Windingen -> 1600

Noordpool boven;

Zuidpool boven

Noordpool beneden

Zuidpool beneden

Oppervlakte negatief; -0,01054408

Oppervlakte positief; 0,01022747

Oppervlakte spoel = 0,021 * 0,021 = 4,41*10 -4 m2
Uitwerkingen

C.

 Wanneer de magneet met de noordpool eerst naar beneden valt, lopen de veldlijnen de
andere kant op dan wanneer de zuidpool eerst valt, dit zorgt ervoor dat de richting van de
spanning ook omdraait.
 De breedte is afhankelijk van de tijd. Doordat de magneet onderin de buis een hogere
snelheid heeft dan bovenin, legt hij de afstand door de spoel sneller af, waardoor de bult
smaller wordt.
 Omdat de Uind omgekeerd evenredig is met de dt, wordt U groter bij een kleiner tijdsverschil.

E.

Als de magneet met de noordpool eerst naar beneden valt, wordt de spanning gemeten als positief.
Wanneer de magneet verder naar beneden is gevallen, komt de zuidpool in de spoel, dit zorgt
ervoor dat de spanning negatief wordt.

Door de magneet om te draaien, zodat de zuidpool eerst naar beneden valt, wordt de gemeten
spanning eerst negatief. Wanneer de magneet weer iets verder naar beneden is gevallen, zodat de
noordpool in de spoel zit, wordt de spanning weer positief.

F.

De spanning is omgekeerd evenredig met de tijd die hij doorbrengt in de spoel.

Als de magneet van een hogere afstand valt, komt hij met een hogere snelheid door de spoel. Bij een
hogere snelheid is deze tijd korter, waardoor de U ind groter wordt.

Als de magneet van een lagere afstand valt, komt hij met een kleinere snelheid door de spoel. Bij
een lagere snelheid is deze tijd langer, waardoor de U ind kleiner wordt.

G.

N∗B∗A
U ind =
dt
U ind =opp=0,01022747

N=1600
−4 2
A=0,021∗0,021=4,41 ¿ 10 m
dt=0,040 s

N∗A
B=
U ind∗dt

(1600∗4,41∗10−4 )
B=
(0,01022747∗0,040)
B=1724