Professional Documents
Culture Documents
Fragm
Fragm
Prisma Taaltraining
Nederlands
voor zelfstudie
Willy Hemelrijk
www.prisma.nl
www.prismawoordenboeken.be
www.unieboekspectrum.nl
Prisma maakt deel uit van Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum bv.
Postbus 97
3990 DB Houten
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,
mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet 1912,
juncto het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en
artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de
Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB, Hoofddorp).
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken
dient men zich tot de uitgever te wenden.
Ondanks de aan de samenstelling van de tekst bestede zorg kan noch de redactie noch de uitgever
aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige fout die in deze
uitgave zou kunnen voorkomen.
inhoud
Inleiding 7 Les 8
Wat doe jij aan? 69
Les 1 Een interview 71
Hoe gaat het met je? 8 Naar de bioscoop 73
Een feestje 10 Extra oefeningen 75
Drie jaar geleden 13
Extra oefeningen 16 Les 9
Op de markt 78
Les 2 In het warenhuis 80
Mailen en bellen 18 Geld 82
Letters en klanken 20 Extra oefeningen 84
Naar huis 21
Extra oefeningen 24 Les 10
In de winkel 85
Les 3 Een trui kopen 87
Welke tram? 26 In de boekwinkel 88
Op het centraal station 28 Extra oefeningen 91
Nog een vraag 30
De tijd 31 Les 11
Extra oefeningen 34 Op het politiebureau 94
Is er een bank in de buurt? 96
Les 4 Op het postkantoor 98
In de trein 35 Extra oefeningen 100
Met de fiets 38
Een fiets huren 40 Les 12
Extra oefeningen 41 Benzine tanken 103
Mijn auto doet het niet 104
Les 5 Dat mag niet 106
In het café 44 U mag hier niet parkeren 106
In de supermarkt 46 Roken verboden 107
Op de borrel 49 Extra oefeningen 109
Extra oefeningen 51
Les 13
Les 6 Een baby 111
In de keuken 53 Mijn baas gaat weg 113
In een restaurant 55 Twee kaarten 117
Aan tafel 59 Extra oefeningen 119
Extra oefeningen 61
Les 14
Les 7 De bruiloft 121
Een concert 62 De buurvrouw 122
Een quiz 64 Lange Nederlanders 125
Televisie kijken 66 Extra oefeningen 128
Extra oefeningen 68
5
Les 15
Het lichaam 130
Ziek 131
Verkouden 132
Het recept 134
Extra oefeningen 135
Les 16
In het park 138
Inpakken 141
Au! 143
Langzaam slank 144
Extra oefeningen 146
Les 17
Een nieuw huis 149
Een huisje huren 152
Wat is het hier mooi 154
Extra oefeningen 155
Les 18
Wat een weer! 157
Naar het strand 159
Extra oefeningen 163
Antwoorden 166
inleiding
Eén Werkboek bij vijf versies van het basisboek
Dit Werkboek bevat extra oefeningen bij het basisboek.
Er zijn vijf verschillende versies van het basisboek:
- Nederlands voor zelfstudie (alleen Nederlands)
- Dutch for self-study (Engels Nederlands)
- Niederländisch fürs Selbststudium (Duits Nederlands)
- Le néerlandais en autodidacte (Frans Nederlands)
- Neerlandés para autoestudio (Spaans Nederlands)
Het Werkboek sluit aan bij elk van die vijf basisboeken.
Alleen Nederlands
Het Werkboek is alleen in het Nederlands geschreven.
Bijna alle woorden in het Werkboek staan ook in het basisboek.
Op het internet staat een woordenlijst met alle woorden uit basisboek en Werkboek, met de vertaling
erbij in verschillende talen: Pools, Portugees, Italiaans, Russisch, Chinees. Zie: www.prisma.nl,
Thuis – Downloads.
De woorden in dit boek met *…* kun je ook in de woordenlijst op www.prisma.nl vinden.
7
lEs 1
Michel Michel.
Hanneke Hanneke.
les 1
Veel plezier en tot ____________________
4 Gaat mevrouw Visser mee wat drinken? __ Nee, Mevrouw Visser gaat ________________
Goed, dank u.
Wat leuk!
9
3 Vul in.
Goedemorgen | Goedemiddag | Goedenavond
7.00 : _ Goedemorgen _
14.00: ____________________
20.00: ____________________
4 Vul in.
Visser | Hanneke | Hans | Lecomte | Michel | Stroop
voornaam achternaam
____________________ ____________________
____________________ ____________________
____________________ ____________________
11 Vul in: u | je
1 Meneer Dikkers: Hoe gaat het met ____________________ , Johan?
les 1
ik / …. jij jij / u / hij / zij / het wij / jullie / zij
drink drinkt drinken
17.1
Ga je mee wat drinken?
18 Grammatica 2 en 3.
*geen nadruk* nadruk geen nadruk nadruk
ik me mij
je jij je jou
ie hij ‘m hem
ze zij ‘r / d’r haar
‘t het ‘t het
we wij ons
jullie jullie
ze zij ze (hen)
11
18.2 Nadruk. Vul in.
1 Ik zie hem. Maar ____ hij ___________ ziet _____ mij __________ niet.
6 Dag moeder.
les 1
Hoe gaat het ____________________ ____________________ ?
2 ____________________ 6 ____________________
3 ____________________ 7 ____________________
4 ____________________ 8 ____________________
Hans: Achttien.
Ik ____________________ op de Mozartkade.
13
Hanneke: Je spreekt ____________________ Nederlands!
25.3 7 Woordaccenten: Luister naar het woord. *Waar ligt het accent?*
Onderstreep het woorddeel met het accent.
30 7 *Ja of nee?*
1 Denkt Michel dat het een jaar geleden is? __ Nee, ______________________ ______________________
36 8 Vul in.
1 Dat is ____________________ ____________________ , zeg!
les 1
Mijn moeder gaat naar huis.
Gaat mijn moeder naar huis?
Nu gaat mijn moeder naar huis.
Hans woont in Amsterdam.
Woont Hans in Amsterdam?
Hier woont Hans.
Michel spreekt goed Nederlands.
Spreekt Michel goed Nederlands?
Nu spreekt Michel goed Nederlands.
Ga je nu naar huis.
Is dit Hanneke?
15
Jij woont / Woon jij ____________________ hier vlakbij, hè?
Extra oEfEninGEn
*sprEkEn* 1
1 Waar kom je vandaan? Ik kom uit …
2 Woon je al lang in Nederland?
3 Woon je in Amsterdam?
4 Waar woon je precies? (straat)
5 Werk je? (bank, Schiphol)
6 Je spreekt al goed Nederlands! Dank …
sprEkEn 2
*praktijk*
Stel je *aan iemand* voor. Zeg je naam.
Zeg waar je vandaan komt.
Zeg waar je woont.
les 1
*Lees de woorden van oefening 6 en van oefening 29 in het basisboek.
Doe het boek dicht. Schrijf de woorden op die je nog weet.*
Schrijven
Schrijf vijf zinnen over jezelf.
*Voorbeeld:*
_______________________________ ___________
_______________________________ ___________
_______________________________ ___________
_______________________________ ___________
_______________________________ ___________
17
lEs 2
Tom Goed.
les 2
Telefoniste Ogenblikje.
3 Geef antwoord.
Graag | Dank u wel | Dank je wel | Geen dank
6 11 Geef antwoord.
19
10.2 12 Woordaccenten: Luister. Waar ligt het accent?
Onderstreep het woorddeel met het accent.
16 Geef antwoord.
1 Uit hoeveel letters bestaat het woord ‘dom’? ____________________
2 ____________________ 7 ____________________
3 ____________________ 8 ____________________
4 ____________________ 9 ____________________
5 ____________________ 10 ____________________
les 2
Mevrouw Moritz Hallo, ____________________ heet je?
Paul Paul.
Paul Bij mijn vader en ____________________ Mijn zus woont daar ook.
Mevrouw Moritz Zo, gezellig. Maar ____________________ bedoel eigenlijk: wat is je adres?
Paul Venenlaan.
Paul 88.
Paul 88.
Mevrouw Moritz Kom, ik zal je even – hoe zeg je dat? – ____________________ thuis brengen.
21
24 17 Geef antwoord.
les 2
Heb je zijn adres niet? Nee, twee jaar. Uitstekend. Ja, hij spreekt goed Frans.
O, ik in Amsterdam. Nee, wil je wat langzamer praten?
4 Zo ____________________ !
3 ____________________ 8 ____________________
4 ____________________ 9 ____________________
5 ____________________ 10 ____________________
23
33 Vul in: de | het | een
1 Is dat ____________________ moeder van Hans Visser?
10 ____________________ e-mailadres van Iris staat in ____________________ agenda van Tom Kalf.
Extra oEfEninGEn
sprEkEn
1 Kun je je naam spellen?
2 Waar woon je?
3 Woon je bij je vader en moeder?
4 Heb je een zus? Ja? Hoeveel zussen?
5 En hoe oud ben je?
les 2
A: Die komt uit Frankrijk, hè?
3 B: _______________________________ _______________________
Schrijven 2
Praktijk
1 Vraag een vriend of hij je kan helpen.
2 Vraag waar een internetcafé is.
3 Vraag of die vriend wat langzamer kan praten.
4 Spel je achternaam voor die vriend.
Woorden leren
Lees de woorden van oefening 5 en van oefening 23 in het basisboek.
Doe het boek dicht. Schrijf de woorden op die je nog weet.
25