Professional Documents
Culture Documents
1hv PO Middeleeuwen
1hv PO Middeleeuwen
1hv PO Middeleeuwen
ik de late middeleeuwen?
Klas 1
2021 - 2022
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
Inleiding
Opdrachten deel I: Rol van handel en steden in de middeleeuwen
Opdrachten deel II: Ziekte, geloof en bijgeloof
Opdrachten deel III: Bouwstijlen, kunst en de Renaissance
Aftekenkaart verslag voor de docent
2
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
Inleiding
Hallo stralende 21ste-eeuwse burgers,
De middeleeuwen worden ook wel gezien als de The Dark Ages (donkere eeuwen). Wie
heeft deze periode deze naam gegeven en waarom? Hoe was het om in deze tijd te leven?
Veel mensen zeggen dat dit een verschrikkelijke tijd is geweest omdat er een grote terugval
was nadat het West-Romeinse Rijk was opgehouden met bestaan. Anderen zeggen dat het
een mooie tijd was waarin de basis is gelegd voor een hoop van onze tradities, gebruiken,
gewoonten en kunst. Voorbeelden zijn carnaval, voetbal, hekserij, de vorming van steden en
het huidige onderwijs.
De komende en tevens de laatste periode voor de zomervakantie werken we aan een project
Hoe overleef ik de Middeleeuwen? Tijdens het project werk je soms alleen, maar vaker in
een groepje. het maken van de opdrachten is het de bedoeling dat je op onderzoek uit gaat
naar het leven, werken en wonen van de mensen uit de middeleeuwen.
Je kan gebruik maken van het internet, je schoolboek en filmpjes op schooltv of youtube.
Ook mag je verder zoeken naar bronnen om je verslag te maken.
Het eindproduct is een verslag waarin jullie alle vragen beantwoorden. Het verslag bestaat
uit drie delen en telt twee keer mee.
De rol van de steden in de middeleeuwen
Het burgerleven tijdens de middeleeuwen
Kunst en bouwstijlen uit de middeleeuwen en Renaissance
Je verslag moet aan de volgende eisen voldoen:
– Leesbaar lettertype en correct Nederlands (Arial 12 is de voorkeur)
– Voorzien van jullie namen, klas en inleverdatum
– Zowel de vragen als de antwoorden staan vermeld
– Antwoorden zijn volledige zinnen en voorzien van juiste interpunctie
– Je mag bronnen gebruiken, maar je vermeldt de bron die je gebruikt per vraag
De eerste stap is het vormen van een groep van twee of hooguit drie leerlingen. Kijk bij je
groep of dit leerlingen zijn waarmee je goed online en in de les kunt samenwerken en
waarvan je ook weet dat ze iets toevoegen aan jouw kwaliteiten. Van je docent ontvang je
alle noodzakelijke informatie in de les. Het is de bedoeling dat je per les één onderwerp
uitwerkt. Het zijn veel opdrachten, dus een goede planning en werktempo zijn van belang.
Op de aftekenkaart worden je vorderingen bijgehouden per les door de docent.
3
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
2.
4
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
Bron 1: het stadswapen van Alkmaar. In het Latijn staat geschreven ‘Alkmaar
overwinnaar’.
Om een stad ook ‘stad’ te noemen, heeft een stad ook stadsrechten nodig. Den
Helder is eigenlijk geen stad, omdat Den Helder geen stadsrechten heeft. Zo’n
veertig kilometer ten zuiden van onze gemeente ligt de stad Alkmaar en deze stad
heeft in de hoge middeleeuwen stadsrechten gekregen.
a. Wanneer kreeg Alkmaar stadsrechten en van wie?
b. Wat houdt het in voor stad wanneer het stadsrechten heeft gekregen?
5
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
Een boer verdeelde zijn land in drie stroken: één lag braak, op één strook stond een
zomergraan, en op één strook stond een wintergraan. Elk jaar veranderde de bebouwing
van elk stukje grond.
a. Geef een voorbeeld van een zomer -en wintergraan.
b. Waarom zorgde het drieslagstelsel voor een grotere oogst? Noem minimaal twee
redenen.
6
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
4. Tot omstreeks 1100 waren de boeren afhankelijk van een leenman. Zij woonden in
kleine boerderijen op het land van de heer en werkten in ruil daarvoor op het land en
stonden een deel van de oogst af. Door het productieoverschot van het
drieslagstelsel groeide de bevolking, maar daardoor kwamen te veel mensen op de
grond van de leenman te wonen. De leenman stuurde een deel van de boeren naar
ongebruikte gebieden op zijn grond. Als de boeren deze grond zouden bewerken,
konden misschien verder zonder hun status van horige. Hierdoor konden deze vrije
boeren kiezen voor een nieuw leven als ambachtsman en gingen handelen in de
buurt van kerken en kloosters, of bij knooppunten van wegen.
De eerste dorpjes werden gebouwd in de buurt van een veilige plaats of knooppunt
van wegen of rivieren. We hebben geleerd dat buiten het dorp veel onveiligheid was,
en een muur was daarom omringd door een muur. Het was logisch dat burgers
zochten naar veiligheid in hun dorp of stad, vanwege de handel. Daar werd veel
verdiend en dit was een uitstekende prooi voor invallers van buitenaf. De dorpen
begonnen te groeien, de handel kwam op en langzamerhand werden het kleine
steden. Toch was er een probleem, want het dorp was nog steeds grond van de
leenheer. De kooplieden en andere belangrijke burgers vroegen dan ook om het
verlenen van stadsrechten aan de leenheer. Daarbij hoorden twee belangrijke
rechten: het recht om zelf te besturen en het recht om de rechtspraak te regelen.
Zodra een dorpjes deze rechten had gekregen kon zij zichzelf een ‘stad’ noemen.
Gekozen burgers werden de baas in het bestuur en maakten de wetten en regels.
Deze mensen in het bestuur werden schepenen genoemd. Wie de wetten overtrad
werd bekeurd door de rechtbank, toen heette het de schepenbank. De leenheer hield
7
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
wel toezicht op de stad. Hij benoemde een schout die controleerde of alles goed
verliep en de veiligheid waarborgde. Een goed bestuurde stad was aantrekkelijk voor
handelaren en ambachtslieden. De ambachtslieden beschermen hun handel door
verenigingen te vormen met elkaar. Deze verenigingen noemen we gildes. Alleen als
je lid was van het gilde mocht je het beroep in de stad uitoefenen, maar om lid te
worden moest je wel aantonen in een meesterproef dat jouw producten van goede
kwaliteit waren. De producten van een gilde werden op jaarmarkten verkocht en deze
markten trokken mensen uit allerlei uithoeken van Europa. Zo raakte de bevolking
bekend met producten uit heel Europa en was er sprake van uitwisseling van kennis
en producten.
a. Welke groep mensen kwam bij de boeren in de derde stand van de bestaande
standensamenleving?
b. Waarom benoemde de leenheer een schout? Leg je antwoord uit.
c. Zoek uit wat we bedoelen met schepenen en uit welke stand deze afkomstig waren.
d. Veel steden sloten een samenwerkingsverband: de Hanze. Zoek op en noteer dit als
antwoord.
1. Welke hedendaagse Nederlandse steden waren lid van de Hanze? Noem er
minimaal vijf.
2. Welke stad was in de praktijk de leider van de Hanze?
3. Hoeveel steden waren op het hoogtepunt lid van de Hanze?
4. Noem minimaal twee voordelen die steden hadden bij een lidmaatschap of
samenwerking en leg deze voordelen ook uit.
a. De periode van de late middeleeuwen wordt de tijd van Steden en Staten genoemd
(hoofdstuk 5 en 6 in jullie tekstboek). Geef je commentaar op deze naam door aan te
geven waarom we deze tijd zo noemen. Je mag hier je tekstboek voor gebruiken.
b. Jullie hebben geleerd dat het christendom snel kon verspreiden door de kruistochten.
Leg het verband uit tussen kruistochten, verspreiding van het christendom en
toename van handel tussen Europa en het Midden-Oosten aan het einde van de
middeleeuwen.
8
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
1. Hieronder staat een link naar een filmpje over de pest in Europa. De pest, ook wel
de Zwarte Dood genoemd, was een ziekte die in Europa voor miljoenen doden
zorgde. Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vragen (het kan zijn dat je het
filmpje af en toe moet stopzetten en/of opnieuw moet bekijken om je antwoord te
formuleren).
http://www.schooltv.nl/video/de-zwarte-dood-de-pest-raast-door-europa/
a. Hoe wist men in de middeleeuwen dat je de pest had? Noem vier kenmerken.
b. Wat werd er gedaan wanneer bij iemand de pest werd geconstateerd?
c. Bedenk twee manieren waarop iemand besmet kon raken met de pest en dit uit.
d. Waar kwam de ziekte vandaan en hoe is deze naar Europa gekomen?
e. Wisten mensen in de middeleeuwen dat de pest van een bacterie kwam?
Waarom wel/niet?
In de periode 1347-1351 heeft de Zwarte Dood ervoor gezorgd dat een derde deel
van alle Europeanen stierf, destijds enkele tientallen miljoenen. Een regelrechte
ramp dus. Zoals vaker gebeurde bij grote rampen en onheil ging men op zoek naar
de schuldigen. Zo werden onder meer de Joden beschuldigd van het vergiftigen van
waterputten en bronnen en het mengen van een verdachte stof in het eten. Men zag
echter dat ook de Joden getroffen werden door de ziekte. Het kwam ook voor dat
Joden niet besmet werden maar men wist niet dat dit kwam door andere leef- en
voedingsgewoonten en een betere hygiëne. Neem bijvoorbeeld Balavignus, een
Joodse arts in Straatsburg. Hij gaf in 1348 bevel om de hele Joodse wijk schoon te
maken en al het afval te verbranden. Dankzij deze complete schoonmaak
9verdwenen de ratten en vlooien naar omliggende wijken en steden. Het resultaat
was dat in de wijk van Balavignus slechts 5% van de bevolking slachtoffer werd van
de Zwarte Dood. In plaats van dat men de maatregelen van Balavignus overnam,
klaagde men hem aan als een van de hoofdschuldige voor de verspreiding van de
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
rampspoed dreigde. Een goed voorbeeld waar een heilige wordt vereerd is de Sint
Jan in Den Bosch, waar nu nog het Mariabeeld van de 'Zoete Moeder' staat. Het
houten beeld komt uit de veertiende eeuw en werd ook in de middeleeuwen in deze
10
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
kerk vereerd. Mensen kwamen van ver om de hulp Maria in te roepen, waarbij ze
een 'tegenprestatie' beloofden, bijvoorbeeld geld geven aan de kerk of een
geschenk. Op Middeleeuwse afbeeldingen van de kerk zien we dat het gebouw toen
erg vol was: er hangen kledingstukken genezen mensen, krukken en stokken van
genezen lammen en scheepsmodellen van zeelui, die de bescherming van Maria
voor hun gevaarlijke reis vroegen, of door haar aan te roepen een zware storm
hadden overleefd.
Ook thuis werden de heiligen vereerd door kleine beeldjes van heiligen in huis neer
te zetten. De feestdagen waarop de middeleeuwers niet hoefden te werken (zo'n
honderd dagen per jaar) waren heiligenfeesten met als hoogtepunt een kerkdienst
waarin alle maatschappelijke groepen samenkwamen. Daarnaast was de zondag
vaak een dag voor burgers om naast de kerk, ook een markt of kermis te bezoeken.
Voor Middeleeuwse mensen is het geloof niet weg te denken en was er zonder de
verzorging van allerlei heiligen geen hoop op genezing of redding. De kerk was in
tegenstelling tot nu een instituut waar iedereen gebruik van maakte. Het centrale
kerkgebouw, in steden met een bisschopszetel de kathedraal, was het belangrijkste
gebouw van de stad. Dit gebouw moest natuurlijk groter en mooier zijn - en een
hogere toren hebben - dan die in de nabijgelegen steden.
11
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
b. Bedenk waarom geestelijken zich grote zorgen maakte over de ideeën van Geert
Grote. Leg uit.
c. Zoals in de tekst staat geschreven is de Moderne Devotie het begin van de
Reformatie. Zoek op internet op wat de Reformatie is en leg in je eigen woorden
uit wat we met dit begrip bedoelen.
d. Wat voor rol speelde het onderwijs in het verspreiden van de ideeën van de
Moderne Devotie? Leg uit.
5. Lees onderstaande tekst en bron 8 over Erasmus. Gebruik het volgende filmpje op
schooltv:
https://schooltv.nl/video/erasmus-wie-was-erasmus/#q=erasmus
dan wij nu gewend zijn is zeker een feit. Bron 7: Enkele regels uit het
etiquetteboekje van Erasmus
De Nederlandse filosoof en schrijver
Erasmus heeft in 1530 een etiquetteboekje geschreven. In dit soort
manierenboekjes, waarvan er sinds de late middeleeuwen veel verschenen, werd
verteld hoe de burgerij zich diende te gedragen. De adel had al zijn eigen etiquette
13
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
en nu had de burgerij het ook. Alle mogelijke soorten van gedrag werden hierin
besproken, waaronder het gedrag aan tafel.
Voordat mensen borden ging gebruiken, at men van ronde of rechthoekige plankjes
van hout of van tin. Soms werden er zelfs dikke plakken brood gebruikt waarop het
voedsel werd gelegd. Gedurende de maaltijd namen deze dikke boterhammen de
(vlees)sappen op en werden na de maaltijd weggegooid of aan de armen gegeven.
Pas halverwege de zestiende eeuw werd het de gewoonte om direct van (stenen)
borden te eten.
Voor de introductie van het bord was het mes het belangrijkste en vaak enige bestek
aan tafel. Messen werden gebruikt om iets op te pakken of te prikken, om eten mee
naar de mond te brengen en natuurlijk om mee te snijden. Vorken bestonden ook,
maar werden weinig gebruikt. Vorken werden in verband gebracht met de duivel,
omdat een vork lijkt alsof het horens heeft zoals een duivel. Ze werden daarom bijna
alleen maar gebruikt om een stuk vlees mee vast te houden, zodat deze makkelijk
gesneden kon worden. Het duurde zeker tot het eind van de zeventiende eeuw dat
de eetvork echt werd gebruikt. Hoe ongemanierd het ook leek, het eten met de
handen is wel degelijk omgeven door regels en voorschriften. Volgens Erasmus moet
je de vettige vingers die je hierbij oploopt niet aflikken of aan je kleren afvegen.
"Gebruik daarvoor een servet", schreef hij. Deze tafeldoeken maakten dan ook al
zeer lange deel uit van de middeleeuwse tafel.
https://www.youtube.com/watch?v=8JDVU-IdAW0
a. Waar werden heksen van beschuldigd?
14
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
16
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
17
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
b. Zoek op internet een afbeelding van een Gotische kerk waarop veel van de
kenmerken van een Gotische kerk te zien zijn. Geef ook aan welke
kenmerken op de afbeelding te zien zijn. Noteer ook de kenmerken die
ontbreken.
18
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
a. Jheronimus Bosch werd een aantal jaar geleden geëerd met een grote
tentoonstelling in zijn stad Den Bosch. Zoek op waarom deze tentoonstelling
werd gehouden en wat daar zo bijzonder aan was.
b. Waarom zou hij van naam zijn veranderd?
c. Hoe kwam Jeroen Bosch aan zijn inspiratie?
d. Waarom bleef een getalenteerde schilder als Jeroen Bosch in Den Bosch
wonen en ging hij niet naar Amsterdam? Geef twee redenen.
19
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
7. Gebruik onderstaande afbeeldingen. Geef aan uit welke periode elk kunstwerk
komt: uit de middeleeuwen of de Renaissance. Leg je antwoord ook uit.
Afbeelding A
Afbeelding B
Afbeelding C Afbeelding D
20
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
8. In het begin van de vijftiende eeuw komt in Italië een nieuwe kunststroming op, de
renaissance. Met de renaissance worden de middeleeuwen beëindigd. Als de mensen in die
tijd een kunstenaar wilde prijzen, zeiden zij dat zijn manier van werk even goed was als dat
van de meesters uit de Oudheid. De kunst uit de renaissance lijkt veel op de kunst van de
Oudheid. Renaissance schilders wilden zo realistisch mogelijk afbeelden. Er wordt bedoeld
dat personen daadwerkelijk werden afgebeeld zoals zij er ook uit zagen.
a. Bekijk bron 12. Bedenk waarom grootvader op het schilderij niet zo blij zou
zijn met de realistische manier van schilderen? Leg uit.
21
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
b. Zoek een renaissance schilderij op internet, waar duidelijk te zien is dat niet
de schoonheid wordt afgebeeld, maar de realiteit. Vermeld ook de naam en
schilder van het schilderij.
22
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
Bron 13: De annunciatie. De engel vertelt Maria dat ze in verwachting is. Beide
schilderijen vertellen hetzelfde verhaal, maar komen uit een andere periode.
23
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
Bron 15: Een schets van het Palazzo Rucellai, een gebouw uit 1451 in Florence (Italië). Het
gebouw is ontworpen door de architect Alberti, die zijn inspiratie haalde uit de Romeinse
Oudheid.
a. Bekijk en gebruik bron 16. Waarom past het Palazzo Rucellai goed bij de
renaissance? Noem minimaal drie kenmerken.
b. Over de Griekse en Romeinse bouwkunst heb je geleerd dat er werd
geprobeerd om ‘perfectie’ te bereiken. Leg uit waarom ‘perfectie’ ook goed
past bij de bouwkunst uit de renaissance?
24
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
c. Bedenk hoe iemand uit de zestiende eeuw het Palazzo Rucellai zal
beschrijven. Zal de persoon het omschrijven als klassieke of eigentijdse
architectuur? Leg uit.
25
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’
26