naar Toba gezonden, her- Dit eskader voerde tevens 200 man hulptroepen
stelde de rust. aan, met nb. 40 hoofdofficieren, zoogenaamd om
SIBERG. (JOANNES) Geboren te Rotterdam bescherming te verleenen tegen den gemeenschap-
(14 Oct. 1740) uit het huwelijk van H. Sibcrg pelijken Engelschen vijand, doch inderdaad om
met A. Th. Jalink. Hij vertrok 24 April 1758 vasten voet op Java te krijgen. Siberg zag dit
als constabelsmaat naar Indië en werd in het- zeer goed in, nam het aanbod aan voor zoover
zelfde jaar tot assistent te Batavia in dienst der de manschappen betrof, doch liet den woordvoerder,
Comp. benoemd. In 1776 huwde hij met een Adjudant-Generaal de Gosson met zijn geheelen
dochter van den toenmaligen Ontvanger-generaal staf weer vertrekken naar Mauritius, vanwaar hij
van Ned.-Indië Alting en werd in dat jaar bevor- gekomen was. Als G.-G. schreef Siberg iq Mei
derd tot opperkoopman, commandeur van Sumatra's 1802 een „Kort vertoog" omtrent het „Bericht"
Westkust. In Sept. 1780 (zijn schoonvader was van D. van Hogendorp, en wedcrlegt daarin diens
toen waarn. G.-G.) volgde zijn benoeming tot beweringen (De Jonge, XIII, bl. 3g—43). Over
gouverneur en directeur van Java's Noordoost- 't algemeen worden de bestuursdaden van Siberg,
kust, welke betrekking hij tot Sept. 1787 bekleedde, in zijn verschillende functiën, verre van gunstig
na inmiddels in 1782 te zijn benoemd tot Raad beoordeeld.
extra-ordinair van Ned.-Indië. Aan zijn opvolger Litteratuur: M. A. van Rhede van der Kloot,
J. Greevc gaf hij dd. 18 Sept. 1787 een zeer De Gouverneurs-Generaal en Commissarissen-Gene-
belangrijke „Memorie" betreffende dat gouverne-
ment (gepubliceerd in de Jonge: Opkomst, Dl.
raal .... enz., 's Gravenhage, 1891; zoomede de
daarbij vermelde bronnen.
XII, bl. 81— 124). In deze functie traden vooral SIBODAK. Bat. Zie T|AMPEDAK.
zijn hoedanigheden als „handig koopman" op den SIBOEROEK. Zie PAWEH.
voorgrond. Van Deventer schrijft: (De Jonge, XII, SIBOESOE. Mal.
bl. xi.v) „Met het reeds door hem vergaderde kapi- Naam van C. nodosn Hum. en C Javunicn L.
taal trad hij regtstreeks en zijdelings als concur- 'Zie KAJOE DOELANG (11, 179).
rent der particuliere handelaren op, kocht hij of SIBOGA (SI BOGA, SI BOLGA). Afdeeling
deed hij door de kapitein-Chinezen alle rijst en van de residentie Tapanoeli (Tapian na Oeli),
zout opkoopen, en verhandelde hij die hetzij aan bestaande uit een gedeelte op den vasten wal van
de Compagnie, of overal elders". Maar hij had Sumatra's Westkust en een aantal eilanden in den
ook goede hoedanigheden; in 1784 bijv. stichtte Indischen Oceaan, namelijk Nias en omliggende
hij op eigen kosten te Semarang een „Marine- eilanden, de Banjak-cilanden, Poelau Mensala en
school" (De Jonge, XII, bl. 64). Bij zijn aftreden omliggende eilanden, zoomede verscheidene kleine
als gouverneur werd hij benoemd tot President eilanden in de baai van Tapanoeli, w. o. Pontjang-
van het College van Schepenen van Batavia en besar en Pontjang-ketjil (vroeger de zetel van het
vervolgens (in hetzelfde jaar 1787) tot Kolonel bestuur en waar thans een stecnkolen-depót ge-
SIBOGA. 583
vestigd is), Nasi satoengkoes, Bakal en Onggeh bangan en samenhangt met een aantal naar alle
en langs de kust van Baros en Singkel, w. o. Sor- richtingen zich uitstrekkende uitloopers en dwars-
kam, Bilalang, Panei, Pandjang en Mangkir. Vier ketencn, die secundaire en lagere waterscheidingen
geogr. mijlen uit de kust zuidwestwaarts van vormen en waaruit zich een aantal toppen van
Pandjang ligt het kleine eiland Doendocn, waar verschillende hoogte verheffen tot iooo M. toe.
Nicobar-duiven in menigte voorkomen. Het ge- Oostelijk van de Batang Toroe omvat de afd. de
deelte op den vasten wal grenst ten westen aan westelijke en noordelijke flanken van den Locboek
den Indischen Oceaan van Koewala Batang Toroe Raja, den bijna 2000 M. hoogen bergtop die overi-
tot Oedjoeng Petikala, ten zuiden en zuidoosten gens, evenals de koepelvormige bijtop Sanggar
aan de onderafd. Angkola, waarvan het deels door Oedang in de onderafd. Angkola is gelegen. Die
den benedenloop der Batang Toroe (Batang Taro) berghellingen omvatten de tot de onderafd. Batang
tot Si Gala Gala Lombang stroomopwaarts wordt Taro-districten behoorende koeria's Si Anggoenan,
gescheiden, ten oosten aan de onderafd. Sipirok, Hoeraba en Marantjar, besproeid door de linker
waar ook weder over een groote uitgestrektheid zijrivieren van de Batang Toroe: A. Parsariran,
de Batang Toroe de grens uitmaakt, verder dooi- A. Si Gemoeroh, A. Potpot, A. Toras, A. Binango,
de landschappen Djandji Angkola, Pangalowan A. Garoepoek, A. Malakoet, A. Salak en A. Raboen.
en Si Gompoelan, en Hoerlang der afd. Toba en Ook westelijk wordt de afdecling door tal van
Silindoeng, dan aan de onafhankelijke Batakschc rivieren besproeid. Links vallen in de Batang
landschappen Nai Pospos, Pasarihoe Tobing, Pasa- Toroe de op den D. Si Tardas ontspringende A.
riboe Dolok, Toeka Holhoeng, Si Ambaton en Garoga en de moerasrivier A. Pahoe, die het water
die der Simpang Kanan; ten noorden aan Sim- afvoert van het meer dan 100 Q K.M. groote moe-
pang Kiri en Bocloe Sama (zie TROK.MOEN). ras dat westelijk van de Garoga-monding ten
Opmerking verdient dat op de kaarten de smalle noorden van de Batang Toroe is gelegen. In de
kuststrook die ons gebied omvat, zich ter hoogte baai van Tapanoeli ontlasten zich, behalve tal
van Pandjang aanmerkelijk verbreedt en nagenoeg van kleinere rivieren, de Loemoet, die op den D.
het geheele stroomgebied van Simpang Kiri en Si Tardas ontspringt, en waarvan de Parmaldoean,
Simpang Kanan aangeeft als tot de afd. te be- die links de Pinang Sori opneemt, een rechter
hooren. Feitelijk is dat niet het geval; ons gezag zijrivier is, die de onderafd. Batang Taro-districten
in de onderafd. Singkel, dat er den ao en Mei van Siboga en ommelanden scheidt. Aan de mon-
1840 werd gevestigd, strekt zich ook slechts over ding van de Loemoet, die tot Pertaboean met 5
een smalle kuststrook uit, nagenoeg geheel uit kojans prauwen en verder tot Loemoet met '/2
moeras en koraal bestaande, onbewoond en met kojans prauwen bevaarbaar is, ligt op den linker-
ondoordringbaar bosch bezet. In die onderafd. oever de kampong Djaga-Djaga, waar een koffie-
bezit op den vasten wal alleen het district Gosong doorvoerpakhuis is gebouwd, evenals te Loemoet
Telaga gronden voor cultuur geschikt, terwijl en Si Penggcng, nabij Batang Taro.
bij de kampongs Tandjoeng Baharoe en Paja Boem- Vier kilometer bewesten Djaga-Djaga is de uit-
boeng enkele droge plekken zijn, omgeven door het watcring van een meertje, Danau Pandan, waar-
eindclooze moerasbosch. De kuststrook van de afd. van de omtrek _: 6 K.M. is en in het midden
is grootendeels moerassig en met rizophoren be- waarvan zich een eilandje bevindt.
groeid; op sommige plaatsen, zooals langs de kust In Siboga en ommelanden vallen in de baai:
van Baros komt duinvorming voor; noordelijker de A. Bediri, A. Korsik, A. Niboeng, A. Toeka,
in de onderafd. Singkel is het strand ongeveer meestal naar de linker zijrivier A. Kalangan
IO a 15 M. breed, waar casuarinen (aroe) groeien genoemd, de A. Si Boeloean langs den steilen
en klappers; en zuidelijker om de baai van Tapa- zuidoostelijken voet van den G. Tambak Radja,
noeli en tusschen de mondingen van Batang Toroe de A. Siboga waaraan de hoofdplaats ligt, de A.
en Loemoet naderen de bergen de zee, hier en Moengkoer, A. Rasoen vele kleinere. Veel groo-
daar in steile rotsen afvallend. Daar zijn de G. ter stroomgebied dan de lot dusver genoemde
Tambak Radja (464 M.) ten zuiden van Siboga, rivieren heeft de A. Kolang, die in het laatste
de G. Kebong (373 M.) bewesten de monding gedeelte van den benedenloop de grens vormt
der Loemoet en ten noorden van de Batang Toroe, tusschen de onderafdeelingen Siboga en omme-
de G. Sawangan, G. Langkap en G. Gindobang.' landen en Baros en met 8 a 10 pikols prauwen
De kustlijn heeft weinig diepe insnijdingen, be- drie dagreizen ver bevaarbaar is. Zij ontspringt
halve in het zuidelijk gedeelte waar, ten noorden op den 1640 M. hoogen D. Mcrtimbang, die
van den scherpen hoek O. Mama en ten zuiden door een recht zuidwaarts loopenden keten met
van T. Batoe Boeroe en T. Karang, de baai van den Pangarambangan samenhangt. Van die keten
Tapian na Oeli is gelegen, een der schoonste van ontvangt zij links tal van zijriviertjes, waarvan
de wereld, met verscheidene kleine binnenbaaien, het zuidelijkste de A. Batoe Boedoer, het voor-
omzoomd door de, op verschillende plaatsen de naamste is, welks bronnen op de Pangarambangan
kust naderende, bergruggen en rotspartijen, waar- gelegen zijn. Ten zuiden van de zeer smalle kloof
tusschen vooral aan de oostzijde uitgestrekte moe- waardoor de Batoe Boedoer bruist, scheidt zich
rasbosschen. Noordwaarts van Baros steken de van de Pangarambangan een bergrug (waarin de
vlakke hoeken Kapala Oedjoeng, O. Silabi, T. 1). Singgaligali, 1040 M.) in bijna westelijke, dan
Bawang en Hoek van Singkel in zee uit, van zuidwestelijke richting af langs wiens zuidelijken
welke de beide laatste de Telok Beramei omslui- voet de Si Boeloean stroomt. Bij Bonan Dolok
ten, terwijl men westwaarts daarvan de geheel buigt deze rug zich noordwaarts om, met zijn tal-
open baai van Singkel vindt. Naar het oosten in rijke zijruggen het berglandschap Oente Moengkoer
het zuidelijk gedeelte der afd. ligt een grillig berg- vormend en de waterscheiding tusschen de kust-
land, door de Batang Toroe doorbroken, ten westen riviertjes en de A. Kolang. Rechts ontvangt deze
waarvan het waterscheidend gebergte van het zui- rivier, die in haar geheelen bovenloop een woeste
den af de namen draagt van Tangga ni begoe bergstroom is, waarvan de bedding in diepe klo-
(duivelstrap), Dolok Si Tardas en D. Pangaram- ven ligt met steile wanden, o. a. de A. Ocban
584 SIBOGA.

Oeban, de A. Koting, de A. Mapoeh in Si Pak Oostmoeson gevoelen, en de N.N.W.moeson, die


Pahi en de grootste, de A. Pintoe Bosi, die de de zuidelijkste der beide tegenovergestelde takken
landschappen Nai Pospos Dolok en Nai Pospos is, waarin de Zuidwestmoeson uit den Indischen
Tobing doorstroomt. In haar middenloop wordt Oceaan zich langs Atjeh's kusten verdeelt, is niet
de Kolang, A. Raisan genoemd, daar waar zij in merkbaar voor Juli en neemt weer af in Novem-
den weg van Siboga naar Taroctoeng is over- ber. Er is dus in deze streek slechts sprake van
brugd en de grens der afd. met Toba en Silindoeng één moeson, die van Juli tot Oct. uit het N.N.W.
vormt. Nagenoeg even groote rivieren zijn de noor- doorstaat, terwijl gedurende de andere maanden
delijker gelegen A. Sorkam of A. Si Boendong meest rondloopende en veranderlijke winden, bij-
en A. Batoe Garigi of rivier van Baros. Maar zonder overdag, zich voordoen. Land- en zeewin-
van deze heide liggen slechts de mondingen den, die veel koelte aanbrengen, hebben bijge-
enkele kilometers van den benedenloop binnen volg de overhand en wisselen zeer regelmatig af;
de afdeeling, waarom een nadere bespreking er de eerste waait gemiddeld uit het 0.N.0. en de
van hier wordt achterwege gelaten. Slechts zij laatste uit het W.Z.W. Gewoonlijk staat op de kust
aangeteekend dat de eerste drie dagreizen ver een hooge deining, kalme zee treft men slechts
met sampan's bevaarbaar is, de tweede slechts zelden aan. De stroom trekt in hoofdzaak mede
een paar uur en dat zij hoogerop ware bergstroo- met den wind, zoodat van Juli tot Oct. een stroom
men zijn met talrijke, sterk kronkelende zijrivieren. om de Z.Z.O. loopt. Het verval verschilt van 2
Verder komen kleinere kustrivieren voor, waar- tot 4 voet. Er zijn dubbeldaagsche getijden; de
onder de S. Tapoes, deels de uitwatering van een getijstroomen zijn slechts zwak en het juist ver-
nabij de kust gelegen meer en vier dagreizen ver band tusschen getijden en getijstroomen is nog
bevaarbaar voor '/.2 kojan's prauwen; de S. Te- niet ten volle bekend. Langs de kust, behalve
ngah die bij de kampong Mangkir in zee valt en ten zuiden van kaap Mama en van T. Karang
de rivier van Gosong Telaga, de uitwatering van tot Baros, ligt een strook van riffen en banken,
het meer Anak laoet. Vele van de kleinere rivie- die een breedte van 20 tot 25 zeemijlen beslaat.


ren nemen in de nabijheid van de uitwatering De thermometer wijst des morgens meestal 73"',
eene met het zeestrand evenwijdige strekking aan 's namiddags ten 2 ure g2° in den drogen tijd
en ontlasten zich dan met een meer of min scherpe
bocht, aldus smalle landtongen vormend, die soms
te Singkel g4° — en 's avonds te 6 uren 81°.
In de bovenlanden is de temperatuur verschillend
verscheiden honderd meters lang ziju. Vóór de naar gelang van de hoogte. Aardbevingen zijn
monding ligt meestal een zandbank, waarop hevige zeer veelvuldig; over 't geheel komen veel be-
branding staat, zoodat het inloopen van de koe- wolkte luchten voor; het regent gedurende het
wala's voor vaartuigen bezwaarlijk is. Tusschen geheele jaar met minima in Januari en Februari,
de S. Tengah en de Tapoes is bij Tandjong Si Juli en Augustus en maxima in Maart, April,
Manoek Manoek de grens der onderafdeelingen Mei en vooral van Sept. tot Dec. De gemiddelde
Baros en Singkel. De grootste en belangrijkste jaarlijksche regenval over de' laatste 17 jaren be-
rivier der afd. is de rivier van Singkel, door de draagt te Siboga 4571 m.M. met 213 regendagen
bevolking Batang ajer besar (groote rivier) ge- en te Singkel 4562 m.M. met 195 regendagen.
noemd, waar vrij groote vaartuigen kunnen bin- De meeste regen valt te Siboga in Oct., Nov. en
nen vallen en die op de grens der afdeeling, Dec. met 22 tot 23 regendagen per maand en
ongeveer 12 kilometer afstand van de kust, ont- een regenval in Oct. van 536 m.M.; te Singkel
staat uit de samenvloeiing van twee groote bron- in Oct. en Nov. met 20 regendagen per maand
rivieren, de Simpang kanan en Simpang kiri en en in (Jet. 512 m.M. regenval. De minste regen
daar ongeveer 400 M., bij de monding 500 M. te Siboga in Juni en Juli resp. 12 en 14 dagen
breed is. De beide Simpang's ontspringen ver in per maand met 274 m.M. in Juli en te Singkel
het onafhankelijk binnenland, de eerste waar- in Febr. met 12 dagen en 271 m.M., terwijl daar
schijnlijk op den Poesoek Boehit, westwaarts van in Juni en Juli 13 en 14 regendagen voorkwamen
het schiereiland Samosir (Tobamecr) en de laatste met 291 m.M. in Juli.
op den Batoe Gapit in de Alaslanden. Beide zijn De afd. is verdeeld in 5 onderafd.: Siboga en
over een groot gedeelte (de Kanan 5 a 6 dag- ommelanden, Batang Taro-districten, Baros, Sing-
reizen, de Kiri 15 dagreizen) bevaarbaar en langs kel (waartoe de Banjak-eil. behooren) en Nias.
hunne oevers zijn een aantal dorpen gelegen door Dit iaatste, te zijner plaatse in dit werk uitvoe-
Maleiers, Atjèhers of Bataks bewoond. In 1853 rig behandeld, zal daarom hieronder niet verder
werd de Simpang Kanan over een afstand van besproken worden.
36 K.M. van de samenvloeiing, waar felle stroo- De voornaamste plaatsen zijn de volgende: de
ming tot terugkeeren dwong, opgenomen en in afdeelingshoofdplaats Siboga, in het noordoosten
kaart gebracht door H. von Rosenberg. De rivier aan de baai van Tapanoeli gelegen, tot I Januari
vormt aan de monding een delta, die in 1861 1885 de hoofdplaats van het gewest, met 2549
tengevolge van een hevige aard- en zeebeving inwoners, nl. 34 Europ., 1850 Inl., 554 Chin.
belangrijke verandering onderging. en lil andere vreemde oosterlingen, meest Klinga-
De luchtgcsteldheid is over 't algemeen vochtig leezen. Bekend zijn de waringinboomen van reus-
en warm en de uitgestrekte strandmoerassen doen achtigen omvang op het erf van de assistent-resi-
veel ziekten, vooral malaria ontstaan. Koortsen dentswoning. De plaats is aan zee gebouwd, aan
en dysenterie komen veelvuldig voor, evenals ver- het begin van een vallei, tusschen hooge berg-
schillende huidziekten. Baros onderscheidt zich ruggen, uitloopers van den hooger genoemden
wat den gezondheidstoestand betreft gunstig van bergrug, die zich van den Pangarambangan west-
de andere plaatsen. De geheele afd. ligt in de waarts wendt, besloten. In de onderafd. Siboga
grensstreek of grensscheiding der moesons, die en ommelanden zijn verder ruim 40 dorpen (hoetas
benoorden Singkel reeds zeer merkbaar worden. en pagaran's) gelegen, waarvan de hoofdplaatsen
Gedurende de drie eerste maanden van het jaar der koeria's de voornaamste zijn. De Batang Taro-
doet zich in lichten graad de aanwezigheid van den districten tellen 51 dorpen, waaronder de hoofd-
SIBOGA. 585
plaats Batang Taro, Loemoet, Si Manosor en Pinang Singkel. Op genoemde plaatsen evenals te Baros
Sori. In Baros liggen behalve de gelijknamige zijn kantoren gevestigd; dat van Siboga is door
hoofdplaats op den linkeroever van de Batoe een telefoonlijn verbonden met Taroetoeng, Balige
Grigis, 26 dorpen, waaronderSorkam in het zuiden en Lagoe Boti aan het Tobameer.
aan den rechteroever bij de monding van de Aek Verreweg het grootste gedeelte van de afdee-
Si Boendong en Tapoes in het noorden aan de ling is met bosch bedekt; de bewoonde en be-
rivier van dien naam. bouwde plekken buiten de hoofdplaatsen en dorpen
Singkel is de eenige plaats van beteeke/tis in zijn schaars en gering in omvang. WTel ziet men
de gelijknamige onderafd. op een riviereiland van van uit zee op tal van plaatsen langs de kust
de delta der rivier van Singkel gelegen, nabij de de kruinen van klapperhoomen, maar de strook
plaats waar het in 1861 door een hevige zeebe- door die palmen bezet is niet breed. Tot de meest
ving en overstrooming verwoeste oude Singkel bevolkte gedeelten van de afd. buiten de hoofd-
was gebouwd. Voor onze vestiging in 1840 was plaatsen en de naaste omgeving daarvan behoo-
Singkel reeds een bloeiende handelsplaats, hoofd- ren de westelijke helling van den Loeboe Raja,
zakelijk door Atjèhers bewoond, die toen de plaats waar 20 hoetas en pagaran's gelegen zijn, voorts
verlieten, waarheen langzamerhand een nieuwe de vallei tusschen Loemoet- en Garogarivier, even-
bevolking kwam van Atjèhers, Maleiers, Niassers eens met 20 dorpen, dan de benedenloop van
en Chineezen. De gemengde bevolking die hier- de Aek Si Boendong, waar 8 kampongs dicht
uit is ontstaan spreekt een eigenaardig dialect bijeen zijn gelegen. Zondert men het vrij sterk
uit Atjehsch, Bataksch, Maleisch en Niasch in bevolkte niet onder rechtstreeksch bestuur staand
verminkten vorm samengesteld. In de geheele afd. gedeelte van Nias uit, dan is in verhouding tot
is slechts één voor rijtuigen geschikte grindweg, de uitgestrektheid der afdeeling het zielental uiter-
die Siboga met Padang Sidempoewan, de hoofd- mate gering, dat nog geen 40.000 bedraagt, waar-
plaats van de residentie verbindt. Voor het onder- van bijv. ± 14.000 voor Siboga en ommelanden,
houd zijn Eur. opzieners van de wegen geplaatst ± 4000 voor de onderafd. Singkel en db 6000
le Loemoet, Siboga en Batang Toroe en 2 inland- voor de onderafd. Baros. De bevolking op en
sche te Siboga. Het gedeelte Siboga—Loemoet nabij de kusthoofdplaatsen bestaat deels uit Ma-
kwam eerst kort geleden gereed; met den aanleg leiers, deels uit een vermenging van Bataks met
werd in 1891 begonnen. Te voren bestond hier Maleiers, Atjèhers en Niassers. Meer in het bin-
slechts een nauwelijks begaanbaar voetpad dooi- nenland is de Bataksche bevolking nog onver-
de moerassige landstreek en had alle vervoer van mengd. Te Siboga, Baros en Singkel houden een
Siboga naar Loemoet (een afstand van zh 40 K.M.) aantal Chineezen verblijf, voor wie aldaar wijken
o. a. van alle Gouvernements koffie uit Angkola, zijn aangewezen, waarin sommigen hunner fraaie
Batang Taro en Sipirok plaats met prauwen, eerst steenen huizen bewonen. Te Siboga is ook een
over de baai van Tapanoeli naar Djaga-Djaga en wijk voor vreemde oosterlingen geen Chineezen
van daar de Loemoetriviet- op, een traject dat zijnde, gevestigd. De bevolking, die in het begin
vaak 24 uur en meer eischte, wanneer bij opkomende van de vorige eeuw nog nagenoeg geheel hei-
bandjir slechts met groote inspanning tegen den densch was, belijdt nu voor het mcerendeel den
snellen stroom kon worden opgehoomd. Terwijl de Islam; alleen in de bovenlanden van de onderafd.
reis van de kust naar Sidempoewan in het midden Siboga en ommelanden en op enkele plaatsen in
der vorige eeuw nog 6 a 7 dagen eischte, in de Batang Taro-districten worden nog heidenen
1885 nog 3, waarvan het traject Loemoet—P. aangetroffen. In 1870 werd te Siboga een zen-
Sid. per karbouwen-pcdati zonder veeren moest dingspost opgericht door de Rheinischc Missions
worden afgelegd, is thans de reis van Siboga af Gescllschaft, die er bij haren arbeid met bijzon-
per as in 1 dag te doen. Van Siboga voert noord- der veel moeilijkheden te kampen had tengevolge
waarts een paardenpad door de zoogenaamde Batak- van het gebrek aan goede verkeerswegen en dooi-
vallei en dan over tal van bergruggen naar Taroe- den hevigen tegenstand van den Islam. Boven-
toeng, de hoofdplaats der afd. Toba en Silindoeng dien werden de zendelingen te Siboga spoedig
langs Temoengkoe, Pagaran Pisang en Benoea voor een groot deel aan hun eigenlijken werk-
Dji, welk pad de druk betreden handelsweg is kring onttrokken, toen de zending zich verder in
tusschen Siboga, de genoemde afd. en de daar- de Bataklanden uitbreidde en zij zich hadden te
aan grenzende onafhankelijke Bataklanden. Overi- belasten met het aanschaffen en opzenden van
gens zijn de verschillende hoetas en pagaran's alles wat de zendelingen in de binnenlanden noo-
der onderafdeelingen Batang Taro en Siboga en dig hadden. Enkele jaren geleden werden zij daar-
ommelanden door voetpaden verbonden, die recht van ontheven, toen te Siboga een handelshuis
uit, recht aan over berg en door dal voeren. van de zoogenaamde Borneo'sche Handelmaat-
Langs de kust leidt van Siboga een voetpad over schappij werd gevestigd, dat die taak overnam.
Mela, Tapian na oeli (na Pontjang de hoofdplaats, Thans zijn er twee zendingsstations, één te Siboga
waarnaar het gewest is genoemd; nu een kleine in de Batak-vallei, waar een fraaie kerk is ge-
strandkampong), Raso, Sordang en .Si Tongi- bouwd en één te Si Manosar in de Batang Taro-
Tongi naar Sorkam; van daar naar Baros, Tapoes, districten ; dit laatste heeft filialen te Loemoet,
Gosong Telaga en Singkel. Daar echter over de Pinang Sori en Si Penggeng, het eerste te Si
talrijke rivieren die dit pad snijden geen bruggen Tonang, Bonan Dolok, Rappa, Loboe Singkam,
zijn geslagen is het in den regentijd, als die rivie- Pagaran Lombang, Adian Goling, Hoerlang, Po-
ren gezwollen zijn, vaak nagenoeg onbruikbaar. riaha, Si Boeloean, Toengka, Si Pange, Pangan-
Sommige rivieren moeten dan worden overge- batan en Sahil. Er zijn 18 scholen met ruim 500
zwommen; bij andere is gelegenheid met een leerlingen, terwijl het aantal Christenen onder de
sampan te worden overgezet. bevolking ongeveer 1700 bedraagt.
Een telegraaflijn is gespannen langs den groo- (rouvemements inlandsche scholen zijn te Siboga,
ten weg van Padang Sidempoewan naar Siboga Batang Taro, Baros, Singkel en Goenoeng Sitoli
en van daar langs evenbedoeld voetpad naar gevestigd.
586 SIBOGA.

In de nabijheid van Baros, in de oudheid als ma's of hoeloebalang's. die te Gorong Telaga 2
Fangsoer of Fansoer bekend, worden Hindoe- hoelochalang's.
overblijfselen aangetroffen; zoo zijn er beschre- De Banjak-eilanden staan onder een bezoldigd
ven steenen en linggum's gevonden en in lBgg hoofd, den Toewankoc, aan de noordkust van Poelau
werd de te Loboe Tocwah opgegraven tors van Toewankoe gevestigd, onder wien op dat eiland
een zittend beeld naar het museum van het Bat. 7 soekoehoofden, I pegawci en 2 panglima's staan,
Gen. van Kunsten en Wetenschappen opgezonden. op Poelau Oedjoeng Batoe 2 panghoeloe's, op
Aan het hoofd der afd. staat de te Siboga ge- Poelau Balei een datoeq der Atjèhers, op Poelau
vestigde assistent-resident: aan hem ondergeschikt Pandjang een datoeq der Niassers.
zijn de controleurs van de Batang Taro-districten, Te Siboga is de Ass.-Res. en op de hoofd-
Baros, Singkel en Nias, op de hoofdplaatsen dier plaatsen der onderafdeelingen zijn de Controleurs
onderafdeelingen gevestigd; hij zelf heeft het be- Voorzitters van den rapat en tevens magistraat.
stuur over de onderafd. Siboga en ommelanden. Hun staat ieder een griffier ter zijde; te Siboga
Het direct bestuur over de bevolking in die is voorts een djaksa en op de andere hoofdplaat-
onderafd. berust hij de hoofden der landschappen, sen zijn adj.-djaksa's gevestigd die de functiën
ook wel districten en koeria's genoemd, onder van openbaar ministerie vervullen; ook is bij elk
verschillende titels. Soetan's staan aan het hoofd der rapats een Mohammedaansch priester als advi-
van Tapian na oeli (waartoe P. Mcnsala en om- seur geplaatst. Elk der hoofdplaatsen heeft een
liggende eilanden behooren) en Si Boeloean, Da- gevangenis; bij die te Siboga en te Goenoeng
tocq's van Kalangan en Badiri, Radja's van Siboga, Sitoli zijn afzonderlijke cipiers aangesteld.
Siroedoet, Toeka, Said ni Hoeta, Oente Moeng- De havens der drie hoofdplaatsen Siboga, Baros
koer, Si Pakpahi, Kolang, Rappa, Naga Timboel en Singkel zijn voor den algemeenen handel open-
en Loeboeq Sikam; de drie laatsten zijn onbe- gesteld; op die plaatsen zijn landskassen geves-
zoldigd. Verder zijn ter hoofdplaats een Datoeq tigd, onder beheer van de besturende ambtenaren.
pasar en onbezoldigde Panghoeloe's van Pasisir, Er wordt een vrij levendige handel gedreven
Darat, Toba, Djawa, Nias en Mandeling, zoomede door de daar gevestigde Chineezen, die de impor-
een Luitenant der Chineezen en een Wijkmecster teurs zijn van alles wat het binnenland noodig
over de Klingaleezen. Het Europeesch ambte- heeft en de opkoopers van de producten die de
naars-personeel bestaat, behalve de reeds ge- bevolking aanbrengt. De betaling heeft niet altijd
noemde, uit een commies, tevens agent van de in geld, maar dikwijls in zout, lijnwaden, tabak,
Pad. wees- en boedelkamer, een ontvanger en een petroleum enz. plaats. De meest beteekenende
opziener van de recherche, de eerste tevens haven- producten zijn benzoë, kamfer en rotan, het eerste
meester, een opzichter der B. O. W. en een com- voornamelijk uit de onafhankelijke Bataksche land-
mies voor den Post en telegraafdienst. In de schappen, waar het weinig als boschproduct, maar
batang Taro-districten (zie aldaar) zijn 8 bezol- meer uit goed onderhouden aanplantingen wordt
digde koeriahoofden, die den titel Toewankoe voe- gewonnen, waar de boomen op lo a 12 voet van
ren. In Baros (zie aldaar) worden de vier koeria- elkander uit zaden worden gekweekt.
hoofden ter zijde gestaan, de Toewankoe van Moedik Van de drie genoemde havens staat Siboga
door 4 panghoeloe's met de titels: Orang kaja bovenaan, dan volgt Singkel en eindelijk Baros,
Rastia Lela, Orang kaja Rastia Moeda, Orang kaja dat in vroeger tijden de eerste plaats innam,
Balei en Drang kaja Maharadja Moeda, zoomede vooral door den handel in benzoë en kamfer. De
door een Panghoeloe Sawah en een Pangh. Kam- oorzaak van het verval is voornamelijk gelegen
pong; de Toeankoe van llir door een Orang kaja in de mindere veiligheid der handelswegen in
besar, Orang kaja Maharadja Lela, Orang kaja het onafhankelijke achterland. De weg naar Siboga
Soetan di Djamboe, Orang kaja Soetan Banda- daarentegen loopt geheel door Gouvernements
hara, een Pangh. Sawah en een Pangh. Kampong. gebied; daarlangs dus kunnen de producten wor-
Ter hoofdplaats zijn nog een Datoeq Pasar Batoe den vervoerd zonder dat men blootstaat aan kne-
Grigis met een Pangh. Pasisir, Pangh. Toba en vclarij en tolheffing en de Batak verkiest dan ook
Pangh. Mandeling. Te Sorkam en Tapoes zijn dien langeren maar veiligen weg boven de paden
inlandsche posthouders gevestigd. Het Europeesch naar Baros.
ambtelijk personeel bestaat uit den controleur, Te Baros bedroeg de gemiddelde jaarlijksche
een klerk, tevens agent van de Padangsehe Wees- invoer over de jaren 1896/1900 een waarde van
en boedelkamer, den commies van den Post- en ƒ126.847 (waaronder bijna ƒ 40.000 aan gepelde
telegraafdienst en den ontvanger der in- en uit- rijst) en de uitvoer ƒ 201.253 (waaronder Benzoë
voerrechten tevens havenmeester. In Singkel, vol- voor ƒ113.050).
gens den Kegeeringsalmanak met de landschappen De jaarlijksche uitgaven van den Lande voor
Simpang kanan, Simpang kiri (zie boven) en de de geheële afdeeling, zoowel als voor elk der
Banjak-eilanden zijn ter hoofdplaats de contro- onderafdeelingen afzonderlijk overtreffen de in-
leur, een Eur. klerk tevens agent van de Wees- komsten, in welke wanverhouding verbetering zal
en Boedelkamer, een ontvanger der in- en uitvoer- komen nu (Ind. Stbl. 1891, n°. 20) de uitvoer van
rechten en accijnsen, tevens havenmeester en een boschproducten weder, evenals het geval was hij
commies van den Post- en telegraafdienst. Verder het Reglement dat I Januari 1826 in werking
is er een Passerhoofd der Maleiers, een Passer- trad, aan rechten (5 "/o der waarde) zal onderwor-
hoofd der Niassers en een Luitenant der Chinee- pen zijn.
zen gevestigd, te Koewala Baharoe een kampong- Het Gouvernements zoutnionopolie werkt in
hoofd, terwijl over de op zich zelf staande kampongs deze afd. niet. Van het ingevoerde zout werd een
Telok Ambon, Rantau gedang, Tandjoeng Ba- recht van ƒ2, sedert Stbl. igoo n". g van ƒ3,50
haroe, Paja Boembocng en Gosong Telaga bezol- per 100 K.G. geheven. Aan invoerrecht, uitvoer-
digde Datoeq's zijn gesteld. Die te Telok Ambon recht, pakhuishuur, accijns op petroleum en luci-
heeft onder zich een Panghoeloe kampong, een fers werd in igoo geheven te Siboga ƒ 76.683,
Pangh. Moeda, een Pangh. Radja lela en 2 Pangli- te Baros ƒ10.423 en te Singkel ƒ 7.568.
SIBOGA.
— SIBOGA-EXPEDITIE. 587
Garnizoenen liggen te Siboga (2 officieren en Linden, Minerale bronnen in de residentie Tapa-
30 man), te Baros (2 officieren en 50 man), te noeli, Nat. T. v. N.-I. 20, iBsg—lB6o; H. L.
Singkel (3 officieren en 75 man); de twee laatst- Osthoff, Topogr. schetsen van Sumatra, Nat. T.
genoemde plaatsen hebben kleine versterkingen. v. N.-I. 2, 1851; P. Blecker, Afmetingen van
Het in lB3g gebouwde fort van Baros is in igoo schedels van inboorlingen van Sumatra, Nias, enz.,
geslecht en door een nieuw gebouwde versterking Nat. T. v. N.-I. 2, 1851; E. B. Kiclstra, Suma-
vervangen. tra's Westkust van 1819—1825, Bijdr. Kon. Inst.
De bodem is over 't geheel vruchtbaar, zoowel V r., 2e deel 1894; Zeemansgids voor den 0.-I.
de zwarte humus der alluviale vlakten als de Archipel, I. A. L. V. H.
gele en bruine kleigronden, meer of minder niet SIBOGA-EXPEDITIE. Deze expeditie tot
zand vermengd, van de hoogere streken. onderzoek der Fauna en Flora der zeëen en der
Landbouw, klappcrtcclt, het inzamelen van gesteldheid der diepe bekkens van den Indischen
boschproducten en langs de kusten visscherij zijn archipel had plaats onder leiding van Dr. Max
de voornaamste middelen van bestaan der bevol- Weber, hoogleeraar aan de Universiteit van Amster-
king. De klapperboomen op het tot de onder- dam, met H. M. flotille-vaartuig „Siboga" onder
afdeeling Baros behoorende eilandje Pandjang en commando van den Luitenant t/z. i° kl. G. I.
de tot Singkel behoorende Toeankoe, Kandang, Tydeman. Hem ter zijde stonden de Luitenants
Parbirahan, Mangkir Gedang, Mangkir ketjil en t/z. H. J. Boldingh en C. E. Hoorens van Hey-
Lipang ketjil, worden door het Gouvernement ningen en de hoofdmachinist 1). M. Klazinga. De
verpacht voor ruim ƒ4OO 'sjaars. Rijstteelt op wetenschappelijke staf bestond naast tien leider
natte velden (sawah's) vindt men bij alle dorpen uit Mevrouw A. Weber—van Bosse voor de algo-
in de onderafd. Batang Taro-districten, veel min- logie, de zoölogen Dr. J. Vcrsluys, H. F. Nicr-
der, in Siboga en ommelanden, voorts in de om- strasz, Dr. A. H. Schmidt, tevens arts en den tee-
geving van Sorkam en Baros. Jaarlijks wordt een kenaar J. 11. Huysmans. Óp 7 Maart iBgg verliet
aanzienlijke hoeveelheid meest Siamrijst in de de Expeditie Soerabaja en keerde 27 Februari
havenplaatsen ingevoerd. Naast rijst zijn djagoeng, igoo derwaarts terug na een weg van 10.000 zee-
sagoe en aardvruchten het hoofdvoedsel der be- mijlen afgelegd te hebben. Op dezen weg werden
volking. Koffietuinen van eenige beteekenis zijn achtereenvolgens in de Bali-, Flores-, Savoe-, Ce-
alleen op de hellingen van den Loeboe Raja. De lebes-, Halmahera-, Ceram-, Banda- en Timor-zce
nijverheid is van geen groot belang; op de hoofd- benevens in de voornaamste straten tusschen de
plaatsen treft men goede scheepstimmerliedcn aan. eilanden van den Archipel over 300 loodingen
Van de strandbevolking vindt zeker een vierde tot op diepten van 5684 M. verricht en grond-
gedeelte haar bestaan in de vischvangst. Men proeven opgehaald. Met verschillende vangwerk-
vischt met sleepnetten die door prauwen in zee tuigen werd op 244 stations de Fauna van den
worden gebracht en tegen het strand opgetrokken, bodem, van het oppervlakte water en van de
ook met fuiken en in open zee met de lijn naar tttsschengelegen waterlagen onderzocht en vaak
groote visch. De helpers bij het visschen met in verband daarmede de temperatuur en het zout-
trek- en drijfnet worden betaald met een derde gehalte van het water bepaald. Voorts werd op
of de helft van de vangst. Een gedeelte van de talrijke eilanden de Fauna en Flora van het strand
visch voorziet in de plaatselijke behoefte, maar onderzocht en bijzondere aandacht aan de koraal-
het meerendeel wordt gedroogd of gezouten naar riffen gewijd. Naast schetsen van ankerplaatsen,
de binnenlanden verkocht, waar de visch op de werden kustopneming, astronomische plaatsbepaling
markten gereede aftrek vindt. en meting van berghoogten verricht. Hierdoor
Als de garnalenvangst overvloedig is, wordt werden gegevens verzameld voor de samenstelling
daarvan trassi bereid, zoowel voor plaatselijk ge- eener nieuwe, belangrijk gewijzigde kaart van de
bruik als voor de binnenlandsehe markten. diepte der zeëen van den Archipel, terwijl de be-
De voornaamste vischsoorten die gevangen wor- werking der grondproeven de geaardheid van den
den, zijn: gaboes, gagoleh, tenggiri, scre lintang, zeebodem zal leeren kennen. De hydrographischc
bawal, toei, belanak, aso-aso (te Batavia kem- uitkomsten der expeditie veroorloven verder de
boeng genoemd), djarang gigi (kakap) enz. bestaande kaarten op verscheidene plaatsen te
Tripang- en schildpadvangst zijn slechts van verbeteren, zoo vooral de Zuidkust van Timor,
eenige beteekenis bij de Banjak-eilanden, maar de ligging der eilanden in de Halmahera-zee, de
hebben toch ook daar slechts op kleine schaal Westkust van Nieuw-Guinea enz.
plaats. De markt is Singkel, van waar het product Maar vooral werd een zeer omvangrijk mate-
naar Singapoera en Pinang wordt uitgevoerd. riaal bijeengebracht, waardoor het mogelijk zal
Litteratuur: K. A. James, Onze vestiging te worden een beeld te ontwerpen van de marine-
Baros, T. v. N.-I. 11, n. s. 5, igoi; C. M. Pleyte, Fauna van den Archipel. Niet alleen van die
Herinneringen uit Oost-Indië, T. v. h. Kon. N. organismen, die op of even boven den bodem
A. G. 2e s., deel XVII; M. Buijs, Twee jaren leven van af 4391 M. diepte tot aan het strand, maar
op Sumatra's Westkust, Amsterdam 1886; H. von ook van die organismen, welke in het water zwe-
Rosenberg, Een woord ter toelichting der kaart van ven (Plankton) van het oppervlak der zee tot
de afd. Singkel en onderhoorigheden, Bijdr. Kon. meerdere duizend meter diepte. Reeds een voor-
Inst. IV r., deel, 1882; A. L. van Hasselt, loopig onderzoek heeft geleerd, dat hierbij onver-
Nota, betreffende de rijstcultuur in de Residentie wacht veel nieuwe uitkomsten verkregen zijn. Eene
Tapanoeli enz., T. Bat. Gen. XXXVI, 1893; De rijke verzameling van algen benevens van andere
inlandsche nijverheid ter Westkust van Sumatra, lagere plantaardige organismen (Diatomeën, Coc-
T. v. N. en L. in N.-I. XI.IX 5, 1894; P. Th. cosphaeren en Peridineën), die in het water zwe-
Couperus, De residentie Tapanoeli in 1852, T. ven, zal eveneens onze kennis omtrent den Archi-
Bat. Gen. IV, 1855; H. von Rosenberg, Geogra- pel op ongekende wijze uitbreiden.
fische en ethnogr. beschrijving van het district De resultaten, die verkregen zullen worden door
Singkel enz., T. Bat. Gen. 111, 1855; J. van der hel onderzoek van het op de expeditie verzamelde,
588 SIBOGA-ENPEDITIE. — SIDENRENG.
dat door vijftig medewerkers in Nederland en het van de Solorivier, daar waar zij zich in zuidelijke
buitenland is ter hand genomen, zullen verschij- richting ombuigt, is zeer moerassig en heeft in
nen in het werk: „Siboga-Expeditie. Uitkomsten den westmoeson veel last van water, waardoor
op zoölogisch, botanisch, oceanographisch en geo- de rijstbouw niet weinig wordt bemoeilijkt. I>e
logisch gebied verzameld in Nederlandsch Oost- aangevangen maar weder gestaakte irrigatiewerken
Indië 1899—1900 aan boord H. M. Siboga, onder in de Solo-vallei hadden dan ook, nevens eene
commando van Luitenant ter Zee l e kl. G. F. bevloeiing van velden die van den regen afhan-
Tydeman, uitgegeven door Dr. Max Weber, Prof. kelijk zijn, ten doel, door beteren waterafvoer de
in Amsterdam, Leider der Expeditie", waarvan strook ten Z. van de Solorivier meer voor den
reeds vier afleveringen verschenen zijn. Voorloo- landbouw geschikt te maken. In verband hier-
pige mededeelingen over de resultaten der expe- mede staat het graven van een nieuwen Solo-
ditie zijn verschenen in Bulletin 24 —35 der Maat- mond, welke bij Wringeranom begint en bij Sida-
schappij ter bevordering van het Natuurkundig joelawas in zee zal vallen, welk werk nog niet
Onderzoek der Nederlandsche Koloniën, van welke voltooid is. De hoofdplaats der afdeeling, Sidajoe,
Maatschappij de expeditie uitging en die ook haar aan den ingang van de straat van Madoera gele-
linantieelen en moreelen steun verleent bij de uit- gen, had op het eind van lBgs 11.286 inwoners,
gave van bovengenoemd werk, dat tevens gelde- nl. 34 Europeanen, 11.158 inlanders, 8g Chinee-
lijk gesteund wordt door de Departementen van zen en 5 Arabieren. De inlandsche bevolking leeft
Binnenlandsche Zaken en van Koloniën. Voorloo- van de vischvangst, den handel en de lecit van
pigc mcdedeeling over de resultaten der expeditie rijst en maïs op de aangeslibde gronden, welke
bevat ook de „Gids" van 1900 en Petermann's zeer goede oogsten geven.
Geogr. Mitteilungen, Heft VIII, 1900. SIDANGOLI. District aan de westkust van het
SÏCYDIUM. Zie GOB1US. noordelijk schiereiland van het eiland Halmahera,
SIDA. Zie SIDAGOKRI. ten zuiden nabij het riviertje Aké Laha aan het
SIDAGOERI. Tav. en Mal.; SADAGORI, district Dodinga grenzende, en behoorende tot
SoENL>.;TJELEGOERI,ookMAL.;TJINAGOERI, het sultanaat Ternate. Aan het strand is een ge-
Mak. en Boeg. lijknamige kampong, bewoond door Tematanen van
Soorten van het geslacht Sida /.., fam. Mal- de hoofdplaats, die zich onledig houden met de
vaceae. Hieronder vooral S. rhombifolia /.. met vischvangst, vooral van tjakalang, het naaien
de var. rctusa Mast. en S. carpinifolia Z., beide van dakriet en het verzamelen van de eieren van
in geheel Indië algemeen. De bladeren van deze loophoenders. Het binnenland is bewoond door
en andere 5/Va-soorten worden gebezigd om garens Alfoeren van Tocbaroe, oorspronkelijk uit het
te bestrijken. De wortels zijn als inlandsch ge- district Gamkonorah afkomstig en zich hoofdza-
neesmiddel in gebruik. De stengels leveren een kelijk bezig houdende met het kloppen van sagoe.
goede vezel. Nabij de kust liggen tal van eilandjes, waar dooi-
SIDAJOE. Afdeeling en regentschap (met ge- de Badjo's veel tripang wordt gevangen.
lijknamige hoofdplaats) der residentie Soerabaja, SIDAWAJA. Jav.
eenc oppervlakte beslaande van 86.494 hectaren Woodfordia fruticosa Kurz., fam. Lylhraceac.
of 15,7 D g. m. De afd. omvat twee controle- Indische heester. De uiterst kleine zaden heeten
afdcelingen, nl. Sidajoe, welke bestaat uit het als inlandsche drogerij podisari.
district Tambangan en Karanggcncng, omvat- SIDENRENG. Boegtneesch landschap aan de
tende de districten Kcdokan (hpl. Karanggcncng)
en Pridjek (hpl. Wringinanom). Het aantal desa's
W.kust van Zuid-Celebes, behoorende tot
de hoofdstaat van het bondgenootschap Adja—
— en

bedraagt 424, waaronder ééne particuliere desa, Tapparang. Het grenst ten N. aan de Toradja-
gelegen op het particuliere land Dradjat. De afd. landcn, ten O. aan Wadjo, ten Z. aan Soppcng
beslaat het noordelijkste gedeelte der residentie en ten W. aan Soeppa, Alictta en de Str. van
Soerabaja en is zoowel aan de Java-zee als aan Makasser. Het heeft een oppervlakte (naar schat-
de Straat van Madoera gelegen. De noordelijke ting) van 200 □ palen en een bevolking van
helft van de afd. bestaat uit grootcndeels met -f- 90.000 personen. Het wordt door de Batoe
djatiboomen begroeide kalkheuvels, die cene voort- poete in Z.W. richting doorstroomd en heeft nog
zetting zijn van den noordelijken kalkrug, die ten een aantal onbeduidende riviertjes. In het N.O.
O. van de kali Serang in Semarang een aanvang gedeelte bevindt zich het vrij uitgestrekte meer
neemt en deze residentie en Rembang doorloopt. van Sidenreng, waaraan gelegen is de volkrijke
De zuidelijke helft der afd. bestaat uit een strook kampong Teteddji, de vroegere verblijfplaats van
alluvialen grond aan weerszijden van de Solo- den vorst. De voornaamste plaats is Pare Pare
rivier, welke de afd. van het oosten naar het (zie aldaar) aan de haai van dien naam, welke
westen doorstroomt. Aan of nabij den grooten kampong met omgeving sedert 1824 tot direct
postweg, die op geringen afstand van de noord- Gouv. grondgebied is verklaard; andere kust-
kust en bijna evenwijdig met de Solorivier de plaatsen zijn Tjappa galoeng, 1 ijalampakoe en
afd. doorsnijdt, liggen verscheidene volkrijke desa's, Kocpa. De zetel van den vorst die den titel
wier bevolking zich met vischvangst bezig houdt Adatoeang draagt, is thans te Nepo in het Zui-
of met de teelt van visch in vijvers, aangelegd den. De tegenwoordige bestuurder is tevens vorst
op het aangeslibde alluvium. Op Oedjoeng Pangka, van Rappang, eveneens tot de Adja-Tapparang
den noordoostelijksten uithoek der afd. is eene wacht behoorende, welk landschap noordelijk van Siden-
geplaatst ten dienste der schepen, die naar Soe- reng is gelegen, een oppervlakte van ongeveer
rabaja door het Westgat gaan en zich willen voor- 50 D palen heeft en een bevolking van (naat-
zien van een loods voor dit vaarwater. Ten W. schatting) 26.000 personen.
van Oedjoeng Pangka liggen drie, uit zee zeer in Zie Tijds. Aardr. Gen. XIX (1902), 329. En
het oog vallende, langwerpige, vlakke heuvels, bij voor het met den vorst gesloten contract, enz.
de zeelieden bekend onder den naam van de dood- bijz.: Bijl. Hand. St.-Gen. 1888/89 n«. 7622-23 en
kisten. De strook ten Z. en gedeeltelijk ten O. iBg2/g3 n». 1040-I°.
SIDOARDJO. — SIERPLANTEN EN TUINBOUW. 589

SIDOARDJO. Afdecling en regentschap (met hebberij in het kweeken van planten, die geen
gelijknamige hoofdplaats) der residentie Soera- dadelijk nut aanbrengen, dus kweeken uit lust tot
ren of _
baja, eene oppervlakte beslaande van 63.902 hecta-
11,6 g. m. van de Brantas-delta, dooi-
de kali Porong ten Z. en de Soerabaja-rivier ten
kweeken, tot zien opgroeien van de planten, die
men zelf verzorgt. Dank zij deze zorgen krijgen
de planten cene ontwikkeling, welke het oog aan-
N.W. ingesloten. De afdeeling omvat twee con- genaam aandoet en den verzorger een gevoel van
tróle-afdeelingen, nl. Sidoardjo, bestaande uit de zelfvoldaanheid verschaft. De Chineezen staan in
districten Djenggolo I (hpl. Gedangan) en Djeng- dit opzicht zeer hoog; hoe zij overigens in het
golo II (hpl. Sidoardjo — en Prambon, met de
districten Djenggolo 111 (hpl. Krian) en Djeng-
practische leven opgaan, in Tuinbouw uit zich
hun kunst, zoowel in het aanleggen van tuinen
golo IV (hpl. Taman). Het aantal desa's bedraagt als in het kweeken van specimen-exemplaren. Men
605. De afd. bevat, met uitzondering van een vatte dit niet op, alsof wij kunnen instemmen
kleinen driehoek in het N., het geheele delta- met hunne opvatting van kunst, met hunne dwerg-
gebied van de Brantas-rivier. Zij grenst ten Z. boompjes-cultuur, enz., verre van daar, maar men
gedeeltelijk aan de res. Pasoeroean en wordt voor moet een woord van waardeering hebben voor
het overige ingesloten door de afd. Modjokerto hunne beginselen op Tuinbouwgebied. Ook de
en Soerabaja en de straat van Madoera. De bodem Chineezen in onze kolonie, vooral de meergegoe-
bestaat voor een grooter, oostelijk deel uit allu- den, geven daarvan overtuigende bewijzen.
viaal, voor een kleiner, westelijk deel uit kwartair De Europeaan heeft zijn zin voor Tuinbouw
terrein, dat van de kustlijn westwaarts zeer gelei- medegebracht uit het Westen, en in de tropen
delijk stijgt tot 15 M. zeehoogte, en dus zoo overgeplant. Van ware kunst is niet veel te be-
goed als geheel vlak is. — Verscheidene kleine
rivierarmen stroomen in westelijke richting over
speuren, maar daarentegen is er onder de Euro-
peanen zeer veel liefhebberij in het kweeken van
de delta, die verder bevloeid wordt door irrigatie- planten, en vooral zijn het de vrouwen, die zich,
water uit de Porongrivier, hetwelk bij Lengkong naast de huiselijke bezigheden, hieraan wijden.
door een stuwdam en inlaatsluizen op den linker- Van een eigen kunst op Tuinbouwgebied is in
oever in kanalen wordt geleid, die in den oost- onze kolonie geen sprake. Aan hetgeen men elders
moeson 50.000 baoe van levend water voorzien. onder landschapskunst of „Landscape gardening"
Er zijn in deze afd. geene part. landerijen of erf- verstaat, is geen behoefte. De natuur geeft zelve
pachtsperceelen ; daarentegen werken er 1 5 suiker- zooveel schoons, dat men geen parken, die liefe-
ondernemingen op overeenkomsten met de bevol- lijke of woeste landschappen nabootsen, noo-
king. Jaarlijks worden ruim 8000 baoe's, op de dig heeft. Op vele plaatsen is de natuur zóó
delta gelegen, ten behoeve der fabrieken met riet schoon, zóó overweldigend mooi, dat elke kunst-
beplant. De delta is geheel bebouwd; tusschen matige aanleg daarbij eene bespotting zou zijn,
de rijst- en suikerrietvelden liggen dicht bevolkte en al is men in een minder begunstigde streek
desa's. Langs het voortdurend zich verbreedende gehuisvest, dan nog zijn de kampongboschjes, de
zeestrand wonen visschers en eigenaars van visch- palmengroepen, de bamboestoelen zoo aangrijpend,
vijvers of huurders daarvan, wier bedrijf zeer winst- dat geen kunstgewrocht het geheel nog schooner
gevend is. zou kunnen maken.
De hoofdplaats der afdeeling, Sidoardjo, ligt Waar voorzeker wel gelegenheid voor fraaien
aan de spoorlijn Soerabaja—Bangil en Sidoardjo— tuinaanleg zou geweest zijn is te Buitenzorg; toch
Modjokerto. Het aantal inwoners bedroeg op het heeft men zich daar weinig om bekommerd. Het
eind van 1895: 10.115, nl. 94 Europeanen, 8598 natuurschoon bevindt zich niet in 's Lands Plan-
inlanders, 1373 Chineezen en 50 Arabieren. De tentuin, maar daarbuiten, en de aanleg van den
pasar is er druk bezocht. Bij de desa's Poeloengan tuin laat in vele opzichten te wenschen over. Eerst
en Kalanganjar liggen modderheuvcls, waaruit gas- in de laatste jaren is men er toe overgegaan om
blazen opstijgen die later bersten, waardoor het gazons van eenig belang aan te leggen en perken
gas vrijkomt. Het afvloeiende water bezit genees- van bloemen en heesters te vormen, die het oog
krachtige eigenschappen. aangenaam aandoen. Hier en daar wordt er thans
Op korten afstand van de desa Porong, aan de het liefelijke aan het nuttige of wetenschappelijke
rivier van dien naam, ligt de oudheid Tjandi Pari gepaard.
uit rooden Modjopaitschen steen opgetrokken. De aanleg van een werkelijk schoonen tuin
SIEGESBECKIA. Zie D[AI'OENGAN. heeft niet geringe bezwaren. Planten- en dieren-
SIERADEN. Zie KLEEDING. wereld beide leveren vijanden, die moeilijk te
SIERPLANTEN EN TUINBOUW. Wanneer bestrijden zijn. Bij nagenoeg elke europeesche
men bij natuurvolken een onderzoek instelt naai-
den aard van hun Tuinbouw, dan zal men tot de
woning is gelegenheid om een tuin aanteleggcn
toch ziet men alleen bij uitzondering goed ge-
:
wetenschap komen, dat het utiiiteits-beginsel steeds vormde gazons, perken met bloemen, enz. Daaren-
op den voorgrond treedt. Men kweekt de planten tegen heeft de cultuur in potten en tobben een
om de wortels, bladeren, vruchten, zaden te kun- groote vlucht genomen. In deze beperkte ruimten
nen nuttigen, of ook wel voor genees- of heel- kan men met goede zorg de vijanden weren, en
middelen. Van tuinbouwkunst is geen sprake en wordt men beloond met een rijken bloei, met
van liefhebberij, zooals men die in eene beschaafde welig blad, of wat men verlangt voor de dikwijls
maatschappij opmerkt, is slechts weinig te ontdek- zeer aanzienlijke moeite daarvoor gedaan.
ken. Wat de inboorlingen in onzen Archipel be- Onmisbaar in de tropen is de tuinjongen (toe-
treft, wij mogen aannemen, dat de Tuinbouw het kang kebon). Het klimaat maakt, vooral op de
meest en het best beoefend wordt door de inlan- kustplaatsen, twee malen per dag begieten nood-
ders op Java. Hoog is de trap van ontwikkeling zakelijk. „Sempervirens" zijn alle boomen, maar
niet; het utiiiteits-beginsel speelt er nog altijd een juist deze laten niet op gezette tijden de bladeren
zeer groote rol bij, maar toch, en vooral onder de vallen, zooals de loofboomen in de gematigde
meer ontwikkelden, bespeurt men voorzeker lief- luchtstreek. Eiken dag is de grond overdekt met
590 SIERPLANTEN EN TUINBOUW.

bladeren; eiken morgen en eiken middag moet de groot ovaal vak met verschillende soorten van
tuinjongen den tuin aanvegen, om het afgevallen varens, in het midden eenige boomvarens, daar-
blad te verwijderen. Voor dezen arbeid, gieten en omheen andere soorten, in allerlei verscheidenhe-
vegen, is de inlandsche tuinjongen geschikt. Hoe- den van vorm en tint der bladeren. Aan beide
wel steeds voorzien van een mes, heeft hij van zijden zijn Dieffcnbachia's langs den wand geschikt.
snoeien geen flauw begrip. Eene kunstbewerking, Achter het varenvak staat een groep Anthuriums,
die hij reeds als kind in den kampong geleerd zooals Anth. cristallinum, magnificum, regale,
heeft, past hij met graagte en met succes toe, Warockeanum enz. Vervolgens krijgen we het
dat is tjangkok, hetzelfde ongeveer als het elders groote Maraiito-\".\V, waarin wel een dertigtal
gebruikelijke marcottecien. Hij ringt een tak op vormen van dit geslacht zijn vereenigd. Het laat-
eene bepaalde plaats en omwikkelt de wond met ste vak is dat van de zoog. bontbladerige Bego-
wat vochtige aarde en bindt daar klappervezels nia's, de variëteiten van de Begonia Rex. Aan
om. Ten einde nu wortelontwikkeling in dat beetje de kanten zijn nog kleinere groepen van Brome-
aarde te krijgen, moet ze steeds vochtig worden liaceae, Cyrtodcira's, Pellionia's, en een paar
gehouden. Voor dat doel zou de tuinjongen eenige goed geslaagde vakjes met chevelures. Aan het
malen per dag in den boom moeten klauteren en houtwerk hangen hier en daar hangplanten als
den tjangkokkan nat maken. Hij past daarom liever riatyecriums, Aspleniums, Lycopodiums enz. De
eene andere methode toe. Boven den tjangkokkan pilaren, die tot steun van het dak dienen, zijn
hangt hij een stuk bamboe, dat van onderen door gedeeltelijk begroeid met klimplanten; een paar
een knoop gesloten is, waarin hij eene kleine Cissussoorten voldoen daarvoor zeer goed, o. a.
opening heeft gemaakt. Dien bamboe vult hij de Cissus discolor, en een bontbladerige Cissus,
's morgens met water, en druppel aan druppel van Sumatra afkomstig. Aan den buitenkant zijn
valt het water op de aarde, die daardoor den gan- ook klimmers aangebracht. De I'assijiora priuceps
schen dag vochtig blijft. bloeit bijna voortdurend met bloedroode bloemen,
Om het uitdrogen te voorkomen bindt men wel terwijl de P. priuceps coccinea met groote trossen
om den tjangkokkan een pisang-hlad, of een stuk van steenroode bloemen prijkt; nog eene Tacsonia,
van de bladscheede van een pinang. Bij voor- een paar Ipomoea's en Aristolochia's vormen de
keur neemt men voor het tjangkok jonge houtige bedekking met klimplanten aan de zijden. Op
takken, die krachtig in groei zijn. Uitloopers, het dak worden geen klimmers toegelaten.
zoogenaamde siroengs, bewortelen gemaikkelijk. Daar de potcultuttr tot cene groote hoogte is
De regenmoeson is de beste tijd voor deze kunst- geklommen, is de industrie van het pottenbakken
bewerking. vrij goed ontwikkeld. Toch zijn de vormen sma-
Ook andere kunstbewerkingen op tuinbouwge- keloos gebleven tot op den tegenwoordigen tijd
bied worden wel toegepast. Stekken geschiedt voor- (zie POTTEN EN POTTENBAKKERIJ). Van
namelijk bij die planten, welke geen goede zaden eene uiting van kunst in deze bij de fabrikanten
voortbrengen, maar ook bij andere. Zoo bijv. (inlanders), is geen sprake. De oplcgsels en ver-
wordt witte kool, die in Europa uit zaad wordt sieringen der potten bereiken het middelmatige
gekweekt, in Indië door stek voortgeplant. Als niet. Trouwens ze zijn ook niet duur, wat te pas
de kool is afgesneden, laat men de stronk staan, komt bij het groote aantal, dat men bij eenige
deze maakt dan eenige uitloopers, die, afgesneden liefhebberij noodig heeft. Men plaatst ze op het
en geplant, spoedig nieuwe kool vormen. De erf, rondom de grasperken, langs het huis. op
Manikot utilissima, katéla poöng, wordt altijd door de trappen, die naar de voorgalerij en naar de
stekken vermenigvuldigd. Stukken van den stengel achtergalerij leiden, op de voorgalerij en achter-
van ± een voet lengte, worden tot een punt aan- galerij zelve, langs de gang naar de bijgebou-
geslepen, en dan met een hamer in den grond wen, voor de bijgebouwen, ja zelfs op de muur-
geslagen; na een Btal maanden worden de wor- tjes, welke het erf van de straat scheiden. Overal
tels, die als voedsel dienen, geoogst. Het stekken kan men bloempotten aantreffen. Schier zonder
is voor tal van siergewassen de meest geschikte uitzondering zijn deze potten aan de buitenzijde
wijze van vermenigvuldiging; niet altijd gaat het wit of okergeel gekalkt. Enkele malen ziet men
even gemakkelijk. Bladeren laten zich ook wel ze blauwgrijs, en dan nog liefst niet rood of wit
eens gebruiken ter voortplanting, zoo van Begonia, gekleurde lijnen, wat op de inlandsche neiging
ia, Gloxinia, Me/astoma, die op den grond tot het bonte wijst.
vastgelegd, kleine plantjes ontwikkelen. De daoen Een tuin is in Indië geen aanleg met planten,
boentiries (Bryophyllum) brengt zelfs jonge plan- maar met potten, waarin de planten moeten groeien.
tjes voort, wanneer men het blad aan een draad Natuurlijk zijn er uitzonderingen, waar, dank zij
ophangt. dikwijls ongelooflijke uitgaven, perken met bloe-
Dat er van cultuur in kassen geen sprake is, men en goede gazons worden onderhouden. Wij
mag begrijpelijk hectcn; toch vindt men hier en zagen eens een rozenperk aanleggen, waar eerst
daar kleine serres, als men ze zoo noemen wil, de grond tot drie voet diepte was uitgegraven,
waarin planten worden gecultiveerd. De grootste en daarin een steenen vloer gelegd, die gece-
van dien aard zagen wij in 's Lands Plantentuin. menteerd werd; de wanden werden met een één-
Dit gebouwtje bestaat geheel uit latten, ook het steens muur in den grond opgetrokken, zoodat
dak, en heeft den vorm van een chalet rustique; de de aanraking met de aarde daarbuiten geheel was
breedte is 11 M., de lengte 25 M. en de hoogte afgesloten. Dit bassin nu werd met goede aarde
6/2 M. in 't midden, en 2/2 M. aan de kanten. opgevuld, en daarin werden rozen gekweekt. Zeer
De latten zijn ± 3 c.M. van elkaar verwijderd. lang heeft dit perk toch niet voldaan. Witte mieren
In het inwendige zijn de kanten der vakken met en andere insecten lieten zich tóch niet onbetuigd.
koraalsteen afgezet, en hiertusschen zijn Selagi- In 't algemeen evenwel kan men aannemen, dat
nclta-soorten geplant, die door de goede ontwik- heesters en boomen in den vollen grond, wanneer
keling overeenkomen met grasranden. Als men zij eenmaal aan 't groeien zijn en dus in den strijd
de serre binnenkomt, stuit men dadelijk op een hebben overwonnen, niet meer worden aangetast,
SIERPLANTEN EN TUINBOUW. 591

voordat zij door andere oorzaken verzwakt zijn of 's Lands Plantentuin worden de Adianlum-sooxten
ziek worden. als volgt gekweekt. Men gebruikt klei, die eerst
Boomen en heesters met sierlijke bloemen of goed gekookt wordt, ten einde er alle onkruid-
die aangename geuren verspreiden, worden in kiemen in te dooden ; met deze klei worden kleine
grooten getale aangetroffen; ook lagere heesters potjes niet geheel gevuld, daarna worden er de
met bonte bladeren zijn zeer gezocht. In 't alge- rijpe sporen op gezaaid, en het potje met een
meen zijn bladplanten, die dus om de fraaie bla- plat glaasje bedekt; dit dient om het spoedige
deren worden gekweekt, zeer geliefd. Vooral op uitdrogen te beletten, en vooral om te zorgen, dat
voorgalerijen, waar de zon niet altijd vrij spel er geen sporen van andere chcvclurcs, die in eene
heeft, voldoen deze uitstekend. kweekerij altijd in de lucht zweven, in komen;
Vruchtboomen vindt men, in de meest verschil- deze potjes worden nu in een zinken bak geplaatst,
lende soorten, op nagenoeg alle erven. De kam- zoodat de bodem van den pot even in het water
pongboschjes bestaan ook grootendeels uit vrucht- komt; het water moet eerst gekookt zijn en moet
boomen. Van boomgaarden, groote uitgestrektheden een paar malen in de week ververscht worden.
gronds, die met ééne vruchtboomsoort zijn be- Te Buitenzorg gebruikt men alleen gekookt water
plant, treft men weinig voorbeelden aan. In de en dit ververscht men gedurig, omdat er zich anders
nabijheid van Semarang zagen wij iets van dien zeer kleine algen in ontwikkelen, die de altijd
aard van de djamboe kloetoek of dj. bidji, Psidiutn vochtige klei met een geleiachtige laag bedekken,
Guajava, waar a raison van eenige klinkende munt, en den groei van de jonge Adiantums tegengaan.
zooveel kon gegeten worden van deze vrucht, als Zoodra de plantjes groot genoeg zijn, worden ze
men verkoos, op de wijze als in de gematigde in goede aarde uitgeplant.
luchtstreek wel in kersenboomgaarden geschiedt. Varens met koperkleurige, zilverachtige en goud-
Tusschen Batavia en Buitenzorg kan men boom- getinte schubben achter op de bladeren worden
gaarden van djeroeks (Citrus-sooxlcn) zien, en in 'f wild aangetroffen, en hebben onder den naam
zoo misschien enkele meer. van goud- en zilvervarens hun weg in de tuinen
Akkerbouw treft men vooral aan bij inlanders gevonden. Merkwaardig is het hertsgewei, Platy-
en bij min gegoede Europeanen in de binnen- ceriurr. alcicorne, dat men hier en daar in tuinen
landen. aan boomen, of ook wel vrij aan een koord, ziet
Groenten worden gekweekt door inlanders en hangen. Deze breedvertakte varen kan meters lang
Chineezen voor eigen gebruik, en voornamelijk worden; aan de breede uiteinden ziet men aun de
voor de europeesche bevolking. De meeste euro- achterzijde de ovale bruingekletirde massa's van
peesche groenten worden dagelijks op de markten sporenhoopjes. De onvruchtbare bladeren blijven
in de hoofdplaatsen aangevoerd. Weinig gebruik als groote schubben dicht bij elkander. Ook andere
wordt gemaakt van inheemsche planten als groen- varens met onvruchtbare en vruchtbare bladeren
ten, tenzij voor de indische tafel. worden als hangplanten aangetroffen. Varens,
Achtereenvolgens zullen wij nu behandelen de waarbij uit knoppen aan de hangende stengels
sierboomen en heesters, en de kleinere, veelal kleine plantjes ontwikkelen, zoogenaamde „prolific
geïmporteerde gewassen, zooals zaaiplanten, enz.; ferns" of levendbarende varens, zooals Adiautuiit
de vruchtboomen, en in 't algemeen die planten, luuatiim en Edgeworthi zijn mede zeer gezien.
welke vruchten voor de tafel leveren; de groenten Lycopodiaceae. Ter bedekking van bloem-
en akkergewassen. Slechts bij uitzondering is hier potten gebruikt men wel eens Selaginclla-sooxtcn,
verwezen naar de vele botanische opstellen in die zich gemakkelijk laten vermenigvuldigen. Zij
deze Encyclopaedie, waar meer uitvoerig over de worden gewoonlijk „mos" genoemd. Ook Lyco-
inlandsche namen, het nuttig gebruik, de bestand- podium-üooxten, uit de bosschen aangebracht, wor-
deelen enz. gehandeld wordt; de belangstellende den aan koorden opgehangen en willen op die
weet deze toch wel te vinden, en in dit artikel wijze, in zeer weinig aarde, wel groeien.
is de plant uitsluitend beschouwd van het stand- Cycadaceac. I )aar waar Cycas-sooxlen in
punt van den tuinbouw. 't wild groeien, is het begrijpelijk, dat de Euro-
Sierplanten. peaan die ook in zijne tuinen heeft overgebracht.
E i 1 i e e s. Varens behooren in een tropisch land- Midden op een perk geplant, voldoet de Cycas,
schap tehuis. Waar bloeiende planten niet willen pakis adji, zeer. Wanneer het boomachtige gewas
gedijen, onder zware schaduw bijv., kunnen varens te dicht bij de woning is geplaatst, is de sterke
nog goed ontwikkelen. In de bergstreken treft geur, die bij het ontwikkelen van de zware knop-
men in tuinen wel eens boomvarens aan, die dan pen ontstaat, hinderlijk. Ook kleine exemplaren
regelrecht uit het bosch zijn aangevoerd. Groote in tobben zijn zeer gezocht.
liefhebberij, vooral bij dames, is er voor de cul- Coniferae. Trof men vroeger slechts wei-
tuur van Adianium-sooxten, meer bekend onder nige van deze familie aan, zooals de Dammara,
den naam van chcvclurcs. Deze naam is in Frank- die in lanen geplant, uitstekend voldoet, tegen-
rijk gegeven aan de Adiantum Capi/lus Ven eris, woordig is het aantal gekweekte geslachten zeer-
venushaar, en overgegaan op alle variëteiten en groot. In de eerste plaats mag wel genoemd wor-
soorten, welke van het geslacht Adiantum wor- den de Araucaria. Deze van Australië en Nieuw-
den gekweekt. In Indië noemt men „chevelure Zeeland aangevoerde plant valt zeer in den smaak.
de Vénus" verschillende fijnere soorten, zooals Niet minder bij de Europeanen in tel zijn de
Capillus Vencris, Ad. tenerum, graci/limum e. a. Jnniperus, Cyprcssus, Thu/'a, Biota-SOOtteTt, die
De Ad. macrophyllum, peritviauum heeten „che- van zaden uit Europa worden opgekweekt. Tot
velure de Mars" en Ad. trapezifomu „chevelure in de warmste kustplaatsen wil de cultuur hier-
du diable". Het succes, dat met de cultuur van van wel slagen. Voor de residentswoning te Soe-
dit geslacht wordt bereikt, is onovertroffen. Sier- rabaja staat een heele rij in den vollen grond,
lijk van houding voldoen de chcvclurcs op alle die eenige meters hoog zijn geworden. Door de
plaatsen, en ook als groen in bouquetten zijn de overeenkomst van het uiterlijk van eenige soorten
bladeren met hunne fijne slippen ongeëvenaard. In met Casuarina-sooxten (tjamara) worden deze
592 SIERPLANTEN EN TUINBOUW.

planten ook algemeen tjamara's genoemd. In de Bromeliaceae. Zeer weinig worden sier-
bergstreken, waar meer Japansche planten goed wil- planten van deze familie gekweekt. De ananas
len gedijen, troffen wij ook de Cryptomeria e.d. aan. met gekleurde bladeren doet wel eens dienst als
Liliaceae. Van deze sierlijke familie zien randplant voor groote perken.
wij in de laaglanden in tuinen, de Aloë, Yucca Commelinaceae. Trudescnntin-aooxien met
en Dracaena; de laatste in vele soorten en vor- groene, en vooral soorten met donkerrood en
men. De bruin- en wijnrood gekleurde bladeren groene bladeren, worden algemeen in tuinen aan-
van sommige Dracaena's voldoen zeer in een perk getroffen.
of op een gazon. Aloë zien we alleen in kleinere Palmae. Vóór een 25tal jaren kweekte men
vormen, en Yucca munt veelal uit door rijken geene palmen in tuinen. Er zijn zoovele soorten,
bloei met prachtige wit- of roomkleurige, klok- die met een of ander nuttig doel worden ge-
vormige bloemen. Hemerocnllis met hare gele of kweekt, en zoovele, die in 't wild of half verwil-
geelroode bloemen is een sierplant in tuinen in derd groeien, dat men geen oog had voor de
bergstreken; wij hoorden haar, hoewel onjuist, schoonheid van andere soorten, die alle minach-
lelies noemen. — Hyacinthus. Hoewel de bollen bij
herhaling, ja waarschijnlijk jaarlijks, met Tulipu
tend met klapper of pinang werden vergeleken.
De palmen met waaiervormige bladeren vonden
e. a. door goede vrienden en kennissen naar Indië nog eenige genade in de tuinen. Zooals in vele
worden gezonden, mislukt de cultuur geregeld; opzichten is ook hierin door 's Lands Plantentuin
hoogstens komt er een enkel nageltje voor den een goed voorbeeld gegeven. Vooral aan den hor-
dag. Van de Hyacinthus (Galstonia) candicans tulanus H. J. Wigman komt de eer toe, de waarde
zagen wij goed ontwikkelde exemplaren, die ge- der palmen te hebben leeren schatten. Van Bui-
kweekt waren op het land Tjiomas, bij Buiten- tenzorg uit over Batavia, ging de liefhebberij over
zorg. — Phormium tc/iax, het bekende Nieuw-Zee-
landsch vlas, Colensdi en andere, met groen en
geheel de kolonie voort. Als enkele planten in
tobben, of alleenstaande in gazons, of in perken
bont blad, worden in bergtuinen op vrij aanzien- aangeplant, begonnen zij de aandacht te trekken.
lijke hoogte gekweekt. Het geslacht Sanseviern De invoer van palmensoorten van elders heeft
heeft eene soort met bladeren, die ook geschikt ook veel tot de verbreiding medegewerkt. En nu
zijn ter vezelbereiding, welke soort tot in de kust- ziet men ze overal. Wat al schoone vormen! Welk
streken, in tuinen als sierplant wordt aangetroffen. een pracht, ja dikwijls welk een majesteit, spreekt
De stugge bladeren komen uit de wortelstokken, er uit de vormen van deze vorsten der tropen.
rechtop te voorschijn, staan dicht bij elkander in Een laan van koningspalmcn (Orcodoxu regio) is
groepjes en zijn donkergroen met grijs en zwart eenig schoon. Zij vormen zuiver gegoten zuilen
gestreept of gevlekt. van wazig grijs, door nagenoeg geen smetje ont-
Amary 11 idaceae. Hoewel vele planten, tot sierd. Andere palmen hebben meer ruwe stam-
deze familie behoorende, als siergewassen in de men, met kringen, met luchtwortels, met stekels,
gematigde luchtstreken worden gekweekt, komen met de benedenste einden der bladstelen of met
daarvan in onze Oost slechts weinige geslachten andere aanhangsels geheel of gedeeltelijk bezet.
en soorten in tuinen voor. Eene zeer algemeen De bladstelen zijn soms rood gekleurd, zooals bij
bekende is het voor randen zoo bijzonder geschikte den rooden pinang (Cyrtostachys Rendah), welke
chocolade-bloempje, ook wel onjuist Crocus ge- op lateren leeftijd vooral sterk afsteekt in eene
noemd : deze is de Zephyru/ithes, die met hare omgeving van licht- en donkergroen blad. Palmen
rosé en witte bloemen, in vele tuinen in de lage met gevlekte of metaalglanzende bladeren zooals
landen prijkt. Zeer algemeen bekend is ook de Vcrschaffeltia, Phoenicophorium en Pinanga. trek-
Fourcroyn, door velen voor een aloë aangezien, ken de aandacht, evenals de gestreepte bladstelen
die in gazons een goed effect kan maken. Soms van den fraaien Fholidocarpus Ihur, wiens groote
ziet men hiervan groote perken; bij inlanders als uit metaal gevormde donkergroene bladstelen,
wordt zij wel als paggerplant (voor omheining) twee overlangsche geelgroene strepen hebben.
gebruikt. De wijd vertakte kolossale blocmstengel Araceae. Er zijn bijna geen planten, zóó ge-
draagt gemeenlijk behalve de betrekkelijk kleine schikt om in de tropen en daar zelfs aan de
bloemen, bolletjes, waaraan reeds een paar bla- stiandplaatsen, gekweekt te worden als de tot
deren ontwikkelen, alvorens ze van tusschen de deze orde behoorende gewassen. Het geslacht
bloemen op den grond vallen. Een echte proli- Caladium, dat hier en daar in 't wild voorkomt,
ficccrcnde plant dus! In potten ziet men enkele wil, onder goede zorgen, welig tieren. Liefheb-
malen Crinum- en Pancrntium-sooxten, en vooral bers in de kolonie hebben door kruising daarvan
zeer geliefd is de F.ucharis, wier fraai gevormde vormen te voorschijn geroepen, die overschoon
witte bloemen een sieraad in bouquetten vor- van blad waren, doch waarschijnlijk weder zijn
men. De Agavc-sooxten worden weinig gekweekt. verloren geraakt. Een 25tal jaren geleden had de
Prachtige exemplaren van groene en bonte hon- landheer van Kedong-Halang, nabij Buitenzorg,
dcrdjarige-aloë zijn er op Tosari, in den vollen de heer Van der Velde groot succes met kruising
grond. Dat de Narcissus met succes gekweekt der vele verscheidenheden. Bekend zijn de C.
kan worden, hebben wc gezien bij een Chinees Ccres, C bicolor sptendens, C mirabi/is, C Bel-
te Soerabaja, die in een schaal met schoone kie- leymei, C. argyrites. Van de A/ocasia's met metaal-
zelsteentjes en water keurige narcissen in bloem glanzende en soms zeer groote bladeren, noemen
kreeg. De Polyanthcs tuberosa wordt in de tuinen wij de A. Lowii, A. Thibautiana en A. Sande-
gekweekt om de welriekende bloemen. Deze, de riaiia. Van Anthurium worden alleen de soorten
kembang sedep malem, is een zeer gezocht gewas. met fraai blad en niet de in Europa gewilde, met
In de nabijheid van Bangil (Pasoeroean) zijn er sierlijke en gekleurde bloemen, gekweekt. De
groote akkers mede bebouwd. Amaryllis (Hip- Anth. crys/al/inum en Anth. regale zijn algemeen
peastrum) treft men ook in tuinen aan. De fraaie verspreid. Minder bekend is de Anth. Warocquea-
soorten van de europeesche kassen mist men hier. num, met zeer smalle en lange bladeren en de
Ilaemauthus vindt men zelfs in de kustplaatsen. Anth. Vcilchi. In de voor- en achtergalerijen vol-
SIERPLANTEN EN TUINBOUW. 593

doen de Anthiiriiinis uitstekend. Eene fraaie klim- waar de plant moet staan, doet men wat aarde,
plant is de Polhos uuren met bonte bladeren.
De voornaamste plaats op de voorgalerijen nemen
grof zand, houtskool en scherven in het
het gcheei wordt met mos bedekt. De mandjes
mos;
de Pieffcnbachia''s in. De verschillende soorten zijn het meest geschikt voor groote planten met
wedijveren in pracht van blad. veel wortels; voor kleinere planten, en ook voor
Pan dan ace ae. Van het geslacht Pandanus grootere, die nog weinig wortels hebben, zijn de
ziet men wel eens soorten in tuinen, toch zijn plankjes beter. Men moet er vooral op letten dat
zij niet bepaald in cultuur. de meeste Orchideae eene rustperiode hebben, ge-
Cyperaceae. Cyperus-sooxlen zagen wij hier durende welke zij geen of weinig water behoeven.
en daar in bloempotjes; zij hadden cene plaats Casuarinaceae. Casuarina wordt op Java
naast kleine palmen e. d. tjamara genoemd. Deze boomsoort wordt gebruikt
Gramineae. Zea mays, vooral de bonte varië- voor lanen, op kerkhoven enz., waar zij zeer goed
teiten, treftmen wel in tuinen aan. De Bumbusu- voldoen. Cos. sumatrana is fraaier piramidaal dan
suortcn zijn ook rijk vertegenwoordigd. Cos. equisctifoliu. In tuinen ziet men ze niet
Musaceae. Musn enßuvenalu.SommigeMusa- gaarne. Onder de Casuarina's willen bijna geen
soorten worden als sierplanten gekweekt; vooral andere planten groeien, en het afgevallen fijne
alleenstaande op gazons maken enkele een goed loof is zeer onaangenaam en lastig, vooral voor
effect. De Ravena/a mudagascnricnsis is bekend planten in potten.
als pisang kipas, waaierpisang. De houding van Moraceae. Tot de ware sierboomen in par-
dezen boom heeft iets regelmatigs, wat vele andere ken en op pleinen mogen wij den waringinboom
hoogopgaande planten missen. De bladeren, welke rekenen. De inlander heeft eene hooge vereering
op die van de pisang gelijken, zijn ter weers- voor dezen, en de Europeaan bewondert hem,
zijden van den stam geplaatst, zoodat het geheel wanneer de boom zijne armen naar alle wind-
op een waaier gelijkt. In bergtuinen zagen wij streken uitzendt, ondersteund door luchtwortels,
bloeiende exemplaren: in de vruchten zijn min die van uit de takken gaande, zich in den bodem
of meer platte zaden, met hemelsblauwe haren vasthechten. Die luchtwortels worden als zuilen,
gekroond. die het loofdak dragen. Verschillende /iVrW'-soorten
Maran taceae. Murantu's ziet men veel ge- ziet men in tuinen, en Urostigma's, waartoe wij
kweekt in potten en tobben. Het fraaist zijn deze ook den waringin kunnen brengen. Urostigma
planten, wanneer men ze van boven beziet. elaslicum, die een fraai caoutchouc levert, kan
Cannaceae. De Canna was reeds jaren lang men als een sierboom aanmerken, om het prach-
een algemeen verspreide tuinplant. Lichter of tige blad, waardoor hij voor de bloemlafels in
donkerder, smaller of breeder blad, van geel tot Europa zeer gezocht is. Kleine sierplanten zijn
in rood spelende bloemen, daarin wisselden de de soorten van het geslacht Pellionia. De P.
Canna's af. In de laatste jaren zijn de grootbloe- Daveauna groeit zeer welig; de eerste bladeren
mige soorten in de mode gekomen, en nu is de blijven klein en leggen zich tegen den wand van
cultuur nog meer uitgebreid. In groote perken den pot aan, terwijl zij een eigenaardig donker
ziet men de meest verschillend gekleurde soorten kastanjebruine kleur aannemen; de bladeren, die
vereenigd: ze zijn een waar sieraad voor den Indi- aan de meer naar beneden groeiende takjes komen
schen tuin. zijn grooter en hebben ook eene andere kleur;
Orchideae. Niettegenstaande in de bosschen vooral de matwitte vlek, die elk blad in het
van Java en de andere eilanden de sierlijkste ver- midden heeft, doet de plant een fraai effect maken.
tegenwoordigsters van deze plantengroep worden Daarbij is zij gemakkelijk te kweeken; men kan
gevonden, en in Europa daarvoor hooge prijzen snoeien zooals men wil. In het midden van een
worden besteed, omdat hare bloemen tot de schit- bloemtafcl geplaatst groeit ze naar alle kanten
terendste onder hare zusteren behooren, is toch uit. De /'. pulchra heeft fraaier gekleurde blade-
de cultuur daarvan in Indische tuinen weinig alge- ren; deze zijn ook wat ronder, donkergroen met
meen. Men ziet wel hier en daar de welriekende bruinachtigen gloed, terwijl tusschen de bladner-
en schoon gekleurde Vandas, de witte Phalae- ven tal van witte streepjes de plant een leven-
nopsis, Dendrobiums enz. in boomen in de tuinen, dig aanzien geven.
ook wel enkele planten op plankjes opgehangen Polygonaceae. Al mogen enkele dezer in
in de achtergalerij of bij de bijgebouwen, maar tuinen eene plaats vinden, geen is zoo schoon
van cultuur kan schier geen sprake zijn. Men als de Antigonon Leptopus, de roode bruidstranen.
kweekt ze wel eens op ruwe stukken hout, op Deze klimplant is geschikt voor alle hoogten boven
planken, ook wel in mandjes of potten, maar zee; wij vonden haar het best ontwikkeld op 1000
wat het beste is, valt moeilijk te zeggen. Bindt voet. Hoe heerlijk, die rijke bloei van trossen van
men de planten op I,lokken of op plankjes, dan rosé bloemen, zich slingerende om hek- en raster-
moet men de wortels een weinig bedekken met werk, klimmende en vallende in gracieusc boch-
fijn geklopte klappervezels of met mos. Men be- ten, met ranken aan den stengel en ook aan de
dekt den voet van de plant met dit materiaal stelen der trossen, en aan die ranken zelfs weder
en bindt ze dan vast op het plankje. In plaats gebloei van roserood. Evenals hare ver-verwante,
van plankjes gebruikt men ook wel latten van de boekweit, wordt zij 's morgens door bijen be-
2 r'i 3 c.M. middellijn en 20 a 25 c.M. lengte; zocht bij honderdtallen. Te midden van al het
deze spijkert men op een onderlingen afstand gebladerte is deze klimplant eene der meest ge-
van I a 2 c.M. op dwarse latten. Te zware scha- waardeerde in de Indische tuinen.
duw is niet goed; de meeste Orchideae kunnen Caryophyllaceae. De anjelier, Dianthus
wel wat zon verdragen. De mandjes, waarin men caryopkyllus, wordt uit zaad gekweekt, en is in
de Orchideae plant zijn meestal van djatihouten tuinen aan de kustplaatsen zoowel als op de
latjes gemaakt. Bij deze is vooral drainage noo- bergen te vinden.
dig. Men legt eerst eene laag scherven op den Nyctaginaceae. Een sierboom in de tuinen
bodem, stapelt daarop mos en in liet midden, is de Pisonia a/ba, kol bandan; zijn licht groene,
111 38
594 SIERPLANTEN EN TUINBOUW.

ja soms bijna geheel gele bladeren, zijn een hieraan toevoegen, dat wij de Victoria regia in
aangename afwisseling tusschen al het andere bloei zagen vóór de residentswoning te Pasoe-
groen. Bloeien doet de boom nooit, ten minste roean, en vóór de woning van den assistent-
niet op Java. Door zijn blad is hij zijne plaats in resident van Malang, de laatste in een zeer klei-
den tuin volkomen waardig. Meer om de bloem nen vijver, zoodat de ontwikkeling der bladeren
wordt de Kougainvi/lea gekweekt. Juister gezegd niet zoo sterk kon zijn, als in een groot bassin.
zijn het niet de bloemen bij deze plant, die het Magnoliaceae. Michelia Champaca is een
oog tot haar trekken, maar de schutbladeren, om boom met zeer geurige donkergele of witte bloe-
twee of drie minder aanzienlijke bloemen. Deze men, de tjampaka. Nog niet geheel open zijnde,
schutbladeren zijn óf donkerrood óf lichtpaars worden deze geplukt en op de markten verkocht.
rood gekleurd. Zij is eene klimplant, maar kan Anonaceae. Om de geurige bloemen worden
ook als kroonboom worden gekweekt. Over een sommige boomen en heesters dezer orde, vooral
huis, stal of goedang, geleid maakt zij met haar door inlanders, gekweekt, zoo bijv. de Ca/tanga
rijken kleurentooi een schitterend effect. De Mira- odorata, kenanga, een boom met welriekende,
bi/is Ja/appa, bellc-dc-nuit; in Indië kembang geelachtig groene bloemen, Artabotrys-soorten,
poekoel ampat of k. pagi-soré genoemd, wordt die door middel van haken klimmen, en geurige
veel aangetroffen in tuinen. Terwijl de typische groene bloemen dragen, zelfs op die haken.
vorm purperroode bloemen voortbrengt, vertoo- Nepenthaceae. A'epenthcs-soorten, zg. beker-
nen de gekweekte planten in hare bloemen alle planten, worden slechts zelden gekweekt aange-
mengingen van rood door het geel tot wit. troffen.
Nymphaeaceae. Nymphaea-soorten worden Violaceae. De geurige en de driekleurige
zelden gekweekt, meer de Nelumbium speciosum, viooltjes, z.g. pensees, worden in tuinen zeer ge-
die ook door Chineezen in tobben met water waardeerd; al slagen zij beter in bergtuinen, aan
wordt gecultiveerd. De zaden van deze laatste, de kustplaatsen kunnen ze met zorg toch ook
welke in een vleezigen vruchtbodem zijn wegge- worden gecultiveerd.
doken, worden geroosterd gegeten. Fraai zijn ook Tem s troemiaccac. Enkele malen wordt,
de bloemen van dezen zoogenaamden lotus, die met groote zorg, de Camellia in bloei verkregen;
op de markten bij manden vol worden aange- wij zagen ze zelfs in een tuin te Soerabaja, doch
voerd. De Victoria regia heeft ook haar weg in met slechts weinig bloemen.
Indië gevonden. De heer Wigman schreef eenige Passifloraceae. De passiebloem is in den
jaren geleden over deze merkwaardige plant het Indischen tuin geen onbekende. Langs hek- en
volgende: „Deze prachtige waterplant is sedert rasterwerken komen zeer goed ontwikkelde plan-
lang op Java ingevoerd, maar nog weinig ver- ten, met goed gekleurde bloemen te voorschijn.
spreid; zij behoort tot de interessantste planten Begoniaceae. De Begonia is een algemeen
van den Buitenzorgschen plantentuin. Op ver- geliefde sierplant. Slechts twee groepen kunnen
schillende vijvers in genoemden tuin ziet men de we in Indië aanschouwen, nl. de hiad-Begonia's en
groote bladeren drijven, die met hunne rechtop- de Begonia's met rijken bloementooi en minder in
staande randen aan reusachtige presenteerbladen 't oog vallend blad. De Vno\-Begonia's hebben
doen denken, daar tusschen komen dagelijks hun weg nog niet in Indië gevonden. De blad-
nieuwe, witte bloemen te voorschijn, die den twee- Begonia's behooren tot de AVr-variëteiten; waar-
den dag hare zuiver witte kleur verliezen om lijk goed gekweekte exemplaren treft men in de
alsdan in rosé over te gaan. De bladeren worden tuinen aan. Bijzonder in den smaak vallen de
hier zelden grooter dan i '/2 M. diameter, terwijl bloem-Begonia's, die meer heesterachtig van voor-
ze in de serres in Europa dikwijls 2 M. middellijn komen zijn. Welk een pracht van bloemen ! Waar-
bereiken. Waarschijnlijk is de oorzaak hiervan, schijnlijk worden zij nergens ter wereld zoo aan-
dat men in Europa slechts een beperkt aantal getroffen, als hier op of naast voorgalerijen, op
bladeren aan de plant laat, terwijl wij hier niets plaatsen, die op het oosten liggen, en dan be-
aan de plant doen dan nu en dan de oude ge- schut voor te veel regen. Soms willen ze wel in
schonden bladeren verwijderen; ook is de plant de volle zon gedijen; toch hebben zij daar niet
in de serres eenjarig, en hier groeit ze jaar in de schitterende witte, rosé of roode kleuren der
jaar uit door; van de meeste kunnen wij niet bloemen, als een weinig in de schaduw.
nagaan, hoe oud zij zijn; van een, die alleen in Cactaceae. Opuntia's vindt men in vele
een vijver staat, weet men dat ze in 1872 ge- tuinen; ze dragen rijkelijk bloemen. De nacht-
plant is, de andere zijn ouder. De Victoria regia Cereus zagen wij 's avonds in bloei aan de kust-
geeft hier geregeld, zonder kunstmatige bevruch- plaatsen in voorgalerijen.
ting, kiembaar zaad. Jammer dat deze fraaie water- Malvaceae. Den waroe-boom, welke tot deze
plant niet meer algemeen is. De cultuur is een- orde behoort, kan men moeilijk als sierboom aan-
voudig genoeg; er is voor noodig een flinke vijver, merken. Toch is hij in vele tuinen gewenscht
waarin eene behoorlijke hoeveelheid modder is. voor schaduw. Zeer algemeen bekend is de kem-
De zaden moeten eerst in een waterbak in een bang sapatoe, de Hibiscus Rosa-sincnsis. Deze
pot gezaaid worden, en als ze groot genoeg zijn heester wordt zoo overvloedig gekweekt in zoo
om in den vijver geplant te worden, laat men vele kleuren en vormen, dat hij te recht ordi-
eene ruwe mand van hamboe maken; deze wordt, nair wordt genoemd, en toch kan hij bijzonder
gevuld met modder, midden in den vijver ge- fraai zijn met het donkergroene blad en de wijn-
plaatst, op zoodanige diepte, dat de bladeren van roode of donkerroode groote wijd openstaande
de plant, die men er in zet, op het water drijven. bloemen! Iloevele variëteiten hiervan voorkomen,
Langzamerhand vergaat de bamboe en komt de is niet te zeggen. In de eerste plaats noemen
plant in den modder van den vijver terecht; tege- wij die met enkele en met dubbele bloemen.
lijkertijd groeit de plant door, zoodat de blad- Beide zagen wij ze in zeer verschillende kleuren
stelen zich verlengen en de bladeren altijd aan de van wit tot oranje- en zalmkleurig, en verder
oppervlakte blijven". Wij kunnen ten overvloede van lichtrose tot zeer donkerrood, enkele zelfs
SIERPLANTEN EN TUINBOUW.
595
paars. Toch gclooven wij, dat hier ook andere ambon. De eerste soort schiet hooger op, de laatste
soorten bij zijn dan de Rosa-sinensis. Voorzeker maakt breeder kronen.
eene andere soort is de Hibiscus schizopeta/us Simarubaceae. Quassia wordt als sierheester
met de fijn ingesneden, naar achter en boven in tuinen aangetroffen; de roode bloemen aan
omgekrulde bloembladeren, welke een 2otal jaren trossen en de zonderling gevormde, samengestelde
geleden uit Engeland in Indië werd ingevoerd. bladeren met gevleugelde bladstelen, trekken wel
's Lands Plantentuin verkreeg de eerste planten de aandacht.
in bloei, en de verbazing over de sierlijkheid der Meliaccae. De Me/ia Azedaraeh, winde, treft
bloem, die een ieder zoo goed kende als de kem- men wel eens in tuinen aan, hoewel niet zooveel
bang sapatoe, was algemeen. De zucht om deze als de tjakra-tjikri, wiens zacht geurige bloemen
nieuwe kembang sapatoe te bezitten was groot, en zeer gezocht zijn. De min of meer paarse bloemen
dank zij de gemakkelijke voortteling, door stek, in trossen doen den Europeaan wel eens denken
was zij spoedig over Indië verspreid. Sedert zijn aan de hem zoo wel bekende seringen uit de
er weder vele tusschenvormen ontstaan tusschen gematigde luchtstreek. Geurig zijn ook de bloe-
de rosa-sinensis en sehizopc/a/us, die niet alle men van de patjar tjina, waarvan de bloemtrossen
verbeteringen zijn. Van Abulilon-soorten zagen om die reden tusschen de kleeren worden gelegd
wij ook goed gekweekte exemplaren. Ook worden in de linnenkast, enz.
in tuinen in den vollen grond Allhaca-stnüken Vit aceae. Fraaie sierplanten behooren tot deze
aangetroffen. In den stadstuin te Soerabaja vol- orde, bijv. van het geslacht Cissus, C. discolor en
deden zij o. a. zeer. De Abelmoschus, gandapoera, andere; ook schoon is de Leea amabi/is, die men
wordt gekweekt om de welriekende zaden. nog weinig aantreft.
Gcraniaceae. Van het geslacht Geranium Euphorbiaceae. Vele inlandsche soorten van
en ook van l'elargonium worden eenige soorten deze orde treft men op de erven in de kampongs
om de bloemen gekweekt, met meer succes in aan, zooals de socsocan, tikcl baloeng of kajoe
de bergstreken dan aan de kust. oerip. De Ricinus-soorten worden om de olie in
Tropaeolaceae. Tropacolum majus, de oost- de zaden gekweekt; toch vonden wij ze ook wel
indische kers, is, vooral in de bergstreken, in als sierplanten in de tuinen, als hoedanig ze uit-
tuinen zeer geliefd, en groeit en bloeit daar welig. stekend kunnen voldoen. Hoewel de vruchten van
Zelfs vonden wij ze verwilderd in het Tengger- de Antidesma Bunias, boeni, worden gebruikt,
gebergte, waar zij natuurlijk uit tuinen was ont- wordt toch deze plant niet altijd om die reden
snapt. in de tuinen gevonden, maar ook meermalen als
Balsaminaceae. Zaden van de Impatiens sierhecster. Wij zagen ook enkele malen de Euphor-
Balsamine, balscmine, worden veel geïmporteerd, bia splendens. Acalypha is een heester met ge-
en met succes, want ze bloeien zeer mooi. Ge- kleurde bladeren, welke zeer algemeen in de
woonlijk worden ze op een perk bijeen gezaaid. Indische tuinen in vele variëteiten wordt aange-
De zaden verspreiden zich zelven, en geven weder troffen. Zeer fraai en in 't oog vallend zijn de
het aanzijn aan nieuwe planten enz., toch gaan heesters van Poinsettia puleherrima met de flu-
op deze wijze de bladeren en bloemen in ont- weelachtige vuurroode schutbladeren.
wikkeling zeer achteruit. Het best ontwikkelen ze Een plantengeslacht, dat een voorname plaats in
op eene plaats, welke de ochtendzon heeft tot 9 den Indischen tuin bekleedt, is het geslacht Co-
of 10 uur en de rest van den dag licht bescha- diaeum, meer bekend onder den naam van Croton.
duwd is. Door stek laten de balseminen zich ook Er is geen plantengroep geweest, die zoo in korten
vermenigvuldigen. De Impatiens Su/laui met de tijd in Indië in aanzien gekomen is als deze; nu
schitterend roodgekleurde bloemen treft men ook is de groote liefhebberij wel veel verminderd,
wel in tuinen aan. maar een 20tal jaren geleden was de liefde voor
Erythroxylaceae. We zouden deze orde Crotons in Indië een ware manie. Ontelbaar zijn
niet noemen, wanneer niet de Erythroxylon Coca, de verscheidenheden, welke over den geheelen
die ook om het gebruik der bladeren wordt Archipel worden gekweekt. In de Soendaneesche
gecultiveerd, cene plaats waardig mocht gekeurd landen heeten ze poering. Alle verscheidenheden
worden in den tuin. Het frissche, levendige groen hoort men met min of meer duidelijke namen
van de kleine bladeren van dezen heester maakt =
betitelen, bijv. boentoet matjan staart van een
hem aantrekkelijk als sierplant. tijger, sajap noeri = vleugel van een noeri (vogel-
Rut aceae. Het midden tusschen boom en soort), mangkok mas = gouden nap, tokè = gekko
heester houdt de Murraya exotica, kemoening. (hagedissoort), toembak radja = piek van den vorst,
In den avond verspreiden de zuiver witte bloe- =
kodja makan sirih een arabier die sirih kauwt,
men een zachten, liefelijken geur, door tuin en boeloe ajam = haneveer, anting-anting = oor-
huis. Bij maneschijn kan men zien, hoe het boompje bellen, ekor kambing = bokkestaart, enz. Onder
prijkt met honderden bloemen. De geur is bij de vele verscheidenheden met zulke bijzondere
tijd en wijle zoo sterk, dat ze verdoovend wordt. namen, zijn er natuurlijk ook, die in Europeesche
Om die reden moet hij dikwijls van de nabijheid kassen worden aangetroffen met geheel andere
der woning worden verwijderd. Niet onbemind is namen. De Codiaeum kweekt gemakkelijk voort
ook de Ruta gravcelens, wijnruit, daoen iuggoe, van stek. Wat bij dergelijke planten in de cultuur
met het sterk riekende fijne blad, waarvan het meer gebeurt, ziet men ook bij deze, nl. dat zij
gebruik mede bij inlanders bekend is. De Citrus- zoo nu en dan een tak vormen met anders ge-
soorten noemen wij hierna bij de vruchtboomen. vormde bladeren dan de moederplant zelve bezit.
Als sierplanten, in den vorm van kroonboomen, Worden deze afgesneden en weder gestekt, dan
zagen wij ze niet gecultiveerd. heeft men eene nieuwe verscheidenheid. Aldus
Burs eraceae. Canarium. Prachtig zijn de zijn bijv. ontstaan de Codiaeum van Oosterzeeï en
lanen van kanariboomen. Voor dit doel komen de Codiaeum Wigmani. De eerstgenoemde ver-
in aanmerking de Canarium commune, de gewone scheidenheid heeft korte en smalle bladeren en
kattari, en de Canarium Mehenbelheiie, de kanari heeft den naam gekregen in België, in de Tuin-
596 SIERPLANTEN EN TUINBOUW.

inrichting van de Compagnie continentale d'hor- laatste kweekwijze wat lang. Ze verdragen zeer
ticulture te Gent, en de laatste met lange en goed de zonnehittc. Ze laten zich snoeien en snij-
smalle bladeren is benoemd door den hortulanus den, zooals de buksboompjes in de gematigde
van 's Rijks Academietuin te Leiden, H. Witte. luchtstreek. Bij den cultuurtuin te Tjikeumeuh,
Wanneer men de Codiaeums wil beschrijven, zal nabij Buitenzorg, stond vroeger een geschoren
men ze kunnen terugbrengen tot drie groepen, haag van Codiaeum. Men kan ze als kroonboomen
ten eerste die, welke gekweekt worden om de kweeken, welke hun gelijken hebben in de oranjc-
kleur der bladeren, ten tweede die om den vorm, boomen en laurieren in de Europeesche koude
en in de derde plaats die om de kleur en den vorm kassen.
beide. De kleur der bladeren loopt zeer uiteen. Araliaccae. Aralia, Panax en andere ge-
Tusschen groen, geel en rood worden alle moge- slachten worden van deze orde in tuinen aange-
lijke nuances aangetroffen, van af hethelderste groen troffen. Algemeen bekend is de daoen mangkok,
tot donker bloedrood. De witte kleur komt alléén een heester met hreed-lepelvormige, holle blade-
niet voor, maar wel gemengd met andere kleuren. ren. Onder den algemeenen naam van kedong-
Merkwaardig is het dat verschillend gekleurde dong vindt men vele variëteiten van Aralia. Panax,
bladeren aan ééne plant kunnen voorkomen; vooral enz. Behalve in het verschil in fijnheid van bla-
treft men zulke aan, waarbij de jongere bladeren deren, onderscheiden zich vele ook nog in tint
groen, de oudere rood tot bloedrood gekleurd zijn. van groen, en zijn er ook bonte kleuren bij. Zeer
Wat den vorm der bladeren aangaat, zoo kan fijn en fraai bont is de Panax Victoriae. Trevc-
men de Codiaeums ook hiernaar verdeden in twee sia Burckii, aldus genoemd naar Dr. Burck, ken-
rubrieken, die waarbij de bladschijf gedraaid is, merkt zich door groote, eigenaardig gevormde,
en die waarbij de schijf vlak is. De bladeren van zeer sierlijke bladeren.
de oorspronkelijke soort zijn min of meer lang- U mbel 1 iferae. Enkele malen ziet men in
werpig-eivormig en gaafrandig. Bij de gekweekte bloempotten de fcnkel, Eoeuieulum, gekweekt. Het
planten is veelal de oorspronkelijke vorm niet blad dient voor versieringen in bouquetten.
meer te herkennen. De bladeren zijn verbreed of Saxifragaceae. In bergtuinen komt wel eens
versmald, verlengd of verkort, de randen zijn ge- gekweekt voor de Hortensia, Hydrangea horten-
golfd en ingesneden, zelfs tot zeer diep naar het sis en pouieulata.
midden. Bij enkele verscheidenheden zijn de insnij- Rosaceae. In nagenoeg alle tuinen, hetzij
dingen aan weerszijden zoo diep, dat op afstan- in de steden, hetzij in de binnenlanden, vindt
den openingen voorkomen, waar de bladnerf de men rozen. De liefhebberij daarvoor is bijzonder
cenigste verbinding vormt. Door de draaiing van groot. Eigenaardig is het, hoe vaak men nog de
de bladvlakte gelijken eenige bladeren op lange groene roos aantreft, hoewel daaraan noch eenige
krullen of kurketiekkers. Welke de aanleiding is poëzie, noch schoonheid verbonden is. Het meest
geweest tot de manie voor Codiaeum, zoodat ze verspreid is de Perzische of eigenlijk Damascener
met honderden guldens werden betaald, is niet roos, Rosa damasecna, welke, volgens de meening
met zekerheid te zeggen. Slechts gedurende een van den heer Wigman, hortulanus van 's Lands
paar jaren hebben zeer hooge prijzen gegolden, Plantentuin, waarschijnlijk vóór de komst dei-
en daarna is de prijs steeds meer gedaald. De Europeanen, al op Java was. Deze wordt nu ook
hooge prijs was onevenredig aan de zorgen aan nog door inlanders gekweekt, en vooral nabij de
de planten besteed. Goed gekweekte hoornen, zelfs hoofdplaatsen vindt men groote aanplantingen,
prachtplanten van eenige soorten brachten op waarvan de bloemen op de markten worden ver-
veilingen niet zooveeld geld op als een enkel kocht. De Perzische roos is het best en het ge-
stekje van eenige andere soort. Voornamelijk makkelijkst te kweeken van alle rozen; ze heeft
Arabieren en Inlanders besteedden hooge som- weinig te lijden van insecten, welke der bloemen-
men. De hoogst betaalde som is ƒlBOO geweest cultuur anders zoo in den weg staan. Deze roos
voor één plantje. Naar de meening van enkelen is zeer welriekend; de inlandsche schoonen trek-
was deze rage te vergelijken bij den dwazen ken daarvan partij, door er rozenwater uit te be-
tulpenhandel in 1634 en volgende jaren. Even- reiden ; de kleur is fraai rosé, maar de bloem is
als bij den tulpenhandel waren de gezochte plan- niet vol en, afgesneden, valt ze spoedig uiteen.
ten schaars voorhanden; ze hadden daardoor wer- In de hoofdplaatsen zooals Soerabaja kan men
kelijk hoogere waarde, welke waarde zij lang in de vroege morgenuren tal van inlanders de
zouden hebben behouden, als de Codiaeum juist stad en voorsteden zien binnenkomen, belast en
niet eene plant ware, die bijzonder gemakkelijk beladen met bouquetten, nagenoeg alle van Per-
voortgekweekt wordt. De groote sommen, welke zische rozen. Voor vijf centen heeft men een
betaald werden, waren een spoorslag voor velen hand- of tafclbouquct, waarin een 25tal rozen op
om de gezochte soorten te kweeken. Het kon stokjes gebonden, prijken. In het waschwater
niet anders of de prijzen moesten dus in een vindt men meermalen de heerlijk geurende bloem-
kort tijdsverloop weder dalen. Op dit punt gaat bladeren van deze roos, en op rozen slapen is
de vergelijking met den tulpenhandel mank, dat in Indië niet altijd illusie, maar ook wel werke-
hij dezen handel niet betaald werd, en bij dien lijkheid. Naast andere bloemen, dragen de inland-
der Codiaeums wel. Bij den verkoop op publieke sche vrouwen deze roos in haar kapsel; bij offer-
veilingen was de strijd tusschen de bieders dik- anden leggen zij rozcbladeren neder. Men kan
wijls vrij warm; soms ging het gekochte plantje, in Indië alle rozensoorten kweeken, maar wat
staande de verkooping, weder voor een dubbelen op de hergen lukt, heeft nog geen kans van
prijs in andere handen over. Voor de geschiede- slagen in de benedenlanden. Het meest ge-
nis heeft dit kijkje in den tuinbouw in Neder- schikt voor de cultuur in de tropen zijn de zg.
landsch Oost-Indië wel eenige waarde. Wat de hybride-remontant, de thee-, de noisette- en de
cultuur betreft, deze is zeer gemakkelijk; niet bourbon-rozen. Men kan aannemen, dat die rozen
alleen van stek, maar zelfs van een enkel blad in de tropen het meest voldoen, welke in Europa
kan eene plant worden opgekweekt, al duurt deze tot de best doorbloeiende soorten behooren. Hel
SIERPLANTEN EN TUINBOUW. 597

is ondoenlijk hier de namen van de rozen te geplante rozen beter aan dan in zwarcn grond.
geven, welke in Indië worden gekweekt. In die Wat de verdere behandeling betreft, de eerste
namen is daar ook iets bedenkelijks. Men maakt dagen koel houden is voorzeker het beste, zonder
namelijk namen, en dat is gevaarlijk. Allerzotste te veel met water te morsen; later, als ze begin-
staaltjes ziet men daarvan bij verkoopingen. Rozen nen uit te loopen, kan men ze warmer zetten en
op naam worden beter betaald dan zonder. De
eigenaar schrijft daarom maar namen op, als hij
meer water geven".
to-:
— ■

Mi mos aceae. Grootere en kleinere soorten


ze niet weet. Met hoeveel deftigheid leest
Monsieur Louis, Gloire de Sancta Maria, Belle
men: van Acacia ziet men veel in tuinen. Het loof is
aangenaam als schaduw: men vindt dan ook vele
blonde e. d. m. gezochte schaduwboomen in deze orde. Wij noe-
Hoe krijgt men de rozen in Indië? Het is dui- men slechts de A/bizzia, een der sengon-soortcn.
delijk, dat voor de verpakking, met het oog op De Mimosa pudica komt ook wel in tuinen voor,
cene reis van zes weken aan boord van een stoom- vooral in bergstreken, maar dan meer als wilde
schip, bijzondere zorg moet worden gedragen. Ver- plant in het gras.
schillende Europeesche firma's leveren rozen in Caesalpiniaceae. Wat al schoone boomen
Indië. Die ik het meest hoorde noemen was de en heesters van deze orde worden in onze Indi-
firma Gebr. Ketten, rozenkweekers te Luxemburg. sche tuinen gekweekt. Zonder bepaalde rangorde
Zij verpakken de rozeh in mos in gesloten kisten. willen wij eenige der fraaiste opsommen. De
Ook hoorde ik met lof gewagen van de firma Tamariudus indica, tamarinde, is een van de
Paul & Son, Old Nurseries, Cheshunt, England. sierboomen langs de openbare wegen. Zacht is
Deze verzonden eveneens in gesloten kisten, niet zijn schaduw, fraai het loof. Loopt het jonge blad
in Wardsche kisten; zij leverden rozen op eigen uit, dan geeft zulks aan deze boomen eene be-
wortel, in potten gekweekt, en die werden dan koorlijkheid welke doet denken aan een in het
zonder potten, met de aardkluit in mos gewik- voorjaar uitloopenden boom in de gematigde lucht-
keld, in dichte houten kisten gepakt en de ruim- streek. Wanneer de kleine bladschijven afvallen,
ten tusschen de planten werden aangevuld met dan is de grond als 't ware daarmede bezaaid, tot
droge krullen. Aldus verpakt, kwamen er geen groot verdriet van den tuinjongen, die deze kleine
5 % dood aan. Er is echter nog iets, waarop bladeren moeilijk kan wegvegen met zijne primi-
gelet moet worden, en dit is de ontpakking en tieve hulpmiddelen. De vruchten zijn zeer gezocht
verdere behandeling van rozen, uit Europa aan- om te konfijten, om stropen te maken, enz. In
gebracht. De heer T. Ottolander, een man van grootere plaatsen, langs de openbare wegen, wor-
ervaring op dit gebied, schreef: „Een eerste ver- den de vruchten, op last van hooger hand, wel
cischte is dat ze zoo snel mogelijk op hare be- eens afgeslagen, waarschijnlijk een gezondheids-
stemming komen. Elke week langer aan boord maatregel. De Cassia-soorten zijn in de tuinen
of in een pakhuis is zooveel percent meer aan ook vertegenwoordigd. De djoear, Cassia f/orida,
dooden. Immers, het kan zijn, dat ze te droog is een snel groeiende boom, die niet hoog wordt;
werden ingepakt en dan is een paar weken in sierboom in den waren zin is hij niet, toch is
de warmte fataal; misschien zijn ze te nat inge- hij voor tuinen nog wel gezocht. Ook geen groote
pakt en dan doet de tropische warmte haast nog boom is de Cassia calliautha met zijn donkergele
meer kwaad. Zoodra de kisten aan zijn, moeten bloemen, welke een paar malen in 't jaar te voor-
zij op een koele plaats (onder boomen) worden schijn treden: vooral in groepen, en in cc ach-
gebracht en dan opengemaakt. Het zonnetje mogen terste rij van groote heestervakken, voldoet dit
de planten vooreerst niet zien. Is het dus midden allerliefste boompje uitstekend. De overal verspreide
op den dag, dan geloof ik, dat het beter is de Cassia fistula, tangoeli, bloeit fraai; de bloemen
kisten open te laten staan, tot dat het koeler zijn lichter geel dan van de voorgaande en hangen
geworden is; zien de rozen er nat uit, dan ge- in trossen, zoodat ze eenigszins aan den gouden
heel open, zijn ze erg droog, dan een weinig be- regen doen denken; hij groeit vooral veel in de
sprenkelen. Komen de rozen droog aan, dan dienen warmere, drogere gewesten van Oost-Java. Over
ze dadelijk na het uitpakken flink nat te worden Soerabaja worden de vruchten van den tangoeli,
gegoten en dan mogen ze ook den nacht in de onder den naam van trommelstokken, naar Europa
open lucht en in den wind doorbrengen, mits de uitgevoerd. De daoen kocpoe-koepoe is een sier-
wortels bedekt blijven. Het is dan den volgenden heester der tuinen. De vrij groote witte of rosé
ochtend al vrij duidelijk, welke levend en welke bloemen zijn niet het eenige fraaie aan de plant;
dood zijn. Den volgenden dag is het vroeg op- de bladeren zijn zeer opvallend; voor den leek,
staan, want in de koelte planten is het beste. omdat zij elk in twee helften gedeeld zijn, die
Zij dienen dan flink te worden uitgesneden. Al zich tegen den avond tegen elkaar leggen als bij
leven de takken allemaal, is het toch beter ze af den vlinder (koepoe-koepoe) de vleugels; voor
te snijden; die kunnen desnoods gestekt worden. den deskundige, die hier een van de weinige
De wortels moeten ook worden ingekort. Zijn ze voorbeelden ziet van een samengesteld blad, dat
met aardkluiten ingepakt, hetgeen met nieuwe toch slechts uit een geheel bestaat; er zouden
rozen, die veel in potten gekweekt worden, nog twee blaadjes moeten zijn, maar die zijn aan
al eens het geval is, dan laat ik die aarde er af elkander vastgegroeid. Zooals bij meerdere samen-
doen. De oude zuurdeesem is niet goed, daar de gestelde bladeren, sluiten zich de blaadjes tegen
planten er op blijven „kwarten" en geen vat in den avond, tegen elkander aan, in dit geval dus
den nieuwen grond krijgen. In 't kort dus: kisten de twee bladhelften. Een andere heester der tui-
dadelijk open maken en open laten staan indien nen is de kembang mcrak, Caesalpinia pu/cher-
de planten nat zijn; besprenkelen indien ze droog rina, met groote trossen van gele of geel met
zijn; uitpakken in de koelte ('s avonds) en op rood gevlekte bloemen. Eene opmerkelijke bijzon-
een koele plaats neerleggen; wortels en takken derheid bij vele boomen van deze orde is de vor-
inkorten; uitplanten in de koelte. De grond moet ming der jonge bladeren, die zich in bundels uit
licht en humusrijk zijn; in bladgrond slaan pas groote knoppen aan het einde der takken en takjes
598 SIERPLANTEN EN TUINBOUW.

ontwikkelen en dan op eens als in groote trossen een breede kroon. Hij draagt den naam van
te voorschijn komen, die meestal fraai gekleurd „Flamboyant", om de schitterend roode kleur der
zijn. Men ziet dit o. a. bij de Amherstia nobilis, bloemen, die van October tot December ontluiken.
de Cynometra caulijiora, nam-nam, en wel het Papilionaceae. De dadap, Erythrina, kan
fraaist bij de Mauilioa gemmipara, die van Nieuw- moeilijk tot de sierboomen worden gerekend; toch
Guinea is ingevoerd. Deze boom vormt zijne jonge vindt men als zoodanig eene bontbladerige soort.
bladeren in lange trossen van een sneeuwwitte Onder de kleinere gewassen van deze orde treft
kleur; het effect hiervan wordt verhoogd door het men wel in tuinen aan, de klaver, de lupine, en
donkere groen der oude bladeren. Zelden ziet men vooral de Lathyrus met schitterend gekleurde
iets meer frappant dan wanneer deze boom jong roode, paarse of witte bloemen. Een geliefde klim-
loof draagt, van onder tot boven is hij dan be- plant is de kembang telang (Clitorca ternatea)
hangen met zuiver witte trossen en dit geschiedt die fraai donkerblauwe bloemen voortbrengt, en
meermalen in een jaar. In 1851 is in 's Lands ook door inlanders gaarne wordt gekweekt.
Plantentuin van Calcutta overgebracht een exem- Ly thraceae. Hiertoe behoort de Lagerstroemia,
plaar van de Amherstia nobilis, dat nauwelijks boengoer, een boom, die in het late najaar met
een meter hoog was. Deze plant heeft zich tot paarse bloemen prijkt, en vooral in de kustplaat-
een boom ontwikkeld, waarvan de bloei onverge- sen een sieraad voor de tuinen is.
lijkelijk schoon is. Door de pracht en het aan- On agr aceae. De Fuchsia is niet onbekend
tal zijner groote bloemtrossen, door de helder- in den Indischen tuin. Er worden zelfs groote
roode kleur der bloembladeren, waarvan er drie exemplaren van gekweekt in de bergtuinen. Men
voorzien zijn van een gele vlek, door het fraaie kweekt ze daar ook van stek, die men in potten
loof, dat, jong zijnde, in lichtbruine trossen neer- met gewone aarde plaatst en in het volle zonlicht,
hangt, mag de Amherstia tot de fraaist bloeiende vrij in de lucht, laat ontwikkelen.
boomen gerekend worden. De bloembladen vallen Punicaceae. De Punica Granatum wordt
spoedig af, maar toch blijven de bloemtrossen gekweekt om de vruchten, granaatappels, maar
nog lang hunne schoonheid behouden, daar de ook om de fraai gekleurde bloemen; de witte,
twee groote schutbladen en de meeldraden ster- roode, dubbele roode en zelfs de dubbele witte
ker zijn en den boom nog lang tot sieraad strek- zijn bekend. Zij heeten dalima poeti, merah, soe-
ken. Jammer is het, dat de boom niet over ge- soen, enz.
heel Indië is verspreid; het tjankok gelukt zeer Meiast omaceae. Deze familie heeft ook ver-
slecht, en vruchten en zaden worden zelden ge- tegenwoordigers in de tuinen in den vorm van
vormd. De Jonesia declinata heeft een stam die lage, bloeiende heesters zooals Medinilla-soorten.
zich spoedig in takken verdeelt en een omvangrijke Myrtaceae. Men kweekt de Jambosa-soorten
kroon vormt. De jonge bladeren hebben eene teere, om de vruchten, toch zijn zij ook sierlijke boo-
geelachtig witte kleur, en hangen in lange trossen, men in de tuinen, vooral als de bloemen van
hetgeen de fraaiheid van den boom zeer verhoogt. sommige variëteiten zich ontplooien, en de wijn-
De bloeitijd valt in de maanden Juli en Augustus. roode of paarsroode groote meeldraden te voor-
Wat rijkdom van bloemen betreft, is deze boom schijn treden.
onovertroffen. Niet alleen zijn de uiteinden der Aristolochiaceae. Aristoloehia ziet men in
takken bedekt met de talrijke groote bloeiwijzen, zeer fraaie soorten in de Indische tuinen.
maar ook de stam is van onder tot boven met Ericaceae. In 't wild groeien Rhododendron
bloemen bedekt. De bloemen zijn oranjekleurig. javanicum en andere soorten. In de bergtuinen
De peulvruchten zijn zeer talrijk; iedere vrucht komen toch weinig Rhododendron-soorten voor.
bevat 4 tot 5 zaden, die door hunne donker kar- Azalea treft men wel in goed gekweekte exem-
mijnroode kleur ook het hunne bijbrengen tot plaren in de bergtuinen aan.
verfraaiing van den boom. Behalve deze soort komen Oleaceae. De melati is de meest bekende en
in Indische tuinen nog twee andere soorten voor, geliefde bloem uit onze Oost. Jasminum Samboe
de Jonesia Asoca en minor. Bij de inlanders zijn is een heesterachtig gewas, dat met lange stengels
deze bekend onder de namen kisokah en kem- neiging tot klimmen vertoont. De bloemen zijn
bang dedesh. De bloemen bij deze zijn veel klei- zuiver wit, en zeer welriekend, niet te sterk, fijn.
ner, en de kleur is meer geelbruin. Kleine boo- Er zijn variëteiten met enkele en met gevulde
men of heesters zijn de Brownea-soorten. Ook (melati telor), met grootere en kleinere bloemen.
deze maken groote bundels van jonge bladeren, Des morgens de bloemen afgeplukt, en op een
die hij eene Brownca hybride zeegroen zijn met schoteltje in een vertrek gelegd, verspreiden zij
lichtbruine vlekken. De bloemen bij deze staan in een liefelijken, zachten geur.
groepen bijeen, en zijn helder rood. In Soerabaja, Apocyneae. De oleander (Nerium Oleander)
in den tuin van de hoogere burgerschool, bloeide ziet men veel in potten en in den open grond,
deze zeer rijk en werd bewonderd door allen die met rosé en met witte bloemen, enkel en gevuld.
ze voor de eerste maal aanschouwden. Hij is een Toch is deze heester, om de vergiftige eigen-
ware sierheester voor den Indischen tuin. De Schi- schappen, voor tuinen niet aanbevelenswaardig.
lolobium excclsum is een boom in Buitenzorg ont- De Allamanda is een fraaie heester met gele pijp-
wikkeld, uit zaden van Brazilië ontvangen. De vormige bloemen. De Plumiera, kembodja, is een
heer Wigman, die ook over de hiervoren genoemde lage boom, met welriekende, stervormige bloemen.
boomen heeft geschreven, meldt hiervan dat hij Hij wordt algemeen op inlandsche kerkhoven aan-
eerst bloeit nadat de bladeren zijn afgevallen, en geplant.
dan bedekt zich de machtige kruin met duizenden Asclepiadaceae. Wij zagen haar het eerst
fraai gele bloemen. Een bloeiende Schizolobium in verwilderden staat, de Asclepias curassavica,
maakt een indruk, dien men niet licht vergeet. in de nabijheid van Lawang, in de residentie
Zeer bekend, vooral op de kustplaatsen is de Pasoeroean; wat trok zij ons toen aan! De ge-
Poinciana regia, van Madagascar afkomstig. Deze dachte, dat op de vindplaats een tuin moest ge-
boom bereikt eene hoogte van 12 M. en heeft weest zijn, of althans in de nabijheid, werd nader-
SIERPLANTEN EN TUINBOUW. 599

hand bewaarheid. En we zagen ze daarna in vele Polo m oniaceae. /'///(«-soorten vinden wij
tuinen met hare donker oranjegele bloemen, die vele in de cultuur, zoowel in potten, als in den
zoo zeer gelijken op de bloemen van sommige vollen grond. De Cobaea met hare paarse bloe-
/.«///«//(/-variëteiten. In boomvorm leeft ook in men slingert zich om de pilasters van vele voor-
sommige tuinen het geslacht LLoya, de wasbloem. galerijen.
Eene sierplant, een aristocraat in de Indische Boraginaceae. Vergeet-mij-niet, Myosotis,en
tuinen, is de Stcphanotis; in een pot geplant, Hcliotropium zijn geliefde planten. In de bergen
zich met de stengels om eenige bamboestokjes kan men hiervan genieten. Bedden vol met helio-
slingerende, brengt ze bouquetten van witte bloe- tropen, in verschillende nuances van paarsblauw
men voort, die in den waren zin des woords fijn worden gekweekt; ze zijn zeer welriekend.
zijn. Vruchten maakt ze zelden: een enkele maal Solanaceae. Datura, katjoeboeng, vindt men
zagen we die, en vonden daarin bruine, platte in tuinen; ze komt er in door zaden van buiten,
zaden, van ongeveer I c.M. in 't vierkant, die en om de fraaie bloemklokken, en de eigenaardige
2,5 c.M. lange haren dragen, welke tot een zijde- stekelige vruchten, roeit men ze niet uit, wat om
glanzende, witte kuif waren vereenigd. Niet hierom, de vergiftige eigenschappen wel wenschelijk is.De
maar om de fraaie bloemen, moest de plant meer Brugmansia, welke zeer nauw verwant is aan de
worden gekweekt. Datura, komt in de bergtuinen in Indië voor.
Convolvulaceae. De meest bekende in de Hare lange, witte, klokvormige bloemen hangen
Indische tuinen is de Pharbitis Nil, gewoonlijk zeer sierlijk tusschen de vrij groote, min of meer
aangeduid met den naam van blauwe Couvolvulus. lichtgroene bladeren. De heester zelf kan twee
Deze plant sterft na den bloei en na zaden te en meer meters hoogte bereiken en wordt veel
hebben voortgebracht, niet af. Zij heeft een bui- gekweekt voor omheining. Hier en daar is zij
tengemeen snellen groei; in een paar maanden uit de tuinen ontsnapt, zoodat men haar in de
bedekt ééne plant eene geheele ruimte en bloeit bergen in het wild kan aantreffen. Op Java schijnt
ze reeds dankbaar. De groote, helderblauwe, trech- ze het beste te tieren tusschen 3000 en 6000
tervormige bloemen zijn niet sterk; zij leven maar voet hoogte. Enkele heesters hebben bloemen met
enkele uren. In den vroegen morgen, zoodra het dubbele kronen. Als tuinplant is Brugmansia wel
licht begint te worden, zijn de bloemen geopend; aanbevelenswaardig, toch moet men ze niet te
bij honderdtallen prijken zij in haar prachtig blauwe dicht bij de woning planten, want de bloemen
kleur. Zij laat zich gemakkelijk door stek verme- hebben een wel niet onaangenamen, maar toch
nigvuldigen. De Pharbitis Leari is ook eene Indi- bedwelmenden geur. Van het geslacht Solarium
sche soort, waarvan de variëteit alroviolacea met noemen wij de Solauum gigauteum, een heester,
donker violetblauwe bloemen en wit hart een be- die ook in de warme kustplaatsen zich lustig ont-
kende is. De Pharbitis limbata is een éénjarige wikkelt, en met een groote hoeveelheid bloemen
plant, die veel zaad geeft. Zij is op Java inheemsen prijkt. Deze zijn vrij groot, radvormig, donkcr-
en van daaruit in Europa geïmporteerd, waar ze paarsblauw lot lichtpaars en wit.
om de schoone bloemen zeer gewaardeerd worden; Scrophulariaceae. De Torenia Fournieri
de bloemen zijn zeer groot, tot 7 a 8 c.M. in is eene lievelinge der dames; in potjes of op perkjes
doorsnede; ze hebben een levendig violette kleur gekweekt doet zij denken aan blauwe viooltjes,
met uitgespreiden witten zoom. De meeste varië- zooals zij dan ook gewoonlijk ten onrechte wor-
teiten bezit de Pharbitis hederacea. De bloemen den genoemd. Russelia juncea is een heester met
zijn hemelsblauw met wit hart. Een ander geslacht roode bloemen en weinig blad, overal in tuinen
is de Quamoclit. Algemeen verspreid is de Qua- voorkomende.
moclil vulgaris, door Rumphius Flos cardinalis Gesneriaceae. Gesncria's in vele kleuren
en door Rheede in zijn „Hortus malabaricus" en Gloxinia's in soorten, maar lastig te kweeken.
Tjuria cranti genoemd; de Soendaneesche naam Bignoni a c e a e. Een sierboom, die in de
is katilan. Maleisch: boenga tali. Het is eene kleine laatste jaren veld wint in de Indische tuinen, en
klimplant met bijzonder fijn loof; de bloemen zijn waarvan bijv. bij Bandong geheele lanen groeien,
zuiver wit of bij anderen bloedrood. Behalve de is de Spathodea campauulata. Hij is een snel-
genoemde geslachten, wier bloemen overdag of groeiende boom, waaraan zich prachtige trossen
liever 's morgens bloeien, zijn er ook nog, die van oranjeroode bloemen ontwikkelen.
juist het omgekeerde doen, die tegen den avond, Acanthaceae. De Indische flora is rijk aan
bij zonsondergang, hare bloemen ontplooien en soorten van deze orde. Ook in de tuinen zijn
's nachts een kortstondig bestaan hebben. Het er tallooze vertegenwoordigd. Als pagger-plant is
zijn bloemen, die zuiver wit zijn, 's avonds open- wel het meest algemeen bekend de Barleria, met
gaan en 's morgens tegen zonsopgang verleppen. hare blauw-paarse, en paars en witte bloemen.
Bijzonder groot onder deze nachtbloeisters zijn de Een ware sierheester is de Sauchc-.ia nobilis met
bloemen van het geslacht Calonyction. Men kan hare groote bladeren, waarin de gele bladnerven
hagen met deze klimplant begroeid zien, waar- sterk afsteken bij het groene blad zelf. De 77/////-
van de bloemen van uit de verte op witte lakens -bergia en nog andere, die wij ook in Europee-
gelijken, die te drogen hangen. De Porana vola- sche verzamelingen aantreffen, kweekt men zeer
bi/is is in de Indische tuinen zeer bekend onder gemakkelijk in de Indische tuinen.
den naam van witte bruidstranen, in tegenstelling Verbenaceae. Durau/a Plumieri, een hees-
van de roode bruidstranen, die hiervoren bij de tergewas; uit zaad opgekweekt, bereikte een exem-
Po/ygonaceac besproken zijn. De witte zijn in bloei plaar in anderhalf jaar tijds een hoogte van 4 M.
prachtig; de bloemen zitten in lange trossen, waar- De bloemen zijn geschikt aan trossen, welke sier-
mede de plant als overdekt is, en ze hangen op eene lijk overhangen. Kcnc variëteit is er met donker-
losse en bevallige wijze over, zoodat ze sierlijkheid blauwe, eene met lichtblauwe en eene met witte
aan schoonheid paren. Toch houden de bloemen zich bloemen. De bloemen der eerste variëteit zijn
niet lang en staan zij in dit opzicht bij de roode kleiner, maar meer opvallend van kleur, ook door
bruidstranen achter, al overtreffen zij deze in geur. de donkere streep op de twee onderste bloem-
600 SIERPLANTEN EN TUINBOUW,

bladeren. De witte bloemen der derde variëteit


verspreiden een uiterst fijnen geur, welke aan
aangetroffen. Zie: KALAPA. — Za/acca cdu/is,
salak; eene vleezige vrucht met schubben bedekt.
dien der heliotropen doet denken. De vruchten De binnenvruchtwand wordt gegeten; de smaak
zijn oranjekleurig. De cultuur is eenvoudig; ze is wrang zuurachtig-zoet; er zijn verscheidenheden,
slaagt door zaad en door stek. De Clerodendron welke minder wrang zijn, en om de pit korre-
Thompsoni is een lief klimplantje, met witte
bloemkelk en daarbinnen een roode bloemkroon;
lig.— Borussus finbelliformis, lontar, sivvalen.
Elke vrucht heeft drie steenen; het onrijpe kiem-
het wordt door de dames met den naam van ge-
broken hartjes bestempeld, en is zeer gezocht.
wit wordt gegeten. Zie: LONTAR. — Areca Ca-
tcchu, pinang, betelpalm; de gemarmerde zaadkern
Het klimt niet altijd. Plaatst men het in het volle der steenvrucht wordt gebruikt bij het sirih-kau-
zonlicht en op eenigszins schralen bodem, dan wen. Zie: PINANG.
klimt het niet, maar vormt een fraaie bloeiende Musaceae. Musaparadisiaca, pisang. In onnoe-
struik; plaatst men het in vette aarde of in de melijk veel variëteiten wordt de pisang gekweekt.
schaduw, dan gaat het klimmen. Als wij alleen De belangrijkste zijn: pisang radja, radja serch,
over sierplanten in tuinen zouden moeten spreken, ambon, soesoe, tangan, kates, tandoek, lampen-
zouden we de Lantana niet mogen noemen. Van ning, idjo, gaboes, kapok, batoe, mas, doelang,
Amerika naar Indië overgebracht groeit deze heester enz. De rijpe vruchten worden rauw, gekookt,
nu schier overal in onzen Archipel. Wij hoorden gebakken en geconfijt gegeten. Zie: PISANG.
hem noemen temblehan, tjenté, taai boeroeng, bour- Orchidaceae. Vanilln nromnticn, vanilje.
bon, enz. Als omheining kan hij wel dienst doen Vooral in Oost-Java veel gekweekt. De vrucht
in tuinen. Wat de bloemen betreft, is het een dient voor huiselijk gebruik en voor de Europee-
fraai gewas: op stam gekweekt vormen de Lan- sche markt.
tuuns sierlijke kronen. De kleur der bloemen is Moraceae. Ficus Caricn, vijg. Wordt in som-
zoo afwisselend, als bij schier geen plantensoort
wordt aangetroffen. De Verbena, welke in de tui-
mige tuinen aangetroffen; draagt niet rijk.
moerbei. Wel is waar eetbare

nen in de gematigde luchtstreek zeer veel wordt vruchten, maar niet met den lekkeren smaak als
aangetroffen, vinden wij ook, maar in enkele pot-
exemplaren, in de Indische tuinen.
die in Europa. — Artocarpus incisa, broodboom,
timboel; Artocarpus incisa var. Inevis, soekocn;
Labiatae. Salvia-sooxi.cn ziet men in vele Artocarpus integrifolia, nangka. De vruchten dei-
tuinen; vooral fraai zijn de Salvia splendem en twee eerstgenoemden worden door inlanders, die
Salvin coccineu. Niet om de bloemen, maar om der laatste ook door Europeanen gegeten. De
de bladeren, worden de Coleus-sooxien overal in nangka-vrucht, welke aan de takken of aan den
de tropen gekweekt. De bekende naam is miana. stam ontwikkelt, kan zeer zwaar worden. De geel
De kleurenrijkdom der bladeren en de gemakke- leerachtige huid om de zaden is zoetachtig en
lijke voortteling door stek heeft gemaakt, dat de geurig. Er zijn eenige variëteiten van bekend,
miana eene in Indië veel gezochte plant is ge-
worden.
zooals de nangka madoe, nanas, dodol, enz. Zie :
KALOEWIH, NANGKA.
Rubiaceae. Zelden treft men Coffeu als sier- Anonaceae. Anona muricata, zuurzak; Anona
plant aan; toch zagen we enkele specimen-exem- reticulata, boeah nona; Anona sguamosa, srikaja.
plaren in tobben, van de soort liberin, die prach- Alle drie, vooral de laatste, zeer gezocht voor de
tige boomen waren en best konden dienst doen Europeesche tafel. De zuurzak wordt door een
als sierplant in tuinen. De katja piring, Gardeuia, zeef gewreven, en met wijn en suiker als een
is algemeen geliefd om de witte bloemen; die sorbet genuttigd. Zie: NANGKA WELANDA,
met gevulde bloemen is zeer fraai. Heesters als BOEA NONA, en. SRIKAJA.
Mussaenda, Pnvcttn, Ixora worden veel in tuinen Myristicaceae. Myristica fragrans, note-
gevonden. muskaat, pala. Het vruchtvleesch wordt gekonfijt
Compositae. Een tal van sierplanten van genuttigd; de zaadkern (notenmuskaat) met de harde
deze orde uit de gematigde luchtstreek hebben zaadhuid er om heen is een artikel van de inland-
ook het burgerrecht gekregen in de Indische tui- sche markt; zoo ook de zaadrok, de foelie, kem-
nen : Helichrysum, Zinnin, Dnhlin, Aster, Chry- bang pala. Zie: NOTENMUSKAAT.
santhemum, Ilclianthus enz. Lauraceae. Persen gratissima, advokaat. Deze
vrucht heeft de gedaante van een peer. Tusschen
Vruchtdragende gewassen. Hieronder vatten den grooten steen en de schil ligt een roomachtig
wij samen de boomen, heesters en kleine planten, wit of groenig vruchtvleesch, dat óf met zout
welke in de Indische tuinen worden gekweekt om wordt gegeten, óf toebereid met madera of port
de vruchten. als een sorbet genuttigd. Zie: APOKAT.
Gnctaceae. Gnetum Gnemo/i. Zie: MENIND- Clusiaceae. Gurcinin Mangostana, mangistan,
JAU. manggis. De zaadrok om de pitten binnen de
Bromcliaceae. Bromclia Ananas of Ananassa vrucht wordt gegeten; gewoonlijk zijn er meer
sativa, ananas, nanas. De Buitenzorgsche ananas dan vijf zaden in eene vrucht aanwezig, waarvan
heeft den besten naam; ze is, als ze goed rijp dan de meesten niet tot ontwikkeling zijn geko-
is, bijzonder geurig. Andere variëteiten zijn na- men, maar wel hunne vleezige zaadrokken. Be-


nas manis, minjak, kondeh, toempang, tembaga, hoort tot de fijnste tafelvruchten. Zie: MANG-
idjo, socrat. In de laatste jaren wordt ook de GIS. Stalagmites dulcis, moendoe. De zure
Ananassa Bracomorieusis gecultiveerd, die buiten- onrijpe en de rijpe vruchten, welke zuurzoetachtig
gewoon groote, sappige en zoete vruchten geeft. zijn, worden gekookt en rauw gegeten.
De Ananassa sativn polycephalu, de hiervoren Passifloreae. Passiflora quadraugularis, mar-
genoemde nanas kondeh, heeft vertakte vruchten. koesa. Deze in West-lndië veel gekweekte vrucht
Zie verder: NANAS. wordt in Oost-Indië hier en daar aangetroffen.
Palmae. Cocos nucifern, kokosnoot, klapper, Zie: LABOE.
kalappa. Wordt in ontelbare variëteiten in tuinen Caricaceae. Caricn papaja, papaja, katès.
SIERPLANTEN EN TUINBOUW. 601

In de laatste twintig jaren is deze vrucht meer insitilia, pruim; Prunus armeniaca, abrikoos;
in aanzien gekomen en eene plaats waardig ge- Prunus persico, perzik; Prunus Amygda/us, aman-
keurd op de Europeesche tafel. Er zijn vele varië- del, worden alle in Indië in bergstreken ge-
teiten. De reuzen-papaja is waarschijnlijk eene kweekt, meer uit curiositeit, dan wel voor het
andere soort; de smaak verschilt zeer met dien gebruik der vruchten; zij groeien slecht en de
van de reeds lang geteelde vrucht. Door kruising vruchten worden niet' goed rijp of hebben voor
zijn allerlei tusschenvormen ontstaan.Zie: PAPAJA. een deel haar smaak verloren. In sommige stre-
Malvaceae. Durio zibethinus, doerian, doe- ken van Java, zooals op den Poentjak en in het
ren. De zaadrok om de pitten wordt gegeten. Tengger-gebergte, worden perzikeboomen in het
Deze is roomachtig wit en zeer geurig en om wild aangetroffen. Deze dragen bloemen en min
die reden door velen gezocht. Om den sterken of meer rijpe vruchten tegelijkertijd. Te Soera-
geur der vruchtschil wordt de vrucht ook door baja worden de vruchten van deze verwilderde
velen versmaad. Zie DOEREN. boomen onrijp aan de markt gebracht; ze worden
Oxalidaceae. Averrhoa Blimbi, Averrhoa door Europeanen zeer veel gevraagd en gestoofd
Carambola, blimbing. De vruchten van de zoete gegeten.
variëteit worden geschild en rauw gegeten; de Caesalpiniaceae. Cynometra cau/iflora, nam-
zure worden gebruikt bij de bereiding van de nam. Deze vrucht wardt rauw gegeten met sam-
Indische rijsttafel. Zie: BELIMBING. bal; is een weinig zuur, niet fijn.
Rutaceae. Citrus, djeroek. Vele soorten en Punicaceae. Punica Granatum, granaatappel,
variëteiten worden in de Indische tuinen aange- dalima. De vrucht wordt gaarne door de inland-
troffen. Zie: DJEROEK. — Aegle marinelos, sche bevolking gegeten. Zie: DALIMA.
madja. — Feronia elephautuiii, kawista. De vruch-
ten worden opengemaakt en het vruchtvleesch
Myrtaceae. Jnmbosn-soorten en variëteiten.
De vruchten, besvruchten, zijn veelal vleezig, geu-
met Javaansche suiker gegeten. Zie: KAWISTA. rig en smakelijk. Zie: DJAMBOE. —
Triphasia aurantiola, djeroek kingkit, dj. tjina. Guajava, djamboe bidji, djamboe kloetoek. Hier-
Psidium

De kleine vruchten zijn gekonfijt zeer gezocht. van zijn eenige variëteiten bekend, vooral die van
M e 1 ia c e a e. Lansitim doiiicsticum, doekoe, met Midden-Java zijn zeer gewild. — Syzygium jam-
de variëteiten kokosan, pidjetan, langsep. De bolanum, djambelan, djoewet, in Oost-Java blauwe
doekoe bevat binnen de vleezige vruchtschil eenige jantjes geheeten, draagt vooral door kinderen ge-

zaden, welker vleezige zaadrok wordt gegeten; de liefde vruchten. ■ F.ugcniu caryophyllatn levert
zaden zelve zijn veelal, op een enkele na, weinig de kruidnagelen, tjengkeh.
ontwikkeld; de variëteiten, welke hier genoemd Sapotaceae. Sapo/a Achras, sawo manila.
zijn, zijn zuurder dan de doekoe. Zie: DOEKOE. Deze vrucht is zeer gezocht. Men kweekt ze aan
Anacardiaceae. Anne,trd't urn occidentale, lei- en aan kroonboomen, ook aan boompjes in
djamboe monjet, apenoot. De vruchtsteel is vlee- tobben en potten. Het aantal variëteiten is zeer


zig, sappig, geurig, vooral door inlanders gewild. groot. De vruchten verschillen in grootte, vorm,
De vrucht is kleiner dan de steel; de zaadkern kleur en smaak. Diospyros Kaki en D. dis-
is eetbaar en bevat veel olie. — Mnngiferu, color, kaki, kisemak. In Japan en China wordt
mangga. Zie: BEMBEM, KAWÈNI en MANGGA. deze vrucht veel gekweekt; thans wordt ze ook
Spondias dulcis, kedondong. Zie: KEDONGDONG. op Java aangetroffen in tuinen, vooral in de berg-
Sapindaceae. Nephelium lappaceum, ram- streken in West-Java. De vrucht is smakelijk,
boetan, met de variëteiten: Atjeh, matjan, konto, en nog te weinig bekend.
lebak boeloes, besar, tankwoe; Nephelium muta- Solanaceae. Cyphomandm betacea, lerong
bile, poelasan, met de variëteiten: itam tjeplok, blanda. Reeds lang op Java gekweekt, eerst in
koening, merah besar, merah moeda, merah tje- de laatste jaren is zij over geheel Indië verbreid.
plok. Van de ramboetan en de poelasan wordt De besvruchten worden gestoofd genuttigd; ook
de zaadrok om den eenigen zaadkorrel in de vlee- voor jam zijn ze bijzonder geschikt.
zige vrucht gegeten. De eerste soort heeft op de Rubiaceae. Morindn citrifolia, bengkoedoe,
vruchtschil dunne lange, de laatste dikke en korte tjangkoedoe, patjè; de vruchten worden gekookt
haren. en rauw gegeten.
Vitaceae. Vitis vinifera, druif, boeah anggor.
De druif wordt in Indië gekweekt; bij Soerabaja Groenten akkergewassen en andere planten of
in het Grisseesche zelfs vrij veel. in smaak kun- boomen, voor een of ander nuttig doel op de
nen de druiven niet gelijkgesteld worden aan die erven der inlanders gekweekt, z.g. kleine cultuur.
der gematigde luchtstreek. Liliaceae. Al/iurn, ba wang. Van dit geslacht
Euphorbiaceae. Cicca nodifiorn, tjermeh. worden vele scorten gekweekt. Zie BAWANG. ■—■
Deze vrucht wordt rauw, gekookt en gekonfijt Aspnrngus, asperge. Deze wordt zoo nu en dan
:
gegeten. — Aleurites trilobn, kemiri; de zaden uit liefhebberij op landbouw-onderncmingen ge-
worden in de keuken gebruikt bij het toebereiden kweekt. Van cultuur in 't groot kan geen sprake
van de rijsttafel. Zie: KEMIRI. — Antidesmn zijn, omdat ze niet de gewenschte ontwikkeling
Bunias, boeni of woeni; de kleine vruchten wor- krijgt en verre achterblijft bij de asperges in blik,
den op brandewijn of jenever getrokken, evenals uit Europa en Amerika aangevoerd.
zwarte bessen; ook wel gebruikt in sambalans.— Amaryllidaceae. Polyanthes lubcroso, tube-
Pierardia dulcis en P. racemosa, kapoendoeng, roos, kembang sedep malem. Deze plant wordt
menteng, buntjoi; de vruchten worden gegeten. hier en daar als akkergewas gekweekt, niet zoo-
Rosaceae. P'rngurin-sooxien, aardbei. Vooral zeer voor voedsel, als wel om de geurige bloe-
in de bergen worden aardbeien gekweekt, maar men. Deze zijn zeer gezocht, vooral door de inlan-
ze zijn, wat den geur betreft, niet te vergelijken ders. In Oost-Java zijn groote akkers er mede
bij die van de gematigde luchtstreek. — Pirus bebouwd.— Fourcroyagigantea, mauritius-henncp.
communis, peer; Pirus Malus, appel; Prunus Als omheining van tuinen, erven en akkers van
Cerasus, kers; Prunus domestica, kwets; Prunus inlanders aangeplant.
602 SIERPLANTEN EN TUINBOUW.

Dioscoreaceae. ■ü«w<,/-<e"-soorten. De wor- Nymphaeaceae. Nelumbiumspeciosum, taraté.


tels zijn eetbaar. Vele variëteiten worden gekweekt. Wordt in vijvers of waterbakken gekweekt om de
Zie: GADOENG en OEBI. zeden, welke geroosterd worden gegeten.
Palmae. Elaeis guineensis, oliepalm.
troxylon Sagus, kiraj, sagoepalm.
— Me- Cruciferae. Brassica oleracca, kool. Vele varië-
teiten van kool worden op uitgestrekte velden
Araceae. Colocasin-sooxten leveren de zooge- gekweekt; zelden bloemkool en roode kool. Ook
noemde talas, kimpoel, alle wortelstokken. — de inlanders gebruiken kool bij hunne toespij-
Acorus Calamus, kalmoes, daringo; de wortelstok
wordt als specerij gebruikt.
zen. — Brassica Rapa, raap, zelden. —
Naslur-
tiiim officinalc, waterkers. Zeer veel gekweekt in
Gramineae. Andropogon-sooxten. Leveren geu- beken in de bergstreken; wordt bij groote hoe-
rige oliën. Zie: GRASOLIËN. — Euchlaena
(Rea/iaj luxurians, téosinté. Een voedergewas
veelheden op de markten aangevoerd. —Rapha-
nus sativus, radijs, lobak; vooral de Chineesche
voor paarden en vee; groeit in de lage landen variëteit met lange, witte wortels wordt veel ge-
en hoogerop tot iooo M. boven zee. — Oryza- kweekt voor de tafel der Europeanen, rama-

Pnnicum spectnbile, bengaalsch gras. Goed voeder-



soorten, rijst. Behoort in de groote cultuur tehuis. nas; enz.
Portulacaceae. Portulaca oleracea, postelein,
gewas voor het vee. — Sorghum vulgare, sorgho,
djagoeng tjetik. Wordt hier en daar voor eigen
gelang, krokot. Algemeen gebruikt als groente.
Malvaceae. Gossypium-sootten. Zie: KA-
— —

gebruik aangeplant. Zea Mnys, turksche tarwe, TOEN. Eriodendron anfnutuosuiii, kapoek,
djagoeng. Ontelbaar zijn de variëteiten van deze randoe. Zie: KAPOEK. Hibiscus Abelmoschus,


plant in onze Oost gekweekt. De vruchten wor- muskuszaad-plant, waron; de zaden dienen voor
den veel in onrijpen staat, geroosterd, gegeten; parfumerie. Zie: GANDAPOERA, Hibiscus
de stengels en bladeren dienen voor veevoeder.
Coix Lncryma, jobstranen, djali; hier en daar in
— Sabdariffa wordt hier en daar aangetroffen; de
kelkbladeren, welke de vrucht omsluiten en vlee-
tuinen van inlanders. — Bambusa-sooxten, bam-
boe. Alom gekweekt; de jonge spruiten (reboeng)
zig zijn, worden tot gelei gemaakt.
Euphorbiaceae. Ricinus communis, wonder-
worden gegeten. — Saccharum officinarunt. sui-
kerriet, teboe; in de kleine cultuur voor dage-
of castorolic-plant, djarak, kaliki. —
Manihot
utilissima, oebi kajoe, katela djendral, katela
lijksch gebruik der stengels, welke in stukjes poöng, levert het cassave-meel; uit de wortels
gesneden, uitgekauwd worden. —■ De Europee- wordt dit meel gemakkelijk bereid. Zie: OEBI
sche graansoorten, als rogge, tarwe, haver e. d. KAJOE.
werden vroeger wel aangekweekt, vooral in Midden- Umbelliferae. Daitcus Carota var. sativn,
Java. De cultuur is echter niet loonend gebleken. peen. Deze wordt in Indië even goed gekweekt
Musaceae. Musa mindanensis, abaka, koffo, als in de gematigde luchtstreek. —ipium gra-
manilla-hennep. — Musa paradisiaca, pisang. In
ontelbare variëteiten gekweekt op de erven van
veolens, selderie, groeit uitmuntend; wordt bij
voorkeur gekweekt op land, waar zacht stroo-
inlanders en op afgelegen gedeelten van de tui-
nen van Jïuropeanen.
mend water overheen spoelt. — Petroselinum
sativum, peterselie; Focniculum officinalc, fenkel;
Zingiberaceae. Alpinia GaIanga,Zie:LENG- Coriandrum sativum, koriander; allen worden in
KOEWAS. — Amomum Cardamoiiiitm, kapol;
wordt gekweekt om de vruchten en zaden. Zie:
Indië gekweekt.
Leguminosae. Vele zijn de planten uit
KAKDAMOENGGOE. — Kaempferia rotunda, deze orde, welke hare plaats waardig zijn in den


temoe koentji; de wortelstok wordt door de inlan- Indischen tuin, om het nut, dat er van getrok-
ders als geneesmiddel gebruikt. — Kaempferia ken wordt. Parkia speciosu, stinkboontjes, peté.


Galanga, kentjoer; de wortelstok dient als spe- Pithecolobium bigeminum, djengkol, van denzelf-
cerij in kerrie. Zie: KENTJOER. — Curcuma-
soorten, koenjit, koenjir, temoe lawak. Zie: KOE-
den aard als de voorgaande. Abrus precuto-
rius, saga; bladeren en zaden worden als genees-
NJIT en KOENJIT PADI. — Zingiber officinalc, middel gebruikt. — Tnmnrindus indien, tamarinde,

gember, djahé. Zie: ALIJA en GEMBER.
Cannaceae. Canna. Er zijn plaatsen, waar
de wortelstok van deze plant wordt gegeten.
Marantaceae. Maiaula indica, arundiiiacea,
Indigofera. 'Zie: INDIGO.

bespraken wij hiervoren bij de sierboomen.
Arachis hypogaea,
aardnoot, katjang tanah; deze plant, wordt in
groote hoeveelheden gecultiveerd; de zaden wor-
enz.; uit den wortelstok wordt de arrowroot bereid. den rauw en geroosterd gegeten. In Oost-Java is
Moraceae. Bockmeria-sooxten. 'Zie: KA MEII. de plant een zeer gewild groen voeder voor de
Piperaceae. Piper nigruiit, lada, peper. Zie:

paarden. Er zijn eenige variëteiten in cultuur. Zie:
PEPER. —■ Chavica Bette, Chavica Melamiris,
Chavica densa, Chavica officinariim, betel, karoek
KATJANG TJINA. Voandzcia subterranea,
katjang bogor, katjang manilla, wordt hier en daar
manoek, tjabé djawa, sirih oetan, lada pantjang gekweekt om de zaden, die door de inlanders wor-
worden aangekweekt om de bladeren, die gebruikt den gegeten; hare vruchten rijpen eveneens in den
worden bij het sirih-kauwen. Zie: SIRIH. —Cu-
beba officinalis, koemoekoes, rinoe, staartpeper.
grond. —Glycine Soja, sojaboon, katjang kadelé,
katjang djepoen; uit de zaden wordt de bekende
Polygonaceae. Rumex acetosa, zuring. Wordt sojasaus bereid. — Pisum sativum, erwt; Fha-
veel door Europeanen gegeten. — Vroeger werd
ook boekweit gekweekt. De cultuur is niet loo-
seolus vulgaris, boon, katjang-boontjes: Vic'ta
Faba, groote, roomsche of tuinboon. Deze drie
nend gebleken. geslachten worden in vele variëteiten op Java,
Chenopodiaceae. Bcta vulgaris, biet. In vooral in de bergstreken, gekweekt. Men kan
vele variëteiten door inlanders, zoowel als door zich op de markten ruimschoots voorzien van

—•
Europeanen gekweekt; zeer gezocht, ook in 't zuur erwten, peulen, snijboonen, heereboonen, prin-
ingelegd. Spinacia oleracca, spinazie. Onder sesseboonen, groote boonen, bruine boonen, enz.
den naam „bajam" komen in Indië verschillende Van de andere gekweekte soorten noemen wij
bladgroenten van deze orde voor. nog: Phaseolus lunalus, katjang roeway; Phaseo-
SIERPLANTEN EN TUINBOUW. SILAJANG. 603

lus Mungo, katjang idjo; Vigna catjang, katjang SIGARETUS HALIOTIDEUS. Zie GASTE-
poetih; Lablab vulgaris, kara poetih; Cajanus ROPODEN.
iiidicits, katjang goede; Cnunva/lia ensiformis, SIGAWÉ. Jav. Zie HARÈNDONG.
kara merah; Psophocarpus tetragonolobus, ketjipper SIGNATUUR. Het was tegen het einde der
of djaiit; Agati grand,[flora, toeri. middeleeuwen een algemeen heerschend geloof,
Convolvulaceae. Batatas cdulis, katela. dat de geneeskrachtige planten aan teekenen te
Variëteiten met roode en met witte wortels. herkennen waren, die met de ziekteverschijnselen
Solanaceae. Solanum tuberosurn, aardappel, tot welker genezing zij geschikt waren, een zekere
kentang. Deze wordt het meest gekweekt in West- overeenkomst hadden. Men noemde die teekenen
en Oost-Java. De aardappels worden in West- hare signatuur. Over voorbeelden van signatuur
Java gepoot tegen den regentijd, dat is October, in Insulindc zie P. J. Veth, De leer der signa-
en .geoogst in de maanden April en Mei. In lagere tuur (Int. Arch. f. Ethnogr. VII, 1894, bl. 138
streken oogst men ze reeds in Maart en April. [van den overdr. bl. 50]); A. G. Vorderman, De
Ook worden wel aardappelen gepoot op rijstvel- transmigratie- en signaturcnleer in de Jav. genees-
den, waarvan de rijst al geoogst is, dus, in April, kunde (Veth's feestbundel, 1894, bl. 241).
Mei, en dan wordt daarvan na een viertal maan- SIGOEJET. Zie KEPODANG-SOENGOE.
den geoogst. Eigenlijk kan men in de Preanger SIGOENTOER. Onafhankelijk landschap in
Regentschappen het geheele jaar door aardappe- Midden-Sumatra, met gelijknamige hoofdkampong,
len aanwijzen in verschillende stadiën van groei. gelegen aan de samenvloeiing van den Batang-
In het Malangsche, in Oost-Java, worden de aard- Hari en den Batang Pangean en behoorende tot
appelen gepoot op droge en op bevloeibare gron- de zgn. Batang-Hari districten (zie aldaar). Onze
den ; op de eersten geschiedt het poten bij het kennis van het landschap is zeer gering, het
invallen van de eerste regens, dus in October of weinige wat wij er van weten is te danken aan
November; op de laatste in Mei of Juni. De de leden der Sum.-Expeditie, die echter door de
aardappel staat ongeveer vijf maanden op het vijandige gezindheid der bevolking in 1876 ver-
veld, alvorens geoogst te worden. In het Tenggcr- hinderd werden die streek door te trekken; zoo-
gebergte in Oost-Java worden aardappels geteeld mede aan de berichten van twee inlanders, die
tot op 2000 meters boven zee. — Solanum me-
longeua, terong, eierplant, aubergine. Deze vrucht
in 1879 het land bezochten. De bevolking vindt
haar bestaan in den handel en een weinig land-
wordt in vele variëteiten gekweekt, die verschil- bouw. Daar grootste rijkdom bestaat in vee, waar-
len in grootte, vorm en kleur (wit tot blauw- van jaarlijks groote kudden naar het Gouv. gebied
paars). Ze wordt bij de rijsttafel gebruikt, rauw, worden uitgevoerd, veelal als ruilmiddel voor den
gekookt of gebakken. — Solanum Lycopersicum, inkoop van lijnwaden, ijzer- en aardewerk. Ook


tomaat. Deze groeit tierig in de tuinen en is drijft de bevolking eenigen handel in stofgoud,
voor toespijs zeer gezocht. Cnpsicum-sooxien was en getah. Omtrent de vruchtbaarheid van den
leveren de bekende spaansche peper, lombok, bodem spreken de berichten elkaar tegen.

Cyphomundra bctacca, terong blanda, werd bij de



tjabé; een onmisbaar ingrediënt van de rijsttafel. De bestuurder van Sigoentoer, Radja Toeankoe
Baginda Ratoe, die zoon grooten invloed op de
vruchtboomen genoemd. — Nicotiana-sooxien wor-
den behalve in 't groot, ook hier en daar door
overige landschappen had, nooit de minste blij-
ken van toenadering heeft gegeven, doch inte-
inlanders gekweekt voor eigen gebruik. gendeel het Gouv. steeds vijandig gezind bleef,
Labiatae. Ociiuum basilicum, sclasih. De in- is omstreeks 1897 overleden. Zijn opvolger gaf
landers gebruiken de zaden, welker buitenwand reeds in ißgg blijk met het Gouv. op goeden
in water zeer sterk opzwelt, als lekkernij.
Orthosiphon stamineus, koernis koetjing, remoek
— voet te willen komen; hij wordt thans als het
voornaamste hoofd der Batang-Hari districten aan-
djoeng. — Pogostcmon Patchouly en andere soor-
ten leveren de dilem-bladeren, die een fijnriekeude
gemerkt, niettegenstaande hij slechts over een
macht van 200 slecht gewapende mannen moet
aetherische olie bevatten. — Satureja hortensis,
boonenkruid, wordt gekweekt om als toespijs te
te beschikken hebben.
SIKADOEDOEK. Menangk. Zie HARÈN-
dienen. DONC.
Rubiaceae. Morinda citrifolia, indische mee- SIKAPA. Mak. Zie GADOENC.
krap, tjangkoedoe. Zie: BENGKOEDOE.
caria Gambir, gambir. Zie: GAMBIR.
— Un- SIKAP-BALAM en SIKAP-BELALANG. Zie
ALAP-ALAP.
Cucurbitaceae. Cucumis sativus, komkom- SIKAP-LANG. Zie ANGKAL-ANGKAL.
mer en agurk; Cucumis Me/o, meloen; worden SIKATTAN. Zie OEWIS.
veel gekweekt en gevraagd. De komkommers en SI-KIKI. Zie RADIA-OEDANG.
agurken heeten ketimon; ze groeien in de bergen SIKIT. Amb. Kei. Zie AREN.
minstens even goed als in de gematigde lucht- SIKKO. Zie ALAP-ALAP.
streek. Meloenen worden vooral op Madoera ge- SIKKO-ALANG. Eene Valk-soort, Accipi/cr
kweekt, terwijl de watermeloen, semangka, over virgatus, van de Soenda-eilanden en het Indische
geheel Indië is verspreid. Onder de namen paparé, vasteland.
krai, bloestroe, laboe (zie: LABOE) worden allerlei SIKKO-KOEMBANG. Zie ALAP.
planten gekweekt, welker vruchten óf versch ge- SIKLAT. Zie DERO.
geten worden óf een ingrediënt van de rijsttafel SIKLOHAT. Zie DUIF.
uitmaken. SIKOERAJO. Zie BRESSI.
Compositae. Lacluca sativa, sla; in vele SIKOH. Zie KEPODANG-SOENGOE.
variëteiten; Cichorium Endivia, andijvie; Cynara SIKOH-BILALANG. Zie PANGANG-KAKO.
Scolymus, artisjok; deze vooral in Oost-Java ge- SILAJANG. Landschap, deel uitmakende van
zocht: Scorzonera hispidu, schorzeneer; weinig het landschap Mapat Toenggoel, behoorende tot
geteeld. J. C. C. W. van Nooten. de onderafd. Loeboe Sikaping, res. Padangsche
SIERVOGELS. Zie IIONIGVOGELS. Bovenlanden. Zie LOEBOE SIKAPING EN RAU
604 SILAJANG. — SILINDOENG.

en J. B. Neumann, Reis naar de onafhankelijke Guinea over de strooptochten, die gedurende zeke-
landschappen Mapat Toenggoel, enz. T. Bat. Gen. ren tijd des jaars door de Toegéri naar laatstgenoemd
XXIX. gebied en ook naar de naburige Queensland-eilanden
SI LANTOM. Zie SI PIROK. ondernomen werden, behoort tot het voorspel der
SI LAOET. Landschap in het regentschap wederbezetting van Nederlandsch Nieuw-Guinea.
Indrapoera (zie aldaar); ook de rivier van Indra- Van 1828—1836 bepaalde zich onze nederzetting tot
poera wordt gedeeltelijk aldus genoemd. Merkus-oord en het daarop gebouwde fort Du Bus,
SILAT. Landschap op Borneo, in het Boven- die wegens groote ongezondheid moesten verlaten
Kapoeasgebied, administratief tot de afd. Sintang worden. In het najaar van iBgB werd Nederland,
behoorend en hoofdzakelijk gevormd door het waarlijk niet uit imperialistische aanvechtingen,
stroomgebied van de Silat-rivier, zijtak van de maar tengevolge van politieke overwegingen, uit
Kapoeas. Het heeft een oppervlakte van 32,1 O g- m. de nabuurschap van andere Europeesche bezit-
en een Dajaksche en Maleische bevolking (in tingen geboren, gedwongen andermaal tot eene
ißg4) van 6608 personen, terwijl er tevens een nederzetting tusschen de kannibalen van Nieuw
aantal Chineezen verblijf houden. De aan beide Guinea over te gaan. Deze lieten reeds in de eerste
oevers van de Silatmonding gelegen plaats Silat, helft van igoo van zich hooren, toen enkele per-
bestaande uit een 40tal armoedige huizen, dient sonen der equipage van het stoomschip „Generaal
tot verblijf van den vorst. De voorn, middelen Pel" der Kon. Paketvaart Maatschappij, die op
van bestaan zijn: ladangbouw, inzamelen van eene roekelooze wijze naar den wal waren ge-
boschproducten en het wasscher, van goud, op gaan, tusschen Boeterika en Joeberika vermoord
enkele plaatsen in de Silatrivier en in de bed- werden. Onze vestiging op Nieuw Guinea bestaat
dingen der kleine beken in geringe hoeveelheid uit twee nederzettingen: de afdeeling Noord Nieuw
gevonden. Guinea of Manokwari en de afdeeling West en
Het rijk wordt bestuurd door een vorst met Zuid Nieuw Guinea of Fak-fak, elk met 2 ambte-
den titel Pangéran (volgens Reg. Alm. igo2 naren van het Binnenlandsch Bestuur. Laatstge-
„Radja"), door een contract aan het Gouv. ver- noemde afdeeling zal in 1902 tot eene zelfstandige
bonden. assistent-residentie worden bestemd.
litteratuur: J. J. K. Enthoven, Bijdragen tol SILINDIT of SILINDITOEN. Zie SELINDI.
de Geogr. van Borneo's Wester-Afd. igo2, bl. SILINDOENG. Onderafd. van de afd. Toba
182 vlg. en Silindoeng, res. Tapanoeli. Hare grenzen zijn
SILAWANG. Staatje op het eiland Timor, be- t. N. de onderafd. Toba, t. O. de hoogvlakte van
hoorende tot de onderafdeeling Beloe der afdee- Oeloe Bila en de onderafd. Sipirok, t. Z. de onder-
ling Timor van de gelijknamige residentie. afd. Batang Toroe en Siboga, t. W. de onafhan-
SILERIKA. Een kampong, gelegen aan de kelijke Bataksche landschappen Nai Pospos en
Zuidkust van het Nederlandsch gebied op Nieuw Saih ni Hoeta. Zij bestaat uit de in 1879 en latei-
Guinea, dat geographisch tot Australië, staatkundig onder geregeld bestuur gebrachte landschappen
tot Nederlandsch-lndië en administratief tot de Silindoeng, Si Gompoelon, Pangaloiin, Djandji
residentie Ternate en Onderhoorigheden behoort. Angkola, Si Gotom, Pangariboean, Si Pahoetar,
De kampong, die op 1400 25' 0.L., dus 35' west- Koerlang, Mamora na bolak en Koeta Tinggi.
waarts van de Nedeilandsch-Britsche grens ligt, Bergland bij uitnemendheid met hooge bergen,
werd op I Februari lßg2 bezocht door het stoom- ware hooglanden en vlakten, ruwe bergketens,
schip „Camphuijs" van de Kon. Paketvaart Maat- waartusschen schoone valleien. Onder de hooge
schappij, aan boord waarvan zich de posthouder bergen mogen genoemd worden: Dolok Saoet,
van I'atani of de afdeeling Zuid- en Oost-llalma- Dolok Martimbang, Dolok Tarindak, Dolok Paoeng,
heira (waaronder toen het Nederlandsch gedeelte Dolok Octoes en Dolok Imoen. De uitloopers van
van Nieuw Guinea sorteerde) bevond, die de op- de D. Martimbang en die van den D. Tarindak,
dracht had, aldaar aan wal te gaan, teneinde door waartusschen de Ack Si Geaoen zich een door-
het uitreiken van een wapenbord en eene Neder- braak gevormd heeft, deelen de onderafd. als het
landsche vlag aanraking met de bevolking te ver- ware in 2 gelijke deelen, wordende het noordelijk
krijgen. Het geluk diende den posthouder, dat hij deel hoofdzakelijk ingenomen door de schoone
op weg naar de kampong den Britschen zendeling bebouwde vallei van Silindoeng, het zuidelijk deel
Montague (vgl. Koloniaal Verslag lßg2 en Tijdschr. door de niet minder schoone, echter minder be-
Aardr. Gen. XVIII, 1901, g56) ontmoette, die met bouwde valleien van Si Gompoelon en Pangaloiin.
den in deze streek thuisbehoorenden stam der Toe- Eerstgenoemde vallei is gemiddeld 900 met.
géri (Zie PAPOEA'S, Dl. 111, pag. 210) in aanra- hoog, en moet in nog niet lang vervlogen tijd
king was geweest. Aan den invloed van dien zen- een meer geweest zijn, zooals nog blijken kan.
deling was het te danken, dat de Nederlandsche In 1865 bestond, blijkens een kaart van het zen-
ambtenaar behoorlijk door de bevolking ontvangen delinggenootschap te Bannen, aan de oostzijde
werd, die tijdens zijn bezoek hare wapens (pijl, nog een meer, dat sedert verzand is. Nu stroomt
boog en steenen knods) had afgelegd. Nadat die er door hare geheele lengte de tamelijk breede
zendeling de reden der komst van den posthouder rivier Si Geaoen, een der hoofdbronnen van de
aan de bevolking duidelijk had gemaakt, reikte deze Batang Toroe, die hare uitwatering heeft in den
het wapenbord en de vlag uit en beloofden de Indischen Oceaan, bezuiden Siboga. Een andere
Toegéri deze te hijschen telkens wanneer er een rivier, die slechts door een deel van de vallei
schip in 't gezicht kwam, waarop de posthouder stroomt is de Si Toemandi, die zich met de voren-
eenige kleine geschenken uitdeelde en, na eene genoemde rivier vereenigt.
wandeling door de kampong, met den zendeling De vallei, die eene lengte van 6 kilometer, bij
Montague naar het stoomschip „Camphuijs" terug- eene breedte van gem. 2 kilometer heeft, is één
keerde. Dit overigens weinig beduidende feit, een groot rijstveld, afgebroken door vele kleine neder-
gevolg van de langs diplomatieken weg ingekomen zettingen, omgeven van bamboeboschjes. Zij wordt
klachten van den Gouverneur van Britsen Nieuw overigens begrensd door bijna geheel van bosch-
SILINDOENG. — SIMPANG. 605
groei ontbloote bergwanden, wellicht ten gevolge geoefend door verschillende rapats, in welke de
van roofbouw in den tijd toen de vallei nog een djaihoetans zitting hebben, onder het presidium
meer was. Langs deze berghellingen worden sol- van den assistent-resident der afdeeling.
fatarcn, warme en minerale bronnen aangetroffen, De handel beperkt zich tot een binnenlandschen
zooals overal elders in de onderafd. Zij vormen handel; die naar buiten (naar zee) is zeer gering,
een breede lijn, getrokken van den Dolok Poesoek naar de Tobalanden van meer beteekenis. Sedert
boehi, aan de westzijde van het Tobamccr, naai- de veeziekte herhaaldelijk in deze streken optrad.
den Si Boewal-bocwali, het wester-grensgebergte is de veestapel, voornamelijk karbouwen, zeer ver-
van Si Pirok. Het water van de minerale bronnen minderd en worden daarom vele karbouwen van
wordt gedronken, terwijl van de wanne bronnen Angkola en Padang Lawas ingevoerd. Daarente-
gebruik wordt gemaakt tegen huid- en gewrichts- gen worden jonge hengsten van paarden naar die
aandoeningen. streken en naar Siboga uitgevoerd.
De hoofdplaats der afd., met name Taroetoeng, SILIQUARIA MURICATA. Zie GASTERO-
ligt ongeveer in het midden van de vallei, ge- PODEN.
bouwd op een ± 50 met. hooge berghelling be- SILK-COTTON. Engelsche naam van Calo-
westen de vallei liet klimaat is een bergklimaat tropis, zie BADOERI (I, 78.) Beschrijving en af-
soms zeer koel, met groote afwisseling van tem- beelding dezer plant komt voor in Ind. Merc.
peratuur, soms zeer ruw. 1897, 3°7-
De bevolking is van zuiver Bataksche afkomst, SILLAGO. PISCES, ACANTHOPTERVCII,
zonder vermenging met andere volksstammen. Zij Trachi/iidae, Trachi/iina. 'Zie KEKATJANI IAN
belijdt voor het grootste deel (-_ 28000 personen) (IKAN).
het Christendom, voor een ander deel is zij nog SILOBA. Mal. Tim. zie BAWANG.
niet afvallig geworden van haar oorspronkclijken SILOEKAH. Zie: LIMPOK (IKAN).
godendienst. Mohammedanen zijn slechts weinigen, SILOENGKANG. Zie KOTA 11, 297.
(-t- 200 personen). Men vindt deze slechts in de SILURUS. PISCES, PHYSOSTOMI, Si/uridac,
valleien van Silindoeng en van Djandji Angkola. Siluriiin. 'Zie LIMPOK (IKAN).
De onderafd. Silindoeng heeft eene bevolking SI-MALOER (SIMEULOE) of POELAU
van ± 45000 personen, die ruim 500 kampongs BABI. Een eiland in den Indischen Oceaan, dat
bewonen. In den landbouw en de veeteelt vindt ten Westen van Sumatra's Westkust gelegen, bij
zij ruime bronnen van inkomsten. Hoofdzakelijk Indisch Staatsblad van 1880 N» 149 werd ver-
worden geteeld: rijst, djagoeng, gadoeng of oebi, klaard te behooren tot het gebied van het gou-
in geringer hoeveelheid groenten en aardappelen, vernement Atjeh en Onderhoorigheden. Het is ver-
en er wordt nu veel werk gemaakt van de koffie- deeld in 5 districten: Simeuloe, Tapaq, Lakoön,
en bcnzoëcultuur. De nijverheid is van weinig Salang en Sigodei (Regeeringsalmanak van Ned.-
beteekenis en bestaat uit weinig meer dan de Indië, 1900). Geographische en ethnographische
fabrikatic van bruin-zwarte suiker van de arèn- bijzonderheden van dit eiland zijn te vinden in
palm en het maken van matwerk. Het weven van een opstel van K. F. H. van Langen in hel Tijd-
klecdcn geschiedt meerendeels voor eigen gebruik. schrift van het Aardrijkskundig Genootschap, 1876,
Het grondgebied is verdeeld in stam- ofmarga- 3e afdeeling.
gebieden. Zoo wordt de vallei van Silindoeng in- SI MANGOEMBAN. Zie SI PIROK.
genomen door de twee hoofdmarga's Kasiboean SIMAOENG. Zie PANGEI.
en Nai Pospos, wier gebieden om staatkundige SIMAR BANTAJAN.
redenen gescheiden zijn door een onzijdige strook Dryobalauops aromaticu Gacrtn., fam. Diptero-
gronds, Waloe Ompoe geheeten, waarop een aan- carpaccae. Hooge boom van Sumatra en Borneo,
tal kampongs is gebouwd, staande onder 8 radja's die de Borneo-kamfer levert. Behalve kamfer levert
(grootraden). Deze treden op als bemiddelaars bij hij ook een zeer goed hout, dat voor huisbouw
mogelijke geschillen tusschen de beide hoofdstam- en meubelen geschikt is en vooral ook ter ver-
men. Kasiboean is onderverdeeld in de marga's vaardiging van kisten, de bekende kamferhouten
Koeta Toroean, Koeta Galoeng, Koeta Barat en kisten en koffers, gebezigd wordt. Door het vellen
Panggabean; Nai Pospos in de marga's Koeta ter winning der kamfer is hij echter van vele
Ocroek, Manoengkalit, Tocmeang en Naga Bariang. plaatsen reeds geheel verdwenen. Niet alle boomen
In Si Gompoelon en Pangaloan en Djandji Ang- leveren kamfer en hoe minder zij daarvan bevatten
kola zijn de toestanden eenigszins anders en loopen (in holten van den stam), des te beter is de qua-
verschillende marga's daar dooreen; in Si Gotom liteit van het hout. Het is zwaar, fijn, duurzaam.
heeft men de marga Lottoeng; in Si Pahoetar en =
S. g- 0,770. Zie verder kij KAPOER BAROS.
Pangariboean heerschen de marga's Lottoengen SIMBEL. 801. Mong. zie SADANG.
Pohan; in Koerlang woont voornl. de marga Hasi- SIMIA. MAMMALIA, SIMIAE, Simiadae. 'Zie
boean en in later onderworpen streken Koeta AAP en ORANG-OETAN.
Tinggi en Mamora na Bolak de marga Nai Pospos. SIMO. District van het tot Soesoehoenans ge-
Het bestuur (inlandsch) berust in handen van bied behoorend regentschap Bojolali, afd. van dien
door het Gouvernement aangestelde djaihoetans, naam, res. Soerakarta.
hoofden van een aantal kampongs, die te zamen SIMOENG. Zie ANDTING-AYER.
cene foederatie (hoendoelan) vormen. Zij genieten SIMPANG (SEMPANG). Landschap op Bor-
geene vaste bezoldiging en leven van hunne in- neo's Westkust, administratief behoorende tol de
komsten van den landbouw en de veeteelt, som- afd. Soekadana. De oppervlakte bedraagt ± 15maal
mige ook door den handel. Buitendien genieten die van het landschap Soekadana (nauwkeurige
zij een aandeel in de boeten en gerechtskosten, gegevens ontbreken), terwijl de bevolking wordt
door hen in zaken opgelegd. De bevolking toch geschat op ongeveer 10.000 personen, voor de
is gelaten in het bezit van hare eigen rechtsbe- helft bestaande uit Maleiers (hieronder gerekend
deeling onder de leiding en het toezicht van de eenige Boegmeezen, verblijf houdende ter West-
besturende ambtenaren. De rechtspraak wordt uit- kust, en meer speciaal te Socngai Boewaja en de
606 SIMPANG.
— SIMPANG OLIM.

zgn. „Orang Boekit" of bergbewoners), voor de liggende moeras geheel met woud is bedekt. Boven
wederhelft uit Dajaks en een gering aantal Chi- de eerste groote linker zijrivier van de Simpang
neezen. Het landschap grenst ten W. aan Koeboe, Kanan, de Simpang Lempeltjik doortrekken lage
ten N. aan Meliau en Sekadau, ten O. en ten Z. heuvelreeksen het moerassige bosch; buiten ver-
aan Matan en Soekadana en overigens aan de band met het hooge land van Pak-Pak en Daïri
Chin. zee. Tot het landschap behooren de langs verheffen zij zich geïsoleerd uit de vlakte en be-
de kust gelegen eilanden (Reg. Alm. 1902) Koem- reiken op enkele plaatsen den oever der rivier. In
bang, Melang Mera, Nanas, Antoe en Masa tiga. Simpang Kanan is de G. Radja Lello, _. 300 voet,
Het westelijke gedeelte is nagenoeg overal vlak, o], den rechter oever bij de kampong Penjahitan
de oostelijke helft bergachtig; de hoogste toppen het hoogste punt. Hooger op vertoonen zich meer-
zijn de G. Paloeng (1110 M.), op de grens met dere heuvelreeksen langs beide oevers van de rivier
Soekadana en noordoostelijk daarvan de G. Batoe en hare zijtakken. De langs de rivieren gelegen
Dajeuh) (958 M.). In het noorden ontstaan op kampongs en ladangs zijn door voetpaden ver-
het gebergte 2 groote, hoewel slecht bevaarbare, bonden. Ook voert een moeilijk begaanbaar voet-
rivieren met verschillende zijtakken, beide niet pad van Sinoendang naar Seragian aan de kust,
een ongeveer zuid-westwaartschen loop zich in zee dat in 7 dagmarschen te bereiken is door het
ontlastende; nl. de S. Semandang, na de vereeni- moeraswoud, waarin talrijke kudden olifanten leven.
ging met de Simpang (zuidelijk van de gelijkna- Uit de Simpang Kiri-landen leiden voetpaden van
mige kampong) onder dien naam doorstroomende Binango en Dah over Limoen Kajoe en Batoe
en de S. Koewalan, op de grens met Koeboe ïinrba naar Boeloe Sama en van Pasir Belok over
S. Lida geheeten. Kampongs van noemenswaardig Poelau Paja naar Troemoen en Selikat en een
belang worden in het landschap niet gevonden; noordelijker naar Bakoengan.
alleen noemen we Simpang (gelegen aan de samen- De bevolking is weinig welvarend, leeft van
vloeiing van S. Simpang en Matai), verblijfplaats handel, landbouw en vischvangst; rijst is onvol-
van den Panembahan, met een geringe bevolking. doende voor de consumptie en wordt van Sing-
Voor voortbrengselen van den bodem, middelen kel en van Troemoen ingevoerd. Opiumgebruik
van bestaan etc. der bevolking zie het artikel is algemeen; de smokkelhandel in opium bloeit
BORNEO en H. von Dewall: Matan, Simpang levendig. Reeds in 1889 werd door den toenma-
enz. Tijdschr. Bat. Gen. Dl. 11 (1862) zoomede ligen resident van Tapanoeli een voorstel gedaan
J. P. J. Bartli: Overzicht der afd. Soekadana, Verh. om te Singkel opiumregie in te voeren en Troe-
Bat. Gen. Dl. 50 (1897). moen niet meer in het pachtgebied op te nemen,
De geschiedenis van het rijk houdt ten nauwste om zoodoende beter dan thans den opiumsmok-
verband met die van Soekadana en wordt daar- kelhandel te weren en daarmede de voornaamste
mede behandeld. oorzaak weg te nemen van den voortdurenden
SIMPANG ANAS. Een der onderhoorigheden onrustigen toestand in de bovenlanden, oorzaak
van Perlak (zie PERLAK, Dl. 111, pag. 256), tevens van de geringe welvaart.
voorheen een brandpunt van allerlei ongerechtig- De bevolking van Pak-Pak, Daïri en den boven-
heden en eene verzamelplaats van onrustige ele- loop van de Simpang Kiri is Bataks en verschilt
menten ter Oostkust van Atjeh. in uiterlijk, taal en gebruiken vrij aanmerkelijk
SIMPANG KANAN, -- KIRI. Zoo heeten de van de oostwaarts wonende Toba-Bataks. In Sim-
twee rivieren die na hunne vereeniging, even be- pang Selampai, Sinoendang en de oostelijk van
neden de kampong Si Piëng a/d. Simpang Kanan, Boeloe Sama en Troemoen gelegen landschappen
de Singkel-rivier vormen, de grootste van Sumatra's der Simpang Kiri is de bevolking zeer met Atjehers
Westkust. De diepte der rivier na de vereeniging vermengd en belijdt zij den Islam.
bedraagt 10 voet tot 4 vadem. In de Simpang Litteratuur: 11. von Rosenberg, Een woord ter
Kanan heeft men tot Tandjoeng Amas diepten toelichting der kaart van de afd. Singkel en onder-
van 6 tot 12 vadem en bedraagt de breedte 100 hoorigheden, Bijdr. Kon. Inst. 4 1 volgr. deel VI,
tot 150 M.; in de Simpang Kiri, waarvan de
oevers 3 tot 10 voet hoog zijn in het beneden-
-'
1882 en dezelfde, Geografische en Ethn. beschrij-
ving van het district Singkel enz., Tijds. Bat. Gen.
gedeelte, loopt de diepte tot Sama doewa uiteen 111, 1855.
van 5 tot 3 vadem. Evenals de rivieren worden SIMPANG OLIM. Gelegen op de Oostkust
ook de landschappen, die zij doorstroomen Sim- van Sumatra, heeft dit tot de Onderhoorigheden
pang Kanan en Simpang Kiri genoemd, althans van Atjeh behoorende staatje een min of meer
het zuidelijk gedeelte. Hooger op langs de Sim- driehoekigen vorm. De kustlijn vormt de basis,
pang Kanan (in werkelijkheid de linker tak) lig- terwijl de opstaande zijden ongeveer den loop
gen de landschappen Simpang Sinoendang en volgen van de Djamboe Ajer- en Arakoendoer-
Simpang Selampai of Soelambi, terwijl ten oosten rivieren. De Djamboe-Ajer vormt de westelijke
van het laatste en ten noorden van het eerste grens, de Arakoendoer de oostelijke; de zuidelijke
Pak-Pak gelegen is en ten zuiden en oosten van grens is nog niet met voldoende zekerheid te be-
Sinoendang: Dairi. landstreken, uitsluitend door palen, liet land is rijk aan rivieren van vrij aanzien-
Bataks bewoond. Langs de Simpang Kiri vindt lijke breedte. Tusschen beide genoemde rivieren
men de landschappen Kota Baharoe, Toealang en heeft men de Simpang Olimrivier. Eene nevenrivier
Pasir Belok, die westwaarts aan de bovenlanden van deze is de Soengei Roesa, niet te verwarren met
van Boeloe Sama en Troemoen grenzen, voorts de Koewala Roesa, die als een arm van de Djamboe
Batoe-Batoe en noordelijk van Pasir Belok andere Ajer is te beschouwen. Laatstgenoemde rivier stort
in de Alaslanden, die nog geheel onbekend zijn. zich door meerdere mondingen in zee. De Koewala
Eerst hooger op langs de rivieren die zeer hooge Belas kan als eene daarvan worden beschouwd.
oevers hebben, valt rijzing in den bodem waar De Atjehsche nederzetting in Simpang Olim is
te nemen; het lager gedeelte is alluviaal moeras nog van zeer jongen datum. Omtrent het bevolkings-
met slechts weinige droge plekken met kreupel- cijfer is weinig bekend. Het aantal weerbare mannen
bosch en enkele grasvlakten, terwijl het achter- werd in 1893 op 2000 geschat. Omtrent bestuur,
SIMPANG OLIM.
— SINDORO. 607

rechtspraak, inkomsten, enz. gelden dezelfde be- somtijds moeten zelfs enkele kamers van het éta-
ginselen, bij Pasei genoemd. Volgens sommigen blissement door een kachel worden verwarmd. De
zou Simpang Olim door nederzettingen uit de gemiddelde hoeveelheid regen is grooter dan te
Pasei-streek bevolkt zijn. De bevolking heeft zich Buitenzorg en bedraagt 4230 m.M.
echter veel vermengd met Groot-Atjehers en Pedi- Dicht bij het etablissement is eene bron met
warm water van ongeveer 43 C, dat een gering
0
reezen.
Ook dit land is het tooneel van onrust en be- gehalte aan zout bezit. Deze bron heet Tjipanas
roering geweest. Kort na de stichting van dit en ligt dicht bij het buitenverblijf van dien naam
staatje in hel midden der negentiende eeuw door van den Gouverneur-Generaal. Sindanglaja is per
een hoofd uit de sagi der XXVI moekim's in Groot- voertuig of te paard te bereiken uit het zuiden
Atjeh ontstond reeds tusschen hem en Pasei en van Tjandjoer, uit het noorden van Buitenzorg,
Edi cene vijandige verhouding, later gevolgd door langs den grooten postweg, die over den Mega-
een conflict met Merbau, welks hoofd in iß6g mendoeng loopt. Het ligt in een der fraaiste
daaruit verdreven werd. In 1876 mengde zich ons streken van de Preanger; het etablissement bezit
bestuur in den oorlog tusschen Kerti en Simpang goede gebouwen en zeer mooie tuinen. Dr. Pioen,,
Olim met het gevolg, dat in 1877 de rust in Simpang die de gave bezat geschikte plaatsen voor gezond-
Olim en Tandjong Semantoh en Merbau was her- heidsoorden uit te zoeken, stichtte ook dit her-
steld. Deze duurde echter niet lang. In hetzelfde stellingsoord tusschen 1850 en 60. Er werden
jaar moesten onze troepen wederom in Simpang ambtenaren en militairen in grooten getale met
Olim handelend optreden, tengevolge waarvan tot goed gevolg tot herstel hunner gezondheid heen
April 1878 aldaar en tot Januari lß7g in Tan- gezonden. Nog worden er in drie klassen ambte-
djong Semantoh eene militaire bezetting bleef. In naren verpleegd; maar zieke militairen zijn allen
1881 en 1882 ontstonden oprocrige bewegingen te Tjimahi vereenigd. Sindanglaja is een zeer ge-
tegen het hoofd van Simpang Olim, die met be- schikt verblijf voor lijders aan malaria, beri-beri,
hulp van ons bestuur werden bedwongen. In 1889 bloedarmoede, longtering, overprikkeling van het
nam de bevolking deel aan de onlusten in Edi, zenuwstelsel en leverziekten. Voor buiklijders is
waarvoor zij tot straf eene oorlogsschatting moest het nadeelig, zooals bijna de geheele Preanger,
betalen. In 1892 vertoonde zich de partijganger daar gezonden en lijders aan andere ziekten er
Nja Makam met eene bende van 300 man in licht diarrhec krijgen. C. L. V. D. B.
Simpang Olim en vonden zij bij de bevolking SINDANGLAOET. District van de gelijkna-
een gastvrij onthaal, waarvan een gedeelte dien mige contróle-afd., regentschap, afd. en res. Cheri-
onruststoker naar Edi volgde. Ook jaren daarna bon; met eene oppervlakte van 16.447,44hectaren.
bleef de gezindheid ten aanzien van ons bestuur Het district telt 57 desa's.
ongunstig. SINDANGSTREKEN. Onderafd. der afd. Te-
De bodem is vlak en staat in den regentijd voor bing Tinggi, res. Palembang met de hoofdpl.
een groot gedeelte onder water. Het zuidwestelijk Padang Oelak Tanding, standplaats van den con-
deel des lands is het meest bebouwde gedeelte. troleur. Het landschap strekt zich uit over de
Daar is de grond over het algemeen vruchtbaar oostelijke hellingen van het gebergte waarin de
en teelt men voornamelijk rijst, peper en pinang. Redjang-valleiën zijn gelegen, tot aan de onderafd.
Uitgestrekte kampong's worden er nagenoeg niet Moesi oeloe, waarmede het tot 1876 één geheel
aangetroffen. Het grootste deel der bevolking woont vormde; overigens wordt Sindang door de andere
verspreid in de peperaanplantingen en verder op onderafd. van Tebing Tinggi geheel ingesloten.
de marktplaatsen (gedci's). De voornaamste vesti- De hoofdplaats, gelegen aan de Ajer Klingi, is
gingen vindt men stroomopwaarts van de Simpang met andere belangrijke plaatsen door zeer goede
Olimrivier te Bantajang Baroe en Simpang Olim en wegen verbonden. Een groot aantal doesoen's is
aan de Arakoendoer te Tepin Koeleh, Tepin Gadjah, eveneens aan die wegen gelegen. In deze onder-
Tepin Pandan, Tepin Bras (tepin = teping, tebing afd. op de B. Oeloe Moesi of G. Tjoendoeng
en tapian), Blang Ni, Arakoendoer en Groeng ontspringt de belangrijke Moesi, zoomede diens
Groeng, vanwaar wegen naar Simpang Olim, Tan- groote zijrivieren de Klingi en Lakitan, en de
djong Semantoh en Djolok Tjoet leiden. Megan, een zijtak van laatstgenoemde.
SIMPEL Zie AAP en BOEDENG. SINDOER (SINDOR) of' SAMPARANTOE,
SIMPING. Zie TAPE-TAPE. SllM.; Sindora Sumatrana Mig., fam. Leguminosae,
SIMPOEH. Mal. zie SEMPOI'.K. onderfam. Caesa/pinieae. Boom van Sumatra en
SIMPOER. Mal. zie SEMPOI'.K. Borneo. De platte ronde gestekelde vrucht heet op
SIMSIM. Zie KAHOHO en MANOEK. Java in den drogerijenhandel Seperantoe. Verg.
SINAMAR (SINAMOE). Rivier op Sumatra. het artikel SINDOR-OLIE.
Zie KWANTAN. SINDORA. Zie SINDOER.
SINAOE. Mak. en Boeg. zie BAJAM. SINDORO (SENDORO). Vulkaan op Java, op
SINDANGKASIH. District van de contróle-afd. de grens van de Kedoe en de Bagelen, 3145 M.
Poerwakarta, regentschap en res. Krawang; met hoog, een vooral aan de oostzijde zeer regelmatige
eene oppervlakte van 26.714,2 hectaren. Het district kegel. Aan de westzijde wordt de regelmaat eenigs-
telt 36 desa's. zins verbroken, vooral door den boogvormigen
SINDANGLAJA. Bekend herstellingsoord op rug Og. Kembang, wellicht een deel van een
de oostelijke helling van den Gedeh in de Prean- ouden kraterrand; maar de hoogste top daarvan,
ger Regentschappen. Het ligt 1084 meter boven ± 2350 M., steekt aan hare oostzijde slechts 100 M.
de oppervlakte der zee en heeft een aangenaam, boven de vulkaanhelling uit. Koorders, de eenige
maar zeer vochtig klimaat. Evenals in geheel die de Kembang heeft beschreven, wijst op het
West-Java is de regentijd, die van November tot verschil in samenstelling der bovenlaag met die
April duurt, de warmste. De thermometer wijst van den Sindoro: bij den eersten zeer dikke lagen
een temperatuur aan, varieerende tusschen lo° en van een vruchtbare, kleirijke, roodbruine leem-
2.\ C; 's nachts is het er dikwijls zeer koud; aarde zonder stecnblokken of steengruis, bij den
608 SINDORO. — SINGEN-KOELON.
laatsten, althans op de hoogere hellingen tot op niet alleen de topkraters in functie, maar ont-
groote diepte dorre onvruchtbare gruis- en zand- stond bovendien op de N.W. helling op ± 7000'
lagen met steenblokken: aldus sterke verweering hoogte een nieuwe krater, waaromtrent nog niets
bij den eersten, tengevolge van langdurige wer- naders bekend is. Van dezen krater, en van een
keloosheid; onverweerdheid en onvruchtbaarheid op de N.O. helling (?), wordt ook gesproken in
op den Sindoro-top, door vrij recente werkzaam- Nat. Tijdschr. v. N.-L, 1884. Ravijnvorming heeft
heid. De Kembang draagt dan ook een gordel op de hoogere deelen van den top niet plaats
van fraai dicht oerwoud, waarin stammen van gehad.
2—3 M. dikte voorkomen. De Sindoro daaren- Vgl. Koorders in Tijdschr. v. Nijv. en Landb.
tegen was vroeger, behalve wat ijl en laag bosch in N.-L, LI (1895), bl. 241 v. (vooral 281 v.);
nabij den top, voor het grootste deel met alang- Oudemans in Tijdschr. B. B. 111 (1889), bl. 369;
alang begroeid, althans aan de drogere oostzijde. Verbeek en Fennema, Geol. Beschr. v. Java en
Maar ook in de lagere, wèl uit verweerde lagen Madoera, bl. 294, 384; Nat. Tijdschr. v. N.-L,
bestaande deelen van den Sindoro miste men de XI.III (1884), bl. 144; Junghuhn, Java, 11, bl. 275.
bosschen en evenzoo is zijn bijna geheel met SINDOR-OLIE. Deze olie komt niet, gelijk
kleilagen bedekte nabuur Soembing nagenoeg ge- gewoonlijk vermeld wordt, van de hieivoren ge-
heel zonder woud, en daarom gaat Koorders met noemde Sindora, doch van Dipterocarpus mar-
Junghuhn mede, waar hij de verklaring daarvan giuutus Korth., fam. Dipterocurpaceae. Het is
zoekt in ontwouding; maar minder door kappen eene soort van gurjun-balsem (zie I, 619), die bij
dan door verbranden, zoo door ontginners als insnijding van den stam naar buiten vloeit. Deze
door onvoorzichtige of wel kwaadwillige karbou- soort van sindor- of sinambor-boom is algemeen
wenhoeders. in de Z.O.aid. van Borneo; hij schijnt alleen in
Vooral sedert 1878 is het Boschwezen met ge- ziekelijken toestand, aan het begin van het af-
regelde reboisatic van den Sindoro bezig geweest, stervensproces, olie te leveren, welke tegen huid-
door aan de benedengrens van het Staatsdomein , ziekten wordt gebezigd, tot het aanmaken van
waartoe alle bergtoppen boven 5500' (1800 M.) verf, enz. Zij wordt verkregen door een diep gat
behooren, een boschgordel te planten —
Myrica Javanica en Schima Noronhae (Poespa) —,
vooral in den stam te boren; de productie bedraagt van
2 tot 3 liters per boom; ook de vrucht bevat olie
waarin en waarboven alle ontginning verboden (Nat. Tijds. v. N.-I. XXIX, 1867. bl. 382).
werd; het bosch breidt zich snel spontaan naar SINEE. District van de contróle-afd. Ngrambee,
boven uit en bedekt thans nagenoeg reeds den regentschap en afn. Ngawi, res. Madioen; met
geheelen berg, ondanks de geweldige branden in eene oppervlakte van 23.192,14 hectaren. Het
den oostmoeson van 1891, die een heirleger in- district telt 52 desa's.
landers niet kon blusschen en waardoor de Kedoe- SINGAH DEPAH.
zijde bijna geheel zwartgebrand werd, maar het Bmguutiu tomeutosa R. Br., fam. Aristolochieae.
vuur aan den Bagelen-kant grootendeels door de Halfheester van Java, die van boven eenige wei-
jonge bosschen werd gestuit. De watermassa der nige bladeren, van onderen eenige kleine blocm-
bronnen is door de reboisatie sterk toegenomen. aren draagt. Inlandsch geneesmiddel.
Beneden den plantgordel strekken zich de dor- SINGALOET-KOLENVELD. Zie STEEN-
pen en tcgalvelden (tabak, djagoeng, kool en uien) KOLEN.
uit; lager, op ± 1000 M. beginnen de sawahs. SINGA MARADJA. Priestervorst. Zie BATAKS
Op den Kiedoeng-pas, het vlakke zadel tusschen (I, 131)-
Soembing en Sindoro (1405 M.), waarover een SINGAMERTA. District van de contróle-afd.,
goede rijweg van Parahan naar Wonosobo voert, het regentschap en de afd. Bandjarnegara, res. Ba-
met allerfraaiste uitzichten, bevindt zich een thee- njoemas; met eene oppervlakte van 25.338,45 hect-
onderneming, benevens een pasangrahan van het aren. Het district telt 97 desa's.
boschwezen, vulgo boschkeet, een zeer juisten SINGAPARNA. District van de contróle-afd.
bijnaam. Het gezicht van den pas op de beide en afd. Tasikmalaja, regentschap Soemedang, res.
vulkaanreuzen Soembing en Sindoro is zeer indruk- Preanger-Regentschappen; met eene oppervlakte
wekkend. van 27.044,48 hectaren. Het district telt 65 desa's.
De krater van den Kembang, alleen door Koor- SINGAPOOA. Naam bij de inboorlingen van
ders bekend, vond hij als een droge put van Sumatra voor het Spookdiertj e, Tarsius; op
± 200 M. middellijn en 50 M. diepte, met bijna Celebes heet het Tanda- ban a.
cirkelvormigen rand, voldoende breed om er ge- SINGARADJA. Hoofdplaats van de res. Bali
makkelijk op te loopen. De bodem is bedekt met en Lombok, met standpl. van den resident, en van
dikke lagen veenmos (Sphagnnm), kort gras en de afd. Boeleleng, met id. van den controleur.
Plantago. Volgens den Reg.-Alm. van 1902 zou het aantal
De Sindoro heeft een van alle Indische vulka- inwoners 8450 bedragen, nl. 58 Europ., 7230
nen afwijkenden topvorm: een bijna geheel hori- Inl., 907 Chin., 218 Arab. en 37 andere Vr. O.;
zontaal vlak zonder rand, _: 400 M. in door- waarschijnlijk is hiermede bedoeld de bevolking
snede, met enkele kleine kraterputten erin, waarvan der geheele desa Boeleleng (zie aldaar), waarvan
Oudemans (1887) en Koorders (1891) den vorm Singaradja eigenlijk een deel uitmaakt.
gewijzigd vonden sedert Junghuhn's laatste bezoek SINGARINGAN.(IKAN)ZieLIMPOK(IK.\N).
(1840). Uitbarstingen zijn bekend uit 1806, 1818 SINGEN-KIDOEL. District van de contróle-
(gering) en 1882. Dat de laatste niet uit den afd. Goeboeg, regentschap, afd. en res. Semarang;
hoofdkrater, maar uit den Kembang plaats had, met eene oppervlakte van 27.445,19 hectaren. Het
zooals Verbeek meent, moet na Koorders' be- district telt 85 desa's, alle gouvernements.
schrijving van den laatsten betwijfeld worden; SINGEN-KOELON. District van de contrólc-
dat toen althans werking op den hoofdtop be- atd., het regentschap, de afd. en res. Semarang; met
merkbaar was, blijkt uit 't getuigenis van een eene oppervlakte van 8945.4 hectaren. Het district
inlander bij Koorders. Volgens Oudemans waren telt 56 gouvernements- en 38 particuliere desa's.
SINGEN-LOR. — SINTANG. 609

SINGEN-LOR, District van de contróle-afd. Juiste gegevens omtrent oppervlakte, zoomede


Goeboeg, regentschap, afd. en res. Semarang; met van het aantal bewoners dezer afdeeling ontbre-
eene oppervlakte van 23.9g4,5g hectaren. Hel dis- ken vooralsnog; in ieder geval is de bevolking,
trict telt 78 desa's, alle gouvernements. bestaande uit Dajaks, Maleiers en — vooral in de

Djatirago, regentschap en afd. Toeban, res. Rem-



SINGGAHAN. District van de contróle-afd. meer bevolkte plaatsen Chineezen, zeer schaarsch.
De afd. grenst ten N. aan Serawak, ten O. en ten
bang; met eene oppervlakte van 40.g82,6 hectaren. Z. aan de res. Zuider- en Oosterafd. van Borneo
Het district telt 70 desa's. en ten W. aan de afd. Soekadana en Sanggau en
SINGGALANG. Zie SUMATRA. Sekadau. Deze, meest natuurlijke grenzen, worden
SINGGAT. Zie KADAS. door gebergten gevormd.
SINGGIER. Zie FAZANT. Uitgezonderd een strook lands benoorden de
SINGGIR. Het noordoostelijkst gelegen eilandje hoofdpl. Sintang en het met meren bezette Boven-
van de Menlawei-eilanden, als kenbaar punt van Kapoeasgcbicd is de bodem geheel bergachtig en
beteekenis voor de zeevaarders, die van Padang bereiken sommige toppen der bergen een aan-
uit de straat van Siberoet willen bereiken. Het zienlijke hoogte, terwijl de machtige Kapoeas,
is oorspronkelijk door koraaldieren gevormd en met haar vele en groote zijrivieren, in deze afdee-
door aanslibbing van aarddeelen en rizophoren tot ling ontspringt.
een eilandje gemaakt. Ter vermijding van herhalingen verwijzen wij
SINGKARA. Onderafdeeling, district en hoofd- voor de samenstelling en middelen van bestaan
plaats in de Pad. Bovenlanden. Zie XX KOTA der bevolking, voortbrengselen van den bodem,
(11, 300). in 't algemeen voor alle bijzonderheden naar het
SINGKARA. (MEER VAN) Zie SUMATRA. artikel BORNEO en de daarbij vermelde bron-
SINGKAWANG. Zie SAMBAS. nen, zoomede naar de afzonderlijke artt. over de
SINGKEL (SINGKIL). Onderafd. van de afd. verschillende landschappen of onderafd. en ten
Siboga (zie aldaar). slotte vooral naar de uitmuntende beschrijvin-
SINGKEL (SINGKIL). Hoofdplaats der onder- gen van :
afd. van dien naam (zie SIBOGA). Dr. G. A. F. Molengraaff: Geologische verken-
SINGKEL. (Rivier van Singkel). Zie SIBOGA ningstochten in Centraal-Borneo (met atlas), igoo;
en SIMPANG KANAN en — KIRI.
SINGKEP. Zie LINGGA, RIOUW EN ONDER-
Dr. A. W. Nieuwenhuis: In Centraal-Borneo, reis
van Pontianak naar Samarinda, igoo, 2 dln.; en
HOORIGHEDEN en TIN. J. J. K. Enthoven: Bijdragen tot de geographie
SINILBAI. Naam op Goram voor een Ijs- van Borneo's Wester-Afdeeling, 1902.
vogel, Tunysiptera galeata;Kwakokoedoheet SINTANG. Hoofdplaats van de afd. en het
op de Aroe-eilanden Tanysiptera hydrocharis. landschap van dien naam, verblijfplaats van der,
Kinsoes en Kwoer zijn namen voor Ta/tijsip- ass.-res., den panembahan en den kapitan (districts-
lera Carolinae op Noefoor. hoofd) der Chineezen, gelegen aan de samen-
SINJO. Afkomstig van het Portugecsche senhor, vloeiing der Kapoeas- en Melawi-rivieren en op
duidde dit woord oorspronkelijk aan de afstamme- beide oevers van eerstgenoemde rivier gebouwd.
lingen van de Portugeezen, die, toen de 0.-I. De plaats heeft eene Europeesche, Maleische en
Compagnie in Indië kwam, daar gevestigd zijn Chineesche bevolking, in afzonderlijke wijken ge-
gebleven en zich verder steeds met inlanders ver- concentreerd, terwijl er een door het Gouv. ge-
mengd hebben. Bij uitbreiding is sinjo de alge- bouwde versterking is, met een garnizoen van
meene benaming geworden der mannelijke afstam- 150 man. De wegens haar uitstekende ligging
melingen van Europeanen en inlanders. Tevens hoogst belangrijke handelsplaats, vormt als het
wordt het woord gebruikt ter aanduiding van een ware den sleutel tot West-Borneo's binnenlanden;
mannelijk kind, hetzij van Europeesche of van de handel is grootendeels in handen der Chinee-
gemengde afkomst, equivalent van ons „jongeheer". zen. Niet ver van Sintang, aan den rechteroever
SINKE (SIN-KHEH). Zie CHINEEZEN. der Kapoeas, bevindt zich een Chin. goudwas-
SINSRING. Zie BANGSRING. schcrij waar nu en dan gewerkt wordt.
SINTA. Naam in West-Sumatra voor een Porse- SINTANG. Landschap op Borneo's Westkust,
leinhoentje, Ortygometra cincrea. omvattende het gebied van de onderafdeelingen

van Borneo, omvattende het landschap van dien De oppervlakte bedraagt db 180 _
SINTANG. Afdeeling van de res. Wester-afd. Sintang en Melawi, behalve het Pinoeh-gebied.
g. m. met een
naam, het Pinoc-stroomgebied en een strook lands naar gissing totale bevolking van ongev. 100.000
O. daarvan onder een ass.-res.; ze is verdeeld in personen, waarvan 83.000 Dajaks, 14.600 Maleiers,
4 onderafd. nl. 1500 Chineezen en verder eenige Javanen, Ara-
a. Sintang, omvattende het gelijknamige land- bieren en Boegmeezen. Het wordt bestuurd door-
schap, behalve het stroomgeb. der Melawi-rivier, een vorst, verblijf houdende ter gelijkn. hoofd-
met standplaats van den ass.-res. der afd. ter plaats, met den titel Panembahan, door een con-
hoofdplaats Sintang. tract aan het Gouv. verbonden.
/>. Mclawi (zie aldaar). Omtrent de vroegere geschiedenis van het rijk
c. Smilau (Scmitau), omvattende de landschap- verkeeren wij in het onzekere; het moet door
pen Silat, Soehaid, Selimbau, Piasa, Djongkong Soekadana en eens door Bandjermasin onderwor-
(zie op de namen) en het Gouv. gebied bewesten pen zijn en daardoor onder een twijfelachtige
de Boenoet- en Midden-en Boven-I.ebajan rivieren onderhoorigheid van beide rijken zijn geraakt,
met hoofdpl. Smitau, standpl. van den controleur. waaraan het zich langzamerhand heeft onttrok-
d. Boven-Kapoeas, omvattende het landschap ken. Bij onze eerste aanrakingen met Sintang,
Boenoet (zie aldaar), het stroomgebied van de in 1822, was het althans onafhankelijk. Hoewel
Midden- en Boven-I.ebojan rivier en het Gouv. door den vorst wantrouwend ontvangen wist de
gebied ten O. daarvan, met hoofdpl. Poetoes— heer Gronovius met dezen in dat jaar nog een
Sibau, standpl. van den controleur. voorloopig contract te sluiten, hetwelk in '23
111 39
610 SINTANG. — SI PIROK.
door een nieuw werd vervangen, waarbij aan het noodzaakten de woelingen van zekere Raden Pakoe
Gouv. een stuk grond tot het bouwen van eene Djaja in het Boven-Melawi'sche weder tot militair
versterking (waarin een garnizoen van 40 man optreden; na vele wederwaardigheden eindigden
werd gelegd) werd afgestaan, zoomede het beheer deze onlusten eindelijk met de gevangenneming
van sommige inkomsten, die tusschen het Gouv. en verbanning van dat hoofd, benevens 3 zijner
en het ml. bestuur gedeeld zouden worden. In zonen en een aantal zijner voornaamste bondge-
den loop der tijden werd dit contract belangrijk nooten.
gewijzigd en wel voornl. in 1855, waarbij het Volkomen rustig is het, vooral in de Melawi-
landschap door het Gouv. als erfelijk leen aan streek nimmer; in igoo werden aldaar een aantal
het ml. bestuur werd afgestaan. Voor het met den geen kwaad vermoedende personen door vreemde
tegenwoordigen bestuurder bij diens bevestiging Dajaks gesneld, en schijnt het dat in deze zaak
gesloten contract dd. ig Jan. ißgo zie Bijl. Hand. de Bandjcrmasinsche pretendent-sultan de hand
St. Gen. ißgo/gi n°. 112". had; tot beteugeling der hierdoor ontstane nieuwe
Reeds enkele jaren na het bezetten van Sintang, troebelen werd een detachement gewapende politie-
werd de militaire post aldaar weder ingetrokken dienaren er heen gezonden. De voortdurende vijan-
en onthield men zich tot 1841 van verdere be- delijkheden, met name in het Melawi-gebied, zijn
moeiingen met het landschap. Grootendeels wegens in 't algemeen minder tegen het Gouv. dan wel
vrees voor uitbreiding van grondgebied door Radja tegen den Panembahan van Sintang gericht, blij-
James Brooke van Serawak, besloot men in 1846 kende uit de meermalen ingekomen verzoeken
Sintang weder te occupeeren, als gevolg waarvan van hoofden en bevolking om onder direct be-
in 1855 er o.a. een militaire post verrees. Een stuur te mogen worden gesteld. Het Gouv. vond
aantal ml. hoofden was evenwel met de genomen echter tot heden geen aanleiding om aan die wen-
bestuursmaatregelen niet ingenomen; zij zochten schen tegemoet te komen.
hoewel tevergeefs, hulp bij Brooke, vermoordden Litteratuur: E. B. Kielstra, Bijdragen tot de
een Nederl. officier en vielen zelfs in 1856 doch geschiedenis van Borneo's Westerafdeeling, Indi-
zonder succes, onzen post aan. Van af dien tijd sche Gids, ißg2 en ißg3.
bleef het in het Sintangsche, en vooral in het SINTAR. Zie AYAM-AYAM, CHESS en
Melawi-gebied, waarheen de ontevreden hoofden SINTAU.
waren uitgeweken, zeer onrustig en moest meer- SINTAU. Naam in West-Sumatra voor eene
malen met kracht van wapenen worden opge- Pit ta-soort, Pitta coerulea; eene andere Pitta,
treden. Pitta cucullata heet op Billiton Pop ak en opWest-
In 1864 moest weder de staat van beleg worden Sumatra Si pindjoer. De laatste naam wordt
afgekondigd, daar Hadji Mohammed Saleh, een dei- aldaar ook gegeven aan Eupcles macrocercus, een
vroegere opstandelingen, met 50 prauwen en 600 vogel die meer aan een Kwikstaart doet denken.
man (welke macht nog met andere vijandelijke Pitta eclebensis heet op Celebes Tcnge-Tenge.
benden werd versterkt) de Kapoeas afzakte, voor- Op de Aroe-eilanden wordt Pitta novae guincae,
nemens om Sintang te veroveren. Er werd beslo- Ka wer ber e genoemd en op Misool Pepek.
ten den vijand niet af te wachten, doch dezen met Eucichla cyanura heet op Sumatra Sint ar. Pitta
2 colonnes tegemoet te trekken, waarop men elegans heet bij de Maleiers op Oost-Sumatra K <> e-
weldra slaags raakte. Hoewel deze expeditie niet ban. Pitta Mülleri wordt door de Bejadjoe-Da-
mislukte bleven de operatiën toch zonder gevolg jakkers op Borneo Boeroeng-kapak genoemd.
met betrekking tot de muiterij. De Regeering SINTOK. Zie INAU-INAU.
keurde deze tochten naar hooger dan Sintang SINTOK.
gelegen landstreken dan ook af, en wenschte Cinnamoiiium Sintok BL, fam. Lauraccae. Vrij
deze plaats als uiterste post te beschouwen. Heel hooge boom van Java, Sumatra en Borneo. De
spoedig daarna zakte een vijandelijke macht van bast wordt door de inlanders o. a. als middel tegen
3000 man de Melawi af, en moest om deze te hoest aangewend.
verdrijven zelfs van Pontianak versterking wor- SIONG. Zie ALKAI.
den ontboden; het gelukte na groote krachts- SI-ONTONG. Zie TOEKKI.
inspanning de vijandelijke benden te verstrooien. SIPADAS. Menangk. zie ALIJA.
Vooral door de bemoeiingen van den ons gunstig SIPADÈH. Menangk. zie ALIJA.
gezinden Panembahan namen de zaken eindelijk SIPAHRADJA. Collectief-naam bij de Maleiers
een gunstiger wending, zoodat in het einde van voor Paradijsvogels, volgens Raffles de naam
1867 het gebied vrij rustig was, totdat in 1874 door de inlanders bij Benkoelen gegeven aan een
weder nieuwe vijandelijkheden, doch nu benoor- Ilonigvogel, Aethopyga siparaja.
den Sintang ontstonden, welke door Luit.-Kol. SIPA-RAJA. Zie MANOEK.
de Rochemont met 200 man, versterkt door Sin- SIPHONIA. Geslacht van Zuid-Amerikaansche
tangsche hulptroepen werden onderdrukt, nadat caoutchouc-leverende boomen. De soort Siphonia
te voren de ass.-res. bij zijn pogingen om het elastica Pers. is dezelfde als Hevea Guya/icnsis
verzet te fnuiken, was doodgeschoten. Aubl. 'Zie ook 11, 40.
In ißgi waren de Tebidah-Dajaks in de Kajan- SI-PINDJOER. Zie SINTAU.
streek (boven-Melawi) het middelpunt van verzet. SI PIROK (SIPIROK). Hoofdplaats van de
Ze weigerden de bevelen van den Panembahan onderafd. van dien naam (zie aldaar).
op te volgen, die hen met den controleur en een SI PIROK (SIPIROK). Onderafd van de afd.

'
groote inlandsche expeditie daartoe wilde dwingen. Mandeling en Angkola der 'S. Tapanoeli. Zij
Hij werd echter teruggeslagen, terwijl om uitbrei- wordt ten westen van de onderafdeelingen Silin-
ding van het verzet te voorkomen de autoriteiten doeng en Batang Taro-districten gescheiden dooi-
besloten hem krachtig te hulp te komen, met de Batang Toroe (Batang Taro) van de uitwate-
welke hulp men er ten slotte in slaagde de rust ring der Aek Poeli tot den mond van de Aek na
te herstellen en de meeste vijandige hoofden den Bara, ten noorden begrensd door de onderafd.
eed van trouw te doen afleggen. Eind 'g sen '96 Silindoeng en het onafhankelijke landschap Garoga,
SI PIROK. 611

ten oosten door de afd. Padang Lawas en ten zui- boewali en Pangarambangan (Aek Sarakiang, A.
den door de onderafdeelingen Angkola en Batang Lampesong, A. Sagala, A. Soeloem, A. Baning
Taro-districten. Voor nauwkeuriger grensbepaling en A. Batoe Mamak), rechts zich voedende met
zou eene gedetailleerde omschrijving noodig zijn, de beken die ontstaan op het steile gebergte dat
omdat alleen in het westen de grens cene natuur- de hoogvlakte ten oosten begrenst (Aek Pinagar,
lijke is. De grootte der onderafd. bedraagt onge- A. Nakka, A. Si Si'at, A. Arsé, A. Silo, A. Si
veer i3'/.2 □ geogr. mijlen. Zij bestaat hoofdzake- Ala en A. Marlchoewan). Op het punt waar
lijk uit het stroomgebied van de even genoemde laatstgenoemd riviertje in de Si Goeti valt en dat
linker zijrivier der Batang Toroe, de Aek Poeli „Binanga na toloe" (de drie mondingen) genoemd
en van hare afiluenten en uit de begrenzende ge- wordt, ontmoet zij de uit het noorden komende
bergten, terwijl in het oosten en zuiden ook een recht tegenstroomende Aek Si Madoras, die een
gedeelte van het stroomgebied van den boven- nagenoeg even langen loop heeft. Deze rivier,
loop der rivieren Batang Iloeng na Godang en welker stroomgebied in den bovenloop het land-
Aek Hambiri, wier wateren de Panei voeden en schap Si I.antom omvat en ten zuiden daarvan
met deze naar de Oostkust van Sumatra afvloeien, een gedeelte van de koeria (district) Si Pirok,
tot de onderafd. behoort, zoomede een klein ge- ontstaat uit de samenvloeiing van de Aek Soeha
deelte van het brongebied der Batang Koemai, en de Aek Si Moembal, waarvan de eerste op de
die door de Batang Angkola haar water in de noordoostelijke hellingen van den I). Snoet of
Batang Gadis voert. eigenlijk van diens uitlooper Tor Si Gamba ont-
Si Pirok omvat dus terrein aan beide zijden springt en de laatste op de zuidelijke hellingen
van de waterscheiding tusschen West- en Oostkust van den 1). Hadjoran. Beide bergen zijn door
van Sumatra. Hel belangrijkste gedeelte is een een sterk golvend heuvelterrein, „Gonting babiat"
hoogvlakte, veelal het landschap Si Pirok genoemd, (tijgerpas) met elkander verbonden. Na de ver-
2600—2700 voet boven den zeespiegel gelegen. eeniging der bronriviertjes loopt de Madoras met
Hoezeer nog meerendeels met bosschen bedekt, enkele kronkelingen recht zuidwaarts, rechts het
vindt men hier toch het voornaamste bevolkings- water opnemend van de oostelijke flanken van
centrum en ook de uitgestrektste in cultuur ge- den D. Saoet (A. Tolang, A. Si Tio-Tio, A. Dap-
brachte gronden. Het plateau omvat het stroom- paran, A. Lakitan) terwijl links korte beken haar
gebied van de Aek Si Goeti, de belangrijkste voeden (A. Parsoeloeman, A. Si Pagimbar, A.
bronrivier van de hooger genoemde Aek Poeli. Gordang, A. Si Manossor, A. Si Motocng), die
Aan de zuidwest- en westzijde wordt het omge- ontstaan op de westelijke hellingen van een zeer
ven door het Si Boewal-bocwali gebergte en het toprijk en verdeeld gebergte, dat een schakel vormt
als eene noordelijke voortzetting daarvan te be- tusschen den n.w.—z.o. gestrektcn 1). Iladjoran
schouwen en door een zadelvormigen rug er mede en het Timbang Malaha gebergte. De voornaamste
verbonden Pangarambangan gebergte, waarvan de toppen zijn van het noorden af: de 1). Manalèsè,
noordelijke flanken glooiend afdalen naar het dal TorSi Alogo, D.Batarabis, D. Haoewapan(i24BM.),
der Aek Poeli dat, met den aan den anderen oever D. Soewanon, Si Ender Dolok, waarvan de verbin-
gelegen voet van den ontzaglijken Dolok Saoet dingslijn ongeveer de grens vormt met de afd.
en den uitlooper van dezen, den Tor Si Gamba, Padang Lawas.
de noordelijke grens van het plateau vormt. Ooste- Ook het landschap Si Lantom vormt een hoog-
lijk ervan verheffen zich steile toppen en berg- vlakte, van veel minder uitgestrektheid echter
ketens, met grillig belijnde kammen en bedekt dan die Van Si Pirok, waarmede zij door het
met bijna geheel onbewoonde oerwouden. Die smalle dal van den benedenloop der A. Madoras,
toppen en bergen, op vele plaatsen met loodrechte ten zuiden afgesloten door den D. Hole, verbon-
rotswanden uit het plateau oprijzend, dragen van den is. Bij de Binanga na toloe krijgen de samen-
noord naar zuid de namen: Dolok Hole, D.Timbang gevloeide rivieren den naam A. Poeli, die zich
Malaka, D. Si Hombiengan, I). Maondang. D. Si nu recht westwaarts wendt, dan een noord-weste-
Pipisan, D. Djambocr ni Bégoc en Tor Nanggé. lijke bocht maakt in een diepe bedding, die zij
Deze is slechts 4 a 5 kilometer verwijderd van tusschen D. Saoet en Pangarambangan heeft uit-
den zuidoostelijken voet van het Si Boewal-boe- geschuurd. Eerst nabij het einde van haren loop
wali gebergte; de zuidelijke grens der hoogvlakte, in het landschap Si Mangoemban ontvangt zij
tusschen beiden gelegen, bestaat uit een heuvelrij, eenigen beduidenden watertoevoer, rechts van de
waarvan de Tor na Godang de hoogste top is en hoog op den D. Saoet ontspringende A. Oekir
die daar de haast onmerkbare waterscheiding vormt en de kortere A. Boetar, tot waar zij als een
tusschen Sumatra's West- en Oostkust. Niet meer woeste bergstroom over groote rotsblokken en rol-
dan een paar honderd meters liggen bronrivier- steenen buldert, links van de A. Ombocr, A. Si
tjes van de Aek Lita en Aek Hambiri van elkaar, Pahabang en A. Si Paihoetihoeton, die allen ont-
door eene geringe terreinverhefting gescheiden, maar staan op de hellingen van een noordelijken en
het water van de eerste vloeit naar den Indischen een noordwestelijken tak van het Pangarambangan
Oceaan, dat van de tweede naar de Straat van gebergte. Om den voet van dit laatste, hier Tor
Malaka. Si Alang geheeten, buigt de A. Poeli zich heen
Het plateau van Si Pirok wordt van het zui- en verliest zich dan in den hoofdslroom, den hier
den naar het noorden over de geheele lengte recht zuidwaarts vloeienden Batang Toroe. Deze
doorsneden door de Aek Si Goeti, ontstaan uit neemt aan zijne linkerzijde tal van beken op die
de samenvloeiing van de Aek Mandoerana, die zich van de westelijke hellingen van den even-
van de helling van den hoogsten top van den Si genoemden noordwestelijken keten van den Pan-
Boewal-boewali komt en de Aek Lita, die op den garambangan storten en mede in het landschap
Tor na Godang ontspringt. Na de vereeniging Si Mangoemban gelegen zijn, als de A. Si Alang,
krijgt de Si Goeti dien naam en vervolgt in noor- A. Te ni babi, A. Si Madingin, A. Sa, A. Si
delijke richting haar loop, links het water opne- Madjamboe, A. Singkam, A. Kinandang, A. Haroe-
mende dat oostwaarts afvloeit van den Si Boewal- waja, A. Lambe Somalos en A. Si Horoe Horoe.
612 SI PIROK.

Even ten zuidoosten van de bronnen van deze Hierheen komen van heinde en ver lepra-lijders
ligt het zadel tusschen Pangarambangan en Si en met huidziekten behepten om door baden her-
Boewal-boewali; de riviertjes die aan de linker- stel te zoeken. Koud water wordt uit stroompjes
zijde der Batang Toroe verder toevloeien hebben naar het heete afgeleid om dit op de gewenschte
hun oorsprong op laatstgenoemd gebergte. Het temperatuur te brengen. Elders, nabij den oor-
zijn tot aan de grensrivier met de onderafdeeling sprong van de A. Mandoerana bevindt zich de
Batang Taro-districten (Aek na Bara): de Aek „harité", een meertje van geringen omvang en
Latoeng, A. Si Tandiang, A. Si Gala Gala, A. gevuld met een heete, zwart gekleurde, sterk naar
na Poppot en A. Soeloem, waarvan het stroom- zwavel-vcrbindingen riekende brei, die om de l/2
gebied gerekend wordt tot het landschap Si Pirok a 2 minuten tot een hoogte van ± lo Meter
na de hevige aardbeving in Tapanoeli van 1 7 Mei

te behooren.
Het oostelijk gedeelte der onderafdccling, aan iBg2 zelfs tot een hoogte van 25 M., ongeveer tot
gene zijde van de oostelijke keten, staat bekend
onder den naam Harangan, waar meerdere berg-
November van dat jaar — wordt omhoog geworpen
in een ontzaglijke bel, die ten slotte uiteen barst
ruggen achter elkander zijn gelegen, die afglooiend met doffen knal. Tusschen twee hooge opstootingen
naar het oosten, een overgang vormen tot het hebben nog eenige kleinere plaats. Verder zijn er
aangrenzende bergland van Padang Lawas. Het warme bronnen bij Pagaran Dolok, bij een bron-
geheel bestaat uit eenige bergknoopen en samen- rivier van de A. Latoeng, aan de A. Si Madjam-
gestelde bergreeksen, waarvan het water samen- boe, nabij den mond der A. Poeli, in 't algemeen
vloeit in de boven reeds genoemde rivieren A. op en in het verlengde van het Si Boewal-boe-
Hambiri en Batang Iloeng na Godang. De eerste wali gebergte.
ontvangt links de Aek Bariba en A. Soengei die De bodem bestaat meerendeels uit roodgelen
beide aan de zuidelijke helling van den hoogsten kleigrond (tano Hat) in meerdere of mindere mate
bergtop D. Si Pipisan ontspringen en door smalle met zand vermengd, hier en daar uit zandgrond
diepe dalen recht zuidwaarts stroomen; verder de (tano horsiek), voornamelijk in de valleien langs
Aek Si Mandiangin die haar water ontvangt van de rivieren, ook uit tuf (tano boero) in Si Lantoin,
het met den Pipisan samenhangend rotsgebergte terwijl vooral langs den noordoostelijken voet van
D. Sordang. Maar de monding van deze is reeds het Si Boewal-boewali gebergte een zwarte, meer
buiten de onderafdeeling gelegen, evenals die van humusrijke aarde (tano raboek) wordt aangetroffen.
de rechter zijrivier der Hambiri, de Aek Si Toemba, In het Pangarambangan gebergte en geheel Si
die op de zuidoostelijke helling van den Si Boewal- Mangoemban, zoo ook in de Harangan is de grond
boewali haren oorsprong heeft. bruin van kleur, los en met veel witachtig zand
De Batang Iloeng na Godang, de grootste van vermengd (tano hidje).
al de rivieren die de Harangan doorstroomen, Op verschillende plaatsen komt tano bange
komt van den D. Soewanon en heeft een zeer voor, een lichtroode klei, die zoutachtig van smaak
smal in zuidelijke richting loopend lengtedal langs is en gedroogd zijnde veel door zwangere vrou-
den voet van den Si Ender Dolok en het Tim- wen in kleine hoeveelheden na de rijst wordt
bang Malaha gebergte uitgespoeld. Ter hoogte gegeten.
van den D. Si Hombiengan wendt zij zich zuid- Voor pottenbakken en het maken van vormen
oostwaarts en vereenigt zich dan met de Batang bij het kopergieten wordt een donkere potaarde
Iloeng na Mènèk die, uit het westen komende, (tano hoedon) gebruikt, en tano hoebang, don-
eveneens door een diepe kloof stroomt met steile kerblauw van kleur, doet dienst bij het blauw-
oevers en haar water ontvangt van den D. Si verven van weefsels.
Pipisan, den noordwaarts daarmede samenhangen- Van het plateau van Si Pirok is nog slechts
den D. Si Idjoek en den D. Sordang. een klein gedeelte bebouwd; het grootste gedeelte
Geen der rivieren of beken in de onderafd. is wordt door boschwildemis bedekt, hier en daar
bevaarbaar; sommige zijn vischrijk en in den afgebroken door ilalang-vlakten, die de plaats
bovenloop leveren vele het benoodigde water voor van vroeger bosch hebhen ingenomen. Aan de
den natten rijstbouw, dat door leidingen op de overzijde van het Si Boewal-boewali gebergte,
sawah's wordt gebracht. Prachtige watervallen naar den kant van den Batang Toroe, dat deel
vindt men in de A. Poeli, A. Dapparan, A. Si uitmaakt van de koeria Si Pirok, in Si Mangoem-
Palis, een linker zijriviertje van den Batang Iloeng ban, Si Lantom en de Harangan die tot de koeria
na Mènèk, bij de bronnen waarvan een meertje Baringin behoort, vormen de bebouwde gedeelten
is gelegen dat Dano Marsaboet heet. slechts stippen in het rondom gelegen woud. Nog
Zooals de naam van het Si Boewal-boewali ge- geen 150" gedeelte van de onderafd. is in cul-
bergte, waarvan de middelste en hoogste top 4444 tuur gebracht. Moesons heerschen er niet; wel
voet boven zee is gelegen, aanduidt — hij betee- valt er in Mei, Juni, Juli en Augustus minder
kent „voortdurend dampen" — worden er verschil-
lende warme bronnen op aangetroffen, waaruit naar
regen dan anders en is het dan wel eens tot 10
dagen achtereen droog, maar overigens zijn er
zwavel-verbindingen riekende heete damp opstijgt. veel regendagen. De grootste regenval komt voor
In verschillende vormen vertoont zich de werking van November tot Maart, soms gepaard met hevige
van de spankracht van den damp die zich in de winden, vooral uit het N.W. De temperatuur is
onderaardsche kanalen bevindt. Zoo is op een paal 's morgens vroeg gewoonlijk 68° F., de hoogste
afstand van den grooten weg, nabij de hoeta Si over dag 86° F. De gezondheidstoestand is gun-
Toemba (balérang) een plaats, waar de bodem stig, behalve in de streek van het landschap Si
over een groote uitgestrektheid geheel is onder- Mangoemban langs den Batang Toroe, waar veel
mijnd en de stoom uit tal van openingen met moerassen zijn en koortsen veelvuldig voorkomen.
kracht wordt uitgestooten; men vindt er kom- Een transportweg, voor karrenvervoer geschikt,
vormige ruimten in den bodem, gevuld met troe- leidt van de hoofdplaats der residentie naar de
bel melkkleurig of ook helder, kokend water, in onderafdeeling over den pas tusschen Tor na
den omtrek waarvan zwavelafzettingen voorkomen. Godang en den voet van het Si Boewal-boewali
SI PIROK. 613

gebergte. Aan of nabij dezen weg liggen de dor- landschap Si Pirok is verdeeld) en waarbij een adj.-
pen (hoetas) Si Toemba, Aek Tampang, Si Toemba djaksa is geplaatst, terwijl de griffier bij de rapat
balèrang, Iloeta Ra, Soemoeran, Parsominan, Si te Padang Sidempoewan er fungeerend griffier is.
Maninggir en de hoofdplaats Si Pirok. Een zijweg, De drie koeria-hoofden zijn bezoldigd met ƒBO
ook voor karren geschikt, voert van Soemoeran 's maands. De hoofden (radja's) van de in 1888
langs Baringin en Padang Matinggi naar Praoe op eigen verzoek ingelijfde en bij de onderafd.
Sorat. Van Si Pirok zet de groote transportweg gevoegde landschappen Si Lantom, Si Mangoem-
zich voort westwaarts over Aek Latoeng, Boeloe ban en van de verschillende hoetas genieten geen
Pajoeng, Hocta Imbaroe en dan dicht langs den bezoldiging van het Gouvernement. Behalve de
linker Batang Toroe oever door het landschap Si even genoemde personen staan den controleur
Mangoemban naar de Aek Poeli, die door middel ten dienste 1 ml. schrijver, 2 polilie-oppassers,
van een hangbrug van rotan en bamboe van 35 M. 3 mantrie's voor de koffiecultuur, 4 pakhuismees-
kan worden overgetrokken; naar het noordoosten ters (koffie-inkooppakhuizen zijn geplaatst te Si
loopt de groote weg van Si Pirok over Si Badoar, Pirok, Aek Latoeng, Si Pogoe en Liang), I vacci-
Boenga Bondar, Arsè en Lantjat naar Si Pogoe. nateur en 10 onderwijzers voor de te Si Pirok
Andere karrenwegen zijn er niet; wel tal van gevestigde Gouvernements inlandsche lagere school.
binnenwegen en paden, die de verschillende dor- De bewoners van de onderafd. zijn Bataks (zie
pen verbinden en slechts te paard of te voet aldaar) meerendeels gevestigd in het zuidelijk en
zijn te begaan. oostelijk gedeelte van het Si Pirok-plateau. liet
Hoezeer reeds van 1832 af de bevolking van overige van de onderafd., de landschappen Si
Mandeling en Angkola onder onze bescherming Mangoemban, Si Lantom en de Harangan zijn
heette te staan, was toch Si Pirok tot 1837 geheel slechts sporadisch bevolkt, terwijl het geheele
in de macht van Toewankoe Tamboesei, die zich Pangarambangan gebergte en de Dolok Saoet zoo
in den Padri-oorlog van een groot deel der tegen- goed als onbewoonde wildernissen dragen. Het
woordige residentie Tapanoeli had meester gemaakt bevolkingscijfer was uit. December iBgs 18.020
en als strijder voor den godsdienst te vuur en te (8874 mannen en gi4Ö vrouwen). In 1890 telde
zwaard de bevolking dwong den Islam aan te de koeria Si Pirok 34 hoetas en pagaran's met
nemen. Onder tien naam „Balijau" is deze „geesel 1207 heerendienstplichtigen; de koeria Baringin
der Bataks" bij de tegenwoordige bevolking be- 25 en 658; de koeria Praoe Sorat 10 en 242;
kend. Eerst in laatstgenoemd jaar kwam aan zijn het landschap Si Mangoemban 25 en 176 en het
gezag in de Bataklanden een einde, toen na den landschap Si Lantom 6 hoetas en pagaran's met
val van Bondjol onze troepen, onder Majoor van 36 heerendienstplichtigen; te zamen dus 100 dor-
Beethoven, van Rau naar Portibi in Padang Lawas pen met 2319 heerendienstplichtigen. Sommige
oprukten. Na den val van Tamboesei zwoer de van die nederzettingen bestaan uit niet meer dan
bevolking den haar onder de gruwelijkste wreed- één of twee huizen; dorpen met meer dan 50
heden opgedrongen godsdienst af, maar niet voor heerendienstplichtigen zijn er maar 10. Volgens
lang, want met het Nederlandsch gezag deed de eene in 1890 gemaakte nauwkeurige berekening
Islam andermaal zijne intrede en maakte snelle en zouden de heerendiensten in geheel vrijen arbeid
blijvende vorderingen, zoodat het volk van Man- verricht kunnen worden voor ƒ6377,25, zoodat
deling en Angkola op enkele duizenden na Mo- ieder hecrendienstplichtige daarvoor ƒ2,75 zou
hamniedaansch is geworden en men het zich een hebben te betalen, waartoe zij zeer gaarne bereid
eer rekent genoemd te worden met den naam waren. Een voorstel daartoe werd door den toen-
van den vroegeren aartsvijand „Maleier". In Mei maligen resident gedaan, maar afgewezen.
1847 kwam Si Pirok tegen ons in verzet onder Het voornaamste middel van bestaan der be-
leiding voornamelijk van den radja van Baringin volking is de landbouw, hoezeer ook als de prij-
en dien van Si Alagoendi. Een militaire macht, zen hoog zijn, boschproducten worden ingezameld.
versterkt door hulptroepen van Angkola, trok er De rijstcultuur wordt meerendeels op natte velden
den yn Mei heen om de trouw gebleven hoetas (saba) gedreven; vooral langs den noordoostelij-
Si Pirok en Pangariboean die onze bescherming ken voet van den S. Boewal-boewali zijn uitge-
inriepen, ter hulp te komen en het verzet te strekte sabas, om en bij de hoofdplaatsen dei-
fnuiken. Verscheidene dorpen waaronder Baringin, drie koeria's; ook aan de A. Si Toemba, A. Sagala,
Praoe Sorat enz. werden verbrand door de onzen A. Pinagar, A. Nakka, A. Arsé en A. Si Pogoe
en de opstandelingen beide; veel vee en have zijn de rijstvelden van beteekenis, maar overigens
werd geroofd, maar de troepen trokken 5 dagen vindt men slechts kleine plekjes in de valleien
later onverrichter zake naar Padang Sidempoewan nabij de dorpen tot sabas aangelegd. De veesta-
terug. Den ig'-'" Mei werd andermaal naar Si pel is niet onbeduidend, doch ook hiervan ont-
Pirok opgerukt, maar aan het verzet kwam eerst breken de cijfers, hoezeer elk jaar door de ambte-
een einde nadat de Jang di Pertoean van Kota naren verstrekt. In 't algemeen kan gezegd worden
Siantar met de hoofden van Angkola door den dat de bevolking vrij welvarend is, althans op
resident, luit.-kol. Van der Hart, daarheen waren het plateau van Si Pirok, wat zij behalve aan hare
gezonden, die den radja van Baringin en de andere rijstvelden in hoofdzaak dankt aan de koffiecultuur,
hoofden der opstandelingen wisten te bewegen die niettemin zeer zware en hoogst ongelijkmatig
in onderwerping te komen, waarna 13 Juni de drukkende lasten op hare schouders legt. In Si
troepen uit Si Pirok terugtrokken. In 1876 wer- Lantom en Si Mangoemban beteekent de koffie-
den in de onderafdeeling de slaven vrijgekocht cultuur weinig of niets, beter is het in de Ha-
tot een getal van 802. rangan, maar voornamelijk groeit de koffie in
Aan het hoofd der onderafd. staat de ter hoofd- uitgestrekte tuinen op de noordoostelijke hellingen
plaats Si Pirok gevestigde controleur, die tevens van het Si Boewal-boewali gebergte. Daaruit
voorzitter is van de rapat, waarvan leden zijn de volgt al aanstonds dat slechts een gedeelte van
drie koeriahoofden van Si Pirok, Baringin en het aantal cultuurdienstplichtigen, dat niet veel
Praoe Sorat (zoo heeten de districten waarin het van het getal heerendienstplichtigen verschilt, dus
614 SI PIROK. — SIRIH.

ook op ruim 2000 kan worden gesteld, de groote Kajoe Aroe, Batoe Belah en I.anggei, zoomede de
hoeveelheid koffie levert in de Gouvernements goed bevolkte Pasar Siranti, langs het zeestrand
pakhuizen tegen ƒls het pikol eerste soort. Si gebouwd, vormen de negeri. De pasar bestaat uit
Pirok produceert ongeveer de helft van al de een dubbele rei huizen over eene lengte van bijna
koffie in Tapanoeli, onder den naam van Mande- I
'/2 kilometer, waartusschen de groote postweg
ling-koffie bekend. In doorslag betaalt ieder cul- van Padang naar Indrapoera loopt. De bevolking
tuurdienstplichtige in koffie ±j 70 'sjaars belas- van de pasar houdt zich voornl. bezig met de
ting; de werkelijkheid is dat er zijn die tot ƒ 150 vischvangst, terwijl die der verschillende kampongs
'sjaars op die wijze aan den fiscus offeren, terwijl zich meer emeert met den landbouw en goede in-
een groot aantal niets of nagenoeg niets betaalt. komsten zich verschaft met de inzameling van bosch-
Had de bevolking de vrije beschikking over haar producten. Eene bruikbare rivier, die van Siranti,
product gehad, en was haar met gelijkmatigen bevaarbaar over eene groote lengte voor 10-kojans-
druk eene geldelijke belasting opgelegd overeen- prauwen, bevordert het transport. Zij heeft hare
komstig haar draagkracht, dan zou de algemeene uitwatcring benoorden de pasar. Het in en uit-
welstand in deze onderafdeeling een aanzienlijk loopen levert, van wcge in de monding gelegen
hooger peil hebben bereikt dan nu het geval is. zandbanken, vele bezwaren voor groote vaartuigen.
De bevolking bestaat uit Mohammedanen en Aan het hoofd van deze negeri staat een door
Christenen, ongeveer in verhouding van 2 :I. het Gouvernement bezoldigd panghoeloe kapala,
Einde 1900 bedroeg het aantal Christengemeente- in het bestuur bijgestaan door panghoeloes soekoe
leden 3768. In 1857 vestigde er zich de eerste en datoes. Ongeveer 27 paal van Painan gelegen,
zendeling, van Ermcloo uitgezonden, Van Asselt. is te Pasar Siranti van gouvernementswege een
Den 7en October van dat jaar ging Van Asselt pasangrahan gebouwd, alwaar reizigers kunnen
in dienst van het Rijnsche Zendingsgenootschap verblijven.
over en sedert dien bevordert dit Genootschap SIREH. Mal. zie SIRIH.
de evangelie-verkondiging onder de Bataks. Op SIRENEN. Zie DOEJONG.
3 Mei 1865 werd de eerste kerk te Si Pirok SIRIDING. (IKAN) Maleische naam op Java
ingewijd. Er zijn 28 scholen met 1417 leerlingen, voor eene K oornaar-visch-soort, Athcrina pec-
waarvan 56 meisjes. De dorpen in de onderafd. toralis. 'Zie ook KADIK. (IKAN)
Si Pirok vertoonen allen hetzelfde type (behalve SIRIH. Vulg. Mal. Algemeene benaming voor
het gedeelte der hoofdplaats waar de controleurs- die peper-soorten, welke Miquel's geslacht Chavica
woning met kantoor, rapatzaal en gevangenis vormden en wier bladeren of vruchten met gambir
slaat en de pasar met de daarnevens gebouwde en kalk gekauwd worden. Het zijn slingerplanten
huizen der handelaren gelegen is), hebben 2, enkele van het geslacht Piper L., uit de fam. der Pipera-
grootere meer rijen huizen met een breede straat ceae, waarvan een zeer groot aantal soorten in den
tusschen beide. In het midden van de straat slaat Maleischen Archipel in het wild voorkomt en
aan ééne zijde de woning van het hoofd en daar- verscheidene tot dit gebied zijn beperkt. Ofschoon
tegenover de sopo na godang, het gebouw waar bij gebrek aan de gekweekte soms wilde soorten
vergaderingen worden gehouden, waar vreemde- gebruikt worden, bedient men zich toch tot dit
lingen logeeren, waar de jongelieden uit de hoeta doel in het westelijk deel van den Archipel hoofd-
den nacht doorbrengen en de zolder is, waarop zakelijk van de bladeren van Piper Belle L. =
in zakken de padi van den radja en diens familie- Chavica Belle Mig., terwijl in het oostelijk deel
leden geborgen wordt. van den Archipel hiertoe de vruchten van Piper
Behalve de sopo na godang zijn er vaak nog Betle L. var. Siriboa Cas. DC. =
Chavica Siriboa
sopo's van aanzienlijken en ook de kleine rijst- Miq. gebezigd worden. Voor de bladeren van Piper
schuren die de bevolking achter de huizen, bagas, Betle L. en ook wel voor de gansche plant vindt
bouwt, worden sopo genoemd. Ze zijn alle van men de volgende benamingen: sirèh Mal.; soe-
hout, evenals de huizen zelf, op palen gebouwd, roeh Laag-Jav.; scdah Hoog-Jav.; sèrè Mad.;
zoodat de vloer een paar meter boven den grond seureuh Soend.; sèwèh Loeb. Sum.; napoe-
ligt. De huizen staan met de smalle zijde naai- ran Bat.; boerangir Bat. Mand.; lèko Mak.;
de straat; aan die zijde is de deur, waartegen een daoena koerambcr, rarina koeramber of
steile trap is geplaatst. De omwanding is niet lalai koeraaber Alf. Men.; amoe of kam o e
hooger dan een meter; het dak van alang-alang Alf. Amb.; nan daim N. G. Nocmf.; bidó ma-
of idjoek is groot en hoog, de nok langer dan ra o e Tem.; kenana Soend.
het huis, zoodat de dakvlakkcn buiten het huis Voor de vruchten van Piper Betle L. vor.
uitsteken. Snijwerk komt slechts aan de huizen Siriboa Cas. DC. gebruikt men de volgende be-
van radja's en aanzienlijken voor. A. L. V. H. namingen: oboejoc 801. Mong.; daoena of
SIPITOEH. Collectief-naam in West-Sumatra wc wadi, rarina of wawali en lalai Alf.
voor Cac oman t is -soorten, een geslacht van Men.; bidó masófó Tem.; daloe Boeroe;
Koekoeken. Op Java heet Cacontanlis mcrulina, amoeisi ofkamoe isin Alf. Amb.; arol Amb.
Gedasse, en Cucomanlis pravatn, Tracha. Bab.; maan Amb. Ten.; maroea Amb. Gor.;
SIPODÈH. Menangk. zie ALIJA. néran Amb. Kei; pari tan Amb. Aroe; kari-
SIPOT. Mai..; SESSOE, Amb. Aldus wordt noe Amb. Leti; malhoe Amb. Kis; nan bon
op Ambon de zoetwater-slak Melania plicaria N. G. Noemf; gandjèng Mak.
genoemd. Het sirih-blad, resp. de sirih-vrucht, is vooral
SIRANTI. Voorheen een niet onbelangrijk radja- van beteekenis bij het sirih-kauwcn, waaromtrent
schap, behoorende tot de Bandar nan X, eertijds bijzonderheden zijn medegedeeld bij het art. Pinang
onderhoorige staatjes van het rijk van Indrapoera, in deze Ene. lil, 263. Eene Nederlandsche mono-
nu een negeri van het district Batang Kapas, afd. graphie over dit belangrijk Indisch volksgebruik
Painan, grenzende aan de onderafd. Ajer Adji. ontbreekt nog, wel bestaat eene dergelijke studie
Acht volkrijke kampongs: Timboelon, Kota Pan- van L. Lewin, Ueber Areca Catechu, Chavica Betle
djang, Kota Merapak, Kajoe Gedang, Ampaloe, und das Betelkauen, 1889.
SIRIH. — S'JACOB. (FREDERIK) 615

Met het door 't sirihkauwcn ontstane roode vocht SIWALAN. District van de afdeeling en het
worden zieken onder het prevelen van gebeden regentschap Berbek van de res. Kediri.
of bezweringen bespuwd, zie GENEESMIDDE- SIWALAN. Jav. In Oost-Java de meest gebrui-
LEN (I, 556). Voorts dient o. a. een afkooksel kelijke naam voor den lontarpalm; zie LONTAR.
der bladeren tot reiniging van schurftwonden, wrijft SIWI. Boer. zie ALI IA.
men de met een steen fijngemaakte vruchten tegen S'JACOB. (FREDERIK) Geb. te 's Graven-
den worm over de tanden, en zijn ook anders- hage 25 Februari 1822 uit het huwelijk van Mr.
zins deelen van beide planten in de inlandsche Frederik Bernard s'Jacob, Secretaris van den Raad
geneeskunst tegen allerlei kwalen in gebruik. De van State, en Maria Petronella Rochussen; kwam
vluchtige olie der bladen bevat trouwens eene in 1835 als adelborst op het Instituut te Medem-
sterk antiseptisch werkende stof, chavicol, die ook blik en werd in 1845 als luit. t/z. 2C kl. geplaatst
in de Europeesche geneeskunde is aanbevolen. op de „Jason", bestemd den nieuw benoemden
Bij de Europeanen op Java is sirih-honing een Gouv.-Gen. v. Ned.-Indië, J. J. Rochussen, naar
bekend middel tegen hoest, gelijk ook een aftreksel Java over te brengen, die hem tot zijn ordonnans-
der bladen. officier benoemde, in welke functie hij eene missie
Andere in het wild groeiende sirih-soorten komen naar den Sultan Adam van Bandjermasin en eene
eerst in aanmerking bij gebrek aan de genoemde, naar den Gouverneur der Strait-Settlements met
zoo Piper (Chavica) Mc/a/iiiris Miq., Daoen karoek, gewenschten uitslag volbracht. In 1846 nam hij
die wel dient als inlandsch middel tegen asthma. deel aan de eerste Balische expeditie onder den
De sirihdoos, tampat sirih, Jav. pakinangan (van Overste Bakker en verwierf bij die gelegenheid
kinang, met welk woord de Javanen de gezamen- het kruis van ridder 4" klasse der Militaire Wil-
lijke bestanddeelen van de betelpruim aanduiden, lemsorde.
zie ook PINANG, 111, 264) is de bergplaats voor In 1848 verliet hij 's lands dienst. In het bezit
de betelbladeren en bevat een gagraggan d. i. een van een toen voor het eerst zonder gouverncments
stel doosjes, tjepoek's, met deksels, voor tabak en voorschot uitgegeven suikercontract vestigde hij
gambir, een derde, zonder deksel, voor de pinang zich als suikerfabrikant in de residentie Soera-
en een potje voor de kalk. De sirihdoozen zijn baja, bouwde de fabriek Kremboong en exploi-
van hout, van gevlochten bies, van koper, zilver teerde haar gedurende bijna 10 jaar. In 1849
of goud. huwde hij met Léonie Snsanne Charlotte van
De Maleiers van Midden-Sumatra leggen de Hogendorp, jongste dochter van den toenmaligen
koperen doozen, de zakken van gevlochten pandan- Vice-President van den Raad van Ned.-Indië.
blad, van leder of van katoen voor de betelbla- Einde 1857 verliet s'Jacob Indië om zich te
deren, de doozen van hout, van bamboe of van Rotterdam te vestigen; aldaar zag in 1859 van
klapperdop, de koperen of zilveren doosjes voor zijne hand het licht „Gedwongen en Vrije suiker-
de kalk bestemd op een koperen of houten schaal, cultuur op Java" naar aanleiding van het ongun-
tjerana, tjarantjang of doelang; in Lebong wordt stig oordeel door Sloet tot Oldhuis uitgesproken
de tjerana vervangen door een mandje, kembodjo in de Tweede Kamer op 14 December 1858.
van gevlochten bamboe, bruinrood geverfd. Na gedurende 1867—1879 waarnemend presi-
SIRIH POPAR. Mal. Amb. zie AWAR-AWAR. dent-directeur en directeur-generaal der Mij. tot
SIRIKAJA. Mak.; zie SRIKAJA. exploitatie van Staatssspoorwegen te zijn geweest
SIROEN. Naam van de versterking tegenover werd s'Jacob in November 1880 aangezocht om
Lambaroe aan den rechteroever van de Atjeh- als Gouverneur-Generaal van Indië op te treden
rivier en van een houtsoort van welker bast touw in de plaats van den terugkeerenden landvoogd
vervaardigd wordt. Mr. J. W. van Lansberge, uit wiens handen hij
SIRTEIN. Zie OELOLITO. den I2dcil April 1881 te Weltevreden het bestuur
SISANGHIL. Bat. zie GANDAROESA. overnam.
SISANGKIL. Mand. zie GANDAROEBA. De zonder machtiging van het Opperbestuur
SISIH BETOK. Mal.; SEPNANA, Mad. den 7e >, Januari 1882 gesloten overeenkomst met
Desmotlium triforum L., fam. I'apiliouaccae. Een de Billiton-Maatschappij (zie aldaar) tot verlen-
aftreksel der bladeren wordt te Batavia wel bij ging van hare concessie tot 1927, gaf aanleiding
buikzickte aangewend. Ook op Madoera wordt dit tot politieke moeilijkheden en tot afkeuring in
kruid inwendig tegen dysenterie gebruikt, en uit- de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het
wendig als rijpmakend papje op zweren. door het Indisch bestuur in deze gevoerde beleid.
SISIK. Zie KLEURSTOFFEN. De Gouverneur-Generaal wenschte deze uitspraak,
SISIK TENGGILING. Inlandsche medicijn waardoor tevens de in Indië gesloten overeen-
tegen huidziekte; de schubben van Manis; zie komst zou worden te niet gedaan, niet te aan-
PANGOLING SISIK (111, ig4). vaarden en bood einde 1883 den Koning zijn
SISSO. Worden op Celebes de zoetwater-slak- ontslag aan. Op den uden April 1884 droeg hij
ken, tot het geslacht Ampullaria behoorende, ge- het bestuur der Kolonie over aan den inmiddels
noemd ; de groote soort (A. celebensis) heet s i ss o tot zijn opvolger benoemden Otto van Rees.
salombe, de middelsoort sisso kap eng, de s'Jacob vestigde zich na zijn terugkeer in Neder-
kleine sisso pot ir. land opnieuw op zijn buitengoed Nieuvveroord te
SITOEBONDO. District van de contróle-afd., Utrecht, waar hij den 3 Ji;n April 1901 overleed.
het regentschap en de afd. Panaroekan, res. Besoeki; Behalve ridder der Militaire Willemsorde was hij
met eene oppervlakte van 2g23,4 hectaren, liet ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw
district telt 13 desa's. en ridder Grootkruis van de Eikenkroon van
SITOEBONDO. Hoofdplaats van de afdeeling Luxemburg.
en het regentschap Panaroekan (zie op dat woord) Gedurende de driejarige periode van zijn be-
der residentie Besoeki. stuur werden door den Gouv.-Gen. drie ambte-
SITOEDOE LANGIT. Bat. zie LOMBOK lijke reizen ondernomen: naar Bantam, naar Atjeh
RAWIT. en naar Soerabaja. Voorts werd de triangulatie
616 S'JACOB. (FREDERIK) — SJAIR.
van Java voltooid; de opneming gelast voor den herhaalde uitbarsting van den vulkaan Krakatau
aanleg van een spoorweg van Probolinggo over (Str. Soenda) waardoor een deel van Bantam en
Loemadjang, Djember, Bondowoso naar Pana- der Lampongs door de daarmede gepaard gaande
roekan of Kamponjan; een aanvang gemaakt met vloedgolf werd verwoest en 34.000 menschen het
den aanleg van den spoorweg ter Oostkust van leven verloren. Tot leniging van de gevolgen
Sumatra en voor het algemeen verkeer werden dezer ramp bracht de particuliere liefdadigheid
opengesteld de lijnen Scmboeng—Toeloengagoeng, ƒ1.000.000 bijeen. (Zie Eigen Haard, 1881, bl.
Ngandjoek—Sraga, Buitenzorg—Tjandjoer en de 78 e. v. en igoi, bl. 24g e. v.).
stoomtramweg Semarang—Djoewana. Een Gou-
vernements telefoondienst werd ingevoerd. SJAHBANDAR. Arabische, doch uit twee Per-
Het Hooggerechtshof van Nederlandsch-lndië zische woorden: sjah „hoofd", „vorst" en ban-
werd gereorganiseerd en het rechtswezen in de dar „haven", gevormde titel. De Javaansche en
gewesten Celebes en onderhoorigheden, Timor, Maleische uitspraak is sabandar, de Makas-
Menado, Amboina en Ternate; in Riouw en onder- saarsche en Boegincesche is sabrinara. De let-
hoorigheden; in Bali en Lombok en in de Wester- terlijke beteekenis is „havenmeester", maar de
afdeeling van Borneo onder leiding van het lid functiën van den sjah ban dar strekken zich,
in den Raad van N.-L Mr. T. 11. der Kinderen naar het inlandsche staatsrecht, verder uit dan
als Gouvernements Commissaris geregeld. deze Hollandsche vertaling van den titel op zich
Nieuwe reglementen op het verleenen van pen- zelve zoude doen vermoeden. Hij is namelijk de
sioenen aan Burgerlijke Ambtenaren, op de toe- autoriteit, die tevens de in- en uitgaande rechten
kenning van overtocht van Nederland naar Ned.- int, en de vorstelijke monopoliën of andere han-
Indië en omgekeerd, en op den burgerlijken delsprivilegiën exploiteert. Alle scheepsgezagvoer-
geneeskundigen dienst werden ingevoerd, terwijl ders, schepelingen en in de havenplaats geves-
een algemeen reglement op den aanleg en de tigde vreemdelingen staan onder zijn bestuur en
exploitatie van stoomtramwegen tot stand kwam. zijne jurisdictie. In de Moluksche sultanaten is
Eenige persoonlijke diensten op Java en Ma- hij de persoon, belast met de administratie dei-
doera werden afgeschaft en door een hoofdgeld vorstelijke vaartuigen en de daarop geplaatste
van de heerendienstplichtigen vervangen. bemanning. De sjah bandar komt in bijna alle
Een nieuw landverhuurreglement voor de Vor- inlandsche staatjes voor, welke havenplaatsen be-
stenlanden kwam tot stand; rechtstreeks bestuur zitten met eenigen noenrenswaardigen handel. Hij
werd in het regentschap Soemenep (Madioen) is aldaar meestal een der voornaamste Rijksgroo-
ingevoerd en de residentie Banjoewangi als zoo- ten. Zie ald. Vroeger was dit laatste ook het
danig opgeheven. geval in het voormalige Bantamsche rijk. De
De eerste Hoogere Burgerschool voor meisjes titel wordt reeds vermeld in de Oendang-Oen-
werd opgericht. dang Malajoe. Zie INLANDSCHE WETTEN.
Woelingen, verwikkelingen en ongeregeldheden Te Batavia, en vermoedelijk ook wel elders, noe-
hadden plaats en werden onderdrukt in de afdee- men de inlanders aldus den Europecschen chef
ling Ommelanden van Benkoelen en Lais, te van den plaatselijken dienst der in- en uitvoer-
Palembang, in Indragiri, de Boven-Doeson, Mid- rechten. L. W. C. V. D. B.
den-Sumatra (I.agoe Boti getuchtigd) en in Amoen-
SJAHFI'I, SJAHFI'IETEN.
tai (Z.- en O.afd. van Borneo), terwijl in Atjeh, MEDANISME, 11, 526,
Zie MOHAM-
waar sinds II Maart 1881 het civiel bestuur was 540.
SJAIR of SAIR. De naam van een Maleischen
ingevoerd maraudeursbenden weder met meerdere dichtvorm, waarvan de regels vier aan vier met
vrijmoedigheid optraden. elkander rijmen. Daardoor is de sjair onderschei-
Wegens het afloopen van het bij Panga ge- den van de goerindam, het spreukgedicht,
strande Engelsche stoomschip „Niscro" moest het waarvan de regels twee aan twee rijmen; de eer-
landschap Tcnom worden getuchtigd. ste regel geeft eene stelling aan, waarvan de tweede
Bali en Lombok werden tot residentie verheven eene toepassing of verklaring bevat.
en de landschappen Boeleleng en Djembra onder
Een sjair is:
rechtstreeksch bestuur gebracht. Het bestuur der
residentie Amboina werd gereorganiseerd. Tal
van Maleische en Bataksche landschappen werden
achtereenvolgens ingelijfd en onder het Gouver-
nement Sumatra's Westkust gebracht.
De havens van Sambas, Singkawang en Soe-
kadana (Westerafdeeling van Borneo), van Oleh-
leh (gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden) Luister naar een opstel,
en van Paboean, Tamboekoes, Sangsir en I.oloon Gemaakt met een bekommerd gemoed.
(eil. Bali) werden voor den algemeenen handel Indien de goerindam te wenschen overlaat,
opengesteld. Wil ze dan behoorlijk verbeteren.
Koortsepidemieën en cholera heerschten afwis- En een goerindam:
selend in verschillende deden van Java. De vee-
ziekte, die de Westelijke residentiën Bantam,
Batavia en de Preanger regentschappen teisterden,
werd ten slotte door de genomen krachtige maat- Een schoone zaak om te bewaren,
regelen bedwongen. Dat is een wetenschap die nut aanbrengt.
Groote natuurrampen teisterden de Kolonie. Maar veelal zijn de sjair's omvangrijke gedichten,
Daaronder dienen vermeld: de uitbarsting van die de zoogenaamde geschiedenis van een held
den vulkaan Sindoro, de overstroomingen in Soe- of koning behandelen, doorweven met philoso-
rabaja, Madioen, Kediri en Mcnado; de modder- phische opmerkingen en beschrijvingen van fees-
vloed uit den vulkaan Goentoer en ten slotte de ten, kleederdrachten enz. Bekend zijn bijv. de
SJAIR. — SKOEK, 617

Sjair Soelthan Mansoer Sjah Gempita; Sjair Kaha- vers wel eens met de Engelsche spelling SHAMA
roc'l Masjhoer Sjim Ken Tamboehan ; Sjair Bida- NISME geschreven). De natuurmensch, overtuigd
sari; Sjair Sri Rama enz. dat de geesten die hem van alle zijden omringen,
SJAKA. In de Javaansche babads of kronie- een beslissenden invloed op zijn lot en leven
ken vindt men schijnbaar het begin der Hindoe- uitoefenen, tracht bij al zijne ondernemingen, bij
kolonisatie in verband gebracht met het begin al hetgeen hem overkomt, de gezindheid dier
der Javaansche tijdrekening, de aera van Adji geesten op te sporen, zoekt zich van hun gunst
Saka, die in het jaar 78 onzer jaartelling een te verzekeren en hoopt verlichting van zijn oor-
aanvang neemt. Adji Saka wordt namelijk voor- deel van hen. Vandaar de aanwending van allerlei
gesteld als een machtig vorst van goddelijken middelen om den wil der geesten te verstaan,
oorsprong (ook Praboe Djaja Baja genoemd), die om eene openbaring van hen te erlangen. Ken
eene talrijke kolonie naar Java overbracht (later der voornaamste uitingen hiervan is het sjama-
door het uitbreken eener pest tot den terugtocht nisme. De geesten die vereerd worden zijn vrij
genoodzaakt), en er onder de nog geheel wilde in hunne bewegingen en niet aan bepaalde licha-
bevolking godsdienst, wettelijke orde en het let- men gebonden; zij kunnen in het een of ander
terschrift invoerde. De jaren van deze aera zijn voorwerp of lichaam tijdelijk hun intrek nemen;
de Indische luni-solaire, die nog op Bali in ge- nu stelt men zich voor dat er personen zijn die
bruik zijn. Het jaar bestaat namelijk uit twaalf de eigenschap hebben, dat zij van tijd tot tijd
synodische maansomloopen of ware maanden, maar door geesten kunnen worden bezield, dat een
wordt van tijd tot tijd, ongeveer op de wijze van het geest in hen kan opstijgen, kan nederdalen. Zulke
Joodsche jaar, door de intercalatie van schrikkel- personen, die dus in bijzondere betrekking staan
maanden, zoo na mogelijk met den loop der zon tot de geesten, zijn in de oogenblikken dat zij
in overeenstemming gebracht, zoodat het een ge- bezield zijn, met buitengewone gaven toegerust;
middelden duur erlangt die met ons zonncjaar men raadpleegt hen aangaande de toekomst en
overeenkomt. Er heeft langen tijd vrij wat ver- het verborgene, doet hun vragen over allerlei
schil van gevoelen bestaan omtrent het juiste tijd- zaken en verschijnselen, consulteert hen in ziekte-
stip waarop de aera van Adji Saka een aanvang gevallen enz. Het zijn dan niet die personen-zelve
nam, maar men mag aannemen, dat daarover thans welke geacht worden te spreken, maar de geesten
een voldoend licht verspreid is. Het blijkt, dat welke in hen gevaren zijn; die personen zijn dus
toen de Javanen de Mohammedaansche tijdreke- de mediums tusschen de geesten en den mensch.
ning aannamen, die naar zuivere maanjaren van Alleen in de oogenblikken dat zij bezield zijn
354 dagen telt, zij die maanjaren als de voort- kunnen zij geraadpleegd worden; maar die bezie-
zetting hunner vroegere zonnejaren beschouwden, ling kan ten allen tijde plaats hebben, de geesten
en dus eenvoudig doortelden als hadde er geen kunnen steeds bezworen worden zich in het medium
verandering plaats gehad. Het Arabische jaar 1043, te begeven. Daarvoor is het niet alleen noodig
aanvangende op 8 Juli 1633 nieuwe stijl, was het dat de geest wordt opgeroepen, maar het medium
eerste maanjaar, dat de Javanen op deze wijze moet ook geschikt worden gemaakt hem te ont-
op hunne vroegere zonnejaren lieten volgen, en vangen. Dit geschiedt door het maken van too-
wel in dier voege, dat terwijl het jaar 1555 der vermuziek en het zingen van tooverliederen, het
tot dusver gevolgde tijdrekening reeds was aan- branden van wierook, het uitvoeren van dansen,
gevangen, zij het eerste maanjaar tot aan zijn soms door het gebruik van bedwelmende dranken,
einde het jaartal 1555 lieten voeren, zoodat het door al welke middelen de ziel zich van het lichaam
tweede 1556 werd en zoo vervolgens. Van 1633 afscheidt en de geest hare plaats inneemt. Het
af 1555 jaren terugtellcnde, verkrijgt men het aanwezen van dien geest openbaart zich hierin,
jaar 78 n. C. als het begin der aera van Adji dat het medium in een staat van zinsverrukking,
Saka. Eene nauwkeurige berekening van den juisten van extase geraakt, die met verschijnselen gepaard
aanvangsdag is zeer bezwaarlijk; Cohen Stuart stelt gaat welke nu eens doen denken aan paroxysmen
dien op 14 Maart 78 en neemt daarbij aan, dat van hysterie, epilepsie of andere convulsieve kwa-
men eerst van het jaar 1 begon te spreken toen len, dan weder aan de verschillende toestanden
het eerste jaar vol was. Op Bali is de ware telling —

van de hypnose catalepsie, lethargie en st.ni-
behouden. nambiilismc herinneren. Deze wijze om geesten
Deze Javaansche tijdrekening is van het vaste- te bezweren in bepaalde personen die daarvoor
land van Indië afkomstig en door de Hindoes de geschiktheid bezitten, neder te dalen of op
op Java ingevoerd. Adji Saka is eene verbinding te stijgen, ten einde door den mond dier perso-
van het Javaansche woord adji, vorst, en het nen godsspraken te erlangen, pleegt men in de
Sanskrit woord sjaka. Sjaka is bij de oude Hin- godsdienstwetenschap het sjamanisme te noe-
does de algemeene naam voor de nomadische men, terwijl de personen-zelve, de mediums, sj a-
barbaren, die de Grieken Skythen noemden. Met man's of sjamanen heeten. In enkele gevallen
den Sjaka-vorst is misschien de Skythische vorst bepaalt zich de bezwering tot de uitvaart van de
Kanisjka bedoeld, die de Indus-streek veroverde. ziel des mediums naar boven- of benedengewesten,
In den laatsten tijd zijn echter van verschillende ten einde daar de noodige openbaringen te halen.
zijden bedenkingen geopperd tegen de gelijkstel- In den Indischen archipel, waar zij een hooge
ling van Kanisjka met den vorst, van wiens kro- vereering genieten, treft men in sommige streken
ning in 78 n. C. de jaartelling begint. Daar deze zoowel mannelijke als vrouwelijke sjamanen aan,
aera pas in de 6de eeuw in Indië algemeen in onder de namen basir. balian, bissoe, sibaso, wa-
gebruik is gekomen en dus niet eer op Java lian, wolian, wewalen. (Zie verder HEIDENDOM
kan zijn ingevoerd, kan wat de Javanen omtrent en de verwijzingen aldaar).
Adji Saka vermelden niet juist zijn en kan zij SJI'IETEN. Zie MOHAMMEDANISME, II, 525
voor den tijd waarin de Hindoe-kolonisatie zelve en PANISLAMISME, 111, ig7-
aanving, hoegenaamd niets bewijzen. SJIWA, SJIWAISME. Zie CIWAISME, 1,358.
SJAMANISME (ook door Nederlandsche schrij- SKOEK. Zie BOEBOFT.
618 SLAI.
— SLANGEN.

SLAI. Zie MONJET. SLANGEN (OPHIDIA). Orde van schubdra-


SLAKDIEREN. (VOET-) Zie GASTERO- gende Reptiliën (Oelar Mal.) gekenmerkt door
PODEN. een verlengd, rolrond lichaam, waaraan ledematen
SLAKKEN. (GELE TOP-, SCHOTEL- en ontbreken en door het bezit van een voor sterke
VINVOET-) Zie GASTEROPODEN. verwijding vatbare mondholte, daar de kaak- en
SLAMAT. Zie HARING. gehemdte-becnderen van den kop zeer bewegelijk
SLAMAT. Vulkaan op Java, de hoogste berg zijn. Als een slang een prooi heeft bemachtigd,
des eilands na den Smeroe, 3472 M. (volgens de tracht zij 't eerst den kop van deze naar binnen
nieuwe, in Verbeek en Fennema's Gcol. Beschr. te krijgen en schuift dan als 't ware eerst haar
v. Java en Madoera, bl. 404, medegedeelde bere- bek en dan het overige gedeelte van haar lichaam
kening van den Topographisehen Dienst in ver- over het slachtoffer heen; bij een groote prooi
band met de nieuwe opmeting in Midden-Java; kan dit proces verscheidene uren duren. Het mee-
de oudere topographische kaarten hebben 3427 M.; rendeel der slangen legt eieren, maar veel gift-
Junghuhn vond barometrisch 10630 Par. vt. = slangen en de echte waterslangen zijn levenbarend ;
3453 M.). De betrekkelijke hoogte is het grootst de eischaal is perkamentachtig en bevat weinig
aan de zuidzijde, waar de majestueuze, regelma- of geen kalk. De orde der slangen is in den Mal.
tige kegel verrijst uit het laaggelegen meerbek- archipel vrij sterk vertegenwoordigd, zoodat wij
ken van Banjoemas (70 —16 M. hoog), waarin slechts bij eenige der meest in het oogvallende
hare hellingen zeer geleidelijk overgaan. Ook aan vormen zullen stilstaan.
de noordzijde heft zich de berg zeer hoog boven De eerste groep omvat de blindslangen
't Tegalsche heuvelland, waartusschen hij in de (Typhlops); kleine, op aardwormen gelijkende
rivierdalen zijn door losse producten overdekte dieren, wier lichaam rondom met ronde, glinste-
lavastroomen ver uitzendt. Maar aan de west- en rende, dakpansgewijs over elkaar liggende schub-
oostzijde rijst de centraalketen van Midden-Java ben is bekleed. Haar kleine kop heeft een nauwe
tot hoog tegen den Slamat op, aan den oostkant mondopening, terwijl de oogen onder een in
met den Poelasari tot 1134 M. (aan de Slamat- 't midden doorschijnend schild geplaatst zijn; de
zijde van dezen top gaat een pasweg op 830 M. korte, dikke staart is aan 't eind meestal met een
hoogte), in 't westen met den Gg. Semboeng hoornachtige punt voorzien. Zij leven onder den
(1386 M.). grond en voeden zich met wormen. Er komen
Het is de verdienste van Verbeek (Verbeek en verscheidene soorten van dit geslacht in den Ind.
Fennema, als boven) te hebben aangetoond dat archipel voor; meest bekend is T. lineatus van
deze laatste rug ook geologisch van den Slamat Java en Sumatra, die met verscheidene overlang-
is onderscheiden en behoort tot een oudere vul- sche strepen is versierd. Tot de tweede groep
kaanruïne, Gg. Penoesoepan genoemd. De laatste behooren de reuzenslangen (Boidae) met
bestaat uit andesiet en wel hoofdzakelijk uit fijne, groote, achter de oogen reikende mondopening;
losse producten, tot zachte, mulle, zanderige Hei- de kop brceder dan de hals; het lichaam van
gronden verweerd, die zeer vruchtbaar zijn en boven met schubben, aan de onderzijde met schil-
geschikt voor de koffiecultuur; het bovenland van den bekleed. Voorts onderscheiden zij zich van
Bocmiajoe is een der beste koffiedistricten van alle andere slangen door het bezit van een rudi-
Java. De Slamat daarentegen bestaat nabij de mentaire bekkengordel, met sporen van een dijbeen;
oppervlakte geheel uit bazalt, dat uit den krater deze zijn ook uitwendig zichtbaar als stompe klau-
gevloeid is als reusachtige, sterk gespleten lava- wen ter weerszijde van den aars. Het geslacht
stroomen, die soms zeer dicht onder de opper- Python, dat uitsluitend aan de oude wereld eigen
vlakte liggen, soms bedekt zijn met dikke lagen is, onderscheidt zich van de Boa's, die de nieuwe
van zand, losse lavablokken en lapilli (kleinere wereld bewonen, door de dubbele rij schilden
stukken). In dezen bodem zakt al het water weg onder den staart. Zeer gemeen in den Ind. archipel
en komt pas op ongeveer 600 M. hoogte voor is P. rel ieii latns (Oelar-sawah), die van af
den dag als zeer rijke, koele, kristalheldere bron- het Mal. schiereiland over alle eilanden oostelijk
nen. De bebouwing is op den Slamat niet hoog ge- tot Ambon voorkomt. Hagen zegt van deze slang:
stegen. De wouden dalen als ondoordringbare wil- het is een nachtdier, dat overdag op koele, don-
dernissen tot dicht aan den voet. De berg draagt kere plaatsen in een kluwen opgerold ligt en eerst
de westelijkste acacia-wouden van Java; de hoogste in den laten avond uitgaat op buit, die voor-
begroeiing zijn grasvlakten, parkachtig met rijzige namelijk bestaat uit ratten, andere kleine zoog-
alpenboompjes beplant. Op ongeveer 2500 M. dieren tot de grootte van een jong varken, vogels
houdt alle plantengroei op en verheft zich nog enz. Voor den mensch schijnt zij evenwel niet
bijna 1000 M. hoog de geheel kale koepel, uit gevaarlijk. Zij brengt gaarne een bezoek aan de
zvvartgrauwe lavakorsten, zand en rotsklompen kippenhokken en wordt ook dikwijls aangetroffen
bestaande. onder het atappen dak der huizen, waar zij de
De krater is een zandvlakte met een langste as ratten vervolgt. Hare lengte bereikt soms 25 voet.
van 600 M., slechts 20 tot 30 M. ingezonken in Haar vleesch is niet onsmakelijk en wordt door
een ovalen kraterrand, die naar 't noordoosten de Chineezen gegeten. Naveruant met de Pythons
doorbroken is, dan zich aan weerszijden sterk is de familie der Rolslangen (Ilysiidae), waar-
verbreedt om zich naar 't zuidwesten te versmallen toe de Oelar-riboc (Cylindrophis rufa) be-
tot een uiterst smalle kam, om den cirkelvormi- hoort, van Cochinchina over alle eilanden van
gen kraterput van ruim 200 M. doorsnede, die in den Ind. archipel verspreid; deze slang wordt
den zuidwesthoek van het kratervlak is ingezon- circa 80 c.M. lang, is van boven bruin of zwart
ken en zeer steil minstens 150 M. diep daalt. gekleurd, met koraalrooden halsband en eveneens
Zij stoot voortdurend rookwolken uit. Uitbarstin- gekleurde onderzijde van den staart, terwijl de
gen zijn bekend uit de jaren 1772, 1825, 1835 buikzijde van het lichaam zwarte dwarsbanden ver-
en 1860. toont. Zij leven in gangen onder den grond en
SLANG-AAL. Zie AAL. voeden zich met wormen, insectenlarven enz. Vol-
SLANGEN. 619

gens Hagen wordt zij door de Maleiers in Dcli lichaam geheel of gedeeltelijk bedekt is. Het zijn
oelar kapala doea (tweekoppige slang) ge- echte waterdieren, die urenlang onder water kun-
noemd, daar zij het dikke staarteinde eveneens nen blijven, zonder aan de oppervlakte te komen
voor een kop houden; werkelijk is het niet ge- om adem te halen. Zij bewonen de rivieren van
makkelijk dadelijk vóór- en achtereinde van elkaar Achter-Indië en alle eilanden van den Mal. archi-
te onderscheiden, daar het dier de eigenaardigheid pel, maar worden soms een paar mijlen van de
heeft zich ook achterwaarts te bewegen en dan kust in zee aangetroffen. A. javanieus heeft een
het staarteinde als een kop omhoog te houden. stompen, breeden kop, is bruin van kleur en be-
Zeer gemeen in den Ind. archipel is ook een ver- reikt soms een lengte van 8 voet; Hagen ver-
tegenwoordiger van de fam. der Xcnopeltidae, X. telt dat bij een overstrooming van de Dcli-rivier
unicolor, van boven donker staal-blauw gekleurd, eens een zes voet lang exemplaar dezer soort in
van onder wit. Na afscheiding van de bovenge- zijn hospitaal te Laboean terecht kwam.
noemde familiën blijft er een groote afdeeling van Groef-tandigen: Tot deze groep rekenen wij
slangen over, die allen na met elkaar verwant allereerst de Zweepslangen, herkenbaar aan
zijn, de Coluber-aentigen, en die men vroeger ver- haar slanke gestalte, de lange, dunne staart en de
deelde in giftige en niet-giftige slangen. Onge- langwerpige, lancetvormige schubben. Merkwaar-
lukkig houdt deze verdeeling geen steek, daar er dig is het vermogen dezer slangen om tegen een
een aantal slangen zijn, wier beet voor den mensch gladden, loodrechten boomstam, zonder eenig zicht-
niet gevaarlijk, voor kleine reptiliën en vogels baar houvast, naar boven te klimmen. Op vol-
daarentegen doodelijk is. Deze groote aftleeling, wassen leeftijd zijn zij zeer bijtachtig, terwijl zij,
die negen-tiende van alle slangen omvat, wordt als zij jong zijn, daarentegen heel goedaardig zijn
daarom tegenwoordig gesplitst in 3 paralelle groe- en zich kalm in de hand laten nemen. Niet alle
pen; de I e groep is dievande Glad-tand igen Zweepslangen leven uitsluitend op boomen; op
(.Iglypha), wijl alle daartoe behoorende slangen werkelijk hooge boomen, zegt Plagen, treft men
slechts één soort tanden hebben, die niet hol of slechts twee soorten aan: Dryophis prasiua, met
gegroefd zijn; deze slangen zijn ongevaarlijk. De langen, smallen kop en spitsen snuit, van boven
2° groep, de Groef-tandigen (Opistoglypha) fluwcclgrocn, van onder geelachtig, die tot hoog
omvat de soorten, bij wie ten minste één der in de toppen der boomen leeft en door haar gra-
achterste bovenkaak-tanden aan de voorzijde met cieuse bewegingen met alle wetten van de zwaarte-
een overlangsche groef is voorzien; de hiertoe kracht schijnt te spotten; en de Oclar-manoc
behoorende slangen zijn verdacht en ten deele (Chrysopclca ornata). Daarentegen treft men de
vergiftig. De 3= groep is die der Gif-tandigen Oelar-saraj.il (Psammodyuastcs pulveruleulus)
(Prolerog/ypha), bij wie de voorste bovenkaak- op kale, zonnige, zandige plaatsen, waarmede
tand van een groef of een kanaal voorzien is; haar kleur in overeenstemming is; zij wordt als
deze slangen zijn allen giftig en haar beet is giftig zeer gevreesd. De tot het geslacht Dipsas
meestal ook voor den mensch gevaarlijk. behoorende soorten, door Schlegel Takslangen
Gi.ad-tandigen: Worm slangen (Calamarid) genoemd, hebben een zijdelings saamgedruktcn
noemt men de kleine, wormachtige slangen, die romp en doen zich door haar spleetvormige pupil
niet veel dikker zijn dan een ganzenpen en van terstond als nachtdieren kennen; de meesten zijn
welke de grootste niet meer dan 5 0 c.M. lang met spikkels en vlekken versierd en doen aan een
wordt; met een kleinen, met enkele regelmatige met mos begroeiden tak denken. Een der grootste
schilden bedekten kop en een korten, in den regel is de Oclar-boerong (D. dendrophila), van
spitsen staart. Zij leven op den grond, onder stee- boven blauwachtig zwart, met ongeveer vijftig
nen, boomstammen e. d. en voeden zich met in- gele dwarsbanden, van onder eenkleurig zwart
secten. Algemeen bekend is de Oelar lemah of geel gemarmerd. Ofschoon zij zeer bijtachtig
(C. Liunaei) van Java, met rooden, door vierkante is en terstond tot aanvallen gereed, vreest nie-
zwarte vlekken afgebroken buik, en een glinste- mand haar, daar iedereen weet dat haar beet
renden rug, die bij sommigen écnkleurig bruin, zonder gevaar is. Hagen zegt, dat men haar bijna
bij anderen gevlekt of overlangs of dwars ge- een waterslang zou kunnen noemen; hij zag haar
streept is. Van de echte Cö/////«'-achtigen is vol- in Dcli dikwijls op de over het water hangende
gens Hagen Elaphis mc/anura in Dcli zeer gemeen takken, in een kluwen saamgerold, liggen en als
en wordt door de inlanders dikwijls met de bril- zij vervolgd werd, stortte zij zich onmiddellijk in
slang verwisseld; niet gemeen daarentegen is Cory- het water en toonde zich een voortreffelijke zwem-
phodon korros, door de inlanders dikwijls met de ster. Echte waterslangen zijn de Homalopsinae, eene
gevaarlijke hoedslang (zie verder) verward. Van familie die onder de groeftandigen dezelfde plaats
het geslacht Tropidonotus, wel zwemslangen inneemt als de wratslangen onder de gladtandi-
(Oelar-ajcr) genoemd, wijl zij zich gaarne in gen; evenals deze laatste hooren zij uitsluitend
de nabijheid van het water ophouden, en waar- in het zoete water thuis en verdwalen af en toe
van Tr. natrix in Nederland een bekende ver- in zee. Zij hebben een dikken kop, met boven
tegenwoordiger is, komen ook in Indië verschei- op den snuit liggende neusgaten, waardoor zij
dene soorten voor; wij noemen slechts Tr. vit- gemakkelijk even boven water kunnen ademhalen.
tatus van Java en — trianguligerus van Sumatra.
Van het geslacht Dendrophis noemen wij D. pietus
Hiertoe behoort de bekende Homalopsis buccata,
die 3 voet lang wordt en in teekening eenigs-
(Oelar-tali), een prachtige boomslang, meer zins op een boa gelijkt, roodbruin met breede
dan 1 M. lang, van hoven glinsterend bruin, met donkerbruine dwarsbanden. Men treft haar veel
een gelen, zwart-gezoomden band langs de zijden, in kleine stroomen, stilstaande poelen en natte
van onder geel of lichtgroen gekleurd. Zij is van rijstvelden; Hagen vond haar in Dcli dikwijls in
Voor-Indië af over den geheelen Mal. archipel ver- brak water tusschen de wortels der rhizophoren
spreid. De wratslangen (Acrochordus) onder- (bak au Mak), waarom zij daar Oelar-bakau
scheiden zich van alle overige slangen door de genoemd wordt.
kleine, korrelachtige schubben, waarmede het Gif-tandigen: Er bestaat helaas geen uitwen-
620 SLANGEN.

dig kenmerk waaraan men een giftslang terstond die echter door donkere dwarsbanden of langs de
van een onschadelijke kan herkennen. Allen zijn ruglijn geplaatste ruitvlekken afgebroken wordt;
evenwel in het bezit van een op zijde van den zij bereiken een lengte van 2 tot 6 voet. De zee-
kop gelegen giftklier, die door een buis in ver- slangen zijn verspreid over den geheelen Indischen
binding staat met de voorste bovenkaak-tand, Oceaan tot in de St. Zuidzee, waar zij dikwijls
welke of van een groef of van een kanaal is in groote scholen vereenigd worden aangetroffen;
voorzien. Het gif is een helder, lichtgeel vocht, zij schijnen zich evenwel slechts zelden ver van
dat zuur reageert, en ook in gedroogden toestand de kust te verwijderen en komen soms nabij de
zijn werkzaamheid behoudt. Bij het toebrengen monden der rivieren. Ofschoon voor den mensch
der beet wordt het gif in het onderhuidsche bind- minder gevaarlijk, daar zij, als zij in het net ge-
weefsel gestort en vandaar in de algemeene cir- raken, geen poging schijnen te doen om te bijten,
culatie gebracht door opname hetzij door de Iymph- heeft toch menig onvoorzichtige bader het leven
hetzij door de bloedvaten; door den mond of het er bij ingeboet, wijl haar beet niet minder ver-
darmkanaal wordt het vocht niet opgenomen. Het giftig is dan van de op het land levende gift-
gif van verschillende soorten van giftslangen heeft slangen. Zeer gemeen in den Ind. Oceaan is Pla-
een verschillende uitwerking. Allereerst behooren turus lalicaudatus, met 25 a 50 zwarte ringen om
hiertoe de soorten van het geslacht Elaps, meest het lijf; zij komt soms aan land en werd door
kleine slangen, dun van gestalte, met kleinen Hagen in Dcli eens in het bosch gevonden, twee
kop en nauwe mondopening, gewapend met be- geogr. mijlen ver van de kust (var. Fischeri).
trekkelijk korte giftanden; zij zijn niet in staat Ilydrophis pc/amis, ook niet zeldzaam, heeft het
daarmede de ledematen van den mensch te om- lichaam over de geheele lengte zijdelings saam-
vatten en te verwonden en worden daarom wei- gedrukt; zij is van boven bruinzwart gekleurd,
nig gevreesd. De gewone soort van de Soenda- van onder geel, beide kleuren scherp van elkaar
eilanden is Elaps furcatus, ruim '/2 M. lang; gescheiden, tot op den staart, waar zij zich op-
van onder lichtgroen gekleurd, met dwarse, zwarte lossen in vlekken of banden.
vlekken, behalve de onderzijde van den staart, De laatste familie is die der Solcnoglypha, de
die rood is, van boven bruin, met aan weerszijden A dder ach tigen, die alle soorten omvat welke
een gele, zwartgezoomde en langs het midden door haar gestalte en maaksel min of meer op
van de rug een oranjeroode streep. Grooter is de onze gewone ridders gelijken. Zij hebben meestal
Elaps bivirgatus, die de dikte heeft van een mans- een dik, gedrongen lichaam, met korten, dikken
vinger. Hun giftklieren zijn verbazend lang en staart en een grooten, driehoekigen of hartvormigen
strekken zich aan weerszijden langs den geheelen kop. Haar bovenkaak is kort, aan weerszijden
hals uit. Dit diertje is van boven blauwzwart ge- alleen met een lange giftand gewapend; bij het
kleurd, terwijl de kop en buikzijde fraai karmijn- openen van den bek komen beide in verticalen
rood zijn en een witte zigzaglijn langs de zijden stand te staan, terwijl daarbij tevens het vocht
loopt. Hieraan sluiten zich eenige grootere en uit de giftklier in het tandkanaal geperst wordt.
dikkere soorten tot het geslacht Buugarus behoo- Zij zijn de gevaarlijkste van alle giftslangen en
rende, gekenmerkt door een reeks groote schilden hun beet, althans van de grootere soorten, is
op den rug; zij bereiken een lengte van zes voet, meestal doodclijk voor den mensch. Wij verdee-
zijn blauwachtig zwart van kleur, met gele dwars- len de Indische adders, die kenbaar zijn aan een
banden of ringen. Meest bekend zijn de Oelar- diepe groef ter weerszijden van den kop, achter
bclang (B. annularis) en />'. semifasciatus; de de neusgaten, in twee geslachten: Trigonocepha-
eerste met gele ringen, de tweede met halve gele lus met groote schilden op de bovenzijde van den
banden geteekend. Zij worden op het vasteland kop, en Bothrops met kleine schubben daar ter
van Indië, Ceylon en de Soenda-eilanden aange- plaatse, bovendien hebben de soorten van het
troffen en behooren tot de zeer gevaarlijke slangen, laatste geslacht meestal een langen grijpstaart.
wier beet meestal doodelijk is. In het Leidsch Niet zeldzaam in den Ind. archipel zijn de Tr.
Museum bevindt zich een exemplaar van den rhodostoma (Oelar-donda, of -bedoedak) en Tr.
Oelar-belang uit Kedoe, geschonken door den resi- puniceus, beide bruinachtig van kleur, bij de
dent Musschenbroek; de inlander, die deze slang eerste door groote bruine ruitvlekken afgewisseld;
bemachtigde, werd door haar gebeten en stierf voorts B. viridis (Oelar-biesa of boedroe-pam) en
drie kwartier daarna. Zij verschuilen zich in aard- B. Waglcri, beide groenachtig, de laatste zwart
holen, onder gebouwen, waar zij jacht op ratten gemarmerd en met dertig lichtgele dwarsbanden;
maken en worden soms binnen de huizen onder volgens Dagen wordt deze op Dcli Oelar manti
de bedden aangetroffen. Aan de Brilslangen boelan genoemd, wijl de sage van haar vertelt,
(zie aldaar) sluit zich de Reuzenhoedslang dat zij dertig dagen op een en dezelfde plaats
(Ophiophagus elaps) een van de grootste en ge- vertoeft.
vaarlijkste giftslangen, die wij kennen; het voor S. Muller deelt omtrent bovengenoemde soorten
verwijding vatbare gedeelte van haar nek is naar het volgende mede: „het zijn trage, naar het
verhouding kleiner dan bij de brilslangen. Zij schijnt geen vijand kennende en zeer zeker geen
bereikt een lengte van 12 voet, is van boven vijand schuwende dieren, welke het grootste ge-
geelachtig grijsbruin gekleurd, van onder zwart- deelte van hun leven, in eenen kring te zamen
achtig met gele keel en gelijkt eenigszins op de gerold, waarvan de kop het middelpunt uitmaakt,
onschadelijke Coluber korros. Haar voedsel schijnt in eene schier onbewegelijke rust doorbrengen,
hoofdzakelijk uit andere slangen te bestaan. In en slechts dan gevaarlijk worden, wanneer mensch
Indië heerscht het geloof, dat zij onder haar soort- of dier hem onopmerkzaan, te dicht nabij komt,
genooten koninklijke eer geniet. De Zeeslangen of zij in hunnen oogenschijnlijken doodslaap ge-
vormen een afgestoten groep van slangen, hij den stoord worden. De twee roodbruine soorten, Tr.
eersten oogopslag kenbaar aan den zijdelings saam- rhodostoma en puniceus, houden zich gaarne op
gedrukten staart, die den vorm van een roeispaan sombere, min of meer duistere en vochtige plaat-
heeft. De meesten hebben een geelachtige kleur, sen op, als tusschen het dichte bamboesriet, onder
SLANGEN. — SLAVERNIJ. 621

oude omgevallen boomstammen, in aard- en rots- bewoond. In later tijd hielden sommige Javaansche
holen, dichte struiken, doornige heiningen enz. hoofden slaven; maar zij deden dit in navolging
De eerste dezer twee toeft steeds op den bodem, der Europeanen en de rechtstoestand dier slaven
doch de andere slingert zich soms door struiken, werd beheerscht door het llollandsch-Romeinschc,
kruipt in kleine boomen en in het bamboesriet niet door het Mohammedaansche recht. Op Su-
en vlijt zich tusschen de gaffels of op de takken matra vinden wij de slavernij sterk verbreid.
en bladeren ter ruste. Ditzelfde is met de groene Als slaven houdende stammen zijn hier te noe-
soorten het geval, met dit onderscheid evenwel, men de Maleiers van Menangkabau, de Atjèhers,
dat deze meer in droge en warme oorden beha- de Rejangs en de bewoners van Indragiri, Semindo,
gen vinden en zich dikwerf vrij op de groene tak- Blalauw, Palembang, Singkel,Pangkallan, Laboean-
ken neervleien of wel, daaromheen geslingerd, zich Batoe, Karintji, Serampas, Socngai Tenang, Batoe-
in de zonnehitte koesteren, terwijl de Tr. puni- barah, Siak Sri Indrapoera en de bovenlanden
ceus meest aan zoodanige, minder lichte plaatsen van Asahan; verder de meeste Batta-stammen
de voorkeur geeft, welke kleur met die van haar (speciale berichten spreken van de Baltas van het
lichaam overeenkomt, waardoor zij slechts als bij Pane- en Bila-stroomgebied, die van Mandhcling
toeval opgemerkt wordt. Is de doorgaande bewe- en Pertibie, de Karo-Battas, de Raja-Battas, de
ging der hartkop-adders langzaam, bij het doen Battas van Angkola en de Toba-Battas) en de
van een aanval daarentegen zijn de bewegingen Lampongers. Onder de Koeboes en Loeboes is
van allen zeer snel. Zij beginnen gewoonlijk met slavernij waarschijnlijk onbekend; de Loeboes
den kop bedaard, doch eenigszins trillend omhoog waren zelf de slaven der Mandailingcrs en Battas
te richten en na hun slachtoffer juist in het oog van Padang Lawas. Wat de kleinere eilan-
gevat te hebben, schieten zij, met geopenden den nabij Sumatra betreft, komt slavernij
muil, pijlsnel er op af. Van de groene soorten voor op Nias en Riouw, niet op de Mentawei-
en onder dezen voornamelijk de Bothrops viridis, eilanden en waarschijnlijk evenmin op Engano,
schijnt de beet minder gevaarlijke gevolgen te terwijl ook de bewoners der Anambas-, Natoena-
hebben dan van de twee roodbruine, die door en Tambclan-eilanden geen eigenlijke slaven
de inboorlingen van Java terecht zeer gevreesd (alleen pandelingen) houden. Als slavenhoudende
zijn. Zoo vermeldt de natuuronderzoeker Kuhl, stammen van Borneo zijn, behalve de Land-
dat tijdens zijn verblijf te Buitenzorg twee werk- en Zee-Dajaks van Sarawak, te noemen de Dajaks
lieden, die in den Gouvernementstuin bezig waren aan den Barito, de Dajaks aan den Rejang, de
met grassnijden, door een groote Tr. rhodostoma Biadjoe-Dajaks, de Ot-danoms, de 010-ngadju, de
gebeten werden, met het gevolg dat een dier Dajaks van Tompassuk, de Mendalam Kajans, de
ongelukkigen reeds na verloop van vijf minuten Kajans aan den Bloeöe, de Longglats, de Pnihings,
den geest gaf". de Moeroets, de Dajaks van Sambas, de Kindjin-
Dr. Calmette, directeur van het Institut Pasteur Dajaks de Dajaks van Matan of Kaping en die
te Lille, bereidt tegenwoordig door inspuiting van van Simpang. Daarentegen bestaat slavernij waar-
paarden een serum tegen slangenbect. R. H. schijnlijk niet bij de Doesoens en de Rambai- en
Voornanmste litteratuur e 11. Schlegel, Physio- Sebroeang-Dajaks. Op Celebes treffen wij sla-
nomie des Serpents; Th. W. van Lidth de Jeude, vernij aan in de Minahasa, in Bolaang Mongon-
On Cophias wagleri and Coluber sumatranus, Notes dou, Lipoe lo Holontalo, Boeooi, Sandjai, Bang-
from the Leyden Museum, Vol. VIII; Idem, On kala, en bij de stammen van midden-Celebes,
a collcction of Snakes from Dcli, ibidem, Vol. waarvan vooral de inwoners van Posso goed be-
XII; B. Hagen, Die Pflanzen- und Thierwelt von kend zijn. Ook op het eiland Saleijer, nabij de
Dcli, Tijdschr. Aardrijksk. Genootschap, ißgo. zuidkust van Celebes, worden slaven gehouden.
SLANGENGOD. Zie BRILSLANG. Onder de Makassaren en Boegmeezen van Zuid-
SLANGENHOUT. Zie BIDARA LAOET. Voor Celebes bestaat eveneens slavernij. Op de Kleine
kajoe oelak leze men aldaar kajoe oelar. Soenda-eilanden en de Molukken is de
SLANKAPEN. Zie AAP. slavernij bijna overal aanwezig. Wij noemen hier:
SLAVERNIJ. i°. Oorspronkelijke toestanden. Bali, Lombok, Soembawa, Soemba, Flores, de
Slavernij komt bij verscheidene volken van onzen Solor-groep, Boncrate en Kalao, Timor, Savoe,
Archipel voor, en was vroeger, vóór de inwerking Rotti, Wctar, Kcisar, Leti, Dama, de Loeang-
van Europeesche wetgeving en cultuur, nog veel Seiniata-groep, de Babar-groep, de Tenimber- en
sterker onder hen verbreid. Het volgende over- Timorlao-eilanden, de Aroe-eilanden, de Kei-eilan-
zicht geeft een beeld van dien oorspronkelijken den, de Watubela-eilandcn, de Seranglao-Gorong-
toestand. groep, Serang, Ambon en de Oeliassers, de Sangir-
De verschillende volksstammen van Java heb- en Talauer-eilanden en Tidore. Op Halmaheira
ben, in de laatste eeuwen althans, geen slaven worden slaven gehouden door de Galela en Tobe-
gehouden. In den vóór-Mohammcdaanschen tijd, loreezen en de inwoners van het district Kau.
zegt Veth, schijnt de slavernij daar onbekend te Over Boeroe hebben wij tegenstrijdige berichten.
zijn geweest; en zelfs de Islam vermocht haar Wat Nieuw-Guinea aangaat, is het merkwaar-
niet in te voeren. De dorpen die den Islam niet dig dat, terwijl in het Engelsche en Duitsche
aannamen, werden als veroverd gebied beschouwd gebied geen slavernij voorkomt, verscheidene
en hadden buitengewone belastingen op te bren- stammen van Nederlandsch Nieuw-Guinea slaven
gen; maar de inwoners werden niet tot slaven houden; dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan
gemaakt. Alleen in Bantam werden de bewoners den invloed van Ternate, waarmede het westelijk
dezer dorpen als rijksslavcn beschouwd, en ble- deel van het eiland sedert lang in verkeer is ge-
ven in dien rechtstoestand ook nadat zij den Islam weest. Slavernij bestaat in Dorei, Roon en Arfak,
hadden aangenomen. Eerst met de opheffing van bij de Noeloreezen, aan de Golf van Macluer, op
het Sultansbestuur verdween het onderscheid tus- Adie en aan de Golf van Kaimani. Aan de Hum-
schen de dorpen dezer rijksslaven, abdi (v. h. boldtbaai, in Ayambori en onder de Hattainnters
Arab. 'abd) geheeten, en die door vrije lieden is slavernij onbekend. Van sommige stammen wordt
622 SLAVERNIJ.

bericht, dal zij slaven rooven, zonder dat blijkt huwelijk de helft der kinderen vrij, de andere
of ze die zelf houden of alleen verkoopen; dit helft slaaf wordt.
zijn de inwoners van Seroei, Ansoes en Windessi Een slaaf kan op verschillende wijzen vrij
en de Karons. worden. Dat de wet of de publieke opinie hem
Onder de oorzaken waardoor men slaaf het recht geeft zijne vrijheid te eischen tegen
wordt spelen krijgsgevangenschap en koop een betaling eener bepaalde som aan den meester,
groote rol. Dat krijgsgevangenen slaven wor- komt in vele deden van Sumatra voor; buiten
den, komt vooral bij vele Batta-en Dajak-stammen dit eiland zeer zelden. Vrijgelaten wordt ook zeer
voor; maar ook bij de inwoners van midden- vaak de slavin, met wie de meester een huwe-
Celebes en op sommige kleinere eilanden (Soemba, lijk aangegaan of bij wie hij een kind verwekt
Timor, Tenimber- en Timorlao-eilanden, Serang). heeft. Verder komt vrijlating voor uit allerlei
Zij die aldus slaven worden zijn meest vrouwen en motieven: wegens belangrijke diensten door den
kinderen, zelden volwassen mannen. Fene andere slaaf aan den meester bewezen, om langdurig goed
oorzaak is me 11 schenr o o f, die dikwijls prac- gedrag, wegens het dienst doen bij de begrafenis
tisch moeielijk van krijgsgevangenschap is te onder- des meesters, om een staatsfunctie te kunnen ver-
scheiden. Slavernij door koop van buiten den vullen, wegens het te talrijk worden der slaven,
stam komt zeer veel en in alle deelen van den zoodat de meester ze niet meer alle gebruiken
Archipel voor. Bijzondere vermelding verdient het kan. Ook een minder edel motief speelt eene rol,
houden van Papoea-slaven, uit Nieuw-Guinea aan- b. v. in Batoebarah, waar een slaaf die oud en
gevoerd, door vele Indonesische stammen van het ziekelijk, dus waardeloos is, vrijgelaten wordt;
oostelijk deel van N.-Indië. Als regel is de prijs in Semindo geschiedt dit alleen als de slaaf het
van eene slavin hooger dan die van een nianne- wenscht. Adoptie van slaven door den meester
lijken slaaf. Schuldenaars geraken gewoonlijk komt voor bij de Battas van het Pane- en Bila-
in pandelingschap, dat practisch van slavernij ver- stroomgebied, bij de Mandheling Battas, in Lam-
schilt, doordat de pandeling door het betalen der pong en op Nias. De vrijgelatenen staan gewoon-
schuld steeds vrij kan worden, terwijl de slaaf lijk achter bij de vrijgeborenen, minder rechtens
zich gewoonlijk niet kan losknopen tegen den dan wel in de schatting der publieke opinie.
wil van den eigenaar. Intusschen kan een schulde- Den rechtstoestand der slaven moeten wij
naar ook in eigenlijke slavernij vervallen, hetzij ons niet te ongunstig denken. Bijna overal heeft
dadelijk, hetzij wanneer binnen zekeren tijd de de slaaf recht op hetgeen hij in zijn vrijen tijd
schuld niet betaald is (zoo bij sommige Batta- verdient, al komt dit soms bij zijn dood aan den
stammen, bij de Rejangs, bij de Ot-danoms. in meester. Hoever dit eigendomsrecht van den slaaf
Boni), hetzij wanneer de schuld een bepaald be- kan gaan, blijkt hieruit, dat bij de Ot-danoms
drag heeft bereikt (zoo op Nias en volgens Jung- en de Kindjin-Dajaks de slaaf soms rijker is dan
huhn bij de Battas). Ook komt het voor, dat de de meester; bij laatstgenoemden, en evenzoo op
debiteur of diens familie door den crediteur wordt Soemba, houden vele slaven zelf slaven. Dat slaaf
verkocht; zoo o.a. in Lampong, waar het echter en slavin niet mogen trouwen met wie ze willen,
als een misbruik wordt beschouwd. Ook door het is geen wonder, daar dit ook met vrije jonge-
plegen van een misdrijf kan men slaaf worden, lieden en vooral meisjes het geval is. Huwe-
gewoonlijk bij niet-betaling der boete; men komt lijk van vrij man en slavin komt veel voor; ge-
dan in dezelfde positie als andere schuldenaars. woonlijk wordt dan de slavin vrij (zie boven).
Maar ook komt het voor, dat de schuldige dade- Huwelijk van vrije vrouw en slaaf is meest ver-
lijk en onvoorwaardelijk slaaf wordt, alleen of boden. Nog in een ander opzicht is de slaaf niet
met zijne familie; vooral op Sumatra en Borneo altijd geheel rechteloos; dikwijls is nl. de meester
treffen wij vele gevallen hiervan aan. Verder wor- door het recht of de publieke opinie in de be-
den onbeschermde weezen tot slaven gemaakt handeling van zijn slaaf aan zekere regelen ge-
(Raja-Battas, Niassers), en geeft men zichzelf v r ij- bonden. Zoo mag bij de Battas van Mandheling
willig in slavernij, hetzij bij hongersnood (Soem- en Pertibie de meester den slaaf niet dooden;
bawa) of om zoodoende door de bescherming van evenmin in Siak; in Bolaiüig Mongondou blijft
een machtig persoon aan de gevolgen van een hij ongestraft als hij hem doodt, maar niet als
misdrijf te ontkomen (Soemba). Eindelijk kan men hij dit opzettelijk of met een scherp voorwerp
door huwelijk in slavernij geraken. Bij del.am- doet. Bij de Battas van Mandheling is de slaven-
pongers wordt de dochter van een man uit het stand zelfs in het bezit van politieke rechten,
volk, die met een slaaf trouwt, slavin, en hij de daar hij een vertegenwoordiger in de volksverga-
Biadjoe-Dajaks wordt hij, die eene slavin huwt, dering heeft. Bij de tot den Islam behoorende
zelf slaaf. Een groot deel der slaven evenwel is volken van den Archipel wordt de slavernij uit
niet slaaf geworden, maar als zoodanig geboren. den aard der zaak steeds min of meer beheerscht
Kinderen van een slaaf en eene slavin door het Mohammedaansche recht; zie hieromtrent
zijn slaven, al verkecren zij ook in sommige stre- nader Dl. II bl. 567. Toch heeft ook bij deze
ken (Laboean Batoe, Holontalo, Soemba, Endeh) volken het inheemsche gewoonterecht zich in meer-
in betere positie dan hunne ouders door de meer- dere of mindere mate gehandhaafd.
dere sympathie die de meester voelt voor hen, Wat de feitelijke positie der slaven be-
met wie hij van jongs af heeft samengeleefd. treft, wordt ons in verreweg de meeste gevallen
Kinderen uit gemengd huwelijk (van vrij bericht, dat zij goed behandeld worden. Uitzon-
man en slavin of vrije vrouw en slaaf) volgen deringen ontbreken echter niet. In Laboean Batoe
gewoonlijk den rechtstoestand der moeder, behalve hebben de gewone slaven het hard, de erfslaven
als deze de slavin van den vader is, dan is het beter. In Asahan worden ze slecht, vaak wreed
kind meest vrij. Afwijkende regelingen bestaan behandeld. Op Nias is hun lot zeer treurig. Op
o. a. bij de Tompassuk-Dajaks, w-aar het kind van Bonerate en Kalao is hun toestand dragelijk, maar
vrij man en slavin in een toestand van halfsla- niet benijdbaar. Een bewijs der gewoonlijk goede
vernij komt, en op Saleijer, waar hij zoodanig behandeling is, dat zij vaak (vooral op Sumatra)
SLAVERNIJ. 623
als leden der familie van den meester worden was een voorwerp van gerief en weelde. Hetzij
beschouwd. Ook verschilt in vele gevallen hunne geroofd, hetzij reeds in lijfeigenschap geboren,
leefwijze weinig of niet van die der vrijen. Wel
staan slaven in de algemeene achting lager dan
was hij — behalve de negers van Afrika, dooi-
de Compagnie kaffers genoemd, en met uit-
vrijen; in de Minahasa b. v. worden de afstam- zondering van de enkelen, die uit Nieuw-Guinea
melingen der vroegere slaven zelfs nu nog met
verachting aangezien. In 't algemeen schikt de-
en de Papoesche eilanden werden aangevoerd
van hetzelfde ras als de bevolking, waarmede hij

slaaf zich vrijwel in zijne positie. Bij de Battas leefde. De meeste slaven waren echter afstamme-
zijn de slaven niet ontevreden met hun lot; ont- lingen van Balmeezen, Boegmeezen, Makassaren
vlechting komt zelden voor. In Semindo gebeurt en Timoreezen. Het lot van deze slaven was
het vaak, dat een slaaf zich niet vrij koopt, al zeer dragelijk wanneer men het vergeleek met
heeft hij er de middelen voor. Op Bonerate en dat der hen omringende vrije inlanders, wier
Kalao hebben de slaven het dikwijls beter dan onderworpenheid aan hunne hoofden en vorsten
in hunne vroegere vrijheid; dus schikken ze zich. weinig minder ootmoedig en nederig was dan die
In Oost-Timor koopen slaven zich zelden vrij; der slaven aan hunne meesters of meesteressen,
zij vinden het beter slaaf te blijven. In Laboean terwijl de rechten dier vrije inlanders weinig meer
Batoe daarentegen hebben de slaven het slecht, waren, althans door hunne vorsten en hoofden
en vluchten dus vaak. Op Nias begaat een slaaf weinig meer geëerbiedigd werden. Niet alleen
dikwijls zelfmoord, als hij naar een vreemd land Europeanen, ook welgestelde niet-Europcanen
verkocht wordt; hier is het dus meer het schei- (Mohammedanen, Chineezen, Hindoes) mochten
den van de gewone omgeving dan de slavernij de hier bedoelde slaven houden. Aan het eigen-
op zichzelf, die smartelijk gevoeld wordt. aardige der verhouding van deze lijfeigenen tot
Het werk der slaven bestaat voornamelijk in de Indische samenleving en hare verschillende
landarbeid en huiselijke bezigheden. In enkele toestanden mag het zeker worden toegeschreven,
streken (o. a. op Bonerate en Kalao en bij de dat de verordeningen op de slaven, van het begin
Tompassuk-Dajaks) drijven zij handel, wat op der vestiging van het Nederlandsch gezag in den
eene groote vrijheid van beweging duidt. Het Indischen archipel, in een milden geest gesteld
werk der slaven is bijna nergens drukkend; ge- en uitgevoerd zijn. Bij eene publicatie van 1622
woonlijk hebben zij veel vrijen tijd, vooral de werd het aan Christenen verboden, slaven te ver-
afzonderlijk wonende slaven (dit zijn meest erf- koopen of te schenken aan onchristencn; blij-
slaven), die slechts nu en dan dienst doen en vende het echter vergund aan Christenen en on-
den meester een deel van den door hen verbouw- christencn, ieder onder de hunnen, slaven te
den oogst moeten afstaan; de slaven die in het verkoopen en te koopen. De Christenen moesten
huis des meesters wonen staan meer onder zijn hunne slaven behandelen „als eigen kinderen om
voortdurend toezicht en hebben minder vrijheid. Christenen van hen te maken", terwijl „Mooren,
Op Nias doen de slaven dienst in den oorlog. Heidenen, en andere niet-geloovigen" hunne sla-
Omtrent het aantal der slaven en het percen- ven niet van godsdienst mochten laten verande-
tage dat zij uitmaken van de geheele bevolking ren, tenzij deze lijfeigenen eenige geneigdheid
hebben wij weinig gegevens. In het algemeen tot het Christendom toonden, als wanneer hunne
kan men zeggen, dat zij op Sumatra en Celebes eigenaren „het onderwijs daarin" zouden moeten
zeer talrijk zijn, op Borneo veel minder. gedoogen, om daarna afstand van de slaven te
Litteratuur: Hier komt ongeveer de geheele doen, tegen genot van zoodanigen prijs als bij
cthnographische litteratuur in aanmerking (zie de de plaatselijke overheid in redelijkheid zal be-
artikelen dezer Encyclopxdie betreffende de ver- vonden worden te behooren, hetzij aan Christe-
schillende volksstammen en de gegevens verza- nen of wel aan de Compagnie zelve. Deze be-
meld in mijn „Slavery as an Industrial System", schikte in hare verschillende inrichtingen, werven,
Den Haag, Nijhoff, igoo, bl. 109—114 en 118— pakhuizen, enz., behalve over vrij lieden (orang
120). Hartmann's Repertorium noemt enkele tijd- p rij ma n) ook over slaven. Aanvankelijk werden
schriftartikelen betrekking hebbende op slavernij de slaven geacht tot het huisgezin hunner meesters
hij bepaalde stammen. Bijzondere vermelding ver- te behooren; doch het eigendomsrecht werd in
dienen de belangrijke studie van IL F. W. Cor- 1767, 1770 en 1784 zoodanig beperkt, dat ver-
nets de Groot: Nota over de slavernij en het boden werd slaven mede te nemen naar Ceylon
pandelingschap in de residentie Lampongsche en de Kaap de Goede Hoop. Eerst in 1777 werd,
Districten, in het Tijdschr. v. h. Bat. Gen. deel tengevolge van de toeneming van het aantal sla-
XXVII en het opstel van F. A. Liefrinck: Sla- ven, aan de Christen meesters toegestaan om hunne
vernij op Lombok, in hetzelfde Tijdschrift, deel „onchristen" slaven te verkoopen „aan wien hij
XLII. H. J. Nieboer. wil, Christen, Mohamedaan of Heiden". Bij reso-
2°. De regeling der slavernij onder de heer- lutie van 1754 was verboden, een „heiden slaaf"
schappij van den Europeeschen wetgever. De sla- te laten besnijden; terwijl zijne opneming in den
vernij in haren oorspronkelijken toestand bestond Christelijken godsdienst vrij stond en in 1770
dus vóór de komst der Europeanen in Indie. De werd bepaald, dat „lijfeigenen, die belijdenis van
uitoefening daarvan door de Europeanen overge- den christelijken godsdienst hebben gedaan", niet
nomen of liever nagevolgd, is ontstaan uit de verkocht of te gelde gemaakt mochten worden,
behoefte, bij hunne eerste vestiging in Indië, doch hetzij „bij acte testamentair vrijgemaakt" of
aan huisbedienden en handwerkslieden, die zij „aan bloedverwanten gecedeerd" of „bij vertrek
onder de inlandsche bevolking ter plaatse hunner uit Indië tegen tauxatie van gezworen tauxateurs"
inwoning zich niet of moeilijk konden aanschaffen. overgelaten moesten worden aan hen, „die uit
Zij was reeds van de vroegste tijden eene be- christen-mcnschlievendheid hen overnemen en dan
hoefte van gemak en cene gewoonte. De Oost- willen vrij geven of wel hen vergunnen om zich
Indische slaaf of lijfeigene (zooals hij tijdens vrij te koopen".
de 0.-I. Compagnie vaak officieel genoemd werd) De 0.-I. Compagnie heeft niet slechts, door
624 SLAVERNIJ.
deze en dergelijke verordeningen, voortdurend er 1813 af de slavenhandel in den Indischen archi
naar gestreefd, deze slavernij binnen haar ge- pel een einde moest nemen; doch toen niettemin
bied zooveel mogelijk te verzachten: zij heeft ook sluiksgewijze slaven uit Bali werden aangevoerd,
ten aanzien van de beperking van den slaven- werd getracht dit bij eene proclamatie van Novem-
handel en den invoer van slaven steeds ber 1815 met nadruk te keer te gaan, o.a. door
de meeste zorg aangewend; doch door de geringe iederen eigenaar van slaven de verplichting op te
middelen van controle, waarover zij in een uit- leggen, te bewijzen hoe en wanneer hij in 't bezit
gestrekt eilandenrijk beschikte, heeft de uitslag van iederen slaaf was gekomen. Bij proclamatie
harer pogingen niet altijd aan het heilzame harer van December 1815 werden door hem alle kosten
bedoelingen beantwoord. Bij resolutiën van 1669 opgeheven, die eene vrijwillige emancipatie in
en 1784 werd bepaald, dat geene lijfeigenen moch- den weg stonden en trok hij de bevoegdheid der
ten getransporteerd worden „dan voor Secretaris politiebeambten in om, op verzoek en op kosten
of Notaris en getuigen" en nadat de slaaf zal van de eigenaren, slaven gedurende eenigen tijd
hebben bekend „inderdaad des comparants lijf- in hechtenis te houden. Na vele ontwerpen te
eigene te wezen". In geval van „slaafs ontken- hebben ingediend tot voorbereiding eener spoe-
tenis" mocht geene acte worden opgemaakt, maar dige vrijmaking der slaven, wist hij in het begin
moest daarvan kennis worden gegeven aan den van 1816 dejavabenevolentinstitution
fiscaal. Bij „placcaat" van 1688 was o. m. gelast, te doen oprichten, waarvan het doel was: de
de slaven te registreeren. Bij resolutie van 172 g bevordering der afschaffing van de slavernij in
was aan notarissen verboden, transporten te den Indischen archipel en te waken voor het lot
passeeren van Bonische slaven, „tenzij na vooraf- der geëmancipeerden, dat hij zich meer scheen
gaand onderzoek van den Liccntmeester". Op aan te trekken dan de rechten der in zijne gedu-


menschenroof stond de doodstraf, d. w. z. niet rende 1813—1815 met den avonturier Hare aan-
alleen „voor degenen, die ter zee of te land, vrije gegane transactiën de door J. C. Baud genoemde
menschen of lijfeigenen" uit de bezittingen
der Compagnie „vervoeren of stelen, al is de
Bandjermasinsche afschuwelijkheid —
betrokken vrije lieden (zie dl. I, g6). Bij de her-
misdaad niet geconsommeerd, maar ook stelling van het Nederlandsch gezag was het lot
voor degenen, die, op welke wijze ook, willens der slaven niet onaangeroerd gelaten. Bij de artt.
en wetens hulp daaraan hebben gecontribueerd, 113 en 114 van het Regeeringsreglement van 1818
onverminderd de vrijheid des regters om pro re bepaalden Commissarissen-Generaal, dat de slaven-
rata eene mindere straf te decerneren". Sedert handel verboden was, daarbij verwijzende naar
1722 liet echter de Compagnie den invoer van strafwetten op dit punt en verordeningen betref-
slaven als het ware ter sluik toe, tegen voldoe- fende de behandeling der aanwezige slaven, welke
ning eener boete van 10 rijksdaalders, die ge- nog gemaakt moesten worden. De Ja va benevo-
heven en verantwoord zoude worden als lic ent lent institution, in Javaansch mensch-
van de Boom (inkomend recht) doch waarvan lievend genootschap herdoopt, zond in laatst-
de Hooge Regeering moest worden geacht, onkun- genoemd jaar aan de Indische regeering eene
dig te zijn! Toch werden niettemin in 1732, 1740 memorie in, het verzoek inhoudende om den sla-
en 1782 nog verbodsbepalingen getroffen, strek- venhandel tegen te gaan, waarop het genootschap
kende om den aanvoer van slaven te beperken. de opdracht ontving, in overleg met den Presi-
In iBog werden die bepalingen ingetrokken door dent van het Hoog Gerechtshof, met inachtne-
den Gouverneur-Generaal Daendels, die voor de ming van „de jongste verordeningen" op dit
organisatie van het leger soldaten noodig had, punt, eene „algemeene wet" te ontwerpen. Bij
die hij, behalve uit de werklieden aan de wer- publicatie van 3 Juli 1819 was namelijk wederom
ven, uit ingevoerde slaven liet pressen. Reeds eene registratie der slaven voorgeschreven, terwijl
tijdens de 0.-I. Compagnie kende men de sla- verder daarbij werd bepaald, dat geene andere
ven van het ambachtskwartier, de gou- bewijzen van eigendom als voldoende zouden
vernements-slaven, de lijfeigenen van worden aangemerkt tot het verkrijgen der inschrij-
het gouvernement en de lands-lij fei ge- ving in het register dan transporten, opge-
nen. Nadat het ambachtskwartier in 180 Swas maakt volgens de deswege bestaande bepalingen.
opgeheven, werden de slaven van het gouverne- Voorts werd bepaald, dat alle lijfeigenen, die
ment, voor zoover ze niet geschikt werden geacht niet binnen den gestelden tijd ter registratie zou-
voor soldaat, „naar willekeur" verkocht. Gedu- den zijn aangegeven, beschouwd zouden worden
rende het daarop gevolgd Britsch tusschenbestuur „als geëmancipeerd en van den band der slavernij
(1811 —1816) toonde Rallies, den door Wilber- ontslagen". Aan de samenstelling dezer verorde-
force tegen de slavernij aangebonden strijd te ningen heeft de toenmalige Algemeene Secretaris
willen steunen. Ontbrak hem de macht, op eigen J. C. Baud een overwegend aandeel genomen.
gezag tot emancipatie over te gaan, hij deed Eerst onder het bestuur van den Gouverneur-
alles tot aanmoediging van den lust tot manu- Generaal Baron van der Capellen, in 1825, kwam
missie bij de eigenaren der slaven. Bij procla- bij Indisch Staatsblad n°. 44 van dat jaar, als
matie van Mei 1812 voerde hij eene belasting in gevolg van de in 1819 aan het Javaansch
van 1 Spaansche mat voor iederen slaaf boven menschlievend genootschap gedane op-
de 8 jaren en te beginnen met 1 Januari 1813 dracht, het algemeen reglement op den slaven-
werd de invoer van slaven op „Java en Onder- stand in werking. De volgende verordeningen
hoorigheden" verboden. Hij voerde eene nieuwe zijn slechts ontwikkelingen van dat reglement.
registratie der slaven in door middel van de cer- De onder het bestuur van Van der Capellen uit-
tificaten. Alle slaven, van wie men later geene gevaardigde bepalingen van milden geest legden
certificaten kon overleggen, zouden als vrije lieden den grondslag voor alle volgende maatregelen,
worden aangemerkt. Op de eigendomsoverdracht waardoor de slavenhandel in Oost-Indië gefnuikt
van een slaaf werd eene belasting van 1/2 Spaan- en eindelijk binnen de grenzen van het Neder-
sche mat geheven. Voorts werd bepaald, dat van landsch gebied onmogelijk geworden is. In het
SLAVERNIJ. 625
door den Commissaris-Generaal du Bus de Gisig- d. voor slaven, wier meesters op 1 Januari 1859
nies in 1827 uitgevaardigd Regeeringsreglement gedurende meer drur vier jaren de betaling dei-
handelden de artt. ng en 120 over slavenhandel door hen verschuldigde belasting hadden verzuimd.
en slavernij. „In afwachting van de nader te arres- Omtrent de maatregelen, die de Regeering ten
teren bepalingen" zou de behandeling der slaven
„provisioneel geregeld" worden volgens laatstge-
aanzien van de verzekering van levensonderhoud
althans aan de ouden van dagen, de gebrekkigen,

noemd Staatsblad. Bij Indisch Staatsblad van 1829 de ongeneeslijke zieken en andere hulpeloozen —■
n°. 29 werd onder verboden slavenhandel ook der geëinaneipecrden, moraliter, verplicht was te
begrepen het aanvoeren van kinderen beneden nemen, meldt de Wet niets; doch in het Kolo-
de tien jaren met oogmerk om die in of tot dienst- niaal Verslag over lßsg leest men: „door de mee-
baarheid op te voeden. In het door den Com- warigheid, vooral van de inlandsche bevolking-
missaris-Generaal Van den Bosch in 1830 vastge- met het lot van de vrijverklaarden, die door ouder-
steld Regeeringsreglement handelden de artt. 11S dom of anderzins niet in staat waren zelven in
en 119 over deze materie. Bij Gouvernements hun onderhoud te voorzien, behoefden hieromtrent
besluit van 23 October 1833 werd het grondbe- van bestuurswege geene maatregelen te worden
ginsel der bij de publicatie van 3 Juli 18 19 genomen". Art. 10 der Wet bepaalde slechts, dat
(Indisch Staatsblad n°. 58) bevolen registratie de geëmancipeerden „gelijke regten en verplig-
der slaven op nieuw in herinnering gebracht door tingen als de overige inlandsche bevolking" heli-
de uitdrukkelijke verklaring, „dat de verzuimde ben en liet daarop volgen: „Hunne kleederen en
registratie van slavenkinderen onherroepelijk der- de verdere onroerende goederen, die op het tijd-
zclver emancipatie tengevolge heeft". Indisch stip der vrijverklaring, volgens gebruik, tot hunne
Staatsblad van 1834 n". 47 herhaalde het bij beschikkirrg staan, worden bij vrij verklaring hun
Staatsblad van 1825 n°. 44 gedaan verbod tegen eigendom".
het scheiden en afzonderlijk verkoopen van lijf- Het aantal der hierbcdoeldc slaven, dat volgens
eigenen, tot ééne familie behoorende. In het bij de registers in 1814 alleen op Java en Madoera
Koninklijk besluit van 20 Februari 1836 n°. gi 27.142 bedroeg, was in 1843 voor geheel Neder-
vastgesteld Regeeringsreglement luidden de over landsch-lndië reeds tot 9907 gedaald. Bij de Me-
dit onderwerp handelende artt. 104 en 105 con- morie van Toelichting op het ontwerp der wet
form de overeenkomstige artt. van het voorgaande van 7 Mei 1859 werd gerekend op hoogstens
reglement. Bij Indisch Staatsblad van 1851 n°. 66 7000 vrij te verklaren slaven en op eene vergoe-
werden de artt. 33 en 38 der publicatie, gear- ding van ƒ 1.000.000 a ƒ 1.400.000. De uitkomst
resteerd bij Indisch Staatsblad van 1825 n°. 44, bleef beneden de raming. In 't geheel werden vrij-
gewijzigd. verklaard ongeveer 4739 personen. Nauwkeurig
Na 1851waren de dagen van deze slavernij is dit cijfer niet op te geven, omdat de gebrek-
geteld. In 1845
werd een tijdschrift uitgegeven kige staat der slavcnrcgisters op vele plaatsen
om ook voor hare afschaffing propaganda te maken, niet toeliet, juist na te gaan voor hoeveel slaven
namelijk de Bijdragen tot de kennis der geene vergoeding is aangevraagd. Het totaal bedrag
Nederlandsche en vreemde koloniën, der toegekende vergoedingen bedroeg ƒ784.668,
bij zo nde r betrek k e 1 ij k de vrij lating der namelijk ƒ225.486 voor 1254 slaven op Java en
slaven. De artt. 115, 116 en 117 van het bij Madoera en ƒ559.182 voor 2902 slaven in de
de Wet van 2 September 1854 vastgesteld Regee- Buitenbezittingen. Van vergoeding werd afgezien
ringsreglement maken weliswaar nog van deze door de eigenaren voor een getal van ongeveer
slavernij gewag: doch de eerste alinea van eerst- 488 slaven op Java en Madoera en 43 in de
genoemd art. bepaalde, ook voor elke andere sla- Buitenbezittingen; terwijl voor 52 slaven de aan-
vernij dan de hier bedoelde, gebiedend: „Uiter- vragen om vergoeding werden afgewezen, hetzij
lijk op den isten Januari 1860 is de slavernij in wegens verzuim van formaliteiten, hetzij omdat
geheel Nederlandsch-lndië afgeschaft". Bij de Wet de geëmancipeerden daartoe niet in de termen
van 7 Mei 1859 (Indisch Staatsblad n°. 46) werd vielen.
tot dezen gewichtigen maatregel overgegaan. De De vrijlating had binnen den bij het Regee-
bepalingen ter uitvoering werden vastgesteld bij ringsreglement gestelden termijn en, dank zij der
de Indische Staatsbladen van dat jaar n'» 4 47 en welwillende medewerking van de eigenaren, zonder
48. Aan de meesters der slaven, die tengevolge eenige moeilijkheid plaats.
van deze wet werden vrijverklaard, werd „op hun Niettemin was de slavernij na I Januari 1860
verzoek" de volgende vergoeding verleend: nog lang niet in Nederlandsch-lndië verdwenen
en bleven de oorspronkelijke toestanden niet slechts
's t/m. 10 jaren van ƒ 50 tot ƒ 120
S, „
-p boven de 10 t/m. 20 jaren ƒ 100 „ „ 220 buiten, maar ook binnen een gedeelte van ons recht-
gsg-l „„„20 „30 „ „„ „„ „ streeksch
150 „350 slavernijgebied bestaan, zoowel in den vorm van
„ „ „„ „„ of pandelingschap als in dien

--
v -30 125 300
o
-40 „40
50 „ 100 „ „ 200
van slavenhandel. Dit is deels een gevolg van

> „ 5° „ „„ 40 „ „ 100
de omstandigheid, dat de slecht geredigeerde eerste
alinea van art. 115 van het Regeeringsreglement
Geene vergoeding werd verleend: en de even slecht geredigeerde wet van 1859
o. voor slaven, die wegens eene besmettelijke slechts werden toegepast op de hierboven be-
ziekte (lepra b. v.) uit de samenleving waren of doelde geregistreerde slaven in Neder-
moesten worden verwijderd; landsch-lndië en op de zoogenaamde perkhoo-
b. voor slaven, die weggeloopen en bij de af- rigen op het eiland Banda; en deels een
kondiging der wet in Ned.-Indië langer clan drie gevolg van het bepaalde bij de tweede alinea van
maanden afwezig waren; art. 27 van het Regeeringsreglement, als volgt lui-
c. voor slaven, die tot dwangarbeid veroordeeld dende: „De algemeene verordeningen zijn op die
waren en wier straftijd bij de afkondiging dezer gedeelten van Nederlandsch-lndië, alwaar het recht
wet nog een of meer jaren duurde; van zelfbestuur aan de inlandsche vorsten en vol-
lil
40
626 SLAVERNIJ.
ken is gelaten, slechts in zoo ver toepasselijk, als werd de slavernij in de gouvernementslanden op
met dat recht bestaanbaar is"; terwijl als derde Bali afgeschaft. In Lombok, dat met Bali in 1894
hoofdoorzaak der slechte uitvoering van de wet tot eene residentie vereenigd werd, nam de regee-
van 1859 moet worden opgenoemd de onvolledige ring de slavernij, die er van ouds bestond, over om
kennis van de toenmalige regeering omtrent ge- cene lijdensgeschiedenis onder ons rechtstreeksch
westelijke en plaatselijke Indische toestanden. Het bestuur voort te zetten. Wel is bij Indisch Staats-
wekte dan ook geene geringe verbazing op, toen de blad van 1901 n"s 286 en 287 de slavernij in de
regeering bij de begrooting van 1875 aanzienlijke afdeeling Lombok afgeschaft, doch in deze resi-
sommen aanvroeg tot opheffing in de bezittingen dentie trof men ultimo igoi, behalve de door de
buiten Java van eene instelling, die reeds vijftien
jaren vroeger door de wet was opgeheven; alleen
,
regeering erkende pandelingen nog 7741 sla-
ven aan. In 1878 werd de slavernij afgeschaft
de kosten voor het gouvernement Sumatra's West- op het eiland Batjan, in 1879 in de sultanaten
kust bedroegen bijna ƒ400.000, waarvan circa Ternate en Tidore en in 1890 op de Sangi(r)-
ƒ360.000 benoodigd waren voor Tapanoeli, een en Talaut-eilanden, waar het welslagen der eman-
gering cijfer niettemin, als men bedenkt, dat daar- cipatie wellicht vcor een groot deel te danken
voor ruim 23.000 slaven konden worden vrijge- was aan den invloed der Christen-zendelingen.
maakt. In de Padangsche bovenlanden voorkwam Hoe ging het elders toe? Op de Oostkust van
menig Maleisch hoofd als het ware de regeering Borneo (in de residentie Zuider- en Oosterafdee-
in haar streven en wezen sommige landschappen, ling van dat eiland) waar in 1877, in de land-
zooals Tanah Datar, de schadeloosstelling zelfs schappen Koetei en Pasir alle slavenkinderen be-
van de hand. De bepalingen tot afschaffing der neden de 16 jaren vrij verklaard waren en, evenals
slavernij in het gouvernement Sumatra's Westkust in 1875 in de onder ons rechtstreeksch bestuur
zijn successievelijk vastgesteld bij Indisch Staats- staande landen in het gouvernement Celehes en
blad van 1876 n"s 35, 166 en 246; 1880 n"- 21 Onderhoorigheden, de verplichte registratie
en 114; 1883 n°. 40, hetgeen niet wegneemt dat der slaven was ingevoerd, werden, volgens het
de slavernij als eene door de regeering getole- Koloniaal Verslag van lß9g, de aanvragen der
reerde instelling in dit gewest nog bestaat in de inlandsche zelfbesturen van Goenong Taboer, Sam-
afdeeling Toba en Silindong (Bataklanden) en in baliocng en andere landschappen, behoorende tot
de afdeeling Padang Lawas. De toestand der sla- de afdeeling van den controleur van Berouw, ge-
ven in het gouvernement Celebes en Onderhoo- woonlijk geweigerd om uitlevering der uit hun
righeden heet geregeld te zijn bij Indisch Staats- gebied gevluchte slaven, omdat deze in den regel
blad van 1875 n"s 140 en 287; doch buiten ons van elders waren ingevoerd; was dit niet het geval,
rechtstreeksch gebied aldaar, in de zoogenaamde d. w. z. waren de vluchtelingen geene uit aangren-
vazalstaten, met welke onze betrekkingen reeds zende landen of over zee aangevoerde slaven, dan
van 1667 dateeren, heerschen nog slavernij en sla- werden zij wel uitgeleverd. In die landschappen
venhandel. Volgens het Koloniaal Verslag van op de Oostkust van Borneo werd, volgens het Kolo-
1877 zou de toenmalige gouverneur van laatstge- niaal Verslag van igoo, de termijn, waarbinnen
noemd gewest zeer spoedig eene voordracht doen de slaven nog konden geregistreerd worden,
tot vrijkoop der slaven, doch eenigen tijd later op nieuw verlengd, „omdat anders de inlandsche
achtte deze hoofdambtenaar de vrijmaking onraad- grooten ten zeerste zouden worden getroffen".
zaam, omdat hij er een gevaar voor de politieke Die registratie bestaat echter niet alleen in
rust in zag en de kosten, wel ƒ 750.000 zouden vazalstaten, maar zelfs nog in streken, waar recht-
bedragen. In die vazalstaten gebeuren er op het streeksch bestuur wordt gevoerd, zooals o. m. in
gebied van slavernij en slavenhandel nog allerlei het gouvernement Sumatra's Westkust, waar in
ongerechtigheden. Gevluchte slaven, die niet van de afdeelingen Toba en Silindong en l'adang Lawas
„elders", dat is buiten die staten waren aange-
voerd, die m. a. w. nog geen handelsartikel had-
de slaven — aldaar even euphetnistisch als
onvrijen betiteld, gelijk weleer de vijand in
den uitgemaakt, werden zoo zij zich op het gebied
bevonden, waar het Nederlandsch gouvernement
Atjeh een kwaadwillige werd genoemd
respectievelijk ten getale van ruim goo en circa

rechtstreeksch gezag voert, door onze bestuurs- 200 zijn geregistreerd. Registratie behoort nog
ambtenaren, in strijd met de bedoeling van art. evenmin tot de geschiedenis als slavenhandel.
116, tweede alinea, van het Regeeringsreglement, Immers, bij Indisch Staatsblad van 1877 n" s 180
op verzoek der meesters aan hen uitgeleverd; sedert en 181 moesten weder strafbepalingen op den
1895 kocht het Gouvernement deze slaven los, het- slavenhandel, den invoer en den openbaren ver-
geen elders, waar de slavernij ook door het be- koop van slaven worden gegeven; terwijl men in
stuur erkend is, weer niet geschiedde en de meester het Bijblad op het Staatsblad van Ned.-Indië
op zijne vordering van den losprijs een non pos- n°. 3261 vinden zal een leiddraad voor de aan
sunius van bestuurswege ten antwoord ontving. Dit de gezaghebbers der Gouvernementsmarine uit te
geschiedt bijv. in Padang Lawas,-waar de instel- reiken instructiën tot tegengang van den handel
ling niet slechts door de regeering wordt geduld, in en het vervoer van slaven in den Ned.-Indi-
maar waar het behoud van het instituut aan hoof- schen archipel, zoomede eene instructie ad idem
den en bevolking is verzekerd bij de inlijving voor de commandeerende officieren van Z. M.
van het landschap bij ons rechtstreeksch gebied. schepen van oorlog in Oost-Indië. Trouwens, hoe
Het niet eerlijk en trouw nakomen van het gege- zou het anders kunnen zijn: Fr is nog zoo veel
ven woord is zeker niet bevorderlijk aan het pres- „ongeregelde slavernij", in Atjeh, en van Nias
tige van ons gezag en doet wantrouwen en onwil in het Westen tot aan het laatste der kleine Soenda-
ontstaan, die ons in de toekomst veel meer kun- eilandcn in het Oosten van Insulindc. En dan het
nen kosten dan de vergoeding, waarop de eige- pandelingschap. Art. 1 18 van het Regeerings-
naren der slaven uit een oogpunt van goede trouw reglement regelt dezen zachteren vorm van sla-
recht hebben. In 1877 en 1884 — bij Indisch vernij, terwijl de vierde en vijfde alinea's daarvan
Staatsblad van 1877 n"* 89 en 90 en 1884 n°. 162 — deze instelling beperken door de bepaling, dat het
SLAVERNIJ. — SLOET VAN DE BEELE. (Mr. LUDOLF ANNE JAN WILT, Baron) 627
niet overgaat op de kinderen des schuldenaars en karta en Kalasan. liet noordelijk deel van het
d het vervoer van pandclingcn over zee te ver- regentschap behoort tot de Z. hellingen van den
bieden. In 1859 kwam het reglement op het Merapi; het zuidelijke gedeelte wordt ingenomen
pandelingschap lot stand, dat blijkens de door kwartair terrein. Het is verdeeld in 7 distric-
Indische Staatsbladen van lBsg n°. 43 en 1865 ten; nl. Godean, Djoemaneng, Mlati, Ngidjon,
n°. 103 de strekking heeft om waar dat instituut Camping, Klegoeng en Angin-angin. De gelijk-
nog niet kan worden afgeschaft, die afschaffing, namige hoofdplaats van het regentschap is gele-
overeenkomstig den wil des wetgevers in de derde gen aan de kali Bcdog, 7 palen ten W. van
alinea van art. 118 van het Regeeringsreglement, Djokjakarta en aan den weg, tevens stoomtram-
te bevorderen. Het verbod, houdende het nemen lijn, van daar naar Magelang. Er is eene lagere
van pandelingen tot zekerheid van schuld, dat school voor inlanders ter plaatse. Europeesche
bij de invoering van het tegenwoordig Regeerings- landbouw in dit regentschap wordt gedreven op
reglement in 1854 alleen voor Java en Madoera 19 ondernemingen, waarvan 12 voor indigo, ook
gold, werd overeenkomstig het bepaalde bij de wel samen met tabak en suikerriet, 6 voor suiker
eerste en tweede alinea's van laatstgenoemd wets- en één voor tabak en suikerriet. Als Hindoe-
artikel en de Indische Staatsbladen van 1859 n°. oudheden worden vermeld 18 beelden te Karang-
43 art. I, 1872 n<>. 114 en 1877 n". 182, sedert geneng en de badplaats Sindanglerak te Ngepas.
1872 tot geheel Nederlandsch-lndië uitgestrekt. SLEMAN. District van de contróle-afd., het
De redenen waarom, ondanks de wet van 1859, regentschap en de afd. Indramajoc, res. Cheribon;
in Nederlandsch-lndië nog altijd slavernij en pan- met eene oppervlakte van 17.798,44 hectaren.
delingschap bestaan, zijn vele, hoofdzakelijk van Het district telt 22 desa's.
politieken en finanticclcn aard. Men vreest onte- SLEMAN (of SA\\ AI) BAAI. Groote en diepe
vredenheid op te wekken, omdat het hier in zeker inham aan de Noordkust van Cerani. waarin eenige
opzicht geldt een strijd tegen adat, en eene gel- kleine eilandjes. In tegenstelling met het overige
delijke vergoeding in geenen deele opweegt tegen noordel. gedeelte, is de kust hier steil en rots-
de nadeden, die de afschaffing voor de eigenaren achtig. De baai biedt ook groote schepen een
medebrengt. De hoofden zouden slechts voor eene veilige schuilplaats aan.
geleidelijke afschaffing zijn over te halen. De vor- SLENDANG. Zie KLEEDING.
sten zouden zelfs zeer moeilijk tot eene geleide- SLING. Zie TANGGO-LIPPO.
lijke afschaffing te bewegen zijn. Die vorsten en SLOANEA. Zie Kl SIGOEN.
hoofden zou men niet in hun levensonderhoud SLOETIA. Zie KEPINI.
willen treffen. Voorts andere bezwaren, die eene SLOET VAN DE BEELE. (Mr. LUDOLF
volledige emancipatie „vooralsnog onraadzaam" ANNE JAN WILT, Baron) Geboren te Voorst
doen zijn. den 23 (of 28) Maart 1806, uit het huwelijk van
Litteratuur: F. Valentijn, Oud en Nieuw Oost- J. A. J. 15» Sloct van Oldhuis met J. J. S. Vis-
Indië; T. Stamford Raffles, Ilistory of Java; J. scher; studeerde te Utrecht in de rechten en pro-
Crawfurd, History of the Indian Archipelago; moveerde den 17 Maart 1830 op eene dissertatie
Lady Raffles, Memoir of the life and public ser- getiteld: „De differentiis in iuris Francici et novi
vices of T. Stamford Raffles; G. J. C. S(chneither), Belgici ratione testamentorum". Dij vestigde zich
Geschiedkundig Overzigt van den toestand der als advocaat en procureur te Zutphen, nam in
slaven in Ncderlandsch-Oost Indië en van de hetzelfde jaar (1830) vrijwillig dienst bij de
maatregelen der Regering tot verbetering van hun Geldersche schutterij, bracht het tot i= n luitenant
lot (Bijdragen tot de kennis der Nederlandsche en hervatte eerst in 1834 zijn praktijk, zonder
en vreemde koloniën, bijzonder betrekkelijk de deel te hebben gehad in de eigenlijke krijgsver-
vrijlating der slaven, jaarg. 1846); Mr. L. W. C. richtingen tegen België. In 1835 werd hij tot
Keuchenius, Handelingen der Regering en der wethouder van Zutphen benoemd, in 1838 tot
Staten-Generaal betreffende het Reglement op het rechter-plaatsvervanger in dearrondissements-recht-
beleid der regering van Nederlandsch-lndië ; Mr. C. bank aldaar, in 1841 tot houtvester in het 2 jacht-
F. Tollens, Verzameling van bepalingen, niet in district, in Nov. 1847 tot griffier der Staten van
het Staatsblad van Nederlandsch-lndië opgenomen, Gelderland. Van 9 Sept.—7 Oct. 1848 was hij
1808—1856; Mr. 11. 1). Levyssohn Norman, De buitengewoon lid van de Tweede Kamer der St.-Gen.
Britsche heerschappij over Java en Onderhoorig- en werd 31 Mei 1860 aangesteld tot Voorzitter
heden (1811— 1816); Mr. J. H. J. Hoek, Het van den Raad van toezicht op de spoorwegdien-
herstel van het Nederlandsch gezag over Java en sten. In het volgend jaar, 23 Juni, werd hij tot
Onderhoorigheden in de jaren 1816 tot 1819; Gouv.-Gen. van Ned.-Indië benoemd, aanvaardde
Bijlagen der Handelingen van de Staten-Generaal, het bewind 19 Oct. van dat jaar, en vervulde
Tweede Kamer, 1858—l85g; Koloniaal Verslag, deze functie tot 25 Oct. 1866, toen hij op ver-
iB4g—igoi; Boudewijnse en Van Soest, De Indo- zoek eervol werd ontslagen en onmiddellijk naar
Nederlandsche wetgeving; IL R. Rookmaker, Sla- Nederland vertrok, zich vestigde te Leiden en later
vernij in Nederlandsch-lndië, Nieuwe Rotterdam-
sche Courant 4 en 5 Juni igo2.
te Arnhem, alwaar hij overleed. Van Febr. 1868
Sept. 1871 was hij lid van de Tweede Kamer;

SLEMAN. Regentschap behoorende tot het 19 Jan. 1875 lid van den hoogen raad van adel
Sultansgebied in de residentie Djokjakarta, gele- en werd 31 Mei 1876 benoemd tot curator dei-
gen ten O. van de •kali Progo en deel uitma- rijksuniversiteit te Leiden en 21 Aug. 1877 tot
kende van het gebied, bekend onder den naam president van dat college, welke functie hij tot
van Mataram-wetan. Het regentschap wordt door zijn dood waarnam. Hij overleed den Dec.
de kali Krasak van de res. Kedoe gescheiden en lBgo op 84jarigen leeftijd. Mr. Sloet was sedert
verder ten W. begrensd door de kali Progo, welke 6 Dec. 1848 Ridder en sedert 29 April 1864
het scheidt van de regentschappen Kalibawang, Commandeur der orde v. d. Ned. Leeuw en werd
Nanggoelan en Sentoio. In het Z. en O. wordt 21 April 1862 tot Grootkruis der orde v. d. Eiken-
Sleman begrensd door de regentschappen Djokja- kroon bevorderd.
628 SLOET VAN DE BEELE. (Mr. L. A. J. W. Baron) — SMEEDKUNST.
Zeer groot is het aantal geschriften, meest archief- Aldus de oud-Holl. tekst afgedrukt in het Regt
studiën, dat van de hand van Mr. Sloet verscheen,
zoowel afzonderlijke werken als bijdragen in ver-

in Ned.-Indië, 111, 1850, bl. 153 154. Maar de
oorspronkelijke Jav. tekst, naar het hs. te Leiden
schillende tijdschriften; aangezien geen van alle Cod. 1908 (Vreedes Catalogus, bl. 353—354), is
belrekking hebben op Indië, kunnen ze hier onver- heel wat meerzeggend. Daar wordt de oud-Jav.
meld blijven. term, aanvangend met „wang" = jong-Jav. „wong",
Tijdens het bestuur van G.-G. Sloet hadden in mensch, ook verklaard in jonger Javaansch, en
Indië verschillende expeditiën plaats; zoo naar wel op voor ons hier belangrijke wijze. Daar staat:
de beigdistrictcn Manipa en Toeroengan (1862);
Mandar (1862); Toradja-landcn (1863), alle in
„ Wang agending, [dat zijn] ambachtslui die slag-
instrumenten maken, mogen geen getuigen zijn.
't Gouv. Celebes en Onderh.; Nias (1863), Ceram Wang agentfet, dat wil zeggen koperslagers
(1864 en '65); tegen de vorsten van Asahan, (wong sajang), mogen geen getuigen zijn.
Serdang etc, in 't Gouv. Oostkust van Sumatra Wang kemasau, die smeden goud [en] zilver,
(1865) en werden ten slotte de Pasoemah-landen mogen geen getuigen zijn." ')
ingelijfd (1866). Andere belangrijke feiten zijn: We hebben hier dus, reeds op ottd-Java en her-
De bevolking in de res. Amboina en Onderh. nieuwd voor Cheribon in 1768, de met hun juiste
werd ontheven van de verplichte teelt en levering technische namen aangeduide goud- en zilver-
van kruidnagelen (1863); de gouv. kaneel- en
indigo-cultures op Java werden ingetrokken (1865),
smid: (kemasau) en koperslagers (sajang)
welke tevens aan gegoten gong's de laatste hand

alsmede de pacht der visschcrijen in N.-I. (1864);
de blandongdiensten werden afgeschaft en het
leggen — als getuigen in rechtszaken gewraakt,
behandeld dus als lieden van minder allooi en
reglement voor het beheer der houtbosschen op geringe geloofwaardigheid, evenals andere derge-
J. en M. ingevoerd (1866); de oprichting van lijken, wajang-spelers, blauwververs, wasschers enz.
kamers van koophandel en nijverheid had plaats Doch over den man die het ijzer smeedt, wordt
(1863); verder werden de wet tot regeling van in dezen gezwegen; inderdaad, hij werd en wordt
de wijze van beheer en verantwoording der geld- gerekend tot hooger stand, hij is „pontje", kun-
middelen van N.-I. (1864), zoomede het wetboek dige, kunstenaar, vandaar: ijzersniid !
van strafrecht voor Europeanen afgekondigd (1866); Daarom hier de gerechtvaardigde splitsing der
eene herziening van het passenstelsel voor inlan- stof. Voor de smeedkunst in IJZER, worde naar
ders en g. g. op J. en M. vond plaats (1863) dat woord verwezen. Hier zuilen alleen de drie
en ten slotte werd een nieuw reglement op de andere metalen ter sprake komen.
brievenposteiij ingevoerd (1863), zoomede een IN GOUD. Zooals boven reeds even bleek,
aanvang gemaakt met het aanleggen van den spoor- gaat de goudsmid naar inlandsch begrip als vak-
weg Semarang—Vorstenlanden en concessie ver- man voorop, in zooverre kemasau óók de naam
leend voor het aanleggen der lijn Batavia—Bui- is voor een zilversmid; een afzonderlijk woord
tenzorg (1864). voor „zilversmid" bestaat in geen inlandsche taal:
Litteratuur: M. A. van Rhede van der Kloot, wie het een is, is hel andere. Goud is hèt edele
De Gouv.-Gen. en Comm.-Gen. van N.-I., 'sGra- metaal, zilver een bijlooper.
venhage, 1891 en H. Kern, Levensbericht van De hoeveelheid goud die sinds eeuwen in bijna
L. A. J. W. B" Sloet van de Beelc, in Jaarboek heel onzen Archipel bewerkt en versierd wordt,
v. d. Kon. Akad. v. Wetensch. 1891, bl. 39. is hoogst aanzienlijk, goeddeels daardoor, dat in
SLUIPWESPEN. Zie WESPEN. verschillende streken goud gevonden wordt. Atjeh,
SLIJK-ROLLE. Aldus noemt men in de Moluk- Menangkabau, Java, Borneo, Noord-Celebes zijn
ken de in de modder levende slak Auricula-midae, vanouds als vindplaatsen bekend. De legende van
de midas-oor van de verzamelaars. een Goudeiland bij de Hindoes, wijzend op Java,
SMEEDKUNST. Op gevoegelijke wijze kan wordt bevestigd door de oudst-gedateerde inscriptie
de behandeling van dit onderwerp gesplitst wor- uit Midden-Java zelf, van 732 A. D. (verg. Veth's
den in tweeen: de smeedkunst van de twee edele Java, 2-" druk, I, iBg6, bl. 4—5) 2). En deze aan-
metalen, goud en zilver, met het koper; en de wezigheid van inlandsch goud, in verband ge-
smeedkunst van ijzer. Ook volgens het inlandsch bracht met de door de Hindoes sterk aangewak-
begrip zijn deze beide soort vakken streng van kerde neiging om zich te tooien met ringen 0111
elkaar gescheiden: het eerste levert versiersels bovenarmen en enkels, niet buik- en borstplaten,
vooral, en is de arbeid van den werkman, den met ingewikkelde halssieraden en zware oorhan-
ambachtsman, het tweede geeft vóór alles wapens, gers of oorkrabbcn, met kronen op het hoofd,
en is werk van den kunstenaar. diademen, oorvleugels, vingerringen, polsringen,
Voor wie dit betwijfelbaar mocht achten, kan ncusringen, zegelringen, is alleen reeds voldoende
het met een mooi voorbeeld bewezen worden, ten
minste voor Java. In het Pëpakëm Tjarbon, zooals 1) De woorden in het Leidsche hs., fol. 18
dat wetboek in 1768 te Cheribon werd gecodifi- en iq, luiden: „Wang agending, toekang
ceerd uit verschillende oudere Javaansche rechts- gawe tataboewan, ora këna dadija saksi. Wang
bronnen, grootendeels van vóór het zegevieren agëntjel, tëgëse wong sajang, ora këna dadija
van den Islam herkomstig, van vóór 1500, worden
onder het hoofd: „Die bevonden word zijn zaak
saksi .... Wang këmasan, kang pande ëinas
sëlaka, ora këna dadija saksi". Daarnaast geeft
met de volgende getuijgen te beweeren, off te Jav. krija in het algemeen „ambachtsman" weer.
defendeeren, komt zijn proces te verliesen", ook 2) In den oorspronkelijken tekst wordt zelfs
opgesomd:
uit de Djaja Lengkara:
gezegd „Vawadwipa .... het goud- en zilver-
eiland, versierd door goudsmeden", welk laatste
„ Wang ageiiding: gongsmcders. prof. Kern echter „klaarblijkelijk cene bedor-
Wang agent/et: koperslagers." venc lezing" noemde, en daarom voorsloeg liever
en uit de Radja Nistjaja: te verstaan „rijk aan goudmijnen" (zie bijdr.
nKamassan: goud- en zilver-smits". Kon. Inst., 4, X, 1885, bl. 138 en noot 1).
SMEEDKUNST. 629

om den grooten omvang van het goudsmids-bcdrijf, de inlandsche bevolkingen; het is hun wijze van
vooral vroeger, afdoende zeker te stellen. Waar vastlegging van kapitaal, zij het dan ook niet-
de warmte geen overmaat van kostbare klecdij rentegevende. Wanneer een inlander geld krijgt,
gedoogde, waren gouden lijfsieraden de natuur- koopt hij er liefst bewerkt goud voor, en bewaart
lijke uiting van welstand en weelde. dit tot de nood aan den man komt, evenals bij
Wie in den Platen-atlas bij Dr. Snouck Hur- ons vroeger rijksdaalders werden bewaard in een
gronje's „De Atjèhers" (l8g5), op n°. V boven- kous. Geen wonder, dat de goudsmid overal zijn
aan, die Atjehsche gampong-familie beziet, met bestaan vindt.
eene jonggetrouwde in het midden en twee klei- Vraagt men echter naar eenige nadere behan-
nere zusjes er naast, wordt bij die zware rijen deling van het goudsmidsvak, dan vindt men
halskettingen van a jour bewerkte gouden balle- slechts enkele bronnen. In het werk over Mi d-
tjes en dubbele of drievoudige borstplaten van den-Sumatra eenige gegevens, die straks nader
goud op de levendigste wijze herinnerd aan de ter sprake komen. Bij De Does (Tijdschr. Har.
reliëfs op Boroboedoer, waar de rijke halstooi Gen., dl. XXXVI, 1893) een veelbelovend hoofd-
een voornaam deel der klassieke kleeding vormen. stuk „Goud- en Zilversmeden" (bl. 50—61) uit
Door reproductie wel bekend is de voorstelling Bandjarnegara (Banjoemas), doch waarin alleen
van een bruid en bruidegom uit de buurt van de soorten van goud, de namen van gouden en
Kota Gedang (even be W. Fort de Koek), dat zilveren sieraden, en de techniek van het vergul-
industrie-centrum in het oude Menangkabau: zij den besproken worden, nevens een kosten-bere-
met groote opgepofte gouden veelhoekige arm- kening, maar waarbij het eigenlijke vakwerk ver-
ringen, met een zwaar en samengesteld collier en geten wordt. Gelukkig geeft hij daarnaast, eenigs-
een breed hoofddeksel van goud als een soort zins buiten verband met zijn tekst, een instructieve
kap, en de zijden klcedingstukken stijf van het plaat IV, waarop de voornaamste goudsmids-ge-
eigenhandig er doorgeweven gouddraad 1); hij met rcedschappen afgebeeld zijn, met hun Jav. namen
een dergelijke kostbare gouden buikplaat, en met en Holl. aequivalenten. Toch zou het moeilijk
een kroon van goud op het hoofd, naar links zijn deze leemte in de beschrijving voldoende
omkrullend in een vorm als een Phrygische muts, aan te vullen, indien niet ten dienste stond die
die ook in haar naam van „makota" zeer antieke merkwaardige en rijke „Statistiek der Residentie
herinneringen in wezen houdt. In den geheelen Grissee in 1822", hs. n°. 123 in het bezit van
géislamiseerden Archipel, niet het minst op Java, het Kon. Instituut v. Ned.-Indië te Den Haag,
moet gedreven goud dienen tot krisgevcsten, en opgemaakt door den resident Jhr. A. D. Cor-
tot versiering van de eigen lemmcts, waarbij aller- nets de Groot Sr., en waaraan het volgende
lei motieven, min of meer herkenbaar, overbleven worde ontleend uit de rubriek „Fabrieken en
die aan de verdwenen Hindoe-kunst ontleend zijn. Middelen van Industrie", dubbel gewichtig omdat
Op bali daarentegen leeft die Hindoe-kunst, ook het uit dat oude nijverheids-centrum Gres ik
in het goudsmidsvak, nog krachtig voort; en wat komt en van het jaar 1822 dateert; waarmee dan
er gered werd van den zoogenaamden „Lombok- tevens plaat IV bij De Does worde vergeleken:
schat'', zegt
maar al te zeer hoeveel weelde daar „Goud- en zilversmeden. De goederen
vóór 1895 heerschte in goud en in zilver. In de welke gewoonlijk van goud worden gemaakt, zijn
groote Timor-groep dragen vrouwen op feestelijke armringen, oorringen, borstplaten, hoofdcieraden,
dagen de bekende borstsieraden van twee of drie armbanden, krisseschceden, krisseringen, gevesten
onder elkaar hangende „halve manen" van goud, van krissen, vingerringen, knoopen, buikbanden,
beter gouden „wassenaars" te noemen een
motief door heel Indonesië verspreid —, terwijl
— platen, toebehoren van siriebakken enz. enz.
Van zilver maakt men siriebakken en toebeho-
de voorvechters er op voorhoofd, borst of buik ren, waschkommen, pieke-banden, krissescheeden,
diergelijke, maar nu cirkclrondc, platen van goud vorken, lepels, schenkbladen, kandelaars enz. enz.
hebben hangen; wel niet anders te duiden dan I let stofgoud word in een aarden potje in een
als symbolen van maan en van zon. Het kleine oven gesmolten, na een verlies van 3, 6, 8 of 12
eilandje Daoe, be W. Roti, is zoo te zeggen ééne Sagas (roode boontjes tot gewicht dienende) per
kolonie van goud- en zilversmeden, die saizoens- lat! na evenrecdigheid van de kwaliteit van het
gewijze uitzwermen 0111 hun werkstukken aan den goud, in een vorm overgegoten, om er een plaat
man te brengen. Wat Valentijn in zijn dl. II van te maken, hierna wordt de gekregene plaat,
(1724), bij zijn beschrijving van Ambon, op lang- met een hamer tot het verlangde fatsoen geslagen
wijlige wijze op fob 170—174 vertelt van de en naar gelang dat het goud te dik, te lang, of
toen daar heerschende weelde in gouden siera- te kort is, in de oven warm gemaakt en wederom
den, vooral bij vrouwen, en met de niet onver- geslagen. Als het goud het vereischtc fatsoen
dienstelijke plaat XLIV illustreert, wordt nu nog heeft bekomen, wordt hetzelve gebeiteld of de
bevestigd door moderne reisverhalen als hooge figuren of bloemwerken er in gedrukt met een
personaadjes er een bezoek brengen, en de dan- soort van cachet of beiteltje. Na deze bewerking,
sende dochteren des lands hun rijkdommen aan wordt het stuk wederom warm gemaakt, en daarna
het licht brengen 2). geborsteld en gepolijst, hetwelk drie malen her-
Want gouden sieraden zijn niet alleen tooi voor haald zijnde, alles gedaan is.
Het zilver wordt nadat hetzelve het fatsoen
i) Zie het portret van zoon
bruid o. a. in heeft gekregen, in een aarden pot gekookt, in
E. Selenka „Der Schmuck des Menschen", Ber- water gemengd met tamarinde, om het zilver wit
lin 1900, bl. 17. te maken, waarna men het borstcld enz.
2) Zie o. a. J. Olivier Jz. „Reizen in den Het polijsten geschied met roode aarde, ge-
Molukschen Archipel naar Makassar, enz mengd met vitriool en zout.
in 1824 gedaan", dl. I, Amsterdam 1834, bl. Het stofgoud komt van de overwal, als van
96 (over Haroekoe), en bl. 216—217 (over Sambas, Pontianak, Palembang, Djoman (?) en
Saparoea). I'awak (?).
630 SMEEDKUNST.

De instrumenten van de goud- en zilversmeden Een deel der gereedschappen van den goud-
— =
in Tabel L a C."

een begeleidende plaat met smid (tockang ameh, van ameh goud) in de
inkt-tcekeningen ') „aangetoond zijnde, dient tot Padangsche Bovenlanden zijn afgebeeld en ver-
opheldering dat derzelver namen zijn als volgd 2): klaard in den Ethnographischen Atlas van Midden-
N°. I. Prapen of fornuis, a. prapen djambaran Sumatra (1881); daar vindt men op plaat gg
of oven, dient om het goud in te leggen en heet velschillende werktuigjes om het stofgoud te be-
te doen worden; b. pnron of aanbeeld om het handelen, te bewaren en af te wegen; op plaat
goud op te smeden; c. kobokan of tjouwook (tjoewo~\ 102 een paar nijptangen, een hamer, en een door-
of koelbak om het heete goud in te leggen; d. boorde plaat om gouddraad te trekken; en op
blaasbalk om het vuur van de oven aan te stoken. 106 de primitieve blaasbalg van den goudsmid (r),
N°. 2. Pnloe of ijzeren moker om het goud te met den algemeen-Indonesischen dubbelen lucht-
smeden; 3. Tampie [tumpel] of hoorn(en) hamei- koker; alles met de Minangkabau'sche namen.
met koper beslag; 4. Soengloon [soe/iglou] of vorm In de bijbehoorende Volksbeschrijving (1882) van
voor krissescheeden; 5- Djonko (djangka) of pas- A. L. van Hasselt blijkt bovendien, dat de
ser: 6. Soepit djoempo(eJt of knijptang om goud- goudsmid daar een hooger maatschappelijken rang
draad te maken; 7. Pengoerocltnn [pëngoeroctau] inneemt dan op Java. In de adat-bepalingen wordt
of vorm voor het gouddraad; 8. Soepit of knijp-
tang om het goud uit het vuur te nemen; g. T/af
zelfs „aan de goudsmeden toegestaan ....
onzijdige personen het vijandelijke grondgebied
als

of drukker om knoopjes te maken: 10. Te/liman te betreden" (bl. 185), en op bl. 404 wordt toe-
[lalamau I] of druk plaat, om het goud in te leggen gevoegd „dat de goudsmeden in alle Maleische
dat gedrukt moet worden; 11. Goeuling of schaar; landen zeer geachte personen zijn. In bijna iedere
12. Singi of bergplaats voor het goud; 13. Pla- negari van eenige beteekenis, ook buiten het
lahan of aanbeeld om het fijne goud op te be- Nederlandsch grondgebied, treft men één of meer
werken 3); 14. Singkee [lees: sisir f) of fijne vijl goudsmeden aan, en opmerkelijk is het zeker dat
om het goud op te werken; 15. Pattiendahan
[paliudaka/i .-] of schroef om het goud in vast te
de meesten hunner Kótó-gadangcrs
van afkomst zijn".
— zie boven —
zetten', 16. Sowool [soewoel~\ of aanbeeld om het Naast het uit het Jav. overgenomen lalah, bei-
goud rond te bewerken; 17. Aanbeeld om krisse- tel, më/iatah, drijven, ciseleeren, heeft het Mal.
scheeden o], te bewerken; 18. Pangitic [pang- dan ook een eigen fa/tal, beitel, en gedreven.
gilik] of beitelhamer; ig. Tutu pangienljeug Een goed denkbeeld van wat er zoo aan drijf-
[fatah pëugiutjëug] of grove beitel; 20. Tata werk in goud al in de Pad. Bovenlanden ver-
laut jeep [fatah lantfip] of fijne beitel; 21. Tata vaardigd wordt, geven, behalve de platen 14 en
boubouk [lalah bocboek] d° d°; 22. Tradjoe of 31 in den genoemden Ethn. Atlas, vooral de
schaalen dienende om het goud te wegen; 23. merkwaardige figuren 13—16 behoorend bij het
I'eiidadarau [pëudadaran] keur- of toets-stcen; rapport van den res. Boyle over de kunstnijver-
24. Kallok [kotak] of bergplaats voor de schaalen ; heid in Oud-Agam in het Tijdschr. v. Nijv. en
25. Walic [wali] of fijne beitel, om figuren in Landb. in N.-1., XI,IX, l8g4; vier pronkstukken
het goud te bewerken; 26. Kowie [itnvi] ofaarden van goudsmidskunst, een kris, twee ringen, en
potje om het goud in le smelten; 27. lentjer een amber-doosje, die hun prachtig inlandsch
de/nlo [i/itjër dënda] of drilboor; 28. Tjaluh karakter ten volle bewaard hebben.
[tjatok] of schroef om het goud tot de bewerking Bekend zijn de mooie spits-toeloopendc hooge
vast te zetten". gouden knoopen (boh doma of b'oh badjeë) der
Voor het allereerst zijn hier dus de technische Atjehers, zooals de naam aanduidt, door hen als
Jav. namen volledig gegeven voor de verschillende badjoe-knoppen aangewend. Bekend ook de in
instrumenten van den goudsmid. Zijn voorname onzen heelen Archipel verspreide eigenaardige
bedrevenheid als kunstenaar blijkt daarbij uit het ooiknoppen of oorkrabben voor vrouwen, Mal. soe-
drijven of ciseleeren (natah), het beitelen dus met bang, kcraboe, Jav. soewëng, met breede versierde
de verschillende soorten tatak's; zoo blijft een plaat van voren, een minder breede plaat van achter,
in haar geheel gedreven metalen krisschede, de doch met een zéér zware ietwat kegelvormige
pendok tatahan, aan aanzienlijken voorbehouden. stift tusschen beide, zooals die alleen passen kan
in gaten van oorlellen die van kindsbeen af kunst-
ï) Bij elke onderrubriek in dit hs. behoort matig verwijd en uitgerekt werden; verg. onder
zoon serie platen. Op deze plaat hier zijn de KLEEDING. Op Sumatra's Westkust is de voor-
volgcijfers echter alle in averechtsche orde bijge- plaat dan niet zelden versierd met een krans van
schreven. Verg. plaat IV bij De Does. uit den middencirkel ontspringende scherpe wig-
2) Bij de nu volgende technische benamingen, liguren, Mal. poeljoek rëboeng d. i. bamboe-scheuten,
zijn, zoo ze eenigszins in vorm afweken, de als een soort stralen die van het midden uitgaan.
correspondeerende woorden uit het Jav. —Ned. Bij Bataksche goudwerken is daarentegen de spiraal
Handwoordenboek (1901, 2 dln.) tusschen haken een geliefd motief, hetzij enkelvoudig, hetzij dub-
bijgevoegd. Enkele daaronder schijnen echter bel doch dan tegengesteld verloopend in S-vorm;
dialektisch te zijn; met een vraagteeken is de een motief dat wel evenzeer Maleisch-Polynesisch
vermoedelijk juiste vorm van deze aangegeven. schijnt als het eerste, daar het op de fantastische
3) Ook De Does geeft „plalakan. Aanbeeld" versiering van Preanger-batik's, op koperwerk van
op zijn plaat IV, en beeldt het af; het is dus Flores, en op Nicuvv-Guinea'sch en Nieuw-Zee-
wel zeker de technisch-Jav. term; toch zal men landsch snijwerk terugkeert: terwijl het eerste
dien tevergeefs in het Jav. Wdb. sub „lalah" motief, de Jav. toempal, genoegzaam uit heel
zoeken. Tevens blijkt hieruit dat het „kanaka Indonesië en Polyncsië bekend is.
lalah" wat V. d. Tuuk in zijn Kawi—Balin. Bekend ook zijn de reeds genoemde wassenaar-
Wdb.. 111, bl. 724 vertaalde met „gesmolten f?) vormige, en veelal rijk gedreven, gouden borst-
goud", inderdaad beteckent „geplet goud". De platen, drie boven elkaar, die van Atjeh tot voorbij
heer Kiliaan wees mij op deze laatste plaats. Timor voorkomen, en die, als hooge feestkleedij
SMEEDKUNST. 631

vooral voor vrouwen, wel zeker een maan-symbool In Atjeh is vooral Lhóng (be '/.. Koeta Radja)
zijn. Van de Atjehsche bruid hooien wij: „Om om zijn goudsmeden bekend; op Sumatra's West-
den hals hangt eerst een gantjeng, d. i. een gou- kust, gelijk gezegd, Kota Gedang: op Nias spelen
den ketting, waaraan op de borst drie horizon- gouden sieraden een groote rol, ook voor de hoof-
tale halve manen van goud onder elkander be- den een soort fantastische kronen van goud. zie
vestigd zijn, elk met edelgesteenten bezet en aan Modigliani „Un viaggio a Nias", 1890, bl. 482
de randen fijn bewerkt" (Snouck Hurgronje, De vlg., waarbij de Chineezen wel zorgen voor allerlei
Atjèhers, I, bl. 334). Het is de doekoeh, het „gouden alliage; op Sumatra's Oostkust staat men onder
halvemaantje" der Maleiers, dan zelfs 5 onder elkaar invloed van Chineezen en Maleiers van Malaka,
door bruid en bruidegom gedragen, ja zelfs 16 onder op welk laatste schiereiland de boenga mas, een
elkaar door den Vorst bij zijn inhuldiging; het is „gouden bloem" van verfijnde techniek, sinds ouds-
de sttri boelan of tëlikocr in Bengkoclen, de ook her behoort tot de hulde-betooning der kleinere
weer 5-voudige singkil in de I.ainpong's ') en Pa- kuststaatjes aan hun opperheer; in Palembang
soemah; de katoeng der Soendaneezen, en Java- bloeit daarentegen een inheemsche goudsmidskunst,
nen — vaak dan 2-, niet 3-voudig —, hoog-Jav.
sangsangan, d.i. „dat wat neerhangt"; de kabas
evenals zoo menige andere nijverheid, ook al door
het ruim voorhanden zijn van stofgoud (Mal. mas
der Rotineezen, de aral/e op Kisar; op Sambas ocrai, Jav. mas oere). Op Java wordt overal goud
de kocugkocug, en bij den Vorst van Koetei de verwerkt, deels oude sieraden, deels stofgoud van
katoeng soesoen tiga, d. i. de 3-voudige kaloeng"-). Borneo, deels gouden munten: toch komen Bandjar-
Een variëteit hiervan mag hecten de voorhoofds- eezen zelfs werk uit Negara (Borneo) geregeld in
diadeem der Mal. en Jav. vrouwen, de djamang. de Preanger van de hand zetten; daarnaast bren-
die echter wel van onmiddellijken Hindoe-oor- gen de goudsmeden van de desa's Gësik en Rënibës
sprong is, vooral indien gecombineerd met soem- (vlak beO. Toeban, aan de kust) hun werk geregeld
ping's, oorvleugels; al doet dan ook de genoemde naar den Oosthoek, vooral Besoeki: aan de Vor-
wassenaar, alias „halve maan met opwaarts gekeerde stenhoven van Solo en Jogja blijft het vak in
hoornen" (Groeneveldt's Catalogus, hl. 19) sterk volle eere; in Soerabaja bloeit het, deels door de
aan Ciwaïtische invloeden denken. En zeer onmid- aanwezigheid van rijke Vreemde Oosterlingen. Bali
dellijk Hindoesch is de gouden makota of kroon, met Lombok is echter het ware goudsmids-land,
Jav. makocta, zooals de bruidegom der Padangsche waar o. a. de weelde der gouden kris-knoppen in
Bovenlanden nu nog draagt, de aanzienlijke wajang- boelu-voxin (togog, grantim, srïnggi, kabanda) onge-
wong-speler op Java, en de Sultan van Koetei ëvenaard is in onzen Archipel: vooral Boeleleng
wanneer die in praal zit; terwijl de oudere vor- en Kloengkoeng zijn om hun goudsmeden bekend.
men als vorstelijke tiaren op tallooze Hindoe- Over Soembawa, zie straks onder ZILVER, „(soud-
Javaansche reliëfs te Kediri
zien zijn, de in 1677 met en zilversmeden zijn in grooten getale op het eiland
Diioe (nabij Rotti); zij zwerven gedurende een
zooveel vreugde in op Troenadjaja her-
overde „oude koninklykc Madjapaitse sierlykc gedeelte van het jaar door de geheele residentie
gouden kroon" (De Jonge, VII, bl. 246) op spoor- uit (ongeveer zooals die van Kotta-Gadang door
looze wijze helaas verdween; en in 1511, na de Sumatra's Westkust) om hun fabrikaat, dat over
verovering der stad Malaka door Albuquerque, het algemeen vrij sierlijk, maar niet bijzonder
de Port. geschiedschrijvers reeds memoreerden hoe kunstig is, te slijten of rondreizende te vervaar-
de lui van Menangkabau in hooge eere hielden een digen. Hoofdzakelijk maken zij gouden kettingen
gouden „karpoets" of „hooge muts", dus een gouden (habas), soms wel van 2/2 M. en meer lengte,
makota, welke Alexander de Groote hun, bij de gouden oorhangers, dito gladde armbanden, knoop-
verovering des lands, zou hebben achtergelaten 3). jes en ringen en zilveren armbanden van bijzon-
Wat de localiseering der goudsmidskunst der model. Zij schijnen bijzonder handig in het

betreft, zoo kan men in hoofdzaak aan de hand vervalsenen van goud door bijvoeging met minder
dër „Overzichten betreffende den Oeconomischen edele metalen" (Kol. Versl.). Op de ook om hun
Toestand van de meeste Gewesten van N.-L", weefnijverheid hoogstaande eilandjes Kisar en
gepubliceerd als Bijlage FFF, C, en B met B bis, Loeang heeft men voorts de belangrijke vervaar-
in de Kol. Verslagen van 1891, 'g 2en 'g3 — diging der gouden en zilveren oorhangers (lor-
het volgende constateeren: lord) — waarbij twee wassenaars vertikaal tegen-
over elkaar het stereotype ornament vormen zie:
i) Verg. de afbeelding onder n°. 17 bij Se- plaat XXXI, fig. 3 bij Riedel op. cit. —
Icnka, op. cit. bl. 17, uit de Lampong's blijkbaar. „bij bruidschat en boeten op alle Zuidwester-
welke
2) Verg. o. a. de monografie over Roti door eilanden zulk eene groote rol spelen" (Kol.
G. Heymering, Tijdschr. v. N.-L, 5 ,: jrg., 1843, Versl.), en tot ver naar de Zuidooster-eilanden
11, bl. 540 noot I. Voorts den belangrijken geëxporteerd worden. Op Borneo is Negara het
„Catalogus van de Verzameling Poppen, centrum van industrie, ook voor de goudsmids-
aangeboden aan H. M. de Koningin", Batavia kunst, terwijl het zuidelijk gelegen Tanah Laoet
1894, 1,1. 58, 61, 63; plaat XL in Riedd's vooral het stofgoud levert, dat door Bandjareezen
„De sluik- en kroesharige rassen" (1886); plaat ook veel naar Java gaat. Op Zuid-Celebes vindt
111- VI in Dr. Groncman's „In den Kedaton men vooral le Makasar, in Goa, Boni, en Mandar
le Jogjakarta" met tekst (1888), 1,1. 25; en De goud- en zilversmeden.
Volken der Aarde, bewerkt door Joh. F. Snel- Het zooveel en sinds oudsher zoozeer gebruikte
lcman, bl. 113. gouddraad voor weefsels in onzen Archipel
3) Aldus Aff. Dalboquerque, de zoon, in zijn is echter van uitheemschen oorsprong; reeds in
Commentarios van 1557, Parte 111, cap. 37 over 1592 (L. J. Waghenaer, Thresoor der Zeevaert,
„os homens do Keyno de Menamcabo": „tem I.eyden, bl. igß, 2C kol.) wordt Chineesch goud-
cm grande estima huma carapuca de ottro, que draad met name genoemd; en tot heden heet op
dizem que lhcs ali deixou Alexandre, quando Sumatra's Westkust gouddraad bëuaug Makan,
conquistou aquclla terra". Macao-draad, wat genoeg zegt. Daarnaast, ook al
632 SMEEDKUNST.

sinds lang, Fransch (Lyonsch) en Italiaanseh fabri- meen by alle Oost-Indische volkeren, inzondcr-
kaat. Men weet, dat dit tegenwoordig steeds ge- hcit by de Malcijcrs, dewelke gladde hoepringen
plet verguld zilver (Yx.filé) —of verguld koper.
is, om een katoenen, zijden, of in Japan papie-
— daar van maken om aan de vingers te draagen,
kalkdoosen in de Pinang-békkens, blikken om
ren, pit spiraalsgewijze heengeslingerd, zoodat de hunne krissen aan de scheede en aan 't onderste
naden aaneensluiten. van 't liegt daar mede te bekleeden, en de groote
Maar het massieve gouddraad (Fr. trait) wordt Koningen ook drinkkoppen en bekers" (fol. 203).
in ons Indië zelve getrokken met de bovenge- Zelfs buitengewone krachten werden aan soewasa
noemde pengoeroctan, en dient tot goudsmidswerk. toegeschreven: „Daarom draagen de Malcijers en
IN ZILVER. De goudsmid is zilversmid tege- Makkassaren 't zelve zoo geern aan hunne krissen,
lijk, zooals we zagen. Het Pëpakëm Tjarbon ver- en aan hunne wapenen, houdende zich daar door
klaart këmasan, goudsmid, als de man die én goud in den oorlog gelukkig" (ib.).
(ëmas, mas) èn zilver (Jav. sëlaka, Mal. perak) Slechter soort soewasa kreeg men, door in plaats
smeedt. Zijn gereedschappen zijn dezelfde; beide van goud van 22—23 karaat (~oud goud", mas
edele metalen hebben een overeenkomstige smij- toewd), te nemen goud van 17—18 karaat („jong
digheid, al is die bij het goud nog hooger. goud", mas uo/u) met verder zilver-alliage; het
lets bizonders, in tegenoverstelling tot het goud, zoo verkregen soewasa, „by geval gevonden door
is dan ook moeilijk aan te geven. Slechts één d'ontrouw der goutsmcden, die in plaats van oud
artikel van kranige techniek, maar vervelend samen- jong gout naamen", werd echter spoedig zwart.
stel ; en één artikel van eenvoudige techniek, maar Tevergeefs zal men in de jongere litteratuur
stijlvol karakter. Bedoeld zijn eenerzijds de wel- naar een dergelijke uitstekende behandeling van
bekende „cantille"- of „filigraan"-wcikstukken van soewasa zoeken.
Sumatra's Westkust, het zoogenaamde „Padangsch IN KOPER. Scherp moet onderscheiden wor-
zilverwerk", waarin allerlei tours de force met den de kop er gieter die in brons en geelkoper
eenvoudige werktuigjes in zilverdraad worden ge- werkt, ons brons- of geelgieter dus, Jav. gending
knutseld; en anderzijds de prachtige geribde zil- (Jav. en Mal. gangsa = klokspijs), en toekaug
veren plengbekers, en gcribd-gebombeerde zilveren koeningun, van den koperslager die uitsluitend
schalen uit Bali en Lombok, bij welke de sterke, in roodkoper werkt, Jav. sajang, Mal. toekaug tcm-
schier Gricksche, lijnen het prachtigst spieken baga, welk tëmbaga = roodkoper aan een der Voor-
op het koele, blonde zilver. Indische talen ontleend is: waarnaast men weer
Alleen moet nog gewezen worden op het be- in het Mal. een autochtoon lojang voor geelkoper
richt dat op Soembawa (Bima) dikwijls „zeer fraaie (koper 4- zink) en een Mal.-Jav. proenggoe voor
stukken van zilversmidskiinsl worden vervaardigd" brons (koper 4/ tin) bezit, terwijl gangsa voor-
(Kol. Versl. ißg2, Bijl. C, sub III), terwijl Zol- brons ook aan Voor-Indië ontleend werd, en koe-
linger van Bima indertijd vertelde: „De goudsme- ningun voor geelkoper, messing, tombak, een
den zijn meest allen vreemdelingen b. v. Javanen" afgeleide vorm is van koening, geel.
(Verh. Bat. Gen. XXIII, 1850, bl. 106). Nader Het van ouds daarbij beroemde materiaal is
onderzoek is hier dus wel gewenscht. het Japansche staafkoper, ook vóór de „ontdek-
IN SOEWASA. Als tusschenmetaal tusschen king van Japan" zeker in groote hoeveelheid aan-
goud en koper heeft men dan nog het spinsbek gevoerd door Chineesche jonken. Ook hier kun-
(Mal. soewasa, Jav. swasd), waarvan de een de nen wij op de gelukkigste wijze de beschrijving
samenstelling opgeeft als 2 dln. goud op 1 dl. van dit ambacht uit Grësik van 1822 combineeren
koper, of 1 dl. goud op 1 dl. koper, de ander met wat De Does in ißg2 hierover op bl. 76 —7g
(aldus De Does, 1. c. bl. 51) als 1 dl. goud op van zijn studie uit Bandjarnegara vertelde, en met
2 dln. koper; gegevens die te sterk van elkaar zijn bijbehoorende plaat VI nader verhelderde;
afwijken, om niet een opzettelijk onderzoek wen- van te meer waarde ook weer omdat Bandjar-
schelijk te maken. negara inderdaad een centrum van koperslagerij
Dit onderzoek is te meer gewenscht, omdat mag heeten '). Het bedoelde hs. geeft dit te lezen :
reeds Rumphius in zijn in lógg afgesloten Rari- „Koperslagers. Deze bewerken rood koper
teitkamer op fol. 202—204 een heel hoofdstuk en vervaardigen groote kookkctels, pannen, rijst-
wijdt aan de vraag: „Suassa wat het voor een ketels, kleine keteltjes enz. enz.
Metaal zy", en daar van het kunstmatig soewasa — Dit bovenstaande wordt gemaakt van rood Ja-
helgeen ons hier alleen interesseert —
lijk zegt: „men neemt fyn gout van 23 of ruim
uitdrukke- pansch koper, hetwelk in een aarden pol word
warm gemaakt en gesmolten totdat hetzelve het
22 karaat, en fyn rood koper gclyk het Japansche verlangde fatsoen heeft bekomen, en wordt daarna
is, van ieder even veel en dat smelt men t'zaamen ; door een vijl gepolijst.
als men meer gout neemt, zoo word het Suassa De instrumenten welke door de koperslagers
donkergeel en zoo mooi niet" (fol. 202). Hier gebruikt worden in tabel IV' D aangetoond zijnde 2),
heeft men dus voorgeschreven gelijke deelen goud dient tot opheldering dat derzelver namen zijn
en koper. Ook geeft hij nog een afzonderlijke als volgd 3 ):
samenstelling voor het soewasa derJavanen, waarbij
behalve goud en roodkoper, ook nog zilver, proeng- i) Volgens Kol. Verslag van iBg2 toch, Bijlage
goe sari („brongo sari") of fijn brons, en wat C, onder n°. 11, wordt uit de res. Banjoemas
lood te pas kwam (fol. 204). gerapporteerd, dat de afd. Bandjarnegara en
Van dit laatste zegt hij dan: „Dit Suassa is by Poerbalingga jaarlijks voor een /15.000 aan
de Javanen in grooter waarde dan enkel gout, en inlandsch roodkoperwcrk naar de res. Pekalongan
hunne Keizer de Sussuliunani draagt het meer dan uitvoeren.
't gout" (i 1,.); en waarvan men o.a. krisscheden, 2) Ook hier heeft het hs. een begeleidende
ringen, en kalkdoosjes in de sirihbakken maakte. plaat, met bijgeschreven volgcijfers.
Van het gewone soewasa, I dl. goud op I dl. koper. 3) De Jav. namen van het hs. zijn op dezelfde
vertelt hij: „Des zelfs gebruik .... is gansch ge- wijze als hiervóór, naar het Jav. Wdb. geïden-
SMEEDKUNST. 633
N". I. Fra pin [prapeit] of fornuis, a. Prapiii werk van Modigliani (1890), bl. 516; voor Noord-
of oven; b. oebocban of windblaas van geitenleer. Borneo het werk van dien anderen Ital. onderzoe-
N°. 2. Pa ron soewool [paron soewoel) of ijzeren kingsreiziger O. Beccari „Ncllc foreste di Borneo",
aanbeeld om holle stukken op te bewerken; 3. Firenzc 1902, bl. 88, waarbij de eerste als analo-
Faloe tampie (paloc taiupcl] of moker met koper gon herinnert aan spiraal-armbanden van boom-
beslag; 4. Kikeer [kikir] of fijne vijl; 5. Tampie schors op de Salomons-eilanden, de andere aan
alil [lampel tjilik] of kleine moker met koper geheel gelijke geelkoperen spiralen die de Karen's
beslag; 6. Paron nlon of steen waarop het koper in Birma aan hun lijf dragen. Mag men op Modi-
geslagen wordt; 7. Kottak [ko/ak] bergplaats voor gliani afgaan, die zelf zoon armband-spiraal op
de schalen; 8. Tmdjoc of schalen: 9. Paron Nias zag maken, dan wordt geen enkel speciaal
soewool [zie reeds boven, n°. 2] of koperen aan- werktuig hierbij gebruikt („senza servirsi di nessun
beeld; 10. Soepit of knijptang; 11. Matjal [lees: mezzo speciale", 1. c), maar wordt alleen door
pat/al] of beitel; 12. Tampie ageng [lampel gc'dc] van tijd tot tijd het metaal te verhitten en te
of grote moker met koper beslag; 13. Djouko buigen het wonderlijk-mooie resultaat verkregen ;
[djangka] of passer; 14. Fareu toesan [p. tosan] want het koperdraad-zelve wordt geïmporteerd.
of ijzeren aanbeeld, waarop het koper geslagen Uit Borneo lezen we: „Alleen de Ambalou-Dajaks
wordt; 15. Pnloe bessie [paloc bësi] of ijzeren van de onderafdeeling Boven-Kapoeas fabriceeren
moker; 16. Pennjoekal [pcujockal] of pook; 17. de geliefkoosde geelkoperen versierselen, bij vele
'Fa 111pel of koperen moker; 18. Paron alit [p. Dajaksche stammen in gebruik" (Kol. Versl. 1892).
tjilik] of ijzeren aanbeeld: 19. Goenting of ijzeren I >es te zonderlinger schijnt het dan dat op Bali,
schaar, om de koperen plaaten en koperdraad af waar het goudsmidsvak zoo hoog staat, de koper-
te snijden". siuid haast ontbreekt; roodkoperen rijstketels en
Aan deze vrij volledige lijst kan men dan nog trekpotten worden er van Java ingevoerd.


uit De Does een belangrijk stuk gereedschap toe- Daarnaast vindt men over Midden-Sumatra, dat
voegen, de djïlocrch — niet in 't Jav. Wdb.
of ijzeren staaf met hoomvormige stompe uitein-
de kopersmeden er „veel minder talrijk (zijn) dan
goud- en ijzersmeden. Soengci-Poea [even beZ.
den, welke laatste als aanbeeld dienen om er Fort de Koek] staat bekend als de plaats waar
ronde voorwerpen omgekeerd op te kunnen hame- het beste koperwerk geleverd wordt, doch ook
ren, dus eenigszins dienst doende als de boven- op andere plaatsen, zooals te Siroekam [beZ. Solok]
genoemde paron soewoel, wat het beste te verta- en Talang-baboengö [0.Z.0. van Alahan Pandjang],
len is met „bombeermal". houden zich personen met het vervaardigen van
Zoo ontstaan die talrijke roodkoperen dandang's koperen voorwerpen bezig, en te Palembang vindt
of rijst-stoomketels rrret wijden hals, met groote men ook werklieden die in het draaien van koper
„lange lijzen" in vorm te vergelijken, waarop het bedreven zijn". (A. L. van Hasselt, Volksbeschrij-
kegelvormig gevlochten mandje komt, de koekoe- ving van Midden-Sumatra, 1882, bl. 405). Dit
san, om de rijst in gaar le sloomen; de Ijeiel's laatste, het drijven van koper op de draaibank,
of tuitketels; de bokor's of kommen op een recht wat ten onzent „foreccren" heet, is daarom te
voetje; de duloeng's of kookpottcn; de djndi's of merkwaardiger in zijn voorkomen nog tegenwoor-
pannen; de keutjeug's of braadpannen. En deze dig te Palembang, omdat deze zelfde bewerking
alle duidelijk gepointilleerd, immers met al de geconstateerd kan worden op oude Hindoe-Javaan-
zichtbare deukjes van het gehamerd metaal, die sche voorwerpen van goud en van koper '); een
door hun opvolgende lichtspelingen tevens als nader onderzoek ter plaatse is dus wel zeer ge-
sieraad dienen en de factuur eerlijk teruggeven. wenscht. Wat echter Soengei Poear betreft, zijn
Als meesterwerkjes van techniek mogen genoemd het daar voornamelijk gedgieters; hoewel ook
worden de fijne tjanting's of batik-dopjes, van koperslagers er voorkomen.

.
teer bladkoper uit één stuk allersierlijkst tot een Als instrumentjes voor het drijven van koper,
bakje gebogen, en voor en achter met geelkoper — zoowel roodkoper als eerst in vormen gegoten
niet met lood. — dichtgesoldeerd, terwijl achterin geelkoper, vinden we dan nog in den jongsten
een roodkoperen stiftje is gestoken als pen voor tijd uit Soerabaja door Jasper — die overigens
't vasthechten, en vooraan het vaak ongeloofelijke het stuk van De Does uit Banjoemas blijkbaar
fijne tuitje, de tjarat, is ingesoldeerd, dat een niet gekend heeft
wonder blijft van preciesheid en fijnheid in afwer-
— vermeld: i°. de pëngëuljcng,
of recht beiteltje (van këntjëng), 2°. de pëngoekoe,
king van den overlangs loopenden naad. Vooral een dito krom stcekbeiteltje (van soekoe), 30 de
Semarang en Solo maken deze onaanzienlijke, en pasiran, een dito cirkelrond beiteltje (van pasir)' ), 2
toch buitengemcene werkstukjes. welke twee laatste technische termen al evenmin
Als meesterstukken van techniek in geelkoper in het Jav. Wdb. voorkomen. Met dit laatste werk-
moeten genoemd worden de lange en ongeloo- tuigje krijgt men vooral het gepointilleerde fond.
felijk-clastischc spiralen van dik messing-draad, Als veerkrachtige onderlaag wordt dan, geheel in
waarmee de vrouwen op Nias en de Dajaksche den geest van wat Eur. koperslagers doen, een
vrouwen zich gaarne de onderarmen versieren: hing gala of djaboeng, d.i. „zwarte hars", aange-
een goede stalen veer is niet fijner van afwerking bracht binnen het oppervlak wat men wil gaan
dan deze geheel indrukbare en weer trillend op- drijven.
springende geelkoperen armbanden van eenige
ponden zwaarte; voor Nias zie het aangehaalde 1) Persoonlijke mededceling van den heer
J. A. l.oebcr Jr.
tifieerd. Ook De Does geeft op plaat IX te zien 2) J. E. Jasper, „Het een en ander over de
een „Penjoekat. Ruimpen", en verg. zijn tekst metaalbewerking der Javanen", Tijdschr. v.
bl. 101; doch in het Jav. Wdb. is het sub Binn. Bestuur, XXII, igo2, bl. 225—226. De
tjikat, tjoekat niet te vinden. Pafjal staat er daar toegevoegde beschouwingen en onderstel-
ook ten onrechte als „goudsmidsbeitel" ver- lingen omtrent den ouderdom van het ciselee-
klaard, lees „kopersmidsbeitel". ren op Java missen echter allen grond.
634 SMEEDKUNST. — SMEROE.

Ook voor den ganiëlan-maker, gending of (ï)mïr- de compositie in te smelten, b. windblaas van
gangsa — de eenige brous-gieter die nog in ons geitenlecr om het vuur aan te stoken.


Indië bestaat; ook op Bali ontbreekt alle gieterij NO. 2. Pladnii ( ? ] of koclbak; 3. Telia-
van bronzen beeldjes is, na het gietwerk wat pakkan banang [lees: tëlapakan bonang], dient
op antieke wijze met was-vormen (a eire perdue) om de vervaardigde instrumenten in te zetten,
gebeurt, het koper-smeden de vereischte laatste om te onderzoeken of de klanken zuiver zijn ; 4.
arbeid; waarna dan nog het bijvijlen volgt, aller- Tellapakan kenong [I. kenong], d" d°: 5. Prapen alit
eerst van den knop (pëntjoe) die in 't midden of klein fornuis, a. fornuis, b. windblaas van gci-
van de gong-variëteiten (bende, bonang, gong, tenleer; 6. Tjita Porong [tjitak paroeug] of vorm
këmpocl, kënong, këtoek) zich bevindt en door den om de paren te gieten; 7. Kowie oi aarden smclt-
hamer moet worden aangeslagen als toets, terwijl potje; 8. Paloc alang of houten moker, met koper-
het verdere der gong's met grover vijlen wordt beslag genaamd tembaga gong: 9. Soepit of knijp-
afgewerkt. Nog altijd is Semarang — meer dan tang om het koper le behandelen wanneer het
Grësik of Soerabaja — het centrum dezer nijver-
heid; in groote hoeveelheid worden deze gong's
heet of pas gegoten is; 10. Paidjockat [fënjockal]
of pook om de houtskolen 0111 te keeren; 11.
zelfs uitgevoerd naar het anders zoo nijvere Bali, Dongal [lees: tjongklok}] of houten aanbeeld 1);
en is zelfs „tjara Bali" („Bali-trant") een afzon- 12. Djieta gong [tjitak gong]; 13. Paloc lampel
derlijke naam voor zeker soort van op Java ver- of koperen moker om de musiekinstrumenten van
vaardigde gongs. Op voortreffelijke wijze heeft buiten te bewerken; 14. Paloc Pandcc olang mie-
De Does dit bedrijf beschreven, in diezelfde mooie ring of houten moker om de musiekinstrumenten
studie „Toestand der nijverheid in de afdeeling van binnen te bewerken; 15. Papak of houten
Bandjarnegara", Tijdschr. Bat. Gen. XXXVI, iBg3, moker om de fijne instrumenten te bewerken;
bl. 99—105 met bijbehoorende plaat IX. Doch 16. Djongoc miering [tjongklok (f) miring] of aan-
ook hier kan het van waarde zijn, daarnaast de beeld, waarop holle musiekinstrumenten bewerkt
beschrijving uit Grësik van 1822 te laten spre- worden; 17. T/'ieln Bonang [tjitnk bonang) of
ken; waarvan reeds Raflles in 1&17 getuigde: „A
very estensive foundery of this kind [viz. of hrass]
vorm voor het instrument bonang; 18. Pangder
[lees: patar] of ijzeren vijl, met een houten hand-
is established at Grësik" (History of Java, I, bl. vatsel om de instrumenten te polijsten; 19. Kis-
174), zonder er echter nader op in te gaan. Het tteer [kikir] of ijzeren vijl: 20. Kasseh [koesik of
bedoelde hs. zegt dan als volgt: kësik; bij De Does pëngësik] of ijzeren vijl om de
„Gongso ofgammelangmakers, vervaar- gegoten instrumenten van binnen uit te hollen
digen de instrumenten van 4/s gedeelte Japansch en te polijsten; 21—23. Paron of steenen aan-
koper, met '/5 wit tin gemengd; dit word in een beeld: 24. Tindjoe of schalen ; 25. Kottak [kolak]
aarden potje in een oven te zaamen gesmolten, en of bergplaats van de schalen".
in een vorm gegoten, 'twelk uitmaakt de compo- Daarentegen valt het geelgicters-werk geheel
sitie gongso; hiervan maakt men de gammelangs buiten het gebied der smeedkunst, en moet daarom
Salendro, Metaraman, Kodok ngorek, Senen, Tjoro hier ter zijde blijven. En het zeldzaam verwerken
Balie, Soerabayan en Sroeiuen. van Berlijnsch zilver (bcrlcn; roodkoper, tin en
De compositie word gloeijend gemaakt, en op nikkel) waarvan Abell in 1886 uit Semarang ge-


een aanbeeld gelegd, en gelijk gesmeed; hierna tuigde, evenals het verwerken van tembaga poetih
herhaalde malen gloeijend gemaakt en gesmeed, (roodkoper met nikkel) in Pasoeroean anders
totdat hetzelve het nodige Fatsoen heeft gekregen ■). een gewest, waar ook veel roodkoper gesmeed
De ronde knop of hoogte in het midden van
een Gong enz. wordt gevijld met een fijne vijl,
wordt — waarvan het Kol. Verslag van ißg2
mededeelingen dccd 2), behooren evenzoo geheel
en de andere oppervlakte slechts niet een grove tot de gieterij. G. P. R.
vijl gelijk gemaakt. Het witte tin verkrijgt men SMEROE. Werkende vulkaan, hoogste berg
van Palembang. van Java, 3676 M., in de residentie Pasoeroean-
De instrumenten welke door de gongso of ganime- Probolinggo, op het smalste deel des eilands. De
lanmakers gebruikt worden in tabel L" E" —
plaat met penteekeningen; verg. plaat IX bij De
een fraaie, regelmatige kegelfiguur van dezen berg
levert een zeer indrukwekkenden aanblik op.
Does — „aangetoond zijnde, dient tot ophelde-
ring dat dezelve genoemd zijn als:
Alleen naar 't zuidoosten daalt de Smeroe onaf-
gebroken tot de laagvlakte, die van Loemadjang
N°. 1. Prapcu besaar of fornuis, a. fornuis om (56 M.). In 't zuiden eindigt hij op ongeveer
5 —700 M. hoogte tegen den steilen rand van het
1) Verg. wat P. F. Abell in 1887 uit Sema-
rang over het smeden van gongs, na het gieten, i) Volgens De Does (1. c. bl. 101, en de
schreef: „Het aanbeeld mag niet van ijzer zijn, bijbehoorende figuur op plaat X) is tjongklok
maar moet uit eene bepaalde soort steen be- = aarden pijp aan hel uiteinde van den blaas-
staan.Drie of vier personen hanteeren de hamers : balg. Doch het Jav. Wdb., en dat van Jansz,
een ander, die den titel van pandji voert, maar
daarom nog volstrekt niet van adel behoeft te
geven tjongklok —een houten hamer van de
gongsmeden. De bijbehoorende afbeelding in
zijn, heeft een lange ijzeren tang in de hand het hs. geeft onder n°. 1 1 een rolrond lang-
en duwt daarmede het afgekoelde metaal tel- werpig stuk hout te zien, een soort van zwaar
kens in den oven, 0111 het vervolgens gloeiend talhout.
wéér op het aanbeeld te plaatsen, waar het 2) Over Pasoeroean in Bijl. C, n". 19, fol.
verder onder de hamers wordt gefatsoeneerd". 5, iv kol.: „Veel werk wordt ook gemaakt van
(Tijdschr. v. Nijv. en Landb. in N.-L, XXXV, het vervaardigen van voorwerpen uit het zoo-
bl. 25). Dit „pandji" is dus hier zooveel als genaamde tcmbaga poetih, dat is een mengsel
~1 .aas-voorwerker".— In de kota Semarang heeft
men zelfs een afzonderlijke kampoeng Gën-
van koper en nikkel; het zijn voornamelijk
beenringen, armbanden, gewone ringen, enz.,
dingan. die daarvan gemaakt worden".
SME.ROE. — SMITAU. 635
tertiaire zuidergebergte, dat hier zijnen voet om- De Smeroe behoort tot de werkzaamste vulka-
zoomt. In 't zuidwesten is tusschen dien rand en nen van Java. Telken dage stoot zij eenige malen
dien voet het kleine, vruchtbare hooglandje inge- een zware rook- en aschkolom uit, met een aan-
sloten, waarop de groote koffielanden Kali Bakar tal steenen gemengd. Grootere asch-eruplics bedek-
en Soeka Rame liggen (500 —550 M.). In 't Westen ken de hellingen van tijd tot tijd met een dunne
staat de berg op 't plateau van Malang (300
500 M.). In 't noorden is hij slechts ruim 1000 M.
— aschlaag, voaral aan de Malangzijde. Ze komcei
vooral in den regentijd voor en in dat seizoen
verheven boven het zadel met den Kapala, die wordt ook het meeste zand door de lahars in
tot het Ajcg-Ajcg- (Ajag-Ajag)-Djambangan- 't oosten en zuiden afgevoerd. Naar dien kant opent
gebergte behoort (zie aldaar). De top is geheel zich van tijd tot tijd de krater.
kaal en zonder ravijnen, een gladde, donkergrijze De Smeroe heeft twee toppen; de hoogste is
zandkegel met een helling van 300 ; het zand is de Mahameroe (3676 M.), met een effen topvlak
bij droogte fijn, mul en bewegelijk, na regen hard van 300 M. lengte en 200 M. breedte; een paar
van oppervlak; naar boven is 't meer met groote honderd meter zuidoostwaarts daarvan verrijst de
steenen gemengd, die, blinkend wit gebleekt, af- steile sikkelvormige Semeroe, 3653 M. Vlak ten
steken tegen het zwartig zand; de oppervlakte is zuiden van dezen top ligt de werkende krater.
ruw en oneffen gemaakt door een onnoemelijk Tijdens Junghuhn's bezoek (1844) was deze naai-
aantal kleine, onregelmatig door elkander loo- de z.z.o.zijde doorgebroken; in 1879 was 't een
pende groeven, door het afstroomend regenwater ondiepe, geheel gesloten put van 200 M. door-
ontstaan. Aan de Noordzijde reikt het bosch het snede, maar in 1885 had een eruptie plaats, waarbij
hoogst, tot 3000 I\L, aan de andere zijden houdt de krater verwijd werd tot 350 M. doorsnede en
het op 2700 M. geheel op, maar terwijl 't in de lava den zuidoost-wand wegdrukte, zoodat een
'toosten een vrij gelijken rand heeft, is int westen, geweldige zand- en steenstorting ontstond, die de
waarheen de passaat waait, de zandwoestijn met onderneming Kali Bening, op 650 M. hoogte en
lange tongen ingedrongen tusschen 't groen of ruim 10 K.M. afstand van den krater gelegen,
heeft boomeilanden overgelaten, die steeds meer bedolf, waarbij meer dan 70 menschen, onder
onder 't zand bedolven worden. De casuarinen, wie twee Europeanen, omkwamen. De zand-
die de hoogste wouden uitsluitend samenstellen, en steenstroom ging dicht langs de oppervlakte,
gaan verder omlaag in het loofwoud over, waar want een kleine bodemverhooging was voldoende
veel eiken staan; lager nog, op 1000—600 M. om haar in richting te doen afwijken, terwijl de
hoogte, zijn sommige stukken bosch geheel uit aschwolk, die de lawine omgaf, rechtdoor ging.
bamboe samengesteld. Zand, puin en steenen bedekten een terrein van
Aan de oostzijde van den berg bereiken de ruim 6,5 K.M.2 ; in 't bovendeel was de overdek-
meeste ravijnen geen bijzonder groote diepte. king gering, er waren honderden boomen te zien,
Bovendien zijn eenige der diepste hier met zand in dezelfde richting tegen den grond geslagen;
van den Smeroe gevuld. Voor eenige jaren op lager nam de dikte toe, tot een maximum van
hooge pijlers aangelegde bruggen over de Doeren I M., om aan het einde en naar de randen weer
(Moedjoer) en haar zijtak Panting in den straat- af te nemen. In 't grootste deel van het puinveld
weg Loemadjang-Pasirian zijn thans reeds bijna was alles wat uitstak, weggevaagd en bedolven.
onder 't zand bedolven. Bij de Besoek Sat is zelfs Bovendien werd nog bijna 3,5 K.M.2 met asch
van een brug geen sprake en evenmin van een bedekt, door de regens weldra tot een gemiddeld
rivierdal; de zandvlakte waarover de rivier in I d.M. dikke slijklaag gemaakt. De geheele cata-
ondiepe, grillige geulen heenstroomt, ligt al hoo- strophe had niet langer dan twee uur geduurd.
ger dan het terrein ten n. en ten z. ervan. De De massa bezat nog na twee weken een zoo groole
zandstroom is in 't midden onbegroeid over ruim hitte, dat het regenwater erin verdampte en tot
100 M. breedte; aan weerszijden van die kale kleine slijkvulkanen opspoot; waarschijnlijk is die
strook is 't terrein over groote breedte met schrale warmte door het arbeidsvermogen der massa te
alang-alang bezet. Ook zuidelijker stroomen nog verklaren.
eenige zandstroomen of lahars. in diepere dalen, Lenige ravijnen werden met het puin gevuld,
waarvan de namen met Besoek (of besoh, den maar weldra hadden de hevige regens in de cffene
naam voor het slib) zijn samengesteld. oppervlakte nieuwe geulen met steile oevers uit-
Aan de Pasoeroean-zijde zijn de ravijnen veel gegraven, waardoor o. a. een eerst tot een meertje
dieper. Terwijl in 'toosten de regelmaat der kegel- opgestuwde beek afvloeiing verkreeg.
helling slechts door een paar kleine topjes van Deze uitbarsting is door Fennema uitvoerig
1300—1500 M. hoogte wordt afgebroken, gaat beschreven (Jaarb. v. h. Mijnw., 1886). Uit vroe-
in 't westen van de noordwestzijde van den top geren tijd, toen de berg nog onbewoond was, zijn
een rug van 6 K.M. lengte eerst west, dan west- alleen uitbarstingen bekend in 1818, 1832, 1845
noordwestwaarts, eerst 24—2500 M. hoog, daarna en 1865. Kort na 1885 bouwde de ontbrekende
tot 1500 M. dalend. Langs de recht afgebroken wand van den krater zich weer op; in 1895 werd
noordzijde ligt een dal, dat der K. Arannran, dat nu niet de zuidoost-, maar de oostwand in een
de grens tusschen de producten van den Smeroe enkelen nacht weggedrukt door de lava, die daarna
en van het Djambangan-gebergte vormt. Aan de zich weer als een stroom uit den krater goot; in de
zuidzijde gaan van den rug eenige dwarstakken daaropvolgende dagen werd de dam alweer opge-
uit; daartusschen liggen de diepste ravijnen, van bouwd. Hoe thans de krater er uitziet, is onbekend.
6—Boo M. Van dien rug en van den hoofdkegel SMITAU (SEMITAU). Onderafd. van de afd.
gaan, slechts weinig divergeerend, een groot aan- Sintang, res. W.afd. v. Borneo, bestaande uit de
tal lange, diepe kloven naar 't z.z.w. en z.w. uit. onder inlandsch zelfbestuur staande landschappen
De berg is door een gordel van koffietuinen Djongkong, Pijasa (Piasa), Seliinbnu, Soehaid en
omgeven, in "t westen voor de gouvernemcntscul- Silat (zie op de namen) en het direct Gouv.-
tuur, in 't zuidwesten en zuidoosten op erfpachts- gebied, omvattende de Batang-Loeparlanden, het
perceelen. Seberoewanggebied en dat der Embahoe-rivier.
636 SMITAU. — SNOUCK HURGRONJE. (CHRISTIAAN.

De totale oppervlakte der onderafd. bedraagt donkerder gekleurd dan de gewone Houtsnip,
'53 Li g. m., terwijl het aantal inwoners wordt komt hij vrijwel met deze in kleur overeen,
geraamd op 11.000 Dajaks, 8.500 Maleiers en echter overtreft hij haar in grootte en krachtiger
eenige honderden Chineezen en andere Vreemde O. en langer snavel; het eenige typische exemplaar
Het direct Gouv. grondgebied beslaat een oppervl. is in het Leidsch Museum. De in het hooge Noor-
van _: 67,9 □ g. m., terwijl over de verschillende den broedende Gallinago stenura bezoekt onzen
gedeelten in 1896 door het Gouv. bezoldigde Archipel in grooten getale bij gelegenheid van
districtshoofden zijn aangesteld. den wintertrek; van November tot April wordt
De hoofdplaats Smitau, veil,lijfpl. van den con- deze vogel algemeen gevonden op Sumatra en
troleur, gelegen aan den linker-Kapoeasoever is Java, terwijl op Borneo en de Molukken van tijd
zeer onbeduidend; vroeger was het een belang- tot tijd eene aanverwante soort, Cr. mega/a, zich
rijke Dajaksche nederzetting, doch sinds de ves- vertoont, die in Oost-Siberië broedt. Dr. S. Muller
tiging van den controleur bijna geheel ontvolkt. verhaalt, dat G. se tuura op rijstvelden en in moe-
Litterutuur: J. J. K. Enthoven, Bijdragen tot rasachtige streken zeer talrijk is, dat hare ge-
de geogr. van Borneo's Wester-afd. 1902, bl. 116 woonten absoluut overeenkomen met die van onze
vlg. en 199 vlg. en de daarbij opgegeven bronnen. gewone Watersnip, G. gallinago, en dat zij
SMOLO. Zie ORAI-TANEII. bij het opvliegen hetzelfde schreeuwtje laat hoo-
SNEEUW-GEBERGTE. Aldus noemt men ren als deze. Op Oost-Sumatra, zegt Dr. Hagen,
een bergreeks op Nederl. Nieuw-Guinea, waarvan dat zij van October tot ongeveer half Februari
de toppen vermoedelijk een hoogte van 4250 — niet zeldzaam is, ja zelfs waar kudden weiden
5000 M. bereiken. Het is eene voortzetting in talrijk voorkomt; kort voor zonsondergang vallen
O. richting van het Charles Louis-gebergte, dat ze daar neer en laten zich zelfs niet door schoten
een aanvang neemt aan de Zuidwestkust van het verdrijven, komen dan slechts later wanneer de
eiland, ten Z. van de Etna-baai en reeds spoedig duisternis is ingetreden; deze weiden wortlen zoo
een hoogte van _. 1400 M. heeft. Het gedeelte halsstarrig bezocht wegens gemis van natte rijst-
van Nieuw-Guinea waar het gebergte zich verheft, velden aan de Oostkust; bij dag vindt men ze
werd tot heden niet door Europeanen bezocht. wel eens langs natte straatgoten. Deze beide soor-
Reeds Jan Carstensz. deelde in zijn reisverhaal ten laten zich lichtelijk onderkennen van Scolopax
A°. 1623 mede, dat hij langs de Z.W.kust van saturata door hun geringere grootte, lichter klein-
N.-Guinea varende, op 5 0 14'Z.8. op verrenafs- en kop versierd met de welbekende witte strepen.
tand van de kust sneeuwbergen zag. Geruimcn Een gansch anderen indruk maakt eene Bastaard-
tijd heeft men aan de waarschijnlijkheid van diens snip Rostratula capensis, met haar zacht gebogen
mededeeling getwijfeld, totdat ruim 2'/geeuw latei- snavel en hooge pooten; deze vogel komt in Afrika
van verschillende zijden de juistheid daarvan in voor zoowel als in het warme gedeelte van het
hel licht trad. Zoo kreeg bijv. de bemanning van Indische vasteland, en, wat voor ons van belang
het stoomschip Batavia in 1881 bij het onivaren is, op de Groote Socnda-eilanden, waar hij wordt
van Kaap Valsch op het Frederik-Hendrik eiland aangetroffen van November tot April; het vleesch
bij het opgaan der zon plotseling een prachtig is even smakelijk als dat van de Watersnip; deze
gezicht op het gebergte, waarvan de toppen zich vogels leven in het riet en in moerassen, soms
als glinsterend witte vlakten voordeden, terwijl op droge gronden tusschen struiken; zij liggen
(om nog een voorbeeld te geven) de Duitsche gedurende de hitte op den grond; zij vliegen lang-
reiziger Zöller in 1888 het gebergte eveneens zamer dan de Watersnippen; eene anatomische
waarnam, doch van het Finisterre-gebergte (op bizonderheid is, dat de luchtpijp over het geheele
een hoogte van 2660 M.), dicht bij de N.O.kust borstbeen loopt en vier kronkelingen maakt alvo-
van Nieuw-Guinea. rens de long te bereiken. Van verre reeds is deze
SNIP-LIPVISCH. Zie LIPVISSCHEN. vogel van de andere Snippen te kennen aan de
SNIPPEN. De Snippen zijn op de eilanden meer elegante houding, donkerder olijfkleur der
van den 0.-I. archipel zeer talrijk, zoowel aan bovendeelen, en zuiver wit aan den buik.
het strand als in het binnenland, op de bergen SNOEK. (IKAN) Collectiefnaam op Java voor
als in de vlakte. Intusschen is het getal soorten P ij I-Baarzen, Sphyracna.
gering; slechts een vijftal is bekend, buiten reke- SNOUCK HURGRONJE. (CHRISTIAAN)
ning gelaten natuurlijk de toevallige verschijning Werd geboren te Oosterhout den 8C Februari
van trekkende of afgedwaalde exemplaren. Scolopax
"
1857. Na aldaar de lagere school bezocht te heb-
sulurn ta is reeds lang van Java bekend; vreemd ben, werd hij leerling der H. B. S. te Breda,
genoeg is deze vogel nergens in den Archipel noor- deed eindexamen en liet zich te Leiden inschrij-
delijker of oostelijker gevonden, doch treedt weer ven als student in de theologie en in de Semi-
op in N.W. Nieuw-Guinea, ten minste men meent tische taal- en letterkunde. Na het propaedeutisch
geen recht te hebben de N.-Guinea-exemplaren examen legde hij zich bij voorkeur toe op het
als soortelijk verschillend te beschouwen; trou- Arabisch. Zijne gaven wenschten de hoogleeraren
wens van de laatste localitcit zijn maar enkele in de Semitische talen besteed te zien aan de
voorwerpen van dezen ook op Java zoo zeldzamcn beoefening van het Assyrisch, doch de assyriolo-
vogel bekend. Eene nauwkeurige beschrijving is gie was hem nog te weinig zeker en te onbe-
overbodig, wanneer opgemerkt wordt, dat salurala stemd ; buitendien voelde hij zich veel meer ge-
minder groot is dan onze gewone Houtsnip, doch roepen tot de studie des Islams, welker belang
een langeren bek heeft; zij is somberder gekleurd voor de practijk hem spoedig duidelijk was. De-
in het algemeen dan de gewone Houtsnip, Scolo- eerste vrucht zijner academische islam-studiën was
pax rusticola. Op Obi-Major leeft een zeer zeld- zijne dissertatie over den pelgrimstocht naar Mekka,
zame vogel, Neoscolopax Rochiisseni, terstond van een werk, waarin de geschiedenis van den hadj,
Scolopax salurala te onderkennen door de gedeel- het ontstaan der hadj-wet en de inhoud der voor-
telijk naakte beenen, terwijl deze bij saluiata schriften nopens den hadj op heldere wijze wer-
bevederd zijn tot aan het loopbeen; overigens den behandeld, en vele tot dien tijd geldende be-
SNOUCK HURGRONJE (CHRISTINAA). 637
schouwingen geheel werden herzien. Een groot den leerstoel voor de Maleische taal- en letter-
aandeel in zijne wetenschappelijke vorming moet kunde te Leiden door hem niet werd begeerd ').
aan Professor Th. Nöldeke toegekend worden, Gedurende de twee jaren zijner zending ver-
wiens colleges hij eenige maanden te Straatsburg sterkte hij te Mekka gesloten vriendschapsbetrek-
bezocht. Na zijne promotie, welke den 24 en No- kingen, sprak en zag hij veel, kwam zaken en
vember 1880 plaats vond, zag hij zich spoedig verhoudingen te weten die geen Europeaan be-
belast met het geven van onderwijs in het zoo- kend waren, gewon zich een juisten indruk van
genaamde Moslimsche Recht aan de instelling tot de beteekenis des islams voor de moslims in West-
opleiding van ambtenaren voor den Indischen en Midden-Java, en maakte zich de drie talen:
administratieve], dienst te Leiden, later ook aan Maleisch, Soendaueesch en Javaansch op voor-
die te Delft; hetzelfde vak doceerde hij in een treffelijke wijze eigen. Een schat van aanteeke-
ander tijdperk als lector aan de Rijksuniversiteit ningen op het gebied van de practijk des islams
te Leiden. en der ethnographie is door hem op zijne reizen
Reeds spoedig verschenen verhandelingen van gemaakt; het is te bejammeren dat van ordening
zijne hand over het ontstaan en den ontwikke- en uitgave dier annotaties tot dusver niets is ge-
lingsgang van enkele belangrijke instellingen des komen.
islams, terwijl onderzoekingen omtrent fundamen- In Maart 1891 werd Dr. S. 11. definitief aan
teele punten der Mohammedaansche plichtenleer den Indischen dienst verbonden als Adviseur voor
tot geheel nieuwe resultaten leidden. Oostersche Talen en Mohammedaansch Recht, als
Het was hem reeds duidelijk geworden dat hij opvolger van Mr. L. W. C. van den Berg. Elk
den islam eerst recht kon doorgronden door dien jaar groeide de stroom aan van aanvragen om
te bestudeeren in zijn geboorteland; de noodza- advies van alle departementen, welke nog ver-
lijkheid van Arabië te bezoeken stond dus bij groot werd toen K. F. Holle, de eenige wiens
hem vast; theoretisch was hij tot een verblijf in werk onder de Soendaneezen eenigermate met dat
de bakermat des islams geheel en al toegerust, van Dr. Snouck te vergelijken is, onbekwaam
en practisch heeft hij niet weinig nut gehad van werd om zijnen arbeid voort te zetten. Over alle
den omgang met den Arabier Amin, van wiens zaken die in verband stonden met Arabisch, in-
aanwezigheid bij het Leidsche oriëntalistencongres landsche talen, theorie en practijk der Moham-
in 1883 hij gretig gebruik maakte'). medaansche Wet, inlandsch leven, de leer en de
Over zijn verblijf in Djedda en Mekka van 28 personen der godsdienstonderwijzers, wordt zijne
Aug. 1884 tot 19 Sept. 1885 en over zijne ver- meening gevraagd, en zijn advies gegeven in dik-
drijving uit deze stad behoeft hier niet uitvoerig wijls zeer omvangrijke stukken, vaak van een
gehandeld te worden; men kan verwezen worden vorm welken nog geen departementschef in eeni-
naar het meer uitvoerige artikel over Dr. Sn. 11. gen officieelen brief had mogen aantreffen. Som-
geschreven door Dr. Th. W. Juynboll in „Man- mige dier adviezen zijn bijkans uitgewerkte verhan-
nen en Vrouwen van beteekenis", Jaarg. delingen. Waarover ook van advies wordt gediend:
1901 en de daar genoemde geschriften. Zijn ver- toelating van een godsdienstleeraar of verandering
blijf in Arabic heeft voor zijn geheele weten- in de bepalingen nopens het kennisnemen van huwe-
schappelijke leven een onschatbare beteekenis lijkssluitingen of huwelijksontbindingen, bruikbaar-
gehad. De voor vakmannen zoowel als voor be- heid van eene Maleische spraakkunst of zwager-
langstellende leeken dadelijk waarneembare resul- schap in het Mohammedaansche Recht of het
taten bleken uit enkele karakteristieke werken, optreden van het Leger des Heils in Moslimsche
waaronder zijn „Mekka", in twee deelen, in iBBB/8g centra, steeds wordt op de cardo quaestionis zoo-
verschenen, de eerste plaats inneemt; in histo- zeer de nadruk gelegd en de definitie zóó scherp
risch, ethnographisch en islamologisch opzicht een gesteld, dat voorgoed alle onzekerheid weggeno-
standaardwerk, kan het door geen oriëntalist zon- men en terugkomen op een vroeger gedaan ver-
der nadeel voor zijne wetenschap, voorbijgegaan zoek om inlichting onnoodig is.
worden. Dat de man die den islam bestudeerde in zijne
Zijn leven onder de Mohammedanen had hem belijders in Indië reeds spoedig het oog gevestigd
voor goed de richting zijner studiën en de plaats had op Atjeh, het land waar die godsdienst een
van zijn werk aangewezen. Het was dus niet te werkzaam leven leidt, en zich door bestaande ver-
verwonderen dat hij na enkele jaren wederom houdingen in meer rigiden en hostilen geest kan
Europa verliet voor een Moslimsch terrein: Neder- uiten, spreekt vanzelf.
landsch-lndië, werwaarts hij in het voorjaar van Een plan om van Pinang uit dat land te be-
1889 met eene bijzondere opdracht gezonden werd. zoeken kon niet ten uitvoer gelegd worden; een
Het tijdelijke van zijn vertoef in Indië moest van grooten persoonlijken moed getuigend plan
echter veranderen in eene permanente vestiging: om als quasi-deserteur Atjeh te leeren kennen
de Europeesche beoefening der Oostersche taai- werd als te gevaarlijk niet aanvaard.
en godsdienstwetenschap had voor hem, die be- Toch kon een bezoek aan Atjeh niet uitblijven.
halve in boeken bij voorkeur in menschen stu- Zeven maanden, van Juli lßgi tot Februari lßg2
deerde, weinig aantrekkelijks meer. De benoeming duurde zijn verblijf aldaar. Geheel onder de be-
tot hoogleeraar te Cambridge, als opvolger van volking levende, hare etymologisch niet moeilijke,
den genialcn Robertson Smith, werd door hem, maar phonetisch zeer lastige en slechts uiterst
zij het na eenige aarzeling, van de hand gewezen, gebrekkig bekende, taal 2) volkomen machtig wor-
aan een roepstem uit Duitschland kon evenmin
gevolg gegeven worden, terwijl de hem aangebo- 1) Na zijn bedanken voor bedoeld hoogleer-
aarsehap is deze leerstoel nog steeds onbezet
1) Vgl. Dr. Sn. H.'s brochure: Het Leidsche gebleven.
Oriëntalisten-congres; indrukken van een Ara- 2) De spraakkunst en het woordenboek van
bisch congreslid vertaald en ingeleid. Leiden, K. F. 11. van Langen, door den auteur in een
E. J. Brill, 1883. drukken ambtelijken werkkring vervaardigd, heb-
638 SNOUCK HURGRONJE. (CHRISTIAAN)
dende, haar vertrouwen winnende niet het minst betreuren. Diezelfde overstelping met ambtelijke
door zijne kennis der Wet, gelukte het hem zich bezigheden zijn het die hem voorloopig verhin-
een beeld te winnen van de beteekenis des islams deren in het uitwerken zijner aanteekeningen over
voor de Atjehers op staatkundig, maatschappelijk de Gajoe- en Alas-landen; over de taal en de
en godsdienstig gebied. Den 23c Mei 1892 werd ethnographie dier vrijwel onbekende terreinen toch
"
een Verslag omtrent de religieus-politieke toestan- heeft hij gedurende zijne reizen belangrijke gege-
den in Atjeh aan den Gouverneur-Generaal inge- vens gekregen.
diend; cene zeer breede omwerking van dat ver- Het verblijf in Atjeh werd in igoi afgewisseld
slag is het werk „De Atjehers", dat in twee dee- met tochten in Djambi, waar zijn tegenwoordig-
len in 1893/94 verscheen. Het hoofddoel is niet heid in de bestaande verwikkelingen zeer ge-
alleen bereikt, maar het vele dat in genoemd wenscht werd, en kortstondige verblijven te Ba-
werk voorkomt omtrent volksbeschrijving in den tavia, waar stapels werk hem steeds wachten.
ruimsten zin, litteratuur, zeden en gewoonten der De bemoeiingen van Dr. Sn. H. met Arabieren
Atjehers, dikwijls vergeleken met analoga bij Soen- en inlanders zijn honderden hunner tot nut. Ook
daneezen en Javanen, stempelt het tot een stan- naar buiten is dit vaak waarneembaar: dat inland-
daardwerk waartoe elk indoloog en islamkenner, sche hoofden uit Bantam hunne zonen naar de
hij bestudeere taal of volk of rechtsinzettingen, H. B. S. te Batavia zenden was vroeger onge-
zijne toevlucht moet nemen. Op „Mekka" levert hoord; de invloed van den adviseur, die de kna-
„De Atjehers" een supplement, terwijl van dit pen bij hun werkzaamheden leiden zoude, heeft
werk 't eerstgenoemde de basis is. alle moeilijkheden doen overwinnen. En dat hij
Behalve dit werk welks verdere bespreking de der Arabieren en der inlanders voorspraak en
plaatsruimte ons verbiedt, zijn als voor de weten- orgaan is bij de Regeering komt herhaaldelijk voor.
schap zichtbare resultaten van zijn werken in Aan waardeering van de zijde derRegeering heeft
Atjeh te noemen: de „Studiën over Atjehsche
klank- en schriftleer" (Tijdschrift van het Batav.
het hem niet ontbroken: reeds jong tot Ridder in
de Orde v. den Ned. Leeuw benoemd, werd hij
Gen. van K. en W., Deel XXXV) en de „Atjeh- in iBgB tot Commandeur in die Orde bevorderd.
sche Taalstudiën" (ibidem, Deel XLII). Buiten Eene volledige opgave der titels van Dr. Sn.
deze zijn er andere resultaten: de adviezen aan de H.'s talrijke geschriften, brochures en tijdschrift-
Regeering, welke haar die tot nog toe in het duister artikelen, verschenen tot het einde van igoo, gaf
rondtastte licht gaf op punten van groot politiek Dr. Juynboll aan het slot van het bovengenoemde
belang. Toch konden zijne denkbeelden aangaande artikel in „Mannen en Vrouwen van Beteekenis".
het te volgen beleid in Atjeh niet verwezenlijkt Daarnaar verwijzende ') en tevens herinnerende
worden; het systeem der concentratie en het ver- aan de boven reeds vermelde werken, bepalen wij
drag met Toekoe Oemar schenen onwrikbaar. In ons hier tot het noemen der navolgende verhande-
1896 had de door Sn. H. voorziene en voorzegde
afval van Oemar plaats; inzake hetgeen daarna
lingen door Dr. Snouck Hurgronje gepubliceerd: —
in de Bijdragen v. h. Kon. Instit. v. d. taal-, land-
te doen stond, stelde hij zich lijnrecht tegenover en volkenk. v. N.-L: Nieuwe bijdragen tot de ken-
den auteur der concentratie en den vader der nis van den Islam (4° Volgr. 6 e Deel, 357—421);
scheepvaartregeling. De generaals die, voorloopig Een en ander over het inlandsch onderwijs in


of definitief, het gouverneurschap over Atjeh be- de Padangsche bovenlanden (Feestnummer der
kleedden derfden zijne voorlichting niet, doch Bijdrag. van 1883, afd. Land- en volkenk., 57
eene gevolgenrijke samenwerking tusschen weten- 84); Twee populaire dwalingen (5 C Volgr. i e Deel,
schap en strategie ontstond eerst toen den troe- 356 —377)'; Mekkanische Sprichwörter und Redens-
penaanvoerder J. B. Van Heutz de leiding werd arten gesammelt und erlautert (Ibid. 433—576);
toevertrouwd; met den Gouverneur-Generaal Van Een rector der Mekkaansche universiteit (5 C Volgr.
der Wijck één van zienswijze werd het tweetal 2e Deel, 344—404); Nog iets over de Salasila
bijzondere mannen de intellectueele en tactische van Koetei Volgr. 3<-' Deel, 109—120); Een
drijfkracht van den nieuwen koers, waarin tot Mekkaansch gezantschap naar Atjeh in 1683 (Ibid.
heden toe geen wijziging is gebracht. Hierover
verder uit te weiden is niet van deze plaats;
545 —54); — in de „Indische Gids": Mr. van
den Berg's uitgave van den Minhadj at-talibin (Jg.
genoeg zij het te vermelden dat Dr. Sn. 11. zich 1883, 531 —44); Mr. van den Berg's beoefening
naar Atjeh begaf en bijna alle de onder bevel van het Mohammed. Recht (Jg. 1884, 363—434
des gouverneurs gemaakte tochten als onmisbare en 736 —816); De laatste vermaning van Moham-


raadsman medemaakte. Telkenmale werd zijn ver- med aan zijne gemeente afgekondigd in het jaar
blijf op het operatieterrein herhaald; in Decem- 1880 n. Chr. (Jg. 1884, Juli-aflev. I —18); in
ber igoi keerde hij van zijn laatste reis naar „de Gids" (Jg. 1886): de Islam; — in de Revue
Atjeh voor eenigen tijd terug.
Inmiddels was de titel van dezen veclzijdigen
coloniale internat. (I, 25-—59): Der Mahdi;
in het Tijdschr. v. h. Bat. Gen. v. K. en W.:

wetenschappelijken ambtenaar veranderd; de uit- Eenige Arabische strijdschriften besproken (Dl.
breiding zijner bemoeiingen bracht zulks mede: XXXIX, 37g—427); lets over verjaring in het
sedert April IBgB is hij „Adviseur voor inland- Moehammedaansche Recht (Ibid. 431—457); Islam
sche en Arabische zaken", een titel van algemeene
en onbepaalde strekking, doch aan de veelheid
und Phonograph (Dl. XLII, 393 —427); — in

van des titularis werkzaamheden zeker aangemeten. 1) Sedert zijn nog verschenen: een brief over
Dat onder deze omstandigheden de geschriften den Islam in de Questions diplomatiques et

'
veel minder zijn dan in eene vroegere periode coloniales, 5 L Annéc, n°. 106; „Les confreries
ligt voor de hand; voor de wetenschap is dit te religieuses, la Mecque et le Panislamisme" in de
Revue de I'histoire des religions en: „Eene
ben behalve de verdienste van de eersten te verzameling Arabische, Maleische en Atjehsche
zijn, vele goede qualitciten, doch kunnen niet handschriften en gedrukte boeken" (Notulen v.
anders dan als „voorloopig" gekenschetst worden. h. Bat. Genootsch. v. Kunsten en Wetcnsch. Ig02).
SNOUCK HURGRONJE. (CHRISTIAAN) — SNIJWERK. 639
het Tijdschr. Het Recht in Ned.-Ind.: Sajjid lijk maakt. Komt het heden niet klaar, dan morgen,
Oethman's „Gids voor de priesterraden" bespro- of overmorgen. Het is een echt werkje voor den
ken (Dl. LXIII, 722 —44); lets over priester- geboren knutselaar, die onze Noorsche doorzet-
raden (Ibid. 74g—5 2 ), Rechtstoestand van kin- tingskracht en onze tijdswaarde niet kent. Een
deren buiten huwelijk geboren uit inlandsche geschikte houtsoort of een mooi stuk bamboe
vrouwen die den Mohammedaanschen godsdienst vindt hij toevallig op' een tocht in het bosch,
belijden (Dl. LXIX, 133—136 en 285 —290, I.XX, neemt het mede en als hem de lust bekruipt,
87 —92); — in Zeitsehr. der Deutschen Morgen-
land. Gesellschaft: Ein Arabischer Beleg zum
wat te maken, zoekt hij 't op en begint te snijden.
Eerst de randen en wat lijnen, die zoo ongeveer
heutigen Sklavenhandel in Singapore (Bd. XLV, de verdeeling aangeven ! Dan legt hij 't weer weg
395 —402); Eduard Sachau's Muhammedanisches en het begonnen werk blijft soms dagen liggen.
Recht nach schafiitiseher Lehre (Bd. LIII, 125 — Bij een ijverige bui wordt het weer begonnen en
167);— in de Revue de I'histoire des religions:
Contributions récentes a la connaissance de I'lslam
naar tijd en lust het veroorloven, voortgezet. Vol-
gens onze begrippen traag en lui maar toch een
(XX, 64—90); Une nouvelle biographie de Moham- werkwijze, die aan het gemaakte bizondere kwa-
man (XXXVH, en
— —203).
med (XXX, 48 —70 en 149 178); Le druil musul- liteiten geeft. De man werkt alleen als hij zich
gedisponeerd gevoelt, als hij werkelijk behoefte
1—22I—22 174
SNIJWERK. Dit woord beslaat een onafzien- voelt om door te gaan. Is dit niet het geval, dan
baar terrein in het inlandsche leven. Het mes, blijft het werkstuk grof en primitief: gaat hij door,
het echte snijwerktuig, Mal. pisau, vormt het dan ontstaan die raak-uitgesneden ornamentaties,
voornaamste, soms zelfs het eenige gereedschap precies gesneden, het kalme, rustige aspekt, dat
van den inlander. Het is meestal van staal ge- die versieringen voor ons zoo aantrekkelijk maakt.
maakt en van een spitse punt voorzien; alleen Toch is 't niet iedereen gegeven om werkelijk
in de minder-beschaafde streken, op Nieuw-Guinea sierkunstenaar te zijn. Bij de Kajan's en Bahau's
en de talrijke eilandjes, welke dit groote, nauw vermeldt Dr. Nieuwenhuis, dat bij de intrede der
bekende land omringen, waar de ijzerbewerking puberteit de meisjes zich gaan oefenen in het
weinig of niet bekend was, diende een geslepen vlechten en versieren met kralen, de jongens in
steenscherf als gereedschap, een primitief voor- het snijden in hout en been of in het ontwerpen
werp, dat echter door de oude Papoea's blijkens van patronen. Die arbeidslust wordt dan bevor-
hun werkstukken vaardiger werd gebruikt dan derd door het beginnend verkeer tusschen beide
de later ingevoerde en meer geschikte Europee- seksen, die van weerszijden zich bezighouden met
sche messen. Dat mesje is een onafscheidelijke het maken van fraaie geschenken. Doch na het
metgezel van den inlander: in huis maakt hij er huwelijk eindigt die ongewone activiteits-periode en
allerlei nuttige huishoudelijke voorwerpen mede slechts de weinigen, die bizonderen aanleg heb-
en zelfs op reis gaat het mede naast het zwaard ben, ontwikkelen zich tot meesters, soms tot buiten
als wapen tegen verveling. De Timorees bergt hun stam bekend. Daarbij komen nog allerlei
het in zijn sirih-zak en de Dajak reserveert voor beperkende bepalingen. Bijv. het snijden in herts-
zijn „njoe" een plekje naast de scherpe kling hoorn is alleen hun geoorloofd, die eenige toch-
van den mandau, een zoo algemeen Dajaksch ge- ten hebben meegemaakt. Dit materiaal mag bij
bruik, dat geen behoorlijke mandau zonder dit oogsten een maand lang niet gebruikt worden
mesje te denken is. De scherpe punt dient als om de rijstzielen niet te verschrikken, welke ont-
boortje, dat herhaalde malen omgedraaid een breed houding evenzeer bij zwangerschap der echtge-
gat met schuin toeloopende wanden doet ont- noote verbindend is. Maar heeft hij eindelijk
staan; de snede dient verder om vlakken af te zeker meesterschap bereikt, dan voelt de Kajan-
schaven en te ronden. Dajak zich meer dan gewoon mensch en onder
Doch boven dit veelvuldig gebruik, boven deze de bizondere bescherming van een goeden geest
utiliteitswaarde staan de aesthetische eigenschap- te staan. Om dien niet te verstoren, liet een kunst-
pen, welke dit eenvoudige volkswerk van bizon- vaardige Dajak, toen de terugreis met Dr. Nieu-
dere waarde doen zijn, hooger zelfs dan men uit wenhuis aanving, 2XB eieren offeren aan den
de weinige werktuigen zou mogen opmaken. Daar, geest, die hem in staat stelde te snijden (11, bl. 22g).
waar het echte mannenwerk, de koper- en ijzer- Die eigenaardige arbeidswijze geeft tevens aan
bewerking, zich niet boven de meest eenvoudige het Indonesische snijwerk een beperkt karakter.
gebruikswaarde heeft kunnen verheffen, is steeds Uitvoerig snijwerk, zoo toepasselijk bij uitsluitend
in het snijwerk meerdere ontwikkeling te bespeu- houten huizen, komt lang niet algemeen voor en
ren. Ja zelfs op eilanden als Nias, waar het men moet bepaald op Sumatra, Java en vooral
vrouwelijk vlechten en weven alle sierkunstige op Bali komen om een verzorgde versiering van
opvatting mist, is in het snijwerk der mannen het huis of van den tempel te vinden. En zelfs
iets bizonders te vinden. Bij Papoea's, Timoree- daar worden groote, heerschende partijen in de
zen. Dajaks, Balmeezen en Bataks staat het dan versiering gemist, de ruime, architecturale opvat-
ook bovenaan in de rij der volkstechnieken, een ting. Het is doorgaans een aaneenschakeling van
ornamcntale, een decoratieve kracht toonend, welke kleine motieven, soms geraffineerd doorwerkt, maal-
niet in gelijke mate bij de andere producten kan ais geheel te verbrokkeld om een machtigen in-
worden aangewezen. druk te maken. Vandaar tevens dat de groote,
Dit is een volkomen natuurlijk verschijnsel. artistieke waarde bij het Indonesisch snijwerk in
Geen techniek komt zoo geheel overeen als het de bewerking van kleine voorwerpen het meest
snijden met den aard van den inlander. Het vor- algemeen te vinden is, meer schuilt in de sier-
dert geen bizondere krachtsinspanning, alleen kunst dan wel in de beeldende kunsten.
taai geduld en eenige vingerkracht die tot precies Het materiaal, dat hiervoor het meest in aan-
werken in staat stellen. Het eischt absoluut geen merking komt is de bamboe, die met weinig
ingewikkelde opzet of inrichting, die geregeld door- moeite tot tabakskokers kan worden verwerkt en
werken en een goed gedacht overzicht noodzake- met bepaalde voorliefde wordt versierd.
640 SNIJWERK.

De eenvoudigste vorm hiervan is het inkrassen.


Met de spitse mespunt wordt de epidermis
I laarentegen op
Atoni Timor
West-Timor
-— het land der
— zie Ten Kate, T. A. G. 11, s.
doorgesneden en uit een complex van lijnen een
ornament gevormd. In het eerst zijn die fijne
XI, i — verdwijnt dit gegraveerde ornament ge-
heel, maakt plaats voor een gesneden versiering
lijntjes weinig zichtbaar, maar tijdens het gebruik met zeer onafhankelijke eigenschappen. Het baseert
nemen ze allerlei vuil op, dat als donkere vulling zich op een merkwaardige verdeeling van het cylin-
het ornament tamelijk goed laat uitkomen. Men drische vlak, die met de gebruikte motieven in
kan deze bewerking het beste aanduiden met gra- nauw verband staat. Het ornamentskarakter is
veeren, daar uitsluitend met lijnen wordt gewerkt koel en strak, wat vooral uitkomt bij vergelijking
en niet met vlakken. Om dit geheel bijeen te met het wufte Beloneesche. En evenals Prof.
houden wordt het fond meestal voorzien van schuine Haddon voor het ornament van Britsch N.-Guinea
lijntjes, die elkaar kruisen en zoo gearceerd don- een bepaalde afdeeling in groepen heeft aange-
kere partijen vormen. wezen, zoo kan ook hier een gedecideerde splitsing
Dit gegraveerde bamboe-ornament is vrijwel alge- plaats vinden met scherp omschreven kenmerken.
meen in den Archipel. Men vindt het o. a. op Al is het door onvoldoende herkomstopgave dei-
bamboekokers van Ned. N.-Guinea, Ceram, Ter- voorwerpen mij niet mogelijk geweest, gelijk Prof.
nate, Flores, Soemba, Oost-Timor, Zuid-Celebes, Haddon deze aan de districtverdeeling te toetsen,
het gemcngd-Maleische deel van Borneo, het toch wordt dit opgewogen door de historische
Riouwschc en op geheel Sumatra. Deze opvolging waarde van dit ornament, dat blijkens het prach-
geeft tevens in het algemeen de successievelijke tig materiaal van het Leidsch Museum minstens
stijging in ornamentwaarde aan met het Batak- zestig jaar in diezelfde groepverdeeling heeft voort
sche bamboe-orrament als hoogste punt. Waru geleefd.
men bijna overal den bamboekoker afsluit met Wat dit West-Timoreesche snijwerk eveneens
een cirkeltje uit pompoenenschil of met e-en pri- interessant maakt, is de vorming van het fond.
miti.'ven stop, komt hier de Bataksche aristocratie Bij enkele groepen is het ornament uitgesneden
te voorschijn met fraai afgewerkte deksels, die tegen blank gehouden fond, bij andere in de
breed en mooi glimmend zwart het gele bamboe omgekeerde verhouding. Bij beide is het weg-
afsluiten. Het ornament is afgesloten door hori- nemen der epidermis vergoed door een invulling
zontale banden met fijne detailleering en het zoo met zwarte was. Deze wordt op de bamboehuid
gevormde veld is gevuld met tecre spiralen' en ingewreven en hecht alleen daar, waar het snij-
dooreengestrengelde lijntjes. Daarnevens een zorg- den de ruige onderlaag heeft blootgemaakt. Een
vuldig uitgevoerde arceering, die het lijngewemel effen, zwart fond zou te zwaar doen tegen het
versterkt, den nadruk legt door vorming van kleine, gele, blank-gehouden ornament en vandaar dril
donkere vlakjes. Ook laat men hier de sneden de W.-Timoreczen dit oplichten met allerlei variëe-
volloopen met een bruine verfstof, die zich even- rende arceeringen, die inderdaad verschillende
tjes onder de bamboehuid verspreidt en wazig de schakeeringen doen ontstaan, een geestige zwart-
lijnen vergezelt. en-witkunst, die men op dat eiland niet zou ver-
Op dit gegraveerde werk volgt het echte snij- moeden ').
werk, waarbij door diepe, dus grovere sneden de Dit opzettelijk invullen met zwart kan men
epidermis zoo ver doorgesneden is, dat naar wil- slechts gedeeltelijk terugvinden bij enkele Papoea-
lekeur deze afgesplcten kan worden. Vanzelf ont- en Dajak-kokers. De arceering van het W.-Timo-
staat een kloeker ornament-karakter, het manne- reesche snijwerk en van het Indonesische bamboe-
lijke, naast het teere, vrouwelijk graveerwerk. graveeren wordt echter bij beide gemist. De
Voor den oppervlakkigen beschouwer van snij- Dajak van Centraal-Borneo vergoedt dit door de
werk en ornament zal dit onderscheid van weinig kleinste fondverdeeling met zwart in te vullen
belang zijn. Maar toch zit er dieper waarde in, en door de grootere met drakenbloed rood te
die juiste determineering wenschelijk maakt. Men kleuren: een gebruik dat tot zelfs in de gemengde
vindt bijv. onder de Bataksche kokers gesneden kuststreken is doorgedrongen.
exemplaren, o. a. in het Britsch Museum te Lon- In die half-Maleisehe streken vindt men een


den. Deze wijken zoozeer af door ornamentbe- min of meer floralisch ornament, dat schitterend
handeling er is te Londen bijv. één met de overtroffen wordt door dat van Centraal-Borneo
voor bamboe-ornament zoo zeldzame menschen- en — blijkens de bamboekokers uit Serawak en
figuur — dat zij een bepaalde groep vormen,
scherp gescheiden van de bekende Batak-versie-
Broenei in het Britsch Museum — van Noord-
Borneo, die beide een zoo groote overeenkomst
ring. Een sterker voorbeeld is op Timor te vinden, tooncn met de prachtige exemplaren door Dr. Nieu-
een sprekender, omdat het mij door voldoend wenhuis meegebracht, dat een nauwgezet verge-
studiemateriaal hier gelukt is, de herkomst van lijkend onderzoek nu wenschelijk wordt. Op
die groepen vast te stellen. meesterlijke wijze is hier met een zoo gevaarlijk
In Oost-Timor, vermoedelijk ook op het Middel- motief, de spiraal gewerkt, een elegant geheel,
deel heerscht bijna uitsluitend het gegraveerde dat deze Dajaksche snijwerken naast die der
ornament. Dit Beloneesche ornament baseert zich Bataks en West-Timoreezen tot de meesterstukken
deels op de meer dan sobere vulling met ruitjes in den Archipel maakt. Een eigenaardig feit bij
en driehoekjes, die ook op Soemba, Flores en dit snijwerk is het overheerschen van de toem-
Zuid-Celebes gelijkend te vinden zijn èn op een pal-verdeeling, dat echte, Indonesische siermotief,
weelderig ensemble van spiralen, dat kennelijk ver-
want is aan het Alfoersche ornament van Ceram en 1) Ik moet hierbij verwijzen naar een uit-
dat van enkele Dajakstammen. Typeerend voorde voerige verhandeling over Timoreesch snijwerk
laatste drie is een eigenaardige fondvullingvan fijne, en ornament, die, naar ik hoop, over eenige
schuine streepjes, die nu eens in de eene, dan weer maanden zal kunnen verschijnen en waarin deze
in de andere richting loopen en die ik nog op nieuwe gegevens met talrijke afbeeldingen wor-
geen ander snijwerk terug heb kunnen vinden. den gemotiveerd.
SNIJWERK. 641
elders alleen bij vlechtwerk en weefsels algemeen ment, juist de omgekeerde verhouding van de
gebruikelijk. Indonesische sierkunst, die in vlakornament het
Het versterken van snijwerk door invulling van hoogste staat.
zwart is bovendien te vinden op de hoogst inte- Dat gewriemel van fijne krulletjes, overdadig
ressante beenen kokers van West-Timor, van verspreid, die naturalistische motieven in over-
zwart of wit op de besneden kalebassen, in de vloed toegepast missen in den regel verhouding.
'I'iiucu-groep en N.-Guinea voorkomend. Deze toch Ze zijn niet rustig, neigen meer tot mooi-maken
dienen om de sirih-kalk te bewaren en geven dan mooi-zijn. Vooral is dat op te merken in de
alzoo een ongezochte aanleiding om de gesneden gesneden Javaansche schermen, in de versierde
lijnen met kalk in te vullen. Een meer op zich- gamelan-instrumenten, die hun armoede in wer-
zelf staande vernissing met wit is daarentegen op kelijke sierkracht bedekken met overstelpcnden
de Dajaksche pagaaien te vinden. overvloed.
Deze versieringen zijn alle in den engsten zin Zeer eigenaardig toch, hoe ondanks de eeuwen
van het woord: vlakornament. van Hindoe-kultuur in den Archipel nog in onze
Het snijwerk op bamboekokers van Padang en dagen beide richtingen naast elkaar zijn blijven
Palembang geeft een geleidelijken overgang aan. leven, hoe weinig wisselwerking zij op elkander
Hierop komt gegraveerd ornament voor, waarbij hebben geoefend.
het fond gevormd wordt door schuin-uitgesneden Want de beheersching van het beeld en de
deelen en zoo regelmatig en zeker toegepast, dat zwakheid van het abstracte ornament zijn tevens
hier het voor Indonesië zoo zeldzame bas-relief de kenmerken der Hindoe-tempels op Java. Voor
op bamboe ma£ aangewezen worden, een primi- den Hindoe-versierder is een natuurlijk gegeven
tieve uiting van rclicfwerk, zoo meesterlijk door als uitgangspunt dringend noodzakelijk; als hij
Japanners behcerscht; een verschijning, die terug- dit mist en een abstracte friesvulling moet maken,
keert in het basrelief der gesneden huisversieringen ontstaat een veelal verward geheel. Hij is als
in Midden-Sumatra. versierder in de eerste plaats een verteller, die
Evenzeer een overgang tot relief-snijwerk geven decoratief het leven rondom zich weergeeft of in
de a jour gesneden ornamenten van Dajaksche rijke beelden van fantasie demonen vol krachtige
huizen en de prauwversiersels, die in het Ooste- expressie beitelt. Een fries met vogels en planten
lijk Archipel-deel algemeen worden. Beide wor- is ook nog voldoende om mooi verwerkt te wor-
den op uitstekende punten toegepast en dit be- den, doch abstracte motieven zijn voor hem dood.
paalt de bewerking. Men tracht den overgang van De machtige, allernobelste eenvoud der Dhyana-
huisnok tot de lucht geleidelijk te maken door Boeddha's op den Boroboedoer, het juiste sieren
het fond van het snijwerk weg te nemen. van een godenbeeld, waarvan de heerlijke Pradj-
Dezelfde afwisseling in aspekt tracht men ook njaparanita in het Leidsch Museum van Oudhe-
in deze deelen — ook op Sumatra —
gen door polychroom ornament op planken te
te verkrij- den een zeldzaam voorbeeld geeft, staan hemel-
hoog boven de vulling der paneelen aan die
schilderen en daardoor het bewegelijke van het tempelruïne, waarbij de overdaad van krullende
plastiek ornament te krijgen. Renaissance nog zuinig wordt. Zoon omlijsting
Dit a jour snijwerk en de polychroom-beschil- van een tempelpoort is zeer bizonder door het
dcring behooren nog tot het echte, Indonesische Banaspati-motief, wakend boven den ingang, prach-
siergebied. Het plastiek ornament als mooie sier- tig gedacht en uitgevoerd; maar nu de bewerking
vorm valt geheel erbuiten, is een beslist over- der voetstukken, der basementen. De geheele
blijfsel van den machtigen Hindoe-invloed. ornamentatie rust daar op wegdeinende spiralen-
Op de eilanden, die of geheel of bijna niet golven, een groote, decoratieve fout! De door-
geïnfluenceerd zijn geweest, is bijv. het menschen- dachte toepassing is hier verdrongen door een
beeld, het zoo geliefd onderwerp van plastieke zwelgen in versiering.
behandeling, primitief gebleven. Bij de Papoea's Doch ook hier in de behandeling van dit onder-
staat het ornament op de korwar's in geen ver- werp is matiging noodig en vanzelf zou ik komen
houding tot de hoekige menschenfiguren en zelfs op de beeldende kunsten, die reeds uitvoerig
de zoo artistieke Dajaks zijn niet in staat hun door den heer G. P. Rouffaer besproken zijn.
beelden eenige aantrekkelijkheid te geven. In hun Volledigheidshalve zij hier nog gewezen op de
plastieke versieringen, waarvan de beenen man- bewerking der Balineesche beelden. Vindt men
daugrepen de beste zijn, bereiken zij in geenen bijv. op Java beitels en gutsen, die dit beeld-
deele de hoogte van hun vlakornament. De spi- snijden zoozeer verlichten, op Bali is het mes,
ralen van dezen versieringsvorm zijn letterlijk plas- naar de heer C. M. Pleyte mij uitdrukkelijk ver-
tisch overgebracht, terwijl men in dat gewemel zekerde, het uitsluitend gereedschap gebleven.
van fijne lijntjes rust tracht te brengen door het Evenzoo mogen nog hier vermeld worden de
uitboren van groote gaten, het toepassen van hoornen lepels der Timoreezen, die naast de een-
grootere schaduwpartijen. Evenzoo de beeldstaven voudige uit klapperdop gesneden, als fraai ver-
bij de Bataks. sierde voorwerpen te lang reeds de aandacht ge-
Om mooie plastiek in het Indische snijwerk te mist hebben.


vinden moet men zich bepaaldelijk richten tot de Als hulpmiddel bij andere technieken doet de
versierde huizen op Java helaas jammerlijk gesneden, houten stempel het meest dienst. Zoo
verdwijnend —en op Sumatra, tot de tempel-
versieringen van Bali, voor werkelijke beeldende
gebruiken de professionecle tatoueerders bij de
Kajan-Dajaks een drukplankje, klingé, waarmee
kunst tot dat laatste eiland en de prachtige kris- met zwart op de menschelijke huid wordt gedrukt
heften en maskers op Java en Bali. Die Balinee- in plaats der anders gebruikelijke voorteekening
sche beelden en die wapenversieringen vertoonen
dezelfde eigenschappen ; als de laatste een vogel-
(Nieuwenhuis, LXII hoofdst.). Kleinere stempels
lambagan — —
dienen bij de Dajaks om de breede
of mensch-figuur bedoelen en geven, staat deze vrouwenhoeden te bedrukken (Hardeland, lamba-
beeldsculptuur weder hooger dan het relief-orna- gan). Op Celebes, in Sausoe, past men dit bij
111 -fi
642 SNIJWERK. — SOEKABOEMI.

het versieren van foeja toe (zie Intern. Archiv f. toppen op de noordelijke grens liggen en van
Ethnogr. XIV, IV, 1901, bl. 160; toela) en op den Halimoen; daarop volgt een breed breccie-
Java voor het drukken van een goedkoop soort en mergelterrein, terwijl zich langs de Zuidkust
Wajang-figuren. een kalkterrein uitstrekt.
Het geklopte aardewerk in den Ind. archipel De tertiaire brecciën, mergels en kalksteenen
wordt soms versierd door het slaan met houten beslaan de grootste Zuidelijke helft der afdeeling.
staafjes, waarin een regelmatig ornament is inge- Ten Z. van de Tjiletoe-baai komen zoowel schie-
sneden. Direct snijwerk op aardewerk vindt men fers en kwartsieten, waarschijnlijk tot de krijt-
o. a. op Zuid-Celebes, waar naast geschilderde formatic behoorende, als eoceene kwartszandsteenen
figuren ook gesneden lijnen voorkomen, die soms aan den dag. Het aantreffen dezer laatsten deed
tot primitief bas-relief zijn uitgediept. de aanwezigheid van steenkool vermoeden, welke
J. A. LoEisi-'.R Jr. ook in 1855 werd aangetroffen, echter niet in
SO. Tav. Zie MENINDJAU. voldoende hoeveelheid om voor eene ontginning
SOA-SOA. Zie BIEJAWAKH. op groote schaal in aanmerking te komen. Steen-
SODKIANG. Enclave van Gowa. Zie aldaar. kool van goede kwaliteit werd verder gevonden
SOEAT. Amb. Gor. Zie SAGOE. in het eoceene gebergte ten Z.W. van de hoofd-
SOEBAH. District van de contróle-afd. Keboe- plaats Soekaboemi en in 1890 werd eene maat-
men, regentschap en afd. Batang, res. Pekalongan, schappij opgericht tot ontginning der terreinen,
met eene oppervlakte van 2i.ig0,82 hectaren. tot het land Tanisari behoorende. Na eenige hon-
Het district telt 82 desa's. derden tonnen kool te hebben verkregen, werd
SOEBODAK. Bat. Zie TJAMPEDAK. de ontginning wegens de geringe dikte der lagen
SOEHAID. Landschap op Borneo, in het Boven- gestaakt. In de bedding van de Tji Karang, een
Kapoeasgebied, administratief tot de afd. Sintang zijriviertje van de Tji Boeni en in die van andere
behoorend, met een oppervlakte van 12 Q g. m. riviertjes in de nabijheid daarvan zijn koper-,
en een Maleische en Dajaksche bevolking van ruim zink- en loodertsen aangetroffen. De ontginning
1000 personen. De grenzen zijn bij het in 1883 ervan is voorloopig niet loonend gebleken.
met den vorst gesloten contract vastgesteld. Het Behalve de zeer belangrijke Tji Boeni zijn de
rijkje is geheel onbeduidend; de vreedzame be- volgende rivieren vermeldenswaard: de Tji Kaso
volking vindt een eenvoudig bestaan in ladang- en de Tji Karang welke aan de Zuidkust uitmon-
bouw, vischvangst in de meren (in het noordel. den; de Tji Letoe welke in de baai van dien
ged. van het landschap) en het inzamelen van naam valt; de Tji Mandiri, eene belangrijke rivier
boschproducten; van welvaart is onder hen geen die op den rechteroever al het water opneemt dat
sprake. Zelfs de hoofdplaats Sochaid is een armoe- van het Noordelijk grensgebergte afvloeit, nl. de
dige, vervallen negeri. De vorst, Pangéran gehee- Tji Pelang, de Tji Tjatih met de Tji Leuleuj,
ten, bemoeit zich weinig met bestuursaangclcgen- de Tji Heulang en de Tji Mahi als zijrivieren en
heden, en houdt zich in de laatste jaren zelfs de Tji Tarik. De Tji Bareno is grensrivier met
niet in zijn rijk, doch te Sintang op. Bantam.
Litteratuur: J. J. K. Enthoven, Bijdragen tot In deze afdeeling zijn niet minder dan 250 pcr-
de Geogr. van Borneo's Wester-Afd. igo2, bl. ceelen in erfpacht uitgegeven, waarop thee, koffie,
174 vlg. kma en ook wel kapok, cacao, peper en groen-
SOEHAT. Bat. Zie KELADI. ten geteeld worden. Op een viertal erfpachtsper-
SOEKA. AU. Min. Zie MENINDJAU. ceelen wordt veeteelt gedreven. Op overeenkom-
SOEKABOEMI. Afdeeling der residentie Pre- sten met de bevolking werken er 15 rijstpelmolens,
anger Regentschappen, groot 421.709,1 hectaren met water als beweegkracht en alle in handen
of 76,8 □ g. m. en verdeeld in 3 contróle-afdee- van Chineezen; verder 4 ondernemingen voor de
lingen, nl. Soekaboemi, omvattende de districten cultuur van suikerrietstekken. De inlandsche land-
Goenoengparang (hpl. Soekaboemi) en Tjimahi bouw bepaalt zich tot den verbouw van rijst en
(hpl. Tjisaat); de contróle-afd. Tjitjoerocg,waar- tweede gewassen. Sawahs zijn tot vrij hoog in
toe behooren de districten Tjitjoeroeg (met gelijkn. het gebergte, tot 1100 M. boven zee aangelegd.
hoofdpl.), Tjiheulang (hpl. Karangtengah) en Pala- De inlandsche bevolking vindt voor een aanzien-
boean (hpl. Palaboeanratoe); eindelijk de contróle- lijk deel een middel van bestaan op de erfpachts-
afd. Lengkong (hpl. Ngalindoeng) met de distric- perceelen. Men treft die aan in alle zes districten
ten Djampang-tengah (hpl. Ngalindoeng) en van deze afd. In het district Palabocan zijn in
Djampang-koelon (hpl. Tjitjoeroeg II); derhalve de laatste jaren vele erfpachtsperceelen, voor de
in het geheel 7 districten. In het W. maken de cultuur van koffie, thee en cacao bestemd, uitge-
Wijnkoopsbaai of Pelaboean-ratoe en de Zandbaai geven. De theeondernemingen Sinagar-Tjirohani
of baai van Tjiletoe meer of minder diepe inham- en Parakan-salak zijn resp. groot 2041 en 1747
men. De Zuidwcstelijkste uithoek heet Oedjoeng baoe. De districten Goenoenparang, Tjimahi en
Genteng. De afd. beslaat het westelijkste gedeelte Tjiheulang maken het in 1821 door het Gou-
der residentie, nl. het gedeelte gelegen ten W. vernement teruggekochte particuliere land Soeka-
van de lijn die van den top van den Gede in boemi uit. De Gouv.ts koffiecultuur in genoemde
nagenoeg Zuidelijke richting loopt naar het punt, districten is zoo goed als verdwenen en heeft
waar de Tji Balepoelang in de Tji Boeni valt, plaats gemaakt voor eene vrijwillige cultuur van
welk laatste verder zuidwaarts tot aan hare mon- Liberia-koffie. Arènsuiker is een niet onbelangrijk
ding de grens der afd. vormt. De afd. Soekaboemi, artikel van uitvoer.
waar een patih aan het hoofd van het Inlandsch De hoofdplaats Soekaboemi ligt in eene bekoor-
bestuur staat, maakt deel uit van het regentschap lijke streek, aan den Zuidelijken voet van den
Tjiandjoer. Gede, op 602 M. boven zee. Zeer schoon is het
Het Noordelijk gedeelte der afd. wordtingeno- uitzicht op de zacht glooiende en met een rijken
men door vulkanisch terrein, nl. de hellingen van plantengroei prijkende hellingen van genoemden
den Gede, den Salak, den Tjakraboeana, wier vulkaan en op de heuvels ten Zuiden. Sedert den
SOEKABOEMI. —- SOEKADANA.' 643
aanleg van de spoorlijn Buitenzorg—Soekaboemi— ook langs de kust bergachtig, op sommige plaat-
Bandoeng is de plaats zeer vooruitgegaan; zij had sen laag en moerassig, terwijl geen rivieren van
op het eind van 1900 eene bevolking van 12.112 belang worden aangetroffen. Behalve de hoofdpl.
personen, nl. 569 Europeanen, io.ogg inlanders en Soekadana, verblijfplaats van den Panembahan,
1444 Chineezen. liet klimaat is er aangenaam zijn er geen vermeldingswaardige plaatsen. Voor
koel, gelijkmatig en betrekkelijk droog, waardoor de voortbrengselen van den bodem, middelen van
de plaats bijzonder geschikt is tot herstellings- bestaan enz. der bevolking zie het artikel BORNEO
oord (zie het volgend artikel). Behalve de boven- en de bronnen bij SIMPANG vermeld.
genoemde spoorlijn loopt door de afd. de groote Om een beknopt overzicht van de geschiedenis
militaire weg die van Buitenzorg komt en zich van het rijk te geven is het noodzakelijk de land-
bij Tjiandjoer aan den grooten postweg aansluit. schappen Matan en Simpang (welke in vroeger
Verder wordt de afd. door vele wegen en voetpa- tijden met Soekadana één geheel vormden) gelijk-
den doorsneden. Een per as berijdbare weg naai- tijdig te beschouwen.
de Zuidkust is in aanleg. In het begin van igoi In tegenstelling met andere rijken op Borneo's
is eene stoomvaartlijn geopend tusschen Batavia, Westkust, is het mogelijk van Soekadana een vrij
Palaboeanratoe aan de Wijnkoopsbaai en Tjilatjap. aaneengeschakeld verhaal van het ontstaan, den
SOEKABOEMI. De hoofdplaats van het district bloei en het verval te geven. Het rijk werd ge-
van dien naam en de Preanger Regentschappen, sticht door een Brawidjaja, een der vorsten van
gelegen aan de spoorlijn van Buitenzorg naar Madjapahit, die de oorspronkelijke Dajaksche be-
Bandoeng. Deze plaats is in de laatste vijftien volking wist te onderwerpen en als vorst gehul-
jaren beroemd geworden als herstellingsoord voor digd werd; hij breidde zijn macht tot diep in de
de bewoners van laaggelegen streken, nadat Dr.
Van Tijn er het fraaist gebouwde gezondheids-
binnenlanden uit, stichtte verschillende plaatsen
waaronder waarschijnlijk ook het tegenwoordige

etablissement van Ned.-Indië stichtte, dat Sela-
batoe heet. Daaraan is tevens cene tweede inrich-
Soekadana, waar hij zijn zetel had — en liet na
zijn dood een gevestigd en uitgestrekt rijk aan zijn
ting verbonden Selabintana genoemd. Soekaboemi zoon na. Deze, Pangcran Praboe geheeten, gaf
ligt 600 meter boven de oppervlakte der zee en zijn jongeren broeder het landschap Tajau in leen
heeft een luchttemperatuur, die schommelt tus- en bleef zelf te Soekadana gevestigd; diens zoon
schen 230 en 31° C. met een regenval van3ioom.M. Pangcrang Karang Toendjoeng was de eerste die
Selabintana ligt ongeveer 300 meter hooger en den titel Panembahan aannam. Zijn opvolgers
is dus koeler. Kort na de oprichting kreeg Scla- breidden het gebied steeds uit, waardoor het rijk
batoe een subsidie van het Gouvernement, die weldra tot grooten bloei geraakte. Omstreeks 1550
evenwel werd ingetrokken, nadat Tjimahi voor ten tijde der regeering van Panembahan di Baroch,
zieke militairen is aangewezen. Het verblijf voor stichter van Matan (waardoor we nu geruimen tijd
lijders aan buikziekten te Soekaboemi is nadee- Soekadana en Matan als één rijk vermeld vinden),
lig; voor reconvalescenten aan andere ziekten verschenen de eerste zendelingen van den Islam
verdient het aanbeveling en het biedt tevens een in het rijk. Zijn zoon, Giri Koesoema, omhelsde
voordeel aan boven andere herstellingsoorden, om- als Panembahan de nieuwe leer en huwde om-
dat er vele Europeesche gepensionneerden wonen, streeks 1600 met een dochter van den vorst van
waardoor maatschappelijk verkeer mogelijk is. Een Landak, waardoor na zijn overlijden het bestuur
uitgebreide beschrijving van Sclabatoe komt voor over beide rijken in één hand kwam. Met dezen
in Eigen Haard van iBgg. C. L. v. l>. B. vorst vonden de eerste aanrakingen der Neder-
SOEKADANA. Zuidwestel. afdeeling van de landers plaats. Het was nl. Van Waerwyck, die
res. Westerafd. van Borneo met de hoofdpl. Keta 25 Maart 1604 van het eiland Karimata (waar
pang aan de Westkust — standplaats van den
controleur —, met een oppervlakte van ongeveer
hij geankerd was) een sloep naar Soekadana zond
om berichten omtrent den handel in te winnen.
610 D g. m. en een gemengde bevolking (zie J. P. Het gevolg was dat de factorij te Bantam in 1607
J. Barth, Overzicht der afd. Soekadana, Verh. Bat. (of 1606) Hans Roef naar Soekadana zond met het
Gen. Dl. 50, 1897) van 42.300 personen, bestaande doel diamanten in te koopen, waarin deze naar
uit Dajaks, Maleiers, Javanen, Chineezen en andere wensch slaagde; men besloot daarom de betrekkin-
Vr. O. De afd. grenst ten O. aan Sintang en gen nauwer aan te halen en zoo mogelijk aldaar een
Kotawaringin (Z.- en O.afd. van Borneo), ten Z. kantoor op te richten. Tot dat doel werd Bloemaert
aan de Java-Zce, ten W. aan de Chin. zee en het het volgend jaar met een zending belast, welke tot
landschap Koeboe en ten N. aan de landsch. een overeenkomst leidde met de vorstin (die inmid-
Meliau en Sekadau, en omvat de landschappen dels het bestuur — ook over Landak, waar vooral
(en daaronder ressortcerende eilanden) Matan,
Soekadana en Simpang. Zie overigens op die
de diamanten werden gevonden — in handen had)
welke overeenkomst evenwel niet de gewenschte
namen. resultaten opleverde. Hoogstwaarschijnlijk omdat
SOEKADANA. Landschap op Borneo's West- Bloemaert met den Sultan van Sambas, die rech-
kust, met de onderhoorige Kariinata- en eenige ten op Landak pretendeerde, een meer daadwer-
langs de kust gelegen kleine eilanden, behoorende kelijk contract had gesloten, nam de inmiddels
tot de afd. Soekadana. Het vroeger zoo uitge- aan het bewind gekomen vorstin van Soekadana
strekte rijk wordt thans begrensd door de rivier- (die hierin een gevaar zag) al heel spoedig een
tjes S. Melya in het N. en S. Sidoek in 't Z.; bepaald vijandige houding aan, en verbood o. a.
door het Paloeng-gcb. in het O. en in het W. allen handel aan de bewoners der Karimata-eilan-
door de zee, en heeft een oppervlakte van slechts den (welke van uit S. bestuurd werden) met de
13,2 D g- m. en een totale bevolking (in iBgi) onzen. Niettemin had de Comp. op Soekadana
van 2331 personen, bestaande uit Maleiers, zgn. een factorij gesticht en behaalde groote winsten
„Orang boekit" of bergbewoners, eenige Javanen, met de diamanten en „bezoarsteenen" welke zij
Boegmeezen en Chineezen. In het landschap wonen van S. en Landak betrok. De toestand bleef zoo
geen Dajaks. Over 't algemeen is het landschap, tot 1622, toen Soekadana door den Toemenggoeng
644 SOEKADANA.

Bahoereksa, Boepati van Kendal op last van Sul- geven, terwijl de plaats daarna werd verwoest,
tan Agoeng van Mataram werd aangevallen en na bij welke gelegenheid de Hollanders veel buit
eene hardnekkige verdediging genomen. Onze loge, maakten. De naar Kota-Waringin gevluchte Sultan
zoomede die der Engelschen, welke zich eveneens Zeinoe'd-din werd van den troon vervallen ver-
in S. hadden gevestigd, geraakten bij deze gele- klaard, het bestuur in handen gegeven aan een
genheid in brand, terwijl de bezetting (aan 't hoofd zoon zijns broeders, met den titel Panembahan,
stond Fr. Gouwenaer) naar 't binnenland vluchtte. terwijl Soekadana (en Landak) als wingewest van
De oude Koningin werd onttroond, medegevoerd Bantam werd beschouwd. De Comp. vergenoegde
naar Java, en keerde nimmer naar S. terug. Voor zich met een ruime belooning voor de bewezen
't eerst vinden we nu melding gemaakt van een diensten, terwijl haar hoofddoel: verdrijving der
kostbaren diamant, „Intan Übi" geheeten, welke Engelschen, volkomen was bereikt; van een be-
in de geschiedenis van Soekadana steeds een groote paalde vestiging in Soekadana schijnt de Comp.
rol heeft gespeeld. Dr. de Haen, afgezant van zich echter te hebben onthouden.
J. P. Coen naar het Hof van Mataram, ontmoette Het succes van Bantam was evenwel slechts
13 Aug. 1622 de oude Koningin te Pingit, welke tijdelijk, daar de verdreven Sultan, met Boeginee-
plaats haar als verblijf was aangewezen, en ver- sche hulptroepen (afkomstig van Bandjermasin,
nam van haar de geschiedenis van den diamant; waar zich vele Boegmeezen hadden gezet) zich,
de steen die hem toen vertoond werd, vertrouwde met verdrijving van den door Bantam aangestcl-
hij echter niet de echte te zijn (Van Dijk, bl. 182). den Panembahan, op den troon wist te herstellen,
Het nu volgend tijdperk is eenigszins duister. waarin hij van de zijde van Bantam geen ver-
Hoogstwaarschijnlijk evenwel kwam in 1623 de hindering ondervond. Sultan Zeinoe'd-din over-
inmiddels meerderjarig geworden zoon van de leefde zijn herstel stechts enkele jaren; zijn
onttroonde vorstin, met erkenning der opperheer- opvolgers deden veel moeite om Soekadana en
schappij van Mataram i) onder den titel van Panem- Matan tot vorigen bloei te brengen en slaagden
bahan van Mcliau (waar hij zijn woonplaats had) hierin volkomen; langzamerhand kwamen Engel-
aan het bewind en verwierf later van een uit schen, Franschen en ook Chineesche jonken op
Mekka teruggekeerden Sjcich rang en titel van de stad handel drijven. Een der nakomelingen
Sultan Mohammed Tsafioe'd-din, waarna hij zich

-
van Sultan Zeinoe'd-din, Sultan Ahmad Kamaloe'd-
te Matan vestigde. Deze breidde zijn macht zeer din, gaf zijn broeder een strook gronds benoorden
uit; door uithuwelijking zijner zuster verkreeg'hij Soekadana in erfelijk bezit ten geschenke, die er
zelfs de suprematie — voor korten tijd
Sambas. De handel nam onder zijn bestuur te
—■ over de negorij Simpang bouwde en aldus de grond-
legger van het tegenwoordige rijk van dien naam
Soekadana eveneens een groote vlucht, waarvan werd. Door huwelijken bleven de vorsten van
de Engelschen handig gebruik maakten en er Soekadana en Simpang steeds aan elkaar ver-
een factorij vestigden. Genoemde Sultan overleed maagschapt en behield eerstgenoemd rijk zeer
in 1650. lang de suprematie over Simpang. Inmiddels stond
De Nederlanders, die na de gebeurtenissen van Bantam in 1778 zijn lang vergeten rechten op
1622 wel is waar de betrekkingen met Soekadana Soekadana aan de Comp. af, en werd Kamaloe'd-
nimmer geheel afbraken, doch slechts van af de din met deze verwisseling van Opperheer in ken-
schepen handel dreven, zagen deze vestiging der nis gesteld, zonder evenwel de Comp. als zoodanig
Engelschen met leede oogen aan en vonden eene te erkennen. Zooals reeds gezegd, had Soekadana
geschikte aanleiding om de gehate concurrenten zich hersteld en de handel ter W.kust groo-
te verdrijven in 't navolgende: Op het eind der tendeels tot zich getrokken, hetgeen den naijver
17e eeuw ontstonden twisten tusschen Soekadana van den Sultan en stichter van Pontianak, den
en Landak (welk rijk toen weder afzonderlijk Arabier Abdoe'r-rahman opwekte, wien deze bloei
werd bestuurd), naar het heet over het bezit van een doorn in 't oog was. Deze sluwe bondgenoot
den bekenden diamant, op onrechtmatige wijze van de Comp. wendde zich tot haar om hulp,
door den toenmaligen Sultan Zeinoe'd-din den welke dadelijk werd verleend. Met vereende krach-
Pangéran van Landak afhandig gemaakt. (Hoe ten werd tot tuchtiging van Soekadana besloten.
de diamant, die nu weer Danau Radja werd ge- Voor de stad gekomen, bevond men deze bijna
noemd, in het bezit van Landak was gekomen,
blijkt niet duidelijk.) De Pangéran, op wraak
geheel verlaten — de Sultan was naar hel Zuiden
gevlucht, waarheen hem nagenoeg de geheele be-
bedacht, vroeg huip aan den Sultan van Ban- volking was gevolgd; toch werd de met zooveel
tam, belovende diens suprematie te zullen erken- moeite opgebouwde plaats totaal vernield, van den
nen, indien tot tuchtiging van Soekadana werd grond weggevaagd. Dit geschiedde in 1786. Na deze
overgegaan. Als gevolg hiervan werd in 1699 verwoesting, waarmede aan Soekadana als rijk een
door Bantam — eigenlijk om bovenvermelde
redenen door de Comp. (Bantam kon zonder
einde was gemaakt, bleven de rechtmatige vor-
sten slechts over Matan (of Kajoeng) gezag uit-
hare toestemming niets uitrichten) — een expe-
ditie tegen Soekadana ondernomen, waarbij zich
oefenen. De verdreven Sultan, aanvankelijk te
Matan verblijf houdende, verlegde spoedig zijn
nog een aantal Landakkers aansloot, tegen welke zetel naar Laja, aan de Kajoeng en overleed in
vereenigde macht de Sultan, hoewel dapper weer- 17g2, het bestuur aan zijn zoon Sultan Mohammed
stand biedende, niet bestand was en zich genood- Djamaloe'd-din overlatende. De door de Comp.
zaakt zag naar het binnenland te vluchten. Na gedane pogingen om zich met hem te verzoenen
een moedige verdediging van de factorij door zijn steeds mislukt. De Sultan van Pontianak had
de Engelschen, moesten deze zich ten slotte over- zijn doel volkomen bereikt; de handel was naar
zijn hoofdplaats verlegd.
1) De heerschappij van Mataram schijnt echter Het verwoeste Soekadana bleef geruimen tijd
van zeer korten duur te zijn geweest. Van Dijk verlaten, terwijl de omgeving weldra tot schuil-
zegt nl. uitdrukkelijk (bl. 190) dat S. in 1636 en verblijfplaats diende van beruchte zeeroovers,
cijnshaar was aan Bandjermasin. waarmede zelfs de Sultan spoedig gemeenc zaak
SOEKADANA. 645
maakte. Na eerst in de verwoesting de hand te eenkomsten, de basis van de later gesloten con-
hebben gehad, deed de Comp. in 17gg een poging tracten vormende; in hoofdzaak stonden beide
om Soekadana weder op te bouwen, benoemde vorsten hun rijk aan het Gouv. af om het in
tot Regent aldaar een prins van Mampawa, en leen terug te ontvangen. Hoewel de Sultan toe-
schonk hem den titel Pangéran, doch vergeefs: stond dat met den Panembahan van Simpang
de Pangcran zag zich genoodzaakt naar Mam- afzonderlijk onderhandeld werd, wenschte hij toch
pawa terug te koeren. Geruimcn tijd werd de baai zijn oude rechten op dat landschap te handhaven,
van Soekadana de schuilplaats van een geducht terwijl het Gouv. zich de rechten op Soekadana
roovershoofd, Datoe Tjamerang, of Radja Sabrang (in 1778 door Bantam aan de Comp. afgestaan)
geheeten, die zich als heer en meesier in de ver- voorbehield, doch vergunning verleende, dat ver-
laten streken beschouwde, terwijl niemand hem vallen rijk door bevolking enz. weder op te rich-
weerstand durfde bieden. In 1816 beproefde hij ten. De Karimata-eilanden evenwel zouden onder
zelfs een aanval op Simpang, doch werd terug- 't onmiddellijk gezag van 't Gouv. komen. Verder
geslagen, en eerst in iBig verliet hij Borneo's behelsde de overeenkomst o.a. bepalingen omtrent
Westkust. Intusschen nam het verval van Matan beteugeling der zcerooverij, het heffen van belas-
hand over hand foe. Om zijn half-broeder Pangc- tingen, het toekennen eener schadeloosstelling aan
ran Mangkoe Rat Soema, die rechten op den troon de vorsten wegens derving van inkomsten enz.
van Matan pretendeerde, tevreden te stellen, Na het hijschen van de Nederl. vlag te Simpang,
schonk de Sultan hem de landstreek Ke-nda- Bengadong (toenmalige verblijfplaats van den Sul-
wangan (Zuid-Matan) doch deze volhardde bij tan van Matan), zoomede op de plek waar vroe-
zijn pogingen om zijn broeder te verdrijven. Beide ger Soekadana gestaan had en op de Karimata-
broeders, zoowel als de Panembahan van Simpang eilanden, had de heer Muller zijn laak volbracht.
deden druk aan de zeerooverij mede, de Sultan Deze voorloopige overeenkomsten werden in hoofd-
van Matan had zelfs een geheele vloot, die de zaak in 1823 bekrachtigd.
kusten van Borneo onveilig maakte en ook naar In 1827 maakte zich de Sultan van Matan aan
Riouw en Java op roof uitging. een daad schuldig die ver strekkende gevolgen
Zoo stonden de zaken in 1822. Met andere had. In dat jaar strandde op de Karimata-eilanden


staten ter Westkust waren door het herstelde Xcd. een Nederl. schip, waarvan de bemanning en een
gezag de betrekkingen reeds lang aangeknoopt, groot gedeelte der lading werden gered door het
toen door den heer Tobias, Commissaris op Borneo,
een ml. gezantschap (het hoofd ervan was een
van wcge het Gouv. over die eilanden aangesteld —
hoofd Batin Galang (een voormalig zeeroover, doch
half-broeder van den Sultan van Tontianak) met die sedert het Gouv. zeer aan zich verplichtte).
brieven en geschenken naar Matan en Simpang De Sultan van Matan beschouwde zich (niette-
werd gezonden, welke gezanten een goed onthaal genstaande het gesloten contract) nog steeds als
vonden, terwijl de vorsten toen reeds de belofte heer over die eilanden, eischte van Batin Galang
allegden den zeeroof zooveel mogelijk te zullen dat hij de lading zou uitleveren, hetgeen deze
kecren. In den loop van dat jaar evenwel werd weigerde. Na een wanhopige verdediging werden
door roovers van Matan de Nederl. kotter Her- Galang en diens broeder gedood en de gescheurde
mina afgcloopen en de bemanning vermoord, zon- Nederl. vlag door den Sultan als zegetceken naar
der dat de Vorst pogingen had gedaan (hij was zelfs Matan gevoerd. Deze daad kon de Regeering niet
wellicht medeplichtig) om zulks te verhinderen. ongestraft laten; met behulp van Radja Akil werd
In dien tijd deed Rallies, van uit Benkoelen,
wetende dat de vorsten van Simpang en Matan
■—■ tegen het vijandige Matan (dat intusschen ter-
dege versterkt was) opgetrokken. Na het verove-


nog niet door contracten aan het Gouv. verbon- ren van een aantal bentings (waarbij door den
den waren pogingen om hen aan zich te verbin- vijand moedig weerstand werd geboden) werd ein-
den, waarnaar vooral de vorst van Matan — schuld delijk de hoofdplaats bereikt en verlaten gevonden.
bewust — wel ooren.had. De Hollanders waren
hem echter voor; in Nov. '22 vertrok (op last
De bevolking werd vergiffenis toegezegd indien ze
vrijwillig in onderwerping kwam, terwijl de Sultan
van den Commissaris) de heer G. Muller van daarop van allen verlaten, zich met zonen en bloed-
Sambas om met Matan en Simpang de oude be- verwanten in de binnenlanden schuil hield.
trekkingen te hernieuwen, terwijl zich hij hem Tot belooning voor zijne veelvuldige diensten
aansloot de majoor Radja Akil met 6 bewapende werd Radja Akil door het Gouv. tot Sultan van
ml. vaartuigen. Radja Akil was de kleinzoon van Soekadana (met de onderhoorigc Karimata-eilanden)
Radja Jahja, sultan van Stak, die door zijn schoon- aangesteld en besteeg den troon onder den titel
broeder op het laatst der iBc eeuw was verdre- Radja Akil dipertoean Sjah di Brussel. De ver-
ven en met zijn nakomelingen een zwervend leven vallen plaats Soekadana werd hem als verblijf-
leidde. Akil wist, vooral door persoonlijken moed, plaats aangewezen en verrees weldra onder den
zijn naam bijzonder bekend te maken, had een naam Nieuw-Brussel. Zijn verhouding tot Matan
eigen vloot, met door hem aangestelde officieren en Simpang evenwel was minder gemakkelijk te
en manschappen te zijner beschikking en streed regelen. In 1829 overleed de afgezette, voort-
in verschillende oorlogen. In 1815 benoemde de vluchtige Sultan van Matan en werd door het
toenmalige Eng. resident van Banka hem tot hoofd Gouv. als zijn opvolger bestemd en benoemd de
van Billiton, terwijl hij bij het herstel van het Pangéran van Kendawangan, zoon van een half-
Ned. gezag als majoor in dienst van het Gouver- broeder van den overleden Sultan, met den titel
nement overging en aanvankelijk uitstekende dien- Panembahan Anom Kesoema Nagara (en hier-
sten bewees. mede dus een eind gemaakt aan het Sultansbe-
Bij de komst van Muller was de regeering in stuur in Matan) die bij zijn aanstelling het opper-
Matan nog steeds in handen van Sultan Moham- gezag van Nieuw-Brussel moest erkennen; in
med Djamaloe'd-din, terwijl de Panembahan van hetzelfde jaar was waarschijnlijk de Panembahan
Simpang tevens Rijksbcsticrder van Matan was. van Simpang gestorven, terwijl zijn opvolger mede
De onderhandelingen leidden tot voorloopige over- de opperhoorighcid van genoemd rijk erkende.
646 SOEKADANA. — SOEKAPOERA.
Intusschen bleek Radja Akil als Sultan in geen
enkel opzicht aan de verwachtingen te beantwoor-
Wester-Afdccling ....
enz., Zalt-Bommel, 1854
1856, 2 dln.; Mr. C. L. D. van Dijk, Necrland's

den; zijn aanstellerij, inhaligheid en heerschzucht
deden de bevolking verloopen, vooral echter nam
vroegste betrekkingen met Borneo ....
enz., Am-
sterdam, 1862 en E. B. Kiclstra, Bijdragen tot
hij de Vorsten (die hem zelfs alle gehoorzaam- de geschiedenis van Borneo's W.-Afd., Ind. Gids,
heid ontzegden) en hoofden tegen zich in en 1889, '90, '92 en '93.
in 't algemeen liet de erkenning van zijn gezag SOEKADANA. Hoofdplaats van het landschap
alles te wenschen over. Doch ook door den hoo- van dien naam, eertijds een beroemde handels-
gen toon van den nieuwbakken Sultan, ontstond plaats, de groote markt van Borneo's Westkust,
tusschen hem en den toenmaligcn Resident een tegenwoordig slechts van historisch belang. In
onaangename verhouding, welke zoo hoog liep 1786 werd de plaats door den Sultan van Pon-
dat in 1831 beiden naar Batavia werden ontbo- tianak, met behulp van de 0.-I. C. geheel ver-
den tot vereffening der bestaande geschillen. Dit woest en de bevolking verstrooid. Later vestigden
alles leidde tot het sluiten van een contract (12 zich op de plek benden zeeroovers, die er hutten
Maart 1831 bekrachtigd), waarbij verschillende bouwden en rijstvelden aanlegden doch eindelijk
aangelegenheden werden geregeld, terwijl op de verdreven werden. Na de tuchtiging van Matan
hoofdplaats een fortje werd gebouwtl met een in 1828 werd de plaats door Radja Akil en zijne
kleine militaire bezetting, welke in 1834 reeds volgelingen herbouwd en verwierf den zonder-
weder werd ingetrokken en vervangen door een lingen naam „Nieuw-Brussel", welke naam intus-
posthouder en 5 politie-oppassers. schen meer en meer in onbruik geraakte om plaals
Intusschen bleef inzonderheid de Panembahan te maken voor den ouden. Na haar weder-oprich-
van Matan alle gehoorzaamheid aan den „Slakker" ting heeft Soekadana nimmer de belangrijke plaats
(zooals de Sultan door de bevolking smadelijk van vroeger ingenomen en vooral sedert 1895
werd aangeduid) ontzeggen en vermeed zelfs alle (wanneer de bestuurszetel en daarmede de handel
aanraking met hem. Tot eene uitbarsting kwam naar het zuidelijke Ketapan (in Matan) werd ver-
het evenwel niet, omdat in 1833 de Panemba- legd) alle beteekenis verloren. Het ter plaatse
han op aandrang van het Gouv. afstand van den gebouwde fortje heeft geen militaire bezetting.
troon deed, terwijl zijn broeder, Tjakra Nagara, SOEKANEGARA. Contróle-afdeeling in het
bestuurder van Kendawangan tot Panembahan regentschap Tjiandoer, res. Preangerregentschappcn
werd verheven. Deze weigerde later evenwel het met de hoofdpl. Pagclaran en verdeeld in 3 distric-
bestuur te aanvaarden, en was het landschap fei- ten, nl. Djampang-vvetan, Tjikondang en Tjidamar.
telijk eenigen tijd zonder wettigen bestuurder, tot- SOEKAPOERA. Afdeeling en regentschap dei-
dat in 1837 Anom Kesocma Nagara weder in residentie Preanger Regentschappen op Java, groot
zijn vroegere waardigheden werd hersteld en zijn 260.312,13 hectaren of 47,4 □ g. m. en verdeeld
broeder in 1839 als vroeger met het bestuur over in twee contróle-afdeelingen, nl. Manondjaja en
Kendawangan werd belast, onder het oppergezag Parigi. Tot de contróle-afd. Manondjaja behooren de
van Matan. districten Pasirpandjang (hpl. Manondjaja, Bandjar
In 1837 werd met den Sultan van Soekadana en Kawasen (hpl. Bandjarsari); de contróle-afd.
een nieuw contract gesloten, waarbij de scheiding Parigi omvat de districten Parigi, Tjidjoelang, Man-
van het Matansche rijk van Soekadana werd uit- dala (hpl. Tjilegi), Tjikemboelan en Kalipoetjang.
gesproken, welk rijk voortaan alleen zou bestaan Het regentschap Soekapoera omvat ook de
uit de landschappen Simpang en het oude Soe- afdeeling Soekapoera-kolot (zie op dat woord).
kadana (Brussel), terwijl in 1845 eindelijk een De afd. Soekapoera wordt aan de Noordzijde
dergelijke bepaling werd gemaakt betreffende Sim- van de res. Cheribon en aan de Oostzijde van
pang, zoodat den Sultan Log slechts het opperge- de res. Banjoemas gescheiden door de Tji Tan-
zag over de Karimata-eilanden, waarvan de hoof- doej, eene zeer belangrijke rivier, welke van Bandjar
den evenwel door het Gouv. worden aangesteld, af bevaarbaar is.
bleef toegekend. Ten Z. wordt de afd. door den Ind. Oceaan
Door zijn wanbestuur was Sultan Abdtil Djalil begrensd en ten W. paalt zij aan de afd. Soeka-
Sjah (zooals hij ook wordt aangeduid) niet in 't poera-kolot en Tasikmalaja. Van eerstgenoemde
minste er in geslaagd Soekadana tot vrocgeren afd. wordt zij gescheiden door de Tji Woelan.
bloei te brengen. Hij overleed in het jaar 1849, In het Z.O. maakt de Panandjoeng-baai, door het
een belangrijke schuld aan het Gouv. nalatende, schiereiland van dien naam verdeeld in Dirk de
en werd opgevolgd door zijn zoon Tongkoe besar Vries- en Maurits-haai, cene belangrijke inham.
Anom, wien echter door het Gouv. slechts de In het N. der afd. strekt zich langs de Tji
titel van Panembahan werd verleend. Tandoej eene smalle strook vulkanisch terrein uit,
Sedert de afscheiding der landschappen Matan maar overigens bestaat de bodem, de moerassen
en Simpang zijn orde en rust betrekkelijk in die (o. a. de rawa Lakbok) in den N.O.hoek en langs
rijken teruggekeerd; de vorsten, van het gehate de Tji Tandoej uitgezonderd, uit jong-tertiairc
Siaksche vorstenhuis ontslagen, betooncn zich in gronden, nl. uit brecciën en mergels en, in het
't algemeen trouwe onderdanen van het Gouver- Zuiden uit balkgronden. Langs de kust ligt, over
nement. Wel ontstonden vooral in 't Simpangsche eene groote uitgestrektheid, eene zandstrook van
nu en dan conflicten tusschen de bevolking en ongeveer 300 M. breedte.
den vorst, waarmede volksverhuizingen plaats gre- Behalve de Tji Tandoej en de Tji Woelan
pen, doch het Gouv. behoefde nimmer, althans niet bovengenoemd zijn nog te vermelden: de Tji
krachtdadig, tusschen beide te komen. De met de Medang en de Tji Seël, laatstgenoemde is cene
verschillende landschappen gesloten contracten rechter-zijrivier van de Tji Tandoej.
zijn nu en dan vernieuwd of gewijzigd en worden In de allerlaatste jaren zijn in de afd. Soeka-
in hun geheel medegedeeld door J. P. J. Barth, poera, voornamelijk in het district Bandjar, een
Overzicht der afd. Soekadana, Verh. Bat. Gen. I2tal erfpachtsperceelen uitgegeven. Er is ook
Dl. 50 (1897). Zie ook: P. J. Veth, Borneo's een aanplant van suikerrietstekken. De zout- en
SOEKAPOERA. 647

koffie-doorvoerpakhuizen, die eertijds ter districts- het eind van 1895 4687 inwoners telde, waaron-
hoofdpl. Bandjar gevestigd waren, zijn tengevolge der 31 Europeanen, 4628 inlanders, 22 Chineezen
van den spoorwegaanleg ingetrokken. De hoofd- en 6 andere vreemde Oosterlingen. Ofschoon de
plaats der afdeeling en van het regentschap is plaats door den spoorweg wel wat is vooruitge-
Manondjaja; deze plaats ligt op i 3 paal afstands gaan is zij nog steeds van weinig beteekenis. Er
van de Tji Tandoej aan de spoorlijn Bandoeng- is een sierlijke moskee.
Tjilatjap. Het is een vrij kleine plaats, die op

You might also like