De Periode Voor de Bourgondiërs en de Bourgondische Tijd

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 7

De periode voor de Bourgondiërs en de

Bourgondische Tijd
De relatie met het Duitse Rijk

Anders dan in Vlaanderen, waar in de 10e eeuw al kon worden gesproken van een vorstendom,
dat zich onder leiding van een graaf onafhankelijk kon opstellen tegenover de koning, verliep
het in Lotharingen.

De Roomse keizers – Duitse koningen, de erfgenamen van de Karolingische vorsten uit Oost
Francië, probeerden er hun gezag zo goed mogelijk te handhaven tegen machtige lokale edelen.

In Lotharingen, ontstaan uit de verbrokkeling van Midden Francié en ingelijfd bij Oost-Francië.
(Lotharingen bestaat uit Opper Lotharingen ten zuiden van Chiers en Neder Lotharingen, de
grens liep in het midden van de Rijn-Maasstreek). De keizer oefende er tot midden van de 12e
eeuw een beperkte effectieve macht uit.

De lokale heer is door het feodalisme onderworpen aan de koning maar de leen wordt steeds
losser en men gaat de leen als erfelijk beschouwen

In de periode van de 10e -12de eeuw zou de titel van hertog van Neder-Lotharingen (Opper
Lotharingen was ondertussen afgesplitst) van een reële titel, gedragen door de
vertegenwoordiger van de keizer, verglijden tot een eretitel van de graven van Leuven.

Bron WP Geschiedenis der Nederlanden deel 1


Deze evolutie weerspiegelt de geleidelijke afbrokkeling van de positie van de keizer in de
Nederlanden. De Duitse keizers waren niet meer zo geïnteresseerd in de Nederlanden en hun
macht en aanzien brokkelde zienderogen af (een uitzondering vormde Frederik Barbarossa).

De Nederlanden raakten, mede door de stijging van de Franse koninklijke macht en de Engelse
economische rol, meer op het Westen georiënteerd.

Vanaf het midden van de 12e eeuw trad de keizer eigenlijk alleen nog maar op wanneer een
lokaal vorst zijn hulp inriep.

Daarnaast werden de lokale dynastieën erfelijk en konden ze door de economische groei over
steeds meer financiële middelen beschikken. Ook de verkiezing van de graaf van Holland
Willem II tot Rooms koning in 1247 kon dat verhinderen.

Het groot Interregnum (1256-1273) toen de Romeinse troon onbezet bleef, verminderde zelfs
de schaarse contacten
Bron WP Geschiedenis der Nederlanden deel 1

In de Noordelijke Nederlanden kan men omstreeks 1100 nauwelijks de politieke grenzen


aangeven tussen vorstendommen. De kleurvlakken op de kaart zijn dan ook eerder te
beschouwen als krachtvelden die pas ca. 1300 hun stabiliteit verwerven

Juridisch zouden de Noordelijke Nederlanden (Verenigde Provinciën) pas in 1648 bij het
verdrag van Munster hun band met het Duitse Rijk verbreken. De Zuidelijke Nederlanden
zouden pas door de annexatie door Frankrijk op het einde van de 18e eeuw loskomen van het
Duitse Rijk (Verdrag van Campo Formio 1797.) Enkele gebieden zoals Nederlands Limburg
en Luxemburg bleven tot 1867 deel uitmaken van de Duitse Bond.

De Nederlanden voor de Bourgondiërs 1340 – 1536

Het grootste gedeelte van de Nederlanden waren een deel van het Romeinse Koninkrijk (Oost
Frankisch of Duits); Vlaanderen en Artois waren onderdeel van het Franse Koninkrijk.

De Nederlanden bestonden uit 17 gebieden – 3 prinsbisschoppen (Cambrai, Luik , Utrecht, de


laatste samen met Overrijssel en Drente) 4 Hertogdommen (Brabant, Luxemburg, Limburg,
Gelre) 7 Graafschappen ( Vlaanderen, Zeeland, Artois, Holland, Namen, Hainot en Hoorn), 2
territoria (Friesland, Groningen) , de abdij van Stavelot.

De Vlaanderen - Brabant regio was geürbaniseerd vooral door de aanwezigheid van de


textielindustrie. Deze handel had veel invloed op de regionale politiek, omdat de graaf van
Vlaanderen, bij Frans Engelse confrontaties loyaal bleek aan Frankrijk, terwijl de steden van
Vlaanderen, afhankelijk van Engelse wolimport, de Engelse zijde kozen.

De vier steden van Vlaanderen (Gent, Brugge, Ieper en Lille) domineerden de landgoederen
van de graaf, hadden vaak een politiek ander standpunt dan dat van de graaf en men nam zelfs
stelling tegen hem. Vooral de stad Gent stond daarom bekend.

Naar de Noorden, de graafschappen van Zeeland en Holland waren in een proces van
verstedelijking , hun steden waren lid van de Hanze, maar nog niet zo ver in ontwikkeling als
de steden in Vlaanderen. In West Friesland, Friesland en Groningen, en de zandheuvels in
Drente, waakten gemeenschappen van vrije boeren over hun onafhankelijkheid en er was bijna
geen feodalisme te bekennen. waakten gemeenschappen van vrije boeren over hun
onafhankelijkheid en er was bijna geen feodalisme te bekennen.

Deze gemeenschappen waren kleine staten, veel vrijheid gevend aan de inwoners.

Het Zuiden en Oosten waren een integraal onderdeel van de Centraal Europese Feodale
samenleving.

Het concentratieproces van de gebieden onder een paar dynastieën was al gestart.

Hainaut, Holland en Zeeland waren verenigd in een dynastieke Unie met het huis van Avesnes
sinds 1299, onder de Wittelsbach Dynastie sinds 1345.

Tegelijkertijd waren de graafschappen van Brabant en Limburg verenigd vanaf 1288.


De Bourgondische Periode 1384 - 1515

De uitdrukking Lage Landen was ontstaan aan het Bourgondische Gerechtshof om het
conglomeraat van gebieden te omschrijven die men in de Lage Landen had verworven te
beginnen met Vlaanderen - Artois in 1384. Het was gewoonte geworden de benaming te geven
aan vooral die gebieden die onder het bestuur kwamen van Bourgondische hertogen, of onder
het bestuur van de Habsburgse opvolgers.

De meest belangrijkste gebieden waren de het hertogdom Brabant, Luxemburg, Limburg en of


Gelderland(Gelre) de graafschappen van Artois, Hainant, Namen, Zeeland, Holland, de
prinsbisschoppen van Utrecht, Luik, en Cambrai, het Opper Sticht van de prinsbisschop van
Utrecht de Ommelanden en gebieden in Friesland waar een groot aantal kleine zelfstandige
gebieden bestonden.

In de veertiende en vijftiende eeuw probeerden een aantal dynastieën een aantal van deze
gebieden in de Lage Landen onder hun bestuur te brengen. Maar geen enkele was zo succesvol
in hun pogingen dan de hertogen van Bourgondië.
Met de dood van Louis van Male, graaf van Vlaanderen en Artois, deed de dynastie van de
hertogen van Bourgondië, verwant aan het koningshuis van Frankrijk, haar intrede in de
geschiedenis der Nederlanden. De hertog van Bourgondië Philips de Stoute verkreeg bij
erfrecht Vlaanderen en Artois.

De Nederlanden omvatten het grondgebied van de huidige Benelux en vormden naast het
Franse koninkrijk en het Duitse koninkrijk de derde politieke grootmacht van continentaal
West Europa tot diep in de tweede helft van de zestiende eeuw. Philips de Stoute werd
achtereenvolgens opgevolgd door Jan zonder Vrees en Philips de Goede. Philips de Goede
verkreeg Brabant en Limburg, Namen, de Wittelsbach’s gebieden van Holland, Zeeland en
Hainaut en Luxemburg. De vierde en laatste hertog Karel de Stoute voerde een agressieve
politiek van expansie die hem fataal werd. Bij de slag van Nancy in 1477 kwam hij om. Zijn
enige dochter Margaretha was getrouwd met Maximilliaan, de zoon van Keizer Frederick de
III

De Bourgondische dynastie had 10 van de 17 gebieden in de Lage Landen verenigd. De


prinsbisdommen van Luik en Utrecht werden bestuurd door pro -Bourgondische bisschoppen.

De Bourgondische hertogen voerden een subtiele politiek van centralisatie, en vestigden hun
hof in Brussel, een parlement in Mechelen, een universiteit in Leuven. Ze ontwikkelden de Orde
van het Gulden Vlies vooral om de edelen van de Lage Landen aan het Huis van Bourgondië te
binden.

Maar individuele steden, zoals Gent, verzetten zich tegen de Bourgondiërs. De Zuidelijke
Nederlanden waren de meest geürbaniseerde regio in Europa. Gent, Brugge en Ieper waren
steden met meer dan 40.000 inwoners, bemiddeld door de bloeiende textielindustrie waardoor
men afhankelijk was van de wolimport uit Engeland. De gewesten Vlaanderen, Zeeland en
Holland werden gedomineerd door de steden. En in die steden werden de stadsbesturen
gedomineerd door een paar patricische families, de zogenoemde regenten

Het Bourgondische hof accepteerde Maximilliaan niet als hun Heer. Alleen de zoon van
Margaretha en Maxmilliaan Karel de V, opgevoed aan het hof in Brussel, werd geaccepteerd
als de erfgenaam van het Bourgondische territoriaal gebied.

Daarnaast erfde hij het Habsburgse territoriaal gebied (Oostenrijk etc) en Spanje en verkreeg
Hongarije en de Bohemiaanse landen.

De Habsburgse bezittingen van Karel de V in 1530

You might also like