Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 1

De binnenkant van de buitenkant van de binnenkant

(Uit “Nachttrein naar Lissabon”, Pascal Mercier)

(…)
De man met de sigaret, die nu tegen een lantaarnpaal leunde, liet zijn blik heen en weer gaan tussen mij en wat er op straat
gebeurde. Wat hij van mij zag kon niets verraden over mijn twijfel en kwetsbaarheid die zo weinig overeenkwamen met mijn trotse,
ja arrogante lichaamshouding. Ik verplaatste mij in zijn blik, nam die innerlijk over en nam vanuit die blik mijn spiegelbeeld in me op.
Zoals ik eruitzag en de indruk die ik maakte – dacht ik – was ik nooit geweest, geen minuut in mijn hele leven. Niet op school, niet
tijdens mij studie, niet in mijn praktijk. Vergaat het de anderen ook zo, dat ze zichzelf niet herkennen in hun uiterlijk? Dat hun
spiegelbeeld als een coulisse vol plompe vertekeningen op hen overkomt? Dat ze tot hun schrik een afgrond ontdekken tussen de
waarneming die de anderen van hen hebben en de manier waarop ze zichzelf beleven? Dat de vertrouwdheid vanbinnen en de
vertrouwdheid vanbuiten zo ver uit elkaar kunnen liggen dat ze nauwelijks meer als vertrouwdheid met hetzelfde kunnen worden
beschouwd?
De afstand tot de anderen waartoe dit bewustzijn ons brengt, wordt nog veel groter als we beseffen dat onze uiterlijke gestalte door
de ander anders wordt waargenomen dan door onze eigen ogen. Mensen zie je niet als huizen, bomen en sterren. Je ziet ze in de
verwachting hen op een bepaalde manier te kunnen ontmoeten en hen daardoor tot een deel van het eigen innerlijk te maken. Het
inbeeldingsvermogen dwingt ze in een vorm waarin ze bij de eigen wensen en verlangens passen, maar maakt ze ook zo dat in hen
de eigen angsten en vooroordelen kunnen worden bevestigd. We kunnen zelfs niet met zekerheid en zonder vooringenomenheid de
uiterlijke contouren van een ander waarnemen. Onderweg wordt de blik afgeleid en vertroebeld door alle wensen en drogbeelden
die ons tot de bijzondere, unieke mens maken die we zijn. Zelfs de buitenwereld van een binnenwereld is een deel van onze
binnenwereld, om maar niet te spreken van de gedachten die wij over die vreemde binnenwereld ontwikkelen en die zo onzeker en
wankelbaar zijn dat ze meer over onszelf zeggen dan over de ander.
(…)
Wat aan mijn verschijning wordt door zijn blik overdreven en overtrokken en wat laat hij weg alsof het helemaal niet aanwezig is?
Wat de rokende vreemde van mijn spiegelbeeld maakt zal ongetwijfeld een karikatuur zijn, en het beeld dat hij in gedachten van
mijn gedachtewereld maakt, zal ook uiterst karikaturaal zijn. En zo zijn wij dubbel vreemd voor elkaar want tussen ons in staat niet
alleen de bedrieglijke buitenwereld maar ook het drogbeeld dat daarvan in elke binnenwereld ontstaat.

De binnenkant van de buitenkant van de binnenkant


(Uit “Nachttrein naar Lissabon”, Pascal Mercier)

(…)
De man met de sigaret, die nu tegen een lantaarnpaal leunde, liet zijn blik heen en weer gaan tussen mij en wat er op straat
gebeurde. Wat hij van mij zag kon niets verraden over mijn twijfel en kwetsbaarheid die zo weinig overeenkwamen met mijn trotse,
ja arrogante lichaamshouding. Ik verplaatste mij in zijn blik, nam die innerlijk over en nam vanuit die blik mijn spiegelbeeld in me op.
Zoals ik eruitzag en de indruk die ik maakte – dacht ik – was ik nooit geweest, geen minuut in mijn hele leven. Niet op school, niet
tijdens mij studie, niet in mijn praktijk. Vergaat het de anderen ook zo, dat ze zichzelf niet herkennen in hun uiterlijk? Dat hun
spiegelbeeld als een coulisse vol plompe vertekeningen op hen overkomt? Dat ze tot hun schrik een afgrond ontdekken tussen de
waarneming die de anderen van hen hebben en de manier waarop ze zichzelf beleven? Dat de vertrouwdheid vanbinnen en de
vertrouwdheid vanbuiten zo ver uit elkaar kunnen liggen dat ze nauwelijks meer als vertrouwdheid met hetzelfde kunnen worden
beschouwd?
De afstand tot de anderen waartoe dit bewustzijn ons brengt, wordt nog veel groter als we beseffen dat onze uiterlijke gestalte door
de ander anders wordt waargenomen dan door onze eigen ogen. Mensen zie je niet als huizen, bomen en sterren. Je ziet ze in de
verwachting hen op een bepaalde manier te kunnen ontmoeten en hen daardoor tot een deel van het eigen innerlijk te maken. Het
inbeeldingsvermogen dwingt ze in een vorm waarin ze bij de eigen wensen en verlangens passen, maar maakt ze ook zo dat in hen
de eigen angsten en vooroordelen kunnen worden bevestigd. We kunnen zelfs niet met zekerheid en zonder vooringenomenheid de
uiterlijke contouren van een ander waarnemen. Onderweg wordt de blik afgeleid en vertroebeld door alle wensen en drogbeelden
die ons tot de bijzondere, unieke mens maken die we zijn. Zelfs de buitenwereld van een binnenwereld is een deel van onze
binnenwereld, om maar niet te spreken van de gedachten die wij over die vreemde binnenwereld ontwikkelen en die zo onzeker en
wankelbaar zijn dat ze meer over onszelf zeggen dan over de ander.
(…)
Wat aan mijn verschijning wordt door zijn blik overdreven en overtrokken en wat laat hij weg alsof het helemaal niet aanwezig is?
Wat de rokende vreemde van mijn spiegelbeeld maakt zal ongetwijfeld een karikatuur zijn, en het beeld dat hij in gedachten van
mijn gedachtewereld maakt, zal ook uiterst karikaturaal zijn. En zo zijn wij dubbel vreemd voor elkaar want tussen ons in staat niet
alleen de bedrieglijke buitenwereld maar ook het drogbeeld dat daarvan in elke binnenwereld ontstaat.

You might also like