Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 51

4 REDOXREACTIES

4.1 REDOXREACTIES: HERHALING


4.1.1 Definitie

Chemische reacties kunnen onder meer ingedeeld worden naar mechanisme van de reactie.
Men onderscheidt

- de ionenuitwisselingsreacties: waarbij een uitwisseling van ionen gebeurt en het


oxidatiegetal van de elementen ongewijzigd blijft zoals blijkt uit onderstaand voorbeeld.
Voorbeelden van ionenuitwisselingsreacties zijn neerslagreacties, gasontwikkelingsreacties
en zuur-basereacties

Ca(OH)2 + H2SO4 → CaSO4 + 2 H2O


+II -II +I +I +VI –II +II +VI –II +I -II

- de redoxreactie: waarbij een uitwisseling van elektronen optreedt en het oxidatiegetal


van sommige aanwezige elementen gewijzigd wordt. Het element waarvan het OG daalt,
ondergaat de reductie (vermindering) doordat het elektronen opneemt. Het element
waarvan het OG toeneemt, ondergaat de oxidatie doordat het elektronen afstaat.

Ca + H2SO4 → CaSO4 + H2
0 +I +VI –II +II +VI –II 0

▪ Een reductie (red) is een chemisch proces waarbij een atoom


- vermindert in OG.
- elektronen opneemt of naar zich toehaalt.
- een meer negatieve (of minder positieve) lading verkrijgt.
- gereduceerd wordt.
- oxiderend werkt = doet oxideren = een oxidator is (OX).

▪ Een oxidatie (ox) is een chemisch proces waarbij een atoom


- toeneemt in OG.
- elektronen afstaat of van zich laat wegschuiven.
- een meer positieve (of minder negatieve) lading verkrijgt.
- geoxideerd wordt.
- reducerend werkt = doet reduceren = een reductor is (RED).

▪ In eenzelfde reactie komen beide processen steeds gelijktijdig voor omdat het aantal
afgestane elektronen gelijk is aan het aantal opgenomen elektronen. Vandaar de naam
redoxreactie van reductie-oxidatiereactie.
▪ Merk op dat bij een redoxreactie de oxidator gereduceerd wordt en de reductor
geoxideerd.

137
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.1.2 Praktische hulpregel om het oxidatiegetal te bepalen

Het oxidatiegetal OG is het bindingsvermogen van een atoom. Dit bindingsvermogen wordt
bepaald door de elektrische lading die door het atoom, werkelijk of denkbeeldig, wordt
gedragen. Het OG van de elementen varieert tussen welbepaalde uiterste waarden, bepaald
door de ligging van het element in het PSE. Voor een welbepaald element is het maximale
positief OG steeds het positieve groepsnummer en is het minimale negatief OG gelijk aan het
groepsnummer min acht. Nooit bedraagt de waarde van het OG meer dan + VII en minder
dan -IV. Voor de bepaling van het OG van een element in concrete verbindingen volgt men
enkele vuistregels:
• Bij de atomen van een enkelvoudige stof (zoals Fe, Zn, C, P4, O2,...) is het OG van het
element steeds = 0
Vb O2: OG (O) = 0

• Bij monoatomische ionen is het OG van het ion gelijk aan de resulterende ionlading.
Vb Ca2+: OG (Ca) = +II
• Behalve voor de elementen van de hoofdgroepen Ia, IIa en IIa kan het OG van de
elementen in verbindingen variëren tussen welbepaalde extreme waarden:
OGmax = groepsnummer (N)
OGmin = groepsnummer – 8 (N-8)
Het verband tussen het OG van een element en zijn plaats in het PSE wordt gegeven in
volgende tabel,

groepsnummer Ia IIa IIIa IVa Va VIa VIIa


OGmax +I +II +III +IV +V +VI +VII
OGmin -IV -III -II -I

Voorbeeld stikstof bevindt zich in de Va groep en heeft als OGmax =+V


Het OGmin van Stikstof is 8-5= -III
• De hoogst mogelijke waarde voor een oxidatiegetal = +VII. De laagst mogelijke
waarde voor een oxidatiegetal is -IV omdat elementen uit groepen Ia, IIa en IIIa
nooit elektronen opnemen.
• Metalen hebben in samengestelde stoffen steeds een positief OG
• Niet-metalen kunnen in samengestelde stoffen zowel een positieve als negatieve OG
hebben Zoals je kunt merken kunnen sommige elementen meer dan 1 OG hebben (vb
stikstof)
• Sommige atomen hebben steeds een vast oxidatiegetal:
element uit Ia heeft OG = +I
element uit IIa heeft OG = + II
element uit IIIa heeft OG = + III
F heeft OG = -I
O heeft OG = -II (behalve in peroxiden, zie later)
H heeft OG = +I (behalve in hydriden)
Zn heeft OG = +II
Ag heeft OG = +I
• Bij een verbinding of molecule is de algebraïsche som van de OG van alle elementen =
0
Vb: NaCl: OG(Na) + OG(Cl) = +I + (-I) = 0
• Ionen kunnen ook uit meer dan een atoom bestaan (vb SO 4 2-). Bij deze
polyatomische ionen is de algebraïsche som van de OG van alle elementen van het
polyatomisch ion = de resulterende ionlading van het polyatomisch ion.

138
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
A Anorganische verbindingen
Voorbeelden
Enkelvoudige stoffen
Cl2 Cl- Na+ Al O2- S8 Ne
0 -I +I 0 -II 0 /

Samengestelde stoffen

HSO31- 1.OG(H) + 1.OG(S) + 3.OG(O) = - 1


1 (+I) + 1x + 3 (-II) = - 1
+I +IV -II x=+4

Ca3(PO4)2 3.OG(Ca) + 2.OG(P) + 8.OG(O) = 0


3 (+II) + 2x + 8 (-II) = 0
+II +V -II x=+5

B Koolstofverbindingen
Koolstofverbindingen zijn atoomverbindingen. Hiervoor bepaalt men het oxidatiegetal via de
denkbeeldige lading. Elk gemeenschappelijk elektronenpaar wordt denkbeeldig volledig ter
beschikking gesteld van het atoom met de grootste elektronegatieve waarde. Elk ‘gegeven’
elektron betekent een lading +I, elk ‘ontvangen’ elektron betekent een lading -I.
Voorbeelden

H C O H
O
OG(H)=+I OG(O)=-II OG(C)=+II

H
H
H C1 C2 O
H C C O
H H H H
OG(H)=+I OG(O)=-II OG(C1)=-III OG(C2)=+I

Oefeningen

Bepaal het OG van elk koolstofatoom in

CH2=CHOH CH3COCH3

139
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
CH3COOH CH3OCH2CH3

4.1.3 Halfreacties of deelreacties

Net zoals bij zuur-basereacties bestaat een redoxreactie uit 2 deelreacties of halfreacties,
1. een reductor geeft elektronen af aan de oxidator. De reductor wordt dan de
geconjugeerde oxidator (die opnieuw elektronen kan opnemen).
2. Een oxidator neemt elektronen op van de reductor. De oxidator wordt zo de
geconjugeerde reductor (die elektronen kan afgeven)
Er gebeurt dus steeds een elektronentransfer van reductor naar oxidator ter vorming van
een geonjugeerde reductor en geconjugeerde oxidator. Aangezien de meeste redoxreacties
evenwichtsreacties zijn is de terugreactie ook steeds mogelijk.
Voorbeeld:

Ca + H2SO4 → CaSO4 + H2
0 +I +VI –II +II +VI –II 0

oxidatie reductie

CaSO4 dissocieert in Ca2+ en SO42-


H2SO4 ioniseert tot 2 H+ en SO42-

Calcium wordt geoxideerd; is de reductor; staat 2 elektronen af. Dit wordt weergegeven in
de oxidatie-halfreactie:
Ca → Ca2+ + 2 e- (Ca  Ca2+ + 2 e-)
RED1  geconj. OX1 + n e -

Waterstof wordt gereduceerd; is de oxidator; neemt elektronen op. Dit wordt


weergegeven in de reductie-halfreactie:
2 H+ + 2(1 e-) → H2 (2 H+ + 2(1 e-)  H2 )
OX2 + n e -
 geconj. RED2

Net zoals bij zuur-basereacties kun je spreken van twee redoxkoppels. Een redoxkoppel
wordt ook apart genoteerd als Ox/Red. Elke redoxreactie bevat dus twee redoxkoppels.
In bovenstaand voorbeeld is dit dan Ca/Ca2+ en H+/H2.

koppel 1

reductor1 + oxidator2 ⇌ geconjugeerde oxidator1 + geconjugeerde reductor2


koppel 2

RED1 + OX2 → OX1 + RED2


Ca + H+ → Ca2+ + H2

Opmerking:
• Wanneer we spreken over de reductor of oxidator in een redoxreactie hebben we het
steeds over de heenreactie (reactie naar rechts).
140
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
• In een redoxreactie wordt meestal maar één element geoxideerd en één element
gereduceerd (uitzonderingen hierop zijn mogelijk). Het OG van eventuele andere
elementen verandert niet. In bovenstaand voorbeeld verandert het S-atoom in SO42- niet
van oxidatiegetal

4.1.4 Opgaven

1 Onderzoek of volgende reacties al dan niet redoxreacties zijn.

2 KI + Cl2 → 2 KCl + I2

CuCl2 + 2 NaOH → 2 NaCl + Cu(OH)2

2 Geef van de volgende redoxreacties


- het OG van de atomen
- het element dat geoxideerd wordt (ox)
- het element dat gereduceerd wordt (red)
- het oxidans (OX)
- het reductans (RED)
- Geef vervolgens beide halfreacties

a 2 Al + 3 CuSO4 → Al2(SO4)3 + 3 Cu

b Fe2O3 + 3 CO → 2 Fe + 3 CO2

c 16 KNO3 + S8 → 8 K2SO4 + 16 NO

4.1.5 Zelfevaluatieopgaven

1. Geef van de volgende redoxreacties


- het OG van de atomen
- het element dat geoxideerd wordt (ox)
- het element dat gereduceerd wordt (red)
- het oxidans (OX)
- het reductans (RED)
- Geef vervolgens beide halfreacties

a. 6 KI + 2 KMnO4 + 4 H2O → 3 I2 + 2 MnO2 + 8 KOH

141
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
b. Mg + CuCl → MgCl2 + 2Cu

4.2 OPSTELLEN VAN REDOXREACTIEVERGELIJKINGEN


4.2.1 Stappenplan voor het opstellen van redoxreactievergelijkingen
via halfreacties

1 Het gekende gedeelte van de reactievergelijking in formuletaal schrijven, met de deeltjes


zoals ze werkelijk voorkomen: ionen voor zouten, zuren en basen; moleculen voor
enkelvoudige stoffen en oxiden. Het aantal deeltjes wordt hierbij niet vermeld, enkel de
soort.

2 Per atoomsoort het OG aanduiden. De deeltjes met een element waarvan het OG
verandert behouden.

3 De deelreacties van respectievelijk de oxidatie en reductie weergeven als volgt:

reductie  oxidator1 + n e- → reductor1


oxidatie  reductor2 → oxidator2 + n e-

In elke halfreactie wordt onmiddellijk het aantal atomen van de oxidator en reductor in
evenwicht gebracht.

4 Per halfreactie de ladingsbalans en daarna de atoombalans in evenwicht brengen.


De halfreacties vind je ook in de tabel met de redoxpotentialen (zie verder).

5 Daarna wordt de elektronenbalans in orde gebracht en beide halfreacties opgeteld. Men


bekomt de essentiële reactievergelijking.

6 Indien gevraagd de stoffenreactievergelijking (stoffen als moleculen) schrijven.

Voorbeeld
Leid via de halfreacties de stoffenreactievergelijking af voor de reactie tussen een KI-
oplossing en een KMnO4-oplossing in H2SO4-midden waarbij Mn2+ en I2 ontstaan.
KI + KMnO4 → Mn2+ + I2

1. K+ + I- + K+ + MnO4- → Mn2+ + I2
2. +I -I +I +VII –II +II 0

Te behouden deeltjes zijn:


I- + MnO4- → Mn2+ + I2

3. Reductie: MnO4- + 5 e- → Mn2+ -6 → +2 L: + 8 H+


Oxidatie: 2 I → I2 + (2x1=2) e-
-
-2 → -2 OK

4. LB: MnO4- + 8 H+ + 5 e- → Mn2+ 8 H → 0 en 4 O → 0 R: + 4 H2O


2 I- → I2 + 2 e- ok

142
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
AB: MnO4- + 8 H+ + 5 e- → Mn2+ + 4 H2O
2 I- → I2 + 2 e-

5. EB: 2x (MnO4- + 8 H+ + 5 e- → Mn2+ + 4 H2O )


5x (2 I- → I2 + 2 e-)

ERV: 2 MnO4- + 10 I- + 16 H+ → 2 Mn2+ + 5 I2 + 8 H2O

6. SRV: 2 KMnO4 + 10 KI + 8 H2SO4 → 2 MnSO4 + 5 I2 + 8 H2O + 6 K2SO4

4.2.2 Opdrachten

1. Een ‘kwik’ kloppend hart


(zie https://videolab.avnet.kuleuven.be/video/?id=bb9d85a78599689c3040068586234a8a)

Bespreking gefilmd experiment:


Een dikke druppel kwik wordt in een horlogeglas gebracht en bedekt met een laagje
kaliumdichromaat K2Cr2O7 (opgelost in zwavelzuur H2SO4).
Het oranje Cr2O72- wordt door kwikmetaal gereduceerd tot het groene Cr 3+.
Het kwikmetaal wordt door het dichromaation geoxideerd tot Hg 1+-ionen
waarbij Hg2SO4 wordt gevormd die als een film de kwikdruppel bedekt. Deze
film verlaagt de oppervlaktespanning van de kwikdruppel waardoor de
druppel platter wordt.

Vervolg experiment: De afgeplatte kwikdruppel wordt daarna met een ijzeren nagel
benaderd. Wanneer de nagel de kwikdruppel raakt, neemt de oppervlaktespanning opnieuw
toe waardoor de kwikdruppel boller wordt en niet langer de nagel raakt. Vanaf dan herhaalt
het proces zich wat resulteert in een ritmische beweging zoals een kloppend hart.

Leid de stoffenreactievergelijking af voor het platter worden van de kwikdruppel.

143
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
2. Schrijf de redoxreactie van de reactie tussen kaliumpermanganaat en kaliumjodide in
neutraal/basisch midden via de halfreacties.

4.2.3 Zelfevaluatieopgaven

1. Leid via halfreacties de stoffenreactievergelijking af voor de reactie tussen chloorgas en


kaliumjodaat in basisch midden waarbij kaliumchloride en kaliumperjodaat ontstaan.

4.2.4 Stappenplan voor het opstellen van redoxreactievergelijkingen


via de redoxbrug

Naast de halfreactiemethode kan men ook een andere methode hanteren. Dit is gebruik
maken van de redoxbrug waarbij de reacties niet in halfreacties uitgewerkt wordt, maar op
zijn geheel gelaten.

1 Het gekende gedeelte van de reactievergelijking in formuletaal schrijven, met de deeltjes


zoals ze werkelijk voorkomen: ionen voor zouten, zuren en basen; moleculen voor
enkelvoudige stoffen en oxiden. Het aantal deeltjes wordt hierbij niet vermeld, enkel de
soort.

2 Per atoomsoort het OG aanduiden. De deeltjes met een element waarvan het OG
verandert behouden.

144
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
3 Afzonderlijk de reductie- en oxidatiereactie opschrijven via deelreacties op de redoxbrug,
rekening houdend met de index bij het betrokken element in de formule van het
materiedeeltje.

4 Elektronenbalans EB in evenwicht brengen. Gebruik het kleinste gemeen veelvoud.

5 Ladingsbalans LB in evenwicht brengen met H3O1+ of OH1- (zuur of basisch midden).

6 Atomenbalans AB in evenwicht brengen (wet van Lavoisier, massabehoud) met H2O. Na


deze stap bekomt men de essentiële reactievergelijking.

7 Indien gevraagd de stoffenreactievergelijking (stoffen als moleculen) schrijven.

Uitwerking van de zelfevaluatieopgave via de redoxbrug – stap per stap

Leid via de redoxbrug de stoffenreactievergelijking af voor de reactie tussen chloorgas en


kaliumjodaat in basisch midden waarbij kaliumchloride en kaliumperjodaat ontstaan.
Cl2 + KIO3 → KCl + KIO4

1 Cl2 + K1+ + IO31- → K1+ + Cl1- + K1+ + IO41- (Cl2 = ES niet in


ionen)

2 0 +I +V –II +I -I +I +VII -II

Te behouden deeltjes zijn:


Cl2 + IO31- → Cl1- + IO41- (K1+: geen OG, andere deeltjes
behouden)

3 Redoxbrug:
Ox 1 x (-2e-)

Cl2 + I1O31- → Cl1- + IO41-


0 +V –II -I +VII -II

Red 2 x (+1e-)

4 Elektronenbalans EB:

Ox 1 x 1 x (-2e-)

Cl2 + IO31- → Cl1- + IO41-


0 +V –II -I +VII -II

Red 1 x 2 x (+1e-)

EB 1 Cl2 + 1 IO31- → 2 Cl1- + 1 IO41-

5 Ladingsbalans LB:

Cl2 + IO31- → 2 Cl1- + IO41-


0 1- 2- 1- (totale lading per deeltje)
1- 3- (ladingtotaal per lid)
+ 2 OH1- → (ladingen in evenwicht)

Cl2 + IO31- + 2 OH1- → 2 Cl1- + IO41-

145
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
6 Atomenbalans AB = ERV:

Cl2 + IO31- + 2 OH1- → 2 Cl1- + IO41-

Cl 2 → 2 O 5 → 4 + 1xO (aantal O te kort is steeds de


I 1→1 H 2 → 0 + 2xH helft van aantal H)

Cl2 + IO31- + 2 OH1- → 2 Cl1- + IO41- + H 2O (essentiële


reactievgl.)
7 Stoffenreactievergelijking SRV:

Cl2 + IO31- + 2 OH1- → 2 Cl1- + IO41- + H2O


K1+ 2 K1+ → 2 K1+ K1+ (ontbrekende ionen terug)

Cl2 + KIO3 + 2 KOH → 2 KCl + KIO4 + H 2O

Verkorte weergave
Leid via de redoxbrug de stoffenreactievergelijking af voor de reactie tussen chloorgas en
kaliumjodaat in basisch midden waarbij kaliumchloride en kaliumperjodaat ontstaan.

Cl2 + K1+ + IO31- → K1+ + Cl1- + K1+ + IO41-


0 +I +V -II +I -I +I +VII -II

Redoxbrug met EB
Ox 1 x 1 x (-2e-)

Cl2 + I1O31- → Cl1- + IO41-


0 +V –II -I +VII -II

Red 1 x 2 x (+1e-)

1 Cl2 + 1 IO31- → 2 Cl1- + 1 IO41-

LB 0 1- → 2- 1-
1- + 2 OH1- → 3-
Cl2 + IO31- + 2 OH1- → 2 Cl1- + IO41-

AB Cl 2 → 2 O 5 → 4 + 1xO
I 1→1 H 2 → 0 + 2xH

Cl2 + IO31- + 2 OH1- → 2 Cl1- + IO41- + H2O

SRV K1+ 2 K1+ → 2 K1+ K1+

Cl2 + KIO3 + 2 KOH → 2 KCl + KIO4 + H2O

146
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.3 EXPERIMENTELE STUDIE VAN REDOXREACTIES MET
TERNAIRE VERBINDINGEN
De aard van de reactieproducten, die ontstaan bij een redoxreactie, hangt af van
verschillende factoren. Spelen onder andere een rol:
1. de aard van de reagentia, wat verband houdt met de E0-waarde: zie verder
2. de pH van het reactiemidden: zuur, neutraal of basisch
3. de concentratie van de reagentia

4.3.1 De aard van de reagentia

Reageren metalen met een zuur dan gebeurt dit volgens een redoxreactie. Afhankelijk van de
aard van het metaal en de aard van het zuur worden echter andere reactieproducten
gevormd. Dit wordt geïllustreerd door magnesium- en kopermetaal in contact te brengen met
verschillende zuren.

A De reactie tussen magnesium- en kopermetaal met geconcentreerd waterstofchloride


Met magnesium ontstaat onder andere waterstofgas; met koper treedt geen reactie op. De
verklaring hiervan volgt verder.

B De reactie tussen kopermetaal met geconcentreerd salpeterzuur


Cu reageert dan wel met geconcentreerd salpeterzuur. Er ontstaat een
blauwe oplossing en een roestbruin gas. Koper wordt geoxideerd tot Cu 2+ en
NO31- wordt gereduceerd tot het roestbruine NO2

4.3.2 De pH van het reactiemidden

Het midden kan de aard van de eindproducten van een redoxreactie bepalen. Zo wordt
KMnO4 gereduceerd tot Mn2+ in zuur milieu, tot MnO2 in neutraal milieu en tot MnO42- in
basisch milieu.

zuur neutraal basisch


midden midden midden
MnO4- Mn2+ MnO2 MnO42-

147
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.3.3 De concentratie van de reagentia

De concentratie kan de aard van de eindproducten in een redoxreactie bepalen. Zo wordt in


de reactie tussen zinkmetaal met verdund H 2SO4 de H3O1+ gereduceerd tot H2 en in de reactie
tussen zinkmetaal met geconcentreerd H2SO4 de SO42- gereduceerd tot SO2.

A Reactie tussen zink en verdund zwavelzuur


In een proefbuis worden enkele stukjes zink gebracht en enkele mL H 2SO4-oplossing 30 V%.
Het gas dat ontstaat wordt opgevangen in een omgekeerde, droge proefbuis (pyrex). Houden
we na een tijdje deze laatste proefbuis met het open uiteinde in een vlam, dan hoort men het
typische geluid van ontploffend knalgas. Er ontstond H 2-gas en het zinkmetaal werd
geoxideerd tot het opgeloste Zn2+.

B Reactie tussen zink en geconcentreerd zwavelzuur


In een proefbuis worden enkele stukjes zink gebracht en enkele mL geconcentreerd H 2SO4-
oplossing 98 V%. Het zinkmetaal reageert weg en er ontstaat een dik, wit, prikkelend gas
SO2. Kenmerkend voor SO2-gas is de ontkleuring van een papiertje doordrenkt met KMnO 4-
oplossing. (zie ook voorlaatste zelfevaluatieopgave.)

4.3.4 Extra zelfevaluatieoefeningen voor het opstellen van


redoxreacties

Leid de volgende redoxreactievergelijkingen af tot en met de stoffenreactievergelijking.

Ter controle zijn telkens achtereenvolgens gegeven: de reactievergelijking met de werkelijk


reagerende deeltjes in symbolentaal, de essentiële redoxreactievergelijking en de
stoffenreactievergelijking.

Reactie tussen waterstofjodide en stikstofdioxide waarbij dijood en stikstof(II)oxide ontstaan:


I1- + NO2 → I2 + NO
2 I1- + NO2 + 2 H3O1+ → I2 + NO + 3 H2O
2 HI + NO2 → I2 + NO + H2O

Reactie tussen dichloor en natriumjodaat in basisch midden waarbij natriumperjodaat en


natriumchloride ontstaan:
Cl2 + IO31- → IO41- + Cl1-
Cl2 + IO31- + 2 OH1- → IO41- + 2 Cl1- + H2O
Cl2 + NaIO3 + 2 NaOH → NaIO4 + 2 NaCl + H2O

Reactie tussen kaliumdichromaat en waterstofbromide waarbij chroom(III)bromide en


dibroom ontstaan:
Cr2O72- + Br1- → Cr3+ + Br2
Cr2O72- + 6 Br1- + 14 H3O1+ → 2 Cr3+ + 3 Br2 + 21 H2O
K2Cr2O7 + 14 HBr → 2 CrBr3 + 3 Br2 + 2 KBr + 7 H2O

Reactie tussen waterstofnitraat en waterstofsulfide waarbij stikstof(II)oxide en zwavel


ontstaan:
NO31- + S2- → NO + S
2 NO31- + 3 S2- + 8 H3O1+ → 2 NO + 3 S + 12 H2O
2 HNO3 + 3 H2S → 2 NO + 3 S + 4 H2O

Reactie tussen ijzer(II)sulfaat en salpeterzuur waarbij ijzer(III)sulfaat en stikstofdioxide


ontstaan:

148
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Fe2+ + NO31- → Fe3+ + NO2
Fe2+ + NO31- + 2 H3O1+ → Fe3+ + NO2 + 3 H2O
2 FeSO4 + 2 HNO3 + H2SO4 → Fe2(SO4)3 + 2 NO2 + 2 H2 O

Reactie tussen zwaveldioxide en kaliumpermanganaat waarbij mangaan(II)sulfaat en


waterstofsulfaat ontstaan:
SO2 + MnO41- → SO42- + Mn2+
5 SO2 + 2 MnO41- + 6 H2O → 5 SO42- + 2 Mn2+ + 4 H3O1+
5 SO2 + 2 KMnO4 + 2 H2O → 2 MnSO4 + K2SO4 + 2 H2SO4

Reactie tussen ijzer(II)sulfaat en waterstofperoxide in zuur midden waarbij ijzer(III)sulfaat


en water ontstaan:
Fe2+ + H2O2 → Fe3+ + H2O
2 Fe2+ + H2O2 + 2 H3O1+ → 2 Fe3+ + 4 H2O
2 FeSO4 + H2O2 + H2SO4 → Fe2(SO4)3 + 2 H2O

Reactie tussen ethanol en kaliumdichromaat in zwavelzuur midden waarbij ethaanzuur en


Cr3+ ontstaat.
CH3CH2OH + Cr2O72- → CH3COOH + Cr3+
3 CH3CH2OH + 2 Cr2O72- + 16 H3O+ → 3 CH3COOH + 4 Cr3+ + 27 H2O
3 CH3CH2OH +2 K2Cr2O7 + 8 H2SO4 → 3 CH3COOH + 2 Cr2(SO4)3 + 2 K2SO4 + 11 H2O

4.4 BETEKENIS EN GEBRUIK VAN REDOXPOTENTIALEN


4.4.1 Inleiding

Bij zuur-basereacties hebben reeds kennis gemaakt met de sterkte van zuren en basen. Een
sterk zuur was hierbij een zuur dat gemakkelijk zijn proton afstaat. Bij een sterk zuur hoort
een zeer zwakke geconjugeerde base (en omgekeerd).

Hetzelfde geldt voor redoxreacties. Als de reductor gemakkelijk elektronen afgeeft, spreekt
men van een sterke reductor. De gevormde geconjugeerde oxidator is dan vrij stabiel en
zal niet gemakkelijk opnieuw elektronen opnemen. Het is een zwakke geconjugeerde
oxidator.
Een sterke oxidator neemt gemakkelijk elektronen op. De bijhorende geconjugeerde
reductor zal dan niet gemakkelijk zijn elektronen afgeven.

Het verloop van de redoxreacties kunnen we net zoals bij zuur-basereacties voorspellen
door de sterkte van de reductoren en oxidatoren in de reactie te bepalen.

4.4.2 Proefondervindelijke studie van de reactiviteit van metalen

Een typische eigenschap van metalen = elektronen afgeven


= positieve ionen vormen
= geoxideerd worden
= zelf reductor zijn.

Vanuit experimentele waarnemingen gaan we metalen rangschikken volgens sterkte. De zo


bekomen orde van metalen noemen we de spanningsreeks van de metalen. De volgorde
van de metalen in de reeks wordt bepaald door te vergelijken hoe gemakkelijk

- een metaalatoom elektronen afgeeft


- een -metaalion wordt gevormd
- een metaalatoom wordt geoxideerd.
Volgende metalen zullen we rangschikken in een elektrochemische spanningsreeks:
Mg, Al, Ca, Cu, Fe, Zn, Na

149
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
• Reactiviteit van enkele metalen ten opzichte van water

Proef: Voeg een metaal stukje toe aan water waaraan een paar druppels fenolftaleïne is
toegevoegd.

Waarnemingen:

Na + H2O + ff →

Ca + H2O + ff →

Mg + H2O + ff →

Cu + H2O + ff →

Zn + H2O + ff →

Algemene reactie:

Besluit: Rangschikking van metalen volgens reactie met water:

• Reactiviteit van enkele metalen ten opzichte van waterstofchloride (HCl)

Proef: Voeg een metaal stukje toe aan water waaraan een paar druppels fenolftaleïne is
toegevoegd.

Waarnemingen:

Mg + HCl →

Al + HCl →

Zn + HCl →

Fe + HCl →

Cu + HCl →

Algemene reactie:

Besluit: Rangschikking van metalen volgens reactie met waterstofchloride:

150
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.4.3 De spanningsreeks van metalen

Metalen kunnen gerangschikt worden in een elektrochemische spanningsreeks of


spanningsladder. De volgorde in deze reeks wordt bepaald door te vergelijken hoe
gemakkelijk een metaalatoom elektronen afgeeft en aldus positieve ionen vormt in de
oplossing.

Rechts boven op de ladder staan de sterke reductoren of metalen die gemakkelijk


elektronen afstaan (= geoxideerd worden) en aldus gemakkelijk positieve ionen vormen.
Deze metalen noemt men sterke of onedele metalen. Hun overeenkomstige metaalion is een
zwakke oxidator.

Hoe meer naar rechtsonder in de reeks, hoe geringer de metaalatomen de neiging vertonen
om elektronen af te staan (= moeilijker geoxideerd worden), hoe moeilijker ze positieve
ionen vormen of hoe gemakkelijker ze als metaalatoom blijven bestaan. Deze metalen noemt
men de zwakke of edele metalen. Het zijn zwakke reductoren. Hun overeenkomstige
metaalion is een sterke oxidator.

OX RED
Zwak Sterk Normpotentiaal

Ca2+ Ca -2,76 V
Na+ Na - 2,71 V
Mg2+ Mg - 2,38 V
Al3+ Al - 1,66 V
H2O H2 - 0,83 V
Zn2+ Zn - 0,76 V
Fe2+ Fe - 0,41 V
Sn2+ Sn - 0,14 V
Pb2+ Pb - 0,13 V
H+ H2 0,00 V
Cu2+ Cu + 0,34 V
Ag+ Ag + 0,80 V
Hg2+ Hg + 0,85 V
Au3+ Au + 1,42 V

Sterk Zwak

Het ion Ca2+ zal moeilijk elektronen van andere metaalatomen opnemen. Ca2+ is de
zwakste oxidator die hier wordt afgebeeld. Omgekeerd zal een Ca-atoom gemakkelijk
elektronen afstaan aan ionen van alle andere afgebeelde metalen. Ca is de sterkste
reductor.
Het ion Au3+ zal gemakkelijk elektronen van andere metaalatomen opnemen. Au3+ is de
sterkste oxidator die hier wordt afgebeeld. Omgekeerd kan een Au-atoom geen elektronen
afstaan aan ionen van alle andere afgebeelde metalen. Au is de zwakste reductor.

151
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.4.4 Verloop van een redoxreactie

Net zoals bij zuur-basereacties kan men na rangschikking van de reductoren het verloop van
een redoxreactie achterhalen:
Een spontane redoxreactie treedt op bij een dalende lijn van reductor naar oxidator. Dus
tussen metaalatomen hoger in de spanningsreeks en metaalionen lager in de spanningsreeks.
Een redoxreactie treedt niet op bij een stijgende lijn van de reductor naar de oxidator.
Dus tussen metaalionen lager in de spanningsreeks en metaalionen hoger in de
spanningsreeks.
Spontane reactie mogelijk Spontane reactie onmogelijk

4.4.5 Verdringingsreactie van metalen

Principieel treedt er spontaan een redoxreactie op tussen metaalatomen hoger in de reeks en


metaalionen meer beneden in de spanningsreeks (Cfr. een groene, dalende lijn van de RED
naar de OX). Een sterk metaal verdringt een zwakker metaal uit zijn zout, vandaar ook de
naam verdringingsreactie. Metaalatomen beneden in de reeks reageren niet spontaan met
metaalionen hoger in de reeks (Cfr. een rode, stijgende lijn van de RED naar de OX).

1) Proef: Ijzeren nageltje wordt toegevoegd aan een oplossing van Cu 2+-ionen.

Reactie: Fe + Cu2+ →

Waarneming:

2) Proef: stukje koper in Fe2+ -oplossing

Reactie: Cu + Fe2+ →

Waarneming:

Besluit: Een spontane reactie treedt op tussen metalen hoger in de reeks met metaalionen
lager in de spanningsreeks (groene, dalende lijn van reductor naar oxidator)
Of nog: Een sterk metaal verdringt een zwakker metaal uit zijn zout. Het zwakker metaal
slaat dan neer. Deze reactie wordt ook wel een verdringingsreactie genoemd.

Opdracht:
1. Raadpleeg de spanningsreeks van metalen.
Staat Hg boven of onder Cu in de spanningsreeks?

152
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
OX RED

Hg2+ Hg

Cu2+ Cu

Hg2+ Hg

Welke reactie zal spontaan opgaan? En welke niet?


Welk figuurtje stelt Hg2+ voor? Welk stelt Cu2+ voor? Duid aan op het figuurtje.

2. Bekijk aandachtig het knipsel uit Chem13News: A practical joke about to go horribly
wrong

Verklaar bondig waarom de grap met de


emmer water helemaal verkeerd zal aflopen.

Schrijf de vergelijking van de toepasselijke


chemische reactie.

Met welk metaal zou de grap veiliger verlopen?

3. Experiment

Breng een koperen plaatje in een oplossing van AgNO 3 met c = 0,1 mol/L. Het
plaatje wordt bedekt met een zwartgrijs laagje. Na een vijftal minuten stel je
vast dat de oplossing een blauwe kleur krijgt en dat de donkere laag op het
plaatje begint te glinsteren omdat zilvermetaal wordt gevormd.

Verklaar deze waarnemingen gebruikmakend van de


spanningsreeks van de metalen.

153
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.4.6 De spanningsreeks van niet-metalen

Voor niet-metalen bestaat een analoge verdringingsreeks gebaseerd op de typische


eigenschap van niet-metalen = elektronen opnemen
= negatieve ionen vormen
= gereduceerd worden
= zelf oxidator zijn.

Hoe gemakkelijker een niet-metaalatoom elektronen opneemt of hoe gemakkelijker het


gereduceerd wordt, hoe sterker de oxidator (OX). Hun overeenkomstige ionen worden dan
moeilijk geoxideerd en zijn daarom zwakke reductoren (RED).

Proef: Reactiviteit van Cl2 met I- en van I2 met Cl-

1) Bekijk aandachtig het filmpje waar chloorwater (Cl 2 in water) wordt toegevoegd aan een
oplossing van KI en noteer de waarneming.

Reactie: 2 I- + Cl2 →

2) Bekijk aandachtig het filmpje waar I2 wordt toegevoegd aan een oplossing van NaCl en
noteer de waarneming.

Reactie: 2 Cl- + I2 →

Vul de figuur hierboven aan.


Rangschik beide redoxkoppels volgens de internationale
afspraken.

OX RED

4.4.7 Redoxstelsels of redoxkoppels OX/RED

Wil men een algemeen geldende rangschikking dan dient men zich aan de internationale
IUPAC-afspraken te houden. Omdat eenzelfde element, naargelang zijn toestand, elektronen
kan opnemen of afstaan, wordt dit proces voorgesteld als een evenwichtsreactie, en zoals in
de overzichtstabel geschreven als een reductie.

OX + n e- ⇌ RED

Cu2+ + 2 e- ⇌ Cu vereenvoudigd: Cu2+/Cu

I2 + 2 e- ⇌ 2 I- I2/ I-

154
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Bij bepaalde redoxkoppels wordt ook het reactiemidden vermeld:
MnO4- + 2 H2O + 3 e- ⇌ MnO2 + 4 OH- vereenvoudigd: MnO4-/MnO2, OH-

In de onderstaande tabel worden de redoxkoppels gerangschikt volgens sterkte van de


reductoren. In deze weergegeven redoxkoppels is de ladings- en atoombalans reeds in orde
en is er rekening gehouden met het reactiemidden. Zoals eerder reeds aangetoont kan het
reactiemidden een invloed hebben op het reactieproduct dat ontstaat.

4.4.8 Redoxpotentiaal van een redoxkoppel

A. Normpotentiaal - standaardpotentiaal E0
Wordt een metalen plaatje in contact gebracht met H 2O, dan lossen er deeltjes uit de
buitenste laag in het water op als metaalionen volgens de reactie M ⇌ Mn+ + n e-.
Hierdoor wordt het water positief geladen
terwijl het plaatje zelf door het
achterblijven van de elektronen een
negatieve lading krijgt.

Tussen het plaatje en de oplossing


ontstaat een elektrisch veld dat het verder
oplossen van de positieve metaalionen
verhindert daar de bijkomende positieve
ionen door het negatief geladen plaatje
aangetrokken en door de eerder
uitgetreden positieve ionen worden
afgestoten. Het oplossen van de positieve
metaalionen zal dan ook spoedig stoppen. Er ontstaat een OX/RED-evenwichtstoestand
waarbij tussen de waterige oplossing en het metalen plaatje een contactspanning of
potentiaal ontstaat, de elektrodepotentiaal.

De elektrodepotentiaal, die bij 298 K = 25 °C en 1013 hPa zou ontstaan tussen het
metalen plaatje en de waterige oplossing van metaalionen met concentratie = 1 mol/liter (1
M) noemt men de normpotentiaal.
De standaardpotentiaal E0 geldt volgens IUPAC bij 298 K en
1000 hPa.Om de normpotentiaal E0 van een willekeurig
redoxkoppel te bepalen meet men bij normomstandigheden het
potentiaalverschil tussen het beschouwde redoxkoppel en een
referentie-redoxkoppel. Men kan immers geen absolute potentialen
meten, enkel potentiaalverschillen of celpotentialen.
Als vergelijkingspotentiaal of referentie-redoxkoppel werd
H3O1+/H2 gekozen, de waterstof-referentie-elektrode
genoemd. Een beschrijving van deze elektrode vindt men op
nevenstaande figuur. De elektrodepotentiaal van het
H3O1+/H2-koppel bij normomstandigheden STP (c = 1 mol/L
T = 298 K = 25 °C, p = 1013 hPa) wordt volgens afspraak
op 0,00 V gesteld.

E° (H3O+/H2) = 0,00 V

In een standaarwaterstofelektrode wordt een platina-elektrode geplaatst in een HCl-


oplossing (1,0 mol/l). De platina-elektrode wordt aangebracht in een glazen buis waarlangs
waterstofgas wordt toegevoegd. Ter hoogte van de platina-elektrode kan H3O+ afkomstig

155
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
van HCl als een oxidator of H2 als een reductor optreden afhankelijk van welk redoxkoppel
eraan gekoppeld wordt.
Concreet wordt de normpotentiaal E0 van een redoxkoppel experimenteel bepaald door de
bronspanning te meten tussen het beschouwde redoxkoppel en de waterstof-referentie-
elektrode, beide gemeten bij c = 1 mol/L, T = 298 K, p = 1013 hPa. Hierbij ontstaat een
spanning U° tussen de twee halfcellen. De gemeten U° wordt gebruikt om de E° van het
betrokken redoxkoppel te bepalen volgens volgende formule:
U° = E° = E°ox-E°red
Met E°ox = E°-waarde van het redoxkoppel met de sterkste Oxidator
E°red = E°-waarde van het redoxkoppel met de sterkste reductor
Afhankelijk van het redoxkoppel zal de E°-waarde een negatief of positieve waarde
krijgen.

Redoxkoppels met een negatieve standaardreductiepotentiaal bestaan uit een sterker


reductor dan H2 en een zwakker oxidator dan H3O+.
Redoxkoppels met een positieve standaardreductiepotentiaal bestaan uit een
zwakkere reductor dan H2 en een sterkere oxidator dan H3O+.
Dus: een sterk reductor wordt gekenmerkt door een lage, negatieve E°-waarde en een
sterke oxidator wordt gekenmerkt door een hoge positieve E°-waarde.

t.o.v. H2 is Zn een sterkere reductor t.o.v H2 is Cu een zwakkere reductor


U° = E°ox-E°red U° = E°ox-E°red
0,76 V = E° (H3O+/H2)- E° (Zn2+/Zn) 0,76 V = E° (Cu2+/Cu)- E° (H3O+/H2)

E° (Zn2+/Zn) = -0,76 E° (Zn2+/Zn) = -0,76

Metalen, niet-metalen en ionen van ternaire verbindingen rangschikt men in eenzelfde


spanningsreeks: de tabel met de normpotentialen. De normpotentiaal E0 is dus een
kwantitatieve maat voor de sterkte van oxidatoren en reductoren.

4.4.9 Gebruik van redoxpotentialen

De kennis van redoxpotentialen laat toe het verloop van de reactie tussen
redoxkoppels kwalitatief te voorspellen.
In analogie met een zuur-base-reactie tussen zuur-base-koppels

Z + H2O ⇌ B + H3O1+
zuur1 base2 base1 zuur2
kan men een reactie tussen redoxkoppels voorstellen als

156
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
RED1 + OX2 ⇌ OX1 + RED2
reductor1 oxidator2 oxidator1 reductor2
Ook bij redoxevenwichten verschuift het evenwicht in de richting van de zwakste oxidator en
zwakste reductor. Redoxreacties tussen een sterke reductor en een sterke oxidator verlopen
spontaan (Cfr. dalende groene lijn) waarbij de bijbehorende zwakke oxidator en zwakke
reductor van de koppels worden gevormd. Redoxreacties tussen een zwakke reductor en een
zwakke oxidator kennen geen spontaan verloop (Cfr. stijgende rode lijn).

Spontane reactie mogelijk Spontane reactie onmogelijk

Algemeen geldt dat indien in een reactiemengsel gelijktijdig verschillende oxidatoren en/of
reductoren aanwezig zijn de sterkste oxidator en reductor zal reageren. Is er weinig
verschil in sterkte tussen de oxidatoren of reductoren in competitie, dan zal de concentratie
mee bepalend zijn. De oxidator of reductor in de hoogste concentratie zal dan reageren.

Via de tabel kan men dan ook begrijpen dat Cu niet zal reageren met H 2SO4 (H3O+), maar wel
met HNO3 (zie 4.3.1). Ook kunnen we vanuit de tabel begrijpen dat als we gebruik maken
van MnO4- er afhankelijk van het reactiemidden (zuur, neutraal, basisch) een ander
reactieproduct gaat ontstaan (zie 4.3.2). Daarnaast kan afhankelijk van de concentratie van
H2SO4 er andere reactieproducten ontstaan (zie 4.3.3)

157
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Normreductiepotentiaal van enkele redoxkoppels bij 298K (in V)
Li1+ + 1 e-  Li - 3,02
K 1+
+ 1e -  K - 2,92
Ba 2+
+ 2e -  Ba - 2,90
Ca 2+
+ 2e -  Ca - 2,76
Na 1+
+ 1e -  Na - 2,71
Mg 2+
+ 2e -  Mg -2,38
Al 3+
+ 3e -  Al - 1,66
Zn(OH)4 2-
+ 2e -  Zn + 4 OH -
- 1,22
Mn2+ + 2 e-  Mn - 1,03
HSO41- + H3O 1+
+ 2e -  SO32- + 2 H2O - 0,92
2 H2O + 2 e -  H2 + 2 OH 1-
- 0,83
Zn 2+
+ 2e -  Zn - 0,76
Cr 3+
+ 3e -  Cr - 0,74
Cr 2+
+ 2e -  Cr - 0,56
S + 2e -  S 2-
- 0,51
NO2 1-
+ H2O +1 e -  NO + 2 OH 1-
- 0,46
Cr 3+
+ 1e -  Cr 2+
- 0,41
Fe 2+
+ 2e -  Fe - 0,41
Cd2+ + 2 e-  Cd - 0,40
PbSO4 + 2 e -  Pb + SO42- - 0,36
Co 2+
+ 2e -  Co - 0,28
Ni 2+
+ 2e -  Ni - 0,23
O2 + 2 H2O + 2 e -  H2O2 + 2 OH 1-
- 0,15
Sn 2+
+ 2e -  Sn - 0,14
Pb 2+
+ 2e -  Pb - 0,13
Fe 3+
+ 3e -  Fe - 0,04
2 H3O 1+
+ 2e -  H2 + 2 H2O 0,00
NO3 1-
+ H2O + 2 e -  NO2 1-
+ 2 OH 1-
+ 0,01
HCOOH + 2 H3O 1+
+ 2e -  H2CO + 3 H2O + 0,06
AgBr + 1 e -  Ag + Br 1-
+ 0,07
S4O62- + 2 e-  2 S2O32- + 0,10
S + 2 H3O1+ + 2 e-  H2S + 2 H2O + 0,14
Sn 4+
+ 2e -  Sn 2+
+ 0,15
Cu 2+
+ 1e -  Cu 1+
+ 0,16
SO42- + 4 H3O 1+
+2e -  H2SO3 + 5 H2O + 0,20
AgCl + 1 e -  Ag + Cl 1-
+ 0,22
Cu 2+
+ 2e -  Cu + 0,34
Fe(CN)6 3-
+ 1e -  Fe(CN)6 4-
+ 0,36
O2 + 2 H2O + 4 e -  4 OH 1-
+ 0,40
H2SO3 + 4 H3O 1+
+ 4e -  S + 7 H2O + 0,45
S2O32- + 6 H3O1+ + 4 e-  2 S + 9 H2 O + 0,50
Cu1+ + 1 e-  Cu + 0,52
I2 + 2 e -  2I 1-
+ 0,54
MnO41- + 1e -  MnO42- + 0,54
158
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
MnO41- + 2 H2O + 3 e-  MnO2 + 4 OH1- + 0,59
O2 + 2 H3O 1+
+ 2e -  H2O2 + 2 H2O + 0,68
BrO 1-
+ H2O + 2 e -  Br 1-
+ 2 OH 1-
+ 0,76
ClO2 1-
+ 2 H2O + 4 e -  Cl 1-
+ 4 OH 1-
+ 0,77
Fe 3+
+ 1e -  Fe 2+
+ 0,77
Ag 1+
+ 1e -  Ag + 0,80
NO3 1-
+ 2 H3O 1+
+ 1e -  NO2 + 3 H2O + 0,81
Pd2+ + 2 e-  Pd + 0,83
Hg2+ + 2 e-  Hg + 0,85
H2O2 + 2 e -  2 OH 1-
+ 0,87
1- - 1- 1-
ClO + H2O + 2 e  Cl + 2 OH + 0,94
NO3 1-
+ 3 H3O 1+
+ 2e -  HNO2 + 4 H2O + 0,94
NO3 1-
+ 4 H3O 1+
+ 3e -  NO + 6 H2O + 0,96
HNO2 + H3O 1+
+ 1e -  NO + 2 H2O + 0,99
HIO + H3O 1+
+ 2e -  I 1-
+ 2 H2O + 0,99
Br2 + 2 e -  2 Br 1-
+ 1,07
IO3 1-
+ 6 H3O 1+
+ 6e -  I 1-
+ 9 H2O + 1,09
2 IO31- + 12 H3O1+ + 10 e-  I2 + 18 H2O + 1,19
Pt2+ + 2 e-  Pt + 1,20
MnO2 + 4 H3O 1+
+ 2e -  Mn 2+
+ 6 H2O + 1,21
O2 + 4 H3O 1+
+ 4e -  6 H2O + 1,23
2 HNO2 + 4 H3O 1+
+ 4e -  N2O + 7 H2O + 1,27
HBrO + H3O 1+
+ 2e -  Br 1-
+ 2 H2O + 1,33
Cr2O7 2-
+ 14 H3O 1+
+ 6e -  2 Cr 3+
+ 21 H2O + 1,33
Cl2 + 2 e -  2 Cl 1-
+ 1,36
Au 3+
+ 3e -  Au + 1,42
BrO31- + 6 H3O 1+
+ 6e -  Br 1-
+ 9 H2O + 1,44
2 HIO + 2 H3O1+ + 2 e-  I 2 + 4 H2 O + 1,45
ClO31- + 6 H3O1+ + 6 e-  Cl1- + 9 H2O + 1,45
PbO2 + 4 H3O 1+
+ 2 e -  Pb 2+
+ 6 H2O + 1,46
2 ClO3 1-
+ 12 H3O 1+
+ 10 e -  Cl2 + 18 H2O + 1,47
HClO + H3O 1+
+ 2e -  Cl 1-
+ 2 H2O + 1,49
MnO41- + 8 H3O 1+
+ 5e -  Mn 2+
+ 12 H2O + 1,49
2 BrO31- + 12 H3O 1+
+ 10 e -  Br2 + 18 H2O + 1,52
HClO2 + 3 H3O 1+
+ 4e -  Cl 1-
+ 5 H2O + 1,56
2 HBrO + 2 H3O 1+
+ 2e -  Br2 + 4 H2O + 1,59
2 NO + 2 H3O 1+
+ 2e -  N2O + 3 H2O + 1,59
2 HClO + 2 H3O1+ + 2 e-  Cl2 + 4 H2O + 1,63
MnO41- + 4 H3O1+ + 3 e-  MnO2 + 6 H2O + 1,68
PbO2 + 4 H3O 1+
+ SO42- + e -  PbSO4 + 6 H2O + 1,68
H2O2 + 2 H3O 1+
+ 2e -  4 H2O + 1,78
S2O8 2-
+ 2e -  2 SO4 2-
+ 2,00
O3 + 2 H3O 1+
+ 2e -  O2 + 3 H2O + 2,07
F2 + 2 e -  2F 1-
+ 2,87

159
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.4.10 Oefeningen

1 Bij het houden van een aquarium moet rekening gehouden worden met verschillende
chemische reacties die hierin optreden. Vissen zorgen ervoor dat er ammoniumionen
(NH4+) in het water terechtkomen, die via een bacterieel proces in de aarde onderin het
aquarium omgezet worden in nitriet-ionen (NO2-).
a Is deze omzetting een oxidatie- of een reductiereactie?
b Leid de halfreactie voor deze omzetting af

2 Gegeven volgende observaties i.v.m. de reactiviteit van 4 metalen (A, B, C en D):


Metaal A verdrijft metaal B uit zijn chloridezout
Metaal A verdrijft metaal C niet uit zijn sulfaatzout
Metalen C en B reageren traag met water
Metaal D reageert niet met verdunde zuren
Plaats op basis van deze informatie de metalen en hun ionen (ga ervan uit dat alle
metalen 1-waardig positieve ionen vormen) in een spanningsreeks overeenkomstig de
internationale afspraken

3 Meerkeuzevragen - slechts 1 correct antwoord

a Welk metaal zal niet reageren met een oplossing die nikkelionen bevat?
A aluminium
B chroom
C barium
D tin
E kalium

b Welk van volgende metalen wordt het moeilijkst geoxideerd?


A Na
B Au
C Fe
D Ag

c Welk van de volgende elementen komt niet als enkelvoudige stof in de natuur voor?
A Cu
B Hg
C Au
D Na

160
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
d Welk metaal is de sterkste reductor, op basis van volgende informatie?
(probeer dit op te lossen zonder de tabel met normpotentialen te gebruiken)
Pb(NO3)2 + Ni → Ni(NO3)2 + Pb
Pb(NO3)2 + Ag → geen reactie
Cu(NO3)2 + Ni → Ni(NO3)2 + Cu
A Ni
B Ag
C Cu
D Pb

e Welke van volgende reacties gaat spontaan op?


A Zn + MnI2 → ZnI2 + Mn
B SnCl2 + Cu → Sn + CuCl2
C 2 AgNO3 + Pb → 2 Ag + Pb(NO3)2
D 3 Hg + 2 Cr(NO3)3 → 3 Hg(NO3)2 + 2 Cr

f Gegeven volgende gebalanceerde vergelijking:


2 Al + 6 H+ → 2 Al3+ + 3 H2
Hoeveel mol elektronen worden uitgewisseld tussen Al en H + als 2 mol Al volledig
wegreageert?
A 3
B 4
C 5
D 6

4.4.11 Zelfevaluatieopgaven

a Een stukje van de metalen calcium, koper, magnesium en zink wordt toegevoegd aan een
verdunde waterstofchloride-oplossing in vier verschillende proefbuizen die hieronder in
willekeurige volgorde staan getekend. Welke metalen zie je van links naar rechts?

A Mg - Ca - Cu - Zn
B Ca - Mg - Zn - Cu
C Ca - Zn - Mg - Cu
D Cu - Zn - Mg - Ca
(Bron: VCO2 – 2013)

b Welk van de volgende metalen is de beste keuze voor de constructie van een opslagtank
voor zoutzuur?
A Cu
B Zn
C Ni
D Fe

c Welk van volgende metalen kan geoxideerd worden door kobaltionen?


A Ni
B Sn
C Fe
D Cu

161
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
d Men kan metaalionen uit een oplossing verwijderen door ze om te zetten in de
enkelvoudige stof en nadien af te filtreren. Welk van volgende metalen kan gebruikt
worden om aluminiumionen uit een oplossing te verwijderen?
A Zn
B Co
C Pb
D geen van vorige

e Welke van onderstaande reacties is niet spontaan?


A Mg + 2 HCl → MgCl2 + H2
B 2 Ag + 2 HNO3 → 2 AgNO3 + H2
C 2 Ni + H2SO4(verdund) → Ni2SO4 + H2
D 2 Al + 6 HBr → 2 AlBr3 + 3 H2

f. Wanneer reactie Mg + Cr3+ → Mg2+ + Cr correct uitgebalanceerd wordt,


gebruikmakend van het kleinste aantal gehele getallen, dan is de som van de
coëfficiënten:
A 4
B 5
C 7
D 10

g Voor het opstellen van de reeks normpotentialen gebruikt men als standaard en dus
vergelijkingsbasis de halfreactie 2 H3O+ + 2 e- → H2 + 2 H2O. Om aan deze halfcel
een normpotentiaal van 0,00 V toe te kennen moet aan alle hieronder genoemde
voorwaarden voldaan zijn behalve
A de oplossing moet een H+ concentratie hebben van 1,0 mol/L
B diwaterstofgas moet doorheen de halfcel gevoerd worden met een druk van 1013 hPa
C men heeft een uitwendige bron van elektronen nodig
D de elektrode moet gemaakt zijn uit een inert metaal zoals platina.

162
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
4.5 TOEPASSINGEN VAN REDOXREACTIES
4.5.1 Chemische stroombronnen

A. Historische achtergrond - De eerste chemische stroombron


Het gebeurde op 6 november 1780. Wetenschappers konden statische ladingen opwekken
door stoffen te wrijven. Op de werktafel van Luigi Galvani lagen kikkerpoten naast een
geladen elektriseermachine. Plotseling bewogen de poten! Galvani ontdekte dat de
achterpoten van een dode kikker konden samentrekken met de opgewekte elektrische
ladingen. Op zekere dag trokken de pootjes echter samen zonder elektrostatische ladingen.
De kikkerpoten waren met de zenuw bevestigd aan de koperen balustrade en reageerden
bijzonder heftig als tegelijk een voetspier en de balustrade werden aangeraakt met een
ijzeren of een zinken staaf.

Hoe dat kwam achterhaalde Alessandro Volta. De koperen haken waaraan de pootjes hingen
reageerden chemisch met de ijzeren staaf en dat leverde elektrische stroom op. Uit het
voorval met de kikkerpootjes leerde Volta dat een scheikundige reactie een elektrische
stroom kan opwekken. Zo kon hij de allereerste batterij maken, ook chemische cel,
galvanisch element of volta-element genoemd.

Uit de spanningsreeks weten we dat zinkmetaal een sterkere reductor is dan kopermetaal.
Zn2+ + 2 e- ⇌ Zn - 0,76V
Cu2+ + 2 e- ⇌ Cu + 0,34V
Indien een staafje zinkmetaal gedompeld wordt in een CuSO 4-oplossing, dan gaat het
zinkmetaal wegreageren en wordt kopermetaal afgezet op het zinken staafje. Volgende
reactie vindt spontaan plaats (aflopende reactie):

Cu2+ + Zn Cu + Zn2+

Er worden in deze proef enkel elektronen uitgewisseld in de onmiddellijke buurt van het
zinken staafje. Indien we deze natuurlijke eigenschap van zink om gemakkelijk elektronen af
te staan efficiënter zouden gebruiken zodanig dat deze elektronen door een uitwendig circuit

163
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
moeten vloeien, dan zouden we die elektrische stroom kunnen benutten als bron van
elektrische energie, als chemische stroombron.
Algemeen kunnen redoxreacties aangewend worden als productiebron van elektrische
stroom waarbij chemische energie omgezet wordt in elektrische energie. Chemische
stroombronnen noemt men soms ook galvanische elementen of volta-elementen. In het
dagelijkse leven vinden we chemische stroombronnen terug in alkalinecellen, knoopcellen,
batterijen, accu's ...
B. De cel van Daniëll
B.1 Beschrijving

In 1836 heeft een Brits scheikundige John Frederic Daniell een Zn/Cu galvanische cel of en
‘daniëllcel’ gemaakt die bestaat uit twee afzonderlijke recipiënten, twee halfcellen,
respectievelijk voorzien van een Zn-elektrode gedompeld in een ZnSO 4-oplossing en een Cu-
elektrode gedompeld in een CuSO4-oplossing. Om de kring te sluiten dienen beide halfcellen
onderling verbonden te zijn met:
- een uitwendige metaalbrug voor de verplaatsing van elektronen d.w.z. metalen
verbindingsdraden en een verbruiker (elektrisch apparaat of meettoestel zoals een
gevoelige ampèremeter of een voltmeter met hoge inwendige weerstand).
- een elektrolytbrug/zoutbrug/ionenbrug voor de verplaatsing van ionen, bv. een U-vormige
buis gevuld met een KCl-oplossing of een KNO3-oplossing.

Symbolisch wordt deze chemische cel voorgesteld als Zn/ZnSO 4//CuSO4/Cu of als
Zn/Zn2+//Cu2+/Cu.
Zn / Zn2+ // Cu2+ / Cu celdiagram
(bv. voor daniëllcel)

halfcel met halfcel met


ANODE KATHODE
deeltje waarvan vertrokken wordt aan deeltje waarvan vertrokken wordt aan
de anode, het deeltje dat geoxideerd de kathode, het deeltje dat gereduceerd
wordt, de reductor wordt eerst wordt, de oxidator wordt eerst
geschreven ionenbrug geschreven

164
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
metaalbrug
Bij gesloten elektrische kring en bij volgende omstandigheden (T = 298 K, p = 1013 hPa,
creagentia = 1 mol/L) meten we een potentiaalverschil van 1,10 V. Deze waarde noemen we de
bronspanning of celspanning. Verdunnen van de Cu 2+-oplossing of verwarmen ervan zal deze
meetwaarde beïnvloeden. Met een ampèremeter is de stroomsterkte afleesbaar.

B.2 Verklaring werkingsprincipe

In een galvanische cel gebeurt een redoxreactie tussen de sterkste reductor en de sterkste
oxidator. Omdat zink een sterkere reductor is dan koper wordt zink gemakkelijker geoxideerd
dan koper. Op de Zn-elektrode zullen bijgevolg spontaan meer elektronen ontstaan dan op de
Cu-elektrode. Daarom wordt de Zn-elektrode negatief geladen ten opzichte van de Cu-
elektrode, die daarom de positieve elektrode wordt. Verbinden we beide elektroden uitwendig
dan verplaatsen de elektronen zich langs de metaalbrug van de Zn-elektrode naar de Cu-
elektrode. Aan de Cu-elektrode worden de aanwezige koperionen gereduceerd tot
kopermetaal op voorwaarde dat ook een elektrolytbrug de oplossingen met elkaar verbindt.

De elektrolytbrug of ook zoutbrug genoemd is een U-vormige buis die gevuld is met een
geconcentreerde zoutoplossing (vb KCl). De aanwezige ionen in de zoutbrug compenseren in
de halfcellen de ladingsveranderingen die door de reductie en oxidatie optreden. Aan de zink-
elektrode (sterkste reductor) vindt een oxidatie plaats. Hierdoor worden Zn 2+-ionen gevormd,
die in oplossing gaan. De elektronen vloeien langs de metaalbrug weg. Dit heeft tot gevolg
dat de Zn-halfcel positiever wordt en de Zn-elektrode langzaam verteerd wordt. De
concentratieverhoging van de Zn2+-ionen wordt gecompenseerd door de komst van negatieve
ionen uit de zoutbrug (Cl-). De Cu-halfcel wordt negatiever omdat er steeds maar elektronen
toekomen en de Cu2+-ionen worden gereduceerd tot Cu, waardoor de koperen elektrode
steeds maar aangroeit. De concentratieverlaging van de Cu2+-ionen wordt gecompenseerd
door de komst van positieve ionen uit de zoutbrug (K +).

165
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Om het ladingsevenwicht te bewaren, vloeien daarom dus door de elektrolytbrug Zn2+ en K+-
ionen naar de koper-halfcel en SO42- en Cl--ionen naar de zink-halfcel.

Hier vindt aan de negatieve pool een oxidatie van de REDuctor plaats en aan de positieve
pool een reductie van de OXidator. In de IUPAC-conventie noemt men de elektrode waar de
reductie plaatsvindt steeds de kathode en de elektrode waar de oxidatie plaatsvindt
de anode (KRAO). Hier is de positieve pool dus de kathode en de negatieve de
anode.
Het principe van een chemische cel is dus een spontane redoxreactie tussen een sterke
reductor (bijvoorbeeld Zn) en een sterke oxidator (bijvoorbeeld Cu 2+) waarbij de
bijbehorende zwakke oxidator en bijbehorende zwakke reductor worden gevormd:
Cu2+ + Zn  Cu + Zn2+
Hierbij worden elektronen uitgewisseld. Verloopt die elektronenoverdracht via een uitwendig
circuit dan kan deze elektronenstroom worden benut als bron van elektrische energie.

Via onderstaande link kan je een filmpje bekijken dat dit alles nog eens zeer grondig
voorstelt en uitlegt (Engelstalig):
http://www.kentchemistry.com/links/Redox/GalvanicTutorial.htm

B. 3 Bronspanning van de cel van Daniëll

De bronspanning Ub van een chemische cel is het meetbaar potentiaalverschil tussen de twee
elektroden van een chemische cel op het moment dat deze geen stroom levert (meetbaar
met voltmeter) en staat ook aangegeven op elke batterij. Deze spanning kan ook theoretisch
afgeleid worden uit de normpotentialen van de overeenkomstige redoxkoppels van de
samenstellende halfcellen.

Algemeen geldt bij normomstandigheden:

Ub = E0kathode - E0anode

Toegepast op bijvoorbeeld de daniëllcel:

Experimentele bepaling Theoretische bepaling via standaardreductiepotentialen (tabel)

Zn + Cu2+  Zn2+ + Cu

Ub = E0kathode - E0anode = E0OX - E0RED

= E0(Cu2+/Cu) - E0(Zn/Zn2+)

= 0,34 V - (- 0,76 V)

= 1,10 V

C. Oefeningen
1 Gegeven de chemische cel met als halfcellen Cu/Cu(NO3)2 en Al/Al(NO3)3
a Welke halfcel gedraagt zich als de negatieve pool?
b Schrijf de reactie die zich afspeelt aan de kathode.
c Schrijf het celdiagram voor deze chemische cel.
d Bereken de bronspanning van deze cel.
e Maak een tekening van de elektrochemische cel en duidt alle belangrijke onderdelen
aan.

166
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
2 Gegeven volgende symbolische voorstelling van een chemische cel X/X +//Y+/Y
Schrijf voor deze chemische cel:
- de sterkste reductor:

- de reactie die opgaat aan de anode:

- de reactie die opgaat aan de negatieve pool:

- het metaal dat dienst doet als positieve pool:

D. Zelfevaluatieoefeningen

1 Maak een tekening van de volgende elektrochemische cel uit: Fe/Ag/Fe(NO 3)2/AgNO3. Geef
per halfcel weer: ox/red/oxidatie/reductie/anode/kathode/halfreacties/totale reactie. Geef
ook de elektronenstroom weer.

4.5.2 Elektrolyse

In de tweede graad bespraken we de elektrolyse van water. In een toestel van Hofmann werd
water gebracht dat via een elektrische stroom werd omgezet in waterstofgas en zuurstofgas.
Dit was een voorbeeld van een analysereacties.

2 H2O ⇌ 2 H2 + O2
Wanneer we de reactie in detail bekijken zien we dat dit een redoxreactie is. Deze
redoxreactie vindt enkel plaats in aanwezigheid van elektrische stroom. Het is een
geforceerde redoxreactie.

Omdat bij doorsturen van elektrische stroom elektronen zich verplaatsen, kunnen deze
elektronen bij doorgang door een elektrolytoplossing redoxreacties veroorzaken waarbij
andere stoffen ontstaan. Bij dit proces wordt elektrische energie verbruikt en omgezet in
chemische energie.

Dus elektrolyse is het geheel van chemische omzettingen die veroorzaakt worden
door een elektrische stroom.
a. Experimentele studie
Uit de spanningsreeks weten we dat zinkmetaal een sterkere reductor is dan kopermetaal.
Zn2+ + 2e- ⇌ Zn - 0,76V
Cu2+ + 2e- ⇌ Cu + 0,34V

167
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Indien een staafje zinkmetaal gedompeld wordt in een CuSO4-oplossing, dan gaat het
zinkmetaal wegreageren en wordt kopermetaal afgezet op het zinken staafje. Volgende
reactie vindt spontaan plaats:
Zn + Cu2+  Zn2+ + Cu
RED1 + OX2  OX1 + RED2

De omgekeerde reactie is spontaan onmogelijk maar kan wel gedwongen verlopen onder
invloed van energietoevoer door middel van elektrische stroom afkomstig van een uitwendige
spanningsbron (bv. een batterij).

In een reactievat brengen we een zinksulfaatoplossing 0,5 mol/liter, een


koperelektrode en een koolstofelektrode. We verbinden de koperelektrode met
de positieve pool van een gelijkspanningsbron, de koolstofelektrode met de
negatieve pool en leggen een spanning van ongeveer 6 V aan.

Proefopstelling Waarnemingen na enkele minuten

stroomkring sluiten

Na enkele minuten merken we :

Waarnemingen, interpretatie en besluiten:


▪ De grijskleurige afzettingen van zinkmetaal op de grafietelektrode zijn het gevolg van de
reductie-halfreactie die plaatsgrijpt aan de koolstofelektrode, de negatieve pool:
………………………………………………………………………………………………………………

▪ De lichtblauwe kleur van Cu2+-ionen opgelost in de buurt van de koperelektrode is het


gevolg van de oxidatie-halfreactie die plaatsgrijpt aan de koperelektrode, de positieve
pool: ………………………………………………………………………………………………………………

In de IUPAC-conventie noemt men de elektrode waar de reductie plaatsvindt steeds de kathode en


de elektrode waar de oxidatie plaatsvindt de anode. Een mnemotechnisch hulpmiddeltje is:

KRAO
Kathodische Reductie of aan de Kathode gebeurt steeds een Reductie
Anodische Oxidatie of aan de Anode gebeurt steeds een Oxidatie.

168
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
b. Algemene bespreking van het elektrolyseproces
Bij een elektrolyseproces gebruikt men een uitwendige spanningsbron om elektrische stroom
te laten vloeien door een elektrolytoplossing. OX-deeltjes nemen aan de negatieve elektrode
elektronen op en worden aldus gereduceerd. Dit betekent dat bij elektrolyse de negatieve
pool kathode is. Aan de positieve pool worden elektronen afgestaan door het RED-deeltje dat
aldus geoxideerd wordt. Bij een elektrolyse is de positieve pool dus de anode.

ELEKTROLYSE: elektrische energie wordt omgezet in chemische energie


pool positief (+) negatief (-)
elektrode anode kathode
reagens sterkste reductor (RED) sterkste oxidator (OX)
reactietype oxidatie (ox) reductie (red)
elektronenverplaatsing afgave elektronen opname elektronen

Onthoud: ENKEL elektrolyse is KNAP (kathode = negatieve pool, anode = positieve pool.

c. Galvanische cel versus elektrolysecel

Galvanische of chemische cel Elektrolytische cel

levert elektrische energie chemische verbruikt elektrische energie


energie  elektrische energie elektrische energiechemische energie

halfcel-
ZnZn2++2 e1- Cu2++2 e1-Cu Zn2++ 2e1- Zn CuCu2++2 e1-
reacties

pool negatief positief negatief positief

elektrode anode kathode kathode anode

Half-
oxidatie reductie reductie oxidatie
reactietype

(sterkste) (sterkste) (sterkste) (sterkste)


reagens
reductor oxidator oxidator reductor

elektronen-
e--afgave e--opname e--opname e--afgave
verplaatsing

169
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
d Elektrolyse van waterige oplossingen

Elektrolyse wordt voornamelijk toegepast op een elektrolyt in gesmolten toestand of in


oplossing in water. Het elektrolyt bevat positieve en negatieve ionen die eventueel kunnen
functioneren als reductor of oxidator.
Bij elektrolyse van waterige oplossingen moet men naast de positief en negatief geladen
ionen ook rekening houden met de reductie van H 2O tot H2 of de oxidatie van H2O tot O2.
Water kan dus ook als reductor of oxidator optreden.
Oxidator: 2 H2O + 2 e- ⇌ 2 OH- + H2 E°= - 0,83 V
Reductor: 6 H2O ⇌ 4 H3O + O2 + 4 e
+ -
E° = +1,23 V

Bij elektrolyse geldt steeds het principe dat de sterkste reductor en de sterkste oxidator zal
reageren. Dit wilt zeggen dat alle aanwezige deeltjes zullen moeten bekeken worden (zowel
water als andere elektrolyten). Het is hierbij de sterktste reductor (met laagste E°-
waarde) dat zal reageren aan de anode (positieve pool) waar de oxidatie (afgeven van
elektronen door de reductor) zal plaatsvinden. De sterkste oxidator (met hoogste E°-
waarde) zal reageren aan de kathode (negatieve pool) waar de reductie (opnemen van
elektronen door de oxidator) zal plaatsvinden.

Opmerking:
• Edele metalen zoals platina (Pt) of grafiet (C) worden vaak gebruikt als elektrode. Ze
kunnen omwille van een hoge E°-waarde geen reductor zijn en zijn chemisch inert. Op
deze manier interfereren ze niet in een elektrolysereactie.
• Wanneer we gebruik maken van metaalelektrode kan deze in een elektrolysecel enkel
een reductor zijn als ze gebruikt wordt als de anode.

Voorbeeld 1: De elektrolyse van gesmolten KI met inerte koolstofelektroden

Hierbij zijn in het reactievat slechts 1 OX-deeltje en 1 RED-deeltje aanwezig

Verklaring
e-
De aanwezige deeltjes zijn:

De kandidaat OX-deeltjes zijn:


(Doorstreep de deeltjes die niet in aanmerking komen
C C en motiveer waarom niet.)
l-
K+

Schrijf de reactie die optreedt aan de kathode:

De kandidaat RED-deeltjes zijn:


(Doorstreep de deeltjes die niet in aanmerking komen en motiveer waarom.)

Schrijf de reactie die optreedt aan de anode:

De totale reactie kan dus weergegeven worden als:

170
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Conclusie: Het OX-deeltje wordt gereduceerd aan de kathode en het RED-deeltje wordt
geoxideerd aan de anode.

Voorbeeld 2: De elektrolyse van opgelost kaliumjodide KI met inerte koolstofelektroden

Hierbij zijn in het reactiemengsel gelijktijdig meer dan een oxidator en/of reductor aanwezig.

Verklaring
De aanwezige deeltjes zijn:

De kandidaat OX-deeltjes zijn:


(Doorstreep de deeltjes die niet in aanmerking
komen en motiveer waarom niet.)

De kandidaat RED-deeltjes zijn:


(Doorstreep de deeltjes die niet in aanmerking komen en motiveer waarom.)

Schrijf de reactie die optreedt aan de kathode:

Schrijf de reactie die optreedt aan de anode:

De totale reactie kan dus weergegeven worden als:

Waarneming:
Aan de kathode wordt water gereduceerd: de hydroxide-ionen worden aangetoond met
fenolftaleïne en er ontstaat een gas. Volgende reductiereactie treedt op:

Aan de anode wordt dijood gevormd waarneembaar door de gele kleur en aantoonbaar met
zetmeel. Volgende oxidatiereactie treedt op:

Conclusie:
Van de aanwezige oxidatoren en reductoren wordt het sterkste OX-deeltje gereduceerd aan
de kathode en wordt het sterkste RED-deeltje geoxideerd aan de anode.

Algemeen kunnen we stellen:


REDUCTOREN (RED) met een normpotentiaal lager dan E0 (H2O/O2) = + 1,23 V zijn sterker
dan H2O en zullen in waterig midden geoxideerd worden.

171
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Als we de anode wilt vrijwaren dan moet de stof waaruit de anode is vervaardigd de zwakste
reductor van het systeem zijn. Zwakke reductoren komen in een reactiemengsel nooit in
aanmerking om elektronen af te geven en aldus wordt de oxidatie van het anodemateriaal
voorkomen.
OXIDATOREN (OX) met een normpotentiaal hoger dan E0 (H2O/H2) = - 0,83 V zijn sterker
dan H2O en zullen in waterig midden gereduceerd worden.

Passen we deze conclusie toe gebruikmakend van volgende redoxkoppels:

sterkte RED

midden
elektrolyse in waterig
OX + n e- RED

K+ + 1 e- → K E0 = - 2,92 V
waterig midden

2 H2O + 2 e- → H2 + 2 OH- E0 = - 0,83 V


elektrolyse in

Pb2+ + 2 e- → Pb E0 = - 0,13 V
sterkte OX

I2 + 2 e-  2 I- E0 = + 0,54 V
O2 + 4 H3O+ + 4 e-  6 H2O E0 = + 1,23 V
Cl2 + 2 e-  2 Cl- E0 = + 1,36 V
F2 + 2 e-  2 F- E0 = + 2,87 V

K+ in waterig midden wordt niet gereduceerd aan de kathode omdat het aanwezige water een
sterkere oxidator is.

Pb2+ in oplossing wordt wel/niet gereduceerd aan de kathode omdat Pb2+ een
sterkere/zwakkere oxidator is dan water (Pb2+ heeft een hogere/lagere E°).

F- in oplossing wordt wel/niet geoxideerd aan de anode omdat F- een sterkere/zwakkere


oxidator is dan water (F- heeft een hogere/lagere E°)

I- in oplossing wordt wel/niet geoxideerd aan de anode omdat omdat I- een


sterkere/zwakkere oxidator is dan water (I- heeft een hogere/lagere E°)

Opmerking:
De E°-waarde van het Cl-/Cl2–koppel ligt dicht tegen dat van water. Bij hogere KCl-
concentratie kan Cl- toch als reductor dienen ondanks dat de E°-waarde hoger is dan dat van
water. Dit kan verklaard worden door de zogenaamde Nernst-vergelijking toe te passen,
maar dit wordt in deze cursus niet behandeld.
Voorbeeld 3: De elektrolyse van CuSO4-oplossing met Cu-elektroden

In het elektrolysevat zijn aanwezig: Cu 2+-ionen, SO42--ionen, water en Cu-metaal van de


elektroden. Leggen we een uitwendig spanningsverschil (batterij) aan dan treden er
redoxreacties op. https://www.youtube.com/watch?v=4ley575vlS4
Waarnemingen: massa van de positieve elektrode wordt lichter en de negatieve elektrode
wordt zwaarder.

Cu2+

onzuiverheden
172
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Verklaring:
De aanwezige deeltjes zijn:

De kandidaat OX-deeltjes zijn:


(Doorstreep de deeltjes die niet in aanmerking komen en motiveer waarom niet.)

De kandidaat RED-deeltjes zijn:


(Doorstreep de deeltjes die niet in aanmerking komen en motiveer waarom niet.)

Schrijf de reactie die optreedt aan de kathode:

Schrijf de reactie die optreedt aan de anode:

De totale reactie kan dus weergegeven worden als:

Dit betekent dat koper van de anode in oplossing gaat - de anode wordt dus verteerd - en
dat koperionen uit de oplossing afgezet worden op de kathode die voortdurend massiever
wordt. Dit is tevens een toepassing van elektrolyse waarbij er een zuivering gebeurt van
kopererts. Door het oplossen van kopermetaal aan de anode en de afzetting van zuiver
koper op de kathode blijven de onzuiverheden achter.

Voorbeeld 4: Elektrolyse van Pb(NO3)2-oplossing met Cu-elektroden – demoproef


We maken de volgende opstelling op de retroprojector. Leggen we een uitwendig
spanningsverschil aan dan treden er redoxreacties op.

Waarnemingen: Het Cu aan de anode (+) gaat aangetast worden, hier ontstaat een blauwe
kleur. Aan de kathode (-) gaat er Pb-metaal afgezet worden.

Verklaring

De aanwezige deeltjes zijn:

De kandidaat OX-deeltjes zijn:

Doorstreep de deeltjes die niet in


aanmerking komen en motiveer waarom
niet.

173
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
De kandidaat RED-deeltjes zijn:

Doorstreep de deeltjes die niet in aanmerking komen en motiveer waarom.

Schrijf de reactie die optreedt aan de kathode:

Schrijf de reactie die optreedt aan de anode:

De totale reactie kan dus weergegeven worden als:

Conclusie
Het kopermetaal van de anode ……………………………………………………………………………..

Het kopermetaal van de kathode …………………………………………………………………………..

De loodionen in de oplossing ………………………………………………………………………………..

e. Oefeningen
1 Voorspel zelf de waarnemingen en de chemische reacties bij:
▪ de elektrolyse van een geconcentreerde NaCl-oplossing met inerte elektroden.
https://www.youtube.com/watch?v=Pv2GQlsswkQ

2 Bij volgende meerkeuzevragen is er telkens slechts één juist antwoord. Duid het juiste
antwoord aan.

a Bij de elektrolyse van een geconcentreerde NaCl-oplossing met inerte C-elektroden:


A wordt Cl- geoxideerd aan de anode.
B wordt Cl- gereduceerd aan de kathode.
C wordt Na+ geoxideerd aan de anode.
D wordt Na+ gereduceerd aan de kathode.

b Bij de elektrolyse van een Pb(NO3)2-oplossing met Cu-elektroden


A wordt Pb afgezet aan de elektrode die verbonden is met de positieve pool.
B kleurt de oplossing rond de Cu-elektrode die verbonden is met de positieve pool blauw.
C wordt H2O gereduceerd aan de kathode.
D wordt H2O geoxideerd aan de anode.

e Leid uit de volgende gegevens een bovengrens en een ondergrens af voor de


normpotentialen waartussen de halfreactie van een metaal M zou komen te staan.
• Dit metaal reageert weg in een zure oplossing onder waterstofgasontwikkeling.
• Dit metaal kan worden bereid door elektrolyse van een zoutoplossing van dit metaal.
A. Tussen 0,00 V en 1,23 V
B. Tussen - 0,83 V en 0,00 V
C. Tussen - 0,83 V en 1,23 V
D. Tussen - 3,02 V en - 0,83 V
Verklaar je antwoord

174
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
f. Zelfevaluatieoefeningen

1. Voorspel zelf de waarnemingen en de chemische reacties bij:

▪ de elektrolyse van CuCl2-oplossing met inerte elektroden.


▪ de elektrolyse van een Na2SO4-oplossing met inerte elektroden.

2. Doorstreep het foute gedeelte in volgende beweringen.


- Bij een chemische cel verplaatsen de elektronen zich van de anode naar de kathode /
kathode naar de anode.

- Bij een elektrolyse wordt aan de anode de sterkste oxidator/reductor


geoxideerd/gereduceerd.

- Bij een elektrolyse worden aan de negatieve pool elektronen opgenomen/afgegeven.

3. Bij de elektrolyse van een Na2SO4-oplossing wordt een anode uit volgend metaal NIET
aangetast.
A Mg
B Zn
C Au
D Ag

4. Welke van de volgende beweringen geldt NIET voor een elektrolyse van een willekeurige
zoutoplossing in water?
A Elektronen verplaatsen zich van de kathode naar de negatieve pool van de batterij.
B Aan de kathode vindt de reductie plaats.
C Aan de positieve elektrode vindt de oxidatie plaats.
D Elektronen worden afgestaan aan de anode.

4.5.3 Toepassingen van galvanische cellen in het dagelijkse leven

Galvanische cellen kennen we in het dagelijkse leven als batterijen. Voor een goed bruikbare
spanningsbron gelden volgende voorwaarden:
* De redoxreactie moet aflopend zijn want hoe groter de K-waarde, hoe groter de
bronspanning.
* De cel moet een voldoend grote stroomsterkte kunnen leveren, dus zal de inwendige
weerstand klein moeten zijn.
* Opdat de cellen veilig en onschadelijk zouden zijn in het gebruik dienen de reagentia en
reactieproducten ongevaarlijk en niet-giftig te zijn.
* Droge cellen die niet kunnen lekken verdienen de voorkeur.
* De cellen mogen niet te duur zijn in aankoop en bij voorkeur herlaadbaar zijn.
* De afmetingen mogen niet te groot zijn, dus moet een grote capaciteit hebben
(energiedichtheid= energie/volume-eenheid).

Opmerking: Geen enkele van huidig beschikbare cellen voldoet aan al deze voorwaarden.

1 Algemene bouw en werking van een chemische cel (batterij)


(verschil batterij - chemische cel: meerdere chemische cellen samen vormen een batterij)

175
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
De samenstelling en de werking van chemische cellen is vaak nogal complex. De reductor,
meestal een metaal, en de oxidator, meestal het metaaloxide, vormen het respectievelijk
hoofdbestanddeel van de twee halfcellen. Ze zijn van elkaar gescheiden door een ionenbrug.
Een elektrisch toestel kan in de uitwendige elektronenbrug worden tussen geschakeld om de
kring te sluiten.

Anode Kathode
Oxidatie Reductie

Negatieve pool Positieve pool

Reductor is halfcel met laagste E0-waarde Oxidator is halfcel met hoogste E0-waarde
(meestal een metaal) (meestal het metaalloxide)

Oxidatieproces van het metaal Reductieproces van het metaaloxide

M  Mn+ + n e- MO + H2O + n e-  M + n OH-

Er worden elektronen afgegeven Er worden elektronen opgenomen

Het elektrolyt in de elektrolytbrug zorgt voor de ionengeleiding tussen beide elektroden en


voor de eliminatie van reactieproducten bijvoorbeeld door de vorming van een neerslag (of
een complex):
Mn+ + n OH-  M(OH)n

2 de alkalinecel (http://www.duracell.com/oem/)
De alkalinebatterij is de typische ronde batterijen die we kennen. In deze cel zal er een
reactie optreden tussen zinkpoeder onder de vorm van pasta (de anode) en mangaandioxide
samen met een grafietstaaf (de kathode). Als elektrolyt wordt gebruik gemaakt van
Kaliumhydroxide (vandaar alkalinebatterij).
Deze alkalinebatterij vervangt nu de vroegere Zink/koolstofbatterij. Waarbij de kathode een
grafietstaaf was gedompeld in een vochtige pasta van kaliumhydroxide, zinkchloride en
mangaandioxide en de anode bestond uit een busje uit zink. Het busje is bovenaan
afgesloten met een waterdichte laag pek, was of kunststof en omhuld met plastic of karton.
De alkalinebatterij levert door gebruik te maken van zinkpoederpasta (grotere verdeeldheid)
meer dan 3,5 keer zoveel energie als de Zink/koolstofbatterij.

Zeer zuiver Zn-


Anode poeder

Kathode MnO2

Geconcentreerd
Elektrolyt
KOH

176
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Reacties die optreden in een alkalinebatterij:
- pool: Zn2+ + 2 e-  Zn (E°= - 0,76 V)
+ pool: 2 MnO2 + H2O + 2 e- → Mn2O3 + 2 OH- (E°= + 0,32 V)

Totale reactie: Zn + 2 MnO2 + H2O → Zn(OH)2 + Mn2O3

Opmerking:
• De voorloper van de Zink/koolstofbatterij was het Leclanché-element. Dit was een
natte batterij waarbij de anode en kathode bestond uit analoge materialen, maar de
elektrolytoplossing was ammoniumchloride i.p.v. kaliumhydroxide. Het nadeel van
deze batterijen was dat er een reactie optreedt tussen de ammoniumzouten en zink
waardoor de batterij ook zonder gebruik langzaam leegloopt (verbruik van Zn).
• De spanning van de zink/koolstofbatterij en de alkalinebatterij onder
standaardomstandigheden bedraagt 1,5V. Bij een zogenaamde platte batterij staan
drie alkalinebatterijen in serie geplaatst waardoor de batterij een spanning krijgt van
4,5 V.

• De Zink/koolstofbatterij is niet oneindig bruikbaar. Na lange tijd gewerkt te hebben


wordt het Zn-omhulsel zo dun dat er zelfs openingen ontstaan waardoor de elektrolyt
naar buiten vloeit. Men zegt dat de batterij ‘lekt’.
3. De knoopcel

Knoopbatterijen worden gebruikt wanneer de omvang en de massa


van de stroombron zo klein mogelijk moeten zijn, bijvoorbeeld in
een polshorloge of andere kleinere elektronica. Er zijn veel soorten
knoopcellen in allerlei maten en met uiteenlopende spanningen en
energie-inhoud.

3.a Lithium-mangaandioxidebatterij

Een lithiumbatterij is een batterij waarvan de anode uit lithium


bestaat en voor de kathode wordt mangaandioxide gebruikt. Het
grote voordeel van lithium is dat het zowel het lichtste metaal is als
de beste reductor. Ze gaan heel gemakkelijk elektronen afgeven.
Hierdoor kun je spanningen tot 4,00 V te bereiken.
Lithiumbatterijen zijn vrij duur, maar ze kunnen zeer lang meegaan.

177
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Reacties die optreden in een lithium-mangaandioxidebatterij:
- pool: Li  Li+ + e- (E° = -3,02 V)
+ pool: 2 MnO2 + H2O + 2 e- → Mn2O3 + 2 OH- (E°= + 0,32 V)

Totale reactie: Li + 2 MnO2 + H2O → LiOH + Mn2O3

3.b Zink-luchtbatterij

De hele knoopcel wordt gevuld met zinkpoeder dat als reductor zal fungeren. De oxidator is
zuurstof aanwezig in de lucht. De vloeibare elektrolyt is aanwezig in een poreus plastic
materiaal. Dit zorgt ervoor dat de elektrolyti niet uit de batterij leket via de kleine
openeingen in de batterij die nodig zijn om de lucht op te nemen. De zuurstof wordt aan de
kathode gereduceerd. Samen met de waterstofionen uit het zuur in de batterij vormen ze
water. Als de batterij geactiveerd is door lucht toe te laten, begint de batterij systematisch te
ontladen. Deze batterijen zijn dan ook alleen geschikt voor apparaten die continue stroom
nodig heeft zoals gehoortoestellen.
Reacties die optreden in een zink-luchtbatterij:

- pool: Zn  Zn2+ + 2 e- (E°= - 0,76 V)


+ pool: O2 + 2 H2O + 4 e- → 4 OH- (E°= + 0,40 V)
Totale reactie: 2 Zn + O2 + 2 H2O → 2 Zn(OH)2

A. afscheider
B. zinkpoederanode en elektrolyt
C. anodebus
D. isolatorpakking
E. kathodebus
F. luchtgat
G. kathodekatalysator en
stroomcollector
H. luchtverdeellaag
I. semi-permeabel membraan
4. Accumulatoren of kortweg accu
Een accumulator is een reversibele chemische cel die zowel een galvanische cel als een
elektrolysecel is! Bij het ontladen wordt chemische energie omgezet in elektrische energie.
Bij het opladen wordt elektrische energie verbruikt om de chemische stoffen te regenereren.
Omdat de accu kan opladen en ontladen spreken we van een heroplaadbare batterij.

* De autobatterij is hiervan een voorbeeld.


Een autobatterij bestaat uit een recipiënt die
verdund zwavelzuur bevat. Hierin zijn twee
elektroden gedompeld die bestaan uit een
traliewerk uit Pb waarvan de mazen opgevuld
zijn met PbO.
Legt men een potentiaalverschil aan tussen de
elektroden dan vindt een elektrolyse van het
water plaats. Aan de kathode ontstaat
waterstofgas die het lood(II)oxide doet
reduceren: PbO + H2 → H2O + Pb
Aan de anode ontstaat zuurstofgas die het
lood(II)oxide doet oxideren: 2 PbO + O2 → 2 PbO2. Na de elektrolyse is de aard van de
elektroden gewijzigd. De cel bezit dan twee verschillende elektroden, elk met een
178
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
verschillende potentiaal. Verwijderen we de stroombron dan kan de cel zelf worden gebruikt
als stroombron.

OPLADEN als elektrolytische cel ONTLADEN als galvanische of chemische cel

elektrische energie  chemische energie chemische energie  elektrische energie

20%
H2SO4-opl.

Voor elektrolyse Na elektrolyse

Anode Kathode Anode Kathode

+ - - +
Pb2+ wordt geoxideerd tot Pb2+ wordt gereduceerd tot Pb wordt geoxideerd tot Pb4+ wordt gereduceerd tot
Pb4+ Pb Pb2+ Pb2+
PbSO4  Pb2+ + SO42- PbSO4  Pb2+ + SO42- Pb  Pb2+ + 2 e- PbO2 +4H++2e- Pb2++2H2O

Pb2++2H2OPbO2 +4H++2e- Pb2+ + 2 e-  Pb Pb2+ + SO42-  PbSO4  Pb2+ + SO42-  PbSO4 

2H2OO2+4H++4e- 4H2O+4e-2H2 +4OH- O2+4H++4e-2H2O 2H2 +4OH- 4H2O+4 e-

https://www.youtube.com/watch?v=6i4L4xM7ddg

Als de autobatterij stroom levert (ontlaadt), heeft dit als


bijkomend gevolg dat er steeds minder zwavelzuur aanwezig is
en bovendien wordt er bijkomend water gevormd zodat het
elektrolyt van de cel sterk verdund wordt. Zo kan men door het
meten van de dichtheid van de accuvloeistof de mate van
uitputting van de accu nagaan. Door met de wagen te rijden kan
de batterij weer opgeladen worden. Een halfuurtje autorijden
volstaat meestal om een goed functionerende batterij volledig op
te laden.
De moderne uitvoering van autobatterij bestaat uit in serie
geschakelde groepjes van positieve en evenveel negatieve platen
in dezelfde recipiënt. De elektroden met een verschillend teken
wisselen elkaar af maar de gelijknamige elektroden zijn onderling
met elkaar verbonden. Ze hebben een gemeenschappelijke klem
die voor de postieve platen aangeduid is met een plusteken. De
klem van de negatieve platen is aangeduid met een minteken. De
spanning tussen de twee platen bedraagt onder
standaaromstandigheden 1,82 V. Een autobatterij bestaat uit zes
in serie geplaatste loodbatterijen. Zo’n accu heeft dan een
bronspanning van 12 V en bezit een zeer kleine inwendige weerstand waardoor deze in staat
is om grote stromen te leveren, bv. bij het starten van de automotor.

5. De Li-ion batterij (batterij in gsm)


179
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Ontladen:
- Lithiumatomen in het anodemateriaal staan een elektron af en worden omgezet in
lithiumionen.
- De lithiumionen worden door de anode afgestoten en migreren vervolgens door het
elektrolyt naar de kathode.
- Gelijktijdig stromen via de externe geleiding ook de elektronen van de anode naar de
kathode.
- Bij de kathode ontvangen lithiumionen een elektron en worden weer omgezet in
lithiumatomen die door de kathode worden opgenomen.
De batterij ontlaadt omdat er in de anode steeds minder lithium beschikbaar is en er bij de
kathode een overmaat aan lithiumionen ontstaat die de migratie tegenhouden. De
celspanning neemt daardoor gaandeweg af.
Met opladen moet niet te lang gewacht worden. Te ver ontladen leidt tot reacties bij de
kathode waardoor lithiumionen onomkeerbaar worden omgezet in chemische verbindingen
die geen bijdrage meer kunnen leveren aan het elektrolyseproces maar wel de opname van
lithiumionen blokkeren. De prestaties van de batterij gaan hierdoor achteruit en zijn
levensduur neemt sneller af.

Opladen:
De batterij wordt opgeladen door via de oplader, een externe stroombron zo aan te sluiten
dat de elektrische stroom en de chemische reacties de andere kant opgaan. De overmaat
lithiumatomen bij de kathode worden weer omgezet in ionen en migreren vervolgens naar de
anode. Daar nemen zij elektronen op en ontstaan lithiumatomen die de anode weer
aanvullen. De celspanning neemt gaandeweg het oplaadproces weer toe.
Bij het opladen moet erover worden gewaakt worden dat de celspanning niet te hoog wordt
omdat er ook dan ongewenste reacties kunnen optreden. Ook te snel opladen kan problemen
veroorzaken omdat dit leidt tot ongewenste temperatuurstijgingen die op hun beurt weer
leiden tot ongewenste chemische reacties.

4.5.4 Andere toepassingen van aflopende redoxreacties in het


dagelijkse leven

A Zilverpoets
Zilveren voorwerpen krijgen een bruinzwarte kleur wanneer het zilver geoxideerd wordt door
luchtzuurstof in aanwezigheid van sporen H 2S of SO2 of wanneer het in contact komt met
voedingsstoffen die rijk zijn aan zwavel zoals eiwitten. Er ontstaat een zilversulfidelaagje dat
het metaal tegen verdere oxidatie beschermt:
4 Ag + 2 H2S + O2  2 Ag2S + 2 H2O

180
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Steunend op een redoxreactie met aluminium kan zilverwerk eenvoudig weer glanzend
worden gemaakt. Aluminium is een veel sterkere reductor dan zilver, zal dus geoxideerd
worden in aanwezigheid van Ag1+-ionen uit Ag2S waardoor de Ag1+-ionen gereduceerd
worden tot Ag-metaal.

Al + 3 Ag1+  Al3+ + 3 Ag

Praktische werkwijze voor het poetsen


van zilveren voorwerpen

Leg het voorwerp in een voldoende grote


kom. Voeg een paar soeplepels kristalsoda
(Na2CO3) toe en stukjes aluminiumfolie.
Overgiet het geheel met kokend water en
laat een tijdje staan. Door de redoxreactie
die optreedt wordt het zilverwerk weer
netjes. Even naspoelen en droogwrijven met
een doek en het voorwerp blinkt als nieuw. vóór de behandeling na de behandeling

B Corrosieverschijnselen
B.1 Omschrijving
Onder corrosie verstaan we de aantasting van metalen door redoxreacties die spontaan
optreden wanneer het metaal in contact komt met water, vochtige lucht, zuurstofgas en
agressieve chemicaliën (afkomstig van bv. strooizouten, zure regen …). De bekendste
vormen van corrosie zijn het roesten van ijzer (fig. 1) en groen uitslaan van koper (fig. 2).

Fig. 1 Fig. 2 Fig. 3


Vooral de metalen met lage normpotentiaal worden gemakkelijk geoxideerd, zijn het meest
reactief of onedel. Metalen met een hoge normpotentiaal worden moeilijk geoxideerd, zijn het
minst reactief of meest edel en kunnen daarom in zuivere toestand voorkomen in de natuur.
Het optreden van corrosie tast uiteraard de structuur van het materiaal aan in positieve of
negatieve zin. Afhankelijk van de kristalstructuur van het metaal en de structuur van het
contactoppervlak vormt er zich een dun oxidelaagje aan de buitenkant van het metaal.
Ofwel is dit oxidelaagje goed hechtend, hard en bijna niet doordringbaar waardoor het
onderliggend gedeelte van het materiaal beschermd wordt tegen verdere aantasting. Dit
gebeurt onder meer bij aluminium (fig. 3), lood, zink, tin ... .
Ofwel is dit oxidelaagje poreus en broos zonder verder beschermende werking zodat ook het
onderliggend gedeelte verder aangetast wordt (fig. 1).

Corrosie brengt veiligheidsrisico's (falen van dragende constructies) en grote kosten met zich
mee. Per seconde gaat er wereldwijd zo'n 5 ton staal door corrosie verloren. De kosten
worden geschat op 2% van het Bruto Nationaal Product (BNP).

181
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Bron: De Standaard januari 2004

Het instorten van de Morandi-brug in Genua, in augustus 2018, is niet alleen


een gevolg van ontwerpfouten en uitvoeringsfouten, maar ook van te weinig
controles en onderhoud.
De hoofdoorzaak van de ramp waren fouten in het ontwerp en de uitvoering van de brug,
schrijven ze. Maar de adviseurs noemen het ook "verrassend" hoe weinig de twee brugpilaren
sinds 1993 zijn geïnspecteerd.
Zo had een deel van de brug te lijden onder corrosie, wat de aanleiding was voor het
instorten van de brug, schrijven de experts. Die corrosie begon al kort na de bouw van de
brug. Mochten die controles en corrigerende maatregelen er wel zijn geweest, was deze ramp
nooit gebeurd, concluderen ze.
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/12/22/rapport-genua-brug/

Professor Herman Terryn wint Europese onderscheiding


Professor Herman Terryn van de Vrije Universiteit Brussel krijgt de European
Corrosion Medal. (...)
Professor Terryn ontvangt deze belangrijke onderscheiding voor zijn toponderzoek naar
corrosie, elektrochemie en studie van oppervlakken. Aan de onderzoeksgroep SURF van de
Vrije Universiteit Brussel, waartoe Terryn behoort, wordt zeer veelzijdig onderzoek naar
corrosie gedaan: van de atomaire opbouw van metaal tot online-monitoring van corrosie in
bijvoorbeeld windturbines.
Voorspellende modellen
De VUB werkt ook aan de ontwikkeling van modellen die corrosie voorspellen. De grote
moeilijkheid is de wisselende omstandigheden exact te simuleren. Nochtans zijn bedrijven
zoals Airbus bijzonder geïnteresseerd in deze simulaties om hun onderhoudsbeurten beter te
begeleiden.
Chroom(+VI)-vervanging als corrosiepigment
Vele beschermende lagen tegen corrosie zijn op basis van Cr 6+. Cr6+ blokkeert de corrosie,
wanneer een defect in een deklaag ontstaat. Maar de stof is ook kankerverwekkend. In de
film Erin Brockovich met Julia Roberts uit 2000 ging de heldin een juridische strijd aan over
dit goedje met de Pacific Gas Electric Company. Momenteel gebruikt de vliegtuigindustrie, in
tegenstelling tot de auto-industrie, nog massaal deze technologie. Deze lagen met Cr 6+ zijn
182
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
vaak te herkennen aan de gele/groene kleuren die brokstukken van een vliegtuigromp tonen.
Eén van de specialiteiten van de onderzoeksgroep SURF is het onderzoeken van
milieuvriendelijke alternatieven.
Herstellende verf
Een laatste doorbraak van SURF zijn zelfherstellende deklagen op metalen. SURF werkte
hiervoor samen met Professor Filip De Prez van de Universiteit van Gent. Deze nieuwe verven
– nog in prototype – zorgen ervoor dat het metaal bij krassen of andere kleine
beschadigingen zichzelf herstelt, waardoor er minder onderhoud nodig is.
Succes in de industrie
Een spin-off van SURF is Zensor, dat zich richt op online monitoring van corrosie met behulp
van speciale waarschuwingssensoren. De expertise van de VUB wordt door tal van Vlaamse
(Arcelor-Mital, Bekaert, Aleris ...) en internationale bedrijven (Henkel, Akzo, Constellium,
Toyota) geapprecieerd in zowel Vlaamse als Europese onderzoeken.
Bron: http://www.vub.ac.be/nieuws/2014/08/28

B.2 Oorzaken van corrosie


Corrosie is meestal het gevolg van redoxprocessen analoog aan deze in een stroomvoerende
galvanische cel. We spreken dan ook van een corrosiecel die overeenkomt met een
microscopisch kleine, kortgesloten chemische cel. Zo kunnen we in vergelijking met een
chemische cel ook in een dergelijke corrosiecel volgende onderdelen onderscheiden: een
anode, een kathode, een milieu waarin de elektronen zich kunnen verplaatsen (meestal het
corroderende metaal zelf) en een waterige oplossing waarin ionen zich kunnen bewegen. Er
ontstaat dan een stroming van lading (corrosiestroom) net zoals bij de chemische cel met als
enig verschil dat deze niet wordt benut!

Twee verschillende en kortgesloten metalen treft men bijvoorbeeld aan in een soldeerzone,
een lasnaad of een metaalkoppeling. De elektrolytoplossing is bijvoorbeeld grondwater met
opgeloste zouten maar kan ook condenswater zijn waarin allerlei gassen zijn opgelost. Zoals
in een chemische cel kan het elektrodemateriaal (anode, kathode) ook uit één enkele
metaalsoort bestaan. Dit vinden we bijvoorbeeld terug bij een gewone nagel of een ijzeren
paal die in water gelegd wordt of gewoon blootgesteld wordt aan vochtige lucht.

B.3 Werking van een corrosiecel


Het werkingsprincipe van een corrosiecel is volledig analoog aan de werking van een
chemische of galvanische cel. Een corrosiecel is immers een speciaal geval van een
chemische cel. Het metaal met de laagste normpotentiaal, het sterkste RED-deeltje, wordt
geoxideerd en vormt de anode. Bij de oxidatie van dit metaal ontstaan metaalionen die
oplossen in de elektrolytoplossing. De vrijgekomen elektronen vloeien naar de kathode,
gevormd door het metaal met de hoogste normpotentiaal. Aan de kathode vindt een reductie
plaats van het sterkste OX-deeltje dat aanwezig is. Het kathodemetaal zelf blijft hierbij
gespaard omdat een metaal niet kan gereduceerd worden want het bevindt zich in zijn
laagste OG. Afhankelijk van de omstandigheden treedt een van volgende reductiereacties op:

(1) in aanwezigheid van water:


2 H2O + 2 e- → H2 + 2 OH1- E0 = - 0,83 V

(2) in aanwezigheid van een zuur en water:


2 H3O+ + 2 e- → H2 + 2 H2O E0 = 0,00 V

(3) in aanwezigheid van vochtige lucht = water en zuurstof:


O2 + 2 H2O + 4 e- → 4 OH- E0 = + 0,40 V

(4) in aanwezigheid van een zuur en vochtige lucht:

183
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
O2 + 4 H3O+ + 4 e- → 6 H2O E0 = + 1,23 V

In omstandigheden (1) en (3) ontstaan aan de kathode hydroxide-ionen die eventueel met de
metaalionen in oplossing een neerslag kunnen vormen.
B.4 Bescherming tegen corrosie
IJzer kan tegen corrosie beschermd worden op verschillende manieren:

A IJzermetaal perfect afschermen van water en zuurstofgas door

* Het aanbrengen van een oxidelaagje, chromaatverf, coating, siliconenolie ...

Antiroest siliconenspray Antiroest verf plasticgecoate staaldraad

Wat een likje verf al niet kan doen.


Onze gloednieuwe marinehelikopters zullen van zeezout niet roesten. In tegenstelling tot de
Nederlandse versie van de NH-90 kregen ze immers een extra verflaag mee om corrosie,
roestvorming dus, tegen te gaan. Het Belgische leger en minister van Defensie Pieter De
Crem (CD&V) zijn er vrij zeker van dat onze toestellen ook niet zullen lijden onder andere
gebreken die in het buitenland opdoken. De Nederlandse en Franse NH-90 zijn iets ouder en
ook elders gebouwd, benadrukken ze. Volgens De Crem doken de problemen bij onze
noorderburen overigens bij een andere versie van de NH-90 op, een exemplaar waarmee ook
wetenschappelijk onderzoek wordt uitgevoerd. ‘Ik kan niets uitsluiten, maar tot nu toe is er
geen enkele reden om aan het materiaal te twijfelen’, zegt de minister. Mocht er toch iets
fout lopen, dan is er een waterdicht contract waarbij problemen kunnen verhaald worden op
de producenten, maakt De Crem zich sterk.
Bron: De Standaard, 15 maart 2014

B Het ijzer te bedekken met een dun laagje van een meer edel metaal.
Een voorbeeld hiervan is vertind ijzer, blik genoemd. Zolang het conservenblik onbeschadigd
blijft is het ijzermetaal aan binnen- en buitenkant van het potje volledig bedekt met een
tinlaagje. De sterkste reductor ijzer (E0(Sn) = - 0,14 V > E0(Fe) = - 0,41 V) wordt niet
geoxideerd omdat het afgeschermd is van vochtige lucht. Het tinlaagje is echter zeer dun en
kwetsbaar. Zodra het blik krassen vertoont en het Fe-materiaal bloot komt te liggen, roest
het blootgestelde ijzer zeer snel. Ijzer is de sterkste reductor is, gedraagt zich als
anodemateriaal, wordt geoxideerd, lost op en vormt uiteindelijk roest.

184
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Bron:
http://telescript.denayer.wenk.
be/2012-
conservenblik 13/c2a/public_html/watisroest.
shtml
Sn-Fe corrosiecel bij beschadigd blik

Slik! Een beschadigd conservenblik!


Beschadigde conservenblikken mogen niet meer worden verkocht. Eens de verpakking
beschadigd is, is de aangegeven bewaringstijd niet langer gegarandeerd. Bij
conservenblikken met blutsen of bij blikken die verroest zijn of bol staan, kan de
beschermlaag binnenin zijn aangetast en kunnen ongewenste stoffen (vuil, bacteriën,
stukjes plastic of glas van de verpakking) die gevaar inhouden voor je gezondheid in het
voedingsmiddel terechtkomen. Vocht dat uit de verpakking loopt, kan andere
voedingsmiddelen besmetten. De overheid controleert in de warenhuizen en andere
verkooppunten of deze voorschriften worden gerespecteerd. Natuurlijk gelden dezelfde
aandachtspunten voor conservenblikken die je reeds in huis hebt.
Het geopende blik
Als je bij de bereiding niet de volledige inhoud van een blik gebruikt, breng de rest dan over
in een bewaardoosje, sluit het goed af en plaats het in de koelkast. Bewaar geen
voedingsmiddelen in het geopend blik, want zo bestaat de kans dat er ongewenste stoffen in
het voedingsmiddel terechtkomen.
Jammer van het blikje tomatenpuree, maar je gooit het dus beter weg. En je overgebleven
champignons schep je dus best over in een bewaardoosje met deksel vooraleer je ze in de
koelkast plaatst.
Bron: http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=3757 (13/02/2013)

C Het bedekken van ijzer met een dun laagje van een minder edel metaal.
Een voorbeeld hiervan is ijzer, bedekt met een laagje zink = gegalvaniseerd ijzer. Vul in
volgende tekst het ontbrekende in en schrap het overbodige van de aangeboden keuzen.

Vergelijken we de E0-waarde van zink en ijzer: E0 (Zn)= …… >/< E0(Fe)= …… .Zink is dus een
sterkere/zwakkere reductor dan ijzer, wordt gemakkelijker/moeilijker geoxideerd dan ijzer.
In een corrosiecel met Zn is Fe dus de anode/kathode en wordt Fe
geoxideerd/gereduceerd/niet aangetast.
Wordt gegalvaniseerd ijzer blootgesteld aan water en lucht dan treden volgende reacties op:
Reactie aan anode (-): Zn  Zn2+ + 2 e- (E°= - 0,76 V)

Reactie aan kathode (+): O2 + 2 H2O + 4 e- → 4 OH- (E°= + 0,40 V)

185
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
Verzinkte ijzeren rekken Reacties in een Zn-Fe corrosiecel

De gevormde zinkionen reageren met de gevormde hydroxide-ionen tot de vorming van


Zn(OH)2–neerslag. Dit hydroxide reageert deels verder met koolstofdioxide uit de lucht tot de
vorming van een goed hechtend ZnCO3-neerslag. De neerslagen bedekken het overblijvende
zink en beletten verdere aantasting.

Deze vorm van corrosiepreventie noemt men ook ‘kathodische corrosiebescherming’ omdat
hetgeen op deze manier beschermd wordt (Fe) door het beschermende metaal (Zn) tot een
kathodisch gedrag gedwongen wordt.

4.5.5 Toepassingen van elektrolyse in het dagelijkse leven

A. Galvaniseren of galvanostegie
Galvanostegie is een techniek waarbij men langs elektrolytische weg
gebruiksvoorwerpen bedekt met een laagje van een metaal. Bij het
verzilveren en vergulden van bestekken en sieraden beoogt men hiermee
het voorwerp te verfraaien. Het bedekken van ijzer met een laagje zink of
tin heeft vooral de bedoeling de corrosiebestendigheid van ijzer te
verbeteren. Men kan galvanostegie eveneens toepassen om de
mechanische stevigheid van het voorwerp te verbeteren zoals bij het
chromeren van waterkranen en autoklinken. Ook de ‘gouden schoen’ die
elk jaar uitgereikt wordt aan de beste in België spelende voetballer is ook
een voorbeeld van galvanostegie.
Het elektrolyseproces voor het verzilveren van een voorwerp zoals bestek werkt als volgt:
Het te bedekken voorwerp, voorbeeld een metalen lepeltje in roestvrij staal is de negatieve
elektrode. De elektrolytoplossing is oplosbaar zilverzout dat de zilverionen levert voor
reductie (vb AgNO3). De positieve elektrode bestaat uit het metal dat wordt afgezet, het
zilver. Deze staaf lost door oxidatie langzaam op en bevoorraadt de oplossing met Ag-ionen.
* als kathode (-): reductie: Ag+ + e- → Ag
* als anode (+): oxidatie: Ag → Ag+ + e-
* als elektrolytoplossing: AgNO3-oplossing. De positieve Ag-ionen verplaatsen zich naar de
negatieve elektrode en bedekt het lepeltje met een dun laagje zilver

Opmerking:
Is het te bedekken voorwerp een slechte geleider van elektriciteit, dan wordt het vooraf met
een geleidend grafietlaagje bedekt. De gebeurt bijvoorbeeld bi het verzilveren van de eerste
schoentjes van een baby of bij de ‘gouden schoen’.
B. Anodisatie van aluminium
Aluminium is een onedel, dus reactief metaal. Het reageert vrij snel met zuurstof uit de lucht
waardoor het spontaan bedekt wordt met een goed hechtend oxidelaagje. Door elektrolyse
kan dit natuurlijk oppervlaktelaagje dikker en steviger gemaakt worden. Men spreekt dan over

186
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven
eloxal of elektrolytisch geoxideerd aluminium. Hiertoe wordt het aluminium voorwerp
verbonden met de positieve pool van een stroombron en ondergedompeld in een verdunde
zwavelzuuroplossing. De kathode wordt gevormd door loodmetaal of aluminiummetaal.

Reactie aan de kathode: reductie van het zuur

2 H3O1+ + 2 e- → H2 + 2 H2 O (E0 = 0,00 V)

Reacties aan de anode: oxidatie van water

6 H2O → O2 + 4 H3O1+ + 4 e- (E0 = + 1,23 V)

De vrijkomende zuurstof aan de anode doet het Al


(materiaal anode) verder oxideren tot Al2O3.

4 Al + 3 O2 → 2 Al2O3

Aan dit Al2O3-laagje kan eventueel met kleurstoffen een


andere tint worden gegeven.

C Elektrolyse in de zoutindustrie

Een heel belangrijke grondstof voor de chemische industrie is keukenzout (NaCl). Door
elektrolyse van keukenzout in gesmolten toestand kunnen de volgende producten worden
gevormd: natriummetaal (Na), chloorgas (Cl 2), waterstofgas (H2), zoutzuur (HCl), natronloog
(NaOH) en javel (NaClO).
Bij de elektrolyse van keukenzout is Na+ een zeer zwakke oxidator en zal in een waterige
oplossing nooit deze functie kunnen vervullen omdat water een sterker oxidator is. Daarom
zal men NaCl brengen in gesmolten toestand en zal smeltelektroforese toegepast worden.
Het smeltpunt van NaCl is echter 800°C. Door toevoeging van CaCl 2 kan men het mengsel
vloeibaar maken bij 600°C.

Reacties die optreden:


Kathode (-) : Na+ + e- → Na
Anode (+): 2Cl- → Cl2 + 2 e-
Totale reactie: 2 Na+ + 2 Cl- → 2 Na + Cl2

187
Wij en chemie 64-Werkgroep 3degraad–Bisdommen Mechelen-Brussel en Hasselt–SLO Chemie KU Leuven

You might also like