Straffen

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 7

Celstraffen leiden zelden tot betere mensen – Commentaar Inge Ghijs -

De Standaard

Geregeld choqueert een vonnis van de rechtbank de publieke opinie. De verontwaardiging gaat zelden
over het feit dat iemand te zwaar is gestraft, integendeel. Als daders van seksueel grensoverschrijdend
gedrag niet minstens enkele jaren naar de gevangenis moeten, dan wordt er met ongeloof gereageerd,
zeker als het slachtoffer minderjarig is. Hetzelfde geldt voor dronken bestuurders die een zwakke
weggebruiker van de weg maaiden, en al helemaal als de dader ook nog eens vluchtmisdrijf pleegde. Een
gevoel van straffeloosheid en wereldvreemde rechters overheerst dan.

Afgezien van het feit dat er meestal meer speelt dan wat op het eerste gezicht lijkt, is de vraag wat de
samenleving met een gevangenisstraf wil bereiken. Als het gaat om daders die een gevaar voor de
maatschappij vormen, kan een celstraf nodig zijn om die maatschappij te beschermen. Dat iemand
dronken achter het stuur kruipt, zullen velen zien als een gevaar voor de samenleving. Maar wordt de
dader, in dit geval de bestuurder, er beter van om maanden of jaren achter de tralies te zitten? Als de
dader werkt, is het eerste gevolg van een effectieve celstraf dat hij zijn werk verliest en daarna
waarschijnlijk moeilijk aan een baan zal raken. Daardoor slinkt de kans dat de slachtoffers vergoed
worden.

Alle mooie woorden ten spijt blijven psychologische begeleiding en verbetertrajecten in de gevangenis
vaak dode letter. Door de overbevolking en materiële wantoestanden komt er zelden iemand als een
beter mens buiten. Met hoge recidivecijfers als gevolg. Zal de samenleving daar uiteindelijk beter van
worden?

Een wondermiddel om dronken chauffeurs tot schuldinzicht te brengen en om recidive te voorkomen,


bestaat niet. Maar verplicht worden om je problemen onder ogen te zien en eraan te werken, en lange
tijd gecontroleerd en opgevolgd worden, is soms veel confronterender dan een celstraf. En een straf met
uitstel betekent dat bij nieuwe feiten de eerste straf effectief wordt.

Het heikele punt blijft ook in dit geval de strafuitvoering, opvolging en controle. Al te vaak blijkt dat door
een gebrek aan mensen en middelen een kaas met gaten. Een nationale databank voor ingetrokken
rijbewijzen, zodat de rechter in het arrondissement Tongeren weet dat de man die voor hem staat op
bevel van een rechter in het arrondissement Dendermonde zijn rijbewijs al heeft moeten afgeven, zou al
een goed begin zijn. Een taak voor de volgende regering.

1
Van straffen moet de maatschappij niet beter worden – De Standaard

Verdienen daders hun straf? Dat is volgens Benjamin De Mesel misschien wel de belangrijkste factor
die bepaalt of mensen gestraft moeten worden.

BENJAMIN DE MESEL
Postdoctoraal onderzoeker (FWO) aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (KU Leuven). Hij doceert
moraalfilosofie.

De doodrijder van een chiroleidster uit Evergem moet niet naar de cel, hoewel hij onder invloed was van
drank en drugs en vluchtmisdrijf pleegde. Dat vonnis choqueert de publieke opinie, velen hadden de
man liever in de cel gezien. In het commentaar van deze krant werd de vraag gesteld of de maatschappij
daar wel beter van zou worden (DS 9 januari). In gevangenissen blijven psychologische begeleiding en
verbetertrajecten immers vaak achterwege.

De vraag of de maatschappij beter wordt van een gevangenisstraf is een terechte en belangrijke vraag,
maar ze mag niet leiden tot de gedachte dat mensen alleen gestraft mogen worden als de maatschappij
er beter van wordt. Ik geef twee voorbeelden. Neem, ten eerste, de dokter die zijn kleindochter van vijf
maanden verkracht heeft  (DS 8 januari). Stel dat die dokter de enige is die een bepaalde complexe
operatie kan uitvoeren, of dat hij op de rand van een belangrijke doorbraak staat in de strijd tegen
kanker. Hij kan honderden levens redden, maar wil dat alleen doen als hij niet gestraft wordt. Stel
bovendien dat we kunnen verzekeren dat de kleindochter geen blijvende schade zal ondervinden van het
misbruik. In dat geval lijkt het redelijk om te stellen dat de maatschappij er beter van wordt als we de
man niet straffen: honderden levens worden gered, de kleindochter lijdt er niet onder.

Je zou kunnen tegenwerpen dat de maatschappij er niet beter van wordt om de man in dit geval vrij te
laten, omdat daarmee het signaal wordt gegeven dat iemand ongestraft kinderen kan misbruiken. Die
tegenwerping snijdt weinig hout: het enige signaal dat gegeven zou worden, is dat kindermisbruik niet
gestraft zal worden in de zeldzame gevallen waarin het beter is voor de maatschappij om niet te straffen.

Preventieve opsluiting

Als we alleen straffen wanneer de maatschappij er beter van wordt, zullen we misdadigers onbestraft
moeten laten die volgens de meesten onder ons een straf verdienen. Ten tweede krijg je ook het
omgekeerde: het wordt een optie om mensen preventief op te sluiten die niets misdaan hebben. Stel dat
iemand een bijzonder ongelukkige jeugd heeft gehad, getekend door slagen, verslavingen en misbruik.
Uit statistieken weten we dat zo’n jeugd de kans op misdaden significant vergroot. Stel nu dat we,
bijvoorbeeld dankzij geavanceerd breinonderzoek, zouden weten dat de kans vrij hoog is dat die persoon
een misdaad zal begaan. Als we louter het welzijn van de maatschappij in rekening brengen, wordt
preventieve opsluiting in bepaalde gevallen gerechtvaardigd. Die weg willen we (hoop ik) niet opgaan.

Of de maatschappij er beter van wordt, is dus niet de enige factor die bepaalt of mensen gestraft moeten
worden. (Ik heb het hier over ‘gestraft moeten worden’ in de morele, niet zozeer in de juridische zin, al

2
geldt ook in die laatste dat het welzijn van de maatschappij niet doorslaggevend is: de maatschappij
wordt niet noodzakelijk beter van een rechtvaardige toepassing van de wet.) Belangrijk is ook, en
misschien vooral, of daders hun straf verdienen. Als iemand preventief wordt opgesloten, verdient hij die
straf niet, want hij heeft niets gedaan. Als een epilepsiepatiënte iemand schade berokkent tijdens een
aanval, verdient ze geen straf, want ze kon niet anders. Als een dokter willens en wetens zijn
kleindochter verkracht, verdient hij een straf, tenzij we kunnen aantonen dat de omstandigheden anders
handelen onmogelijk maakten (bijvoorbeeld omdat de man met de dood werd bedreigd, maar dan nog)
of dat de man ernstig geestesziek was (maar dan rijzen vragen bij ‘willens en wetens’).

Straf voor doodrijder

Het onderscheid tussen iemand die schade aanricht en daarvoor een straf verdient en iemand die schade
aanricht maar geen straf verdient, speelt een belangrijke rol in onze morele praktijk: de eerste houden
we moreel verantwoordelijk, de tweede niet. Van normale volwassen personen nemen we aan dat ze
verantwoordelijk zijn voor hun handelingen, tenzij er sterke aanwijzingen zijn van het tegendeel
(onweerstaanbare drang bijvoorbeeld, of ontoerekeningsvatbaarheid). Het is dan ook niet verwonderlijk
dat, bij gebrek aan dergelijke aanwijzingen, de publieke opinie om een straf vraagt voor de doodrijder.
We beschouwen hem niet louter als iemand die moet worden opgesloten om de maatschappij te
beschermen, en voor wie, als voor een patiënt, ‘psychologische begeleiding en verbetertrajecten’ (DS 9
januari) aan de orde zijn. Hij is ook een misdadiger die een straf verdient.

Volgens sommigen zou het onderscheid tussen misdadiger en patiënt, zoals ik het geschetst heb en zoals
de meesten onder ons het maken, beter verdwijnen. Als we geen vrije wil hebben, zoals sommigen
geloven, is er geen significant verschil tussen de patiënt die er niets aan kon doen en de crimineel die uit
vrije wil (‘willens en wetens’) handelde. Ze konden er allebei niets aan doen en verdienen het allebei niet
om gestraft of beschuldigd te worden. Die visie is de mijne niet, en ik kan er hier niet grondig op ingaan.
Ik stip alleen kort dit aan: als niemand het verdient om gestraft te worden, lijken we weer uit te komen
bij de gedachte dat opsluiting alleen gerechtvaardigd is om de maatschappij te beschermen. Ik hoop een
paar problemen met die gedachte te hebben aangegeven.

3
Kans op recidive mag straf niet beïnvloeden – De Standaard
Dat een rechter bij het bepalen van de strafmaat toekomstige feiten mee in rekening neemt, gaat in
tegen het gelijkheidsbeginsel, zeggen Bie Tremmery en Jan De Varé.

Wie? Forensisch K&J psychiater; Forensisch psychiater, praktijk ‘De Boskeet’.

Wat? Risicotaxatie mag pas een rol spelen nadat een straf is uitgesproken. Niet bij de bepaling van de
straf.

Een hardwerkende en liefdevolle vader blijkt tijdens een vrijgezellenfeestje een 14-jarig meisje in het
restaurant van haar grootouders te hebben verkracht (DS 14 december). Hij krijgt daarvoor een
gevangenisstraf van twee jaar met uitstel en dient een schadevergoeding te betalen. Uiteindelijk zat hij
slechts twee weken in voorhechtenis. Op de koop toe gaat de dader, ondanks overtuigende bewijslast, in
beroep tegen zijn veroordeling.
De rechters stellen bij het bepalen van de strafmaat dat de verdachte op sociaal, professioneel en
relationeel vlak zeer goed lijkt te functioneren en op een verkeersovertreding na geen eerdere
veroordelingen heeft. Een risicotaxatie wijst verder op een ‘laag risico op herval’ en een ‘lage behandel-
prioriteit’. Vooral die laatste zin blijft hangen. Werd de risicotaxatie hier gebruikt om de strafmaat te
bepalen?
Risicotaxatie gebruikt men in de daderhulpverlening en de forensische psychiatrie. Op een
wetenschappelijke ‘manier wordt geprobeerd om de kans in te schatten dat een dader in de toekomst
een nieuw delict zal plegen. Risicotaxatievragenlijsten beoordelen mee of een dader bijvoorbeeld veilig
op penitentiair verlof kan of terug kan keren naar de samenleving. Die vragenlijsten bevatten elementen
over het criminele verleden van de dader, maar ook over zijn omgeving, zijn verslavingsgedrag en zijn
persoonlijkheid.
Door die factoren voor iedere dader individueel in kaart te brengen, kan men een behandelplan
opmaken – drugshulpverlening, bijvoorbeeld, of foute vrienden vermijden door werk en nieuwe hobby’s
te ontwikkelen. Als de dader dat behandelplan succesvol afwerkt, daalt het risico op een nieuw delict
aanzienlijk. Risicotaxatie is daarom een verplicht onderdeel bij de vrijheidsopbouw van een
veroordeelde. Bij iedere uitbreiding van vrijheid dienen de risicotaxatie-instrumenten opnieuw
afgenomen te worden om na te gaan of er een evolutie in de behandeling is. Alleen bij een positieve
uitslag krijgt de dader meer vrijheid. Risicotaxatie hoort daarom bij uitstek thuis bij de
strafuitvoeringsrechtbanken.

Ontdaderd
Het wordt problematisch wanneer ze ingezet wordt om de strafmaat te bepalen. Als de verdachte bij
een hoog recidivegevaar een zwaardere straf krijgt, dan neemt de rechter de mogelijke toekomstige
feiten van de dader mee in zijn strafmaat. De verdachte wordt op dat moment niet alleen gestraft voor
wat hij gedaan heeft, maar ook voor wat hij in de toekomst nog aan nieuwe delicten zou kunnen plegen.
Het omgekeerde geldt evenzeer. Onze lieve papa die in de toekomst als ongevaarlijk beschouwd wordt,
krijgt een strafvermindering omdat hij toch niets meer fout zal doen. Dit gaat in tegen het gelijkheids-
beginsel in het strafrecht, waarbij iedereen gelijk is voor de wet.
Deze foutieve interpretatie van de risicotaxatie is ook voor slachtoffers onaanvaardbaar. De schade
van het slachtoffer is immers onafhankelijk van de feiten die de dader in de toekomst wel of niet zou
kunnen plegen. De verschillende stadia bij een strafproces worden hier op een hoopje gegooid. In één
beweging wordt de straf voor de verkrachting samengevoegd met hoe de dader na de straf zal

4
functioneren in de maatschappij. In dit geval oordeelt de rechter dat deze liefdevolle vader vanwege een
laag recidivegevaar, een lagere straf krijgt en niet naar de gevangenis moet. De dader wordt daardoor
onmiddellijk ‘ontdaderd’, iets wat het slachtoffer en de publieke opinie niet kunnen begrijpen.
Hoe snel kun je in het strafproces aandacht hebben voor het optimaliseren van de re-integratie van
de dader in de maatschappij? Onze maatschappij tracht bij de veroordeling van daders diverse aspecten
te verenigen. Ten eerste dient een misdrijf ‘bestraft’ te worden als erkenning dat er een misdrijf is
begaan. De rechter trekt een grens tussen aanvaardbaar en niet aanvaardbaar gedrag. Vervolgens wordt
een straf bepaald, die een ontmoedigend karakter voor iedereen in de maatschappij dient te hebben. Op
individueel niveau zal een straf het leed van de slachtoffers erkennen en compenseren en dient de straf
de re-integratie van de dader na de straf toe te laten.
De erkenning van het misdrijf en de door de wetgever bepaalde straf passen in een maatschappelijk
ontmoedigend karakter en staan daarom los van wie of wat de dader is. In het verkeer is dit simpel, het
maakt niet uit wie je bent of wat je doet, als de camera je flitst, krijg je een boete. De hoogte van deze
boete zal afhangen van je snelheid. Ze heeft alleen betrekking op je overtreding. Je boete kan wel
verhoogd worden door eerdere snelheidsovertredingen, maar nooit door de kans op een overtreding in
de toekomst. Zo dient een strafmaat ook bepaald te worden.

Chronologie cruciaal
Vandaag staat het nut van een gevangenisstraf steeds meer ter discussie, omdat studies aantonen dat
een te lange gevangenisstraf de re-integratie van de dader negatief beïnvloedt. Op hetzelfde moment
neemt de kennis om daders na hun straf op een goede manier te re-integreren toe. Deze nieuwe
inzichten mogen niet eenzijdig aangewend worden. Ze kunnen en mogen niet ingezet worden om het
normerende karakter van een straf te verminderen. Een te lage straf of straffeloosheid kunnen op hun
beurt net het risico op nieuwe delicten verhogen.
Daarom is de chronologie cruciaal: na de vaststelling van het misdrijf volgt de veroordeling en de
straf. De straf wordt door de maatschappelijke wetten bepaald en hangt samen met het veroorzaakte
leed. Wanneer we kijken naar het jonge slachtoffer en de brutaliteit van het misdrijf, kan iedereen zich
voorstellen dat dit meisje een periode van herstel nodig heeft. In die tijd moet het slachtoffer zeker zijn
dat ze de dader niet kan tegenkomen en dat hij geen nieuwe slachtoffers kan maken. Zo worden
slachtoffers in hun leed erkend. De vraag hoe de dader zijn plek op een verantwoorde manier in de
maatschappij opnieuw kan innemen, komt later. En daarvoor kan risicotaxatie gebruikt worden.

5
Bestraffen is maatwerk, en dat moet zo blijven – De Standaard
Een misdaad bestraffen zonder te kijken naar wie de dader is, gaat volgens Hans De Waele en Jos
Decoker in tegen een essentieel principe van een humane en efficiënte rechtspraak.
Strafrechter rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen; strafrechter hof van beroep Antwerpen.

‘Om te vermijden dat welke straf ook een daad van geweld zou zijn, moet zij werkelijk openbaar zijn,
zo spoedig mogelijk worden uitgesproken, noodzakelijk en in de gegeven omstandigheden de minst
strenge zijn, in de juiste verhouding staan tot het gepleegde misdrijf en voorgeschreven zijn door de
wet.’
Zo eindigt het boek Over misdaden en straffen van de Italiaanse filosoof Cesare Beccaria. We schrijven
1764. De humanisering van het strafrecht wordt ingezet. Ruim 250 jaar later argumenteren
gerechtspsychiaters Bie Tremmery en Jan De Varé dat een rechter bij het bepalen van de strafmaat de
kans op recidive niet in rekening zou mogen nemen, omdat dit zou ingaan tegen het
gelijkheidsbeginsel (DS 17 december). Daarmee draaien zij de klok niet alleen een paar eeuwen terug. De
redenering houdt ook geen steek.
Het gelijkheidsbeginsel is belangrijk, maar het betekent niet dat elke dader gelijk dient te worden
gestraft, wel dat de overheid gelijke situaties gelijk dient te behandelen, en ongelijke situaties ongelijk
moet behandelen. Geen enkel misdrijf is exact hetzelfde. Geen enkele dader pleegt precies dezelfde
feiten of heeft dezelfde voorgeschiedenis. Strafrecht is maatwerk. Rechters dienen straffen te
individualiseren in functie van de omstandigheden. Er is een verschil tussen een jonge moeder met
financiële problemen die babyvoeding steelt, een kleptomaan die voor de tiende keer betrapt wordt op
winkeldiefstal, en een achttienjarige die een gewapende overval pleegt.
Om maximaal te kunnen differentiëren geeft de wetgever aan strafrechters de mogelijkheid om te
kiezen tussen verschillende straffen: een gevangenisstraf, een geldboete, een werkstraf ... Er is nooit
sprake van één type straf met een vast tarief voor een bepaald soort misdrijf.

De maatschappij beschermen
Een van de hiaten in onze strafwetgeving is dat de wet niet zegt welke doelstellingen de rechter voor
ogen moet houden wanneer hij straft. Dat probleem zou worden opgelost met een nieuw, moderner
strafwetboek, waarvan een eerste deel ondertussen als wetsvoorstel is ingediend in het parlement. Het
is aan de parlementsleden om een keuze te maken in de strafdoelstellingen. Maar het lijkt evident dat de
bescherming van de maatschappij tegen het criminele gedrag van individuen altijd een van de
doelstellingen zal zijn.
Leg ons maar eens uit hoe een strafrechter de maatschappij moet beschermen als er geen rekening
meer mag gehouden worden met het recidiverisico? Risicotaxatie, waarbij de rechter vaak een beroep
doet op de expertise van gedragswetenschappers, is een van de hoekstenen bij het bepalen van de juiste
straf. Is de dader gevaarlijk en is de kans op recidive hoog? Dan zal de rechtbank sneller opteren voor
vrijheidsberoving. Kan de kans op recidive worden verkleind door in te zetten op begeleiding van de
dader, dan kan de rechtbank kiezen voor een alternatieve bestraffing, bijvoorbeeld door
probatievoorwaarden op te leggen.
Volgens Tremmery en De Varé zou de dader worden ‘ontdaderd’ door een lage straf of doordat hij
niet naar de gevangenis moet. Waarom zou het misdrijf niet worden erkend als de dader een
alternatieve straf krijgt? Waarom wint de jongste jaren het idee aan kracht dat alleen een zware straf of
een gevangenisstraf het leed van het slachtoffer erkent? Wetenschappelijk onderzoek én de praktijk
leren ons dat niet alle slachtoffers vragende partij zijn voor vrijheidsberoving of repressie. Vaker vragen
slachtoffers de erkenning van het leed dat hen door de dader is aangedaan. Ze willen de oorzaken van de
feiten begrijpen. Ze vragen een straf die inzet op de beperking van het recidiverisico.

6
Evenmin als daders mogen slachtoffers over één kam worden geschoren. Er is een enorme diversiteit
in de wijze waarop slachtoffers omgaan met het misdrijf dat hen is aangedaan. Slachtoffers hebben ook
een belangrijke stem in ons strafrecht, maar beslissen niet mee over de straf. Ook dat is een hoeksteen
van een humaan strafrecht. Het is de openbare aanklager die in naam van de hele maatschappij vraagt
om de dader te straffen. En het is de rechter die oordeelt.

Watjesjustitie
Een lage straf kan volgens Tremmery en De Varé het risico op nieuwe delicten verhogen. Maar zware
gevangenisstraffen leiden niet per se tot een verlaging van het recidiverisico. Samenlevingen die hard
inzetten op repressie kampen vaak met de hoogste recidivecijfers. Wie een causaal verband wil leggen
tussen alternatieve bestraffing en een verhoging van het recidiverisico, begeeft zich op glad ijs.
De tegenpool van harde bestraffing met één maat is niet ‘softe rechtspraak’ of ‘watjesjustitie’ maar
efficiënte rechtspraak. De oproep van deze gerechtspsychiaters om te straffen ‘los van wie de dader is’
hebben we sinds de verlichting niet vaak meer gehoord. We keren best niet terug naar die tijden. Hun
stelling dat de strafmaat naar analogie met het verkeersrecht dient vastgelegd te worden (waarbij de
hoogte van de boete zou worden bepaald door de snelheid) is misleidend, omdat ook in
politierechtbanken straffen sterk gedifferentieerd worden. Maar de stelling is ook gevaarlijk, omdat ze
ingaat tegen de essentie van het strafrecht.

You might also like