Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 232

GESCHIEDENIS VAN

DE MINAHASSA

TOT 1829

Dr. E. C. GODÉE MOESBERGEN

LANDSARCHIVARIS

LANDSDRUKKERIJ „

g
WELTEVREDEN
GESCHIEDENIS

VAN DE MINAHASSA

TOT 1829

Dr. E. C GODÉE MOESBERGEN


LANDS ARCHI V ARIS

LANDSDRUKKERIJ 1928 WELTEVREDEN


LIJST VAN AANGEHAALDE GEDRUKTE WERKEN.

E. C. Abendanon, et travers la Célèbes


Voyages géologiques géographiques a

Centrale, II Leyde, 1918.

Mr. ]. A. der Inventaris ’s Lands Archief Batavia (1602 —1816),


van Chijs, van te

Batavia, 1882.

Daghregister des Casteels Batavia. (Uitgave van het Departement van Koloniën en

van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen).


Mr. L. C. D. met den
van Dijk, Neêrlands vroegste betrekkingen Borneo, Solo-Archipel,

Cambodja, Siam en Cochin-China, een nagelaten werk van


,

Amsterdam, 1862.

Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, 2de druk, deel 11, ’s Gravenhage, Leiden, 1918.

N. De
Graafland, Minahassa, haar verleden en haar tegenwoordige toestand, 2de

druk, Haarlem, 1898.

Dr. F. de Priangan, 11. Batavia, 1911.


Haan,
Mr. J. E. Heeres, Corpus Diplomaticum Neerlando-Indicum, ’s Gravenhage, 1907.

(Bijdr. t. d. T.-, L.- en V.kunde v. N.-l. deel 57).

Dr. J. de Hullu, De matrozen en soldaten op de schepen der O. I. C.; ’s Gravenhage,

1914. (Bijdr. t. d. T.-, L.- en V.kunde v. N.-I. deel 69).

hidië, Geïllustreerd Weekblad voor Nederland en Koloniën, 1917/8.

java-Bode, jaargang 1926 No. 151, Iste blad.

fhr. J. K. J. de Jonge, De Opkomst het


van Nederlandsch Gezag in Oost-Indië, tweede

reeks (Buitenbezittingen), ed. P. A. Tiele, 1886, deel I.

P. H. der Kemp, Het herstel het Nederlandsch in de in


van van gezag Molukken

1817. (Bijdr. t. d. T.-, L.- en V.kunde v. N.-I. deel 65).

Ds. ]. Mooy, Bouwstoffen voor de geschiedenis der Protestantsche Kerk in N.-I.

deel I, Batavia, 1927.

Heerenboekje (Naamboekje) 1805/8.

Recepten van de Haagsche Kookschool, ed. 1926.

C. G. C. Reinwardfs Reis den


naar het Oostelijk gedeelte van Indischen Archipel in

het jaar 1821, ed. de 1858. het


W. H. Vriese, Amsterdam, (Werken van

Kon. Inst. T.-, L.- V.kunde


v. en van N.-1., 2de afd. Afzonderlijke Werken).

ƒ. G. F. Riedel, Het oppergezag der vorsten van Bolaang over de Minahassa

(Tijdschr. v. T.-, L.- en V.kunde van N.-I. 1869, XVII).

Dr. G. P. Rouffaer en Dr. J. W. Ijzerman, De eerste schipvaart der Nederlanders naar

Oost-Indië onder Cornelis de Houtman, deel 11. ’s Gravenhage, 1925.

(Deel XXV van de Werken uitgegeven door de Linschoten-Vereeniging).


Dr. F. W. Stapel, Het Bongaais Verdrag de vestiging der Nederlanders op
;

Makasser, Groningen—den Haag, 1922.

P. A. Tiele, De Europeërs in den Maleischen Archipel. IV.

C. A. L. Troostenburg de Bruyn, Biographisch woordenboek 0.-I.


van van Predikanten,

Nijmegen, 1893.

id. De Hervormde Kerk in Ned. 0.-I. onder de 0.-I. Compagnie, Arnhem,


1884.

Ds. Francois Oud Nieuw


Valentijn, en Oost-Indiën, Dordrecht—Amsterdam, 1724/6,
I en V.

H. Yule A. C. Burnell,
en Hobson—Jobson, Londen, 1903
KORTE INHOUD DER HOOFDSTUKKEN.

I.

DE MINAHASSA VOOR DE KOMST DER WESTERLINGEN.

Ligging, Bewoners, Loeminoe’oet en To’ar (5), Voornaamste stammen (6 en 7)

II.

DE MINAHASSA EN DE SPANJAARDEN. PORTUGEESCHE MISSIE,

Manado oude kaarten. Komst der Spanjaarden (8), Pater Pero Mascarenhas;
op

Pater Diego Magalhaes te Manado (9), de Minahassers vragen om zendelingen (10).

III.

DE MINAHASSA EN DE KOMST DER HOLLANDERS,

Manado vermeld in de contracten met Ternate van 1607 en 1609. Gedoopten komen

onder Nederlandsche souvereiniteit (11). Zeven soldaten van Manado gelicht.

Spaansche plannen ten opzichte Manado. Macassar maakt aanspraak


van op

Manado (12). Botsingen tusschen Minahassers en Spanjaarden. Hulp gevraagd te

Ternate. Mislukte Nederlandsch-Ternataansche expeditie in 1644. Vertrek der

Hun in 1651 (13). De Minahassa de rijst bezocht door


Spanjaarden. terugkeer om

Nederlanders en Spanjaarden. Hernieuwde botsing met de Spanjaarden. De vorst

van Manado wil een alliantie met de O. I. C. en een vaste loge (14). Gouverneur

Jacob Hustardt’s plan om een houten barricade te bouwen uitgevoerd door Gouver-

neur Simon Cos. De „Nederlandsche Vasticheijt”. Macassar protesteert (15). De

Hooge Regeering is bereid Manado weer te doen verlaten (16). Gouverneur Cos hier

tegen (17). Hij verjaagt de Spanjaarden. Tondaansche opstand bedwongen (18).

De verlaten de Molukken (19). Men besluit Manado aan te


Spanjaarden om nog

houden (20). Ds. Burum’s kerkvisite (21). Bezuinigingsplannen (22). Comman-

deur van Voorst naar de Minahassa (23). Voortbrengselen (24). Oprichting van

een steenen redout goedgekeurd (25). Ontactvol optreden van den sergiant (26).

President de Jongh’s inspectiereis (27). Reisverslag van den Sultan van Ternate (28).
Invoer klapperboomen Rijstbouw (29). De Minahassa
van en vee. aangemoedigd
wordt een republiek (30). Het Fort Amsterdam (31). Oorlog met buurvolken (32).

Verzoek om predikanten (33).

IV.

TIEN JAREN CHRISTENDOM-VERBREIDING,

De kerkvisite van Ds. Jacobus Montanus in de Molukken in 1675. Oebi (34).

Batjan (35). Makjan. Leermiddelen (36). Ternate. Verkiezing van Kerkeraads-


VI

leden (37). Tidor. Manado (38—42). Orang Badjoe (42—43). Slechte gezond-

heidstoestand Sangi. Overzichts-staat van Manado (44). Dood van Montanus (45).
op

De kerkvisite Ds. Gualtherus (45—47) die Ds. Cornelis de


van Peregrinus en van

Leeuw (47 —49).

V.

HET VERBOND VAN 10 JANUARI 1679.

Gouverneur Robertus Padtbrugge (50). Hij treft regelingen met Gorontalo en

Limbotto (51). Bezoek aan Manado. Siauw onder Nederlandsche protectie (52).

Het verbond met de Minahassa (53—58).

VI.

ROBERTUS PADTBRUOGE OVER MANADO.

De memorie van overgave over Manado (59). Dorpen-opsomming (60). Boelang’s

tot (61). Tolken (62). Goede aard der inwoners; hun


verhouding de Minahassa

onderlinge twisten (63). Tondano’ en Tonsea’ (64). Zucht naar titels. Aard-

bevingen (65). Producten (66). Rijstlevering (67). Vogelnestjes (68). Schildpads-

hoorn (69 —70). Orang Badjoe (70—73). Zeekoeien (73). Vervolging der Orang

Badjoe door de inwoners (73). Voorwaarden tot verdrag met de Orang Badjoe (74).

Hun taal en gewoonten. Rijstmaten (75). Amoerang; grenskwestie met Boelan (76).

Twist Boelang Siauw (77). Onlusten in de


Boelang en Mongondou. tusschen en

Minahassa (78). Padtbrugge sticht vrede (79). De Compagnie beschermt de

Bergboeren (79). Expeditie Passan Tonsaban Kwestie


tegen Datahan, en (80—81).

over Doemoego met Gorontalo en Limbotto (81 —85). Brand te Manado (85),

Steenen loge (86). Engelschen in de Molukken. Administratieve wanorde te

Manado (87).

VII.

HET VERBOND VAN 10 SEPTEMBER 1699.

Zware lasten te Manado. Moeilijkheden met Boelang (88). Uitbarsting van den

Qoenoeng Soedara. Korte inhoud van het verbond (89). Het verbond (90—94).

Verzet tegen opzending van ter dood veroordeelde misdadigers naar Ternate (94 —95).

Steenen muur om het Fort gebouwd (95). De Compagnie geeft toe in zake de mis-

dadigers (96). Boelang eischt een deel van de Minahassa op, wat geweigerd

wordt (96). Slecht bestuur der Hoekoems-majoor (96). Gouverneur Pieter Rooselaar

over Manado. Aardbeving en waterschade (97). Nieuwe afwatering gemaakt. De

memorie van Gouverneur Jacob Claesz. Oorlog in de Minahassa (98—101). De

rechtsbedoeling der ~hoofdrigters” (101). Boelangsche zaken (103). Beslissing over

de hoofdhoekoems (104).

vin.

DE MINAHASSA IN HET MIDDEN EN EINDE VAN DE

ACHTTIENDE EEUW.

Gouverneur Jacob Christiaan Pielat’s memorie. Boelang en Manado (105).


Producten (106). Manadosche Christenen (107). Pielat kerkelijke
Bezetting. over
VII

zaken (108 —111). Hernieuwde moeilijkheden met Hoelang (111—112). Rijstcultuur

(112). Manadosche zaken. Uitvoer (113). Opnieuw een hoekoem-majoor aange-

Hoelang (115). Kerk in


steld (114). Mislukking. Vlucht van Minahassers naar

de Nieuwe Kwestie met Hoelang (116). Salomon Manoppo verbannen (117).


Negorij.

Zijn herstelling (118). Bepalingen over de Minahassa (119). Steenen muur om

de loge. Slechte administratie (120). Rijstcultuur (121). Zorg voor de Minahassa

(122). Christendom. Burgerwacht. Geschillen (123). Gouverneur Jacob van

Schoonderwoerd’s memorie. Twist over Maleleian (124). Resident Seidelman’s

beleid Zeeroovers. Handel (126). Fort Amsterdam (127). Hernieuwde


(125).

moeilijkheden met Hoelang. Goudhandel (128). Hendrik Breton’s memorie. Eugenius

Manoppo. Handel (129). Marcus Manoppo. Twist over Lembe. Dr. Valckenaer’s

memorie. Verdedigingsmiddelen (130). Uitwijking der Orang Badjoe naar Mangin-


danao. Ternataansche huurtroepen (131). Onderlinge twisten in de Minahassa.

Aanstelling van den hoekoem Hermanus Sumanpow (132). Resident Hemmekam’s

verdedigingswerken (133). Bezetting der forten (134). Oorlog tusschen Bantik’ en

Tattelie (135). Bantiksche oorlogsgebruiken (136). Werking van den Minahassa- of

Landraad (137). Onwil der Dorpshoofden om schuldigen te straffen (138). Verkla-

(139). Het Augustus 1790 (139 —144).


ring hiervan contract van 5 Wegvoering van

Tondaansche hoekoems. De Compagnie bewerkt vrede tusschen Tondano en

Tonsea (145). Het contract van 13 Augustus 1791 (145 —148). Dürr en Poeloewang

(148—152). Zeeroovers (152—153).

IX.

DE NIEUWE TIJD.

De Minahassa Engelsch in 1801 (154). Het Nederlandsch contract van 16 September


1803 (154—155). Dürr’s memorie van (155 —161). Prediger’s kritiek (161
overgave —

163). Recruteering (163). Verdedigingswerken (164) Overleg met de Dorps-


hoofden (165). Verzet Tondano (165 —167). Bezwaren (167).
van tegen Prediger

Opstand Tondano’s val (168 —169). Tondano herbouwd (170). Quotisatie


en (170).
De Minahassa onder Britsch bestuur (171). Britsch contract (171—179). Herstel

van het Nederlandsch (180). Overname van de Minahassa (181 —182).


gezag

Inenting, kerkinspectie, zending (183 —184). Koffiecultuur. Verzet der Bantik’

(184—185). Aanmoediging tot het planten koffie (186).


van Johannes Wenzel’s

memorie, het modern bestuur (186—194). Het „Generaal


programma voor Verslag”
van 1825 (194—196). Hulptroepen voor Java (196). Contract van 10 Januari 1829

met Tondano (197—199). Dank der Regeering aan de Minahassa (199).


Foto door den (sedert Gep.) Kapitein der Genie
Het Fort Amsterdam
C. Swartbol in 1902.
gemaakt
GESCHIEDENIS VAN DE MINAHASSA TOT 1829
WOORD VOORAF

De aanstaande
herdenking van het feit, dat 250
jaar geleden op
10 1679 tusschen Oost-lndische
Januari de
Compagnie en de hoofden

van „de landstreek Manado” contract


een van
bondgenootschap werd

gesloten, gaf der


Regeering van Nederlandsch-lndië uit
aanleiding mij te

noodigen voor zooveel


mogelijk een historisch overzicht samen te stellen

niet alleen van de eerste


aanrakingen met dit
gebied, hetwelk zich zelf zoo

gaarne noemt de 12de provincie van


Nederland, maar ook van de
gedenk-
waardigste gebeurtenissen aldaar
gedurende de anderhalve eeuw, volgende
de het bewuste
op sluiting van contract.

Het was
mij een
aangename taak in
voldoening aan die opdracht een

tot de
bijdrage geschiedenis van de Minahassa over
genoemd tijdperk te

leveren aan de hand van de in het Landsarchief


gegevens, aanwezig te

Batavia, te
aangenamer
omdat de
Regeering daarmede tevens bedoelde om

aan de bewoners de die ook buiten


van
Minahassa, hun land op verschillend

gebied zooveel hebben


bijgedragen tot de
ontwikkeling en den bloei van

Nederlandsch-lndië, een
blijvend blijk van
belangstelling te de
geven bij
dit, in
viering van onze Indische historie zoo
bijzonder jubileum.
MINAHASA

Schaal 1:500000.
I,

DE MINAHASSA VOOR DE KOMST DER WESTERLINGEN.

Minahassa deel liet Noordelijk schier-


De is liet Noordoostelijk van

Celebes, tusschen 0° 51' 1° 51' 40" N. B. en 124°


eiland van gelegen en

18' 40" en 125° 21' 30" O. L., dat door zijne geologische gesteldheid
de Talaud-
samenhangt met de vulkanenreeks, welke zich over Sangi- en

eilanden de uitstrekt.
naar
Filippijnen
in het Zuidwesten door de
Aan drie
zijden door de zee bespoeld en

den Wocloer Mahatoes afstroomende


van
het
Honderdtoppige Gebergte of

Boe het
rivieren
Poïgar en
jat van aangrenzende landschap Boladng-

Mongondon gescheiden, heeft het een grootte van 4786 K.M 2


.
G, overeen-

komend met die de Zuid-Holland en Zeeland tezamen, die


van
provincies
K.M 2 tellen. Minahassa heeft de zevende deel
4800 .
De grootte van een

van
Nederland.

Van waar de eerste bewoners kwamen is nimmer geboekstaafd en

thans
moeilijk uit te maken; maar de in het oog loopende gelijkheid van

de
zeden en
gebruiken, in verband met den
algemeenen aard en taalsyno-

niemen, het vermoeden, dat dit deel Celebes hoogstwaarschijn-


wettigt van

eilanden bevolkt wel


lijk van uit de
Noordelijker gelegen is en met groote

tusschenruimten, waardoor het taal- of dialectverschil, zoo het niet


nog

aanwezig was, tevens wordt verklaard.

In de meeste volksverhalen wordt Loeminoe’oet als de stammoeder

het Minahassische volk is uit die


van voorgesteld. Zij geboren een
steen,
door de
golven bespoeld en daarna door de zon beschenen wordt; de steen

te hieruit ontstaat Loeminoe’oet (loe’oet Door


begint zweeten, en =
zweet).
den Westenwind bevrucht, bevalt Loeminoe’oet To’ar
van een zoon, genaamd.
Uit het Loeminoe’oet To’ar, die niet weet, dat Loemi-
huwelijk van en

noe’oet moeder is, komen de ook de stamvaders


zijne góden en
half-goden en

van het Minahassische volk voort.

Uit de verschillende verhalen aangaande Loeminoe’oet en To’ar, is nog


dat Loeminoe’oet
duidelijk na te
gaan, eene verpersoonlijking der aarde, en

To’ar van de zon is. Haar beeld vindt men als den
knop op staf, gedragen
door de door hen, die alle tuinoffers hadden volbracht. De
priesters en

is koper stelt de
knop van
geel en van
platten vorm, en godin voor met

een gezicht naar elke


zijde, daar
zij verleden en toekomst kent.

!) Encyclopaedie van Nedertandsch-lndië, 2de druk, deel II b|. 733,


6

de
Volgens legende werd de
woonplaats der verschillende stammen

door de
bepaald góden (voorouders) in 'eene
vergadering rondom den

„Steen waar verdeeld is”, den


Noordelijken voet den Tonde-
aan van
berg
roekan. iedere der Oudsten de
Bij beslissing gaf „de hoogst gezetene”,
allerhoogste god een schrap op
den steen, indien „de verbiedende” god het

besluit Deze teekens worden dien steen,


goedkeurde. nog aangewezen op
die is
indertijd weer
uitgegraven.
De voornaamste stammen de Tomboeloe’ de Tonsea de Ton-
zijn; ,
en

tèmboan ook wel


(vroeger Tompakewa genaamd). Hierbij kan ook de stam

der Tolöoer worden. De


genoemd stam der Tomboeloe’
schijnt wel een

invloed hebben op de
overwegend godsdienstigen geoefend te andere stam-

men, daar vele offerzangen door de geheele Minahassa in de taal der Tom-

boeloe’ werden. der acht Minahassische n.l. de


gezongen Vijf stammen,

Tomboeloe’, Tonsea’, Tolöoer, Tontèmboan en Tonsawang, en


de drie niet-

echt-Minahassische: Bantik', Bentènan Ponasakan hebben hunne


en
eigen
taal behouden. Die der eerste twee is verwant die der de
aan
Sangireezen,
laatste met die van
Mongondou i).

schildert Dr.
Uitvoeriger f. G. F. Riedel de
onderlinge verhouding der

stammen 2 den Manado als


). Zijn verklaring van naam „plaats waar men

bijeenkomt” is minder
juist gebleken. Dr. G. S. S. J. Ratu-Lahgie en Dr.

N. Adriani verklaren den den aldus: 3) het eiland,


oorsprong van naam

dat Manado toewa heet, in het Tontemboansch


nu
droeg den naam

Manarow wat iets het rotseiland


tegenover ligt, namelijk tegenover

Wenang. Wenang, geheeten naar een boomsoort (M acaranga his-

p i da), kreeg in den


Spaanschen tijd den naam Manado.

Riedel vermeldt dat de Babontehoesche eilanden Talisei en Bangka

dichtbevolkt dat hun aanvoerders of kolanos met


waren en
vriendschap
Ternate sloten.

Naar die eilanden kwamen Bolaangers. Eerst was er een vrienschap-



toen ontstonden twisten de Babontehoe
pelijke verhouding, er en verjoegen
en
vervolgden hen tot in Bolaang-Mongondou, waar zelfs een Babontehoesch

vorst korten heerschte.


tijd
Maar de kans keerde de dreven de Babontehoe’ het
en
Bolaangers naar

Noorden, naar de Sangi-eilanden.


Toen de
Spanjaarden in die streken kwamen, kregen ze van de Babon-

tehoe' den raad te „de


om naar
Toempahan Wenang gaan, plaats van

nederdaling (n.l. om zout te


bereiden) waar de
wenang groeit”.

’) Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, 2de druk, deel II bl. 735.

’) J. G. F. Riedel. Het der vorsten de Minahassa. Zie


oppergezag van Bolaang over

Tijdschrift v. Indische Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-

Indië, 1869, XVII bl. 505—524.


3
) Indië. Geïllustreerd Weekblad voor Nederland Koloniën 1917—8, bl, 122,197'en247.
en
7

Waarvandaan de volkeren in het binnenland precies gekomen zijn, ais

de de Tonsea’ de is onbekend.
Tornboeloe’, en
Tompakewa of Tontèmboan,
Zeker is dat ze noch onder de Babontehoe’, noch onder de Bolaangers

stonden, hoewel deze trachtten hen ten onder te


laatsten, maar
tevergeefs,
In dien Minahassa dien
brengen. tijd zou reeds de naam zijn opgekomen,
N. één
Graafland t) als volgt verklaart: „esa” =
één, „ma-esa” = maken;

het „in” duidt dus Minaëssa


tusschenvoegsel den lijdenden vorm aan,
=

tot één n.l.


gemaakt, bondgenootschap, tegen Bolaang-Mongondou.
De de Ponosakan de Tonsawang’ stammen
Pasanbangka, en waren

waarin vele door die schat-


Mongondou-ers huwelijk waren
opgenomen, en

ting opbrachten aan


Bolaang-Mongondou.
De zouden de eilanden Majoe tusschen
Tonsawang’ van
Tifore en

Ternate de Minahassa eerst de Tonsea


en
gekomen zijn, bij gewoond hebben,
toen in de buurt Kakas zich ten slotte te
van en Tompasso, om neer

zetten aan den Zuidkant van den vulkaan Sopoetan, waar ze in versterkte

dorpen leefden.

De Tondano- /tm/ras-stammen de Tornboeloe’


en
blijken verwant met en

Tonsea’ hoewel tusschen Tonsea’ Tondano


huwelijken en schandelijk

gerekend werden. Ook bestond langen tijd voor de Tondano’ „slaven van de

Kalabat”, d. i. van Tonsea’, als scheldnaam. Later trokken ze het binnen-

land in, naar het Tondano-meer, met toestemming der Tonsea’.

Een volksstam, de Bantik’, zich in de kust-


vestigde Noordwestelijke
streek, waar ze, in taal, zeden en gewoonten, als ook in
uiterlijk geheel
verschillend de andere Minahassers, tot dezen zochten.
van
geen toenadering

Volgens overleveringen leefden de Bantik’ in Bolaang. Als hulp-


vroeger
trokken de Minahassers.
troepen van
Bolaang-Mongondou ze mee op tegen
Toen te Maadon, het in Tonsea, de
bij tegenwoordige Lilang Bolaangers
werden bleven de Bantik’ in de Minahassa achter. In het
verslagen geheim
brachten zelfs tot in 1850, bestaande in
ze, schatting op aan
Bolaang,
aarden De scheldnaam „slaven
rijst, tabak, potten en wannen. van
Bolaang”
herinnert aan hun afkomst 2
).
nog

Evenals in lateren zullen de Minahassische stammen hun


tijd onderlinge
twisten hebben.
gehad We
mogen aannemen dat de baaien van Amoerang,

Manado, Kema zoowel door inlandsche


en
Belang herhaaldelijk zijn bezocht,
als als door
prauwen, van
Javanen, Makassaren, Magindanauwers e. a.,

Chineesche deze buitenwereld hadden


jonken, maar
aanrakingen met de

geen blijvend gevolg.

Zoo leefden de Minahassers in tot de


afzondering, Spanjaarden kwamen.

’) N. Graafland. De Minahassa, haar verleden en haar tegenwoordigetoestand, 2de druk,

1898, bl. 3, noot. Een m. i. juister verklaring volgt bij de bespreking


het contract
van van 10 Januari 1679,
2

) N. Graafland. Op. cit. p, 76—79.


11.

DE MINAHASSA EN DE SPANJAARDEN. PORTUGEESCHE MISSIE.

Het 1512 het deel den Maleischen


jaar was voor
Oostelijk van
Archipel
wel beteekenis. kwamen Banda
van zeer
bijzondere Portugeezen naar en

Hitoe, Ternate kwamen den Sultan, in 1522


op ze op uitnoodiging van en

bouwden fort dat als vrienden beschermers den


ze een
op eiland, en van

Sultan van Ternate diens de vorsten


tegenover naijverige mededingers, van

Tidore, Batjan en
Djilolo.
Intusschen ook de den
waren
Spanjaarden naar
Archipel gekomen,
dat de Molukken in de wereldhelft, die hun
overtuigd, lagen bij verdrag

toegewezen. De Sultan Tidore hun


was van was welgezind.
De tusschen in de Molukken buiten de
strijd Portugal en
Spanje ging
Minahassa om, den
eindigend met de
vestiging der
Spanjaarden in 1564 in

Archipel van San Lazaro, meer bekend als de Filippijnen.


In het midden van
de zestiende eeuw was
Manado reeds zoo
bekend

de dat het land- zeekaarten vermeld werd. Zoo


aan
Westerlingen, op en

staat de Manado vermeld Celebes op de kaart


naam
bij een
eilandje bij van

Nicolas Desliens uit het 1541 Ook Logo’s kaart 2 1590


jaar *). op ) van

staat Manado in is daarmee bekend als


zee.
Blijkbaar Manarow, nu

Manado toewa, bedoeld, toen de Babontehoe' woonden.


waar
Zij verge-
zelden de den vasten wal, Manado
Spanjaarden naar naar
Wenang, nu
,
en

lieten zich tegenover de op het vasteland wonende veel voorstaan


inboorlingen

op het feit, dat ze de oudste vrienden der Castilianen, die ze „se Tasikela”

door der medeklinkers


omzetting noemden, waren.

Daar de Tomboeloe’ de
op toenadering weinig gesteld bleken, gingen
de baai Oewoeran,
Spanjaarden naar van nu
Amoerang genoemd, en bouw-

den Toen
er een
fortje. gingen ze de rivier
Rano-i-Apo over tot Pontak.

Graafland zag er
nog een steenen
rijststampblok, waarin de bevolking voor

de Tasikela” de had
„orang volgens overlevering rijst moeten stampen.
Ook vermeldt dat landstaal werden
hij sommige Spaansche woorden in de op-

het woord het


genomen, o. a. voor
paard, koewalo, kawaloe, Spaansch caballo,
met de eerste paarden. In het Tomboeloesch is
meegekomen ingevoerde

Mamisah, van Misa, (H. Mis) het woord voor


Zondag geworden, hoewel

’) Deze kaart is afgebeeld PI. CLXXIX tegenover bl. 1429 van E. C. Abendanon, Voyages

géologiques et géographiques a travers la Célèbes Centrale II Leyde 1918.

Afgebeeld in deel XXV


*) van de Werken uitgegeven door de Linschoten-vereeniging,
b!. LXIV,
9

die taal anders namen voor de dagen van de week bezit. Ook bij-
geen

belsche in de taal in.


namen
drongen
door de de
Aanranding van vrouwen en
meisjes Spanjaarden dwong
inwoners tot verzet. vertelt herhaalde
Bij overlevering men van
botsingen
het de Kali wat sedert Manado
en
belegeren van
negorij t). Bij Wenang,
heet, bouwden de
Westerlingen versterkingen. De Tondano’ waren de

die het
eenige stam, met de Spanjaarden goed kon vinden, waarschijnlijk
de macht te komen 2
om met hulp van
vreemdelingen tot ).
Ook in Kema kwamen de het
Castilianen, waar men nog Spanjaards-

gat kent.

Er veel halen de drinkwater, hout,


was
vrij te voor Westerlingen: rijst
Het de laatste de inwoners
en
boschproducten. aanbrengen van was voor

uit het gebergte zwaar en


gehaat werk.

Bekend is hoe met der veel


Spanje, hulp Jezuieten-missionarissen,

gedaan heeft tot verbreiding het Christelijk Zoo


van
geloof. waren er op

verschillende in de Molukken werkzaam de


plaatsen paters en over

Celebes Pater Pcro Mascarenhas in


kerstening van
gaf verslag zijn naar

Rome rapporten
gezonden 3).
In 1563 zond Sultan Hairoen Ternate Baab uit de
van
zijn zoon om

Noordkust Celebes onder te De missionarissen


van
zijn gezag brengen. op

Ternate wenschten dien tocht te maken. De Gouverneur


mee
Portugeesche
Enrique de Sa zond een
schip naar die gewesten, waarop
Pater Diego

Magalhaes zich bevond. Veertien


dagen vertoefde
hij op
verzoek van
den

vorst te Manado. Met onderdanen liet de vorst zich


vijftienhonderd van
zijn

doopen, een groot succes


bij een volk, dat als de Manadoneezen bekend

stond voor woest en


oorlogszuchtig.
Na een bezoek aan Siauw
ging men naar „Bola”, Bolaang-Mongondou,

waar een vorst regeerde, die een zoon was van dien te Manado. Uit vrees

voor de Ternafanen, die hem kort te hadden den Islam


voren
gedwongen
te „hoewel de
aan nemen, weigerde hij met tranen in
oogen” tot het Chris-

tendom over te „Totole”, Tontoli, het


gaan. was
verwijderdste punt van

deze Te Manado bleef den


zendingsreis. teruggekeerd, men er, wegens

Westmoesson, twee maanden. De verstandhouding tusschen de


bevolking
de bleef uitstekend.
en
Portugeezen

Later, volgens brief Pater Pero Mascarenhas, Ter-


een van
geschreven te

nate 6 Maart 1569, toen Siauw wilde de missionaris daar


gekerstend was, van

uit de Christenen te Manado bezoeken. Door tocht


een
noodzakelijken
naar
Sangi, waar velen het Christendom aannamen, bezocht Pater

N. Graafland. Op.
’) cit.
p.
82 en 83.

*) P A. Tiele. De Europeërs in den Maleischen Archipel, (vierde gedeelte, 1550—1578,


derde hoofdstuk bl. 274 v.).
e.

3
) De negerij bij het meer van Tonsawang.
10

Pero Mascarenhas Manado weer, Minahassa-bewoners, die tot


nog niet
waar

den Islam waren


overgegaan, om
zendelingen vroegen.
Toen in 1570
Spanje en
Portugal tot één
rijk werden en de handels-

zal de
naijver ophield, ongetwijfeld bij krachtige pogingen der
Jezuieten
tot kerstening der inlanders de Minahassa niet
vergeten zijn, al bleef nog

lang de meerderheid der


eeuwen
bevolking heidensch.
111.

DE MINAHASSA EN DE KOMST DER HOLLANDERS.

De Hollanders bevoeren reeds de Indische zeeën vóór


geruimen tijd
ze directe aanraking met de Minahassa hadden. De goede verstandhouding
tusschen hen den Sultan de der Nederlanders te
en van Ternate, vestiging
later bekend als het kasteel het sluiten contracten,
Malajoe, meer
Oranje, van

bracht vanzelf Manado ter wat, als deel Celebes, de Terna-


sprake, van

taansche Sultan tot zijn gebied rekende.

In het „Accoordt tusschen admiraal Cornelis de


gemaeckt Matelieff
de de Heeren Staten Generl der Ver-
jonge van
wegen en
uijt name van

eenighde Nederlandsche ter ende den Ternaten


provintien eenre
koningh van

ende Rade ter andere


sijne zijde, desen 26e
Meij Ao 1607, voor
Maleije” *)
wordt in artikel 9 Manado
genoemd:
„Sullen ook
gehouden wesen, alle Ternatanen, die verstroijt zijn
in landen, Ternate doen komen,
d’omleggende met den eersten op te

ook alle ondersaten van


de kroone van
Ternaten als Xula, Bouro, Com-

bello, Loehoe, Mmu. en


Manado die
op
het
eijland Celebes woonen
,

dat door de der Ternatanen het


op menighte verdrijven van

de Castelanen te zall vallen ende het volck zal


lighter gereedt wesen,

als daer secours van Hollanders kompt”.

Ook vinden Manado in de vant contract


we
„Bevestingh en
eeuwige
verbondt, gemaeckt bij den Hr Admrl Frans Wittert en den

sterckte
grootmaghtigen koninck van Ternaten” in „de stadt Malayo offte

in de 2
)
Orangie maent van
Julij Ao 1609” waar een opsomming
van „alle gealieerde” der Ternatanen
gegeven
wordt.

Van het Twaalfjarig Bestand in 1609 trokken Spanje de


gesloten en

Republiek der
Vereenigde Nederlanden ten opzichte van den Maleischen

Archipel zich niets aan.

Het eiland Siauw in 1614 op de veroverd, „daar


was
Spanjaarden ookj
een redelijk getal Christenen op zijn van zulke stofte als allen
zijn, die in de

eijlanden van desen


Archipelago wonen Dit voordeel heeft onze

O. I. Compagnie van dit naam-christendom, dat ze er onderzaten mede kan

winnen, want (wanneer) landen worden daar ’t volk


ingenomen van ge-

is, dan die onder souvereiniteit, niet,


doopt staan onze zoo zoo staan ze

') Corpus Diplomaticum Neerlando-Indicum, ed Mr. J. E, Heeres, I p. 52,

’) Ibid. p. 63,
12

onder de Mooren, die te zamen met ons den oorlog voeren; zijn er van

beiden komen de christenen toe hun de anderen”


op, zoo ons en t).
Siauw als Nederlandschc in de
vond vestiging geen genade oogen van

Gouverneur-Generaal De worden de
Reynst. post moest opgeheven en

Siauwers Banda
zou men
„desnoods met eenige rigeur” bewegen, om naar

te verhuizen, dat mislukte. In het rapport Adriaen


een
plan geheel van van

der Dassen aan Heeren XVII van 25


Juli 1616 over deze gewelddadige ver-

vermeldt „Doch alsoo brieven dauw ver-


huizing hij terloops; wij uijt van

stonden dat den luitenant Cassiopijn, leggende op dauw, seeven van onse

soldaten Manado onderdanen den


op (benoorden de kust van Celebes) van

schut ende de
Coningh van Tarnate, tot bescharminghe teeghens selvighe

heeft, hebben aansien het selffde saacke


gelaten goet gevonden, ten een

daar uyt inconvenienten


van
grooter consequentie was, geen geringhe
tusschen ons ende de Tarnatanen souden coomen te ontstaan, ons cours

daar na toe te soeckende door d’eene ofte andere middel ons volck
setten,
daar die risico haar leeven becoomen
van te lichten, wij met groote van

hebben, meede andere cleenic-


achter-latende 180 S cruyt, als eenighe
2
heeden, die de inwoonders ons niet hebben willen laten volghen” ).

Manado bleef de der Hollanders houden, le


belangstelling Jacques
Febvre October 1623 Gouverneur-Generaal Pieter de
rapporteerde 27 aan

heeft last
Carpentier: 3) „Den Spaanschen Gouverneur (n.l. van Manilla) en

ordre
op Menade aen de cust van Celebes een fort te maecken en guarnisoen
te welcke uitte Manilhas de herwaerts com-
leggen, plaetse, soot schijnt,
aldaer volck, als
mende van
meeninge sijn eerst aen te doen, oock victualij
becommen”. zich in
andere om hier te
brengen te Spanje begon weer

den bezette Siauw


Archipel te dringen en in 1624 opnieuw en
Sangi.
andere dan die der de
Nog van zijde van Spanjaarden dreigde gevaar:

„Coninck van Macassar" was een zware concurrent voor de Oost-Indische

Compagnie, „’t Is seecker dat den Macasser


aspireert door aenhitsinge
ende raed Engelsen ende
scherpsinnigen van
Spaenjaerden, Portuguysen,
Deenen staet te het naedeel den Nederlandsen,
om sijn vergrooten uyt van

dat alle
ende heeft sigh door deselve beginnen soo sterck te vesten, hij
Indiaense Prinoen omtrent
sijn lant
gelegen onder contrebutie brenght.

Buton, Buro, Manado, Tabuco ende andere


Zula, Bengay, verscheyde
die hebben heeft onder heer-
plaetsen, onder Ternate gesorteert, hij sijn

’) Brief aan Heeren Zeventien van Casparus Wiltensis Conradi f(ilius), S. Evangelii

31 Mei ten deele in Neerland’s vroegste be-


administer, Amboina, 1615, afgedrukt

trekkingen met Borneo, den Solo-Archipel, Cambodja, Siam en Cochin-China, een

werk L. D. bl. noot.


nagelaten van Mr. C. van Dijk. Amsterdam 1862, 217,
2
) De Opkomst van het Nederlandsch Gezag in Oost-Indië, tweede reeks, (Buitenbe-

zittingen), P. A. Tiele, 1886, I, bl. 133.


3
) Ibidem, 11, bl. 3,
13

Heeren XVII 4
gebraght” schreef de
Hooge Regeering aan op
schappye
1636 x
januari ).
veel de Spanjaarden,
De Minahassers hadden intusschen te lijden van

de inlandsche niet met rust lieten. Ze


vooral doordat dezen vrouwen

vermoordden ruim Castilianen. Te voorzien


kwamen in opstand en veertig

Manilla wraak zouden nemen. Dus vroegen


was dat de Spanjaarden, van uit,

Ternate. De Gouverneur aldaar,


de Manadoneezen Hollandsche hulp te

1644 den Gouverneur-Generaal en


Wouter Seroijen, meldde 21 April aan

Manado verschenen
Raden, dat er in Februari uit op Malajoe was „een

versouckende den naem van


met 8 inhabitanten, uyt
dein schep prauw,

ende der Ternataenen protexie, jegens den Spanjaert,


haeren Coninck, onse

maenden te
van welckers natie, ende naturellen, twee a drij vooren,

ende overlast, inde veertich


deselve om haer lucxurieus leven, grooten
namaels de zeecker-
hadden gemassacreert, gelijck oock gewisse
persoonen,
2
door overloopers aengekundicht is” ). Seroijen
heijt ons dien aengaende,
eerst niet veel er voor om de gevraagde hulp te verleenen, maar
gevoelde
besloot tot een Nederlandsch-
op verzoek van
den Ternataanschen koning hij
Gouver-
Ternataansche die niets opleverde voor het oogenblik.
expeditie,
Raden Indië schreven aan
neur-Generaal Antonie van Diemen en van

3
XVII 23 December 1644 over de Molukken ): „Wijders gaet
Heeren op
wat onbedacht opt
daer eenlijck hadde den gouvr Seroije
het a
I’antijcque,
van Celebes
versoeck van assistentie des
conings van Manade aent noorteijnde

de Castilianen ende het instantelijck versoeck van Tarnataens coningh


tegen
van
ende Egmont derwaerts gesonden, den capiteijn
uijtgeseth pr. tschip
4
Andriessen nevens 70 Nederlanders, ende 50 Mardijckers ),
Paulus
Maleije
die niet de wercke
Tarnataense correcorren 5), bij
versterckt met ettelijke
onverrichter
alwaer den capiteijn gecomen,
ende gelandt sijnde,
quamen,
heeft moeten groot hazard lopende van alle gemassacreert
saecke retireren,
verraden”. Hadden de Terna-
te Waren van die poltrons genoeghsaem
sijn.
tanen flink geholpen, dan was de uitslag wel anders geweest.
bevreesd
Toch had de expeditie indirect succes. De Spanjaarden, voor

bezat de
een tweeden aanval, verlieten de Minahassa en zeven
jaren lang

vorst te Manado zijn rijk in rust.

dus de uit de Mina-


De vrede van Munster sloot in 1648 Spanjaarden
bezitten. Maar tegen
hassa, daar elk der vredesluitende partijen het zijne zou

als te Gamma Lamma, het Spaansche


het
verdrag in,
dat zoowel te Malajoe,
in 1651 ver-
fort afgekondigd was, hernamen de Spanjaarden
op Ternate,

O. M.
II bl. 281. Ik cursiveer.
') Opkomst,
2
Ibid. bl. 181, noot
)
3
) Ibid. bl. 181.

slaven.
4
) Mardijkers zijn „orang merdika”, vrijgelaten
6
Corra-corra, inlandsche prauwen, door „scheppen” voortbewogen.
)
14

schillende in de Minahassa 4 onder Bartolomeo de


plaatsen ), leiding van

Soisa.

Wat de Nederlanders vooral trok de Minahassa de


naar was
rijstover-
vloed. Reeds in 1608 had Paulus Caerden uit Manado laten halen.
van
rijst
Toen de in het midden de zeventiende moeite
Hooge Regeering van eeuw

had Banda, Ambon Ternate dit te richtten


om en van gewas voorzien, ze

hun aandacht Manado bevalen den Gouverneur Ternate,


op en van
jacob
de Minahassa uit
Hustardt, te
beproeven om van
zijn Gouvernement van
rijst
Den lOden 1653 vertrok de fluit De Beer Ternate
te voorzien. Juli van

naar Celebes met den schipper Jan Overstraten, den luitenant Jan Dirksz

den tolk Craen, „die aldaer niet dan


en
redelijcke bejegeningen maer meer

9 of 10 lasten ofte becomen heeft, veroorsaect dat


padie ongedorsten rijs om

te cort was, 2 ende binnen deselve den het landt niet


haer tijt ) rijs uyt afge-

bracht conde werden, sullende anders niet min dan een scheepsladinge te

Soo is, dat Tarnate


becomen
sijn geweest. dat
goede apparentie mettertijt
14 realen in deden het last, die
goede quantiteijt rijs tot 13 a jaerlicx van

sal trecken, de inwoonderen gewent worden,


plaetse connen wanneer ons

ende de comste ofte sullen


jaerlicx op
van een
schip twee gissingh connen

maeken, die haeren te hebben” 3


om tegen tijt rijs gereet ).
Maar d’onse aldaer waren,
er waren
nog meer
rijstliefhebbers: „Terwijl
verscheen de ander, ofte de den hoeck Celebes,
aen Oostsijde van van eenen

Bartholomeo 4 den den


de Soisa ), om uyt name van Coninck van

Castella 5 seeckere ö
) te vorderen, doch
) jaerlicxe gerechticheijt van
rijs
die de ander omdat aldaer plaets, genaamt
van
sijde dreygende, op een

verleden haere
Caly 7
), die seer veel
rijs uijtlevert, eenige jaren een van

8
) het welck dan aldaer alteratie
papen dootgeslagen sij, geen cleijne
hadde veroorsaect”.

Daarom de Minahassers uit tegen den Castiliaan.


zagen naar
hulp

„Ende heeft den Vorst van Manado


sijne gesanten aen den Nederlandschen

Gouverneur in Tarnate nader vrundschap ende alliantie met


gesonden, om

denselven te maeken ende vaste de Comp. in landt te


een
logie van
sijn

hebben, het welck des heere De 9 met den Gouverneur in


wij Vlaminghs )
Tarnate goet ende bevoolen hebben”, schreef de Hooge
overlegh wijsheijt

Regeering aan Heeren XVII.

J) Van Dijk. Op. cit. p. 268, noot.

2
) De rijst kwam uit de buurt van het meer van Tonsawang.
3
) ’s Lands Archief, Batavia, (voortaan afgekort L. A. Bat.) Afgaand Patriaasch Brie-

venboek, 1654, bl. 44, d.d. 19 Januari 1654.


4
Dezelfde die in 1651 de wederbezetting der sterkten in de Minahassa
) Spaansche
5 7
6
Gelegen het
geleid had. ) Castella, Castilië, Spanje. ) = belasting. ) aan

8 9
) geestelijken. ) Arnold de Vlamingh Outshoorn.
meer van Tonsawang. = = van
15

Veel was er vooreerst niet uit de Minahassa te verwachten, want „den

soodanich ende verwoest, dat


Castellaen heeft het aldaer gevasteert i)
2
men daer voor eerst niet veel sonde connen
crijgen” ).

Hustardt brief Batavia van


Gouverneur jacob was
blijkens zijn naar

de eerste houten barricade


10
Juli 1655 van plan om
bij gelegenheid een

vóór
te Manado op te werpen.
Er kwam echter niet van zijn opvolger
uitstel kon
Simon Cos Gouverneur was, die
inzag dat langer gevaarlijk
de bewind van den sergeant-
worden, daar Spanjaarden „onder gewezen

Aytomara de occupatie krachtig voortzetten”. Cos begaf


majoor
in liet er een sterke barricade opwerpen
zich persoon naar Manado,
Nederlanders als onder
aan de rivier
Monango Labo, met 8 bezetting, gezag

van Paulus Andriesz,


3
) er
op
rekenend dat „onze minnelijke omgang, gansch

vreemd van
spaanschen hoogmoed en begeerlijkheid” aangenaam zou
zijn
dat kon 700 man de been
bij de Minahassers. „De koning van gewest op

oud-Manado 4 eene
brengen; hij
woonde 12 a 13
mijlen bezuiden ) aan

baai” 5
schone ).

Die „Nederlandsche vasticheijt” gaf veel aanstoot.

uit Macassar komend, ter reede


In 1657 e) kwam een
Engelsch jacht,
uit den resi-
van Batavia, waardoor de Hooge Regeering een
schrijven van

het hem aldaer ende meer


dent te Macassar van 14
Juni vernam „hoe meer

tusschen des landts vorst aldaer ende d’E.


liet aensien van verwijderinge

Comp., te meer alsoo sedert sijn jongste schrijvens daer tijdinge gecomen

Manado ?) vasticheijt hadden


was
d’E.
Comp. onder op ’t eijlandt een

ende alsoo
pretendeerde
dat landt onder desselfs gehoorsaemheijt
gelegt
vermeende
ende niet van de coninck van
Ternate te staen, soo sijn croone

hadde, wie
vercort ende alsoo den Ternaetsen Coninck hem verongelijckt
8 versochte d’E. sich
dan
voorgaf daerover vervolgen wilde
) ende Comp.
wilde etc. af te meten waere wat
(met) die saké niet bemoeijen waeruyt
10 hield de Hooge
voorhadden”. Bij missiven van 7
Augustus en
September
hooft de van de Gompie Manado”,
Regeering „’t van
palissade-sterckte op

hiervan de
den
„sergiant” op hoogte.
de dus werkeloos moeten toezien hoe Macassar en
Zoo zou Compagnie
Ternate elkaar te lijf gingen, wat onvermijdelijk schade in den specerijhandel

meebracht.

d.d. 7 1654.
2
Afg. Patr. Br. 1654/5, bl. 25 November
') Vernield. ) L. A. Bat.

3
) Dezelfde die de mislukte expeditie van 1644 geleid had.

De sterkte het vasteland, niet op het eiland.


4
) Manado toewa, Manarow. lag op

5
) Van Dijk. Op. cit. p. 268, noot.

Daghregister des Casteels Batavia voortaan afgekort Daghregister, i. d. 20 Juli 1657,


«)
sedert 1887.
waarvan verschillende jaargangen zijn uitgegeven

7) Bedoeld is: ten zuiden van het eiland Manado-toewa.

») Bedoeld is; wien hij, naar hij voorgaf, daarover vervolgen wilde.
16

De brief 17 December 1657 door de Ne-


van nooge Regeering naar

4 waarin
derland geschreven ) bevat de volgende merkwaardige passage,

de der Bataviaasche Heeren uitkomt:


stemming duidelijk

„Het Manado ’t
vestinckje op geleght schijnt om
sijn geringheijt en

daerinne veel vruchten


cleen
guarnisoen leijt ons niet omtrent den rijshandel
te belooven, waaromme wij den Gr Cos voorsz. hebben gequalificeert het

selve hem, denckende, weder te 2


soo
geraaden vrijelijck mogen (opgeven) )
dat sonder verlies ofte immers 3
van
eenige costen ) met gansch weijnige
door dien het Pallessaden, daer selfs
can geschieden, maar van
(in het)
bos is ende hebben sulx noch te ende
gekapt, bijeengeslagen, wij m(eer)
eerder dat de Castilianen ende Macassaren haer
geresolveert, om
beijde seer

die daer sustinerende d’eene ende


belgen, wij vestinge gelecht hebben,

andere het haerlieder landt ende te sij dan willen dat


jurisdictie sijn, waar

wij weder
goedtwillich van daen verhuysen sullen, of dreijgen ons
gewel-
sullen daerinne nochtans
dichlijck te over coomen, wij meijnen, sij beijde
ende dat den 4 wiens
ongelijck te hebben Coningh Mandarsaha ), recht

ende saecke UEde mainctineren, daer ende hebbe te


op over
wettelijck
achten niet noodich tegen haerl. saeke
seggen, maer
wij om een van soo

clenen importantie een harnas aen te trecken, besijden dat de rijshandel


daer oock niet voort sal willen”.

De meende zonder of ruzie wel van elders


Hooge Regeering oorlog
te kunnen betrekken. Daarom verder: „doch wert daer
rijst schrijven ze

en
tegen van Maginado (geseijt Mindanauw) vrij grooter hope gegeven

om de inne waertse quartieren 5


) van
rijs te connen dienen ende een
goede
deden daer sulcx het
quantiteijt jaarlijcx met propre profijten te venten,

wel conde te resolveren daer of het aenstaende


wesen
wij quamen nu
jaer

een cleen
kotje op
te slaen ende 15 a 16 soldaten met een Ondercoopman
te als die
voor een
tijdt plaetsen soo
luijden seer
instantelijck op ons ver-

te sien wat dien handel vallen sal willen, des


soecken, om van ons op

Matarams niet veel verlaten heden have-


wispeltuijrichheijt mogende, sijne
ende weder deselve
nen
openende 6) morgen sluijtende”.
Het voortbestaan de Nederlandsche te Manado
van
vastigheid hing
aan een
zijden draadje, want voor overmacht zou men
wijken.
Eind 1658 7
) Gouverneur-Generaal Raden
rapporteerden en naar

Holland: „Hoe het of Manado met den wil uyt-


op Tagelando rijsthandel
vallen sal den leeren, de Gouverneur Cos daer
tijt gevende hope jaerlijcks
als der gerust handelen mocht, in troucque
8 cleeden wel
men
) van een

quantiteijt van 400 a 500 lasten


padie soude te
negocieren sijn, dat voor

0 L. A. Baf. Afg. Patr. Br. 1657/8, bl. 23/4 d.d. 17 December 1657.

J
3
) Onleesbaar, daar er een gat in het papier is. ) =in allen gevalle.
4
) Van Ternate.

5 6
) Ternate, Ambon en Banda. ) n.I. voor den rijsthandel.
7
) L. A. Bat. Afg. Patr. Br. 1658/9 d.d. 14 December 1658 bl. 30. 8
) Ruil.
17

Molucco selve tijde poodt noch


bij van al een
goedt ontseth sonde wesen,

het daer dien handel


maer vreesen wij met almede niet sal voort willen,
makende niet alleenich de Casülianen, oock de alhoewel
maer Maccassaren,
sonder redenen,
wij meijnen eenige schijn van daer op al mede hare pretentie,

door
waer se de Compe. ten minsten in het doen van hare geruste negotie
daer sullen beroeren comen, ende haer met het selve selfs noodsaeken
van

van daer weder te cramen, dat sonder veel verlies


op can
geschieden, sijnde
het daer rechtevoort sterck 20
guarnisoen coppen
onder den
Chergant, die van

ons hier ordre heeft, indien de Maccassaren met eenich


aensienlijck ver-

!) derwaerts overcomen mochten, gelijck daer de al


mogen van
geruchten

langh geloopen hebben, ende sijlieden begeren, hij van daer sal opbreken,
hem daer niet te setten 2 haer
tegen geweldich ), maer
gehoorsamen, in

der bester door te met dat fiere volck 3


voegen gaen, om om een
cleentje )
niet weder over
hoop te raken”.

Gouverneur Cos hield met zijn optimisme er


bij de Heeren den moed

in. Eind 1659 meldden ze aan de Bewindhebbers: 4


)

„Den Manado sich heel


rijshandel op begint apparent te verthoonen,

schrijvende den Gouverm Cos wel van 1000 lasten die daer soude
padie,

gereet leggen, ’t welcke


rijckelijck op halff zoo veel
rijs mach
gegist wer-

den s) maer connen hier het hooch


wij qualijck voor soo
aennemen, sul-

lende anders waerlijck een


plaets van
importantie voor d’E.
Compe wesen,

de
om oosterse quartieren bij ongelegenth(eijt) van
gedient te
mogen
werden ende ’t last cleeden
rijs tegen gereeckent niet boven 10 realen

costen, dat souden


seer
goede coop granen sijn. Wij zijn dan voornemens

die plaetse eerst noch in te houden, daer rechtevoort


voor leggende om

de dreijgementen de Maccassaren 35 soldaten in welcke


van
guarnisoen, wij
daer die swaricheden declinerende weder tot het oude cleene
naer, s) ;

off
getal, wat meerder, reduceeren sullen”.

Het 1660 echter


jaar was een tegenvaller. „Met den rijs procure
7
)
Manado het niet veel ’t
op schijnt om lijff te sullen hebben, want daer in

1000 lasten
plaetse van
padij (gelijck ons
hoope van
gegeven
is
geweest)
niet als 100 dittos door
meer
gewonnen sijn, waer seer
twijffelen off wij
de daer al continueren sullen, het
vestinge gebout langer ten ware
sijn
aspect hadde 8) dat den Castiliaen daer mede in
wij sijne rijsprocure
verhinderen sullen ende deselve daer door t’eer ende lichter
seer
bewegen
omme van daer te den Maccassar
op cramen, mitsgaders om een
oogh op
te houden, 9
sij ons
langs dien wech
) t’avondt off
morgen
niet eens

2 3
’) =
krijgsmacht. ) = met geweld te verzetten. ) =om een kleinigheid.
4

) L. A. Bat. Afg. Patr. Br. 1659/60 d.d. 16 December 1659, bl. 29.

5
) Voor lezers buiten Indië diene dat padi rijst in den halm is.

6
) = als de moeilijkheden zouden afnemen. ’) =de rijstopbrengst.
8 9
) = tenzij het er naar leek. ) =
opdat zij zoodoende niet enz.

2
18

te dat anders
onvoorsiens in UEd. oosterse conquesten comen vallen, sij
in
doen connen, ende
wij nu altoos door middel van voorsz. vestinge
lichtelijck
ende door deselve die van Amboina ende Banda van gepreadvert(eert)
Molucco,
deffensive in
connen werden i), ja meijnt d’E Cos dat wij met 2 jachten

Lembe ofte daer omtrent te houden haer macht daer sulcx


de strate 2)
te 3
daer niet door souden weten raken, )
souden connen becommeren, sij
staken”
maer genootsaeckt sijn, haere verdere
voyagie te 4).
voerde uit deed
Simon Cos liet het niet bij plannen maken. Hij ze en een

kruistocht in de Celebische wateren tot Amoerang toe met het jacht


deze tocht
Molucco en de chaloep de Diamant. Voor de Spanjaarden was

Celebes de
de aanleiding tot het begin van hun wegtrekken van en voor

Zoo dacht over


Macassaren was men niet meer bezorgd. men weer op-

niet meeviel.
den te Manado, vooral daar de rijstleverantie
heffing van
post
het beschieten
„Met den handel op Manado oordelen haer Ed. dat weijnig

bedenken of het daer niet en behoorde te


sal en
geven
in guarnisoen van

de Macassaren nu vreese hebben” 5).


werden gelicht, alsoo wij voor geen

Manado gehandhaafd
Gouverneur Cos komt de eer toe de bezetting van

te hebben. verklaarde dat van


opheffing van den post geen sprake
Hij
dienen te
mocht zijn en „dat daer ten minsten 10 of 12 man
gehouden

worden de die daer noch is vallende ende die sijn E.


begroot
om
wijnige rijs
het last” 6
100 off 150 lasten
jaerlijcx tot 12 Realen ).
op
het eens aanzien.
Men zou voorloopig nog
met enkele
Intusschen kwam het in de Minahassa tot moeilijkheden
Maar kon gerapporteerd
stammen, voornamelijk de Tondano’. spoedig
doene
worden naar Ternate uit Manado „dat de zaken aldaer in goede
in het lak 7) de Tondaners begeven
waren ende dat de rebellen sich tot bij
of
hadden; dat ook de
overige negerijen of ingenomen gedwongen waren

4 met 65
te houden; (de Gouverneur) heeft daer op chaloupen
onse
zijde
derwaerts de voor-
soldaten ende eenige wakkere Mardijkers gesonden om

lak omtrent 1400 weerbare


noemde rebellen dewelke in het gemelte

sterk aldaer met des


Konings «) hulpe te beoorlogen
Alphoeresen waren,

haer tot dese 3 conditiën te brengen, te weten;


en

boven zouden verlaten en


eerst hare woonplaetsen
dat zij voor

aen strand komen woonen;

Ternate dit weer aan Ambon en Banda een waar-


i) = dat Manado bijtijds aan en

kon zenden.
schuwing voor gevaar

n Straat Lembeh tusschen Kema en Poeloe Lembeh.

houden hun vloot daar zóóveel


3 in Straat Lembeh te
) = dat wij door twee jachten
dat niet door zouden komen.
last zouden kunnen aandoen, zij er

4
A. Bat. Afg. Patr. Br. 1660/1 d.d. 16 December 1660, bl. 47/8.
) L.

s
Daghregister 15 Febr. 1661.
)

1661, bl. 35.


8
L. A. Bat. Afg. Patr. Br. 1661/2, d.d. 19 December
)
8
) n.l. Manado.
’) Lak =
meer, Portugeesch „lago”. van
19

ten tweeden dat de


zij principaelste belhamels otte immers i)
deselve de
eenige van aen onse zoude overleveren;
en ten derde, dat de gedane
zij voor oncosten ende het missen

den *), door haer


van
rijs veroorsaekt, 50 of 60 slaven
3) tot een

boete zouden betalen,

welke 3 conditiën
buijten maer
insonderheijd buijten de 2
eerste, geordon-
neert is met haer niet te het
sluijten *), dewijle andersins alle jare, gelijk
met de
Spaense, wederom te doen zoude wesen
5
).
De expeditie had succes en bracht rust.

„Die van Tondano aan de N. Oosthoeck ’t


van
eijlandt Celebes, hebben
hare wallen ende
eijndelijck vestingen af
geworpen
ende haer schiet geweer

aen onse besetters tot Manado waer mede dan die landen
overgegeven,
weder in rust Wat
waren
gebracht. quantiteijt rijs jaerlijcx van daer sal

connen
worden, sal haest
getrocken nu connen worden
gesien. In allen

gevalle blijven wij van


gevoelen, dat de
besettinge niet daer
geheel van

sal dienen te worden dat anders Maccassaren


gelicht, uijt vreese de daer

sullen trachten in te kruijpen, ofte oock wel de


Spangarden, gelijck se al

onderstaen 6) e nde seer hebben


goede gelegentheijt toe mettet
eijlandt
Ceauw daer haer volck ende
?), sij al eenich Christendom hebben, het

welck niet dient te 8


en
geschieden” ).

De Spanjaarden zagen geen


verder heil in
verblijf in de Molukken.

Het was bericht de


een
verheugend toen
Hooge Regeering naar de Zeven-

tien schreef: 9
„De
): Spangarden hebben
eenigen tijt herwaerts haer

vasticheden ende sterckten in Molucco verbrandt ende


afgeworpen, verlaten

ende
sijn eijndelijck metten
geheelen ommeslach
io) den 2
Junij verleden

van Romi u) vertrocken sonder daer eenich het alderminste


nae Manilha,
teecken van possessie ofte besith te laten. Het Christendom
over 12)
hebben ’t meerendeel met haer
sij voor
gesleept, vele
tegen haer danck
is),
maar de Mooren hebben haer, onder
een
gedeelte Ternate, een
gedeelte
onder
Tijdor begeven”.
Zoo kon de geruster leven
nu
Compagnie „een ...
leijden” 14)
Maar met de uit de Minahassa
rijstleverantie vlotte het niet. „Sedert
het vertreck van den Gouverneur Cos en heeft Manado niet
men van meer

') In allen
gevalle.
2
) Door den oorlog had de rijstbouw vrijwel stilgestaan.
3
) Slavernij was voor de zeventiende-eeuwers een Bijbelsche instelling. J. E. J. Capitein,
een slaaf Afrika’s Westkust, werd te Leiden Doctor in de
gewezen van theologie op

een proefschrift: „Slavernij is niet strijdig met het Christelijk geloof”. (1742).
5
6
vrede te sluiten. Daghregister 7
‘) =
geen ) 1 Juni, 1661. ) =
gedurfd. ) Siauw.
8
L. A. Bat. Afg. Patr. Br. 1662/3, d.d. 26 December
) 1662, bl. 51.

9
) ~ „ ~ 1663/4, 5 September 1663, 9.
„ „ „ „ „

’°) = hun geheele hebben en houden.


n
) De Spaansche reede Ternate.
op
12 13 u
) = de Christen-inlanders. ) = zin. ) Daghregister 15 Junij 1663.
20

Chiau
bekomen, ter oorsaek dat de
Spaense Jesuijt van
als een last padij
met een
de tot Tondano tegen de Compe weder opgehitst en
inwoonders

versien met aensegging, dat de Spanjaerden gesmt


buskruijd hadde,
pot
alsdan
aldaer weder een fort te maeken en met beloofte van dat sij
waeren

Hebbende insgelijx
de Hollanders van daer souden jagen.
gesamenderhand
haer met weder
te overvallen, zoo sij
die van de negerije Kima i) gedreijgt
2
wilden begeven. De sergeant mayoor
van Colongo )
tot de
Spaense zijde
en eenig volck tot Manado gekomen
was
korts daeraen met 5 vaertuijgen
den te tasten, doch door
onder van vrundschap, pols
om
de onse, schijn
de voornoemde
aldaer in arrest gehouden. Waer op
onsen
commandant

9 en 30 boniten s) met omtrent 140 koppen gemant,


met correcorren
Jesuijt
niet willende wachten,
fortie Tagelanda verschenen zijnde en
voor ons op
soude zoo hebben de onse,
dat Ternate ordre ofte bescheijd komen,
tot van

andere, de voor-
versoeck van
den Koning van Tagelanda en

op het ernstig
onder schriftelijke beloofte, dat sij tegen
noemde gevangens gelargeert 4),
souden machineeren.
Ende hoewel de gemelte paep
niets en
de Compe
met kennisse en ordre van den Spaensen
verklaerde, dat sulks alles geschiede
is
Gammelamme 5
), gelijk het ook noch nader gebleken
gouverneur op
soo
sergeant-mayoor geschreven,
2 Spaense brieven aen den gemelten
uijt
ende
ignorant 6) gehouden
heeft sich nochtans de gemelte gouverneur
te
daer van te hebben en, om de saeke wat schijns
kennisse
geseijt geen
daerover bestraeft, met bevel van
de voornoemde en andere
paep
geven,
7
te laten” ).
diergelijke dingen nae

in handen, wat
Het handhaven van de bezetting te Manado legde men

die toch immer meer koopman


een handelslichaam als de Compagnie,
bij
van een
boekhouder. „Om na er

dan staatsman was, mogelijk is,

verwachtinge van
den
rijs
die de gem(elde)
te becomen van
seeckerh(eijt)
voor deselve soo het
ende waer van
plaets jaerlijcx sal connen uijtleveren,
Ternate derwaer s

al wat te hooch
is geworden, is uijt
schijnt opgegeven
intentie om nae het
met
boekhoud(e)r Jacob Geel genaemt,
monden een
daer
den selve de voorschr(even) besettmge
van
goet of quaet rapport
dat ten dienste van e
ofte wel te lichten, nae
noch langer te laten,
te sullen wesen, om se met geen
sal worden best
Comp(agnie) geoordeelt
toen hij 21 Septem er
oncosten te beswaren” 8
). Zijn rapport,
onnoodige
„Men hoort daer alomme van
Ternate terug kwam, was niet ongunstig;
op heel
wort daer noch met
De Manado en

geen swarigheijt. padij-teelt op


tot
Dies is de besetting aldaer noch gecontmueert, ge-
desperaet gestelt.
hebben van het aenstaende
van de inwoonders, die toesegging gedaen
noegen

klein, aardrg).
2 5
Inlandsche kleine
prauwen. (Portugeesch „hcnde”
Kema. ) ?. )
i) 7 15 ibM.
6
den domme. ) Dagregister Juni)
s
) Van
) Op Ternate.
4) vrijgelaten.
1663 bl. 92.
a') a. Bat. Afg. Patr. Br. 1663/4, d.d. 5 Sept.
L
21

hebbende de quaed-
mousson een goede partije aen de marct te brengen,

Tondaners en andere haer eijndelijk onder des Comps gehoorsaemheijt


willige
ende hare te water 4
) t’ eenemael verbrant, mitsgaders op
begeven negerijen
maken ter hun
het vaste lant weder nieuwe negerijen beginnen te plaetse
2
door onsen commandant aengewesen” ).

zich om aan
de
Niet alleen Portugeezen en Spanjaarden beijverden
de Nederlandsch Oost-Indische
inlanders het Christendom te brengen, ook

het hare van de Gereformeerde Religie.


Compagnie deed tot verbreiding

~Het Christendom werdt aldaer 3


) met
groote genegenheid aengenomen

heet het in 1663 4


een
verslag van
).
soo
„Ds Buram 5) heeft de schooien daer alomme gevisiteert en, op

Manado, als op Makian, 28 kinderen en


bejaerde persoonen gedoopt en

Ewd niet alsoo


eenige getrouwt, maer op Tagelande en was
syn aengeweest,

de de negerijen 8001, Totholi en Lagan, ge-


Koning van
Tagelande tegen
Waerom deselve
legen omtrent
Kadiepan, ten oorlog was getrocken.

1662 den commandeur geschreven


Koning in de maend van September aen

den H.
heeft om aldaer een
predicant te mogen hebben,
die aen hem doop

mogte bedienen. Zijne affectie daertoe drukt hij seer beweeglijk uijt, seg-

onder andere: niet te dencken, dat ick het Christen geloove


gende en gelieft
twee woorden. Ik
niet en sal aennemen, want ick en ben geen man van

versamelen om in het
alle
sal volgens mijne belooften mannen en vrouwen

Christen onderwezen dan daernae, alsser een predicant


geloove en wanneer

te
komt, te worden. Ik zoude wel over gekomen sijn om mij
gedoopt
alsoo kinderen noch niet ten vollen
laaten doopen, maer mijn vrouw en

in haare hebbe ick het selve uijtgestelt.


gebeden geleert en waaren,

sullen den predicant verwachten, maer


Onderwijlen al leerende, wij
Daer nae
heeft
hij most in November komen en dan sal ick thuijs sijn.
brief Laut ofte admirael ter zee aen den
hij noch een met sijnen capitain
Laut het
commandeur waerin
hij klaegt,
dat dese capitain
geschreven,
broeder daervan
Christengeloof niet en wilde aennemen en bovendien sijn

hadde; welke Laut in October weder nae Tagelande


afgetrocken capitain
kinderen
is, hebbende belooft ende dat
hij sijn broeder,
gekeert beterschap
soude laaten
ende die hem verder
mogten aengaen,
in de christelijke religie

onderrichten. Ende is den


Koning van Tagelande wijders toesegging van

haast alsser een van


den predicant derwaerts te sullen senden gedaen, soo

2 3
=in de Molukken.
') Paalwoningen. ) Daghregister, 22
Julij 1664. )
4
) Daghregister, 15 Junij 1663.

wiens geschil met den Gouver-


5
) Ds. Joannes Bururrt, in 1656 in Indië gekomen, over

In 1661 kwam hij Ternate


Valentijn uitvoerige berichten geeft.
op
neur van Ternate
O. I. Predi-
woordenboek van
cf. C. A. L. Troostenburg de Bruyn, Biographisch
kanten, 1893, i. v.
22

Batavia soude ds Bunim Batavia vertrocken


wesen
gekomen, dewijl nae

was.

Ende alsoo de Candhar, het ook


Koning van
op eijland Mindanao, om

een predicant geschreven heeft, versoeckt de


commandeur, van Voorst
!) aen

haer Ede, dat hem werden In de schoole aldaer


een
mag toegeschickt. sijn
in de maend November 1662 50 ofte
van geweest jongens kinderen,

tamelijck onderwezen, en 40 of 50 mannen en vrouwen, die wel toe-

nemen”.

Ds. Burum verliet Ternate in het de Oliphant, kwam


schip waarop hij
te „in wiens
overlijden, plaets daer
bij provisie weder gebruijckt wort de

Sebelius, 2
) verleden ende Banda
predicant jaer uijtgecomen, voor
ge-

projecteert geweest, ende stondt te vertrecken nae Manado, Tagelando ende

de visite te doen ende den Vorst


Sangij om
3) insonderheijt om van

Tagelando den Christelijken doop te die verhoopen dat tot


consecreren, wij
dienen
een
exempel sal om van veele andere gevolcht te worden, als wanneer

Ternate wel Predikandt soude meriteren” „De Coning


een
4). van Tagelande
en zijn huijsvrouw zijn door ds. Sibelio gedoopt met noch 152
bejaerde en

31 kinderen”. De Siauw stond onder invloed,


bevolking van
Spaanschen
de met
„alsoo Jesuijt Francisco de Medes noch een van
zijne confraters

en 50 ingesetenen Gammelamme daer die in


van over
gebleven zijn om
luyden
hare devotie te houden, haer aldaer
hebbende, na
seggen, voorgenomen

een sterkte te leggen en noch een op Celebes, aen Quema,


5
) niet verre van

Manado, daertoe zij al plaetse hadden 6


).
uijtgecoren”
Het tot intrekken de baan.
plan van den post Manado was
nog
niet van

De Commandeur Ternate in
van
ging ver
zijn bezuinigingsijver: ~ende
ook of Bachan,
vraegt Makjan, Manado, selfs ’t casteel
Orange niet en dienen

ontvolckt of vermindert te werden Manado sonde men geheel konnen


verlaeten alsoo de de versien
Koning met eenige ammunitie van Compe wer-

dende kan bestaen. Ende, indien haer Ede


genoegsaem tegen sijne vijanden
daertoe konden verstaen, zoude Ternate door minder
een
persoon van
quali-
konnen
teyt waergenomen worden” 7). Men zou
zeggen dat deze vijftiende

„Landvoogd der Moluccos”, Antony van Voorst, in een


baloorige stem-

deze
ming voorstellen deed als reactie
op
het feit dat hem slechts een

Commandeur-schap was verleend, terwijl al zijn voorgangers den titel van

Gouverneur hadden. En dan te bedenken militairen ter


wat een
handjevol

bescherming gebruikt werd; de staat van 1664 8


) vermeldt:

') Antony van Voorst.


2
) Ds. Petrus in 1662
Sibelius was te Batavia gekomen. Door schipbreuk belandde

hij in Ternate, stond.


waar hij van 1662—1664
3
4
) Kerkelijke inspectie. ) L. A. 1663/4 bl. 12.
Bat. Afg. Patr. Br. d.d. 5 September 1663,
5
) Quema Kema. ‘) Daghregister, 22 1664.
Julij
=

’) Daghregister, 11 Augustus 1663. ) Ibid, 22


Julij 1664.
23

„’t Guarnisoen is althans vermindert tot


op
163
koppen en verdeelt,

als volgt:
casteel, 102
aen ’t Orangie
de in ’t 6
op punt, Voorburg, Mardykers quartier
Bachan 22

11
„Makjan .

Manado 16

5
„Toloa
1
„Tolucco

163”.
somma

het
Commandeur van Voorst deed wel
zijn best tot verbreiding van

geloof:

„Tot voordering en voortplanting van de christelijcke religie op

3 4
Manado ende Tagelande had den commandeur uijt Amboijna a

alsoo
geen becomen,
schoolmeesters tot toe
Maleijtse versoght, dog nog

niemant wiert bevonden daer op te breecken ende nae Molucco


van
genegen
tractament ende E. dan
over te comen
buijten verhoging van
waertoe zijn

ordre hetselve werck niet t’eenemael tot niet mogte


versoeckt, opdat goede
in ’t
comen te lopen; zijnde gemelte natie niet alleen veerdig aennemen,

in ’t oock vrunden van


gewillig leeren, goet van naturel, maer
getrouwe
kleene ende dienst
de Compe ende van dewelke
bij gelegentheiijt geen hulpe

zoude worden”
connen
getrocken !).
Het bezoek van den Commandeur van
Voorst aan de Minahassa, reeds

in de door.
lang pen, ging eindelijk

„Den commandeur van Voorst, nae dat hij lang en te vergeefs nae

daermede zijn
de comste van het
fregat, de Sagouboom, hadde gewacht om

met
voorgenomen voijagie nae Manado aen te vangen, was eijndelijck een

17 derwaerts vertrocken
chaloup van den Coninck, Mandarsaha, op Junij
vont daer
en den 28sten derselver maent aldaer behouden aengelandt; hij

alles in den Coninck, Loloda, tot Amoura 2


) een bescheijden
goeden stant,
de
persoon van goede conditie en totte
Compe genegen,
mits gaders

ende volck, van dewelcke een


Alphoeresen een geseggelijck arbeijtsaem
met
goede partije graenen sullen connen
getrocken worden, wanneerse

Den
sagtsinnigheijt ende discretie werden gecommandeert en
aengemaent.
ende de overheden hadden haer over de
gemelte Coninck van Amoura

comste van den commandeur seer


vergenought getoont ende belofte gedaen
de teelt ’t selve hadden de Alphoeresen
om
padij meer en meer te behartigen;
te
mede belooft, soo datter in aenstaende wel de helft meer graenen sullen

stonden te
verwachten zijn, als
sijn E. versekert wiert, datter nu gelevert

worden.

’) Daghregister, 4 Aug. 1665. -) Amoerang.


24

Tot Manado het den commandeur 40 lasten


waeren
bij aenwesen van

padij tot Amoura stonden niet min dan 50 lasten te


gelevert en
ontfangen
worden; ende maeckt E. dat de Manados dit 100 lasten
zijn rekeningh, jaer
sal deselve
connen
uijtgeven, maer het stont aen
vaertuijg te ontbreken om

van daer te haelen.

wel 160 las-


Sijn E. had naer
Amboijna geschreven om een
scheepje van

off hem daermede al sullen


ten, dog hij twijffelt, sij connen gerieven, soo

dat het dat Batavia daer toe wellicht sal


schip, van staet te comen, moeten

geëmploijeert worden ende tot in


Augustij ofte
September dienen over te

blijven; off, soo dat niet en


mag geschieden, versoeckt zijn E. een
vaertuijg
50 lasten daer te continueren. De Coninck ende overheden
van om
gemelte
waeren gedisponeert om, in
plaetse van de houte
vesting ende logie, een

redout de
steene te maecken, onder met een kloeck packhuijs om
graenen

in te dat de
bergen, mits de Compe daertoe eenelijck sal besorgen werck-

baesen ende het den commandeur dat dit


noodige ijser werck; meent, een

dienstig werck sal


zijn en niet alleen strecken sal tot meerder versekeringe
de oock tot ende die natie
van
Compe, maer
vergenoeging gerustheijt van

dat
ende een schrick van
Comps partijen. Sijn E. heeft oock
hoope, sig nog

wel de de teelt Manado zal


ijets voordeligs voor Compe buijten padij op

openbaren, om reden, dat de luijden voor


desen door de
Spaense in
onmaght
de vooral ’t datse
zijn gehouden geweest, daerse nu door Compe geen,

leveren, betaelt worden; aldaer hem te


terstont bij sijn aenwesen quam

vooren goet dick ende oock *) schiltpadshoorn, waervan hij twee

oversent, versouck ordre, tegens wat en in wat


monstertjens met om
prijs
dat de
quantiteijt hij hetselve sal
mogen incoopen, zijnde van gevoelen,
inwoonders weder het
onder een
redelijcke beloning wel tot schiltpadden
sullen haer hadden de
vangen te bewegen zijn; nae seggen, soo
Spaen-

jaerden onder haere regeringe doorgaens partij e daervan versamelt en

’t de Nae de 2
selve aen Macassaren vercocht. lont, van bast lahenda )
heeft E. oock ondersouck den Coninck lant-
gemaeckt, zijn gedaen en en

grooten daer voor een


redelijcke beloningh gepresenteert; dog sij seijden,

datse het tot het haelen de


geen kennisse maeken van
van hadden, maer

bast selve wilden haer Den commandeur heeft


sij geerne
laeten gebruijcken.
last veel daer in te als te becomen sal zijn,
gegeven om soo van saemelen,

in Ternaten door de ende andere ofte wel


om
Mardijckers gesponnen onge-

andere soort
maeckt nae Batavia gesonden te worden. Sijn E. had nog een

!
') Niet ingevuld. ) ? Het Daghregister, 4 Aug. 1665 beschrijft de lont als volgt:

„Op Manado valt lont, die van seker bast van boomen gemaekt wort ende de

londt in deugt overtreft; want, schoon datse nat geworden is, ’t in


cocos ver sy

soet off zout het de tot


water, droogen in zon maektse weder goet ende bequaem;

een preuve zent den commandeur nu een bos ende nae hem bericht is,
over;

souder metter tijt wel een goede quantiteit van te becomen daer zijn E.
wesen, nog

naeder nae zal inquireeren”.


25

bast de meest ende mede het rotten niet seer


van
gevonden, voorige gelijck

onderworpen.
Den Francisco d’Miedes, t) Chiauw domicilium hou-
Jesuijt, pater tot

dende, is den commandeur tot Manado geweest. Desen priester, de


bij fijnen
ende het dootslaen der Manados te laste
gepleegde roverije onderhorige
dier restitutie meende hem met ontkennen
geleijt ende wegens geëijst zijnde,
daervan te suijveren.

De commandeur maeckte de minen in arrest te sullen


om
zijn persoon

houden, ’t welck oock soude indien de vreede tusschen onsen


geschiet sijn,
’t selve hadde toelaeten; echter is hem
staet en Spanjen connen aengeseght,
dat weder ’t
hij noijt tot Manado sal
mogen comen, en sij met schriftelijcke
licentie de haere heereh
van
Compe, om dat
hij de onderdanen tegens op-

weder vertrocken” 2
roerig maeckt; ende met dit bescheyt is hij ).
De 30 December 1665 in de
Hooge Regeering ging besoigne over

Ternataansche zaken en besloot naar


aanleiding der
rapporten: „Die van

Manado toe te staen haer versoek een steene redout voor onse beset-
op
werk toe
tingh te maeken en dat de Compe daer de werk basen en het ijser
sal
geven” 3).
het bouwwerk
Het
jaar 1666 liet zich
gunstig aanzien. Leiding bij
als hooft tot
moest de
sergeant Jan Babtista
geven,
wien „soo langh hij
werd 4 Van
Manado wert gebruyckt” „vaendrigscostgelt” toegevoegd ).

gebrek slag met de Minahassers te bleek voorloopig


zijn aan om om
gaan,
De hieronder 5
niets naar buiten. volgende berichten waren
gunstig ):

„Met het Nieuwendam ende ’t de


jacht fluijtje Sandlooper was
besendinge
Manado de die daer
nae
gedaen. Volgens advijsen van
ontfangen waeren

scheen wel staen. De hadde


ginder noch alles te padijteelt een seer
goeden
ende door de inwoonderen 107 lasten de
voortganck genomen was aen

E. teeken door haer daer inne als oijt tevooren


Compe gelevert, een meer

wert sulx daervan heeft ende soo


geijvert, men
nog grooter verwachtinge
de 6 residentie aldaer noch te
uijtvallende pijne waert ) sal wesen de con-

tinueeren, waerende wenschen houte die den


te dat de vestinge, Coning

') Hierboven reeds vermeld bl. 22.


op

!
) Daghregister, 4 Aug. 1665. De uitgever hiervan heeft een vermakelijke vergissing

begaan schipbreukelingen door heydenen levend laat ver-


op dezen datum, waar hij

slinden, terwijl er staat heyen, haaien.

sedert het correl


„Van Manado en was jongste schrijven niet een rys gecomen;

de die de groote aenplanting derwaerts


chaloup Tagelande op gerugten van een

door travaet ende


was gezonden, is op de wederom reyse een omgewaeyt veron-

geluckt; het volck waeren alle door de heyen levendig te gronde geruckt ende

Pietersz genaemt, die sulcx zijn


verslonden, uytgesondert een matroos, Jan voor

ende 6 etmael eten off drincken in doorgebracht


oogen gesien heeft nae sonder zee

te hebben eyndelyck op een klip gesalveert ende te lande


gecomen was”.
3 4
) L. A. Bat. Resolutie van O. G. & RR. 30 Dec. 1665. ) Ibidem.
5 6
) L. A. Bat. Patr. Br. d.d. bl. 44. ) =de moeite waard.
Afg. 1667, 25 Januarij, 1667,
26

aengenomen heeft op zijn eijge costen in steen te veranderen all opgemaekt


wanneer
wij daer in desen
was, sorgelijcken tijt van den Macassaersen

i) wat sekerder
oorlog souden connen sitten, sijnde wij all wat becommert

dat die vijanden (soo se hun van Macassar in aentocht nae de oost mochten

begeven hebben) op Manado een invall sullen hebben hoewel


gedaen, men

ginder welgemoet was om hun te resisteeren”.

Sergeant Babtista’s ontactvol optreden zal toe hebben


er
ongetwijfeld
bijgedragen den Manado de
om
koning van
zijde van Makasser te doen kiezen.

De commandeerende sergeant weet alles aan


tegenzin om het fort in steen

te trekken.
op

Naar Nederland berichtte de


Hooge Regeering 5 October 1667
2) :

„Van Manado den Coninck aldaer met meest


was
tijdinge gecomen hoe

sijn gehele negrijs volck


gevlucht, en d’E.
Comp. de rechte
afgevallen was;

oorsaek daer van en wist men noch niet seker; soo den Commandeerende

Sergeant van daer geschr: hadde soude de te maeken steene die de


reduijt.
Manaders voor desen aengenomen hadden, haer kosten
op eijgen te bouwen,
dese ende vlucht
veranderinge hebben te weeg gebracht, maer was van

tersijden verstaen, dat voorsz:


Sergeant door force bejegeninge omtrent 3
)
den Coning selver vrij wat onlust heeft verweckt, waer over van
ginder
ander in
opgeroepen, en een
sijn plaetse gesonden was, met instructie en

recommandatie door alle minnelijckheijt en civile


bejegeninge die luijden
weder tot haere verlaete woonplaetse onder
Compagnies gehoorsaemheijt
te trecken, daer misschien wel haest sullen
se toe te brengen wesen, wanneer

hun te vooren comt dat de Maccassaerse macht die voorseker wel


sij hebben

verstaen dat benoorden Celebes, de Moluccos te door


om nae comen stont,

ons op Bonton geslaegen was ende dese


gedestrueert is, waervoor arme

menschen ongetwijffelt een groote schrick hebben gehadt, sullende den

President 4) Maximiliaen de Jongh hem selver


ter gelegener tijt in persoon

derwaerts transporteeren, ende met de visite de


eenen
op omgelegene eijlan-
den, Tagulande, Chiauw ende doen”.
Sangij
Het gevluchte volk kwam
geleidelijk terug, zooals blijkt uit het volgend
bericht 5):

„Wat belangt den standt der


Ternaten, sooveel
provincie van voor ons

bericht is ’t sedert de lest gegeven advijsen, die bestaat eijgentlijck hier in.

dat het quartier Manado, den Coninck doe


van
waeruijt (als gesecht) met

het meeste deel onderdanen


sijner geweken was, door het
toevloeijen van

') Over den


Macassaarschen Cornelis Speelman eind maakte in
oorlog, waaraan een

1667 zie F. W. Het de der


men Dr. Stapel. Bongaais Verdrag, vestiging Neder-

landers Makasser, 1922.


op

‘) L. A. Bat. Afg. Patr. Br.


3
opzichte
1667, d.d. 5 October 1667, bl. 20. ) = ten van.

4
) Van 1667 tot 1676 had de landvoogd der Molukken den titel van President.
6
) L. A. Baf. Afg. Patr. Br. 1667 II d.d. 6 December 1667, bl. 176.
27

veele die inwoonderen, door den Coninck Gasteel


van die van ’t afgetrocken

waeren, wederom sterck was aengewassen en gehoopt, jae weijnig aen


ge-

wierd, of sonde in herstelt ’t


twijffelt eerlangh goede gelegentheijt sijn,
welck in dat vermits wel
geweste jaerlijx, bij goed gewas en
vredige tijt,
150 lasten tot 24 ’t last leveren konde, (waer Ternaten pas
rijs R.pr uijt van

derde all
een
benodigt is) van
opmerckinge schijnt”.

Over de den President Ternate lezen x


)
inspectie-reis van van we:

„Tot Manado hadde de President de den 28en


Jongh personelijck Meij
verleden of ten aldaer met den Coninck
geweest, eenelijck principalen, om

(die omtrent de twee


jaeren met de
Compagnie in
oneenigheijt geleeft

hadde, deele dom


ten bij gecomen, soo
waerschijhelijck gelooft wort, door ’t

bestier den
van
vorigen Sergeant als Opperhoofd daer
bescheijden geweest

en ten deele door de stercke de Macassaerse toerus-


geruchten van
groote
de Oost) de onlusten alles be-
tingen nae
geresene weg
te nemen,
en te

waerinne veel dat stilstant


vredigen, soo
gevordert was, gereets van wa-

alle ende dat den


penen, en
vijandelijcke bejegeningen was
besproocken,

Coning met alle de hoofden


sijner plaetsen hadde aengenomen
te raat-

plegen (’t welck van


langer naesleep was als dat den President daer nae

aldaer konde vertoeven) dat hebbende in Ternaten


en
gedaen persoonelijck
over te komen, om een
onverbreekelijck contract van vreede te maeken; ’t

vermoeden is dat de omtrent Macassar ook wercken


oorlogs successen op

de gemoederen deser volckeren, ende des Coninghs. ’t Christendom was

daer in matelijcken doen, ende ter door den Predicant,


waeren voorsz.
tijt
met den President daer kinderen
aengelandt all
eenige bejaerden en ge-

ende moeten die aldaer in ’t


doopt, luijden ooge onser guarnisoen bouderen
all inborst omdat deselve daer onder het
van goeden schijnen, ses van

Opperhooft met Manadose vrouwen ter selver tijt door den Predicant ge-

trouwt wierden. Door de de


voorgeroerde oneenigheden was
londmaekerije
all
en
rijsteelt vrij wat verachtert, dat nu gehoopt wiert wederom te sullen

beteren”.

Voor de Makassaren behoefde het tractaat 18


men na
Bongaaisch van

November 1667 niet bevreesd te zijn. De die de vorst


meer
aanspraken van

Macasser meende te hebben op Celebes’ Oostkust,


gehad „te reeckenen van

Manado aff, tot Pansiano toe” moest „Coninck


aen
hij bij artikel 17 aan den

van Ternate” afstaan.

„Paduca Siry Sulthan Keitsily Mandarsaha, Koninck van Ternaten”

vertelde
zijn wedervaren in een brief, opgenomen
in het Daghregister des

Casteels Batavia 4 October Gouverneur-Generaal


op 1670, gericht aan den

Joan Maetsuycker, waarin o. a. staat;

) L. A. Bat. Afg. Patr. Br. 1668/9, d.d. 18 October 1668, bl. 13/14.
28

„Voorts maecken wij bekent aan den Gouverneur-Gene-

raal en aen alle de Raeden van India dat sedert ’t land Ma-
wij van

den 2den Maendach,


casser op Julij, sijnde sijn ’t
zeij! gegaen, onsen

wegh gevordert hebben door Manado om al de die onder


steden, ons

weder
gekomen sijn te besien en ordre te geven; voorts gingen
onder
wij zeijl naer Manado: den 28en
Augustus quamen wij ten ancker

voor de rivier van Manado, soo de van Manado ons


quam sergeant
onthaelen ende
gingen wij, nevens den sergeant, Jochum Sipaman i)
naer
lant; daerna
quamen wij thuijs bij den
sergeant ende vertoefden

wij daer 8 dagen; onder tusschen lieten den Koninck


wij van Manado

roepen op Amurangh, die quam, maer en wilde in de stadt niet komen,

seggende sich niet durfde de raetsheeren


verstouten om
bij geen

schaemte te krijgen; doch warender boven al de raetsheeren, die in de

stadt Manado ende ’t volck de dat onder


woonen, al van bosschen,
de
Compe sich
begeven hebben, boven den sergeant van Manado noch

15 steden; die allemael


sijn gekomen om ons te saluteren ende daer

goet, als ’t behoort


nevens
eenigh nae ons maniere, in
presentie van

den te ende hebben raetsheeren


sergeant schenken; wij haer
negen
daer hebben al dat volck dat
gegeven; nevens
wij aen
gesegt, tegen-

woordigh, soo wel de grooten als het die onder


gemeene volck, voortijts
ons stonden, soo wel die onder den Koninck van Macasser sich hadden

als die sich


begeven, niet en
begeven hadden, dat sij sich al te mael

onder de wederom souden die


Compe begeven, soo wel de steden,
’t Macasser als andere als in
op eijlant leggen, op eijlanden, ’t luijdt
’t ende dat als Christenen
accoort; sij alle, soo wel die Mahomethanen,
sich noemden, met die in ’t bosch woonen, ons
souden onderdanig
ende dat mede broeders met de dat die
wesen; wij Compe waeren; en

Mooren sijn, geen Christenen worden dat die Christenen


en
sijn, geen

Mahomethanen worden; doch, die in ’t bosch woonen, mochten soo

wel Christenen als Mooren want Qodt heeft die twee


worden; maer

religiën in de werelt
geschapen; 2
) opdat al onse onderdanen onder

de
Compe weder comen als ’t luijt in onsen accoort en eedt, in der

eeuwigheijt ongebreeckelijck.
Voorts de Koninck Manado
quam van ons eere
bewijsen
’t Banca
op eijlant en Jochum Sipaman , de
sergeant, was met ons op

’t sonden Koninck
schip; soo
wij den weder met
jochum in de stadt

Manado-, daerna vertrocken


oock; want hebben hem in
wij wij gelast

') Jochum Sipman.


2
) Deze uiting herinnert de Hairoen Ternate
aan merkwaardige woorden van Sultan van

gesproken tot S. Franciscus Xaverius, door dezen zelf meegedeeld orde-


aan zijn
broeders te Gowa, vermeld cit. 240:
bij Tiele, op. p. „Mohammedanen en Christe-

nen vereeren immers denzelfden God, en de tijd zou eens komen waarin beiden

zich tot één godsdienst vereenigden”.


29

dit Ternate te comen om den inhout onses contracts


Westersaysoen op

en eets te hooren in presentie van den president”.

den Islam in de Minahassa het zulk een


Met de uitbreiding van liep

had, waardoor zich


vaart niet. Dat de
Koning van Manado
eigenschappen hij
ziet uit dit rapport !);
bij zijn onderdanen gehaat maakte, men

in
„Op Manado daer tot noch toe
geen
moorsen
godtsdienst gebruijck
die oock De onderdanen des Conincks ont-
is geweest, wort uijt gehouden.
of hare om de
liepen hem veel, hun
voegende bij de Compe bontgenooten
in corten hem wel 16 of
beter en min
lastelijcke regeeringh, jaa waren
tijt
1700 mannen ontlopen, die haer begeven hadden als geseght.
aldaer oock sterck gerecommandeert
De
aenplantinge van rijs wort

self met verhooginge van de prijs desselfs, maer niet boven de redelijckheijt”.
in de Minahassa
De Compagnie begon de toegenomen belangstelling

te toonen door invoer van klapperboomen en vee.

Manado scheen het werck sich nu beter te willen schicken dan


„Tot
tot oock vruchtbaer
te voren; het Christendom nam van
tijt tijt toe, zijnde een

veel ’t door
lant dat
bij vredige tijt rijs uijtgeven can en can
geheele jaer van

De daer clappus-
Ternate bevaren worden. Sergeant was
gelast partije
ende oock
bomen aen te
planten, ruijmte van lant
genoegh sijnde, waerom

coebeesten derwaerts D’E. President had


partije waren
geschickt. voorge-

onder andere te
nomen eens in
persoon
derwaerts te varen,
om
inspectie
de daer
nemen van de
gelegentht van de
vastight die ingesetenen ons
bereijt-
E. veel had
willigh waren van steen te bouwen maer sijn was sieckelijck en

bed 2
corts te voren volle 5 maanden te gelegen” ).

door te betalen.
Den
rijstbouw moedigde men aan
goede prijzen
Moorse Godsdienst der
„Tot Manado wierdt geen gepleegt, en waeren

scheenen
oock seer weijnigh Mooren en
d’ingesetenen ons meer en meer

daerse seecker wel redenen toe hebben, alsoo ’t verleden


genegen, goede wij

jaer voor ’t last


rijs haer, in
plaets van thien Rds tot die tijt toe genoten,

onversocht, datse
vijftien hebben toegelecht, uijt eijgen bewegingh, op hope
de
daerdoor, t’onswaerts noch meer
genegen, en tot aenplantingh van
rijs
welcke oorsaeck lichter
te meer souden opgeweckt worden, uijt nu te geloven
3
) haer is daer door
dat d’
opbouw van de stene ronduijt behaeghlijck om

houden aldaer ’t welcke


haer te meerder versekert te van ons
verblijf aen

onder haer niet weder te vervallen daerse


haer
gelegen laten, om
Coninghjen
4
af- en bij ons
geraeckt sijn ) na
sijn afval van ons omtrent het begin van

den Maccassaren oorlogh.


daer omtrent de lasten wil alder-
Dit jaer sijn sestigh rijs gevallen en

hande vee gins wel aerden en


bijsonderlijck de koebeesten, gevende eene

Br. 1670/1, d.d. November 1670, bl. 28.


') L. A. Bat. Afg. Patr. 19

2
Patr. Br. 1671/2, d.d. 16 November 1671. bl. 6/7.
) L. A. Bat. Afg.
3
) = redout. *) Ik cursiveer. G. M.
30

Manado melcks als 4 Ternaten, daerom oock


op meer
op gesint waren

meerder derwaerts te senden” i).


Met het koningschap van den vorst van Manado was het
gedaan. De

Minahassa was een republiek geworden.


Mei 1672 de Bewindhebbers
Het jaarverslag, 13 voor
opgesteld, luidt

allerlei de residentie 2
gunstig en
geeft wetenswaardigs over
Manado, ) be-

treffende den het fort de der


rijstbouw, steenen en
roerigheid Spanjaarden:

Manado, daer de lantbouw gewenst, 127


„Op gingh vrij en waeren

lasten Ternaten dat ontrent 60 lasten


padij van
gins op aengebracht, rijs
de dit niet minder, door dien dat ider
uijtbrenght en was
verwachtinge jaer
’t seerst sich in ’t maken
om van
padijvelden beneerstigde, ongetwijffelt
voorkomende door de prijs dat
onse
verhooginge van van
gemelte graen

nochtans na die verhooginge beneden de Batavische marckt is daer dan de

der Mataramse havenen


vraght, risico der zee, sorge voor ’t sluijten en

anders of wel dat


meer bij uijtgewonnen wort; en bij sommige wort gemeent,
het lant niet bequaem tot de bouw, vertrouwen nochtans
over zij rijs soo
3)
dat de meerder de menichte des volckx als maeckende veel handen
prijs, en

licht werck, want daer worden geseijt, tusschen de 4 a 5 duijsent volwassen

4
) zullen
mannen, in dat
geweste te woonen, al van
vermogen sijn, ten

het selve misschien noch


opsichte van Ternaten, en voor soo veel
aengaet, ja
wel dat alles te met leeren zall.
verder, d’ondervindinge
de aldaer, is verleden al
Tot het opbouwen van steene reduijt jaer
tot laste der
verloff
gegeven,
mits ten principaelen geschieden ingesetenen,

worden, niet alleen toe te selfs


daer se
geseijt bereijtwilligh wesen, maer om

aen te houden.

’t Guarnisoen was daer matelijck wel versien, dan


zij claegden over

bootsvolck en versochten d’ordinaris verstercking, tot ver-


schaersheijt van

de der verstorvene die na verlost


vulling van plaetse en
dergenen gewoonte
of niet of sober
worden, dat na ’t sich laet aensien in des
tijts geheel zeer

wenschen te
staet te geschieden, dat wel anders te waere, en
gemackelijck
de het vaderlant dit
doen soude
geweest hebben, soo schepen uijt jaer aen-

hier verschenen, dat vrij


gecomen,
wat stercker gemant waeren
doorgaens

sober is schoon al datse door sterfte meer als ordinaris verlies


geweest geen

geleden hadden.
dat de Castilianen in de Manilha tegen de Coxinse
Niet tegenstaende
in de tot
of Taijoanse Chinesen 5
) wel op hoede en dapper weer waaren

Bat. Patr. 18 December 1671, bl. 115.


') L. A. Afg. Br. 1671, d.d.
2
L. A. Bat. Br. 1672/3, d.d. 13 Mei 1672, bl. 144/5.
) Mg. Patr.
3 4
) = vertrouwen wij. ) = beteekenis.
5
In 1644 viel de kwam de Mantsjoe of Tsing dynastie
) in China Ming dynastie en

aan het bewind. Zeeroover-mandarijnen waren een bedreiging voor de omliggende

Wan) of den
landen. In 1662 verloor de Compagnie Tayouan (Tai Formosa aan

mandarijn wiens naam verhollandscht Coxinga luidde.


31

onverminderd, het
haer versterckinge soo hadden se noch des na
eijlantjen

Ceau voor
desen meermaelen gernelt (leggende tussen Sangij en Tagulande
in die houck
onder ons en Ternaten bescheijden) en haer
uijtterste besitting
11 of 12 blancke onder een Zergiant, een
na ons toe, afgevaerdigt coppen,

of zoldaten ’t hart aenhouden


Corporael, en noch acht negen inlantse op
Manilha
van
het Koninckjen i) die selfs in persoon
daerom na de geweest
onthielden 2
was en met dese verstercking weder gekeerd. De twee
papen )

haer oock noch aldaer.

der Chinesen overcompste Taijoan was oorsaeck,


De geruchten van uijt
daer of Ma-
dat de coopluijden uijt Manilha na Ceau tot de handelinge op

nado met d’onse niet waaren afgecomen, mitsgaders d’ingebeelde vreese

de immers dat ’t watter na desen af comen


voor Tarnatanen, was voorgeven;

evenwel
zal, leert den
tijt.
De
vertieringe 3) der coopmanschappen, was

als wel soo dat


dit jaer in Ternaten wat grooter geweest na
gewoonte,

91000, d’winsten d’ander zijde


daer de oncosten hadden
bekropen ƒ aen

dit
wel bedragen hadden 71
duijsent guldens, soo dat de achterheijt jaer

20 guldens, dat soo veel tot ontlastinge streckt,


maer was
geweest duijsent
verleden
als wesende wel ƒ 48000 minder als ’t jongste jaer”.
daar de Minahassers zich
kwam er schot in het bouwwerk,
Eindelijk
inspanden om het fort te voltooien, dat den naam Amsterdam
vrijwillig zeer

kreeg.

reduict, daer al
„Op Manado was de steene een
geruijme tijd van ge-

tot groot van


sprooken
ende
geschreven is, eijndelijck begonnen genoegen

alle hebben konnen be-


de land-saeten voor soo veel
uijt omstandigheden
Praesidt Francx in Ternate
speuren, ende onsen Residt aldaer ende den 4)
hout ende
duijdelijck schrijven: gelijk sijl; ook calc, steen ende rijkelijck
’t werk ende
vrijwillig daer toe verschaffen, soo dat de Comp. buijten ijser

ende metzelaeren weijnig kosten daer


d’arbeijds-loonen der timmerluijden
sal te hebben. Het werk was al omtrent 6 voeten
hoog gevor-
van
draegen

dert, doen s) den Praesidt den 14. Julij van daer vertrok, ende wier (gelijk

ook hebben) redelijck hecht ende sterk


gemaekt, naementlijck
geordonneert
ende 6y 2 voeten boven de docerende 6)
8y 2 voeten breed het fundament, grond,
5 voeten, binnen ’s 30 ende
tot boven aen de borstwering op omlaeg muurs

Werk
boven tussen de borstweringe 34 voeten breed, ’t was genaemt
ende beter de
Amsterdam. De
plaetse doet sich niet
qualijck op t) te om

de vaste kust
confluentie 8
) der eijlanders ende der nabuurige plaetsen op

Celebes de ende binnen-kust, ofte aen


aen ’t noord-eijnde van aen
buijten-
vremde
de oost- ende west-zijde beijde, op ’t welke nu
geen praetenderen

2 3
omzet.
>) n.l. de koning van Siauw. ) = hielden zich daar ook nog op. ) =

loopend, glooiend, Portugeesch „descer”


5 6
4
j Cornelis Francx. ) = toen. ) Schuin op

steil naar beneden Ook komt voor „dorceeren”, „dosseeren”, cf. Valentijn
gaan.
s
V. I. 197. ligt gunstig. ) het samenkomen.
Ceylon ’) = =
32

als
Kaijdipa *), t welk sich onder onse
gehoorsaemheijd heeft
begeven
ende daer
aengenomen is, onder
blijven sal, gelijk onse meeninge 2
) is

die Ceau dat staende te


tegen van
houden, daer ook wel in
gefundeert zijn
de redenen daer in
van
zijn onsen
jongsten 3) na derwaert ten deele vervat.

Alles is in rust ende vrede die hoek


goede uijt, ende iedereen is gesint sich

de
met Comp. te vereenigen, waerschijnelijck om ’t gerucht van onse
goede
daer den
regeringe, Vaendrig Sipman het
sijne al schijnt toe
bij te brengen.
De des christendoms is
voordsettinge daer van
goede hope, ende
zijn daer

off Mooren altoos


geen weijnig 4) ;
sonder
oeffening haerder Godsdienst,
dat ook sal
geweert blijven. Den ijver der
luijden tot het
rijsplanten blijft
vervolgen” s).

Bij den rijstbouw ondervonden de volkeren, die met de Neder-


openlijk
landers bevriend overlast
waren, van
kwaadwillige stammen. Zonder
hulp
of
toestemming van de Compagnie te vragen,
wisten ze zichzelf recht te

verschaffen.

„Oock soo hadden onse onderdanen


op de Manado, die dickwils waren

clachtigh geweest over


sommige haerer
gebueren, die haer gesaij veeltijts
beschadigen en oock haer volck in de velden
beledigden off dooden, tegen
de selve met wel 4000 rappe in
gasten optocht e) geweest, en de selve tot

gehoorsaemheijt de Comp. sonder


van
gebragt, eenigh verlies onser onder-

danen, der
(soo geschreven wort) en wel van 100 cloecke mannen, der

dat haer hoofden derselver


moetwillige gebueren, soo de voor den
provisio-
nelen Praesident zijn aencomste aldaer hebben
op wesen
verootmoedigen,
in hare dorpen sterck wel 3000 weerbare
zijnde mannen die nu
verhoopt
worden
goede en gehoorsame onderdanen van
de
Comp. te zullen wesen.

Dese hadden wel niet behoort sonder


luijden voorgaende verloff van

den President die tocht t’ ondernemen, maer dat heeft haer niet kunnen
soo

beduijt worden, denckende dat de


goede meeninge 7
) in een saecke
ge-

hoorsaemheijts genough zij, en niet wel


begrijpende het poinct van ordre.

De hadde haer niet kunnen


Vendrigh weerhouden, en hadde den
provisio-
nelen President nu van ons ordre bekomen om de tocht toe te
staen, gelijck
voornemens was te doen, maer ’t werck was al beschickt.

Met de des christendoms


voortsettinge gaet het noch al na de ver-

leden dan het komt


jaerse bescheijden, en
gantsch niet wel, dat de predi-
canten daer dickwils wesende in de 5
soo veranderen, nu
tijt van a 6 jaeren
4 5
a
predicanten geweest, waer van der 4
gestorven zijn, en een om
zijn
aldaer Amboina Hierom doen die dese
ondienstigheijt na
verplaest. soo van

2 3
’) Kaidipan. ) Bedoeling, plan. ) In onzen laatsten brief.

4
) Weinig of in ’t geheel Mohammedanen.
geen

5 6
) L. A. Bat. Afg. Patr. Br. d.d. 31 Januari 1674, bl. 102. ) Op expeditie.

’) Bedoeling.
33

plaetse i) voorslagh van twee


predicanten te mogen hebben, waer van den

eenen aen ’t groote Gasteel Ternaten, en d’ander op de Manado souden


op

plaetsen, mits dat dese laetste oock sonde visiteeren ’t


eijlantje Tagulande
Taroena Wat
en op Sangij. voor
besluijt op dese zaecke staet genomen te

werden, kunnen voor alsnoch niet daer


verclaeren, maer
op staet te
zijner
te worden” 2
tijt gelet ).
Enkele het werk der
verslagen van
Evangeliedienaren vragen onze

aandacht.

2
) Ternate. ) L. A. Bat. Afg. Patr. Br. 1675/6 d.d. 23 November 1675, bl. 62/3.

3
IV.

TIEN CHRISTENDOM-VERBREIDING.
JAREN

de ken-
Een
merkwaardige bijdrage tot de zendingsgeschiedenis en tot

toestanden Ds Montanus’ 4
) „Den 25sten
nis van Moluksche geeft rapport;
hadden ook haare Edelheden op Batavia
November (1674) goedgevonden,
niet alleen dat Ds Montanus deze kerk visiteren, maar den 2den December ook,

dat hier dat ook de Proponent, Simon de Large, tot


hij blijven leggen, en

herwaarts vertrekken
zijn hulp zou.

verricht heeft, dit


Wat deze Heer
bij zijne kerk-visite hier blijkt bij

hier bericht”.
nevensgaande omstandig kerkelijk

Aan den Ed. Heer Gouverneur

Anthonio Hurdt.

GrootAgtbare, Manhafte, vrome,

zeerwijze, bescheidene Heer,

Mijn Heer,
doelwit
Deze letteren tot haar voornaamste beoogende een ter loops
de eilanden, Oebi, Batsjan,
verhaald vertoog mijner verrigtingen op Makjan,

Manado, &c.
Tidore, Ternate, Tagulanda, Sjauw en
Sangir,
des Godsdiensts het eiland Oebi is deze, alwaar
De gelegentheit op

(bestaande uit den


Corporaal, een Bosschieter, en
voor een
vergadering
maal hebbe 2
). Het Gebeden boek,
negen Schildergasten) een
gepredikt
uit hoi 3
Gebedeken voorgelezen word uit de Oeffe-
waar
bij en gras ) een

der oud beschimmeld Huis-postil 4


),
ning Godzaligheit (Pagina 259) en een

!
Ds f. 392 ) =ik heb.
') Franqois Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indien, I, e. v.

3
) te hooi te zoo nu en dan.
=
en gras,
4
) Een huispostil was een verzameling preeken en verklaringen van Bijbelteksten.
die in Indië
Justus Bulaeus, een tijdgenoot van Prins Maurits, stelde er een samen,

uit Buleus
veel gebruikt werd. Valentijn V. I. f. 66 spreekt van „een predicatie

cf. A. L. Troostenburg de Bruyn, De Hervormde Kerk in N.-I.


Huyspostil”, C. van

Arnhem, 1884 bl. 350, noot.


35

in hoek, met bezet,


waren een
spinnén-webben ter neer
gelegt. Zommige

zogten dees
krijgsperzoonen bijna uitgestorvene Godsdienst-oeffening met

blauwe te verschoonen, mits arbeidende de nieuwe weder


leugenen i) aan

opgeregte Barricade, zommigen, onder de zeiden,


waar
opper-Officier was,

de Gebeden Soldaat
dat (door een
voorgelezen) in veeler ooren meer gek-
als eerbied verwekten, zullende misschien
kernye de harde
bestraffingen
hier niet deze
(door mij over
gedaan) genoegzaam yzerharde herten ver-

niet door
murwen, zo ze
gevoeliger Argumenten, eerst tot
redelijkheit ge-

dreven, daar tot werden. Ik heb


en na
Godvrugtigheit bewoogen niet een

Lidmaat onder hun den inhoud daar


eenig gevonden, ja geen, die van weten,

zelfs niet die den naam daar van verstaan.

in de Labowa heb ik
Op Batsjan Negry twee Predicatien voor de Hol-

landsche, de inlandsche
en voor
gemeente gedaan, nevens den
heiligen Doop
drie kinderen bedient. Van de thien Schoolkinderen
aan
zijn er zeven ver-

scheenen, welke vier het 2


), drie alleen
van
Vrage-böeksken van
Aldegonde
de Gebeden hadden buiten Onder ’t Catechizeeren der
van
geleert. bejaarden
heb ik vier die het Vader twee
bevonden, mansperzoonen, Ons, mans- en

vijf vrouws-perzoonen,
die alle de Gebeden, zes, die daarenboven alle de

hadden buiten de anderen Ook


Vraag-boekjens van
geleert, en niets. zijn
door den Sergeant, en Schoolmeester, de Soldaten ondervraagd na de kennis

des alle daar in


Godsdiensts, zijnde (uitgezonderd drie) redelijk ervaren.

Alhier Ledematen, de Weduwe den overleden


zijn slegts twee van
Sergeant,

Willems, met den Schoolmeester, de Lima, die


Augustus Benjamin voor

dezen in de Liasse 3 de School in


) op ’t eiland Honimoa de Negry Ouw,

’t hier Laboua den elfden des


eenigen tijd bedient, en
op van
Juny, jaars
1665 beeft Uit den niet
waargenomen. inzigte van
Batsjanschen Koming
met erge vermoedens te agterhalen, of lust buiten tot
even
zijn zijn Negry
het Christendom is dit hek slot de
oversprong, voor een geslooten, mits

Christen-dogter, Margareta Paulsen (ten zijnen huize aangehaalt) met

Hollander, soldaat, den Door het


een een
Houwelijken staat
aanvangt.
al te tot de de zelve kleine
grote aandringen Gebeden-oeffening, krijgt geen

krack; de den openbaren Godsdienst (om te wil


boog van zoo
spreken)
niet al te strak, nog altijd, gespannen staan, de arme
nooddruftigheit (met
inlander heeft de
welke deze
geslommerd is) mij aangeraden dagelijksche
avond-Gebeden te drie avonden,
veranderen in als Vrijdags, Saturdags, en

Sondags. Deze onderwijs-tijd is met die Ambon niet


van
overeenkomstig,
alwaar in de Hative des Noessanivel,
Negry Sondags en ’s Maandags, en op

alle ’t Kasteel Victoria des dees


Soya, en omtrent Saturdags en
Sondags,

2
*) = smoesjes. ) =de catechismus van (Marnix van Sint-)Aldegonde als die in
„soo

het is cf. Ds Bouwstoffen de geschiedenis der


maleys getranslateert”, J. Mooy. voor

Protestantsche Kerk in N.-I. 1., bl. 374.

3
) = Oeliasser (Haroekoe of Oma, Saparoea of Honimoa, en Noesa Laoet).
36

werd, dat die die in al de Gebeden


heilige gewoonte gehandhaaft gene,

tweemaal, die daar boven in al de ten vollen


maar en en
Vraagboekskens

geoeffend waren, maar eenmaal ’s weeks die


gemelde oeffening hadden bij
te de domme manieren
woonen, insgelijks bespeurende van
onderwijzingen,
uitende Gebeden &c. den Schoolmeester met een die
yder zijn voor stem,

als binnen de tanden en lippen gekluisterd is, waar door die van
geenen

werd, daar door niemand onder-


der toehoorders gehoort en
bij gevolge
heb den Schoolmeester aanbevolen, dat
wijzing ontfangt, zoo ik by yder
Artikel Geloofs, de Thien Geboden, &c. luide stem alle
des met een
zijne
daar op dan alle antwoord
leerlingen voordraagt, hij van een
naarvolgend

afeisschen; hebbende ik zulx in Ambon ook


moet ingevoert.
O Predicatie
Op Makjan heb ik een Maleitsche, en een Duitsche gedaan,
hun School-
twee kinderen
gedoopt. Van de agt vertegenwoordigden zes

kinderen. Drie hadden al de Gebeden, twee daarenboven iets uit


Aldegonde,
Ons buiten Onder de Gecatechizeerde be-
en een het Vader van geleert.
die iets hadden uit
jaarden waren veertien vrouwen, redelijk zo
geleert een

door den Sweerdius 2


boekjen, ten deele gemaakt, Predikant, Johannes ),

vier die de Geloofs-Articulen, en ’t Vader Ons geleert


en mans-perzoonen,

hadden.

De Schoolmeester, johannes Pais, over


eenige jaren Discipel geweest van

zedert den 1667 den 6den


den terstond
gemelden Predikant, heeft jare
verband zestien Guldens twee slegten Ropyen
April, onder een
vijf-jarig en

des verzoekt tegen-


kost-geld van de E. Compagnie genoten; hij voor

(van school Ambon te


woordig bij geschrifte zijn ampt ontslagen) naar

aldaar Hattala
mogen vertrekken, om zijne landerijen op (van waar
hij
die niemand als zijn moeder beheerscht) te
geboortig is, en helpen cultiveren;
hebbe dierhalven aanhouden belooft, zijn
ik op zijn ernstig schriftelijk ver-

zoek zo den E. Kerkenraad, als de E. Overigheit op Maleyo s), over te

hebben de
leveren, naar welker
goedvinden hij zich zal te reguleren. Bij
4
) vod-
zelve Schoolmeester waren
nog van Gaspar Wiltens alleenlijk eenige

vinden, lezende des


dige stukken van Maleitsche Predicatien te hij eens

uit het Nieuwe Testament, den


Sondags na den
middag een Capittel van

5 word
D. Daniël Brouwerius ) overgezet; de publyke Oods-dienst-oeffening
eenmaal des den
hier
geoeffent uit het Huis-postil Sondags voor
middag, en

het avond-gebed, winnende


hij, voorlezer,
dagelijks voorgelezen gewoon

genaamd Frederik Schaaf, benevens zijn Soldaten-gagie, dertien Schellingen,


Isaak de Ledematen
zijnde hij, nevens een Soldaat, Hoof mans, eenigste
dit eiland.
op

2
in
') = Hollandsche. ) Joannes van den Sweerden, predikant te Ternate, overleden 1669,
4
Gaspar Wiltens
3
twee te hebben dienst gedaan. ) Ternate. )
na jaren aldaar

hierboven bl. 12) keerde in 1621 'naar Nederland terug.


van Antwerpen (vgi.
kwam in 1672 de Molukken in hetzelfde jaar-
s
) Daniël Brouwerius naar en overleed
37

ben ik den 12den in den E. Kerkenraad


Op Maleyo September ver-

scheenen, alwaar ik Credentie-brieven de Ambonsche


mijne van
Kerkelijke

vergadering deze E. overhandigt heb, die


aan
vergadering gezonden, gelezen

zijnde, zoo is mij, als Leeraar, het ampt van Preses en Scriba opgedragen.
Het verzoek-schrift den Schoolmeester is
overhandigde van
Makjanschen
zullende met de Meester dezer genaamt Piris,
ingewilligt, plaats, Domingos
dat de hem niet ook andere
om
gansche gemeente genegen is, en om re-

denen, na Ambon vertrekken, en een facobus Pais (na dat hij over zijn

wulpsheit zal bestraft zijn) met ’t School van Makjan, en eene Bastiaan

met het worden verzien. Het onder-


Schoolmeesterschap van Maleyo,
alhier staat Henrik Tehoe,
Schoolmeesterschap bedient te worden door eenen

zijnde de drie week besteden


Batsjansche tijdberaming van dagen ter te

tot de de manier Cate-


publieke Catechizatien, gebeden en insgelijks van

goed Het Maleitsche avond-Gebed, door


chizeren, voor
gekeurt. mij ge-

maakt, zal, in Ambon, alzo ook alomme hier ter worden in-
gelijk plaats

gevoert. Ook is met beraamt, dat de E. zal


eenen men Overigheit voor-

stellen, dat ’er een


Bededag mogt werden
geviert, op dat Gods slaande

hand (deze Stad dus ziekten huis door


lang met beswaarlijke te bezogt)

ijverige smekingen mogt worden te


rug gehouden. Dit zelve is
goed ge-

keurt, en vast gestelt, tegens deezen aanstaanden Woonsdag. De Agtbare

Heer, facobus de Gein, i) voorstellende, om van


zijn Ouderlingschap ont-

slaging te
mogen erlangen, welk voorstel
(alzo zijn Eerw. nu over weinige

dagen tot opper-Gezaghebber is


gekozen, en
bevestigt) voor billijk ge-

keurt, verder is, dat de Celebratie des H. Avond-


en waar
op geresolveert
maals moeste aanstaanden bekent
op Sondag de gemeente worden ge-

maakt, om
op den 22sten September te worden geviert. Wegens de bij naar

leden dezer Raadsvergadering, als tegenwoordig alleen uit


uitgestorvene
twee Diaconen ("zonder heb ik den Broe-
een eenig Ouderling) bestaande,
deren in uitvinden,
bedenking gegeven, of
zij geen stoffe zouden konnen

dit getal te vervullen, waarop voorgaande beraadslaging,


om
gebrekkelijk na

en Nominatie, beroepen zijn tot Ouderlingen, de Diaken. Anthony Kramers,

opper-Chirurgyn, Alexander Ougelhy, Sergeant, fohan Lones. Inlander, tot

Diaken, Sr. Dirk de Ghein, Winkelier 2), Corel Samine, die


en
Sergeant,
alle, na dat ze hun
beroep aangenomen hadden, en hun Proclamatien voor

de gemeente den 22sten in het selve


afgekondigt waren, op September zijn

bevestigt. Op den 15den heb ik twaalf kinderen, den 20sten


en
September

’) Hij was opperkoopman 'en nermanent 'lid van den Paad van Tustitie volvens Res.

G. ö. <5 RR. d.d. 3 Oct. 1678; hii werd naar Ternnfe gecommitteerd ter assistentie

van Gouverneur Padtbrupge hii Resolutie d.d. 7 Nov. 1679, L. A. Baf. Personalia-

’) In 1686 werd hii hii Resolutie 18 als fiscaal Ternafe


van
lanuari bevorderd van

tot koopman volgens Res. 18


en Jan. 1689
aangesteld tot provisioneel semindp,

L. A. Bat. Personalia.
38

een
bejaarde gedoopt, hebbende zederd den 15den 22sten
en
September
malen Den
zeven
gepredikt. 23sten heb ik met Communicatie aan den E.

Heer
Gezaghebber de E.
vergadering weder laten
beleggen, in welke ik met

broederlijke handtastinge de
nieuw-bevestigden verwellekomt, den
zeegen
des Heeren sessie
toegewenscht, verleent, en de namen der nieuwe aan-

genomen Ledematen bekent gemaakt heb. De Diakenen deden


reekening
der armen-gelden, de Krank-bezoeker, Pieter de Haas, hebbe geinjungeert
des voor- en
agter-middags een half uur te
employeeren, tot
onderwijzing
des nieuwampten Maleitschen Schoolmeesters als niet zeer
zangkundig
zijnde; de Schoolmeester, Domingos Piris, leverde aan de
vergadering een

zeker
Request over, waar in hij verzoekt in
zijn dienst
op Maleyo te con-

tinueeren; de E. vergadering, geen verandering uitvindende, blijft bij haar

voorige resolutie, en hebbe den


gemelden Heer, Jacob de Ghein, met alle

hertelijke dankbaarheit, zijn diensten,


wegens goeden van
zijn Ouderling-
schap ontslagen.
De
Maandag, Woonsdag, en
Vrijdagsche Catechizatien, hier voor

dezen twee
over
jaren gebruikelijk, hebben nu over ’t
jaar al agter de bank

gelegen, zijnde in zeer


geruimen tijd de schoole niet gevisiteert.

Op Tidore heb ik
aangesproken den Corporaal, die hier met vier Sol-

daaten geplaatst is, van welke een ’s


maandelijks, om zijn voorlezing, met

vijf Schellingen beloont is, dog dees


betaling (zo hij vermeit) ophoudende,
zo houd ook de Godsdienst
op.

Op Manado heb ik vijftien dagen vertoeft, en zes malen den Predik-

dienst bedient, als ook de school,


Catechizatien, en
bedieningen des doops,
waar door ik zestien kinderen de gemeente heb. In
ingelijft de schoole zijn
vijf en
twintig schoolkinderen verschenen, van welken de meesten in de

meeste
gronden des Geloofs, in de leeskunde
redelijk wel onderwezen, en

onder de bejaarden twee en


twintig vrouwen, en twee
mans-perzoonen
die
gevonden zijn, nevens al de
Gebeden, ook de
Aldegonde, en alle de

andere buiten
Vragen van
geleert hadden. Zo nu en dan heb ik in de week

de Gebeden met
eenige vermaan- en
onderwijs-redenen voor deze iedere

gemeente als
voorgestelt, oorbaar
agtende, dat men meer
stigtinge, hier

mede te
wege brengt, als met uitleggingen van
diepzinnige Texten, of met

Predikatiën, die als met


stapels van
schriftuur-plaatzen zijn opgepropt,
welke voorwaar te hoogzwevende voor dezen
lage verstanden
zijn. Ik hebbe
ook onderzoek gedaan onder de
Militairen, dog niemand gevonden, die ooit

deelagtig geweest is aan het Sacrament des H.


Nachtsmaals, ofte
eenige
genegentheit daartoe liet blijken. Door de
overvloedige boom-dranken
i),
de
zijnde nugtere welleventheit niet
weinig nadeelig, die
en op gevaarlijke
Saguweer-stroomen, lijden dikwils het
verstand, eer, gezontheit, tijdelijke
en
eeuwige voordelen een
schadelijke schipbreuk. Wenschelijk waar ’t zo

') =
sagoeweer.
39

de alhier
Overigheit geliefde te waken tegen de ydele misbruiken van den

H. Name God alles heeft


Gods, om welke
gemaakt, en daarom behoorde de

Godslaster gestraft met de dood, de lasteraar,


en
volgens kerkelijke regten
verzoend de
(eer hij met kerk) eenige, of zes weeken, met een strop om

den hals de kerk-deuren Van de Manado heeft de


voor
gestelt. Negry

grootste helft de inwooners, al het Christendom omhelst,


van nu
eenigen tijdt
dog de anderen
zijn in
getale tot over de honderd, van welken
zommige
Heidenen
zijn, en
zommige (ik en weet niet door wiens
oprokkeningen) *)
door een dommen werden het
ijver eenigzints gedreven tot Moorschdom;

waarom ik heb hand deze


voor
nootzakelijk geagt onze
behulpzame aan

verdoolde zielen te bieden, hun latende


dagelijks vermanen, aanspreken,
middelen
aanmoedigen, en
zoodanige aanbieden, die tot de
bekeering hen

aangezet hebben, welke door de des


zegen Alderhoogsten zo begunstigt
dat ’er in de in be-
zijn, nu
negentig (wiens namen
bij ons
geschrifte zijn

rustende) beloven zich te laten in de kennisse des Godsdiensts,


onderwijzen
om
tegens mijn wederkomst te te het
geregtigt zijn ontfangen verbondzegel
den H.
van
Doop, en om te doen
blijken een teken van
genegenheit en

belofte. den 20sten dezer maand hebben honderd


Op en twee en vijftig

(de Hollanders, en anderen uitgezondert) de Maleitsche Predikatie ter kerke

bijgewoont, in welke op ’t voorheen


gedane verzoek van de Princesse (die

mede nog Heidens is) den Manado, haar volle Oom,


en
Koning van
zijnde
hem tot
blijk van
hooger eerbiedigheit, na haar
hoge Koninklijke afkomst,
in de de
zit-plaats eerste
rang vergunt, gelijk ook met een aan de boven

gemelde negentig perzoonen een


gebeds-plaats (afgescheiden van de an-

deren) ingewilligd is, mitsdien ’t onmogelijk is, dat de Manadische School-

meester, Henrik Sybrantsz., de Maleitsche en Duitsche 2


) dagelijksche Ge-

beden, het lezen derzelver Predicatien, met de Catechiza-


van
dagelijksche

tien, en Schooldiensten, kan


waarnemen, zo is hem, volgens order van
de

E. Heer Daniël Hellemans


Commissaris, 3), een onder-meester, diens naam

fohannes Adamsz. van


Tagulanda, en die aldaar land- en
taalkundig is, tot

een
hulpe toegevoegd, gevende dit voorval van zaken een
goede hoop tot

bekeeringe aan de afgelegenen, dog allereerst de drie


aan
Negryen, gelegen
’t Fort Amsterdam , als Bantik, Clabbat,
aan
Aris, en wiens
Dorpelingen tot

toe met herten


nog ganscher de Alfoerize Duivels-diensten aanhangen,
schoon onder hen
zommige geen andere kennis van ’t Christendom hebben,
als alleenlijk, dat met
ze
eenig uiterlijk doop-water zijn besprengt geweest
door Mixtische ofte De
een
leek, Spaansche Paap. omgelegene Vorsten '
dezer landen blijven met allen verzoeken, dat
ijver ze zich met een naauwe

verbond-band mogen verbinden de E. Die Tontoli


aan
Compagnie. van en

8001, uit vreeze van den Mandarees, drie de


nog geen jaren geleden, zijn
eerste aan deze Fortresse verschenen, als mede die in
Parigi, (zo men
zegt)

1 3
') =
opstoking. ) = Hollandsche. ) Hij was commissaris voor de Molukken'in 1675.
40

naauwe
bloed-vriendschap aan den Manadischen
Koning vermaagschapt
zijn, zelfs die van I ontoli hebben voorleden sden hun
nog July verzoek op
Manado
vernieuwd, en door hun twee
gezanten (den Hoekom
Doensaja ,

en
Kaitsjili Coloja) een
Prince-vlag x
) van den Lieutenant ont-
verzogt, en

fangen. De
Koning van
Cajeli, genaamd Jala, wiens
landerijen omtrent veer-

tien
dagen scheppens 2
) van Manado leggen (gelovende op zijne wijze aan

de leere Mohammeds) heerscht over de Waesan,


plaatsen Cajeli, Tabali,
en andere
(voor tegenwoordig niet nemende de der Alfoereze
menigte
Dorpen, staande onder
zijne Koninklijke heerschappij) zijnde hij Jala eerst

in twist, daar in
na
oorlog getreden, met
zijne onderdanen van
het
dorp
Paloe, gelegen midden in Celebes agter het zelve Cajeli, om welken oorlog
te beter uit te voeren hij de
hulp der Mandarezen heeft zoeken uit te kopen,
met de giften van zeven
Slaven, en zeven Theil Gouds. Nu
onlangs heeft
den Mandaarschen
hij Koning daar weder over
aangesproken, dog genige
hulp-beloften van den zelven konnen Deze
erlangen. Koning Jala heeft
bij
toeval voorleden
op September in de
Negry 800 l (gelegen op Celebes,
tusschen
Tontoli, en
Caudipan) den Manadischen
Capitain, Hieronirno
d Arras wien
ontmoet, van
hij zijne verzoek-bede,
op veelvoudige yverige
een
Prince-vlag heeft
genóten, tot een teken dat
van
hij over twee maanden

op Manado, met zijn gansche suite wil overkomen, de E. E.


om
Compagnie
tot beschermheer
zijn te
erkennen, en verbonden met de zelve in te gaan,
’t welke alles
hij aan dezen
gemelden Capitain heeft beloofd, ook
en
zijn
belofte met duure eeden, en
ceremoniën, zijn lands (naar het
op wijze
Heidendom
smakende) bevestigt, blijkende uit deze toestel, hoe, na ’t over-

heeren van den


Maccassaarschen land-aart, het der
vuur
oorlogen in veele
kleiner
Koninkkryken begint te smeulen, tot het welke
mogelijk de Raad,
of zenuwloze de
magt, van
hooge Maccassaarsche niet
Rijksstanden magtig
zijn om dat uit te blussen met eenen de wilde aart dier volkeren (de regeer-
feugel van hunne minder-heerschers
ligt losbrekende) dreigen over-, en in

het spoor alle


van
ongebondenheden uit te slaan, als hun halzen
ongewoon
te
vlyen onder het regeer-jok, welke door de
wapenen van een
magtiger
(als de E. Compagnie) ten onder gebragt zyn.
De
Goronfaalders, en
Limbotters, blijven hun
bij voorig verzoek, dat

zij sedert de dood van


Mandarsjah zo
ernstig door hunne
gezanten hebben

aangedrongen, zeggende dat


zij niet willen staan, onder de Ternataansche

Kroon, die met roof en bloed hunner landslieden bezoedelt is, ja hebben,
om de
dwinglandij der zelve te stuiten, en ook uit vreeze voor den Man-

darees, een
hooge sterkte de befaamde
opgeworpen, zijnde schrijver Ma-

joeda, wel het voornaamste


doelwit, daar de Gorontaalsche en Limhotschc
afkeerigheit de
pylen van ziedende haat op
uitschiet, en om deze oorzaak

hebben zij t’ eikens door hun


Ambassadeurs, en door vele Princen en Ne-

) Ren rood, wit


blauwe
en vlag, (niet oranje). 2
)
per schepprauw.
= varens
41

gryen, (onder belofte van leven en dood


bij de E.
Compagnie te
op zetten)
de schuil- schermhoede der zelve De
en
begeert. Koning van Caudipan,
blijvende als ’t
hijgen na
Christendom, heeft hier toe eene
zijner bloed-

vrienden de
bij Hollanders op Manado laten
onderwijzen. Des Manadischen

Konings overkomst herwaards word hem dat


bij uitgestelt, berigtende, eenige
Hollanders door den E. Heer Harthonwer
i) op Paloe waren verzonden.

Het Manadische strekt zich uit het


rijk tot land, genaamd Boelang, ’t

welk Westwaardt zich uitbreid tot


Coeranga, een halve dag reizens
afge-
legen van
Caudipan, en
Boelang, en een
dag van Gorontalo. Noordwaarts

leggen de paaien van Manado, uitgerekt tot den uitersten Noordhoek

Poelisan, (befaamt door de Manadische Duivels-diensten, tot heden daar

gepleegt) zijnde de
ombijgelegen eilanden in de straat Banka, Lembi, en

alle de anderen de
zo aan Noord-Oost, en
Wester-stranden, dito
aan
rijk
behoorende. De voorvaderen dezen Manadischen
van
Koning hebben
wegens
het regt der de
wapenen, bezitting genomen van de
Negry Bonton, gelegen
op Gorontalo, ja tribuit daar van
genoten. Zijn overleden vader heeft, met

hulp van den


Sjauwschen Koning, het
rijk van
Caudipan overwonnen. Dit

is
rijk voornamelijk in deze twee
Dorpen het Dauw,
bestaande, eene het

andere Boelanitam,
genaamt; zijnde bij verdrag Dauw aan den Manadischen

en Boelanitam den
aan
Sjauwschen Koning te beurt
gevallen; dog zo men

deze zaken wilde tot


hoger te rug gegleden eeuwen
ophalen, men bewees

mogelijk (zo mij berigt is) dat deze Manadische het vaste
Koningen op land

Celebes hebben
geen regt en
gehad; ik stelle dit uit tot nader
gelegentheit,
alleenlijk in t vermeldende,
voorbijgaan hoe van ouds het Regeer-hoofd
van dit Noorder-Celebes (dat noit met den naam van
Koning geeertitelt is)
zijn Setel gehad heeft, Westwaard aan de strand het
agter gebergte Kima

(welk woord in de Alfoereesche Tale een


klip-Oester betekent: dog daar

na in de Spaansche Tale Kema 2


), branden
betekenende, veel
wegens
brandstigtingen, door de
Spanjaards aldaar
aangerigt) genoemt. Dit Re-

geer-hoofd is van zodanig een en dat tot dezen


eer, ontzag, huidigen dag
de Ternataanen, Tagulanders, Sangireezen, &c. zo wanneer ze zich op hun
Geslagt-namen willen roemen, ander
zij geen bewijs voor den
dag brengen,
als dat ze aan die van Kema ouds
van over Ik
vermaagdschap zijn. keer

mij verder tot dezen Manadischen Loloda,


Koning, die slegts met een bloten
naam van Koning zich die
behelpt, nu al voor de komste der Hollanders
een
hevigen wrok in zijn boezem gevoed heeft den
tegens Koning van 8001,
wegens den Manadischen
Koning met
zijn gezelschap in een gastmaal ver-

moordt; dog nu
onlangs dezer beider
zijn Koningen verschillen op Manado
bi jgelegt, en( ie is de onderlinge vrede onder hen getroffen.
De
Dorpelingen van Poeloesacan, en Datahan, die in den 1670 het
jare
geweer van oorlog tegens die van Tonsea, Cacas, Tondano, en Remboecan,

') Willem Harthonwer was in 1676 Gouverneur der Molukken. 2


) Spaansch „quema”.
42

hebben opgevat, zijn nu twee onder


over
jaren malkanderen, en met de E.

Compagnie bevredigd.
De hoe verder
gerugten (die ze
wandelen, hoe ze met meerder
leugenen
dikwijls verzelschap zijn) waren hier
uitgestroit, dat vijfhonderd Manda-

reesche Praauwen herwaarts in aankomst de


waren, om met wapenen dit,
als ook andere hier om
bijgelegene quartieren, te bestoken, waar door geen
kleine schrik in de gemoederen veeler inlanderen ontstaan is. De verbaast-
heit had de meeste
Tagulanders op
het
gebergte (genaamt Potalaihi) ge-
de
jaagt, Sangireezen, waren reeds
bezig, om hunne toevlugt te nemen na

den heuvel Babonbehau, de


dog na waarheit gezogt zijnde, bevond men,
dat het
eenige Praauwen zijn geweest, die
afgezonden zijn na
Mandar, door
den
bovengemelden Koning van
Cajeli. Het dat de
Jonk, onlangs Koning
Loloda Manado dat
voor ontmoette, was
(na Hieronymo d’ Ar ras
berigt)
een
Maleyer van
Bantam, gedestineert na
Macassar, een Pas hebbende in

’t Hollands
geschreven, met Compagnies Tsjap i) verzegelt.
Wat
belangt het Manadische Meir 2
), na de aldaar
gelegene Negry
Tondano dit is de
genaamd, bij tien uuren Suid-Westwaards bij na midden

in ’t
land, tusschen
hooge bergen van de Fortresse gelegen; dog heeft
genige
uitspruitzelen, die zouden uitvloeien tot het binnen-Meir van Gorontalo,
’t loost
en
alleenlijk zijn water in
zee,
Noordwaarts omtrent vier honderd

treden de
ver van
Fortres, alwaar die rivier haar naam van
Menangelabo 3
)
heeft, en den omtrek reizens is
van een
dag vereischende, de breedte niet

konnende werden overzien. Haar gronden zijn zommige moerassig, zommige


zandig, zijnde met de lekkerste
smakelijkste visschen, als Cabossen 4
), en

hun wateren met wilde Eendvogels ten


rijkste verrijkt. Het binnen-Meir

van Gorontalo, wel is waar, dat het niet boven


na
uitwijzens van de Kaart

vier
mijlen schijnt afgescheiden te zijn van Caudipan, egter wegens
de

hoogten der
gebergten, als andere ongemakken, den ontmoetende,
reiziger
zo heeft men tot de derwaart reize,
bij naar twee
dagen van nooden, zijnde
mede dit Meir, van
agteren tegen dit
gebergte gestut, allen
van
uitgang
naar Caudipan ontbloot.

Men verneemt alhier zoorte


een van volk dat zich noemd
Orang Badjoe,
ons
berigtende, hoe ouden her
van
tijden zij eerst van Macasser, daar na

op Java van Bantam, en


eindelijk Japara door hunne
van
vijanden verjaagd
welk
zijn, ongeval hen heeft
genootzaakt, in plaatze van ’t land, de zee,

te bebouwen. Hunne Praauwen, in


gedaante bijna Bootswijs, zijn alhier

ten
getale van
vijfendertig aangelant; dog met hun
gansche vloot (die om

zekeren komt)
tijd bij een konnen ze zeven honderd Praauwen uitmaken,
wordende in deze menschen zelfs niet de minsten Gods-
tekenen, van of

Duivels-dienst bespeurt. Zij trouwen niet meer als een vrouw. lemand onder

’) Tjap zegel. )
2
Meer. 3
) Hierboven bl. 15 genoemd Monango Labo.
Kaboes-Koewala = Ophicephalas striatus, visch ter 3-6 d.M.
een grootte van
43

hen, of andere misdaad, hebbende,


een
dood-slag, grove begaan en onmag-

tig, om
zijn ligchaam vrij te koopen, bekoopt hij zijn misdaad met de dood.

leder heeft ieder trout, dra het


huisgezin een
vaartuig, en zo
zijn vermogen

toelaat te. Zoo uit veel


een vrouw kopen. wanneer een
huisgezin onge-
trouwde lieden bestaat,
bejaarde wort hun een Praauw vergunt, zo dat men

zelfs ziet, dat zommige Praauwen alleen door vrouwlieden worden gevoert.

Hunne bestaat in de hunne de


hantering vischvangst. Op maaltijden eten zij
versche in de visschen in
plaats van
toe-spijze, en
gedroogde plaats van

brood, zijnde zij lieden in het


vangen
der visschen zoo doorslepen, dat ze

ieder tot verwekken. Tot werd hen die


verwondering Koning bij gekozen,
hun oordeel de is,
na
vernuftigste en werd dees
tegenwoordige genaamd,
Boeca. Hun iemend houdende, zich
zamen
spraak met
geven zij van een

sterk schreeuwend als buiten zulx elkanderen


geluid, twijfel aan gewoon,

de storm-winden, daar door heen schreeuwen,


wegens ze
gewoon zijn te

om de stem aan anders toe te Hun


een ooren
brengen. postuur, gestalte,

gelaat, en
gebaarden, zijn zoo woest, en
ongestuimig, dat men
genoegzaam

als met levende letteren daar uit leezen dat kinderen


kan, ze egte zijn van

den zee-God als uit die


Neptunus, en woeste water-Elementen gevormd;
in hun
blijkende zulke tekenen van afkeer tot het aardrijk, dat zij, volgens
hun
inbeelding, indien ze een lange wijl daar op vertoefden, het noodlot

des doods zouden moeten Ik laat deze


ondergaan. varen
lange beschrij-

vinge van dit water-gedierte, en wende mij naar het eiland Tagulanda”.

De verdere bijzonderheden over het bezoek aan


de
Sangi- en
Talaud-

eilanden, als vallende buiten den lezer hier


ons bestek, besparende, moge

nog het slot van den brief


volgen:

Groot Agtbare, Manhafte Heer, ik hebbe verhaalde


goed gedagt dit

dus over te zenden, hebbende daar


een
Copie van aan den Agtbaren Heer,
Jacobus de Ghein, als ook een aan den E. Commissaris Daniël Helmans i),

verleent; ik verzoeke verschoont te indien ik kortheit des


zijn, wegens de

tijds, nevens andere


ongelegentheden, verhindert ben, nauwkeuriger de

waarheit te ondervinden. Ik hebbe deze letteren in ’t dus


egter ruwe afge-

maalt, dat
verhopende U.
Ed.wijsheit met medoogen zal
ingenomen zijn
voor
mijne onmagt; blijvende van voornemen, om U. Ed.
schriftelijke aan-

rading (bij mij voor een


gebod geagt) met een weder aanbod van alle

vrijwilligheit uit te voeren; blijkstukken heb ik daar van niet alleen aan

U. Ed. Groot Agtbaarheit, maar ook aan anderen, bij geschrifte ten over-

vloede vertoont. Ik zal dan dezen


op grond op Manado, en
Sangir, tot over

de twee maanden of
blijven, verbiddende, mij een Copia van ’t Duitsche-

‘) Daniël Hellemans.
44

Avond-Gebed, door
mij gemaakt, als ook de Ambonsche kerken-order, mogt
worden toegezonden, hebbende ook verscheidene schriften daar ik
nodig,

mijn Huisvrouwe om
geschreven heb. Voorts is verzoek,
mijn ijverige en

dat ik
bede, eens door de minste
tijding de welvarentheit van mijn Huisgezin

mogt; die berigting zoude afscheid heb


vernemen
mij (die genomen van

toen
mijn vrouw, met zwaarlijke overvallen gequelt) geen weinig troost en

blijdschap toebrengen; mijne echtelijke en


vaderlijke liefde zoude leven in

mijne lieve kinderen, en


hoogwaarde vrouw. Wat
mijne gezondheit betreft,
ik
betuige, dat, zo ik een maand langer op Maleyo had moeten vertoeven,
zo waar ik, na
menschelijken oogenschijn (als reeds
gequelt met hoofdpijn,
daar de ziekte alhier eerst uit in ’t ziek-hedde al vervallen.
ontstaat) lang
De Claas Ruttensz.
Kapitein, is overleden, nalatende een weduwe, die
wegens
is
onlijdelijke pijnen, als hangende tusschen leven en dood. De doods-ge-

daante stelt zich in veeler


aangezigten als
levendig ten toon. Ik bidde

dierhalven, dat Huis-vrouw


mijn en kinderen niet herwaarts mogten worden

overgezonden; vergunt haar zulx, verzoekende


mijn gagie, kost-geld, en

recognitie. Betoon haar met lieve kinderen U. Ed.


mijn gunste. Ik bidde

den
Almagtigen, dat ik, zijn onwaardige dienaar, mogt nog
in ’t leven

gespaard worden ’s wil, zijn


om
zijn naams om
gemeente, en om mijne

kinderen; evenwel, op dit


Sangir daar
dagelijks de
Roodeloopziekte *)
menschen 2
menigte ten grave zend, niet vrezende ), al
ging ik in een dal

der schaduwen des doods, God is


mijn bij mij, zijn Hemel is mij pp alle

plaatzen van den aardboodem even


nabij. God de Heer
zegene
U Ed.
Agt-
baarheids ampt, U Ed.
perzoon, hoogwaarde Huis-vrouw, en lieve kinderen.

Dit wenst herten die de welke


van geen, verblijft, (onder stond) U Ed.

Agtbaarheits onderdaan, (was getekent) facohus Montanus (in margine


in ’t 1675 den 17den
stond) jaar November, in de
Negry Taroena, op het

eiland Sangir.

Ds Montanus vermeldt Manado in


zijn overzichts-staat aldus volgens
Valentijn 3).

tot
kin- EerwJ van

Eilanden. Dorpen. Kerken. Scholen. Scho l deren. Gedo pkteinder n. Gedo ptebejaerden. Me sters. - 13den 17den
Ledmaten. Catechisan Predikatën geda n Sept mber November.
zijn
den den
ten. door
Manado. - - toÜt s 1 Hendrik Sy- 1
M Manado 6.

brandsz. < o re 3

1 Ondermeester

Jan Adamsz. 3 3«

van Tagulanda.

J
) Dysenterie. 2
) =
maar toch ben ik niet bevreesd. 3
) cit. f. 401.
Op.
45

Eerwaarde bezocht ambtgenooten. „Ik hebbe de


Zijn nog graven van

Grafsteden de twee als Isaacus Huisman en Frandscus


van Predicanten,

Dionisius, die neffens elkan-


met een schreyend gemoed gaan bezigtigen,

Grafsteden, aarde
deren in zoo wat
geringer als andere met een
weinig
Heer De Ghein G ook
bedolven waren, waarom de voorgenomen had, om

de zelve kalk &c. te metselen 2


met wat op ).

Dionysius overleed in 1674, Huisman, die als Visitator gezonden was,

in 1675, Montanus hen in 1676, den 22sten


volgde April.

de Kerkvisite Ds Gualtherus
Het
volgend rapport 3) over van

4 bevat ook veel wetenswaards.


Peregrinus )

Den 21 sten 5 met


October ) ben ik Sinjr. s) Dirk de Ghein G en den

Secretaris, Andries den Krank-bezoeker Adriaan de Jongh,


E. Olofs, en aan

boort het de Helena reize Manado


van
Fluit-schip gegaan, om onze naar

alle Predikdienst wel


te vervorderen, en hebbe op die reize Sondagen den

waargenomen.

Manado al te wel
Den 6den
Jan. 1677 zijn wij op zamen en
gezond

gearriveert.
8
Den Ssten dito hebbe ik
voormiddags den Duitschen ) Predikdienst

des den Maleitschen


verrigt, en twee perzoonen getrouwd, en
naarmiddags
dienst kinderen
gedaan, en zes
gedoopt.
schoole die in rede-
Den 9den dito hebben
wij de gevisiteert, wij een

de oude luiden volwassene hebben


lijken stand hebben bevonden; en wij
die meerendeels
in de fondamenten der Christelijke religie onderzogt, goede
de kennisse Godts betoonden te hebben; hebben ook de
beginzelen van

tot in die die God den


zelve ernstelijken aangemaand, neerstigheit dingen,
hunne betreffen. hebben ook den Krank-
Heere, en
eigene zaligheit, Wij
Adriaan de ende de Schoolmeesters, de kerk-order
bezoeker, ]ong, voor-

hunnen dienst vermaant.


geleezen, ende ter hand
gesteld, en tot vlytigheit in

Den lOden dito hebbe ik op Manado des


voormiddags Duits, en des

Maleits
namiddags gepredikt.
Den 11 den dito wederom t’ zeil om onze reize naar
zijn wij gegaan,

te vervorderen.
Sangir
15den hebben de Commissarissen Coracor
Den polityke een naar
Sjauw
den brief den Heer Gouverneur Anthoni Hurdt
afgevaardigt, om van
Agtb.
aldaar te daar
aan den Spaanschen Kapitein behandigen, en
rescriptie op

3
Jacob de Gein.
2
) Valentijn. Op. cit. f 400. ) Valentijn I. f. 402.

4
overleed aldaar 1 1680. Van 5 Augustus 1676
) Hij kwam in 1676 naar Ternate en Juli
5
tot 15 1677 deed hij de „visite.” ) 1. 1676.
Augustus n.

6
titel lagere ambtenaren. ’) Dezelfde die vermeld is op bl. 37
) Sinjeur was een voor

8
als lid van den Kerkeraad. ) = Nederlandsche.
46

te verwachten. deeze hebbe ik


Bij gelegenheit (alzoo ik zelve doen ter
tijd
niet wel te pas was) den
Krank-bezoeker, Adriaan de
jong, en meester

Hendrik Sybrandtzen, mede naar


Tagulanda overgezonden, om naar den

staat der kerken en schooien aldaar te verneemen, en


mij pertinent rapport
daar van te doen, die den Isten weder Manado
February op zijn gearriveert,
te kennen de
ons
gevende, dat kerken en schooien op Tagulanda gants en

ten eenemaal vervallen dat op het vertrek


waren, en
Minanga, zedert, van

zalr. D. Montanus, en
Tagulanda in den maanden,
op nu
tijd van twee
geheel
kerk- of school-dienst en was noch Ge-
geen gepleegt, eenige openbare
beden ofte uit
kerkenoeffeningen gedaan, gelijk de
schriftelijke rapporten,
’t
en dag-register kan gezien worden. De reden
is, om dat beide de school-

meesters vreesden te zullen vermoort worden.

Daar wierden
op Tagulanda op verscheidene plaatzen groote Nagel-
bomen gevonden, en hebben daar buiten allen veele hier
twijfel nog en

daar in niet wel


verborgene en
toegankelijke plaatzen, welke
Nagelen zij
de
aan Spanjaarden op Sjauw heimelijken weten te
verkopen, alzo de

hunne
Sjouwers Nagel-bomen van Tagulanda eerst gehaalt hebben.

Den 28sten hebbe ik weder Manado


February op voor- en
namiddags
den ik voort alle
predikdienst waargenomen, gelijk bondagen hebbe
gedaan;
vernemende ondertusschen het leven
naarstelijk naar en
ommegang zo van

de Hollandsche als Inlandsche Christenen, onder ik veele


waar
gebreeken
en zonden hebbe bevonden in te als inzonderheit de
grove swang gaan,
zonden van
Hoererye, Concubinagie, Overspel, en Polygamie, bloed-schande,

vloeken, lasteren den Gods.


schrikkelijk en van name

Welke ik met alle hebbe


kragt tegengegaan, zoo in ’t
openbaar, als in

’t
bijzonder, met vermaanen, bestraffen, dreigen, en met
overtuigingen huns

uit Gods Woord,


gemoeds zo dat ik door de
medewerkinge van Gods Geest

de luiden een heel anderen stel hebbe door


op gekregen, waar men nu

onder de Hollanders vloeken Godslasteren


zodanig en niet en hoort. De

meeste hebben hunne de anderen hebben


Byzitten getrouwt, en ze verlaten,
dat als Christenen leeven, Godsdienst
zo
zij nu
beginnen te en
neerstig den

oeffenen.

De Inlandsche Christenen komen ook tot het


neerstiger gehoor van

Gods Woord ende de Catechizatiën; belooven ook hunne


!) ongetrouwde
ofte zullen zich
Wyven, Byzitten, te trouwen, en bij eene vrouwe te zullen

houden, de andere te verlaten, hebben


en en ook
zommige Alphoereezen
het Christendom laten zich Staat
aangenomen, en
eenige nog onderwijzen.
ook te merken, dat met alle volk
aan
Binangkal, Koning van
Caudipan, zijn
dus Mahommedaansch
lange geweest zijnde, het Christen
geloof wil

hebbende zelf met


aannemen, eenige van
zijn Officieren, en al zijn volk,
in het Godsdienst
gehoor van
mijn predikatiën en Maleitsen geweest, en al

*) =
ze beloven.
47

een kerk en een huis voor een Schoolmeester verzoekende dat


opgeregt,
hem een Schoolmeester wilde toezenden, hem
men
goeden om ende zijne
onderzaten in de
Christelijke Religie te
onderwijzen, waar over
(gelijk hij
heeft ontbooden) de hem
ons
i) Paapen van
Sjauw zeer
gedreigt hebben,
indien de Inlandsche ketterse wilde
zeggende, Binangkal Religie aannemen,

niet de dat de kerke zouden laten


en
Roomsch-Catholyke, zij afbranden,
hem
insgelijx dreigende met den
Koning van
Sjauw, sprekende zeer laster-

de Staten
lijk van van Holland en de
Agtb. Compagnie; niet te min
gaat

Binangkal, Koning van


Caudipan, even sterk met
zijn voornemen voort,
toe E. ook moed
waar
wij zijn goeden en couragie hebben
ingestampt.
Den 23sten hebbe ik wederom als voren den Godsdienst in de kerke

afscheit de
gedaan, en
mijn van
gemeente genomen, en toen aan den Eerw.

2
D. Zacharias Caheing ), die als ordinaris Predikant en
opziender der

Manadische kerken verordineert is, de de kerke-


gestelt, en
bezorginge van

zaaken, ende den zuiveren Godsdienst aanbevolen.


lijke waaren

Dorpen. Kerken. Schooien. Schoolkind. Doop-kind. Ledematen. Christenen.

Manado. 1 1 — —
9 499

Ten slotte Ds Cornelis de Leeuw’s waaruit dat


nog verslag, blijkt er

geleidelijke vooruitgang was:

Visiet K. K. 3 dese
rapport aangaande ) en schoole gelegen op

vier eijlanden te weten

Siauw, Celebes als


Sangir, Tagulande, zoo
op dag en
jaar hier

onderschreven bevonden is: en overgezonden van (den) eerwaarden

Cornelis de Leew Manado Ternaten den laasten


D(omin)o van naar

Ao 1685 E. E.
Julij aan (de) Agtb(aren) H(ee)r Gouvern(eu)r en

der Moluccos ende als mede de


Directeur onderhoorige rijken: aan

Eerwaarde aldaar 4
K(er)k(en)raad vergadert ).

Den 28en ’t School Manado ende bevonden als


Julij op gevisiteert

volgt. 37 ’t 28 de 10 40
seggen gelooft op. seggen op geboden. seggen

op Vader Ons, 26
seggen op
de
vraagjens voor (de) eerste
aankomelingen,
de de
23
seggen op Aldegonde, 82
seggen op vraagjens beginnende Appa
5 bevonden 46 kinderen;
mou minta ) etc., in ’t geheel bijsonder agt van

2
') •= laten weten. ) Ds Caheing overleed in 1680, na drie jaren Ternataanschen dienst.

3
) L. A. Baf. Oud Varia No. 467, nu getiteld; Burgerlijke Stand No. 52, bl. 28/9.
4
Kerke. 5
het allermeest?”, zooals Ds de Leeuw zelf verklaart;
) ) „Wat begeert gij

eenvoudige bewerking den Catechismus, de eerste


blijkbaar een van waarvan vraag

luidt: „Welke is uw eenige troost beide in het leven en sterven?”


48

mijne discipel (en) seggen op ten grooten deele niet alleen de Heydelbergsche
Catech(ismus) ende de vraagjens beginnende Appa mou minta
etc., maar

ook
zijn niagtig met texten het Gods woort ende redenen de zelve
vraag-
stukjens te
bekragtigen tot beschaminge van veele inlandsche
m(eeste)rs;
ook
schijnt nu
onlangs op Manado
K(er)k en school ene nieuwe fleur
ge-
kregen te hebben alzoo de
neerstigh(ey)d groijt ende
sommige onder de

Manaders ’s
Woensdaags in onse
weeklijke ordinaris Catechisatie komen

’t welk effectueert dat


sommige in kennisse
groejen.
Observatie int generaal.
1. niet
jegenwoordig is voor den krankbezoeker Hollandsche
nog Bijbel
nog Apostil, derhalven word een
bijbel ende
apostil tot
gebruijk van de

Manadische K(er)k versogt;


2. dat de inlandsche immers
m(eeste)rs, sommige onder haar veel
op
haar

zelven nemen, sonder kennisse aan te als


mij geven blijkt onlangx in

M(eeste)r Sooüser di Lima, door wiens toedoen zonder de


mijn weten

Coning van
Tagulande getrouwt is;
3. inlandsche
sommige m(eester)s absenteren van haar plaatsen meenig
maal
buijten ons
weten;
4.
sommige Coningen op de
ijlanden willen de meesters die
haarl(ieden)
toegezonden werden niet
accepteeren, zoo als in Mr Fortados
Anthony
onlangx is: ook
gebleeken als
zij een meester hebben die met haare

humeur niet over een komt, waren die


gaarne metten eersten quyt dat

ons
moeijlijkh (eij) d baart;
5. hebbe ik mede
Comp(agnie)s boeken op
de
ylanden onder de inlandsche

m(eester)s gedistrubueert als mede aan alle


m(eester)s bijna een
geheel
boek wit papier gegeven tot
het
copieren van de in de
vraagstukjens
maleijdsche ende translateeren in haar
moederlijke taaie, tot

wttschrijven i) van
psalmen als mede texten ende
bewijsen over de

vragen van
Aldegonde ende
Heydelbergsche Catechismus, etc.;
6. ’t beter de als
gezang gaat nu
op ylanden voor desen alzoo den inlands

m(eeste)r een regel voorlezende ende


voorsingende veele
van
gevolgt
word is dit
inzonderh(eij)d op Terroene, Manado en elders klaar

blijkende;
7. ook is door continuele onder
onse
vermaninge Gods bij
zegen sommige
zoo veel dat die ordinarie
ge-effectueert, gebeden in
sommige huijsen
gedaan worden door schoolkinders, ja zelfs word dit door toedoen van

sommige Hoofden de corcorra in ’t


op reijzen ge-observeert.
8. is te noteren in dit dat veele in visiete hebbe
rapport op dorpen mijn
twee maal aangeweest, in aankomste,
eerst mijn daarna in
mijn weder-

komste ende is ondervonden dat


bij mij veele in
mijn wederkeeren in

kennisse hadden;
toegenomen

) uitschrijven.
l
49

9. trouwen de
na
Christelijke kostuijmen word de
ijlanden
op weijnig
ge-observeert.
Hier t
volgt getal van de
geene
die door
mij orderlijk op
deze laaste

visite
voors(eijd) op de vier
ijlanden bovengenoemt gedoopt zijn t’samen
veertien
geteld hondert en,
veertig Manado 19...

Den inhout van dit


voors(eij)d rapport geschreven en door
mij onder-

geschoven) Manado den laasten


op geteeckent July 1685.

Corns De Leew i)
eccles(ias)tes.
1685.

De
Hooge Regeering te Batavia
begreep wel dat de van het
greep
Christendom niet heel sterk
altijd zoo was en dat politieke beweegredenen
den
dikwijls doorslag gaven bij de keuze van
geloof. In hun missive naar

Holland van 28 November 1676 lezen 2


we );

„Die van Gorontale en Lünbotte versoecken


ernstigh om
Comps pro-
texie met presentatie van seer
gaarn
oock het Christendom te willen am-

plecteren alsoo in ’t moorsdom gantsch geen genoegen kunnen scheppen,


’t welck door de Ternatanen (die se nu
doodelijck haaten) daar ingevoert
is. Off nu dit voortkomt door een
Godtsdienstige beweginge, ofte wel door

een
kragtige menschelijcke drift, ’t
zij dan haat tegen de Ternatanen en

al
gevolglijck tegen ’t
gene
dat van haar herkomt ofte wel uijt insigten
dat door de
se
Compe verseeckerder bescherminge zoude is al
erlangen
bedenckelijck 3) te meer hare
kassesijs ofte
priesters selfs in alle dat voor-

staande worden
gezeijt te bewilligen”.
Hoe het de deed
zij, Compagnie het
mogelijke tot
verbreiding van het

in
Christendom, de Minahassa en
nabijgelegen eilanden, reeksen
waarbij
predikanten ver van hun vaderland den dood vonden.

b Ds De Leeuw overleed in 1689.

) L. A. Bat. Afg. Patr. Br. 1676/7, d.d. 28 Nov. 1676, bl. 173. 3
) staat te bezien.

4
V.

HET VERBOND VAN 10 JANUARI 1679.

In 1677 kwam, met zijn gezin, de nieuwe Gouverneur Robertus

Ternate, wiens keuze door Gouverneur-Generaal


Padtbrugge naar
en Raden

aldus werd
toegelicht bij Heeren Zeventien i);

„Met gemelte jagt is oock


afgegaan den nieuwen Gouvr Robbertus

met den welcken


Patbrugge zijn gesin, daartoe verkooren hebben 2
), met

gedachten, hope en vertrouwen dat hij zal betoonen te zijn een man van

oordeel dat
goet verstant, en
beleijt, in dese
tijt (daar de Koninck van

Ternaten, die zoo los, ongebonden wilt en woest is en leeft, om niet


erger
hem te welcken
van
seggen, en
aangaande ons aan onse
jongste schrijven
waardoor andermaal
gedragen) hoogh noodigh vereijscht en
wij ons
ge-

nootsaackt hebben te treden tot het verkiesen


gevonden van een
persoon
die die
voor plaats de qualiteijt en caracter van Gouverneur soude
dragen,
meerder aansien
om met te en
respect (dat in dees
tijt daar soo
ongemeen
onder die twistende
nootsaakelijck is) Koningen te
verschijnen, soo ’t mo-

zal haar
gelijck wesen te bevredigen met den anderen, en den Koningh
Amsterdam leven af leijden”.
van
zijn quaat' te

In het vooraf had Antonio Hardt als Commissaris


jaar de Molukken

bezocht. Over Manado leeren uit 3 niet veel.


we
zijn rapport ) Er
lagen 32

2 3
koppen garnisoen, t.w. Sergeanten, Corporaals, 25 soldaten, 1 con-

stabelsmaat en 1 bosschieter.

Hij trof de Gorontalo Limboüo Ternate


gezanten van en te aan, die

aansluiting bij de Compagnie zochten.

aankomste
„Op mijne tot Maleijo, vond ik daar
nog
ter rhede
leggen,
het d ’Helena, dat
fluijt scheepje een
togt na Manado hadde gedaan, en

volladen met 71 lasten


padij, op
16en
Augusti ter zelver rheede was
gere-

tourneert, mede drie Gorontale


brengende gezanten van en Limbotto, met

haar welke als ook het weder


gevolg, afvaardigen van do
scheepjen, mits-

den E. Gualterus visite


gaders predikant Peregrinus om van kerk en scholen

tot Manado voorschreven, als op d’eijlanden Sangij, en Tagulande te doen,


tot
mijne verschijninge waren
opgesonden.

’) L. A. Bat. Afg. Patr. Br. d.d. 13 Febr. 1677, bl. 512. *) =


wij hebben verkozen.

3
) L. A. Bat. Bundel Ternate No. 132 bl. 41. &
32, 35 en Anthonio Hardt aan G. G.

RR. Gasteel Victoria, d.d. 28 November 1676.


51

„Op 21 en der maand October


genoemde pr voorn: Helena weder na

Manado gezeijld, om daar verder


van na
huijs te trekken, welk
bodemtje
boven dezen dienst, expres aangeleijd is, om tot voorsz: Manado het restant

dat stonde
pady, nog ingeoogst en
ontfangen te werden (gegist op ongevaer
80 af te halen,
lasten) mitsgrs den E. predikant Peregrinus tot visite van

kerk en schooien aldaar, als


op d’eijlanden Sangij en
Tagulande vooren

gemeld, derwaarts, en na
verrigtinge weder in Ternate te brengen.
welke
Bij occasie ook met den raad goed vond, twee perzoonen uijt
de
politie, nevens
zijn E. te
committeren, om niet alleen den welstand van

’t Christendom derwaarts te
over
helpen bevorderen, maar ook wat nader

te diverse
inquireren op onbehoorlijke daden der Siauers
jegens Comps
bondgenoten en onderdanen
gepleegt”.
Padtbrugge bracht de kwesties
waarbij Gorontalo, Limbotto en Ter-

nate betrokken evenals die Siauw in


waren, van orde, wat vooral voor de

ontwikkeling van de Minahassa van belang was.

„Van Gorontale Limbotte is


en nu
eenige jaeren herwaerts veel over

en
wedergeschreven, hebbende die plaatsen haer onder
Comp. gehoorsaam-
off
heijt bescherminge willen
begeven maar den Coninck van Ternaten niet

willen erkennen als


nooijt hem onderdanigh geweest zijnde (na hun
seggen)
daar de Coninck Mandarsaha altoos tegen geweest is, en ook dese
tegen-
woordige, maar nu
eijndelijck is dese
Coningh ’t
zij door haere
hardtneckige
tegenstrevinge, off door de
menighvuldige weldaden van de
Comp. genoten
off door die
beijde redenen
bewogen, soo verre
gekomen dat
hij van zijn
’t dan off
zij waar
ingebeelt recht affstant off overdracht
gedaen heeft aan

de Comp:,, soo dat die luijden daar


op
onder
Comps bontgenoten in
gene-
rale termen sonder
eenige bijsondere voorwaarden
aangenomen zijn tot

nader schrijven van hier, waar dan te


op zijner tijt met
aandaght staat

gelet te worden.

Dese
luijden schijnen soo al van
eenigh vermogen,
ook wat stout en

vermetel als haar hebbende tegen den Coninck durven


opstellen en nu hun

gebuijren die van Tonüni


beoorlogen die se ook hadden overwonnen zonder

dat de onse de reden daar te dier noch


van
tijt wisten, zij zijn gelegen aan

d’oostzijde van Celebes noort


eijnde, grensende aan de Manaders in ’t

noorden J
).

Bij resolutie de
van
Hooge Regeering van 17 December 1677 werd

besloten „de Landen van Gorontale en Limbotto in ’s


Comps bescherming
aan te neemen”.

Toen Manado
Padtbrugge te kwam, vond
hij veel in wanorde. De

Hooge Regeering rapporteerde er over als


volgt naar Holland 2) :

E. dan de
„Zijn reijse en visite
(als voren
geseijd is) pr de Chialoup

') L. A. Bat. Br.


Afg. Patr. 1677/8 d.d. 5 1677, bl. 71.
Julij
2
) L. A. Bat. Afg. Patr. Br. d.d. 11
1679, December 1679, bl. 186.
52

d agter vertrocq 12en December Gorontale


’Eendragt volgende, op van en

do Manado Uw Edelh. redout Amsterdam


quam den 25en op aan vindende

hunne bedekte al veel


dat de Spaance padres met woelingen veranderinge
onder de gemoederen der Taboekanders en Siauers gebrouwen hadden, door

de Gouverneur
het over en weder varen van laatstgenoemde; dogh den

stofte de vervalle saken, zond de


redde na gelegentht van
tijdt en papen

hunnen ’t jagt Amsterdam de Bontouan


met aanhalig pr na
bogt van op

Mindanau die de niet hebben konnen weder


dog reijs krijgen en gekeert
in Ternate; doende voorts land togt, maekt met alle de
sijn een en om-

volckeren verbond, dat te niet


leggende een voren
nogh geschied was;

daar stond dit jaar geen padij geoegst te werden, vermits onse
berglieden
ofte boeren met die van Sakkan over hoop waren
geraekt, door beleijd van

Boelan, kennis der Gorontalers, d’onse reeds


de
Konincq van met zijnde
leet wreken, den Gouverneur
oorlof
gegeven om haer te gaan maer
zeijde
d’E. stercken zoude
dat sulx het vertrouwen op Comp: kragtig en
stijven
Nederlanders de boeren te mogte komen,
bij aldien men met eenige hulp
het selfs
een
bekende zaek over al
zijnde, maer daar op plaatsen van

grooter belangh, en dierbaerht


i) meest aan hapert”.
Het werd met Siauw af te rekenen.
hoog tijd om

Ceauw, al herwaerts
„De Coninck van gelijck nu
eenige jaaren was

veel door inductie eeniger paters)


ondervonden (soo men meynt Spaanse
des om en omher Manado, als de Conincxkens van
Comps bontgenoten
Taboucan vasalen de Ter-
Amoura, Caidipan, en
Tagulanda (zijnde van

veele overlasten sich altoos


nataanse croone) en
gewelden aangedaen, en

besten hebbende, had


op onse
vermaningen ten vrij weerbastigh aengestelt
d’heer
den Conincq van 7 ernaten en
zijne rijcxgrooten met goetvinden van

der
gouverneur Padtbrugge eendragtelijck vastgestelt met behulp beledigde
doen
bontgenoten nu wel zijn verdiende straffe eens te gevoelen en wer-

met goet
waerts hij Coninck Amsterdam dan in korten persoonelijck getal
de oock ammunitie als
krijgsvolcq stont af te
gaen en door Compe van

2
andere daertoe te worden voorsien” ).
noodigheden
onder druk toe.
Siauw
gaf hopgen
Chiau heeft sal het
„Nu den Coning van onse protectie aangenomen
dat
ons aan
geen gelegentheijd ontbreeken om de nagelbomen op eijland
met UE. verstand dat sulx
willende (wassen) te vernietigen gelijk wij van
sijn
mede zal moeten werden
op andere landen en
plaatsen daar omtrent gelegen
komen te kosten”.
gedaen en gepractiseert, al zoude het ons
eenig geld
door vereischte
De reeks
verdragen Padtbrugge gesloten uitbreiding
wat den Bewindhebbers in Holland niet was.
van personeel, aangenaam

veele landen als in dat


„Tot het besetten van soo en
plaetsen wij
wel
Gouvernement onder onse heerschappije hebben
gekregen kunnen wij

2
Daghregister, d.d. 28 Julij 1677.
i) = waarde. )
53

volk node te evenwel aental 600


begrijpen van wesen, maer een van
coppen

als daer toe werden


gevordert, schijnen ons toe voor de Comp. te
lastigh
in lant off landen daer ten voordeel weten
een
uijt wij soo
gansch weijnigh
te trecken alles de moet komen
en
op nagelreeckeningh i).
Men vreesde dat de
nog Spanje zou protesteeren over bezetting van

Siauw, dit niet. Heeren Zeventien schreven 2


„Van de
maar
gebeurde ):
is daer in ’t minste niet sullende
sijde van
Spangien ons van
voorgecomen

in sulcken bedienen de die daer


wij gevalle ons van
bescheijden wij van

hebben ontfangen”.

Zoo stonden de zaken eind 1678 thans het verbond


en vraagt gesloten
door Padtbrugge de Manado 10 1679
en
Dorpshoofden van
op Januari onze

bijzondere aandacht. Noch Heeren Zeventien, noch de Hooge Regeering,


hebben het Manado-contract wat vol-
aan
uitvoerige besprekingen gewijd,
komen te
begrijpen is. In de reeks contracten door
Padtbrugge gesloten

gaat het verbond met de Minahassers, die een


betrekkelijk klein
gebied be-

woonden, schuil, waar de Compagnie een open moest houden op de


oog

relaties tot als


rijken Spanje, Ternate en Tidor.

In het kort bevat het contract het


saamgevat volgende:

Contractanten zijn Robertus Padtbrugge, de Com-


vertegenwoordigend
de de landstreek Manado.
pagnie, en
Dorpshoofden van

De Manado
Dorpshoofden waren naar opgeroepen „ter algemeyne
Het woord Minahassa wordt niet de land-
vergaderinge”. gebruikt voor

streek. Maar toch staat het het is de inlandsche


er: naam voor
„algemeene
vergadering”. In de „Memories van
overgave”, nagelaten door de „Land-

voogden der Molukken” vindt men den naam


Minahassa niet, evenmin in

de vele brieven. Pas het eind van de achttiende komt men het
op eeuw

woord omdat het verklaart brief-


tegen, en, blijkbaar niet erg bekend is, de

schrijver terstond de beteekenis ervan s). Reeds in het verslag van de

inspectie-reis van den President van Ternate hoorden we hoe de


Koning
„met alle de hoofden sijner plaetsen” op zijn elf-en-dertigste had vergaderd.

Doch we verder met den korten inhoud van het contract. Datahan
gaan

Ponnosaccan niet door de anderen


en waren
aanwezig, maar
vertegen-

woordigd.
verzoek der
Op Dorpshoofden is hun beloofd, zoolang ze trouw blijven

!) L. A. Baf. Aank. Patr. Br. Bundel d.d. 21 November 1679, bl. 10.
1679/82,
2
) L. A. Bat. Aank. Patr. Br. Bundel 1679/82, d.d. 21 November 1679, bl. 110.

3
) J. D. Schiersfein schrijft 8 October 1789 den
aan Gouverneur en Directeur der

Molukken: „Bij dezen ik de Uw WelEdele ter


neme vrijheid Achtb. g’eerde kennisse
te dat de Minhasa
brengen of Landraad op den 1 dezer de geschillen tusschen
Banfik en Taüelie volgens hunne landsmanièr hebben afgedaan,” en 29 October 1789,

alsvoren: „Alle Hoekums der boven en beneden landen, de Minhasa of Landver-

gadering uitmakende”, enz.


54

aan de Compagnie, dat de


Koning van Boelang nooit meer
gezag over hen

zal
hebben, de vorst dien niet
zij, maar die hen had verlaten en benadeeld.
De
Dorpshoofden verzoeken dat het
overeengekomene in
geschrifte en

in het Nederlandsch worden


zou
vastgelegd, opdat latere Gouverneurs der

Molukken er kennis van konden nemen.

De Dorpshoofden beloven;

de Edele
1) Compagnie voor
eeuwig als
opperheer te zullen erkennen.

2) bijstand aan de
Compagnie te verleenen.

3) de sterkte (Amsterdam) te
gratis onderhouden.

4) bruggen en tot
dijken nut van het land te maken en te onderhouden.
5) te dat ruime
zorgen er een
Compagnies-woning, benevens een
pakhuis
tot
berging van de kleeden en
rijst is.

6) padi te
leveren, waaruit de helft de hoeveelheid
van na het stampen
als rijst zou
overblijven, onder
goede controle
wederzijds. (Rijstlevering
voor
export hun te wel
was
bezwaarlijk; konden ze aan de gaande en

komende
schepen leveren).
De Oost-Indische Compagnie belooft;

alle
1) verschenen en niet verschenen
Dorpshoofden met al het hunne
aan te in
nemen
bescherming als
oprechte en getrouwe onderzaten.
2) ook
vijf andere met name
genoemde dorpen (= stammen) op te
nemen in dit als
contract, ze ophouden den
aan
Koning van
Boelang
schatting op te
brengen, en anders zullen ze deel dit
geen aan contract
hebben.

3) vrijdom van
belastingen te verleenen, behalve het
wanneer in
tijd van

nood
bij een
vijandelijken aanval zou
noodig blijken. Oprechte trouw
was voor de
Compagnie genoeg.
4) geen houtwerken te
voor export eischen; maar
schepen en
sloepen die

averij hebben, moeten wel van het benoodigde hout worden voorzien.
Over en weer wordt het bovenstaande plechtig beloofd.
De besprekingen hebben in het Maleisch plaats gehad met de tolken,
die de
aan
Dorpshoofden in hun dialecten het gesprokene overbrachten.
En daar de
Dorpshoofden verstand
geen van
schrijven hebben, nemen ze
de vier tolken als
getuigen.
Het Hollandsche document wordt
hun, voorzien van de
handteekening
van
Padtbrugge en van de krabbels of „merken” der vier
tolken, en van
s
Compagnies zegel in rood
lak, waarbij Hasselbergh als secretaris teekende,
overgereikt. Later zal men het in Minahassa- dialect overzetten.

Padtbrugge liet het contract


inschrijven in
zijn dagregister, waarvan

Secretaris Warenthoudt in 1683 bovenstaand afschrift maakte.


Er was
geen sprake van een tweede
gezegeld exemplaar, wat de
Compagnie zou
bewaren, zooals anders gewoonte was, wanneer contracten
in twee
talen, Hollandsch en de inlandsche, naast elkaar werden geplaatst.
55

Het
origineele gezegelde contract, overgegeven aan de
vergadering
der
Dorpshoofden, schijnt verloren
gegaan
te
zijn.

Voorwaerden en verbondt door den Gouverneur der


aengegaen Mo-
luccos Robbertus Padtbrugge in name van d’Ed. Heer Gouverneur Generaal

Rijckloff van Goens en Raede van India representeerende de Nederlandsche

g octroijeerde Oost Indische Staet


Compe en der
Vereenigde Nederlanden

ter eenre en de
dorpshoofden en gantsche gemeijnte van de lantstreecke

van Manado ofte ’t


noordelijkste gedeelte van Celebes, ter andere sijde.

Alle de dorphoofden van Arts, Clabat, Bantik, Clabat boven, Caskassen,


Tonton, Tombaririe, Saronson, Tonkinbout omlaegh, Tonkinbout boven,
Romon, Tombassiaen, Langouban, Kakos, Ramboekang, Tompasso, Tondano,
Tonsea, Manado, Tonsaban, en Passan, voor Datahan en Ponnosaccan sich
vast stellende, alhier omlaege ter
algemeijne vergaderinge geroepen en

verscheenen is hun
soo
op gesamentlijk ootmoedich versoek hun versekert

en belooft soo
lange sij haer
luijden naar
seggen en belofte d’E.
Comp. tot

ter doot toe


gehouw en getrouw blijven deselve
noijt te verlaeten ofte

gedoogen dat den


Coningh van
Boelang oijt weder over dese landstreecken
ofte volckeren
gebiet krijgt alzoo sij verklaren den
Coningh noijt, maer den

Coningh haer bevorens verlaeten te hebben en heeft hun alle


getracht
mogelijk afbreuken en schaede toe te hetwelk buiten
brengen alle andere

redenen hun tot dit ootmoedich versoek


bewoogh.
Sijnde verders in deese
vergaderinge de saeken
naarvolgende ver-

handelt, beraemt en naer


goet en
rijp overlegh vastgesteld en besloten ook

in
geschrifte en onse Nederlantsche tale
gebracht op hun billick versoek en

ernstige begeerte op
dat het ten allen
tijde en voor andere Gouverneurs
ofte der
hooftgebieders Moluccos mocht klaar
blijken wat belooft
sij en

toegestaen hebben wat hun daer belooft


en en
tegens weder en toegestaen
is, namentlijk;

1.

Dat d E.
sij Comp. alleen aennemen en erkennen hun wettich
voor
eenig
en eeuwich
opperheer, willende naest Godt noch nu noch naermaels eenich

ander erkennen nochte erkent


gehoorsaam nochte
gehoorsaamt hebben, en

dit alles uijt een


eijgen vrijen en
onbedwongen wille.

2.

Belovende
eendrachtelijk en
eenpaeriglijk met hun
goedt, bloedt en
uijterste
vermogen d’E. Comp. in alle voorvallende gelegentheden getrouwelijk bij
te staen te
en
helpen.
56

3.

Ten welken
eijnde met een
vereijste en
billijke bereijdwillichheijt alles sullen

versorgen, wat tot de sterkte nodich


sij, soo tot
onderhoudinge van deselve

als
omschansige, vernieuwinge, verbeteringe en
toevoeginge van
sodanige
bouwstoffe t calck,
sij steen, sandt, stormpalle, hout tot
affuijten en wielen,
balken, bamboesen, adap !), latten en wat daertoe weider
sparren, vereijscht
mocht werden verders alles wat tot
en een afwerende of aenvoerende oorloch

mogte van nooden sonder daervoor


sijn, ietwes te genieten.

4.

Zullende onder ’t werk dese


van
vestinge mede
begrepen sijn het maeken en

besorgen van de
Brugge ’t strandt ofte wel het
naer
bedijcken en aenvullen

van dezelve en verders ’t geene tot algemeijne nuttichheit van ’t Land mocht

vereijscht werden.

5.

ten
Gelijk sij vijfden ook beloven te
versorgen datter altijds een goede regte
ruijme Compa woninge sij, benevens noch een verseekerd dat
pakhuijs op
alles buiten die
gevaer soo kleede tot de hier werde
Padijhandel gehoude als

de
Padij selfs die daar tegens ingeruijlt bewaert
magh blijven.
Ook beloven do
sij aen d’E.
Comp. te leveren
Padij nieuw
zuijver en wel

gewandt te bestellen soo dat twee deelen


uijt padij een deel
Rijst sal connen

werden ten welken


gestampt, eijnde d’E. Comp. een wan molen herwaerts
sal de
aen
mogen bestellen en
gesaghebbers in der
tijd aanbevelen selfs

wel toesien, alsoo


sij zeggen niet te konnen verantwoorden voor de kaf die

s
Comps Dienaren ontrouwelijk daer onder naderhandt dan mochten men-

gen; dog rijst, verklaren sij om


verscheijdene reden niet anders
aangehaelde
dan bevorens en voor de kunnen
scheepen te leveren.

Alle hetwelke dan door hun dusdanich belooft sijnde, soo werd hun

ook in name der E. Compa belooft desen


en toegestaen mits

T.

Dat alle genoemde verscheenen en niet verscheenen hoofden, landen


dorp
den
en
luij als goede oprechte en getrouwe ondersaten der E. werden
Compa
aengevaert en
aengenomen om
beschut, beschermt ook onder-
en
beveijlicht
steunt te werden alle
tegens en een ider die haer soude willen aentasten,
beschadigen, beledigen en haar landen, dorpen gesaij, vee, besittinge,
persoonen, vrouwen, kinderen, dienstbare slaven, slavinne ofte wat het

soude wesen.
mogen

') atap, rieten


=

dakbedekking.
57

2.

Werdende onder deselve voorwaerde mede de volkeren Sa-


begrepen van

ban, Datahan, Passan en Saccan als ook dat


Bantik,
gedeelte van soo

naerlaten alle teekenen


wanneer van onderwerpinge aan de Coningh van

Boelan tot toe anders niet.


nu
gethoont, en

3.

Werdende alle deselven dus onder d’E. staande


Compa verklaert schot en

lodt alles,
vrij van sonder
eenige erkentenisse ofte
gerechtigheit te betaelen

ofte te dan het


op brengen geene
in noot en
bij voorval van vijandt als

dan
gesamentlijk mochte
goet gevonden werden en anders niet, alsoo d’E.

Compa andere erkentenisse


geen en
begeert, dan een getrouwe oprechtig-
heid en
goede genegentheijdt.

4.

Sullende om hun hier af vaste blijken te


geven van nu voortaen geen hout-

werken onder wat het


voorwendinge ook
sijn mochte ook
geen ebbenhout
schoon de naam den Heer Gouverneur
op van
buijten en van landt werden

vervoert; eenelijk sullen de scheepen en


chialoepen volgens beloften versien

werden ’t tot
van
geene volvoeringe van hunne reijse mochte komen te

’t
gebreeken sij aen rondhout of iets
diergelijx, sonder ’t welke
sij geen zee

soude kunnen bouwen.

Alle welke voorwaerde soo van alle het volk en met


gantsche gemijnte
d E.
Compa aengegaen, en belofte, in name der E.
Comp. den
tegenweer-
digen Heer Gouverneur Robbertus
Padtbrugge aen allen
gesamentlijk ge-
daen, wedersijts belooft werden
heijlichlijk, ongeschent, onvermindert, en

oprechtichlijk te sullen
onderhouden; doch alsoo dese volkeren geen kennisse
nochte verstandt van schrijven hebben, soo versoeken sij hiertoe als ge-
den
(huigen Tolck Bastiaan Sawaij, richter Maondij, Capitain Pacat
Soepit
en Pedro Rantij als die het vertolckt en het vertolckte in de
maleijtsche
taele wel
duidelijk verstaen hebben; en dat alles
op
dat deese te meerder

kracht hebben, werdende hun


mogte ’t voorschreven geschrift bekrachticht
en besegelt overgerijkt, hetwelk bij mede in letteren
gelegentheijdt onse in

haer taele staet te


overgeset werden, omme de volcken somwijlen te kun-

nen voorlesen dat de inhoude ook de


op naerkomelingen mochte bekent
werden.

(onder stond) Aldus gedaen en


vastgesteld op de Manado aen de Burcht
Amsterdam 10 1679
fanuarij (was getekend) Robbertus Padtbrugge, als

ook ’t landt de merken


wegens gestelt bij de Tolk Bastiaan Sawaij, richter
58

Maondij, Capitains Pacat Soepit Pedro Pantij ’s


en
, sijnde Comps Zegel daer
gedrukt in roode daer
op lacqe en onder
stond, ter ordre van de Heer

Gouverneur Robbertus datum


Padtbrugge, en
jaer voorschreven en
geteekent
Christiaan Hasselbergh; (nog lager stond)
Gextraheert uit ’t
dachregister der ommelantse d’E. Heer
reijse van

Gouverneur Robbertus
Padtbrugge, datum en
jaer voorschreven en
geteekent
gedaen en naer
gedaene collatie is dese daermede bevonden te accordeeren.

Ternaten den 23 1683.


April

(Lager was
geteekend) Gerard Warenthoudt, Secretaris.

(Lager) Manado aan ’t fortres Amsterdam 5 November Anno


adij 1717.

(nog lager) Accordeert

(was geteekend) J. VAN GIJN i).

‘) P A Bat.
- Verzameling afschriften van contracten, deel XI, getiteld Manado.
VI.

ROBERTUS PADTBRUGGE OVER MANADO.

De volle aandacht van den Gouverneur werd


gevraagd voor den opstand
die in Ternate de
tegen Compagnie uitbrak. Heeren Zeventien de
en
Hooge
Regeering te Batavia zagen met
bezorgdheid den zaken. Ze wil-
loop van

den, als het kon, oorlog vermijden. Er matrozen sol-


was
gebrek aan en

daten
!). ~Met den
degen sijn alle oneffenheden mede niet te
righten, uijt
een
cleijn vuijr comt dickwils een grooten brant t’ontstaen”.

Behalve op Ternate waren er in de Minahassa


moeilijkheden met de

inwoners, die
blijkbaar de
strekking van het contract niet
goed begrepen
hadden. In het
Dagregister van Batavia teekende de Ma-
men aan:
„Op
nado stont alles wel, hebbende die Bergboeren naer
eenige tegenstrevingen
hun weder
gewilligh onder de
gehoorsaemheijt van de E.
Gompe begeven
en een
sergeant nevens
eenige Nederlandse militairen in de tot
negorije
Tamerery bij haer in guarnisoen aengenomen” 2).
Toen
Padfbrugge aftrad als Gouverneur der Molukken Het zooals
hij,
voorgeschreven was, een memorie van voor
overgave zijn opvolger na, een

voortreffelijk document, door heel


Valentijn veel benut, al noemde
hij zijn
bron niet, in
zijn „Beschrijving der
Moluccos”, en
nog tientallen jaren later

geprezen door Gouverneurs.


opvolgende Het deel, dat over Manado han-
delt, volgt hier 3).
„Manado ontleend
sijn naam van ’t
laastgen. onbewoond 4),
eijland
off liever van derselver
inwoonderen, dewelcke door
langdurige oorlogen
met de Boulandse
Koningen, twist onder haar selven, gebreck van water

op t Eijland, en overlast der meerkatten 5 die hun


apen en
) gesaij bedurven,
en boom vrugten
gedurigh wegh stalen, waar door
bij nae niet tot voedsel

') L. A. Aank.
Baf. Patr. Br. 1679/82 d.d. 18 Juni, 1681, bl. 297.

Van
deze waardevolle memories, Ternate dus
en ook Manado betreffende, zijn er
velen
verdwenen. De inventaris van 1770 noemde
nog de memories, die Mr. A.
J.
van der Chijs in zijn „Inventaris Archief te Batavia (1602—1816)”,
Batavia 1882, bl. 246, noot, reeds als verloren
opgeeft. Het exemplaar van A. Heinsius
aan J. Cloek van 1723 vermeldde Van der Chijs al als
„zeer defect”. Juist het

gedeelte dat over Manado handelt is door


invreting van
scherpe inkt verkruimeld
en onbruikbaar geworden. In het
Landsarchief zijn nog aanwezig de memories van
1682, 1710, 1723, 1731, 1735, 1744, 1766, 1778
1767, en 1804.

’) ,n dato 18 oct 1680 3

- - ) L
- A. Baf. Bundel 68, Ternate, bl. 201 d.d. 31
e.v.,
Augustus 1682. 4
) = Manado toewa.

‘) Met meerkatten zijn apen bedoeld, cf. Dr. F. de Haan, „Priangan”


11, Excurs I, bl. 727,
60

hadden off behielden


(gelijck daer over tot Batchian mede niet
weijnigh

opgescheept sijn en
klagen) genooddruckt sijn geweest sigh onder den

Boulander te schoon de
begeven, want vermaarste en stoutste in wapenen,

van alle niet oock alle volcken in


d’Eijlanders alleen, maar van andere

desen Celebischen deeden de


uijtgereckten hals, waren, soo
nogtans voren

verhaelde hun kleen als niet boven, de drie


ongemacken en
getal sijnde
hondert weerbare hun ’t d’onse oud
mannen, Eijlandje, bij gemenelijck
Manado *), verlaten, de Celebische wal kiesen, alwaar de
en nu
kleijne
Manadose gemeente uijt ontstaat
namentlijck

Mannen

Vrouwen
te 40 zielen.
zijnde samen
Kinderen

Slaven en Slavinnen

Alle d’andere onder dese betrocken, in’t


dorpen naam
sijn daghregister
in ’t 1678 in verthoont
mijner reijse jaar een land-caartje en staan ver-

onder ’t Manados
volgens gebied de
dorpen en volkeren van

Aris 100

Clabbat 70

Bantik 70

Manado met slaven en al 40

Clabbat om
hoog 60

Tondano 700

Cacas 300

Tonseka 70

Romboccan 50

Laoubangh 250
weerbare
Tonpasso 70)
mannen.
Tombatchian 80

Romon ; 60

Ton-kibout 700
om
hoogh en
laagh
Tomberie 400

Tontelette 80

Tomon
)
een buurd 800
Cormasje \

Seronson 70

Cascasse 100

Somma 4070 coppen.

h = door onze menschen gewoonlijk Oud-Manado genoemd.


61

4 schaars vier-
Bedragende naar dese rouwe boeren geheugreecq; )
haar getal veel te sijn,
duijsent zielen, en sonde ick wel geloven eens soo

sonde te onder-
dat de
moeijte wel
waardigh wesen eens
naeuwkeurigh
soeken.

De verschillen die wel dese landstreke tusschen


twisten en er eer over

haest niet meerder


ons en de Spangiaerden sijn geweest, en werden bij nae

UE. sal deselve lesen konnen in ’t


vertoog van d’ Eb Hudsaart,
gedagt; egter
heer Cors 2 den
de
gelatene
instructie van de ) aan
Oppercoopman Basting,
desselfs memorie aan de Eb van
Voorst etca.

wel dese landsaten


Het regt dat den Boulandschen Coningh eer over

had, hoe
sij denselven verworpen s), onder de Spangiaerden geweest en

dat de Eb Cors tot Amoera met het


eijndelijck tot ons overgekomen sijn, naar

hadde, gelieve UE.


jagt Molucco en Chialoup den Diamant (zich opgehouden)
den 26;
mede omstandigh te sien en lesen, in ’t boven
gem: daghregister op

sal, hoe de tolken


Feb: 1679 alwaar onder anderen
blijcken sorgelijck sijn,
te veel de nakome-
die men te
groot
worden laat en gesags krijgen waar aan

lingen sigh wel


mogen spiegelen.
d’Eerw. Kerken Leeraer Montanus zab heeft dese landstreecke bepaald,
Boulan hun
voor soo veel
sijn Eerw: als toen gisten buijten geheel op

selven 4
), onder d’E. Comp: afsonderlijck te staan, dogh de tijt en erva-

doet dat de Bantikers strand van d’ Manado en


rentheijt ons ontwaren, op

d’ onder de Saccan, Datahan, Passan en


inwoonderen en dorpen naem van

Boulan hielden denselven


Saban wel degelijcken het met den Coningh van en

d’ door ’t d’ andere
onderworpen sijn geweest, zoo dat eerste ontsagh en

door de wapenen in dese


jongste genoegsame algemeijne
afval s) eerst sijn
andersints is desselfs
gedwongen ende aan ’s
Comps sijde gebragt geworden,
desselfs
beschrijvinge beknoptelijck en
wel te vinden in schriftelijck gedaen
schooien der
bescheijd van kerken en buijten plaatsen.
der inwoonderen werden in ’t
Eenige nadere gewoontens en
wijsen

meergemelte daghregister van ’t


jaar 78 en 79 6) wat omstandiger aange-

haald, waar aan mij gaarne gedrage.


’t
Soo dat alhier eenlijck aanroeren sal, geen nodigh diend geweten, en

die hoewel Christenen werden soo


beginnen met de Manaders, gent en

de booste snoodste wel


geringh in
getal, mijn oordeels de sorgelijckste en en

wel de
onder dese is wel haar hooft, den
rigter Hompengangh,
sijn, en

7 ende
alderslimste en meeste roervink en belhamer ), eertijts openbaarlijck,

daer als toen minder te schromen, dogh nu bedektelijck en


arglistigh, en

dus te
sorglijcker.

3
2 Een afzwering den vorst.
i) = volgens een raming. ) Simon Cos. ) van

4
) =
onafhankelijk van Bolaang.
5
Padtbrugge doelt den Ternataanschen opstand.
) op

6
Dit bevindt zich helaas niet het Landsarchief. ’) = belhamel.
) op
62

Den tolk Basüaan Sawaij is ondancks selve


mij nogh in besoldinge
moeten verbetert eensdeels
werden, om ’t
groot gesagh dat aldaer voor

mijn komste hadde, en dat ons niet als


diergelijcke pots den overledenen

tolk Hendrick
listigen Cors D de
Spangiaerden deed, en sonde speelen, als

wel denselven hier mede in


voornamentlijck dienst en toom te houden en het

al te gesagh te met te minderen.


groot

Wesende den
pl 2) Luijtenant Dirck Pietersz: en naar denselven het

üpperhooft Abraham wel


van
Meijert aangelast geworden, omme hunne

onkunde tolk Basüaan


voorn;
Sawaij wat meerder toe te vertrouwen

dan anders den dienst der E.


voor
Comp. nodigh waar, dogh schijnd het

dat denselven hun veels te loos is heeft weten


geweest, en te verkloecken *),
waar hun
voren
genoegh gewaarschuwt hadde s), als wesende denselven

arglistigh genoegh geweest, om hun in hare


gebreecken te verstricken en

deselve tot
bijsondere verboden handel
tegens eer en eedt aan te locken, en

alhoewel den lorshandel


6) gering en van
weijnigh weerden is, zoo weet den

tolck wel, dat ’t


egter om
selvigh te versussen
?), het
opperhooft hem wel
bodt vieren moet en
begaan laten.

Ellendigen stand der die ’t soo maken, dat d’


geene ondergestelde min-

dere dienaren hun de den keel


duijm op krijgen zoo dat denselven tolck,
in in bewind
plaetse van
gesagh en te minderen, daar inne
dagelijx meer

en meer
gestijft werd, met denselven tegens onse
waarschuwinge aan, te

willen verschonen 8 mede


), zoo den
overrigter van Tomon, gelijck op mijn
schrijvens van voor Tarroena op den 29; November 1680, den 4 December
daer aen
vrijmoedigh genoegh antwoorden en heeft het
onlangs genoegh
gebleken, dat den alleenhandel in aff
schilpatshoorn, waar voor de Comp;
niet dan schilfers als
overigh hebben, anders hem dese
luijden soo doet

voorspreecken, in plaats ’t bot,


en van
gevierde volgens last in te
palmen
denselven de thoom losser te selfs de
laten, en
luijs, soo als men segt in de

pels te steecken; dese drie alle


dogh sijn meest stok oude mannen, magh 9
)
dat hun
men
hoopen met dood, het werck oock
sigh van selfs redden
sal,
als wanneer men tolck d’ Manado
geen meer
op behoeff aan te houden,
alsoo ’er dienaers ontbreecken, die
geen genoegsaem taal en
zedekundigh
sijn, waar door het
weijnige dat aldaer voor d’ E.
Comp; te doen valt, ligt
kan werden.
verrigt

de stroom
Zijnde op ons bevel
verleijd, en desselfs
loop en
uijtwateringe
weder de
langs steene burgt gebragt, soo dient daar
op mede gelet dat

') E en voorbeeld van het overnemen van namen van hooggeplaatste Europeanen.
2
) = provisioneel.
3
) = omdat de inheernsche talen niet
ze machtig zijn.
4 s
) =de baas is )
geweest. =
waarvoor ik.
6 7
) = verboden handel. ) = stil te houden.
8
) = doordat alles wat doet
9
Bedoeld is:
men hij goed praat. ) dus
mag men hopen.
63

de mond dat’er niets off de stroom kan,


dusdanigh blijve, om nu
uijt op en

sonder hier door veel l werden.


onse kenoisse, en morserijen ) geweert
De Landsaten sijn verpligt den al wat daar
buigt en aan en om
ge-

mede ’s daer ’t
hoord, soo Comps huijs opperhooft in woond, als oock de

koestal onderhouden, ende Datahan, Passan,


te jongst onderwerpende van

Saccan en Ton-Saban, altoos twee man ten dienste aldaer te houden, en

daar boven nogh een


goet gedeelte plancken jaarlijx tot de
gemeene wercken

leveren; het verdere dat met hun versproocken is, ’t


te en
geen sij bij voor-

waarden hebben te doen te is te vinden, in ’t


aangenomen en
besorgen
’t 78 79 den 10 1679 2
meergem; daghregister van
jaar en op Januarij ).
Kerck en schoole moet van de Manaders werden onderhouden, behalven

’t adap, het welck d’ E. Comp; bekostigt, geldende aldaer niet meer dan

rds het werd ’s kosten onder-


i/2 d’ 100: stux; predikantshuijs op Comps;

houden; is mede het den kranckbesoeker onder-


soo tot nu toe huijs van

houden met nieuwe


geweest, en
sijn beijde omheijninge bethuijnt geworden,
het laaste wel door den kranckbesoecker ’t
dogh magh afgeschaft, en voor

bewonen wel onderhouden werden 3


).

Dese landaard is niet vreemt hebben ’er meerder dienste


en
vrij van;

oock dan de Christenen ’t


sijn sij vromer en opregter genaamde van

verdere Celebesch; dit wel


sij meest te verstaan, van de Bergboeren, alsoo

de stranddorpen al vrij verbastert sijn.

Wanneer het jagt d’ Experimt !) uijt Tomeni verscheen, daar inne


sijn
400
rappe jonge gasten gescheept geworden; dogh naer dien het selvigh
leek de hoofden
jagt seer was, en voor
eenigh ongeval besorgt waren, sijn
weder land geset bethonende met dese
se aan
geworden, egter bereijdwillig-
ten dienste der E. staan
heijt dat zij Comp: en
gereed sijn, waar heenen men

haar soude willen voeren,


hoewel veel eer een afschrick van de zee schenen

5
te hebben ), en niet seer graagh waren om over zee gevoerd te werden.

Onder elkanderen hebben haverstroo


sij om een
twist, dat als een

onder alle kiesende elx


vliegend vuurtje dorpen doorloopt, sijde naar hun

off bekomen, d’
begrip, belangh, om maar coppen te tsij van oude
afge-
leefde mannen, off onnosele kinderen, sonder welke
vrouwen
onderscheijt:
aanstonts diend met
beginselen en vuur van
oneenigheden gedempt eenige
d’ derwaerts te senden, de oude, die ’er eenige
van onse
voornamentlijck van

2
') = smokkelhandel. ) Weer een bewijs dat het contract niet in duplo opgemaakt is.

Anders had Padfbrugge hiernaar in plaats van naar het Ternataansch


verwezen,

dagregister.
3
) Zuinigheid door Padfbrugge aanbevolen was, waar het predikanten en krankbe-

zoekers gold, Valentijn ergernis. Andere konden het


een Compagniesdienaren tot

hooge ambten brengen, als Pieter Rooselaar, die „wond-heeler” geweest was en

Gouverneur der Molukken werd, maar predikanten konden niet opklimmen in


rang.

Valentijn, I. bl. 65.


4 s
) =
Experiment. ) => hoewel ze. schenen te hebben.
64

taal
bedieninge en en zede
kundigh sijn, door welkers bemiddelinge selfs

vrij hevige twisten ten eersten konnen ter neder beslist werden,
gelegt en

alsoo de ’s
aanradinge en
uijtsprake van Comps wegen
omtrent haar ge-

daen als Godsspraken x


) houden, voornamentlijck in
soo wanneer somwijlen
twisten rds off twee
duijstere en
twijfelagtige een
2) aan lijwaat van ’s Comps

wegen aan de Eijsschers der bondbreucke werd gegeven.

De wel allen de Waterlanders 3


),
wreveligste van
sijn waar mede voor

al
onsen
tijt, veel
spoox gehad hebben, sijnde wel meest stout, om dat
op
het water wonende hun niet kan
men
ligt bij komen 4), zoo dat ten
tijden van

d’ Hr Cors, ’er toestel boomde


een
groote gemaackt wierd, om plad vaer-

tuijgen aan stucken over het gebergte te brengen, om aan ’t binnen water

weder selfs
op te setten, en een corre-corre
geheel over ’t gebergte tot in ’t

binnen water hun hier mede


te brengen, om te dwingen; dogh sulck een

isser noden, alschoon 5


) Water-
ommeslagh nu
geensints van
geseijde
landers te wierden, alsoo ’er bamboesen,
eeniger tijt wederspannigh geen

dicke boomen wensch wel-


nogh sware
drijfhout gebreecken, om nae en

vlotten te maken; behalven dat door de Ton-seers, ofte de Water-


gevallen

valsvalken, de Tondaners off de Waterlanders altoos in kunnen


dwangh

gehouden werden met het kroppen 6


) namentlijck van water in ’t nauw voor

dat in de dien
de wal ligtelijck geschied met sware
palissaden gaten (tot

steecken, het
eijnde in de steene grond gemaackt) te waar mede men water

dat niet alleen hun de boorden


soo
hoogh opkroppen kan, gesaij langs van

’t binnen water selfs haar huijsen, tot het daar onder,


maar over
aangevulde
kunnen onder water geset aldus ligt werden, die
en seer
gedwongen gelijck
van Ton-sea, hoewel maer 70 weerbare mannen, soo wanneer het minste

verschil met de Waterlanders hebben, haar daer mede ten eersten naar

redenen doen luijsteren.

Dat dese al mede


bergboeren somtijts soo
wreveligh sijn, magh men

den tolck danck


weten, die
noijt met eenigh gesaghebber off derwts
geson-

dene den Raad 7 de Manado off weten ’er winter-


uijt ), op verschijnen, een

8 te met door de aldaer


teering ) gelijck men segt, uijt halen, en
behulp van

tolck, door ’t dese den


sijnde voortdragen van en
gene, om eernaem van

Cap; Maijoor, Houcom-maijoor, Cap: Hoecum, Luijtenant, Vaandrig, Seng-


9 selfs
hadje, Maringo ) en wat
sij maar bedenken kunnen, tot belaggelijcke
te voor minder en meerder
namen toe, mogen erlangen, waer twee, drie,

vette oock wel slaven de boeren dese dan dus


verkens, van
bedingen;

2 a 4
') orakels. ) =
rijksdaalder. ) = Tondano’. ) n.l. kan.

5
) = zelfs indien.
6 8
de Volksvergadering, Landraad. ) appeltje
) =

opstoppen. ’) =
= een voor

den dorst.

9
) Het Portugeesche woord „marinho” = tot de zee behoorend. In de Molukken werd

de den Hier beteekent het leermeester. In den


naam voor waterschout gebruikt.
brief van 31 December 1758 naar patria staat: „kerkmerinjos of school-en leermeesters.”
65

aangestelde eer-boeren dan d’


sijn vrij van
gemene wercken, en vind men

’er al snik dat ’er


over een menigte, weijnige landverpligte over schieten,
als Ton-sea off het
bij voorbeeld Watervals-volck, is als voren
gesegt maar

70 weerbare daar onder in de


mannen sterck, en
sijn mijn vijftigh bevel-

hebbers het welck hun in


voren
gekomen, eens een
algemeijne vergaderinge
in ’t
aanwees, en
dreijgden alle de boeren gemeijn ' j geenige uijtgesondert,
willen
tot Capn te verheffen, als wanneer evenwel als slegt Jan Hagel 2
)
de wegen, bruggen, 3 souden onderhouden
dijcken en
bergtrappen ), moeten

al
en te samen, weijnigh uijtgesondert, weder aldus tot haar oude ver-

ten besten ’t land keeren.


pligtinge van

Dit kan herstelt werden,


nu
gemackelijck met
geenige nieuwe hoofden

te stellen, off mand


aan eernamen
ij meer toe te voegen, voor en al eer

d’ andere de wereld komen te dat in


plaatse en ruijmen weijnige jaren
kan.
gebeuren
De
wegen te landewaart naar Saban aan d’ eene ende Datahan Passan

Saccan d’ andere
en aan
zijde, sijn zij bij naar
onbruijckbaar geworden
door het springen omtommelen der
en
bergen, sijnde meest
doorgaens te

midden lants van dese smalle streeck, van de Kemas off Oester-
groote
bergen aff, tot heel aan Gorontale toe, meest alle brandende swavel
bergen,
met beseten, dat meermalen
dusdanigh een
tuijmelgeest zoo sware asch en

menigte van uijtgebrande steen, hier en daar op strand en


op de stroom van

Gorontale op is, sonder dat wist ’t


onse
schepen gevallen men waar
selvigh
van daan in de mede middens
quam; en Mogonde, een
landschap, lants,

Amoera, Boulan Auwn is streeck met


agter en
gelegen, er eens een
geheele

duijsende clappus boomen langs een stroom ’t onderste boven


aangenome
dat Manadische
gekeerd, zoo onse
posthouderen, die een
wijle bevorens de

hadden, de Mogonde weder willende,


wegh gebruijckt naar over de stammen

wortelen der boomen klauteren welcke boomen de


en
klappus mosten, met

met de wortelen meest


kruijnen om
lage en om
hooge lagen, en ontmoeten

in de stroom binnen water, het welcke ’t het


plaatse van een
gebergte met

instorten hadde
omtuijlen en naar
gelaten.
Dese bergen meest schone swavel, in ’t
geven seer en
suijvere gelijck
daar bequamen 4
) blijckt, oock vitriool,
geene van en
gelooflijck sommige
door den
sijnde ons
Luijtenand Cromhuijsen een scherp water toegebragt,
het welck off tusschen
van
agter Saban Cascassan en Saban van daan halen

alwaar het welck sterck als de


lied, een bergh gesprongen was, soo was,

met water vervalste dien


gewonelijck zuure
geesten, men
jaarlijx van

Batavia bekomt, door den dien het


dogh onvoorsigtigheijt van
oppermr,

x
) =de gewone boeren.

2 3
) = als laag volk. ) In de Molukken zijn ook nu vele bergpaden, waar
gewoon nog

het steil is, trapsgewijze aangelegd, overblijfsels uit den tijd van de Compagnie.
4
) =
wij bekwamen.
5
66

te verroken ter hand heeft ’er


om
gestelt was, wegh gegoten sijnde, geen

nader kunnen sal het de


proef op genomen werden, en
moeijten wel waardigh
daar nader ondersoeck doen.
sijn, wat op te

Daar valt oock niet


eenigh wasch en
hooningh, maar seer overvloedigh,
en ebbenhout meest over al
op d’eijlanden rondsomme desen Noord-Oost-

hoeck de Datahans
gelegen: tot aan en te landewaarts, omtrent de
dorpen
Datahan en Passan, zoo
overvloedigh dat bij aldaer dan
nae
geen huijsraad
van ebbenhout hebben; selfs de stutten der dan een
grove huijsen meer

omvademen kan, sijn enkel ebbenhout, is dit hout niet


man van en
gelijck
andere het is den boom
op plaatsen, enkelijck hart, maar
geheelen buijten
de bast en
weijnigh spind ‘) enerleij; daar is
nogh velerleij ander
slagh goed

hout, dogh de landsaten daar aff, d’


swaar
sijn bij vooraangehaelde voor-

2
waarden, vrij gekeurt geenige houtwercken om te vervoeren te kappen );
tot de wercken, veel bevorens
en
eenlijck verpligt gemeijne voor soo aan-

moeten ’s
gehaalt is; alleenlijck sij voor
verlegen schepen, Comps; schepen,
mits rond ofte andere houten leveren, als
betalinge, soodanige kappen en

deselve konnen vorderen 3


mogten benodigt sijn, om
reijse te ).
Het is te verwonderen ’t
geen
den
Luijtenant Dirck Pietersz: en

drigh Carel Samine, nogh in dese in den


tegenwoordigh besettinge, getuijgen

optogt
4
) d’ Hr Cors de Ton-daners, off Water-landers te
van om
dwingen,
mede ’t binnen hebben: boom
aan water gesien te een vaertuijgh uijt een

heel hout ’t welck voeten breed


en een
uijtgeholt en
gemaackt, vijftien was,

dat wel schonen boom moet geweest


een
deftigen en sijn.
vallen ’er oock, wat schaars,
Bind-rottingh, catjang en boontjes maar

vald de te 5 turxe tarruw


en
rotting duur, dog maijis ) off en
pady telen

d’inwoonders in overvloed dat 15000 stx:


grooten aen, zoo men
gemenelijck
blauwe 6
turxe tarwe voor een
salempoeris ) heeft, en
magh men afmeten hoe

veel dit lands dat in de brand ’t dorp Tomon


padij hoeckje geeft, jongste van

’t d’ Manado den Ben Maart deses


alleen, volgens schrijven van van
jaers
over de 3000: lasten verbrand sijn.

Wat de wel meerendeelen 7


padij aan
belangt, waeromme ten ) voor-

heenen de Manado aansogten, heeft nu een ander


insigt, terwijle haer
Hoog
Eds ons in bedenckinge gaven, off het wel raadsaem waar, het selvigh soo

hard te binden, daar omtrent


aan en
wij van
gevoelens waren van neen;

ende
nu dan nogh veel minder dat de Ternatanen, onse burgeren Mardijckeren,

elq om ’t seerst aan ’t landbouwen gevallen sijn, waar omtrent staagh aan-

al de bedorven jongheijt, ’t sij met off tegens wil, daar


gemoedigt en voor

aldus ’t andere
mede aan dienen
geholpen, om en nae
jagen van mans

de buitenste niet rijpe jaarkringen van een boom.


>) =
nog

a
het kappen van hout voor uitvoer.
) Vrijgesteld van

3 4 5 6
Voor-Indische katoenen
) = voortzetten. ) = expeditie. ) = Mais. ) =
een

H. & A. London 1903, 1784/5.


stof, cf. Yule C. Burnell, Hobson-Jobson,
r
Manado aandeden.
) =
waarom we voornamelijk vroeger
67

’t aanhouden van slaven, tot


vrouwen, dieverijen, steejen, madappeeren i),
dobbelen ’t 2
en
tuijsschen, en
hanecampen ) te verleeren, welck iaast het

eerst is dat tot het verdere


aanleijdinge geeft, en met kragt geweerd moet

werden.

Zullende
Oubij seer wel te
passé komen, omme Ternaten van de be-

dorvenste en stinkenden ontlasten,


quaadaardigste etter te waar voor veele

reets al schrick
geen kleijne hebben; dit
sij in ’t
voorbij gaan
3
).
Mijns’ eragtens soo souden 50 lasten pad ij jaarlijx over
genoegh voor

d’E. Comp: latende


sijn, aan de raatspersonen vrij, jaerlijx bij gelegentheijt
tot hun ’s bodems,
huijshouden met Comps bij genoegsame ruijmte in de-

selve herwaerts te laten


over komen, voor den Coopman drie, de leeden

van den politiquen 4


Raad
) en van
Justitie elq twee lasten.

Waar mede Ternaten andere


en
Moluccanen, burgers en
Mardijckers,
genootsaeckt sullen in ’t werk
werden, begonnen goed van den landbouw

voort te ende de Manadosche boeren


ijverigh varen, redelijcker in alles en

5 haar
reckelijcker ) werden; zijnde met
bedongen soodanige gesuijverde en

te leveren, dat ’er


gewande padij uijt twee maten een maat rijst gestampt
werd, het welck tot niet
nogh toe geschied is, meest veroorsaeckt door de

weijnige toesigt van ’t


opperhooft, die
sijn werck wel meest
schijnd te maken,

waarschijnelijck e) wel en veel te


schrijven als wel off veel te doen, ofte

behoorlijcke toesigt op alles te nemen.

In dese
gewoonte van soodanige padij, waar toe
sij verbonden sijn te

leveren (ten welken hun


eijnde een wan-molen voor desen toegesonden
hebben 7
), te werck is,
dogh nogh noijt gestelt onder
voorgeven
dat ’er

als
nogh wat aan
haperde) zoo is mede te
verhopen dat tot het leveren

van rijs sullen te brengen kleden willen


sijn, soo
sij aan
geraken: want

dat daar toe tot niet willen


nogh verstaen, is om dat hun ouste
padij altoos

eerst leveren, dan


en
deselvige nogh wel met kaff vervalschen, dat men

van drie maten stampen kan.


pas een aan
rijst
’t Welck sekeren 8
snediger ), naar
sijn meninge, in een volle verga-
selfs bekende,
deringe wanneer beloofde 9) soodanigen padij te leveren als

voren is, die wel


gesegt om
gesien en
gehoord te werden, op de bank

sat 10
daar op ), overeijnde gingh staan, dat het
roepende wel en billick

dat d’E.
waar, men
Comp; soodanige volle
padij leverde, maar versogt dat

aan andere als d’E. als


Comp: soodanigh gewoon waren, met kaff nament-

lijck vermengt, mogten verkopen, waar


op van alle andere boeren
uijt
als
geyout wierd, een die haer
algemeijne greepjes soo
omtijdigh openbaerde.

*) ? = Misschien opium schuiven; madat =


opium?
2
) = hanengevechten.
3 4
) Men maakte van Obi dus een soort strafkolonie. ) =
Raad van Politie.
5
6
) =
inschikkelijker. ) = voor uiterlijk vertoon goed en veel te schrijven in

7
plaats veel uit te 8
van voeren. ) =
wij hebben. ) = een die wat slimmer, vol-

9
gens zijn idee ) toen hij beloofde. ]0
was. =

) =
waar op hij zat.
68

het hun
Ten heeft oock anders geen redenen, om dat vrij mackelijcker
meerder haren
sonde vallen, rijs, derthien, veerthien en mijlen op rugge

door
over ’t
gebergte te dragen, dan soo een ommeslagh van
padij, en waar

anders toe te bren-


oock, door het middel voren geroert, en niet, ligst daer
sullen
gen sijn.
vallen ontrent desen Manadoschen hoeck, zoo onder
Vogel-nesjens er

andere in tame-
Lembe, als wel voornamentlijk de Datahans en eijlanden,

overvloed, make staat er


jaarlijx over de thien pis i) gepluckt
lijcken en

2
werden; hoe seer het selvigh voor
mij hebben tragten te verduijsteren ),
3 de die ’er wel de
alschoon om tot schenkagie te dienen ), Tagulanders

betalen, als andere


snedigste op sijn, zoo veel daer voor beloofde te sij van

kosten, tot mijn eijgen gerief 4


) ben ick in de eerste twee jaren
krijgen
tot
ruijm, dogh naderhand bij nae niet versien geworden, schijnende
vrij
daer aff heeft ’er een pi 5
) adsistent
Manado eenige de pagt te hebben, en

’er anders met


Pieter de Jonker, buijten twijffel voor ’t opperhooft (die
e
den Predikant, als om
’t
schilpatshoorn en
olij om overhoop legt) ),

dat de niet
buijten tijts met een vaertuijgh op uijt geweest, nesjens nogh

half waar door de beesjens al


vrij verstroijt sijn geraakt,
voltoijt waren,

Hieri
soo dat selve
eenige herwis overgeraakt sijn, en aan ’t
eijland sijn
d’eetbare stoffe,
komen nestelen, dog met
geen,
off gantsch weijnigh van

7 de andere stoffe te doen kleven


dan voor soo veel
benodigt sijn geweest )

en vast houden, dat anders van die groote oesters Kemas, off quallige

zeelie
8
oordeels maken, welck zeelie met een breede voet de
) mijns op
weke
grond op
de reven vast sit, en met meenigte spierwitte qualagtige
als beweegt, werdende mede tot aangename
uijtwassen, een spongie sigh
genaemt de
spijse alhier in de Moluccos toebereijt en
genuttigt en van

het
Ternatanen 9
) ; sommige Europeanen noemen Alga
off
Coraloides off craal
agtige zeelie, om dat de
schulp diertjens genoeg-

als de
same onsigtbare ondiertjens, daar aan
sigh soo wel aan
spongien

nestelen verschillende daar aff oock niet veel anders dan in de


en
setten,
dat als witte-zeelie en eetbaar is.
stoffe, gesegt

De
vogeltjens die de leckerbeckiens dese
nesjens verschaffen, sijn kleijne
dan swart en van een
swalutjens, kort en eer dikagtigh plat van
beckjens,
10
), even
gelijck andere swaluwen,
blauwagtigh duijster doorschijnende verwe

hebbende de wanneer men deselve van een


kort van staart, mannetiens,

haald n daar op vier witte vleckien, sijn langh van wieken, kleijn en ligt van
)

hoezeer trachtten het mij te verbergen.


i) =
picols.
a
) = ze ook voor

4
3 zelf geholpen te zijn.
) =
daar ik ervan ten geschenke wilde geven. ) =om

zich de
») = provisioneel.
6
) De predikanten interesseerden om bijverdiensten voor

om de andere
7
dan alleen dat, wat noodig was
schildpad, olie en vogelnestjes. ) =

9 10
kleur. ") = als den
stof te plakken.
8
) =
gelei. ) oningevuld. ) = men

staart uiteenschuift.
69

niet boven de •), dit' doet 2 dat snel in ’t


lijf, wegende vijftigh asen en
) soo

3
vliegen sijn; van soo een
ongesien ) vogelde heeft de wellust en dertelheijt

off liever het Petronius 4 in haar te


nesje van
guijterij, gelijck ) segt, potje
weten te daar niemand de der 5
vuur
brengen, naar nesten Wy-coppen ),

hoe cierlijcken ook, siet, etende nogtans wel


vogel eens omme een
snepje
met 6
sijn dreckje ).

Dit verstrecke tot 7 te ten te


een
uijtspanninge ) meer
goede duijden, om

dat dese vogelnesjens veragtelijcke niet is, als


soo
coopmanschap blijckt
in woelen 8
’t ) van sommige om deselve.

De schilpatshoorn, anders careth, valt alhier selfs niet veel, en


’t geen

’er werd, het aldermeest mede thien in ’t


aangebragt magh op pis jaar

bedragen.

Het tot Manado is last schrift den 13 1680


opperhooft bij van
Februarij

aangelast geworden, alle de d’ E. in te kopen,


schilpadshoorn voor
Comp:
tot 30 rd: ’t pl en aan te slaan het geene daer tegens van andere door

slinxe
wegen tegens het verbod aan, mogte ingekogt sijn; en van Gorontale

schreeff ick den 23: Maart jaars, denselven den landwegh


desselvigen over

nader aan, dat de wel het wigt, hoofden


nogh schilpatshoorn bij maar aan

bestaande hooft als vier elke


most gelevert worden, ijder in 13 stx: aan

den hals tot het staardbeen.


zijde en
vijf van aan

Dit meenden ik wel hebben


soo
getroffen te en waar ’er toe genoot-

saackt, dat mij sullende eenige weijnige goede


om voorn:
Ondercoopman

stucken, ’t versoeck mijn huijsvrouw het tot die toe


op van
geven (alsoo tijt
onder ’s ’t dat ’er viel,
nogh geen Comps coopmanschap, om
weijnige en

betrocken) stond vol ’s


was
9) een
grote kist, die in ’t voorhuijs en
Comps

caret, als het de inne niet


soo men naam
gaf, was, leijdigde, waar een

eenigh bequaam stuck was; beschaamt


egter dat
mij niet gerieven konde,

liet kist halen, daar in lade


hij een
kleijnder uijt sijn slaepkamer een
sijn

bysondere papieren scheenen te


leggen, en verders oock bijsondere schoone

stucken aff in de twintigh stux ’t verdere


schilpadshoorn, waar mij gaff, en

het welck te
bij de rommelsode. dat ’s Comps genaemt wierd, smackte;

V „engels”. Een
') Een „aas” was het kleinste gewicht in het oude stelsel, 35
van een

„engels” was van een oud-Hollandsch ons =


1,538 Nederlandsch wichtje.

’) = maakt dat ze.


3
) = onaanzienlijk.
4
' Petronius „arbiter elegantiae”, opperceremo-

niemeester schreef het „feestmaal van


der wellevendheid, tijdgenoot van Nero, o.a.

klasse. Petronius Padthrugge doelen


Trimalchio”, een rijk geworden man uit lage en

op het geloof dat zwaluwnesten een aphrodisiacum zijn.

5
is 5 worden met de inge-
) Welke vogels hier bedoeld worden onzeker. ) Snippen
1926 bl. 21.
wanden
gebraden, c.f. Recepten van de Haagsche Kookschool, uitgave
7
) = dit ik voor een grapje. De intellectueel was bang dat men hem over zijn
zeg

uitweiding zou kapittelen.


8 9
monopolie de Compagnie.
) = moeite doen. ) Toen was schildpad nog geen van

Toch noemde men het al: „’s Compagnie’s karet.”


70

samen aan de meestbiedende met


mijne vergunninge verkogt wierd, voor

13 Rds; daer op send


soo
hij naderhand voor de eerste maal een reecq: der

E.
Comp: met het jagtje d’
expermt
4 off
) een
picol 125 S: over, bestaende
wel in hoofden maar
uijt enkelde schilfers, sijnde het gehele pl geen rds
2)
waardigh, en waar voor
nogtans tegen den
gestelden 40; Rds in
prijs aan

reecq: gebragt, het we lek hem weder te


rugge sijnde gesonden, verklaerden

wel het leverbaar (e)


hij geen waer te
sijn, met
hooge betuijginge, dat het

verruijld waar; dogh naedien in den ontfang schrift, door den


schipper en

boekhouder
getekent, selfs uijtdrukte dat ’er 118; hoofden waren, en die
125 Q:
woegen, en
wij door leden uijt den Raad het nae tellen, aan
bossen

van 13 stx: weder


verrijgen en
wegen lieten, en 117 hoofden maar vonden,
die 125 ff:
egter woegen, zoo
legt de saack klaar, dat niet, off altoos niet

tot voordeel 8
), door
ijmand souden verwisseld sijn; hier door dan weder

nader
en
geleerd, hebbe ick mij door ervarende in dien lorshandel 4
) onder-
laten, die
rigten eendragtigh seijden, dat
leverbaar(e) waar, immers soo-

danige schilpadshoorn waar door d’ E. Comp: behoorlijcke winst sonde

konnen doen, d’ 40 off 45 hoofden een


pl wegen moesten, dat veel van 118

verscheeld ën waar
bij dan oock
blijckt, dat ’er voor d’ E.
Comp: niet dan

uijtschot en schilfers ten besten


sij geweest, waar hem nu weder
op op
den 12
Maij aangesz:
is te besorgen, dat d’ E.
Comp: als
soodanige waar,
dat tot
bijsondere, en 30: rds
magh bekomen en niet
hoger.
Dese schilpadshoorn vald veel in de
bogf van
Tomeni, alwaer de
vreemde handelaers het van daan komen halen die
jaarlijx soo van

Banthem 5
), Malacca
Atchin, en andere plaatsen, zoowel als van Batavia

en Macassar komen zoo met als sonder onse hebbende hunne


passen, aan-

komste tot Paloe, en kunnende veel


overgangh nae
Parigi, beter als d’ onse

aan ’t voorn: Caret komen, zoo om dat hunnen daer toe


sij tijt besteeden,
en den aard deser
naar
volkeren, alles overlangsaem doen, als dat
sij de

lijwaten bij voorraad


op
leverantie
uijtsetten, en beter koop 6) dan d’ E.

Comp: geven, sijnde oock nae de Mahometaansie wijse al dit


over
thuijs;
wel
ware
eenigsints nogh te dulden, zoo
bij al dien niet te gelijck en onder

7
schijn van
coopmansz: ) allerwegens d’ E. Comp: tegens waren, miet ver-

warringe op verwarringe te
brouwen, uijt haer
een
driftigen ijver ’er

8
overgelooff ).
Het geene nu d’ onse soo tot Manado als Gorontale andere
en plaatsen
van dese
schilpadshoorn bekomen, werd door de Orang-badjos vergadert
en
aangebragt, die oock daeromme veel malen naar de binnen zee van

Gorontale ende off


Togias Schilpads eijlanden scheppen.
Orang Badjas, Badjoes, Wadjoes, Bwadjoes, want het werd ver-

2
’) Experiment. ) =
rijksdaalder. 3
) =in allen gevalle niet om er voordeel van

6
te trekken. *) = smokkelhandel. 5
) = Bantam. ) =
goedkooper. ’) =
koop-
manschap, handel. ®) =
bijgeloof.
71

wad-visschers 4 menschen als


scheijdentlijck uijtgesproken, sijn ) en wij en

vreemd oock niet, dat


onse
zeeluijden, en
nogh soo
nogte soo
wanschapen
in 2 souden
spraack, kledinge, rouw- en
onbesnijdheijt ) uijtmunten, gelijck
het gerugte voor weijnige jaren daar aff, selfs tot in Europa overgevlogen

is, door hetgeen d’ Eerw. Leeraer (Jacobas) Montanus salr daar aff aan-

tekenden, als off het sonder schijn Godsdienst,


waren
luijden eenige van

wel Bantem die


eer van Macassers, Java, en
Japara verdreven, wanneer om

sekeren den anderen wel sterck heb-


tijt bij quamen 700 vaertuijgen waren,

bende idier dat boots erneren


sigh 3
) eenelijck
gesin een
vaertuijgh gewijs is,
de einde
met visoh-vangst, etende de versche tot hunne toespijse, gedroogde
visschen in brood, werdende de haren
plaatse van
vernuftigste tot Coning
in ’t spreecken sterck schreuwende, in postuur
gekosen, sijn en
gestalte,
4 dat levendigh sien
gelaat, gebaarden, zoo woest en ongestuijmigh ), men

5
kan Neptuni kinderen, en
uijt die woeste hoofdstoffe ) gevormt te sijn,
niet
hebbende sulck een afkeer tot het
aardrijck, dat naar hun inbeeldinge
dit is in ’t kort de stellinge
lange op ’t land kunnen sijn, off souden sterven;

van do Montanus.

deser
Hier aan sal ick stellen mijn gevoelen en bevindinge luijden;
haar eerste afkomste dit soude
oorspronck, en begin van omswerven
op zee

ick China ofte te komen, alwaar het vissers geslagte seer


meijnen uijt Japan

gering geagt, genootsaeckt is met vrouw en kinderen altoos in hunne vaer-

alwaar, selfs storm


tuijgen te wonen, en wel
voornamentlijck in Japan bij
daer inne hebbende het ende die
en onweer, moeten verblijven, vermogen

hunne de wal te halen; ’t


vrijheijt eenelijk van vaertuijgen op mogen sij
dan dat dese off vissers, off hard in China
nu
Badjas te gedruckt, ergens

een
mackelijcker en onslaeffer leven sogten, gelijck meest alle d’ omleggende

eijlanden hier door meest bevolkt sijn, het sij wel eer met andere vlugtelingen

de Tarters 6
) ontweken, en met den
hoop niet weder gekeert, maar agter

gebleven, en aldus
op
hun
eijgen selfs sijn blijven leven; zoo
nogtans

schijnen sij nu deselve niet, alsoo dese, die jegenwoordigh ontrent Manado,

elders
Macassar, Borneo en
Philippinus swerven off in Tambocco en sijn,

en wel
duijdelijck op
’t land woonen, een
mengelmoes van allerleij slagh van

volck d’ hardst haar arack te


is, hardvogstigste en
sprekende wanneer men

drincken heeft; meest Chinesen, met g’ ijlde lange baarden,


gegeven sijn

Javanen met kale baard knevels, Maccassaren en andere


uijtgepluckte en

met gevijlde tanden, en verscheijde kennelijcke andere slagh van Baliers,

selfs die niet naelaten


Malei]ers etca ja sijn ’er
mij te voren
gekomen,

konden, door seer heusse begroetinge, met betamelijcke buijginge en strijk-

2
’) = visschers op wadden en ondiepten. ) = ruwheid en ongemanierdheid.
5
3
zoeken hun 4
wild. Kinderen Neptunus
) = bestaan in. ) =
onstuimig, ) = van

uit het het ') de Tataren.


en woeste „element”, water, geboren. =
72

voeten nae onse wijse sigh genoegsaem te ontdecken 1


), bij eenige voorname

Nederlanders te hebben verkeert off werd


gewoont, en van
mij g’oordeelt
slaven
eenige voortvlugtige te moeten
sijn; dogh wesende door hun vermerckt,
dat derselver
op eene
bysonderlijck het
ooge
hadde 2
), is
hij mij nooijt
weder te voren gekomen.
Wat hunne godsdienst ik als
aanbelangt agte even het volck selfs, een

mengelmoes van alles, en dat


uijt hare eerste
beginselen wel meest van de

Chinese bijgelovigheijt behouden, ’t verdere ’t mahomethaans ’er


en van iets

bijgevoegt, en de beelden hier mede verbannen hebben.

Hebbende als daar boven


nogh en een
slagh van vasten
tijt, en
heijligen
dagen, hunne de
naar
meijninge en mahomethaense weth wel meest; zoo

dat ’er wel


duijdelijck blijck van Godsdienst is, gelijck ’er
mijns bedunkens

soo woeste volkeren


geen bedagt kunnen werden, veel minder sijn, die niet

eenigen schijn van ware, off valsche


godsdienst hebben.

Off nu dese sekeren de


zeeswervers op een
tijt en om seven jaren,

gelijck sij voorgeven ergens op eenigh onbewoond


eijland bij den anderen

vergaderen, sonde ik niet wel konnen oock dat als dan 700;
geloven, nogh
vaertuigen bij den anderen soude
brengen, dit is
seker, dat zedert ’t
jaar
75 dat Montanus zalr die 33: vaertuijgen bij den anderen ontmoeten s),
tot dit 1682 toe, dat
jaer selvige getal van
Caijeli en
Tabalij tot hier aan de

Manado toe
verspreijt, meest altoos
gevonden hebben, dat nogtans soo nae

seven jaren sijn, en sal het moeten


blijken, off dit die citst
sij jaar langs
sullen
gemist worden, alsoo sij bequamer kunnen
geen vergaderplaats
hebben, dan op
eenige der
eijlanden tusschen de
noordzijde van Borneo en

Magindanauw dat al een lange reijse dese Manadose Badjas soude


voor
sijn.
Dat oock ider
gesin juijst een
vaertuijgh en eenige onbejaarde en

ongehuwde mede wel


toegestaen is, schijnd wel meest waar; niet te min

soo
sijnder mede, daar dan oock
meer een huijsgesin, wel daer minder in

sijn; selfs vind ’er


men
somwijlen daar maar twee of drie
luijden in
sijn,
dat
en
sommige geheel van vrouwen
gevoerd werden is om dat de mans,

wanneer bij eenige vreemdelingen, off aan onse


schepen off sterckte ver-

in
schijnen, twee off drie
vaertuijgen overstappen, en
laten dus
eenige met

vrouwen alleen besef, die ’er mede


egter soo
snedigh omgaan, als de

mannen en agter aff, off oock off tusschen 4 in


op, reven ) gaan leggen,

sijnde de
vaertuijgen hegt en sterck, en dewelke meest selfs

maken, ende verdere tot


Caudipan, Bwool en Gorontale off in de Lewas 5
)
hare maken laten,
op wijse en koopen; deselve sijn onder en middens ’t vlack
met een effene kiel, dogh aan de voorsteven, daar het boegt en
rijst, meer

en meer
uijtstekende; zeijlen meest off anders roeijen en setten sij met

deselvige riemen, die


ligt, handigh. en
schep-riems gewijse scherp toelopende

’) in de gaten te laten loopen dat


Nederlanders
ze hij gediend hadden.
2
dat ik het
) oog had.
= 3
) = ontmoette. = riffen. ‘) =de Oeliasser.
73

sijn, wetende seer


vaardigh en
behendigh over sware
stortingen, en over de

reven heenen te geraken, daar meest met


voordagt op blijven leggen en
sigh
bevallen laten x
), gelijck ick deselve eens dus in de
bogt van Amoera vond,

sonder dat hun


bij konden komen; dus van haar kiel een
anker
makende,

ontwijcken sij meermalen swaar weer, en hebben hier mede oock wel haar

meeste vangst, alsoo het selve oock wel in


voornamentlijck zee-koeijen en

schildpadden, die op reven, off revige witte sant-stranden houden, bestaat.

Dese
Zee-koeijen, off meer-mannen off -minnen
sijn zee-dieren,
die wel het
men
magh onder halfslagh van land- en zee-dieren, soo wel als

een
schilpad soude
mogen stellen, behalven dat dese niet op
’t lant kunnen

komen, maar de moeten


op reven
verblijven en asen
op zee-groente en

wier, want handen gelijck de Bartholinus 2


geen geleerde ) zoo
kragtigh
meend te beweeren en hebben, maar vinnen, die
gevild, als dan eerst de

volkomene handen
gedaante van
verthonen, waar door dien goeden heer

nevens veel andere de


misleijd is; wijfjens hebben borsten, en
dragen het

jongh meest op de rugge,


het welck soo wanneer de moeder onder water

duijckt, sagjens van desselfs rugge afglijd; het mannetje heeft de telende

leden als mensch,


een
dogh is het meeste ingetrocken en
onsigtbaar gelijck
de paerden, is dit wel ’t meest dat daer aff bekend
en
mij is, hebbende dese

Orang-Badjos een
gewoonte, om wat redenen en soude ick niet konnen weten,

dat sij de
ons
moijt zee-koeijen met het hooft vertone, maar
snijden het

selvigh althoos van de


romp aff.

Het is wel dat veel


waar
sij sigh en meest met de vischvangst erneren.

dog op niet in ’t
verre nae
geheel, als wetende sigh wel wat goeds te doen.

wanneer het hun beuren 3


) magh, sullende selfs geen zagoe eeten soo wanneer

rijst bekomen konnen, dan nogh


en
sijn se wel
op
de schoonste en witste

vernippert en
gaarne bij den dronck, soo dat zij op de Manado en elders

komende, daar menigte sagueer boomen sijn, wel thien twaalf


en
dagen en

meer blijven leuteren om


sigh te vervrolijcken, wisselende aldus en

verteerende hare waren van


sohilpadshoorn en gedroogde visch, waar voor

sij weder kleden en mondkost wegh slepen.

Ter plaatse nu daar dese Badjos de


beij inwoonderen niet wel en

staan, en aan land niet komen


derven, soo onthouden de woeste
sij sigh aan

en onbevolckte eijlanden off custen, daar genoegsaeme zagoe, zagueer, off


oock wel bomen
cocus
sijn, en goed timmerhout is, alwaer sij sigh dan

soo lange schuijlhouden en


verblijven, tot den visch tijd (dat van de schil-

padden en
zee-koeijen meest op de volle en van het eerste slagh.
maan,

wanneer sij hun eijeren leggen, maar op sekere maenen is) hun weder elders

nodigt.

') bij voorkeur blijven liggen. *1 is de Deen Erasmus


op Vermoedelijk
Bartholini (1625 16981 bedoeld.
3
)
4
)
=
gebeuren. =
rondhangen, ver-

toeven.
74

Hun aard, het welck dmine Montanus woest ongestuijmigh


zegt soo en

te is heel anders in 1
stil,
sijn, en
tegendeel ); soo
sijn sij nedrigh en
op-

niemand misdoende, varende hunne als


regt, getrouw, eenlijck op nering
2
zeemenisten ), tragten iders vrund en niemands vijand te sijn; wesende

oversulx de 3) boosaardiger andere die hun overlast doen,


van
gedaan, aan

daar aff
eenige overvallen off dood slaan, gelijck die van Ton-saban voor-

heenen, hun oock wel hebbe laten straffen;


waar over
voornamentlijck en

nu weder onlangs die van Mandaar, daar aan die van Bwool mede pligtigh
souden en die daar wel gestraft dienden.
wesen, over
nogh
Den overlast die somwijlen moeten off boos-
lijden uijt baldadigheijt,
off alsoo welkers
heijt, uijt nijdigheijt, sommige landheertjens omtrent ge-

bied veele ontvolckte off verlatene


reven, goede vischplaatsen, eijlanden en

eenige zagoe gronden sijn, wel schattinge op dese swervende vissers souden

willen stellen, andere loutere euveldaad bloed te in ’t


uijt om
vergieten, om

4
gheel off rood te
mogen gaan ), dese arme vissohers als weerlose
gaarne

aantasten, die dese in


voor en
nogh mijn tijt, geen andere wapenen dan een

goeden dekmantel off Hercules-knodse te wat beter


plagten voeren, dogh nu

geleerd al mede met schild en swaard en


werpspiesen voorsien
sijn; andere,

als noord-celebische dese visschers niet om


onse
eijlanders, mogen lugten,
dat dat hun veels dat ende visch
sij meenen sij te
gaauw
in ambagt sijn,
de hunnen die ’er anders
uijt zee voor neus wegh strijcken, soo
ruijm en

overvloedigh niet en is.

Waar tegens haar wel de hand bie-


men
tamelijcker wijse behulpsame
den magh, dogh mede niet al te veel, ten ware
sig alvorens onder behoorlijcke
al
voorwaarden met d’E. Comp; begaven, waar ontrent zij eerselen, en mij
tot tweemalen onder Chelebische te leur stelden, waar
toe, voorwendingen
door hun oock niet hebbe willen toestaan een prince vlagge te voeren, maar

hebben hun deselve als buijten onsen last, van den Ondercoopman Meijerd
weder de voorwaarden ontrent haar tragte
gegeven, afgenomen, zijnde waar

te verpligten weijnige en meest de volgende;

llijck dat onder deselve niemand ter wereld souden overlast doen;
sij vlagge
2 dat hier door d’E. Comp; sullen kennen als haren schermheer;

3 volck de Manado als oock mits


ons soo
op elders, soo onse
schepen
altoos met als
goede betalinge, en nae
vermogen, zoo
gedroogde verse

visch sullen voorsien;

4 dat d'Manado moeten


jaarlijx op verschijnen;
5 kon ’t alle drie der hoofden op Maleijen 5
);
en
sijn jaren eenige
6 ende hunne de E. te verkopen-
schilpadshoorn aan
Comp:
al wat
7 blijvende d’E. Comp: verders houw en
getrouw, en gehouden
tot nadeel deselve hooren op de Manado te laten weten;
sij ergens van

het Mennisten. 3
)' ’■= te. 4
Gele roode doeken
.’) = juist tegenovergestelde. •) ) en

5
het ) Malayoe op Ternafe.
golden dus als onderscheiding voor koppensnellen.
75

8 ofte in off reven vast


onse
schepen chialoupen ergens gevaar op

redden.
rakende, met alle mogelijcke hulpe en
trouwhertigh te helpen
die
Haar taal is een
oneijgend en selfs onder haar
erdagte *), gelijck
2
van de gauwdieven off omswervende, die men gemenelijcke Heijdenen )

noemt in waermede hun oock eenigsints soude ver-


Europa, men mogen

behalven dat hedriegelijck nogh ondeugende niet en sijn;


gelijcken, sij soo

het den dienst der E. al


en eijndelijck soo
sijn luijden voor Comp: vrij
off voorvallen dese cust
dienstigh, soo om som tij ts lopende gerugten langs
off streek als brieven off te als
te mogen weten, om
goederen bestellen,

de Residenten off schoolmrs van en naar hare


plaatsen te halen en te brengen.

Dat sij mede niet lange op


’t land en souden komen sijn, sonder gevaer

heel anders, als


van sterven te lopen, leerd de
dagelijxe ervarentheijt sijnde

Tambocco, dat wel


van dit oude swervers
geslagte een
geheel dorp tot hoog

daer al .wel aarden


en
droogh op een
bergje aan zee
gestigt is, en
zij soo

3 dor-
als d’andere inwoonders, gelijck gelooflijck ) elders meer diergelijcke

pen sullen hebben.

Ick sonde hier wel meerder aanhalen van eenige haer ’er gewoontens,
liever
wijse van bestieringe en straffe
huijs- off scheepshonden etca maar

daar aff vollen oock onder dese


nogh niet ten onderrigt, langh genoegh
swervende visschers hebbende, in dese selfs
omgeswurven en
bij nae ver-

ward sal ick deselve in vreede laten


geweest sijnde, varen; dogh eer
nogh
d’Manado dit dat den overvloed
van scheijde, seggen,
en
goede koop van

levensmiddelen, aldaer doet vervallen tot


onse
posthouderen een onge-

toomde
dertelheijt, ongebondentheijt en weelde zoo in droneke drinken,

4
tuijsschen ), dobbelen etca zoo dat somwijlen de ligste vogels van daar

geligt, en andere weder in derselver


plaetse gesteld dienden.

onder
Jegenwoordigh leggen ’er agt en
twintigh crijgslieden, waer ses

worden, als
corporaals lopen, en waer aff ’er wel vier
mogen gemist wan-

neer aldaer nogh sterck sullen


genoegh sijn.
In ’t aanhalen den overvloed is UE. te onder-
van van padij vergeten
dat de maat de Manado is, dan alhier $), houdende
rigten op grooter
schaars 88 in 75 dat de hier door altoos
plaetse van 8;, soo padij over
ruijm
omkomt als voorbeeld in ’t dat ick alhier verscheen, wierd
bij eerste jaar
daer factura als
van
ontfangen volgens volgt.
lasten lasten maten

In de 61: 70: 17
fluijt Helena gescheept en hier gemten en

d ’Eendragt 16; 18: 17


„ „ chialoup
Roodehaan 12: 13: 10
„ „ „

115: 5
„ „
fluijt Spanbroeck 104:

’t Amsterdam 34: 37; 31


„ jagt

Gescheept lasten 227; en hier ontf; 254: en 30 m;

4 5
’) zelf bedachte. ’) 3
spelen. ) Ternafe.
= =
Zigeuners. ) =
naar ik geloof. ) = =
76

Sijnde op de 227 lasten 27 lasten en 30 maten over.

Van de Manado westwaarts


ongevaer twee mijlen, onder den eersten

hoek is seer
goede ankerplaats, en oock
goed water te bekomen, het welcke

wel in
agtinge kan
genomen werden, om de
schepen van de maend October

tot
Februari] toe voor een West, West Noordweste, en
Noordweste wind te

die anders Manado


bergen, voor de een bot lager maken, en
vrij fel door-

blasen; tot
van
Februari] April is ’t best in de straat Banca en ’t Moor-

denaars gat te gaan leggen; van desen eersten hoeck van de Manado onge-

in de
vaar ses
mijlen bogt van

Amoera daar heel binnen kan


men
loopen, alwaar
goede anker
grond
en men
genoegsaem beschut legt, voor alle winden en ’t aanrollen van de

zee, sijnde wel


vijff mijlen diep; d’ oosthoek diend men wel wat te schuwen,

daer breed riff afstrekt, in


een
tamelijck verre zee; alhier en vald niets
bijson-
ders, dan dat ’er de naaste is, Ton-saban te
wegh om naar
gaan, en dat het

als een scheij-paal verstreckt tusschen den


Coning van Boulan en
sijn wel

eer onderhoorige Manadische Berg-boeren, zoo dat men


het
selvige onder de
Manado wel rekenen
magh.
De Manadose bergboeren in ’t
algemeijn sijn soo nae
ijverigh over dese

plaatsen, dat in
sij ’t minste niet en willen
toestaan, ofte
gedogen, dat

hoewel het een


ongemene vrugtbare streeck lants en onhewoont is, dat den

Coning Loloda van Boulan ofte


sijnen broeder den prince Maccarompius
off ijmand anders ’t aldaer
van
coninglijck geslagte van Boulan, een dorp

stigte, van vreese ’t


jock weder
op
den hals te
krijgen; onderwijlen staan

sij toe, dat deselve, als


sijnde hun
wettig land, aldaer zaijen, maijen, zagoe-

kloppen en
zagueer tijfferen *); ontrent 10
mijlen westwaerts is de hooft

plaetse van het


coningrijk
Boulan leggende schoone sterck is alhier
aan een
aflopende stroom, dog
in ’t noorder niet te
getij, seer
veijligh leggen.
Dese stroom Boulan heeft twee komende de hooft tack
van tacken, uijt

het ’t
Zuijden en
gebergte van Mogonde, d’ andere komt
uijt den Westen

’t strand
en
gebergte van
Doemoegoe sigh ongevaer een
mijl van ’t met

andere mengende, en
sigh dus gesamentlijck in zee losen.

De verloste in haar
Doemoegers hebben
sigh dese stroom
op
weder

oude erfgronden ter neder hoewel dat de


geslagen, de
meninge was, sij met

Prins
Maccarompius tot Auwn een dorp souden maken, dogh ’t schijnt dat

ijder vogeltje gaarn wederkeert alwaer ’t


gekipt is 2
).
Onder den Boulan geboren mede de dewelcke
Coning van
Mogonders,

sij opgeven wel 4000: sterck te


sijn, dogh en heeft ’er den Coning van Boulan

niet boven de 900: tot volle die


sijn gehoorsaamheijt, sijnde eenlijck geene,

die de
langs rugge van ’t
gebergte van Salama Dongi woonen, welck groot

') F.
palmwijn tappen uit Zie hierover Dr. de
=
den bloemkolf van den arèn-palm.

Haan, Op. cit. 11, Excurs XIII, bl. 761/2. ’) = waar het is.
gevangen
77

Boulan met het al mede verbranden,


dorp wij voor
schip Middelburg sijnde,

leggende een
dagh gaans te lande-waarts in; d’andere Magonders woonen

te middelants in ’t wel 20 ten


gebergte mijlen en meer
verspreijd, grensende
oosten aan de dorpen van Poenut-Saccan, en ten westen
stuijten sij aan

komen dus tusschen de noord


’t gebergte van
Andagile; *) Caudipan aan

de ’t land, in
zijde en
Boulangas aan
Zuijdzijde van
zijnde kleijne gehugten
off verdeelt, door wesende
buurschappen waar seer
ligt te dwingen sijn,
ten d’hh Sinion Cors, den Jan Babtist met in de
tijde van
Vaendrigh ses man

geweest, die ’er den baes naderhand in


Mogonde genoegsaem speelde; en

’t begin van de
bestieringe van de Hr van
Voorst, meenden
hij nogmalen
derwaerts te
gaan, wanneer door ’t
springen van den bergh, waerdoor al

de Coous boomen ’t onderste boven


bevorens gesegt is, gekeert waren,
en

in van de stroom van voorheenen, het binnen water vonden, waar


plaatse
evenwel wierd de d’andere kant Boulan
voor stuijten; soo togt van en

hervat, den Loloda daar met


gaande Coning van naar
Mogonde eenlijck
twee Nederlanders
beijde nogh in ’t leven, als den Sergiant Jan de Vries en

Corpl Jan Blauw, en schoon den Coningh haar lafhertigh onderwegen met

de
sijne verlied, zoo stapten dese egter van
eenige Manadöse bergboeren ge-
de wierden al daar
volgt, Mogonde in, en over
sij quamen, door schrik en

met genegentheijt ontfangen en onthaald, hebbende al een


vreese
groote
dien doorwandelt 2
).
goede reex van
gehugten op tijt
Loloda heeft bevorens
Den Coning lange over
hoop gelegen met sijn
broeder den die bevorens altoos de zijde der
prins Maccarompius, Span-
d’ E. al wat veroorsaekt heeft; ’t
giaerden hield, en
Comp: vrij spoox was

wel meest ontstaan erffenisse ’t houden hebben, den


over en om en
zijnde
Loloda te vasthoudende Macca-
Coning vuijl gierig en
listig en loos, en

rompius onbescheijden in
sijn eijsschen, malkurigh, wispelturigh, sot en

boos; is ’t den wat heenen


dog jongst door ondercoopman Meijert soo
bij-
vereffent.
geleijt en

verschil tusschen den Loloda


Nogh staat er een
open Coning en

Chiauwsen d’Arras de Celebische door


Goegoegoe uijt een
huwelijck op wijse,
d’Arras in met Boulan welcke
sijn ballingschap een
dogter van
aangegaen,

d’Arras tot trouw 3


) heeft
dogter een
morgengave op gegeven.

Een
goude oorhangsel.
do singel off heup band, met glase coralen en eenige goude
~

doormengt.
Vier stux armringen.
Een
goude kettingje.
Een hals-snoer, coralen
vrouwe met goude doorregen

2
') =we komen. ) De durf van dit tweetal en het succes van hun tocht is te

vergelijken met Ida Pfeiffer’s tocht dwars door Ceram in 1853, cf. „Een vergeten

exploratie” in de 1926 No. 151, l ste blad door schrijver dezes.


Java-Bode
s
) Huwelijksgeschenk.
78

Vier in d’ooren te steken.


goude stifjens, om

Een pinangh doos en

Een slaaf.

Chiauw d’Arras weder in


Nu is ’t dat met het overgaan van sijn
den Loloda
Vaderland en oude
bedieninge geraeckt, Coning sijn dogter
ander te
niet heeft willen laten volgen !), voorgevende geen insigt gehad

hebben, dan dat d’Arras


op Celebesch sonde verbleven
sijn, zoo dat sijn

niet elders vervoerd worden, had.


dogter aldaer, en om te getrouwt
d’Arras daer hier aff niet te wel van hare
en tegen segt weten, maar

onthouden aldus het


gewoontens dat
terwijle hem
sijn vrouw en huwelijck
hun die kant eerst verbroken werd, dat als dan
op wijse aangegaan, van

ook hem de huwelijx gift dient weder


gegeven.
loochent de bewerende
Dit
weijgerd den Coning Loloda en
gewoonte,
sulx met een andere Celebische
gewoonte, en dat het een
vrijwillige gifte
’t hunne
soude
sijn geweest, voor ’t aangaan van
huwelijck op wijse.
En is dit verschil soo
onbeslegt blijven hangen, alsoo
op mijn jongste

aanwesen tot Boulan, den Coningh Loloda niet konde bewegen sigh geseg-
te ofte aan boord ende tot inkeer te
lijcker en
reckelijcker 2) aan stellen,

wierd, welck wel diende


komen, maar
voortvlugtig ’t egter afgedaen en

vereffent, en
Coning Loloda
bewogen te werden, om
agtervolgens het plac-
den Goegoegoe d’Arras te
caet dat de vrouw de man volgen moet, sijn dogter
’er wel ontrent d’Arras als des
laten
geworden, te meer wedersijts, soo

welcke
Conings dogter goed verstant 3
) en
genegentheijt is, het een
gewenste

saecke soude sijn”.

Zoo lichtte den toestand de Minahassa en van


Boladng-
Padtbrugge van

Mongondou in 1682 toe.

volken
Moeilijkheden in dat wespennest van
lichtgeraakte primitieve

niet uit. Toen op Siauw was bereikten hem allerlei klach-


bleven Padtbrugge
bedreven door Minahassers 4
).
ten over „misdrijven en snoode feijten”,
brave
Daarom ging hij naar Manado, waar hij bij aankomst „door een welge-
oock de
schikte Compe Tagulanders beleefdelijk ontfangen, gelijck van

E.
hoofden der inlandse galijen of Corcorren die sijn gevolght en
bij gekomen
5 den 11e alhier, daer
waeren, in een generale vergaderinge ) Februarij
deel berghboeren present geroepen
alle de benedenlandse en een
groot
eerst die waer over den Commandant alhier in zijne
waeren, sijn voor geene

Siauw hunne mis-


brief de Gouverneur tot
ontfangen, geklaaght heeft,
bij
snoode
feijten wel scherpelijk onder
d’oogen gestelt en
eijndelijck
drijven en

ditmael den Gouverneur


deselve met een civiele boete voor gepardonneert;

‘) toen Darras weer in zijn vaderland kwam, heeft Loloda enz.


=

goede verstandhouding.
3
2
) tegemoetkomender, schappelijker. ) =

d.d. 19 Maart bl. 234


4
) L. A. Bat. Afg. Patr. Br. 1682/3, 1683, e.v.

5
) Minahassa geheeten, zooals uit latere archiefstukken blijkt.
79

emmerde oock eerst der daer nae in ’t alle soo-


eene
dorpen en gemeen

den Boelan onder de


danige meer, die aan Coningh van
eenige schattinge
handt hadden opgebraght l
) de
vrijheijt in welcke
sij door d’E. Comp:

waeren gesteldt, met verwijdt van haere


ongehoorsaamht en dobbelhertig-
2 of die
heijt daar tegen, item deselve in keure
gevende ) se
bij vrijheijt
hun te hebben, sonder
langer begeerde te
blijven, dan liever een koning over

haerlieden souden liever


dat die noghtans uijt ij mand van gekooren, maer

haeren koninck Loloda van Boelan daer toe weder in con-


voortijts gewesen

werden, hem de zijde


sideratie konnen gebraght onaangezien hij aan van

Comps vijanden gevoeght hadden etca, soo protesteerde een ij gel ij ck daar op

den Boelander doen te hebben, voord


datse met geen meer
begeerde maer

de
aan
goed en bloed met d’E.
Compe wilden opsetten, insonderheijt Bergh-
die all beloften off
boeren, nu
ettelijcke jaeren onder goede waeren op tegen

wraak te de roverijen, gewei den, menigvul-


gehouden om nemen over en

dige schaden welke die van Passan, Dathan, Sakkan en Tonsaban haer had-

ende welcke oorsaeke oock d’E. de kosten


den
aangedaan om
Compe nu

heeft in tot haere te


een wijle tijt gedragen van
Tamererij bescherminge
houden 12 militaire
coppen onder 1
sergiant, bisterende dierhalven kragh-
de
tigh ten eijnde sij deselve met
eenige hulp uijt presente maght mogten
betaalt menende
gaan op ’t lijff vallen, en haere geleden ongeluck setten,
souden derven als
bovendien dat het niet weder soo
light wagen sij gesien
beschermende etca; weshalven den
hadden, d’E. Compe hunne onderhoorige
consenteerde 3 mats dat moesten afstant doen haere
Gouverneur oock ), van

het dooden onschuldigh


duijvelse supperstitien sijnde namelijck van een

mensch civiele ofte ’t zij wel


tot versoeninge van
gemene misdrijven, geen

konden
beloofden te gehoorsamen in soo veel dese
toght aangingh, maer

haer tot geen


absoluite afstandt deser grousame gewoonte persuaderen;
stemden des Gouverneurs aanraden de vrage toe om met
onderwijlen sij op
minne aldien deselve
de
wederparthijen in der te verdragen bij genegen en

worden de schade te voldoen, behoudens


bereijd moghten gevonden gelede
dat dan oock hunne in den
se jegenwoordige dorpen verlaten, en
kreijts van

4
de haere wonnen mosten; wegens den optoght ) was onder haer
gesament-
dat de strand dorpen met de Corcorrevloot den
lijck vastgesteldt nevens

boven lande Daathahan den


Gouverneur vertrecken, en die van te naa wegh

souden malkanderen aldaer te verspreken 5


), welke laast-
nemen en traghten
wierdt den Harmen Smith 20
ge noem
de
parthij bijgevoeght Sergiant met

mede dese besloeten is;


kloeke militaire
voetgangers, waer
vergaderinge

en
ging sijn E. den 13. voornoemt met het
jaght onder ze
ijl, gelastende

2
l
vermeld in het contract 1679. = hen latende kiezen.
) d.i. het vijftal reeds van )
3
Dus de tot handhaving van haar prestige. Niet zonder
) ging Compagnie mee

humor der één niet het vervolg,


is de belofte „bergboeren” om voor keer, maar voor

afstand te doen van hun koppensnellen.


*) te treffen. Het krijgsplan dus door de inheemschen gemaakt.
=
expeditie. *) aan was
80

aan de hoofden de inlandse


van
schepvloot te
volgen en ’t
schip in de

straadt Banka off Lembe op te dat


soeken, eghter over
langs geschiede en

vvierd aldaar den Lieutenant


Cromhuijsen met het ineerendeel der Corcorren

’t
nae
eij landt Datahan omtrent de golft van den
inboght gelegen, sijnde de

bestemde plaats, afgevaardight en


gelast van daar te lande naer de
dorpen
Dathan en Passan te deselve
op stappen en in de asch te
leggen hoedanig
reeds met sack en as geschiet was
volgens tijdinge daer van bekomen; het

vordere werck omtrent die Tonsaban


van en boven dorpen souden den

genoemde Sergiant met


sijne 20; soldaten en bij hebbende Boeren verrighten
en Lieutenant
hij nevens de militie en inlanders ten eersten weder af en
op
Gorontale komen, werwaerts E. den
sijn cours
langs de wal
vervolgde en

aldaar den sen Maardt de revier anker


op voor
wierp, komende ’s anderen

daags heel binnen; den Lieutenant vier hier


dagen nae
invoegen als vooren

E.
bij sijn verscheenen sijnde, rapporteerden hoe den 28en de
aan
gangh
geraekt en iy 2 dagh berg op en neder gemarcheert hebbende gekomen
in het
waeren
dorp Datahan, dat van de rebellen verlaten vonden, en niet

daer den
verre van
Sergiant Smith nevens sijne bij gevoeghde soldaten

i) welken
bejegenden Sergiant hen
berighte dat
hij met al onse bergh
boeren over Tonsaban Passan
nae
sijnde opgetrocken in middens
tijdinge
hadt dat de
gekregen, vijanden een
dorp van d’ onse, Caskas geut, terwijle
het
manschap van
huijs was, aangeranst en in de brandt
gesteken hadden,
soo dat
genootsaekt waeren
geweest aldaer weder nieuwe
wooningen voor

de
gevlughte wijven en kinderen op te slaan, wanneer om de rebellen te

soeken
uijtgetrocken sijnde, wierden in de
wijdt van Passan voorschreve

eerst door dikte scheen


een groote voet en
angels gestut, en
daarop onder

het uijtrukken derselve de de linker


van
parthijen op vleugel aangevallen,
dogh door onse Boeren
kloeklijck wederstaan, als de
op vlught gedreven
hebbende, niet min, alvoorens
sij te 2 van onse boeren die wat voor uijt
waeren om kokus te de
gegaan haelen, koppen wegh genomen, waer nae

hun wederom
ongevaer 11/ 2 uur
geleden lieten sien en
op
de
reghter vleugel
toesetten, daar onse
Europeers waeren, dewelcke haer door het
schietgeweir
soodanig onthaelden, dat andermi de
wijk met verlies
namen, van
vijff
hunner hoofden ofte komende
voorveghters, en
voor het gemelte dorp Passan,
hadden den
soo zij Sergiant toegeroepen dat wel vreede met d’E.
Compe
wilden maeken, maer nu niet derfden overkomen, vermits de onse al te sterck

daer
waeren; hij op antwoorden, dat se de hoofden van
wegen
d’E.
Compe
over haer gesteldt soude senden, deselve
dogh quamen niet te
voorschijn
en hadden in middens het dat de in brandt
dorp verlaten, van onse
gesteken
wierd, doe
en
gingen eenige boeren wederom met troepen uijt om de voort-

vlughtige nae te
speuren,
welcke met een
buijt van
veertigh afgehouwe

’) = ontmoetten.
81

te daermede haere
coppen rugh quamen, sij nu wraek-lust scheenen
ge-
boet !) te hebben, sonder dat verder toonden die
genegentheijt om
op van

Tonsaban mede een


proef doen,
te gelijck oock
geen
lust hadden tot verder

vertrek Gorontale; dies den Lieutenant als desselffs


nae
bij hebbende troepen

weder aftrocken, komende


langs een
bequame wegh naer een halven
dagh
marcherens de strandt
aan
bij onse
vaartuijgen, daer se te vooren ander

halven doende
dagh over
geweest waeren; den Gouvr (die wij hier even

te vooren binnen de Gorontaalse revier


gelaten hebben) quamen op zijn
arrivement door
en
verscheijde klaghten en rapporten te vooren dat name-

die Gorontale Limbotto hadden


lijck van en
gesoght te verhinderen het

maeken van seekeren ofte staek-werck in door E.


pagger Doemoego sijn
belast op te rechten tot het
bescherminge van nieuwe Christendom aldaer,

terwijle voor een aanval der


geseijde Gorontalers etca bedught was; item

dat lieden hieromme als


sij het verbranden en
wegh nemen haerer
vaertuijgen
de
aan
buijten-cust mitsgaders het besetten van de rivier daar het
jaght
Voorhout, dat op 3e December met den Predicant C. der 2
van
Sluijs ) op

dese stroom den


gekomen was, weg nae Doemoego voorsz:
geslooten en

d’ verhindert hadden eenigen


onse toe voer van leeftoght derwaerts te
brengen
ofte aldaer boord te kost te haelen,
onse
posthouders nae vaeren om hebbende

boven dien ten selven de vlacke


eijnde een
vastigheijt aan hoek ofte
Padang
sulx dat de
opgeslagen, onse in
Doemoego als beslooten
lagen en hadden

onder anderen den Predikant


sij en
Vaandrager Jan Francen nevens den

Siauwsen die Paloe,


Goegoe beijde over
Parigi en Tomini alhier den 7e

voormelt aangekomen van land gehouden haer


waeren en
gedreijght al te

samen doodt te slaan, dat


soo
genootsaakt waeren geweest weder nae boordt

te keeren, gelijck zij ock


weijgerden het drinckwater ’t te haelen;
voor
schip
hier sond E:
op sijn onder ’t
geleijde der
beijde Schippers van ’t
Wapen
van
Middelburg en Voorhout als oock den
Vaandrig jan Francen met 24

gewapende mannen
eenigen rijs tot
leeftoght voor d’ onse in Doemoego
de boot
per en
schuijten, de stroom
op naer
Padang voorschreve, om

deselve daer
van
gindswaerdts over te
brengen; welcke offecieren tot

Padang gekomen sijnde hadden


sij den
Capitaijn Lauwt ofte Zee-

vooght Kitzil moeda, die


zigh Radja Lauwt ofte
Zeekoningh liet noemen,

gesproocken en haeren last bekent gemaekt hoe den Gouverneur


naementlijck
de Koningen van Gorontaloe en Limbottoe dede groeten, desselffs
mitsgaders
deser
verschijninge te
plaatse weten liet en dat
sij gestiert waeren om

in alle
eenige leeftoght seekerheijt nae
Doemoego te brengen, naedemael sijn

b =
gekoeld. •) Cornelius van der Sluys kwam in 1673 naar Indië als krankbezoe-

ker; hij legde in Indië af.


zijn examens voor predikant In 1678 ging hij naar

Ternate. Na in Indië
een verblijf Holland keerde hij naar terug en overleed te

Batavia in 1715.

6
82

E. het
van
gebrek aldaer verwittight was, en dat
insonderheijt haer belast

ware hun aan te


seggen, ingevalle het met d’E:
Compe wel meende, sij
dese haere sonde
vastigheijt op morgen moeten
mij men, alsoo die plaatse
bij sijn E.
geschickt i) was, om met de Koningen en
grooten behoorlijck
raad te hun
plegen en reden af te vorderen soo
wegens
’t verwoesten van

Bowool als verdere


gepleeghde gewelden en
moorderijen en ’t verbreken in

soo veel deelen van het verbond met d’E.


Compe aangegaan, werdende daer

benevens wel
ernstelijk gewaarschouwt, dat bij aldien niet
goedwilligh dese

vastigheijt verlieten, men hun met geweldt daaruijt soude moeten doen ver-

t reek en; item dat haere saeken


soo
lange nogh niet vereffent ofte
afgedaan
de haere
waeren, geen van
sigh tusschen
Doemoego en
Padangh ofte daer

tusschen en onse
schepen souden laten willende
vinden, van
ongelucken
bevrijd sijn en
blijven, belovenden
sijn E.
buijten dien en soo
genegen
waeren te versoenen, dat haer de minste overlast soude
geene geschieden;
andersints het
was voornemen
Comps en der
bondtgenooten geleden onge-
door de
lijck wapenen te wreeken, dogh de
afgezondene keerden onverrighter
zaeke met dat
terugh rapport se
instantelijck versoght en
geboden waeren

de reijse nae Doemoego ditmael te willen staeken en tot den anderen


dagh
uijtstellen om alvoorens haeren Bea
Coningh hier van kennisse te doen,
ten
eijnde sijne gesanten eerst aan boort
moghte verschijnen, ende sonder

wiens kennisse d’onse niet konden


sij toelaten derwaerts te trecken,
seggende
oock datter ais
gevair was
sijnde vol volk en beseth etca en
onderwijlen
hadden de onse gemerekt dat de holl ofte
vastigheijt geen enckelde Pallisaad

werek, maer van binnen aangevuld als


was, arbeijdende nogh aan het maeken

van blinde
borstweeringen; waerop ten selven dage tegen den avondt
drij
afgezanten, sijnde moorse
papen met den
tolck, aan boort quamen, om den

Gouverneur uijt haere


naam van
Koningen die van Gorontale en Limbotto

te verwellekomen
medebrengende eenige thuijn- en
boomvrughten tot ver-

eeringe, welcke bootschap het


en
bijgevoegde present aangenomen wesende

sond E: deselve
Sijn weder
terugh met een
wedergroete en
vriendelijeke
waarschouwinge van
wijslijk te beraden op ’t haer door de voormelte
geen

onse
afgezondene reeds te vooren was
aangediend, specialijck raakende

het der
inruijmen vastigheijt, dat ’s anderen
daags morgens vroegh moeste

mede deselve landt


geschieden, waer naer
vertrocken, doende verseke-

ringe dat haere


Hoogheden al heel
vroegh aan boord soude ver-

schijnen; Sijn E. liet


onderwijlen met den
dagh alles klaer maken wat

tot het overbrengen van levensmiddelen naer


Doemoego dienstigh was

’t dat het soude


zij geschieden met lief off
geweld, komende onder-

den
wijlen op middagh den schoolmeester uijt Doemoego met 2 a 3

dier inwoonders aan boordt, dewelke verhaalde hoe ter al


sij sluijps en

door onbekende
kruijpende wegen en over ’t
geberghte waeren gekomen, met

') = bestemd.
83

hem brengende een


advijs-briefje van de
Sergiant aldaer, waerinne te ken-

hoe
nen
geeft, hij op ’t
gehoor van
eenige salvo schooten ende
presumtie
daer uijt gevadt van des Gouverneurs arrivement in
meijninge i) geweest had
om naer boordt te komen, dat door
dogh de Gorontaelse Posthouders aan

de hoeck van
Padang gestut was, dewelke hem niet te min E.
sijn ver-

schijninge nevens
nogh 50: corcorren te verstaan hadden;
gegeven hij
refereerde den toestandt
wijders van Doemoego aan het
mondeling verhael

den
van
schoolmeester, seggende voords datter in de
vastigheijt tot Padang
500
ongevair mannen
lagen, dogh dat hem niet
toegelaten ware
geweest
binnen deselve te den Gouverneur
treden; onder tusschen
uijtsiende nae

de beloofde comste de
van
Coningen vernam instede van dien op ’t
lage
voorland, omtrent den de
dorpel van
stroom, eenige Gorontalers die ’t schip
toe
wuijffden en
wenckten, ’t welck
sijn E: voor een
kleijnaghtinge
opnam; liet over sulx wederom alles gereed maeken, om den
wegh nae

Doemoego, ’t
zij in der minne of met
geweldt, te en wierden tot
openen,
dien
eijnde parthij soldaten en matroosen onder de bevelhebbers van
gisteren
in de
vaartuijgen gescheept, te samen in alles veertigh met nader
koppen
ordre om de Gorontalers eerst te spreken en
ingevalle deselve nae
geen
reden
quamen te luijsteren maer
sigh in
postuijr stelden om d’ onse tegen te

staan of dat se actiën thoonden om deselve te


aan vallen, soo souden
wij
traghten de
vastigheijt te vermeesteren en hun
daaruijt te
jagen etca, waarop
deselve afstaken en
dusdanigh met de Gorontalers in
geveght raakten als

de daar af
verklaringe door voorn:
drij hoofden verleend ’t welck
uijtweijst,
om
sijne kortheijt hier van woorde tot woorde sullen insereren
luijdende
aldus:

Soo als
wij ter ordre van d’E; Heer Robbertus
Padtbrugge Gou-

verneur en Directeur der Molukkos per scheeps roeij-chialoepen, boots,


en welbemande Corcorren de
van
scheepen Middelburg en ’t Voor-

boutje de rivier van Gorontale op en nae


Padang vertrocken waeren, om

aan de beveiihebberen in de aldaer bekent


vestinge te maeken dat
geen
’t welk
sijn Agtb; nodigh aghten haerlieden kond te doen, soo ist dat
de wal
wij aan komende op ’t landt stapten en
riepen aan den Kitsil

moeda, die boven de


op vesting stondt, dat
Sijn E. geliefden tot ons

af te komen, alsoo d’E. Hr Gouverneur tot hem ende


ons verdere

Bobatos 2) had;
afgezonden dan in plaats van hier nae te willen hooren,
commandeerden hij binnenwals de die
sijme, aanstoots tusschen de 40

a 50 mannen meest wel


groote persoonagies en
gewapent op ons
uijt-
vielen; dan
eenige der voornaemste wierden door d’ onze
soodanig
onthaelt dat diverse met de neus in ’t zandt doodt ter neder
plotsten,
de ter
waerop nogh overige vestingh ingedreven wierden alwaer
hij
nevens haer mede makkers omtrent 8 900 in ’t
a getal onse kleene

2
') =
van plan. ) =
lagere hoofden.
84

40 Hollanders uir tot


maght van
hartnekkig een
langh weder-stonden,
naedat drie maelen x
dat wij eijndelijck, Gode zij danck, gerepoucheert )

de den hals
waeren
geweest overwinminge bevoghten en
vijand over

de
en
kop met verlies van 29 mannen en een goet getal gequesten

dreven; onder stont al het voorschreven etca.


vestingh uijt gene

Ses Tomiense de het afsteken te


vaartuijgen waeren
gelast onse op

bleven sammelen 2
volgen, maer alsoo deselve in ’t
gesight van ’t schip )
den Gouverneur in nae deselve
was een
praeuwtjen gestapt en toegevaeren
de schrick hadden haer be-
om hun voort te
pressen dogh en vreese soo

dat vast bleven niet E:


vangen en verstijfft, leggen, tegenstaande Sijn voor-

het liet doorstaan 3 alsoo het schieten


uijtschepte en nae
Padangh ), uijt
’er te doen was, ontmoetende oock daeromtrent
van
ginds gewaer wierd wat

de mede kennis den


schuijt van
Middelburgh waer
eenige buijten van

de Tomienders tot
Schipper waeren
afgesteken om, soo
sij voorgaven, hulp
vermits de in ’t te kort schooten, en al ettelijcke
op te roepen, onse
geveght
dooden en gequesten hadden; maer wierden terugh gesonden en komende

al in de te
Sijn E. aan land vond onse matroosen vaartuijgen en
gereed om

haeren de Ronde met den


vlughten, terwijlen schipper Krijn vaandrager en

28 hooft hooft met den


de soldaten te samen 26 a man voor
kloekmoedigh
bleven volharden, werwaerts E. deese verbaasde 4
)
vijant in ’t geveght sijn
toedreef met gasten, daer onder
weder nae en
personelijck eenige rappe

de wal clauterende, doende het van overwin-


den trompetter, op teijken
hals door 2 aghter
ninge blasen, wanneer den
vijand op den gebleven
onder dooden
poorten aan ’t
vlughten raekte; bovengenoemde vijands
12 in aansien de naeste
sijn geweest alle de voornaemste en en
agtbht
hebben
aan den
Koningh als met name oock haeren Capiteijn major en

vier dooden, dogh al eenige gequesten becomen;


wij aan onse
zijde
werd die
’t
getal stondt niet genoemt dan datter maer van een gemeld
wonden den buijd bestond
perijkel van sterven liep, de rest lighte sijnde;

metale, bassen als haax, sonder anders, die naderhandt


in elff soo stuckjens
den Gou-
op
de Corcorren van Siauw, Sangij, en Tagulande verdeeld sijn;
land komen
verneur liet ’s anderen
daags meer volck van de schepen aan

die in de 28 koos, waermede als


uijt het welke en vesting waeren mannen

inlanders
de schoolmeester en
sijne 3
compagnons
nevens eenige sigh op

onderstaan off die off


de wegh nae
Doemoego begaff om te veijligh was

niet bevond deselve effen meest al door opene velden en schoone


en en
goed,
dat viel niet te
vlakten heen, sonder eenige tegenstanders vernamen, maer

niet
min mits de
groote hitte vrij moeijelijck en had voor veelen langer
waermede veel
hoeven te duiren, alsoo sommige ter neder
sijgden, tijts
2 2y E. wierd door
versleten, wesende andersints maer a
2 mijlen ver; Sijn
stuck met sulcken angst,
de dorpelingen een
goet weegs ingehaaldt, dogh

3 4
2
Padang aanhield. J verschrikten.
‘) =
teruggeslagen. ) = treuzelen. ) op
=
85

dat ’t minste trilden beefden; het


op gerught en
dorp was
geheel en

rondomme geslooten en hadden d’ onze


nogh daar en boven een afsonder-

ofte staak-werck hun selven; daar sterck


lijcke pagger op sij waeren seer

binnen geweest, Nederlanders, oock oorlogs gereet-


aght en
twintigh van

schappen wel voorsien, die alle met het jaght Voorhout overgebraght en

op
desselffs eerste verschijninge met den Predikant derwaerts
geschickt sijn,
4 den Wielis Revens die met soldaat al
uijtgeseijt ) Sergiant nogh een
eenigen
bevoorens daar is, het bestier school de
tijt geweest om van
dorp en nae

voorschreve ordre te schikken; den Gouverneur ontmoeten


wat helpen aan

de poorte de kinderen, smekende


sahreijende vrouwen en
erbarmelijck om

het der Gorontalers etca verlost te


eens
geheelijck van
dreijgende gevair
dewelcke vertroost met belofte daer in te sullen
mogen werden, sijnde van

voorsien keerde E. weder wesende bevorens de


Sijn nae
Padang, provisie
in als mede Lieutenant de
Doemoego aangekomen, den Cromhuijsen van

de Manadose verhaelt; den Gou-


toght tegen rebellige bergboeren vooren

sprak hier in ’t den hem


verneur nae
bijsonder met Regent van
Doemoego,
voorstellende de overvloed ’t Batchian,
goede gelegentht en van
eijlandt
datse daer alle hun souden konnen nederstellen in-
buijten sorge soo se

clineren desen hoek werden,


moghten van
onrustigen ontslagen te presen-

terende tot hun transport het Voorhout ; toonde daer toe


jaght maer
hij
de minste te hebben, vreesde ook,
geene genegentheijt soo
daerop aan-

gedrongen wierde, dat sijn volk hem wel light verlaten en wegh-loopeo
sulx dan versoek oorlof 2 het
moghten, op sijn eijgen ) kreegh om met

s) (aan de vertrekken, aldaer


geheele dorp na Ajon buijten kust) te en bij
schoonvader den ofte Prins
sijn Kitsjil Makarompius te gaan woonen”.

De Compagnie deed het hare om Celebes in rust te houden. Over

Manado meldt men;

„Aan dese noordhoek vinden wij dat d’E. Compe reghte voordt be-

swaerdt is met de militairen loontreckers: Manado


naevolgende op

1
vaandrigh \

1 de Redout 19... 4
)
schrijver v aan

17 soldaten en
Corporaels )
Te Manado 1 1683 door de saluutschoten ter
was op September eere

den Siauw
van
koning van (de Compagnie handhaafde een streng ceremo-

nieel) brand De in steen waartoe


uitgebroken. loge zou men
herbouwen,
een ingenieur met werkvolk uit Ternate over kwam.

„Tot Manado volgens schrijven het Opperhooft aldaar


was van
gent
der Mast in dato pmo
Anthonij van
September 1683 Comps logie door een

brand het doen eerschoten


ongeluckige sware
voorgevallen met van eenige

2
’) = uitgezonderd. ) =
toestemming om afscheid te nemen.
3
) = Auwn

4
L. A. Bat Afg. Patr. Br. d.d.
) 1682/3, 19 Maart 1683, bl. 259.
86

de komste des Coninx Ceau in de asch oock de


op van
geraackt; gelijck
bij leggende dorpen Ar is en Clabat, dogh de schade voor d’E.
Compe konde

niet groot zijn, omdat het der


gros weijnige Coopmanschappen op de redout

bewaert wierd. Men zoude aldaar in stede de


van voorsz:
afgebrande logie,
die van
ligte stoffe
op geslagen was, een nieuwe logie van steen maken,
ende de
waartoe ingesetene gelast stonden te werden, de hand te bieden

volgens hun gehoudens bij ’t contract, tot dien eijnde


zijnde en
specialijck
kennis zaken te alsoo
om van nemen
uijt Ternaten pr de
sloep Malacca derwts
afgesonden, den
Capn Augustin du Moulin en fiscaal Andries Lofsangh met

materialen wercklieden”
partij en
©enige i).
De
ingenieur en de meegekomen fiscaal brachten rapport uit over
den

toestand op Noord-Celebes 2
).
de advisen du
„Volgens van den Capitn Moulin en fiscaal
Lofsangh
de Manado
uijt stout het met de volckeren op de Noord ofte buijten kust

Celebes niet als het


van
soodanigh zij gaarn gesien hadden ende
bysonder-
lijck met de Regeringh Boelan 800 l had
van
nog Caudiepan. Op eenen

Kaytsjilli Ladoali
zig selfs tot
Coningh opgeworpen, en op Totolij lag
de
Regeringe tegen malcanderen overhoop maar was een
weijnigh tot stilte

gekomen, dogh sullen alle die


moeijlijckheden van dese magere dorp-

koninxkens met Generale visite den Gouverm


een van
ligt te helpen wesen.

Den
opbouw van een steene
logie in
plaatse van de
afgebrande houte

op Manado, was
eijndelijck voltrocken, ende was het
ambagtsvolck nevens

den Captn du Moulin en fiscaal


Loffsangh (kort voor ’t sluijten der brief

met Aardenburgh afgegaan) pr de Hoecker de


Brantgans 3
) in Ternate

geretourneert, ende de schade door den brand aldaar


bedroegh aan Comps

Coopmanschappen, behalve de
Logie selve, geschiet ƒ 1276:—; de
reparatie
aan de fortresse ofte redout bleef daer nog tot nader ordre
onse
opgeschort,
hoewel de
vereijste houtwercken en andere materialen daertoe al gereet en

in voorraat andermaal
lagen, want nu daarom besendingh derwaerts zal

moeten werden den Anne stede


gedaan; gewesen gesw: clercq Joost was in

van den overleden der Mast als Resident aldaar


Anthonij van
geplaast”.

Joost Anne voldeed niet in We lezen:


blijkbaar zijn werkkring.

„Joost Anne had mede van de Manado moeten werden


opgeroepen
’t
om
quaet genoegen dat hij gaf in
zijn bewind, en hoewel
hij niet naam-

in administratie te
waandig zijn kort quam, soo was egter dienstig geweest
hem te laten door den boekhouder Matheus
vervangen guarnisoen
Carelsz:” 4)
Dat in dezen smokkelaars in de Moluksche
tijd Engelsche wateren

') L. /I. Baf. Afg. Patr. Br. 1684/5, d.d. 31 Mei 1684, bl. 586.
2
Ibid. d.d. 11 Dec. bl.
) 1684, 743/4.
3
) Brandgans, zeegans. (Branta leucopsis).
4
) L. A. Bat. Br. d.d. 13 Dec. bl. 78.
Afg. Patr. 1686/7, 1686,
87

kwamen, uit het wat de Heeren


blijkt volgende, Hooge Regeering aan

Zeventien schreef: t)

haren tweden brief


„Wijders hebben wij nog uijt 2
) van 26 Maart dat

van de 24 Engelse piraten (die tot Mangindenauw waren agter uijtgeseijlt


harer haar hadden seker
van 70 medemackers) agt van gesepareert, en met

die hadden weten de noordcust


chialoupje, sij te krijgen, gezeijlt naar van

de Celebes, vernemende onder nagelen noten,


Comps bontgenoten na en

haar ook aandoende de Manado


eenigen overlast, dog Gomps Residenten op

haddense met woorden tot haar weten te locken, besettende haar


goede

vaartuijg met Nederlands volk, en haar also opsendende naar Ternaten,

alwaar dito hare in goede


chialoup geinventariseert, en nevens
personen

bewaring genomen is”.

Tusschen den Gouverneur der Molukken den Isaac


en
Opperkoopman
bestond veete, die slechts in hier is, dat
van
Theije een zooverre van
belang
Van daar de Gouverneur hem af wilde zijn, als
Theije, van
gecommitteerde
4
naar Manado werd gezonden 3). Daar vond hij veel in wanorde ).

„Den opperkoopman van Theije hadde transport gedaan aan den Boek-

houder Harmen tot desselfs


Jansz Steenkuijler, en informatie, en
narigt

gelaten, een seer


ampele instructie waar
bij bleek dat de
negotie aldaar

kleen in ’t lasten
van
belang, en jaar pas 80 padij te vergaderen was, tot

5 rds ’t last, dat veel verscheelt ’t den Gouverm


van groot opgeven van

Thim, als off daar in de als in de Moluccos konde


Xulabessij meer padij viel,
werden. de instructie bleek ook dat het
geconsumeert Bij voorsz: gewese

opperhooft aldaar Joost Anne in de boeken geformeert hadde een


rekeninge
vermiste ten 1028 17 13 sonder redenen te
van
goederen bedrage van
ƒ : :
konnen deselve belent waren, al de heer sulx
geven, waar en eer
Cops was

ter kennise is desen Anne, Pieter Cornelsz.


gekomen, Coij, en
Valentijn
Diemer als onbequaam onnutte dienaren de den
en van
Comp: nevens
Coop-
’t China herwaart hier
man
Lojfzang pr schip gesonden, invoegen men voor

die vermiste hem ’er


goederen zal doen
aanspreken. Schilpadshoorn was

ook na soo veel niet te bekomen als ’er wel wiert,


op verre van
geseijd
souden haar best doen, alle ’t ’er viel de be-
egter gene voor Compe te

magtigen”.

') L. 4. Bat. Afg. Patr. Br. 1688/9, d.d. 27 Dec. 1688, bl. 56.

)
2
d.i. Gouverneur en Raad te Ternafe.

3
L. A. Baf. Patr. Br. 1689, d.d. 27 Febr. bl. L. A. Bat. Afg. Patr.
) Afg. 1689, 756, en

4
Br. d.d. 30 Dec. 1689, bl. 55. ) Ibidem, bl. 76.
1689,
VII.

HET VERBOND VAN 10 1699.


SEPTEMBER,

Finantieel was Manado de


geen succes voor
Compagnie. Bij een be-

rekening van de lasten en winsten van het Gouvernement der Molukken

vindt men een x


bedrag ) „waar toe de lasten en winsten van ’t
Comptr
Manado in de
jaren 1690 en 1691 en 1691 en 1692 ’t hare mede voor eene

goede somme heeft


gecontribueert, teweten tot de lasten ƒ 35606 : 7 ;
7 en

tot de winsten 11005:2: ’t


ƒ geen in die beijde ruijm ses
duijsent
guldens meerder is als na advenant in de vorige vier
Jaren aldaer, en
uijt-
sullen
gegeven en
genomen was; wij met d’aanstaande besending na der-

waarts hier de redenen danl te of daar in


van
afvorderen, om sien de

mesnagie betragt en in het bevorderen der winsten geen negligentie ge-


schiet is”.

De
Compagnie had wel
dagwerk met de
onderlinge ruzies in de Mina-

kassa. De
afgezette koning Loloda Maccoago vergat zijn afvallig volk niet,
maar bleef aanval bedacht. Manado
op „De Bergboeren tot werden door

den Loloda
Coning Maccoago, voor
eenige jaren verleden van
sijne eijgen
Rijxgroten en onderdanen over
sijne geweldige tirannije van die
waardig-
heijt afgeset, doorgaans van denselve door
sijne stroperije geturbeert,
hebbende
getragt, volgens Manadose missive de dato primo Junij laastleden,
deselve boeren tot
Tompasso te verrassen, maar wierd
dapper door de ver-

eenigde parthijen gerepoucheert


2
), die dan hem
voornemens
sijn Maccoago
tot Mondona selfs te ’t is
gaan aantasten, dog door den Resident Herman

fansz. Steynkuyler belet, welke, en meer andere


quade actiën van ouds door

hem Maccoago gepleegt in


gedagten sal
gehouden werden, temeer in dat

bergagtig quartier niet veel uijt te regten valt, en daarom sal men
dat volk

voor eerst op haer selven


laten, te meer daer in voor eerst geen gevaar werd

tegemoet gesien 3).”


Loloda Maccoago stierf kort
daarop. Gemachtigden uit
Boladng sloten

een verbintenis ten overstaan de


van
onder-kooplieden Pieter Alsteijn,
Stephanus Thierry en
vaandrig David Haak, welke later vermeld werd in

het contract 10
van
September 1699 met de Minahassa. Den inhoud kennen

we toch: de Minahassa moest door


Boladng-Mongondou met rust
gelaten
worden, ook in zake schatting 4
). Men mocht niet elkaar’s
op gebied komen.

') L. A. Bat. Afg. Patr. Br. d.d.


1692/3 11 Dec. 1692, bl. 42. 2
) =
gerepousseerd.
3
) Ibid. 1694, bl. 47, d.d. 8 Dec. 1693.
4
Zie
) hierachter bl. 103.
89

Een trof de Minahassa de Soedara


zware ramp toen Goenoeng „ge-

de de Noorder breete
legen in ’t N.W. van straat Lembee
op
van een graet

tot kwam *)
en
veertig minuijten” uitbarsting „met een
ongemeen gekraak,

gerommel wat aanhield 29 tot 9


en
verscihrickelijke slagen”, van
Januari
Februari 1694, „soodanig, dat het tot Ternaten, Batchian en daer alomme

is alle de landen Manado


gehoort geworden, uijtwerpende over van soo

groten quantiteyt asch, dat veele daeken de daerdoor sijn inge-


van
huijse-n

stort, waar
op
tsedert 30e
Januarij tot 6e Februari] sware aardbevingen sijn

gevolgt als andere teekenen


met duijsternisse, droevige lught ongewone

meer. Tot Amboina —95 mijlen ver


gelegen heeft men dese sware
slagen
mede sonder te het vandaen off wat het mogte
gehoort, weten waer
quam

wesen”.

De Gouverneur der Molukken, Salomon Ie 1696 tot 1700


Sage, die van

het bewind voerde, vond het het de Minahassa,


noodig om contract met

door Padtbrugge gesloten te hernieuwen. De artikelen van het


verdrag

geven aan waar


hij het noodig vond om de
verplichtingen over en weer

scherper te begrenzen.

De inhoud, kort samengevat, luidt aldus:

Een de Oost-Indische Com-


kapitein en een onderkoopman namens

pagnie drie hoekoems verder al de onder de „landstreek


en en
„rigters”

van Manado sorteerende sluiten een contract.

1). het contract van 10


Januari 1679
blijft van
kracht, zonder eenige

afwijking.
hun verbintenis
2). van 31
September 1694 met
„Boulang” blijft van

kracht.

3). onschuldigen mogen


niet worden gedood in de
plaats van een moor-

denaar of De
groven misdadiger. Inlandsche
bevolking zweert het

„in huspot cappen” af.


Misdadigers moeten aan de Compagnie wor-

den overgeleverd.

4). Verraders, rebellen tegen de


Compagnie en
opstokers van bondge-
nooten van de Compagnie, moeten ook aan de Compagnie worden

overgeleverd.
Vreemde
5). Europeesche natiën en inlandsche natiën van buiten het

gebied van het Moluksche Gouvernement


mogen
de hoekoems niet in

hun gebied dulden, de overle-


maar ze moeten ze aan Compagnie
veren.

De hoekoems vrienden
6). zijn van ’s
Compagnies vrienden en vijanden
haar
van
vijanden.
7). Alleen met
toestemming van de Compagnie mogen
de hoekoems oor-

of
log vrede maken.

L. A.
’) Bat. Afg. Patr. Br. 1695, bl. 700/1, d.d. 4 Febr. 1695.
90

Zware behandelt
8). vergrijpen de
Landvergadering bij ’s
Corapagnie’s
als de de zaak
loge Dorpshoofden niet kunnen afdoen, in
tegenwoor-
den Resident. Kan de
digheid van
Landvergadering niet tot een be-

sluit dan zullen


komen, gecommitteerden voor de rechtszaak over-

komen.

9). De Compagnie garandeert bescherming en assistentie


tegen vijanden.
De hoekoems
10). beloven nakoming van het overeengekomene.

Het
verdrag wordt onderteekend en met een eed op Alfoersche wijze
bevestigd; door de
afwezigen zijn drie hoofd-hoekoems
gemachtigd. De

Brieving en
Matting teekenen, s’
Compagnie’s zegel wordt in rood lak er

op geplaatst. Twee
Europeanen teekenen mee als
getuigen.

Daarop volgt de
verdeeling van de verplichte werkzaamheden onder

de verschillende dorpen.

„Nader Contract ende voorwaarden


aangegaan ende besloten tus-

schen den Pauhis de onder Samuel


capitain Brieving en
coopman

in
Hattingh name ende
vanwegen den E.E. agtbaren heer Salomon

Lesage Gouverneur Directeur den raad in Moluccos


en
mitsgaders en

den edelen
vervolgens hoog Heere Mr. Wilhem van Oudhoorn Gouver-

neur Generaal ende de WelEdele Heeren Raden van Nederlands India

representerende den Staat der Vereenigde Nederlandse geoctroijeerde


Oost Indische dese
Compagnie in gewesten ter eenre
mitsgaders de

drie hoofd
hoecums-majoors Soepit, Lonto en Paat en
wijders alle de

rigters van de
gesamentlijke soo beneden boven als
agterlandse dorpen
onder de landstreek Manado andere zijde.
van ressorteerende, ter

1.

Eerstelijk soo beloven de drie hooft


hoecums-majoors en verdere rigters
der respective dorpen beneden boven als in de het
soo
agterlanden aangegane

verbond ende Contract met den Edelen Heer Oud Gouverneur Robbertus

in dato 10
Padtbrugge Januariij 1679 alhier tot Manado gemaakt en besloten

te sullen onderhouden doen onderhouden sonder daarvan


onverbrekelijk en

in het minste af houdende hetzelve in dese als vernieuwt.


poinct te wijken,

2.

Verklaren lieden mede in dese houden hunne


zij voor gerenoveerd te aan-

in 1694 ten overstaan de


gegane verbintenissen dato ultimo September van

ondercooplieden Pieter David


Alsteijn en
Stephanus Thierrij en
vaandrig
Haak met de den overleedenen
afgesondene gemagtigden van
Koningh van

Boulang Loloda
Maccoago onder beloften van deselve mede
poinctueelijk te

sullen naar komen en doen onderhouden.


91

3.

Ten derden verklaren hoofd


soo
sij hoecums-majoors en
gesamentlijke dorp

rigters haar hare uit onbe-


voor en
nakomelingen eeuwiglijk een
vrije en

wille te desisteren
dwongen en afstand te doen van hun
gewoone landsregten
in het tocktocken of in
huspot cappen van een onnosele, i) ’t
sij lijff- of land-

in mis-
eigene, plaatse van een overtuigden moordenaar of andere
grove

dadiger, vermits verklaren van dese


grouweldaden een
volkomen
afgrijsen
en walginge te
hebben, waaromme ook beloven en aannemen voor haar en

hare
nakomelingen te sullen
besorgen dat nimmer onder hun
gebiedt ’t
sij
onder wat pretext het ook sonde wesen iemand ooit door tocktocken
mogen

weder ter dood werde gebragt, maar verbinden haar om alle moordenaars,

misdadigers dewelke leven- of


lijfstraffe verdiend hebben deselven ten

eersten in handen der E. sullen overleveren haar


Comp. te om over soo-

straffe
danige geoeffent te werden als de grootheid harer misdaden hebben

komen te
requireren, op poene dat die
geene
welke van haar, ’t
zij hoofd-

hoecums of
dorpshoofden, presente ofte toekomende, hierinne mogte na-

latig blijven ofte wel


sig tegens dese verbintenisse komen aan te kanten

sullen
dierwegen onderhavig blijven sodanige straffen als d’ E.
Comp. over

haar als bond-brekers sal te oeffenen dewelke hun' in ’t


gelieven en
sij

geheel onderwerpen.

4.

Soo beloven sij mede in handen E.


der Comp. te sullen overleveren alle de

geene die ’t eeniger tijd mogten bevonden werden met verraad ofte
hoedanig
sulx ook zouden hun d’E. hebben
mogen wesen tegens Comp. te
aangekant
ofte wel der hier
eenige omher
leggende koningen en
bontgenoten daar

toe te hebben
aangemoedigt om mede op ’t
rigoureuste aan ’t leven
gestraft
te werden.

5.

Oversulx soo beloven


zij gezamentlijke regenten in den hoofde dezes
gemeld
geene andere Europeaanse natiën ’t
sij Spanjaarden, Portugesen, Fransen,
Engelsen, Deenen ofte Sweeden etc.
nogte ook geene Macassaren, Javanen,
Atchinders ofte natiën buiten het
eenige territoir van
’t Moluxe
gouvernement
gehoorende en veel min ’s Comps vijanden hoedanig die ook souden
mogen

genaamt wesen in hare landen te of te dulden de


ontfangen maar
soodanige
af en naar Ternaten oftewel den resident
aan alhier hebben te wijsen of

deselve versekert herwaarts brengen.

6.

Waaromme hun ook verbinden


sig steeds te sullen bethoonen vrunden van

’s
Comps vrunden en vijanden van derselver
vijanden te wesen en oversulx

') =
onschuldige.
92

andere d’E. ’t te water of te land getrou-


nevens bondgenoten Comp. zij
te sullen tot den dood toe te redden beschermen
welijk bijstaan en
helpen en

soo de nood sulx mogte komen te vereischen.

7.

Uit welken hoofde ook vreden met iemand, wie het ook
geen oorlogen nog
souden sullen maken ofte te dan met
mogen wesen, vermogen te aan
gaan

voorgaande licentie der E. Comp.

8.

De
geschillen onder dese landaart ontstaande sullen soo deselve swaer sijn
de ter daar die resulterem niet kon-
en
bij dorpshoofden plaatsen afgedaan

nende werden in de ’s Comps ten


algemeene Landvergadering aan
logie,

bijwezen van den resident moeten


beslegt werden, dog in die vergadering
daarinne niet konnende overeenkomen daar meden moeten gesurcheert wer-

den de ’s alhier, sonder


tot comste van
Comps expresse gecommitteerdens
in die weleer dier-
tusschentijd eenige feijtelijkheden, gelijk geschiet sij,
te
wegen plegen.

9.

Soo verbind haar d’E. Comp. de gesamentlijke alle


omme
gemeente van

de beneden boven steeds


en agterlandse dorpen als hare ware bondgenoten
te sullen erkennen alle overlast die haar door iemand, wie
en voor
geweld en

het ook zoude mogen wesen, mogten worden


aangedaan te sullen beschermen

de hare te sullen ad-


en na
tijds gelegentheden tegen zoodanige vijanden
sisteren.

10.

belooven de hoofd
Eindelijk soo
gesamentlijke hoecums-majoors en dorp

rigters in den hoofde deses de hiervoor beschrevene articulen


gemeld en

voorwaarden in ’t geheel sonder de minste


en
eenige verminderinge deug-
te sullen onderhouden hare onderdanen doen
delijk en
opregtiglijk en
bij
onderhouden sonder ooit of ’t te sullen dat door
eeniger tijd gedoogen

iemand, wie het ook soude desen


mogen wesen, eenige overtredinge van

werde verbintenisse met d’E.


gedaan en om te thonen dat dese onse nader

is uit wel-
Comp. geschied onse onbedwongen wille, sugt tot eendragt en

stand volkeren hebben ook


onser en
naarkomelingen, soo wij geen swarig-
heden dit contract
gemaakt om met onse gewonelijke handtekeningen en

solemnelen ede op de Alphoerese wijse te bevestigen, gelijk dan present

doende, sulx mede de Tonkinbot


sijn responderende over voor
negorijen

beneden, Romohon, Tombatsan, Tompasso, Tongsawan en Passang welkers


93

hun drie
hoecums en bobatos in dese vergaderinge niet verschenen zijn maar

hebben
hoofd-hoecums als gemagtigden in haare
plaatse aangesteld zijnde
Panhis de
het zelve in name der E. Comp. door den
Capitain Brieving en

daai-
ondercoopman Samuel Matting mede ondertekent en ’s Comps Zegel

onder geplaatst.
ende tot Manado in
Aldus gecontracteerd besloten b’edigt
(onderstond)
10 1699.
de fortresse Amsterdam desen September
’s
Comps logie aan

in roode lak.
(onder stond) ’s Comps klein
Zegel gedrukt
Samuel
(lager) was getekend P. D. Brieving en
Hatüngh.
H. D. Chieze en C. Doncker.
(in margine) ter onser
presentie
te leveren tot het
Tomon Deze vier
dorpen sijn gehouden om adap

combuizen, tot het


f dekken van de fortresse, logie, twee en
Tomeririj
de te
Tonsoronson i dekken van
de
put en ’t gemakhuis en
logie-adappen

Cascassen moeten dekken.


]

Tonkinbot boven

idem
omlaag
houtwerk t’huis de te moeten leveren.
Tomohon Het tot van put

Tombatsan

Tornpasso
houtwerk bamboesen tot het dekken van ’t
Het en

de Nieuwe
secreet huis te moeten leveren, Negorij
Langoeban onderdak te
gehouden deselve
op
te regten en
brengen.
Clabat boven
De Manaders voorts gehouden dezelve rondsom digt

met bamboesen te beschieten.

Tondano

Tonsea I de
tot het maken
sijn gehouden om werkers te brengen van

Tonpasso) de f or tr es, ook deselve te maken.


pagger voor

Romohon \

Cacas.

Tonkinbot boven
werkers te tot het maken
idem omlaag ( Sijn gehouden om brengen

> van de om de logie, ook deselve op te regten en


Tonbatsan pagger

\ maken.
Langoeban
Romboekan

Passan

f planken soo veel als tot de fortres en logie


Datahan Sijn gehouden
Ponosaccan l van noden
zijn, zoo mede tot
affuijen en rompaarden.

Tonsawan

houtwerken te leveren
Manaders zijn gehouden om alle zoodanige en
planken
noden deselve te bereiden en effen kappen.
als tot de fortres en
logie van zijn,
alle houtwerken te
De boven en stranddorpen sijn gehouden soodanige

leveren als tot de fortres en logie van noden mogten wesen, uitgezondert
94

Passan, Datahan, Tonsawan, Ponosaccan, Manado, en de Nieuwe


Negorij
ook kalk en stenen te leveren, de kalk te bereiden moet ’t volk de Nieuwe
van

Negorij doen, de kalk siften moeten de Manaders beschikken, ook die


zijn
van de Nieuwe
Negorij gehouden bij leccagie en wint, fortres, logie, com-

buijzen en andere
woninge ende ook de
pagger wanneer deselve door

harte wind komen


mogte te vallen, de hand aan te houden, deselve
opdat
niet in ’t
geheel mogte vergaan.
Ombin, sergt. met
sijn volk
sijn gehouden bij gebrek van kalk wanneer

eenige leccagie van de


dakpannen boven de
logie, te leveren alsmede colen
te branden soo veel noden als mede de hoeken
van is, van ’t dak van de

fortres te voorsien met bamboesen.


goemoet en

Manado
sijn gehouden een
expresse smit te houden om
eenige kleinigheden
te maken als mede om manden te maken sooveel
voor van noden
mogten
alsmede brieven bestellen
wesen, eenige te en de predicant op de
kerkelijke
visite te
brengen.
Clabat boven
sijn gehouden bainboesen te leveren soo veel van noden
mogten
wesen.

Nieuwe
Negorij sijn gehouden te
besorgen om rottan tot de
logie te scheren.

Ombin sergt. het


gehouden orembaijs huis
i) op te maken.

Clabat boven het


gehouden orembaijs huis te dekken.

Manado ) Sijn gehouden de school op te maken en deselve te

Nieuwe Negorij onderhouden.

Cascassan, Tomohon, Tomeririj, Tonsoronsan, Tonkinbot boven en beneden,


Romohon, Tonbatsan, Tonpasso, Langoeban, Tonsea, Clabat boven, Clabat

omlaag en Bantek

dese bovengenoemde dorpen moeten bast tot maken van lond leveren”.

Van dit beleefde de


verdrag Compagnie in de eerste
jaren weinig ge-
Als eerste uitvloeisel dit contract resolveerde de
noegen. van
Hooge Re-

21 December
geering op 1700: „de moordenaars
op Manado capitale de-

licten
geperpetreerd hebbende, moeten Ternaten werden
op g’executeerd
den Heer ’t Land de
dewijl van
misdadigers straffen moet” 2).
Daar de Minahassers absoluut heil in. Ze
zagen geen beweerden de

executie te willen zien, opdat hun voldaan 3


aan
rechtsgevoel was ). En het

nieuwe contract haalde niet het


bij goede, begrijpelijke verdrag door Padt-

brugge gesloten, vonden ze.

’) = schuitenhuis.
2
) Resolutie van 21 December 1700. a
) Zooals uit het vervolg blijkt lag een willen

volgen den adat ten dit


van grondslag aan verlangen. Ingeval de veroordeelden te

Manado zouden terecht staan wellicht


was er
nog een gelegenheid om de executie

te voorkomen.
95

Onder het volk kwam het tot verzet en het verdrag, in


rumoerige
verwekte
plaats van orde en rust te
scheppen, opstand.
De schreef Heeren Zeventien, eind 1702: *)
Hooge Regeering aan

de Manado stont het woest na den aard van het land en landvolk
„Op
aldaer formeel ontkent het contract Ao
en hadden de
ingesetenen van 1699,

lesen daarom te willen


kennende
nog nog schrijven, en
riepen eenstemmig
continueeren bij d’ oude costumen van haer land sonder
eenige verandering,
het welke die Ternaten wilde laten doorschieten,
van maer
ongemerkt om

haer niet te verbitteren”.


luijden meer

hoe hoe in, in de resolutie


De
Compagnie bond langer meer en van

December de herstel der


27 1702 hoopte Regeering blijkbaar op goede ver-

herstelde rust aldaar


standhouding. „Bij mogen ( Manado ) geen meer man-

dan is missive 28
schap militairen (gehouden worden) bepaalt bij van
Januari
1696” 2).
Naar Ternate de bet bevel inlander op de
gaf Hooge Regeering „den
in-
Manado in het toekomende wat minder te constringeren 3) uijt goeden

ouderdom, also
sigte 4
), mitsgaders het
fortje aldaer te repareren om sijn
laste komt dan het de
de E.
Compe niet anders ten ijser en

5
daglonen” ).
Manado kommandant, die lust in het bouwwerk
Nu was er juist te een

de heel kon „Tot Manado


had en blijkbaar met bevolking goed omgaan:

Commandant de Chiese den inlander de


had den Sergeant Henry om van

last der te blijven hun versoek toegestaan de fortres


omheijning bevrijt op

aldaar met een stene muur van drie en een half voet dik rontom te

betrecken” 6
).

werk, „dewijl de
Met
genoegen zag men te Batavia dit voltoijing
niet duurder te staan als de onkosten van een metselaar en
d’Comp. quam
selve in te schicken, ’t
een inlandsch
huurling ’t ligtelijk was te meer
buijten

ongenoegen van den inlander was volbragt, sonder naar dese diergelijke

alvorens daertoe ordre te onderstaan ten


nieuwigheden als naer verkregen

ware men sig boven correctie voor de kosten daer van wilde responsabel

stellen, als ook rakende het vernieuwen ’t in


wijders van
adappe een panne-

dak het weder derselve met stuckjes canon”. Men


en
beleggen vesting ses

keurde het de inlanders te vaster de Com-


gedane werk goed om „des aen

mits door de hoekoems


pagnie (te) verbinden”, dit werkelijk gevraagd was

„en niet door inductie van den


Sergeant Henry de Chieze sij voortgekomen,
daer wel correctie sonde meriteren” 7
die in so een geval over
).

') Baf. Patr. Br. 1702/3, d.d. 30 November 1702, bl. 41. 2
) Resolutie van
L. A. Afg.
4
27 3
banden te goede redenen.
December 1702. ) = aan leggen. ) =om

5
) L. A. Bat. Afg. Patr. Br. 1702/3, d.d. 25 Februari 1703, bl. 513.
6
1 December 1703, bl. 363/4.
) „ „ „ „ „ „
1703/4, „

’) 1703/4, 26 Februari 1704, bl. 943.



„ „ „ „ „ „
96

Men ziet dat het niet


gemakkelijk was om
Compagniesdienaar te
zijn.
Ten
opzichte van de berechting der
misdadigers gaf de
Hooge Regee-
ring toe: „dat de Manadose Alphoeresen die vervolgens over
eenige begane
moorden andere delicten den
en
bij geregte tot Ternaten ter dood werden

gecondemneert haer weder toekomen en aldaer ten afschrick andere hun


van

verdiende straffe
ontfangen mogen; (dat) het niet quaad was men ’t een en

ander met een


dilaijerend antwoord hadden weten te
verschuijven ten eijnde
daer door winnen
tijt te om ons goetvinden over deselve poincten alvorens

te verstaan, ’t welk is dat


geweest wanneer
geen Comps dienaar of onder-

daan daer door of


sij beledigt ontramponeert i) men de hoekums of in-

landse regters, naer alvorens daervan den Commandant


aen
Sergeant ken-

nisse te hebben met hun


gegeven, eijgen manier van
regts oeffening maer

sal laten
begaan, dewijl de ondervinding sedert vele
jaren al heeft
aenge-
dat het
wesen, voor d’Comp: onmogelijk is die woeste menschen door
eenig
geweldig middel van hare land gewoontens, waerin
nog voordeel nog nood-

sakelijkheijt voor ons


sij, te sere te doen veranderen”
2).

bleef
Bolaang-Mongondou een
lastige buurman. De nieuwe
koning
maakte weer aanspraak de Minahassa, zooals de
op maar, „Moluksche His-

toriaelen” s) laconiek vermelden, werd het verzoek


„ook gerejecteert van den

Koning van
Boelang en
Mogondo jacobus Manoppo, namentlijk dat het land

Manado weder onder hem werden


van
mogte gesteld, wijl die landstreek in

altoos onder zijnen vader den Loloda


vroegere tijden koning Maccoago ge-
staan had”. En toen in
hij eenige jaren later, 1711, met veel nadruk aan-

drong op teruggave van het land, dat van


zijn vader zooveel te
lijden had

werd „den
gehad, Koning van Boelang en
Mogondo opontboden (= naar

Ternate ter reeden


) omme
gesteld te worden over
zijn onbesuist en assurant

dat het land Manado hem zoude toebehoren” 4


voorgeven, van ).

Onder het bestuur der


hoekoems-majoor hadden de Minahassers het al

als onder
even
treurig indertijd hun
verjaagden koning. Er was een felle

veete tusschen de drie hoekoems onder elkaar en ook: tussohen de hoekoems

Het kwam tot welke


en
„eenige lantregenten”. strijd, met
hulp van de
ge-

committeerden, vaandrig Gaspar Voges en boekhouder Limbeeck, later door

den onderkoopman Coenraad Fredrik werd


Hofman bijgelegd, zoodat het land
in rust 5 De
weer was ). hoofd-hoekoem-major Soepit kreeg de
mededeeling
„dat wederom 6 de
stuckjes canon
op logie werden
gelegt, dat
zij voort-

haar niet verder sullen


aan
padij gehouden wesen als aan ’t strand te brengen,
dat haar volck
mitsgaders zij eijgen zullen
mogen regten, zijnde den
post

’) L. A. Bat. Br. d.d.


Afg. Patr. 1704, 26 Februari, bl. 943/4. 2
) = schade toegebracht.
3
L. A. Bat. Ambon No. bl. 31.
) Bundel 675
4
) Ibid. bl. 95/6.

‘) L. A. Bat. Afg. Patr. Br. 1704/5, d.d. 30 November 1704, bl. 79.
97

houdende
Sergeant Daniël Jan Piron gerecommandeert de bewuste kuste al-

daar ten beste te conserveeren” i). De Manadosche posthouder had al


nog
wat administratie door de
uitbetaling der vele Christenleermeesters. Daar-

om wilde men er „in plaatse van een sergeant liever een


bequaem pennist
(’t sij boekhouder of
ondercoopman)” aanstellen, „die de zaeken met wat

meerder exactitude sal kunnen behandelen” 2).

De Moluksche Pieter die


Landvoogd Rooselaar, van 1700 tot 1706 het

bewind voerde studie naliet


en een
lijvige over
zijn uitgebreid Gouvernement 3
)
behandelt
natuurlijk ook Manado. Hij noemt de drie hoofdhoekoems:
„Soupit
van 7 ombariri, Lonto van Tonsea of Tonsaronson en Paal van Tomohon;
deselve soo wel als de verdere naturellen
zijn heidens, uijtgesondert een

kleen aantal 567 Christene


van
zielen, die haar
bij de redout onthouden

en in twee verdeeld
negorijtjes zijn, namentlijk in de Oude en Nieuwe

Christen negorij, anders of Manado


eigentlijk genaamt; die Christenen

hebben hare bijsondere hoecums of hoofden, een inlandsche school- en een

dito omlopenden leermeester, die den godsdienst waarnemen en de


jeugt
onderwijsen. Het land is zeer vrugtbaar, brengende pady, cadjang, boonen,
miloe of Turxe tarruw andere
en
noodwendigheeden voort van vee en spe-

cialijk varkens, die door de inlanders werden


aangequeekt, waardoor voorseid

comptoir en district voor de brootcamer van Ternaten kan en ook moet

werden aangesien en
gehouden” 4).
Over
Boladng-Mongondouw merkt hij nog op dat de
koning jacobus
Manoppo Christen was en dat Ds Arnoldus Brants in 1705 kerk-
bij zijn
visite 152 Christenen had ook aldaar
er
geteld, „waarom een inlands school-

meester is het
geplaast, zijnde verder volk heidenen”.

In 1707 stortten in het


dorp Tondano
veertig groote huizen in door

een zware
aardbeving en alle padi bedierf door de felle
regens 5).
er Zoo

leed Manado in 1712 veel van overvloed van


regen: „in desen
jare heeft

men door de continueele


regen zodanige sware afwatering uit het
gebergte
onderhavig geweest dat niet alleen de gemeene wegen zo in de Oude als

Nieuwe Negorij gantsch uitgekalft waren en in de Nieuwe


voornamentlijk
veele groote en kleine
keijsteenen quamen afrollen, waar door de
paggers
der
en
woningen ingezetenen genoegzaam weggespoelt wierden en ’s
Comps

*) L. A. Bat. Afg. Patr. Br. d.d. 30


1705/6, November 1705, bl. 108.
2
) L. A. Baf. d.d. 1 December
„ „ „ 1706/7, 1706, bl. 97.
3
) „Korte alle sodanige
Beschrijving van landen, eilanden en plaatsen, als er om de

Noord, met Magindanauw daarin begrepen, mitsgaders onder de Moluccos en het

gebied der drie voornaamste


Coningen van Ternaten, Tidor en Batschian, selve tot

in de Papoes de vaste wal Nova


en aan van Guinea gelegen zijn, door Pieter

Rooselaar Ternaten in ’t Gasteel Orange, 11 A.


Junij, anno 1706”, L. Bat. Bundel

Ternate No. 134.

4
) Pieter Rooselaar. Op cit. bl. 20/21.
5
) L. A. Bat. Afg. Patr. Br. 1707/8, bl. 366,
d.d. 30 November 1707.

7
98

de schoon
thuin zelfs
gantsch ontramponeert raakte, wijl bedding, genoemde
stond ten eenemale door de modder en zant
pagger op een gemetselde voet

bedekt wierden, welke stoffe zij voorts in de kil uitloste en


gantsch ondiep

welkenthalven alle verdere te zich den


maakte, om onheylen voor komen,
werkbasen in de maand
heer Gouverneur met de voornaamste burgers en

boschwaerts fine te het


October in
persoon begaff, ten inspectie neemen om

water de af te keeren en door een andere de wateruit-


van Negorij weg

’t welk door E. heeft


losing na strandt te leiden, Zijn volbragt zijnde, zo

E. alle ’s andere
Zijn vervolgens gehuiste Comps dienaren, burgers en

aanbevolen boven daar het water zich allent-


ingezetene eene
valleij van

maken daar
halven
versprijde en in de Nieuwe Negorij quam uitbreeken te en

contribueeren, ’t ook alles buiten kosten


toe het
nodige volk te geen eenige
met
van d’E. Comp. int den tijd van ses en
twintig dagen goed succes

werdende tot Falla djawa,


volbragt wierd, gemelte valeij sluisgewijs gelegd
in de stortte de minste schade
alwaar het water openbare zee en
geen

diep wel
deede, zijnde lang 252 roeden en 12 voeten, mitsgaders wijt en

waardoor de verdere omtrent de zware


agt voeten, Negorij van gevaren

afwateringen bevrijt wierd” !).


Uit de memorie van Jacob Claesz. aan David van
van overgave

14 1710 2 halen dat de bewoners de


Petersom van Juli ) we aan van

onderdanen
Minahassa „geen overwinnelingen zijn off voor geschat
zelvs
werden, maar met d’E.
Comp. in vast verbond staan, tot bij
’t contract met den Heer oud Gouverneur Robbertas Padtbrugge
aangegaan

in den jare 1679”. „Buijten landopschuddinge” was het er een best

leedwesen landruste als


land, „maar en hebbe tot mijn geen lange gehad
de den door
zijnde kort naar aflossinge van
Sergeant Cornelis van Werken

Bartram Bichon in den 1707 schier


den ondercoopman jare een
algemeene op-
die tot onherstelbare verwijderingen
schuddinge uijt kleene beginselen ontstaan,

zijn voortgekropen, sijnde daarvan het


eijnde de
versogte qualificatie

om dese stijfhoofdige menschen, die door geen minsame wegen off heylsame
te met de wapenen tot redelijkheid
vermaninge tot verdrag sijn leyden geweest,
worden, de
te dwingen, en sijn die voor de
oproerige gehouden negorij
met de Cacas Rambocco, die hun wraak-
Tondano, gesterkt negorijen en

sucht de drie beneden alphoerse wel hebben te boeten,


op negorijen gesogt
hoofd-houccum niet
maar daar inne door de drie majoors gestuijt, soo ons

de saké sonder moorden wel te sullen


hebben willen doen geloven, omme

bemiddelen, maar dat de andere


uijt eensijdigheid ten hulp toevielen, en

die sulcx
niets als
op.een uijterste verderv van de andere
parthij uijt sijn,

bemerkende, haar ook hunne vianden hebben verklaard;


voor
openbare
minder redenen die Tonkienboet, boven en beneden,
met geen zijn van op

haar verbitterd, van wien over het vermoorden van een


uijt de negorij Cacas,

2
bl. L. No. 71 80.
*) L. A. Bat. Moluksche Historiaelen, 91/2. ) A. Bat. Bundel Ternate en
99

door een hunner


negorijs volkeren, wel in de 30 mensohen door die van de

beneden negorijen, ’t leven


om
zijn gebragt, geen satisfactie hebben kunnen

sonder dat
krijgen, egter oijd naar wederwraak getragt, maar een
gedeelte
derselve
besluijt genomen hebben, hunne
negorijen te verlaten en haar in

de
bogt van
Amoerang, met’er woon ternedertesetten, gelijk gedaan hebben;
UEE; sij het
uijt rapport van de, in den Jare 1708 na derwaarts geweest
zijnde gecommitteerdens, den
Capitain militair Jacob Cloek en althans over-

ledene fiscaal Gijsbert van der Woerd dat


gebleken wel de hoofden dezer

uitwijkelingen, op
sterke
aanradinge, ja bedreijging van door ’s Comps
sullen
wapenen te vervolgd werden, met eede beloofd hebben van wederom

hare
na
negorijen te keeren maar ook aan d’andere kant dat de mindre
sig
aan den eed harer niet hebben
opperhoofden willen binden, nog
onder-

dese Messrs
werpen, gelijk op de andere
parthijschappen meer niet
goeds
hebben kunnen
bewerken, soo dat het als doen daar in den selvde staat van

verwijdering verbleven is, en omdat er


verandering ten
geen goede te ver-

wagten is, als bleven de


hoofdrigters op een
algemeene vernielinge bert-

is
neckig staan, soo dit Haar Hoog Edelhedens in haren vollen
samenhang
briev
bij een van den 30
Aug: 1708
(: dus al voor hun vertrek off'weder-

komst:) de saken soo als die doenmaals


stonden, wat
en van
verwagtinge
die waren, de
vertoond, en voorbesz; qualificatie, omme in cas van verdere

oppositie, een sterker roede ter


beteugeling te gebruijken, voorgesteld,
dewelke ook briev 17n
bij een van
Februarij Ao Passo ten vollen bekomen

hebben, en
is, om de daarinne gedane recommandatie van met
voorsigtig-
te
heijd moeten te werk
gaan,
den secretaris van der
Burgh, op
den 23e

April daaraan als de


expresse gecommitte met
pantjallang Nova Guinea na

derwaarts vertrocken laatste


omme een poginge te doen, tot een
verdrag
buijten wapenen; maar
sijn alle
aanmaninge tevergeefs geweest, hebbende
de hoofdhoeccum majoors, nog
de hooffden van de beneden negorijen
nergens anders als na een
algemeene vernielinge willen luijsteren, waaromme

dan getragt hebben, ons van dese qualificatie te bedienen, maar


UEE:
sij
ten vollen kundig, wat raads
besluijten tot die
oorlogsexpeditie gevallen,
en wat hinderpalen daartusschen gekomen sijn, daar dit alles door hebbe

moeten steken; ook wat dese


op wijse verhandeling haar Hoog Edelhedens

bij missive van den 3en


September Ao Passo is
voorgedragen, waaraan
mij
om kort te
zijn gedrage, en hier nog sal
toevoegen dat inmiddens den

Secretaris der
van
Burgh op Raadsbesluijt van den 14 Sept. 1709
genomen
het
op schrijven van den Resident Bichon
bij een
brievje van den Ben dier

maand bevorens daar te kennen gaff


bij een selvde staat van
verwijdering,
dat
en een
spoedig redres ten
hoogsten was
verijsschende met het Galjoot
de Hamer nogmaals na derwaarts overgestoken is, nogthans met
geen ver-

wagting van omtrent


parthijen ijets te
goede te sullen
bewerken, maar den

Resident met raad en daad te


onderschragen, maar heeft UEE. bij desselvs
100

der hoeccum majoors,


het bethoond wantrouwen
overgelevert rapport gesien
hielen des Commissiants versoek
in hem als overal op
de te volgen, tegen
verklaard hadde om dese
als dat haar onvermogen
en
kragtige aanspraak
die selvs de
te dempen en
d’E. Comp. dit nu genegen sijnde,
verwarringe
handen bonden.
niet hare
van ware verdagthouding weijnig
Sterkt ook een gevoelen
in een
desen Commissiant omme persoon op-
halsterrige weij geringe aan

te
de soogenaamde wederhorige uijt
togtje naar Tondano te doen en
bij
van Tonsea
vorschen waar het aan haperde, als die van den hoeccum majoor
sullen aanthonen
verklaard hebbende van bij aankomste in hun negorij te

sonder als
sonder reden op haar verderft uijt sijn, voor
dat
sij landrigters
te meer ver-
hebben kunnen komen, waarna
nog
ter verantwoordinge te

door de hoofden van


als wel aff te nemen
is
uijt de aanbiedinge
langden,
die hare te willen
selvs over wegen
Clabbat boven en
Tonsea van bij nagt
de moorden
onder
voorslag van wegens gepleegde
op
’s
Comps Logie komen,
volle satisfactie te mits dat
Taroenesen 6 Baaijtjes een geven,
aan vier en

met een
gelijk getal slaven,
in ’t eerst sonde moeten laten genoegen
men
sig
dat
de moordenaars (die op een gegeve versekering van
waarentegen ware

alsdan
onbeschroomd souden afkomen)
het daarmede geheel gedaan was

welk voorslag al van


vrij verre insigt
gemackelijk konden werden verruijld,
soude de daders (waar-
is, ter aanmerking het anders onmogelijk wesen

bemagtigen, sonder kragt van wapenen,


onder selvs wel hoofden zijn) te

ten
wel te stellen dat haar
bij viandelijke aandoening
en
is ook daar uijt
van
soo en wanneer d’onse met eenige magt
uijterste sullen defendeeren,

versterkt als geen


de minste vergiffenis
de
hoofdrigters maar zijn, wanneer

komen sullen,
volle disperate resolutie ontwijfelbaar
verwagtende tot een

soude naar
het die anders niet dan op moorden sullen aanleggen, en

gelijk
hebben aangevangen,
alle waarschijnelijkheid al voor lang een eijgen krijg
en t contrarie heeft
hadde kunnen verbeelden,
so maar de overwinnige
het land besluyt ter wederverdrijvinge
haar ook affgeschrikt om algemeen

Amoerang ter vervullinge te brengen


van de uitwijkelingen in de bogt van

is dat een redies


het al vast te stellen geweest, en
nog,
en
gelijk voor lange
d’E. sal moeten gemaakt werden,
van dese landberoertens door Comp.
missive
Haar Edelhedens gerenoveerde qualificatie ons bij
waartoe Hoog
soude met on-
ik,
jaars 'is aangeschreven,
deses soo
van den 15en Januarij
selvs de drie hooft-
gedagten zijn
de Celebise binnenmagt, en
derwerp, van

en de saake
waardoor de moorderijen minder,
rigters buijten te sluijten,
de maar iets
sullen want
van een haastiger en beter uijtslag zijn; onse,

maken
’t met hunne sentimenten niet over een komen,
aanvangende geen
als men in
lange kan te regt brengen,
aan een andere kant meer verwarringe
hier en alles na haar humeur te
waarvan de bewijsen overtollig liggen;
dat de
daar nog bij komt,
rigten, zoo sal d’E. Comp. gefrustreerd blijven,
101

vrunden, welk laaste


vernielinge van eijgen landsgenoten en gemengde
sal
wel tot 20 en meer
graden veerheijt trecken, ©en eeuwige twist nae sig

te de barbaersche van de hoofden, armen, en


slepen, meer gewoontens
haar te en van de
beenen der
verslagene ten pronk voor huijsen stellen,

tanden
halskettinge maken, altijd ten twist nieuwe aanleijdinge geven om

wonden weder de Manadose land-


de oude op te krabbelen, maar
gelijk
onlusten
saken omtrent het stillen van dese seer verre voortgekrope en op

vertrek in rade te daar


wat wijse voornemens ben voor
mijn betogen en

de de aan-
van nevens
voege mijn gedagten wegens noodsakelijkheijd over

stellinge deser hoofdrigters (soo seer


bij de Heer Isac van Thije geroemd
bestaat hoe-
en
geprezen) van wat nut die zijn, waarinne haar gesagh en

werde de hand
danig de
negorijs verschillen door haar ter
beslissing bij

zoo
soude ik met dit
buijten mijn gedagten seer ampel gevallene
genomen,
dit Manados district verlaten; vermits mijn memorie (God
betoog maar

niet te veel betrouwen sal ik in ’t kort daarvan zeggen:


beterd) kan, zoo

dat ter alle civiele misdaden, met voor-


magt hebben affdoening van

dieffstal off
kennisse van den resident, te weten overspel, hoererije,

d’E. de halsregt oeffening behouden.


maar
blijft Comp.
souveraine ’t wel mogt
Dit
landregt voeren
sij uijt met een magt, geen

boven de hare beminden nie-


het regt luijden goederen, en
sijn, wanneer

die misdaan hadde, maar de exem-


mand boetens
opleijden, dan waarlijk
ontsien haar selvs onnosele menschen
pelen getuijgen contrarie, ja niet,

voor doodschuldige aan d’E.


Comp. ter straffe over te leveren en querellen
te wesen en is
soeken tegens die maar weten een stukje lijwaat magtig
te
den onder Coopman Hendrik van der Burgh bij zijn jongste aanwesen

dat niet hoeccum voor een


slaavs waarde
voren
gekomen lange geleden een

dat niet
was in de boete geslagen door den hoofdrigter Soupit, over ras

water wierd zijne voeten te wasschen; een ander wiens


genoeg gebragt om

kleen kind een kort entje van een tabacxpijp van den Corporaal Hans Hoffman
waarde aan
gebroken hadde, in een boet van meer als veertig Rijxdaalders

lijwaten, onaangesien hij Corporaal niets ter voldoeninge pretendeerde en

het kind ten vollen verschoonde.

Door sulke andere le schraapsugtige middelen werden de luijden


en vu
ij
die
tot aan het gebeente uijtgemergeld, waaruijt een haat vloeijd, wanneer

hield, niet soude


d’E.
Comp. haar de handen niet boven ’t hoofd magtig

lange te wederstaan, dies


wesen, schoon
nog soo een
grooten aanhang,

alleen door ’s Comps ontsag staande blijven, die de onschuldige lijders

(uit meerder wederwraak doet intoomen; waar-


vreesen van straffe) van

wierde, als kun-


omme ook niet sien kan dat
bij afsterven andere gesteld

nende met minder


ombragie de geschillen door de
eijgen negorijshoofden

de saken die maar van de


aan ’s
Comps logie werden
affgedaan, gelijk
moeten behandeld werden en den Resident
minste nasleep zijn, daar tog
102

dan hare wille is, als haar


genoegsaam aan
gebonden grondvestende op

de landcostumes, somder
aanmerking van reden of
billijkheijd.
Hoe de dienaren der Compagnie te Manado evenals elders zich ver-

rijkten door het ingekochte te te brengen in hun verantwoordingen


hoog op

blijkt uit het volgende:

„De aldaar de als door den


inruijling van
padij geschied naar
wijse soo

Heer Isac komende ’t last te staan op 6


van Thije is beschreven, Rijxdaalders
met de werd maat dus
dog rijst inruijling en soo
geen eguale gehouden,
kan de het
en
prijs op geen Rxd. pertinent geweten werden, maar
hoogste
zoude 16 Rxd. ’t last alhoewel die door de Residenten tegens 18 Rxd.
zijn
werd opgebragt, ’t wel werden, mede het wacx,
geen mag besnoeijd soo

dat andere
tegen de swaarte van staafijzer werd opgewogen en noijd tegen
daar de Residenten almede hun voordeel
waren
ingeruijld, uijt bejagen,
die wel helft verroest onder
uijt baatsugt daar
nog
de hoep ijzer mengen en

bet dan d’E. 20 Rxd. ’t in ’t


nog Comp. tegens picol reeckening brengen,

geen
in den
beginne geweten hebbende, ook al sonde besnoeijd' sijn

geweest.

Hiermede overgaande na

dit is
Boulang; een rijkje van
weijnig uijtgebreijdheijd, dog werd ver-

meerderd met de als den


gehele landstreke van Mogonda resorterende onder

Boulangsen koning Jacobus Manoppo waarop diverse dorpen leggen daar

dese bekent
ons van
sijn:

Lolajang Gogagomman
Pinoba
Pojowa

Mouhanaij Kansil

Motobooij Tabang

Koepandakan Oewanga

Kottoebangon Patssij en

O tam
Mojang

Doemogo
landsdouwe tot
zijnde een volkrijk en vrugtbare en
uijtgestrekt geheel aan

de Manadose sonde voorouders ook


agterlanden; en naar
voorgeven sijne
beheerschers de Manado de oude Manaders seggen
van
geweest zijn, (gelijk
daar te daarom getragt, die door versoek in
nog geheugen van
hebben) en

1704 weder onder te krijgen, dog is hem


den jare gedaan sijne bebeersinge
dat den
dit door Haar
Hoog Edelhedens plat affgeslagen, met aantooning
Ternaten daar ouder dus meerder heeft, maar
koning van een en regt op

heeft willen woelen, al soo in


’t
schijnd dat daartegen nog eeniger maten

de ontstaan durende troubles beeft daar eenig


jongst en
nog getragt voor-

deel te alhoewel het niet heeft willen so is het egter


uijt trecken; weten,

een waarheijd dat desselvs broeder Salomon Maccalabah in den beginne

van der uitwijkelingen eerste aankomste in de bogt van


Amoerang (als
103

haar niet alleen alle hulpe toe-


daar met 16 prauwen en 40 koppen zijnde)
door den resident
gebragt maar van
spijse ook versorgt heeft, soo ons

benevens
Bartran Bichon bij een
brievje van
4
Julij 1708 is voorgedragen,
wat daar maken „dat hem
zijne bethuijginge gedaan op affvrage quam

met vermaken” ’t voor suspect moet


vissen wilde een voorgeven geen ge-

klaar
houden werden, alsoo de blijken van
samenhang genoeg zijn voorge-

dat in dit troubel water heeft te vissen en


steld), om te
gelooven getragt

dus met fundament dat


potent aatje bij een
brievje van den 18
Julij daaraan
onderdanen te
in ernst voorgesteld, de
gevolgen die
zijn frequenterende

verwagten hadden onder recommandatie van daartegen sorge


te dragen en

de komen dan de hoek


Poigar ’t Boulangs
sijne niet verder laten van waar

contract met de Manadose


district
eijndigd, naar
luijd van een onderling

1694 overstaan den Secretaris Pieter


hoofden den 21n September ten van

David Haak en alhoewel daarop bij een


Alsteijn en
vaandrig aangegaan
ordre hierinne te sullen
brievje van den 30n dier maand beloofd ’s Comps

is het even wel daar na gebleken dat de Boulangers


naar komen, soo

den onder Hendrik van


veelmaal in dese
bogt komen en beeft Coopman
Ao Passo 10 deselve aldaar met twee
der in dato 9 October van
Burgh
dit
maar
stonde doen vertrecken; waarvan
schepprauwen ontmoet, op
als nader brievje van
Landheertje soo door den Commissant ons
bij een

voet in van
den 12 April passato kennisse gegeven en op den vorigen wijse

versogt is dit te willen beletten en doen voor-


een laaste waarschouwinge
selvs in
oordeel niet geraden de vaart op
dese
bogt, tijd
komen; en gansch
volle rust en stilstand in de Manadose landen, voor de Boulangers open
van

alle de en bovenlandse volkeren


te setten, als een aanloop sijnde van agter
dan onder loopt een
waarmede ten
tweedragt leggen raadplegen, waar

’t der Manaders
voorstel van een oude landspretentie-regt, geen uijt ge-

ende door
niet ten eenemaal schijnd
verbannen te zijn sommige
heugen nog
hoeccums wel soude doen over-
de sware parssende handelingen der hoofd
de den Prince Salomon
gaan, gelijk hier
gerugt is, dat uitwijkelingen
hun soude hebben willen aannemen; dog steld
Maccalabah voor koning
dat d E.
hare bethuijginge aan den Secretaris van der Burgh gedaan, van

Heer dit
sullen verlaten, haar onder een ander begeven,
Comp. noijd nog
dit landheertie omtrent
egter het gedoente van
vrij twijffelagtig; mag op

binnen ’t Boulangs district be-


dese
bogt-volkeren
wel
geleth en de zijne

paald werden.

Dit is ini volle rust; hebbende den koning tot verwondering


rijckje
andere als mede-
nader aansoek ter straffe van de Tondaners,
geen gedaan
de moord van seeven stux Magonders, in den jare 1705,
pligtigen aan

dat den daarvoor meest berugten


sekerlijk nevens ons van
gedagten sijnde,
van den Tondaanschen Hoeccum majoor
uijthaalder Tabaloejang swager

niet sal te ja hebben de hoofd-


Tambahanij soo gemackelijk krijgen wesen;
104

dit ónmogelijke saak in den 1706 ’s


rigters voor een
jare aam
Comps ge-

committeerdens voorgesteld en heeft den Eerw.

Leeraar Wilhelmus Weelij in kerk school visite Ao 1707


van
sijn jongste en

alhier oude in den Godsdienst waarinne


nog een
ijverloosheijd ontmoet,

niet anders te doen valt dan den en


koning hiertegen ernstig vermanen,

dit God werk den Meester bevolen


dienstig alvermogende laten”.

Het wanbestuur der hoekoems bracht hen ten val. Zoo besloot de

resolutie 18 December „mits


Hooge Regeering bij van 1710 de slegte appa-
rentie tot der Manadose troebelen de hoecums haare
beslissing bedieningen
haar des-
beleefdelijk op te zeggen en tot voorkoming van
opschuddinge
noods de ad vitam te laten”, of zooals de Moluksche
uijterlijke eere

Historiaelen het vertellen: „Het ondragelijke bestier der vier hoofdhoekums

ofte veele Manadose Alphoereesen hebbende doen de


rigters uitwijken naar

bogt van Amoerang zonder dat dezelve tot wederkeer konden


bewogen
heben Haar
werden, zo
Hoog Edelhedens goedgevonden dezelve te laten uit-

sterven de aldaar laten vermits


en na
Amoerang geweekene te verblijven
dezelve aldaar hun granen zo wel als te Manado aen d’E. Compagnie
konden leveren” i).

Het de den Mlnahassers


was
moeilijk voor Compagnie om een rustig

leven te verschaffen.
en
ordelijk

’) L. A. Bat. Moluksche Historiaelen, bl. 188.


VIII.

DE MINAHASSA IN HET MIDDEN EN EINDE VAN DE

ACHTTIENDE EEUW.

het midden der achttiende de der Manadosche


Tegen eeuw begint groep

Christenen zich af in het binnenland het


duidelijker te teekenen, terwijl
Christendom de Islam telt.
weinig, geen aanhangers
De wakend houden op den zaken
Compagnie blijft een oog gang van

het buurland, al de Minahassa


in Bolaang-Mongondou, dreigt er voor van

die niet zooveel als halve tevoren. Ook daar


zijde meer
gevaar een eeuw

breidt het Christendom zich uit.

Als de Gouverneur der Molukken Chrisüaan Pielat


Jacob voor
zijn
Elias de Haeze indrukken den toestand in het gewest
opvolger zijn over

in x alwaar de
neerschrijft 1731 ) vermeldt hij „Boelang, koning Jacobus
overleden is tot die kroon staan des konings
Manoppo en
pretendenten na

oudste Franciscus des overledene halve broeder Salomon


zoon
Manoppo en

Maccalabah, die den


onderkoopman Heijmans het
gezag gedurende het

die kroon heeft opgedragen, dog de koning heeft bij


openstaan van een

verzegeld geschrift verzocht dat zijn oudste zoon hiertoe mogte werden

aangesteld; ik hebbe dan met de raad, dese veel andere


politicquen om en

redenen, als bij resolutie den 22 1731 omstandig te sien is,


van
Januarij

goedgevonden dese pretendenten na herwaarts te doen komen opdat men

niet alleen die beide die soude konnen


een van in waardigheid bevestigen,
ook omdat het al oude alle contracten soude
maar se, naar
gebruyk, voorgde
vernieuwen en besweeren; verders weet ik mede niet anders of alles is

aldaar in rust vrede heeft Z.Eerw. daar 350


en en gelaten een getal van

Christenen”.

En Manado heeft niets dan te wat de inheemsche


over
hij goeds zeggen,

betreft; eischt tact de Residenten,


bevolking maar
hij van

„Manado, alwaar ik resolutie den 28 1728 als


volgens van
April
resident hebbe den Thomas in stede
geplaast onder-Coopman Heijmans,
den onder-Coopman die ik desselvs conduite
van Jan Swigtman, om
slegte
daar heb moeten want dit
van
ligten, dewijl Comptoir genoegsaam de brood

de
') „Memorie nagelaten door Jacob Chrisüaan Pielat aan desselfs Vervanger Elias

Haeze, Gouverneur der Moluccos”, gedateerd 9 Juni 1731, L. A. Bat. Bundel Ternafe

No. 73. Het stuk loopt over het tijdvak 15 April 1728 tot 9 Juni 1731.
106

de
camer van geheele Moluccos is, soo dient men bisondere
sorge
te dragen
dat daar als resident die candeur is
altijd ligt een man van en een flegma
heeft de de Inlanders moderatie
om
gemoederen van
kregelende met en

te die ook bemind weet te maken, niet alleen


sagtsinnigheid leijden en
sig
de Christenen, ook de hoecums, alsoo deselve de
bij maar
bij heijdense
dat land met welke messieurs, alle
regenten van
zijn en soo
uijt papieren
heb kunnen veel met het
bespeuren, men seer
gebruy heeft, verrigten van

’s
Comps werk, indien, men tegen haar sin iets wil ondernemen, of eenige

nieuwigheden, die niet in


gebruik zijn, wil
aanvangen”.

Met de den het ook


rijstproductie en uitvoer van waren was zeer naar

Pielafs wensch gegaan:

het insamelen der is het bestier wel


„Met granen gedurende mijn soo

niet
gegaan, dat ik God ben van
zij lof, genoodsaakt geweest eenige granen

Batavia te moeten
eijsschen, maar ter contrarie heb ik
nog
in staat geweest
overvloed in ’t 1728 het Gouvernement Banda
om van
mijnen jaar van

notitie ontwaren,
met 71 lasten te versien, sullende UE. uijt dese volgende
&a
wat goederen, gedurende mijne regering in trocqueering van
lijwaten

daar herwaarts versenden door verscheiden schepen, chialoupen


van naar
sijn
en
pantchiallingen i) als

325 Lasten rijs

371/2 „ pady
6

cadjang
5002 Ibs. wax

11800 bossen goemoet


24 kannen
honing
35 Ibs. anijszaad
2
621/. ibs. schildpadhoorn )
facturen
soo als UE. des begeerende sulx nader bij de cognoissement en

kunt ontwaren.
negotieboeken
sal UE. dat dewijl de
Bij resolutie van den 6
Januarij 1731 blijken,
Manadose ten eenemaal hersteld, vernieuwd en voltooid
afgebrandene logie

is, gen.
resident deselve bij zijne handelboekjes van de
jaeren 1729/30

hoofdadministrateur heeft ter


volgens opgave van den afgeschreven somma

UE. resolutie 13 October 1729 ont-


van
ƒ 2215 ; 9 : 8 en soo sal bij van

waren, dat ik
goed hebbe gehouden de
besetting aldaar te bepalen buijten

het opperhoofd en een boekhouder die aldaar zijne dienst als pennist pres-

de als:
teert, in naarvolgende persoenen

J
) Een pantjallang was een scheepje met een kiellengte van 55 voeten, een chialoup

had 60. Alle maten komen in L. A. Bat. Heg. 182 No. 33.
er voor

bijeen, als tevoren


s
) Pielat bracht in drie jaren zóóveel karet of schildpadhoorn

in achttien jaren geschied was.


107

1 Sergeant
1 Ondermeester

2 Corporaals
22
gemeene, onder welke gemeene zijn

Hendrik die
1
gebeddoender, eenen Wolf, principael aan

de pen dienst doet,


zijn
I Bosschieter

onder Manado
op Amoerang zijnde eene
plaats
1 sorterende daer vele van daan komen en
Corporaal granen

alwaar 155 Christenen bevinden, die ook een


2 gemeene sig
schoolmeester tot hun onderrigting hebben,

te 30 buijten de die Taboecan bescheiden zijn en


samen
koppen gene op

maanden x
) ontvangen
die aldaar haar randsoen en goede

De sterkte daar dese in is door den Heer


manschap geposteerd leggen,

hout, onder de Nederlandsche


Hutzaard Ao 1655 opgeregt van
benaming van

Vastigheid, zijnde dese houte fortificatie Ao 1673 door den Heer president
de Amster-
Cornelis Francx 2
) in een steene forteresje veranderd en naam van

welke den resident Henric du Chiesz in


dam gegeven, om sterkte sergeant en

den 1703 steene ringmuur heeft laten setten, dog buijten order,
jare een

Batavia missive
maar
dewijl het gedaan was,
hebben haar Hoog Ede tot bij
1709 dat het sal blijven.
van den 8 Februarij geconsenteerd soo mogen

Edh. Batavia hebben missive den 9 Februarij deses


Haar Hoog tot bij van

aldaar sal dan


jaars g’ordonneerd dat men
geen
sterker
besetting leggen

er jegenwoordig geplaatst is, of de noodsakelijkheid moest sulx anders vereijs-

schen, soodat UE. dese ordre tot


narigt kan dienen.

missive resident dato 10 Novb. 1728, sal UEd.


Bij van
gem. ,

blijken dat
hij de Ternaatse
koningen is versoekende om een gedekt vaar-

de
tuig dat 6, 8 a 10 lasten konde voeren, om
’s
Comps bodems in quade

mousson in de bogt van


Bohoeij leggende te kunnen laden en segt

Christenen verbonden
gem. resident dat de Manadose sig genoegsaam

soodat hebben dit


hebben dit vaartuijg te voeren, goedgevonden
verzoek haar HoogEdh. voor te dragen, hebbende gem.
haar HoogEd.
boshout te laten tim-
mij gequalificeert om soo een
vaartuig van

te kunnen
meren ’t welk
mij tot nog toe onmogelijk is
geweest op stapel

setten alsoo de noodsakelijke en


onvermijdelijke reparatie aan ’s Comps

bodeme sulx hebben belet


mij
heeft den resident
Bij Manadose missive van den 29 Julij mij
erts door hem verscheide rivieren Amoerang
toegesonden en
gruijs bij op

i) = de maandgelden, voorzoover ze „niet te quaat” stonden bij de Compagnie, aan

31.
de dienaren uitbetaald. ’) De juiste toedracht is hierboven verhaald op bl.
108

ontdekt in de rivier Clabat ’t


en een
monstertje stofgoud van
gevonden,
ik d’ Edle Heeren Commissarissen d’ Indiase
geen aan van
goud-

mijnen hebbe gesonden


Den 21 December 1728 heeft den Predikant !)
Werndlij volgens zijn

overgegeven rapport aldaar 616 Christenen”.


gelaten een
getal van

Het is van
belang eens een rapport over
kerkelijke zaken te hooren van

godsdienstig leek als Gouverneur Pielat, de verschillende


een na
verslagen
der visiteerende predikanten. betreffen niet Manado
Zijn opmerkingen
alleen, maar het geheele Gouvernement der Molukken.

„Wat den in dit het wenschen


godsdienst gouvernement belangt, was te

dat deselve met wat meer ijver en een ongeveinsde opregtigheid wierd waer-

moet ik de leeraere die hier


genomen; egter geweest zijn gedurende mijn
als dien lof dat het haar
aanwesen
gouverneur en
opperkoopman geven, aan

Eerwes niet gemanqueert heeft, de deuren der consciëntie te


om aan
kloppen,

mitsgaders de gantsche gemeente in hare


predicatien verscheidene maelen

met smeekinge en biddinge te vermanen van


tog de
kerkelijke bijeenkomsten
te willen de der Christenen Godsdienst
bijwonen, opdat mooren en heidenen

ziende daardoor werden tot het te


mogten aangeset om waere
geloof over

dog het schijnt dat het der ’s dienaren


gaan; grootste gedeelte Comp. en

ingesetenen alhier, liever den


Sondag willen vieren met
suypen en swelgen
andere
en
ongeregeldheden te bedrijven, dan
sig een uur te verledigen om

haeren in het stuk


schuldigen pligt van religie te agtervolgen.
Met aenkomst als heb ik den
mijn gouverneur met goedvinden van

kerkenraad veel nieuwe banken in de dit Gasteel 2 laten


buijtenkerk van
)
maken, om een
ij der alle voorwendselen te benemen die
sij anders alle-

geerden, dat ’t wel


se
geen goede plaetsen hadden, geen voor soo verre

van eenige goede uijtwerking is


geweest, namentlijk dat er wat meer
pen-

nisten,- ambagtsgesellen, soldaten, matroosen &a in ’t


gehoor sijn gekomen
als desen; hoe daer verschenen; door
voor maer
zijn se
sekerlijk meer

als door liefde,


dwang dewijl ik
verscheijde maelen genootsaakt ben geweest
ordre te vernieuwen, dat ik de die in de kerk
mijne namentlijk assistenten

niet laeten binnen komen de minderen


en
quamen soude s) en corporeelijk
doen straffen.

Het is te dat sulken Godsdienst is, niet


ligt begrijpen seer verdrietig
alleen die dese werd den sabbath te
voor
dengenen op wijse gedwongen
moeten vieren, ook insonderheid den die sulken
maar voor
genen dwang-
middel in ’t werk moet stellen, wat kan anders doen als
maar een
gebieder

’) Georg Heinrich Werndly, geboren te Zürich in 1694, kwam in 1718 te Batavia. Hij
kende goed Maleisch. In 1737 werd hij hoogleeraar te Lingen. (Duitschland). Naar

Indië teruggekeerd overleed hij in 1744.

*) n.l. Oranje op
Ternate. 3
) Later zou men gezegd hebben; „op het stoepje laten

komen.”
109

het beste want ik stelle vast als eene onweder-


van
twee
quaden kiesen,

dat, daer die Godsdienst laet vervallen, dan wel


sprekelijke waarheijd, men

alle trouwe menschelijke samenleving vervallen moet.


in ’t geheel afschaft, en

den 1730 op het versoek den


Het is mij selfs gebeurt dat ik in Jaere van

Chiauw den
Eerw. predikant Werndlij den koning van
aanmoedigde om

Godsdienst op sijne landen wat beter te doen onderhouden en insonderheijd


beletten als in Ed.
de
polygamie onder sijne onderdanen soo veel te sijn
het volgende antwoord kreeg:
vermogen soude zijn, tot mijne verwondering
Gouverneur ik beloove best te sullen doen om den Christen
„Heer mijn
doen wat het
Godsdienst die ik
belijde op mijne landen te onderhouden en

daaromtrent sal ik mede alles soeken te be-


andere versoek aanbelangt,
dat ik als
wat in
mijn vermogen is, dog neemt het mij niet qualijk
tragten
waarom d’ Ed.
een
dom mensch, bij de Europeanen te vergelijken, vrage
dese
en de
predicanten ons Sangirse koningen in ’t generael altijd
Comp.
bemerken, dat
twee saeken soo sterk recommandeeren, daar
wij hier sijnde
niet in de kerk
het thiende gedeelte der
christelijke gemeente des Sondags
dienaren als
en komt en genoegsaam een
ijder, soo ’s Comps burgers, bij-
onderhouden?” op welk ik wel
sitten of andere publicque vrouwen seggen

wil niet veel te konnen antwoorden, dewijl het


waerlijk den spijker
betuijgen,

op zijn kop was geslagen.


schaemte der Christenen hier dat de
Nog moet ik tot nog bij voegen

haer sullen hoe is


mooren alhier nooyt geen sabbatdag van versuymen;

dat sulke menschen buijten een


bijzondere
het nu
mogelijk en begrijpelijk
Christen sullen kunnen
verligting van den Heiligen Geest tot het geloof
minste in
werden overgebragt, soo lange zij sien dat se ons, ten uijterlijke

werken komen te overtreffen!


goede
Men vind het Moluxe boek dat den Ed. Heer Simon Cos,
bij placcaet
Gouverneur Directeur deser
raad Extra-ordinaris van India, provintie een

den Godsdienst heeft laten ’t


placcaet tot het onderhouden van afkondigen
Commandeur Voorst den 14 December
geen
door den Heer Anthonij van

1662 is vernieuwt en
sulx is door den Heer President Cornelis Francx den

ik oordeele dat al sulke placcaten


4
April 1673 al mede geschied, dog dewijl
door het niet onderhouden van deselve seer gevilipendeert werden, soo hebbe

in het
ik niet derven streiden om schriftelijke ordonnantie dienaangaande

te ofte dese
bovengenoemde te vernieuwen, dewijl er
mijns
ligt brengen
bedenkens niets ofte gevoeliger kan wesen
voor een
gebieder smertelijker
werden, als
dan ordres en
publicatien die niet
agtervolgd te meer
hij om

deselve maintineren,
verscheide insigten, altemet niet in staet is te dewijl
tot den kerke dienst
het onwedersprekelijk is, ingevalle de gequalificeerde selfs
niet als in
niet
genegen sijn, sulke ordonnantiën verwarring een
gouver-

want als sulx doet, dienden de beveelen niet te


nement brengen; men spec-

sonder onderscheid, de
teeren alleen op ’t
gemeen, maer op een ijder opdat
110

mindere niet sonde kunnen als de die


seggen: „onse gebieders sijn clocquen
de wel de kerk daer selfs niet in komen,”
luijden na
roepen maar
dog ik moet

dat bestier ’s ministers


betuijge gedurende mijn Comps goede voorgangers

van het gemeen sijn geweest.

Ik moet ook tot lof d’ Ed. Heeren Bewindhebbers


van
Agtb. noteeren

dat haer Ed. alles in ’t werk stelle wat in derselver is om de


vermogen

ware
gereformeerde Godsdienst hoe
langer hoe meer in dese provinciën aan

te Haar Edle drie die hier


queeken, dewijl buyten predikanten gemeenlijk
komen t’onderhouden 66 inlander schoolmeestere,
zijn, nog een getal van soo

leermeesters die d’E. komen


omloopende en kerkmarinjos jaerlijcx Comp. te

kosten de 7500: als het notitie door


over
ƒ : : soo
uyt volgende mij
den boekhouder Pieter Reael den len December 1730 tot
guarnisoen op mijn
is
speculatie overgegeven.

Notitie schoolleermeesters als


van
soodanige en
kerkmarinjos er

onder datum in de Moluccos de in


hedigen op volgende plaetsen wesen

sijn, namenlijk

Aan dit Gasteel 4 te weten:


persoenen,

1 Inl. ƒ 18 paijm. in 12 maanden. ƒ 216


voorsanger

3 oml. Leermeesters 9 324

onder den resident 48 als


personen

van Manado 12 Schoolmeesters 18 2592

3 d» 15 540

4 do 12 576

9 leermeesters 9 972

20 kerkmarinjos 3 720

onder den resident 12 als


personen

van
Qorontale 2 schoolmeesters 18 438

2 d° 15 360

3 leermeestere 9 324

5 kerkmarinjos 3 180

Batchian 1 1 schoolmeester 18 216


op

op Macquian 1 1 do 12 144

Somma 66
personen gewinnende in den tijd van 12 maanden ƒ 7596

Ternaten ’t Gasteel ulto November 1730


op Orange adij
Pr Reael,
was
getekent guarnisoensboekhr.
’s Comps oogmerk waarom dese Leermeesters gehouden werden kan

niet selve, valt het


men genoeg prijzen, maer de leermeesters daarop voor

meeste niet veel te hand wel


gedeelte van roemen
dewijl mij van
goeder
bewust is dat dese loontreckende snaken, als de de
predikanten om twee

de visite komen doen, veel Christenen


jaeren te godvrugtiger en
voorgangers
de al die dan
van
op plaetsen soogenaemte Christelijke gemeente zijn, wan-

neer de leeraars weder vertrocken binnen.

Meer sal ik dese saké niet schoon het


van
seggen, mij aan
geen stoffe

in overvloed daartoe soude maar sal sulx laten voor de


manqueeren, geene
111

die hetselve volgens eed den kansel te moeten


en
pligt gehouden sijn van

UE. alleen als versoeken willen


doen en mijn vervanger maer van tog te

immers soo veel in UE. vermogen sal dat Mozes Aron


sorg dragen, sijn, en

de handen in malkanderen slaen den Godsdienst


van
eendragt mogen en

desselvs die het door haer leven wandel


gehandhaeft, dienaren en
waardig
dit sal middel waerdoor UE.
zijn, geeerd werden; een
groot wesen regering

onder Gods zegen zal


geluckig zijn”.
deze
Hij eindigt met versregels:

„Wie wel heeft reeds werk al half


begint zijn gedaan;
sonder God vangt ’t al aan”.
Begind men men
qualijk

Pielat was een der, gelukkig vele, Compagniesdienaren, waarop men

met trots kan !). En hoe mooi waardeerend is oordeel


wijzen zijn over

Padfbrugge’s hij memorie begint met deze woorden;


nagelaten werk, waar
zijn

„Ik hier nette de Moluccos in ’t


en meene geen beschrijving van
parti-
culier te doen en veel minder waer die naam van herkomstig is, wat
nog

Godsdienst wetten &a onder den Inlander werd,


en
burgerlijke er
geoeffend
zulx door den Heer Gouverneur Robbertus Padtbrugge (L. M.) 2
)
dewijl op

den laasten memorie


Augustus 1682 distinct
gedaan is bij desselvs
nagelatene
den heer Gouverneur Jacob Lobs, ook is door andere
aen en
geschied meer

Heeren Gouverneurs, welkers door nieuw


berigten seer
dienstig zijn, om een

aankomend werden wel die den


gebieder te geleesen, dog voornamentlijk van

Heer dat alle daer distinct in


genoemden Padtbrugge om
dingen net en

werden verhandeld”.

Nauwelijks Gouverneur Pielat vertrokken of de


was
moeilijkheden in

Bolaang-Mongondou begonnen opnieuw, waaruit weer voor de Minahassa

gevaar kon onstaan. De oom des


konings van
„Boelang”, prins Maccabalag,
de onruststoker De
was
geweest. Compagnie greep in, en beval hem

voortaan sijn verblijft Manado te houden, zonder in Persoon


„om op sig
na
Boelang te mogen begeven ofte imand van de
zijne derwaerts

te senden voorkennisse den Resident,


buijten speciale van maar ook
gecon-

demneert in de restitutie der


rijksgoederen, die
hij geduurende casueel
sijn
bestier hadde, het dan door hem
verduijstert geene was
volbragt geworden
dat dit daardoor in desselvs hersteld
soo
rijk vorige rust was
ge-
het
raakt, geene wenschen van duur te sullen zijn” 3).

') Hij keerde in 1734 naar Nederland terug na een eervollen loopbaan.
2
) = „Loffelijker Memorie”, of „Laudatae Memoriae”.
3
) L. A. Bat. Afg. Ind. Br. 1734 I bl. 297/8, d.d. 26 Februari 1734.

ten narigt agtergelaten door den Raed Extraords


„Vertoog overgegeven en van

Indië en Commissaris deser Moluccos Johannes Bernard aen den Heer Gouverneur

Paulus Rauwenhoff en Raad tot Ternaten ten Gastele Orangie”, (25 Jan. 1735). L. A.

Bat. Bundel Ternate No. 75, bl. 54 e.v.


112

Spoedig was er weer een


opvolgingskwestie in Bolaang, waarbij de

Compagnie gelegenheid kreeg een einde te maken aan het


asyl verleenen

aan
weggeloopen slaven.

Van Salomon Manoppo kwam het verzoek „om in


sijn overleden broe-

ders Francisco
Manoppo plaetse te
mogen als Coning in dat
rijkje succederen,
waerinne als hij de
zijnde wettigste en den naeste, ook
gecondescendeert
dat
hebbe, edog onder dese restrictie, van die
waerdigheijt sal
afgeset werden

deselve beuren, aldien in toekomende


en
bij en
mogte continueren, gelijk sijne
voorsaten, slaven houden, sonder
weggelopen aen te deselve te willen

restitueeren.

Het
gene ook den 15 deser daeraen op zijne verschijninge binnen dese

fortresse niet alleen


*) sig onderworpen, maer ook met en benevens de

voorgaende contracten tusschen de E.


Comp. en dat
Rijkje gemaekt heeft,

besworen, en moet UE. in ’t dese renovatie der


vervolg ampliatie bij enige
contracten, de Celebese
van en Sangirse Koningjes, vermits alle met desen

euvel besmet ook wel


zijnde, voegen en laten
invloejen mitsgs prealabel
doen adverteren, het hier omtrent 5 deser in Rade Politie besloten
op van en

also dit het


vastgestelde en
gebruijken van represalje, mijnes eragtens het

middel is, dat die dat


eenigste leenheertjes, van verfoeijlijk en
pernitieus
werk, het tot schade der alhier
gene sware arme
ingesetenen so
grof en

groot onder haer in sal kunnen doen afsien nalaten”.


swang gaet en

Den Residenten werd de voor den landbouw voortdurend


zorg goed
het hart De schreef 2
)
op gedrukt. Hooge Regeering dat „verwagt werd,

het den Landbouw


belang van
op meergm.
Manado dermaten door UE.

zal werden als de


betragt nuttigheid en
noodsakelijkheid van dat product

vorderd, waar door ons minder zal werden als


geen genoegen toegebragt
in desen te hebben derselver
betuijgen over
gebruijkte voorsorge
in het ver-

kiesen de duursaamheid het


van
Padij voor
Rijst om van eerste en den

voorraad het andere, den Manadosen


grooten van
invoege verhoopen resi-

dent zal
zoo
geluckig zijn geweest uwer E. welgegeve ordre dien
aangaande
sonder obstaculen te executeeren want andersints waare het verre beste voor

’t interest Meesters 3 daaromtrent


onser
) eenige indulgentie te
gebruijken
dan de Manadose boeren door
dwang daar toe te
constringeeren om de

schadelijke gevolgen die daar uijt konnen ’t welk


voortvloeijen, ons
gands
soude, deser
onaangenaem zijn terwijl te materie
nog
moeten recomman-

deeren de Ambon
nabij gelegene gouvernementen van en Banda met zoo veel

te assisteren als sal konnen werden


padij gevoegelijk gemist, of bij te brengen

wesen, overmits men van hier door eijgen gebrek niet in staad is die comp-

toiren haren te voldoen”.


eijsch

2
‘) n.l. te Ternate. ) L. A. Bat. Afg. Ind, Br. 1738, I bl. 152, d.d. 9 Februari 1738.

3
) =de Heeren Meesters, Heeren XVII.
113

Kleine kwesties met loste


dorpshoofden men
gemakkelijk op.
Over
Manado schreef de Regeering: i)

„zijnde ons ten


genoegen gebleeken dat aldaar de
dorpshoofden, dewelke

voormaals met harer


een
parthij onderhoorige na Danowanko waren gereti-
reerd op UE. recommandatie weder hare oude
zig na
negorij begeven hadde,
mitgaders de
agterhalinge der
Magonders, het
en
confisqueeren van derselver

ingekogte ongepermitteerde rijs van 100


gantings door den resident
aldaar,
die ook veel billikheid
vervolgens met door UE.
g’ordonneerd, was, voorm.

prijsverklaerde graanen (schoon van


weijnig waarden) d’E. Comp. goed te

doen, als ook


zijnde zeer
eijgentlijk, en niet min
noodsakelijk geweest dat

Boulangs koningtje ernstig gereprocheerd en


aangemaand was, daar

het
jegens ingevolge contract van Ao 1695 en in Ao 1714
gerenoveerd waar

bij een
ijgelijk het afhalen en vervoeren van
graanen uijt de Manado

g’interdiceerd werd, te moeten voorsien”.

Ditzelfde schrijven leert ons dat de Resident Thomas


Heymans ver-

door Pieter
vangen werd Elias Floris, 2) 0p wien weer
Jan Smit volgde 3).
Benoemingen tot hoekoem behoefden de der Bataviaasche
goedkeuring
Regeering: „(wij) approbeeren de
gedane aanstelling van eenen
Pandoij
tot hoekum van de Clabat in stede
negorij van den mits
zijnen hogen ouder-

dom dito
ontslagene en de bevordering van den Alphorezen hoekum Aris
Tollelieuw Supit tot
hoekum-maijoor, als mede UE.
gegeven
orders aan den

Manados resident
Jan Smit, omme de oude
vesting aldaar genaamd Amster-
dam soo veel te
doenlijk repareeren in stede van deselve
geheel af te breeken

en wederom op te bouwen, soo als


hij te doen” 4
voornemens was
).
De in 1738
loge was weer voltooid.

De uitvoer sterk toe. Uit werd in


nam Manado een
jaar uitgevoerd
(niet alle producten kwamen uit de Minahassa, maar toch wel het grootste
deel):
3425 Q was, 6754 bossen
gesponnen goemoetoe en
697(4 reaal stof-

goud, benevens 205 lasten


rijst 5).

Hierboven we welke plannen de


zagen Regeering had met het ambt van

Hoekoem-Majoor. De memorie van


overgave
6
) van den Gouverneur der

Molukken Marien Lelivelt in


geeft 1744 er
wetenswaardige bijzonderheden
over, alsook over andere
nog punten.

') L. A. Bat. Afg. Ind. Br. 1738, I. bl. 168, d.d. 9 Februari 1738.

*) Ibidem, p. 177.

3
) LA. Bat. Afg. Ind. Br. 1741, I. bl. 360, d.d. 25 Februari 1741.

4 5
) Ibidem, 360/1. ) L. A. Bat. Ind. Br. 6
p. Afg. 1740, I. bl. 201. ) L. A. Bat. Bundel

Ternate N° s 76 80. Memorie


. en van overgave van den Gouverneur Marien Lelivelt

voor Mr. Gerard van Brandwijk van Blokland, bl. 15 e. v.

8
114

Hij zegt van Manado dat het


twintig wélbevolkte negorijen bevat

onder den
„waar van
ijder zijn eijgen bijzonder opperhoofd, name van

hoecum heeft; onder dese hoecums in 3


zijn voorgaende tijden voornaemsten

zoo veel als hoofden d’ als den hoecum


en van
overige geweest; van

Tombaririe
Soepit,
den hoecum van Tonsaronson Lonto,

do Tomon Paat.
„ „

sijl. dan ook den titul hoecum


Invoegen van
majoors gevoert hebben;
dan aangezien voorsz: hoecums dese hunnen magt dikmaals
quamen te

misbmijken tot veelderhande geweld ende den onder-


knevelarijen op armen

daan, zoo is ook die qualiteijt door haar Eds brieven den 12e
hoog bij van

Januarij 1711, 12e Januarij 1712 en 3e febr: 1722 voor zeer


pernitieus

aangezien en
gesupprimeerd geweest. Egter is het zeker, dat
ingevalle men

hoecum alle de hoecums konde hebben


een
major over voorsz: die
zijn
character niet in maniere als daaren-
voorsz: quam te misbruijken, maar

alle particuliere winst ende voordeel


tegen zuijver van
inzigten van
zijnen
behooren te dat zulx den dienst der E.
pligt na waar nemen, voor
Comp:

uijtermaten is, als dan, ’er iets


gemakkelijk aangemerkt, men zoo wanneer

met dezen landaard te verhandelen is, of door henl: iets ten behoeve der

E. werden, hoofd
Comp: gepresteert moet maar een heeft aan te
spreken
mits dien resolutie kon
en tot eene
vaardige geraken, daar het anderzints

sulx is, dat de


gelegen men
zig in minste voorvallen van die natuur moet

getroosten het liedje dat alle die


van
verlangen te zingen, tot men bijsondere
hoecums 20 die mede veel als
van voorsz:
negorijen, zoo
gevoelens koppen
hebben tot een zentiment heeft
gebragt; en zulx al ten besten
uijtgevallen
ontmoet d’ executie het beslotene al wederom dezelfde
zijnde, zoo van

mede dan al den iets


zwarigheijd, waar
menigmalen tijd, wanneer
gedaan
moest reeds is verloopen, daartoe de minste toestel
zijn, eer men
nog
reden
gemaekt ziet; om deze is het, dat
wij op de
goede gethuijgenis van

den Manados Resident den inborst


nopens ende hoedanigheden van den

hoecum der beneden Aris Toelelieuw Soepit, niet


negorij en gantsch twij-

felende, of zouden in den zelven hebben,


wij zoodanigen perzoon gevonden
als bevorens is beschreven, door het verzoek
ons
eijndelijk instantig der

Manadose hoecums dien fine hebben laten overhalen,


gezamentlijke ten

ter den 27e 1739 Tolelieuw Soepit


omme
vergadering van
Augs voorsz:

tot hoecum aantestellen: waarop ook daar haar


major ’sjaars aan
hoog
Eds is dan in ’t haar Ed:
approbatie gevolgd: vervolg welgem: hoog
wederom tevooren gekomen zijnde, dat deze titul ende magt de novo een

werktuijg van geweld ende


onderdrucking van den
gemeenen
onderdaan

tewerden, is deze ende door haar Eds andermael


begost name
waerdigheijd
den aanstaande missive de dato 30e 7ber
vernietigd ende voor verboden, bij
Ao mits nogtans den althans Tolelieuw in zijn
passo fungeerenden Soepit
115

prezente aanzien en titul, dog egter commando, deszelfs levert


buijten voor

werde, welke ordre


gelaten van wel
gem: haar hoog Eds dan ter eerste

geleegentheijt na derwaerds aan ’s Comps resident, den


ondercoopm:
Pauwen diend bekend
johannes gemaekt te werden; den zelven resident

heeft aldaar tot defensie


zijne een
fortje of redout Amsterdam gent: met

eene thans swacke die


zeer
besetting, men
egter mits
eijgen gebrek niet

is te versterken: het
vermogens waar en tegen voorsz:
fortje, ’t
geen ten
eenenmaal
bouwvallig was, op
die
g’eerde verleende qualificatie van haar

Eds thans werd gerepareerd,


hoog met welk werk den Resident
berigt
reeds te
zoo verre
zijn g’avanceert, dat
verhoopt, dat na
verloop van 2

maenden het verband op het voorsz: staan den


fortje zal, waarvan
tijd het

zal
gevolg doen zien. Inmiddens dat ik ten
vervolge van dit
capitel zal

dat resident aldaar


noteeren, voorsz:
eenlijk geplaetst is, omme ’s Lands

producten, die
principalijk bestaan in
Rijst, wax, caret, en
paerlemoer-
behoeve
schulpen, ten van d’E. Comp: tegen lijnwaten of andere coopman-

schappen te trocqueeren i); de


Rijst is aldaar in zulken
overvloed, dat

daarvan niet alleen dit


gouvernement gespijzigt, maar
nog jaarlijx eene

elders kon
goede quantiteijt na vervoert werden; de Leverantie van wax

is in ook al
voorgaende tijden nog tamelijk geweest; maar ’t zedert een

jaar 2: 3; vermindert, dat


a
zodanig men de behoefte van dit comptoir
daarvan niet kan hebben; dan ook
meer wes ter zitting van
pmo
dezer

maand beslooten
is, bij gelegentheijd door
Expresse gecommitts na de reden

van deze Excessive te laten vernemen; het Caret


vermindering ende Paerle-

moerschulpen de
van
vereijschte groote ende
deugd heeft men alhier
noöijt
in conciderable
eene
quantiteijt konnen
magtig werden: en is ook ten

reguarde der
laestgem: coopmanschap daar zooveel niet aan
gelegen
het schildpadshoorn
; maar aangaende is het anders
geschapen,
nadien haar
hoog Eds
nog jaarlijx insteeren, omme daarvan, en wel voor-

namentlijk van de dikste soort, zoo veel over te zenden, als ’er maar te

bekomen is, alhoewel daar toe ten alzoo


voorsz: comptoire weijnig appa-

rentie is, als het


zig daar tegen laat aanzien, dat den handel daar omtrent

in alle de voors: producten ’t zedert als


eenigen tijd eer af, toeneemt;
welke de redenen daar
ware van
zijn, is
mij althans
onmogelijk UE. bepaal-

aantethoonen, nadien den resident


delijk aldaar deselve of zelfs niet weet

of niet wil bekend dat reeds ’t zedert het


maken, jaar 1738
zijn een
goed
getal Manadoresen al hunne
successivelijk uijt negorijen na het Land van

alhoewel
Boelang gevlugt, den Resident Smith zoo wel als Pauwen daarvan

de kennisse aan dezen rade heeft onthouden, ; wel is waar dat

den zelven
zegd altijd nog hoope gehad te hebben dit
quaed in der minne

te zullen redresseeren en het ook stukken dat den zelven


blijkt bij voorsz:

ten dien beloften


eijnde met dreijgementen ende alles in ’t werk gesteld

‘) = handelen, ruilen.
116

heeft hem scheen: alles vermits dien


wat dienstig maar
vrugteloos;

kancker, dus lange onaangeraekt gebleven, dan wel de middelen daarop


regte
reeds is dat den resident
niet
g’appliceerd zijnde, nu zo diep gepenetreerd,
in
persoon
tot
Boelang bij deze vlugtelingen gekomen zijnde,
heeft konnen daar het niet anders
op derzelver
gemoederen niets uijtwerken
te denken is, dit voorval, al herwaerds bekend zoude
of ten beginne gemaekt,
reeds de wereld ende het redres
nu
uijt vergeten zijn, waarvan men
zig nu

thans wel eerst te zullen de hand ’t dan


moet getroosten aan nemen:
geen

bedunckens niet beter zal konnen bewerkt ende werden


mijnes uijtgevoert
dan door een of 2;
bequame gecommiteerds, die alle bijzonderheden

van
die
uijtwijkinge, die voor dese
regeering zoo wat schijnen verduijstert
der onder-
te werden, onderzoeken, en de
voorige eendragt opperhoofden en

althans veel dan


danen aldaar herstellen mogen: waartoe gemakkelijker
haar Eds den hoecum
bevorens, zal gekomen werden, vermits hoog majoor
commandt dier ontbloot hebbende,
Tolelieuw Soepit van het bediening
daardoor het
grootste gedeelte der beswaernissen van
voorgem; vlugte-
den hoecum gerigt reeds
lingen, die principalijk tegen voorsz:
majoor zijn
hebben
weggenomen”.

verhaal dit;
Na een omstandig over een
gestrand scheepje volgt

Manado niet te als


„Voorts weet ik aangaende meer
zeggen, eenlijk nog

den 30e 7ber: Ao de Chris-


dat haar hoog Eds bij do missive van passo aan

tene hoecums van


de Nieuwe
Negorij Manado
g’accordeert hebben, een

Inlands
kerk op hunne eijgene kosten te mogen bouwen, mitsgaders een

die d’E: tot dat deszelfs onderhoud


Leermeester op
van
Comp. voor eerst,
zoude konnen werden”.
indertijd (desnoods) uijt de negorij gevonden

deed zich de kwestie de afwik-


Met Boelang volgende voor, waarvan

Manado.
keling van
groot belang was voor

Ao 1735 tot die


„Boelang *), welkers
Cooningje Salomon Manoppo in

heeft, zonder deze


waardigheijd is verheven, en ’t zedert geregeerd aan

regeering veel moeijlijkheden te geven,


tot dat in Ao 1742 antwoord zijnde,

dat denzelven, mits


betaling van eene
geringe boete, eenen opsettelijken

hadde Cacabul; den fiscaal


moord ende
doodslag geremitteerd aan eenen

heeft hem
ter dier
tijd Anthonij Everhard Meder
gesustineerd uijt

actie te competeeren, wes dan ten zelven


dien hoofde tegen voorm: Cooning
ontbieden ten
dage goedgevonden is
zijn hoogheid herwaerds te eijnde zig
niets
daar tegen te verantwoorden, waarvan
egter tot
nog
toe geworden,
dat in land althans veel
om redenen, zoo
zijn hooght verklaard, zijn
ende
Manadose
vlugtelingen zijnde hij bevreest was, zijn rijk regee-

‘) L. A. Bat. Bernard’s „Vertoog” i. v. Boelang.


117

te als
ring in zulke omstandigheden verlaten, ’t geen bij ons voor
nog voor

satisfactoir is ende ook is,


aangenomen na
mijn gevoelen zoodanig zoo

die
lange uijt gewekenen niet
zijn teruggekeert; buijten ende behalven dien

zal het ook niet noodzakelijk zijn op die opkomst zoo sterk te
blijven

dringen”.

Het den duur Salomon werd


liep op spaak met Manoppo. Hij een

te Ternate wegens de vele klachten die hem inkwamen en


gevangene tegen
het dat de streken, de Minahassa
gevaar hij voor
omliggende met name

opleverde. De
Hooge Regeering beval met nadruk aan „om met een goed
ende
overleg uyterste circumspectie te werk te
gaan in het surrogeeren van

een anderen koning, en daar toe te verkiezen een man


bij de
Boelangers en

Mogonders bemind ende in estime wesende, ter


bevrediging van
partij

misnoegde en averse
gemoederen, door de
quaade inductiën van desen

Maar
Manoppo”. er was ook „de onwilligheijt dier volkeren om den Boe-

langs goegoegoe Damapolij in die veel min als te


qualiteijt, interim-regent
erkennen”, de inwoners „haare rebellie
terwijl inclinatie voor een openbare
de niet kennen is dierhalven wel
tegens Compe duijster te gaven. Het seer

gedaan, dat UE. den Manados resident hadden, die luijden wat toe
gelast
te haare veel
geven en aan
sinnelijkheijt omtrent een anderen gebieder soo

mogelijk te voldoen ”i).


had laten uitrukken, veel Minahassers tot zich
Manoppo grenspalen

getrokken en
vreemdelingen hoogst gewillig bij menigte in zijn rijk toege-
laten. Van Ternate werd Batavia vandaar
hij naar
overgebracht en ging

hij als balling de Kaap de Goede Hoop 2


naar
).
Doch de rust keerde niet tot der
weer, ergernis Regeering te Batavia,
die alles
zag „hoe van
quaad tot erger verviel door de al te grote insolentie

en
openbare muijterij van den
Mogonder Sadaha Janbaf in so verre dat de

Mogonders door sijne dreijgementen wederhouden wierden


g’intimideert en

te Manado ten handel te komen”. den bel-


over
Tevergeefs was
getracht
hamel in handen te krijgen 3).
In 1750 was de toestand dezelfde.
nog

„Dat de Rijkjes van


Boelang en
Mogondo in de
zig nog vorige slegte
toestand bevonden de de
en
Rijksgroten en
Kroonpretendenten, ongeagt
door UE. iterative invitatiën, al der
gedane nog even
onwillig waren, tot

selver overkomst ter nieuwen in steede den


verkiesing van een
koning, van

met het Jagt de Anthonia herws versondene Salomon


na
Manoppo is gantsch
niet
aangenaam, dog vermits wij dit
vorstje almede van hier versonden en

na de Caab gerelegeert, dus apparentie hebben hem


en
zij geene meer van

1
) L. A. Baf. Afg. Ind. Br. 1748, d.d. 31 Dec. 1748 bl. 905/6.

2
) L. A. Bat. Moluksche Historiaelen, bl. 424/5.
3
) L. A. Baf. Afg. Ind. Br. 1749, d.d. 31 December, bl. 968/9.
118

weder te zullen
erlangen, zoo zijn wij van
gedagten dat
zij nu wel wat

handelbaarder dien hoofde ook


worden, en
uijt des te
ligter treeden zullen

de
tot verkiezing i).

Hierin de
vergiste Hooge Regeering zich. De
Bolangers en
Mongonders
werden het niet 2 Maar
eens
). langzamerhand kreeg men een beteren
kijk
op de binnenlandsche toestanden en „de valsche hunne
beschuldigingen tegen
in Anno 1749 opgesondene Salomon
koning Manoppo ingebragt hadden

bewerkt dat in ’s handen daar


hij Comps gekeverd van
weg gesonden is

geworden de de hebben laeten


en
wijl Mongonders betuijgingen doen, nooijt
de Comp. ongehoorsaem te dat wederom
zijn dog zij eenelijk maar

versogten haeren
opgedagten versondene
Koning om
sijne goede hoedanig-
heeden, deselve roemende, die
hoog en
rijx grooten egter op UE. aan-

houdinge beloofd hadden op Ternaten te komen, zo vinden


wij niet
qualijk
gedaan dat UE. den Manadosen resident hebben de
gerecommandeert
gemoederen der
Magonders die reets tot moorden anderen
en
buijtensporig-
heeden waaren
uittgespat, aan ’t bedaaren te
brengen en
haar telkens tot de

komst Ternaten ’t animeeren, onder dat anderen


op verseekeringen er
geen

Koning over haar verkoosen sal werden dan die ten haaren weesen
genoegen

zal; maar
aangemerkt zijnde dat
zij reets
ronduijt hebben
gedeclareert niet

te konnen treeden tot de electien nieuwen vorst


van een over haar, uijt
hoofde hunner affectien dien
en
begeerten ten belange van versondene

koning, renoveerenden hun daarom


gedane instantie is het wel
denkelijk
dat zij daar aanhouden, die nieuwen
op halsterrig blijvende van
verkiesing
tot toe also min als bevoorens iets sal welke
nog zijn gevallen, op wijze
dan dat
rijkje nog lange zonder een hoofd bestierder zouden bloot en
ge-

submitteerd staan onder de


concepten van
verscheijden hoofden bij welkers

onderlingen verdeeldheeden men niets kan sien; derhalven


goed tegemoed
hebben alle
wij ten eijnde nadeelige consequentien te
prevenieeren te meer

’t de
Compe geensints geleegen komt het harnas aan te
gorden om hun

eenen anderen wil dank dien


teegens en op te dringen, geresolveerd, soo

door haar haar te doen te


seer
begeerden kooning gewerden en rug na

Ternaten te schicken, in ’t keven is intusschen de


zo
hij nog en
Mogon-
dosche en
Boelangse rijxgrooten a cost
ij opgekomen, afstappende van

haare denselven,
neijging voor bereets niet overgegaan zijn tot het kiesen

nieuwen in 3
van een
koning sijn plaatse na haar
genoegen” ).

In het laatst 1754 Salomon de te


van was
Manoppo van Kaap terug
vandaar
Batavia, om naar Ternate te
gaan.

‘) L. A. Baf. Afg. Ind. Br.


1750, d.d. 31 December, bl. 819 e. v.

’) 1752, 31 978.
* „ „ „ n „ „ „ „

3
) n v » n n rt
1753, „
31
„ „
710.
119

De Moluksche Gouverneur moest bedacht „alvorens den-


er
op zijn
selven installeeren, de contracten door hem sijne te doen
te en
Rijxgrooten
het werd
renoveeren in
behoorlijke forma, zelfs met ampliatie zo g’oordeelt
te in dat belooven nakoomen zal, van alle wraake
dienstig sijn, hoope, hij en

of voornaamsten
en
vervolgingen tegens den
Boelangsen goegoegoe Rijx-
Simon Marcus Boelansa Hendrik
groote Damapolij en de twee prinsen en

in sullen afsien, haar met te


Manoppo, ’t geheel te integendeel vriendschap
ontmoeten ook vriendelijk te behandelen zo verre UE. daarin
en
vervolgens
zomede dese met harte hem als
geen verandering maken, insgelijks goeden
hunnen vorst aanneemende, de
vereijschte eerbiedigheid en gehoorzaamheid

sullen, het betaamd dat dus den haat in harmonie ver-


bewijsen gelijk en

wisseld, alle
discrepantien die tusschen den anderen tot nu toe
mogten plaats
hebben
gehad, sullen werden
uijt den
weg geruijmt” !).

werd de contracten
De
Koning weer plechtig aan
zijn volk voorgesteld,
hernieuwd de die hem beschuldigd hadden bande men voor
en
rijksgrooten
alle zekerheid uit hun land. Manado werd hun als verblijfplaats aange-

i). Salomon dood, 30 1764,


wezen
Manoppo heeft tot zijn Augustus over

of de Mina-
zijn volk geregeerd, zonder dat hij de Compagnie zijn naburen,
hassers heeft.
bemoeilijkt

de der Contracten tusschen den


Bij „Renovatie en
Ampliatie aangegaan

Heer J. E. van
Mijlendonk en Raad en de Koning van Boolang en
Mogondo
15 1756 2 stelde de
Salomon gedateerd Maart ),
Manoppo en
Rijxgrooten”,
artikel vast ten de
Compagnie in 7
duidelijk de verhouding opzichte van

Minahassa:

„Sullende alle successive de


wijders soodanige Kooningen voor ver-

derselver dese voorwaarden moeten


kiesing en
aanneeming tegenwoordige

goedkeuren, eh beloven in allen deelen, en


poincten te agtervolgen, en naar-

ook de selven onder besweeren, werdende tot


koomen, teekenen, en

d’
voorkoming van alle misverstanden en dispuuten hierbij gevoegd, amplia-

tien op dit articul in anno 1714 en 1731 met de


kooningen Jacobus en

Franciscus haar derselver nakoomelingen gemaakt en


Manoppo voor en

off Landstreek
aangegaan, teweeten,
dat het gebied, jurisdictie van
Boelang
d’ kant niet verder zal als tot de
sig aan eene
uijt trecken, Poegiaar, en aan

andere kant tot Pontak, mitsgaaders de verdere Landen tot Boeras toe, tot

hoe niet Manadowaarts de volkeren Bolang


verre en
wijder van
Mogondo en

het land om haare nooddrufft van levens middelen te soeken sullen mogen

sonder Pontak Boeras te


frequenteeren, voorbij Poegiaar, en voorsz: moogen

d’ andere de Manadose alphoereesen drie


koomen, gelijk aan
zijde gem;

Bat. Ind. Br. 1035


*) L. A. Afg. 1754, d.d. 31 December, bl. e.v.

2
in te bundel Manado No. 65.
) Het origineel contract berust ’s Lands Archief Batavia,
120

Land-scheijdingen ook niet sullen


mogen passeeren, blijvende dienvolgens
Tonsawan, Ponosakan en Amoerang met derselver inwoonderen aan de

Landen Manado
van
onafscheijdelijk gelegt; edog iemand der
Mogondose
volkeren off andere onderdaanen van
Boelangs koning, dan wel de Mana-

dose alphoereesen willende voorn:


landscheidingen om sufficante oorsaak

passeeren, sullen sulkx niet te doen sonder


vermogen alvoorens daar toe

schriftelijke permissie van het tot Manado's E.


Comp: wegen
resideerende

subaltern hooft te hebben die hun het selve


erlangd, sal
mogen toestaan en

weigeren, nae
geleegentheijd van
tijd en saaken, dierhalven sal den
koning
van
Boelang off sijne nasaten ten
eeuwigen dage op de verdere Manadose

bovenlanden, en
speciaal de hier vooren
gesegde Tonsawan,
negorijen
Ponosackan, en
Amoerang geen pretentie moogen maaken”.

De onlusten de brachten den


aan
grenzen Manadoschen Resident er

toe de
loge te versterken met een
gemetselden steenen
ringmuur en daar

veertien kanonnen verschillend kaliber te


van
plaatsen, „tot defensie bij
toeval daar
onverhoopt en en boven nog daarvoor doen graven een breede

en
diepe waatergracht” i).
Al meermalen de
was
opgemerkt dat Residenten te Manado adminis-

tratief niet tot de sterksten behoorden. Bestuur


Ternate’s had al boete
het
gesteld op niet
tijdig indienen der
handelsverslagen. De Hooge Regee-
trad
ring krachtiger op: ze keurden
goed de order aan de Residenten van

Gorontalo en Manado gegeven „tot het effen stellen der


boekjes die van

ettelijken jaaren ten agter staan door de nonchalances der residenten om

alle vier maanden stel dier


eens een
agterstaande boekjes behoorlijk ge-

slooten te
besorgen op poene van
bij nalatigheid telkens te sullen ver-

beuren 100 Ducatons, de helfte voor de weesen de andere helfte de


en voor

diaconij armen en
dewijl haare
ingebragte verre
gesogte daar
uijtvlugten
teegens genoegsaem aantoonen dat sulks niet
nadrukkelijk genoeg is, ver-

staan dat die daaromtrend


wij, nalatig blijft, voor de eerste maal wel
100,
voor de tweede 200
maar
reijse en voor de derde keer 300 Ducatons ensz.

sullen hebben te betaelen verdere


meer, bij nalatigheid om dus haar te

houden tot haeren 2


).
pligt”
Toen in 1759 de jaarlijksche lasten
op ƒ 12.000 bepaald werden, stelde

men tevens vast, dat de Residenten Manado


van een borgstelling van 3 a

’) L. A. Bat. Ind. Br. 31


Afg. 1753, d.d. December 1753, bl. 719/720.
2
) Ibidem, p. 722. Volgens Ternaatsche Resolutie 19 1712 moest de Resident
van
Juli
Manado zelf zijn
van
negotie- en soldijboekjes houden cf. Resolutie G. O. <S RR. 6

Dec. 1753. De Residenten Pauwen Cock wekten in 1751 veel


en misnoegen wegens

hun slordigheid in het bijhouden der boeken. L. A. Bat. Afg. Ind. Br. 1751, d.d. 31

December, bl. 1154/5.


121

4000 rijksdaalders moesten hebben i). Dit bleek want


een
nuttige regeling,
reeds in 1764 Gouverneur-Generaal Raden
schrijven en over den Resident:

„Dat bij ’t
gedaane Transport niet meer dan twee lasten rijst zijn
restant dus de Manadose
geweest, en
volgens boekjes van 176% zouden

te kort komen 112 lasten veele die


rijst en
lijwaten hij, zooals UE. wel

aan merken, onder een flauw had daarvoor


praetext voorgegeven, lijwaten
te hebben dat
uijtgezet, maar van toen
nog
niets hadde bemagtigt door den

oorlog, de watervloed en kinderziekte 2


), neemende egter aan
bij zijn komst

Ternaten daar zullen


op zig over te verantwoorden, dus zullen
wij deze

verantwoording herwaards met verdere last al het te kort


verwagten, om

komende, contant in cassa te laaten voldoen met 50 in


percento advans,
dat de
hoop Comp: door
zijne gestelde borgtogt groot rds 3000

allezints schadeloos werden 3


gehouden” ).

De
rijsthandel bleef steeds hoofdzaak onder de handelsproducten 4).
Men bracht in de de honderden lasten
scheepjes vaart om
rijst uit Manado,
Amoerang en het binnenland over te voeren naar Amboina, Banda of elders.

Toen in
Java 1750 zelf overvloed van
rijst had, mocht de
rijst in het

Gouvernement der Molukken verkocht en verbruikt worden 5 Enkele


).
jaren later, in 1755 6
), volgden twee bodems „langs de nieuwe route

tusschen Celebes en Borneo door, direct na


Amoerang, vermits men niet

verseekert is of in desen tijd van ’t


jaar de Manadose rheede wel voor zo

veijlig kan g’agt werden, met brief dien Resident


een aan en
bijgevoegde
last om
behoorlijk te schicken welke beide welke
van
op Amoerang en op

Kema zal dienen in


rijst te neemen en dan eerstgem. bodem met 300 lasten

na Banda en de andere met 200 lasten dier


buijksorge na Amboina te

depecheeren” t).
Washeek’s opvolger, Gerard de Goede, was
blijkbaar een ongeluksvogel.
Hij had in brieven
zijn verwachtingen gewekt van ettelijke honderden lasten

Een
rijst. muizenplaag was oorzaak dat van den niets terecht kwam,
oogst
en slechts 31 lasten konden worden moest zich Tcrnate
uitgevoerd. Hij te

verantwoorden daar niet


en
hij bijzonder ijverig bleek 8
), werd hij niet

herplaatst te Manado.

Behalve de
muizenplaag was er toch
nog een andere factor: de al of

niet vaart Manado.


vrije op Een
menigte inlandsche handelaars bezochten

') Resolutie G. Q. <S RR. d.d. 17 December 1759.


s
)
3
) L. A. Bat. Ind.
=
pokken. Afg.
Br. 1764, d.d. 31 4
December, bl. 1252/3. ) Resolutie G. G. cS RR. 15 December 1749.
5
) L. A. Bat. 1750, d.d. 31 December, bl. 820. 6
) L. A. Bat. Afg. Ind. Br. 1755, d.d.

26 October, bl. 793. Missive van Q. Q. & RR. den Ondercoopman Adrianus
„aan

Wasbeek, provisioneel Resident” te Manado.


7
) L. A. Bat. Ind. Br.
Afg. 1755, d.d. 31 December, bl. 918/9.
) 1757, 31 698 9,
/
» n n n n
n „ ~ „
122

Manado, waardoor handel ontstaan Resident De


een
levendige was
i).
Goede, blijkbaar bang voor concurrentie of smokkelhandel, had, zeer
begrij-

pelijk, voorgesteld om de
vrije vaart te verbieden. Dit
geschiedde op
bevel

van de Hooge Regeering van 31 December 1753; „de vrije vaart, zo van

dit Gouvernement 2
) als Amboina, Banda Macassar de cust van
van en op

Manado” werd verboden s). De Manado-


Celebes, dog voornamentlijk naar

dit verbod door heel wat


neezen
reageerden op weinig padi aan te planten,
De Goede niet had
blijkbaar opgemerkt.
De haastte zich de vaart toe te
Hooge Regeering om particuliere weer

laten bij resolutie 19 1756 4


).
van
Augustus
In dezen wilden de Bewindhebbers overzicht hebben
tijd een duidelijk

de mindere
van verhouding bij contract van „’s lands
koningen, vorsten en

ten 5
regenten” opzichte van de Compagnie ).
Voortdurend moest Minahassa niet veront-
er op gelet worden dat de

rust werd, ’t door andere volken, als bv. „de Gorontaalders


zij zwervers van

welke onder het Manado of te


ressort van swerven ijgentlijk Mogondo en

Tondano dan wel door veeten, als „de


vagabondeeren”, onderlinge
Tondaners die verwoedheden die Tonsea komen te
, tegens van

plegen” 6).
Er is voortdurend de
een streven
bij de Compagnie om
goede ver-

standhouding met de Minahassa te bewaren. Ingeval er sprake was van

bediendens”, die hier of


„moedwillig gedrag van ’s Comps per kruisprauw
daar landden den inwoners overlast aandeden, bestraf-
en volgde strenge

fing 7). Ook door eventueel


onaangename bepalingen wilde men de bevol-

niet ontstemmen. Zoo liet de het den Gouver-


king Hooge Regeering aan

Ternate de ook Gorontalo Manado


neur van over „om verpagtingen op en

in train te sien indien het niet raadsaam is


brengen, dan wel daar van af te 8
).

In zaken deed het des Chris-


kerkelijke men mogelijke tot verbreiding
tendoms door het aanhouden school-
van een groot getal van
„inlandse
meesters en
kerkmerinjos”. De eersten begonnen op ƒ 6. per maand,

met 12. als maximum, de laatsten 3. 9


).
ƒ op ƒ —

Om de te zich in de Maleische taal te


predikanten aan
moedigen om

bekwamen, indien
werd hun een
toelage van
ƒ 500 ’s
jaars toegelegd, ze

2
't cf. Moluksche Ternate.
Historiaelen, bl. 364/7. )
3
) . bl. 480/1.
. „ »

5
4
bl. 500. G. & RR. 29 September 1752.
) ) Resolutie G.
„ „ „ ,

niet voldaan. L. A. Bat.


In het begin van 1756 was aan de order door Ternate
nog

Afg. Ind. Br. 1756, I, bl. 20 d.d. 2 Februari.

6
) L. A. Bat. Afg. Ind. Br. 1756, 11, bl. 728/9, d.d. 31 December 1756.

7
) Ibidem bl. 729.
„ „ „

8
) bl. 740.

9
) 1759, bl. 1062/3, d.d. 31 December.
„ „ „ „
123

in staat bleken, in het Maleisch te kunnen


na een
jaar dienst, preeken.
Maar schenen
sommigen geen lust te hebben, wat de
Hooge Regeering
„met veel vaststelde. „De
zeer
ontstigtinge” Hervormde
godsdienst
(zou) tot een verbeterde aanwas kunnen
gebragt werden, indien de

Leeraren haar
uijt eên
zuijvere genegenheid om dat heilzame werk maar

volgens pligt en consciëntie


wegen (zich) hadden
toegelegd om die

menschen in hare
eijgene moederspraak te leeren en te onderwijzen i).
Dat het Christendom met zich wel uit het
aansluiting bracht, blijkt
verzoek der Blntaoena „dat
rijksgrooten van den
goegoegoe Salomon
Daton

over hun heerschen en haere onder Manado sortabel


negorij gesteld mogten
werden”. Men besloot dit toe te staan tot
„en gen(oemden) goegoegoe
de Christenen stellen, mitsgaders als
Regent over aan te het andere
gedeelte
mahomethaans onder de Princes Manilha Bin-
zijnde of Koninginne van

taoena laten” 2
te ).

De de
ontwikkeling van
plaats Manado blijkt uit de oprichting van een

3 De
burgerwacht ). Hooge Regeering schreef naar Ternate:
„De verleende den Manadosen
qualificatie aan resident ter
opregting
van een burgerwagt om alle diefstal en brand
stigting voor te komen
gelijk
reets den 26 febr: in de Clabat de
op Negorij voor
logie was voorgevallen
Manado in
waar
bij gevaar van brand was
geweest is wel
gedaan”.

Met beleid suste de in de Minahassa 4


men
onderlinge geschillen ).

„De maatregelen om de verschillen van Toemohon, Kokka en


Sawanga
de drie beneeden te Manado die der
fegens Negorijen gent Aris, Klabat, en

nieuwe kristenen 5
) te beslissen, dat den
zijn van onze
approbatie en
hoopen
nieuwen resident Seijdelman dien de dier residentie
wij om
aangelegendheijd
UE. favorabele voordragt in dien dienst tenvollen UE.
op bevestigen aan

zal beantwoorden bereeds is


goede verwagting gelijk ons
welgevallig voor-

gekomen dat de vreede tusschen die van Amoerang en


Tonsea was
getrof-
fen: maar omtrend de Bantikers belhamels die de
er
eenige waren naar

meening den Resident dienden werden, dat UE. swacke


van
gestraft te dog
zulx niet
guarnisoen permitteerde, en dier halven eenelijk een
scherpe brief

de Hoekums zouden
aan
schrijven, om te zien of zulx wat
helpen wilde,

remarqueeren, de wapenen riiet


moeten
wij te moeten
gebruijken dan bij de

uijterste noodzakelijkheid, edog UE. voorneemen, om dien resident te willen

recommandeeren de Manadoreesen
strijdende spoedig ter bevrediging te

brengen is wel”.

’) L. A. Baf. Ibidem bl. 1268, d.d. 31


1764, December.

A. Baf. Afg. Ind. Br.


S 1 L. 1760, 11, bl. 1289/90, d.d. 31 December 1760.

3
) 1763, bl. 1067, d.d. 30 December 1763.
„ „ „ „ „ „

*) 1764, bl. 1250/1, d.d. 31 December 1764.


5
) =
Negorij Baroe.
124

De Memorie den Gouverneur


van
overgave van afgaanden en Directeur

Ternate Schoonderwoerd
van
Jacob van
nagelaten voor
zijn opvolger
x de
Hendrik Breton ) bespreekt o. a.
volgende punten.

Dat het contract 1679 indruk in de Minahassa


van een
blijvenden ge-

maakt had als sub dato 10 1679


blijkt hij spreekt van: „een Januarij
tusschen de hen lieden ’t welke
Compagnie en
aangegaan verbont, op zij

zig, wanneer men hun over een of andere zaken onderhout, altoos
beroepen
de steeds staan
en, onaangezien verandering van
tijden, blijven op hetgeen

zij met den Ed. Heer Rohbertus


Padtbrugge gecontracteerd hebben”.

Dan de der Minahassa:


over opperhoofden

„Onder bevonden drie


genoemde opperhoofden zig in vroegere dagen
hoekums major dan die de hun toevertrouwde dikwils
aangezien aan magt

misbruikten, den landman velerlei hun


en arme
gewelt en
knevelarijen van

moest is die door hun Edelens brief


verdragen, waardigheidt Hoog bij van

den 30e december 1743 door de onlusten, die onder hen


vernietigt, waar

voorvallen, niet kunnen worden, alle die hoekums


afgedaan tenzij bijzondere

present zijn, dat tot den landbou


menigmaal merkelijke praejuditie van

strekt, tot voornamelijk als


en
aanleidinge geeft lang dradige geschillen,
resident niet wel met hun weet te ik tot leet-
een om
gaan; gelijk mijn
wezen ontwaart hebbe, dat het gedurende den
tijt dat de onderkoopman
Gerrard de Cock aldaar resident is, in dier toe-
Rijnier geweest voegen

gegaan heeft.

aankomst in de Moluccos als resident te Manado de


Bij mijn was

onderkoopman Jan Smit, een man zeer


negligent op alle zijne zaken”
De De Cock werd meldde „dat vóór
onderkoopman zijn opvolger. Hij zijn
aankomst tusschen de volken Cacascassan met die
van Tetillie, Lotta, en

’t welk
van Bantik dispuit ontstaan was over de lantstreek Maleleian, hij
sustineerde niet beslist zou kunnen worden, of men moest de laatste gewa-

penderhand te keer
gaan, waarop
den resident gerekommandeert is, niet tot

dat kostbaar steeds op


hachelijk en middel te treden, maar ene
minnelijke
tot accomodement ook wort gezegt dat
wijze een aan te dringen,
de ontstane onlusten tusschen die Tonsea Toemohon door
insgelijx van en

den resident ook dat de tus-


ter nedergelegt zijnde, hope was, geschillen
schen de
Bantikkers, en die van Tetillie c;s: kort daar na mede afgedaan

zouden worden, en
mij dierhalven niet deed twijfelen of de opgekomene
den
twisten zouden eerlang uit den
weg geruimt zijn tot welkers afdoening

resident ook is, tot dat hij eindelijk communi-


onophoudentlijk aangespoort
ceerde de niet te kunnen dat het moorden en
Bergboeren assopieren en

de Lotta
brandstigten hoe langs hoe meer in
zwang ging, mitsgaders negorij
den 14e dier maant in de asche weshalven kapitain van
gelegt was,

x) L. A. Bat. Bundel N0.'77.


Ternate
125

Ossenberg g’ordonneert wert die onenigheden bij zijn retour van

anders de autheurs te laten


Bwool in der minne af te doen, of principaalste
welke ordre dien
apprehenderen, en herwaarts te
brengen, in opvolging van

kommissiant vele de Bantikkers met die van Tetillie,


na
moeijlijkheden
Lotta reconcilieerde het met die van Tonsea contra die
en
Kakascassang en

Christen dat bij


van Clabat, Aris en de Nieuwe negorij zo verre
bragt, zij
zullen dan nademaal
zijn vertrek beloofden de wapenen te
nederleggen;
in leefden de resident de Cock
verre het grootste gedeelte nog oorlog en

boven dien
zijn verlossing herwaarts verzogt, mitsgaders men tijding
hol den 13e
erlangt hadt de zaken aldaar
genoegzaam op liepen, wert
April

1764 besloten den Boekhouder johan Lebregt Seidelman, een man van

ten als Resident derwaarts te laten over-


goede bequaamheden, spoedigsten
niet of wel middelen weten uit te
varen, te meer men twijffelde hij zou

de die
vinden om de
strijdende parthijen te verenigen en
rijstleverancie,
stil weder te doen
genoegzaam stont, voortgang nemen.

is
De uitkomst heeft ook geleert men in die
verwagting niet bedrogen

lant, ’t welk aankomst in vollen en


geweest, want liet gansche bij zijn rep

binnen den ten eenenmaal bevredigt.


roers
lag, heeft hij tijt van een
jaar
zekeren muit zieken hoekuin der
Hij is egter genoodzaakt geweest
Bantikkers in ’t der voornaemste belhamels
name
Mandagie, geen ene was,

deze hooft te zenden,


te arresteeren, en zodanig naar plaatze om

reden welke
door dat middel de
overigen tot te brengen, behandeling
voorts in het
g’approbeert is, zijnde dien oproermaker gepasseerd jaar per

Lands-
het
Schip Bakhuizen naar
Batavia
gezonden, niet tegenstaande zijne

volken hem bereets terug verzogt hadden, waarop men gene reflectie

elders verzonden
geslagen heeft, vermits vooronderstelde het beter ware hij
Manado alwaar maar nieuwe onlusten van
wiert, dan na terug keerde, men

UEd: den laast


hem te verwagten hadt, kunnende bij aangekomen
welmelte hun met
brief van Batavia ontwaren in wat
voegen Hoog Edelens
hebben indien in straat Bouton
genoemde Mandagie gehandelt zouden hij

van ’t schip Bakhuizen niet hadt weten te echapperen, ’t welk bij meer

tot voorbeelt kan strekken om


zig daar na te
diergelijke gevallen een regu-

Tondaners, die ’s residents brief


leren: En
principaal om de volgens
willen komen, hun te
niet aan de
logie tot pligt brengen”.

wilde uit Ternate


De Resident die met strengheid optreden kreeg

niet tot de over te maar liever andere


opdracht „vooreerst wapenen gaan,

maken, hun
min onaangenaame middelen werkstellig te gemerkt Hoog
de niet
Edelens hebben
gelieven te
remarqueren, wapenen gebruikt
alwaar den
moeten werden dan
bij de uitterste noodzakelijkheidt omme

resident ook
gelast is wat gedult te oeffenen met zommige
Manadose die
Attinggoolders, die naar
Boelang, en een
parthij bergboeren
126

de Sunit die
na
negorij geweken zijn, en
mijns bedunkens niet facielder tot

vertrek daar kunnen


van
genoodzaakt werden, dan door den nieu aan te

stellen
koning van
Boelang bij het renoveren der contracten
zig te laten

hen
verbinden, van onder
zijn gebiet te zullen doen
delegeren”.

Zeeroovers maakten van oudsher de Celebische kusten


wateren, en

eilanden
onveilig. Ze kwamen onverwacht in
prauwen, die wel
zeventig
konden
man
bergen, snel
voortgeschept met twee rijen riemen
op
de maat

der tifa’s of trommen.


Magindanauers, Bougineezen en anderen maakten

zich dooden
aan plundering, van menschen en
wegvoering als slaven schul-

dig. Nog zelfs in 1856


vernietigde het Gouvernements
oorlogsschip Amster-

dam een zeerooversvloot tusschen de Minahassa het eiland


en Banska.

„Hoe comptoirtjes dezer


wijders onderhorige residentie telkens door

Mandhare andere overvallen worden,


Boeginese, en rovers zal UEd;
bij
het der successive brieven is de
nagaan ontwaren; egter residentie

zelfs noit door dat


nog geboefte bezogt, hoewel in het
jongst afgeweken

Jaar verscheide roofvaartuigen de Ponozakken


aan
agterkant van en Kema,
als ook het eilant Towa
twee op *) (gelegen in het
gezigt der residentie)

zijn, dog welke twee laatste, die de


gezien op aankomst van de door den

resident ter de Roos


bekruissing gedepecheerde sloep hun spat naar straat

Banka steldén, ik denke dat Wedaresen zullen


zijn geweest, want de

Tidor
koning van
mij door
zijnen Sergeant liet bekentmaken, hoe

hij twee prauwen met Wedaresen, die te Manado verscheide baldadigheden

gepleegt, en
agt menschen als Manado hadden,
zo van
Mogondo geroofd
te Tidor hadt doen opbrengen, mitsgaders de hoofden dier
vaartuigen tot

dat
tegengang van
quaat (zo hij voorgaf) laten massacreren, leverende de

sergeant teffens de menschen,


aan
mij over
agt geroofde welke

ongelukkigen naar Manado


terug gezonden zijn.
Om de rovers veel uit het de
zo
mogelijk vaarwater te houden, en

in den
morserijen gouthandel te beletten, is goetgevonden een

de Manado
sloepje voor de Comp: overtenemen ’t geen hij thans

de kust laten kruissen, de post


gebruikt om
langs te en
Quandang van het

te voorzien
nodige
De handel alhier bestaat meest in witte blauwe die
gein: en
Lijwaten,
de resident tegen trocqueert, ook in daarvan
rijst waarom
hij tijts voorzien

moet worden, principaal guinees gemeen gebleekt, salempoeris en parcal-


len 2 ’t onder Manadoresen de
) geen de allergewilste zijn, wanneer hij
altoos een quantiteit van dat in voorraad kan hebben,
genoegzame graan
indien alle twisten in de te
maar
sorge draagt om
opkomende geboorte
het
smoren; want bij tegendeel wort de
rijst Leverancie aanstonts gestremt,

‘) = Manado Toewa.

2
Verschillende soorten stoffen uit den kleedenhandel, cf. bl. 66,
) noot 6.
127

al in de bovenlanden,
het thuinen maken staat dan veel tijts stil, en is er rijst
uit onder-
dan zijn de inlanders bang die aan strant te brengen vreze van

te zullen ’t welk
door hun tegen parthij om hals gebragt worden;
wegen
dezes eilants door dien
tot nadeel voor de arme inwoonders strekt,
groot
ook Amboina en
Manado de broodkamer der Molukkos, en gedeeltelijk van

heel in
Banda zijnde, de
rijst bij de minste stribbeling hoog prijs stijgert:
de resident alle ten eersten naar
om dit nu voortekomen moet dispuiten
uit den temeer er al dikwils
uitterst
vermogen tragten weg teruimen, nog

andere inconveniënten bijkomen, gelijk in het jaar 1763 toen het gehele
welk
land lag, en kinderziekte aldaar zeer
sterk grasseerde, ’t
over
hoop
deed te
de
gewezen
resident de Cock voor hongersnood dugten; waar

boven een zware watervloet de


gansche negorij Lalema op Amoerang,

nevens vele huizen van verscheide negorijen op Manado en Kema met enige
overstroomt
menschen zeewaarts
gespoelt, als ook de meeste padijvelden

bedurven uit welken hoofde vreesde in ses


maanden een sloeps
en had, geen

afsteken, dan in de
lading van dat nodige voedzel tezullen kunnen gelijk

maandt daaraanvolgende bij het doen van Transport aan


zijn vervanger
Meij
onder het ressort dier residentie
Seidelman mede geen twee lasten rijst gehele

overgaf

hun
Verder herinnert de Memorie-opsteller er aan „dat Hoog Edelens
wel
bij missive van den 31 December 1764 voor
gedaan geconsidereert

hebben dat men den resident om de menigvuldige dief- en brantstigterijen


den 26e 1763 in groot
te beletten waar
door de Manadose
logie februarij
liadt de
is om te verbranden, op zijn verzoek gepermitteert
gevaar geweest
in fleur te*
door het
oprigten van een wagt op een
bequame plaats
Burgerij
der
stellen, en van de aankomende partikuliere vaartuigen naar mate grote
te
3 a 5 rds in te vorderen, en
die
penningen in de burgercasse seponeeren

vinden de die tot het maken en onderhouden


ten einde daar uit te kosten,

dat vereischt worden”.


van wagthuis

Amsterdam bestond uit twee


De bezetting van de redout een
sergeant,
20 militairen en een busschieter. „Te Kema en
korporaals, gemene
ider van dewelke een
Amoerang heeft de Comp; insgelijx postjes, op

in te ruilen,
korporaal en twee soldaten geplaatst zijn om rijst tegen lijwaten

die van Kema best voegelijkst in de westmousson direct van hier afgehaalt

kan vermits aldaar in de maanden November, December en


werden,
rhede de is, en die in dien tijt van
Januarij een veijlige voor vaartuigen
dan om
het jaar op
de Manadose niet
leggen kunnen met groot gevaar op

het
strant en aan stukken
geslagen te worden; dog te Amoerang is geheele
anker werwaarts de resident
jaar door voor Ranowanko een goede plaats
om hun lading
de ook zonder aanzien van
tijt gerust voortzent,
sloepen
dikwils in voorraad
intenemen, zo daar rijst legt.
128

Beide deze plaatzen worden door


zomtijts de rovers als
aangedaan,
in
zijnde het
begin van het
jaar 1765 twee hunner korra korra’s te Kema

aangekomen; die
zwervers hebben op zekeren een
nagt parthij
Chiauwerezen die
op het eilant Banka waren om een
grote prau voor hun
te timmeren, overvallen, maar met
agterlating van drie dooden moeten reti-
reren.
Dog te Amoerang zijn de
Thedongers in de maant 1764 met
Meij
veertig prauwen aangelant, die zo daar als te Ranowanko en in Banka vier

en
dertig menschen, waar onder een inlands soldaat, in name Jan Nieuland,
gerooft hebben, van wien sedert
geen tijding erlangt is”.

Na Salomon
Manoppo’s dood den 30en
Augustus 1764, begon de last
opnieuw.

„Wat moeite ik
bij continuatie gedaan heb om de
rijxgroten (van
Boelang) met de
wettigste perzonen tot de kroon te doen
opkomen, tonen
de successive Manado
naar
afgevaardigde brieven aan; dog alles
vrugte-
loos de
zijnde, en
rijxgroten zig telkens door allerlei frivole
uitvlugten
excuserende, is den resident nu
aangeschreven hen
bij langer dilaij
daartoe te nootzaken”, Er twee kroon
waren
pretendenten
namelijk de zoon van den
afgesturven koning, Salomon Manoppo in name

Eugenius Manoppo en
zijn oom Jacobus Manoppo, die bejaart, onnozel en

goetaardig is, en met wien de hun


rijxgroten naar
welgevallen kunnen han-

delen, waar en
tegen de eerste wat
scherp over
zijne onderdanen, en daarom

bij de
Mogonders, die de
grootste parthij uitmaken, niet zeer bemint is, hoe-

wel
hij volgens de
ingekomene berigten al rede in de
hoedanigheidt van

koning g’eert wort; die dan ook als aan dit kasteel
verschijnt g’eligeert zal
dienen te mits
worden, bij het vernieuwen der contracten speciaal aanneemt

het contract dat den 5e 1756 tusschen


op Meij zijn overleden vader en de

Comp: aangegaan
is
stipt te zullen

agtervolgen

De
goudhandel ressorteerde ook onder den Resident van Manado.

„Goud en
Lijwaathandel de twee
enigste posten die de
Comp: nog
wat
soulageren om de zwaardrukkende lasten in de Molukkos
dragelijker
te maken, wordende het gout de
op noort kust van Celebes in
en
Tominijs
binnenboezem door de residenten
gegraven en van
Gorontalo, Manado en

Quandang getrocqueert tegen 10: rds de reaal zwaarte, ’t


geen jaarlijx nog
al een
noemenswaardige quantiteit zou
bedragen, indien dat mineraal door

de alom zwervende
Boeginesen, Mandharesen en andere rovers niet deels

gerooft en deels voor een


vrij hoger prijs in de
mijnen opgekogt wiert, dan
de residenten Comps wegen
daar voor
mogen besteden, Den inzaam

van dat mineraal wort in stede te vermeerderen hoe


van
langer hoe soberder
onder
en
mijn bewint of sedert medio
April 1758 tot heden, zijnde agt jaren,
is van dat kostbare mineraal niet meer naar Indias hooft plaatze
verzonden dan 1620 0 25
/ 32 realen of 2025 realen per annum makende 242^
129

realen ’sjaars minder dan d’Ed: heer Van daarvan ’t


Mijlendonk ene
jaar
door het andere Batavia
geslagen naar
overgemaekt heeft”

De memorie
volgende van
overgave volgt snel
op
de
voorafgaande.
Veel uit is reeds door de
er ons
uitvoerige relazen van
vroegere Gouverneurs

der Molukken bekend. Uit die van Hendrik Breton aan Harmanus Munnik

diene het
nog volgende: *)
„Over Boelang en
Mogondo is den 31 dezes jaars
op Januarij tot

den Prins
Koning aangesteld Engenius Manoppo, die ik niet
twijffele of zal

de contracten ten minsten dit


aan voldoen, zijn zijne beloften en
mij dunkt

men daar ook wel staat


op mag maken, dewijl hij mij zeer
rontborstig en

cordaat voorgekomen is.

Wel is waar Manados Resident bedeelt heeft, de de


Koning naar

Manadose
Boelang uijtgeweken bergboeren aan hunne Hoecums niet over-

heeft; als daar teffens considereert,


gelevert maar men
bij zijne Mogondose
onderdanen toen niet, de den Resident
en van
Boelangers (zo zelfs
melt) op

zijn hoogst 200: present kan het ook


man waren, zeer
ligt wezen, hij
hun daar toe niet heeft kunnen dwingen, en
zij om
uijt hun
vrije wille te

buiten dien
gaan onwillig zijn geweest; blijkt uit ’s Residents brief die

menschen daar voor


lange gezeten zijn, waarom
mij toeschijnt het best

zal dat indien in der minne niet vertrek kunnen


wezen, zij tot overgehaalt
worden, men daar water meer om vuil maakt, mits de Resident
geen zorge

draagt in ’t
vervolg van
tijd geen
andere dier
bergboeren zigh derwaerts

begeven”.
Van den Manadoschen handel bleef niet veel over. Het Gouvernement

dreef den de
op goud- en
lijwaathandel; „want rijst, groene cadjang en het

dat te Manado wort, is niet verder


wax
getrocqueert toerijkende dan om in

de huishouding te
gebruiken, den handel in caret heeft ook niets om het

lijf”. De Hjwaat-omzet, ±
ƒ 100.000 per
jaar leverde 60% winst.

De dat alleen
bepaling goud van minstens 19 karaat mocht worden

de oorzaak veel
gekocht voor Compagnie, was van
knoeierijen en vermin-

derden
aanbreng.
De Vedder Van Sinderen hadden hun dienst schrome-
predikanten en

lijk verwaarloosd. Voortaan zou een


predikant den Gouverneur vergezellen,
als deze de twee of drie deed.
om
jaren een
algemeene inspectiereis
Dat het niet zonder tolken kon stellen uit de
men
nog blijkt aanstelling
van Cornelis Allart als tolk te Manado.

De
Koning van
Boelang wisselde
nog
al eens van residentie. Hem

L. A. Bat. Bundel Ternate, 78. „Memorie nagelaten door den afgaanden Gouver-
*)
neur van Ternaten Hendrik Breton aan desselvs den Gouverneur Har-
vervanger

manus Munnik”, d.d. 3 Augustus 1767. Hendrik Breton werd in 1765 Gouverneur en

Directeur van Ternate (30 Juli), 2 Dec. 1766 Gouverneur van Ambon, 14 Juni 1767

Raad extraordinaris van Indië.

9
130

werd bevolen
i) zich voortdurend in Boelang op te houden. In 1770 stelde

men „prins Christoffel Manoppo” aan tot Regent van


Boelang, spoedig
door Marcus 2
vervangen Manoppo ).
het overval door
Tegen gevaar van de Magindanauwers moest de

Manadosche Resident Wendholt voortdurend op hoede 3 Behalve


zijn zijn ).
het
garnisoen had
hij tot hulp de
burgerwacht „waaraan hij en aan

andere Manadoreesche geboorene vijanden der


Magindanauwers een grote
steun hadde”.

De het
vogelnestjes van eiland Lembe waren een oorzaak van feilen

twist in de Minahassa. Het tusschen


ging Manado en Kema.

Den hoekoem Xaverius


van Kema, Doetoelong, werd toegestaan „het
eiland Lembe alleen te bezitten met interdictie alle andere
mogen van om

van daar eenige vrugten of halen, mits ’t


vogelnesjes te voor
genot van

’t zelve jaarlijks aan de ses Manadose oud-Hoekums tot een


geschenk
twaalf stucken
afgevende salempoeris bruin blauw, ten fine hen te ver-

tot dat hunne


pligten zorg en
toezigt onderhorige de
vogelnesjes niet
weg-
halen steelen”. De Manadosche
nog zes
negorijen waren niet tevreden met

die kleine
afkoopsom, waar
nog bij kwam dat Kema de stukken
lijwaat niet

voldeed. Uit zulk een kwestie stond moord en brand te verwachten. Het

de beide
gelukte Compagnie om
partijen tevreden te stellen.

20 Dr.
Op Augustus 1778 liet Paulus jacob Valckenaer als
afgaand
Gouverneur een memorie na voor Mr. Roeland Thomaszen.
Jacob Hieruit

blijkt vooral het groote gevaar


dat de Molukken
geloopen hebben om door

Magindanao te worden veroverd 4


).
vond de middelen tot
Hij verdediging der Molukken te zwak.

„Telkens wanneer ik dit


overdagt hebbe, heeft het klein
getal onzer

manschap mij zwaarhoofdig gemaakt, t’geen ik voornemens ben Hunne

Edelheden mede op het


Hoog nadrukkelijkste voor te houden, met verzoek

om Ternaten ten
spoedigsten met een toereikend
getal van
krijgslieden, oor-

logs behoeften, en
vaartuigen te assisteeren, op dat dit Gouvernement niet in

het de
gevaar geraake van eindelijk voor
magt der
talrijke rovers te moeten

bezwijken; want zoo de gerugten van derzelver


ontzaggelijke en sterk

bemande vlooten dan zoude het de


maar
gedeeltelijk waar
zijn, Mangin-
danauwers niet moeten vallen de Motuccos
zwaar om
geheele onder hun

bedwang te
krijgen, waar toe
gezegd werd dat ze in het
gepasseerde jaar
een vloot Duizend zeilen zouden
van
bij een
vergaderen.

') L. A. Bat. Afg. Ind. Br. 1768 11, d.d. 27 December, bl. 985.

2
) Hij kreeg den titel van koning. L. A. Bat. Afg. Ind. Br. 1774, bl. 564, d.d. 24

November. Valckenaer beschrijft hem als „een bequaam en geagt persoon van een

goede familie”.
3
) L. A. Bat. Afg. Ind. Br. d.d. 31 bl. 981
1771, December,

“) L. A. Bat. Bundel Ternate no. 78,


131

Het is dat zulke


waar
mij voorgaven van Duizend
Mangindanauwse
zeilen
ongelooflijk en fabuleus voorkomen:
dog dit is
egter zeker dat de

Mangindanauwers vaartuigen onder hunne vlooten hebben die met meer als

200 bemant,
koppen en zoo groot zijn als twee maste barken, want dit werd

door veele
zoo
geloofwaardige oog getuigen bevestigt, dat men
geen reden
kan vinden de hunne sterk
om grootheit van bemande in
vaartuigen twijffel
te trekken; UE. kan herinneren
waarbij zig dat zekere
Bwolorees, die meer

als
agt jaren op Mangindanao gevangen
heeft
gezeten, niet lang geleden aan

beide verhaalt heeft, dat de aldaar


ons rovers zig tot het aanmaken van

vaartuigen van
Badjoreese scheepstimmerlieden bedienden, welk zeevolk zig
voor eenige jaaren van de Noord West Cust van Celebes na
Mangindanao
hadde
begeven, alwaar drie Hondert dezer
Badjoresen, na het verhaal van

gemelden Inlander nu reets vier of


vijf jaaren lang continueel bezig waren

geweest om
vaartuigen te bouwen; en de Resident Hemmekam die in den

1773
jaare van
wegens dezen Raad een Commissie
bij den Sulthan van

Xullok heeft verhaalt


afgelegt, bij zijn compendieus berigt en
Dagregister
van den 26 October van zekeren Bartels
Engelschen Capitain op Xullok

verstaan te hebben, dat die van


Mangindanao goed buskruit wisten te maken,
mede sterk
en
bezig waren om canon te
gieten, met welken arbeid zij zeer

wel wisten om te buiten en behalven dat de zedert


gaan, gemelde rovers nu

vier aller
jaren, tot ons
smerte, een
goede quantiteit oorlogs behoeften be-

magtigt hebben van


Compagnies veroverde
vaartuigen, waardoor hen tegens-
woordig niets ontbreekt om
progressen
met de
wapenen te maken, inzonder-

heit ter zee, alwaar ze volkomen de meesters dat het


zijn; zoo men

eerst allen moet


van
bedagt wezen om de rovers
op
dit element te

beteugelen”
had de
Hij Hooge Regeering de
noodzakelijkheid voorgehouden „om

Manado bestendiglijk tegens het der


gewelt rovers te
beveiligen, met aan-

toning dat zulks geschieden konde zonder daar toe eene


talrijke meenigte
van Europeaanse krijgslieden te gebruiken, ja zelfs zonder dat deze
hoog-
nodige beveiliging groote kosten zouden veroorzaken.

Onze Hooge Gebieders zijn het hier in met hebben


mij eens
geweest, en

ons vergunt om, ingevolge mijne propositie, 300 Ternatanen


man en
Alfoeren
in dienst te dewelke
nemen
*), daar
op
in het
gepasseerde jaar met ses ten

oorlog toegeruste corra corras na de cust van Celebes vertrokken,


zijn
alwaar 200 man dezer bevel Hun
troepen, op expres van
HoogEdelheden,
met vier corra corras Kema bescheiden moeten
op leggen, en Hondert

koppen met twee corra corras


op Amoerang, met intentie om deze beide

rijsplaatzen voor de invasie der rovers te dekken, en alle de ingekomene

l
) De Sultan van Ternate ontving hiervoor volgens contract van 8 Februari 1777

jaarlijks 1000 rijksdaalders. De Ternataansche soldaten kregen per man per jaar
twee salempourissen bruin-blauw maand 50 3
en per pond rijst en pond zout.
132

tijdingen bevestigen dat deze


manschap reets uitnemende goede diensten in

de Manadose Residentie heeft gedaan, in zoo verre dat de


dappere weder-

stand, die de
Mangindanauwers in het
gepasseerde jaar bij derzelver
ge-
daane ontrent het
landing fortres
geboden is, voor een
groot gedeelte aan

de
manmoedigheit der Ternaatse
Alfoeren werd
toegeschreven. de
Dog
gedaane krijgsexpeditie met het
schip Schoonzigt, en de verdere
vaartuigen,
heeft den
gewenschten uitslag niet
gehad die
wij daar van
verwagt hadden,
de vijanden
aangezien bij de koomst van de vloot reets van de Celebise

cust waren
vertrokken, door de
waar onzen
geen gelegentheid gehad hebben

hunne bravoure de
tegens rovers te toonen”. Wel vernielde een Terna-

taansche vloot de
negorij Thedong op het eiland Bonne.
Ook Valckenaar herhaalt weer dat voor de Manadoneezen
eigenlijk
alleen het contract met Padtbrugge geldt.
Over de
bevolking zegt hij:
„Tusschen de Hoecums onder
en
Negorijen elkanderen vallen mede

dikwils verschillen om het bezitten


voor, en
gebruiken van
rijsplaatzen en

boomgaarden, die de
partijen ontnomen of daar
zijn, ze
regt op vermeenen

te hebben, dog ook wel om mindere


beuzelingen, die
zomtijds egter zoo

verre dat de Residenten


gaan gehouden zijn om
zig na de twistende
nego-
rijen te begeven en derzelver disputen te beslissen”.

Deze moeten zoo


spoedig mogelijk tot een
oplossing worden
gebracht
~om dat er door zulke
zomtijds oneenigheden moorden en inlandse be-
roerten Manado ontstaan, waardoor de
op rijsoogst en verdere landbouw
tot der
groot ongerief gemeente stilstaat, behalven dat
dusdanige geschillen
een
gebieder veel moeite en hoofdbreken kunnen verwekken als dezelve

niet
spoedig bijgelegt werden.

Vermits de der
aanstellingen Hoecums veeltijds aan de Residenten
werden
overgelaten, werd de Raad ook wel eens met schriftelijke klagten
inlanders
van
vermoeilijkt, wanneer
zij of hunne vrienden
bij dusdanige
verkiezingen door de Residenten werden
voorbijgegaan: hier van hebben

wij nu
jongst een voorbeeld gezien bij de electie van een oud Hoecum van

Kema, of Toncea, in steede van den overleden Hoecum Martinus Dutulun,


in wiens
plaats Hemmekam buiten voorkennis dezer zekeren
Regering
Daniël Enelewan
benoemt, en tegens hun wil aan de Kemaresen hadde

opgedrongen, zooals tien Kemase Hoecums den Raad klagender wijze te


verstaan hebben
gegeven, bij eene herwaarts gezondene Maleise brief van

den 30
Januarij dezes jaars, waar
bij deze menschen vertoonen dat de

Resident Hemmekam met wederzin


groot en tot verdriet van hun alle met
de electie van
gemelden Enelewan was
voortgevaren, weshalven
zij den

Raad verzoeken de
om
verheffing van dezen
gehaaten Enelewan af te

keuren, en zekeren Hermanus Sumanpow in dies stede tot hunnen


amptge-
noot te
benoemen, vermits dit een zeer braaf die
man was, bij een ieder
133

gezien, en zeer
bequaam was om dit ampt van oud Hoecum tot
genoegen

van hun allen te bekleeden. Dewijl Hemmekam nu


zekerlijk verpligt was

geweest deze in dit dat buiten


Regenten geval genoegen te geven, en
hij des

de order in den wind heeft Hoecum Toncea buiten


geslagen om
geen van

voorkennis te hebben des Residents


onze aan
stellen, wij behandeling ge-

disapprobeert, en ter sessie van den 27;


Februarij beslooten om den voor-

Hermanus Oud
gedragen Sumanpow tot Hoecum van Toncea te benoemen”.

Resident Hemmekam wordt als „werkzaam al


geprezen en
ijverig dog
te ondernemend ik bevinde ook dat te veel met
en
hij zwanger gaat hoog-
b.v. het herstellen den
vliegende en
onuitvoerlijke projecten”, van
afgeloopen

post op Palilla, wat de


goudproductie zou ten
goede komen en het inrichten

van een wapen- en artillerie


magazijn te Manado van de twee pakhuizen

„daar de werden”.
dispenswaren tegenswoordig geborgen
de het bedun-
„Dog met
onderhouding der fortificatie werken is mijns
kens anders als het welk ik uittersten
geheel gelegen, ten noodzaakelijk
oordeele te
om onze
bezettelingen te beveiligen, en
gelegentheid geven om

eenen aanvallenden met af te daarom oordeele ik


vijand dapperheit wijzen, en

dat Hemmekam wel doet van de fortificatiën van de fortressen te Manado

Kema, mede de in
en zoo
aangelegde ronduit te Amoerang een
behoorlijke
staat tegenweer het welk ik vermoede dat alles dit
van te brengen, van

zal den eersten


jaar wel klaar raken, want Meij van het gepasseerde jaar

heeft hij al dat de de bereedts tot de


ons
geschreven muuren van
logie
vereischte de courtinen dier
hoogte van 17; voeten waren
opgehaalt en te

ook al als be-


tijd met aarde
aangevult, en zoo wel de punten met geschut
zoodat niets de te metzelen viel
plant waren, er toen aan
vestingwerken
als de binnen muur van de courtine, aan de West en Noordzijde, waar

ook
mede nog maar een
begin was
gemaakt, dog welke muur nu denkelijk
al voltooit zal
zijn.
Ik veronderstelle daarom dat Hemmekam rede-
hoope en tegenswoordig
in staat zal de met bebloede koppen af te
lijk wezen om Mangindanauwers
indien weder ondernemen kans de te
wijzen, ze
mogten een op logie wagen,

als in het hebben zoeken te de


zoo ze
gepasseerde jaar doen, wanneer

zeeschuimers door
gemelde Resident het
geluk heeft
gehad deze behulp
de Ternaatse
van
Alfoeren en van het geschut zijner vesting te verdrijven”.

De onveiligheid ter geworden dat de Ternataansche


zee was zoo
groot
de Manado „door vier sterk
vorst rijstscheepjes van Ternate naar a
vijf
bemande corracorra’s liet convoieeren”.

De Gebieders hebben den wasch Manado ook


„Hooge inkoop van
op

weder met de vaart


voor een
iegelijk open gesteld, inzigt om
particuliere en

handel de die door de der Mangindanauwers


op gemelde Residentie, roverijen
’t quijnen is te houden”.
aan
geraakt, nog eenigzints gaande
134

Het fort Amsterdam sterk


was bezet; vier
„een sergeant, corporaals,
ses en
twintig soldaten en 5 busschieters
waarbij sedert de
ongelukkige
de bark
verovering van de Ida (door de
Manglndanauwers) 35 ontko-
nog
mene
scheepelingen van dien bodem
zijn gekomen.
Voor het overige bestaat de Christen
Burgerij Manado in circa
op
sestig man, die gecommandeert worden door een Lieutenant en
Vaandrig,
welke bedieningen aldaar in den jaare 1758 zijn ingevoert.
Te Kema en
Amoerang zijn mede twee posten, en de
op laastgemelde
plaats leggen thans in
bezetting:
Een
Corporaal
Zes soldaten en

Een Busschieter”.
Kema is zedert drie door den
jaaren Resident Hemmekam voor een

gering gedeelte, dog door den braven en zeer


kundigen Sergeant en Post-
houder
Rudolf Molliger ten vollen
aangelegd en voltooid een
fraaij fortresje
t’geen Hun
Hoog Edelheden verzoek
op mijn Utregt hebben
gelieven te

noemen: Gelijk Hoogstdezelve bij brief van den 14: December


gemeene
1776 mede bepaalt hebben dat de
bezetting dezer plaats in het
vervolg
bestaan zal in:

Een
Sergeant
Twee Corporaals
Twaalf en
gemeenen
Een
Busschieter.

Kema werd
spoedig weer verlaten.

„Dewijl UE. seggen dat Kema in deese criticque tijden maar als een

lastpost moest worden


aangemerkt en
bij komst van een
vijand dog ten
eersten na oude voorbeelden door de
dorpelingen en dus ’t fort ook door
de
besetting moest worden verlaten, is het wel dat UE.
gedaan de Toncease
hoofden hebben
voorgeslagen om na
demolieering van ’t fort en
transpor-
teeren van Comps Effecten na Manado maar weeder te hun
verhuijsen na

oude Tonsea” i).


negorij

Achtereenvolgens waren Resident te Manado Koene Koenes en Johannes


Booth 2 die
), bij zijn overlijden naliet teekenen
„alle van een
slordige
administratie, die men so als in het laatste geval gebleken is
doorgaans
eerst ontdekt het
bij overlijden” s).
De uit de
rijstlevering Minahassa vlotte niet. Toch wilde de Com-
de
pagnie goede verstandhouding bewaren;

’) L A. Bat. Afg. Ind. Br. 1782 bl. 710.


2
) 1779 bl. 1244
»
» .. » » „ en id. 1780 bl. 1254.
3
) ~ ~ , 1784 bl. 1037.
„ „ „
135

„door dat het door UE. aangeweezene middel, de hun leverantie


om
bij
volhardende Manadoresen met tot de
van
slegte rijst prijs vermindering
leverantie rijst te noodzaken, niet is door dien
van
deugdzame practicabel
dan
zij van alle
aanplanting tot bederf der Ternaatse
ingezeetenen zouden

afzien, is wel de
men
genoodzaakt zig te onderwerpen aan ingewortelde
kwaade gewoonten ter acceptatie der rijst padij” x
met ).

Ternate de de Adams Rousselet,


kreeg beschikking over
predikanten en

wie dat vooral „de tot ’t


van men
hoopte ze zo zeer
omhelsing van

Christen Tondaners in die sterken”.


geloof genegen dispositie (zouden)
Ds Adams zette, tot de zulk vaart
verbazing van
Hooge Regeering, een

achter studie het Maleisch, dat drie maanden


zijn van
hij na
zijn proef-
hield: „dan Predicatie
predicatie daar de proef volgens berigt van expresse

ook in de der
gecommitteerdens is geschied consenteeren wij afgave
500. Indias ’sjaars” 2
toegelegde ƒ —

geld ).
De twisten der Minahassers heel wat hoofdbrekens.
onderlinge gaven

De hoekoems meenden „dat men ze maar moest laten begaan, als zijnde
bedaren
geen
middel om de verbitterde
gemoederen te konnen tot brengen
wraak was”. „Een
voor en al eer met het storten van bloed hun gestild
schoon voorstel de Resident ƒ. D. Schierstein den
waarlijk”, schrijft aan

Gouverneur der Molukken „die doet sien dat deeze


s) j ten duidelijksten
volkeren hoe het hun zonder zich
oorlogen wanneer en
lang behaagd, om

d’E. bekreunen.
Compagnie te

aanhouden stelden Hoekums veele frivole


Op mijn sterk de na excepties
te hebben dien de
gemaakt eindelijk tot effectueering van voor
geheele
4 der 50 de Bantiksche
Minahasa ) en van
ij balk 5) man te ontbieden, ze op

Tattelie te inkwartieren dus tot rust vreede te


Negorijen en en
partijen en

noodzaken, als het laatste tentamen met hunne land manier overeen-
sijnde
komende”.

') L. A. Bat. Afg. Ind. Br. 1785 bl. 141.

2
) L. A■ Bat. Afg. Ind. Br, bl. 112. Ds Adams kreeg moeilijkheden met de Ter-
1786,
Adams
nataansche regeering: „Omtrent den insolenten en disobedienten Predikant

E. hem nolens Ternaten te laten komen,


approbeeren wij U. besluit om volens naar

om
vervolgens als een ongehoorsaame dienaer ter onser dispositie naar herwaards

gezonden te worden en wij begeeren dat de het kostgeld en de emolumenten


gage,

zullen worden den dat de ordre


van denzelven afgeschreven zeedert tijd hij aan

U.E. hadde konnen behooren te A. Bat. Afg. Ind. Br. 1791,


van en voldoen.” „L.
I bl. 194 d.d. 30 December 1791.

bl. 8 d.d
1789/90, bundel Manado 58,
3
) L. A. Bat. Aank. Secrete brieven no.
en aparte,
8 September 1789.

4
) =
Landraad, vergadering der Dorpshoofden
5
) Volgens de Encyclopaedie van N.-1., 2de druk, II bl. 702 is „kapala Balk” = „kapala

walak” = hoofd der geslachten”.


136

Toch kwam het tot een treffen, waarbij de Bantikkers overwinnaar


bleven, „vermoordende die van Tattelie in koelen zonder
bloede
eenig ’t
minste
mededogen teegens hun weerloozen
vijand” (die in het water "ge-
jaagd was) „te gebruiken, die ten
getale van 62 afgemaakt wierden.
Met deze wreede en
onbarmhartige moord
nog
niet
voldaan, verdeelden
ze toen de koppen, brengende Sarnolla deftig
gekleed sijn portie omtrent 20
stuks 2
en
lijken met
sijn vloot in
zeege hier heen, werdende aan land ge-
stapt door de Bantikkers zoo
mannen als vrouwen en
kinderen, als hoofd
en
voorvegter in volle
triomph en met veel
vreugde in
gehaald, de
koppen
der
verslagenen voor
sijn huis die
neergesmeeten (een eer
volgens deeze
landsmanier alleen een oud Hoekum
toekomt) toen een tifa
opgehangen en
wakker
opgeslagen, om de Bantikkers met de behaalde
overwinning te vervro-

lijken, die
eenige koppen borgen en andere met voeten
schopten, blijvende
de rest straat
op leggen.

Bedugt dat de familie der


verslagene waarvan veele onder de Negorij
Aris
zijn ingelijfd hier door in woede
mogt geraeken en niet konnende
geloven
dat Samolla onder
mijn oog zoo stond zoude de
zijn koppen voor
sijn huis
te
leggen, deed
ik, om hier van te
overtuigd zijn, een
wandeling door de

Negorij Bantik en aldaar komende vond seven ’t huis


nog koppen voor van

Samolla leggen en de
sijne beesig om de Tifa te kloppen.
Deeze heidensche en
onmenschelijke manier niet zonder
afgrijzen ken-
nende aanzien en teffens merkende dat Samolla dit
op moorddadig om-

brengen dier
ongelukkigen en weerloosen
pochde en de vrienden der
ge-
sneuvelden gelijkzaam zond
tarte, de Tolk om hem
bij me te
roepen
ten
fine dit
akelig schouwspel zeer
geschikt om de woede
gaande te maeken
uit t der menschen te doen
oog en hier door een tumult te
vermijden, maar
Samolla had zoodra
mij komen
zag zig op
’t huis van
sijn swager ver-

schooien; ik zond er na toe om hem te


roepen, maar
kreeg tot antwoord
dat hij aldaar niet was; dan om hier van verzeekerd te zijn ging ik zelfs
wanneer na
lang zoeken Samolla
eindelijk uit een donker hoek wierd
ge-
haald en na ’t fort gebragt, latende ik toen de mishandelde
koppen en

lijken weghaaien en ter aarde


bestellen, om niet
langer tot
spot te
verstrekken.

De Negorij Tattelie
zig zelfs dit ongeluk op den hals te hebben
gehaald
is door deeze
neerlaeg ruim van
% sijner mannen
berooft; en de rest in
vreese voor eene dan
overrompeling; om hierinne te voorsien heb ik direct
zoo dra die fatale
tijding had vernomen
eenige Hoekums en
borgers met de
Tolk na
Malalaijen gezonden om die van Bantik ten interdi-
strengsten te
iets de
ceeren
op Negorij Tattelie te
onderneemen, gaande voorts na Tattelie
te
om zien hoedanig het aldaar
geschapen aldaar komende vonden
zij, maar

niet meer dan een man die hun na de Hoekum dier Negorij bragt, die
zig
in t bosch
op een
berg met vrouwen en kinderen verschoolen had bekla-
137

’t verlies
gende sijner drie zoons en
onderdanen, mitsgaders begaane onvoor-

zigtigheid met bittere traanen, hoe wel te laat; dan


aangemoedigd door

mijne zendelingen, is
hij met de sijnen weder Tattelie
na
teruggekeerd,
blijvende de
afgesondene tot den 7e als hun
wanneer
landsgenoten van

Lotta, Kaskassan met 200 kwamen de


man om
Negorij te
helpen bewaeken
tot de
geheele Minhasa of Landraad zal behagen af te komen en vrede te

bezorgen. Zullende ik inmiddens na best vermogen vigileeren dat rust


blijft,
hebbende die van Bantik belooft niets verder te zullen tendeeren stil
en
zig
dra hoorden
gehouden zoo dat Samolla
gevangen zat”.

Resident Schierstein kon 8 October 1789 melden;

„Bij dezen neme ik de


vrijheid Uw WelEdele Achtb. ter ken-
g’eerde
nisse te brengen dat de Minhasa Landraad
of op
den 1: dezer de
geschillen
tusschen Bantik Tattelie hunne
en
volgens Landsmanier hebben afgedaan,
staande de solemnisatie of
betuiging van vreede met Eede eerstdaags te

volgen”.

De missiven dier dagen zijn vol van verhalen van bloedwraak en

moord. Het werd dat


tijd de Compagnie opnieuw de
bevolking bij contract

tot een
ordelijke gemeenschap trachtte te Het is
vormen. een
botsing
tusschen de Westersche
gedachte van rechtszekerheid voor persoon en
goed
en den inheemschen die
adat, voor
Westerlingen ontoelaatbare gebruiken
mee bracht. Wat aangezien wordt is
voor ~bloeddorst” gehoorzamen aan

de oudsher bestaande
van
gebruiken. Dit sluit inheemsche
volgens opvat-
ting de
voorstelling uit dat de „misdadiger” gestraft moet worden. Dit
bedenkend kan uit de brieven
men van den Resident
/. D. Schierstein , een

bezadigd man, een


juist beeld van de toestanden in de Minahassa krijgen.
„Of schoon de vreede tusschen Passan Datahan met die van Langoean
en
Tompasso reeds den 9:
J. L: is
geslooten, is de solemnisatie
egter van

dien door kregeligheid van beide


Parthijen om alderhand zaaken van ouds op
te halen en elkaar te
verwijten vertraegd tot ’t einde van voorleeden Maand

wanneer dezelve solemneel


eindelijk is bezwoeren i).

„Niet tegenstaande deese Inlanders


ingevolge Contract d’ Ao 1699 ver-

pligt zijn Moordenaaren ter


Judicatuure aan D: E. Compe over te leveren 2)
komen ze zulks ’t minst allen weeten
van na, maar de Moordenaars meest

en al schuil
zoo
lange te houden en te
protegeeren dat de beleedigde parthij
nooit ingebreeke zal blijven repressailjes te gebruiken; hierdoor is een Resi-
dent ter verder
voorkoming van bloedvergieten en finaale stremming in den

afbreng van Producten, wel


genoodsaakt de
geschillen kan,
zoo
goed maar

te
bij leggen en de decisie
overtewijsen aan de Minhasa Land-
of geheele
raad, welker hoofden of Hoekums als besield met denzelvde bloed-
geest van

’) L. A. Bat. Bundel Manado 58 d.d. 6 1790, bl. 59.


Januari
2
) » »
,> » „
15 Mei 1790, bl. 86 e.v.
„ „
138

dorst, hoe
grootlijks ook overtuigd van
de
gepleegde misdrijven en hoe

zeer straf verdienden, er nooit toe zullen of willen om de over-


overgaan
treeders na verdienste te in zoeken de D’E:
exemplaarlijk straffen; teegendeel
Compe met alle
Intrigues er van te diverteeren, en ’t hoofd alhier ’t

gevangen neemen van


misdadigers of met Feiten
betigte gewapenderhand
te beletten, als siende
sijn onvermogen en hoe hem de magt ontbreekt van

hier over te of hunne


se
mogen kastijden, Euveldaaden na verdienste te

konnen straffen, zulks de


gevoegd bij langmoedigheid sijnes wettigen Lands-

heer doet hun verhard zelfs dat reeden D’E:


worden, soo verre om
Compe
hun dus heeft laten
lange begaan na haare Landswijse te
mogen
leeven

zijl: in stede tot dankbare


van
reedelijke menschelijke en
gevoelens over

te derselver
gaan goedertierene inschikkelijkheid tarten en tergen met alle

Contracten in allen deelen vol wreevel en moedwil met voeten te treeden,


alle door ’t afdoen der moorden met
excessen ongestraft te perpetreeren en

boetens de hoe laffe verraaderse moordenaars in


daaders, laage en ook,
’t
weesentlijke ten hunne kosten in hunne horribele feiten te steiven met

zulke booswigten te Mannen te houden die


eeren en voor dappere en
zig,
de zaak beroemen.
afgedaan zijnde, nog op

Dan indien men al eens


bij geval met moord of
nog betigte wesendlijke
Moordenaaren in handen is het als
krijge dan
nog seer
beswaarlijk uit
(hen)
de of andere
een
getuigenis der waarheid te bekomen die ze
zodanig
weeten te verminken dat men
blijkens nooit suffisante
bewijsen kan obti-

of door
neeren een behoorlijke Confessie vaste voet bekomen om se te

konnen doen ondergaan straffe de


eene
condigne volgens wetten, bij gebrek
van ’t welk niemand tot straffe kan veroordeeld worden en door wier

ontstentenis men
genoodsaakt is
gedetineerde weeder los te laaten, ’t
geen

booswigten ziende niet schroomen hunne


bloedgierige handen te besoedelen

aan onnosele kinderen, niet twee Christen


sijnde nog lang geleeden kinderen

vermist, wier ter hemel wraak bloed zonder reeden


om
schrijend men niet

gist te
zijn gebeesigd om volgens deese
gruwelijke grillingen, afgrijsen
verwekkende Lands usantie overleedene te ten fine
graaven van
bestrijken
dezelve te
mogen dekken en de naast bestaande die er voor betaalen, of wel

huuren, de rouw te konnen


afleggen.
is
Nog onlangs een Ternataan Kanassa
gent absent geraakt
sonder dat

hoe zeer ook onderzoek de vermiste zelfs belooft


na
gedaan en premien

heb van alle drie tot toe iets ook is ’t hier nieuws
nog sij uitgelekt; geen

lijken van slaven hier en daar zonder hoofd te vinden

zouden zulke Feiten hunne


Dog ze niet wel konnen
begaan quamen
hoofden de Contracten na, maar deeze zijn helaas zelfs de opstookers en

aanhitzers tot moord en


geschieden meest alle tot vermaak en plaijsier
of oud
van
rijke Hoekums, waar van
genoegsame voorbeelden,
want volgens
hunne duivelse bijgeloof is een nieuw huis van een oud Hoekum niet gesee-
139

zonder met menschen bloed te bestreeken, zonder dit


gend zijn mag zijn
niet worden
graf geslooten of de familie de rouw afleggen; op een groote

nieuwe Tifa behoord doods hoofd


een tot versiering en wat diergelijke
Horribele lekt dan de moord al uit, de Hoekum
Superstitiën meer; nog

alleen de daader, dat hem niet verklikke, tot de zaak


draagd zorg op afge-
daan is te te laat de of boetens als
verbergen en
protegeren en
gevolgen
dan ’t dus hier uit dat de moorden
nog voor
gemeen, volgd afdoening van

boetens, wier bestaan,


met voldoening ook niet
volgd, en alleen in de naam

onder deesen Inlander altoos kan laf-


geen vrees
brengen, maar
meenigen
tot moord ’t menschenbloed vermeerderd,
hartigen aanzet en
plengen van

in steede zulks te verminderen, ’t niet in word


van
geen wanneer tijds ge-

stut wel heeden of de Dienaren kan extendeeren,


zig morgen tot Comps gelijk
al niet schromen
nu zulks aan de Ter natanen te
pleegen; zoo meen ik (onder

Correctie) dat eens in Loco een


exempel ten
spiegel en afschrik van

andere in facie der vol-


geheele Minhasa diende te werden gestatueerd,
onse wetten ende D’E: als hun Landsheer God
gens magt Compe wettig van

verleend verdiensten
met overtuigde daaders te straffen na mitsgaders
violeeren van ’t derde Artl van ’t Contract d’ Ao 1699 voor al zijn leeven

in den te klinken; hier door ik dat de schrik onder dit volk


ketting hoop
zal komen en ’t moorden cesseeren”

Op 5
Augustus 1790 sloot de Oost Indische
Compagnie het derde

met de oud-hoekoems verdere dorpshoofden De


verdrag vergaderde en
!).
korte inhoud is: bevestiging der twee
vorige contracten „ter zitting van de

Minhasa Landraad”
of van 28
Juli besproken. De voorwaarden van
rijst-

levering worden vastgesteld, voorkeur van inkoop voor de Compagnie boven


het Fort. De
particulieren bepaald, en
verplichtingen tot onderhoud van

vier „Balken of kleene Passan, Datahan, Ponosakan Ton-


negorijen” en

sawan, die in de bijzondere positie van „overwonnenen” waren, hadden

voortdurend twee 2
) in het Fort, de werkzaamheden
halfwas-jongens om
bij
te helpen, te leveren.

Het transport brieven het opkomen


van en
goederen regelt men, naar

Ternate opontbod, verzet de Overheid, be-


na
tegen onderlinge geschillen,
wie
straffing van aan moord
schuldig zijn en men zweert het dooden van

’) L. A. Baf. Bundel Manado bevat vier afschriften, allen onderteekend door


62,

Cornabé, Hartman en Gobius, twee ervan voorzien van kruisjes der hoekoems,
,

terwijl op een ervan Alexander Ruminde, panghoeloe van Tondano geteekend heeft.

2
) In het contract staat „quartjongens” de benaming voor hen die de schepen
op

de Compagnie de nieuwe wacht betrokken moest worden


van een poosje voor

de wekten of waarschuwden waarin


mannen met een langdurig lied, herhaaldelijk

„Quaart, quaart!” voorkomt, cf. Dr. J. de Hullu, De matrozen en soldaten de


op

schepen der O. I. C.”, in de Bijdragen tot de Taal-, Land-en Volkenkunde van N.-1.,
Deel 69, 1914 bl. 327/8.
140

„slagtoffers” af.
Onderlinge represaille-expedities zijn verboden. Ten
slotte wordt onderstand
hulp en aan
Compagniesschepen vastgesteld.
Van dit contract bestaat afschrift
nog een in Minahassisch Maleisch,
onderteekend door de hoekoems.

Contract van 5 1790.


Augustus

Renovatie en
Ampliatie van alle
zodanige Contracten, voorwaarden en ver-

bintenissen, als successive tusschen de Generale

Nederlandsche Oost Indische Compagnie en de

Gezamentlijke oud Hukums en verdere


Dorpshoof-
den beraamd besloten
en
zijn, welke tans door

Den Wel Edelen, Achtbaaren Heer

Alexander Cornabé,

Gouverneur en Directeur der Moluccos

met en benevens

De Wel Edele Heeren


Gestrenge
Hermanus Hartman

en

Isaac Jan Werner Gobius

Capiteijnen ter Zee in dienst der


Vereenigde
Nederlanden &a &a in name en van wegen

Edelheid
sijn Hoog
Den Edele Groot Achtbaren
Hoog Gestrenge Heere

Mr. Willem Arnold Alting


Gouverneur Generaal

en

De Wel Edele Gestrenge Heeren Raaden van

Nederlands India

ter Eenre

en de oud Hukums
gesamentlijke en mindere

Manadose Dorpshoofden
ter andere
zijde

bevestigd en
g’amplieerd worden, in maniere

als
volgd:

1.

De
gesamentlijke oud Hukums en verdere
Dorpshoofden doen op nieuw

den Eed van


getrouwheid aan de Nederlandsche g’octroyeerde Oost Indische

Compagnie, buiten welke niemand hunnen Heer Meester


sij voor en

erkennen, of
ooijt erkennen willen, ten behoeve van dezelve en bloed
goed
141

ten beste hebbende, confirmeeren deezen alle de met hunne Voorsaten


en
bij
en
gemelde Compagnie gemaakte Contracten onder belofte eener
stipte na-

koming derzelve, zoo meede van alle artikelen en voorwaarden, welke in

deezen staan
bedongen en
voorgeschreeven te worden
navolgens de tot

ons volkomen daar ter de Minhasa Landraad


genoegen van
zitting van
of
den 28
op Julij jongstleeden prealabel gedane advertentie.

2.

dien beloven
Ingevolge van neemen
wij aan en de door welmelde

Compe; jaarlijks benodigd zijnde Rijst te leeveren tegen den


vastgestelde
Rds 18:
prijs van : per Last van 3000
ponden, te leeveren in ’s
Comps:
maaten, in twee deden schoone derde deel
gebruikelijke Rijst en een
Padij,

dog laatstgemelde derde deel afzonderlijk zodanig, dat geen Padij onder

de Rijst raake.
vermengd

3.

Voorts zelve
onderwerpen wij ons voor ons en voor onze Nakomelingen
de ten den 28e voorsch; Ordre desis-
aan
dage van
Julij g’emaneerde en

teeren voor eeuwig van het aanneemen van


giften, welke voor heen
gedaan
door Particuliere handelaars,
zijn met
inzigt om de
preferentie boven de

Compagnie te erlangen in de
bemagtiging van
Rijst, waar
tegen ons
geper-
mitteerd is Particulieren vorderen
geworden van gede: te eene matige
veel brandhout als
beloning voor zoo en
Goemoet, sij benodigd mogen

hebben.

4.

In submitteeren
zelvervoege wij ons aan
zoodanige poenaliteit als de

Ternaatse zal
Regeering ons
gelieven op
te
leggen, in cas wij wederom

mogten komen af te wijken, op wat pretext ook, van het 3e Artl van het

Contract door den Heer Gouverneur de Ao


wijlen Padbmggen 1679, waarbij

ons tot onderhoud of vernieuwing van het Fort en de daar binnen


gelegen
de niet is Kalk, Steen,
opstallen bezorging voor
opgelegd geworden van

Sand, Stormpalen, Swalpen tot Affuiten en Wielen, Balken, Bamboesen,

Atap, Sparren, Latten en wes meer, alle welke bouwmaterialen


wij in tegen-
deel beloven altoos eerste in de
op requisit benodigde quantiteiten en ver-

eijschte deugd te zullen leeveren, de daar onder stand


navolgens van ons

beschreeven daar onder


grijpende en
verdeeling begreepen de
vlagge stok,
welke altoos de
van
vereijschte dikte en
lengte zal moeten weezen.
142

5.

oud Hukums
Wij van Passan, Datahan, Ponosakan en Tonsawan die
vier Balken of kleene onder
Negorijen onze
gehoorzaamheid hebben be-

loven voortaan ten dienste van


gemelde Fort binnen
dagelijks hetzelve
voormt; te bezorgen twee
quartjongens en zulks in
nakoming van ’t gunt
ons geduurende het bestier van
wijlen den Heer Gouverneur
Poelbruggen
voornd
opgelegd geworden is tot een teeken dat door ’s
wij Comps wapenen
overwonnen zijn en zullen wij ook voortaan
opbrengen ons Contingent in de

voor de
Compagnie benodigde Planken en Swalpen tot der Af-
onderlaag
tuiten en
Rampaarden, zoo meede in de
overige bouwmaterialen na de

daarvan gemaakte verdeeling.

6.

Over de
Landweg gezonden wordende brieven en
goederen van de

Compagnie van of na Ternaten of werwaards zulks weezen mogt, mogen


niet
blijven leggen, veel min te zoek geraaken, maar zullen door ons oud

Hukums en verdere
Dorpshoofden dien het
aangaat, bij aanbreng, direct

opgenomen en voort worden niet


getransporteerd voor en onder onzen
borg-
togt, invoege de bij manquement van
goede toezigt absent geraakte goederen
door de
ons aan
Compe uitkoops vergoed zullen worden en
wij wegens
onze nalatigheid gestraft, na exigentie van zaaken.

7.

Uit onze
Negorijen na herwaards dan wel na Ternaten ontboden
wordende zullen
wij ons
gesamentiijke oud Hukums en
Dorpshoofden buiten

tusschen komende
wettige verhindering, zonder
verwijl of
tegenkanting be-

reidwillig betoonen te weezen en aan het opontbod voldoen met te


ons

vervoegen, werwaards
begeerd word, op verbeurte van onze
Ampten en

digniteijten.

8.

Ook willen de straffe


wij des doods alle
ondergaan, die zig onder ons

vergrijpen mogten aan de


persoon van den Resident of die
aan iemand hem
representeerd, het
zij met ons
tegen de
uitvoering sijner voorneemens
gewa-
penderhand te verzetten of hem
smadelijk te bejeegenen met
injurieuse
bewoordingen, aangrijpingen of
gebaarden, die
sijn persoon in schijnbaar
konnen
gevaar brengen, t gunt wij zelve mede dood straffe
op aan niemand
onzer
onderhoorige zullen toelaten.
143

9.

verbeurte
Op onzer
Ampten en
waardigheeden en
opzending na

Ternaten ter dispositie van den Heer Gouverneur en Raad aldaar beloven en

oud Hukums nimmermeer met


zweeren
wij gesamentlijke en
Dorpshoofden
elkanderen te zullen machineeren, de zaken bij voortaan weder ten
invoege
decisien
deezen Lande voorvallende vreedes onderhandelingen, Assopiatien,
niet die de
over limit
schijdingen, na onze
sinnelijkheid en na van
Comp:
mochten uitvallen. belooven dat in
Wij en sweeren
daarentegen ons
derge-
in alle andere zullen met de door verschul-
lijke en
gevallen gedragen ons

de Comp;
digde submissie en diferentie aan de altoos billijke uitspraken van

soo meede aan die van den Landraad, zonder iemand, die daar inne gecon-

demneerd is willen
geworden te protegeeren.

10.

die dood of lijfstraffe


Alle aan moord schuldige en andere Delinquanten
verdiend hebben beloven oud Hoekums
en sweeren wij en
Dorpshoofden
zullen zonder onderscheid te
met vlijt te naspeuren en
bij agterhaling over

leeveren aan de
Comp: ter
erlanging eener
op
hunne misdrijven passende

straffe, op verbeurte ampten na Ternaten


onzer en
digniteiten en
opzending
1699 onder de
in
nakoming van het 3 Art: de dato 10 September Regeering
den Heer Gouverneur Le
van wijlen Sage.

11.

Wijders beloven wij oud Hoekums Dorps-


en sweeren
gesamenlijke en

hoofden af altoos af te
voor ons en onze
Nakomelingen van nu en voor

zien het onder


van
sommige onzer
nog vigeerend verfoeijlijk misselijk en

Gode tergend gebruik van


solemniteijten te vieren, waarbij vrije menschen,
ook wel slaven, de worden aller
of somtijds gedood en slagt offers van een

zullende ieder onder die daaraan in ’t


gruwelijkst bij geloov; een ons
zig

mogte maken, den Resident, zonder


vervolg schuldig eenige oogluiking,

aangeweezen, door ons


g’apprehendeerd en aan de Compagnie overgegeven
worden sub voor den Contraventeur om de selvde straffe te zullen
poene
die hadde
ondergaan, den schuil
gehouden wreedaard, na agterhaling,
moeten worden opgelegd.

12

Na dat of moorden zal of zullen in deeze of


een meer weezen begaan
de dader ergens anders huis zal nie-
geene Negorij waar van te gehoord,
144

mand der oud Hoekums en


Dorpshoofden mogen onderstaan om
geduurende
de
Recherches, die na den moordenaar gedaan worden, de
plaats sijner
geboorte of
inwoning vijandelijk te tasten of
aan hier toe eenige preparatien
te veel min
maken, nog, nadat de moordenaar
gevat en ter
judicature van
de
Comp: zal weezen
uitgeleverd; zal de oud
maar Hoeckum of
Dorps-
hoofd van
zodanige plaats, waar de moord stille
geschied is, zitten en te
vreede moeten
zijn met de straffe welke de
Comp: zal laten
volgen op de
misdaad en
geen represaille mogen gebruiken, zelve niet in cas
gebeuren
mogt dat de moordenaar al eens
ontsnapt was en niet weder te
voorschijn
kwaam, op verbeurte
Ampt
van en
digniteit en
opzending na Ternaten.

13.

Om voorschreven salutair
oogmerk te eerder te kunnen
bereijken worden
de oud Hoekums en
Dorpshoofden mitsgaders hunne
Nakomelingen in
opvolging van
gemeld 3e artikel van voren geciteerd Contract de Ao 1699
aanspireekelijk gehouden voor
ijder moord die in hunne
onderhoorigheid ge-
sc lieden de
waar van dader de handen de
van
Justitie ontkomt, op gelijke
®
verbeurte en
opzending.

14.

Eindelijk beloven
wij gesamentlijke Hoekums bij nader
verschijn van
s Lands Scheepen in dienst van Hunne Hoog Mogende de Heeren Staaten
Generaal der
Vereenigde Nederlanden Souverain
onze
wettige ten eersten
te zullen zorgen dat van ’t
nodige water en brandhout voorzien en
ingeladen
werde, dat dezelve Scheepen ook met
zodanige rondhouten en andere hout-
werken
gerieft worden als
benodigd zullen
zijn en zoo ras ten anker
komen,
t hier
zij dan
ergens anders onder deezen
resorte, de Equipagie voor niet
te drie
voorzien
dagen lang met
verversing van Groente vers vleesch <Sa en

gem(elde) Equipagie aan de wal komende de


noodige lootsen tot lijf-
bergmg immediaat op te slaan en met
ze
hoenders, Eijeren &a &a &a tegens
de gewoone
prijs te
gerieven.

Aldus gedaan,
gerenoveerd, g’amplieerd te Manado in

t Fortres Amsterdam den 5:


Augustus Ao 1790.

(w. g.) Alex. Cornabé.


(w. g-) /. D. Schierstein. H. Hartman.

Resident. I.
/. Werner Go bias.
In kennisse van
mij
(w. g.) G. G. IV. Grepen.
145

Het gevangen nemen van onder meer den oud-hoekoem der Tondaners

gaf nog heel wat strubbelingen. Hij was in


gevangenschap gestorven i).
„Men heeft de Tondaners weeten
positiev te bedeelen dat hun oud

Hoekum Pangalilla overleeden


a
Costij sij en dus alle
hoop benomen van

den selven weeder


ooijt te sien; deese
tijding heeft de Familie
op van
gede
oud Hoekum en makker ’t
Somondag zoo ver weeten te
brengen, dat de hier

zijnde Tondaners alle hun


na
Negorijen sijn ontboden alwaar men met allen

ernst is de
beesig Padij uit ’t veld na toe te
brengen en te secureeren.

Drie
vergaderingen sijn reeds te Tondano gehouden, dog de stemmen

zijn juist nog


niet alle unanim. ’t Doelwit der Tondaners is, vereend met

Langoeanen, de dood van


Pangalilla, mitsgaders ’t ontvoeren der andere

Hoekums
per oorlogs fregat de Bellona op die van Toncea te wreeken,
die al de schuld daar den hals
ze van
leggen en de
op voor waare
beweeg
corsaak houden dat
gede Hoekums in arrest sijn vervoert.

Tog twee Tondaanse Hoekums in Name Emor en


Dotulang mijne goede
bekenden sijn tegen hebben heeden
er en
mij op per eenen Tondaner

Bakasje gent van alle het voornoemde kennis met wien ik de


gegeven
Tondaners in tegendeel heb doen weeten dat D’E: Compe haare Hoekums

niet ten plaisiere der Toncears maar wel uit hoofde ’t dikwils
van soo

overtreeden der Contracten


en
bespotten had meede genomen in
verwagting
dat in ’t
vervolg beetere obediëntie souden betoonen aan de zoo
heilig met

D’E: beswoorene
Compe verbintenissen en ’t land meer kalmte en rust

mogt dat aldien


genieten; bij de novo de hardiesse hadden onder dit

ongegrond praetext hunnen wrevel en bloeddorst aan die van Tonsea den

teugel te vieren D’E: niet


Compe kan afzijn die natie met haare wapens
te beschermen tot duurend
en een
eeuwig exempel en aandenken hun wrevel

met totale
een
vernieling te straffen”.

Kalme besprekingen, terwijl zijdelings gedoeld werd op den sterken

de hadden
arm van
Compagnie, goed gevolg.
„Na gedaane bedreiging schijnen de Waterlanders van
concept te
sijn
verandert; se maaken hun excuus wel bij als de Tonceas
zoo
mijn bij en

laten
oudergewoonte hun volk weeder hier heen in
meenigte afkomen sijnde
eenen
Kombunbing bij provisie tot hun oud Hoekum aangesteld”.

De
rijstlevering volgens contract bleek zooveel bezwaren te hebben,
dat nieuwe
een
regeling noodig was. Het contract van 13
Augustus 1791

hier, de
volgt maar
zakelijke inhoud behoeft hier niet te worden

geresumeerd.

’) L. A. Baf Bundel Manado secreete


no. 58, Aankomende en aparte brieven, 1790/1,
d.d. 19 November bl. 5 D. Schierstein.
1790, e. v. van J.
10
146

Contract en
voorwaarden, aangegaan, gesloten, beswooren en

geteekend door den


onderkoopman fiskaal, winkelier en
gecommit-
teerde voor de Moluksche
regeering ter residentie Manado en

onderhoorige districten, George Fredrik Dürr i), in namen en van

weegen den WelEd.


Agtb. Heer Alexander Cornabé Gouverneur en

Directeur benevens den raad der Moluccos


mitsgaders den WelEd.
Gestr. Groot
Agtb. Heer Mr. Willem Arnold
Alting, Gouverneur

Generaal, benevens de WelEd. Gestr. Heeren Raden van Nederlands

India, representeerende de
Geoctroijeerde Oost Indische
Compagnie
en den Staat der Nederlanden
Vereenigde in deese
gewesten, ter

eenre, met alle de Hoekums en de verdere


Dorpshoofden van de

gesamentlijke boven, beneden en in den Landstreek


agter Negorijen
van Manado, ter andere
zijde.
Voor af houden Hoekums
wij gesamentlijke en
Dorpshoofden voor ons

en alhier
naarkomelingen voor
g’insereerd ingeslooten en
woordelijk herhaald
alle Contracten
zoodanige en
verbintenissen, als door onse voorzaten succes-

sive met de Ed.


Comp. zijn aangegaan en
gesloten, met name de contracten

aangegaan en gesloten tusschen den Hr. Gouverneur


wijlen Robertus
de
Padbrugge en
toenmalige Manadose Hoekums en
Dorpshoofden den
op
lü 1679;
Januarij voorts den 21
September Ao 1694 met den
toenmalige Resi-
dent
Stephanus Thierry, secretaris Pieter Alsteijn en
vaandrig David Haak 2
),
met en benevens het Contract den 10
aangegaan op Sept. Ao 1699, onder
wijlen
den Heer Gouverneur Le
Sage, tusschen den Capitein Paulus de
Breevings
en
onderkoopman Samuel
Matting en de
toenmalige Hoekums Majoor
Soepit Lonto Padt benevens de verdere Manadose
Dorpshoofden en
Regters,
zoo meede het op den 5
Augustus van het
vergangen jaar door ons gereno-
veerd, g’amplieerd, besworen Contract met den actueelen WelEd. Agtb. Heer

Gouverneur en Directeur Alexander Cornabé en Raad der Moluccos benevens

de Wel Ed. Gestr. Heeren Hermanus Hartman, Isaak Jan Werner Gobius,
ter
Capitein zee ten dienste van de Staat der
Vereenigde alle
Nederlanden,
welke Contracten en verbintenissen hier nieuws
wij op bevestigen en be-

zweeren, onder serieuse beloften dat daar nimmer op


van
eenigerhande wijse

') Op 16 December 1779 werd Dürr van boekhouder eerste klerk van
politie (dus
van den Poiitieken Raad) in 7 Dec. 1780
Ternate, Secretaris van dien Raad en voor-

gedragen voor Onderkoopman; zijn aanstelling hiertoe is van 17 Nov. 1783. 22


Op
Januari 1793 werd hij Fiscaal
van en Winkelier tot Resident van Manado bevorderd.

L. A. Bat. Personalia. Sedert 1805 tot 1808 staat vermeld in het


hij „Naamboek”,
gewoonlijk „Heerenboekje” genoemd als: „Oud Koopman, titulair”, onder Ternate.
2
) Het contract van 21 September 1694 bevindt zich niet het Landsarchief te Batavia,
op
ook niet in in den
afschrift lijvigen bundel Contracten XI no. 19: „Overeenkomsten

gesloten met Manado en


onderhoorigheden, vóór 1816”, waarin die van 1679, 1699,
1790, 1791 1810
en voorkomen. De brief van de Hooge Regeering aan Heeren XVII

30 Nov. 1694 spreekt er niet over. Blijkbaar werd het van niet groot belang geacht.
147

afwijken, maar al hetgeene waartoe wij ons


daarbij verplicht hebben in

allen deelen den inhoud, zonder of


en
volgens woordelijken eenige exceptien
zullen naarkomen onderhoudén.
teegenstribbeling heilig en

Overmits Hoekums Dorpshoofden egter door


wij en eene
langduurige
hebben ontwaard het
ondervinding en overtuigd zijn geworden dat ons

vald, den inhoud te voldoen verbin-


ondoenlijk om naar letterlijken aan onse

tenisse Contracten tot de leverantie de E.


bij voorm: aan
Comp. van twee

derde schoone derde


rijst en een
padij, ijder afzonderlijk gemeeten, teegen
rds. 18 het last 3000 in weerwil
van
ponden *), van onse
vermaningen en

den de Ed.
ernstige waarschouwingen voor Comp. benodigden en aan den

Resident leveren altoos al


te rijst eerst met padij mengen, voor en eer ze

dien korl ofte in ’t niet


ter
troque verkoop afbrengen en geheel over te

halen de schoone de daar onder te


zijn om
rijst afsonderlijk en
mengen

derde ook te tot dit


padij apart meeten, zoo nemen
wij wegneeming van

inconvenient alle verdere en cavillatien ten


en om
klagten dienaangaande
doen de leverantie de
eenenmaal te cesseeren, mitsgaders van
rijst aan

deesen
E; Comp. op een egualen en vasten voet te brengen, bij aan en

beloven, dat de zullen leeveren schoon wit


wij voortaan aan
Comp. en

gestampte zonder stof, of andere zulks


rijst, eenige padij, vuiligheid, en

hier
het last van 3000
ponden tegen rds. 30 te meeten met ’s Comps in

als
gebruijk zijnde rijstmaaten, en te troqueeren teegen zoodanige lijwaaten
de E: herwaards zal komen te zenden.
Comp., jaar voor
jaar, naar

meede
Terwijl wij voor ons en onse
naarkomelingen aannemen en

beloven, dat hebben onder-


wij naarvolgens aan
hetgeen wij ons
goedwillig
art. 3 het in Ao met welm: Heer Gouverneur Alexander
worpen bij van po

Cornabé aangegaan Contract, in voldoening aan onsen


plicht en
gehoude-
nisse de E: als Heer Meester, altoos de
aan Comp. onse en
preferentie
zullen laten behouden in leverantie meede in die
voorsz.
rijst zoo van wax

en alle verdere
producten, die onse landen
opleveren of indertijd mogten
leverantie komen
komen
op
te leveren en waar van de E. Comp. de
mogt te

vorderen, zullende ons niet


gepermitteerd zijn eenige producten aan
parti-
culieren te al de daarvan ten
verkoopen voor en eer
Comp. genoegen voor-

beloften contract
sien
sij en ons voorts naarvolgens gedane bij voorm:

onthouden van het neemen van


eenige giften of
gaven van particulieren ter

erlangen van
eenige voorregt in deesen boven de Comp., ons
vergenoegende
of
en tevreeden houdende met de aan ons toegestaane maatige belooning

recognitie, voor zoo veel water en brandhout als gem: particulieren mogten

nodig hebben.

oud Hoekums verdere


Betuijgende wij gezamentlijke en
Dorpshoofden
dat alle deese hier inne beschreeven articulen en voor-
wij aangehaalde
waarden in haar zonder of verkeerde uit-
geheel en eenige vermindering

i) De bedoeling van den tekst is: = „door onze onderdanen” enz.


148

legging, opregtelijk zullen onderhouden, naarkomen en door alle onder-


onse

hoorigen, niemand uitgezondert, zullen doen onderhouden en naarkoomen


en niet zullen gedoogen, dat dezelve door
iemand, wie ook
hij weesen
moge,
worden overtreeden, hebbende wij, ten
blijke dat zoowel alle als
voorige,
ook deese onse nadere verbintenisse met de E. Comp. is geschied uit' een

vrije en
onbedwongen wille, uit een
opregte tot welstand
zugt eendragt en

van onse Landen en volkeren en


naarkomelingen deesen met onse gewoon-
lykc handteekeningen en solemnelen eede op onse Alphoereese wijse getee-
kend en
bevestigd, gelijk deselve in ons
bijzijn van
weegen
de E;
Comp.
bevestigd is met ’s
Comps zeegels en de
handteekening van in hoofde
gein:
gecommitteerde onderkoopman, fiscaal en winkelier van de Moluk-
weegen
sche
Regeering George Fredrik Dürr.

(onder stond) Aldus


gesloten, geteekend en beswooren te Manado in

’s Fortres Amsterdam
Comps op
den 13
Augustus Ao 1791.

(w. g.) G. F. Dürr.

In ’t midden stond ’s
Comps zegul gedrukt met roode Lack en daar

bij geschreeven:
Ter ordre van in hoofde gem:
Gecommitteerde, van
wegen
de Wel Ed.
Heer Gouverneur
Agtb. en Raad der Moluccos (geteekend) David Brand,
gezw. scriba.

Accordeerd:

D. Ogelwight.

Diirr was in 1793 Resident Manado


van
geworden, welk gewest hij al

twee
jaren bij ondervinding kende. Bij de
bevolking bestond in 1825
nog de
levendige herinnering aan Dürr’s slecht bestuur i), daar
hij een Bantikker,
een zekeren „Captein de hand had
Poeloewang" vrije gelaten in
afpersing
de
en
knevelarij van
bevolking. Dit moge in een latere periode van Dürr’s
bewind het
geval geweest zijn, onderstaande brief van hem aan den Gezag-
hebber der Moluccos
Johannes Ekenholm bewijst dat hij zich toentertijd geen
illusies over
Poeloewang maakte.
Hij schrijft vernomen te hebben „dat
onder de bovenlandsche Hoekums een
algemeen misnoegen schuilde teegen
Captein Poeloewang, waar van
mij egter te dier
tijd de waare
grond nog
onbekend was. Om nu hier komen
agter te had ik kort hier naa alle de

bovenlandsche Hoekums dit Fort ontboden


aan
dog zij lieten mij zonder

bewimpeling weeten, dat, zoo


lang Poeloewang dit land
op was en
bij mij
ingang had, zij beschroomd waren om in het Fort te komen, dat
dog zij
gewillig waren om mij haar reedenen van bezwaar en
tegen hem
klagten
openteleggen, indien ik kon goedvinden, om een
algemeene Landsvergade-

L. A. Bat. Bundel Manado no. 58: Aankomende secreete en aparte brieven van

Manado 1794/5 d.d. 29 November 1794.


149

ring te beleggen op Toumoehon, alwaar zij bereid waren te verscheinen;


in welk verzoek ik dan bewilligde.
Zoodra had Poeloewang van
mijn voornemen, om een algemeene Lands-
Toumoehon te
vergadering op houden
geen
kennis
gekreegen, of
hij, be-

dugt, dat zijn schelmstukken nu zouden uitlekken, bedagt.alle listen, om dit

voortekomen, zond dien,


en
ingevolge van
zijne zendelingen naar boven,
die overal dat ik
uitstrooijden, met een groote magt van
gewapend volk

aldaar komen, en alle de Hoekums zou laten het die


oppakken, geen bij
ligtgeloovige Alfoeren vond,
gereeden ingang en vreesende, dat dit

niet
nog genoeg mogt wezen, om die
vergadering geen voortgang te doen

hebben en om
zijn uitstrooisels bij hun nog meer
gewigt bij te zetten,
bedagt hij een andere list die hem ook
gelukte, maar
mij naderhand in

leevens heeft ontbood


gevaar gebragt. Hij namelijk vier Hoekums van

Toumohon, die met de den oudsten


rotting van Hoekum van die Negorij
Samboeanga, om dat die uit hoofde van ziekte zelfs niet kon
komen, hem
bij
Poeloewang en den oud Hoekum van de Christen
Negorij Augustijn Carinda

kwamen, om te
vragen, om welke reeden
zij ontboden waren, waarop

Poeloewang hun
wijsmaakte, dat ik hun in sallas
i) had
geslagen, en het

best om
bij te
was, mij gaan, en excuus te verzoeken.

Vermits
Poeloewang nu wist, dat ik om met die menschen te spree-

ken, altoos een Tolk moet heben, dat indien de Tolk niet de
(en bij
hand was ik hem altoos die functie liet de
waarnemen) nam
hij gelegenheid
dat de Tolk elf ’s
waar, na uuren
middags juist na huis was
gegaan, en

die menschen
bij mij gebragt en haar boodschap in haar taal hebbende

laten doen, vertolkte hij dat die vier Hoekums


mij, waren
gezonden door den

oud Hoekum
Samboeanga en de verdere Hoekums van Toumoehon met

sware
klagten over den oud Hoekum Lonto die hun op allerhande manieren

onderdrukte buiten
en
mijn voorkennis in sware sallas sloeg, het
geen zij
wel wisten dat
dog hij buiten mijn voorkennis niet doen mogt, en vermits

zij ook wel wisten, dat Lonto


gemelde op mijn bloot ontbod niet zou komen

zij derhalven versogten, dat ik hem door eenige militairen mogt laten

afhalen.

Het de
teeken, namelijk rottang van den oud Hoekum
Samboeanga, die

deze Hoekums in handen en vertoond hadden de minste


aan
mij mij geen

aanleiding tot kwaad vermoeden


geevende, geloofde ik deeze valsche bood-

schap, en zond
eenig volk naar Toumoehon om Hoekum Lonto naar her-

waards te
brengen om
zig op die klagten te verantwoorden
dog Poeloewang
had weeten te bewerken dat hij door de derde hand
gewaarschuwd wierd,
en dus niet thuis was, terwijl hij zijn oogmerk, om
namelijk alle de Hoekums

voor mij bang te maken daarmeede bereikt had.

Vermits ik het hoe


egter, mogt gaan, of het wilde, onderligt wilde

') = boeten.
150

van de reeden het


weezen van
misnoegen, dat onder alle de bovenlandsche

Hoekums schuilde, begaf ik


mij op den bestemden
tijd naar
Toumoehon, en

schoon ik daar, tot mijn groote verwondering alles in de wapens en in rep


en roer
vond, bragt ik door het
egter goed vertrouwen dat ik in die
Dorps-
hoofden betoonde te stellen, het dat
zo verre ze eindelijk voor
mij ver-

scheenen en de reedenen van haar


misnoegen openlegden, die dan nadat
het vertrouwen hersteld de
en
geheele Minhassa
vergadert was
op den 26;
der vergangen maand in volle
een
Landsvergadering ter gemelde Negorij
'loumoehon, volgens haar verzoek te
papier zijn door den Boek-
gebragt
houder Weijdemuller ter de Luitenants
presentie van
Capitein der
burgerij
Durant en
Bendsnijder,
Dit zou
egter nog zoo
gemakkelijk niet hebben gegaan, had ik, om

hun te dat
overtuigen, die kwade gedoentens van hem Poeloewang niet

alleen buiten last of


mijn voorkennis waren
geschied en ik dezelven ook

ten eenenmaal
verfoeijde en afkeurde, Poeloewang makker
en
zijnen Augustijn
Carinda niet aanstonds in arrest laten zetten, want zoo
lang dit
nog
niet

het
geschied en
gerugt daar van
nog
niet
verspreid, voorts door
eenigen
van haar ten dien einde
afgezonden Spions met haar
oogen gezien was, dat

die twee vast


gasten zaten, zo
lang bleeven bevreest,
zij nog agterlijk en

om voor
mij en in de
vergadering te verscheinen, want had het niet
hij
overal in
geschroomd de bovenlanden te vertellen en hun te maken, dat
wijs
hij een brief op papier van Uw WelEd. Achtb: had, waar
bij mij gelast
om alles
was, optevolgen, wat
hij mij proponeerde, en
zij hun derhalven wel
moesten hem
wagten, om over te
klagen, gebruikende daar die mij
bij ge-

voelig hoonende woorden „dat hij mij als Buffel aan een
rottang kon
leijden”
met meer andere
arrogante en
impertinente expressien die in haar
klagschrift
niet eens
zijn aangehaald, gelijk almeede daarin niet bekend staat een car-

nallieus door hem en door den LToekum Augustijn Carinda


gepleegd stuk,
dat ze in haar laatste het
togt bij opschrijven der combuisen *) op alle

Negorijen waar ze kwamen de behangsels van haar


kooijen *), die door dat

volk meest met chitzen of ander worden


ordentelijk goed behangen bij haar

vertrek hebben meede waar die menschen


genomen, tegen arme niets durf-

den
inbrengen uit vreese van in sallas te werden
nog geslagen zoodat het

niet te verwonderen dat


is, ze zoo sterk op hem verbitterd waren, waartoe

meede veel heeft gecontribueerd zijn schelmagtig bedrijf met de menschen


halve voor heele stukken
lijwaten op te
dringen voor de zelfde en zelfs nog

hoogere prijsen als waarvoor ze hier


bij mij een heel stuk kunnen
kopen,
het
geen hem egter weinig voordeel heeft aangebragt, vermits de meesten

die
nog niet betaald hebben, gelijk ik, om hun tevreeden te stellen heb laten

bekend maken, tans niet meer betalen dan den dat ik


waren
prijs, zoo

tans
verpligt ben, wegens die schade zo wel als valsche
wegens obligatien,

) Combuis kookplaats huisgezin, cf. Maleisch 2


)
dapoer, =
slaapplaatsen.
l
151

die heeft
hij gemaakt en waarop geen betaling zal volgen, alzo de menschen

met dat heb-


getuigen bewijsen, ze
nog geteekend, nog lijwaten ontvangen
ben, mijn guarant op hem te zoeken.

Hoe ik schamen dat ik Uwer WelEd. Achtb:


zeer
mij nu moet
tegen

zoo vriendelijk en welmeenende waarschuwing aan, mij heb laaten inneemen

en
bedriegen door een kaerel, die ik wist, dat niet te vertrouwen was, zoo

kan ik tans niet anders dan schuld


egter doen, bekennen, mij over
mijne

ligtgeloovigheid en
alteverregaande goedwilligheid te reprocheeren, en
mij
te in de Uw WelEd. Achtb: alzoo
werpen armen van met instantige en

beede, als ik bevoorens Uw WelEd: Achtb:


needrige aan
gedaan heb, om

dien ondankbaren kaerel weder op dit land te tans hem


brengen, om
mij van

te verlossen, hem de te benemen, schade


en
gelegenheid om
mij meer en

verdriet te berokkenen.

Vermits ik ben, dat


egter verpligf om ook te denken om het naadeel,

andere menschen welken zouden


aan
hij nog schuldig is, lijden bij zijne
dit land alwaar zeeker
verwijdering van
hij nog veel wettige schulden heeft

uitstaan spruitende uit de schuld den heer Von


op gegeven lijwaten van

Lutzouw die allen uitstaan, welke schulden hem alleen bekend


nog en
zijn,
onderwind ik Uw WelEd; Achtb; te of Uw
zoo
mij needrig proponeeren,

WelEd: Achtb: niet kunnen hem te


zou
goedvinden, om maar
depor-
teeren tot hier te laten houden, onder
gemeen burger en
verblijf bedreiging

egter, dat soo draa hij zig weeder met landzaaken hier
bemoeijd, hij van

verzonden zal worden; oordeelende de onder


ik, dat, vermits verbittering
de hem is, wel zelfs hem zullen
bergboeren teegen zoo
groot zij van van

afblijven; terwijl ik zijn vervoerbaren boedel, als slaven etc.


bij de eerste

mij voorkomende zal zien te verzenden ter


goede gelegenheid voldoening

zijner schulden ginter, waar van anders


dog niets zal komen, alzoo zeedert

niet
zijn aankomst alhier heb kunnen merken, dat hij in weerwil van
mijne
herhaalde aansporingen en ooit tot
vermaningen eenige ernstige pogingen
zijner schulden heeft, de de Heeren
voldoening gedaan en
vaartuigen van

Lutzouw Beekman zonder zouden hebben


en
ladingen moeten terugkeeren,
ik niet dan daarvoor had
zoo meer
hij gezorgd
De oud Hoekums Carinda de Nieuwe Loho
Augustijn van
Negorij en

van heb ik, de in woede


Toumoehon-passelatan, om
gebragte gemoederen
alle de Hoekums weder wat het bedaren te
van aan
brengen, ingevolge haar-
lieder verzoek besluit buiten functie moeten stellen,
en
genomen en
zij
ook wel
mogen voor eerst zoo blijven, schoon
mij van hun beijder mis-

alteklare reeden
slagen geen blijken zijn voorgekomen, egter moeten er

dat sterk in den haat


voor weezen, ze zoo
algemenen zijn geraakt, en een

ieder op hun zo verbitterd is.

In
opgemelde Landsvergadering van den 26e October almeede heb-

bende gelegenheid te de belofte alle de


gevonden, om aan dringen op van
152

Hoekums ter
voldoening van de halve
gantang rijst tot
goedmaking der
kosten van de hier bescheiden Corra Corras i), is
eindelijk het hooge
woord hun
bij allen daar
uitgekomen, hebben
en
zij als uit eenen mond
verklaard, dat zij die contributie wel beloofd en
aangenomen hadden in
verwagting, dat haar onderdanen daar aan
goedwillig zouden voldoen, dog
dat haar onderdanen daartoe niet te
beweegen waren, en
zij dus
tegen wil
en dank haar beloften niet konden naakomen, daar
bij meer of min te
kennen geevende, dat het hun
onverschillig was, of de Corra Corras hier
waren of niet, en haar stranden
zij wel zelfs konden
bewaren, waar
bij ze

bleeven hoe
persisteeren, zeer ik hun het gevaar, waar voor de strand
aan

leggende Negorijen bij de


opdaging van de
Magindanauwers, die ze wisten
dat
jaar voor
jaar hier kwamen stroopen, bloot stonden
vertoonde; ook
heb ik
bij die
gelegenheid klaar dat de
gemerkt, aan strand
gelegen Nego-
rijen tot die contributie
gewillig zouden
weezen zoo ze door de Bovenlanders
niet wierden
tegengehouden”.

De van de
gevaren zijde der zeeroovers
blijken uit het volgende;
„Den 6: waren de al
rovers
op Amoerang, wordende mij door den
Posthouder Hetzer
bedeeld, dat den 7: al geprobeerd hadden, om te landen,
dog door hem met de
Negorij’s volkeren
terug waren
gedreven; waarop
vermits meest alle de Corra Corras volkeren ziek
lagen, slegts een Corra
Corra hebben kunnen bemannen die naar
Amoerang afsteekende met agt
prauwen slaags raakte voor de
bogt en verschelde gekwetste hebbende ge-
kregen het naar de Post van
Amoerang moest zetten, kunnende den
vijand
geen verder afbreuk doen.

Den 8: daar aan


attacqueerden zij de
Negorij Poijgaar, dog moesten,
vermits de
Bergboeren de
avenues over al met
voetangels hadden beplant
onverrigter zaaken
terug keeren.

Tans de
is
vijand tot
agtien prauwen aangegroeijd, en ze hebben de
stoutheid
gehad om voor deeze Rheede onder het
geschut van dit Fort te
komen, dog zijn op de eerste salvo uit onze sware stukken weeder terug
en
naar zee
gedeinsd.

Middelerwijlen houd dit gespuis ons in een


geduurig allarm, zijnde ik
het meest bevreest voor een inval in deeze Negorijen aan de Zuidkant waar
de stukken van dit Fort hun wegens de daar in de
weg staande huijsen, die
het
gezigt langs strand
belemmeren, niet wel kunnen raaken.
Er is geen plaats langs deeze kust
geheele om de Noord en Zuid van

Cattahoena af tot
Boelang toe, waar ze niet geland zijn en meer of min
volk geroofd hebben worden
en ze hoe hoe
langer stouter, om
dat, ter

vermeerdering van ons


bekommering en het
verlegenheid meeste en beste

') De Ternataansche
hulptroepen.
153

volk van de Corra Corras aan de tans hier


grasseerende i) algemeene ziekte

ter nedervallen, en wij niet in staat


zijn, om twee corra corras
behoorlijk te

bemannen”.

De Minahassa-bewoners leefden zooals dit al


voort, eeuwen het geval
was geweest, vol der
onderlingen naijver bevolking, oorlogen en vredes,
zooals alle primitieve
bij volken
(en daar niet alleen) voorkomen.

De nieuwe bracht
eeuw
diep ingrijpende veranderingen, leidend tot rust

en welvaart voor het land.

l
) = heerschende.
IX

DE NIEUWE TIJD.

Het maakte het


voor
groote gebied der
Molukken, maar vooral voor

de kleine
Noord-Oostpunt van Celebes, weinig verschil dat voor de Oost-
Indische Compagnie het einde
gekomen was, zoolang internationale verhou-

dingen Manado onopgemerkt lieten.

Maar toen in 1801 de


Engelsche Compagnie er als
vijand verscheen,
tengevolge van het
gedwongen Fransch-Nederlandsch bondgenootschap,
veranderden de
uiterlijke omstandigheden. Inwendig bleef alles het
bij
oude, behalve dat er een andere woei.
vlag De
verhouding van den in-

heemsche bleef dezelfde ten den


opzichte van
Westerling, of deze nu

Hollander of
Engelschman was. Hollandsche ambtenaren van de verdwenen

Oost-Indische
Compagnie bleven toch de verbindingsschakels tusschen de
overheerschers en de Minahassers.

Toen den
volgens vrede van Amiens in 1802 de door de Engelschen
bezette
gebieden weer aan het Nederlandsch had
gezag kwamen, het

Staatsbewind 4 Mei 1802 bevolen dat


op zij, die aan het hoofd hadden

gestaan van
bezittingen, welke door hen de
aan
Engelschen waren over-

gegeven, in zoodanige betrekkingen niet weder mochten worden


geplaatst,
al het ook dat te
ware
zij dien opzichte alle
van
plichtverzuim werden

vrijgesproken.
Deze bepaling ook
sloeg op Dürr, die sedert 1793 Resident te Manado

was
geweest. Zijn opvolger C. C.
Prediger Jr. vernieuwde het contract

met de Hoekoems en Dorpshoofden van Manado-.

Vernieut Contract en Voorwaarden beswooren


aangegaan, gesloten, en

getekend door den


onderkoopman en Resident van Manado en onderhoorige
Districten C. C.
Prediger in Naam en van wegen

Den WelEdelen Achtbaaren Heer

Petrus Adrianus Goldbach

Gezaghebber benevens den Raad der Moluccos

Mitsgaders
Den WelEdele Gestrenge Groot Achtb. en Wel Ed. Geb. Heer

Johannes Sicberg

Gouverneur Generaal
155

Benevens

De WelEdele Heeren
Gestrenge
Raden van Bataafsche

Oost Indische
Geoctroijeerde
der Bataafsche
Compagnie
in deze Gewesten
Republiek

Ter met alle de Hoekums verdere de


eenere en
Dorpshoofden van
ge-

samentlijke Boven Landen en Agter Negorijen in de Landstreek van Manado.

Ter andere het contract


zijde, enz.
(als voorgaand tot:)
Ook belooven Hoekums alle te voldoen het Contract
wij om aan ge-

slooten tusschen den Fiscaal Winkelier der Moluccos


en en geweesene

Resident Fredrik Diirr den 15 1792 waarin


George en ons
op Augustus wij
hebben om te leveren tot onderhoud van de Ternaatsche
aangenoomen

Corra Corras ieder of Combuis halve Rijst


van
huishouding een
Gantang
Corra hier koomen; tot
zo spoedig deeze Corras weder in de vaarwateren

beloven Contract alle (te) voldoen.


bescherming van onse Negorijen wij (dit)
Alle Contracten eenkomste Gemaakt tusschen de
en over
gesloten en

Engelschen en ons sweeren


wij dat
wij beschouwen volkomen vervallen te zijn
minste waarde door dien Heer
geen de hebben en
en meer
wij onse
wettige
Meester de Oost Indische Compe weder als onse Beste vriend zien.

Oud Hoekums verdere


Betuigende wij gesamentlijke en Dorpshoofden”
het voorgaand tot:)
enz.
(als contract

onder-
„’s Comps Zeegels en de
handteekening van in Hoofde gemelde
C. C.
koopman en Resident van weegen de Molucsche
Regeering, Prediger.

Manado in
(Lager stond) Aldus
geslooten, geteekend en Bezwooren te

’s Fort Amsterdam 1803


Comps op den 16 September (Nog lager) gepas-

Geswooren C. C. (in ’t
seert en voor
mij (Geteekend) Prediger junior
midden
stond) met ’s
Comps Cachet met Roode Lacq en daar
bij geschreeven
ter ordre van in hoofde Resident en
Den WelEd. Achtb.
gem; vanwegen

Heer Gezaghebber en Raad der Moluccos (geteekend) Jan Blesgraaf gezw.

scriba.

Accordeert

C. C.
(w. g.) Prediger."

Door Diirr’s Manado is memorie


langdurige ondervinding op zijn van

x overzicht de 125
overgave ) van
belang, een gevend over Minahassa, bijna

jaren na Robertus Padtbrugge.


Dat de nieuwe uit den eenvoudigen
tijd is
aangebroken blijkt al

') L. A. Bat. Bundel Manado No. 165. „Memorie conserneerende den teegenwoordigen

staat van de Residentie Manado, overgegeeven,


door den afgegaane Resident George

Fredrik Diirr, aan den aangekomene Resident C. C. Prediger," d.d. 26 November

1803, (afschrift, waarin enkele woorden door den overschrijver zijn opengelaten).
156

aan hef „Mijn Heer!”, in


plaats der
omslachtige woorden uit den

Compagniestijd.

„Aangezien de WelEdele Gestr. Heeren Commissarissen-Generaal tot


den der
overneem Oostersche Possessien Etablissementen
en den
onderge-
teekenden hebben
gelieven te
gelasten, om aan UEd. ter hand te stellen eene

Memorie conserneerende de
presente gesteldheid van deze Residentie ten
fine te strekken ter in
voorligting UE. nieuwlings te aanvaardene charge
zal de
zo
ondergeteekende in
pligtschuldige voldoening aan die zeer geëerde
orders vooraf noteeren dat de Residentie Manado tans zoo opulent niet
meer is in de leveiantie van dieverse produkten als in
vroegere jaaren,
wanneer ze niet alleen
rijst, vee, catjang en meer andere leevensmiddelen,
maar ook een
aanzienlijke quantiteit goud heeft op geleeverd van Bwool,
Tontolie en meer andere goud
gevende districten, die onder deze Residentie
ressorteeren, maar dat zeedert de
Mangindanaose zeeroovers zich op
Tontolie hebbende
ingenesteld door haar
Strooperijen langs deeze
cust tot zelfs in de
naabijheijd van deze Residentie, in Banca en Lembe die

correspondentie en vaart naar de voorengenoemde goudgeevende plaatsen


als
Boelang, Caijdipang, Bwool, en
Tontolij zoo
onveilig is
geworden dat ze

ten eenmaal heeft moeten werden


geinterrompeerd en
afgebrooken welk
mconvenient meer heeft
nog toegenoomen in den
tijd dat de
Engelschen
possessie van deeze
plaats hebben gehad door het afdanken der hier
bevoorens bescheiden Ternaatsche Corra Corras; want als die
zo
lang
Kruis hier
vaartuigen present waaren, heeft men die roovers
nog eenigzins
ofgekeerd, en een
vaartuig onder deze
convooij van naar de
gemelde goud-
plaatsen kunnen
depecheeren, zodraa als die afgedankt hebben
zijn geworden,
de roovers overal de baas gespeeld, alle die
vaartuigen teegen hun niet be-
stant waaren
weggenomen, alle de aan strand
geleegen negorijen verbrand en

zelfs niet geschroomt om een kans te de buiten


wagen op posten Amoerang,
Likupang, Tanawahko en Kema, en
eindelijk nog onlangs te landen en te
rooven in de
nabijheid en bijna onder het geschut van dit Fort en dus het
vaarwater zoo
onveilig te maaken dat het onmogelijk is om
vaarthuigen
naar elders te zenden, ten zij tot haar als bevoorens
beveiliging weeder

corra corras hier worden geplaatst.

Overgaande tot den


inwendigen staat van deze Residentie vald in de
eerste
plaats aan te merken dat UE. aan de Oost of
agterkant van het
Fort Amsterdam heeft de
leggen zeeven of
agt Negorijen als Manado, out
Hukum Gerrit Opatia Bantik
Christen; id Urbanus Bantik
Matheosz;
Alphoerse Hukum Romondor; Clabat out Hukum Sigaar;

Aris out Hukum Dondo Kambi;

Moewoering id
Roentoerambie;
Negorij Baroe id
Johannis Karinda;
Nieuw Tondano id Kilapon.
157

Van deeze of agt vermits Nieuw


zeeven
Negorije Tondano als van
geen
dienst of als nul het
zijnde zeer
weijnig gerekend een in
cijffer word aange-

merkt drie Christenen


zijn en
vijf Heydenen.

Deeze of maaken
zeeven agt Negorijshoofden in de vergadering, die

word binnen het fort Amsterdam, de leeden


gehouden uit van den Land-

Raad welken Raad of definitief beslist worden alle


voor
peremtoir geschille
die voor den Resident uit de bovenlande of zelfs uit de
gemelde zeeven

Negorijen worden gebragt, mogende de out Hukums van


Regtsweegens en

volgens contract over


geen geschil zitten, waarvoor de Boete dertig sallas

surmonteerd. Ze
zijn verpligt alle geschillen die boete te booven gaande te

de Resident den Land-Raad,


brengen voor en vermits deeze (inwoners) door

den bank niet breed


behoeftig en
gansch van
tijdelijke goederen voorzien

ook veel te attribueeren is haar luiheid,


zijn, hetgeen aan en
traagheid; om

als de boven landers door den landbouw het


zig even en
aanleggen van

te moet
groote tuinen middelen verschaffen een Resident altoos een
oog in

houden koomen dat de bovenlanders,


het zeijl om voor te ze armen die haar

verschillen den Land-Raad niet booven de


klagten en voor brengen maten

met boetens beswaaren waartoe inclineeren te dit het


ze zeer meer
eenigste
middel van hun bestaan uit maakt.

Van Manado oostwaarts opgaande ontmoet men de Negorijen Balk

Clabat booven hoofd is de oud hoekum Rondonuwu


waarvan een goed,
braaf oud onder deeze Balk de Lanzot die
man; op Negorij eerst, dog nu

verlaten is, Moumbie, onthouden zig Christenen, die aldaar


tans op eenige
een kleine kerk hebben, en ik heb een Inlandsch leermeester uit de Diaconij
met rds 25: ’s jaarlijks Sondag hun aldaar dienst
cassa
bezoldigt om voor

te doen haar kinderen te deeze Balk of district heeft van het


en leeren;
ben 40 lasten
jaar 1791 dat ik hier
op
Manado gekomen ’s jaarlijks a 50

in ’s tot het jaar 1798


rijst Comps pakhuis gebragt aan wanneer
zommige
dat volk de lust tot moorden zeedert dien tijd door drie
van beving en ze

vier moorden die altoos in onrust


a ze
begaan hebben vrees en
zijn gehou-
is haar landbouw verminderd dat in de laatste
den, zoo zeer
gedaald en ze

’s lasten hebben kunnen leeveren.


vijf jaaren jaarlijks geen twintig

Tot of onder deeze Balk behoord ook het district van


Likupang alwaar

’s
een
Comps benting en een zeer
goede rheede voor
scheepen en vaarthuigen

is, in straat Banca vlak teegen het groote eijland Banca;


leggende en over

de post is bezet
(?) met een commandant, 1 corporaal en ses
gemeene

busschieter, hebben
soldaten en een en (zeeroovende?) Mangindanauwers
dikwils dien te overrompelen dog altoos met
al geprobeerd om
post zijn
deels omdat de sterk wel is,
verlies
afgeslaagen, benting zeer en
aangelegt
158

deels omdat de
Likoepangers meest Christenen zoo
lafhartig niet
zijn
hier is een Christen kerk
gemeente en leermeester; Likupang leeverd
jaar
voor
jaar 40 lasten rijst meer of
minder, na dat de
oogst de
rijst slaagd;
commandant, een braaf man, die al 12 jaaren op de
post heeft
geleegen, is

genaamd Andries
Lintong, vaandrigs van de
Burgerijen de oud Hukums

Barnardus Kalenkongan en Hendrik Ponto.

Van Likupang zuid oost half oost komt


opgaande men in het district
of de Balk van Toncea de hoofd Karna
waarvan
negorij is; deeze is een

de grootste
van en
volkrijkste districten hebbende wel 17
Negorijen en 1500

combuisen of
huishoudingen en kan
jaar voor
jaar bij een
goede oogst
ruim 200 lasten in het
rijst pakhuis bezorgen, waarvan tot een
bewijs strekt,
dat in Ao 1800 wel 300 lasten heeft
bij een
welgeslaagden oogst opgebragt;
hier is ook de beste reede
en
veiligste van Manado en een
post bezet met

een commandant, 1 sergeant, 1


korporaal en 12 soldaaten
gemeene en

2 de
busschieters; out Hukum Hendrik
Dotuling is een Christen; daar is

een Christen kerk de inwoonders


gemeente en
leermeester, van Toncea
zijn
door de bank arbeidzaam
zeer
naarstig en en alle soorten van
veldgewassen
en dan in
vee
zijn doorgaans meer
eenig ander district van Manado.

Van Kema of Toncea zuid op het


gaande langs strand van Tondano

of de
Negorijen Atap en
Kapatarang een
weinig landwaarts in, had hier

de E. Compe op verzoek van


eenige Hukums van Tondano een leermeester

geplaatst om de
zig aldaar
nedergezet hebbende Tondanoers in het Chris-

telijk geloof te instrueeren. Dog dit heilzaam voorneemen heeft


weinig
o Pgan
g gemaakt want het is
genoegsaam waereldkundig aan elk die ooit

Manado heeft dat


bezogt een Tondaner tot welke
religie mogte overgaan,
altoos Tondaner zal
een
zijn en
blijven; zij hebben wijlen den Predi-

kant Adams die daar


zig een
tijd lang onthield om te
Doopen voor meer

als duizend
Rijxdaalders aan
negotie goederen afgezet en nimmer een

daar betaald
penning van en den
weg naar Ternaten weeten te vinden om

daar
doopvaders en
doopmoeders op te speuren

Van het Tondaanse strand Zuid ontmoet de Balken


opgaande men of

Districten Ratahan of Pasan


van Binteina, en Ponosakan en landwaards

Tonsawang.

Binteina of Ratahan, Pasan en Ponosakan kunnen ’s


jaarlijks opbrengen
40 50 lasten
a
rijst maar om die
rijst in te zamelen, moet men een
opzigter
of commandant aanstellen, en dat af
om product te halen, een
vaarthuig
derwaarts afzenden vermits die
naar
plaatsen te verre van Manado of Kema

haar in ’s pakhuizen
afleggen om
rijst Comps te
brengen. Tonsawang
leeverd in het geheel niets
op ......
159

Deeze volkeren Ratahan, Pasan, en om


van
Ponosakang, Tonsawang,
haar Gouverneur de
hardnekkigheid door den Padbrugge met wapene ten

heeft de Heer Gouverneur hun tot teeken


ondergebragt, gemelde een van

haar volslage onderwerping opgelegt, jaar uit jaar in alle


om
dagen ijder
Balk twee man aan het fort Amsterdam te leeveren om heerendiensten te

hebben dit dien af heeden nimmer


verrigten dog zij van tijd tot gedaan, en

alle daar in altoos ook


zijn ongeagt vermaningen nalatig gebleeven; zijn
de de doodkisten
zij verpligt om
noodige planken voor en
onderlaag van

het te
geschut bezorgen.

Verders de zuit heeft UE. de deeze


om
goudmijnen van
Cottaboenang;
onder het land het den
gehooren en
gebied van
Kooning van
Boelang en

Mogondo, en die vorst heeft daar altoos een


Rijksgroote die als Opperhoofd
het de het hier wordende
opzigt over
mijnen en
graavers houd; gegraven
word in handel niet
goud is te laag van
alloij en dus Comps g’accepteerd,
houdende 17 karaten daar het de wordende
slegts voor
Compe getroqueerd
nooit minder dan 19 karaten moet houden: het is uit dien hoofden
goud
door Residenten tot dato heeden altoos tak
vroegere een
particulieren van

elk
negotie aangemerkt, en voor een
opengesteld.
houd het UE. Residentie op
Zuidwaarts van
Cottaboenang gebied van

behooren onder Gorontalo.


en de overige landen, als Molibago enz.

Ponosakan, Passan Ratahan


Van
Cottaboenang over en
terugkeerende
treft de Balk of het District oud
Noordwaards, men aan van
Lagowang,
Hukum Irot, welke balk om de twee jaaren 50 lasten Rijst in ’s Comps pak-

huis kan ik de twee overmits het volk van dat


bezorgen; zeg om
jaaren
tuinen
district van ouds de gewoonte heeft, om
slegts om het ander jaar te

maken te
en
padij planten!

Van komt aan de Balk of district van Tompaso, oud


Langoan men

deeze Balk kan ook ’s 50 ook wel


Hukum Sondag; jaarlijks meer
rijst
leeveren en
brengt zijn rijst meest al in het
pakhuis te
Amoerang; Lango-
leeveren ook komt men de
wang en Tompaso wax op; van Tompaso aan

Hukum die ook ruim 50 lasten


Balk of het District
Kawankoang, out Tuju,
treft Sonder
rijst opleeverd; van
Kawankoang men op zijne weg aan

welke Balk Toncea de Manado is, en wel ruim 100 Lasten


na
grooste op

oud hoekums, Walewanko


rijst op leeverd; daarvan zijn twee fungeerende
leeveren haar in het te Amoerang en
en Mokalo
genaamd; zij rijst pakhuis
ook
brengen eenig wax op.

treft
Van hier zuid westwaarts afgaande naar de
bogt van Amoerang
de Tombassian boven welker hoofden zig in de
men aan
Negorij en
Romong
het strand onthouden,
beneeden
Negorijen van dezelfde naamen aan gelijk
160

men ook verscheidene


nog Negorijen op die route naar
Amoerang ontmoet,
die of onder Kawan Kowan of Sonder of Tombasian behooren en haar rijst
in het
pakhuis te
Amoerang ieeveren.
Aan het strand en in de
bogt van
Amoerang zijn rondom het Fortje
geleegen de Balken Tombassian én Kawan
Kowan, meest Christenen, en

Romong; van Tombassian is oud Hukum


Manapiring, van de Kawanko-
wangse Christenen
Emesseng en van
Romong Talumoppa. Het
Fortje is
bezet met een 2
commandant, corporaals, 12 soldaten
gemeene en een

busschieter; deeze drie Balken kunnen met haar


onderhoorige Negorijen
s
jaarlijks in het pakhuis leveren 200 lasten
rijst; zij zouden meer kunnen
opbrengen indien niet de meeste onder hun als
op Langowang slegts om het
ander
jaar tuinen maakten en
padij planten.

Van
Amoerang weeder
terugkeerende, om de Noord treft de
men aan

schoonste en vreedzame Balk Tombariri de hoofd


waarvan
Negorij is

Tanawanka; hier is
een kleine post bezet met een commandant
Js
Wennerstijt, 1 corporaal 6
en
gemeene soldaaten en een busschieter. Ook is
hier een Christen
gemeente, een kerk en
leermeester; de Balk leeverd door-
gaans ’s jaarlijks 70 a 80 ook wel
bij een
goed jaar 100 lasten de oud
rijst;
Hukums zijn twee, christen
een
Jacob Supit en een
Alphoer Polawakan
ge-
naamt die durf ik wel
zeggen, en een twaalf
jarige ondervinding heeft het
mij geleerd, dat de stilste vreedzaamste en
gehoorzaamste Balk of district
is van
geheel Manado en
wanneer UE. haar verschil over de
landscheiding
met Tomuhon vereffend hun
en de hand wat boven het hoofd zal houden
zal UE. met die Balk nimmer hoofdbreeken
eenig hebben.

Van Tanawanko noordwaards


terug keerende heeft UE. de Balk Kakas-

kassang waarvan de Hoofd


Negorij Lotta
eenige mijlen landwaards in

geleegen is. aan de route naar Tomohon; deze Balk heeft drie
slegts
negorijen Lotta, Kakaskassang en Tuteli en kan ’s
jaarlijks op zijn best 30
lasten rijst leeveren. De oud Hukum is Nalo
genaamt.

Van Kakaskassang opgaande ontmoet UE. de balk en


Negorij Tomuhon
verdeeld in twee
kampongs Kamassie en Tontalette; de oud Hukums zijn
Lonto en
Manoppo; ook behooren daar
nog bij twee kleine Negorijen
Mahatam en Basalatan. Dit is de
een van oudste Negorijen Manado
op en

kan
jaarlijks leeveren in het pakhuis op Manado 50 Lasten
rijst; hier naast
de
aan
legt kleine Negorij en Balk Tonsaronson die ’s
jaarlijks tien lasten

rijst in het
pakhuis kan
brengen.
Van hier zuidwaards opgaande, treft het
men aan befaamde meer of
binne water van Tondano en
daarop de
gerenomeerde groote Negorij van

dien naam. Ik ben niet in staat de


om Hoofden alle die zelfs hebben
zig
161

of door den of die die authoriteit


op geworpen een ander, zig hebben aan-

gemaatigd, g’installeerd zijn op te noemen, maar van ouds


zijn er
slegts
twee Hoofden die Balk Toulian
van geweest, een van en een van Toulu-

mambot; ook daar


zijn eenige zogenaamde Christenen, die haar apart opper-

hoofd hebben Theodoms Fredrik


eenen Ruminkewat, van wien ik de eer

heb te welke
doopvader zijn en eer
mij nog
al wat
gekost heeft; ik had ter

verplichting van
mijn respective doop zoon daar voor een
jaar of agt ook

een leermeester de
geplaatst, dog armen man, gevaar loopende om van

honger te sterven, heb ik hem weder moeten wegnemen.

Van deze befaamde komt Balk


negorij men aan de Romhokan; oud

Hukum Kalo en Mamait; deze balk is van de minste dienst


geen en

heeft in 12
jaaren geen 10 lasten
Rijst geleeverd.

Van Romhokan ontmoet het binnewater


men
langs opgaande de Balk

oud hukums
en
Negorij Kakas, Kalalo en
Kawengidn; deze Balk zouw wel

50 lasten kunnen in het


rijst pakhuis bezorgen, maar de Hoofden en Onder-

danen in altoos durend verschil


zijn een met elkanderen, en dit is oorsaak

dat niets
gedaan word.

Tans de Balken of Districten die UE. onder


zijn Residentie heeft

hebbende zal
afgehandelt ik hier alleen
bijvoegen dat ze de naam van Balken

hebben, omdat ieder van die Districten wanneer het den nood
vereijscht op

requisitie van den Resident een Balk moet leeveren tot reparatie van de

gebouwen i) en voorts
overgaande tot de
beschrijving van
Rijkjes en

Regentschappen die onder Manado resorteeren, is het naaste aan


Amoerang
het rijkje Bolang
van en
Mogondo”.

Onderprefect Corel Christoph Prediger schreef 2


Januari 1804 een

„Aanmerking op de memorie concerneerende Manado


gegeeven door
den laast
afgegaane, Engelsch Resident G. F. Dan". Deze nota is vol

onaangename opmerkingen aan het adres van Dürr, met wien


Prediger
blijkens zijn missiven slecht
overweg
kon.

Dat de
rijst- en
kadjang opbrengst verminderd is, verklaart Prediver
aldus:

„Maar men zoude de reeden hier van beeter als


vinden, men de om-

bequame subjecten na
ging, welke men hier heeft moeten door
employeeren
gebrek aan betere, welke bij hunne ombekwaamheid den Inlander door hun

schraapzugt nog plaagden, want zeer veele van deze menschen hebben reeds

') Over deze onjuiste verklaring het woord Balk


van zie hierboven bl. 135 noot 5.

11
162

vóór
lang mij de Residenten moeten de Buite
gebruiken op Posten als ook
in bovenlandsche commissie; want het is zeer
ligt nategaan wat uitwerking
het op een Inlander moet hebben als
hij, als het waare
geregeerd word door
een
ombekwaam, bedronken en
schraapzugtig mensch, daar den Inlander
met een goed voorbeeld tot
en werkzaamheid moet
aangehouden worden;
als ook de zwaare boetens welke den Inlander tusschen
bijden op gelegd
zijn, waardoor
zij hunne landen voor niet hebben moeten bebouwen de
en

producten leveren, heefd


aanleiding tot deze traagheid gegeeven.
En wat de
vermindering van hoorenvee en
schaapen enz. hetwelk hier
in abbundantie is dan
geweest aangaat, behoefd men maar het te
oog
slaan op de andere
plaatzen waar de
Engelschen als
geweest zijn waarvan

Amboyna een. En men zal


zig hier niet over behoeven te verwonderen,
want waar deeze met hunne scheepen kwaamen hebben zij het vee maar

genoomen waar
zij zulks hebben kunnen
krijgen.
Het dat
schijnd mij de Heer Diirr
geen
vriend van de Tondanaers is,
ten minste aan ZEs harde
uitdrukkingen, in
dog een door
mij gedaane
bovenlandsche
rijs, en vertoef
op
7 onda.no heb ik reeden
geene zodanig
hen
over te klaagen; wat de Heer Dun
bij brengd dat een
gegeevene meester
de Tondaansche
op Negorijen Atap en
Kapetarang, aan het oogmerk niet
voldaan
heefd, heefd een heele sufisante reeden want de Negorij Atap waar

Gerrit oud
Woysang Hoekum was, en waar
eigentlijk de meester en meeste
zo
genaamde Christenen
zig op hielden en zeer
groot was is
op orders van

de Engelsche Residenten door Ternataanen verbrand


eenige ”,

Prediger betwijfelt of de Tondaners en andere inlandsche Christenen


veel weten het
van „wat Christelijk in bevat,
geloof zig dog de naam dat
zij met Europeeschen één
religie hebben is voldoende hun meerder aan

dezelve te attacheeren”.

„En hun is niet


zugt na
grootheid vermindert toen men hun eere tietels
en
vlaggen gaf. Ik stond verbaasd
op een
Negorij digt bij de
veertig men-

schen te vinden welke den titul van Majoor hadden en alle vlagge voerden
welke voor een groot gedeelte door den Heer Dürr uitgedeelt waaren”.

Moeilijkheden met de vorsten onder Manado ressorteerende verwachtte

Prediger wel uit den


weg te zullen ruimen en met
Mangindanao vrede te
houden.

„Als den achtbaare Heer


Gezaghebber en Raad vertrouwen in
mij
stellen en het in order
brenging van deeze
Rijkjes aan
mij overlaat ben ik
niet dit werk
huijverig aan te vaarden en
twijfel geen moment of het zal zeer

goed slaagen”.

In had
Prediger het Gouvernement een
ijverig en flink ambtenaar, die
in
zijn missiven blijk geeft onder invloed te staan de
van moderne denk-
beelden de
over
verhouding van
Europeanen tot inheemschen.
163

Toen in 1806 er
begin Juli plotseling twee
Engelsche schepen voor

Manado verschenen, een brik in brand staken het Fort


en men opeischte,
schreef Prediger den commandant C.
Engelschen Elphinstone: „Uw ongeda-
teerde brief verdiende antwoord deese dient
nauwlijks dog om U kennis te

geeven dat ik en de
mijne onze
pligt kennen. Gebruikt Uw
vijandelijkheeden,
wij zijn bereid te
verdeedigen en
geen Batavier
is bevreest voor
dreijgementen”.
De
Engelschen gingen niet tot den aanval over.

Voor werd ambt te Manado


Prediger zijn een bron van veel
zorg.
Maarschalk Daendels had bij zijn krijgsplan om Hollandsch Indië met

succes
tegen het steeds
dreigend Engelsch gevaar te kunnen verdedigen de

Minahassa, die door haar


rijstopbrengst van zooveel belang was voor de

niet De
Molukken, vergeten. verschillende posten moesten
krachtig worden

versterkt een trachten


en
recruteeringsofficier zou er een
aanzienlijk aantal

manschappen bijeen te brengen.


Hoewel
Prediger met
zijn zachten inborst conflicten met de bevolking
wilde kon niet voorkomen dat
vermijden, hij wervers ontactvol optraden en

dat er allerlei fantastische verhalen ontstonden over het doel de


van recru-

kwam dat het invorderen


teering. Daarbij nog van oude schulden
wegens
voorschot verstrekte de goede
op lijwaten stemming der bevolking jegens
het Hollandsche Gouvernement bedierf.
grondig

Prediger's missiven G aan den


Opperkoopman Carel
Lodewijk Wieling,
der Molukken,
Gezaghebber geven met de
rapporten der militairen een dui-

delijk beeld het verzet de inwoners den


van van en van
heldhaftigen tegen-

stand, gedurende negen maanden door de Tondaners


geboden.

Hij rapporteert op 30 September 1807 dat de inwoners „het maaken van

alle de sterktens zig genoomen hebben ook reeds


op en een
groot gedeelten
houtwerken elkandere
bij vergaard zijn; dog daar het onttwijfelbaar te

zien was dat als alle inlanders onder elkandere werkte in zoo een groote
aantal volk zeeker tusschen het district met het andere
ongenoegens eene

moest ontstaan, zo kwame de hoofde over een, deese werke voor hunne

te besteeden Tondaansche
reekening aan aan
werklieden; ik kan hier niet

passeeren de welwillendheid en activiteit die voor


alle Manadosche oud

hoekums het doen


bij deeser werken weder getoond is UE. achtb. kenbaar

te doen worden.

Dog daar men de inlanders niet gelijk huurlingen tot alles zenden kan,
heb ik de
mij vrijheid gebruikt in
hoop van UE. achtb. goed keuring te

zullen
wegdragen nog een Corporaal en 12
koppen burgers voor 6 stuivers

daags per kop te neemen; dezelve


aan
verlangde boven deesen betaling nog
hun randsoen welk hun verzoek
rijst ik beloofd heb UE. achtb. gunstig te

zullen
voordraagen.

L. A. Bat. Bundel
') Manado 58. „Secreete brieven van Manado zeederd den 30

September 1807 tol den 15 Maart 1808.”


164

En daar de Chineese natie alhier de minste dienste


geen aan de Compe
doen, en evenwel alle voorregte als ieder
ingeseetene genieten, heb ik niet
als
billijk gevonden dat deese meede die
aan
batterijen werksaam zijn en

heb hun
opgelegd thien
koppen te moeten leeveren om met de
burgers en

militaire zamen het


noodige te
verrigten waar
geen inlanders toe
geem-
ployeerd kunnen worden, het welk ik dat
hoop ook UE. achtb.
goedkeuring
zal
wegdraagen.
Na korten kon
tijd hij melden
i): ~De staat van defensie waarin

Manado thans is
geefd mij de
geleegendheid om
bij onverhoopte vijande-
lijke attacques UwelEd. Achtb. te kunnen toonen dat ik wel het
zo voordeel
als de eer van
mijn vaderland weet te mentineeren”.

Toen
begonnen de
recruteeringsmoeilijkheden, al
blijkt nog niet veel
ervan
naar buiten 2).
wierd
„Vervolgens door
mij direct na de komst den
van
Capitein
Hartingh 3) de
Regenten tegens den 10n de
Meij op negorij Aijermandidie
ontbooden. Den
Capitein Hartingh en ik
gingen de
op bepaalde tijd na even

gezegde negorij, dog vonden tot onse groote dat


verwondering nog ver-

scheiden Regenten manqueerde; zonden


wij direct om dezelve
nog
te ont-

bieden, dog gewagt hebbende tot den 19n 1. oordeelde


j. wij de
tijd niet

langer te kunnen verliesen en lieten de


present zijnde Regenten bijeen
koomen en vonden tot onse grooste verdriet dat de
Regenten van de Districten

Kakkas, Langowang, Sonder, Tompasso, Kawangkoang, Passang, Ratahan,


Ponosakkan en
Tonsawang niet gecompareerd de
waaren, dog present zijnde
Regenten waaren met
mij van een dat de
gevoelen vergadering wel konde
belegd worden also twee derde der
Regenten present waaren, en wat door

ons besloeten wierd de die niet


geene gecompareerd waaren wel zoude
moeten
opvolgen.
En also de
Regenten zonder hunne mindere hoofde
vergadert waaren

oordeelde ik dit het beste


ogenblik te
zijn, de zaak met hun te decideeren en

na hun te hebben
gezegd de Reeden van onse bij eenkomst en hun
overtuigd
hebbende hoe het
wijnig voor hen zoude
zijn twee
duijzend jongelinge voor

de
tijd van
vijf jaaren ten dienste van
zijn Majesteit den Holland
koning van

te welke
geeven en eer en
goede opienie hun dit lllustre
over
bij onse
Hoofd
gebieders zoude
veroorzaaken, toonde
zij zig gewillig aan het ver-

langen van
Zijne Excellentie de Heer Maarschalk en Gouverneur Generaal
te voldoen en het koste
mij wijnig moeijte hun met een
vrije wil te bereeden
een
verdeeling over alle Districten te maaken het
en
handgeld de Regent
m Contanten of
Lijwaaten ter hand te stellen, en hoezeer ik reeds een ver-

deeling van het leveren van 2000 Recruten over de 26 Districten had
ge-

l
) Ibid 15 Maart 1808.
2
-

) Md. Bundel Manado No. 58, Brieven 24 tot den


van Meij
22 Julij 1808, „bl. 3/5, 3
§ 33/5”. ) Frans Willem Harting.
165

maakt de wel deese onder hun zelfs


verzogte Regenten even
verdeeling te

maaken het welk ik zeer


gaarne inwilligde.
De 20ste daar aan volgende wierd door den
Capt. Hartingh en
mij de

weder waarin wel de


vergadering belegd zo
Regenten als klijndere Hoekums

in welke UwEd. Achtb. brief Manadosche


verscheenen, vergadering aan de

hoofde door met de seremonien wierd


ons
gewoonlijke overgegeeven en

door hun hun het


geleesen zijnde betuijgde zij gewilligheid om aan
g’eerde

verlangen te voldoen en dus wierd hier niet veel meer over


gedelibereert daar

de zo wel als mindere hoofde beloofde de de


regenten recruten ingevolgen
door hun gemaakte afdeeling te zullen leveren”.

Intusschen werd de toestand in de Bovenlanden tocli door


ernstig
Tondano. „Ook hebben zig zedert twee
daagen in de
nabijheid van
Manado

troupes 4 6 Tondaanders vertoond, zeker niet veel


van a
koppen om goeds
2
te stigten”, rapporteert de
onderprefect 20
Juli 1808
i). En 5
Juli ):

„De Bevelanders steeds disobedient steeds


blijven en
pleegen nog

ongeregeldheeden, niet
tegenstaande ik steeds
mijn pogingen aan
blijf wenden

door
zendelingen hun met
goede raad te
tragten van hun dwaesheid af te

ook
brengen; koomen de Tondansche regenten niet
opdaagen! En

bid UwEd. Achtb. de nodige ordere te stellen deese oproerlingen spoedig


te niet alleen dat de word, doch
beteugelen, want
werving vertraagd mijn
vooraad zal ook
van
rijst niet
lang meer duuren en het
schijnd of de andere

in rust districten hun


nog zijnde huijverig zijn padij te stampe en eerst

willen zien hoe het met de Bovenlanders Ook kan dit


afloopt. wangedrag
niet worden, also
spoedig genoeg gestuijt bij onverhoopt verschijn van

Engelsche het de
droevigste gevolge na zig zoude kunnen
sleepen”.

Eind Mei vreesde men zelfs voor overval het Fort.


een op

„Hoezeer ik ben de Bevelanders al bevreesd


overtuigd te zijn een coup

Manado nog durve ik


nog op eenige buijten post te waagen had even wel

uit het welk nimmer te veel kan, de de


voorzorg, men nemen
batterijtjes van

Zuider welke ik door liet bewaaken,


Negorij met geschut beplant en
Burgers
den 30ste hadden Inlanders de ’t
dog op Meij eenig stoutigheid om van

donkerste de met stukke hout in


van nagt gebruik te maaken, en wierpen

dier hen zoude


een
batterijtjes en in de
verwagting dat men vervolgen
de met bezet Hoezeer ik steeds
waaren
weegen enige voetangels

pogingen blijf aanwenden door secreete


zendelingen (alzo geen publique
door worden) de Bovenlanden te de
zendelingen gelaaten in om
tragten
misleiden tot de is dit
goede order te doen terugkeeren, zo even zo
vrugte-
loos als de beloften Tondaansche hoofden Corinking
van de en
Serappong

brieven 24 Mey tot 22


') L. A. Bat. Bundel Manado No. 58, bl. 10/11. „Copie van

2
Julij 1808.” ) Md. bl. 18.
166

dat dezelve hier


na zouden opkoomen. Het dat
blijkt zij hunne imperti-
nentien meer en meer
pousseeren en het reeds meer als is deze euvelen
tijd
te Daarom
stuyten”. pleegde hij overleg met
kapitein Martine, den
recruteeringsofficier. Het resultaat volgt hier: i).

„Ik verzogt den


capitain Harting zelfs
na hier te willen komen om
omtrend deeze
obstinatigheid de beste
maatregelen te kunnen
beraamen, en

zond ondertusschen den Commandant van Tanawanko


J. Wenderstijd met
den Hoekum van
Tondano-beneden, Kalifo, na de boven landen om
inpas-
sant den oud Hoekums van
Kakaskassang genaamd Nalo en die van Tum-
mehon genaamd Lontho mede te neemen met last dat
hij Wenderstijd in de
laaste Tummehonsche
Negorij voor Tondano zoude
verblijven, en de
ge-
melde drie
Regenten met den Tolk Saul
Jantzen, welke reeds door mij met
ijwaaten ter
troquering van
rijst van Tummehon gezonden na de
was,
Negorij Groot Tondano te
zenden, om uit mijn naam die ongehoórzaame
regenten aftevraagen, of
zij wezentlijk den capitain
Harting gewijgerd had-
den in hunne
Negorij te
accepteeren dan of het alleen een
wispeltuurigheid
van hunne onderdaane die zulks
was
uitgestrooijd of zulks aan de door den
capitain Harting gezondene soldaat uit hunne naam
gezegd hadden, dog
als zulke voorgevens waar
zijn, welke motieves hun dan tot deeze disobe-
dientie had gebragt, zo neen, dat ik dan dat
verwagte zij zig voor
mijn
zendeling soude vertoonen om de beste
plannen te beraamen tot
bekoming
dergeene die zulke valsche
berigten hadden
overgebragt en als dan te
straffen.

Dog nauwelijks had den


meergemelde Wendersüjd zijn reijs aange-
nomen als wanneer ik door een
zendeling van den Tolk wierd
geïnformeerd
dat hij reeds twee
dagen met de lijwaaten op Tummehon
geweest was,
den oud Hoekum
og Lontho en dies
onderhorige in het bosch
gevlugt
waaren, hij genoodzaakt was
geweest de hulp van het volk van Kakaskassan g
te ter
vraagen terug transporteering der
gezegde lijwaaten; zo als die
goederen dan ook successief door mij
ontvangen zijn”.
Van den oud-hoekoem Kaüto van Tondano vernam
Prediger dat de
Tondaansche regenten iemand
weigerden in hun
negorij toe te laten en
dat ze beweerden dat den hoekoem Gerrit
zij Wuysang reeds in „ambassade”
naar Manado hadden
gezonden. „Dat zij hunne onderdaanen alle
hadden
opontboden en wie in
gevraagd dienst van
zijn Majesteit den koning van
Holland wilde
treeden, dog geen een
zig hier toe bereid had getoond en
zij
dus genoodzaakt waaren het geld terug te
zenden; verders
betuigde niets
zij
te weeten van het
geene men den
Capitain Harting over Z. E. komst na
hun
negorij had gezegd, op welk tijdstip drie
klijn Hoekums van Tummehon
m die
Tondaansche
vergadering verscheenen
zeggende uit naam van hun
regent Lontho, van de hoekums Abraham of broeder van den regent

) L. A.
Bat. Bundel Manado no. 64. Brief van 8 Juni 1808 van Prediger naar Ternafe.
167

H. Doutulong en O mbo van Toncea als uit der Sonder,


naam
regenten van

Langowang, Tompasso en
Kawangkoang dat
zijlieden hoekums goedge-
vonden hadden te ook de regenten
vergadering beleggen en
nodigde van

Tondano tot deeze uit met dat hun


vergadering bijvoeging regent gehoord
had dat den oud Hoekum Tombarierie met de Resident reeds
van een
groot
laten
gedeelte Inlanders had opvatten. Op welk
tijdstip weder
zendelingen
het District Kakos
van
arriveerde, welke zo een
gelijke boodschap bragten
uit naam van hun als de hoofden
regent, van van Remboekan, Ratahan,

Ponosakan, Passang en
Tonsawang, de Tondaansche
waar na
regenten aan

Kalito dat zoude dat


zegde hij mij boodschappen uit hunne naam, wijl zij
vreesde dat ik dit ik het der
gedrag mogt kwalijk neemen voor
eindigen
welke binnen zoude commissies de
vergadering zeven
daagen zijn geen na

Bovenlanden zoude zenden; dat zoude wat


ze, gezamentlijk mij schrijven
in die vergadering besloeten was, dog hij Kalito konde
mij verzekeren dat

deeze vergadering kwade had! Ondertusschen is Gerrit


geen bedoelingen

Wuijsang reeds onder hier als hij


weegs na
geweest dog zo voor
geefd
is
een
slegte vogel gehoord te hebben, het welk zeker door
zijn kwaad
geweten
veroorzaakt, is hij heb tot niets verders hem
terug gekeerd en nu van

gehoord.
Dit kwaad voorbeeld den ontrouwe Tammehon
van en
slegte regent van

is dan ook de reeden dat der volkeren Toncea die


een
gedeelte van en van

boven gezegde Districten niet in het bosch


zo vlugtende zijn zig edog ver-

schoolen houden; de
daar dit
ongehoorzaam gedrag niet alleen werving

vertraagd dog ook een


groot verlies aan de rijst cultuure zoude toebrengen
als zulks uiterste
lange aanhield, zo heb ik
geoordeeld het van de inpor-
tantie te dit als
zijn wangedrag zo
spoedig mogelijk tegen te gaan, waar

toe in deeze niet anders als middelen kunnen worden


tijde zagte gebezigd
wil het groote oogmerk niet verliezen”.
men
geheel

de zich zonder de
Terwijl onderprefect zoo
inspande om
wapengeweld
rust te had zich tegen aanval te
herstellen, hij nog een
persoonlijken ver-

dedigen. 17
Juli 1808
schrijft hij'aan den
Gezaghebber te Ternate: *)

„En alzo de Heer Secunde en Hoofd administrateur Lantzius is

het de of
gechargeerd met onderzoek na de gegrondheijd van uijtstrooijsel
Manados door zoude behandeld worden, ben ik
regenten mij niet wel zo
vrij
als hier niet op verantwoorden, niet dat als
voor
nog
te
dog twijfel mogelijk
door enkelde enige bezwaare tegens worden ingebragt ik mij wel
mij zeer

zal kunnen dan ook het


justificeeren”, wat geval was.

We kunnen hier niet in alle


uitvoerigheid Predigeds brieven
weergeven.

Daar er in dien tijd ook onlusten op Halmaheira waren uitgebroken, zag

’) 9-29 1808,” bl. 25, d.d. 17


L. A. Bat. Bundel Manado No. 64. „Brieven van Julij Julij.
168

“ oek
daar de
T' ff" opstand 2ich “0 11 »v=r andere districten

ril 1809
' an ~,eld'

mboma
n" h
ra
PP
orl uit ™
-aar
i),
toen de rust op Halmaheira was
weergekeerd:
” oen de Secunde Lantzius van Manado retourneerde hadden
13 Balken
o districten
z.g onderworpen dog Tondano binnen water
op een
geleegen
bleef
z,g defenderen schoon reede over de 100 menschen in de negorij
gesneuveld, en vijfthig huijsen verbrand waren waar toe veel contribueerde
rat de sterk vallende
regens hun voor verdere brand secureerde. Den
nderprefect bedugt dat de
aanplant van
rijst niet zoude kunnen
geschieden
zoo de zaaken
langer in die staat
bleeven, en daar
hij, onbewust dat de
Halmaherase onlusten gestild waren, oordeelde dat een
termineering van
zaken wenschel
ijk was, maar
ging daar
bij met zoo veel
overhaasting te
werk dat de Tondaners dit merkende conditiën bedongen die men hier hoe
wenschel de
ijk herstelling der rust ook
is, gedeeltelijk heeft moeten
verwerpen.
ot toe hebben
nog de koppige Tondaners de de
aan in Conditiën
gemaakte verandering niet willen
gehoorsaamen, en zoo
zij daar in volharden
zal binnen veerthien
dagen een
versterking van militairen en
Alphoeren na
Manado worden
gesonden om
bij het
eijndigen der reegens wanneer aan de
goede reussite
bijna niet te
twijfelen is, Tondano nieuw te
op attacqueeren
en dit schu ijl nest van alle kwaad doenders te
geheel verbranden, waarna
men de Tondaners een andere
plaats ter
bewooning aan zal
wijsen”
Maar zoo
eenvoudig als men het zich voorstelde het
ging niet.
Prediger’s beleid keurden
zijn chefs af, zijn gezondheid liet veel te wenschen
over en
hij werd
vervangen door den Onderprefect Marinus
Balfour. De
uouverneur van Amboina
schrijft 11 Mei 1809 2);
air ,k met
”^f
om
concurentie van den militairen Commandant
.

, geoor-
deeld heb, het best te
weesen, vermits den
onderprefect Prediger van daar
saat te koomen
op en den tot waarneemend onder
prefect aangestelden
iscaal
Balfour eerst
daags naar derwaarts staat te
vertrekken, om den-
selven te deese daar
vervangen, en
voor eerst
geheel vreemd zal
zijn, waar
door de zaken wel
eenig vertraging zoude kunnen
lijden, hoe zeer ook aan
de activiteit de te
van Manado in
bescheijde en
expeditie zijnde officieren
met wil
twijfelen nogthans tot meerdere
gerustheijd meede na derwaards te
a en
overgaan, den Capitein Weintré 3), voorsien van de
nodige ammunitie
waarom den
onderprefect Prediger ten uiterste
verleegen schijnt, om met
overleg van den
onderprefect Balfour de nodige maatregelen tot eene wel
mgengte attacque te
beramen, in
hoope dat zulks tot het
spoedig eindigen
van deese onlusten
merkelijk zal contribueeren en van het
gewenscht succes
zal
zijn”.

') L. A. Bat. Bundel Ternate No. 122, missive van 6 Febr. 1809, § 8 9.
en


” ”
Ternate No. 122. „Brieven naar Ambon” i.d.

*) Lodewijk Weintré.
169

bleven de Tondaners
Niettegenstaande er
hongersnood heerschte,

dapper bieden. 12 Mei, nog


en
hardnekkig tegenstand Het rapport van van

Prediger, luidt:

den 24n
„Zedert mijn nederige gedateerd April hebben wij geen attaques
weder kunnen onderneemen also de der de Tondano
menigte voor
negorij

geplante bamboesen het grooste uit te trekken


gedeelte zeer
moeijlijk zijn
daar de niet
overige uit te trekken
zijn; even wel blijkt aan alles dat de

nood aan behoefden der Tondaanders ten is


hoogsten top gesteegen, dewijl
niet tegen staande Ternataansche steeds het bosch door-
onze
Alfoeren
reeds
kruijsen en
verscheijde Tondaanders hier door het leeven verlooren

hebben, evenwel
zij steeds blijven beproeven zago
te
kloppen, en tot hun

mondkost zeer
slegte en
wijnig rijst gekookt met het kaf van
sago
met
zig
verders het
voeren, en
blijkt aan
gelaad dier anders wel doorvoede volke

dat zij alles de


aan
grooste gebrek lijden.
Den oud Hoekum Toncea
van H. Doutulung gaf mij berigt dat drie

het strand !) Tondaansche onder


aan
leggende negorijen zig zijn Regent-

schap hadden geworpen”.

De Ternataansche vielen in den de


hulptroepen strijd tegen. Bij aan-

vallen het vlot de behaalden de Tondaners


op en
vaartuigen herhaaldelijk
kleine voordeelen.
Prediger was „door een
zweering aan
het hoofd en

verdere ziekte
genoodzaakt het
gezag
den luitenant Herder over te

en Manado-waards te Het rapport den luitenant


geeven gaan”. van ver-

meldt hoe zoowel van de als het de aanvallen de


landzijde, op meer op

negorij, die boven het water stond, werden. Het vlot


op palen gedaan
raakte uitelkaar door het schieten 2
veelvuldig ). De Tondaners
kregen
heimelijk kruit en lood
aangevoerd, zonder dat men hun
helpers kon

ontdekken.

Tegen het eind van


Juli 1809 kwam
Prediger, die
wegens
vele klachten

tegen hem
ingebracht „gesuspendeerd” was te Ternate „en alles vereffend

hebbende waaromtrent verschillen of


eenige abuijsen plaats gevonden
hebben” vertrok via Ambon
hij naar Batavia ,

De inname Tondano had


van
plaats in den nacht van 4 op 5
Augustus.
De dappere tegenstand tegen een overmacht had den Tondancrs niet gehaat.
Kapitein Weintré zond aan den
onderprefect Balfour een
uitvoerig schrij-
3
) over het
ven
wapenfeit.
Terstond bood men
hulp de
aan
dorpelingen.

Balfour belegde zoo spoedig mogelijk een


vergadering van Hoofden.

„Ik heb intusschen de Minahassa doen vergaderen met intentie de

’) n.l. van het meer.

2
) L. A. Baf. Bundel Ternate No. 122, i.d. Brief van Jacobus Herder aan C. C. Prediger.
3
) Ibid. L. Weintré M.
„ „ „
„ u
aan Balfour.
170

vlugtende Tondaners niet hun


aan lot, dat hun veelllgt tot spoorloosheid
zou doen
overhellen, overtelaten, ten einde hun weeder te
vergaderen en
onder hoofden die ik
volgens algemeen gevoelen dier
vergadering provi-
sonee zal aanstellen en alsdan ook meteen een
schikking te beramen waar
en denkt het beste te hun het bouwen
zijn van een a twee nieuwe
,,
Negorijen
toe te st33n #

Zijn voorstellen keurde men te


Ternate, waar Erhard Christiaan
Lantzius Secunde en Hoofdadministrateur was, goed. Balfour schrijft: i)
„Verder strekte
mij tot eene
byzonder dat de
genoegen plaatsing der
verspnjde Tondaners UWelEd. Achtb.
goedkeuring mogt weg draagen; zij
zijn reeds aan ’t werk ik
en heb hun provisioneel tot hoofd gegeeven, den
zo
genaamden Christen Hoecum Jacob Supit die mij algemeen als de ge-
schiktste om de Tondaners weder
bij een te
krijgen is
opgegeeven”.

Toen Professor C. G. C. Reinwardt in 1821 de Minahassa bereisde 2)


kreeg hij van Tondano den
volgenden indruk:

„Wij kwamen te Tondano in het midden der


negorij aan en kregen
c aar
wij verder het beste gedeelte der plaats moesten
doorgaan, van haar
een allezms
gunstig denkbeeld. De beste en
grootste huizen, en dus ook
d.e van de
Hoekoems, staan in dit
gedeelte; zij zijn alle, als naar
gewoonte,
hoog en van zware balken met veel houtwerk
opgetimmerd, en zeer groot
en vooral
ruim; het
huis, waar ik
mijn verblijf had
nam, een zeer goed
voorkomen en is zeker het beste van de geheele plaats
Voorbij de
negorij naar het meer
opvarende, komt men nog een

tijdlang voorbij stompen van die


palen, van de huizen der oude negorij
/ ondano
zijn overgebleven”.
In
1809, toen het Engelsch gevaar zeer
dreigend was, hief men van
de
gegoeden een
belasting, de Chineezen
waarbij als groep werden
„gequotiseerd” 3).

') L. A. Baf. Bundel Ternate No. 122


d.d. 24 October 1809.
het
naar oostelii k gedeelte van den Indischen
Archipel in hetjaar
ed. W. H.
de Vriese, Amsterdam, 1858. (Werken van het Koninklijk Instituut
van laai- Land- en Volkenkunde van Ned.-Indië, 2de afd. Afzonderlijke Werken).
aat No
X,X
3
.
,P p
' 18 de welvarende „Negorij Tondano op Cclcbes” afgebeeld.
A ß Bundel Manado
n \\r
A* 61: „Lijst van de gequotiseerde personen namelijk,
ue Weduwe Lentong rds . 60Q _

Johannes Wennersted
_

aF D -

*
i L
- Me« er
;; z~
F Eicker
; : m-

Urb. Matheusz ZT
Ti
n j
i ’*
*

ZUU.

Joh. Bendsnijder
t 3U

I‘ -
M Qphoron, ”
"

M. Scharam “I
I
IÜU.
LSanders
100-
171

wisselde de
Spoedig Minahassa weer van
vlag.
In 1810 de Molukken
gingen verloren aan
Engeland. Manado
zag
de

vroegere meesters verstoken uit de


terug en Ternate, van
rijsttoevoer
Minahassa, kon zich niet handhaven.

den
Op 14den
September 1810 sloten de
Engelschen het volgend ver-

drag i), waarvan hier de Hollandsche


vertaling uit het begin van de
negen-
tiende eeuw Een in Minahassisch dialect bevindt zich
volgt. vertaling
eveneens op het Landsarchief.

Contract
aangegaan, gesloten en beeedigt door order van den

Heer Capitein Court de Moluckse


Major Henry gezaghebber over

in de de Oost indische
Eijlanden naam en van wegens Engelsche

Compagnie tusschen den Luitenant en Resident van Manado

Thomas Nelson als representeerende het


gouvernement van
zijn

Majesteijt de
koning van
Engeland en de Edele Compagnie aan

de eene zijde
En

De Hukums tuwa al de hoofden ’t volk


en van en negorijen en

plaatsen onder Manado zorteerende aan


de andere
zijde.

Nademaal ten de Hollanders ’t hebben


tijde gezag en
bezetting gehad
van Manado en dies districten Contract
ondergestelde een gesloten was

tusschen de Hollandse Compagnie en de Hukums tuwa en de hoofden van

al de negorijen van Manado ten de die


eijnde eer en
verpligting zij aan

gemelde Compagnie verschuldigt waren te


bewijsen, en nu de gezegde
Manado en dies ondergestelde districten door de onder het
wapenen gezag
de
van
Engelsche Compagnie gebragt zijnde het derhalven een
onafscheijde-
lijke pligt geworden is van de Hukums tuwa en al de hoofden van Manado

om diezelfde te de nieuwen Heer het


verschuldigheid bewijzen aan Engelsche

gouvernement als een


blijk van hunne liefde en getrouwigheid aan ’t zelve en

H.
Dotulong rds. 100.—

Weduwe Thelderius 150. —

J. B. Weijdemuller 50. —

A. Rauch 50.

D.
Wakarij „
50. —

Sampotta, of Andries Johannes 50. —

F. der Slot
van

50. —

A. Pietersze

50. —

L. Pagalotti 50.

Jacob Supiet van Tanawanko 50.


De Chineesen 1

500. —

Somma rds 4 500.—”

') L. A. Bat. Bundel Manado No. 62.


172

gevolgelijk uit
genegentheid en
opregtheid wij Hukum Tuwa en al de
oofden van Manado ieder in ’t
byzonder zo wel als voor onse
onderge-
stelde Hoofden en volkeren en onse en dersclver
nakomelingen, verbinden
hun
ongedwongen dat
zij zonder
bedrog, of
eenige uitvlugten hun zullen
houden ’t
aan
geene in de
volgende artikelen
zijn gecontracteerd.

Art. 1.

Wij hukums tuwa van alle de


negorijen van Manado onder onse
juris-
dictie voor ons zelven zowel als voor onse
ondergestelde zo
groot als kleinen
en onze en hunne
nakomelingen beloven en als wij doen
sweeren
bij dezen
dat
wij gehouw en getrouw zullen den
zijn aan
magtigen koning George
de
derde, koning van Groot Britannia en
Ireland, de vorst die onze religie
protegeert, wij also beloven en dat
sweeren
wij gehouw en
getrouw zullen
zijn aan de Edele
Engelsche Oost indische
Compagnie en hun te
helpen na
best
vermogen ja zelve met het storten van ons bloed ’t
voor welvaart van

Engeland; wij beloven en sweeren dat


wij de vijanden van Engeland zullen
beschouwen als onze
eijge vijanden en hunne vrienden als onze vrienden en
zullen
bij dag zo wel als
bij nagt ons
getrouwelijk blijven afhangen van de
Engelsche Compagnie.

Art. 2.

de
Wij Hukums tuwa en hoofden van de
negorijen van Manado als
vorengezegd beloven en sweeren dat
wij gehouw en getrouw zullen
zijn aan

zijn Excellentie de Gouverneur Generaal van de


India, gouverneur van
Madras en de
gouverneur van de Moluccos also de
en successive Residenten
van Manado en dat wij niet direct
nog indirect eenig connectie
nog ook eenige
conespondentie zullen houden met de
gouverneurs nog andere hoofden van
de Hollanders en wij beloven en dat alleen
sweeren
wij aan de hoofden van
de
Engelsche Compagnie de
en
Engelsche natie met
opregtheid onze
ge-
it ouwheid zullen
betonen, en dat wij niet
eenig quaaddoender zullen schuil-

houden, maar zulke


ja zelfs onze onderdanen die iets
tegen de orders
mogten
hebben
gefraudeert getrouwelijk zullen uitleeveren.

Art. 3.

En vermits de
voortbrengselen van ons land bestaan in rijst, wax,
varkens, hoenders etca beloven
wij en verbinden ons dat dezelve des gere-
quireerd wordende aan de Edele Engelsche Compagnie zullen
leveren, en

dat wij gezegde rijst, wax, varkens, hoenders en andere voortbrengselen van

ons land niet zullen geven nog verkopen aan iemand anders als aan de
173

zulks
Engelsche Comp. als wij voor dezen gewoon waren te doen aan de

Edele Hollandse Compagnie, te weeten dat de


rijst volgens voormalige
verbintenisse zal worden zuijver
uitgemeeten en
onvermengt met padij en

stof vrij, tegens 3000 pond Hollands pr. Coijang of 80


gantangs voor

dertigh rijxdaalders en een picul wax van 125


pond hollands voor 30

derhalven beloven
rijxdaalders, wij en sweeren dat
wij de voornoemde

mede diezelfde
producten voor
prijs aan de Ed.
Engelsche Oost indische

zullen leeveren
Compagnie te weeten Tagentigh gantangs van 3000
pond
de 30 of ieder
rijst voor somma van
rijxd. voor
gantang 18
stuijvers; de

zal schoon zonder stof de


rijst en
nog padij zijn en wax per picul van 125
pond
beloven verbinden zelven dat niet
voor
rijxdaalders dertigh. Wij en ons wij
of andere landproducten heer of
eenig rijst, wax onzer aan
eenig vreemdeling
anders dan alleen de Edele zullen
aan
Engelsche compagnie verkoopen en

wat wij andere hebben te zulks niet zal


aan
mogen verkopen egter gedaan
worden dan den heer Resident
na
voorafgaande permissie van verkregen
te hebben en vermits het bekend is dat de niet de beste
rijst van
Amorang
is niet is in
en
gevolgelijk begreepen onze voorzegde verbintenis, wij Hukums

tuwa en hoofden der volkeren Sonder,


van Tompasso, Tombassijang en

die
Romohong gewoon zijn onze
rijst te
wegen en te meeten
op Amorang
egter verbinden zelven beloven dat de beste
ons en
wij van onze rijst ge-
stof in het zullen leveren. En
zuijvert van
Padij en
pakhuis te Amorang
daar de ’t niet dezelfde is als ’t
gewoonte van
Engelsch gouvernement
Hollandsch gouvernement geweest is, vermits hetzelve aanhoudenheid
bij
kosten afzenden
op groote groot en
kleijne vaartuigen en
gevolgelijk voor

deze voorraad moet in


schepen groote gereedheid gebragt worden, derhalven

Hukums Tuwa de
wij en Hoofden van Manado beloven en verbinden dat
wij
best veel
na ons
vermogen zo rijst in de
pakhuijsen met alle spoed zullen

dat, bij aankomst


aanbrengen, van
eenig schip, hetzelve niet zal behoeven te

wagten na een
lading rijst, en
dienvolgende hebben de
wij nodige verdeeling
ten ieder der
gemaakt eijnde gedeeltens van ’t volk, voor hun aandeel de

leverantie kunnen doen, en


wij beloven en verbinden dat door ons verdeelt

in 26 de leverantie rijst in de
departementen van
Compagnies Pakhuijsen
zal worden als zijn.
gedaan hierondervolgende gespecificeerd

Coijangs gantangs.

1. door ’t volk van Manado 1 of 80

2. Baruw 2 160
„ „ „ „ negry „

3. \
„ „ „ „ Mawoering
Christen volk, ’t welk
vervangen

is door dat van beneden [ % „


40

Tondano
174

Coijangs
gantangs.

4. door ’t volk van Ares 3 of 240


5. Bantikh
yy yy yy 15
yy
yy
1200
6. Kalabat di bawa
yy
yy yy
yy
3 240
7.
yy
yy yy
di atas 45
yy
„ 3600
yy

8.
yy
yy yy yy Licoepang 40
3200
9.
yy
yy yy
Toncea 180
yy
14400
10.
yy yy
yy
Tondano 40
yy 3200
11.
yy yy
yy yy
Rombokan 3 240
12.
yy yy
yy yy
Kakas 20 1600
13.
yy
yy yy yy
Kakaskassen 15 1200
14.
yy yy
yy yy Tomuhong 45 3600

15.
yy yy
yy yy Sarongsong 3 240
16.
yy yy
yy yy
Tombaririe 50 4000
17.
yy yy yy
Sonder 40
yy
3200
18.
yy
yy yy
yy Langowang 20 1600
19.
yy
yy yy
yy Tompasso 50 4000
20. di atas 35
yy
yy yy
yy Tombasiang 2800
yy

21.
yy
yy yy
yy Kawang Kowang 40 3200
22.
yy yy
yy yy Roemo’ong 15 1200
23.
yy yy
yy
yy Passang 15 1200
24.
yy yy
yy yy Ratahang 15 1200
25.
yy yy Ponosakan 3
yy yy
240
26.
T
yy yy yy
yy
onsawang iy 2 yy
120

Dan wel te
samen Coijs 700 of 56000
gantangs.

Wij Hukums tuwa en alle de hoofden de 26


van volken beloven dezen
bij
dat
wij jaarlijks en met alle
mogelijke spoed leverantie zullen doen van de
voornoemde
quantitijt rijst, en
ingevalle wij niet in de
behoorlijke tijd en

plaatsen die leverantie doen, zullen


wij buiten de straffe ons mede onder-

werpen aan
zodanige dispositie als de Resident
van Manado zal te
gelieven
maken indien het beweesen is dat
wij aan
verzuijm of
onwilligheid ons
hebben
schuldig gemaakt, uitgezondert de voor de cultuur
ongunstige tijden,
zulke als door
weijnig regen, groote droogte, bederving door rotten dan
wel andere
ongelukken, die
wij niet kunnen voorkomen.

En om de culture te
aan
moedigen verbind de
Engelsche Compagnie
dat
mgevalle door de volken van een hoofd tien
Coijangs rijst meer gelee-
verd word dan de
bepaalde quantiteijt, aan hun door ’t
Engelsch gouver-
nement als een
toelage present zullen
gegeven worden tien salempoeris ider
van 6
rijxdaalders of de somma van
rijxdaalders 60, nadat de leverantie zal
175

zijn in de daar in bevonden word, dat tien


gedaan pakhuijsen Coijang meer

zijn geleeverd dan de bepaalde quantiteijt.

Art. 4

verbinden belooven dat


Wij ons en
wij Hukums Tuwa en hoofden van

Manado zelven zowel als volkeren,


voor ons voor onze ons bij eede door

deze hebben verbonden dat zullen leveren boven behalven


wij en de
rijst
alle andere alleen de
en wax onse
producten aan
Engelsche Compagnie voor

de reeds te bokken
daarop bepaalde prijzen, weeten varkens, en
geijten,

hoenders, eendvogels also ook visch en


houtwerken, wanneer de
Engelsche
dezelve
Compagnie mogte noodig hebben en
requireeren, en wie die leverantie

mogt wederstaan of de waarde daarvan


verhogen, hij zal
subject zijn aan

zulke straffe, als de Resident zal te ordonneren.


goedvinden
De haar part beloven
Engelsche Compagnie voor na herwaards te zullen

zenden blauwe witte


en
Salempoeris guinees parcallen voor dezelfde
prijs
als voormaals door ’t Hollands gouvernement
bepaald was te weeten:

voor 8 vadems
een
salempoeris van
lang rd. 6.

of 16
gantang rijst
en voor ieder vadem alle zoorten 2
van van
lijwaaten gantangs schoon
rijst
of 36
stuyvers te weeten voor
guinees, gerahs, salemporis blauw en wit, en

deze zal
prijs zijn en
blijven voor altoos betaalbaar door Al de volkeren

van Manado gelijk bij eene conventie op dato dezes gehouden met de Hukums

tuwa uitmakende de Minahassa is


(Landvergadering) gecontracteerd en

beeedigt dat de prijs van


Compagnies lijwaten zal bestaan in de
volgende:

1 stuk swarte
guinees voor 20
gantangs.
1
„ salemporis 16

1
„ parcalle 8

1 rood
„ salemporis 16

1 rood kaka kleed 8



1 blauw witte

en
gerahs 18

1 baftas
„ „ groote 16

1 kleine 8
„ „ „

Art. 5.

Ingevolge de verbintenis door ons aan de Holl.


Compagnie voorheen

gedaan, wij sweeren en beloven dat


wij insgelijks zullen opbrengen en leve-

ren de
aan
Engelsche Compagnie alle
zodanige materialen die tot
reparatie
van ’t fort Amsterdam dies
en
gebouwen mogten benodigt zijn, zulke als

balken, ribben, planken en andere


bouwmaterialen, egter van de leverantie

daar de
van
zijn uitgesloten drie volkeren te weeten van Toncea, Kalabai

dl atas Kalabat dl
en bawa, alzo aan deze zijn het heen
opgedragen en
176

weder
transporteeren der
goederen van en na Kema, en in
aanmerking
van welke
moeijelijkheeden de materialen door hun anderzints moeten
ge-
leeverd worden voortaan door andere volkeren
moeten gecompleteerd worden.
tn Hukums tuwa
wij van
Passang, Ratahan, Ponosakan en
Tonsawang
sweeren en beloven voor ons zelven als well als voor onze
nakomelingen
dat
wij voortaan des te beter zullen dat ons voorheen
zorgen gedane belofte
van de leverantie van
planken, en andere materialen worden
voldaan, en

ingevalle wij door


negligentie niet daar aan komen te voldoen, beloven’ wij
tot
goedmaking van gemelde onze contributies met de producten van ons

land te weeten met


rijst, wax en
kleedjes, of met geld te zullen
voldoen,
alzo zulks erkennen
wij als een
billijke correctie
op onze
nalatigheid in ’t
met voldoen aan ’t
geene wij door den Eed ons verbonden hebben te moeten
voldoen.

Art. 6

Alle brieven en Paketten van


zijn groot Britannische Majesteijt zo

mede de blieven en
goederen van wat zoort en
benaming dezelve ook mogten
zijn van de
Engelsche Company of van den heer Resident Manado*wij
van

beloven te zullen doen


dragen en
transporteeren waarheen door de
wij amp-
tenaar of
amptenaren van
zijn groot Britannische Majesteijt of van de
Edele Engelsche Compagnie mogten worden
geordonneerd over te
brengen,
dat
en
wij mede zullen laten
dragen de goederen en
bagagie van den heer
Resident van Manado of andere die in
eenige Commissie
ergens worden
naar

afgevaardigt, dat
wij de
manschappen daar toe
gerequireerd onmiddellijk
zullen en houden
geven wij ons
verantwoordelijk, voor het bederf worden,
mindering, verlies, steelen of breeken de
van
Compagnies en andere
goederen
die aan ons volk ter
overbrenging zijn toevertrouwd, alzo door
manquement
van
eenige derzelve niet alleen
wij gestraft, maar ook
verpiigt zullen worden
de waarde daar te En
van betalen. vermits de
overbrenging van
goederen
zeedert veel
gelardeerd, en
moeijelijk geworden is door de
afneeming van

t der nieuwe
getal Christenen, mits dien beloven
wij en aannemen om met
den Heei Resident
zodanige middelen en
wegen uit te denken waardoor de

spoedige overbrenging van


Compagnies goederen worden
gemakkelijk
gemaakt.

Art. 7.

In
gevalle van
eenig dispuut onder ons midden beloven dezelve
wij
voor te
dragen aan de Heer Resident in ’s
Compagnies fort met behoorlijke
aanhaling van de reedenen daar van en dezelve zal door den Heer Resident
dewelke
geadsisteerd door ons uitmakende eenen Raad om niet alleen onder-

zoek te
doen, van crimineele feijten maar ook te decideeren en alle
wijsen
commercieele zaken en
disputen over limiten van
landerijen, worden afge-
177

daan, verder beloven Hukums tuwa de hoofden Manado dat


wij en van
wij
niet zullen eenig decisie
samenspannen en
complotteeren om
eijgendunkelijk
te ten nadeele der dan de zaken
nemen voor- nog van eenig partijen, na

door de Heer Resident in concert met wel te hebben


ons
onderzogt en over-

worde
wogen,
ten
eijnde de billijkheid gehandhaaft.

Art. 8.

het blanken of Soldaten,


Alle deserteurs van de Compagnie zij Inlanders,
matrosen of andere Compagnies dienaren dewelke in
zig onze
negorijen
schuilhouden in of beloven Eed dat dezelve
huijsen tuijnen wij op ons
wij
niet zullen schuil laten houden veelmin adsisteeren met mond-
verbergen nog
kost dezelve zullen
nog wapenen maar
onmiddelijk oppakken en
overgeeven

in het Kasteel Amsterdam zonder daar loon te ontvangen zomede


voor
eenig
alle hunne heeren slaven dezelve zullen wij laten
van
gedroste insgelijks
hunne heeren overleeveren of de heeren onbekend
oppakken aan en eijgenaren
Kasteel Amsterdam zulke slaven
zijnde in ’t brengen en voor opgebragte
loon als oudsher
zodanige ontvangen van
gebruikelijk was.

En die een of slaaf zal hebben


gedroste hij zij een
vrije een vermoord,
zal de straffe des doods de vermoorde slaaf
hij moeten ondergaan, en een

zal de moordenaar daar betalen dubbel de waarde


zijnde voor moeten van

de vermoorde slaaf behalven de doodstraffe die slaaf heeft


en
eenlijk een

zal de straffe daar oudsher


schuilgehouden, ondergaan voor van
bepaald.

Art. 9.

Hukums hoofden
Wij tuwa en van Manado sweeren en beloven dat

niemand die niet zelf inwoonder


wij aan een is of een
vreemdeling toelaten

zullen der in deze


met woon negorijen neer te zetten buijten voorkennis en

den Heer Resident.


permissie van

Art. 10.

Hukums tuwa hoofden Manado


Wij en van
sweeren en beloven dat
wij
nimmermeer zullen maken
ons
schuldig aan de
afgrijselijke gruwelen en

zonden door de God


waar
wij onvermijdelijk toorn van
op ons haaien, door

’t vermoorden medemenschen nabuuren met list het


onser en en
afkappen
van hunne hoofden, handen het
en voeten, en
brengen van dezelve in de

daar te
negorij, en ons
vervrolijken met het kooken en eten van menschen

vlees, het
en
hangen van ’t
afgekapt hoofd voor
zijn huijsdeur en ons daar

mede daad te hebben


vleijen een
goede gedaan, en deze gruweldaad was zo

12
178

in
verre gebruik dat
wij niet hebben ontzien om in maniere voorschreeven

onse eijgen broeders en naaste buuren onmenschelijk te waardoor


slagten
maal het
menig akelig gevolg was
geweest van moord en
doodslag tusschen

broeders en vrienden. Derhalven sweeren en beloven dat


wij, wij nu over-

tuigd zijnde van dat kwaad, ooit of immer meer zullen doen toelaten dat
nog
zulke
gruwelijke zonden worden
begaan maar dezelve na ons best
vermogen
beletten, en
helpen tegengaan, dat
en
wij de dooden zullen in de
grond be-
graven en als het mogte dat
gebeuren weder iemand zich
schuldig maakt

met zulke moord en eeten menschen vlees


van en verder kwaad als hier

vooren is
gezegt, wij aan zulke kwaaddoenders geen schuilplaats zullen
gun-
nen maar hen
dadelijk zullen opvatten en aan de
Compagnie overleeveren
ten
eijnde na merite te worden
gestraft; wij beloven en verbinden ons dat

wij goedwillig ons zullen


onderwerpen aan alle
regtelijke uitspraak in von-

nissen
ja zelfs bannissement buijten ons land en de doodstraffe
ingevalle wij
niet met
opregtheid van harten aan onse Eeden en beloften houden en toelaten
dat onse volkeren niet daaraan voldoen en alle het kwaad
voorzegde
bedrijven.

Art. 11.

Bij aankomst der


scheepen van
zijn Britanise Majesteijt of van de Com-
de kust
pagnie aan of havens op ons land en dezelve met masten en andere

houtwerken
benodigt zijnde, beloven
wij voor dezelve met alle
spoed en

zonder de
betaling geeijschte materialen te zullen kappen en wij beloven
verder dat de
wij nodige manschappen zullen
geeven om
scheepen en vaar-

tuigen van de
Compagnie te lossen en te laaden en dat alle levensmid-
wij
delen, de
producten van ons
land, zullen te
koop aanbrengen en dezelve
voor
ordentelijke prijs en niet te
hoog zullen
verkoopen, of voor zo veel

dezelve hier
gewoonlijk worden
verkogt en alzo dat wanneer
eenig Engelsch
of
schip vaartuig op onse kusten
mogte verschijnen en door zwaar weer
eenig
ongemak of schade komt te leijden dat de
schepelingen hun
genoodzaakt
vinden de
om
lading te landen, wij beloven swe'eren dat
en
wij met alle

spoed de
noodige manschap zullen
geeven om zulk schip of
vaartuig te

helpen en ook lootsen zullen maken en


huijsen ruimen om de
gelande lading
te
bergen en verder alle
hulpe te bieden wat in
ons
vermogen zal zijn zonder

egter eenig loon daar te


voor
ontvangen.

Art. 12.

Alle
scheepen van
zijn groot Britanisch
Majesteijt zowel als van de

Engelsche Compagnie en haare vrienden en


bondgenooten of all zulke dewelke

varen met de pasce en


vlag van de
Engelschen bij hun arrivement en ten
179

anker onze kusten, beloven alle dezelve


gaan op wij na
vermogen te zullen

in ’t redden der levens der opvarende


helpen zo als derzelver
ladingen en

zullen daar
zorgen dat eenige van
gemiste goederen weder worden
gevonden,
en de dieven worden
overgeleevert aan de
Compagnie om hun over de

begane dieverij na merite te doen straffen.

Art. 13.

beloven dat
Wij en sweeren
wij niet
eenig vaartuig het
zij groot of

zullen zenden
kleijn na
eenig plaats buijten de
jurisdictie van ons land zonder

voorkennis, consent en pasce van de


Compagnies Resident te Manado.

Art. 14.

Verder beloven dat niet


wij wij eenig emolument of
geregtigheid zullen

eijsschen van
particuliere vaartuigen dan
hetgeene aan ons van oudsher was

toegestaan, de
te weeten betaling voor
aanbrenging van
water, brandhout en

andere dewelke door de


benodigtheden scheepelingen van particuliere vaar-

tuigen mogten gevraagd worden en zulks zeedert de tijd van de Hollandse

Regeering in
gebruik was geweest.
Alle voorschreeven artikelen in dit contract hebben
begreepen wij
Hukums tuwa en verder hoofden van
Manado wel verstaan en met mutueele

contentement zonder inductie of


aangenomen eenige persuasie en dewelke
wij
beloven te zullen nakomen voldoen beloven
en
punctueelijk gelijk wij en swee-

ren te zullen doen en nakomen, de eede door ons als Christenen dooi-
op en

de hoofden
Alfoersche in hunne manieren
gedaan en verder
bevestigen wij
deze met onze
gewoone handteekeningen.
Aldus
gedaan en
gecontracteerd en
geswooren te
Manado in ’t Kasteel

Amsterdam den 14
September 1810
geteekend en
gezegeld T. Nelson Lieute-

nant te Manado verder door de Hukums tuwa de 26


,
van
departementen.
Gerrit Urbanus
Opatija, johannes Carunding, Mattheosz, Runto, Londo-

cambey Lasut, Ratunbanoea, Sigaar, Kilapong, H. Dotulung, L. Pelenkahu,

Tikoali, Jacob Supiet, Poelowakan, May Nalo, Manoppo, Pantouw, Kentjam,

Tuyu, Lela, Fiscal (gend Kapalla Balk Tondano), Matulandi, Mamait,

Kalalo, Kojongian, Mokolensang, Walak, Rugian, representant, Rantnwena,


Fellel Felle Daniël Bernardus
, 2,
Tombelaka, Lokke, Kalenkongan.
Geteekend als getuigen I. N. L. commandant M.
Meijer van Kenia,
Scharam commandant van Amoerang. ]. Wendersteijdt commandant van

Tanawanko, Adam Matthiosz, commandant van Likoepang.

Balk Manado leverd ook houtwerken.


geen

. Negrij Baruw ditto ditto.


Mawoering ditto ditto.



180

De vier Balken
Ponosakan, Passan, Ratahan, Tonsawang die onder
verplig-

tingen leggen om de benodigde planken te moeten leveren


zijn daar en
tegen
balken
bevrijd van te moeten
brengen.

De Nederlandsche werden door


bezittingen Engeland teruggegeven bij
liet Londensch tractaat 13 1814. De veel
van
Augustus overname nam tijd
in door voldoend aantal militairen. Madoera,
beslag, gemis van een
Java,

Makasser, Banka gingen in 1816 De


Palembang, en
Bandjermasin over.

Molukken kwamen in 1817 aan de beurt. Commissarissen tot de overname

Nicolaus Engelhard Jacobus Albertus De eerste


waren en van
Middelkoop.
schreef een
lijvig stuk, „Pointen elucidatie de Neder-
getiteld van omtrent

landsche Groote Oost”


bezittingen in de i), handelend over
Ambon, Banda,
Ternate en Celebes.

Schrijvend over üaendels’ betreffende Manado zegt hij;


organisatiën
„De kusten van Manado en Gorontalo
zijn bij de organisatie’ gesteld
onder de Hoofdprefectuure van de
Molucos, in de dat het Gou-
verwagting
vernement, èn door het product èn
van
rijst, door het leveren van manschap-
tot der in Indien meerder
pen rekrutering armee van nut en voordeel konnen

zijn.

De bedoeling is dan
zeer
goed, de gevoelens daar omtrend
zijn zeer

verschillend, en
bij veele is zelfs de
vraage ontstaan of dit alles niet konde

bereikt deeze
worden, wanneer
bezittingen waren
gebleeven onder het

Ternaatsche gebied, of de aart der niet


en
zaaken, als vanzelven afvloeid,
dat daar
geen verandering omtrend hadden behoren
gemaakt te
zijn, aan-

in de
gemerkt eerste plaats; Dat de kust van Manado en Gorontalo
ge-
hoorde tot het de
gebied van
koning van
Ternaten, en het
gezag van het

Gouvernement niet verder


zig aldaar uitstrekt als de
Residentie-plaats. Ten

anderen, dat de communicatie tusschen deeze kantoeren met Ternaten in alle

saisoenen de afstand 30
open is, en
op van
meijlen van den anderen
geleegen
zijn, bij vergelijk van Amboina, dat een afstand is met Menado en
Gorontalo,
ruim 75
van
mijlen, en waarmeede de communicatie zeer
moeielijk is, door

de het
verandering van saisoen. Bij mij zelfs heeft zulks meede
lange
eenige objectie gebaart, doch
bij nadere
overweeging van het voor en
tegen,
hebbe ik vollen
mij ten met deeze afscheiding vereenigd, niet alleen om de

daar voor
aangehaalde redenen, maar omdat
Gorontalo, Menado en Limbotto
met derzelver onderhoorigheeden een
wettig eigendom van het Hollandsche

Gouvernement is, als


zijnde in den
jaare 1677 door den
toenmalige koning
van Ternaten, Amsterdam, met ab- en
dependentie bij eene
opentlijke acte

aan de Oost Indische Compie afgestaan en de


koningen dezer
plaatsen zich

dientengevolge, ook
bij eene
troonsverwisseling van de opkomst ter voor-

') Vermeld bij P. H. der Kemp. herstel


van „Het van het Ned. gezag
in de Molukken
in 1817,” in Bijdragen tot de Taal-, Land- Volkenkunde
en van N.-1., deel 65.
181

Ternaten hebben tragten te bevreiden dus hunne


stelling op zig en
homage
veel liever te Amboina als te Ternaten komen ook het
afleggen, terwijl ver-

schil der afstand deezer Amboina niet in komen


plaatsen van
aanmerking
daar in Oost- West-moesson halverwinds zeilende, altoos
kon, men en van

beide deeze Amboina als te Ternaten komen


plaatsen bijna zo
spoedig te

kan uit dien hoofde ook deeze door het Engelsche Gouver-
en
afscheiding
nement is geworden”.
opgevolgd

Tot Resident van Manado benoemden de Commissarissen-Generaal

Tammo Petrus Adriaan tevoren secretaris te Amboina.


Martheze, van
politie
Aan den Resident
Engelschen Luitenant
John Cursham schreef
hij op 14

1817 i) uit Kema:


April

„Door Hunne Excellentien Commissarissen Generaal Nederlands


over

Indien benoemd zijnde tot Resident van Manado zo heb ik het


genoegen

UEdelGestr. te informeeren de Edele


van
mijn arrivement alhier per Comps

Cruijzer Nautilus waarmede ik den 29 Maart


j.l. van Ambon ben vertrokken,

welk Gouvernement den 25 dier maand door de Britsche Resident de


op

Heer Martin is de Nederlandsche Commissarissen de


teruggegeven aan

Heeren Engelhard en Middelkoop.

Ik zal circa twee mijne reise hier


op morgen middag uuren van over

land door zetten Manado in de Luitenant Muller


naar gezelschap van

(benoemd als Commandant aldaar) scriba de Heer De ter-


en mijne Nijs
de
wijl zes
Europesche Militairen die ook met
mij zijn mede gekomen ons

insgelijks land zullen weshalven ik UEdele Gestr.


op morgen over volgen,
adsistentie ben verzoekende de te
vriendelijke om
gemakkelijk over
weg

komen. Bij mijn aankomst ik met UEdele Gestr. de nodige


a
costij hoop
te kunnen maken tot de de Residentie Manado
arrangementen overnaam van

dies
en
onderhoorigheden.

Te Manado meldde
aangekomen hij:

„Ingevolge mijne missive aan UEdGestr. van den 14 dezer No. 1 heb

ik de eer UEdG. als te informeeren aankomst bezit


nu van mijn alhier, om

te de Residentie
nemen van Manado en
onderhoorigheden in naam van zijn
den der Nederlanden Prins Groot
Majesteit Koning van Oranje-Nassau ,

weshalven ik UEdG. verzoeke


Hertog van
Luxemburg enz. enz. enz. geinfor-
meert te worden op welke UEdG. zult de
dag gereed zijn tot teruggave van

voorschreven Residentie met alle de archiven, kaarten al het


plans en en

verder tot de Civiele Militaire heeft.


geen en
behering betrekking
Heeren Commissarissen tot de overnaam der Moluksche Eilanden met

de Britsche Gouverneur
overeengekomen zijnde, dat
daags na
mijn aankomst
Manado de zullen
te voordelen van deze Residentie en onderhoorigheden

’) L. A. Bat. Bundel Manado No. 167, bl. 1


182

gerekend worden in te ten voordelen


gaan van het Nederlands Gouverne-
ment, zo verzoeke ik
schikkingen te maken dat deze
inkomsten, in onder-
scheiden waaien
bestaande, afgescheiden blijven van het Britsche
bestuur, als
ook de
rijst en andere producten die zedert of den 17
morgen dezer, zo te
Manado, Gorontalo als andere plaatsen aan de Residentie Manado onder-
geschikt, zullen worden
ingezameld of
geleverd, de
wijl zelve alle van dien
dag af aan, komen ten voordelen van het Nederlands Gouvernement” i).

Op 21
April 1817 had de overname
plaats, blijkens het volgend kort
ö
briefje 2).

„De Brik Success gevoerd wordende door den heer Weintré te Kenia
zeil rhee leggende haaste ik
mij UwHoogEdelhedens ter kennisse te
brengen
dat de Nederlandsche
vlag met zeer veel
luijster heden alhier
op gehezen
is
geworden, waar over den Inlander zeer
verheugd was”.

De
Engelschen hadden
tijdens hun bestuur
dertig stokken
uitgedeeld
aan de
Hoofden, waarop het van de
wapen Engelsche Oost-Indische Com-
pagnie stond; daarenboven vele Britsche
vlaggen. Martheze wisselde deze in
tegen Nederlandsche stokken en
vlaggen „gemerkt (de Regenten) zeer
ge-
steld
zijn om een
vlag te laten schreef
waaijen”, hij 2 Mei naar Amboina.
ten aantal militairen
groot
gingen over in Hollandschen dienst.
Engelhard en Van
Middelkoop hadden den Resident van
een instructie
voorzien, gedateerd 28 Maart 1817 3), hem opdragend „de goede harmonie
met den inlander te cultiveeren en alle vexatiën, monopoliën en druk-
kende leverantiën van levensmiddelen als anderzints ten
rigoureusten tegen
te
gaan”. Bij proclamatie moest hij van de
inbezitneming der Molukken
kennis
geven.

Men kon alles


aan bemerken dat er een nieuwe periode was

broken de Minahassa.
voor
Op industrieel gebied
ging het land ook vooruit-
de
bereiding van
goemoetoe-touwwerk, welke de
Engelschen hadden voort-
gezet, werd nu
op systematische wijze gedreven te Kema. Toen de Land-
voogd Van der Capellen reis
op zijn naar de Molukken de Minahassa be-
zocht, verklaarde Z. E. zich zeer
ingenomen met deze Gouvernementsonder-
neming.

Tijdens den
opstand op Saparoea bewezen de Minahassers goede
diensten.

') Ibidem, d.d. 16 April 1817.

) L. A. Baf.
Bundel Manado No. 74, i. d. „Brieven aan Commissarissen tot
de Over-
der
name Moilukkes”.
L.
‘) A. Bat. Bundel Manado No. 34.
183

De
verbetering van het schoolwezen, gebrekkig als het geweest was

in
vorige tijden, was een der eerste
zorgen van de Overheid
i).
Ook de der
zegeningen inenting tegen pokken vielen de Minahassa ten

deel. Majoor Dr. J. C. deed in 1821 inspectiereis


van
Dijk er een en
hij ver-

klaarde „dat alle de Hoofden van de onderscheiden districten voor de

met de
inenting koepokstof zijn (en) verzekering hebben
gegeven
hunne

hier ook
onderhoorigen toe
geredelijk te
brengen zijn”. Vaccinateurs werden

waaronder
aangesteld, we het Balkshoofd van Tondano, Lompolio, en
nog
vele andere Oud-Hoekoems Balkshoofden 2
en vinden ).
De die 1
pokkenepidemie van 1819, 15.600 dooden veroorzaakte, /6 van

de bevolking, was niet


nog vergeten.
Het heeft echter veel moeite de
gekost om
koepokstof naar Amboina,
Banda en verder De
zoo te brengen. Resident van
Soerabaya vond „na

vele
vergeefsche pogingen” zes
gezinnen van Madoereesche militairen bereid

om tegen een
gratificatie van
ƒ 100 onder vaccina-
per gezin geleide van een

teur ieder één kind als de pokstof doen dienen 3).


drager van te

Bij besluit van den Gouverneur der Moluksche Eilanden 31


van

December 1821 werd den Resident Manado de


van
meegedeeld „dat predi-
kant de Hervormde Gemeente te Batavia
bij ƒ. Roorda van
Eijsinga gemag-
is tot het doen
tigt eener
reijze naar Amboina en verdere Moluksche Eilan-

den, ten einde de


Christelijke te bezoeken, den dienst te
gemeenten waar

neemen, het godsdienstig onderwijs te bevorderen, voorts alles te


en
verrigten
wat tot den bloei en luister van het Christendom vereischt”.

Hoe in
gemoedelijk die
dagen de
Christelijke omgang en
verdraagzaam-
heid blijkt uit een 4 der
was, „lijst ) gecollecteerde penningen voor een

’) L. A. Bat. Bundel Manado No. 43, „Schoolwezen, 1818—1849”. In een rapport aan

de Heeren
Schoolopzieners te Amboina schreef de Resident d.d. 8 November 1826

L. A. Bat. Bundel Manado No. 75:

„Over het algemeen valt het schoolwezen deze veel te


op op residentie aan merken,
daar de meeste meesters
onkundig zijn, en veele derzelve zoo weinig genegenheid
voor hunne betrekking gevoelen, dat zij zich omtrend de hunner
vorderingen
schoolieren bijna niet bekreunen en wanneer deswegen aanmerkingen vallen, altoos
als verontschuldiging bijbrengen dat de ouders niet verkiezen hunne kinderen school

te laten zonder dat


gaan, zij dezelven op een gepaste wijze hier toe aanmoedigen.
Bovendien worden hier boeken de kinderen behoorlijk te
geene om onderwijzen
gevonden, de meesten leeren lezen uit oude bladen van Maleische bijbels, zonder

te verstaan wat of zij lezen, dat dat


zoo men gemakkelijk begrijpen kan, dezelven op

dusdanig eene wijze een tegenzin in het ontvangen van onderwijs moeten krijgen”.
a
) L. A. Baf. Bundel Manado No. uit het
138, Extract Register der Besluiten van den

Gouverneur der Moluksche Eilanden, d.d. 19 1821.


September
3
) G. B. 1822 8 6.
d.d. Februari No.
4
) L. A. Bat. Bundel Manado No. 61. Onder de inteekenaren is ook Urbanos Matheos,

de Christen geworden „Capitein Poeloewang”, cf. 148 e. v.


p.
184

Roomsche Kerk op Weltevreden”, waarop


de Predikant P. van der Dassen

30
voor
rijksdaalders teekende.

De verbreiding van het Christendom werd ook ter hand


krachtig ge-
nomen door het „Nederlandsch Zendelinggenootschap ter
voortplanting en

bevordering van het


Christendom, bijzonder onder de Heidenen”, in 1797

gesticht. Bij de weder in


bezit-neming van het Nederlandsch koloniaal

gebied kreeg de
zending een ruim arbeidsveld. Vooral de Minahassa kwam
onder de eerst te bewerken in
gebieden aanmerking, daar voor
verbreiding
van het Evangelie reeds ten tijde van de
Compagnie, en niet zonder succes,
zoo veel was
gedaan. De zendeling Ds /. Kam, de „Apostel der
Molukken”,
zooals men hem gaarne
blijft noemen, Ds
Lenting, die in 1819 te
Amoerang
en
Kapataran doopte, de
zendeling D. Muller, die van 1821—1825 in de

Minahassa werkzaam de
was, zendeling-leeraar G. /. Hellendoorn, de zende-

lingen Johan Friedrich Riedel, Johan Gottlieb


Schwarz, Mattern, Wilken,
de
zendeling-leeraren Linemann en
Graafland hebben, met
nog vele anderen,
aan de
Minahassabevolking zoowel op geestelijk als
op materieel
gebied
onvergetelijke diensten bewezen in den
loop van de negentiende eeuw.

Naast het Gouvernement zijn zij het


geweest die door leering en voorbeeld de
bevolking gebracht hebben het
op hooge peil waarop nu de Minahassa staat.

Het Gouvernement voerde in 1822 de koffieteelt als Gouvernements-


cultuur in. Sedert 1796 werden te
er Ramboccan koffiestruiken uit zaden

van Java door een


ingezetene, Bastiaan Enok,
gekweekt. Geleidelijk breidde
de cultuur zich uit in de Minahassa en in 1817 waren reeds 80.000
er

struiken. In 1822 liet de


Regeering eenige Javanen uit Pasoeroean over-

komen, om de
bevolking van de Minahassa de
juiste werkwijze bij te

brengen x
), en bevolen werd de koffie 10.—
a
ƒ per picol aan het Gouver-
nement te leveren.
Koffieopzieners hielden toezicht de
op plantwijze en de
levering, maar hun optreden lokte verzet uit. Zoo lezen we in brief
een

uit Ternate van 21


Juli 1822, geschreven aan den Assistent-Resident van
2
Manado ) door den Gouverneur:

„Dat ik met leedwezen hier uit heb gezien het gebeurde op


de
Negorij
Malalayang 3
), waar door ik
vermeen de autoriteit van het gouvernement
grootelijks gecompromitteerd is geworden. Ik
geloof dat men hier omtrent

op de een of andere
wijze met te veel
voorbarigheids is te werk
gegaan.
Naar mijne opinie zijn de strand
negorijen niet als de boven-
zoo
geschikt
J
) Reeds in 1823 zond men ze weer naar Java terug.
2
) L. A. Baf.
Bundel Manado No. 131, „Brieven van Ternate 1822/8 No. 19./ F. Roos
had den titel van „Assistent-resident van Ternate voor Manado”.
3
) De brief van den Resident van Manado naar Ternate d.d. 12 L. A. Baf-
Juli 1822,
Bundel Manado No.
74, vermeldt
hoe die negorij onder de kwam de
wapenen bij
nadering van een militair detachement verklaarde
en „dat zij geen koffietuinen
wilden maken.”
185

landen Manado de kulture,


van tot koffij en uit dit oogpunt beschouwd,
had niet
men
daarop te sterk bij de Bantikkers moeten
aandringen, veel

min het met door


geweld tragten te zetten, wanneer men bij dat volk zoo-

afkeer
danig eenen
onoverwinnelijken tegen die kulture had bespeurd.
Indien de geest van oppositie zich eenmaal onder den Inlander
mogt

verspreiden, zal het zijn het weder


moeijlijk tot bedaren en tot de
vorige
behoorlijke orde terug te brengen. Men moet zich voor de eerste
begin-
selen hoeden. Het
zorgvuldig gansche garnizoen van Ternate zoude niet

voldoende de Minahasa
zijn, om
geheele van Manado door
geweld te be-

daar
dwingen; toe zouden trouppen en oorlogsbehoeftens, kortom eene

geheele voltallige expeditie, van Amhoina of Java moeten


uitgerust worden.

Dan het is buiten kwestie, dat dit het


systhema het
van
tegenwoordig gou-
vernement in Nederlandsch Oost Indien niet kan zijn. Inzonderheid moet

men in de Molukkos de Celebes


en
op met zagtheid handelen, en alleen

door middel van


overreding tragten tot het
begeerde oogmerk te
geraken,
den Inlander hun voordeel
eigen onder het
oog brengende, het welke het
voortzetten de kulture
van
koffij hun zoude
aanbrengen, en waarmede dan

van zelf ook het voordeel het


en
belang van Gouvernement verbonden is.

Langzamerhand, dit hebben voorbeelden kan den


vorige geleerd, men

Inlander Manado tot het of nalaten zaaken of


op verrigten van daaden

brengen, daar
zij te voren een afkeer van hadden of te zeer aan
gewoon
waren, doch het blindelings gehoorzamen zijn zij nog
niet zeer
gewoon.
Ik kan UEd des omtrent dit doch
gestr. gewigtig tevens ook teder poinct
niet anders dan de meest
mogelijke behoedzaamheid aanbevelen, het geen
ik in alle ook
opzigten zelf zoude
betragten. Kan men de belhamels van

Malalayang op eene
gepaste wijze magtig worden, zonder eene
groote
opschudding te
veroorzaken, dan zoude ik dezelve slechts met eene
ligte
straffe van arrest in het Fort daar mede
voor
weinige dagen corrigeeren, en

de zaak
gansche voor
afgedaan houden, op dat geen gelegenheid gegeven
worde dat de Balksdistricten
overige van het
geval in kwestie te veel notitie

neemen”.

Ten slotte werd besloten den Hoofden van


negorijen waar men
tegen
de koffiecultuur dus in het der
was, gebied Bantik’, te laten weten „dat zoo

hunne
onderhoorigen (de koffietuinen) niet meer met die nauwkeurigheid
bewerken en
blijven onderhouden het
onnoodig is hun daartoe aan te sporen
of bevelen te
geven” i).
De Gouverneur der Molukken stelde straffen het
zware op opkoopen
en uitvoeren van koffie door particulieren. Sedert 1825 de
ontving bevolking
in
betaling geld in
plaats van in
lijnwaden voor hun
aangebrachte koffie.

') L. A. Baf. Bundel Manado No. 75. „Brieven van den Resident, 1826 7, d.d. 11 Octo-

ber 1826, aan den Gouverneur der Eilanden."


Moluksche
186

De Hoofden der werden door


bevolking geldelijke voordeelen
aangezet
om de inwoners tot de koffiecultuur aan te besluit
moedigen, volgens van

den Resident Manado 16 Mei 1825 J


van van ).

„Dat de
van
ƒ 12 voor ieder pikol koffie, welke door het Gouvernement

wordt zal worden


betaald, genoten:
door de Balk
a.
Kapalla ƒ ■—.lB achtien stuivers Ind:

b. door de 2de Hukoms der districten stuivers Ind:


f—6 zes beide
gere-
kend het district
over
geheele of de Balk in welke zij behooren.

c. door de oud Huckoms Hoofden of


van
negorijen Kapallas Jaga (in
Balken deze laatste zich
waar
bevinden) ƒ —l2 twaalf stuivers Indiesch,

gerekend ieder over de


negorij of in dienst doet.
Jaga waar
hij
Dat de
overige ƒ 10.24
(Tien ropijen en vier en
twintig stuivers) in

gelijke deelen zullen worden tusschen


verdeeld, laatst
gemelde oud Huckoms

de
van
negorijen of
Kapala Jagas, en
den Inlander zelven”.

Een
goedbedoelde poging om de
bevolking te gewennen aan karbouwen

het mislukte.
voor
ploegwerk
De Assistent-Resident
/. F. Roos, die zich zeer voor de
bevolking had

ingespannen, kreeg wegens ziekte 14 Juni 1824 „honorabel ontslag”. Zijn


opvolger was Johannes Wenzel, van wiens hand de
volgende voortreffelijke
memorie is; het den nieuwen koers.
programma van

2
Manado, den le
Septr 1825 ).

Aan den Gouverneur der Molukkos.

Bij Uw
HoogEdQestr. besluit den 15e 1824 No. 1 werd
van
Juni mij
de belangrijke en eervolle taak
opgedragen om het onderzoek dezer Resi-

dentie bevolen besluit


bij van Z. E. den Gouverneur Generaal
genomen op
den 14e bevorens No. 10 te wel als het
bewerkstelligen, zoo doen der voor-

dragten, welke ten


gevolge van dat onderzoek, tot der
welzijn bevolking en

de belangen van het Gouvernement zoude


blijken te behooren.

Ik heb vermeend niet beter aan


UwHoogEdGestr. bevelen te kunnen

voldoen, als door het formeren kleine


eener
verhandeling over dat
gedeelte
der Residentie wat de Minahassa van Manado uitmaakt, teneinde een
ge-
noegzame kennis, zoo het Land als de
gewoonten, gebruiken, zeden, wetten

en van het volks caracter te


erlangen, en welke
verhandeling ik de eer heb

Uw Hoog EdlGestr. bij deze aantebieden. Ik ben volkomen overtuigt dat

dezelve voor veele vatbaar dat


vermeerderingen is, UwHoogEdGestr. is

bewust, dat de kort,


tijd en de middelen in
mijne magt niet toereikende

waren om het bedoelde


verslag verder uittebreiden ten
zij ik met overhaas-

ting, en zonder
overtuiging had willen te werk
gaan.
Ik heb vermeend de

omstandigheden zoo als ze zijn grondig te moeten leeren kennen; dit plan

*) L. A. Bat Bundel Manado No. 69. „Besluiten 1825/31.”


)
2
L. A. Bat. Bundel Manado No. 74, i.d.
187

heb ik kan dus ook de waarheid instaan. Een aan-


gevolgt en voor vroeger

had in de
wezen in dit gewest en in de
nabijheid van het zelve mij gelegen-

meermalen bekende lieden te doen hooren, en dezelve


heid gesteld gints
in dat dat
kwamen met mijn eigen overtuiging belangrijke punct overeen,

moede-
den Inl. alhier door
geen genoegzame veiligheid zijns eijgendommen
bebouwde
loos geworden, niet meer van dien schoonen en vrugtbaren grond
der bestaande
als de
verpligtingen jegens het Gouvernement naar aanlijding
dat de bekende ijver en
contracten hun op leiden. Ik was even overtuigt
lust tot den arbeid, zoo wel als de
geschiktheid daartoe, het de bevolking
vier
gemakkelijk zoude maken de
gewone voortbrengzelen der grond, en

te doen het waren.


meervoudig zijn geen ze vroeger

Ik niet minder dat hoe wel veelen der Eerste Hoofden


was overtuigd
voorziene
zeer redelijke en met verstandelijke vermogens mannen waren,

derzelven wel als veele der onder bestuur


egter een
gedeelte zoo
overige, een

reeds
gedient hadden, waar alle
mishandelingen des volks, ongestraft ge-

niet zelden werden, dat het voordeel hun uit


doogt en
aangemoedigt voor

die misbruiken hun nog versch in het geheugen lag, als


voortspruitende zoo

de den Inl.
mishandelingen nog maar al te
levendig bij geringe waren
inge-
drukt. Was het misbruiken het zeker
nu
vernietigen der en
knevelarijen
middel den deeze de het
ter vermeerdering van ijver en met waarborg voor

duurzaam welvaren der dan het ook niet minder


bevolking gevonden, was

zelfs de voordelen welke de hoofden des


nodig en
gedeeltelijk billijk, om

volks uit de
vroegere onwaardige doch door de
tijd en andere omstandig-
heden in
gebruik gebragt en
eenigzints gewettigde handelwijzen eeniger
maten of wel veel te verzachten.
zoo
mogelijk
Dat door een der Cultuur vooral den
vermeerdering van
rijst, wanneer

dezelve tot die kon worden dat voldoende tot onderhoud


hoogte gebragt ze

de Moluckos
voor was, en zoo verre de onderschijde Etablissementen welke

door het Gouvernement worden


onmiddelijk moeten onderhouden, een

voordeel het Gouvernement


aanmerkelijk en
onnodig te betogen aan en

gelijke vermeerdering van het welvaren der bevolking moest ten gevolg

hebben, liet bij mij geen


de minste twijfel over, zoo
wijnig, als dat door

de onderlinge der het voordeel dat


vermeerdering belangen en
dadelijk zoo

door den Inl: als het Gouvernement zelve hiertoe het


genoten gemakkelijk
maakte de hier boven bedoelde de hoofden te kunnen doen.
vergoeding aan

Het was in de overtuijging van dit alles dat ik openhartig aan de

hoofden deed hun die welke het


een vergelijk van
vroegere handelwijze en

Gouvernement hun wel hun als dat


van met regt en zoo tot eijgen welzijn
den Inl: vorderde; ik deed hun
van
geringen begrijpen, wanneer
zij vaderlijk
en naar
billijkheid met hunne ondergeschikten handelden deze hun niet alleen

achten, gehoorzamen en beminnen zouden, maar hunnen lust voor den arbeid

vermeerderen, die bij aangeboren geschiktheid tot den zelve, vereenigt met
188

het voordeel van hunne


gezonde en
vrugtbaren Landstreek, geen twijfel
overlieten of zoude het
spoedig volk
op een
trap van welvaren stellen die
ze nimmer hadden
gekend en ten
gevolge daarvan ook de Inkomsten van

hun (Hoofden) zouden


groter doen worden dan die
vroeger geweest waren,
en dat dezelve
zij openlijk en zonder vrees voor straf zouden kunnen ge-
nieten; ik beloofde hun
tegelijk dat ze voor ieder
koijang rijst welke ze

booven het
bepaald contract zouden leveren beloning zouden
eene
erlangen
welke door het Gouvernement nader zoude worden bepaald, en welke ik

UwHoogEdGestr. verzoek dat op ƒ 7 pr koijang mag worden geaccordeerd,


om in dezelfde als
proportie de ƒ 1.6. pikel onder
pr koffij de hoofden te
worden verdeeld. Ik deed tevens
hun begrijpen dat hoezeer het Gouver-
nement ook gezind was
nog boven dit alles die der Hoofden te be-
genen
lonen, welke door meerdere den
aan dag gelegde vlijt, goede wil en stipte-
l'jke opvolging der bevelen hun zulks
gegeVen zou
verdienen, hetzelve ten
minste met
gelijke gestrengheid tegen die zoude handelen die zich
genen
onwaardig hunne
betrekking en
strijdig dé
bevelen, en heilzame
oogmerken
van het zelve voor de
algemeene bevolking onverhoopt mogten gedragen.
Ik begaf mij vervolgens onder den
geringe Inl; en deed denzelve veel
zoo
het
zijn eenvoudige begrippen toelieten de
goede oogmerken van het Gou-
vernement en de van hetzelve
zorg voor
zijn welzijn kennen; ik deed hem
openhartig zien, dat ik volkomen met
zijn vroegere en
tegenwoordige gesteld-
heid bekend was, en deed hem, vooral duidelijk begrijpen, dat nimmer de
wil het
van Gouvernement hun die lasten en
mishandelingen, welke
zij
vroeger hadden
ondergaan, had
opgelegd; dat hetzelfde verbod om hun
slegts de minste overlast te doen, dat de dezelfde
verpligting die op mij
uiste om alles voor hun
welzijn te
beproeven, ook
op
de Resi-
vroegere
denten gerust had; dat zij dus personeel niet door het Gouvernement onder-
duikt waren; dat hun
eigendom een
heiligdom voor het Gouvernement was,
en dat
zij zoo wel
voor hetzelve als voor hun persoon en famieliën
tegen
ieder, wie hij zijn moge, bescherming zouden
erlangen, wanneer zij anders
als
overeenkomstig de bevelen van het Gouvernement behandelt wierden.
Ik deed hun
vervolgens begrijpen dat daar door
nog boetens, nog door
andere
omstandigheden de vrugten hunner
vlijt hun zoude worden ontroofd,
zij nu ook aan zich zelve en hunne vrouwen kinderen
en
verschuldigt waren,
zoo veel immer hunne
mogelijk landen te bebouwen. ik
Bereidwillig heb
de hoofden zoo wel als den
geringen Inl:
gevonden om de
aangewende
pogingen tot hun
welzijn te
ondersteunen. De beste daar
proef van is het
product van dit jaar, dat bijnaar drievoudig is wat het
vroeger was en

volgens Contracten behoefde te ik beschouw


zijn en dat behaalde voordeel
als de eerste
stap tot het Invoeren eener handel.
vrijen Zeker het erkende
doelwit, om de bevolking tot de
hoogste trap van
beschaving en welvaart te

voeren; vermeerdering van


kuituur, vermeerdering van behoeften is
nuttige
189

alles kan worden. Ik zal de


voor deze oogenblikken nog wat gedaan vrij-
hier refereren het dat ik deze heb
heid nemen
mij te aan
verslag bij aan-

het zelve zal doen


gebooden; een
overzigt op ongetwijfeld UwHoogEdGestr.

zien, hoe weijnig den Inl; is zich zelve te handelen.


nog geschikt om voor

Zoude het invoeren handel, hunne hoofde zulks


bij van enen
vrijen voor

hun moeten doen, dan zoude den Inl: tot ene veel sterker Monopolie als nu

zich ten tweede malen misleid ziende, alle schoone vooruit-


vervallen, en

maken als
zigten in
duigen stoten en hun verre
ongelukkiger hij vroeger

De meerdere welvaard, welke reeds het


was. nu
spoedig gevolg zijner
zal ook denkbeelden ruimer
ontwikkelende vlijd moet zijn, ongetwijfeld zijne
zal alvorens verder
maken. Deze werking men voor eerst moeten afwagten
te gaan. Om den Inlander intusschen maken te handelen
meer
gewoon te om

zoude het
mij zeer
doelmatig voorkomen, om het ontvangen der lijwaten voor

dat is ieders keuze en in bijzijn


producten negorijs gewijze, naar vermogen

aandeel in de te
van het hoofd derzelve te doen en als dan ook ieder zijn
leveren producten doen vereffenen.
op gelijke wijze
Wat tot der Landbouw kan worden
gedaan is
hoofdzakelijk
verbetering
die districten welken
door het invoeren der ploeg, in aan meren
gelegen zijn;
zoude het het meerendeel der
veelligt alleen doelmatig zijn gereedschappen,
welke van hout uithoofde der hooge prijzen van het
ijzer gebruikt worden,

door het Metaal te doen het is uit dien hoofde dat ik


gezegde vervangen en

autorisatie verzoek uit ’s Gouvernements voorraad


UwHoogEdGestr: om

de 24 de
mogen verkoopen prijs ƒ
het den Inl: te tot
voor
gebruik van
ijzer
125
picol van
pond.
den Land-
Het invoeren van
javaansche huisgezinnen tot onderrigt in

bouw agt ik niet


doelmatig; den Inl. heeft weijnig op met vreemdelingen,
of vertrouwen bovendien kan
draagt ze weijnig agting toe, en op eene voor

het Gouvernement veel min kostbare hun in de


wijze onderrigt behandeling
hier heb ik bereids de
der ploeg gegeven worden; voor
noodige zorg gedra-
is met het beste door zulks met volk Gorontalo
gen en
gevolg gereuseerd van

te verrigten.
Een tweede punct minder is dat, de
van
geen aanbelang wat verbetering
der in de Minahassa betreft; ofschoon het
regterlijke Instelling nu
regt
onder de invloed en het Gouvernement word
onmiddelijke gezag van
uitge-
word daar in ’s Lands Herkomsten
oeffend, egter gebruiken en
gevolgt, en

dit is invloed vooral in Civiele


geen geringe zaken; meerdere be-
van
bij
als
langrijke omstandigheden zoo
huwelijk, egtschijdingen, verschil over

het dien word de


grondscheidingen en
bepalen van
regter nog betaald door

dat niet zelden de zugt uit elkander


partijen, nu naar
gewin huishoudingen

rukt, twisten, die in de minne konde vereffend worden,


gemakkelijk heviger

maakt, andere veroorzaakt, ik dat


en meer
nadelige omstandigheden geloof
volk dat vroeger alle hande-
men
bij een aan
diergelijke en
nog schadelijker
190

lingen gewoon was,


wel te
mogen veronderstellen; ten minste
bij mij blijft
er
wijnig twijfel voor ons over. Dan hoezeer nu ook het kwaad erkend
mag
zie
worden, ik
geen
middel om het voor als
nog te verhelpen zonder de wet
die in het kwaad zelve bestaat te doen ophouden. Geen Alfoer zal zich

gehuwd nog van zijn huwelijk onthouden agten niet


wanneer
hij zijn regten
betaald heeft, geen gestelde grensschijding zal voor egt erkend worden wan-

neer niet de
getuigen en de
regter betaald is. UwHoogEdGestr. zal in dit

geval mij gelieven te verschonen wanneer ik verzoek


mijn gevoelen aan

UwHoogEdGestr. wijs oordeel te


onderwerpen,
mogen en
bij UwlloogEd-
Gestr. alhier in
aanzijn persoon met hoogst denzelve daar over te

handelen.

Wat de der Minahassa


instelling raad betreft vermeen ik dezelve voor

de
volgende veranderingen vatbaar te
zijn:
le. dat de raad worde
gezegde zamengesteld" uit den
Resident, als Presi-

dent, den Militaire benevens


kommandant, nog een Militaire of Civiel
ambtenaar
Europeesch en drie
kapala Balk der
omleggende Balken als dan

welke elkander ieder kunnen


jaar vervangen en den secretaris der raads.

2e. dat aan den raad dezelfde wordt verleend


magt ten
opzigte der Inl.

bevolking welke aan den Raad van


justitie te Ternate is
toegekend.
3e. dat den raad
insgelijks voor zullen
teregt staan alle inlanders, Chinezen

en Moren zoo misdaad


voor verre
zij eenige op het
grondgebied der

Residentie begaan of
eenige geschillen op het zelve hebben.
4e. dat alle door den raad met bannissement gestrafte misdadigers, onmid-

delijk naar Amboina kunnen worden opgezonden.


De redenen die
mij nopen UwHoogEdGestr. deze
voordragt te doen is

le om
spoedig regt aan ieder te doen weder varen, en tweedens om de Inl.
niet tot de Minahassa behorende
bevolking van het bezwaar te ontheffen
om,
met de
beschuldigde, ook
zomwijlen vele
getuigen voor een
geruimen tijd
uit de hunne werkzaamheid
kring en en famielie te trekken en de schade

voor te komen die voortvloeit uit hun opzending naar den Raad van
Justitie
te Ternate.

Uit het deze


bij aan
UwHoogEdGestr. aangeboden verslag, zal
hoogst
dezelve den der
oorspronk aanstelling van dat groote gedeelte der mindere

hoofden in de Minahassa gezien hebben; deszelfs bestaan is het ver-


nog
der
langen geringe Inl., nog dat
der meerdere hoofden, even als
zoo
weinig
het aan een van
beijde eenig nut of voordeel
oplevert, met uitzondering
dat de
aangestelde minderen geschenken ontvangen, hetgeen egter streng
verboden is en
bij ontdekking gelijk zoude
gestraft worden en dus is het

het zelve
gemakkelijk, te verhinderen en een
nuttig en
geregeld dorpsbestuur
daar te stellen, hetwelk ik ben dat
van
gevoelen op de
volgende wijs zoude

kunnen worden zamen


gesteld:
Voor ieder Balk een hoofd zoo als thans bestaat onder de titel van
191

balk, ieder Balk tweede de


kapala voor een
Hoekum, voor
groote negorijen
de balk zelf woond, ieder 30 hoofd,
waar
kapala voor
huisgezinnen een

onder den titel oud benevens de oudsten des volks


van Hukums, een van

onder de titel van Huckum.

Voor iedere Negorij tot 20 huisgezinnen groot een hoofd, onder de

titel van Hukum.

Voor iedere 20 tot 40


negorij van
huisgezinnen een hoofd onder den titel

van oudhoekums benevens een van de oudsten des volks onder de naam

van Hukum.

Voor iedere boven de 40 hoofd onder den


negorij huisgezinnen een

titel van oud hoekum, benevens twee der oudsten des volks onder de titel

Hukums tot het te de


van
regeling van
dorpsbestuur, volgen naar
bepalingen
het de administratie der
vervat in reglement op policie onder den Inl. op

in de zulks
Java, zoo verre
plaatselijke omstandigheden zullen
gedogen, en

die dat boetens door de


vooral met uitzondering geene hoegenaamd dorps-
bestuuren mogen worden opgelegd en dat als zeer verschillen
geene geringe
door hun worden vereffend en niet als wanneer zulks in der minne
mogen

zonder zal kunnen


en
regterlijk gewijsde geschieden.
Aan de Hoofden hier alle inkomsten ook
voren
genoemd, hoegenaamd
verbeurte hunner post de straffen te
op en na
omstandigheid op zware ver-

bieden met
uitzondering van:

le. die in de Inlandsche wetten zelve bestaan of van het bestaan der wet

onafschijdelijk zijn.
Van de tuinen die hunne oud
2e. onderhorigen volgens een
gebruik verpligt zijn
voor hun te maken, welke niet zoo als vroeger willekeur
egter naar maar

de zullen worden
na
volgende evenredigheid aangelegd, met dien ver-

stande, dat zullen de dat hun


zij verpligt zijn, gedurende dagen onderge-
schikte in hunnen dienst arbeiden hun het voedsel te voorzien.
van
benodigde
Voor de Balk iedere veertien
kapala voor
huisgezinnen een
gantang
Padie 40
van
pond.
Voor de 2e Hukums der balken ieder 120
voor
huisgezinnen een

Padie 40 iedere oud Hukum der


gantang van
pond en voor
Negorij
als de beneden
wanneer Negorij de 15
huisgezinnen is een tuin van

Padie, 15 30 Padie
i/2 gantang van tot huisgezinnen een
gantang van

40, 30 tot 50 Padie, huis-


van
huisgezinnen 1y2 gantangs van 50 tot 60

2 Padie ieder daar boven


gezinnen gantangs en voor 20
huisgezinnen
halve Padie.
een
gantang
Voor de 2e Hukum der
negorij worden geene tuinen
gemaakt.
3e. Dat wel de 2e Hukums der oud Hukums der
zoo
kapala Balks, balken,

negorijen en hoekums derzelve vrij zullen


zijn van alle werkzaamheden

of lasten welke zooals door het Gouvernement gevor-


nog gebruikelijk
derd worden.
192

Zijnde het hun verboden inkomsten


eenige te vorderen
hetzij in
geld, of
producten, nog eenige werkzaamheden boven de hiervoren bepaalde
hun te doen
voor
verrigten. ’
De Hoofden zullen
gezamentlijk daarentegen verpligt zijn voor de
aanlegde thuinen van hunne onderschikten
te niet dulden dat
zorgen, en de
zoogenaamde Tonassen of daar
Leleings voor
eenige contributie vorderen
maar zulks met alle ernst
tegen gaan voor
waar
zij personeel verantwoor-
delijk worden
gesteld.
Ik zal de
vrijheid nemen UwHoogEdelGestr. almede voortedragen dal
tot
onderschijdingsteekenen aan de Hoofden worden als-
mag gegeven De
kapaia Balk een
goude rotting knop als die
zoo thans in het zilver is gegeven
aan de 2e
Hukums; den Balken dezelve
rotting knop die thans de
kapaia
balk voeren; aan de oud hukums een kleindere zilvere rotting knop met de
naam van de Balk waartoe
zij behooren.

En aan de mindere of tweede Hukums der


negorij een kleine gladde
zilvere rotting knop en
vervolgens te bepalen, dat de
wanneer hoofden het
door
zij ouderdom ziekte of andere redenen buiten hun
toedoen, hunne
posten nederleggen, of
ontslagen worden, vrij zullen zijn van Negorijs
J
of
heeren diensten.

En
eindelijk dat de
kapaia balks alleen het
regt zullen hebben zich in
iiinne dienst betrekkingen van hun
ondergeschikten in
een draagstoel te
doen
dragen zonder
verpligt te
zijn daar voor te betalen.
Daar de
vroegere bestaan hebbende
gebruiken om boetens te slaan
en ten daar
gevolgen van bij onvermogen de voldoen’
om
gezegde boetens te
pandeling te
worden, zeeker eene der
voorname redenen is welke de bevol-
king zoo verre heeft
terug in het bereiken
gezet der
trap van welvaart
waar alle
voor
omstandigheden hun
geschikt maken, was het te wenschen
dat kwaad
geheel te kunnen
vermijden; daar dit nu niet wel
mogelijk is,
neem ik de
vrijheid UwHoogEdGestr. als het meest
mij doelmatig en billijk
voorkomende het
volgende voortedragen
le. Dat als een
generaale regel word
aangenomen om zoo
weijnig maar im-
mer
mogelijk is met boetens te straffen de
en zelve wanneer ze
gering
zijn liever met een
gevangenis van een
paar dagen te straffen.
2e. Dat iemand
wanneer tot een boete verwezen is dezelve
onvermogend
te als
voldoen, hij dan wanneer de boete ten voordeele van een andere

partij moet
komen, verpligt zal door
zijn een
personele dienstbaarheid
die boete te voldoen, onder de
volgende bepalingen;
le. dat ieder die
man alzoo een personele dienstbaarheid moet ver-

rigten ieder maand voor welke in dienst


hij is, hem drie
guldens
zal worden
afgerekend, zijnde die welke
gene bij hij dient, verpligt,
hem van het voedzel
nodige te voorzien.
193

2e. Dat bovendien niet verplicht


hij zal
zijn des Zondags voor die
gene
welke dient,
bij hij te arbeiden, maar dien
dag geheel ter zijner
beschikking zal wezen.

3e. Dat omtrent vrouwen welke in boetens


zijn verwezen en onver-

te voldoen, dezelfde
mogend zijn op wijze zal worden
gehandeld,
met dat dezelve in stede drie
uitzondering aan van twee
guldens zal

worden
afgerekend voor ieder maand die
zij zullen
gedient hebben.

4e. Dat daar de


opgelegde boeten personneel is, de uit het
onvermogen
om dezelve te voldoen ontstane dienstbaarheid ook personneel zijn
moet dat het dan verboden is,
en
strenglijk gehele huisgezinnen te

het hoofd of
gelijk met
eenig lid derzelve in
gelijke dienstbaarheid

te stellen, ter vereffening van een


opgelegde boeten, ten zij zulks

het den
verlangen van
gecondemneerde is, als wanneer
egter voor

ieder lid des


huisgezins een
gulden per maand ten voordele van

de zal worden
gecondemneerde gerekend, blijvende die
genen bij
welke de diensten worden hun het
verrigt altijd verpligt van
noodige
voedsel te voorzien.

se. Dat dienstbaarheid uit


geene personneele onvermogen van te vol-

doene boeten spruitende langer dan twee


jaren zal kunnen wor-

den opgelegd.
6e. Dat het de
altijd gecondemneerde vrij zal staan wanneer
hij zulks

verkiest in ’s Gouvernements
Lijnbaan te arbeiden tegens die be-

welke het werkvolk


taling aan extra word verstrekt.

7e. Dat hem zal


ingelijks vrij staan wanneer
hij hoewel reeds in dienst-

baarheid de middelen mogt bekomen de hem


zijnde om
opgelegde
boeten te voldoen dezelve te vereffenen als dan ogenblikkelijk van

zijne dienstbaarheid zal


ontslagen zijn.
Be. Dat boetens welke ten voordeele het Gouvernement
van
geslagen,
door
onvermogen niet kunnen worden voldaan als dan door een

zullen worden
geëvenredigde gevangenis vervangen.
Ik zal de
vrijheid nemen
UwHoogEdGestr. hier bij aantemerken, dat

de door mij aan


UwHoogEdGestr. bepalingen zeker
voorgestelde afwijken
die welke hier in
van
vroeger gebruik waren en meer ten voordelen der
ge-

condemneerden strekken.

de vroegere het der ieder,


Dan, bepalingen waren
gevolg zugt om die

de boeten voldoen, in
onvermogende was
opgelegde te slaverij te storten;
de door hebben ten doel de boeten op
mij voorgedragene om
opgelegde een

redelijke wijze en met de


gesteldheid des lands overeenkomend loon voor

arbeid te voldoen. Daar het


verrigten ongetwijfeld, van
groot belang is de

stranden dezer Residentie den overlast der


tegens Mangindanausche rovers te

uit hoofde
beveiligen, zoo van den handel als om de aan
gemelde stranden

die
gelegen rijkjes bescherming te verleenen welken
zij vorderen en het Gou-

13
194

vernement naar
billijkheid hun
verpligt is te verleenen, neem ik de vrijheid
UwHoogEdGestr. mijne gevoelens hier over mede te delen”.

Deze
verdedigingsmaatregelen en de
opmerkingen over den
goudhandel
met de vallen buiten
omliggende rijkjes ons bestek en kunnen hier
achterwege
blijven.

Gouverneur-Generaal Van der besluit


Capellen bepaalde bij van den

14den 1824 No. 10


Juni (Staatsblad 28a) dat de Residentie Manado zou

bestaan uit de Minaliassa of het zoogenaamde Manado


bondgenootschap van

de
met rijkjes Westelijk van daar
gelegen, als
afzonderlijke Residentie,
de Residentie Ternate,
afgescheiden van onder het
hooger gezag van den

Gouverneur der Moluksche eilanden.

Na Wenzel’s memorie biedt


zijn „Generaal Verslag i) van de Resi-

dentie Manado over het 1825 nieuws. Voor
jaar weinig taalgeleerden zul-

len de
verklaringen van
aardrijkskundige namen wel van
belang wezen,
die kunnen hier vinden.
maar geen plaats
Erkend wordt hoe de assistent Roos zich heeft
verdienstelijk gemaakt
ten de de
opzichte van
verbetering van
positie der bevolking.
„De Heer Roos heeft veel hieraan de middelen in
zeer
toegebragt;
magt echter niet
zijne waren
toerijkend om aan
zijn goede wil, aan
zijn
het het Gouvernement de beantwoorden.
ijver en
belang van en
bevolking te

Geene ambtenaren of die


geemployeerden, met de minste kunde en het

grootst gedeelte derzelve met nog minder goede wil bezield waren, de zwakke

staat belette hem overal alles


zijner gezondheid, te zijn, zelfs te zien en te

onderzoeken en hoofdzakelijk om
zig zelve van
nog veele bestaande mis-

bruiken te ik veel
overtuigen. Hij heeft, zeg nogmaals, zeer
goed gedaan
en hoofdzakelijk dat invretende
kwaad, de straffen met boeten welke evenzo

als overlieten, veel vermindert,


weinig veiligheid van
persoon goederen en

het
waar
mogelijk was
vernietigd. Zeker was dit de
grootste straf, die voor

existeerde in dit
de bevolking en
geval alleen
vereenig ik
mij met het
ge-
den
zegde van
vroegere Resident Dürr, gebezigt in
zijne Nota over Manado

in dato 15e November 1799 aan het Gouvernement


Javasch aangeboden,
welke bevat, dat de Hoekums het meest de boetens
op gesteld waren, en

zulks hun inkomen uitmaakte. Alleen acht ik de


grootste mij verpligt
waarheid hulde doende, de
volgende apostil er
bij te
voegen,
dat
namentlijk
niemand voordeelen de boetens verder
grotere van
genoten, niemand dezelve
en
onwaardiger gedreven heeft, niemand zich minder om het
welzijn der

bekommert heeft,
bevolking niemand de
bevolking meer onderdrukt en

heeft als
gekneveld hij resident Dürr zelve deed”.

') L. A. Bat. Bundel Manado, No. 48.


195

Ook Urbanus Matheosz wordt Diirr vermeld als


na
„een plaag voor de

bevolking” die den naam droeg van „Commandant of Vader der Mina-

hassa alles onder de den Diirr


regering van Heer Geloofwaar-

lieden hebben
dige mij betuigd dat wanneer iemand zich tot hem
vervoegde
om voor
zijn belang te spreken, hij dan denzelve eerst de
vraag deet, hoe-

veel het dat


present bedroeg hij mede
brengt, en wanneer
hij begreep het

met het den


vermogen van
gene strookte die zich tot hem
vervoegde, zond
hij,
Commandant, hem meerder te
terug om
halen, zonder eens de oorzaak
zijner
komst te willen aanhoren; tot heden toe word hoofden
bij zommige dit

spottender wijs „Sonupan” (de mond open) als het


even
bij ten huwelijk
De Commandant
vragen van een
meisje genoemd. gezegde kogt en ver-

kogt ’s Gouvernements die


grond en van andere
ingezetenen naar
welge-
vallen, alle onderhandse Tot heden leverd
tegens bewijzen. dit veele ver-

schillen ieder heeft


op en
bijna zijn grond of van Diirr of van Urbanus

Matheosz Puluwang, Commandant der beide


Minahassa, gekogt, en hunne

namen in aandenken staan zeker in den


gelijke veragting bij Inlander, en

vermeerdert
dagelijks naar mate zij de
mishandelingen meer leren onder-

scheiden”. Een Minahasser verklaarde over de „Commissanten”; „wij zijn


door de Gecommitteerde behandelt, dat liever
zoo
wij de
Magindanauwsche
als Commissie de zien komen;
rovers, een van
Comp. voor de rovers kunnen

wij onze
eigendommen verbergen en
weglopen, aan de
gecommitteerde
zelfs
moeten wij ze
overgeven en hun
afwagten”.
Over toestand aard der
en
bevolking zegt Resident Wenzel:

„De staat der


algemeene bevolking vermeen ik dan goed te
mogen
De hebbende
noemen.
geheerscht en
nog voor een
gedeelte heerschende

armoede was
zijne oorspronk aan
bij gekomen omstandigheden, niet aan
de

des lands De
gesteldheid verschuldigt. oorzaken dus
zijn bekend, en zullen

ook zoo ik verondersteld worden Het is daar mede


weg genomen. begin
reeds de middelen tot daar,
gemaakt, voltrekking zijn en dus zal zeker de

staat der bevolking tot die


gewenschte en
voordeelige trap geklommen (zijn),
waartoe de als dezelve vatbaar
zoo
gesteldheid des Lands, die der bevolking,
maakt

Het caracter der


bevolking is zeer
schoon, gastvrijheid is een
der hoofd-

trekken in hetzelve; met een ongedwongen gulhartigheid word


bij naar ieder

vreemdeling bij hun behandelt; zijn inborst is zagt is


en
openhartig. Hij
werksaam den arbeid
en
verrigt met
opgeruimdheid en tevredenheid; hij
is hoofden bevelen
onderdanig aan
zijn en die hem worden gegeven, hij is

moedig, niet moord- of


maar
wraakzugtig, zoo als men hem steeds ten

lasten heeft behoef ik hiervoor ander


gelegd; een bewijs als de aanhoudende

rust des hun aanhoudende


volks, onderwerping en zeker
verregaande ver-

het Gouvernement die ieder beoordelaar tot


knogtheid aan aan
onpartijdige
moet strekken,
verwondering wanneer
hij slegts een
gedeelte der
verregaande
196

misbruiken, een gedeelte slegts der


onderdrukking welke den Inlander
geleden
heeft, kend, wanneer
hij weet dat alle misdaden
(moorden daar onder

boetens
begrepen) met ten voordeele der regters zelve wierden gestraft,
dat
wanneer
hij weet zomwijlen een
doemenswaardige zugt naar
gewin den

Inlander
tegen zijn landgenoten deed ophitzen. Boeten immers was de

straf de misdaad de
voor en
beloning der
regters”.
Een de Minahassa het
zware
slag voor was dat Resident Wenzel reeds

10
Januari 1826 overleed.

Merkwaardigerwijze kan deze studie besloten worden met een


bewijs
van verknochtheid der Minahassa met
en
saamhoorigheid Nederland, op
den

datum af honderd het


en
vijftig jaren na eerste contract, door Padtbrugge
gesloten.
Toen de
Java-oorlog veel troepen eischte, waren de Minahassers
gaarne
bereid hun
„bondgenooten” bij te staan. De
volgende missive van 26
Januari
1829 spreekt voor zichzelf, geschreven door den Resident i)-

„Aan Zijne Excellentie den Luitenant

Gouverneur Generaal over Nederlandse!)

Indie &a &a &a.

Ik heb de eer Uwe Excellentie hiernevens aantebieden Con-


negen
2
tracten ) welke ik in
voldoening de bevelen de
aan van
Hooge regeering
besluit
vervat bij van den 23 december 1827 No. 5 met de Hoofden van

de Minahassa tot de 1420


levering van man
hulptroepen allen
uitgezóchte
sterke menschen ten diensten den heb
van
oorlog op Java aangegaan waar-

van ik met de schoener Sirius door T. binnen


particuliere gevoerd Deighton

weinige dagen 120 man behoorende tot den Balk Tondano onder bevel

van dies tweede Hukum balk Alexander


van
gen: Wuisang genaamd die in

het 1809 als 2e Luitenant de Infanterie


jaar bij gediend heeft, zal verzenden,
benevens 23 rekruten.

Deze heb ik bekomen


hulptroepen grootendeels door de ambitie van

de Hoofden te wekken, dat niet alleen twee de


op zoo derzelve, zijnde kapala
balken van Toncea en Sonder, benevens een aantal Hukums zelfs hebben

hun
aangenomen met volk te vertrekken, maar verscheidene hunne kinderen

tot adsistentie van het Gouvernement hebben zoo dat het


gegeven, mij aan-

is Uwe Excellentie te kunnen verzekeren dat niet alleen niemand


genaam

daartoe is
gedwongen geworden, maar
geen een man door mij tot voorz:

einde is als na vooraf door hem verklaard dat zulks


aangenomen was
hij
uit deed,
eigen beweging waardoor de rust in de Minahassa ook zoo
goed
is als kan
men
verlangen.

2
’) L. A. Bat. Bundel Manado No. i.d. ) L. A. Bat. Manado No. 44.
76, Bundel
197

Ik moet echter dat ik hier


betuigen in
ongemakkelijk zou hebben kunnen

slagen, zoo niet den kapala balk van Toncea Lucas Pelenkahu daar mede
verzoek het
op mijn eerst een
begin had
gemaakt, welk Hoofd
mij tevens

de
voor
rekruteering van het
grootste nut is geweest, en waardoor ik de

Vrijheid neem denzelven aan Uwe Excellentie aantebevelen”.

Een der
negen contracten, juist dat van 10
Januari 1829 met Tondano

volgt hier:

KASAMAHAN cleri Nama awleh OVEREENKOMST in Naam van

Gouvernement
Walandawij, het Nederlandsch Gouver-

sudah terbuwat deri Awleh nement door


aangegaan den

Fetor Manado Mr. Daniël Manado Mr.


Resident van

Frangois Willem Pietermaat Daniël Frangois Willem Pie-

dengan kapala Balk deri termaat met den kapala balk

Tondano Toulimanbot Abra- Tondano Toulimanbot


van

ham Dotulung. Abraham Dotulung.

Fatz. 1. Art. 1.

Awleh
kapala balk Tondano De
kapala balk van Tondano

Toulimanbot Abraham Toulimanbot Abraham


Dotulung Dotulung,
ija berikot pada kaseh pada kapa- verbind zich om aan het Neder-

rentahan
Walandawij pada mela- landsch Gouvernement tot demping
wang dan terpeleh atas di de onlusten het Eiland
prang van op Java
tana Java 120
awrang
2
tulungan te zullen leveren 120 man
hulptroe-
jang mana
pada pertama Seb. pen, welke tegen den le
februarij
Februarij jang datang akan ada aanstaande
gereed zullen zijn om op

sadia pada bermoela titah diri den eerste order van den Resident

awleh Fetor boleh te kunnen worden


pada berlajar. geembarqueert.

Fatz. 2. Art. 2.

2
Sabagitu lakas
inij awrang
tu- Zoodra deze hulptroepen gereed
sudah ada
lungan sadia, dan djadi zullen zijn en door den Resident

diri
terpangel fetor, akan mauka worden
opgeroepen, zullen dezelven
itu di
datang terkumpul Manado, zich verzamelen te Manado, en bij
di situ akan dapat diawrang ampu-
hunnen
verzameling de benoodigde
nja Makanan
sampij diawrang ara- vivres genieten tot derzelver aan-

punja datang di tana


Java, dimana komst
op Java, wanneer
zij door het

kaparentahan Walandawij akan Nederlandsch Gouvernement zullen

berbuwat seperti worden


sabagitu awrang verzorgd, evenals de hulp-

tulungan deri Radja 2 lain 2 andere Inlandsche


. troepen van

vorsten.
198

Fatz. 3. Art. 3.

Inij awrang2 tulungan akan di- Deze


hulptroepen zullen onder

bawa parentah deri 2


hunnen
kapala nja eigen Hoofden, nogthans
sendirie, tetapi di bawa parentah onder het
opperbevel van
gouver-
lebih bezar deri 2
Kapala kaparen- nements
Leger Hoofden
onafge-
tahan, akan tiada deri
tertjere satu scheiden van elkanderen
strijden,
jang laën pada melawang, dan dan
geemployeerd kunnen worden,
akan di 2
menjuru mana tampat daar waar men zal begrijpen dat

kamij berfikir baik. dezelven


nuttig zullen zijn.

Fatz. 4. Art. 4.

Pada
djadi kapala atas sakalian Tot
Algemeen Hoofd van deze
2 sudah
awrang inij terbuwat deri
manschappen is door den
kapala
kapala balk Tondano Toulimanbot balk Tondano
van Toulimanbot
awleh Hukum kaduwa deri
inij aangesteld den 2o Hukum van
ge-
balk
Johannis Sangare, dengan melde balk Johannis Sangare, met

pankatnja kapitein; seperti Luitt


rang van
kapitein. Als lo Luite-

jang pertama Js Kawilarang, Idem nant de Hukum


Js Kawilarang. Als
do
jang kaduwa Hk
Jacob, dengan 2e Luitenant de Hukum Hk Jacob,
perdjandjihan deri
datang kama- onder
bepaling dat bij onverhoopte
tian deri akan
jang pertama, inij aflijvigheid van den
eerstgemelden,
parentahan deri awrang
2 di buwat het bevel deze
over
troepen zal

pada jang kaduwa, dan


sabarang- den tweeden
overgaan op en zoo

kali djadi jang kaduwa lagi datang het kwam te dat deze ook
gebeuren
mati, akan di buwat pada jang aflijvig wierdt op den derde
ge-
katiga. noemde.

Fatz. 5. Art. 5.

Lamon dalam duwa tahon lama- Wanneer staande den tijd van

nja terhitong deri itu


harij, deri inij twee jaren, gerekend den
van
dag
2
awrang tulungan ampunja datang af dat deze hulptroepen op Java
di tana dan itu
Java prang
disana zullen
zijn aangekomen den
oorlog
bloem ada habies, akan ada loas aldaar
onverhoopt niet geëindigd
deri atas
diawrang ampunja suka, zal het dezelven
mogte wezen, vrij
pada poelang kombalie di
diawrang staan desverkiezende weder naar

ampunja Negeri. hunnen woonplaatsen te


terug mo-

gen keren.
199

Fatz. 6. Art. 6.

2
Dengan awrang tulungan itu
Bij het terugkeren van deze
hulp-
ampunja pulang disini, akan men- troepen zullen dezelven vrije pas-
loas
dapat pada pulang kombalie sage en vivres tot hunnen aankomst

baserta 2 itu
dengan awrang ampu- te Manado erlangen, het welk

nja Makanan, dan akan


sabagitu mede zal worden toegestaan voor

lagi berbuwat, pada sabagitu rupa de zulken welke uit-hoofde van

2
awrang itu, apa jang mendapat ziekten of bekomen wonden zich

sakit atauw luka lebih


mendapat vroeger
niet weeder in staat zullen

dihulu deri boleh


pada berbuwat bevinden van dienst te kunnen zijn.
itu
pakandjahan saperti mendjadi

tulungan.

Aldus
gedaan en
overeengekomen te Manado op den 10e
Januarij 1800

negen en
twintig i).

De Resident,

(w. g.) Mr. D. F. W. Pietermaat.

Dit is ) het merk


( van

den balk
s X ( kapala
'

van ( Tondano Touiunanhot

Abraham Dotulung, welk niet


betuigd
te kunnen schrijven en zulks in onzen

tegenwoordigheid gesteld heeft.

(w. g.) A. Voges.


2e Luit.

(w. g.) R. Celosse.

Wd. Commt.

') De dank der Regeering werd het den


na beëindigen van Java-oorlog uitgesproken
bij Apostillaire dispositie van den Q. G. v. N.-I. in Rade van den lOen Januari 1831

No. XVIII.

„Op de missive van den Resident van Menado, d.do. 1 October 11. No. 222, daar-

bij mededeelende, dat hij op den verjaardag van Ze M‘ den Koning aan de

hoofden van de Menahassa de hen ontvangene heeft uitgereikt,


voor geschenken
en hen de hulp, welke zij het door
voor
Gouvernement de levering van rekruten en

hulptroepen, gedurende den oorlog op Java bewezen hebben, eene plegtige wijze
op

heeft bedankt, zoo mede dat hij, eenige mindere welke zich door
aan hoofden,
hunnen den dag gelegden boven
aan ijver, anderen hadden onderscheiden, almede

eenige geschenken heeft uitgereikt blijkens den daarvan


overgelegden nominatieven
staat

Is goedgevonden verstaan;
en

Het verrigte den resident


van
voornoemd, hierboven omschreven goed te keuren”.
L. A. Bat. Bundel Manado No. 1.
Ontvangen Duplicaten van 1828/32.
200

In het
verdrag met Robertus
Padtbrugge hadden de Minahassers beloofd

„tot ter doot toe


gehouw en
getrouw” te
blijven aan Nederland.

Gedurende tweehonderd en
vijftig jaren is de belofte gehouden.
Moge de band tusschen Nederland de
en Minahassa hecht
blijven tot
in
lengte van
dagen!
!
NAAMREGISTER. )

A. Atap 158, 162.

Atchin 70, 91.

Aardenburg (Schip-) 86.


Attingola 125.
Abendanon (E. C.-) 8.
Auwn 65, 76, 85.
Adams (D s .-) 135, 158.
Ayermandidie 164.
Adamsz (Johannes-) 39, 44.
Aytomara 15.

Adriani (D r
. N.-) 6.

B.
Afrika 19.

Aldegonde (Marnix van Sint-) 35, 36, Baab 9.

47, 48.
38, Babonbehau 42.

Alga Coraloides 68.


Babontehoe’, Babontehoesch 6,7, 8.

Allart (Cornelis-) 129.


Babtist, zie Babtista.

Alphoereezen 18, 23, 39, 40, 41, 46, 90, Babtista (Jan-) 25, 77.
26,
93, 96, 98, 104, 113, 119, 120, 131, Badjoes 42, 70, 71, 12, 73, 100.

132, 133, 148, 149, 156, 168, 169, Bakasje 145.

179, 190. Balfour (Marinus-) 168, 169, 170.

Alsteyn (Pieter-) 88, 90, 103, 146. Baliërs 71.

Alting (Mr. Willem Arnold-) 140, 146. Banca 180.

Amboina (Ambon) 12, 14, 16, 18, 23, Banda 8, 12, 14, 18,
16, 22, 106, 112,
24, 32, 35, 36, 37, 44, 89, 96, 112, 121, 122, 127, 180, 182, 183.

121, 122, 127, 129, 162, 168, 169, Bandjermasin 180.

180, 181, 182, 183, 185, 190. Banka


Bangka =
6, 28, 41, 76, 80, 126,
Amiens 154. 157.
128, 156,
Amoerang (Moewoering, Mawoering, Bantam 42, 70, 71.

Oewoerang) 7,8, 18, 23, 24, 28, 52, Bantik’ 6,7, 53, 55, 57, 60, 61, 94,
39,
61, 65, 73, 76, 99, 100, 102, 104, 123, 124, 125, 135, 136, 137, 148, 156,
107, 120, 121, 123, 127, 128, 131, 174, 184, 185.

133, 134, 152, 156, 159, 160, 161, Baroe Nieuwe Negorij 123.
(Negorij-) =

173, 179, 184.


Bartels (Kapitein-) 131.

Amsterdam 12, 170.


Bartholini (Erasmus-) 73.

Amsterdam (Fort-) 39, 52, 54, 57, Basalatan


31, 160.

58, 93, 107, 113, 115, 127, 134, 144, Bastiaan 37.

148, 155, 156, 157, 159, 175, 177, 179. Basting 61.

Amsterdam (Jagt-) 52, 75.


Bataafsch, Batavia, Batavier, 14, 15, 16,
Amsterdam (Koning-) 50, 52, 180.
22, 24, 27, 30, 34, 49, 59, 65, 70, 81,
Amsterdam
(Schip-) 126. 95, 106, 107, 108, 113, 117, 118, 125,
Andagile 77.
129, 169.
146, 155, 163,
Andriessen (Paulus-) 13, 15. Batchian 8,
Batjan =
22, 23, 34, 35, 37,
Anne (Joost-) 86, 87.
60, 85, 89, 97, 110.

Anthonia (de-) 117.


Bea 82.

Antwerpen 36.
Beekman 151.
Arras (Hieronymo d’) 40, 42, 77, 78. Beer (fluit de-) 14.
Aris 39, 55, 60, 86, 123, 125, 136, 156, Belang 7.

174.
Bellona (de-) 145.

Arnhem 34.
Bendsnijder (Johannes-) 150, 170.

Aron 111.
Bengay, Bongaai 12, 26, 27.

') Dit naamregister dank ik aan de vriendelijke hulp van mijn echtgenoote, A. Godée
Molsbergen—de Geus. q m.
202

Bentènan 6.
C.

Bernard (Johannes-) 111. (zie ook onder K).


Bichon
(Bartran, Bartram-) 98, 99, 103.

Binangkal 46, 47.


Caab Kaap de Goede 118.
=
Hoop 117,
Bintaoena 123. Cabossen 42.

Binteina 158.
Cacabul 116.

Blauw (Jan-) 77.


Cacascassan 125, 137, 160, 166, 174.

Blesgraaf (Jan-) 155.


Cadipan (Caudipan, Caydipan) 21, 32.
Boeca 43.
40, 41, 42, 46, 47, 52, 72, 77, 85, 156.
Boejat 5.
Caerden (Paulus van-) 14.

Boelan, Boelang, Boelangers, Bola, Caheing (Ds. Zacharias-) 47.

Bolaang, Bolaangers, Bolaangmon- Cajeli 40, 42, 72.

gondou 5,6, 7,9, 41, 52, 54, 55, 57, Cakas 7, 41, 55, 60, 93, 98, 161, 164,
59, 60, 61, 65, 76, 77, 78, 79, 86, 88, 167, 174.

89, 90, 96. 97, 102, 103, 105, 111, 112, Caly = Kali 9, 14.

113, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 125, Cambodja 12.

126, 128, 129, 130, 152, 156.’ 159, 161. Candhar 22.

Boelanitam 41.
Capellen (Van der-) 182, 194.
Boelansa 119.
(Marcus-) Capitein (J. E. J.-) 19.

Boeras 119.
Carelsz (Mattheus-) 86.

Bohoey 107.
Carinda (Augustijn-) 149, 150, 151.

Bola, zie Boelan.


Carpentier (Pieter de-) 12.
Bonne 132.
Carunding (Johannes-) 179.
Bonton 41.
Caskassen 55, 60, 65, 80, 93, 94, 124.

Bontouan 52.
Cassiopijn 12.

Booth (Johannes-) 134. Castella 14.

Borneo
12, 71, 72, 121. Castiliaan = Castilianen 8,9, 11, 13, 14,
Bouginezen 126, 128. 15, 16, 30.
17,
Boulangas 77.
Cattaboena (Cottaboenang) 159.
152,
Bouton = Buton 12, 26, 125. Caudipan zie Cadipan.
Bouro 11, 12.
Celebes 5,8, 9, 11, 12, 13, 14, 18, 19,
Brand (David-) 148. 22, 26, 27, 31, 40, 41, 47, 51, 55, 60,
Brandwijk (Mr. Qerard van- van Blok- 63, 74, 77. 78, 85, 86, 87, 100, 112,
land) 113.
121, 122, 126, 128, 131, 132, 154, 170,
Branta leucopsis 86.
180, 185.

Brantgans (de-) 86. Celosse (Roeland-) 199.


Brants (Ds. Arnoldus-) 97. Ceram 77.

Breevings, zie Brieving. Ceylon 31.

Breton (Hendrik-) 124, 129. Chieze (Henri de-) 93, 95, 107.

Brieving (Paulus de-) 90, 93, 146. China (Schip-) 87.


Britsch 181, 182.
Chineesch
China, Chineezen, 7, 30, 31,
Brouwerius (Ds. Daniël-) 36. 71, 164, 190.
72, 170, 171,
Bruyn (C. A. L. van
Troostenburg de-) Chijs (Mr. J. A. van der-) 59.

21, 34.
Ciauw zie Siauw.

Bulaeus (Justus-) 34. Klabat


Clabat, = Kalabat 7, 39, 55, 60,
Burgh (Hendrik van der-) 99, 101, 103. 86, 108, 113, 123, 125, 156.

Burnell (A. C.-) 66. Clabat beneden 94, 174, 175.

Burum
(Johannes-) 21, 22. Clabat boven 55, 60, 93, 94, 100, 157,
Bwadjoes 70, 131. 174, 175.

B(w)ool 21, 39, 40, 41, 72, 74, 82, 86, Claesz (Jacob-) 98.

125, 131, 156. Cloek (J.-) 59, 99.


203

Cochin-China 12. Doetoelong (Xaverius-) 130.

Cock (Gerrard Rijnier de-) 120, 124, Doncker (C.-) 93.

125, 127. Duitsch 45.


= Nederlandsch 36, 39, 43,

Coeranga 41. Duitschland 108.

Colongo 20. Durant 150.

Combello 11. Dürr


(George Fredrik-) 146, 148, 155,
Compagnie (O. 1.-), passim. 161, 162, 170, 194, 195.

Cops 87. Dussen (Adriaan van der-) 12.


165.
Cprinking Dussen (Ds. P. van der-) 183.

Cormasje 60.
Dijk (Majoor Dr. J. C. van-) 183.

Cornabé (Alexander-) 139, 140, L. C. D. 14, 15.


144, Dijk (Mr. van-) 12,

146, 147.
E.
Cors (Hendrik-) 62.

Cos (Simon-) 15, 16, 17, 18, 19, 61, 64,


Eendragt (de-) 52, 75.

66, 77, 109.


Egmont (Schip-) 13.

Cottaboenang, zie Cottaboena.


Ekenholm (Johannes-) 148.
Court (Henri-) 171.
Elcker (F.-) 170.

Coxinga 30.
Elphinstone (C.-) 163.
(Pieter Cornelisz-) 87.
Coy 160.
Emesseng
Craen 14.
Emor 145.

Cromhuyzen 65, 80, 85.


Engeland, Engelsch, Engelschen 12, 15,
Cursham (John-) 181.

86, 87, 91, 154, 156, 161, 162, 163,

165, 170, 171, 172, 173, 174, 175, 176,


D.
178, 180, 181, 182.

Enelewan (Daniël-) 132.


Daendels 163, 180.
Engelhard (Nicolaus-) 180, 181, 182.
Damapolij (Simon-) 117, 119.
Enkhuizen (Schip-) 125.
Danowanko 113.
Enok (Bastiaan-) 184.

Darras, zie d’Arras.


Europa, Europeanen, Europeërs 9, 62, 68,
Datahan 41, 53, 55, 57, 61, 63, 65, 66,
80, 89, 90, 91, 109, 162.
68, 79, 80, 93, 94, 137, 139, 142.
Experiment (de-) 63, 70.
Dathan, zie Datahan.
Eysinga (Ds. J. Roorda van-) 183.
Daton (Salomon-) 123.

Dauw 41.
F.
Deenen 12, 73, 91.

Deighton (T.-) 196. 98.


Falladjawa
Desliens (Nicolas-) 8.
Febvre (Jacques le-) 12.
Diamant (de-) 18, 61. Lazaro
Filippijnen (San archipel) 5,8,
Diemen (Antonie van-) 13.
71.

Diemer (Valentijn-) 87.


Fiscal 179.

Dionisius (Franciscus-) 45.


Floris (Pieter Elias-) 113.
Dirksz (Jan-) 14.
Formosa 30.

Djilolo 8.
Fortados (Anthony-) 48.

Doemoegoe 76, 81, 82, 83, 84, 85, 102. Francen (Jan-) 81.

Doensaja 40. Franschen 154.


Fransch, 91,
Doetoelong, Dutulang, Dotulung 145.
Francx (Cornelis-) 109.
31, 107,
Doetoelong, (Abraham, Abram-) 167,
197, 199. G.

Doetoelong (Hendrik-) 158, 167, 169,


171, 179. Gamma Lamma, Gammelamme 13, 20,

Doetoelong (Martinus-) 132. 22.


204

Geel (Jacob-) 20.


Heymans (Thomas-) 105, 113.

George 111 172.


Hieri 68.

Ghein (Dirk de-) (Gein) 37, 45. Hitoe 8.

Ghein (Jacobus de-) (Gein) 37, 38, 43, Hobson Jobson 66.

45.
Hoffman (Hans-) 101.
Goa 28. Hofman (Coenraad Frederik-) 96.

Gobius (Isaac Jan Werner-) 139, 140, Holland, Hollanders, Hollandsch 11, 12,
144, 146.
13, 16, 20, 35, 36, 39, 41, 42, 46, 47,
Goede (Qerard de-) 121, 122. 48, 49, 51, 52, 54, 69, 81, 84, 163,
Goenoeng Soedara 89. 164, 166, 171, 172, 173, 175, 179, 180,
Qoens (Rijckloff van-) 55. 182.

Gogagomman 102.
Holliger (Rudolf-) 134.
Goldbach (Petrus Adrianus-) 154.
Hompengangh 61.
Gorontalo 40, 41, 42, 49, 50, Honimoa
51, 52, 65, 35.

69, 70, 72, 80, 81, 82, 83, 85, 110, Hoofmans 36.
(Isaak-)
120, 122, 128, 159, 180, 182, 189. Huisman (Isaacus-) 45.

Graafland (N.-) 7,8, 184.


9, Hullu (Dr. J. de-) 139.

Groot Brittannie 172, 176, 178. Hurdt (Anthonio-) 34, 45, 50.
Greven (G. G. W.-) 144.
Hustardt (Jacob-) 14, 15, 61, 107.
Gijn (J. van-) 58.

I.

H.
Ida (de-) 134.

lerland 172.
Haagsch 69.
India 172.
Haak (David-) 88, 90, 103, 146.
Indië, Indisch 6, 21, 28, 81, 108, 128,
Haan (Dr. F. de-) 59. 76.

129, 135, 163, 180, 186.


Haan (de Roode-) 75.
Irot 159.
Haas (Pieter de-) 36.

Haaze (Elias de-) 105.


J-
Hairoen 9, 28.

Halmaheira 167, 168. Jacob (Hendrik-) 190. /ff


Hamer (Galjoot de-) 99. Jala 40.
Haroekoe 35.
Janbat (Sadaha-) 117.

Harthouwer (Willem-) 41.


Jantzen (Saul-) 166.

Harting (Frans Willem-) 164, 165, 166. Japan 71.

Hartman (Hermanus-) 139, 140, 144, Japara 71.


42,
146.
Java-Bode 77.

Hasselbergh (Christiaan-) 54, 58. Javanen, Javaansch


Java, 7, 42, 71, 91,
Hative 35.
180, 184, 185, 189, 195, 196, 197,
Hattala 36.
198, 199.

Hatting (Samuel-) 90, 93, 146. Jezuieten 9, 10.


Heeres (Mr. J. E.-) 11. Johannes (Andries-) =
Sampotta 171.
Heidelberg 48.
Jongh (Adriaan de-) 45, 46.
Heinsius (A.-) 59.
Jongh (Maximiliaan de-) 26, 27.

Helena (de-) 45, 50, 51, 75. Jonker (Pieter de-) 68.
Hellemans (Daniël-) 39, 43.

Hellendoorn (G. J.-) 184. K.


Hemmekam 131, 133,
132, 134. (zie ook
onder C).
Hercules 74.

Herder (Jacobus-) 169. Goede


Kaap de Hoop zie Caab.
Hetzer 152.
Kaboes Koewala = Cabossen.
205

Kadipan =
Cadipan, Caudipan, Cay- Lasut 179.
(Londocambey-)
dipan. Lazaro (San-) zie Filippijnen.

Kaitsjili Coloja 40. Leeuw (Ds. Cornelis 49.


de-) 47,

Kakas = Cakas. Leiden, Leyde 8, 19.

Kalabat = Clabat. Lelivelt (Marter.-) 113.

Kalalo 161, 179.


Lembeh (Poeloe-) 18, 41, 68, 80, 89,

Kalengkongan (Bernardus-) 158, 179. 130, 156.

Kali =
Caly. Lembeh (Straat-) 18.

Kalito 167.
166, Lenting (Ds.-) 184.

Kalo 161. 158.


Lentong =
Lintong (Anthon-)
Kam (Ds. J.-) 184. Lentong (de Wed.-) 170.

Kamassi 160. Lewas (= Liasser, Oeliasser-) 72.


35,
Kambi (Dondo-) 156. Liasse = Lewas.

Kanassa 138. Likoepang 156, 157, 158, 174, 179.

Kansil 102. 7.
Lilang

Kapatarang 158, 162, 184. Lima (Benjamin 35.


de-)
Karinda (Johannes-) 156. Lima (Soouser di-) 48.

Kawankowan 159, 160, 164, 167, 174. Limbeeck 96.

Kawengian 161. Limbotto 40, 180.


49, 50, 51, 81, 82,
Kawilarang (Johannes-) 198. Linemann 184.

Kaytsjillie Ladoali 86. Lingen 108.

Kema 7,9, 18, 20, 41, 65, 126, 127, 128, Linschoten-Vereeniging 8.

130, 131, 132, 134, 156, 158, 176, Lobs (Jacob-) 111.
133,
179, 181, 182. Loehoe 11.

Kemp (P. H. van der-) 180. Loeminoe’oet 5.

Kentjam 179. Lofsangh (Andries-) 86, 87.

Kilapon 156, 179. Loho 151.

Kitsil moeda 81, 83. Lokke 179.

Kitsjil = Maccarompius 85. Lolajang 102.

Koenes (Koene-) 134. Loloda Maccoago- 23, 41, 42, 76, 77, 78,

Koepandakan 102. 79, 88, 90, 96.

Kajongian 179. Londen 66, 180.

Kokka 123. Londocambey Lasut 179.

145. Lompolio 183.


Kombunbing
Kottoebangon 102. Lonto 90, 97, 114, 146, 149, 160, 166,

Kramers (Anthony-) 37. 167.

Lopes (Johan-) 37,

L. Lotta 124, 125, 137, 160.

Lutzouw (von-) 151

Labowa 35. Luxemburg 181

Lago 8.

Lagan 21. M.

Lagoang, Langoang, Langoean, Langoe-

anen, Langoeban, Langouban, Laou- Maadon 7.

bang 55, 60, 93, 94, 137, 145, 159, Macaranga hispida = 6.
wenang

164, 167, 174. Macassar, Makassar,


160, Makassaarsch, Ma-

Lalema 127. kassaren 7, 12, 15, 16, 17, 18, 19, 24,
Lantzius (Erhard Christiaan-) 167, 168, 27, 28, 29, 40, 42, 70,
26, 71, 91, 122.

170. Maccalabah (Salomon-) 111.


103, 105,
Lanzot 157.
Maccarompius (Makarompius-) 76, 77,
Large (Simon de-) 34. 85.
206

Maccoago (Loloda-) zie Loloda.


Mandhareesch, Mandhareezen 39, 40,
Madoera 180, 183.
42, 74, 126, 128.

Madras 172.
Manilha (Princes-) 123.
Maetsuycker (Joan-) 27.
Manilhas, Manilla 12, 13, 19. 30, 31.

Magalhaes (Diego-) 9.
Manoppo 16, 179.
Maginado, Magindanao, Mangindanao,
„ (Christophel-) 130.
Mindanau, Mangindanauwers 7, 16,
„ (Eugenius-) 128, 129.
22, 52, 72, 87, 96, 97, 126, 130, 131,
„ (Franciscus-) 105, 112, 119.

132, 133, 134, 152, 156, 157, 159, 161,


„ (Hendrik-) 119.
162, 193, 195.

(Jacobus-) 96, 97, 102, 105,
Mahatani 160.
119, 128.

Majoe 7.

(Marcus-) 130.
Majoeda 40.
„ (Salomon-) 112, 116, 117, 118

Makarompius zie
Maccarompius. 128.
119,
Makjan 21, 22, 23, 34, 36, 37, 110.
Mantsjoe 30.
Malacca
(Sloep-) 86.
Maondij 57, 58.

Malajoe (Kasteel Oranje) 11,


Maleye Mardijkers 13, 18, 23, 24, 66, 67.
13, 36, 37, 38, 44, 50, 74.
Martheze (Tammo Petrus
Adriaan-)
Malalayang = Maleleian 124, 136, 184, 181, 182.
185.
Martin 181.

Maleleian =
Malalayang. Mascarenhas
(Pero-) 9, 10.

Maleier, Maleisch 9, 11, 23, 36, 37, 38, Mast (Anthonij van der-) 85, 86.
39, 42, 45, 46, 48, Mataram
54, 57, 71, 108, 16, 30.
122, 132, 135, 140, 150, 183. Matelieff de Jonge (Cornelis-) 11.
Mamait 161, 179. Mattern 184.

Manado, Manadoneezen, Manadoreezen Mattheosz (Adam-) 179.


6,7, 8,9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16. Mattheosz
(Urbanus-), Poeloewang, Pu-
17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, wulang 148, 149, 150, 170 179, 183,
27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 38, 39, 195.

40, 41, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, Matulandi 179.

50, 51, 52, 53, 55, 57, 58, 59, 61, 62, Maurits (Prins-) 34.
63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, Mawoering, Moewoering, Oewoerang
73, 74, 75, 76, 77, 78, 85, 86, 87, 88, zie
Amoerang.
89, 90, 93, 94, 95, 96, 97, 101, 102, 103 Nalo
May 179.

104, 105, 106, 107, 108. 110, 111, 112’, Meau 11.

113, 114, 115, 116, 117, 118,’ 119, 120, Meder


(Anthony Everhard-) 116.
121, 122, 123, 124, 125, 126, 127, 128. Medes, Miedes (Francisco de-) 22, 25.
129, 130, 131, 132, 133, 134, 135, 137^ Menangelabo =
Monangolabo 15, 42.
139, 140, 144, 145, 146, 148, Mennisten
154, 155, 74.

156, 157, 158, 160, 161, 162, 163, 164, Meyer (J. N. L.-) 170, 179.

165, 166, 167, 168, 169, 170, 171, Meyert


172, (Abraham-) 62, 74, 77.

173, 174, 175, 176, 177, 179, 180, 18l! Middelburg (Schip-) 77.

182, 183, 184, 185, 186, 194 196, 197, Middelburg (Wapen van-) 81, 83, 84.
199.
Middelkoop (Jacobus Albertus van-)
Manado (de-) 126.
180, 181, 182.

Manado (Oud-) 6,8, 126.


15, 59, 60, Minanga 46.

Manado Toea zie Manado (Oud-). Minahassa, Minahassers, Minahassisch 5,


Manapiring 160.
6,7, 8, 10, 13, 14,
11, 15, 18, 19, 23,
Manarow 6,8, 15. 25, 29, 30, 31, 49, 51, 53, 54, 59, 78,
Mandagie 125. 88, 89, 94, 96, 98, 105, 111 113, 117,
Mandarsaha 23, 27,
16, 40, 51. 119, 122, 124, 126, 130, 134, 135, 137,
207

139, 140, 141, 150, 153, 154, 163, Nederlanden 11,


155, 181.

169, 170, 171, 175, 182, 183, 184,’ 185, Nederlandsch-lndië 5,6, 34, 90, 139,
186, 189, 190, 194, 195, 196, 199, 200. 140, 146, 170, 196, 199.

Ming 30. Negorij Baroe 93, 94, 97, 98, 116, 123,
Mocolensam 179.
125, 151, 156, 173, 179.

Moewoering, Mawoering, Amoerang, Nelson (Thomas-) 171, 179.

Oewoerang zie Amoerang. Neptunus 43, 71.

Mogondou, Mougondou, Mogonders, Nero 69.

Mongonders 6,7, 65, 76, 77, 102, 103, Nieuland (Jan-) 128.

113, 117, 118, 119, 120, 122, 126, 128, Nieuwendam 25.

129. Nieuwe Negorij zie Baroe.


Negorij
Mojang 102. Noessalaoet 35.

Mokalo 159.
Noessanivel 35.

Molibago 159.
Nova Guinea 97.

Molucco (Jacht-) 61. Nova Guinea (pantjallang-) 99.

Moluccos, Molukkes, Molukken 9, 13, Nijs (de-) 181.

17, 18, 19, 21, 22, 23, 26, 34, 36, 39,
47, 50, 53, 54, 55, 59, 63, 64, 65, 67, O.

68, 83, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 96, 97,
104, 105, 106, 108, 109, 110, 111,
11?’ Oebi 34, 67.

119, 121, 122, 127, 128, 130, 135, Oeliasser


124, zie Lewas.

148, 154, 155, 163, 171, 172, 180, 181, Oesterbergen 65.

182, 183, 184, 185, 186, 187.


Oewanga 102.

Monango Labo zie Menangelabo. Oewoeran(g) zie Amoerang.


Mondona 88.
Ogelwight (D.-) 148.

Mongondou zie
Mogondou. Oliphant (de-) 22.
Montanus (Ds. Jacobus-) 34, Olofs
44, 45, 46, (Andries-) 45.

61, 71, 72, 74.


Oma 35.

Moordenaarsgat 76.
Ombing 94.

Mooren 190.
Ombo 167.

Mooy (Ds. J.-) 35. Oost-Indië 12, 34, 154, 171, 185.

Motobooy 102. Oost Indische Compagnie 11, 12, 21.

Mouhanay 102. Opatia =


Opatija 179.
(Gerrit-) 156,
Moulin (Augustin du-) 86. Ophicephalus striatus 42.

Moumbie 157.
Orang Badjoes, Badjos, Bwadjoes, Wa-

Mozes 111.
djoes zie Badjoes.
Muller 181. Oranje (Kasteel-) 11, 22, 23, 97, 108,
Muller (D.-) 184. 111.
110,
Munnik (Hermanus-) 129.
Nassau 181.
Oranje
Munster 13.
Ossenbergen 65.

Mijlendonk (J. E. van-) 119, 129. Otam 102.

Oude Negorij 97,

N. Oudhoorn (Willem 90.


van-)

Ougelbij (Alexander-) 37.

Nalo 160, 166.


Ouw 35.

Nautilus 181.
Overstraten (Jan-) 14

Nederland, Nederlanders, Nederlandsch,


5. 6, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 26, 32, 36, P.

45, 52, 54, 55, 69, 72, 77, 85, 87, 90,

111, 140, 144, 146, 154, 180, 181, 182, Paat 90, 97, 114, 146.

183, 184, 196,


185, 197, 200. Pacat Soepit 57, 58.
208

Padang 81, 82, 83, 84, 85.


Polalaihi 42.

Padtbrugge (Robertus-) 37, 50, 51, 52,


Polowakan, Polowakang 160, 179.
53, 54
55, 57, 58, 59, 61, 63. 69,
; 78, Ponosaccan, Ponosacca, Poenutsacca zie
83, 89, 90, 98, 111, 124, 132, 141, Poeloesacan.

142, 146, 155, 159, 196, 200. Ponosakan = Ponosaccan.


Pagalotti (L.-) 171. Pontak 8, 119.
Pais
(Jacobus-) 37.
Ponto
(Hendrik-) 158.
„ (Johannes-) 36.
Portugal, Portugeesch, Portugeezen 8,
Palembang 180.
9, 10, 12, 18, 20, 21, 31, 64, 91.
Palilla 133.
Prediger (Carel Christopher-Jr.) 154, 155,
Paloe 40, 41, 70, 81.
161, 162, 163, 166, 167, 168, 169.
Pandoy 113.
Priangan 59.

Pangalilla 145.
Puluwang =r
Poeloewang.
Pansiano 27.

Pantauw 179.
Q.
Papoes 97.

Parigi 39, 70, 81.


Quandang 126, 128.
Pasanbangka 7.
Quema zie Kema.
Pasoeroean 184.

Passan, Passang 55, 57, 61, 65.


63, 66, R.
79, 80, 93, 94, 137, 139, 142, 158, 159,

164, 167, 174, 176, 180.


Ramboecan(g), Ramboekan, Remboekan,
Patssy 102. Rombocan
41, 55, 60, 93, 98, 161, 167,
Paulsen
(Margaretha-) 35.
174, 184.
Pauwen
(Johannes-) 115, 120. Rano i 8.
Apo
Pele 1 179.
Ranowanko 127, 128.
Pele 2 179.
Ranty (Pedro-) 57, 58.
Pelenkahu
(Lucas-) 179, 197.
Ratahan 158, 159, 164, 167, 174 176
Peregrinus (Ds. Gualtherus-) 45, 51. 180.
50,
Petersom (David van-) 98. Ratu
Langie (Dr. G. S. S. J.-) 6.
Petronius 69.
Ratunbanoea 179.
Pfeiffer (Ida-) 77.
Ranch (A.-) 171.

Pielat (Jacob
Christiaan-) 105, 106, 108 Rauwenhoff
(Paulus-) 111.
111.
Reael (Pieter-) 110.
Pietermaat Daniël
(Mr. Frangois Willem-) Reinwardt (Professor C. G. C.-) 170.
197, 199.
Remboekan zie Ramboekan.
Pietersz (Jan-) 25. Revens
(Wielis-) 85.


(Dirck-) 62, 66. Reijnst 12.
Pietersze (A.-) 171. Riedel (Johan Friedrich-) 184.
Pinoba 102. Riedel (Dr. J. G. F.-) 6.
Piris
(Domingos-) 37, 38. Roentoerambi 156.
Piron (Daniël Jan-) 97.
Romboean zie Ramboecan.
Poegiar =
Poïgar 5. 103, 119, 152. Rome 9.

Poelisan 41.
Romi 19.
Poeloesacan = Ponosaccan 6,7, 41, Romohon(g), Romon(g) 55, 60, 93, 94,
53, 55, 77, 93, 94, 120, 126, 139, 142,’ 159, 160, 173, 174.
158, 159, 164, 167, 174, 176, 180. Romondor 156.

Poeloewang =
Puluwang zie Mattheosz Romong zie Romohon(g).
Urbanus.
Ronde (Krijn de-) 84.
Poïgar zie Poegiar. Rondonuwu 157.
Pojowa 102. Roode Haan
(de-) 75.
209

Roos (de-) 126. Siauw, Siauwers, Ciauw, Siauw 11, 12,


Roos (J. F.-) 184, 186, 194. 19, 20, 22, 25, 26, 31, 32, 34, 41, 45,

Rooselaar (Pieter-) 63, 97. 46, 47, 51, 52 53, 77, 78, 81, 84, 85,
;

Rousselet (Ds.-) 135. 109, 128.

Rugiean 179. Sibelius (Petrus-) 22.

Ruminkewat (Theodorus Frederik-) 161. Sieberg (Johannes-) 154.

Ruminde (Alexander-) 139. Sigaar 156, 179.

Runto 179. Sinderen (Ds. van-) 129.

Runtuwena 179. Sipman


Sipaman, (Jochem-) 28, 32.

Ruttensz (Claas-) 44. Sirius (de-) 196.

Slot (F. van der-) 171.

S. (Cornelis
Sluys van der-) 81.

Smit (Jan-) 113, 115, 124.

Sa (Enrique de-) 9. Smith (Harmen-) 80.


79,
Saban 65.
57, 61, Soepit =
Supit 90, 96, 97, 101, 114, 146.

Saccan, Sakkan 52, 57, 61, 63, 65, 79.


Soerabaya 183.

Sage (Salomon le-) 89, 90, 143, 146. Soisa (Bartolomeo de-) 14.

Sagouboom (de-) 23. Solo Archipel 12.

Sakkan zie Saccan.


Somondag 145.

Salama Dongi 76. 159.


Sondag
Samboeanga 149. Sonder 159, 160, 164, 167, 173, 174, 196.

Samine (Carel-) 37, 66.


Soya 35.

Samolla 136, 137. Spanbroeck 75.


(de-)

Sampotta (Andries Johannes-) 171.


Spanjaardsgat 9.

Sanders (L.-) 170.


Spanje, Spanjaarden, Spaansch 6,7, 8,
Sandlooper (de-) 25. 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 18, 19, 20,
Sangare (Johannes-) 198.
21, 22, 24, 25, 30, 39, 41, 45, 46, 52,
Sangi, Sangi-eilanden, Sangir, Sangi- 53, 61, 62, 77, 91.

reezen 5,6, 9, 12, 22, 26, 31, 33, 34, Speelman (Cornelis-) 26.

41, 42, 43, 44, 45, 47, 50, 51, 84, Stapel (Dr. F. 26.
W.-)
109, 112.
Steenkuyler (=: Steynkuyler), (Harmen
San Lazaro 8.
88.
Jansz-) 87,
Saparoea 35, 182. Succes (de-) 182.

Sapoetan 7.
Sumanpow (Hermanus-) 132, 133.

Saronson 55, 60, 174.


Sunit 125.

Sawanga 123.
(Aris
Supit Tolelieuw) (= Soepit) 113,
Saway (Bastiaan-) 57, 62.
114, 116.

Schaaf (Frederik-) 36. Supit (Jacob-) 160, 170, 171, 179.

Scharam (M,-) 170 179.


(Pacat-) 57, 58.

Schierstein (J. D.-) 53, 135, 137, 144, Sweerden (= Sweerdius) (Ds. Johannes
145.
van den-) 36.

Schildpadseilanden (= Togiaseilanden) (Jan-) 105.


Swigtman
70.
Sybranlsz (Henrik-) 39, 46.
44,
Schoonderwoerd (Jacob 124.
van-)
T.
Schoonzigt (Schip-) 132.

Schwarz (Johan Gottlieb-) 184.


Tabali 40 72.

Serappong 165. Tabaloejang 103.

Seroijen (Wouter-) 13. Tabang 102.

Seydelman (Johan Lebregt-) 123, 125, Taboecan, Taboekan, Tabuco, Tam-

127.
boeco, Taboecanders 12, 52, 71, 75,
Siam 12. 107.
210

Tagelando, Tagoelanda, Tagulanda 16, Tombassian, Fombatchian, Tombatsjati


20, 21, 22, 23, 25, 26, 31, 33, 34, 39, 55, 60, 63, 93, 94, 160, 173, 174.
41, 42, 43, 44, 46, 47, 48, 50, 51, 52. Tombelakka, zie Tumbelakka.
68, 84.
78, Tomboeloe, Tomboeloesch 6,7, 8.
1
alaud-eilanden 5, 43.
Tomini 51, 63, 70, 81, 84, 128.
I ahsei 6.
Tomohon, Tomon 55, 60, 62, 66, 93, 94,
1 alumoppa 160.
97, 114, 123, 124, 149, 150, 160, 166,
lambahanij 103.
167, 174.

1 ambocco zie 1 aboecan. Tomon zie Tomohon.


Tanawanko 156, 160, 166, 171, 179. Tompakewa 6, 7.

1 aroena 33, 48, 62, 100.


Tompasso 7
55, 60, 88, 93, 94, 137,
l asikela 8.
159, 164, 167, 173, 174.
Tataren 71.
Toncea, Tonsea 6,7,
41, 55, 64, 65, 93,
Tatteli, Tetillie, Tuteli, 53, 124, 125, 94, 97, 10Ü, 122, 123, 124, 125, 132,
135, 136, 137, 160.
133, 134, 145, 158, 159, 167, 169, 174,
Tayouan 31.
30, 175, 196, 197.

Pehoe (Henrik-) 37.


Tondano, Tondaners 7,9, 18, 19, 20, 21,
Ternate, Ternatanen, Ternataansch 6, 41, 42, 55, 60, 64, 66, 93, 97, 98, 100,
7,8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 103, 122, 125, 135, 139, 145, 158, 160,
20, 21, 22, 24, 25, 26, 17o’
27, 29, 30, 31, 162, 163, 165, 166, 167, 168, 169,
33. 34, 36, 37, 40, 41, 45, 47, 49, 50, 174, 179, 183, 196, 197.

51, 52, 53, 58, 61, 63, 66, 67, 68,


59, Tondano beneden 166, 173.

74, 75, 81, 85, 86, 87, 89, 91, 94, 95, Tondano (Groot-) 166.

96, 97, 107, 108, 110, lil, 112, 113, Tondano-meer 7.

117, 118, 120, 121, 122, 123, 124, 125, Tondano (Nieuw-) 156, 157.

129, 130, 131, 132, 133, 135, 138, 139, Tondano Toulimambot 161, 197, 198,
141, 142, 143, 144, 146, 152, 155,’ 156, 199.

158, 162, 166, 167, 168, 169, 171, Tonderoekan


170, 6.

180, 181, 184, 185, 190, 194.


Tonkimbout-boven 55, 60, 94, 98.
93,
Tetillie (= Tattelie). Tonkinbout-omlaag 55, 60, 93, 94, 98.

Thedong 128, 132.


Tonsabang, Tonsawan, Tonsawang 6,
Thelderiüs (de Wed.-) 171.
7,9, 14, 55, 74, 76, 79, 80, 81, 120,
Theye (Isaak van-) 87, 101, 102.
139, 142, 158, 159, 167
164, 174, 176,
Thierry (Stephanus-) 88, 90, 146.
180.

Thim 87.
Tonsaronson, Tonsarongson 93, 94, 97,
Thomassen (Mr. Jacob Roeland-) 160.
114,
130. Tonsea zie Toncea.

Tidor, Tidore 8, 19, 34, 38, 53, 97, Tonseka 60.


126.
Tontalette, Tontelette 60, 160.
Tiekoali 179.
Tontemboan, Tontemboansch 6, 7.

Tiele (P. A.-) 9, 12, 28.


Tontoli Totholi
= = Totole 9, 21, 39,
Tifor e 7.
40, 86, 156.
T° ar 5.
Totole = Tontoli = Totholi.
Togias-eilanden = Schildpadseilanden 70. Foulian 161.

Toempakan Wenang 6.
Toulimanbot 197, 198,
(Tondano-) 199.

Toloa 23. Toumohon Passalatan 151.

Tolo’er 6.
Tsing 30.

Tolucco 23.
Tumbelakka, Tombelakka (Daniël-) 179.

Tombariri, Tomberi, Tomerery, Tame- Turksch 66, 97.

rery 55, 59, 60, 79, 93, 94, 97, 114, Tuteli zie Tatteli.

160, 167, 174.


Tuju, Tuyo 159, 179.
211

U. 6,8, 9.
Wenang

Wennerstijt (Johannes-) 166, 170, 179.

Utregt (Fort-) 134. Wenthold 130.

Wenzel 186, 194, 195, 196.

V. Werken (Cornelis van-) 98.

Werndly (George Heinrich-) 108 109.


;

Valckenaer (Dr. Paulus Jacob-) 130, 132. Weydemuller 150, 171.

Valentijn (Ds. Frangois-) 21, 31, 34, 45, Wieling (Carel Lodewijk-) 163.

63. Wilken 184.

Vasticheyt (de Nederlandsche-) 107. Willems (Augustus-) 34.

Vedder (Ds.-) 129. Wiltensis (Casparus Conradi filius-) 12,

Victoria 35, 50. 36.

Vlamingh (Arnold de- van Oudshoorn) 14. Wittert (Frans-) 11.

Voges (A.-) 199. Woeloer Mahatoes 5.

Voges (Gaspar-) 96. Woerd (Qijsbert 99.


van der-)

Voorburg 23. Wolf (Hendrik-) 107.

Voorhout (jagt-) 81, 83, 85. Woysang (Qerrit-) 162, 166, 196,
167,

Voor-lndië 66.

Voorst (Antony van-) 22, 23, 61, 77, 109. X.


Vries (Jan de-) 77.

Vrieze (W. H. de-) 170.


Xaverius (S. 28.
Franciscus-)
Xula = Solo.

W.
Xulabessy 87.

Xullok 11, 12, 131

Wadjoe’ zie Badjoes.

Waesan 40.
Y.
Wakary (D.-) 171.

Walak 179.

Yule (H.) 66.


Walewanko 159.

Warenthoudt (Qerard-) 54, 58.

121. Z.
Wasbeek (Adrianus-)

Waterlanders 64, 66, 145.

Watervalsvolken 64, 65. Zeeland 5.

Weda 126. 75,


Zigeuners

Weely (Wilhelmus van-) 104. Zuid-Holland 5.

Weintré (Lodewijk-) 168, 169, 182. Zürich 108.

Weltevreden 183. Zweden 91.

You might also like