Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 8

LES 1.

INTRODUCTIE

1. Oude Egypte 27 e – 11e E. V.

 Het land van de benedenloop van de nijlvallei


 Verschillende provincies 42 in totaal bestuurd door nomarch
 Grote politieke eenheid fases
 Nijl is levensader
 Amper regen  blauwe nijl = watertoevoer
 Cataracts
 Kemet = het zwarte land = Egypte
 Jaarlijkse overstromingen
 Sjadoef
 2% land bewoonbaar  van 3 miljoen inwoners nr 95 miljoen inwoners
 Stijgende cultivaties = destructie van sites
 Actief landschap  sedimentatie

2. Geografie ONO

 Intersectie van drie continenten  geen samenhangende geografische unit


 Veel natuurlijke grenzen  invloed op exchange, contact en mobiliteit
 Belang van natuurlijke corridors
 Droge warme zomers, koude winter
 Weinig regen  6-9 droge maanden
 Gebergtes O-W o Anti en taurusgebergte o Hoogtes = +3000-4000m
 Gebergtes N-Z o Zagros en anti libanon gebergte o Hoogtes +2800-4400m
 Woestijnen: syrische en grote arabische
 Eufraat en Tigris  meso = het land tussen de rivieren
 Verschillen tussen beide rivieren. Eufraat is braver
 N-meso = turkse hooglanden tot bagdad o bergen, steppe vlaktes, turkijke,
syrie en Irak
 Z-meso = bagdad tot perzische golf o Grote vruchtbare vlaktes + moerasland

3. belang van Tigris en Eufraat

 verschil tussen N-Z meso = de regenval


 netwerk van kanalen, dammen
 intensief onderhoud
 risico’s o overstromingen o verzilting o insectenplagen
 bepaling van de landindeling
 verschil ook met Egypte

4. Grondstoffen

 Stenen en mineralen (oostelijke woestijn)

 Kalksteen, zandsteen, graniet


 Mineralen
 Malachiet
 Goud
 Zout
 Klei o Leemtichel – zon gedroogde baksteen  Tells o Keramiek

 Nijlvallei is zeer geschikt

o Kleitabletten

 Vlas (gecultiveerd) o Linnen o Olie o


 Papyrus o Matten, voorraadmanden, sandalen,

boten, schrijfrollen

 Bomen o Palm en acacia


 Bitumen of natuurlijk asfalt o Dichten van manden, vlechtwerk en matten o
Cementeren van sculpturen en bakstenen
 Anatolie = variatie in mineralen en stenen

5. Import

 Cederhout uit Libanon en Syrie


 Turkoois uit Sinai
 Exotische producten uit (nog niet ontdekte site punt)
 Lapis lazuli uit NO afghanistan
 Obsidiaan
 Grote delen van ONO arm aan gesteenten en mineralen
 Gevolg o Handel (ruilen tegen agricult

producten

o Ontstaan van de handelsklasse o Handelscaravanen en ruilposten o oorlog

6. Levensonderhoud

 Granen
 Gedomesticeerde dieren
 Vis : nijlbaars en katvis
 Dadels, vijgen, druiven, peulvruchten etc
 GEEN OLIJFOLIE !!

7. Chronologie

I. Oude rijk, dynastie 3-6  27 ste – 22ste eeuw v

II. Midden rijk, dynastie 11-13  21 ste – 17de eeuw v

III. Nieuwe rijk, dynastie 18-20 16 de – 11de eeuw v


 Hoe weten we de dateringen? = Koninglijsten vb. Palerma-steen, Turijnse
koningslijst, geschiedschrijver Manetho

9.
Chronologie

 Tekstuele data o Administratieve en juridische teksten o Brieven o Wetten,


edicten o Votief en bouw-inscripties o Jaarnamen o Mythen, legende
lofliederen o Waarom veel meer dan Egypte/griekenland/rome  Medium
 Archeologische data o Typologie o Ontwikkelingen in aardewerk
 Natuurwetenschappelijke methoden

ARCHEOLOGIE EN KUNST VAN EGYPTE EN HET


OUDE NABIJE
OOSTEN
LES 5: URBANISATIE EN STAATSFORMATIE ONO

1. Narmerpalet

 Rituele deposits – tempel van horus – Hierakonpolis


 Faraonische kunstcanon aanwezig
 Diverse elementen  thema’s latere eeuwen
 Naam staat in een serech o Rechthoek met naam van koning o Voorloper van
de cartouche o Tot de 3de dynastie
 Iconografische koningselementen: o Rode kroon o Wite kroon o Koningsbaard
o Grotere figuur dan de rest
 Link van Koning en God  Horus
 Frontaal bovenlichaam
 Het verhaal o Laatste fase van predynasticum o Act van eenmaking van Egypte
 hoofdrol voor de koning o Plaatsvond met narmer??  manetho o Alternatief:
ceremonieel gerelateerd aan concept unificatie

2. Vroeg dynastische Egypte

 Bronstijd Egypte
 Hoofdstad Memphis
 Formele kunstcanon en uitbreiding van het schrift o Zie narmer palet
 Hierarchie
 Uitbreiden staat = zuiden  nubie, Noord-Oosten  sinai en Levant

3. Uruk periode
 3800 – 3100 v
 Ontwikkelde lokaal o Nederzettingen lopen door o Verandering in de keramiek
 Eerste summerische beschaving
 Andere archeologische data dan in Egypte
 Onderverdeling= vroeg, laat en jedmet nasr
 Ontwikkelingen die met elkaar in verband stan: het schrift, tempelcomplexen,
urbanisatie, hierarchie
 Waar?
o Kerngebied van Zuid meso  Heel de periode  Beperkte data o Uitbreiding nr het
noorden  laat Uruk
 Key sites: tell brak, susa, tepe gawra
 Nederzettingssysteem o Stijging  grote en aantallen
 Migratie??
o Waterkanalen of grondstof o Steden:
 Omwalling, dense archi
 Tempels, huizen, huizen
met differantatie
 Workshops
 Uruk o Gaf naam aan de periode
 Meest monu en complex
o Chronologie
 Eerste bewoning in Ubaid
 Uruk III = hoogtepunt
 Loopt door tot 600 n
o 250-450 ha
 Popu: 10000-
 4-5x zo groot als andere
nederzettingen
o Differentatie: urbane kern met monumentale publieke
gebouwen
 Maatschappij o Populatie bestond uit twee groepen o Niet voedselproduceren
en voedselproduceren o De voedselproducerende groepen moeten taxen en
 surplus weggeven en krijgen in de plaats ideologische
service: bescherming + infrastructuur
o Lijst gevonden met beroepen  +100 slaven o Horizontale – verticale sociale
stratificatie o Tempels  herverdelingscentra o Staatsformatie  stadsstaten o
Discussie omtrent de politieke organisatie
 Geen geschreven bronnen, geen archeo bewijs van
koning, geen paleizen of monumentale graven
 Iconografie: bebaarde man met hoofdband en klokvormig
of naakt
 Economie o Intensivering van de Ubaid landbouwmethode  irrigeren en
ploegen
o Systematische lange rechthoekige velden met elk irrigatiekanaal o
Dadelpalmcultivatie o Tarwe nog steeds belangrijk o Wolproductie  ezel,
schapen en andere dieren = secundaire
producten
o Massaproductie
 Anu Complex o 500 m van eanna o Verticaal geconstrueerd o Ubaid periode
gebouwd o Witte tempel en stenenbouw o Driedelig plan o Terrastempel o 10x
opgehoogd  12 m boven
oppervlakte
o 1500 personen, 10 u per dag 5 jaar o Altaar
 Eanna complex o Cluster van monumentale en publieke gebouwen o Drie goed
gekende fase o Zeer monumentaal plan o Slecht bewaard  nivellering latere
 fases
  Fundatielagen = tempel
deposits
o Centrale haarden bewaard
 Tempel E  zegelring
o Great court:
 Verzonken omheind plein
 Steenkegel, mozaiek banken
 Aquaduct  irrigatie tuin
o Tempel C en D
 22x54 en 50x80m
 Tripartite plan
 Haard
 Stone cone building o Ongekende functie  water cultus? o Put uitgegraven,
rietenmaten en
bakstenenmuur
o Beplaastering met gekleurde kalkstenen vormen muurmozaiek o Omheinde
muur met steunberen
 Masaic court o Toegangsweg tot inana complex o Dubbele traptoegang o Rijen
van kolommen o Vierkant bakstenen met belastering en ceramische
mozaiktegels
o Verschillende designs  wit zwart rood
 Metallurgie o Weinig metalen objecten bewaard o Introductie van de brons
 Weinig impact
o Koper-arsenicum legering o Motor van de internationale handel.
 Narratieve kunst o Warka vaas o 1 m lange relief o Tempel deposits van inanna
complex
o Gebroken in oudheid en terug
samengesteld
o Vruchtbaarheidsgiften aan inanna o Dynamische compo o Drie banden
 Warka masker = lady of Uruk o 20 cm marmer  inanna complex o Natuurlijke
menselijke gezicht afbeelding o Godin? o Afgekalkt achteraan o Contrast met
andere beeldhouwkunst – vrouw
met conische hoed – tell brak
 Keramiek o Voornamelijk onbeschilderd
  Geslipt
  Rode en grauwe keramiek
  Vooruitgang in technologie  traagdraaiend 
 wielgedraaid en betere ovens
 Zichtbaar in de vormen
 Scherpere randen en lange of gebogen tuiten
 Hand en malgemaakt vormen  Nr het einde: beschilderde keramiek = monochroom
en polychroom o Beveled rim bowls:  Typische aardewerk voor de uruk periode 
Massaproductie  Eenvoudig ruw gevormde schaal met uitstaande rand 
Toegenomen bevolking  Handgemaakt in mal?  Votiefgaven, broodbakken,
maateenheid  Wijde verspreiding

 Uruk expansie o Middel-laat uruk periode  uitbreiding o Iraanse plateau, N-


meso, O-arabie o Dominantie van uruk mat cultuur
  Architectuur
  Keramiek
  Steenkegelmozaeik
 Cilinderzegels

o Invloed van uruk neemt af met de afstand van het kerngebied 

kortstondige fase

o Verschillende type Uruk sites binnen in gebieden met lokale

culturen
 Nieuwe nederzettingen stichten (Habuba Kabira)

 Hacinebi o Turkijke aan eufraat o Uruk handelsenclave in de NO hoek van de


nederzetting o De sire heeft strikt gescheiden lokale en Uruk mat cult
  Beveled rim bowl
  Admini
  Verschillende werktuigen
  Voedselstrategieen
  Schaap/geiten
 Slachtingstechnieken

o Vredevolle relaties o Kortstondig

4. Het einde

 Abrupt einde of eerder hiatus


 Vrelaten van de Uruk kolonies o Locale opstand?
 Sterke daling in popu in de steden en stijging rurale nederzettingen
 Grote regionalisatie  meerdere steden begonnen aan belang te winnen
 Rol van omgevingsverandering  droogte en verandering van de stromen

5. Egypte

 Beide worden urbaan en zien beginselen van staatvorming in de 4de millenium


v
 o Duidelijk mr beide op heel andere archeologische data
 o Onafhankelijk van elkaar?
  Toch net andere chronologie
 Andere manier  aan en afwezigheid van grondstoffen
6. Vroeg Dynastische periode

 Onderverdeling o VDI = 2900 – 2700 o VDII = 2700 – 2500 o VDIII = 2500 –


2300

 Bronstijd

 Echt historische bronnen o Volwaardig spijkerschrift o Onvoldoende om een


coherent geschiedenis te reconstrueren
 Verschillende stadstaten in heel meso o Elk eigen vorst, tempel, pantheon o
Verschil met egypte = nog geen eenmaking
 Stadstaten o Continuïteit uit de Uruk periode o Stadstaat met lokale heerser
  Centrale stad met landbouwhinterland en soms
 satelietsteden
  Minder nederzettingen op het platteland
  Relatief korte afstand van elkaar
 Fortificaties
 Dominantie verschilt doorheen de tijd
 Stadstaten heersers: EN – ENSI en LUGAL o Hangt af van stadstaat
 Bouw van tempel en paleiscomplex o Toename van paleizen o Tempels as
ideologisch, ceremonieel en admini center
 VD 1 o Weinig data o Sumerische koningslijst
  Zondvloed
 Na zondvloed 11 stadstaten met macht
o Kish !! o Eerste paleizen
 VD 2 – Heroische periode o Gilgamesj o Uruk, Maria en Ebla o Planconvex
bakstenen o Omwalde steden en burchten
  GILGAMESJ
  Jonge held
  De vijfde koning van de eerste dynastie van de Uruk
  Komt voor op de sumerische koningslijst
  Tussen 2800-2500 BC
 Oudste literatuur
 60% van bewaard
 73 tabletten: losse verhalen in het
summarisch  mondelinge verhalen  Vertaald en opgeschreven in Akkadisch rond
eerste deel 2de millenium v  Samenhangend epos  5-8 tabletten met 2000 verzen 
Wijd verspreid  Gestandariseerd in 1200 v
 Gedicht in 12 strofen, elk 300 lijnen
 Weinig representatie van hem in kunst.

 VD 3 o Toenemende machtsstrijd

 Umma vs Lagash

o Eerste territoriale uitbreiding binnen meso o Codex

You might also like