Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 3

Urwahl in der SPD, richting voor Europa?

Bjorn Gens

De Duitse sociaaldemocratie verkeert vandaag in zwaar weer. In de bondsverkiezingen


van 2017 haalde de partij met 20,5% van de stemmen een absoluut dieptepunt. En de
bodem is nog niet bereikt. De klassieke zondagspeilingen geven sindsdien geen cent meer
voor de kansen van de SPD om binnen afzienbare tijd weer een leidende rol in politiek
Duitsland te spelen. Met een virtuele schommeling tussen de 13% en de 15% zou de SPD
de volgende legislatuur zelfs niet langer een juniorpartner van de CDU kunnen zijn. Een
analyse van het snelle verval.

Als je wint, heb je vrienden. En bij de SPD moet je intern dit adagium omkeren. De Europäer
Martin Schulz werd na een slecht verkiezingsjaar en veel geweifel abrupt afgedankt en amper
een jaar later was Andrea Nahles, de rijzende ster van weleer, hetzelfde lot beschoren. Met
andermaal nieuwe voorzittersverkiezingen schept dat een somber beeld van wat ooit het trotse
baken van de Europese sociaaldemocratie was. De Urwahl in december, waarbij alle leden
over heel Duitsland de voorzitter mogen aanduiden, zal de komende jaren richtinggevend zijn.
Voor de linkervleugel binnen de SPD is het opletten geblazen, want door de ondergang van
Andrea Nahles staan de leden van de conservatieve Seeheimer Kreis-vleugel te popelen om de
leiding met een rechts veiligheidsdiscours over te nemen.

De nakende voorzittersverkiezingen zijn dus van existentieel belang voor de koers van de
partij en diens verdere bestaan, zeker met nog een clausule in het regeerakkoord dat de SPD
halverwege de legislatuur ervoor kan kiezen om na een evaluatie uit de regering te stappen. Er
wacht de nieuwe SPD-voorzitter dus de aartsmoeilijke taak om na een uitstap uit de regering
de brokken te lijmen en de schade angstvallig te beperken. Hij of zijn moet de partij een
nieuw elan geven na een regering waarin ze nooit de stempel van een nieuwe
sociaaldemocratische toekomstvisie heeft kunnen drukken.

Merkel IV

In de vorige Grote Coalitie slaagde de SPD er nog in om de voornaamste strijdpunten


gerealiseerd te krijgen. Onder recent afgetreden SPD-voorzitter Andrea Nahles, toen minister
van Arbeid, introduceerde de regering-Merkel in 2015 het langverwachte wettelijke
minimumloon. Dat is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt in een land dat zijn sterke positie
voornamelijk aan export te danken heeft. Bovendien zijn de vakbonden in Duitsland vooral
per sector verenigd, wat maakt dat ze vaker coalities sluiten met werkgevers binnen de eigen
sector in plaats van samenwerkingen aan te gaan met vakbonden uit andere sectoren.
Vakbonden zijn om die reden niet per definitie solidair, wat overkoepelende loonafspraken
traditioneel erg moeilijk en vaak omstreden maakt in Duitsland. De SPD slaagt er echter al
een tijdje niet meer in om zulke bescheiden successen in verkiezingstaal om te zetten en
electoraal te verzilveren.

Bekeken op lange termijn, kan worden gesteld dat de SPD al sinds het einde van de Schröder-
regering in vrije val is, en dat is ook geen toeval. Gerespecteerde denktanks zoals de
Friedrich-Ebert-Stiftung zien een causale relatie tussen de door SPD-bondskanselier Schröder
geïnitieerde Hartz-hervormingen en de huidige sociale crisis in Duitsland, die gepaard gaat
met de steile opkomst van rechts-populistische krachten zoals de Alternative für Deutschland.
De Hartzhervormingen, die onder de roodgroene regering van Gerhard Schröder in 2004
werden doorgevoerd, liggen immers aan de basis van de verankerde dualisering in de Duitse
arbeidsmarkt: de werkende samenleving valt uiteen in enerzijds goedbetaalde werkkrachten
met mooie statuten, en anderzijds werkende armen die niet weten of ze op het eind van de
maand weer de eindjes aan elkaar kunnen knopen. En net daar ligt zowel het probleem als de
voor de hand liggende oplossing voor de SPD.

De grootschalige hervorming onder Schröder bestond uit een grote deregulering van de
industriële relaties, waarbij het loonbeleid geflexibiliseerd werd. Op die manier groeide in
Duitsland exponentieel het aantal jobs waarbij mensen werken, maar die niet de middelen
verwerven om te kunnen voldoen aan de minimumvoorwaarden voor een menselijk en
levenswaardig bestaan. Met de specifieke Hartz IV-hervorming werden tegelijk sociale
hulpprogramma’s geschrapt, die bij deeltijds werk ontbrekend loon aanvulden. In plaats
daarvan werd er een beperkte sociale bijstand geïntroduceerd, die meestal begrensd is in tijd
of er amper in slaagt om een bestaan voorbij de armoedegrens te garanderen. De Hartz-
hervormingen hebben dus, met andere woorden, een groeiende groep werkende armen
genormaliseerd en de scheiding groter gemaakt tussen de groep werknemers met onzekere,
tijdelijke contracten in de dienstsectoren, het precariaat, en het traditionele proletariaat, dat
zich meestal in de sterk beschermde industriële sectoren bevindt. Het zou logisch zijn dat de
SPD zich anno 2019 inzet om de gemaakte fouten structureel te herstellen en het geweer van
schouder te veranderen, maar dat blijkt niet uit het regeringswerk van de SPD. Er worden
weliswaar beloftes gemaakt om tijdelijke arbeidscontracten tot het minimum te beperken,
meer te investeren in arbeidsmarktbegeleiding en opleidingen op te waarderen, maar de
algemene engagementen blijven vaag en het ontoereikende Hartz IV-systeem nagenoeg
onveranderd. Het belangrijkste waar de SPD op lijkt te hameren, is het terugdringen van de
maximale duur van een tijdelijk contract van 24 tot 18 maanden. Maar ook die maatregel zou
wel eens een pyrrusoverwinning kunnen zijn. Kevin Kühnert, die als voorzitter van de Duitse
Jongsocialisten Jusos de strijd tegen de SPD-regeringsdeelname leidde, zei daarover dat de
maatregel nog meer onzekerheid zou kunnen veroorzaken bij jongeren als daar geen
structurele hervormingen van de sociale bijstand en de arbeidsmarktregels tegenover staan.
Dan is er immers gewoon 6 maand minder zekerheid van werk. Als zelfs het doekje voor het
bloeden de wond groter kan maken, heb je een probleem als partij.

Wat opvalt, is dat andere speerpunten van de SPD in het huidige regeerakkoord voornamelijk
bestemd zijn voor mensen die al goede, voltijdse jobs hebben. Dit is de traditionele
werknemer met een goed uitgebouwd pakket rechten: de wettelijke mogelijkheid om na een
periode van deeltijds werken terug de voltijdse job op te eisen bij middelgrote bedrijven, meer
geld voor een betere kinderopvang of het terugschroeven van de solidariteitstoeslag, de
inkomensbelasting die vooral van werknemers met een voltijdse job een bijdrage vroeg om de
kosten van de Duitse hereniging te kunnen dragen. Ook deze SPD-regeringsdeelname lijkt
daarom te passen in de identiteitscrisis van de Europese linkse partijen. Men vindt niet langer
aan goed antwoord op de vraag: wie moet worden vertegenwoordigd?
Een partij zoals de SPD is er zich nog niet bewust van dat ze niet langer alleen voor de
traditionele oude achterban het verschil moet maken, maar vooral ook voor een nieuw
ontstaan precariaat. Voor de SPD geldt dat natuurlijk dubbel, omdat de partij door de Hartz-
hervormingen onder Schröder mee aan de basis ligt van de exponentiële groei van die groep
in Duitsland. Volgens de Bundesagentur für Arbeit waren er in 2018 maar liefst 7,63 miljoen
mensen werkzaam in een mini-job en verdienden ze er maximaal €450 mee. Het feit dat het
coalitieakkoord focust op de digitalisering van productieprocessen, maar nauwelijks aanraakt
op welke manier die groep werknemers naar andere jobs en sectoren met goed statuten
moeten worden begeleid, spreekt boekdelen.

Voorzittersverkiezingen

De interne keuken van de SPD is al langer volledig de samenhorigheid kwijt. In dat opzicht
verschilt de partij niet zoveel met andere sociaaldemocratische partijen in Europa, die op dit
ogenblik in slechte papieren zitten. Telkens wanneer de SPD een boodschap probeert te
vormen, komt de onvermijdelijke Gerhard Schröder andermaal in de pers met uitspraken die
haaks op de politieke lijn van de partij staan. Ook oude getrouwen zoals Sigmar Gabriel lijken
het nog steeds moeilijk te hebben met de exit als voorzitter van de SPD en verhinderen
hiermee dat er een nieuwe generatie kan opstaan.

Dat wil niet zeggen dat de huidige SPD-kopstukken geen schuld treffen aan de teloorgang van
het trotse SPD-merk. Figuren zoals de voormalige burgemeester van Hamburg en de huidige
minister van Financiën Olaf Scholz kunnen het immers dan weer niet laten om in tijden van
diepterecords toch te spreken over de Kanzlerkandidatur. Als een dergelijk kopstuk bij
peilingen van 13% zichzelf naar voren schuift als de volgende SPD-bondskanselier, is er nog
weinig sprake van enige voeling met de politieke realiteit.

De volgende voorzittersverkiezingen die hun resultaat in december zullen kennen, zijn dus
meer dan een queeste naar een nieuwe heilbrenger. Ze zullen meer dan ooit de lijn van de
SPD bepalen. De linkervleugel van de SPD gelooft weer in haar kansen, maar ze zullen
strategisch goed voor de dag moeten komen, willen ze zichzelf niet uitschakelen met een
teveel aan verdelende kandidaturen. De minder bekende vice-fractieleider Ralf Stegner meent
mee te kunnen dingen naar het leiderschap, maar de verwachting is dat een winnend ticket
eerder naar de huidige secretaris-generaal Lars Klingbeil, al dan niet in combinatie met Jusos
Jongsocialisten-goudhaantje Kevin Kühnert, zal gaan. De grootste uitdagers zijn
onvermijdelijk de middenfiguur Olaf Scholz, die inzake monetaire en financiële politiek
vooral blijft kiezen voor het Duitse model van zuinigheid en besparingen, en de
Niedersächsiche minister van Binnenlandse Zaken Boris Pistorius, die met running mate en
integratieminister uit Sachsen Petra Köpping wel eens de verrassende winnaar zou kunnen
zijn met een strengere lijn rond migratie en veiligheid. In december staat er dus heel wat op
het spel, en niet alleen voor de Duitse sociaaldemocratie, maar voor heel Europa.

You might also like