Bingo Tekst

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 40

Bingo ‘HET GELUK’

Annie de Bruin: Myrthe Leidster van Bingo “HET GELUK”


Peter:   Guido Haar gefrustreerde zoon
Carolien:   Floor Een gokverslaafde vrouw uit Aerdenhout
Jan Hein:   Tom Zakenman, man van Carolien
Els:   Jolijn Medewerkster van het verzorgingshuis
Mevrouw Schippers:   Githa Bewoonster van het verzorgingshuis
Meneer Kooistra:   Lucas Bewoner van het verzorgingshuis
Linda Winnie Barvrouw, een van de drie vriendinnen
Dinie Liset Een van de drie vriendinnen
Tinie:   Mette Een van de drie vriendinnen
Joop: Bas Een muzikale zwerver
Bert barman:   Coen Barman, net terug van burn out
Cora:   Natanja De pianist (van alle markten thuis)

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 
Scene 1a (Scene 1)
Annie legt de bingo uit

Scene 1b (Scene 2)
Kooistra, schippers en els komen binnen
Scene 2 (Scene 3)
tinie, dinie, linda gesprek
Scene 3 (Scene 4)
Linda bert gesprek 
Scene 4 (Scene 5)
Joop komt binnen & monoloog 
Scene 5 (Scene 6)
Schippers heeft moeite met de bingo, monoloog els, annie/peter ruzie -> peter gaat weg
scene 6 (Scene 7)
joop heeft ‘bingo’ en gaat zingen. 
scene 7 (Scene 8)
Jan heijn komt binnen -> praat met mensen, (Scene 9:) bert monoloog, peter is terug en
praat met bert
Scene 8 (Scene 10)
Joop heeft ‘bingo’ ruziet met annie, maar anderen vinden het leuk, bert komt uit zn schulp,
kleine dialogen
Scene 9 (Scene 11)
jan heijn wilt de bingo kopen & monoloog, (Scene 12:) linda&dinie&tinie hebben gesprek
over mannen. Janheijn ontdekt dinie. (Scene 13:) Scene Linda en Tinie.
Scene 10 (Scene 14)
Joop heeft een goeie bingo! Carolien is boos op jan heijn. (Scene 15:)Peter komt terug met
pistool & monoloog. choas. Els red de dag. (Scene 16:) Iedereen verlaat de bingo. Annie is verdrietig.

Scène 1
Het publiek komt binnen. De mensen halen een drankje en zoeken een tafeltje nadat ze in de “mooie
bingo” zijn geweest. Peter gaat bij de mensen langs om ze nog extra Bingokaarten te verkopen en
eventueel een Bingodabber. Annie wijst hem voortdurend op mensen waar hij nog niet geweest is.
Peter vindt dat niet leuk (‘Dat zie ik heus ook wel, mam’). Om half zes pakt Annie de microfoon en
slaat er zachtjes op om hem te testen.
ANNIE:  Hallo, doet ie ’t Peter?
PETER (ergens in de zaal bezig): Ja, mam.
ANNIE:  Hallo, hallo. Ben ik zo goed te verstaan? … Peter, staat ie hard genoeg?
PETER: Ja, mam.
ANNIE:  OK, dan. Ja, lieve mensen. Het is zo ver. We gaan beginnen. De mensen bij de bar: bestelt U
uw laatste drankje maar vlug en zoekt u een tafeltje op, want we gaan beginnen met onze Bingo.
Allemaal natuurlijk een heel hartelijk welkom bij Bingo ‘Het Geluk’. Want al heb je geen geluk,
gelukkig wordt je hier toch. Vanwege de gezelligheid. Ik ben Annie de Bruin, zeg maar Annie en ik
organiseer deze bingo nu al ruim 20 jaar en altijd bijgestaan door mijn lieve zoon Peter. Hoe oud was
je ook alweer, Peter, toen je me voor het eerst mocht helpen?
PETER (zachtjes):  Tien.
ANNIE:  Iets harder Peter, anders verstaan de mensen je niet.
PETER (harder nu): Tien jaar.
ANNIE: Ja lieve mensen. Toen was het nog zo’n ventje (wijst aan) en moet je hem nu eens zien. En
geen keer overgeslagen. Dat is wel een applausje waard zou ik zeggen. (geeft het goede voorbeeld).
Ga ’s staan Peter. (Peter doet dat met tegenzin) Wat fijn dat u allemaal weer in zo grote getale bent
komen opdagen. Ik zie een hoop nieuwe gezichten, maar ook een paar oude bekenden. (loopt naar
iemand toe) U zie ik hier wel vaker hè, geloof ik. Hoe heet u ook alweer? 
CAROLIEN: Carolien
ANNIE:  En hoe heb je ons gevonden?
CAROLIEN:  Nou kijk, ik sprak dus met mijn benedenbuuf die nou dood is maar daar heb ik niets mee
te maken dat lag meer aan haar zoon of zeg ik nou teveel, in ieder geval toen ze nog leefde kwam ze
hier heel vaak en ze zei meid daar moet je echt eens heen daar zijn leuke mensen en de sfeer is altijd
vriendelijk en zo dacht ik dus laat ik eens gaan kijken want nu ze dood is heb ik alle tijd ik hoef niet
meer voor haar te zorgen en al helemaal niet voor haar vingerplanten dus ja zodoende dat ik hier dus
maar even gelegen kom aanwippen in de hoop dat dat gelegen komt en daardoor…
ANNIE(breekt haar abrupt af): Ja, zo gaat dat vaak. Mensen vinden het hier gezellig en dat gaat van
mond tot mond. Gezellig! Maar we komen hier niet alleen voor de gezelligheid we hebben ook
vanmiddag weer fantastische prijzen. Slagerij Boeren Metworst heeft weer een vijftal heerlijke
worsten ter beschikking gesteld en er is natuurlijk ook weer een taart van bakkerij liever te dik in de
kist. (klapt) Verder hebben we nog een paar ontzettend leuke prijsjes, die gesponsord zijn door
Tempo team. Naast deze leuke prijzen hebben wij natuurlijk ook weer onze beroemde immateriële
prijzen. Wat zou u zeggen van: ‘Een goed gesprek’ of ‘Een schoon geweten’, ja of ‘Een eerlijk
antwoord’? Ja, en dan mag u zelf bepalen van wie u dat antwoord wil hebben. Ja en de allermooiste
in deze categorie is natuurlijk, de vaste bezoekers weten het al: ‘Een gelukkig huwelijk’ Ja, lieve
mensen dat kunt u bij ons winnen. Zo, ja, ik ga natuurlijk niet alle prijzen opnoemen maar de
bonusprijs, moeten we toch even laten zien, hè Peter. Laat ’s zien. De gouden beenprothese! En die
is ter beschikking gesteld door podologie Beenhakker. De hoofdprijs is uiteraard weer iets uit ons
ooit zo gezellige gezinsleven, het fonduestel. Ja, voor de hoofdprijs gaan we niet bedelen. Ja, daar
mag u ook best voor klappen hoor! (applaus) Aan de bar worden we vanmiddag bijgestaan door onze
vrijwilligers Linda en Bert, die de drankjes en hapjes verzorgen. En Bert is hier vanavond voor het
eerst. Applausje voor Linda en Bert. (applaus) Zo en nu gaan we beginnen hoor. Maar eerst nog een
paar regeltjes uitleggen. Bij Bingo ‘Het geluk’ spelen we om een volle horizontale regel. Ja, dat ziet u
goed mevrouw, dat zijn maar 5 cijfertjes. Dat is nog ’s veel kans hebben! En als u zo’n volle regel
hebt, wat roept u dan? (houdt de microfoon naar de zaal, iemand roept Bingo (zo niet, dan Peter))
Heel goed. Ja en voor de wat ouderen onder ons: ‘Kien’ mag ook hoor. Peter houdt de getrokken
getallen bij op het bord, want wij moeten uw bingo natuurlijk wel even controleren. En iedereen die
zich vergist en een foute bingo heeft, die moet een liedje zingen. Maar dat hoeft  u niet alleen te
doen. U wordt daarin bijgestaan door, u heeft haar al gehoord, onze muzikale duizendpoot aan de
piano: Cora!
(Cora speelt een riedel) Applausje voor Cora (applaus) Als u bingo heeft, dan graaien we in de zak van
Avontuur en het nummer dat daar uitkomt, dat is het nummer van de prijs die u heeft gewonnen. Is
dat duidelijk? … Nou als we gaan spelen wordt het vanzelf duidelijk. Heeft iedereen genoeg
bingovelletjes? Ja. (wijst naar iemand) Goh, u hebt er een hoop. Iemand nog een pen lenen,
misschien. … Peter daar zit nog iemand zonder pen.
PETER: Mam, ik zie het wel!
CAROLIEN: Nou zeg doe eens wat aardiger tegen je moeder!
ANNIE: Fijn Peter. En vóór we dan eindelijk beginnen, zingen we één keer met z’n allen het Bingolied:
LINDA en BERT: We hebben een Bingo  We hebben een Bingo Vijf getallen op een rij dat is een Bingo
Je wint geen BMW en geen Berlingo Maar het maakt niet ui-ui-ui-uit, want je hebt Bingo
 

Scène 2
Geschreeuw bij de deur. Mevrouw Schippers komt binnen met haar looprek. Zeer doelgericht op weg
naar een tafeltje, waar ze zich zo snel mogelijk installeert: klaar voor de Bingo. Achter haar speelt zich
een waar gevecht af tussen meneer Kooistra en Els. Meneer Kooistra zit in een rolstoel en houdt zich
met handen en voeten vast aan de deuropening: hij wil niet naar binnen. Els probeert hem door de
deur te duwen; dat gaat niet; ze wil zijn handen losmaken van de deuropening maar dat wil ook niet
echt lukken.
ELS:  Mevrouw Schippers, waar gaat U naar toe. Niet zo snel. Wacht even op ons!
SCHIPPERS:  Ja, ja, ik ga vast zitten. We zijn al laat, hoor. (wijst naar een tafeltje) Is dit tafeltje voor
mij?
ANNIE: Peter, help jij mevrouw Schippers ’s even.
CAROLIEN: Ja idd help eens, ik wil beginnen met winnen
PETER:  Ik ga al, hoor. Ja hoor, mevrouw Schippers, deze tafel is voor U. Gaat U maar lekker ….(zitten)
ELS:  Meneer Kooistra, laat U die deurpost nou los. Kom op, zo komen we niet verder.
KOOISTRA (schreeuwt):  Ik wil niet naar die verdomde Bingo! Ik haat Bingo! Dat is een spel voor
ouwe wijven!
ELS: Hè toe nou meneer Kooistra.
KOOISTRA: Nee niks: Hè toe nou. Ik wíl niet en ik gá niet!
ELS:  Laat nou los. Mevrouw Schippers is al binnen. Wij moeten achter haar aan.
KOOISTRA: Nee, nee, nee, nee, nee! Ik gá niet!
ELS:  Nou is het afgelopen hoor! Moet ik U soms slaan?
KOOISTRA:  Dat durf je toch niet.
ELS: (geeft een tik tegen zijn handen en schopt tegelijk zijn voeten door de
deur: hij is los): Zo, en nou is ’t klaar!
KOOISTRA (krijst):  Ze slaat me, ze slaat me en ze schopt me! Dat mag niet. (tegen het publiek) Dat
mag ze niet. Heeft U het gezien. Je mag de bewoners niet slaan. Dat meld ik aan de directrice en dan
komt de inspectie en dan word jij ONT-slagen.
ELS:  Meneer Kooistra. Deze keer was de beurt aan mevrouw Schippers om te kiezen en zij wil naar
de Bingo.
KOOISTRA: Wat heb ik daar mee te maken?
ELS: Ik kan U toch niet alleen achterlaten?
KOOISTRA:  Waarom niet? Waarom niet? Waarom niet?
ELS: Dat mag nou eenmaal niet.
SCHIPPERS:  De volgende keer mag jij kiezen.
KOOISTRA:  Oh ja? Mag ik de volgende keer kiezen? Dan gaan we naar de hoeren.
ELS:  Dat is veel te duur, meneer Kooistra. Het moet wel iets betaalbaars zijn.
KOOISTRA:  Ik krijg 65+ korting.
ELS: U bent een grapjas.
KOOISTRA:  Nou dan gaan we kleiduifschieten.
ELS:  Dat is nog veel duurder.
KOOISTRA:  Nou, dan gaan we paintballen.
SCHIPPERS:  In een rolstoel?
KOOISTRA:  Waarom niet? Je hebt toch ook rolstoelhockey en rolstoeltennis, waarom dan geen
rolstoelpaintball?
PETER:  Zo, allemaal geïnstalleerd? En mevrouw Schippers, hoeveel kaarten wilt u vandaag?
SCHIPPERS: Vijf.
PETER: Vijf? Is dat niet een beetje veel? Dat is heel moeilijk bijhouden hoor. Hier neemt U er maar
drie, dat lijkt me verstandiger.
SCHIPPERS: Nee, ik wil er vijf.
ELS:  Mevrouw Schippers. Peter heeft gelijk hoor. Vijf is te moeilijk. Neemt u er maar drie.
SCHIPPERS:  Maar dan heb ik veel minder kans. Ik wil er vijf.
PETER: Hoe gaat u dat dan bijhouden mevrouw Schippers?
SCHIPPERS (haalt Bingo-pen uit haar tas):  Met m’n Bingo-pen.
PETER: Ja, die is heel mooi, maar ….
ELS: Geef haar maar vijf. Als zij daar nou gelukkig van wordt.
Carolien: Ja precies
KOOISTRA:  Pfah, gelukkig!
PETER:  Nou, vooruit dan maar. (geeft haar de kaarten en gaat door naar Kooistra) En U? U ken ik nog
niet.
ELS:  Dit is meneer Kooistra. Hij woont nog maar pas bij ons.
PETER:  Dag meneer Kooistra …. Ik ben Peter (steekt zijn hand uit, geen reactie) Nog maar pas in het
huis en nu al een teamuitje?
KOOISTRA:  Noem je dit een uitje?
PETER: (hij kijkt naar Els, zij haalt haar schouders op) En hoeveel kaarten wilt U?
KOOISTRA:  Rot op met je snertkaarten! Ik doe niet mee met dat stomme ouwewijvenspel!
PETER: Nou meneer Kooistra …
KOOISTRA:  Opzouten! Niemand zit te wachten op bingo! Weet je waar iedereen wel behoefte aan
heeft? Aan liefjes. Iedereen heeft maar behoefte aan liefjes. Liefjes en het wauwelen over liefjes.
Hele dagen gaan er verloren, gemorste uren op deze wereld in nood. Mij best, zolang het maar geen
bingo is. Als de mens zich wil onderwerpen aan deze in mijn ogen antieke behoefte , whatever.
Zolang het maar geen bingo is. De meeste mannen weten niet eens hoe ze een vrouw moeten
onderhouden. Stiekem werpen ze zich toch altijd weer op als grote zorgdrager. En daarmee richten
ze zichzelf ten gronde. Kijk! Vrouwen zingen wat ze willen. Dus ik gaf ze wat ze zongen. Een vrouw wil
niets liever dan in de maatschappelijke modder rond spartelen. Rondspartelen als in een duur
modderbad, om er dan fris en herboren , maar vooral zelf uit te komen. En dan is er de man. De
juiste man met een gezonde haat tegen bingo omdat hij zelf al genoeg vergokt heeft. Een man die
niet moe is omdat hij zijn zo kostbare hoffelijkheden aan verkeerde liefdes spendeerde. Maar een
man die fit en blakend in het hete leven staat. Het vuur aan de schenen. Een man die beekjes doet
sissen en gletsjers doet smelten. Een man met sterk en gezond tandvlees. Ik hou meer van mijzelf
dan van jou, zeg ik. En ik zeg je, dat is precies wat ze wilden. Verder zeg ik niets. Woorden zijn voor
vrouwen en dat ga ik zo laten. Weet je waar ik blij van word? Van coca cola, taste the feeling maar
one way or another, ik speel geen fuckerdefucking bingo!!!
ELS: Laat maar Peter. (Peter loopt weg) Maar denk er om dat U zich gedraagt.
KOOISTRA:  Maak jij dat uit?
ELS:  Ja, dat maak ik uit en anders vallen er klappen.
KOOISTRA: (tegen publiek) Ze dreigt me, horen jullie dat, ze dreigt me.
ANNIE:  (pakt het over) Zo, is iedereen er klaar voor. Allemaal de kaartjes voor U en de pennen en
stiften in de aanslag? Als U ook zo’n mooie Bingo-pen wilt als mevrouw Schippers daar …. laat ’s even
zien  mevrouw Schippers … die zijn hier bij mijn lieve schat Peter te koop. Voor de kenners, een echte
Bingodabber voor maar één Euro We hebben nog alle kleuren hè Peter?
PETER:  Ja, Mam. We hebben nog alle kleuren.
ANNIE:  Niemand?
KOOISTRA: Stop die Bingodabber maar in je reet.
ANNIE: Gezellig!

ELS (ontdaan):  Nou, Meneer Kooijstra! 

Peter wil net weglopen als Els tegen hem begint te praten. Om niet onbeleefd te lijken blijft hij staan.

ELS:  Oh, Peter, echt… Ik voel me net een schaap hier. Elke dag weer loop ik achter de horde aan.
Eerst moet er … Dan … Maar niet teveel, want anders…

PETER: Zo erg is dat toch niet?

ELS:  En ik er maar als een mak schaap achteraan. Ja, mevrouw. Ja, meneer. Natuurlijk, mevrouw. En
ga zo maar door.

PETER:  Ja, Els.

ELS:  Als één schaap eenmaal over de dam is, willen ze bovendien allemaal. Dan wil meneer Kooijstra
opeens ook mee met het eerstvolgende uitje. Heb ik de boel eindelijk geregeld, zegt hij doodleuk: ...

KOOIJSTRA:  Bingo… Ho maar, daar wil ik niet heen.


ELS:  Ik heb ‘m het hele stuk vooruit moeten slepen, Peter.

PETER:  Natuurlijk, Els.

ELS:  En als klap op de vuurpijl valt de bingo ook nog eens op mijn vrije zaterdagmiddag. Peter, daar
moet jij toch ook helemaal gek van worden. Elke zaterdagmiddag weer…

PETER:  Ja, nu je het zegt. (Peters gedachten dwalen af)

ELS (Bijna in haarzelf verder):  Ik had verwacht dat verzorging veel leuker zou zijn. Een beetje
babbelen met ouderen. Het huishouden draaiende houden. Orde houden. Maar nee, ze doen
allemaal alsof ze vijf poten aan dit schaap willen hebben. ‘Ik ben gevallen, ik verveel me, waar blijven
mijn kinderen, vroeger was alles beter.’ We zouden eens tegen de kudde in moeten lopen, Peter. Jij
en ik allebei.

PETER:  Maar, hoe dan?

ELS:  Ja, als ik dat zou weten…

Peter loopt door, diep verzonken in gedachte.

ANNIE: Fijn lieverd. Nou, daar gaan we dan, lieve mensen. Zo even goed husselen en draaien ’s kijken
daar hebben we de ….. enz.  (piano of cd, iedereen zingt mee) Als laatste getal 40: lied     

Scène 3
Linda en Tinie hebben dikke pret. Onder het bingoën rijmen ze waar mogelijk op nummers. Linda van
achter de bar dus over de mensen heen. Dinie zit er wat stilletjes bij, Linda loopt naar Tinie
LINDA:  Zo, nou … En hoe gaat ie?
TINIE: Ja, wel lekker. (wijst op haar kaart) Hier hoef ik er nog maar twee te hebben en hier nog maar
drie.
LINDA:  Nee zeg. Dat bedoel ik niet. Hebben jullie al een beetje rondgekeken? (kijkt aandachtig naar
het publiek)
TINIE:  Oh, bedoel je dat. Ja, nou ja. Veel stelletjes hè? En groepen en zo.
LINDA:  Hoe weet je dat nou? Dat het stelletjes zijn?
TINIE: Als ze met z’n tweeën zijn toch?
LINDA: Kan toch ook broer en zus zijn?
TINIE:  Ja hoor!
LINDA:  Ja of gewoon collega’s. Ik bedoel: als je de hele tijd zo denkt vind je niemand. Maar dat is bio-
logisch!
CAROLIEN: Biologie studenten, het zijn biologiestudenten dat zie je zo.
TINIE: Nou ja, ik kijk heus wel.
LINDA:  En jij Dinie?
DINIE:  Wat?
LINDA:  Heb je al wat leuks gezien.
DINIE:  Wat leuks?
LINDA:  Ja, een leuke vent, dat je denkt SLURP!
DINIE:  Laat mij maar, ik ben effe niet thuis. Maar dat Bingoën vind ik hartstikke leuk, hoor.
LINDA:  Mens, het gaat toch niet om die stomme Bingo! Ik heb jullie meegenomen omdat er bij je
thuis niet zomaar een leuke vent aanbelt.
DINIE:  Je bedoelt ’t goed, maar het is nog een beetje te vroeg.
LINDA: Te vroeg? Hoe oud moet je worden?
DINIE:  Ik bedoel we zijn nog niet ver genoeg. We zitten nog pas 6 weken op die afvalclub. Er moet
eerst nog minstens 20 kilo af voor ik me een beetje durf te … eh … te .. te …
TINIE: Te laten gaan?
DINIE:  Nee …
TINIE: Te geven?
DINIE: Nee …
TINIE: Te laten zien?
DINIE: Nee, ik bedoel … als ik hier nu ga zitten flirten, dan denkt zo’n vent: ‘Wat moet dat dikke
mokkel?’
LINDA: Meiden, daar gaat het toch helemaal niet over. Het gaat er toch om wie je bent van binnen.
TINIE: Ja, precies. Ergens hier vanbinnen heb ik een goddelijk lichaam. Maar dan moet dit (pakt haar
vetplooien) er wel eerst af. (pauze) Trouwens ik kots op het moment van kerels.
LINDA: Wat zeg je nou?
TINIE: Ja, kijk naar die vent van Dinie. Gaat er gewoon vandoor met een of ander jong ding uit de
sportschool. Eerst mag zij al het vuile werk opknappen: kinderen krijgen, opvoeden, jarenlang de
boel draaiende houden en te eten geven en noem maar op. En nu zijn haar kinderen de deur uit en
dan naait meneer er tussen uit. Bedankt voor de moeite: Doeiii!
LINDA: Nou heb je het over Dinie.
TINIE:  En kijk hier dan. De enige waar ik hier sjans van heb is dat enge ouwe ventje daar (wijst naar
meneer Kooistra die al een tijdje hun aandacht probeert te trekken) Ga je weg ouwe viezerik! (Tinie
en  Dinie slap van het lachen) Ha, ha, ha. Ik pis in m’n broek. Is er ook een luierset bij. (nog meer
lachen)
LINDA: Hé, stil nou. Ja, nou ja, misschien was Bingo toch niet zo’n goed idee. Op internet kun je veel
gerichter zoeken. Ik heb de ene leuke date na de andere. Maar dat durven jullie niet. Dinie, wil je ‘t
echt niet ’s proberen? Het zou zo goed voor je zijn en naar die vent van je ook echt een statement!
DINIE:  Bemoei je met je eigen kippen. Ik heb effe een terugval. Mag ‘t? Ik heb echt wel het geloof
dat hij komt hoor. Hij komt mij redden. In mijn fase is het continu half zes. Kom dan, hij moet komen.
Thuiskomen. Lopen cowboy, naar je auto, je volvo, grote volvo, grote witte volvo. Stationcar, lekker
groot. Instappen cowboy, start die motor, warmlopen, optrekken, rijden cowboy, rijden maar.
Invoegstrook, snelheid houden, invoegen, linkerbaan. Iedereen voorbij. Laat ze zien wie je bent.
Soepel en snel. Rijden! Jij bent sneller. Jij bent groter. Concentratie. Dit is je afslag. Hier moet je af.
Snelheid minderen. Stoplicht. Rood. Laten lopen, motor ;laten lopen. Klaar om- Optrekken cowboy.
Jij eerst. Dit is jouw wijk. Dit is mijn zone. Hier moet je zijn. Hier , ja hier. Daar, ja daar. Zo ja, twee
straten. Ik hoor je. Hoor je komen. Kom dan! Ik ben hier. Ik kijk uit het raam. Ik wacht. Op jou. Zodat
we samen. Ik hou het tegen. Ik wacht. Kom maar, kom dan! Kom dan eikel! Hier ben ik. Kom maar. Ik
ga. Ik ga. Nee! Kom dan! Ik zie je komen maar je komt niet. Ik zie je toch!? Rij nou door, kom dan
toch, het is altijd half zes! Je moet thuiskomen, je moet naar mij komen. Kom dan, Kom!
Wilhelminastraat, ja! Prinses Ireneplantsoen! Beatrix, ja de Beatrix! Eenrichtingsverkeer, geen
tegenliggers. Doorrijden, rijden! Kom op zak, negeer die vluchtheuvel. Niet zo voorzichtig! Rammen!
Rammen met die wagen! Het mag kapot. Alles om alles! Nummer vijf ja! Nummer zeven ja! Nummer
11, ja! Jij hebt voorrang. Laat maar stoppen. Negeer die voetganger. Maak die draai. De garagedeur is
open. Open voor jou! Klaar, rij naar binnen, rij naar binnen cowboy! Kom maar cowboy! Hier ben ik!
Jiehaa! Kom dan cowboy. Hier ben ik. Kom uit die auto! Kom me halen, kom mij pakken, kom, kom,
kkkooommmm!!!
CAROLIEN: Dussss!
LINDA:  Laatst nog, ik kom die Mc Donalds binnen waar we hadden afgesproken, en daar zit ie … een
stuk!
TINIE: Ja, en nu zit je bij Bingo ‘Het Geluk’ zonder stuk.
LINDA:  Ja, maar …
DINIE (begint zachtjes te huilen): Ik wil dat alles weer is zoals het was. Ik wil Harry terug. Ik was
gelukkig met hem. 
Het was ergens in de zomer
Ergens op een veldje aan een plas
Toen ik hem zag
Ik zag zijn ogen 
Bruine lieve zachte ogen 
En ik zei ja
Toen ik hem nog niet kende

Een tijdje later kende we elkaar wel 


Dat denk je dan
Dat je elkaar kent
En toen zei hij ook ja tegen mij

TINIE: Pfff.. Gelukkig?! Dat was je niet! En trouwens, je krijgt Harry niet meer terug, hij is nu met
Kimberly.
LINDA: Je bent een prachtig wijf, Dinie
DINIE: Van 120 kilo.
LINDA: Je moet je niet achter je gewicht verstoppen, je bent een prachtig wijf en er zijn mannen
genoeg.
TINIE: Ik kots van kerels!
LINDA: Maar jij bent toch zelf weggegaan?
TINIE: Ja, precies, ik had ‘m uit. Ik kon ’t niet meer opbrengen. Niks meer, de seks niet, niks.
LINDA: Maar nu ben je toch op zoek naar een nieuwe kerel.
TINIE:  Wie zegt dat ik een kérel zoek?
(Dinie en LINDA zijn met stomheid geslagen, Annie pakt de draad weer op, LINDA terug naar de bar)
ANNIE: Zo, daar gaan we weer. Even kijken wat we hier hebben…nummer... Als laatste getal 2: lied 
SCHIPPERS: Het sluimert. Minuut na minuut. Ik droom dat ik wakker word en verder droom. Is het al
licht? Wordt het licht?
KOOISTRA: Shhh…. Vannacht dacht ik niet dat ik ooit in slaap zou komen. Toch ben ik er weer in
gevallen. Erin getrapt. Een droom zoals wel vaker. Over rollen van een heuvel of zwemmen in een
zee die nergens diep is.
SCHIPPERS: De wereld draait en wiegt, rustig en warm rondjes om me heen. Waar ben ik? Mijn
kamer? Waar staat mijn bed ook alweer? Welke kant lig ik op met mijn hoofd? Waar is de kast, waar
het raam, hoe donker is het nog? 
KOOISTRA: Goed luisteren naar alles om je heen. Goed luisteren en zelf geen enkel geluid maken.

Scène 4
Linda en Bert staan achter de bar. Ze hebben net een lied gezongen bij een getal. D.w.z. Linda heeft
zeer uitbundig en zeer enthousiast gezongen, maar Bert durft niet zo goed.
LINDA:  Je moet wel meezingen, hoor. Of kende je het niet?
BERT: Jawel.
LINDA: Waarom zing je dan niet mee?
BERT:  Ik zong toch mee.
LINDA:  Noem je dat zingen. Annie wil dat wij zorgen voor leven in de tent, dat wij de mensen als het
ware méé nemen.
BERT: Ja, dat weet ik.
LINDA:  Ja, en?
BERT:  Ik eh, … ik moet nog een beetje inkomen.
LINDA: OK. Vind je het wel een beetje leuk zo, voor de eerste keer?
BERT : Jawel.
LINDA: Waarom doe je het eigenlijk?
BERT: Het was een idee van m’n coach.
LINDA: Je coach?
BERT: M’n re-integratiecoach.
LINDA: Reïntegratiecoach?
BERT: Ik heb een burn out gehad.
LINDA: Oh.
BERT:  Zij zegt, dat het vooral komt omdat ik me zo slecht kan uiten. Dat ik alles opkrop en dan krijg
je stress, zegt ze.
LINDA: Ja, dat klinkt logisch.
BERT: Zij dacht dus dat dit een goeie plek was om te leren me meer te laten gaan. Omdat het hier
toch nergens over gaat.
LINDA: Nou, de hoofdprijs is wel een fonduestel
BERT: Ja, natuurlijk. Dat wel, maar … laat maar.
LINDA: Nou dan help ik je wel, hoor. Ik laat me heel makkelijk gaan.
BERT:  Ja, dat zie ik wel.
Lange stilte waarbij Bert met een vlieg speelt
LINDA:  Burn out he? Dan heb ik nog een gedicht voor je. (pakt bundel uit de kast en draagt
overdreven theatraal voor alsof het een mislukte tekst van Shakespear is)  Toon je emotie. Laat je
ogen spreken, ontvlam. Als je gelukkig bent lach dan maar voel je pijn laat je tranen stromen.
Mensen hebben pijn, mensen koken van binnen. Eenzame zielen sterven te trots om toe te geven dat
ze nergens thuis zijn. Soms lachen mensen niet, zelfs al horen ze de beste grap. Soms worden
mensen al verliefd al hebben ze alleen een foto. Hoe kunnen ze liefde krijgen als ze te bang zijn om te
vragen en te spreken. Toon je emotie, laat je ogen spreken. Ontvlam! Als je gelukkig bent lach dan
maar voel je pijn laat je tranen stromen. Probeer het leer te bloeden als je verkeerd bent gevallen.
Ontvlam, ontvlam, ontvlam! (Bert kijkt haar niet begrijpend aan, lange stilte, Carolien klapt in
haar handen) Ik geef je wel een zetje in de goeie richting. Bij carnaval ben ik daar ook altijd goed in.
Ik sleur die kerels wel mee de polonaise in.
BERT: Nou, je hoeft niet …
LINDA: Nee, joh, geen enkel probleem. Hou je maar aan mij vast. Dus heb ik worstjes op mijn
borstjes Preitjes op mijn dijtjes Karbonades en salades op mijn bil Ja, worstjes op mijn borstjes Bietjes
op mijn knietjes En op mijn hoofd een haantje uit de grill
BERT: Nou, ik …Wat denk je, voelt zo’n vlieg dat?
LINDA: Wat?
BERT: dat ik zijn vleugeltjes eraf heb getrokken
LINDA: wat heb jij gedaan?
BERT: Kijk, hij loopt gewoon door
LINDA: Heb jij…?
BERT: Denk je dat het pijn doet? 
LINDA: Sla hem dood!
BERT: Sadist!
LINDA: Sla die vlieg dood!
BERT: Waarom? Omdat hij gehandicapt is? Lekkere ben jij, ben je gehandicapt moet je maar meteen
dood
LINDA: die vlieg heeft pijn
BERT: Dat weet jij niet, als ik die vlieg dood sla dan lijkt me dat een kwestie van onvrijwillige
euthanasie die vlieg wordt niets gevraagd. Net als meneer Kooistra.
LINDA: die vlieg gaat toch wel dood
BERT: Ja, net als kooistra, op zijn tijd dat is niet iets waar wij vrijwillig over kunnen beschikken, leven
en dood.
LINDA: Jij hebt zijn vleugels eraf getrokken dus nu sla jij hem ook maar dood
BERT: als ik iemand aanrijd en die is zwaar gewond dan ga ik er toch ook niet nog een keer overheen
rijden om er maar meteen een eind aan te maken? Kijk hij is omgevallen.
LINDA: (lacht)
BERT: Ooohhh wat gemeen, gehandicapten uitlachen
LINDA: dat was per ongeluk
BERT: zeg dat maar tegen die vlieg
LINDA: sla hem dood
BERT: doe het zelf
LINDA: Nee
BERT: Oh, toch nieuwsgierig wat er verder gebeurt? Jij bent pas een sadist.
LINDA: Ik heb zijn vleugels er niet afgetrokken
BERT: Als ik iemand aanrijd dan help jij diegene dus niet omdat jij het niet hebt gedaan?
LINDA: die vergelijkingen van jou slaan nergens op
BERT: je hebt gelijk, vliegen zijn geen mensen, wat maken we ons druk. Kijk hij komt weer overeind.
LINDA: Hij heeft stuiptrekkingen
BERT: stuiptrekkinkjes, je hebt gelijk, vleugels van vliegen aftrekken dat is niet netjes dat zijn wrede
praktijken ik had het niet moeten doen (lacht)
LINDA: Stil, ze gaat verder.
ANNIE: Ja, mensen, we pakken de draad weer op. Het volgende nummer is: 2 nummers ofzo
KOOISTRA: Goed luisteren naar alles om je heen. Goed luisteren en zelf geen enkel geluid maken. …
Ze zijn er. Hoor je ze? Hieronder. Ze wiegen mee.
SCHIPPERS: Maar onder mijn bed zijn ze niet gevaarlijk. De grond is alleen maar hun slaapplek. Als ze
maar blijven slapen, dat is alles. Alles waar ik op hoop als het nog stil en warm is om me heen. Alles
moet voorzichtig.
KOOISTRA: Maar ‘s ochtends valt die rust uit elkaar. Altijd. Altijd komt mijn vader binnen.
SCHIPPERS: Altijd komt de zuster binnen.
ANNIE: Oke, het volgende nummer is...
  (Hier geen getal met een liedje)

Scène 5
Vals gezang bij de deur. Joop een straatzanger komt binnen.
JOOP (zingt): Ik kan niet slapen en niet eten Want ik kan je niet vergeten Met je rooie mond, je
blauwe ogen Je haar zo blond
ANNIE: Meneer, meneer! Wat komt u hier doen?
JOOP (zingt): Toen ik met verlof ging, zat ik in de trein Daar zag ik een lief meisje, die mooie Madelein
Zij wou met mij lopen, zij gaf mij haar woord Maar gisteravond stond ze met een ander aan de poort
ANNIE: Nou is het afgelopen! Peter, doe iets!
CAROLIEN: Ja (lachend en overdreven Annie nadoen) Peter doe iets
PETER: Ja, wat dan?
ANNIE: Gooi ‘m eruit.
PETER: Maar we gooien toch nooit mensen eruit?
ANNIE: Ach, laat mij maar
JOOP(zingt): Ach, was ik maar bij moeder thuis geble-he-ven Ach, was ik maar met jou niet
meegegaan Ach had ik in jouw ogen niet geke-he-ken
ANNIE:  (gaat pal voor hem staan) Hallo, kijkt u eens eventjes in MIJN ogen.
JOOP (stopt): Nou, die mogen er zijn. (kijkt om zich heen) Wat een ogen, hè mensen.
ANNIE: Daar gaat het niet om. Wat komt u hier doen?
JOOP: Nou, ik loop al de hele dag buiten en de mensen luisteren amper, laat staan dat ze wat geven.
En hier is het warm en er is publiek, dus ik dacht … wat een gelukkie.
ANNIE: Dat heeft u dan fout gedacht. Wij zijn hier aan het Bingoën en U gaat weer naar buiten.
PETER: Maar, Mam.
ANNIE (geïrriteerd):  Ja, wat!?
PETER: Je zegt zelf altijd, dat iedereen hier welkom is.
ANNIE: Ja om te Bingoën, niet om liedjes te zingen.
JOOP: Dan Bingo ik toch lekker mee.
ANNIE: Nee meneer, dat …
JOOP:  Joop, zeg maar Joop.
PETER: Laat ‘m toch mee Bingoën, mam.
JOOP:  Die jongen heb gelijk hoor, mop. Laat mij toch lekker mee Bingoën. Ga ik hier zitten. Heb je
geen kind aan me.
CAROLIEN: Kom maar naast mij zitten hoor, Gezellig
ANNIE:  Mij best, Peter. Jij je zin, maar hij moet wel een Bingovelletje kopen.
JOOP: Kópen. Wat kost dat dan?
PETER: Vijftig eurocent.
JOOP: Zoveel. Nou vooruit maar. (telt omslachtig vijftig cent in muntjes uit. Tijdens het uittellen:) Ken
jij dat programma? Temptation Island? Daar mag je je liefde testen. Lekker spannend voor al die
ingekakte relaties die de kamasutra al gelezen hebben en het voor elkaar hebben gekregen om zelfs
daar een sleur in te krijgen. Die denken dat een relatie steeds vernieuwend moet zijn en ondertussen
elkaar beproeven op de hoeveelheid liefde. Of jonge stelletjes die zo verliefd zijn dat ze die test ook
wel aandurven, als je het mij vraagt: je reinste sociale porno, overdreven shit! Laatst zit ik te kijken
zie ik een jong, blond kauwend stel uit een of andere derde klas milieu, dat wel, doodsbang om
elkaar te verliezen maar wat doen ze ze hebben elkaar zo opgefokt dat ze hun zogenaamde
vertrouwen aan elkaar willen bewijzen. Samen zitten ze hier op de bank van RTL Bouleshit en leggen
uit waarom zij op kosten van die omroep een paar weken in Thailand gaan zitten.  Zegt die trol: ik zeg
maar zo, we willen toch binnen een jaar trouwen. Ik ga geen jawoord geven aan een man die
vreemdgaat dat doe ik niet. Dus willen we elkaar testen, weten we het tenminste zeker. Huisje
Boompje Beestje. Wat weet je zeker, wat dan? Dat je een stomme snol bent? Dat je zo dom bent om
elkaar een gratis vakantie te gunnen om eens even goed uit je plaat te gaan zonder elkaar? Gooi een
beetje man zonde ruggengraat een liter alcohol door zijn strot, strooi wat rondborstigen in ’t rond die
tegen hem aan blijven schuren en al zegt die lieverd de eerste tien keer beleefd nee uiteindelijk
stroomt het dunner wordende bloed zonde problemen uit die hersenpan naar andere contreien en
zit zijn zogenaamde liefde , de grote vrouw van zijn dromen volkomen op zwart zaad precies
hetzelfde te doen. Huisje, Boompje, Kindje. Bah! (Buiten adem) Kijk ’s knul. Koop d’r maar iets lekkers
voor.
ANNIE:  En denk er om, geen liedjes meer. Peter kom hier! We gaan verder!
PETER: Jezus, doe ’s rustig. (binnensmonds) Ik ben je slaafje niet.
ANNIE (poeslief): Zo lieve mensen. Na dit korte intermezzo, bent U natuurlijk knap ongeduldig aan
het worden naar het volgende nummer. Daar gaan we weer. Nummer: …
Als laatste getal 25: Lied

Scène 6
Mevrouw Schippers zit al een tijdje te rommelen met haar vijf Bingo briefjes. Ze kan het duidelijk niet
meer bij houden. De briefjes vliegen alle kanten op en ze roept voortdurend: ‘Wacht even’ en ‘Even
wachten, ik ben nog niet klaar’ en ‘Heb ik deze nou al gehad’ enz. enz. Nu trekt ze echt aan de bel. Els
heeft al die tijd zitten whatsappen en/of facebooken, waarbij ze duidelijk plezier heeft.
SCHIPPERS: Oh, oh, oh, nou ben ik helemaal in de war. Ik weet nou echt niet meer waar ik ben. Kunt
u de laatste vijf getallen, nog even herhalen. Ik weet niet of ik ze allemaal wel heb opgeschreven. 
ANNIE: Kan Els U niet even helpen, mevrouw Schippers? Die zit er toch naast?
SCHIPPERS: Ach dat meisje heeft andere dingen aan d’r hoofd, laat ‘r maar.
ANNIE: Els. (Els reageert niet) Els, hallo! Aarde roept Els.
CAROLIEN: He Elsjefiederelsje waar zit jij met je gedachten?
Els: Ik denk aan ontbijten met hem. Hoe hij brood gaat halen. Of ik. Of wij allebei. Ik denk toch eerder
hij. Hoe wij zullen slapen in mijn bed. Ik slaap altijd met sokken aan. Als hij komt doe ik ze wél uit.
Hoe hij mijn huis binnen zal stappen en er meteen een rommel van maakt. Hoe ik dan steeds alles op
zal ruimen en zal zeggen dat ik er in mijn eentje niet zo’n rommel van maak. Dat de broodplank
normaliter ergens anders staat. Bij de andere broodplanken. De kleren horen feitelijk op die stoel. Bij
de andere kleren. Hoe hij zijn kleren toch op die stoel legt die niet de klerenstoel is. Deze papieren,
die moeten zo liggen. Die heb ik speciaal zo neergelegd. Die kunnen niet ineens… Hoe hij ze dan toch
op een hoop veegt. Komt het nog goed? Met de papieren. En met mij? Met alles. Ik zal hem vragen of
het nog goed komt. Dat hij zegt: ‘ik weet niet wat ik hierop moet antwoorden’. Dat ik zeg, dat hij
moet zeggen, dat het goed komt en dat hij zegt dat het onzin is en dat ik dan zeg: ‘dus jij denkt dat
het niet goed komt?’ Dat hij weer zegt dat hij hieraan niet mee wil doen, maar waarom zegt hij niet
gewoon dat het goedkomt? Omdat hij denkt dat het niet goedkomt hè, maar het niet wil zeggen,
omdat alles dan gezegd is. Daarom! ‘Het komt goed’, zegt hij dan: ‘het komt helemaal goed. Met
alles.’ Dit zegt hij om er vanaf te zijn. Dat weet ik. Hij zegt dat hij het meent. Denkt hij dan dat het
nog niet goed is? Dat denkt hij. Maar dat geeft niets. Ik zal alles door de vingers zien. Als hij komt. 
KOOISTRA: Ik zal wel even helpen. (hij graait over tafel naar de briefjes en begint ze door elkaar te
gooien. kwaadaardig) Kijk, deze hier en deze hier en dan deze weer hier. En als we die nou ’s daar
leggen. Oh, nee, deze kan beter weer hier.
SCHIPPERS (totaal overstuur): Nee, nee, niet doen. Nee, nee, laat dat. Nou weet ik helemaal niet
meer waar ik ben gebleven. Hou op. Niet doen.
ELS (plotseling weer bij de les, komt tussen beiden): Hé, ho, stop. Meneer Kooistra, niet doen. Hè wat
misselijk. Kan ik jullie dan geen moment even alleen laten.
KOOISTRA: Je hebt ons niet alleen gelaten je zat er naast, luilak.
SCHIPPERS: Nou is alles in de war, nou weet ik het helemaal niet meer.
ELS: Ja, u moet niet naar mij kijken mevrouw Schippers. Ik heb er sowieso geen verstand van.
KOOISTRA: Dom ook nog. (tegen Dinie en Tinie) Moet ik jullie ook effe komen helpen. Ik ben zo
handig (wappert met z’n handen)
TINIE: Hou jij je handjes maar thuis, opa.
(de dames in de slappe lach)
ANNIE: Wacht maar, mevrouw Schippers. Peter komt U wel even helpen.
PETER: Ik? Wat moet ik dan doen?
ANNIE: Ja, kijk nou maar even.
PETER: Maar, mam, ik kan daar toch niks meer aan doen.
ANNIE (fel): Kijk nou eerst even!
PETER (gaat er heen, binnensmonds vloekend): Ja, ja. (heeft het bekeken) Ja, wat ik al dacht: één
grote knoeiboel. Daar kan ik ook geen wijs uit worden.
ANNIE: Waarom ben je nou zo in de contramine, je kijkt niet eens echt.
PETER: Wel waar, dat zie ik toch meteen. Er klopt geen hout meer van. Die bingo briefjes kunnen zo
de prullenbak in.
SCHIPPERs: Nou, lieverds, geen ruzie maken, hoor.
ANNIE: Dan moet je ze overdoen.
PETER: Overdoen?
ANNIE: Ja, gewoon overdoen. Vijf nieuwe briefjes en alle getallen daar op invullen.
PETER: Ja, daaag.
ANNIE: Dat is toch niet zo moeilijk. Alle getallen staan op het bord.
PETER: Dan doe je ’t toch lekker zelf!
ANNIE: Peter! Ik vraag het je nog één keer!
PETER: Mens, bekijk ‘t ’s lekker (binnensmonds) Kutwijf. Altijd hetzelfde met dat mens. Doe dit. Doe
dat. Geen wonder dat pa het niet met je kon uithouden! Ik ben toch verdomme geen hond. 
ANNIE: Peter! Je blijft hier! Peter! (Peter gooit de deur dicht) Oh, nou, tja. je vader..
Alle mensen in de bingo staan in tableau/ licht uit

Ik weet zeker dat je komt


Ik ben jouw engel
jouw engel die zomaar uit de lucht kwam vallen
Waar jij in een klap van hield, wat jij nooit eerder gedaan had, zomaar in een klap van iemand
houden
Waar je ook bent, je zult niet vergeten dat ik hier op je wacht
Ik maak me geen zorgen
Ik weet zeker dat je komt
En dan ben je er en je ziet me en je strekt je hand uit en dan is alles anders
Dan hoef ik me niets meer af te vragen
Dan laat je zien dat jij ook weet wat ik altijd al zeker wist
Dat drie ons getal is
Ik maak me helemaal geen zorgen
Nu duurt de tijd nog lang en daarom praat ik
Ik moet praten omdat stilte een vorm van wachten is
En wachten, daar kan ik niet tegen
Jij komt, misschien ben je er al bijna
Misschien kun je mijn stem al horen als ik nog iets harder praat
Jij komt en dan is er geen leegte meer
Zaterdags na de bingo, ik in het zand, jij in het water, Ik in de zon, gras prikt onder mijn blote voeten,
jij snijdt hartjes uit mango’s
Er waait een warme wind van zee.
Reuzenmaan, krekels, kikkers, sterren.
Wij zijn Adam en Eva op die plek, zonder slang
Jij komt en dan pas zal ik het zeker weten
Dat er geen reden was om me zorgen te maken
Er was dus toch een slang, maar dat bleek later…
TINIE (staat op en loopt naar mevrouw Schippers): Laat mij maar even. (ze pakt bij Carolien een rol
plakband weg) Mag ik? Gaan we die papiertjes eerst ’s even vastplakken. (tegen Carolien) Dat had u
toch ook wel even kunnen doen, U zit er nota bene zowat naast.
CAROLIEN: Oh, pardon. Ik zag niet dat eh …. Ik was nogal druk met mijn eigen briefjes.
TINIE (tegen Annie):  Ga maar door hoor. Ik regel het hier wel. Zo, nou kunnen ze niet meer schuiven.
Nou ’s kijken. (tegen Dinie) Hou jij die van mij even bij Dien! (loopt alle getallen op de briefjes van
Mevrouw Schippers door) Deze is goed; deze ook; nee, deze klopt niet enz.  enz. enz. (terwijl Annie
verder gaat. En tot slot:) Zo en nou niet meer met die stift alles met de ballpoint.
ANNIE:  Zo, ja, daar gaan we dan maar weer. We houden het gezellig hoor mensen. 
SCHIPPERS: Altijd komt mijn vader binnen.
KOOISTRA: Altijd komt de zuster binnen. Ik heb het al zo vaak uitgelegd. Gevraagd om alsjeblieft
zachtjes wil doen, het licht uit wil laten, gewoon mij wakker schudden en niks zeggen, dan kruip ik
mijn bed uit, pak geruisloos mijn spullen uit mijn kamer, en kleed me aan op de gang. Het licht op
mijn kamer laat ik uit.
SCHIPPERS: Maar ze snappen het niet.
KOOISTRA: Bam!
SCHIPPERS: Deur open.
KOOISTRA: Klik! 
SCHIPPERS: Licht aan.
KOOISTRA: Rats! 
SCHIPPERS: Gordijnen open.
KOOISTRA: ‘Wakker worden!’ 
SCHIPPERS: Roept hij dan.
KOOISTRA: ‘Nieuwe dag!’
SCHIPPERS: Kluns. Knuppel. Meteen al mijn monsters wakker.
ANNIE: Het volgende nummertje is… even husselen: ….. Als laatste getal 3: lied 

Scène 7
Ergens hiervoor heeft Annie nog eens gezegd dat als je een foute Bingo hebt je een liedje moet
zingen. Joop is verheugd opgeveerd en roept nu enthousiast:
JOOP: Bingo!
ANNIE:  Dat kan haast niet. U bent nog maar pas aan ’t spelen.
JOOP:  Nou, controleert u maar. (hij loopt enthousiast naar voren)
ANNIE:  Nou laat u maar eens zien, meneer Joop. Dat kan haast niet, hè mensen? (vergelijkt het
briefje met de cijfers op het bord) Ja, zie je wel. Het klopt niet. Oh, oh, oh een foute Bingo.
JOOP: Oh jee, dan moet ik een liedje zingen, hè? Dat is ook wat.
ANNIE: Ja, maar …
JOOP: Nee, dat geeft helemaal niets. Ik zing wel iets uit m’n eigen repertoire. Kunt u mij begeleiden
maestro?
CORA: Ja, hoor. Je doet maar.
JOOP: OK, daar gaat ie: De buurvrouw van hierboven Die kwam laatst naar benee Ze kwam de trap
aflopen Ik keek zo in d’r … Snoet ja, ja,snoet ja, ja Wat een lekkere snoet ja, ja. Snoet ja, ja,snoet ja, ja
Wááát een lekkere snoet ja, ja. De buurvrouw van beneden Die was laatst ingedut En toen ik door
het raam keek Toen zag ik zo d’r …. Krulletjes, krulletjes Wat een mooie krulletjes Krulletjes, krulletjes
Wááát een mooie krulletjes
ANNIE (valt bij de tweede ‘krulletjes’ al in): Ja, stop maar. Nee, nee ophouden nu.
LINDA (zingt door):  Krulletjes, krulletjes. Wat een mooie krulletjes.
ANNIE:  LINDA ook stoppen. Het is weer welletjes. Zulke liedjes wil ik hier helemaal niet hebben.
JOOP: Wat voor liedjes?
ANNIE: Dat weet u best. Het is hier een nette Bingo en er worden hier geen schuine liedjes gezongen
JOOP:  Oh, nou, volgens mij komt er geen onvertogen woord in voor.
LINDA:  Nee, ik vond het juist leuk. Echt grappig.
BERT:  Vind jij dat grappig? Ik vind het ordinair.
LINDA: Oh, meneer vind het ordinair. En waar zijn we hier dan? In ’t concertgebouw?
BERT: Je weet best wat ik bedoel.
LINDA: Ja, dat weet ik best. Je bedoelt dat je mij ordinair vindt.
BERT: Nee, helemaal niet. Dat bedoel ik helemaal niet. Ik …
ANNIE:  Ja, jongens houden we het wel gezellig, daarachter. De discussie is gesloten en we gaan
door. 
KOOISTRA: Kluns. Knuppel. Meteen al mijn monsters wakker. Zeggen ze: ‘Ja maar monsters gaan
toch juist weg als het licht is! Die houden toch van donker!’
SCHIPPERS: Ze snappen het niet. Zo zijn monsters nooit geweest. Ze zijn er om me te achtervolgen.
Ze wachten me op, overdag. Ze zijn de regen die net begint als ik weg fiets van huis.
KOOISTRA: Ze zijn de schaduw die nog net om de hoek schiet. Ik zie ze niet. Terwijl het licht is en
alles zichtbaar zou moeten zijn.
SCHIPPERS: Juist dan ... maken ze dat ik weg zou willen vluchten. Niet de wereld in durf. Elke
schaduw is een ondertoon. Elke windvlaag een teken...
KOOISTRA: We zijn er, we kijken naar je, en we weten zeker dat jij ons nooit zal zien.
ANNIE: Als laatste getal 1:lied Één nacht alleen, één nacht alleen Kom niet bij me kloppen, m'n deur is
op slot Laat me een keer slapen of ik ga kapot Één nacht alleen, ohoho één nacht alleen Met de stilte
om me heen Één nacht alleen

Scène 8
Tinie: Wat saai zeg, ik kan het al bijna niet meer bijhouden. Val gewoon in slaap. Blijft dit de hele
avond zo? 
CAROLIEN: Ik wil best je kaartjes overnemen, voor dertig cent. 
Tinie: Zo, een onderhandelaar. 
CAROLIEN: Ik verhoog gewoon mijn kansen, daar wil ik best voor onderhandelen. Waar speel je
eigenlijk voor? 
Tinie: Niet voor de prijzen.
CAROLIEN: Mooi. Dan kan ik dus vast je kaartje wel overnemen. 
Tinie: Ja, maar dan heb ik al helemaal niets meer te doen. 
CAROLIEN: Dat maakt niet uit. Het lijkt ook niet alsof je dat nu wel doet. 
Tinie: Maar hoe vul je dan straks die cijfers in die ik gemist heb?
CAROLIEN: Nou, die heb ik gewoon bijgehouden. Kijk. (laat vel met aangekruiste nummers zien) Een
professional als ik is overal op voorbereid.
Tinie (impressed): Ik heb een deal. Jij krijg mijn kaartje om bij te houden, gratis, en dan delen we de
prijs.
CAROLIEN: Wat als het de hoofdprijs is. Die kan je niet delen.
Tinie: Die oude gore bakplaat? Die mag je hebben.
CAROLIEN: DEAL
DINIE: En toen ging het heel snel
In mijn herinnering ging het heel snel

We kochten een oven


En een plant
En een pan
Mijn badjas moest aan het haakje naast de zijne

En we zaten op de bank 
En we wisten: hier staat het bed en daar staat de plant 
En we wisten: vanavond eten we pizza
En we keken naar elkaar en we lachten wat
Want het is fijn als je weet dat je vanavond pizza eet

Jan Hein komt binnen en blijft verbijsterd bij de deur staan. Dan ziet hij Carolien.
JAN HEIN: Carolien!?!?
CAROLIEN (kijkt om en ziet Jan Hein):  Jan Hein!?!? Wat doe jij hier?
JAN HEIN:  Nee, wat doe jij hier?
CAROLIEN:  Bingoën, dat zie je toch.
JAN HEIN: Ja, maar … waarom?
CAROLIEN:  Waarom, waarom … gewoon voor de gezelligheid. Wat kom je hier doen? Zit je mij een
beetje te bespioneren.
JAN HEIN:  Ik wilde gewoon weten waar je was elke vrijdag- ( zaterdag- , zondag-) middag. Waar ben
je mee bezig?
CAROLIEN: Jan Hein ik heb nu geen tijd ik moet opletten.
JAN HEIN:  Carolien, waarom doe je dit? Je weet toch dat je dit niet aan kan. Ik dacht echt dat het
over was.
CAROLIEN: Jan Hein, doe alsjeblieft niet zo moeilijk. Een onschuldig potje Bingo. Kijk nou ’s naar al die
mensen hier. Dat zijn toch ook allemaal hele gewone mensen? Die hebben toch ook nergens last
van?
JAN HEIN: Maar jij wel Carolien. Je weet toch wat dokter Van der Linden gezegd heeft: ‘zelfs een
eenvoudig potje pesten kan al de trigger zijn’.
CAROLIEN: Wat een onzin! Ik vind dit gewoon leuk en gezellig. En kijk ’s naar die prijzen. Daar zitten
hartstikke leuke dingen bij, zelfs een fonduestel.
JAN HEIN: Carolien, er staan al zes fonduestellen in onze garage. Samen met elf gourmetsets, een
stuk of tien sapcentrifuges en vijf smoothiemakers. En allemaal nog in de doos. Ik wil dat je nu mee
naar huis komt.
CAROLIEN:  Ik denk er niet aan. Ik heb hier voor betaald en ik speel het uit. Ga jij nou maar. Je ziet me
straks wel verschijnen.
JAN HEIN: Carolien, je moet hier weg. Je had hier helemaal niet mogen komen. Dit gaat fout!
CAROLIEN: Fout, fout … Doe niet zo dramatisch.
JAN HEIN: Maar weet je dan niet meer hoe erg het was. Dat ik je met stapels geld in je handen moest
wegslepen bij een illegaal hanengevecht in Rio. Dat je nachtenlang zat te pokeren in één of andere
sloppenwijk van Djakarta. En al het geld, dat het ons gekost heeft.
CAROLIEN: Maar dit is Bingo. Kijk nou. Vijftig cent per velletje.
JAN HEIN: Kom mee naar huis, Carolien.
CAROLIEN: Jan Hein, ik voel me hier gelukkig
KOOISTRA Pfah, Gelukkig!
(Peter is weer teruggekomen en kijkt de situatie van achter de bar aan. Jan Hein gooit zijn jas over
een stoel.)
Kooistra: moet die jas daar hangen?
Jan Hein: Ach… Moeten
Kooistra: Is dat een kapstok?
Jan Hein: Nee, dat is nou een stoel
Kooistra: Je loopt er verdomme langs. Langs de kapstok
Jan Hein: Ja, ik weet het. Ik weet wel wat een kapstok is, ben niet seniel hoor
Kooistra: Waarom hang je je jas er dan niet aan?
Jan Hein: Mijn jas hangt al ergens
Kooistra: Maar niet aan de kapstok
Jan Hein: nee, niet aan de kapstok, hij hangt over een stoel, dat is een stoel, geen kapstok
Kooistra: dat bedoel ik
Jan Hein: Mooi, dan zijn we het eens
Kooistra: Mooi
(Annie draait wat getallen. Kooistra kijkt steeds bozer)

Joop: Één biertje!

Bert: dat is dan een euro vijftig.

Joop: Waarom kost een beetje gezelligheid tegenwoordig zoveel geld?  Al dat kapitalistische gedoe.

Bert: Zit je krap bij kas?


Joop: Soort van, ik ben een straat muzikant, hoe leuk het klinkt, rijk wordt je er niet van.

Bert: Waarom heb je dan geen echte baan?

Joop: Nah, niet voor mij weg gelegd…. Een lange tijd geleden had ik wel een baan.

Bert: Als een warme broodjes blogger?

Joop: haha, nee geloof het of niet, maar ik was een hogere manager bij een bank.

Bert: Wat is er gebeurt? Waarom besloot je straatmuzikant te worden?

Joop: Het leven is er gebeurt, de druk werd me te groot, een vrouw en twee kinderen onderhouden
is niet simpel.

Bert: jij? Een vrouw en kinderen? Is dat mogelijk?

Joop: Vroeger dronk ik nooit alcohol, ik zag hoe het gedrag van mijn vader was en dat was meer dan
genoeg. Elke dag je moeder bont en blauw zien, doet iets met een mens. En dat wilde ik niet als ik
niet mijn kinderen aan doen.

Bert: Maar je bent nu gewoon bier aan het drinken alsof het water is.

Joop: Mijn vader besloot contact met me op te nemen, vanuit de gevangenis. Ik kon toen niet meer
helder denken, en op een avond greep ik toch naar de fles. Eerst begonnen mij werkpresentaties
eronder te leiden. Daarna mijn vrouw die besloot vreemd te gaan en uiteindelijk zijn de kinderen ook
door de social worker weg genomen.

Bert: En nu?

Joop: Nu maken we van elke dag een feestje, ik heb nu toch niets meer te verliezen, dus waarom zou
ik me nog inhouden?

Bert: Maar mis je niet je kinderen?

Joop: Soms wel, maar als ik muziek speel dan hoef ik er niet aan te denken, en daarnaast helpt
alcohol ook heel erg goed. Dus drink deze met je mee?

Bert: Van mijn re-integratie coach mag geen ik geen alcohol.

Joop: Fuck die slangen in burgerkleding, wij gaan proosten

Bert: Nou vooruit

Joop: Proost

Bert: Proost

Kooistra: Nou komt er nog wat van?


Jan Hein: Waarvan?
Kooistra: die jas, de kapstok, ik dacht dat we het eens waren?
Jan Hein: waren we ook
Kooistra: juist, en waarover waren we het eens dan?
Jan Hein: jezus ouwe, dat een stoel geen kapstok is
Kooistra: Juist… nou?
Jan Hein: Nou?
Kooistra: nou?
Jan Hein: wat wil je nou van me senieltje?
Kooistra: dat je je jas aan de kapstok hangt
Jan Hein: zeg dat dan meteen!

Scène 9
Bert is ondertussen volop aan het flirten met Peter
Bert: Stel je voor.
Een bruin decor.
Tafels met zeil.
Twee personages: hij en ik.
En ook een serveerster, ze staat bij de bar.
Ik wil graag zijn hand pakken, maar…
Het ontbijt wordt op tafel gezet: omelet.
“Vet he?”, vraagt hij.
Hij vind dat ik dik ben. Bedoelt hij mij?! ben ik te dik?
En de hele tijd hoor je
het geluid van de branding, de zee.
Mijn voeten zijn koud.
Wat zou ik ze graag tussen zijn benen stoppen
Waar kijkt hij toch naar?
De rok van die serveerster is te kort, veel te kort.
Ze staat bij de bar en pouleert.
Maar ze lijken niet vuil, de glazen.
Ik pak zijn hand.
Hij trekt hem weg om de reisgids te pakken.
Hij leest.
De dag lijkt wel eindeloos tussen musea en graven.
Maar later, ‘s nachts, valt de stroom uit
in de stad tegen de berg.
wij staan op straat
Het is donker en stil.
Zelfs de branding lijkt geen geluid te maken.
Zonder gezicht voelen onze handen elkaar.
De maan kijkt omlaag en de sterren…
‘de nacht heeft duizend ogen en de dag maar één
maar wij wanen ons alleen.
Mag ik jou iets vragen?
Peter: Dat mag wel van mij
Bert: Het is niet de weg
Peter: Ik kan het wel handig uitleggen anders, de weg. Je komt namelijk altijd bij het eindpunt.
Bert: Het is niet de weg. Het is, vind jij iets van mij?
Peter: Vind ik iets? Hoezo?
Bert: Nou, ik zie je al de hele avond naar mij kijken zo van…
Peter: Hoe dan?
Bert: Zo naar mij, met die mond
Peter: Dat is… Daar kan ik niets aan doen. Geboren met een kier.
Bert: Aha
Peter: Het is mijn basisblik
Bert: Maar wat dacht je?
Peter: Aan niets in het bijzonder 
Bert: Dus ik sta daar, achter die bar, een lekkere burn outer, en jij maar staren
Peter: Deed ik dat?
Bert: Je moet iets hebben gedacht
Peter: Tja misschien
Bert: Misschien wat?
Peter: Wat een aardige kerel. Misschien dacht ik dat misschien
Bert: Zie je wel, ik denk dat je altijd wel iets denkt
Peter: Ja
Bert: Maar dacht je ook die vent, die wast zich nooit meer, die draagt old spice ter compensatie, die
kijkt het nieuws, vindt het mooi als iets explodeert, drinkt graag tot hij in slaap valt, de tv nog aan,
wordt wakker met goedemorgen nederland. En als de avond valt dwaalt hij bij voorkeur naakt door
zijn huis. Als het te fris is in een oude onderbroek, de gordijnen open, lichten aan wachtend op een
nietsvermoedende wandelaar. 
Peter: Wat???
Bert: Dacht jij dat ook?
Peter: Mama wil nu heel graag verder met de bingo
Bert: Kom je eten vanavond, ik wil je een broodje warm vlees aanbieden
JAN HEIN: Wees nou verstandig. Stop ermee. En Kom mee.
CAROLIEN: Nee.
JAN HEIN: Ik wacht op je.
CAROLIEN: Kan je lang wachten.
Jan Hein ziet in dat het hopeloos is, hij pakt een stoel en gaat naast Carolien zitten. Ondertussen
neemt hij de hele zaal in zich op en kijkt steeds meer met dollartekens in zijn ogen.
Scène 10
Annie gaat door met de Bingo. Bij het eerste getal roept Joop weer Bingo.
DINIE: Dan komt de herfst
Je gaat slapen en je staat op 
En je bent tevreden 
Heel tevreden met wat je hebt

Het gras is nog groen


De lucht is nog blauw
Ik hou nog van jou

Maar dan komt er een moment


Ergens in de winter
Dat de pizza op is
En dan zit je op de bank
Samen of alleen
En dan komen de gedachten
Als het donker wordt komen ze
Je ziet hem 
En je denkt:

Die lieve bruine ogen 


Die ogen
Waar ik eerder voor smolt
Die zijn nu gewoon 
Als het bed en de bank

Een realiteit

Dat is wat je denkt

ANNIE En, daar gaan we weer. Het volgende getal is: …


JOOP Bingo
ANNIE Nee, niet alweer, hè !
JOOP Bingo, Bingo, Bingo! (hij loopt alweer naar voren) Controleer maar.
ANNIE Ik vind dit wel heel hinderlijk hoor. Het is natuurlijk weer een foute bingo. Laat ’s zien … ja zie
je wel.
JOOP Hè wat stom van me.
ANNIE U doet het gewoon expres.
JOOP Nee, heus niet. Ik heb het nog nooit gedaan. Ja, nou moet ik natuurlijk weer een liedje zingen.
ANNIE Denk erom een kort liedje en NIET weer over de buurvrouw!
JOOP Nee, nee, niet over de buurvrouw, dat beloof ik.
Een dame in de Kalverstraat
Die zag iets op de grond
Toen zij het op ging rapen
Zag ik d’r lekkere …
Costa del sol tingelingeling
Daar sloeg m’n hartje op hol tingelingeling
Zij sprak me van Amore.
Ik was finaal verloren
ANNIE Ja, nee, nou is ’t afgelopen. Meneer Joop, stoppen nu!!
(Joop stopt)
BERT (gaat nu helemaal los op:)
Hij speelde op z’n gitaar tingelingeling
En streelde zacht door m'n haar tingelingeling
Nooit zal ik hem vergeten
Hem en de Costa del Sol
(Linda ziet dat Annie verstoort hun kant opkijkt en maant hem tot stilte)
LINDA Bert, Bert, stil nou! Annie wil verder.
ANNIE Zo, klaar. Jullie ook daar achteraan. We gaan weer verder met de Bingo.
JOOP Ja, maar eerst een kleine collecte. Voor mij én voor mijn collega daarachter de piano. Ja
mensen, muziek is voedsel voor de ziel en dat is mooi, maar onze magen moeten ook gevuld blijven.
Wat u, collega? Mag ik effe uw petje lenen.
DINIE Hé, geef m’n pet terug!
ANNIE (komt achter haar tafel vandaan) Nee, nee, nee, daar komt niks van in. Geef die mevrouw
haar pet terug. Er worden in mijn Bingo geen collectes gehouden. En nu zitten en gewoon meedoen
en geen rotzooi meer maken.
JOOP Ja, maar.
ANNIE Nee, niks. Zitten! Nog één foute Bingo en u gaat eruit. God, wat is dit een vermoeiende
middag.
KOOISTRA Ik vind die liedjes wel leuk. Wat jullie dames (naar LINDA, Dinie en Tinie)
LINDA Nee en houdt u nou ’s op met je de hele tijd met ons te bemoeien.
ANNIE Daar gaan we weer …
Jan Hein: Sorry, mag ik even wat vragen? Wilt u nou beweren dat die zanger niet bij de bingo hoort?
Als ik deze toko zou hebben dan zou ik het wel weten. Die zanger is een unique selling point.
Annie: Maar u heeft deze bingo niet dus helaas
Jan Hein: (mompelt) Nog niet
KOOISTRA (heeft dit al vaker tussendoor geroepen) HUSSELEN!
LINDA Man hou nou toch ’s op met je ‘husselen’. U doet niet eens mee.
KOOISTRA Maar daarom weet ik nog wel hoe ’t moet.
LINDA Als u ’t dan zo goed weet, waarom doet u dan zo vervelend.
KOOISTRA Omdat ik er niet meer tegen kan.
LINDA En waarom dan niet.
KOOISTRA Ik ben, denk ik, te vaak geweest, met m’n vrouw.
LINDA Met uw vrouw?
KOOISTRA Toen ze nog leefde. Ik ging altijd mee. Ze had er zo’n plezier in.
(Schippers begint te huilen. Kooistra kijkt naar haar, slaat een arm om haar heen)
Kooistra: Stil maar, verder was het een kreng dus laat er geen traan om.
SCHIPPERS:: Ik huil niet om uw vrouw, ik huil om mijn poes.
Kooistra: Uw poes?
SCHIPPERS:: Ja, ze is weggelopen en nu zie ik haar in gedachten nat worden
Kooistra: het schrijnt dat poezen het best fijn vinden om nat te worden
Joop: Ja inderdaad, zo had mijn ex een poes die dagenlangF
SCHIPPERS: Dat zei ik altijd: nooit een aspirientje! Hij had nooit wat. Op en af die trappen, met
dozen, koffers, stoelen. Sterk als een beer. Altijd bezig. Misschien een beetje ouderwets, maar ik
weet niet beter dan hem. Al veertig jaar. Als ik nu denk aan ervoor, zie ik alleen maar iets waterigs. Ik
zie mezelf niet, alleen zo’n uitloper aan een aardappel. Gek, dat is alles wat ik me herinner van
ervoor, zo’n dunne, wit-roze uitloper van een aardappel. Maar ja, hoe oud was ik nou helemaal?
Eenentwintig? Ik werd geboren toen hij kwam… Licht door het gordijn, schaduw op het behang, heel
veel droom achter mijn ogen. Straks gaat ie raden. Het is al laat. Zon op het behang, houtduif op het
balkon. ‘Raad maa’. Stil. ‘Raad nou, ik droom toch niet voor niks?’ ‘Slaap je nog? Zo vast?’ Het was al
na tienen. Even kijken hoe hij slaapt, dat is prachtig, even kijken. Omdraaien, kijk, niks! Niet eens een
kuiltje in z’n kussen. De kamer kantelt, het plafond valt op mijn hoofd, ik spat tegen de muur uit
elkaar. Hoe kan ik dat nou vergeten? Waarom elke dag opnieuw zo schrikken? Zo breken? Waarom
onthoud ik het niet? Dat ik nu zo iemand ben? Iemand die met een lege bedhelft slaapt. Een bleke
uitloper van een aardappel…
CAROLIEN: Nou nou nou hou nou eens op met dat vulgaire gedoe
(stilte)
ANNIE Ja, nou, zo zie maar weer. Gezellig mensen. Daar gaan we weer. Het volgende nummer is …
Als laatste getal 64 :lied When I get older losing my hair,
Many years from now.
Will you still be sending me a valentine
Birthday greetings bottle of wine.
If I`d been out till quarter to three
Would you lock the door,
Will you still need me, will you still feed me,
When I`m sixty-four.

Locatie dialoog Kooistra Schippers

Scène 11
Jan Hein: Zeg beste Annie. Wees eens eerlijk kun je rondkomen met de inkomsten van de bingo?
Annie: Nou rondkomen, rondkomen... Niet echt maar het is zo leuk he.
Jan Hein: Volgens mij pak je het veel te kleinschalig aan. Je moet het grootser maken.
(Bert loopt ondertussen met Peter te flirten. Peter geniet wel maar doet zich stoerder voor dan hij is.
Uitiendelijk loopt Peter zgn verlegen weg)
Bert: Dag schoonheid ik zie je zo bij mij thuis, heerlijk broodje warm vlees staat er al om klaar te
maken.
Annie: Grootser? Kent u die uitdrukking klein maar fijn?
CAROLIEN: Nee maar wel groot en dood
Jan Hein: stelt u eens voor, grote neonletters met Annie’s bingopaleis. We bouwen een imperium
door heel Nederland. Annie zal bekend staan als de uitvinder van bingo 2.0. Overal staan mensen in
de rij en het geld zal binnenstromen. 
(Annie ziet het in gedachten voor zich en begint te stralen. Totdat...)
CAROLIEN: En als alles loopt dan word je eruit getrapt en is het rien ne va plus. 

Jan Hein: De enige die ik eruit trap ben jij Carolien, laat me nou gewoon eens een keer mijn zaken
doen. Weet je wel wiens geld je hier, alwéér, aan het vergokken bent? Nou?
Mensen, mensen zoals jij denken met behulp van het lot geluk te kunnen vinden. Ze kopen
konijnenpootjes, plukken klavertjes vier, gaan naar waarzeggers of gokken zich de kleren van het lijf.
Men leeft het hele leven toe naar dat ene geluksmoment, de speling van het lot, de hand van god:
het moment dat je de loterij wint, met de jackpot naar huis gaat of voor het eerst oogcontact maakt
met de liefde van je leven.
Voor iedereen die dit denkt, elke goedgelovige debiel op deze aarde, ik moet jullie teleurstellen: het
lot bestaat niet. De enige manier waarop je iets bereikt is door kei- en keihard te werken.
Het begon met vier jaar accountancy. Vier jaar afgeblaft worden om elk kleine foutje dat je maakt,
vier jaar oneerlijke hiërarchie, vier jaar bloed, zweet en tranen. Totdat, wanneer je denkt het
zwaarste achter de rug te hebben, het laatste restje fantasie met vlakke hand uit je geslagen wordt.
Overal schuddende hoofden, wegwijzende vingers, afwijzing na afwijzing. En dan de glimlach, de
vuile, subtiele glimlach van de hoge pief wanneer jij teleurgesteld de deur uitloopt. Geluk bestaat
niet, niet in de mensenwereld, dus moet je je eigen geluk creëren. Door de nacht te ontkennen en
slim te investeren, begon ik voor mezelf. Mijn imperium groeide, en ik groeide met haar mee. Ik
leerde hoe wreed de wereld echt is. Na niet al te lang zat ik te lachen, nadat ik diezelfde afwijzende
hoge piefen een voor een de laan uit had gestuurd. Ben ik daarmee net zo slecht als dat zij waren?
Misschien. Maar het is wat nodig is. Geluk, lot, hoop en empathie; het zijn waanbeelden.
Ooit geloofde ik er wel in. Vroeger, toen ik buitenspeelde bij mijn ouderlijk huis. Toen ik naar de
wolken keek en geloofde dat ik ooit piloot zou worden. Toen ik durfde te dromen over een eerlijk
leven, kon genieten van de oprechtheid van mensen. Toen ik het mooie in de wereld zag. Toen ik
mensen kon vertrouwen, op mensen durfde te bouwen, van mensen kon genieten. Toen ik gelukki…
Nee, dromen zijn dwaas, het leven is banaal. Dromen leidt alleen tot hoop, en hoop is zwakte. Het lot
bestaat niet. Het zal nooit bestaan. Dat is het lot van het lot.
KOOISTRA: We zijn er, we kijken naar je, en we weten zeker dat jij ons nooit zal zien.
SCHIPPERS: Als ik maar stil ben. Stil blijf en doe alsof ik niet besta.
KOOISTRA: De ochtend niet bestaat. Dat het altijd nacht blijft.
SCHIPPERS: Altijd stil en warm rond mijn hoofd met mijn ogen dicht. Dat is alles wat we vragen.
KOOISTRA: Voorzichtig.
SCHIPPERS: Stil.
KOOISTRA: Ssh
SCHIPPERS: Ssh
Dialoog  eindigen op lichte toon door geruzie over wie er nou stil moet zijn ofzo.

Scene 12
Dinie zit al een tijdje naar het tafeltje van Carolien en Jan Hein te kijken. Ze probeert voorzichtig Jan
Hein’s aandacht te trekken)
TINIE Dinie? Wat doe je? Zit je nou naar iemand te lonken?
LINDA Wat zeg je? Zit ze naar iemand te lonken? (draait zich om)
DINIE Nee, niet omkijken. Ik weet ’t niet zeker.
LINDA Wat weet je niet zeker?
DINIE Of ie ’t is.
LINDA Wie?
TINIE Ja, wie? (kijkt ook om)
DINIE Niet kijken! Die man.
TINIE Welke man?
DINIE Van die vrouw.
RACH.+TINIE Van welke vrouw?
DINIE Die vrouw van ’t plakband.
TINIE Die stijve tut?
DINIE Ik ken ‘m, denk ik.
LINDA Hij is erg rijk, volgens mij.
TINIE Maar wel erg getrouwd, volgens mij.
DINIE Ja, hoor, hij is ‘t. Ik weet ’t zeker. (roept) Jan Hein!
JAN HEIN (kijkt verbaasd op, maar weet niet waar ‘t vandaan komt)
DINIE Joehoe, Jan Hein!
JAN HEIN (staat op) Wie roept mij?
DINIE Hier, Jan Hein, hier. Ik ben ‘t. 
JAN HEIN (komt naar haar toe) En wie eh … bent u dan … als ik zo vrij mag zijn?
DINIE Dinie, ik ben Dinie.
JAN HEIN Dinie?
DINIE Ja, Dinie, weet je niet meer van vroeger.
JAN HEIN Van vroeger?
DINIE Toen we samen speelden.
TINIE Dinie!
JAN HEIN Speelden?
DINIE Ja, in de Atjehstraat, als jij bij je Opa en Oma logeerde.
(romantische muziek)
JAN HEIN Ach jee, Dinie! Ben jij die lieve kleine Dinie?
DINIE Dat was ik ja.
JAN HEIN God, nou zie ik ‘t. Je .. je … je bent geen spat veranderd.
DINIE Nou …
JAN HEIN Nee echt, ik bedoel, je bent natuurlijk groter geworden en ouder enzo en …
TINIE Dikker.
LINDA Tinie!
JAN HEIN Nee, nee, ik bedoel je ogen. Je hebt nog steeds diezelfde ondeugende ogen. (gaat op z’n
knieën of pakt een stoel)
DINIE Lief dat je dat zegt, maar ..
JAN HEIN Nee, ik meen ‘t. Jij kon me altijd aankijken met een blik alsof je precies wist wat er in me
omging, alsof je mijn gedachten kon raden. En dan voelde ik me altijd zo …. Hulpeloos.
DINIE En nu?
JAN HEIN Nu weer.
CAROLIEN (heeft dit al die tijd in de gaten gehouden) Jan Hein! Met wie praat je daar? (romantische
muziek stopt abrupt) 
DINIE Het spijt me.
JAN HEIN Nee, nee, het is niet erg. Dat gevoel is juist …
CAROLIEN Jan Hein! Kom ’s hier?
JAN HEIN Ik ben even in gesprek.
DINIE Ga maar
JAN HEIN Waarom? Bingoën kan ze heel goed zonder mij.
DINIE Ja, maar …
JAN HEIN Ik heb je gemist.
DINIE Wat zeg je nou?
JAN HEIN Ja, ik wist het niet, maar nu ik je zie weet ik het.
CAROLIEN Jan Hein, waarom kom je niet gezellig bij me zitten.
JAN HEIN (tegen Carolien)Ik kom zo. (tegen Dinie) Hoe gaat ’t met je?
LINDA Ze is van d’r man af.
ANNIE Ja bij onze Bingo kom je ook oude bekenden tegen. Als dat geen geluk is. Als u wilt bijkletsen
kan dat, maar wel zachtjes natuurlijk. Want wij gaan weer verder.
(Jan Hein blijft bij Dinie zitten. Ze praten zachtjes verder en hebben het duidelijk heel leuk samen. Lina
gaat naast Tinie zitten en kijkt beteuterd. Carolien wordt steeds onrustiger over de situatie en roept
Jan Hein nog een paar keer onder het Bingoën)

Scene 13
Tinie: Ken je die momenten waarop je het meest voelt dat je Ieeft? Dat je even helemaal vervuld
bent van levensvreugde, en totale vrede voelt met jezelf en wat er om je heen gebeurt. En dat
iedereen je dan mag zien. ledereen mag naar je kijken, want jc bent even, heel even, op je
allermooist en allerpuurst. En het maakt niet meer uit wat mensen van je vinden, want het kan niet
anders dan dat ze bewondering voor je hebben, want je bent onaantastbaar. Je bent in een vacuüm
van 'zijn'. Je
bént gewoon.
Linda: Niet iedereen kan zich zo voelen.
Tinie: ledereen zou zich zo moeten kunnen voelen.
Linda: Niet iedereen kan zich zo voelen, want niet iedereen trekt overal waar hij gaat zijn schoenen
uit om op blote voeten te dansen, omdat niet iedereen overal waar hij gaat de grassprieten onder
zich voelt.
Tinie: Ik voel irritatie.
Linda: Oja?
Tinie: Ja, ik voel irritatie bij jou. Wil je het erover hebben?
Linda: Nee.
Tinie: Weet je het zeker?
Linda: Ja.
Tinie: Oké.
Linda: Oké.
Tinie: Dat respecteer ik
Linda: fijn.
Tinie: ja. 
stilte
Linda: Ik begrijp gewoon niet dat jij dingen kunt zeggen als ‘het was alsof ik in de buik van de aarde
lag’ en dat iedereen je dan nog serieus neemt. 
Tinie: dit is persoonlijk?
Linda: Prima, dat jij je dagen vult met het overpeinzen van ons bestaan en het universum, maar je
moet er wel op voorbereid zijn dat je een dezer dagen door de mand valt. Iemand gaat zien dat
onder al die opsmuk en mooie woorden over 'de leegte van onze tijd' en 'het ondraaglijke geluk'
iemand schuilgaat met een heel klein hartje, een heel klein brein en als het mogelijk is nog veel meer
angst voor de wereld dan de rest van de mensheid bij elkaar.
stilte
Tinie: Mooi.
Linda: Wat?
Tinie: Ik zag je opeens helemaal jezelf zijn. Voelde je dat niet?
Linda: Nee. Jawel. Godverdomme. 

(Meneer Kooijstra is al een poosje uit een ondoorzichtige flacon aan het drinken, die hij in zijn
rolstoel had verstopt.)

ELS:  Kooijstra, zeg me alsjeblieft dat dat niet is wat ik denk. U weet dat alcohol slecht is voor u
bloedsuiker.

KOOIJSTRA:  (Neemt nog een slok)

SCHIPPERS:  (Kijkt zuchtend en steunend naar haar blaadjes, blijft Els aantikken om haar te helpen.)

Meer mensen beginnen tikken te vergroten. De lichten veranderen van kleur/vorm/focus… Opeens
begint iedereen langzaam door elkaar te praten. Telkens dezelfde tekst. Bijvoorbeeld: meneer
Kooijstra slaakt een verheugde zucht na elke slok, mevrouw Schippers herhaalt: Els, Els, ik snap het
niet, Els., Berts demonen komen omhogen, Carolien blijft herhalen: 4, 4, alleen nog nummer 4, 4. Het
geluid wordt oorverdovend.

ELS:  STOP! Laat het stoppen!

(Iedereen stopt, kijkt verbaasd om.)

SCHIPPERS:  Is er iets, liefje?

ELS:  Nee… Nee, het is niets.

Iedereen gaat onverstoord verder met de bingo. Els blijft beduusd achter.

Als laatste getal 17: lied You are the dancing queen, young and sweet, only seventeen
Dancing queen, feel the beat from the tambourine
You can dance, you can jive, having the time of your life
See that girl, watch that scene, diggin' the dancing queen
(ook met dit nummer laat Bert zich helemaal gaan)

Scène 14
ANNIE En het volgende getal is ....?
JOOP Bingo!
ANNIE Nee, hoor. Daar begin ik niet meer aan! Ik ben klaar met jou.
JOOP Maar het is echt waar! Ik vind het zelf ook belachelijk maar …
ANNIE Nee, nee, nee! Ik trap er niet meer in.
JOOP Maar kijk dan toch, mop. Het is echt waar!
LINDA: Misschien heeft ie gelijk. Kijk maar even. Maar geen vieze liedjes meer hè, ouwe schurk.
JOOP Nee echt niet. Ik ben trouwens door m’n repertoire heen. Hier kijk maar (geeft Bingobriefje)
ANNIE Verrek hij heeft gelijk. Hij heeft Bingo!
LINDA & Bert We hebben een Bingo We hebben een Bingo
Vijf getallen op een rij dat is een Bingo
Je wint geen BMW en geen Berlingo
Maar het maakt niet uit want je hebt Bingo
ANNIE Nou, graaien maar …
(terwijl Joop graait in de zak van avond( t)uur en een prijs uitzoekt:)
CAROLIEN Jan Hein, ik vind dit niet leuk meer. Als je niet bij me komt zitten ga ik weg. (geen reactie.
Jan Hein is nog steeds in een zeer geanimeerd gesprek met Dinie, ze halen oude herinneringen op)
Jan Hein, zo vind ik er niks meer aan, ik ga ….. Hoor je me ik ga naar huis … Dat wilde je toch … Ga je
mee …
JAN HEIN Ja, ga maar, Carolien. Ik doe hier even zaken.
CAROLIEN Maar ga je dan niet mee?
JAN HEIN Nee, ik blijf nog even. Ik zie je straks wel.
CAROLIEN Jan Hein, ik wil dat je mee gaat. Dit gaat fout.
JAN HEIN Fout, fout … Doe niet zo dramatisch.
CAROLIEN Kom mee naar huis, Jan Hein.
JAN HEIN Carolien, ík voel me nu even gelukkig.
CAROLIEN Ik wacht op je.
JAN HEIN Kan je lang wachten.
JOOP Ik ga wel met je mee schat. Ik heb m’n prijssie binnen, dus …
CAROLIEN Jan Hein je hoort het.
JAN HEIN Ja, prima.

Scene 15
(op dat moment komt Peter binnen, onherkenbaar met bivakmuts, rare jas en een getrokken pistool.
Carolien geeft een gil. Dinie, LINDA, Tinie en de rest volgen. Peter praat met een verdraaide stem.)
PETER Stil allemaal! Allemaal koppen dicht. En alle handen boven tafel, zodat ik ze kan zien.
ANNIE Zeg wat moet dat in mijn Bingo?!
PETER Koppen dicht had ik gezegd. (zwaait met zijn pistool) En terug achter die tafel jij. JIJ, (wijst naar
LINDA met zijn pistool) pak die geldkist.
ANNIE Oh, nee, daar komt niks van in. Dat geld krijg je niet. 
PETER Kop dicht had ik gezegd! (weer tegen LINDA) Heb je stront in je oren: Pak die geldkist!
LINDA Ja, ja, ik ga al .(komt achter de bar vandaan)
Jan Hein: Wat grandioos, dit is alleen maar prima voor de verkoop.
PETER Nee, wacht. Je hebt daarachter toch ook een kassa? (LINDA weet even niet wat ze moet doen.
Dan geeft Bert haar de kassa)
BERT Hier, alsjeblieft.
PETER Hier, met die kassa
ANNIE Zijn jullie nou helemaal gek geworden. Je geeft het hem niet, hoor.
LINDA Ja, maar Annie …
ANNIE Ga je zo’n boefje nou z’n zin geven? Hij krijgt geen cent! (Peter zet nu het pistool tegen het
hoofd van mevrouw Schippers en pakt haar vast)
SCHIPPERS (geeft een gil)
(Kooistra wil voor het eerst echt opkomen voor Schippers, staat op uit de stoel maar wordt gelijk
teruggeduwd)
PETER Breng onmiddellijk die kassa én die geldkist hier, of ik schiet dat ouwe wijf voor d’r kop. NU!
ANNIE Nee, je krijgt geen cent!
LINDA Annie doe nou niet zo stom
ANDEREN (LINDA, Dinie, Tinie, Carolien, Jan Hein, Bert, Joop, door elkaar heen:) Geef ‘m ’t geld.
Alsjeblieft, geef ‘m ’t geld. Wat kan jou dat geld nou schelen. Doe nou niet zo stom. Het is maar geld.
Geef ‘m ’t geld enz.
PETER Ze gaat eraan hoor! Hier met dat geld.
SCHIPPERS Au, je doet me pijn.
KOOISTRA (met alle kracht lukt het hem wederom om op te staan, hij vergeet spontaan dat hij in een
rolstoel zit) Zeg ben jij nou helemaal van de pot gerukt. Laat dat ouwe mens los. Dat mot je ’s met mij
proberen, grote lummel dat je d’r bent.
ELS Meneer Kooistra, laat mij maar even. (tegen Peter) Zeg, jongeman, wat ben je nou eigenlijk aan ’t
doen.
PETER Dat zie je toch. Dit is een beroving.
ELS Oh ja, en wat is dat dan.
PETER Ben je dom of zo?
ELS Misschien, leg ’s uit.
PETER Jullie moeten mij het geld geven, want ik heb een gun.
ELS Oh ja joh? Omdat jij een gun hebt? 
PETER Ja, omdat ik een gun heb.
ELS En jij wil dat geld hebben?
PETER Ja, precies, snuggere.
ELS Weet je dan hoeveel er in zit, in die kistjes?
PETER Ja, ik bedoel nee. Nee natuurlijk niet.
ELS Dat weet je niet. Maar je wil het toch hebben?
PETER Jullie hebben toch allemaal betaald. Daar zit toch minstens honderd euro in.
ELS Honderd euro?
PETER Ja, honderd euro. Ben je doof? En nou genoeg geouwehoerd hier met die poen.
ELS Nee, wacht effe, ik snap het nog niet helemaal. Jij wil voor honderd euro deze lieve oude
mevrouw een kogel door d’r hoofd schieten.
PETER (licht wanhopig) Jezus, wat is dit? Kom op nou met dat geld!
ELS En dan heb je honderd Euro. En wat ga je daar dan mee doen.
PETER Dat gaat je geen reet aan bitch. Hou nou op met dat stomme gelul.
ELS Nee ik wil antwoord. Wat ga je dan doen met die honderd Euro.
PETER Mens, weet ik veel. CD’s of DVD’s of een nieuwe telefoon of…
ELS Dus voor een nieuw telefoontje wil jij deze lieve oude mevrouw een gat in haar hoofd schieten.
PETER Nee, nee, nee, dat wil ik helemaal niet! Laat haar ophouden. Waarom geven jullie mij dat geld
niet.
ELS Dus je wil haar geen gat in haar hoofd schieten? Nou geef dat pistool dan maar hier.
PETER NEEEE.
ELS Je wil wel schieten.
PETER Nee, nee, nee. Dat wil ik niet. Hou op. Hou op. Je lijkt m’n moeder wel. (nu echt wanhopig)
ELS Nou dan heb je het dus niet meer nodig. Geef maar.
PETER Oh, shit. (geeft het pistool)
ELS Goed zo. Ziet u, mevrouw Schippers, hij bedoelde het niet zo. Het is trouwens een nep ding.
PETER Tyfus, takke, Tering, waarom lukt er nooit ’s iets.
Ik had voor het eerst zelf mijn kleren uitgezocht. Mijn moeder had de deur van mijn klerenkast wijd
opengezet en gezegd: je bent een grote jongen. Ik kreeg tranen in mijn ogen, niet van ontroering, van
ontroering had ik nog nooit gehoord, het zou nog jaren duren voor ik voor het eerst ontroerd zou
raken. Nee, het waren tranen van wanhoop, van al die kleren en dat ik moest kiezen, maar wat dan?
Er moest een goede combinatie te maken zijn, ik had al deze kleren eerder al aan gehad, maar in
welke combinaties dan? Leeg, leeg hoofd, ik kon me niets meer voor de geest halen. Wat had ik
gisteren ook alweer aan gehad? Mijn rode broek, mijn bruine, mijn spijkerbroek? 
Ondergoed en hemd, dat was zeker. Sokken. Ik kon me niet vergissen en per ongeluk twee
verschillende sokken aantrekken, want ze lagen per paar tot bolletje opgerold op de één na onderste
plank van mijn kast. Ik koos witte sokken, voor bij mijn witte hemd. Tot zover. Ik moet een broek aan.
Spijkerbroek zit in de was. Ik deed mijn bruine broek aan. En nu? Wat? Bruin met blauw? Bruin met
wit? Bruin met rood? Bruin met geel? Bruin met bruin? Bruin met zwart? Bruin met lila? Ja ik had een
lila t-shirt. Niet zelf uitgezocht, natuurlijk niet zelf uitgezocht, maar hoe moet je als kleine jongen nee
zeggen tegen je moeder als ze met een lila t-shirt thuiskomt? Bruin met groen? Bruin met bordeaux?
Bruin met bordeaux. Ik trok mijn bordeauxrode blouse aan. Met mijn zwarte klittenbandschoenen.
Klaar. Het was me gelukt. Met de mouwen van mijn blouse veegde ik de tranen van mijn wangen.
Klaar. 
Ik had het heel netjes gedaan, zei mijn moeder, terwijl ze de kraag van mijn blouse nog eventjes goed
deed. Ik was een grote jongen. En ik moest tegen de deur aan gaan staan en toen, toen, toen pakte
ze het fototoestel. Ik wilde graag stoer op de foto, zo met mijn handen in mijn zakken. 
En ik dacht ook dat ik echt heel stoer op de foto stond, met mijn handen in mijn zakken. Maar ik zie
alleen een jongetje, met zijn hoofd tussen zijn schouders gezakt, die zijn ogen heimelijk opslaat naar
zijn moeder, naar de camera. 

ELS Zo, en nou die muts ook maar af. (trekt de bivakmuts van z’n hoofd) 
PETER Neeee!
ANNIE Peter!
ANDEREN Wat? Ooh! Het is Peter. Hè enz.
ANNIE Peter, waarom doe je dat? Ben je nou gek geworden. Waarom??
PETER Het spijt me, mam, het spijt me. Ik, ik, ik weet ’t niet. Ik wilde dat het stopte. Dat je er mee
ophield.
ANNIE Mee ophield. Waarmee?
PETER Met die verdomde klere Bingo. Ik kan ’t niet meer
ANNIE Met de Bingo? (kijkt om zich heen) Hij is niet goed. Hij is zichzelf niet. (weer tegen Peter)
Peter, je bent dol op de Bingo.
PETER Nee, nee, nee, ik wil niet meer, ik kan niet meer. Ik wil een eigen leven. Ik wil …
Jan Hein: Nee nee brave jongen dat kan niet, ik koop jullie erbij. Package deal zeg maar.
ANNIE Ik weet wat jij wil. Jij wil een vriendin. Dat is het, hè Peter. Een leuke vriendin. Een vrouw om
mee te trouwen en kindertjes mee te maken. Zodat ik oma wordt. Oh ja, Peter, dat gaan we doen. Ik
geef jou op voor “Wie trouwt mijn zoon”.
Peter: Ik wil geen vriendin, ik wil
Bert: mijn broodje warm vlees
LINDA Oh ja. Dat is een goed idee. Dat werkt als een trein. Laatst was er ook zo’n hele slome gozer,
dat je denkt: hoe moet die nou een vrouw vinden. Maar die moeder die zette door hoor en …
ANNIE Ja precies, en dan moet jij ’s zien. Dan vind ik binnen de kortste keren een hartstikke leuke
vrouw voor jou. En dan gaan we een leuk flatje voor jullie zoeken en dan …
PETER (valt wanhopig in de armen van Bert) Oooooooooooooooh!
BERT Ja, zo is t wel genoeg.
ANNIE Maar het is mijn zoon.
BERT Ja, dat is heel duidelijk. Kom, Peter.
ANNIE Waar … waar gaan jullie naar toe?
BERT Hier weg, in ieder geval.
ANNIE Peter, ben je wel op tijd thuis met het eten?
BERT (fluistert Peter iets in zijn oor)
PETER Nee.
BERT LINDA, bedankt hè. Je hebt me enorm geholpen! (beiden af)
ANNIE Nou ja zeg……… Wat heb ik verkeerd gedaan?
LINDA Ach niks joh. Die draait wel weer bij. Zeg zou die dat nou menen. 
ANNIE Dat ie niet met eten thuis is?
LINDA Nee, Bert, dat ik hem zo geholpen heb.
ANNIE (nog in haar eigen gedachten) Oh dat, ja waarom niet.
LINDA Goh, misschien moet ik daar iets mee gaan doen.

Scene 16
CAROLIEN Jan Hein, ik ga nu echt.
JAN HEIN Ja, goed Carolien, ik zie je later.
(Carolien gaat)
JOOP Ik ga met je mee, schat. D’r lopen zulke enge types op straat. Dag mensen. (ook af)
JAN HEIN Zo, dan moesten wij ook maar ’s opstappen. Dinie, mag ik je uitnodigen om iets met mij te
gaan eten. Niks bijzonders hoor. Gewoon om nog wat bij te kletsen.
DINIE Natuurlijk wil ik dat. Zo’n aanbod krijg ik niet elke dag. Wat ontzettend lief van je. Maar krijg je
dan geen mot met je vrouw.
JAN HEIN Welnee, laat haar nou maar ’s over mij in de piepzak zitten.
DINIE (giechelig) Zo, jij durft.
JAN HEIN Ja, toch. (beiden af)
LINDA Hoe krijgt ze dat nou voor mekaar?
TINIE Jaloers?
LINDA Nou eigenlijk wel, ja. Ik date me suf via dat internet en het wordt nooit wat en zij …
TINIE Ik dacht dat je zo’n succes had?
LINDA Ach nee joh. De ene sof na de andere. De meeste kerels zijn getrouwd en ze liegen allemaal
over hun leeftijd.
TINIE Ik kots op kerels. Ik ga denk ik ’s op zoek naar een vrouw. Ga je mee?
LINDA Wat zeg je nou?
TINIE Ik zeg ga je mee. Kom. (ze gaat)
LINDA (er achter aan) Nee, wat je daarvoor zei. (af)
SCHIPPERS (tegen Kooistra) Lief dat je het zo voor me op nam. Volgende keer gaan we iets doen wat
jij leuk vindt, hè?
KOOISTRA Ach, ik vind Bingo toch spannender dan ik dacht. Wat jij Els. Dat deed je goed trouwens.
ELS Ja, hè. 
KOOISTRA Je mag ons volgend keer weer begeleiden.
ELS Nee, ik denk dat ik er mee stop. Ik ga me aanmelden bij de politieschool. Kom we gaan.
SCHIPPERS Dag Annie! (alle drie af)
ANNIE Ja, als iedereen weggaat…. (vermant zich, maar vechtend tegen haar tranen) Zo lieve mensen,
hiermee zijn we dan weer aan het einde gekomen van onze gezellige Bingo middag. De gelukkige
winnaars wil ik feliciteren met hun prachtige prijzen. En wie geen prijs gewonnen heeft wens ik toe
dat het geluk u op welk moment in dit leven en waar dan ook mag toelachen. En let op, want dat kan
overal zijn. Bij de les of fietsend door de polder, maar ook op een winderige straathoek of op de
roltrap bij de bijenkorf. Ik wens u allen wel thuis en voor zometeen, eet smakelijk!
EINDE
Eventuela’s

ANNIE:
Want ik ben zijn engel. Zijn engel die zomaar uit de lucht komt vallen. Waar hij in een klap van houdt,
dat heeft ie nooit eerder gedaan, zomaar in een klap van iemand houden.
Was dus helemaal niet waar, bleek achteraf. Toen alles met terugwerkende kracht niet was wat het
was, maar gewoon een leugentje. Alles in de afgrond, met zo’n leugentje om bestwil.
Nu weet ik dat nog niet. Nu denk ik: Hij is het. Dat gevoel: hij is het!
Er komt opeens een toekomst los, een vloedgolf. Alles in stereo, dubbele capaciteit, geen stoppen
aan. Ik wist niet dat dat kon, zoveel extra toekomst ineens.
Alles klopt. Zo rond als een zwangere buik. Ik in het zand, hij in het water, Ik in de zon, gras prikt
onder mijn blote voeten, hij snijdt hartjes uit mango’s.
Er waait een warme wind van zee.
Reuzenmaan, krekels, kikkers, sterren.
Ik hoef nooit meer in een auto, naar de stad, naar de film. Ik hoef geen datum meer, geen tijd, alleen
maar hem en hier. Elke ochtend verse bloemen naast mijn bed. Ons bed.
Wij waren Adam en Eva op die plek, zonder slang.
Er was dus toch een slang, maar dat bleek later… 
OF/EN

Ik maak me geen zorgen


Ik weet zeker dat je komt
Waar je ook bent, je zult niet vergeten dat ik hier op je wacht
Op je wacht met warmte
Man met ruimte die erom vraagt te worden opgevuld
Ik weet het zeker
Ik hoef het niet hardop te zeggen- het is een waarheid die diep in me woont
Je komt
Je komt heel binnenkort
En dan ben je er en je ziet me en je strekt je hand uit en dan is alles anders
Dan hoef ik me niets meer af te vragen
Dan laat je zien dat jij ook weet wat ik altijd al zeker wist
Dat twee ons getal is
Ik maak me helemaal geen zorgen
Nu duurt de tijd nog lang en daarom praat ik
Ik moet praten omdat stilte een vorm van wachten is
En wachten, daar kan ik niet tegen
Jij komt, misschien ben je er al bijna
Misschien kun je mijn stem al horen als ik nog iets harder praat
Jij komt en dan is er geen leegte meer
Dan geef je zwijgend antwoord op de vragen die ik niet hoefde uit te spreken
Een blik en een aanraking zijn voor ons genoeg om alles te begrijpen
Ik maak me geen zorgen om jou
De dag is bijna om
Als ik naar buiten kijk zie ik hoe het landschap langzaam zijn kleur verliest
Voor het donker invalt zal het zover zijn
Jij komt
En dan pas zal ik het zeker weten
Dat er geen reden was om me zorgen te maken 

Combi van deze 2

Ik ben jouw engel


jouw engel die zomaar uit de lucht kwam vallen
Waar jij in een klap van hield, wat jij nooit eerder gedaan had, zomaar in een klap van iemand
houden
Waar je ook bent, je zult niet vergeten dat ik hier op je wacht
Ik maak me geen zorgen
Ik weet zeker dat je komt
En dan ben je er en je ziet me en je strekt je hand uit en dan is alles anders
Dan hoef ik me niets meer af te vragen
Dan laat je zien dat jij ook weet wat ik altijd al zeker wist
Dat drie ons getal is
Ik maak me helemaal geen zorgen
Nu duurt de tijd nog lang en daarom praat ik
Ik moet praten omdat stilte een vorm van wachten is
En wachten, daar kan ik niet tegen
Jij komt, misschien ben je er al bijna
Misschien kun je mijn stem al horen als ik nog iets harder praat
Jij komt en dan is er geen leegte meer
Zaterdag na de bingo, ik in het zand, jij in het water, Ik in de zon, gras prikt onder mijn blote voeten,
jij snijdt hartjes uit mango’s
Er waait een warme wind van zee.
Reuzenmaan, krekels, kikkers, sterren.
Wij zijn Adam en Eva
op die plek, zonder slang
Jij komt
en dan pas zal ik het zeker weten
Dat er geen reden was om me zorgen te maken
Er was dus toch een slang, maar dat bleek later…
Dialoog Kooistra -Schippers
SCHIPPERS: Het sluimert. Minuut na minuut. Ik droom dat ik wakker word en verder droom. Is het al
licht? Wordt het licht?
KOOISTRA: Shhh…. Vannacht dacht ik niet dat ik ooit in slaap zou komen. Toch ben ik er weer in
gevallen. Erin getrapt. Een droom zoals wel vaker. Over rollen van een heuvel of zwemmen in een
zee die nergens diep is.
SCHIPPERS: De wereld draait en wiegt, rustig en warm rondjes om me heen. Waar ben ik? Mijn
kamer? Waar staat mijn bed ook alweer? Welke kant lig ik op met mijn hoofd? Waar is de kast, waar
het raam, hoe donker is het nog? 
KOOISTRA:Kooistra Goed luisteren naar alles om je heen. Goed luisteren en zelf geen enkel geluid
maken.
Break

KOOISTRA: Goed luisteren naar alles om je heen. Goed luisteren en zelf geen enkel geluid maken. …
Ze zijn er. Hoor je ze? Hieronder. Ze wiegen mee.
SCHIPPERS: Maar onder mijn bed zijn ze niet gevaarlijk. De grond is alleen maar hun slaapplek. Als ze
maar blijven slapen, dat is alles. Alles waar ik op hoop als het nog stil en warm is om me heen. Alles
moet voorzichtig.
KOOISTRA: Maar ‘s ochtends valt die rust uit elkaar. Altijd. Altijd komt mijn vader binnen.
SCHIPPERS: Altijd komt de zuster binnen.
Break 

SCHIPPERS: Altijd komt mijn vader binnen.


KOOISTRA: Altijd komt de zuster binnen. Ik heb het al zo vaak uitgelegd. Gevraagd om alsjeblieft
zachtjes wil doen, het licht uit wil laten, gewoon mij wakker schudden en niks zeggen, dan kruip ik
mijn bed uit, pak geruisloos mijn spullen uit mijn kamer, en kleed me aan op de gang. Het licht op
mijn kamer laat ik uit.
SCHIPPERS: Maar ze snappen het niet.
KOOISTRA: Bam!
SCHIPPERS: Deur open.
KOOISTRA: Klik! 
SCHIPPERS: Licht aan.
KOOISTRA: Rats! 
SCHIPPERS: Gordijnen open.
KOOISTRA: ‘Wakker worden!’ 
SCHIPPERS: Roept hij dan.
KOOISTRA: ‘Nieuwe dag!’
SCHIPPERS: Kluns. Knuppel. Meteen al mijn monsters wakker.
Break

KOOISTRA: Kluns. Knuppel. Meteen al mijn monsters wakker. Zeggen ze: ‘Ja maar monsters gaan
toch juist weg als het licht is! Die houden toch van donker!’
SCHIPPERS: Ze snappen het niet. Zo zijn monsters nooit geweest. Ze zijn er om me te achtervolgen.
Ze wachten me op, overdag. Ze zijn de regen die net begint als ik weg fiets van huis.
KOOISTRA: Ze zijn de schaduw die nog net om de hoek schiet. Ik zie ze niet. Terwijl het licht is en
alles zichtbaar zou moeten zijn.
SCHIPPERS: Juist dan ... maken ze dat ik weg zou willen vluchten. Niet de wereld in durf. Elke
schaduw is een ondertoon. Elke windvlaag een teken...
KOOISTRA: We zijn er, we kijken naar je, en we weten zeker dat jij ons nooit zal zien.
Break??

KOOISTRA: We zijn er, we kijken naar je, en we weten zeker dat jij ons nooit zal zien.
SCHIPPERS: Als ik maar stil ben. Stil blijf en doe alsof ik niet besta.
KOOISTRA: De ochtend niet bestaat. Dat het altijd nacht blijft.
SCHIPPERS: Altijd stil en warm rond mijn hoofd met mijn ogen dicht. Dat is alles wat we vragen.
KOOISTRA: Voorzichtig.
SCHIPPERS: Stil.
KOOISTRA: Ssh
SCHIPPERS: Ssh
Scene eindigen op lichte toon door geruzie over wie er nou stil moet zijn ofzo.

You might also like