Download as rtf, pdf, or txt
Download as rtf, pdf, or txt
You are on page 1of 39

Kopieerbladen bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 1
hoofdstuk 1 opdracht 24

hoewel tenzij daarom dus

daarvoo maar omdat indien


r

want daarna mits terwijl

naarmat voordat of daardoor


e

Pagina 1 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 2
hoofdstuk 1 opdracht 25

Beoordelingsformulier eigen presentatie

Spreker:

Onderwerp:

Noteer twee zinnen of woorden uit je presentatie waarop je trots bent.

Noteer twee zinnen uit je presentatie waarin je een fout hebt gemaakt. Verbeter de fout.

Dit heb ik gezegd Dit is de correctie


1

Noteer een vraag over je presentatie voor je docent:

Pagina 2 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 3
hoofdstuk 2 opdracht 26

Studentenhuis

Je woont in een studentenhuis. Jullie wonen daar met zijn achten. Jullie hebben besloten huis-
regels op te stellen: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort.

Stel huisregels op met betrekking tot:

■ de keuken
• de afwas
• de koelkast
• het fornuis

■ de douche
• haren uit het putje
• schoonmaken

■ de wc
• schoonmaken (één keer per week)
• schoonmaakrooster opstellen

■ de gang
• fietsen zetten
• oud papier

■ de zolder
• gebruiken voor logés
• feesten geven

■ de gezamenlijke rekeningen (energie, telefoonkosten)


• verdelen onder bewoners
• betalen

Bijvoorbeeld:

■ Wat spreken we af over muziek? Er mag tussen 01:00 en 8:00 uur geen harde
muziek gedraaid worden.
■ Wat doen we met het oud papier? Het oud papier mag niet los in de gang gelegd worden.

Pagina 3 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 4
hoofdstuk 2 opdracht 26

Kantoor

Je werkt op een kantoor, met in totaal ongeveer dertig mensen. Jullie hebben besloten regels
op te stellen voor het ‘dagelijks verkeer’: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enz.

Stel regels op met betrekking tot:

■ het kopieerapparaat
• storingen melden
• papier aanvullen

■ roken
• niet in de kamers
• tijdens vergaderingen – rookpauze inlassen

■ muziek
• let op last voor anderen
• niet downloaden

■ verjaardagen
• gezamenlijk cadeau
• fles wijn/bos bloemen

■ verlofdagen
• aanvragen bij hoofd van de afdeling
• vaststellen in overleg met collega’s

■ website
• secretaresse beheert
• geen veranderingen aanbrengen

■ fietsen
• in de fietsenstalling
• niet meenemen in de lift

Bijvoorbeeld:
■ Wat spreken we af over muziek? Er mag alleen muziek gedraaid worden als anderen
er geen last van hebben.
■ Wat doen we met de fietsen? Die kunnen in de fietsenstalling gezet worden.

Pagina 4 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 5
hoofdstuk 2 opdracht 26

Sportclub

Je zit in het bestuur van een sportclub. De laatste tijd gaat er veel fout, doordat er onduidelijk-
heid bestaat over de regels en afspraken. Jullie hebben besloten regels op te stellen voor het
‘dagelijks verkeer’: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort.

Stel regels op met betrekking tot:

■ de trainingen
• veranderingen noteren in de clubagenda
• niet aanwezig – niet opstellen bij wedstrijd

■ douchen
• verplicht na een wedstrijd
• niet langer dan tien minuten
• doucheruimte na afloop dweilen

■ clubblad
• plaatsen geen anonieme brieven
• naar huis sturen / uit de kantine meenemen

■ fietsen
• plaatsen in de rekken
• buiten de rekken – verwijderen

■ kantine
• geen alcohol aan kinderen verkopen (onder 18 jaar)
• tot 13 uur geen alcohol
• roken verboden

■ clubkleding
• bestellen bij de kledingcommissie
• teamleider verzorgt de was

Bijvoorbeeld:
■ Wat spreken we af over het douchen? Er mag niet langer dan tien minuten gedoucht
worden.
■ Wat doen we met de fietsen? Die moeten in de rekken geplaatst worden.

Pagina 5 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 6
hoofdstuk 2 opdracht 26

Uitstapje

Je bent betrokken (via je werk, studie of vrije tijd) bij de organisatie van een uitstapje. Jullie
moeten beslissen wat voor rechten en plichten alle deelnemers aan dat uitstapje hebben: wat
mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort.

Stel regels op met betrekking tot:

■ deelname
• voor 1 september doorgeven aan secretariaat
• deelnameformulier volledig invullen

■ de bus
• geen alcohol
• geen warme etenswaren meenemen
• schoonmaken na terugkomst

■ veranderingen
• deelnemers: zo vroeg mogelijk melden
• organisatie: omroepen in de bus
• niet bereikbaar – voicemailbericht inspreken

■ restaurant
• eten – het bedrijf (studierichting, club)
• drank – zelf, contant betalen
• vegetarisch? van tevoren doorgeven

■ muziek
• smartphone of iPod gebruiken, anderen geen last
• mogelijkheid gebruik usb-stick in de bus, eigen muziek draaien

■ suggesties
• voorleggen aan de organisatie
• organisatie bespreekt ze

Bijvoorbeeld:
■ Zijn er regels over de bus? Er mag geen alcohol worden gedronken in de bus.
■ Wat doen we als er veranderingen zijn? Die moeten zo snel mogelijk
doorgegeven worden.

Pagina 6 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 7
hoofdstuk 2 opdracht 39

Party & taal, hoofdstuk 1 en 2

Herhaling vocabulaire hoofdstuk 1 en 2, inclusief werkwoorden met preposities en onregelma-


tige werkwoorden

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Lipleze Liplezen:
n: doordringen
beledig
en

Liplezen: Liplezen:
ondergeschikt onvoorstelbaar

Liplezen: Liplezen:
geloofwaardi afleiden
g

Liplezen: Liplezen:
waarnemen aanmaken

Liplezen: Liplezen:
suggereren schandelijk

Pagina 7 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Uitbeelden: Uitbeelden:
inademen / uitademen haasten / haast

Uitbeelden: Uitbeelden:
aarzelen / aarzeling gooien (naar)

Uitbeelden: Uitbeelden:
verminderen toeteren

Uitbeelden: Uitbeelden:
gespannen staren

Uitbeelden: Uitbeelden:
lachen (om) knikken

Pagina 8 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Omschrijven: Omschrijven:
schoonheid afwijken /
afwijking

Omschrijven: Omschrijven:
uitvinden / ergeren / ergernis
uitvinding

Omschrijven: Omschrijven:
toevoegen aan verslaafd /
verslaving

Omschrijven: Omschrijven:
begeleiden / begeleiding boeien / boeiend

Omschrijven: Omschrijven:
redelijk fel

Pagina 9 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Tekenen: Tekenen:
trouwen (met) voorrang

Tekenen: Tekenen:
ontbijten stapelen

Tekenen: Tekenen:
verrassing nadenken (over)

Tekenen: Tekenen:
strijken overmatig

Tekenen: Tekenen:
keurig overkant

Pagina 10 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Vraag:
Vraag:
Het gaat nog niet zo goed met je
Hoe noem je het als het ergens niet netjes
uitspraak. Daar moet je extra op letten.
is, als het niet opgeruimd is? (troep)
Het is een … ? (aandachtspunt)

Vraag: Vraag:
Je mag niet alle koekjes opeten. Wil Je vindt iets absoluut niet leuk om te
je nog wat overlaten? Wil je nog wat doen, bijvoorbeeld afwassen. Hoe noem
…? (bewaren) je dat? (een hekel hebben aan)

Vraag: Vraag:
Je hebt het veel te druk, je kunt het niet Het is een heel sterke reactie, het is niet
meer aan. Je bent …? (overbelast) meer in proportie. Het is …? (overdreven)

Vraag: Vraag:
Is dat zijn karakter? Is hij echt zo? Is hij Hij kan zich niet onder controle houden.
… zo? (van nature) Wat kan hij dan niet? (zich beheersen)

Vraag:
Vraag:
Je hebt ruzie met haar. Je wilt geen
Werk je hier in deze plaats/stad
contact. Je probeert haar niet tegen te
of werk je …? (elders)
komen. Wat doe je dan? (vermijden)

Pagina 11 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Liplezen

Uitbeelden

Omschrijven

Tekenen

Vraag

Pagina 12 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 8
hoofdstuk 3 opdracht 35

Stellingen en argumenten voor en tegen

Laten we het woordje ‘u’ in ere herstellen.


Voor:
■ Het is belangrijk om bepaalde beleefdheidsvormen te gebruiken. Zo toon je respect.
■ Jij en u hebben een functie. Door deze woorden te gebruiken, wordt hiërarchie duidelijk.

Tegen:
■ Het respect voor iemand zit niet in een woordje als u.
■ Andere talen, zoals het Engels, hebben ook geen speciale beleefdheidsvorm.

Privacybescherming doe je zelf.


Voor:
■ Het is je eigen verantwoordelijkheid aan wie je wel of niet persoonlijke gegevens geeft.
■ Als de overheid dat moet doen, dan heeft de overheid ook overal controle op.

Tegen:
■ Het beschermen van je privacy is zo ingewikkeld geworden, dat mensen dat niet meer
zelf kunnen.
■ Een mens maakt deel uit van grotere systemen en die systemen zijn daar verantwoorde-
lijk voor, zoals een overheid.

Vuurwerk moet verboden worden.


Voor:
■ Het is gevaarlijk, waardoor mensen gewond raken of zelfs de dood vinden.
■ Het kost ontzettend veel geld en het is slecht voor het milieu.

Tegen:
■ Vuurwerk op zich is niet het probleem, maar illegaal vuurwerk is het probleem.
■ Het is een mooie traditie om naar vuurwerk te kijken, dus waarom wil je mensen dat
plezier onthouden?

Pagina 13 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Het illegaal downloaden van muziek en films moet hard worden aangepakt.
Voor:
■ Mensen denken dat als het op internet staat, het dan gratis is. Maar muzikanten en
filmmakers hebben ervoor gewerkt en dus recht op geld daarvoor.
■ Illegaal downloaden is hetzelfde als iets illegaal uit een winkel meenemen. Stelen dus.

Tegen:
■ Dan moet men de software maar zo beveiligen dat men niet illegaal kan downloaden. Een
fiets zet je ook op slot.
■ Er zijn zwaardere misdrijven. De mensen die dergelijke misdaden plegen, moeten
eerst hard worden aangepakt.

Bibliotheken zijn overbodig.


Voor:
■ Boeken lenen is niet meer van deze tijd. Je kunt boeken (tweedehands) kopen, ruilen of
als e-boek kopen en alle informatie is te vinden op internet.
■ Het hebben van een bibliotheek kost veel geld. Dat geld kan men beter anders besteden.

Tegen:
■ Lezen is erg belangrijk voor de taalvaardigheid, vooral voor jonge kinderen. De
drempel om te lezen moet dus zo laag mogelijk worden gehouden.
■ Bij een bibliotheek werken mensen met expertise die je om informatie kunt vragen.

Lantaarnpalen moet ’s nachts uit.


Voor:
■ Het is onnodig verbruik van energie.
■ Het is niet goed voor mens en dier als er ’s nachts overal licht is.

Tegen:
■ Verlichting zorgt voor veiligheid. Op deze manier worden verkeersongelukken
voorkomen.
■ Sommige mensen durven niet op straat als het donker is. Zonder verlichting vinden ze
het te gevaarlijk.

Vrijheid van meningsuiting moet onbegrensd zijn.


Voor:
■ Als er geen sprake van vrijheid van meningsuiting is, dan is er geen democratie.
■ Als mensen beperkt worden in hun vrijheid om te zeggen wat ze willen, dan gaan ze
protesteren.

Tegen:
■ Niet alles hoeft te kunnen. Woorden kunnen heel beledigend zijn.
■ Het is een kwestie van beschaving dat je in je woordkeuze rekening houdt met anderen.

Pagina 14 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Meer Nederlandse vrouwen moeten fulltime werken.


Voor:
■ Vrouwen zijn gelijkwaardig aan mannen en die werken meestal ook fulltime.
■ Het is nodig voor de zelfstandigheid van vrouwen dat ze meer werken en dus meer
verdienen.

Tegen:
■ Het is een persoonlijke keuze hoeveel je werkt. Dat geldt voor vrouwen en voor mannen
zolang je maar financieel voor jezelf kunt zorgen.
■ Er is nu al werkloosheid, dus er zijn sowieso niet genoeg banen.

Er zijn veel slechte programma’s op televisie.


Voor:
■ Een goed programma kost geld en dat wil men niet investeren.
■ Er zijn te veel tv-zenders die allemaal hetzelfde goedkope amusement uitzenden en elkaar
imiteren. Dat is makkelijk scoren.

Tegen:
■ Slecht is een normatief begrip. Wat de een slecht vindt, vindt de ander leuk.
■ Je hoeft niet naar tv te kijken. Je kunt hem ook uitzetten.

Pagina 15 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Stellingen en argumenten voor

Laten we het woordje ‘u’ in ere herstellen.


Voor:
■ Het is belangrijk om bepaalde beleefdheidsvormen te gebruiken. Zo toon je respect.
■ Jij en u hebben een functie. Door deze woorden te gebruiken, wordt hiërarchie duidelijk.

Privacybescherming doe je zelf.


Voor:
■ Het is je eigen verantwoordelijkheid aan wie je wel of niet persoonlijke gegevens geeft.
■ Als de overheid dat moet doen, dan heeft de overheid ook overal controle op.

Vuurwerk moet verboden worden.


Voor:
■ Het is gevaarlijk, waardoor mensen gewond raken of zelfs de dood vinden.
■ Het kost ontzettend veel geld en het is slecht voor het milieu.

Het illegaal downloaden van muziek en films moet hard worden aangepakt.
Voor:
■ Mensen denken dat als het op internet staat, het dan gratis is. Maar muzikanten en
filmmakers hebben ervoor gewerkt en dus recht op geld daarvoor.
■ Illegaal downloaden is hetzelfde als iets illegaal uit een winkel meenemen. Stelen dus.

Bibliotheken zijn overbodig.


Voor:
■ Boeken lenen is niet meer van deze tijd. Je kunt boeken (tweedehands) kopen, ruilen of
als e-boek kopen en alle informatie is te vinden op internet.
■ Het hebben van een bibliotheek kost veel geld. Dat geld kan men beter anders besteden.

Lantaarnpalen moet ’s nachts uit.


Voor:
■ Het is onnodig verbruik van energie.
■ Het is niet goed voor mens en dier als er ’s nachts overal licht is.

Vrijheid van meningsuiting moet onbegrensd zijn.


Voor:
■ Als er geen sprake van vrijheid van meningsuiting is, dan is er geen democratie.
■ Als mensen beperkt worden in hun vrijheid om te zeggen wat ze willen, dan gaan ze
protesteren.

Meer Nederlandse vrouwen moeten fulltime werken.


Voor:
■ Vrouwen zijn gelijkwaardig aan mannen en die werken meestal ook fulltime.

Pagina 16 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Het is nodig voor de zelfstandigheid van vrouwen dat ze meer werken en dus meer verdienen.
Er zijn veel slechte programma’s op televisie.
Voor:
■ Een goed programma kost geld en dat wil men niet investeren.
■ Er zijn te veel tv-zenders die allemaal hetzelfde goedkope amusement uitzenden en elkaar
imiteren. Dat is makkelijk scoren.

Pagina 17 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Stellingen en argumenten tegen

Laten we het woordje ‘u’ in ere herstellen.


Tegen:
■ Het respect voor iemand zit niet in een woordje als u.
■ Andere talen, zoals het Engels, hebben ook geen speciale beleefdheidsvorm.

Privacybescherming doe je zelf.


Tegen:
■ Het beschermen van je privacy is zo ingewikkeld geworden, dat mensen dat niet meer
zelf kunnen.
■ Een mens maakt deel uit van grotere systemen en die systemen zijn daar verantwoorde-
lijk voor, zoals een overheid.

Vuurwerk moet verboden worden.


Tegen:
■ Vuurwerk op zich is niet het probleem, maar illegaal vuurwerk is het probleem.
■ Het is een mooie traditie om naar vuurwerk te kijken, dus waarom wil je mensen dat
plezier onthouden?

Het illegaal downloaden van muziek en films moet hard worden aangepakt.
Tegen:
■ Dan moet men de software maar zo beveiligen dat men niet illegaal kan downloaden. Een
fiets zet je ook op slot.
■ Er zijn zwaardere misdrijven. De mensen die dergelijke misdaden plegen, moeten
eerst hard worden aangepakt.

Bibliotheken zijn overbodig.


Tegen:
■ Lezen is erg belangrijk voor de taalvaardigheid, vooral voor jonge kinderen. De
drempel om te lezen moet dus zo laag mogelijk worden gehouden.
■ Bij een bibliotheek werken mensen met expertise die je om informatie kunt vragen.

Lantaarnpalen moet ’s nachts uit.


Tegen:
■ Verlichting zorgt voor veiligheid. Op deze manier worden verkeersongelukken voor-
komen.
■ Sommige mensen durven niet op straat als het donker is. Zonder verlichting vinden ze
het te gevaarlijk.

Vrijheid van meningsuiting moet onbegrensd zijn.


Tegen:
■ Niet alles hoeft te kunnen. Woorden kunnen heel beledigend zijn.
Het is een kwestie van beschaving dat je in je woordkeuze rekening houdt met anderen.

Pagina 18 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Meer Nederlandse vrouwen moeten fulltime werken.


Tegen:
■ Het is een persoonlijke keuze hoeveel je werkt. Dat geldt voor vrouwen en voor mannen
zolang je maar financieel voor jezelf kunt zorgen.
■ Er is nu al werkloosheid, dus er zijn sowieso niet genoeg banen.

Er zijn veel slechte programma’s op televisie.


Tegen:
■ Slecht is een normatief begrip. Wat de een slecht vindt, vindt de ander leuk.
■ Je hoeft niet naar tv te kijken. Je kunt hem ook uitzetten.

Pagina 19 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 9
hoofdstuk 4 opdracht 29

Beoordelingsformulier spreekvaardigheid B1-B2


Spreker:
Beoordeeld door:

B1 1 2 3 4 5 B2
Beheersing Goede beheersing van elementaire 1 2 3 4 5 Trefzekerheid in woordkeuze is
van de woor- woordenschat, al doen zich nog wel over het algemeen hoog, al komen
denschat grote fouten voor wanneer meer enige verwarring en onjuist woord-
complexe gedachten worden ont- gebruik wel voor zonder de com-
vouwd of niet-vertrouwde onder- municatie in de weg te staan.
werpen en situaties aan de orde zijn.
Bereik van de Beschikt over voldoende woorden 1 2 3 4 5 Beschikt over een goede woor-
woordenschat om zich, met enige omhaal van denschat voor zaken die verband
woorden, te uiten over de meeste houden met zijn of haar vakgebied
onderwerpen die betrekking heb- en de meeste algemene onderwer-
ben op het dagelijks leven, zoals pen. Kan variatie aanbrengen in
familie, hobby´s en interesses, formuleringen om te veel herhaling
werk, reizen en actualiteiten. te voorkomen, al kunnen hiaten in
de woordenschat nog wel tot aar-
zeling en omschrijving leiden.
Fonologische De uitspraak is over het algemeen 1 2 3 4 5 De uitspraak is duidelijk te ver-
beheersing voldoende helder om te worden staan ook al is soms een duidelijk
(Uitspraak) verstaan, ondanks een merkbaar buitenlands accent te horen en
buitenlands accent, maar gespreks- worden er incidenteel
partners zullen af en toe om uitspraakfouten gemaakt.
herhaling moeten vragen.
Grammaticale Communiceert redelijk correct in 1 2 3 4 5 Toont een betrekkelijk grote
correctheid vertrouwde omstandigheden; beheersing van de grammatica.
vertoont over het algemeen een Maakt geen vergissingen die tot mis-
goede grammaticale beheersing, verstanden leiden.
maar met merkbare invloed vanuit
de moedertaal. Fouten komen voor,
maar het is altijd duidelijk wat hij
of zij probeert uit te drukken.
Coherentie en Kan een reeks kortere, op zichzelf 1 2 3 4 5 Kan een groot aantal verbindings-
cohesie staande eenvoudige elementen woorden doelmatig gebruiken om
verbinden tot een samenhangende de verhoudingen tussen ideeën
lineaire opeenvolging van punten. helder aan te geven.
Gesproken Kan op verstaanbare wijze door- 1 2 3 4 5 Kan spontaan communiceren en
vloeiendheid praten, ook al pauzeert hij of zij vertoont daarbij vaak opmerkelij-
regelmatig voor grammaticale ke vloeiendheid en uitdrukkings-
en lexicale planning en er is heel gemak, ook in langere complexe
duidelijk sprake van herstelacties, teksten.
vooral in langere vrij geproduceerde
stukken tekst.

Taalprofielen, maart 2004


Bron: Common European Framework of Reference for Languages, Raad van Europa, 2001

Pagina 20 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 10
hoofdstuk 4 opdracht 43

Party & taal hoofdstuk 3 en 4

Herhaling vocabulaire hoofdstuk 3 en 4, inclusief werkwoorden met preposities en


onregelmatige werkwoorden.

Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Liplezen: Liplezen:
opzichti afkomstig
g

Liplezen: Liplezen:
gelijkwaardig onderdrukking

Liplezen: Liplezen:
onderhouden omspringen met

Liplezen: Liplezen:
verpesten daadwerkelij
k

Liplezen: Liplezen:
overigen afdwinge
s n

Pagina 21 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Uitbeelden: Uitbeelden:
rimpel kleuter

Uitbeelden: Uitbeelden:
knijpen trots zijn op

Uitbeelden: Uitbeelden:
pittig gids

Uitbeelden: Uitbeelden:
bewegen mopperen

Uitbeelden: Uitbeelden:
wrijven krimpen

Omschrijven: Omschrijven:
braaf vloeiend

Pagina 22 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Omschrijven: Omschrijven:
klussen / klusje achterhaald

Omschrijven: Omschrijven:
moeizaam opvatting

Omschrijven: Omschrijven:
zielig fatsoenlijk

Omschrijven: Omschrijven:
opvang / opvangen uitsluitend

Tekenen: Tekenen:
versieren kring

Pagina 23 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Tekenen: Tekenen:
litteken schetsen

Tekenen: Tekenen:
communiceren met leiding / leidinggevende

Tekenen: Tekenen:
hoop inrichten

Tekenen: Tekenen:
verdelen / verdeling prestatie

Pagina 24 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Vraag:
Vraag: Je vindt de film niet interessant. Je gaat
Elk beroep heeft zijn eigen vaktaal. Hoe weg voordat de film afgelopen is. Je
noem je dat? (jargon) verlaat de zaal … (voortijdig)

Vraag:
Vraag:
Er zijn introverte en extraverte mensen.
Er is nog geen medicijn voor die ziekte.
Extraverte mensen uiten zich meer. Ze la-
Ze weten niet hoe ze de ziekte moeten …
ten het duidelijk zien als ze bijvoorbeeld
(behandelen)
enthousiast zijn. Ze zijn … (uitbundig)

Vraag:
Vraag:
Je bent tegen die veranderingen. Je
Ben je het met me eens? Zie je dat ik
protesteert ertegen. Wat doe je dan?
gelijk heb? Ben je nu … (overtuigd)
(zich ertegen verzetten)

Vraag: Vraag:
Je moet dat echt doen. Je kunt er niet aan Het is schandalig wat zij tegen mij heeft
ontsnappen. Je kunt er niet aan … gezegd. Dat kan echt niet. Dat was heel …
(ontkomen) (grof)

Vraag:
Vraag:
Je wilt dit echt duidelijk maken, je wilt
Woon je pas in Nederland? Nee, ik woon
er accent op leggen. Je wilt het …
hier al … (geruime tijd)
(benadrukken)

Pagina 25 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Liplezen

Uitbeelden

Omschrijven

Tekenen

Vraag

Pagina 26 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 11
hoofdstuk 5 opdracht 29

Spel 1: Sneltekenen

Hieronder zie je zestien lege vakjes.


Om de beurt verander je een vakje in een ander voorwerp, bijvoorbeeld een kop koffie of een
ladenkastje. Terwijl de een tekent, probeert de ander te raden wat het is.

Voorbeeld

Pagina 27 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 2: Hoe zou het zijn als …

Bedenk samen hoe het leven eruit zou zien als:

■ we niet in huizen zouden wonen, maar in koelkasten.

■ we elkaar voorwerpen konden toesturen via een soort telefoonlijnen.

■ er naast vrouwen en mannen nog een derde geslacht zou bestaan.

■ de wereld zou worden overgenomen door bromvliegen.

Probeer samen zo veel mogelijk consequenties te bedenken.


Probeer met elkaar eventueel ook nog andere omstandigheden te vinden zoals die hierboven.

Pagina 28 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 3: Favoriet woord

Noteer je favoriete Nederlandse woord.


Leg aan de ander uit waarom je dit woord zo bijzonder vindt.

Pagina 29 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 4: Belangrijke getallen

Noteer drie getallen die voor jou belangrijk zijn. Schrijf de cijfers achter elkaar, zodat het niet
duidelijk is dat het een datum is, of een telefoonnummer, of een bankrekeningnummer of iets
dergelijks.

De ander probeert eerst te raden waarom dit belangrijk is voor jou, wat voor nummer het is. Als het
raden niet lukt, leg je het uit.

Pagina 30 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 5: Allebei – geen van beiden

Vergelijk met elkaar wat je gemeenschappelijk hebt.


Zoek minimaal vijf overeenkomsten.
Formuleer de overeenkomsten in positieve zin (we hebben allebei) of in negatieve zijn (we
heb- ben geen van beiden).

Bijvoorbeeld:
We hebben allebei een partner; we werken geen van beiden fulltime.

Maak het niet te gemakkelijk voor jezelf! (bijv. We hebben allebei twee handen)
Jullie overeenkomsten en verschillen kun je bijvoorbeeld zoeken op de volgende gebieden:

■ kleuren

■ reizen

■ boeken

■ dieren

Pagina 31 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 6: Waar hebben ze het over?

Je ziet hier steeds een zin uit een gesprek.


Bedenk samen waar het gesprek over gaat, wie er aan het woord zijn, en hoe ze praten (boos,
zeurderig, bang, zijn ze aan het roddelen of iets dergelijks).
Je ziet vijf zinnen en het gaat dus om vijf verschillende gesprekken.

– Idioot! Die krijgen we nooit meer terug!

– Het zit vast. Kun je me even helpen?

– Ik kan me dat niet meer veroorloven, na wat er gebeurd is.

– Dat had je eerder moeten bedenken.

– Als je vijf minuten later was gekomen, was het heel anders afgelopen.

Pagina 32 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 7: Laat je sleutels zien

Pak allebei de sleutels die je bij je hebt en leg ze op tafel.


Kies een van de sleutels van de ander en raad wat voor sleutel het is. Vraag de ander om er wat
meer over te vertellen. Wissel daarna van rol.

Pagina 33 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 8: Overeenkomsten en verschil

Kies uit deze lijst twee voorwerpen/personen. De ander noemt van dat paar minstens twee
overeenkomsten en twee verschillen. Daarna wissel je van rol.

Je mag zelf weten uit welke rij je kiest: allebei de woorden uit de eerste rij, of allebei uit de
twee- de rij, of een uit de eerste en een uit de tweede rij.

potlood Linda de Mol

blad Leonardo da Vinci

wc-rolletje Maxima

bloeddrukmeter Sinterklaas

mixer de burgemeester van Amsterdam

handtas Herman Koch

trein Superman

Pagina 34 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 9: Maak een verhaal

Trek (blind) drie kaartjes uit de stapel. Vertel een verhaal waarin de afbeeldingen voorkomen die
op deze drie kaartjes staan.

Pagina 35 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Apenkooien

Naam:

Spel 1 Sneltekenen met:


Mening:

Spel 2 Hoe zou het zijn als … met:


Mening:

Spel 3 Favoriet woord met:


Mening:

Spel 4 Belangrijke getallen met:


Mening:

Spel 5 Allebei – geen van beide met:


Mening:

Spel 6 Waar hebben ze het over? met:

Pagina 36 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Mening:

Spel 7 Laat je sleutels zien met:


Mening:

Spel 8 Overeenkomsten en verschil met:


Mening:

Spel 9 Maak een verhaal met:


Mening:

Pagina 37 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 12
Beoordelingsformulier schrijfvaardigheid

Auteur:

Beoordeeld door:

Beoordeel je eigen schrijfopdracht of die van een ander. Bij alle categorieën staan drie
symbolen. Geef aan welk symbool van toepassing is op die categorie.
– = niet voldoende
v = voldoende
+ = goed

1 Woordenschat en woordgebruik
De taal is voldoende om duidelijke beschrijvingen en meningen te geven.
Hoe beoordeel je dit?

– v +

2 Grammaticale correctheid
Er is een uitgebreide beheersing van de grammatica te zien. Er zijn in ieder geval geen
fouten waardoor de lezer iets niet begrijpt.
Hoe beoordeel je dit?

– v +

3 Spelling en interpunctie
Er is een duidelijke, begrijpelijke tekst met tekstconventies, zoals indeling in paragrafen en
de standaard lay-out. Spelling en interpunctie zijn redelijk nauwkeurig.
Hoe beoordeel je dit?

– v +

4 Coherentie
Er is een aantal structuurwoorden gebruikt om te zorgen voor samenhang. Dat is redelijk
goed gelukt.
Hoe beoordeel je dit?

– v +

Pagina 38 van 39
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 13
Beoordelingsformulier schrijfvaardigheid B1-B2

Spreker:

Beoordeeld door:

B1 1 2 3 4 5 B2
Woordenschat De woordenschat is toereikend 1 2 3 4 5 Voldoende taal om duidelijke
en woord- om eventueel met behulp van beschrijvingen te geven, en
gebruik omschrijvingen over vertrouw- meningen te verkondigen over
de onderwerpen, zoals familie, de meeste algemene
hobby’s, werk, reizen en actuele onderwerpen.
gebeurtenissen te schrijven.
Grammaticale Redelijk correct gebruik van 1 2 3 4 5 Vertoont een vrij uitgebreide
correctheid frequente ‘routines’ en patronen beheersing van de grammatica.
die horen bij voorspelbare Er zijn geen fouten die de
situaties. begrijpelijkheid in de weg staan.
Spelling en Lopende tekst die over het alge- 1 2 3 4 5 Duidelijke, begrijpelijke,
interpunctie meen in het geheel begrijpelijk lopende tekst waarbij
is. Spelling, interpunctie en lay- tekstconventies, zoals indeling in
out zijn in de meeste gevallen paragrafen en standaard lay-out
accu- raat genoeg om te volgen. zijn toegepast. Spelling en
interpunctie zijn redelijk
accuraat, maar kunnen invloeden
van de moedertaal bevatten.
Coherentie Een serie van kortere, eenvoudige- 1 2 3 4 5 Een beperkt aantal middelen
ge afzonderlijke elementen is voor tekstcohesie is gebruikt om
ver- bonden tot een de uitingen van de schrijver te
samenhangende lineaire reeks verbinden tot een heldere,
van punten. coherente tekst, hoewel dat in
een lange tekst niet altijd even
goed is gelukt.

Taalprofielen, maart 2004


Bron: Common European Framework of Reference for Languages, Raad van Europa, 2001

Pagina 39 van 39

You might also like