MR325KANGOO8

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 83

Elektrische installatie

ACCU - VERLICHTING VOORZIJDE

VERLICHTING ACHTERZIJDE - INTERIEUR

DIEFSTALBEVEILIGING

INSTRUMENTEN - DASHBOARD

SCHAKELAARS

WISSEN

ELEKTRISCHE HULPORGANEN

BEDRADING

FC0A - FC0C - FC0D - FC0E - KC0A - KC0C - KC0D - KC0E

77 11 194 275 JULI 1997 Edition néerlandaise

De door de konstrukteur voorgeschreven reparatiemethoden, zoals in dit document be- Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan Renault .
schreven, zijn gemaakt volgens de technische richtlijnen geldend op het tijdstip dat dit Reproduceren en/of vertalen, zelfs gedeeltelijk, van dit document evenals het over-
boekwerk werd samengesteld. nemen van de indeling van dit document en/of wijze van aanduiden van de onder-
Deze methoden zijn aan verandering onderhevig indien de konstrukteur tussentijds delen is verboden zonder vooraf ontvangen schriftelijke toestemming van Renault
konstruktiewijzigingen op onderdelen of accessoires heeft aangebracht.

C Renault 1997
OVERZICHT

PRO80.1
Elektrische
installatie
Inhoud

Blz. Blz.

80 ACCU
BATTERIE
- VERLICHTING
PROJECTEURS
VOORZIJDE 84 SCHAKELAARS
Accu Ruitewisserschakelaar 84-1
Bijzonderheden 80-1 Lichtschakelaar 84-2
Steun stuurwielschakelaars 84-3
Verlichting voorzijde Draaibare elektrische doorvoer 84-4
Koplampen en richtingaanwijzers 80-3 Contactslot 84-6
Koplampverstelling in interieur 80-4

85 WISSEN

81 ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING
ECLAIRAGE ARRIERE Wisser voor 85-1
Wisser achter 85-3
Binnenlicht 81-1 Sproeierpomp 85-4
Zekering 81-2

ELEKTRISCHE HULPORANEN
87
82 DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82-1 Relaishouder 87-1

83 INSTRUMENTEN - DASHBOARD 88 KABELBUNDELS


Dashboard 83-1 Achterruitverwarming 88-1
Instrumentenpaneel 83-6 Afstandsbediening portier-
Tankelement 83-10 vergrendeling 88-3
Oliepeilzender 83-12 Airbags en gordelspanners 88-8
Koelvloeistoftemperatuurzender 83-13
ACCU
Bijzonderheden 80
Voor het uitbouwen van de accu moet de bevesti- Het is vooral belangrijk dat :
ging (A) worden losgemaakt.
• de aansluitingen en de klemmen niet gesulfa-
teerd zijn (met zout bedekt); maak ze indien
nodig schoon en vet ze in met zuurvrije vaseli-
ne

• maak de aansluitingen indien nodig schoon

• de klemmen op de polen met de juiste aan-


trekkoppels zijn vastgezet. Een slecht contact
kan start- of laadproblemen veroorzaken en
door vonken kan de accu ontploffen,

• het elektroliet (de accuvloeistof) op het juiste


peil staat.

Bij een accu met afneembare doppen op de


cellen:

12422R • maak de doppenrij met de hand of met een


stevige spatel los,

A - CONTROLE • accu controleer of het peil van de accuvloeis-


tof in alle cellen ruim boven de schotten staat,
Controleer of:
• vul indien nodig bij met gedemineraliseerd of
• er geen barsten of breuken zitten in de accu- gedestilleerd water.
bak en het accudeksel,
N.B. : sommige accu’s hebben een doorzichtige
• de bovenkant van de accu schoon is, bak waardoor het peil van buitenaf gecontro-
leerd kan worden.
• de aansluitingen in goede staat verkeren.
Voeg uitsluitend gedemineraliseerd of gedestil-
leerd water toe. In geen geval pure elektroliet of
iets anders

80-1
ACCU
Bijzonderheden 80
B- VOORZORGSMAATREGELEN 2e GEVAAR = ONTPLOFFINGSGEVAAR

Wij wijzen er met klem op dat de accu : Wanneer een accu wordt opgeladen (zowel in de
auto als aan een acculader) ontstaat er bij de pla-
• zwavelzuur bevat dat zeer gevaarlijk is, ten zuurstof en waterstof. De hoeveelheid die
ontstaat is het grootst als de accu geheel geladen
• bij het opladen een explosief mengsel van is, en is evenredig met de laadstroom.
zuurstof en waterstof (knalgas) vormt.
Het zuurstofgas en het waterstofgas vermengen
zich in de vrije ruimte boven de platen en vormen
1e G E V A A R = Z U U R zo het bijzonder explosieve knalgas.

Zwavelzuur is een uitermate agressieve, giftige en Het kleinste vonkje, een brandende sigaret of een
bijtende vloeistof. Het tast de huid, kleding, be- gloeiende lasspat is voldoende om een explosie te
ton en de meeste metalen aan. veroorzaken. De ontploffing is zo hevig dat de ac-
cu uit elkaar kan spatten en het accuzuur in het
Om deze reden moet u bij het werken met de accu rond vliegt. Personen in de omgeving lopen ge-
de volgende voorzorgen treffen : vaar geraakt te worden door brokstukken of
zuurspatten. Deze spatten zijn gevaarlijk voor de
• draag een veiligheidsbril, ogen, het gezicht en de handen en tasten ook kle-
ding aan.
• draag handschoenen en zuurbestendige kle-
ding.

Gezien de ernst van het explosiegevaar moet de


Zuurspatten moeten met overvloedig water van accu dus altijd met de grootste zorgvuldigheid
alle getroffen delen afgespoeld worden. Indien er worden behandeld.
spatten in de ogen zijn gekomen moet een arts
geraadpleegd worden. Iedere kans op vonken moet worden voorkomen.

• Zorg ervoor dat alle stroomverbruikers uitge-


schakeld zijn voordat u de accukabels los-
maakt of aansluit.

• Schakel de acculader uit voordat u deze aan-


sluit op of losmaakt van de accupolen.

• Leg nooit metalen voorwerpen op de accu: zij


kunnen kortsluiting tussen de polen veroorza-
ken.

• Kom nooit te dicht bij een accu met open


vuur: een lasbrander, een blaaslamp, een siga-
ret, een brandende lucifer enz..

80-2
VERLICHTING VOORZIJDE
Koplampen en richtingaanwijzers 80
N.B. Koplamp en richtingaanwijzer kunnen niet AFSTELLING
van elkaar worden gescheiden
De autom moet hiervoor onbelast zijn.
Regel de hoogte van de koplamp met de schroef
UITBOUWEN - INBOUWEN (G) en de richting met de schroef (F).

Maak los:
- de accukabels,
- de stekkers van de koplamp, de richting-
aanwijzers en de verstelling.

Verwijder de bovenste schroef (A).

Verwijder:
- de twee bouten (D) van de schildbumper en de
drie bevestigingsschroeven van de spatplaat
(dit is om de schildbumper gedeeltelijk uit te
kunnen bouwen)
- de bouten (C) en (B) om de koplamp uit te bou-
wen.

13057R

13055R

Ga bij het inbouwen te werk inomgekeerde vol-


gorde van uitbouwen.

80-3
VERLICHTING VOORZIJDE
Koplampverstelling (vanuit interieur) 80
UITBOUWEN - INBOUWEN UITBOUWEN - INBOUWEN STELMOTOR

Maak de stekker vande stelmotor los.

13056S

Verwijder de muntenbak of de schakelaarhouder


(afh. van uitvoering). Ga met de hand door de 13057R1
opening en haak de klem van de koplampstel-
knop los en druk het geheel naar buiten.
Verdraai de stelmotor 1/8e slag naar rechts om
hem los te maken van de koplamp.
AANSLUITING
Maak vervolgens het kogeldraaipunt los van de
Raadpleeg het handboek met de elektrische sche- stelmotor en de parabool van de koplamp om de
ma’s van de auto. motor te kunnen uitbouwen.

BIJZONDERHEDEN VOOR HET INBOUWEN

Bouw het achterste beschermschildje voor de


lampstekkers uit.

Houd de parabool achterin het lamphuis door aan


de lampvoet te trekken en klik het kogeldraai-
punt in zijn uitsparing.

Monteer vervolgens de stelmotor op het kop-


lamphuis door hem 1/8 slag naar links te ver-
draaien.

Sluit de stekker weer aan en monteer het be-


schermschild achter de koplamp.

Plaats de stelknop op "0" en stel de koplamp af:

- bout (G) voor hoogteregeling


- bout (F) voor richting

80-4
ACHTERLICHTEN - BINNENVERLICHTING
Binnenverlichting 81
UITBOUWEN - INBOUWEN BINNENLICHT UITBOUWEN - INBOUWEN STEUN (D)

Wip de doorschijnplaat los met een schroeve- Na het verwijderen van het lampje: verwijder de
draaier bij de beide inkepingen (A). schroef (C) en haak de steun (D) los.

N.B.: Ga op dezelfde manier te werk voor het


glaasje van de eventuele leeslichten.

13074R

BIJZONDERHEDEN INBOUWEN
13073R
Voor het inbouwen vande steun (D), controleer of
Verwijder de twee schroeven van de midden- de schakelaar naar rechts staat om schade aan de
console. contacten te voorkomen bij het vastklikken.

13072R

Maak het geheel naar voren toe vrij en trek de


stekker los.

81-1
ACHTERLICHTEN - BINNENVERLICHTING
Zekeringen 81
ZEKERINGHOUDER (INTERIEUR)

(in het interieur aan bestuurderszijde)


Bestemming van de zekeringen

Symbool Ampere Bestemd voor

10 Instrumentenpaneel/buitenspiegels/radio/telefoon

15 Binnenspiegel/startvergrendeling

30 Stroomonderbrekingsrelais

30 Trekhaakstekkerdoos

30 Achterruitverwarming

20 Portiervergrendeling/startvergrendeling

15 Mistlampen voor

15 Wisser-sproeier achter/achteruitrijlicht/achterruitverwarming/
startvergrendeling/zoemer verlichting

15 Wisser voor

15 Stoplichten/instrumentenpaneel/airbag/gordelspanners

10 ABS

25 Ruitbediening links

25 Ruitbediening rechts

20 Stoelverwarming

15 Airconditionning

15 Radio/aansteker/telefoon

25 Verwarming

81-2
ACHTERLICHTEN - BINNENVERLICHTING
Zekeringen 81
Zekeringen 9afhankelijk vanuitvoering

Symbool Ampere Bestemd voor

10 Groot licht links/instrumenteneaneel

10 Groot licht rechts

10 Dimlicht links

10 Dimlicht rechts

7,5 Markeringslicht links/ instrumentenpaneel/ verlichting instr. / r adio /verwarming

7,5 Markeringslicht rechts/verlichting instrumenten-schakelaars

7,5 Mistlicht achter

15 Claxon

10 Knipperautomaat

10 Buitenspiegelverwarming

N.B.: Voor de exacte plaats van de zekeringen, raadpleeg de boorddocumentatie en het boek met elek-
trische schema’s van de auto.

81-3
ACHTERLICHTEN - BINNENVERLICHTING
Zekeringen 81
ZEKERINGHUIS (motorruimte)

12840S

Ampere D7F F8Q E7J

1 30A Inspuiting (238-279) - Inspuiting (236)


Koelventilateur Koelventilateur
2 30A -
(234) (234)
3 - 15A 5A - Inspuiting (238) Inspuiting (120)
Motorfuncties
4 15A - -
(238-250-450-927)
Koelventilateur / Inspuiting / Ontsteking
5 15A -
Ontsteking (234-778) (236-250-663-664)
6 70A - Voorverwarming -
Motorfuncties
7 50A - -
(234-450-700)
8 60A Dashboard (209-713) Dashboard (209-713) Dashboard (209-713)
9 60A Dashboard (104-209) Dashboard (104-209) Dashboard (104-209)
Ruitbediening/ koelventil. Ruitbediening/ koelventil.
10 60A Ruitbediening
airco airco
11 60A ABS ABS ABS

81-4
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
ALGEMEEN OPMERKING:

De startvergrendeling wordt gestuurd door een Deze systemen kunnen worden toegepast op mo-
sleutel herkenningssysteem . toren met een benzine- of een dieselmotor.

Elke sleutelkop bevat een ingebouwde geco- Benzinemotor: de startvergrendeling vindt plaats
deerde chip (deze werkt zonder batterij). in de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
Bij het aanzetten van het contact wordt een sig-
naal verzonden en gecodeerd terugontvangen Dieselmotor: de startvergrendeling vindt plaats in
ontvangen door een ring om het contactslot en een gecodeerd afslagventiel (op de inspuitpomp).
naar de decoder gezonden.
Als de decoder de code herkent kan de auto wor- Bij typen met een afstandsbediening voor de
den gestart. portieren zorgt één enkele decoder voor de
De startvergrendeling wordt geactiveerd enkele startvergrendeling en de afstandsbediening,
sekonden nadat de contactsleutel uit het zonder dat de afstandsbediening enig effect
contactslot is gehaald. heeft op de startvergrendeling (zie hoofdstuk 88).

Als het systeem actief is knippert een controle- Het identificatienummer van de sleutelkoppen
lampje op het instrumentenpaneel. bestaat in dit geval uit een alfanumerieke code,
beginnend met E of A.
Indien het startvergrendelingssysteem (afstands-
bediening of codesleutel) defect is kan het sys-
teem tijdelijk worden uitgeschakeld door het in-
voeren van een noodcode, uitsluitend met behulp
van de XR25.

Deze noodcode kan door de reparateur worden


opgevraagd bij de Technische Dienst van de im-
porteur.

N.B. : de reparateur moet de code aan de klant


mededelen want het systeem activeert zichzelf als
het contact een bepaalde tijd heeft af gestaan.

82-1
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
BESCHRIJVING Openen van een sleutelkop
Bij dit systeem wordt de startvergrendeling onge-
veer 10 seconden na het afzetten van+na contact Plaats de sleutel op een tafel met het metalen
geactiveerd (te zien aan het knipperen van het deel naar beneden.
controlelampje startvergrendeling.
Het systeem bestaat uit: gebruik een kleine schroevedraaien als hefboom
(zie afbeelding hieronder) om de kop te openen.
• twee sleutelkoppen voorzien van: De punt van de schroevedraaier moet goed tegen
- een enkele gecodeerde chip (A) voor het het onderste deel steunen zodat de twee delen
sturen vande startvergrendeling, over elkaar heen losschuiven.

13078R

- twee chips: één gecodeerde (A) voor het


bedienen van de startvergrendeling en 13077R
ééntje (B) voor de portiervergrendeling
(afhankelijk van de uitrusting).

13076R

N.B.: Om het metalen deel van de sleutel te ver-


vangen moet het lipje eerst vrij gedrukt worden.
controleer bij montage of het metalen deel goed
is vastgeklikt.

82-2
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
Het systeem bestaat verder uit: • een decoder (D) links in het dashboard.
• een signaalring (C) om het contactslot met
daarin een chip die de code van de sleutels aan
de decoder (D) doorgeeft.

12967R1

De decoder verzorgt de volgende functies:


- het decoderen van een sleutelsignaal uit de si-
gnaalring,
- het besturen van het startvergrendelingssys-
13067R teem door een code naar de rekeneenheid in-
spuiting (benzinemotor) of een gecodeerd afs-
N.B. : de signaalring is niet gecodeerd. lagventiel (dieselmotor) te sturen zodat de mo-
tor kan worden gestart.
- het besturen van het rode controlelampje voor
UITBOUWEN - INBOUWEN de startvergrendeling,
- de portiervergrendeling/-ontgrendeling
Verwijder de kappen achter het stuurwiel, maak - de tijdschakeling van de binnenverlichting (ty-
de ring los van het startslot en trek de stekker los. pen met afstandsbediening).

82-3
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
UITBOUWEN - INBOUWEN • een controlelampje startvergrendeling (A) dat
wordt gebruikt bij:
Het dashboard moet gedeeltelijk worden uitge- • het signaleren van de activering van de
bouwd om de decoder te kunnen verwijderen. startvergrendeling,
• het ingaan van het her-synchroniseren
Bouw uit: van de afstandsbedieningen,
- het stuurwiel met de wielen in de rechtuit- • het signaleren van storingen in het sys-
stand, teem bij een storing dieselmotor. of het
- de stuurkolomkappen achter het stuurwiel, niet herkennen vande sleutelcode.
- de knie beschermplaat onder de stuurkolom,
- de bedieningshendels aan het stuur, in hun ge- • een waarschuwingslampje inspuitsysteem (al-
heel, leen bij benzinemotoren) dat storingen in het
- de omgeving rond het instrumentenpaneel, inspuitsysteem aangeeft of storingen in de
- het instrumentenpaneel, startvergrendeling bij draaiende motor (knip-
- de asbak, zijn steunplaat en de twee dash- pert bij afremmen op de motor of bij stationair
boardschroeven op het verwarmingshuis, draaien).
- de bekleding onderaan het dashboard links,
- de twee luidsprekerroosters in het dashboard,
- de dashboardbevestigingen.

13065R1

Druk het dashboard zover mogelijk los, dash-


board au maximum, maak de stekkers los van de
decoder en verwijder de twee schroeven (B) met
een kleine ratel en een dop 20.

82-4
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
WERKING - De rekeneenheid van de inspuiting (benzine-
motor) of het gecodeerde afslagventiel (diesel-
Als de startvergrendeling operationeel is (onge- motor) heeft een referentiecode in het geheu-
veer 10 seconden na het afzetten van het gen :
contact), knippert het controlelampje van de
startvergrendeling langzaam (1 knippe- • de code die naar de rekeneenheid (benzi-
ring/seconde). nemotor) of het gecodeerde afslagventiel
(dieselmotor) wordt gezonden wordt ver-
Nadat u het contact heeft aangezet analyseert de geleken met de referentiecode in de
signaalring de sleutelcode en zendt deze naar de rekeneenheid.
decoder.
• als de codes met elkaar overeenkomen,
Als de code niet wordt herkend gaat het inspui- ontgrendelt de rekeneenheid (benzine-
tingslampje (benzinemotoren) enkele seconden motor) het inspuitsysteem of wordt het
branden om vervolgens uit te gaan. terwijl het gecodeerde afslagventiel (dieselmotor)
startvergrendelingslampje snel gaat knipperen. vrijgegeven en kan de motor worden ge-
Als de code wordt herkend door de decoder zendt start.
de decoder de code naar de rekeneenheid inspui- Bij het aanzetten van het contact brandt
ting en laat het lampje van het inspuitsysteem do- het lampje van het inspuitsysteem (benzi-
ven (na ongeveer 3 seconden). nemotor) gedurende drie seconden en
dooft vervolgens om aan te geven dat het
systeem goed werkt,
Op dat moment kan het volgende gebeuren:
• als de codes niet met elkaar overeenko-
- De rekeneenheid van de inspuiting (benzine- men, blijft het inspuitsysteem geblok-
motor) of het gecodeerde afslagventiel (die- keerd en kan de motor niet worden ge-
selmotor) heeft geen referentiecode in het start.
geheugen: Bij het aanzetten van het contact gaat het
lampje van het inspuitsysteem (benzine-
• de code die naar de rekeneenheid wordt motor) knipperen en gaat het inspuit-
gezonden wordt opgeslagen in het ge- lampje enkele seconden branden en dooft
heugen. vervolgens. Bij dieselmotoren blijft het
startvergrendelingslampje continu bran-
den om aante geven dat de code niet is
herkend.
De motor kan niet worden gestart.

N.B.: Voor een goede werking van het systeem


mag er geen enkel voorwerp (bijv. sleutelhanger)
tussen de sleutel en de ring worden gestoken.

LET OP: Als gestart wordt met een accu met een
lage accuspanning is het mogelijk dat de startver-
grendeling door de spanningsval opnieuw wordt
ingeschakeld. Als de spanning lager is dan 6 Volt
kan er niet worden gestart, zelfs niet als de auto
wordt aangeduwd.

82-5
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
VERVANGEN VAN EEN SLEUTELKOP VERVANGEN VAN DE DECODER

Een gecodeerde chip in de sleutelkop is defekt: Een nieuwe decoder is niet gecodeerd. Als u een
nieuwe decoder heeft ingebouwd moet de code
- bestel een sleutelkop bij het magazijn met be- van de bijbehorende sleutels worden ingelezen
hulp van het nummer in de defecte sleutelkop (zie de betreffende paragraaf).
(nummer met cijfers en letters). Voer de syn-
chronisatieprocedure uit bij sleutels met af- N.B. : Als u alleen een decoder vervangt hoeft u
standsbediening. de startvergrendelingscode in de rekeneenheid
LET OP: De sychronisatieprocedure is anders inspuiting of het afslagventiel niet te veranderen.
als de decoder is vervangen. Raadpleeg de
twee synchronisatieprocedures hoofdstuk 88. LET OP : Als de decoder de codes van de sleutels
heeft ingelezen is het niet mogelijk deze uit het
- als de klant wil dat de storing direct wordt ver- geheugen te verwijderen of door een andere
holpen (tweede sleutel niet beschikbaar) kan code te vervangen.
er een complete nieuwe set worden inge-
bouwd (decoder plus sleutelkoppen) (zie ver-
vangen van een complete set). BIJZONDERHEDEN DIESELVERSIE

De sleutel is verloren : Bij auto’s met een dieselmotor, is de decoder iden-


tiek aan een decoder van een benzine-startver-
- bestel een sleutelkop bij het magazijn met be- grendeling.
hulp van het nummer in de tweede sleutelkop
of op de barcodesticker (vastgehecht aan de Na het vervangen moet u de configuratie "diesel"
sleutels bij de aflevering). Bestel in dit geval invoeren met behulp van de XR25.
ook het metalen deel van de sleutel aan de
hand van het sleutelnummer. Voer de synchro- Met deze configuratie kan de decoder de werking
nisatieprocedure uit bij sleutels met afstands- van het gecodeerde afslagventiel controleren (te
bediening. zien aan het controlelampje startvergrendeling)
(zie dieselconfiguratie).
LET OP: De sychronisatieprocedure is anders
als de decoder is vervangen. Raadpleeg de
twee synchronisatieprocedures hoofdstuk 88. Typen met afstandsbediening

Voer na het vervangen van de decoder de syn-


LET OP : Verander niets aan de elektronica in chronisatieprocedure uit (raadpleeg hoofdstuk 88
de sleutel als u het nummer in de sleutelkop voor simpele procedure).
raadpleegt. Een sleutelkop waaraan is gek-
noeid moet altijd worden vervangen.

N.B.: Als het nummer in de sleutelkoppen niet


meer kan worden achterhaald (beide sleutels
en de barcodesticker verloren) moet de
complete set worden vervangen (decoder,
twee sleutels en de rekeneenheid inspuiting of
het gecodeerde afslagventiel).

82-6
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
INLEZEN VAN DE CODES 5. Controleer de werking van de startvergrende-
ling met beide sleutels.
De code kan met één sleutel worden ingelezen
met behulp van de XR25. Na het uitzetten van het contact moet het
De XR25 is nodig om het inlezen van de sleutel- startvergrendelingslampjegedurende 10 se-
codes vast te leggen. conden langzaamknipperen). Vlakje10 links
geeft signaal. De auto kan dan niet worden
1. Zet het contact uit. Sluit de XR25 aan op de gestart met andere sleutels.
auto, met de ISO-schakelaar op S8.
N.B.: om een situatie na te bootsen waarin de
auto niet kan worden gestart moet u bij
Toets in: D 5 6 (kaart n° 56), contact uit (even wachten tot de LED lang-
De vlakjes 19 rechts en links moeten signaal zaam knippert) G04* invoeren (geforceerde
geven (inlezen niet gelukt). Als NIET BEIDEN beveiliging). Vlakje 9 links geeft signaal.
signaal geven, vervang dan de decoder; deze
is dan al eerder gebruikt. Bij het aanzetten van het contact moet het
startvergrendelingslampje sneller knipperen
en de motor kan niet worden gestart.
2. Zet het contact (min. 2 seconden) aan met één
van de sleutels. Vlakje 18 links geeft signaal
en signaal van vlakje 19 links ver-dwijnt. 6. De sleutelcodes zijn nu ingelezen. Na het uit-
Het startvergrendelingslampje gaat branden. zetten en weer aanzetten van het contact (mi-
nimaal 2 sec.) kunt u controleren of de auto
met de twee sleutels kan worden gestart.
3. Zet het contact uit en toets in G60* om het in-
lezen vast te leggen. Het startvergrendelings-
lampje moet knipperen. De vlakjes 19 rechts
en 18 links mogen geen signaal geven.
Configuratie decoder voor dieselmotor
4. Zet het contact enkele seconden aan zonder
te starten om de code naar derekeneenheid Bij typen met dieselmotor moet de decoder hier-
van de inspuiting of het afslagventiel te stu- voor als volgt worden aangepast (geconfigureerd)
ren. met de XR25.

1. Contact uit en XR25 aangesloten (ISO-schake-


laar op S8).

Toets in: D 5 6 (kaart n° 56),


vlakje 1 rechts moet signaal geven.

2. Toets in:

G 2 2 * 2 *

Vlakje 3 rechts moet signaal geven.


de decoder is nu geconfigureerd voor diesel-
motoren.

82-7
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
VERVANGEN VAN EEN COMPLETE SET 5. Sluit de XR25 aan.
(decoder en 2 sleutelkoppen) Draai de ISO-schakelaar op S8

Bij het vervangen van een complete set moet u: Toets in: D 5 6

• de twee nieuwe sleutelcodes inlezen in de De vlakjes 19 rechts en 19 links moeten


nieuwe decoder (ongecodeerd geleverd) signaal geven (inlezen niet gelukt).

• de oude code uit het geheugen van de reke-


neenheid van de inspuiting of het afslagventiel 6. Zet het contact ongeveer 2 seconden aan
verwijderen door middel van de oude nood- (niet starten) met een sleutel. Vlakje 18 links
code (raadpleeg de Technische Dienst van de geeft signaal en signaal van vlakje 19 links
importeur). verdwijnt.
Het startvergrendelingslampje gaat sneller
BELANGRIJK : Om de oude code te wissen uit het knipperen.
geheugen van de rekeneenheid inspuiting of het
afslagventiel moet u de hieronder beschreven
procedure volgen in de juiste volgorde: 7. Toets in: G60* om het inlezen te bevestigen.
- het starvergrendelingslampje moet lang-
De code van de inspuiting-rekeneenheid of het zaam knipperen,
afslagventiel kan alleen met de noodcode worden - de vlakjes 19 rechts en 18 links mogen
gewist (van de oude set), als bij de decoder in de geen signaal geven.
auto reeds een code is ingelezen (zoals in
onderstaande procedure):
8. Zet het contact enkele seconden aan en
N.B. : Als de decoder dezelfde code bezit als de re- controleer
keneenheid of het afslagventiel, wordt de reken- - of het startvergrendelingslampje constant
eenheid (of het afslagventiel) bij het invoeren van brandt (dieselmotor)
de noodcode niet gedecodeerd. - of het inspuitlampje knippert (benzine-
motoren).
1. Monteer de metalen gedeeltes van de oude
sleutels op de nieuwe sleutelkoppen.
9. Zet het contact minstens 10 sec. aan.
2. Noteer het nummer van één van de oude sleu-
tels en vraag de noodcode op bij de
Technische Dienst van de Importeur. 10. Zet het contact weer uit. Controleer of het
startvergrendelingslampje langzaam knip-
3. Bouw de decoder uit (contact uit). pert.
Toets in: G 0 4 *
4. Monteer de nieuwe decoder ervoor in de
plaats (contact uit). (met contact nog steeds uit)
Vlakje 9 links moet signaal geven.

Zet het contact aan. het startvergrendelings-


lampje moet snel gaan knipperen.

Volg nu de procedure voor het invoeren


vande noodcode (zie betreffende hoofdstuk)
met de oude noodcode. Hiermee wordt de
oude code gewist uit het geheugen van de
rekeneenheid inspuiting of van het afslag-
ventiel.

82-8
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
OPMERKING: bij auto’s met benzinemotor kunt u 11. Zet het contact uit en weer enkele seconden
met behulp van de XR25 controleren of de reke- aan (niet starten) om de nieuwe code in te le-
neenheid inspuiting gedecodeerd is (diagnose in- zen bij de rekeneenheid vande inspuiting of
spuitsysteem). het afslagventiel. Het startvergrendelings-
lampje moet 3 seconden gaan branden.
Sluit de XR25 aan op de auto en voer de
inspuitcode in. Vlakje 2 rechts
(startvergrendeling) moet signaal geven. Dieselmotoren::
Zet het contact uit en voer de configuratie voor
dieselmotoren uit met het commando:
Na intoetsen van * 2 2 G 2 2 * 2 *

Vlakje3 rechts geeft signaal als de configuratie is


moet uitgevoerd

verschijnen op het afleespaneel . OPMERKING

- Bij benzinemotoren: Controleer met de XR25


of de code goed is ingelezen in de rekenene-
- als er verschijnt: heid van de inspuiting: Vlakje 2 rechts (start-
vergrendeling) mag GEEN SIGNAAL geven.

dan is er een storing in het codesignaal. herstel en Na intoetsen van * 2 2


herhaal de procedure.

moet u aflezen:
- Als vlakje 2 rechts (startvergrendeling) GEEN
signaal geeft,
de rekeneenheid vande insputiing is gecodeerd

en er verschijnt: (*22),
ALs u afleest:

dan is de code van de rekeneenheid inspuiting


niet gewist. Controleer in dat geval of of de dan is de rekeneenheid van de inspuiting niet
noodcode klopt en herhaal de decodeerproce- gecodeerd.
dure.

- Bij dieselmotoren: Controleer of het startver-


grendelingslampje na 3 seconden uitgaat.

82-9
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
12. Controleer de startvergrendeling met de VERVANGEN VAN DE REKENEENHEID VAN DE
beide autosleutels. Zet het contact en contro- INSPUITING OF HET GECODEERDE
leer of het startvergrendelingslampje 3 sec. AFSLAGVENTIEL
brandt en dan uitgaat en of de motor vervol-
gens start. De rekeneenheid van de inspuiting en het afslag-
ventiel worden ongecodeerd geleverd. Bij mon-
N.B.: Met de XR25 kan de werking van de tage moet de code van de startvergrendeling dus
startvergrendeling worden gecontroleerd: worden ingelezen.

- Zet het contact uit en wacht tot het start- Voer hiervoor de volgende handelingen uit
vergrendelingslampje langzaam knippert.
• Gebruik de codesleutel om het contact gedu-
Toets in: G 0 4 * rende enkele seconden aan te zetten. de code
wordt nu naar de rekeneenheid van het in-
- Zet het contact aan en controleer of het spuitsysteem of het afslagventiel gestuurd.
starten vergrendeld is en of het startver-
grendelingslampje snel knippert . • Zet het contact weer uit. De startvergrendeling
is na 10 seconden geactiveerd (rode
startvergrendeling-LED knippert).
13. Tenslotte: Zet het contact uit en weer aan
gedurende minimaal 2 seconden, controleer N.B. : Met de XR25 kan de werking van de start-
of de auto start en wis alle storingen van de vergrendeling worden gecontroleerd:
decoder.
- Zet het contact uit en wacht tot het startver-
grendelingslampje langzaam knippert.
Typen met afstandsbediening
Toets in: G 0 4 *
Na het vervangenvan de set moet de afstandsbe-
dieningen worden gesynchroniseerd (zie synchro- (contact nog steeds uit)
nisatieprocedure, hoofdstuk 88). Vlakje 9 links moet signaal geven.

- Bij het aanzetten van het contact moet de rode


startvergrendeling-LED sneller knipperen en
kan er niet worden gestart.

N.B.: Voor het uitbouwen - inbouwen, zie het be-


treffende hoofdstuk (13 of 17).

82-10
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
BIJZONDERHEDEN VOOR HET GEBRUIK VAN EEN CONTROLOE BIJ BENZINE MOTOREN
TESTREKENEENHEID INSPUITING OF TEST-
AFSLAGVENTIEL U kunt met de XR25 controleren of de testreke-
neenheid niet abusievelijk is gecodeerd tijdens de
werkzaamheden.
BELANGRIJK
Sluit de XR25 aan op de diagnosestekker. Plaats
Bij het gebruik van een ongecodeerd test- de ISO-schakelaar in de juiste stand en toets de
afslagventiel of rekeneenheid inspuiting van het inspuitingscode in. Vlakje 2 rechts (startvergren-
magazijn, mag de decoder IN GEEN GEVAL deling) moet signaal geven.
voeding krijgen vóór de werkzaamheden.
Na het intoetsen van:
Als het contact wordt aangezet stuurt de decoder
namelijk het codesignaal naar de elektronica van * 2 2
het afslagventiel, deze leest de code in en is moet verschijnen:
vervolgens gecodeerd.

Om te voorkomen dat het test-afslagventiel of


rekeneenheid inspuiting tijdens of na het testen
een code leert, moet de zekering (+ 12 volt voor
contact) van de decoder worden verwijderd. Dit is Dit betekent dat de rekeneenheid niet is geco-
de zekering met het "portiervergrendel" teken. deerd en dat u hem weer kunt inleveren.
Het codesignaal wordt dan niet verzonden bij het
aanzetten van het contact. Indien vlakje 2 rechts (startvergrendeling) GEEN
signaal geeft en als na het intoetsen van:
Bij benzinemotoren moet de gebruikte test-
* 2 2
rekeneenheid ABSOLUUT hetzelfde nummer heb-
ben als de rekeneenheid vande auto (gevaar op het volgende verschijnt op het afleespaneel:
vernietiging vande testrekeneenheid).

Dan is er abusievelijk een code ingelezen in de re-


keneenheid. Deze moet eerst worden gedeco-
deerd alvorens hem in te leveren.

Bij het decoderen wordt de decoder van de auto


vervangen door een andere met een verschillende
code. Vervolgens wordt de noodcode van de auto
ingevoerd (op te vragen aan de hand van het
nummer in de sleutelkop bij de Technische Dienst
van de importeur).

Contact uit. Vervang de decoder door een andere,


die verschillend is gecodeerd (het decoderen lukt
niet met een ongecodeerde decoder of met een
decoder met dezelfde code als rekeneenheid in-
spuiting).

82-11
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
Zet het contact aan. Het startvergrendelings- N.B. : deze storing is te zien met de XR25 (diagno-
lampje gaat snel knipperen seprogramma inspuitsysteem).

Voer de noodcode van de auto in (behorend bij Sluit de XR25 aan en voer de code voor het
het sleutelnummer van de oorspronkelijke auto- inspuitsysteem in.
sleutel).
De storing blijkt uit het signaal van vlakje 2 rechts.
Na het invoeren van de noodcode moet het start-
vergrendelingslampje knipperen.
Toets in: * 2 2
Op de XR25 verschijnt:
(diagnoseprogramma
inspuiting) er verschijnt

Dit geeft aan dat de rekeneenheid vande inspui-


ting is gedecodeerd Dit duidt op een storing in het codesignaal.

Zeet het contact uit, verwijder de rekeneenheid


die u nu kunt inleveren. Dieselmotor

Monteer de decoder en derekeneenheid in de Als de decoder een storing constateert bij


auto.. draaiende motor, brandt het startvergrendelings-
lampjeonafgebroken tot het contact wordt afge-
OPMERKING: Bij een XR25-controle van het in- zet.
spuitsysteem is het normaal dat vlakje 2 rechts
signaal geeft (*22 = 2 def = ongecodeerde BELANGRIJK : In dit geval moet u het systeem
rekeneenheid). repareren en de storing uit het geheugen van de
rekeneenheid en de decoder wissen door het in-
toetsen van:
STORING BIJ DRAAIENDE MOTOR G 0 * *

Benzinemotor zodat het startvergrendelingssysteem weer kan


worden geïnitialiseerd.

Als de rekeneenheid inspuiting een storing con- N.B. : deze storing kan met de XR25 worden ge-
stateert in het startvergrendelingssysteem bij constateerd met het diagnoseprogramma van de
draaiende motor, knippert het controlelampje decoder (kaart n° 56).
van de inspuiting bij afremmen op de motor en bij
stationair draaien (toerental lager dan 1500 Sluit de XR25 aan.
tr/min.).
Zet de schakelaar op S8 en toets in:. D 5 6
BELANGRIJK : In dit geval moet u het systeem
repareren en de storing uit het geheugen van de De storing blijkt uit het signaal van vlakje 6 links
rekeneenheid en de decoder wissen door het in- of 6 rechts.
toetsen van:
G 0 * *

of door de massakabel van de accu ongeveer 30


sec. los te maken, zodat het startvergrendelings-
systeem weer kan worden geïnitialiseerd.

82-12
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
INVOEREN VAN DE NOODCODE 4. Toets in: G 4 0 *

Bij dit startvergrendelingssysteem wordt het in- gevolgd door de noodcode en bevestig met
voeren van de noodcode bestuurd door de deco-
der. *

De noodcode wordt uitsluitend ingevoerd met de


XR25. Als de code goed is verschijnt in beeld:

U kunt de noodcode alleen invoeren als de start-


vergrendeling actief is. Het rode controle-
lampje/ledje moet snel knipperen bij het aanzet-
ten van het contakt.

Vraag de noodcode op bij de Technische Dienst


van de Importeur en ga als volgt te werk: Het signaal van vlakje 10 links moet verdwij-
nen en het starten is toegestaan.

1. Contact uit, het startvergrendelingslampje De startvergrendeling wordt weer geachti-


moet langzaam knipperen. veerd:
• automatische ongeveer 10 minuten na het
2. Zet het contact aan, het inspuitingslampje uitzetten van het contact
(benzinemotor) brandt ongeveer 3 seconden • na het losmaken vande accukabels.
en dooft vervolgens. Het startvergren-
delingslampje gaat sneller knipperen.

3. Sluit de XR25 aan met de ISO-schakelaar op S8


en toets in : D 5 6 Als de code NIET GOED is verschijnt in beeld:

(kaart N° 56).

Vlakje 10 links moet signaal geven.


Vlakje10 links blijft signaal geven en het star-
ten is niet mogelijk.

Het startvergrendelingslampje en het inspuit-


lampje (afh. van uitvoering) knipperen.

Zet het contact uit en herhaal de de procedure


voor het invoeren vande noodcode.

LET OP: de code kan drie keer worden ingevoerd.


Als de code na de derde poging nog niet is ge-
accepteerd moet u 15 minuten wachten met
contact aan voordat u het opnieuw kunt pro-
beren.
Als de 15 minuten verstreken zijn zet u het
contact af en vervolgens weer aan, waarna u
opnieuw drie pogingen kunt doen.

TER HERINNERING : Door het invoeren van de


noodcode wordt de rekeneenheid inspuiting of
het gecodeerde afslagventiel niet gedeco-
deerd, maar wordt het starten wel toegestaan.

LET OP : tussen twee invoerpogingen moet u


het contact uitzetten.

82-13
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
AANSLUITINGEN DECODER (meest complete uitvoering)

13063R

Aansl Bestemd voor


A1 Tijdschakeling binnenlicht*
A2 Codesignaal signaalring
A3 Diagnoselijn K
A4 Diagnoselijn L
A5 Startvergrendelingslampje
A6 Codesignaal naar rekeneenheid inspuiting
of afslagventiel
A7 + na contact
A8 Massa
A9 + Voor contact
B1 Infrarood ingang*
B2 Vergrendelsignaal portieren*
B3 Niet in gebruik
B4 Sluitcontact*
B5 Ontgrendelsignaal portieren*
B6 Niet in gebruik
B7 Niet in gebruik
B8 Ontgrendelen portieren*
B9 Vergrendelen portieren*

* Typen met afstandsbediening

82-14
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
ELEKTRISCH SCHEMA (typen met afstandsbediening)

PRO12827

82-15
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel 82
ORGAANNUMMERS - Verklaring STORING ZOEKEN

104 Contactslot Voor storingen aan de startvergrendeling kan een


120 Rekeneenheid inspuitsysteem diagnoseprogramma van de XR25 worden ge-
123 Schakelaar portiervergrendeling bruikt.
138 Portiergrendelmotor rechts achter
140 Portiergrendelmotor links voor
141 Portiergrendelmotor rechts voor AANSLUITINGEN
142 Grendelmotor achterklep Gebruik cassette N° 17 (of hoger) en kaart N° 56.
154 Achterklepcontact
178 Portiercontact rechts achter
180 Portiercontact links voor
181 Portiercontact rechts voor
213 Binnenlicht voor
225 Diagnose aansluiting
247 Instrumentenpaneel
249 Infrarood ontvanger
260 Zekeringhouder
503 Decodereenheid
711 Dieselinspuitpomp

92656S2

Sluit de XR25 aan op de diagnosestekker.

Plaats de ISO-schakelaar op S8.

Voer de code D56 in.

N.B. raadpleeg het hoofdstuk STORING ZOEKEN:


voor de diagnose bij signalen van storingvlakjes,
voor de zoekschema’s bij klachten en voor de
conformiteitscontroles.

82-16
INSTRUMENTEN - DASHBOARD
Dashboard 83

PRB5702

UITBOUWEN De twee schroeven van de airbag achter he stuu-


wiel.
Maak de accukabel los.
Maak de stekkers los van airbag en claxon.
STUURWIEL MET AIRBAG UITBOUWEN
Bouw uit:
- de airbag,
- de stuurwielbout. Vervang deze altijd bij mon-
tage. Aantrekkoppel: 4,5 daN.m,
- het stuurwiel met de wielen in de rechtuit-
stand.

STUURWIEL ZONDER AIRBAG UITBOUWEN

Verwijder:
- het centrale deel van het stuurwiel,
- de stuurwielbout. Vervang deze altijd bij mon-
tage. Aantrekkoppel: 4,5 daN.m,
- het stuurwiel met de wielen in de rechtuit-
stand.

12973S

83-1
INSTRUMENTEN - DASHBOARD
Dashboard 83
Bouw uit: - het dashboard (4 schroeven),
- de stuurkolomkappen (3 schroeven),

12969-1R

12971R
Maak de stekkerblokken los.
- de kap van het instrumentenpaneel (6 schroe-
ven) en die van het dashboard (twee schroe-
ven),

12968S

12970-1R

83-2
INSTRUMENTEN - DASHBOARD
Dashboard 83
BIJZONDERHEDEN TYPEN MET AIRBAG Bouw uit:
- de onderste beschermplaat (4 schroeven),
Voordat u het geheel uitbouwt moet de stand van
de draaibare doorvoer achter het stuur worden
gemarkeerd
- ofwel door er voor te zorgen dat de wielen bij
demontage in de rechtuit stand staan zodat de
de strip is gecentreerd,
- ofwel door de rotor met plakband vast te zet-
ten.

Draai de schroef los en geef een droge tik met een


schroevedraaier om de kegel los te tikken.

Maak de stekkers los.

12966R

- het onderste gedeelte van het dashboard (4


schroeven, 2 klemmetjes),

12967-1R

12971-1R

83-3
INSTRUMENTEN - DASHBOARD
Dashboard 83
- de zekeringplaat (5 schroefven). - de asbak met steunplaat (2 schroeven).

Klik de diagnosestekker los. Maak de stekkers los.

12965-1R 12963R

Verwijder: Bouw uit:


- de stuurkolombevestigingen (2 bouten, 2 moe- - het bedieningspaneel van de verwarming (2
ren), schroeven),

12965-1R1 12963R1

83-4
INSTRUMENTEN - DASHBOARD
Dashboard 83
- de luidsprekerroosters, INBOUWEN
- de dashboardbevestigingen.
Let bij het inbouwen vooral op de juiste ligging
Trek het dashboard een klein stukje los. van de kabelbundel opdat het dashboard goed
kan worden gecentreerd.
Maak de klembanden van de kabelbundels los.

Maak los: STUURWIEL MET AIRBAG INBOUWEN


- de stekkers van de koplampverstelling en knip-
perlichten Let op de juiste stand van de draaibare doorvoer.
- de overige stekkers (b.v. van de decoder).
Raadpleeg bij twijfel over de centrering van de
Bouw het dashboard nu uit. doorvoer hoofdstuk 88 "Airbag".

Vervang de stuurwielbout na uitbouwen altijd


door een nieuwe (voorgelijmde bout) als de auto
een airbag heeft.

Zet de bout vast met 4,5 daN.m).

BELANGRIJK: Voordat u de airbag aansluit moet u


de installatie controleren:

• controleer of het airbaglampje op het instru-


mentenpaneel brandt als het kontakt aan
staat,

• sluit een loze ontsteker aan op de stekker van


de airbag en controleer of het lampje dooft,

• zet het contact af, sluit de airbag aan in plaats


van de loze ontsteker en zet de airbag vast in
het stuurwiel,
12964R
• zet het contact aan, controleer of het lampje 3
sekonden oplicht als u het contact aanzet,
dan uit gaat en uit blijft.

Als het lampje niet op de hierboven genoemde


manier functioneert, moet u het hoofdstuk
"Storing zoeken" raadplegen in hoofdstuk 88 en
het systeem controleren met de XRBAG (Elé.
1288).

83-5
INSTRUMENTEN - DASHBOARD
Instrumentenpaneel 83
UITBOUWEN - INBOUWEN REPARATIE

Maak de massakabel vande accu los. HET IS NIET TOEGESTAAN HET INSTRUMENTEN-
PANEEL TE OPENEN.
Verwijder:
- de twee schroeven (A) en verwijder de bo- Alleen vervangen van het kijkglas is toegestaan.
venste kap, In andere gevallen moet het instrumentenpaneel
- de vier schroeven (B) en de twee schroeven (C). in zijn geheel worden vervangen.

Bouw de overkapping uit.


INBOUWEN - BIJZONDERHEDEN

Voordat u de stekkers van het instrumentenpa-


neel aansluit moet de stekkers en de draden wor-
den gecontroleerd.

Sluit de stekkers goed aan.

Controleer de werking en de juistheid van de di-


verse informatie van het instrumentenpaneel.

12971R1

Verwijder de vier schroeven (D) en bouw het in-


strumentenpaneel uit.

12969R

83-6
INSTRUMENTEN - DASHBOARD
Instrumentenpaneel 83
BESCHRIJVING

- elektronische snelheidsmeter,
- digitaal paneel voor: kilometerteller - dagteller en klokje
- koelvloeistoftemperatuurmeter,
- tankelement,
- waarschuwings- en controlelampjes.

13054S

1 Nulinstelling dagteller en tijdinstelling klokje

N.B. :
• onder normale omstandigheden wordt het oliepeil gemeten nadat het contact minstens 1 minuut is afge-
zet, in overige gevallen wordt de laatste waarde weer gegeven.

Bij storingen wordt het oliepeil elke keer bij het aanzetten van het contact opnieuw gemeten om te
constateren of de storing nog aanwezig is.

• Het is normaal dat het oliepeil soms iets verschilt. Oorzaken hiervoor kunnen zijn:
- parkeren op een hellend vlak,
- te korte motor heeft een te korte tijd stilgestaan (met koude olie ), ...

83-7
INSTRUMENTEN - DASHBOARD
Instrumentenpaneel 83
AANSLUITINGEN (meest complete uitvoering)

13066S

Stekker C (doorzichtig) Stekker M (bruin)

Aansl Bestemd voor Aansl Bestemd voor


1 Controlelampje knipperlicht links 1 Massa tankelement
2 Controlelampje dimlicht 2 Benzinepeilmeter
3 Controlelampje groot licht 3 + voor contact
4 Waarschuwingslampje katalysator 4 Niet in gebruik
5 Controlelampje voorverwarming 5 Niet in gebruik
6 Controlelampje airbag 6 Waarschuwingslampje elektron. storing
7 Waarschuwingslampje portieren 7 Lampje OBD (Niet in gebruik)
8 + verlichting instrumenten 8 Controlelampje automatische transmissie
9 Koelvloeistoftemperatuurmeter 9 Niet in gebruik
10 Niet in gebruik 10 + Na contact

83-8
INSTRUMENTEN - DASHBOARD
Instrumentenpaneel 83
Stekker N (zwart)

Aansl Bestemd voor


1 Niet in gebruik
2 Waarschuwingslampje remblokslijtage
3 Waarschuwingslampje ABS
Waarschuwingslampje handrem/
4
remvloeistofpeil
5 Startvergrendelingslampje
6 Niet in gebruik
7 Niet in gebruik
8 Signaal rijsnelheid
9 Signaal oliepeilzender
10 Massa oliepeilzender

Stekker G (grijs)

Aansl Bestemd voor


1 Massa
2 Niet in gebruik
3 Niet in gebruik
4 Waarschuwingslampje minimum
benzinepeil
5 Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur
6 Waarschuwingslampje oliedruk
7 Waarschuwingslampje laadstroom
8 Controlelampje mistachterlicht
9 Controlelampje mistlampen voor
10 Controlelampje knipperlichten rechts

83-9
INSTRUMENTEN - DASHBOARD
Tankelement 83
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 1264 Moersleutel benzinepomp -


Mot. 1264-01 tankelement
Mot. 1265 Tang voor het losmaken van
Mot. 1265-01 snelkoppelingen

AANTREKKOPPELS (in daN.m) Maak de massakabel van de akku los.

Moer tankelement 7 Trek de achterbank omhoog.

Verwijder de afdekplaat in de vloer boven het


BELANGRIJK: tankelement.

- BIJ ALLE WERKZAAMHEDEN AAN DE TANK, Maak de stekker (1) los.


HET TANKELEMENT, DE BENZINEPOMP EN DE
BRANDSTOFLEIDINGEN IS HET STRENG VER- Maak de klemmetjes (2) vrij.
BODEN TE ROKEN OF MET GLOEIENDE VOOR-
WERPEN (LASSPATTEN) IN DE NABIJHEID TE Maak de aanvoerleiding (3) (groene snelkoppe-
KOMEN, ling) en de retour (4) (rode snelkoppeling), los met
behulp van de speciale tang Mot. 1265 of Mot.
1265-01.
UITBOUWEN - INBOUWEN VAN BENZINEPOMP -
TANKELEMENT LET OP: Vang eventueel wegstromende benzine
(restdruk) op bij het losmaken van de leidingen.
Voor het uitbouwen van de benzinepomp en het
tankelement kan de tank op zijn plaats blijven.
Via het gat onder de achterbank zijn ze te
bereiken.

97163R6

96420R2

83-10
INSTRUMENTEN - DASHBOARD
Tankelement 83
Dégager le connecteur et les tuyaux sur le côté de
la jauge. Zet de moer vast met maximaal 3,5 daN.m met
Mot. 1264-01 en houdt daarbij het tankelement
Gebruik Mot. 1264-01 voor het verwijderen van tegen.
de bevestigingsmoermoer (5) van het geheel.
Controleer of de twee O-ringen op hun plaats
Draai de moer iets los, verwijder het gereedschap zitten in de snelkoppelingen en deze koppelingen
en draai de moer verder met de hand vrij. goed zijn vastgeklikt, evenals de stekker.

Verwijder het geheel pomp-tankelement.


Sluit de accu weer aan.
N.B. : om te voorkomen dat de tank vervormt als
de moer te is verwijderd, moet deze weer op de
tank worden gedraaid na het uitbouwen van de AANSLUITINGEN
pomp en het tankelement.

INBOUWEN

Bijzonderheden
Vervang de afdichtring als deze is beschadigd.

Leg de afdichtring op zijn plaats op de tank


voordat u het geheel monteert. 97162S DI8307

Positioneer pomp-tankelement bij montage


zodanig dat de pijl (F) recht naar achteren wijst. Aansl Bestemd voor
A1 Massa
A2 Waarsch.lampje min. benzinepeil
B1 Signaal tankelement voor instr.paneel
B2 Niet in gebruik
C1 + Pomp
C2 - Pomp

Controle

Weerstand tussen aansluiting


Meterstand
A1 en B1 (in Ω)

4/4 7 maximaal

3/4 54,5 ± 7

1/2 98 ± 10

1/4 155 ± 16

Minimum peil 300 ± 20


97163R7

83-11
INSTRUMENTEN - DASHBOARD
Oliepeilzender 83
WERKING CONTROLE

De oliepeilzender bestaat uit een draad met een De weerstand moet liggen tussen 6 en 20 ohm.
hoge weerstandscoefficient. Als de draad is
ondergedompeld in een vloeistof heeft hij een an- Bij waarden onder 4 ohm is er sprake van een
dere elektrische weerstand dan in lucht. kortsluiting.

Na een vastgestelde tijd meet de elektronica van Bij waarden boven 22 ohm is er sprake van een
het instrumentenpaneel de weerstand van de onderbreking.
draad (die afhankelijk is van de mate van onder-
dompeling) en wordt deze informatie vertaald in
een signaal voor de digitale oliepeilmeter. PLAATS

Bij het aanzetten van het contact wordt het olie- Voorbeeld: motortype F
peil gedurende 30 seconden aangegeven in de
vorm van een hoeveelheid blokjes. vervolgens
worden de kilometerstanden aangegegeven.

N.B.: Als de nul-insteltoets van de dagteller wordt


gebruikt terwijl de het oliepeil nog is aangege-
ven, dan worden meteen de kilometerstanden
aangegeven.

STORING ZOEKEN

Bij een kortsluiting of onderbreking in het circuit


tijdens de weergave van het oliepeil, wordt met-
een overgegaan op de kilometerstanden.

98898R1

83-12
INSTRUMENTEN - DASHBOARD
Koelvloeistoftemperatuurzender 83
WERKING Motortype F

Een temperatuurgevoelige weerstand geeft de


meter informatie over de temperatuur van de
koelvloeistof en een contact laat het waarschu-
wingslampje branden als deze temperatuur hoger
is dan 118° C.

CONTROLE

Sluit een ohmmeter aan tussen aansluiting 1


(motortype K en E) of aansluiting 2 (motortype F)
van de temperatuurzender en de massa van de
auto.

Correcte waarde: 160 à 1 250 Ω.

PLAATS

Motortype D 12535R1

Motortype E

11634R3

1 Zender voor waarschuwingslampje


2 Zender voor meter 98711R4

83-13
SCHAKELAARS
Ruitewisserschakelaar 84
UITBOUWEN - INBOUWEN AANSLUITINGEN

Maak de accukabels los.

Verwijder de stuurkolomkappen achter het stuur-


wiel.

Verwijder van het contactslot de signaalring of


het plastic afdekplaatje.

Verwijder de twee schroeven (A) van de ruitewis-


serschakelaar.

Maak de schakelaar vrij van de steun en maak de


stekker los.

13061R

Aansl Bestemd
A1 Intervalrelais voor
A2 Snel wissen voor
A3 Langzaam wissen voor
A4 Sproeierpomp voor
A5 Niet in gebruik
A6 Wissen met interval voor
A7 + na contact wisser voor
B1 Sproeier achter
12970R
B2 Intervalrelais achter
N.B.: Het is niet nodig het stuurwiel uit te bou- B3 Niet in gebruik
wen. B4 + na contact wisser achter
B5 Massa
B6 Niet in gebruik
B7 Niet in gebruik

84-1
SCHAKELAARS
Lichtschakelaar 84
UITBOUWEN - INBOUWEN AANSLUITINGEN

Maak de accukabels los.

Verwijder de stuurkolomkappen achter het stuur-


wiel.

Verwijder de twee schroeven (B) van de lichtscha-


kelaar.

Maak de schakelaar los van de houder en maak de


stekker los.

13062R

Aansl Bestemd
A1 Mistlampen voor
A2 Niet in gebruik
A3 Mistlamp achter
A4 Claxon
A5 Knipperlicht rechts
12970R1
A6 Knipperautomaat
A7 Knipperlicht links
N.B. : het stuurwiel hoeft niet te worden uitge-
bouwd. B1 Makeringslicht
B2 + voor contact parkeerlichten
B3 + voor contact dimlichten
B4 Niet in gebruik
B5 Dimlichten
B6 + voor contact groot licht
B7 Groot licht

84-2
SCHAKELAARS
Houder stuurkolomschakelaars 84
UITBOUWEN - INBOUWEN INBOUWEN - bijzonderheden

Maak de accukabels los en zet de wielen in de Breng de houder met de schakelaars aan op de
rechtuitstand. stuurkolom, tegen de aanslag.

Bouw het stuurwiel en de kappen van de stuurko- Ga verder in omgekeerde volgorde van uitbou-
lom uit, zie "uitbouwen draaibare doorvoer" of wen en zet de schroef (C) pas vast nadat u de on-
hoofdstuk 88. derste en bovenste beschermkap rond de stuurko-
lom heeft gemonteerd.

Bijzonderheden typen met airbag Op deze manier kunt u de schakelaars aan de


stuurkolom eerst in lijn brengen met h´et instru-
Voor u het geheel uitbouwt moet u de stand van mentenpaneel en het dashboard. De schroef (C)
de draaibare doorvoer onder het stuurwiel mar- hiervoor kunt u bereiken via een uitsparing in de
keren door ofwel : onderste afdekkap rond de stuurkolom.

- de wielen bij het demonteren rechtuit te hou- Als het stuurwiel een airbag heeft, moet u de
den zodat de strip gecentreerd blijft, voorzorgen nemen die staan aangegeven op de
volgende bladzijden en in hoofdstuk 88 (bestuur-
- de rotor te fixeren met een stuk plakband. dersairbag)

Draai de schroef (C) los en geef vervolgens een tik


op de schroevedraaier om de conische bevestiging
los te maken.

12970R2

Trek de complete houder iets terug en maak de


stekkers los.

84-3
SCHAKELAARS
Draaibare elektrische stuurwieldoorvoer 84
Deze vormt de elektrische verbinding tussen het
stuurwiel en de bedrading van de stuurkolom. - de stekker van de claxonschakelaar indien aan-
wezig,
Hij bestaat uit een flexibele printplaat met gelei- - de stuurwielbout,
dende banen (airbag) en is lang genoeg om het - het stuurwiel nadat u de wielen in de rechtuit
stuurwiel 2,5 slagen te laten maken (tegen de stand heeft gezet
aanslag plus veiligheidsmarge) naar iedere kant. - de onderste en bovenste kap, drie schroeven,

Draai de drie schroeven (E) van de draaibare door-


voer los.
UITBOUWEN - INBOUWEN
Markeer bij het uitbouwen de stand van de flexi-
LET OP: werk nooit met warmtebronnen of open bele strip op één van de volgende manieren :
vuur in de buurt van de ontstekers van airbag en
gordelspanner in verband met explosiegevaar. • zorg dat de wielen bij démontage in de
rechtuit stand staan zodat de de strip is
gecentreerd,

• door de rotor met plakband vast te zetten.


BELANGRIJK: maak bij het uitbouwen van het
stuurwiel altijd de stekker (D) los van de airbag. Een nieuwe draaibare doorvoer wordt gecen-
De stekker van de airbag sluit zichzelf kort als hij treerd geleverd en is met een sticker geborgd die
wordt losgemaakt om te voorkomen dat de air- bij het verdraaien van het stuurwiel (vanuit de
bag kan exploderen. rechtuitstand) losscheurt.

Maak de accukabels los.

Bouw uit :
- de airbag door de twee Torx-30 schroeven
(vastgezet met 0,5 daNm) achter het stuurwiel
en de stekker (D) los te maken,

12970R3

12973R

84-4
SCHAKELAARS
Draaibare elektrische doorvoer 84
INBOUWEN - bijzonderheden

Controleer of de wielen nog in de rechtuit stand


staan.

Controleer voor het monteren of de draaibare


doorvoer nog steeds is gefixeerd
Raadpleeg bij twijfel over de centrering van de
doorvoer hoofdstuk 88 "Airbag".

Vervang de stuurwielbout na uitbouwen altijd


door een nieuwe (voorgelijmde bout) als de auto
een airbag heeft.

Zet de bout vast met 4,5 daN.m).

BELANGRIJK: Voordat u de airbag aansluit moet u


de installatie controleren:

• controleer of het airbaglampje op het instru-


mentenpaneel brandt als het contact aan
staat,

• sluit een loze ontsteker aan op de stekker van


de airbag en controleer of het lampje dooft,

• zet het contact af, sluit de airbag aan in plaats


van de loze ontsteker en zet de airbag vast in
het stuurwiel (aantrekkoppel 0,5 daNm),

• zet het contact aan, controleer of het lampje 3


seconden oplicht als u het contact aanzet,
dan uit gaat en uit blijft.

Als het lampje niet op de hierboven genoemde


manier brandt, moet u het hoofdstuk "Storing
zoeken" raadplegen in hoofdstuk 88 en het
systeem controleren met de XRBAG (Elé. 1288).

LET OP : bij het niet opvolgen van deze instructies


bestaat het gevaar dat het systeem niet goed
functioneert, en zelfs dat de airbag zonder
aanleiding ontploft.

84-5
SCHAKELAARS
Contactslot 84
UITBOUWEN - INBOUWEN Verwijder de schroef (G) van het contactslot.

Maak de accukabels los. Plaats de sleutel in de stand 3 en verwijder het


contactslot door de nokjes (H) te laten scharnie-
Zet de wielen in de rechtuitstand. ren.

Verwijder:
- de stuurkolokappen,
- de radio (of het opbergvakje),
- de signaalring (of het afdekplaatje) rond het
contactslot.

Maak de stekkers (F) van het contactslot los.

DI8404

13068R

84-6
WISSEN
Ruitewisser voor 85
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Elé. 1294-01 Uitbouwgereedschap


ruitewiserarm

UITBOUWEN VAN RUITEWISSERMOTOR PLUS INBOUWEN - bijzonderheden


MECHANISME
Monteer het mechanisme en sluit vervolgens de
Controleer of de ruitewissermotor in de ruststand stekker aan.
staat.
Controleer of de motor in de ruststand staat voor-
Maak de massakabel van de accu los. dat u de ruitewisserarmen monteert.
Maak de spiebanen op de ruitewisserasjes met
Teken de ruststand van de ruitewisserarm af.
een koperen borstel schoon.
Open de motorkap. Monteer de ruitewisserarm in de stand die u voor
het uitbouwen heeft afgetekend.
Trek de wisserarmen los van de asjes met behulp
Zet de wisserarmen vast met nieuwe moeren met
van het gereedschap Elé. 1294-01,
een aantrekkoppel van 1,8 daN.m (±15%),
Verwijder het afdichtrubber van de schutbordkast
gebruik een momentsleutel.
Bouw het rooster onder de voorruit uit na het ver-
wijderen van de twee zijdelingse afdekplaatjes en
de twee schroeven en na het losmaken van de
sproeierslang.

13069R

Verwijder de drie bevestigingen (A) van het be-


dieningsmechanisme.

Maak de stekker van de motor los en trek het ge-


heel vrij.

85-1
WISSEN
Ruitewisser voor 85
UITBOUWEN RUITEWISSERMOTOR ALLEEN INBOUWEN - bijzonderheden

Controleer of de motor in de ruststand staat. Monteer de aandrijfkruk in de stand die u voor


het losmaken heeft gemarkeerd.
Maak de massakabel van de accu los.
Controleer of de motor in de ruststand staat voor-
Teken de ruststand van de ruitewisserarm af. dat u de ruitewisserarmen monteert.
Maak de spiebanen op de ruitewisserasjes met
Open de motorkap.
een koperen borstel schoon.
Trek de wisserarmen los van de asjes met behulp Monteer de ruitewisserarm in de stand die u voor
van het gereedschap Elé. 1294-01. het uitbouwen heeft afgetekend.
Zet de wisserarmen vast met nieuwe moeren met
Verwijder het afdichtrubber van de schutbordkast
een aantrekkoppel van 1,8 daN.m (±15%),
Bouw het rooster onder de voorruit uit na het ver-
gebruik een momentsleutel.
wijderen van de twee zijdelingse afdekplaatjes en
de twee schroeven en na het losmaken van de
sproeierslang.

13069R1

Verwijder:
- de moer (B) van het asje vande motor.
Markeer de stand van de aandrijfkruk en ver-
wijder deze.

- de drie bevestigingen van de motor.

Maak de stekker van de ruitewissermotor los en


bouw deze uit.

85-2
WISSEN
Ruitewisser achter 85
UITBOUWEN VAN DE MOTOR Typen met achterklep

Controleer of de motor in de ruststand staat

Maak de accukabels los.

Markeer de ruststand van de ruitewisserarmen o


het asje.

Verwijder:
- de bevestigingsmoer van het wisserasje,
- de arm van het asje met behulp van gereed-
schap Elé. 1294-01,
- de binnenste portiergreep van typen met twee
klapdeuren achter (1 bout),
- de binnenbekleding van de achterportieren/-
klep(klemmetjes).

Maak de stekker (A) los van de motor.

Verwijder de drie bevestigingsbouten (B) van de


otor en bouw deze uit. 13071R

INBOUWEN - Bijzonderheden Typen met twee klapdeuren

Controleer of de motor in de ruststand staat voor-


dat u de ruitewisserarm monteert.
Maak de spiebanen op de ruitewisserasjes met
een koperen borstel schoon.
Monteer de ruitewisserarm in de stand die u voor
het uitbouwen heeft afgetekend.
Zet de wisserarmen vast met nieuwe moeren met
een aantrekkoppel van 1,2 daN.m (±20%),
gebruik een momentsleutel.

13070R

85-3
WISSEN
Ruitesproeierpomp 85
PRINCIPE VAN DE WERKING
UITBOUWEN - INBOUWEN
Het pompje bedient vanuit één reservoir de
sproeiers van de voorruit of van de achterruit, Ga als volgt te werk om bij de sproeierpomp te
afhankelijk van de polariteit van de aansluitingen kunnen komen:
van stekker (D).
Trek de wisserarmen los van de asjes met behulp
Er zijn twee mogelijkheden: van het gereedschap Elé. 1294-01.
Verwijder het afdichtrubber van de schutbordkast
Aansl Voeding Bouw het rooster onder de voorruit uit na het ver-
A + 12 Volt wijderen van de twee zijdelingse afdekplaatjes en
de twee schroeven en na het losmaken van de
B Massa sproeierslang.

De vloeistof stroomt naar de witte uitgang (1) van


de voorruitsproeier.

Aansl Alimentation
A Massa
B + 12 Volt

De vloeistof stroomt naar de zwarte uitgang (2)


van de achterruitsproeier.

13069R2

Bij het uitbouwen van het pompje (E) moeten de


twee leidingen (1 en 2) worden gemarkeerd.

INBOUWEN - bijzonderheden

Controleer of de motor in de ruststand staat voor-


dat u de ruitewisserarmen monteert.
Maak de spiebanen op de ruitewisserasjes met
DI8503 een koperen borstel schoon.
Monteer de ruitewisserarm in de stand die u voor
het uitbouwen heeft afgetekend.
Zet de wisserarmen vast met nieuwe moeren met
een aantrekkoppel van 1,8 daN.m (±15%),
gebruik een momentsleutel.

85-4
ELEKTRISCHE HULPORGANEN
Relaishouder 87
PLAATS EN FUNCTIES
(meest complete uitvoering)

12965R

de relais bevinden bovenop de plaat met hulpor-


ganen in het interieur ondering het dashboard.
Open het luikje naar de zekeringen om bij de re-
lais te komen.

1 Zoemer vergeten verlichting


2 Interval relais wissers voor
3 Knipperautomaat
4 Intervalrelais wisser achter
5 Relais achterruitverwarming
6 Relais + na contact (voeding ruithefmotoren)
7 Relais mistlampen voor

87-1
ELEKTRISCHE HULPORGANEN
Relaishouder 87
Zoemer vergeten verlichting Intervalrelais voor

E 8
4 6
5
C L
1 2

95182R4 95182R2

AANSLUITINGEN AANSLUITINGEN

Bestemd voor Aansl Bestemd voor


C + na contact 1 + interval
E Sluitcontact 2 Massa
L + Markeringslichten 4 Stuursignaal wisser
5 Ruststand wisser
N.B. : De nummers van de aansluitingen vindt u 6 + na contact
terug op de stekker van het orgaan zelf. 8 + sproeierpomp

N.B.: De nummers van de aansluitingen vindt u te-


rug op de stekker van het orgaan zelf.

87-2
ELEKTRISCHE HULPORGANEN
Relaishouder 87
Knipperautomaat Intervalrelais achter

R 8
4 6
- 5
+ C
1 2

95182R5 95182R2

AANSLUITINGEN AANSLUITINGEN

Aansl Bestemd voor Aansl Bestemd voor


C + knipperlichten 1 + interval
+ + knipperautomaat 2 Massa
- Massa 4 + wisser achter
R Niet in gebruik 5 Massa
6 + na contact
8 + sproeierpomp

N.B. : De nummers van de aansluitingen vindt u


terug op de stekker van het orgaan zelf.

N.B. : De nummers van de aansluitingen vindt u


terug op de stekker van het orgaan zelf.

87-3
ELEKTRISCHE HULPORGANEN
Relaishouder 87
Relais achterruitverwarming Relais + na contact
(voeding elektrische ruitbediening)

87 87

87a 87a
86 85 86 85
30 30

95182R6 95182R6

AANSLUITINGEN AANSLUITINGEN

Aansl Bestemd voor Aansl Bestemd voor


86 + stuursignaal relais 86 + accessoires
85 Massa 85 Massa
30 + voor contact 30 + voor contact
87a Niet in gebruik 87a Niet in gebruik
87 Achterruit 87 + na contact via relais (ruitbediening)

N.B. : De nummers van de aansluitingen vindt u


terug op de stekker van het orgaan zelf. N.B. : De nummers van de aansluitingen vindt u
terug op de stekker van het orgaan zelf.

87-4
ELEKTRISCHE HULPORGANEN
Relaishouder 87
Relais mistlampen voor

13058R

AANSLUITINGEN

Aansl Bestemd voor


85 + stuursignaal relais
86 Massa
30 + voor contact
87a Niet in gebruik
87 Mistlampen voor

N.B. : De nummers van de aansluitingen vindt u


terug op de stekker van het orgaan zelf.

87-5
BEDRADING
Achterruitverwarming 88
De bedrading van de achterruitverwarming die ZOEKEN TUSSEN DE LIJNEN C en A
aan de binnenzijde op de achterruit is gedrukt,
kan een breuk vertonen waardoor de verwarming Sluit de - draad van de voltmeter aan op de - aan-
plaatselijk niet werkt. sluiting van de achterruitverwarming.

Met behulp van een voltmeter kunt u de plaats Plaats de + draad op een verwarmingsdraad aan
van de breuk bepalen. de + zijde van de ruit (lijn C). U moet hier onge-
veer de accuspanning meten.
Breuken repareert u met de speciale set die het
magazijn levert onder het bestelnr.:77 01 421 135 Verplaats de + draad in de richting van de pijl
(2g verpakking) naar A; de spanning moet geleidelijk minder wor-
den.
HET OPSPOREN VAN DE BREUK
Als de spanning plotseling daalt is de bedrading
Zet het contact aan. op die plek onderbroken.

Schakel de achterruitverwarming in. Herhaal deze controle bij iedere draad.

ZOEKEN TUSSEN DE LIJNEN B EN A

Sluit de + van de voltmeter aan op de +zijde van


de achterruitverwarming.

Plaats de - van de voltmeter op de verwar-


mingsdraad aan de - zijde (lijn B). U moet hier on-
geveer de accuspanning kunnen aflezen.

Verplaats de - draad in de richting van de pijl naar


A (zie pijl): de spanning moet geleidelijk afne-
men.

Als de spanning plotseling sterk afneemt is de be-


drading op die plek onderbroken. DI8815

Herhaal deze controle bij iedere draad. REPAREREN VAN DE DRADEN

Maak de plaats rond de breuk goed schoon met


alcohol of een ruitreinigingsmiddel, totdat het
geheel stof- en vetvrij is.

Wrijf na met een schone doek.

Om een dunne, rechte lijn te verkrijgen plakt u


aan beide zijden van de te repareren draad een
strook tape.

Voordat u de zilververf aanbrengt moet u het fles-


je goed schudden om de zilverdeeltjes goed met
de vernis te vermengen.

DI8814

88-1
BEDRADING
Achterruitverwarming 88
REPAREREN

Breng met een dun penseeltje een voldoende


dikke laag aan in de lijn tussen de twee stroken
tape. Laat de verf drogen en breng een tweede
laag aan. Daarna indien nodig nog een derde laag
als de tweede laag droog is.

Uitlopers kunt u met een scherp mes verwijderen,


maar niet voordat de verf volledig is uitgehard,
d.w.z. na een paar uur.

De tape moet u minstens 1 uur laten zitten. U ver-


wijdert de tape vervolgens door deze loodrecht
op de draad los te trekken van de ruit (zie de te-
kening).

Bij een temperatuur van 20°C zal de vernislaag pas


na drie uur volledig uitgehard zijn. Bij lagere tem-
peraturen duurt het uitharden langer.

77324S

88-2
BEDRADING
Afstandsbediening portiervergrendeling 88
ALGEMEEN 2. - TYPEN MET FM-AFSTANDSBEDIENING:

Voor dit autotype zijn twee soorten afstandsbedie- Zet het contact uit.
ning voorzien:een infraroodafstandsbediening of
een FM-afstandsbediening, beiden met variabele Toets in:G32*. U heeft nu 10 seconden tijd
code. voor de volgende handelingen.

Dankzij deze variabele code is het niet mogelijk de N.B.: Deze 10 seconden zijn te herkennen aan
code te copieren. het tijdens deze tijdsduur continu branden
van het startvergrendelingslampje en het
De afstandsbedieningen zijn uitsluitend bestemd vlakje 17 links op de XR25 (code D56, kaart
voor de portiervergrendeling en niet voor de start- n° 56).
vergrendeling. Wel wordt het signaal verwerkt
door een decoder.
3. (voor beide afstandsbedieningen) Druk twee
Als een zender wordt vervangen, moet het systeem keer op de afstandsbedienings-knop. De por-
daarom worden gesynchroniseerd zodat de zenders tieren vergrendelen en ontgrendelen en het
in fase zijn met hun decoder. startvergrendelingslampje gaat uit.

LET OP: dit systeem werkt NIET met DRIE afstands- N.B. :
bedieningen (de decoder kan slecht 2 variabele
codes verwerken). - Bij het vervangen van één sleutelkop is het
niet altijd nodig de tweede afstandsbedie-
ning mede te synchroniseren.
AFSTANDSBEDIENING Controleer of de tweede afstandsbediening
werkt. Is dit NIET het geval voer dan ook bij
Vervangen of bijbestellen van een afstandsbedie- deze de synchronisatieprocedure uit.
ning (b.v. de klant wenst een tweede afstandsbe-
diening), BIJ AUTO’S MET STARTVERGRENDELING, - Als beide afstandsbedieningen uit fase zijn,
ZONDER vervangen van de decoder moeten twee afzonderlijke synchronisatie-
procedures worden uitgevoerd.
Bestel een nieuwe sleutekop met behulp van het
nummer in de kop van een oude sleutel of op het
etiket dat bij de oorspronkelijke sleuels werd gele- LET OP: Bij INFRAROOD afstandsbedieningen is
verd (bestaande uit 8 tekens). het van groot belang om de zender bij de proce-
dure goed op de ontvanger te richten. Indien de
Bij verlies van een complete sleutel moet u ook het procedure mislukt, begin dan opnieuw vanaf het
metalen deel bestellen. begin.

Gebruik vervolgens de XR25 voor deze


-specifieke- synchronisatie. 4. Procedure beëindigd. Controleer de werking
Dit houdt in dat de nieuwe zender in fase wordt ge- van de portiervergrendeling.
bracht met de decoder, maar UITSLUITEND in ge-
vallen waarbij de decoder NIET is vervangen.

1. Contact uitzetten.
XR25 aansluiten (schakelaar op S8, code D56).

- TYPEN MET INFRAROOD AFSTANDS-


BEDIENING:

Toets in G04* (startvergrendeling).

Zet het contact aan en toets de noodcode in (zie


procedure hoofdstuk 82).

88-3
BEDRADING
Afstandsbediening portiervergrendeling 88
Vervangen of bijbestellen van een afstandsbe- 3. Druk twee keer op de afstandsbedienings-
diening (b.v. de klant wenst een tweede af- knop. De portieren vergrendelen en ontgren-
standsbediening), BIJ AUTO’S ZONDER START- delen.
VERGRENDELING, ZONDER vervangen van de de-
coder N.B. :

Bij auto’s zonder startvergrendeling heeft de af- - Bij het vervangen van één sleutelkop is het
standsbediening geen specifiek nummer. U bes- niet altijd nodig de tweede afstandsbedie-
telt dus een sleutelkop met afstandsbediening ning mede te synchroniseren.
zonder nummer. Controleer of de tweede afstandsbediening
werkt. Is dit NIET het geval voer dan ook bij
Bij verlies van een complete sleutel moet u ook deze de synchronisatieprocedure uit.
het metalen deel bestellen.
- Als beide afstandsbedieningen uit fase zijn,
Gebruik vervolgens de XR25 voor een -specifieke- moeten twee afzonderlijke synchronisatie-
synchronisatie.Dit houdt in dat de zenders in fase procedures worden uitgevoerd.
worden gebracht met de decoder, maar
UITSLUITEND in gevallen waarbij de decoder NIET
is vervangen. LET OP: Bij INFRAROOD afstandsbedieningen is
het van groot belang om de zender bij de proce-
dure goed op de ontvanger te richten. Indien de
1. Zet het contact uit, Sluit de XR25 aan met de procedure mislukt, begin dan opnieuw vanaf het
schakelaar op S8 (code D56). begin.

2. Toets in G32* (de portieren worden vergren- 4. Procedure beëindigd. Controleer de werking
deld en ontgrendeld). van de portiervergrendeling.
U heeft vanaf nu 10 seconden de tijd voor de
volgende handelingen.
SNELLE SYNCHRONISATIEPROCEDURE VOOR HET
N.B.: Deze 10 seconden zijn te herkennen aan IN FASE BRENGEN VAN DE AFSTANDS-
het tijdens deze tijdsduur continu branden BEDIENINGEN MET DE DECODER
van het startvergrendelingslampje en het
vlakje 17 links op de XR25 (code D56, kaart (voor variabele code)
n° 56).
Deze procedure is te gebruiken:
- in het geval dat de code van de afstandsbedie-
ning buiten het ontvangstbereik van de deco-
der is gekomen (b.v. afstandsbediening méér
dan 1000 keer loos ingedrukt),
- in het geval uitsluitend de decoder is vervan-
gen,
- in het geval een afstandsbediening wordt ver-
vangen bij een nieuwe decoder (bij vervangen
van een set).

N.B.: Bij het vervangen of bijbestellen van een af-


standsbediening: zie de (specifieke) synchronisa-
tieprocedure op de vorige bladzijde.

88-4
BEDRADING
Afstandsbediening portiervergrendeling 88
Zet het contact uit: DECODER

1. Houd de knop van de afstandsbediening net De decoder (A) is links in het dashboard gemon-
zolang ingedrukt tot de portieren vergrende- teerd.
len en weer ontgrendelen.
U heeft nu 10 seconden tijd voor de volgende
handelingen.

N.B.: Deze 10 seconden zijn te herkennen aan


het tijdens deze tijdsduur continu branden
van het startvergrendelingslampje en het
vlakje 17 links op de XR25 (code D56, kaart
n° 56).

2. Druk twee keer op de afstandsbedienings-


knop. De portieren vergrendelen en ontgren-
delen en het rode lampje gaat uit.

N.B.: Als beide afstandsbedieningen uit fase


zijn, moeten twee afzonderlijke synchronisa-
tieprocedures worden uitgevoerd.

LET OP: Bij INFRAROOD afstandsbedieningen


is het van groot belang om de zender bij de 12967R
procedure goed op de ontvanger te richten.
Indien de procedure mislukt, begin dan
opnieuw vanaf het begin. UITBOUWEN - INBOUWEN

Hiervoor moet het dashboard gedeeltelijk wor-


3. Procedure beëindigd. Controleer de werking den uitgebouwd.
van de portiervergrendeling.
Bouw uit:
- het stuurwiel met de wielen in derechtuitstand
- de kappen rond de stuurkolom,
- de beschermplaat onder de stuurkolom,
- de schakelaars voor verlichting en wissers,
- de omgeving van he instrumentenpaneel,
- het instrumentenpaneel,
- de asbak, zijn steunplaat en de twee dash-
boardschroeven op de verwarmingseenheid,
- de onderste dashboardbekleding aan bestuur-
derszijde,
- de twee luidsprekerrrossters op het dashboard,
- de resterende dashboardbevestigingen.

88-5
BEDRADING
Afstandsbediening portiervergrendeling 88
Druk het dashboard zo veel mogelijk vrij. Maak de ONTVANGER
stekker los van de decoder en verwijder de twee
schroeven (B) met een kleine ratel en een Torx bit- Deze is bij het voorste binnenlicht gemonteerd.
20.
Deze ontvangt de code van de afstandsbediening
en versterkt die.

De ontvanger is niet gecodeerd en kan onafhan-


kelijk van de afstandsbediening en decoder wor-
den vervangen.

Uitbouwen - Inbouwen

Kantel bij (A) het lichtglas los met een kleine


schroevedraaier.

13065R

VERVANGEN

Typen met startvergrendeling: raadpleeg hoofd-


stuk 82 (inlezen gegevens). De decoder beheert in
dit geval de start- én portiervergrendeling.

Typen zonder startvergrendeling: voer de syn-


chronisatieprocedure uit.

N.B. : Gebruik voor het storing zoeken bij de af-


standsbediening de XR25 (kaart n° 56).
13073R

88-6
BEDRADING
Afstandsbediening portiervergrendeling 88
Verwijder de twee schroeven (B) van de dak- Verwijder de ontvanger met printplaat door de
console. twee lipjes (F) open te drukken.
(Afbeelding: infrarood ontvanger)

13072R 13075R

INBOUWEN - bijzonderheden
Druk het geheel naar voren los en maak de stek-
kers los.. Voor het inbouwen van de steunplaat (D) moet de
schakelaar (E) naar rechts staan (zie afbeelding)
Verwijder het lampje, de schroef (C) en haak de om te voorkomen dat de contacten bij het vast-
steunplaat (D) los. drukken beschadigd worden.

13074R1 13074R2

88-7
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
ALGEMEEN • de airbag in het stuurwiel die het hoofd
opvangt van de bestuurder.

BELANGRIJK: Werkzaamheden aan de systemen


van de airbags en de gordelspanners mogen al-
leen worden uitgevoerd door speciaal hiervoor
opgeleid personeel.

Het betreft hier drie aanvullende veiligheidsvoor-


zieningen.

Bij een voldoende zware frontale aanrijding stelt


de rekeneenheid die deze systemen bestuurt in
werking:

• de gordelspanners die de autogordels bij de


voorstoelen strak trekken tegen het lichaam
van de voorste inzittenden.

96310-1S

• de airbag in het dashboard die het hoofd


opvangt van de voorpassagier.

MAB11197S

98124S

88-8
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
FUNCTIE - WERKING GORDELSPANNERS EN AIRBAG

1) Functie

De airbag in het stuurwiel vangt het hoofd op van de bestuurder of de passagier en vertraagt de
voorwaartse beweging hiervan.

2) Wanneer komt de airbag tot ontplooiïng

Er kunnen zich globaal vier situaties voordoen:

1) FRONTALE BOTSING TEGEN


OBSTAKEL : 2) SCHUINE BOTSING TEGEN
OBSTAKEL :
De inschakelsnelheid hangt af van het oppervlak
van het obstakel: hoe kleiner het oppervlak, des In dit geval hangt de inschakelsnelheid van de
te hoger is de snelheid. airbag af van de botsingshoek α.

De gordelspanners schakelen in het algemeen bij Hoe groter deze hoek α, des te hoger is de
een lagere snelheid in dan de airbag. inschakelsnelheid.

DI8816 DI8817

A Rijrichting
B Zwaartepunt

88-9
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
3) FRONTALE BOTSING TEGEN 4) SCHUINE BOTSING TEGEN OBSTAKEL :
OBSTAKEL :
In dit geval hangt de inschakelsnelheid van de
In dit geval hangt de inschakelsnelheid van de airbag af van botsingshoek α en van de
airbag af van de mate van soepelheid van de soepelheid van de geraakte auto in de rijrichting.
carrosserie van de geraakte auto.
Hoe groter deze hoek α en hoe soepeler de ander
Hoe "soepeler" de andere auto, des te hoger is de auto, des te te hoger is de inschakelsnelheid .
inschakelsnelheid (als beide auto’s even soepel
zijn en elkaar over 100 % raken, is de snelheid
hoger dan 40 km/u) (relatieve snelheid).

DI8818 DI8819

A Rijrichting
B Zwaartepunt
C Stilstaande auto

5) SAMENVATTING EN CONCLUSIE

- De airbag reageert uitsluitend op vertragingen in de rijrichting. Bij een aanrijding tegen de zijkant of een
"rol" zal niet de airbag niet inschakelen.

- De bewegingsenergie van de auto wordt omgezet in energie die de voorkant van de auto vervormt. De
vertraging is groter naarmate de vervorming van de geraakte auto kleiner is, dat wil zeggen dat de
airbag eerder zal inschakelen.

- De minimale snelheid waarbij de Airbag afgaat wordt groter naarmate de botsingshoek α groter is (zie
hierboven).

- Indien er bij een frontale botsing geen vervorming is bij de voorstijlen of motor-bak-subframe niet zijn
ontzet, dan is het normaal dat de Airbag niet is ingeschakeld: de inschakelsnelheid is dan kennelijk niet
bereikt.

- Gordelspanners schakelen altijd in bij een lagere snelheid dan de Airbag.

- Uit ervaring weten wij dat de door de klant opgegeven snelheid van de botsing vaak niet juist is, hun
waarneming is vaak vervormd door de schrik van het ongeluk: bijna altijd wordt de kruissnelheid vlak
voor de botsing verward met de werkelijke snelheid tijdens de botsing, die meestal gelukkig een stuk
lager is.

88-10
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
Er zijn verschillende configuraties mogelijk : SPECIAAL GEREEDSCHAP

De auto kan zijn uitgerust met: XR25

- alleen gordelspanners.

- gordelspanners en een stuurwielairbag.

- gordelspanners, stuurwielairbag en
dashboard-airbag (passagiersairbag)

NOTA :

• Een auto met een stuurwielairbag herkent u


een sticker in de linker benedenhoek van de
voorruit en het opschrift"Airbag" op het stuur-
wiel

• Bij een auto met een dashboardairbag is er een


tweede sticker aan de passagierkant van de
voorruit geplakt en het opschrift"Airbag" staat
op het dashboard voor de passagier.

Deze stickers moeten bij het vervangen van de air-


bags altijd worden aangebracht.
92656S
De stickers zijn als set verkrijgbaar onder bestel-
nummer: 77 01 205 442.
Het systeem met een rekeneenheid met een 30-
polige aansluitstekker en diagnoselijnen K en L
kan worden gekontroleerd met de XR25 (behalve
als de auto alleen gordelspanners heeft).

Met de XR25 kunnen storingen in de rekeneen-


heid of in de bedrading worden opgespoord.

N.B.: voordat u werkzaamheden aan het systeem


uitvoert, kan dit met een stuurcommando worden
uitgeschakeld, zodat dat de pyrotechnische ont-
stekers niet kunnen afgaan.

88-11
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
CONTROLEKOFFER XRBAG (ELé. 1288) 30-POLIGE VERLOOPSTEKKER XRBAG

96833G

Dit gereedschap is speciaal ontworpen voor het


controleren en onderzoeken van de airbags en de
gordelspanners.

PRD99498

Hiermee kunt u elektrische metingen uitvoeren


aan de verschillende kabelbundels van het sys- Deze verloopstekker sluit u aan op de kabelbun-
teem. del van de 30-polige rekeneenheid.

Met deze verloopstekker kunt u de XRBAG ge-


LET OP: Voer nooit metingen uit aan de bruiken voor het controleren van de kabelbundels
bedrading of stekkerblokken van de airbag of de naar de ontstekers, het meten van de voedingss-
gordelspanners met een ohmmeter of ander panning van de rekeneenheid en voor het aans-
gereedschap. Door de werkspanning van dit turen van het waarschuwingslampje op het instru-
gereedschap kan de airbag of de gordelspanners mentenpaneel.
worden geactiveerd (raadpleeg het hoofdstuk
"Storing zoeken"). Ook kunt u met deze verloopstekker de verbin-
dingen controleren van de diagnoselijnen, het
waarschuwingslampje en de voeding van de
rekeneenheid.

88-12
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
LOZE AIRBAGONTSTEKER
VERNIETIGINGSGEREREEDSCHAP
Het rode doosje bij de XRBAG bevat een loze
airbagontsteker. Om ongelukken te voorkomen moeten de gas-
patronen van airbags en gordelspanners onscha-
Deze loze ontsteker heeft dezelfde elektrische delijk worden gemaakt voordat de auto of het
eigenschappen als een echte ontsteker en ver- onderdeel worden gesloopt.
vangt deze laatste bij het storing zoeken in het
systeem en voorkomt dat de batterijtjes van een Dit onschadelijk maken MOET ALTIJD met het spe-
autonome airbag ontladen als de airbag is uitge- ciaal hiervoor ontworpen gereedschap Elé. 1287
bouwd. gebeuren.

Bij het werken aan de dashboardairbag zijn twee


loze ontstekers nodig.

Deze zijn te bestellen bij de importeur.

96832R

Zie de paragraaf "Vernietiging" in het boek


"Airbag en gordelspanners".

LET OP: Bij problemen aande steel of bevestiging


van de gordelsluiting MAG DE GORDELSPANNER
NIET ONSCHADELIJK worden gemaakt.
GEBRUIK ALTIJD DE NIEUWE VERPAKKING OM DE
OUDE GORDELSPANNER TERUG TE STUREN.

88-13
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
REKENEENHEID BELANGRIJK: Sluit de stekkerblokken van reke-
neenheid pas weer aan nadat u het huis van de re-
Meerdere mogelijkheden : keneenheid heeft vastgezet. de pijl op het huis
moet naar de voorzijde van de auto wijzen.
- een rekeneenheid voor uitsluitend de gordel-
spanners. Bij typen met airbag(s)

- een centrale rekeneenheid voor gordelspan- Vergrendel de rekeneenheid met de XR25 en het
ners en airbag(s). commando G80* (ISO-schakelaar op S8 code D49).

Afhankelijk van de functies is het systeem opge- Alle ontstekingscircuits zijn hierdoor vergrendeld
bouwd uit: en het airbaglampje op het dashboard en het
- een elektromechanisch veiligheidscontact XR25-vlakje 14 links geven signaal. Overigens
- een vertragingsmeter voor de airbags. worden nieuwe systemen in deze toestand gele-
- een ontstekingscircuit voor de verschillende verd.
pyrotechnische systemen,
- een energiereserve, Bij het inbouwen van de rekeneenheid:
- een zelfcontrolesysteem met storingsgeheu-
gen (niet voor alleen gordelspanners), - monteer deze op zijn plaats met de pijl wijzend
- een circuit dat het waarschuwingslampje op naar de voorzijde van de auto.
het instrumentenpaneel aanstuurt (niet voor
alleen gordelspanners), - Sluit de 30-polige stekker aan en voer een
- een communicatie-interface K - L via de diag- controle uit met de XR25.
nose-aansluiting (niet voor alleen gordelspan-
ners). Als alles in orde is, ontgrendel de rekeneenheid
dan met het commando G81*.

BELANGRIJK

Voordat u de rekeneenheid uitbouwt moet u:

Bij typen met alleen gordelspanners en geen


airbag :

• het contact afzetten,


• de zekering verwijderen (zie de paragraaf
"Zekeringen") en vijf minuten wachten als de
auto alleen gordelspanners heeft, tot de
reservecapaciteit (in de rekeneenheid) zich
heeft ontladen,
• de stekkers van de rekeneenheid losmaken, om
iedere kans op explosie te voorkomen,
• controleren of er niemand in de auto aanwezig
is bij het werken aan de rekeneenheid.

88-14
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
PLAATS VAN DE REKENEENHEID REKENEENHEID BIJ TYPEN MET AIRBAG (S)

Op de middenconsole.

98716S

13059S
LET OP:

• De elektronische rekeneenheid moet absoluut


REKENEENHEID BIJ TYPEN ZONDER AIRBAG worden vervangen na het activeren van de gor-
delspanners en de airbags; hierdoor verande-
ren namelijk de nominale waarden van be-
paalde komponenten.

• Na het vervangen van de rekeneenheid van de


gordelspanners en de airbag(s),moet u deze re-
keneenheid ontgrendelen met de XR25 voor-
dat u de auto aan de klant aflevert (zie para-
graaf storing zoeken "betekenis signaal vlakje
n° 14).

BELANGRIJK: Sluit de stekkerblokken van


rekeneenheid pas weer aan nadat u het huis van
de rekeneenheid heeft vastgezet. de pijl op het
huis moet naar de voorzijde van de auto wijzen.
(aantrekkoppel 0,4 daN.m).

LET OP:
98715S

• In de 30-polige stekker van de rekeneenheid


worden de aansluitingen van de verschillende
ontstekerkabels in het stekkerblok automa-
tisch kortgesloten om te voorkomen dat de
airbags of de gordelspanners per ongeluk
worden geactiveerd (door bijvoorbeeld an-
tenne-effekt).

88-15
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
LET OP: AANSLUITINGEN

• Bij werkzaamheden onder de auto: verwijder 2-polige stekker


de zekering van airbag/gordelspanners (zie de (onder de voorstoelen)
paragraaf "Bestemming van de zekeringen" in
het elektrische schema) en wacht 5 minuten om Voor inschakelen gordelspanners
de reservecapaciteit te laten afvloeien, of 2
seconden bij typen met airbag(s), alvorens u LET OP : de stekkerblokken voor de ontstekings-
aanvangt met werkzaamheden onder de auto draden van de gordelspanners worden automa-
(uitlaat, carrosserie, enz.) waarbij bijvoorbeeld tisch kortgesloten bij het losmaken om te voorko-
een hamer wordt gebruikt of waarbij de men dat de gordelspanners per ongeluk worden
bodemplaat schokken kan oplopen. geactiveerd .

• Bij het installeren van elektrische accessoires


(luidspreker, alarm of ander toestel dat een 30-POLIGE STEKKER
magnetisch veld kan opwekken), dat dit niet
wordt geplaatst in de nabijheid van de reken-
Aansl Bestemd voor
eenheid van de airbags en de gordelspanners.
1 + Signaal gordelspanner bestuurder
N.B.: De rekeneenheid ontvangt zijn voeding on- 2 - Signaal gordelspanner bestuurder
der normale omstandigheden van de accu. 3 + Signaal gordelspanner passagier

De rekeneenheid bouwt echter een hoeveel- 4 - Signaal gordelspanner passagier


heid reserve-energie op voor het geval de voe- 5 + na contact
ding vanaf de accu als gevolg van de aanrij- 6 + Signaal (ligne 1) dashboard airbag
ding wordt onderbroken.
7 -Signaal (ligne 1) dashboard airbag
8 Waarschuwingslampje
9 Massa
10 +Signaal stuurwielairbag
11 -Signaal stuurwielairbag
12 Diagnoselijn "K"
13 + Signaal (lijn 2) dashboard airbag
14 -Signaal (lijn 2) dashboard airbag
15 Diagnoselijn "L"
16
Doorverbinding
17
18
Doorverbinding
19
20 Niet in gebruik
21
Doorverbinding
22
23 Niet in gebruik
24 Niet in gebruik
25
Doorverbinding
26
27 Niet in gebruik
28
Doorverbinding
29
30 Niet in gebruik

88-16
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
WERKZAAMHEDEN AAN DE BEDRADING VAN Deze systemen treden niet in werking bij :
HET ONTSTEKINGSMECHANISME. - een aanrijding aan de zijkant,
- een aanrijding tegen de achterzijde.
Indien deze bedrading beschadigd is moet het be-
trokken onderdeel BESLIST worden vervangen. De explosie van een gaspatroon veroorzaakt een
Reparaties zijn niet toegestaan. luide knal en een lichte rookontwikkeling.

Het is niet toegestaan de bedrading of de stek- N.B.: als de auto alleen gordelspanners heeft,
kerblokken van deze veiligheidsvoorzieningen heeft de rekeneenheid een (elektromechanisch)
op de klassieke manier te herstellen. opname element.

De ontstekingsbedrading van de airbag maakt


deel uit van interieur-kabelbundel.. Bij vervan-
ging moet de oude bedrading aan de twee uitein- BELANGRIJK: Controleer de systemen altijd met
den worden doorgeknipt en moet de nieuwe be- de controlekoffer XR BAG:
drading dezelfde kabelbundel volgen. - na een aanrijding waarbij de systemen niet zijn
geactiveerd,
LET OP: de nieuwe kabelbundel mag niet bescha- - na diefstal van de auto of een diefstalpoging,
digd zijn en moet op dezelfde wijze worden aan- - voordat de auto als occasion wordt verkocht.
gebracht als de oorspronkelijke kabelbundel.

N.B.: de bedrading wordt verkocht als set met WAARSCHUWINGSLAMPJE


draden voor gordelspanners en airbag.
Dit lampje controleert de gordelspanners en de
airbag(s), behalve als de auto alleen gordelspan-
WERKING VAN DE AIRBAG(S) EN GORDELSPAN- ners heeft.
NERS
Het moet bij het aanzetten van het contact enkele
Bij het aanzetten van het contact gaat het seconden oplichten en daarna uit gaan en uit blij-
lampje enige seconden branden en daarna ven. Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
weer uit. contact of oplicht tijdens het rijden wijst dit op
een storing in het systeem. Raadpleeg de para-
De rekeneenheid is dan paraat en registreert de graaf "Storing zoeken"..
vertragingen van de auto met behulp van een
ingebouwde vertragingsmeter.

Bij een voldoende zware frontale aanrijding, ont-


steekt de rekeneenheid de twee ontstekers van de
gordelspanners gelijktijdig indien een afzonder-
lijk elektromechanisch veiligheidscontact de schok
eveneens heeft waargenomen.

Door de gasexpansie wordt een zuiger in zijn


cilinder weggedrukt die een kabel aan de sluiting
van de veiligheidsgordel trekt zodat deze strak
komt te staan.

Bij een zwaardere frontale aanrijding ontsteekt


de vertragingsmeter, na bevestiging door het
elektromechanische veiligheidscontact bovendien
de pyrotechnische gasgenerator(s) (gaspatronen)
van de airbag(s) die hierdoor worden opgeblazen.

88-17
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
GORDELSPANNERS Bij het ontsteken wordt de sluiting maximaal 70
mm teruggetrokken en spant zo de veiligheids-
BESCHRIJVING gordel

Deze zijn aan de zijkant van het stoelframe ge-


monteerd.

DI8802

Het is niet toegestaan de onderdelen van de gor-


delspanner afzonderlijk te demonteren.

96438S

De gordelspanner is voorzien van:


- een speciale sluiting (A),
- een pyrotechnische gasgenerator (gaspa-
troon) met ontsteker (B).

DI8801R

88-18
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
AUTOGORDELS INBOUWEN

Autogordels die in gebruik waren bij het afgaan Let op de juiste ligging van de kabelbundels en
van de gordelspanners moeten altijd worden ver- hun bevestigingspunten.
vangen (ook als het niet zeker is dat zij in gebruik
waren moet u ze vervangen). De op het oprolme- BELANGRIJK:
chanisme uitgeoefende krachten zijn zo groot dat
dit mechanisme inwendig defect kan zijn geraakt. Typen met gordelspanners alleen (zonder XR25
diagnoseprogramma) :
• Controleer de werking van beide gordelspan-
UITBOUWEN ners met de controlekoffer XR BAG (Elé. 1288)
voordat u de stekkers van de gordelspanners
weer aansluit (zie de paragraaf "Storing zoe-
LET OP: Het is niet toegestaan werkzaamheden ken").
aan de airbag(s) of de gordelspanners uit te voe- • Druk de stekker (C) stevig vast aan de kant van
ren in de buurt van een hittebron of van open de gordelspanner tot hij vastklikt
vuur. De pyrotechnische systemen kunnen hier-
door worden geactiveerd. Typen met gordelspanners en airbag
• Voer, na het vastmaken vande stekkers, een
controle uit met de XR25. Als alles in orde is,
Vergrendel de rekeneenheid met de XR25 en het ontgrendel de rekeneenheid dan met het
commando G80* (ISO-schakelaar op S8 code D49). commando G81*.
• Druk de stekker (C) stevig vast aan de kant van
Alle ontstekingscircuits zijn hierdoor vergrendeld de gordelspanner tot hij vastklikt.
en het airbaglampje op het dashboard en het
XR25-vlakje 14 links geven signaal. Overigens
worden nieuwe systemen in deze toestand gele-
verd.
TER HERINNERING: als de gordelspanners zijn af-
Als alles na de werkzaamheden in orde is, ont- gegaan, MOET u hun rekeneenheid vervangen.
grendel de rekeneenheid dan met het commando
G81*.

Bouw uit:
- de stekker van de gordelspanner onder de
voorstoel,
- de complete gordelspanner, na het verwijderen
van de bekleding.

BELANGRIJK : een niet geactiveerde gordelspan-


ner moet onschadelijk worden gemaakt zoals
aangegeven in het betreffende hoofdstuk alvo-
rens hij als afval mag worden afgevoerd.

88-19
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
STUURWIELAIRBAG Het lampje op het instrumentenpaneel
controleert de werking van de stuurwielairbag, de
BESCHRIJVING dashboardairbag (passagier) en de gordel-
spanners (afh. van uitrusting)
De airbag bevindt zich in de stuurwielnaaf en
bestaat uit: N.B.: het systeem is pas operationeel als het
- een opblaasbaar kussen, contact aan staat. De auto’s met stuurwielairbag
- een pyrotechnische gasgenerator (gaspa- zijn aan bestuurderszijde voorzien van een sticker
troon) met ontsteker. onderaan de voorruit, en van de inscriptie
“AIRBAG” op de stuurwielnaaf.
Het is niet toegestaan de onderdelen van de
airbag afzonderlijk te demonteren. Bij het vervangen van de voorruit moet u altijd de
sticker aanbrengen die herinnert aan de aan-
wezigheid van de airbag. Deze stickers wordt
geleverd in een set met bestelnr.77 01 205 442.

TER HERINNERING: als de airbag is afgegaan,


MOET u de rekeneenheid hiervan vervangen om-
dat bepaalde nominale waarden hierdoor gewij-
zigd zijn.

96310-1S

N.B.: Bij het ontplooien verscheurt het airbag-


kussen de stuurwielbekleding.

88-20
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
AIRBAG, STUURWIEL EN DRAAIBARE DOORVOER Bouw uit:
- de twee Torx schroeven aan de achterzijde van
UITBOUWEN het stuurwiel (vastgezet met 0,5 daNm) en
maak de stekker (D) los.
LET OP: Het is niet toegestaan werkzaamheden
aan de airbag of de gordelspanners uit te voeren
in de buurt van een hittebron of van open vuur.
De pyrotechnische systemen kunnen hierdoor
worden ontstoken.

BELANGRIJK: bij het uitbouwen van het stuurwiel


MOET u de stekker van de airbag (D) altijd
losmaken.
Doordat deze airbagstekker zichzelf kortsluit als u
hem losmaakt kan de airbag niet ongewenst
afgaan.

BELANGRIJK:

Bij deze typen heeft u de mogelijkheid de reken-


eenheid tijdens werkzaamheden te vergrendelen
met de XR25 en het commando G80* (ISO-
schakelaar op S8 code D49). 12973R

Alle ontstekingscircuits zijn hierdoor vergrendeld - de stuurwielbout,


en het airbaglampje op het dashboard en het - het stuurwiel met de wielen in de rechtuit-
XR25-vlakje 14 links geven signaal. Overigens stand.
worden nieuwe systemen in deze toestand gele-
verd.
Als na de werkzaamheden alles in orde is, ont- BELANGRIJK: Een niet geactiveerde airbag moet
grendel de rekeneenheid dan met het commando onschadelijk worden gemaakt zoals aangegeven
G81*. in het betreffende hoofdstuk, alvorens hij als
afval mag worden afgevoerd.

88-21
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
BIJZONDERHEDEN DRAAIBARE ELEKTRISCHE INBOUWEN
DOORVOER
Controleer of de wielen nog in de rechtuitstand
Deze houdt de elektrische verbindingen tussen de staan.
stuurkolom en het stuurwiel in stand .
Controleer voor het monteren of de draaibare
De draaibare elektrische doorvoer bestaat uit een doorvoer nog is gefixeerd.
flexibele strip met geleidende banen voor de air-
bag. De strip is lang genoeg om 2,5 stuuromwen- Als dit niet het geval is, centreer de doorvoer dan
telingen naar links of naar rechts te kunnen com- op de volgende wijze :
penseren (plus veiligheidsmarge).
- verdraai de bovenkant van de draaibare door-
UITBOUWEN voer tegen de wijzers van de klok. Bij het be-
reiken van de uiterste stand, zie de tekening
Markeer bij het uitbouwen de stand van de flexi- hieronder, voelt u het draaien zwaarder gaan
bele strip op één van de volgende manieren : (niet forceren).

• plaats de wielen bij het demonteren in de re-


chtuitstand zodat de strip zich in het midden
bevindt,

• of: fixeer het draaibare deel met plakband.

PRD99529

- verdraai de bovenkant vervolgens een stukje


in de richting van de wijzers van de klok (naar
boven) en controleer of de draaibare door-
12970R4 voer in de hieronder getekende stand staat,

Bij vervanging is de nieuwe strip reeds gecen-


treerd en vastgezet met een sticker. Montage ge-
beurt met de wielen in de rechtuitstand.
De sticker wordt bij de eerste omwenteling van
het stuurwiel kapotgescheurd.

88-22
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
BIJZONDERHEDEN

Bij werkzaamheden aan het stuurhuis, de motor,


de versnellingsbak of automatische transmissie,
waarbij de stuurkolom wordt losgemaakt van het
rondsel :

→ moet het stuurwiel altijd worden gefixeerd met


een blokkeergereedschap.

LET OP: om te voorkomen dat de draaibare door-


voer beschadigd wordt moet het stuurwiel tijdens
de werkzaamheden gefixeerd blijven.

Bij de minste twijfel over de centrering van de


doorvoer moet u het stuurwiel uitbouwen en de
doorvoer op de aangegeven wijze centreren.

LET OP : deze werkzaamheden mogen uitsluitend


PRD99530 door speciaal hiervoor opgeleid personeel wor-
den uitgevoerd.
- verdraai het onderdeel twee omwentelingen in
de richting van de wijzers van de klok en BELANGRIJK:
controleer of de draaibare doorvoer in de hier-
voor beschreven stand staat. Na montage:

Monteer het stuurwiel met een nieuwe (voorge- • Controleer het systeem op storingen met de
lijmde) bout en zet deze vast met een aantrekkop- XR25
pel van 4,5 daN.m.
• Ontgrendel de rekeneenheid met het comman-
Sluit de stekker van het airbagkussen weer aan en do G81*.
en zet deze vast aan het stuurwiel (aantrekkoppel
0,5 daN.m.). • zet het contact aan, controleer of het lampje
drie seconden oplicht en vervolgens uit gaat en
uit blijft.

Als het lampje niet op bovenstaande wijze


reageert, raadpleeg dan de paragraaf "Storing
zoeken" en controleer het systeem met de XRBAG
(Elé. 1288) of de XR25.

LET OP: bij het niet opvolgen van deze procedure


bestaat het gevaar dat het systeem niet normaal
werkt en zelfs dat de airbag voortijdig
explodeert.

88-23
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
DASHBOARD AIRBAG (passagier)

BESCHRIJVING

Deze is in het dashboard ingebouwd voor de


voorpassagier.

De airbagmodule bestaat uit :


- een opblaasbaar kussen,
- twee pyrotechnische gaspatronen met hun
ontstekers.

PLAATS

98124S

N.B.: Bij het ontplooien opent het airbagkussen


de klep in het dashboard.

Het lampje op het instrumentenpaneel


geeft aan of de gordelspanners en de airbags in
orde zijn.

N.B.: Het systeem is pas operationeel als het


contact aan staat. een auto met dashboardairbag
herkent u aan een airbagsticker in de rechter be-
13060S nedenhoek van de voorruit en aan het opschrift
"Airbag" op het dashboard. Twee andere stickers,
op de rechter voorportierruit en op de zijkant van
Het is niet toegestaan de onderdelen van de het dashboard herinneren eraan dat er geen kin-
airbag afzonderlijk te demonteren. derzitje op de passagiersstoel mag worden ge-
plaatst. Zie ook het instruktieboekje van de auto.

Bij het vervangen van de voorruit moet u altijd de


stickers aanbrengen die herinneren aan de aan-
wezigheid van de airbags.

De stickers worden geleverd in een set met


bestelnummer: 77 01 205 442).

LET OP:

DE ELEKTRONISCHE REKENEENHEID MOET


ABSOLUUT WORDEN VERVANGEN NA HET
ACTIVEREN VAN DE GORDELSPANNERS EN DE
AIRBAGS; HIERDOOR VERANDEREN NAMELIJK DE
NOMINALE WAARDEN VAN BEPAALDE
COMPONENTEN.

88-24
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
WERKZAAMHEDEN OM BIJ DE ONTSTEKERS VAN UITBOUWEN DASHBOARDAIRBAG
DE DASHBOARD AIRBAG TE KUNNEN KOMEN.
Om de dashboardairbag uit te kunnen bouwen
Om bij de ontstekers te komen is het niet nodig moet wél het dashboard worden uitgebouwd.
het dashboard uit te bouwen. Raadpleeg hoofdstuk 83 "UITBOUWEN -
INBOUWEN DASHBOARD".
BELANGRIJK: De controle van het ontstekingsme- Verwijder daarna de dashboardairbag (4 moeren)
chanisme moet met de XR25 gebeuren, zoals aan-
gegegeven in het hoofdstuk "STORING ZOEKEN".

VERVANGEN DASHBOARDAIRBAG

LET OP: Het is niet toegestaan werkzaamheden


aan de airbag(s) of de gordelspanners uit te voe-
ren in de buurt van een hittebron of van open
vuur. De pyrotechnische systemen kunnen hier-
door worden geactiveerd.

BELANGRIJK:

Bij deze typen heeft u de mogelijkheid de reken-


eenheid tijdens werkzaamheden te vergrendelen
met de XR25 en het commando G80* (ISO-
schakelaar op S8 code D49).
13064S
Alle ontstekingscircuits zijn hierdoor vergrendeld
en het airbaglampje op het dashboard en het BELANGRIJK: door het afgaan van de dashboard
XR25-vlakje 14 links geven signaal. Overigens airbag vervormen en beschadigen de
worden nieuwe systemen in deze toestand gele- bevestigingspunten zodanig dat het dashboard
verd. moet worden vervangen.
Als na de werkzaamheden alles in orde is, ont-
grendel de rekeneenheid dan met het commando
G81*.
BELANGRIJK: Een niet geactiveerde airbag moet
onschadelijk worden gemaakt zoals beschreven in
in het betreffende hoofdstuk, alvorens u hem als
afval laat afvoeren.

88-25
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
INBOUWEN

LET OP: Indien u zich niet aan de veiligheids


voorschriften houdt kan het systeem onklaar
raken, of kan de airbag zelfs voortijdig
exploderen met alle risico’s van dien voor de
inzittenden.

BELANGRIJK: Ga te werk in omgekeerde volgorde


van uitbouwen en zet de vierbevestigingsschroe-
ven van de dashboard airbag vast met een aan-
trekkoppel van 0,6 daN.m.

• Vervang systematisch de borgsticker door een


nieuw, blauwe sticker van het magazijn: bestel-
nummer set : 77 01 205 356.

• Controleer zorgvuldig of er niets bij montage is


achtergebleven (schroefjes, klemmetjes...).

PRD99498

BELANGRIJK:
Als de gemeten waarden korrekt zijn :
Controleer, voordat u de dashboardairbag weer
aansluit, de werking van het airbagsysteem op de • Maak de loze onstekers los.
volgende wijze:
• Sluit de bedrading weer aan op de ontstekers
Sluit een loze ontsteker (Elé. 1288) aan op de van de dashboardairbag (in het dashboard) en
stekker naar de dashboardairbag. sluit opnieuw de witte 2-polige meetstekker
van de XRBAG aan op de kabel (C) van de
Sluit de 30-polige verloopstekker van de XRBAG adapter, de gemeten waarde moet liggen
aan op de oranje 30-polige stekker van de tussen 1,8 en 4,6 Ω.
rekeneenheid.
Als de gemeten waarden korrekt zijn :
Sluit de XRBAG aan op de accu en sluit de witte,
2-polige meetstekker aan op de kabel (C) van de • Monteer het dashboard.
adapter, de gemeten waarde moet liggen tussen
1,8 en 4,6 Ω. • Controleer met de XR25 of er storingen in het
systeem aanwezig zijn.

• Ontgrendel de rekeneenheid met de


stuurfunktie G81*.

• Zet het contact aan, en controleer of het


waarschuwingslampje gedurende drie sekon-
den oplicht en daarna uit gaat en uit blijft.

Indien het lampje niet reageert zoals hiervoor


staat, raadpleeg dan de paragraaf "Storing
zoeken".

88-26
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
VERNIETIGEN GORDELSPANNERS

Om ongelukken te voorkomen moeten de gaspa- ONSCHADELIJK MAKEN IN DE AUTO


tronen van de gordelspanners ontstoken worden
voordat de auto en/of de veiligheidsvoorzienin- Voer deze werkzaamheden uit op een veilige plek
gen als afval worden afgevoerd. buiten de werkplaats.

GEBRUIK HIERVOOR UITSLUITEND HET SPECIALE Sluit het gereedschap Elé.1287 aan op het paarse
GEREEDSCHAP Elé. 1287 . stekkerblok (1) van de gordelspanner met behulp
van de hiervoor bestemde verlengkabel.

Rol de verlengkabel volledig uit zodat u zich op


tenminste 10 meter van de auto bevindt.

Sluit de voedingsdraden van het gereedschap


Elé.1287 aan op een accu.

Controleer of niemand zich in (de buurt van) de


auto bevindt en ontsteek de gaspatroon van de
gordelspanner door de beide knoppen van het
gereedschap Elé.1287 gelijktijdig in te drukken.

96832R

GORDELSPANNERS

LET OP: Bij problemen aande steel of bevestiging


van de gordelsluiting MAG DE GORDELSPANNER
NIET ONSCHADELIJK worden gemaakt.
GEBRUIK ALTIJD DE NIEUWE VERPAKKING OM DE
OUDE GORDELSPANNER TERUG TE STUREN. 96438R

Maak de tweede gordelspanner op dezelfde wijze


onschadelijk.

N.B. : Indien de betreffende gaspatroon niet


onschadelijk kan worden gemaakt (ontstekings-
mechanisme defekt), moet het oude onderdeel in
de verpakking van het nieuwe onderdeel naar de
importeur worden gestuurd.

88-27
BEDRADING
Airbags en gordelspanners 88
UITGEBOUWD ONDERDEEL ONSCHADELIJK Dek het geheel af met 4 oude banden.
MAKEN

Ga op dezelfde wijze te werk als bij een (uitge-


bouwde) airbag, zie hieronder.

STUURWIELAIRBAG

ONSCHADELIJK MAKEN NA HET UITBOUWEN

Voer deze werkzaamheden uit op een veilige plek


buiten de werkplaats.

Om te voorkomen dat het stekkerblok van de ver-


lengkabel wordt beschadigd moet het airbagkus-
sen na het aansluiten van de kabel op twee hou-
ten blokken worden geplaatst

96835S

Rol de verlengkabel volledig uit zodat u zich op


tenminste 10 meter van de banden bevindt.

Sluit de voedingsdraden van het destruktiege-


reedschap Elé.1287 aan op een accu.

Controleer of niemand zich in (de buurt van) de


stapel banden bevindt en ontsteek de gaspatroon
van de airbag door beide knoppen van het
96834S gereedschap gelijktijdig in te drukken.

N.B.: Indien de betreffende gaspatroon niet on-


schadelijk kan worden gemaakt (ontstekingsme-
chanisme defekt), moet het oude onderdeel in de
verpakking van het nieuwe onderdeel naar de
importeur worden gestuurd

DASHBOARDAIRBAG

ONSCHADELIJK MAKEN IN DE AUTO

Ga op dezelfde wijze te werk als voor de (inge-


bouwde) stuurwielairbag door het destruktie-
gereedschap Elé.1287 achtereenvolgens aan te
sluiten op de twee onstekers van de
dashboardairbag.

88-28

You might also like