Professional Documents
Culture Documents
NoN Kopieerbladen
NoN Kopieerbladen
Kopieerblad 1
hoofdstuk 1 opdracht 24
Pagina 1 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Kopieerblad 2
hoofdstuk 1 opdracht 25
Spreker:
Onderwerp:
Noteer twee zinnen uit je presentatie waarin je een fout hebt gemaakt. Verbeter de fout.
Pagina 2 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Kopieerblad 3
hoofdstuk 2 opdracht 26
Studentenhuis
Je woont in een studentenhuis. Jullie wonen daar met zijn achten. Jullie hebben besloten huis-
regels op te stellen: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort.
■ de keuken
• de afwas
• de koelkast
• het fornuis
■ de douche
• haren uit het putje
• schoonmaken
■ de wc
• schoonmaken (één keer per week)
• schoonmaakrooster opstellen
■ de gang
• fietsen zetten
• oud papier
■ de zolder
• gebruiken voor logés
• feesten geven
Bijvoorbeeld:
■ Wat spreken we af over muziek? Er mag tussen 01:00 en 8:00 uur geen harde
muziek gedraaid worden.
■ Wat doen we met het oud papier? Het oud papier mag niet los in de gang gelegd worden.
Pagina 3 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Kopieerblad 4
hoofdstuk 2 opdracht 26
Kantoor
Je werkt op een kantoor, met in totaal ongeveer dertig mensen. Jullie hebben besloten regels
op te stellen voor het ‘dagelijks verkeer’: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enz.
■ het kopieerapparaat
• storingen melden
• papier aanvullen
■ roken
• niet in de kamers
• tijdens vergaderingen – rookpauze inlassen
■ muziek
• let op last voor anderen
• niet downloaden
■ verjaardagen
• gezamenlijk cadeau
• fles wijn/bos bloemen
■ verlofdagen
• aanvragen bij hoofd van de afdeling
• vaststellen in overleg met collega’s
■ website
• secretaresse beheert
• geen veranderingen aanbrengen
■ fietsen
• in de fietsenstalling
• niet meenemen in de lift
Bijvoorbeeld:
■ Wat spreken we af over muziek? Er mag alleen muziek gedraaid worden als anderen
er geen last van hebben.
■ Wat doen we met de fietsen? Die kunnen in de fietsenstalling gezet worden.
Pagina 4 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Kopieerblad 5
hoofdstuk 2 opdracht 26
Sportclub
Je zit in het bestuur van een sportclub. De laatste tijd gaat er veel fout, doordat er onduidelijk-
heid bestaat over de regels en afspraken. Jullie hebben besloten regels op te stellen voor het
‘dagelijks verkeer’: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort.
■ de trainingen
• veranderingen noteren in de clubagenda
• niet aanwezig – niet opstellen bij wedstrijd
■ douchen
• verplicht na een wedstrijd
• niet langer dan tien minuten
• doucheruimte na afloop dweilen
■ clubblad
• plaatsen geen anonieme brieven
• naar huis sturen / uit de kantine meenemen
■ fietsen
• plaatsen in de rekken
• buiten de rekken – verwijderen
■ kantine
• geen alcohol aan kinderen verkopen (onder 18 jaar)
• tot 13 uur geen alcohol
• roken verboden
■ clubkleding
• bestellen bij de kledingcommissie
• teamleider verzorgt de was
Bijvoorbeeld:
■ Wat spreken we af over het douchen? Er mag niet langer dan tien minuten gedoucht
worden.
■ Wat doen we met de fietsen? Die moeten in de rekken geplaatst worden.
Pagina 5 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Kopieerblad 6
hoofdstuk 2 opdracht 26
Uitstapje
Je bent betrokken (via je werk, studie of vrije tijd) bij de organisatie van een uitstapje. Jullie
moeten beslissen wat voor rechten en plichten alle deelnemers aan dat uitstapje hebben: wat
mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort.
■ deelname
• voor 1 september doorgeven aan secretariaat
• deelnameformulier volledig invullen
■ de bus
• geen alcohol
• geen warme etenswaren meenemen
• schoonmaken na terugkomst
■ veranderingen
• deelnemers: zo vroeg mogelijk melden
• organisatie: omroepen in de bus
• niet bereikbaar – voicemailbericht inspreken
■ restaurant
• eten – het bedrijf (studierichting, club)
• drank – zelf, contant betalen
• vegetarisch? van tevoren doorgeven
■ muziek
• smartphone of iPod gebruiken, anderen geen last
• mogelijkheid gebruik usb-stick in de bus, eigen muziek draaien
■ suggesties
• voorleggen aan de organisatie
• organisatie bespreekt ze
Bijvoorbeeld:
■ Zijn er regels over de bus? Er mag geen alcohol worden gedronken in de bus.
■ Wat doen we als er veranderingen zijn? Die moeten zo snel mogelijk
doorgegeven worden.
Pagina 6 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Kopieerblad 7
hoofdstuk 2 opdracht 39
Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2
Lipleze Liplezen:
n: doordringen
beledig
en
Liplezen: Liplezen:
ondergeschikt onvoorstelbaar
Liplezen: Liplezen:
geloofwaardi afleiden
g
Liplezen: Liplezen:
waarnemen aanmaken
Liplezen: Liplezen:
suggereren schandelijk
Pagina 7 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Uitbeelden: Uitbeelden:
inademen / uitademen haasten / haast
Uitbeelden: Uitbeelden:
aarzelen / aarzeling gooien (naar)
Uitbeelden: Uitbeelden:
verminderen toeteren
Uitbeelden: Uitbeelden:
gespannen staren
Uitbeelden: Uitbeelden:
lachen (om) knikken
Pagina 8 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Omschrijven: Omschrijven:
schoonheid afwijken /
afwijking
Omschrijven: Omschrijven:
uitvinden / ergeren / ergernis
uitvinding
Omschrijven: Omschrijven:
toevoegen aan verslaafd /
verslaving
Omschrijven: Omschrijven:
begeleiden / begeleiding boeien / boeiend
Omschrijven: Omschrijven:
redelijk fel
Pagina 9 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Tekenen: Tekenen:
trouwen (met) voorrang
Tekenen: Tekenen:
ontbijten stapelen
Tekenen: Tekenen:
verrassing nadenken (over)
Tekenen: Tekenen:
strijken overmatig
Tekenen: Tekenen:
keurig overkant
Pagina 10 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Vraag:
Vraag:
Het gaat nog niet zo goed met je
Hoe noem je het als het ergens niet netjes
uitspraak. Daar moet je extra op letten.
is, als het niet opgeruimd is? (troep)
Het is een … ? (aandachtspunt)
Vraag: Vraag:
Je mag niet alle koekjes opeten. Wil Je vindt iets absoluut niet leuk om te
je nog wat overlaten? Wil je nog wat doen, bijvoorbeeld afwassen. Hoe noem
…? (bewaren) je dat? (een hekel hebben aan)
Vraag: Vraag:
Je hebt het veel te druk, je kunt het niet Het is een heel sterke reactie, het is niet
meer aan. Je bent …? (overbelast) meer in proportie. Het is …? (overdreven)
Vraag: Vraag:
Is dat zijn karakter? Is hij echt zo? Is hij Hij kan zich niet onder controle houden.
… zo? (van nature) Wat kan hij dan niet? (zich beheersen)
Vraag:
Vraag:
Je hebt ruzie met haar. Je wilt geen
Werk je hier in deze plaats/stad
contact. Je probeert haar niet tegen te
of werk je …? (elders)
komen. Wat doe je dan? (vermijden)
Pagina 11 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Liplezen
Uitbeelden
Omschrijven
Tekenen
Vraag
Pagina 12 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Kopieerblad 8
hoofdstuk 3 opdracht 35
Tegen:
■ Het respect voor iemand zit niet in een woordje als u.
■ Andere talen, zoals het Engels, hebben ook geen speciale beleefdheidsvorm.
Tegen:
■ Het beschermen van je privacy is zo ingewikkeld geworden, dat mensen dat niet meer
zelf kunnen.
■ Een mens maakt deel uit van grotere systemen en die systemen zijn daar verantwoorde-
lijk voor, zoals een overheid.
Tegen:
■ Vuurwerk op zich is niet het probleem, maar illegaal vuurwerk is het probleem.
■ Het is een mooie traditie om naar vuurwerk te kijken, dus waarom wil je mensen dat
plezier onthouden?
Pagina 13 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Het illegaal downloaden van muziek en films moet hard worden aangepakt.
Voor:
■ Mensen denken dat als het op internet staat, het dan gratis is. Maar muzikanten en
filmmakers hebben ervoor gewerkt en dus recht op geld daarvoor.
■ Illegaal downloaden is hetzelfde als iets illegaal uit een winkel meenemen. Stelen dus.
Tegen:
■ Dan moet men de software maar zo beveiligen dat men niet illegaal kan downloaden. Een
fiets zet je ook op slot.
■ Er zijn zwaardere misdrijven. De mensen die dergelijke misdaden plegen, moeten
eerst hard worden aangepakt.
Tegen:
■ Lezen is erg belangrijk voor de taalvaardigheid, vooral voor jonge kinderen. De
drempel om te lezen moet dus zo laag mogelijk worden gehouden.
■ Bij een bibliotheek werken mensen met expertise die je om informatie kunt vragen.
Tegen:
■ Verlichting zorgt voor veiligheid. Op deze manier worden verkeersongelukken
voorkomen.
■ Sommige mensen durven niet op straat als het donker is. Zonder verlichting vinden ze
het te gevaarlijk.
Tegen:
■ Niet alles hoeft te kunnen. Woorden kunnen heel beledigend zijn.
■ Het is een kwestie van beschaving dat je in je woordkeuze rekening houdt met anderen.
Pagina 14 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Tegen:
■ Het is een persoonlijke keuze hoeveel je werkt. Dat geldt voor vrouwen en voor mannen
zolang je maar financieel voor jezelf kunt zorgen.
■ Er is nu al werkloosheid, dus er zijn sowieso niet genoeg banen.
Tegen:
■ Slecht is een normatief begrip. Wat de een slecht vindt, vindt de ander leuk.
■ Je hoeft niet naar tv te kijken. Je kunt hem ook uitzetten.
Pagina 15 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Het illegaal downloaden van muziek en films moet hard worden aangepakt.
Voor:
■ Mensen denken dat als het op internet staat, het dan gratis is. Maar muzikanten en
filmmakers hebben ervoor gewerkt en dus recht op geld daarvoor.
■ Illegaal downloaden is hetzelfde als iets illegaal uit een winkel meenemen. Stelen dus.
Pagina 16 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Het is nodig voor de zelfstandigheid van vrouwen dat ze meer werken en dus meer verdienen.
Er zijn veel slechte programma’s op televisie.
Voor:
■ Een goed programma kost geld en dat wil men niet investeren.
■ Er zijn te veel tv-zenders die allemaal hetzelfde goedkope amusement uitzenden en elkaar
imiteren. Dat is makkelijk scoren.
Pagina 17 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Het illegaal downloaden van muziek en films moet hard worden aangepakt.
Tegen:
■ Dan moet men de software maar zo beveiligen dat men niet illegaal kan downloaden. Een
fiets zet je ook op slot.
■ Er zijn zwaardere misdrijven. De mensen die dergelijke misdaden plegen, moeten
eerst hard worden aangepakt.
Pagina 18 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Pagina 19 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Kopieerblad 9
hoofdstuk 4 opdracht 29
B1 1 2 3 4 5 B2
Beheersing Goede beheersing van elementaire 1 2 3 4 5 Trefzekerheid in woordkeuze is
van de woor- woordenschat, al doen zich nog wel over het algemeen hoog, al komen
denschat grote fouten voor wanneer meer enige verwarring en onjuist woord-
complexe gedachten worden ont- gebruik wel voor zonder de com-
vouwd of niet-vertrouwde onder- municatie in de weg te staan.
werpen en situaties aan de orde zijn.
Bereik van de Beschikt over voldoende woorden 1 2 3 4 5 Beschikt over een goede woor-
woordenschat om zich, met enige omhaal van denschat voor zaken die verband
woorden, te uiten over de meeste houden met zijn of haar vakgebied
onderwerpen die betrekking heb- en de meeste algemene onderwer-
ben op het dagelijks leven, zoals pen. Kan variatie aanbrengen in
familie, hobby´s en interesses, formuleringen om te veel herhaling
werk, reizen en actualiteiten. te voorkomen, al kunnen hiaten in
de woordenschat nog wel tot aar-
zeling en omschrijving leiden.
Fonologische De uitspraak is over het algemeen 1 2 3 4 5 De uitspraak is duidelijk te ver-
beheersing voldoende helder om te worden staan ook al is soms een duidelijk
(Uitspraak) verstaan, ondanks een merkbaar buitenlands accent te horen en
buitenlands accent, maar gespreks- worden er incidenteel
partners zullen af en toe om uitspraakfouten gemaakt.
herhaling moeten vragen.
Grammaticale Communiceert redelijk correct in 1 2 3 4 5 Toont een betrekkelijk grote
correctheid vertrouwde omstandigheden; beheersing van de grammatica.
vertoont over het algemeen een Maakt geen vergissingen die tot mis-
goede grammaticale beheersing, verstanden leiden.
maar met merkbare invloed vanuit
de moedertaal. Fouten komen voor,
maar het is altijd duidelijk wat hij
of zij probeert uit te drukken.
Coherentie en Kan een reeks kortere, op zichzelf 1 2 3 4 5 Kan een groot aantal verbindings-
cohesie staande eenvoudige elementen woorden doelmatig gebruiken om
verbinden tot een samenhangende de verhoudingen tussen ideeën
lineaire opeenvolging van punten. helder aan te geven.
Gesproken Kan op verstaanbare wijze door- 1 2 3 4 5 Kan spontaan communiceren en
vloeiendheid praten, ook al pauzeert hij of zij vertoont daarbij vaak opmerkelij-
regelmatig voor grammaticale ke vloeiendheid en uitdrukkings-
en lexicale planning en er is heel gemak, ook in langere complexe
duidelijk sprake van herstelacties, teksten.
vooral in langere vrij geproduceerde
stukken tekst.
Pagina 20 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Kopieerblad 10
hoofdstuk 4 opdracht 43
Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4
Liplezen: Liplezen:
opzichti afkomstig
g
Liplezen: Liplezen:
gelijkwaardig onderdrukking
Liplezen: Liplezen:
onderhouden omspringen met
Liplezen: Liplezen:
verpesten daadwerkelij
k
Liplezen: Liplezen:
overigen afdwinge
s n
Pagina 21 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Uitbeelden: Uitbeelden:
rimpel kleuter
Uitbeelden: Uitbeelden:
knijpen trots zijn op
Uitbeelden: Uitbeelden:
pittig gids
Uitbeelden: Uitbeelden:
bewegen mopperen
Uitbeelden: Uitbeelden:
wrijven krimpen
Omschrijven: Omschrijven:
braaf vloeiend
Pagina 22 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Omschrijven: Omschrijven:
klussen / klusje achterhaald
Omschrijven: Omschrijven:
moeizaam opvatting
Omschrijven: Omschrijven:
zielig fatsoenlijk
Omschrijven: Omschrijven:
opvang / opvangen uitsluitend
Tekenen: Tekenen:
versieren kring
Pagina 23 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Tekenen: Tekenen:
litteken schetsen
Tekenen: Tekenen:
communiceren met leiding / leidinggevende
Tekenen: Tekenen:
hoop inrichten
Tekenen: Tekenen:
verdelen / verdeling prestatie
Pagina 24 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Vraag:
Vraag: Je vindt de film niet interessant. Je gaat
Elk beroep heeft zijn eigen vaktaal. Hoe weg voordat de film afgelopen is. Je
noem je dat? (jargon) verlaat de zaal … (voortijdig)
Vraag:
Vraag:
Er zijn introverte en extraverte mensen.
Er is nog geen medicijn voor die ziekte.
Extraverte mensen uiten zich meer. Ze la-
Ze weten niet hoe ze de ziekte moeten …
ten het duidelijk zien als ze bijvoorbeeld
(behandelen)
enthousiast zijn. Ze zijn … (uitbundig)
Vraag:
Vraag:
Je bent tegen die veranderingen. Je
Ben je het met me eens? Zie je dat ik
protesteert ertegen. Wat doe je dan?
gelijk heb? Ben je nu … (overtuigd)
(zich ertegen verzetten)
Vraag: Vraag:
Je moet dat echt doen. Je kunt er niet aan Het is schandalig wat zij tegen mij heeft
ontsnappen. Je kunt er niet aan … gezegd. Dat kan echt niet. Dat was heel …
(ontkomen) (grof)
Vraag:
Vraag:
Je wilt dit echt duidelijk maken, je wilt
Woon je pas in Nederland? Nee, ik woon
er accent op leggen. Je wilt het …
hier al … (geruime tijd)
(benadrukken)
Pagina 25 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Liplezen
Uitbeelden
Omschrijven
Tekenen
Vraag
Pagina 26 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Kopieerblad 11
hoofdstuk 5 opdracht 29
Spel 1: Sneltekenen
Voorbeeld
Pagina 27 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Pagina 28 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Pagina 29 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Noteer drie getallen die voor jou belangrijk zijn. Schrijf de cijfers achter elkaar, zodat het niet
duidelijk is dat het een datum is, of een telefoonnummer, of een bankrekeningnummer of iets
dergelijks.
De ander probeert eerst te raden waarom dit belangrijk is voor jou, wat voor nummer het is. Als het
raden niet lukt, leg je het uit.
Pagina 30 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Bijvoorbeeld:
We hebben allebei een partner; we werken geen van beiden fulltime.
Maak het niet te gemakkelijk voor jezelf! (bijv. We hebben allebei twee handen)
Jullie overeenkomsten en verschillen kun je bijvoorbeeld zoeken op de volgende gebieden:
■ kleuren
■ reizen
■ boeken
■ dieren
Pagina 31 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
– Als je vijf minuten later was gekomen, was het heel anders afgelopen.
Pagina 32 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Pagina 33 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Kies uit deze lijst twee voorwerpen/personen. De ander noemt van dat paar minstens twee
overeenkomsten en twee verschillen. Daarna wissel je van rol.
Je mag zelf weten uit welke rij je kiest: allebei de woorden uit de eerste rij, of allebei uit de
twee- de rij, of een uit de eerste en een uit de tweede rij.
wc-rolletje Maxima
bloeddrukmeter Sinterklaas
trein Superman
Pagina 34 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Trek (blind) drie kaartjes uit de stapel. Vertel een verhaal waarin de afbeeldingen voorkomen die
op deze drie kaartjes staan.
Pagina 35 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Apenkooien
Naam:
Pagina 36 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Mening:
Pagina 37 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Kopieerblad 12
Beoordelingsformulier schrijfvaardigheid
Auteur:
Beoordeeld door:
Beoordeel je eigen schrijfopdracht of die van een ander. Bij alle categorieën staan drie
symbolen. Geef aan welk symbool van toepassing is op die categorie.
– = niet voldoende
v = voldoende
+ = goed
1 Woordenschat en woordgebruik
De taal is voldoende om duidelijke beschrijvingen en meningen te geven.
Hoe beoordeel je dit?
– v +
2 Grammaticale correctheid
Er is een uitgebreide beheersing van de grammatica te zien. Er zijn in ieder geval geen
fouten waardoor de lezer iets niet begrijpt.
Hoe beoordeel je dit?
– v +
3 Spelling en interpunctie
Er is een duidelijke, begrijpelijke tekst met tekstconventies, zoals indeling in paragrafen en
de standaard lay-out. Spelling en interpunctie zijn redelijk nauwkeurig.
Hoe beoordeel je dit?
– v +
4 Coherentie
Er is een aantal structuurwoorden gebruikt om te zorgen voor samenhang. Dat is redelijk
goed gelukt.
Hoe beoordeel je dit?
– v +
Pagina 38 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau
Kopieerblad 13
Beoordelingsformulier schrijfvaardigheid B1-B2
Spreker:
Beoordeeld door:
B1 1 2 3 4 5 B2
Woordenschat De woordenschat is toereikend 1 2 3 4 5 Voldoende taal om duidelijke
en woord- om eventueel met behulp van beschrijvingen te geven, en
gebruik omschrijvingen over vertrouw- meningen te verkondigen over
de onderwerpen, zoals familie, de meeste algemene
hobby’s, werk, reizen en actuele onderwerpen.
gebeurtenissen te schrijven.
Grammaticale Redelijk correct gebruik van 1 2 3 4 5 Vertoont een vrij uitgebreide
correctheid frequente ‘routines’ en patronen beheersing van de grammatica.
die horen bij voorspelbare Er zijn geen fouten die de
situaties. begrijpelijkheid in de weg staan.
Spelling en Lopende tekst die over het alge- 1 2 3 4 5 Duidelijke, begrijpelijke,
interpunctie meen in het geheel begrijpelijk lopende tekst waarbij
is. Spelling, interpunctie en lay- tekstconventies, zoals indeling in
out zijn in de meeste gevallen paragrafen en standaard lay-out
accu- raat genoeg om te volgen. zijn toegepast. Spelling en
interpunctie zijn redelijk
accuraat, maar kunnen invloeden
van de moedertaal bevatten.
Coherentie Een serie van kortere, eenvoudige- 1 2 3 4 5 Een beperkt aantal middelen
ge afzonderlijke elementen is voor tekstcohesie is gebruikt om
ver- bonden tot een de uitingen van de schrijver te
samenhangende lineaire reeks verbinden tot een heldere,
van punten. coherente tekst, hoewel dat in
een lange tekst niet altijd even
goed is gelukt.
Pagina 39 van 39