Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 8

Periode 1: Parlementaire Politiek

Eindtermen HMALS1 (TSE1: Parlementaire Politiek)


De kandidaat kan:
• 6.1 voorbeelden van politieke rechten die inwoners van Nederland hebben, herleiden tot
artikelen in de Grondwet;
• 6.2 de waarden noemen die aan democratie ten grondslag liggen;
• 6.3 de structuur van de representatieve democratie in Nederland uitleggen op gemeentelijk,
provinciaal en landelijk niveau;
• 7.1 De fasen in het proces van politieke besluitvorming op gemeentelijk, provinciaal en
nationaal niveau beschrijven;
• 7.2 de rol van massamedia bij politieke besluitvorming beschrijven;
• 7.3 dilemma’s herkennen die samenhangen met de uitgangspunten van de democratie en de
hoofdlijnen van de politieke discussie hierover weergeven

Eindtermen HMALP2 (POSE1: Parlementair Debat)


De kandidaat kan:
• 1.1 voor een vraag bruikbaar bronnenmateriaal verwerven en er gegevens uit selecteren;
• 1.2 (verworven) informatie verwerken o.a. met behulp van ICT en daaruit beredeneerde
conclusies trekken;
• 1.3 een stelling, zowel mondeling als schriftelijk, nuanceren, verdedigen en bestrijden en
daarbij gebruikmaken van argumentatievaardigheden;
• 9. uitleggen onder invloed van welke factoren de verzorgingsstaat zich in Nederland heeft
ontwikkeld na de tweede wereldoorlog en welke actoren erbij betrokken zijn;
• 10.2 de waarden noemen die ten grondslag liggen aan de verzorgingsstaat;
• 10.3 kenmerken van de Nederlandse verzorgingsstaat beschrijven;
• 11. hoofdlijnen aangeven van politieke discussies over de praktijk van de
verzorgingsstaat.

Soorten vragen op een toets (RTTI):


Reproductie: Kennisvragen, weetjes, begrippen, etc.
Toepassing1: Toepassen van kennis in bekende/geoefende situaties
Toepassing2: Toepassen van kennis in nieuwe situaties
Inzichtvragen: Probleem oplossen zonder hulp, bedenk zelf wat je moet doen

Voorbeelden:
Reproductie: Noem de vier kenmerken van een maatschappelijk probleem 2p
Toepassing1: Is de corona-aanpak een maatschappelijk probleem? Ga alle vier de kenmerken van
een maatschappelijk probleem langs en geef citaten. 3p
Toepassing2: Is de gaswinning in Groningen een maatschappelijk probleem? Ga alle vier de
kenmerken van een maatschappelijk probleem langs en geef citaten. 3p
Inzichtvragen: Is het probleem in de bron een maatschappelijk probleem? 3p

Let op! Bij de inzichtvraag wordt het zelfde gevraagd als bij T1 en T2. Je wordt alleen niet geholpen
met de vraagstelling. Je moet dus zelf bedenken hoe je dit gaat bewijzen en je moet zelf bedenken
dat je dit doet door met citaten te komen.
H1: Parlementaire democratie
§ 1.1 Wie heeft het voor het zeggen? ...............................................Problemen
Kennen
Actoren: Individuen, groepen of organisaties die invloed proberen uit te oefenen op het politieke
besluitvormingsproces.
Maatschappelijke problemen:
1) dat groepen mensen aangaat;
2) hangt samen met, of is gevolg van maatschappelijke veranderingen;
3) waarover verschillen van meningen bestaan over de oorzaken en over de aanpak;
4) dat vraagt om een gemeenschappelijke oplossing.
Maatschappelijke problemen oplossen is lastig, want:
1) actoren hebben waarden en normen die van elkaar verschillen,
2) actoren hebben tegengestelde belangen
3) er is sprake van een collectieve-actieprobleem
Politiek probleem: Wanneer men vindt dat de overheid het maatschappelijke probleem moet
aanpakken wordt het een politiek probleem.
Waarden: Idealen, principes of doelen binnen een samenleving of groep over wat goed en juist is en
daarom moet worden nagestreefd.
Normen: Verwachtingen binnen een groep of samenleving over hoe mensen zich behoren te
gedragen (een norm past bij een waarde, door het volgen van de regel (norm) wordt de waarde
bereikt).
Belangen: Zaken die mensen belangrijk vinden omdat ze er een voordeel bij hebben.
Algemeen belang: Datgene dat goed of nuttig is voor het hele volk.
Collectieve-actieprobleem: maatschappelijke problemen zijn lastig op te lossen vanwege twee
redenen:
1) Mensen willen wel bijdragen aan collectieve oplossingen voor een probleem, maar veel
mensen moeten tegelijkertijd hun gedrag veranderen.
2) De kosten van maatschappelijke problemen worden vaak gedeeld door de hele samenleving,
waardoor je als individu er weinig van merkt en het probleem niet inziet.
Overheid: het hoogst bevoegde gezag binnen een bepaald grondgebied
Macht: Vermogen om het gedrag van andere mensen te beïnvloeden
Machtsbronnen: Soorten middelen van macht.
Gezag: Legitieme macht; machts(uitoefening) die door andere erkend en aanvaard wordt.
Systeemmodel van politieke besluitvorming: een visuele weergave van het proces waarin
maatschappelijke problemen door de politiek worden opgelost. Dit proces verloopt via vast fasen.
Invoer- omzet & uitvoerfase.
De poortwachters zijn belangrijke schakels en bepalen of een kwestie naar de volgende fase gaat.
Kunnen
Je kan:
✓ de kenmerken van maatschappelijke problemen benoemen en toelichten waarom
maatschappelijke problemen lastig zijn om op te lossen;
✓ beargumenteren of een probleem in een casus een maatschappelijk probleem is door alle vier
kenmerken langs te gaan;
✓ herkennen welke actoren welke belangen hebben;
✓ kan herkennen welke waarden en normen actoren hebben;
✓ normen bedenken die passen bij gegeven waarden;
✓ verklaren waardoor de overheid meer mogelijkheden heeft dan andere actoren om complexe
maatschappelijke problemen op te lossen;
✓ bij concrete maatschappelijke problemen uitleggen in welke fase van het proces van politieke
besluitvorming deze problemen zich bevinden (niet het model uit het boek!);
✓ uitleggen hoe de media ervoor kunnen zorgen dat maatschappelijke problemen op de politieke
agenda komen.
Huiswerkopdrachten waar je extra aandacht aan kan geven:
Kennis & Begrip: 1-7
Toepassen: 9, 12-14

§ 1.2 Kiezen we voor meer vrijheid of meer gelijkheid? ......................... Politiek


Kennen
Politieke stroming: een groep mensen die vergelijkbare ideeën hebben over 1) hoe een
rechtvaardige samenleving eruitziet en 2) welke rol de overheid daarin zou moeten spelen.
Vijf stromingen (zie antwoorden invulkaart voor beginselen – de belangrijkste waarden): 1)
Liberalisme, 2) Confessionalisme, 3) Socialisten, 4) Postmaterialisten & 5) Nationaalpopulisten
De moderne politieke partijen die we gekoppeld hebben aan de stromingen (ken de afkortingen én
de volledige naam).
Politieke partij: Een groep mensen die politieke macht wil en daarvoor mensen kandidaat wilt stellen
bij verkiezingen.

Liberalen

•VVD (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie)

Confessionelen (christendemocraten)

•CDA (Christen Democratisch Appèl)


•SGP (Staatkundig Gereformeerde Partij)
•CU (ChristenUnie)

Socialisten (sociaaldemocraten)

•PvdA (Partij van de Arbeid)


•SP (Socialistische Partij)

Postmaterialisten

•D66 (Democraten ’66)


•GL (GroenLinks)
•PvdD (Partij voor de Dieren)

Nationaalpopulisten

•PVV (Partij voor de Vrijheid)


•FVD (Forum voor Democratie)

Dimensie: stelt je in staat om verschillende partijen in te delen langs een denkbeeldige lijn over een
bepaalde kwestie. Partijen links op de dimensie willen verandering (progressief) en partijen rechts op
de dimensie willen zaken behouden (conservatief). Wij hebben gekeken naar vier dimensies:
1) Ethisch (moreel, religieus), 2) Sociaaleconomisch (gelijkheid vs. vrijheid), 3) Materialistisch
(Postmaterialisme vs. Materialisme) & 4) Identiteit (Kosmopolieten vs. Nationalisten)
Progressief: als je de samenleving op een vernieuwende manier wilt verbeteren
Conservatief: als je tegen snelle maatschappelijke veranderingen bent en traditionele normen en
waarden in stand wilt houden.
Constitutionele monarchie: Er is een monarch (koning), maar zijn macht is beperkt door een
grondwet.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat: De staat is één, maar er bestaan lagere overheden met hun eigen
bevoegdheden. De drie overheidslagen zijn 1) rijksoverheid, 2) provincies & 3) gemeenten. Deze
indeling heet ook wel Het Huis van Thorbecke.
Districtenstelsel: wanneer het land verdeeld is in twee of meer districten waarin afgevaardigden
worden gekozen. Een districtenstelsel leidt vaak tot twee politieke partijen en een onbalans in het
percentage stemmen en het percentage zetels.
Evenredig kiesstelsel: wanneer het land ingedeeld is in één kiesdistrict waarin alle afgevaardigden
voor het parlement worden gekozen. Dit systeem leidt tot veel partijen en een balans in percentage
stemmen en zetels.
Algemeen kiesrecht: iedere burger mag stemmen.
Referendum: volksstemming over een bepaalde politieke kwestie (je gaat dan als burger over een
kwestie stemmen)

Belangrijke jaartallen
• 1848: Nieuwe grondwet door de liberaal Thorbecke geschreven. Aanleiding waren revoluties in
Europa tegen monarchen. Vanaf dan heeft het parlement de overhand op de koning. Nederland
krijgt een gedecentraliseerd eenheidsstaat.
• 1917-19: In 1917 krijgen de mannen algemeen kiesrecht en stemmen we via een evenredig
kiesstelsel (één district). In 1919 krijgen de vrouwen algemeen kiesrecht. Aanleiding is de Eerste
Wereldoorlog: mannen sterven voor hun land en willen ook politieke rechten. Vrouwen werken in
fabrieken en willen ook meer rechten. Dit geldt overigens minder voor Nederland, wij waren
neutraal in de oorlog.
• 1983: De Nederlandse grondwet wordt aangepast, sociale rechten komen in de Grondwet. Zo ook
artikel 1: Het antidiscriminatiebeginsel.
Kunnen
Je kan:
✓ de belangrijkste waarden (beginselen) van de vijf stromingen uitleggen;
✓ kwesties (stellingen, uitspraken) koppelen aan de juiste stroming;
✓ de partijen koppelen aan de juiste stroming;
✓ partijen links of rechts plaatsten op de verschillende dimensies;
✓ aan de hand van een probleem omschrijven hoe een gegeven partij/stroming met dit
probleem zou omgaan, door één of meer van de beginselen van die stroming aan te halen.

Huiswerkopdrachten waar je extra aandacht aan kan geven:


Kennis & Begrip: 1-7
Toepassen: 9, 12-14

§ 1.3 Beslissen we met z’n allen, of namens ons allen? ...................... Structuur
Kennen
Referendum is een volksstemming waarbij de inwoners via een stembus voorstellen van de overheid
goed- of afkeuren (meervoud: referenda).
✓ Nadelen: 1) het kost veel tijd en moeite om jezelf te verdiepen in de complexe onderwerpen
en 2) opkomst is soms laag, waardoor je kan afvragen of er nog wel sprake is van een
democratisch besluit.
Directe democratie: burgers hebben directe invloed op wetgeving
Indirecte democratie: burgers hebben indirect invloed op wetgeving, zoals bij een parlementaire
democratie, waarbij gekozen volksvertegenwoordigers beslissingen maken.
Kenmerken van een democratie:
• Formele kenmerken:
1. er zijn geregeld vrije en geheime verkiezingen. Vrij betekent dat je zelf mag beslissen
waar je op stemt, geheim betekent dat niemand er achter mag en kan komen waar je
op gestemd hebt.
2. Alle burgers hebben toegang tot de zelfde grondrechten die beschermd zijn omdat
ze in de grondwet zijn opgenomen.
3. Er is een onafhankelijke rechtelijke macht. Rechters kunnen niet worden beïnvloed
of ontslagen door de overheid.
4. Er zijn vrije media die het volk kunnen informeren over de politiek, verkiezingen en
maatschappelijke problemen.
• Informele kenmerken (politieke cultuur):
1. Goede geïnformeerde burgers
2. De meerderheid onderdrukt niet de minderheid
3. Afwijkende meningen moeten worden gehoord
4. Volk wordt echt betrokken bij de politiek
Volksvertegenwoordigers:
1. Parlement: De landelijk gekozen volksvertegenwoordigers vormen samen het parlement. Het
Nederlandse parlement (de Staten-Generaal) bestaat uit de Eerste Kamer der Staten-
Generaal (75 zetels) en de Tweede Kamer der Staten-Generaal (150 zetels). De Eerste Kamer
wordt door de Provinciale Staten gekozen en dus indirect door de burgers, de Tweede Kamer
wordt direct gekozen door de burgers.
✓ Twee kerntaken: wetgevende taak en controlerende taak
2. Provinciale Staten: de provinciaal gekozen volksvertegenwoordigers vormen samen de
Provinciale Staten.
3. Gemeenteraad: de gemeentelijk gekozen volksvertegenwoordigers vormen samen de
Gemeenteraad.
Dagelijks bestuur:
1. Regering: Koning en ministers
Kabinet: ministers en staatssecretarissen
2. College van GS: College van Gedeputeerde Staten. Het dagelijkse bestuur van de provincie.
Hierin zitten de Commissaris van de Koning en de Gedeputeerde Staten.
3. College van B&W: College van Burgemeester en wethouders
Vertrouwensregel: het dagelijks bestuur moet het vertrouwen hebben van de
volksvertegenwoordigers. Heeft het dagelijks bestuur niet dit vertrouwen, dan moeten ze opstappen.
Hiermee is de volksvertegenwoordiging dus ‘de baas’ én leven we dus in een democratie !!!
Kunnen
Je kan:
• herkennen in hoeverre het bestuur in een land voldoet aan de formele en informele
kenmerken van een democratie;
• uitleggen hoe de volksvertegenwoordiging in Nederland is georganiseerd op nationaal,
provinciaal en gemeentelijk niveau;
• de voor- en nadelen van indirecte democratie benoemen en beargumenteren welke vorm
van democratie jouw voorkeur heeft.;
aan de hand van een probleem omschrijven hoe een gegeven partij/stroming met dit probleem zou
omgaan, door één of meer van de beginselen van die stroming aan te halen.
Huiswerkopdrachten waar je extra aandacht aan kan geven:
Kennis & Begrip: 1-7
Toepassen: 8, 9
Vaardigheden: 12

§ 1.4 Wie heeft de macht?


Kennen
Trias Politica (scheiding der machten). De macht van de overheid is verdeeld in drie machten, zodat
niet één persoon of groep alle macht heeft en een tiran kan worden.
1. Wetgevende (parlement én regering) macht
✓ Maakt de wet
2. Uitvoerende (regering) macht
✓ voert de wet uit
3. Rechtsprekende (rechters) macht
✓ straft voor het niet houden aan de wet
Parlement heeft twee kerntaken, wetgeving en controle regering. Daarvoor heeft het verschillende
middelen:
• wetgevende taak:
1. recht van initiatief
✓ nieuwe wet maken
2. recht van amendement
✓ bestaande wet aanpassen
• controlerende taak:
1. Recht van interpellatie
✓ Minister moet naar de kamer komen voor uitleg
2. Motie
✓ Uitspraak van de Kamer (bijv.: afkeuring, wantrouwen)
3. Budgetrecht
✓ Hoeveel geld gaat naar welke ministerie?
4. Vragenrecht
✓ Stellen van mondelinge of schriftelijke vragen
5. Dertigledendebat (spoeddebat)
✓ Een debat over iets actueels in de samenleving
6. Onderzoeks- en enquêterecht
✓ Diepgravend onderzoek, mensen worden onder ede verhoord
Ministers: bestuurders van het land.
Staatssecretaris: assisteert de minister.
Ministeriële verantwoordelijkheid:
1. Ministers zijn verantwoordelijk voor hun beleid en ministerie
2. Ministeres zijn verantwoordelijk voor alles wat de Koning zegt en doet.
✓ Hiermee staat de minister-president boven de Koning!
Het (kabinets)formatieproces (op zoek naar een (meerderheids)regering):
1. De Kamer benoemt een informateur. Deze man gaat kijken welke partijen samen kunnen
werken.
2. De samenwerkende partijen maken een vierjaarplan, het regeerakkoord.
3. Een formateur wordt aangewezen (vaak toekomstige minister-president) en de
regeringsplekken worden ingevuld (wie wordt minister, etc.).
4. De Koning beëdigd de nieuwe bewindslieden.
!) Je boekt heeft het bij opdracht 7 over negen stappen. Je hoeft van mij alleen deze vier te weten.
De partijen die samenwerken, het regeerakkoord ondertekenen en ministers en staatsecretarissen
leveren, noem je de coalitie. Een partij in de coalitie noem je dus een coalitiepartij.
De partijen die niet mee doen noem je de oppositie.
Dualisme: Er bestaat een sterke scheiding tussen de Kamer en de regering – "De regering regeert;
het parlement controleert".
Monisme: (Een deel van) het parlement en de regering zijn met elkaar verwerven – er zijn
coalitiepartijen die samenwerken. Hierdoor verzwakt de controlerende functie van het parlement.
(bekijk nog eens de introductievragen!)

Kunnen
Je kan:
✓ beschrijven hoe in Nederland de politieke macht is verdeeld tussen het parlement en de
regering;
✓ aan de hand van de bron herkennen welk controlemiddel het parlement inzet;
✓ n.a.v. een bron voorstellen wat het meest geschikte controlemiddel is om in te zetten;
✓ je kan aan de hand van een bron herkennen in welke fase de (kabinets)formatie zit;
✓ je kan aan de hand van een bron vertellen welke coalitie je aanraadt en je kan verklaren op
welke dimensies ze wel of niet goed kunnen samenwerken;
✓ je kan in een bron herkennen of er vooral sprake is van monisme of dualisme – wie heeft de
meeste macht, de regering of het parlement?
Huiswerkopdrachten waar je extra aandacht aan kan geven:
Introductie: 1-4
Kennis & Begrip: 1-3, 5-6
Toepassen: 10-11
Vaardigheden: 12

§ 1.7 Is onze democratie klaar?


Kennen
Representativiteit: de mate waarin
(1) de (politieke) besluiten,
(2) de standpunten of
(3) achtergrondkenmerken van vertegenwoordigers
overeenkomen met die van de groep die vertegenwoordigd wordt.
Districtenstelsel: wanneer het land verdeeld is in twee of meer districten waarin afgevaardigden
worden gekozen. Een districtenstelsel leidt vaak tot twee politieke partijen (duidelijke winnaar bij
verkiezingen) en een onbalans in het percentage stemmen en het percentage zetels (verloren
stemmen).
Evenredig kiesstelsel: wanneer het land ingedeeld is in één kiesdistrict waarin alle afgevaardigden
voor het parlement worden gekozen. Dit systeem leidt tot veel partijen (lastig regeren) en een balans
in percentage stemmen en zetels (eerlijke verdeling).
Mandaat: opdracht of bevoegdheid om namens en onder verantwoordelijkheid van een ander zaken
af te handelen. De volvertegenwoordigers hebben een mandaat van de kiezer
Fractie: De mensen in de Tweede Kamer die tot één partij behoren vormen een fractie. Bijv.: de VVD-
fractie.
Fractiediscipline: de verwachting dat alle fractieleden hetzelfde stemmen.
Politieke participatie: de mate waarin mensen actief deelnemen aan het democratisch proces.

Kunnen
Je kan:
✓ Herkennen over welke vorm van representativiteit het in een bron gaat;
✓ beargumenteren welke vorm van representativiteit volgens jouw het belangrijkste is;
✓ herkennen of er in dat land gestemd wordt met een of een evenredigkiestelsel (zie de
samenvatting van § 1.3)
✓ beargumenteren welk systeem de voorkeur heeft aan de hand van (1) voor- en nadelen en
(2) historische ontwikkelingen
✓ beargumenteren waarom politieke participatie belangrijk is en verbeterd kan worden.
Huiswerkopdrachten waar je extra aandacht aan kan geven:
Kennis & Begrip: 1-5
Toepassen: 7d, 11-13

You might also like