Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 10

Samenvatting recht H2:

2.1 Hoofdthema’s staatsrecht:

De 2 hoofdonderwerpen uit het staatsrecht zijn:


- De staatsorganen en hun bevoegdheid
- De fundamentele rechten van de onderdanen (grondwet)

Rechtsbronnen waar de staatrechtelijke regels te vinden zijn:


- De grondwet
- Andere wettelijke regelingen, zoals bijvoorbeeld de provinciewet
- Bepaalde internationale verdragen
- Het staatrechtelijk gewoonterecht

2.2 Kenmerken van de Nederlandse staat:

Kenmerken zijn:
- Macht
- Gedecentraliseerde eenheidsstaat
- Parlementaire-democratisch rechtsstaat
- Rechtspersoon
- Openbaar lichaam
- Organen

2.2.1 Macht: (machtenscheiding)

De onderscheiden machten:
- De wetgevende macht (het geven van algemeen verbindende regels)
- De uitvoerende of bestuurlijke macht (het uitvoeren van de regels)
- De rechtelijke macht (het oplossen van conflicten naar aanleiding van de uitvoering)

2.2.2 Gedecentraliseerde eenheidsstaat:

Het begrip eenheidsstaat slaat op het feit dat:


- De bevoegdheden die door de centrale overheid naar lagere overheden overgeheveld zijn
altijd door de centrale overheid kunnen worden teruggenomen
- Hogere overheden controle uitvoeren op lagere overheden

2.2.3 Parlementaire-democratisch rechtsstaat:

Kenmerken rechtsstaat:
- Het legaliteitsbeginsel (wetmatigheid en bestuur)
- Het beginsel van de machtenscheiding
- Het bestaan van de grondwet
- Onafhankelijke rechtsspraak

Kenmerken parlementaire democratie:


- Het bestaan van vrije en geheime verkiezingen
- De mogelijkheid van rechtstreekse invloed van burgers
- Openbaarheid van besluitvorming
- Vertegenwoordigende colleges
- Parlementair stelsel
- Het bestaan van vrije onafhankelijke media

2.2.4 Rechtspersoon:

Kenmerkend voor een rechtspersoon is dat hij een eigen vermogen heeft en eigen rechten en
plichten. Hierdoor kan deze persoon zelfstandig deelnemen aan het rechtsverkeer.

2.2.5 Openbaar lichaam en (bestuurs)orgaan

Het openbaar lichaam bestaat uit rechtspersonen en bestuursorganen.

2.3 (Bestuurs)organen van de staat

2.3.1 Organen van de staat op centraal niveau

2.3.1.1 Regering en Staten-Generaal:

2e kamer = 150 leden


1e kamer = 75 leden

De rechten van 1e & 2e kamer


- Het vragenrecht (schriftelijke vragen stellen)
- Het interpellatierecht (bevoegdheid om met ministers te debatteren)
- Het enquêterecht (zelfstandig onderzoek mogen doen)
- Het budgetrecht (inzicht op de begroting door middel van formele zin)

Actief kiesrecht: het stemmen voor de leden die in de 2 e kamer komen

2.3.1.2 Regering (orgaan), ministerraad (organen) en minister (orgaan)

Betekenissen “koning”:
- De koning als drager van het koningschap
- De koning als regeringsorgaan

Onder algemeen regeringsbeleid vallen:


- Alle wetsvoorstellen
- Alle algemene maatregelen van bestuur
- Internationale overeenkomsten
- Belangrijke onderwerpen van het buitenlands beleid
- Voordrachten van belangrijke benoemingen die bij koninklijk besluit worden geregeld

2.3.2 Organen van de staat op decentraal niveau

2.3.2.1 Provinciale staten, gedupeerde state en de commissaris van de koning

De provincie kent de volgende bestuursorganen:


- Provinciale staten
- De gedupeerde staten
- De commissaris van de koning
2.3.2.2 De gemeenteraad, het college van B&W en de burgermeester

De gemeente kent de volgende bestuursorganen:


- De gemeenteraad
- Het college B&W
- De burgermeester

2.3.2.3 Dualisering van provincie en gemeente

In het dualistisch bestel oefent het college van burgemeester en wethouders de bestuurlijke
bevoegdheden uit binnen de kaders die het vertegenwoordigende lichaam heeft vastgesteld.

Om de provinciale statenleden en de gemeenteraadsleden hun nieuwe taak te kunnen laten


uitvoeren hebben zij verschillende belangrijke rechten gekregen. Daarbij kan aan de volgende
rechten gedacht worden:
- Een eigen griffier
- Het recht van onderzoek
- Het recht op ambtelijke bijstand
- De rekenkamer

2.4 Overheidshandelingen (bestuurshandelingen)

Overheidshandelingen is te splitsen in:


- Rechtshandelingen
- Feitelijke handelingen

2.4.1 Rechtshandelingen

Er is sprake van rechtshandelingen als de handeling gericht is op het doen intreden van een
rechtsgevolg.

2.4.2 Feitelijke handelingen

Dit zijn handelingen die wel rechtsgevolgen kunnen hebben, maar niet met dat doel verricht
worden.
2.4.3 Privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtshandelingen

Als de overheid een rechtsgevolg wenst dat op privaatrechtelijk terrein ligt , is er sprake van een
privaatrechtelijke rechtshandeling

2.5 Categorie besluiten: algemeen verbindende voorschriften (avv’s)


In de relatie overheid-burger (publieksrecht) nemen bestuursorganen (bv. Regering en parlement)
eenzijdig besluiten die niet specifiek voor een bepaalde burger gelden en die voor burgers bepaalde
regels bevatten. Dit zijn de zogenoemde algemeen verbindende voorschriften.

2.5.1 Wetgeving als onderdeel van overheidshandelen


Onder wetgeving materiele zin verstaan we:
- Een schriftelijk besluit
- Van een overheidsorgaan dat tot regelgeving bevoegd is
- Dat algemene, de burgers bindende regels bevat
- Dat is een bepaald aantal gevallen van toepassing is of, anders gezegd, voor herhaalde
toepassing in nieuwe situaties vatbaar is

2.5.2 Algemeen verbindede voorschriften gemaakt door organen op centraal niveau


De wetgever kan zijn:
- De regering en de Staten-Generaal
- De regering
- De minister of staatssecretaris
2.5.2.1 Regering en Staten-Generaal

2.5.2.2 Regering en algemene maatregel van bestuur (AMvB)


Totstandkoming van AMvB is medewerking van
- Het besluit moet door de ministerraad besproken en besloten worden
- De raad van state moet advies geven
- Er moet publicatie in het staatsblad plaatsvinden

2.5.2.3 Minister of staatssecretaris en ministeriele verordening/regeling


Als de minister of staatssecretaris wetgeving in materiele zin maakt, wordt het product een
ministeriele verordening of regeling genoemd.

2.5.3 Algemeen verbindende voorschriften gemaakt door organen op decentraal niveau

2.5.3.1 Provinciale staten en gemeenteraad en verordening


Medebewind en autonomie:
Er zijn 2 soorten verordening. De centrale overheid kan de opdracht geven om medewerking aan
bepaalde regelgeving te verlenen. In dat geval is er sprake van medebewind. Provinciale staten en de
gemeenteraad hebben voor wat betreft hun eigen huishouding zelfstandig de bevoegdheid om
verordening te maken. Dit wordt autonomie genoemd.
2.5.4 rangorde regelgeving centraal en decentraal niveau
De rangorde is van hoog naar laag als volgt:
1. Internationaal verdrag
2. Grondwet
3. Wetgeving in formele zin
4. AMvB
5. Ministeriele regeling of verordening
6. Provinciale verordening
7. Gemeentelijke verordening

2.5.5 Het vinden en citeren van rechtsregels in wetboek en wet

2.5.5.1 Rechtsgebied en rechtsbron

2.5.5.2 Gebruikmaken van wetboeken


2.5.5.3 Gebruikmaken van wetten

2.5.5.4 Vaste structuur van wetboek en wet


Zowel een wetboek als een wet heeft en aantal vaste elementen, bijvoorbeeld:
- De considerans
- De algemene bepalingen
- De citeertitel
- De overgangs- en slotbepalingen

2.5.5.5 Zoekstrategieën in wetboek en wet


Tips voor het zoeken in een wetboek:
- Door middel van de inhoudsopgave
- Via een trefwoorden register
- Door de alfabetische inhoudsopgave

2.5.6 Rechtsbescherming tegen wetgeving

2.5.6.1 Geen algemeen beroep op de rechter


Als een rechtssubject het met een bepaalde gemaakte wet oneens in, wordt daar geen
rechtsbescherming tegen verleend

2.5.6.2 Wel controle op wetgeving in juridisch conflict


De rechtsgeldigheid betreft verschillende facetten:
- De publicatie van de rechtsregel
- De adviesaanvraag bij de Raad van State
- De eventuele tegenstrijdigheid van de rechtsregel met een hogere rechtsregel
- De bevoegdheid van de wetgever
- De eventuele tegenstrijdigheid van de rechtsregel

2.6 Categorie besluiten: geen algemeen verbindende voorschriften

2.6.1.1 Beleidsregels
Op grond van deze definitie is een aantal kenmerken van een beleidsregel te noemen, namelijk:
- Een algemene regel
- Bij besluit vastgesteld
- Geen avv
- Ter nadere uitleg van een bevoegdheid van een bestuursorganen
- Betreffende de afweging van belangen of
- Betreffende de vaststelling van feiten of
- Betreffende de uitslag van wettelijke voorschriften
2.6.1.2 Plan
Wetgeving geeft nogal eens aan dat het bestuursorgaan voor een bepaalde thematiek een plan moet
opstellen. Denk bijvoorbeeld aan een onteigeningsplan en een bestemmingsplan.

2.6.1.3 Overige besluiten van algemene strekking


Tot deze restcategorie behoren alle besluiten van algemene strekking die niet aangemerkt kunnen
worden als:
- Een avv
- Beleidsregels
- Plannen

2.6.2 Besluiten niet van algemene strekking


Er zijn verschillende soorten beschikkingen en daarom zijn er verschillende benamingen:
- Vrijstelling
- Ontheffing
- Vergunning
- Erkenning

Een beschikking:
- Een schriftelijk besluit
- Van een bestuursorgaan
- Inhoudende en publiekrechtelijke rechtshandeling
- Gericht op een rechtsgevolg
- Dat niet algemeen verbindend is

De rechtsgevolgen kunnen heel divers zijn:


- Een bevel tot ontruiming van de woning
- Een bouwvergunning
- Ontheffing van een parkeerverbod
- Een belastingaanslag
- Een WW-uitkering

2.6.3 Rechtsbescherming bij beschikkingen

2.6.3.1 Bezwaarprocedure
2.7 Wet openbaarheid van bestuur
Actieve en passieve openbaarheid:
Geen informatie geven als het gaat om
- Interne stukken
- De veiligheid van de staat , die geschaad kan worden
- Informatie die personen betreffen

De verstrekking van de gevraagde informatie gebeurt door:


- Een kopie te geven of de letterlijke inhoud in een andere vorm te verstrekken
- Een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven
- Inlichtingen daaruit te verschaffen

2.8 Mensenrechten en grondrechten

2.8.1 Rechtsbronnen
Mensenrechten: zijn rechten die wezenlijk bij het mens-zijn horen en daarom de mens toekomen.

2.8.2 Soorten grondrechten (klassieke en sociale)


Klassieke: betreft aangelegenheden waarbij de overheid zich terughoudend heeft op te stellen
jegens de burger, dan wel zich niet met hem moet bemoeien.
Sociale: Deze grondrechten hebben te maken met het ontstaan van de sociale verzorgingsstaat in de
jaren zestig van de tweeëntwintigste eeuw.

2.8.3 Werking van de grondrechten


Het is duidelijk dat grondrechten primair opgesteld zijn om de relatie tussen burgers en overheid te
regelen (verticale werking). Burgers kunnen ook tegenover elkaar aanspraak maken op de
grondrechten (horizontale werking).

Het college houd zich de komende jaren onder meer bezig met de volgende thema’s:
- Ouderenzorg en mensenrechten
- Migratie en mensenrechten
- Toegang tot de arbeid

2.9 Privacybescherming

2.9.1 De grondwet

2.9.2 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)

De wet op de bescherming van persoonsgegevens


De AVG kent de volgende 6 grondslagen:
- Toestemming van de betrokken personen
- De gegevensverwerking is noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst
- De gegevensverwerking is noodzakelijk voor het nakomen van een wettelijke verplichting
- De gegevensverwerking is noodzakelijk ter bescherming van de vitale belangen
- De gegevensverwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang
of voor de uitoefening van openbaar gezag
- De gegevensverwerking is noodzakelijk voor de behartiging van de
gerechtsvaardigdebelangen

2.10 Klagen
2.10.1 Publiekrechtelijke klachtenprocedures

2.10.2 Klachten over een bestuursorgaan

2.10.2.1 Interne klachten procedures


In bepaalde gevallen is het bestuursorgaan niet verplicht de klacht te behandelen. Dit is onder
andere het geval als:
- Het belang van de klager onvoldoende is
- De verweten gedraging onvoldoende gewicht heeft
- De gedraging meer dan een jaar gelden heeft plaatsgevonden
- De klager bezwaar of beroep had kunnen instellen

2.10.2.2 Externe klachtenprocedures


De nationale ombudsman is niet bevoegd een onderzoek in te stellen naar klachten:
- Over het algemene regeringsbeleid
- Over de inhoud van wettelijke voorschriften
- Waarover een rechterlijke instantie al een uitspraak heeft gedaan
- Waarvoor bezwaar of beroep openstaat
- Waarover een procedure bij een rechterlijke instantie gaande is

Een verzoekschrift moet de volgende informatie bevatten:


- De naam en het adres van de verzoeker
- Een zo duidelijk mogelijke omschrijving van de aangevallen gedragingen
- Tot wie de gedragingen zich richtte
- Een mededeling van de gene die zich heeft gedragen
- Een opgave van redenen waarom de verzoeker tegen de gedragingen bezwaar heeft

You might also like