Professional Documents
Culture Documents
Asbeek-Brusse - Korte Beschouwing Over Afkomst en Toekomst
Asbeek-Brusse - Korte Beschouwing Over Afkomst en Toekomst
THEOSOFISCHE VEREENIGING
W. E. ASBEEK BEUSSE.
BIBLIOTHEEK RU GRONINGEN
1290 8840
K o&fe BESCHOUWING
Vs
OVER \*
onzer Vereeniging.
dig geschenk is. Het maakt ten minste op mij al een zeer
bijzonderen indruk; geenszins dien van dankbaarheid
voor al hetgeen in die veertig jaren door de leiders aan
de leden werd geschonken, en dat wij zonder die leiders
ook nimmer zouden hebben ontvangen; integendeel, het
1
Dat is jammer en naar mijne meening ten zeerste te
betreuren.
Ik ben het dan ook in geenen deele met Broeder
Thierens eens omtrent het door hem ten aanzien van het
2
Een
dergelijke beoordeeling van zijne medeleden geeft
al weinig blijken vaneen waarachtig leven van de hoofd-
3
“Dit is het geheim geweest van alle verbonden en ge-
beenten sinds het menschdom bestaat ’.
Ikgeloof in dit antwoord een weerlegging van Br.
Thierens’ meening te mogen zien, volgens welke een
was gelezen, dan zou zijn conclusie naar het mij voor-
komt wel eenigermate anders hebben geluid dan nu,
waar hij zegt: “Elke “geestelijke” vereeniging is dus tot
“stand gekomen om bepaalde “stoffelijke”, d.w.z. uiter-
4
"gaan meenen, dat tusschen de “partijen” een strijd om
5
“sluiten eenzijdigheid, bevoorrechting van één weg tot
Naar
zijne meening schijnt inde T. V. dus binnenge-
slopen te zijn eenzijdigheid, bevoorrechting van één weg
tot de Waarheid boven een anderen en een zekere onfeil-
baarheidsleer. Bovendien zekere
persoonsvereering.
een
eeniging”.
Hieruit spreekt een zekere vooringenomenheid ten aan-
6
volgen, komt het mij voor, dat het dienstig zal zijnde
der leden van die Orde, welke uit alle godsdien-
oogen
sten voortkomen en daarbij voor het meerendeel dus niet
Door de practische
beoefening dezer geestelijke waarheid
doorlaatstgenoemdeleden en gesterkt door hun practische
ervaringen terzake kunnen de leden T. V. als voorbeeld
strekken voor de overige leden dier Orde en trachten dit
inzicht omtrent de Waarheid ook bij hen te doen ontstaan.
Door dien raad toont zij juist, dat zij als meerdere in
kennen, ons aller dienaar is. Zij geeft ons in volle maten
van hetgeen zij heeft en wat zij doet is dus beslist gees-
telijk leven.
7
verder door had gelezen, dan zou het hem zijn opge-
vallen, dat H. P. B. als slot van dat boek het navolgende
ideaal heeft neergeschreven:
“Indien de
huidige poging, inden vorm van onze
“
Vereeniging, beter slaagt dan hare voorgangers gedaan
“hebben, dan zal zij bestaan als een georganiseerd levend
“en gezond lichaam, wanneer de tijd komt voor de poging
') Ik onderstreep. A. B.
8
“twintigste eeuw invergelijking met wat zij nu is!”
gevolg geven
of niet.
antwoordt zij:
■‘Zekerlijk en wij hebben het door daden bewezen.
9
“opgericht. Eén van de eerste, de Nationalisten Club van
lijk, want zij nemen allen als hun grondslag, hun eerste
“en hoofdbeginsel, de Broederschap der menschheid
“zooals deze door de Theosofie geleerd wordt. In hunne
naar het mij voorkomt, door haar wijs beleid, dat zij,
10
van het pad, waarlangs Hij eenmaal zal gaan, kan toe-
treden.
Door dit
beginsel aangetrokken, worden leden van
verschillende godsdiensten broederlijk bijeengebracht tot
het verrichten van één en denzelfden dienst, waardoor
deze Orde een meer algemeen karakter verkrijgt.
In deze Orde is natuurlijk ook plaats voor Theosofen.
Ja, waar daarin de Theosofische gedachte sterk op den
voorgrond treedt en ook door hare organen tot gemeen-
11
al die andere leden mede onder hare beschermende
vleugelen koesteren.
zenlijking te bereiken.
Doch laten wij nog even van dit punt terugkeeren,
want er komt nog iets anders bij deze beschouwingen
te
pas.
gij, Br. Thierens, het niet met mij eens, dat de
Zijt
beste wijze van practische propaganda, van welke zaak
schouwen?
Zou dit dan niet het geval zijn met de Theosofie en
12
van Mevrouw Besant varen, welke U verhindert om dat-
Zijt gij het er niet ten volle met mij over eens, dat
ven, want ik ben ervan overtuigd, dat gij wel beter weet,
dan gij hier deedt uitkomen.
Is dat helaas niet het blijft gij bij Uwe mee-
geval en
1 3
Niemand dwingt er U immers toe, maar aan den anderen
kant zijt gij als Theosoof als Theosofisch
schrijver, dus
en
Daar komt nogbij, wat gij even goed weet als ik, dat het
voor den algemeenen vooruitgang van den mensch veel
beter is na eigen overdenking in eenig opzicht te dwalen,
dan gewoonweg. aan den leidband vaneen ander te
loopen.
Gesteld eens, dat er werkelijk Zusters en Broeders zijn,
die Mevrouw Besant naar Uw meening klakkeloos volgen,
dan ben ik er van overtuigd, dat zij dat doen uit de over-
14
Volg ik nu verder de pennevrucht van Br. Thierens,
dan tref ik daarin de woorden aan, dat het hemgedu-
rende de laatste jaren reeds heeft toegeschenen en hij
wil geen sterker woord gebruiken, daar dit ook wel vol-
doende is, omdat alles immers slechts “schijn” is! “dat
*de Th. V. onder den drang
psychologische stroo-
vaneen
delen tot echo van wat hij over iets of iemand anders
heeft mogen hooren.
Nu meen ik hiervoor weder te moeten verwijzen naar
heid is, of dat het waar kan zijn zonder dat men
“het weet” ?
“verklaring”.
Gij hebt, broeder Thieiens, slechts ééne zijde aange-
hoord, of liever gij hebt den “open brief” van de eene
15
waar
aangenomen en hebt gij U opgemaakt tot echo van
hebt
hetgeen gij mogen vernemen, wat, zooals gij van
gaat” en hebt gij anderzijds niet het recht “in het kwade
te gelooven tenzij gij onloochenbaar bewijs krijgt van de
“verschuldigd is”.
Broeder Thierens, laten de woorden van onze groote
Stichtster U doen inzien, dat gij hier in alle opzichten
gehandeld hebt op eene wijze, zooals een goed en waar-
achtig Theosoof dat beslist niet zou hebben gedaan.
Waar ik zeer zeker in aanmerking wil nemen, dat wij
n°g geen van allen in werkelijkheid volmaakt zijn, in-
tegendeel nog maar al te veel vallen, hoe wij ons ook
16
/
/ agere eigenschappen Uwe
persoonlijkheid hebt laten
van
digd is”.
17
“aan te duiden, dat iemand ”een bepaalde inwijding
““heeft doorgemaakt” ”, en meent hij, dat we op den
verkeerden weg zijn.
dit op zich zelf wel verkeerd, maar ach, wanneer zij zich
niet verder openbaart dan door het dragen vaneen
insigne of lintje, dan komt het mij voor, dat het nog
niet zoo heel erg is en niemand er in werkelijkheid door
Van dit
standpunt bekeken kan het dragen van der-
eenigen.
Vaneen Mevrouw Besant en vaneen Mr. Leadbeater, die
de eenvoud in persoon zijn, kunnen en mogen wij niet
anders dan dat doen, dat het gebruik van die voor-
18
twee hoofdleiders op den verkeerden
ons weg zullen
noemt”.
Dit den
is zijn oordeel van
gang van zaken en mis-
schien is het wel eveneens het oordeel vaneen zeker
aantal onzer medebroeders en dit oordeel biedt hij dan
den leden T. V. aan ineen boekje, verschenen als jubi-
leumsgeschenk, om te laten zien, hoe een groot verschil
19
en bevestiging van zaken door meerdere personen, die
tot eenzelfde ervaring kwamen, deze voor het denkend
brengen.
Ik ben ervan overtuigd, dat de T. V. hun innig lief is;
lingspad.
Ik ben er beslist van overtuigd, dat de overgroote
20
doende gebleken zijn, dat
vooralsnog van geen droogte
sprake is en dat de diepte nog zoodanig groot is, dat
veilig kan worden doorgevaren, zonder eenige vrees
voor stranden.
Zoo komt gij dan aan een tweede peiling, die de
eerste zoude bevestigen en ons zoude brengen op het
21
“broederschap langs praktische*) inplaats van theoretische
“lijnen. De leden kunnen Christenen of Muzelmannen
“zijn, Joden of Parsi’s, Boeddhisten of Brahmanen, Spi-
ritisten of Materialisten, het doet er niet toe; maar ieder
‘lid moet hetzij een philantroop zijn, of een geleerde,
"een vorscher in Arische en andere oude letterkunde, of
psychisch bestudeerder. In
“een het kort, indien hij kan
“moet hij helpen om ten minste één der doeleinden van
“Theosofen” ?
“Theos. noodzakelijkerwijs, tenzij zj zelf blijk
Niet
**) Ik cursiveer. A. B.
Men overdenke deze woorden wei de groote veelheid,
***) om
****) Ik cursiveer. A. B.
22
“te volvoeren. moeielijke onderneming; daar
Dit is een
“leeken-leden de T.
gevonden
van V. worden”.
“Vr. Wat is er dan in dat geval voor goeds in het
het
bonden en gemeenten sinds menschdom bestaat”.
23
“iemand bijvoorbeeld van ontembare kracht en volhar-
24
“het Westen te verkrijgen zelfs niet van de ware
25
“Theos. Men kent een boom aan zijn vruchten,
“een stelsel aan zijn uitkomsten. Wanneer onze tegen-
standers in staat zijn ons te bewijzen dat een eenzaam
“wij bekennen dat wij ongelijk hadden. Maar tot dien tijd
“verkiezen Theosofen de bewezen natuurwet van de over-
26
“een weldaad voor zich zelf. Met uitzondering van enkele
“Theos. Haar
oogmerken zijn verscheiden ; maarde
“belangrijkste zijn die welke waarschijnlijk leiden tot het
“verlichten van het menschelijk lijden onder eiken en
“iederen vorm, zedelijk zoowel als stoffelijk. En wij ge-
27
“enkelen tak van de Esoterische Wijsbegeerte te bestu-
“deeren een Okkultist; maar door ze alle zooal niet
“dat hetzelfde”?
“Theos. In het geheel niet. lemand kan inderdaad
“een goed Theosoof zijn, hetzij in of buiten de
zeer
28
Al staat er dan ook niet precies in uitgesproken, dat
degenen, die den innerlijken kring zijn binnengetreden,
het hart de T. V. uitmaken,
van
waarop door Br. Thie-
rens zooveelschijnt te moeten worden aangemerkt, uit
doen.
Dan is verder de verdeeling in “Werkende leden” en
29
blijkt, aan den anderen kant blijkt ook maar al te zeer,
dat hij heelemaal niet het waarachtig doel van de E. S.
begrijpt.
Wanneer gij, Broeder Thierens, terwijl gij in moeilijk-
30
Ook dit had U de noodige gegevens kunnen verschaf-
fen, waarom het zich kan voordoen, dat, zooals gij zegt:
“De E. S. door hare leden zelf in openlijk debat gevoerd
“en uiterlijk werk gemengd wordt en haar een uiter-
in
vordering in Theo- of
“eigen persoonlijken vooruitgang
sofische studiën; maar moet veeleer bereid zijn zooveel
“altruïstisch werk te doen als in zijn macht ligt. Hij
“moest niet het geheel van den zwaren last en verant-
“beter gaan”.
Al weet gij veel, ik ben er ten volle van overtuigd,
dat Presidente nog oneindig veel meer weet. Boven-
onze
dien komt juist hij, die veel weet, werkelijk veel weet,
tot de openlijke erkenning, dat hij toch eigenlijk nog
maar heel weinig weet, wat hem dan brengt tot een
31
meening te verschillen met een ander, maar het is niet
het recht vaneen Theosoof zijn meening
om aan anderen
Vereeniging te stellen.
Gij keurt dit af, omdat het naar Uwe meening een
zekere bewerking, een zekere beïnvloeding der leden was,
pen en wel: “Wat gij niet wilt, dat U geschiedt, doe dat
32
“iemand wenschen, die vertegenwoordiger
een meer echt
“van het stille, vaste middelpunt is, een zwijgende
“kracht, die zelf geenerlei richting aangeeft, maar die
“de ramen aan alle zijden open houdt voor het licht;
“een ferme hand, die den rechten koers van den Mid-
ling ligt er zoo dik dat ieder lid, dat maar een
op,
33
Totmijn innige spijt heb ik nog nimmer het onuit-
sprekelijke voorrecht mogen smaken Mevrouw Besant in
levenden lijve voor mij te zien, doch wel mocht ik eenige
34
eering voor alles, wat zij voor ons doet en lijdt voor de
waarachtige belangen van de T. V. ?
Dan past het L. T. V. zelfkennis niet,
een met eenige
om anderen niet alleen niet op te wekken haar meer
dat er heel veel in dat boekje vermeld wordt, dat bij beter
overdenken niet zoude zijn neergeschreven.
Wellicht is bij het lezen van hetgeen hier werd
gegeven
de gedachte opgekomen, dat ik H. P. B. te veel heb
ge-
volgd. Dit deed ik juist om in hetzelfde spoor te blijven
als de schrijver van de brochure voor zijn betoog uitkoos.
35
wanneer rekening mede was gehouden en ze ter harte
er
waren
genomen, zij zeer zeker zouden hebben voorkomen,
dat de schrijver zich door die bevooroordeeldheid had
laten verleiden.
liefde, welke zoo hoog noodig door ons allen als leden
van deze kracht ten goede een groote hulp is voor den
mensch.
Wenschen werkelijk inden geest van de Meesters
wij nu
36
Dan moeten wij niet naar het kwade zien en het even-
dit zoo goed doen als wij maar kunnen, door er geheel
den weg leggen bij het volbrengen van onze taak, dan
moeten wij hen niet aanvallen of
bestrijden, integendeel,
door onverflauwden ijver, door waarachtige toewijding
37
Waar wij hierop ontkennend zullen antwoorden, daar
moeten wij het ook niet van anderen denken.
Zoo moeten wij dan ook
overtuigd zijn, dat
er van
Die
overtuiging zal zooveel te sterker zijn, wanneer wij
daarbij in aanmerking nemen, dat wij wel mogen aan-
nemen, als wij dat tenminste nog niet werkelijk weten ,
dat die hooger ontwikkelden met meerdere kennis van
zaken handelen, zij het wellicht niet onder rechtstreeksche
het
te
zeggen, door verdeeldheid in leven te
roepen,
juist in deze zoo hoogst merkwaardige tijden, waar strijd
als het ware gemeengoed yan de overgroote meerderheid
der menschheid is geworden.
38
Moge het “Vrede aarde, inden mensch een wel-
op
uitgestort.
Ö, laten wij toch bedenken, dat, wanneer wij ook
vooruit willen in het okkultisme,
maar eenigszins gaan
wij leeren moeten ons met onze eigen zaken te bemoeien
en anderengeheel met rustte laten Zij hebben hunne
redenen, hunne richtingen van denken, die wij al of
niet begrijpen ; zij staan of vallen tegenover hun eigen
Meester, en wij hebben ons eigen werk te doen en mo-
Zusters en Broeders, ik
gedachten huldig,
waar die
zult gij mij wellicht toeroepen, waarom dan deze regelen
39
Want het is onze groote Stichtster zelf, die ons allen
met klem voorhoudt:
’s-Gravenhage,
22-29 December 1915.
40