Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 3

Naam: Datum: Klas: 6TW

LABO - CONDUCTOMETRISCHE TITRATIE

1 Principe en voorbereiding
Elektrolytoplossingen geleiden de elektrische stroom omdat zij beweeglijke ionen
bevatten. Elke ionsoort draagt in verschillende mate bij tot die geleidbaarheid.
Leggen we een constante spanning aan tussen 2 elektroden met oppervlakte A, die een
onderlinge afstand l hebben, dan wordt de weerstand tussen beide elektroden gegeven
door (wet van Pouillet):

𝑙
𝑅 = 𝜌. met ρ de specifieke weerstand van de gebruikte oplossing.
𝐴

Het elektrisch geleidingsvermogen G van een oplossing is het omgekeerde van de


weerstand R en wordt dan gegeven door:

1 𝐴
𝐺= .
𝜌 𝑙

Het omgekeerde van de specifieke weerstand is het specifiek geleidingsvermogen σ van


de oplossing. Dus:

𝐴
𝐺 = 𝜎.
𝑙

Het specifiek geleidingsvermogen σ hangt enkel af van de


• aard van de aanwezige ionen
• concentratie van de aanwezige ionen
• temperatuur van de oplossing (en viscositeit van de oplossing).
1.10 Labo - conductometrische titratie

Tijdens de titratie (neerslagreactie of zuur-basereactie) verandert de ionensamenstelling


van de oplossing.
We verwachte dus dat de geleidbaarheid van de oplossing verandert tijdens deze titratie.
In dit experiment meten we de stroomsterkte I.
Volgens de wet van Ohm

𝑈 𝐴
𝐼 = = 𝑈 . 𝐺 = 𝑈 . 𝜎.
𝑅 𝑙

Labo Toegepaste Chemie – N. Janssens 1/3


Naam: Datum: Klas: 6TW

We houden tijdens het experiment de aangelegde spanning, de temperatuur, de


oppervlakte A, de onderlinge afstand l van de elektroden constant. Zo zal de gemeten
stroomsterkte een maat zijn voor de specifieke geleidbaarheid van de oplossing.

2 Voorzorgen en milieu
Lees de etiketten van je producten en handel conform.

3 Werkwijze
3.1 Pipetteer 100 mL van het gegeven zout(AgNO3 of Na2SO4 c = 0,10 mol.L-) in een
schone, droge beker (hoge vorm) van 200 mL.

3.2 Leg een magnetisch roerstaafje in de oplossing en plaats de beker op een roerder.

3.3 Vul een buret met 20-25 mL zout -oplossing (KCl of BaCl2 c = 1,0 mol.L-) en plaats
deze boven de beker.

3.4 Controleer vooraf de buret op lekken.

3.5 Plaats een koppel elektroden (grafiet of Pt) in de beker en zorg dat het roerstaafje
vrij kan ronddraaien.

3.6 Maak de stroomkring: (wissel)spanningsbron, elektrode 1, oplossing, elektrode 2,


mA-meter, spanningsbron.

3.7 Leg een wisselspanning aan en regel de spanning zodanig dat je een stroomsterkte
afleest die ongeveer in het midden van het meetbereik van de ampèremeter ligt.
(De exacte waarde van de spanning is niet belangrijk, maar mag niet meer
veranderd worden tijdens de proef)

3.8 Noteer de stroomsterkte bij de start. (je hebt de spanning zo geregeld dat de
stroomsterkte geen extreem hoge of lage waarde aanneemt bij de start)

3.9 Voeg het titrant toe, roer continu en noteer de stroomsterkte om de 0,5 mL. Stop
1.10 Labo - conductometrische titratie

het experiment na 20 mL.

3.10 Recupereer het roerstaafje uit de beker met behulp van een staafmagneet. Spoel
het af met de spuitfles en berg het op.

3.11 Verwijder de suspensie in het vat “afvalwaters, neutraal/basisch”.

3.12 Herhaal deze werkwijze bij een simpele zuurbase titratie (NaOH – HCl of NaOH –
CH3COOH, met allen c = 0,10 mol.L-)

Opmerking: voor de neerslagtitratie wordt de concentratie van de titrant - oplossing 10


maal groter genomen dan die van de te bepalen oplossing. Zodoende wordt de invloed
van verdunning op de geleidbaarheid geminimaliseerd.

Labo Toegepaste Chemie – N. Janssens 2/3


Naam: Datum: Klas: 6TW

4 Opdrachten
Onderstaande opdrachten los je op voor beide titraties
4.1 Schrijf de reactievergelijking in ionvorm. Na hoeveel mL titrant ligt het theoretische
equivalentiepunt?

4.2 Zet grafisch de stroomsterkte (een maat voor het geleidingsvermogen) uit (Y-as) in
functie van het toegevoegd volume titrant (X-as). Trek de best mogelijke rechten
door de punten. Het snijpunt van de rechten komt overeen met het
equivalentiepunt.

4.3 Bespreek de evolutie van de concentratie van de betrokken ionen voor en na het
EP, en bespreek de samenstelling van de oplossing op het EP. Breng deze gegevens
in verband met de vorm van de curve.

4.4 Vergelijk je curven met deze van een andere groep (andere combinatie zouten en
ZB). Leg uit waarom deze onderling verschillen.

1.10 Labo - conductometrische titratie

Labo Toegepaste Chemie – N. Janssens 3/3

You might also like