Professional Documents
Culture Documents
Colleges MG
Colleges MG
Virussen zijn niet levend maar worden levend als ze een cel overnemen.
Er zijn in de loop van de jaren meer genen bij gekomen door:
- Mutatie photolyase-activiteit wordt gebruikt voor een beschadiging in het DNA
De band tussen de C 1’ en de base die eraan gekoppeld wordt noem je de clycoside band
De fosfaatgroep komt altijd aan de C5. Op de C2 zit bij DNA alleen een H’ en bij RNA een
OH’ groep.
Adenosinemonofosfaat=AMP
Desoxyadenosinemonofosfaat=dAMP
Adenosinedifosfaat=ADP
Adenosinetrifosfaat=ATP
Guanosinemonofosfaat=GMP
Cytidinemonofosfaat=CMP
Thymidinemonofosfaat=TMP
Uridinemonofosfaat=UMP
DNA en RNA zijn beide rechtsdraaiend. Er zijn ongeveer 10 basenparen per ‘draai/helix’
Bij de minor groove van DNA zitten de basen dichter tegen elkaar en bij de major groove
zitten ze verder uit elkaar. De basen (apolair) zitten altijd aan de binnenkant en de
fosfaten (polair) aan de buitenkant. Als ze op elkaar zitten is het niet gunstig vanwege de
elektronen. Tussen A – T zitten 2 H-bruggen en tussen G – C zitten 3 H-bruggen. De H-
bruggen worden verbroken door enzymen. In het lab worden deze verbroken door ze te
verwarmen of door de ph te verhogen.
Hybriseren= het toevoegen van een extra streng.
Oligonucleotiden: stukjes DNA van 2 tot 50 nucleotiden. Oligonucleotiden worden ook
wel primers genoemd. Als de genen een oligo hebben gevonden dan binden ze daaraan.
Hoorcollege 3
Kringelen van DNA noem je supercoiling. In de
ideale situatie zijn er 10 basenparen per turn.
Als er supercoiling optreedt wil het DNA het
liefst terug naar deze situatie.
5 bp→10 bp ←180 bp
Bij een teveel aan windingen draait het
molecuul de andere kant op.
Bij positieve supercoiling zijn er teveel
windingen en draait het molecuul de
linkerkant op.
Bij negatieve supercoiling zijn er te weinig
windingen en draait het molecuul de
rechterkant op
Topo 1: Topo 2: