Professional Documents
Culture Documents
Samenvatting Dramaturgie Blok 2
Samenvatting Dramaturgie Blok 2
Rancier zegt: emancipatie publiek begint pas echt bij navolging leraalr-leerling; publiek eigen waarde.
Toeschouwer: observeert, selecteerd, vergelijkt, interpreteerd-> post drama toeschouwer zelf
producent samenhang en betekenis-> toeschouwer wordt dramaturg
Theatermakers leggen steeds meer belang bij grote dramaturgie-> theater+ publiek= niet te scheiden
Boal: theater van de onderdrukte ( publiek moet theater spelen/maken)
Brecht: begint daarmee, maar acteurs spreken nog steeds voor het publiek
Forumtheater: gezelschap speelt stuk 1 keer voor-> publiek kan rollen overnemen+ uitkomst
veranderen-> Joker nodigd daarbij publiek uit en helpt overgang van spectator naar spectator
1. Is er sprake van een ‘superstructuur die auditorium en scene tot een (ruimtelijke) eenheid
maakt?
2. Maakt het publiek visueel deel uit van de voorstelling?
3. Impliceert de voorstelling door taal en/of handeling dat de toeschouwers zich in de wereld
van het stuk bevinden?
4. Wordt behalve de scene ook (een gedeelte van) het auditorium fysiek getransformeerd om
de wereld van het stuk te verbeelden?
5. Wordt een gedeelte van het auditorium gebruikt als speelplek?
6. Wordt de hele theaterruimte getransformeerd om de wereld van het stuk te verbeelden
7. Wordt de hele theaterruimte gebruikt als speelplek
Environmental theater
Locatietheater: (theater op locatie)
ervaringstheater: spelt niet af in gewoon theater en individuele+ intieme+ zintuigelijke ervaring
toeschouwer centraal)
Publiciteitsmideelen (Klassiek)
Free publicity: aandacht media, recensies en voorbeschouwing
-Affiche, flyers, advertenties, reclame tv+radio
-Nieuw:1. Database aanleggen 2. Mail naar die database (of brief) 3. Sociale media promotie
Toename marktwerking podiumkunsten
-Grotere zelfstandigheid instellingen
-Partage ipv. Uitverkoop
-Minimum percentage eigen verkopen
-Grotere mogelijkheden door ICT internet, sociale media (Pulieksbereik+ educatie eisen voor
subsidie)
Theater en Jeugd
Tot aan jaren ’90 weinig belang jeugdtheater, nu nemen we dat zeer serieus (stimuleert toekomstig
liefde voor theater)
-Jeugdtheater ’70 had politieke/sociale boodschap (vrij experimenteren, omdat ’t niet serieus werd
genomen)
-Nu gaat om leef/belevingswereld van het kind we zien kinderen, als kwetsbare die beschermd
moeten worden.
Theatermakers willen kinderen uitdagen, maar ouders+ leerkrachten beslissen waar kind naar toe
gaat-> ook rekening mee houden
Kunst educatie is voor alle doelgroepen als kinderen veel kunst bezoeken-> sneller kunstbezoek als
volwassenen-> makkelijks via onderwijs
Kunstonderwijs:
-Actief: zelf maken, receptief: kijken en luisteren, reflectief: reflecteren op voorstaande
Dramaturg is niet alleen eerste maar ook laatste toeschouwer:
-circulair proces -> reflectie (wat is er geleerd, wat is mee te nemen naar het volgend maakproces)
-hoe wordt voorstelling beschreven, gedocumenteerd en gearchiveerd
Jeugdtheatergezelschappen in de BIS:
-Toneelmakerij -Het Laagland -Maas -HNT jong -Het Filiaal
-Sonnevanck -Bonte hond -Het Houten Huis -Artemis
Allemaal Jeugdtheatergezelschappen hebben een band met het onderwijs-> educatieve opdracht
-spelen veel op scholen
-bereiken divers publiek
-educatie+ artistieke visie raken, steeds meer met elkaar verweven
Theater Educatie
-Actief -Binnenschools
-Receptief -Buitenschools
-Reflectief
1 Bewezen effecten op cognitieve ontwikkeling van kinderen (mits prof/goed ingezet)
-Taalvaardigheden (verbaal, lees- en schrijfvaardigheid)
-Sociale cognitie (empathisch vermogen, sociale vaardigheden, rollen en gedrag)
-Moreel redeneren (gevolgen gedrag, etc.)
2 Effecten liggen dichtbij theater zelf niet alleen transfer- effect “echte leven oefenen”
3 Drama+Dans gebruiken lichaam als medium (embodied learning)
4 Theater kan alle kunstvormen in zich op nemen-> meest effectieve vorm kunst educatie
5 Theater laagdrempelig om te doen
Belemmering theatereducatie
-Gebrek kennis+ vaardigheden+ zelfvertrouwen docenten-> doeken altijd leidend
-Theaterbezoek uitje/afwisseling ipv. Bijdrage ontwikkeling
-Dans+ Dramamethodes richten te weinig op cognitieve ontwikkeling van kinderen (geen
doorlopende leerlijnen)
-weinig aandacht in politiek+ samenleving
Personageconfiguratie wie is wanneer op toneel
When it’s mentionable, it is manageable-> wanneer je kan uitleggen waarom-> is het manageable
(dramatisch, praktisch,
SCENOGRAFIE IN DE PRAKTIJK:
Theater is multidisciplinair. -> Gezamelijke inspanning van kunstenaars (eigen taken)
Communicatie essentieel->alle deelnemers moeten dezelfde taal spreken
->Dramaturg begeleidt de communicatie, die taal formuleren in uitgangspunten
“When its mentionable, it is manageable”
-Alle makers zijn dramaturgisch bezig
Functie vormgeving: actie visueel in een ‘environment’ plaatsen-> dramaturgie betekenis geven
Toneelbeeld= lege kubus waarin decorelementen, licht en het publiek kan plaatsen-> hoe je die
plaats heeft invloed op dramaturgie
Scenograaf bepaald: WAT de ruimte moet zijn en HOE ruimte wordt ingericht.
-> mogelijkheden oneindig (schouwburg, found space, etc.)
->toneelbeeld tot compositie van elementen een eenheid vormen.
->aandacht van het publiek wordt door de compositie gestuurd/ vastgehouden
-> scenografie bepalend voor handeling van de acteurs.
Olafur Eliasson schreef: ‘jezelf zien voelen’. Je eigen ‘zien’ te kunnen ervaren als ‘bewust-zien’ maakt
dat je je realiseert dat je reageert op de omgeving waar je je in bevindt. Bewust, niet onbewust. Je
kan alleen dat beïnvloeden waarvan je bewust bent.
Visueel bewustzijn: waarneming, gevoel. -> licht speelt een grote rol
Appia schreef: “Like the actor, light must become active. Now, the actor is light’s hierarchical
superior; and if light is to rank as a mean of dramatic expression, it must be put in the actors, in the
service of the actors dramatic and plastic expression. Let us suppose we have created a space that
suits the actor: light will be under the obligation to suit both the actor and the space.”
Als we met licht werken hebben we de beschikking over een viertal elementen:
1: Intensiteit: fysieke (en mentale) reactie op licht
2: Beweging: Licht beweegt: net zoals de zon
3: Vorm en richting:
In 1932 publiceerde Stanley McCandles, professor van Yale, een boek “A Method of Lighting the
Stage’, waarin hij een methode beschrijft voor het uitlichten van het toneel en van acteurs/dansers.
Gebaseerd op het idee van natuurlijke lichtval van Appia is het een methode die nog overal wordt
gebruikt als de standaard.
Wat is de richting van waaruit het licht komt, wat ervaren wij als natuurlijk licht: is dat het zonlicht
zoals dat op een mooie dag in juni op ons valt. Wat bedoelen we met hard licht, zacht licht, contrast,
direct en indirect licht en welke connotaties hebben we daarbij.
4: Kleur: Van alle elementen is kleur misschien wel de meest krachtige. Kleur voegt een
referentiekader aan toe. De psychologische betekenis van kleuren is voor een deel universeel: rood
wordt overal geassocieerd met gevaar, liefde en oorlog (verbanden daartussen te zoeken, lijkt een
hachelijke onderneming), kleuren als blauw en wit roepen internationaal ongeveer dezelfde
associaties op. Ze komen dan ook verrassend vaak voor in nationale vlaggen.
Licht: gaat om strijd tussen licht en donker-> bepaald conflict tussen beweging en ruimte
Men zegt wel dat licht een andere vorm nodig heeft om zichtbaar te zijn. Light cannot be determined
except by shadows: it is the quality of shadows which expresses the quality of light, zoals Appia zegt.
Maar licht is ook in het bewustzijn aanwezig als het er niet is,
als we het niet zien. We voelen het. Het publiek weet als de zaal donker is er licht zal komen. Deze
spanning maakt het licht haast voelbaar. Om dan met een lichtbron binnen te dringen in de hoofden
van de toeschouwer, het wachten op dat moment, het zoeken naar die frictie, dat spel tussen licht en
donker, dat is dramatische spanning.