M.Th. Houtsma, Iets Over Den Dagelijkschen Çalat Der Mohammedanen, in Theologisch Tijdschrift 24 (1890), 127-34

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 8

M.Th.

Houtsma, Iets over den dagelijkschen çalat der Mohammedanen,


in Theologisch Tijdschrift 24 (1890), 127-34;
Ieder weet , dat de Mohammedanen gehouden zijn vijfmaal ' s daags den
çalât te verrichten en wie een weinig bekend is met de overleveringen
der Moslims weet ook , dat dit voor schrift niet in den Qorân staat , maar
, naar het heet , aan Mohammed gegeven is geworden gedurende zijne
nachtelijke hemelvaart . De hier bedoelde traditie kan men in de verza
meling van Bokhari o . a . in het begin van het hoofdstuk over den çalât (
ed . Krebl I , p . 99 vvg . ) vinden . Vg . ook Gagnier , Vie de Mahomet I , p .
244 vvg . " Natuurlijk is in den Qorân dikwijls genoeg sprake van den çalát
, hoewel meest in zeer algemeene termen , als een der eerste plichten
van den geloovige . De Moslims zijn dan ook gewoon den çalât kortweg
het voorgeschrevene " ( ) te noemen , niet , zooals Juynboll meende quo
nomine indican tur precationes lege , quasi Qoráno , praescriptae " ¹ ) ,
maar om dat in Qor . IV , 104b uitdrukkelijk staat : waarlijk de çalât is
voor de geloovigen een aan vaste tijden gebonden bevel Welke zijn nu
evenwel volgens het . ( ‫ ) موق وت ا ك تاب ا‬schrift heilige boek die vaste tijden
( l ) , waarop de çalât dient gehouden te worden ? De traditioneele
uitlegging antwoordt : wel die , welke volgens de traditie zijn vastgesteld
en in de fiqh - boeken nauwkeurig zijn beschreven . Maar , wie de be
doelde Qoran - plaatsen onbevooroordeeld leest , moet ras tot het
besluit komen , dat in den Qorân geheel andere tijden worden
ondersteld of voorgeschreven . De plaatsen , waarop het in dezen
aankomt zijn : Qor . XI , 116 ; XVII , 80 en II , 239 .
Op eerstgenoemde plaats lezen wij En volbreng den çalât op de beide
uiteinden van den dag en op tijden van den nacht enz . Ofschoon nu het
woord L , door mij vertaald met „ tij den " duister is en zelfs de lezing niet
geheel vaststaat , zoo gaat het toch niet aan met Palmer , die vertaalt
And be thou steadfast in prayer at the two ends of the day , and the ( for
mer and latter ) parts of the night " er een Dualis van te ma ken .
Niemand toch zal aarzelen in dit vers een voorschrift te vinden om den
çalât te verrichten aan de beide uiteinden van den dag , dat is ' s avonds
en ' s morgens , en op onbepaalde tijden gedurende den nacht ,
uitgenomen de geloovige uitleg gers , voor wien het à priori vaststaat ,
dat hier het vijfmalig gebed moet zijn voorgeschreven . Zoo zegt
Modjahid : de beide uiteinden van den dag zijn het morgen , middag en
namiddag gebed en de tijden van den nacht beteekenen het avond en
het nachtgebed . Moqatil vindt : één uiteinde beteekent het mor gen en
het middaggebed en het andere uiteinde het namid dag en het
avondgebed , terwijl de tijden van den nacht het nachtgebed aanduiden .
Andere uitleggers geven weer andere verklaringen , alleen Ibn Abbas is
verstandig genoeg om den tekst op te vatten , zoo als ook wij boven
gedaan hebben . Wat de overleveraars verder nog verhalen omtrent de
aanlei ding tot deze Qorân - openbaring is voor ons doel niet van het
minste gewicht , omdat daardoor het zonden - verzoenend karak ter van
den çalât in het licht wordt gesteld . Alleen zij opge merkt dat in die
overleveringen uitdrukkelijk wordt gezegd , dat dit voorschrift niet op
één bijzonder geval ziet , maar alle Moslims geldt . De tweede plaats Qor
. XVII , 80 is niet minder duidelijk en stemt geheel met de voorgaande
overeen . Aldaar staat : Volbreng den çalût van af het oogenblik , dat de
zon dalende is tot aan het vallen van den nacht en het Qorân - reciet bij
den dageraad ; waarlijk dit reciet wordt door getuigen bijge woond ( 81 )
en ' s nachts houd daarin vigilien ( 3 ) als een vrijwillig werk van u ;
misschien dat Allâh u zendt naar eene geprezene plaats . Ook hier is dus
sprake van een morgen en een avondgebed en nachtelijke gebeden .
Verder blijkt uit deze plaats , dat bij het morgengebed reciet moet plaats
hebben en dat de tijd voor het avondgebed reeds begint van af het
oogenblik , dat de zon hare nederwaartsche beweging aanvangt ; dit
laatste alleen indien het woord Jo juist door mij ver taald is . Immers het
kan ook beteekenen het ondergaan van de zon , waardoor de ruime
tijdsbepaling zoude vervallen , doch de beste arabische autoriteiten zijn
het er over eens , dat het ondergaan van de zon strikt genomen
onmiddellijk na den mid dag begint . Den Mohammedaanschen
uitleggers komt deze ruime opvatting hier uitstekend te pas , want dan
omvat de -het middag , na ‫ ال ل يل غ سق ال ى ال شمس ل لوك‬uitarukking
middag- , avond- en nachtgebed , ofschoon Allâh dan duidelijks
heidshalve wel had mogen zeggen : Volbreng den çalât vier maal van af
het oogenblik enz . , maar wij toonen weder door deze opmerking , dat
wij ongeloovigen zijn , die meenen dat Allâh juist zóó moet spreken , als
wij menschen gewoon zijn . Wat verder den inhoud van het 81ste vers
betreft , dit ziet , zegt men , uitsluitend op den profeet , ofschoon
oorspronkelijk volgens Qor . LXXIII , vs. 1 de plicht der vigilien aan alle ge
loovigen was opgelegd . Maar bedoeld voorschrift was immers in het
20ste vers van dezelfde sura door een ander vervangen en daarnaar
moet ook hier verklaard worden . Aïsha wist dan ook te verhalen , dat
Mohammed gezegd had : drie dingen zijn voor mij verplicht en voor u
gebruikelijk ( sonna ) nl . het witr gebed , het gebruik van den
tandenstoker en het opstaan in den nacht . Alsof Mohammed reeds aan
het verschil tusschen fardh en sonna - voorschriften gedacht had !
Anderen weer mee nen , dat dit voorschrift ook voor den profeet
afgeschaft moest zijn , doch genoeg reeds van deze traditioneele exegese
! Mo hammed was , zooals alle godsdienstdichters het min of meer zijn ,
idealist en heeft ongetwijfeld noch hier , noch in Sura LXXIII het oog
uitsluitend op zichzelven gehad , maar een algemeen voorschrift gegeven
, dat hij eerst veel later ( het 20ste vers van Sura LXXIII is omnium
consensu Medinensisch ) met het oog op de eischen der praktijk en de
lauwheid der geloovigen heeft verzacht . Uit Qor . XXIV , 57 blijkt verder ,
dat het morgengebed , genoemd werd ‫ ال ع شاء ص لوة‬en het avondgebed
‫ ال فجر ص لوة‬doch nu vinden wij in Sura II , vs. 239 eens klaps een derde
gebed genoemd onder de benaming all of het mid dengebed . Wat wordt
daarmede bedoeld ? Zeer vele uitleggers
meenen het morgengebed , velen het middaggebed , de meesten het
namiddaggebed , een enkele het avondgebed en eenige jon geren het
nachtgebed , zoodat wij daardoor niet veel verder komen . Aïsha beweert
zelfs , dat men op deze plaats nog moet toevoegen : „ en het namiddag
gebed " , wat zij waarschijnlijk als een glosseem ter verklaring der
uitdrukking het middenge bed " in den tekst van den Qoran wenschte
opgenomen te zien . Overigens komt het mij overbodig voor de gronden
door de meeste en door vele of zeer vele uitleggers voor hunne op
vatting bijgebracht hier te herhalen en te bespreken , doch zal ik eene
uitzondering maken voor de voorstanders van het ge voelen , dat het
middaggebed bedoeld is , omdat ik dit voor het eenig juiste houd .
Voorstanders van dit gevoelen zijn Zaid ibn Thâbit , Abu Said al - Khodri
en Osama ibn Zaid . Zij voe ren daarvoor aan , dat dit gebed op het
midden van den dag valt en dat het in lengte van de dagelijksche çalâts
het mid den houdt . Het eerste argument is ook voor ons te eer be
slissend , omdat wij tot nog toe slechts van het morgen en avondgebed
melding vonden en een derde gebed , het midden . gebed geheeten , niet
anders dan op den middag denkbaar is . Daarbij komt nu nog de
volgende traditie , die eveneens op Zaid ibn Thâbit teruggaat : De profeet
placht het middaggebed te verrichten op het heetst van den dag ( 8 ) ; hij
verrichtte geen çalât , die voor zijne aanhangers bezwarender was dan
deze ; daarom werd dit vers geopenbaard . Inderdaad zijn de
bewoordingen van den Qorân van dien aard , dat er een be paald motief
moet geweest zijn om bij de çalâts in het alge meen het middengebed
met name en in het bijzonder aan te dringen , hetgeen de aangevoerde
traditie aangeeft . Hierop doelt ook de uitspraak van Mohammed , die
ons in vele tra ditien is overgeleverd : Als de hitte hevig is , wacht dan
met den çalat tot een koeleren tijd van den dag , want de hevige ‫ا ش تد اذا‬
‫ ) ال حر‬hitte is van het blakeren van het hellevuur Vg . Bokhari ( ‫ف اب ردوا‬
‫ جه نم ف يح من ال حر شدة ف ان ب ال ص لوة‬Bokhârî ed . Krehl I , 144-145 . Verder
Qor . XXX , 16. 17 . Eene onbevooroordeelde beschouwing der hier in
aanmer king komende Qorân - plaatsen leert dus , dat Mohammed in
zijne Mekkaansche periode slechts van den morgen en den
avond calât wist en daaraan later te Medina het gebed mid den op den
dag toevoegde , terwijl het nachtgebed ( p³ ) allengs een privaat karakter
aannam . Wellicht is het voorbeeld der Joden , die ook driemaal ' s daags
baden daarop van in vloed geweest . Wij moeten thans nauwkeuriger de
tijdstippen dezer 3 ça láts zoeken te bepalen . Omtrent den morgen çalât
of 8 bericht de Overlevering , dat Mohammed daartoe over ging in de
morgenschemering vóór het aanbreken van den dag , dus op den tijd ,
waarop nog steeds volgens de wet de ‫ صـ لـوة ال فجر‬word , zoo als ‫ص لوة‬
‫ ال ع شاء‬gehouden wordt . De ‫ ال ص بح ص لوة‬, ( ‫ ) ب ال هاجرة‬dag wij zagen ,
door Mohammed verricht tegen het ondergaan der zon , of volgens de
ruimste opvatting , van af het oogenblik , dat de zon hare
nederwaartsche beweging aanvangt . In geen geval kan deze câlat dus
samenvallen met den thans La genoemden çalát , maar valt hij in
hoofdzaak samen met den . Inderdaad leest men in de traditie , bijv .
Bokhâri I , p . 150 , dat de Bedowijnen den maghrib isha plachten te
noemen . De çalât eindelijk op het heetste van den waarvan wij eerst te
Medina melding gemaakt vinden is del so , waarvan het tijdstip thans
eerst even na den middag begint , ofschoon Mohammed misschien op
den middag zelve dit gebed verrichtte , daar de overleve ring hieromtrent
niet geheel zeker is . Vg . Bokhârî I , 145 . In plaats van 5 hebben wij dus
slechts drie dagelijksche çalats gevonden , zoodat de vraag oprijst , van
waar de beide overige hunnen oorsprong hebben . Of is het , zoo als tot
dus ver schijnt aangenomen te worden , bloot toevallig dat in den Qorân
van de beide ontbrekende çalûts geene melding gemaakt wordt ? Ik acht
dit laatste onwaarschijnlijk en meen , dat wij nog aan de hand der
overlevering kunnen aantoonen , hoe de gemeente der geloovigen de
drie galâts tot vijf heeft uitge breid . Men houde wel in het oog , dat het
hier niet de vraag betreft , hoe dikwijls Mohammed of de oudste
Metgezellen ' s daags een çalât verrichtten , maar waaron men gehouden
is het juist vijfmaal te doen . De drie in den Qorân genoemde çalats
waren waarschijnlijk ook volgens de opvatting van den profeet een
minimum , dat ja voldoende was , maar liefst
worden overschreden . Maar , terwijl Mohammed bereid was om zich
daarmede tevreden te stellen , waren er onder zijne getrouwste
aanhangers ( bijvoorbeeld de latere khalief Omar ) , die meenden dat
men meer moest eischen en minstens vijf maal ' s daags moest bidden ,
en hun gevoelen is later wet geworden . Wij kunnen dus als historisch
laten gelden , dat volgens de Overlevering Mohammed op zeven tijden
binnen het verloop van een etmaal den çalât verrichtte , namelijk : le
vóór het aanbreken van den dag , 2e in den voormiddag ( zelden ) , 3e op
den middag , 4e in den namiddag , 5e des avonds , 6e bij het be gin van
den nacht en 7e in den nacht . Wij behoeven daarom . niet aan te nemen
, dat hij alle dagen zóó handelde , misschien deed hij den eenen dag zus
en den anderen zóó ; zeker week hij van dit aantal af bij buitengewone
gelegenheden . Meer in het bijzonder bleef op reis de driemalige
dagelijksche çalût gehandhaafd en bleef hier de oorspronkelijke vorm
van den çalat in twee buigingen ( rak'a ) bewaard . Aïsha getuigt uit
drukkelijk dat voor den çalût eerst werden voorgeschreven twee
buigingen en dat dit op reis zóó is gebleven , maar als ( ‫ ما اول ال ص لوة‬men
op zijne woonplaats vertoeft is aangevuld De . ‫ف أق رت رك ع تان ف ر ضت‬
‫ ال ح ضر ص لوة وات مت ال س فر ص لوة‬Hanafieten vatten dit alzoo op , dat de
reiziger niet anders dan twee rak'as mag bidden , met andere woorden
het voor schrift is naar hunne meening een stellig gebod ( c ) . De
Shafeïten daarentegen meenen , dat hier niet van een gebod , maar van
een verlof ( a ) sprake is ; dat is de reiziger mag zich tot twee rak'as
bepalen , doch hij behoeft het niet te doen . Men kan omtrent deze
twistvraag o . a . Qastalani's Com mentaar op Bokhari vergelijken : ed .
Bulâq II , 333 ; I , 445 . De wekelijksche çalât ( op den Vrijdag ) , de
jaarlijksche ( op de beide feesten ) en vele buitengewone çalats bestaan
dan ook nog altijd uit twee rak'as . Ja zelfs bij het morgengebed is dit
oorspronkelijk getal nog in stand gehouden , naar het heet , omdat het
Qoran - reciet bij deze gelegenheid langer is dan anders . Daarentegen is ,
gelijk men weet , in gewone omstan digheden thans het aantal verplichte
rak'as bij het middag- , namiddag- en nachtgebed op vier en bij het
avondgebed op drie gebracht . Uit alles blijkt derhalve , dat de
oorspronkelijke bepalingen omtrent den galat niet gekend worden nit de
wijze ,
waarop men in gewone omstandigheden handelt , maar uit die , zoo als
men op reis doet . Met andere woorden : evenals wij uit de verklaring
der Qorânteksten hebben gevonden , dat oorspronkelijk slechts 3
dagelijksche çalûts verplicht waren , zóó vinden wij hetzelfde resultaat bij
een onderzoek in de Voorschriften van Overlevering en Fiqh , waaruit
bovendien nog blijkt dat een çalât oorspronkelijk uit slechts twee rak'as
bestond . Hoe is men nu tot een aantal van juist vijf dagelijksche çalats
gekomen ? Wel men liet allereerst vallen het voormid dag gebed ( will öl
) en de nachtelijke vigilien ( Ag ) , waarover boven reeds het een en ander
is opgemerkt . Nog steeds zijn beide çalâts gebruikelijk , dat is sonnat -
voorschrif ten , maar verplicht zijn zij niet . Op die wijze blijven van zelf
vijf çalâts over . Maar wij kunnen nog een stap verder gaan en aantoonen
, dat het middag- en namiddaggebed zich uit den reeds in den Qorân
genoemden çalát al wosta en het avond- en nachtgebed zich uit den çalât
al ' isha hebben ont wikkeld . Wat het eerste punt betreft merken wij op ,
dat het gebed midden op den dag dikwijls zeer bezwaarlijk was we gens
de hitte en daarom door velen werd nagelaten , zoodat het uitdrukkelijk
door eene Qoranische openbaring ( II , 239 ) moest worden
aangedrongen . Aan den anderen kant had Mo hammed zelf , gelijk wij
opmerkten , de bevoegdheid verleend om bij groote hitte met het
vervullen van dezen plicht te wachten tot een koeler gedeelte van den
dag . Het gevolg daarvan was , dat men dezen çalât nu eens even na den
mid dag ( g ) , dan weder in den namiddag ( ) verrichtte , gelijk de
Overlevering in overeenstemming met de werkelijke toedracht bericht .
De ijveraars en latere wetgeleerden vatten dit echter zóó op , dat men
elken dag op beide genoemde tijden den çalât moest verrichten . Op
soortgelijke wijze ging het met den in den Qorân ge noemden çalât al
ishā . Mohammed verstond daaronder het avondgebed ; maar het
taalgebruik was omtrent dit punt nog gedurende geruimen tijd niet
geheel vast . Anderen toch noemden den isha maghrib en stelden den
isha zelven later , als de Bedowijnen van atama spraken . Het gevolg was
we derom , dat deze çalât nu eens even na zonsondergang , dan weder in
het begin van den nacht werd gehouden , waaruit
weder werd besloten tot eene verplichting om zich tweemaal van dien
plicht te kwijten . Om elk misverstand te voorkomen werd door de
Wetgeleerden bepaald , dat de benaming isha voor den maghrib en
atama voor den isha afkeurenswaar dig was , ofschoon dit ongetwijfeld
het spraakgebruik van Mo hammed was . Natuurlijk waren er wel
overleveringen , waaruit bleek , dat Mohammed van deze splitsing van
twee gebeden in vier niets geweten had . Zoo levert Ibn - Abbas over ,
dat hij met den profeet 8 rak'as achtereen en 7 rak as achtereen had
gebe den . Maar de uitleggers waren daarmede allerminst verlegen . Dan
zal , zeiden zij , Mohammed het middaggebed ( van 4 rak'a ) zoo lang
uitgesteld hebben , dat hij er terstond het namiddaggebed ( even eens 4
rak'a ) op liet volgen en evenzoo het avondgebed ( 3 rak'a ) en het
nachtgebed ( 4 rak'a ) in eens afgedaan hebben . Op grond van deze en
soortgelijke over leveringen werd dan de theorie ontwikkeld , dat de
bevoegd heid van reizigers om den çalât slechts driemaal te verrich ten
haren grond had in de tweemalen herhaalde samenvoe ging van twee
gebedsparen . Men vergelijke bijvoorbeeld Bo I , tom de theorie eischte
eene toedracht van de zaak die het omgekeerde was van de historische
en zegevierde daarbij . Overigens bevreemde het niemand , dat de
oudste gemeente van Medîna veel ijveriger was en vooral strenger , dan
Mo hammed zelf . De profeet heeft bij tallooze gelegenheden ge toond
tot allerlei concessien aan de zwakheid en lauwheid van sommigen
bereid te zijn , maar daaraan werd door Omar en zijne geestverwanten
paal en perk gesteld . Zelfs een man als de khalief Osman liet zich
verleiden om bij den çalât te Mina vier rak'as te verrichten , maar zijn
godsdienstige ijver werd zeer misplaatst gevonden en hem door Ibn -
Mas'ud en anderen als eene zware grieve aangerekend . Immers te Mina
bevond men zich op reis en mocht , gelijk de Hanafieten terecht lee ren ,
de çalât slechts uit twee rak'a bestaan . Vgl . Bokhari I , 276 vvg . Weil ,
Geschichte der Chal . I , 167 , die echter de ware beteekenis der oppositie
niet juist heeft gevat .

You might also like