Professional Documents
Culture Documents
62 Cursus Redox 2021
62 Cursus Redox 2021
Chemische reacties kunnen onder meer ingedeeld worden naar mechanisme van de reactie.
Men onderscheidt
Ca + H2SO4 → CaSO4 + H2
0 +I +VI –II +II +VI –II 0
▪ In eenzelfde reactie komen beide processen steeds gelijktijdig voor omdat het aantal
afgestane elektronen gelijk is aan het aantal opgenomen elektronen. Vandaar de naam
redoxreactie van reductie-oxidatiereactie.
▪ Merk op dat bij een redoxreactie de oxidator gereduceerd wordt en de reductor
geoxideerd.
137
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.1.2 Praktische hulpregel om het oxidatiegetal te bepalen
Het oxidatiegetal OG is het bindingsvermogen van een atoom. Dit bindingsvermogen wordt
bepaald door de elektrische lading die door het atoom, werkelijk of denkbeeldig, wordt
gedragen. Het OG van de elementen varieert tussen welbepaalde uiterste waarden, bepaald
door de ligging van het element in het PSE. Voor een welbepaald element is het maximale
positief OG steeds het positieve groepsnummer en is het minimale negatief OG gelijk aan het
groepsnummer min acht. Nooit bedraagt de waarde van het OG meer dan + VII en minder
dan -IV. Voor de bepaling van het OG van een element in concrete verbindingen volgt men
enkele vuistregels:
• Bij de atomen van een enkelvoudige stof (zoals Fe, Zn, C, P4, O2,...) is het OG van het
element steeds = 0
Vb O2: OG (O) = 0
• Bij monoatomische ionen is het OG van het ion gelijk aan de resulterende ionlading.
Vb Ca2+: OG (Ca) = +II
• Behalve voor de elementen van de hoofdgroepen Ia, IIa en IIa kan het OG van de
elementen in verbindingen variëren tussen welbepaalde extreme waarden:
OGmax = groepsnummer (N)
OGmin = groepsnummer – 8 (N-8)
Het verband tussen het OG van een element en zijn plaats in het PSE wordt gegeven in
volgende tabel,
138
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
A Anorganische verbindingen
Voorbeelden
Enkelvoudige stoffen
Cl2 Cl- Na+ Al O2- S8 Ne
0 -I +I 0 -II 0 /
Samengestelde stoffen
B Koolstofverbindingen
Koolstofverbindingen zijn atoomverbindingen. Hiervoor bepaalt men het oxidatiegetal via de
denkbeeldige lading. Elk gemeenschappelijk elektronenpaar wordt denkbeeldig volledig ter
beschikking gesteld van het atoom met de grootste elektronegatieve waarde. Elk ‘gegeven’
elektron betekent een lading +I, elk ‘ontvangen’ elektron betekent een lading -I.
Voorbeelden
H C O H
O
OG(H)=+I OG(O)=-II OG(C)=+II
H
H
H C1 C2 O
H C C O
H H H H
OG(H)=+I OG(O)=-II OG(C1)=-III OG(C2)=+I
Oefeningen
CH2=CHOH CH3COCH3
139
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
CH3COOH CH3OCH2CH3
Net zoals bij zuur-basereacties bestaat een redoxreactie uit 2 deelreacties of halfreacties,
1. een reductor geeft elektronen af aan de oxidator. De reductor wordt dan de
geconjugeerde oxidator (die opnieuw elektronen kan opnemen).
2. Een oxidator neemt elektronen op van de reductor. De oxidator wordt zo de
geconjugeerde reductor (die elektronen kan afgeven)
Er gebeurt dus steeds een elektronentransfer van reductor naar oxidator ter vorming van
een geonjugeerde reductor en geconjugeerde oxidator. Aangezien de meeste redoxreacties
evenwichtsreacties zijn is de terugreactie ook steeds mogelijk.
Voorbeeld:
Ca + H2SO4 → CaSO4 + H2
0 +I +VI –II +II +VI –II 0
oxidatie reductie
Calcium wordt geoxideerd; is de reductor; staat 2 elektronen af. Dit wordt weergegeven in
de oxidatie-halfreactie:
Ca → Ca2+ + 2 e- (Ca Ca2+ + 2 e-)
RED1 geconj. OX1 + n e -
Net zoals bij zuur-basereacties kun je spreken van twee redoxkoppels. Een redoxkoppel
wordt ook apart genoteerd als Ox/Red. Elke redoxreactie bevat dus twee redoxkoppels.
In bovenstaand voorbeeld is dit dan Ca/Ca2+ en H+/H2.
koppel 1
Opmerking:
• Wanneer we spreken over de reductor of oxidator in een redoxreactie hebben we het
steeds over de heenreactie (reactie naar rechts).
140
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
• In een redoxreactie wordt meestal maar één element geoxideerd en één element
gereduceerd (uitzonderingen hierop zijn mogelijk). Het OG van eventuele andere
elementen verandert niet. In bovenstaand voorbeeld verandert het S-atoom in SO42- niet
van oxidatiegetal
4.1.4 Opgaven
2 KI + Cl2 → 2 KCl + I2
a 2 Al + 3 CuSO4 → Al2(SO4)3 + 3 Cu
b Fe2O3 + 3 CO → 2 Fe + 3 CO2
c 16 KNO3 + S8 → 8 K2SO4 + 16 NO
4.1.5 Zelfevaluatieopgaven
141
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
b. Mg + CuCl → MgCl2 + 2Cu
2 Per atoomsoort het OG aanduiden. De deeltjes met een element waarvan het OG
verandert behouden.
In elke halfreactie wordt onmiddellijk het aantal atomen van de oxidator en reductor in
evenwicht gebracht.
Voorbeeld
Leid via de halfreacties de stoffenreactievergelijking af voor de reactie tussen een KI-
oplossing en een KMnO4-oplossing in H2SO4-midden waarbij Mn2+ en I2 ontstaan.
KI + KMnO4 → Mn2+ + I2
1. K+ + I- + K+ + MnO4- → Mn2+ + I2
2. +I -I +I +VII –II +II 0
142
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
AB: MnO4- + 8 H+ + 5 e- → Mn2+ + 4 H2O
2 I- → I2 + 2 e-
4.2.2 Opdrachten
Vervolg experiment: De afgeplatte kwikdruppel wordt daarna met een ijzeren nagel
benaderd. Wanneer de nagel de kwikdruppel raakt, neemt de oppervlaktespanning opnieuw
toe waardoor de kwikdruppel boller wordt en niet langer de nagel raakt. Vanaf dan herhaalt
het proces zich wat resulteert in een ritmische beweging zoals een kloppend hart.
143
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
2. Schrijf de redoxreactie van de reactie tussen kaliumpermanganaat en kaliumjodide in
neutraal/basisch midden via de halfreacties.
4.2.3 Zelfevaluatieopgaven
Naast de halfreactiemethode kan men ook een andere methode hanteren. Dit is gebruik
maken van de redoxbrug waarbij de reacties niet in halfreacties uitgewerkt wordt, maar op
zijn geheel gelaten.
2 Per atoomsoort het OG aanduiden. De deeltjes met een element waarvan het OG
verandert behouden.
144
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
3 Afzonderlijk de reductie- en oxidatiereactie opschrijven via deelreacties op de redoxbrug,
rekening houdend met de index bij het betrokken element in de formule van het
materiedeeltje.
3 Redoxbrug:
Ox 1 x (-2e-)
Red 2 x (+1e-)
4 Elektronenbalans EB:
Ox 1 x 1 x (-2e-)
Red 1 x 2 x (+1e-)
5 Ladingsbalans LB:
145
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
6 Atomenbalans AB = ERV:
Verkorte weergave
Leid via de redoxbrug de stoffenreactievergelijking af voor de reactie tussen chloorgas en
kaliumjodaat in basisch midden waarbij kaliumchloride en kaliumperjodaat ontstaan.
Redoxbrug met EB
Ox 1 x 1 x (-2e-)
Red 1 x 2 x (+1e-)
LB 0 1- → 2- 1-
1- + 2 OH1- → 3-
Cl2 + IO31- + 2 OH1- → 2 Cl1- + IO41-
AB Cl 2 → 2 O 5 → 4 + 1xO
I 1→1 H 2 → 0 + 2xH
146
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.3 EXPERIMENTELE STUDIE VAN REDOXREACTIES MET
TERNAIRE VERBINDINGEN
De aard van de reactieproducten, die ontstaan bij een redoxreactie, hangt af van
verschillende factoren. Spelen onder andere een rol:
1. de aard van de reagentia, wat verband houdt met de E0-waarde: zie verder
2. de pH van het reactiemidden: zuur, neutraal of basisch
3. de concentratie van de reagentia
Reageren metalen met een zuur dan gebeurt dit volgens een redoxreactie. Afhankelijk van de
aard van het metaal en de aard van het zuur worden echter andere reactieproducten
gevormd. Dit wordt geïllustreerd door magnesium- en kopermetaal in contact te brengen met
verschillende zuren.
Het midden kan de aard van de eindproducten van een redoxreactie bepalen. Zo wordt
KMnO4 gereduceerd tot Mn2+ in zuur milieu, tot MnO2 in neutraal milieu en tot MnO42- in
basisch milieu.
147
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.3.3 De concentratie van de reagentia
148
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Fe2+ + NO31- → Fe3+ + NO2
Fe2+ + NO31- + 2 H3O1+ → Fe3+ + NO2 + 3 H2O
2 FeSO4 + 2 HNO3 + H2SO4 → Fe2(SO4)3 + 2 NO2 + 2 H2 O
Bij zuur-basereacties hebben reeds kennis gemaakt met de sterkte van zuren en basen. Een
sterk zuur was hierbij een zuur dat gemakkelijk zijn proton afstaat. Bij een sterk zuur hoort
een zeer zwakke geconjugeerde base (en omgekeerd).
Hetzelfde geldt voor redoxreacties. Als de reductor gemakkelijk elektronen afgeeft, spreekt
men van een sterke reductor. De gevormde geconjugeerde oxidator is dan vrij stabiel en
zal niet gemakkelijk opnieuw elektronen opnemen. Het is een zwakke geconjugeerde
oxidator.
Een sterke oxidator neemt gemakkelijk elektronen op. De bijhorende geconjugeerde
reductor zal dan niet gemakkelijk zijn elektronen afgeven.
Het verloop van de redoxreacties kunnen we net zoals bij zuur-basereacties voorspellen
door de sterkte van de reductoren en oxidatoren in de reactie te bepalen.
149
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
• Reactiviteit van enkele metalen ten opzichte van water
Proef: Voeg een metaal stukje toe aan water waaraan een paar druppels fenolftaleïne is
toegevoegd.
Waarnemingen:
Na + H2O + ff →
Ca + H2O + ff →
Mg + H2O + ff →
Cu + H2O + ff →
Zn + H2O + ff →
Algemene reactie:
Proef: Voeg een metaal stukje toe aan water waaraan een paar druppels fenolftaleïne is
toegevoegd.
Waarnemingen:
Mg + HCl →
Al + HCl →
Zn + HCl →
Fe + HCl →
Cu + HCl →
Algemene reactie:
150
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.4.3 De spanningsreeks van metalen
Hoe meer naar rechtsonder in de reeks, hoe geringer de metaalatomen de neiging vertonen
om elektronen af te staan (= moeilijker geoxideerd worden), hoe moeilijker ze positieve
ionen vormen of hoe gemakkelijker ze als metaalatoom blijven bestaan. Deze metalen noemt
men de zwakke of edele metalen. Het zijn zwakke reductoren. Hun overeenkomstige
metaalion is een sterke oxidator.
OX RED
Zwak Sterk Normpotentiaal
Ca2+ Ca -2,76 V
Na+ Na - 2,71 V
Mg2+ Mg - 2,38 V
Al3+ Al - 1,66 V
H2O H2 - 0,83 V
Zn2+ Zn - 0,76 V
Fe2+ Fe - 0,41 V
Sn2+ Sn - 0,14 V
Pb2+ Pb - 0,13 V
H+ H2 0,00 V
Cu2+ Cu + 0,34 V
Ag+ Ag + 0,80 V
Hg2+ Hg + 0,85 V
Au3+ Au + 1,42 V
Sterk Zwak
Het ion Ca2+ zal moeilijk elektronen van andere metaalatomen opnemen. Ca2+ is de
zwakste oxidator die hier wordt afgebeeld. Omgekeerd zal een Ca-atoom gemakkelijk
elektronen afstaan aan ionen van alle andere afgebeelde metalen. Ca is de sterkste
reductor.
Het ion Au3+ zal gemakkelijk elektronen van andere metaalatomen opnemen. Au3+ is de
sterkste oxidator die hier wordt afgebeeld. Omgekeerd kan een Au-atoom geen elektronen
afstaan aan ionen van alle andere afgebeelde metalen. Au is de zwakste reductor.
151
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.4.4 Verloop van een redoxreactie
Net zoals bij zuur-basereacties kan men na rangschikking van de reductoren het verloop van
een redoxreactie achterhalen:
Een spontane redoxreactie treedt op bij een dalende lijn van reductor naar oxidator. Dus
tussen metaalatomen hoger in de spanningsreeks en metaalionen lager in de spanningsreeks.
Een redoxreactie treedt niet op bij een stijgende lijn van de reductor naar de oxidator.
Dus tussen metaalionen lager in de spanningsreeks en metaalionen hoger in de
spanningsreeks.
Spontane reactie mogelijk Spontane reactie onmogelijk
1) Proef: Ijzeren nageltje wordt toegevoegd aan een oplossing van Cu 2+-ionen.
Reactie: Fe + Cu2+ →
Waarneming:
Reactie: Cu + Fe2+ →
Waarneming:
Besluit: Een spontane reactie treedt op tussen metalen hoger in de reeks met metaalionen
lager in de spanningsreeks (groene, dalende lijn van reductor naar oxidator)
Of nog: Een sterk metaal verdringt een zwakker metaal uit zijn zout. Het zwakker metaal
slaat dan neer. Deze reactie wordt ook wel een verdringingsreactie genoemd.
Opdracht:
1. Raadpleeg de spanningsreeks van metalen.
Staat Hg boven of onder Cu in de spanningsreeks?
152
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
OX RED
Hg2+ Hg
Cu2+ Cu
Hg2+ Hg
2. Bekijk aandachtig het knipsel uit Chem13News: A practical joke about to go horribly
wrong
3. Experiment
Breng een koperen plaatje in een oplossing van AgNO 3 met c = 0,1 mol/L. Het
plaatje wordt bedekt met een zwartgrijs laagje. Na een vijftal minuten stel je
vast dat de oplossing een blauwe kleur krijgt en dat de donkere laag op het
plaatje begint te glinsteren omdat zilvermetaal wordt gevormd.
153
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.4.6 De spanningsreeks van niet-metalen
1) Bekijk aandachtig het filmpje waar chloorwater (Cl 2 in water) wordt toegevoegd aan een
oplossing van KI en noteer de waarneming.
Reactie: 2 I- + Cl2 →
2) Bekijk aandachtig het filmpje waar I2 wordt toegevoegd aan een oplossing van NaCl en
noteer de waarneming.
Reactie: 2 Cl- + I2 →
OX RED
Wil men een algemeen geldende rangschikking dan dient men zich aan de internationale
IUPAC-afspraken te houden. Omdat eenzelfde element, naargelang zijn toestand, elektronen
kan opnemen of afstaan, wordt dit proces voorgesteld als een evenwichtsreactie, en zoals in
de overzichtstabel geschreven als een reductie.
OX + n e- ⇌ RED
I2 + 2 e- ⇌ 2 I- I2/ I-
154
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Bij bepaalde redoxkoppels wordt ook het reactiemidden vermeld:
MnO4- + 2 H2O + 3 e- ⇌ MnO2 + 4 OH- vereenvoudigd: MnO4-/MnO2, OH-
A. Normpotentiaal - standaardpotentiaal E0
Wordt een metalen plaatje in contact gebracht met H 2O, dan lossen er deeltjes uit de
buitenste laag in het water op als metaalionen volgens de reactie M ⇌ Mn+ + n e-.
Hierdoor wordt het water positief geladen
terwijl het plaatje zelf door het
achterblijven van de elektronen een
negatieve lading krijgt.
De elektrodepotentiaal, die bij 298 K = 25 °C en 1013 hPa zou ontstaan tussen het
metalen plaatje en de waterige oplossing van metaalionen met concentratie = 1 mol/liter (1
M) noemt men de normpotentiaal.
De standaardpotentiaal E0 geldt volgens IUPAC bij 298 K en
1000 hPa.Om de normpotentiaal E0 van een willekeurig
redoxkoppel te bepalen meet men bij normomstandigheden het
potentiaalverschil tussen het beschouwde redoxkoppel en een
referentie-redoxkoppel. Men kan immers geen absolute potentialen
meten, enkel potentiaalverschillen of celpotentialen.
Als vergelijkingspotentiaal of referentie-redoxkoppel werd
H3O1+/H2 gekozen, de waterstof-referentie-elektrode
genoemd. Een beschrijving van deze elektrode vindt men op
nevenstaande figuur. De elektrodepotentiaal van het
H3O1+/H2-koppel bij normomstandigheden STP (c = 1 mol/L
T = 298 K = 25 °C, p = 1013 hPa) wordt volgens afspraak
op 0,00 V gesteld.
E° (H3O+/H2) = 0,00 V
155
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
van HCl als een oxidator of H2 als een reductor optreden afhankelijk van welk redoxkoppel
eraan gekoppeld wordt.
Concreet wordt de normpotentiaal E0 van een redoxkoppel experimenteel bepaald door de
bronspanning te meten tussen het beschouwde redoxkoppel en de waterstof-referentie-
elektrode, beide gemeten bij c = 1 mol/L, T = 298 K, p = 1013 hPa. Hierbij ontstaat een
spanning U° tussen de twee halfcellen. De gemeten U° wordt gebruikt om de E° van het
betrokken redoxkoppel te bepalen volgens volgende formule:
U° = E° = E°ox-E°red
Met E°ox = E°-waarde van het redoxkoppel met de sterkste Oxidator
E°red = E°-waarde van het redoxkoppel met de sterkste reductor
Afhankelijk van het redoxkoppel zal de E°-waarde een negatief of positieve waarde
krijgen.
De kennis van redoxpotentialen laat toe het verloop van de reactie tussen
redoxkoppels kwalitatief te voorspellen.
In analogie met een zuur-base-reactie tussen zuur-base-koppels
Z + H2O ⇌ B + H3O1+
zuur1 base2 base1 zuur2
kan men een reactie tussen redoxkoppels voorstellen als
156
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
RED1 + OX2 ⇌ OX1 + RED2
reductor1 oxidator2 oxidator1 reductor2
Ook bij redoxevenwichten verschuift het evenwicht in de richting van de zwakste oxidator en
zwakste reductor. Redoxreacties tussen een sterke reductor en een sterke oxidator verlopen
spontaan (Cfr. dalende groene lijn) waarbij de bijbehorende zwakke oxidator en zwakke
reductor van de koppels worden gevormd. Redoxreacties tussen een zwakke reductor en een
zwakke oxidator kennen geen spontaan verloop (Cfr. stijgende rode lijn).
Algemeen geldt dat indien in een reactiemengsel gelijktijdig verschillende oxidatoren en/of
reductoren aanwezig zijn de sterkste oxidator en reductor zal reageren. Is er weinig
verschil in sterkte tussen de oxidatoren of reductoren in competitie, dan zal de concentratie
mee bepalend zijn. De oxidator of reductor in de hoogste concentratie zal dan reageren.
Via de tabel kan men dan ook begrijpen dat Cu niet zal reageren met H 2SO4 (H3O+), maar wel
met HNO3 (zie 4.3.1). Ook kunnen we vanuit de tabel begrijpen dat als we gebruik maken
van MnO4- er afhankelijk van het reactiemidden (zuur, neutraal, basisch) een ander
reactieproduct gaat ontstaan (zie 4.3.2). Daarnaast kan afhankelijk van de concentratie van
H2SO4 er andere reactieproducten ontstaan (zie 4.3.3)
157
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Normreductiepotentiaal van enkele redoxkoppels bij 298K (in V)
Li1+ + 1 e- Li - 3,02
K 1+
+ 1e - K - 2,92
Ba 2+
+ 2e - Ba - 2,90
Ca 2+
+ 2e - Ca - 2,76
Na 1+
+ 1e - Na - 2,71
Mg 2+
+ 2e - Mg -2,38
Al 3+
+ 3e - Al - 1,66
Zn(OH)4 2-
+ 2e - Zn + 4 OH -
- 1,22
Mn2+ + 2 e- Mn - 1,03
HSO41- + H3O 1+
+ 2e - SO32- + 2 H2O - 0,92
2 H2O + 2 e - H2 + 2 OH 1-
- 0,83
Zn 2+
+ 2e - Zn - 0,76
Cr 3+
+ 3e - Cr - 0,74
Cr 2+
+ 2e - Cr - 0,56
S + 2e - S 2-
- 0,51
NO2 1-
+ H2O +1 e - NO + 2 OH 1-
- 0,46
Cr 3+
+ 1e - Cr 2+
- 0,41
Fe 2+
+ 2e - Fe - 0,41
Cd2+ + 2 e- Cd - 0,40
PbSO4 + 2 e - Pb + SO42- - 0,36
Co 2+
+ 2e - Co - 0,28
Ni 2+
+ 2e - Ni - 0,23
O2 + 2 H2O + 2 e - H2O2 + 2 OH 1-
- 0,15
Sn 2+
+ 2e - Sn - 0,14
Pb 2+
+ 2e - Pb - 0,13
Fe 3+
+ 3e - Fe - 0,04
2 H3O 1+
+ 2e - H2 + 2 H2O 0,00
NO3 1-
+ H2O + 2 e - NO2 1-
+ 2 OH 1-
+ 0,01
HCOOH + 2 H3O 1+
+ 2e - H2CO + 3 H2O + 0,06
AgBr + 1 e - Ag + Br 1-
+ 0,07
S4O62- + 2 e- 2 S2O32- + 0,10
S + 2 H3O1+ + 2 e- H2S + 2 H2O + 0,14
Sn 4+
+ 2e - Sn 2+
+ 0,15
Cu 2+
+ 1e - Cu 1+
+ 0,16
SO42- + 4 H3O 1+
+2e - H2SO3 + 5 H2O + 0,20
AgCl + 1 e - Ag + Cl 1-
+ 0,22
Cu 2+
+ 2e - Cu + 0,34
Fe(CN)6 3-
+ 1e - Fe(CN)6 4-
+ 0,36
O2 + 2 H2O + 4 e - 4 OH 1-
+ 0,40
H2SO3 + 4 H3O 1+
+ 4e - S + 7 H2O + 0,45
S2O32- + 6 H3O1+ + 4 e- 2 S + 9 H2 O + 0,50
Cu1+ + 1 e- Cu + 0,52
I2 + 2 e - 2I 1-
+ 0,54
MnO41- + 1e - MnO42- + 0,54
158
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
MnO41- + 2 H2O + 3 e- MnO2 + 4 OH1- + 0,59
O2 + 2 H3O 1+
+ 2e - H2O2 + 2 H2O + 0,68
BrO 1-
+ H2O + 2 e - Br 1-
+ 2 OH 1-
+ 0,76
ClO2 1-
+ 2 H2O + 4 e - Cl 1-
+ 4 OH 1-
+ 0,77
Fe 3+
+ 1e - Fe 2+
+ 0,77
Ag 1+
+ 1e - Ag + 0,80
NO3 1-
+ 2 H3O 1+
+ 1e - NO2 + 3 H2O + 0,81
Pd2+ + 2 e- Pd + 0,83
Hg2+ + 2 e- Hg + 0,85
H2O2 + 2 e - 2 OH 1-
+ 0,87
1- - 1- 1-
ClO + H2O + 2 e Cl + 2 OH + 0,94
NO3 1-
+ 3 H3O 1+
+ 2e - HNO2 + 4 H2O + 0,94
NO3 1-
+ 4 H3O 1+
+ 3e - NO + 6 H2O + 0,96
HNO2 + H3O 1+
+ 1e - NO + 2 H2O + 0,99
HIO + H3O 1+
+ 2e - I 1-
+ 2 H2O + 0,99
Br2 + 2 e - 2 Br 1-
+ 1,07
IO3 1-
+ 6 H3O 1+
+ 6e - I 1-
+ 9 H2O + 1,09
2 IO31- + 12 H3O1+ + 10 e- I2 + 18 H2O + 1,19
Pt2+ + 2 e- Pt + 1,20
MnO2 + 4 H3O 1+
+ 2e - Mn 2+
+ 6 H2O + 1,21
O2 + 4 H3O 1+
+ 4e - 6 H2O + 1,23
2 HNO2 + 4 H3O 1+
+ 4e - N2O + 7 H2O + 1,27
HBrO + H3O 1+
+ 2e - Br 1-
+ 2 H2O + 1,33
Cr2O7 2-
+ 14 H3O 1+
+ 6e - 2 Cr 3+
+ 21 H2O + 1,33
Cl2 + 2 e - 2 Cl 1-
+ 1,36
Au 3+
+ 3e - Au + 1,42
BrO31- + 6 H3O 1+
+ 6e - Br 1-
+ 9 H2O + 1,44
2 HIO + 2 H3O1+ + 2 e- I 2 + 4 H2 O + 1,45
ClO31- + 6 H3O1+ + 6 e- Cl1- + 9 H2O + 1,45
PbO2 + 4 H3O 1+
+ 2 e - Pb 2+
+ 6 H2O + 1,46
2 ClO3 1-
+ 12 H3O 1+
+ 10 e - Cl2 + 18 H2O + 1,47
HClO + H3O 1+
+ 2e - Cl 1-
+ 2 H2O + 1,49
MnO41- + 8 H3O 1+
+ 5e - Mn 2+
+ 12 H2O + 1,49
2 BrO31- + 12 H3O 1+
+ 10 e - Br2 + 18 H2O + 1,52
HClO2 + 3 H3O 1+
+ 4e - Cl 1-
+ 5 H2O + 1,56
2 HBrO + 2 H3O 1+
+ 2e - Br2 + 4 H2O + 1,59
2 NO + 2 H3O 1+
+ 2e - N2O + 3 H2O + 1,59
2 HClO + 2 H3O1+ + 2 e- Cl2 + 4 H2O + 1,63
MnO41- + 4 H3O1+ + 3 e- MnO2 + 6 H2O + 1,68
PbO2 + 4 H3O 1+
+ SO42- + e - PbSO4 + 6 H2O + 1,68
H2O2 + 2 H3O 1+
+ 2e - 4 H2O + 1,78
S2O8 2-
+ 2e - 2 SO4 2-
+ 2,00
O3 + 2 H3O 1+
+ 2e - O2 + 3 H2O + 2,07
F2 + 2 e - 2F 1-
+ 2,87
159
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.4.10 Oefeningen
1 Bij het houden van een aquarium moet rekening gehouden worden met verschillende
chemische reacties die hierin optreden. Vissen zorgen ervoor dat er ammoniumionen
(NH4+) in het water terechtkomen, die via een bacterieel proces in de aarde onderin het
aquarium omgezet worden in nitriet-ionen (NO2-).
a Is deze omzetting een oxidatie- of een reductiereactie?
b Leid de halfreactie voor deze omzetting af
a Welk metaal zal niet reageren met een oplossing die nikkelionen bevat?
A aluminium
B chroom
C barium
D tin
E kalium
c Welk van de volgende elementen komt niet als enkelvoudige stof in de natuur voor?
A Cu
B Hg
C Au
D Na
160
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
d Welk metaal is de sterkste reductor, op basis van volgende informatie?
(probeer dit op te lossen zonder de tabel met normpotentialen te gebruiken)
Pb(NO3)2 + Ni → Ni(NO3)2 + Pb
Pb(NO3)2 + Ag → geen reactie
Cu(NO3)2 + Ni → Ni(NO3)2 + Cu
A Ni
B Ag
C Cu
D Pb
4.4.11 Zelfevaluatieopgaven
a Een stukje van de metalen calcium, koper, magnesium en zink wordt toegevoegd aan een
verdunde waterstofchloride-oplossing in vier verschillende proefbuizen die hieronder in
willekeurige volgorde staan getekend. Welke metalen zie je van links naar rechts?
A Mg - Ca - Cu - Zn
B Ca - Mg - Zn - Cu
C Ca - Zn - Mg - Cu
D Cu - Zn - Mg - Ca
(Bron: VCO2 – 2013)
b Welk van de volgende metalen is de beste keuze voor de constructie van een opslagtank
voor zoutzuur?
A Cu
B Zn
C Ni
D Fe
161
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
d Men kan metaalionen uit een oplossing verwijderen door ze om te zetten in de
enkelvoudige stof en nadien af te filtreren. Welk van volgende metalen kan gebruikt
worden om aluminiumionen uit een oplossing te verwijderen?
A Zn
B Co
C Pb
D geen van vorige
g Voor het opstellen van de reeks normpotentialen gebruikt men als standaard en dus
vergelijkingsbasis de halfreactie 2 H3O+ + 2 e- → H2 + 2 H2O. Om aan deze halfcel
een normpotentiaal van 0,00 V toe te kennen moet aan alle hieronder genoemde
voorwaarden voldaan zijn behalve
A de oplossing moet een H+ concentratie hebben van 1,0 mol/L
B diwaterstofgas moet doorheen de halfcel gevoerd worden met een druk van 1013 hPa
C men heeft een uitwendige bron van elektronen nodig
D de elektrode moet gemaakt zijn uit een inert metaal zoals platina.
162
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.5 TOEPASSINGEN VAN REDOXREACTIES
4.5.1 Chemische stroombronnen
Hoe dat kwam achterhaalde Alessandro Volta. De koperen haken waaraan de pootjes hingen
reageerden chemisch met de ijzeren staaf en dat leverde elektrische stroom op. Uit het
voorval met de kikkerpootjes leerde Volta dat een scheikundige reactie een elektrische
stroom kan opwekken. Zo kon hij de allereerste batterij maken, ook chemische cel,
galvanisch element of volta-element genoemd.
Uit de spanningsreeks weten we dat zinkmetaal een sterkere reductor is dan kopermetaal.
Zn2+ + 2 e- ⇌ Zn - 0,76V
Cu2+ + 2 e- ⇌ Cu + 0,34V
Indien een staafje zinkmetaal gedompeld wordt in een CuSO 4-oplossing, dan gaat het
zinkmetaal wegreageren en wordt kopermetaal afgezet op het zinken staafje. Volgende
reactie vindt spontaan plaats (aflopende reactie):
Cu2+ + Zn Cu + Zn2+
Er worden in deze proef enkel elektronen uitgewisseld in de onmiddellijke buurt van het
zinken staafje. Indien we deze natuurlijke eigenschap van zink om gemakkelijk elektronen af
te staan efficiënter zouden gebruiken zodanig dat deze elektronen door een uitwendig circuit
163
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
moeten vloeien, dan zouden we die elektrische stroom kunnen benutten als bron van
elektrische energie, als chemische stroombron.
Algemeen kunnen redoxreacties aangewend worden als productiebron van elektrische
stroom waarbij chemische energie omgezet wordt in elektrische energie. Chemische
stroombronnen noemt men soms ook galvanische elementen of volta-elementen. In het
dagelijkse leven vinden we chemische stroombronnen terug in alkalinecellen, knoopcellen,
batterijen, accu's ...
B. De cel van Daniëll
B.1 Beschrijving
In 1836 heeft een Brits scheikundige John Frederic Daniell een Zn/Cu galvanische cel of en
‘daniëllcel’ gemaakt die bestaat uit twee afzonderlijke recipiënten, twee halfcellen,
respectievelijk voorzien van een Zn-elektrode gedompeld in een ZnSO 4-oplossing en een Cu-
elektrode gedompeld in een CuSO4-oplossing. Om de kring te sluiten dienen beide halfcellen
onderling verbonden te zijn met:
- een uitwendige metaalbrug voor de verplaatsing van elektronen d.w.z. metalen
verbindingsdraden en een verbruiker (elektrisch apparaat of meettoestel zoals een
gevoelige ampèremeter of een voltmeter met hoge inwendige weerstand).
- een elektrolytbrug/zoutbrug/ionenbrug voor de verplaatsing van ionen, bv. een U-vormige
buis gevuld met een KCl-oplossing of een KNO3-oplossing.
Symbolisch wordt deze chemische cel voorgesteld als Zn/ZnSO 4//CuSO4/Cu of als
Zn/Zn2+//Cu2+/Cu.
Zn / Zn2+ // Cu2+ / Cu celdiagram
(bv. voor daniëllcel)
164
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
metaalbrug
Bij gesloten elektrische kring en bij volgende omstandigheden (T = 298 K, p = 1013 hPa,
creagentia = 1 mol/L) meten we een potentiaalverschil van 1,10 V. Deze waarde noemen we de
bronspanning of celspanning. Verdunnen van de Cu 2+-oplossing of verwarmen ervan zal deze
meetwaarde beïnvloeden. Met een ampèremeter is de stroomsterkte afleesbaar.
In een galvanische cel gebeurt een redoxreactie tussen de sterkste reductor en de sterkste
oxidator. Omdat zink een sterkere reductor is dan koper wordt zink gemakkelijker geoxideerd
dan koper. Op de Zn-elektrode zullen bijgevolg spontaan meer elektronen ontstaan dan op de
Cu-elektrode. Daarom wordt de Zn-elektrode negatief geladen ten opzichte van de Cu-
elektrode, die daarom de positieve elektrode wordt. Verbinden we beide elektroden uitwendig
dan verplaatsen de elektronen zich langs de metaalbrug van de Zn-elektrode naar de Cu-
elektrode. Aan de Cu-elektrode worden de aanwezige koperionen gereduceerd tot
kopermetaal op voorwaarde dat ook een elektrolytbrug de oplossingen met elkaar verbindt.
De elektrolytbrug of ook zoutbrug genoemd is een U-vormige buis die gevuld is met een
geconcentreerde zoutoplossing (vb KCl). De aanwezige ionen in de zoutbrug compenseren in
de halfcellen de ladingsveranderingen die door de reductie en oxidatie optreden. Aan de zink-
elektrode (sterkste reductor) vindt een oxidatie plaats. Hierdoor worden Zn 2+-ionen gevormd,
die in oplossing gaan. De elektronen vloeien langs de metaalbrug weg. Dit heeft tot gevolg
dat de Zn-halfcel positiever wordt en de Zn-elektrode langzaam verteerd wordt. De
concentratieverhoging van de Zn2+-ionen wordt gecompenseerd door de komst van negatieve
ionen uit de zoutbrug (Cl-). De Cu-halfcel wordt negatiever omdat er steeds maar elektronen
toekomen en de Cu2+-ionen worden gereduceerd tot Cu, waardoor de koperen elektrode
steeds maar aangroeit. De concentratieverlaging van de Cu2+-ionen wordt gecompenseerd
door de komst van positieve ionen uit de zoutbrug (K +).
165
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Om het ladingsevenwicht te bewaren, vloeien daarom dus door de elektrolytbrug Zn2+ en K+-
ionen naar de koper-halfcel en SO42- en Cl--ionen naar de zink-halfcel.
Hier vindt aan de negatieve pool een oxidatie van de REDuctor plaats en aan de positieve
pool een reductie van de OXidator. In de IUPAC-conventie noemt men de elektrode waar de
reductie plaatsvindt steeds de kathode en de elektrode waar de oxidatie plaatsvindt
de anode (KRAO). Hier is de positieve pool dus de kathode en de negatieve de
anode.
Het principe van een chemische cel is dus een spontane redoxreactie tussen een sterke
reductor (bijvoorbeeld Zn) en een sterke oxidator (bijvoorbeeld Cu 2+) waarbij de
bijbehorende zwakke oxidator en bijbehorende zwakke reductor worden gevormd:
Cu2+ + Zn Cu + Zn2+
Hierbij worden elektronen uitgewisseld. Verloopt die elektronenoverdracht via een uitwendig
circuit dan kan deze elektronenstroom worden benut als bron van elektrische energie.
Via onderstaande link kan je een filmpje bekijken dat dit alles nog eens zeer grondig
voorstelt en uitlegt (Engelstalig):
http://www.kentchemistry.com/links/Redox/GalvanicTutorial.htm
De bronspanning Ub van een chemische cel is het meetbaar potentiaalverschil tussen de twee
elektroden van een chemische cel op het moment dat deze geen stroom levert (meetbaar
met voltmeter) en staat ook aangegeven op elke batterij. Deze spanning kan ook theoretisch
afgeleid worden uit de normpotentialen van de overeenkomstige redoxkoppels van de
samenstellende halfcellen.
Ub = E0kathode - E0anode
Zn + Cu2+ Zn2+ + Cu
= E0(Cu2+/Cu) - E0(Zn/Zn2+)
= 0,34 V - (- 0,76 V)
= 1,10 V
C. Oefeningen
1 Gegeven de chemische cel met als halfcellen Cu/Cu(NO3)2 en Al/Al(NO3)3
a Welke halfcel gedraagt zich als de negatieve pool?
b Schrijf de reactie die zich afspeelt aan de kathode.
c Schrijf het celdiagram voor deze chemische cel.
d Bereken de bronspanning van deze cel.
e Maak een tekening van de elektrochemische cel en duidt alle belangrijke onderdelen
aan.
166
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
2 Gegeven volgende symbolische voorstelling van een chemische cel X/X +//Y+/Y
Schrijf voor deze chemische cel:
- de sterkste reductor:
D. Zelfevaluatieoefeningen
1 Maak een tekening van de volgende elektrochemische cel uit: Fe/Ag/Fe(NO 3)2/AgNO3. Geef
per halfcel weer: ox/red/oxidatie/reductie/anode/kathode/halfreacties/totale reactie. Geef
ook de elektronenstroom weer.
4.5.2 Elektrolyse
In de tweede graad bespraken we de elektrolyse van water. In een toestel van Hofmann werd
water gebracht dat via een elektrische stroom werd omgezet in waterstofgas en zuurstofgas.
Dit was een voorbeeld van een analysereacties.
2 H2O ⇌ 2 H2 + O2
Wanneer we de reactie in detail bekijken zien we dat dit een redoxreactie is. Deze
redoxreactie vindt enkel plaats in aanwezigheid van elektrische stroom. Het is een
geforceerde redoxreactie.
Omdat bij doorsturen van elektrische stroom elektronen zich verplaatsen, kunnen deze
elektronen bij doorgang door een elektrolytoplossing redoxreacties veroorzaken waarbij
andere stoffen ontstaan. Bij dit proces wordt elektrische energie verbruikt en omgezet in
chemische energie.
Dus elektrolyse is het geheel van chemische omzettingen die veroorzaakt worden
door een elektrische stroom.
a. Experimentele studie
Uit de spanningsreeks weten we dat zinkmetaal een sterkere reductor is dan kopermetaal.
Zn2+ + 2e- ⇌ Zn - 0,76V
Cu2+ + 2e- ⇌ Cu + 0,34V
167
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Indien een staafje zinkmetaal gedompeld wordt in een CuSO4-oplossing, dan gaat het
zinkmetaal wegreageren en wordt kopermetaal afgezet op het zinken staafje. Volgende
reactie vindt spontaan plaats:
Zn + Cu2+ Zn2+ + Cu
RED1 + OX2 OX1 + RED2
De omgekeerde reactie is spontaan onmogelijk maar kan wel gedwongen verlopen onder
invloed van energietoevoer door middel van elektrische stroom afkomstig van een uitwendige
spanningsbron (bv. een batterij).
stroomkring sluiten
KRAO
Kathodische Reductie of aan de Kathode gebeurt steeds een Reductie
Anodische Oxidatie of aan de Anode gebeurt steeds een Oxidatie.
168
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
b. Algemene bespreking van het elektrolyseproces
Bij een elektrolyseproces gebruikt men een uitwendige spanningsbron om elektrische stroom
te laten vloeien door een elektrolytoplossing. OX-deeltjes nemen aan de negatieve elektrode
elektronen op en worden aldus gereduceerd. Dit betekent dat bij elektrolyse de negatieve
pool kathode is. Aan de positieve pool worden elektronen afgestaan door het RED-deeltje dat
aldus geoxideerd wordt. Bij een elektrolyse is de positieve pool dus de anode.
Onthoud: ENKEL elektrolyse is KNAP (kathode = negatieve pool, anode = positieve pool.
halfcel-
ZnZn2++2 e1- Cu2++2 e1-Cu Zn2++ 2e1- Zn CuCu2++2 e1-
reacties
Half-
oxidatie reductie reductie oxidatie
reactietype
elektronen-
e--afgave e--opname e--opname e--afgave
verplaatsing
169
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
d Elektrolyse van waterige oplossingen
Bij elektrolyse geldt steeds het principe dat de sterkste reductor en de sterkste oxidator zal
reageren. Dit wilt zeggen dat alle aanwezige deeltjes zullen moeten bekeken worden (zowel
water als andere elektrolyten). Het is hierbij de sterktste reductor (met laagste E°-
waarde) dat zal reageren aan de anode (positieve pool) waar de oxidatie (afgeven van
elektronen door de reductor) zal plaatsvinden. De sterkste oxidator (met hoogste E°-
waarde) zal reageren aan de kathode (negatieve pool) waar de reductie (opnemen van
elektronen door de oxidator) zal plaatsvinden.
Opmerking:
• Edele metalen zoals platina (Pt) of grafiet (C) worden vaak gebruikt als elektrode. Ze
kunnen omwille van een hoge E°-waarde geen reductor zijn en zijn chemisch inert. Op
deze manier interfereren ze niet in een elektrolysereactie.
• Wanneer we gebruik maken van metaalelektrode kan deze in een elektrolysecel enkel
een reductor zijn als ze gebruikt wordt als de anode.
Verklaring
e-
De aanwezige deeltjes zijn:
170
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Conclusie: Het OX-deeltje wordt gereduceerd aan de kathode en het RED-deeltje wordt
geoxideerd aan de anode.
Hierbij zijn in het reactiemengsel gelijktijdig meer dan een oxidator en/of reductor aanwezig.
Verklaring
De aanwezige deeltjes zijn:
Waarneming:
Aan de kathode wordt water gereduceerd: de hydroxide-ionen worden aangetoond met
fenolftaleïne en er ontstaat een gas. Volgende reductiereactie treedt op:
Aan de anode wordt dijood gevormd waarneembaar door de gele kleur en aantoonbaar met
zetmeel. Volgende oxidatiereactie treedt op:
Conclusie:
Van de aanwezige oxidatoren en reductoren wordt het sterkste OX-deeltje gereduceerd aan
de kathode en wordt het sterkste RED-deeltje geoxideerd aan de anode.
171
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Als we de anode wilt vrijwaren dan moet de stof waaruit de anode is vervaardigd de zwakste
reductor van het systeem zijn. Zwakke reductoren komen in een reactiemengsel nooit in
aanmerking om elektronen af te geven en aldus wordt de oxidatie van het anodemateriaal
voorkomen.
OXIDATOREN (OX) met een normpotentiaal hoger dan E0 (H2O/H2) = - 0,83 V zijn sterker
dan H2O en zullen in waterig midden gereduceerd worden.
sterkte RED
midden
elektrolyse in waterig
OX + n e- RED
K+ + 1 e- → K E0 = - 2,92 V
waterig midden
Pb2+ + 2 e- → Pb E0 = - 0,13 V
sterkte OX
I2 + 2 e- 2 I- E0 = + 0,54 V
O2 + 4 H3O+ + 4 e- 6 H2O E0 = + 1,23 V
Cl2 + 2 e- 2 Cl- E0 = + 1,36 V
F2 + 2 e- 2 F- E0 = + 2,87 V
K+ in waterig midden wordt niet gereduceerd aan de kathode omdat het aanwezige water een
sterkere oxidator is.
Pb2+ in oplossing wordt wel/niet gereduceerd aan de kathode omdat Pb2+ een
sterkere/zwakkere oxidator is dan water (Pb2+ heeft een hogere/lagere E°).
Opmerking:
De E°-waarde van het Cl-/Cl2–koppel ligt dicht tegen dat van water. Bij hogere KCl-
concentratie kan Cl- toch als reductor dienen ondanks dat de E°-waarde hoger is dan dat van
water. Dit kan verklaard worden door de zogenaamde Nernst-vergelijking toe te passen,
maar dit wordt in deze cursus niet behandeld.
Voorbeeld 3: De elektrolyse van CuSO4-oplossing met Cu-elektroden
Cu2+
onzuiverheden
172
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Verklaring:
De aanwezige deeltjes zijn:
Dit betekent dat koper van de anode in oplossing gaat - de anode wordt dus verteerd - en
dat koperionen uit de oplossing afgezet worden op de kathode die voortdurend massiever
wordt. Dit is tevens een toepassing van elektrolyse waarbij er een zuivering gebeurt van
kopererts. Door het oplossen van kopermetaal aan de anode en de afzetting van zuiver
koper op de kathode blijven de onzuiverheden achter.
Waarnemingen: Het Cu aan de anode (+) gaat aangetast worden, hier ontstaat een blauwe
kleur. Aan de kathode (-) gaat er Pb-metaal afgezet worden.
Verklaring
173
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
De kandidaat RED-deeltjes zijn:
Conclusie
Het kopermetaal van de anode ……………………………………………………………………………..
e. Oefeningen
1 Voorspel zelf de waarnemingen en de chemische reacties bij:
▪ de elektrolyse van een geconcentreerde NaCl-oplossing met inerte elektroden.
https://www.youtube.com/watch?v=Pv2GQlsswkQ
2 Bij volgende meerkeuzevragen is er telkens slechts één juist antwoord. Duid het juiste
antwoord aan.
174
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
f. Zelfevaluatieoefeningen
3. Bij de elektrolyse van een Na2SO4-oplossing wordt een anode uit volgend metaal NIET
aangetast.
A Mg
B Zn
C Au
D Ag
4. Welke van de volgende beweringen geldt NIET voor een elektrolyse van een willekeurige
zoutoplossing in water?
A Elektronen verplaatsen zich van de kathode naar de negatieve pool van de batterij.
B Aan de kathode vindt de reductie plaats.
C Aan de positieve elektrode vindt de oxidatie plaats.
D Elektronen worden afgestaan aan de anode.
Galvanische cellen kennen we in het dagelijkse leven als batterijen. Voor een goed bruikbare
spanningsbron gelden volgende voorwaarden:
* De redoxreactie moet aflopend zijn want hoe groter de K-waarde, hoe groter de
bronspanning.
* De cel moet een voldoend grote stroomsterkte kunnen leveren, dus zal de inwendige
weerstand klein moeten zijn.
* Opdat de cellen veilig en onschadelijk zouden zijn in het gebruik dienen de reagentia en
reactieproducten ongevaarlijk en niet-giftig te zijn.
* Droge cellen die niet kunnen lekken verdienen de voorkeur.
* De cellen mogen niet te duur zijn in aankoop en bij voorkeur herlaadbaar zijn.
* De afmetingen mogen niet te groot zijn, dus moet een grote capaciteit hebben
(energiedichtheid= energie/volume-eenheid).
Opmerking: Geen enkele van huidig beschikbare cellen voldoet aan al deze voorwaarden.
175
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
De samenstelling en de werking van chemische cellen is vaak nogal complex. De reductor,
meestal een metaal, en de oxidator, meestal het metaaloxide, vormen het respectievelijk
hoofdbestanddeel van de twee halfcellen. Ze zijn van elkaar gescheiden door een ionenbrug.
Een elektrisch toestel kan in de uitwendige elektronenbrug worden tussen geschakeld om de
kring te sluiten.
Anode Kathode
Oxidatie Reductie
Reductor is halfcel met laagste E0-waarde Oxidator is halfcel met hoogste E0-waarde
(meestal een metaal) (meestal het metaalloxide)
2 de alkalinecel (http://www.duracell.com/oem/)
De alkalinebatterij is de typische ronde batterijen die we kennen. In deze cel zal er een
reactie optreden tussen zinkpoeder onder de vorm van pasta (de anode) en mangaandioxide
samen met een grafietstaaf (de kathode). Als elektrolyt wordt gebruik gemaakt van
Kaliumhydroxide (vandaar alkalinebatterij).
Deze alkalinebatterij vervangt nu de vroegere Zink/koolstofbatterij. Waarbij de kathode een
grafietstaaf was gedompeld in een vochtige pasta van kaliumhydroxide, zinkchloride en
mangaandioxide en de anode bestond uit een busje uit zink. Het busje is bovenaan
afgesloten met een waterdichte laag pek, was of kunststof en omhuld met plastic of karton.
De alkalinebatterij levert door gebruik te maken van zinkpoederpasta (grotere verdeeldheid)
meer dan 3,5 keer zoveel energie als de Zink/koolstofbatterij.
Kathode MnO2
Geconcentreerd
Elektrolyt
KOH
176
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Reacties die optreden in een alkalinebatterij:
- pool: Zn2+ + 2 e- Zn (E°= - 0,76 V)
+ pool: 2 MnO2 + H2O + 2 e- → Mn2O3 + 2 OH- (E°= + 0,32 V)
Opmerking:
• De voorloper van de Zink/koolstofbatterij was het Leclanché-element. Dit was een
natte batterij waarbij de anode en kathode bestond uit analoge materialen, maar de
elektrolytoplossing was ammoniumchloride i.p.v. kaliumhydroxide. Het nadeel van
deze batterijen was dat er een reactie optreedt tussen de ammoniumzouten en zink
waardoor de batterij ook zonder gebruik langzaam leegloopt (verbruik van Zn).
• De spanning van de zink/koolstofbatterij en de alkalinebatterij onder
standaardomstandigheden bedraagt 1,5V. Bij een zogenaamde platte batterij staan
drie alkalinebatterijen in serie geplaatst waardoor de batterij een spanning krijgt van
4,5 V.
3.a Lithium-mangaandioxidebatterij
177
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Reacties die optreden in een lithium-mangaandioxidebatterij:
- pool: Li Li+ + e- (E° = -3,02 V)
+ pool: 2 MnO2 + H2O + 2 e- → Mn2O3 + 2 OH- (E°= + 0,32 V)
3.b Zink-luchtbatterij
De hele knoopcel wordt gevuld met zinkpoeder dat als reductor zal fungeren. De oxidator is
zuurstof aanwezig in de lucht. De vloeibare elektrolyt is aanwezig in een poreus plastic
materiaal. Dit zorgt ervoor dat de elektrolyti niet uit de batterij leket via de kleine
openeingen in de batterij die nodig zijn om de lucht op te nemen. De zuurstof wordt aan de
kathode gereduceerd. Samen met de waterstofionen uit het zuur in de batterij vormen ze
water. Als de batterij geactiveerd is door lucht toe te laten, begint de batterij systematisch te
ontladen. Deze batterijen zijn dan ook alleen geschikt voor apparaten die continue stroom
nodig heeft zoals gehoortoestellen.
Reacties die optreden in een zink-luchtbatterij:
A. afscheider
B. zinkpoederanode en elektrolyt
C. anodebus
D. isolatorpakking
E. kathodebus
F. luchtgat
G. kathodekatalysator en
stroomcollector
H. luchtverdeellaag
I. semi-permeabel membraan
4. Accumulatoren of kortweg accu
Een accumulator is een reversibele chemische cel die zowel een galvanische cel als een
elektrolysecel is! Bij het ontladen wordt chemische energie omgezet in elektrische energie.
Bij het opladen wordt elektrische energie verbruikt om de chemische stoffen te regenereren.
Omdat de accu kan opladen en ontladen spreken we van een heroplaadbare batterij.
20%
H2SO4-opl.
+ - - +
Pb2+ wordt geoxideerd tot Pb2+ wordt gereduceerd tot Pb wordt geoxideerd tot Pb4+ wordt gereduceerd tot
Pb4+ Pb Pb2+ Pb2+
PbSO4 Pb2+ + SO42- PbSO4 Pb2+ + SO42- Pb Pb2+ + 2 e- PbO2 +4H++2e- Pb2++2H2O
https://www.youtube.com/watch?v=6i4L4xM7ddg
Opladen:
De batterij wordt opgeladen door via de oplader, een externe stroombron zo aan te sluiten
dat de elektrische stroom en de chemische reacties de andere kant opgaan. De overmaat
lithiumatomen bij de kathode worden weer omgezet in ionen en migreren vervolgens naar de
anode. Daar nemen zij elektronen op en ontstaan lithiumatomen die de anode weer
aanvullen. De celspanning neemt gaandeweg het oplaadproces weer toe.
Bij het opladen moet erover worden gewaakt worden dat de celspanning niet te hoog wordt
omdat er ook dan ongewenste reacties kunnen optreden. Ook te snel opladen kan problemen
veroorzaken omdat dit leidt tot ongewenste temperatuurstijgingen die op hun beurt weer
leiden tot ongewenste chemische reacties.
A Zilverpoets
Zilveren voorwerpen krijgen een bruinzwarte kleur wanneer het zilver geoxideerd wordt door
luchtzuurstof in aanwezigheid van sporen H 2S of SO2 of wanneer het in contact komt met
voedingsstoffen die rijk zijn aan zwavel zoals eiwitten. Er ontstaat een zilversulfidelaagje dat
het metaal tegen verdere oxidatie beschermt:
4 Ag + 2 H2S + O2 2 Ag2S + 2 H2O
180
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Steunend op een redoxreactie met aluminium kan zilverwerk eenvoudig weer glanzend
worden gemaakt. Aluminium is een veel sterkere reductor dan zilver, zal dus geoxideerd
worden in aanwezigheid van Ag1+-ionen uit Ag2S waardoor de Ag1+-ionen gereduceerd
worden tot Ag-metaal.
Al + 3 Ag1+ Al3+ + 3 Ag
B Corrosieverschijnselen
B.1 Omschrijving
Onder corrosie verstaan we de aantasting van metalen door redoxreacties die spontaan
optreden wanneer het metaal in contact komt met water, vochtige lucht, zuurstofgas en
agressieve chemicaliën (afkomstig van bv. strooizouten, zure regen …). De bekendste
vormen van corrosie zijn het roesten van ijzer (fig. 1) en groen uitslaan van koper (fig. 2).
Corrosie brengt veiligheidsrisico's (falen van dragende constructies) en grote kosten met zich
mee. Per seconde gaat er wereldwijd zo'n 5 ton staal door corrosie verloren. De kosten
worden geschat op 2% van het Bruto Nationaal Product (BNP).
181
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Bron: De Standaard januari 2004
Twee verschillende en kortgesloten metalen treft men bijvoorbeeld aan in een soldeerzone,
een lasnaad of een metaalkoppeling. De elektrolytoplossing is bijvoorbeeld grondwater met
opgeloste zouten maar kan ook condenswater zijn waarin allerlei gassen zijn opgelost. Zoals
in een chemische cel kan het elektrodemateriaal (anode, kathode) ook uit één enkele
metaalsoort bestaan. Dit vinden we bijvoorbeeld terug bij een gewone nagel of een ijzeren
paal die in water gelegd wordt of gewoon blootgesteld wordt aan vochtige lucht.
183
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
O2 + 4 H3O+ + 4 e- → 6 H2O E0 = + 1,23 V
In omstandigheden (1) en (3) ontstaan aan de kathode hydroxide-ionen die eventueel met de
metaalionen in oplossing een neerslag kunnen vormen.
B.4 Bescherming tegen corrosie
IJzer kan tegen corrosie beschermd worden op verschillende manieren:
B Het ijzer te bedekken met een dun laagje van een meer edel metaal.
Een voorbeeld hiervan is vertind ijzer, blik genoemd. Zolang het conservenblik onbeschadigd
blijft is het ijzermetaal aan binnen- en buitenkant van het potje volledig bedekt met een
tinlaagje. De sterkste reductor ijzer (E0(Sn) = - 0,14 V > E0(Fe) = - 0,41 V) wordt niet
geoxideerd omdat het afgeschermd is van vochtige lucht. Het tinlaagje is echter zeer dun en
kwetsbaar. Zodra het blik krassen vertoont en het Fe-materiaal bloot komt te liggen, roest
het blootgestelde ijzer zeer snel. Ijzer is de sterkste reductor is, gedraagt zich als
anodemateriaal, wordt geoxideerd, lost op en vormt uiteindelijk roest.
184
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Bron:
http://telescript.denayer.wenk.
be/2012-
conservenblik 13/c2a/public_html/watisroest.
shtml
Sn-Fe corrosiecel bij beschadigd blik
C Het bedekken van ijzer met een dun laagje van een minder edel metaal.
Een voorbeeld hiervan is ijzer, bedekt met een laagje zink = gegalvaniseerd ijzer. Vul in
volgende tekst het ontbrekende in en schrap het overbodige van de aangeboden keuzen.
Vergelijken we de E0-waarde van zink en ijzer: E0 (Zn)= …… >/< E0(Fe)= …… .Zink is dus een
sterkere/zwakkere reductor dan ijzer, wordt gemakkelijker/moeilijker geoxideerd dan ijzer.
In een corrosiecel met Zn is Fe dus de anode/kathode en wordt Fe
geoxideerd/gereduceerd/niet aangetast.
Wordt gegalvaniseerd ijzer blootgesteld aan water en lucht dan treden volgende reacties op:
Reactie aan anode (-): Zn Zn2+ + 2 e- (E°= - 0,76 V)
185
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Verzinkte ijzeren rekken Reacties in een Zn-Fe corrosiecel
Deze vorm van corrosiepreventie noemt men ook ‘kathodische corrosiebescherming’ omdat
hetgeen op deze manier beschermd wordt (Fe) door het beschermende metaal (Zn) tot een
kathodisch gedrag gedwongen wordt.
A. Galvaniseren of galvanostegie
Galvanostegie is een techniek waarbij men langs elektrolytische weg
gebruiksvoorwerpen bedekt met een laagje van een metaal. Bij het
verzilveren en vergulden van bestekken en sieraden beoogt men hiermee
het voorwerp te verfraaien. Het bedekken van ijzer met een laagje zink of
tin heeft vooral de bedoeling de corrosiebestendigheid van ijzer te
verbeteren. Men kan galvanostegie eveneens toepassen om de
mechanische stevigheid van het voorwerp te verbeteren zoals bij het
chromeren van waterkranen en autoklinken. Ook de ‘gouden schoen’ die
elk jaar uitgereikt wordt aan de beste in België spelende voetballer is ook
een voorbeeld van galvanostegie.
Het elektrolyseproces voor het verzilveren van een voorwerp zoals bestek werkt als volgt:
Het te bedekken voorwerp, voorbeeld een metalen lepeltje in roestvrij staal is de negatieve
elektrode. De elektrolytoplossing is oplosbaar zilverzout dat de zilverionen levert voor
reductie (vb AgNO3). De positieve elektrode bestaat uit het metal dat wordt afgezet, het
zilver. Deze staaf lost door oxidatie langzaam op en bevoorraadt de oplossing met Ag-ionen.
* als kathode (-): reductie: Ag+ + e- → Ag
* als anode (+): oxidatie: Ag → Ag+ + e-
* als elektrolytoplossing: AgNO3-oplossing. De positieve Ag-ionen verplaatsen zich naar de
negatieve elektrode en bedekt het lepeltje met een dun laagje zilver
Opmerking:
Is het te bedekken voorwerp een slechte geleider van elektriciteit, dan wordt het vooraf met
een geleidend grafietlaagje bedekt. De gebeurt bijvoorbeeld bi het verzilveren van de eerste
schoentjes van een baby of bij de ‘gouden schoen’.
B. Anodisatie van aluminium
Aluminium is een onedel, dus reactief metaal. Het reageert vrij snel met zuurstof uit de lucht
waardoor het spontaan bedekt wordt met een goed hechtend oxidelaagje. Door elektrolyse
kan dit natuurlijk oppervlaktelaagje dikker en steviger gemaakt worden. Men spreekt dan over
186
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
eloxal of elektrolytisch geoxideerd aluminium. Hiertoe wordt het aluminium voorwerp
verbonden met de positieve pool van een stroombron en ondergedompeld in een verdunde
zwavelzuuroplossing. De kathode wordt gevormd door loodmetaal of aluminiummetaal.
4 Al + 3 O2 → 2 Al2O3
C Elektrolyse in de zoutindustrie
Een heel belangrijke grondstof voor de chemische industrie is keukenzout (NaCl). Door
elektrolyse van keukenzout in gesmolten toestand kunnen de volgende producten worden
gevormd: natriummetaal (Na), chloorgas (Cl 2), waterstofgas (H2), zoutzuur (HCl), natronloog
(NaOH) en javel (NaClO).
Bij de elektrolyse van keukenzout is Na+ een zeer zwakke oxidator en zal in een waterige
oplossing nooit deze functie kunnen vervullen omdat water een sterker oxidator is. Daarom
zal men NaCl brengen in gesmolten toestand en zal smeltelektroforese toegepast worden.
Het smeltpunt van NaCl is echter 800°C. Door toevoeging van CaCl 2 kan men het mengsel
vloeibaar maken bij 600°C.
187
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven