Professional Documents
Culture Documents
Verslag Ventilatorproef Laurens de Bel Groep 2
Verslag Ventilatorproef Laurens de Bel Groep 2
INGENIEURSWETENSCHAPPEN
CAMPUS BRUGE
Laboverslag voor
Lab mechatronica 3
Labo: Ventilatorproef
30/10/2022
Jordy Aneca
Barend Azou
Laurens De Bel
Axel Dejaghere
Jari Dewaele
Jonas Vanthournoudt
Laboverantwoordelijke:
Dhr. Johan Derdaele
Academiejaar 2022-2023
Inhoud
1 Inleiding......................................................................................................5
1.1 Doelstelling........................................................................................5
1.2 Achtergrond/theorie............................................................................5
1.2.1 Ventilatorkarakteristiek..............................................................6
1.2.2 Leidingkarakteristiek + werkpunt...............................................7
1.2.3 Vermogens................................................................................8
2 Methode & Materialen................................................................................9
2.1 Proefopstelling...................................................................................9
2.1.1 Motor.......................................................................................10
2.1.2 Frequentieomvormer...............................................................10
2.1.3 Ventilator.................................................................................11
2.2 Meettechnieken................................................................................11
2.2.1 Luchtsnelheid..........................................................................11
2.2.2 Koppel.....................................................................................12
2.2.3 Toerental.................................................................................13
2.2.4 Statisch drukverschil...............................................................14
2.2.5 Debiet......................................................................................15
2.3 Werkwijze.........................................................................................18
2.3.1 Karakteristieken.......................................................................18
2.3.2 Vermogens en rendement.......................................................18
3 Resultaten................................................................................................19
3.1 Metingen..........................................................................................19
3.2 Berekeningen...................................................................................20
3.2.1 Statisch drukverschil...............................................................20
3.2.2 Debiet......................................................................................20
3.2.3 Nuttig vermogen......................................................................21
3.2.4 Resultaten...............................................................................22
3.3 Grafieken.........................................................................................23
4 Besluit......................................................................................................24
5 Bibliografie...............................................................................................25
6 Bijlagen......................................................................................................1
A. Ventilatorkarakteristiek.......................................................................1
B. α-waardes voor gebruik van een meetflens........................................2
3
4
1 INLEIDING
1.1 Doelstelling
Het doel van deze proef is het opstellen en analyseren van de ventilator- en
weerstandskarakteristieken van de ventilator en leiding aanwezig in het labo. De ventilator
wordt aangedreven door een motor waarvan het toerental bepaald wordt door een frequentie
omvormer. De weerstand van de leiding kan worden aangepast doormiddel van een
vlinderklep die meer open of dicht kan gezet worden. Om de nodige karakteristieken te
kunnen opstellen wordt het statische drukverschil veroorzaakt door de ventilator en het
debiet in de leiding gemeten bij verschillende frequenties en kleppenstanden.
1.2 Achtergrond/theorie
In het labo wordt gebruik gemaakt van een centrifugaalventilator. Bij dergelijke ventilatoren
stroomt de lucht het looprad axiaal binnen en wordt het in radiale richting naar buiten
geslingerd. De uitstroomrichting staat loodrecht op de instroomrichting.
Door het draaien van de rotor wordt de lucht naar buiten geslingerd en geeft de rotor zijn
energie als het ware af aan de lucht. De energietoename in de lucht kan gemeten worden
onder de vorm van en druktoename. De totale druktoename kan ontbonden worden in een
toename in statische druk (Δps), dynamische druk (Δpd) en gravimetrische druk (Δpg). De
gravimetrische druk is hier verwaarloosbaar.
∆ pt =∆ p s +∆ pd + ∆ p g
5
2 2
c 2−c1
∆ pt =( p2 −p 1) + + ρ∗g∗(z 2−z 1)
2
1.2.1 Ventilatorkarakteristiek
De totale druktoename is afhankelijk van het ventilatordebiet. Wanneer de druktoename in
functie van het debiet uitgezet wordt in een grafiek, wordt de ventilatorkarakteristiek
bekomen. Iedere ventilator kan gekarakteriseerd worden door zijn ventilatorkarakteristiek.
∆ pt =f (V̇ )
Er kan aangetoond worden dat het verband tussen druk en debiet in theorie lineair is volgens
onderstaande formule.
ρ∗u2
Δ pth , ∞=ρ∗u22 + ∗V̇ R
2∗π∗e2∗r 2∗tan ( β 2 )
Met:
6
Figuur 2: Snelheidsdriehoeken bij de ideale doorstroming van een ventilator [1]
In werkelijkheid treden een aantal verliezen op wat er toe zal leiden dat de druk en het debiet
kleiner zijn dan theoretisch verwacht zou worden.
Eindig aantal schoepen: in theorie veronderstellen we een oneindig aantal schoepen.
In werkelijkheid is dit uiteraard niet het geval, met als gevolg dat er een minder goede
geleiding is van het fluïdum. Dit leidt tot een lagere opvoerdruk ( Δ p th, ∞ → Δ pth ).
Wrijvingsverliezen: in de rotor treden wrijvingsverliezen op die kwadratisch toenemen
met de snelheid en dus het debiet (Δ p1 ).
Botsingsverliezen: de botsingsverliezen zijn nul voor het debiet waarvoor de ventilator
ontworpen is en nemen daarbuiten kwadratisch toe met het verschil in debiet (Δ p 2).
Lekverliezen: een gedeelte van het debiet stroomt tussen rotor en huis van de
uitgang van de rotor terug naar de ingang.
Voor en na de rotor: voor en na de rotor treden ook nog botsingverliezen,
wrijvingsverliezen… op. Deze zorgen ook voor een drukverlies (Δ p3 + Δ p 4 ).
7
Figuur 3: Ventilatorkarakteristieken voor en na verliezen in rekening gebracht zijn [1]
8
Figuur 4: Leidingkarakteristiek + werkingspunt [1]
1.2.3 Vermogens
Naast de druk en het debiet is ook het vermogen een belangrijke grootheid. Bij ventilatoren
spreken we over twee vermogens: het mechanisch vermogen en het nuttig vermogen.
Het mechanisch vermogen wordt geleverd door de motor en is afhankelijk van het
geleverde koppel M en het toerental n .
Pm=ω∗M =2∗π∗n∗M
Het nuttig vermogen kan herleidt worden tot het product van de totale druktoename
∆ pt en het geleverde debiet V̇ .
Pn=∆ p t∗V̇
De verhouden van deze twee vermogens is het rendement η . Het rendement is afhankelijk
van de verliezen besproken in 1.2.1 en dus van het debiet.
9
2 METHODE & MATERIALEN
2.1 Proefopstelling
De meetopstelling bestaat uit een motor (1) die via een koppeling (2) de ventilator (3)
aandrijft. De koppeling doet ook dienst als koppelmeter, maar kon tijdens deze proef niet
gebruikt worden aangezien deze foute waarden weergaf. Na de ventilator volgt een buis met
rechthoekige doorsnede van 1,2 m om te zorgen voor een uniforme luchtstroom vooraleer
het statisch drukverschil opgemeten wordt (4). Verder moet ook het debiet bepaald worden
en dit gebeurt met behulp van een meetflens (5). Als laatste moet de lucht de buis nog
10
kunnen verlaten. Hiervoor is een vierkant opening (6) voorzien waarin een vlinderklep
gemonteerd is.
2.1.1 Motor
Volgende asynchrone motor werd gebruikt:
Merk: Siemens
Type: 1 LA 5096 - 2 AAO
Kenmerken:
o Werkfrequentie: 50Hz
o Nominale spanning: 220V/380V ∆/Y
o Nominale stroom: 8,3A/4,8V ∆/Y
o Nominaal vermogen: 2,2kW
o Arbeidsfactor: cos φ = 0,85
o Nominaal toerental: nnom = 2860tr/min
11
2.1.2 Frequentieomvormer
Om het motortoerental te regelen wordt een frequentieomvormer gebruikt. Deze kan op twee
manieren bedient worden. Enerzijds via een potentiometer en anderzijds door de
ingangsspanning te wijzigen.
Merk: Siemens
Type: 6 SE 1107 – 2 AB – 00
2.1.3 Ventilator
De ventilatorkarakteristiek kan teruggevonden worden in bijlage A.
Merk: Siemens
Type: 2CF6 351-1FFO z
Kenmerken:
o Buitendiameter rotor: d2 = 350mm
o Breedte rotor: b2 = 102mm
o Intrede schoephoek: β1 = 157°
o Uittrede schoephoek: β2 = 139°
o Intrede arbeidshoek: α1 = 90°
o Doorsnedeverlies door schoepen: e2 = 0.956
o Aantal schoepen: z = 9
12
2.2 Meettechnieken
2.2.1 Luchtsnelheid
Het meten van de luchtsnelheid gebeurd met de testo 410-2 anemometer. Met dit toestel kan
ook de temperatuur gemeten worden.
Merk: Testo
Meetbereik temperatuur: -10 tot 50°C
Meetbereik windsnelheid: 0,4 tot 20 m/s
Resolutie windsnelheid: 0,1 m/s
Nauwkeurigheid: 2%
Meetsnelheid: 0,5 s
In onderstaande foto is te zien dat een van de schoepen van de anemometer afgebroken is.
Dit geeft tot gevolg dat de weergegeven waarden niet correct zijn. Om die reden zullen
verder ook geen luchtsnelheden opgemeten worden.
Figuur 9: Anemometer
2.2.2 Koppel
Het geleverde motorkoppel wordt gemeten met een roterende koppelmeter van VibroMeter.
De interne werking hiervan is weergegeven op figuur 10.
13
Op de ene zijde van de meter zit de kerndrager, met daarop vier spoelkernen gemonteerd.
Op de andere zijde bevinden zich vier meetspoelen. Beide zijden zijn verbonden door een
dunne meetas. Door het aangelegde koppel ontstaat een kleine, herhaalbare
hoekverdraaiing tussen beide zijden van de koppelmeter. Hierdoor worden twee spoelhelften
verder in de meetspoelen gebracht, terwijl twee kernen terug getrokken worden. De
zelfinductie van de spoelen wijzigt hierdoor, waardoor de impedantie van de spoelen
varieert. Via een Brug van Wheatstone kan deze impedantieverandering gemeten worden
als een spanningsverandering. De spanning varieert lineair met het koppel.
De meetspoelen zijn gemonteerd op de draaiende as. Om de voedingsspanning en
signaalspanning te kunnen meten dienen deze van de stilstaande omgeving overgebracht te
worden op de roterende as. Sleepringen zijn hiervoor niet wenselijk, gezien het risico op
vervuiling. Bovendien wordt de motor via een frequentie omvormer aangestuurd, waardoor
elektromagnetische storingen ontstaan die kunnen worden opgepikt door de sleepringen.
Om dit effect te beperken, wordt gebruik gemaakt van twee axiale transformatoren. Eén
transformator voorziet de voedingsspanning van de meetbrug (P1/S1), terwijl de andere de
signaalspanning overbrengt naar het stilstaande meetsysteem (P2/S2).
2.2.3 Toerental
Het toerental wordt fotoëlektrisch gemeten. De opnemer bestaat uit een lichtbron en een
fototransistor. De lichtbron zendt een lichtbundel naar een tandenkrans waarop 60 tanden
staan. De tand is helder en weerkaatst licht, de tandholte is donker en mat. Het
teruggekaatste licht wordt gedetecteerd door de fototransistor. Het aantal opgemeten pulsen
per tijdseenheid is een maat voor het toerental. De toerentalmeter wordt onder schematisch
afgebeeld.
14
Figuur 11: Toerentalmeter [1]
15
Figuur 12: U-buis manometer [3]
Uitgang verschildrukopnemer
30
25
f(x) = 1.5625 x − 6.25
Verschildruk [mbar]
20
15
10
0
2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22
Stroom [mA]
16
2.2.5 Debiet
Voor het opmeten van het debiet is een cirkelvormige meetflens (diameter d) voorzien in de
leiding nadat de lucht drie meter onverstoord door het ronde kanaal (diameter D) is gegaan.
17
Figuur 14: Werking meetflens
Met behulp van Figuur 14 kan de werking van de meetflens aangetoond worden. De
turbulente, stationaire stroming stroomt van links naar rechts door het kanaal. In dit kanaal
vormt de meetflens een plotse vernauwing waardoor de luchtstroom moet versnellen.
Volgens de wet van Bernoulli wordt deze snelheidstoename gecompenseerd met een
drukafname. De druk voor de meetflens is dus groter dan de druk na de meetflens. Dit
drukverschil wordt opgemeten en kan worden omgerekend naar het debiet.
V̇ =
4
∗
√
α∗ε∗β 2∗π∗D 2 2∗∆ pflens
ρ
Met:
α = de doorstromingscoëfficiënt (zie bijlage B)
ε = de expantiecoëfficiënt (mag hier één verondersteld worden)
d
β = de diameterverhouding,
D
18
D = de diameter van het aanvoerkanaal, hier 327mm
∆ p flens = het drukverschil over de meetflens
ρ = de dichtheid van de lucht in het kanaal
Net zoals voor het meten van het statisch drukverschil zijn ook hier twee meetmethodes
beschikbaar om het drukverschil rond de flens te meten:
Met waterkolom in een u-buis manometer.
Om de gevoeligheid te vergroten wordt de waterkolom onder een hoek van 7,1808°
ten opzichte van de horizontale geplaatst.
Met een drukopnemer.
Ook hier wordt een JUMO verschildrukopnemer gebruikt. Deze keer met een
meetbereik tussen 0 en 10mbar en met als uitgangsgrootheid een spanning. Het
verband tussen spanning en druk is hier echter niet lineair. Om het verband te weten
te komen werd de spanning genoteerd bij enkele kleppenstanden en de verschildruk
bepaald via de u-buis manometer.
Tabel 1: Verband spanning en druk
250.00
Druk (Pa)
200.00
150.00
100.00
50.00
0.00
2.50 3.00 3.50 4.00 4.50 5.00 5.50 6.00 6.50
Spanning (V)
19
2
∆ p=17,715∗U −71,982∗U +124,36
Voor het bepalen van de verschildruk over de flens voor het debiet voor de
ventilatorkarakteristiek zal bovenstaand verband gebruikt worden en niet meer de u-
buis manometer.
2.3 Werkwijze
2.3.1 Karakteristieken
Om de ventilatorkarakteristiek en leidingkarakteristiek te kunnen opstellen is de druktoename
en het debiet nodig. De statische druktoename kan bepaal worden met de drukopnemer
zoals besproken in 2.2.4. Het debiet kan bepaald worden via de methode besproken in 2.2.5.
Beide grootheden zullen opgemeten worden bij verschillende voedingsfrequenties voor de
motor om op die manier verschillende ventilatoren te simuleren. Zo kan de
leidingkarakteristiek opgesteld worden. Om de ventilatorkarakteristiek op te stellen zal bij een
vaste frequentie de kleppenstand gewijzigd worden om zo verschillende leidingen te
simuleren.
20
3 RESULTATEN
3.1 Metingen
In tabel twee is de stroom te zien die nodig is voor het bepalen van het statisch drukverschil
en de spanning nodig voor het drukverschil rond de meetflens bij verschillende frequenties
en klepstanden.
Tabel 2: Meetresultaten
21
3.2 Berekeningen
3.2.2 Debiet
Voor het berekenen van het debiet is eerst het drukverschil over de meetflens nodig. Dit
verschil kan berekend worden via de gemeten spanning:
2
∆ p flens=17,715∗U −71,982∗U +124,36
Bij een gemeten spanning van 4V wordt het drukverschil:
2
∆ p flens=17,715∗4 −71,982∗4+ 124,36=119,8 Pa
Het debiet wordt dan als volgt berekend:
V̇ =
4
∗
√
α∗ε∗β 2∗π∗D 2 2∗∆ pflens
ρ
Met:
3
ρ=1,188 kg/m
D=0,327 m
d 0,260
β= = =0,795
D 0,327
ε =1
α wordt bepaald via Tabel 4:
4
β=0,79 5 → β =0,40 0
v∗D v∗0,327
ℜ= =
ν lucht 1,543∗10−5
Hierin ontbreekt nog de luchtsnelheid. Deze kan berekend worden uit het debiet:
V̇ V̇
v= =
A π∗D ²
4
Ook het debiet is echter niet gekend dus zal een schatting moeten gemaakt worden.
Voor de voorbeeldberekening wordt een debiet van 0,5m3/s verondersteld.
V̇ V̇ 0,5 5,95 m
v= = = =
A π∗D 2
π∗0,327
2
s
4 4
v∗D 5,95∗0,327
ℜ= = =126173
ν lucht 1,543∗10−5
Uit tabel 4 wordt volgende α gevonden:
22
0,757−0,767
∗( 126173−10 ) +0,767=0,7 66 7
5
α= 6 5
10 −10
Met α = 0,7667 blijkt:
√
2 2
7∗1∗0,795 ∗π∗0,327 2∗119,8 3
V̇ =0,766 ∗ =0,577 9 m / s
4 1,188
Het berekend debiet stemt niet overeen met het veronderstelde debiet. α zal opnieuw
moeten bepaald worden met het nieuwe berekende debiet.
V̇ V̇ 0,5 77 6,87 m
v= = = =
A π∗D 2
π∗0,327 2
s
4 4
v∗D 6,87∗0,327
ℜ= = =145604
ν lucht 1,543∗10−5
0,757−0,767
∗( 145604−10 ) + 0,767=0,766 5
5
α= 6 5
10 −10
√
2 2
5∗1∗0,795 ∗π∗0,327 2∗119,8 3
V̇ =0,766 ∗ =0,57 7 8 m / s
4 1,188
Het nieuwe debiet ligt zeer dicht bij het origineel berekende debiet. Een nieuwe
iteratie is niet nodig. Indien het nieuwe debiet wel veel zou verschillen van het
origineel berekende debiet, dan moeten bovenstaande berekeningen opnieuw
uitgevoerd worden tot het debiet nauwelijks nog veranderd.
23
3.2.4 Resultaten
Tabel 3: Berekende resultaten
Frequentie f [Hz] Klepstand ∆p statisch [Pa] ∆p flens [Pa] Debiet [m³/s] Vermogen [W]
20 1 90,46 123,72 0,59 53,13
20 2 92,41 122,82 0,59 54,08
20 4 101,88 117,01 0,57 58,19
20 6 132,72 100,82 0,53 70,38
20 8 177,37 80,72 0,47 84,18
20 10 249,79 54,41 0,39 97,39
25 1 140,60 221,12 0,78 110,32
25 2 141,72 218,47 0,78 110,52
25 4 155,47 208,09 0,76 118,34
25 6 205,43 175,24 0,70 143,53
25 8 274,37 133,83 0,61 167,58
25 10 387,61 72,45 0,45 174,28
30 1 199,55 359,51 1,00 199,47
30 2 202,43 354,48 0,99 200,94
30 4 223,76 337,45 0,97 216,73
30 6 289,21 286,02 0,89 257,97
30 8 394,31 215,93 0,78 305,72
30 10 556,87 105,40 0,54 301,91
35 1 271,02 534,44 1,22 330,06
35 2 273,60 534,64 1,22 333,26
35 4 304,48 509,23 1,19 361,99
35 6 398,58 431,05 1,09 436,12
35 8 540,54 325,26 0,95 514,05
35 10 761,90 153,99 0,66 499,08
40 1 352,24 758,62 1,45 510,63
40 2 358,12 759,77 1,45 519,55
40 4 395,37 718,30 1,41 557,81
40 6 524,20 612,82 1,30 683,38
40 8 710,29 465,43 1,14 807,46
40 10 1004,11 217,97 0,78 782,19
24
3.3 Grafieken
Ventilatorkarakteristieken + leidingskarakteristieken
1200
1000
20Hz
25Hz
800 30Hz
35Hz
40Hz
Statisch drukverschil [Pa]
600 Stand 1
Stand 2
Stand 4
400
Stand 6
Stand 8
Stand 10
200
0
0.2 0.4 0.6 0.8 1 1.2 1.4 1.6
Debiet [m³/s]
800
700
600
Nuttig vermogen [W]
20Hz
500 25Hz
30Hz
400 35Hz
40Hz
300
200
100
0
0.2 0.4 0.6 0.8 1 1.2 1.4 1.6
Debiet [m³/s]
25
4 BESLUIT
26
5 BIBLIOGRAFIE
27
6 BIJLAGEN
A. Ventilatorkarakteristiek
A. 1
B. α-waardes voor gebruik van een meetflens
Tabel 4: Doorstromingscoëfficiënt voor meetflenzen
A. 2
FACULTEIT INDUSTRIËLE INGENIEURSWETENSCHAPPEN
CAMPUS GROEP T LEUVEN
Andreas Vesaliusstraat 13
3000 LEUVEN, België
tel. + 32 16 30 10 30
iiw.groept@kuleuven.be
www.iiw.kuleuven.be