1hv PO Middeleeuwen

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 26

Inlevingsopdracht: Hoe overleef

ik de late middeleeuwen?
Klas 1
2021 - 2022
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

Inhoudsopgave van dit boekje:

Inleiding
Opdrachten deel I: Rol van handel en steden in de middeleeuwen
Opdrachten deel II: Ziekte, geloof en bijgeloof
Opdrachten deel III: Bouwstijlen, kunst en de Renaissance
Aftekenkaart verslag voor de docent

2
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

Inleiding
Hallo stralende 21ste-eeuwse burgers,

De middeleeuwen worden ook wel gezien als de The Dark Ages (donkere eeuwen). Wie
heeft deze periode deze naam gegeven en waarom? Hoe was het om in deze tijd te leven?
Veel mensen zeggen dat dit een verschrikkelijke tijd is geweest omdat er een grote terugval
was nadat het West-Romeinse Rijk was opgehouden met bestaan. Anderen zeggen dat het
een mooie tijd was waarin de basis is gelegd voor een hoop van onze tradities, gebruiken,
gewoonten en kunst. Voorbeelden zijn carnaval, voetbal, hekserij, de vorming van steden en
het huidige onderwijs.

De komende en tevens de laatste periode voor de zomervakantie werken we aan een project
Hoe overleef ik de Middeleeuwen? Tijdens het project werk je soms alleen, maar vaker in
een groepje. het maken van de opdrachten is het de bedoeling dat je op onderzoek uit gaat
naar het leven, werken en wonen van de mensen uit de middeleeuwen.
Je kan gebruik maken van het internet, je schoolboek en filmpjes op schooltv of youtube.
Ook mag je verder zoeken naar bronnen om je verslag te maken.

Het eindproduct is een verslag waarin jullie alle vragen beantwoorden. Het verslag bestaat
uit drie delen en telt twee keer mee.
 De rol van de steden in de middeleeuwen
 Het burgerleven tijdens de middeleeuwen
 Kunst en bouwstijlen uit de middeleeuwen en Renaissance
Je verslag moet aan de volgende eisen voldoen:
– Leesbaar lettertype en correct Nederlands (Arial 12 is de voorkeur)
– Voorzien van jullie namen, klas en inleverdatum
– Zowel de vragen als de antwoorden staan vermeld
– Antwoorden zijn volledige zinnen en voorzien van juiste interpunctie
– Je mag bronnen gebruiken, maar je vermeldt de bron die je gebruikt per vraag

De eerste stap is het vormen van een groep van twee of hooguit drie leerlingen. Kijk bij je
groep of dit leerlingen zijn waarmee je goed online en in de les kunt samenwerken en
waarvan je ook weet dat ze iets toevoegen aan jouw kwaliteiten. Van je docent ontvang je
alle noodzakelijke informatie in de les. Het is de bedoeling dat je per les één onderwerp
uitwerkt. Het zijn veel opdrachten, dus een goede planning en werktempo zijn van belang.
Op de aftekenkaart worden je vorderingen bijgehouden per les door de docent.

Veel succes en plezier!

3
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

Opdrachten deel I: De rol van handel en steden in de middeleeuwen.


1. Bekijk het filmpje op schooltv en maak aantekeningen. Aan de hand van het filmpje
kun je onderstaande vragen beantwoorden. Link naar schooltv:
(http://www.schooltv.nl/video/histoclips-stad-in-de-middeleeuwen/#q=stad).
a. Wat is er zo bijzonder aan het Franse stadje Carcassonne?
b. Op welke wijzen kwamen de dorpelingen aan hun voedsel?
c. Van wie was het land waar de horigen op werkten?
d. Welke twee verbetermethoden worden genoemd voor de landbouw in het filmpje?
e. Wat doen de boeren met het productieoverschot van hun spullen?
f. Welke soort plekken waren handig om markten te organiseren?
g. Welke andere ambachten ontstaan in de steeds groter groeiende dorpen?
h. Welke drie rechten worden genoemd om zelf te krijgen bij het stadsrecht?
i. Waarom werd er gebruik gemaakt van een stadsmuur? Leg je antwoord uit.
j. Waar komt de benaming ‘poorters’ vandaan voor de stedelingen? Leg je antwoord uit

2.

4
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

Bron 1: het stadswapen van Alkmaar. In het Latijn staat geschreven ‘Alkmaar
overwinnaar’.

Om een stad ook ‘stad’ te noemen, heeft een stad ook stadsrechten nodig. Den
Helder is eigenlijk geen stad, omdat Den Helder geen stadsrechten heeft. Zo’n
veertig kilometer ten zuiden van onze gemeente ligt de stad Alkmaar en deze stad
heeft in de hoge middeleeuwen stadsrechten gekregen.
a. Wanneer kreeg Alkmaar stadsrechten en van wie?
b. Wat houdt het in voor stad wanneer het stadsrechten heeft gekregen?

5
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

Deze vragen gaan over de verbeteringen in de landbouw en handel.


3. Afgezien van de twee redenen die in het filmpje zijn genoemd, is er nog één manier
om als boer je landbouwgrond te gebruiken. Bekijk bron 2 en het filmpje over het
drieslagstelsel. https://www.youtube.com/watch?v=a77tS26_htg

Bron 2: Het drieslagstelsel. Om de opbrengst te verhogen, werd de grond in drie


stukken verdeeld. Een stuk voor het zomergraan, een stuk voor het wintergraan
en een derde stuk dat niet werd gebruikt (braak leggen).

Een boer verdeelde zijn land in drie stroken: één lag braak, op één strook stond een
zomergraan, en op één strook stond een wintergraan. Elk jaar veranderde de bebouwing
van elk stukje grond.
a. Geef een voorbeeld van een zomer -en wintergraan.
b. Waarom zorgde het drieslagstelsel voor een grotere oogst? Noem minimaal twee
redenen.

6
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

4. Tot omstreeks 1100 waren de boeren afhankelijk van een leenman. Zij woonden in
kleine boerderijen op het land van de heer en werkten in ruil daarvoor op het land en
stonden een deel van de oogst af. Door het productieoverschot van het
drieslagstelsel groeide de bevolking, maar daardoor kwamen te veel mensen op de
grond van de leenman te wonen. De leenman stuurde een deel van de boeren naar
ongebruikte gebieden op zijn grond. Als de boeren deze grond zouden bewerken,
konden misschien verder zonder hun status van horige. Hierdoor konden deze vrije
boeren kiezen voor een nieuw leven als ambachtsman en gingen handelen in de
buurt van kerken en kloosters, of bij knooppunten van wegen.

a. Noem twee voorbeelden van ambachten uit de middeleeuwen en geef een


omschrijving van jouw gekozen ambachten.
b. Boeren hadden twee manieren om een nieuw bestaan op te zetten. Welke twee? (tip:
gebruik je tekstboek, hoofdstuk 4.)
c. Hoe kwamen ambachtslieden aan voedsel? Gebruik in je antwoord platteland en
stad.
d. Waarom werden veel dorpjes gesticht bij kloosters of kerken? Leg uit.
e. Welke meerwaarde had het voor de ambachtslieden om een dorp te stichten bij een
kruising van rivieren of landwegen? Leg je antwoord uit.

5. Lees onderstaande tekst en beantwoord de bijbehorende vragen. Gebruik, waar


mogelijk, het internet.

De eerste dorpjes werden gebouwd in de buurt van een veilige plaats of knooppunt
van wegen of rivieren. We hebben geleerd dat buiten het dorp veel onveiligheid was,
en een muur was daarom omringd door een muur. Het was logisch dat burgers
zochten naar veiligheid in hun dorp of stad, vanwege de handel. Daar werd veel
verdiend en dit was een uitstekende prooi voor invallers van buitenaf. De dorpen
begonnen te groeien, de handel kwam op en langzamerhand werden het kleine
steden. Toch was er een probleem, want het dorp was nog steeds grond van de
leenheer. De kooplieden en andere belangrijke burgers vroegen dan ook om het
verlenen van stadsrechten aan de leenheer. Daarbij hoorden twee belangrijke
rechten: het recht om zelf te besturen en het recht om de rechtspraak te regelen.
Zodra een dorpjes deze rechten had gekregen kon zij zichzelf een ‘stad’ noemen.
Gekozen burgers werden de baas in het bestuur en maakten de wetten en regels.
Deze mensen in het bestuur werden schepenen genoemd. Wie de wetten overtrad
werd bekeurd door de rechtbank, toen heette het de schepenbank. De leenheer hield

7
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

wel toezicht op de stad. Hij benoemde een schout die controleerde of alles goed
verliep en de veiligheid waarborgde. Een goed bestuurde stad was aantrekkelijk voor
handelaren en ambachtslieden. De ambachtslieden beschermen hun handel door
verenigingen te vormen met elkaar. Deze verenigingen noemen we gildes. Alleen als
je lid was van het gilde mocht je het beroep in de stad uitoefenen, maar om lid te
worden moest je wel aantonen in een meesterproef dat jouw producten van goede
kwaliteit waren. De producten van een gilde werden op jaarmarkten verkocht en deze
markten trokken mensen uit allerlei uithoeken van Europa. Zo raakte de bevolking
bekend met producten uit heel Europa en was er sprake van uitwisseling van kennis
en producten.

a. Welke groep mensen kwam bij de boeren in de derde stand van de bestaande
standensamenleving?
b. Waarom benoemde de leenheer een schout? Leg je antwoord uit.
c. Zoek uit wat we bedoelen met schepenen en uit welke stand deze afkomstig waren.
d. Veel steden sloten een samenwerkingsverband: de Hanze. Zoek op en noteer dit als
antwoord.
1. Welke hedendaagse Nederlandse steden waren lid van de Hanze? Noem er
minimaal vijf.
2. Welke stad was in de praktijk de leider van de Hanze?
3. Hoeveel steden waren op het hoogtepunt lid van de Hanze?
4. Noem minimaal twee voordelen die steden hadden bij een lidmaatschap of
samenwerking en leg deze voordelen ook uit.

6. Lees onderstaande tekst en beantwoord de bijbehorende vragen. Gebruik, indien


mogelijk, het internet.

a. De periode van de late middeleeuwen wordt de tijd van Steden en Staten genoemd
(hoofdstuk 5 en 6 in jullie tekstboek). Geef je commentaar op deze naam door aan te
geven waarom we deze tijd zo noemen. Je mag hier je tekstboek voor gebruiken.
b. Jullie hebben geleerd dat het christendom snel kon verspreiden door de kruistochten.
Leg het verband uit tussen kruistochten, verspreiding van het christendom en
toename van handel tussen Europa en het Midden-Oosten aan het einde van de
middeleeuwen.

8
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

Opdrachten deel II: Ziekte, geloof en bijgeloof

Bron 3: Slachtoffers van de builenpest.

1. Hieronder staat een link naar een filmpje over de pest in Europa. De pest, ook wel
de Zwarte Dood genoemd, was een ziekte die in Europa voor miljoenen doden
zorgde. Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vragen (het kan zijn dat je het
filmpje af en toe moet stopzetten en/of opnieuw moet bekijken om je antwoord te
formuleren).

http://www.schooltv.nl/video/de-zwarte-dood-de-pest-raast-door-europa/

a. Hoe wist men in de middeleeuwen dat je de pest had? Noem vier kenmerken.
b. Wat werd er gedaan wanneer bij iemand de pest werd geconstateerd?
c. Bedenk twee manieren waarop iemand besmet kon raken met de pest en dit uit.
d. Waar kwam de ziekte vandaan en hoe is deze naar Europa gekomen?
e. Wisten mensen in de middeleeuwen dat de pest van een bacterie kwam?
Waarom wel/niet?

In de periode 1347-1351 heeft de Zwarte Dood ervoor gezorgd dat een derde deel
van alle Europeanen stierf, destijds enkele tientallen miljoenen. Een regelrechte
ramp dus. Zoals vaker gebeurde bij grote rampen en onheil ging men op zoek naar
de schuldigen. Zo werden onder meer de Joden beschuldigd van het vergiftigen van
waterputten en bronnen en het mengen van een verdachte stof in het eten. Men zag
echter dat ook de Joden getroffen werden door de ziekte. Het kwam ook voor dat
Joden niet besmet werden maar men wist niet dat dit kwam door andere leef- en
voedingsgewoonten en een betere hygiëne. Neem bijvoorbeeld Balavignus, een
Joodse arts in Straatsburg. Hij gaf in 1348 bevel om de hele Joodse wijk schoon te
maken en al het afval te verbranden. Dankzij deze complete schoonmaak
9verdwenen de ratten en vlooien naar omliggende wijken en steden. Het resultaat
was dat in de wijk van Balavignus slechts 5% van de bevolking slachtoffer werd van
de Zwarte Dood. In plaats van dat men de maatregelen van Balavignus overnam,
klaagde men hem aan als een van de hoofdschuldige voor de verspreiding van de
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

2. Lees bron 5 over de Jodenvervolging in de middeleeuwen en de Zwarte Dood.


a. Hoeveel mensen stierven in Europa aan de Zwarte Dood? Hoe is dit te
verklaren (denk aan het filmpje)?
b. Waar werden de Joden van beschuldigd? Leg uit waarom.
c. Werden Joden ook besmet met de pest? Leg uit.
d. Hoe kon het dat veel Joden ook niet besmet raakten? Leg je antwoord uit met
behulp van het voorbeeld van Balavignus.
e. Wat gebeurde er met Balavignus en wat was het gevolg hiervan?
f. Wat zou een andere Middeleeuwse verklaring voor de pest zijn geweest (denk
aan het geloof)?

3. Lees onderstaande tekst en gebruik, waar nodig, het internet om de bijbehorende


vragen te beantwoorden.

De katholieke kerk speelde in de


middeleeuwen een belangrijke rol in het
dagelijks leven. Burgers gingen soms
zelfs dagelijks naar de kerk en niet alleen
om te bidden. De kerk diende niet alleen
maar om het geloof uit te oefenen, maar
het was ook een ontmoetingsplaats.
Wat opvalt is dat veel katholieke kerken
zijn vernoemd naar heiligen, zoals de kerk
hiernaast op de afbeelding. Veel kerken
zijn gebouwd rondom een beeld of reliek
van een heilige. Mensen geloofden dat
Bron 5: De katholieke Sint-Janskathedraal
een heilige kon helpen als er een ongeluk in Den Bosch. Zoals de naam doet
gebeurd was, iemand ziek werd of er vermoeden is de kerk vernoemd.

rampspoed dreigde. Een goed voorbeeld waar een heilige wordt vereerd is de Sint
Jan in Den Bosch, waar nu nog het Mariabeeld van de 'Zoete Moeder' staat. Het
houten beeld komt uit de veertiende eeuw en werd ook in de middeleeuwen in deze

10
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

kerk vereerd. Mensen kwamen van ver om de hulp Maria in te roepen, waarbij ze
een 'tegenprestatie' beloofden, bijvoorbeeld geld geven aan de kerk of een
geschenk. Op Middeleeuwse afbeeldingen van de kerk zien we dat het gebouw toen
erg vol was: er hangen kledingstukken genezen mensen, krukken en stokken van
genezen lammen en scheepsmodellen van zeelui, die de bescherming van Maria
voor hun gevaarlijke reis vroegen, of door haar aan te roepen een zware storm
hadden overleefd.
Ook thuis werden de heiligen vereerd door kleine beeldjes van heiligen in huis neer
te zetten. De feestdagen waarop de middeleeuwers niet hoefden te werken (zo'n
honderd dagen per jaar) waren heiligenfeesten met als hoogtepunt een kerkdienst
waarin alle maatschappelijke groepen samenkwamen. Daarnaast was de zondag
vaak een dag voor burgers om naast de kerk, ook een markt of kermis te bezoeken.
Voor Middeleeuwse mensen is het geloof niet weg te denken en was er zonder de
verzorging van allerlei heiligen geen hoop op genezing of redding. De kerk was in
tegenstelling tot nu een instituut waar iedereen gebruik van maakte. Het centrale
kerkgebouw, in steden met een bisschopszetel de kathedraal, was het belangrijkste
gebouw van de stad. Dit gebouw moest natuurlijk groter en mooier zijn - en een
hogere toren hebben - dan die in de nabijgelegen steden.

a. Waarom gingen mensen in de middeleeuwen vaak naar de kerk? Noem minimaal


drie redenen.
b. Wat gebeurde er op kerkelijke feestdagen? Noem in je antwoord ook een
kerkelijke feestdag.
c. Wat is een heilige en wanneer krijg je binnen de kerk de status heilige?
d. Waarom werden de meeste kerken naar een beschermheilige genoemd?
e. Leg uit wat de rol van een beschermheilige was in het leven van een gewone
burger in de middeleeuwen. Beschrijf daarbij wat deze burger deed en wat de
heilige moest doen voor hem/haar.
f. Wat gebeurde er nadat een heilige een wonder had verricht?
g. Bedenk waarom het kerkgebouw van een bisdom groter, mooier en hoger moest
zijn dan de nabijgelegen kerken in dorpen en steden.

11
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

4. Lees onderstaande tekst en gebruik, waar nodig,


het internet om bijbehorende vragen te
beantwoorden.

In het oosten van Nederland, nabij de stad Zwolle, is er


in de late middeleeuwen een beweging ontstaan uit
behoefte om de katholieke kerk te veranderen. Deze
beweging noemen we de Moderne Devotie. De late
middeleeuwen waren niet de fijnste perioden voor de
burgers. Zo was er veel armoede, honger, ziektes en
de geestelijken verwaarloosden hun belangrijke
Bron 6: Geert Grote aan het
taken. Veel bisschoppen waren uit op macht en werk en hij kijkt naar het mooie
geld, bezig met drank en vrouwen, en keken beeld van de hemel.

nauwelijks om naar de zwakkeren in de samenleving. Ook werden er leugens


verkondigd binnen de kerk over het geloof onder het mom ‘dat staat in de Bijbel.’ Dit
konden geestelijken makkelijk zeggen, omdat veel mensen nog niet konden lezen en
de Bijbel was ook niet geschreven in het Nederlands, maar in het Latijn. Geert Grote
was van mening dat dit moest veranderen binnen de katholieke kerk. Grote kon niet
tegen de ‘schijnheilige rijken’ aan de ene kant van de samenleving en aan de andere
kant ‘de vergeten arme mensen.’ Door middel van geschriften begon Geert Grote de
kerk te bespotten en mensen te overtuigen dat de katholieke kerk fout handelde.
Geert Grote schreef in één van zijn vele brieven: ‘Ga je mee met de massa of beslis
je eigenlijk zelf over jouw invulling van het geloof?’ Hij vond dat mensen zelf moesten
nadenken over het katholieke geloof en dat jezelf de baas was over je eigen
gedachten en relatie met God. Door sober te leven en te leven zoals in de Bijbel
staat, zo kon je als goed christen leven en de hulp van een geestelijke had je niet
nodig. Het onderwijs speelde een belangrijke rol bij de verspreiding van de ideeën
van de Moderne Devotie. Door het onderwijs leerden leerlingen over Geert Grote en
zijn opvattingen. De beweging van de Moderne Devotie wordt wel gezien als een
begin de scheiding in de katholieke kerk. Dit noemen we de Reformatie of
kerkhervorming.

a. Waarom wilde Geert Grote zaken in de kerk veranderen? Leg uit.


12
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

b. Bedenk waarom geestelijken zich grote zorgen maakte over de ideeën van Geert
Grote. Leg uit.
c. Zoals in de tekst staat geschreven is de Moderne Devotie het begin van de
Reformatie. Zoek op internet op wat de Reformatie is en leg in je eigen woorden
uit wat we met dit begrip bedoelen.
d. Wat voor rol speelde het onderwijs in het verspreiden van de ideeën van de
Moderne Devotie? Leg uit.

5. Lees onderstaande tekst en bron 8 over Erasmus. Gebruik het volgende filmpje op
schooltv:
https://schooltv.nl/video/erasmus-wie-was-erasmus/#q=erasmus

Met mes en vork: enkele middeleeuwse tafelmanieren.

Dronken mensen die zich al lachend en “Welnu, sop brood waarvan je al


schreeuwend volproppen met halve gegeten hebt niet nogmaals door de
saus en geef geen eten door dat jij
speenvarkens, vette worsten en gevulde al in je mond gehad hebt. Spuw
kippen. Bij het onderwerp eten in de gekauwd voedsel niet terug op het
bord als je het niet ineens door kunt
Middeleeuwen denken velen meteen aan dit slikken. Een eierschaal met je
soort scènes. Natuurlijk is dit een overdreven nagels leegschrapen is belachelijk
en onfatsoenlijk en met drie vingers
beeld van deze periode, maar dat het er aan in het zoutvaatje zitten verraadt
de middeleeuwse tafel anders aan toe ging boerse manieren.”

dan wij nu gewend zijn is zeker een feit. Bron 7: Enkele regels uit het
etiquetteboekje van Erasmus
De Nederlandse filosoof en schrijver
Erasmus heeft in 1530 een etiquetteboekje geschreven. In dit soort
manierenboekjes, waarvan er sinds de late middeleeuwen veel verschenen, werd
verteld hoe de burgerij zich diende te gedragen. De adel had al zijn eigen etiquette

13
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

en nu had de burgerij het ook. Alle mogelijke soorten van gedrag werden hierin
besproken, waaronder het gedrag aan tafel.
Voordat mensen borden ging gebruiken, at men van ronde of rechthoekige plankjes
van hout of van tin. Soms werden er zelfs dikke plakken brood gebruikt waarop het
voedsel werd gelegd. Gedurende de maaltijd namen deze dikke boterhammen de
(vlees)sappen op en werden na de maaltijd weggegooid of aan de armen gegeven.
Pas halverwege de zestiende eeuw werd het de gewoonte om direct van (stenen)
borden te eten.
Voor de introductie van het bord was het mes het belangrijkste en vaak enige bestek
aan tafel. Messen werden gebruikt om iets op te pakken of te prikken, om eten mee
naar de mond te brengen en natuurlijk om mee te snijden. Vorken bestonden ook,
maar werden weinig gebruikt. Vorken werden in verband gebracht met de duivel,
omdat een vork lijkt alsof het horens heeft zoals een duivel. Ze werden daarom bijna
alleen maar gebruikt om een stuk vlees mee vast te houden, zodat deze makkelijk
gesneden kon worden. Het duurde zeker tot het eind van de zeventiende eeuw dat
de eetvork echt werd gebruikt. Hoe ongemanierd het ook leek, het eten met de
handen is wel degelijk omgeven door regels en voorschriften. Volgens Erasmus moet
je de vettige vingers die je hierbij oploopt niet aflikken of aan je kleren afvegen.
"Gebruik daarvoor een servet", schreef hij. Deze tafeldoeken maakten dan ook al
zeer lange deel uit van de middeleeuwse tafel.

a. Wat is ‘etiquette’ en wat is het nut hiervan?


b. Noem drie manieren van etiquette aan tafel die Erasmus beschrijft.
c. Beschrijf minimaal drie gebruiken aan een middeleeuwse eettafel.
d. Waarom werden vorken bijna niet gebruikt aan tafel? En waar werden vorken
doorgaans wel voor gebruikt?
e. Waaraan kun je herkennen dat de etiquette van Erasmus in 2020 nog steeds
van toepassing zijn?

6. Bekijk het filmpje en geef antwoord op de


volgende vragen.

https://www.youtube.com/watch?v=8JDVU-IdAW0
a. Waar werden heksen van beschuldigd?

14
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

b. Wat moest je doen als je werd beschuldigd van hekserij?


c. Hoe dachten mensen in de middeleeuwen te zien dat je een heks was? Noem
minimaal drie kenmerken.
d. Waarom werden heksen gemarteld?
e. Waarom werden heksen in het water Bron 8: Een heks wordt terechtgesteld,
1447.
gegooid met een gewicht aan hun benen?
f. Waarom was dit een zinloze actie? Leg je antwoord uit.
g. Waarom maakte een heks weinig kans bij het wegen?
h. Waarom was de heksenwaag in de plaats Oudewater zo bijzonder?
i. Waarom lieten veel mensen zich wegen?

Opdrachten deel III: Bouwstijlen, kunst en de Renaissance


1. Lees onderstaande tekst en beantwoord de bijbehorende vragen. Gebruik, waar mogelijk,
het internet.

‘Middeleeuwen’ is een term die eigenlijk meer zegt over de mensen na de


middeleeuwen, dan over het tijdperk zelf. In de vijftiende eeuw gebruikten Italiaanse
geleerden dit woord in combinatie met de term ‘rinascità’ (Italiaans voor
wedergeboorte; re- naissance). Dit betekende dat er een herleving was van kunst,
wetenschap en bouwstijlen uit de Oudheid. Men sprak van ‘wedergeboorte’ omdat de
waarden en ideeën verdwenen na de Oudheid en pas terugkwamen na de
middeleeuwen. Hierdoor kreeg de naam ‘middeleeuwen’ een negatieve lading. Zo
ontstond het idee van barbaarse en duistere tijden, waarin de mensen de waarden
uit de Oudheid waren vergeten. Tot ver in de achttiende eeuw bleef dit negatieve idee
over de middeleeuwen bestaan.
Aan het eind van de achttiende, begin van de negentiende eeuw, ontwikkelde zich
echter een positievere waardering van de Middeleeuwen. De periode die toen
aanbrak was de Romantiek, waar de burgers juist een romantischer beeld kregen
over de middeleeuwen. Men ontdekte in deze periode dat de wortels van veel
aspecten uit onze samenleving, zoals de taal en veel internationale staten, hun
15
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

oorsprong vonden in de middeleeuwen. Kijk ook dit filmpje over de renaissance:


https://www.youtube.com/watch?v=49p-yBlV2Pw
a. Geef aan tussen welke twee perioden uit de geschiedenis de middeleeuwen
valt.
b. Noem de tijdvakken en jaartallen die passen bij de Oudheid en de
middeleeuwen.
c. In welke periode valt de renaissance, noem het tijdvak en jaartallen.
d. Waarom werd de periode die we de middeleeuwen noemen zo genoemd, geef
dit aan met argumenten uit het stukje tekst.
e. Vind je de renaissance een goede naam voor deze periode? Leg je antwoord
uit. Zo niet, geef een nieuwe naam voor deze periode en leg deze naam uit.

2. Lees onderstaande tekst en gebruik, waar nodig, het internet.

De middeleeuwse kunst is in belangrijke


mate beïnvloed door het christendom. De
eerste christenen stonden, net als Joden,
afwijzend tegenover het gebruik van
religieuze afbeeldingen. Een van de
Bijbelse Tien Geboden zegt: “Gij zult geen
godenbeelden maken, geen afbeelding
van enig wezen boven in de hemel,
beneden op aarde of in de wateren onder
het water”. Veel bekeerde christenen Bron 9: Romaanse bouwstijl. Basiliek in
waren afkomstig uit de Romeinse en Velezay (Frankrijk). Gebouw komt uit de
elfde eeuw.
Griekse cultuur, waarin een grote rol was
weggelegd voor religieuze beelden en voorstellingen.
De Romaanse bouwstijl is dateert uit de periode tussen 1050 en 1250. De
Romaanse term is afgeleid van ‘Romeins.’ De Romaanse kunst en dan met name de
bouwkunst, wortelt inderdaad in de Romeinse architectuur: er werden weer grote,
overwelfde ruimten in steen gebouwd op een manier waarop de Romeinen dat
deden. Deze Romaanse stijl verspreidde zich in een snel tempo over Europa door de

16
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

explosieve groei van de kloosters in deze tijd. De Romaanse bouwkunst is


voornamelijk te bestuderen in het belangrijkste type bouwwerk uit de periode: de
kerk.
a. Leg uit wat de overeenkomst is tussen de middeleeuwse architectuur die we
Romaans noemen en de tijd van de Romeinen architectuur.
b. Wat heeft de Romaanse bouwstijl te maken met het christendom?
c. Welke kenmerken horen bij de Romaanse bouwstijl, noteer er minimaal vijf.
d. Zoek bij elk kenmerk (het zijn er meer, maar je moet er minimaal vijf noemen) een
afbeelding, of knip een stukje uit de afbeelding waarin je het kenmerk duidelijk in
beeld brengt.

3. Gotiek is de naam van een laat Middeleeuwse stijl


die is toegepast vanaf 1140 tot 1500 en ook hier is dit
vooral terug te vinden in de kerken. Gotische bouw
valt het best te omschrijven als skeletbouw. Gotische
kerken verschillen duidelijk van uiterlijk in vergelijking
met de Romaanse kerken die in dezelfde periode zijn
gebouwd. Raadpleeg het internet bij het
beantwoorden van de vragen.
a. Vergelijk een Gotische kerk, zoals in bron 11,
op de volgende punten met een Romaanse
kerk. Schrijf je bevindingen op.
 Hoogte van het gebouw
Bron 10: Gotische bouwstijl. De Notre
 Grote van de ramen Dame in Parijs. Gebouw uit de
 Roosvensters twaalfde/dertiende eeuw.
 Locatie van de steunpilaren
 Bogen
 Beeldhouwwerk ter versiering van de kerk.

17
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

b. Zoek op internet een afbeelding van een Gotische kerk waarop veel van de
kenmerken van een Gotische kerk te zien zijn. Geef ook aan welke
kenmerken op de afbeelding te zien zijn. Noteer ook de kenmerken die
ontbreken.

4. Rogier van der Weyden, Jan van Eyck en


Jheronimus Bosch. We noemen deze kunstschilders
die vooral in Vlaanderen werkzaam waren aan het eind
van de vijftiende en begin zestiende eeuw. Ze maakten
gebruik van moderne technieken als olieverf en
perspectief en hun werken zijn naturalistisch en
levendig. Ze combineren de Gotiek met renaissance.
Bekijk het filmpje over Jheronimus Bosch, door Paul
van Loon:
http://www.schooltv.nl/video/schilder-jeroen-bosch- Bron 11: Jheronimus Bosch
paul-van-loon-over-de-bijzondere-schilderijen-van-
jheronimus-bosch/#q=middeleeuwen
a. Noem drie dingen die je opvallen aan de schilderijen van Jeroen (Jheronimus)
Bosch?
b. Waarom wordt er door zijn tijdgenoten gedacht dat hij gek was?
Beargumenteer je antwoord.
c. Wat is het grootste verschil tussen de schilder Jeroen Bosch en andere
schilders uit zijn tijd?
d. Wat is de bijnaam van Jeroen Bosch en leg uit waarom hij deze bijnaam heeft
gekregen.
e. Welke drie voorbeelden kan je noemen van figuren die Jeroen Bosch heeft
geschilderd die passen in onze tijd.

5. Raadpleeg het internet om onderstaande vragen te beantwoorden.

18
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

a. Jheronimus Bosch werd een aantal jaar geleden geëerd met een grote
tentoonstelling in zijn stad Den Bosch. Zoek op waarom deze tentoonstelling
werd gehouden en wat daar zo bijzonder aan was.
b. Waarom zou hij van naam zijn veranderd?
c. Hoe kwam Jeroen Bosch aan zijn inspiratie?
d. Waarom bleef een getalenteerde schilder als Jeroen Bosch in Den Bosch
wonen en ging hij niet naar Amsterdam? Geef twee redenen.

Ontstaan van de Renaissance


Na de middeleeuwen startte de renaissance. Het was alsof de kunst van de Oudheid
opnieuw begon te leven. De renaissance begon rondom 1300 in de Italiaanse steden
en duurde tot ongeveer 1600. De nieuwe cultuur zag je overal terug: de architectuur,
de kunst, de muziek en in wetenschappelijke teksten. Schrijvers en kunstenaars
lieten zich door de Oudheid inspireren. Mensen in de vroegmoderne tijd zagen het
als een breuk met de middeleeuwen. Zodoende hebben de middeleeuwen een
negatieve naam gekregen, zoals ‘de tijd der schaduwen’ of ‘de smerige middentijd.’

6. a. Noem vier middeleeuwse steden waar de Renaissance is begonnen.


b. Beredeneer waarom de mensen uit de Renaissance zo negatief keken naar de
middeleeuwen, terwijl wij juist hebben gezien in hoofdstukken 4 en 5 dat deze
periode niet alleen maar achteruitgang was. Leg je antwoord uit.

Kenmerken van de kunst in de Renaissance


Tijdens de Renaissance veranderde er heel veel in de beeldende kunst. Hier
bedoelen we de bouw- -en schilderkunst. Er zijn een aantal kenmerken die passen
bij kunst uit de Renaissance
- Kunstenaars kregen interesse voor anatomie: zij zochten naar
hoe precies het menselijk lichaam in elkaar zit en verwerkten
deze kennis in hun kunstwerken. Zij wilden het menselijk
lichaam afbeelden in de meest ideale vorm. Zo maakten zij
graag beelden van gespierde en atletische figuren, zoals de
Grieken (hoofdstuk 2)

19
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

- Op middeleeuwse schilderijen kloppen de verhoudingen niet.


Daardoor kun je bij een middeleeuws schilderij vaak moeilijk
bepalen hoe ver iets is of hoe groot. Aan de hand van wiskunde
zorgden kunstenaars voor perspectief. In de Renaissance
begonnen kunstenaars deze techniek steeds meer toe te passen
(diepte en hoogte). Ook beeldhouwers zorgden dat hun werken
klopten.
- De kunstenaar zelf werd belangrijker. Middeleeuwers vonden het
meestal niet zo interessant wie een schilderij of beeld had
gemaakt. Schilderijen en beelden waren dan ook meestal
anoniem. In de Renaissance veranderde dat: kunstenaars
konden juist heel beroemd worden. Dat kwam doordat in deze
periode een nieuw mensbeeld ontstond. In de middeleeuwen
stond het geloof centraal (hoofdstuk 5). Pas na de dood begon
het echte leven. In de Renaissance kwam de mens centraal te
staan en niet zozeer het christendom. Mensen bleven nog wel
gelovig.

7. Gebruik onderstaande afbeeldingen. Geef aan uit welke periode elk kunstwerk
komt: uit de middeleeuwen of de Renaissance. Leg je antwoord ook uit.

Afbeelding A
Afbeelding B
Afbeelding C Afbeelding D

20
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

8. In het begin van de vijftiende eeuw komt in Italië een nieuwe kunststroming op, de
renaissance. Met de renaissance worden de middeleeuwen beëindigd. Als de mensen in die
tijd een kunstenaar wilde prijzen, zeiden zij dat zijn manier van werk even goed was als dat
van de meesters uit de Oudheid. De kunst uit de renaissance lijkt veel op de kunst van de
Oudheid. Renaissance schilders wilden zo realistisch mogelijk afbeelden. Er wordt bedoeld
dat personen daadwerkelijk werden afgebeeld zoals zij er ook uit zagen.

Bron 12: Kleinzoon met grootvader, Ghirlandaio, eind vijftiende eeuw.

a. Bekijk bron 12. Bedenk waarom grootvader op het schilderij niet zo blij zou
zijn met de realistische manier van schilderen? Leg uit.

21
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

b. Zoek een renaissance schilderij op internet, waar duidelijk te zien is dat niet
de schoonheid wordt afgebeeld, maar de realiteit. Vermeld ook de naam en
schilder van het schilderij.

9. In de renaissance wordt de techniek van perspectief ontwikkeld. Ook


onderzochten ze lichtinval en schaduwen. Deze kwamen dan veel terug in hun
schilderijen.
a. Wat is perspectief in een tekening of schilderij: leg het begrip perspectief uit.

22
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

Bron 13: De annunciatie. De engel vertelt Maria dat ze in verwachting is. Beide
schilderijen vertellen hetzelfde verhaal, maar komen uit een andere periode.

b. Bekijk en gebruik 14: welke van de twee schilderijen bevat perspectief in de


afbeelding? Geef van de bron met perspectief aan waar in de afbeelding je dit
terug ziet en welk schilderij past bij de middeleeuwen en welke bij de
renaissance.

10. In de schilderkunst probeerde men de mensfiguren en de ruimte eromheen zo


echt mogelijk weer te geven. Men ging zo veel mogelijk natuurgetrouw schilderen.
De natuur werd met aandacht geschilderd en de achtergrond in een juist perspectief
weergegeven. In de schilderijen uit de renaissance vinden geen afsnijdingen plaats
en de figuren staan in een denkbeeldige driehoeks/ovaal-compositie gerangschikt.
Dit werd als evenwichtig en harmonieus ervaren. Ook is er een voorkeur voor een
symmetrische compositie. Bekijk de aflevering over Leonardo da Vinci van het
klokhuis: https://www.hetklokhuis.nl/onderwerp/leonardo%20da%20vinci
a. Welke kenmerken van de renaissance herken je in het werk van Da Vinci?
b. De renaissance is een periode waarin niet alleen de kunst veranderde. Geef
drie voorbeelden uit het filmpje dit ook van
grote invloed waren voor de renaissance.

23
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

Bron 14: Mona Lisa, geschilderd door Da Vinci. (Begin 16 e


eeuw)
c. Leonardo
Da Vinci hanteerde, net zoals vele renaissance schilders, een realistische
vorm van schilderen. Leg aan de hand van bron 14 uit waar je dat aan kunt
herkennen. Noem twee voorbeelden.

9. Gebruik onderstaande bron om de vragen te beantwoorden. Gebruik, waar nodig,


het internet.

Bron 15: Een schets van het Palazzo Rucellai, een gebouw uit 1451 in Florence (Italië). Het
gebouw is ontworpen door de architect Alberti, die zijn inspiratie haalde uit de Romeinse
Oudheid.
a. Bekijk en gebruik bron 16. Waarom past het Palazzo Rucellai goed bij de
renaissance? Noem minimaal drie kenmerken.
b. Over de Griekse en Romeinse bouwkunst heb je geleerd dat er werd
geprobeerd om ‘perfectie’ te bereiken. Leg uit waarom ‘perfectie’ ook goed
past bij de bouwkunst uit de renaissance?

24
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

c. Bedenk hoe iemand uit de zestiende eeuw het Palazzo Rucellai zal
beschrijven. Zal de persoon het omschrijven als klassieke of eigentijdse
architectuur? Leg uit.

25
P.O ‘Hoe overleef ik de late middeleeuwen?’

Aftekenkaart verslag: Hoe overleef ik de Middeleeuwen?

Deel I: De rol van handel en steden in de middeleeuwen


Nr. Opdracht Afgerond Goed Voldoende Onvoldoende
1        
2        
1        
2        
3        
4        
5        
6        

Deel II: Ziekte, geloof en bijgeloof


Nr. Opdracht Afgerond Goed Voldoende Onvoldoende
1        
2        
1        
2        
3        
4        
5        
6        

Deel III: Kunst en bouwstijlen in de late middeleeuwen


Nr. Opdracht Afgerond Goed Voldoende Onvoldoende
1        
2        
1        
2        
3        
4        
5        
6        
7        
8        
8        
9        

26

You might also like