Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 6

Publiek

dubbele theater bewustzijn-> Meegaan in verhaal+ weten dat het toneel is

Zonder toeschouwers geen theater, dramaturg rol van de eerste toeschouwers

Receptieonderzoek-> theaterbeleving individuele toeschouwer (inleving, identificatie, prikkels effect)


Publieksonderzoek-> onderzoek gedrag groepen mensen (publieksbereik, geslacht, leeftijd, afkomst,
etc.)-> publiek= ook algemeen belang+ openbaarheid

Theater transitorisch karakter door voorbijgaande aard

Stanislavski: Publiek voelt mentaal, 4de wand, in het donker


Brecht: geen 4de wand, niet inleven, maar nadenken-> toeschouwers niet meer zo passief
Artaud: publiek onderdeel actie theatraal ritueel, ipv. Afstand

Rancier zegt: emancipatie publiek begint pas echt bij navolging leraalr-leerling; publiek eigen waarde.
Toeschouwer: observeert, selecteerd, vergelijkt, interpreteerd-> post drama toeschouwer zelf
producent samenhang en betekenis-> toeschouwer wordt dramaturg

Rol publiek minder eenduidig-> dramaturg bemiddeld artistieke kern/missie+ politiek-


maatschappelijke boodschap en de toeschouwer
bv. toeschouwer krijgt contextuele info, tegenwoordig toeschouwer middelpunt

Verhouding maker+ publiek ongelijk-> behalve bij publiekswerking

Dramaturg nadenken wat willen we bij publiek bereiken


Publieksbereik is in theater beperkt (meer ‘wit’ ‘hoogopgeleid’, vrouw en veel ouderden, etc.)
Canon is witte mannen -> hegemonie samenleving
Hoogopgeleide cultuur participant-> culturele omnivoor (alleseter)
streven voor divers en inclusief publieksbereik-> dramaturg: keuze repertoire, kritische interpretatie
of radicale bewerking van canon stuk

Theatermakers leggen steeds meer belang bij grote dramaturgie-> theater+ publiek= niet te scheiden
Boal: theater van de onderdrukte ( publiek moet theater spelen/maken)
Brecht: begint daarmee, maar acteurs spreken nog steeds voor het publiek

Forumtheater: gezelschap speelt stuk 1 keer voor-> publiek kan rollen overnemen+ uitkomst
veranderen-> Joker nodigd daarbij publiek uit en helpt overgang van spectator naar spectator

Door verandering, verhouding publiek+ performance-> verandering publieksruimte+


voorstellingsruimte (environmental theater)
Frontaal theater

1. Is er sprake van een ‘superstructuur die auditorium en scene tot een (ruimtelijke) eenheid
maakt?
2. Maakt het publiek visueel deel uit van de voorstelling?
3. Impliceert de voorstelling door taal en/of handeling dat de toeschouwers zich in de wereld
van het stuk bevinden?
4. Wordt behalve de scene ook (een gedeelte van) het auditorium fysiek getransformeerd om
de wereld van het stuk te verbeelden?
5. Wordt een gedeelte van het auditorium gebruikt als speelplek?
6. Wordt de hele theaterruimte getransformeerd om de wereld van het stuk te verbeelden
7. Wordt de hele theaterruimte gebruikt als speelplek

Environmental theater
Locatietheater: (theater op locatie)
ervaringstheater: spelt niet af in gewoon theater en individuele+ intieme+ zintuigelijke ervaring
toeschouwer centraal)

Pierre Bordieu (socioloog)


Cultuurproductie + consumptie is deel van hiërarchie (houd klasse stand, in stand )
-Kapitaal (maakt onderscheid tussen klasse; economisch, symbolisch, sociaal, cultureel kapitaal,
bepaald door afkomst+ educatie)
-Habitus (manier van omgaan met anders, sociale onbeewuste regels-> gedrag, smaak, distinctie,
culturele omnivoor onbewuste regels-> gedrag, smaak, distinctie, culturele omnivoor-> vroeger
moest je 1 ding goed vinden (univoor), nu moet je alles, hoog en laag consumeren; mix cultuur
consumptie, maak nog steeds niet ‘laag’ milieu, naar hoge cultuur)
-Veld (maatschappij onderverdeeld in velden: bv. culturele productie, onderwijs, politiek, etc.)
binnen celden strijd, illusio: iets kunnen wat andere mensen niet zouden kunnen, kunstenaar genie->
symbolisch kapitaal

Hoe wordt publiek bereikt? Publiciteit/marketing, theater, educatie


Klassieke marketing mix:
1. Product 4. Promotie
2. Prijs 5. (Personeel)
3. Plaats
1. Niet aanpassen 2. Langzaam verandering 3. Niet heel relevant/vrijheid 4. Is dus heel belangrijk 5.
Aangepast aan situatie

Publiciteitsmideelen (Klassiek)
Free publicity: aandacht media, recensies en voorbeschouwing
-Affiche, flyers, advertenties, reclame tv+radio
-Nieuw:1. Database aanleggen 2. Mail naar die database (of brief) 3. Sociale media promotie
Toename marktwerking podiumkunsten
-Grotere zelfstandigheid instellingen
-Partage ipv. Uitverkoop
-Minimum percentage eigen verkopen
-Grotere mogelijkheden door ICT internet, sociale media (Pulieksbereik+ educatie eisen voor
subsidie)
Theater en Jeugd

Tot aan jaren ’90 weinig belang jeugdtheater, nu nemen we dat zeer serieus (stimuleert toekomstig
liefde voor theater)
-Jeugdtheater ’70 had politieke/sociale boodschap (vrij experimenteren, omdat ’t niet serieus werd
genomen)
-Nu gaat om leef/belevingswereld van het kind we zien kinderen, als kwetsbare die beschermd
moeten worden.
Theatermakers willen kinderen uitdagen, maar ouders+ leerkrachten beslissen waar kind naar toe
gaat-> ook rekening mee houden

Kunst educatie is voor alle doelgroepen als kinderen veel kunst bezoeken-> sneller kunstbezoek als
volwassenen-> makkelijks via onderwijs

Kunstonderwijs:
-Actief: zelf maken, receptief: kijken en luisteren, reflectief: reflecteren op voorstaande
Dramaturg is niet alleen eerste maar ook laatste toeschouwer:
-circulair proces -> reflectie (wat is er geleerd, wat is mee te nemen naar het volgend maakproces)
-hoe wordt voorstelling beschreven, gedocumenteerd en gearchiveerd

-Kindbeeld is historisch bepaald->( nu scheiding wereld kind en volwassene)


Vanaf de verlichting steeds meer die scheiding
-Kind opgevoed door volwassene
-Kind kwetsbaar en puur
-Jeugdbewegingen keren zich af van volwassene wereld

Jeugd kiest niet zelf-> Ouders+ docenten als poortwachters


-Leeftijdsgrenzen: wat ken bij welke leeftijd
-Docenten heel voorzichtig-> makers uitdagen

Nederlands Jeugdtheater internationale koploper:


-Taboe doorbreken
-Relatief luwte kunnen ontwikkelen (zonder veel regels, kritiek)
-Nieuwe stukken door gebrek aan repertoire
-Bewerking van klassiekers
-Vroeger veel vormingstheater (politiek)-> nu individuele leefwereld van het kind
-Confronterende thema’s: met welke maatstaven moet jeugdtheater beoordeeld worden?
Kind individu serieus nemen?/ kind= kwetsbaar, beschermen

Jeugdtheatergezelschappen in de BIS:
-Toneelmakerij -Het Laagland -Maas -HNT jong -Het Filiaal
-Sonnevanck -Bonte hond -Het Houten Huis -Artemis

Allemaal Jeugdtheatergezelschappen hebben een band met het onderwijs-> educatieve opdracht
-spelen veel op scholen
-bereiken divers publiek
-educatie+ artistieke visie raken, steeds meer met elkaar verweven

Theater Educatie
-Actief -Binnenschools
-Receptief -Buitenschools
-Reflectief
1 Bewezen effecten op cognitieve ontwikkeling van kinderen (mits prof/goed ingezet)
-Taalvaardigheden (verbaal, lees- en schrijfvaardigheid)
-Sociale cognitie (empathisch vermogen, sociale vaardigheden, rollen en gedrag)
-Moreel redeneren (gevolgen gedrag, etc.)
2 Effecten liggen dichtbij theater zelf niet alleen transfer- effect “echte leven oefenen”
3 Drama+Dans gebruiken lichaam als medium (embodied learning)
4 Theater kan alle kunstvormen in zich op nemen-> meest effectieve vorm kunst educatie
5 Theater laagdrempelig om te doen

Cultuuronderwijs speelt marginale rol in primair onderwijs


Geen vakleerkrachten meer-> expertise verschoven naar buiten school
Raden adviseren:
-Scholen regie in eigen handen
-Deskundigheid binnen school
-Culturele infrastructuur in dienst van de school stellen

Doel van onderwijs? Gert Biesta


-Kwalificatie (kennis+ vaardigheden)
-Socialisatie (gepast gedrag in sociale context)
-Subjectiviteit (onafhankelijk, kritisch, zelf reflectief; persoonsvorming) -> weinig in onderwijs aan
bod

Belemmering theatereducatie
-Gebrek kennis+ vaardigheden+ zelfvertrouwen docenten-> doeken altijd leidend
-Theaterbezoek uitje/afwisseling ipv. Bijdrage ontwikkeling
-Dans+ Dramamethodes richten te weinig op cognitieve ontwikkeling van kinderen (geen
doorlopende leerlijnen)
-weinig aandacht in politiek+ samenleving
Personageconfiguratie wie is wanneer op toneel

When it’s mentionable, it is manageable-> wanneer je kan uitleggen waarom-> is het manageable
(dramatisch, praktisch,

SCENOGRAFIE IN DE PRAKTIJK:
Theater is multidisciplinair. -> Gezamelijke inspanning van kunstenaars (eigen taken)
Communicatie essentieel->alle deelnemers moeten dezelfde taal spreken
->Dramaturg begeleidt de communicatie, die taal formuleren in uitgangspunten
“When its mentionable, it is manageable”
-Alle makers zijn dramaturgisch bezig

Scenograaf: kennis van theater en beeldende kunst;


analyseert+ interpteteert dramatekst->zoek eerdere uitvoeringen, historische stijlen, etc.
Idee bedenken voor beelden, inrichting/creatie ruimte
Tekens refereren aan fictieve wereld-> tekst geeft vaak info over die wereld (tijd, plaats)
->tekens kunnen ook iets zeggen over ideeën van de makers (abstract, illusie, etc)
-> tekens versterken ook beweging personages (non-verbale communicatie)
->Kleur, licht geeft sfeer aan en roept emoties op
Functies:
1. Het plaatsen van actie in tijd en plaats
2. Het creëren van sfeer
3. Benadrukken van thema van de voorstelling.

Het plaatsen van de handeling in tijd en ruimte:


In een echte ruimte (vaak schouwburg) en fictieve ruimte wereld
-> hoe deze worden geschetst zegt het publiek iets (ook illusie, of doorbroken)
Tijd kan door historisch decor/kostuums->

Het creëren van een sfeer:


subjectieve uitdrukkingen om sfeer te beschrijven (warm, gezellig, romantisch, kill, etc.)
Geeft publiek een bepaald gevoel. (hierbij kan scenografie de handelingen van acteurs versterken of
juist tegen spreken)
Geluid, belichting en kleur zijn hier belangrijk in
Het benadrukken van het thema en de interpretatie:
Verbonden met sfeer. Theater is multidisciplinair (niet rood op rood)-> verbeelding van
toeschouwers stimuleren, om de voorstelling interessant te houden.

Toneelbeeld eenheid->bepaalde stijl (realisme->stilering->abstractie)


Abstractie= bij bv. 3d objecten -> geen directe verbinding met werkelijkheid-> context geeft de
ruimte betekenis (acteurs, plot, muziek, etc.)
Er is geen strikte scheiding tussen de 3 stijlen (en bijvoorbeeld gebruik maken van speelstijl, decor,
kostuum, etc, deze kunnen hetzelfde zijn of verschillend)

Functie vormgeving: actie visueel in een ‘environment’ plaatsen-> dramaturgie betekenis geven

Toneelbeeld= lege kubus waarin decorelementen, licht en het publiek kan plaatsen-> hoe je die
plaats heeft invloed op dramaturgie
Scenograaf bepaald: WAT de ruimte moet zijn en HOE ruimte wordt ingericht.
-> mogelijkheden oneindig (schouwburg, found space, etc.)
->toneelbeeld tot compositie van elementen een eenheid vormen.
->aandacht van het publiek wordt door de compositie gestuurd/ vastgehouden
-> scenografie bepalend voor handeling van de acteurs.

Elementen die daarbij een rol spelen zijn:


-Verhouding verschillende vormen in de ruimte
Vorm+ ruimte= massa (grootte, zwaarte, plek, dichtheid en vorm)
-textuur van het decor en de rol van het licht en kleur
Materiaal in samenwerking met licht-> gevoel voorstelling (hard, zacht, glad, etc.)

Olafur Eliasson schreef: ‘jezelf zien voelen’. Je eigen ‘zien’ te kunnen ervaren als ‘bewust-zien’ maakt
dat je je realiseert dat je reageert op de omgeving waar je je in bevindt. Bewust, niet onbewust. Je
kan alleen dat beïnvloeden waarvan je bewust bent.
Visueel bewustzijn: waarneming, gevoel. -> licht speelt een grote rol
Appia schreef: “Like the actor, light must become active. Now, the actor is light’s hierarchical
superior; and if light is to rank as a mean of dramatic expression, it must be put in the actors, in the
service of the actors dramatic and plastic expression. Let us suppose we have created a space that
suits the actor: light will be under the obligation to suit both the actor and the space.”

Als we met licht werken hebben we de beschikking over een viertal elementen:
1: Intensiteit: fysieke (en mentale) reactie op licht
2: Beweging: Licht beweegt: net zoals de zon
3: Vorm en richting:
In 1932 publiceerde Stanley McCandles, professor van Yale, een boek “A Method of Lighting the
Stage’, waarin hij een methode beschrijft voor het uitlichten van het toneel en van acteurs/dansers.
Gebaseerd op het idee van natuurlijke lichtval van Appia is het een methode die nog overal wordt
gebruikt als de standaard.
Wat is de richting van waaruit het licht komt, wat ervaren wij als natuurlijk licht: is dat het zonlicht
zoals dat op een mooie dag in juni op ons valt. Wat bedoelen we met hard licht, zacht licht, contrast,
direct en indirect licht en welke connotaties hebben we daarbij.
4: Kleur: Van alle elementen is kleur misschien wel de meest krachtige. Kleur voegt een
referentiekader aan toe. De psychologische betekenis van kleuren is voor een deel universeel: rood
wordt overal geassocieerd met gevaar, liefde en oorlog (verbanden daartussen te zoeken, lijkt een
hachelijke onderneming), kleuren als blauw en wit roepen internationaal ongeveer dezelfde
associaties op. Ze komen dan ook verrassend vaak voor in nationale vlaggen.

Kleur is cultureel bepaald en persoons gebonden.


Visueel bewustzijn/bewust-zien: Kleur altijd belangrijk geweest (gezonde rode kleur)
Kleur geeft vaak enkel aanvullende informatie

Licht elementen worden gebruikt als:


1: belichting: Kunnen zien wat er op het podium gebeurt (publieks ruimte verlicht)
2: definiëren van lichaam en ruimte: door diepte, schaduw, intensiteit, etc.
3: selectie: wat wil je laten zien, anticipatie van licht.
4: creëren van een atmosfeer: je gebruikt het licht om het publiek in een bepaalde State of Mind te
brengen. Sfeer creëren passend bij de dramaturgie.

Licht: gaat om strijd tussen licht en donker-> bepaald conflict tussen beweging en ruimte

Men zegt wel dat licht een andere vorm nodig heeft om zichtbaar te zijn. Light cannot be determined
except by shadows: it is the quality of shadows which expresses the quality of light, zoals Appia zegt.
Maar licht is ook in het bewustzijn aanwezig als het er niet is,
als we het niet zien. We voelen het. Het publiek weet als de zaal donker is er licht zal komen. Deze
spanning maakt het licht haast voelbaar. Om dan met een lichtbron binnen te dringen in de hoofden
van de toeschouwer, het wachten op dat moment, het zoeken naar die frictie, dat spel tussen licht en
donker, dat is dramatische spanning.

You might also like